Hollands bouwblok en publiek domein. Model, regel, ideaal

download Hollands bouwblok en publiek domein. Model, regel, ideaal

of 33

Transcript of Hollands bouwblok en publiek domein. Model, regel, ideaal

  • 8/8/2019 Hollands bouwblok en publiek domein. Model, regel, ideaal

    1/33

  • 8/8/2019 Hollands bouwblok en publiek domein. Model, regel, ideaal

    2/33

    Susanne Komossa

    Hollands bouwblok enpubliek domein

    Model, regel, ideaal

    Vantilt

  • 8/8/2019 Hollands bouwblok en publiek domein. Model, regel, ideaal

    3/33

    Deze publicatie kon mede verschijnen dankzij

    fnancile ondersteuning van

    Stimuleringsonds voor ArchitectuurTU Delt, aculteit BouwkundeVan Eesteren-Fluck & Van Lohuizen StichtingdS+V RotterdamWoningstichting De Key AmsterdamERA Contour Zoetermeer

    Wetenschappelijk comit

    Pro.ir. Kees Christiaanse, Eidgenssiche TechnischeHochschule ZrichPro. Maristella Casciato, Universit degli Studi diBolognaPro.dr Anne Vernez Moudon, University oWashington, SeattlePro. Antonio Monestiroli, Politecnico di Milano

    Met dank aan

    De promotoren: pro.ir. S.U. Barbieri enpro.ir. A. ReijndorpHet team Atlas: Han Meyer, Max Risselada,Sabien Thomaes, Nynke Jutten e.a.Tim Vermeend (perspectivische doorsneden)Derk Homan (tekeningenatlas)

    2010 Susanne Komossa, Rotterdam enUitgeverij Vantilt, Nijmegen 2010 Ten geleide, Jean Castex (vertaling:Katinka Staals, redactie: Henk Hoeks)

    ISBN 978 94 6004 040 5Van deze uitgave verscheen ook een Engelse editie(ISBN 978 94 6004 055 9)

    Omslagontwerp en boekverzorging

    Roger Willems, Amsterdam

    Lithografe en beeldbewerkingSte Verstraaten, Nijmegen

    Niets uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigden/o openbaar gemaakt door middel van druk, oto-kopie, microflm o op welke andere wijze ook, zondervooragaande toestemming van de uitgever.

  • 8/8/2019 Hollands bouwblok en publiek domein. Model, regel, ideaal

    4/33

    Ten geleideVan morfologische analyse naar ontwerp: In het voetspoor van Saverio MuratoriJean Castex

    Inleiding

    Hoodstuk 1

    Continuteit en discontinuteitDe identiteit van de Hollandse huisjesstad

    Hoodstuk 2De Hollandse stad: openbaar, priv, collectief en het leven van alledagIntroductie van (stads)sociologische begrippen

    Hoodstuk 3Architecten en het alledaagse(Hollandse) architecten als makers

    Hoodstuk 4De transformatie van het Hollandse bouwblok in relatie tot het publieke domeinvan de stadBlokopbouw en architectonische overgangselementen

    Hoodstuk 5Publiek domein en de economie van de grote stadDe relatie tussen bouwblok en stedelijke economie

    Hoodstuk 6Stadsmodel en bouwblokTekeningenatlas

    Hoodstuk 7De mercantiele waterstadAmsterdam in de zeventiende eeuw: kennisstad avant la lettre

    Hoodstuk 8De verfraaide en civieltechnische stadVormgeving van de nieuwe burgerlijke openbaarheid in Rotterdam en Amsterdam

    Hoodstuk 9De stad van de sociale hervormersModellen voor een monounctioneel bouwblok

    Hoodstuk 10De sociaal-culturele stadHet collectieve ideaal versteent

    Hoodstuk 11De hedendaagse compacte stadDe moeilijke weg naar stedelijke openbaarheid

    Hoodstuk 12Nabeschouwing: thema, methode en aanpakKoppeling van begrippen en methoden leidt tot nieuwe strategie

    Dankwoord

    Illustratieverantwoording

    Bibliografe

    7

    13

    21

    35

    45

    57

    87

    99

    127

    139

    155

    173

    189

    209

    215

    217

    219

    Inhoud

  • 8/8/2019 Hollands bouwblok en publiek domein. Model, regel, ideaal

    5/3313

    1Poch is een begrip vanonduidelijke herkomst. Hetwordt vaak gebruikt in de zinvan vulling, als de gebouw-vorm waaruit het grootstedeel van het stedelijk areaal issamengesteld.

    2Florida, The rise of the creative

    class and how its transformingwork, leisure, community and

    everyday life, 2002.3

    Dit vereist behalve analyse ookeen stevig debat.

    4Economisch betekent indeze contet niet goedkoopbouwen, maar impliceertopvattingen over de stedelijkeeconomie, bijvoorbeeld o erarbeidsdeling en stedelijkeunctiescheiding dan welmenging moet worden door-gevoerd.

    5Caste e.a., Formes urbaines.De llot la barre, 1977; 2001.Ned. vert. De rationele stad.Van bouwblok tot wooneen-

    heid, 1984; 2003.6

    Antonio Monestiroli maakt deeluit van de Italiaanse Tendenza,waartoe ook Giorgio Grassien Aldo Rossi (1931-1997)behoorden. De groep bepleiteen terugkeer naar een archi-tectuur van de stad.

    ContextOver de relatie tussen het Hollandse bouwbloken het publieke domein, de wijze waarop dierelatie telkens architectonisch en stedenbouw-kundig wordt vormgegeven, zijn tot op hedenmaar weinig publicaties met een systematischkarakter verschenen. Dat is vreemd, gezien deuitgebreide aandacht voor de publieke ruimte in

    de stad en het eit dat de grote Hollandse stedenAmsterdam en Rotterdam druk doende zijn hunstedelijk areaal te verdichten met bouwblokkenin allerlei soorten en gedaanten.

    De kwaliteit en het unctioneren van deopenbare ruimte en het publieke domein zullenin hoge mate bepalend zijn voor de toekomst vanonze grote steden. Het gaat daarbij niet alleenom de toekomst van de grote stad als zodanig,maar ook om de grote stad als oord en motorvan economische, politieke en culturele vernieu-

    wing. Publieke gebouwen, kantoren, winkels enbedrijven spelen een belangrijke rol in dit proces,maar ook bouwblokken waarin zich onder meerwoningen bevinden. Doorgaans vormt het bouw-blok met woningen de poch1 van de stad. Deaantrekkelijkheid van de woon- en leeomgeving,de mogelijkheden die deze omgeving behalveaan het wonen ook aan het publieke domein ende kleinschalige stedelijke economie biedt, blijktin het tijdperk van de diensten-, kennis- en crea-tieve economie een van de belangrijke actorente zijn bij de vestigingskeuze van de creativeclass.2 Tevens gaat het om de vraag in hoeverredeze omgeving het publieke domein en de ruimteschept voor ontplooiing van bewoners met uit-eenlopende achtergronden en leegewoonten.

    In de vraag naar de relatie tussen het Hol-landse bouwblok en de publieke ruimte ligt devraag besloten naar het leven van alledag, deaard van de architectuur en de stedenbouwwaarin dit dagelijks leven zich aspeelt. Het

    kijken naar en ontleden van deze relatie isascinerend. Soms is het een vorm van ramptoe-risme, maar ook een bron van inspiratie. Uit ditonderzoek wordt duidelijk dat de relatie tussenbouwblok en publiek domein, tussen bouwbloken leven van alledag in de Hollandse stad doorde eeuwen heen verandert onder invloed vanmaatschappelijke en economische idealen enpraktijken. Deze veranderingen weerspiegelenzich in de architectonische en stedenbouwkun-dige modellen voor bouwblok en stad, zoals die

    in verschillende historische perioden wordenontwikkeld en ontworpen door architecten enstedenbouwkundigen.

    Pleidooien voor het opnieuw toepassen vanbestaande modellen, zoals de typologie van hetgesloten bouwblok als remedie tegen het verliesvan publiek domein, zijn vanuit het perspectievan continue transormatie als gevolg van maat-schappelijke en economische veranderingen inzekere zin nae en zels gevaarlijk. Het zondermeer recyclen van bestaande modellen, onder

    verwijzing naar hun betekenis in het verledenvoor de stad, kan geen antwoord geven op dehuidige maatschappelijke en economische vra-gen. Deze situatie, die gekenmerkt wordt doorhet groeiende belang van de diensteneconomie,kennis- en creatieve industrie en door wereld-wijde migratie, vereist nieuwe architectonischeen stedenbouwkundige modellen.

    Voor een juiste ormulering van de heden-daagse ontwerpopgave moeten we telkens tweeonderzoeken tegelijk uitvoeren. Enerzijds gaat

    het erom de ruimtelijke logica te achterhalendie het architectonisch en stedenbouwkundigmodel verbindt met maatschappelijke en econo-mische veranderingen en idealen, niet alleen inhet verleden maar ook in het heden.3 Anderzijdsmoeten we de architectonische en stedenbouw-kundige regels analyseren die met het model zijnverbonden en bijvoorbeeld in het programma,de typologie, de vorm van de overgang tussenopenbaar en priv en in de compositie van hetbouwblok tot uitdrukking komen. Om onderzoekte kunnen doen naar deze relatie is een nieuweonderzoeksstrategie nodig.

    Architectonische en stedenbouwkundigemodellen en de daaraan verbonden regels zijnniet waardevrij. Ze vertolken naast veranderin-gen ook altijd maatschappelijke en economischeidealen.4 Als architecten en stedenbouwkun-digen moeten we de innerlijke logica5 van dezerelatie tussen model en ideaal en de aard van hetcontinue transormatieproces leren begrijpen,

    want pas dan kunnen we adequate ontwerpenmaken en voorkomen dat onze voorstellen al inhet ontwerpstadium zijn achterhaald.

    De Italiaanse architect Antonio Monestiroli6 een vertegenwoordiger van de Italiaanse ratio-nalistische school in de architectuur omschrijthet spanningsveld tussen historische typen enmodellen en de hedendaagse toepassing ervanals volgt: And this is shown by the many whoeel nostalgia or the 19th century city, and inthe absence o rules o construction or the new

    city return to that logic as a bulwark againstthe chaos o the contemporary city, ailing tounderstand that the commitment to establish-

    Inleiding

  • 8/8/2019 Hollands bouwblok en publiek domein. Model, regel, ideaal

    6/33

    14

    Inleiding

    7Monestiroli, The metope andthe triglyph. Nine lectures in

    architecture, 2005, p. 31.8

    Ibidem, p. 29.9

    In het Italiaans wordt ditomschreven als larchitetturadella realt, in het Nederlands

    vertaald als de architectuurvan de (alledaagse) werkelijk-heid.

    10Komossa e.a.,Atlas van hetHollandse bouwblok, 2003.De Engelse editie verscheen in2005 bij dezelde uitgever.

    11De auteur is als universitairhooddocent Architectonischontwerpen werkzaam bij desectie Public Building endoceert met dit portolio ver-bonden masters courses.

    Deze studie spitst zich toe op deze trans-ormatie en de veranderende relatie tussen hetHollandse bouwblok en het publieke domein vande stad. Het thema houdt direct verband methet onderzoeksportolio Contet and Modernityvan de architectuursecties Public Building enDwelling van de aculteit Bouwkunde. Een van

    de centrale onderwerpen in het kader van hetportolio-onderzoek is het thema van de sectiePublic Building: Public Realm: composition andtectonics.11

    Model, regel en ideaalHet architectonisch en stedenbouwkundig ont-werp in de vorm van zijn concrete realisatie alsmodel en de daaraan verbonden regels en ide-alen vormen in dit boek niet het eindproduct vaneen proces, maar het beginpunt van documen-

    tatie, analyse en interpretatie. Uitgangspunt is,zoals gezegd, een reeks prototypische Hollandsebouwblokken in Rotterdam en Amsterdam. Debouwblokken zijn paradigmatisch voor een be-paalde historische periode en vallen samen metingrijpende maatschappelijke en economischeveranderingen in de Hollandse stad.

    De perioden zijn: de zeventiende, de negen-tiende en het begin van de twintigste eeuw, devoor- en naoorlogse periode van de twintigsteeeuw en het einde van dezelde eeuw vana

    1970. Niet alleen het bouwblok verandert opdeze momenten, maar ook het stadsmodel.Beide blijken nauw aan elkaar gerelateerd. Zijtransormeren samen.

