Hollandblad #7 - Geen Ruimte, Geen Geld | 2010, Vereniging Deltametropool

12

description

Er is een formatie gaande met drie partijen die óf tegen de Randstad zijn en de vleesgeworden angst voor de metropool vertegenwoordigen, óf een hekel hebben aan grote steden en de Partij van de Arbeid, óf een combinatie van beide. Wat nu? Wij vroegen een aantal van onze leden een toekomstperspectief te schetsen in tijden zonder ruimte en zonder geld. Dit levert een aantal inspirerende perspectieven op en vooral pleidooien om bestaand stedelijk gebied te versterken, om de gevolgen van krimp en teruggang op te vangen. We zien pleidooien om schaarste te creëren en daarmee een echte markt; ook voor koopwoningen. Een moratorium op kantoren en bedrijventerreinen heeft de vereniging al eerder bepleit, met als doel een hogere kwaliteit en betere benutting van het bestaande. Ook financieel is goed te onderbouwen dat investeren in en rond bestaande infrastructuur duurzamer en goedkoper is dan in alsmaar nieuwe uitleggebieden. Alleen de toerekening van de kosten en baten, die moet veranderen.

Transcript of Hollandblad #7 - Geen Ruimte, Geen Geld | 2010, Vereniging Deltametropool

Page 1: Hollandblad #7 - Geen Ruimte, Geen Geld  |  2010, Vereniging Deltametropool
Page 2: Hollandblad #7 - Geen Ruimte, Geen Geld  |  2010, Vereniging Deltametropool

BEELDESSAY

De crisis slaat een gat in de rijksbegro-ting, en de kabinetsonderhandelingen gaan over 18 miljard aan bezuinigin-gen. De bedragen voor ruimtelijke in-vesteringen en infrastructuur, voor zover niet al in beton gegoten in be-staande reserveringen en de Crisis en Herstelwet, zullen naar verwachting achter in de rij belanden en de eenvou-digst te schrappen investeringen blij-ken. Los van de noodzakelijke, maar toch nog onwaarschijnlijke, gevolgen van de samenvoeging van de departe-menten VROM en VenW, valt te ver-wachten dat een unicum in de Neder-landse RO zal gaan ontstaan. Historisch gezien zijn 90% van de in-vesteringen in de Nederlandse ruimte rijksinvesteringen. Deze balans zou ten gunste van de regionale en lokale overheden kunnen omslaan. In zijn Wibautlezing van 2009 gaf Maarten van Poelgeest, zij het met an-dere argumentatie, hier al een voorzet voor met zijn pleidooi het belastingge-bied van de gemeenten te vergroten. Dit behoort wettelijk al tot de mogelijk-heden, maar is in de onopgemerkte re-centralisatie van de overheidsfinanciën van het afgelopen decennium een on-derbelichte richting. Vanwege de aard van de ruimtelijke opgaven zou een re-gionale variant waarschijnlijk nog be-ter zijn. In ieder geval is het interessant en noodzakelijk een radicale verande-ring van de verhoudingen van investe-ringen in ruimte te doordenken. Als eerste zou zonder de jaarlijkse dans om de Rijksbijdragen hoogst-waarschijnlijk de door het Rijk - níet

door de problematiek - afgedwongen samenwerking op vleugelniveau uit elkaar vallen. De zeer geringe intrin-sieke oplossingen die deze samenwer-king heeft opgeleverd daargelaten, is het toch vooral het happen naar de rijksruif die een heel scala aan verga-dercircuits heeft opgeleverd. In al deze overleggen werd het uiteindelijk dui-delijk dat de gemeenten, meestal weer georganiseerd via de regionale samen-werking, met lange tanden aan tafel zaten en dan zeker alleen nog om de gelden van VenW binnen te halen. De R in de magische afkorting MIRT heeft betrekking op de Ruimtelijke investe-ringen, maar hierachter zat geen duide-lijk financieringsregime. De rol van VROM in de rituele dans om verken-ningen en budgetten is dan ook meer die van rijschoolhouder dan van ruim-telijk regisseur. Het beëindigen van deze jaarlijkse examinering zonder di-ploma zou een immense vermindering van de bestuurlijke drukte kunnen op-leveren. Van Appelscha tot Zuid-Lim-burg worden gebiedsvisies ingediend met ongedekte toppen, die men uit het MIRT gedekt hoopt te krijgen. De kans op financiering via de aankoop van staatsloten is zelfs groter en dat wordt natuurlijk alleen maar erger. De tweede dekkingsbron voor ruimtelijke investeringen zijn op-brengsten uit nieuwe ontwikkelingen. Die markt is voor alle sectoren inge-stort, of het moet gaan om verliesla-tende investeringen in publieke func-ties als onderwijs en gezondheidszorg. Nu maakt de crisis gelukkig duidelijk

hoe groot de overprogrammering is in de sectoren kantoren, detailhandel en recreatie. Ook het adagium dat de bouw van dure woningen tot meer be-schikbaarheid van goedkope wonin-gen zal leiden is van zijn glans beroofd. Het besef dat Nederland zeer veel on-gebruikt erfgoed heeft staan, en dat nieuwe functies goed kunnen groeien in bestaande gebouwen leidt tot de re-alisatie van nieuwe kleinschalige pro-jecten op onverwachte plekken. Wat te doen zonder geld? Een fi-nanciële crisis hoeft niet tot instorting van idealen of verdwijnen van perspec-tieven te leiden. Zelfs de huidige poli-tieke crisis hoeft geen greep te krijgen op maatschappelijk initiatief of de me-tropolitane plannen van gemeenten. Tijdens de laatste AB-vergadering van onze vereniging hield René Smit (voor-zitter CvB, VU) een inspirerende tafel-rede over de vele kansen die de be-staande kennisinfrastructuur biedt. Versterking van de samenwerking tussen gemeenten onderling, tussen kennisclusters en bedrijven, het verho-gen van de deelname van Nederlandse werknemers aan vervolgopleidingen (binnen de EU laten we alleen Bulga-rije achter ons!). Bundelen in plaats van concurreren levert oneindig veel meer perspectieven op voor onze in-ternationale concurrentiepositie, ook zonder hoge investeringen. Of het nu gaat om havens, col-lecties musea, samenwerking uni-versiteiten en hogescholen of regio-nale bereikbaarheid: dat is het perspectief!

THEMA

02

De crisis slaat een gat in de rijksbegroting, en de kabinetsonder-handelingen gaan over 18 miljard aan bezuinigingen. De bedra-gen voor ruimtelijke investeringen en infrastructuur, voor zover niet al in beton gegoten in bestaande reserveringen en de Crisis en Herstelwet, zullen naar verwachting achter in de rij belanden en de eenvoudigst te schrappen investeringen blijken.

Geen ruimte, geen geldDe laatste dans; investeren zonder geld

HOLLANDBLAD No 7 2010 | GEEN RUIMTE, GEEN GELD

Het Hollandblad is een uitgave van Vereniging Deltametropool.

Hoofdredactie:Annemiek Rijckenberg in samen-werking met Paul Gerretsen.

Eindredactie: Ronald Aarts in samenwerking met Catja Edens.

Vormgeving:Alfons Hooikaas, Amsterdam

Drukwerk:Die Keure, Brugge, BE

Oplage:2000 ex.

Met dank aan: Jelte Boeijenga, Jan Brouwer, Ingeborg de Jong, Hein Hamer, Erik Staal, John Steegh en Gert Urhahn.

COLOFON

El Alto, BoliviaStedenbouw met 2 regels El Alto, de satellietstad van La Paz, is groot geworden met maar 2 instrumenten: het stratenplan en het kavelplan. Met deze 2 ‘basic’ instrumenten hebben de bewoners de kavels dooront-wikkeld van een hut achter op het erf tot een levendige stad met gemengde functies. De kerk heeft het proces grotendeels gefaciliteerd.

Page 3: Hollandblad #7 - Geen Ruimte, Geen Geld  |  2010, Vereniging Deltametropool

Het rapport ‘Prachtig Compact NL’ laat allerlei inspirerende voorbeelden van verdichtingen zien. In ons land is niet Amsterdam maar Den Haag de dichtst bebouwde stad en door de combinatie met veel groen is die stad toch aantrekkelijk. Deze combinatie van wonen, werken en groen gaat dus ook op voor een metropool als Parijs. In het oude centrum van Parijs is im-mers de bouwhoogte beperkt tot 5 à 6 bouwlagen. Daar is de menselijke maat bewaard. Ook de relatie met het OV-stelsel is in dit verband van groot belang. De Vereniging Deltametropool onder-zoekt in het kader van project ’Sprint-stad’ de verdere mogelijkheden tot verdichting met woon- en werkfunc-ties rond bestaande spoorstations op de lijn Rotterdam - Den Haag - Leiden - Amsterdam. In de toekomst kan dit onderzoek worden uitgebreid naar stations op andere spoorlijnen in de Randstad en aansluitend daarop naar bestaande metro- en/of tramhal-tes. Door wonen en werken te concen-treren bij - liefst multimodale - kno-pen zal het openbaar vervoer intensiever worden benut en zullen files verminderen. Dit zal weer leiden tot beter functionerende steden. Ver-dichten en investeren in de steden en daarmee in een meerkernige metro-pool is daarom onontkoombaar en noodzakelijk om internationaal mee te blijven spelen. Hiermee schaart de vereniging zich achter het pleidooi - in een recente open brief aan de kabi-netsinformateurs - van een aantal provincies en steden in de Randstad en de Coalitie Nu de stad.

De discussie over bouwen in de stad of bouwen in de wei, en de vraag wie de meerkosten van verdichting moet be-talen, is al enige jaren oud. Een korte terugblik is behulpzaam bij het verkla-ren, waarom het in Nederland niet op-schiet met een aantal beleidskeuzes.

