Hoofdstuk 5 BBV Artikel 59-65 Waardering, activeren en ... 5 Hoofdstuk 5 BBV Artikel 59-65...

23
Hoofdstuk 5 Hoofdstuk 5 BBV Artikel 59-65 Waardering, activeren en afschrijven ACTIVEREN – algemeen Vraag 7 van deel 4 (vóór apr05) Wat is het verschil tussen openbare ruimte met een maatschappelijk nut in artikel 59 van het Besluit begroting en verantwoording en publieke taak in artikel 61. Antwoord Er is voor het begrip publieke taak geen vaste, inhoudelijke definitie te geven. De gemeenteraad bepaalt uiteindelijk op politiek-bestuurlijke gronden welke taken de gemeente uitvoert. Bij het opstellen van het Besluit begroting en verantwoording is ervan uitgegaan dat alle taken vallen onder het begrip publieke taken. In deze zienswijze hebben alle taken die de gemeente uitvoert een maatschappelijk nut. Onder die taken zijn er die eveneens een economisch nut hebben. Deze desbetreffende voorzieningen zijn op de markt verhandelbaar en/of leveren inkomsten op. Voorbeelden hiervan zijn een zwembad, riolering en een stadhuis. Het begrip ‘investeringen in de openbare ruimte met een maatschappelijk nut’ komt voor het eerst voor in artikel 59. Daar gaat het om investeringen die geen economisch nut hebben voor de gemeente of de provincie maar wel een maatschappelijk nut. Dit begrip is ingevoerd omdat voor deze categorie activa andere bepalingen gelden dan voor de activa die voortvloeien uit investeringen met een economisch nut. Het begrip ‘publieke taak’ wordt gebruikt in artikel 61. Dit artikel geeft de condities aan waaronder bijdragen in activa in eigendom van derden kunnen worden geactiveerd. Eén van die condities is dat de investering die tot het actief bij de derde heeft geleid bijdraagt aan de publieke taak. Dat wil zeggen dat er een algemeen belang mee gediend is liggende in de sfeer van de uitvoering van een overheidstaak. NETTO ACTIVEREN – artikel 62, tweede en derde lid Vraag 10 van deel 2 (vóór apr05) Het tweede lid van artikel 62 BBV staat toe dat in geval van een directe relatie tussen een investering en een bijdrage daarin van een derde, netto mag worden geactiveerd. Heeft artikel 62, tweede lid BBV, betrekking op investeringen met een economisch nut? Het in de toelichting bij artikel 62 BBV gegeven eerste voorbeeld van de rijksbijdrage voor de aanleg van een weg (investering met maatschappelijk nut) zaait echter twijfel, of is dit een minder gelukkig gekozen voorbeeld? Antwoord Netto activeren in de gemeentelijke praktijk heeft meestal betrekking op het in mindering brengen van zowel bijdragen van derden als van eigen reserves. Sommigen echter gebruiken de term netto activeren alleen voor het in mindering brengen van bijdragen van derden. Daarom is voor de duidelijkheid in artikel 62 onderscheid aangebracht tussen lid 2 en 3. Zowel bijdragen van derden als reserves worden expliciet genoemd. Lid 2 bepaalt dat de bijdragen van derden (in geval van een directe relatie) bij zowel activa met economisch nut als bij activa met alleen maatschappelijk nut in mindering mogen worden gebracht op de boekwaarde. Lid 3 bepaalt dat de reserves alleen bij activa met een maatschappelijk nut in mindering mogen worden gebracht. Vraag 9 van deel 2 (vóór apr05) Hoe moet worden omgegaan met een investering in de openbare ruimte met een maatschappelijk nut van € 25 miljoen, die voor € 10 miljoen uit een reserve wordt gedekt (eenmalige afschrijving) en die voor € 15 miljoen conform de verordening op basis van artikel 212 Gemeentewet wordt afgeschreven? Antwoord De reserves mogen in mindering worden gebracht bij investeringen in de openbare ruimte met een maatschappelijk nut (artikel 62, derde lid BBV). De investeringen worden in uw Hoofdstuk 5

Transcript of Hoofdstuk 5 BBV Artikel 59-65 Waardering, activeren en ... 5 Hoofdstuk 5 BBV Artikel 59-65...

Hoofdstuk 5

Hoofdstuk 5 BBV Artikel 59-65 Waardering, activeren en afschrijven ACTIVEREN – algemeen Vraag 7 van deel 4 (vóór apr05) Wat is het verschil tussen openbare ruimte met een maatschappelijk nut in artikel 59 van het Besluit begroting en verantwoording en publieke taak in artikel 61. Antwoord Er is voor het begrip publieke taak geen vaste, inhoudelijke definitie te geven. De gemeenteraad bepaalt uiteindelijk op politiek-bestuurlijke gronden welke taken de gemeente uitvoert. Bij het opstellen van het Besluit begroting en verantwoording is ervan uitgegaan dat alle taken vallen onder het begrip publieke taken. In deze zienswijze hebben alle taken die de gemeente uitvoert een maatschappelijk nut. Onder die taken zijn er die eveneens een economisch nut hebben. Deze desbetreffende voorzieningen zijn op de markt verhandelbaar en/of leveren inkomsten op. Voorbeelden hiervan zijn een zwembad, riolering en een stadhuis. Het begrip ‘investeringen in de openbare ruimte met een maatschappelijk nut’ komt voor het eerst voor in artikel 59. Daar gaat het om investeringen die geen economisch nut hebben voor de gemeente of de provincie maar wel een maatschappelijk nut. Dit begrip is ingevoerd omdat voor deze categorie activa andere bepalingen gelden dan voor de activa die voortvloeien uit investeringen met een economisch nut. Het begrip ‘publieke taak’ wordt gebruikt in artikel 61. Dit artikel geeft de condities aan waaronder bijdragen in activa in eigendom van derden kunnen worden geactiveerd. Eén van die condities is dat de investering die tot het actief bij de derde heeft geleid bijdraagt aan de publieke taak. Dat wil zeggen dat er een algemeen belang mee gediend is liggende in de sfeer van de uitvoering van een overheidstaak. NETTO ACTIVEREN – artikel 62, tweede en derde lid Vraag 10 van deel 2 (vóór apr05) Het tweede lid van artikel 62 BBV staat toe dat in geval van een directe relatie tussen een investering en een bijdrage daarin van een derde, netto mag worden geactiveerd. Heeft artikel 62, tweede lid BBV, betrekking op investeringen met een economisch nut? Het in de toelichting bij artikel 62 BBV gegeven eerste voorbeeld van de rijksbijdrage voor de aanleg van een weg (investering met maatschappelijk nut) zaait echter twijfel, of is dit een minder gelukkig gekozen voorbeeld? Antwoord Netto activeren in de gemeentelijke praktijk heeft meestal betrekking op het in mindering brengen van zowel bijdragen van derden als van eigen reserves. Sommigen echter gebruiken de term netto activeren alleen voor het in mindering brengen van bijdragen van derden. Daarom is voor de duidelijkheid in artikel 62 onderscheid aangebracht tussen lid 2 en 3. Zowel bijdragen van derden als reserves worden expliciet genoemd. Lid 2 bepaalt dat de bijdragen van derden (in geval van een directe relatie) bij zowel activa met economisch nut als bij activa met alleen maatschappelijk nut in mindering mogen worden gebracht op de boekwaarde. Lid 3 bepaalt dat de reserves alleen bij activa met een maatschappelijk nut in mindering mogen worden gebracht. Vraag 9 van deel 2 (vóór apr05) Hoe moet worden omgegaan met een investering in de openbare ruimte met een maatschappelijk nut van € 25 miljoen, die voor € 10 miljoen uit een reserve wordt gedekt (eenmalige afschrijving) en die voor € 15 miljoen conform de verordening op basis van artikel 212 Gemeentewet wordt afgeschreven? Antwoord De reserves mogen in mindering worden gebracht bij investeringen in de openbare ruimte met een maatschappelijk nut (artikel 62, derde lid BBV). De investeringen worden in uw

Hoofdstuk 5

Hoofdstuk 5

voorbeeld voor € 15 miljoen geactiveerd. Er wordt een last van € 10 miljoen geboekt op het desbetreffende programma van de begroting en er wordt aan de reserves € 10 miljoen onttrokken. Vraag 4 van deel 6 (vóór apr05) Het is in het kader van stads- en dorpsvernieuwing en nu ‘stedelijke vernieuwing’ gebruikelijk dat gemeenten aanzienlijk aan investeringen bijdragen uit eigen middelen, naast de bijdragen van het Rijk. De gezamenlijke bedragen voor de desbetreffende investeringen plachten te worden geactiveerd en in een periode van x-jaren te worden afgeschreven. Deze gedragslijn is toch ook nog onder het BBV mogelijk? Antwoord Ja, deze gedragslijn is nog steeds mogelijk, maar bij het activeren van deze investeringen is het van belang om onderscheid te maken in investeringen met een economisch nut en investeringen in de openbare ruimte met alleen een maatschappelijk nut. Investeringen met een economisch nut moeten worden geactiveerd, zie het BBV, artikel 59, lid 1. De rijksbijdragen hiervoor mogen op het geactiveerde bedrag in mindering worden gebracht, zie het BBV, artikel 62, lid 2. Investeringen in de openbare ruimte met een maatschappelijk nut worden bij voorkeur niet geactiveerd. Deze investeringen komen direct ten laste van de exploitatie. Indien desondanks toch wordt geactiveerd dan mogen de bijdragen van derden op de investeringen in mindering worden gebracht. Zie ook V&A deel 2, nr 10. ACTIVEREN / INV. ECONOMISCH NUT <-> INV. MAATSCH. NUT – artikel 59 Vraag 5 van deel 11 (vóór apr05) Kunnen we, ter vergelijking, op de website een lijst vinden waarop in hoofdlijnen is aangegeven welke soort van investeringen onder maatschappelijk of economisch vallen? Antwoord Het BBV is hier duidelijk (zie artikel 59 en de toelichting daarop). Activa met (ook) een economisch nut kunnen middelen genereren en/of kunnen verhandelbaar zijn. Voorbeelden hiervan zijn zwembad, riolering, tolweg, vuilnisauto’s, computers, stadhuis, schoolgebouwen en dergelijke. Activa met alleen een maatschappelijk nut kunnen niet verhandeld worden of genereren geen middelen. Het gaat uitsluitend om investeringen in de openbare ruimte: (water)wegen, viaducten, geluidswallen, parken, openbare verlichting. Indien dergelijke investeringen plaatsvinden in het kader van de ontwikkeling van een nieuwbouwwijk worden deze investeringen veelal in de grondprijs verwerkt. Een eventuele gevoelde wens om te activeren is er dan terzake, omdat bijdragen van derden op het investeringsbedrag in mindering gebracht mogen worden, zie artikel 62, lid 1. Zie bijvoorbeeld ook vraag 9 van deel 5 (riolering, zwembaden), vraag 10 van deel 7 (software), vraag 6 van deel 8 ([tol]wegen), vragen 3/4/5 van deel 9 (verpachte gronden, computerapparatuur), vraag 1 van deel 10 (luchtfoto's). Vraag 4 van deel 9 (vóór apr05) Kan voor de vervanging van computerapparatuur een voorziening worden getroffen o.g.v. artikel 44 BBV, of is artikel 59 BBV bepalend en moet dus worden geactiveerd (computerapparatuur is verhandelbaar, het gaat hier dus om activa met een economisch nut)? Toelichting: in de toelichting bij artikel 44 over voorzieningen wordt onder andere gesteld dat het moet gaan om een schatting van voorzienbare lasten etc. die oorzakelijk samenhangen met de periode voorafgaande aan de balansdatum. De inrichting van de automatisering die op dit moment bestaat, is naar ons oordeel van invloed op toekomstige activiteiten met betrekking tot de automatisering en daarmee is er een oorzakelijke samenhang tussen de inrichting van de automatisering nu en toekomstige automatiseringslasten. Dit pleit voor een voorziening.

