Het ouderschaps- onderzoek: een aanpak bij …...Raad voor de rechtspraak Research Memoranda Nummer...

133
Raad voor de rechtspraak Research Memoranda Nummer 1 / 2013 Jaargang 9 Dr. E.S. Kluwer Het ouderschaps- onderzoek: een aanpak bij vechtscheidingen

Transcript of Het ouderschaps- onderzoek: een aanpak bij …...Raad voor de rechtspraak Research Memoranda Nummer...

Page 1: Het ouderschaps- onderzoek: een aanpak bij …...Raad voor de rechtspraak Research Memoranda Nummer 1 / 2013 Jaargang 9 Dr. E.S. Kluwer Het ouderschaps-onderzoek: een aanpak bij vechtscheidingen

Raad voor derechtspraak

Research MemorandaNummer 1 / 2013Jaargang 9

Dr. E.S. Kluwer

Het ouderschaps-onderzoek: een aanpak bijvechtscheidingen

omslag research memoranda 2013-1 29-10-13 15:11 Pagina 1

Page 2: Het ouderschaps- onderzoek: een aanpak bij …...Raad voor de rechtspraak Research Memoranda Nummer 1 / 2013 Jaargang 9 Dr. E.S. Kluwer Het ouderschaps-onderzoek: een aanpak bij vechtscheidingen
Page 3: Het ouderschaps- onderzoek: een aanpak bij …...Raad voor de rechtspraak Research Memoranda Nummer 1 / 2013 Jaargang 9 Dr. E.S. Kluwer Het ouderschaps-onderzoek: een aanpak bij vechtscheidingen

Dr. E.S. Kluwer

Het ouderschapsonderzoek: een aanpak bij vechtscheidingen

Page 4: Het ouderschaps- onderzoek: een aanpak bij …...Raad voor de rechtspraak Research Memoranda Nummer 1 / 2013 Jaargang 9 Dr. E.S. Kluwer Het ouderschaps-onderzoek: een aanpak bij vechtscheidingen

Begeleidingscommissie

Prof.mr. J.E. (Jaap) Doek (voorzitter)Emeritus hoogleraar familierecht, Vrije Universiteit Amsterdam

Dr. T.F.C. (Tamar) FischerDocent/onderzoeker Criminologie, Erasmus Universiteit Rotterdam

Dr. A. (Albert) KlijnAdviseur en publicist rechtspraak

Mr. C.A.R.M. (Cees) van LeuvenRaadsheer Hof Den Haag

Drs. M. (Monica) PieterseBeleidsadviseur afdeling Rechtspraak en geschiloplossing, ministerie van Veiligheid en Justitie

Dr. A.P. (Ed) SpruijtEmeritus Onderzoeker, afdeling Jeugd en Gezin, Universiteit Utrecht

Dr. H.G.E. (Suzan) VerberkWetenschappelijk adviseur Raad voor de Rechtspraak

Page 5: Het ouderschaps- onderzoek: een aanpak bij …...Raad voor de rechtspraak Research Memoranda Nummer 1 / 2013 Jaargang 9 Dr. E.S. Kluwer Het ouderschaps-onderzoek: een aanpak bij vechtscheidingen

3

Dankwoord

Veel personen hebben een bijdrage geleverd aan de totstandkoming van dit rapport. Ik dank allereerst alle anonieme raadsheren, gerechtssecretarissen, deskundigen en ouders die zijn geïnterviewd of ondervraagd voor hun belangrijke bijdrage aan dit onderzoek. Ik dank Cees van Leuven die zich heeft ingespannen om deze studie gefinancierd te krijgen door de Raad voor de Rechtspraak. Dank ook aan de leden van de begeleidingscommissie, Jaap Doek (voorzitter), Tamar Fischer, Albert Klijn, Cees van Leuven, Monica Pieterse, Ed Spruijt en Suzan Verberk, voor hun constructieve feedback in alle fasen van het onderzoek. Ik dank Marije Vergeer-van Zeggeren, projectsecretaris van de pilot ‘Ouderschapsonderzoek’, voor haar assistentie. Ten slotte dank ik Gerdien Beens, Jacco Smits en Sophie Uijterschout voor hun assistentie bij de uitvoer van het onderzoek.

Esther KluwerUtrecht, 7 oktober 2013

Page 6: Het ouderschaps- onderzoek: een aanpak bij …...Raad voor de rechtspraak Research Memoranda Nummer 1 / 2013 Jaargang 9 Dr. E.S. Kluwer Het ouderschaps-onderzoek: een aanpak bij vechtscheidingen

4

Page 7: Het ouderschaps- onderzoek: een aanpak bij …...Raad voor de rechtspraak Research Memoranda Nummer 1 / 2013 Jaargang 9 Dr. E.S. Kluwer Het ouderschaps-onderzoek: een aanpak bij vechtscheidingen

5

Samenvatting

Het ouderschapsonderzoek: een aanpak bij vechtscheidingen

Naar schatting 10% van de scheidingen ver-loopt zo problematisch dat de kinderen ernstig klem komen te zitten. Dit wordt ook wel aan-geduid met de term vechtscheiding. Vecht-scheidingen gaan gepaard met lange en complexe gerechtelijke procedures met de bijbehorende materiële en immateriële kosten voor ouders, kinderen en de Rechtspraak. Om die reden heeft de Rechtspraak gezocht naar interventies die de achterliggende oorzaak van die procedures, de zeer geëscaleerde conflic-ten tussen de ouders, zouden kunnen doen afnemen. Dit heeft geleid tot de ontwikkeling van het ‘deskundigenonderzoek met toepas-sing van mediation’, oftewel het ouderschaps-onderzoek. Bij deze methode wordt een deskundige aangesteld door de rechter in gezag- en omgangszaken en krijgen strijden de ouders de gelegenheid om onder zijn of haar begeleiding (met inzet van mediation- en coachingstechnieken) alsnog zelf tot een (deel)oplossing te komen voor het geschil dat aan de rechter is voorgelegd. Tegelijkertijd verricht

de deskundige onderzoek en wanneer ouders niet tot overeenstemming komen rapporteert de deskundige zijn of haar bevindingen aan de rechter  die deze informatie kan gebruiken bij de beslissing. Tussen 2008 en 2011 is deze procesmethode geïmplementeerd bij de ho-ven door middel van een door het rijk gefinan-cierde pilot onder ruim 250 familiezaken.

Het evaluatieonderzoek: beschrijving en toetsing

In opdracht van de Raad voor de Rechtspraak is door de Universiteit Utrecht een onderzoek uitgevoerd om de werkzaamheid van het ouderschapsonderzoek te evalueren. De doel-stelling van dit evaluatieonderzoek was ener-zijds om een beschrijving te geven van het procesverloop en de uitvoer van het ouder-schapsonderzoek en anderzijds om inzicht te krijgen in de effectiviteit ervan, om zodoende te komen tot aanbevelingen op basis van de resultaten. De volgende onderzoeksvragen stonden centraal in dit evaluatieonderzoek:1. Wat houdt het ouderschapsonderzoek in

de praktijk in? Wat is de aard van de zaken

Page 8: Het ouderschaps- onderzoek: een aanpak bij …...Raad voor de rechtspraak Research Memoranda Nummer 1 / 2013 Jaargang 9 Dr. E.S. Kluwer Het ouderschaps-onderzoek: een aanpak bij vechtscheidingen

6

waarbij een ouderschapsonderzoek wordt gelast en wat is het procesverloop van deze zaken? Wat is de aanpak van de deskundigen tijdens het ouderschaps-onderzoek?

2. Wat zijn de effecten van het ouderschaps-onderzoek in termen van de bereikte overeenkomst, uitspraak, en eindsituatie voor ouders en de uitwerking daarvan vergeleken met vergelijkbare zaken waarin geen ouderschapsonderzoek heeft plaats-gevonden? Onderzocht is in hoeverre het ouderschapsonderzoek, in vergelijking tot de gebruikelijke procedures, een afname in ouderlijk conflict, een verbeterde relatie tussen de ouders en een grotere mate van overeenstemming met betrekking tot het geschil tot gevolg heeft.

Onderzoeksmethoden

Voor het beantwoorden van de onderzoek-vragen is een viertal studies uitgevoerd. Ten eerste is een dossieronderzoek uitgevoerd met als doel om inzicht te krijgen in de aard van de ‘ouderschapszaken’, het procesverloop ervan, het aantal contacten tussen de deskun-dige en het hof, de uitkomsten,  alsmede de tijdsinvestering en de kosten. Hiertoe zijn 25 dossiers van zaken waarin door het hof Den Haag een ouderschapsonderzoek is ge-last bestudeerd en zijn schriftelijk vragen over het procesverloop voorgelegd aan de andere hoven. Ten tweede is de visie van de raads-heren en gerechtssecretarissen op de werking van het ouderschapsonderzoek in kaart ge-bracht door middel van een groepsinterview

met vijf raadsheren en twee gerechtssecreta-rissen uit de familiesector. Tijdens het inter-view is gesproken over het procesverloop van het ouderschapsonderzoek en over de effec-tiviteit van het ouderschapsonderzoek. Ten derde zijn individuele interviews afgenomen bij zeven ervaren deskundigen met als doel om inzicht te krijgen in de aanpak van de deskundigen en hun visie op de werking en de effectiviteit van het ouderschapsonder-zoek. Tijdens de interviews is gesproken over het doel van het ouderschapsonderzoek, de aanpak van de deskundigen, de effectiviteit van het ouderschapsonderzoek, en de regie-voering en rapportage aan het hof. Ten vierde is een empirisch onderzoek uitgevoerd onder ouders die verwikkeld waren in een juridische procedure bij het gerechtshof. Door middel van een gerandomiseerd voor-/nameting design zijn vergelijkbare zaken in de tussen-beschikking toegewezen aan ofwel een ouder-schapsonderzoek ofwel een van de reguliere procedures (mediation naast rechtspraak, een onderzoek van de Raad voor de Kinder-bescherming of een eindbeslissing). Vooraf-gaand aan het ouderschapsonderzoek of de reguliere procedure en na het ontvangen van de eindbeschikking zijn schriftelijke vragen-lijsten afgenomen onder de ouders. Ouders zijn ondervraagd over het contact met de ex-partner, het contact met de kinderen, het eigen welzijn, en het welzijn van de kinderen. Daarnaast zijn bij de nameting tevens vragen gesteld over de effectiviteit en neutraliteit van de derde partij, de ervaren rechtvaardigheid van procedure en uitkomst, en de tevreden-heid met de procedure en de uitkomst.

Page 9: Het ouderschaps- onderzoek: een aanpak bij …...Raad voor de rechtspraak Research Memoranda Nummer 1 / 2013 Jaargang 9 Dr. E.S. Kluwer Het ouderschaps-onderzoek: een aanpak bij vechtscheidingen

7

Het ouderschapsonderzoek in praktijk

Het ouderschapsonderzoek is uitgegroeid tot een geïntegreerde en vrij eenduidige pro-cesmethode bij de hoven die hoofdzakelijk wordt ingezet bij zaken over de contactrege-ling waarbij sprake is van zeer geëscaleerde conflicten tussen de ouders. De benoeming van de deskundige vindt plaats bij de tussen-beschikking, waarbij ook een raadsheer- commissaris wordt benoemd. Het ouder-schapsonderzoek wordt meestal verricht door één deskundige en in ongeveer een kwart van de gevallen door twee deskundigen (meestal een gedragsdeskundige en een advocaat), bijvoorbeeld bij zeer zware zaken. Een ouder-schapsonderzoek duurt gemiddeld ruim een jaar waarin gemiddeld vijf gesprekken tussen de deskundige en de ouders plaatsvinden. In ruim een derde van de zaken vindt ook een gesprek plaats met het kind/de kinderen. De kosten bedragen gemiddeld € 3.176 per onderzoek, wat overeenkomt met een tijds-besteding van bijna 25 uur.

Interventies van de deskundigen hebben tot doel om de communicatie tussen de ouders weer op gang te brengen of te verbeteren, terwijl het duidelijke juridische kader voor-komt dat het ouderschapsonderzoek thera-peutisch wordt. De aanpak van de deskun-digen varieert sterk en wordt aangepast aan wat nodig is in elke afzonderlijke zaak. Voor de verdere ontwikkeling en verbetering van het ouderschapsonderzoek is structurering zoals het ontwikkelen van best-practices en meer (georganiseerde) intervisie, afstemming

en uitwisseling onder deskundigen essentieel. Voorts verdient het aanbeveling dat meer uitwisseling plaatsvindt tussen de deskundi-gen en het hof, bijvoorbeeld voor wat betreft de rapportage en de eindbeslissing.

De effectiviteit van het ouderschapsonderzoek

In ongeveer de helft van de gevallen slagen ouders er met behulp van een ouderschaps-onderzoek in om alsnog tot (gedeeltelijke) overeenstemming te komen, terwijl het per-centage overeenstemming bij de reguliere procedures veel lager ligt – ook wanneer deze wel op overeenstemming zijn gericht. Ouders die (gedeeltelijke) overeenstemming hadden bereikt rapporteerden na het ouderschaps-onderzoek tevens positiever over de relatie met hun ex-partner (hogere kwaliteit, meer commitment en minder gevoelens van rancune) en de relatie met hun kind, vergele-ken met ouders die geen overeenstemming hadden bereikt. Wanneer er geen overeen-stemming bereikt wordt leidt het ouderschaps-onderzoek tot een betere en meer geïnfor-meerde beslissing: de informatie uit het deskundigenrapport helpt de geïnterviewde raadsheren naar eigen zeggen bij het nemen van de beslissing wanneer ouders geen over-eenstemming hebben kunnen bereiken. Van een dergelijke inbreng van deskundigen is geen sprake in het geval van mediation en op andere wijze bij een onderzoek door de Raad voor de kinderbescherming. Ook komt vol-gens de geïnterviewde deskundigen in de meeste gevallen de communicatie tussen de

Page 10: Het ouderschaps- onderzoek: een aanpak bij …...Raad voor de rechtspraak Research Memoranda Nummer 1 / 2013 Jaargang 9 Dr. E.S. Kluwer Het ouderschaps-onderzoek: een aanpak bij vechtscheidingen

8

ouders weer enigszins op gang. Tegelijkertijd liet het empirische onderzoek geen voordeel zien van het ouderschapsonderzoek ten op-zichte van reguliere procedures voor wat betreft de verbetering van de relatie tussen de ouders. Blijkbaar is de beoogde verbete-ring in de relatie tussen de ouders een brug te ver voor ouders die al jarenlang een juridische strijd voeren en vaak al tijdens hun huwelijk conflicten en communicatieproblemen onder-vonden.

De belangrijkste redenen voor de positieve effecten van het ouderschapsonderzoek zijn volgens de ondervraagde deskundigen het opgelegde karakter van het ouderschaps-onderzoek, het feit dat deskundigen directief zijn in hun interventies, en het feit dat er meer tijd is voor het ouderschapsonderzoek dan bijvoorbeeld voor mediation. De deskundigen noemen het verloop van parallel lopende rechtszaken en beschermingsmaatregelen die geen onderdeel zijn van het ouderschaps-onderzoek als belemmering voor het slagen van een ouderschapsonderzoek. Volgens de geïnterviewde raadsheren en deskundigen speelt de raadsheer een belangrijke rol in het maken van een juiste inschatting of een ouderschapsonderzoek in een bepaalde zaak kans van slagen heeft. Raadsheren kunnen de motivatie van ouders bevorderen door op zitting duidelijke en eenduidige informatie (mee) te geven over het ouderschapsonder-zoek en door de juiste vragen te stellen, zo-danig dat ouders zich bewust worden van hun aandeel in de onderlinge strijd en samen gaan nadenken over mogelijke oplossingen. Ook

lijkt de mate van vertrouwen tussen de ouders een sleutelrol te spelen. Ouders die (gedeel-telijke) overeenstemming bereikten scoorden voor aanvang van het ouderschapsonderzoek hoger op vertrouwen in de ex-partner dan ouders die geen overeenstemming bereikten. De cruciale rol van (het opbouwen van) ver-trouwen bij de ouders werd ook gesignaleerd door de deskundigen.

De geïnterviewde deskundigen en raadsheren zijn van mening dat er een groot probleem zou ontstaan wanneer het ouderschapsonder-zoek weg zou vallen, omdat men dan een in hun visie adequaat middel mist voor de speci-fieke groep ouders die ernstige communicatie-problemen heeft waarvan het kind nadelige gevolgen ondervindt. Zij zien een grote lacune tussen de klassieke middelen en de behoeften van deze groep ouders. Hoewel de ouders waar een ouderschapsonderzoek was opgelegd de gerechtelijke procedure in zijn geheel als minder positief beoordeelden dan de ouders die een van de reguliere procedu-res volgden, beoordeelden zij de gesprekken met de deskundige positiever voor wat betreft het naar voren komen van belangrijke feiten en meningen, de bijdrage aan de oplossing van het geschil en de bijdrage aan de ver-betering in de relatie met de ex-partner en rondden zij vaker de gesprekken met de derde partij volledig af dan het geval was bij mediation.

Page 11: Het ouderschaps- onderzoek: een aanpak bij …...Raad voor de rechtspraak Research Memoranda Nummer 1 / 2013 Jaargang 9 Dr. E.S. Kluwer Het ouderschaps-onderzoek: een aanpak bij vechtscheidingen

9

Conclusie en aanbevelingen

Concluderend kan gesteld worden dat het ouderschapsonderzoek ouders in een vecht-scheiding de mogelijkheid biedt om er alsnog samen uit te komen en dat, indien dit niet lukt, het deskundigenrapport de raadsheer belangrijke informatie geeft om tot een beslis-sing te komen. Om die reden verdient het stimuleren en verder ontwikkelen van het ouderschapsonderzoek aanbeveling. Tegelij-kertijd liet het ouderschapsonderzoek in dit

evaluatieonderzoek geen aantoonbaar voor-deel zien ten opzichte van de reguliere proce-dures voor wat betreft de verbetering in de relatie tussen de ouders. Dit duidt op de noodzaak om eerder in het scheidingsproces hulp te bieden aan ouders ter preventie van ernstige conflictescalatie tussen ouders na scheiding. Ten slotte dient te worden geïnves-teerd in onderzoek om zicht te krijgen op de lange-termijn kosten en baten van het ouder-schapsonderzoek en op de oorzaken van vechtscheidingen.

Page 12: Het ouderschaps- onderzoek: een aanpak bij …...Raad voor de rechtspraak Research Memoranda Nummer 1 / 2013 Jaargang 9 Dr. E.S. Kluwer Het ouderschaps-onderzoek: een aanpak bij vechtscheidingen

10

Page 13: Het ouderschaps- onderzoek: een aanpak bij …...Raad voor de rechtspraak Research Memoranda Nummer 1 / 2013 Jaargang 9 Dr. E.S. Kluwer Het ouderschaps-onderzoek: een aanpak bij vechtscheidingen

11

Inhoudsopgave

Dankwoord 3

Samenvatting 5

1 Inleiding 151.1 Aanleiding en achtergrond van het evaluatieonderzoek 151.2 Uitgangspunten van het ouderschapsonderzoek 16

1.2.1 Definitie 161.2.2 Toepassing, werkwijze en regels 171.2.3 De deskundigen 181.2.4 De opleiding 19

1.3 Het evaluatieonderzoek 201.3.1 Doelstelling en onderzoeksvragen 201.3.2 Onderzoeksopzet 20

1.4 Overzicht van het rapport 22

2 Wetenschappelijke achtergrond 232.1 Doelstelling 232.2 De gevolgen van echtscheiding voor ouders en kinderen 23

2.2.1 De effecten van echtscheiding op ouders 232.2.2 De effecten van echtscheiding op kinderen 252.2.3 De schadelijke effecten van ouderlijk conflict 272.2.4 Implicaties voor het evaluatie onderzoek 28

2.3 Effectiviteit van mediation 292.3.1 Effectiviteit van mediation vergeleken met procesvoering 292.3.2 Naleving van afspraken en opnieuw procederen 302.3.3 Implicaties voor het evaluatie onderzoek 31

2.4 Het opgelegde karakter van het ouderschapsonderzoek 312.4.1 Motivatie van ouders voor het ouderschapsonderzoek 322.4.2 Implicaties voor het evaluatie onderzoek 34

2.5 Onderzoeksvragen 34

3 Dossierstudie in het Hof Den Haag 353.1 Doelstelling 353.2 Werkwijze dossierstudie 363.3 Enkele kerngegevens 36

Page 14: Het ouderschaps- onderzoek: een aanpak bij …...Raad voor de rechtspraak Research Memoranda Nummer 1 / 2013 Jaargang 9 Dr. E.S. Kluwer Het ouderschaps-onderzoek: een aanpak bij vechtscheidingen

12

3.4 Het ouderschapsonderzoek 373.4.1 De benoeming van de deskundige 373.4.2 De reden voor het ouderschaps onderzoek 383.4.3 De vragen van het ouderschaps onderzoek 413.4.4 Interventies door deskundigen 423.4.5 Interactie van de deskundige met het hof 433.4.6 Doorlooptijden en tijdsinvestering 44

3.5 Resultaat en eindbeschikking 473.6 Conclusie 49

4 De visie van raadsheren en gerechtssecretarissen 514.1 Doelstelling 514.2 Het procesverloop van het ouderschapsonderzoek 51

4.2.1 Wat wordt verstaan onder het ouderschapsonderzoek en welke zaken komen in aanmerking voor het ouderschapsonderzoek? 51

4.2.2 Wanneer wordt voor een andere procedure gekozen? 534.2.3 Wat is de rol van de gerechts secretaris? 544.2.4 Wie gelast het ouderschaps onderzoek? 544.2.5 Zijn er interventies die raadsheren op zitting plegen om ouders

te motiveren tot een ouderschapsonderzoek en zo ja, welke? 544.2.6 Hoe is de regievoering over het ouderschapsonderzoek en hoe

verloopt de communicatie met de deskundige? 554.2.7 In welke mate en op welke manier wordt door raadsheren gebruik gemaakt

van het deskundigen rapport in het komen tot de eindbeschikking? 564.2.8 Wordt de eindbeslissing altijd genomen door dezelfde kamer? 57

4.3 De effectiviteit van het ouder schaps onderzoek 584.3.1 Wat zijn de voordelen van het ouderschapsonderzoek, bijvoorbeeld

in vergelijking met mediation naast rechtspraak of een raadsonderzoek? 584.3.2 Wat zijn de nadelen van het ouderschapsonderzoek, bijvoorbeeld

in vergelijking met mediation naast rechtspraak? 594.4 Conclusie 60

5 De aanpak en visie van de deskundigen 625.1 Doelstelling 625.2 Doel en kenmerken van het ouderschapsonderzoek 63

Page 15: Het ouderschaps- onderzoek: een aanpak bij …...Raad voor de rechtspraak Research Memoranda Nummer 1 / 2013 Jaargang 9 Dr. E.S. Kluwer Het ouderschaps-onderzoek: een aanpak bij vechtscheidingen

13

Inhoudsopgave

5.3 De aanpak van de deskundigen bij het ouderschapsonderzoek 645.3.1 Wat is de aanpak van de deskundigen bij het ouderschapsonderzoek? 645.3.2 Welke interventies plegen de deskundigen om de communicatie tussen

de ouders weer op gang te brengen en hebben zij hiervoor voldoende vaardigheden en aan knopingspunten? 65

5.3.3 Hoe ervaren de deskundigen de bereidwilligheid van ouders om mee te werken aan het ouderschaps onderzoek en kunnen raadsheren op zitting de motivatie van partijen verder bevorderen? 67

5.4 De visie op de effectiviteit van het ouderschapsonderzoek 675.4.1 Hoe vaak bereiken ouders overeenstemming en in welke mate zien

de deskundigen gedurende het ouderschapsonderzoek een verbetering in de communicatie tussen de ouders? 67

5.4.2 Wat zijn de belangrijkste redenen dat een ouderschapsonderzoek slaagt? 685.4.3 Wat zijn de belangrijkste redenen dat een ouderschapsonderzoek niet

slaagt? 685.4.4 Wat is volgens de deskundigen de waarde van het ouderschapsonderzoek,

bijvoorbeeld in vergelijking met mediation naast rechtspraak of een raadsonderzoek? 69

5.4.5 Welke kanttekeningen plaatsen de deskundigen bij het ouderschaps-onderzoek? 70

5.5 Regievoering en rapportage 715.5.1 Hoe is de regievoering over het ouderschapsonderzoek en hoe verloopt

de communicatie met het hof? 715.5.2 Hoe rapporteren deskundigen aan het hof? Zijn zij goed in staat om de

door het hof gestelde (standaard)vragen te beantwoorden in het deskundigen bericht? 71

5.6 Conclusie 72

6 Empirisch onderzoek onder ouders 746.1 Doelstelling en verwachtingen 746.2 Methode van onderzoek 75

6.2.1 Toewijzingsprocedure en informatieverzameling 756.2.2 Steekproef 766.2.3 Vragenlijsten 786.2.4 Voorbereidende analyses 79

Page 16: Het ouderschaps- onderzoek: een aanpak bij …...Raad voor de rechtspraak Research Memoranda Nummer 1 / 2013 Jaargang 9 Dr. E.S. Kluwer Het ouderschaps-onderzoek: een aanpak bij vechtscheidingen

1

14

6.3 Resultaten 806.3.1 Beschrijvende resultaten 806.3.2 Verschillen tussen voor- en nameting op de psychologische variabelen 826.3.3 Mate van overeenstemming en evaluatie van de procedure 846.3.4 Samenhang met de mate van over eenstemming 87

6.4 Conclusie 88

7 Conclusies en aanbevelingen 927.2 Het ouderschapsonderzoek in de praktijk 927.3 De effectiviteit van het ouder schaps onderzoek 957.4 Conclusies 987.5 Beperkingen en vervolgonderzoek 997.6 Aanbevelingen 1007.7 Tot slot 102

Literatuur 103

Bijlagen 1 Regels voor het Deskundigenonderzoek met toepassing van mediation

107

2 Inhoud dossiers 1093 Format ten behoeve van analyse dossiers 1114 Vragen voor Hof Amsterdam, Hof Arnhem, Hof Den Bosch en

Hof Leeuwarden in verband met het ouderschapsonderzoek 1135 Modeldeskundigenbericht

115

6 Vragenlijsten en betrouwbaarheden van de schalen 1237 Scheiden: de belangrijkste redenen 130

Page 17: Het ouderschaps- onderzoek: een aanpak bij …...Raad voor de rechtspraak Research Memoranda Nummer 1 / 2013 Jaargang 9 Dr. E.S. Kluwer Het ouderschaps-onderzoek: een aanpak bij vechtscheidingen

11

15

Inleiding

1.1 Aanleiding en achtergrond van het evaluatieonderzoek

Recente cijfers laten zien dat in Nederland ruim een op de drie huwelijken eindigt in een echtscheiding. Het echtscheidingspercentage in Nederland is de afgelopen decennia toege-nomen van 24% in 1980 tot 36,5% in 20111. Bij deze echtscheidingen zijn jaarlijks onge-veer 35.000 minderjarige kinderen betrokken. Wanneer scheidingen na samenwonen wor-den meegerekend, liggen de aantallen nog hoger. Hoewel exacte cijfers niet bekend zijn, verloopt naar schatting 10% van de scheidin-gen problematisch en is er sprake van ern-stige conflicten; dit wordt ook wel aangeduid met de term vechtscheiding (Spruijt & Kor-mos, 2010). Men spreekt van een vechtschei-ding wanneer een scheiding niet alleen ge-paard gaat met negatieve gevoelens richting de ex-partner, maar ook met gedrag bedoeld om de ex-partner schade toe te brengen. De term vechtscheiding wordt ook (en vooral) gehanteerd wanneer de kinderen daar (grote) nadelen van ondervinden. Het schrijnende is dat juist de kinderen in de meeste gevallen de

inzet zijn van het gevecht. De belangrijkste voorbeelden zijn dat scheidende partners elkaar het gezag over de kinderen via juridi-sche procedures proberen te ontnemen, dat ouders de omgangsregeling boycotten of elkaar beschuldigen van kindermishandeling. Zo raken de ouders verwikkeld in een einde-loos juridisch gevecht en dat is zeer nadelig voor de betrokken kinderen. Wetenschappe-lijk onderzoek heeft aangetoond dat ouder-lijke scheiding in het algemeen negatieve effecten heeft op het welzijn en de ontwikke-ling van kinderen, maar vooral wanneer de scheiding gepaard gaat met veel conflicten (Amato, 2000; Spruijt, 2005, 2007; zie ook hoofdstuk 2).

Niet alleen ouders en hun kinderen maar ook de Rechtspraak ondervindt de gevolgen van deze ontwikkelingen. Vechtscheidingen gaan gepaard met lange en complexe procedures met de bijbehorende materiële en immateri-ele kosten. Om die reden heeft de Recht-spraak gezocht naar interventies die de ach-terliggende oorzaak van die procedures, de zeer geëscaleerde conflicten tussen de ou-

1. Bron: http://statline.cbs.nl/.

Page 18: Het ouderschaps- onderzoek: een aanpak bij …...Raad voor de rechtspraak Research Memoranda Nummer 1 / 2013 Jaargang 9 Dr. E.S. Kluwer Het ouderschaps-onderzoek: een aanpak bij vechtscheidingen

16

ders, zou kunnen wegnemen. Dit heeft sinds 2002 geleid tot de ontwikkeling van een nieuwe methode van werken door een des-kundige, aangesteld door de rechter in ge-zag- en omgangszaken, aangeduid als Des-kundigenonderzoek met toepassing van mediation, ook wel ouderschapsonderzoek genoemd. Bij deze procesmethode krijgen strijdende ouders de gelegenheid om onder deskundige begeleiding, met inzet van medi-ation- en coachingstechnieken, alsnog zelf tot een (deel)oplossing te komen. Wanneer dit niet lukt, rapporteert de deskundige aan de rechter opdat deze de gerechtelijke beslissing kan geven.

Tussen 2008 en 2011 is deze procesmethode geïmplementeerd bij de vijf hoven2 door middel van een pilot onder ruim 250 familie-zaken. De kosten hiervan zijn door het rijk gedragen, op voorwaarde dat een evaluatie-onderzoek zou plaatsvinden. Tussen 2010 en 2013 is daarom in opdracht van de Raad voor de Rechtspraak door de Universiteit Utrecht een onderzoek uitgevoerd om de werkzaam-heid van het ouderschapsonderzoek te evalu-eren. Het voorliggende rapport doet verslag van dit evaluatieonderzoek.

1.2 Uitgangspunten van het ouderschapsonderzoek3

1.2.1 Definitie

Het ouderschapsonderzoek, voorheen aange-duid met de term forensische mediation (Van Leuven & Hoefnagels, 2003), wordt door de Stichting Forensische Mediation4 gedefinieerd als een procesmethode die onderzoek en mediation combineert met het doel enerzijds partijen alsnog de gelegenheid te bieden om zelf tot een (deel)oplossing van hun geschil te komen en anderzijds de rechter in het kader van het deskundigenbericht de informatie te verschaffen die nodig is om de gerechtelijke beslissing te nemen. Het initiatief voor deze unieke methode werd genomen door mr. G.P. Hoefnagels, emeritus hoogleraar familie- en jeugdrecht, en mr. C.A.R.M. van Leuven, des-tijds advocaat en scheidingsbemiddelaar. De methode wordt toegepast in zowel gezag- en omgangszaken, als in complexe financiële zaken voortvloeiende uit een (echt)scheiding, waarin de kinderen klemzitten tussen hevig strijdende ouders. Het gaat daarbij om hoog oplopende conflicten tussen ouders, waarbij de problematiek zo zwaar wordt ingeschat dat

2. Sinds 1 januari 2013 is het aantal gerechtshoven gereduceerd van vijf naar vier (Amsterdam, Den Haag, Den

Bosch en Arnhem-Leeuwarden; wet Herziening Gerechtelijke kaart). Dit onderzoek vond echter grotendeels

plaats voor 1 januari 2013 en daarom wordt in dit rapport op diverse plaatsen gesproken van vijf hoven (Amster-

dam, Den Haag, Den Bosch, Arnhem en Leeuwarden).

3. Deze informatie is overgenomen van de website van de Stichting Forensische Mediation:

www.forensischemediation.nl.

4. De Stichting Forensische Mediation komt voort uit een gemeenschappelijk initiatief van de Vereniging voor

Familierecht Advocaten en Scheidingsbemiddelaars (vFAS), de Stichting Accountant-Mediators (SAM), de Ver-

eniging van Mediators en Scheidingsbemiddelaars in het Notariaat (VMSN) en van het Nederlands Instituut van

Psychologen (NIP), sectie Mediation.

Page 19: Het ouderschaps- onderzoek: een aanpak bij …...Raad voor de rechtspraak Research Memoranda Nummer 1 / 2013 Jaargang 9 Dr. E.S. Kluwer Het ouderschaps-onderzoek: een aanpak bij vechtscheidingen

17

Inleiding

mediation geacht wordt niet te werken of waarin mediation in een eerder stadium is mislukt. De deskundige krijgt de opdracht hulp te verlenen door middel van mediation- en coachingstechnieken, gelijktijdig onder-zoek te verrichten en aansluitend te rapporte-ren aan de rechter naar aanleiding van de bij beschikking geformuleerde vragen.

Een belangrijk verschil tussen het ouder-schaps onderzoek en mediation naast recht-spraak is dat het ouderschapsonderzoek wordt opgelegd door de rechter. Bij media-tion naast rechtspraak verwijst de rechter de partijen weliswaar naar mediation, maar de keuze hiervoor ligt bij de partijen. Bovendien is er bij het ouderschapsonderzoek sprake van rapportage aan de rechter, terwijl de mediator niet aan de rechter rapporteert. Ten slotte zijn de deskundigen niet alleen getraind in het herkennen van conflictgedrag maar ook in het interveniëren op conflictgedrag. Zij zijn naar verwachting directiever dan in ‘gewone’ mediation waarin veelal het uitgangspunt gehanteerd wordt dat de mediator niet stuurt op inhoud maar alleen het proces begeleidt (faciliterende mediation; Prein, 2009).

Er zijn ook belangrijke verschillen tussen het ouderschapsonderzoek en een onderzoek door de Raad voor de Kinderbescherming. Ten eerste richt de deskundige in het ouder-schapsonderzoek zich primair op de onderlig-gende conflicten tussen de ouders, terwijl de raadsonderzoeker zich richt op het vaststellen van de feiten (diagnose), bijvoorbeeld ruzie

over de omgang. De raadsonderzoeker gaat echter voorbij aan het conflict dat onder de oppervlakte aanwezig is. In relationele ge-schillen speelt het werkelijke conflict zich vaak juist onder de oppervlakte af en het onder-zoeken van dit onderliggende conflict is vaak een eerste voorwaarde voor een duurzame oplossing van het geschil. Ten tweede is de deskundige in staat om te interveniëren om de communicatie tussen ouders weer op gang te brengen, terwijl in een raadsonderzoek alleen ruimte is voor onderzoek en rappor-tage.

1.2.2 Toepassing, werkwijze en regels

De Stichting Forensische Mediation vermeldt het volgende over de toepassing, werkwijze en regels van het ouderschapsonderzoek. Bij het Deskundigenbericht met toepassing van mediation gaat het om een onderzoeksme-thode waarbij partijen tevens de ruimte krij-gen om hun geschillen alsnog op eigen kracht op te lossen. De methode wordt toegepast wanneer sprake is van hardnekkige problemen tussen ouders die als gevolg daarvan in lang-durige procedures verzeild zijn geraakt en waarbij de rechter heeft vastgesteld dat een oplossing niet zonder onderzoek en/of inter-venties kan worden bereikt. Het gaat daarbij om familierecht in ruime zin, dus zowel om geschillen in het ouderschap en omgang rond kinderen bij of na scheiding als om lastige financiële geschillen, zoals de waardering van ondernemingsvermogen en het vaststellen van wat uitkeerbare winst is.

Page 20: Het ouderschaps- onderzoek: een aanpak bij …...Raad voor de rechtspraak Research Memoranda Nummer 1 / 2013 Jaargang 9 Dr. E.S. Kluwer Het ouderschaps-onderzoek: een aanpak bij vechtscheidingen

18

De aanstelling van de deskundige geschiedt door de rechter ex lege. De deskundige en partijen staan niet in een contractuele verhou-ding tot elkaar en de deskundige heeft ook geen overeenkomst met de rechtbank of het hof. De wet beheerst de rechtsverhouding van deskundige tot rechter en deskundige tot partijen (Rv art. 194 t/m 200). De deskundige stelt zijn onderzoek in, hetzij onder leiding van de rechter, hetzij zelfstandig (Rv art. 198 lid 2). Hieruit valt af te leiden dat de rechter be-voegd is regels te stellen met betrekking tot het onderzoek. Deze regels kunnen afhankelijk van het concrete geval worden gewijzigd of aangevuld. De rechter die ze wil hanteren zal het stuk bij de opdracht voegen, dan wel de regels daarin opnemen. De regels die gelden voor het deskundigenonderzoek met toepas-sing van mediation zijn opgenomen in bij-lage 1.

1.2.3 De deskundigen

De deskundigen zijn allen geregistreerd als forensisch mediator bij de Stichting Forensi-sche Mediation. Zij hebben hiertoe de specia-lisatieopleiding Forensische Mediation ge-volgd en het examen, bestaande uit een schriftelijke toets en een toelatingsgesprek, met goed gevolg afgelegd.De opleiding staat open voor advocaat-schei-dingsbemiddelaars (lid van de vFAS), die de specialisatieopleiding tot Advocaat-Schei-dingsbemiddelaar en de juridische specialisa-tieopleiding van de vFAS met goed gevolg hebben voltooid; psycholoog-bemiddelaars

(lid van het NIP en de sectie (family-)media-tion van het NIP), die de NIP-opleiding tot mediator met goed gevolg hebben doorlo-pen; accountant (lid van het NIVRA/NovAA), die de SRA-opleiding tot mediator met goed gevolg hebben doorlopen; fiscalisten (lid van het NOB, NFB of CB), die de SRA-opleiding tot mediator met goed gevolg hebben door-lopen; (kandidaat-)notarissen (lid van de VMSN), die de specialisatieopleiding echt-scheidingsbemiddeling met goed gevolg hebben afgerond.

In het toelatingsgesprek worden de bijzon-dere eisen die aan de deskundige worden gesteld, getoetst op de volgende onderdelen.

Het proces en de verantwoording. De deskun-dige is een uitstekend onderzoeker en kan elke stap in het proces verantwoorden, ten opzichte van zichzelf, de partijen en de rech-ter, in de zin dat het een bewuste keuze is van methode en technieken. De onderzoeker kan de interventies uitleggen aan de hand van in de literatuur beschreven processen. Van de onderzoeker wordt verwacht dat de technie-ken zodanig ingezet worden dat er, juist in de zeer lastige zaken, een meerwaarde ontstaat: partijen wordt een laatste, maar wel zeer professionele kans geboden er tijdens het onderzoek alsnog op eigen kracht uit te ko-men. De mediation- en coachingstechnieken worden hier gecombineerd met technieken die zijn ontleend aan de psychiatrie en psy-chotherapie.

Page 21: Het ouderschaps- onderzoek: een aanpak bij …...Raad voor de rechtspraak Research Memoranda Nummer 1 / 2013 Jaargang 9 Dr. E.S. Kluwer Het ouderschaps-onderzoek: een aanpak bij vechtscheidingen

19

Inleiding

Specialistische kennis van de juridische leer-stukken. De deskundige heeft specialistische juridische kennis van het onderwerp (vaak het gezag en omgangsrecht) en heeft zich de specialistische kennis zodanig eigen gemaakt dat er bij ieder door partijen gesproken woord een vanzelfsprekende innerlijke toets plaats-vindt: dit past in het kader, dit niet. De onder-zoeker moet dit kader onmiddellijk kunnen vertalen in juridisch heldere taal.

Luisteren naar kinderen. In het onderzoek moet er, wanneer er kinderen bij betrokken zijn, ruimte zijn om naar de kinderen te luiste-ren. De deskundige heeft bij voorkeur erva-ring met het werken met kinderen.

Rapportage. De deskundige kan omgaan met het spanningsveld tussen mediation en het deskundigenoordeel en advies aan de rechter en is in staat tot het schrijven van een goed rapport.

Gronding. De onderzoeker staat stevig in zijn/haar schoenen, straalt rust en vertrouwen uit, blijft boven de materie staan en is tegelijker-tijd een goede en volledig aanvaarde ge-sprekspartner voor de partijen. Tijdens de assessmentgesprekken beoordelen de asses-soren of de rechtbank/het hof de kandidaat ook echt gaat benoemen.

1.2.4 De opleiding

Tijdens de opleiding worden kandidaat-des-kundigen allereerst getraind op hun mediati-

onvaardigheden; niet alleen het herkennen van conflictgedrag en het sturen daarin, maar ook het vermogen tot verandering van gedrag dat het bereiken van duurzame oplossingen in de weg staat. Daarnaast verdiepen zij hun kennis op het gebied van het procesrecht (bewijsrecht, de deskundige, de comparitie van partijen). Zij nemen deel aan een oefen-rechtbank en raken bekend met het formule-ren van de vragen in het kader van het des-kundigenbericht en het opstellen van een plan van aanpak in het kader van het deskun-digenbericht. Verder komt in de opleiding de relatie van de deskundige met de rechter en met partijen en hun adviseurs aan bod. De cursisten worden vertrouwd gemaakt met het uitvoeren van het deskundigenonderzoek in opdracht van of na aanhouding door de rech-ter na een verwijzing ter zitting. Zij leren rap-portages te maken die enerzijds bruikbaar zijn voor de rechter in het kader van te nemen (deel)beslissingen en anderzijds begrijpelijk zijn voor de partijen zodat een zo groot mo-gelijk draagvlak voor de inhoud wordt verkre-gen bij partijen en eventueel overige belang-hebbenden. Aandacht wordt besteed aan het leren inzetten van mediation- en coachings-technieken (gericht op de verandering van het gedrag en het ruziemodel van de ex-partners), terwijl gelijktijdig onderzoek wordt verricht (gericht op de door de rechter geformuleerde vraagstelling). Ten slotte komt de positie van de deskundige, de voor hem of haar gel-dende gedragsregels en de beroepsaanspra-kelijkheid in de opleiding aan bod.

Page 22: Het ouderschaps- onderzoek: een aanpak bij …...Raad voor de rechtspraak Research Memoranda Nummer 1 / 2013 Jaargang 9 Dr. E.S. Kluwer Het ouderschaps-onderzoek: een aanpak bij vechtscheidingen

20

1.3 Het evaluatieonderzoek

1.3.1 Doelstelling en onderzoeksvragen

Een eerste, exploratief onderzoek van de Universiteit Utrecht, waarin een vergelijking gemaakt werd tussen ouders die een vrijwillig bemiddelingstraject volgden en ouders die een forensisch traject volgden, wees uit dat de conflictstijl van partijen in beide groepen in positieve zin bleek te veranderen (Spruijt et al., 2004). Het huidige onderzoek moest echter uitgebreider en meer concludent zijn gezien de eerder genoemde financiering door het ministerie van Justitie en de vraag waar-voor de Rechtspraak zich gesteld ziet: moet de financiering van het ouderschapsonder-zoek wel of niet gecontinueerd worden. De doelstelling van dit evaluatieonderzoek was daarom enerzijds om een beschrijving te geven van de inhoud en het procesverloop van het ouderschaps onderzoek en anderzijds om inzicht te krijgen in de effectiviteit ervan, om zodoende te komen tot aanbevelingen op basis van de resultaten.

De volgende onderzoeksvragen, zoals gefor-muleerd in de startnotitie, stonden centraal in dit evaluatieonderzoek.

1. Wat houdt het ouderschapsonderzoek in de praktijk in? Wat is de aard van de zaken waarbij een ouderschapsonderzoek wordt gelast en wat is het procesverloop van deze zaken? Wat is de aanpak van de deskun-digen tijdens het ouderschaps onderzoek?

2. Wat zijn de effecten van het ouderschaps-onderzoek in termen van de bereikte overeenkomst, de uitspraak en de eindsituatie voor ouders en de uitwerking daarvan vergeleken met vergelijkbare zaken waarin geen ouderschapsonderzoek heeft plaatsgevonden?

Een derde, tentatieve, onderzoeksvraag was of de afhandeling van scheidingszaken met en zonder ouderschapsonderzoek verschillen in termen van gerechtelijke en buitengerechte-lijke kosten. Hoewel de kosten van het ouder-schapsonderzoek waar mogelijk besproken zullen worden, valt een uitputtende kostenver-gelijking buiten het bereik van dit onderzoek.

1.3.2 Onderzoeksopzet

Voor het beantwoorden van onderzoekvraag 1 (inhoudelijke beschrijving van het ouderschap-sonderzoek) en onderzoeksvraag 2 (de effecti-viteit van het ouderschapsonderzoek) is een viertal studies uitgevoerd.