OnderzoekTijdens de voorbereiding van de Nota Ruimte, gepubliceerd in het voorjaar van 2004, is in de RijksPlanologische Commissie (RPC) een discussie ge-voerd over de vraag waar de noodza-kelijke nieuwe woningen moesten worden gebouwd: in de stad of in de wei? Bouwen in de stad is gecompli-ceerd en duur, ‘bouwen in de wei’ is

gemakkelijker en goedkoper. De me-ningen in de RPC hierover liepen uit-een: sommige vertegenwoordigers wilden een hoger percentage, anderen een lager. Als compromis is destijds afgesproken 40% van de nieuwe wo-ningen te bouwen in bestaand stede-lijk gebied (BBG) en dat er nader on-derzoek zou komen naar dit vraagstuk. Dit werd het IBO-rapport ‘Verstedelijking: Locatiekeuzes bij woningbouw’. Het rapport komt tot de opmerke-lijke conclusie dat de - veel gehoorde en ook nu nog vaak verkondigde - stelling dat bouwen in BBG veel duurder is dan ‘bouwen in de wei’ anders en genu-anceerder ligt. De maatschappelijke kosten-batenanalyse, uitgevoerd door het onderzoekbureau Ecorys, laat na-melijk zien dat in de periode 1995-2005 bij meer bouwen in BBG de maatschappelijke baten hoger waren

geweest dan de kosten. Concreet: te-genover hogere kosten van binnenste-delijk bouwen staan hoge baten, zoals het behoud van de open ruimte, hogere gemiddelde grondopbrengsten en doorgaans lagere kosten voor de aan-leg van infrastructuur. Voor de periode 2010-2020 ligt die conclusie genuan-ceerder doordat goedkopere locaties opraken en dus duurdere locaties (bijv. verouderde bedrijfsterreinen) aan bod komen met als gevolg dat de balans in een aantal gevallen omslaat. Deson-danks concludeert de minister in juli 2006 dat per saldo het scenario van meer binnenstedelijk bouwen de over-heid als geheel het meeste voordeel oplevert, omdat de kosten van ontslui-ting van uitleglocaties doorgaans zeer hoog zijn, de open ruimte gespaard wordt en de benodigde voorzieningen reeds in de nabijheid zijn.

De praktijk van de beleidsuit-voeringOndanks deze conclusie is de ambitie voor het bouwen in BBG niet bijge-steld. In de praktijk blijkt dat in de

periode 1995-2005 in de zes door het IBO onderzochte regio’s tussen de 31% en 51% van de uitbreiding van de woningvoorraad binnen BBG is gere-aliseerd. Hoe die cijfers liggen voor na 2005 is niet bekend. Wel is de wereld om ons heen aanzienlijk veranderd door de wereldwijde crisis waar we sinds 2007 in terecht zijn gekomen. De Nederlandse overheidsfinanciën zijn danig uit het lood geslagen. Het zal jaren duren voor die weer op orde zijn en voorlopig hebben de diverse overheden geen geld meer om grote, nieuwe investeringsprojecten te fi-nancieren. Ook in de private sector zijn de partijen verdwenen die grote ontwikkelingsprojecten konden uit-voeren. Het is dus de vraag of geplan-de grote uitleglocaties uit de Nota Ruimte, zoals Almere, Valkenburg en de Zuidplaspolder nog ongewijzigd kunnen en zullen worden uitgevoerd.

Advies van het College van Rijk-sadviseurs (CRA)Tegen deze achtergrond is het opmer-kelijk dat het CRA over de Structuur-visie Randstad 2040 heeft gesteld dat een verdichtingsopgave van 40% veel te bescheiden is. Het CRA betrekt de stelling dat de verdichting van onze steden, bijvoorbeeld rond infrastructu-rele knopen, een hogere prioriteit moet krijgen en dat een verdichtingsopgave van gemiddeld 80% haalbaar moet zijn. In het inspirerende rapport ‘Prachtig Compact NL’, gepubliceerd in januari 2010 schrijft het CRA in het voorwoord dat historische steden be-wijzen dat groen, water en openbare ruimten van hoge kwaliteit goed sa-men kunnen gaan met intensieve be-bouwing. Wat vroeger kon, kan nu ook, hoewel bij velen het woord ver-dichting schrik en angstreacties op-roept door associaties met het anoniem en verstikkend stapelen van mensen. Het betekent wel een heroriëntatie op het ruimtelijk inrichtingsbeleid van Nederland. Een andere reden voor heroriëntatie is de al optredende de-

mografische krimp, niet alleen in pro-vincies als Limburg en Groningen, maar ook al zichtbaar in cijfers over de Zuidvleugel van de Randstad.

Gevolgen voor het ruimtelijk beleidVerdichting conform dit voorstel vergt volgens het College een enorme cul-tuuromslag. Meer dan een halve eeuw is in Nederland een antistede-lijk beleid gevoerd. Het leek wel of steden iets vies en gevaarlijks waren. Om de Randstad niet overvol te laten worden, werd het gebundelde decon-centratiebeleid uitgevonden. In 15 groeikernen buiten de grote steden werd met veel rijksgeld gebouwd. Omdat de werkgelegenheid niet volg-de ontstonden slaapsteden. Pas met de 4e Nota en de Nota Vinex uit 1993 werd dit beleid bijgesteld. De voor-keursvolgorde veranderde: eerst bou-wen in de stad, dan aan de randen van de stad en als laatste op afstand van de stad. In de periode 1995-2005 werd ongeveer de helft van alle nieu-we woningen in Vinex-wijken ge-bouwd, de rest vooral op afstand van de stad en in landelijk gebied. Er is veel te zeggen voor een vol-gende nota over de ruimtelijke orde-ning waarin de lijn van verdichting verder wordt doorgetrokken, wat uit-mondt in een ‘pro-stadbeleid’. Aan-dacht voor de steden in de Randstad (niet alleen de grote 4, maar ook de kleinere steden) leidt vanzelf tot een meerkernige metropool. Argumenten hiervóór zijn legio: – het behoud van de open ruimte in het unieke Hollandse landschap, dat dan niet verder verrommelt;– het zuinig omspringen met de ein-dige energievoorraad, om per saldo minder CO2 uit te stoten;– door een groeiende stedelijke bevol-king kunnen de voorzieningen in de steden op peil blijven en kan het open-baar vervoer worden verbeterd;– de nog aanwezige contrasten tussen ‘rood’ en ‘groen’ worden zo veel moge-lijk behouden en versterkt. Het belangrijkste argument tégen verdichting, dat het niet spoort met de woonwensen van ‘de woningzoekenden’ gaat niet meer op. Door de suburbani-satie van de laatste 50 jaar zijn er in ons land voldoende ‘eengezinswoningen in het groen’ gebouwd, die door doorstro-ming van ouders die ‘uit de kinderen’ zijn weer beschikbaar komen voor ge-zinnen met jonge kinderen. Misschien tegen lagere prijzen dan door de makelaars werden voor-gespiegeld, maar met nog steeds een hoge waardestijging. Het grote pro-bleem van de binnenstedelijke loca-ties blijft natuurlijk dat kosten en op-brengsten niet bij dezelfde partijen terechtkomen. Belangrijk is daarom dat het Rijk de investeringsbudgetten (ISV en BLS) handhaaft en samen-voegt met het MIRT, waardoor een echte, integrale ontschotting ontstaat. Hiermee wordt het voor het Rijk (en ook voor VenW) per saldo goedkoper om te investeren in binnenstedelijk bouwen dan in nieuwe wegen en nieuwe, onrendabele lijnen voor open-baar vervoer.

RUIMTELIJKE ORDENING

03

Binnen de Boulevard Périphérique van Parijs wonen circa 2 mil-joen mensen. Dit gebied is ongeveer even groot als het gebied binnen de Amsterdamse ring, maar het inwonertal in Parijs is echter 5x hoger dan in Amsterdam. Dus mogelijkheden tot ver-dichting genoeg zonder dat die verdichting tot hoogbouw leidt.

HOLLANDBLAD No 7 2010 | GEEN RUIMTE, GEEN GELD

Het roer in de ruimtelijke ordening moet om

Hein Hamer

Hein Hamer is secretaris/penningmeester van de Vereniging Deltametropool. In de jaren negentig was hij namens het ministerie van Financiën lid van de RPC. Daarnaast was hij tot zijn pensionering in 2005 plaats-vervangend directeur van de Inspectie der Rijksfinanciën. Sindsdien doet hij advieswerk voor een aantal departementen en het bedrijfsleven.

PROFIELSCHETS

“Per saldo levert het scenario van meer binnen-

stedelijk bouwen de overheid als geheel het

meeste voordeel op.”

Page 4: Hollandblad #7 - Geen Ruimte, Geen Geld  |  2010, Vereniging Deltametropool

CycliEconomische cycli zijn een zeer in-teressant fenomeen en een geliefd onderwerp van studie. De belang-stelling voor dit verschijnsel was vooral groot na de vorige grote cri-sis aan het begin van de jaren tach-tig. Jaap van Duijn schrijft in zijn boek Trends en Cycli (Balans, 2008) over golfbewegingen in de economie. Hij en anderen onder-scheiden de voorraadcyclus (drie tot vijf jaar, genoemd naar Kitchin) die optreedt bij een over- of juist on-derbenutting van de productieca-paciteit. De investeringscyclus (ze-ven tot elf jaar, jaar genoemd naar Juglar) treedt op bij een te grote of juist te beperkte uitbreiding van de productiecapaciteit. Ook vastgoed heeft een cyclus van ongeveer tien jaar. Dat komt omdat bedrijfsvast-goed voor een deel meeloopt met investeringen in apparaten. Bij de zogenaamde bouwcyclus (vijftien tot vijfentwintig jaar, benoemd door Kuznetz) fluctueert niet alleen de omvang van vastgoedinvesterin-gen, maar ook de omvang van de investeringen in infrastructuur. Tenslotte is er de langetermijncy-clus genoemd naar Kondratieff. Deze beslaat vijfenveertig tot zestig jaar en wordt ook wel technologie-cyclus genoemd. De naamgevers van de diverse cycli leefden en werkten vooral aan het eind van de negentiende eeuw en het begin van de twintigste eeuw, het hoogtepunt van het eer-ste industriële tijdperk. En de cycli betreffen in alle gevallen de óver- en ónderschatting van de fysieke voortbrenging. Ze spelen nog wel degelijk een rol, maar het gaat nu niet meer alleen over de fysieke voortbrenging maar ook over de or-ganisatie van de economie als ge-heel. De cyclus van investeringen betreft niet alleen de omvang en aard van de investeringen in ma-chines maar ook de daaraan ver-bonden werkwijzen. De bouwcyclus gaat niet alleen over infrastructuur en vastgoed maar ook over de aard, omvang en organisatie van de be-drijven die daaraan verbonden zijn. Een grote bouwcrisis treedt niet al-leen op omdat de prijzen te hoog worden en de vraag uitvalt. Er zijn meer fundamentele veranderingen

gaande die te maken hebben met de organisatie van de economie.

