Hoofdstuk 3 Normatieve ethiek

33
Hoofdstuk 3 Normatieve ethiek

description

Hoofdstuk 3 Normatieve ethiek. moraal en ethiek. Moraal: geheel van opvattingen, beslissingen en handelingen waarmee mensen uitdrukken wat zij goed of behoorlijk vinden. Ethiek: systematische refelectie op de moraal. descriptief normatief. descriptieve en normatieve ethiek. - PowerPoint PPT Presentation

Transcript of Hoofdstuk 3 Normatieve ethiek

Page 1: Hoofdstuk 3 Normatieve ethiek

Hoofdstuk 3

Normatieve ethiek

Page 2: Hoofdstuk 3 Normatieve ethiek

moraal en ethiek

• Moraal: geheel van opvattingen, beslissingen en handelingen waarmee mensen uitdrukken wat zij goed of behoorlijk vinden.

• Ethiek: systematische refelectie op de moraal.– descriptief– normatief

Page 3: Hoofdstuk 3 Normatieve ethiek

descriptieve en normatieve ethiek

• Descriptieve ethiek: – Geeft een beschrijving van de heersende moraal,

met de beschrijving van zeden en gewoonten, opvattingen over goed en kwaad, verantwoord en onverantwoord gedrag en geoorloofde en ongeoorloofde handelingen.

• Normatieve ethiek:– oordeelt ook over de moraal. – Beantwoorden de feitelijk gehanteerde normen en

waarden wel aan de opvattingen over hoe mensen zich behoren te gedragen?

Page 4: Hoofdstuk 3 Normatieve ethiek

descriptieve uitspraken

• Descriptieve uitspraken: feitelijke uitspraken die betrekking hebben op wat het geval is (het heden), op wat het geval was (het verleden) of op wat het geval zal zijn (de toekomst).

• De uitspraak is waar of niet waar

Page 5: Hoofdstuk 3 Normatieve ethiek

normatieve uitspraken

• Normatieve uitspraken: – waarde-uitspraken die aangeven of iets goed of

slecht, gewenst of ongewenst is. – verwijzen naar hoe de wereld zou moeten zijn i.p.v.

hoe de wereld feitelijk is.

• Er is een discussie mogelijk.

Page 6: Hoofdstuk 3 Normatieve ethiek

morele uitgangspunten

• waarden

• normen

• deugden

Page 7: Hoofdstuk 3 Normatieve ethiek

waarden

• Waarden: zaken of toestanden in de wereld die nastrevenswaardig zijn.

• Duurzame overtuigingen

• Soorten:– Instrumentele waarde– Intrinsieke waarde

• Morele waarden moeten nagestreefd worden om een goed leven te leiden of een goede maatschappij te realiseren.

Page 8: Hoofdstuk 3 Normatieve ethiek

normen

• Normen zijn regels die voorschrijven welke concrete soorten handelingen geboden, toegestaan of verboden zijn.

• Morele normen zijn aanwijzingen om verantwoord te handelen.

Page 9: Hoofdstuk 3 Normatieve ethiek

waarden en normen

Page 10: Hoofdstuk 3 Normatieve ethiek

deugden

• Menselijke eigenschappen met de volgende kenmerken:– Gewenste eigenschappen en ze drukken een waarde

uit die de moeite waard is na te streven.– Ze komen tot uitdrukking in het handelen.– Ze zijn duurzaam en blijvend.– Ze zijn voortdurend aanwezig, maar worden alleen

benut indien nodig.– Ze zijn door de persoon te beïnvloeden

• Morele deugden: karaktereigenschappen die iemand tot een goed mens bestempelen.

Page 11: Hoofdstuk 3 Normatieve ethiek

waarden – normen - deugden

• Morele waarden: zaken of overtuigingen die nastrevenswaardig zijn in het leven om een goed leven te leiden of een goede maatschappij te realiseren.

• Morele normen: regels die voorschrijven welke handelingen geboden, toegestaan of verboden zijn om verantwoord te handelen.

• Morele deugden: karaktereigenschappen die iemand tot een goed mens bestempelen of die mensen in staat stellen een ‘goed leven’ te leiden.

Page 12: Hoofdstuk 3 Normatieve ethiek

ethische theorieën

• relativisme

• universalisme / absolutisme

• gevolgenethiek

• beginselenethiek

• deugdenethiek

Page 13: Hoofdstuk 3 Normatieve ethiek

relativisme

• Alle morele uitgangspunten zijn relatief.

• Verantwoording voor een keuze wordt bepaald door de persoonlijke mening.

• Er bestaan geen universele normen.

• Problemen:– contradictie– zinvolle discussie niet mogelijk– kan leiden tot onwerkbare of niet te tolereren situaties

Page 14: Hoofdstuk 3 Normatieve ethiek

universalisme & absolutisme

• Universalisme:– Er is een stelsel van normen en waarden dat voor

iedereen geldig is.– In een aantal situaties is het denkbaar dat de

universele norm toch overschreden wordt.

• Absolutisme:– Er is geen enkele situatie denkbaar waarbij een

universele norm overschreden mag worden. – Veelal religieus karakter.

Page 15: Hoofdstuk 3 Normatieve ethiek

problemen absolutisme

• We kunnen er niet van uitgaan dat een universele norm in alle situaties het goede voorschrijft.

• Er is geen uitsluitsel bij conflicterende normen.

• Er zijn situaties waarbij geen algemeen geldende norm voorhanden is.

