Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

455
1 Het grote Johannes evangelie De Heer gaf dit door het innerlijke woord aan Jakob Lorber Deel V UITGEVERIJ DE STER, GINNEKENWEG 124, 4818 JK BREDA Oorspronkelijke titel: 'Johannes, das grosse Evangelium' geschreven door Jakob Lorber. Dit boek is gepubliceerd door Lorber-Verlag, Bietigheim Wurttemberg. Wie wat meer zou willen weten van de profeet Jakob Lorber, kan zich wenden tot de Jakob Lorber Stichting voor het Nederlandse taalgebied Burg. de Millylaan 1,7231 DP Warnsveld. Telefoon: 05750 - 21803 Copyrights 1988 Uitgeverij De Ster - Breda NUGI 632 Nieuweopenbaringen.nl Uit deze uitgave mag uitsluitend iets verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand en/of openbaar gemaakt worden door middel van druk, fotokopie, microfilm, opnamen, of op welke andere wijze ook, hetzij chemisch, elektronisch of mechanisch, na voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Any part of this book may only be reproduced, stored in a retrieval system and/or transmitted in any form, by print, photoprint, recording, or other means, either chemic, electronic or mechanic, with the written permission from the publisher

description

Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5 J. Lorber

Transcript of Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

Page 1: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

1

Het grote Johannes evangelie

De Heer gaf dit door het innerlijke woord

aan

Jakob Lorber

Deel V

UITGEVERIJ DE STER, GINNEKENWEG 124, 4818 JK BREDA

Oorspronkelijke titel: 'Johannes, das grosse Evangelium' geschreven door Jakob Lorber. Dit boek is gepubliceerddoor Lorber-Verlag, Bietigheim Wurttemberg.

Wie wat meer zou willen weten van de profeet Jakob Lorber, kan zich wenden tot deJakob Lorber Stichting voor het Nederlandse taalgebiedBurg. de Millylaan 1,7231 DP Warnsveld. Telefoon: 05750 - 21803

Copyrights 1988 Uitgeverij De Ster - Breda

NUGI 632Nieuweopenbaringen.nl

Uit deze uitgave mag uitsluitend iets verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand en/ofopenbaar gemaakt worden door middel van druk, fotokopie, microfilm, opnamen, of op welke andere wijze ook,hetzij chemisch, elektronisch of mechanisch, na voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.

Any part of this book may only be reproduced, stored in a retrieval system and/or transmitted in any form, by print,photoprint, recording, or other means, either chemic, electronic or mechanic, with the written permission from the

publisher

Page 2: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

2

Het Grote Johannes Evangelie deel 5 - 276 hoofdstukken

1: De wonderbaarlijke maaltijd2: Hoe wonderen plaats vinden3: De voorzienigheid van God en de vrije wil van de mens4: Het nieuwe huis van Marcus, een wonder van Raphaël5: Kinderen van de wereld en kinderen van God6: Gedragsregels van de Heer voor de waard Marcus7: Over de Romeinse opperpriester. Kritiek op het heidense priesterdom in Rome8: De godsdienstige verhoudingen in Rome in Jezus' tijd9: De voorspelling van de Heer over het lot van Rome en Jeruzalem10: Een evangelie voor het vrouwelijk geslacht11: De meningen van de Nubiërs over wonderen doen12: Over gelijkhebberij13: De mogelijkheid grotere dingen te doen dan de Heer14: Het doen van wonderen door de mens, die geheel in Gods wil is opgegaan15: De Heer troost de Nubiërs, die niet zijn geroepen tot het kindschap van God16: De deputatie uit Caesarea17: De wijze wetgeving in Mathaël's koninkrijk aan de Pontus18: De rechtsstrijd tussen Cyrenius en Roclus19: De eigenlijke bedoeling van Roclus en zijn metgezellen20: Roclus bezichtigt het wonderbouwsel21: De atheïstische geloofsbelijdenis van Roclus22: Roclus bewijst zijn atheïsme23: Roclus' mening over goden en priesters24: Roclus' probeert zijn atheïsme als juiste wereldbeschouwing te bewijzen25: Het karakter van Roclus, zoals de Heer hem ziet26: Cyrenius bejegent Roclus als vriend. De oorzaak v/h verval v/h priesterschap27: Het kunstmatige Allerheiligste in de tempel te Jeruzalem. Indische gruwel vanboetedoening28: Roclus over de Indische priesterkaste29: Roclus vertelt over de residentie van de opperpriester van30: Roclus bekritiseert de Indische en joodse religie31: Roclus prijst de goddeloosheid en het niet-bestaan32: De natuurfilosofie van Roclus33: De god van de natuurfilosofen34: Roclus vergelijkt menselijke met goddelijke daden35: Roclus laat zien dat het hart de zetel is van de ware godheid36: Roclus wordt naar Raphaël verwezen37: Raphaël beschrijft Gods wezen38: Doel van de boetedoening in Indië39: De gevaren van hoge wetenschappelijke ontwikkeling40: Het ontstaan van slavernij41: De egoïstische huishouding van de oude Egyptenaren en de toestand aldaar42: De staatsorde van de oude Indiërs

Page 3: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

3

43: De religieuze band tussen Indië en China44: Roclus vertelt over de toverkunst van een Indische magiër45: Raphaël verklaart de toverwerken van de Indisch~ magiër46: Het priesterdom als vijand van het licht47: De vruchten van de nacht en de vruchten van het geestelijke48: Roclus verdedigt het Essenendom en de schijnwonderen49: Het verschil tussen levenswijsheid en bedrog50: De gevaren van de bedrieglijke wonderen van de orde der Essenen51: Ware en valse wonderdoeners52: Roclus' twijfel aan Raphaël's macht53: Roclus rechtvaardigt het stichten van de orde der Essenen54: Wat Roclus over de Nazarener heeft gehoord en zijn opvattingen daarover55: Het wonder dat Roclus van Raphaël verlangt56: De Essenen gissen naar de persoon van Raphaël57: Roclus spreekt over het belang van een ontwikkeld verstand58: De invloed van de liefde op het verstand59: Raphaël onthult wat Roclus diep in zijn hart over de Heer denkt60: Het wezen van de liefde61: Het inzichtelijk vermogen van de liefde. De ontoereikendheid van rede enverstand62: De liefde en haar licht dat tot inzicht leidt63: Roclus en zijn metgezellen overleggen met elkaar64: Ruban pleit bij zijn metgezellen voor de Heer65: Ruban richt zich tot de Heer66: Raad en toespraak van de Heer, gericht aan de Essenen67: Roclus probeert zijn onwaarachtigheid tegenover de Heer te rechtvaardigen68: Het priesterdom als grootste hindernis om de leer van de Heer te verbreiden69: De ware levensweg70: Het wezen van satan en van de materie71: Wat aan gene zijde het lot is van de materieel geworden ziel72: Verklaring van het woord 'SHEOULA' (hel). Over helder zien73: Hoe men God boven alles liefheeft en hoe God graag ziet, dat de mens werkt74: Vragen over ziektes en het genezen ervan75: Pijn, ziekte en dood76: De vrijheid van de menselijke wil77: Over juiste en onjuiste ijver78: De ontwikkeling van de vrije wil. De nadelen van overdreven ijver79: De Heer maakt gewag van Zijn laatste avondmaal en Zijn kruisdood80: Raphaël eet veel81: Het verschil tussen Raphaël's persoon en wezen en dat van de aardse mens82: Over de wonderen van Raphaël83: Levensvervolmaking en wonderkracht door de liefde tot God en de naaste.Ware en valse profeten84: De betekenis van het kindschap Gods op deze aarde85: De overgangsperioden in het rijk van de natuurgeesten

Page 4: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

4

86: Over het wezen van de diamant en de robijn (Thummim en Urim)87: Over sieraden van goud en edelstenen bij heersers88: Geloof en verstand89: De gevaren van goud90: De belangrijkste taak van de mens: een volkomen evenbeeld van God teworden91: Alles heeft zijn tijd92: De Farizeeën nemen aanstoot aan de vrolijke maaltijd van de Heer93: Roclus richt scherpe woorden tot de Farizeeën94: Raphaël verklaart voor Roclus de begrippen 'satan' en 'duivel'95: Roclus' tegenwerpingen96: Demonen en hun invloed97: De vrije wil van de mens. De hulp van de goddelijke genade98: De zelfbeschikking van de ziel99: Floran verwijt de Farizeeën hun liefdeloze kritiek op de Heer100: De zegen van het Romeinse bewind voor het joodse volk101: Roclus en Floran in gesprek over Stahar102: Roclus belicht het Farizeeërdom103: Roclus windt zich op over Stahars geestelijke blindheid104: Stahar vertelt over zichzelf en zijn levenservaringen105: De onbegrijpelijke wegen van de Voorzienigheid. Waarom Stahar ten aanzienvan de heer twijfelde106: Het beperkte inzicht van de engelen in het denken van de Heer107: Een voorspelling van de Heer over de toekomst: de volksverhuizing108: Het tijdperk van de techniek109: Over het gericht dat de mensen zelf veroorzaken110: De toekomstige teistering van de aarde. De kinderen van God zullen geborgenzijn111: Het einde van de aardse materie112: De materiële werelden zullen ooit in geestelijke veranderd worden. Kinderenen schepselen van God.113: De mensen van de sterrenwerelden en het kindschap van God114: De grote scheppingsmens en de aarde115: Wezen en inhoud van een hulsglobe116: Ontoereikendheid van het menselijk inzicht. Troost in de goddelijke liefde117: Het kennen van Jezus als God als voorwaarde voor de ware liefde tot God118: Gouden richtlijnen voor het verbreiden van het evangelie119: Het verschil tussen een ware en valse leider120: De toekomst en het zuiver houden van de leer van de Heer121: Zet men het Woord niet om in de daad, -dan kent men het niet122: Het belang van het daadwerkelijke christendom123: Wijsheid als gevolg van liefdevolle werkzaamheid124: Het wel goed weten, maar niet doen125: De noodzaak om zichzelf te onderzoeken126: Naastenliefde als regelaar van spaarzaamheid

Page 5: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

5

127: De liefde als meest ware lofprijzing van God. De Heer geeft gelijkenissenover de aarde en het planten.128: De geestelijke betekenis van de twee gelijkenissen129: De geestelijke rijpheid van de maaiers van de Heer130: Aanwijzingen van de Heer voor de verbreiding van het evangelie131: Handelen volgens de leer en Gods beloften. Over ceremoniële diensten132: De verlossing van het ceremoniële juk en de wet133: De houding van Gods kinderen tegenover politieke staatswetten134: Grondregels voor de opvoeding van kinderen135: Te verwachten moeilijkheden in het instituut der Essenen136: De bedrieglijke opwekkingen uit de dood door de Essenen worden verboden137: De grondregels van het vernieuwde instituut der Essenen138: Roclus probeert leugens om bestwil te rechtvaardigen139: De rechtvaardiging van verstand en slimheid140: Verhulde waarheden en leugens. Valse profeten en hun wonderen141: Deemoed en broederliefde; Roclus en zijn metgezellen in verlegenheid142: Roclus' voorstellen voor de hervorming van het instituut der Essenen143: De Heer geeft Roclus raad144: Hoe de verhouding van de Essenen tegenover het priesterdom vervolg zal zijn145: Farizeeën klagen de Heer als opruier tegen de staat bij Cyrenius146: Ontmaskering van de valse aanklagers147: Onderhandeling met de Farizeeën148: De Farizeeën bekennen149: Cyrenius' getuigenis voor de Heer150: De domheid en blindheid van de Farizeeën151: De tempelmoraal v/d Farizeeër. Mozes' wonderen door de Farizeeër belicht152: Nog meer verklaringen van wonderen in het oude testament153: De natuurfilosofie van de Farizeeër154: Cyrenius wijst op de wonderen van de Heer155: De Farizeeën krijgen een les door middel van een wijnwonder156: De twijfel van de Farizeeër aan het bestaan van God157: De aarde, een oefenschool voor de kinderen Gods158: Nood als middel tot opvoeding159: Ware en verkeerde wereldse werkzaamheid160: Iemand die op egoïstische wijze naar zijn wedergeboorte streeft161: De indruk van de wonderbaarlijke werken van de Heer op de Farizeeën162: Cyrenius onthult de mening van de Farizeeër over de wonderwerken v/d Heer163: Het materialistische geloof van de aanvoerder der Farizeeën164: De godsdienstfilosofie van de Farizeeër165: Marcus spreekt over geloof en ongeloof166: De bekering van de Farizeeën167: Het afscheidsuur van de Heer bij Marcus168: Over gierigheid en spaarzaamheid169: Een belofte voor hulpzoekenden. De Heer neemt afscheid van het huis vanMarcus

Page 6: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

6

170: Petrus' blinde ijver en zorg om de Heer (Ev. Matth. 16,20-23)171: Het wezen van satan en van de materie (Ev. Matth. 16, 24-28)172: De Heer met zijn leerlingen in het vissersdorp bij Caesarea173: De stoïcijnse levenshouding van de bewoners van het vissersdorp174: Geloof doet wonderen175: De stoïcijnse wereldvisie van visser Aziona176: Johannes onthult het leven van Aziona177: Het ware, levende geloof178: De weg tot het ware geloof179: De droom van Hiram180: Wat de ziel tijdens een droom ziet181: Hirams stoïcijnse-naturalistische wereldbeschouwing182: De vormende kracht van de menselijke ziel in de droom183: Hirams magische belevenissen184: Het bestaan van de menselijke ziel vóór het lichamelijke leven en erná185: Hirams bezwaren tegen het eeuwige voortbestaan van de mens186: Oneindigheid, eeuwigheid en zaligheid187: Drie bedenkingen tegen het voortleven na de dood188: De noodzakelijke verscheidenheid van wezens en omstandigheden op aarde189: De vraag over de Messias190: Johannes is bang voor Hirams scherpe verstand191: Het vuurwonder van Johannes192: Het wonderbaarlijke nachtmaal193: Het naderende schip met de achtervolgers194: De achtervolgers staan terecht195: Het levensverhaal van de achtervolgers196: De geldzucht van judas. De voordelen van nachtelijke rust op ligstoelen197: De oergeschiedenis van de mensen198: De oergeschiedenis van de levende wezens op aarde199: De verscheidenheid der werelden200: Het verschil tussen de mensen van deze aarde en die van de andere werelden201: Een blik op Saturnus202: De vraag over de Messias203: Hirams voorstelling van de Messias204: Messias en verlossing205: De verklaring van het begrip Messias206: Hirams getuigenis over de Heer207: Het strandgoed wordt verzameld en opgeborgen. De nieuwsgierigheid van dedorpsbewoners.208: De voorbereidingen voor het morgenmaal209: Aziona en Hiram in gesprek met hun buren210: Epiphanes, de filosoof211: De mens als onvergankelijk wezen212: Twijfel en vragen van Epiphanes213: De noodzaak van het ware, heldere geloof

