HOE JE START MET JE N=1 (MAAR DAN MET PLEZIER) WERKBOEK · Hoofdstuk 4: Meetinstrumenten 4.1...

28
www.rebeccawarner.nl Hoe je start met je n=1 (maar dan met plezier), december 2019 HOE JE START MET JE N=1 (MAAR DAN MET PLEZIER) WERKBOEK

Transcript of HOE JE START MET JE N=1 (MAAR DAN MET PLEZIER) WERKBOEK · Hoofdstuk 4: Meetinstrumenten 4.1...

Page 1: HOE JE START MET JE N=1 (MAAR DAN MET PLEZIER) WERKBOEK · Hoofdstuk 4: Meetinstrumenten 4.1 Meetmomenten 4.2 Generieke meetinstrumenten 4.3 Specifieke meetinstrumenten 4.4 Conclusie

www.rebeccawarner.nl Hoe je start met je n=1 (maar dan met plezier), december 2019

HOE JE START MET JE N=1 (MAAR DAN MET PLEZIER)

WERKBOEK

Page 2: HOE JE START MET JE N=1 (MAAR DAN MET PLEZIER) WERKBOEK · Hoofdstuk 4: Meetinstrumenten 4.1 Meetmomenten 4.2 Generieke meetinstrumenten 4.3 Specifieke meetinstrumenten 4.4 Conclusie

1

Hoe

je s

tart

met

je n

=1 (m

aar d

an m

et p

lezi

er)

Hoe je start met je n=1 (maar dan met plezier)

INTRODUCTIE

Een N=1-verslag schrijven, is iets waar veel cognitief gedragstherapeuten in spé als een berg tegenop zien. Het is dé bekwaamheidsproef waarmee je laat zien dat je het cognitief gedragstherapeutisch proces goed beheerst. Maar… - een casus kiezen; - de problemen van je cliënt in analyses weergeven; - een behandelplan opstellen; - literatuuronderzoek doen; - de therapie uitvoeren; - de resultaten meten en beschrijven; - kritisch reflecteren… Pff, het is nogal wat. Hoe begin je aan zo’n kolossaal project? Hoe vind je een goede begeleider? En hoe giet je alles in een verslag van maximaal 20.000 woorden? Dat het liefst in een keer wordt goedgekeurd. Een goede voorbereiding is het halve werk Als het goed is, leerde je tijdens mijn workshop ‘Starten met je N=1’ alles om goed voorbereid van start te gaan. Zodat die reusachtige berg opeens een stuk kleiner is en je ‘m met plezier beklimt. Het is nu tijd om een supervisor te zoeken en aan de slag te gaan. Onderweg kom je vast nog wel eens een hobbeltje tegen. Bijvoorbeeld:

- Wat is de volgorde van de verslagonderdelen ook alweer? - Welke holistische theorie zal ik gebruiken? - Hoe zat het ook alweer met de analyses?

Maar je supervisor is er om je hierbij te helpen.

Page 3: HOE JE START MET JE N=1 (MAAR DAN MET PLEZIER) WERKBOEK · Hoofdstuk 4: Meetinstrumenten 4.1 Meetmomenten 4.2 Generieke meetinstrumenten 4.3 Specifieke meetinstrumenten 4.4 Conclusie

2

Hoe

je s

tart

met

je n

=1 (m

aar d

an m

et p

lezi

er)

En wat is er makkelijker dan om alvast een antwoord te hebben op de meest gestelde vragen? Zodat je snel verder kunt en geen onnodige begeleidingskosten betaalt?

Werkboek bij de hand Vanuit die gedachte maakte ik dit werkboek voor je. Het laat je de inhoudsopgave van een N=1-verslag zien. De cliëntgegevens die je moet verzamelen. De te gebruiken meetinstrumenten. En nog veel meer. Als je het bij de hand houdt terwijl je je cliënt volgt, verzamel je alle informatie die je nodig hebt voor een tóp N=1-verslag. Je kunt ook eerst eens oefenen met het bijhouden van de gegevens over je client, het opstellen van de analyses en het afnemen van de vragenlijsten bij een ‘willekeurige’ cliënt.