Ten eerste is een dossieronderzoek uitge-voerd met als doel inzicht te krijgen in de aard van de ‘ouderschapszaken’ (het type geschil dat centraal staat in de procedure, de leeftijd van de betrokken kinderen), het procesver-loop ervan (de doorlooptijd van het ouder-schapsonderzoek, het aantal contacten tussen de deskundige en het hof), de uitkomsten (mate van bereikte overeenstemming over het geschil dat aan de rechter is voorgelegd), maar ook in de tijdsinvestering en de kosten. Deze studie diende vooral ter beschrijving van

Page 23: Het ouderschaps- onderzoek: een aanpak bij …...Raad voor de rechtspraak Research Memoranda Nummer 1 / 2013 Jaargang 9 Dr. E.S. Kluwer Het ouderschaps-onderzoek: een aanpak bij vechtscheidingen

21

Inleiding

het ouderschapsonderzoek en geeft inzicht in de effectiviteit van het ouderschapsonderzoek voor wat betreft de bereikte overeenstem-ming over het geschil dat aan de rechter is voorgelegd.

Hiertoe zijn bij het Hof Den Haag zes dossiers intensief bestudeerd om zicht te krijgen op de inhoud van deze dossiers en het type informa-tie dat met het dossieronderzoek verzameld zou kunnen worden. Op basis van deze oriën-tatie is aan de begeleidingscommissie een format voorgelegd voor de wijze van verslag-legging. Met dit format als leidraad zijn ver-volgens in totaal 25 dossiers van zaken waarin door het Hof Den Haag een ouderschaps-onderzoek is gelast bestudeerd. In enkele gevallen zijn de uitkomsten van de dossier-studie aangevuld met gegevens zoals deze zijn verstrekt door het Hof Den Haag van alle zaken (dus meer dan de 25 onderzochte za-ken) waarin een ouderschapsonderzoek is gelast. Om te controleren of het procesver-loop van de onderzochte ouderschapsonder-zoeken vergelijkbaar was met de andere ho-ven, zijn vervolgens schriftelijk vragen over het procesverloop voorgelegd aan de andere hoven.

Ten tweede is een rondetafelgesprek (groeps-interview) gehouden met vijf raadsheren en twee gerechtssecretarissen uit de familiesec-tor om de visie van de raadsheren en ge-rechtssecretarissen op de werking van het ouderschapsonderzoek in kaart te brengen. Vertegenwoordigd waren de hoven Den

Haag, Amsterdam, Arnhem en Den Bosch. Tijdens het interview is gesproken over de procedurele werking van het ouderschaps-onderzoek en over de effectiviteit van het ouderschapsonderzoek. Deze studie diende vooral ter beschrijving en evaluatie van het procesverloop van het ouderschapsonder-zoek. Het geeft daarnaast inzicht in de effecti-viteit van het ouderschapsonderzoek voor wat betreft de perceptie van de raadsheren van de mate van bereikte overeenstemming en hun opvattingen over de bruikbaarheid van de rapportage bij het nemen van een beslissing.

Ten derde zijn mondelinge interviews afgeno-men bij zeven ervaren deskundigen met als doel inzicht te krijgen in de aanpak van de deskundigen en hun visie op de werking en de effectiviteit van het ouderschapsonder-zoek. Tijdens de interviews is gesproken over:• het doel van het ouderschapsonderzoek;• de aanpak van de deskundigen;• de effectiviteit van het ouderschapsonder-

zoek;• de regievoering en rapportage aan het

hof.

Daarmee is inzicht verkregen in de werkelijke uitvoering van het ouderschapsonderzoek en kon tevens een vergelijking gemaakt worden met de uitgangspunten van het ouderschaps-onderzoek en met de visie van de raadsheren en gerechtssecretarissen. Bovendien gaf dit onderzoek inzicht in de factoren die van in-vloed zijn op het al dan niet bereiken van overeenstemming door ouders.

Page 24: Het ouderschaps- onderzoek: een aanpak bij …...Raad voor de rechtspraak Research Memoranda Nummer 1 / 2013 Jaargang 9 Dr. E.S. Kluwer Het ouderschaps-onderzoek: een aanpak bij vechtscheidingen

1

22

Ten vierde is een empirisch onderzoek uitge-voerd onder ouders die verwikkeld waren in een juridische procedure bij het gerechtshof. Door middel van een gerandomiseerd voor-/nameting design zijn vergelijkbare zaken in de tussenbeschikking toegewezen aan ofwel een ouderschapsonderzoek ofwel een van de gebruikelijke procedures (mediation naast rechtspraak, een onderzoek van de Raad voor de Kinderbescherming of een eindbeslissing). Na toewijzing aan de groepen zijn vooraf-gaand aan het ouderschapsonderzoek of de gebruikelijke procedure en na het ontvangen van de eindbeschikking schriftelijke vragenlijs-ten afgenomen onder de ouders. Ouders zijn ondervraagd over:• het contact met de ex-partner;• het contact met de kinderen;• het eigen welzijn;• het welzijn van de kinderen. Daarnaast zijn bij de nameting tevens vragen gesteld over:• de effectiviteit en neutraliteit van de derde

partij;• de ervaren rechtvaardigheid van proce-

dure en uitkomst;• de tevredenheid met de procedure en de

uitkomst. Onderzocht is of er sprake was van een verbe-tering in de communicatie tussen de ouders, het welzijn van de ouders, de omgang en de relatie met het kind en het welzijn van het kind (zoals gerapporteerd door de ouder) en of de twee groepen hierin verschilden. Ook is onderzocht of de mate van bereikte overeen-stemming verschilde tussen de groepen en hoe ouders de verschillende procedures heb-

ben ervaren. Dit onderzoek geeft inzicht in de effectiviteit van het ouderschapsonderzoek voor wat betreft de bereikte overeenstem-ming en de relatie tussen de ouders en tussen ouder en kind. De kinderen zijn niet recht-streeks ondervraagd omdat dit een te grote belasting voor hen zou vormen. In plaats daarvan zijn de ouders ondervraagd over het functioneren van hun kind(eren).

1.4 Overzicht van het rapport

Het voorliggende rapport beschrijft de resul-taten van de vier studies die dit evaluatie-onderzoek omvatte. Allereerst wordt in hoofd-stuk 2 de wetenschappelijke achtergrond van het evaluatieonderzoek uiteengezet. Daarna wordt de dossierstudie beschreven in hoofd-stuk 3. Hoofdstuk 4 bevat een verslag van het rondetafelgesprek met raadsheren en ge-rechtssecretarissen en in hoofdstuk 5 wordt verslag gedaan van de interviews met deskun-digen. In hoofdstuk 6 volgt de rapportage van de resultaten van het empirisch onderzoek onder ouders. Op basis van deze onderzoeken worden ten slotte conclusies getrokken en aanbevelingen gedaan in hoofdstuk 7. Door het diverse palet aan onderzoeksmethoden is dit evaluatieonderzoek zowel beschrijvend als hypothesetoetsend van aard en biedt dit rap-port uitgebreid inzicht in het functioneren van het ouderschapsonderzoek in zowel objectieve zin (verloop van de procedure, aantallen, door-looptijden, etc.) als vanuit het perspectief van de diverse betrokkenen: de raadsheren, de deskundigen en de ouders zelf.

Page 25: Het ouderschaps- onderzoek: een aanpak bij …...Raad voor de rechtspraak Research Memoranda Nummer 1 / 2013 Jaargang 9 Dr. E.S. Kluwer Het ouderschaps-onderzoek: een aanpak bij vechtscheidingen

1

23

2Wetenschappelijke achtergrond

2.1 Doelstelling

In dit hoofdstuk wordt de wetenschappelijke achtergrond van het evaluatieonderzoek uit-eengezet voor wat betreft de te onderzoeken effectiviteit van het ouderschapsonderzoek op de bereikte eindsituatie voor ouders. Er wordt eerst een overzicht gegeven van wetenschap-pelijk onderzoek naar de psychologische gevolgen van echtscheiding voor ouders en hun kinderen. Daarna wordt wetenschappelijk onderzoek naar de effecten van mediation bij echtscheiding besproken. Ten slotte wordt ingegaan op de motivatie van ouders in ver-band met het verplichte karakter van het ouderschapsonderzoek. Op basis van dit literatuuroverzicht wordt een aantal meer specifieke onderzoeksvragen geformuleerd.

2.2 De gevolgen van echtscheiding voor ouders en kinderen5

De gevolgen die kinderen ervaren van de echtscheiding van hun ouders kunnen niet los gezien worden van de gevolgen die de ou-ders zelf ondervinden van hun scheiding. De

ouders en het ouderschap hebben immers een centrale rol in het leven van minderjarige kinderen. Een echtscheiding gebeurt zelden in harmonie. Vaak gaat er een lange periode van relatieproblematiek aan vooraf, voelen part-ners zich hevig gekwetst en spelen er kwesties die leiden tot wrok en rancune, zoals overspel, mishandeling of de beslissing om te scheiden zelf. Dergelijke gevoelens ten opzichte van de ex-partner kunnen het scheidingsproces zeer bemoeilijken. Vaak zijn deze onderliggende emotionele conflicten de reden dat ex-part-ners het scheidingsproces of de omgangs-regeling dwarsbomen, met alle negatieve gevolgen van dien. In naar schatting 10% van de scheidingen ontaardt dit in een juridisch gevecht tussen de ouders waarbij de kinderen ernstig klemzitten.

2.2.1 De effecten van echtscheiding op ouders

Scheiden doet niemand voor zijn plezier. Mensen trouwen over het algemeen met als doel om langdurig bij elkaar te blijven en vaak ook om samen kinderen op te voeden. Wan-

5. Deze tekst is ontleend aan Kluwer (2013a).

Page 26: Het ouderschaps- onderzoek: een aanpak bij …...Raad voor de rechtspraak Research Memoranda Nummer 1 / 2013 Jaargang 9 Dr. E.S. Kluwer Het ouderschaps-onderzoek: een aanpak bij vechtscheidingen

24

neer blijkt dat men er niet in slaagt om dit doel te bereiken, dan heeft dit allereerst grote emotionele gevolgen zoals gevoelens van teleurstelling en verdriet over het mislukken van de relatie en het afscheid van het com-plete gezin(sleven), schuldgevoelens en ge-voelens van falen als partner en als ouder, boosheid en rancune richting de ex-partner en jaloezie wanneer er een ander in het spel is. Daarnaast ervaren scheidende ouders grote sociale en economische gevolgen van de echtscheiding. Het sociale netwerk verandert omdat men afscheid moet nemen van de vrienden en familie van de partner en van gezamenlijke vrienden wanneer deze de kant van de ex-partner kiezen. Daarnaast kost de echtscheiding zelf niet alleen veel geld, maar moeten er na de scheiding twee huishoudens, in plaats van één, betaald worden van de-zelfde inkomens.

Er is in de afgelopen decennia veel sociaal-wetenschappelijk onderzoek verricht waarin een vergelijking wordt gemaakt tussen ge-scheiden en getrouwde mensen op een groot aantal welzijnsindicatoren (zie voor een over-zicht van deze literatuur: Amato, 2000, 2010). Uit internationaal onderzoek blijkt dat ge-scheiden mensen een lager psychologisch en fysiek welzijn rapporteren dan getrouwde mensen, dat wil zeggen dat zij minder geluk-kig zijn, meer gevoelens van depressie rap-porteren, een lager zelfbeeld hebben, meer stress en spanning ervaren, meer gezond-heidsproblemen hebben en een hoger sterfte-cijfer kennen. De effecten van echtscheiding

op het psychisch welzijn zijn voor mannen en vrouwen vergelijkbaar, terwijl de effecten op de fysieke gezondheid bij mannen groter zijn dan bij vrouwen. Mannen zijn doorgaans meer afhankelijk van hun partner voor een gezonde levensstijl dan vrouwen. Daarnaast hebben gescheiden mensen te maken met de financi-ele gevolgen van echtscheiding, zoals een lagere levensstandaard en meer financiële en economische problemen. Deze effecten zijn voor vrouwen groter dan voor mannen, omdat vrouwen meestal meer economisch afhankelijk zijn tijdens het huwelijk dan mannen. Ten slotte hebben gescheiden ouders meer moeite met de opvoeding van hun kinderen dan getrouwde ouders. Niet alleen staan ouders er na de scheiding alleen voor, maar ook is opvoeden moeilijker wanneer men te maken heeft met psychische, fysieke en eco-nomische problemen. Gescheiden ouders vertonen dan ook minder gezaghebbend ouderschapsgedrag – gezaghebbend ouder-schapsgedrag houdt in dat ouders zowel regels stellen als oog hebben voor de wensen en behoeften van het kind – en ervaren meer ouderlijke spanning dan getrouwde ouders. Voor uitwonende ouders (meestal de vader) is het gebrek aan contact met de kinderen gere-lateerd aan spanning en verlaagd welbevin-den. Nederlands onderzoek naar de gevolgen van echtscheiding laat grotendeels hetzelfde beeld zien, zoals blijkt uit de resultaten van het grootschalige Nederlandse onderzoek Scheiding in Nederland (Kalmijn & De Graaf, 1998; zie ook Fischer & De Graaf, 2001; Fok-kema & Dykstra, 2001; Poortman & Fokkema,

Page 27: Het ouderschaps- onderzoek: een aanpak bij …...Raad voor de rechtspraak Research Memoranda Nummer 1 / 2013 Jaargang 9 Dr. E.S. Kluwer Het ouderschaps-onderzoek: een aanpak bij vechtscheidingen

25

Wetenschappelijke achtergrond

2001; Terhell, Broese van Groenou & Van Tilburg, 2001).

Hoewel de meeste onderzoeken zich hebben gericht op de negatieve gevolgen van echt-scheiding, laat een klein aantal studies zien dat er ook positieve veranderingen zijn in het leven van ouders na echtscheiding. Geschei-den mensen rapporteren meer autonomie en persoonlijke groei dan gehuwde mensen en veel gescheiden moeders ervaren een verbe-tering in hun carrièreperspectieven, sociaal leven, en gevoelens van geluk (Acock & Demo, 1994). Desondanks overheersen de negatieve gevolgen van echtscheiding op ouders in het sociaalwetenschappelijk onder-zoek, hoewel er waarschijnlijk meer positieve effecten zouden worden gevonden dan nu het geval is wanneer meer onderzoek expliciet aandacht zou besteden aan de positieve ge-volgen.

Een vraag waar onderzoekers zich over gebo-gen hebben is of de relatie tussen echtschei-ding en de hierboven genoemde problemati-sche uitkomsten duidt op een oorzakelijk verband of dat er ook sprake kan zijn van een selectie-effect. Een selectie-effect wil in dit geval zeggen dat mensen die psychisch en fysiek slechter functioneren een grotere kans hebben om te gaan scheiden. Longitudinaal onderzoek ondersteunt een causaal verband (echtscheiding leidt tot lager welzijn), maar er is daarnaast ook sprake van een zekere mate van selectie. Zo blijkt bijvoorbeeld dat depres-sie een verhoogde kans op echtscheiding

geeft later in het leven (Davies, Avison & McAlphine, 1997). Ten slotte blijkt uit onder-zoek dat de verschillen in welzijn tussen ge-scheiden en gehuwde ouders volgens Amato (2000) grotendeels verklaard worden door:• conflicten met de ex-partner;• verminderde emotionele steun van der-

den;• de economische problemen van geschei-

den ouders;• de moeilijkheden van het alleenstaand

ouderschap.

2.2.2 De effecten van echtscheiding op kinderen

In 1991 publiceerden Amato en Keith een meta-analyse van 92 onderzoeken waarin kinderen van gescheiden ouders werden vergeleken met kinderen van getrouwde ou-ders. Zij lieten zien dat kinderen van geschei-den ouders lager scoren op schoolprestaties, meer gedragsproblemen hebben, minder psychologisch welzijn en zelfwaardering rap-porteren, minder sociaal gedrag vertonen en minder goede relaties hebben met beide ouders. Meer recente studies bevestigen dit beeld, hoewel de effecten over het algemeen klein zijn (Amato, 2000, 2010). Wel zijn de genoemde gevolgen van echtscheiding zelfs op latere leeftijd nog zichtbaar en hebben volwassenen met gescheiden ouders vaker relatieproblemen en een grotere kans om zelf te scheiden (Amato, 2010). Ook Nederlands onderzoek laat zien dat kinderen van geschei-den ouders meer gedragsproblemen vertonen

Page 28: Het ouderschaps- onderzoek: een aanpak bij …...Raad voor de rechtspraak Research Memoranda Nummer 1 / 2013 Jaargang 9 Dr. E.S. Kluwer Het ouderschaps-onderzoek: een aanpak bij vechtscheidingen

26

en het minder goed doen op school dan kinderen van gehuwde ouders (Fischer, 2004; zie ook Fischer & De Graaf, 2001; Spruijt, 2008). Kortom, er is sprake van een consistent en persistent maar klein verschil waarbij kinde-ren van gescheiden ouders slechter af zijn dan kinderen van getrouwde ouders op een groot aantal individuele en sociale indicatoren.

In een poging deze verschillen te verklaren, heeft sociaalwetenschappelijk onderzoek zich hoofdzakelijk gericht op de volgende vijf verklaringen: 1. het ‘verlies’ van de uitwonende ouder;2. het verlaagde welzijn van de inwonende

ouder;3. conflicten tussen de ouders;4. economische problemen;5. stressvolle gebeurtenissen die gepaard

gaan met de scheiding (Amato, 1993). Volgens de eerste verklaring is het feit dat kinderen minder of geen omgang hebben met de uitwonende ouder problematisch omdat het kind deze ouder mist als rolmodel en als bron van steun, hulp, informatie, bege-leiding en supervisie. De tweede verklaring stelt dat het verlaagde welzijn van de inwo-nende ouder, als gevolg van de scheiding, de omgang en het welzijn van het kind op nega-tieve wijze beïnvloedt. Boosheid, onzekerheid, depressie en angst bij de ouder zorgen ervoor dat zij minder communiceren met hun kind, minder consequent zijn, minder affectie tonen en sneller straffen. De derde verklaring is dat kinderen van gescheiden ouders vooral last hebben van de conflicten tussen de ouders

omdat die zich voor, tijdens en na de schei-ding meer voordoen dan bij getrouwde ou-ders. Het is uit onderzoek bekend dat ouder-lijke conflicten een negatief effect hebben op het welzijn van kinderen. De vierde verklaring is dat kinderen van gescheiden ouders meestal bij de (alleenstaande) moeder wonen en zodoende meer financiële problemen hebben dan kinderen van getrouwde ouders. Dit heeft een negatief effect op hun gezond-heid, leefomgeving en onderwijs. De vijfde verklaring stelt dat het aantal stressvolle ver-anderingen in het dagelijks leven waarmee de scheiding gepaard gaat, zoals een verhuizing en verandering van school, de schadelijke effecten van echtscheiding bepaalt.

Voor elk van deze verklaringen is ondersteu-ning gevonden in onderzoek, hoewel som-mige verklaringen meer consistent bevestigd worden dan andere (Amato, 2000). De kwali-teit van het functioneren van de inwonende ouder (meestal de moeder) is een van de belangrijkste voorspellers van het welzijn en gedrag van kinderen van gescheiden ouders. Een slechte relatie met de inwonende ouder en het slecht functioneren van de inwo-nende ouder zijn gerelateerd aan de eerder-genoemde negatieve uitkomsten voor kinde-ren. Resultaten van onderzoek naar de rol van de uitwonende ouder (meestal de vader) zijn minder consistent. Al wat ouder onderzoek laat geen consistente relatie zien tussen het contact met de uitwonende ouder en het gedrag en welzijn van het kind (Amato, 1993), terwijl onderzoek uit de jaren negentig van de

Page 29: Het ouderschaps- onderzoek: een aanpak bij …...Raad voor de rechtspraak Research Memoranda Nummer 1 / 2013 Jaargang 9 Dr. E.S. Kluwer Het ouderschaps-onderzoek: een aanpak bij vechtscheidingen

27

Wetenschappelijke achtergrond

vorige eeuw positieve effecten laat zien van contact met uitwonende vaders, mits er sprake is van goed contact. Een meta-analyse van 63 studies naar uitwonende vaders en hun kinderen laat zien dat contact met de uitwo-nende vader een positieve bijdrage levert aan het welzijn van kinderen, maar alleen als de emotionele band tussen vader en kind sterk is en de vader actief betrokken is bij het leven van het kind (Amato & Gilbreth, 1999). Daarbij moet sprake zijn van gezaghebbend ouder-schapsgedrag, dat wil zeggen dat de ouder zowel regels stelt als oog heeft voor de wen-sen en behoeften van het kind. Ten slotte zijn ook economische problemen en stressvolle veranderingen die gepaard gaan met de scheiding in zekere mate gerelateerd aan negatieve uitkomsten voor kinderen van ge-scheiden ouders.

De meeste en meest consistente ondersteu-ning is echter gevonden voor de ‘ouderlijk conflict’-verklaring. Conflict, vijandigheid en een gebrek aan coöperatie tussen gescheiden ouders is een sterke en consistente voorspel-ler van negatieve uitkomsten voor kinderen. Het meest schadelijk zijn openlijke conflicten (d.w.z. waar het kind getuige van is), fysiek geweld en conflicten waarbij het kind het gevoel heeft tussen de ouders in te zitten of in een loyaliteitsconflict te raken. Ook in intacte huwelijken en relaties hebben ouderlijke con-flicten een negatief effect op kinderen (Grych & Fincham, 1990). Dit suggereert dat niet zozeer de scheiding voor negatieve uitkom-sten zorgt, maar vooral het ouderlijk conflict

dat met een scheiding gepaard gaat. Zo blijkt bijvoorbeeld dat de negatieve samenhang tussen echtscheiding enerzijds en schoolsuc-ces en gedragsproblemen anderzijds ver-dwijnt nadat gecorrigeerd wordt voor conflic-ten en problemen tussen de ouders (Fischer & De Graaf, 2001). Ook laten diverse studies zien dat kinderen van ouders met chronische, hevige en openlijke relatieconflicten beter af zijn wanneer de ouders scheiden dan wanneer zij bij elkaar blijven, mits de scheiding een eind aan de conflicten betekent (Amato, 2000).

2.2.3 De schadelijke effecten van ouderlijk conflict

Waarom zijn ouderlijke conflicten zo schadelijk voor kinderen? Ten eerste is boos en vijandig gedrag van de ouders op zich al stressvol voor kinderen. Het leidt tot angst, boosheid en spanning bij kinderen en tast hun gevoel van veiligheid en zekerheid aan. Ten tweede lo-pen kinderen het risico betrokken te worden bij de ouderlijke ruzies en in een loyaliteits-conflict te raken, wat voor kinderen een zeer onprettige en ongunstige situatie is. Kinderen houden van beide ouders en ervaren een grote loyaliteit aan beide ouders. Kinderen ontlenen hun gevoel van eigenwaarde voor een groot deel aan de waardering en liefde van hun ouders. Zij stellen hun ouders daarom niet graag teleur en proberen aan de ver-wachtingen van de ouders te voldoen. Te moeten kiezen tussen ouders betekent een innerlijk conflict voor het kind omdat het altijd

Page 30: Het ouderschaps- onderzoek: een aanpak bij …...Raad voor de rechtspraak Research Memoranda Nummer 1 / 2013 Jaargang 9 Dr. E.S. Kluwer Het ouderschaps-onderzoek: een aanpak bij vechtscheidingen

28

één ouder moet teleurstellen. Met het uiten van loyaliteit aan de ene ouder doet het kind automatisch de andere ouder tekort.

Ten derde missen kinderen die te maken hebben met veel ouderlijke conflicten een goed voorbeeld om hun eigen problemen constructief op te lossen. Kinderen leren veel over interpersoonlijke relaties door naar hun ouders te kijken en het ouderlijk gedrag na te doen (modeling). Zij kunnen bijvoorbeeld onbewust van hun ouders leren dat agressief en vijandig gedrag een acceptabele manier is om met conflicten om te gaan. Dit proces verklaart wellicht waarom volwassenen met gescheiden ouders een grotere kans hebben op relatieproblemen en scheiding (Amato, 2000). Ten slotte hebben vooral jonge kinde-ren de neiging om zichzelf de schuld te geven van het ouderlijk conflict.

Een niet goed functionerende verzorgende ouder is in dit kader ook een indirecte risico-factor voor kinderen. Ouders lijden zelf name-lijk ook onder frequente conflicten met hun ex-partner en dan vooral wanneer deze con-flicten op vijandige wijze gevoerd worden (Kluwer, 2013b). Het disfunctioneren van de ouder(s) heeft niet alleen een negatieve in-vloed op hun omgang met de kinderen, zoals hiervoor al werd beschreven, maar leidt bo-vendien op zichzelf ook weer tot meer ouder-lijke conflicten. Ouders die zich ongelukkig voelen, zijn minder goed in staat om hun eigen negatieve conflictgedrag te veranderen en zo de negatieve spiraal te doorbreken.

Een belangrijke bron van conflicten na de scheiding betreft het contact tussen de ex-part-ners over de kinderen. Het eerdergenoemde onderzoek Scheiding in Nederland laat zien dat ex-partners met kinderen vaker en langduriger contact hebben dan ex-partners zonder kinde-ren, maar opvallend is dat het contact bij ex-partners met kinderen veel vaker vijandig verloopt dan bij ex-partners zonder kinderen (Fischer, De Graaf & Kalmijn, 2005; Kluwer, 2013b). Juist de verantwoordelijkheid en zorg voor de kinderen en de praktische zaken die daarbij geregeld moeten worden, leiden vaak tot aanhoudend geruzie tussen exen, waar hun kinderen nu juist zo onder lijden.

2.2.4 Implicaties voor het evaluatie­onderzoek

Samengevat heeft echtscheiding voornamelijk negatieve effecten op kinderen wanneer de ouders vaak conflicten hebben en deze op destructieve en vijandige wijze hanteren. Juist in zaken waarin die conflicten hoog oplopen en de ouders er samen niet uitkomen, is het van belang om hulp te verlenen zodanig dat de ouders hun gemeenschappelijke verant-woordelijkheid voor de kinderen kunnen ne-men en hen rust, veiligheid en zekerheid kunnen bieden. Het voorgaande rechtvaardigt dan ook een van de doelen van het ouder-schapsonderzoek, namelijk het onderzoeken van onderliggende conflictkwesties tussen de ouders en ouders alsnog de gelegenheid bieden om onder deskundige begeleiding zelf tot een (deel)oplossing te komen.

Page 31: Het ouderschaps- onderzoek: een aanpak bij …...Raad voor de rechtspraak Research Memoranda Nummer 1 / 2013 Jaargang 9 Dr. E.S. Kluwer Het ouderschaps-onderzoek: een aanpak bij vechtscheidingen

29

Wetenschappelijke achtergrond

In een eerste, exploratief onderzoek van de Universiteit Utrecht werd bij een steekproef van 15 ouders die een vrijwillig bemiddelings-traject volgden en 14 ouders die een foren-sisch traject volgden voorafgaand en na af-loop van de bemiddeling een vragenlijst afgenomen. Dit onderzoek wees uit dat de conflictstijl van partijen in positieve zin bleek te veranderen. Hoewel dit in sterkere mate het geval leek bij de vrijwillige dan bij de forensische mediation, rapporteert het artikel geen statistische toets van dit verschil (Spruijt et al., 2004). Mogelijk heeft hierbij een rol gespeeld dat er sprake was van een kleine (en selectieve) steekproef. Een belangrijke onder-zoeksvraag in het huidige evaluatieonderzoek is dan ook of het ouderschapsonderzoek, in vergelijking met de gebruikelijke procedures, een afname in ouderlijk conflict, een verbe-terde relatie tussen de ouders, en een grotere mate van overeenstemming met betrekking tot het geschil dat aan de rechter is voorge-legd tot gevolg heeft.

2.3 Effectiviteit van mediation6

In het ouderschapsonderzoek wordt gebruik gemaakt van mediation- en coachingstechnie-ken. Een belangrijke vraag daarbij is of dit ouders helpt om hun conflicten te reduceren en tot een (deel)oplossing te komen. Het voordeel van mediation is dat ouders met elkaar in gesprek gaan en/of blijven en onder begeleiding proberen hun problemen zelf op te lossen. De gedachtegang is dat oplossin-gen die door de partijen zelf aangedragen zijn

een groter draagvlak hebben bij partijen en zodoende meer nageleefd worden en minder tot nieuwe conflicten leiden dan oplossingen die door een rechter zijn opgelegd. Wordt dit beeld bevestigd door empirisch onderzoek? Wat zijn de effecten van mediation in echt-scheidings-, gezags- en omgangszaken verge-leken met procesvoering?

2.3.1 Effectiviteit van mediation vergeleken met procesvoering

Een meta-analyse van vijf internationale on-derzoeken laat zien dat mediation bij echt-scheiding tot betere uitkomsten leidt dan procesvoering, in termen van de bereikte mate van overeenstemming, de tevredenheid van partijen met het proces en de uitkomst, de relatie tussen de ouders en het begrip van de behoeften van het kind (Shaw, 2010). Het effect is met een effectgrootte (grand d) van 0.36 een klein tot middelgroot effect te noe-men. In de meeste van deze studies was ech-ter geen sprake van random toewijzing aan condities (mediation vs. procederen) waardoor de groepen niet altijd vergelijkbaar zijn. Ne-derlands onderzoek waarin een vergelijking is gemaakt tussen mediation en procesvoering bij echtscheiding en gezag- en omgangszaken is schaars, maar laat grotendeels dezelfde resultaten zien (Chin-A-Fat & Steketee, 2001). Een (internationaal) literatuuronderzoek van het Wetenschappelijk Onderzoek- en Docu-mentatiecentrum (WODC) naar mediation in civiele en bestuursrechtelijke zaken conclu-deert dat in gemedieerde zaken een hoger

6. Deze tekst is ontleend aan Kluwer (2013a).

Page 32: Het ouderschaps- onderzoek: een aanpak bij …...Raad voor de rechtspraak Research Memoranda Nummer 1 / 2013 Jaargang 9 Dr. E.S. Kluwer Het ouderschaps-onderzoek: een aanpak bij vechtscheidingen

30

percentage uitmondt in een akkoord dan in zaken die de traditionele gerechtelijke weg volgen (Baas, 2002). Ook vermeldt dit rapport aanwijzingen dat de rechter over gemedi-eerde zaken minder vaak een uitspraak hoeft te doen dan over niet-gemedieerde zaken.

Longitudinaal onderzoek van Emery en colle-ga’s (2005) naar de langetermijneffecten van mediation versus procederen bij echtschei-dings- en omgangszaken laat zien dat door mediation een groot aantal zaken tot overeen-stemming komt, die anders in de rechtszaal zouden eindigen, en tevens dat mediation kan leiden tot snellere oplossingen, besparingen en een grotere naleving van afspraken. Bo-vendien leidt mediation tot een grotere tevre-denheid bij partijen en betere relaties tussen de ouders en tussen de uitwonende ouder en het kind, zelfs op langere termijn. Emery en collega’s doen geen uitspraak over welke factoren deze positieve effecten veroorzaken. Ook in ander onderzoek is tot nog toe weinig aandacht besteed aan de succesfactoren van mediation. Emery en collega’s speculeren wel over de active ingredients van mediation en stellen dat ouders door middel van mediation de noodzaak van coöperatie in het belang van het kind gaan inzien. Ouders gaan inzien dat zij weliswaar van elkaar scheiden als partners, maar dat zij altijd samen ouders zullen blijven en dat coöperatie daarom belangrijk is. Een tweede factor is de mogelijkheid om onderlig-gende emotionele kwesties boven tafel te krijgen en te leren hoe ouderlijke emoties van invloed zijn op kinderen. Daarnaast leren de

ouders door mediation een (meer) zakelijke relatie te ontwikkelen en ten slotte vermijden zij door mediation onderhandelingen die onenigheid en vijandigheid in de hand wer-ken, aldus Emery en collega’s.

2.3.2 Naleving van afspraken en opnieuw procederen

Een belangrijke vraag is in hoeverre mediation-afspraken worden nageleefd en in hoeverre het bereiken van overeenstemming met be-trekking tot het geschil via mediation het risico op toekomstige conflicten en juridische procedures verkleint. Onderzoek van het WODC naar de naleving van mediationafspra-ken bij echtscheidingen onder 151 respon-denten laat zien dat afspraken in 50% van de gevallen door beide partijen grotendeels of volledig werden nageleefd (Tumewu, 2009). Hoewel in 50% van de gevallen afspraken niet of slechts gedeeltelijk werden nageleefd, startte slechts 11% van de respondenten in dit onderzoek opnieuw een gerechtelijke proce-dure als gevolg van het niet-nakomen van mediationafspraken door de ex-partner. Ook Baas (2002) bespreekt onderzoek waaruit blijkt dat ouders die aan mediation hebben deelge-nomen, voor wijzigingen van de verblijfplaats minder vaak opnieuw naar het gerecht stap-pen dan ouders die een gerechtelijke proce-dure hebben gevolgd. Mediation voorziet ouders blijkbaar van conflicthanteringsmetho-den waar zij op kunnen terugvallen. Kelly (1996, 2000) rapporteert in een literatuur-overzicht van onderzoek naar echtscheidings-

Page 33: Het ouderschaps- onderzoek: een aanpak bij …...Raad voor de rechtspraak Research Memoranda Nummer 1 / 2013 Jaargang 9 Dr. E.S. Kluwer Het ouderschaps-onderzoek: een aanpak bij vechtscheidingen

31

Wetenschappelijke achtergrond

bemiddeling dat de meeste onderzoeken een grotere naleving van afspraken rapporteren na mediation dan na een gerechtelijke procedure en een kleinere kans op het opnieuw starten van een gerechtelijke procedure. Ook Emery en collega’s (2005) rapporteren in hun litera-tuuroverzicht van Amerikaanse studies dat naleving groter is bij gemedieerde dan bij gerechtelijke overeenkomsten, maar ook dat het niet-naleven van afspraken in beide groe-pen vrij hoog is. Zij wijzen erop dat meer onderzoek nodig is, bijvoorbeeld om te on-derzoeken waarom en in welke situaties ou-ders opnieuw gaan procederen.

2.3.3 Implicaties voor het evaluatie­onderzoek

Samengevat blijkt uit onderzoek dat, hoewel de onderzoeksresultaten niet altijd eenduidig zijn, mediation in vergelijking met gerechte-lijke procedures veel voordelen kent, zoals:• een hogere tevredenheid bij conflictpar-

tijen;• een betere relatie tussen de ouders;• een hogere mate van overeenstemming

met betrekking tot het geschil en een grotere naleving van afspraken.

Echter, de zaken die voor een ouderschaps-onderzoek in aanmerking komen, betreffen zeer geëscaleerde conflicten waarin ‘gewone’ mediation niet succesvol is (geweest). De vraag is daarom of de inzet van mediation-technieken door gespecialiseerde deskundi-gen in het ouderschapsonderzoek leidt tot een verbeterde relatie tussen de ouders en

een grotere mate van overeenstemming met betrekking tot het geschil, in vergelijking met de gebruikelijke procedures (waaronder medi-ation). Het is daarbij belangrijk om te onder-zoeken welke factoren het bereiken van over-eenstemming bevorderen of juist hinderen. Hierbij speelt de motivatie van ouders om zich in te zetten voor het ouderschapsonderzoek een belangrijke rol, wat naar verwachting beïnvloed wordt doordat het ouderschaps-onderzoek wordt opgelegd door de rechter en dat ouders weten dat er gerapporteerd zal worden wanneer zij er niet samen uitkomen.

2.4 Het opgelegde karakter van het ouderschapsonderzoek7

Een belangrijk uitgangspunt van mediation is dat partijen vrijwillig deelnemen aan de medi-ation. Het ouderschapsonderzoek wordt op-gelegd door de rechter en ouders weten dat er gerapporteerd zal worden, waardoor er geen sprake is van vrijwilligheid. Vrijwilligheid wordt gezien als een belangrijke voorwaarde voor mediation, omdat het impliceert dat partijen bereid zijn om zich in te zetten voor de oplossing van het conflict. Vrijwilligheid is in deze optiek een teken van commitment, wat inhoudt dat partijen zich gebonden voe-len aan het proces om er samen uit te komen (Brenninkmeijer, 2009). Wanneer partijen vrijwillig kiezen voor mediation, zien zij blijk-baar voordelen aan het deelnemen aan medi-ation en dit betekent dat partijen gemotiveerd zijn om gedrag te vertonen dat een oplossing voor het conflict dichterbij brengt: naar medi-

7. Deze tekst is ontleend aan Kluwer (in druk).

Page 34: Het ouderschaps- onderzoek: een aanpak bij …...Raad voor de rechtspraak Research Memoranda Nummer 1 / 2013 Jaargang 9 Dr. E.S. Kluwer Het ouderschaps-onderzoek: een aanpak bij vechtscheidingen

32

ationbijeenkomsten komen, over de eigen belangen en gevoelens praten, luisteren naar de andere partij, oplossingen aandragen, enzovoort. Wanneer een ouderschapsonder-zoek wordt opgelegd, is er geen keuze aan de conflictpartijen. Zij doen mee omdat het moet, van de rechter, niet omdat zij het willen. Wat betekent dit voor hun motivatie?

2.4.1 Motivatie van ouders voor het ouderschapsonderzoek

Wanneer ouders meewerken aan het ouder-schapsonderzoek omdat de rechter dit heeft opgelegd en omdat zij weten dat er gerap-porteerd gaat worden, is er sprake van extrin-sieke motivatie. Dit betekent dat mensen een bepaalde activiteit ondernemen omdat dit door een externe bron beloond wordt of omdat het nalaten ervan gestraft wordt. Dit in tegenstelling tot intrinsieke motivatie; dat wil zeggen dat mensen een activiteit onderne-men omdat de activiteit zelf inherent interes-sant, prettig of belonend is. Conflictpartijen in ernstig geëscaleerde conflicten gaan door-gaans niet uit vrije wil (dat wil zeggen dat zij het inherent plezierig vinden) aan tafel zitten met andere ouder. Zij worden gedreven door andere doelen, zoals: • het voldoen aan de eis van de rechter;• het positief beïnvloeden van de rappor-

tage (of in elk geval niet negatief, door niet mee te werken);

• het vinden van een oplossing van het slepende conflict;

• het verkrijgen van bepaalde opbrengsten;

• het behoeden van de kinderen voor de gevolgen van verdere conflicten en proce-dures.

Kortom, er is bij het ouderschapsonderzoek altijd sprake van extrinsieke motivatie. Echter, deze extrinsieke motivatie kan variëren in de mate waarin de ouders zich autonoom voelen, dat wil zeggen dat de ouders het gevoel hebben zelfsturend te zijn versus volledig door de omgeving te worden gecontroleerd, de mate waarin ouders zich competent voe-len, dat wil zeggen dat ze zichzelf in staat achten om met de andere ouder overeen-stemming te bereiken, en de mate van identi-ficatie van de ouders met het doel van het ouderschapsonderzoek, dat wil zeggen dat conflictpartijen overtuigd raken van het doel van het ouderschapsonderzoek (Ryan & Deci, 2000). Naarmate er sprake is van meer gevoe-lens van autonomie en competentie en naar-mate het ouderschapsonderzoek meer als persoonlijk waardevol wordt gezien, wordt de motivatie steeds intrinsieker, hoewel deze nog steeds als extrinsiek betiteld wordt. Meer autonome extrinsieke motivatie hangt onder meer samen met een grotere inzet, betere prestaties, een lagere uitval, en een hoger psychologisch welbevinden (voor een over-zicht, zie Ryan & Deci, 2000). Hoewel deze onderzoeksbevindingen er geen betrekking op hadden, valt te verwachten dat dergelijke uitkomsten ook zouden kunnen gelden voor conflictpartijen in een ouderschapsonderzoek.

Autonomie. Naar verwachting ervaren ouders bij de start van het ouderschapsonderzoek

Page 35: Het ouderschaps- onderzoek: een aanpak bij …...Raad voor de rechtspraak Research Memoranda Nummer 1 / 2013 Jaargang 9 Dr. E.S. Kluwer Het ouderschaps-onderzoek: een aanpak bij vechtscheidingen

33

Wetenschappelijke achtergrond

weinig autonomie. Dat komt niet alleen om-dat zij door de rechter verplicht worden om met de andere ouder in gesprek te gaan, maar ook omdat zij afhankelijk zijn van de andere ouder, bijvoorbeeld voor het meewer-ken aan een omgangsregeling met het kind. Daarnaast zijn ouders in een vechtscheiding vaak geneigd de schuld bij de andere ouder te leggen. Dit maakt ook dat zij zich afhanke-lijk voelen van de andere ouder. De effectivi-teit van het ouderschapsonderzoek zal daarom onder meer afhangen van de mate waarin raadsheren (op zitting) en deskundigen (tijdens het onderzoek) de ouders weten te motiveren door hun gevoelens van autonomie te vergroten, dat wil zeggen dat ze ouders het gevoel geven dat zij zelf de regie hebben over hun eigen leven en hen aanspreken op hun verantwoordelijkheid als ouder.

Competentie. Ook gevoelens van competen-tie voor wat betreft de communicatie met de andere ouder zijn vermoedelijk erg laag bij ouders in een vechtscheiding. Vaak is er al jarenlang geen communicatie meer, behalve via de advocaat, en is er sprake van een grote mate van wantrouwen. Het vergroten van de competentie kan door de ouders vaak te complimenteren en elke stap richting de an-dere ouder positief te bekrachtigen. Hierin zullen de interventies van de deskundige naar verwachting directiever zijn dan bij gewone mediation. Omdat ouders in een vechtschei-ding niet in staat zijn gebleken om hun con-flicten onderling op te lossen, biedt een facili-terende rol, zoals die bij gewone mediation

gebruikelijk is, geen soelaas en moet meer druk uitgeoefend worden om ouders in bewe-ging te krijgen. Ook de wetenschap dat de deskundige gaat rapporteren als de ouders er niet samen uitkomen, kan een belangrijke stimulans zijn om ouders met elkaar in ge-sprek te krijgen. Wanneer dit vervolgens op deskundige wijze begeleid wordt zodat ou-ders leren om op neutrale wijze te communi-ceren, kan het (zelf)vertrouwen weer groeien.

Identificatie. Ten slotte is persoonlijke identifi-catie met het belang van het ouderschapson-derzoek cruciaal voor de motivatie. Ouders moeten ervan overtuigd raken, op zitting en door de deskundige, dat het ouderschapson-derzoek kan helpen bij het bereiken van voor hen belangrijke doelen, namelijk het slepende conflict beëindigen en een veilige opvoedsitu-atie creëren voor het kind. Het belang van dit doel kan niet genoeg worden benadrukt. Ouders in een vechtscheiding strijden in hun optiek om de belangen van het kind te behar-tigen (bijvoorbeeld ‘X  is bij vader niet veilig en daarom mag X  geen omgang hebben met vader’), terwijl zij zich niet realiseren dat de strijd zélf nog het allerminst in het belang van het kind is. Dit besef is cruciaal omdat het welzijn van het kind waarschijnlijk het enige belang is dat gescheiden ouders in een vecht-scheiding delen. Vanuit het besef van dit gezamenlijk belang kan gewerkt worden aan een oplossing van het conflict.

Page 36: Het ouderschaps- onderzoek: een aanpak bij …...Raad voor de rechtspraak Research Memoranda Nummer 1 / 2013 Jaargang 9 Dr. E.S. Kluwer Het ouderschaps-onderzoek: een aanpak bij vechtscheidingen

34

2.4.2 Implicaties voor het evaluatie­onderzoek

Een belangrijke onderzoeksvraag die hieruit volgt is in hoeverre raadsheren op zitting en deskundigen tijdens het ouderschapsonder-zoek in staat zijn om ouders te motiveren voor het ouderschapsonderzoek, dat wil zeggen dat ouders zich persoonlijk gaan identificeren met het belang van het ouderschapsonder-zoek en ervan overtuigd raken dat het ouder-schapsonderzoek kan helpen om bepaalde voor hen belangrijke doelen te bereiken, dat zij verantwoordelijkheid nemen voor hun rol als ouder en dat hun gevoelens van compe-tentie om met de andere ouder tot een oplos-sing te komen toenemen.

2.5 Onderzoeksvragen

Samengevat volgen uit het voorgaande de volgende drie onderzoeksvragen voor wat betreft de effectiviteit van het ouderschaps-onderzoek.

1. Heeft het ouderschapsonderzoek, in vergelijking met de gebruikelijke procedu-res, een afname van ouderlijke conflicten en een verbeterde relatie tussen de ouders tot gevolg?

2. Is er sprake van een grotere mate van overeenstemming met betrekking tot het geschil na het ouderschapsonderzoek, in vergelijking met de gebruikelijke procedu-res en welke factoren bevorderen of hinderen het bereiken van overeenstem-ming met betrekking tot het geschil in het ouderschapsonderzoek?