Page 7: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

7

214: Licht en bijgelovigheid215: De missie van de Heer. Epiphanes betwijfelt of de mensen de leer van deHeer zullen begrijpen.216: De wonderbaarlijke kracht van het woord. Onderwijzen is beter dan wonderendoen217: De wonderbaarlijke verandering v/h gebied. Wilsvrijheid opgaan in Gods wil218: Het belang van de gemoedsrust219: Epiphanes' moed220: Het doel van de kruisiging van de Heer221: Epiphanes' voorstellen ter vermijding van de dood van de Heer222: De leerlingen verwonderen zich over de veranderde omgeving. Over hetvasten223: Vijandelijke verkenningsschepen in zicht. De storm als afweermiddel224: Aziona vraagt naar het leven van de ziel na de dood225: Kinderen van God (van boven) en kinderen van de wereld (van beneden)226: Het leven van de wereldmensen aan gene zijde227: De nietigheid van een kracht zonder tegenkracht228: De tegenpool van God229: De beide polen van het bestaan230: De weg naar de verlossing231: De vraag naar de verlossing van de onwetenden232: Leiding aan gene zijde en wederbelichaming233: Het vergaan en ontstaan van materiële scheppingen Jezus in de buurt vanKapérnaum (Ev. Matth. hfdst 17)234: De verheerlijking van de Heer op de berg Tabor (Ev. Matth. 17, 1-2)235: De Heer in gesprek met Mozes en Elia (Ev. Matth. 17,3)236: De drie leerlingen verkeren met de geesten van Mozes en Elia. Gods geest inde mens als gids tot alle waarheid. (Ev.Matth. 17, 4-9)237: Incarnaties van Johannes de Doper (Ev. Matth. 17,10-13)238: De opstanding van het vlees239: De zegen van de matigheid. De toebereiding van het vlees van onreine dieren240: Genezing van een bezeten jongen (Ev. Matth. 17, 14-21)241: Het verblijf van de Heer in Jesaïra en het bezoek in Petrus' vissershut bijKapérnaum.242: De Heer spreekt over het lijden dat Hem te wachten staat.(Ev Matth.17,22-23)243: Petrus en de tollenaar (Ev.Matth. 17, 24-27) De Heer in het huis van SimonPetrus (Ev. Matth. hfdst. 18)244: De grootste in het hemelrijk. Over de ergernissen (Ev. Matth. 18. 1-9)245: Verklaring van de beelden over ergernissen246: Kinderen als voorbeelden voor de leerlingen. God en mens in de Heer (Ev.Matth. 18,10)247: Het mysterie van Golgotha (Ev. Matth.18, 11-14)248: Over het vergeven (Ev. Matth. 18, 15-22)249: De gelijkenis van de slechte knecht (Ev. Matth. 18,23-35)

Page 8: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

8

250: De noodzakelijkheid van wereldse rechtbanken. De oorzaken van misdadenen het verhoeden er van.251: Een zwerm sprinkhanen Aan de overkant van de Jordaan aan de Zee vanGalilea (Ev. Matth. hfdst. 19)252: De Heer vaart met Zijn leerlingen naar de overkant v/d zee (Ev. Matth. 19,1)253: De genezing van de blindgeborene en van andere zieken (Ev. Matth. 19,2)254: De Heer met de Zijnen in het huis van de Griekse herbergier. Waarheid maaktvrij255: Het verbod van echtscheiding (Ev. Matth. 19, 3-9)256: Uitzonderingsgevallen met betrekking tot huwelijkszaken(Ev.Matth.19,10-12)257: De Heer zegent de kinderen (Ev. Matth. 19, 13-15)258: De rijke jongeling (Ev. Matth. 19, 16-26)259: De leerlingen vragen naar het hemelse loon (Ev. Matth. 19, 27 -30)260: De Heer bezoekt met Zijn leerlingen een plaats in het gebergte261: In het huis van het plaatselijk hoofd. De wonderbaarlijke wijn262: De genezing van de kreupele dochter van de waard263: Barnabe herinnert zich de twaalfjarige Jezus in de tempel264: De heiliging van de sabbat265: Eliza getuigt voor de Heer. De toegangspaden naar het dorp in de bergenondergaan een verandering.266: Het geestelijk zien.267: De overeenkomsten of analogieën tussen materie en geest268: Genezing van de door een giftige slang gebeten man. De wonderwijn269: Over de juiste weg en het juiste zout270: De zoutrots. Het wonderlijke en gezegende avondmaal271: Over bescheidenheid, zachtmoedigheid en deemoed. De gulden middenweg272: De beeldspraak van de profeten273: De geldzucht van Judas Iskariot274: Over de Essenen en hun wonderen275: Een blik in de sterrenhemel276: De Heer neemt afscheid van het dorp in de bergen.

Hoofdstuk 1: De wonderbaarlijke maaltijd[1] IK zeg: 'Het is nu reeds een uur na de middag, Marcus, zorg jij daarom vooreen maaltijd: Mijn Raphaël zal je helpen! Na de maaltijd zullen we dan zien wat dedag ons nog zal brengen. Zoek allemaal je plaats op aan tafel en Raphaël,verwijder jij de beide hersenhopen van onze tafel en help daarna Marcus!"[2] Raphaël deed dat binnen een ogenblik en zei toen tegen Marcus: 'Moet ik je opmenselijke wijze behulpzaam zijn of op mijn eigen manier? Zeg maar hoe je hethet liefst hebt! Het zou natuurlijk minder opzien baren als ik je op menselijke wijzezou helpen; maar op mijn manier zouden we veel tijd besparen en die is toch ookerg kostbaar! Wat je dus wilt, zal ik doen en je zult je er niet over hoeven tebeklagen dat er iets vergeten is."

Page 9: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

9

[3] Marcus zegt: 'Ja, hemelse vriend, jouw manier om de spijzen vliegensvlug opde tafels te zetten, zou natuurlijk veel voordelen hebben -want ondanks de hulp vande bedienden van Cyrenius duurt het toch nog aardig lang voordat het eten voorzoveel mensen op tafel gebracht is; maar er is hier een andere moeilijkheid. Er isnog helemaal niet voldoende eten klaargemaakt! Als jouw bovenaardsebedrevenheid daar iets aan kan doen, dan zou dat op dit moment goed van paskomen; anders duurt het nog wel een goed half uur voordat alles klaar is omopgediend te worden!" [4] Heel gemoedelijk zegt Raphaël tegen Marcus: 'Datbedoel ik immers ook: zo vlug mogelijk klaarmaken en net zo snel de tafels vanpassende spijzen en dranken voorzien! Ik zegje,je hoeft slechts te willen, dan gaatalles! Als je wilt, kost het mij maar een ondeelbaar ogenblik en dan staan allespijzen ook al tot in de puntjes verzorgd voor de gasten op tafel."[5] Marcus zegt: 'Ik heb daar geen bezwaar tegen, maar dan zullen de mensendenken dat het hemelse toverij is, en misschien een heel begrijpelijke angst voorhet eten krijgen en het nauwelijks wagen daarvan te genieten, -vooral de Moren,die hier toch al zo op alles letten, dat hun beslist niets ontgaat!"[6] Raphaël zegt: 'O, die maken zich er juist het minst druk over, want die zijn algewend aan het wonderbaarlijke! Het is ook al laat, en de Heer zal waarschijnlijkna de maaltijd iets belangrijks van plan zijn, wat Hij alleen maar kan weten.Daarom is het beslist beter dat wij het op mijn geestelijke, snelle manier doen, enniemand zal zich daaraan stoten! Tevens is dit het laatste middagmaal dat de Heerhier gebruikt en daarom kan het helemaal geen kwaad wanneer het er een beetjewonderbaarlijk uitziet! Ben je dat ook niet met mij eens?"[7] Marcus zegt: 'Helemaal, want jij, als geest uit de hemelen, zult wel beter dan ikweten en begrijpen wat hier passender en gunstiger is! Handel jij daarom nu maarhelemaal naar eigen goeddunken!"[8] Nadat Marcus dit had gezegd, begaven beiden zich naar de keuken, waar devrouw van Marcus, zijn dochters en zoons en nog een aantal bedienden vanCyrenius zoals gewoonlijk de handen vol hadden, terwijl de maaltijd voor de velegasten toch nog maar nauwelijks voor de helft klaar was.[9] Marcus zei: 'O, het zal nog wel een uur duren voor alles klaar is'[10] Zijn vrouw zegt: 'Ja, beste echtgenoot, wij beiden kunnen geen wonderenverrichten en we kunnen het niet overhaasten. Er zit niets anders op dan geduldigte wachten tot alles gereed is!"[11] Marcus zegt: 'Weet je wat, laten jij en je dochters nu het koken en bradenmaar op z'n beloop; Rapha‰l zal het allemaal als een echte snelle kok vlugafmaken!" [12] De vrouw zegt: 'Dat zou niet gek zijn, want ze zijn allemaal albehoorlijk moe van het vele werk!"[13] Toen verdwenen alle koks en kooksters en Raphaël zei: 'Nu kunnen ook jullieaan tafel gaan! Alles is al opgediend en alle gasten zijn al begonnen met eten.Kom, oude Marcus, ga jij als mijn medewerker bij mij aan tafel zitten en eet nueens wat mijn pot schaft, en zeg eens of ik ook kan koken! Je vrouw en je kinderenen de koks van Cyrenius zitten al aan een eigen tafel voor het huis, die rijkelijkvoorzien is van dezelfde spijzen en dranken."

Page 10: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

10

[14] Allen gaan nu de keuken uit en wanneer zij aan de tafels de honderden gastenzien eten en drinken, zegt Marcus heel verbaasd over dit tafereel: 'Ja, hoe is dat numogelijk? Je bent toch immers geen ogenblik bij mij weggeweest, en alle tafelszijn zo te zien afgeladen vol! Je hebt geen enkel gerecht kunnen klaarmaken ennog minder opdienen! Verraad mij toch eens iets van de manier waarop je datgedaan hebt, want alles begrijp ik eerder dan jouw uiterst onbegrijpelijke snelheid,vooral bij daden die op deze aarde toch noodzakelijkerwijs gebonden zijn aan eenbepaalde orde binnen tijd en ruimte! Ik vraagje nogmaals iets te vertellen over demanier waarop je de spijzen hebt klaargemaakt en waar je ze vandaan hebtgehaald! Want van het eten dat halfklaar in mijn keuken stond, is niets op al dezetafels terechtgekomen, want ik heb het daar zojuist nog in alle rust en wachtend opzijn bestemming zien staan. [15] Raphaël zegt: 'Dan heb je niet goed genoeggekeken, want je hele voorraad is op! Kijk maar of het niet zo is!"[16] Marcus gaat vlug kijken en vindt zijn keuken en voorraadkamer helemaalleeg. Nu komt hij nog veel verbaasder naar buiten en zegt: 'O, vriend, op diemanier is het bij jou werkelijk niet meer om uit te houden! Heus, ik eet in geen driedagen, als je mij niet iets vertelt over de manier waarop je dat gedaan hebt!"[17] Raphaël zegt: 'Laten we nu ook aan tafel gaan; daar zullen we er samen watover praten!"[18] Daarop gaat Marcus samen met Raphaël naar onze tafel, waar het al aardiglevendig toe ging. Raphaël bedient zich meteen en presenteert ook aan Marcus eenmooie vis en dringt er op aan, dat hij gaat eten. Marcus spoort hem weliswaar aanom uitleg te geven over de snelkokerij en de snelle bediening, maar Raphaël zegtheel vriendelijk: Beste vriend, eet en drink nu! Als wij beiden ons lichaam weernaar behoren gesterkt hebben door de gezegende spijs en de gezegende drank,zullen wij ook enkele woorden wijden aan mijn snelkokerij en snel bedienerij!"[19] Marcus gehoorzaamt Raphaël nu toch en eet en drinkt dat het een lust is.

Hoofdstuk 2: Hoe wonderen plaats vinden[1] Als de maaltijd na ongeveer een uur helemaal achter de rug is, komt Marcusweer op de uitleg terug en vraagt aan Raphaël: 'Wel, hemelse vriend, je zou menog iets vertellen?"[2] Raphaël zegt: 'Ja, kijk eens vriend, ik zou het je wel willen uitleggen, maarondanks alle uitleg zal het voorshands toch heel wonderbaarlijk blijven zolang jeniet ook gedoopt zult zijn met de Heilige Geest uit de hemelen! Zodra de geest vande Heer eenmaal geheel in je ziel is opgestaan en één met haar zal zijn, dan zul jedat alles ook zonder uitleg zonneklaar inzien; maar nu zal zelfs de meest afdoendeuitleg je maar heel weinig duidelijk kunnen maken! Want zelfs de volmaaktste zielbegrijpt als zodanig nooit wat puur geestelijk is; alleen de geest in haar kan datbegrijpen en de ziel vervolgens door haar geest! Maar omdat je dan toch eenindruk wilt hebben, kijk dan eens om je heen en zeg mij watje ziet!"[3] Marcus kijkt heel verwonderd naar alle kanten en ziet nu bij iedere tafel eenaantal jongemannen die sprekend op Raphaël lijken en die daar de vele gastenbedienen en voortdurend van alles voorzien. Verscheidenen halen zelfs

Page 11: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

11

springlevende vis uit zee, snellen daarmee naar de keuken en meteen weer metreeds klaargemaakte naar de tafels; want de Moren hebben een reuze honger enbovendien werden zij ook nog geprikkeld door de heerlijke smaak van de spijzen.[4] Toen vroeg Raphaël aan Marcus: 'Begrijp je nu hoe ik in staat ben om veeldingen uiterst snel te doen, en dat dit zelfs heel gemakkelijk is, vooral als jebedenkt dat een geest, als het principe dat het diepste innerlijk van de wezens endingen geheel doordringt, met alle materie ook het effectiefst en altijd met hetmeeste resultaat kan doen en laten wat hij maar wil en dat niets hem daarbij tegenkan houden?! Bovendien heb ik als aartsengel aeonen helpers die allen iederogenblik afhankelijk zijn van mijn wil. Als mijn wil, die de wil van de Heer is, ietswil, dan vervult deze wil ook meteen talloze aan mij ondergeschikte dienaren, dieogenblikkelijk in actie komen en iets wat gedaan moet worden dan ookgemakkelijk met een snelheid uitvoeren die jij je nauwelijks kunt voorstellen! Zelfdoe ik persoonlijk weliswaar niets, maar door mijn aartswil worden aeonen helpersvanuit de meest innerlijke basis van hun wezen geactiveerd, en een opdracht wordtdan ook op deze wijze gemakkelijk zo snel mogelijk uitgevoerd, en dat des tezekerder, omdat de Heer en vervolgens wij, alles wat ergens gedaan moet wordenallang voorzien en voorbereid hebben, zodat het dan voor jullie, als dat nodig is,kant en klaar in een uiterlijk zichtbare daad omgezet kan worden.[5] je hebt toch gezien hoe boven op de berg een ezelin is ontstaan; kijk, zoontstaat alles wanneer onze wil de uit onze gedachten ontstane oernatuurgeestenopwekt en dwingt tot een bepaalde, geordende bezigheid! En alleen dit, vriend,moet de verklaring zijn die je van mij hebben wilde! Meer kan ik je niet duidelijkmaken door de zeer grote beperktheid van de aardse tong en taal! Vraag ook nietverder; want van dat alles zul je nooit meer begrijpen dan je nu begrijpt, tenzij je inje ziel zelf geest wordt! Want geen schepsel kan ooit zelf binnendringen in hetzuivere weten en kennen van de geest! Begrijp je nu iets meer?"[6] Marcus was met deze uitleg heel tevreden en zei: 'ik dank je voor dezeuitstekende uitleg; want als ik alles zo overzie wat ik gezien en gehoord heb,begrijp ik nu toch tot mijn volle tevredenheid hoe jij, beste hemelse vriend, jewonderen verricht en vooral de bliksemsnelle uitvoering van wat je wilt. En ik kannu openlijk de conclusie trekken, dat het toch bij ieder wonder enigszins natuurlijktoegaat en dat het steeds neerkomt op een samenspel van krachten wanneer erergens iets, hetzij zeer snel of in tussenpozen, uitgevoerd moet worden. ja, ik zienu tussen jullie geestelijke wonderen en de toverkunsten van de aardse magiërs eenbepaalde, lichte overeenkomst, en die bestaat in datgene wat jij voorzien envoorbereiding noemde![7] Weetje, hemelse vriend, ik zeg nu maar zonder omwegen hoe ik mij datvoorstel! Plotseling, zonder enige voorbereiding en vooruitzien, kon het voor julliemisschien net zo bezwaarlijk worden om een erg moeilijke wonderdaad tot stand tebrengen als het voor een magiër zonder enige voorbereiding, en zonder voorafgemaakte afspraken met andere personen die de magiër moeten assisteren, zal zijn.Natuurlijk mogen alle andere mensen daarvan niets weten, anders zag het er methet toveren niet zo goed Uit! Ik trek daaruit voor mijzelf de volgende conclusie, diezeker moeilijk weerlegd zal kunnen worden: de Heer, en jullie door Hem, kunnen

Page 12: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

12

alles, maar nooit onvoorzien, het wordt veeleer misschien reeds eeuwenlangvoorbereid en geestelijk dus allang in fasen ten uitvoer gebracht! Wat hier dus nuals zichtbare daad verricht wordt, werd reeds lang geestelijk voorzien envoorbereid! [8] Daarom kan een aarde zoals die van ons, niet zo maar door eenalmachtig 'Er zij!' met alles erop en eraan geschapen worden, maar pas in de loopvan de tijd na lange voorafgaande voorbereidingen, waardoor deze tegenwoordigeaarde, zoals zij nu is en bestaat, als een noodzakelijk gevolg moest ontstaan. Omdezelfde reden kan dan ook vrijwel niets plotseling volmaakt en blijvend ontstaan.Alles wat snel ontstaat, vergaat ook weer net zo snel. De bliksem bijvoorbeeldontstaat snel, maar vergaat ook even snel. Aan de andere kant heeft dat echter totgevolg dat iets wat eenmaal blijvend bestaat, ook zo goed als nooit meer plotselingkan vergaan, maar alleen in fasen zoals het ontstaan is. Iets wat nog nooit voorzienen voorbereid werd, kan dus nooit ten uitvoer gebracht worden door eenmachtspreuk, ook al wordt deze ondersteund door de krachtigste wil, en dat geldtzowel ingeval van ontstaan als van opheffen en vergaan. Alles kan dus slechts alseen tijdelijk wonder gezien worden en ieder gebeuren is een noodzakelijk gevolgvan vele periodieke, tijdelijke ontwikkelingsgangen![9] Kijk, beste vriend uit de hemelen, de Heer alleen zij alle lof; maar naar het mijvoorkomt heb ik de uitleg die jij mij gaf misschien wel veel beter begrepen dan jijhet je aanvankelijk had voorgesteld tja, m'n beste Raphaël, weet je, zo helemaal ophun achterhoofd gevallen zijn de oude Romeinen toch niet, zoals zoveel mensendenken! Wel, wat vind je ervan, vriend? Heb ik je begrepen of niet?"