Hoofdstuk 5

Hoofdstuk 5

Antwoord Bij aanschaf van nieuwe computerapparatuur gaat het om een investering met een economisch nut. Een computer is namelijk verhandelbaar op de markt. Er dient zodoende geactiveerd te worden voor het gehele investeringsbedrag. Wanneer een gemeente wil ‘sparen’ voor de aanschaf van computerapparatuur, dan dient dat te geschieden door middel van het vormen van reserves en niet door een voorziening. Er wordt namelijk niet voldaan aan de criteria voor een voorziening, zie artikel 44, lid 1. De jaarlijkse lasten van de afschrijving op de computerapparatuur kan (ten dele) gedekt worden door een jaarlijkse afboeking van een gevormde bestemmingsreserve. Vraag 5 van deel 9 (vóór apr05) Onze gemeente heeft de gewoonte om via een voorziening te sparen voor investeringen in computerapparatuur e.d., en deze investeringen dan in één keer af te schrijven. Conform het nieuwe BBV moet dat nu een reservering worden (na bestemming), en de investering moet geactiveerd worden. Is er niet een manier om op de oude voet voort te gaan? Antwoord Computerapparatuur (hardware) hoeft niet geactiveerd te worden indien het om een bescheiden bedrag gaat. De gemeente moet in de verordening uit hoofde van artikel 212 van de Gemeentewet aangeven wat het grensbedrag is. Indien de aanschaf van de hardware hoger uitkomt dan het grensbedrag dan is activering verplicht, zie artikel 59, lid 1. Zie ook het antwoord op vraag 4 van deel 9. Overigens een voorziening is in de lijn met het antwoord op vraag 4 van deel 9 niet aan de orde. Vraag 10 van deel 4 (vóór apr05) Wegen worden bij voorkeur niet geactiveerd. Wegen worden op grond aangelegd. Moet deze grond wel worden geactiveerd? Antwoord De kosten van grond die samenhangen met wegen worden tot de kosten van de wegen gerekend, door de onlosmakelijke verbondenheid van weg met ondergrond. Zie verder het antwoord op vraag 9 van deel 4. Vraag 6 van deel 8 (vóór apr05) In artikel 59, lid 2 staat dat investeringen een economisch nut hebben indien ze verhandelbaar zijn en/of indien ze bijdragen aan het genereren van middelen. Algemeen wordt aangenomen dat wegen een maatschappelijk nut hebben. Maar wegen kunnen ook bijdragen aan het genereren van middelen, denk hierbij aan tolheffing. Voor wegen dus toch maar aannemen dat ze economisch nut hebben? Antwoord Wanneer een gemeente of een provincie een tolweg aanlegt en daadwerkelijk tol gaat heffen is inderdaad sprake van een investering met economisch nut. Voor het overgrote deel van de wegen geldt dat er geen tol wordt geheven. Wegen zonder tolheffing vallen onder de investeringen met maatschappelijk nut. Vraag 9 van deel 5 (vóór apr05) Zijn riolering en zwembaden activa met een economisch nut volgens het BBV? Antwoord Het tweede lid van artikel 59 bepaalt dat activa met een economisch nut die activa zijn die kunnen bijdragen aan het genereren van middelen van de provincie of de gemeente en/of die verhandelbaar zijn. De beide in de vraag genoemde activa kunnen door respectievelijk rioolrecht en entreegeld middelen genereren. Zowel riolering als zwembaden zijn in het kader van het BBV dus activa met een economisch nut. Vraag 5 van deel 2 (vóór apr05) Moeten de investeringen in de riolering die is aangelegd in een nieuwbouwwijk waarvoor een grondexploitatie is geopend ook worden geactiveerd? Toelichting:

Hoofdstuk 5

Hoofdstuk 5

Investeringen in de openbare ruimte van een nieuwbouwwijk worden volgens het BBV direct ten laste gebracht van de (grond)exploitatie en niet geactiveerd. In een nieuwbouwwijk wordt ook riolering nieuw aangelegd. Riolering is volgens het BBV een economisch goed, en dient dus te worden geactiveerd en afgeschreven. Geldt dat ook voor riolering die is aangelegd in een nieuwbouwwijk waarvoor een grondexploitatie is geopend? Antwoord Riolering is een actief met economisch nut en dient dus te worden geactiveerd. Dit geldt ook voor riolering in een nieuwbouwwijk. Wel is het volgens het BBV, artikel 62, tweede lid, mogelijk om bijdragen van derden die in directe relatie staan met een actief op de waardering van het actief in mindering te brengen. Indien de investeringen in de riolering zijn opgenomen in de grondprijs van de bouwgrond kan dit betekenen dat het te activeren bedrag van de riolering op nul uitkomt. Praktisch gesproken betekent dit dan dat de riolering niet wordt geactiveerd. Indien de kosten van de riolering niet in de grondprijs van de bouwgrond zijn opgenomen dient de riolering wel te worden geactiveerd. Vraag 3 van deel 9 (vóór apr05) Vanuit het verleden heeft onze gemeente 95 ha niet-strategische grond in bezit. Moeten deze gronden geactiveerd worden onder de activa met economisch nut (artikel 59 verhandelbaar en kunnen bijdragen aan het genereren van middelen)? Toelichting: deze gronden worden momenteel verpacht. Indien overgegaan zou worden tot verkoop van deze verpachte gronden kan rekening worden gehouden met een waarde van € 3,18 per m2. In het verleden werd dit bedrag in de jaarrekening genoemd als stille reserve van € 3.021.000,- maar niet geactiveerd. Het beleid van de raad is er opgericht deze niet-strategische gronden te verkopen. Antwoord Verpachte gronden zijn activa met economisch nut. Als de gemeente deze gronden in 2004 of later zou aankopen, dan zouden daarop de BBV-bepalingen ten aanzien van activa met economisch nut van toepassing zijn, en geldt bijv. dat: - ze moeten worden geactiveerd (artikel 59, eerste lid), - eventueel gevormde reserves niet in mindering mogen worden gebracht (artikel 62, eerste lid) - ze worden gewaardeerd op basis van de verkrijgingsprijs (artikel 63, eerste lid). Uit de vraagstelling blijkt dat de gemeente deze gronden al lange tijd in bezit heeft. Daarom geldt de overgangsbepaling van artikel 76. De gronden gaan op grond van dit artikel met de boekwaarde van ultimo 2003 over naar 2004, in dit geval dus met een boekwaarde 0. Onder het BBV kan dus de tot nu toe gehanteerde werkwijze gevolgd blijven worden: niet activeren, maar in de toelichting op de balans ingaan op het bestaan van de stille reserves door aan te geven dat het beleid van de raad er op gericht is deze gronden te verkopen en de actuele waarde van de gronden te vermelden. Vraag 4 van deel 11 (vóór apr05) Moet het vervangen en beheren van de openbare verlichting beschouwd worden als een investering in de openbare ruimte met maatschappelijk nut (net zoals investeringen in bijv. wegen, parken, speelterreinen dat zijn)? Antwoord Vervangingen van openbare verlichting (de lantaarnpalen e.d) zijn investeringen in activa met een maatschappelijk nut. Het beheer van de openbare verlichting (zoals onderhoud, maar ook het vervangen van lichtbuizen e.d) is geen investering en komt direct ten laste van de exploitatie. In de verordening artikel 212 Gemeentewet kan de gemeente regelen hoe om te gaan met investeringen van maatschappelijk nut in de openbare ruimte, waardoor activering wel mogelijk kan zijn. ACTIVEREN / IDEAALCOMPLEX

Hoofdstuk 5

Hoofdstuk 5

Vraag 5 van deel 6 (vóór apr05) Hoe moet worden omgegaan met het afschrijven van een ideaalcomplex? In het concept CV2004 was nog opgenomen dat het verboden was ideaalcomplexen te activeren, maar dat is niet overgenomen in het BBV. Wat betekent dat? Antwoord Volgens de methodiek van het BBV, artikel 62, dienen alle investeringen met een economisch nut te worden geactiveerd voor het bedrag van de investering. In het geval van een ideaalcomplex zullen de afschrijvingslasten samenvallen met de kosten van aanschaf. Daarom kan bij een ideaalcomplex eenvoudigweg de waarde van de laatste aankoop worden genomen. Vraag 2 van deel 13 (mei05) Mogen de vervangingen van hardware (automatisering) en voertuigen groendienst ten laste van een voorziening gebracht worden? Toelichting: Onze gemeente kent voorzieningen automatisering en tractie. Uit beide voorzieningen worden de vervangingen van hardware (automatisering) en voertuigen groendienst (tractie) betaald. Bij de voorziening tractie is dit onderbouwd met een vervangingsschema, bij de voorziening automatisering (nog) niet. De accountant is van mening, dat dit niet mag. Dit zou geactiveerd moeten worden en mag daarom niet ten laste van een voorziening worden gebracht. In casu zouden de voorzieningen dan een bestemmingsreserve moeten worden, waarbij ten laste van de exploitatie gebrachte afschrijvingen gedekt kunnen worden uit vrijval uit die reserves. Ik ben van mening, dat dit nodeloos ingewikkeld is. Daarbij …… wat komt er dan nog terecht van het zogenaamde “ideaalcomplex”. En is het werkelijk de bedoeling, dat bijvoorbeeld iedere pc geactiveerd wordt? Antwoord De accountant heeft gelijk. De aanschaf van voertuigen zijn investeringen met een economisch nut en moeten op grond van artikel 59, eerste en tweede lid worden geactiveerd. Dit gaat ook op voor hardware die de gemeente aanschaft. Dergelijke investeringen worden niet ten laste van een voorziening gebracht. De gemeente kan er wel voor kiezen om in eerdere begrotingsjaren alvast te ‘sparen’ voor de toekomstige kapitaallasten van een (vervangings)investering door ten laste van het resultaat voor bestemming dotaties te doen aan een bestemmingsreserve. Voor wat betreft het zogenaamde “ideaalcomplex”: toepassing van het BBV betekent dat investeringen met economisch nut moeten worden geactiveerd en afgeschreven. Toepassing van het ideaalcomplex zou inhouden dat niet wordt geactiveerd en dat is strijdig met het BBV. Zie ook VA5 van deel 6. Voor wat betreft de vraag of iedere PC moet worden geactiveerd geldt dat de gemeente bescheiden investeringen niet hoeft te activeren. Het grensbedrag moet dan wel in de 212-verordening zijn opgenomen. Zie ook VA 13 van deel 5 en VA 5 van deel 9. ACTIVEREN / BIJDRAGEN ACTIVA IN EIGENDOM VAN DERDEN - artikel 36,e en 61 Vraag 7 van deel 5 (vóór apr05) Wat te doen met geactiveerde bijdragen in activa in eigendom van derden? Antwoord Ook onder het BBV is het mogelijk om bijdragen aan activa in eigendom van derden te activeren (zie artikel 36, onder e). De voorwaarden die daarvoor gelden zijn opgenomen in artikel 61. Aan alle voorwaarden genoemd in artikel 61 dient te worden voldaan. Dit artikel is nieuw in het BBV. Belangrijk is vooral de bepaling in artikel 61, onder d, waarin is opgenomen dat de bijdrage teruggevorderd moet kunnen worden indien de derde in gebreke blijft. Indien de bijdrage hier niet aan voldoet mag de bijdrage voortaan niet langer als investering worden geactiveerd, maar dient volledig ten laste van het resultaat te worden gebracht. Deze activeringen moeten uiterlijk met ingang van 2004 volledig ten laste van het resultaat te worden gebracht, want er is geen overgangsbepaling.