3. In hoeverre zijn raadsheren op zitting en deskundigen tijdens het ouderschaps-onderzoek in staat om ouders te motive-ren voor het ouderschapsonderzoek, dat wil zeggen dat ouders ervan overtuigd raken dat het ouderschapsonderzoek kan helpen om bepaalde voor hen belangrijke doelen te bereiken, dat zij verantwoorde-lijkheid nemen voor hun rol als ouder en dat hun gevoelens van competentie om met de andere ouder tot een oplossing te komen toenemen?

Page 37: Het ouderschaps- onderzoek: een aanpak bij …...Raad voor de rechtspraak Research Memoranda Nummer 1 / 2013 Jaargang 9 Dr. E.S. Kluwer Het ouderschaps-onderzoek: een aanpak bij vechtscheidingen

35

3Dossierstudie in het Hof Den Haag8

3.1 Doelstelling

In februari 2011 is onderzoek verricht naar 25 dossiers van zaken waarin door het Hof Den Haag een ouderschapsonderzoek is ge-last. Het doel van deze dossierstudie was inzicht krijgen in de aard van de ‘ouderschaps-zaken’ (bijvoorbeeld het type geschil dat centraal staat in de procedure, de leeftijd van de betrokken kinderen) en het procesverloop ervan (bijvoorbeeld de doorlooptijd van het ouderschapsonderzoek, het aantal contacten van de deskundige die het onderzoek uitvoert met de rechters). Meer specifiek beoogde dit onderzoek de volgende twee onderzoeksvra-gen zoals geformuleerd in hoofdstuk 1 en 2 te beantwoorden.

1. Wat houdt het ouderschapsonderzoek in de praktijk in? Wat is de aard van de zaken waarbij een ouderschapsonderzoek gelast wordt en wat is het procesverloop van deze zaken?

2. In welk mate bereiken ouders overeen-stemming in het ouderschapsonderzoek?

Hiertoe zijn 25 dossiers die relatief kort voor-afgaand aan dit evaluatieonderzoek, in de periode februari – december 2010, waren afgerond (en die gestart waren in de periode februari 2009 – juli 2010) nader onderzocht. Door te selecteren op voor het evaluatie-onderzoek recent afgesloten zaken werd een ‘natuurlijke’ mix verkregen van lang- en kort-lopende zaken. Tevens impliceerde deze selectie dat zaken bij de dossierstudie werden betrokken op het moment dat de pilot in Den Haag al enige tijd liep en er dus naar verwach-ting een zekere ‘modus operandi’ was ont-staan. Voorafgaand aan de dossierstudie bestond de verwachting dat op basis hiervan eveneens inzicht verkregen zou kunnen wor-den in de interventies die gedurende de pro-cedure door de deskundige worden verricht. Dit bleek echter slechts in zeer beperkte mate mogelijk te zijn (zie paragraaf 3.4.4).

8. Het dossieronderzoek is uitgevoerd door dr. H.G.E. Verberk, die ten tijde van dit dossieronderzoek werkzaam

was als zelfstandig onderzoeker en adviseur. Zij is tevens eerste auteur van dit hoofdstuk.

Page 38: Het ouderschaps- onderzoek: een aanpak bij …...Raad voor de rechtspraak Research Memoranda Nummer 1 / 2013 Jaargang 9 Dr. E.S. Kluwer Het ouderschaps-onderzoek: een aanpak bij vechtscheidingen

36

3.2 Werkwijze dossierstudie

Voorafgaand aan het eigenlijke dossieronder-zoek zijn eind 2010 bij het Hof Den Haag zes dossiers intensief bestudeerd om zicht te krijgen op de inhoud van deze dossiers en het type informatie dat met het dossieronderzoek verzameld zou kunnen worden. In bijlage 2 is een overzicht opgenomen van de onderdelen waaruit de dossiers zijn opgebouwd. Het format voor de wijze van verslaglegging van de dossierstudie is als bijlage 3 toegevoegd. Met dit format als leidraad zijn in februari 2011 de 25 dossiers bestudeerd. In dit hoofd-stuk wordt verslag gedaan van de belangrijk-ste uitkomsten van deze dossierstudie. In enkele gevallen zijn deze uitkomsten aange-vuld met gegevens zoals deze zijn verstrekt door het Hof Den Haag in de vorm van een excelbestand. Dit bestand bevat enkele kern-gegevens van alle zaken (dus meer dan de 25 onderzochte) waarin een ouderschapsonder-zoek is gelast. Wanneer deze informatie van het Hof Den Haag in het verslag wordt betrok-ken, zal dit duidelijk kenbaar worden gemaakt. Gedurende de dossierstudie in Den Haag hebben ook  gesprekken plaatsgevonden met mr. C.A.R.M. van Leuven, raadsheer bij het Hof Den Haag, en met mw. mr. M.A.J. Ver-geer-van Zeggeren, projectsecretaris van de pilot ‘Ouderschapsonderzoek’. Tot slot is de vier andere hoven (Leeuwarden, Arnhem, Den Bosch en Amsterdam) in de zomer van 2011 een aantal vragen voorgelegd om te bepalen of de andere hoven op vergelijkbare wijze te werk gaan als het Hof Den Haag. Deze vragen

zijn als bijlage 4 toegevoegd. Daar waar rele-vant zal in het navolgende melding worden gemaakt van de praktijken in genoemde andere hoven, met uitzondering van Hof Den Bosch omdat we van dit hof geen antwoorden hebben ontvangen. Daarbij geldt dat op het moment van bevraging in het Hof Arnhem 36 ouderschapsonderzoeken waren gelast (in de periode oktober 2008 – september 2011), in het Hof Leeuwarden 16 (in de periode juli 2009 – september 2011) en in het Hof Amster-dam 29 (in de periode januari 2009 – septem-ber 2011).

3.3 Enkele kerngegevens

Op basis van de dossierstudie bij het Hof Den Haag kunnen de zaken waarin een ouder-schapsonderzoek is gelast als volgt getypeerd worden. • De beroepsprocedure wordt (bijna) even

vaak gestart door de vrouw (12  maal) als door de man (13 maal).

• In vrijwel alle gevallen staat de contact-regeling9 in de beroepsprocedure centraal. In een enkel geval gaat de procedure primair om iets anders dan de contact-regeling: verblijf (1 maal), uithuisplaatsing (1 maal), alimentatie (1 maal) en gezag (1 maal). In een aantal gevallen stond in het geschil de contactregeling samen met een ander onderwerp ter discussie: met verblijf (4 maal: 3 maal verblijf en omgang, 1 maal verblijf en gezag), met alimentatie (3 maal alimentatie en omgang) en met gezag (2 maal gezag en omgang).

9. In de rechtspraak worden de termen contactregeling en omgangsregeling gehanteerd. Als het om contact gaat,

is er sprake van door de ouders samen uitgeoefend gezag (het gezamenlijk gezag na scheiding); als het om

omgang gaat, is er sprake van eenoudergezag. Omdat de terminologie pas sinds 1 maart 2009 zo in de wet is

opgenomen, worden de begrippen contact en  omgang (nog) niet altijd zuiver gehanteerd.

Page 39: Het ouderschaps- onderzoek: een aanpak bij …...Raad voor de rechtspraak Research Memoranda Nummer 1 / 2013 Jaargang 9 Dr. E.S. Kluwer Het ouderschaps-onderzoek: een aanpak bij vechtscheidingen

37

Dossierstudie in het Hof Den Haag

• In 16 van de 25 zaken is één kind betrok-ken, in 7 zaken zijn twee kinderen betrok-ken en in 2 zaken zijn drie kinderen betrokken.

• De gemiddelde leeftijd van de 36 betrok-ken kinderen bedroeg 8,1 jaar ten tijde van de eerste zitting bij het hof.

• Gemiddeld genomen zit er een periode van een jaar (11.9 maanden) tussen de datum van de bestreden beschikking en de eerste zitting bij het hof. In de tussen-tijd is het appelschrift ingediend, is ver-weer gevoerd en is door partijen nadere informatie aan het hof verschaft. Stan-daard wordt partijen na het indienen van het verzoekschrift gevraagd na te denken over de mogelijkheid van mediation.

• In 5 van de 25 zittingen hebben tussenzit-tingen plaatsgevonden (in 1 zaak twee zittingen en een brief van het hof om de voortgang van het onderzoek te bewerk-stelligen, en in de overige 4 zaken één tussenzitting).

3.4 Het ouderschapsonderzoek

3.4.1 De benoeming van de deskundige

De benoeming van de deskundige vindt plaats bij de tussenbeschikking volgend op de eerste zitting waar het geschil aan de orde is. Bij deze beschikking wordt door het Hof Den Haag ook altijd een raadsheer-commissaris benoemd (vrijwel altijd is dit de voorzitter van de meervoudige kamer). Deze treedt op als contactpersoon voor de deskundige gedu-

rende de loop van het onderzoek en kan bovendien interveniëren indien nodig. Ook de andere hoven geven aan dat zij een raads-heer-commissaris benoemen en het Hof Arn-hem en het Hof Leeuwarden voegen eraan toe dat dit altijd de voorzitter is. Daarnaast wordt door het Hof Den Haag een (vaste) secretaris aangesteld, die namens het hof de tijd bewaakt en met de deskundigen commu-niceert over de voortgang van het onderzoek. Ook het Hof Leeuwarden maakt melding van de inzet van een vaste secretaris.

In 20 van de 25 bestudeerde zaken bij het Hof Den Haag is één deskundige benoemd. Het betrof 8 deskundigen (zeven vrouwen en een man), die elk in deze 25 zaken tussen 1 en 7 ouderschapsonderzoeken zelfstandig hadden uitgevoerd. In 5 van de 25 zaken zijn gelijktij-dig twee deskundigen benoemd, waarbij vijf deskundigen in verschillende samenstellingen hebben samengewerkt. Voor de benoeming van de deskundigen wordt geput uit het des-kundigenregister dat door het Hof Den Haag is opgesteld. Ook de andere hoven maken gebruik van dit register. Daarbij geeft het Hof Leeuwarden expliciet aan dat met name ge-bruik wordt gemaakt van de twee deskundi-gen uit het noorden van het land. Maar ook het Hof Arnhem en het Hof Amsterdam mer-ken op bij de benoeming van deskundigen wel rekening te houden met de woonplaats van de deskundige. Het Hof Arnhem geeft verder aan dat ook rekening wordt gehouden met de specifieke expertise van de deskun-dige.

Page 40: Het ouderschaps- onderzoek: een aanpak bij …...Raad voor de rechtspraak Research Memoranda Nummer 1 / 2013 Jaargang 9 Dr. E.S. Kluwer Het ouderschaps-onderzoek: een aanpak bij vechtscheidingen

38

Uit de kerngegevens zoals die van alle ouder-schapszaken door het Hof Den Haag worden bijgehouden, blijkt in de eerste 97 zaken het volgende.• In 75 zaken (77%) werd het onderzoek

door één deskundige verricht, in 21 zaken (22%) door een koppel van deskundigen, en in 1 zaak werd het onderzoek waarmee eerst een deskundige was belast gaande-weg het traject aan een andere deskun-dige toegewezen.

• Van de 75 zaken waarin één deskundige met het onderzoek was belast, werden er 30 zaken (40% van het totaal) toegewezen aan één en dezelfde deskundige.

• Van de 21 zaken die aan een koppel van deskundigen waren toegewezen, ging het in totaal om 12 verschillende koppels bestaande uit in totaal 20 verschillende personen.

• Twaalf van de 20 personen die in koppels het ouderschapsonderzoek hebben ver-richt, hebben niet zelfstandig (individueel) een ouderschapsonderzoek uitgevoerd.

Desgevraagd geven ook de andere hoven aan wel over te gaan tot duobenoemingen van de deskundigen. De Stichting Forensi-sche Mediation, die een register aanhoudt van deskundigen die in staat worden geacht ouderschapsonderzoeken te verrichten, over-weegt de hoven aan te bevelen standaard twee deskundigen in het ouderschapsonder-zoek te benoemen. De belangrijkste overwe-ging is dat op deze manier beter voldaan kan worden aan de behoeften van partijen. Vol-

gens mr. Van Leuven zijn er goede aanwijzin-gen dat dit ook inderdaad het geval is: er komen niet of nauwelijks klachten binnen over deskundigen die in koppels werken en er wordt naar zijn gevoel vaker overeenstem-ming bereikt. Het gegeven dat in alle vijf bestudeerde zaken waarin twee deskundigen zijn benoemd inderdaad overeenstemming is bereikt, is een indicatie dat dit laatste inder-daad mogelijk het geval is. In hoofdstuk 5 wordt ingegaan op duobenoemingen vanuit de visie van de deskundigen zelf.

3.4.2 De reden voor het ouderschaps­onderzoek

Het ouderschapsonderzoek wordt gewoonlijk gelast in de tussenbeschikking die volgt op de eerste zitting bij het hof. In de beschikking wordt als reden voor het ouderschapsonder-zoek gebruik gemaakt van de volgende (of soortgelijke) zinsneden: ‘vader en moeder hebben hun gedragingen als ouders nog niet goed op elkaar kunnen afstemmen’ en ‘zij kunnen niet goed met elkaar communiceren’. Dit vormt ‘een belemmering om tot overeen-stemming te komen over een allesomvattende ouderschapsregeling’. ‘Het hof is van oordeel dat [naam kind(eren)] er het meest bij gebaat is dat de ouders komen tot een heroriëntatie op het ouderschap en acht aannemelijk dat deze heroriëntatie door middel van een ouderschapsonderzoek bewerkstelligd kan worden.’ Ook andere hoven dan het Hof Den Haag maken gebruik van deze standaard-formulering.

Page 41: Het ouderschaps- onderzoek: een aanpak bij …...Raad voor de rechtspraak Research Memoranda Nummer 1 / 2013 Jaargang 9 Dr. E.S. Kluwer Het ouderschaps-onderzoek: een aanpak bij vechtscheidingen

39

Dossierstudie in het Hof Den Haag

Aan deze standaardformuleringen worden, indien de specifieke kenmerken van de zaak hiertoe aanleiding geven, aanvullende argu-menten voor het gelasten van het ouder-schapsonderzoek gegeven. Hieronder volgen enkele voorbeelden ontleend aan de dossier-studie bij het Hof Den Haag. • ‘Ter zitting is gebleken dat er een goed

contact tussen de man en de minderjari-gen was toen partijen nog samenwoon-den. Door gebeurtenissen bij en na het uiteengaan van de ouders is de verhou-ding tussen de ouders verslechterd en hebben de minderjarigen ook zelf laten weten geen contact meer met de man te willen hebben. De vrouw onderkent dat de situatie voor de minderjarigen thans verre van ideaal is. Het is partijen niet gelukt de problemen die de ene ouder of de andere signaleert zodanig te bespre-ken dat dit tot een oplossing heeft geleid. De vrouw heeft zich ter zitting, evenals de man, bereid verklaard mee te werken aan een ouderschapsonderzoek teneinde op die wijze te pogen een betere communi-catie tot stand te brengen zodat mogelijk tot contactherstel tussen de man en kinde-ren kan worden gekomen.’

• ‘Hoewel in het hoger beroep uitsluitend de kinderalimentatie tussen partijen in geschil is, is tijdens de mondelinge behan-deling duidelijk geworden dat de vader geen contact (meer) heeft met de kinde-ren. Uit de aan het hof overgelegde stuk-ken en het verhandelde ter terechtzitting valt af te leiden dat er tussen partijen veel

is voorgevallen en dat de verhouding tussen hen dusdanig is verstoord dat ook het ouderschap daaronder lijdt. Het hof is van oordeel dat de kinderen er het meest bij gebaat zijn dat de partijen komen tot een heroriëntatie op het ouderschap na hun uit elkaar gaan en het hof acht aanne-melijk dat deze heroriëntatie door middel van ouderschapsonderzoek bewerkstelligd kan worden. Met instemming van beide partijen zal het hof om die reden een dergelijk onderzoek gelasten.’

• ‘Het hof overweegt als volgt. Uitgangs-punt voor de vraag of X contact zal heb-ben met haar vader, is het belang van X. Dat zij zelf te kennen heeft gegeven geen contact met de vader te willen, is in deze niet doorslaggevend. (…) Naar het oor-deel van het hof is het belang van X, met het rapport van de raad, niet ten volle in beeld gekomen, gelet op het standpunt van de moeder dat zij de beslissing om contact met de vader te hebben en de wijze waarop dat zal gebeuren bij X zelf neerlegt. Uit de aan het hof overlegde stukken en het verhandelde ter terechtzit-ting is gebleken dat de vader en de moe-der hun gedragingen als ouders na schei-ding niet op elkaar kunnen afstemmen en dat zij niet met elkaar communiceren.’

• ‘Het hof wijst ieder der partijen op het belang om zich ten volle in te zetten. In dit verband wijst het hof op het niet-vrijblij-vende karakter van dit deskundigenonder-zoek dat zich aldus onderscheidt van het-geen in het algemeen onder de term

Page 42: Het ouderschaps- onderzoek: een aanpak bij …...Raad voor de rechtspraak Research Memoranda Nummer 1 / 2013 Jaargang 9 Dr. E.S. Kluwer Het ouderschaps-onderzoek: een aanpak bij vechtscheidingen

40

‘mediation naast rechtspraak’ bekend is. Het hof wijst tot slot op het bepaalde in Rv artikel 198 lid 3 met toepassing waar-van het het hof vrijstaat om aan de hou-ding die een partij tijdens een ouder-schapsonderzoek onverhoopt zou innemen, de gevolgen te verbinden die het hof geraden voorkomt.’

Ook het Hof Leeuwarden en het Hof Arnhem geven aan de standaardformulering aan te passen als de situatie daarom vraagt.10

Via de beschikking van het hof krijgt de des-kundige de opdracht onderzoek te verrichten en daarbinnen, zo mogelijk met toepassing van mediationtechnieken, met beide ouders gesprekken te voeren, met het doel enerzijds het ouderschap na scheiding zodanig vorm te geven dat de minderjarigen – gegeven de omstandigheden – zo goed als mogelijk kun-nen profiteren van beide ouders en anderzijds het vertrouwen over en weer tussen de ouders in zodanige mate te herstellen dat deze zelf-standig tot afspraken kunnen komen over dat wat de ouders verdeeld houdt. Voor zover nodig kan de deskundige de minderjarigen in het onderzoek betrekken.

In een uitspraak van het Hof Arnhem d.d. 1 juni 2010 wordt de taak van de deskundige als volgt omschreven: ‘De opdracht aan de [deskundige] is zich te richten op het onder-zoek en veranderen van het systeem: partijen als ex-partners, partijen als collega-ouders en de beleving van het kind met betrekking tot de ouders. De bedoeling is de bestaande

impasse in de communicatie tussen de ouders te doorbreken en partijen te helpen zich be-wust te worden van elkaars houding en de effecten welke hun (non-)communicatie heeft op de minderjarige, hen te helpen als ouder van het kind naar elkaar te reageren in plaats van als ex-partner, zodat hun houding ten opzichte van elkaar, hun onderlinge communi-catie en de door hen te maken afspraken de ontwikkeling van het kind ten goede zullen komen. Het te volgen traject van het deskundi-genonderzoek dient een leerproces voor par-tijen te zijn en zij moeten trachten met hulp van de deskundige als ouders weer adequate afspraken te maken met betrekking tot het kind. (…) De [deskundige] dient zich te richten op het in kaart brengen en veranderen door middel van systemische interventies van patro-nen in de communicatie tussen de ouders.

De opdracht behelst niet de beantwoording van diagnostische onderzoeksvragen die door middel van individuele psychodiagnostiek beantwoord moeten worden. Het is niet de bedoeling om via testen en toetsen de ouders en het kind als individu in kaart te brengen. De rechtbank staat niet voor dat er individuele psychodiagnostiek bij partijen zal worden gedaan. (…) Het is niet de bedoeling dat er een persoonlijkheidsonderzoek, gericht op vader en/of op moeder komt. Het is wel de bedoeling dat er gericht wordt gewerkt naar een omgangscontact. Het is aan de deskun-dige om te bezien of zij (…) direct contact [met de kinderen] (…) voor het deskundigen-onderzoek noodzakelijk acht.’

10. Het Hof Amsterdam heeft deze vraag niet beantwoord.

Page 43: Het ouderschaps- onderzoek: een aanpak bij …...Raad voor de rechtspraak Research Memoranda Nummer 1 / 2013 Jaargang 9 Dr. E.S. Kluwer Het ouderschaps-onderzoek: een aanpak bij vechtscheidingen

41

Dossierstudie in het Hof Den Haag

3.4.3 De vragen van het ouderschaps­onderzoek

Uit de dossierstudie bij het Hof Den Haag blijkt dat in de eerste tussenbeschikking ook de vragen worden geformuleerd die de des-kundige gedurende het onderzoek moet beantwoorden. Als het gaat om een contact-regeling, in een situatie waarin de ouders gezamenlijk het gezag uitoefenen (het wette-lijk uitgangspunt), gaat het om de volgende standaardvragen. a. Hoe is de relatie van de ouders met elkaar,

in het bijzonder: is er een patroon in de wijze waarop zij met elkaar omgaan herkenbaar en is deze omgang voor verbetering vatbaar?

b. Hoe is de relatie van X met enerzijds de moeder respectievelijk de vader individu-eel en anderzijds beide ouders samen (het oudersysteem, met speciale aandacht voor hechting en loyaliteit)?

c. Welke zijn de pedagogische en affectieve mogelijkheden van respectievelijk de moeder en de vader?

d. Waaraan moet de opvoedingssituatie van X voldoen, gelet op haar individuele behoefte?

e. In hoeverre is ieder van de ouders in staat om bij de uitvoering van een omgangs-regeling rekening te houden met de behoeften van X?

f. In hoeverre zijn ouders in staat elkaar de ruimte te bieden voor de omgang met X?

g. Wat betekent dit voor de omgang van de minderjarige met de ouder die de kinderen niet dagelijks verzorgt?

h. In hoeverre komen er uit het onderzoek bevindingen naar voren die niet aan de orde zijn gekomen in de onderzoeks-vragen, maar wel van belang zijn met betrekking tot de ontwikkeling en opvoeding van de minderjarige?

Wanneer ook het hoofdverblijf aan de orde is, wordt de volgende vraag aan bovenstaande vragen toegevoegd.• Ten aanzien van de hoofdverblijfplaats van

de minderjarigen: bij wie van de ouders is het hoofdverblijf het meest geëigend?

Wanneer ook over het gezag moet worden beslist wordt de volgende vraag gesteld. • Ten aanzien van het gezag over de min-

derjarigen: welke gezagsvoorziening (bij wie van de ouders afzonderlijk dan wel gezamenlijk) is het meest geëigend?

Ook wordt wel de volgende vraag als eerste gesteld. • Op welke wijze is de partnerrelatie beëin-

digd en wat zijn de gevolgen daarvan (de zogenoemde scheidingsmelding)?

Ook de andere hoven geven aan dat ze meestal met deze standaardvragen werken.

In alle 25 onderzochte zaken zijn de acht standaardvragen (a t/m h) aan de orde, zij het

Page 44: Het ouderschaps- onderzoek: een aanpak bij …...Raad voor de rechtspraak Research Memoranda Nummer 1 / 2013 Jaargang 9 Dr. E.S. Kluwer Het ouderschaps-onderzoek: een aanpak bij vechtscheidingen

42

dat soms enkele vragen zijn geschrapt of zijn toegevoegd.• In 11 van de 25 zaken zijn de acht stan-

daardvragen gesteld.• In 6 van de 25 zaken zijn enkele van de

acht standaardvragen weggelaten (bij-voorbeeld tweemaal vraag c & d).

• In  7 van de 25 zaken zijn aanvullend vra-gen opgenomen over de hoofdverblijf-plaats.

• In 2 van de 25 zaken is er een vraag toe-gevoegd over de beëindiging van de partnerrelatie.

• In 2 van de 25 zaken zijn gespecificeerde vragen opgenomen: eenmaal een vraag in hoeverre moeder in staat is vader de ruimte te bieden voor de omgang met de dochter en eenmaal een vraag hoe de relatie van de nieuwe partner van de man met de kinderen is en hoe deze verbeterd zou kunnen worden.  

Net zoals het Hof Den Haag geven het Hof Leeuwarden en het Hof Arnhem aan in speci-fieke gevallen de standaardvragen aan te passen. Zo geeft het Hof Arnhem aan dat bij specifieke ouder- en/of kindproblematiek vragen worden toegevoegd. Daarbij geeft dit hof aan dat partijen tevens in de gelegenheid worden gesteld om zich uit te laten over de te stellen vragen en deze opmerkingen worden, indien het hof daartoe beslist, aan de vragen-lijst toegevoegd.

In de rapportage door de deskundige gaat het bij de beantwoording van de vragen niet om waarheidsvinding. Het gaat, zo wordt dit

in een van de deskundigenrapportages ver-woord, om ‘het vinden van een modus waarin ouders als ex-partners en collega-ouders met elkaar om kunnen gaan’. Het uitgangspunt dat de deskundige niet aan waarheidsvinding doet, is bekrachtigd in een uitspraak van het College van Beroep van het Nederlands Insti-tuut voor Psychologen. In deze uitspraak (CvB 2009/15) oordeelt het College dat de deskun-dige niet de indruk had mogen wekken on-derzoek te hebben gedaan naar seksueel misbruik van een kind door de vader. In haar rapport had de deskundige opgetekend dat er geen aanwijzingen waren van seksueel misbruik. Deze conclusie, gebaseerd op drie spelobservaties, had zij volgens het College niet mogen trekken.

3.4.4 Interventies door deskundigen

Voorafgaand aan de oriëntatie op de dossier-studie was de veronderstelling dat op basis hiervan inzicht verkregen zou kunnen worden in de interventies die gedurende de proce-dure door de deskundige worden verricht. Dit blijkt echter in maar zeer beperkte mate het geval te zijn. Indien de ouders tot overeen-stemming komen, rapporteert de deskundige niet over het proces. In dat geval wordt uit-sluitend door de deskundige gecommuni-ceerd dat partijen tot overeenstemming zijn gekomen en wordt daarbij het hof via de overeenkomst (het kinderconvenant of het ouderschapsplan) op de hoogte gesteld.

Page 45: Het ouderschaps- onderzoek: een aanpak bij …...Raad voor de rechtspraak Research Memoranda Nummer 1 / 2013 Jaargang 9 Dr. E.S. Kluwer Het ouderschaps-onderzoek: een aanpak bij vechtscheidingen

43

Dossierstudie in het Hof Den Haag

Indien geen overeenstemming wordt bereikt (en als er geen sprake is van intrekking van het beroepschrift), rapporteert de deskundige aan het hof middels een uitgebreide deskundi-genrapportage. Deze rapportage kent de volgende standaardopmaak: 1. gegevens van de deskundige; 2. gegevens van partijen en hun belangheb-

benden; 3. stukken (processtukken & rapport RvdK); 4. de opdracht; 5. inrichting en verloop van het onderzoek; 6. onderzoeksbevindingen en beantwoor-

ding van de vragen; 7. hoor en wederhoor; 8. reactie van de deskundige op opmerkin-

gen en verzoeken; 9. eindnota; 10. bijlagen; 11. ondertekening. In bijlage 5 is de modeldeskundigenrappor-tage opgenomen.

Op basis van de inrichting en het verloop van het onderzoek kan informatie worden achter-haald over de wijze waarop de deskundige te werk is gegaan. Deze informatie is echter zeer summier. Het gaat veeleer om de uitkomst van het proces; over de wijze waarop deze uitkomst is bereikt, wordt niet of nauwelijks gerapporteerd. Als apart onderdeel van de evaluatie van het ouderschapsonderzoek wordt daarom onderzoek gedaan naar de werkwijze van deskundigen. Hierover wordt gerapporteerd in hoofdstuk 5.

3.4.5 Interactie van de deskundige met het hof

De communicatie tussen de deskundige en het hof (de raadsheer-commissaris) maakt, indien aan de orde, onderdeel uit van de correspondentie. Via deze correspondentie kan in sommige dossiers meer duidelijkheid worden verkregen over de inspanningen van de deskundige en wordt de inhoud van de communicatie tussen de deskundige en de raadsheer-commissaris duidelijk.

Als er sprake is van communicatie tussen het hof en de deskundige gaat het in veel geval-len om e-mailuitwisseling over de voortgang van de zaak of over administratieve zaken. Ook bracht een van de deskundigen in 1 zaak naar voren geen expert te zijn in alimentatie-zaken (het onderwerp uit de bestreden be-schikking waartegen het verzoekschrift zich richtte). Meer inhoudelijke communicatie vond plaats in 5 van de 25 zaken. In 3 van deze 5 zaken verliep het onderzoek moeizaam. • In 1 zaak maakte de deskundige melding

van het moeizame verloop van het onder-zoek en met name van de niet-coöpera-tieve houding van de moeder. In een tweede bericht gaf de deskundige aan, nadat zij agressief is bejegend door de moeder, haar taak neer te leggen.

• In 1 zaak verzocht de deskundige om een regiezitting: ‘In de ochtend heb ik een brief van haar ontvangen waarin zij [de moeder, SV] de sessie (andermaal) had geannuleerd. Met het oog op de belan-

Page 46: Het ouderschaps- onderzoek: een aanpak bij …...Raad voor de rechtspraak Research Memoranda Nummer 1 / 2013 Jaargang 9 Dr. E.S. Kluwer Het ouderschaps-onderzoek: een aanpak bij vechtscheidingen

44

gen van het kind is het belangrijk dat er snel gehandeld wordt. Meneer en de advocaat van meneer, mr. X, hebben mij erop gewezen dat mr. Van Leuven tijdens de zitting had voorgesteld een sessie gezamenlijk met mij als onderzoeker te beleggen. Dit lijkt mij een goed plan. Is dit mogelijk?’

• In 1 zaak vroeg de deskundige het hof om een beslissing te nemen over het verdere verloop van het onderzoek: ‘Bij de zaak Z speelt familieproblematiek een uitgebreide rol. Zo hebben de halfbroers van het kind in kwestie (een zoon van vader en een zoon van de moeder) een gesprek met de des-kundige gehad en ieder hun wensen en grieven geuit ten aanzien van hun respec-tievelijke stiefouders in de periode dat de ouders en de drie kinderen nog een gezin vormden. Dit heeft implicaties voor de positie van het kind. Daarnaast heeft des-kundige met moeder en vader onderhan-deld over een mogelijke contactregeling tussen vader en kind. Moeder vertoont hiertegen veel weerstand. Er zijn twee mogelijkheden: ofwel ik beëindig de zaak en schrijf een deskundigenbericht (…), ofwel partijen krijgen de gelegenheid om middels procesbegeleiding van mijn kant als voltallig gezinssysteem met elkaar te spreken over de positie van het kind c.q. halfbroertje; dat wil zeggen: vader/moe-der/zoon moeder/zoon vader/en het kind, de gezamenlijke zoon in kwestie.’ Het hof gaf de deskundige te kennen de voorkeur te geven aan de tweede optie.

In de twee zaken waarin het hof meer inhou-delijk op de hoogte werd gesteld van de voortgang van het deskundigenonderzoek, is deze inhoudelijke berichtgeving gekoppeld aan uitstel van de pro-formazitting. Zo berichtte de deskundige in een van deze twee zaken: ‘Gezien de gemaakte vooruitgang acht ik het van belang dat de ouders meer gele-genheid krijgen om hun reeds nieuw aange-leerde communicatie en gemaakte afspraken over de uitvoering hiervan krachtiger vorm te geven. Met het oog op de nabije toekomst, wanneer de zaak afgerond zal zijn, zal deskun-dige hierbij de steun inroepen van de gezins-voogd opdat partijen op deze ingeslagen weg blijven en steeds meer gewennen aan de nieuwe gedragingen over en weer en vertrou-wen krijgen in elkaar. Om die reden verzoek ik u dan ook beleefd om de pro-formadatum te verschuiven naar 1 april 2010.’

3.4.6 Doorlooptijden en tijdsinvestering

Op basis van de 25 zaken in de dossierstudie kunnen de volgende conclusies worden ge-trokken over doorlooptijden en tijdsinveste-ring van de deskundigen. • Met het ouderschapsonderzoek is gemid-

deld genomen 12.9 maanden gemoeid. Daarbij geldt dat bij de oudere zaken die betrokken waren bij het dossieronderzoek de onderzoeken langer duurden dan de meer recente zaken, zoals figuur 3.1 dui-delijk maakt.

Page 47: Het ouderschaps- onderzoek: een aanpak bij …...Raad voor de rechtspraak Research Memoranda Nummer 1 / 2013 Jaargang 9 Dr. E.S. Kluwer Het ouderschaps-onderzoek: een aanpak bij vechtscheidingen

45

Dossierstudie in het Hof Den Haag

De doorlooptijd van de eerste 50 zaken in het Hof Den Haag (en waarvoor deze informatie beschikbaar was) bedraagt gemiddeld 13 maanden. Deze zaken zijn gestart in de periode november 2008 – december 2009 en geëindigd in de periode maart 2009 – novem-ber 2010.11 De gegevens van het hof tonen aan dat de afname van de doorlooptijd van het ouderschapsonderzoek voor een deel op een selectie-effect van de dossierstudie be-rust. In de loop van de tijd zijn er minder ouderschapsonderzoeken die relatief gezien zeer lang duren, maar ook minder ouder-schapsonderzoeken die relatief gezien snel worden afgerond (zie figuur 3.2).

Ook de andere hoven kregen de vraag infor-matie te verstrekken over de doorlooptijden. Het Hof Arnhem geeft aan dat de gemiddelde duur van het ouderschapsonderzoek 8 maan-den is (het kortste onderzoek duurde 3 maan-den, het langste 16). Het Hof Leeuwarden geeft aan dat met de ouderschapsonderzoe-ken in algemene zin meer dan 6 maanden is gemoeid.12

Uit de dossierstudie bij het Hof Den Haag blijkt verder het volgende. • Gemiddeld vinden 4,7 gesprekken plaats

met de ouders. In de meeste gevallen gaat het daarbij om een gesprek tussen de

Figuur 3.1 Doorlooptijden van de 25 in dit onderzoek betrokken zaken (in maanden)

0

5

10

15

20

25

1 5 10 15 20 25

aant

al m

aand

en

11. Deels (in het geval van 17 zaken) gaat het om dezelfde zaken als de zaken die betrokken zijn in de dossierstudie.

12. Het Hof Amsterdam heeft deze vraag niet beantwoord.

Page 48: Het ouderschaps- onderzoek: een aanpak bij …...Raad voor de rechtspraak Research Memoranda Nummer 1 / 2013 Jaargang 9 Dr. E.S. Kluwer Het ouderschaps-onderzoek: een aanpak bij vechtscheidingen

46

deskundige en beide ouders gezamenlijk. In een aantal zaken heeft de deskundige daarnaast ook wel afzonderlijke gesprek-ken gevoerd met een van beide ouders.13 In 1 zaak heeft de deskundige afzonderlijk gesproken met beide stief ouders.

• In 1 zaak hebben geen gesprekken plaats-gevonden. Nadat het ouderschapsonder-zoek was gelast, zijn de ouders zelf tot overeenstemming gekomen.

• In 9 van de 25 zaken heeft een gesprek plaatsgevonden met het kind/de kinderen. Van deze 9 zaken zijn in 1 zaak twee gesprekken met de kinderen gevoerd.

• Het aantal gesprekken vormt een indicatie van de inspanning die door de deskundi-gen is verricht. Behalve gesprekken heb-ben deskundigen ook per e-mail en telefo-nisch contact met partijen. Het aantal gedeclareerde uren is daarom een andere interessante indicator voor de inspannin-gen van de deskundige. In de bestu-deerde zaken bedraagt het gemiddelde bedrag dat is gedeclareerd € 3005 (incl. btw). Het uurtarief van de deskundigen bedraagt € 128 (incl. btw).14 Dit betekent dat gemiddeld ruim 23 uur per zaak door een deskundige (of twee deskundigen

Figuur 3.2 Doorlooptijden van de eerste 50 zaken (in maanden )

0

5

10

15

20

25

0 10 20 30 40 50

aant

al m

aand

en

13. Hoe vaak een gesprek met een van beide ouders apart plaatsvindt, is niet geheel duidelijk. In de dossiers werd

slechts een aantal keren gerefereerd aan een aparte sessie met een van beide ouders. Tegelijkertijd werd duide-

lijk dat met enige regelmaat afzonderlijk telefonisch contact plaatsvindt met de betrokken ouders.

14. Navraag bij het Hof Den Haag leert dat niet altijd dit tarief wordt gehanteerd, maar in de meeste gevallen wel.

Bij deze berekening is ervan uitgegaan dat de betrokken deskundigen inderdaad € 107,50 exclusief btw in

rekening hebben gebracht.

Page 49: Het ouderschaps- onderzoek: een aanpak bij …...Raad voor de rechtspraak Research Memoranda Nummer 1 / 2013 Jaargang 9 Dr. E.S. Kluwer Het ouderschaps-onderzoek: een aanpak bij vechtscheidingen

47

Dossierstudie in het Hof Den Haag

gezamenlijk) aan een zaak wordt besteed. Feitelijk ligt dit aantal uren nog iets hoger omdat in de 25 bestudeerde zaken in drie gevallen een bedrag van € 4500 is gede-clareerd, het bedrag dat maximaal wordt vergoed, terwijl de feitelijke tijdsbesteding hoger lag. Het hoogste aantal uren dat aan een zaak is besteed in de 25 bestu-deerde zaken bedraagt 57 uur.

Op basis van de gegevens zoals die door het Hof Den Haag zelf zijn bijgehouden, kan wor-den berekend dat de gemiddelde kosten per onderzoek € 3176 bedragen en dat komt over-een met iets minder dan 25 uur per onderzoek.

3.5 Resultaat en eindbeschikking

Voor de 25 bestudeerde dossiers kunnen de volgende uitkomsten van het ouderschaps-onderzoek genoteerd worden. • In 6 zaken (24%) is geen overeenstemming

bereikt; in 6 zaken (24%) is het beroep-schrift ingetrokken (waarbij in 1 zaak tege-lijkertijd gedeeltelijke overeenstemming was bereikt) en in 13 zaken (52%) is (gedeeltelijke) overeenstemming bereikt.

• In 5 zaken (20%) heeft een eindzitting plaatsgevonden; in 4 van deze 5 zaken werd geen overeenstemming bereikt, in 1 zaak werd ter zitting onder leiding van de rechter wel overeenstemming bereikt.

• In de 5 zaken waarin het beroepschrift is ingetrokken zonder dat er sprake is van een gedeeltelijke overeenkomst, geeft het hof in 2 zaken in de beschikking aan niet-ontvankelijk te zijn wegens het intrek-

ken van het beroep, ontbreekt in 1 zaak de beschikking in het dossier, geeft het hof in 1 zaak aan het beroepschrift te verwerpen en bekrachtigt het hof in 1 zaak een eerder door haar (bij tussenbeschik-king) vastgestelde omgangsregeling.

• In 2 van de 6 zaken waarin het ouder-schapsonderzoek niet tot overeenstem-ming leidde, is het resultaat ervan niette-min dat de relatie tussen de ouder (enigszins) is verbeterd. Dit kan in de ene zaak worden afgeleid uit een voortgangs-rapportage van de deskundige aan het hof waarin zij melding maakt van de grote vorderingen die de ouders maken als het gaat om hun onderlinge communicatie. Uit het deskundigenbericht blijkt dat de ouders meer begrip hebben gekregen voor elkaar en dat zij goede afspraken hebben gemaakt over de zorg van hun zoon. Alleen over de verblijfplaats zijn zij het niet eens geworden.

• In de 5 zaken waarin het beroepschrift is ingetrokken, is in 1 zaak sprake van enige verbetering van de relatie tussen beide ouders (blijkend uit de fax van de advo-caat van de vader waarin wordt gesteld dat partijen in het belang van de minder-jarige beogen de nodige rust te creëren).

• In hoeverre het ouderschapsonderzoek heeft geleid tot verbetering van de relatie tussen ouder en kind kan op basis van de dossierstudie niet worden vastgesteld.

Voor de andere hoven geldt dat bij het Hof Arnhem in 10 van de 26 zaken een (gedeelte-lijke) overeenstemming werd bereikt. Voor het

Page 50: Het ouderschaps- onderzoek: een aanpak bij …...Raad voor de rechtspraak Research Memoranda Nummer 1 / 2013 Jaargang 9 Dr. E.S. Kluwer Het ouderschaps-onderzoek: een aanpak bij vechtscheidingen

48

Hof Leeuwarden was over de 16 bij hun rap-portage betrokken zaken bekend dat in 7 ge-vallen overeenstemming was bereikt, in 2 ge-vallen geen overeenstemming tot stand was gekomen en in de overige 7 zaken liep het ouderschapsonderzoek nog.

In de meeste zaken (de ingetrokken beroep-schriften buiten beschouwing gelaten) heeft het hof de bestreden beschikking vernietigd.• In 13 zaken waarin het is gekomen tot

overeenstemming tussen de beide ouders heeft het hof hetgeen door partijen is overeengekomen in plaats van de regeling in de bestreden beschikking gesteld; in 3 zaken heeft het hof de bestreden beschikking wel bekrachtigd voor zover het gaat om de hoofdverblijfplaats en is voor zover aan de orde de oude regeling vervangen door de overeenkomst van de ouders; in 1 zaak is hetgeen door partijen tijdens de zitting is overeengekomen in de plaats gesteld van de relevante bepaling in de bestreden beschikking; en in 1 zaak is hetgeen eerder door het hof bij tussen-beschikking is bepaald in de plaats geko-men van de relevante bepaling in de bestreden beschikking.  

• In de 6 zaken waarin geen overeenstem-ming tussen partijen is bereikt (de inge-trokken beroepschriften buiten beschou-wing gelaten), heeft het hof in 5 zaken de bestreden beschikking vernietigd en heeft zij een eigen beschikking hiervoor in de plaats gesteld en in 1 zaak heeft zij de bestreden beschikking bekrachtigd.

In de eindbeschikking wordt door het hof verwezen naar het ouderschapsonderzoek. In de meeste gevallen, zeker als er overeenstem-ming is bereikt, blijft de verwijzing meestal beperkt tot de vaststelling dat dit onderzoek heeft plaatsgevonden en overeenstemming is bereikt. Daarbij wordt vaak gebruik gemaakt van de volgende of een soortgelijke zinsnede: ‘Het hof zal, nu partijen overeenstemming hebben bereikt, dienovereenkomstig beslis-sen en volstaan met het aanhechten van de overeenkomst aan deze beschikking, met de vermelding dat deze overeenkomst deel uit-maakt van deze beschikking.’

Wanneer geen overeenstemming is bereikt, vormen de antwoorden op de vragen in het rapport van de deskundige (zie ad. 5 in bij-lage 5) de basis voor de beslissing. Er is bo-vendien altijd sprake van hoor en wederhoor naar aanleiding van het rapport. In enkele zaken staat het hof in de eindschikking wat langer stil bij het verloop of resultaat van het ouderschapsonderzoek. Enkele voorbeelden hiervan zijn: • ‘Het hof concludeert dat ouders niet heb-

ben weten te profiteren van de (her-nieuwde) kans om in het klemmende belang van [hun kind] te komen tot een heroriëntering op het ouderschap na scheiding.’

• In een zaak waarin geen overeenstemming is bereikt: ‘De vader en moeder zijn erin geslaagd om het wederzijdse begrip te vergroten. Zij vinden het moeilijk om ant-woord te geven op de vraag bij wie de

Page 51: Het ouderschaps- onderzoek: een aanpak bij …...Raad voor de rechtspraak Research Memoranda Nummer 1 / 2013 Jaargang 9 Dr. E.S. Kluwer Het ouderschaps-onderzoek: een aanpak bij vechtscheidingen

49

Dossierstudie in het Hof Den Haag

gewone verblijfplaats van de minderjarige het meest geëigend is. De relatie van de minderjarige is met beide ouders goed. Beide ouders hebben ook goede affec-tieve en pedagogische mogelijkheden en zijn in staat om rekening te houden met de behoeften van de minderjarige. Gelet op het feit dat het goed gaat met de minderjarige bij de vader, is er volgens de deskundige veel voor te zeggen om de gewone verblijfplaats van de minderjarige bij de vader te laten. Indien het hof bepaalt dat de gewone verblijfplaats van de minderjarige bij de vader blijft, is het naar de mening van de deskundige in het belang van de minderjarige om het con-tact met de moeder uit te breiden.’

• In een zaak waarin geen overeenstemming is bereikt over de hoofdverblijfplaats (en wel overeenstemming op andere punten): ‘Na een periode die minder stabiliteit rond de minderjarige liet zien, blijken partijen nu in staat in het belang van de minder-jarige op constructiever wijze met elkaar over haar opvoeding en verzorging te communiceren. Hierdoor is stabiliteit in de opvoedingssituatie van de minderjarige ontstaan. Het hof is van oordeel dat het belang van de minderjarige bij handha-ving van de huidige situatie zwaarder weegt dan het belang dat de vader heeft bij wijziging van de hoofdverblijfplaats. Het vorenstaande leidt in zoverre tot bekrachtiging van de bestreden beschik-king.’