Hoofdstuk 3: De voorzienigheid van God en de vrije wil van de mens[1] Raphaël zegt glimlachend: 'Enig idee heb je er wel van gekregen; maar metjouw 'noodzakelijke gevolgen' en met onze 'noodzakelijke voorzieningen' en'langdurige voorbereidingen' zitje er glad naast, -waarvan een paar duidelijkevoorbeelden je meteen helemaal zullen overtuigen! Kijk hier eens rond, bepaal eenplaats, en eis van mij volkomen willekeurig, waar en wat voor soort boom ofbomen, volgroeid en rijk beladen met rijpe vruchten, je wilt hebben! Of wil jeverschillende soorten? Kortom, zeg het, dan zullen zij ook onvoorzien enonvoorbereid blijvend aanwezig zijn, en duizend jaar zal niet in staat zijn de sporenvan hun bestaan volledig uit te wissen! Dus laat horen wat je wilt, dan zul je direkteen waarachtig wonder zien dat nog nooit op een of andere wijze voorbereid envoorzien is" [2] Marcus zegt: 'Ja, ja, vriendje, dat is allemaal goed en wel, als jemij er dan maar van kunt overtuigen, dat ik nu volkomen vrij ben om te willen ente wensen! En dat zou voor jou wel eens veel moeilijker kunnen zijn, dan de doormij gevraagde verschillende soorten vruchtbomen op een willekeurige plaats! jehebt mij erg aan het twijfelen gebracht of zelfs jullie, almachtige geesten, zondervooruitzien en voorbereiding in staat zijn in zekere zin uit niets een puurwonderwerk tot stand te brengen! Ik wil het niet helemaal uitsluiten, maar gezienalles wat er ooit op deze aarde was, is en ook zal zijn, is het wel erg moeilijk tegeloven, omdat daartegen reeds Gods alwetendheid wat al te luid haar stem laathoren, en men toch met aan kan komen met een mogelijke, nietszeggende

Page 13: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

13

bewering als zou God opzettelijk voor een bepaalde zaak Zijn alwetendheidwillens en wetens niet gebruikt hebben. Als God zich echter met van eeuwigheid afvolledig onwetend heeft weten te houden van het feit, dat eens Zijn engel Raphaëlhier op verzoek van een mens bomen tevoorschijn zal toveren, dan ~al het evenmoeilijk te bewijzen zijn dat dit wonder ook niet al van eeuwigheid voorbestemden voorbereid was! Geheel geestelijk was het beslist wel voorzien!"[3] Raphaël zegt: 'Maar dat doet. er immers niet toe, als het maar niet voorbereid isom zich in de materie te manifesteren! Bovendien is de wil van de mens tochzodanig vrij, dat noch de Heer noch wij ooit iets zullen doen om deze ook maar inhet minst te storen door deze voor te bestemmen, en nog minder doorvoorbereidingen te treffen. Je kunt er daarom volkomen van verzekerd zijn, dat jegeheel vrije wil in wezen met is voorbestemd en nog minder op enigerlei wijze isvoorbereid. Vraag daarom, dan zul je zien dat de Heer, hetzij Zelf of door mij alszijn oude knecht, beslist zonder enige voorbereiding de vruchtbomen, die jevrijelijk kunt vragen, in blijvende vorm door een wonder voor je zal doen ontstaan.[4] Marcus denkt nu wat na en zegt na een poosje: Beste vriend, moeten het danjuist allemaal vruchtbomen zijn? Ik zou toch toevalligerwijs ook iets anderskunnen willen?! Zou dat ook tevoorschijn getoverd kunnen worden?"[5] Raphaël zegt: 'O ongetwijfeld, voor ons is het één evenveel moeite als hetander! Vraag watje wilt en het zal er zijn!"[6] Na deze verzekering pijnigt Marcus nog een poosje zijn hersens of hem nogniet iets te binnen wil schieten waarmee hij de engel een beetje in het nauw zoukunnen drijven. Maar omdat hem op dat moment geen argument meer te binnenschiet, zegt hij tegen Raphaël: 'Zet hier dan een beter bewoonbaar en meer solidehuis voor mij neer, dat wil zeggen een complete herberg voor vreemden enplaatselijke bewoners, een goed omheinde tuin met daarin allerlei bomen metsmakelijk fruit en met te vergeten dadels, en in de tuin een heldere bron!"[7] De Engel zegt: 'Maar vriend, is dat niet een beetje veel in een keer?'[8] Marcus zegt: 'Aha, niet waar, vriendje, je zit al een beetje in het nauw? Ja, ja,zonder voorzienigheid en voorbereiding zal het misschien toch niet lukken! Maarik wil je toch nergens toe dwingen. Wat je nu tevoorschijn kunt toveren, tover daten laat alles wat ik meer gevraagd heb maar weg!' [9] De Engel zegt: 'Het wordtprecies zo neergezet als jij hebt gevraagd. En in de naam van de Heer zij allesaanwezig watje van mij hebt gevraagd! Ga en bekijk al wat er is en zeg mij daarnaof alles zo naar je zin is! Als je wat aan te merken hebt, doe dat dan; want nu kaner nog van alles aan veranderd worden! Morgen zou het te laat zijn, omdat wij danbeslist niet meer hier zullen vertoeven. Ga dus en bekijk alles goed!"

Hoofdstuk 4: Het nieuwe huis van Marcus, een wonder van Raphaël.[1] Marcus keek rond en werd helemaal verlegen bij het zien van alles wat daar ineen oogwenk ontstaan was. Rechts van het oude huis in noordoostelijke richtingstond een kant en klaar uit bakstenen opgetrokken fraai huis, dat zich met dezuidoostelijke voorkant bijna tot aan de zee uitstrekte. Het had een verdieping meteen comfortabele omloop rondom het hele huis en op de begane grond bestond het

Page 14: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

14

uit een ruime keuken, een grote voorraadkamer en verder uit achttien vertrekken,waarvan vijf woonkamers en daarachter dertien grote vertrekken voor allerleiagrarische doeleinden, zoals bergruimten voor allerhande graan, vlees, voorvruchtengroenten, voor peulvruchten en wortelgewassen. In een grote ruimtebevond zich een met wit marmer bekleed waterbekken, dat ruim twintigkwadraatklafters* (* 1 klafter = 1.90 meter (oude Duitse maat)mat en over hetgeheel gemiddeld zes voet water kon bevatten; het water stond nu echter maar vieren een halve voet hoog, wat voor het bewaren van edelvissen diep genoeg was.[2] Dit inpandige visreservoir ontving zijn zeer zuivere water uit een volkomennieuwe, overvloedig opwellende bron; het water drong aan de onderzijde doorkleine, maar talrijke openingen van een stenen plaat in het bekken tot aan devastgestelde hoogte. Vandaar liep een afvoerbuis naar buiten naar de zee, die alsmen het bekken vol water wilde hebben, van buiten afgesloten kon worden. Omhet waterbekken heen liep een prachtige, opengewerkte borstwering van twee eneen halve voet hoog, eveneens van wit marmer. Aan één kant was, voor het gevaldat men het waterbekken vol wilde laten lopen, een sierlijk afvoerkanaal gemaakt,dat natuurlijk door de muur van het huis liep en niet ver van de lager gelegenafvoerbuis eveneens in zee uitmondde. De wanden en de vloer waren eveneens metwit marmer bekleed, het plafond van het vertrek bestond echter uit het zuiverste enhardste cederhout zonder kwast en spint. Dit vertrek ontving zijn licht door vijframen, die allen een marmeren omlijsting hadden en ieder vijf voet hoog en drievoet breed waren. De ramen waren voorzien van zeer zuivere kristalplaten enkonden net als alle ramen van het huis geopend en gesloten worden.[3] De hoofddeur was gemaakt van goudachtig glanzend brons. Alle kamerdeuren,die er sierlijk en smaakvol uitzagen, waren van het beste cederhout gemaakt endoelmatig voorzien van grendels en sloten. De eerste verdieping had over hetgeheel een elegante bekleding van cederbout en ieder vertrek was prachtig om tezien. Tevens waren zowel op de begane grond als op de eerste verdieping allevertrekken welvoorzien van alle gerief van een eersteklas herberg, en dekorenkamer was vol koren en de voorraadkamer vol met al het mogelijke wat maarin een keuken nodig is. Kortom, het gevraagde huis was niet alleen een solideweergave van het idee dat Marcus al zo lang als luchtkasteel gekoesterd had, maarhet was ook nog voor jaren rijk voorzien van proviand en andere voorraden.[4] Achter het huis waren nog stalgebouwen voor alle soorten vee en er stondenenkele smaakvolle en tevens doelmatige hutten voor het visgerei, volledig ingerichten rijkelijk van het nodige voorzien, en om alle nieuwe gebouwen liep een twintigjuk* (* juk = bijna een halve hectare (oude vlaktemaat) grote, zeer dicht omheindetuin, die eerst een zandsteppe geweest was die niemand toebehoorde, maar nu uitvruchtbare grond bestond, beplant met een groot aantal uitstekende vruchtbomen.Een paar juk was helemaal beplant met de beste wijnstokken, die allemaal rijkbeladen waren met prachtige, sappige druiven, rijp om te plukken. Ook aan groentewas geen gebrek. [5] In het midden van de tuin was nog een geneeskrachtig badmet een tempel uit marmer. Het had twee afzonderlijke bekkens: het ene met zeerwarm bronwater voor het genezen van jichtlijders, en het andere, voor het genezenvan melaatsen, was voorzien van lauwe zwavel en natronbronnen die door

Page 15: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

15

Raphaël's macht volgens Mijn wil uit het inwendige van de aarde daarheen geleidwaren. Tevens zag hij een met louter vierkante stenen omsloten zeehaven en vijfgrote, degelijk gebouwde scheper! met zeilen en roeiriemen in de zeer ruimehaven, waarvan de ingang, hoewel zes klafter breed, 's nachts met een ijzerenketting geheel afgesloten kon worden. Deze haven zag er precies zo uit als de oudeMarcus zich vaak had voorgesteld. Hij wreef zich bij de bezichtiging van alles, watzo wonderbaarlijk ontstaan was, steeds maar de ogen uit, omdat hij voortdurenddacht dat hij sliep en deze dingen droomde.[6] Toen hij klaar was met de bezichtiging, die bijna een uur duurde, kwam hij(Marcus) bijna helemaal duizelig terug en zei vol verbazing: 'Ja, is dat dan allemaalwel werkelijkheid of zie ik het allemaal alleen maar in een soort gelukkigedroomtoestand? Nee, nee, dat kan geen werkelijkheid zijn! Want zo heb ik mij almeermalen in mijn fantasieën een herberg voorgesteld en ook al ettelijke keren inmijn ochtenddromen gezien, -en jij, vriend uit de hemelen, hebt mij kunstmatig inslaap gebracht en ik heb mijn eigen ideeën nu weer eens in mijn droom bekeken."[7] Raphaël zegt: 'Wat ben jij toch een kleingelovige Romein! Als het allemaal eendroombeeld was, zou het nu niet meer te zien zijn, en je wilt toch niet beweren, datje nog slaapt en nog steeds droomt? Stuur nu je vrouwen kinderen om ook tecontroleren wat er allemaal is, dan zullen zij je wel uit de droom komen helpen'[8] Marcus zegt, terwijl hij nog eens een blik op het nieuwe huis werpt: 'O, het isgeen droom, het is overduidelijk werkelijkheid! -Zal die echter stand houden?"

Hoofdstuk 5: Kinderen van de wereld en kinderen van God[1] Raphaël zegt: 'Zei ik je dan niet dat dit allemaal, dat wil zeggen alles wat hierstevig gebouwd is, in duizend jaar niet volledig zal vergaan? Alleen deverschillende vruchtbomen, de edele struiken en planten, evenals de vijf schepenzullen niet zo lang blijven bestaan; maar het metselwerk zal behoorlijk lang, ja zeerlang standhouden! Ook zelfs na tweeduizend jaar zullen daarvan nog sporen tevinden zijn; maar natuurlijk zal dan niemand meer in bovenaardse bouwers vandeze muren geloven. Zelfs in deze tijd zullen de dichtstbijzijnde buren, wanneer zijdit alles zullen zien, zeggen, dat dit allemaal door de aanwezige Romeinen isgebouwd, want veel sterke handen brengen ook wonderen teweeg! Spreek dewereldse mensen echter niet tegen, want als er in een land tienmaal tien maalhonderdduizend mensen op de huidige wijze leven, dan zul je over het geheelnauwelijks vijfduizend mensen aantreffen die dat na veel uitleggen redelijkerwijsvan je zouden aannemen. Aan blind geloof zou jij echter niets hebben en wijhemelgeesten nog minder. Het is ook helemaal niet belangrijk of er veel of weinigmensen geloven; want de Heer kwam alleen maar vanwege Zijn geringe aantalkinderen op de wereld en niet vanwege de wereldse mensen. En zo zal het blijventot aan het einde van deze wereld en haar tijden![2] Wanneer ook de Heer Zich weer zal openbaren op deze aarde, hetzij alleendoor het Woord of soms in korte momenten ook persoonlijk, dan zal Hij dat altijdalleen maar doen aan Zijn ware kinderen, die van boven zijn. De wereld en haar

Page 16: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

16

kinderen zullen weinig of niets van Hem merken! Voor hen is de eeuwigheid langgenoeg om hen naar een heel ondergeschikt licht te brengen.[3] Geloof maar niet dat dit hoogste licht uit de hemelen ooit alle mensen van deaarde zal doordringen! Alleen de ware kinderen, altijd een gering aantal, zullendaarmee zuiver en overvloedig voorzien worden, en de wereldse kinderen zullenzich alleen maar uit hun afval tempels en afgodenhuizen bouwen en deze met hunijzeren wetten en blinde domme regels omheinen, maar toch nooit de weinige warekinderen kunnen deren, want daar zal de Heer altijd zeer getrouw voor zorgen.Daarom zal onder de wereldse mensen geen Jeremia meer zijn klaagliederenaanheffen! -Maar ga nu naar de Heer en bedank Hem voor dit grote geschenk!"[4] Nu gaat Marcus naar Mij toe en wil Mij met een stortvloed van uitgelezenwoorden gaan bedanken.[5] Maar IK zeg tegen hem: 'Bespaar je tong de moeite, want Ik heb de dank van jehart al vernomen en heb die van je tong dus niet nodig! Is iedere eerlijke gastheerzijn loon dan niet waard? Jij bent ook een eerlijke gastheer en je hebt onsonvermoeid bijna acht dagen lang bultengewoon goed verzorgd; dat kunnen wetoch met voor niets. Van je verlangen. Deze herberg zal in het levensonderhoudvan jou en je latere nakomelingen uitstekend voorzien! Maar zorg jij ervoor datMijn naam op deze plaats, dat wil zeggen bij je nakomelingen, onwankelbaar blijftbestaan; want met het verdwijnen van Mijn naam uit hun hart zouden zij ookweldra al het andere verliezen! Wie echter alles in de wereld zou verliezen, maardesalniettemin Mijn naam zou behouden, zou tenslotte niets verloren, maar allesgewonnen hebben; maar wie Mijn naam uit zijn hart zou verliezen, zou allesverloren hebben -ook al zou hij alle goederen op aarde bezitten!"

