Holland -Zuid Afrika

71
% KONINKLIJKE BIBLIOTHEEK I GESCHENK VAN j 71S3 - '32

description

Holland - Zuid Afrika

Transcript of Holland -Zuid Afrika

  • %

    KONINKLIJKE BIBLIOTHEEK

    I G E S C H E N K V A N j

    71S3 - '32

  • HOLLAND-ZUID-AFRIKA

    H OLLANDSOUTH-AFRICA

  • Hint.

    J. F. L. DE BALBIAN VERSTER

    H O L L A N D - Z U I D - A F R I K A EEN GESCHIEDKUNDIG OVERZICHT V A N S C H E E P V A A R T -E N H A N D E L S B E T R E K K I N G E N IN OUDE E N NIEUWE TIJDEN

    H O L L A N D - S O U T H - A F R I C A A N H I S T O R I C A L A C C O U N T O F S H I P P I N G - A N D C O M M E R C I A L RELATIONS IN OLD A N D M O D E R N DAYS

    A M S T E R D A M

    BERNARD HOUTHAKKER 332, N.Z. VOORBURGWAL

  • DE UITGAVE V A N DIT WERK IS BEZORGD VOOR DE

    H O L L A N DZ U I D-A F R I K A LIJN DOOR B E R N A R D H O U T H A K K E R , A M S T E R D A M , DIE TEVENS DE ILLUSTRATIES HEEFT UITGEZOCHT.

    T H E P R E S E N T B O O K W A S E D I T E D F O R T H E

    H O L L A N D - S O U T H - A F R I C A L I N E BY B E R N A R D H O U T H A K K E R , A M S T E R D A M , W H O A L S O S E L E C T E D T H E I L L U S T R A T I O N S .

    GEDRUKT BIJ H. J. KOERSEN PRINTED BY H. J. KOERSEN A M S T E R D A M .

  • De Scheepvaart van Holland op The Navigation between Holland Zuid-Afrika and South-Africa

    Ruim twee eeuwen hebben de Nederlanders, bij hun vaart naar en van Indi, om de Kaap ge-zeild. H u n vestiging in Zuid-Afr ika is zoo duur-zaam geweest, dat het Hollandsche element, in raseigenschappen en in taal, stand heeft gehouden en overheerschend is gebleven, ondanks allen toe-vloed van vreemden en van vreemde overheer-sching. Dit is te merkwaardiger omdat na de ope-ning van het Suez-Kanaal, zelfs de vaart om de Kaap onder Hollandsche vlag, en daarmede de rechtstreeksche verbinding, geheel waren verloren gegaan. Eerst in onze dagen is voldaan aan dien steeds dringenden eisch, het herstel der directe verbinding van het stamland met Hollandsch Z u i d -Afrika, door de stichting van de Hol land-Zuid-A f rika Li jn .

    In de volgende bladzijden stellen wij ons voor, een vluchtig geschiedkundig overzicht te geven van de betrekkingen tusschen Nederland en Zuid-Afr ika , W e kunnen daarbij vaststellen dat de Portugeezen, die ons op den weg naar Indi toch meer dan een eeuw waren voorgegaan, geen ernstige pogingen hebben gedaan om zich in het Kaapland te vestigen. Spanjaarden, Franschen noch Engelschen, hebben het belang daarvan ingezien. A l d u s was het

    For more than two centuries, on their voyages to and from the Ihdies, the Dutch sailed round the Cape. Their settlement in South Africa proved to be so durable that the Dutch element in language and racial qualities maintained* its position and remained predominant, in spite of the stream of foreigners and of foreign dominion. This is so much the more remarkable because since the open-ing of the Suez Canal the voyages round the Cape in ships flying the Dutch flag, and conse-quently all direct communication, had ceased entire-Iy. It is only recently that the demand, which had become more and more urgent, for the restora-tion of direct communication from the molher country with Dutch South Africa, has been met by the establishment of the Holland South Africa Line.

    In the pages which follow we wish to give a brief historical sketch of the relations between the Netherlands and South Africa. In this connection we may begin by stating that the Portuguese, who hadpreceded the Dutch by more than a century on the route to India, made no serious attempt to est-ablish themselves at the Cape. Neitherthe Spanish, the French, nor the English saw the advantage of doing so. Hence it was reserved to the Dutch to

  • H O L L A N D - Z U I D - A F R I K A 6 H O L L A N D - S O U T H - A F R I C A

    weggelegd voor de Hollanders om, trouwens eerst in net midden van de 17e eeuw, aan de Kaap een kolonie te stichten. Zij hebben dit slechts aarzelend gedaan, feitelijk door de omstandigheden gedwongen, zonder de gevolgen en het belang te beseffen, en eerst in later tijd is het groote nut daarvan ten volle gewaardeerd. Laat ons nu eerst de feiten aanstippen uit de

    V O O R G E S C H I E D E N I S .

    In 1486 omzeilde de Portugees Batholomeu Diaz een hoog voorgebergte in Zuid-Afrika, dat hij Cabo Tormentoso of Stormkaap noemde, maar dat door zijn Koning Cabo de Boa Esperanca werd herdoopt. De hoop dat men langs dien weg Indi zou bereiken, werd door Vasco da Gama in 1 498 verwezenlijkt. De Kaap de Goede Hoop had hij niet aangedaan, maar oostwaarts daarvan ankerde hij in een inham die thans Mosselbaai heet, en op den eersten Kerstdag zeilde hij langs een prachtig land, dat hij den naam Natal gaf ter gedachtenis aan den dag waarop Christenen het voor de eerste maal hadden gezien. Op een der volgende tochten, in 1 503, liep het schip van den bevelhebber Anto-nio de Saldanha in een diepe baai, waar in het midden van een ruime vallei een heldere rivier vloeide. Op den achtergrond verhief zich een hooge, afgeknotte rots, die hij beklom en den naam Tafelberg gaf. Van den top kon men de Kaap de Goede Hoop zien. De baai werd naar dezen scheepsbevelhebber, Aguado de Saldanha (de plaats waar Saldanha water innam) geheeten maar een eeuw later kreeg zij den naam van Tafelbaai. Voor de eerste maal kwamen Europe-anen hier in aanraking met inboorlingen en daarbij ontstond een gevecht waarin Saldanha zelf werd gewond. In 1510 liep de eerste onderkoning van Portugeesch Indi, Francisco d Almeida, op de thuisreis die baai binnen. Na eenigen ruilhandel met de Hottentotten ontstond een geschil waarbij twee Portugeezen werden geslagen. Met hun zwaarden en lansen gewapend rukten toen de krijgslieden het land in om bloedige weerwraak te nemen, maar toen zij bezig waren om vee uit een kraal weg te voeren, werden zij door een

    found acolony at the Cape, though not earlier than the middle of the 1 7th. century. They set about it hesitatingly, being practically compelled to do so by circumstances, without realizing the consequen-ces and the significance of the act, and only in later times was its great value fully appreciated. We shall now recall the principal events in the

    E A R L Y H I S T O R Y .

    In the year 1 486, the Portuguese Bartholemeu Diaz sailed round a high range of hills in South Africa which he called Cabo Tormentoso or Cape Storm, but which was rebaptized by his King the Cabo de Boa Esperanca or the Cape of Good Hope. The hope that the Inches could be reached this way was realized by Vasco de Gama in 1498. He had not touched at the Cape of Good Hope, but came to anchor to the east of it in a bight which is now called Mossel Bay, and on Christmas day he sailed past a lovely country which he named Natal in commemoration of the day on which Christ-ians had first sighted it. On one of the subsequent voyages, in the year 1 503, the ship of Antonio de Saldanha, the commander, sailed into a deep bay, into which in the middle of a wide valley a bright river flowed. In the background rose a high, flat-topped rock, which he mounted and named Table Mountain. From the top the Cape of Good Hope could be seen. The bay was called, after the ship's commander, Aguado de Saldanha (the place where Saldanha took in water), but a century later it was given the name of Table Bay. It was here that Europeans first came into touch with the natives and on this occasion a fight took place in which Saldanha himself was wounded. In 1510 Francisco d'Almeida, the first Viceroy of Portuguese India, put into the bay on the home voyage. After some barter with the Hottentots, a dispute arose during which two Portuguese were struck. Armed with their swords and lances, the soldiers then marched into the country to take a bloody revenge, but while they were engaged in bringing away cattle from a kraal, they were attacked by a much Superior

  • Kaart van Zuid-Afrika uit het journaal van Willem Lodewycksz op de reis van De Houtman (1595). Rechts beneden de Baai van Agua de Sam Bras (later Mosselbaai).

    Map of South-Africa from the journal by Willem Lodewycksz on De Houtman's voyage (1595). In the right bottom corner the Bay of Agua de Sam Bras (later called Mossel Bay).

  • H O L L A N D - Z U I D - A F R I K A 8 H O L L A N D - S O U T H - A F R I C A

    groote overmacht aangevallen, waarbij 65 officieren en schepelingen met knopkieries en assegaaien werden afgemaakt. Ook de onderkoning d'Almeida deelde dit lot.

    Het Portugeesche rijk in Indi, met Goa tot hoofdplaats, breidde zich uit, en bijna een eeuw lang was de handel van het Oosten evenzeer een monopolie van de Koningen van Portugal als hij het vroeger van de Arabieren was geweest, maar na de slachting van d'Almeida en de zijnen in de Tafelvallei, vermeden de Portugeezen zooveel mogelijk de zuidpunt van Afrika. Het land had onder hen den naam bewoond te zijn door de wreedaardigste wilden en zonder dat het iets opleverde. Van jaar tot jaar omzeilden hun vloten de Kaap, maar zelden deed een hunner schepen ten zuiden van Sofala een haven aan. Hun ver-verschingsstation was St. Helena en vandaar stevenden zij zonder tusschenlanding naar Mozam-bique. Nooit hebben zij een poging gedaan om ten zuiden van Delagoa Baai een tusschenstation te vestigen. Dit verklaart waarom zij wel een vrij nauwkeurige kennis verkregen van Afrika s Oost-kust, maar dat hun vroegste kaarten wemelen van onjuistheden, waarbij nagenoeg het geheele Kaap-land wordt ingenomen door het fantastische rijk Monomotapa, dat naar hun meening dicht was bevolkt en met groote steden bezet.

    Bijna een eeuw verstreek vr Afrika's zuid-kust door andere zeevaarders werd bezocht. De Franschen zijn de eersten geweest die de Portu-geezen naar Indi volgden, daarop kwamen de eerste vloten van de Engelsche Indische Com-pagnie, maar ook zij deden weinig om het gezag der Portugeezen aan te tasten. Die taak was weg-gelegd voor een volk, dat te midden van den strijd om vrijheid en onafhankelijkheid tot de groote vaart werd gedreven: de Nederlanders.

    D E E E R S T E H O L L A N D E R S A A N D E K A A P .

