Het modelleren van keuzes voor strategie en...

86
UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE ACADEMIEJAAR 2009 2010 Het modelleren van keuzes voor strategie en organisatieontwikkeling als patroon in business modellen. Masterproef voorgedragen tot het bekomen van de graad van Master in de Toegepaste Economische Wetenschappen: Handelsingenieur Pieter Van de Casteele onder leiding van Prof. Geert Poels

Transcript of Het modelleren van keuzes voor strategie en...

Page 1: Het modelleren van keuzes voor strategie en …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/659/RUG01-001459659... · 2011. 2. 19. · Het modelleren van keuzes voor strategie en organisatieontwikkeling

UNIVERSITEIT GENT

FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE

ACADEMIEJAAR 2009 – 2010

Het modelleren van keuzes voor

strategie en organisatieontwikkeling

als patroon in business modellen.

Masterproef voorgedragen tot het bekomen van de graad van

Master in de Toegepaste Economische Wetenschappen: Handelsingenieur

Pieter Van de Casteele

onder leiding van

Prof. Geert Poels

Page 2: Het modelleren van keuzes voor strategie en …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/659/RUG01-001459659... · 2011. 2. 19. · Het modelleren van keuzes voor strategie en organisatieontwikkeling
Page 3: Het modelleren van keuzes voor strategie en …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/659/RUG01-001459659... · 2011. 2. 19. · Het modelleren van keuzes voor strategie en organisatieontwikkeling

I

UNIVERSITEIT GENT

FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE

ACADEMIEJAAR 2009 – 2010

Het modelleren van keuzes voor

strategie en organisatieontwikkeling

als patroon in business modellen.

Masterproef voorgedragen tot het bekomen van de graad van

Master in de Toegepaste Economische Wetenschappen: Handelsingenieur

Pieter Van de Casteele

onder leiding van

Prof. Geert Poels

Page 4: Het modelleren van keuzes voor strategie en …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/659/RUG01-001459659... · 2011. 2. 19. · Het modelleren van keuzes voor strategie en organisatieontwikkeling

II

PERMISSION

Ondergetekende verklaart dat de inhoud van deze masterproef mag geraadpleegd en/of

gereproduceerd worden, mits bronvermelding.

Pieter Van de Casteele

Page 5: Het modelleren van keuzes voor strategie en …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/659/RUG01-001459659... · 2011. 2. 19. · Het modelleren van keuzes voor strategie en organisatieontwikkeling

III

Woord Vooraf

Graag zou ik mijn promotor, professor doctor Geert Poels bedanken voor de mogelijkheid die hij mij

gegeven heeft om dit onderwerp te onderzoeken in mijn thesis, alsook voor zijn opvolging en advies

gedurende deze twee jaar.

Eveneens wil ik ook Wim Laurier bedanken voor de continue ondersteuning en inspanning die hij

leverde tijdens mijn begeleiding. Zijn opbouwende kritiek zorgde er altijd voor dat ik terug op het juiste

pad terecht kwam.

Verder wil ik ook de personen die tijd uitgetrokken hebben voor mijn thesis bedanken voor het nalezen

en voor hun opmerkingen.

Page 6: Het modelleren van keuzes voor strategie en …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/659/RUG01-001459659... · 2011. 2. 19. · Het modelleren van keuzes voor strategie en organisatieontwikkeling

IV

Inhoudstabel

1. Inleiding .................................................................................................................................................... 1

2. Fusies en overnames ................................................................................................................................ 4

2.1 Introductie .......................................................................................................................................... 4

2.2 Golven van fusies en overnames ........................................................................................................ 5

2.3 Synergie ............................................................................................................................................ 10

3. Waarderingstechnieken ......................................................................................................................... 13

3.1 Discounted Cash Flow methode ....................................................................................................... 14

3.2 Alternatieve technieken ................................................................................................................... 32

4. e³- value .................................................................................................................................................. 36

4.1 Introductie tot de e³-value ontologie ............................................................................................... 36

4.2 Concepten ........................................................................................................................................ 39

4.3 Scenario’s ......................................................................................................................................... 42

4.4 e³-value editor en e³-value time series editor ................................................................................. 43

4.5 Voorbeeld ......................................................................................................................................... 44

5. Gevalsstudie: overname Gillette door Procter & Gamble ..................................................................... 47

5.1 Introductie ........................................................................................................................................ 47

5.2 Waarderingsproces .......................................................................................................................... 48

5.2.1 Waardering The Gillette Company ............................................................................................ 51

5.2.2 Waardering Procter & Gamble .................................................................................................. 54

5.2.3 Waardering Procter & Gamble na overname ............................................................................ 57

5.2.4 Scenarioanalyse ......................................................................................................................... 62

6. Conclusie ................................................................................................................................................ 65

Bronvermelding ........................................................................................................................................... IX

Appendix A ................................................................................................................................................... A

Appendix B ................................................................................................................................................... B

Appendix C ................................................................................................................................................... C

Appendix D ................................................................................................................................................... D

Page 7: Het modelleren van keuzes voor strategie en …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/659/RUG01-001459659... · 2011. 2. 19. · Het modelleren van keuzes voor strategie en organisatieontwikkeling

V

Glossarium

Conglomeraat: Een overkoepelende entiteit die bestaat uit verschillende, meestal zeer

gediversifieerde, ondernemingen.

Corporate level: Dit is het hoogste niveau binnen een onderneming

Corporate Parent: Dit is de moedermaatschappij.

Initial Public Offering: Beursintroductie

Monopolie: Een situatie waarin een product of service maar door één enkele partij wordt

aangeboden.

Oligopolie: Een situatie waarbij een bepaald product of service enkel door een klein aantal grote

partijen wordt aangeboden.

Vrije kasstroom (free cashflow): Dit is het verschil tussen het geld die de onderneming binnenkomt

(binnenkomende kasstroom) en het geld die de onderneming verlaat (uitgaande kasstroom).

Yield To Maturity: Dit is een de Engelse term voor de interne rendementsgraad van een obligatie in de

veronderstelling dat deze obligatie gehouden wordt tot vervaldatum.

Page 8: Het modelleren van keuzes voor strategie en …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/659/RUG01-001459659... · 2011. 2. 19. · Het modelleren van keuzes voor strategie en organisatieontwikkeling

VI

Gebruikte Afkortingen

ABC: Activity Based Costing

APM: Arbitrage Pricing Model

APT: Arbitrage Pricing Theory

CAPM: Capital Asset Pricing Model

DCF: Discounted Cash Flow

EBIT: Earnings Before Interest and Taxes

EBITDA: Earnings Before Interest, Taxes, Depreciation, Amortization

FCF: Free Cash Flow

FCFE: Free Cash Flow to common Equity investors

FCFF: Free Cash Flow to the Firm

IPO: Initial Public Offering

NOPLAT: Net Operating Profit Less Adjusted Taxes

ROIC: Return On Invested Capital

WACC: Weighted Average Cost of Capital

YTM: Yield To Maturity

Page 9: Het modelleren van keuzes voor strategie en …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/659/RUG01-001459659... · 2011. 2. 19. · Het modelleren van keuzes voor strategie en organisatieontwikkeling

VII

Lijst van de tabellen

Tabel 1 Waardering The Gillette Company DCF methode ......................................................................... 18

Tabel 2 Primaire waardeactiviteiten .......................................................................................................... 21

Tabel 3 Ondersteunende waardeactiviteiten............................................................................................. 21

Tabel 4 Vergelijking waarderingstechnieken ............................................................................................. 35

Tabel 5 CAPM Gillette ................................................................................................................................ 51

Tabel 6 WACC The Gillette Company ......................................................................................................... 51

Tabel 7 Verdeling omzet 2005 Gillette onder marktsegmenten ................................................................ 52

Tabel 8 Verdeling kosten 2005 The Gillette Company ............................................................................... 52

Tabel 9 CAPM Procter&Gamble ................................................................................................................. 54

Tabel 10 WACC Procter & Gamble ............................................................................................................. 55

Tabel 11 Verdeling omzet 2005 P&G onder marktsegmenten .................................................................. 55

Tabel 12 Verdeling kosten 2005 Procter & Gamble ................................................................................... 56

Tabel 13 Verdeling omzet 2005 P&G na overname onder marktsegmenten ............................................ 61

Tabel 14 Verdeling kosten P&G na overname 2005 .................................................................................. 61

Tabel 15 Bepaling cashflow P&G .................................................................................................................. C

Tabel 16 Bepaling cashflows P&G na overname inclusief synergie ............................................................. C

Page 10: Het modelleren van keuzes voor strategie en …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/659/RUG01-001459659... · 2011. 2. 19. · Het modelleren van keuzes voor strategie en organisatieontwikkeling

VIII

Lijst van de figuren

Figuur 1 Golven in fusies & overnames ........................................................................................................ 6

Figuur 2 Waarde van fusies en overnames 1980-2004 in de Verenigde Staten .......................................... 8

Figuur 3 Waarde van fusies en overnames 1980-2004 in Europa................................................................ 9

Figuur 4 Verschillende visie waarde ........................................................................................................... 13

Figuur 5 Percentage Continuing Value- Totale waarde .............................................................................. 17

Figuur 6 Vijfkrachtenmodel Porter ............................................................................................................. 19

Figuur 7 Waardeketenmodel Porter .......................................................................................................... 20

Figuur 8 Waardeketen Gillette ................................................................................................................... 23

Figuur 9 Voorbeeld Security Market Line ................................................................................................... 29

Figuur 10 Mortaliteitsverlies bij obligaties ................................................................................................. 31

Figuur 11 Business unit X ............................................................................................................................ 38

Figuur 12 Business unit X + Y na fusie ........................................................................................................ 38

Figuur 13 Legende e³-value concepten ...................................................................................................... 39

Figuur 14 Illustratie interne en externe wisselwerking .............................................................................. 40

Figuur 15 Multiparty transaction ............................................................................................................... 41

Figuur 16 e³-value editor ............................................................................................................................ 43

Figuur 17 e³-value time series editor ......................................................................................................... 44

Figuur 18 e³-value model The Gillette Company ....................................................................................... 45

Figuur 19 Stappenplan waardering ............................................................................................................ 50

Figuur 20 P&G Alleenstaand....................................................................................................................... 56

Figuur 21 Model P&G na overname ........................................................................................................... 58

Page 11: Het modelleren van keuzes voor strategie en …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/659/RUG01-001459659... · 2011. 2. 19. · Het modelleren van keuzes voor strategie en organisatieontwikkeling

1

1. Inleiding

Bij een overname of fusie is het noodzakelijk te zorgen voor een correcte waardering van het bedrijf dat

men wil overnemen of waarmee men wil fuseren. Deze waardering is essentieel om te weten hoe hoog

men kan gaan in de prijsonderhandelingen. Er zijn verschillende waarderingstechnieken mogelijk om tot

deze plafondprijs te komen. De meest gebruikte is de zogenaamde Discounted Cash Flow methode (DCF

methode). Hier worden de verwachte toekomstige vrije kasstromen1 verdisconteerd naar het heden. De

waarde die men bekomt op deze manier stelt dan de waarde voor die het bedrijf kan creëren in de

toekomst. Deze waarde stelt onmiddellijk ook de plafondprijs voor die men kan betalen. Indien men

echter meer betaalt dan deze plafondprijs dan betaalt men dus meer dan het bedrijf in de toekomst aan

waarde kan creëren. Naast de kasstromen die het bedrijf als alleenstaande entiteit kan creëren zullen de

kasstromen in geval van overname of fusie ook synergetische & controle elementen bevatten. Synergie

kan eenvoudigst uitgelegd worden als het fenomeen dat zich voor doet wanneer één plus één een

grotere waarde voorstelt dan twee. Een fusie van twee bedrijven laat dus toe meer waarde te creëren

dan de situatie waar beide bedrijven onafhankelijk van elkaar waarde creëren Naast synergie dient

tijdens het waarderen ook rekening gehouden te worden met wat men een controlepremie noemt. Deze

premie stelt de extra waarde voor die men denkt te kunnen creëren door het overgenomen bedrijf

beter te beheren.

Volgens een studie van Marks en Mirvis (2001) behaalt nog geen 25% van alle overnames hun

vooropgestelde doel. Veelal komt de overnemende organisatie als de dupe uit een overname en krijgen

de aandeelhouders van het overgenomen bedrijf alle meerwaarde (Sirower M. L. en Sahni S. 2006). De

belangrijkste redenen waarom overnames falen zijn omdat een te grote premie betaald wordt of omdat

er geen plan is om te integreren. Beide redenen hebben te maken met niet-gerealiseerde synergieën.

Het waarderen van synergieën is een zeer ingewikkelde materie en wordt daarom vaak niet goed of

zelfs helemaal niet gedaan. (Kode, Ford, Sutherland, 2003)

Zoals Michael Goold en Andrew Campbell (1998, pg. 137) het verwoorden is het waarderen van

synergie, gezien de impact, één van de belangrijkste elementen van het waarderingsproces:

“Een initiatief voor het verklaren van de doelstellingen en voordelen van mogelijke synergie is de eerste

en meest belangrijke discipline in het maken van gegronde beslissingen met betrekking tot synergie.”

1 Een vrije kasstroom (free cashflow in het Engels) is het verschil tussen het geld die de onderneming binnenkomt

en het geld die de onderneming verlaat.

Page 12: Het modelleren van keuzes voor strategie en …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/659/RUG01-001459659... · 2011. 2. 19. · Het modelleren van keuzes voor strategie en organisatieontwikkeling

2

Het is dan ook op basis van de waardering van deze synergie dat de premie (die typisch tussen de 30-

40% van de marktwaarde ligt (Sirower et al., 2006)) gerechtvaardigd wordt. De meest voorkomende

dooddoener voor synergie wordt door Goold & Campbell (2000, pg. 86) als volgt beschreven:

“De meest voorkomende manier waarop de strategie op corporate level2 synergie kan tegenwerken is

door gebrek aan duidelijkheid [...]Als managers in de bedrijven onzeker zijn of de corporate parent3 nu

wil dat ze hun technische inspanningen coördineren of dat ze moeten zoeken naar kostbesparingen in de

marketing afdeling dan kan de onzekerheid hen verlamd laten.”

Het is in het kader van deze problematiek dat de e³-value ontologie, toegepast met behulp van de e³-

value tool en de e³-value time series, een hulpmiddel kan bieden zowel bij het waarderingsproces als bij

het integratieplan van een fusie of overname. Het kan zorgen voor meer duidelijkheid en kan dus dienen

als een communicatiemiddel voor alle belanghebbende partijen. Bij fusies en overnames zijn veel

verschillende stakeholders betrokken. Veel van de betrokken partijen (als we denken aan CEO’s, grote

aandeelhouders etc.) hebben vaak een zeer drukke agenda en verkeren daardoor meestal in een zekere

tijdsnood. Daarom kan een eenvoudige, visuele ontologie zoals de e³-value ontologie voor een snelle en

efficiënte communicatie zorgen. Bovendien kan deze ontologie er ook voor zorgen dat er geen

verschillende interpretaties, zoals beschreven in bovenstaand citaat, ontstaan bij de verschillende

partijen omtrent de waardering en de mogelijke synergieën.

Met deze thesis probeer ik dan ook aan te tonen aan de hand van een gevalsstudie, namelijk de

overname van Gillette door Procter & Gamble, dat de e³-value ontologie een grote meerwaarde kan

leveren aan het waarderingsproces bij fusies en overnames. Bij de gevalsstudie zal namelijk duidelijk

worden dat de synergetische elementen ondubbelzinnig geïdentificeerd kunnen worden en dat er dus

geen sprake meer zal zijn van onduidelijkheid omtrent de waardecreatie. De modellen zoals gecreëerd

voor de gevalsstudie maken een snelle interpretatie mogelijk en laten toe afstand te nemen van

gespecialiseerde termen die de waardering complexer doen lijken.

In sectie 2 wordt uitgebreid aandacht besteed aan fusies en overnames. Hierin worden de drijfveren

achter deze fusies beschreven, ook wordt er een overzicht gegeven van de meest voorkomende

bronnen voor synergie. In sectie 3 wordt de Discounted Cash Flow methode uitgelegd die het frequentst

gebruikt wordt tijdens het waarderen samen met enkele alternatieve technieken die vaak in combinatie

met de DCF methode gebruikt worden. In sectie 4 wordt de e³-value ontologie samen met de tools

uitgelegd aan de hand van een voorbeeld. Vervolgens wordt in sectie 5 de overname van Gillette door

2 Met corporate level wordt het hoogste niveau binnen een organisatie bedoeld.

3 Met corporate parent wordt de overkoepelende organisatie (moedermaatschappij) bedoeld die

dochterondernemingen heeft.

Page 13: Het modelleren van keuzes voor strategie en …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/659/RUG01-001459659... · 2011. 2. 19. · Het modelleren van keuzes voor strategie en organisatieontwikkeling

3

Procter & Gamble onder de loep genomen en illustreren we hier de mogelijkheden van de ontologie en

de tools. Ten slotte vermelden we in sectie 6 enkele conclusies uit het onderzoek evenals worden enkele

voorstellen gedaan voor verder onderzoek.

Page 14: Het modelleren van keuzes voor strategie en …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/659/RUG01-001459659... · 2011. 2. 19. · Het modelleren van keuzes voor strategie en organisatieontwikkeling

4

2. Fusies en overnames

Om een beter inzicht te verwerven in de wereld van fusies en overnames dienen we eerst enkele

algemeenheden omtrent dit onderwerp van naderbij te bekijken. In sectie 2.1 komen de verschillende

soorten fusies en overnames aan bod en kaderen we ook de overname van Gillette door P&G. Doorheen

de geschiedenis heeft zich een cyclische activiteit in het aantal fusies en overnames voorgedaan die men

golven noemt. In sectie 2.2 gaan we dan ook op zoek naar de oorzaak van deze golven. We bespreken

hierbij ook de trends die zich gedurende deze golven hebben voorgedaan. In sectie 2.3 worden zowel

het concept van synergie en de verschillend bronnen die voor synergie kunnen zorgen uitvoerig

besproken. Deze verschillende bronnen komen later terug in de gevalsstudie.

2.1 Introductie

“Het fundamentele doel van corporate strategisch management is het identificeren en implementeren

van synergieën over de verschillende business units – een taak waar we naar refereren als ‘de zoektocht

naar synergie’.”

Op deze manier beschrijven Sanchez en Heene (2004, pg. 156) het doel van Corporate Strategic

Management. Fusies en overnames behoren dus integraal tot het domein van corporate strategisch

management. e³-value modellen kunnen helpen in deze zoektocht naar synergie. Net door de

ondernemingen voor te stellen als e³-value modellen kunnen bepaalde zaken aan het licht komen die

anders over het hoofd gezien kunnen worden. Het kan bijvoorbeeld duidelijk worden dat bepaalde

departementen of afdelingen dezelfde functie uitvoeren en dezelfde waarde creëren voor het bedrijf.

Eén van beide activiteiten kan dan geschrapt worden om zo de kosten te drukken.

Alhoewel er een duidelijk verschil is tussen de termen fusies en overnames worden beide vaak door

elkaar gebruikt. De term overname is eerder een algemeen begrip die gebruikt wordt om een

eigendomsoverdracht te beschrijven. Bij een overname kan het goed zijn dat er niets verandert aan de

primaire activiteiten die het bedrijf uitvoert. De overname van de Zweedse autoconstructeur Saab door

de Nederlandse sportwagenfabrikant Spyker is hier een voorbeeld van. Spyker is in dit geval niet van

plan zich in te laten met de operationele activiteiten van Saab. (De Tijd, 2010) Een fusie daarentegen is

een nauwere en technische term die een bepaalde legale procedure beschrijft en kan, al is dat niet

noodzakelijk, volgen op een overname. (Reed S. F., Lajoux A. R., Nesvold H. P., 2007) Een fusie kan

omschreven worden als de combinatie van één of meerdere ondernemingen waarbij de activa en

passiva van de verkopende onderneming volledig worden opgeslorpt in een andere onderneming.

Page 15: Het modelleren van keuzes voor strategie en …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/659/RUG01-001459659... · 2011. 2. 19. · Het modelleren van keuzes voor strategie en organisatieontwikkeling

5

(Sherman A. J. en Hart M. A., 2006) De gevalsstudie, de overname van Gillette door Procter & Gamble, is

een overname die ook een fusie is. De situatie waarbij Porsche in 2009 ongeveer 51% van de aandelen

van de Volkswagen-groep in handen kreeg is dan weer een fusie die geen overname is.(van der Vaart,

2009) Alhoewel beide begrippen ook in deze thesis door elkaar worden gebruikt gaat het vooral over

overnames die fusies zijn.

Batelaan M. en Van Essen F. (2006) maken een onderscheid tussen vier soorten overnames. Als eerste

zijn er de groeiovernames. Hierbij is het motief zoals de naam het zelf zegt groeien. Deze overnames zijn

mogelijk door bedrijven die zelf een grote vrije kasstroom overhouden en hiermee een overname

kunnen financieren. Als tweede soort is er de buy-out. Buy-outs hebben de eigenschap een profijt te

kunnen halen uit het herwaarderen van verborgen waarde bij de gekochte onderneming. Als derde

soort worden strategische fusies of overnames vermeld. Het kenmerk van deze overnames is dat ze

gericht zijn op het realiseren van kosten- en omzetsynergie (dit is een daling in de kosten en stijging in

de omzet). De overname van Gillette door P&G behoort tot deze soort. Het grote verschil met de twee

voorgangers is dat in dit geval de winst niet onmiddellijk in het eerste jaar gerealiseerd wordt maar pas

in de jaren die volgen. De politieke fusie is de laatste soort die beschreven wordt. Kenmerkend aan deze

fusies is het ontbreken van een economische drijfveer. Deze fusies komen dan ook meer voor in de non-

profitsector. Het vereenvoudigen van het bestuur, het breken of net het vormen van een

machtsconcentratie zijn mogelijke motieven voor deze soort.

Verder kan ook nog een onderscheid gemaakt worden tussen een verticale en horizontale overname. Bij

een horizontale overname fuseren bedrijven die dezelfde producten of diensten leveren. Wanneer een

bedrijf een klant of leverancier overneemt spreekt men dan weer van een verticale overname. (Gitman

L. J., 2003)

2.2 Golven van fusies en overnames

In de literatuur worden 5 golven in de geschiedenis van fusies & overnames onderscheiden. Er is

namelijk een cyclische activiteit op dit gebied. Zoals in Figuur 1 kan worden opgemerkt volgen periodes

met hoge activiteit en periodes met lagere activiteit elkaar op. De eerste 4 golven vonden voornamelijk

plaats op Amerikaans grondgebied. De 5e golf maakte hier een eind aan. Bij deze golf staat Europa

vooral centraal. Deze golf is ook gekend als de eerste internationale golf. In deze sectie gaan we dieper

in op de oorzaken voor deze cyclische activiteit en bespreken we de rol van het waarderingsproces

gedurende deze golven.