Ook als je supervisor niet meteen alle details over het N=1-verslag paraat heeft, kun je hem of haar dit werkboek geven. Of je tipt mijn workshop ‘Superviseren van een N=1’ 😉"#$%.

Zet ‘m op

Ik wens je veel plezier met het sluitstuk van je opleiding tot cognitief gedragstherapeut. Hopelijk kan ik je snel als collega-cgt’er begroeten. Wellicht bij mijn:

• intervisiegroep;

• cursus positieve psychologie en oplossingsgerichte therapie;

• of cursus Passé met (al) je perfectionisme (die overigens ook handig kan zijn als je maar blijft schaven aan je N=1-verslag 😉"#$%).

Over alle cursussen en workshops die ik aanbied, vind je meer informatie op www.rebeccawarner.nl. Op deze website kun je ook dit werkboek downloaden. Ga naar http://rebeccawarner.nl/N=1begeleiding/werkboek.

Succes.

Rebecca

Page 4: HOE JE START MET JE N=1 (MAAR DAN MET PLEZIER) WERKBOEK · Hoofdstuk 4: Meetinstrumenten 4.1 Meetmomenten 4.2 Generieke meetinstrumenten 4.3 Specifieke meetinstrumenten 4.4 Conclusie

3

Hoe

je s

tart

met

je n

=1 (m

aar d

an m

et p

lezi

er)

TOELICHTING

In een N=1-verslag komen verschillende onderwerpen aan bod:

• Probleeminventarisatie

• Literatuuronderzoek

• Probleemsamenhang en -selectie

• Metingen en gedragsanalyse

• Behandelplan, -uitvoering en -resultaat

• Evaluatie en kritische reflectie (onder andere op de therapeutische relatie)

• Samenvatting en literatuurlijst

Dit werkboek begint met een voorbeeld van een inhoudsopgave van een N=1-verslag. Als je dit volgt (of de strekking ervan), sla je geen onderwerpen over.

Vervolgens vind je handige tools en instructies per hoofdstuk uit deze inhoudsopgave.

Je verslag mag maximaal 20.000 woorden bevatten. Dat zijn ongeveer 50 A4’tjes. Als je daar niet mee uitkomt, kun je nog een beetje smokkelen door van tabellen en analyses een plaatje te maken. De literatuurlijst en de bijlagen tellen niet mee voor het aantal woorden.

Nog even voor de zekerheid: met dit werkboek probeer ik je zo goed mogelijk op weg te helpen. De tips zijn niet volledig en je kunt er geen rechten aan ontlenen.

Page 5: HOE JE START MET JE N=1 (MAAR DAN MET PLEZIER) WERKBOEK · Hoofdstuk 4: Meetinstrumenten 4.1 Meetmomenten 4.2 Generieke meetinstrumenten 4.3 Specifieke meetinstrumenten 4.4 Conclusie

4

Hoe

je s

tart

met

je n

=1 (m

aar d

an m

et p

lezi

er)

VOORBEELD INHOUDSOPGAVE

Hoofdstuk 1: Inleiding

1.1 Behandelsetting

1.2 Aanmeld- en behandelprocedure

1.3 Verantwoordelijkheid

Hoofdstuk 2: Probleeminventarisatie

2.1 Reden van aanmelding

2.2 Beschrijving van de klachten

2.3 Huidige functioneren

2.4 Ontstaan en verloop van de klachten

2.5 Gezin van herkomst en opvoedstijl

2.6 Gespreksindrukken

2.7 Hulpvraag

2.8 Beschrijvende diagnostiek en DSM-V-classificatie

2.9 Differentiaal diagnostische overwegingen

Hoofdstuk 3: Literatuuronderzoek

3.1 Diagnose

3.2 Overzicht van psychologische interventies

3.3 Koppeling naar de casus

Page 6: HOE JE START MET JE N=1 (MAAR DAN MET PLEZIER) WERKBOEK · Hoofdstuk 4: Meetinstrumenten 4.1 Meetmomenten 4.2 Generieke meetinstrumenten 4.3 Specifieke meetinstrumenten 4.4 Conclusie