    Verschillende Hollanders hadden in Portu-geeschen dienst den zeeweg in Indi leeren ken-nen. Tot hen behoorde Jan Huyghen van Lin-schoten, schrijver op een koopmanskantoor te

    force and 65 o meers and men were killed with knob-kerries and assegais. The Viceroy d'Almeida also shared this fate.

    The Portuguese Empire in India, with Goa as its capital, expanded and, for almost a century, trade with the East was as much a monopoly of the Kings of Portugal as it had formerly been of the Arabs, but after the slaughter of d'Almeida and his men in the Table Valley, the Portuguese avoided the southermost point of Africa as much as possible. Among them the country had the reputation of being inhabited by cruel savages, but producing nothing. Year after year their fleets doubled the Cape, but rarely did their vessels call at a port to the south of Sofala. Their provisioning station was St. Helena and from there they set sail for Mozambique, without putting in anywhere on the way. They had never attempted to establish an intermediary station in between to the south of Delagoa Bay. This explains why they acquired a fairly accurate know-ledge of the East Coast of Africa, while their earliest maps are full of mistakes in which practically the whole of the Cape country was occupied by a fantastic kingdom Monomotapa, which accord-ing to them was thickly populated and possessed large towns.

    Almost a century elapsed before the south coast of Africa was visited by other navigators. The French were the first who followed the Portuguese to the Indies and then came the first fleets of the English India Company, but neither did much to undermine the power of the Portuguese. This task was reserved to a people which, in the midst of their struggle for freedom and inde-pendence, were driven to sail upon the high seas, viz: the Netherlanders.

    T H E FIRST D U T C H M E N A T T H E C A P E .

    Several Dutchmen had learned the route to the Indies by sea while in the service of the Portuguese. Among these was Jan Huyghen van Linschoten, a clerk in a merchant's office

  • H O L L A N D - Z U I D - A F R I K A 9 H O L L A N D - S O U T H - A F R I C A

    Lissabon, toen Portugal door Spanje werd ver-overd, daarna in dienst van den aartsbisschop te Goa. In 1592 kwam hij over Lissabon bij zijn verwanten te Enkhuizen terug en vier jaar later verscheen het beroemde boek met platen en kaar-ten, waarin hij alle bereikbare gegevens uit Portu-geesche bronnen had verzameld en met eigen ervaring aangevuld. Toen in April 1595 d'eerste Schipvaerd naar Indi" begon, hadden de schepen als een vertrouwbare gids en raadsman Jan Huygen's boeck" aan boord. Op den 2 d e n Augus-tus zagen De Houtman's schepelingen de Kaap de Goede Hoop en, de kustlijn volgende, liepen de vier schepen een paar dagen later een baai (de Mosselbaai) binnen, waar zij het anker lieten vallen om in de eerste plaats de watervaten te vullen. De eerste aanrakingen van Nederlanders met de bevolking waren van vriendschappelijken aard. Voor gebroken messen, oud gereedschap en stukken ijzer, werden zware ossen en vette schapen gekocht. Vrouwen werden niet gezien en de mannen maakten een weerzinwekkenden indruk. In een der journalen worden deze Hottentotten aldus beschreven: Sy syn cleyn van parsoon, leelyck van gesichte, haer hooft staedt oft affge-schroyt waer van de sonne ende sien daeruyt gelyck een dieff, die door het langhe hanghen verdrooght es, sy gaen gans naeckt, dan hebben een staert van een < wilt cleyn gedierte voor haer schamelheyt, twelck door de staert seer weinigh bedeckt es; daar beneffens hebben sy in plaatse een cleedt een wilde beest syn huydt om den hals hanghen, die van het smeeren wel sterck ruycken ende stincken, alwaer het haer noch op staedt, twelck het buytenste is, ende hanght haer omt lyff gelyck een mantel. Belangende haer spraeck is eeven gelyck ofte men een deel Cal-coense hanen hoorden rasen, eeven gelyck is oock haer spraecke, daer van gy weinich anders cont hooren als clocken ende flueyten."

    In Juli 1601 deedPaulus van Caerden op het Hof van Holland", uit Indi komende, aan Afrika's zuidpunt achtereenvolgens drie baaien aan, die ter herinnering aan hetgeen de bemanning opdeed, de Mossel-, de Vleesch- en de Vischbaai werden

    at Lisbon when Portugal was conquered by Spain, and who subsequently entered the service of the Archbishop at Goa. In 1 592 he returned home to his relatives at Enkhuizen by way of Lisbon and four years later his famous book with plates and maps appeared, in which he had collected all available facts from Portu-guese sources and supplemented them with his own experiences. When in April 1595 the first navigation to India began, the vessels all had "Jan Huyghen's book" on board as a reliable guide and counsellor. On the 2nd. of August the crew of De Houtman's ship sighted the Cape of Good Hope and, following the coast-line, a couple of days later the four ships put into a bay (the Mossel Bay), where they dropped anchor first of all to take in fresh water. The first intercourse of the Netherlanders with the natives was of a friendly nature. In return for broken knives, old implements and pieces of iron, heavy oxen *and fat sheep were exchanged. No women were seen and the men had a disgusting appearance. In one of the ships' journals th Hottentots were described as follows: "They are small of stature, ugly of face, their heads were as if they had been scorched by the sun and they consequently looked like thieves who had dried up from long hanging; they walk about quite naked, and wear the tail of a small wild animal before their parts of shame, which is but slightly covered by the tail; besides this, instead of clothing, they hang round the neck the skin of a wild beast which is so dirty that it smells and stinks and on which the fur is still standing and is worn outside, and which hangs on their bodies like a mantle. A s to their speech it was just as if one heard a troup of angry turkey-cocks, and such is their language that you can hear little else than clucking and whistling."

    In July 1601 Paulus van Caerden, on the "Hof van Holland" on his way from India, put in at three bays in succession along the coast of the southern point of Africa, which in remem-brance of what the crew took in there were called the Mossel, the Vleesch and the Visch bay.

  • H O L L A N D - Z U I D - A F R I K A 10 H O L L A N D - S O U T H - A F R I C A

    gedoopt. In November van hetzelfde jaar kwam Joris van Spilbergen met zijn drie Zeeuwsche schepen, naar Indi op weg, in de groote baai aan den voet van den Tafelberg en hij gaf haar voorgoed den naam Tafelbaai.

    Dit waren de eerste bezoeken van Hollandsche schepen vr de oprichting, in 1602, van de Ver-eenigde Geoctroyeerde Oost-Indische Compagnie. In den eersten tijd zeilden hare vloten nog ge-meenlijk langs de Kaap, slechts in enkele gevallen deden zij f St. Helena aan, of liepen zij de Tafelbaai binnen, om versch water in te nemen. Soms bleef een bemanning er eenigen tijd, b.v. om zeehonden te dooden, op het Robbeneiland, of om walvisschen te vangen die hier nog zeer talrijk waren. In 1616 echter gelastten de Heeren Zeventien dat alle vloten van de Compagnie op de uitreis de Tafelbaai moesten aandoen en sedert ankerden zij daar bijna ieder jaar. Het eenige doel was om zich te ververschen en van de inboor-lingen vee te koopen. Het gebruik ontstond om de namen der vertrekkende schepen met de data van aankomst en vertrek, te beitelen in steenen en op aangewezen plekken brieven te begraven voor degenen die later zouden komen. Als blij-vende herinneringen aan dezen primitieven vorm van postdienst, worden nog enkele dezer steenen te Kaapstad bewaard. In andere gevallen werden bevriende hoofden van de Hottentotten met het bewaren en overbrengen van brieven aan later komende scheepsbevelhebbers belast. Buiten deze korte landingen werd in een lange periode overi-gens niets gedaan om het land te verkennen, zoo-dat de kennis van Zuid-Afrika tot omstreeks de helft van de I 7 e eeuw niet verder was gevorderd dan tot het weinige, wat de Portugeezen in de geheele 16 d e eeuw hadden verzameld of ondersteld en wat door Linschoten was overgeleverd.

    Engelsche schepen deden mede vrij geregeld de Kaap aan en in 1619 besloten de directeuren van de Engelsche Oost-Indische Compagnie om daar ergens een fort te bouwen, hetzij voor zich-zelf alleen, hetzij in samenwerking met de Neder-landsche Oost-Indische Compagnie. Zij openden daartoe onderhandelingen, maar de Heeren Zeven-

    In the month of November of the same year Joris van Spilbergen arrived with his three Zealand ships, on his way to India, in the large bay at the foot of the Table Mountain and permanently gave it the name of Table Bay.

    These were the first visits of the Dutch ships before the foundation, in 1602, of the United Chartered East India Company. A t first its fleets usually sailed past the Cape, and only in a few cases did they call at either St. Helena or at the Table Bay to take in fresh water. On several occasions a crew remained there for some time in order to kill seals on Seal Island, or to catch whales which were still plentiful there. In the year 1616 however, the "Lords Seventeen", directors of the Company, ordered that all fleets should call at the Table Bay on the outward journey, and since then they anchored there practically every year. The only object of the call was to take in fresh provisions and to buy cattle from the natives. The custom arose to carve the names of the ships and the dates of their arrival and departure on the rocks and to bury despatches in places indicated for those who arrived later. A few of these stones are still preserved at Cape Town as a permanent record of this primitive form of postal service. In other cases friendly chiefs of the Hottentots were charged with the custody and delivery of letters to the captains of ships which called after they had left. Outside these brief landings during quite a long period, nothing was done to reconnoitre the country, so that until about the middle of the 1 7th. century the knowledge of South Africa had advanced no farther than the little which the Portuguese had collected during the whole of the 16th. century and what tradition had passed on through Linschoten.

    English ships also called fairly regularly at the Cape and in 1619 the Go vernors of the English East India Company determined to build a fort somewhere in the neighbourhood, either for their own use alone, or in co-operation with the Dutch East India Company. They opened up nego-tiations with this end in view but the " Seventeen*

  • Gezicht op de reede van Batavia, vermoedelijk in 1641, met den bevelhebber eener retourvloot en zijne vrouw. Naar het schilderij van Aelber t C u y p .

    V i e w of the roads at Batavia, probably in 1641, with the commander of a return fleet and his wife in the foreground. After the painting by Aelber t C u y p .

    Rijh Museum.] \Amsterdam.

  • H O L L A N D - Z U I D - A F R I K A 12 H O L L A N D - S O U T H - A F R I C A

    tien sloegen het aanbod af en daarbij deelden zij mede, voornemens te zijn een eigen ververschings-plaats aan*de Kaap te stichten. Wat de Nederlan-ders dus van plan waren, brachten de Britten tot een begin van uitvoering. De eerstvolgende vloot welke uit Engeland vertrok, vier schepen onder Shillinge onderweg naar de Perzische golf, kwa-men in Juli I 620 in de Tafelbaai en in samenwerking met Fitzherbert, admiraal van een vloot voor Bantam bestemd, namen de Engelschen formeel bezit van het land. Daarvan stelden zij ook een document op en zij heschen de Britsche vlag, op een heuvel welken zij Kingjames's Mount noem-den en die later den naam van Leeuwenberg heeft gekregen. Toch heeft deze handeling geen verdere gevolgen gehad. Er bleef geen bezetting achter en de Engelschen behielden St. Helena als geregelde ververschingsplaats, zonder geregeld de Kaap aan te doen.