Hoofdstuk 6: Gedragsregels van de Heer voor de waard Marcus[1] 'Wees daarom vóór alles bezorgd over het behoud van Mijn naam in je hart!Wie die behoudt, behoudt alles; maar wie die niet behoudt, die is dan ook dooralles verlaten! [2] Wie Mij echter waarachtig liefheeft en zijn naaste als zichzelf,die draagt Mijn naam waarachtig en levend in zijn hart -en heeft daaraan een schatdie alle eeuwigheden hem met zullen kunnen afnemen, want God waarachtigmetterdaad liefhebben, betekent meer dan heer te zijn over alle schatten, niet alleenvan deze, maar van alle werelden in de hele oneindigheid.[3] Maar het is niet voldoende om Mij alleen uit verstandelijke overwegingen aante hangen, maar het moet gebeuren vanuit de oprechte liefde in je hart.[4] Allerlei armen zullen bij je komen; wat Je hun zult doen zonder aardsebeloning, dat heb je Mij gedaan, en Mijn liefde zal het je vergelden.[5] Als iemand bij je komt die naakt is, kleed hem! Wie zonder geld bij je komt,geef het hem als hij het in de wereld nodig heeft. [6] Ik wilde weliswaar dat allemensen als broeders zonder dit verderfelijke ruilmiddel samen zouden leven; maaromdat zij het al van ouds her in hun bestaan ingevoerd hebben om daarmee hundoen en laten als wereldse mens te vergemakkelijken, zal Ik dat ook zo laten, -maar pas door Mijn liefde zal het de mensen zegen brengen! .

Page 17: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

17

[7] Waardeer het alleen met de maat van Mijn liefde, dan zal het je ook Mijn liefdeen Mijn zegen brengen! Als iemand een 'groschen'* nodig heeft, geef hem er dantwee of ook drie, en Mijn liefde zal het je anderzijds tien en dertigvoudigvergoeden! [8] Kortom, op welke wijze je iemand ook als arm ziet en hem uitliefde tot Mij met een blij hart helpt, je zult altijd kunnen rekenen op Mijn beloningdie nooit achterwege zal blijven![9] Als er bijvoorbeeld iemand, die geld genoeg heeft, bij. jou komt baden omdathij aan jicht lijdt, reken hem dan naar recht en billijkheld voor kost en onderdak,maar breng niets in rekening voor het bad.[10] Als er echter iemand alleen maar voor zijn.plezier komt baden, laat die danmeer dan een ander betalen voor bad, logies en kost! Wil hij echter de waarheidvan je horen, geef hem die dan voor niets; want daarin is hij arm![11] Komt er echter een wereldwijze die van jou de waarheid wil horen, geef hemdie dan niet voor niets, maar laat je voor ieder woord een 'groschen' betalen; wantvoor zo'n waarheidszoeker heeft de waarheid pas dan waarde, als zij voor veel geldin zijn bezit is gekomen![12] Als een arme hongerige bij je is gekomen, geef hem dan te eten en te drinkenen laat hem niet arm bij je weg gaan; komt er echter een die er genoegen in scheptbij jou aan tafel mee te eten, laat die dan ook voor de arme naast hem betalen![13] Ondersteun alles wat armoede heet voor niets en laat alles wat alleen ma.armet genoegen te maken heeft, betalen! -Heb je Mij goed begrepen?[14] Marcus zegt onder vreugdetranen: 'Ja, Heer!'[15] IK zeg: 'Ga dan en laat alles aan je familie zien!"[16] Marcus ging naar zijn familie, die uitermate verbaasd was, en gaf Mijnopdracht door, en allen gingen haastig naar het nieuwe huis en natuurlijk ook erinen bekeken alles uit en te na. De vrouwen de kinderen werden helemaal verdwaasdvan puur geluk en zaligheid, en wisten van louter vreugde niet wat te doen. Maarnu vroegen allen die aan tafel zaten of ook zij dit buitengewoon opvallendewonderwerk in ogenschouw mochten nemen. [17] IK zei: 'Beste vrienden! Ditwerk zal blijven bestaan en jullie zullen het dan nog vaak genoeg kunnen bekijkenen bewonderen; maar Ik zal niet blijven, behalve door de liefde in jullie harten.[18] Blijf daarom hier bij Mij zolang Ik nog bij jullie ben; want Ik ben immers tochmeer dan dat wonderwerk, waarvan Ik er talloze in een ogenblik tot stand zoukunnen brengen" [19] Allen zeggen: 'Ja, ja, ja, o Heer, wij blijven, wij blijven allenbij U, o Heer; want U alleen bent meer dan alle wonderwerken van Uw macht,wijsheid en goedheid, die de hele oneindigheid vullen!"

Hoofdstuk 7: Over de Romeinse opperpriester. Kritiek op het heidensepriesterdom in Rome[1] Cyrenius zegt: 'Heer, U weet hoe belangrijk en hoe zwaar mijn taak alsbestuurder is; maar het komt mij nu voor alsof het niets voorstelt en alsof hetvanzelf gaat, ook zonder mij, en alsof alles zich zonder mijn toedoen regelt! Ikkom mij nu bepaald al aardig voor als het vijfde rad aan een wagen; ik weetnamelijk dat U, o Heer, nu alle zaken voor mij regelt en dat er tijdens mijn regering

Page 18: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

18

nog nooit een grotere orde heeft bestaan dan juist nu, omdat U, o Heer, voor mijzorgt! [2] O gelukkig keizerrijk! Rome, mijn vaderhuls, hoezeer kun je je er in 'tgeheim over verheugen, dat de Heer Zijn genadig oog op je gericht heeft en ook uitjouw oude muren en burchten en hutten kinderen wil uitverkiezen! Heer, ik sta ermet mijn leven voor in: Als U in plaats van hier in Rome zou zijn en voor deRomeinen zo'n teken gedaan zou hebben, dan zou er geen mens zijn die U niet dehoogste, goddelijke verering zou hebben betoond. Maar U kent Uw plan en kentUw wegen, en het is daarom wel het beste zoals U het hebt geregeld en bepaald!"[3] Tenslotte zei ook Mijn Jarah, die zich tot nu toe muisstil had gehouden:'Geëerde stadhouder, zegt U maar niets over Rome! De eigenlijke Romeinenbevallen me nog wel, maar er zijn in Rome ook erg veel afgodenpriesters, die allenonder een zogenaamde Pontifex Maximus* (* Opperpriester bij de Romeinen)staan! Die hebben het volk in hun macht, en met hun Hades en zelfs eeuwige nooitaflatende, gruwelijke Tartarus straffen, geestelijk in de tang! Wee degene die demoed zou hebben zich in zo'n wespennest te steken! Heus, die zou het heel gauwerbarmelijk slecht vergaan! Ik geloof dat jullie priesters wat dat betreft nogduizendmaal erger zijn dan de priesters van onze tempel, die toch nog Mozes en deprofeten op rug en borst dragen, ook al is dat merendeels maar uitwendig. Maar dievan U hebben ook uitwendig niets; al hun doen en laten bestaat uit de grootstezelfzucht en de onbedwingbare lust meteen maar over alles te heersen.[4] Op een keer hebben twee bij ons logerende, ondergeschikte priesters uit Romeverteld en beweerd, dat de Pontifex Maximus zo'n hoog wezen is, dat zelfs Zeus ineigen persoon, die ieder jaar eenmaal de P.M. bezoekt, zich beslist drie totzevenmaal voor hem buigt voor hij het waagt met zijn allerhoogste plaatsvervangerop aarde een woord te wisselen om hem heel eerbiedig nieuwe wetten voor hetsterfelijke volk van de.aarde te .geven. Weliswaar geeft Zeus de P.M. deze eer nietbepaald ter wille van zichzelf, maar alleen ter wille van de domme stervelingen,die daaraan de onuitsprekelijke en onmetelijke hoogheid en majesteit moetenafmeten, waarmee de allerhoogste plaatsvervanger van de allerhoogste god opaarde bekleed is.[5] Hij zou op aarde heer zijn over alle keizers, koningen, vorsten, veldheren envele andere machtige heren, en ook de uitsluitende macht hebben over alleelementen. Stampt hij met zijn heilige voet toornig op de grond, dan trilt dezemeteen van angst als een espenblad in een woedende storm, en de bergen op aardebeginnen vuur te spuwen en ondersteunen daarmee de vertoornde P.M., opdat hijdes te meer in de naam van Zeus zijn altijd gerechtvaardigde wraak kan koelen.[6] Goede of slechte jaren zouden van hem afhangen. Als hij de aarde zegent, zijnde oogsten op de hele aarde meteen overvloedig; zegent hij de aarde echter niet,dan zal het er op aarde met de oogsten erg slecht uitzien, -en spreekt hij een vloekover de aarde uit, dan is het uit met alles en dan komen er oorlog, hongersnood,pestilentie en nog duizend andere ongehoorde plagen over de aarde! Zeus nietmeegerekend, moeten alle goden hem gehoorzamen; als zij weigeren, kan hij zevoor honderd jaar van de aarde verbannen, -wat echter nooit gebeurt en nooit zalgebeuren, omdat alle goden te zeer en te diep overtuigd zijn van deonuitsprekelijke hoogheid van de P.M.

Page 19: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

19

[7] Een P.M. bezit derhalve een drievoudig oppergezag: ten eerste over alle godenbehalve Zeus, waarmee hij natuurlijk op gelijke hoogte staat, ten tweede over dehele aarde en haar elementen, en ten derde over alle mensen, dieren en bomen,struiken en planten. Daarnaast gebiedt hij ook over alle planeten en over allesterren, heeft hij de wolken, winden, bliksems, donder, regen, hagel en sneeuw inzijn hand en de zee beeft voortdurend voor zijn oneindige macht![8] En zo op die manier hebben die twee Romeinse priesters mij nog veel over hunP.M. voorgehouden. Een poosje dacht ik dat zij zich tegenover mij slechts eenflauwe grap veroorloofden, maar ik overtuigde mij er helaas maar al te gauw van,dat de beide dwazen het heel ernstig meenden. Want toen ik hun daarop begon tevertellen over de enige, ware God van Abraham, Isaäk en Jacob, en over Zijndaden, begonnen zij mij hartelijk uit te lachen en deden hun uiterste best mij ervante overtuigen dat ik het helemaal bij het verkeerde eind had; want zij haddenduizend tegen één bewijzen dat het zo was zoals zij mij verteld hadden.[9] Ik vroeg hen of zij ook wisten of de P.M. sterfelijk of onsterfelijk was. Daaropversprak de ene zich wat overhaast en zei, dat de P.M. weliswaar op aarde nogsterfelijk is; maar dat Zeus hem, wanneer hij sterft, meteen in het hoogste Elysiumopneemt, waar hij dan gedurende honderd jaar aan de tafel van Zeus eet endaardoor tenslotte ook in het rijk van de goden zelf een echte god wordt. Met ditverhaal was de andere het helemaal niet eens, want hij corrigeerde het meteen alsvolgt: 'Je hebt nu weer een hoop Germaanse onzin uitgekraamd! Sinds wanneer iseen P.M. dan sterfelijk geweest?! Watje over hem zei, geldt alleen maar voor onsonderpriesters, vooral als het ons niet zou lukken volkomen de gunst van de P .M.te verwerven; de P.M. sterft nooit en kan niet sterven omdat Zeus hem voor altijdonsterfelijkheid heeft verleend! Kijk', zei hij verder, 'ik ken nu reeds de vierde, envan alle vier is er nog niet één gestorven en toch zit er steeds maar éénonsterfelijke op de troon en zitten er geen vier, hoewel zij allen volmaaktonsterfelijk zijn, omdat geen P.M. ooit kan sterven, en ook de allerhoogste troon opaarde nooit kan verliezen.' [10] Tenslotte zei ik toen weer: 'Maar dat is immerstotaal onmogelijk! Hoe kunnen er dan vier één zijn en één vier?! Dat komt mij echtals Germaanse onzin voor! Kortom', zei ik, 'jullie hebben jullie P.M. bestempeldals een wereldse nar, en overigens is hij net zo goed een sterfelijk mens als een vanons, en zijn macht bestaat bovenal uit de wapens van de keizer, de grote domheiden blindheid van het verwaarloosde volk en tenslotte uit een bepaald soort uiterstmiserabele toverkunsten; want voor domme en geestelijk blinde volkeren kun jegemakkelijk wonderen doen! Ach, val mij met jullie domheden met lastig! Het isal voldoende dat jullie zo oerdom zijn, waarom zou ik het in jullie gezelschap ooknog moeten worden?'[11] Hierover werden de beiden erg kwaad op mij en ook op elkaar, en zijbegonnen weldra elkaar de bitterste verwijten te maken en gingen vechtend de deuruit. Ik vroeg hun nog vanuit het venster, terwijl zij als een paar honden aan hetvechten waren, of de P.M. dit ook voorgeschreven had door een nieuwe wet vanZeus uit het Elysium. Maar gelukkig hoorden zij mij niet en bewezen elkaar steedsmeer het Pro en Contra van de onsterfelijkheid van de Pontifex Maximus, totdattenslotte een paar van onze huisknechten hen uit elkaar haalden.

Page 20: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

20

[12] Nu vraag ik u echter, beste, geëerde Cyrenius, hoe zou het de Heer in Romebij zulk oerdom volksfanatisme zijn vergaan? Zonder vuur en zwavelregen beslistmeer dan slecht! O, de lieve Heer wist reeds van eeuwigheid waar het tijdens Zijntijd op aarde nog steeds het beste en zinvolste zal zijn, en is daarom ook juist hieren nergens anders op de wereld temidden van Zijn mensen gekomen! Kijk, dat isnu mijn mening; wat denkt u ervan? Wat vindt u, of wat vindt de keizer in Romedan van die omineuze Pontifex Maximus?"