    17e eeuwDe zeventiende-eeuwse Amsterdamse mercan-tiele waterstad als de gentegreerde Hollandsehuisjesstad, waarin het huis als economischeeenheid ungeert en het Hollandse bouwblok eenadditie karakter heet.

    19e eeuwHet sociaal en economisch gemengde bouwblokin de verraaide en civieltechnische stad dievorm tracht te geven aan een nieuwe burgerlijkeopenbaarheid. Rotterdam en Amsterdam alsgendustrialiseerde metropolen, de introductievan boven- en ondergrondse inrastructuren enpogingen tot verraaiing van de publieke ruimteop alle schaalniveaus.

    1900 - 1935De introductie van de collectieve ruimte opde schaal van het Hollandse bouwblok in devroegtwintigste-eeuwse stad van de socialehervormers. Het bouwblok als enclave vanarbeidersemancipatie in de burgerlijke stad ende introductie van het ideaal van de collectieveruimte als bolwerk tegen stedelijk verder.

    1935 - 1970

    De voor- en naoorlogse sociaal-culturele stad diede idealen van de grootschalige arbeidsdelingweerspiegelt. Het gesloten bouwblok valt def-

    ing a new order cannot help but be applied tothe values that belong to a culture in a state obecoming.7

    Hierin, dat wil zeggen in het begrip van dehedendaagse sociaal-culturele en economischeveranderingen en hun relatie tot het architecto-nische model, ligt de cru van elke hedendaagse

    ontwerpopgave, dus ook met betrekking tot derelatie tussen bouwblok en publiek domein.

    Ontwerp en geschiedenisDe relatie tussen architectuur en geschiedenis,tussen architectonische modellen en hun regels bijvoorbeeld de collectieve erenis van typolo-gien en de omgang met een aldoor verande-rende, hedendaagse moderne conditie zijn ge-compliceerd. Antonio Monestiroli defnieert dezerelatie aldus: Architecture has a reality all o its

    own, which eists outside o each o us, alongwith the idea o architecture that is a collectiveheritage, an asset that cannot be separated romthe culture o the time. It is an idea that cannotbe violated and is open to deeper analysis, butnot to contradiction Hiermee poneert hij dehistorische bepaaldheid van modellen en regelsals een eit waaraan we niet kunnen ontkomen.Hij benadrukt dat architectuur niet alleen maat-schappelijke en economische veranderingen enidealen volgt, maar ze ook weerspiegelt: Our

    culture eists prior to new construction, and it isbroadened or deepened by construction, whichputs into ocus the historical period in which itis made. And this applies to all the themes oarchitecture, the house as well the buildings ocivil institutions.8 Met de laatste zin omschrijthij de taak van zowel de onderzoeker als de ar-chitect. De onderzoeker zou moeten achterhalenwat de band is tussen het architectonisch en ste-denbouwkundig model en de cultuur, de veran-deringen en idealen van de tijd waarin het modeltot stand kwam. De toekomstige ontwerpopgavezou in het verlengde hiervan door architectenen stedenbouwkundigen dan ook zo moetenworden geormuleerd dat het ontwerp voor hetbouwwerk, bouwblok o gebouw kan wordenbegrepen als uitdrukking van de tijd waarin hettot stand komt en van de relatie die het legt metde cultuur en het leven van alledag.9

    Aanleiding

    Vertrekpunt van het onderzoek in dit boek is deAtlas van het Hollandse bouwblokdie in 2003verscheen.10 DeAtlas kwam tot stand in een bij-zondere samenwerking tussen de architectuur-sectie Woningbouw en de adeling Stedenbouwvan de aculteit Bouwkunde van de TU Delt. Desystematische documentatie van prototypischeHollandse bouwblokken zoals toen ontwikkeld vroeg al vana het moment van samenstellingom verdere thematische uitwerking. Op basisvan de verzameling Hollandse bouwblokken zou

    de uitwerking zich voornamelijk moeten richtenop de aard van de transormatie van het Hol-landse bouwblok door de eeuwen heen.

  • 8/8/2019 Hollands bouwblok en publiek domein. Model, regel, ideaal

    7/33

    15

    Inleiding

    12Huis wordt hier in de zin vanbehuizing gebruikt en omvatmeer dan het wonen alleen.

    13Wat in Itali, Duitsland enFrankrijk door hun ho- okerkelijke cultuur wel het gevalwas.

    14

    In de onderzoekspraktijkheet dit tot gevolg dat menzich vanuit een kritiek op deModerne Beweging uitsluitendop de ontwikkeling en conti-nuteit van de historische stadconcentreert, zoals SaverioMuratori doet voor Veneti(Muratori, Studi per una ope-rante storia urbana di Venezia,1960). O dat men architecto-nische en stedenbouwkundigemodellen losmaakt van hunhistorische contet, zoalshet New Urbanism doet in

    de Verenigde Staten (Katz,The new urbanism,1994).Beide typen onderzoek neigenertoe de ontwikkeling van demoderne stad a te doen alsniet relevant. Aan de anderekant bevinden zich de stro-mingen die aan de idealen vande Moderne Beweging trouwblijven en haar architectonis-che modellen recyclen.

    De huisjes-traditie leet tot op de dag vanvandaag voort en heet grote implicaties voorhet denken over en het ontwerp van het publiekedomein. Het denken over stad, verstedelijkingen diversiteit begint in Nederland telkens weerbij het wonen o het nou gaat om de herstruc-turering van voormalige haven- en industriege-

    bieden, in wijken uit de jaren vijtig en zestig,stadsvernieuwing o uitleggebieden. Het huiswaarin ooit wonen en werken waren gente-greerd, is inmiddels een mono-unctionele wo-ning geworden. Maar also er niets is veranderdin de relatie tussen huis en stad, blijt men zijnaandacht richten op woning en woonomgevingonder het motto dat wil de burger. Waar zichin deze benadering het publieke domein van destad als plaats van diversiteit en vernieuwingbevindt, blijt onduidelijk.

    Continuteit en discontinuteitDoorgaans wordt de opkomst van de ModerneBeweging gezien als een radicale breuk met hetverleden.14 Het onderzoek van de transormatievan het Hollandse bouwblok laat zien dat dit pro-ces in werkelijkheid aanzienlijk ingewikkelder is.

    De transormatie van het bouwblok in deHollandse stad is een bijzonder hoodstuk inde transormatie van de Europese stad. In veelgrote Europese steden werden aan het einde

    van de negentiende eeuw en in het begin van detwintigste eeuw nieuwe modellen ontwikkeldvoor het bouwblok, onder andere als reactie opde toenemende verdichting van het bestaandeweesel en de negatieve gevolgen van despeculatie-bouw in het kielzog van de industrilerevolutie. Tegelijk werd het belang ingezien vanlucht, licht en hygine voor de gezondheid van destadsbewoners. Voorbeelden zijn de gemengdebebouwingsvormen van Eberstadt in Berlijn, hetopengewerkte bouwblok van Cerd in Barcelonaen de woonhoven in Wenen. De ontwikkeling vannieuwe architectonische modellen ging ook inNederland hand in hand met de opkomst van demoderne architectuur.

    Wat echter in Nederland opvalt, is dat denieuwe modellen die voor het bouwblok wordenontwikkeld, behalve verandering ook een grotemate van continuteit met de bestaande stadvertonen. Zo blijt de astand tussen de stratenmin o meer constant, is de vorm van het bouw-blok langgerekt en ondiep, wordt nog steeds derelatie tussen bebouwing en straat nauwkeuriguitgewerkt en vormgegeven, is er veel aandachtvoor de inrichting van het maaiveld en de bemid-deling tussen openbaar en priv, dat wil zeggenvoor de wijze waarop woning en publieke ruimtemet elkaar in verband worden gebracht. En zelshet eit dat het blok als eenheid wordt gezien,en niet zozeer het azonderlijke huis, lijkt eenlogisch vervolg op de bebouwing van de grach-tengordel met zijn keuren per blok. Kortom, ook

    de nieuwe modellen voegen zich in een traditiewaarin het individuele ondergeschikt blijt aanhet collectieve.

    nitie uiteen en transormeert in de vorm van dewooneenheid tot oord van het ideale gezin, ververwijderd van het publieke domein van de stad.

    1970 - 2000De compacte stad van de stadsvernieuwing in dejaren zeventig en de stedelijke verdichting aan

    het einde van de twintigste eeuw. Het ideaal vande collectieve ruimte in de sociaal-culturele stadwordt op het bestaande zeventiende- en negen-tiende-eeuwse weesel van de stad geprojecteerden geprivatiseerde woonenclaves doen hun in-trede in voormalige haven- en industriegebieden.

    Belangrijke vragen ten aanzien van de transor-matie van de vorm van het Hollandse bouwblokin relatie tot het publieke domein en de stedelijkeeconomie hebben betrekking op alle (steden)-

    bouwkundige schalen. Op de kleinste schaalspeelt de overgang tussen priv en openbaareen belangrijke rol. Wat zijn de belangrijkstearchitectonische en stedenbouwkundige ele-menten, de regels van het bouwblok, waarmeedie overgang wordt vormgegeven? Hoe kan hetbouwblok als architectonisch en stedenbouw-kundig model worden gedefnieerd en hoe krijgtin dat model de relatie met het publieke domeinvan de stad gestalte? Als we het Hollandsebouwblok uit de verschillende perioden verge-

    lijken, welke transormaties hebben model enregels dan gedurende de agelopen vierhonderdjaar ondergaan? Wat blijt gelijk en waar tredende belangrijkste breuken op? Welke conclusieskunnen we daaraan verbinden? Wat zijn demaatschappelijke en economische idealen,zowel op het niveau van de woning en het Hol-landse bouwblok als op de schaal van de stad,waarvan het transormatieproces de weerspie-geling vormt?

    De transformatie van hetHollandse bouwblok

    De Hollandse stad is een huisjesstad. Dat wilzeggen dat de stad over een lange periodevanuit de relatie tussen huis12 en publiek domeinwordt gedacht en gebruikt, ontworpen engebouwd. Het ontwerp van de publieke ruimteals relatie zelstandig enomeen, als dat wat destad tot stad maakt, is in de ontwikkeling vande huisjesstad niet, o slechts bij uitzonderinghet uitgangspunt geweest. Het zijn eerder depraktische en economische overwegingen,samenhangend met het dagelijks leven en deburgerlijke cultuur, die de stadsplattegrondbepalen. In de hoodstukken Publiek domein eneconomie van de grote stad en De mercantielewaterstad zal ik laten zien dat voor de Amster-damse stadsuitleg in de zeventiende eeuw hetontbreken van een dominante ho- o kerkelijkecultuur bepalend was voor de vorm van de stads-plattegrond en de compositie van deskyline. De

    publieke ruimte heet in Amsterdam nooit eenzelstandige en nadrukkelijk representatieveunctie gehad.13

  • 8/8/2019 Hollands bouwblok en publiek domein. Model, regel, ideaal

    8/33

    16

    Inleiding

    15Caste e.a., De rationele stad,1984.

    de herstructurering van voormalige haven- enindustriegebieden, zoals het GWL-terrein inAmsterdam en de Mllerpier in Rotterdam.

    Opbouw

    Hoodstuk 1

    Continuteit en discontinuteit. De identiteitvan de Hollandse huisjesstad gaat in op hetenomeen van de Hollandse huisjesstad, derelatie tussen verkaveling, vorm van het bouw-blok en bebouwingstypologie. Het hoodstukbeantwoordt de vraag waarom de langgerekteen ondiepe vorm van het Hollandse bouwbloktussen 1600 en ca. 1935 nagenoeg onveranderdkon blijven en telkens in staat was om allerleiveranderingen met betrekking tot het publiekedomein in zich op te nemen. Het benoemt tevens

    het moment waarop het gesloten bouwblok def-nitie uit elkaar valt. Dat moment valt samen metde komst van (het ideaal van) de grootschaligewerkgelegenheid en, in het kielzog daarvan, vanstedenbouwkundige theorien en idealen die destedelijke unctiescheiding propageren. In Hol-land krijgen beide een geheel eigen gestalte.

