Hoofdstuk 15 van De stad als organisatie

19
278

Transcript of Hoofdstuk 15 van De stad als organisatie

278

DAT MAG IN DE KRANT

CRISIS IN DE DAGBLADJOURNALISTIEK

15

280

Robert Chesal is onderzoeksjournalist, auteur, vertaler en docent Journalistiek. Tussen 1991 en 2012 werkte hij als mul-timediajournalist voor Radio Nederland Wereldomroep. In 2010 won Chesal samen met verslaggever Joep Dohmen van NRC Handelsblad drie prijzen, waar-onder de titel Journalist van het jaar, voor een reeks primeurs over seksueel misbruik van minderjarigen door ambts-broeders van de rooms-katholieke Kerk. Chesal won eerder prijzen op het New York Festival voor zijn radiodocumen-taires. In 2012 schreef hij Een verzwegen leven over het openbreken van het kerkelijk misbruikschandaal en over zijn eigen misbruik als kind in zijn geboorte-land Amerika. Zijn onderzoeksverhalen zijn verschenen in zowel Nederlandse als Britse en Amerikaanse nieuwsmedia. Sinds 2012 doceert Chesal journalistiek aan de Rijksuniversiteit Groningen en Leiden University College.Contactinformatie: [email protected]

ROBERT CHESAL

28115. DAT MAG IN DE KRANT

SPEELVELD

Invalshoek Professioneel: journalistiekSeizoenen van The Wire 5Personages uit The Wire Gus Haynes, Scott TempletonAndere personen David Simon, Pim FortuynVergelijking met Nederland Veranderingen in de mediaRode draad Positie en toekomst van de krant

Het vijfde en laatste seizoen van The Wire draait net als de voorgaande seizoe-

nen om een institutie in crisis. In dit geval gaat het om de journalistiek, en dan

met name de lokale krant The Baltimore Sun. De crisis is financieel van aard: in

een van de eerste scènes zien we de journalisten van The Sun tijdens een rook-

pauze bespreken hoe de komende ontslagronde door het moederbedrijf de re-

dactie gaat treffen. Ze zien de bui al hangen: de oude rotten worden ontslagen

en de overgebleven banen gaan naar almaar jongere, goedkopere verslaggevers

die nota bene niet eens kunnen schrijven. Kortom, krimpende budgetten zijn

het probleem. Maar gaandeweg het seizoen blijkt het probleem veel dieper te

zitten. Volgens scenarioschrijver David Simon gaat het om de uitholling van een

instituut: de Amerikaanse plaatselijke krant. Hij ziet dit als de bijl aan de wortel

van de journalistiek zelf, waarbij politici en andere machthebbers de media (en

via de media het publiek) steeds makkelijker kunnen manipuleren om hun be-

langen veilig te stellen. Dit hoofdstuk gaat in op de uitholling zoals verbeeld in

The Wire en op de achterliggende economische en historische trends. Daarnaast

wordt gekeken naar de media als machtsinstrument in The Wire en naar de toe-

komstverwachtingen voor de journalistiek en nieuwsmedia in Nederland.

MEERVOUDIG KIJKEN

282 DEEL 5 – MEDIA, POLITIEK EN HAVEN

Shameful shit: galgenhumor bij The Baltimore Sun. Als Gus Haynes, als City

Desk Editor verantwoordelijk voor de verslaggeving over de stad Baltimore, na een

rookpauze binnenkomt, ziet hij twee redacteuren in een vergaderzaal uit het raam

staan staren naar een brandend gebouw midden in de stad. Hij vraagt zijn collega’s

of ze de politieverslaggever van de krant al hebben gewaarschuwd. Geen van beiden

heeft eraan gedacht. Gus geeft ze een uitbrander: ‘What kind of people stand around

watching a fire? This is some shameful shit.’ Deze scène blijkt later een metafoor te

zijn voor de huidige staat van de journalistiek in Amerika: de bedrijfstak kijkt toe

terwijl hijzelf in de as wordt gelegd, net als de steden die hij zou moeten bedienen.

Gus is een journalist van de oude stempel. Begonnen als politieverslaggever is hij

opgeklommen tot eindredacteur. In die positie hamert hij op urgentie, snelheid, een

neus voor nieuws, maar ook grondig onderzoek. Bovenal verdedigt hij de gevestigde

praktijken die ervoor zorgen dat de krant accuraat en betrouwbaar is in zijn bericht-

geving. Dat zijn de bekende regels van hoor en wederhoor plegen, alle beweringen

checken en dubbelchecken en quotes waar mogelijk toeschrijven aan de bron (met

naam en toenaam). Het maakt hem misschien tot een wat onbuigzame figuur, maar

hij is er trots op en weet dat de betrouwbaarheid van de krant te voet komt, maar te

paard gaat.

Het regionale dagblad in de VS en Nederland. In de VS behelst de taak van

een regionaal dagblad (city paper) het informeren van de lezers over een breed scala

aan onderwerpen, waaronder de (regionale) politiek, misdaad, sport, de culturele

en maatschappelijke agenda’s, het bedrijfsleven, belastingen, huisvesting, scholen,

overheidsactiviteiten, banen, bestemmingsplanwijzigingen en maatschappelijke

diensten. Nederlandse regionale dagbladen, zoals het Dagblad van het Noorden, de

Stentor vervullen ongeveer dezelfde taak, maar met één cruciaal verschil: vanwege

het federale karakter van de Amerikaanse politiek hebben regionale dagbladen in de

VS een zwaardere verantwoordelijkheid wat betreft politieke verslaggeving.