Hoofdstuk 8: De godsdienstige verhoudingen in Rome in Jezus' tijd[1] Cyrenius zegt: 'Kindje, je hebt helemaal gelijk; zo staan in Rome, natuurlijkalgemeen gesproken, de zaken met de Pontifex Maximus en voorlopig is daar ookniets aan te veranderen! Maar Ik kan je ook heel beslist verzekeren, dat alleen hetallerlaagste gepeupel, dat iedere beschaving mist, daar nog min of meer aangelooft; van het betere volksdeel gelooft heus niemand dat meer, en daarom is ermet ons Romeinen altijd nog wel iets aan te vangen.[2] Vanwege het allerlaagste volk zal te eniger tijd de verbreiding van dezezuivere, goddelijke waarheden wel de nodige onprettige strijd opleveren, maar ookaanhangers die naar echt Romeinse zede met vreugde goed, bloed en leven voordeze leer zullen inzetten. Want je vindt op aarde niet makkelijk een ander volk datvoor de dood minder angst heeft dan juist de Romeinen! Als een echte Romeineenmaal voor iets gewonnen is, zet hij ook altijd zijn leven daarvoor in! Een andervolk doet dat niet, daarvan kun je volkomen verzekerd zijn! [3] Onze priesters zijneen vijfde rad aan de wagen, en hun volksfeesten en preken dienen alleen om hetvolk te vermaken. Zedelijk stoort niemand zich daar meer aan. Daarvoor zorgtonze alles omvattende rechtswetenschap, die een samenvatting is van de beste enmeest wijze filosofen die als mensen ooit ergens deze aarde hebben betreden.[4] De P.M. wordt door de staat alleen onderhouden terwille van de laagstebevolkingsgroep, en zijn eertijds vrije doen en laten heeft men zeer beperkt. Ja, eenpaar eeuwen geleden ging het er nog heel zeldzaam aan toe; toen was de P.M. welzogezegd een soort god onder de mensen! Hij was op zichzelf steeds een zeer wijsmens en moest dat ook zijn, omdat hij anders niet licht zo'n hoog ambt had kunnenbereiken. Hij moest goed thuis zijn in de mysteriën van Egypte en volledig op dehoogte zijn met alle orakels en hun geheimen. Ook moest hij een volleerd magiërzijn, waarvan hij altijd voor een geheim college van oudste patriciërs van Romeeen uiterst streng examen moest afleggen. Bezat hij alle noodzakelijkeeigenschappen dan werd hem het hogepriesterambt verstrekt met alle rechten, vooren nadelen. [5] Daarna kon hij weliswaar van alles ten opzichte van het volkondernemen, maar hij moest in 't geheim steeds voor de patriciërs een gepastrespect hebben en ook doen wat zij verlangden. Wilden zij oorlog, dan moest hijzijn profetische mededelingen altijd zo inkleden, dat het volk daaruit denoodzakelijkheid van de oorlog als wil van de goden zag; maar de eigenlijke godenwaren toch alleen maar de patriciërs van het rijk en met hen de voornaamsteburgers, kunstenaars en dichters, die allereerst van de gedachte uitgingen dat men

Page 21: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

21

slechts de fantasie van de mensen een weliswaar veelomvattende, maar tochduidelijke richting moest geven, om hen te bewaren voor de ergste afdwalingen.[6] Want ieder mens heeft een natuurlijke fantasie. Als deze verwaarloosd wordt,kan de edelste mens daardoor een verscheurend beest worden; wordt zijn fantasieechter bestuurd en naar edeler vormen geleid, waaronder hij zich heel ordelijkbegint te gedragen, dan zal de fantasie ook zelf edeler vormen gaan voortbrengenen in een zuiverder denken en streven overgaan en haar beste innerlijkescheppingen willen realiseren. [7] En zo is dus de hele godenleer niets anders daneen fantasieproduct dat steeds meer geordend wordt, en is uitgedacht om dealgemene menselijke fantasie te besturen en deze zoveel mogelijk met allemenselijke middelen praktisch zichtbaar en effectief te maken. Voor ons wijze enervaren patriciërs deed zich vanzelf heel begrijpelijk de noodzaak voor dat wijmoesten schijnen te zijn wat het volk in onze ogen moest worden.[8] Zoals het echter toen was, zo is .het ook nu nog, alleen met het verschil dat nuhet proletariaat ook reeds in veel is ingewijd waarin vroeger wij patriciërs alleeningewijd waren, en daarom gelooft het nog maar heel weinig aan hethogepriesterlijk ambt. De meesten geloven wel aan een hoger goddelijk wezen,maar velen geloven nergens meer aan, en een ontwikkelder deel is volgeling vanPlato, Socrates en heel vaak van Aristoteles.[9] Die priesters echter die jou de P .M. beschreven hebben, zijn voor een deel ophun manier vaak werkelijk zo dom dat ze alles woordelijk geloven wat huningeprent werd; maar dikwijls zijn het heel sluwe deugnieten, die voor het volkhoog van de toren blazen en doen alsof ze iedere dag met de goden aan hetPerzische schaakbord zitten! Zelf geloven zij echter alleen maar de woorden vanEpicurius, die ongeveer zo luiden: Ede, bibe, lude! Post mortem nulla voluptas;Mors enim est rerum linea*. (* Eet, drink, speel! Na de dood is er geen pleziermeer, want de dood is het einde van alles )[10] Als jij, allerliefste Jarah, die voor je leeftijd overigens wonderbaarlijk wijsbent, denkt dat wij net zo zijn als de twee onderpriesters, dan zou je ons grootonrecht aandoen; want wij Romeinen zijn precies zoals ik hier nu verteld heb. Alhet andere kan alleen maar een waardeloze uitspraak van een leek zijn, die hetwezenlijke van Rome net zo weinig kent als jij het voorheen hebt gekend, maarwat ik je nu als mederegeerder van Rome heb onthuld. Nu je dat echter weet,moetje ons Romeinen toch wel met meer begrip beoordelen en behandelen! -Watvind je, is mijn verzoek aan jou terecht of niet?"

Hoofdstuk 9: De voorspelling van de Heer over het lot van Rome enJeruzalem[1] Jarah zegt: 'Dat spreekt immers vanzelf! Wanneer het zo is zoals u mij nu heelduidelijk hebt uitgelegd, dan heb ik tegen u ook helemaal niets in te brengen. Alsde wil goed is, kan ook het gevolg daarvan welbeschouwd niet slecht zijn, ook danniet wanneer het er voor de ogen der wereld niet gunstig uitziet. Ik laat mijallerminst door de schijn bedriegen; maar ik zie ook in dat men van nature veeleerder tot een oprechte, goede wil kan komen dan tot de zuivere waarheid, die dan

Page 22: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

22

vervolgens voor de goede wil tot een echt doeltreffend levenslicht wordt. De goedewil heeft u volgens uw verhaal al steeds in algemene zin gehad; sporadischevertroebelingen hebben aan het geheel weinig of niets kunnen veranderen.[2] Nu krijgt u bij uw goede wil echter ook nog het meest zuivere licht van deeeuwige waarheid, waardoor uw reeds van oorsprong goede wil ook de juistewegen en ware middelen tot het bereiken van het beste resultaat moet krijgen, envan u is dus duidelijk alleen het allerbeste te verwachten! -O Heer, zegen U dezeeenvoudige woorden van mij, opdat zij tot een voor alle tijden blijvende waarheidworden!" [3] IK zeg nu: 'Ja, Mijn onnoemelijk beminde Jarah, zij zullen gezegendzijn, jouw wondermooie, zeer ware woorden! [4] Rome zal lange tijd de besteverblijfplaats van Mijn leer en Mijn bijzondere genade blijven, en deze grotekeizerstad zal een leeftijd in de wereld bereiken die maar zeer weinig steden inEgypte zullen bereiken, maar niet zo ongeschonden als Rome. Vijanden vanbuitenaf zullen deze stad vrijwel nooit kwaad doen; als zij tot verval komt, zal zijdat slechts aan de tijd en haar weinige vijanden van binnenuit te danken hebben![5] Maar verder zal jammer genoeg ook in deze machtige stad Mijn leer in eensoort afgoderij veranderen; desalniettemin zal Mijn woord en nog altijd over hetgeheel genomen de beste levensmoraal daarin bewaard blijven.[6] Vooral in later tijden zal de geest van Mijn leer er in grote mate verdwijnen. Demensen zullen op de buitenste schors kauwen en die aanzien voor het geestelijklevensbrood; maar dan zal Ik haar wel door de juiste middelen geleidelijk aan weerop de rechte weg terugbrengen! En ook al zou zij nog zoveel hoererij en echtbreukbegaan hebben, dan zal Ik haar toch weer te juister tijd reinigen![7] Overigens zal zij echter altijd een verkondigster van liefde, deemoed en geduldblijven, waarom men van haar in alle tijden veel door de vingers zal zien, en degroten der aarde zullen zich dikwijls om haar verenigen en uit haar mond dewoorden van haar heil willen horen.[8] In het algemeen zal op deze aarde iets nooit lang helemaal zuiver blijven, dusook Mijn woord niet; maar in Rome altijd nog het meest zuiver, vanwege het doelvan het leven, en als vereerd overblijfsel uit de geschiedenis![9] Die verzekering geef Ik je, mijn beste vriend Cyrenius, en Ik geef hem nu hierals volledige, ware zegening van de mooie en waarachtige woorden van onzeallerliefste Jarah! [10] Het ene millennium na het andere zal je laten zien enmelden, dat deze uitspraak van Mij met betrekking tot de duur en de plaats vanRome volledig in vervulling zal gaan![11] Jeruzalem zal zo verwoest worden, dat men al in deze tijd niet meer zal wetenwaar het eens heeft gestaan. Wel zullen de latere mensen daar een kleine stad metdezelfde naam bouwen; maar de vorm en de plaats zal anders zijn. En zelfs ditstadje zal door vijanden van elders veel kwaad te verduren krijgen en verderzonder aanzien en belang een nest van allerlei gepeupel blijven, dat met moeite eenkommervol bestaan in stand zal houden van het mos van de stenen uit de huidigetijd. [12] Ja, Ik wilde deze oude godsstad wel tot voornaamste van de.aarde maken;maar zij heeft Mij niet erkend, en behandeld als een dief en moordenaar! Daaromzal zij voor altijd vallen en zich in de toekomst met meer verheffen uit het puin vande oude, welverdiende vloek, die zij zichzelf op de hals heeft gehaald en met eigen

Page 23: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

23

mond heeft uitgesproken! Mijn allerliefste Jarah, ben je nu met deze zegen van Mijtevreden? [13] Jarah zegt tot tranen geroerd: 'O Heer, U mijn enige liefde! Wie zouer niet tevreden zijn met datgene wat U zegt, o Heer, en vooral met zo'n grotevoorspelling die ver en.diep tot in de verste tijden reikt. Ook mijn beste, geëerdeCyrenius schijnt daarmee zeer tevreden te zijn en ook Cornelius, Faustus en onzeJulius. Of echter de kinderen uit Jeruzalem, waarvan er ook een aantal aan dezetafel en nog een aantal aan andere tafels rondom ons zitten, met Uw voorspellingenmet betrekking tot Jeruzalem ook zo tevreden zullen zijn, lijkt me een heel anderevraag; want van hun gezichten straalt niet die blijheid als van de gezichten van deRomeinen" [14] Na deze steekhoudende opmerking verhieven zich enigen die uitJeruzalem waren en zeiden: 'Weliswaar moet men zijn vaderhuis geen ondergangtoewensen zolang het geen woonplaats is geworden van dieven en rovers; maar alshet dat eenmaal is, dan moet het ook niet gespaard blijven! De nakomeling heeftdaar -zonder angst voor het begaan van een zonde -het recht het met eigen handboven de hoofden van de daarin wonende booswichten te verwoesten en iederspoor van enig bestaan voor eeuwig uit te wissen.[15] Als Jeruzalem nu naar ons beste weten niets anders is dan een nest vanroofmoordenaars, waarom zullen wij dan treuren als de Heer dit nest zijn reedslang verdiende loon wil geven en zeker ook zal geven?! Het trieste daaraan isalleen, dat deze godsstad, die zo buitengewoon begenadigd is, het tenslotteondanks alle waarschuwingen voor de derde maal zover heeft gebracht rechtstreeksdoor God Zelf uitermate gevoelig gestraft te worden! Maar Zijn bekendelankmoedigheid en geduld is voor ons ook het zekerste bewijs hoezeer die stad eenzeer strenge tuchtiging verdiend heeft, en daarvoor werkelijk niet in het minstmedelijden verdient of zelfs maar te betreuren is.[16] Volenti non fit iniuria!* (* Die het zelf willen, geschiedt geen onrecht!) Alsiemand op klaarlichte dag in een kuil wil vallen, moet men dan medelijden methem hebben of om hem treuren? Wij niet! Voor echte oerdomme ezels en ossenvoelden wij nog nooit medelijden, vooral niet als zij tegenover iedereen dewijsheid in pacht willen hebben; en heel speciaal verdienen zij geen medelijden,wanneer zij hun voorgewende grote wijsheid, die echter in de grond van de zaakalleen maar de grofste domheid is, door allerlei slechtheid en door een doortraptesluwheid voor echt willen laten doorgaan.[17] Het is zeker juist, dat een zieke mensenziel meer medelijden verdient dan hetgebrekkige lichaam van een ziek mens. Wanneer er echter bij een lichamelijk ziekmens, die nog bij zijn volle verstand is, een knappe en kundige dokter komt die eengoede diagnose stelt en de patiënt stellig zou kunnen helpen en zou helpen, maarde zieke, in plaats van vol vreugde de heilzame raad van de dokter aan te nemen,de man door zijn knechten de deur uit laat gooien, -wie, vragen wij, zal er met zo'nzieke ziel dan nog medelijden hebben? Wij niet, en beslist ook niemand anders!Zo'n, zeg maar, beest van een mens moet dan maar ten prooi vallen aan een ziektedie mogelijkerwijs erg bitter en pijnlijk is, en pas door zijn pijn leren hoe dom hetwas de kundige arts de deur uit te gooien![18] Domheid als zodanig verdient medelijden, omdat een dom mens er niets aankan doen dat hij reeds vanaf de wieg dom is gebleven; maar er zijn mensen -zoals

Page 24: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

24

de meeste hogepriesters, Farizeeën en schriftgeleerden -die niet dom zijn, maarzichzelf opzettelijk dom houden om de arme door hen dom gemaakte mensheiddan des te gemakkelijker voor hun in de hoogste graad zelfzuchtige doeleinden tekunnen gebruiken! Dergelijke mensen hebben geen zieke zielen; zij zijn alleenmaar erg sterke en gezonde wolven in schaapskleren en verdienen niet anders danmet de scherpste pijlen neergeschoten te worden, want daar zou ieder medelijdenvan willekeurig welk menselijk hart dan ook een grove domheid zijn.[19] Wie op de hele aarde treurt er nu over de nacht die door de opgaande zon aanzijn eind komt? Of welke dwaas zal er huilen om de hinderlijke winter, om eenrazende storm, om een epidemie die opgehouden is, en om voorbije slechte jaren?En wij geloven dat het nog een veel grotere domheid zou zijn daarover te treurennadat de Heer ons eens Zijn grootste genade zal bewijzen. Ja, het is erg treurig datJeruzalem het grootste geestelijke licht niet wil herkennen en aannemen; want datbetekent dat zij zich helemaal in hebben laten lijven bij de satan van de wereld!Waar dat echter zo is, laat het daar maar vuur en zwavel uit de hemel regenen!Sodom en Gomorra rusten reeds lang terecht op de bodem van de Dode Zee wiezou die goddelozen willen bewenen? En zo zal men ook Jeruzalem niet bewenen![20] En jij, lieve Jarah, hebt je in je oordeel over ons dan ook enigszins vergist!Kijk, de schijn is niet altijd een afstraling van de waarheid en bedriegt ons weleens! Geloof je niet dat het zo is en waarschijnlijk ook voor altijd zo zal blijven?Hebben wij gelijk of ongelijk?" [21] Jarah zegt: 'Maar Heer, U mijn liefde, waarommoet het mij nu overkomen dat ik de mensen steeds verkeerd en niet juist kanbeoordelen? Het is zonder meer al bijna ergerlijk! Eerst heb ik van Cyreniusweliswaar slechts zachtjes, maar toch een terechtwijzing gekregen, nu alweer eenvan een groep mensen! Zij hebben allemaal gelijk, - alleen ik blijkbaar niet, omdatzij de waarheid aan hun kant hebben en ik niet. O Heer, geef mij toch een beterinzicht, opdat ik met mijn beoordelingen niet steeds ernaast zit:'

Hoofdstuk 10: Een evangelie voor het vrouwelijk geslacht[1] IK zeg: 'Rustig aan, lief dochtertje! Je moet je daarom wat meer intomen enniet neuswijs zijn tegenover zeer ervaren mannen! Verder moet je nooit meteen ophet uiterlijk afgaan met je oordeel, maar altijd rustig eerst afwachten wat demannen die de wereld kennen over de een of andere ervaring te zeggen hebben.[2] Heeft mogelijkerwijs iemand zich wat vergist, dan is het pas tijd hem erbescheiden en zacht aan te herinneren hoe en waar hij eventueel een slag in delucht gemaakt heeft, -maar echt niet eerder! [3] Want het zou geen pas geven alsmeisjes als eersten aan ervaren mannen de waarheid zouden vertellen; maar als demannen zo nu en dan een onwijze stap naast de goede weg zetten, dan pas is hetjuiste ogenblik gekomen dat een vrouw tactvol en zachtzinnig naar voren komt enzegt: 'Mijn vriend, neem je in acht; want Je bent nu op de verkeerde weg! Zo en zozit het in elkaar!' Dat zal de man veel genoegen doen en hij zal graag gevolg gevenaan de vriendelijke, tactvolle en zachte stem. [4] Maar met voorbarigheid gaat hetniet, en het maakt de man gemakkelijk nors en slecht gehumeurd, en dan let hijvaak helemaal niet op de lieve, zachte stem van een vrouw, hoe meegaand zij ook