5

Hoe

je s

tart

met

je n

=1 (m

aar d

an m

et p

lezi

er)

Hoofdstuk 4: Meetinstrumenten

4.1 Meetmomenten

4.2 Generieke meetinstrumenten

4.3 Specifieke meetinstrumenten

4.4 Conclusie beginmeting

Hoofdstuk 5: Probleemsamenhang en -selectie

5.1 Holistische theorie

5.2 Functie- en betekenisanalyses

Hoofdstuk 6: Behandelplan

6.1 Behandeldoelen en -plan

6.2 Reactie cliënt op behandelplan

Hoofdstuk 7: Behandeling

7.1 Beschrijving van de behandeling

Hoofdstuk 8: Resultaten

8.1 Resultaten

8.2 Werkzame elementen

Page 7: HOE JE START MET JE N=1 (MAAR DAN MET PLEZIER) WERKBOEK · Hoofdstuk 4: Meetinstrumenten 4.1 Meetmomenten 4.2 Generieke meetinstrumenten 4.3 Specifieke meetinstrumenten 4.4 Conclusie

6

Hoe

je s

tart

met

je n

=1 (m

aar d

an m

et p

lezi

er)

Hoofdstuk 9: Evaluatie

9.1 Evaluatie diagnostiekfase

9.2 Evaluatie behandelfase en -resultaten

9.3 Evaluatie therapeutische relatie

Samenvatting

Literatuurreferenties

Bi j lagen

Page 8: HOE JE START MET JE N=1 (MAAR DAN MET PLEZIER) WERKBOEK · Hoofdstuk 4: Meetinstrumenten 4.1 Meetmomenten 4.2 Generieke meetinstrumenten 4.3 Specifieke meetinstrumenten 4.4 Conclusie

7

Hoe

je s

tart

met

je n

=1 (m

aar d

an m

et p

lezi

er)

VOORBLAD

[Vul in]

Titel Ondertitel

[Vul in]

Naam

Functie

PS Vermeld hier niet de naam van je supervisor. De beoordelingscommissie wil zich hierdoor niet laten beïnvloeden.

Page 9: HOE JE START MET JE N=1 (MAAR DAN MET PLEZIER) WERKBOEK · Hoofdstuk 4: Meetinstrumenten 4.1 Meetmomenten 4.2 Generieke meetinstrumenten 4.3 Specifieke meetinstrumenten 4.4 Conclusie

8

Hoe

je s

tart

met

je n

=1 (m

aar d

an m

et p

lezi

er)

HOOFDSTUK 1: INLEIDING

Je begint je N=1-verslag met de setting te beschrijven waarin je werkt. En hoe de procedures en verantwoordelijkheden daarin zijn afgebakend.

Page 10: HOE JE START MET JE N=1 (MAAR DAN MET PLEZIER) WERKBOEK · Hoofdstuk 4: Meetinstrumenten 4.1 Meetmomenten 4.2 Generieke meetinstrumenten 4.3 Specifieke meetinstrumenten 4.4 Conclusie

9

Hoe

je s

tart

met

je n

=1 (m

aar d

an m

et p

lezi

er)

HOOFDSTUK 2: PROBLEEMINVENTARISATIE

In dit tweede hoofdstuk geef je aan met welke reden je cliënt bij je terecht kwam, en eventueel via welke verwijzer(s). Je beschrijft ook zijn of haar klachten en hulpvraag, de diagnose die je stelt. En de differentiaal-diagnostische overwegingen die je maakt. Is er overlap met andere diagnoses? En op basis van welke criteria sloot je andere klachtenbeelden uit?

[Vul in]

Wat zijn de belangrijkste klachten van je cliënt?

Welke eerste indruk heb je van hem of haar?

Wat is de hulpvraag?

Welke doelen wil je cliënt behalen?