Hierna volgt een korte beschrijving van elk van deze golven.

Page 16: Het modelleren van keuzes voor strategie en …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/659/RUG01-001459659... · 2011. 2. 19. · Het modelleren van keuzes voor strategie en organisatieontwikkeling

6

Figuur 1 Golven in fusies & overnames

Bron: Bouwens, 2005, pg. 5

De eerste golf (1897-1904) bestaat voornamelijk uit horizontale

fusies (78,3%) en staat vooral gekend als golf waarbij enorme

monopolies4 gecreëerd werden, ondanks de creatie van een wet

(de Sherman Act) waardoor monopolies moesten uitblijven. De

wet werd echter nooit letterlijk geïnterpreteerd, dit resulteerde in

een groot aantal monopolies. U.S. Steel, Kodak, General Electric

zijn allen voorbeelden van bedrijven die hieruit ontstaan zijn en

die nog steeds actief zijn. (Gaughan, 2007)

De tweede golf (1916-1929) werd door George Stigler in contrast geplaatst met de eerste golf door te

spreken over fusies voor oligopolies5 in plaats van fusies voor monopolies. In deze golf bleef de

Amerikaanse economie groeien voornamelijk door de boost na de 1e Wereldoorlog. In 1910 werd de

overheid van de Verenigde Staten bezorgd over de macht die sommige monopolies hadden. Daarom

werd een 2e wet (Clayton Act) gecreëerd die het ontstaan van monopolies moest belemmeren en in

plaats van monopolies ontstonden in deze golf meer oligopolies en verticale fusies. Bovendien werden

ook meer fusies gevormd tussen ongerelateerde industrieën. Tijdens deze golf ontstonden bedrijven als

4 Monopolie: Een situatie waarin een product of service maar door één enkele partij wordt aangeboden.

5 Oligopolie: Een situatie waarbij een bepaald product of service enkel door een klein aantal grote partijen wordt

aangeboden.

U.S. Steel is een voorbeeld van

een monopolie die ontstaan is

gedurende de eerste golf. U.S.

Steel creëerde een monopolie

door in de beginjaren zijn

grootste concurrenten over te

nemen en zo de grootste

staalproducent in de V.S. te

worden. (U.S. Steel, 2010)

Page 17: Het modelleren van keuzes voor strategie en …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/659/RUG01-001459659... · 2011. 2. 19. · Het modelleren van keuzes voor strategie en organisatieontwikkeling

7

General Motors. Ook Ford groeide in deze 2e golf aanzienlijk. De tweede golf eindigde met de

beurscrash in 1929. (Gaughan, 2007)

De derde golf (1965-1969) staat gekend als de conglomeraat6 fusie periode. Hoewel een conglomeraat

veel mee heeft van een gediversifieerde onderneming bestaat toch een onderscheid tussen beide. Een

gediversifieerde onderneming heeft nog steeds de hoogste productie in één bepaalde industrie terwijl

bij een conglomeraat de productie evenwichtiger verspreid is over de sectoren waar deze actief is. Zoals

in de vorige twee golven al het geval was, werd ook in deze periode de wetgeving nog strenger.

Hierdoor waren er in deze periode ook een heel stuk minder

verticale en horizontale fusies. Eén van de factoren die

meehielp aan de groei van het aantal conglomeraten was de

groei van de managementwetenschap. Het aantal

management scholen groeide en tegelijkertijd werd het

Master of Business Administration diploma erkend als een

bijkomende waarde voor het topmanagement. De personen

die afstudeerden geloofden dat ze de nodige kennis en

vaardigheden hadden om een conglomeraat te beheren

waardoor meer conglomeraten gevormd werden. (Gaughan, 2007)

De vierde golf (1984-1989) onderscheidt zich vooral van de drie voorgaande golven door een stijging in

het aantal vijandige overnames. Het onderscheid tussen een vijandige en een vriendelijke overname

hangt af van hoe de raad van bestuur op de overname reageert. Indien de raad van bestuur ermee

instemt wordt gesproken over een vriendelijke overname en indien deze niet instemt spreekt men van

een vijandige overname. Deze golf wordt ook gekenmerkt door de grootte van de overgenomen

ondernemingen. Hierdoor staat de vierde golf ook gekend als de golf van de megaovernames. De vierde

golf kwam op zijn einde in 1989 wanneer de economie na een lange groei in een milde recessie

terechtkwam in 1990. (Gaughan, 2007)

De vijfde golf (1992-…) kan zich ook onderscheiden van voorgaande golven. In de jaren 90 kende de

economie van de Verenigde Staten de grootste naoorlogse groei ooit. Die werd veroorzaakt door een

groei in de algemene vraag naar producten. Bedrijven reageerden hierop met fusies en overnames (dit

noemt men externe groei), op deze manier is een snellere uitbreiding mogelijk dan wanneer de

onderneming zelf zorgt voor een productietoename (dit noemt men interne groei). Hoewel ook in deze

golf een groot aantal grote overnames waren, was er een andere beweegreden. De overnames tijdens

6 Conglomeraat: Een overkoepelende entiteit die bestaat uit verschillende, meestal zeer gediversifieerde,

ondernemingen.

International Telephone & Telegraph

(vaak afgekort tot ITT) is een

voorbeeld van een bedrijf die een

conglomeraat werd gedurende de

derde golf. Het bedrijf bood in het

begin telecommunicatieservices aan.

Tussen 1960 en 1977 heeft het bedrijf

meer dan 350 bedrijven overgenomen.

Waaronder Hartford Insurance en

Sheraton Hotels. (ITT, 2010)

Page 18: Het modelleren van keuzes voor strategie en …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/659/RUG01-001459659... · 2011. 2. 19. · Het modelleren van keuzes voor strategie en organisatieontwikkeling

8

de vierde golf gebeurden vooral om op korte termijn financieel voordeel te behalen. Tijdens de vijfde

golf was de reden hoofdzakelijk van strategische aard en waren er ook minder vijandige overnames. Het

grootste verschil met de vorige golven is dat deze golf een internationale golf is. Er was een grote

stijging in de waarde van de transacties in 1996 in de Verenigde Staten, vanaf 1998 kan er ook in Europa

een stijging vastgesteld worden zoals Figuur 2 en Figuur 3 illustreren. Bovendien was in 1999 de waarde

van de transacties in Europa bijna even groot als de waarde in de Verenigde Staten. Volgens De Boeck

(1999) is deze stijging in Europa deels te verklaren door de invoering van de euro als eenheidsmunt. Ook

in Azië was er een grote stijging in 1998. De opkomende nood voor ondernemingen om globale speler te

worden was hierbij één van de voornaamste drijfveren. Een andere verklaring voor de stijging in Europa

is dat voordien vele bedrijven voor een groot deel in handen waren van individuele families die een

overname konden tegenwerken. Tijdens de vijfde golf was reeds een groot deel van deze aandelen bij

het publiek terecht gekomen. (Gaughan, 2007) Eén van de drijfveren voor de overname van Gillette

door Procter & Gamble was een (nog betere) globale speler te worden. Door de overname werden, en

dit voor beide entiteiten, meerdere geografische marktsegmenten toegankelijk.

Figuur 2 Waarde van fusies en overnames 1980-2004 in de Verenigde Staten

500.000

1.000.000

1.500.000

2.000.000

1980 1982 1984 1986 1988 1990 1992 1994 1996 1998 2000 2002 2004 2006

$ M

illio

ns

(a)

Page 19: Het modelleren van keuzes voor strategie en …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/659/RUG01-001459659... · 2011. 2. 19. · Het modelleren van keuzes voor strategie en organisatieontwikkeling

9

Figuur 3 Waarde van fusies en overnames 1980-2004 in Europa

Bron: Gaughan, 2007, pg. 60

Onderzoek van Mitchell & Mulherin (1996) heeft aangetoond dat de oorzaak van deze golven te vinden

is bij een combinatie van economische, technologische en regelgevende factoren. De economische

factor komt in de vorm van een economische groei die bedrijven ertoe aanzet om uit te breiden zodat ze

tegemoet kunnen komen aan de stijgende vraag. Ook technologische factoren kunnen een sterke

invloed hebben op deze golven. Technologische factoren kunnen zelfs zorgen voor een volledig nieuwe

industrie. De invoering van nieuwe wetten om bepaalde overnames of fusies te verhinderen is dan weer

een voorbeeld van de regelgevende factor. Harford (2005) toonde aan dat geen enkel van deze

oorzaken alleenstaand een golf kan veroorzaken en dat dus enkel de combinatie van deze factoren als

oorzaak beschouwd kan worden. Een andere conclusie die Harford maakte is dat het niet correct

waarderen niet als oorzaak van de golven kan worden beschouwd, wel merkt hij op dat dit wel het geval

is in een groot aantal specifieke deals. Rhodes-Kropf, Robinson, & Viswanathan (2005) beweerden het

tegendeel hiervan en toonden aan dat het verkeerd waarderen van ondernemingen en

waarderingsfouten wel degelijk een belangrijke factor spelen in de golven. Ze beweren niet dat dit de

enige verklaring voor de golven is, wel duiden ze op het feit dat de rol hiervan toeneemt naargelang de

grootte van de waarderingsfout toeneemt.

Zoals eerder reeds vermeld werd vinden veel van de problemen omtrent de waardering hun oorzaak bij

synergie. In het volgende stuk wordt daarom uitgebreid aandacht besteed aan dit concept.

500.000

1.000.000

1.500.000

2.000.000

1980 1982 1984 1986 1988 1990 1992 1994 1996 1998 2000 2002 2004 2006

$ M

illio

ns

(b)

Page 20: Het modelleren van keuzes voor strategie en …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/659/RUG01-001459659... · 2011. 2. 19. · Het modelleren van keuzes voor strategie en organisatieontwikkeling

10

2.3 Synergie

In dit gedeelte worden de verschillende soorten synergie en de bronnen die verantwoordelijk zijn voor

deze synergie beschreven. Veel van deze bronnen zullen later ook op te merken zijn in de gevalsstudie in

sectie 5.

Op de vraag wat synergie is, antwoordt Aswath Damodaran (2005, pg. 3) het volgende:

“Synergie is de bijkomende waarde die gecreëerd wordt door het combineren van twee bedrijven, op

deze manier ontstaan opportuniteiten die niet tot de mogelijkheden zouden behoren van deze

alleenstaande bedrijven. Het is de meest gebruikte en meest misbruikte motivering voor fusies en

overnames.”

Deze definitie maakt ook onmiddellijk de problematiek zoals eerder beschreven duidelijk. Het is net

door het bestaan van synergie dat men de - soms extreem hoge - premies probeert te rechtvaardigen.

Helaas blijkt nadien vaak dat deze veronderstellingen helemaal ongegrond waren. Onderzoek door Kode

et al. (2003) toont namelijk aan dat het betalen van een te hoge premie één van de belangrijkste

redenen is waarom overnames en fusies falen.

In de literatuur zijn meerdere synergiebronnen beschreven. Ook worden ze verschillend ingedeeld

naargelang de auteur(s). Meestal worden synergieën geclassificeerd onder twee categorieën. Als eerste

zijn er de operationele synergieën die een effect hebben op de operaties van de gecombineerde

onderneming, wat zich voornamelijk vertaalt in hogere kasstromen. En als tweede bestaan er ook

financiële synergieën die vooral zorgen voor een lagere kapitaalkost of een gunstigere kapitaalstructuur

en in mindere mate een invloed hebben op de kasstromen. Op deze manier kan de onderneming aan

een gunstiger tarief kapitaal bekomen. Belastingsvoordelen en overtollige kasstromen zijn hier

voorbeelden van bronnen voor deze synergie. Temple P. en Peck S. (2002 ) voegen hier nog een derde

categorie collusive synergie aan toe die voortvloeit uit prijsgerelateerde macht. Operationele en

financiële synergie worden hierna uitvoerig besproken aan de hand van enkele voorbeelden en de derde

categorie wordt toegevoegd onder operationele synergie naar het voorbeeld van Damodaran (2006).

Operationele synergieën laten een stijging van het inkomen toe die gecreëerd wordt door gebruik van

het bestaand actief of door groei of een combinatie van beiden. Hierna volgen enkele voorbeelden van

operationele synergie.

Schaalvoordelen, zoals de naam zelf zegt, hebben als eigenschap dat naarmate de schaal van de

operaties groter wordt ook meer voordelen voorkomen. Als voorbeeld hiervan kunnen we de vaste

kosten beschouwen die voordien over een kleiner aantal producten gespreid werden en na overname

Page 21: Het modelleren van keuzes voor strategie en …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/659/RUG01-001459659... · 2011. 2. 19. · Het modelleren van keuzes voor strategie en organisatieontwikkeling

11

kunnen deze over een groter aantal gespreid worden waardoor de kost per eenheid daalt. Deze laten de

onderneming toe op een kostbesparende en dus efficiëntere manier te werk te gaan en zo een grotere

winst te creëren. Dit type komt vooral voor bij horizontale overnames en minder bij verticale

overnames. (Sanchez et al., 2004)

Een grotere macht als afnemer en/of als leverancier stamt rechtstreeks uit het feit dat er minder

competitie is en de onderneming een groter marktaandeel heeft dan voordien. Dit kan beschouwd

worden als collusive synergie. Logischerwijze zal ook dit type van synergie eerder voorkomen bij

horizontale overnames waarbij de ondernemingen als concurrenten van elkaar zijn. Zo wordt namelijk

een groter marktaandeel bekomen en heeft de onderneming dus meer macht zowel naar klanten als

naar leveranciers toe. Bovendien zal dit fenomeen ook meer voorkomen naarmate er minder spelers op

de markt zijn waardoor vlugger een oligopolie gecreëerd kan worden (wat dus ook een grotere macht

betekent). Naar klanten toe kan dit een voordeel zijn om dankzij de betere machtspositie een hogere

prijs te bekomen en naar leveranciers toe kan dit net voor een lagere prijs zorgen. Aangezien de

onderneming nu een groter marktaandeel heeft kan het nu meer druk op leveranciers plaatsen en dus

een gunstigere prijs bekomen. Wel wordt het voordeel hiervan natuurlijk sterk teruggedrongen door

wetten die deze overnames verhinderen net om deze reden. (Damodaran, 2006)

Door het combineren van bedrijven die complementair zijn in hun functionele sterktes kan ook synergie

gecreëerd worden. In tegenstelling tot de twee vorige types is dit wel van toepassing op alle fusies en

overnames. (Damodaran, 2006) Zo kan een bedrijf actief in de voedingssector toch voordeel halen uit

een fusie met een bedrijf die actief is in een andere sector en die een sterke marketingafdeling heeft

(indien het voedingsbedrijf dit uiteraard zelf niet heeft). Dit kan een motivatie zijn voor het vormen van

gediversifieerde ondernemingen of conglomeraten.

Door een overname kan een bedrijf toegang krijgen tot een nieuwe of bestaande markt waar het

voordien geen toegang tot had. Een lokaal bedrijf kan bijvoorbeeld een Chinees bedrijf overnemen om

zo gebruik te kunnen maken van de naam van het overgenomen bedrijf alsook van de bestaande

distributie. Deze elementen kunnen zorgen voor een grotere groei die anders niet mogelijk zou zijn.

(Damodaran, 2006)

Financiële synergieën uitten zich meestal in de vorm van verhoogde kasstromen of een lagere

kapitaalkost. Een lagere kapitaalkost zal zich dan uiteindelijk vertalen in een lagere verdisconteringfactor

en door deze lagere verdisconteringfactor zullen toekomstige kasstromen vandaag een grotere waarde

voorstellen. Uiteindelijk heeft dit dus hetzelfde resultaat als een verhoogde kasstroom. Hierna volgen

enkele bronnen voor financiële synergieën.

Page 22: Het modelleren van keuzes voor strategie en …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/659/RUG01-001459659... · 2011. 2. 19. · Het modelleren van keuzes voor strategie en organisatieontwikkeling

12

Door het combineren van verschillende ondernemingen kan men een interne kapitaalmarkt creëren.

Hiermee wordt bedoeld dat de kasstromen die door verschillende business units worden gecreëerd

samengenomen worden en op deze manier een soort interne kapitaalmarkt vormen. Nadien kan het

kapitaal worden toegewezen aan het meest belovende project van de gecombineerde onderneming.

Voordien zouden deze kasstromen wellicht aan minder renderende projecten worden toegewezen en

bekomt men nu dus een efficiëntere allocatie. Op deze manier kan kapitaal goedkoper verkregen

worden via een interne kapitaalmarkt. Dit komt vooral veel voor wanneer een grote onderneming een

kleinere overneemt. (Sanchez et al., 2004)

Door het combineren van ondernemingen stijgt de diversiteit van de onderneming en kan de

gecombineerde entiteit een stabielere kasstroom bekomen die bovendien beter te voorspellen is. Deze

soort synergie stijgt naarmate de kasstromen van de ondernemingen negatiever gecorreleerd met

elkaar zijn. Door deze stabielere kasstroom kan de gecombineerde onderneming gunstigere condities en

tarieven verkrijgen en heeft het dus ook meer mogelijkheden om schulden aan te gaan (m.a.w. een

grotere schuldcapaciteit). (Hunt A., 2009) Ook dit kan een motivatie zijn voor het vormen van een

conglomeraat of een gediversifieerde onderneming.

Indien een verlieslatende onderneming wordt overgenomen door een winstgevende onderneming dan

wordt een belastingsvoordeel gecreëerd. De gezamenlijke winst zal namelijk lager liggen waardoor ook

minder belastingen betaald dienen te worden. (Damodaran, 2006)

Page 23: Het modelleren van keuzes voor strategie en …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/659/RUG01-001459659... · 2011. 2. 19. · Het modelleren van keuzes voor strategie en organisatieontwikkeling

13

3. Waarderingstechnieken

Bij de prijsbepaling voor een fusie of overname zijn verschillende waarderingstechnieken mogelijk. De

prijs kan op twee verschillende manieren bekeken worden, zoals voorgesteld in Figuur 4. Het kan

beschouwd worden als de marktwaarde - dit is de waarde van de aandelen zoals bepaald door de markt

en dus verschillend van de boekhoudkundige waarde - met daarbovenop een overnamepremie. De prijs

kan ook beschouwd worden als de individuele waarde van de onderneming plus de synergiewaarde en

de waarde voor controle (ook genaamd controlepremie). Deze waarde voor controle impliceert dat de

onderneming op een betere manier beheerd kan worden waardoor meer waarde gecreëerd wordt.

Ooghe H., Deloof M., Manigart S., (2003) zien deze controlepremie ook als een belangrijke reden voor

fusies en overnames.

Figuur 4 Verschillende visie waarde

Indien de overname zou gebeuren aan een correcte prijs, dan zou dat willen zeggen dat de prijs uit

beide visies gelijk zijn aan elkaar. De waardering van een aandeel die door de markt gebeurt (en

waarmee men de marktwaarde gaat bepalen) is namelijk gebaseerd op de verwachtingen van wat de

onderneming aan waarde in de toekomst zal creëren, dit is ook het geval bij het berekenen van de

individuele waarde. Als een beursgenoteerd bedrijf bijvoorbeeld aan de pers laat weten dat het een

stijging verwacht in de winst van het volgende kwartaal zal de waarde van dit aandeel onmiddellijk

stijgen (en hierdoor dus ook de marktwaarde). Door hetzelfde persbericht zal ook de berekening van de

Page 24: Het modelleren van keuzes voor strategie en …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/659/RUG01-001459659... · 2011. 2. 19. · Het modelleren van keuzes voor strategie en organisatieontwikkeling

14

individuele waarde voor een hoger cijfer zorgen. Om de individuele waarde samen met de

synergiewaarde en controlewaarde te berekenen bestaan verschillende methodes. In sectie 3.1 wordt

de meest gehanteerde methode uitgebreid uitgelegd, in sectie 3.2 komen ook enkele alternatieve

methodes kort aan bod.

3.1 Discounted Cash Flow methode

Deze methode gaat ervan uit dat een bedrijf waard is wat het in de toekomst aan vrije kasstromen kan

creëren. Omdat het hier om toekomstige kasstromen gaat, moeten we rekening houden met de

tijdswaarde van geld en moeten we dus de netto contante waarde gaan bepalen (beter gekend als ‘Net

Present Value’ of NPV). Om tot de netto contante waarde te komen moeten we de toekomstige

kasstromen verdisconteren met een verdisconteringfactor. Voordat toekomstige cashflows worden

voorspeld moet men eerst een strategisch visie gaan ontwikkelen. De ontwikkeling van een strategisch

perspectief is een belangrijke stap in het waarderingsproces. In de gevalsstudie zal deze strategische

analyse als uitgangspunt worden gebruikt om de e³-value modellen op te baseren. Het is ook op basis

van de bevindingen uit dit strategisch perspectief dat veronderstellingen gemaakt worden omtrent de

toekomstige kasstromen (grootte, bron etc.). Bij het bepalen van de toekomstige kasstromen wordt de

toekomst opgesplitst in twee periodes. In de eerste periode, genaamd de expliciete

voorspellingsperiode, wordt een expliciete voorspelling van de kasstromen voor de eerstkomende jaren

gemaakt. De tweede periode wordt meestal voorgesteld door de terminal value of continuing value.

Deze terminal value moet de waarde voorstellen waarvoor het bedrijf verkocht zou kunnen worden na

de eerste periode. Hoelang de eerste periode duurt hangt van twee factoren af: hoelang men

nauwkeurige schattingen kan maken (meestal niet meer mogelijk na 7-10 jaar) en indien het mogelijk

zou zijn moet de eerste periode zolang duren tot het moment dat de onderneming een soort steady-

state bereikt en dus elke periode groeit met een vast percentage. (Khan & Jain, 2007) Meestal bestaat

de eerste periode uit 5-7 jaar.

Free Cash Flows (vrije kasstromen) worden gedefinieerd als het verschil tussen alle uitgaande

kasstromen en alle binnenkomende kasstromen. Deze vrije kasstromen kunnen twee doelen hebben. Ze

kunnen namelijk hergeïnvesteerd worden in de onderneming of ze kunnen aan de aandeelhouders

uitgekeerd worden ofwel als dividend of door het terugkopen van de aandelen. Voor het waarderen van

ondernemingen zijn de cashflows zoals gedefinieerd door GAAP (Generally Accepted Accounting

Principles) niet bruikbaar omdat deze gecreëerd zijn met het oog op de financiële verslaggeving en de

boekhouding. Voor het waarderingsproces zijn dus aangepaste cashflows nodig, de zogenaamde

waarderingskasstromen.