Page 25: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

25

is.[5] Kijk, dat is ook een evangelie, maar alleen maar voor jouw sekse! De vrouwdie hiermee rekening houdt, zal op aarde altijd goede dagen hebben, maar als zijgeen rekening met dit evangelie houdt, zal zij het aan zichzelf te wijten hebbenwanneer de mannen haar niet respecteren.[6] Een echte vrouw is een symbool van de hoogste hemel -en een eigenzinnigevrouw die domineren wil, een evenbeeld van de satan, hetgeen al meteen eenuiterst slechte, onderste en allerdiepste hel is.[7] Verder mag een echte vrouw zeker nooit haar ergernis de overhand latenkrijgen tegenover een man; want in het vrouwelijke wezen moet immers hetgrootste geduld en de grootste zachtmoedigheid en deemoed overheersen. In haarmoet de man pas de ware rust vinden voor zijn onstuimige hart, en zelfzachtmoedig en geduldig worden! Als echter de vrouw uiteindelijk tegen de manzou gaan opspelen, wat moet dan de man wel doen, bij wie het er toch altijd almeer stormachtig dan vreedzaam uitziet?![8] Spreek dus nooit voor je beurt, Mijn dochtertje, ook al ben je nog zo lief, -anders zou je nog meermalen in de gelegenheid komen om je te moeten ergeren alsiemand je weer terechtwijst! Heb je Me goed begrepen?"[9] Jarah zegt: 'Begrepen wel, - maar mijn hart heeft er moeite mee dat ik dom wasen voor mijn beurt sprak. Ik heb nu toch al verscheidene uren gezwegen en dat wasgoed; ik had nu echter zin ook eens wat te zeggen, maar het zou beter geweest zijnals ik was blijven zwijgen. Maar van nu af aan zal mijn tong een rustdag krijgenzoals er in een vrouwelijke mond geen tweede is!'[10] IK zeg: 'Mijn lieve dochtertje, dat is nu juist ook weer niet zo striktnoodzakelijk, maar zwijg alleen maar als je niets gevraagd wordt! Als men jeechter wat vraagt en je zwijgt, zal de man dat aanzien voor grote eigenzinnigheid,boosheid en geraffineerdheid, en zijn hart van je afwenden.[11] Dus: spreken op het juiste moment en zwijgen op het juiste moment, maaraltijd vol zachtmoedigheid, liefde en overgave, dat is het mooiste sieraad van eenvrouwen een heel lieflijk levensvlammetje, dat zeer geschikt is ieder mannenhartop te fleuren en hem meteen zacht en meegaand te maken![12] Bij jonge meisjes doet zich echter een hebbelijkheid voor die vaak heel sterkoptreedt, en die heet ijdelheid, die niets anders is dan een uiterst gezond zaadje vande hoogmoed. Laat een meisje dat in zich opkomen, dan heeft zij reeds haarhemelse vrouwelijkheid verspeeld en is zij dicht genaderd aan de satanische vorm.Een ijdel meisje is nauwelijks waard om uitgelachen te worden, een trotse,hoogmoedige vrouw is echter een feeks onder de mensen en wordt daarom dooriedereen terecht diep veracht. [13] Wees jij daarom, Mijn dochtertje, nooit ookmaar een spoortje ijdel en nog minder trots en hoogmoedig, dan zul je temiddenvan velen schitteren als de mooiste ster aan de hoge hemel! - Heb je dat allemaalgoed in je opgenomen en begrepen?"[14] Jarah zegt: 'O ja; maar wees alstublieft niet boos op mij omdat ik werkelijkecht dom was!' [15] IK zeg: 'Wees daarover maar gerust! -Nu komt Marcus en zijnfamilie terug en wij zullen zien wat die ons allen te vertellen zullen hebben"

Page 26: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

26

[16] Wanneer Jarah daar genoegen mee neemt en vooral over het punt van deijdelheid diep begint na te denken, komt Marcus weer met zijn hele gezin naar Mijtoe, en zijn vrouwen kinderen beginnen Mij hemelhoog te loven en te prijzen.[17] Maar Ik zegen hen en zeg, dat zij zich van de grond moeten oprichten, en Ikzeg tegen vrouwen kinderen: 'Jullie weten waardoor jullie je voor altijd kunnenverzekeren van Mijn welgevallen en ook van Mijn hulp op ieder moment dat julliedie speciaal nodig zullen hebben, en heel in het bijzonder Marcus weet dat, diejullie naderhand in alles zal onderrichten.[18] Maar omdat jullie je de hele tijd om het stoffelijk welzijn van Mij en Mijnleerlingen zo onverdroten en grondig bekommerd hebben, heb Ik alles wat je nuhebt gezien als een tegengeschenk aan jullie gegeven en Ik heb alles zo ingericht,dat het tot jullie tijdelijk en ook eeuwig voordeel kan dienen. Maar laat je nu ookdoor Raphaël tonen hoe alles gebruikt moet worden; want bij zo'n bezit hoort ookde kennis om het doelgericht te kunnen gebruiken!"[19] Nu roep IK Raphaël en zeg tegen hem: 'Ga met hen mee en toon hun hoe allesnaar behoren gebruikt moet worden; en laat de twee zoons ook zien hoe zij de vijfvan zeilen voorziene schepen gebruiken moeten, en hoe zij zich daarmee ookiedere wind ten nutte kunnen maken! Daardoor zullen zij de bekwaamste en besteschippers op deze hele zee worden, en dan zullen weldra alle schepen op de grotezee op gelijke wijze uitgerust kunnen worden, wat de Romeinen goed van pas zalkomen. " Daarop vond snel datgene plaats wat Ik de engel had opgedragen.[20] Maar IK zei ook tegen Cyrenius: 'Laat jij een paar van je schranderstedienaren meegaan, opdat ook zij iets leren voor jullie wereldse gebruik! Want Ikwil dat allen die Mij volgen, in alle dingen wijs en bekwaam zullen zijn." -Daaropzond Cyrenius meteen volgens Mijn advies enige dienaren mee en liet ook deknaap Josoë meegaan, omdat die een grote voorliefde had voor de scheepvaart.

Hoofdstuk 11: De meningen van de Nubiërs over wonderen doen[1] Toen ook dit geregeld was, kwam Oubratouvishar naar Mij toe en zei: 'U alleenbent almachtig en meer dan almachtig! Kijk, ik en mijn broeders en zusters hebbennu het heil gezien van alle mensen die rechtschapen van hart en van goede wil zijn,en die zorgen voor de vorming van het hart en het gemoed en niet voortijdig voordie van het verstand, dat eigenlijk slechts een rechterarm van het hart moet zijn.Dit is en blijft de enige, juiste weg van het ware leven en zijn heil, hetgeen wijMoren allen, als mensen die een heldere geest hebben, goed inzien en begrijpen.[2] Maar ondanks al onze levensrijpheid en inzicht zit dit wonder ons nu erg dwars,en wij kunnen het niet eens worden, omdat sommigen van ons menen dat zo'nwonder ook tot stand gebracht zou kunnen worden door een mens die door Uwgeest volmaakt is geworden, terwijl anderen daarentegen menen dat zulke dingeneeuwig en alleen aan God voorbehouden zijn, omdat daartoe een almachtige,goddelijke wil behoort die een geschapen geest zelf nooit kan hebben, omdat hijgeen oneindige, maar slechts een zeer eindige geest is.[3] Verder zeggen en denken zij, dat dat reeds aan de schepselen van deze aarde tezien is. Hoe groter deze worden, met des te meer kracht en macht treden zij op, en

Page 27: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

27

hoe kleiner zij zijn des te geringer is ook hun kracht. Men verhaalt bij ons overreuzenolifanten van weleer, waarbij vergeleken de nu op aarde voorkomendeslechts kleine apen zouden zijn. Deze dieren moeten zo'n kracht bezeten hebben,dat zij met hun slurf de dikste bomen met het grootste gemak konden ontwortelen.Maar als dan reeds hier op aarde een schepsel naarmate hij groter is, met een des tegrotere kracht optreedt, hoeveel meer verschil moet men dan merken bij degeesten, als zijnde de hoofdvoorwaarde waarop de kracht in alle verschillendeschepselen berust! Wat U als de oereeuwige Geest mogelijk is, omdat U alleenalleroneindigst groot bent, dat kan geen eindig geschapen geest mogelijk zijn, endie kan dus ook niet zo'n huis, zo'n tuin en zulke prachtige schepen hier uit hetniets tevoorschijn brengen! [4] Mijn eigen mening is wat dat betreft wattweeslachtig; want ik zei hun, afgaand op de mening van de eersten: In eenogenblik iets scheppen dat mensen -ook al was het met veel moeite en tijd -ook totstand zouden kunnen brengen, moet voor God toch gemakkelijker zijn dan ietsanders dat voor mensen altijd onmogelijk blijft en moet blijven.[5] Zo kunnen mensen zelfs wonderbaarlijk mooie en overgrote gebouwenscheppen; maar alle mensen van de aarde kunnen nog niet het geringste mosplantjescheppen en het laten groeien, bloeien en zaden laten dragen die geschikt zijn voorde voortplanting. Laat staan dat zij een vruchtboom of zelfs een dier zoudenkunnen scheppen dat zich vrij bewegen kan, zijn voedsel kan zoeken en zich kanvoortplanten. [6] Zulke dingen uit het niets alleen door de almachtige wil tescheppen, zal voor een mens, ook al is hij nog zo volmaakt, bezwaarlijk ooitmogelijk zijn; want daartoe behoort meer dan de eindige kracht van eenmensengeest, die zowel wat tijd als ruimte betreft eindig is. Maar dingen die hijeenmaal reeds eindig geschapen heeft, ook al ging dat moeizaam, zou devolmaakte geest van een mens gevoeglijk wel ogenblikkelijk kunnen scheppen.Alleen blijft het dan nog de vraag, of dat voor blijvend, of slechts voor een paarogenblikken zou zijn als verschijnsel, bij gelegenheid dat men geheelonzelfzuchtig,alleen ter verheerlijking van Uw naam, de blinden een waar licht zou willen geven![7] Zou U, o Heer, mij dat niet heel precies willen uitleggen? Heb ik gelijk, of deanderen? Ik zou U met deze vraag zeker niet lastig hebben gevallen, als ik nietgemerkt had dat U nu enige vrije tijd - natuurlijk helemaal door Uw hoogst eigenwil -is gegund. Als Uw heilige wil het U derhalve zou toestaan mij op mijn vraageen voor eeuwig geldig antwoord te geven, dan zou dat voor ons allen ook eenovergrote genade zijn, waarvoor wij U nooit genoeg zouden kunnen danken."

Hoofdstuk 12: Over gelijkhebberij[1] IK zeg: 'Ja, Mijn beste vriend, het zal erg moeilijk voor Mij worden jou, of jemetgezellen die een andere mening zijn toegedaan, gelijk te geven! Stel je eens eenstok voor die een beetje los in de grond staat; die moet, om er iets stevig aan op tekunnen hangen, door middel van een paar slagen met een houten hamer steviger inde grond geslagen worden. Er komen echter. twee nogal onhandige timmerlui diein hun kunst nog erg onbedreven zijn, en de ene die vindt dat hij het beter kan, zegttegen zijn metgezel: 'Maat, onze kunstvaardigheid is weliswaar gelijk, maar geef

Page 28: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

28

mij toch maar de hamer, dan geef ik de eerste klap op de kop van de stok! Want hetis een goede gewoonte van mij de spijker op de kop te slaan!' - 'Goed', zegt deandere, 'laat zien hoe trefzeker je de kop van de spijker kunt raken!' Daarop neemtde eerste de hamer en geeft een harde klap. Hij raakt de stok, maar alleen zijdelingsaan de linkerkant, waardoor de stok zeker niet steviger staat. Zijn collega moetdaarom lachen en zegt' Geef mij de hamer maar weer; want als je de kop van destok zo bewerkt, zal hij wel nooit vaster dan voorheen in moedertje aarde staan!Dan zegt degene die de stok niet op zijn kop geraakt had: Hier, pak aan die hameren probeer jij je geluk maar!' Nu geeft ook deze een geweldig harde klap, raakt despijker echter ook met op de kop, maar schampt hem aan de rechterkant. En nuontstaat er tussen de beiden een strijd over wie van hen nu beter heeft geslagen.Dat de beiden het daarover niet gemakkelijk eens worden is te begrijpen; wantwaar twee onderling twisten, houdt de twist niet eerder op dan wanneer eensterkere en meer geoefende erbij komt en de beide twistenden terwille van hetrecht laat zien hoe men de spijker op de kop slaat. Later lukt het hun beiden ook,maar zonder de derde zouden zij beiden nog wel geruime tijd slechts daarovergekibbeld hebben wie van hen beter geslagen had, of de schampende slag naarlinks beter was dan die naar rechts.[2] En kijk, precies zo is het bij jullie meningsverschil, en het moet tenslotte dederde zijn die jullie wijsheidsstrijd beëindigt door de spijker voor jullie op de kopte slaan, omdat jullie anders onderweg nog tot een bloedig gevecht zouden kunnenkomen alleen maar over de vraag of de gemiste slag naar links beter was dan de netzo gemiste slag naar rechts! [3] Dus noch jij, noch je metgezellen hebben dewaarheld gevonden met betrekking tot het tot stand gebrachte wonder en de vraagof zoiets ook gedaan zou kunnen worden door een geestelijk volmaakt mens, maarjullie hebben haar nauwelijks links of rechts geraakt![4] Nu, dat Ik de spijker goed op de kop zal treffen is wis en zeker.; maar voor Iknog in deze zaak voor jullie met vaste hand .zal slaan, moet je naar je metgezellengaan en hun zeggen, dat noch de linker noch de rechter partij gelijk heeft, maar datieder nauwelijks de waarheld heeft aangeroerd. Jullie moeten tevoren eerst samenovereenkomen, dat jullie totaal niets weten en begrijpen in deze aangelegenheid.Kom pas daarna terug, dan zal Ik je vertellen wat in deze zaak waar en juist is omte weten en te denken!"[5] Daarmee gaat de zwarte aanvoerder weer naar zijn .metgezellen terug en vertelthun alles. Die zelden daarop heel verstandig: Het is heel terecht, juist en goed datde Heer Zelf ons dit antwoord heeft gegeven; want het geldt niet alleen voor nu,maar voor alle toekomende tijden. Hoe vaak kwam het bij ons niet voor, dat de eende zaak zo, een tweede anders en een derde nog anders beoordeelde! Wie van dedrie had dan naar waarheid juist geoordeeld? Geen van hen had de stok op de kopgetroffen, mogelijk vaak nauwelijks geschampt! Uiteindelijk moest door eenalgemene raad en door meerderheid van stemmen besloten worden, wie bij debeoordeling van een zaak of een handeling gelijk had; en het gebeurde beslist nietzelden, dat juist diegene die met zijn slag het verst naast de stok had geslagen, metstemmenmeerderheid gelijk kreeg. Zouden wij toen reeds van iemand zo'n uiterstwijs advies gekregen hebben, hoeveel onnodige ruzies zouden er dan achterwege

Page 29: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

29

zijn gebleven! Maar wij hadden nu eenmaal deze heilige aanwijzing niet en kregenvaak ruzie alleen maar omdat ieder van ons de wijste wilde zijn.[6] Maar dat had toch ook weer zijn goede kant, want dat eeuwige bekvechtenheeft onze dorst naar zuivere waarheid steeds meer gewekt. Zonder die dorstzouden wij in de eerste plaats jou, Oubratouvishar, zeker nooit als onze wegwijzerhebben gekozen; zonder jou zouden wij echter nooit in Memphis en zonderMemphis nog minder hierheen gekomen zijn, waar wij nu zelfs de meest zuiverewaarheid kunnen horen uit de mond van Degene die de eeuwige Oergrond van alhet leven, van al het bestaan en van alle dingen is. Ga nu en breng de innigste dankvan ons allen over voor de goddelijk wijze wenk die wij allen kregen en die wijdoor de daad zo levend en waarachtig mogelijk willen en zullen eren in ons helenageslacht! Dus geen ruzie meer tussen onmiskenbare broeders'