Page 11: HOE JE START MET JE N=1 (MAAR DAN MET PLEZIER) WERKBOEK · Hoofdstuk 4: Meetinstrumenten 4.1 Meetmomenten 4.2 Generieke meetinstrumenten 4.3 Specifieke meetinstrumenten 4.4 Conclusie

10

Hoe

je s

tart

met

je n

=1 (m

aar d

an m

et p

lezi

er)

HOOFDSTUK 3: LITERATUURONDERZOEK Nadat je de belangrijkste gegevens over je cliënt in kaart bracht, werk je toe naar het behandelplan. Hierbij maak je gebruik van literatuur en gedragstherapeutische analyses. Over de literatuur gaat dit hoofdstuk; de analyses volgen in hoofdstuk 5.

Welke l iteratuur beschri jf je?

Om een keuze te maken uit de grote hoeveelheid literatuur, begin je het beste met vragen te formuleren waarop je een antwoord wilt. Wil je bijvoorbeeld meer weten over de factoren die mogelijk een rol spelen bij het ontstaan en de instandhouding van je cliënts klachten? Of over de verklaringsmodellen die er zijn? Vraag je je af of er vergelijkend onderzoek is naar verschillende typen behandelingen? Of onderzoek dat ingaat op procedures en specifieke behandeltechnieken? En wat zijn mogelijke valkuilen in de behandeling? Dit soort vragen helpen je om gericht naar informatie te zoeken.

[Vul in]

De vragen die ik wil beantwoorden met het literatuuronderzoek zijn:

1.

2.

3.

Page 12: HOE JE START MET JE N=1 (MAAR DAN MET PLEZIER) WERKBOEK · Hoofdstuk 4: Meetinstrumenten 4.1 Meetmomenten 4.2 Generieke meetinstrumenten 4.3 Specifieke meetinstrumenten 4.4 Conclusie

11

Hoe

je s

tart

met

je n

=1 (m

aar d

an m

et p

lezi

er)

Waar vind je de juiste l iteratuur?

Om de literatuur te vinden die je zoekt, heb ik de volgende tips voor je:

• Bestudeer de ggz-richtlijnen, bijvoorbeeld op GGZstandaarden.nl.

• Kijk in het Tijdschrift voor Gedragstherapie (tijdschriftgedragstherapie.nl). Als je lid bent van de VGCt heb je toegang.

• Zoek via Scholar.google.nl.

• Maak gebruik van wetenschappelijke bibliotheken van universiteiten. GZ-psychologen in opleiding hebben vaak online toegang. Misschien willen zij je helpen om een artikel op te zoeken.

• Probeer Researchgate.net. Dit is een sociaal medium voor wetenschappers.

Wil je meer weten over hoe je wetenschappelijke literatuur vindt? De VGCt helpt je ook op weg: met twee tutorials. Deze vind je op vgctube.nl, het YouTube kanaal van de VGCt. Via een screencast krijg je heldere uitleg over hoe je wetenschappelijke literatuur zoekt in Google Scholar. Net als verschillende manieren waarop je toegang krijgt tot deze artikelen. Zodat je de meest recente publicaties tot je beschikking hebt.

Oké, en dan begint het schrijfwerk. Hierbij verwacht de beoordelingscommissie dat je relevante gedragstherapeutische literatuur (kritisch) beschrijft. De literatuur moet logisch samenhangen met de problematiek van je cliënt. Ze moet voldoende diepgang hebben en recent zijn: bij voorkeur niet ouder dan drie tot vijf jaar.

Je sluit de literatuurbeschrijving af met een conclusie. Daarin geef je aan wat je bevindingen betekenen voor je casus.

Page 13: HOE JE START MET JE N=1 (MAAR DAN MET PLEZIER) WERKBOEK · Hoofdstuk 4: Meetinstrumenten 4.1 Meetmomenten 4.2 Generieke meetinstrumenten 4.3 Specifieke meetinstrumenten 4.4 Conclusie

12

Hoe

je s

tart

met

je n

=1 (m

aar d

an m

et p

lezi

er)

HOOFDSTUK 4: MEETINSTRUMENTEN

Hoe onderbouw je straks je diagnose en het effect van je behandeling? Daarvoor gebruik je verschillende soorten meetinstrumenten. Welke je kiest, en wanneer je meet, plan je hier in. De meetinstrumenten die je kunt gebruiken, zijn:

• Algemene vragenlijsten. Bijvoorbeeld ROM-metingen (Routine Outcome Monitoring);

• Klachtspecifieke vragenlijsten. Zijn er patronen in het gedrag zichtbaar die duiden op persoonlijkheidsproblematiek? Neem dan vragenlijsten af om dit in kaart te brengen.