    Een toevallige omstandigheid heeft, weer een aantal jaren later, er toe geleid, dat de Tafelbaai en omgeving bij de onzen beter bekend werd en dat het reeds sedert 1616 slapende plan voor een blijvende vestiging, eindelijk werd uitgevoerd.

    E E N S C H I P B R E U K E N H A R E G E V O L G E N .

    De retourvloot van 1646 vertrok, volgens den regel in de laatste dagen van het jaar uit Batavia, drie zoogenaamde naschepen" gingen echter eerst op 16 Januari 1647 onder zeil naar het vader-land. Het waren de Nieuw-Haerlem* ' de Oli-phant" van de Kamer van Amsterdam en de Schiedam" van de Kamer van Hoorn. Alle drie zouden de Kaap aandoen. De Oliphant" lag reeds op de ree, toen de Nieuw-Haerlem", op 25 Maart den Leeuwenberg omzeilende, door een verkeerde manoeuvre aan den grond liep bij het .strand van den Blauwberg en niet meer was af te brengen. Met groote inspanning werd verbinding met den wal verkregen, waarna het volk, wapenen met munitie en levensmiddelen werden geborgen. De vice-commandeur Van 't Zum voer als de laatste met een beladen vlot naar het strand. Geholpen door volk van de Oliphant" werden

    declined the offer and at the same time stated that they intended to establish their own provi-sioning place at the Cape. Hence what the Dutch intended to do the British commenced to carry out. The next neet which left England, four ships under command of Shillinge and bound for the Persian Gulf, arrived at the Table Bayinjuly 1 620 and jointly with Fitzherbert, admiral of a fleet destined for Bantam, they formally took pos-session of the country on behalf of the English. They drew up a document establishing this fact and hoisted the British flag on a hill which they named King James's Mount, and which was sub-sequently called the Leeuwenberg.

    This act did not however have any further consequences. No garrison was left behind and the English retained St. Helena as a regular post where they could lay in provisions, without regularly touching at the Cape.

    A n accidental circumstance, a number of years later, was the cause of the Table Bay and surrounding country becoming better known by the Dutch and of the plan, which had been dormant since 1616, being finally carried out.

    A S H I P W R E C K A N D ITS C O N S E Q U E N C E S .

    The homeward bound fleet of the year 1646 left Batavia, as was then the rule, during the last few days of the year, but three so-called "after-ships" only set sail for the mother country on the 16th. of January 1647. They were the "New Haarlem", the "Oliphant" belonging to the Chamber of Amsterdam, and the "Schiedam" belonging to the Chamber of Hoorn. A l l three ships were to call at the Cape. The "Oliphant * was already in the roads when the "New Haarlem" rounded the Leeuwenberg on the 25th. of March and owing to an incorrect manoeuvre ran aground on the beach near the Blauwberg, from which she could not be got off. After great exertions a connection was made with the shore, whereupon the crew salved the arms and munition, and the provisions. The vice-commander Van 't Zum left the ship last

  • H O L L A N D Z U I D - A F R I K A 13 H O L L A N D - S O U T H - A F R I C A

    langs een stroomend zoet water nabij het midden van de tegenwoordige Kaapstad , hut-ten gebouwd, welke omringd werden door een aarden wal als bescherming. Nog vr die primitieve nederzetting gereed was, kwamen twee Engelsche schepen uit Bantam op de reede. De bemanning hielp mede bij de berging uit het wrak en op verzoek van Van *t Zum namen de Engelschen zelfs 40 Nederlandsche bootgezellen mede naar St. Hel ena. De onderkoopman Leendert Jansz bleef met 60 man achter. Zij zouden wachten op de komst van de volgende retourvloot en in-tusschen van de lading uit de Nieuw-Haerlem" zooveel mogelijk in veiligheid brengen. Weinige dagen later verscheen ook het derde schip, de Schiedam", waarna het lossen met vereenigde krachten werd voortgezet. Talrijke zakken met peper en suiker, balen met kaneel en levens-middelen, ja zelfs kanonnen, werden aan wal gebracht. Na korten tijd echter vertrokken de Oliphant" en de Schiedam" naar Patria en de 60 schipbreukelingen bleven achter. Zij moesten zich nu maar zien te redden. Met de Hottentotten konden zij het wel vinden, maar het was toch noodig hun met nadruk te beduiden dat zij niet in de buurt van het kampement mochten komen. De handel in vee ging vrij vlot, zoodat Jansz zelfs een vaderlandschen bodem van vleesch kon voorzien. Er was overvloed van wild en visch te verkrijgen er daar men zaden en landbouwgereedschappen uit de Nieuw-Haerlem" had kunnen redden, wer-den tuintjes aangelegd waarin velerlei groenten welig tierden. Het grootste nadeel bestond in het volk, dat dikwijls onwillig was en geneigd tot oproerigheid. Daarover klaagde Jansz aan de Hee-ren Zeventien, in een brief dien hij in September met een Engelsch schip medegaf. Nog enkele malen kregen de schipbreukelingen bezoek, ook van schepen naar Indi bestemd. Een dezer bracht in Maart 1648 te Batavia bericht, dat de mannen van de Nieuw-Haerlem" gezond waren, maar dat zij steeds moeilijker waren te regeeren en dat allen sterk verlangden naar de retourvloot die hen zou afhalen.

    Op enkele dagen na was het reeds een vol jaar

    and reached the shore with a loaded raft. With the assistance of the crew of the "Oliphant", huts were put up alongside fresh running water near the centre of what is now Cape Town which were surrounded by an earthen wall by way of protection.

    Even before this primitive settlement had ben completed, two English ships from Bantam appeared in the roads. The crew helped to salve the wreek and at the request of Van 't Zum the English even took 40 Dutch sailors along with them to St. Helena. The assistant merchant Leendert Jansz remained behind with 60 men. They were to wait for the arrival of the next homeward bound fleet and in the meantime save as much as possible of the cargo of the "Nieuw Haerlem". A few days later the third ship, the "Schiedam" appeared, whereupon the discharge of the cargo was con-tinued with their combined forces. Many bags of pepper and sugar, bales of cinnamon and provisions, and even cannons were brought ashore. Shortly after however the "Oliphant" and the "Schiedam" set sail for Holland and left the 60 shipwrecked marmers behind, who were now obliged to fend for themselves. They were on friendly terms with the Hottentots, though it was necessary to impress upon these that they were not to come in the vicinity of the settlement. The trade in cattle was comparatively easy and Jansz was even able to s'upply a Dutch ship with meat. Game and fish were available in abundance and as the settlers had been able to save seeds and agricultural implements from the "Nieuw Haerlem", small gardens were laid out in which all kinds of vegetables thrived luxuriantly. The greatest difficulty however was the insubordi-nation of the crew. They were subsequently visited by various ships, also by merchantmen on their way to India. #In the month of March 1648 one of these brought the news to Batavia that the men of the "Nieuw Haerlem" were in good health, but that they were becoming more and more dimcult to manage.

    It was, all but a few days, a whole year that

  • H O L L A N D - ZUID-AFRIKA 14 HOLLAND - SOUTH-AFRICA

    dat de schipbreukelingen in de Tafelvallei hadden gewoond, toen de retourvloot de baai binnenliep. Zij telde niet minder dan 12 schepen, die onder bevel stonden van Cornelis Wollebrant Geleynsz de Jonge, extra-ordinaris Raad van India en laatst president in Perzi. Hij was een Alkmaarder van geboorte en daar in het Burgerweeshuis opgevoed. Bij zijn uitersten wil heeft hij zijn door Van Ever-din~en geschilderd portret aan dat weeshuis toe-gewezen. Het stedelijk museum te Alkmaar bezit bovendien het curieuse schilderij waarop de groote retourvloot van het vredesjaar 1648 is voorgesteld, liggende op de ree van Batavia. Een zeldzame voorstelling van zulk een jaarlijksche gebeurtenis, maar nog van bijzondere beteekenis omdat op het fluitschip ,,de Coninck van Polen", het kleinste vaartuig in deze vloot, de man repatrieerde wiens naam aan de geschiedenis van Zuid-Afrika voor altijd zou worden verbonden : Jan van Riebeeck.

    De instructie van Geleynsz luidde om aan de Kaap de geborgen goederen van de ,,Nieuw-Haerlem" zoo spoedig mogelijk in de voor Amster-dam bestemde schepen te laden en het achter-gebleven volk over de vloot te verdeelen. Dit werd naar de letter uitgevoerd. Na 16 dagen hard wer-ken kon de vloot vertrekken, maar men was er niet in geslaagd voldoende vleesch en andere ver-versching voor de schepen in te nemen, zoodat Geleynsz tot zijn teleurstelling genoodzaakt was, om ook St. Helena nog aan te doen. Na den gebruikelijken omweg, achter Ierland en Schotland om ', een maatregel om het nooit geheel veilige Kanaal te vermijden, bereikte de rijke retourvloot in Augustus het vaderland. De Bewindhebbers keurden het sterk af dat de geheele vloot er bij te pas was gekomen om de schipbreukelingen af te halen. Men had daartoe een enkel schip uit Batavia kunnen afzenden, want nu had de vloot een volle maand vertraging gekregen, hetgeen gelijk stond met een grooter verlies dan de waarde van de gebergde lading.

    Leendert Jansz, tezamen met zekeren Proot, leverden na hun thuiskomst, in Juni 1649, aan de Amsterdamsche Kamer een rapport in over de wenschelijkheid van een vestiging aan de Kaap

    the shipwrecked crew had been living in the Table Valley, when the home fleet dropped anchr in the bay. It consisted of no less than twelve ships under the command of Cornelis Wollebrant Geleynsz de Jonge, Counsellor Extraordinary of India, formerly President in Persia. He was a native of Alkmaar and had been brought up and educated in the Municipal Orphanage there. In his last will he bequeathed his portrait, painted by Van Everdingen, to this orphanage. The Museum at Alkmaar pos-sesses the curious painting representingthegreatfleet which returned home in the Year of Peace 1648, in the roads at Batavia. This is a rare repre-sentation of such an annual event, and on this occasion of even greater significance because on board the flute the "Coninck van Polen", the smallest vessel of the whole fleet, there was a man, then returning home, whose name would always be connected with the history of South Africa, viz: Jan van Riebeeck.

    Geleynsz' instructions were to take up the merchandise which had been salved at the Cape as soon as possible into the ships bound for Amsterdam, and to distribute the ship's crew which had been left there among the other ves-sels. This was punctually carried out. After six-teen days* hard work the fleet was able to set sail, though they had not been able to take in sufficint fresh meat and provisions for the ships, so that Geleynsz, to his great disappointment, was obliged to put in at St. Helena. After the usual detour "round behind Ireland and Scot-land" in order to avoid the Channel, never quite safe for sailing vessels, the rich homing fleet reached the Netherlands in the month of August. The Governors strongly disapproved of the fact that the entire fleet had been required to take off the shipwrecked crew. A single ship could have been sent from Batavia, for now the entire fleet had been delayed a whole month, which meant a greater loss than the value of the cargo which had been salved.