3.6 Conclusie

Het doel van dit dossieronderzoek was om inzicht te krijgen in:• de aard van de ouderschapszaken;• het procesverloop;• de uitkomsten;• de tijdsinvestering;• de kosten van het ouderschapsonderzoek. Hiertoe zijn 25 dossiers van zaken waarin door het Hof Den Haag een ouderschapsonderzoek is gelast bestudeerd. Om te controleren of het procesverloop van de onderzochte ouder-schapsonderzoeken vergelijkbaar was met de andere hoven, zijn vervolgens schriftelijk vra-gen over het procesverloop voorgelegd aan de andere hoven.

In vrijwel alle bestudeerde ouderschapsonder-zoeken stond de contactregeling centraal, soms samen met een ander type geschil (bij-voorbeeld over de verblijfplaats van de min-derjarige). Het onderzoek werd in driekwart van de zaken verricht door één deskundige, hoewel het inzicht groeit dat het ouderschaps-onderzoek bij voorkeur door twee deskundi-gen moet worden verricht. De reden voor het gelasten van het ouderschapsonderzoek is dat de ouders geen overeenstemming kunnen bereiken over de wijze waarop zij gezamenlijk invulling geven aan het ouderschap en de kinderen hiervan last ondervinden. Indien het hof een ouderschapsonderzoek gelast, wordt gebruik gemaakt van (een selectie) van stan-daardvragen, in een enkel geval aangevuld met een vraag die is toegespitst op de speci-

Page 52: Het ouderschaps- onderzoek: een aanpak bij …...Raad voor de rechtspraak Research Memoranda Nummer 1 / 2013 Jaargang 9 Dr. E.S. Kluwer Het ouderschaps-onderzoek: een aanpak bij vechtscheidingen

50

fieke kenmerken van de zaak.  Voor zover er gedurende het onderzoek communicatie plaatsvond tussen het hof en de deskundige, ging het meestal om administratieve aangele-genheden. Meer inhoudelijke communicatie (in een op de vijf zaken) vond meestal plaats in zaken waarin het ouderschapsonderzoek moeizaam verliep.

Met het onderzoek was gemiddeld ruim een jaar gemoeid waarin gemiddeld iets minder dan vijf gesprekken tussen de deskundige en de ouders plaats plaatsvonden. In ruim een derde van de zaken vond ook een gesprek plaats met het kind/de kinderen. De kosten bedroegen gemiddeld € 3176 per onderzoek, wat overeenstemt met een tijdsbesteding van bijna 25 uur.15

Het ouderschapsonderzoek leidde in onge-veer de helft van de zaken tot (gedeeltelijke) overeenstemming, in een kwart van de zaken werd het beroepschrift gedurende het proces ingetrokken en in een kwart van de zaken werd geen overeenstemming bereikt. Wan-neer partijen tot overeenstemming kwamen, werd dit verwerkt in de eindbeschikking van het hof. Wanneer geen overeenstemming werd bereikt, vormde het rapport van de deskundige de basis voor de beslissing. In een op de vijf zaken heeft een eindzitting plaatsgevonden. Over de aard van de inter-venties door de deskundige heeft de dossier-studie geen informatie opgeleverd.

15. Ingeval in de toekomst steeds twee deskundigen benoemd zullen worden, is aannemelijk dat de gemiddelde

kosten hoger zullen uitvallen. Een verdubbeling ligt niet in de rede, omdat vaste teams in staat zullen zijn taken

(gedeeltelijk) te verdelen.

Page 53: Het ouderschaps- onderzoek: een aanpak bij …...Raad voor de rechtspraak Research Memoranda Nummer 1 / 2013 Jaargang 9 Dr. E.S. Kluwer Het ouderschaps-onderzoek: een aanpak bij vechtscheidingen

51

4De visie van raadsheren en gerechtssecretarissen

4.1 Doelstelling

In november 2011 is een zogenoemd ronde-tafelgesprek (groepsinterview) gehouden met vijf raadsheren en twee gerechtssecretarissen uit de familiesector. Het doel van dit interview was om inzicht te krijgen in de visie van de raadsheren en gerechtssecretarissen op het ouderschapsonderzoek. Tijdens het interview is gesproken over het procesverloop van het ouderschapsonderzoek, over de voor- en na-delen van het ouderschapsonderzoek en over de effectiviteit van het ouderschaps onderzoek. Meer specifiek beoogde dit onderzoek de volgende onderzoeksvragen zoals geformu-leerd in hoofdstuk 1 en 2 te beantwoorden.

1. Wat houdt het ouderschapsonderzoek in de praktijk in? Wat is de aard van de zaken waarbij een ouderschapsonderzoek gelast wordt en wat is het procesverloop van deze zaken?

2. In welk mate bereiken ouders overeen-stemming in het ouderschapsonderzoek?

3. In hoeverre zijn raadsheren op zitting in staat om ouders te motiveren voor het ouderschapsonderzoek?

Van elk hof is de voorzitter van de familiesec-tor verzocht één of meerdere personen af te vaardigen voor dit gesprek. Vertegenwoor-digd waren Hof Den Haag, Hof Amsterdam, Hof Arnhem en Hof Den Bosch. Van het gesprek is een digitale audio-opname gemaakt en dit verslag bevat een samenvat-ting van de antwoorden op de vragen. De vragen zijn schriftelijk voorgelegd aan de vertegenwoordiger van Hof Leeuwarden en de antwoorden zijn in het huidige verslag verwerkt.

4.2 Het procesverloop van het ouderschapsonderzoek

4.2.1 Wat wordt verstaan onder het ouderschapsonderzoek en welke zaken komen in aanmerking voor het ouderschapsonderzoek?

Het ouderschapsonderzoek wordt door aan-wezigen gezien als een deskundigenonder-zoek in de zin van artikel 194 Rv. Onderzocht wordt op welke manier ouders die tijdens de procedure niet in staat zijn gebleken om tot afspraken betreffende het ouderschap na

Page 54: Het ouderschaps- onderzoek: een aanpak bij …...Raad voor de rechtspraak Research Memoranda Nummer 1 / 2013 Jaargang 9 Dr. E.S. Kluwer Het ouderschaps-onderzoek: een aanpak bij vechtscheidingen

52

scheiding te komen, dit wel weer kunnen gaan doen. Het gaat daarbij met name over aangelegenheden betreffende de kinderen. Ouders moeten met elkaar in overleg kunnen treden om afspraken over de contactregeling te maken en gezagsbeslissingen te nemen, bijvoorbeeld betreffende schoolkeuze. Ken-merkend in deze zaken is dat de kinderen negatieve gevolgen ondervinden van het gebrek aan of de slechte communicatie tussen de ouders. In de meeste gevallen betreft het jonge kinderen die nog lange tijd onder het ouderlijk gezag vallen. Wanneer raadsheren de indruk hebben dat er onder de geschillen die bestaan, problemen liggen die met de relatie tussen de ouders te maken hebben, dan wordt een ouderschapsonderzoek verko-zen boven een onderzoek door de Raad voor de Kinderbescherming. De Raad voor de Kinderbescherming adviseert en doet onder-zoek naar het belang van het kind. De rechts-vragen die in scheidingszaken voorliggen en omstandigheden waarin ouders verkeren worden wel door de raad onderzocht, maar er worden geen interventies gepleegd in de rela-tie tussen de ouders. Een belangrijk voordeel van het ouderschapsonderzoek is volgens aanwezigen dat daarin juist die relatie aan de orde komt waardoor de onderliggende pro-blemen naar boven komen met als doel de situatie voor het kind te verbeteren.

De deskundige wordt gevraagd om te onder-zoeken waar het ruziegedrag tussen de ou-ders vandaan komt en waar de conflicten op zijn gebaseerd, en tevens om door middel van

mediation- en coachingstechnieken interven-ties te plegen. Wanneer de ouders door mid-del van die interventies alsnog tot overeen-stemming komen, dan volstaat de uitkomst en wordt het proces met de ouders verder niet beschreven aan de rechter. Komen de ouders niet tot overeenstemming, dan beschrijft de deskundige het proces en beschrijft aan de rechter waarom de ouders er niet uitgekomen zijn. De deskundige beschrijft zijn of haar ervaringen en observaties en geeft naar aan-leiding van deze observaties een antwoord op de vraag wat wel en wat niet meer mogelijk is in de zaak. Deze informatie gebruikt de rech-ter om tot een beslissing te komen. Vaak volstaat de deskundige met het beschrijven van wat is waargenomen en laat het trekken van conclusies daaruit aan de rechter over.

Het ouderschapsonderzoek wordt gelast met de mededeling dat het een deskundigen-onderzoek is met toepassing van mediation-technieken, en dat het niet vrijblijvend is. Dat wil zeggen dat van ouders verwacht wordt dat zij meewerken en die medewerking wordt gevraagd op de zitting. Als ouders daarmee akkoord gaan, kan het ouderschapsonderzoek starten. Als beide ouders een ouderschaps-onderzoek niet zien zitten, heeft het volgens de raadsheren weinig zin om toch een onder-zoek te gelasten. Het zal dan namelijk bijna onmogelijk blijken de ouders samen om de tafel te krijgen. In gevallen waarin één ouder wel wil meewerken en de andere ouder niet wordt soms toch een ouderschapsonderzoek gelast, maar alleen wanneer er enig perspec-

Page 55: Het ouderschaps- onderzoek: een aanpak bij …...Raad voor de rechtspraak Research Memoranda Nummer 1 / 2013 Jaargang 9 Dr. E.S. Kluwer Het ouderschaps-onderzoek: een aanpak bij vechtscheidingen

53

De visie van raadsheren en gerechtssecretarissen

tief is dat de ouders met elkaar om de tafel gaan zitten. Er zijn geen sanctiemogelijkheden als één of beide ouders niet wil(len) meewer-ken, behalve dat het de rechter vrijstaat con-clusies te verbinden aan het onwillige gedrag van een partij.

4.2.2 Wanneer wordt voor een andere procedure gekozen?

Wanneer mediation nog een mogelijkheid lijkt en beide ouders gaan daarmee akkoord, dan wordt volgens de aanwezigen meestal media-tion toegepast. Als mediation niet heeft ge-werkt of in het voorliggende geval niet kans-rijk wordt geacht, wordt een ouderschapsonderzoek gelast. Zodra raads-heren het idee hebben dat kinderen tegen een van de ouders beschermd moeten wor-den, dan ligt een raadsonderzoek voor de hand. Hoewel het denkbaar zou zijn dat onder omstandigheden zowel een raadsonderzoek als een ouderschapsonderzoek zou kunnen worden ingezet, is het in de praktijk lastig om deze onderzoeken naast elkaar te laten lopen. In zulke gevallen wordt bij voorkeur eerst het ouderschapsonderzoek afgewacht om te zien of er een verbetering in de communicatie tussen de ouders optreedt waardoor proble-men opgelost worden. Wanneer er bedreigin-gen spelen voor een kind, zoals vermeende mishandeling of seksueel misbruik, dan kan een ouderschapsonderzoeker dat niet onder-zoeken, omdat hij of zij daar niet toe is uitge-rust  en het ouderschapsonderzoek niet op waarheidsvinding is toegespitst.16 Bij serieuze

verdenkingen van misbruik of mishandeling wordt de Raad voor de Kinderbescherming ingeschakeld. De Raad kan een onderzoek naar gezag en omgang namelijk uitbreiden met een beschermingsonderzoek en dat kan leiden tot verzoeken als ondertoezichtstelling (OTS) en uithuisplaatsing (UHP) van de kinde-ren.

Een van de raadsheren merkt op dat bij OTS en UHP niet vaak een ouderschapsonderzoek gelast wordt terwijl zaken zich daar soms wel voor lenen, bijvoorbeeld bij een zogenoemde omgangs-OTS (een ondertoezichtstelling om omgang te realiseren). In een dergelijk geval moet het worden afgestemd met de gezins-voogd. Het ouderschapsonderzoek kan een uitweg bieden wanneer de gezinsvoogd vast-loopt in een zaak. Omgekeerd kan een drei-gende OTS ouders soms bewegen een meer op gezamenlijk ouderschap afgestemde hou-ding aan te nemen. Dit wordt onderschreven door de andere raadsheren.

Redenen om geen ouderschapsonderzoek te gelasten zijn volgens aanwezigen zaken waar-bij er sprake is van psychiatrische problema-tiek of verslavingsproblematiek. Dit zijn tevens contra-indicaties voor mediation. In dergelijke gevallen wordt meestal een raadsonderzoek gelast. Ook wordt genoemd dat zaken waarbij sprake is van een zeer grote ongelijkheid tussen partijen (bijvoorbeeld in termen van dominantie) en zaken tussen hoogopgeleide ouders relatief lastig zijn en veel vergen van de deskundige.

16. Uitspraak van het College van Beroep NIP, CvB 2009/15. Zie ook paragraaf 3.4.3.

Page 56: Het ouderschaps- onderzoek: een aanpak bij …...Raad voor de rechtspraak Research Memoranda Nummer 1 / 2013 Jaargang 9 Dr. E.S. Kluwer Het ouderschaps-onderzoek: een aanpak bij vechtscheidingen

54

4.2.3 Wat is de rol van de gerechts­secretaris?

De secretaris heeft volgens aanwezigen een coördinerende rol. Wanneer een raadsheer een ouderschapsonderzoek gelast, dan bena-dert de secretaris de deskundige(n), schrijft de tussenbeschikking en houdt toezicht op de rapportage. Wanneer de rapportage klaar is, bekijkt de secretaris eerst de zaak en doet een voorstel voor afdoening aan de voorzitter die op de zaak zat. Ook kan de secretaris bij de voorbereiding van een zaak op het voorblad (voorbereiding op de beschikking) de sugges-tie doen dat een zaak in aanmerking komt voor een ouderschapsonderzoek.

4.2.4 Wie gelast het ouderschaps­onderzoek?

Het is de combinatie van raadsheren die op de zaak zit die de beslissing neemt. Er worden geen speciale combinaties aangewezen voor de zaken die in aanmerking komen voor een ouderschapsonderzoek. Alle raadsheren en hun plaatsvervangers zijn op de hoogte van de mogelijkheden van afdoening van de za-ken. Er wordt regelmatig in het teamoverleg gesproken over het ouderschapsonderzoek en wat er precies verteld moet worden op zitting. Verschillen van mening tussen de leden van de kamer over het gelasten van het ouder-schapsonderzoek komen voor, maar worden in de regel samen opgelost. Er is meestal al een suggestie voor een ouderschapsonderzoek vooraf, van de secretaris of van een van de

raadsheren. Deze suggestie wordt meegeno-men naar de zitting en van tevoren wordt de strategie besproken (wanneer wordt het aan de orde gesteld, welke vragen worden er gesteld). Dan worden argumenten uitgewis-seld, waarbij belangrijke vragen zijn: ‘Hoe beschadigd is de relatie tussen de ouders? Wat gebeurt er als we het niet doen? Komen ze dan volgende keer weer terug?’ Dat hangt sterk af van wat partijen op zitting daarover gezegd hebben. Soms ontstaat het dilemma dat één ouder sterk voor een ouderschaps-onderzoek voelt en de ander minder. Dan is er minder draagvlak en is het de vraag of het verstandig is om toch een ouderschapsonder-zoek te gelasten. De motivatie van de partijen is cruciaal en er wordt volgens de raadsheren op zitting alles aan gedaan om die motivatie positief te beïnvloeden.

4.2.5 Zijn er interventies die raadsheren op zitting plegen om ouders te motiveren tot een ouderschapsonderzoek en zo ja, welke?

De aanwezige raadsheren proberen op zitting met de ouders te onderzoeken waar het pro-bleem ligt en wat de onderliggende oorzaak is van het feit dat de ouders ruzie met elkaar hebben. Genoemd worden de volgende vier vragen die aan ouders gesteld (kunnen) wor-den.1. Is het ooit goed geweest?2. Hoe is het nu?3. Hoe zou het nu idealiter kunnen zijn?

Page 57: Het ouderschaps- onderzoek: een aanpak bij …...Raad voor de rechtspraak Research Memoranda Nummer 1 / 2013 Jaargang 9 Dr. E.S. Kluwer Het ouderschaps-onderzoek: een aanpak bij vechtscheidingen

55

De visie van raadsheren en gerechtssecretarissen

4. Wat zou volgens u de oplossing van het probleem kunnen zijn?

Deze vragen doen een appel op het verant-woordelijkheidsgevoel van de ouders en dwingt ze om samen na te denken over oplos-singen, over wat ze nog met elkaar willen en wat er nog mogelijk is. Wanneer ouders daarna terugschieten in het oude patroon van beschuldigen en verwijten, kan de raadsheer de ouders daarop wijzen en een ouderschaps-onderzoek voorstellen. Andere vragen die soms gesteld worden zijn: • Wie van u wilde scheiden? • Hebt u een afscheidsgesprek gevoerd? • Hoe bent u uit elkaar gegaan? Deze vragen roepen soms emoties op die de onderliggende conflictkwesties inzichtelijk maken, waardoor duidelijk wordt dat een ouderschapsonderzoek nog uitkomst kan bieden. Raadsheren plegen dus verschillende interventies op zitting om partijen bewust te maken van hun onderlinge strijd en om par-tijen te motiveren voor een ouderschaps-onderzoek. De aanwezige raadsheren zijn van mening dat de kwaliteit van de zitting erop vooruitgaat als dergelijke ‘semipsychologische vragen’ gesteld worden, maar dit wordt niet algemeen gedeeld. Er zijn verschillen tussen raadsheren in de bereidheid en vaardigheid om dergelijke interventies toe te passen. Taken worden in een dergelijk geval ook wel verdeeld en soms wordt hiermee rekening gehouden bij het voorzitterschap in een ouderschapszaak.

4.2.6 Hoe is de regievoering over het ouderschapsonderzoek en hoe verloopt de communicatie met de deskundige?

Er wordt meestal in de tussenbeschikking een raadsheer-commissaris benoemd. Feitelijk is er weinig contact met de in diezelfde tussen-beschikking benoemde deskundige(n). Meer regie, zodat raadsheren ook een klankbord-functie voor de deskundige(n) hebben, komt volgens aanwezigen zelden voor. Bij sommige hoven houdt de secretaris die de tussenbe-schikking heeft geconcipieerd de in de tus-senbeschikking opgenomen pro-formatermijn in de gaten en wordt de deskundige gebeld wanneer die termijn is verstreken en het des-kundigenrapport nog niet door het hof is ontvangen. Gevraagd wordt dan hoelang het nog gaat duren voordat het rapport gereed is en een nieuwe pro-formadatum wordt vervol-gens vastgesteld en gecommuniceerd aan partijen en de deskundige. Meestal wordt er voor het verstrijken van de pro-formadatum – mocht het deskundigenrapport niet op tijd gereed zijn – door de deskundige verzocht om aanhouding van de zaak. Ook komt het voor dat een advocaat verzoekt om aanhou-ding van de zaak.

Het initiatief voor contact ligt volgens aanwe-zigen bij de deskundige en hangt af van de deskundige. Zo krijgen raadsheren een enkele keer een briefje van de deskundige, meestal met een verzoek om uitstel. Sommige deskun-digen bellen voor overleg met de raads-

Page 58: Het ouderschaps- onderzoek: een aanpak bij …...Raad voor de rechtspraak Research Memoranda Nummer 1 / 2013 Jaargang 9 Dr. E.S. Kluwer Het ouderschaps-onderzoek: een aanpak bij vechtscheidingen

56

heer-commissaris over de voortgang. Het komt voor dat een regiezitting belegd wordt door de raadsheer-commissaris wanneer het ouderschapsonderzoek niet goed loopt, met als doel het onderzoek weer vlot te trekken waarna de zaak weer teruggaat naar de des-kundige. Andere deskundigen nemen geen contact op, ook niet als het ouderschaps-onderzoek niet vordert. In dergelijke gevallen blijkt alleen achteraf uit het deskundigen-rapport dat de ouders er niet uitgekomen zijn. Niet alle raadsheren vinden contact met de deskundige wenselijk, omdat privé-informatie over het proces en de partijen de beslissing onrechtmatig kan beïnvloeden. Wanneer er sprake is van rechtstreeks contact tussen raadsheer en deskundige zou een andere combinatie van raadsheren over de zaak moeten beslissen. Een andere oplossing is dat een beknopt verslag van het contact wordt gemaakt voor de advocaten, zodat alle partijen op de hoogte zijn van het feit dat er contact is geweest en waarover.

Volgens de raadsheren zijn er geluiden dat deskundigen het lastig vinden om het hof te benaderen en dat zij zich afvragen waarom zij niet worden uitgenodigd op zitting. Bij andere deskundigenonderzoeken nodigt men vaak wel de deskundige uit op zitting, zodat par-tijen en raadsheren vragen kunnen stellen en de deskundige toelichting kan geven. Als redenen waarom dit niet is aanbevolen, wor-den de beperkte zittingstijd en de kosten vanwege de tijdsinspanning van de deskun-dige genoemd. De aanwezigen vragen zich af

of deskundigen behoefte hebben aan meer richtlijnen over het contact met het hof of aan een uitnodiging op de zitting. Deze vraag is aan deskundigen voorgelegd (zie hoofd-stuk 5).

4.2.7 In welke mate en op welke manier wordt door raadsheren gebruik gemaakt van het deskundigen rapport in het komen tot de eindbeschikking?

In het deskundigenrapport worden de stan-daardvragen (zie paragraaf 3.4.3) beantwoord. Wanneer er overeenstemming is bereikt, wordt er niet inhoudelijk gerapporteerd en wordt alleen een vaststellingsovereenkomst overlegd. Wanneer er geen sprake is van overeenstemming, dan wordt er een (model)deskundigenrapport ingevuld zoals dat bin-nen de rechtspraak gangbaar is (zie bijlage 5). In gevallen waarin inhoudelijk wordt gerap-porteerd, vindt regelmatig een tweede mon-delinge behandeling plaats. Tijdens de tweede mondelinge behandeling kunnen partijen reageren op het rapport. In gevallen waarin de omvang van de geschillen is ge-slonken tijdens het onderzoek, kan vaak wor-den volstaan met een schriftelijke reactie na het uitbrengen van het rapport. De reactie ter zitting of de schriftelijke reacties kunnen er volgens aanwezigen toe leiden dat bepaalde informatie of een advies uit het rapport niet meegenomen wordt in de beslissing. Er kan ook afgeweken worden van het advies in zaken waarbij naast het ouderschapsonder-zoek een beschermingsmaatregel loopt en de

Page 59: Het ouderschaps- onderzoek: een aanpak bij …...Raad voor de rechtspraak Research Memoranda Nummer 1 / 2013 Jaargang 9 Dr. E.S. Kluwer Het ouderschaps-onderzoek: een aanpak bij vechtscheidingen

57

De visie van raadsheren en gerechtssecretarissen

gezinsvoogd het niet eens is met het advies van de deskundige. In een dergelijk geval moet er een keuze gemaakt worden. Een enkele keer is het advies van de deskundige niet in overeenstemming met de wetgeving en de jurisprudentie. In een dergelijk geval zal een andere beslissing genomen worden. Deskundigen (veelal psychologen) krijgen tijdens de opleiding het advies om vooral hun waarnemingen goed te beschrijven en met name het trekken van juridische conclusies over te laten aan de rechter.

De deskundigenrapporten zijn over het alge-meen werkbaar volgens aanwezigen. De voor-keur van de raadsheren ligt bij korte rapporta-ges waarin helder en zakelijk is opgeschreven wat er gebeurd is en, indien mogelijk, wat het advies is. Tegelijkertijd is men het erover eens dat nogal wat rapporten breedvoeriger dan nodig zijn en vaak deels een herhaling van de beschikking bevatten. Wanneer rapportages te ‘wollig’ geschreven zijn, zijn die voor raads-heren niet goed bruikbaar. Slechte rapportage kan een reden zijn om een deskundige niet meer te benoemen.

4.2.8 Wordt de eindbeslissing altijd genomen door dezelfde kamer?

Dit blijkt zeer wisselend te zijn. In Hof Den Bosch blijft de zaaksvoorzitter altijd op de zaak en blijft de kamersamenstelling bij voor-keur hetzelfde. Bij afwezigheid van één raads-heer zijn de andere twee altijd dezelfde en de secretaris meestal ook. Als de zaak zonder

tweede mondelinge behandeling afgedaan wordt, dan blijft de oorspronkelijke samenstel-ling altijd gehandhaafd. In Hof Amsterdam wordt hier ook naar gestreefd, uit oogpunt van efficiëntie, hoewel het organisatorisch lastig is. In Hof Den Haag is dit juist niet het geval. Indien er in Hof Den Haag een tweede mondelinge behandeling is, dan wordt die op een zitting geplaatst en dan kan de kamer-samenstelling totaal anders zijn. Echter wan-neer er een (gedeeltelijke) overeenstemming is, dan blijft de kamersamenstelling meestal hetzelfde. In Hof Arnhem wisselt de kamer-samenstelling ook steeds, hoewel de voorzit-ter altijd dezelfde is, evenals de raads-heer-commissaris. In Hof Leeuwarden wisselt de kamersamenstelling omdat niet met vaste kamers gewerkt wordt, maar wordt zo veel mogelijk geprobeerd twee van de drie oor-spronkelijke raadsheren bij de eindbeslissing te betrekken. Men is het erover eens dat het niet goed is wanneer de samenstelling com-pleet anders is en dat er gestreefd moet wor-den naar continuïteit van ten minste één lid van de kamer (de raadsheer-commissaris, die meestal de zaaksvoorzitter is), niet alleen uit oogpunt van efficiëntie maar ook vanwege het verloop van de zaak voor de partijen.

Page 60: Het ouderschaps- onderzoek: een aanpak bij …...Raad voor de rechtspraak Research Memoranda Nummer 1 / 2013 Jaargang 9 Dr. E.S. Kluwer Het ouderschaps-onderzoek: een aanpak bij vechtscheidingen

58

4.3 De effectiviteit van het ouder­schaps onderzoek

4.3.1 Wat zijn de voordelen van het ouderschapsonderzoek, bijvoorbeeld in vergelijking met mediation naast rechtspraak of een raadsonderzoek?

De aanwezigen stellen dat het ouderschaps-onderzoek meestal wordt toegepast in uit-zichtloze zaken waarin alle andere middelen gefaald hebben, als ultimum remedium. Deze ouders kunnen vaak nergens anders terecht, terwijl het beter is voor de kinderen wanneer de ouders uiteindelijk toch tot overeenstem-ming komen. Via een ouderschapsonderzoek wordt er nog eenmaal alles aan gedaan om de problemen op te lossen. Als dat niet ge-beurt, dan laat men een kans liggen in het voordeel van de kinderen. Niet alle proble-men kunnen worden opgelost, ook niet met een ouderschapsonderzoek, maar wanneer er niets gebeurt dan is het zeker dat de kinderen schade zullen ondervinden, vinden de aan-wezigen.

Een van de raadsheren noemt dat het ouder-schapsonderzoek belangrijk is voor de geloof-waardigheid van de rechterlijke macht. Het ouderschapsonderzoek past in het kader van de nieuwe wetgeving op het gebied van ouderschap na scheiding (het verplichte ouderschapsplan), waarbij een maatwerk-antwoord gegeven wordt op de problematiek die wordt aangeboden. Met bestaande mid-delen is deze groep ouders niet geholpen en

andere middelen zijn vooral gericht op het kind. Erkennen dat de ouders een onoplos-baar probleem hebben, honoreert in feite eigen richting. Een ander voordeel dat door een van de raadsheren genoemd wordt, is finale geschilbeslechting: toekomstige proce-dures worden voorkomen omdat partijen beter in staat zijn om met elkaar te communi-ceren wanneer het ouderschapsonderzoek slaagt. De kans op kosten op de langere ter-mijn worden verminderd wanneer ouders samen tot overeenstemming komen. Bij een opgelegde beslissing door de rechter komen partijen sneller tot een nieuw geschil dan wanneer ze zelf hun geschil hebben opgelost. Dit blijkt ook uit de literatuur zoals beschreven in hoofdstuk 2. Zelfs wanneer een ouder-schapsonderzoek niet slaagt, staken ouders soms toch de strijd. Dan weten de ouders dat het geen zin heeft om nog verder te vechten; ze realiseren zich dat ze grondig onderzocht hebben waar het aan ligt en dat ze de strijd beter kunnen opgeven. Het is meestal de min-der machtige partij (bijvoorbeeld de vader die contact met het kind wil) die de strijd opgeeft.

Vergelijking met mediation. Deskundigen zijn volgens de aanwezigen in staat om een be-wustwordingsproces in gang te zetten waar-door partijen inzicht krijgen in hun conflict-patronen. Deskundigen zijn daar volgens de aanwezigen beter toe in staat dan mediators. Bij mediation is het vaak een advocaat die als tussenpersoon optreedt en die kijkt hoe men het over de omgang eens kan worden, terwijl bij ouderschapsonderzoeken voornamelijk

Page 61: Het ouderschaps- onderzoek: een aanpak bij …...Raad voor de rechtspraak Research Memoranda Nummer 1 / 2013 Jaargang 9 Dr. E.S. Kluwer Het ouderschaps-onderzoek: een aanpak bij vechtscheidingen

59

De visie van raadsheren en gerechtssecretarissen

psychologen betrokken zijn of een combinatie van een jurist en een psycholoog. De Stichting Forensische Mediation stelt als eis dat deskun-digen lid zijn van een academische beroeps-vereniging en dat zij de specialisatieopleiding gevolgd hebben, omdat dat de kwaliteit van de deskundigen voor een deel waarborgt. Bovendien komen de resultaten van het ouderschapsonderzoek terug bij de rechter, wat bij mediation niet het geval is. Dit leidt er soms toe dat ouders na een mislukte media-tion hun conflict in de rechtszaal verder uit-vechten. Het ouderschapsonderzoek is onder-deel van het juridisch proces en leidt eerder tot voortschrijdend inzicht. De terugkoppeling over het verloop van het onderzoek door de deskundige, aangevuld met eventuele alter-natieve oplossingen, is van zeer grote meer-waarde bij de beslissing volgens de aanwezi-gen.

Vergelijking met raadsonderzoek. Met een ouderschapsonderzoek wordt soms een raadsonderzoek voorkomen. Het raadsonder-zoek richt zich op de positie van de kinderen en niet op het bevorderen van communicatie tussen de ouders. Een raadsonderzoek werkt volgens aanwezigen meestal niet bevorderlijk voor de verhouding tussen de ouders. In het raadsrapport wordt een ‘visie vader’ en een ‘visie moeder’ opgenomen en op zitting schieten ouders vaak in de aanval of in de verdediging van hun eigen visie, waardoor het conflict verder kan escaleren.

De effectiviteit van het ouderschapsonderzoek wordt door de aanwezigen afgemeten aan het aantal gevallen waarin ouders tot overeen-stemming komen. De (ruwe) schatting van de aanwezigen is dat dit in ongeveer 50% van de zaken het geval is. In de andere 50% komt men gedeeltelijk of niet tot overeenstemming. Deze schatting van het percentage volledige overeenstemming ligt iets hoger dan het percentage gerapporteerd in het dossieron-derzoek (zie hoofdstuk 3), waar 52% (gedeel-telijke) overeenstemming gerapporteerd wordt. De raadsheren kunnen geen uitspraak doen over het feit of het ouderschapsonder-zoek leidt tot structurele oplossingen, namelijk een werkelijke verbetering in de communica-tie tussen de ouders. Daar heeft men geen zicht op, onder andere doordat men partijen na de eindbeschikking niet meer ziet. Wan-neer de raadsheren partijen terugzien op zitting bij een tweede behandeling, dan heb-ben sommige partijen nog steeds een vecht-houding, terwijl bij anderen inzicht is ontstaan. Soms is een uitkomst dat een van de partijen zich bijvoorbeeld alsnog tot een psycholoog wendt.

4.3.2 Wat zijn de nadelen van het ouder­schapsonderzoek, bijvoorbeeld in vergelijking met mediation naast rechtspraak?

Door allen wordt genoemd: het tijdsaspect en de kosten. Zaken lopen langer en het ouder-schapsonderzoek kost geld. Wanneer het ouderschapsonderzoek niet meer gesubsidi-

Page 62: Het ouderschaps- onderzoek: een aanpak bij …...Raad voor de rechtspraak Research Memoranda Nummer 1 / 2013 Jaargang 9 Dr. E.S. Kluwer Het ouderschaps-onderzoek: een aanpak bij vechtscheidingen

60

eerd zou worden, is de schatting dat veel partijen vanwege de kosten zullen afhaken. Het tijdsaspect is voor de raadsheren een nadeel, maar kan voor de partijen echter weer effectief zijn. Ook wordt genoemd dat het aantal deskundigen beperkt is waardoor de wachttijd soms lang is. Volgens de aanwezi-gen vinden tegenstanders van het ouder-schapsonderzoek dat het hof er is voor de toetsing, niet voor procesbegeleiding. Het hof wordt betaald voor het afdoen van de zaak en niet voor een aanhouding. Partijen komen naar het hof om een beslissing te krijgen in een juridische procedure en die moet gege-ven worden. Deze tegenstanders bevinden zich volgens aanwezigen buiten de sector Familierecht.

Er wordt gesuggereerd dat men in de toe-komst het ouderschapsonderzoek vanuit de rechtbanken zou kunnen initiëren, bijvoor-beeld gekoppeld aan het tot stand brengen van een ouderschapsplan, zodat eerder in het proces ingegrepen wordt waardoor een beter en sneller resultaat bereikt wordt. Of dit effect ook daadwerkelijk bereikt zal worden, is ech-ter onbekend. Het zou kunnen zijn dat deze ouders pas echt gemotiveerd raken om mee te werken aan het ouderschapsonderzoek wanneer het hun laatste kans is (in hoger beroep) om het conflict op te lossen. Wat ook genoemd wordt, is dat het een automatisme is geworden dat beide ouders het gezag hebben. Hierdoor zijn contactregelingen echter ook veel uitvoeriger geworden waarbij ouders veel meer met elkaar moeten afstem-

men. Dit levert meer (blijvende) conflicten op waar kinderen last van hebben. Dat is een nadeel van een op zich positieve ontwikke-ling.

4.4 Conclusie

Het proces van het ouderschapsonderzoek is bij de hoven grotendeels hetzelfde. Overal wordt een raadsheer-commissaris benoemd en gelden dezelfde overwegingen voor het gelasten van een ouderschapsonderzoek. De hoven verschillen in de mate waarin de eind-beslissing genomen wordt door dezelfde kamer, hoewel het streven overal is dat ten minste één lid van de kamer (de raads-heer-commissaris) dezelfde is. Aandachtspunt is de communicatie tussen de deskundige en het hof; hiervoor ontbreken duidelijke richtlij-nen. De kwaliteit van het deskundigenrapport is werkbaar maar voor verbetering vatbaar; de raadsheren hebben een duidelijke voorkeur voor een korte, heldere en zakelijke rappor-tage. De aanbeveling is om duidelijker richt-lijnen te geven voor het invullen van het des-kundigenrapport.

De ondervraagde raadsheren en gerechts-secretarissen zijn zeer positief over het ouder-schapsonderzoek als instrument en vinden dat het meerwaarde heeft ten opzichte van de klassieke middelen. Voordelen die genoemd worden zijn:• finale geschilbeslechting en daardoor

maatschappelijke kostenbesparing op de langere termijn;

Page 63: Het ouderschaps- onderzoek: een aanpak bij …...Raad voor de rechtspraak Research Memoranda Nummer 1 / 2013 Jaargang 9 Dr. E.S. Kluwer Het ouderschaps-onderzoek: een aanpak bij vechtscheidingen

61

De visie van raadsheren en gerechtssecretarissen

• de geloofwaardigheid van de rechterlijke macht;

• het ouderschapsonderzoek past bij de invulling van gedeelde ouderlijke verant-woordelijkheid.

Zij zijn het erover eens dat er een groot pro-bleem zou ontstaan wanneer het ouderschap-sonderzoek zou verdwijnen, omdat men dan een adequaat middel mist voor de specifieke groep ouders die ernstige communicatiepro-blemen hebben waarvan het kind nadelige gevolgen ondervindt. Er is sprake van een grote lacune tussen de klassieke middelen en de behoeften van deze groep ouders. Tegelij-kertijd melden de aanwezigen dat sommige collega’s buiten de familiesector vinden dat

het hof er alleen is voor de toetsing, niet voor procesbegeleiding in de vorm van het ouder-schapsonderzoek.

De tijdsduur en de directe kosten zijn de voornaamste nadelen van het ouderschaps-onderzoek die gesignaleerd worden. Een suggestie die gedaan wordt, is dat het ouderschapsonderzoek financieel op dezelfde wijze als mediation behandeld wordt, namelijk dat partijen die op toevoeging procederen een bijdrage krijgen of kosteloos een ouder-schaps onderzoek ondergaan en partijen die niet op toevoeging procederen het ouder-schapsonderzoek zelf betalen.

Page 64: Het ouderschaps- onderzoek: een aanpak bij …...Raad voor de rechtspraak Research Memoranda Nummer 1 / 2013 Jaargang 9 Dr. E.S. Kluwer Het ouderschaps-onderzoek: een aanpak bij vechtscheidingen

62

5De aanpak en visie van de deskundigen

5.1 Doelstelling

In de periode mei tot september 2012 zijn mondelinge interviews afgenomen bij zeven ervaren deskundigen. Het doel van deze inter-views was om inzicht te krijgen in de aanpak van de deskundigen en hun visie op de wer-king van het ouderschapsonderzoek. Daarmee is inzicht verkregen in de uitvoering van het ouderschapsonderzoek in de praktijk en kon ook een vergelijking gemaakt worden met de uitgangspunten van het ouderschapsonder-zoek en met de visie van de raadsheren en gerechtssecretarissen. Meer specifiek be-oogde dit onderzoek de volgende onder-zoeksvragen zoals geformuleerd in hoofd-stuk 1 en 2 te beantwoorden.

1. Wat is de aanpak van de deskundigen tijdens het ouderschapsonderzoek?

2. Hoe ervaren deskundigen de bereidwillig-heid van ouders om mee te werken aan het ouderschapsonderzoek?

3. Heeft het ouderschapsonderzoek een afname in ouderlijke conflicten en een verbeterde relatie tussen de ouders tot gevolg?

4. In welk mate bereiken ouders overeen-stemming in het ouderschapsonderzoek en welke factoren bevorderen of hinderen het bereiken van overeenstemming?

Tijdens de interviews is gesproken over het doel van het ouderschapsonderzoek, de aan-pak van de deskundigen, de effectiviteit van het ouderschapsonderzoek, en de regievoe-ring en rapportage aan het gerechtshof. Van de interviews zijn digitale audio-opnames gemaakt en dit verslag bevat een samenvat-ting van de antwoorden op de vragen. Verte-genwoordigd waren deskundigen uit de regio van Hof Den Haag, Hof Amsterdam, Hof Arn-hem, Hof Den Bosch en Hof Leeuwarden. Het betrof één mannelijke en zes vrouwelijke des-kundigen. Vijf deskundigen waren gedrags-deskundige (meestal psycholoog), één des-kundige was advocaat en één deskundige was psycholoog-advocaat. De deskundigen had-den in totaal 107 ouderschapsonderzoeken uitgevoerd (range 4 – 26), zowel voor het gerechtshof als voor de rechtbank, waarvan in totaal 87 ouderschapsonderzoeken alleen zijn uitgevoerd (range 0 – 20) en 20 samen met een andere deskundige (range 0 – 8).

Page 65: Het ouderschaps- onderzoek: een aanpak bij …...Raad voor de rechtspraak Research Memoranda Nummer 1 / 2013 Jaargang 9 Dr. E.S. Kluwer Het ouderschaps-onderzoek: een aanpak bij vechtscheidingen

63

De aanpak en visie van de deskundigen

5.2 Doel en kenmerken van het ouderschapsonderzoek

De deskundigen noemen allen de volgende twee doelen. 1. Het formele doel is het beantwoorden van

de vragen die door het hof of de recht-bank gesteld zijn en zodoende de rechter of raadsheer informeren over wat er tussen ouders speelt opdat hij of zij een beter besluit kan nemen.

2. Het informele doel, dat door alle deskundi-gen bovendien als het belangrijkste doel wordt aangemerkt, is om ouders met behulp van mediationtechnieken te hel pen om in het belang van hun kind(eren) samen een oplossing voor hun geschil te vinden en weer samen het ouderschap over de kinderen te voeren.

Het ouderschapsonderzoek biedt de ultieme mogelijkheid voor ouders om er alsnog samen uit te komen. Aanvullend wordt genoemd dat het ouderschapsonderzoek tot doel heeft om: • de communicatie tussen de ouders op

gang te brengen;• een duurzame gedragsverandering te

realiseren bij de ouders;• een situatie te creëren waarin het kind

geen last heeft van de spanningen tussen de ouders;

• ouders terug te brengen naar hun geza-menlijke verantwoordelijkheid om hun conflicten in het belang van het kind op te lossen.

Dit tweeledige doel komt overeen met de definitie van het ouderschapsonderzoek zoals die door de Stichting Forensische Mediation is opgesteld (zie hoofdstuk 1) en strookt met de definitie die de raadsheren hanteren (zie hoofdstuk 4).

Kenmerkend voor de zaken waarbij de des-kundigen worden ingeschakeld, is volgens alle deskundigen de hoge escalatiegraad van de conflicten tussen de ouders. Het betreft zon-der uitzondering langlopende zaken over de invulling van de zorg- en opvoedregeling, omgang of gezag, waarbij de strijd zo is geëscaleerd dat ouders zeer vijandig tegen elkaar zijn geworden en elkaar te gronde willen richten. Individuele antwoorden van deskundigen geven weer dat bij deze zaken vaak sprake is van diepe krenking en teleur-stelling vanwege de scheiding, veel rancune, haat en vernietigingsdrang richting de andere ouder, dat kinderen in de strijd worden inge-zet, dat het kind als bezit gezien wordt dat verdedigd moet worden, dat vaak één ouder buitenspel gezet is, strafrechtelijke problema-tiek, gedragsproblemen bij het kind, of OTS (wanneer er sprake is van een bedreigde opvoedsituatie).

Vijf deskundigen noemen dat zij vaak te maken hebben met vermeende persoonlijk-heidsproblematiek en/of psychopathologie. Deskundigen kunnen en mogen geen psycho-logisch onderzoek of psychodiagnostiek doen en mogen hierover niet rapporteren.17 Deson-danks hebben zij wel vaak een vermoeden van

17. Uitspraak van het College van Beroep, CvB 2009/15.

Page 66: Het ouderschaps- onderzoek: een aanpak bij …...Raad voor de rechtspraak Research Memoranda Nummer 1 / 2013 Jaargang 9 Dr. E.S. Kluwer Het ouderschaps-onderzoek: een aanpak bij vechtscheidingen

64

persoonlijkheidsproblematiek of psychopatho-logie. In hoeverre dit een contra-indicatie is voor het ouderschaps onderzoek, hangt vol-gens een aantal deskundigen echter af van de betreffende ouder. Als de ouder het gesprek met de andere ouder kan aangaan, aan-spreekbaar is op zijn of haar gedrag, in staat is om zelf beslissingen te nemen en consequen-ties aan zijn of haar woorden en daden te verbinden, dan is er in principe geen beletsel voor een ouderschapsonderzoek.

5.3 De aanpak van de deskundigen bij het ouderschapsonderzoek

5.3.1 Wat is de aanpak van de deskundigen bij het ouderschapsonderzoek?

De deskundigen zien de ouders altijd samen, wat ook voorwaarde is. Drie deskundigen hebben bij grote uitzondering weleens een caucus toegepast om ervoor te zorgen dat een onwillige ouder ging meewerken of om het proces vlot te trekken. In één geval leidde dit tot een klacht. Bij de vraag wat de aanpak is van de deskundigen, worden verschillende zaken uitgelicht. De meeste deskundigen noemen dat zij ouders tijdens de eerste bij-eenkomst het doel en de regels van het ou-derschapsonderzoek uitleggen en beide ou-ders hun verhaal laten vertellen, om de feiten, zorgen en angsten op tafel te krijgen. Daarbij wordt bijvoorbeeld aandacht besteed aan de geschiedenis van de relatie, de scheidings-melding, of de eigen familiegeschiedenis. Door middel van mediationtechnieken (ge-

sprekstechnieken zoals luisteren, samenvatten, doorvragen, parafraseren, spiegelen, confron-teren) wordt geprobeerd om ouders met elkaar in gesprek te krijgen en wordt gekeken waar mogelijkheden voor de toekomst liggen. Na enkele gesprekken wordt meestal duidelijk of ouders in staat zijn om met elkaar in ge-sprek te gaan en afspraken met elkaar te gaan maken. Het opbouwen van een werkrelatie op basis van vertrouwen wordt door de meeste deskundigen genoemd als een essentieel onderdeel van het ouderschapsonderzoek, evenals het open en onbevooroordeeld luiste-ren naar beide partijen.