Structuurvisie Randstad 2040 In 2008 is de structuurvisie Rand-stad 2040 uitgekomen. Op een groot aantal punten gaat de nota uit van een versterkte voortzetting van trends van de laatste jaren. De structuurvisie zet in op concentra-tie in de Randstad (met name de Noordvleugel) en daarbinnen con-centratie in de steden, wat krimp of stabiliteit betekent op andere plek-ken. Verdichting van de steden is het uitgangspunt. De ambities blijken ook uit de uitbouw van het internationale in-frastructuurnetwerk en het ver-sterken en benutten van de inter-nationale metropolitane kansen

van de regio Amsterdam met als nieuwe kernen Schiphol en de Zuidas. Daarnaast blijken ze uit het uitbouwen van de toppositie van de Rotterdamse haven, het ver-sterken en uitbouwen van Den Haag en Utrecht en de centrum-functie van de greenports. Verder bevat de Nota vele aanbevelingen tot het vergroten en verbeteren van de groene ruimte rond de steden. Dat sluit goed aan bij het beeld dat past bij de concentratie op twee schaalniveaus, te weten landsdeel en stad. De woningbouwscenario’s die in de bijlage van de nota worden uitgewerkt gaan allen uit van con-centratie in de Randstad. Tot 2040 bedraagt de behoefte aan woningen ten minste 500 duizend en kan deze oplopen tot een miljoen woningen. De Structuurvisie Randstad 2040 is vergelijkbaar met de derde Nota Ruimtelijke Ordening uit 1973-1983. Trends van voor de cri-sis werden ook daarin geëxtrapo-leerd en dominante waarden als stabiel verondersteld. Belangrijke onderliggende trends zijn verder-gaande individualisering, toene-mende scholingsgraad en daarmee een blijvende groei van de arbeids-

productiviteit, verdere uitbreiding van de dienstensector, schaalver-groting, internationalisering en be-houd van het sociale vangnet. De dominante waarden in de visie van 2008 zijn economische doelmatig-heid en ecologische duurzaamheid. De ondertitel ‘Naar een duurzame en concurrerende Europese topre-gio’ is veelzeggend. Grootschalige concentratie van dienstverlening en het vergroten van de groene ruimte gaan goed samen. Als grote crisissen in de bouw met enige re-gelmaat terug blijven komen, dan is de einddatum van de Structuur-visie precies in het midden van de volgende crisis. De vraag is dan na-tuurlijk wat er in de tussentijd is gebeurd en of er in 2010 sprake was van trendbreuken.

Mogelijke trendbreukenEen trend extrapoleren is veel ge-makkelijker dan een trendbreuk voorspellen. Op het gevaar af dat de plank wordt misgeslagen doen we toch enkele voorspellingen. De toename van het opleidingsniveau was decennialang een stabiele trend. Iedere nieuwe generatie kreeg een betere opleiding dan de voorgaande. Dat proces loopt nu op zijn eind. Als we niet uitkijken dan kan een omkering plaatsvinden, waarbij ouders beter zijn opgeleid dan hun kinderen. Ook zal vrijwel zeker een trendbreuk optreden in de groei van de beroepsbevolking. Tot 2010 is het aantal personen tussen 25 en 65 jaar permanent ge-groeid. Vanaf 2010 daalt dit aantal. Bij een gelijkblijvende arbeidsdeel-name zal de beroepsbevolking de komende jaren zelfs dalen. De om-vang van deze trendbreuk wordt enigszins gedempt door de toename van de pensioengrens en door de mogelijke immigratie van arbeids-krachten. Minder aanwas van dy-namische leeftijdsgroepen (tot 45 jaar) en geen of een beperkte toe-name van het opleidingsniveau zal tot gevolg hebben dat de arbeids-

productiviteit maar zeer beperkt zal toenemen. Mogelijk geven nieu-we technologieën een push, maar dat moet worden afgewacht. Bij eerdere studies van bijvoorbeeld Bartelsman bleek dat de invloed van ICT op de arbeidsproductiviteit maar beperkt is.

De toename van de individualise-ring leek voor trendextrapolaties een stabiele factor. Al meer dan honderd jaar daalt het aantal per-sonen per huishouden. Achtereen-volgens verdwenen personeel, fa-milieleden, grootouders, kinderen en in veel gevallen de partner uit het huishouden. Thans zijn de één- en tweepersoonshuishoudens de meest voorkomende vorm van wo-nen. Er zijn echter aanwijzingen dat hier ook sprake is van een trendbreuk. De leeftijd waarop kin-deren het huis verlaten neemt voor het eerst langzaam toe en kinderen keren vaker terug naar het ouder-lijk huis. Het aandeel boemerang-kinderen is in twintig jaar tijd zelfs verdubbeld. Dit komt onder meer door de enorme stijging van de woon-lasten. Voor de zogenaamde doel-groep van de volkshuisvesting is de totale woonquote opgelopen naar bijna vijftig procent. Iemand die het huis uit gaat, gaat er in veel gevallen fors op achteruit. Een andere aanwij-zing is het feit dat in Amsterdam, de stad met de hoogste mate van indivi-dualisering, de gemiddelde woning-bezetting voor het eerst sinds 1950 weer toeneemt. En Amsterdam is vaak trendsetter gebleken. Verregaande individualisering leunt op goed functionerende voor-zieningen. Je moet kunnen terug-vallen op allerlei vormen van soci-ale zekerheid. Tot de sociale zekerheid moet niet alleen de inko-mensverzekeringen worden gere-kend als AOW, WW, WAO en bij-stand, maar ook de toeslagen voor zorg, huisvesting en studie. Het systeem van sociale zekerheid dat de afgelopen decennia is opge-bouwd, kraakt echter in zijn voegen en het zal alleen maar erger wor-den als de kosten moeten worden opgebracht door een dalende be-roepsbevolking. Een laatste trendbreuk die ge-noemd moet worden is de verdere

STRUCTUURVISIE

De Hollandse Metropool na de crisisJan Brouwer

Economische crisissen zijn een terugkerend verschijnsel, en toch zijn we steeds weer verrast. Bij een kleine dip keren we al gauw terug tot de orde van de dag. Een grote dip noemen we een recessie, er is dan vaak veel meer aan de hand. In 2008 verscheen de structuurvisie Randstad 2040 met een beeld voor de komende dertig jaar. Dat was nog net voor de huidige crisis die ook geldt als een recessie. De vraag is of de struc-tuurvisie crisisbestendig is. Ze bevat een aantal concrete toekomstbeelden en het is de vraag of die nog wel kloppen met de nieuwe situatie van na de crisis.

04

HOLLANDBLAD No 7 2010 | GEEN RUIMTE, GEEN GELD

Jan Brouwer studeerde toege-paste wiskunde aan de Universiteit Twente. Was achtereenvolgens werkzaam als wetenschappelijk medewerker RUG, hoofd van de afdeling onderzoek VROM, oprichter AXON en directeur ABF Research. Sinds 2007 geeft hij leiding aan ABF Cultuur. Hij heeft diverse concepten en modellen ontwikkeld voor de beschrijving en verkenning van maatschappe-lijke processen.

PROFIELSCHETS

“De leeftijd waarop kinderen het huis verlaten

neemt voor het eerst langzaam toe.”

Page 5: Hollandblad #7 - Geen Ruimte, Geen Geld  |  2010, Vereniging Deltametropool

STRUCTUURVISIE

05

HOLLANDBLAD No 7 2010 | GEEN RUIMTE, GEEN GELD

Golfafslag nabij Liverpool Street Station, LondonTijdelijk gebruikOp steenworp afstand van Liver-pool Street station in Londen is in 2010 een golfafslagplaats aangelegd op een braakliggend terrein, in afwachting van nieuwbouw. Dit is één van de vele tijdelijke vrijetijdsvoorzieningen die, tot de tijd van economisch herstel is aangebroken, voor het nodige vertier zorgen.

BEELDESSAY

groei en concentratie van de grote dienstverleners. De banken en ver-zekeraars konden tijdens de crisis alleen dankzij zeer omvangrijke steun van de overheid overeind blijven. Andere, zoals TNT, zijn ge-dwongen op grote schaal mensen te ontslaan. De grote maatschap-pelijke dienstverleners zijn te vaak in het nieuws met hoge salarissen, fraude, gratis diploma’s en Kafkai-aanse behandeling van klanten. Nieuwe fusies worden zeer scep-tisch beoordeeld.

Mogelijk andere dominante maat- schappelijke waardenNog moeilijker te voorzien dan trendbreuken in maatschappelijke ontwikkelingen zijn veranderingen in maatschappelijke waarden. Ge-noemde trendbreuken liggen in ze-kere zin in de structuur van de eco-nomie verscholen, maar nieuwe waarden zitten onderhuids. Bij eerder onderzoek (zie Nederland Nu Als Ontwerp en Het Metropoli-tane Debat) is geprobeerd verban-den te leggen tussen maatschappe-lijke waarden en ruimtelijke ontwikkelingen. De achterliggende gedachte is dat maatschappelijke waarden het toetsingskader vor-men voor maatschappelijke activi-teiten en daarom voor ruimtelijke ontwikkelingen. Bij de genoemde studies is steeds een onderscheid gemaakt in de vier waarden die de VROM-raad onderscheidde: econo-mische doelmatigheid, sociale recht-vaardigheid, ecologische duurzaam-heid en culturele diversiteit. Tijdens de periode van wederop-bouw en groei tot 1980 waren de dominante waarden sociale recht-vaardigheid en economische doel-matigheid. Economische groei werd

alom gewaardeerd en men vond bovendien dat iedereen daarvan moest profiteren. In die periode is de hele sociale zekerheid opge-bouwd. Spreiding van welvaart heeft ook letterlijk gezorgd voor ruimtelijke spreiding, dankzij het feit dat bijna iedereen kon beschik-ken over voldoende inkomen, een auto en allerlei andere apparaten.Na 1980 werd een stelsel van mili-euzekerheden opgebouwd met al-lerlei voorschriften, toetsen en hef-fingen. De dominante maatschappelijke waarden zijn verschoven naar eco-nomische doelmatigheid en ecolo-gische duurzaamheid. Na Groen-Links is er nu ook al Groen Rechts. Zoals sociale zekerheid voor 1980 voor iedereen vanzelfsprekend

werd, geldt dat nu voor milieuze-kerheid en duurzaamheid. In ruimtelijke zin is dat terug te zien in groeiende en compacte grote ste-den en in de uitbreiding van de groene ruimte. De vraag is of er nu weer een verandering van waarden plaats-vindt en hoe deze eruit zal zien? Het is speculatie, maar dat is tren-dextrapolatie na een grote crisis ook. Mijn verwachting is dat cultu-rele diversiteit en ecologische duurzaamheid in de komende ja-ren de voornaamste maatschappe-lijke waarden zullen worden. Het belang van duurzaamheid is door klimaatproblemen, het opraken van fossiele brandstoffen en het be-houd van biodiversiteit alleen maar groter geworden. Groen blijft

een populaire kleur. Sinds 1975, toen de eerste Suri-namers naar Nederland kwamen, zijn er jaarlijks gemiddeld hon-derdduizend immigranten naar Nederland gekomen. Dat zijn sindsdien al 3,5 miljoen mensen. Een deel is teruggekeerd, maar het grootste deel van deze mensen is onderdeel geworden van onze sa-menleving. Ontkenning van moge-lijke problemen, de vraag om vol-ledige integratie of gewoon angst voor vreemdelingen waren tot nu toe de benaderingswijzen. De enige weg vooruit ligt in het zoeken naar nieuwe identiteiten en naar nieu-we vormen van gemeenschappen en collectiviteiten.