Page 25: Het modelleren van keuzes voor strategie en …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/659/RUG01-001459659... · 2011. 2. 19. · Het modelleren van keuzes voor strategie en organisatieontwikkeling

15

In de literatuur wordt hoofdzakelijk onderscheid gemaakt tussen twee soorten cashflows. Namelijk de

Free Cash Flow to the Firm ook wel gekend als Enterprise Cash Flow (hierna verder afgekort tot FCFF) en

Free Cash Flow to Common Equity Investors (hierna verder afgekort tot FCFE). Het grootste verschil is

dat de FCFE rekening houdt met de kasstromen uit financiële activiteiten terwijl de FCFF enkel rekening

houdt met kasstromen uit operationele - en investeringsactiviteiten.

De Free Cash Flow to the Firm stelt het geld voor die beschikbaar is om te voldoen aan alle vorderingen

waar investeerders recht op hebben. Onder investeerders worden dus de aandeelhouders en

kredietverstrekkers gerekend. Deze definiëring houdt echter geen rekening met de financiële structuur7

van de onderneming, dit in tegenstelling tot de FCFE. (Depamphilis D., 2007)

De FCFF wordt als volgt berekend:

De Free Cash Flow to common Equity investors is het geld die overblijft voor het betalen van de gewone

aandeelhouders of om te herinvesteren in de onderneming. Het betalen van de aandeelhouders kan

ofwel via dividenden gebeuren ofwel via de inkoop van eigen aandelen. (Damodaran, 2002)

Zoals voordien al vermeld houdt deze definiëring wel rekening met de kasstromen afkomstig uit de

verschillende financieringsactiviteiten die afhankelijk zijn van de financiële structuur.

7 Met financiële structuur wordt hier bedoeld: de manier waarop de onderneming gefinancierd is. Bijvoorbeeld

met 60% aandelen en 40% schuldkapitaal.

FCFF = [EBIT x (1- t) + D&A - ∆WC] –Cap. Ex.

In deze vergelijking:

EBIT= Earnings Before Interest & Taxes

D&A= waardeverminderingen en afschrijvingen (Depreciation & Amortization)

∆ WC= wijziging in netto bedrijfskapitaalbehoefte (Working Capital)

Cap. Ex.= kapitaaluitgaven (Capital Expenditures)

Waarbij:

[EBIT x (1- t) + W&A - ∆WC]= geld uit operationele activiteiten

Cap. Ex.= geld uit investeringsactiviteiten

Page 26: Het modelleren van keuzes voor strategie en …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/659/RUG01-001459659... · 2011. 2. 19. · Het modelleren van keuzes voor strategie en organisatieontwikkeling

16

De FCFE wordt als volgt berekend:

Bij de discounted cash flow methode worden de vrije kasstromen verdisconteerd aan een

verdisconteringfactor. Deze factor verschilt naar gelang de gebruikte kasstromen. De FCFF is de meest

gebruikte kasstroom omdat die het eenvoudigst is om te bepalen. Bij het gebruik van de FCFF als

kasstroom gebruikt men de Weighted Average Cost of Capital (meestal afgekort tot WACC die verder in

deze sectie uitgebreid behandeld wordt).

In specifieke gevallen is het beter om de FCFE te gebruiken in plaats van de FCFF. Het gaat hier dan om

het waarderen van financiële instellingen of het waarderen van een bedrijf waar rekening gehouden

moet worden met verandering in financiële structuur. Bij het gebruik van FCFE wordt de kost van het

aandelenkapitaal als verdisconteringfactor gebruikt. Deze kan berekend worden door gebruik te maken

van het Capital Asset Pricing Model die ook verder in deze sectie nog uitgebreid aan bod komt.

De 2e periode bij de DCF methode wordt meestal voorgesteld door de terminal value of continuing

value. Zoals reeds vermeld stelt de terminal value de waarde voor waarvoor het bedrijf verkocht zou

kunnen worden na de eerste periode (de expliciete voorspellingsperiode). Deze waarde kan een

aanzienlijk bedrag voorstellen. Uit een steekproef in 4 industrieën (geïllustreerd in Figuur 5)

FCFE = [NI + D&A - ∆WC] – Cap. Ex. +[NPE – PD + NDI – PR]

In deze vergelijking:

NI= Netto Inkomen

D&A= Waardeverminderingen en afschrijvingen

Cap. Ex. = kapitaaluitgaven

NPD= Nieuwe uitgave van preferente aandelen (New Preferred Equity Issues)

PD= Preferent Dividend

NDI= Nieuwe uitgave van schuldkapitaal

PR= Aflossing schuldkapitaal (Principal Repayment)

Waarbij:

[NI + D&A - ∆WC]= geld uit operationele activiteiten

Cap. Ex.= geld uit investeringsactiviteiten

[NPE – PD + NDI – PR]= geld uit financiering activiteiten

Page 27: Het modelleren van keuzes voor strategie en …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/659/RUG01-001459659... · 2011. 2. 19. · Het modelleren van keuzes voor strategie en organisatieontwikkeling

17

concludeerden Koller et al. (2005) dat de terminal value van 56% tot 125% van de totale waarde (dit is

de waarde die voortkomt uit de expliciete voorspellingsperiode + terminal value) kan bedragen.

Figuur 5 Percentage Continuing Value- Totale waarde

Bron: Koller et al., 2005, pg. 275

Gezien de grootte van deze terminal value is de correcte bepaling dus van uiterst belang. Vaak wordt bij

de bepaling van deze waarde een Price/Earnings veelvoud gebruikt. Dit type van waarderingen is vaak

weinig onderbouwd en leidt logischerwijze vaak tot inaccurate waarderingen. De terminal value

berekenen aan de hand van de perpetuity formule is daarom een betere methode. Met deze formule

wordt de waarde van een oneindige cashflow berekend. (Copeland et al., 2000):

Dit is een betere methode en nog steeds vrij eenvoudig te berekenen, vandaar dat dit ook de meest

gebruikte methode is. In sectie 5 wordt deze formule later gebruikt tijdens het waarderingsproces van

de gevalsstudie. Om tot een nog nauwkeurig resultaat te komen kan een uitgebreidere versie van deze

formule gebruikt worden. Deze uitgebreide versie is te vinden in Appendix A. Als voorbeeld wordt de

Continuing Value= FCFT+1/(WACC-g)

In deze vergelijking:

FCFT+1= (FCFT x (1+g) ) = cashflow na het eerste jaar van de expliciete voorspellingsperiode

g= de groeifactor van FCFT

Page 28: Het modelleren van keuzes voor strategie en …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/659/RUG01-001459659... · 2011. 2. 19. · Het modelleren van keuzes voor strategie en organisatieontwikkeling

18

waardering van The Gillette Company met behulp van de discounted cash flow methode geïllustreerd in

Tabel 1.

Jaar 2005 2006 2007 2008 2009 Terminal Value

Verkoop 11.991,97 13.676,85 15.598,44 17.790,02 20.289,52 23.140,20

Groei verkoop 14,46% 14,05% 14,05% 14,05% 14,05% 14,05%

Kosten 9.482,05 10.814,28 12.333,69 14.066,57 16.042,93 18.296,96

Earnings Before Interest & Taxes 2.509,92 2.862,56 3.264,75 3.723,45 4.246,60 4.843,24

-Belastingen 752,98 858,77 979,43 1.117,04 1.273,98 1.452,97

NOPLAT 1.756,94 2.003,79 2.285,33 2.606,42 2.972,62 3.390,27

+Afschr. & waardevermindering 719,52 820,61 935,91 1.067,40 1.217,37 1.388,41

Operating Cash flow 2.476,46 2.824,41 3.221,23 3.673,82 4.189,99 4.778,68

- Bijkomend net working capital 253,90 15,80 19,20 21,90 25,00 27,77 Net working capital 119,92 136,77 155,98 177,90 202,90 231,40

-Kapitaal uitgaven 841,84 960,11 1.095,01 1.248,86 1.424,32 1.624,44

Free Cash Flow 1.380,73 1.848,49 2.107,02 2.403,06 2.740,66 3.126,47

0,338782 0,139862 0,140499 0,14049 0,140772

Terminal Value after 2011

59.213,50

Verwachte FCFF 1.380,73 1.848,49 2.107,02 2.403,06 2.740,66 59.213,50

Discounted FCFF 1.287,03 1.606,13 1.706,53 1.814,22 1.928,69 38.842,58 Tabel 1 Waardering The Gillette Company DCF methode (in mio $)

De som van de verdisconteerde cashflows bedraagt hier $ 47.185,17 mio. De WACC wordt verondersteld

7.28% te zijn. Als groeifactor voor de terminal value werd 2% verondersteld.

Vooraleer men echter voorspellingen kan gaan maken over de toekomstige cashflows en de terminal

value moet eerst een strategisch perspectief ontwikkeld worden. Ondernemingen kunnen pas waarde

creëren indien zij meer opbrengen dan de kost die nodig is voor de financiering. In financiële termen

moet de Return On Invested Capital (ROIC) hoger zijn dan de Weighted Average Cost of Capital. Om dit

te bereiken moet de onderneming een competitief voordeel hebben ten opzichte van de concurrenten.

Zonder dit voordeel zou de onderneming net zoveel opbrengen als de kost die nodig is voor de

financiering. (Copeland, Koller, & Murrin, 2000) Voor een analyse van het strategisch perspectief

bestaan verschillende theorieën en modellen. De bekendste werden ontwikkeld door Michael Porter

van de Harvard Business School.

Met het vijfkrachtenmodel dat Porter in 1979 ontwikkelde kan de winstgevendheid van een bepaalde

bedrijfstak nagegaan worden.

Page 29: Het modelleren van keuzes voor strategie en …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/659/RUG01-001459659... · 2011. 2. 19. · Het modelleren van keuzes voor strategie en organisatieontwikkeling

19

Figuur 6 Vijfkrachtenmodel Porter

Bron: (Nieuwenhuis, 2008, http://123management.nl/0/010_strategie/a120_strategie_09_porter.html)

De 5 krachten - de toetreding van nieuwe concurrenten, de bedreiging van substituten, de

onderhandelingspositie van kopers, de onderhandelingspositie van leveranciers en de rivaliteit tussen

bestaande concurrenten - zoals geïllustreerd in Figuur 6 stellen de vijf concurrentiekrachten voor. De

sterkte van deze 5 krachten samen bepaalt de winstgevendheid van een bepaalde bedrijfstak. Deze 5

krachten beïnvloeden namelijk de prijzen, kosten en benodigde investeringen van bedrijven in een

bedrijfstak. (Porter, 1989) Naast de originele doelstelling van dit vijfkrachtenmodel, de bepaling van de

winstgevendheid van een bedrijfstak, wordt dit model ook vaak gebruikt om de winstgevendheid van

één enkel bedrijf te achterhalen. Een analyse van deze 5 krachten kan helpen bij het maken van

assumpties die nodig zijn om voorspellingen te maken van de de toekomstige kasstromen.

Naast het vijfkrachtenmodel ontwikkelde Porter ook nog het waardeketenmodel in 1985.

Page 30: Het modelleren van keuzes voor strategie en …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/659/RUG01-001459659... · 2011. 2. 19. · Het modelleren van keuzes voor strategie en organisatieontwikkeling

20

Figuur 7 Waardeketenmodel Porter

Bron: (Porter, 1989, pg. 37)

In tegenstelling tot het vijfkrachtenmodel dat ontwikkeld is om een bedrijfstak te analyseren, is het

waardeketenmodel ontwikkeld om een bedrijfseenheid te analyseren. In de waardeketen wordt een

bedrijf voorgesteld door een verzameling van waardeactiviteiten die samen met de marge de totale

waarde voorstelt. Hierbij is de marge het verschil tussen de totale waarde en de collectieve kosten die

de waardeactiviteiten met zich mee brengen. Het idee is dat elke waardeactiviteit waarde toevoegt aan

het product of service. “De waardeketen van een bedrijf en de wijze waarop het zijn individuele

activiteiten uitvoert zijn een weerspiegeling van zijn geschiedenis, zijn strategie, zijn aanpak om strategie

te implementeren en de onderliggende economische factoren van de activiteiten zelf.” (Porter, 1989, pg.

36) De waardeactiviteiten worden onderverdeeld in 2 soorten: primaire activiteiten en ondersteunende

activiteiten. Primaire activiteiten hebben een invloed hebben op de fysieke creatie, verkoop en

overdracht aan de koper. De ondersteunende activiteiten ondersteunen de primaire activiteiten over de

hele keten. Een overzicht van de primaire waardeactiviteiten en de ondersteunende waardeactiviteiten

wordt beschreven, zoals beschreven door Porter (1989), in Tabel 2 en respectievelijk Tabel 3.

Primaire waardeactiviteiten Beschrijving

Ingaande logistiek Activiteiten die verband houden met het

ontvangen, opslaan & verspreiden van inputs voor

het product.

Operaties Activiteiten die verband houden met het

omzetten van inputs in het eindproduct.

Page 31: Het modelleren van keuzes voor strategie en …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/659/RUG01-001459659... · 2011. 2. 19. · Het modelleren van keuzes voor strategie en organisatieontwikkeling

21

Uitgaande logistiek Activiteiten die verband houden met het

verzamelen en opslaan van het product en de

fysieke distributie daarvan.

Marketing & Verkoop Activiteiten die verband houden met het

aanzetten van kopers om het product te kopen en

het voorzien van middelen waardoor de kopers

het product kunnen kopen.

Service Activiteiten die verband houden met leveren van

service om de waarde van het product te

verhogen.

Tabel 2 Primaire waardeactiviteiten

Ondersteunende waardeactiviteiten Beschrijving

Verwerving Activiteiten die verband houden met de functie

van het verwerven van inputs (en dus niet de

inputs zelf).

Technologieontwikkeling Activiteiten die verband houden met

inspanningen om het product en het proces te

verbeteren.

Human resource management Activiteiten die verband houden met het werven,

huren, trainen, ontwikkelen en compenseren van

alle soorten personeel.

Infrastructuur van het bedrijf Activiteiten die verband houden met het

ondersteunen van de keten in zijn geheel (dit in

tegenstelling tot de andere ondersteunende

activiteiten). Hiertoe behoren het management,

de planning, de boekhouding etc.

Tabel 3 Ondersteunende waardeactiviteiten

Door het vergelijken van de eigen waardeketen met die van concurrenten zullen de onderlinge

verschillen aangeven waar de concurrentievoordelen te vinden zijn. De waardeactiviteiten kunnen in

principe verder worden onderverdeeld tot steeds minder omvattende activiteiten die nog steeds

verschillend zijn van elkaar. De mate waarin de waardeketen voor elk bedrijf wordt ontleed hangt af van

de doelstelling. In het kader van de zoektocht naar synergie zal dit een redelijk gedetailleerde analyse

worden.

Page 32: Het modelleren van keuzes voor strategie en …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/659/RUG01-001459659... · 2011. 2. 19. · Het modelleren van keuzes voor strategie en organisatieontwikkeling

22

De waardeketen zal het startpunt worden voor de ontwikkeling van de e³-value modellen. Zoals verder

wordt uitgelegd zal naargelang het doelpubliek de waardeketen al dan niet complex worden voorgesteld

met de e³-value ontologie. Naast het aantonen van concurrentievoordelen kan de waardeketen ook een

waardevolle rol spelen bij het ontwikkelen van een organisatiestructuur. Ook dit aspect is belangrijk bij

fusies en overnames. Indien men van plan is om de organisatiestructuur aan te passen aan de nieuwe

onderneming, kan men bijvoorbeeld van de waardeketen uitgaan. In de waardeketen zijn de activiteiten

namelijk gegroepeerd in ofwel primaire activiteiten ofwel ondersteunende activiteiten. Binnen elke

categorie zijn de gelijkenissen groot en tussen de verschillende categorieën zijn de verschillen groot.

Omwille van deze reden vormen zij dus een ideale basis voor een nieuwe organisatiestructuur.

Indien we als voorbeeld de waardeketen van The Gillette Company in 2004, geïllustreerd in Figuur 8,

bekijken kunnen we opmerken dat The Gillette Company een concurrentievoordeel heeft door

verschillende factoren. Het heeft een grote kennis over de verzorgingsproducten voor mannen. Ook kan

het bedrijf als geen ander nieuwe producten lanceren. Het heeft ook toegang tot enkele internationale

markten die niet voor alle bedrijven evident zijn. Bovendien beschikt het over een portefeuille aan zeer

sterke merken (Gillette, Duracell, Braun) en, doordat het deze sterken merken heeft, kan het dan ook

weer genieten van schaaleffecten voor de meeste van zijn producten. We kunnen dus concluderen dat

het concurrentievoordeel vooral uit de waardeactiviteit marketing & verkoop komt.

Page 33: Het modelleren van keuzes voor strategie en …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/659/RUG01-001459659... · 2011. 2. 19. · Het modelleren van keuzes voor strategie en organisatieontwikkeling

23

Figuur 8 Waardeketen Gillette

Page 34: Het modelleren van keuzes voor strategie en …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/659/RUG01-001459659... · 2011. 2. 19. · Het modelleren van keuzes voor strategie en organisatieontwikkeling

24

In tegenstelling tot wat Porter aanbeveelt, hebben we hier de waardeketen van The Gillette Company

als één keten besproken. Porter raadt echter aan een waardeketen te analyseren op het niveau van een

bedrijfseenheid. Voor een gediversifieerde onderneming als The Gillette Company (die merken bevat als

Gillette, Duracell, Braun) zou dit willen zeggen dat we voor elke business unit (bv. Duracell) een aparte

waardeketen moeten analyseren. Om het overzichtelijk te houden en te kunnen aansluiten bij het

‘global viewpoint’ (die een vereenvoudigd beeld moet scheppen en in sectie 4 behandeld wordt), wordt

er daarom een analyse gemaakt van The Gillette Company als zijnde één geheel.

Na het ontwikkelen van een strategisch perspectief voor de onderneming moet dit perspectief nu

vertaald worden in een financiële voorspelling. Copeland et al. (2000) raden aan om te beginnen met

een inkomstenrapport (een inkomstenrapport vertrekt van de omzet waar nadien kosten en belastingen

worden afgetrokken om zo uiteindelijk de winst te bekomen) en van hieruit de cash flows te berekenen.

Het is ook mogelijk om onmiddellijk voorspellingen van de cash flows te maken. Dit wordt echter niet

aangeraden omdat bij deze methode gemakkelijk bepaalde zaken over het hoofd worden gezien. Deze

denkwijze en manier van werken wordt ook gebruikt in het waarderingsproces met de e³-value

ontologie die geïllustreerd wordt met de gevalsstudie in sectie 5.

Bij de DCF methode wordt de free cash flow verdisconteerd aan de Weighted Average Cost of Capital

(WACC), vrij vertaald is dit de gewogen gemiddelde kapitaalkost. Dit is de opportuniteitskost die

investeerders hebben wanneer zij investeren in een specifiek bedrijf. Het belangrijkste principe hierbij is

dat er consistentie moet bestaan tussen de componenten van de WACC en de free cash flow (dit is het

consistentie principe). De FCFF is de cashflow die beschikbaar is aan alle investeerders, daarom moet de

WACC de opportuniteitskost voorstellen van alle kapitaalbronnen. Ook de periode en het risico die

gebruikt worden om de WACC te schatten moeten overeenkomen met de cashflows. De gewichten die

men hanteert moeten berekend worden op basis van de marktwaarde en niet de boekwaarde. Het moet

bovendien ook nominaal worden uitgedrukt in ‘na belastingstermen’ en in dezelfde munteenheid. Bij

het waarderen van een doelwit gebruikt men de WACC van het doelwit. (Koller et al., 2005)

Page 35: Het modelleren van keuzes voor strategie en …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/659/RUG01-001459659... · 2011. 2. 19. · Het modelleren van keuzes voor strategie en organisatieontwikkeling

25

Algemeen kan de gewogen gemiddelde kapitaalkost k0 als volgt worden berekend (Ooghe et al. 2003):

Gezien ondernemingen in hoofdzaak twee bronnen van financiering kennen, bestaat de WACC in zijn

simpelste vorm uit twee elementen namelijk de kost van de schulden en de kost van de aandelen. De

WACC wordt in dit geval op volgende manier berekend:

Bij de kost van het schuldenkapitaal wordt de marginale belastingsvoet in mindering gebracht omdat de

onderneming op interestbetaling een belastingsvoordeel realiseert. Bij de bepaling van de WACC houdt

men enkel rekening met financiële schulden. Compensaties van andere schulden (leveranciers, klanten

en werknemers etc. ) zitten al vervat in de kasstromen. Bijgevolg zou er dubbel geteld worden indien we

deze elementen opnemen in de WACC.

Om de kost van het aandelenkapitaal, ke, te bepalen moet achterhaald worden wat de verwachte

opbrengst van een aandeel zal zijn. Hiervoor wordt meestal gebruik gemaakt van het Capital Asset

Pricing Model (hierna verder afgekort tot CAPM) dat ontworpen is door William Sharpe (1964) die

hiervoor de Nobelprijs kreeg in 1990. Het CAPM model zullen we ook in de gevalsstudie gebruiken om

de kapitaalkost te bepalen.

WACC= (D/V) kd (1-Tm) + (E/V) ke

In deze vergelijking:

D/V = percentage van het kapitaal gefinancierd door schulden (schuldkapitaal)

kd= kost van het schuldkapitaal

E/V= percentage van het kapitaal gefinancierd door aandelen (aandelenkapitaal)

ke= kost van het aandelenkapitaal

Tm= marginale belastingsvoet

k0 = ∑wxkx

In deze vergelijking:

k0 = de kapitaalkost

wx = het gewicht van financieringsmiddel x

kx = de kost van financieringsmiddel x

Page 36: Het modelleren van keuzes voor strategie en …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/659/RUG01-001459659... · 2011. 2. 19. · Het modelleren van keuzes voor strategie en organisatieontwikkeling

26

Volgens het CAPM is het verwachte rendement van eender welk aandeel gelijk aan het rendement van

een risicoloze investering vermeerderd met de bedrijfsspecifieke beta maal de risicopremie:

Gezien investeerders meer risico lopen als zij investeren in aandelen in plaats van in risicoloze

beleggingen verwachten zij hier een extra risicopremie voor. Risico bestaat uit twee componenten,

systematisch risico en onsystematisch risico. Het onsystematische risico kan worden weggewerkt door

diversificatie in de portefeuille. Hierdoor hangt de risicopremie enkel af van het systematisch risico.