Op de vraag of de deskundigen ook contact hebben met het kind antwoorden vier deskun-digen dat zij het kind vrijwel altijd spreken (mits het oud genoeg is), zonder de ouders. Een deskundige stelt een gesprek met het kind als voorwaarde voor het ouderschaps-onderzoek en meldt dit ook aan de ouders. De andere deskundigen vragen de ouders om toestemming, maar krijgen die vrijwel altijd omdat ouders weten dat toestemming van de gezagdragende ouder(s) een voorwaarde is voor het gesprek. Drie deskundigen spreken het kind niet standaard, bijvoorbeeld omdat:• een kind al te veel belast is (doordat er al

veel instanties bij betrokken zijn);• een kind te jong is (jonger dan 5 jaar);• de ouders geen toestemming geven;• er vermoedens zijn dat de ouder het kind

zal uitspelen (zal ‘voorbereiden’ op het gesprek).

Page 67: Het ouderschaps- onderzoek: een aanpak bij …...Raad voor de rechtspraak Research Memoranda Nummer 1 / 2013 Jaargang 9 Dr. E.S. Kluwer Het ouderschaps-onderzoek: een aanpak bij vechtscheidingen

65

De aanpak en visie van de deskundigen

Volgens de deskundigen levert het contact met het kind veel bruikbare informatie op. Zo laten deskundigen ouders het verslag lezen van het gesprek met het kind, vaak geschre-ven in de taal van het kind, zodat ouders geconfronteerd worden met hun eigen ge-drag. Eén deskundige legt de ouders een opdracht of boodschap die het kind voor de ouders heeft geschreven voor en dit blijkt een krachtig middel om ouders in beweging te krijgen. Twee deskundigen noemen dat zij jonge kinderen (tussen de 3 en 11 jaar) wel-eens onder begeleiding laten spelen of dat er begeleide omgang plaatsvindt. De spontane uitingen van het kind en de observaties van de omgang geven de deskundige vaak veel informatie die in de rapportage wordt opge-nomen. Kinderen wordt niet gevraagd om tussen de ouders te kiezen of te beslissen bij wie zij willen wonen.

De vijf deskundigen die soms in duo’s werken vinden dit een erg prettige manier van wer-ken, mits er sprake is van een goede samen-werking en taakverdeling. Meestal zijn duo’s interdisciplinair (een gedragsdeskundige en een advocaat). Zeker bij zware zaken vindt men het prettig wanneer de ander meekijkt, meeschrijft en aanvult. Daardoor is minder intervisie nodig dan bij zaken die men alleen doet. Er worden ook enkele nadelen ge-noemd, zoals:• de gedeelde vergoeding;• men krijgt minder snel een persoonlijke

band met de ouders;

• er kan ruis ontstaan door de kruisverban-den tussen de ouders en de deskundigen.

5.3.2 Welke interventies plegen de deskundigen om de communicatie tussen de ouders weer op gang te brengen en hebben zij hiervoor voldoende vaardigheden en aan­knopingspunten?

Naast de eerdergenoemde mediationtechnie-ken worden enkele interventies genoemd die ingezet worden om de communicatie tussen de ouders weer op gang te brengen. Drie deskundigen werken met de strategische coachmatrix (Kouwenhoven, 2007). Hierbij worden de volgende vier stappen gezet:1. feiten verzamelen en loskoppelen van

oordelen;2. problemen benoemen;3. doelen formuleren (het probleem

omdraaien zodat het een doel wordt), waardoor oplossingen in beeld komen;

4. acties uitvoeren (een plan maken). Bij het formuleren van problemen en doelen wordt altijd geprobeerd om er gezamenlijke problemen en gezamenlijke doelen van te maken. Eén deskundige maakt samen met de ouders een genogram (een getekend over-zicht van het familiesysteem) waarin het kind onderaan staat. Hiermee kunnen patronen in de familiegeschiedenis herkend worden en wordt de invloed van ieders persoonlijke achtergrond duidelijk. Een deskundige laat de ouders in een ritueel hun relatie beëindigen, omdat dit vaak niet of niet adequaat gebeurd

Page 68: Het ouderschaps- onderzoek: een aanpak bij …...Raad voor de rechtspraak Research Memoranda Nummer 1 / 2013 Jaargang 9 Dr. E.S. Kluwer Het ouderschaps-onderzoek: een aanpak bij vechtscheidingen

66

is. Twee deskundigen noemen dat zij de ou-ders communicatietechnieken aanleren en daarmee laten oefenen. Twee deskundigen noemen het gebruik van transactionele ana-lyse (TA; Berne, 2010); een persoonlijkheids-theorie en tevens psychotherapeutische be-handelmethode die ook in de opleiding aan bod komt. De TA onderscheidt drie egoposi-ties die in elke persoon verenigd zijn: de ou-der, het kind en de volwassene. Vanuit deze posities kunnen transacties met de ander plaatsvinden in de vorm van zowel waarneem-bare feitelijke communicatie als interactie op een onuitgesproken psychologisch niveau. De betreffende deskundigen gebruiken TA bij-voorbeeld om communicatiepatronen uit te leggen en ouders te leren om als volwassenen met elkaar te communiceren, waarbij soms ook naar het persoonlijke verleden gekeken wordt. Eén deskundige noemt dat er vaak complimenten gegeven worden en dat posi-tief gedrag uitvergroot wordt. Ook noemt een deskundige dat alle belangrijke dingen die gezegd worden op de flip-over worden gezet, omdat dit ouders het gevoel geeft dat zij gehoord en begrepen worden.

Eén deskundige is van mening dat interven-ties alleen gepleegd moeten worden wanneer het nodig is om de ouders met elkaar in ge-sprek te krijgen, maar dat het ouderschapson-derzoek geen opgelegde therapie moet wor-den, omdat het hof of de rechtbank daar niet om vraagt. Deze deskundige stelt de vraag of het in dit soort zaken ethisch verantwoord is om (psycho)therapie op te leggen. Ook een

andere deskundige stelt dat interventies altijd tot doel hebben om de communicatie met de andere ouder op gang te brengen of te ver-beteren. Het duidelijke juridisch kader voor-komt dat het ouderschapsonderzoek thera-peutisch wordt. Eén deskundige stelt in dit kader dat elke stap die gezet wordt in het proces expliciet benoemd wordt en dat de ouders om toestemming wordt gevraagd (d.m.v. minicontractjes) om het commitment te waarborgen.

Zoals blijkt uit de interviews en zoals wordt benoemd door meerdere deskundigen, is de aanpak van het ouderschapsonderzoek maat-werk. De werkstijl varieert per deskundige en wordt aangepast aan de ouders die aan tafel zitten. Eén deskundige noemt in dit kader dat de werkstijl van de deskundigen weliswaar weinig gestructureerd is, maar dat men van een deskundige mag verwachten dat hij of zij gezien zijn of haar deskundigheid en ervaring de juiste inschatting maakt van wat op dat moment nodig is. Wel worden door meerdere deskundigen belangrijke elementen uit de opleiding genoemd, zoals het werken met de strategische coachmatrix en met transactio-nele analyse.

Op de vraag of deskundigen het gevoel heb-ben dat zij voldoende toegerust zijn voor deze zware zaken antwoorden de deskundigen bevestigend. Zij zijn van mening dat zij vol-doende ervaring en vaardigheden hebben om met deze zware zaken om te gaan. Eén deskundige noemt dat het een enkele keer

Page 69: Het ouderschaps- onderzoek: een aanpak bij …...Raad voor de rechtspraak Research Memoranda Nummer 1 / 2013 Jaargang 9 Dr. E.S. Kluwer Het ouderschaps-onderzoek: een aanpak bij vechtscheidingen

67

De aanpak en visie van de deskundigen

ontoereikend is, bijvoorbeeld wanneer een ouder weigert om mee te werken of wanneer er sprake is van een gewelddadige ouder. Eén deskundige geeft aan behoefte te hebben aan meer kennis over welke aanpak goed werkt en wat maakt dat ouders in beweging komen of juist niet. Ook wordt genoemd dat training en intervisie noodzakelijk is en blijft.

5.3.3 Hoe ervaren de deskundigen de bereidwilligheid van ouders om mee te werken aan het ouderschaps­onderzoek en kunnen raadsheren op zitting de motivatie van partijen verder bevorderen?

Vier deskundigen noemen de bereidwilligheid van ouders groot. Hoewel het ouderschaps-onderzoek niet vrijwillig is, zijn ouders meestal gemotiveerd om samen aan de slag te gaan omdat zij de wanhoop nabij zijn en het ouder-schapsonderzoek als laatste redmiddel zien. Eén deskundige noemt dat er bij de start van het ouderschapsonderzoek hard gewerkt wordt aan het opbouwen van vertrouwen en het enthousiasmeren van de ouders, zodat zij het gevoel krijgen dat er een alternatief is voor de eindeloze strijd waarin zij zitten. Ge-noemd wordt ook dat raadsheren er alles aan doen om ouders te motiveren en dat ouders meestal goed voorbereid (door raadsheren en advocaten) binnenkomen. Een andere deskun-dige vindt echter dat er meer uitwisseling moet plaatsvinden tussen de hoven, omdat er grote verschillen zijn in wat er aan ouders verteld wordt op zitting.

Drie deskundigen vinden de bereidwilligheid zeer wisselend. Een groot probleem is dat ouders meestal geen vertrouwen meer heb-ben in elkaar, in de Rechtspraak en in de hulp-verlening. Een ander probleem is dat de ou-der die baat heeft bij het behouden van de status-quo vaak niet bereidwillig is. Ook wordt genoemd dat de zitting voor ouders een overweldigende gebeurtenis is waardoor ze veel van wat er gezegd is weer vergeten en dat er op zitting veel gedaan kan worden aan de motivatie door goede vragen te stellen, bijvoorbeeld: • Wat hebt u allemaal al gedaan? • Wat hebt u al geprobeerd? • Wat bent u bereid om te doen? Een goede inschatting door de raadsheren van de bereidwilligheid van ouders om te gaan samenwerken, voorkomt problemen tijdens het ouderschapsonderzoek en is goed-koper en efficiënter, aldus de deskundigen.

5.4 De visie op de effectiviteit van het ouderschapsonderzoek

5.4.1 Hoe vaak bereiken ouders overeen­stemming en in welke mate zien de deskundigen gedurende het ouder­schapsonderzoek een verbetering in de communicatie tussen de ouders?

Het percentage ouders dat (gedeeltelijke) overeenstemming heeft bereikt in de ouder-schapsonderzoeken die door de onder-vraagde deskundigen zijn uitgevoerd is gemiddeld 55%, maar hierbij moet worden

Page 70: Het ouderschaps- onderzoek: een aanpak bij …...Raad voor de rechtspraak Research Memoranda Nummer 1 / 2013 Jaargang 9 Dr. E.S. Kluwer Het ouderschaps-onderzoek: een aanpak bij vechtscheidingen

68

opgemerkt dat het hier gaat om een zeer kleine steekproef en dat dit percentage sterk varieerde.18 Dit gemiddelde percentage ligt iets hoger dan de 52% (gedeeltelijke) over-eenstemming die in het dossieronderzoek wordt gerapporteerd (zie hoofdstuk 3). Tege-lijkertijd stellen alle deskundigen dat de com-municatie tussen de ouders meestal wel wat op gang wordt gebracht, ook wanneer zij geen overeenstemming bereiken. Twee des-kundigen melden dat het verbeteren van de communicatie niet altijd haalbaar is, omdat ouders altijd al slecht hebben gecommuni-ceerd of omdat er te veel gebeurd is tussen de ouders. Er kan in dergelijke gevallen beter gestreefd worden naar parallel in plaats van samenwerkend ouderschap. Ook wordt ge-meld dat ouders het vaak wel op grote lijnen eens worden, maar dat dit niet altijd leidt tot een getekend ouderschapsplan. In die geval-len moet de rechter alsnog beslissen. Eén deskundige ziet in evaluatiegesprekken (na een halfjaar) vaak dat ouders weliswaar strub-belingen hebben, maar dat zij hebben ge-leerd dat het kan en er weer op vertrouwen dat er mensen zijn die hen kunnen helpen.

5.4.2 Wat zijn de belangrijkste redenen dat een ouderschapsonderzoek slaagt?

Door alle deskundigen worden drie belang-rijke redenen genoemd. Ten eerste, omdat het ouderschapsonderzoek opgelegd is en ouders weten dat er gerap-porteerd gaat worden, worden zij gemoti-veerd om er samen uit te komen. De deskun-

digen kunnen daardoor ook meer bindende afspraken maken. Het feit dat het ouderschap-sonderzoek wordt opgelegd door een hoge instantie, zoals het hof, geeft de deskundigen bij voorbaat al aanzien en autoriteit waardoor zij meer kunnen bereiken. Dit biedt ouders bovendien veiligheid en vertrouwen, wat essentieel is voor hun motivatie. Ten tweede zijn de deskundigen sturender en directiever vergeleken met bijvoorbeeld mediation, waarin zij meer faciliterend te werk gaan. Dit is nodig in deze zware zaken en biedt de ouders structuur en veiligheid. Ten derde is er meer tijd dan bijvoorbeeld bij mediation naast rechtspraak, waardoor de deskundigen meer mogelijkheden hebben om te kijken of er sprake is van een groeiproces en of ze dit proces kunnen bijsturen. Deze ouders hebben veel en langdurig begeleiding nodig. Ook wordt nog genoemd dat het feit dat ouders, vaak voor het eerst, echt gehoord worden door de andere ouder en door de deskundige een krachtig positief effect heeft.

5.4.3 Wat zijn de belangrijkste redenen dat een ouderschapsonderzoek niet slaagt?

Drie deskundigen noemen andere rechtszaken tussen de ouders die parallel aan het ouder-schapsonderzoek lopen en die niet in de beschikking zijn opgenomen, zoals een zaak over alimentatie, als belangrijke barrière voor het slagen van een ouderschapsonderzoek. De deskundige kan tijdens het ouderschaps-onderzoek deze andere zaak niet behandelen,

18. De gerapporteerde percentages waren: 21%, 45%, 50%, 67%, 70% en 78% (één deskundige heeft geen ant-

woord gegeven op deze vraag).

Page 71: Het ouderschaps- onderzoek: een aanpak bij …...Raad voor de rechtspraak Research Memoranda Nummer 1 / 2013 Jaargang 9 Dr. E.S. Kluwer Het ouderschaps-onderzoek: een aanpak bij vechtscheidingen

69

De aanpak en visie van de deskundigen

terwijl door het verloop ervan het conflict vaak wel weer gaat escaleren. Eén deskundige is van mening dat andere rechtszaken eerst zouden moeten worden afgehandeld voordat men iets met het ouderschapsonderzoek kan bereiken. Een andere deskundige suggereert in deze gevallen collaborative divorce19 als alternatief voor een ouderschapsonderzoek, omdat alle kwesties dan kunnen worden mee-genomen. Drie deskundigen noemen een gebrek aan onderhandelingsruimte als barrière, dat wil zeggen dat één of beide ouders volhardt in de strijd en niet bereid is om toe te geven of de strijd te staken. Hierbij spelen eergevoel en angst (om de zaak, het kind of de eigen identiteit te verliezen) een belangrijke rol. Twee deskundigen noemen als barrière dat derden in de omgeving van par-tijen (d.w.z. advocaten, vrienden of familie-leden) negatief adviseren waardoor het con-flict weer gaat escaleren. Een andere barrière die wordt genoemd is dat het ouderschaps-onderzoek te laat wordt ingezet.

5.4.4 Wat is volgens de deskundigen de waarde van het ouderschapsonder­zoek, bijvoorbeeld in vergelijking met mediation naast rechtspraak of een raadsonderzoek?

Over de waarde van het ouderschapsonder-zoek als instrument zijn alle deskundigen (zeer) positief, zeker wanneer de raadsheren goed inschatten of de zaak zich leent voor een ouderschapsonderzoek en wanneer het onder-zoek wordt uitgevoerd door deskundige men-

sen. De deskundigen zijn van mening dat er na een ouderschapsonderzoek in elk geval een betere beslissing genomen kan worden, om-dat het de raadsheer meer informatie en in-zicht geeft dan bijvoorbeeld mediation. Bo-vendien richt het ouderschapsonderzoek zich op de relatie tussen de ouders, waar vaak de oorzaak van de problemen ligt, terwijl dit in een raadsonderzoek niet het geval is. Eén deskundige noemt als voordeel van het ouder-schapsonderzoek ten opzichte van een raadsonderzoek dat de deskundige echt met de ouders aan de slag gaat en zodoende ziet wat er in de relatie tussen de ouders speelt, terwijl een raadsonderzoek is gebaseerd op enkele gesprekken met de ouders afzonderlijk.

Genoemd wordt dat het opleggen van het ouderschapsonderzoek ertoe leidt dat de eerste stap gezet kan worden, namelijk dat ouders weer samen aan tafel zitten om over hun ouderschap te praten. Dit heeft vaak al jaren niet plaatsgevonden. Het biedt ouders een laatste kans om er alsnog samen uit te komen in volledig geëscaleerde zaken. Zoals een deskundige treffend stelt zijn ouders in dergelijke geëscaleerde zaken niet bereid tot mediation omdat het vrijwillige karakter van mediation en het daarbij vereiste commitment in strijd zijn met hun diepgewortelde gevoel de andere ouder te gronde te willen richten. Het opgelegde karakter van het ouderschaps-onderzoek biedt een ouder de  mogelijkheid om zonder gezichtsverlies, met behoud van eer, met de andere ouder in gesprek te gaan. Een andere deskundige noemt dat het kader

19. Zie http://www.collaborativedivorce.nl/.

Page 72: Het ouderschaps- onderzoek: een aanpak bij …...Raad voor de rechtspraak Research Memoranda Nummer 1 / 2013 Jaargang 9 Dr. E.S. Kluwer Het ouderschaps-onderzoek: een aanpak bij vechtscheidingen

70

van het ouderschapsonderzoek, en de duide-lijke doelstelling (het ouderschap onderzoe-ken), ertoe leidt dat de deskundige heel ge-richt met de ouders aan de slag kan gaan.

Ten slotte wordt door enkele deskundigen genoemd dat er een preventieve werking uitgaat van het ouderschapsonderzoek, om-dat het kan voorkomen dat de strijd nog jaren voortduurt. Elke zaak die met behulp van een ouderschapsonderzoek tot een goed einde wordt gebracht levert de maatschappij veel op in materiële en in immateriële zin, aldus deze deskundigen. Het ouderschapsonder-zoek wordt door een deskundige bestempeld als ‘een gelukkig huwelijk tussen rechtspraak en psychologie’.

5.4.5 Welke kanttekeningen plaatsen de deskundigen bij het ouderschaps­onderzoek?

Meerdere deskundigen ervaren het doen van ouderschapsonderzoeken als (zeer) zwaar, vooral wanneer er sprake is van persoonlijk-heidsstoornissen of psychopathologie. Wat de deskundigen desondanks motiveert om ouderschapsonderzoeken te doen, is de uit-daging om ouders in beweging te krijgen in het belang van hun kinderen en om de situa-tie voor het kind te verbeteren. Ook voor ouders is het emotioneel zwaar, tijdrovend en intensief.

Het ouderschapsonderzoek wordt door vier deskundigen als klachtgevoelig bestempeld. Klachten ontstaan vaak vanwege:• de rapportage;• de escalatiegraad van de conflicten;• het zwaarwegende belang van de kwestie

(ouderschap). Partijen zijn meestal heel erg boos en voelen zich snel tekortgedaan, niet gehoord of heb-ben een patroon van anderen de schuld ge-ven. Daarnaast vinden sommige psychologen dat hun beroepscode (bijvoorbeeld die van het NIP) ontoereikend is voor ouderschaps-onderzoekers. Voorbeelden waar het hande-len van de deskundige in strijd kan zijn met de beroepscode zijn de geheimhouding, het blokkeringsrecht,20 en de ouderlijke toestem-ming voor gesprekken met het kind.21 Twee deskundigen vinden de beroepscode van het NIP echter voldoende op dit soort zaken afgestemd, mits deskundigen er goed in onderlegd zijn. Eén deskundige stelt dat des-kundigen alleen een beschrijving moeten geven van wat zij zien zonder een oordeel te geven en dat klachten ontstaan wanneer deskundigen die grens overschrijden. Volgens andere deskundigen kunnen klachten voorko-men worden door:• zeer open naar ouders te communiceren

over het proces;• een goede verslaglegging;• het werken met minicontracten;

20. Het blokkeringsrecht geeft de persoon op wie het rapport betrekking heeft, het recht te beslissen of hij als

eerste kennis wil nemen van de uitslag en de gevolgtrekking van het onderzoek zoals vastgelegd in het rapport

(inzage). Hij of zij heeft ook het recht om op basis van die inzage te verhinderen dat het rapport ter kennis van

anderen wordt gebracht (blokkering). Bij een ouderschapsonderzoek geldt dit recht niet omdat er geen individu-

eel, diagnostisch onderzoek wordt verricht.

21. De deskundige is gerechtigd om het kind te spreken, maar volgens de wet en de beroepscode is hiervoor

toestemming van de ouders vereist (bij minderjarige kinderen).

Page 73: Het ouderschaps- onderzoek: een aanpak bij …...Raad voor de rechtspraak Research Memoranda Nummer 1 / 2013 Jaargang 9 Dr. E.S. Kluwer Het ouderschaps-onderzoek: een aanpak bij vechtscheidingen

71

De aanpak en visie van de deskundigen

• zelf ontvankelijk te zijn voor kritiek van de ouders.

Een andere kanttekening die genoemd wordt, is de lage beloning, waardoor het ouder-schapsonderzoek een grote druk legt op de eigen praktijk. Bovendien wordt door twee deskundigen genoemd dat er sprake is van weinig eenduidigheid en dat het erg van de deskundige afhangt hoe het ouderschaps-onderzoek wordt uitgevoerd, hoewel dit niet noodzakelijkerwijs als nadeel gezien wordt. Ten slotte komt tweemaal ter sprake dat som-mige ouders verdere begeleiding behoeven na het ouderschapsonderzoek (nazorg).

5.5 Regievoering en rapportage

5.5.1 Hoe is de regievoering over het ouderschapsonderzoek en hoe verloopt de communicatie met het hof?

Er is slechts incidenteel contact met het hof en dit verloopt meestal constructief. Er zijn vrijwel geen regiezittingen en die zijn ook niet nodig volgens de meeste deskundigen, om-dat zij zelf contact met het hof kunnen opne-men wanneer zij dit nodig achten (zie ook de vraag van de raadsheren hierover in hoofd-stuk 4). Te veel contact met het hof acht men niet wenselijk in verband met de onafhanke-lijkheid van de raadsheer. Wel zouden alle deskundigen graag standaard de eindbeschik-king willen ontvangen, wat nu slechts inciden-teel gebeurt. Dit is niet alleen wenselijk voor

het afsluiten van het dossier, maar kan boven-dien bruikbare informatie geven over hoe het hof het deskundigenbericht beleefd en ge-bruikt heeft, waarop deskundigen hun aanpak en rapportage kunnen bijstellen.

5.5.2 Hoe rapporteren deskundigen aan het hof? Zijn zij goed in staat om de door het hof gestelde (standaard)vragen te beantwoorden in het deskundigen­bericht?

De meeste deskundigen stellen dat zij in hun rapportage slechts beschrijven wat zij zien zonder een oordeel te geven. Zij zijn gericht op enerzijds het beantwoorden van de vragen en anderzijds het geven van een voor de ouders herkenbaar en evenwichtig beeld van de situatie. Meestal gebeurt dit kort en zake-lijk, neutraal en op feiten gebaseerd, maar ook wordt genoemd dat het taalgebruik in de rapportage wordt aangepast aan de ouders omdat het essentieel is dat zij zich erin kunnen vinden. Alle deskundigen geven, zoals voor-geschreven, de ouders inzage in de rappor-tage en voegen de reactie van de ouders op de rapportage bij het deskundigenbericht. Er bestaat onder meerdere deskundigen een grote behoefte aan feedback over de kwaliteit van de rapportage. Daarover is op dit mo-ment geen uitwisseling tussen de deskundi-gen en het hof. Dit ervaren zij als een gemiste kans om hun rapportage te kunnen verbete-ren en aan te passen aan de verwachtingen van het hof.

Page 74: Het ouderschaps- onderzoek: een aanpak bij …...Raad voor de rechtspraak Research Memoranda Nummer 1 / 2013 Jaargang 9 Dr. E.S. Kluwer Het ouderschaps-onderzoek: een aanpak bij vechtscheidingen

72

Meerdere deskundigen zijn van mening dat de (standaard)vragen vaak ontoereikend zijn en dat per zaak zou moeten worden vastgesteld welke vragen er beantwoord moeten worden. Hoewel wordt onderkend dat dergelijk maat-werk veel inzicht van de raadsheren op het dossier vergt, zou volgens de deskundigen meer focus op waar het echt om gaat in elke afzonderlijke zaak de effectiviteit verhogen. Bijvoorbeeld: de vraag ‘Hoe is de relatie van X met enerzijds de moeder respectievelijk de vader individueel’ kan niet beantwoord wor-den als een ouder het kind nog nooit heeft gezien of al jaren geen omgang met het kind heeft. Een suggestie die wordt gedaan is om een aparte versie van de vragenlijst te maken voor zaken waarin een ouder geen of nauwe-lijks contact heeft gehad met het kind. Een voorbeeld van een alternatieve vraag zou zijn: ‘Zijn er mogelijkheden of is de ouder in staat een relatie op te bouwen met kind?’ Sommige gesloten vragen (zoals de vragen over hoofd-verblijf en gezag) eisen een uitspraak van de deskundige. Deze vragen zouden volgens twee deskundigen veranderd moeten worden in open vragen, omdat het nemen van een beslissing door de deskundige niet geëigend is. Een andere deskundige is juist van mening dat deskundigen een dergelijke vraag niet zelf hoeven te beantwoorden, maar dat zij slechts de inhoud hoeven te geven opdat de rechter de vraag kan beantwoorden. Het is in de op-tiek van deze deskundige de taak van de des-kundigen om te bepalen waar de grens ligt van hun deskundigheid en om contact op te

nemen met het hof indien het nodig is om de vragen te veranderen.

5.6 Conclusie

De geïnterviewde deskundigen zijn zeer posi-tief over het ouderschapsonderzoek als ul-tieme mogelijkheid voor ouders om er alsnog samen uit te komen en gezamenlijk het ouder-schap te voeren. Ook wanneer er geen over-eenstemming bereikt wordt, leidt het ouder-schapsonderzoek volgens de deskundigen tot een betere beslissing en komt in de meeste gevallen de communicatie tussen de ouders weer iets op gang. Dit sluit aan bij zowel het formele doel als het informele doel van het ouderschapsonderzoek zoals dit door de deskundigen is geformuleerd (zie para-graaf 5.2). Uit de interviews blijkt dat de aan-pak van de deskundigen sterk varieert en wordt aangepast aan wat nodig is in elke afzonderlijke zaak. Het ouderschapsonderzoek is maatwerk, maar de diversiteit in aanpak vraagt wel om enige structurering, bijvoor-beeld het ontwikkelen van best practices. De deskundigen achten zichzelf voldoende toe-gerust voor deze zware zaken in termen van ervaring en vaardigheden, hoewel training en intervisie noodzakelijk blijft. Duobenoemingen hebben bij meerdere, maar niet alle, deskun-digen de voorkeur, hoewel er ook (met name financiële) nadelen aan verbonden zijn.

De belangrijkste redenen voor het slagen van een ouderschapsonderzoek zijn volgens de deskundigen:

Page 75: Het ouderschaps- onderzoek: een aanpak bij …...Raad voor de rechtspraak Research Memoranda Nummer 1 / 2013 Jaargang 9 Dr. E.S. Kluwer Het ouderschaps-onderzoek: een aanpak bij vechtscheidingen

73

De aanpak en visie van de deskundigen

• het opgelegde karakter van het ouder-schapsonderzoek;

• het feit dat deskundigen directiever (kun-nen) zijn;

• het feit dat er meer tijd is voor het ouder-schapsonderzoek, bijvoorbeeld in vergelij-king met mediation naast rechtspraak.

Barrières voor het slagen van het ouderschaps-onderzoek zijn:• parallel lopende rechtszaken (bescher-

mingsmaatregelen);• een gebrek aan onderhandelingsruimte bij

één of beide ouders;• derden die negatief adviseren. De raadsheer of rechter speelt een zeer be-langrijke rol in het maken van een juiste in-schatting of een ouderschapsonderzoek kans van slagen heeft. Enige mate van vertrouwen lijkt daarbij een sleutelrol te spelen.

Een punt van zorg is de door meerdere des-kundigen geuite klachtgevoeligheid van het ouderschapsonderzoek. Een suggestie die door meerdere deskundigen wordt gedaan, is het ontwikkelen van een eigen beroepscode voor forensisch mediators. Een andere sug-gestie is dat er meer (georganiseerde) intervi-sie, afstemming en uitwisseling plaatsvindt onder deskundigen en dat er wordt gewerkt aan deskundigheids- en kwaliteitsbevordering. Daarnaast legt het ouderschapsonderzoek een grote psychische en financiële druk op de deskundigen.

Het ouderschapsonderzoek als instrument zou volgens de deskundigen aan waarde winnen

wanneer er meer eenduidigheid komt in de methodiek van deskundigen en in de informa-tie die ouders krijgen over het ouderschaps-onderzoek door de hoven en rechtbanken. Ook zou meer uitwisseling moeten plaatsvin-den tussen de deskundigen en het hof over wat wel en niet werkt en wat de verwachtin-gen zijn, bijvoorbeeld voor wat betreft de rapportage. De deskundigen zouden graag standaard de eindbeschikking ontvangen. Daarnaast zou volgens de deskundigen meer maatwerk in de door het hof gestelde vragen de effectiviteit van het ouderschapsonderzoek verhogen. Ten slotte stellen meerdere deskun-digen dat deze ouders gebaat zouden zijn bij langduriger begeleiding in de vorm van een nazorgtraject.

Page 76: Het ouderschaps- onderzoek: een aanpak bij …...Raad voor de rechtspraak Research Memoranda Nummer 1 / 2013 Jaargang 9 Dr. E.S. Kluwer Het ouderschaps-onderzoek: een aanpak bij vechtscheidingen

74

6Empirisch onderzoek onder ouders

6.1 Doelstelling en verwachtingen

In de periode september 2010 tot april 2013 is een empirisch onderzoek uitgevoerd onder gescheiden ouders die verwikkeld waren in een geëscaleerde juridische strijd rondom het ouderschap. Het doel van dit onderzoek was te onderzoeken wat de effecten zijn van het ouderschapsonderzoek op de bereikte eind-situatie voor ouders en de uitwerking daarvan vergeleken met vergelijkbare zaken waarin geen ouderschapsonderzoek heeft plaatsge-vonden. Meer specifiek beoogde het onder-zoek de volgende onderzoeksvragen (zie hoofdstuk 2) te beantwoorden:

1. Heeft het ouderschapsonderzoek, in vergelijking met de gebruikelijke procedu-res (zoals een onderzoek van de Raad voor de Kinderbescherming, mediation of een eindbeslissing), een grotere afname in ouderlijke conflicten en een sterkere verbetering in de relatie tussen de ouders tot gevolg?

2. Is er sprake van een grotere mate van overeenstemming met betrekking tot het

geschil dat aan de rechter is voorgelegd na het ouderschapsonderzoek, in vergelij-king met de gebruikelijke procedures en welke factoren bevorderen of hinderen het bereiken van overeenstemming?

Indien het ouderschapsonderzoek zoals be-oogd door de raadsheren en de facto uit-gevoerd door de deskundigen effect heeft, werd verwacht dat ouders minder conflicten en een verbeterde onderlinge relatie rappor-teren na het ouderschapsonderzoek, vergele-ken met de periode voor het ouderschaps-onderzoek en vergeleken met een vergelijk bare groep ouders die de gebrui-kelijke procedure volgen. Bovendien werd verwacht dat er sprake is van een grotere mate van overeenstemming na het ouder-schapsonderzoek, in vergelijking met gebruikelijke procedures. Dit zou moeten samenhangen met een verbetering in het welzijn van zowel ouder als kind. Ten slotte is exploratief onderzocht welke factoren het bereiken van overeenstemming bevorderen of hinderen en hoe ouders de verschillende procedures hebben ervaren in termen van

Page 77: Het ouderschaps- onderzoek: een aanpak bij …...Raad voor de rechtspraak Research Memoranda Nummer 1 / 2013 Jaargang 9 Dr. E.S. Kluwer Het ouderschaps-onderzoek: een aanpak bij vechtscheidingen

75

Empirisch onderzoek onder ouders

rechtvaardigheid van en tevredenheid met de gerechtelijke procedure en met de uit-komst.

Om de verwachtingen te toetsen, is een empi-risch onderzoek uitgevoerd. Door middel van een gerandomiseerd voor-/nameting design zijn zaken willekeurig toegewezen aan ofwel een ouderschapsonderzoek (hierna ouder-schapsgroep) ofwel een gebruikelijke proce-dure zoals mediation naast rechtspraak, een onderzoek van de Raad voor de Kinderbe-scherming of een eindbeslissing (hierna con-trolegroep). Na toewijzing aan de groepen zijn schriftelijke vragenlijsten afgenomen on-der de ouders voorafgaand aan het ouder-schapsonderzoek of de gebruikelijke proce-dure en na het ontvangen van de eindbeschikking. Het voordeel van deze on-derzoeksopzet is dat vanwege de randomisa-tie verschillen tussen de groepen kunnen worden toegeschreven aan het verschil in procedure en niet aan verschillen tussen de groepen die op voorhand aanwezig waren. Uiteraard konden veel van de overige omstan-digheden van de ouders niet onder controle gehouden worden. Daarom kan niet worden uitgesloten dat andere factoren (zoals per-soonlijke omstandigheden) zowel de relatie tussen de ouders als het invullen van de vra-genlijsten beïnvloed hebben. Echter, de random toewijzing verkleint de kans dat deze invloeden structureel verschillend waren voor de beide groepen.

6.2 Methode van onderzoek

6.2.1 Toewijzingsprocedure en informatie­verzameling

Bij de start van het onderzoek werd in overleg tussen de Raad voor de Rechtspraak als op-drachtgever en de hoven de volgende toewij-zingsprocedure vastgesteld. De ouders wer-den ter zitting geïnformeerd over het empirisch onderzoek. Ze kregen te horen dat at random na afloop van de zitting zou wor-den bepaald, buiten medeweten van de raadsheren, of in de onderhavige situatie een ouderschapsonderzoek of een gebruikelijke procedure zou volgen. Voor beide situaties werd de ouders hun medewerking aan het universitaire onderzoek gevraagd. Ter zit-ting kregen de ouders individueel een formu-lier uitgereikt waarin zij hun adresgege-vens vermeldden en dit formulier werd aan de griffier of aan de bode gegeven. Vervolgens nam de griffier van de zitting contact op met de gerechtssecretaris van het Hof Den Haag om te horen aan welke groep de ouders wa-ren toegewezen. Ouders werden door de betreffende gerechtssecretaris van het Hof Den Haag om en om toegewezen aan de ouderschapsgroep en aan de controlegroep. Bij toewijzing aan de ouderschapsgroep werd een tussenbeschikking gegeven waarin een ouderschapsonderzoek werd bepaald. Bij toewijzing aan de controlegroep werd of een eindbeschikking gegeven of een tussenbe-schikking met een andere wijze van afdoening (mediation naast rechtspraak, onderzoek van

Page 78: Het ouderschaps- onderzoek: een aanpak bij …...Raad voor de rechtspraak Research Memoranda Nummer 1 / 2013 Jaargang 9 Dr. E.S. Kluwer Het ouderschaps-onderzoek: een aanpak bij vechtscheidingen

76

de Raad voor de Kinderbescherming, etc.). Vervolgens werd het aanmeldingsformulier met daarop de toewijzing en de tussenbe-schikking (of eindbeschikking) aan de onder-zoeker gestuurd.

Opgemerkt moet worden dat in de praktijk deze procedure door het Hof Den Haag voor alle in aanmerking komende zaken gevolgd is. De andere hoven hebben deze procedure vaak niet gevolgd omdat zij het gelasten van een ouderschapsonderzoek niet wilden laten afhangen van random toewijzing. Dit bete-kende in de praktijk dat de andere hoven beduidend minder zaken hebben aangemeld voor random toewijzing, en dus voor het wetenschappelijke onderzoek, waardoor het aantal respondenten kleiner is dan beoogd (zie ook tabel 6.1). Echter, alle zaken die in het onderzoek zijn opgenomen, zijn random toe-gewezen aan de groepen.

Afname eerste vragenlijst. Na aanmelding van een zaak bij de onderzoeker, kregen ouders een brief toegestuurd waarin verdere uitleg werd gegeven over het universitaire onder-zoek en waarin telefonisch contact werd aan-gekondigd. Kort daarna werden de ouders gebeld en werd gevraagd of zij bereid waren om deel te nemen aan het onderzoek. Indien zij hiertoe bereid waren, werd de eerste vra-genlijst per post toegestuurd, voorzien van een respondentnummer en een gefrankeerde retourenvelop. Bij non-respons werden ouders na 2 weken gebeld met het verzoek om de vragenlijst alsnog in te vullen. Indien nodig

werd deze procedure herhaald. Ouders die nog niet hadden gereageerd nadat een aantal malen was gerappelleerd, werden niet meer benaderd voor het onderzoek.

Afname tweede vragenlijst. Nadat er een eindbeschikking was in de voor het onderzoek aangemelde zaken, bracht de gerechtelijk secretaris van elk hof de onderzoeker hiervan op de hoogte. De onderzoeker stuurde daarop de tweede vragenlijst aan de ouders die ook de eerste vragenlijst ingevuld hadden gere-tourneerd. Ook de tweede vragenlijst werd per reguliere post toegestuurd, voorzien van het respondentnummer en een gefrankeerde retourenvelop. Bij non-respons werden ouders na 2 weken gebeld met het verzoek om de vragenlijst alsnog in te vullen. Indien nodig werd deze procedure herhaald. Ouders die nog niet hadden gereageerd nadat een aantal malen was gerappelleerd, werden niet meer benaderd voor het onderzoek. Ouders die beide vragenlijsten ingevuld hadden geretour-neerd, ontvingen een cadeaubon ter waarde van 10 euro als dank voor hun deelname.

6.2.2 Steekproef

In totaal werden tussen 1 september 2010 en 31 december 2011 90 zaken aangemeld voor het empirisch onderzoek. De meeste aange-melde zaken kwamen van het Hof Den Haag (zie tabel 6.1). Dit heeft twee redenen. Ten eerste zijn over de gehele periode van de pilot veel meer ouderschapsonderzoeken gelast door het Hof Den Haag. Daarnaast leidde,

Page 79: Het ouderschaps- onderzoek: een aanpak bij …...Raad voor de rechtspraak Research Memoranda Nummer 1 / 2013 Jaargang 9 Dr. E.S. Kluwer Het ouderschaps-onderzoek: een aanpak bij vechtscheidingen

77

Empirisch onderzoek onder ouders

zoals vermeld, de niet door alle hoven gewaar-deerde toewijzingsprocedure bij de start van het wetenschappelijke onderzoek tot minder aanmeldingen dan voorzien. Zo werden in de periode voor het wetenschappelijk onderzoek (van 1 oktober 2008 tot 1 september 2010) in totaal 200 ouderschapsonderzoeken gelast, waarvan 49% in het Hof Den Haag, 16% in het Hof Arnhem, 8% in het Hof Leeuwarden, 14% in het Hof Den Bosch en 13% in het Hof Am-sterdam.

Eén zaak in de ouderschapsgroep viel af om-dat er drie partijen bij betrokken waren (onder anderen een grootouder). Van de in totaal 178 potentiële deelnemers werd de eerste vragen-lijst door 109 ouders ingevuld (70 ouders in de ouderschapsgroep en 39 ouders in de controlegroep). De uitval was iets groter bij de controlegroep dan bij de ouderschapsgroep. De tweede vragenlijst is door in totaal 63 ou-

ders ingevuld (39 ouders in de ouderschaps-groep en 24 ouders in de controlegroep) met een iets grotere uitval in de ouderschaps-groep dan in de controlegroep. In 16 zaken vulden beide ouders van een ouderpaar beide vragenlijsten in (10 ouderparen in de ouder-schapsgroep en 6 ouderparen in de controle-groep), terwijl in de overige 31 gevallen er slechts één ouder van een ouderpaar de vra-genlijsten invulde. Gezien het lage aantal ouderparen in de uiteindelijke steekproef zijn de data op individueel niveau (en dus niet op ouderpaarniveau) geanalyseerd. Gemiddeld zaten er tussen het invullen van de beide vragenlijsten 13.5 maanden in de ouder-schapsgroep (SD = 5.21) en 8.3 maanden in de controlegroep (SD = 4.61). Dit verschil is significant, t(60) = 3.96, p < .001. Dit betekent dat de procedure in de ouderschapsgroep gemiddeld langer duurde dan in de controle-groep.

Tabel 6.1. Het aantal aangemelde zaken per hof en aantal deelnemers per meting

Hof Ouderschapsgroep Controlegroep Totaal

Den Haag 39 26 65 (72%)

Arnhem 6 3 9 (10%)

Leeuwarden 3 5 8 (9%)

Den Bosch 3 2 5 (6%)

Amsterdam 3 0 3 (3%)

Totaal aantal aangemelde zaken (aantal personen):

54 (108 personen)

36 (72 personen)

90 (100%) (180 personen)

Aantal deelnemers voormeting (responspercentage t.o.v. aan-gemelde zaken)

70 (65%) 39 (54%) 109 (61%)

Aantal deelnemers nameting (res pons percentage t.o.v. voormeting)

39 (56%) 24 (62%) 63 (58%)

Page 80: Het ouderschaps- onderzoek: een aanpak bij …...Raad voor de rechtspraak Research Memoranda Nummer 1 / 2013 Jaargang 9 Dr. E.S. Kluwer Het ouderschaps-onderzoek: een aanpak bij vechtscheidingen

78

De uiteindelijke groep van ouders die beide metingen hadden ingevuld, bestond uit 31 vrouwen en 32 mannen met een gemid-delde leeftijd van 38.7 jaar (SD = 6.9). Van de respondenten was 84% in Nederland geboren en had 82% betaald werk (gemiddeld 34,1 uur per week). De respondenten met betaald werk hadden gemiddeld een netto inkomen van € 1556 per maand (SD = € 824). Elf res-pondenten ontvingen een uitkering van ge-middeld € 1034 per maand. Van de respon-denten had 63,5% 1 kind met de ex-partner, 27% had 2 kinderen en 9,5% had 3 kinderen met de ex-partner. De leeftijd van de kinderen varieerde tussen de 3 en 18 jaar. Van de res-pondenten had 57% een nieuwe partner (34% van alle ouders woonde samen met deze nieuwe partner).

Van de respondenten was 21% lager opgeleid (lager onderwijs of lager beroepsonderwijs), 35% was middelbaar opgeleid (middelbaar algemeen voortgezet onderwijs of middelbaar beroepsonderwijs) en 44% was hoger opge-leid (hoger algemeen voortgezet onderwijs, hoger beroepsonderwijs of wetenschappelijk onderwijs). Vergeleken met het opleidings-niveau van de landelijke beroepsbevolking tussen 35 en 45 jaar (24% lager opgeleid, 46% middelbaar opgeleid, 29% hoger opgeleid en 1% onbekend; bron: CBS Statline 2007), be-stond de onderzoeksgroep uit relatief veel hoger opgeleiden. Dit kan enerzijds beteke-nen dat vechtscheidingen vaker voorkomen onder hoger opgeleiden of dat hoger opge-leiden vaker in hoger beroep gaan. Dit zou

bijvoorbeeld veroorzaakt kunnen worden doordat zij over middelen beschikken (zoals een hoger inkomen, contacten, etc.) waardoor het voeren van rechtszaken gemakkelijker is. Anderzijds kan dit verschil duiden op een grotere bereidheid onder hoger opgeleiden om deel te nemen aan empirisch onderzoek. Hoewel dit laatste een bekend fenomeen is in sociaalwetenschappelijk onderzoek, zou het percentage lager opgeleiden dan ook bedui-dend lager moeten zijn dan het landelijk per-centage, maar dat is niet het geval.

6.2.3 Vragenlijsten

Ouders zijn op beide metingen ondervraagd over:• de contactfrequentie met de ex-partner;• de kwaliteit van  de relatie met de ex-

partner;• conflicten met de ex-partner;• het eigen conflictgedrag en de conflict-

uitkomsten;• gevoelens van rancune en vergeving rich-

ting de ex-partner;• vertrouwen en commitment aan de relatie

met de ex-partner;• het contact met het kind/de kinderen

(frequentie, relatiekwaliteit, ouderschaps-gedrag);

• het welzijn van het kind/de kinderen (alge-heel welzijn, gedragsproblemen);

• het eigen welzijn (depressie, psychisch en fysiek welzijn).