Ruimtelijke gevolgen van ver-wachte trendbreuken en an-dere maatschappelijke waardenIs nu op grond van de verwachte trendbreuken en de nieuwe domi-nante maatschappelijke waarden iets te zeggen over de ruimtelijke ontwikkelingen? Ondanks alle mitsen en maren doen we een po-ging. Met het einde van de concen-tratie van de dienstensector komt eveneens een einde aan de concen-tratie van activiteiten rond de A2-zone. Dat betekent ook dat de Zuidas als nieuw centrum van de Hollandse metropool voorlopig van de baan is en dat er op een andere manier met krimp moet worden omgegaan. Een goede samenhang tussen identiteit (wat vinden we van ons-

zelf), imago (wat vinden anderen) en feitelijke activiteiten (wat doen we) wordt de succesformule voor steden en dorpen in de komende tijd. Deze combinatie wordt op allerlei plekken al toegepast en zal navolging vinden. Dat leidt dus op stadsniveau tot concentratie, maar ook verspreid over het hele land tot krimp. Er zal sprake zijn van selectieve groei en krimp over het hele land. Direct met het voorgaande hangt samen dat niet groei de suc-cesformule is voor steden, maar behoud en ontwikkeling van waar-de. Waarde in allerlei vormen, zo-als toegevoegde waarde, vastgoed-waarde en waardering van het pu-bliek vormt het beste bewijs dat de hiervoor genoemde samenhang is gevonden of wordt benaderd. In het rapport ‘Ruimtelijke investe-ringen en overheidsbeleid’ van ABF wordt het begrip plaatswaar-de geïntroduceerd als combinatie van deze waarden.

Een ander scenarioAlgemeen wordt verondersteld dat de kenniseconomie de opvolger wordt van de diensteneconomie. Om de kenniseconomie te stimule-ren wordt dan meestal gedacht aan kennisinstituten en tot nu toe wa-ren deze instituten ook de enthou-siaste ontvangers van subsidies om deze stap te maken. Maar denken zonder doen leidt tot zweven en dan weet je nooit waar je terecht komt. Kennis moet verbonden zijn aan concrete handelingen om daadwerkelijk succesvol te zijn. In Delft wordt te pas en te onpas re-clame gemaakt met de stormpara-plu als voorbeeld van de kenniseco-nomie. Dat waren echter wel studenten die hun boeken even

aan de kant hebben gelegd en het ding gewoon zijn gaan maken. De kansen voor een praktijkgerichte kenniseconomie zijn dus het grootst in gebieden waar nog iets over is van de kennis over prak-tisch handelen, zoals Rotterdam, IJmond en Drechtsteden. Er is daarom ruimte voor een nieuwe in-dustriepolitiek gericht op starters. De meer beperkte individuali-sering betekent een veel geringere noodzaak tot uitbreiding van de woningvoorraad. Dat heeft tot ge-volg dat de doelstelling uit de Structuurvisie van veertig procent binnenstedelijk bouwen veel te laag is. De stadsregio Rotterdam gaat al uit van tachtig procent; dat zou ook elders kunnen. Nieuwe werkgelegenheid kan een plek vin-den binnen de woongebieden en omgekeerd kan een transformatie van voormalige werkgebieden plaatsvinden. Per saldo zal de menging tussen wonen en werken veel groter worden. De nieuwe werkgelegenheid was vooral langs de snelweg te vinden. De gewone snelweg is niet meer de plaats om je te laten zien maar dat is de digi-tale snelweg. Dat geeft veel meer uitstraling. De fysieke plek om te zijn is de stad waar je je imago aan wilt verbinden. Ook dit leidt tot se-lectieve groei en krimp. Dit scenario is evenmin zeker als het trendscenario uit Randstad 2040. Het is verstandig ook de ge-noemde ontwikkelingen uit te wer-ken en te zoeken naar overlap en verschillen om een goede besluit-vorming te organiseren over de te maken keuzen.

“Denken zonder doen leidt tot zweven.”

Page 6: Hollandblad #7 - Geen Ruimte, Geen Geld  |  2010, Vereniging Deltametropool

OPENBAAR BESTUUR

HOLLANDBLAD No 7 2010 | GEEN RUIMTE, GEEN GELD

06

De Nederlandse bestuursstructuur wordt toegeschreven aan Thorbecke, opsteller van de Grondwet van 1848. Toch stamt het drielagenmodel van Rijk, provincies en gemeenten al uit de tijd van de Republiek (1581-1795), een confederatie van zeven provincies met gemeenten die toen ambachten, proos-dijen of grietenijen heetten. Wel echt anders was de hiërarchie: de centrale organen waren ondergeschikt aan soe-vereine provincies. Een centralistische staat als de Franse wil Thorbecke niet, maar terug naar de Republiek evenmin. De oplos-sing werd een gedecentraliseerde een-heidsstaat, waarbij gemeenten en pro-vincies autonoom zijn voor zover hogere machten daaraan geen grenzen stellen. De eens almachtige provincies worden ‘heerensociëteiten’ en gemeenten kregen vooral uitvoerende taken. Onder druk van bezuinigingen staat dit Huis van Thorbecke nu echter hevig ter discussie. De invloed van Europa is sterk ge-groeid en kan niet zomaar worden te-ruggedraaid. Het aantal gemeenschap-pelijke regelingen (vooral) tussen gemeenten neemt exponentieel toe en de rijksoverheid bemoeit zich steeds ge-detailleerder met de uitvoering door andere overheden. Resultaat: een on-doorzichtige brij waar de burger uit beeld is verdwenen en daarmee de de-mocratische legitimatie en controle na-venant is afgenomen. In de luwte fuse-ren de waterschappen van het ongelooflijke aantal van 2500 in 1945 naar 26 nu. De Raad voor het Open-baar Bestuur adviseert dit voorjaar geen nieuwe blauwdruk te maken van hoe het openbaar bestuur eruit moet zien - dat organiseert slechts weerstand - maar enkele organisatieprincipes vast te stellen en van daaruit ‘organisch’ naar een nieuwe structuur toe te wer-ken. Onder leiding van de nieuwe pre-mier, dat wel. Een braaf advies: apolitiek, be-stuurskundig en voorzichtig. Slechts in bijzinnen bepleit de Raad het terug-brengen van het aantal bestuurslagen van zes (waterschappen en regio’s mee-geteld) naar drie: Europa, Rijk, lokaal bestuur. Tezelfdertijd adviseert de ambtelijke bezuinigingscommissie Kal-den echter een draconische verkleining van het aantal overheidsorganisaties: schaf waterschappen, provincies en ge-meenten af en creëer 30 ‘regiogemeen-

ten’. Opbrengst: € 1,7 miljard! Een be-perkter variant (maximaal 8 provincies, maximaal 150 gemeenten, waterschap-pen blijven bestaan) levert zelfs ook nog bijna € 1,5 mld. op. Sindsdien is het prijsschieten: de grote bedragen vinden hun weg naar programma’s van politieke partijen. Het bestuur van de VNG stelt in paniek voor meteen te kiezen voor 30 regioge-meenten. Provincies reageren woest, waterschappen piepen dat het kind met het badwater wordt weggegooid. Een door de waterschappen uitgezet onder-zoek van het Coelo komt tot een bedrag van slechts € 70 miljoen bij opheffing van de waterschappen. Er ligt wel een aanbod van de waterschappen bij de informateur om door verdere samen-werking in de afvalwaterketen en op-schaling tot 7 schappen 100 miljoen

per jaar te bezuinigen. Het nieuwe ka-binet zal ook die € 0,1 mld. met genoe-gen inboeken: het saneren van de over-heidsfinanciën is te moeilijk om geld te laten liggen.

Huis van Thorbecke uitgewoond?Zeker. Ik noemde al de ondoorzichtige brij en slechte democratische controle. Teveel overheden bemoeien zich met taken die bij andere overheden zijn be-legd, dat heet bestuurlijke drukte. De rijksoverheid bevordert die drukte door co-financiering te eisen voor ieder serieus project en door het opleggen van samenwerkingsconstructen zoals veiligheids- en gezondheidsregio’s. Daarnaast is het systeem van de gedecentraliseerde eenheidsstaat van binnenuit uitgehold: eerst door de centralisatie van belastingen, waarna de opbrengst als ‘rijksgeld’ wordt ge-zien. Vervolgens worden taken opge-dragen aan lagere overheden, maar met zo’n oerwoud aan regels omgeven dat men nooit kan voldoen aan legi-tieme wensen van burgers. Met op wantrouwen tegenover de calculeren-de burger gebaseerde protocollen, het steeds weer opleggen van efficiency-kortingen en het vervolgens afromen van opbrengsten uit lokale creativi-teit valt er voor gemeenten weinig

meer te kiezen. Kostenbeheersing en quasi-geobjectiveerde ‘klanttevreden-heid’ vergroten de kloof tussen burger en overheid. Het Kalden-rapport is wat dat betreft illustratief: er is ‘bere-kend’ dat provincies en gemeenten meer geld hebben gekregen dan ‘no-dig’ om de hun ‘opgedragen’ taken te kunnen vervullen. Hoezo gedecentra-liseerde eenheidsstaat van autonome eenheden? Het is de vraag of de bestuurs-structuur het hoofdprobleem is, of zelfs maar een factor bij de actuele le-gitimiteitsproblemen. Belangrijker is de teloorgang van waarden in politie-ke keuzes, de reductie van burgers tot consumenten en een cultuur van we-derzijds wantrouwen tussen staat en autonome burgers. Dan helpt een al-tijd moeizame reorganisatie niet.

Sterker nog: het zou de zaak wel eens erger kunnen maken, omdat maat-schappelijke samenhang (gemeen-schappen van burgers en hun maat-schappelijk middenveld in gemeenten en waterschappen) aan een bedrijfs-matige logica wordt opgeofferd: effici-ency zonder legitimiteit en dus zonder effect. Zo is de legitimiteit van water-schappen klein en tanend, boerenle-den behartigen vooral belangen van agrariërs en buitenlui waarbij (stads)burgers feitelijk buiten spel staan, maar vergelijk dat eens met de af-stand tussen provincies en hun inwo-ners! Bovendien heeft de overheid nu wel wat beters te doen dan vooral met zichzelf bezig te zijn.