In de VS hebben de lokale en regionale politiek (stad en deelstaat) veel impact op het

dagelijks leven van de burger. Om te beginnen is de macht van de gouverneur op deel-

staatsniveau aanzienlijk groter dan die van de provinciale tegenhanger in Nederland,

de commissaris van de Koning. De deelstaten hebben ieder een eigen Congres en be-

zitten een grote mate van financiële en bestuurlijke autonomie. Ze hebben het voor

het zeggen over zaken als eigendomsregels, arbeidsvoorwaarden, onderwijs, verkeer

en vervoer, en het strafrecht (Ramkema, 2014). De deelstaten bepalen bijvoorbeeld

zelf of ze de doodstraf wel of niet in hun strafsysteem opnemen, een bevoegdheid

die goed weerspiegelt hoe groot hun macht is. Deze decentrale macht legt een zware

28315. DAT MAG IN DE KRANT

MEERVOUDIG KIJKEN

verantwoordelijkheid op de regionale krant. Het feit dat veel overheidsposten op

deelstaat- en lokaal niveau gekozen functies zijn, maakt die verantwoordelijkheid

nog zwaarder. Er staat nu eenmaal veel op het spel en de grote spelers zitten niet in

Washington, maar in de plaatselijke politiek.

More with less. Als Gus terugloopt naar zijn bureau bij The Sun, valt het op hoe

stil het is op de redactie. De vele lege bureaus zijn het tastbare gevolg van de zoveel-

ste ontslagronde. Tegelijkertijd vormen de archiefkasten en werkplekafscheidingen

enorme obstakels op de open-redactievloer; door de lage cameravoering blokkeren

ze ook het zicht van de kijker. Filmisch heeft de ruimte iets weg van een zee waarin

de journalisten zelf wegzinken. Niemand op de redactie lijkt enige urgentie te voelen;

er is geen journalistieke buzz aanwezig, alleen een stille berusting. In de volgende

scène zien we hoe de drugsbarons van Baltimore in een vergaderzaal van een duur

hotel hun territorium aan het verdelen zijn. Schrijnender kan het bijna niet: de geor-

ganiseerde misdaad gaat open en bloot haar gang, maar de journalisten van The Sun

hebben de vinger niet (meer) aan de pols van de stad.

Met een reeks scènes op de redactie van The Sun schetst The Wire een complex

verhaal over de ontwikkelingen bij een doorsnee Amerikaans dagblad. Anno 2008

kampten de Amerikaanse regiokranten al jaren met een financiële crisis. Veel dag-

bladen in de middelgrote markten als Baltimore waren vanaf de jaren tachtig van de

vorige eeuw opgekocht door beursgenoteerde bedrijven voor wie de publieke infor-

matievoorzieningstaak van de regionale krant geen prioriteit had. Het ontbrak deze

moederbedrijven aan een langetermijnvisie die de levensvatbaarheid van de regio-

nale krant kon waarborgen.

De crisis bij deze kranten had en heeft veel te maken met de groei van on-demand

nieuwsconsumptie. Mensen willen het nieuws lezen op het moment dat het hen

uitkomt. Een groeiend aantal websites speelt daarop in met gratis nieuws dat

continu verkrijgbaar is en ook nog eens regelmatig wordt ververst. Adverteerders

zoeken hun geluk bij deze steeds populairdere nieuwssites, waar de reclame goed-

koper is en het bereik meetbaarder dan bij de dagbladen. Dat drukt de winst bij de

grote moederbedrijven. Om dat te compenseren, voeren die bezuinigingen door bij

de redacties.

‘It’s a bad time for newspapers, as you all know. The news hole is shrinking as

advertising dollars continue to decline. Our circulation numbers are also down

as we compete with a variety of media. Technology is driving distribution. And

the internet is a free source of news and opinions. Seeking a balance in this

284 DEEL 5 – MEDIA, POLITIEK EN HAVEN

new world, we’re now faced with hard choices. [...] there will be a fresh round

of buyouts.’

Met deze speech kondigt executive editor Whiting een volgende ontslagronde aan.

Het moederbedrijf wil inderdaad alle buitenlandcorrespondenten terugroepen. En

de enige politieverslaggever van The Sun verliest ook zijn baan. Gus is boos omdat de

redactie more with less moet doen, terwijl The Sun op zichzelf nog wel winstgevend

is. Knijpt ‘Chicago’ zijn krant soms uit om verliezen elders goed te maken? vraagt hij

zich af. In zijn ogen heeft het moederbedrijf geen boodschap aan kwaliteit, want dat

kost te veel geld. Dit idee vormt een rode draad in The Wire. Het thema van uitholling

keert op verschillende manieren terug in seizoen 5.

In een scène in aflevering 4 wordt de corrupte state senator Clay Davis aangeklaagd

door de stadsrechtbank van Baltimore. Op de redactie van The Sun wordt Gus on-

aangenaam verrast door de beelden op het televisiescherm. Zijn deelredactie, de City

Desk, was niet op de hoogte van de zitting en miste de perp walk, het iconische mo-

ment waarop Clay, een belangrijke publieke figuur, het gerechtsgebouw werd binnen-

geloodst. Gus en zijn directe baas, Managing Editor Thomas Klebanow, zijn furieus.

Maar al snel wordt duidelijk hoe dit kon gebeuren: de krant heeft al maanden eerder

tijdens een bezuinigingsronde de stadsrechtbankverslaggever ontslagen en niet ver-

vangen. Sinds die tijd zijn alle zaken bij de stadsrechtbank in een zwart gat beland. De

boodschap is duidelijk. The Sun hobbelt achter de feiten aan. Gus geeft opdracht aan

de federale rechtbankverslaggever om zich snel in te lezen zodat de krant geen stap

meer mist in het Clay Davis-drama.

Het is niet toevallig dat het hier om een lokale gebeurtenis gaat. Het past in de stelling

van The Wire dat de bezuinigingsronden de lokale verslaggeving en dus het middel

waarmee de krant de lezers aan zich bindt, hebben verarmd en daarmee de geloof-

waardigheid van de krant hebben ondermijnd. Later horen we zelfs dat de assistent-

officier van justitie Rhonda Pearlman wel had geprobeerd om de krant in te seinen

over de Clay Davis-zitting. Ze had gebeld en een boodschap achtergelaten, maar het

nummer bleek van de ontslagen rechtbankverslaggever te zijn. Niemand had Pearl-

man verteld dat die niet meer voor The Sun werkte. David Simon pepert het de kijker,

die het eerder misschien nog niet begrepen had, nog maar eens goed in: het voor de

krant zo cruciale netwerk is ernstig verwaarloosd.