Page 81: Het ouderschaps- onderzoek: een aanpak bij …...Raad voor de rechtspraak Research Memoranda Nummer 1 / 2013 Jaargang 9 Dr. E.S. Kluwer Het ouderschaps-onderzoek: een aanpak bij vechtscheidingen

79

Empirisch onderzoek onder ouders

Daarnaast zijn bij de voormeting vragen ge-steld over personalia (opleiding, werk, en kinderen), over de scheiding (wanneer, aanlei-ding), en over hoe gezag, contact en alimen-tatie geregeld waren. Bij de nameting zijn aanvullende vragen gesteld over:• de mate van bereikte overeenstemming;• de ervaren rechtvaardigheid van de

gerechtelijke procedure en van de uit-komst;

• de tevredenheid met de procedure en met de uitkomst (zie Kluwer et al., 2009);

• de gesprekken met de derde partij (des-kundige, mediator, raadsonderzoeker), indien deze hadden plaatsgevonden.

In bijlage 6 zijn de gebruikte vragen en de schalen en hun interne consistentie (betrouw-baarheden) beschreven. Het meten van con-flictgedrag (forceren, vermijden, toegeven, compromis zoeken, constructief) en conflict-uitkomsten (escalatie, impasse, win-win, win-verlies) bleek achteraf problematisch, omdat er sprake was van erg veel missende waarden.22 De reden is vermoedelijk dat de meerderheid van de respondenten geen enkel face-to-facecontact (68%) of telefonisch con-tact (63%)  had met de ex-partner. Van de respondenten had 80% (sporadisch) schriftelijk contact met de ex-partner. De vragen over conflictgedrag en -uitkomsten veronderstellen dat er sprake is van enig face-to-facecontact of telefonisch (verbaal) contact en werden daardoor (te) vaak niet ingevuld. De variabe-len conflictgedrag en -uitkomsten zijn daarom niet meegenomen in de analyses.

6.2.4 Voorbereidende analyses

Verschillen tussen groepen op de voormeting. Allereerst is gekeken of de beide groepen bij de voormeting statistisch verschilden op de psychologische variabelen (met t-toetsen). Dit geeft weer in hoeverre de groepen bij de uitgangssituatie inderdaad vergelijkbaar wa-ren zoals verwacht mag worden bij random toewijzing. Er werden geen significante ver-schillen tussen de groepen gevonden. Dit duidt erop dat er geen sprake is geweest van een selectie-effect bij het toewijzen aan de groepen en dat eventuele verschillen tussen de groepen op het moment van de nameting niet kunnen worden toegeschreven aan ver-schillen die al bij de voormeting bestonden.

Uitvalanalyse. Vervolgens is een vergelijking gemaakt tussen de groep die na de voorme-ting is uitgevallen en de groep die aan beide metingen heeft deelgenomen op de variabe-len die bij de voormeting gemeten zijn (met t-toetsen). Op deze manier kon worden vast-gesteld of de groep die heeft deelgenomen aan beide metingen op enige wijze selectief is. De groepen verschilden niet significant van elkaar met uitzondering van twee variabelen: de groep die na de voormeting uitviel, scoorde hoger op gevoelens van afstandelijk-heid richting de ex-partner dan de groep die aan beide metingen deelnam (M = 3.93 ver-sus M = 3.45), t(101) = 2.29, p < .05. De groep die na de voormeting uitviel, scoorde ook lager op gevoelens van welwillendheid richting de ex-partner dan de groep die aan

22. Wanneer er sprake was van een enkele missende waarde, werd de variabele samengesteld door het gemiddelde

te berekenen van de overige ingevulde items van de betreffende schaal.

Page 82: Het ouderschaps- onderzoek: een aanpak bij …...Raad voor de rechtspraak Research Memoranda Nummer 1 / 2013 Jaargang 9 Dr. E.S. Kluwer Het ouderschaps-onderzoek: een aanpak bij vechtscheidingen

80

beide metingen deelnam (M = 2.65 versus M = 3.10), t(103) = 2.17, p < .05. Dit suggereert dat de groep die heeft deelgenomen aan beide metingen van het onderzoek op de voormeting minder negatief was richting de ex-partner dan de uitvallers en daarom wel-licht ook meer bereid was om ook de tweede vragenlijst in te vullen.

6.3 Resultaten

6.3.1 Beschrijvende resultaten

In deze paragraaf wordt een beschrijving gegeven van een aantal relevante kenmerken, namelijk:• de echtscheiding;• het gezag, de contactregelingen en de

alimentatieregeling (gemeten op de voor-meting);

• de gerechtelijke procedure (gemeten op de nameting).

De echtscheiding. Respondenten waren ge-middeld 6 jaar getrouwd geweest (SD = 4.1)

en de scheiding vond gemiddeld 2,5 jaar geleden ten opzichte van de voormeting plaats (SD = 1.3). De scheiding was meestal het initiatief van de vrouw: van de vrouwen gaf 69% aan dat zij degene was die wilde scheiden, 17% gaf aan dat de ex-man degene was die wilde scheiden en 14% gaf aan dat het een gezamenlijke beslissing was. Van de mannen gaf 20% aan dat hij degene was die wilde scheiden, 50% gaf aan dat de ex-vrouw degene was die wilde scheiden en 30% gaf aan dat het een gezamenlijke beslissing was. De meerderheid van de ouders gaf aan dat ‘te veel conflicten’ en ‘te weinig of slechte com-municatie” de belangrijkste redenen waren om te gaan scheiden (zie tabel 6.2). Of deze percentages hoger liggen dan gemiddeld in een landelijke steekproef van (echt)scheidin-gen is niet goed te beantwoorden. In de meest recente gegevens over redenen voor echtscheiding van het CBS (zie bijlage 7) zijn ‘te veel conflicten’ of ‘te weinig of slechte communicatie’ niet als reden opgenomen. De percentages voor redenen die wel vergelijk-baar waren, zoals ‘ontrouw’ en ‘botsende

Tabel 6.2. Belangrijkste redenen om te gaan scheiden (voormeting; N = 63)

Te veel conflicten (ruzies, onenigheid, irritaties) 62%

Te weinig of slechte communicatie 60%

Ontrouw 37%

Botsende persoonlijkheden 33%

We pasten niet meer bij elkaar 30%

Mishandeling 22%

Verslavingsproblematiek 14%

We waren in een sleur terechtgekomen 11%

Noot: ouders konden meerdere redenen aankruisen. De percentages in de twee groepen verschilden niet van elkaar.

Page 83: Het ouderschaps- onderzoek: een aanpak bij …...Raad voor de rechtspraak Research Memoranda Nummer 1 / 2013 Jaargang 9 Dr. E.S. Kluwer Het ouderschaps-onderzoek: een aanpak bij vechtscheidingen

81

Empirisch onderzoek onder ouders

persoonlijkheden’, komen wel redelijk over-een. In elk geval wordt uit tabel 6.2 duidelijk dat een meerderheid van de ouders in deze steekproef al voor de scheiding moeite had met communicatie en conflicthantering, wat een verklaring kan zijn voor het ontstaan van de geëscaleerde situatie.

Het gezag, de contactregeling en de alimen-tatieregeling. Van de respondenten hadden de meeste ouders bij de voormeting geza-menlijk ouderlijk gezag (zie tabel 6.3). Ook hadden de meeste respondenten een officiële contactregeling. Van deze respondenten zei 51% dat zij en hun ex-partner zich beiden aan de contactregeling hielden, 42% zei dat de ex-partner zich niet aan de contactregeling hield, 4% zei dat zij zich beiden niet aan de contactregeling hielden en 4% zei dat het kind zich niet aan de contactregeling hield. Geen enkele respondent gaf aan dat hij/zij zich zelf niet aan de contactregeling hield. De meeste respondenten hadden een voorlopige of definitieve alimentatieregeling. Van deze respondenten zei 65% dat zij en hun ex-part-ner zich beiden aan de alimentatieregeling

hielden, 33% zei dat de ex-partner zich niet aan de alimentatieregeling hield en 2% zei dat zij zich beiden niet aan de alimentatieregeling hielden. Geen enkele respondent gaf aan dat hij/zij zich, als enige partij, niet aan de alimen-tatieregeling hield.

De gerechtelijke procedure. Van de respon-denten had 52% het hoger beroep ingesteld en was 48% verweerder. De procedure ging in 71% van de gevallen over de contactregeling, 6,5% ging over het hoofdverblijf van de kinde-ren, 13% ging over gezag en 9,5% over iets anders (bijvoorbeeld alimentatie of een ver-huizing). In 35% van de gevallen werden er meerdere onderwerpen genoemd. In de con-trolegroep was de procedure als volgt:• in 10 gevallen ging het om mediation

naast rechtspraak (42%);• in 7 gevallen volgde er direct een eindbe-

schikking (29%);• in 3 gevallen was er sprake van een onder-

zoek door de Raad voor de Kinderbe-scherming (13%);

• in 4 gevallen volgde een andere proce-dure (17%), zoals een onderzoek van het

Tabel 6.3. Gezag, contactregeling en alimentatieregeling (voormeting)

Gezag Gezamenlijk ouderlijk gezag Eenouder/eenhoofdig gezag (zelf of ex-partner) Gezag (nog) niet geregeld

61% 29% 10%

Contactregeling Co-ouderschap Voorlopige contactregeling Definitieve contactregeling Geen contactregeling

5% 27% 44% 24%

Afspraken over alimentatie

Definitieve alimentatieregeling Voorlopige alimentatieregeling Geen alimentatieregeling

59% 11% 30%

Page 84: Het ouderschaps- onderzoek: een aanpak bij …...Raad voor de rechtspraak Research Memoranda Nummer 1 / 2013 Jaargang 9 Dr. E.S. Kluwer Het ouderschaps-onderzoek: een aanpak bij vechtscheidingen

82

Nederlands Instituut voor de Forensische Psychiatrie en Psychologie, of probeerden ouders in onderling overleg overeenstem-ming te vinden.

6.3.2 Verschillen tussen voor­ en nameting op de psychologische variabelen

De verwachting was dat het ouderschaps-onderzoek, in vergelijking met de gebruike-lijke procedures, een afname in ouderlijke conflicten en een verbeterde relatie tussen de ouders tot gevolg zou hebben. Om deze ver-wachting te toetsen zijn herhaalde-metingen variantieanalyses uitgevoerd op de psycholo-gische variabelen die op beide tijdstippen gemeten waren. Deze analyse stelt vast of er sprake is van een statistisch verschil tussen de voor- en de nameting (hoofdeffect van tijdstip) en of deze effecten verschilden tussen de groepen (interactie-effect tussen groep en tijdstip). Als grens voor significantie is de gebruikelijke p-waarde van .05 aangehouden.

In tabel 6.4 staan de gemiddelden van alle variabelen vermeld voor beide groepen en beide tijdstippen. Ook staat vermeld welke effecten statistisch significant waren. Uit tabel 6.4 blijkt dat er bij enkele variabelen een verandering in de loop der tijd optreedt (aan-geduid met Hoofdeffect Tijdstip), maar dat deze verandering gelijk is voor beide groepen (er zijn geen significante interactie-effecten tussen groep en tijdstip gevonden). Bij beide groepen is er sprake van een afname in ge-rapporteerde conflictfrequentie en conflict-

ernst. Ouders rapporteerden minder conflic-ten en minder ernstige conflicten op de nameting dan op de voormeting. Daarbij is sprake van een afname in conflicten over de opvoeding en over de contactregeling. Ten slotte is er bij beide groepen sprake van een verbetering in de relatie met de ex-partner, hoewel de relatie op de nameting nog steeds een zeer laag rapportcijfer krijgt (gemiddeld tussen de 2 en de 3 op een schaal van 1 t/m 10). Voor de overige variabelen (onder andere vergeving en rancune, vertrouwen, commitment en de welzijnsvariabelen) werden geen verschillen over tijd gevonden.

Zichtbaar is dat in beide groepen de conflict-frequentie (met name over opvoeding en contactregeling) afneemt, de ernst van de conflicten afneemt en de relatiekwaliteit toe-neemt. Deze veranderingen doen zich echter bij beide groepen in gelijke mate voor. De verwachting dat ouders minder conflicten en een verbeterde onderlinge relatie rapporteren na het ouderschapsonderzoek vergeleken met voor het ouderschapsonderzoek wordt dus bevestigd, maar de verwachting dat dit in sterkere mate het geval zou zijn in de ouder-schapsgroep dan in de controlegroep wordt niet bevestigd. Daarbij moet worden opge-merkt dat de correlatie tussen de voor- en nameting van dezelfde variabele (de zoge-noemde test-hertestcorrelatie) voor de varia-belen zeer hoog bleek te zijn (op een enkele uitzondering na allemaal boven de r = .60) wat wil zeggen dat de variabelen zeer stabiel (moeilijk te veranderen) zijn.

Page 85: Het ouderschaps- onderzoek: een aanpak bij …...Raad voor de rechtspraak Research Memoranda Nummer 1 / 2013 Jaargang 9 Dr. E.S. Kluwer Het ouderschaps-onderzoek: een aanpak bij vechtscheidingen

83

Empirisch onderzoek onder ouders

Tabel 6.4. Gemiddelde scores op de voor­ en nameting op de psychologische variabelen (N = 63)

Ouderschapsgroep Controlegroep

Voor-meting

Na me-ting

Voor-meting

Na me-ting

Significante effecten

Conflictfrequentie 3.49 2.60 3.50 2.77 Hoofdeffect Tijdstipa

Conflicternst 3.47 2.75 3.60 2.77 Hoofdeffect Tijdstipb

Conflict in bijzijn kinderen 1.71 1.49 1.71 1.29 --

Conflict: kind partij kiezen 1.35 1.59 1.43 1.62 --

Conflict: emotionele kwesties 1.90 1.66 1.85 1.65 --

Conflict: oudere kwesties 2.20 2.63 2.20 2.10 --

Conflict: praktische kwesties 2.06 1.81 1.90 1.70 --

Conflict: opvoeding 3.67 3.23 3.55 2.75 Hoofdeffect Tijdstipc

Conflict: contactregeling kind 3.59 2.63 3.15 2.50 Hoofdeffect Tijdstipd

Conflict: financiën 2.48 2.35 2.05 1.75 --

Conflict: info over kind 3.29 2.79 3.30 3.05 --

Conflict: overleg over kind 3.19 2.81 3.53 3.00 --

Conflict: nieuwe partner zelf 1.25 1.33 1.69 1.38 --

Conflict: nieuwe partner ex 1.37 1.56 1.39 1.33 --

Vergeving: rancune 2.04 2.22 2.41 2.6 --

Vergeving: afstandelijkheid 3.48 3.38 3.44 3.62 --

Vergeving: welwillendheid 3.06 3.04 3.16 3.01 --

Vertrouwen 1.51 1.51 1.38 1.39 --

Commitment 2.36 2.31 2.35 2.39 --

Depressie ouder 1.57 1.53 1.76 1.7 --

Relatiekwaliteit ex (1 t/m 10) 1.84 2.57 1.87 2.65 Hoofdeffect Tijdstipe

Ouderschapsgedrag 4.36 4.35 4.39 4.36 --

Gedragsproblemen kind 2.0 2.0 1.95 1.93 --

Relatiekwaliteit kind (1 t/m 10) 9.16 8.66 8.09 8.61 --

Welzijn kind (1 t/m 10) 6.99 6.84 7.09 7.39 --

Noot: alle variabelen zijn gemeten op een schaal van 1 t/m 5 tenzij anders vermeld. a F(1, 55) = 11.12, p = .002 b F(1, 54) = 15.51, p = .000 c F(1, 48) = 6.42, p = .015 d F(1, 50) = 10.93, p = .002 e F(1, 57) = 12.60, p = .001

Page 86: Het ouderschaps- onderzoek: een aanpak bij …...Raad voor de rechtspraak Research Memoranda Nummer 1 / 2013 Jaargang 9 Dr. E.S. Kluwer Het ouderschaps-onderzoek: een aanpak bij vechtscheidingen

84

6.3.3 Mate van overeenstemming en evaluatie van de procedure

Om te toetsen of er sprake is van een grotere mate van overeenstemming na het ouder-schapsonderzoek, in vergelijking met de ge-bruikelijke procedures, is gekeken naar de bereikte mate van overeenstemming met betrekking tot het geschil dat aan de rechter was voorgelegd bij de nameting. Daarnaast is gekeken naar eventuele verschillen tussen de groepen in de ervaren rechtvaardigheid en tevredenheid voor wat betreft de gerechte-lijke procedure en de uitkomst, en de evalua-tie van de gesprekken met de derde partij (deskundige, mediator, raadsonderzoeker). Deze variabelen werden alleen op de name-ting gemeten.

Mate van overeenstemming. De gerappor-teerde mate van overeenstemming (geen overeenstemming, gedeeltelijke overeenstem-ming of overeenstemming) in beide groepen is weergegeven in tabel 6.5. Het percentage dat geen overeenstemming bereikte, is significant lager in de ouderschapsgroep dan in de con-trolegroep, terwijl het percentage dat gedeel-

telijke overeenstemming bereikte significant hoger is in de ouderschapsgroep dan in de controlegroep. Het percentage dat volledige overeenstemming bereikte is weliswaar hoger in de ouderschapsgroep dan in de controle-groep, maar dit verschil is niet significant. Het percentage van de ouderschapsgroep dat (gedeeltelijke) overeenstemming bereikte (namelijk 48,6%), was iets lager dan het gerap-porteerde percentage in het dossieronderzoek (52%; zie hoofdstuk 3), de (ruwe) schatting van het percentage volledige overeenstemming door de raadsheren (50%; zie hoofdstuk 4) en het gemiddelde percentage dat door de des-kundigen genoemd wordt (55%; zie hoofd-stuk 5). In de controlegroep ligt het percen-tage dat een (gedeeltelijke) overeenstemming bereikte beduidend lager (14,3%). Geconclu-deerd kan worden dat ouders in de ouder-schapsgroep een grotere mate van overeen-stemming bereikten dan ouders in de controlegroep. Dit bevestigt de vooraf gefor-muleerde verwachting.

Hierbij moet worden opgemerkt dat niet alle ouders in de controlegroep in de gelegenheid werden gesteld om overeenstemming te

Tabel 6.5. Gerapporteerde mate van bereikte overeenstemming (nameting)

Uitkomst Ouderschapsgroep N = 37

Controlegroep N = 21

Verschil

Geen overeenstemming 51,4% 86,7% z = 3.21 p < .05

Gedeeltelijke overeenstemming 16,2% 0% z = 2.67 p < .05

Volledige overeenstemming 32,4% 14,3% z = 1.67 --

Page 87: Het ouderschaps- onderzoek: een aanpak bij …...Raad voor de rechtspraak Research Memoranda Nummer 1 / 2013 Jaargang 9 Dr. E.S. Kluwer Het ouderschaps-onderzoek: een aanpak bij vechtscheidingen

85

Empirisch onderzoek onder ouders

Tabel 6.6. Gemiddelde score op de evaluatie van de gerechtelijke procedure in zijn geheel en de uitkomst

(nameting)

Ouder­schaps­groep N = 37

Controle­groep N = 21

Verschil

Is de gerechtelijke procedure volgens u eerlijk en rechtvaardig verlopen?

2.47 3.33 t(61) = 2.54 p = .014

Bent u tevreden over hoe de gerechtelijke procedure verlopen is?

2.14 3.25 t(61) = 3.44 p = .001

Vindt u de uitkomst eerlijk en rechtvaardig? 2.50 3.04 --

Bent u tevreden met de uitkomst? 2.65 3.00 --

In welke mate is de uitkomst gunstig voor u? 2.68 2.79 --

In welke mate is de uitkomst gunstig voor uw ex-partner? 3.51 3,21 --

In welke mate is de uitkomst gunstig voor uw kind(eren)? 2.96 2.88 --

* 1 = helemaal niet; 2 = nauwelijks; 3 = redelijk; 4 = behoorlijk; 5 = heel erg

Tabel 6. 7. Gemiddelde score op de evaluatie van de gesprekken met de derde partij (deskundige, mediator,

raadsonderzoeker) bij de nameting

Ouder­schaps­groep N = 37

Controle­groep N = 19

Verschil?

Zijn de gesprekken met de derde partij eerlijk en rechtvaardig verlopen?

3.30 3.00 --

Bent u tevreden over de gesprekken met de derde partij? 3.03 2.74 --

Werd u door de derde partij met respect behandeld? 3.59 3.47 --

Vond u de opstelling van de derde partij neutraal en onpartijdig?

3.12 3.00 --

Voice** 3.48 3.23 --

Zijn er volgens u belangrijke feiten en meningen naar voren gekomen tijdens de gesprekken?

3.16 2.56 t(53) = 2.02 p = .05

In welke mate hebben de gesprekken in positieve zin bijgedragen aan de uitkomst van uw geschil?

2.33 1.50 t(49, 51) = 3.29 p = .002

In welke mate hebben de gesprekken in positieve zin bijgedragen aan een verbetering in het contact met uw ex-partner?

1.78 1.33 t(52, 98) = 2.20 p = .03

In welke mate hebben de gesprekken in positieve zin bijgedragen aan een verbetering in het contact met uw kind?

2.03 1.76 --

* alle vragen: 1 = helemaal niet; 2 = nauwelijks; 3 = redelijk; 4 = behoorlijk; 5 = heel erg ** Voice is een samengestelde schaal met vragen over de mate waarin de ouder tijdens de gesprekken met de derde partij zijn of haar mening kon geven, gevoelens kon uiten, zich betrokken voelde bij het zoeken naar een oplossing, enzovoort.

Page 88: Het ouderschaps- onderzoek: een aanpak bij …...Raad voor de rechtspraak Research Memoranda Nummer 1 / 2013 Jaargang 9 Dr. E.S. Kluwer Het ouderschaps-onderzoek: een aanpak bij vechtscheidingen

86

bereiken, bijvoorbeeld wanneer er direct een eindbeschikking volgde. Daarom is apart gekeken naar de mate van overeenstemming bij de ouders die via mediation naast recht-spraak wel in de gelegenheid waren gesteld om overeenstemming te bereiken. Van deze tien ouders gaven acht ouders (80%) aan geen overeenstemming te hebben bereikt en twee ouders gaven aan overeenstemming te heb-ben bereikt. Hoewel de groep ouders die mediation gevolgd hadden te klein was om apart met de ouderschapsgroep te vergelij-ken, maakt dit wel duidelijk dat het percen-tage dat geen overeenstemming bereikte na mediation in lijn is met het percentage dat geen overeenstemming bereikte in de gehele controlegroep, wat significant hoger was dan in de ouderschapsgroep.

Evaluatie van de gerechtelijke procedure en uitkomst. Onderzocht is ook of de groepen verschilden in de gerapporteerde tevreden-heid met en ervaren rechtvaardigheid van de gerechtelijke procedure in zijn geheel op de nameting (met t-toetsen; zie tabel 6.6). Te zien is dat de gerapporteerde tevredenheid met en ervaren rechtvaardigheid van de gerechte-lijke procedure in zijn geheel lager beoor-deeld zijn in de ouderschapsgroep dan in de controlegroep. Dit is opvallend omdat de mate van overeenstemming hoger was in de ouderschapsgroep dan in de controlegroep. Mogelijk heeft dit te maken met het opge-legde karakter van het ouderschapsonder-zoek, maar hierover kan dit onderzoek geen uitsluitsel geven. Opgemerkt moet worden

dat niet kan worden uitgesloten dat respon-denten niet alleen het hoger beroep, maar de gehele gerechtelijke procedure hebben be-oordeeld bij deze vragen. Er zijn geen ver-schillen in de ervaren rechtvaardigheid van de uitkomst, de tevredenheid met de uitkomst en de mate waarin men de uitkomst gunstig vond voor de diverse partijen.

Evaluatie van de gesprekken met de derde partij. In de ouderschapsgroep (M = 5.99, SD = 2.76) had men gemiddeld meer gesprekken met de derde partij (in dat geval de deskun-dige) dan in de controlegroep (in dat geval de mediator of raadsonderzoeker; N = 19) (M = 3.74, SD = 2.62), t(54) = 2.98, p < .01. Het gemiddeld aantal gesprekken in de ouder-schapsgroep ligt ook hoger dan het gemid-deld aantal dat in het dossieronderzoek wordt gerapporteerd (M = 4.7; zie hoofdstuk 3). In de ouderschapsgroep rondde 75% van de respondenten het ouderschapsonderzoek volledig af en in de controlegroep rondde 50% de gebruikelijke procedure (raadsonderzoek of mediation) naar eigen zeggen volledig af.

Onderzocht is of de groepen verschilden in de evaluatie van de gesprekken met de derde partij (deskundige, mediator, raadsonderzoe-ker), indien deze hadden plaatsgevonden (met t-toetsen; zie tabel 6.7). In vergelijking met de controlegroep gaven ouders in de ouderschapsgroep aan dat er meer belang-rijke feiten en meningen naar voren waren gekomen tijdens de gesprekken. Ook gaven zij aan dat de gesprekken meer in positieve

Page 89: Het ouderschaps- onderzoek: een aanpak bij …...Raad voor de rechtspraak Research Memoranda Nummer 1 / 2013 Jaargang 9 Dr. E.S. Kluwer Het ouderschaps-onderzoek: een aanpak bij vechtscheidingen

87

Empirisch onderzoek onder ouders

zin hadden bijgedragen aan de uitkomst van het geschil en aan een verbetering in het contact met de ex-partner (hoewel deze posi-tieve bijdrage gemiddeld als zeer klein wordt beoordeeld). De groepen verschilden niet in de ervaren rechtvaardigheid van en tevreden-heid met de gesprekken met de derde partij. Hoewel de gerapporteerde tevredenheid met en ervaren rechtvaardigheid van de gerechte-lijke procedure in zijn geheel lager beoor-deeld werden in de ouderschapsgroep dan in de controlegroep, gold dit dus niet voor de gesprekken met de derde partij. Ook was er geen verschil tussen de groepen in de mate waarin zij zich met respect behandeld voelden door de derde partij en de ervaren neutraliteit van de derde partij. Ouders in beide groepen hadden in gelijke mate het gevoel dat zij tijdens de gesprekken met de derde partij hun mening konden geven, gevoelens konden uiten en betrokken waren bij het zoeken naar een oplossing (aangeduid als Voice). De groe-pen verschilden ook niet in de mate waarin de gesprekken in positieve zin hadden bijgedra-gen aan een verbetering in het contact met het kind.

6.3.4 Samenhang met de mate van over­eenstemming

Aanvullend zijn analyses uitgevoerd om te onderzoeken of een grotere mate van over-eenstemming in de ouderschapsgroep sa-menhangt met een betere relatie tussen de ouders en tussen ouder en kind en een ver-hoogd welzijn van zowel ouder als kind. Bo-

vendien is onderzocht welke variabelen op de voormeting samenhangen met de mate van overeenstemming op de nameting. Dit laatste geeft inzicht in welke variabelen bij aanvang van het ouderschapsonderzoek een gunstige uitkomst zouden kunnen bevorderen of juist tegengaan.

Nameting. De groep die geen overeenstem-ming had bereikt, is vergeleken met de groep die (gedeeltelijke) overeenstemming had bereikt op de variabelen gemeten op de nameting (met t-toetsen). Deze analyses laten zien dat de ouderschapsgroep die overeen-stemming had bereikt hoger scoorde op de kwaliteit van de relatie met de ex-partner, op commitment aan de relatie met de ex-partner en op de kwaliteit van de relatie met het kind en tevens lager scoorde op gevoelens van rancune richting de ex-partner, vergeleken met de ouderschapsgroep die geen overeen-stemming had bereikt (zie tabel 6.8).

Voormeting. De groep die geen overeenstem-ming had bereikt, is vergeleken met de groep die (gedeeltelijke) overeenstemming had bereikt op de variabelen gemeten op de voormeting (met t-toetsen). Deze analyses laten zien dat de ouderschapsgroep die over-eenstemming had bereikt op de voormeting hoger scoorde op de kwaliteit van de relatie met de ex-partner, op vertrouwen en op com-mitment aan de relatie met de ex-partner, vergeleken met de ouderschapsgroep die geen overeenstemming had bereikt (zie ta-bel 6.9). Dit geeft belangrijke informatie over

Page 90: Het ouderschaps- onderzoek: een aanpak bij …...Raad voor de rechtspraak Research Memoranda Nummer 1 / 2013 Jaargang 9 Dr. E.S. Kluwer Het ouderschaps-onderzoek: een aanpak bij vechtscheidingen

88

wat het bereiken van overeenstemming kan bevorderen: hoe meer vertrouwen en commit-ment en hoe beter de relatiekwaliteit, hoe groter de kans dat het ouderschapsonderzoek slaagt.

6.4 Conclusie

De verwachting dat ouders minder conflicten en een verbeterde onderlinge relatie rappor-teren na het ouderschapsonderzoek vergele-ken met de situatie daarvoor werd bevestigd.

Echter, de verwachting dat dit in sterkere mate het geval zou zijn dan na de gebruike-lijke procedures werd niet bevestigd. In beide groepen was sprake van:• een afname in de conflictfrequentie (met

name over opvoeding en contactregeling);• een afname in de ernst van de conflicten

met de ex-partner;• een toename in de kwaliteit van de relatie

met de ex-partner. Het onderzoek laat wat dit betreft dus geen voordeel zien van het ouderschapsonderzoek

Tabel 6.8. Gemiddelde score op de variabelen op de nameting, uitgesplitst naar de mate van overeenstem­

ming (ouderschapsgroep)

Variabele Geen over­eenstemming (N=19)

(Gedeeltelijke) Overeenstemming (N=18)

Verschil

Relatiekwaliteit ex-partner (1 t/m 10) 1.37 3.63 t(35) = 4.66 p = .000

Conflictfrequentie 2.65 2.63 --

Vergeving: rancune 2.61 1.82 t(35) = 2.18 p = .036

Vergeving: afstandelijkheid 3.71 3.05 --

Vergeving: welwillendheid 2.75 3.36 --

Vertrouwen 1.43 1.59 --

Commitment 1.86 2.78 t(35) = 3.44 p = .001

Depressie ouder 1.54 1.51 --

Ouderschapsgedrag 4.29 4.40 --

Gedragsproblemen kind 1.96 1.99 --

Relatiekwaliteit kind (1 t/m 10) 7.47 9.35 t(35) = 2.20 p = .035

Welzijn kind (1 t/m 10) 6.76 7.54 --

Noot: alle variabelen zijn gemeten op een schaal van 1 t/m 5 tenzij anders vermeld.

Page 91: Het ouderschaps- onderzoek: een aanpak bij …...Raad voor de rechtspraak Research Memoranda Nummer 1 / 2013 Jaargang 9 Dr. E.S. Kluwer Het ouderschaps-onderzoek: een aanpak bij vechtscheidingen

89

Empirisch onderzoek onder ouders

ten opzichte van gebruikelijke procedures. Dat ook de groep die de gebruikelijke proce-dures volgde, en waar in sommige gevallen alleen een eindbeslissing volgde, een afname in conflict en een verbetering in de relatie lieten zien, kan enerzijds verklaard worden doordat in alle gevallen de juridische proce-dure beëindigd is, ofwel door een eindbeslis-sing ofwel doordat ouders overeenstemming hebben bereikt. Anderzijds kan de rol van het verstrijken van tijd niet worden uitgesloten. Uit psychologisch onderzoek is bekend dat

mensen met het verstrijken van de tijd minder rancuneus worden, simpelweg omdat hevige emoties uitdoven (McCullough, Fincham & Tsang, 2003). De resultaten suggereren echter dat er (veel) meer voor nodig is dan mogelijk is in het ouderschapsonderzoek om de ern-stige verstoorde relatie tussen de ouders structureel meer te verbeteren dan het geval is via de gebruikelijke procedures.

Wel bleek dat meer ouders in de ouder-schapsgroep erin slaagden om tot overeen-

Tabel 6.9. Gemiddelde score op de relatie­ en welzijnsvariabelen op de voormeting, uitgesplitst naar de mate

van overeenstemming op de nameting (ouderschapsgroep)

Variabele Geen over­eenstemming (N=19)

(Gedeeltelijke) Overeenstemming (N=18)

Verschil

Relatiekwaliteit ex-partner (1 t/m 10) 1.22 2.61 t(35) = 3.10 p = .004

Conflictfrequentie 3.44 3.37 --

Vergeving: rancune 2.17 1.86 --

Vergeving: afstandelijkheid 3.84 3.16 --

Vergeving: welwillendheid 2.81 3.29 --

Vertrouwen 1.26 1.71 t(35) = 2.38 p = .023

Commitment 2.02 2.73 t(35) = 2.86 p = .007

Depressie ouder 1.44 1.75 --

Ouderschapsgedrag 4.47 4.30 --

Gedragsproblemen kind 1.81 2.04 --

Relatiekwaliteit kind (1 t/m 10) 9.17 9.23 --

Welzijn kind (1 t/m 10) 6.83 7.02 --

Noot: alle variabelen zijn gemeten op een schaal van 1 t/m 5 tenzij anders vermeld.

Page 92: Het ouderschaps- onderzoek: een aanpak bij …...Raad voor de rechtspraak Research Memoranda Nummer 1 / 2013 Jaargang 9 Dr. E.S. Kluwer Het ouderschaps-onderzoek: een aanpak bij vechtscheidingen

90

stemming te komen dan ouders die de ge-bruikelijke procedure hadden gevolgd. Bijna de helft van de ouders bereikte (gedeeltelijke) overeenstemming na het ouder-schapsonderzoek – vergelijkbaar met de ge-rapporteerde percentages in hoofdstuk 3 en 5 – tegenover slechts 14% van de ouders in de controlegroep. Dit bevestigde de vooraf geformuleerde verwachting en biedt onder-steuning voor de doelstelling van het ouder-schapsonderzoek, namelijk ouders in een vechtscheiding een laatste kans bieden om er alsnog samen uit te komen. Eerder onderzoek wijst erop dat het bereiken van overeenstem-ming de kans op het naleven van afspraken en het afzien van nieuwe procedures verhoogt (zie hoofdstuk 2). Mogelijk zal een dergelijk effect zich ook voordoen bij ouders die in het kader van een ouderschapsonderzoek over-eenstemming hebben bereikt.

Ouders in de ouderschapsgroep beoordeel-den de gerechtelijke procedure in zijn geheel als minder rechtvaardig en tevredenstellend dan ouders in de controlegroep. Mogelijk is dit veroorzaakt door het opgelegde karakter van het ouderschapsonderzoek. Er kan niet worden uitgesloten dat ouders bij het beant-woorden van deze vragen de gehele gerech-telijke procedure hebben beoordeeld in plaats van alleen het hoger beroep; de oorzaak van het verschil is daarom lastig te duiden. Ouders in de ouderschapsgroep beoordeelden de gesprekken met de derde partij namelijk posi-tiever voor wat betreft het naar voren komen van belangrijke feiten en meningen, de bij-

drage aan de oplossing van het geschil en de bijdrage aan de verbetering in de relatie met de ex-partner dan ouders in de controle-groep. Ook rondden naar eigen zeggen meer ouders het ouderschapsonderzoek volledig af (75%) dan dat ouders in de controlegroep de gesprekken met de derde partij volledig af-rondden (50%). Dit zou kunnen duiden op een grotere motivatie in de ouderschapsgroep. Voor wat betreft de overige evaluatieve vra-gen werd het ouderschapsonderzoek verge-lijkbaar beoordeeld als de gebruikelijke pro-cedures.

Ouders in de ouderschapsgroep die (gedeel-telijke) overeenstemming hadden bereikt, scoorden op de nameting hoger op de kwali-teit van de relatie met de ex-partner, op com-mitment aan de relatie met de ex-partner en op de kwaliteit van de relatie met het kind, maar scoorden lager op gevoelens van ran-cune, vergeleken met ouders die geen over-eenstemming hadden bereikt. Omdat deze variabelen op hetzelfde moment gemeten zijn, kan geen uitspraak worden gedaan over oorzakelijke verbanden. Deze verschillen kunnen dus enerzijds duiden op het feit dat ouders met een betere relatie met hun ex-partner en met hun kind een hogere mate van overeenstemming bereikten, maar ook dat ouders die (gedeeltelijke) overeenstem-ming bereikten daarna ook een betere relatie met hun ex-partner en met hun kind rappor-teerden.

Page 93: Het ouderschaps- onderzoek: een aanpak bij …...Raad voor de rechtspraak Research Memoranda Nummer 1 / 2013 Jaargang 9 Dr. E.S. Kluwer Het ouderschaps-onderzoek: een aanpak bij vechtscheidingen

91

Empirisch onderzoek onder ouders

Ten slotte bleek dat ouders in de ouder-schapsgroep die (gedeeltelijke) overeenstem-ming hadden bereikt op de voormeting, ho-ger scoorden op de kwaliteit van de relatie met de ex-partner, op commitment aan de relatie met de ex-partner en op vertrouwen in de ex-partner, vergeleken met de ouders die geen overeenstemming hadden bereikt. Dit suggereert dat een hogere mate van vertrou-wen, commitment en relatiekwaliteit tussen de ouders voor de start van het ouderschaps-onderzoek de kans op het bereiken van over-eenstemming vergroot. De cruciale rol van vertrouwen bij de ouders werd ook al gesig-naleerd door de deskundigen (zie hoofd-stuk 5).

Bij deze conclusies moeten enkele beperkin-gen van het onderzoek in acht worden geno-men. Ten eerste was er sprake van een kleine

steekproef met de bijbehorende lage power. Dat wil zeggen dat de kans dat de verwach-ting werkelijk bevestigd wordt wanneer deze waar is, kleiner is dan bij een grotere steek-proef het geval zou zijn geweest. Ten tweede was er in de controlegroep sprake van een grote variatie in procedures (mediation, raadsonderzoek, eindbeslissing, etc.) en door de kleine steekproef was het niet mogelijk om aparte groepen te onderscheiden en deze te vergelijken met de ouderschapsgroep. Ten slotte moet nogmaals worden opgemerkt dat andere factoren die niet gecontroleerd kon-den worden (zoals externe invloeden, etc.) zowel de relatie tussen de ouders als het invullen van de vragenlijsten beïnvloed kun-nen hebben. Daar staat tegenover dat de random toewijzing de kans heeft verkleind dat deze invloeden structureel verschillend waren voor de beide groepen.

Page 94: Het ouderschaps- onderzoek: een aanpak bij …...Raad voor de rechtspraak Research Memoranda Nummer 1 / 2013 Jaargang 9 Dr. E.S. Kluwer Het ouderschaps-onderzoek: een aanpak bij vechtscheidingen

92

7Conclusies en aanbevelingen

Naar schatting 10% van de echtscheidingen verloopt zeer problematisch en gaat gepaard met lange en complexe gerechtelijke proce-dures met de bijbehorende materiële en immateriële kosten voor ouders, hun kinderen en de rechtspraak. Als antwoord op deze vechtscheidingen is sinds 2002 het ouder-schapsonderzoek in gebruik als proces-methode die onderzoek en mediation combi-neert. Het doel van het ouderschapsonderzoek is enerzijds om strijdende ouders alsnog de gelegenheid te bieden om onder deskundige begeleiding zelf tot een (deel)oplossing te komen en anderzijds om de rechter de infor-matie te verschaffen die nodig is voor de ge-rechtelijke beslissing wanneer ouders niet tot overeenstemming komen.

Het huidige onderzoek is uitgevoerd om het ouderschapsonderzoek als procesmethode bij vechtscheidingen te evalueren. Dit evaluatie-onderzoek beoogde de volgende twee vra-gen te beantwoorden.1. Wat houdt het ouderschapsonderzoek in

de praktijk in? 2. Wat zijn de effecten van het ouderschaps-

onderzoek in termen van de bereikte

overeenkomst en de eindsituatie voor ouders vergeleken met vergelijkbare zaken waarin geen ouderschapsonderzoek heeft plaatsgevonden?

Om deze vragen te beantwoorden, zijn vier studies verricht waarbij informatie is verzameld uit dossiers van al voltooide ouderschaps-onderzoeken en via de ondervraging van be-trokken raadsheren, deskundigen en ouders. Op deze wijze is uitgebreid overzicht verkregen in het procesverloop en de effectiviteit van het ouderschapsonderzoek. In dit hoofdstuk wor-den de belangrijkste resultaten samengevat en volgen conclusies en aan bevelingen voor de toekomst van het ouderschapsonderzoek.

7.2 Het ouderschapsonderzoek in de praktijk

De eerste onderzoeksvraag betrof de proce-durele werking van het ouderschapsonder-zoek: wat houdt het ouderschapsonderzoek in de praktijk in? Wat is de aard van de zaken waarbij een ouderschapsonderzoek wordt gelast, wat is het procesverloop van deze zaken, en wat is de aanpak van de deskundi-gen tijdens het ouderschapsonderzoek? Om

Page 95: Het ouderschaps- onderzoek: een aanpak bij …...Raad voor de rechtspraak Research Memoranda Nummer 1 / 2013 Jaargang 9 Dr. E.S. Kluwer Het ouderschaps-onderzoek: een aanpak bij vechtscheidingen

93

Conclusies en aanbevelingen

deze vragen te beantwoorden, zijn gegevens verzameld door middel van dossieronderzoek (gerapporteerd in hoofdstuk 3), en interviews met betrokken raadsheren (gerapporteerd in hoofdstuk 4) en deskundigen (gerapporteerd in hoofdstuk 5).

Aard van de zaken. Uit de resultaten blijkt dat het ouderschapsonderzoek hoofdzakelijk wordt ingezet bij zaken over de contactrege-ling. De reden voor het gelasten van een ouderschapsonderzoek is dat de ouders geen overeenstemming kunnen bereiken over de wijze waarop zij gezamenlijk invulling geven aan het ouderschap en dat de kinderen hier-van last ondervinden. Het ouderschapsonder-zoek wordt gelast bij zaken waarbij sprake is van zeer geëscaleerde conflicten tussen de ouders waarbij mediation niet (meer) kansrijk wordt geacht. Bij serieuze verdenking van mishandeling of misbruik wordt de Raad voor de Kinderbescherming ingeschakeld. Contra- indicaties zijn psychiatrische problematiek en verslavingsproblematiek bij één of beide ouders. Uit het onderzoek blijkt dat dezelfde overwegingen voor het gelasten van een ouderschapsonderzoek gelden bij de verschil-lende hoven.

Het procesverloop. Het procesverloop van het ouderschapsonderzoek is grotendeels het-zelfde bij de vijf hoven.23 De benoeming van de deskundige vindt plaats bij de tussenbe-schikking, waarbij ook een raadsheer-commis-saris wordt benoemd. Het ouderschapsonder-zoek wordt meestal verricht door één

deskundige. De hoven verschillen in de mate waarin de eindbeslissing genomen wordt door dezelfde kamer als die het ouderschapsonder-zoek heeft gelast, hoewel het streven overal is dat ten minste één lid van de kamer (de raadsheer-commissaris) dezelfde is. Bij het ouderschapsonderzoek wordt gebruik gemaakt van (een selectie) van bij beschikking geformuleerde (standaard)vragen (zie para-graaf 3.4.3) die door de deskundige moeten worden beantwoord. In een enkel geval wor-den deze standaardvragen aangevuld met een vraag die is toegespitst op de specifieke kenmerken van de zaak. Enkele geïnterviewde deskundigen zijn van mening dat de (stan-daard)vragen vaak ontoereikend zijn en dat per zaak zou moeten worden vastgesteld welke vragen er beantwoord moeten worden. Daarnaast vereisen sommige gesloten vragen (bijvoorbeeld: ‘Bij wie van de ouders is het hoofdverblijf het meest geëigend?’) een uit-spraak van de deskundige, terwijl deze in principe geen oordeel geeft (de beslissing is aan de raadsheer). Tegelijkertijd wordt gesig-naleerd dat het de taak van de deskundigen is om te bepalen waar de grens van hun deskun-digheid ligt en om contact op te nemen met het hof indien het nodig is om de vragen te veranderen. In de eindbeschikking wordt door het hof verwezen naar het ouderschapsonder-zoek. In de meeste gevallen, zeker als er over-eenstemming is bereikt, blijft de verwijzing meestal beperkt tot de vaststelling dat dit onderzoek heeft plaatsgevonden en overeen-stemming is bereikt. Wanneer er geen sprake is van overeenstemming, dan wordt door de

23. Sinds 1 januari 2013 is het aantal gerechtshoven gereduceerd van vijf naar vier (Amsterdam, Den Haag, Den

Bosch, en Arnhem-Leeuwarden; wet Herziening Gerechtelijke kaart). Dit onderzoek vond echter grotendeels

plaats voor 1 januari 2013 en daarom wordt hier gesproken van vijf hoven (Amsterdam, Den Haag, Den Bosch,

Arnhem en Leeuwarden).

Page 96: Het ouderschaps- onderzoek: een aanpak bij …...Raad voor de rechtspraak Research Memoranda Nummer 1 / 2013 Jaargang 9 Dr. E.S. Kluwer Het ouderschaps-onderzoek: een aanpak bij vechtscheidingen

94

deskundige een (model)deskundigenrapport ingevuld (zie bijlage 5).