Hoofdstuk 5

Hoofdstuk 5

Daarnaast zou de gemeente in overleg kunnen treden met de bijdrage ontvangende instantie teneinde de terugvorderingmogelijkheid alsnog opgenomen te krijgen. In dat geval kan de activering in stand gehouden worden. Vraag 8 van deel 5 (vóór apr05) Hoe om te gaan met een nieuwe aanvraag (b.v. voor een bijdrage aan vaste activa in eigendom van derden, zoals de vervanging kunstgrasveld van de Hockeyclub) die niet voldoet aan de voorwaarden van artikel 61, als activering niet meer is toegestaan? Toelichting: Deze bijdragen moeten voortaan worden opgenomen onder de financiële vaste activa. Daarom dient in het vervolg bij nieuwe aanvragen voor bijdragen aan activa in eigendom van derden” getoetst worden of die aan de nieuwe voorwaarden van artikel 61 voldoen. Antwoord Er zijn hier twee mogelijkheden. De eerste is dat de desbetreffende subsidievoorwaarden de cumulatieve vereisten bevatten die in artikel 61 worden genoemd. In dat geval kan de gemeente gebruik maken van de mogelijkheid de bijdrage te activeren. Wanneer de gemeente de vereisten niet stelt – de tweede mogelijkheid - dient de bijdrage direct ten laste van de exploitatie te komen. Vraag 3 van deel 10 (vóór apr05) Moet een investeringssubsidie voor de reddingsbrigade ten behoeve van de aanschaf van een terreinwagen worden geactiveerd? Toelichting: Onze gemeente subsidieert de reddingsbrigade in de vorm van een exploitatie-bijdrage alsmede in de vorm van een investeringsbijdrage ten behoeve van de aanschaf van een terreinwagen. Dient de gemeente de investeringssubsidie ten behoeve van de aanschaf van een terreinwagen te activeren? Antwoord Indien de reddingsbrigade een derde is, kàn de gemeente op grond van artikel 36, onder e, zo’n investeringsbijdrage activeren. Artikel 61 geeft duidelijk aan aan welke condities in dat geval voldaan moet worden. Vraag 6 van deel 12 (apr05) Mogen ook voorbereidingskosten worden geactiveerd als ‘bijdrage aan activa in eigendom van derden’? Toelichting: Reeds in 1997 zijn onze gemeente en een buurgemeente met de provincie gestart met de voorbereiding van de besluitvorming over het tracé van de Zuidwestelijke Randweg (ZWR). De ZWR is een provinciale weg die over het grondgebied van de beide gemeenten loopt. De tot nu toe gemaakte voorbereidingskosten voor de tracéstudies worden over de betrokken partijen verdeeld aan de hand van de verdeelsleutel onze gemeente 45%, Provincie 50% en buurgemeente 5%. In de afgelopen jaren zijn diverse voorbereidingskredieten beschikbaar gesteld, de laatste in juni 2004. Hierbij is aangegeven dat dit voorbereidingskrediet dient te worden geactiveerd, aangezien deze voorbereidingskosten worden gemaakt ten dienste van een in artikel 61 BBV bedoelde bijdrage aan activa in eigendom van derden (t.z.t. de provincie) en moet worden afgeschreven over een periode van 40 jaar (aanleg weg). Deze uitgaven worden dus niet gezien als kosten van onderzoek en ontwikkeling voor een bepaald actief, maar als bijdrage aan activa in eigendom van derden. Mijn vraag is of deze uitgaven op grond van het BBV inderdaad voor activering in aanmerking komen? Activering is mijns inziens niet toegestaan. Mijn idee is dat deze voorbereidingskosten noch als kosten van onderzoek en ontwikkeling kunnen worden aangemerkt, omdat de relatie met een toekomstig actief van onze gemeente zelf niet aanwezig is, noch als een bijdrage aan activa in eigendom van derden, omdat er nog geen sprake is van een investering door een derde. Antwoord De beide gemeenten mogen hun bijdrage aan de provinciale weg op grond van artikel 36,e activeren mits voldaan wordt aan alle voorwaarden genoemd in artikel 61. Hierbij geldt dat een gemeente alleen dan bijdragen aan activa in eigendom van derden kan activeren als de

Hoofdstuk 5

Hoofdstuk 5

gemeente op grond van de eigen 212-verordening ook zelf het actief had kunnen activeren als de gemeente het actief zelf zou hebben vervaardigd of aangeschaft. Ook voor de voorbereidingskosten geldt dat deze als bijdrage aan activa in eigendom van derden kunnen worden mee geactiveerd als deze kosten vallen onder de bijkomende kosten van artikel 63,2 dan wel de overige kosten van artikel 63,3 (dus alleen activeren als de gemeente de voorbereidingskosten zelf ook had kunnen activeren als ze het actief zelf zou vervaardigen of aanschaffen). Overigens gelden alle voorwaarden van artikel 61 ook voor de mee te activeren kosten. De gemeente moet dus ook de voorbereidingskosten terug kunnen vorderen (indien het actief niet wordt gerealiseerd) of aanspraak kunnen maken op het actief zelf (als de derde niet tegemoet komt aan de overeengekomen wijze genoemd in 61,c) indien de derde in gebreke blijft. Als de aanleg van de provinciale weg uiteindelijk geen doorgang vindt moeten eventuele geactiveerde bijdragen ten laste van het resultaat worden afgeboekt. Vraag 7 van deel 12 (apr05) Wat is de afschrijvingstermijn voor bijdragen aan activa in eigendom van derden? Toelichting: Artikel 36, onder e, bepaalt dat bijdragen aan activa in eigendom van derden geactiveerd kunnen worden. Artikel 61 geeft de voorwaarden daarvoor. Volgens mij schrijft het BBV niet voor wat de afschrijvingstermijn is voor bijdragen aan activa in eigendom van derden. Is deze conclusie juist of zijn er wel wettelijke bepalingen dan wel richtlijnen opgesteld? Antwoord Op financiële vaste activa wordt niet afgeschreven. Een uitzondering vormen de geactiveerde bijdragen aan activa in eigendom van derden. Hiervoor geldt artikel 64,3 en moet het geactiveerde bedrag afgeschreven worden als was het actief waarvoor de bijdrage wordt verstrekt in bezit van de gemeente (waarbij de afschrijvingsbepalingen uit de eigen 212-verordening worden toegepast). Vraag 8 van deel 12 (apr05) Kan een bijdrage aan activa in eigendom van derden alleen worden geactiveerd als de subsidieontvanger een instandhoudingverklaring en anti-vervreemdingverklaring met betrekking tot het actief afgeeft? Toelichting: Artikel 61.d luidt: De bijdrage kan worden teruggevorderd, indien de derde in gebreke blijft of de provincie onderscheidenlijk de gemeente anders recht kan doen gelden op de activa die samenhangen met de investering. Wat wordt verstaan onder "in gebreke blijven": - de derde investeert niet of voor een beduidend lager bedrag dan overeengekomen (de controle op artikel 61.c vindt plaats bij de totstandkoming van het activum; of geldt ook dat - de derde het activum in stand moet houden en niet mag vervreemden (de subsidieontvanger moet jaarlijks een instandhoudingverklaring en anti-vervreemdingverklaring leveren). Antwoord Het BBV geeft in artikel 61 de voorwaarden die gelden om bijdragen aan activa in eigendom van derden te kunnen activeren. Aan alle voorwaarden genoemd onder a t/m d moet worden voldaan. De zinsnede 'indien de derde in gebreke blijft', genoemd in de voorwaarde onder d, slaat terug op het voldoen aan de voorwaarden a t/m c. Zou de derde de bijdrage bijv. niet gebruiken voor een investering die bijdraagt aan de publieke taak dan geldt dat de bijdrage teruggevorderd moet kunnen worden. Als de derde de bijdrage wel voor de overeengekomen investering gebruikt maar niet voldoet aan alle voorwaarden van de gemeente (de ‘overeengekomen wijze’ van artikel 61,c) dan moet de provincie onderscheidenlijk de gemeente recht kunnen doen gelden op het actief. Met betrekking tot instandhouding en anti-vervreemding: hierover is niet een afzonderlijke bepaling opgenomen in artikel 61; de derde (de ontvanger van de bijdrage) hoeft dan ook niet standaard een "instandhoudingverklaring" en een "anti-vervreemdingverklaring" te verstrekken. Echter veelal zal opgaan dat de provincie of gemeente als bijdrageverschaffer zelf op dit vlak iets laat opnemen in de voorwaarden bij de bijdrageverstrekking, bijv. dat de bijdrage wordt gegeven om de voorziening waarin wordt geïnvesteerd voor een bepaald aantal jaren te laten bijdragen aan de publieke taak waar het om gaat (of een andere

Hoofdstuk 5

Hoofdstuk 5

voorwaarde met betrekking tot instandhouding dan wel niet-vervreemding). Daarmee valt die door de bijdrageverschaffer gestelde voorwaarde onder voorwaarde c van artikel 61 (de ‘overeengekomen wijze’). Laat de bijdrageverschaffer na een dergelijke voorwaarde te stellen dan blijft een instandhoudings- en anti-vervreemdingseis buiten de voorwaarden van artikel 61. Vraag 12 van deel 4 (vóór apr05) Een gemeente levert een bijdrage in de sloop van een gebouw waarna op de vrijgekomen grond woningbouw door een derde wordt gerealiseerd. De CV95 bood de mogelijkheid deze bijdrage te activeren. Mag dat ook binnen het BBV? Antwoord Ja. Tenminste indien artikel 61 Besluit begroting en verantwoording van toepassing is. ACTIVEREN / NAZORGFONDSEN – artikel 63, zesde lid Vraag 18 van deel 7 (vóór apr05) Welk regime geldt voor de inrichting van de boekhouding van een nazorgfonds? Toelichting: Nazorgfonds: het fonds is een rechtspersoon (15.47 derde lid Wm). Ingevolge art 5 boek 1 BW geldt voor deze rechtspersoon alleen een andere regime als dat van een natuurlijke persoon, als dat voortvloeit uit de wet. De provincie ontleent haar rechtspersoonlijkheid aan het bepaalde in artikel 1, boek 1 BW. Het regime dat geldt voor de boekhouding van de provincie is geregeld in titel IV van de Provinciewet. In art 190 van deze titel is de wettelijke grondslag voor het BBV geregeld. Blijkens dit artikel geldt het BBV slechts voor de begroting, de begrotingswijzigingen, de meerjarenraming, de jaarrekening en het jaarverslag van de provincie. Het artikel biedt geen ruimte voor het van toepassing verklaren van het BBV op andere rechtspersonen dan de provincie. Het bepaalde in artikel 63, zesde lid BBV, waarin is bepaald hoe de activa van het fonds worden gewaardeerd lijkt daarom in strijd met de wet. Antwoord Een nazorgfonds moet zijn boekhouding inrichten zoals verplicht voor het fonds: het Burgerlijk Wetboek. De bepaling in het BBV over het activeren van het fonds, gaat over hoe de provincie haar bezit –in het nazorgfonds in dit geval- waardeert en op de balans zet. Dit geldt ook voor aandelen in bijvoorbeeld NV’s en BV’s in bezit van de provincie, zij het dat aandelen in NV's en BV's tegen verkrijgingsprijs worden gewaardeerd. De aandelen in de nazorgfondsen worden tegen actuele waarde gewaardeerd; dit is het enige actief dat tegen een actuele waarde wordt gewaardeerd vanwege de Wet fido. Met andere woorden: tegen welke waarde de provincie een bezit (aandeel in een derde partij) op de balans zet heeft geen (directe) relatie met hoe die derde partij zelf moet boekhouden. ACTIVEREN – immateriële of materiele vaste activa Vraag 23 van deel 1 (vóór apr05) Onze gemeente kent zowel openbaar als bijzonder basisonderwijs. Het bijzonder onderwijs krijgt de grond in eigendom en bouwt daarop met geldmiddelen van de gemeente scholen. Blijkens het BBV worden op de balans de immateriële, de materiële en de financiële activa afzonderlijk vermeld. In onze gemeente is de vraag gerezen onder welke categorie de schoolgebouwen van het bijzonder onderwijs moeten worden opgenomen: immateriële of materiële vaste activa? Antwoord