    Leendert Jansz, together with a certain Proot, on their return home presented a report to the Amsterdam Chamber on the desirability of making

  • De retourvloot van 1648, onder commando van C W. Geleynsz de Jonge, liggende op de ree van Batavia. Aan boord van De Coninck van Polen", bestemd voor Amsterdam, het eerste schip van links, was Jan van Riebeeck.

    The return fleet of 1648, under command of C. W . Geleynsz de Jonge, in the roadstead of Batavia. On board of De Coninck van Polen", bound for Amsterdam, the first ship from the left, was Jan van Riebeeck.

    Gemeente Museum-] [Alkmaar.

  • H O L L A N D - Z U I D - A F R I K A

    als een vast ververschingsstation, zoowel voor de uit- als de thuisvarende schepen. Op grond van hun ervaring gedurende bijna een jaar, spraken zij er hun verwondering over uit, dat de algemeene vyant", Portugeezen en Spanjaarden, niet reeds lang tevoren daar een rendez-vous hadden geves-tigd, ,,alsoo geen bequamer plaatse ter werelt dan de Cabo souden cunnen gevonden worden.'

    Het hier bedoelde rapport is de grondslag ge-worden voor de verdere overweging, maar het duurde nog tot 18 Maart 1651 voor de Heeren Zeventien het besluit bekrachtigden om aan de Kaap een vaste nederzetting te stichten. Tegelijker-tijd ontwierpen zij een instructie voor den bevel-hebber. Zij luidde dat hij eerst aan de Zoete Rivier een loods moest zetten met een logies voor 80 man en vervolgens op een geschikte plek bij de rivier een fort bouwen dat ,,de Goede Hoope' zou heeten. Er moest goede grond worden gezocht voor de tuinen en om het vee te laten weiden. De inboorlingen moesten te vriend worden gehouden en het was streng verboden zich aan hun vee of goederen te vergrijpen. Van onderdeden uit het vaderland meegenomen, zouden loodssloepen wor-den gemaakt en aan land masten opgericht om seinen te geven. Dit waren in hoofdzaak de orders waarnaar men zich had ,,te reguleren."

    D E V E S T I G I N G D O O R J A N V A N R I E B E E C K .

    De geheele uitvoering werd door de Heeren Zeventien opgedragen aan de Kamer van Am-sterdam. Leendert Jansz, de man die aangewezen scheen voor dezen verantwoordelijken post, deed daarnaar geen aanzoek. Zijn medeonderteekenaar Proot is evenmin in aanmerking gekomen. Een derde meldde zich aan met het verzoek om als opperhooft nae de Cabo de Bona Esperanca te gaan." Nadat vier bewindhebbers van de Am-sterdamsche Kamer een gunstig rapport over hem hadden uitgebracht en hijzelf in aansluiting met de memorie van Jansz en Proot handig een stuk had opgesteld hij was er immers maar zeer kort geweest , werd de bedoelde sollicitant, Jan van Riebeeck, inderdaad aangewezen. Hij

    16 H O L L A N D - S O U T H - A F R I C A

    a settlement at the Cape as a permanent provi-sioning station, both for the homeward and outward bound ships. From their experience of almost a year, they expressed their surprise that the "general enemy", the Portuguese and the Spaniards, had not long since established a rendez-vous there, "for which no more convenient place than the Cabo could be found in the world."

    This report became the basis for further consi-deration but it was not before the 18th. of March 1651 that the "Seventeen" sanctioned the reso-lution to establish a permanent settlement at the Cape. At the same time they drafted instructions for the Commander. They were to the effect that he should in the first place put up a shed with accomodation for 80 men and to build a fort, which was to be called "The Good Hope' , at a convenient spot on the Zoete Rivier. Plans were given them for the purpose. They were to look round for good soil for the gardens and as pastures for the cattle. They were to keep on good terms with the natives and it was strictly forbidden to touch their goods and chattels. Pilot sloops were to be constructed from parts brought along from home and signalling masts were to be erected on shore. These were the principal instructions which the settlers had to follow.

    T H E S E T T L E M E N T B Y J A N V A N R I E B E E C K .

    The entire execution of the project was entrust-ed by the "Seventeen" to the Chamber of Amsterdam. Leendert Jansz, who seemed to be the ideal person for this responsible post, did not apply for it, nor did his co-signatory Proot come into consideration. A third presented himself and requested to be allowed "to go to the Cabo de Bona Esperanqa as upper chief". After four of the Governors of the Amsterdam Chamber had re-ported favourably upon him and he himself had cleverly prepared a report in connection with the memorandum by Jansz and Proot for he had only been there a very short time this applicant, Jan van Riebeeck, was actually appointed. Born at Culemborg in 1618, he had embarked for

  • JAN V A N RIEBEECK 16181677

    Stichter van Hollandsch Zu id -Af r ika .

    Founder of Dutch South-Africa.

    Rijks Museum ] [Amsterdam.

  • H O L L A N D - Z U I D - A F R I K A 18 H O L L A N D - S O U T H - A F R I C A

    was in 1618 geboren te Culemborg, in 1639 ver-trok bij als onderchirurgijn naar Indi, waar hij spoedig tot de zoogenaamde pennisten overging. In 1642 ging hij als secretaris met een regee-ringscommissaris mede naar Atjeh. Nadat hij het volgende jaar weder op de secretarie te Batavia had gewerkt, vertrok hij in den rang van onder-koopman naar Japan, waar hij op Decima dienst deed, totdat hij in het laatst van 1644 werd gezonden naar Tonkin, een belangrijke factory, waar hij ondanks zijn jeugd, tweemaal als waar-nemend opperhoofd fungeerde. Tot zijn teleur-stelling werd hij toch niet met de leiding van dat kantoor belast. Daartoe heeft blijkbaar de omstan-digheid medewerkt dat hij zich, als trouwens zoo-vele anderen, aan particuliere negotie had schuldig gemaakt. Met den rang van koopman keerde hij, naar wij gezien hebben, op de retourvloot van Geleynsz in 1648 naar het vaderland terug. Hij vestigde zich toen te Amsterdam en in het volgende jaar huwde hij met Maria de la Quellerie (Que-vellerius), de dochter van een Hugenoot, Waalsch predikant te Rotterdam. Hij maakte nu reizen naar Groenland en naar West-Indi, maar hierover ont-breken gegevens. In ieder geval was hij in de tweede helft van 1651 weder in het land. Toen werd d'Edele Jan van Riebeeck door de Kamer van Amsterdam met den rang van opperkoopman, benoemd als opperhoofd van het volk dat bestemd was voor de vestiging aan de Kaap. Hij voerde als commandeur de vlag op het schip Drommedaris' vergezeld van de Reyger" en't jacht ,,de Hoope". Twee andere schepen zouden spoedig volgen. Het vlootje vertrok op 24 December 1651 en reeds op 5 April 1652 kreeg men de Tafelbaai in zicht. Een zeer korte en buitengewoon voorspoedige reis, waarbij geen dooden waren te noteeren.

    Dit was het gelukkige begin, maar de taak die van Riebeeck wachtte was veel zwaarder en om-vangrijker dan iemand had kunnen vermoeden. Hijzelf had zich voorgesteld slechts zoolang te blijven tot, althans binnen een jaar, het fort was voltooid, om dan naar Indi te gaan, waar hij zou kunnen stijgen in rang en in het algemeen grooter voorspoed bereiken. Het is geheel anders geloopen,

    India in 1639 as Assistant Surgeon, where he soon went over to the so-called pennists. In 1642 he accompanied a government commissioner to Atjeh as his secretary. After having, in the course of the following year, again been employed at the offices of the secretary at Batavia, he sailed for Japan with the rank of assistant merchant, where he served in Decima until, towards the end of 1644, he was sent to Tonkin, an im-portant factory, and where, in spite of his youth he was on two occasions in charge as acting upper chief. To his' great disappointment he was not entrusted with the permanent leadership of that factory. This was apparently partly due to the fact that he had been guilty of private trading, as indeed so many others had been. A s we have already seen he repatriated, with the rank of merchant, on the fleet under the command of Geleynsz in I 648. He then settled at Amsterdam and the next year he married Marie de la Quel-lerie (Quevellerius), the daughter of a Huguenot, a Walloon pastor at Rotterdam. He then made voyages to Greenland and to the West Indies, although no further information has reached us on this subject. In any case he was again in the Netherlands in 1651, for the Honorable Jan van Riebeeck was then appointed, with the rank of Upper Merchant, to be the upper chief of the people who were to form the settlement at the Cape. He flew his flag as commander on the ship "Dromme-daris" accompanied by the "Reyger" and the yacht "de Hoope". Two other ships were to follow shortly after. This small fleet weighed anchor on the 24th. of December 1651 and sighted Table Bay on April 5th. 1652, after a very short and exceedingly prosperous voyage during which, there were no deaths to record.

    This was a happy beginning, but the task that awaited van Riebeeck was far heavier and greater than anyone suspected. He himself had expected to remain there until the fort had been completed and then within a year, to go to India where he could rise in rank and attain greater prosperity. The course of events was however entirely different, for his sojourn at the Cape was extended to a

  • t t d * V c r t W i i t h c m nc T A F E L B A Y Gelagen Acn C A B O de BONA ^PEEAISTCA.

    Gezicht op de Tafelbaai in 1655. De oudst bekende afbeelding van de nederzetting.

    View of the Table Bay in 1655. This is the earliest picture of the Dutch settlement there.

    Rtlha*M [ D c n H a a g

  • H O L L A N D - Z U I D - A F R I K A 20 H O L L A N D - S O U T H - A F R I C A

    want zijn verblijf aan de Kaap is tot tien jaar gerekt en zijn groote verdiensten, door de tijdgenooten miskend of onvoldoende gewaardeerd, zijn eerst door het nageslacht begrepen en dankbaar erkend.

    De bouw van het fort vorderde weinig, maar op 1 5 M e i 1652, toen de grondslagen waren gelegd, werd het reeds gedoopt. Zooals was voorge-schreven kreeg het den naam ,,de Goede H o o p " , evenals het jacht in de baai, terwijl de bolwerken op de vier hoeken werden genoemd naar de schepen die onder V a n Riebeeck's vlag waren uitgekomen: Drommedaris, Walv is , Olyphant en Reiger.