• Klachtregistraties. Bijvoorbeeld een stemmingsmeter, het turven van specifiek gedrag of het inzetten van een visueel analoge (VAS-) schaal

• Instrumenten die de therapeutische relatie in kaart brengen. Bijvoorbeeld de Werkalliantie Vragenlijst (WAV), de Session Rating Scale (SRS), de Analyse van Sprey of de Roos van Leary.

Om je metingen op het juiste moment af te nemen, helpt het je om van te voren een schema te maken: wanneer meet je wat. Je kunt bijvoorbeeld metingen afnemen na een specifiek aantal sessies (5, 10, 15, …). Of na een afgerond therapieonderdeel.

Page 14: HOE JE START MET JE N=1 (MAAR DAN MET PLEZIER) WERKBOEK · Hoofdstuk 4: Meetinstrumenten 4.1 Meetmomenten 4.2 Generieke meetinstrumenten 4.3 Specifieke meetinstrumenten 4.4 Conclusie

13

Hoe

je s

tart

met

je n

=1 (m

aar d

an m

et p

lezi

er)

[Vul in]

Vragenlijst Begin-meting

Tussen-meting 1

Tussen-meting 2

Tussen-meting 3

Eindmeting

Page 15: HOE JE START MET JE N=1 (MAAR DAN MET PLEZIER) WERKBOEK · Hoofdstuk 4: Meetinstrumenten 4.1 Meetmomenten 4.2 Generieke meetinstrumenten 4.3 Specifieke meetinstrumenten 4.4 Conclusie

14

Hoe

je s

tart

met

je n

=1 (m

aar d

an m

et p

lezi

er)

HOOFDSTUK 5: PROBLEEMSAMENHANG EN -SELECTIE

Met een casusconceptualisatie, ofwel holistische theorie en functie- en betekenisanalyses, breng je de samenhang in kaart tussen de ontwikkeling van je cliënt, zijn of haar persoonlijkheid en klachten. Ook selecteer je de klachtgebieden waarop je je focust in de behandeling. Daarover gaat dit hoofdstuk.

Holistische theorie

Om een holistische theorie op te stellen, kun je gebruik maken van verschillende modellen. Het eerste model dat je zo ziet, is veelgebruikt omdat het visueel prettig en overzichtelijk is. De bron is onbekend. Het tweede model is van de Vereniging voor Gedrags- en Cognitieve therapieën (VGCt). Voordeel hiervan is dat je het online kunt invullen. Het is gebaseerd op verschillende bronnen. Meer informatie over dit VGCt-model vind je in de factsheet op https://www.vgct.nl/vgct.nl/public/over-cgt/factsheets/factsheet-holistische-theorie. Je kunt ook zelf een voorlopige probleemsamenhang maken volgens het model van Hermans. Geef in ieder geval aan op welk model je jouw holistische theorie baseert.

[Vul in]

Hoe hangen de problemen samen?

Page 16: HOE JE START MET JE N=1 (MAAR DAN MET PLEZIER) WERKBOEK · Hoofdstuk 4: Meetinstrumenten 4.1 Meetmomenten 4.2 Generieke meetinstrumenten 4.3 Specifieke meetinstrumenten 4.4 Conclusie

15

Hoe

je s

tart

met

je n

=1 (m

aar d

an m

et p

lezi

er)

Page 17: HOE JE START MET JE N=1 (MAAR DAN MET PLEZIER) WERKBOEK · Hoofdstuk 4: Meetinstrumenten 4.1 Meetmomenten 4.2 Generieke meetinstrumenten 4.3 Specifieke meetinstrumenten 4.4 Conclusie

16

Hoe

je s

tart

met

je n

=1 (m

aar d

an m

et p

lezi

er)