Gaat het werken?Nee. Niet alleen is geen enkel voorstel tot herordening van de overheidsorga-nisatie uitgevoerd, ook zijn alle pogin-gen om de kosten van het openbaar bestuur (inclusief omvang van de amb-tenarij) terug te dringen in stroperig-heid en dubbelhartigheid gesmoord. Dat zal ook gelden voor de huidige ideeën. De kiezer wil ‘betere waar voor minder geld’: de prestaties moeten om-hoog, maar het aantal ambtenaren moet drastisch omlaag. Politici belo-ven dit en willen naast betere ook

‘meer’ waar leveren. Bijvoorbeeld: in de dienstverlening moet alles ook digi-taal kunnen, maar de loketten mogen niet korter open, integendeel. Dat kan natuurlijk niet allemaal tegelijk. Bovendien moeten politici en be-stuurders toegankelijker worden voor burgers. Maar als er straks in plaats van 13.000 politici en bestuurders nog slechts 1650 (-87%) zijn, met wie moe-ten die burgers dan nog praten? Met (beleids)ambtenaren die ook in aantal moeten minderen? Verdere verambte-lijking van het contact tussen overheid en burger komt het vertrouwen in het openbaar bestuur zéker niet ten goede. Daarmee is teleurstelling ingebakken. Als de analyse niet klopt, komt de op-lossing niet dichterbij.

Hoe dan wel?Niet de structuur is het probleem, maar de cultuur. Politiek moet weer het primaat krijgen over bedrijfsma-tigheid: het debat moet weer over waarden gaan, in plaats van alleen over geld. Volksvertegenwoordigers moeten weer het voortouw krijgen, niet de beroepsbestuurders. Keuzes moeten worden gemaakt op de plaats waar ze gemaakt kunnen worden: lo-kaal. Mandaten van politici hebben een kortere houdbaarheid dan vier jaar: verkiezingen zijn teveel een mo-mentopname om zo lang onmondig-heid van de kiezer/burger te kunnen accepteren. Meer directe democratie tussendoor daagt burgers uit tot mee-denken en verantwoordelijkheid ne-men, in plaats van tot afgeven op ande-ren en tot vrijblijvende meningen die wekelijks worden gepeild. ‘Geborgde’ zetels bij waterschappen moeten acuut afgeschaft: zo krijgt ‘de stad’ nooit in-vloed op het water. Moet er dan niets met de over-heidsstructuur gebeuren? Jawel, daar-voor is de dynamiek van de maat-schappij te groot. De Deltametropool bestaat echt, maar niet in onze be-stuursstructuur. Landsdelen zijn een serieus antwoord op ruimtelijke schaalvergroting. Dat vergroot de af-stand tussen gemeenten en provincies, waardoor de bestuurlijke drukte klei-ner wordt. Waterschappen op stroom-gebiedniveau ligt ook voor de hand: dan blijven er zo’n tien over.

John Steegh was in de periode 2006-2010 wethouder verkeer en milieu bij de gemeente Leiden, onder andere verantwoordelijk voor de RijnGouwelijn. Eerder was hij lid en fractievoorzitter van GroenLinks in Provinciale Staten van Zuid-Holland en hoogheemraad en loco-dijkgraaf bij het hoog-heemraadschap van Rijnland. Hij is jurist, stadssocioloog en informa-tiekundige.

Thorbecke’s huis op de schop? John Steegh

De discussie over de Nederlandse bestuursstructuur lijkt sinds dit voorjaar tot mate-riële wijzigingen te gaan leiden. De vermeende bezuinigingen na opheffing van de waterschappen zijn daar zeker ook debet aan. Maar ook de opheffing van ministeries wordt serieus overwogen, evenals het terugbrengen van het aantal bestuurders en volksvertegenwoordigers. John Steegh, ex-bestuurder van Leiden en het Hoogheem-raadschap van Rijnland, plaatst de discussie in historische proporties en bepleit de bijna vergeten invalshoek van direct contact tussen bestuurders en kiezers. Op de website van de vereniging vindt u dit artikel in uitgebreidere vorm inclusief voetnoten.

PROFIELSCHETS

“Teveel overheden bemoeien zich teveel met taken.”

Page 7: Hollandblad #7 - Geen Ruimte, Geen Geld  |  2010, Vereniging Deltametropool

!!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!!

!

!!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!!

!!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

! !

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

D e l f tD e l f t

L e i d e nL e i d e n

A l m e r eA l m e r e

H a a r l e mH a a r l e m

S c h i p h o lS c h i p h o l

D o r d r e c h tD o r d r e c h t

S c h i e d a m S c h i e d a m C e n t r u mC e n t r u m

A m s t e r d a m C e n t r a a lA m s t e r d a m C e n t r a a l

A m s t e r d a m A m s t e r d a m Z u i dZ u i d

R o t t e r d a m C e n t r a a lR o t t e r d a m C e n t r a a l

D e n H a a g D e n H a a g C e n t r a a lC e n t r a a l

(̄c) Vereniging Deltametropool - augustus 2010

0 2 41 Kilometers

!

1,4

4,8

4,8

2,4

2,4

1,7

1,3

0,30,8

1,4

14,0

3,1

0,6

Fysieke dichtheid stationsgebied (R=1200m)

! station

spoorwegen

fysieke dichtheid

FSI

0 - 1,0

1,0 - 1,7

1,7 - 2,6

2,6 - 4,8

4,8 - 8,0

8,0 - 15

station Luz - São Paulo

!1,7

0,5

0,5

1,11,7

0,4

0,5

2,6

1,6

0,9

1,3

1,2

0,2

0,9

1,1

0,3

1,3

0,7

station Amstel - Amsterdam

DE TEKENKAMER

STATION SÃO PAULO & AMSTEL

07

HOLLANDBLAD No 7 2010 | GEEN RUIMTE, GEEN GELD

Ruimte rond de knoopBebouwingsdichtheid rond treinstations in de Randstad

Deze illustraties zijn vrij te ge-bruiken en te bewerken, mits de Vereniging Deltametropool als oorspronkelijke maker genoemd wordt. Het digitale bestand is op te vragen via het agentschap van de vereniging.

COPYRIGHT

Fysieke dichtheid zegt veel over de intensiteit van het ruimte-gebruik in een gebied. De FSI (Floor Space Index, uitgedrukt in vierkante meters vloeropp-pervlak per hectare) in Rand-stedelijke stationsgebieden blijkt gemiddeld tussen de 0,5 en de 1,5 te liggen. Rond de grote stations in de steden is de ruimte vaak intensiever benut dan bij kleine perifere stations waar lage bebou-wingsdichtheden voorkomen. De landelijke stations hebben zelfs nog aanzienlijke delen van het stationsgebied, gedefinieerd als een cirkel met een straal van 1200m rond een station, volledig onbebouwd. Rond het station Luz in São Paulo ligt de gemiddelde FSI rond de 4, met uitschieters tot boven de 14. Net als rond de Randstadstations, vinden daar transformaties plaats in het bestaand stedelijk weefsel. De verwachting is dat de FSI en het OV-gebruik hierbij stijgen en dat de betrokken vastgoed-projecten, ondanks de com-plexiteit van de locatie, winst zullen maken. Vanuit dit perspectief lig-gen er grote nog kansen voor verstedelijking en optimalisering van OV-mobiliteit rond de sta-tions in Randstad.

Deze kaart is een product van de Vereniging Deltametropool en is tot stand gekomen - in het kader van project Sprint-Stad - met medewerking van de TU Delft, Hamed Khosravi, Maria-na Faver en Andrea Ramirez.

Fysieke dichtheid stationsgebieden(R=1200m)

! treinstations

spoorwegen

HSL

fysieke dichtheid FSI

0,0 - 0,4

0,4 - 0,7

0,7 - 1,0

1,0 - 1,7

1,7 - 2,6

2,6 - 6,0

Page 8: Hollandblad #7 - Geen Ruimte, Geen Geld  |  2010, Vereniging Deltametropool

PROFESSIONALISERING

Hoe ziet de woningcorporatie er over vijftien jaar uit? Hoe gaat ze om met de financiële crisis?

Dat is eenvoudig, door te kiezen voor schaalvergroting en professionali-sering; net als de waterschappen en de nutsbedrijven dat doen. Ook de taak en daarmee het functioneren van de corporaties is veranderd. Het realiseren van woningbouw is volstrekt onvoldoende. Het gaat om de woonomgeving, om investeren in maatschappelijk onroerend goed, en uiteindelijk om de verantwoordelijkheid om wijken en buurten zodanig vitaal en inspirerend te houden dat mensen daar graag willen wonen. Het is een continu proces. Woonwensen en belevingswensen worden tel-kens opgeschroefd. Dat maakt corporaties, als ze het goed doen, dé in-vesteringsmachine voor de lokale overheid.

Heeft de kredietcrisis het investerend vermogen van de corporaties geraakt?Op een aantal manieren, afhankelijk van de manier waarop corporaties hun langetermijnbeleid ook in financieel opzicht hebben gedefinieerd. Wie uitging van resultaat uit verkoopopbrengsten heeft het lastig. De vraag valt weg en de bedragen worden minder. Wie zich rijk heeft gerekend door toekomstige waardestijging nu al in te boeken heeft het zichzelf al helemaal moeilijk gemaakt. Wanneer ook op die verwachting is aange-kocht dan heb je een slordige portemonnee. Op zich zou dat allemaal nog te overleven zijn, ware het niet dat bij sommige bedrijven ook het ge-wone exploitatieresultaat negatief is. Zolang dat werd gecompenseerd door die andere twee ging het goed, maar als die wegvallen heb je een groot probleem. Dat zie je bij een aantal corporaties gebeuren. Op dat moment gaan ook de banken stringenter kijken en werkt de hefboom de andere kant op.

Hoeveel merkt Vestia daarvan?Het is niet moeilijk om een gezond kleurtje te krijgen als buiten de zon altijd schijnt. En dat is wat de afgelopen jaren is gebeurd. Je hoefde maar om je heen te kijken en de prijs ging omhoog. Maar wat doe je als dat weerbeeld omslaat? Hoe heb je je ingedekt om dan ook nog een kleurtje te krijgen? Dan komt het erop aan of je echt kunt ondernemen. Dat vind ik geweldig. De afgelopen drie jaar had ik niet willen missen. En dit geldt niet alleen voor corporaties, ook bij andere maatschappelijke organisaties of bedrijven komt het aan op professionaliteit. En daarmee zijn we weer terug bij schaalgrootte: je hebt een bepaalde economy of scale nodig om te excelleren op het terrein van kwalitatieve dienstverle-ning, volkshuisvesting, netwerken met lokale en nationale stakehol-ders, op het terrein van fiscale kennis, projectontwikkeling, financiering en van de inrichting van je organisatie. Schaalvergroting is nooit een doel op zich geweest. Het is een middel om het doel van professionele, kwalitatieve dienstverlening te kunnen realiseren. Het gaat niet om de G van groot, het gaat om de G van goed.