    De teleurstellingen en tegenslagen waren vele. E r braken ziekten uit, de proeven met zaaien en planten mislukten en het slecht gevoede volk, dat werkelijk reden tot kla gen had, was steeds onwillig, weerbarstig, en bovendien onbekwaam. Enkelen hepen roekeloos de wildernis in en kwamen in deerniswekkenden toestand terug. Diefstal en mui-terij kwamen veel voor, zoodat het dringend noodig was om een provoost-geweldige aan te stellen, die tevens als scherprechter dienst kon doen. V a n Riebeeck zelf liep gevaar door een woesteling te worden vermoord. A a n alle kanten dreigden gevaren : van het wilde gedierte, waarbij leeuwen, panters, hyena's, jakhalzen, slangen, zee-koeien en zelfs r e n o s t e r s " ; van de inboorlingen in het ongerepte binnenland en bovendien van buitenlandsche vijanden, niet alleen Portugeezen en Spanjaarden, maar nu ook' in den eersten Engelschen oorlog de Britten. He t grootste ge-vaar echter, was niet minder dan hongersnoo d. Dit althans werd afgewend toen men van de Kaapmans, een stam van Hottentotten van flinker slag dan de armzalige strandloopers, groote kudden vee kon koopen. De verstandhouding liet dikwijls te wen-schen, maar het strekte van Riebeeck tot eer dat hij, hoe hoog de nood soms drong, streng vasthield aan den stelregel om nooit op onrechtmatige wijze runderen of schapen te bemachtigen. A l s men op slechten voet verkeerde met de Hottentotten en de retourvloot eens de Kaap voorbij zeilde, werd de heele nederzetting met den hongerdood bedreigd.

    Langen tijd hebben de eerste kolonisten in angst gezeten over den oorlog met Engeland. Nog op

    period of ten years and his great merit, insuffi-ciently appreciated and even undervalued by his contemporaries, were only fully realized and grate-fully acknowledged by later generations.

    The building of the fort progressed very slowly but it was baptized on the 1 5th. of M a y 1652, as soon as the foundations had been laid. A s had been ordered, it was named "the Good H o p e " , like the yacht lying out in the bay, and the bastions at the four corners were named after the ships which had sailed out under van Riebeeck's flag, the Drommedaris, Walv is , Olyphant and the Reiger.

    Many were the disappointments and misfortunes. Diseases broke out among the men, the experiments with seeds and plants failed, while the ill-fed troup of men, were always unwilling, insurgent and moreover incapable. Several of them recklessly went into the wilderness and came back in most pitiable condition. Robbery and mutiny frequently occurred so that it was urgently necessary to ap-point a master-at-arms, who could also act as executioner. V a n Riebeeck himself was in danger of being killed by a savage fellow. Dangers threatened from all sides: from wild animals, among which were Hons, panthers, hyenas, jackals, snakes, sea cows and even ,,renosters ; from the natives from the unexplored interior, and moreover from foreign enemies, not only the Portuguese and Spaniards, but also, in the first war with England, the British. The greatest danger however was no lss than death from starvation, which at any rate was averted when the settlers were able to buy large herds of cattle from the Kaapmans, a tribe of the Hottentots of sturdier build than the miserable shore savages. The relations were not always as amicable as they might have been but it must be said to van Riebeeck's honour that, however great was his need, he strictly maintained the rule never to seize sheep or cattle illicitly. If the settlers had been on bad terms with the Hottentots and the homeward bound fleet happened to sail past the Cape without putting into the bay, the entire settle-ment would have become a prey to famine.

    For quite a long time the early colonists were in great anxiety with regard to the war with England.

  • H O L L A N D - Z U I D - A F R I K A 21 H O L L A N D - S O U T H - A F R I C A

    22 Juli 1654 werd er aan de Kaap een bededag ge-houden, want natuurlijk was het daar toen nog on-bekend dat de vrede van Westminster reeds op 1 5 April was gesloten. Eerst op den 1 5den Augustus werd het heuglijke bericht gebracht door den Am-sterdammer Gerard Huift, als eerste Raad van Indi en Directeur-Generaal naar Batavia onderweg, die een paar weken de gast van Van Riebeeck zou blijven. (Hij is in 1656 als veldoverste" der Com-pagnie voor het belegerde Colombo gesneuveld). Bij de vredesonderhandelingen beriepen de Engelschen zich op de officieele bezitneming van de Kaap door Shillinge en Fitzherbert in 1620, maar het baatte hen niet. In het laatst van t jaar werd in het nu voltooide fort een echt vredesfeest gevierd, toen Engelsche Compagnieschepen de Tafelbaai binnenliepen.

    De vele geschillen met de inboorlingen behooren niet tot dit onderwerp. Op den duur was het fort genoegzaam versterkt en om tegen aanvallen be-stand te zijn, werd het Compagniesgebied be-schermd door drie vooruitgeschoven blokhuizen welke de sprekende namen droegen van Kyck-uyt, Keert-de Koe en Houdt-den-Bul.

    De kleine nederzetting slaagde er in om allerlei bekende planten uit Europa en uit Indi aan te kweeken, maar aardappelen en mielies (Turksche tarwe) werden eerst veel later verbouwd. In den aanvang mislukte telkens de oogst van graansoor-ten tengevolge van de gure winden. Daarna werd, onder beschutting van den Duivelsberg, met het beste gevolg een aanplant beproefd op een plek waar een rond bosch van doornboomen stond en welke daarom het Ronde Doorn Bossie" (Ron-debosch) werd geheeten.

    Ofschoon de Kaap reeds aan de bestemming van ververschingsstation voldeed door het provi-andeeren van de naar en van Indi varende sche-pen, bleef de plaats nog langen tijd weinig in tel. De gezagvoerders waren weinig tevreden over het gedwongen oponthoud, ook omdat zij daardoor hun kans op de premie voor een snellen overtocht zagen vermirjderen. Ook waren de kosten van het station hooger dan de Bewindhebbers der Com-pagnie hadden verwacht. Om hieraan tegemoet te komen, gelastten zij in 1655 dat eenige burgers

    A day of prayer was held at the Cape as late as July 22, 1654, for they naturally could not know that the Peace of Westminster had already been signed on April 15th. The glad tidings were brought to the settlement on August 15th. by Gerard Huift of Amsterdam, who was on his way to Batavia as First Counsellor of India and Director General, and who remained at the Cape a few weeks as van Riebeeck's guest. During the peace negotiations the English had appealed to the official occupation of the Cape by Shillinge and Fitzher-bert in 1620, without avail however. Towards the end of the year a real festival was held in the now completed fort in celebration of the peace, when some of the English Company's ships put into Table Bay.

    A record of the many disputes with the natives has no place in these annals. The fort was even-tually sufficiently strengthened to resist all attacks, and the Company's territory was protected by three advanced block houses which were given the expressive names of "Kyck-uyt" (Look-out) "Keert-de-Koe" (Turn the Cow) and "Houdt-den-Bull" (Hold the Buil).

    The tiny settlement succeeded in growing all kinds of well-known plants from Europe and India, but potatoes and mealies (Indian Corn or Turkish wheat) were only cultivated much later. A t first the crops of cereals always failed owing to the cold and keen winds. Later on, in the shelter of the Devil'sPeak, acrop was successful in a spot where stood a round copse of thorn bushes, which was consequently named "het Ronde Doorn Bossie" or the Round Thorn Bush (Rondebosch).

    Although the Cape already answered its purpose as a provisioning station for the victualling of ships going to and from India, the place was not in favour for quite a long time. The ships' masters were dissatisfied at the compulsory delay, also because they saw their chances diminish of earning the premium awarded for a quick voyage. Moreover the costs of maintaining the station were higher than the Governors of the Company had counted upon. In order to remove this objection they ordered, in the year 1655, that a few burghers should be

  • H O L L A N D - Z U I D - A F R I K A

    stukken grond buiten het fort zouden krijgen, als tuinders of kleine boeren. Dit plan werd in 1657 uitgevoerd en daarmede was de grondslag gelegd voor een echte kolonie aan de Kaap.

    Herhaaldelijk zijn, reeds onder Van Riebeeck s bewind, exploratie-tochten naar het binnenland on-dernomen, zoodat men gaandeweg beter met het land en zijne gesteldheid werd bekend. In 1658 werd de wijnstok in Zuid-Afrika geplant, waarna de Commandeur zelf, aan de Liesbeek boven Rondebosch, een wijngaard aanlegde (Wijnberg). In 1659 leidden de vele moeilijkheden met de inboorlingen tot den eersten Hottentot-oorlog. Daarbij werd de kolonie gedeeltelijk omheind en het aantal wachthuizen vermeerderd, om tegen overvallen bestand te zijn. Toen in het volgend jaar na den vrede een overeenkomst was gesloten, kon op groote schaal handel in vee worden gedre-ven. In 1660 leed een Fransch schip, dat van Nantes naar Madagascar op weg was, schipbreuk in de Tafelbaai. Alle opvarenden werden gered, onder wie een groot aantal Hugenoten. Van dezen gingen 35 in dienst van de Compagnie over. Hoe-wel de nederzetting meer en meer aan haar bestem-ming voldeed, was men daarvan in het moederland nog altijd niet overtuigd. Het oordeel van de schip-pers was in tegenspraak met de rapporten van Van Riebeeck, welke te optimistisch werden geacht.

    De bemanning van de retourschepen, voor een groot deel ruw en ongebonden volk, had tegenzin in de Kaap, vooral omdat daar aan land gewerkt moest worden. Door dit alles is de waardeering voor het werk van Van Riebeeck benadeeld. Met groot beleid heeft hij in dien eersten, moeilijken tijd het bewind gevoerd, orde en rechtszekerheid weten te handhaven te midden van allerlei woelige elemen-ten en het hoofd geboden aan tallooze verwik-kelingen met de inboorlingen, de kolonisten en het oproerig scheepsvolk. Hij was gematigd in al zijn optreden, verzoeningsgezind en minzaam, recht-vaardig tegenover de inboorlingen, ijverig en werk-zaam, onbesproken in handel en wandel, een goed huisvader, oprecht in den geloove.

    Omdat hij inzag, dat hij het den Hoogen Heeren toch niet naar den zin kon maken en zij zijn arbeid

    H O L L A N D - S O U T H - A F R I C A

    given plots of land outside the fort, which they could cultivate as gardeners and farmers. This plan was carried out in 1 657 and thus laid the foundation of a real colony at the Cape.

    Even under van Riebeeck's rgime, repeated expeditions into the interior were made with a view to exploring the country, so that the settlers gradually learnt more and more of the land and its nature. In 1658 the vine was planted in South-Africa and, shortly after, the Commander himself laid out a vineyard on the Liesbeek, above the Rondebosch (Wijnberg). In 1659 the many difficulties with the natives led to the first war with the Hottentots. A t this time a part of the colony was palisaded and the number of guard houses increased in order to prevent surprise attacks. When in the following year, after the peace, an agreement was made, the trade in cattle could be carried on on a large scale. In the year 1 660 a French ship, on her way from Nantes to Madagascar, was ship-wrecked in Table Bay. A l l on board were saved, among them many Huguenots. Thirty-five of these entered the service of the Company. Although the settlement answered its purpose more and more fully, those in the home country were not yet con-vinced of the fact. The opinion of the captains was in contradiction with the reports of Van Riebeeck, which were deemed to be too optimistic.