Page 18: HOE JE START MET JE N=1 (MAAR DAN MET PLEZIER) WERKBOEK · Hoofdstuk 4: Meetinstrumenten 4.1 Meetmomenten 4.2 Generieke meetinstrumenten 4.3 Specifieke meetinstrumenten 4.4 Conclusie

17

Hoe

je s

tart

met

je n

=1 (m

aar d

an m

et p

lezi

er)

Functie- en betekenisanalyses

Na het opstellen van de holistische theorie, formuleer je hypotheses over de mechanismes die het probleemgedrag veroorzaakten en in stand houden. Ofwel functie- en betekenisanalyses. Hiervoor kun je gebruik maken van het model van Korrelboom en ten Broeke, van Hermans of van een ander. Vergeet ook hier niet te vermelden voor wie z’n model je kiest.

Behalve dat je je analyses schematisch weergeeft, geef je er ook een toelichting op. Dat doe je boven de schema’s: hoe belangrijker, hoe uitgebreider. Als uitgangspunt voor je toelichting neem je de verschillende klachtgebieden. Zoom daarbij in op probleemgedrag, emoties en coping.

Presenteer de functie- en betekenisanalyses vervolgens samenhangend per klachtgebied. Zorg dat ze elkaar logisch opvolgen en over hetzelfde probleemgedrag gaan.

Met dit alles laat je zien dat je de leertheorie, waarop cognitieve gedragstherapie is gebaseerd, goed kunt toepassen in de praktijk.

[Vul in]

Wat is de functie van het probleemgedrag en wat houdt het in stand?

Page 19: HOE JE START MET JE N=1 (MAAR DAN MET PLEZIER) WERKBOEK · Hoofdstuk 4: Meetinstrumenten 4.1 Meetmomenten 4.2 Generieke meetinstrumenten 4.3 Specifieke meetinstrumenten 4.4 Conclusie

18

Hoe

je s

tart

met

je n

=1 (m

aar d

an m

et p

lezi

er)

Betekenisanalyse: welke betekenis geeft je cliënt aan de situatie en tot welke problematische emoties leidt dat?

Functieanalyse: wat houdt het probleemgedrag van je cliënt in stand?

Page 20: HOE JE START MET JE N=1 (MAAR DAN MET PLEZIER) WERKBOEK · Hoofdstuk 4: Meetinstrumenten 4.1 Meetmomenten 4.2 Generieke meetinstrumenten 4.3 Specifieke meetinstrumenten 4.4 Conclusie

19

Hoe

je s

tart

met

je n

=1 (m

aar d

an m

et p

lezi

er)

HOOFDSTUK 6: BEHANDELPLAN

Na het uitwerken van de functie- en betekenisanalyses, is het tijd om het behandelplan op te stellen. Dat doe je op basis van de analyses. En aan de hand van alle informatie die je voor de vorige hoofdstukken verzamelde, de hulpvraag van je cliënt, de diagnose en de wetenschappelijke literatuur. Beschrijf de behandeldoelen van je cliënt specifiek, meetbaar, acceptabel, realistisch en tijdgebonden (SMART). En geef ook aan: hoe reageerde je cliënt op de presentatie van het behandelplan?

[Vul in]

Wat zijn je behandeldoelen?

Waaruit bestaat je behandelplan?

Hoe reageerde je cliënt op het behandelplan?

Page 21: HOE JE START MET JE N=1 (MAAR DAN MET PLEZIER) WERKBOEK · Hoofdstuk 4: Meetinstrumenten 4.1 Meetmomenten 4.2 Generieke meetinstrumenten 4.3 Specifieke meetinstrumenten 4.4 Conclusie

20

Hoe

je s

tart

met

je n

=1 (m

aar d

an m

et p

lezi

er)

HOOFDSTUK 7: BEHANDELING

Dit is waar je cliënt voor kwam: de behandeling. Meteen een tip: als je het behandelplan uitvoert, maak dan goede, uitgebreide aantekeningen van de gesprekken. Dat helpt je later om het behandelproces in dit hoofdstuk te beschrijven.