    Hoodstuk 2De Hollandse stad: openbaar, priv, collectie enhet leven van alledag. Introductie van (stads)-

    sociologische begrippenbakent de (stads)-sociologische sleutelbegrippen openbaar,priv en collectie a met betrekking tot hunruimtelijke component, die zijn uitdrukking vindtin architectonische en stedenbouwkundigemodellen.

    Het hoodstuk opent met de vraag naar hetbelang en de veranderende aard van het pu-blieke domein en, in het verlengde daarvan, vande stedelijke openbaarheid aan het begin vande eenentwintigste eeuw. Vervolgens wordt hetonderscheid tussen openbare ruimte als ruimtedie niet privaat is en publiek domein als oord vanuitwisseling en openbaarheid en als the placewhere strangers meet (Sennett) toegelicht.Niet alle openbare ruimte is publiek domein. Inverband met de notie publiek domein mogenhedendaagse themas als stedelijke unctie-scheiding versus unctiemenging, de vormingvan stedelijke enclaves en angst niet onbespro-ken blijven. Om vat te krijgen op de ingewikkel-de, maar altijd aanwezige relatie tussen publiekdomein en stedelijke enclave worden Leebvresnoties heterotopie en isotopie en hun onderlin-ge dynamische relatie gentroduceerd. Daarmeekan tevens de Hollandse ascinatie voor hetcollectieve en de collectieve ruimte op begripworden gebracht. Last but not least is de notieleven van alledag van belang. Immers, het levenvan alledag van stadsbewoners en -bezoekerslegt niet alleen de relatie tussen het publieke enhet private domein, maar toont tegelijkertijd de

    problematische verhouding tussen makers engebruikers.

    DeAtlas van het Hollandse bouwbloklaatzien dat juist in Nederland traditie en ModerneBeweging een bijzonder huwelijk aangingen.Het wereldberoemde woningbouwprojectvan Michiel Brinkman in Rotterdam Spangenuit 1919 kan worden beschouwd als radicalevernieuwing van het bouwblok. Tegelijkertijd is

    een interpretatie van het blok als stedelijk tuin-dorp, als stapeling van min o meer traditionelehuisjes, heel goed mogelijk. Zo kan het bouw-blok van Brinkman worden gelezen als logischvervolg op en stedelijke variant van het tuindorpVreewijk. Hetzelde geldt voor de blokken vanJ.J.P. Oud in Tussendijken. Hier wordt eveneenseen model uit het tuindorp, het door tuinen eneen pad omzoomde collectieve binnenterrein,gentroduceerd in de structuur van het geslotenbouwblok en de gestapelde bouw.

    Het bouwblok verandert gedurende denegentiende en de twintigste eeuw van eenstedelijke microkosmos in een mono-unctio-nele wooneenheid.15 In Nederland beleet dezeontwikkeling in de jaren vijtig en zestig haarhoogtepunt. De ontwikkeling kan ook wordenomschreven als een transormatie van het bouw-blok van een economische naar een sociale een-heid. Wat is er in de twintigste eeuw gebeurd?

    In het kader van het stedenbouwkundige ide-aal van de stedelijke unctiescheiding in wonen,

    werken, recreren en verkeer werd in Nederlandniet het huis maar het wonen een unctie waarinmoest worden voorzien. Het programma datdaarvoor is ontwikkeld, reduceerde het dagelijksleven tot slapen, eten, werken en zich ontspan-nen en voorzag deze uncties van een nauwslui-tende contravorm door de introductie van deunctionele woningplattegrond en de rationeleblokopbouw. Minder eenvoudig te reducerenactiviteiten van het dagelijks leven, zoals derituelen verbonden met geboorte, dood, ziekte odomweg niets doen het dolce ar niente o DieKunst des Miggangs , hadden geen plaatsin een dergelijke unctionalistische interpretatie.De ontmenging van de uncties van het huisging tevens gepaard met de ontmenging vanbevolkingslagen en -groepen. Wijken en buurtenwerden gebouwd voor specifeke bevolkings-groepen, zoals havenarbeiders enerzijds enburgers en middenstanders anderzijds.

    De ontmenging op de schaal van de stad, dewijk en het huis roept de vraag op o de idealenvan de Moderne Beweging in Nederland anti-stedelijk zijn. In hoeverre dragen de modellenvoor stadsuitbreiding zoals ontwikkeld na hetvan kracht worden van de woningwet, een meeranti-stedelijk karakter dan vroegere modellen?En zo ja, in hoeverre valt dit uit tekeningen tereconstrueren en wat zijn daarvoor de bepalendearchitectonische en stedenbouwkundige regels?

    In dit licht zou ook de betekenis van recentearchitectonische en stedenbouwkundige model-

    len moeten worden ondervraagd, zoals bijvoor-beeld de stadsvernieuwingsplannen voor hetOude Westen en de Nieuwmarktbuurt, o voor

  • 8/8/2019 Hollands bouwblok en publiek domein. Model, regel, ideaal

    9/33

    17

    het bouwblok, van woning en woonomgeving,is dit verband gedurende de agelopen honderdjaar volledig uit ons vizier geraakt en staan veelmono-unctionele en gesegregeerde wijken,die niet over een publiek domein beschikken, nuop de nominatie voor sloop. Anderzijds zijn ervandaag de dag de vaak inormele kleinschalige

    economie van de nieuwkomers en de groei vande kennis- en creatieve industrie. Beide dienendoor toekomstige bouwblokmodellen te wordengeaccommodeerd.

    Het hoodstuk tracht de ysieke aspectente omschrijven die de relatie tussen bouwblok,publiek domein en de kleinschalige stedelijkeeconomie kenmerken, zoals unctiemengingop de schaal van bouwblok en stadsmodel, hetbelang van ruimtelijke samenhang, maar ookhet belang van het publieke domein als plaats

    van kennisuitwisseling. De veranderende econo-mie stelt meer eisen aan de ysieke vorm en deprogrammatische organisatie van het bouwblok,de architectonische overgangselementen en deaard van het publieke domein van de stad, danmen zou denken.

    Stadsmodel en bouwblokIn de hoodstukken met de overkoepelende titelStadsmodel en bouwblok, die volgen op dereeksen analytische tekeningen van stadsmodel-

    len schaal 1:25.000, 1:5000 en 1:500, wordt, aande hand van (stads)sociologische begrippen ende ysieke condities voor de stedelijke economie,vanuit het stadsmodel naar het bouwblok ge-keken. In deze hoodstukken wordt onderzochthoe op de schaal van de stad, op basis van hetpreerente stadsmodel op een bepaald histo-risch moment, idealen ten aanzien van publiekdomein en stedelijke economie in ysieke zingestalte kregen. Het gaat telkens om momentenwaarop niet alleen het bouwblok transormeert,maar tegelijk ook het stadsmodel.

    Hoodstuk 6Tekeningenatlas van stadsmodellen.

    Hoodstuk 7De mercantiele waterstad. Amsterdam in dezeventiende eeuw: kennisstad avant la lettregaat in op de wijze waarop het zeventiende-eeuwse stadsmodel door middel van publiekecompleen, ruimtelijke ensembles, stedelijkeenclaves en bouwblokken die zijn opgebouwduit azonderlijke huizen, op uiterst pragmati-sche wijze het publieke domein en de nieuwestedelijke economie denk bijvoorbeeld aande kennisindustrie van de kaartenmakers ende risicospreiding van de VOC door de nieuweonverdeelde beurs weet te huisvesten en teweerspiegelen.

    Hoodstuk 8

    De verraaide en civieltechnische stad. Vorm-geving van de nieuwe burgerlijke openbaarheidin Rotterdam en Amsterdamlaat zien hoe de

    Hoodstuk 3Architecten en het alledaagse. (Hollandse)architecten als makersbehandelt de wijzewaarop de architecten die voor de Hollandseontwerppraktijk belangrijk waren, de begrip-pen openbaar, priv, collectie en het levenvan alledag gedurende de agelopen honderd

    jaar telkens doordachten en trachtten vorm tegeven. Het laat het geworstel van architectenen architectonische theorien zien ten aanzienvan de compleiteit van het eigentijdse, telkensveranderende leven van alledag van de gebrui-kers, de stadsbewoner en -bezoeker.

    Het hoodstuk gaat in op Adol Loos als vroe-ge pleitbezorger van the new way o lie en opBerlage als vormgever van de nieuwe burgerlijkeen arbeidersopenbaarheid aan het begin van detwintigste eeuw, de gelijktijdige hervormingsbe-

    wegingen die zich tegen de nieuwe openbaar-heid keerden, de impact van Le Corbusier en deCIAM, die in eite het publieke domein ontken-nen, Team x en Forum als pleitbezorgers van hetcollectieve en de invloed van het Rationalismein Nederland na 1970, dat een aarzelende terug-keer naar de architectuur van de stad behelst.

    Hoodstuk 4Transormatie van het Hollandse bouwblokin relatie tot het publieke domein van de stad.

    Blokopbouw en architectonische overgangs-elementen analyseert de transormatie van hetHollandse bouwblok gedurende de agelopenvierhonderd jaar aan de hand van de typomoro-logische opbouw van prototypische bouwblok-ken en de overgangselementen met behulpwaarvan de relatie tussen woning en publiekdomein van de stad wordt vormgegeven.

    Het Hollandse bouwblok transormeertdoor de eeuwen heen van een sociaal, cultureelen economisch gemengd bouwblok naar eenmono-unctionele woonenclave. Het is niet al-leen de blokopbouw zel en zijn ysieke struc-tuur die bepaalt in hoeverre het bouwblok eenveranderende sociaal-culturele en economischewerkelijkheid in zich op kan nemen. Schijnbaarwaardevrije ontwerpregels voor de articulatievan architectonische overgangselementen, zoalshoeken, stoepen, plinten, groen, gevelcomposi-tie en ontsluitingstypologien blijken eveneenseen enorme impact te hebben op de relatie tus-sen woning en stad. Anders gezegd, zij bepalenin hoge mate de wijze waarop openbaar, priv,collectie en het leven van alledag daadwerkelijkaan elkaar worden verbonden.

    Hoodstuk 5Publiek domein en de economie van de grotestad. De relatie tussen bouwblok en stede-lijke economie. De onderlinge relatie tussenbouwblok en stedelijke economie lijkt in eersteinstantie vergezocht. Toch is zij van belang in het

    kader van de hedendaagse maatschappelijke eneconomische veranderingen. Door de eenzijdigenadruk op de sociaal-culturele aspecten van

    Inleiding

    Inleiding

  • 8/8/2019 Hollands bouwblok en publiek domein. Model, regel, ideaal

    10/33

    18

    Inleiding

    Hoodstuk 12In de nabeschouwing Thema, methode enaanpak. Koppeling begrippen en methoden leidttot nieuwe strategien wordt getoond hoe dekoppeling van bestaande onderzoeksmethoden,zoals het typomorologische onderzoek en deDeltse methode van de plananalyse met stads-

    sociologische en -economische begrippen, toteen nieuwe onderzoeksstrategie leidt die vanbelang is voor de ontwikkeling van hedendaagsebouwblokmodellen.

    steden Amsterdam en Rotterdam elk een eigenstadsmodel ontwikkelen om vorm te geven aande nieuwe stedelijke openbaarheid en de we-derom opbloeiende kenniseconomie. Er wordenvolledig nieuwe vormen van stedelijk groengentroduceerd, zoals stadsparken, singels endierentuinen. In dit proces ontstaat het gemeng-

    de bouwblok, waarin productie en consumptiegeleidelijk aan van elkaar worden gescheiden.

    Hoodstuk 9De stad van de sociale hervormers. Modellenvoor een monounctioneel bouwblok toont aandat ook in deze periode Amsterdam en Rot-terdam onder vergelijkbare omstandighedenverschillende stadsmodellen ontwikkelen.Berlage ontwikkelt voor Amsterdam Zuid eennieuw stedenbouwkundig model met plein- en

    straatsequenties en dubbele bebouwingsringen,en in nabijheid daarvan arbeiderscompleenin gesloten compositie. In Rotterdam wordt denegentiende-eeuwse stedenbouw grotendeelsvoortgezet en beperkt zich de vernieuwing totinnovatieve bouwblokmodellen, zoals het gesta-pelde tuindorp Spangen.