Institutioneel geheugenverlies. Het netwerk van contacten is niet het enige wat

teloorgaat door de bezuinigingen. Als een algemene verslaggever terugkomt van een

gemeenteraadsvergadering, valt Gus iets op aan een punt onder aan de agenda. De

28515. DAT MAG IN DE KRANT

MEERVOUDIG KIJKEN

raad heeft gestemd over een bestemmingsplanwijziging als onderdeel van een ruil

van twee percelen grond. En het rare is dat de partij met wie de stad Baltimore zaken

doet een veroordeelde drugsbaron is. Dat had de algemene verslaggever niet door,

maar als oud-politieverslaggever herkent Gus de naam.

Na wat speurwerk en een rondje bellen voor hoor en wederhoor hebben de journa-

listen goud in handen: de drugsbaron blijkt een schenking te hebben gedaan aan de

campagnekas van Nerese Campbell, de voorzitter van de gemeenteraad. Met deze

scoop roept The Sun een lokale machthebber in de gemeentepolitiek ter verantwoor-

ding en vervult de journalistiek haar klassieke rol als waakhond. De andere kant van

de medaille is echter dat de scoop aan een toevallige ontdekking te danken is. Als Gus

niet naar die agenda had gekeken, had niemand de naam van de drugsbaas herkend.

Gus vertegenwoordigt hier het institutioneel geheugen van de krant: ‘We caught it

late, but we caught it.’

Hoe waardevol maar precair dit institutioneel geheugen is, zien we ook als Gus een

tip krijgt van voormalig collega Norm, oud-journalist en tegenwoordig adviseur van

burgemeester Carcetti. Als proefballonnetje lekt Norm naar Gus dat de burgemeester

politiecommissaris Burrell gaat ontslaan en in zijn plaats de huidige, veel minder be-

kende districtschef Daniels gaat aanstellen. Gus geeft Scott Templeton, een relatief

nieuw gezicht op de redactie, opdracht om de zaak uit te zoeken. Maar Templeton

kent bij de politie alleen de naam Burrell. De naam Daniels zegt hem niets. De pas

ontslagen politieverslaggever Twigg, die zijn bureau zit te ontruimen, hoort dit ge-

sprek en kan het niet helpen: hij ratelt de hele loopbaan van Daniels in één adem af

en noemt ook nog eens alle figuren in de kring rondom de beoogde commissaris. Met

Twigg verliest de krant een schat aan parate kennis, inzicht en ervaring. Twigg helpt

de stadsredactie nog één keer uit de brand, maar als hij aan het eind van de werkdag

het gebouw van The Sun voorgoed verlaat, gaat er een flinke brok institutioneel ge-

heugen verloren, zoveel is duidelijk.

Rancune? Sommige commentatoren stellen dat zulke verhalen sterk gekleurd zijn

door de bril van The Wire-scenarist David Simon, oud-verslaggever bij The Sun. Si-

mon zou via het scenario zijn eigen ontslag bij de krant hebben willen wreken met

een uitgesproken zwartgallig portret van het bedrijf. Maar de gepassioneerde plei-

dooien die Simon al jaren houdt voor lokaal eigenaarschap van regiokranten, ook in-

zake kwesties waarbij voor hem persoonlijk niets op het spel staat, geven een andere

indruk (Simon, 2013). Hij lijkt eerder een bevlogen voorvechter van journalistieke

onafhankelijkheid dan een gefrustreerde, op wraak beluste oud-journalist. Hoe het

ook zij, hij portretteert de krant als ervaringsdeskundige en met veel liefde voor het

286 DEEL 5 – MEDIA, POLITIEK EN HAVEN

journalistieke vak en (sommige) beoefenaren daarvan. Tegelijkertijd richt Simon zijn

pijlen op een feitelijke kwestie die losstaat van zijn persoonlijke mening of mogelijke

verborgen agenda: grote bedrijven, en hun aandeelhouders, zijn inderdaad verant-

woordelijk voor enorme aderlatingen bij de regionale dagbladen.

De crisis in de traditionele media. In 2007, het jaar vóór het vijfde seizoen van

The Wire, daalde de gemiddelde krantenoplage in de VS met 2,5% door de week, en

met 3,5% op zondag (de Amerikaanse zondagskrant is van oudsher de meest popu-

laire en dikste editie van de week). Deze daling was een voortzetting van een jaren

eerder ingezette trend. Tussen 2001 en 2007 daalden de oplages van de dagbladen en

zondagsedities met respectievelijk 8,4 en 11,4% (Pew Research Center, 2008). Afgezet

tegen de groei van het internet in die periode, lijkt de daling bij de krant te wijten aan

het verdringen van het ene medium door het andere. Maar een blik op de geschiede-

nis laat zien dat dit iets genuanceerder ligt.

De krant stond al ver voor de opkomst van internet onder druk, al sinds de televisie

op grote schaal haar intrede deed in het Amerikaanse huishouden. In 1940 stond de

totale krantenoplage in de VS gelijk aan één krant per twee volwassenen; in 1990 was

dat nog maar één krant per drie volwassenen. In 1946 las zo’n 85% van de volwasse-

nen regelmatig een dagblad, in 1985 was dat rond de 55%. Met enige voorzichtigheid

kan worden gezegd dat een belangrijke oorzaak hiervan de opkomst van de televisie

was. In 1952-1953 werd er in ongeveer 16 miljoen Amerikaanse huishoudens dagelijks

naar netwerktelevisie gekeken tijdens primetime (19.30-22.00 uur). In 1979 werd er in

zo’n 44 miljoen huishoudens gekeken (Seidman, 2007). De opmars van kabeltelevisie

in de jaren tachtig van de vorige eeuw leidde tot een versnippering van het publiek

over veel verschillende (niche)zenders, maar mensen bleven veel uren tv kijken. In de

jaren negentig van de vorige eeuw stond er in het gemiddelde Amerikaanse huishou-

den zeven uur per dag een tv aan. De aandacht van de krantenlezer werd opgeslokt

door de buis. De tv was de oorzaak van die verschuiving in nieuwsconsumptie, maar

beïnvloedde de journalistiek daarnaast ook inhoudelijk.