Wat is nu uw grootste probleem?Het is voor mij onbestaanbaar dat de lokale overheid de corporaties met wantrouwen tegemoet treedt, zoals nu vaak het geval is. Het zouden je beste bondgenoten moeten zijn. Corporaties lopen nooit uit de stad weg, want daar is hun bezit. Ze hebben ook groot belang bij een gezonde stad, want anders gaat het fout met hun bedrijfsvoering. Gemeenten zouden veel beter moeten kijken op welke manier die organisaties te verleiden of te faciliteren zijn, in de hoop dat ze nog meer doen. Op dit moment is alles wat wij doen niet dankzij, maar ondanks de overheid. Een voorbeeld is het lijfsbehoud binnen de ambtenarij. Wan-

neer je ziet dat het aantal bouwvergunningaanvragen drastisch vermin-dert, moet je wellicht je organisatie daarop aanpassen. In plaats daarvan worden voorstellen gedaan om de leges met tachtig procent te verhogen. Er is geen professioneel en bestuurlijk lef om te krimpen. Hetzelfde geldt voor de steeds hogere grondkosten en verplichte parkeergarages terwijl je op straat gratis kunt parkeren.

En het rijk?Elke miljard die wij investeren levert een economisch product op van een miljard. Per saldo gaat meer dan de helft naar de rijksoverheid door vennootschapsbelasting, BTW en overdrachtsbelasting. Voor diezelfde investering wordt bovendien menskracht ingezet. Al die mensen verdienen daar hun inkomen uit en hoeven dus niet naar de sociale dienst. In plaats van zoveel mogelijk af te romen, zodat het investerend vermogen afneemt, zou men moeten stimuleren om nog meer te investeren.

Welke rol speelt de Randstad in uw overwegingen?Ik heb niet zoveel met macro-economische verkenningen op papier. In het verleden is wel eens voorspeld dat er in Haaglanden duizenden wo-ningen leeg zouden komen te staan. Ik kijk liever om me heen en dan zie ik dat ik voor een lege woning 150 woningzoekenden heb en dat ze snel verhuurd worden. Dat is toch een marktsignaal. Bovendien zijn er bewegingen die je kunt stimuleren. In Rotterdam investeren we ons klem in scholen, en vooral in de meest kwetsbare ge-bieden. Dat is dé investering in de toekomst. Het grootste probleem vor-men op dit moment al die kinderen die met maatschappelijk onwenselijk gedrag van school komen, zonder maatschappelijke weerbaarheid. En dat begint op de basisschool. Die kinderen komen bijna allemaal uit onvolledige gezinnen en hebben bijna allemaal een taalachterstand, zelfs de autochtonen. Ook krijgen ze op straat geen goed voorbeeld qua gedrag en samenwerking. Dan komen ze op de basisschool en weten ze al snel dat een klaslokaal vier hoeken heeft. En als ze de basisschool verlaten – meestal naar het VMBO – dan weet de conrector ze binnen een kwartaal precies te vinden. Deze kinderen kennen een aaneenrij-ging van negatieve ontmoetingen met de maatschappij. Dus wat hebben zij nog van hun maatschappij te verwachten?

En wat kan een corporatie in die situatie betekenen?Wij kunnen de allerbeste scholen bouwen, brede scholen, maar ook VMBO en MBO. Wij kunnen een situatie creëren waarin kinderen graag naar school willen. Door kwaliteit toe te voegen op het gebied van sport, ICT en cultuur, wordt de verblijftijd op school langer en leuker. Dat betekent dat de kinderen langer geconfronteerd wordt met maat-schappelijke spelregels en taalvaardigheid. Door een brede school te maken, met naast de basisschool ook een centrum voor jeugd en gezin, een consultatiebureau, welzijnsinstellingen en kinderopvang, ontstaat ook de mogelijkheid tot professionalisering. Dus wanneer je een heel goede school maakt, met allerlei voorzieningen, dan heb je ook de mogelijkheid om meer gemotiveerde en inspirerende leer-krachten aan te trekken dan in dat noodgebouwtje in een verloren wijk. Wat doet een school nu vaak wanneer ze een nieuw gebouw willen hebben? Dan wordt het hoofd technische dienst projectleider. Die heeft nog nooit van z’n leven een school ontwikkeld met als gevolg een waar-deloos resultaat. Wij zeggen tegen scholen: excelleren jullie in jullie core business, het leveren van onderwijs en sociale dienstverlening, dan doen wij dat in de onze: vastgoed. Wanneer je die twee werelden bij elkaar

Woningcorporaties als investeringsmachineIn gesprek met Erik Staal

Jelte Boeijenga

Een gesprek met één van onze leden uit de corporatiesector, Erik Staal, bestuurder van Vestia.De taak en het functioneren van Nederlandse corporaties is veranderd. Ze zijn groter en professioneler geworden en richten zich op een breder takenpakket met de woon-omgeving en maatschappelijk vastgoed als vaste onderdelen. Daarmee zijn corpora-ties een waardevolle partner voor gemeenten, vindt Erik Staal. Die moeten veel meer stimuleren, faciliteren en meedenken in plaats van op de rem te staan: een bondge-nootschap op basis van prestatie.

08

HOLLANDBLAD No 7 2010 | GEEN RUIMTE, GEEN GELD

Erik Staal heeft bedrijfsjuri-disch, fiscaal en algemeen recht en belastingkunde gestudeerd aan de Erasmus Universiteit en Katholieke Universiteit Brabant. Na verschillende management-functies bij o.a. het Gemeentelijk Rekencentrum Rotterdam, de Provincie Utrecht en de Gemeen-te Den Haag is hij sinds 1990 in de corporatiewereld werkzaam als (algemeen) directeur van het Gemeentelijk Woningbedrijf Den Haag en sinds 1999 als directeur/bestuurder van de Vestia Groep.

PROFIELSCHETS

“Intern heb ik gezegd:

jullie mogen niet meer

dan zes keer met een

gemeentelijke organi-

satie praten.”

Page 9: Hollandblad #7 - Geen Ruimte, Geen Geld  |  2010, Vereniging Deltametropool

brengt, zou je wel eens een hoger maatschappelijk rendement kunnen behalen. Het gaat jarenlang duren, maar we moeten het doen. Wanneer bijvoorbeeld Rotterdam vindt dat het gemiddelde niveau te laag is, dan moet je niet aan de bovenkant nog eens tien briljante studenten zien te krijgen, maar aan de onderkant duizend leerlingen 2 procent beter laten functioneren. Dan stijgt het gemiddelde van die bevolking een stuk harder. Het kan niet waar zijn dat we de belangrijkste maat-schappelijke opgave voor de toekomst laten liggen. Over vijftien jaar zijn deze kinderen 25 of 30 en vormen zij de basis voor het maatschap-pelijk verkeer.

Wat verwacht u van gemeenten?Die bevinden zich nu in een lastig parket. Er moeten forse bezuinigingen plaatsvinden; in Rotterdam 215 miljoen op jaarbasis en in Den Haag 250 miljoen. Tegelijkertijd is er altijd vrij weinig aandacht geweest voor de inrichting van het apparaat. De gemeentelijke organisaties zouden eigenlijk een dienstverlenend bedrijf moeten zijn; ze zouden veel meer moeten kijken op welke manier ze hun klanten beter kunnen laten func-tioneren zodat ook de stad er meer profijt van heeft. Maar men is heel erg met zichzelf bezig. Procedures, schotten tussen afdelingen, de hië-rarchie binnen de organisatie. Op het niveau van de geestgrond, dus met de top, hebben we vaak prachtige bespiegelingen en dan zijn we het ook met elkaar eens. Maar uiteindelijk moet het werk gedaan worden in de leemgrond. En op die leemlaag loop ik vast. Wanneer ik nu met een projectvoorstel kom bij de gemeente staan twee dingen vast: ik weet nooit hoeveel tijd ik kwijt ben en hoeveel ver-gaderingen er nodig zijn voor een besluit, én ik weet nooit wanneer dat besluit gaat vallen. Nu heb ik een enthousiaste club, met goede ideeën, maar hoe lang moet ik het volhouden als ik tegen een organisatie oploop die mij telkens opnieuw vraagt dingen uit te zoeken. Dat stapelt bij mij tijd en geld en drukt behoorlijk op mijn enthousiasme. Intern heb ik gezegd: jullie mogen niet meer dan zes keer met een gemeentelijke orga-nisatie praten.

En dat kan?We hebben het een paar keer gehad, ook met heel grote projecten. De gemeente Rotterdam kwam niet uit het fenomeen parkstad, al een hele tijd niet. Toen heb ik gezegd: ik wil ernaar kijken onder de voorwaarde van maximaal zes keer praten met een maximale doorlooptijd van zes maanden. Als we er dan niet uit zijn, dan houdt het gewoon op. En dat meen ik serieus. Anders leer je niks en ben je ook onbetrouwbaar. Dus na vijf keer was het klaar. En het gaat echt om mega-investeringen. Toch ziet de ambtelijke organisatie dat totaal niet. Er is natuurlijk ook nog een extra belang: hun eigen continuïteit. Er is dus niemand die een keer flink wil doorpakken. En wanneer gemeenten hun financiën op orde moeten krijgen behoren ze niet de kosten af te wentelen op allerlei maatschappelijke organisaties, maar moeten ze zelf de tering naar de nering zetten. Rigoureus opschonen die clubs; duizend ambtenaren is

wel 60 miljoen structureel. Professionaliseren dus. En dat is lastig, want bestuurders zijn voor een belangrijk gedeelte afhankelijk van wat amb-tenaren tegen ze zeggen.

Het vertrouwen in de sector heeft de afgelopen jaren wel een flinke knauw ge-kregen. Ook omdat veel corporaties meer gingen doen dan waar ze oorspronke-lijk voor zijn opgericht. Sommige critici zeggen: stick to your business.