    Hoodstuk 10De sociaal-culturele stad. Het collectieve ideaalversteentlaat zien dat gedurende de jaren der-

    tig en vijtig van de vorige eeuw niet alleen hetbouwblok, maar ook de stad uiteenvalt. Stedelijkgroen verliest zijn unctie als publiek domein enwordt in plaats daarvan als scheidend o col-lectie element gebruikt. Het publieke domeinwaar alle stadsbewoners komen, blijt beperkttot het stadscentrum. In dit hoodstuk worden demomenten van een duidelijke transormatie vanhet bouwblok gerelateerd aan een gelijktijdigeverandering van het stadsmodel.

    Hoodstuk 11De hedendaagse compacte stad. De moeilijkeweg naar stedelijke openbaarheid gaat in op dearchitectonische en stedenbouwkundige model-len die in de jaren zeventig tot aan het jaar 2000zijn ontwikkeld ten behoeve van de stadsver-nieuwing, de herstructurering van voormaligehaven- en industriegebieden en de stedelijke ver-dichting. Opvallend is daarbij hoe enerzijds hetideaal van het collectie uit de sociaal-culturelestad op het bestaande stadsweesel wordt ge-projecteerd en anderzijds wederom de stedelijkewoonenclave haar intrede doet, zij het op mindergrote schaal. Hoe valt dit te rijmen met de ver-anderende maatschappelijke en economischecontet en de behoete aan een nieuw publiekdomein? In hoeverre voldoen stadsmodel enbouwblok aan de criteria van een veranderendestedelijke economie? Welke conclusies kunnener aan de hand van deze recente modellen enprojecten worden getrokken voor de toekomst?

    De transormatie van het Hollandse bouwblok inHoodstuk 4

  • 8/8/2019 Hollands bouwblok en publiek domein. Model, regel, ideaal

    11/33

    57

    1Brouwer, Een nieuwe oude jas;de heruitvinding van stedelijkeweesels en woningtypes, in:Komossa e.a.,Atlas van hetHollandse bouwblok, 2003, pp.246-250.

    2Zels een stijgende woning-dichtheid, uitgedrukt in aantal-

    len woningen per hectare, kanin een bepaald gebied eenaname betekenen van hetaantal mensen dat er woont.

    3Wel staat inmiddels vanuitduurzaamheidsoverwegingenen in het kader van de nood-zaak tot energiebesparing destedelijke verdichting niet meerter discussie.

    4Uiteraard spelen er nog meeractoren een rol bij de vesti-gingskeuze, zoals bereikbaar-

    heid en beschikbaarheid vanopenbaarvervoersverbindin-gen, aanwezigheid van voorzie-ningen, ets- en loopbaarheid,het woningaanbod en zekerook status.

    5Het gebouw van MVRDV en deomgeving ervan op de Silodamin Amsterdam is daarvan eengoed voorbeeld.

    6Onder bouwblok wordtdoorgaans het geslotenbouwblok verstaan dat aan

    vier zijden door straten wordtomsloten. De denitie die wijhier hanteren, is breder. Ook dewooneenheid o zogenaamdewoningstempel die bestaat uitmeerdere losse gebouwen enop zich weer wordt omgevendoor verkeersstraten, zoals inRotterdam Pendrecht, wordthier opgevat als bouwblok.

    De transormatie van het Hollandse bouwblok inrelatie tot het publieke domein van de stad

    Hoodstuk 4

    De overgang van de privateruimte van de woning naarhet publieke domein:het Hollandse bouwblok alsintermediair

    De huidige opgave voor het Hollandse bouwblokwordt gekenmerkt door veranderende eisen dieaan woning en woonomgeving worden gesteld.

    Ook de aard van het publieke domein zel veran-dert, waardoor het programma van het bouwblokanders wordt en de relatie tussen woning enomgeving telkens een andere vorm moet krijgen.Nieuwe architectonische modellen voor woningen woonomgeving zouden het gevolg moetenzijn. Vaak worden alleen maar bekende bouw-bloktypologien getransormeerd en gerecy-cled zoals op het Java- en het KNSM-eiland inAmsterdam, waar de themas van het geslotenen het opengewerkte bouwblok zijn herhaald.

    Soms is sprake van onverwachte heruitvindin-gen,1 bijvoorbeeld in het stedenbouwkundigontwerp van het Amsterdamse GWL-terrein metzijn paviljoenachtige bebouwing in het groen.De transormatie van het bouwblok in relatie tothet publieke domein is een continu proces, teomschrijven als werk in uitvoering. Ze vormteen enorme uitdaging. Niet alleen in typologi-sche en kwantitatieve zin, maar ook in het kadervan de ontwikkeling van nieuwe architectonischemodellen die het vraagstuk van het Hollandse

    bouwblok veel breder benaderen dan we sindsde Tweede Wereldoorlog gewend zijn.

    Nieuwbouwwoningen zijn door de toegeno-men welvaart gemiddeld groter dan voorheen.Niet alleen omdat men grotere woningen kanbetalen, maar ook omdat men meer tijd door-brengt in de woning en soms ook vanuit dewoning werkt. Daardoor, en door het groeiendeaantal kleine huishoudens van een tweepersonen, stijgt de individuele ruimtebehoeteen daalt de gemiddelde woningbezetting. Hetaantal mensen dat een woning bewoont neemtdus a, waardoor ook de bevolkingsdichtheid inbestaande binnensteden, herstructurerings- onieuwbouwgebieden daalt.2 Wat de gevolgenvan deze ontwikkeling zijn voor de openbareruimte in buurten en wijken, is nog niet onder-zocht.3 Maar men kan zich voorstellen dat erminder reuring is en het almaar stiller wordt opstraat. In Amsterdam en Utrecht, steden meteen hoogopgeleide bevolking en een relatie om-

    vangrijke kennisindustrie, ziet men nog een an-dere tendens. Door de behoete aan een publiekdomein en aan plekken voor kennisuitwisseling4

    nemen mensen, met name diegenen die werkenin de kennis- en creatieve industrie, genoegenmet een kleinere woning om maar vooral in odichtbij het centrum te wonen en te werken. Inzulke gebieden stagneert de daling van de dicht-heid o neemt het aantal bewoners zels toe.

    Inmiddels moet in het stedelijk gebied vanAmsterdam en Rotterdam op eigen terrein

    worden geparkeerd en gaat de parkeernormvan n auto per woning naar twee autos. Datleidt onvermijdelijk tot de introductie van nieuwetypologien van parkeergarages onder de grondo op binnenterreinen, soms op het dak. Ruimtenaan de binnenzijde van bouwblokken die voor-heen groen waren, beginnen te verstenen. Opveel plaatsen, zels bij de laagbouwwoningen opde schiereilanden Borneo en Sporenburg in Am-sterdam, is als gevolg van de parkeereis de tuinnaar het dak verplaatst o als privbuitenruimte

    geheel komen te vervallen. Ook deze situatie ver-schilt in en rondom het centrum van Amsterdamen Utrecht. Veel kenniswerkers doen liever deauto de deur uit om toch maar vooral centraal tekunnen wonen. Hun woon- en werkomgevingenbeginnen spontaan te vergroenen doordat debewoners balkons omtoveren tot groene uitpui-lende stedelijke miniarcadias en daken, stratenen kades annexeren voor eigen beplanting eninrichting als picknickplek en terras.5

    Een toename van het aantal autos heet

    hoe dan ook gevolgen voor de publieke ruimte:o de autos leggen er beslag op, o ze wordenangstvallig weggemoeld. Een goede verhou-ding tussen cruising-verkeer als verrijking vanhet publieke domein, en autos als stilstaandeo bewegende straatversiering in verhouding tothet grote aantal wagens dat ergens wil parkeren,is nog niet gevonden. Hetzelde geldt voor groenen speelgelegenheden voor kinderen in stede-lijke gebieden. Ook hier is de vraag in welke vormgroen deel kan uitmaken van de binnenstede-lijke locaties en wat te doen met de kids: samenmet wipkippen wegstoppen op knusse speelter-reinen o de publieke ruimte zo inrichten dat eroveral kan worden gespeeld?

    De toenemende verscheidenheid van destadsbewoners maakt het eveneens noodza-kelijk om na te denken over de sociaal-econo-mische menging en de aard van het publiekedomein. De stad, maar ook het gebied in enrondom het bouwblok,6 zou ruimte moeten

    bieden aan een diversiteit van burgers, die nietallemaal eenzelde sociale, culturele o eco-nomische achtergrond delen en verschillende

    Blokopbouw enarchitectonische

    overgangselementen

    Hoodstuk 4 De transormatie van het Hollandse bouwblok in

  • 8/8/2019 Hollands bouwblok en publiek domein. Model, regel, ideaal

    12/33

    58

    Hoodstuk 4 De transormatie van het Hollandse bouwblok inrelatie tot het publieke domein van de stad

    Binnenterrein op Java-eiland, Amsterdam.

    Fragment van de morologische kaart van Java-eiland 1:5000. Fragment van de begane grond in een bouwblok op Java-eiland 1:1000.

    Gracht op Java-eiland, Amsterdam.

    0 25 m

    IJHAVEN

    SURINAMEKADE

    0 125m

    Doorsnede van een bouwblok op Java-eiland 1:500.

    De transormatie van het Hollandse bouwblok inHoodstuk 4

  • 8/8/2019 Hollands bouwblok en publiek domein. Model, regel, ideaal

    13/33

    59

    relatie tot het publieke domein van de stad

    7Publiek domein, openbaar-heid wordt in het algemeenomschreven als het domein,waar zowel in virtuele als inysieke zin uitwisselingvangedachten, meningen, ervarin-gen, kennis, ideologien, goe-deren en arbeid plaatsvindt.In dit hoodstuk hanteren wij

    een engere denitie. Publiekdomein wordt hier gedeni-eerd als de ysieke ruimte inen rondom het bouwblok, dieplaats biedt aan de uitwisse-ling die met openbaarheid isverbonden.

    land tussen 1600 en 1935, dus over een langeperiode, smal en langgerekt en van min omeer dezelde ametingen wat betret diepte enlengte. Het bouwblok vertoont gedurende dezeperiode van groweg 335 jaar een grote matevan continuteit. De opbouw van het bouwblokverandert daarentegen wel. In de zeventiende-

    eeuwse Amsterdamse grachtengordel vormt hetazonderlijke huis een sociale en economischeeenheid. In de negentiende eeuw neemt hethele bouwblok deze unctie over in de vorm vanhet programmatisch gemengde bouwblok. Ditkomt ook tot uitdrukking in de gevelopbouw. Inde zeventiende eeuw heet elk huis een eigengevel die azonderlijk architectonisch wordtgearticuleerd. In de negentiende eeuw wordt hetgevelbeeld per straat ontwikkeld. Het bestaat uiteen gevarieerde onderbouw, een gelijkvormig

    middenstuk en een azonderlijke kap per huis. Indit gevelbeeld zijn niet meer de azonderlijke ge-vels van de verschillende huizen belangrijk, maarde aaneenschakeling van soortgelijke gevels perstraatwand.

    Aan het begin van de twintigste eeuwverdwijnen uit de bouwblokken van de socialehervormers die bestemd zijn voor arbeidershuis-vesting, de economische uncties, zoals winkelsen werkplaatsen. Deze uncties waren in het pro-grammatisch gemengde negentiende-eeuwse

    bouwblok nog gentegreerd. In plaats daarvanworden in het bouwblok collectieve voorzie-ningen opgenomen. Dit zijn inrichtingen voordagelijkse hygine en soms ook voor scholingvan de bouwblokbewoners. De gevelcompositieverandert wederom en benadrukt het bouwblokals architectonische eenheid. In de jaren vijtigvan de vorige eeuw het gesloten bouwblok isinmiddels volledig uiteengevallen domineertin wijken als Pendrecht het collectieve domein,niet alleen in de gebieden tussen de woningblok-

    ken, maar ook op de schaal van buurt en wijk.De wijk presenteert zich als een geheel, als eendriedimensionale architectonische totaalcom-positie. In de jaren zeventig zien we hoe hetmodel van de collectieve ruimte ooit ontwikkeldin het kader van arbeidersemancipatie wordttoegepast in de herstructurering van het be-staande stadsweesel, zoals in de AmsterdamseNieuwmarktbuurt en in het Oude Westen inRotterdam. Het gevelbeeld van de stadsvernieu-wingsblokken is verbrokkeld. Kleinschaligheiden variatie kenmerken de nieuwe stijl die later denieuwe truttigheid genoemd zal worden. Aanhet einde van de twintigste eeuw transormeerthet bouwblok nogmaals. Wat het gevelbeeldbetret, lijkt het erop dat we teruggaan naar eenarchitectuur van de stad.