Hoofdstuk 13: De mogelijkheid grotere dingen te doen dan de Heer[1] Met deze boodschap kwam de aanvoerder, begeleid door zijn dienaar, bij Mijen wilde Mij woordelijk meedelen wat zijn metgezellen tegen hem hadden gezegd.[2] Maar IK zei tegen hem: 'Vriend, dat heeft Degene die harten en nieren van demensen beproeft, niet nodig! Ik weet reeds alles wat je metgezellen je werkelijkheel verstandig hebben toevertrouwd, enje kunt nu uit Mijn mond het juistevernemen over jullie strijdvraag. Kijk, luister en begrijp![3] Als een mens op deze aarde of pas ook aan gene zijde, wat meestal het gevalzal zijn, de hoogste geestelijke levensvoleinding verkregen zal hebben, dan zal hijniet alleen dat, wat Ik nu ten aanschouwe van jullie doe en wat er in allescheppingssferen is en gebeurt, ook door zijn vrije wil kunnen doen en latenontstaan en bestaan, maar nog veel grotere dingen! Want een volmaakt mens is inde eerste plaats als Mijn kind in alles één met Mij, en niet alleen maar in bepaaldespeciale dingen, en moet dus omdat Mijn wil ook geheel de zijne is geworden,natuurlijk ook dat kunnen doen wat Ik Zelf kan.[4] Maar in de tweede plaats verliest geen mens, hoe volmaakt ook, zijn eigen vrijewil, ook al is hij nog zo één van wil met Mij geworden, en hij kan daarom nietalleen alles uit Mij, maar ook heel ongebonden vrij uit zichzelf willen, en dat zaldan toch duidelijk meer zijn dan Mijn wil aangeeft.[5] Dat klinkt je nu wel wat fantastisch in de oren, maar toch is het zo en het zalook voor eeuwig zo blijven. Opdat je dat echter heel duidelijk zult inzien zal Ik jehet geheel nog wat duidelijker maken door je te wijzen op een zaak die je naMemphis niet meer geheel vreemd is. [6] Je hebt in Memphis bij jullie eersteoponthoud.en wel bij de overste, de wijze Justus Platonicus, verschillende soortenspiegels gezien, waarvan het gepolijste oppervlak je evenbeeld terugkaatste.[7] De overste toonde je tenslotte ook een zogenaamde magische spiegel, waarin jetot je grote verbazing jezelf veel groter zag dan je in werkelijkheid bent.[8] De overste toonde je echter ook nog een andere eigenschap van deze spiegel.Hij liet namelijk het zonlicht erop vallen en ontstak zo in het sterke brandpunt, datzich zo ongeveer een halve manslengte buiten het van alle kanten naar het midden

Page 30: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

30

toe gebogen vlak bevond, allerlei brandbare zaken, waarover jij je nog veel meerverwonderde.[9] Nu vraag Ik je hoe dat mogelijk was? Hoe kwam het dat de door dezogenaamde magische spiegel teruggeworpen straal van de zon een veel grotereuitwerking had dan de zon met haar rechte, ongebroken stralen? En toch was destraal uit de magische spiegel geen andere dan die uit een en dezelfde zon![10] De spiegel bleef daarbij beslist helemaal koud! Ja, waaraan ontleende de straaldan die uitwerking die het natuurlijke, vrije zonnelicht zo ver overtrof? Je begrijpttoch al veel en je zult Mij daar ook wel een reden voor aan kunnen geven,tenminste in zoverre als de overste je die kon geven'[11] De aanvoerder zegt: 'O Heer, U weet werkelijk, werkelijk alles! Ja, het iswaar, de overste in Memphis heeft ons zo'n spiegel laten zien en ook haarverschillende soorten werking: maar met zijn uitleg daarover was ik ronduitgezegd, allerminst tevreden. Hij scheen daar behoorlijk naast Uw stok geslagen tehebben en die zelfs niet eens aangeraakt te hebben. Kortom, hoe langer hij mij volijver het geheel probeerde uit te leggen, des te onbegrijpelijker werd het voor hemen voor mij. [12] Eén ding leek mij wel juist, namelijk dat zo'n naar binnengebogen spiegel de eigenschap heeft de van de zon uitgaande stralen te bundelen,en dat in een veel sterkere mate, dan wanneer men een aantal vlakke spiegels diede zon in haar natuurlijke grootte, zoals ons oog die ziet, weergeven, zo zouopstellen dat alle stralen op een en dezelfde plaats bij elkaar zouden komen, welkeplaats dan ook veellichter zou worden dan de lichtvlek afkomstig van een enkele,vlakke spiegel. Er was dus sprake van een duidelijke verdichting van de straal vanhet zonlicht, en de ervaring leert, dat de vermeerdering van het licht ook eenevenredige vermeerdering van de warmte en hitte tengevolge heeft. Zoiets zouechter naar de mening van de overste nooit precies te berekenen zijn; maar het istoch naar zijn zeggen door veelvuldige en goed onderzochte ervaring bevestigd.[13] Dat, o Heer, is nu echter ook al het goeds wat de overste mij heeft verteld. Omdaar nu mogelijkerwijs een verdere goede conclusie uit te moeten of te kunnentrekken, daarvoor heeft mijn ziel te weinig inzicht en ik vraag U daarom nogmaalsof U bij mij, lichtloze, een waar, geconcentreerd licht in mijn ziel zou willen latenstromen, anders zal het daarin net zo duister zijn als de huid van mijnnietswaardige lichaam door en door zwart is!"

Hoofdstuk 14: Het doen van wonderen door de mens, die geheel in Gods wil isopgegaan[1] IK zeg: 'Nu welaan dan, luister naar Mij! Ik ben de zon van alle zonnen en vanalle geestenwerelden en van al de zich daarop bevindende wezens van allerleinatuur en soort.[2] Zoals echter deze aardse zon met haar licht en de daardoor opgewekte warmtebinnenstroomt in alle op een aardbol wonende wezens, en op de aardbol slechts ineen bepaalde, vastgestelde orde binnenstroomt, en daardoor de hele aardbolzichtbaar volgens de natuur leven inblaast, zo stroom ook Ik volgens de eeuwigstrenge, afgemeten en door Mij vastgestelde met veranderbare orde binnen in alles

Page 31: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

31

wat door Mij is geschapen; en daarom kan de aarde nooit méér aarde zijn enworden dan zij is, de vijgeboom met nog meer vijgeboom, de leeuw niet nog méérleeuw en zo verder opklimmend tot de mensen kan geen schepsel meer of ookminder worden in zijn aard en soort, dan hoe en wat het is.[3] Alleen de mens kan wat zijn ziel en geest betreft steeds maar door meer enmeer mens worden, omdat hem van Mij uit het onuitroeibare vermogen is gegeven,door het volgen van Mijn wil die hem is gegeven, steeds meer van Mijn geestelijkelevenslicht in zich op te nemen en voor alle eeuwigheden te behouden.[4] Nu, als de mens helemaal volgens de wet leeft, maar daarbij niet naar ietsspeciaal hogers streeft, zich echter binnen de orde die hij zich heeft gesteld ookniet voor iets laags laat gebruiken, dus werelds gezien een onberispelijk mens is,dan lijkt hij op een vlakke spiegel die het beeld van de zon op zijn gepolijste vlaknoch vergroot noch verkleint. Hij zal daarom ook alles op heel natuurlijke wijzebegrijpen, en daarmee bereiken dat hij zich in alles heel gewoon ontwikkelt.[5] Maar een mens die vanwege een beetje licht, dat hij zogezegd toevallig ergensheeft opgevangen, bij degenen die totaal geen licht hebben veel ophef maakt overhet een of ander en doet alsof hijzelf uitvinder van de oerwijsheid is, terwijl hij alleanderen voor meer dan dom houdt, -zo'n mens blaast zich op en lijkt op een bolwaarvan de oppervlakte zeer glad gepolijst is en daardoor een naar buiten gebogenspiegelvlak vormt. [6] Op zo'n vlak zul je weliswaar ook nog het beeld van de zonweerkaatst zien, maar heel klein, en je zult niets meer merken van enige warmte.Door dit terugkaatsende vage licht zal eeuwig niets ontvlammen, ook al was het demeest brandbare nafta-ether! Dat doet de hoogmoed van de ziel als zij zich erg veelinbeeldt over iets heel onbelangrijks. En hoe meer zo'n ziel zich dan inbeeldt, deste puntiger wordt het bolle vlak van haar spiegel en des te kleiner het spiegelbeeldvan de geestelijke zon op zo'n haast kegelvormige spiegel van kennis enwetenschap.[7] Deze twee nu aangeduide mensensoorten worden niet steeds meer mens delaatste zelfs steeds minder.[8] Maar nu komt er een derde, weliswaar wat zeldzaam geworden mensensoort!Deze is uiterlijk zeer voorkomend, gedienstig, geduldig, zacht, bescheiden en voldeemoed en liefde tegenover ieder die haar diensten nodig heeft.[9] Deze soort lijkt op onze magische,. naar binnen gebogen spiegel. Als het lichtvan het leven en de kennis uit Mij op zo n zielespiegel valt, zal het licht datdaarvan in het aardse actieve leven terugstraalt, het gemoed en de eigen, vrije wildoen ontvlammen voor al het goede, alle liefde, al het mooie, ware en wijze. Alleswat in het brandpunt komt te staan van dit vele malen verdichte geesteslicht, wordthelder verlicht en door het hoge warmteniveau van het innerlijke leven snel totvolle wasdom gebracht. En de mens met zo'n zielespiegel herkent dan weldraoverduidelijk en heel levendig zaken, waarvan een gewoon mens zelfs nooit zaldromen. [10] Zo'n mens wordt dan ook steeds meer mens; en hoe meer mens hijwordt des te volmaakter wordt hij ook in zichzelf En wanneer na een passende tijdzijn spiegelomvang of -doorsnede meer en meer is vergroot en aan diepte tenopzichte van het levenscentrum heeft gewonnen, dan zal het naar buiten actieve, enbeduidend groter en lichtsterker geworden brandpunt ook zeker nog veel grotere

Page 32: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

32

dingen tot stand brengen dan Mijn voor alle schepselen precies afgepastezonnelicht, waarvan langs de geordende en natuurlijke weg nooit een bepaalde,buitengewone vermeerdering te verwachten is, en men kan niet aannemen dat hetlicht van de zon, dat langs natuurlijke weg op deze aarde valt, ooit een diamant zalsmelten, maar dat kan de gebundelde lichtstraal uit een grote zogenaamdemagische spiegel wel.[11] Precies zo verhoudt het zich dan ook bij een zeer volmaakt mens, waarvan Ikeerder gezegd heb dat hij grotere dingen zal doen dan Ik. Ik doe alles alleen maarvolgens de van eeuwigheid zeer precies afgewogen orde, en de aarde moet op deexact vastgestelde afstand van de zon haar baan volgen, waarin zij over 't algemeensteeds het licht in dezelfde mate ontvangt.[12] Het is dus begrijpelijk dat Ik nooit, terwille van de kennis of zelfs voor degrap, met de almacht van Mijn wil deze of een andere aarde heel dicht bij de zonkan plaatsen, want zo'n poging zou deze hele aarde in een oogwenk in een pure,witachtig blauwe damp veranderen.[13] Maar jullie mensen kunnen op deze aarde door dergelijke spiegels hetverstrooide licht van de zon op één punt samenbundelen en de kracht daarvan opkleine delen van de aarde uitproberen, en daarmee doen jullie, zuiver natuurkundiggezien, met het licht van de zon meer en grotere dingen dan Ik, -hoeveel meer danwel met Mijn geestelijk licht via de volmaakte, holle deemoedspiegel van je ziel![14] Ja, Mijn echte kinderen zullen dingen tot stand brengen en binnen hun kleinegebieden daden verrichten, die in verhouding tot Mijn daden duidelijk grotermoeten zijn, omdat zij naast de volmaakte vervulling van Mijn wil, ook kunnenhandelen naar hun eigen vrije wil, waarin zich Mijn licht tot een onuitsprekelijkesterkte kan verdichten, en daardoor in een klein gebied met de meest intensievevuurkracht van Mijn innerlijke wil daden kunnen verrichten die Ik vanwege deinstandhouding van de gehele schepping nooit mag verrichten, hoewel Ik datnatuurlijk ook wel zou kunnen.[15] Kortom, Mijn echte kinderen zullen als het ware zelfs kunnen spelen met diekrachten van Mijn hart en wil, die Ik Zelf evenmin ooit daadwerkelijk heb gebruiktals dat Ik ooit deze aarde heel dicht naar de zon heb geschoven, om voor de grapmet haar onbeschrijfelijke hitte een paar bergtoppen af te smelten, wat nietmogelijk zou zijn zonder tegelijk de hele aarde mee te veranderen in deoorspronkelijke ether. Wat Ik dus noch in het groot en nog minder in het klein magdoen, dat kunnen Mijn kinderen met de magische spiegels ten eerste natuurlijk endan ook des te meer geestelijk verrichten! [16] Mijn beste vriend, begrijp je nu ookgoed, waarachtig en juist, wat Ik je over jouw vragen heb uitgelegd? Ben je nutevreden, of heb je nog ergens twijfels onder je zwarte huid?"

Hoofdstuk 15: De Heer troost de Nubiërs, die niet zijn geroepen tot hetkindschap van God[1] De aanvoerder zegt: 'Ja, Heer, alles is mij nu duidelijk en mijn ziel voelt zichnu alsof zij overal in thuis is! Maar ik merk bij Uw leerlingen dat zij vrijwelallemaal dit beeld van de drie soorten spiegels bepaald niet goed schijnen te

Page 33: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

33

begrijpen! Ik dank U innig voor Uw uitleg, die aan al mijn levensgevoelensvolkomen beantwoordt; maar zoals gezegd, ik vind het onaangenaam om te zien,dat juist diegenen die dit alles het best zouden moeten begrijpen omdat zijoorspronkelijk tot het kindschap geroepen zijn, dit alles het minst schijnen tebegrijpen!" [2] IK zeg: 'Daar hoef je je weinig of helemaal niet om tebekommeren! Als jij het begrijpt, waar zou je je dan verder druk om maken? Zijzullen het dan wel begrijpen wanneer de tijd voor hen daar is; want zij zullen noglanger bij Mij zijn, terwijl jullie morgen naar jullie land zullen vertrekken![3] Het is immers van ouds een goed gebruik bij alle volken, dat de vreemde gasteerder bedacht wordt dan de kinderen des huizes. De.kinderen zullen daardoor mette kort komen! In eerste instantie kon jullie deze zaak gemakkelijk begrijpelijkgemaakt worden omdat jullie al bekend waren met het wezen van de spiegel; maarvan Mijn ware leerlingen en kinderen heeft er nog nooit één een andere spiegelgezien dan alleen die van een rustig wateroppervlak. Als Ik hun echter deze zaaknader zal willen uitleggen, dan zal Ik Mij voor een beter begrip van de zaak evengemakkelijk de betreffende spiegels weten te verschaffen als Ik Mij hetmensenbrein wist te verschaffen, en zoals Ik de oude Marcus dit nieuwe huis metalle toebehoren wist te verschaffen. [4] Wees dus vanwege Mijn leerlingen en Mijnware kinderen niet ongerust; want Ik Zelf geef je de verzekering, dat zij allen niette kort zullen komen. Want vreemden komen en gaan weer; maar de kinderenblijven thuis! - Heb je ook dit begrepen?"[5] De aanvoerder zegt: 'En of ik het begrepen heb, - maar daardoor is mijn zielniet vrolijker geworden; want het klonk uit Uw mond zo erg afstandelijk met denaam 'vreemde' aangeduid te worden! Maar wij zullen het eeuwig niet kunnenveranderen wat U van eeuwigheid reeds zo bepaald hebt en wij zijn U alsvreemden toch gloeiend van liefde dankbaar voor al deze ook nooit verdiende,overgrote genaden die U ons hier hebt bewezen!"[6] Dan springen bij de aanvoerder, evenals bij zijn dienaar, de tranen in de ogenen Jarah zegt heel zachtjes tegen Mij: 'Heer en Vader van alle mensen, zie, debeide Moren huilen!" [7] Maar IK zeg: 'Dat is niet erg, Mijn lieve dochtertje,wantjuist daardoor worden zij kinderen van Mijn kinderen, die ook niet uit het huisvan de grootvader gestoten worden!"[8] Toen de beide Moren Mij dat hoorden zeggen, zonken zij voor Mij op hun knieen snikten luid, maar nu van blijdschap.[9] En na een poosje riep de aanvoerder luid: 'O God vol gerechtigheidwijsheid,liefde, macht en ontferming, met een boetvaardig wezen dank ik U namens mij enmijn volk dat wij ons in ieder geval kinderen van Uw kinderen mogen noemen!"[10] IK zeg: 'Wees gerust, Mijn vriend! Wie Ik aan neem is geen vreemde meervoor Mij! je ziet hoe de aarde vol bergen is, en daar zijn hoge en lage bij. De hogezijn weliswaar de eerste en eigenlijke oerzonen van de aarde, en de lage zijn pas inde loop der tijd als afzettingen van de hoge ontstaan, -maar zie, terwijl deallereerste en allerhoogste hun toppen met eeuwige sneeuwen ijs sieren, zuigen delage nakomelingen voortdurend de liefdemelk uit de borst van de grote moeder![11] Ik zeg jullie: Wie liefde heeft en liefde schenkt, is Mijn kind, Mijn zoon, Mijndochter, Mijn vriend en Mijn broeder! Wie de liefde echter niet heeft en haar dus