Maar ik blijf bij mijn business, hoewel die natuurlijk wel groeit. Vroeger ging het alleen maar om woningen, tegenwoordig is het veel meer dan dat. De politiek is nog niet altijd aangesloten bij de praktijk, bij wat er feitelijk gebeurt. Men zegt: ik kom langs, dan kun je het laten zien, maar men komt nooit. Dan denk ik: jullie zijn niet geïnteresseerd, jullie willen vasthouden aan wat jullie zelf constateren en jullie zijn bang om de con-frontatie met de praktijk aan te gaan. Een voorbeeld. Wij hebben inmiddels al meer dan 7000 woningen aangesloten op alternatieve vormen van warmtelevering. Daarvoor hebben we een zeewaterwarmtecentrale ont-wikkeld in Scheveningen. De minister zou moeten zorgen voor regelge-ving die creatief ondernemerschap de ruimte biedt en stimuleert. We krijgen juist minder ruimte, en wanneer er nu ergens een incident is geweest, dan is de redenering: er is brand in de stad, dus om te blussen zetten we de hele stad onder water. Natuurlijk gaat er wel eens iets fout in de sector, maar wat maakt het uit als er van de 100 procent er 4 of 5 procent fout gaan. Soit. Nu wordt een instrument gehanteerd waardoor je 20 procent gewoon niet kunt doen, dus je verliest per saldo minimaal 15 procent. Binnen de poli-tiek geldt als hoogste goed: gij zult geen fouten maken. Daarvoor moet alles wijken, terwijl wij anders misschien wel 10-15 procent meer kun-nen presteren.

Is het niet begrijpelijk dat de overheid een bepaalde mate van controle wil uitoefenen over dergelijke maatschappelijke organisaties?

De juiste discussies worden maatschappelijk niet gevoerd. We praten allemaal over scheef wonen terwijl we mensen met een eigen woning ook stijf gesubsidieerd hebben. Daar hoor je geen woord over, terwijl voor mij die scheefwoners soms echt noodzakelijk zijn zodat er in een wijk niet alleen een Kruidvat zit, maar ook een bakker die een leuk assorti-ment heeft. Die heeft er niet veel aan als hij alleen maar halfjes bruin aan oudjes kan verkopen. Dus het is ook wat we ervan maken. Ik denk dat je veel meer een bondgenootschap moet sluiten op basis van prestatie: wat kunnen we doen met elkaar? We hebben allerlei ambities; voor de wijken, op het gebied van duurzaamheid, et cetera. Probeer niet alleen maar in regeltjes te denken, maar ook in output: dragen die regeltjes eraan bij om dat allemaal voor elkaar te krijgen, of niet? Dat zakelijke bedrijfsmodel heb je nodig om dat maatschappelijke ideaal te bereiken. Het is erg inspirerend, ook voor mensen in een organisatie, om niet al-leen financieel goed te presteren, maar ook een product te maken waar de consument blij mee is.

PROFESSIONALISERING

09

HOLLANDBLAD No 7 2010 | GEEN RUIMTE, GEEN GELD

Hamerstraatgebied, Amsterdam Startkapitaal 0 Amsterdam zoekt nieuwe wegen: eerst geld verdienen, dan investe-ren. Kortom met startkapitaal 0 als ontwikkelingsstrategie op weg naar de toekomst. Kenmerken van de strategie: een open proces, beperkte betrokkenheid van de overheid en het creëren van publieke waarde. In het gebied Hamerstraat in Amsterdam-Noord is deze autonome ontwik-keling reeds gaande.

BEELDESSAY

Page 10: Hollandblad #7 - Geen Ruimte, Geen Geld  |  2010, Vereniging Deltametropool

Geen Ruimte, Geen Geld

Nu, door een afgenomen markt-vraag en aankomende bezuinigin-gen, de krachtigste ‘drivers ‘ voor de ontwikkeling wegvallen, ontstaat het inzicht dat een andere manier van steden-bouwen nodig is. Een stedenbouw met een open vizier, met meer invloed en ruimte voor gebruikers en andere initiatiefne-mers en met een nieuwe investe-ringslogica. Hierbij gaat het om zaken als de participatie van bur-

gers, gebruikers en allerlei soorten initiatiefnemers naast ruimtelijke ordeningsaspecten als incubators, een flexibel raamwerk met percelen en tijdelijk gebruik. Urhahn Urban Design verwoordt deze manier van stedenbouw als De Spontane Stad. Dit is tevens de titel van de publica-tie die in november 2010 verschijnt. Met het beeldessay Geen ruim-te, Geen geld gaan we op zoek naar aanzetten voor een nieuwe investe-ringslogica, in Nederland en elders in de wereld.

Beeldessay

In elke editie van het Holland-blad bepaalt een gast beel-dredacteur, in dit geval Gert Urhahn, eenmalig zijn of haar beeldende interpretatie van het thema van dat nummer. De kunst van het zoeken, selecteren en assembleren staat bij het maken van het beeldessay centraal. Er wordt dus geen nieuw beeld ge-maakt, maar ‘ready mades’ wor-den hergebruikt.

Copyright foto’s

Urhahn Urban Design (www.urhahn.com)Gert Urhahn is mededirec-

teur van het door hem in 1991 opgerichte stedenbouwkundig bureau Urhahn Urban Design. Hij studeerde architectuur en stedenbouw aan de Technische Universiteit in Karlsruhe. Hij was, ondermeer als hoofdste-denbouwkundige, werkzaam bij de Dienst Ruimtelijke Ordening in Amsterdam.

PROFIELSCHETS

10

HOLLANDBLAD No 7 2010 | GEEN RUIMTE, GEEN GELD

The Hub, King’s Cross, London Nieuwe initiatiefnemers “A place to work, meet and connect … for a better world”. Civil society organisaties zoals The Hub zijn continu op zoek naar innovatieve en duurzame interacties en initiatieven. Het trefwoord is coproductie als hervorming van ruimtelijke in-vesteringen. Het kantoor func-tioneert als ontmoetings- en netwerkruimte.

BEELDESSAY

Cabfab, Binckhorst, Den Haag IncubatorsDe Caballerofabriek in de Binck-horst is een van de incubators voor de vernieuwing van de Binckhorst. Eerst gericht op de ICT en nu op de creatieve sec-tor met een crossmedia cluster. Dergelijke incubators hebben een motorfunctie voor de vernieuwing van het grotere geheel.

Page 11: Hollandblad #7 - Geen Ruimte, Geen Geld  |  2010, Vereniging Deltametropool

Wat zijn de werkzaamheden van Boer & Croon – Ruimtelijke Investeringen?Bij Boer & Croon Ruimtelijke Investeringen ben ik partner/directeur. Met mijn collega-directieleden Pieter Cloo en Menno Olman richt ik me op drie vakgebieden: infrastructuur, gebiedsontwikkeling en Onroerend Goed. Dit betekent dat we interim-management leveren - zowel als lijn-functie, als ten behoeve van grote projecten - en actief zijn als consul-tants. We werken voor de overheid en voor het bedrijfsleven of voor sa-menwerkingsverbanden, en de opdrachten voeren we uit met onafhankelijke interim-managers uit het vakgebied die zich aan Boer & Croon hebben verbonden.

Wat zijn de raakvlakken tussen de Vereniging Deltametropool en Boer & Croon – Ruimtelijke Investeringen?

De raakvlakken worden het beste duidelijk wanneer ik een aantal pro-jecten noem, waar we bij betrokken zijn. Dit is bijvoorbeeld de overklui-zing A9 bij Amstelveen, die zal resulteren in een goede infrastructurele aanpak van de A9 die dwars door de gemeente loopt en in een gebieds-ontwikkeling. Een ander voorbeeld is de ontwikkeling van Greenport Klavertje 4 in Venlo, een gebiedsontwikkeling in de land- en tuinbouw, met als partners een aantal gemeenten, de provincie Limburg en het bedrijfsleven. We hebben daar een PPS-samenwerkingsverband voor opgericht en de financiering verzorgd, zodat deze ontwikkeling loopt wanneer de Floriade start. Dit zijn het type projecten en ontwikkelingen die ook passen bij de Vereniging Deltametropool.

Wat is de reden dat Boer & Croon – Ruimtelijke Investeringen lid is gewor-den van de vereniging?

Deltametropool en Boer & Croon zijn beiden actief betrokken bij de toe-komstige ontwikkeling van Nederland in de vroege fase, wanneer het nog gaat om ambities en het vervolgens vertalen naar haalbare projecten en concepten. Met de leden kunnen we hogere ambities voor Nederland bedenken en beoordelen, en er een bijdrage aan leveren dat dit ook wer-kelijkheid wordt.

Hoe vult Boer & Croon – Ruimtelijke Investeringen het lidmaatschap in?Onze kennis en ervaring brengen we graag in, om samen met de andere leden nieuwe kansen te signaleren en uit te werken. Dat kan in de vorm van projectparticipaties en deelname in samenwerkingsverbanden, maar een eerste stap is kennisdeling. Kijken waar de gezamenlijke be-langen liggen en dat de basis voor nieuwe initiatieven laten zijn. Daarnaast zijn er voldoende thema’s vanwege de huidige situatie op de vastgoedmarkt, de veranderende rollen van de marktpartijen en de vraag hoe dit zich vertaalt naar de toekomstige aanpak van gebiedsont-wikkelingen. Belangrijk zijn dan vragen als: waaraan is behoefte, welke partijen spelen een rol, hoe bewaak je de kwaliteit en ambitie, hoe wordt de financiering geregeld? De Vereniging Deltametropool kan in dit proces zeker een rol vervullen.

Wat is de reden geweest van uw overstap van NS Poort naar Boer & Croon – Ruimtelijke Investeringen?

Bij NS Poort heb ik mogen werken aan mooie, grote gebiedsontwikkelingen op centrumplekken in gemeenten. Daarnaast ben ik betrokken geweest bij de opbouw van de organisatie tot project/gebiedsontwikkelaar en bij de inrichting van een Grondbedrijf waar de rol van NS als rentmeester van de maatschappelijke en de bedrijfsbelangen centraal staan. Eerder was ik bij HBG actief betrokken bij gebiedsontwikkeling en herstructu-rering. Verbreden en vernieuwen zijn voor mij persoonlijke drijfveren. En zo wilde ik mijn kennis en ervaring over publieke en private gebieds-ontwikkeling, over infrastructuur en vastgoed bundelen en uitdragen om deze op andere locaties en voor andere bedrijven in te zetten. Mijn wens als achtjarige om schooljuf te worden komt op deze manier toch nog uit!

11

HOLLANDBLAD No 7 2010 | GEEN RUIMTE, GEEN GELD

LEDEN

Vondelpark, Amsterdam Publieke waarde creëert financiële waardeWat de overheid niet was gelukt presteerde een groep vermo-gende Amsterdammers wel. In 1864 namen zij het initiatief voor de stichting van het Vondelpark. De middelen werden gecreëerd door de waardevermeerdering van de kavels rond het park. Het park werd een succes, een publieke waarde.