De bedrijfsspecifieke beta, βi, kan worden beschouwd als een maatstaaf voor het systematisch risico van

een aandeel. Voor beursgenoteerde aandelen kan men het best de gepubliceerde beta’s raadplagen.

Voor aandelen die niet beursgenoteerd zijn kan beta bepaald worden door middel van regressieanalyse.

Op basis van onderstaande functie en met historische gegevens (zijnde het rendement van een specifiek

aandeel en de waarde van een bepaalde beursindex) die dienen als input kan een regressieanalyse

uigevoerd worden om zo beta te bepalen.

Risico wordt hier begrepen als de mate waarin het aandeel covarieert met de aandelenmarkt. Als de

koers van een aandeel sterk stijgt als de beursindex stijgt zal er sprake zijn van een grote covariantie

tussen beide. Dit wil dus betekenen dat er een groter risico is (en dus een grotere beta). In dit geval is

Yi= a + βi X

In deze vergelijking:

Yi= afhankelijke variabele die het rendement van een specifiek aandeel voorstelt

a = constante

βi= de bedrijfsspecifieke beta

X= de onafhankelijke variabele (meestal gebruikt men een beursindex zoals de S&P500)

ke = E(Ri) = rf + βi (E(Rm) – rf)

In deze vergelijking:

ke= kost van het aandelenkapitaal

E(Ri)= het verwachte rendement van het aandeel i

rf= het rendement bij een risicoloze investering, het risicovrije rendement

βi= de bedrijfsspecifieke beta van aandeel i

E(Rm)= het verwachte rendement van de marktportefeuille

E(Rm) – rf= de risicopremie van de markt

Page 37: Het modelleren van keuzes voor strategie en …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/659/RUG01-001459659... · 2011. 2. 19. · Het modelleren van keuzes voor strategie en organisatieontwikkeling

27

het aandeel namelijk zeer afhankelijk van de beweging die de markt maakt. De marktportefeuille alsook

een ‘gemiddeld’ aandeel heeft een beta die gelijk is aan 1. Een aandeel met een hoger systematisch

risico zal een beta hebben die groter is dan 1 en bijgevolg een hoger vereist rendement hebben.

Logischerwijze zal een aandeel met een lager systematisch risico een lagere beta hebben en zullen de

investeerders tevreden zijn met een lager rendement.

Het risicovrije rendement, rf, is het rendement dat men kan bekomen op een belegging die geen risico

heeft en volledig ongecorreleerd is met eender wat uit de economie. In theorie zou rf gelijk moeten zijn

aan het rendement bij een portefeuille met een beta gelijk aan nul. In de praktijk is dit wegens

complexiteit en kost om een dergelijke portefeuille te construeren niet mogelijk en wordt meestal het

rendement van schatkistpapier of van 10 jaar lopende overheidsobligaties of van 30 jaar lopende

overheidsobligaties genomen. Van deze beleggingsinstrumenten wordt dus impliciet verondersteld dat

ze geen risico dragen. Vaak neemt men best het rendement van een 10 jaar lopende overheidsobligatie

(dit wordt verder nog uitgelegd bij de conclusies omtrent het model).

De risicopremie van de markt, E(Rm) – rf, is het verschil tussen het verwachte rendement van een

marktportefeuille en het risicovrije rendement. In de praktijk wordt ofwel aangenomen dat de toekomst

zal zijn zoals de geschiedenis en baseert men zich op historische data om de risicopremie te bepalen

ofwel maakt men voorspellingen voor de risicopremie naar de toekomst toe.

Wanneer men een bedrijf wil vergelijken met gelijkaardige bedrijven op basis van de beta’s moet

rekening gehouden worden met het feit dat de kapitaalstructuren onderling zullen verschillen. De

kapitaalstructuur zal namelijk een invloed hebben op de beta. Naarmate de onderneming meer

gefinancierd wordt door vreemd vermorgen, zal ook de volatiliteit van de cashflow voor de

aandeelhouders stijgen. Dit heeft natuurlijk een effect op de beta. De waargenomen beta is een mate

voor het systematisch risico en is een aandelenbeta. Omwille van deze reden moeten de beta’s van de

bedrijven waarmee je wilt vergelijken eerst unlevered worden (dit wil zeggen dat het verschil in

kapitaalstructuur moet in rekening gebracht worden). De unlevered beta (of asset beta) is dan een

maatstaf voor het risico van een bedrijf alsof het volledig door eigen vermorgen gefinancierd wordt. Om

dan uiteindelijk te kunnen vergelijken moeten deze unlevered beta’s (van de bedrijven waarmee je wilt

vergelijken) dan terug ‘gerelevered’ worden rekening houdende met de kapitaalstructuur van het

bedrijf. (Copeland et al., 2000) Het gebruik van de unlevered beta en levered beta wordt verder nog

geïllustreerd gedurende het waarderingsproces in de gevalsstudie.

Page 38: Het modelleren van keuzes voor strategie en …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/659/RUG01-001459659... · 2011. 2. 19. · Het modelleren van keuzes voor strategie en organisatieontwikkeling

28

De relatie tussen de unlevered beta en de levered beta kan als volgt geformuleerd worden:

De algemene conclusies van Koller et al. (2005) omtrent het Capital Asset Pricing Model zijn:

1. Het risicovrije rendement, rf, kan het best geschat worden door middel van lange termijn

overheidsobligaties (specifieker 10 jaar lopende) die een hoge liquiditeit hebben. Zoals eerder

vermeld moet er consistentie bestaan tussen de WACC en de cashflows die door de WACC

verdisconteerd worden. Een 10 jaar lopende overheidsobligatie komt in vele gevallen het best

overeen met de duur van de cashflows. Het huidige rendement voor schatkistpapier is een

rendement van korte termijn en komt niet overeen met de termijn van de cashflows. Een 30

jaar lopende overheidsobligatie is dan weer minder geschikt omdat het dan weer een lagere

liquiditeit heeft waardoor hier ook een hogere liquiditeitspremie (dit is de premie die men

verwacht wegens het niet onmiddellijk verhandelbaar zijn van een aandeel) mee gepaard gaat.

2. Wanneer men kijkt naar historische gemiddelden en hiermee voorspellingen maakt dan ligt de

verwachte risicopremie van de markt tussen 4,5% en 5,5%.

3. Indien de bedrijfsspecifieke beta meer dan 0,3 afwijkt van de industriebeta (een gemiddelde

beta van de bedrijven in die industrie) kan men best gebruik maken van deze industriebeta. De

reden hiervoor is dat een industriebeta meestal stabieler en betrouwbaarder is. Deze

industriebeta dient natuurlijk wel aangepast te worden aan de specifieke kapitaalstructuur van

het bedrijf. Wanneer men dus de industriebeta wil bepalen moet men dus eerst de beta’s (die

deel uitmaken van de industriebeta) unleveren en die daarna releveren op basis van de

kapitaalstructuur van het bedrijf. Het gebruik van een industriebeta is geldig omdat bedrijven in

dezelfde industrie ongeveer hetzelfde risico lopen.

βL= [1+(1-TC) (B/S)+βU

In deze vergelijking:

βL= de levered beta

TC=de marginale belastingsvoet

B/S= de verhouding schulden op aandelenkapitaal

βU = de unlevered beta

Page 39: Het modelleren van keuzes voor strategie en …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/659/RUG01-001459659... · 2011. 2. 19. · Het modelleren van keuzes voor strategie en organisatieontwikkeling

29

In onderstaand kader is een voorbeeld te vinden van het CAPM model die geïllustreerd wordt in Figuur

9.

Naast het Capital Asset Pricing Model zijn er nog andere modellen die een schatting van de kost van het

aandelenkapitaal kunnen verschaffen. De Arbitrage Pricing Theory ontwikkeld door Stephen Ross in

1976 is het bekendste model naast het CAPM. Gezien dit model niet gebruikt wordt tijdens het

onderzoek verwijs ik de geïnteresseerde lezer hiervoor naar Appendix B.

Bij het bepalen van de kost van het schuldkapitaal kd mag in geen geval de coupon interest van de

obligatie bij uitgave gebruikt worden (die vaak jaren geleden uitgegeven werd). De coupon interest stelt

namelijk de kost voor op moment van uitgave. Er moet echter vergeleken worden met de huidige

alternatieve investeringsmogelijkheden. Er wordt best naar de interest gekeken die op de markt

bruikbaar is bij een schuld met een gelijkaardig risico. Een voorbeeld kan voor meer duidelijkheid

zorgen.

Figuur 9 geeft een voorbeeld van het Captial Asset Pricing Model. In het voorbeeld bedraagt de

risicopremie van de markt, E(Rm) – rf, 5% en het rendement van een risicoloze investering, rf, 4%. Iemand

met een ‘marktportefeuille’ (en dus met een beta gelijk aan 1) zal dus een rendement verwachten van 9%.

Een grafische voorstelling van het CAPM zoals in Fout! Verwijzingsbron niet gevonden. noemt men de

Security Market Line (vaak afgekort tot SML).

Figuur 9 Voorbeeld Security Market Line

0

2

4

6

8

10

12

14

16

0 0,5 1 1,5 2 2,5

Ve

rwac

ht

ren

de

me

nt

(%)

Beta

Security Market Line

Page 40: Het modelleren van keuzes voor strategie en …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/659/RUG01-001459659... · 2011. 2. 19. · Het modelleren van keuzes voor strategie en organisatieontwikkeling

30

Om de kost van het schuldkapitaal te bekomen wordt door Koller et al. (2005) voorgesteld om de yield

to maturity te berekenen van een lange termijn obligatie. Men neemt best een lange termijn obligatie

alweer om aan het consistentie principe te voldoen. Dit wil dus zeggen dat de termijn van de obligatie

vergelijkbaar moet zijn met de periode van de voorspellingen van de cashflow. Deze yield to maturity

kan op volgende manier berekend worden:

Een verduidelijking aan de hand van vorig voorbeeld:

Deze formule is enkel bruikbaar voor obligaties met een bepaald niveau van rating (namelijk minstens

BBB- door Standard & Poor’s of Baa3 door Moody’s). Indien de obligatie een lagere rating heeft (en dus

dubieuzer) is, moet men rekening houden met de mogelijkheid dat niet het volledige bedrag zal worden

terugbetaald op de einddatum. In zo’n geval moet het nominale bedrag die op vervaldag zou worden

terugbetaald met een bepaald percentage verminderd worden. Een overzicht van deze percentages

voor de periode 1999-2000 is te vinden in Figuur 10.

We beschouwen de situatie waar we een 10 jaar lopende obligatie hebben die een

prijs heeft van €892,21, een resterende looptijd heeft van 7 jaar (N) en een coupon

heeft die jaarlijks 50 euro bedraagt. Als we deze gegevens invullen in bovenstaande

formule bekomen we logischerwijze een yield to maturity van7%.

Prijs = Coupon/(1+ytm) + Coupon/(1+ytm)² + … + (Eindwaarde + Coupon)/(1+ytm)n

In deze vergelijking:

Prijs= courante prijs van de obligatie

Ytm= yield to maturity

N= het aantal jaar waarover de obligatie nog loopt

Indien er bijvoorbeeld 3 jaar geleden een 10 jaar lopende obligatie met nominale waarde van €1000

werd uitgegeven met een jaarlijkse coupon van 5%. En als er vandaag gelijkaardige obligaties

uitgegeven worden maar met een coupon van 7% dan zal de prijs van de oudere obligatie zakken

omdat deze minder aantrekkelijk zal zijn voor investeerders. Ze kunnen immers een grotere coupon

bekomen bij de nieuwere uitgegeven obligaties, en dus zal de vraag naar de oude obligaties zakken

en bijgevolg ook de prijs. De prijs zal zakken tot beide obligaties even aantrekkelijk zijn voor

investeerders: namelijk tot €892,21. Logischerwijze is de kost (of opbrengst) van deze obligatie nu

ook 7% en dus geen 5%.

Page 41: Het modelleren van keuzes voor strategie en …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/659/RUG01-001459659... · 2011. 2. 19. · Het modelleren van keuzes voor strategie en organisatieontwikkeling

31

Figuur 10 Mortaliteitsverlies bij obligaties

Bron: Altman E., 1999, pg. 32

Deze methode om de yield to maturity te berekenen kan enkel toegepast worden indien het bedrijf

beschikt over lang lopende obligaties. Indien de onderneming enkel beschikt over kort lopende

obligaties, kan men de kredietrating van de onderneming bepalen. Vervolgens kan gezocht worden naar

een portfolio van lange termijn obligaties met dezelfde rating. Hiervan kan dan een gemiddelde yield to

maturity bepaald worden die als benadering kan worden gebruikt.

Om rekening te houden met het belastingsvoordeel die een onderneming realiseert op interestbetaling

wordt volgende bewerking gedaan:

kdna= kd (1-Tm)

In deze vergelijking:

kdna = de kost na de belastingsaftrek

kd = de kost zonder belastingsaftrek

Page 42: Het modelleren van keuzes voor strategie en …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/659/RUG01-001459659... · 2011. 2. 19. · Het modelleren van keuzes voor strategie en organisatieontwikkeling

32

Bij het bepalen van de gewichten van de verschillende financieringsmiddelen is het belangrijk dat men

zich baseert op de marktwaarde en niet op de boekwaarde. Ook moet men rekening houden met de

doelstructuur van het kapitaal (en dus niet de huidige kapitaalstructuur). De huidige structuur kan

namelijk afwijken van de doelstructuur. Om de doelstructuur te bepalen kunnen gelijkaardige bedrijven

vergeleken worden op basis van de kapitaalstructuur. Men kan ook een gemiddelde kapitaalstructuur

proberen te achterhalen uit historische informatie. Indien deze sterk afwijken, moet gezocht worden

naar de redenen waarom dit zo is en indien nodig moet hiermee rekening gehouden worden. Het kan

bijvoorbeeld zijn dat het bedrijf recent veel schulden is aangegaan om een grote investering te

financieren. Dit kan een verandering op korte termijn zijn in de kapitaalstructuur die dan afwijkt van de

doelstructuur. Indien er geen marktwaarde beschikbaar is voor het schuldkapitaal kan er wel gebruik

worden gemaakt van de boekwaarde. Dit op voorwaarde dat de interestvoeten op het tijdstip van

uitgave van de obligaties niet veel verschillen van de huidige interestvoeten en dat de onderneming zich

bovendien niet in financiële moeilijkheden bevindt. In deze gevallen moet men zelf de waarde bepalen.

Dit kan men doen door te bepalen wat men de investeerders verschuldigd is (coupon, interest..) en deze

waarde te verdisconteren. De verdisconteringfactor moet men bepalen aan de hand van de kwaliteit

van het soort schuldkapitaal. Ratings voor verschillende soorten schuldkapitaal (zelfs niet publiek

verhandelbare) zijn vaak beschikbaar en kunnen altijd geschat worden met obligatie rating modellen die

de ratings van agentschappen nabootsen. Op basis van deze kwaliteit (rating) moet dan een yield to

maturity geschat worden alsof het publiek verhandeld zou worden. (Koller et al., 2005)

De bepaling van de WACC wordt uitvoerig geïllustreerd gedurende de gevalsstudie in sectie 5.

3.2 Alternatieve technieken

Bij fusies en overnames worden zowel door kopende als verkopende partij meestal verschillende

technieken gebruikt bij het waarderen. Op deze manier kan men zien of er consensus ontstaat omtrent

de waardering. De meest gehanteerde techniek is echter deze van de Discounted Cash Flow. Naast deze

techniek bestaan er nog andere alternatieve technieken die ik hier kort toelicht. De keuze uit deze

alternatieven hangt voornamelijk af van de specifieke situatie.

1. Als het bedrijf beursgenoteerd is dan kan het zich eenvoudigweg baseren op de marktwaarde

van de onderneming. Bij deze techniek wordt de marktprijs vermenigvuldigd met het aantal

aandelen in omloop en bekomt men zo de marktwaarde. De betaalde prijs zal in normale

omstandigheden wel een stuk hoger liggen gezien er ook nog een premie betaald dient te

worden. Door de verwerving van alle of een groot deel van de aandelen verwerft de koper

Page 43: Het modelleren van keuzes voor strategie en …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/659/RUG01-001459659... · 2011. 2. 19. · Het modelleren van keuzes voor strategie en organisatieontwikkeling

33

namelijk controle over het bedrijf (dit in tegenstelling tot individuele aandeelhouders). Deze

controlepremie moet deze verwerving van controle

voorstellen. Deze techniek kan wel niet gebruikt

worden als de aandelen een lage liquiditeit (dit wil

zeggen weinig verhandeld worden) hebben op de

beurs. (Bragg S., 2008) Mocht een individuele

aandeelhouder bijvoorbeeld 100 aandelen (met lage

liquiditeit) proberen te kopen, dan zal deze koper er

rekening moeten mee houden dat, gezien het kleine

aanbod, de prijs vlug zal stijgen. Er kunnen dus

gemakkelijk prijsschommelingen zijn en de onstabiele

prijs verhindert de waardering op basis van de marktwaarde.

Indien het gaat over een privaat bedrijf en als de verkopende partij gebruik wil maken van de

hierboven vermelde techniek, dan kan het bedrijf opteren voor een Initial Public Offering (veelal

afgekort tot IPO) of in het Nederlands een beursintroductie. Hierbij worden - zoals de naam

doet vermoeden - de aandelen van een bedrijf voor het eerst verkocht aan het publiek via de

beurs. Op deze manier is de koper verplicht om een bod te doen dat aanleunt bij de

marktwaardering. Als de koper deze prijs weigert kan de verkopende partij nog steeds kiezen

om de beursintroductie te laten doorgaan. Aangezien er een complexe wetgeving is en er grote

kosten gepaard gaan met een beursintroductie zal de verkopende partij dikwijls toch toegeven

aan een prijs beneden de verwachte marktwaarde. (Bragg S., 2008)

2. Nog een andere mogelijkheid is om een omzet veelvoud of EBITDA ( Earnings before intrest,

taxes, depreciation, amortization) veelvoud te gebruiken. Hierbij gaat men op zoek naar een

aantal gelijkaardige bedrijven qua omzet, marktkapitalisatie (dit is de totale beurswaarde) en

industrie. Per bedrijf worden dan gegevens zoals omzet

en marktkapitalisatie gebruikt om veelvouden te

vormen. Nadien kan dan een gemiddelde van een

bepaald veelvoud gebruikt worden bij de waardering. Er

zijn meerdere soorten veelvouden die courant gebruikt

worden voor de waardering van een bedrijf. Naast

omzet en EBITDA is er ook het ‘Price/ earnings’ ratio die

vaak gehanteerd wordt. Indien er ook geschatte

De prijs van het aandeel van The

Gillette Company bedroeg $45,85

voor de aankondiging van het nieuws.

Er waren ongeveer 1,067 miljard

aandelen in omloop. Dit wil zeggen

dat zonder premie de marktwaarde

van The Gillette Company ongeveer

$48,92 miljard bedroeg. Als we hierbij

een typische premie van 30% rekenen

dan komen we aan een waarde van

$63,60 miljoen.

Als we bijvoorbeeld met het

veelvoud omzet/marktkapitalisatie

de waarde willen bepalen van een

bedrijf met een omzet van €100

miljoen en als deze ratio bij een

groot aantal gelijkaardige

bedrijven gemiddeld genomen 1,8

is, dan kunnen we besluiten dat dit

bedrijf een waarde heeft van €180

miljoen.

Page 44: Het modelleren van keuzes voor strategie en …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/659/RUG01-001459659... · 2011. 2. 19. · Het modelleren van keuzes voor strategie en organisatieontwikkeling

34

toekomstige waarden beschikbaar zijn bij bedrijven kan er ook een toekomstig veelvoud

gebruikt worden. In dit geval gaat men spreken over ‘forward multiple’. Deze methode wordt

vooral gebruikt bij bedrijven die een hoog groei potentieel kennen. (Bragg S., 2008)

3. Naast bovenvermelde technieken zijn er nog enkele minder gebruikte technieken. Om de

waarde van een overname te bepalen kan ook gebruik gemaakt worden van een database van

transacties. Zakenbanken (die vaak als adviseurs aangesteld worden) hebben vaak toegang tot

dit soort databases. Zij zijn dan in de mogelijkheid om een gelijkaardige overname te bestuderen

en op basis van deze informatie de waarde te bepalen. Een andere methode is die van de

onderliggende waarde van het vastgoed. Deze methode kan wel enkel gebruikt worden als er

een groot vastgoed portfolio aanwezig is bij het te waarderen bedrijf. Ook dienen de cashflows

die gecreëerd worden een kleinere waarde te hebben dan het vastgoed. Dit kan bijvoorbeeld

het geval zijn bij een keten van kledingswinkels die failliet gaat. De meest behoudende

waarderingsmethode is de liquidatie methode. Hierbij wordt de waarde geschat van het te

waarderen bedrijf op basis van wat het waard zou zijn indien alles verkocht zou worden. Deze

methode gaat ervan uit dat het bedrijf op zich geen waarde meer kan creëren. Deze waardering

kan steeds gebruikt worden om te zien wat de waarde is indien het overgenomen bedrijf flopt.

(Bragg S., 2008)

4. Geen enkel van de reeds vermelde technieken houdt rekening met de waarde van flexibiliteit.

Flexibiliteit kan beschouwd worden als de mate waarin later nog beslissingen kunnen genomen

worden die voor een aanzienlijke wijziging zorgen. Real options en decision tree analysis (of

beslissingsboom) houden wel rekening met flexibiliteit. In de toekomst kunnen namelijk

beslissingen gemaakt worden op basis van informatie die voordien niet beschikbaar was. Deze

flexibiliteit kan een omvangrijke waarde voorstellen. Om de waarde van deze flexibiliteit vast te

stellen moeten toekomstige gebeurtenissen, evenals hun invloed op de kasstromen,

geanalyseerd worden. Eén enkele voorspelling van de toekomst of het gebruik van verschillende

scenario’s kan deze waarde niet vastleggen. Dit kan wel gebeuren door gebruik te maken van de

real options en de beslissingsboom benadering. Beide waarderingsmethoden laten toe de

waarde van deze flexibiliteit vast te leggen. Hoewel deze technieken superieur zijn aan een DCF

waardering zijn deze technieken enkel nuttig in specifieke gevallen. Namelijk in het geval dat

een onderneming maar één enkele productlijn heeft of enkel basisgoederen produceert. In dit

geval is een gedetailleerde analyse mogelijk die noodzakelijk is voor dit type waardering. Ook in

het geval waar de toekomstige flexibiliteit aanzienlijk is, bijvoorbeeld in een noodtoestand, kan

deze waarderingsmethode een aanzienlijke meerwaarde leveren. (Koller et al., 2005)

Page 45: Het modelleren van keuzes voor strategie en …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/659/RUG01-001459659... · 2011. 2. 19. · Het modelleren van keuzes voor strategie en organisatieontwikkeling

35

Bovendien benadrukt Luehrman (1998) echter dat de real options benadering niet als substituut

van een klassieke DCF waardering gebruikt kan worden maar dat beiden samen gebruikt

moeten worden. Een DCF benadering kan namelijk altijd gebruikt worden als uitgangspunt voor

de real options benadering.