Hoofdstuk 5

Hoofdstuk 5

Het bijzonder onderwijs is -ondanks het feit dat hij juridisch eigenaar is- in feite slechts beheerder van de gebouwen en de ondergrond. Bovendien worden de gebouwen met geldmiddelen van de gemeente gebouwd. Daardoor is en blijft de gemeente economisch eigenaar van de gebouwen en de grond. Verantwoording moet derhalve onder de materiële vaste activa plaatsvinden. Vraag 7 van deel 7 (vóór apr05) In de jaren 80 is binnen onze gemeente een reserve gevormd waaruit bijdragen werden betaald ter financiering van onrendabele toppen bij restauratie/renovatie van panden in de binnenstad. Deze reserve werd gevormd door hierin jaarlijks een bedrag te storten en deze storting te activeren en in 20 jaar af te schrijven. In het verleden werd deze bijdrage verantwoord onder "overige materiële activa". Eind jaren 90 werd dit actief op aangeven van de accountant verantwoord onder "Overige immateriële activa". De vraag is wat er met dit actief dient te gebeuren per 1 januari 2004. Antwoord Bijdragen aan activa in eigendom van derden kunnen in de balans onder de financiële vaste activa worden opgenomen mits voldaan wordt aan de voorwaarden genoemd in artikel 61 BBV. Wordt hier niet aan voldaan dan moet de boekwaarde van het geactiveerde bedrag uiterlijk in 2004 als last worden genomen. Vraag 2 van deel 8 (vóór apr05) Vallen de kosten van een reorganisatie onder immateriële activa (artikel 34b, kosten van onderzoek en ontwikkeling)? Antwoord De kosten van een reorganisatie vallen niet onder immateriële activa, er is geen sprake van het realiseren van een actief. Deze kosten dienen direct geboekt te worden ten laste van de exploitatie. De gemeente kan voorafgaand aan het jaar waarin de reorganisatielasten vallen wel alvast sparen voor de kosten van de reorganisatie door via de resultaatbestemming middelen toe te voegen aan een bestemmingsreserve. Voor zover de reorganisatie leidt tot (meerjarige) verplichtingen, bijvoorbeeld jegens (oud-)werknemers, waarvan de omvang nog onzeker is, maar redelijkerwijs te schatten is, dient voor de volle waarde van deze verplichtingen een voorziening gevormd te worden op het moment dat deze verplichtingen ontstaan (artikel 44, lid 1a). Vraag 1 van deel 9 (vóór apr05) Vallen de kosten van een reorganisatie onder immateriële activa (artikel 34b, kosten van onderzoek en ontwikkeling)? Antwoord De kosten van een reorganisatie vallen niet onder immateriële activa, er is geen sprake van het realiseren van een actief. De totale kosten dienen direct geboekt te worden ten laste van de exploitatie in het jaar waarin ze gemaakt worden. De gemeente kan voorafgaand aan het jaar waarin de reorganisatielasten vallen wel alvast sparen voor de reorganisatie door via de resultaatbestemming middelen toe te voegen aan een bestemmingsreserve. Voor zover de reorganisatie leidt tot (meerjarige) verplichtingen jegens (oud-)werknemers dient voor de volle waarde van deze verplichtingen een voorziening gevormd te worden, vanaf het moment dat de desbetreffende verplichtingen zijn aangegaan. Vraag 12 van deel 5 (vóór apr05) Voor immateriële activa wordt een maximale afschrijvingstermijn van 5 jaar gegeven. Geldt dat ook voor bestemmingsplannen? Deze gelden 10 jaar, het nut strekt zich daarom uit over 10 jaar. Onze gemeente pleegt ze over 10 jaar af te schrijven, moet dat veranderen? Antwoord In artikel 34 staan onder a en b de beide categorieën vermeld die onder de immateriële vaste activa vallen. Bestemmingsplannen vallen hier niet onder. Deze vallen niet onder onderzoek en ontwikkeling voor een bepaald actief. Bij bestemmingsplannen is er namelijk geen directe koppeling met een specifiek actief, hetgeen een vereiste is (zie ook de toelichting op artikel 34). De kosten voor bestemmingsplannen dienen jaarlijks als exploitatielast te worden begroot.

Hoofdstuk 5

Hoofdstuk 5

Vraag 1 van deel 10 (vóór apr05) Kunnen de kosten van luchtfoto’s onder het BBV nog worden geactiveerd en onder welke activa-balanspost? Toelichting: Onder de CV’95 hadden wij de kosten van de luchtfoto's, die eens in de 5 jaar van de gemeente worden gemaakt, geactiveerd en op de balans opgenomen onder de rubriek Overige materiele activa. Op deze wijze worden ze feitelijk gelijk geschakeld met bedrijfsmiddelen. De luchtfoto's worden voor diverse doeleinden gebruikt binnen de organisatie. Antwoord Onder het BBV worden dit soort luchtfoto’s beschouwd als een materieel vast actief. Dit actief wordt op de balans opgenomen onder materiële activa met een economisch nut, zie artikel 35, lid 1a. Uit hoofde van artikel 52, lid 1g wordt dit actief in de toelichting op de balans verder gerubriceerd onder Overige materiële vaste activa. ACTIVEREN - Voorbeelden niet activeren Vraag 6 van deel 7 (vóór apr05) In 2002 heeft onze gemeenteraad besloten in te stemmen met een verzelfstandiging van het regionale recreatieschap en de daaruit voortvloeiende afkoopsom. De raad was daarbij van mening dat de kapitaallasten van de afkoopsom niet hoger mocht zijn dan de wegvallende jaarlijkse bijdrage aan het schap. De afkoopsom is geactiveerd onder de Immateriele vaste activa en wordt in 25 jaar afgeschreven. Volgens het BBV 2004 is dit niet juist. Op welke wijze kan dit probleem opgelost worden? Antwoord Het BBV kent geen bepalingen die het mogelijk maken dergelijke afkoopsommen te activeren (ervan uitgaande dat het hier niet gaat om bijdragen aan activa in eigendom van derden; zie artikel 36, onder e, en artikel 61). Omdat er ook geen overgangsbepaling is zal de afkoopsom uiterlijk in 2004 als last genomen moeten worden. Geredeneerd vanuit het baten&lasten-stelsel geldt dat de gestelde voorwaarden van de raad (indirect) meer zeggen over de hoogte van de afkoopsom dan over het al dan niet activeren en de hoogte van het te activeren bedrag. Indien de afkoopsom die direct tlv de exploitatie 2004 komt, de reserves per saldo -ceteris paribus- sterk doen afnemen, kan de weggevallen jaarlijkse bijdrage worden gebruikt om de reserves weer op peil te brengen. Het enige alternatief om de lasten te spreiden is om in dit soort situaties te kiezen voor een jaarlijkse bijdrage. Vraag 4 van deel 8 (vóór apr05) Onze gemeente betaalt aan stadstoezicht bv. (een overheidsbv.) een afkoopsom voor een gedetacheerde medewerker. Kan de afkoopsom geactiveerd worden onder de immateriële vaste activa zodat de kosten in 5 jaar kunnen worden afgeschreven? Of kunnen de kosten worden geactiveerd, waarbij als afschrijvingsperiode wordt gehanteerd de periode tot dat de medewerker 65 wordt (14 jaren). Of moeten de kosten ineens ten laste van het resultaat worden gebracht? Antwoord Het BBV kent geen bepalingen die het mogelijk maken dergelijke afkoopsommen te activeren. Omdat er ook geen overgangsbepaling is zal de in een eerder jaar geactiveerde afkoopsom uiterlijk in 2004 als last genomen moeten worden. Het enige alternatief om de lasten te spreiden is om te kiezen voor een jaarlijkse bijdrage.

Hoofdstuk 5

Hoofdstuk 5

Vraag 10 van deel 5 (vóór apr05) Wat moet er worden gedaan met de bestaande geactiveerde bestemmingsplannen WRO, die tot nu toe zijn geboekt als “overige immateriële activa"? Toelichting: in het BBV 2004 is het activeren van immateriële activa beperkt tot 2 categorieën: 1. kosten verbonden aan het sluiten van geldleningen en het saldo van agio en disagio 2. kosten van onderzoek en ontwikkeling voor en bepaald actief Tot nu toe heeft onze gemeente in een derde categorie “overige immateriële activa" opgenomen onder andere bestemmingsplannen wet ruimtelijke ordening, waaraan geen grondexploitatie is gekoppeld, het milieubeleidsplan en de kosten voor herwaardering en bezwaar en beroep. Op een cursus BBV heb ik begrepen, dat het niet meer mogelijk is om deze te activeren. Met andere woorden, deze komen in de toekomst rechtstreeks ten laste van de exploitatie. Antwoord Het klopt dat het BBV vanaf 2004 het activeren van immateriële activa beperkt tot de twee door u genoemde categorieën (zie artikel 34 BBV). Voor zover de door u genoemde overige immateriële activa niet geboekt kunnen worden als kosten van onderzoek en ontwikkeling voor een bepaald actief zal de gemeente deze kosten onder het BBV inderdaad rechtstreeks ten laste van de exploitatie dienen te brengen. Ze kunnen niet als 'vaste activa met maatschappelijk nut' worden geactiveerd. Een suggestie is om bij de jaarrekening 2002 een voordelig saldo op de exploitatie van de rekening aan te wenden voor afschrijving ineens. Er zou ook nog gekozen kunnen worden om het over meerdere jaren (naast 2002 ook in 2003 en het restant in 2004) af te schrijven. Vraag 3 van deel 8 (vóór apr05) Mogen gemaakte kosten in het kader van hertaxatie voor een periode van 4 jaar inzake de wet WOZ worden geboekt onder materiele vaste activa, de categorie "overige materiele vaste activa" van artikel 52 lid 1g BBV? Toelichting: Ondanks het antwoord op vraag 11 van deel 2, waarin is opgenomen dat er geen overgangsregeling van toepassing is en dat derhalve immateriële activa niet vallend onder artikel 34 niet meer op de (opening)balans 2004 mogen voorkomen, hebben we de volgende vragen: Mogen gemaakte kosten in het kader van hertaxatie voor een periode van 4 jaar inzake de wet WOZ worden geboekt onder materiele vaste activa, de categorie "overige materiele vaste activa" van artikel 52 lid 1g BBV. Zo nee, is er dan een ontsnapping (heeft zeker niet onze voorkeur) om ze via de vlottende activa (bv vooruitbetalingen of overlopende activa) te boeken om ze vervolgens in 4 jaar af te schrijven ten laste van de exploitatie, omdat activeren feitelijk dan niet is toegestaan? Idem voor kosten in het kader van programma stedelijke vernieuwing. Dit programma wordt namelijk om de 5 jaar geactualiseerd. Idem ten aanzien van kosten voor algemene bestemmingsplannen. De onderbouwing om de hiervoor genoemde investeringen aan te merken als materiele vaste activa is gelegen in het feit dat wel degelijk sprake is van de aanwezigheid van een plan of een vastlegging van gegevens in een bestand. Antwoord Kosten voor de hertaxatie Woz, het programma stedelijke vernieuwing en bestemmingsplannen kunnen niet worden geboekt als overige materiële vaste activa, er is geen sprake van het realiseren van een actief. Deze kosten dienen ten laste van de exploitatie gebracht te worden. Om een gelijkmatig(er) patroon van (netto) lasten over de jaren heen te bewerkstelligen kan men in het kader van de resultaatbestemming een bestemmingsreserve vormen en aan deze reserve middelen onttrekken in de jaren met meer dan gemiddelde kosten. Vraag 3 van deel 11 (vóór apr05) Kunnen de kosten van het baggeren van watergangen worden geactiveerd? Toelichting:

Hoofdstuk 5

Hoofdstuk 5

In onze lijst van activa zijn posten opgenomen voor baggeren van watergangen. Jaarlijks wordt hiervoor een bedrag opgenomen en in 15 jaar afgeschreven. Kan dit volgens BBV nog worden geactiveerd, of moet je dit zien als groot onderhoud, en via de exploitatie laten lopen? Antwoord Het jaarlijks, dan wel periodiek baggeren van watergangen is onderhoud, vergelijkbaar met het vegen van straten. Onderhoudskosten kunnen niet worden geactiveerd. De kosten dienen direct ten laste van de exploitatie te komen of van de voorziening indien die terzake op grond van artikel 44, lid 1c is gevormd. Vraag 2 van deel 9 (vóór apr05) Hoe moet onder het BBV worden omgegaan met bodemsaneringskosten? Toelichting: Mogen bodemsaneringskosten worden geactiveerd en in hoeveel jaar moeten deze kosten worden afgeschreven? Moet dit als een investering met maatschappelijk nut of met economisch nut worden gezien? Hoe moet verder omgegaan worden met de kosten onderzoek dat verricht moeten worden om de juiste wijze van sanering te kunnen bepalen? Antwoord Kosten voor bodemsanering voldoen niet aan artikel 59, het zijn geen investeringen met een economisch of maatschappelijk nut. Kosten voor bodemsanering moeten behandeld worden als een verlies, onafhankelijk of de kosten verbonden zijn aan investeringen (nieuwe bouwlocatie) of aan bestaande activa (vervuiling onder gemeentelijke gebouwen) met een economisch nut of een maatschappelijk nut. Vanaf het moment dat een eventuele bijdrage van VROM en/of de provincie bekend is zal de gemeente de resterende gemeentelijke kosten als verlies moeten nemen ten laste van de (meerjarige) exploitatie. Indien de sanering in een volgend begrotingsjaar afgerond wordt en complex is waardoor er onzekerheden over de uiteindelijke kosten kan bestaan, dan dient een voorziening getroffen te worden uit hoofde van artikel 44, eerste lid onder a. De kosten voor onderzoek voor de saneringsaanpak zullen als regel niet voldoen aan alle voorwaarden van artikel 60. Deze kosten dienen als een onderdeel gezien worden van de totale kosten van de sanering. De gemeente zal zodoende de begrote saneringskosten ofwel direct als last moeten verwerken (onder aftrek van een eventuele bijdrage van bijvoorbeeld VROM of de provincie) of wel in de grondexploitatie moeten meenemen. In het laatste geval zal de gemeente als de grondexploitatie negatief uitvalt daarvoor eveneens een voorziening moeten treffen, uit hoofde van artikel 44, lid 1a. Vraag 7 van deel 9 (vóór apr05) Onze gemeente is in een fusieproces met twee buurgemeenten. Is het toegestaan de frictiekosten te activeren en deze te verrekenen met de gewenningsbijdrage herindeling na fusiedatum? Antwoord Frictiekosten zijn alleen gekoppeld aan de nieuw gevormde gemeente. Onder frictiekosten wordt, in navolging van de Raad voor de financiële verhouding (Rfv; zie Advies financiële gevolgen gemeentelijke herindeling, Rfv, 2003), incidentele extra kosten verstaan die zonder de herindeling niet gemaakt zouden zijn. De kosten van de bouw van een stadhuis vallen daar niet onder; deze kunnen het gevolg zijn van de herindeling, maar zijn structurele kosten (waarbij activering verplicht is, zie artikel 59). Frictiekosten zijn meer en detail - wederom in navolging van de Rfv - de noodzakelijke uitgaven die nodig zijn voor de voorbereiding en de implementatie van de nieuwe organisatie. Veelal gaat het om de kosten van overleg dat vooraf gaat aan de daadwerkelijke herindeling, reorganisatiekosten, kosten van aanpassing van automatisering en huisvesting en personeelsuitgaven zoals de kosten voor opleiding en eventuele wachtgeldverplichtingen. Voor elk van deze kosten zal de desbetreffende regel van het BBV toegepast moeten worden, zoals artikel 20, lid 2a en artikel 44, lid 3 voor de wachtgelden. Veel van de genoemde kosten liggen in de sfeer van de exploitatie. Deze mogen niet worden geactiveerd. Van verplicht activeren is alleen sprake indien het om een investering gaat met een economisch nut. Daarvan is hier geen sprake. De bijdrage herindeling, die de nieuw gevormde gemeente ontvangt, is onderdeel van de algemene uitkering van het gemeentefonds en is dus algemeen besteedbaar. De bijdrage dient als algemene baten te worden verantwoord. Deze inkomsten kunnen in het

Hoofdstuk 5

Hoofdstuk 5

desbetreffende jaar dienen ter dekking van de frictiekosten van het desbetreffende jaar, maar er dient bruto geboekt te worden; dat wil zeggen baten en lasten dienen zichtbaar te zijn en worden niet tegen elkaar weggestreept. Kosten, die vooraf gemaakt worden om de fusie in goede banen te leiden komen t.l.v. de exploitatie van de gemeenten voor de fusie en zullen via de algemene reserve terecht komen bij de nieuwe gemeente. ACTIVEREN / TEKORTEN, VERLIEZEN Vraag 6 van deel 2 (vóór apr05) Een tekort activeren is niet meer mogelijk volgens het nieuwe BBV. Hoe verwerk ik een tekort en informeer ik de raad hierover? In de bijlage bij de toelichting op het besluit is bij de balans deze post wel opgenomen. Kijk ik ergens overheen? Waarom wijken de omschrijvingen in de bijlage af van de begrippen in de artikelen? Antwoord De bepalingen van het BBV gaan niet meer in op het activeren van tekorten. Een tekort activeren mag niet meer omdat artikel 33 aangeeft in welke posten de activa worden onderverdeeld. Tekorten horen daar niet onder. Het activeren van tekorten is daarmee niet toegestaan (zie ook de toelichting op dit artikel). Ook het algemene deel van de nota van toelichting licht dit toe; zie I algemeen, paragraaf 4.2: 'Veranderingen vanwege ... met boek 2 BW', onder het kopje 'Activering van tekorten' (blz 46 van de circulaire van 20 januari 2003): “In de CV 95 was het toegestaan tekorten te activeren. Artikel 364, Boek 2 BW staat het activeren van tekorten niet toe. Er is geen reden waarom overheden tekorten wel zouden mogen activeren. Het niet activeren van tekorten betekent dat het tekort ten laste van de reserves dient te worden geboekt. In geval van een slechte financiële positie betekent dit dat de reserve negatief wordt. Een geringe of negatieve reserve is een veel duidelijker signaal aan de raad dat de financiële positie van de gemeente te wensen overlaat dan het activeren van tekorten.” Er is geen overgangsmaatregel voor deze verandering. Het bestaand geactiveerd tekort dient dan ook in één keer ten laste te worden gebracht van het resultaat. Om dit negatieve resultaat op te vangen zal vervolgens een beroep op de reserves moeten worden gedaan. Zie hiervoor ook de nota van toelichting, I algemeen, paragraaf 5.4.1 'Adviezen van VNG, ... en het vakberaad gemeentefinanciën', onder het kopje 'Overgangsproblematiek' (blz 55 van de circulaire van 20 januari 2003): “De VNG vraagt om meer overgangsbepalingen. Geen van de veranderingen in hoofdstuk 4 beschreven heeft mijns inziens gevolgen die niet redelijkerwijs op te vangen zijn. Het niet meer mogen activeren van tekorten kan in een enkel geval betekenen dat een gemeente een negatieve reserve krijgt. Het betreft echter een boekhoudkundige verandering die de financiële positie van de gemeente beter belicht. Dat dit in enkele gevallen een minder gunstig beeld geeft is hier inherent aan. Dit is overigens ook de bedoeling van deze verandering.” Een optie is om naast de balans per 31-12-2003, nog opgesteld volgens de bepalingen van de cv95, dus inclusief geactiveerde tekorten, een openingsbalans per 01-01-2004 op te stellen volgens de nieuwe BBV-bepalingen, exclusief geactiveerde tekorten. De verschillen tussen de beide balansen worden toegelicht. B&W stelt bij de begroting 2004 maatregelen voor aan de raad om de reserves aan te vullen, indien deze te laag uitkomen. De openingsbalans per 1-1-2004 is overigens een hulpmiddel, en niet verplicht. De balans waar u naar verwijst is onderdeel van de bijlage bij de toelichting op het besluit (blz. 91 ev van de circulaire), waarin de nadruk is gelegd op een aantal wijzigingen in het BBV ten opzichte van de CV95. Er zijn in deze bijlage enige concessies gedaan met betrekking tot de omschrijvingen voor de vergelijkbaarheid. In het voorbeeld is de post ‘geactiveerde tekorten’ (gelijk aan nul) opgenomen, omdat deze bij de CV95 wel mocht. De bijlagen dienen dus niet opgevat te worden als hoe de begroting, balans en staat van kapitaallasten er volgens het BBV uitziet, maar de bijlagen dienen om bepaalde specifieke veranderingen tussen BBV en CV95 aan te geven.

Hoofdstuk 5

Hoofdstuk 5

Vraag 1 van deel 4 (vóór apr05) Mijn gemeente activeert tekorten op de bouwgrondexploitatie. Vooraf wordt het tekort op een project berekend. Dat tekort wordt bij het begin van de exploitatie van het desbetreffende project geactiveerd. Wat betekent het BBV voor deze methode? Is bovenstaande werkwijze niet meer toepasbaar? Antwoord Bovenstaande werkwijze is niet meer toepasbaar. Bovendien is de gevolgde werkwijze ongebruikelijk. Vanuit het voorzichtigheidsbeginsel wordt namelijk onmiddellijk een voorziening getroffen als bij grondexploitatie een tekort wordt verwacht. De geactiveerde tekorten op bouwgrondexploitatie dienen onder het BBV te worden gesaneerd. Wél kunnen de investeringen in de openbare ruimte met een maatschappelijk nut uit de bouwgrondexploitatie worden genomen en als actief op de balans worden geplaatst, indien vaststaat dat deze investeringen in de grondexploitatie begroot en gerealiseerd zijn. Daarbij dient echter in acht te worden genomen dat het voorkeur verdient om deze investeringen voor zoveel mogelijk niet te activeren. Verder moet een eventuele bedoelde activering ook passen in het activeringsbeleid van de gemeenteraad (krachtens de verordening op basis van artikel 212 Gemeentewet). Vanuit de oude situatie nog openstaande geactiveerde tekorten moeten in 2004 geheel ten laste van het resultaat worden genomen binnen de regels zoals hiervoor toegelicht. Vraag 2 van deel 11 (vóór apr05) Hoe verhoudt zich de toepassing van de DCF-methode bij kostprijsdekkende huurberekeningen tot de BBV-voorschriften op het punt van het afschrijven op vaste activa. Toelichting: De DCF-methode (Discounted Cashflow), ook bekend onder de Dynamische kostprijsmethode is een methode met als doel om te bepalen of een investering over een aantal jaren (meestal de levensduur of de periode waarover men wil investeren) in vastgoed rendabel is. Hierbij wordt jaarlijks het exploitatiesaldo bijgeteld bij de investering. (Indien een negatief resultaat wordt de investering verhoogd, bij een positief resultaat wordt de investering verlaagd). Binnen de exploitatie worden als kosten meegenomen afschrijving, verzekering, OZB, onderhoud etc. en als bate de huren. De huren worden jaarlijks verhoogd. Jaarlijks wordt beoordeeld of de uitgangspunten zoals rente enz. nog actueel zijn. Antwoord Het betreft hier blijkbaar een investering met een economisch nut, deze moeten volgens artikel 59 lid 1 geactiveerd worden. De activa worden volgens artikel 63 lid 1 gewaardeerd op basis van de verkrijgings- of vervaardigingsprijs. In dit geval de vervaardigingsprijs van bijvoorbeeld een parkeergarage. De verkrijgingsprijs omvat de inkoopprijs en de bijkomende kosten (artikel 63 lid 2). De vervaardigingsprijs omvat de aanschaffingskosten van de gebruikte grond- en hulpstoffen en de overige kosten, welke rechtstreeks aan de vervaardiging kunnen worden toegerekend. In de vervaardigingsprijs kunnen voorts worden opgenomen een redelijk deel van de indirecte kosten en de rente over het tijdvak dat aan de vervaardiging van het actief kan worden toegerekend (artikel 63 lid 3). Door de DCF zullen de eerste jaren de baten lager zijn dan de lasten en andersom aan het eind van de exploitatieperiode. Het komt voor dat dergelijke aanloopverliezen (mee)gefinancierd worden, maar onder het BBV dienen deze verliezen direct ten laste van de exploitatie van de gemeente gebracht te worden; de gemeente kan bij de resultaatbestemming een bedrag ter grootte van het aanloopverlies onttrekken aan een daarvoor ingestelde bestemmingsreserve. Zie ook vraag 6, deel 6. De DCF-methode, het activeren van verliezen is in strijd met het BBV. Vraag 9 van deel 11 (vóór apr05) Is het toegestaan een investering in bijvoorbeeld een parkeergarage te splitsen in een rendabel deel dat als investering met economisch nut wordt beschouwd en een ander deel, de onrendabele top, als een investering met maatschappelijk nut? Toelichting: Onze gemeente heeft in de afgelopen jaren enkele parkeeraccommodaties gebouwd. Omdat op basis van voorcalculatie te verwachten viel dat deze accommodaties niet kostendekkend