    Het transormatieproces van het Hollandsebouwblok is hierboven kort beschreven aan dehand van blokopbouw en gevelcompositie. Inhet vervolg van dit hoodstuk documenteren eninterpreteren we het transormatieproces vanhet bouwblok in relatie tot het publieke domeinaan de hand van componenten van het architec-

    dagelijkse gewoonten hebben. Voor de heden-daagse architectonische en stedenbouwkun-dige opgave met betrekking tot het Hollandsebouwblok betekent dit dat het er niet alleen omgaat grotere woningen te bouwen en voldoendeparkeerplaatsen te realiseren, maar dat menook de vraag moet stellen: hoe kan de woning

    in nieuwe uitleg- en herstructureringsgebiedenen binnensteden op eigentijdse wijze wordengerelateerd aan een divers publiek en aan hetpublieke domein van bouwblok en stad? Is over-lapping van verschillende uncties misschieneen oplossing?

    De huidige prachtwijken, waar een grootdeel van de stedenbouwkundige ruimte wordtingenomen door collectie groen, verkeren doorverandering van bevolkingssamenstelling inzwaar weer. Sloop dreigt. Bewoners, oud en

    nieuw, klagen over verwaarlozing en onveiligheid.Bouwblokmodellen die de collectieve ruimte enalleen de regeneratieve unctie van het wonenvooropstellen, komen door de toenemende diver-siteit onder druk te staan o raken zels achter-haald. Hetzelde geldt voor nieuwbouwplannendie al te nadrukkelijk het collectieve vooropstel-len. Het is zeer de vraag in hoeverre dergelijkemodellen op termijn tegen een veranderendebevolkingssamenstelling zijn opgewassen.

    In plaats van een collectie domein behoet

    het hedendaagse Hollandse bouwblok een gedi-erentieerd publiek domein dat alle stadsbe-woners welkom heet en hun ruimte biedt voorontplooiing. Dat kan alleen als er niet alleen inde stad, maar ook in en om het bouwblok eenopenbare ruimte is, waar verschillende groepenzich kunnen maniesteren, bewoners elkaarkunnen volgen in hun doen en laten, waar wordtgewerkt en naar school gegaan, hangjongerenniet als abnormaal verschijnsel worden gezien,waar mensen en groepen met elkaar worden

    geconronteerd, ideen worden uitgewisseld enmeningen gevormd. Wil een ruimte werkelijkpubliek domein7 kunnen zijn, dan moet de vraagworden beantwoord in hoeverre het toekomstigebouwblok en zijn directe omgeving ruimte enplaats kunnen bieden aan de uitwisseling diemet openbaarheid is verbonden.

    In verband met het bouwblok van de toe-komst dienen wij als architecten te weten, welkearchitectonische modellen ons ter beschikkingstaan en de regels daarvan te analyseren. Hoeis in het verleden de overgang tussen het privateen publieke domein vormgegeven? Hoe is dehedendaagse woning adequaat met de stad teverbinden? Hoe kan de openbare ruimte werke-lijk als drager van een gebied worden ontwikkeldin plaats van alleen maar verlengstuk te zijn vanhet wonen? Kennis van de architectonische enstedenbouwkundige modellen en regels alleen isechter niet genoeg. We moeten ook de sociaal-culturele en economische idealen die aan deprecedenten uit het verleden zijn verbonden ken-nen en kritisch onder de loep nemen.

    De vorm van het bouwblok blijt in Hol-

    Woningblok Silodam, ontworpen door MVRDV, Amsterdam.

    Plantenweelde op een balkon in Silodam.

    De transormatie van het Hollandse bouwblok inl ti t t h t bli k d i d t d

    Hoodstuk 4

  • 8/8/2019 Hollands bouwblok en publiek domein. Model, regel, ideaal

    14/33

    60

    relatie tot het publieke domein van de stad

    BG

    01

    02

    03

    04

    05

    OPENBAAR VERHARD OPENBAAR GROEN COLLECTIEF PRIVE

    Vergelijking ontsluitingstypologien en geleding tussen woning en publiek domein, 1900 -2000, 1:625.

    Legenda Openbaar verhard Openbaar groen Collectie Priv

    De Pijp Spaarndam Pendrecht GWL

    De transormatie van het Hollandse bouwblok inrelatie tot het publieke domein van de stad

    Hoodstuk 4

  • 8/8/2019 Hollands bouwblok en publiek domein. Model, regel, ideaal

    15/33

    61

    relatie tot het publieke domein van de stad

    8Frans: comptoir; Nederlands:balie; Engels: counter.

    9Men vindt ze in de meergegroeide delen, zoals de oudebinnenstad en de Jordaan.

    10Er wordt altijd beweerd dat inde grachtengordel de woon-unctie domineerde (Taverne,Abrahamse en Noyon). Diestelling gaat voorbij aan decomplexe sociale, maar ookeconomische organisatie vanhuis en bouwblok in dit deelvan Amsterdam.

    van overlapping tussen de verschillende uncties.Grachten, kades en zijstraten vormden door deoverlap het publieke domein dat het blok omga.Op de grachtenkades en in de zijstraten was hetongetwijeld een drukte van belang; een grootdeel van het alledaagse leven vond daar plaats.

    De hirarchie van de straten in dit systeem

    was eenvoudig en ongeloelijk eectie: degrachten waren de hoodstraten, de smalle zij-straten zonder water vormden de met werkplaat-sen omzoomde voetgangersverbinding met hetcentrum en de dwarsgrachten de connectie metde omgeving. Stegen ontbraken grotendeels inde grachtengordel.9

    Het azonderlijke pand was, zoals gezegd, debasiseenheid van het blok. Maar ook het blok alsgeheel vormde een economische eenheid, sa-mengesteld uit azonderlijke panden/percelen.

    De aaneenschakeling van azonderlijke pandenlangs de rooilijn vormde het gesloten bouw-blok. Op het niveau van het bouwblok warenpaardenstallen en de stalling voor koetsen eencollectieve voorziening. Het ruime binnenterrein,dat voornamelijk in beslag werd genomen doorde grote tuinen van de grachtenpanden, vormdeals geheel het binnenstedelijke arcadia, waarelk koopmansgezin over een kleine buiten in devorm van een tuinhuis beschikte. In tegenstellingtot de representatieve handelshuizen langs de

    grachten bevonden zich in de zijstraten de klei-nere huizen die werkplaats, winkel en woonhuiscombineerden. Het keurblok combineerde eengroot aantal stedelijke uncties en zels markten,kerken en begraaplaatsen maakten in zekerezin deel uit van het blokkenweesel. Zij bevondenzich in de uitsparingen en restruimten in de knik-ken van de grachtengordel.

    De dierentiatie van uncties op de schaalvan de stad was binnen de Amsterdamse wal-len eenvoudig: oude stad, grachtengordel,10

    Jordaan, Plantage, aanlegsteigers en pakhuizenaan het IJ. Wat betret de integratie van wonenen industrie begon in de zeventiende eeuw in degrachtengordel de ontmenging van industrie enhandel. De keuren, dat wil zeggen de bouwvoor-schriten, verboden plaatselijk vervuilende enoverlastgevende bedrijven. Die werden geves-tigd in de Jordaan.

    Het gemengde bouwblok in de latenegentiende eeuw

    Het azonderlijke pand verloor in de negentiendeeeuw zijn status als microkosmos van de stad.Het was niet langer het azonderlijke huis, zoalsin de zeventiende-eeuwse grachtengordel, dateen stedelijke microkosmos vormde van produc-tie en consumptie, maar het gesloten bouwblokals geheel. Het bouwblok blee gesloten, maarbeschikte vaak over een achterom. De basisver-kaveling was perceelsgewijs. De bouwstromenwerden groter waardoor een serie kavels in nkeer kon worden ontwikkeld en bebouwd. Binneneen dergelijke reeks panden werd etagebouwontwikkeld voor verschillende huurders en/oeigenaren.

    tonische model die ook voor de hedendaagseontwerpopgave van belang zijn: Wat is het ideaal dat aan het architecto-nische model, het concrete voorbeeld in eenbepaalde periode, is verbonden? Wat is deagenda van het bouwblok, wat zijn de doelstel-lingen die met het bouwblok zijn verbonden, het

    programma van eisen, de uncties in en om hetbouwblok, zoals handels-, transport-, verblijs-,en ontspanningsruimte? Wat zijn de intenties die ten grondslag liggenaan het bouwblok. Zijn ze economisch, sociaal-cultureel o hyginisch van aard? Hoe is de sequentie en astand tussen wo-ning en publiek domein vormgegeven? Wat is de aard van de overgang? Hoe is de overgang met behulp van architec-tonische elementen georganiseerd?

    Wat is de rol van tussendomeinen, zoals hoe-ken, stoepen, bordes, voortuin en luiel? En dievan de ontsluitingstypologie en van de gevel diebinnen en buiten met elkaar moeten verbinden? Hoe is de woning ingedeeld? Is het interieurbijvoorbeeld op de straat georinteerd?

    De Amsterdamse grachtengordel,het huis als sociale en economischeeenheid

    Tijdens de zeventiende eeuw was het huis in de

    grachtengordel de plaats waar wonen en werkengezamenlijk plaatsvonden. In die zin werd detraditie van menging van verschillende activitei-ten voortgezet die gewoon was in de inmiddelsovervolle binnenstad, zij het, dat een deel van deopslag van de goederen al in pakhuizen aan hetIJ was ondergebracht. Het grachtenpand washandelshuis, opslagruimte en woonhuis in een.Het handelskantoor, het zogenaamde comptoir,8bevond zich aan de straat, de opslagruimteop zolder en het woonhuis voor koopmansge-

    zin en bedienden in de achterkamer en op deverdieping. Bovendien werd de kelder onder hetvoorhuis doorgaans verhuurd aan handelaren inbulk, zoals bier en wijn. Op deze wijze huisvesttehet azonderlijke woonhuis aan de Amsterdamsegrachten verschillende sociale groepen eneconomische activiteiten, zoals ondernemers,handelaren in lokale en internationale goede-ren, reders en renteniers, winkeliers en mensenin loondienst. Het grachtenpand vormde eensociaal-culturele, maar ook economische micro-

    kosmos.De relatie tussen openbaar en priv werd

    eveneens op de schaal van het azonderlijke huisvormgegeven. Stoep, trap, verbrede gang encomptoirbehoorden zowel tot het huis als tot hetpublieke domein. Het grachtenpand was directverbonden met het wereldwijde verkeers- entransportsysteem dat bestond uit hijsbalken inde topgevel, uit kades en grachten die weer inverbinding stonden met het IJ, en de zijstratenmet winkels en werkplaatsen. De kades bezatenzowel een transport-, opslag-, handels- als ver-blijsunctie. Er was sprake van een grote mate

    Reeks aades in de grachtengordel.

    De gevel van Herengracht 59,1659.

    De plattegrond van Heren-gracht 59, 1659.

    De doorsnede van Herengracht 59, 1659.

  • 8/8/2019 Hollands bouwblok en publiek domein. Model, regel, ideaal

    16/33

    De transormatie van het Hollandse bouwblok inrelatie tot het publieke domein van de stad

    Hoodstuk 4

  • 8/8/2019 Hollands bouwblok en publiek domein. Model, regel, ideaal

    17/33

    63

    p

    Voorbeeld: de Pijp in AmsterdamHet typisch negentiende-eeuwse bouwblokverenigde woningen voor verschillende bevol-kingsgroepen en bood onderdak aan de acti-viteiten werken, winkelen en uitgaan. Het wasniet alleen in unctioneel, maar ook in sociaal eneconomisch opzicht een gedierentieerd en ge-

    mengd blok. In dit gemengde bouwblok had elkestraatwand haar eigen architectonische en (wo-ning)typologische articulatie. Zo werd er aan degoudrand in de Pijp zijn dat de chique pandendie over het Sarphatipark uitkijken uitsluitendgewoond. Doorgaande straten waren omzoomddoor woningen boven winkels. In de achterlig-gende straten wisselden bedrijven, woningenen winkels op de begane grond elkaar a. Opde hoeken waren bij voorkeur publieke unctiesgevestigd, zoals cas. Het waren trepunten

    waar de verschillende sociale werelden van hetnegentiende-eeuwse bouwblok samenkwamen.In de zijstraten tret men voornamelijk het

    onder-en-bovenhuistype aan, dat de eerste vormvan etagebouw in Nederland representeert. Hetonderhuis beslaat doorgaans de begane gronden de eerste verdieping, waarbij de voorkamero de begane grond vaak door een winkel- o be-drijsruimte aan huis in beslag wordt genomen.De winkel- o bedrijsruimte heet dan een enkeleo een dubbele verdiepingshoogte. Het boven-

    huis dient zuiver als woonhuis. Soms is het eenenkel huis, maar het wordt ook per etage o zelskamer verhuurd.