Bovengenoemde technieken kunnen allemaal worden gebruikt voor het waarderen van een bedrijf.

Meestal worden ze echter supplementair gebruikt met de Discounted Cash Flow methode die in de

literatuur als belangrijkste methode wordt erkend. Deze methode is het meest betrouwbaar voor

volwassen bedrijven die een trage groei kennen. Bij bedrijven met een hoog groeipotentieel is deze

methode minder toepasbaar omdat het gros van de vrije cashflows wordt gebruikt voor de financiering

van de operaties die net zorgen voor de hoge groei. Tabel 4 geeft een samenvatting van elke techniek

met de best lenende situatie, de voordelen en nadelen.

Methode Best lenende situatie Voordelen Nadelen

Discounted Cash Flow Volwassen bedrijf met trage groei

Nauwkeurig en nog steeds bruikbaar in complexere situaties

Geen flexibiliteit

Marktwaarde Beursgenoteerd en hoge liquiditeit, nood aan vlugge schatting

Zeer eenvoudig Niet nauwkeurig

Veelvouden Data gelijkaardige transacties beschikbaar, nood aan vlugge schatting

Zeer eenvoudig Niet nauwkeurig

Database transacties Data gelijkaardige transacties beschikbaar, nood aan vlugge schatting

Zeer eenvoudig Minder nauwkeurig

Liquidatiemethode Faillissement Laat de bepaling van een bodemprijs toe

Enkel een bodemprijs

Onderliggende waarde vastgoed

Bedrijf waar vastgoed het belangrijkste waardegedeelte is

Andere methodes zijn geen mogelijkheid in deze situatie, deze methode wel

Enkel betekenisvol in specifieke situaties

Real Options & Beslissingsboom analyse

Eenvoudige situatie met aanzienlijke toekomstige flexibiliteit

Houdt rekening met flexibiliteit

Zeer complex

Tabel 4 Vergelijking waarderingstechnieken

Page 46: Het modelleren van keuzes voor strategie en …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/659/RUG01-001459659... · 2011. 2. 19. · Het modelleren van keuzes voor strategie en organisatieontwikkeling

36

4. e³- value

In dit hoofdstuk gaan we dieper in op de e³-value ontologie en de tools die voor deze ontologie

ontwikkeld zijn. We beginnen in sectie 4.1 met een introductie tot de ontologie waarin het

oorspronkelijke doel en de koppeling met het waarderingsproces aan bod komt. In sectie 4.2 worden de

concepten van de ontologie toegelicht en in sectie 4.3 gaan we dieper in op het gebruik van scenario’s

bij de e³-value ontologie. De tools die voor de ontologie ontwikkeld zijn en waarmee de waardering in

de gevalsstudie gebeurt worden kort besproken in sectie 4.4. Tenslotte wordt in sectie 4.5 de ontologie

en de tools geïllustreerd aan de hand van een voorbeeld.

4.1 Introductie tot de e³-value ontologie

Een ontologie wordt door Jasper en Uschold (1999, pg. 2 ) als volgt omschreven:

“Een ontologie kan een verschillend aantal vormen aan nemen, het zal noodzakelijk een vocabularium

van termen bevatten samen met de specificatie van de betekenis. Dit omvat ook definities en een

indicatie van hoe concepten gerelateerd zijn met elkaar en hoe ze samen een structuur vormen in het

domein alsook hoe de interpretaties begrensd zijn.”

De e³-value ontologie werd in eerste instantie ontwikkeld om e-business modellen voor te stellen, later

werd de e³-value ontologie ook al gebruikt bij een toeleveringsbedrijf van elektriciteit. (Kok et al., 2008)

E-business modellen moeten duidelijkheid bieden over hoe een onderneming zaken doet en dit in

redelijk detail gezien de vele belanghebbenden die betrokken zijn bij het opstellen van een business

model. Deze modellen worden meestal uitgeschreven als een tekst. Hierdoor kunnen verschillende

interpretaties ontstaan die voor problemen zorgen. De e³-value ontologie werd ontwikkeld om een

oplossing te bieden voor dit probleem. De voornaamste doelstelling van de e³-value ontologie is dus om

dienst te doen als communicatiemiddel en dit door middel van een ‘lightweight’ ontologie. (Gordijn,

Akkermans, van Vliet, 2000) Alhoewel de value modellen niet rechtstreeks de informatiesystemen

modelleren, zijn volgens Gordijn (2002) sommige van de voordelen voor ‘information system

engineering’ zoals geciteerd in Jasper en Uschold (1999) ook van toepassing op de value modellen. Het

zou bijvoorbeeld kunnen helpen met het identificeren van de eisen van het systeem, het definiëren van

een specificatie, kennisoverdracht kan ook sneller gebeuren en deze kennisoverdracht kan ook

betrouwbaarder zijn als de e³-value ontologie als startpunt gebruikt wordt. Zoals eerder beschreven, is

dezelfde problematiek rond onduidelijkheid ook terug te vinden bij het waarderen en identificeren van

Page 47: Het modelleren van keuzes voor strategie en …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/659/RUG01-001459659... · 2011. 2. 19. · Het modelleren van keuzes voor strategie en organisatieontwikkeling

37

synergieën in de context van fusies en overnames. De e³-value ontologie zou dus dienst kunnen doen als

communicatiemiddel en op deze manier dit probleem bij fusies en overnames verhelpen.

Een business model moet aantonen hoe en waar waarde gecreëerd en geconsumeerd wordt. Daarom

draait de kern van de e³-value ontologie om waarde. De grootste verschillen met gelijkaardige

ontologieën is dat de e³-value ontologie zich focust op het waarde concept en een business model

voorstelt binnen een netwerk van belanghebbenden in plaats van enkel de interne werking van een

bedrijf voor te stellen. (Gordijn et al., 2000) Bij de waardering van een bedrijf kan de e³-value ontologie

op ondubbelzinnige manier aantonen wat de bronnen zijn van de extra waarde creatie en waar dus de

synergie vandaan komt. Ook in de context van fusies en overnames is het belangrijk dat niet enkel de

interne operaties kunnen worden voorgesteld. Synergie kan voortvloeien uit de interne werking van een

combinatie van bedrijven maar het kan ook een externe bron hebben. Een stijgende verkoop in een

nieuwe markt bijvoorbeeld kan evenzeer deel uitmaken van de synergie en moet dus ook gemodelleerd

kunnen worden.

Voor de conceptualisatie van de ontologie werd gebruik gemaakt van een grafische taal om tegemoet te

komen aan de noden van het publiek waar deze ontologie gebruikt zal worden, dit zijn namelijk veelal

CEO’s, CFO’s, COO’s, belangrijke aandeelhouders, business analisten... Deze mensen hebben weinig tijd

en hebben dus vaak de tijd niet om documenten volledig door te nemen. Een grafische taal

beantwoordt perfect aan deze noden. Om er voor te zorgen dat het doelpubliek snel vertrouwd geraakt

met de e³-value ontologie werden termen afkomstig uit de managementwetenschap gebruikt. (Gordijn,

2004)

Gordijn (2002) maakt een onderscheid tussen drie sub viewpoints, het globale actor viewpoint, het

gedetailleerde actor viewpoint en het waarde activiteiten viewpoint. Het verschil tussen deze drie visies

is dat deze toenemen in complexiteit volgens vernoemde volgorde. Op deze manier kunnen de

waardemodellen aan verschillende belangengroepen worden voorgesteld met de nodige complexiteit.

Deze drie verschillende standpunten kunnen ook bij fusies en overnames gebruikt worden. Het globale

viewpoint kan bijvoorbeeld dienen als communicatiemiddel tussen alle belanghebbenden die nood

hebben aan een algemeen beeld, hiertoe kunnen bijvoorbeeld belangrijke aandeelhouders, externe

business analysten en andere stakeholders behoren. De CEO’s van de bedrijven die betrokken zijn bij de

fusie of overname zullen dan waarschijnlijk een gedetailleerder beeld nodig hebben, aangezien dit toch

zeer belangrijke beslissingen zijn, en misschien zullen zij dan tevreden zijn met het gedetailleerde actor

vieuwpoint waar elke business unit meer in detail uit de doeken gedaan wordt. Ten slotte zullen de

waarderingsspecialisten nood hebben aan een nog gedetailleerder beeld om een correcte waardering te

kunnen maken. Het waarde activiteiten viewpoint kan hier een oplossing bieden. Na de waardering

Page 48: Het modelleren van keuzes voor strategie en …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/659/RUG01-001459659... · 2011. 2. 19. · Het modelleren van keuzes voor strategie en organisatieontwikkeling

38

kunnen deze modellen ook gebruikt worden in het integratieplan. De managers van de verschillende

business units of departementen kunnen namelijk uit deze modellen visueel afleiden waar precies

synergie gecreëerd wordt, en dit in redelijk detail. Indien bijvoorbeeld 2 bedrijven (nl. Business unit X &

Business unit Y) fuseren kan het zijn dat van Business unit X een kostenverlaging wordt verwacht in de

eerst komende jaren. De manager van Business unit X kan dan het e³-value model raadplegen en hier

bijvoorbeeld uit concluderen dat de logistieke dienst uit business unit X geschrapt werd en dat de

logistieke dienst van business unit Y deze taak nu vervult. Figuur 11 illustreert het sterk vereenvoudigde

e³-value model van Business unit X voor de fusie.

Figuur 11 Business unit X

Figuur 12 stelt het sterk vereenvoudigd e³-value model voor na de fusie. Intuïtief is duidelijk dat de

logistieke dienst uit Business unit X nu geschrapt werd maar dat Business unit Y deze dienst wel nog

heeft.

Figuur 12 Business unit X + Y na fusie

Page 49: Het modelleren van keuzes voor strategie en …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/659/RUG01-001459659... · 2011. 2. 19. · Het modelleren van keuzes voor strategie en organisatieontwikkeling

39

4.2 Concepten

In deze sectie worden de concepten van de e³-value ontologie beschreven zoals uiteengezet in de thesis

van Prof. Dr. Gordijn (2002 ). Figuur 13 illustreert de visuele voorstelling van deze concepten zoals deze

kunnen worden gemodelleerd met de e³-value editor. In sectie 4.5 wordt een voorbeeld van een e³-

value model gegeven waar deze concepten geïllustreerd worden. Hierna volgt een beschrijving van deze

concepten.

Figuur 13 Legende e³-value concepten

Bron: Gordijn en Akkermans, 2006, pg. 20

Een actor is een economische onafhankelijke entiteit. Een actor moet na een redelijke termijn

winstgevend zijn of waarde kunnen creëren voor zichzelf. Een actor wordt voorgesteld door een

rechthoek en heeft een naam. Een consument of een onderneming is hier een voorbeeld van.

Een value object kan een groot aantal verschillende zaken voorstellen. Value objects worden

uitgewisseld door actors. Het moet een bepaalde waarde bevatten voor minstens één van de betrokken

actors. De waarde van het value object kan dus verschillend zijn voor de actoren. Een value object wordt

voorgesteld door een naam dicht bij een value exchange of een value port (deze concepten worden

hierna besproken). Voorbeelden hiervan zijn producten, services of een ervaring.

Via value ports worden value objects aangeboden of aangevraagd door actors. Value ports maken dus

verbindingen tussen actors mogelijk. Ze zijn nodig om de externe wisselwerking tussen actors en/of

marktsegmenten te distantiëren van de interne bedrijfsprocessen. Figuur 14 illustreert het geval van

een plattekaasproducent die een kleine winkel heeft. In dit geval wordt de externe wisselwerking

voorgesteld door het verkopen van kaas aan klanten. De interne wisselwerking is geïllustreerd binnen de

actor Kaaswinkel door de overdracht van kaas. Deze kaas komt van de waardeactiviteit Productie en

gaat naar de waardeactiviteit Herverpakking & Verkoop waar de kaas in kleinere hoeveelheden wordt

Page 50: Het modelleren van keuzes voor strategie en …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/659/RUG01-001459659... · 2011. 2. 19. · Het modelleren van keuzes voor strategie en organisatieontwikkeling

40

verpakt. Een value port wordt voorgesteld door een driehoek en deze driehoek toont de richting aan en

bepaalt of het om een in-poort of een out-poort gaat. De richting van het overeenkomstige value object

wordt ook op deze manier weergegeven. Een value port vraagt of biedt één value object aan. Een value

object kan in tegenstelling tot value ports zowel door nul of meerdere value ports worden aangevraagd

of aangeboden.

Figuur 14 Illustratie interne en externe wisselwerking

Een value offering bestaat uit een aantal value ports die value objects wisselen en die dezelfde richting

aangeven. Alle poorten die deel uitmaken van de value offering moeten tegelijkertijd ofwel value

objects uitwisselen ofwel niets uitwisselen. Elke value port behoort tot één enkele value offering.

Actors hebben minstens één value interface. Een value interface bestaat meestal uit een inkomende

value offering en een uitgaande value offering. In de simpelste vorm kan het ook bestaan uit één enkele

value offering. Een value offering toont aan dat actors die een value object aanbieden hier ook

gecompenseerd voor willen worden door een ander value object. In een value interface wisselen alle

value ports precies één value object uit ofwel geen enkel. Een value interface wordt voorgesteld door

een rechthoek met ronde hoeken (en bevat value ports) en wordt geplaatst op de rand van de

rechthoek van een actor.

Value exchanges verbinden value ports met elkaar en tonen aan welke actors bereid zijn value objects

met elkaar te wisselen. Een value exchange verbindt één enkele uitgaande value port met precies één

inkomende value port. Een value port kan daarentegen wel verbonden zijn met meerdere value

exchanges. Value exchanges worden voorgesteld door middel van een lijn tussen value ports.

Een value transaction is een concept die alle value exchanges die tussen actors gebeuren samen neemt.

In zijn simpelste vorm zijn er twee actors maar er kunnen er ook meer zijn, in dit geval spreekt men van

een multi-party transaction. Figuur 15 is een voorbeeld van een multi-party transaction. Value

transactions worden voorgesteld door een lijn die de value exchanges, die tot de value transaction

Page 51: Het modelleren van keuzes voor strategie en …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/659/RUG01-001459659... · 2011. 2. 19. · Het modelleren van keuzes voor strategie en organisatieontwikkeling

41

behoren, snijdt. Om duidelijk te maken welke value exchanges er precies tot de value transaction

behoren wordt een kleine zwarte cirkel gebruikt om de snijpunten aan te tonen.

Figuur 15 Multiparty transaction

Bron: Gordijn,2002, pg. 55

Om marktsegmenten te beschrijven wordt dezelfde definiëring gebruikt als Kotler (1988). Hierbij

worden marktsegmenten (die bestaan uit actors ) beschreven als delen van een markt die dezelfde

eigenschappen hebben. Bij de e³-value ontologie vertaalt zich dit in actors die dezelfde waarde hechten

aan bepaalde value objecten. Een marktsegment heeft een naam en een count of aantal die het aantal

actors voorstelt die deel uitmaken van het marktsegment. Als het marktsegment bijvoorbeeld bestaat

uit 2 actors met gelijkaardige eigenschappen dan heeft aantal de waarde van 2. Marktsegmenten

worden voorgesteld door drie op elkaar liggende actors, dit wil dus zeggen 3 rechthoeken. Voorbeelden

hiervan zijn een groep consumenten of leveranciers.

Een composite actor (of samengestelde actor) is een actor die samengesteld is uit meerdere actors. Het

voegt value interfaces van verschillende actors samen en zorgt voor een scheiding tussen de interne

samenstelling uit verschillende actoren en het externe standpunt waarbij de composite actor één

entiteit voorstelt. Een elementaire actor bevat in tegenstelling tot de composite actor geen andere

actors. Een composite actor wordt voorgesteld door een rechthoek waarin andere actors getekend zijn.

Een value activity stelt een aantal operaties voor die door een bepaalde actor worden uitgevoerd en

hiermee waarde creëren voor de actor. Value activities kunnen verder bestaan uit andere value

Page 52: Het modelleren van keuzes voor strategie en …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/659/RUG01-001459659... · 2011. 2. 19. · Het modelleren van keuzes voor strategie en organisatieontwikkeling

42

activities op voorwaarde dat elke value activity op zich waarde creëert. Een value activity wordt

uitgeoefend door precies één elementaire actor en heeft minstens één value interface. Dit concept

wordt voorgesteld door een afgeronde rechthoek binnen de elementaire actor die de activiteit

uitoefent.

4.3 Scenario’s

Bij de e³-value ontologie wordt ook gebruik gemaakt van scenario’s. Met behulp van scenario’s kunnen

verschillende situaties voorgesteld worden. Deze scenario’s worden uitgestippeld met behulp van

scenario paden. Deze zijn voornamelijk gebaseerd op een gekende grafische scenario techniek genaamd

Use Case Maps. Zoals vermeld in Gordijn (2002) zijn Use Case Maps een lichtwichtige, grafische manier

om scenario paden te specificeren. Met behulp van scenario’s kunnen oorzaak-gevolg relaties worden

verklaard door over paden te wandelen in het systeem (dit is dus het e³-value model). Hierna volgt een

korte bespreking van de elementen die nodig zijn voor het modelleren van scenario’s.

Een pad element is de algemene bouwsteen van use case maps. Pad elementen worden gebruikt om

value interfaces met elkaar te verbinden. Verbindingen worden voorgesteld door lijnen. Pad elementen

zelf worden op verschillende manieren voorgesteld afhankelijk van het type element dat voorgesteld

wordt.

Use case maps starten met één of meerdere startstimuli en eindigen met één of meerdere eindstimuli.

Een start stimulus toont het begin aan van een use case map en stelt een gebeurtenis voor die meestal

een actie is van een actor, een eindstimulus toont logischerwijze het einde van een use case map aan.

Indien de gebeurtenis veroorzaakt wordt door een actor dan is de stimulus binnen de rechthoek van de

actor getekend. Een startstimulus wordt voorgesteld door een rode cirkel met een zwart middelpunt.

Een eindstimulus wordt voorgesteld door een rode cirkel met een zwart middelpunt die zich bevindt in

een tweede grotere cirkel.

Een en/of voortzettingelement verbindt meerdere elementen met één ander element. Een en vork kan

het pad laten voortzetten in verschillende paden tegelijkertijd. Een en samenkomst vormt van meerdere

paden één pad. Een of vork daarentegen modelleert de voortzetting van het pad in één richting die

gekozen wordt tussen meerdere alternatieve paden. Een of samenkomst kan ook het samenkomen van

verschillende paden modelleren waarbij maar één pad gebruikt werd.

Een use case map tenslotte is de verzameling van pad elementen.

Page 53: Het modelleren van keuzes voor strategie en …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/659/RUG01-001459659... · 2011. 2. 19. · Het modelleren van keuzes voor strategie en organisatieontwikkeling

43

4.4 e³-value editor en e³-value time series editor

Om de e³-value ontologie voor te stellen kan de e³-value editor gebruikt worden. Deze software wordt

gratis beschikbaar gesteld op http://www.e3value.com/. De editor maakt het mogelijk om op een

eenvoudige en snelle manier (namelijk door het klikken en slepen van elementen) e³-value modellen op

te stellen. De tool biedt ook de mogelijkheid om de winstgevendheid van een bepaald model na te gaan

door waarden aan de concepten te koppelen. Deze winstgevendheidanalyses worden dan automatisch

uiteengezet in een Excel bestand. Figuur 16 hieronder illustreert de e³-value tool.

Figuur 16 e³-value editor

Naast de e³-value editor is er ook nog de zogenaamde e³-value time series editor. Deze tool kan gebruikt

worden samen met de gewone editor. Met de e³-value time series editor kan een netto contante

waarde berekend worden en wordt dus de huidige waarde van toekomstige geldwaarden berekend.

Voor elke opeenvolgende periode is er een model nodig. Nadien kan dan de winstgevendheid over

meerdere periodes bepaald worden. Bij gebruik van de Discounted Cash Flow methode kan de e³-time

series editor dus uiterst van pas komen. Figuur 17 illustreert de e³-value time series editor.

Page 54: Het modelleren van keuzes voor strategie en …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/659/RUG01-001459659... · 2011. 2. 19. · Het modelleren van keuzes voor strategie en organisatieontwikkeling

44

Figuur 17 e³-value time series editor

4.5 Voorbeeld

Het gebruik van de e³-value ontologie wordt nu geïllustreerd aan de hand van The Gillette Company.

Gezien de vele gelijkenissen tussen de e³-value ontologie en de waardeketen van Porter heb ik de

analyse van de waardeketen van The Gillette Company als basis genomen. Enkel de primaire

waardeactiviteiten zijn hier gemodelleerd. Er wordt dus verondersteld dat de waardecreatie en de

kosten die hiermee gepaard gaan reeds verdeeld zijn over de primaire activiteiten. Indien de

ondersteunende waardeactiviteiten van cruciaal belang zouden zijn bij de waardering kunnen deze

natuurlijk ook gemodelleerd worden. Ook de service activiteit (die één van de primaire

waardeactiviteiten is) wordt hier buiten beschouwing gehouden wegens het minder relevant zijn in het

geval Gillette. Mocht de service activiteit een belangrijke rol spelen in de waardecreatie, dan moet deze

activiteit natuurlijk ook worden opgenomen in het model (het terugnemen van PC’s onder garantie bij

een computerfabrikant is hier een voorbeeld van). Figuur 18 toont het e³-value model vanuit het globale

actor viewpoint van The Gillette Company.