    The crews of the homeward bound ships, who were mostly coarse and dissolute, had an aversion to the Cape chiefly because they had to work when on shore there. In consequence of all this the ap-preciation of van Riebeeck's labours was dimin-ished. During these early and difficult times Van Riebeeck governed with great skill and prudence, and was able to maintain order and the assurance of justice in the midst of all kinds of turbulent de-ments, while he bravely faced countless complicat-ions with the natives, the Colonists and rebellious sailors. He was temperate in all his acts, of a con-ciliatory nature and amiable, just towards the nati-ves, a zealous and industrious man, irreproachable in word and deed, a good father, strong in religion.

    Seeing that he could not please Their High Mightinesses and that they did not appreciate his

    22

  • Oost-Indisch Compagnie-schip, de Asia" van de Kamer van Amsterdam, admiraalschip in de retourvloot van 1678- Naar het eenig bekende exemplaar

    van de prent door W. Swidde, gedateerd 1680.

    The East Indiaman Asia" of the Amsterdam Chamber, which was the Admiral ship of the return fleet of 1678. This is a reproduction of the unique

    copy of an engraving by W . Swidde, dated 1680.

    Prentenkabinet.] Amsterdam.

  • H O L L A N D - Z U I D - A F R I K A 24 H O L L A N D - S O U T H - A F R I C A

    niet op prijs stelden, had hij reeds meer dan een-maal om ontheffing verzocht, maar eerst in 1662 werd hem eervol ontslag van zijn post vedeend. Nadat hij te Batavia korten tijd lid van den Raad van Justitie was geweest, werd hij in September 1662 Commandeur en President van Malakka. Toen in het laatst van 1664 zijn vrouw hem was ontvallen, schreef hij een roerenden brief naar Batavia en toen eerst werd aan zijn verzoek vol-daan. In November 1665 kwam hij te Batavia aan en werd benoemd tot Secretaris van Gouverneur-Generaal en Raden van Indi. Aldus kreeg hij wel zitting in het hoogste college, maar niet als medelid. Ook aan een anderen hartewensch is niet voldaan, want het vaderland heeft hij niet teruggezien. In den leeftijd van 58 jaren is hij in 1677 te Batavia overleden en in de Groote Kerk begraven. Weinig tijds daarna keerde zijn veelbelovende zoon, Abraham, geboren aan de Kaap in October 1653, die te Leiden in de rechten had gestudeerd, in Indi terug. Deze bereikte geleidelijk de hoogste ambten. Van 1 709 tot aan zijn dood in 1 71 3 is hij Gouver-neur-Generaal geweest.

    H E T H O L L A N D S C H B E W I N D 1662 - 1711

    Onder Zacharias Wagenaar, van Riebeeck's opvolger, stichtte de Compagnie, met het oog op het dreigende optreden van de Franschen, een versterkte factorij op Mauritius, welke onderhoo-rig werd aan de Kaapstad. In het laatst van 1664 kwamen daar berichten over een vermoedelijken oorlog met Engeland. Op last van de Bewindheb-bers werden daarom 300 soldaten aan de Kaap geland en werd veel volk te werk gesteld aan den bouw van een echte vesting, in tegenstelling met het eerste fort met aarden wallen, dat den naam had gekregen van Van Riebeeck's Kasteel. De eerste steen van het nieuwe, het Kasteel de Goede Hoop, werd gelegd op 2 Januari 1666. Het sta-tion op het Kaapsche schiereiland was nu ge-groeid tot een strategisch punt van groote beteeke-nis, een bolwerk tegenover Fransche en Engelsche concurrentie. Dat iets dergelijks noodig was, daar-van had men reeds het besef opgedaan in het laatst

    work, he had more than once asked to be relieved of his post, but it was only in 1662 that his resignation was accepted. After he had, for a short time, been member of the Council of Justice at Batavia, he was appointed Commander and President of Malacca in September 1662. Towards the end of 1664, when he was bereft of his wife, he wrote a touching letter to Batavia and only then did they comply with his request. He arrived at Batavia in November 1665 and was appointed Secretary to the Governor General and to the Council of India. He thus attained to a seat in the highest official body in the Colony, but only as a scribe. He was notto become Councillor of India, or to see his mother country once more, for he died in 167 7, at the age of 58, at Batavia, where he was buried in the Groote Kerk, without having revisited the Netherlands. Shortly after his death, his promising son Abraham,born at the Cape in October 1653, and who became Doctor of Laws at Leiden, returned to India, and in succession occupied the highest posts in the Colony. From 1 709 until his death in 1713 he was Governor General of India.

    T H E D U T C H G O V E R N M E N T 1662 1711

    Under Zacharias Wagenaar, van Riebeeck's successor, the East India Company, owing to the threatening attitude of the French, established a fortified factory on the island of Mauritius, which was made subsidiary to Cape Town. Towards the end of 1664 reports reached the Colony of a possible war with England, and in pursuance to orders of the Governors 300 men were landed at the Cape and a number of men were set to work to build a real fortress, instead of the first fort with its mud walls, which had been given the name of Van Riebeeck's Castle. The foundation stone of the new fort, named the Castle of Good Hope, was laid on January 2nd. 1666. Th station on the Cape peninsula had now become a point of great strategical import-ance, and was a strong bulwark against French and English competition. That something of the kind was necessary had already been feit at the

  • K A A R T V A N K A A P S T A D . 1660 MAP OF CAPETOWN.

    A. Stadsgrens; B. Compagnies kabelloods; C. Hoveniershuis; D Waterkorenmolen; G. Koe- en schapenstal; H. Ziekenhuis; K. Smidswinkel; L. Kombuis voor 't volk en de slaven; N- Hoofd; O. Versche rivier; Q. Gracht; R . Steenoven; 5. Huizen van vrijluyden; V- Compagnie's huizen; IV. Tuinen der vrijlui.

    RWu Archief] [Den Haag

    Het nieuwe kasteel ,,De Goede Hoop", in gebruik genomen n 1674.

    The New Castle the Good Hope", garrisoned in 1674.

    Rijks Archief.] [Den Haag.

  • H O L L A N D - Z U I D - A F R I K A 26 H O L L A N D - S O U T H - A F R I C A

    van 1668, toen een Fransche vloot van 12 sche-pen, naar Indi onderweg, de Tafelbaai binnenliep. De Commandeur Cornelis van Quaelbergen wist niet beter te doen dan de Franschen op ruime schaal van alles te voorzien en hen te helpen bij het kalefaten van hun lekke schepen. En dat hoe-wel deze mededingers aanstalten maakten om zich in de Saldanha Baai blijvend te komen vestigen. Zij richtten daar Fransche wapenborden op als teeken van bezit. Die misplaatste hulpvaardigheid is den Commandeur zoo zwaar aangerekend, dat hij bij de eerste gelegenheid werd ontslagen.

    De Bewindhebbers gelastten, dat vreemde sche-pen nooit meer uit de Compagniesvoorraden moch-ten worden voorzien, maar hoe dan ook, zich zelf maar moesten redden.

    Niet lang daarna was er gelegenheid om deze instructie toe te passen. In 1670 liep een tweede Fransche vloot onder Admiraal de la Haye de Tafelbaai binnen, maar de toenmalige commandeur, Hackius, weigerde pertinent haar uit de Compag-niesvoorraden te voorzien. De Franschen namen dit zeer euvel. Met zes hunner schepen gingen zij naar de Saldanha-Baai en vermeesterden de Hol-landsche versterking, maar daarna vertrokken zij zonder bezetting achter te laten. Toen enkele maan-den later het garnizoen met 300 man was versterkt, werd ook deze post weer in bezit genomen. De grootsche plannen van Frankrijk, die tegen de Compagnie in Oost-Azi waren gericht, zijn ten slotte totaal mislukt. De vloot van De la Haye werd in 1674 op de kust van Coromandel door Rycklof van Goens geheel verslagen.

    Het hier voorgaande gebeurde gedurende den derden Engelschen oorlog, toen de Republiek ook door Frankrijk werd aangevallen. Om die redenen werd met groote inspanning voortgewerkt aan het nieuwe Kasteel van Kaapstad. Uit Amsterdam werd hout en steen aangevoerd, groote voorraden werden bijeengebracht en alles voor een mogelijken aanval ingericht.

    De gevreesde aanval van Engelschen of Fran-schen bleef achterwege, maar gedurende de oorlogs-jaren werd de vrede verbroken met den machtigsten stam van inboorlingen in de buurt van het Kaapsche

    end of 1668 when a French fleet of 12 ships, on their way to India, put into Table Bay. The Com-mander at the time, Cornelis van Quaelbergen, thought he could not do better than generously to supply the French with everything they required and to render them assistance in caulking their leaky ships, in spite of the fact that these rivals showed signs of establishing themselves permanently in the neighbourhood, in the Saldanha Bay. The French put up their coats of arms there as a sign of possession. This misplaced eagerness to help on the part of the Commander was taken so much amiss at home that he was relieved of his post at the first opportunity.

    The Governors issued an order that foreign ships were never again to be victualled from the Company's stores, but that they should look after themselves as best they could.

    Not long afterwards an opportunity occurred to carry out these instructions.In 1670,asecondFrench fleet under command of Admiral de la Haye called at Table Bay. Hackius, the Commander then in charge, positively refused to supply them with any-thing from the Company's stores. The French took this in very bad part, and, with their six vessels, went to Saldanha Bay and there seized the Dutch fortifica-tion, although they subsequently departed without leaving any garrison behind. When a few months later the Cape garrison was increased by 300 men, this post was retaken. The grand plans of France, which had been aimed at the power of the Company in Eastern Asia, terminated in a total failure. De la Haye's fleet was defeated by Rycklof van Goens off the coast of Coromandel in 1674.

    The events outlined above took place during the third war with England, when the Republic was also attacked by France. On this account great energy was devoted to the construction of Cape Town Castle. Timber and stone were imported from Amsterdam, a considerable quantity of stores was collected and everything prepared to resist a possible attack.

    The expected attacks from the English and French did not take place, but during the war the peace was broken with the powerful tribe of natives in the neighbourhood of the Cape peninsula.

  • Rycklof van Goens, Regeeringscommissaris aan de Kaap in 1657, Commandant in de zeeslag bij Coromandel in 1674, en zijn gezin.

    Rycklof van Goens, High Commissioner at The Cape 1657, Commander in the battle off Coromandel 1674, and his family.