    Kenmerkend voor dit onder-en-bovenhuis-type is het open portaal met trap en twee omeer voordeuren aan de straat. De deur op debegane grond geet toegang tot woning, winkelo bedrij. De tweede deur op het trapbordes ont-sluit de bovenliggende woningen. Een mogelijkederde deur vormt een tweede toegang tot hetbenedenhuis.

    Het open portaal kan worden begrepen alshet verlengstuk van het publieke domein van destraat. Het is mooi versierd met tegels, smeed-ijzeren hekwerken en bewerkte voordeuren. Ookkomt de compositorische eenheid van portaalen winkelpui met dubbele hoogte voor. Materi-aalgebruik, ornamentatie en compositie gevenuitdrukking aan de status van de bewoners. Hetgevelvlak van het bovenhuis is strak en vlak,sober versierd met eenvoudige gevelbanden eneen enkel balkon. De schuiramen in de voorge-

    vel lteren licht en inkijk door het opake glas-in-lood. Zowel het bovenste als het onderste deelvan het raam kunnen schuiven. Dit maakt derelatie tussen binnen en buiten op de verdiepingletterlijk tot een schuivende, die naar wens kanworden gereguleerd.

    Het contrast tussen de gevarieerde onder-bouw van de gevel- respectievelijk straatwand ende strakke gevels van de bovenbouw weerspie-gelt de relatie tussen de verschillende unctiesin het bouwblok en hun relatie met het publiekedomein van de straat: de onderbouw ademt alshet ware en gaat op allerlei manieren de relatie

    met de straat aan. De bovenbouw is strak, bijnaastandelijk en benadrukt het karakter van hetwonen als private aangelegenheid.

    De gevels van de herenhuizen aan hetSarphatipark zijn veel rijker geornamenteerd,vaak met verschillende balkons. Materiaaltoe-passing en ornamentatie kunnen zels per pand

    verschillen en benadrukken zo het azonderlijkewoonhuis. In deze straatwand schept het kleinevoorportaal aan de straat met trap en voordeurnaar de verhoogde begane grond, de bel-etage,juist astand. Vanuit zijn voorkamer, uiteraarddeel van een kamer en suite, heet de bewonereen prachtig uitzicht op het park, terwijl hij let-terlijk verheven is boven de dagelijkse besognesop stoep en straat.

    Straten krijgen in de negentiende eeuwbredere stoepen. De (inter)nationale handel en

    opslag van goederen over het water verdwijntgoeddeels uit de negentiende-eeuwse wijkenen daarmee verandert ook het gebruik van destraat. Winkels en bedrijven zijn meer gericht opde stedelijke economie. Langs de goudrandenaan singels, pleinen en parken wordt uitsluitendgewoond. Singels en parken als publieke domei-nen zijn nieuwe elementen in de stadsuitleg enkrijgen een verblijsunctie voor ontspanning,ontmoeting, spel en contemplatie.

    Er treedt tussen Rotterdam en Amsterdam

    in dit transormatieproces van het bouwblok weleen verschil in stedenbouwkundig model op: inRotterdam is het negentiende-eeuwse blok totop de dag van vandaag veel nadrukkelijkereen gemengd blok dat per straatwand en blokeen brede sociale en economische dierentiatiekent. Ook is er binnen een buurt een veelvoudaan gradaties. De sociaal-culturele en economi-sche hirarchie wordt uitgedrukt in de breedtevan de straten en de astand tot bijvoorbeeld degroene singels. Langs de doorgaande straten

    liggen de winkelpanden met woningen erboven,de secundaire straten huisvesten bedrijven,eveneens met woningen erboven, en hebbenwinkels op de hoeken. De tertiaire straten voor-zien vooral in woonruimte voor het groeiendeaantal arbeiders in industrien zoals de haven,de scheepswerven, enzovoort.

    De planmatige aanpak van de negentiende-eeuwse stadsuitbreidingen in Amsterdammaakt sociale dierentiatie per wijk mogelijk.In Amsterdam wordt het plan-Van Nitrik, later

    het plan-Kal, als een tweede gordel om de stadheen gelegd. Binnen deze negentiende-eeuwsering onderscheiden de Kinkerbuurt, Oud Zuid,de Pijp en de Dapperbuurt zich tot op de dag vanvandaag van elkaar als meer en minder chiquebuurten.

    Het begin van de twintigste eeuw,de introductie van de collectieveruimte in het bouwblok

    Door de opkomst van woningbouw voor arbei-ders als uitvloeisel van het van kracht wordenvan de Woningwet in 1901, verandert de vorm

    De transormatie van het Hollandse bouwblok inrelatie tot het publieke domein van de stad

    Hoodstuk 4

  • 8/8/2019 Hollands bouwblok en publiek domein. Model, regel, ideaal

    18/33

    64

    TRAAT

    SARPHATIPARK

    0 25 m

    SARPHATIPARK

    FERDINANDBOLS

    TRAAT

    ALBERT

    GERAR

    DDOU

    STRAAT

    CUYPST

    RAAT

    0 125 m

    Portiek in de Pijp, Amsterdam. Gevelwand in de Pijp, Amsterdam.

    Fragment van de morologische kaart van de Pijp 1:5000. Fragment van de begane grond in een bouwblok in de Pijp 1:1000.

    Perspectivische doorsnede van een bouwblok in de Pijp 1:500.

    De transormatie van het Hollandse bouwblok inrelatie tot het publieke domein van de stad

    Hoodstuk 4

  • 8/8/2019 Hollands bouwblok en publiek domein. Model, regel, ideaal

    19/33

    65

    HEEMRAADSSINGEL

    SCHONEBERGERWEG

    COOLHAVEN

    NIEUWE

    BINNENW

    EG

    HONDI

    USSTRA

    A

    AADSPLEIN

    0 125 m

    NIEUWE

    BINNEN

    WEG

    0 25 m

    Voordeuren in het NieuweWesten, Rotterdam.

    Gevelwand in het Nieuwe Westen, Rotterdam.

    Fragment van de morologis che kaart van het Nieuwe Westen 1:50 00. Fragm ent van de bega ne grond in een bouwblok in het Nieu we Westen 1:100 0.

    Perspectivische doorsnede van een bouwblok in het Nieuwe Westen 1:500.

    Hoodstuk 4 De transormatie van het Hollandse bouwblok inrelatie tot het publieke domein van de stad

  • 8/8/2019 Hollands bouwblok en publiek domein. Model, regel, ideaal

    20/33

    66

    Poort naar het binnenterrein van het bouwblok van MichielBrinkman in Spangen, Rotterdam.

    11De Jong en Komossa, Vansaamhorig ploeteren naaropgesloten koesteren, 1981,pp. 2-17.

    12Reijndorp, De domesticatievan het stedelijk wonen, in:Komossa e.a.,Atlas van hetHollandse bouwblok, 2003, pp.

    259 e.v.

    hervormers beschouwden dat publieke domeintoch in zekere zin als verwerpelijk. Ten slottewerden in de nieuwe woningbouwprojectenvan de woningbouwcorporaties op grote schaalwoningopzichteressen ingezet. Zij zagen eroptoe dat het huishouden ordentelijk werd gevoerden de woning op de juiste wijze werd gebruikt en

    schoongehouden.Tot de collectieve voorzieningen op hetniveau van het bouwblok en soms van de buurtbehoorden zonneterrassen en collectieve tui-nen waarin de blokbewoners veilig en gezondkonden vertoeven. Speelvelden en -galerijen,zoals in het blok van Van den Broek uit 1934in Rotterdam Blijdorp, waren er voor de kleinekinderen. Bij slecht weer konden ze op de galerijspelen. In enkele woningblokken bevondenzich naai- en leslokalen voor sociaal-culturele

    activiteiten. Bad- en wasgelegenheden in devorm van badhuizen op buurt- o, bij voorkeur,blokniveau waren eveneens nieuw. Samen metde vaak coperatie bestuurde winkels werdenzo uncties die van oorsprong tot het publiekedomein van de stad behoorden als het waregecollectiviseerd en teruggebracht naar deprivate seer van het wonen. Hiertoe behoordeuiteraard ook het weren van cas en andereopenbare drinkgelegenheden uit de nieuwewijken. Arnold Reijndorp spreekt in dit verband

    over de domesticatie van het stedelijk wonen.12

    In zekere zin houdt deze verschuiving naar hetprivate en collectieve tevens de domesticatie vanhet publieke leven in.

    Al deze inrichtingen en diensten betekenendat het bouwblok in het begin van de twintigsteeeuw mono-unctioneler wordt in sociaal en eco-nomisch opzicht, en dat de aandacht eenzijdigkomt te liggen bij het wonen en de daarmee ver-bonden voorzieningen. Zowel in Amsterdam alsin Rotterdam verdwijnt het sociaal-economisch

    gemengde bouwblok ten gunste van blokken enbuurten met een veel homogenere bevolkings-opbouw.

    Het bouwblok van de sociale hervormersis aanzienlijk minder gedierentieerd dan hetnegentiende-eeuwse bouwblok, dat een sociaal-culturele n economische entiteit vormde. Hetwerd bovendien eenvormiger, want het bestondimmers uit een groot aantal overwegend gelijkewoningen. Zo ontstond er verschil tussen com-plexen en woongebieden bestemd voor onge-

    schoolde arbeiders enerzijds en voor geschooldearbeiders en middenstanders anderzijds. Ditwerkte niet alleen sociale segregatie op hetniveau van bouwblok en buurt in de hand, de ver-schraling was ook in het straatbeeld zichtbaar.Het ca op de hoek verdween, de architectoni-sche articulatie van de bouwblokhoek verstilde.Sommige activiteiten die voorheen op straatplaatsvonden, zoals het spelen door kinderen ensommige huishoudelijke taken, verschoven naarhet collectieve binnenterrein.

    In architectonisch opzicht dreigde mono-tonie. De programmatische uniormiteit en

    van het voorheen gesloten bouwblok: het begintzich langzaamaan te openen. In de vorm vancollectieve voorzieningen komen een aantalpubliekelijk toegankelijke uncties, met name inRotterdam, aan de binnenzijde van het bouwblokte liggen. Hierdoor verandert het publieke do-mein in en om het blok van karakter. Het begrip

    volkshuisvesting als maatschappelijk ideaal entaak van de sociale hervorming is geboren. Zijomvat, althans wat de arbeiderswoningbouw be-tret, een heel kader aan sociale en hyginischedoelstellingen, zoals moderne woningen metaparte slaapkamers voor jongens en meisjes,aparte keukens, goede doorspuibaarheid, de be-strijding van het drankmisbruik onder arbeiders,collectieve voorzieningen als middel tot eman-cipatie, enzovoort.11 Economische aspecten,met uitzondering van de bouwkosten, spelen op

    het niveau van de organisatie en inrichting vanhet bouwblok voortaan een ondergeschikte rol:gewerkt wordt elders, in grootschalige haven- enindustriegebieden, en activiteiten gericht op destedelijke economie worden uit het blok ge-weerd. Het publieke domein wordt een collectiedomein voor de buurt en bouwblokbewoners dieallemaal dezelde achtergrond delen en voorwie het dagelijks leven zich in een vergelijkbaarritme voltrekt.

    Groweg zijn de doelen van woningbouwver-

    enigingen en gemeenten in te delen in kwantita-tieve doelstellingen, zoals meer woningen tegenbetaalbare koop- en huurprijzen, en kwalitatieve.Tot de tweede categorie behoren alle hygini-sche voorzieningen ten aanzien van de volksge-zondheid, de verbetering van de woonomstan-digheden en sociaal-culturele ambities.