Seeing is believing. Vanaf het begin (in de jaren twintig van de vorige eeuw) ope-

reerden de Amerikaanse omroepen met een winstoogmerk. Hun opbrengsten kwa-

men uit het verkopen van reclamezendtijd en uit sponsoring. In tegenstelling tot de

dagbladjournalistiek zagen radio- en televisienetwerken nieuwsvoorziening in eer-

ste instantie niet als een hoofdtaak, maar juist als een noodzakelijk kwaad. Nieuws

was voor de zenders een manier om te voldoen aan hun wettelijke plicht om een deel

van hun zendtijd te besteden aan publieke dienstverlening. In de loop van de tijd

28715. DAT MAG IN DE KRANT

MEERVOUDIG KIJKEN

merkten de netwerkbonzen dat sterke nieuwsuitzendingen prestige brachten. Een

degelijk nieuwsprogramma was goed voor het merk van het netwerk. Na de Tweede

Wereldoorlog kregen de nieuwsredacties van de zogenoemde Big Three – CBS, NBC

en later ABC – steeds grotere budgetten en breidden ze hun nieuwsberichtgeving

steeds verder uit. Zo steeg zowel het aanzien als de populariteit van network news.

Om die status verder te verhogen, trokken de netwerken gezaghebbende journalis-

ten als news anchors aan. Dit waren mensen die hun sporen hadden verdiend in de

dagbladjournalistiek, zoals Walter Cronkite, David Brinkley, Howard K. Smith, Harry

Reasoner en Dan Rather.

Hoe belangrijker het medium tv werd, hoe visueler ingesteld de Amerikaanse nieuws-

consument raakte. Meer nog dan tekst maakten beelden het verhaal. Seeing is believ-

ing, al helemaal toen de televisiecamera’s onvergetelijke beelden van bijvoorbeeld de

slagvelden in Vietnam, de eerste Apollo-maanlanding en het aftreden van president

Nixon de Amerikaanse huiskamers binnenbrachten. Voor babyboomers werd het

avondjournaal op tv een vertrouwde en betrouwbare nieuwsbron. Het geschreven

woord, en dus de krant als bedrijfstak, had nu een geduchte concurrent.

Verschraling. Krantenmensen begrepen de enorme kracht van beelden en pro-

beerden nieuwe strategieën om het tij van het afkalvende lezersaantal te keren. Ze

gingen enerzijds doen wat de televisie niet kon: de diepte in, met meer duiding en

achtergrondverhalen. Breaking news hadden de lezers immers al in het journaal

gezien. Anderzijds gingen de kranten ook het gevecht aan op het terrein waar tele-

visie juist sterk in was: emotie. Kranten en opiniebladen begonnen vanaf de jaren

zestig van de vorige eeuw te experimenteren met andere journalistieke genres dan

de klassieke, ‘oprolbare’ vorm van het nieuwsbericht. Onder invloed van bewegin-

gen als het New Journalism verschenen meer artikelen met een sterkere nadruk op

de auteur. Journalisten schuwden niet langer het gebruik van literaire conventies,

zoals het schrijven in de ik-persoon en het bieden van psychologische inzichten in

de beschreven personen. Steeds meer verhalen draaiden om een persoon in plaats

van iets abstracts als een probleem of een proces. Het doel was ervoor te zorgen dat

de lezer zich makkelijker kon identificeren met het verhaal, precies zoals dat op tv

gebeurde.

Foto’s, steeds groter en ook in kleur, kregen een vaste plek op de voorpagina van de

krant. De fotojournalistiek kreeg een belangrijke functie als bewijsvoering; een ar-

tikel vergezeld van art was per definitie geloofwaardiger. Maar het was niet alleen

feitelijk betrouwbaarder; de foto gaf het verhaal ook een emotionele dimensie, waar

woorden soms tekortschoten.

288 DEEL 5 – MEDIA, POLITIEK EN HAVEN

Ondanks deze en vele andere vernieuwingen, bleven de kranten last houden van da-

lende oplagecijfers. Vanaf eind jaren tachtig van de vorige eeuw werden veel kranten

verkocht aan grote concerns of gingen ze op in dagbladcombinaties met hun voor-

malige concurrenten. Een flink aantal kranten verdween: in de vijf decennia na 1940,

gingen 267 Amerikaanse kranten ten onder. Begin jaren negentig van de vorige eeuw

hadden nog maar 37 steden in de VS een zelfstandige krant (Stephens, 2000). De con-

currentie tussen kranten onderling was behoorlijk verschraald.

Vanaf 1950 is er ook in de Nederlandse dagbladpers sprake van verschraling. Tus-

sen 1950 en 1980 daalde het aantal zelfstandige kranten van 60 naar 50; de twee de-

cennia daarna verdwenen er meer dan 25. Ook het aantal dagbladuitgevers kromp

aanzienlijk: van 25 naar 9 tussen 1980 en 2014 (Bakker, 2015). Televisie heeft daar

waarschijnlijk een rol in gespeeld. Kijktijd in Nederland groeide exponentieel vanaf

de jaren vijftig van de vorige eeuw. Een andere kant van de medaille is er ook: hoewel

er in Nederland minder zelfstandige kranten zijn, zijn de overgebleven kranten veel

dikker geworden. In die zin zou je kunnen zeggen dat de dagbladjournalistiek niet

verschraald, maar juist verrijkt is (Huub Wijfjes, persoonlijke communicatie, 22 no-

vember 2015).