    B. van der Helst pinxtt 1655.

  • H O L L A N D - Z U I D - A F R I K A 28 H O L L A N D - S O U T H - A F R I C A

    schiereiland. Deze, de zoogenaamde tweede Hot-tentot-oorlog, in 1673 begonnen, duurde vier jaren en bracht door het vervallen van den handel in vee, de voedselvoorziening in groot gevaar. Toen de vrede was hersteld, werd er ernstig naar gestreefd dat de kolonisten zelf veeteelt zouden bedrijven, om niet langer afhankelijk te zijn van de inboor-lingen. Dit werd vooral bevorderd door

    SIMON V A N . DER STEL, een der bekwaamste commandeurs die de Kaap heeft gehad. Hij is opgetreden in 1679 en heeft bijna twaalf jaren met groote energie het bewind gevoerd. Kort na zijn aankomst maakte hij inspec-tiereizen en daarbij kwam hij in een prachtige vallei aan de andere zijde van de landengte. Daar vloeide een heldere rivier welke zich in twee takken verdeelde en aldus een met zware boomen begroeid eiland vormde. Om zijn naam te ver-eeuwigen, noemde hij dat eiland Stellenbosch en daar stichtte hij eene nieuwe kolonie.

    Alles stelde hij in het werk om haar tot bloei te brengen en hij slaagde naar wensch. Toen de beste gronden van Stellenbosch door boeren waren be-zet, werd er een gerechtshof gesticht, later kwam er een jaarmarkt met gepaste kermisvermakelijk-heden, waar naar vaderlandschen trant naar den vogel werd geschoten. In 1 683 werd er een school geopend. Hij bewerkte ook, dat de groote moestuin, welke diende voor het garnizoen en de aanloo-pende schepen, werd uitgebreid en vermaard werd als de Compagnies Tuin", welke nog een eeuw later ieders bewondering wekte door fraaien aanleg en verscheidenheid van gewassen, als de schoonste botanische tuin buiten Europa. Nog is de Laan te Kaapstad daarvan een prachtig overblijfsel.

    In de eerste jaren hadden de aanplantingen te Stellenbosch veel te lijden van insecten, maar in 1684 kon voor de eerste maal graan naar Indi worden uitgevoerd. Sedert was Zuid-Afrika on-afhankelijk van de buitenwereld voor den invoer van voedingsmiddelen.

    In den loop van den tijd, reeds onder Van Riebeeck, waren herhaaldelijk hooge commissa-rissen aan de Kaap geweest om verbeteringen aan te brengen naar den zin van de meesters in

    This so called second Hottentot war, which com-menced in 1673, lasted four years and greatly en-dangered the victualling of ships owing to the inability to trade in cattle with the natives. When peace was restored, care was taken that the colo-nists should breed cattle themselves so that they should no longer be dependent on the natives. This formed part of the task of

    SIMON V A N DER STEL, one of the most able commanders f the Cape. He took charge in 1679 and governed with great energy for the space of nearly twelve years. Shortly after his arrival he made several voyages of inspection and in doing so discovered a magnificent valley on the other side of the peninsula. Flowing through this valley he found a clear river, which there forked and thus formed an island, covered with large trees. In order to preserve his name to posterity he named the island Stellenbosch and founded a new colony there.

    He did everything he could to make this settle-ment a success, and attained his desire. When the best land at Stellenbosch was occupied by the farmers, a Court of Justice was established, and subsequently an annual fair, where according to Dutch wont, birds on a pole were shot at. A school was opened there in 1683. He also enlarged the gardens of the Company, which supplied the gar-rison and vessels with fresh food, and became famous as the "Compagnies Tuin" which a century later was to be universally admired for its beautiful arrangement and great variety of plants, as the most beautiful botanical gardens outside Europe. The Avenue at Cape Town is a still magnincent remnant of these gardens.

    During the first few years the crops at Stellen-bosch suffered considerably from insects, but in 1684 the farmers were able, for the first time, to export corn to the Indies. Since that date South Africa has been independent of the outside world for its food supplies.

    A t various times since the establishment of the Colony, even under van Riebeeck's rgime, High Commissioners had repeatedly arrived at the Cape in order to bring about the improvements desired by

  • H O L L A N D Z U I D - A F R I K A 29 H O L L A N D - S O U T H - A F R I C A

    Nederland en in Indi. Dit geschiedde weer in 1685, toen Van Reede van Drakestein als com-missaris-generaal met uitgebreide volmacht was uitgegaan, om alle misbruiken in Indi te onder-zoeken en tegen te gaan. Aan de Kaap vestigde hij een geheel stelsel van bestuur met tal van instellingen naar Nederlandsch model (colleges voor burgerlijke, justitieele en kerkelijke zaken, een weeskamer, landdrosten, heemraden, enz.) Ook regelde hij de verhouding tot de slaven en hun behandeling, waarbij huwelijken tusschen Europeanen en vrijgelatenen werden verboden. Vele van de wettelijke regelingen door Van Reede van Drakestein in naam van de Bewind-hebbers ingesteld, hebben zelfs de O. I. Com-pagnie overleefd. Van Reede had Van der Stel in de buurt van Wijnberg een aanzienlijk grondbezit toegewezen. Daar stichtte deze een prachtig land-goed, dat hij naar zijne vrouw Constantia noemde en waar hij wijngaarden aanlegde. Toen er in 1687 in de buurt van den naar Van der Stel genoemden Simonsberg eene nieuwe kolonie werd aangelegd, gaf hij die den naam van Drakestein.

    Steeds was men bedacht op het uitbreiden van het aantal der kolonisten. Personen op de aan- en afvarende schepen, die daarvoor in aan-merking kwamen, werden aangemoedigd zich als boeren of vrije burgers te vestigen. Dertig jaar na de stichting was er reeds een vrij talrijk na-geslacht van de pioniers, maar het vrouwelijk element bleef weinig talrijk. Daarom werden op aanlokkelijke voorwaarden meisjes uit de wees-huizen te Amsterdam en te Rotterdam uitgezon-den. Dit is inderdaad van 1685 gedurende enkele jaren geschied, maar er kwamen telkens ten hoog-ste 7 of 8 en het totaal is klein gebleven. Die weesmeisjes trouwden meest met de welvarende Kaapsche burgers, gewoonlijk binnen enkele weken na aankomst. In deze periode werd echter de kolonie belangrijk versterkt door een vrij groot aantal Hugenoten, die na de herroeping van het Edict van Nantes, uit Frankrijk naar ons land waren gevlucht. De Bewindhebbers oordeelden terecht, dat deze Franschen bijzondere kennis hadden van den wijnbouw, het winnen van olie en

    the masters in the Netherlands and the Indies. Such a visit was again made in 1685 when Van Reede van Drakestein had been sent out as Com-missioner General with extensive powerstoinvesti-gate and suppress all abuses in India. A t the Cape he established a complete system of administration with institutions based on the Dutch model (coun-cils for civil, judicial and ecclesiastical matters, a Court of Chancery, Magistrates, Dike-reeves, etc.) He also regularized the condition of the slaves and their treatment, prohibiting marriages between Euro-peans and freed slaves. Many of the laws instituted by Van Reede van Drakestein in the name of the Governors have outlived the East India Company itself. This High Commissioner was gratefully remembered by the Commander, for van Reede had allotted to him a considerable property in the neigh-bourhood of Wynberg. Here Van der Stel laid out a magnincent estate which he named Ccnstantia after his wife.and where he planted a vineyard. In the year 1687 a new settlement was established in the neighbourhood of the Simonsberg, so called after Van der Stel himself; it was named Drakestein.

    The colonistswere always on the alert to increase by all possible means the number of settlers. Persons on board the numerous ships calling at Table Bay were, if suitable, encouraged to establish themselves in theColony as farmers or free burghers. Thirty years after the date of the settlement there was already a fairly numerous progeny of the pioneers, but the feminine element continued to be relatively small. For this reason, girls from the Municipal orphanages at Amsterdam and Rotterdam were sent out on attractive terms. This actually was done for a few years after 1685, but no greater number than 7 or 8 at a time ever went out, and their total number was very small. A s a rule these orphans were married to the most prosperous Cape burghers, practically within a few weeks after their arrival. During this period however the colony was considerably reinforced by a fairly large number of Huguenots who had left France to take ref uge in the Netherlands after the revocation of the Edict of Nantes. The Governors were rightly of opinion, that these Frenchmen possessed special knowledge

  • H O L L A N D - Z U I D - A F R I K A

    van andere producten. Daarom werd hun emigratie naar de Kaap aangemoedigd en op verschillende wijzen gesteund. Voor een deel vestigden zij zich te Stellenbosch, velen te Drakestein, anderen in een nieuwe nederzetting, de Fransche Hoek.

    Onder het langdurig bewind van Van der Stel is veel gedaan voor het onderzoek van het bin-nenland. Het was een groot voordeel, dat deze bekwame man zich aan het land gehecht gevoelde en persoonlijk veel belang stelde in de welvaart der kolonie. In 1691 werd hij verheven tot Gouverneur, een titel welke voortaan blijvend werd gevoerd in overeenstemming met de beteekenis van het gewest. Daarna heeft hij nog geregeerd tot 1699. Zoozeer was hij gehecht aan de Kaap dat hij zich vestigde op zijn landgoed Constantia, om zich te wijden aan den wijnbouw en aan aanplantingen op groote schaal. In 1711 is hij aldaar overleden.

    Omdat Simon van der Stel bij de Bewindheb-bers in hooge eere stond, als de man, die de Kaap in den werkelijken zin tot bloei had gebracht, werd zijn zoon Willem Adriaan van der Stel, tot zijn opvolger benoemd. Deze nieuwe Gouverneur was ontegenzeggelijk iemand van veel bekwaamheid, maar opvliegend, heerschzuchtig en bovenal be lust op geld. Hij maakte zich meester van een groot gebied, Vergelegen geheeten, hij verrijkte zich zelf met het landbouwbedrijf, ja feitelijk beheerde hij de geheele kolonie als een aan hem persoonlijk ondergeschikte onderneming, van welke hijzelf dus de grootste inkomsten trok. In het eind werd deze tirannieke Gouverneur in 1 706 teruggeroepen, maar met behoud van zijn rang en titel. Later werden hijzelf en zijn gunstelingen niet eervol ontslagen. Zijn bezittingen aan de Kaap werden verbeurd verklaard en ten bate van de Compagnie verkocht. Vergelegen werd in vieren verdeeld. Tegelijk werd verordend, dat de leiders der kolonie voortaan niet voor eigen rekening zaken mochten drijven. Omtrent den ouden Gouverneur, Simon van der Stel, werd bepaald dat hij in het bezit van Constantia mocht blijven, maar dat ook dat land-goed na zijn dood zou worden verkocht. Dit is dan ook in 1711 geschied. Ondanks zijn wanbeheer

    H O L L A N D - S O U T H - A F R I C A

    of the cultivation of the grape, and of oil and other products.Consequently their emigration to the Cape was encouraged and subsidized in various ways. Some settled at Stellenbosch, but most at Drake-stein, and a few in a new settlement called the "Fransche Hoek".

    During Van der Stel's long term of governorship, a great deal was done in exploring the interior. It has been to the Colony*s lasting advantage that this most able man was much attached to the country and personally interested in the prosperity of the settlement. In 1691 he was promoted to the rank of Governor, a title which, thenceforward, was permanently given to the commander in view of the importance of the Colony. He governed the Colony until 1 699 and was so much attached to the Cape that after his retirement he settled on his estate Constantia, devoting himself to viniculture and planting. He died in 1711.