    Op het niveau van de woning waren licht,lucht en zon, doorspuibaarheid en ventilatie inverband met de volksgezondheid belangrijkedoelen. Een aparte woonkamer in plaats van

    een woonkeuken waarin gewassen, gekookt engeleed werd, behoort eveneens tot de kwalita-tieve categorie. In het kader van de zogenaamdealkovenstrijd werd gepleit voor gescheidenslaapkamers voor jongens, meisjes en ouders.Dit niet alleen vanuit hyginische maar ook van-uit sociale overwegingen.

    Er bestonden echter ook sociale agendasdie op het eerste gezicht wat minder in het oogsprongen. In Rotterdam Spangen werd ervoorgezorgd dat de leveranciers van levensmiddelen

    via grote liten en galerijen tot aan de voordeurvan de woningen op de tweede verdiepingkonden komen. Huisvrouwen hoeden zo voor dedagelijkse boodschappen niet langer de straatop. Om dezelde reden werden vuilstortkokersin de woningen en centrale verwarmingssyste-men op blokniveau aangebracht. In veel latereprojecten uit de jaren vijtig vindt men nog altijdboodschappenlitjes in de portiektrappen. Ener-zijds verlichtten al deze voorzieningen het werkvan de huisvrouwen. Anderzijds werden vrouwen

    op deze wijze buiten het openbare en publiekedomein van de stad gehouden. De sociale

    Toegangspoort, 2003. Bouwblokhoek, 2003.

    Collectieve voorzieningen in het binnenterrein: bad-, was-, stook-huis en speelterras.

  • 8/8/2019 Hollands bouwblok en publiek domein. Model, regel, ideaal

    21/33

    De transormatie van het Hollandse bouwblok inrelatie tot het publieke domein van de stad

    Hoodstuk 4

    13D i t bl ki t t kj t ttiti lijk ti i i d

  • 8/8/2019 Hollands bouwblok en publiek domein. Model, regel, ideaal

    22/33

    68

    13Berlage was eveneens bij hetstedenbouwkundig plan vanVreewijk betrokken.

    14Zie hiervoor hoodstuk 9, Destad van de sociale hervor-mers.

    15Het samenvoegen van

    meerdere bouwblokken leidtin de Brinkman-variant niettot een verlies van het aantalwoningen. Dat is in alle drie demodellen gelijk.

    Door vier poorten en een blokintern stukje straatwordt de verbinding met de omliggende stratentot stand gebracht. Het binnenterrein wordt opdeze wijze openbaar toegankelijk. De ontsluitingvan de grondgebonden woningen op de beganegrond en de eerste verdieping legt hij aan debinnenzijde van het blok. Hierdoor ontstaan eenvolledig nieuwe schakeling en overgang vanopenbaar naar priv, van het pad dat steedstwee naast elkaar gelegen woningen met huntuinen ontsluit, en het pleintje dat door tienwoningen wordt gedeeld, naar de straat doorhet blok heen, waar de speeltuin, zonneterrasen bad- en washuis liggen. De galerij, die op detweede verdieping als straat in de lucht de mai-sonnettes ontsluit, ligt eveneens aan de binnen-zijde van het bouwblok en maakt het verticaletuindorp compleet. Brinkman schakelt tussen

    zijn opengewerkt bouwblok en het publieke do-mein van de wijk Spangen collectieve ruimten envoorzieningen op blokniveau. De astand tussende woning als privdomein en het publieke do-mein neemt hierdoor zonder meer toe. Het blokverandert in een bolwerk, een stedelijke enclavemet eigen wetten en regels.

    Amsterdam: superblokken inde Spaarndammerbuurt enAmsterdam-Zuid

    Zowel in de Spaarndammerbuurt als in Amster-dam-Zuid wordt in het begin van de twintigsteeeuw het motie van de dubbele bebouwingsringgentroduceerd. De dubbele bebouwingsring iseen langgerekt gesloten bouwblok dat op allerleiwijzen wordt gebogen en geknikt om steden-bouwkundige ruimten, hoven, straten en pleinente articuleren.

    In de Spaarndammerbuurt wordt door dedubbele ring een reeks binnenhoven gevormddie door poorten met elkaar en de omringende

    straten zijn verbonden. De binnenring is lager,drie bouwlagen met telkens twee woningen opelkaar, dan de buitenring van vij lagen. Door depoorten, lage bebouwing, kappen en kopgevelswordt het karakter van de binnenhoven als col-lectie domein, als dorpse enclaves in de stadbenadrukt. Alle woningen, ook de woningen opde verdieping, hebben hun eigen voordeur in eenklein portaal aan de stoep. Van hieruit hoet menalleen het rijpad over te steken om het gemeen-schappelijke plantsoen te bereiken dat omgeven

    is door een laag hekwerk.De woningen in de buitenring worden door

    een zogenaamde Haagse portiek ontsloten. Datwil zeggen dat woningen op de eerste, tweedeen derde verdieping hun eigen voordeur hebbenop een open bordes op de eerste verdieping. DeHaagse portiek is in zekere zin een ageleide vanhet negentiende-eeuwse portaal. Ze staat inopen verbinding met de straat en vormt daar-door een verlengstuk van het publieke domeinvan de straat. De trap van de Haagse portiek ver-

    trekt direct vana de stoep. In de compositie vande gevels van het collectieve ho en de straten

    repetitie van gelijksoortige woningen riepen devraag op, hoe op een nieuwe wijze uitdrukkingkon worden gegeven aan het bouwblok o com-plex als geheel en, niet in de laatste plaats, aande idealen van de sociale hervormers. Nieuwecompositieschemas voor de gevels waren hetgevolg. De nadruk kwam op het blok als geheelte liggen, waardoor complexen van de socialehervormers vaak een wat burchtachtig karakterhebben. Poorten en onderdoorgangen en dehoek als beindiging van de gevelwand werdenduidelijk gemarkeerd.

    Terwijl Rotterdam en Amsterdam op basisvan de Woningwet dezelde doelen en idealennastreeden, bestonden er tussen de twee ste-den echter een aantal undamentele verschillenin de modellen die voor het bouwblok in het be-gin van de twintigste eeuw werden ontwikkeld.

    Rotterdam zette de tuinstadgedachte, zoalsontwikkeld in Vreewijk,13 voort in de hoogbouw-projecten in Spangen, Bospolder en Tussen-dijken. Amsterdam ontwikkelde in de Spaarn-dammerbuurt en Nieuw Zuid het superblok,voortbouwend op de ideen rond de gemischteBebauungsweisen,14 zoals genterpreteerd engentroduceerd door Berlage.

    Het gestapelde tuindorp inRotterdam

    Rotterdam borduurt in zijn uitbreidingswijkentussen 1900 en 1930 voort op het geslotennegentiende-eeuwse bouwblok met achterom.Nieuw is het opnemen van een collectieve tuinin het binnengebied, zoals in de blokken vanJ.J.P. Oud in Tussendijken. De articulatie vanhet binnengebied in Tussendijken komt overeenmet het model dat werd ontwikkeld voor hetTuindorp Vreewijk, dat zel weer is gebaseerd opvoorbeelden uit de Engelse tuinstadbeweging.In Vreewijk wordt de reeks achtertuinen van de

    beganegrondwoningen op het binnenterreintelkens agegrensd met hagen. Daarnaast ligteen voetpad, voorheen achterom. In het middenvan het binnenterrein bevindt zich de eveneensdoor hagen omgeven collectieve tuin. Het motievan achtertuinen, voetpad en collectieve tuinpast Oud vervolgens toe in de zogenaamdehoogbouw-projecten in Tussendijken. Hier wor-den de collectieve tuinen niet ontsloten door eenstelsel van doorsteken en achterpaden, zoals inVreewijk, maar ze zijn via een asluitbare poort

    toegankelijk voor de bovenwoningen. De priv-tuinen van de bewoners van de begane grondgrenzen direct aan het voetpad dat de collectievetuin omzoomt.

    Michiel Brinkman ontwikkelt dit model ver-der. Zijn samengevoegde, dubbele bouwblok inRotterdam Spangen is het prominentste, maarook moeilijkst te begrijpen voorbeeld uit dezeperiode. In het ontwerp voor de Spaanse bochtschakelt Brinkman twee langgerekte o, zo menwil, drie dwarsblokken aan elkaar.15 Er ontstaat

    een groot binnenterrein dat wordt geleed doorkleinere blokken in dwars- en lengterichting.

    Toegangspoort Zaanho, Spaarndammerbuurt, Amsterdam.

    De transormatie van het Hollandse bouwblok inrelatie tot het publieke domein van de stad

    Hoodstuk 4

  • 8/8/2019 Hollands bouwblok en publiek domein. Model, regel, ideaal

    23/33

    69

    Doorgang door de dubbelebebouwingsring, Zaanho.

    Fragment van de morologische kaart van Zaanho in de Spaarndammerbuurt, Amsterdam 1:5000.

    0 25 m

    Fragment van de begane grond in een bouwblok in Zaanho 1:1000.

    Perspectivische doorsnede van een bouwblok in Zaanho 1:500.

    Gevelbeeld met lagere bebou-wing in binnenring.

    Voorplein met doorgang naar het binnenho. Interieur Zaanho.

    K

    ZAAN

    HOF

    0 125 m

    De transormatie van het Hollandse bouwblok inrelatie tot het publieke domein van de stad

    Hoodstuk 4

  • 8/8/2019 Hollands bouwblok en publiek domein. Model, regel, ideaal

    24/33

    70

    Fragment van de morologische kaart van Amsterdam-Zuid 1:5000. Fragment van de begane grond in een bouwblok in Zuid 1:1000.

    Perspectivische doorsnede van een bouwblok in Amsterdam-Zuid 1:500.

    Haags portiek in Amsterdam-Zuid.

    Hoek boulevard/straat in de richting van hetcentrum in Amsterdam-Zuid.

    Gevelbeeld in Amsterdam-Zuid.Batterij van voordeuren.

    CHURCHILLLAAN

    ROOS

    EVELTL

    AAN

    WAAL

    STRAAT

    MAASSTRAAT

    0 125 m

    CHURCHI

    MAASST

    RAAT

    0 25 m

    is niet het azonderlijke pand o de azonderlijke 16tot bijvoorbeeld de toepassing van stroken-

    De transormatie van het Hollandse bouwblok inrelatie tot het publieke domein van de stad

    Hoodstuk 4

  • 8/8/2019 Hollands bouwblok en publiek domein. Model, regel, ideaal

    25/33

    71

    is niet het azonderlijke pand o de azonderlijkewoning herkenbaar, maar wordt de omvang vanhet complex in zijn geheel benadrukt. Vooral aande straatzijden is de articulatie van de azon-derlijke woning ondergeschikt aan het totalevolume van het complex. Hoekpunten en poortenkrijgen in de woonblokken van de Spaarndam-merbuurt plastische accenten, bijvoorbeeld dooreen torentje. De woonhoven presenteren zichnaar buiten toe als burchten.

    In Amsterdam-Zuid worden door de dubbelebebouwingsringen geen gesloten, collectievebinnenhoven o enclaves gevormd, maar ruim-telijke sequenties van boulevards en pleinen alsonderdeel van een netwerk van grote en kleinestraten. De kleine straten vormen de verbindingmet de binnenstad en de boulevards die met deandere wijken. Een goed voorbeeld van een bou-

    levard is de brede en statige Churchilllaan. Vaneen zij- en winkelstraat is de Rijnstraat een voor-beeld en van een buurtplein annex woonstraatde Jekerstraat. Ook in deze stedenbouwkundigeopzet vormen poorten en stegen verbindingendoor de ring heen. Collectieve voorzieningen,zoals scholen, worden in de ring opgenomen enstrategisch monumentaal geplaatst aan pleinen.De klassieke scheiding van voor- en achterkantvan het bouwblok blijt in stand. In de gevelcom-positie ligt de nadruk meer op de continuteit van

    de straatwanden en de stedelijke ruimte dan ophet volume van het bouwblok zel en dit wordtbenadrukt door gevels die overal even hoog zijn.