Hoofdstuk 5

Hoofdstuk 5

te exploiteren zouden zijn, werd de onrendabele top van de investeringen – vergelijkbaar met een immaterieel actief – in 10 jaar afgeschreven ten laste van een reserve. Op dit moment wordt weer een dergelijke accommodatie gerealiseerd met een forse onrendabele top (40% van de totaalinvestering) die in feite wordt veroorzaakt doordat de investering extra hoog uitvalt omdat vanuit stedenbouwkundige en architectonische overwegingen is gekozen voor een ondergrondse uitvoering. Is het, ervan uitgaande dat een investering in een parkeeraccommodatie leidt tot een actief met een economisch nut, toegestaan om het rendabele deel van de investering af te schrijven op basis van de reguliere exploitatieperiode (40 jaar) en het onrendabele deel van de investering in 10 jaar? Uiteraard onder voorwaarde dat deze afschrijvingstermijnen in de verordening ex artikel 212 van de Gemeentewet zijn opgenomen. Kan het onrendabele deel van de investering worden beschouwd als een investering met maatschappelijk nut, op grond van het feit dat het onrendabele deel wordt veroorzaakt door niet economische factoren en dus als een investering in de openbare ruimte kan worden aangemerkt? Antwoord Uit de vraag komt naar voren dat er een tekort is in de exploitatie van de parkeergarage. Het is niet toegestaan het tekort te activeren (zie bijvoorbeeld ook vraag 12 van deel 1 of vraag 6 van deel 2). Het dient ten laste van de exploitatie te komen. Wel is het mogelijk om jaarlijks een bedrag ter grootte van het exploitatietekort bij de resultaatbestemming te onttrekken aan een bestemmingsreserve (zie artikel 17, lid 1c en 1d). Verder is het niet toegestaan om de investering in een actief dat door zijn aard een economisch nut heeft te splitsen in een deel met een maatschappelijk nut. ‘Onrendabele toppen’ bij een investering in een actief met een economisch nut worden niet voor het desbetreffende bedrag investeringen met een maatschappelijk nut, als bedoeld in artikel 59, lid 4. Vraag 6 van deel 11 (vóór apr05) Onze gemeente wil zonnepanelen plaatsen op gemeentelijke gebouwen. De kosten zijn in de eerste jaren hoger dan de te verwachten baten. Pas in het elfde jaar komen de voordelen. Mag de gemeente anticiperen op die voordelen door de tekorten in de eerste 10 jaar te dekken ten laste van een egalisatiereserve (schommelfonds). Of moeten we het BBV zo strikt uitleggen en concluderen dat het activeren van tekorten niet is toegestaan. Antwoord Het activeren van tekorten is niet toegestaan. Het is eveneens niet toegestaan om in het voorbeeld van de zonnepanelen een (egalisatie)reserve in te stellen die in het begin negatief is om vervolgens dit tekort in de loop van de jaren af te bouwen tot nul door middel van de gunstiger exploitatie als gevolg van de zonnepanelen. De gemeente kan er voor kiezen om bij de investering ook een reserve in te stellen die ze kan gebruiken om in de eerste jaren bij resultaatbepaling onttrekkingen aan te doen ter grootte van de nadelen in die jaren. WAARDEREN – artikel 63 Vraag 7 van deel 6 (vóór apr05) – eerste deel Volgens welke methode dienen de stille reserves in gemeentehuizen, culturele gebouwen, enz. gewaardeerd te worden? Antwoord Volgens het BBV (artikel 59) geldt dat bijvoorbeeld een stadhuis geactiveerd wordt op de balans voor de verkrijgingsprijs. De eventuele stille reserve is in beginsel het verschil tussen verkrijgingsprijs (of na afschrijvingen hierop de boekwaarde) en actuele waarde. Indien de gedragslijn van het BBV eenmaal gevolgd wordt, zullen de stille reserves minder hoog zijn in vergelijking met de praktijk van het CV95-regime. Volgens artikel 76 is het niet toegestaan dat een te laag gewaardeerd stadhuis alsnog volgens de nieuwe regels van het BBV op de balans gewaardeerd wordt. Alle activa gaan met de boekwaarde van ultimo 2003 over naar 2004.

Hoofdstuk 5

Hoofdstuk 5

Vraag 17 van deel 12 (apr05) Als onze gemeente een korting krijgt op de inkoopprijs van een actief, wat geldt dan als waarderingsgrondslag voor dat actief volgens artikel 63 BBV, de eigenlijke inkoopprijs of de inkoopprijs minus bedongen korting? Toelichting: In een vraag/antwoord (deel 10, vraag 6) wordt ingegaan op inruilbedragen bij aanschaf van een nieuw actief. Het bedrag dat de verkoop van het oude actief oplevert mag hierbij niet in mindering op de inkoopprijs van het nieuwe actief worden gebracht. Het verkoopbedrag resulteert ten opzichte van de boekwaarde op moment van afstoten in een winst of verlies in de exploitatie. De vraag die wij hebben: mag een bedongen korting wel op de inkoopprijs in mindering worden gebracht? Bij de aanschaf van bijvoorbeeld een auto bedingen wij vaak een korting. Antwoord De bedongen korting geeft een lagere inkoopprijs. Als verkrijgingsprijs geldt die lagere inkoopprijs. U kunt de bedongen korting dus in mindering brengen. Vraag 10 van deel 1 Is het niet beter deelnemingen tegen de intrinsieke waarde of de marktwaarde te activeren? Toelichting: Voor activa is de verkrijgingsprijs of de vervaardigingsprijs voorgeschreven als waarderingsgrondslag. Van sommige activa, met name deelnemingen, kan de waarde in de loop van de tijd stijgen. Is het niet beter deelnemingen tegen de intrinsieke waarde of de marktwaarde te activeren? Antwoord Deelnemingen worden gewaardeerd tegen verkrijgingsprijs of duurzaam lagere waarde. Gezien de Wet fido hebben gemeenten/provincies deelnemingen alleen vanwege het publiek belang. Er is dan ook (uitgezonderd de Nazorgfondsen op grond van de Wet milieubeheer) geen reden de aandelen te waarderen tegen bijvoorbeeld intrinsieke waarde. Wel is het uiteraard mogelijk dat de gemeente/provincie van mening verandert ten aanzien van de wijze waarop het publiek belang het beste gediend kan worden. Indien dit betekent dat aandelen verkocht gaan worden is de intrinsieke waarde of marktwaarde van de aandelen wel van belang. Deze waarde wordt dan in de toelichting op de balans opgenomen (artikel 63, vijfde lid). Dit geldt overigens ook voor andere activa waarvan de bestemming wordt veranderd. Vraag 8 van deel 2 1. Hoe moeten obligaties worden gewaardeerd waarvan de actuele koerswaarde lager is dan de nominale waarde die indertijd bij de verkrijging van de obligaties is betaald? 2. Hoe moeten obligaties worden gewaardeerd waarvan de aanschafprijs hoger is dan de nominale waarde? Antwoord Vaste activa (dus ook financiële vaste activa) moeten worden afgewaardeerd bij duurzame waardeverminderingen (artikel 65, eerste lid BBV). Ten aanzien van het eerste deel van de vraag geldt het volgende: als de looptijd van de obligaties correspondeert met de gemeentelijke liquiditeitsbehoefte, wat inhoudt dat de gemeente de obligaties wil aanhouden tot aan het einde van hun looptijd, is de hoofdsom gegarandeerd zoals voorgeschreven in de Wet fido en is er geen sprake van duurzame waardevermindering. In dat geval hoeft niet te worden afgewaardeerd en geldt de nominale waarde van de obligaties. Als er echter tussentijdse verkoopvoornemens opkomen omdat de gemeentelijke liquiditeitsbehoefte is veranderd, dan moet er worden afgewaardeerd tot de actuele waarde van de obligaties. Ten aanzien van het tweede deel van de vraag geldt dat obligaties die bij aanschaf een hogere prijs hebben dan de nominale waarde, onmiddellijk te maken hebben met een duurzame waardevermindering, omdat aan het einde van de looptijd niet meer dan de nominale waarde van de obligaties wordt vergoed. Deze obligaties dienen daarom al bij aanschaf tot de nominale waarde te worden afgewaardeerd. Aanvulling juni 2007: Met betrekking tot het antwoord op het tweede deel van de vraag kan de commissie ook instemmen met een iets soepelere verwerking. Het antwoord luidt dan:

Hoofdstuk 5

Hoofdstuk 5

Ten aanzien van het tweede deel van de vraag geldt dat obligaties die bij aanschaf een hogere prijs hebben dan de nominale waarde, tegen verkrijgingsprijs worden gewaardeerd. Het verschil tussen de verkrijgingsprijs en de nominale waarde moet in de resterende looptijd verrekend worden. Vraag 8 van deel 6 (vóór apr05) Worden aandelen ook na een fusie tegen verkrijgingsprijs gewaardeerd? Toelichting: Aandelen worden tegen verkrijgingsprijs gewaardeerd. Na fusies ook? Stel een gemeente bezit aandelen van bedrijf 1. Dit bedrijf fuseert met bedrijf 2 tot bedrijf 3. De gemeente krijgt aandelen van bedrijf 3 in haar bezit. Hoe moeten deze aandelen worden gewaardeerd? Een nadere uitwerking: Een gemeente heeft in 1900 100 aandelen in bedrijf 1 gekocht voor omgerekend € 0,01 per aandeel. De marktwaarde van deze aandelen is eind 2003 € 50 per aandeel, dus de marktwaarde van het pakket aandelen dat de gemeente bezit is € 5000. De aandelen staan tegen verkrijgingsprijs eind 2003 nog steeds voor € 1,- op de balans. Antwoord De aandelen in bedrijf 3 worden gewaardeerd tegen verkrijgingsprijs. Als de gemeente de 100 aandelen in bedrijf 1 omruilt in aandelen bedrijf 3 en er dus geen geldstroom is, blijft de waarde op de balans € 1. Het enige dat er op de balans verandert is dat er geen aandelen van bedrijf 1 meer op staan maar aandelen van bedrijf 3. Als de gemeente bij het omruilen van de aandelen ook bijbetaald, stel € 3000, dan worden de aandelen van bedrijf 3 gewaardeerd voor het bedrag wat wordt bijbetaald plus € 1, in het voorbeeld dus € 3001. Vraag 9 van deel 6 (vóór apr05) Hoe moet een omvorming van een gemeenschappelijke regeling in een overheids-NV worden verwerkt? Toelichting: Het Algemeen bestuur van gemeenschappelijke regeling X heeft besloten X om te vormen van een gemeenschappelijke regeling in een overheids-NV Y, met als doel de slagvaardigheid van Y te vergroten en een goede prijs kwaliteitsverhouding te realiseren. X heeft een vermogen van per ‘aandeel’ € 4,00. De gemeente A besluit om 11.000 aandelen te kopen in de op te richten NV Y. De aandelen zijn nominaal € 7,00. De gemeente behoeft € 1,50 aandelenkapitaal voorlopig niet te storten. Y stelt dat volstorting ook niet waarschijnlijk is. Wat moet de gemeente A onder de activa en de passiva van de balans opnemen? Antwoord Het besluit om de gemeenschappelijke regeling op te heffen en het besluit om aandelen in de NV te kopen zijn twee aparte besluiten. De gemeenschappelijke regeling moet eerst een liquidatiebalans maken en afrekenen met de gemeenten. Het opheffen van X levert de gemeente A € 44.000 op (dat gelijk staat aan € 4 per aandeel in de NV die opgericht wordt). De € 44.000 komt ten gunste van de exploitatie van het lopende jaar. En na bestemming ten gunste van de algemene reserves (zie ook artikel 27 en 54 Besluit begroting en verantwoording). Y begint met een vermogen van € 0 per aandeel. De gemeente A koopt 11.000 aandelen met een nominale waarde van € 7 tegen voorlopig € 5,50. Op de balans onder de financiële vaste activa wordt dan vermeld 11.000 * € 5.50 = € 60.500. In de toelichting op de balans dient de gemeente kenbaar te maken dat men aangesproken kan worden op het volstorten van de aandelen, te weten 11.000 * € 1,50 = € 16.500. Dit is eerder een risico dan een schuld omdat Y heeft aangegeven, dat volstorting niet nodig is bij de verwachte uitkomsten van een gebruikelijke bedrijfsvoering. In het kader van de paragraaf weerstandsvermogen zal wel dit risico geïnventariseerd moeten worden, mede ter bepaling van de weerstandscapaciteit. Bovendien zal in de paragraaf verbonden partijen de relevante informatie moeten worden opgenomen. Onder de passiva behoeft de gemeente niets op te nemen, omdat onder de activa slechts het gestorte deel van de nominale waarde van de aandelen is opgenomen.