‘This is CNN.’ Vanaf de jaren tachtig van de vorige eeuw kregen zowel de kranten

als de drie grote Amerikaanse netwerken er een belangrijke concurrent bij: kabel-

televisie. Kabel-tv combineerde een brede geografische spreiding met innovatieve

nieuwsgaringstechnologie, met name het gebruik van de satelliet om over lange af-

stand livebeelden uit te zenden. De eerste serieuze speler was Turner Broadcasting

met CNN, dat vanaf de zomer van 1980 ging uitzenden. Geduldig wachten op de krant

was allang verleden tijd, maar nu kon de kijker 24 uur per dag bijgepraat worden met

livebeelden vanuit de hele wereld. In 1982 werd er met behulp van satellietbeelden

direct uitgezonden vanuit het oorlogsgebied op de Falkland Eilanden. Kijkers over

de hele wereld volgden live de tragische lancering van het ruimteveer Challenger in

1986. En enkele jaren later deed CNN live verslag van het neerslaan van de protesten

op het Plein van de Hemelse Vrede en de val van de Berlijnse Muur. CNN’s breaking

news vanaf schijnbaar elke plek op aarde naar elke kijker met een kabelverbinding

luidde een hypertechnologisch, globaliserend mediatijdperk in. Wereldnieuws was

hot en CNN zat erbovenop. Deze zender heeft grote invloed gehad op andere media

en op de verwachtingen van de tv-kijker.

De invloed van de drie grote tv-netwerken en de kabelreuzen is ook in seizoen 5 van

The Wire voelbaar. Als Scott Templeton zogenaamd gebeld wordt door een serie-

moordenaar (een verzinsel van Templeton), wordt de journalist ineens het middel-

28915. DAT MAG IN DE KRANT

MEERVOUDIG KIJKEN

punt van zijn eigen verhaal. De grote bazen Whiting en Klebanow willen dat uitbui-

ten door Templeton te laten interviewen en het verhaal op de voorpagina te brengen.

Dit illustreert de trend naar krantenverhalen die meer om het individu draaien dan

om het proces of het probleem. Zelf een prominente positie in het verhaal innemen,

druist echter in tegen het ethos en imago van de serieuze krantenjournalist en zelfs

de ijdele Templeton stribbelt (een klein beetje) tegen. Gus heeft het er moeilijk mee.

Hij vindt dat dit de berichtgeving te sterk persoonlijk kleurt. Maar als de netwerken

en CNN bellen, wuift Klebanow alle bezwaren weg. Templeton moet het doen. De

bazen ruiken een mogelijke Pulitzerprijs en The Sun kan de publiciteit van een inter-

view op CNN goed gebruiken. Deze scène toont aan hoe sterk op de persoon gericht

het nieuws is geworden onder invloed van televisie. Ook ‘serieuze’ kranten doen er-

aan mee. Zoals Klebanow tegen Templeton zegt: ‘Remember, you’re an ambassador

for the paper.’

Dumbing down. Nu livegebeurtenissen uit de hele wereld via de kabeltelevisie de

huiskamer binnenstroomden, werd de regionale krant steeds irrelevanter. De krant

had een hopeloos ouderwets imago met een focus op lokale aangelegenheden, met

lange verhalen en een afhankelijkheid van technologische dinosaurussen: papier en

drukpersen voor de productie, logge vrachtwagens en kneuterige krantenautomaten

voor de distributie. Krantenjournalistiek werd (en wordt) gezien als een afstervende

tak aan een zieke boom.

Een typische reflex van de krant was om minder complexiteit na te streven, ofwel

dumbing down. De lezer kreeg minder hard nieuws, buitenlandverslaggeving en

politiek voorgeschoteld en juist meer verhalen over gezondheid, beroemdheden en

entertainment. Om de eigen geloofwaardigheid op te schroeven, werd er gejaagd op

prijzen, met name de fel begeerde Pulitzerprijzen, door middel van series artikelen

gericht op social impact: een vage term voor politieke gevolgen, waarbij de ware in-

vloed van de krant meestal onmeetbaar is. Een impliciete suggestie in The Wire is dat

de Pulitzerprijs is verworden tot een symbool waar kranten mee kunnen pronken

zonder dat ze het echte werk verzetten, zonder het dagelijkse geploeter dat nodig is

om een gemeenschap van kwaliteitsjournalistiek te voorzien.

Met de intrede van internet is de teloorgang van kwaliteitsjournalistiek op plaatse-

lijk niveau in een stroomversnelling gekomen. Door de opkomst van de citizen jour-

nalist, die via Twitter en eigen blogs ‘nieuws’ de wereld inbrengt, gaan steeds meer

mensen twijfelen aan de meerwaarde van professionele journalisten. In de populaire

cultuur wordt vaak beweerd dat iedereen journalist is (Honan, 2011) en nieuwsorga-

nisaties doen aan die illusie mee, ook al weten ze drommels goed dat het nieuws dat

290 DEEL 5 – MEDIA, POLITIEK EN HAVEN

zo gemaakt wordt vaak niet zorgvuldig en betrouwbaar is. Zo bood de Volkskrant

vanaf 2005 zijn lezers de mogelijkheid om te bloggen op de website van de krant. Dat

initiatief is gestaakt in 2011, maar andere uitwerkingen van het idee zijn blijven be-

staan, zoals nujij.nl. Het besef groeit dat de burgerjournalist een blijvend fenomeen

is. Professionele journalisten maken met gepaste scepsis gebruik van de uitingen

van burgers. Op redacties worden de vele Twitterberichten bij nieuwsgebeurtenis-

sen doorgaans als uitspraken van ooggetuigen behandeld. Dat wil zeggen: mogelijk

interessant om te melden, maar alleen als één bron tussen de vele andere en zeker

niet per definitie betrouwbaar.

De stelling die seizoen 5 van The Wire poneert, is eenvoudig: er bestaat geen substi-

tuut voor diepgang, voor gedegen verslaggeving op basis van een kritische journalis-

tieke houding. En als je dat laat varen door niet pal te staan voor de voorwaarden die

daarvoor nodig zijn, verloochen je de essentie van de journalistieke taak: het contro-

leren van de macht.