Doe verslag van alle behandelfasen, toegepaste technieken en interventies. En hoe je cliënt erop reageerde. De beoordelingscommissie stelt het op prijs als je ook illustreert wat je deed. Schrijf bijvoorbeeld een gespreksonderdeel woordelijk uit. Voeg een kopie toe van een uitgewerkt registratieformulier. Of plaats een foto van een model dat je met je cliënt uitwerkte op het bord.

Je kunt het behandelproces ook verduidelijken door het in tabelvorm weer te geven.

[Vul in]

Behandelfase Inhoud behandeling Aantal sessies

Page 22: HOE JE START MET JE N=1 (MAAR DAN MET PLEZIER) WERKBOEK · Hoofdstuk 4: Meetinstrumenten 4.1 Meetmomenten 4.2 Generieke meetinstrumenten 4.3 Specifieke meetinstrumenten 4.4 Conclusie

21

Hoe

je s

tart

met

je n

=1 (m

aar d

an m

et p

lezi

er)

Afwijken van het behandelplan

Daarnaast is het belangrijk dat je je eigen denkproces in dit hoofdstuk inzichtelijk maakt. Waar ben je eventueel afgeweken van je behandelplan? En waarom?

[Vul in]

Waar(om) week je af van het behandelplan

Page 23: HOE JE START MET JE N=1 (MAAR DAN MET PLEZIER) WERKBOEK · Hoofdstuk 4: Meetinstrumenten 4.1 Meetmomenten 4.2 Generieke meetinstrumenten 4.3 Specifieke meetinstrumenten 4.4 Conclusie

22

Hoe

je s

tart

met

je n

=1 (m

aar d

an m

et p

lezi

er)

HOOFDSTUK 8: RESULTATEN

En dan nu de hamvraag: wat waren de resultaten van je behandeling? Geef in dit hoofdstuk de uitkomsten van je begin-, tussen- en eindmetingen weer. Doe dat per meetinstrument: zowel in woorden als in grafieken. Eindig met een algemene conclusie over je meetresultaten. Wat zeggen ze over de werkzame elementen van je behandeling? En waar hangt het eventueel uitblijven van resultaten mee samen?

Voeg ten slotte de ruwe meetscores toe als bijlage.

[Vul in]

Hoe verklaar je de resultaten?

Page 24: HOE JE START MET JE N=1 (MAAR DAN MET PLEZIER) WERKBOEK · Hoofdstuk 4: Meetinstrumenten 4.1 Meetmomenten 4.2 Generieke meetinstrumenten 4.3 Specifieke meetinstrumenten 4.4 Conclusie

23

Hoe

je s

tart

met

je n

=1 (m

aar d

an m

et p

lezi

er)

HOOFDSTUK 9: EVALUATIE

Je bent er bijna… In dit hoofdstuk kijk je kritisch terug op je eigen handelen. Ten eerste op de therapeutische relatie en interactie. En ten tweede op het proces van diagnose tot behandeling. Je geeft aan waar jij vindt dat je verbeterpunten liggen. En wat je een volgende keer anders zou doen. Vergeet niet om óók aan te geven wat er goed ging en wat je geleerd hebt.

Therapeutische relatie

Om de therapeutische relatie en de therapeut-cliënt-interactie te evalueren, koos je in hoofdstuk 4 voor een vragenlijst of model. In dit hoofdstuk geef je de resultaten van je bevindingen weer. Je beschrijft zowel je eigen visie op de relatie en interactie als die van je cliënt.

[Vul in]

Wat gebeurde er in de therapeutische relatie?

Hoe ben je daarmee omgegaan?

Welke positie nam je in op de Roos van Leary? Welke positie nam je cliënt in? Hoe is dit in de loop van de behandeling veranderd?