    A s Simon van der Stel slood high in the esti-mation of the Company, mainly as the man who had really led the Colony to prosperity, his son Willem Adriaan van der Stel was appointed his successor. This new Governor was undeniably a man of great ability, but hot-tempered, domineering, and, above all, possessed of the love of gain. He took posses-sion of a Iarge district, named Vergelegen, and enriched himself by agriculture, indeed, he actually administered the entire colony as if it were an enterprise subject to himself personally, and from which he thus drew the greatest possible revenue. In the end, however, this tyrannical governor was recalled in 1706, though he still retained his rank and title. Subsequently he and his favourites were "dishonorably" deprived of their office. His possessions at the Cape were forfeited to the Company and Vergelegen was divided into four parts. A t the same time instructions were laid down that the head of the Colony should no longer be allowed to trade on his own account. A s to the former Governor Simon van der Stel, he was allowed to retain the possession of the Constantia estate, but it was to be sold after his death, which was actually done in 1 71 1. In spite however of his mis-government, Willem Adriaan van der Stel did

    30

  • Het Oost-Indische Huis, zetel van de O. I. Compagnie, Kamer van Amsterdam.

    The East-India House, residence of the Amsterdam Chamber of the E . I. Company.

    Het Burgerweeshuis te Amsterdam, afdeeling voor de meisjes, waarvan enkele naar de Kaap zijn uitgezonden

    The Burgher-Orphanage of Amsterdam. The female department. Some of the girl-orphans emigrated to the Cape during the 17th cent.

  • H O L L A N D - Z U I D - A F R I K A 32 H O L L A N D - S O U T H - A F R I C A

    heeft Willem Adriaan van der Stel, gropt en blijvend nut gesticht, omdat hij groote waterreservoirs aan-legde voor de irrigatie in tijd van droogte.

    1711 1784

    De volgende jaren werden gekenmerkt door een reeks van rampen en tegenslagen. In het laatst van 1710 werd Stellenbosch door een zwaren brand geteisterd. In 1713 werd door waschgoed op een Indisch schip een epidemie van kinderpokken in Zuid-Afrika aangebracht. Zij woedde onder de sla-ven, zoodat een derde van hun aantal bezweek, verspreidde zich onder de Europeanen en deed velen omkomen, waarna de besmetting zoo groote verwoestingen aanrichtte onder de Hottentotten, dat geheele stammen uitstierven. Drie jaren duurde deze plaag en nog lang bleven de gevolgen merk-baar. Daarna ontstonden moeilijkheden met de Boesmans, die de afgelegen boerderijen overvielen, moord en doodslag bedreven en het vee wegroof-den. In 1715 werd tegen hen een kommando van koloniale burgers uitgezonden, het eerste in een lange reeks.

    Na den vrede te Utrecht in 1713, welke den 12-jarigen oorlog met Frankrijk beindigde, ging de Compagnie haren handel aanzienlijk uitbreiden. Nadien nam het scheepvaartverkeer ook aan de Kaap sterk toe. (Van begin 1 71 5 tot einde 1 724 deden 871 schepen de Kaap aan, waarvan 645 Hollandsche, 182 Engelsche, 17 Fransche, 10 Deensche, 4 Portugeesche en 3 Vlaamsche). Er kwamen voortaan minstens vier uit- en thuisvarende Compagniesvloten per jaar. De overmacht van de Hollandsche vlag werd nog sterker omdat de vreemde schepen de Kaap vermeden, waar zij in de volgende tijden van schaarschte veroorzaakt door een nieuwe plaag, het mond- en klauwzeer niet voldoende konden worden voorzien. De vreemde-lingen brachten gereed geld in het land en toen zij wegbleven, werd dit door de burgers sterk gevoeld. In al dien tegenspoed waren, bij het toenemend scheepvaartverkeer in de Tafelbaai, tallooze schip-breuken te betreuren met verlies van vele menschen-levens en groote waarde aan lading. Vooral in het jaar 1 737 zijn vele schepen verloren gegaan. In

    much to the great and lasting benefit to the Colony, because he built the large water reservoirs to serve (or irrigation purposes in times of drought.

    1711 1784

    The following years were marked by a series of disasters and failures. Towards the end of 1710 Stellenbosch was ravaged by a great fire. In 1713 an epidemie of smallpox raged throughout South Africa, the infection having been brought ashore with the linen from an East Indiaman. The slaves were so severely attacked by the disease that more than a third of their number perished, spreading to the Europeans, many of whom also died of the disease. Among the Hottentots the epidemie made such ravages that whole tribes were wiped out. The plague lasted for three years and its effects were still noticeable for many years after. After this, difficulties arose with the Boesmans, who feil upon isolated farms, killing and plundering and stealing away the cattle. In 1715a commando of colonial burghers was sent out against them, the first of a long series of such expeditions.

    After the Peace of Utrecht in 1713, terminating the Twelve Years' War with France, the Company considerably extended its trade. After this date shipping to the Cape greatly increased. (From the beginning of 1 71 5 to the end of 1 724, 874 ships called at the Cape, of which 645 were Dutch, 182 English, 17 French, 19 Danish, 4 Portu-guese, and 3 Flemish). Thenceforward no fewer than four fleets of merchantmen belonging to the East India Company sailed out and home every year. The superiority of the Dutch flag was even more pronounced because the foreign ships avoided the Cape as in the subsequent periods of food shortage owing to the new cattle plague, the foot and mouth disease they could nt sufficiently replenish their fresh victuals. The foreigners had brought ready cash into the country and, when they stayed away, the absence of the revenue was severely feit by the burghers. These days of adversity were also marked by numerous ship-wrecks which took place in the neighbourhood of Table Bay, involving the loss of many lives and

  • Gezicht op Kaapstad met het kasteel in 1762 naar een teekening van J. Rach.

    View of Capetown with the castle in 1762, after the sepia 'drawing of J. Rach. Collectie Van Stolt ] [Rotterdam.

  • H O L L A N D - Z U I D - A F R I K A 34 H O L L A N D - S O U T H - A F R I C A

    1742 werd een groote verbetering verkregen toen in verband met de heerschende winden, de Simons-baai werd ingericht om gedurende een deel van het jaar als vluchthaven te dienen. Toen in het volgen-de jaar de nieuw-benoemde Gouverneur-Generaal van Indi Van Imhof f te Kaapstad aankwam, werden de plannen uitgebreid en de grondslag gelegd voor de Simonsstad. Tegelijk werd in de Tafelbaai een groote golfbrekende dam aangelegd, maar deze on-derneming is vruchteloos gebleken, waarna het werk is gestaakt. De resten van dien golfbreker zijn ech-ter nog tegenwoordig te zien.

    Betere tijden braken aan onder het bewind van den Gouverneur RijkTulbagh, die in 1 751 optrad. Hij heeft ten volle bewezen wat een goed regeerder vermag in wien allen onbeperkt vertrouwen stellen door strikte onpartijdigheid en eerlijkheid. Te meer werd dit op prijs gesteld in een tijd toen corruptie en eigenbaat heerschten. Onder zijn bestuur werden nieuwe bepalingen vastgesteld op de slaven, die steeds van Madagascar en elders werden aange-voerd en groote moeilijkheden veroorzaakten. De financieele toestand verbeterde na 1757 toen vele Fransche schepen de Tafelbaai binnenliepen en in zonderheid wijn insloegen. De Kaapstad breidde zich nu gestadig uit, de werken te Simonsstad wer-den voltooid en Stellenbosch nam in beteekenis toe. De verhouding met de inboorlingen onder Tulbagh's bestuur was over het algemeen bevredigend en on-danks eenige jaren van droogte vertoonden de uit-voer van graan, erwten en boonen, en die van wijn, stijgende cijfers. Daarbij werden nu ook paarden gexporteerd. De Gouverneur, die den eerenaam van Vader" Tulbagh had verworven, had volle twintig jaren de Kaap bestuurd, toen hij in 1771 overleed, door iedereen betreurd. Zijn opvolger, Joachim van Plettenberg daarentegen, miste vele eigenschappen van een goed regeerder, vooral om-dat hij zijn ondergeschikten gelegenheid liet tot omkooperij en knevelarij. Het onrechtvaardige op-treden van de justitie verwekte groot verzet, te meer omdat de begrippen van vrijheid en vrijmaking in deze dagen uit Amerika werden overgebracht. Ondanks alle pogingen van den Gouverneur om hun vertrek te verhinderen, vertrokken in 1 779 vier

    enormous values in cargoes. The year 1737 was fateful in this respect, for a great many ships were lost. A great improvement came in 1 742, when, in view of the prevailing winds, Simons Bay was made a port of refuge during part of the year. When, a year later, the new Governor-General of India, Van Imhoff, arrived at the Cape, the plans were extended and thus laid the foundation of Simons-stad. A t the same time a large breakwater was built out into Table Bay, but the project proved to be a failure, and the work was stopped. The remains of this breakwater can still be seen to-day.

    The Colony passed through more prosperous times under the government of Ryk Tulbagh, who came out in 1751. He has shown what a good ruler could do in whom every one placed unlimited confidence because of his strict impartial-ity and honesty. This was appreciated so much the more in a period when corruption and self-interest were rampant. Under his regime new laws were made with regard to the slaves, who were being continually imported from Madagascar and else-where and caused great dirhculties. The Colony's financial position improved considerably after 1757 when many French ships put into Table Bay and particularly took wine on board. Cape Town now gradually grew, the port works at Simonsstad were completed and Stellenbosch increased in importan-ce. During Tulbagh's governorship the relations with the natives were on the whole satisfactory, and in spite of several years of drought, the exports of grain, peas, beans, and of wine showed increasing figuies; these exports also began to include horses. When the Governor, who had been honored with the name of "Father" Tulbagh, died in 1771, he had governed the Colony for twenty years and was regretted by every one. His successor, Joachim van Plettenburg, on the other hand, lacked many of the qualities of a good governor, particularly because he allowed corruption and extortion among his officials to go unpunished. The unjust actions of the judical authorities aroused considerable antagonism, especially as just about this time the notions of liberation had reached the Colony from America. In spite of every effort on the part of the Governor

  • De Drostdij te Tulbagh, genoemd naar den Gouverneur Rijk Tulbagh (1751 1771). Voorbeeld van den Kaapsch-Hollandschen bouwstijl.

    The Government House at Tulbagh, named after the Commander Rijk Tulbagh (1751 1771). A typical Cape Dutch building.

  • H O L L A N D - Z U I D - A F R I K A 36 H O L L A N D - S O U T H - A F R I C A

    afgevaardigden van de protesteerende kolonisten naar Nederland, waar zij aan Heeren Zeventienen hun klachten uiteenzetten. Van Plettenberg verde-digde zich schriftelijk, maar het geding werd in 1 781 onderbroken door den nieuwen oorlog met Enge-land, waarbij de Republiek door Frankrijk werd gesteund. Terwijl nu de moeilijkheden met d