Duur en kosten. Een ouderschapsonderzoek duurt gemiddeld ruim een jaar waarin gemid-deld vijf gesprekken tussen de deskundige en de ouders plaatsvinden. In ruim een derde van de zaken vindt ook een gesprek plaats met het kind/de kinderen. De kosten bedragen gemid-deld € 3176 per onderzoek, wat overeenkomt met een tijdsbesteding van bijna 25 uur. Op basis van dit onderzoek kan helaas geen uit-spraak gedaan worden over of de afhandeling van scheidingszaken met en zonder ouder-schapsonderzoek verschillen in termen van gerechtelijke en buitengerechtelijke kosten.

Regievoering en rapportage. Er is incidenteel sprake van contact tussen het hof en de des-kundige en wanneer dit plaatsvindt, gaat het meestal om administratieve aangelegenhe-den. Meer inhoudelijke communicatie vindt meestal alleen plaats in zaken waarin het ouderschapsonderzoek moeizaam verloopt. De raadsheren noemen het ontbreken van duidelijke richtlijnen voor de communicatie tussen de deskundige en het hof als aan-dachtspunt, maar dit lijkt niet te worden ge-deeld door de deskundigen. Zowel de raads-heren als de deskundigen achten veel contact met het hof niet wenselijk in verband met de onafhankelijkheid van de raadsheer. Ook geven de deskundigen aan dat zij, indien nodig, de weg naar het hof weten te vinden. De deskundigen beschrijven in hun rappor-tage hun observaties en bevindingen zonder

een oordeel te vellen. Volgens de raadsheren is de kwaliteit van het deskundigenrapport werkbaar maar voor verbetering vatbaar; zij hebben een duidelijke voorkeur voor een korte, heldere en zakelijke rapportage. Bij de deskundigen bestaat behoefte aan feedback over de kwaliteit van de rapportage, waarover op dit moment geen uitwisseling plaatsvindt. De deskundigen geven bovendien aan dat zij standaard de eindbeschikking zouden willen ontvangen, wat nu slechts incidenteel ge-beurt. Dit is niet alleen wenselijk voor het afsluiten van het dossier, maar zou bovendien bruikbare informatie geven over hoe het hof het deskundigenrapport beleefd en gebruikt heeft, waarop deskundigen hun aanpak en rapportage zouden kunnen bijstellen.

De aanpak van de deskundigen. De aanpak van de deskundigen varieert sterk en wordt aangepast aan wat nodig is in elke afzonder-lijke zaak. Hoewel maatwerk noodzakelijk is bij de complexe zaken die voor een ouderschaps-onderzoek in aanmerking komen, vraagt deze diversiteit tegelijkertijd om structurering, bij-voorbeeld door het ontwikkelen van best practices. Het ouderschapsonderzoek als in-strument zou volgens de deskundigen aan waarde winnen wanneer er meer eenduidig-heid komt in de methodiek. Enkele methoden worden door deskundigen breder toegepast zoals de strategische coachmatrix.24 Ook wordt veel aandacht besteed aan het opbouwen van een werkrelatie met de ouders op basis van vertrouwen en het open en onbevooroordeeld luisteren naar beide partijen. Interventies van

24. Zie paragraaf 5.3.2.

Page 97: Het ouderschaps- onderzoek: een aanpak bij …...Raad voor de rechtspraak Research Memoranda Nummer 1 / 2013 Jaargang 9 Dr. E.S. Kluwer Het ouderschaps-onderzoek: een aanpak bij vechtscheidingen

95

Conclusies en aanbevelingen

de deskundigen hebben tot doel om de com-municatie tussen de ouders weer op gang te brengen of te verbeteren, terwijl het duidelijke juridisch kader voorkomt dat het ouderschaps-onderzoek therapeutisch wordt. Gesprekken met het kind worden gezien als belangrijk onderdeel van het ouderschapsonderzoek. De deskundigen achten zichzelf voldoende toege-rust voor deze zware zaken in termen van erva-ring en vaardigheden, hoewel training en inter-visie noodzakelijk blijven. Duobenoemingen (meestal een advocaat en een gedragsdeskun-dige) hebben bij meerdere ondervraagde deskundigen de voorkeur, hoewel er ook (met name financiële) nadelen aan verbonden zijn.

7.3 De effectiviteit van het ouder­schaps onderzoek

De tweede onderzoeksvraag, naar de effecti-viteit van het ouderschapsonderzoek, was onderverdeeld in drie specifieke onderzoeks-vragen, zoals beargumenteerd in hoofdstuk 2. • Heeft het ouderschapsonderzoek, in verge-

lijking met de gangbare procedures, een afname in ouderlijke conflicten en een ver-beterde relatie tussen de ouders tot gevolg?

• Is er sprake van een grotere mate van overeenstemming na het ouderschaps-onderzoek, in vergelijking met de gang-bare procedures, en welke factoren bevorderen of hinderen het bereiken van over eenstemming in het ouderschaps-onderzoek?

• In hoeverre zijn raadsheren op zitting en deskundigen tijdens het ouderschaps-

onderzoek in staat om ouders te motive-ren voor het ouderschapsonderzoek, dat wil zeggen dat ouders ervan overtuigd raken dat het ouderschapsonderzoek kan helpen om bepaalde voor hen belangrijke doelen te bereiken, dat zij verantwoorde-lijkheid nemen voor hun rol als ouder en dat hun gevoelens van competentie om met de andere ouder tot een oplossing te komen toenemen?

Om deze vragen te beantwoorden, zijn gege-vens over de bereikte overeenstemming bij deelnemers aan het ouderschapsonderzoek verzameld door middel van dossieronderzoek (hoofdstuk 3) en is de visie van betrokken raadsheren (hoofdstuk 4) en deskundigen (hoofdstuk 5) op de effectiviteit van het ouder-schapsonderzoek in kaart gebracht. Ten slotte is een empirisch onderzoek uitgevoerd onder ouders (hoofdstuk 6). Dit betrof een geran-domiseerd voor-/nameting design waarin vergelijkbare zaken in de tussenbeschikking toegewezen werden aan ofwel een ouder-schaps onderzoek ofwel de gebruikelijke proce-dure (onder andere mediation naast recht-spraak, een onderzoek van de Raad voor de Kinderbescherming of een eindbeslissing). Ouders zijn voorafgaand aan het ouderschaps-onderzoek dan wel de gebruikelijke procedure en na het ontvangen van de eindbeschikking schriftelijk ondervraagd.

De relatie tussen de ouders. In het empirisch onderzoek rapporteerden ouders in beide groepen op de nameting minder conflicten en een verbeterde onderlinge relatie, hoewel

Page 98: Het ouderschaps- onderzoek: een aanpak bij …...Raad voor de rechtspraak Research Memoranda Nummer 1 / 2013 Jaargang 9 Dr. E.S. Kluwer Het ouderschaps-onderzoek: een aanpak bij vechtscheidingen

96

deze nog steeds als (zeer) slecht beoordeeld werd door de ouders. De verwachting dat deze verbetering in sterkere mate zou optre-den in de ouderschapsgroep dan in de con-trolegroep werd echter niet bevestigd. Het onderzoek laat wat dit betreft geen voordeel zien van het ouderschapsonderzoek ten op-zichte van reguliere procedures. Waarschijnlijk zijn de conflicten tussen ouders in een vecht-scheiding dusdanig geëscaleerd dat er (veel) meer voor nodig is dan mogelijk is in het ouderschapsonderzoek om de relatie tussen de ouders structureel meer te verbeteren dan nu het geval was. De geïnterviewde deskundi-gen melden echter wel dat de communicatie tussen de ouders meestal wel wat op gang wordt gebracht, ook wanneer zij geen over-eenstemming bereiken. Tegelijkertijd geven zij aan dat het verbeteren van de communicatie niet altijd haalbaar is wanneer ouders altijd al slecht hebben gecommuniceerd of wanneer er te veel gebeurd is tussen de ouders. Het hoge percentage ouders dat in dit onderzoek ‘te veel conflicten’ en ‘te weinig of slechte communicatie’ noemde als belangrijkste re-den om te gaan scheiden, suggereert inder-daad dat veel van deze ouders al voor de scheiding grote moeite hadden met commu-nicatie en conflicthantering. Het vergt naar verwachting een langdurige therapeutische aanpak om dergelijke destructieve patronen structureel te veranderen. Het is daarom, achteraf bezien, de vraag of het realistisch was om te verwachten dat ouders in een vecht-scheiding door middel van enkele gesprekken met een deskundige, hoe deskundig hij/zij

ook is, kunnen komen tot een grotere verbe-tering in hun onderlinge relatie dan nu het geval was. Realistischer is het waarschijnlijk om te streven naar een situatie waarin de ouders stoppen met hun juridische strijd. Een belangrijke stap daarin is dat ouders samen overeenstemming bereiken over het geschil dat aan de rechter is voorgelegd.

Mate van overeenstemming.25 In het empirisch onderzoek bereikte 48,6% van de ouders (ge-deeltelijke) overeenstemming na het ouder-schapsonderzoek tegenover slechts 14% van de ouders in de controlegroep. Het percentage (gedeeltelijke) overeenstemming in het dos-sieronderzoek was 52% (zie hoofdstuk 3), de ruwe schatting van het percentage volledige overeenstemming door de raadsheren was 50% (zie hoofdstuk 4) en het gemiddelde per-centage dat door de deskundigen genoemd werd, was 55% (zie hoofdstuk 5). Geconclu-deerd kan worden dat ouders na een ouder-schapsonderzoek een grotere mate van over-eenstemming bereikten dan ouders die de gebruikelijke procedures volgden. Dit resultaat bevestigde de vooraf geformuleerde verwach-ting en biedt ondersteuning voor de doelstel-ling van het ouderschapsonderzoek, namelijk ouders in een vechtscheiding een laatste kans bieden om er alsnog samen uit te komen. Ouders in de ouderschapsgroep die (gedeelte-lijke) overeenstemming hadden bereikt, scoor-den op de nameting hoger op de kwaliteit van de relatie met de ex-partner, op commitment aan de relatie met de ex-partner, en op de kwaliteit van de relatie met het kind, en scoor-

25. Voor wat betreft het geschil dat aan de rechter was voorgelegd.

Page 99: Het ouderschaps- onderzoek: een aanpak bij …...Raad voor de rechtspraak Research Memoranda Nummer 1 / 2013 Jaargang 9 Dr. E.S. Kluwer Het ouderschaps-onderzoek: een aanpak bij vechtscheidingen

97

Conclusies en aanbevelingen

den lager op gevoelens van rancune, vergele-ken met de ouders die geen overeenstemming hadden bereikt. Dit betekent dat ouders die (gedeeltelijke) overeenstemming hadden be-reikt tevens positiever over de relatie met hun ex-partner en de relatie met hun kind rappor-teerden.

Waarom en wanneer slaagt een ouderschaps-onderzoek (niet)? De belangrijkste redenen voor het slagen van een ouderschapsonder-zoek zijn volgens de ondervraagde deskundi-gen het opgelegde karakter van het ouder-schapsonderzoek, het feit dat deskundigen directiever (kunnen) zijn, en het feit dat er meer tijd is voor het ouderschapsonderzoek, bijvoorbeeld in vergelijking met mediation naast rechtspraak. Het feit dat het ouder-schapsonderzoek opgelegd is door het hof en dat ouders weten dat er gerapporteerd gaat worden motiveert ouders om mee te werken en er samen uit te komen. De deskundige heeft aanzien en autoriteit en dit biedt ouders veiligheid en vertrouwen, wat essentieel is voor hun motivatie. Bovendien zijn de deskun-digen sturender en directiever en hebben zij meer tijd, vergeleken met mediation, waar-door zij naar eigen zeggen meer kunnen be-reiken. Opvallend is dat de elementen die voor veel mediators uit den boze zijn, namelijk onvrijwilligheid en directief optreden, volgens de deskundigen juist werkzaam zijn bij deze ernstig geëscaleerde zaken. Zoals het door een deskundige treffend werd verwoord: ‘Het vrijwillige karakter van mediation en het daar-bij vereiste commitment zijn in strijd met het

diepgewortelde gevoel de andere ouder te gronde te willen richten. Het opgelegde ka-rakter van het ouderschapsonderzoek biedt deze ouders een mogelijkheid om zonder gezichtsverlies met de andere ouder in ge-sprek te gaan.’

Uit de interviews met de deskundigen kwa-men ook enkele belemmeringen voor het slagen van het ouderschapsonderzoek naar voren. De deskundigen noemen als belemme-ring het verloop van parallel lopende rechtsza-ken en beschermingsmaatregelen die geen onderdeel zijn van het ouderschapsonder-zoek, want hierdoor kan het conflict tussen de ouders weer zodanig gaan escaleren dat het ouderschapsonderzoek niet slaagt. Een an-dere belemmering die genoemd werd is een gebrek aan onderhandelingsruimte, dat wil zeggen dat één of beide ouders volhardt/volharden in de strijd en niet bereid is/zijn om toe te geven of de strijd te staken. Dit betreft vaak de ouder die baat heeft bij het behou-den van de status-quo. Het is een bekend fenomeen dat partners die in een relatiecon-flict de status-quo verdedigen, minder ge-neigd zijn hun positie of gedrag te veranderen (Kluwer, 1998). Hierbij spelen eergevoel en angst (om van de andere ouder te verliezen) een belangrijke rol. Ook kunnen negatieve adviezen van derden in de omgeving van partijen (zoals advocaten, een nieuwe partner, vrienden of familieleden) de motivatie van ouders negatief beïnvloeden. Ten slotte kan het te laat inzetten van het ouderschaps-onderzoek een barrière vormen.

Page 100: Het ouderschaps- onderzoek: een aanpak bij …...Raad voor de rechtspraak Research Memoranda Nummer 1 / 2013 Jaargang 9 Dr. E.S. Kluwer Het ouderschaps-onderzoek: een aanpak bij vechtscheidingen

98

Volgens de deskundigen en de raadsheren speelt de raadsheer een belangrijke rol in het maken van een juiste inschatting of een ouderschapsonderzoek kans van slagen heeft, bijvoorbeeld aan de hand van hierboven genoemde belemmerende factoren. Ook lijkt enige mate van vertrouwen tussen de ouders een sleutelrol te spelen. Uit het empirisch onderzoek bleek dat ouders in de ouder-schapsgroep die (gedeeltelijke) overeenstem-ming bereikten voor de start van het ouder-schapsonderzoek hoger scoorden op vertrouwen in de ex-partner dan ouders die geen overeenstemming bereikten. De cruciale rol van (het opbouwen van) vertrouwen bij de ouders werd ook gesignaleerd door de des-kundigen (zie hoofdstuk 5).

Motivatie van ouders. De motivatie van ou-ders voor het ouderschapsonderzoek wordt door de deskundigen beoordeeld als wisse-lend tot groot. Een goede inschatting door de raadsheren van de bereidwilligheid van ou-ders om te gaan samenwerken, is daarbij cruciaal volgens hen. Bovendien bevorderen raadsheren de motivatie door het geven van duidelijke informatie over het ouderschaps-onderzoek en het stellen van de juiste vragen op zitting, aldus de deskundigen.

Uit het empirisch onderzoek bleek dat ouders in de ouderschapsgroep de gerechtelijke procedure in zijn geheel als minder rechtvaar-dig en tevredenstellend beoordeelden dan ouders in de controlegroep. Hierbij kan echter niet worden uitgesloten dat ouders bij het

beantwoorden van deze vragen de gehele gerechtelijke procedure hebben beoordeeld in plaats van alleen het Hoger Beroep. Ouders in de ouderschapsgroep beoordeelden de gesprekken met de derde partij namelijk posi-tiever voor wat betreft het naar voren komen van belangrijke feiten en meningen, de bij-drage aan de oplossing van het geschil en de bijdrage aan de verbetering in de relatie met de ex-partner dan ouders in de controle-groep. Ook rondden meer ouders desge-vraagd het ouderschapsonderzoek volledig af dan dat ouders in de controlegroep de ge-sprekken met de derde partij volledig afrond-den. Dit zou kunnen duiden op een grotere motivatie in de ouderschapsgroep.

7.4 Conclusies

Het ouderschapsonderzoek is uitgegroeid tot een geïntegreerde en vrij eenduidige pro-cesmethode bij de hoven die hoofdzakelijk wordt ingezet bij zaken over de contactrege-ling waarbij sprake is van zeer geëscaleerde conflicten tussen de ouders. In de helft van de gevallen slagen ouders er met behulp van een ouderschapsonderzoek in om alsnog tot (ge-deeltelijke) overeenstemming te komen, ter-wijl het percentage overeenstemming bij de gebruikelijke procedures veel lager ligt. Eer-der onderzoek wijst uit dat het bereiken van overeenstemming bij verwijzing naar media-tion de kans op het naleven van afspraken en het afzien van nieuwe procedures verhoogt (zie hoofdstuk 2). De hogere mate van over-eenstemming tussen ouders in de ouder-

Page 101: Het ouderschaps- onderzoek: een aanpak bij …...Raad voor de rechtspraak Research Memoranda Nummer 1 / 2013 Jaargang 9 Dr. E.S. Kluwer Het ouderschaps-onderzoek: een aanpak bij vechtscheidingen

99

Conclusies en aanbevelingen

schapsgroep zou er wellicht op kunnen dui-den dat de gerechtelijke kosten van het ouderschapsonderzoek op langere termijn mogelijk lager uitvallen dan de kosten van gebruikelijke procedures. Het huidige evalua-tieonderzoek kan hierover echter geen uit-spraak doen en verder onderzoek moet uitwij-zen of dit inderdaad het geval is.

Wanneer er geen overeenstemming bereikt wordt, leidt het ouderschapsonderzoek tot een betere en meer geïnformeerde beslissing: de informatie uit het deskundigenrapport helpt raadsheren naar eigen zeggen bij het nemen van de beslissing wanneer ouders geen over-eenstemming hebben bereikt (zie hoofd-stuk 4). Dit is niet het geval bij mediation of een directe eindbeslissing. Ook komt volgens de deskundigen in de meeste gevallen de communicatie tussen de ouders weer enigszins op gang. Tegelijkertijd moet geconcludeerd worden dat het empirisch onderzoek geen voordeel liet zien van het ouderschapsonder-zoek ten opzichte van gebruikelijke procedures voor wat betreft de verbetering van de relatie tussen de ouders. Blijkbaar is de beoogde verbetering in de relatie tussen de ouders een brug te ver voor ouders die al jarenlang een juridische strijd voeren en vaak al tijdens hun huwelijk ernstige conflicten en communicatie-problemen ondervonden.

Zowel deskundigen als raadsheren zijn van mening dat er een groot probleem zou ont-staan wanneer het ouderschapsonderzoek zou verdwijnen, omdat men dan een in hun visie

adequaat middel mist voor de specifieke groep ouders die ernstige communicatiepro-blemen heeft waarvan het kind nadelige ge-volgen ondervindt. Zij zien een grote lacune tussen de klassieke middelen en de behoeften van deze groep ouders. Hoewel de ouders in de ouderschapsgroep de gerechtelijke proce-dure in zijn geheel minder positief beoordeel-den dan de controlegroep, beoordeelden zij de gesprekken met de deskundige positiever voor wat betreft het naar voren komen van belangrijke feiten en meningen, de bijdrage aan de oplossing van het geschil en de bij-drage aan de verbetering in de relatie met de ex-partner en rondden zij vaker het ouder-schapsonderzoek helemaal af. Volgens raads-heren en deskundigen speelt de raadsheer een belangrijke rol in het maken van een juiste inschatting of een ouderschapsonder-zoek kans van slagen heeft.

Concluderend kan gesteld worden dat het ouderschapsonderzoek vechtende geschei-den ouders de mogelijkheid biedt om er alsnog samen uit te komen en dat, als dit niet lukt, het deskundigenrapport de raadsheer belangrijke informatie geeft om tot een beslis-sing te komen. Het ouderschapsonderzoek leidt echter niet aantoonbaar tot een betere onderlinge relatie tussen de ouders dan de gebruikelijke procedures.

7.5 Beperkingen en vervolgonderzoek

Bij de bevindingen van deze studie moeten enkele beperkingen van het evaluatieonder-

Page 102: Het ouderschaps- onderzoek: een aanpak bij …...Raad voor de rechtspraak Research Memoranda Nummer 1 / 2013 Jaargang 9 Dr. E.S. Kluwer Het ouderschaps-onderzoek: een aanpak bij vechtscheidingen

100

zoek in acht worden genomen. Ten eerste zijn de conclusies gebaseerd op een kleine steek-proef ouders en gesprekken met een beperkt aantal raadsheren en deskundigen. Generali-saties moeten daarom met voorzichtigheid gedaan worden. Wel werden de ervaringen en meningen zoals gerapporteerd in dit onder-zoek gedeeld door de ondervraagden. Ten slotte waren zaken van het Hof Den Haag oververtegenwoordigd in de steekproeven van zowel het dossieronderzoek als in het empirisch onderzoek.

Dit evaluatieonderzoek laat enkele vragen onbeantwoord waardoor verder onderzoek aanbeveling verdient. Ten eerste moet nader onderzoek gedaan worden naar de voorspel-lers van vechtscheidingen en preventie: wat zijn de risicogroepen en hoe en waarop kan (eer-der) ingegrepen worden om vechtscheidingen te voorkomen? Hier is nog weinig over bekend en gezien het aantal vechtscheidingen verdient dit onderwerp meer aandacht van onderzoe-kers en subsidieverstrekkers. Ten tweede is voor het ontwikkelen van best practices inzicht nodig in de active ingredients van het ouder-schapsonderzoek: welke aanpak werkt het best, en waarom, en wat helpt de ouders om hun onderlinge relatie te verbeteren? Ten slotte is verder onderzoek nodig naar de maatschap-pelijke kosten en besparingen van het ouder-schapsonderzoek vergeleken met reguliere procedures, ook op de langere termijn. De aanname is dat wanneer overeenstemming wordt bereikt, de betreffende ouders minder snel een nieuwe procedure starten en maat-

schappelijk en individueel beter functioneren. Dit leidt mogelijk tot een kostenbesparing; te denken valt aan de kosten die gepaard gaan met het starten van nieuwe procedures en kosten in de psychische en fysieke gezond-heidszorg voor ouders en kinderen.

7.6 Aanbevelingen

Dit evaluatieonderzoek toont aan dat in de helft van de gevallen ouders in een vecht-scheiding er met behulp van een ouderschaps-onderzoek alsnog samen uitkomen. Dit sluit aan bij de doelstelling van de wet Bevorde-ring voortgezet ouderschap en zorgvuldige scheiding die op 1 maart 2009 van kracht is gegaan, namelijk ouders zo veel mogelijk de gelegenheid bieden om zelf hun conflicten op te lossen.26 In de andere helft van de gevallen, waarin geen overeenstemming bereikt wordt, geeft het deskundigenrapport de raadsheer belangrijke informatie om tot een eindbeslis-sing te komen. Daarbij rapporteerden de ondervraagde deskundigen en raadsheren overwegend positieve ervaringen met het ouderschapsonderzoek, omdat deze pro-cesmethode in hun visie aansluit bij de be-hoeften van deze specifieke groep ouders. Daarom verdient het stimuleren en verder ontwikkelen van het ouderschapsonderzoek aanbeveling.

Tegelijkertijd liet het ouderschapsonderzoek in dit evaluatieonderzoek geen aantoonbaar voordeel zien ten opzichte van de gebruike-lijke procedures voor wat betreft de verbete-

26. Zie met name de memorie van toelichting bij de wet.

Page 103: Het ouderschaps- onderzoek: een aanpak bij …...Raad voor de rechtspraak Research Memoranda Nummer 1 / 2013 Jaargang 9 Dr. E.S. Kluwer Het ouderschaps-onderzoek: een aanpak bij vechtscheidingen

101

Conclusies en aanbevelingen

ring in de relatie tussen de ouders. Door de ernstige mate van conflictescalatie tussen de ouders en het feit dat veel ouders al voor hun scheiding problemen hadden met conflicthan-tering en communicatie, lijkt het structureel verbeteren van de relatie een moeilijk te be-halen doel. Dit duidt echter wel op de nood-zaak om eerder in het scheidingsproces hulp te bieden aan ouders ter preventie van ern-stige conflictescalatie tussen ouders na schei-ding. Initiatieven als Ouderschap na Schei-ding, die bedoeld zijn om gescheiden ouders hulp en begeleiding te bieden bij het afstem-men en invullen van het gezamenlijk (co-)ouderschap, moeten worden gestimuleerd en ondersteund (zie ook Hekman & Klijn, 1989).De directe kosten van het ouderschapsonder-zoek lijken een belangrijk struikelblok te zijn bij het toepassen van het ouderschapsonder-zoek in de reguliere procesgang. Bij een niet-gesubsidieerde vorm van het ouder-schapsonderzoek is de inschatting dat veel partijen vanwege de hoge kosten zullen afha-ken. Een aanbeveling is dan ook dat het ouderschapsonderzoek financieel op dezelfde wijze als mediation behandeld wordt, namelijk dat partijen die op toevoeging procederen een bijdrage krijgen of kosteloos een ouder-schapsonderzoek aangeboden krijgen en dat partijen die niet op toevoeging procederen het ouderschapsonderzoek zelf betalen. Daar-naast verdient de vergoeding van deskundi-gen, zeker bij duobenoemingen, aandacht om te voorkomen dat deskundigen niet meer bereid zijn om ouderschapsonderzoeken te doen vanwege financiële overwegingen.

Daarnaast kunnen op basis van dit evaluatie-onderzoek enkele aanbevelingen gedaan worden voor de verdere ontwikkeling en ver-betering van het ouderschapsonderzoek. De diversiteit in aanpak van de deskundigen vraagt om structurering, bijvoorbeeld het ontwikkelen van best practices. Hoe kunnen deze ouders het beste (of nog beter) gehol-pen worden om hun conflicten op te lossen en het ouderschap gezamenlijk in te vullen? Daarbij is expliciete aandacht voor het welzijn van het kind tijdens het ouderschapsonder-zoek onmisbaar. Een andere aanbeveling is dat er meer (georganiseerde) intervisie, af-stemming en uitwisseling plaatsvindt onder deskundigen en dat er wordt gewerkt aan deskundigheids- en kwaliteitsbevordering. Een gerelateerd punt van zorg is de door de deskundigen geuite klachtgevoeligheid van het ouderschapsonderzoek. Onderzocht zou moeten worden of het ontwikkelen van een eigen beroepscode voor forensisch mediators dit probleem zou kunnen oplossen.

Verder verdient het aanbeveling dat meer uitwisseling plaatsvindt tussen de deskundi-gen en het hof over wat wel en niet werkt en wat de verwachtingen zijn, bijvoorbeeld voor wat betreft de rapportage. De aanbeveling is om duidelijker richtlijnen te geven voor het invullen van het deskundigenrapport en bo-vendien de deskundigen standaard de eind-beschikking te sturen. Daarnaast zou meer maatwerk in de vragen die door het hof ge-steld worden de effectiviteit van het ouder-schapsonderzoek kunnen verhogen.

Page 104: Het ouderschaps- onderzoek: een aanpak bij …...Raad voor de rechtspraak Research Memoranda Nummer 1 / 2013 Jaargang 9 Dr. E.S. Kluwer Het ouderschaps-onderzoek: een aanpak bij vechtscheidingen

102

Raadsheren kunnen de motivatie van ouders bevorderen door op zitting duidelijke en een-duidige informatie (mee) te geven over het ouderschapsonderzoek, zodanig dat de ou-ders deze informatie goed begrijpen en ont-houden. Het meegeven van een informatieve folder over het ouderschapsonderzoek zou ervoor kunnen zorgen dat alle ouders eendui-dige informatie ontvangen en helpt voorko-men dat ouders de informatie die op zitting gegeven wordt weer vergeten. Bovendien kunnen raadsheren de ouders motiveren door de juiste vragen te stellen, zodanig dat ouders zich bewust worden van hun aandeel in de onderlinge strijd en samen gaan nadenken over mogelijke oplossingen. Ook kunnen zij een inschatting maken van eventuele belem-merende condities, namelijk parallel lopende rechtszaken, derden die negatief adviseren, en een gebrek aan onderhandelingsruimte. Het verdient aanbeveling om rechters en raadsheren in ouderschapszaken te scholen en te trainen in een dergelijke ‘semipsychologi-sche’ vraagstelling en conflictdiagnose.

Ten slotte verdient het instellen van nazorg nadrukkelijk aanbeveling om de eventueel bereikte overeenstemming te handhaven en nieuwe conflicten en juridische procedures te voorkomen. Dit wordt ook onderkend door de deskundigen. Het ouderschapsonderzoek dankt zijn werkzaamheid voor een deel aan het opgelegde karakter. Echter, een risico is dat ouders terugvallen op hun oude patroon van vechten in plaats van praten wanneer de opgelegde begeleiding van de deskundige

wegvalt. Een nazorgtraject, of op zijn minst incidentele nazorg, kan deze ouders hierbij het benodigde houvast bieden.

7.7 Tot slot

Scheiden doet niemand voor zijn plezier en dit geldt ook voor vechtscheidingen. Ouders in een vechtscheiding zitten gevangen in een negatieve spiraal van conflictescalatie waar zij zonder hulp niet uitkomen. Het zijn stuk voor stuk schrijnende gevallen met een lange voor-geschiedenis, waarbij de kinderen ernstig klemzitten. Maatschappelijk gezien is er de laatste tijd veel aandacht voor vechtscheidin-gen; steeds vaker verschijnen in de media verhalen van ernstig uit de hand gelopen scheidingen waarbij de ouders of de kinderen slachtoffer worden van een misdrijf. Ouders in deze situatie hebben hulp nodig om, in het belang van hun kind(eren), de negatieve con-flictspiraal te doorbreken en de strijd te sta-ken. Dit evaluatieonderzoek geeft een eerste aanwijzing dat het ouderschapsonderzoek als procesmethode ouders in een vechtscheiding kan helpen om alsnog tot een oplossing van hun geschil te komen. Het financieel stimule-ren en inhoudelijk en procesmatig verder ontwikkelen van het ouderschapsonderzoek verdient daarom aanbeveling, maar dit laat onverlet dat ook moet worden geïnvesteerd in de preventie van vechtscheidingen. Ten slotte moet worden geïnvesteerd in onderzoek om zicht te krijgen op de langetermijnkosten en -baten van het ouderschapsonderzoek en op de oorzaken van vechtscheidingen.

Page 105: Het ouderschaps- onderzoek: een aanpak bij …...Raad voor de rechtspraak Research Memoranda Nummer 1 / 2013 Jaargang 9 Dr. E.S. Kluwer Het ouderschaps-onderzoek: een aanpak bij vechtscheidingen

103

Literatuur

Acock, A.C. & Demo, D.H. (1994). Family diversity and well-being. Thousand Oaks, CA: Sage.

Amato, P.R. (1993). Children’s adjustment to divorce: Theories, hypotheses, and empirical support. Journal of Marriage and the Family, 55, 23-38.

Amato, P.R. (2000). The consequences of divorce for adults and children. Journal of Marriage and the Family, 62, 1269-1287.

Amato, P.R. (2010). Research on divorce: Continuing trends and new developments. Journal of Marriage and the Family, 72, 650-666.

Amato P.R. & Gilbreth J. (1999). Nonresident fathers and children’s well-being: A meta-analysis. Journal of Marriage and the Family, 61, 557-573.

Amato P.R. & Keith B. (1991). Consequences of parental divorce for children’s well-being: A meta-analysis. Psychological Bulletin, 110, 26-46.

Arriaga, X. B. & Agnew, C. R. (2001). Being committed: Affective, cognitive, and conative components of relationship commitment. Personality and Social Psychology Bulletin, 27, 1190-1203.

Baas, N. J. (2002). Mediation in civiele en bestuursrechtelijke zaken: een internationaal literatuuronderzoek. WODC Onderzoeksnotities 2002-5.

Berne, E. (2010). Games people play: The psychology of human relationships. Penguin Books.

Page 106: Het ouderschaps- onderzoek: een aanpak bij …...Raad voor de rechtspraak Research Memoranda Nummer 1 / 2013 Jaargang 9 Dr. E.S. Kluwer Het ouderschaps-onderzoek: een aanpak bij vechtscheidingen

104

Bouma, J., Ranchor A. V., Sanderman, R., Sonderen, E. van (1995). Het meten van symptomen van depressie met CES-D. Een handleiding. Noordelijk Centrum voor Gezondheidsvraagstukken, Rijksuniversiteit Groningen.

Brenninkmeijer, A. F. M. (2009). Mediation. In: A.F.M. Brenninkmeijer, K. van Oyen, J.H. Bonenkamp & H.C.M. Prein (red.), Handboek Mediation (p. 1-24). Den Haag: Sdu Uitgevers.

Chin-A-Fat, B. E. S. & Steketee, M.J. (2001). Bemiddeling in uitvoering: evaluatie experimenten scheidings- en omgangsbemiddeling. Utrecht: Verwey-Jonker Instituut.

Davies, L, Avison W.R. & McAlphine, D.D. (1997). Significant life experiences and depression among single and married mothers. Journal of Marriage and the Family, 59, 294-308.

Dreu, C. K. W. de, Evers, A., Beersma, B., Kluwer, E. S. & Nauta, A. (2001). A theory-based measure of conflict management strategies in the work place. Journal of Organizational Behavior, 22, 645-668.

Emery R.E., Sbarra D. & Grover T. (2005). Divorce mediation: Research and reflections. Family Court Review, 43, 22-37.

Fischer T. (2004). Onderwijsachterstand door echtscheiding? Demos, 20, 61-64.

Fischer T. & Graaf P. de (2001). Ouderlijke echtscheiding en de levensloop van kinderen; negatieve gevolgen of schijnverbanden? Sociale Wetenschappen, 44, 138-163.

Fischer, T., Graaf, P. de & Kalmijn M. (2005). Friendly and antagonistic contact between former spouses after divorce. Journal of Family Issues, 26, 1131-1163.

Fokkema T. & Dykstra P.A. (2001). Verschillen in depressie tussen gehuwde en gescheiden vrouwen in Nederland: op zoek naar een verklaring. Sociale Wetenschappen, 44, 115-137.

Goodman, R. (1997). The Strengths and Difficulties Questionnaire: A Research Note. Journal of Child Psychology and Psychiatry, 38, 581-586.

Grych, J.H. & Fincham F.D. (1990). Marital conflict and children’s adjustment: A cognitive and contextual framework. Psychological Bulletin, 108, 267-290.

Page 107: Het ouderschaps- onderzoek: een aanpak bij …...Raad voor de rechtspraak Research Memoranda Nummer 1 / 2013 Jaargang 9 Dr. E.S. Kluwer Het ouderschaps-onderzoek: een aanpak bij vechtscheidingen

105

Literatuur

Hekman, E.G.A. & Klijn, A. (1989). Scheidingsmanieren: Het Buro Echtscheiding Groningen als experiment in multidisciplinaire vroeghulp. Arnhem: Gouda Quint.

Kalmijn M. & Graaf, P.M. de (1998). Survey Scheiding in Nederland. Universiteit Utrecht: Sociologie/ICS.

Kelly, J.B. (1996). A decade of divorce mediation research: Some answers and questions. Family and Conciliation Courts Review, 34, 373-385.

Kelly, J.B. (2000). Children’s adjustment in conflicting marriage and divorce: A decade review of research. Journal of the American Academy of Child and Adolescent Psychiatry, 39, 963-973.

Kluwer, E. S. (1998). Responses to gender inequality in the division of family work: The status quo effect. Social Justice Research, 11, 337-357.

Kluwer, E.S. (2013a). Het welbevinden van ouders en kinderen na echtscheiding. In: Actuele Ontwikkelingen in het familierecht. UCERF-reeks 7 (p. 91-105). Nijmegen: Ars Aequi Libri.

Kluwer E.S. (2013b). Forgiveness in post-divorce relationships: Effects on personal and child well-being. Manuscript in ontwikkeling.

Kluwer, E.S. (in druk). De psychologie van vrijwilligheid en motivatie in (forensische) mediation. In: G. Frerks, M. Breukelaar, T. Jongbloed & M. Uitslag (red.), Mediation tussen dwang en vrijwilligheid. Apeldoorn: Maklu.

Kluwer, E. S., Tumewu, M. & Bos, K. van den  (2009). Men’s and women’s reactions to fair and unfair treatment in relationship conflict. Personal Relationships, 16, 455-474.

Kouwenhoven, M. (2007). Handboek strategisch coachen. Soest: Boom/Nelissen.

Lange, A., Blonk, R., Wiers, R. & Van der Schaar, D. (1997). De ouder-kind interactie vragenlijst (OKIV). Kind en Adolescent, 18, 10-23.

Larzelere, R.E. & Huston, T.L. (1980). The dyadic trust scale: Toward understanding interpersonal trust in close relationships. Journal of Marriage and the Family, 42, 595-604.

Leuven, C.A.R.M. van & Hoefnagels, G.P. (2003). Forensische mediation. EchtscheidingBulletin, 2, 17- 20.

Page 108: Het ouderschaps- onderzoek: een aanpak bij …...Raad voor de rechtspraak Research Memoranda Nummer 1 / 2013 Jaargang 9 Dr. E.S. Kluwer Het ouderschaps-onderzoek: een aanpak bij vechtscheidingen

106

McCullough, M. E., Fincham, F. D. & Tsang, J. (2003). Forgiveness, forbearance, and time: The temporal unfolding of transgression-related interpersonal motivations. Journal of Personality and Social Psychology, 75, 1586-1603.

McCullough, M. E., Rachal, K. C., Sandage, S. J., Worthington, E. L. jr., Wade Brown, S. & Hight, T. L. (1998). Interpersonal forgiving in close relationships: II. Theoretical elaboration and measurement. Journal of Personality and Social Psychology, 75, 1586-1603.

Poortman A.R. & Fokkema T. (2001). Economische gevolgen van echtscheiding voor mannen en vrouwen in Nederland, 1949-1998. Sociale Wetenschappen, 44, 69-92.

Ryan, R.M. & Deci, E.L. (2000). Self-determination theory and the facilitation of intrinsic motivation, social development, and well-being. American Psychologist, 55, 68-78.

Shaw L.A. (2010). Divorce mediation outcome research: A meta-analysis. Conflict Resolution Quarterly, 27, 447-467.

Prein, H. C. M. (2009). Benaderingen. In: A.F.M. Brenninkmeijer, Oyen, K. van, H.J. Bonenkamp & H.C.M. Prein (red.), Handboek Mediation (p. 157-202). Den Haag: Sdu Uitgevers.

Spruijt, A. P. (2005). Ouderlijke scheiding en de gevolgen voor kinderen. Tijdschrift van de Vereniging voor Kinder- en Jeugdpsychotherapie, 32, 37-52.

Spruijt, A.P. (2007). Scheidingskinderen. Amsterdam: SWP.

Spruijt, A.P. (2008). Kinderen en echtscheiding, state-of-the-art studie. Den Haag: NWO.

Spruijt, A.P. & Kormos, H. (2010). Handboek scheiden en de kinderen. Houten: Bohn Stafleu van Loghum.

Spruijt, A.P., Mallens, M., Mos, M., Topper, G., Vugt, R. & Leuven, C. van (2004). Onderzoek naar effecten van forensische en vrijwillige scheidingsbemiddeling, EB, Tijdschrift voor Echtscheidingsrecht, 11, 37-40.

Terhell, L., Broese van Groenou, M. & Tilburg, T. van (2001). Verschillen in het steunnetwerk en de sociale participatie van gescheiden mannen en vrouwen. Sociale Wetenschappen, 44, 93-114.

Tumewu, M. (2009). Naleving van mediation afspraken. WODC Fact sheet 2009-4.

Page 109: Het ouderschaps- onderzoek: een aanpak bij …...Raad voor de rechtspraak Research Memoranda Nummer 1 / 2013 Jaargang 9 Dr. E.S. Kluwer Het ouderschaps-onderzoek: een aanpak bij vechtscheidingen

107

Bijlagen Bijlage 1 Regels voor het Deskundigenonderzoek met toepassing van mediation27

• De forensisch mediator is een door de rechter aangewezen deskundige, die zijn/haar werkzaamheden verricht en/of dien-sten verleent op basis van de benoeming door de rechter.

• De deskundige werkt binnen het kader dat door de rechter is vastgesteld.

• De deskundige nodigt partijen steeds schriftelijk uit voor bijeenkomsten, zo mogelijk onder opgave van de te behan-delen onderwerpen.

• Partijen verschijnen persoonlijk op door de deskundige vastgestelde bijeenkomsten.

• De deskundige beoordeelt of het nodig of wenselijk is dat (een van de) partijen zich (laat) laten bijstaan tijdens de bijeenkom-sten door een eigen advocaat of adviseur van een andere discipline.

• Partijen dienen de deskundige van alle noodzakelijke en gewenste informatie te voorzien, een en ander ter beoordeling van de deskundige.

• De deskundige ziet er op toe dat partijen de informatie ook met elkaar delen en dat ieder van partijen de informatie in vol-doende mate begrijpt, daarbij eventueel

op de achtergrond ondersteund door derden.

• De deskundige informeert partijen over hun rechten en plichten, alsmede die van betrokken belanghebbenden (kinderen) betreffende de onderwerpen die hen verdeeld houden en onderwerp van het onderzoek zijn. De deskundige mag dit bij aanvang, maar ook tijdens of tegen de afloop van het onderzoek doen, zulks afhankelijk van hetgeen de deskundige wenselijk acht.

• De deskundige is gerechtigd met belang-hebbenden (bijvoorbeeld de kinderen) in contact te treden buiten partijen om. De deskundige kan belanghebbenden uitno-digen tijdens bijeenkomsten met partijen.

• De deskundige maakt (tenminste beknopte) verslagen van de bijeenkom-sten. Partijen ontvangen deze verslagen. Zij zijn gerechtigd deze desgewenst van commentaar te voorzien. De verslagen en commentaren dragen een vertrouwelijk karakter. De deskundige is gerechtigd verslagen geheel of gedeeltelijk bij de rapportage aan de rechter te voegen.

27. Bron: Stichting Forensische Mediation (www.forensischemediation.nl).

Page 110: Het ouderschaps- onderzoek: een aanpak bij …...Raad voor de rechtspraak Research Memoranda Nummer 1 / 2013 Jaargang 9 Dr. E.S. Kluwer Het ouderschaps-onderzoek: een aanpak bij vechtscheidingen

108

• Op de tijdstippen waarop de rechter zulks verlangt, dan wel de deskundige zulks wenselijk acht brengt de deskundige de rechter rapport uit omtrent het lopende onderzoek. Partijen en belanghebbenden ontvangen deze rapportage, die bij voor-keur tevoren met partijen is besproken, althans aan hen is voorgelegd. De deskun-dige kan ook de kinderen informeren omtrent (delen van) de inhoud van de rapportage.

• Indien partijen tijdens het onderzoek tot overeenstemming geraken omtrent het-geen hen verdeeld houdt en de deskun-dige de zaak rijp acht voor een afronding, wordt een eindrapportage voor de rechter opgesteld, voor zover mogelijk voorzien van de schriftelijke vastlegging van de tussen partijen gemaakte afspraken. Afhankelijk van de aard der zaak zal de rechter worden verzocht het resultaat in een beschikking of vonnis vast te leggen.

• De deskundige is in elk stadium gerech-tigd het onderzoek te beëindigen, indien hij/zij in voortzetting geen heil ziet.

• Partijen en de rechter worden schriftelijk van het voornemen hiertoe door de des-kundige in kennis gesteld. Betrokkenen worden in de gelegenheid gesteld hun zienswijze te geven, waarna de deskun-dige definitief beslist.

• De rechter is in elk stadium van het onder-zoek gerechtigd de aan de deskundige verleende opdracht in te trekken, al dan niet op diens verzoek.

• Partijen zijn verplicht de tot de afloop van het onderzoek door de deskundige ver-leende diensten en verrichte werkzaamhe-den te vergoeden op basis van de bij aanvang van de bemiddeling daaromtrent door de rechter vastgestelde regels. Bij gebreke van deze regels spreekt de des-kundige bij aanvang van het onderzoek met partijen het uurtarief en eventueel bijkomende kosten door.

Page 111: Het ouderschaps- onderzoek: een aanpak bij …...Raad voor de rechtspraak Research Memoranda Nummer 1 / 2013 Jaargang 9 Dr. E.S. Kluwer Het ouderschaps-onderzoek: een aanpak bij vechtscheidingen

109

Bijlage 2 Inhoud dossiers

De dossiers variëren sterk wat betreft omvang, maar de opbouw van de dossiers kent de-zelfde structuur. Deze is als volgt:

A. Stukken gerechtshof

1. Archiefkaart.28 Typering zaak, naam appellant/naam geïntimeerde/naam en leeftijd belanghebbende (kind), naam deskundige, tijdslijn activiteiten hof (data binnenkomst stukken, zittingen, monde-linge behandelingen, einduitspraak en ook worden hieruit activiteiten van de raad en deskundige duidelijk).