Een week na de uitzending van de laatste aflevering van The Wire in maart 2008,

schreef David Simon teleurgesteld dat veel commentatoren die cruciale boodschap

niet hadden begrepen. In plaats daarvan had iedereen het over hoe slecht geschreven

seizoen 5 was geweest, of hoe overdreven de plot was, klaagde hij. Hij wilde ook dui-

delijkheid scheppen over de verschillen en overeenkomsten tussen zijn fictieve The

Baltimore Sun en de echte krant waar hij voor had gewerkt. Wat hij duidelijk wilde

maken, was dat de uitholling van de journalistiek die in The Wire te zien was, op

waarheid was gebaseerd:

‘Amid buyout after buyout, The Baltimore Sun conceded much of its institu tional

memory, its beat structure, its ability to penetrate municipal institutions and re-

port qualitatively on substantive issues in a way that explains not just the symp-

tomatic problems of the city, but the root causes of those problems. The Sun be-

gan doing so in the 1990s – before the internet, before the Tribune Company

did its worst – when beat reporting and any serious, systemic examination of

issues was eschewed in favor of “impact” journalism, special projects and Pulit-

zer sniffing. It continued doing so into the present decade [...] And now, with the

economic vise that is the internet tight around her, The Sun – like so many once-

worthy regional newspapers – is fight ing for relevance and readers.’

De toekomst. De meest steekhoudende kritiek op David Simons typering van The

Sun is dat het portret zo’n tien jaar ouder lijkt dan de realiteit anno 2008. Wat ont-

breekt is de tastbare aanwezigheid van internet en nieuwe media. Die factoren had-

29115. DAT MAG IN DE KRANT

MEERVOUDIG KIJKEN

den in 2008 al behoorlijk veel invloed op het veld waarin de typische krantenjourna-

list werkte. Twitter en YouTube waren sterk in opkomst en Facebook was al enorm

populair, maar niets van dat alles komt aan bod in The Wire. Blogging was al lang en

breed bekend en bij sommige actualiteitenverhalen maakten professionele journalis-

ten dankbaar gebruik van de bijdragen van burgerjournalisten. Een voorbeeld hier-

van is de reeks terroristische bomaanslagen in Londen op 7 juli 2005: de BBC maakte

gebruik van een groot aantal ingezonden beelden van burgerjournalisten (Graves,

2005). Dezelfde ontwikkeling was ook gaande in de VS. Maar dat valt niet terug te

zien in The Wire.

Met de onzichtbaarheid van nieuwe media bij de fictieve The Baltimore Sun, laat The

Wire – wellicht onbedoeld – een andere factor zien in de ondergang van de regionale

krant: de ogen sluiten voor technologische veranderingen en hun effect op het gedrag

van de nieuwsconsument. Of kranten de digitale revolutie gaan overleven, is nog maar

de vraag: een vraag waar ook de Nederlandse journalistiek zich het hoofd over breekt.

De snackende nieuwsconsument. In april 2015 verscheen in Nederland de stu-

die Anders nog nieuws? Scenario’s voor de toekomst van de journalistiek, uitgevoerd

in opdracht van het Stimuleringsfonds voor de Journalistiek. Het rapport laat een

interessant beeld zien van de sturende trends voor de journalistiek in het komende

decennium (Kasem, Van Waes & Wannet, 2015).

Om te beginnen noemt het rapport enkele duidelijk zichtbare trends, zoals de alom-

tegenwoordigheid van mobiele devices en de actieve aard van nieuwsconsumptie in

vergelijking met het verleden (lezen, liken, doorsturen, becommentariëren, foto’s up-

loaden, erover twitteren). Ook het grote aantal consumenten dat het nieuws eerst via

Facebook of andere social media tot zich neemt, is geen nieuws meer. Dat jongeren

het nieuws snacken in plaats van op gezette tijden alles in een keer te lezen/bekijken,

en dat steeds meer mensen met twee media tegelijk bezig zijn (al twitterend het jour-

naal kijken, bijvoorbeeld) mag ook niet verbazen.

Een minder in het oog springende, maar daarom nog niet minder belangrijke trend, is

dat Nederlanders ‘drastisch’ minder lezen dan vroeger. We zijn kennelijk steeds meer

geïnteresseerd in het kijken naar nieuws in plaats van erover te lezen.

Een trend die grote invloed gaat hebben op onze toekomst, is het Internet of Things,

waarbij we in ons dagelijks leven omgeven zullen zijn door connected devices: ons

horloge, onze koelkast, het bushokje en misschien zelfs ons eigen lichaam, door mid-

del van een geïmplanteerde chip.

De studie spreekt verder over de ontwrichting van verdienmodellen. In amper tien

jaar tijd is het percentage Nederlanders dat weleens een landelijk of regionaal dag-

292 DEEL 5 – MEDIA, POLITIEK EN HAVEN

blad leest van 72 naar 55% gezakt. Zowel de losse verkoop als de abonnementen lo-

pen terug. Adverteerders stappen massaal over van print naar online media. Van de

enkele nieuwe verdienmodellen die er zijn, zoals Blendle en De Correspondent, durft

het rapport niet te voorspellen of die over tien jaar nog zullen bestaan.

Ten slotte stipt het rapport aan dat er wereldwijd een dalend vertrouwen in de jour-

nalistiek is en dat de traditionele journalistieke organisaties te weinig vermogen tot

verandering laten zien, waardoor het onzeker is of die organisaties de technologi-

sche ontwikkelingen van de komende jaren zullen overleven.

Dat gebrek aan veranderkracht speelt ook de toekomst van de regionale krant in de

VS parten, getuige de meest recente cijfers uit het jaarlijkse State of the Media Report

(Mitchell, Pew Research Center, 2015). Alleen grote nationale kranten zoals The New

York Times, Washington Post en USA Today halen een aanzienlijk digitaal bereik van

rond de vijftig miljoen unieke bezoekers. En die cijfers zeggen niet eens alles, want

zelfs The New York Times-site en -apps konden bezoekers niet langer dan gemiddeld

4,6 minuten vasthouden: en dat was de hoogst scorende krant in dat opzicht. De sites

van regionale kranten scoorden aanzienlijk lager zowel qua aantal bezoekers als ver-

blijftijd op de site of app. Het rapport gaat ervan uit dat de meeste bezoekers verhalen

via social media tegenkomen, die verhalen op de site van de krant lezen, en vervol-

gens terugkeren naar social media. Ook online legt de krant het af.