Page 55: Het modelleren van keuzes voor strategie en …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/659/RUG01-001459659... · 2011. 2. 19. · Het modelleren van keuzes voor strategie en organisatieontwikkeling

45

Figuur 18 e³-value model The Gillette Company

Intuïtief kan men reeds vermoeden hoe The Gillette Company waarde creëert. Het betaalt een bepaald

bedrag aan de leveranciers in ruil voor grondstoffen. Nadien doorlopen de grondstoffen de volledige

waardeketen en zorgt elke waardeactiviteit voor een stijging in de waarde van de goederen. Als de

goederen de actor The Gillette Company binnenkomen worden ze ontvangen door de activiteit

Inkomende logistiek waar ze geregistreerd, gecontroleerd en eventueel opgeslagen worden. Nadien

ondergaan de goederen specifieke operaties en worden ze uiteindelijk na de waardeactiviteit Uitgaande

logistiek verkocht. De waardeactiviteit Marketing & Verkoop zorgt naast de verkoop ook voor een

waardeverhoging door de marketingactiviteiten. Deze zorgt ervoor dat de producten een sterke

merknaam en merkimago hebben wat ook een zekere waarde toevoegt. De goederen van The Gillette

Company worden verkocht aan verschillende marktsegmenten: de V.S., Europa, India en Brazilië. Een

deel van de verkregen waarde (dit is de omzet) ontvangen van de marktsegmenten wordt afgestaan aan

de overheid (in de vorm van belastingen) en in ruil hiervoor is Gillette in orde met de wetgeving (dit

heeft natuurlijk ook waarde).

In dit model bevat het marktsegment Leveranciers de startstimulus en bevatten de andere

marktsegmenten en de overheid een eindstimulus. Hiermee wordt impliciet verondersteld dat er sprake

is van een supply driven market. De producten worden in deze situatie op de markt ‘gepushed’, er

Page 56: Het modelleren van keuzes voor strategie en …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/659/RUG01-001459659... · 2011. 2. 19. · Het modelleren van keuzes voor strategie en organisatieontwikkeling

46

ontstaat dus productie onafhankelijk van de vraag uit de markt. Een andere optie was om de

startstimulus in de andere marktsegmenten en de overheid te plaatsen en de eindstimulus in het

marktsegment Leveranciers te plaatsen, dit zou dan een demand driven market veronderstellen. In een

demand driven market zou er enkel op vraag van de verschillende markten geproduceerd worden. De

realiteit wijkt af van deze twee extreme visies en ligt ergens middenin. Voor het waarderingsproces

heeft de plaats van eind- en startstimulus echter weinig invloed.

Page 57: Het modelleren van keuzes voor strategie en …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/659/RUG01-001459659... · 2011. 2. 19. · Het modelleren van keuzes voor strategie en organisatieontwikkeling

47

5. Gevalsstudie: overname Gillette door Procter & Gamble

In wat volgt zal ik het gebruik van de e³-value ontologie samen met de e³-value editor en e³-value time

series editor illustreren aan de hand van de overname van Gillette door Procter & Gamble in 2005. Voor

deze gevalsstudie zal het zogenaamde global viewpoint worden gemodelleerd. In sectie 5.1 worden

beide bedrijven kort toegelicht. Ook de drijfveren voor de overname komen in deze sectie aan bod. In

sectie 5.2 wordt het waarderingsproces besproken en bepalen we uiteindelijk de waarde van The

Gillette Company.

5.1 Introductie

Procter & Gamble (verder afgekort tot P&G), gecreëerd in 1837, was voordien vooral actief in

consumentenproducten waar gezondheids- en schoonheidsproducten het merendeel van uit maakten.

Deze producten waren voornamelijk zepen, huidverzorgende producten en cosmetica (o.a. Olay, Ivory).

Gillette aan de andere kant was vooral actief in het mannensegment en de voornaamste producten

waren scheermessen (bv. Gillette), elektrische scheerapparaten (bv. Braun) en deodorants (bv. Right

Guard die sterker in het segment stonden dan de deodorants van P&G). Beide bedrijven waren dus zeer

complementair in hun productengamma. (Berner, 2005) De combinatie van beide bedrijven samen zou

een ongezien bedrijf creëren op vlak van geografische reikwijdte alsook op vlak van concurrentiepositie.

Naast het complementaire productengamma zijn er nog gebieden waar de twee multinationals elkaar

aanvullen. Zo is Procter & Gamble heel goed in merkinnovatie en in het sterk houden van deze merken,

Gillette is dan weer beter in het lanceren van nieuwe producten. (ERM, 2006) Beide activiteiten zijn

onderdeel van de waardeactiviteit Marketing & Verkoop en zullen later samen worden gemodelleerd.

Door de overname zal P&G een nog grotere aantrekkingskracht hebben voor de globale retailers. Deze

retailers zijn op zoek naar marketeers die zich bezig houden met productinnovatie. De retailers zijn op

zoek naar de meest aantrekkelijke (en dus meest innoverende) producten om in hun rekken te plaatsen.

P&G is een bedrijf die het op dit vlak uitstekend doet. Met beide bedrijven onder één dak wordt

verwacht dat het ongekende groeiopportuniteiten zal kennen. De reden hiervoor is dat de Fast Moving

Consumer Goods (FMCG) industrie vooral een sector is waar schaaleffecten een rol spelen. Hoe groter

de schaal, hoe meer mogelijkheid voor grotere marges en dus ook voor meer investeringen in

merkinnovatie. "You either fund innovation or you become more like a commodity over time." (Isidore,

Page 58: Het modelleren van keuzes voor strategie en …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/659/RUG01-001459659... · 2011. 2. 19. · Het modelleren van keuzes voor strategie en organisatieontwikkeling

48

2005) om het met de woorden van de toenmalige CEO van P&G te zeggen. De overname zal ook zorgen

voor een betere machtspositie zowel tegenover leveranciers als tegenover klanten zoals Walmart.

Hierdoor kan P&G dus betere voorwaarden bekomen: als retailer kan je misschien één of 2 merken niet

inkopen, maar je kan onmogelijk geen enkel product van P&G in de rekken hebben. (Grant, Hearn, &

Bickerton, 2005) In de e³-value modellen zal zich dit vertalen in goedkopere grondstoffen & een groei in

de marktsegmenten.

Verder zal de combinatie van P&G en Gillette het mogelijk maken om te besparen op vlak van de supply

chain. Het aantal leveranciers zal dalen (sommigen blijken dubbels, anderen vallen weg) en hiermee zal

logischerwijze ook de kost van het transport dalen. De daling in transportkosten zal ook voelbaar zijn in

de uitgaande logistiek. Wanneer vroeger 2 vrachtwagens (één van P&G en één van Gillette) nodig waren

zal nu in sommige gevallen één vrachtwagen volstaan. De koppeling van beide SAP systemen die de

opvolging mogelijk maakt van de supply chain zal hier een grote rol in spelen. (Grant et al., 2005) Deze

kostendalingen zullen zich vertalen in een daling in de uitgaven bij de waardeactiviteiten inkomende &

uitgaande logistiek.

De enigste manier voor P&G om de overnamepremie terug te verdienen is door een snelle uitvoering

van het integratieplan om zo de geschatte synergie te behalen. Deze synergie zal, zoals reeds vermeld,

vooral voortkomen uit een kostendaling die ontstaat door van het wegvallen van bepaalde vaste

bedrijfskosten. Naast deze kostendaling wordt er ook een stijgende verkoop verwacht in bepaalde

marktsegmenten. Er zijn namelijk marktsegmenten waar Gillette sterker in zijn schoenen staat in

vergelijking met P&G, daartegenover staat dat P&G zelf ook toegang heeft tot een groter

distributienetwerk in marktsegmenten waar Gillette minder vertegenwoordigd is. (Campbell, 2005)

Gillette kan helpen bij een intrede van de producten van P&G in landen als India en Brazilië, terwijl P&G

kan helpen bij de intrede van producten van Gillette in Japan, China, Mexico en Rusland. (The Procter &

Gamble Company, 2005)

5.2 Waarderingsproces

Om de waarde van The Gillette Company inclusief synergie te bepalen wordt volgens Damodaran (2006)

het best in 3 fasen gewerkt:

1. In de eerste fase wordt de alleenstaande waarde van Gillette en de alleenstaande waarde van

P&G bepaald. Deze waardering zal gebeuren aan de hand van een stappenplan die verder nog

wordt uitgelegd.

Page 59: Het modelleren van keuzes voor strategie en …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/659/RUG01-001459659... · 2011. 2. 19. · Het modelleren van keuzes voor strategie en organisatieontwikkeling

49

2. In de tweede fase wordt de waarde van de combinatie van de entiteiten geschat, dit gebeurt

door middel van de waarden, die in de 1e fase verkregen werden, bij elkaar op te tellen.

3. In de derde fase wordt er ook rekening gehouden met synergie en bepalen we de waarde van

de combinatie van beide entiteiten inclusief de synergie. Ook deze waardering zal aan de hand

van hetzelfde stappenplan als in de 1e fase gebeuren. Het verschil tussen de resultaten van fase

3 en fase 2 stelt de waarde van de synergie voor.

Deze 3 fases worden gebruikt omdat het onmogelijk is om de waarde te schatten van het te waarderen

bedrijf waar de synergie al in berekend is. Er zijn namelijk minstens 2 entiteiten nodig vooraleer synergie

berekend kan worden. Er kunnen door de overname bijvoorbeeld activiteiten wegvallen bij Gillette,

maar het is ook mogelijk dat er activiteiten wegvallen bij P&G. Indien men zou proberen de waarde van

Gillette inclusief synergie te bepalen zal de kans groot zijn dat men de weggevallen activiteiten van P&G

uit de waardering laat. Deze activiteiten maken nochtans ook deel uit van de synergie.

Voor het waarderingsproces in het onderzoek zijn een aantal assumpties gemaakt die gebaseerd zijn op

het waarderingsrapport gemaakt aan de CERAM Business School (Zheng, Valentin, Diesinger, Karp, &

Getrey, 2006) en de waardering zoals geïllustreerd in Damodaran (2006). Naast deze informatiebronnen

werden ook de jaarverslagen van 2004 van zowel P&G als The Gillette Company gebruikt om bepaalde

assumpties te kunnen maken. Voor de identificatie van de waardeactiviteiten (vooral bij de 2

gedetailleerdere viewpoints) is het nodig om de activiteiten te isoleren die strategisch en technologisch

van elkaar verschillend zijn. In de traditionele boekhouding wordt hier, zoals Porter (1989) reeds

opmerkte, geen rekening mee gehouden. Het is dan ook moeilijk om de correcte waarden toe te wijzen

aan een bepaalde waardeactiviteit gezien bedrijven enkel verplicht zijn om net die gegevens te

publiceren die gebaseerd zijn op het traditionele boekhouden (o.a. jaarverslagen etc.). In tegenstelling

tot het traditionele boekhouden kan analytisch boekhouden hier wel de juiste informatie verschaffen.

Activity Based Costing (ABC) lijkt mij hier zeer geschikt voor. ABC wijst, zoals de naam het zelf zegt,

kosten toe aan een bepaalde activiteit en in dit systeem worden kosten & opbrengsten dus wel gesplitst

volgens activiteit, dit in tegenstelling tot het traditionele boekhouden. In deze thesis heb ik mij echter

moeten baseren op informatie uit jaarverslagen.

Voor de waardering, die moet gebeuren in de eerste en de derde fase, wordt telkens gewerkt volgens

hetzelfde stappenplan. Figuur 19 illustreert dit stappenplan. Bij elke waardering zullen we dus eerst

beginnen met het bepalen van de verdisconteringfactor. Als we de verdisconteringfactor bepaald

hebben gaan we verder met het ontwikkelen van de e³-value modellen die deel uitmaken van de

Page 60: Het modelleren van keuzes voor strategie en …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/659/RUG01-001459659... · 2011. 2. 19. · Het modelleren van keuzes voor strategie en organisatieontwikkeling

50

expliciete voorspellingsperiode. Hierna zullen we ook een e³-value model ontwikkelen voor de terminal

value. Eens alle e³-value modellen ontwikkeld zijn, kan met behulp van de e³-value time series editor de

netto contante waarde bepaald worden die dan de waarde van het bedrijf voorstelt.

Figuur 19 Stappenplan waardering

1.Verdisconterings-factor

•Weighted average cost of capital bepalen (WACC)

•kost aandelenkapitaal bepalen (met CAPM)

•kost schuldkapitaal (assumptie)

•bepalen van de gewichten schuldkapitaal & aandelenkapitaal

2. Expliciete voorspellingsperiode

•Voorspellingen uit strategisch perspectief omzetten tot bruikbare waarden voor de e³-value modellen

•Omzet verdelen over marktsegmenten

•Kosten verdelen over waardeactiviteiten

•e³-value modellen ontwikkelen voor expliciete voorspellingsperiode

3. Terminal Value

•Bepalen terminal value

•Terminal value omzetten naar omzet

•Omzet verdelen over marktsegmenten

•Kosten verdelen over waardeactiviteiten

•e³-value model terminal value ontwikkelen

4. Discounted Net Present Value

•Modellen in e³-value time series editor plaatsen & netto contante waarde berekenen

Page 61: Het modelleren van keuzes voor strategie en …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/659/RUG01-001459659... · 2011. 2. 19. · Het modelleren van keuzes voor strategie en organisatieontwikkeling

51

We beginnen eerst met de individuele waardering van The Gillette Company en van Procter & Gamble.

Daarna waarderen we Procter & Gamble na overname inclusief synergie.

5.2.1 Waardering The Gillette Company

We beginnen dus met het bepalen van de WACC van Gillette. Deze WACC zal dan dienst doen als

verdisconteringfactor (in de e³-value tool voorgesteld als de interest).

Gillette

Rm 16,53%

Rf 2,70%

Beta 0,7 Tabel 5 CAPM Gillette

Uit Tabel 5 kunnen we de kost van het aandelenkapitaal berekenen met behulp van het CAPM. Uit de

formule van het CAPM volgt:

Tabel 6 WACC The Gillette Company

Om de e³-value modellen voor de expliciete voorspellingperiode te voorzien van gegevens moeten we

eerst de voorspellingen en assumpties die gemaakt werden tijdens de ontwikkeling van het strategisch

perspectief omzetten naar bruikbare gegevens. We vertrekken van de berekening van de cashflow zoals

die voorgesteld zijn in Tabel 1 bij de DCF methode. De omzet (dit zijn de voorspelde verkopen) wordt

verdeeld onder de verschillende marktsegmenten. Voor Gillette wil dit zeggen onder de V.S., Europa,

India en Brazilië zoals ook zichtbaar is in Figuur 18.

Gillette Schuld Aandelen

Kost 4,295% 12,38%

Hoeveelheid (mio EUR) 3,386 2,836

Gewicht 54,42% 45,58%

De kost van het aandelenkapitaal:

2,70% + 0,7 x (16,53% - 2,70%) = 12,38%

Als kost voor het schuldkapitaal wordt voor Gillette 4,295% verondersteld en voor de

marginale belastingsvoet 35%. Met de gegevens van Tabel 6 kan de WACC berekend

worden:

(54,42% x 4,295%(1-30%)) + (45,58% x 12,38%) = 7,28%

Page 62: Het modelleren van keuzes voor strategie en …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/659/RUG01-001459659... · 2011. 2. 19. · Het modelleren van keuzes voor strategie en organisatieontwikkeling

52

Als voorbeeld bekijken we de eerste periode van de expliciete voorspellingsperiode, dit is het jaar 2005.

Van Naar % $ (mio)

V.S. Gillette 35,00% 4.197,20

Europa Gillette 35,00% 4.197,20

India Gillette 15,00% 1.798,80

Brazilië Gillette 15,00% 1.798,80

Tabel 7 Verdeling omzet 2005 Gillette onder marktsegmenten

Tabel 7 geeft de verdeling weer van de voorspelde omzet van 2005. We verwachten dat de totale omzet

$11.992 mio zal bedragen. We verwachten ook dat Europa verantwoordelijk zal zijn voor 35% van deze

omzet. Europa zal dus een geldstroom van $4.197,2 mio genereren voor Gillette die hiervoor in ruil

producten zal leveren. Deze geldstroom & productenstroom worden voorgesteld door de value

exchanges tussen het marktsegment Europa en de actor The Gillette Company.

Logischerwijze moeten de kosten die gemaakt worden om deze marktsegmenten te voorzien van

producten ook verdeeld worden. De verdeelsleutels (meestal beschouwd als percentage ten opzichte

van de totale omzet) om de kosten toe te wijzen over de waardeactiviteiten zijn in dit onderzoek

hoofdzakelijk gebaseerd op informatie uit de jaarrekening. Tabel 8 geeft een overzicht van deze

verdeling voor het jaar 2005 bij Gillette.

Kost (waardecreatie) % van omzet $ (mio)

Grondstoffen 17,00% 2.038,64

Inkomende Logistiek 5,00% 599,60

Operaties 13,00% 1.558,96

Uitgaande Logistiek 5,00% 599,60

Marketing 9,97% 1.195,55

Verkoop 29,11% 3.490,29

Marge 20,93% 2.509,93

Belastingen (% van de marge) 30% 752,98

Tabel 8 Verdeling kosten 2005 The Gillette Company

Uit bovenstaande tabel kunnen we afleiden dat de verwachte kost van de grondstoffen in 2005

$2.038,64 mio zal bedragen. Dit is dan ook de waarde waarvoor grondstoffen gewisseld worden tussen

het marktsegment Leveranciers en de actor Gillette. Deze grondstoffen ondergaan nadien enkele

Page 63: Het modelleren van keuzes voor strategie en …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/659/RUG01-001459659... · 2011. 2. 19. · Het modelleren van keuzes voor strategie en organisatieontwikkeling

53

behandelingen (controle, opslag etc.) in de waardeactiviteit Inkomende Logistiek. De kost die hiermee

gepaard gaat bedraagt $599,60 mio. Die kost wordt in het e³-value model opgenomen als uitgave

(expense in de e³-value editor). Wanneer de gecontroleerde goederen de waardeactiviteit Operaties

binnengaan hebben zij reeds een extra waarde verworven door de behandeling van de voorgaande

activiteit. In ruil voor de gecontroleerde goederen krijgt de waardeactiviteit een geldstroom ($2.638,24

mio). Deze geldwaarde bevat de waarde van de grondstoffen ($2.038,64 mio) met daarbovenop de

waarde van de voorgaande activiteit, namelijk Inkomende logistiek ($599,60 mio). Als de goederen de

volledige waardeketen hebben doorlopen bedraagt de waarde hiervan $9.482,64 mio. Met een omzet

van $11.992 mio betekent dit dat we een EBIT8 hebben van $2.509,93 mio. Op deze EBIT moet de

onderneming wel nog belastingen ($752,98 mio) betalen. In ruil voor deze belastingen is de

onderneming wettelijk in orde. Om tot de uiteindelijke cashflow te komen die beschikbaar zal zijn voor

de onderneming moeten we nu nog rekening houden met enkele andere kosten (namelijk

waardeverminderingen, afschrijvingen, wijziging in de netto bedrijfskapitaalbehoefte en

kapitaaluitgaven). Met deze kosten wordt rekening gehouden door ze als uitgaven van de actor (The

Gillette Company) op te nemen.

Wanneer we van dit e³-value model uiteindelijk een winstgevendheidsanalyse uitvoeren, bekomen we

de Free Cash Flow to the Firm voor het jaar 2005. De uitkomst is in dit geval dus dezelfde als deze die

men zou bekomen met een gewone DCF waardering. Het voordeel die de e³-value ontologie hier biedt is

dat het op een eenvoudige en visuele manier duidelijk aangeeft waar welke kosten gemaakt worden,

het zorgt er ook voor dat aan elke activiteit meer aandacht wordt besteed zodat er geen elementen over

het hoofd worden gezien (wat wel kan gebeuren bij een gewone DCF waardering). Dit aspect is zeer

belangrijk als we uiteindelijk in de 3e fase terecht komen waar we P&G na overname met synergie

zullen waarderen.

Gezien voor deze waardering een expliciete voorspellingsperiode gebruikt werd van 5 jaar werd er dus

voor elk jaar een e³-value model gemaakt. Ook voor de terminal value is een e³-value model gemaakt,

dit model stelt dan het verloop van de activiteiten voor na de eerste 5 jaar. Om de waarde van de

terminal value te bepalen maken we gebruik van de eenvoudige formule:

8 EBIT: Earnings Before Interest & Taxes

FCFT+1 = 3.126,47 mio

g = 2%

TV = 3.126,47 mio /(7,28% - 2%)

TV = 59213,44 mio

Page 64: Het modelleren van keuzes voor strategie en …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/659/RUG01-001459659... · 2011. 2. 19. · Het modelleren van keuzes voor strategie en organisatieontwikkeling

54

Deze terminal value stelt een cashflow voor. Nu moet er dus omgekeerd te werk worden gegaan (in

vergelijking met de expliciete voorspellingsperiode). We moeten nu namelijk de omzet berekenen

waaruit deze cashflow ontstaat.

Als we dan uiteindelijk van elke periode een e³-value model opgebouwd hebben moet er ook nog een

model gebouwd worden die gebruikt kan worden als periode 0 in de e³-value time series editor. De e³-

value time series editor gaat er namelijk van uit dat ook de waarde van de huidige periode meetelt (dit

in tegenstelling tot de DCF methode die enkel naar de toekomst kijkt). Voor deze 0e periode worden dus

overal nullen ingevuld zodanig de winstgevendheidanalyse voor deze periode uiteindelijk een nul

uitkomt. Wanneer de 7 periodes (1 periode met nulwaarden, 5 periodes voor de expliciete

voorspellingsperiode en 1 periode die de terminal value voorstelt) vertaald zijn in een apart e³-value

model kan de e³-value time series editor gebruikt worden. Ieder model wordt gehecht (attached) aan de

overeenkomende periode en als interestvoet gebruikt men de WACC die voordien berekend werd.

Hiervan kan dan uiteindelijk de NPV bepaald worden die dan wordt weergegeven in een aparte Excel

sheet, in het geval van The Gillette Company bedraagt deze Discounted Net Present Value $47.185,17

mio.

5.2.2 Waardering Procter & Gamble

De waardering van Procter & Gamble gebeurt op een analoge manier. Ook hier beginnen we met de

bepaling van de WACC:

P&G

Rm 16,53%

Rf 2,70%

Beta 0,8 Tabel 9 CAPM Procter&Gamble

Uit Tabel 9 kunnen we de kost van het aandelenkapitaal berekenen met behulp van het CAPM. Uit de

formule van het CAPM volgt:

16,53% + 0,8 x (16,53% - 2,70%) = 13,76%.