Hoofdstuk 5

Hoofdstuk 5

Vraag 16 van deel 12 (apr05) Moet het gemeentelijk aandeel in een CV ontwikkelingsmaatschappij als een deelneming of als voorraad grond onder de vlottende activa worden opgenomen? Toelichting: Onze gemeente is betrokken in een PPS-constructies waarbij de gemeente een aandeel van 20% heeft in een CV ontwikkelingsmaatschappij. Het gemeentelijk aandeel in de stichtingskosten en overige voorbereidingskosten, ongeveer € 600.000, is geactiveerd. De vraag is nu of dit activum moet worden gezien als een deelneming of dat het als voorraad grond onder vlottende activa kan worden opgenomen. In het laatste geval zouden wij net als bij grondexploitatie met een actieve grondpolitiek de rente jaarlijks aan het activum toevoegen en zodra de grondverkopen worden gerealiseerd als vermindering in het activum verwerkt. Als het activum als "deelneming" in de balans wordt gezien, kan de rente niet worden toegevoegd en zou de rente zolang de grondverkopen nog niet zijn gerealiseerd als exploitatielast in de jaarrekening moeten worden verantwoord. Tegen dit laatste bestaat het bezwaar dat daardoor op begrotingsbasis de exploitatie wordt belast. Antwoord De inbreng van de gemeente in de CV kan niet als een deelneming worden gezien. Immers, een deelneming is volgens art. 1, onder e BBV een participatie in een BV of NV. Het kan ook niet als voorraad grond onder vlottende activa worden opgenomen. De grond is niet in bezit van de gemeente, maar van de vennoten. De inbreng in de CV kan de gemeente op grond van artikel 36,a3 als een kapitaalverstrekking aan overige verbonden partijen opnemen onder de financiële vaste activa. Voor zover middelen aan de CV beschikbaar worden gesteld als lening kunnen deze onder de financiële vaste activa als lening aan overige verbonden partijen (artikel 36,b3) worden geactiveerd. Subsidies aan de CV moet de gemeente als last opnemen. Met betrekking tot de rente geldt dat de gemeente hierover duidelijke afspraken moet vastleggen in de overeenkomst van de gekozen PPS-constructie. Aangezien de ontwikkeling plaatsvindt in de CV en niet door de gemeente kan de gemeente zelf geen rente bijschrijven. Vraag 10 van deel 9 (vóór apr05) Is het mogelijk om voor lopende investeringen de rente te activeren? Toelichting: In BW 2 wordt voor het activeren van rente in de vervaardigingsprijs van een actief een duidelijke voorwaarde gesteld. De rente moet gerelateerd zijn aan een schuld. Deze opmerking is niet opgenomen in de wetstekst van het BBV. Is het hierdoor vanuit het BBV mogelijk om bijvoorbeeld op basis van een omslagpercentage voor lopende investeringen de rente (op basis van het omslagpercentage) te activeren? Hierdoor kan bij een gemeente (of provincie) rente over het eigen vermogen worden geactiveerd. In artikel 63 lid 3 van het BBV staat o.a. het volgende:

In de vervaardigingsprijs kunnen voorts worden opgenomen een redelijk deel van de indirecte kosten en de rente over het tijdvak dat aan de vervaardiging van het actief kan worden toegerekend; in dat geval vermeldt de toelichting dat deze rente is geactiveerd.

In de toelichting op dit artikel wordt verwezen naar artikel 388 BW 2. In lid 2 van dit artikel staat o.a. het volgende:

In de vervaardigingsprijs kunnen voorts worden opgenomen een redelijk deel van de indirecte kosten en de rente op schulden over het tijdvak dat aan de vervaardiging van het actief kan worden toegerekend; in dat geval vermeldt de toelichting dat deze rente is geactiveerd.

In het compendium voor de jaarrekening staat toegelicht op artikel 388 lid 2 dat het niet is toegestaan om rente over het eigen vermogen, voor zover toe te rekenen aan de vervaardigingsperiode, te begrijpen in de vervaardigingsprijs. Rente op schulden over het tijdvak dat aan de vervaardiging kan worden toegerekend, mag wel in de vervaardigingsprijs worden begrepen, mits dat in de toelichting wordt meegedeeld. Antwoord In het BBV, artikel 63 derde lid, is met opzet alleen 'rente' en geen 'rente op schulden' opgenomen omdat onder het BBV ook fictieve rente in de renteomslag mag worden meegenomen.

Hoofdstuk 5

Hoofdstuk 5

Vraag 5 van deel 12 (apr05) Onze gemeente wil een zogeheten brede school realiseren. Dit brengt tijdelijk extra hoge huisvestingskosten met zich mee. Wij willen deze tijdelijke huisvestingskosten integraal opnemen in het te activeren krediet. Kan dit? Toelichting: Naar ons oordeel kan onze gemeente de voorafgaande kosten voor tijdelijke huisvesting integraal opnemen in het te activeren krediet. Immers, zonder deze tijdelijke huisvesting kan er geen brede school gebouwd worden aangezien deze op dezelfde plaats als de huidige opstallen komt. Conclusie: zonder tijdelijke huisvesting van de leerlingen etc. ook geen nieuwbouw. Antwoord Artikel 63 bepaalt dat activa worden gewaardeerd op basis van de verkrijgings- of vervaardigingsprijs. Bij de vervaardigingsprijs gaat het dan om aanschaffingskosten van de gebruikte grond- en hulpstoffen en de overige kosten welke rechtstreeks aan de vervaardiging kunnen worden toegerekend, en om een redelijk deel van de indirecte kosten en de rente dat aan de vervaardiging van het actief kan worden toegerekend. De kosten van de huisvesting in enig begrotingsjaar staat op zich los van de vervaardiging van het nieuwe schoolgebouw en moeten dan ook in de exploitatie worden meegenomen. Het doet er daarbij niet toe of de huisvesting plaatsvindt in het eigenlijke schoolgebouw of in een tijdelijke huisvesting; de gemeente dient de huisvestingskosten elk jaar als last in de begroting en rekening te verwerken. AFSCHRIJVEN – artikel 64 en 65 Vraag 3 van deel 6 (vóór apr05) Wanneer moet worden begonnen met afschrijven van geactiveerde kosten voor onderzoek en ontwikkeling van investeringen in activa? Antwoord Het ligt in de rede om met afschrijven te beginnen bij in het in gebruik nemen van het actief (zie de richtlijn van de commissie BBV onder D bij de aanbevelingen in de notitie kapitaalgoederen). Het ligt verder in de rede om dan tegelijk ook te beginnen met het afschrijven van kosten voor onderzoek en ontwikkeling van deze activa. De afschrijvingsduur van deze immateriële vaste activa bedraagt hooguit vijf jaar. Het verdient aanbeveling om de gedragslijn met betrekking tot het al dan niet activeren van deze kosten en de wijze van afschrijven daarvan op te nemen in de verordening 212 Gemeentewet . Vraag 14 van deel 5 (vóór apr05) Is lineair afschrijven verplicht voor materiële vaste activa? Toelichting: In de Handreiking voor de financiële verordeningen en controleverordeningen worden in de modelverordening artikel 212 Gemeentewet de materiële vaste activa lineair afgeschreven. Onze gemeente placht een annuïteiten-afschrijving te hanteren. Is lineair nu verplicht of een mogelijkheid (de toelichting bij de modelverordening lijkt te duiden op verplichting). Antwoord Lineair afschrijven is niet verplicht. Wel verplicht is in de verordening ex artikel 212 vast te leggen welke afschrijvingsmethode de gemeente hanteert. Vraag 11 van deel 4 (vóór apr05) Wij willen van methode van afschrijven veranderen. Hoe gaan wij om met een dergelijke stelselwijziging? Alle activa zijn volgens methode A afgeschreven. Nu stappen wij over naar methode B. Moeten we herberekenen wat de boekwaarde van de activa zou zijn geweest als we altijd volgens B hadden afgeschreven en vervolgens de boekwaarde daarop corrigeren? Of kunnen we met de huidige boekwaarde overgaan op methode B? Antwoord

Hoofdstuk 5

Hoofdstuk 5

Bij een stelselwijziging zal uitgebreid de reden gemotiveerd dienen te worden. Indien tot stelselwijziging wordt overgegaan zal de herberekening vanaf het begin dienen te gebeuren. Dus alsof altijd volgens de nieuwe methode was afgeschreven. Indien de afschrijvingstermijn op gegronde redenen verkort/verlengd wordt zal het negatieve/positieve verschil in boekwaarde tussen de nieuwe en de oude methode in een keer ten laste/ten gunste van de exploitatie gebracht moeten worden. Op deze manier komen de resterende structurele jaarlijkse lasten op het niveau passend bij de nieuwe methodiek. Overigens wordt opgemerkt, dat herwaarderen onder het mom van stelselwijziging niet is toegestaan. Vraag 9 van deel 12 (apr05) Mag onze gemeente de afschrijvingstermijn van schoolgebouwen verkorten van 60 jaar tot 40 jaar? Toelichting: Momenteel hanteert onze gemeente een afschrijvingstermijn van 60 jaar op schoolgebouwen. Echter dit wil men terug brengen tot 40 jaar, wat een betere en inzichtelijker termijn is. Volgens de wet is dit niet toegestaan. Is er voor deze buitensporige afschrijvingstermijn geen uitzondering te maken om zo de inzichtelijk te vergroten. En dus alleen op schoolgebouwen een inhaalafschrijving toe te passen? Antwoord Artikel 64 en 65 bevatten de BBV-bepalingen over afschrijven. Hierin staan geen voorschriften met betrekking tot te hanteren afschrijvingstermijnen bij schoolgebouwen. Van belang is met name artikel 64, lid 3, dat luidt: ‘Op vaste activa met een beperkte gebruiksduur wordt jaarlijks afgeschreven volgens een stelsel dat is afgestemd op de verwachte toekomstige gebruiksduur.’. De gemeente heeft de invulling aan artikel 64, lid 3 veelal vastgelegd in de eigen 212-verordening. Een gemeente kan, als daartoe gegronde reden is, de methode van afschrijven op activa wijzigen. Dit is een z.g. “stelselwijziging”, die uitgebreid gemotiveerd dient te worden. Indien tot een dergelijke stelselwijziging wordt overgegaan zal de herberekening van de boekwaarde vanaf het jaar van aanschaffing dienen te gebeuren, dus alsof altijd volgens de nieuwe methode is afgeschreven. Als de wijziging leidt tot een inhaalafschrijving dan dient deze extra last in één keer ten laste van het resultaat genomen te worden. Zie ook vraag 11 van deel 4. In de vraag gaat het echter niet om een stelselwijziging maar alleen om het terugbrengen van de afschrijvingstermijn. Dit kan worden beschouwd als een z.g. “schattingswijziging” (het verkorten van de verwachte levensduur van een actief van 60 naar 40 jaar, omdat dit reëler is). In dat geval kan worden volstaan met de bestaande boekwaarde gedurende de nieuwe (kortere) resterende afschrijvingstermijn af te schrijven. Vraag 3 van deel 13 (mei05) Moeten de afschrijvingstermijnen van de 212-verordening met terugwerkende kracht toegepast worden? Toelichting: Onze gemeente heeft in de 212-verordening termijnen van afschrijving opgenomen. Het is zo dat deze termijnen soms afwijken (korter zijn) dan hetgeen voor de vaststelling van deze verordening gehanteerd werd. Nu is het zo dat de accountant van de gemeente van mening is dat de afschrijvingstermijnen met terugwerkende kracht toegepast dienen te worden. Dit gaat de gemeente veel geld kosten. De gemeente heeft hier niet op gerekend, en is de mening toegedaan dat de nieuwe afschrijftermijnen met ingang van 2004 gelden, omdat dan pas de nieuwe verordening 212 gold, en het BBV pas voor de jaarrekening 2004 toegepast wordt. De vraag is als volgt: Is het noodzakelijk dat de gemeente de afschrijftermijnen met terugwerkende kracht toepast? Of zou de gemeente in de 212-verordening kunnen opnemen dat ze de nieuwe afschrijvingstermijnen pas toepast bij nieuwe investeringen? Antwoord Uit de vraag valt op te maken dat de gemeente met ingang van het begrotingsjaar 2004 de afschrijvingstermijnen heeft verkort voor zover de oude afschrijvingstermijnen als niet meer passend werden beoordeeld voor de ‘verwachte toekomstige gebruiksduur’ genoemd in artikel 64, derde lid BBV. Als de gemeente verder niets regelt in de 212-verordening gelden deze nieuwe afschrijvingstermijnen voor alle activa van de gemeente waarop de