2. Tussenbeschikkingen en eventuele processen-verbaal van de zitting(en). Als er een ouderschapsonderzoek wordt gelast, is er altijd eerst sprake van een tussenbeschikking waarin het ouderschap-sonderzoek wordt gelast. Naar aanleiding van deze beschikking wordt de deskun-dige benoemd en wordt de reden beschreven voor de aanvraag van het ouderschapsonderzoek en worden de vragen aan de deskundige geformuleerd. Na afronding van het onderzoek volgt óf

nog een tussenbeschikking óf (meestal) een eindbeschikking.

3. Eindbeschikking. De beschikking bevat een beschrijving van het procesverloop in hoger beroep (korte beschrijving van het procesverloop, waaronder verwijzing naar tussenbeschikking waarin de deskundige is benoemd), een beoordeling van het hoger beroep (inhoudelijke beschrijving van de zaak, overwegingen van het hof, conclusie) en de beslissing op het hoger beroep.

B. Stukken appellant (appelrekest)

De appellant is verantwoordelijk voor het overleggen van alle stukken van de procedure in eerste aanleg aan het hof. Deze stukken zijn opgenomen in het dossier.

C. Stukken geïntimeerde

Stukken ingebracht door geïntimeerde. Het aantal stukken ingebracht door de geïnti-meerde is beduidend geringer dan die van de appellant. Voor zover door de geïntimeerde

28. De archiefkaart behoort niet tot het procesdossier en is een intern stuk om het dossier op te bergen in het

archief.

Page 112: Het ouderschaps- onderzoek: een aanpak bij …...Raad voor de rechtspraak Research Memoranda Nummer 1 / 2013 Jaargang 9 Dr. E.S. Kluwer Het ouderschaps-onderzoek: een aanpak bij vechtscheidingen

110

stukken worden inbracht, kennen deze een grote overlap met die van de appellant.

D. Rapporten

De rapportage van de deskundige aan het hof en eventuele andere rapporten, zoals van de

Raad voor de Kinderbescherming in het kader van de procedure in eerste aanleg.

E. Correspondentie

In de correspondentiemap bevinden zich zowel brieven uitgegaan naar partijen als de correspondentie tussen hof en deskundige.

Page 113: Het ouderschaps- onderzoek: een aanpak bij …...Raad voor de rechtspraak Research Memoranda Nummer 1 / 2013 Jaargang 9 Dr. E.S. Kluwer Het ouderschaps-onderzoek: een aanpak bij vechtscheidingen

111

Bijlage 3 Format ten behoeve van analyse dossiers

Overzichtsgegevens

Zaaknummer

Type zaak

Appellant ( man/vrouw)

Aantal kinderen

Geboortejaar kind(eren)

Datum ontvangst appelschrift

Data eerste zitting/tussenbeschikking

Data eventuele tussenzittingen

Benoemde deskundige

Datum eindbeschikking

Indien eindzitting: aanwezigen

Datum start procedure bij de rechtbank

Datum beschikking procedure rechtbank

Overigen:

Page 114: Het ouderschaps- onderzoek: een aanpak bij …...Raad voor de rechtspraak Research Memoranda Nummer 1 / 2013 Jaargang 9 Dr. E.S. Kluwer Het ouderschaps-onderzoek: een aanpak bij vechtscheidingen

112

29. Hierover bleek bij nader inzien in de dossiers te weinig informatie aanwezig om hierover te rapporteren.

30. Idem.

Inrichting en verloop van ouderschapsonderzoek

Vragen ouderschapsonderzoek

Aantal gesprekken (face to face)

Beide ex-partners aanwezig bij contact (ja/nee)

Contact deskundige met kind (ja/nee)

Aard van interventies deskundige (interventies gericht op contact ex-partners, interventies gericht op ouder-kindrelatie)

Interventies rechter gedurende traject (ja/nee)29

Aard van de interventies rechter30

Communicatie tussen deskundige en rechter

Resultaat en eindbeschikking

Resultaat ouderschapsonderzoek: • overeenkomst (volledig/deels)• intrekken beroepschrift• refereren aan uitspraak hof• geen overeenkomst: eindbeslissing door hof

Beëindiging procedure: • zitting• intrekking beroepschrift• schriftelijke afhandeling

Indien beschikking: referentie aan uitkomst deskundigenonderzoek (ja/nee)

Indien referentie: inhoud van de referentie

Aard beslissing

Betere verstandhouding tussen ex-partners (ja/nee)

Betere verstandhouding tussen ouder(s) en kind (ja/nee)

Page 115: Het ouderschaps- onderzoek: een aanpak bij …...Raad voor de rechtspraak Research Memoranda Nummer 1 / 2013 Jaargang 9 Dr. E.S. Kluwer Het ouderschaps-onderzoek: een aanpak bij vechtscheidingen

113

Bijlage 4 Vragen voor Hof Amsterdam, Hof Arnhem, Hof Den Bosch en Hof Leeuwarden in verband met het ouderschapsonderzoek

1. Sinds wanneer (maand/jaar) worden in uw hof ouderschapsonderzoeken gelast?

2. In (ongeveer) hoeveel zaken is sinds dit tijdstip een ouderschapsonderzoek gelast?

3. Hoeveel tijd (in maanden) is doorgaans met het ouderschapsonderzoek gemoeid?

4. In het geval een ouderschapsonderzoek wordt gelast, wordt dan altijd een raadsheer-commissaris benoemd als contactpersoon voor de deskundige? Zo ja, welk criterium wordt toegepast om te bepalen wie deze raadsheer-commissa-ris is?

5. Is er namens het hof iemand aangewezen die het tijdpad van het deskundigen-onderzoek bewaakt en met de deskundige communiceert over de voortgang van het onderzoek?

6. Hoe groot is de poule van deskundigen waaruit een selectie wordt gemaakt?

7. Worden zaken ongeveer gelijkelijk verdeeld over deze deskundigen of worden sommige deskundigen vaker dan anderen benoemd? Indien dit laatste het geval is: wat is de reden dat deze persoon/personen vaker als deskundige wordt/worden benoemd?

8. In het Hof Den Haag worden sinds enige tijd ook nogal eens twee deskundigen in één zaak benoemd. Geldt dat ook voor uw hof?

9. Uit de dossierstudie in het Hof Den Haag blijkt dat standaard gebruik wordt gemaakt van de volgende overwegingen om een ouderschapsonderzoek te gelasten: het gebrek aan communicatie tussen de ouders vormt een belemmering om tot overeen-stemming te komen over een allesomvat-tende ouderschapsregeling, het kind/de kinderen zijn erbij gebaat dat de ouders komen tot een heroriëntatie op het ouderschap en het hof acht het aannemelijk dat deze heroriëntatie door middel van een ouderschapsonderzoek bereikt kan worden. Wordt in uw hof doorgaans gebruik

Page 116: Het ouderschaps- onderzoek: een aanpak bij …...Raad voor de rechtspraak Research Memoranda Nummer 1 / 2013 Jaargang 9 Dr. E.S. Kluwer Het ouderschaps-onderzoek: een aanpak bij vechtscheidingen

114

gemaakt van dezelfde standaardafweging? Zijn er situaties waarin hiervan wordt afgeweken of wanneer deze overwegingen worden aangevuld? Zo ja, om welke situaties gaat het dan?

10. Uit de studie van 25 dossiers in het Hof Den Haag blijkt dat standaard dezelfde vragen aan de deskundige worden meegegeven (zie bijgevoegd overzicht). Wordt in uw hof gewerkt met dezelfde standaardvragen? Zijn er situaties waarin van deze standaard-vragen wordt afgeweken? Zo ja, om welke situaties gaat het dan?

11. In hoeveel gevallen leidt het ouderschaps-onderzoek tot (gedeeltelijke) overeen-stemming?

Bij vraag 10: vragen voor de deskundige

Als het gaat om een omgangsregeling, dan gaat het om de volgende standaardvragen. a. Hoe is de relatie van de ouders met elkaar,

in het bijzonder: is er een patroon in de wijze waarop zij met elkaar omgaan herkenbaar en is deze omgang voor verbetering vatbaar?

b. Hoe is de relatie van X met enerzijds de moeder respectievelijk de vader individueel en anderzijds beide ouders tezamen (het oudersysteem, met speciale aandacht voor hechting en loyaliteit)?

c. Welke zijn de pedagogische en affectieve mogelijkheden van respectievelijk de moeder en de vader?

d. Waaraan moet de opvoedingssituatie van X voldoen, gelet op haar individuele behoefte?

e. In hoeverre is ieder van de ouders in staat om bij de uitvoering van een omgangsre-geling rekening te houden met de behoeften van X?

f. In hoeverre zijn ouders in staat elkaar de ruimte te bieden voor de omgang met X?

g. Wat betekent dit voor de omgang van de minderjarige met de ouder die de kinderen niet dagelijks verzorgt?

h. In hoeverre komen er uit het onderzoek bevindingen naar voren die niet aan de orde zijn gekomen in de onderzoeksvra-gen, maar wel van belang zijn met betrekking tot de ontwikkeling en opvoe-ding van de minderjarige?

In het geval ook het hoofdverblijf aan de orde is, worden de volgende twee vragen aan bo-venstaande vragen toegevoegd.• Ten aanzien van de hoofdverblijfplaats van

de minderjarigen: bij wie van de ouders is het hoofdverblijf het meest geëigend?

• Ten aanzien van het gezag over de minder-jarigen: welke gezagsvoorziening (bij wie van de ouders afzonderlijk dan wel geza-menlijk) is het meest geëigend?

Ook wordt wel als eerste vraag gesteld: • Op welke wijze is de partnerrelatie beëin-

digd en wat zijn de gevolgen daarvan (de zogenoemde ‘scheidingsmelding’)?

Page 117: Het ouderschaps- onderzoek: een aanpak bij …...Raad voor de rechtspraak Research Memoranda Nummer 1 / 2013 Jaargang 9 Dr. E.S. Kluwer Het ouderschaps-onderzoek: een aanpak bij vechtscheidingen

115

Bijlage 5 Modeldeskundigenbericht31

Aan Gerechtshof  Den Haag sector Familierecht t.a.v. mevr. J. Muller-Rietveld Postbus 20302 2500 EH Den Haag

Zaaknummer

Namen partijen

1 Gegevens van de deskundige32

voorletters en naam

beroep

correspondentieadres

telefoonnummer

faxnummer*

e-mailadres*

31. De voetnoten bevatten informatie van het gerecht voor de deskundige en kunnen desgewenst worden verwij-

derd door de deskundige. De deskundige kan bij de griffier een model verkrijgen waarin de zaaksgegevens al

zijn ingevuld.

32. Alle gegevens in dit deskundigenbericht, dus ook de hier vermelde persoonsgegevens, zullen deel uitmaken van

het procesdossier en kunnen ter kennis komen van partijen en hun advocaten of gemachtigden.

Verklaring van tekens *   = invullen niet verplicht φ = kies tussen alternatieven

Page 118: Het ouderschaps- onderzoek: een aanpak bij …...Raad voor de rechtspraak Research Memoranda Nummer 1 / 2013 Jaargang 9 Dr. E.S. Kluwer Het ouderschaps-onderzoek: een aanpak bij vechtscheidingen

116

2 Gegevens van partijen33 en hun belangenbehartigers34

partij: naam verzoek(st)er,

belangenbehartiger: advocaat van verzoek(st)er naam correspondentieadres telefoonnummer faxnummer* e-mailadres*

partij: naam ver weer(st)er

belangenbehartiger: advocaat van ver weer(st)er naam correspondentieadres telefoonnummer faxnummer* e-mailadres*

Belanghebbende:

Informante:

33. In het model wordt uitgegaan van een zaak met twee partijen. Als er blijkens de uitspraak waarin u bent

benoemd meer dan twee partijen zijn, vult u het model zelf aan met de gegevens van de overige partijen.

34. In de Leidraad deskundigen vindt u informatie over uw communicatie met partijen en hun belangenbehartigers.

Page 119: Het ouderschaps- onderzoek: een aanpak bij …...Raad voor de rechtspraak Research Memoranda Nummer 1 / 2013 Jaargang 9 Dr. E.S. Kluwer Het ouderschaps-onderzoek: een aanpak bij vechtscheidingen

117

Bijlage 5 Modeldeskundigenbericht

Stukken35

datum uitspraak waarin de deskundige is benoemd

processtukken waarvan de deskundige kennis heeft genomen t.b.v. het deskundigenbericht36

- - -

andere stukken37

stukken waarnaar in het rapport wordt verwezen38

stukken waarop de deskundige geen acht slaat39 reden daarvan

3 De door de rechter(s) gestelde vragen40

35. Hier worden de stukken opgesomd die u in het kader van het deskundigenonderzoek heeft verzameld.

36. Heeft de rechter bepaald dat u het onderzoek doet zonder kennisneming van processtukken, dan volstaat hier

‘n.v.t.’. In alle andere gevallen duidt u hier de korte inhoud aan van het procesdossier dat aan u is toegezonden.

U kunt volstaan met het opschrift van de stukken, bijvoorbeeld dagvaarding, conclusie van antwoord, enzovoort.

Een hulpmiddel hierbij zijn de rechterlijke uitspraken. Daarin vindt u steeds een opsomming van de stukken die

in het procesdossier aanwezig moeten zijn.

37. Hier noemt u in voorkomende gevallen de stukken die niet tot het procesdossier behoren en die u hebt ont-

vangen met het oog op het deskundigenonderzoek. Een korte aanduiding volstaat (bijvoorbeeld brief van x

(= datum) van y (= afzender) aan z (= geadresseerde)). Het kan gaan om door uzelf bij bijvoorbeeld een partij

opgevraagde stukken, om stukken die een partij of advocaat op eigen initiatief aan u heeft gezonden, enzo-

voort.  U mag alleen acht slaan op stukken waarvan u bekend is dat beide partijen erover beschikken. Dit kan

echter anders zijn in het medisch onderzoek. Meer informatie vindt u in de Leidraad deskundigen onder Hoor en

wederhoor.

38. Hier vermeldt u in voorkomende gevallen eventuele stukken (bijvoorbeeld literatuur) waarnaar u in het rapport

verwijst en de vindplaatsen daarvan.

39. In beginsel betrekt de deskundige alle hem ter beschikking gestelde stukken in het onderzoek. Doet zich geen

uitzondering op dit beginsel voor, dan vermeldt u hier ‘n.v.t.’. Voorbeelden van uitzonderingen: de rechter kan

hebben bepaald dat u op bepaalde onderdelen van de aan u ter beschikking gestelde stukken geen acht moet

slaan; het kan ook gebeuren dat u desgevraagd geen duidelijkheid verkrijgt of een partij een kopie van een aan

u gezonden stuk ook aan de wederpartij heeft gezonden. In zulke gevallen duidt u hier de stukken aan waarop u

geen acht slaat, onder vermelding van de reden daarvan.

40. Neem hier de vragen over die in de uitspraak aan u zijn gesteld.

Page 120: Het ouderschaps- onderzoek: een aanpak bij …...Raad voor de rechtspraak Research Memoranda Nummer 1 / 2013 Jaargang 9 Dr. E.S. Kluwer Het ouderschaps-onderzoek: een aanpak bij vechtscheidingen

118

4 Inrichting van het onderzoek*41

5 De beantwoording van de vragen42

5.1 Waarvan de deskundige uitgaat*43

5.2 Eigen beschouwing*44

5.3 Antwoorden op de vragen45

41. Hier kunt u indien gewenst uw plan van behandeling vermelden, of de verrichte onderzoeksactiviteiten opsom-

men. Maakt u hiervan gebruik, vermeld dan ook of u partijen gelegenheid heeft gegeven voorafgaand aan het

onderzoek hun eventuele onderzoekswensen kenbaar te maken.

42. De kopjes van 6.1 en 6.2 kunt u vanzelfsprekend aanpassen aan de wijze waarop u het verslag van uw onderzoek

en de beantwoording van de vragen wenst in te richten. Wel moet u de vragen in ieder geval expliciet beant-

woorden (6.3).

43. Hier vermeldt u desgewenst van welk feitencomplex u uitgaat. Het staat u vrij uit te gaan van feiten die blijkens

rechterlijke uitspraak tussen partijen vaststaan. Feiten die tussen partijen in geschil zijn, mag u niet als vaststaand

aannemen.

44. Hier geeft u desgewenst een eigen beschouwing die voorafgaat aan de beantwoording van de vragen van de

rechter. U vermeldt zo veel mogelijk waarop uw beschouwing is gebaseerd, bijvoorbeeld een processtuk, een

gesprek met een persoon, foto’s, eigen waarneming, onderzoek ter plaatse.

45. De antwoorden moeten steeds zo veel mogelijk worden gemotiveerd. Indien motivering niet mogelijk is, moet

dit worden vermeld.

Page 121: Het ouderschaps- onderzoek: een aanpak bij …...Raad voor de rechtspraak Research Memoranda Nummer 1 / 2013 Jaargang 9 Dr. E.S. Kluwer Het ouderschaps-onderzoek: een aanpak bij vechtscheidingen

119

Bijlage 5 Modeldeskundigenbericht

6 Inzage­ en blokkeringsrecht

1. het inzage- en blokkerings-recht is op dit onderzoek van toepassing46

φ nee (ga door naar 7) φ ja (ga door naar 6.2)

2. toepassing inzage- en blokkeringsrecht

a. bij brief van .. heb ik degene op wie het onderzoek betrek-king heeft, gelegenheid gegeven tot inzage in mijn rapport en gevraagd mij mede te delen of het rapport wordt geblokkeerd b. van deze brief heb ik bij brief van .. een kopie aan de advocaat van de wederpartij gezonden c. aan mij is bij brief van .. door .. meegedeeld dat geen beroep op het blokkeringsrecht wordt gedaan (ga door naar 7) d. aan mij is bij brief van .. door .. meegedeeld dat wel een beroep op het blokkeringsrecht wordt gedaan. Daarmee eindigen mijn werkzaamheden als deskundige in deze zaak (ga door naar 9, eindnota).

7 Hoor en wederhoor47

1. onderzoek ter plaatse   φ nee, n.v.t. (ga door naar 7.2) φ ja:

a. ik heb op .. een bezoek gebracht aan .. met als doel ..b. partijen zijn door mij bij brief van .. in de gelegenheid

gesteld het onderzoek ter plaatse bij te wonen c. het onderzoek ter plaatse is bijgewoond door ..

46. Raadpleegt u over het inzage- en blokkeringsrecht zo nodig s.v.p. de Leidraad deskundigen.

47. Raadpleegt u over dit onderwerp s.v.p. de Leidraad deskundigen. Het is essentieel dat een deskundigenbericht

tot stand komt met inachtneming van het beginsel van hoor en wederhoor.

Page 122: Het ouderschaps- onderzoek: een aanpak bij …...Raad voor de rechtspraak Research Memoranda Nummer 1 / 2013 Jaargang 9 Dr. E.S. Kluwer Het ouderschaps-onderzoek: een aanpak bij vechtscheidingen

120

2. bijeenkomst(en) met partijen φ nee, n.v.t. (ga door naar 7.3) φ ja:

a. ik heb partijen bij brief van .. uitgenodigd voor een bijeenkomst met als doel ..

b. de bijeenkomst heeft plaatsgevonden op .. en is bijgewoond door ..

c. φdit was de enige bijeenkomst  φvervolgbijeenkomsten met als doel .. zijn gehouden op .. en bijgewoond door ..

3. medisch onderzoek van één partij

φ nee, n.v.t. (ga door naar 7.4) φ ja: a. ik heb de persoon op wie het onderzoek betrekking

heeft onderzocht op .. b. de wederpartij was bij brief van .. door mij op de

hoogte gesteld van de datum van het onderzoek

4. opmerkingen en verzoeken48 a. ik heb bij brief van .. mijn rapport aan partijen gezon-den en in de brief vermeld dat zij gelegenheid hebben tot het maken van opmerkingen en het doen van verzoeken binnen een door mij gestelde termijn

b. ik heb opmerkingen/verzoeken ontvangen van .. bij brief van ..

c. ik heb opmerkingen/verzoeken ontvangen van .. bij brief van ..

d. ik hecht een kopie van de ontvangen opmerkingen en verzoeken als bijlage aan dit deskundigenbericht

e. mijn reactie op de opmerkingen en verzoeken49: φ is hierna vermeld onder 1.3 φ heb ik hiervoor onder in mijn rapport verwerkt

48. U bent op grond van de wet verplicht partijen gelegenheid te geven tot het maken van opmerkingen en het

doen van verzoeken. Raadpleegt u hierover zo nodig s.v.p. de Leidraad deskundigen.

49. In veel gevallen is het voor de rechter en partijen helder en inzichtelijk als u uw oorspronkelijke rapport intact laat

en afzonderlijk reageert op de opmerkingen en verzoeken van partijen. Daarvoor is hierna onder 8 plaats. Als u

er echter voor kiest uw reactie op de opmerkingen en verzoeken hiervoor onder 4 te verwerken in uw rapport,

kunt u onder 8 volstaan met verwijzing naar onderdeel 4.

Page 123: Het ouderschaps- onderzoek: een aanpak bij …...Raad voor de rechtspraak Research Memoranda Nummer 1 / 2013 Jaargang 9 Dr. E.S. Kluwer Het ouderschaps-onderzoek: een aanpak bij vechtscheidingen

121

Bijlage 5 Modeldeskundigenbericht

8 *Reactie van deskundige op opmerkingen en verzoeken

9 Eindnota

1. eindnota bijgevoegd? φja φ nee, omdat

2. specificatie eindnota bijgevoegd?50

φja φ nee, omdat

3. wilt u btw ontvangen? φ nee φ ja: - het toepasselijke btw-tarief is  ..  procent φ over het gehele bedrag van de eindnota φ over € …. - het bedrag van de eindnota is φ inclusief btw φ exclusief btw

10 Bijlagen

φ Bij dit deskundigenbericht horen geen bijlagen.φ Bij dit deskundigenbericht horen wel bijlagen, namelijk:51

•  •  •  

50. Zie over de wijze van specificatie s.v.p. de Leidraad deskundigen.

51. U wordt verzocht hier kort aan te geven welke bijlagen het betreft.

Page 124: Het ouderschaps- onderzoek: een aanpak bij …...Raad voor de rechtspraak Research Memoranda Nummer 1 / 2013 Jaargang 9 Dr. E.S. Kluwer Het ouderschaps-onderzoek: een aanpak bij vechtscheidingen

122

11 Ondertekening deskundigenbericht

Ik zend dit deskundigenbericht in zesvoud aan het gerecht.52 Opgemaakt op ..  te ..

(handtekening)

(naam)

52. Het gerecht draagt zorg voor doorzending van een exemplaar aan partijen.

Page 125: Het ouderschaps- onderzoek: een aanpak bij …...Raad voor de rechtspraak Research Memoranda Nummer 1 / 2013 Jaargang 9 Dr. E.S. Kluwer Het ouderschaps-onderzoek: een aanpak bij vechtscheidingen

123

Bijlage 6 Vragenlijsten en betrouwbaarheden van de schalen

Vragen over het contact met de ex­partner (beide metingen)

Contactfrequentie. De frequentie van contact met de ex-partner is op beide metingen gemeten met de volgende drie vragen.• Hoe vaak per week spreekt u uw ex-partner persoonlijk?• Hoe vaak per week spreekt u uw ex-partner telefonisch?• Hoe vaak per week hebt u schriftelijk contact met uw ex-partner (per post of e-mail)?De vragen werden beantwoord op een schaal van 1 (helemaal niet) tot en met 5 (meer dan 1 × per week).

Relatiekwaliteit. De kwaliteit van de relatie met de ex-partner is gemeten door de respondent te vragen op een schaal van 1 (heel slecht) tot en met 10 (heel goed) aan te geven hoe de relatie met de ex-partner was op dat moment.

Conflictfrequentie en -ernst. De frequentie van conflict met de ex-partner is op beide metingen gemeten met de volgende drie vragen.• Hoe vaak komt het in het contact met uw ex-partner voor dat u een conflict heeft?• Hoe vaak hebt u een conflict met uw ex-partner in het bijzijn van uw kind(eren)?• Hoe vaak komt het voor dat uw kind(eren) partij kiezen bij een conflict met uw ex-partner? De vragen werden beantwoord op een schaal van 1 (zelden of nooit) tot en met 5 (altijd). De ernst van de conflicten is gemeten met de vraag: hoe ernstig zijn de conflicten met uw ex-partner over het algemeen? Deze vraag werd beantwoord op een schaal van 1 (niet ernstig) tot en met 5 (zeer ernstig). Daarnaast werd gevraagd hoe vaak de respondent en zijn of haar ex-partner conflicten hadden over de volgende tien specifieke conflictkwesties.• emotionele kwesties rondom de scheiding (bijvoorbeeld de beslissing om te scheiden, ver-

loop van de scheiding);

Page 126: Het ouderschaps- onderzoek: een aanpak bij …...Raad voor de rechtspraak Research Memoranda Nummer 1 / 2013 Jaargang 9 Dr. E.S. Kluwer Het ouderschaps-onderzoek: een aanpak bij vechtscheidingen

124

• ‘oudere’ kwesties die al voor de scheiding speelden (bijvoorbeeld communicatieproblemen, botsende persoonlijkheden, ontrouw);

• praktische kwesties rondom de scheiding (bijvoorbeeld boedelverdeling, huisvesting, schei-dingsprocedure);

• de opvoeding van de kinderen (bijvoorbeeld omgang met het kind, regels, beslissingen);• de contactregeling (bijvoorbeeld wanneer de kinderen bij u en uw ex-partner zijn, het halen

en brengen);• geld en financiële bijdragen (bijvoorbeeld alimentatie);• informatie over de kinderen (bijvoorbeeld het niet of niet tijdig delen of doorgeven van infor-

matie over het kind);• overleg over de kinderen (bijvoorbeeld het niet of onvoldoende overleggen bij het nemen

van beslissingen over het kind);• uw nieuwe partner (bijvoorbeeld zijn/haar bemoeienissen);• de nieuwe partner van uw ex-partner (bijvoorbeeld zijn/haar bemoeienissen). Alle vragen werden beantwoord op een schaal van 1 (zelden of nooit) tot en met 5 (altijd).

Conflictuitkomsten. Met vijf vragen werd op beide metingen gemeten hoe vaak conflicten ein-digden in escalatie, een impasse, een win-winoplossing, een win-verliesoplossing in het voordeel van de respondent, en een win-verliesoplossing in het voordeel van de ex-partner.

Conflictgedrag. Het gedrag van de respondent tijdens conflicten met de ex-partner is op beide metingen gemeten met de Dutch Scale for Conflict Handling (De Dreu et al., 2001). Deze schaal meet 5 conflictstijlen met elk vier vragen voor forceren (vechten), vermijden, toegeven, construc-tieve conflicthantering en compromis zoeken. Voorbeelden van vragen zijn: • ik maak mijn partner verwijten (forceren);• ik ga mijn ex-partner uit de weg (vermijden);• ik geef toe aan mijn partner (toegeven);• ik probeer misverstanden op te helderen (constructieve conflicthantering);• ik onderhandel over een tussenweg (compromis zoeken). Alle vragen werden beantwoord op een schaal van 1 (zelden of nooit) tot en met 5 (altijd).53 De betrouwbaarheden staan vermeld in de tabel in deze bijlage.

Vergeving. Op beide metingen werd de vertaalde Transgression-Related Interpersonal Motivati-ons-schaal gebruikt (McCullough et al., 1998) om de mate van (niet) vergeven van de ex-partner te meten. Deze schaal meet drie variabelen in de vorm van stellingen: • afstandelijkheid (4 stellingen);

53. Voor het samenstellen van variabelen die met meerdere vragen gemeten zijn, werden de antwoorden op de

vragen voor die variabele per respondent gemiddeld tot één score.

Page 127: Het ouderschaps- onderzoek: een aanpak bij …...Raad voor de rechtspraak Research Memoranda Nummer 1 / 2013 Jaargang 9 Dr. E.S. Kluwer Het ouderschaps-onderzoek: een aanpak bij vechtscheidingen

125

Bijlage 6 Vragenlijsten en betrouwbaarheden van de schalen

• rancune (4 stellingen);• welwillendheid(4 stellingen).De eerste twee variabelen meten uiteraard de mate van niet-vergeven. Voorbeelden van stellin-gen zijn: • ik wil zo veel mogelijk afstand houden van mijn ex-partner (afstandelijkheid);• ik zou willen dat mijn ex-partner op een of andere manier teruggepakt wordt (rancune);• ondanks wat mijn ex-partner mij heeft aangedaan, zou ik graag willen dat we weer een posi-

tief contact hebben” (welwillendheid). Alle vragen werden beantwoord op een schaal van 1 (helemaal oneens) tot en met 5 (helemaal eens).De betrouwbaarheden staan vermeld in de tabel in deze bijlage.

Vertrouwen. Vertrouwen werd gemeten met de Dyadic Trust Scale (Larzelere & Huston, 1980) die zes stellingen bevat, zoals: • mijn ex-partner is open en eerlijk tegen mij;• mijn ex-partner is vooral geïnteresseerd in zijn/haar eigen belang (gespiegeld). Alle vragen werden beantwoord op een schaal van 1 (helemaal oneens) tot en met 5 (helemaal eens). De betrouwbaarheden staan vermeld in de tabel in deze bijlage.

Commitment. Gemeten werd in hoeverre de respondent nog enige vorm van commitment (ge-bondenheid) voelde aan (het contact met) de ex-partner. De vragen zijn afgeleid van een vragen-lijst voor relatiecommitment (Arriaga & Agnew, 2001) en in eerder onderzoek toegepast op com-mitment aan de ex-partner (Kluwer, 2013b). Voorbeelden zijn: • ik voel mij nog steeds gehecht aan mijn ex-partner;• ik denk dat ik over een aantal jaren nog contact heb met mijn ex-partner. Alle vragen werden beantwoord op een schaal van 1 (helemaal oneens) tot en met 5 (helemaal eens). De betrouwbaarheden staan vermeld in de tabel in deze bijlage.

Vragen over kind(eren) (beide metingen)

Vanwege de lengte van de vragenlijst is gekozen om de vragen over het kind of de kinderen te laten beantwoorden voor één kind, ook wanneer de ouder meerdere kinderen had met de ex-partner. Aangezien de vragenlijst voor ouderschapsgedrag bedoeld was voor kinderen tussen de 4 en 16 jaar, is de ouder gevraagd om de vragen te beantwoorden voor het jongste kind tussen de 4 en 16 jaar. Als alle kinderen jonger dan 4 jaar waren, werd gevraagd de vragen te beantwoorden voor het oudste kind. Wanneer de ouder meer dan één kind had met de ex-part-

Page 128: Het ouderschaps- onderzoek: een aanpak bij …...Raad voor de rechtspraak Research Memoranda Nummer 1 / 2013 Jaargang 9 Dr. E.S. Kluwer Het ouderschaps-onderzoek: een aanpak bij vechtscheidingen

126

ner, zijn voor de andere kinderen alleen de drie vragen gesteld over de contactfrequentie, de relatie met het kind en het algeheel welzijn van het kind.

Contactfrequentie kind. De frequentie van contact met het kind is op beide metingen gemeten met de volgende vijf vragen. • Hoeveel dagen en nachten is uw kind gemiddeld per week bij u (van 0 t/m 7)?• Is er sprake van regelmaat in het aantal dagen en nachten dat het kind bij u is (ja, soms, nee)?• Hoe vaak spreekt u uw kind persoonlijk?• Hoe vaak spreekt u uw kind telefonisch?• Hoe vaak hebt u schriftelijk contact met uw kind (per post of e-mail)? De laatste drie vragen werden beantwoord op een schaal van 1 (helemaal niet) toten met  5 (meer dan eenmaal per week).

Relatiekwaliteit kind. De kwaliteit van de relatie met het kind is gemeten door de ouder te vra-gen op een schaal van 1 (heel slecht) tot en met 10 (heel goed) aan te geven hoe de relatie met het kind was op dat moment.

Welzijn kind. Het algeheel welzijn van het kind is gemeten door de ouder te vragen op een schaal van 1 (heel slecht) tot en met 10 (heel goed) aan te geven hoe het kind zich over het alge-meen voelt.

Gedragsproblemen kind. Om gedragsproblemen bij het kind te meten, is de Strengths and Diffi-culties Questionnaire (SDQ; Goodman, 1997) afgenomen. Deze vragenlijst kan worden ingevuld voor kinderen tussen 4 en 16 jaar. Deze vragenlijst meet emotionele en gedragsproblemen zoals ongecontroleerd gedrag en problemen met leeftijdgenoten. De vragenlijst bevat 11 stellingen, zoals: • mijn kind heeft problemen in de omgang met andere kinderen (pest andere kinderen, vecht

met andere kinderen);• mijn kind heeft vaak driftbuien of woede-uitbarstingen;• mijn kind is vaak ongelukkig, in de put, of in tranen. Alle vragen werden beantwoord op een schaal van 1 (helemaal oneens) tot en met 5 (helemaal eens). De betrouwbaarheden staan vermeld in de tabel in deze bijlage.

Ouderschapsgedrag. Om gezaghebbend ouderschapsgedrag te meten, is de Ouder-Kind Inter-actie Vragenlijst (OKIV; Lange et al., 1997) afgenomen. Deze is geschikt om in te vullen over kinderen tussen 4 en 16 jaar. De vragenlijst meet:

Page 129: Het ouderschaps- onderzoek: een aanpak bij …...Raad voor de rechtspraak Research Memoranda Nummer 1 / 2013 Jaargang 9 Dr. E.S. Kluwer Het ouderschaps-onderzoek: een aanpak bij vechtscheidingen

127

Bijlage 6 Vragenlijsten en betrouwbaarheden van de schalen

• gezag (leiderschap en deskundigheid van de ouder, regels en eisen stellen, respect voor de ouder);

• acceptatie (een liefdevolle houding van de ouder, het stimuleren van positief gedrag);• democratie (het delen van gevoelens, ruimte geven aan de wensen en argumenten van het

kind, zoeken naar voor beiden aanvaardbare oplossingen bij conflict).Gezag, acceptatie en democratie zijn voorwaarden voor een goed opvoedingsklimaat. Gezag werd gemeten met 7 stellingen (bijvoorbeeld ‘mijn kind overtreedt steeds de regels’; gespie-geld), acceptatie werd gemeten met 7 stellingen (bijvoorbeeld ‘ik geef mijn kind vaak een com-pliment’) en democratie werd gemeten met 4 items (bijvoorbeeld ‘ik neem de meeste beslissin-gen die mijn kind betreffen zonder hem/haar daarin te betrekken’). Alle vragen werden beantwoord op een schaal van 1 (helemaal oneens) tot en met 5 (helemaal eens).De vragen vormden samen een betrouwbare schaal (zie de tabel in deze bijlage), maar alleen wanneer de vragen over ‘democratie’ niet werden opgenomen. Daarom is de variabele ouder-schapsgedrag samengesteld uit de vragen voor ‘gezag’ en ‘acceptatie’.

Vragen over het welzijn van de ouder (beide metingen)

Depressie. Als indicator van welzijn van de ouder is depressie gemeten met de CES-D (Bouma et al., 1995). Deze vragenlijst meet depressieve gevoelens die als gevolg van een gebeurtenis ont-staan (reactieve depressie), dus geen klinische depressie. De vragenlijst bestaat uit 25 stellingen en de respondent werd gevraagd aan te geven welk antwoord het beste zijn of haar gevoel of gedrag van de afgelopen week weergeeft op een schaal van 1 = nooit (minder dan 1 dag) tot en met 4 = meestal of altijd (5-7 dagen). Voorbeelden van stellingen zijn: • tijdens de afgelopen week stoorde ik me aan dingen, die me gewoonlijk niet storen;• tijdens de afgelopen week had ik geen zin in eten, was mijn eetlust slecht;• tijdens de afgelopen week bleef ik maar in de put zitten, zelfs als familie of vrienden probeer-

den me eruit te halen. De betrouwbaarheid van deze schaal staat vermeld in de tabel in deze bijlage.

Overig welzijn. De respondent werd gevraagd in hoeverre er sprake was van lichamelijke klach-ten die de respondent voor de scheiding niet had, en of hiervoor een arts bezocht werd. Ook werd gevraagd in hoeverre de respondent problemen had met emoties of gedrag (paniekaanval-len, woedeaanvallen, etc.) en of hiervoor hulp gezocht werd.

Page 130: Het ouderschaps- onderzoek: een aanpak bij …...Raad voor de rechtspraak Research Memoranda Nummer 1 / 2013 Jaargang 9 Dr. E.S. Kluwer Het ouderschaps-onderzoek: een aanpak bij vechtscheidingen

128

Evaluatie van de gerechtelijke procedure (alleen nameting)

Mate van overeenstemming. Bij de nameting is gevraagd wat de uitkomst was van de gerechte-lijke procedure. Er waren drie antwoorden mogelijk: 1 = mijn ex-partner en ik hebben een overeenkomst bereikt;2 = mijn ex-partner en ik hebben een gedeeltelijke overeenkomst bereikt;3 = mijn ex-partner en ik hebben geen overeenkomst bereikt.

Evaluatie van de gerechtelijke procedure. Bij de nameting werd gevraagd:• of de gerechtelijke procedure volgens de ouder eerlijk en rechtvaardig was verlopen;• of de ouder tevreden was over hoe de gerechtelijke procedure verlopen was;• of de ouder de uitkomst eerlijk en rechtvaardig vond;• of de ouder tevreden was met de uitkomst (zie Kluwer et al., 2009);• of de uitkomst gunstig was voor de ouder;• of de uitkomst gunstig was voor de ex-partner;• of de uitkomst gunstig was voor het kind/de kinderen. Alle vragen werden beantwoord op een schaal van 1 (helemaal niet) tot en met 5 (heel erg).

Gesprekken met de derde partij. Bij de nameting zijn vragen gesteld over de gesprekken met de derde partij  (deskundige, mediator, raadsonderzoeker), als deze hadden plaatsgevonden. Deze vragen betroffen:• de mate waarin de gesprekken volgens  de ouder eerlijk en rechtvaardig verlopen waren;• de mate waarin de ouder tevreden was over de gesprekken;• de mate waarin de ouder met respect behandeld werd door de derde partij;• de mate waarin de ouder de opstelling van de derde partij neutraal en onpartijdig vond;• de mate waarin volgens de ouder belangrijke feite en meningen naar voren zijn gekomen

tijdens de gesprekken; • de mate waarin de gesprekken positief hadden bijgedragen aan de uitkomst van het geschil,

aan het contact met de ex-partner en aan het contact met het kind. Alle vragen werden beantwoord op een schaal van 1 (helemaal niet) tot en met 5 (heel erg).

Voice. Een belangrijke component van eerlijke en rechtvaardige procedures is de mate waarin mensen de gelegenheid krijgen om hun mening en gevoelens te uiten en zich betrokken voelen bij het zoeken naar een oplossing van het geschil (Kluwer et al., 2009). Dit wordt ook wel Voice genoemd. Voice werd gemeten met vijf vragen, bijvoorbeeld:• Kreeg u tijdens de gesprekken de mogelijkheid om uw mening te geven?

Page 131: Het ouderschaps- onderzoek: een aanpak bij …...Raad voor de rechtspraak Research Memoranda Nummer 1 / 2013 Jaargang 9 Dr. E.S. Kluwer Het ouderschaps-onderzoek: een aanpak bij vechtscheidingen

129

Bijlage 6 Vragenlijsten en betrouwbaarheden van de schalen

• Voelde u zich tijdens de gesprekken betrokken bij het zoeken naar een oplossing van uw geschil?

Alle vragen werden beantwoord op een schaal van 1 (helemaal niet) tot en met 5 (heel erg). De vragen vormden samen een betrouwbare schaal (zie onderstaande tabel).

Tabel. Betrouwbaarheden (cronbachs alfa) van gebruikte schalen

Variabelen Voormeting Nameting

Conflictgedrag: forceren .74 .79

Conflictgedrag: vermijden .71 .64

Conflictgedrag: toegeven .80 .76

Conflictgedrag: constructief .69 .78

Conflictgedrag: compromis .77 .87

Vergeving: afstandelijkheid .87 .87

Vergeving: rancune .89 .91

Vergeving: welwillendheid .85 .82

Vertrouwen .72 .68

Commitment .85 .86

Gedragsproblemen kind .87 .88

Ouderschapsgedrag .82 .85

Depressie ouder .95 .96

Voice -- .88

Noot: cronbachs alfa is een maat om vast te stellen of meerdere items samen één schaal vormen. Dit wordt getoetst op basis van de onderlinge correlatie tussen de verschillende items. Een cronbachs alfa van .70 of meer wordt over het algemeen gezien als acceptabel, waarbij een hogere waarde een hogere betrouwbaarheid aanduidt.

Page 132: Het ouderschaps- onderzoek: een aanpak bij …...Raad voor de rechtspraak Research Memoranda Nummer 1 / 2013 Jaargang 9 Dr. E.S. Kluwer Het ouderschaps-onderzoek: een aanpak bij vechtscheidingen

130

Bijlage 7 Scheiden: de belangrijkste redenen (bron: CBS Statline, 2003)

Scheiden; naar belangrijkste redenen (2003)

Scheiding na een huwelijk

Scheiding na een huwelijk

Scheiding na niet-gehuwd samenwonen

Scheiding na niet-gehuwd samenwonen

Mannen Vrouwen Mannen Vrouwen

in % van het totaal aantal respondenten

in % van het totaal aantal respondenten

in % van het totaal aantal respondenten

in % van het totaal aantal respondenten

Karakters botsen 38 38 46 39

Iemand anders in het spel 38 37 22 31

Op elkaar uitgekeken 28 18 35 26

Toekomstplannen onverenigbaar

19 15 27 29

Gezondheidsproblemen 9 11 9 11

Financiële problemen 9 13 7 8

Seksuele problemen 6 9 3 8

(Schoon)familie / kinderen 6 4 2 4

Onenigheid over het krijgen van kinderen

4 4 7 10

Sociale / culturele verschillen

4 4 3 3

Verslavingsproblemen 2 18 4 16

Lichamelijk geweld 1 19 1 10

Te jong / leeftijdsverschil te groot

1 1 2 4

Jaloezie / geen vertrouwen 1 2 3 4

Page 133: Het ouderschaps- onderzoek: een aanpak bij …...Raad voor de rechtspraak Research Memoranda Nummer 1 / 2013 Jaargang 9 Dr. E.S. Kluwer Het ouderschaps-onderzoek: een aanpak bij vechtscheidingen

131

Colofon

Raad voor de rechtspraak Postbus 90613 2509 LP Den HaagDeze publicatie verschijnt in het kader van het wetenschappelijk onderzoeksprogramma van de Raad voor de rechtspraak. Uitgave daarvan bete-kent niet dat de inhoud het standpunt van de Raad voor de rechtspraak weergeeft.

Leden begeleidingscommissieProf.mr. J.E. Doek (voorzitter)Emeritus hoogleraar familierecht, Vrije Universiteit Amsterdam

Dr. T.F.C. FischerDocent/onderzoeker Criminologie, Erasmus Universiteit Rotterdam

Dr. A. KlijnAdviseur en publicist rechtspraak

Mr. C.A.R.M. van LeuvenRaadsheer Hof Den Haag

Drs. M. PieterseBeleidsadviseur afdeling Rechtspraak en geschiloplossing, ministerie van Veiligheid en Justitie

Dr. A.P. SpruijtEmeritus Onderzoeker, afdeling Jeugd en Gezin, Universiteit Utrecht

Dr. H.G.E. VerberkWetenschappelijk adviseur Raad voor de recht-spraak

Voor leden van de rechterlijke organisatie zijn gratis exemplaren beschikbaar. Deze kunnen worden besteld bij:Raad voor de rechtspraakSecretariaat Directie Strategie & OntwikkelingPostbus 906132509 LP Den HaagTel. (070) 361 97 05E-mail: [email protected]

De integrale tekst van dit rapport is gratis te downloaden van: www.rechtspraak.nl/ Organisatie/Raad-Voor-De-Rechtspraak Rubriek: wetenschappelijk onderzoek

Uitgever Sdu Uitgevers BV, Den Haag

Ontwerp omslag Corps, Den Haag

Aanpassing omslag Studio Typeface, Lelystad

Opmaak binnenwerk en eBook LINEUP boek en media bv, Groningen

December 2013

© Staat der Nederlanden (Raad voor de recht-spraak)

Niets uit deze uitgave mag worden verveelvou-digd, in een voor anderen toegankelijk gege-vensbestand worden opgeslagen of worden openbaar gemaakt zonder voorafgaande schrif-telijke toestemming van de Raad voor de recht-spraak. De toestemming wordt hierbij verleend voor het verveelvoudigen, in een gegevensbe-stand toegankelijk maken of openbaar maken waarvoor geen geldelijke of andere tegenpresta-tie wordt gevraagd en ontvangen en waarbij deze uitgave als bron wordt vermeld.