Als kost voor het schuldkapitaal wordt 5% en een marginale belastingsvoet van

35% verondersteld. Uit de gegevens van Tabel 10 kan de WACC berekend

worden:

(69,71% x 5%(1 - 35%)) + (30,29% x 13,76%) = 6,43%

Page 65: Het modelleren van keuzes voor strategie en …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/659/RUG01-001459659... · 2011. 2. 19. · Het modelleren van keuzes voor strategie en organisatieontwikkeling

55

P&G Schuld Aandelen

Kost 5,00% 13,76%

Hoeveelheid (mio EUR) 39.770,00 17.278,00

Gewicht 69,71% 30,29% Tabel 10 WACC Procter & Gamble

Ook hier vertrekken we vanuit de berekeningen van de cashflows. De berekening van deze cashflows is

weergegeven in Tabel 15 die in Appendix C te vinden is. De verdeling van de omzet onder de

verschillende marktsegmenten is gebeurd op basis van informatie uit het jaarverslag. In Tabel 11 wordt

deze verdeling voor de eerste periode (2005) weergegeven.

Van Naar % $ (in mio)

V.S. P&G 50,00% 28.370,50

Europa P&G 25,00% 14.185,25

Rusland P&G 10,00% 5.674,10

Japan, China P&G 7,50% 4.255,58

Mexico P&G 7,50% 4.255,58 Tabel 11 Verdeling omzet 2005 P&G onder marktsegmenten

Figuur 20 illustreert het e³-value model van P&G dat op dezelfde wijze bekomen wordt als het e³-value

model van The Gillette Company.

Page 66: Het modelleren van keuzes voor strategie en …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/659/RUG01-001459659... · 2011. 2. 19. · Het modelleren van keuzes voor strategie en organisatieontwikkeling

56

Figuur 20 P&G Alleenstaand

De verdeling van de kosten voor het jaar 2005 wordt weergegeven in Tabel 12.

Kost (waardecreatie) % van omzet $ (in mio)

Kost grondstoffen 16,00% 9.078,56

Inkomende Logistiek 5,00% 2.837,05

Operaties 11,10% 6.298,25

Uitgaande Logistiek 5,00% 2.837,05

Marketing 11,44% 6.491,17

Verkoop 30,77% 17.459,21

Marge 20,69% 11.739,71

Belastingen (% van de marge) 35% 4.108,90 Tabel 12 Verdeling kosten 2005 Procter & Gamble

De interpretatie en invulling van deze waarden in het e³-value model gebeurt analoog aan de illustratie

bij The Gillette Company.

Ook bij de waardering van Procter & Gamble worden 7 e³-value modellen gemodelleerd. Eén periode

om de 0e periode voor te stellen, 5 periodes die de expliciete voorspellingsperiode voor stellen en

uiteindelijk wordt ook de terminal value als één periode beschouwd.

Page 67: Het modelleren van keuzes voor strategie en …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/659/RUG01-001459659... · 2011. 2. 19. · Het modelleren van keuzes voor strategie en organisatieontwikkeling

57

De terminal value wordt op volgende manier berekend:

Na de ontwikkeling van de 7 e³-value modellen wordt ook voor Procter & Gamble de NPV berekend met

behulp van de e³-value time series editor. De Discounted Net Present Value die bij Procter & Gamble

bekomen wordt bedraagt $425.139,30 mio.

5.2.3 Waardering Procter & Gamble na overname

Voor de 2e fase tellen we de waarden op die we in de 1e fase hebben bekomen. Dit geeft een waarde

van $472.324,47 mio en is de waarde van beide ondernemingen samen zonder synergie. Om nu de

waarde van beide bedrijven samen met synergie te bekomen (fase 3) moeten er e³-value modellen

opgesteld worden met beide bedrijven samen. We verwachten synergie door verschillende bronnen:

1. Er zal een groei zijn in de omzet en dit omdat er nu toegang is tot nieuwe marktsegmenten.

Zoals uiteengezet in de introductie zal zowel The Gillette Company als Procter & Gamble

toegang hebben tot marktsegmenten waar het voordien minder aanwezig was. In het model zal

er dus een stijging zijn van de geldstromen die P&G ontvangt van deze verschillende

marktsegmenten.

2. De waardeactiviteiten Marketing & Verkoop van Gillette en van P&G bevatten complementaire

sterktes. Gillette is sterker in het lanceren van nieuwe producten en P&G weet als geen ander

hoe het aan merkinnovatie kan doen. Omwille van deze reden zullen beide activiteiten

samengenomen worden. Het samennemen van deze activiteiten zal enerzijds resulteren in een

daling in de kosten door het verwijderen van dubbele functies en anderzijds zal dit op termijn

voor een groei zorgen in de marktsegmenten. Beide waardeactiviteiten zullen nu gemodelleerd

worden als één waardeactiviteit om deze synergiebron voor te stellen.

3. Ook in de supply chain kunnen de waardeactiviteiten Inkomende logistiek van Gillette en P&G

worden samengenomen. Hetzelfde geldt voor de waardeactiviteiten Uitgaande logistiek. Door

het samennemen van deze beide waardeactiviteiten kan voor een daling in de transportkosten

gezorgd worden. Verder zorgt de combinatie van P&G en Gillette voor een betere machtspositie

tegenover de leveranciers, hierdoor is het mogelijk dat in de toekomst een daling ontstaat in de

FCFT+1 = 12.175,14 mio

g = 4.25%

TV= 12.175,14 mio/(6.43% - 4.25%)

TV = 558.492,48 mio

Page 68: Het modelleren van keuzes voor strategie en …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/659/RUG01-001459659... · 2011. 2. 19. · Het modelleren van keuzes voor strategie en organisatieontwikkeling

58

kosten van de goederen. Deze waardeactiviteiten zullen nu dus ook als één waardeactiviteit

gemodelleerd worden, bovendien zullen de kostendalingen worden gemodelleerd door lagere

uitgaven van deze activiteiten.

4. Verder zal er in alle waardeactiviteiten een kleine daling zijn in de uitgaven door het wegvallen

van dubbele functies. De meeste van deze functies zullen deel uitmaken van de ondersteunende

waardeactiviteiten. Gezien verondersteld wordt dat deze waardeactiviteiten verdeeld zijn over

de primaire activiteiten zal dus bij de waardeactiviteiten zelf een kleine daling ontstaan.

Bovenstaande bronnen van synergie zijn allen gemodelleerd in het e³-value model in Figuur 21 die P&G

voorstelt na overname van The Gillette Company.

Figuur 21 Model P&G na overname

Page 69: Het modelleren van keuzes voor strategie en …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/659/RUG01-001459659... · 2011. 2. 19. · Het modelleren van keuzes voor strategie en organisatieontwikkeling

59

Voor de waardering van P&G na overname beginnen we net zoals bij de vorige waarderingen met de

bepaling van de WACC. Gezien P&G na overname een nieuwe kapitaalstructuur en ook een ander risico

heeft moeten we hiermee rekening houden.

Om de nieuwe beta van P&G te bepalen moeten we eerst de unlevered beta van P&G en van Gillette

bepalen zoals die voor de overname waren:

Nu moeten we een unlevered beta bepalen voor de gecombineerde entiteit. Hiervoor nemen we het

gewogen gemiddelde van beide unlevered beta’s. De gewichten zijn bepaald op basis van de

waarderingen van beide bedrijven uit de eerste fase. Nadien moet de unlevered beta terug omgezet

worden naar een levered beta, dit gebeurt aan de hand van het nieuwe ratio

schuldkapitaal/aandelenkapitaal:

Met deze nieuwe levered beta bekomen we voor de aandelenkost uiteindelijk 14% en voor de kost van

het schuldkapitaal veronderstellen we een kost van 5%. De verdere berekening van de WACC is analoog

aan de vorige berekeningen. We bekomen uiteindelijk een WACC van 7,58%.

Gewicht Gillette= 47.185,17 /472.324,47= 9,99%

Gewicht P&G = 425.139,30 / 472.324,47= 90,01%

Unlevered beta gecombineerd=(9,99% x 0,381314586) + (90,01% x 0,320493409)= 0,3266

Schuldkapitaal gecombineerd= 43.156,00

Aandelenkapitaal gecombineerd= 20.114,00

Ratio schuldkapitaal/aandelenkapitaal = 2,14557

Levered beta= [1 + (1- 30%) x 2,14557+ x βU = 0,817129

De relatie tussen de levered beta en de unlevered beta:

βL= [1+(1-TC) (B/S)]βU

βU=βL/ [(1+(1- TC) (B/S)]

Gillette’s unlevered beta= 0,7/* (1-30%) (1,193935)] =0,381314586

P&G’s unlevered beta= 0,8/[ (1-35%) (2,301771)] =0,320493409

Page 70: Het modelleren van keuzes voor strategie en …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/659/RUG01-001459659... · 2011. 2. 19. · Het modelleren van keuzes voor strategie en organisatieontwikkeling

60

De berekening van de cashflows waarop we ons baseren is geïllustreerd in Tabel 16 die te vinden is in

Appendix C. De omzet wordt nu gecreëerd door 7 marktsegmenten zoals geïllustreerd in Figuur 21. Voor

de marktsegmenten waar beide ondernemingen actief waren voor de overname is het gewogen

gemiddelde van de oude omzet (dit is de som van de omzet van P&G en Gillette) genomen voor deze

marktsegmenten. Het verschil tussen de totale oude omzet en de nieuwe voorspelde omzet werd

verdeeld over de marktsegmenten waar één van beide ondernemingen voordien niet actief in was. We

bekijken als voorbeeld de eerste periode (2005).

De oude omzet bedroeg $68.732,97 mio en de nieuwe omzet bedraagt $68.894,32 mio. Dit is dus een

stijging van 0,23%. Deze stijging zal verdeeld worden over de 5 marktsegmenten (Japan & China,

Rusland, Brazilië, Mexico) waar maar één onderneming actief was. We veronderstellen hierbij dat elk

marktsegment een gelijke stijging ondervindt (0.23%/5). Het resterende deel van de omzet (99.77%)

wordt, volgens het gewicht in de oude omzet, verdeeld over de 7 marktsegmenten:

Tabel 13 geeft de verdeling van de omzet onder de marktsegmenten na de overname weer. Er kan een

duidelijke stijging worden opgemerkt onder de marktsegmenten waar één van beide ondernemingen

niet actief was en logischerwijze is hierdoor ook een afname merkbaar in de marktsegmenten waar

beide ondernemingen voordien wel actief waren.

Gillette behaalde in 2005 35% van zijn omzet in de V.S., P&G haalde in de V.S. 50% van zijn omzet in

de V.S.. Gillette’s oude omzet bedraagt 17,45% tegenover de totale omzet (dit is het ratio van: (de

omzet van Gillette uit de individuele waardering)/ (de totale omzet van beide ondernemingen uit de

individuele waardering)). P&G is dus verantwoordelijk voor 82,55% van de oude totale omzet. De

omzet waar de V.S. voor zorgt wordt nu berekend door het gewogen gemiddelde. Het gewogen

gemiddelde hiervan is:

(35% x 17,45%) + (50% x 82,55%)

Dit is echter het gewogen gemiddelde van de oude omzet die 99,77% van de totale nieuwe omzet

voorstelt. Het nieuwe aandeel van de V.S. in de omzet bedraagt dus:

(35% x 17,45%) + (50% x 82,55%) x 99,77% = 47,27%

Als we naar een markt kijken waar één van de twee ondernemingen voordien niet actief was,

bijvoorbeeld Mexico, bekomen we volgens bovenstaande redenering onderstaand aandeel:

(0% x 17,45%) + (7,5% x 82,55%) x 99,77% + 0,23%/5 = 6,22%

Page 71: Het modelleren van keuzes voor strategie en …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/659/RUG01-001459659... · 2011. 2. 19. · Het modelleren van keuzes voor strategie en organisatieontwikkeling

61

Marktsegment 2005 2006 2007 2008 2009 Terminal

Value

V.S. 47,27% 47,12% 46,95% 46,76% 46,55% 45,01%

Europa 26,68% 26,59% 26,50% 26,39% 26,27% 25,41%

Japan, China 8,28% 8,32% 8,36% 8,41% 8,46% 8,84%

Mexico 6,22% 6,27% 6,32% 6,37% 6,43% 6,88%

Rusland 6,22% 6,27% 6,32% 6,37% 6,43% 6,88%

Brazilië 2,66% 2,71% 2,78% 2,85% 2,92% 3,49%

India 2,66% 2,71% 2,78% 2,85% 2,92% 3,49% Tabel 13 Verdeling omzet 2005 P&G na overname onder marktsegmenten

Net zoals bij de vorige e³-value modellen moeten de kosten nu ook weer verdeeld worden over de

verschillende waardeactiviteiten. De verdeling van de kosten wordt gegeven in Tabel 14.

Kost (waardecreatie) % van omzet $ (in mio)

Grondstoffen 16,17% 11.143,29

Inkomende Logistiek 4,50% 3.100,24

Operaties Gillette 9,16% 6.310,72

Operaties P&G 2,27% 1.563,90

Uitgaande logistiek 4,50% 3.100,24

Marketing & Verkoop 41,70% 28.728,93

Marge 21,70% 14.950,07

Belastingen (% van EBIT) 30% 4.485,02 Tabel 14 Verdeling kosten P&G na overname 2005

We veronderstellen dat de belastingen nu 30% bedragen. Als we de marge vergelijken met de vorige

marges, merken we op dat deze ruim 1% gestegen is. De oorsprong van deze stijging is natuurlijk te

vinden bij de synergie bronnen die hiervoor reeds vermeld zijn. De verdeling van de kosten zijn gewogen

gemiddelden (gewogen aan de omzet) van de vorige verdelingen. Voor de logistiek werd een daling van

0,5% in de kosten verondersteld, dit zowel bij de inkomende als bij de uitgaande logistiek.

Om de terminal value te berekenen gaan we op dezelfde manier te werk als daarnet:

Na het modelleren van de 7 e³-value modellen van P&G na overname kunnen we uiteindelijk met de e³-

value time series editor de NPV bepalen. We bekomen een waarde van $483.790,02 mio. Als we nu de

waarde bekomen in de 2e fase van deze waarde aftrekken dan bekomen we de waarde van de synergie.

FCFT+1 = 17.240,38 mio

De toekomst zien we optimistischer in en we veronderstellen nu een groei van 5%:

TV = 17.240,38 mio /(7.58% - 5%)

TV = 667.161,49 mio

Page 72: Het modelleren van keuzes voor strategie en …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/659/RUG01-001459659... · 2011. 2. 19. · Het modelleren van keuzes voor strategie en organisatieontwikkeling

62

De synergie bedraagt $11.465,55 mio en dus bedraagt de waarde van Gillette met de synergie

inbegrepen $58.650,72 mio ($11.465,55 mio + $47.185,17 mio). Deze waarde stelt dan de plafondprijs

voor.

5.2.4 Scenarioanalyse

Bovenstaande waardering gaat er echter van uit dat de toekomst vast ligt en dus niet kan afwijken van

de vooropgestelde assumpties. Indien er een reële kans bestaat voor een dergelijk scenario moeten we

hier ook rekening mee gaan houden. We kunnen deze verschillende toekomstperspectieven gaan

voorstellen door gebruik te maken van scenario’s en een scenarioanalyse uit te voeren. Zoals eerder

geïllustreerd bestaat de totale waarde van de onderneming voor een aanzienlijk deel uit de terminal

value. Afwijkingen van de voordien gemaakte assumpties zullen dus een grote invloed uitoefenen op de

uiteindelijke waarde van de onderneming. Omwille van deze reden is het dus uiterst belangrijk om

vooral bij deze terminal value rekening te houden met verschillende scenario’s.

Als voorbeeld van een scenarioanalyse bekijken we wat er gebeurt met de totale waarde indien we ook

rekening houden met een minder optimistisch scenario. We veronderstellen bij dit ‘pessimistisch’

scenario dat het marktsegment Mexico niet in staat zal zijn de omzet (van $283.444,77 mio ) te behalen

zoals eerder voorspeld in het optimistisch scenario. Deze daling kan verschillende oorzaken hebben: een

(voor P&G) slecht politiek beleid, natuurramp… In ons voorbeeld gaan we van de veronderstelling uit

dat, door een negatief politiek beleid (die een blijvende invloed zal hebben), de stijging in het

marktsegment Mexico minder groot is dan we veronderstelden in ons optimistisch scenario. We achten

dat de kans voor dit pessimistisch scenario wel betrekkelijk klein is, namelijk 10%. We verwachten dat

de omzet waarvoor Mexico zal zorgen na de expliciete voorspellingsperiode 70% zal bedragen van de

voorspelde waarde in het optimistisch scenario, namelijk $198.411,34 mio (dit is dus een daling van

$85.033,43 mio). Deze daling in het marktsegment zullen we dan (samen met de wijzigingen in de

kostenverdeling) moeten aanpassen in het e³-value model van P&G na overname. Deze wijzigingen

zullen dus niet van visuele aard zijn.9 Indien we deze wijzigingen doorvoeren en nadien de totale waarde

van P&G na overname opnieuw berekenen (met synergie dus), komen we nu tot een waarde van

$475.009,6 mio. Door de daling in de omzet van Mexico is de waarde van P&G na overname dus met

$8.780,42 mio gedaald.

Indien we nu in dit pessimistisch scenario de synergie willen bepalen moeten we ook met deze

scenario’s rekening houden in de 1e fase van het waarderingsproces (dit is de individuele waardering van

P&G en Gillette) zodanig we de waarden uit de 2e fase en de 3e fase (dit is de waardering van P&G na

9 Dit is niet noodzakelijk altijd het geval. Mocht door omstandigheden een nieuw marktsegment toegankelijk

worden in een bepaald scenario, kan dit logischerwijze wel visueel worden voorgesteld.

Page 73: Het modelleren van keuzes voor strategie en …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/659/RUG01-001459659... · 2011. 2. 19. · Het modelleren van keuzes voor strategie en organisatieontwikkeling

63

overname) opnieuw kunnen vergelijken. Gezien enkel P&G voordien actief was in Mexico, moeten we

enkel bij P&G aanpassingen doen. Het is niet noodzakelijk om dezelfde daling te verwachten als het

geval waarbij P&G Gillette heeft overgenomen (dit is een daling van 30% ten opzichte van de originele

omzet). De overname op zich kan ook een belangrijke rol uitoefenen op de mate waarin wijzigingen

ontstaan. We kunnen bijvoorbeeld veronderstellen dat er een grotere daling zal zijn (bijvoorbeeld 35%)

doordat P&G minder macht heeft in vergelijking met het geval waar P&G Gillette heeft overgenomen.

De extra macht kan ervoor gezorgd hebben dat ze betere voorwaarden van de overheid konden

bekomen. Als we een daling van 35% veronderstellen resulteert dit in een daling in de omzet van P&G

van $97.469,18 mio. Voor de terminal value moeten we nu terug een nieuw e³-value model maken met

hierin de aangepaste waarden. Als we dan met de e³-value time series editor de waarde van P&G

berekenen bekomen we uiteindelijk $415.052,32 mio.

Als we nu de 2e fase (de optelling van de waarde van Gillette en P&G) herhalen in ons pessimistisch

scenario dan bekomen we voor P&G samen met Gillette (zonder synergie weliswaar) $462.237,49 mio.

De waarde van de synergie bedraagt in ons pessimistisch scenario dus $12.772,11 mio ($475.009,6 mio -

$462.237,49 mio). Aangezien we in ons optimistisch scenario een synergie van $11.465,55 mio

bekwamen is er nu dus sprake van een stijging in de synergie ter waarde van $1.306,56 mio. De

overname zorgt er dus voor dat in het pessimistisch scenario meer synergie gecreëerd kan worden.

Als we rekening willen houden met beide scenario’s kunnen we met behulp van de kansverdeling van de

scenario’s de verwachte waarde van P&G na overname (dus inclusief synergie) als volgt berekenen:

P(Scenario 1) x Waarde Scenario 1 + P(Scenario 2) Waarde Scenario 2 = Verwachte waarde

In deze vergelijking:

P(x) : de kans dat gebeurtenis ‘x’ zich voordoet

Bij de waardering van P&G na overname wordt dit dus:

90% x $483.790,02 mio + 10% x $475.009,6 mio = $482.911,98 mio

mio

Page 74: Het modelleren van keuzes voor strategie en …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/659/RUG01-001459659... · 2011. 2. 19. · Het modelleren van keuzes voor strategie en organisatieontwikkeling

64

Op dezelfde manier kunnen we nu ook de verwachte synergie10 berekenen:

Nu kunnen we uiteindelijk de verwachte waarde van The Gillette Company (inclusief synergie)

berekenen door de verwachte synergie op te tellen bij de verwachte waarde van Gillette. In dit geval is

deze verwachte waarde van Gillette gelijk aan de waarde bekomen in fase 1 uit het optimistisch

scenario. Dit is zo omdat het marktsegment die voor verandering zorgt niet behoort tot de

marktsegmenten van Gillette.

De verwachte waarde van The Gillette Company bedraagt nu dus $58.781,38 mio. Door rekening te

houden met de kleine kans dat P&G in de toekomst een mindere omzet zal behalen in Mexico is de

plafondprijs dus gezakt met $130,66 mio. Indien het waarderingsproces op bovenstaande manier wordt

uitgevoerd, wordt in zekere mate rekening gehouden met de mogelijke gebeurtenissen die zich in de

toekomst kunnen voor doen. Alweer heeft de bovenstaande methode die gebruik maakt van de e³-value

ontologie een communicatievoordeel. Het is namelijk eenvoudiger om te illustreren wat de invloed van

bepaalde gebeurtenissen zal zijn op de waardering aan de hand van de e³-value modellen. Bovendien

kan het zijn dat net door een gedetailleerdere analyse er nu rekening gehouden zal worden met meer

factoren die voor wijzigingen kunnen zorgen. Het is nu namelijk eenvoudiger om meerdere variabelen

aan te passen en na te gaan wat hun invloed hiervan zal zijn op het volledige business model.

10

De verwachte synergie zou ook kunnen berekend worden door dezelfde methode toe te passen als in fase 2: eerst berekenen we de verwachte waarde van P&G en Gillette samen (zonder synergie). Deze bekomen waarde moet nadien worden afgetrokken van de verwachte waarde van P&G na overname (met synergie).

Verwachte waarde synergie + Verwachte waarde Gillette (zonder synergie)= Verwachte totale

waarde Gillette

We bekomen dus:

$11.596,21 mio + $47.185,17 mio = $58.781,38 mio

P(Scenario 1) x Waarde synergie scenario 1 + P(Scenario 2) x Waarde synergie scenario 2 = Verwachte

waarde

In deze vergelijking:

P(x) : de kans dat gebeurtenis ‘x’ zich voordoet

Voor de verwachte synergie wordt dit dus:

90% x $11.465,55 mio + 10% x $12.772,11 mio = $11.596,21 mio

Page 75: Het modelleren van keuzes voor strategie en …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/659/RUG01-001459659... · 2011. 2. 19. · Het modelleren van keuzes voor strategie en organisatieontwikkeling

65

6. Conclusie

In deze thesis werd gezocht naar wat de bijdrage van de e³-value ontologie kan zijn tijdens het

waarderingsproces voor een fusie of overname. Eerst werd het belang van het waarderingsproces voor

fusies en overnames aangetoond. Hieruit blijkt dat het waarderingsproces een belangrijke rol kan spelen

in het slagen of het falen van een fusie of overname. Fouten in de waardering kunnen zelfs bijdragen tot

een cyclische activiteit en het vormen van golven in het aantal overnames gedurende de geschiedenis.