Toch zijn er enkele uitzonderingen. Drie regionale kranten – Houston Chronicle,

Washington Times en Seattle Times – scoren hoog op het gebruik van hun mobiele

app. Dat is relevant want steeds meer gebruikers volgen het nieuws (en alle andere

soorten digitale informatie) via mobiele devices. Kennelijk spelen sommige kranten

slimmer in op de dominante trends in mediaconsumptie.

Verkeerde prioriteiten. In The Wire komt geen van de pogingen die The Sun on-

derneemt om zichzelf te redden – de focus op impact, het najagen van prijzen om het

prestige van de krant verhogen – tegemoet aan de behoeften van de nieuwe media-

consument. In het nieuwe mediatijdperk gaat het om tegemoetkomen aan de wensen

van de consument door te voorzien in een informatiebehoefte op de tijd en plaats

die de consument wil. Dat vergt een compleet andere manier van werken, zonder te

tornen aan de kernwaarden van de journalistiek en de behoefte aan gedreven, ge-

disciplineerde journalisten. Bij The Sun zoals afgebeeld in de serie, ontbreekt die

nieuwe manier van werken, of zelfs maar een aanzet daartoe. In die zin heeft David

Simon met zijn portret van The Sun onbewust de keerzijde van zijn eigen visie naar

voren gebracht: het is misschien niet alleen de corporate eigendomsstructuur van

de krant die debet is aan de uitholling van de plaatselijke krant, maar ook het gebrek

29315. DAT MAG IN DE KRANT

MEERVOUDIG KIJKEN

aan vernieuwing. Mede daardoor had de krant geen antwoord op de gevolgen van de

internetrevolutie.

Mediacratie en medialogica. The Baltimore Sun, ooit een boegbeeld van betrouw-

baarheid, valt in The Wire met regelmaat ten prooi aan manipulatie door machtheb-

bers in de maatschappij. Hoe dit komt, wordt duidelijk als we het verhaal bekijken

door het prisma van mediacratie en medialogica, twee begrippen uit het vakgebied

Mediastudies.

In een mediacratie hebben mensen met meer toegang tot de media meer macht. Het

optreden van een politicus op tv heeft veel meer invloed op politieke voorkeuren en

stemgedrag dan het partijprogramma. Denk maar aan Pim Fortuyn, die nauwelijks

een partij achter zich had, maar veel aanhang won door handige mediaoptredens.

Het feit dat zoveel media graag een vraaggesprek met hem wilden, was een grote fac-

tor in zijn succes. Door zijn toegang tot de media kon hij het gebrek aan een partijap-

paraat en een goed uitgewerkt ideologisch programma ruimschoots compenseren.

Fortuyns succes wordt vaak ook geplaatst in de context van medialogica: het rede-

neren naar de logica van de journalist om bepaalde standpunten of belangen in de

media te krijgen. Journalisten hanteren (bewust of onbewust) een set criteria aan de

hand waarvan zij bepalen of een gebeurtenis actueel is. Oud-columnist Pim Fortuyn

wist dat kranten en zenders zijn provocerende opmerkingen en directe, harde aan-

vallen op politici van de oude garde actueel zouden vinden. Maar niet alleen politici

gebruiken medialogica: ook bedrijven en instituties betalen communicatiedeskun-

digen, pr-mensen en spindoctors om mediakennis in te zetten zodat hun boodschap

door journalisten wordt opgepikt. Nadeel van de verspreiding van deze expertise is

de toegenomen concurrentie: er zijn zoveel bedreven pr-experts actief, dat institu-

ties, bedrijven en politici steeds gekkere dingen moeten doen om op te vallen.

In The Wire wordt de stad Baltimore als mediacratie afgebeeld. Mensen met een

belang of standpunt proberen de media als instrument in te zetten om hun bood-

schap de wereld in te krijgen en vaak met succes. Daarbij maken ze gebruik van

medialogica.

Burgemeester Carcetti toont aan het begin van seizoen 5 dat hij de macht van de me-

dia vreest. In het eerste jaar van zijn ambtstermijn is de politie er niet in geslaagd een

serie moorden op te lossen die zijn gepleegd tijdens de ambtsperiode van de vorige

burgemeester. Als zijn adviseurs vanwege de grote financiële problemen die de ge-

meente heeft, voorstellen dat hij het budget voor verdere recherche naar de moord-

zaken intrekt, zegt hij te vrezen dat de kranten erachter zullen komen en zullen kop-

pen: Burgemeester trekt stekker uit moordonderzoek.

294 DEEL 5 – MEDIA, POLITIEK EN HAVEN

Hoe medialogica werkt, zien we als Carcetti zijn woordvoerder (Norman) opdracht

geeft de krant te tippen over de vervanging van commissaris Burrell. Dat is een scoop

die ongetwijfeld zal leiden tot een verhaal. Als het nieuws verschijnt, kunnen de bur-

gemeester en zijn team de reacties van hun achterban peilen. Als het meevalt, kun-

nen ze ongestraft door met de vervanging. Als het tegenvalt en er een opstand dreigt,

kunnen ze het bericht altijd nog afdoen als een gerucht. Zulke proefballonnetjes

oplaten is trouwens een middel waar ook Nederlandse politici naar grijpen, met het

verschil dat het hier niet per se ‘achterom’ hoeft in de vorm van een anonieme tip aan

de pers, zoals in The Wire. Denk aan LPF-minister Hilbrand Nawijn van Vreemdelin-

genzaken en Integratie, die in 2002 voor de herinvoering van de doodstraf pleitte en

zei dat Volkert van der Graaf er als eerste voor in aanmerking moest komen. Bekende

proefballonnetjes zijn ook die van de toenmalige ministers Alexander Pechtold (af-

schaffing hypotheekrenteaftrek, in 2005) en Guusje ter Horst (alcoholverbod voor

mensen jonger dan 18 jaar, in 2007). Vaak gebeurt dit in de Tweede Kamer en niet

door middel van een lek naar de krant, wat aangeeft dat er in de Nederlandse poli-

tiek een minder vergevorderde (of andersoortige) afrekencultuur bestaat dan in de

Amerikaanse politiek.