    In Amsterdam-Zuid komen twee ontslui-tingstypologien voor. Enerzijds is er de Haagseportiek,16 anderzijds de zogenaamde batterij vanvoordeuren, waardoor twee van de drie wo-ningen op de verdiepingen door een ingenieussysteem van trappen een eigen voordeur aan destraat hebben. Dit is vrijwel zeker een verwijzingnaar de zeventiende en de negentiende eeuw, de

    tijd dat Amsterdam nog een stad van huisjes enhuizenreeksen was, waar huizen op stand huneigen toegang aan de straat hadden. Haagseportiek en batterij van voordeuren zetten dezetraditie in bouwblokken met etagewoningenvoort.

    De jaren dertig en vijtig: Blijdorp enPendrecht, het verdwijnen van hetpublieke domein ten gunste van decollectieve ruimte

    De woningbouwexperimenten van de jaren der-tig betekenen het einde van het publieke domeinin de woningbouw ten gunste van de collectieveruimte op blok-, buurt- en wijkniveau.

    De bouw van het woningblok van Van denBroek in Rotterdam Blijdorp17 in 1934 markeerthet einde van het gesloten bouwblok als stede-lijke vernacular, als bouwsteen van de Hollandsestad. Het voorheen gesloten o slechts gedeel-telijk geopende blok valt in het Blijdorp-projectdenitie uit elkaar. In dit transormatieproces

    vertolkt Van den Broeks blok consequent deidealen van het Nieuwe Bouwen met betrekking

    De Haagse portiek werd in DenHaag vana 1900 gebouwdals ontsluitingssysteem voorgestapelde arbeiders- enmiddenstandswoningen. Doorde Haagse portiek hadden ookde bovengelegen woningenin woningbouw van drie lagen de standaard bouwhoogtevan de stad elk een eigenvoordeur aan de straat: debeganegrondwoningen had-den hun voordeur direct aan destraat en de woningen op deeerste en tweede verdiepinghadden hun voordeur op eenbordes op de eerste verdiepingdat door een open trap direct inverbinding stond met de straat.De trappen van de eerste naarde tweede verdieping lagendirect achter de voordeur ophet bordes en maakten zo deeluit van de bovenste woning.

    Hoog wonen stond in die tijdgelijk aan minder wonen. Pars,Het Haagse portiek, 2005,p. 12.

    17En in het Amsterdamse projectLandlust van Merkelbach enKarsten.

    18Venturi en Scott Brown,Archi-tecture as signs and systems,

    for a mannerist time, 2004, p.37, Glove versus Mitten.

    19Generaties Nederlanders heb-

    ben in de bak van de lavet demet waterdruk aangedrevenwasmachine bij de keuken gedoucht.

    20In hoeverre de invoering van deboodschappenlit daadwer-kelijk hielp om het aantal bui-tenechtelijk verwekte kinderente reduceren, is, voor zover ikweet, niet bekend.

    tot bijvoorbeeld de toepassing van strokenbebouwing en open hoeken die bezonning enlichttoetreding voor alle woningen aanzienlijkverbeteren ten opzichte van de gesloten hoekenin bouwblokken. Hierdoor is het opengewerktebouwblok een icoon van de Moderne Beweginggeworden. En het zet tegelijkertijd de traditie vande hervormingsprojecten voor arbeiders voortuit het begin van de twintigste eeuw, door onderandere collectieve voorzieningen in het projectop te nemen, zoals een gemeenschappelijke tuinen speelgalerijen.

    De moderne woningplattegrond, die al inhet project van Michiel Brinkman in Spangente zien was, wordt door Van den Broek verderontwikkeld. Op basis van precies omschrevendag- en nachtactiviteiten krijgt de woningplat-tegrond een exibele indeling. De zit/werkkamer

    verandert s nachts door uitklapbare beddenin een kinderkamer, en de speelkamer voor dekinderen in de ouderslaapkamer. De woningin-deling neemt juist door haar exibiliteit devorm aan van een nauwsluitende handschoenin plaats van een wat ruimer zittende want.18Een deel van de collectieve voorzieningen die inde arbeiderswoningbouw van de jaren twintigwaren gentroduceerd, zoals bad- en wasgele-genheid gaan in het burgerlijke Blijdorp deeluitmaken van de woning, zij het in een minimale

    en compacte vorm, die we ook in de projectenvan de jaren vijtig terugvinden.19Door consequente toepassing van de

    portieketageontsluiting en een ingebouwdeboodschappenlit eindigt de ambulante handelin melk, groente en ruit direct aan de voordeurvan de woning. De huisvrouw doet in de moderneportieketageat geld en boodschappenlijst inde mand, om vervolgens de goederen agere-kend en wel naar boven te hijsen. Het ysiekcontact tussen vrouw des huizes en handelaar,

    bijvoorbeeld de melkboer, wordt zo doelgerichtgeminimaliseerd.20

    Van den Broek zel omschrijt de trappor-tieken met hun glasgevels als verlengstuk vande straat, als lantarens aan de weg. In eitevergroten zij echter de astand tussen woningen straat. De astand neemt tevens toe doorde beganegrondwoningen op een verhoogdeplint van bergingen te leggen. Met de aanlegvan bergingen onder de beganegrondwoningenen een eveneens verlaagde speelgalerij aan de

    binnenzijde van het bouwblok verdwijnt ook deindividuele tuin van de benedenwoningen. Deindividuele tuinen worden vervangen door eencollectieve tuin in het binnenterrein die bedoeldis voor alle bewoners.

    In de uitwerking van het woningblok doorVan den Broek in Blijdorp neemt op het niveauvan het bouwblok het groen in omvang toe dooreen van de zijden, de kant van het Vroesenpark,onbebouwd te laten. De collectieve ruimte in hetbinnenterrein is nauwkeurig uiteengelegd in een

    speelgalerij, een schooltuin en een bootjesvijvervoor de kinderen, en een lig- en kijktuin voor de

    Omslag Maristella Casciato, Franco Panzini enSergio Polano, Funzione e senso. Milaan 1979.De omslag toont het voorstel van J.J.P. Oud voorde bouwblokken in Blijdorp.

    De transormatie van het Hollandse bouwblok inrelatie tot het publieke domein van de stad

    Hoodstuk 4

  • 8/8/2019 Hollands bouwblok en publiek domein. Model, regel, ideaal

    26/33

    72

    Fragment van de morologische kaart van Blijdorp, Rotterdam 1:5000.

    STATENWEG

    NAVA

    NDER

    STRAAT

    VAND

    ERHO

    RSTSTR

    AAT

    0 25 m

    Fragment van de begane grond in een bouwblok in Blijdorp 1:1000.

    Perspectivische doorsnede van een bouwblok in Blijdorp 1:500.

    Binnenterrein van een bouwblok in Blijdorp, gezien vanuit hetVroesenpark.

    Overdekte speelgalerij diede gemeenschappelijke tuinomringt.

    Plattegrond met het dag- en nachtgebruik vande woning.

    Axonometrie van standaardwoning in Blijdorp.

    VROESENLA

    AN

    STATENWEG

    OUDE

    RSWE

    GSENPARK

    GORD

    ELWE

    G

    0 125 m

    De transormatie van het Hollandse bouwblok inrelatie tot het publieke domein van de stad

    Hoodstuk 4

    21Van Tijen e.a., Woonmoge-volwassenen. Voor elke activiteit heet Van den en, maar die ook zal kunnen weerstaan.

    25

  • 8/8/2019 Hollands bouwblok en publiek domein. Model, regel, ideaal

    27/33

    73

    lijkheden in het nieuwe Rot-

    terdam, 1941.22

    Bos e.a., De stad der toekomst,de toekomst der stad, 1946.

    23Van Tijen e.a., Woonmoge-lijkheden in het nieuwe Rot-

    terdam, 1941, p. 12.

    24Ibidem, p. 14.

    25Ibidem, p. 15.

    26Ibidem, p. 18.

    27Ibidem, p. 19, cursivering S.K.

    28Het woningbouwproject vanGroosman Partners uit 1960in Amsterdam Buitenveldertvertegenwoordigt het diepte-punt van de ontwerpstempel:eindeloze herhaling van gelijke

    woningen in haakvormigeblokken.

    Broek een aparte plek ontworpen. Door het weg-laten van een blokwand daalt de woningdicht-heid. Activiteiten die voorheen op straat o in hetpark overlappend plaatsvonden, zoals speel-ruimte voor kinderen, worden op deze wijze naarde binnenruimte van het bouwblok verplaatst.Het aantal mensen dat op straat vertoet, neemta. De publieke ruimte op straat verliest doorhet opdelen en uit elkaar trekken van verschil-lende uncties en activiteiten een deel van haarpotentieel als plaats van uitwisseling en mogelijkook van conict.

    Voorbeeld Pendrecht: het groeneideaal tijdens de wederopbouw

    Gedurende de wederopbouwperiode na deTweede Wereldoorlog tot aan het eind van de ja-

    ren zestig valt het bouwblok nog verder uit elkaardan in Blijdorp. Het is de bedoeling de weg vrijte maken voor een woningbouw door collec-tieve ruimte omspoeld. Terwijl de woningdicht-heid per hectare spectaculair daalt, neemt hetgemeenschappelijke groen in de nieuwe wijkenenorm in omvang toe. De astand tussen woningen publiek domein wordt almaar groter.

    Het programma voor de wederopbouw vanRotterdam werd reeds in 1941, direct na hetbombardement van 1940, opgesteld door Van

    Tijen, Maaskant, Brinkman en Van den Broek inhun studie Woonmogelijkheden in het nieuweRotterdam.21 De studie vormt samen met hetboek van A. Bos, De stad der toekomst, detoekomst der stad22 uit 1946 de schakel tussenhet voor- en naoorlogse bouwen. Tijdens dewederopbouw gaat het in eerste instantie omvervanging van 25.000 woningen die door hetbombardement verloren zijn gegaan. Van Tijenc.s. kijken kritisch maar ook positie terug opde pogingen van de architecten van de Nieuwe

    Zakelijkheid om de stad uiteen te leggen in deuncties werken, verkeer, wonen en ontspan-ning. Aan de ene kant vinden zij de vooroorlogsepogingen krachtig en modern, anderzijds ookwel abstract. De architecten van de NieuweZakelijkheid [] zagen echter in de realiteitnieuwe mogelijkheden: steden en dorpen openen ordelijk, met duidelijke scheidingen vande uncties, technisch en sociaal perect endaardoor schoon.23 Van Tijen c.s. waarderende doordachte orintering van de woningblok-

    ken, het ontbreken van zonloze hoeken, desociaal-culturele voorzieningen, zoals scholenen winkels, de hoeveelheid groen en gelegen-heden tot ontspanning en de grote ramen in demoderne vooroorlogse projecten. Tegelijkertijdwijzen ze op het spanningsveld tussen de idealewoningbouw en het leven van alledag. De reali-teit van de volksmarkt, van de werkdag, van dehaven moge hard, rauw en lelijk zijn, zij prikkeltde verbeelding en wekt activiteit.24 En Maar wezullen in de toekomst streven naar een krachti-

    ger humaniteit, die niet alleen kan laten genietenen rust, veiligheid en welbehagen zal verscha-

    Helaas wordt dit spanningsveld in de tekst nietnader geanalyseerd. Na een kort overzicht vande moderne Hollandse architectuur, begin-nend bij Berlage, wordt het programma voor denieuwe woonwijken ontvouwd. In de opvattingvan Van Tijen c.s. zijn de nieuwe wijken sociaal-economisch ontmengde woonwijken, waarweliswaar mensen van verschillende leetijdenen in verschillende gezinssamenstelling bijeenwonen, maar niet van verschillende maatschap-pelijke klassen. Terugkijkend kan men zeggendat met dit woningbouwprogramma voor heteerst stedelijke segregatie doelbewust wordtnagestreed. Het bese van diepgaande verschil-len tussen bewoners, verschillen in leetijd,behoeten, wensen, voorkeur en verlangens enin sociaal en cultureel peil is n dezer punten

    geweest. Een woonwijk hoort hir geschikt tezijn voor arbeiders, dr voor de kleine burgeren intellectueel, hir voor het gezin, dr voor al-leenwonenden; zij moet plaats bieden zowel voorhet kind als voor de bejaarde en voor de volwas-sene, aan man en vrouw; zowel voor wie zichzelvr a