• Er is geen ruimte voor zelfstandige morele oordeelsvorming.

Page 16: Hoofdstuk 3 Normatieve ethiek

ethische theorieën

Page 17: Hoofdstuk 3 Normatieve ethiek

gevolgenethiek

• Een handeling is goed als de gevolgen van een handeling goed zijn.

• De handeling zelf is niet juist of onjuist, maar de gevolgen.

• Utilisme: gevolgen worden afgemeten aan menselijk genot, geluk of welzijn.

• Twee vormen:– utilisme volgens Bentham– utilisme volgens Mill

Page 18: Hoofdstuk 3 Normatieve ethiek

Jeremy Bentham (1748 – 1832)

Page 19: Hoofdstuk 3 Normatieve ethiek

Bentham

• Utiliteitsprincipe: grootste geluk voor het grootste aantal mensen.

• Grootste geluk is kwantitatief te bepalen: – o.a. intensiteit, duur, zekerheid, nabijheid van

gevolgen– opstellen morele balans– geld is een bruikbare maatstaf– optellen van genot van individueën

Page 20: Hoofdstuk 3 Normatieve ethiek

John Stuart Mill (1806 – 1873)

Page 21: Hoofdstuk 3 Normatieve ethiek

Mill

• Genot moet ook kwalitatief bepaald worden.

• Utilisme van Bentham kan uitbuiting als gevolg hebben.

• Vrijheidsbeginsel/schadebeginsel: Ieder is vrij zijn eigen genot op zijn eigen manier na te streven, zolang hij anderen hun genot niet ontneemt of in de weg staat.

Page 22: Hoofdstuk 3 Normatieve ethiek

kritiek op het utilisme

• Geluk is niet objectief meetbaar.

• Utilisme kan leiden tot uitbuiting.

• Gevolgen zijn onvoorspelbaar, onbekend of onzeker.

• Distributieve (verdelende) rechtvaardigheid.

• Utilisme negeert de persoonlijke relaties tussen mensen.

• Soms is een handeling moreel juist zonder dat ze meer genot oplevert.

Page 23: Hoofdstuk 3 Normatieve ethiek

beginselenethiek

• Een handeling is moreel juist als deze overeenstemt met een in zichtzelf geldende morele regel (wet, norm of beginsel), ongeacht de gevolgen van de handeling.

Page 24: Hoofdstuk 3 Normatieve ethiek

Immanuel Kant (1724 – 1804)

Page 25: Hoofdstuk 3 Normatieve ethiek

Kant

• kernbegrip: autonomie / zelfwetgeving

• De mens kan door de rede zelf bepalen wat moreel goed is.

• categorisch imperatief:– categorisch: norm is niet afhankelijk van tijd en plaats

en geldt onvoorwaardelijk– imperatief: handelingsvoorschrift of verplichtende regel– 2 vormen:

• universaliseringsbeginsel• wederkerigheidsbeginsel

Page 26: Hoofdstuk 3 Normatieve ethiek

universaliseringsbeginsel

• Handel alleen via die maxime waarvan je tegelijkertijd zou willen dat ze een algemene wet wordt.

Page 27: Hoofdstuk 3 Normatieve ethiek

wederkerigheidsbeginsel

• Handel zo dat je de mensheid, zowel in je eigen persoon als in de persoon van ieder ander, tegelijkertijd altijd ook als doel en nooit enkel als middel gebruikt.

Page 28: Hoofdstuk 3 Normatieve ethiek

kritiek op Kant’s theorie

• Vormen alle wetten die afgeleid kunnen worden uit de categorische imperatief een eenduidig en consistent stelsel van normen?

• Men blijft wellicht te rigide vasthouden aan bepaalde morele regels, zonder oog te hebben voor de (grote) negatieve gevolgen van een handeling.

Page 29: Hoofdstuk 3 Normatieve ethiek

deugdenethiek

• Handelende persoon staat centraal.

• Thema: het vormen van mensen tot moreel goede, verantwoordelijke wezens voor het leiden van een ‘goed leven’.

• Karakter ontwikkelen door opvoeding en onderwijs.

• Mengeling van ethiek en psychologie, nadruk op ontwikkeling karaktereigenschappen.

Page 30: Hoofdstuk 3 Normatieve ethiek

deugden voor moreel verantwoordelijke ingenieurs

• deskundigheid/professionaliteit• helder en informatief communiceren• coöperativiteit• bereidheid om compromissen te sluiten• objectiviteit• openstaan voor kritiek• doorzettingsvermogen• creativiteit• bevorderen kwaliteit• oog hebben voor detail• de gewoonte hebben het werk zorgvuldig te rapporteren

Page 31: Hoofdstuk 3 Normatieve ethiek

Aristoteles (384 – 322 v. Chr.)

Page 32: Hoofdstuk 3 Normatieve ethiek

Aristoteles

• Streven naar goede leven (eudaimonia)

• Morele deugd (karakterdeugd) is gulden middenweg tussen twee extremen of kwaden:– overmoed – moed – lafheid– gierigheid – vrijgevigheid – verkwisting

• Verstandigheid (intellectuele deugd) bepaald de gulden middenweg.

Page 33: Hoofdstuk 3 Normatieve ethiek

kritiek op de deugdenethiek

• Niet anders dan beginselenethiek

• Geeft geen concrete aanwijzing hoe te handelen in een casus

• Kunnen we een morele deugd zonder voorbehoud zomaar voor goed verklaren?