Ook State Senator Clay Davis in The Wire bedient zich van medialogica, en met groot

raffinement. Als hij aangeklaagd wordt, biedt hij zichzelf aan als gast bij een lokale

radiotalkshow, op een zender die de arme, zwarte bevolking van Baltimore – zijn ach-

terban – bedient. In het vraaggesprek doet hij een expliciet appèl op de emoties van

de bevolking. Hij schildert zichzelf af als slachtoffer van een complot door het (blan-

ke) establishment. Davis weet dat het radiostation dit graag hoort en dat zijn bood-

schap zich als een lopend vuurtje zal verspreiden onder de zwarte gemeenschap. Hij

weet ook dat deze gemeenschap de meeste juryleden zal leveren als de rechtszaak

tegen hem van start gaat. Kortom: hij legt het fundament voor zijn eigen vrijspraak.

Op de eerste zittingsdag van de zaak komt hij aan bij de rechtbank met een boek in

zijn hand. Een van de journalisten die om hem heen drommen, vraagt Davis wat hij

leest. Hij toont het boek.

‘It’s Prometheus Bound. An ancient play about a simple man who was horrifi-

cally punished by the powers that be for the terrible crime of trying to bring light

to the common people. In the words of uh ... Asillious [sic]: no good deed goes

unpunished. I cannot tell you how much consolation I find in these slim pages.’

Davis kan de verslaggevers inderdaad niet vertellen hoeveel troost hij in dat boek

vindt, want hij heeft het niet gelezen. Maar dat doet er niet toe, want het is een prach-

29515. DAT MAG IN DE KRANT

MEERVOUDIG KIJKEN

tig detail dat de krant zeker gaat halen. En daar gaat het Davis om: een herhaling van

dezelfde boodschap als het radio-interview – ik ben het slachtoffer – maar nu verpakt

in intellectuele termen (de Griekse tragedie) voor een ander publiek dat hij ook moet

zien te overtuigen: de (blankere) middenklasse die de krant leest en wellicht ook de

lokale televisiezender bekijkt.

Zelfs rechercheur McNulty zet in dit laatste seizoen medialogica in om rechercheurs

en middelen los te peuteren om drugsdealer Marlo Stansfield eindelijk te pakken. Op

een eerlijke manier wil dat niet lukken, dus zet hij bij een aantal daklozen zonder

duidelijke doodsoorzaak een moord in scène. Maar McNulty is minder bedreven dan

Clay Davis in het spel met de media. Hij belt een willekeurige verslaggever van The

Sun met een tip over zijn verzonnen seriemoordenaar, maar treft in eerste instantie

de kritische journalist Alma Gutierrez, die niet alles klakkeloos van hem aanneemt.

Zij vraagt door, maar krijgt weinig los en dus houdt ze het verhaal voorlopig klein: een

journalistiek verantwoorde reactie op een wild verhaal met weinig details van een

anonieme bron bij de politie.

De situatie verandert als Gutierrez met Templeton gaat samenwerken. Op aandrin-

gen van Templeton laat McNulty ‘zich ontvallen’ dat de seriemoordenaar de ge-

woonte heeft zijn slachtoffers te bijten. Het is een sensationeel detail, precies wat

Templeton wil horen. In een onwaarschijnlijke wending in de plot maakt Templeton

het verhaal zelf nog grotesker. Hij verzint een telefoontje van de seriemoordenaar

aan hemzelf. Het is dan ook geen toeval dat McNulty later juist Templeton opbelt

om zich voor te doen als de seriemoordenaar. Hij snapt nu dat hij te maken heeft

met een verslaggever die dolgraag de voorpagina wil halen zonder dat het hem veel

kan schelen hoe.

Conclusie. Veel van het realiteitsgehalte van The Wire is te danken aan de reallife-

ervaring van de makers en acteurs. In seizoen 5 is de hand van de oud-journalist

Simon duidelijk aanwezig. The Sun heeft de look and feel van een echte krant, met

scènes die uit het leven lijken gegrepen. Dat realisme staat in schril contrast met de

hoogst onwaarschijnlijke plotwendingen, waarbij zowel een journalist als een poli-

tieagent zijn carrière op het spel zet door ernstige leugens te verspreiden. Critici stel-

len dat juist die wendingen blootleggen hoe overdreven Simons maatschappijkritiek

is (Simon, 2008). Maar het is veel waarschijnlijker dat de leugens over de seriemoor-

denaar in de vertelling juist fungeren als red herring, een dwaalspoor dat een veel be-

langrijkere, impliciete boodschap verbergt. De subtext, in Simons eigen woorden, is

dat de krant zonder uitzondering alle belangrijke maatschappelijke ontwikkelingen

in seizoen 5 mist. Anders gezegd, de krant als kloppend hart van de gemeenschap is

296 DEEL 5 – MEDIA, POLITIEK EN HAVEN

al reddeloos verloren door alle ontslagen en een gebrek aan investering in kwaliteit.

Wat Simon weglaat, is dat de achterstandspositie van de Amerikaanse regiokrant

veel verder teruggaat en zijn oorsprong vindt in de technologische vernieuwingen

die begonnen met de introductie van televisie. Het geschreven woord heeft sinds die

tijd terrein verloren aan beeld. Met de komst van internet heeft die trend zich doorge-

zet. De uitholling van de echte The Baltimore Sun heeft dus niet alleen te maken met

het uitknijpen van de kranten door hun moederbedrijven.

De afwezigheid van een substantiële verwijzing naar de rol van het internet en nieu-

we media in The Wire is een veelzeggende omissie. David Simon heeft die nieuwe

technologie in zijn scenario genegeerd. Ook in werkelijkheid hebben veel regionale

dagbladen, zowel in de VS als in Nederland, te lang met oogkleppen op gelopen. Alsof

het nieuwe medialandschap nog weg te denken valt.