BEELDESSAY

Even kennis-maken

Boer & Croon – Ruimtelijke Investeringen

Profielschets Ingeborg de Jong

Page 12: Hollandblad #7 - Geen Ruimte, Geen Geld  |  2010, Vereniging Deltametropool

BEREIKBAARHEID IN CRISISTIJD

IDEEËN VOOR BEREIKBAARHEID - CALL FOR SUBMISSIONS

INFO

Het Hollandblad is het officiële orgaan van de Verenging Deltame-tropool. Het biedt een platform voor ideeën over de ontwikkeling van de Randstad. Het Hollandblad verschijnt minimaal twee keer per jaar, een abonnement op het Hol-landblad is gratis. Nog beschik-bare nummers uit eerdere jaar-gangen zijn aan te vragen bij de Vereniging Deltametropool. Alle artikelen zijn ook beschikbaar via www.deltametropool.nl.Aanvragen, opmerkingen of bijdra-gen kunt u richten aan de redactie: [email protected] Vereniging Deltametropool Hollandbladredactie Postbus 2885 2601 CW Delft

Op weg naar een driedubbele benuttingstrategie: Intensivering van het gebruik van het OV net-werk, integrale ontwikkeling van mobiliteits-knopen en intensivering van de stad. Een voor-stel voor ontwerpend onderzoek, bestuurlijke ruimte, beleidsontwikkeling, gerichte gebieds- en mobiliteitsontwikkeling met publieke en private partners op alle schaalniveaus.

Naar aanleiding van een gesprek met de DG mobili-teit (mw. L.M.W. Ongering) en plaatsvervangend DG (mw. M.C.A. Blom) is onlangs het vlugschrift ‘Bereik-baarheid in crisistijd’ verschenen. De inhoud is verzorgd door prof.ir. Joost Schrijnen (TU Delft) in samenwer-king met ir. Paul Gerretsen (Vereniging Deltametro-pool). Het voorstel presenteert een denk- en werklijn die de komende jaren tegenwicht kan bieden aan de gevolgen van de onvermijdelijke investeringsbeper-kingen die op ons af komen. Centraal staat de vraag:Wat kunnen we doen om de bereikbaarheid in stede-lijke regio’s te bevorderen zonder nieuwe mega-inves-teringen in infrastructuur? De voorgestelde aanpak heeft effect op netwerk- en op locatieniveau tegelijk. Het is een aanpak die zich primair richt op een betere benutting van het be-

staande: het bestaande OV en wegennetwerk, de ver-knoping van mobiliteiten bij de haltes en stations en de intensivering van gebruik van de bestaande stede-lijke ruimte. Het voorstel sluit aan bij de behoeften van reizigers in de “netwerkstad” en kan, zoals blijkt uit eerste stappen in deze richting, rekenen op be-stuurlijk en ambtelijk draagvlak. Het is gebaseerd op de ervaringen en lessen in de Zuidvleugel met Steden-baan sinds 2001. Het is een gedachtegoed waarvoor nu in de gehele Randstad belangstelling bestaat en waarvoor bij de bestuurders van het OV-bureau Rand-stad weerklank is gevonden. Recentere evaringen met het project SprintStad van de Vereniging Deltametro-pool bevestigen dit. In de publicatie wordt naast een vijftal te nemen stappen en een dertiental vaststellingen onder andere ingegaan op de vragen ‘Wat zou ik aan de orde willen stellen?’ en ‘Wat kunnen we als eerste stappen prak-tisch doen?’. De komende maanden wordt bekeken hoe aan de concrete stappen verdere invulling wordt gegeven. In het volgende Hollandblad, dat als thema bereik-baarheid heeft, komen we hier uitgebreid op terug!

Aanvragen van deze publicatie kan via: [email protected] of tel. 015 – 215 30 11.

De komende winter zal het Holland-blad zijn gewijd aan nieuwe ideeën rondom bereikbaarheid van de Rand-stad. Ondanks het urgentieprogram-ma Randstad en de voortvarende ople-veringen van vele achterstallige projecten - in aanwezigheid van de Mi-nister - lijkt de bereikbaarheid toch niet structureel verbeterd. Er is winst geboekt in het verhelderen van be-stuursverantwoordelijkheden en weg-werken van oude dossiers. Maar zon-der toekomstvisie op de Randstad blijft het bij veel geld in nieuwe knel-punten steken. We lijden vaak aan een veelheid van concurrerende visies en strategieën: meer asfalt, beprijzen, versterken onderliggend wegennet, OV verbeteren en fietsimpuls, snel-heid verlagen, spitsmijden. Veel partijen denken dan ook na over andere oplossingen, die ook min-der geld kosten, gezien de staat van Rijks’ financiën. Die oplossingen zijn deels afhankelijk van beprijzing en/of kilometerheffing; een dossier dat nog moeilijker lijkt dan verlenging van de A4 door Midden-Delfland. In het vol-gende Hollandblad gaan we op zoek naar welke keuzes er feitelijk kunnen worden gemaakt voor een betere be-reikbaarheid van de Randstad en wat

blijkt te werken. We pretenderen geen overkoepelende toekomstvisie, maar: Wat is mogelijk na de dure asfaltma-chines van Eurlings? Dat leidt tot drie hoofdthema’s: 1) Nieuwe samenwerkingsconstructies en de zoektocht naar alternatieven in de regio Utrecht. 2) De psychologie van de weggebruikers: over spookfiles en het filespook. Zowel de ANWB als het ministerie van VenW zijn hier mee bezig, maar we zijn op zoek naar pro-jecten mobiliteitsmanagement die wé-rken en het stadium van de feestelijke start en de zoektocht naar adoptiefou-ders overleefd hebben. 3) Nieuwe in-zichten uit SprintStad en de mogelijk-heden om bestaande infrastructuur opnieuw in te richten krijgen veel aan-dacht: hoofdwegen en onderliggend wegennet, en hoe er beter geschakeld en gekoppeld kan worden. Maar ook de groep ontwerpers van de Langzame Stad komt aan het woord: welke ruimte kan er wel niet benut worden door de snelwegen door en langs de steden tot stadsboulevards te maken, oversteekbaar en met een maximale snelheid van 50 km/h?

Reacties en bijdragen graag via [email protected].

Particuliere ledenBehalve voor institutionele leden staat het lidmaatschap van de Ver-eniging Deltametropool sinds janu-ari 2008 ook open voor particulie-ren. Inmiddels zijn er ongeveer zestig particuliere leden.

OVERZICHT LEDEN VAN DE VERENIGING DELTAMETROPOOL

Joost Schrijnen aan het woord tijdens de jaarconferentie ’de Randstad Heroverwegen’ van de vereniging in het Lucent Danstheater. (FOTO: Vereniging Deltametropool)

12

HOLLANDBLAD No 7 2010 | GEEN RUIMTE, GEEN GELD

Wat maakt een miljoenenstad tot metropool? Betrouwbare infra-structuur, een fantastisch en toe-gankelijk landschap? In een grote agglomeratie maakt toch vooral het programma van activiteiten en voorzieningen de metropool. Welke programma’s kan een agglomeratie met de omvang van 8 miljoen mensen, zoals de Randstad, zich veroorloven en welke zou het moeten ambiëren? Dit soort vragen staat centraal in het onderzoek naar het Programma van de Metropool. Met de term interactiemilieus als centra van uitwisseling en ont-wikkeling in de metropool is de ver-eniging - in samenwerking met de leerstoel Stad & Regio van de TU Delft, DRO Amsterdam en Stipo - begonnen met een onderzoek naar het Programma van de Metropool. Het onderzoek is zeer actueel nu, getuige recente berichtgeving, Nederland bedrijven en kenniswer-kers verliest op de internationale markt. Nadenken over wat een me-tropool aantrekkelijk maakt en kan bieden is dan zeer belangrijk. De verschillende projectpartners onderzoeken specifieke ruimtelijke interactiemilieus (o.a. campussen en cultuurclusters) op hun mogelijke bijdrage aan de ontwikkeling van de Randstad als metropool. De resultaten van het onder-zoek zijn input voor een reeks van vijf openbare lezingen met een in-spirerende internationale spreker (gepland midden 2011) en een afslui-tend debat. Iedere lezing wordt gecombineerd met een expertmee-ting. De kennis voortvloeiend uit de expertmeetings, lezingen en het afsluitende debat wordt samenge-voegd in een essaybundel. In aanloop tot de lezingenreeks is de voortgang van dit onderzoek te volgen via de website van de vereniging. Neem voor participatie of bij interesse contact op met het agentschap.www.deltametropool.nl/nl/programma_metropool

HET PROGRAMMA VAN DE METROPOOL

SPRINTSTAD RAAST DOOR

De afgelopen maanden heeft pro-ject SprintStad op vele terreinen vorderingen gemaakt. De discussie over een integrale ruimte-mobili-teitsontwikkeling in de Randstad wordt steeds breder gevoerd, mede dankzij de spelsessies van serious game SprintStad, die de Vereni-ging Deltametropool heeft gehouden bij verschillende stakeholders en overheden. Inmiddels zijn Movares en NPC-DHV projectpartner van SprintStad en is Prorail lid geworden van de vereniging. Door de reacties op de serious game van bestuurders en planners uit de praktijk, kunnen we nu de vraagstelling van SprintStad aan-scherpen en de game verder ontwik-kelen. Momenteel wordt een nieuwe versie van de game ontwikkeld in samenwerking met de Gaming Street van de TU Delft. De resultaten hiervan zullen door de vereniging en de Gaming Street worden gepre-senteerd op het congres Ecocities in Shenzhen (China), dat in november wordt georganiseerd door Next Ge-neration Infrastructures. De vereniging heeft naast de se-rious game ook hard gewerkt aan een inventarisatie van stationsge-

bieden in de Randstad. Hierbij gaat het niet alleen om socio-economische data, maar ook om fysieke aspecten zoals morfologie en dichtheid (FSI) van de leefomgeving rond stations. De dichtheid is gemeten door een team van jonge stedenbouwkundigen met behulp van de Spacemate me-thode, ontwikkeld aan de TU Delft. Deze data wordt gebruikt voor een betere typering van stationsgebieden en om beter zicht te krijgen op toe-komstige ontwikkelmogelijkheden in de betreffende gebieden. Ook is er een conferentie in voorbereiding zodat het debat – over gelijktijdige ontwikkeling van OV en het ruimtelijk programma rond stations – met meer deelne-mers kan worden gevoerd. Uitgebreidere informatie over de ontwikkelingen van en de moge-lijkheden tot participatie in project SprintStad vindt u in de nieuwste SprintStad Update (#2), deze is te downloaden via de website of aan te vragen via het agentschap van de vereniging.

www.deltametropool.nl/nl/sprintstad