Page 25: HOE JE START MET JE N=1 (MAAR DAN MET PLEZIER) WERKBOEK · Hoofdstuk 4: Meetinstrumenten 4.1 Meetmomenten 4.2 Generieke meetinstrumenten 4.3 Specifieke meetinstrumenten 4.4 Conclusie

24

Hoe

je s

tart

met

je n

=1 (m

aar d

an m

et p

lezi

er)

Van diagnose tot behandeling

Na de therapeutische relatie evalueer je je handelen tijdens het gedragstherapeutisch proces. Wat heb je geleerd? Wat ging er goed? Wat kon er beter? Waar liggen je valkuilen? Wat zou je voortaan anders aanpakken? Wat werkte er wel en wat niet? Waar heb je steken laten vallen? Wat heb je geleerd over jezelf in deze behandeling? En wat heb je geleerd van je supervisor? Voer deze kritische reflectie uit per onderdeel van het gedragstherapeutisch proces.

Tip: maak gaandeweg al aantekeningen over de reflectiepunten. Dan heb je voldoende input voor dit hoofdstuk.

[Vul in]

Wat is jouw kritische blik op hoe je handelde tijdens:

- de diagnostiek

- het literatuuronderzoek

- de analyses

- het behandelplan

- de behandeling

En welk effect had je handelen volgens jou op de behandelresultaten?

Page 26: HOE JE START MET JE N=1 (MAAR DAN MET PLEZIER) WERKBOEK · Hoofdstuk 4: Meetinstrumenten 4.1 Meetmomenten 4.2 Generieke meetinstrumenten 4.3 Specifieke meetinstrumenten 4.4 Conclusie

25

Hoe

je s

tart

met

je n

=1 (m

aar d

an m

et p

lezi

er)

SAMENVATTING

Met de samenvatting geef je een toelichting op de titel van je N=1-verslag. Een verkorte versie van je verslag. En een overzicht van wat de lezer staat te wachten.

De samenvatting mag ongeveer een half A4’tje zijn (± 200 woorden).

Schrijf de samenvatting in de tegenwoordige tijd (uit onderzoek blijkt…). Of in de voltooid tegenwoordige tijd (uit onderzoek is gebleken…).

Meer informatie over de werkwoordstijden per verslagonderdeel vind je op https://www.scribbr.nl/academische-stijlregels/werkwoordstijden-per-scriptieonderdeel/#samenvatting

Op www.tekstenmetzorg.nl download je ook tips om helder te schrijven. De voorbeelden zijn toegespitst op ggz-professionals.

Page 27: HOE JE START MET JE N=1 (MAAR DAN MET PLEZIER) WERKBOEK · Hoofdstuk 4: Meetinstrumenten 4.1 Meetmomenten 4.2 Generieke meetinstrumenten 4.3 Specifieke meetinstrumenten 4.4 Conclusie

26

Hoe

je s

tart

met

je n

=1 (m

aar d

an m

et p

lezi

er)

LITERATUURLIJST

Nog even een formaliteit: vermeld de literatuur die je gebruikte volgens de regels van de American Psychological Assiciation. De APA-richtlijnen zijn als volgt:

Bij een boek

AuteurAchternaam, Initialen. (Jaar). TitelBoek (Editie). Stad, Land: Uitgever.

Bij een artikel

AuteurAchternaam, Initialen., & AuteurAchternaam, Initialen. (Jaar). Titel van artikel. Titel van Journal, Volume(Issue), Paginanummer(s).

Bij een internetbron

AuteurAchternaam, Initialen. (Jaar, dag maand). TitelArtikel [EventueelTypeInternetbron]. Geraadpleegd op dag maand jaar, van http://WebPagina.

Page 28: HOE JE START MET JE N=1 (MAAR DAN MET PLEZIER) WERKBOEK · Hoofdstuk 4: Meetinstrumenten 4.1 Meetmomenten 4.2 Generieke meetinstrumenten 4.3 Specifieke meetinstrumenten 4.4 Conclusie

27

Hoe

je s

tart

met

je n

=1 (m

aar d

an m

et p

lezi

er)

BIJLAGEN

Voeg tot slot als bijlagen de ruwe scores van je metingen toe. En eventuele andere informatie voor de beoordelingscommissie, zoals een registratieformulier.

Van harte gefeliciteerd: je bent klaar! Zo heb je alle informatie bij elkaar om tot een goed verslag te komen. Succes met het schrijven van je verslag!