Hoofdstuk 5

Hoofdstuk 5

desbetreffende afschrijvingsbepalingen van de 212-verordening slaan. Het maakt daarbij niet uit of ze dateren van vóór 2004 of pas in 2004 (of later) zijn verworven. Voor de activa die vóór 2004 zijn aangeschaft of vervaardigd geldt dan dat de boekwaarde ultimo 2003 gedurende de nieuwe (kortere) resterende afschrijvingstermijn wordt afgeschreven. De gemeente kan in de 212-verordening opnemen dat voor een bepaalde categorie activa meerdere afschrijvingstermijnen mogelijk zijn, afhankelijk van de verwervingsdatum van het actief. Hiervoor kan een gemeente bijvoorbeeld kiezen als de (technische) levensduur is veranderd en de afschrijftermijn daarop wordt aangepast. Voor de oude activa kan dan een afwijkende afschrijftermijn gelden. Als de gemeente zou besluiten om de afschrijvingsmethode aan te passen (stelselwijziging) zal de boekwaarde wél vanaf het jaar van aanschaffing van het actief moeten worden herberekend, dus alsof altijd volgens de nieuwe methode is afgeschreven. Als de wijziging leidt tot een inhaalafschrijving dan dient deze extra last in één keer ten laste van het resultaat genomen te worden. Zie ook VA9 van deel 12. Vraag 6 van deel 5 (vóór apr05) Moet de afschrijvingsduur voor activa met een maatschappelijk nut in overeenstemming zijn met de verwachte toekomstige levensduur? Toelichting. In de toelichting op artikel 59 van het BBV wordt gesteld dat het de voorkeur heeft activa met een maatschappelijk nut niet te activeren. Een uitzondering wordt gelaten voor investeringen in de openbare ruimte omdat gemeenten of provincies anders niet in staat zouden zijn bepaalde investeringen in de openbare ruimte te doen. Een maximale afschrijvingsduur wordt niet genoemd. Antwoord Artikel 59, vierde lid BBV, geeft aan dat investeringen met een maatschappelijk nut kúnnen worden geactiveerd. De nota van toelichting stelt dat het de voorkeur verdient om investeringen met een maatschappelijk nut niet te activeren. De periode van afschrijven dient zo kort mogelijk te zijn, en niet langer dan maximaal de economische levensduur. Ook de mogelijkheid om extra af te schrijven op investeringen met een maatschappelijk nut, uit hoofde van artikel 64, vierde lid BBV, duidt op een zo kort mogelijke periode. Er wordt van uitgegaan dat de gedragsregels voor de investeringen met een maatschappelijk nut worden vastgelegd in de verordening uit hoofde van artikel 212 van de Gemeentewet. Het gaat dan dus om zowel de (gedrags)regels die gelden voor de reguliere afschrijvingen als om de regels die gelden voor extra afschrijvingen. Vraag 12 van deel 2 (vóór apr05) Wat is de afschrijvingstermijn voor het boetebedrag als leningen zijn afgelost met betaling van een boeterente, als er geen nieuwe lening wordt afgesloten? Antwoord In een dergelijk geval mag de boete niet worden geactiveerd. Alleen in het geval er wel een nieuwe lening wordt afgesloten, is het toegestaan de kosten verbonden aan het sluiten van geldleningen (inclusief boetes) te activeren. De afschrijvingstermijn is in dat geval maximaal gelijk aan de looptijd van de nieuwe lening (artikel 64, lid 5 BBV). Vraag 8 van deel 4 (vóór apr05) Wij gaan bij gebouwen uit van eeuwigdurend onderhoud. Betekent dit dat wij niet hoeven af te schrijven op gebouwen? Antwoord Gebouwen zijn investeringen met een economisch nut en worden als zodanig onder de materiële vaste activa geactiveerd (zie artikel 59, eerste lid en artikel 35, eerste lid BBV). Gebouwen vallen onder de vaste activa met een beperkte gebruiksduur. Dit betekent dat er op gebouwen afgeschreven dient te worden (zie artikel 64, derde lid BBV). Vraag 9 van deel 4 (vóór apr05) Bij wegen wordt uitgegaan van eeuwigdurend onderhoud. Dus als we wegen hebben geactiveerd, hoeven we er niet op af te schrijven?

Hoofdstuk 5

Hoofdstuk 5

Antwoord Wegen dienen gezien te worden als investeringen in de openbare ruimte met maatschappelijk nut. Activering van wegen zou in principe niet moeten plaatsvinden. Zie ook artikel 59, lid 4. Indien desondanks tot activering wordt overgegaan dient de periode zo kort mogelijk te zijn (volgens de regels van de verordening ex artikel 212 Gemeentewet). Vraag 2 van deel 10 (vóór apr05) Is het mogelijk om op een actief over een bepaalde periode niet af te schrijven, als in die bepaalde periode geen sprake is van waardevermindering van het actief? Toelichting: Onze gemeente bouwt een aantal "schoolwoningen", woningen die aanvankelijk worden ingericht als schoollokalen (en dus ook voldoen aan de voorschriften dienaangaande). Er mag worden aangenomen dat de waarde / verkoopprijs op het moment van gereedkomen overeenkomt met de bouwkosten. Na ongeveer 15 jaar, wanneer naar verwachting de behoefte aan schoollokalen zal verminderen, worden de woningen verbouwd tot vrije sectorwoningen. Op dat moment ontstaat als het ware een nieuwe woning, mede gezien de forse investering die voor deze verbouwing is voorzien. Het lijkt aannemelijk om gedurende het gebruik als schoolwoning niet af te schrijven op deze woningen, gezien het feit dat na verbouwing een vrije sectorwoning ontstaat die dezelfde waarde heeft als de oorspronkelijke schoolwoning. Alle gebreken worden tijdens deze verbouwing hersteld. Aangezien er over de betreffende periode van 15 jaar geen sprake is van waardevermindering lijkt het voor de hand te liggen om niet af te schrijven op deze schoolwoningen. Antwoord Nee, de gemeente dient jaarlijks volgens een vast patroon af te schrijven. Het idee dat de waarde van (in feite) de school over 15 jaar gelijk is aan de verkoopwaarde als woning is – ondanks de voorgenomen plannen daartoe - speculatief en verdraagt zich daardoor niet met het voorzichtigheidsprincipe. Immers als de voorgenomen bestemmingswijziging niet doorgaat, is er een groot risico dat de boekwaarde van het actief als gevolg van het niet afschrijven te hoog zou zijn ten opzichte van de marktwaarde. Indien de andere bestemming wel optreedt, doet zich een andere functie voor van het gebouw. Het gaat dan met andere woorden om een ander actief, waarvoor (opnieuw) geïnvesteerd moet worden. Het effect van de geschetste aanpak is bovendien evenmin financieel transparant. Vraag 4 van deel 10 (vóór apr05) Is sprake van een duurzame waardevermindering als bedoeld in artikel 65, lid 1 van het BBV als de taxatiewaarde van een pand lager is dan de boekwaarde? Toelichting: Onze gemeente heeft recentelijk een aantal van haar panden laten taxeren. De taxatiewaarde blijkt in een aantal gevallen lager te zijn dan de huidige boekwaarde. Het bestuur is niet voornemens de functie van deze panden te wijzigen. Is hier sprake van een duurzame waardevermindering als bedoeld in artikel 65 lid 1 van het BBV? Betekent dit dat wij de waardeverminderingen op de boekwaarden van deze panden in mindering moeten brengen? Antwoord Ja, de waardevermindering dient op het actief tot uitdrukking te worden gebracht door extra afschrijving ten laste van de exploitatie. Vraag 4 van deel 12 (apr05) Moet op een gemeentelijk actief extra worden afgeschreven als het actief voor langere tijd wordt verhuurd? Het actief is dan immers moeilijker te verkopen waardoor de verkoopwaarde lager wordt en op grond van artikel 65,1 BBV moet dan extra worden afgeschreven. Toelichting: - Onze gemeente verhuurt een zwembad aan een zelfstandige stichting. - De zogenoemde BTW constructie werd toegepast, zodat vanaf 1992 gedurende 10 jaar verhuur

met BTW plaatsvindt. Vastgelegd in een schriftelijke huurovereenkomst. De oorspronkelijke huur bedraagt circa € 180.000.

- Na 10 jaar, derhalve vanaf 2002 bedraagt de huur volgens de schriftelijke overeenkomst € 0.45.

Hoofdstuk 5

Hoofdstuk 5

- De stichting ontvangt van de gemeente een exploitatie subsidie voor de exploitatietekorten. Deze subsidie is gefixeerd en stijgt met de inflatie.

- Met inachtneming van de eis dat in het object een zwembad geëxploiteerd dient te worden, is de verkoopwaarde van het object negatief.

Vragen hierbij: valt het object onder het begrip “investering met een economisch nut” volgens artikel 59 lid 1. Zo ja, is er door de lage huur sprake van een duurzame waardevermindering volgens artikel 65 lid 1. Zo nee, is er sprake van een investering met een maatschappelijk nut, volgens artikel 59 lid 4. Of is er sprake van een andere situatie. Antwoord Het zwembad is in bezit van de gemeente. Omdat een zwembad verhandelbaar is (de gemeente zou kunnen overgaan tot verkoop) en/of middelen kan genereren (de gemeente ontvangt immers de huur) valt het onder de investeringen met economisch nut. Artikel 65,1 bepaalt dat duurzame waardeverminderingen in aanmerking genomen dienen te worden. In hoeverre de huurovereenkomst leidt tot duurzame waardeverminderingen hangt af van de overeenkomst. Veelal zal gelden dat de overeenkomst een bepaalde tijdsduur beslaat dan wel bepalingen bevat die het de gemeente mogelijk maakt de overeenkomst op termijn op te zeggen. Dan is een eventuele waardevermindering niet duurzaam en hoeft er niet extra afgeschreven te worden. Vraag 7 van deel 13 (mei05) Artikel 65 spreekt over afwaarderen van actief bij buitengebruikstelling. Houdt dit per definitie in dat dit via investeringssfeer, dus als desinvestering wordt verwerkt of in de exploitatiesfeer via een éénmalige afschrijving? Antwoord Bij buitengebruikstelling van een actief wordt dit actief via een éénmalige afschrijvingslast in de exploitatie afgewaardeerd tot hetzij boekwaarde 0, hetzij tot de restwaarde indien die redelijkerwijs verwacht kan worden. Zie ook de toelichting bij artikel 65,3.

Hoofdstuk 5