(Rhodes-Kropf et al., 2005) Vaak wordt ook een te hoge overnamepremie betaald. Deze premie wordt

meestal gerechtvaardigd door een overschatting van de toekomstige synergie tijdens de waardering.

(Sirower et al., 2006) In mijn zoektocht naar de oorzaken van deze overschatte synergie vond ik dat het

waarderen van synergie op zich een complexe materie is. Net omwille van deze reden wordt de

schatting van deze waarde vaak zeer simplistisch gehouden en bekomt men verkeerde waarden. (Kode,

Ford, Sutherland, 2003) Indien de synergie dan toch vrij correct geschat wordt, dan kan er zich nog

steeds een probleem voordoen in het realiseren van deze synergie eens de overname rond is. Zoals

Goold & Campbell (2000) vermelden in hun onderzoek is één van de grootste dooddoeners van synergie

namelijk onduidelijkheid. Vaak weten managers niet hoe ze de synergie na een overname moeten

realiseren.

Uit het onderzoek blijkt nu dat de e³-value ontologie en de tools die hiervoor ontwikkeld zijn, een

oplossing kunnen bieden voor deze problemen. Ze kunnen dienen als een communicatiehulpmiddel

tijdens het waarderingsproces & bij de integratie. Tijdens de gevalsstudie werd namelijk aangetoond dat

de synergetische elementen ondubbelzinnig geïdentificeerd kunnen worden zodanig dat elke vorm van

onduidelijkheid verdwijnt. Het voordeel van de e³-value ontologie is dat het mogelijk is om op een

eenvoudige en visuele manier aan te geven waar welke kosten gemaakt worden en waar de inkomsten

vandaan komen.

Naast communicatiemiddel kan de e³-value ontologie het waarderingsproces ook beduidend

verbeteren. De voorgestelde werkwijze heeft dezelfde basis als de DCF methode (dit is het

verdisconteren van toekomstige cashflows). De manier waarop men echter de cashflows gaat bepalen

verschilt substantieel. Bij de DCF methode worden de cashflows bepaald op basis van boekhoudkundige

termen. De achterliggende betekenis van deze termen is echter niet altijd even duidelijk. Bij de

waardering met behulp van de e³-value ontologie worden de cashflows bekomen door middel van het

visueel voorstellen van de waardeactiviteiten van een onderneming. Doordat de waardeactiviteiten

geïdentificeerd moeten worden, zal meer aandacht besteed moeten worden aan elke bedrijfsactiviteit

Page 76: Het modelleren van keuzes voor strategie en …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/659/RUG01-001459659... · 2011. 2. 19. · Het modelleren van keuzes voor strategie en organisatieontwikkeling

66

en zijn impact op deze waardeactiviteiten. De kans dat men bepaalde elementen over het hoofd ziet zal

dus dalen.

Ook als men wil rekening houden met verschillende toekomstscenario’s kan de e³-value ontologie een

hulpmiddel zijn. Zoals eerder vermeld kan het zijn dat, net omwille van het gebruik van de e³-value

ontologie, bepaalde elementen aan het licht komen (bijvoorbeeld bepaalde kosten- of

inkomstenbronnen) die men anders over het hoofd zou zien. Indien men dan de impact van

verschillende scenario’s wil bepalen, kan men nu voor elk scenario meerdere variabelen gaan wijzigen.

Bij het bepalen van verschillende scenario’s kan men nu dus gemakkelijker de impact van enkele

specifieke variabelen bekijken. Dit is alweer een pluspunt in vergelijking met de DCF methode waar de

termen vaak gegroepeerde kosten of opbrengsten voorstellen. Mocht men hier met scenario’s willen

werken en één specifieke variabele willen aanpassen zal men één bepaalde term moeten wijzigen

waartoe de variabele behoort. Dit vermindert de transparantie en is natuurlijk niet bevorderlijk voor de

communicatie.

Tijdens het onderzoek werden ook enkele beperking van de ontologie en tools vastgesteld. Zo is het

onmogelijk om een waardeactiviteit te plaatsen bij de samengestelde actor. De waardeactiviteit moet

telkens geplaatst worden bij een elementaire actor. Dit zorgde ervoor dat ik een elementaire actor

‘Gedeelde activiteiten’ heb moeten maken die deze samengenomen activiteiten bevat. Verder heb ik

ook gemerkt dat bij de bepaling van het resultaat van de samengestelde actor geen rekening gehouden

wordt met het resultaat van de elementaire actors. Beide resultaten hebben in de e³-value ontologie

geen verband met elkaar. Naar mijn mening zou het resultaat van de elementaire actor echter deel

moeten uitmaken van het resultaat van de samengestelde actor. Op die manier zou er consistentie zijn

met de realiteit. Op zich leverde dit voor de waardering geen problemen op. Na de winstbepaling

moeten hierdoor wel de bekomen waarden van alle actors samengeteld worden om tot de uiteindelijke

waarde te komen.

Met deze thesis heb ik aangetoond dat de e³-value ontologie een mogelijke meerwaarde kan bieden

tijdens het waarderingsproces. Tijdens het onderzoek werd wel enkel het globale viewpoint besproken,

de gedetailleerdere viewpoints werden niet geanalyseerd. Verder onderzoek zou dus nog moeten

uitwijzen of deze gedetailleerde viewpoints ook ontwikkeld en gebruikt kunnen worden. Voor elk van

deze gedetailleerdere viewpoints is namelijk specifiekere informatie nodig. De vraag rijst hierbij hoe

men deze informatie moet bekomen in de context van overnames en fusies. De ene partij wil namelijk

een zo laag mogelijke prijs en de andere zal het omgekeerde wensen. Indien beide partijen over

dezelfde informatie beschikken zal het moeilijk worden om de andere partij ervan te overtuigen dat de

onderneming ofwel meer waard ofwel minder waard is. Naast deze bedenking moet de werkwijze zoals

Page 77: Het modelleren van keuzes voor strategie en …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/659/RUG01-001459659... · 2011. 2. 19. · Het modelleren van keuzes voor strategie en organisatieontwikkeling

67

gebruikt in de gevalsstudie ook nog getest worden in de praktijk. Op deze manier zouden we te weten

komen of dit communicatievoordeel & de vermoedelijke verbetering in het waarderingsproces werkelijk

een grote meerwaarde levert. Gesprekken met experts in dit domein zouden reeds een waardevolle

aanwijzing kunnen geven over deze kwestie.

Page 78: Het modelleren van keuzes voor strategie en …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/659/RUG01-001459659... · 2011. 2. 19. · Het modelleren van keuzes voor strategie en organisatieontwikkeling

IX

Bronvermelding

Altman, E. (1999). Defaults & Returns on High Yield Bonds: Analysis Through 1998 & Default Outlook for

1999-2000. New York: New York University Salomon Center.

Batelaan M., Van Essen F., (2006) Het fusiehandboek: Maak fusies en overnames tot een succes, Pearson

Education Benelux, Amsterdam.

Berner, R. (2005, Januari 28). P&G: Razing Rivals with Gillette? Opgeroepen op Februari 26, 2010, van

BusinessWeek: http://www.businessweek.com/bwdaily/dnflash/jan2005/nf20050128_4746.htm

Berry, M., Burmeister, E., & McElroy, M. (1988, Maart/April). Sorting Out Risks Using APT Factors.

Financial Analysts Journal , pp. 29-42.

Bouwens, B. (2005). Below sea level: a second merger wave in the Netherlands. Utrecht: Utrecht

University.

Bragg S. M., (2008) Mergers & Acquisitions: A condensed practitioners guide, John Wiley & Sons, New

Jersey.

Campbell, A. (2005, Augustus 10). A tough choice: to split up or to stay together. Financial Times .

Chen, N., Roll, R., & Ross, S. (1986, Juli). Economic Forces and the Stock Market. Journal of Business , pp.

383-403.

Copeland, T., Koller, T., & Murrin, J. (2000). Valuation: Measuring and managing the value of companies.

New York: John Wiley & Sons.

Damodaran, A. (2002). Investment Valuation: Tools and Techniques for Determining the Value of Any

Asset. New York: John Wiley & Sons.

Damodaran, A. (2006). Damodaran on Valuation - 2nd Edition . John Wiley & Sons : New Jersey.

De Boeck E., (1999) “Fusies en overnames: Is de praktijk zo goed als de theorie?”, Economisch financiele

berichten KBC, Jaargang 54 nr. 6, pg. 1-14.

De Tijd. (2010, Februari 12). BAV Spyker keurt overname Saab goed. Opgeroepen op Maart 31, 2010, van

De Tijd:

http://www.tijd.be/nieuws/ondernemingen_industrie/BAV_Spyker_keurt_overname_Saab_goed.82964

75-434.art

Page 79: Het modelleren van keuzes voor strategie en …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/659/RUG01-001459659... · 2011. 2. 19. · Het modelleren van keuzes voor strategie en organisatieontwikkeling

X

ERM. (2006, November). Gillette gaat op in Proctor & Gamble. Opgeroepen op Maart 1, 2010, van

ProfNews: http://www.profnews.nl/826531/gillette-gaat-op-in-proctor-gamble

Gaughan P. A.,(2007) Mergers, Acquisitions, and Corporate Restructurings, John Wiley & Sons, New

Jersey.

Gitman L. J., (2003) Principes van financieel management derde editie, Pearson Education Benelux,

Amsterdam.

Goold M. en Campbell A., (1998 )“Desperately Seeking Synergy”, HARVARD BUSINESS REVIEW,

September-October, pg. 131-143.

Goold M. en Campbell A., (2000) “Taking Stock of Synergy A Framework for Assessing Linkages Between

Businesses”, Long Range Planning, Volume 33, pg. 72-96.

Gordijn J. and Akkermans H., (2006) Early Requirements Determination for Networked Value

Constellations: A Business Ontology Approach, Vrije Universiteit Amsterdam, Amsterdam.

Gordijn J., (2002) Value-based requirements Engineering: Exploring innovatie ecommerce ideas, PhD

thesis, Vrije Universiteit Amsterdam, Amsterdam.

Gordijn J., (2004) “E-business value modelling using the e3-value ontology”. In: Currie W., Value creation

from e-business models, Butterworth-Heinemann, Oxford, UK, 98-127.

Gordijn J., Akkermans H., van Vliet H., (2000) “What’s in an Electronic Business Model”, Proc. Knowledge

Mangement, 12th Int’I Conf. (EKAW 2000), Springer Verslag, Berlin, vol. LNAI 1937, pg. 257-273

Grant, J., Hearn, L., & Bickerton, I. (2005, January 29). Good health and perfect timing lead to a beautiful

deal. Financial Times .

Harford, J. (2005, September). What drives merger waves. Journal of financial economics (77), pp. 529-

560.

Hunt A., P. (2009). Structuring mergers & acquisitions: a guide to creating shareholder value. New York:

Aspen Publishers.

Isidore, C. (2005, Januari 28). P&G to buy Gillette for $57B. Opgeroepen op Maart 3, 2010, van CNN

Money: http://money.cnn.com/2005/01/28/news/fortune500/pg_gillette/

ITT. (2010). History of ITT. Opgeroepen op Maart 31, 2010, van ITT: http://www.itt.com/about/history/

Page 80: Het modelleren van keuzes voor strategie en …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/659/RUG01-001459659... · 2011. 2. 19. · Het modelleren van keuzes voor strategie en organisatieontwikkeling

XI

Khan, M. Y., & Jain, P. K. (2007). Financial Management. New Dehli: Tata McGraw-Hill Publishing

company Limited.

Kok, K., Derzsi, Z., Gordijn, J., Hommelberg, M., Cor, W., Kamphuis, R., et al. (2008). Agent-based

Electricity Balancing with Distributed Energy Resources, A Multiperspective Case Study. 41st Hawaii

International Conference on System Sciences . Amsterdam: Free University Amsterdam.

Koller T., Goedhart M., Wessels D., Copeland T. (2005) VALUATION UNIVERSITY EDITION: MEASURING

and MANAGING the VALUE of COMPANIES , John Wiley & Sons, New Jersey.

Luehrman, T. A. (1998, September - Oktober). Strategy as a portfolio of real options. Harvard Business

Review , pp. 89-99.

Mitchell, M., & Mulherin, J. H. (1996). The impact of industry shocks on takeover and restructuring

activity. Journal of financial economics (41), pp. 193-229.

Nieuwenhuis, M. (2008). The Art of Management. Opgeroepen op April 9, 2010, van Wat is het 5 forces-

model van Porter?: http://123management.nl/0/010_strategie/a120_strategie_09_porter.html

Ooghe H., Deloof M., Manigart S., (2003) Handboek Bedrijfsfinanciering, intersentia, Antwerpen

Porter, M. (1989). Concurrentievoordeel: De beste bedrijfsresultaten behalen en behouden. Amsterdam:

Veen.

Reed S. F., Lajoux A. R., Nesvold H. P., (2007) The art of M & A: A Merger Acquisition Buyout Guide, Mc

Graw-Hill, New York.

Rhodes-Kropf, M., Robinson, D. T., & Viswanathan, S. (2005, September). Valuation waves and merger

activity: the emperical evidence. Journal of financial economics (77), pp. 561-603.

Sanchez R. en Heene A., (2004) The new strategic management, John Wiley & Sons, New Jersey.

Sherman A. J., Hart M. A., (2006) Mergers & Acquisitions from A to Z Second Edition, AMACOM, New

York.

Temple P., Simon P., (2002) Mergers and Acquisitions: Critical perspectives on business and

management, Taylor & Francis Group, New York.

The Gillette Company. (2004). Annual Report Form 10-K. Opgeroepen op April 2010, van SEC Info:

http://www.secinfo.com/d12uJc.zFk.htm

The Procter & Gamble Company. (2004). Annual Report Form 10-K. Retrieved April 2010, from SEC Info:

http://www.secinfo.com/dsVS7.16Jm.htm#1stPage

Page 81: Het modelleren van keuzes voor strategie en …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/659/RUG01-001459659... · 2011. 2. 19. · Het modelleren van keuzes voor strategie en organisatieontwikkeling

XII

The Procter & Gamble Company. (2005, Januari 25). P&G Acquires The Gillette Company. Opgeroepen

op Maart 1, 2010, van P&GInvestor: http://www.pginvestor.com/phoenix.zhtml?c=104574&p=irol-

newsArticle&ID=871677&highlight=

U.S. Steel. (2010). History of U. S. Steel. Opgeroepen op Maart 31, 2010, van U.S. Steel:

http://www.uss.com/corp/company/profile/history.asp

van der Vaart, J. (2009, Mei 7). Porsche kiest noodgedwongen voor fusie met VW. Opgeroepen op Maart

31, 2010, van nrc handelsblad:

http://www.nrc.nl/achtergrond/article2235077.ece/Porsche_kiest_noodgedwongen_voor_fusie_met_V

W

Zheng, J., Valentin, A., Diesinger, D., Karp, J., & Getrey, H. (2006). Gillette Valuation Report: Procter and

Gamble Acquires Gillette Case. Sophia Antipolis: CERAM Business School

Page 82: Het modelleren van keuzes voor strategie en …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/659/RUG01-001459659... · 2011. 2. 19. · Het modelleren van keuzes voor strategie en organisatieontwikkeling

A

Appendix A

Value-driver formule

Een betere formule voor het bepalen van de continuing value is de value-driver formule:

Om tot bovenstaande formule te komen werd vertrokken van de eenvoudige formule en werd de FCF

omgezet in termen van NOPLAT op de volgende manier:

De value-driver formule is technisch gezien dezelfde als de eenvoudigere formule, het probleem is dat

de meeste analisten een groeifactor gebruiken die niet overeenstemt met de cashflow die ze

voorspellen. (Copeland, Koller, & Murrin, 2000)

De eenvoudige formule:

Continuing Value= FCFT+1/(WACC-g)

Free cash flow= NOPLAT x (1-IR)

In deze vergelijking:

IR = Investment Rate, dit is het percentage van NOPLAT dat ieder jaar opnieuw geïnvesteerd wordt

in de onderneming elk jaar

Rekening houdend met:

g= ROICI x IR IR =g/ ROICI

Bekomen we :

FCF = NOPLAT x (1- g/ ROICI)

En de formule wordt dus:

Continuing value= [NOPLATT+1(1-g/ROICI)]/ (WACC-g)

Continuing value= [NOPLATT+1(1-g/ROICI)]/ (WACC-g)

In deze vergelijking:

NOPLATT+1= het genormaliseerd niveau van NOPLAT in het eerste jaar na de expliciete

voorspellingsperiode

g= verwachte groeifactor voor NOPLAT die oneindig blijft duren

ROICI= het verwachte rendement op een nieuwe investering

WACC= Weighted Average Cost of Capital

Page 83: Het modelleren van keuzes voor strategie en …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/659/RUG01-001459659... · 2011. 2. 19. · Het modelleren van keuzes voor strategie en organisatieontwikkeling

B

Appendix B

Arbitrage Pricing Model

Het Arbitrage Pricing Model (APM) kan gezien worden als een uitgebreide versie van het CAPM. Terwijl

het CAPM het rendement van een aandeel verklaart aan de hand van één factor, gebeurt dat bij het

APM door meerdere factoren. (Copeland, Koller, & Murrin, 2000)

Het model ziet er als volgt uit:

Empirisch onderzoek heeft aangetoond dat het APM een beter model is dan het CAPM en dat 5

fundamentele factoren veranderingen zijn in volgende punten:

1. Industriële productie index, een maatstaf voor hoe goed de economie het doet in termen van

fysische output.

2. De korte termijn interestvoet, die bekomen wordt door het verschil te nemen tussen het

rendement op schatkistpapier en de consumentenprijsindex.

3. De korte termijn inflatie, die gemeten wordt door onverwachte veranderingen in de

consumentenprijsindex.

4. De lange termijn inflatie, die bekomen wordt door het verschil te nemen tussen de yield to

maturity op lange en korte termijn overheidsobligaties.

5. Het algemeen risico dat gemeten wordt door het verschil tussen de yield to maturity tussen

lange termijn bedrijfsobligaties met een Aaa- en Baa rating.

(Chen, Roll, & Ross, 1986; Berry, Burmeister, & McElroy, 1988) zoals geciteerd in (Copeland et al., 2000)

ke= rf + [E(F1)-rf+ β1 + [E(F2)-rf+ β2 + … + *E(Fk)-rf+ βk

In deze vergelijking:

ke = kost van het aandelenkapitaal

rf = het risicovrije rendement

βk =de gevoeligheid van het aandelenrendement voor de kde factor

E(Fk) =het verwachte rendement van een portefeuille die de kde factor nabootst en die

volledig onafhankelijk is van alle andere factoren

Page 84: Het modelleren van keuzes voor strategie en …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/659/RUG01-001459659... · 2011. 2. 19. · Het modelleren van keuzes voor strategie en organisatieontwikkeling

C

Appendix C

Bepaling Cashflows P&G en P&G na overname

Jaar 2005 2006 2007 2008 2009 Terminal Value

Omzet 56.741,00 60.971,30 65.513,85 70.398,39 75.639,80

-Kosten 44.999,46 48.354,37 51.956,93 55.830,70 59.987,49

EBIT 11.741,54 12.616,92 13.556,92 14.567,69 15.652,31

-Belastingen 4.109,54 4.415,92 4.744,92 5.098,69 5.478,31

NOPLAT 7.632,00 8.201,00 8.812,00 9.469,00 10.174,00 +Afschr. &Waardevermindering 1.724,93 1.853,53 1.991,62 2.140,11 2.299,45

-∆working capital 567,41 609,71 655,14 703,98 756,40

-Kapitaal uitgaven 253,86 272,79 293,12 314,97 338,42

Free Cash Flow 8.535,65 9.172,02 9.855,37 10.590,16 11.378,63 12.175,14

Terminal Value after 2009

558.492,48

Verwachte FCF 8.535,65 9.172,02 9.855,37 10.590,16 11.378,63 558.492,48

WACC 6,43% 6,43% 6,43% 6,43% 6,43% 6,43%

Discounted FCF 8.019,97 8.097,24 8.174,87 8.253,65 8.332,39 384.266,89 Tabel 15 Bepaling cashflow P&G (in mio $)

Jaar 2005 2006 2007 2008 2009 Terminal Value

Omzet 68.894,32 75.069,15 81.867,36 89.368,46 97.645,08

-Kosten 53.880,97 58.733,89 64.076,43 69.970,97 76.474,30

EBIT 14.950,07 16.290,01 17.765,22 19.392,96 21.188,98

-Belastingen 4.485,02 4.887,00 5.329,56 5.817,89 6.356,69

NOPLAT 10.465,05 11.403,00 12.435,65 13.575,07 14.832,29 +Afschr. &Waardevermindering 2.454,13 2.699,40 2.972,83 3.278,32 3.619,77

-∆working capital 688,94 750,69 818,67 893,68 976,45

-kapitaal uitgaven 983,06 1.118,66 1.274,33 1.453,17 1.658,74

Free Cash Flow 11.247,17 12.233,05 13.315,48 14.506,53 15.816,87 17.240,38

Terminal Value after 2009

728.354,07

Verwachte FCF 11.247,17 12.233,05 13.315,48 14.506,53 15.816,87 667.161,49

WACC 7,58% 7,58% 7,58% 7,58% 7,58% 7,58%

Discounted FCF 10.454,30 10.569,10 10.693,31 10.828,55 10.974,36 430.270,39 Tabel 16 Bepaling cashflows P&G na overname inclusief synergie (in mio $)

Page 85: Het modelleren van keuzes voor strategie en …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/659/RUG01-001459659... · 2011. 2. 19. · Het modelleren van keuzes voor strategie en organisatieontwikkeling

D

Appendix D

CD-rom

Op de CD-rom zijn alle e³-value modellen, de bijhorende Excel files en de thesis te vinden.

Page 86: Het modelleren van keuzes voor strategie en …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/659/RUG01-001459659... · 2011. 2. 19. · Het modelleren van keuzes voor strategie en organisatieontwikkeling