Page 34: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

34

ook niet schenkt, is een vreemde en wordt als zodanig behandeld. Als Ik je echterMijn vriend noem, dan ben je geen vreemde meer, maar behoor je tot Mijn huisdoor Mijn woord, datje getrouw in je hart hebt opgenomen. Maar ga nu getroostheen en verkondig dat alles aan je broeders!'[12] De aanvoerder gaat nu met zijn dienaar naar zijn metgezellen en verkondigthun alles wat hij nu van Mij gehoord heeft, en allen beginnen letterlijk te juichenvan vreugde over dit bericht, dat voor en zo uitermate troostrijk is. Wij laten hennu .over aan hun terechte vreugde. Maar Cyrenius die de uitleg met de spiegels ookniet al te goed begrepen had, hoewel hij een heel goed inzicht had in deverschillende spiegelsoorten, vroeg Mij of Ik hem daarover niet iets meer vertellenwilde. Maar Ik vroeg hem nog wat geduld te hebben, omdat wij het weldra met eenwat treurig uitziende deputatie uit Caesarea Philippi te doen zouden krijgen. EnCyrenius stelde zich daarmee tevreden.

Hoofdstuk 16: De deputatie uit Caesarea[1] Nauwelijks had Ik dat gezegd of er kwamen al twaalf mannen om het oude huisheenlopen; het waren zes joden en zes Grieken. De Caesareeërs die nu in een paarhutten kampeerden, hadden namelijk via hun herders en vissers gehoord, dat deRomeinse stadhouder een groot stuk land aan de oude visser Marcus geschonkenhad en dat dit als zijn volledig eigendom omringd was met een ontoegankelijkemuur. De Caesareeërs beschouwden echter alle grond in de verre omtrek rondomde stad als land van de gemeente en wilden nu van Cyrenius horen met welk rechthij zich aan het eigendom van de stad had kunnen vergrijpen, omdat de staddaarover steeds zowel aan de Romeinen als ook aan Jeruzalem de cijns betaaldhad. Ik had Cyrenius echter al vooraf heimelijk een aanwijzing in zijn hartgegeven, en hij wist dan ook al van te voren waarover het zou gaan eer nog iemandvan de afvaardiging zijn mond had opengedaan, en hij was daardoor ookvoldoende voorbereid op het antwoord, dat hij de zeer vrijpostige, treurigeafvaardiging zou geven.[2] Na alle buigingen stapte er een voorname Griek, Roclus.genaamd, op Cyreniusaf, deed zijn mond open en sprak: 'Zeer rechtvaardige, gestrenge en doorluchtigeheer, heer, heer! De zaak waarom het hier gaat is, dat aan Marcus de oudekrijgsman en nu visser, door uw vrijgevigheid een aanzienlijk deel van onzegemeentegronden, waarvoor wij veel cijns betalen als omheind eigendom inhanden is gegeven. Door onze herders die bedroefd waren over dat mooie stukland, zijn wij dit nog droever uitziende bericht een uur geleden te weten gekomen.[3] Welk ongeluk ons Caesareeërs, die vroeger zo welgesteld waren, heeftgetroffen, daarvan getuigen de hier en daar nog rokende ruïnen. Wij zijn nu in deware zin van het woord de armzaligste bedelaars van de wereld. Gelukkig is hij diebij de grote brand iets van zijn have kon redden! Ons arme saters was dat gelukniet beschoren, want het vuur greep zo snel om zich heen dat wij en nog velen vanons, de goden nog zeer dankbaar moeten zijn dat wij het vege lijf hebben kunnenredden. Enig vee is nu onze hele have, wij zijn nu weer nomaden geworden; maarhoe kunnen we zelfs dit laatste bezit behouden als uw vrijgevigheid voor geboren

Page 35: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

35

Romeinen onze beste gronden van ons afneemt en als volledig onaantastbaareigendom omheint voor hen die het geluk hebben in uw hoge gunst te staan?![4] Wij willen u daarom alleen maar smekend vragen, of de nu zo overgelukkiggeworden Marcus aan ons een schadevergoeding moet geven of niet! Zo helemaalzonder schadevergoeding zou deze onteigening in onze huidige, penibele situatietoch wel iets zijn dat in de geschiedenis der mensheid moeilijk ergens zijn weergazou vinden. Allerhoogste heer, wat hebben wij armen te verwachten?"[5] Cyrenius zegt: 'Waar hebben jullie het over en wat willen jullie, brutalehalfmensen?! Dit grondstuk heeft sinds vijfhonderd jaar bij deze berg en dezevissershut behoord, en was volkomen waardeloos omdat het een pure zand en steenwoestenij was. Er behoorden echter nog twintig morgen land bij die niet omheinden dus aan de stadsgemeente overgelaten werden om vrij en naar believen over tebeschikken. Bovendien hebben jullie je nu aan mij voorgedaan als berooide armenen bedelaars, die hun hele hebben en houden zijn kwijtgeraakt! Wat moet ik nuover die boosaardige leugenachtigheid van jullie zeggen?! Ik weet wel dat julliehuizen in de stad door het vuur zijn verwoest, en ik weet precies hoe groot jullieschade is; maar ik ben ook bekend met jullie grote bezittingen in Tyrus en Sidon enik weet dat juist jij, Roclus, daar zoveel schatten bezit, dat je je zonder meer metmij zou kunnen meten! En datzelfde geldt voor alle elf die nu met je hierheengekomen zijn! [6] Jullie twaalven hebben nog zoveel schatten en rijkdommen, datjullie zelf de door het vuur verwoeste stad minstens tienmaal zouden kunnenopbouwen; en toch komen juist jullie om je over je armoede te beklagen en mij vanonrecht te beschuldigen omdat het zuiver rechtmatige eigendom van de oudeMarcus, die in iedere vezel van zijn leven een man van eer is, van dat van julliewerd afgezonderd! Zeg maar welke naam ik jullie moet geven![7] Ga en bekijk de grond die Marcus buiten de tuinmuur nog volledig in bezitheeft! Het is nog ruim twintig morgen land. Ik verkoop het aan jullie voor tienzilvergroschen. Als jullie vinden dat het dat waard is, betaal dan de tien groschenen de grond is van jullie! Behalve in de Sahara in Afrika vind je nergens op degoede grote aarde een slechtere gleba* (* Gleba: latijn voor 'aardkluit'.); wantbehalve zand en dode steenslag en hier en daar een verkommerde distel zul je nietsvinden! [8] Maar jullie zijn rijke mensen, jullie kunnen van ver weg aarde latenaanvoeren en daarmee deze kleine woestenij bedekken en tot vruchtbaar landmaken! Ook kunnen jullie van ver weg een zeer dure waterleiding aanleggen omhet op die manier gecultiveerde grondstuk in de zomers, die hier meestal droogzijn, behoorlijk te irrigeren, en dan hebben jullie een heel behoorlijk stuk landrechtmatig in jullie bezit gekregen! Maar met die ongemotiveerde aansprakenzullen jullie bij mij eeuwig niets bereiken, .en ik zal jullie metterdaad bewijzen, datna jullie huidige zeer onrechtvaardige verzoek altijd slechts de sterkere het rechtaan zijn kant heeft! Wat willen jullie nu doen?"[9] Behoorlijk geschrokken van de krachtige taal van.de opperstadhouder zegtRoclus: 'Heer, heer, heer! Wij zijn het niet zelf die aanspraken wilden laten gelden,maar wij zijn slechts vertegenwoordigers van degenen die in de verwoeste stad involle ernst een jammerlijk bestaan lelden. Wij hebben al veel voor hen gedaan, ende hele stadsgemeente, die nu totaal verarmd is, heeft ons slechts uit dankbaarheid

Page 36: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

36

al de omliggende gronden volledig in eigendom gegeven, en tegen ons gezegd, datook deze gronden aan de zee hun gemeentelijk eigendom waren![10] In dat geval, dachten wij, kan het ons beslist niet onverschillig laten datiemand op onbevoegde wijze daar een deel van neemt, cultiveert en hetgecultiveerde deel meteen laat omheinen met een ontoegankelijke, massieve muur,en dat met een werkelijk sprookjesachtige snelheld, -wat natuurlijk jullieRomeinen die door de oorlog zeer bedreven zijn, wel mogelijk kan zijn, omdatjullie in het veld niet zelden in weinige ogenblikken een legerplaats voorhonderdduizend man op kunnen zetten! [11] Nu de zaak dus heel anders blijkt tezijn, zien wij eenvoudig van onze eisen af en gaan naar huis! De nog overblijvendetwintig morgen land die buiten de muur liggen, kan de oude, brave burger ook nogvoor zichzelf erbij laten omheinen en wij verklaren hierbij dat hij noch door ons,noch door de stadsgemeente ooit in zijn vrije bezit gestoord zal worden. Maar wijgeloven toch wel dat hij aan de stad, vanwege zijn alleenrecht als visser, voortaande van ouds gebruikelijke tiende moet afdragen!"[12] Cyrenius zegt: 'O ja, maar jullie moeten bewijzen wanneer de stad dit rechtverkregen heeft! Mij is in dit opzicht geen document bekend, omdat ik tijdens mijnhuidige, nu reeds bijna vijfendertig jaar lange diensttijd daar nooit iets van gezienheb. Want pas onder mij heeft het vroegere dorp stadsrechten verkregen en wel terere van mijn broeder die Rome meer dan veertig jaar had bestuurd. Mij zijnderhalve alle plaatselijke omstandigheden van deze stad precies bekend. Van eenvis-tiende die deze stad wettig te vorderen zou hebben, weet ik niets; wel weet ikdat men die onwettig uit naam van de stad gevorderd heeft en dat mijn Marcusverplicht was jullie die steeds te betalen, waarvoor hij als hij kwaad zou Villen eenvolledige terugbetaling zou kunnen eisen, wat hij echter niet Zal doen omdat hijeen te eerlijk en te ingoed mens is. Maar dat hij in het vervolg aan jullie geenonrechtmatige tiende zal betalen, daar sta ik voor in.[13] In plaats van jullie nu enig recht te geven, maak ik jullie als afgevaardigdenvan deze stad bekend dat ik uit hoofde van mijn macht, uitgaande van de keizer, deoude Marcus benoem tot overste over de stad en haar wijde omliggende gebied, enhem bekleed met alle macht die ik zelfheb, en dat in het vervolg alleen hij overjullie en al jullie aangelegenheden volledig recht mag spreken, en dat jullie allenaan hem de verplichte schatting af moeten dragen! Dat zeg ik jullie nu mondeling,maar hij zal zich geheel volgens de wet met de papieren, de staf en het zwaard ende gouden weegschaal der gerechtigheid legitimeren! Slechts in heel bijzonderegevallen zal een beroep op mij gedaan kunnen worden, maar verder zal hij allesbeslechten! -Bent u daarmee tevreden?"

Hoofdstuk 17: De wijze wetgeving in Mathaël's koninkrijk aan de Pontus[1] Roclus zegt: 'Tevreden of niet tevreden, - wat kunnen wij doen tegen uwmacht? Onmachtige wormen moeten immers met alles instemmen; want wee henals zij zich ook maar enigszins in het stof van hun nietigheid beginnen te roeren,dan worden zij meteen door de vrolijke vogels uit de lucht opgemerkt, gevangen engegeten! De zwakke moet immers de machtige gehoorzamen als hij wil leven en

Page 37: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

37

dus zullen ook wij Marcus, die nu heer, heer is, moeten gehoorzamen als wij nietgegeten willen worden. Maar aangenaam -om heel eerlijk te zijn -is het voor onsbeslist niet dat deze oude, ruwe krijgsman over ons zal heersen; want het is demeest onverbiddelijke mens die wij ooit meegemaakt hebben. Rechtschapen is hij,daar kan niemand aan twijfelen en hij heeft, gezien zijn vele ervaringen, ook eenoordeel dat altijd gezond en juist is; maar voor de rest is hij de meestonmaatschappelijke mens, en van menslievendheid is bij hem absoluut geensprake! Wel, wel, dat is een felicitatie waard, dat hij onze autoriteit is geworden!Werkelijk, zowel ons als onze kinderen en kindskinderen zullen goede tijden tewachten staan! Emigreren zou nu beslist het beste zijn, maar waarheen?"[2] Dan staat Mathaël op en zegt: 'Wel, als jullie emigreren willen, kom dan naarwat nu mijn rijk is, dat achter Klein-Azië aan de wijde Pontus ligt. Het is een grootrijk door twee grote zeeën begrensd, in het westen door de Pontus en in het oostendoor het Mare Caspium*. (* De Kaspische Zee ) Daar zullen jullie onder mijnwetten, die echter wel heel streng zijn, veilig en werkelijk zeer rustig kunnenleven. Alleen dit zeg ik jullie, dat er in mijn rijk zelfs geen schijn vanonrechtvaardigheid mag voorkomen en iedere leugen uiterst hard en onverbiddelijkbestraft wordt; maar een geheel rechtvaardige, waarheidslievende, onzelfzuchtigeburger zal onder mijn ijzeren scepter het beste leven hebben![3] Niemand zal bij mij vrij zijn van cijns; want wie in staat is om enig werk tedoen, moet werken en iets verdienen! Wie echter iets verdient kan ook cijns aan dekoning afdragen, die steeds voor het welzijn van het hele rijk moet zorgen endaarom altijd vele en grote schatten tot zijn beschikking moet hebben om een legerte onderhouden dat sterk genoeg is om een mogelijke brutale vijand het hoofd tekunnen bieden. [4] Hij, de machtige koning, moet scholen en tuchthuizenonderhouden en de grenzen van het rijk voorzien van sterke onoverwinnelijkevestingen, waar geen vijand zo gemakkelijk overheen kan springen, -maarwaarvoor zeer veel geld nodig is.[5] Daaruit zien jullie hoe streng een koning er op toe moet zien dat ieder menshem de verplichte cijns betaalt; en jullie kunnen dus nu wel emigreren naar mijnrijk, als jullie het eens zijn met de verplichtingen die ik van iedere onderdaan metonverbiddelijke strengheid zal eisen! Mijn toestemming hebben jullie; mocht julliehet juk van Rome onder het beheer van de oude Marcus te zwaar drukken, danweten jullie nu reeds waarheen je kunt emigreren![6] Maar om jullie in algemene zin bekend te maken met mijn instellingen, vertelik jullie ook nog, dat er bij mij aan niemand ooit een onbeperkt recht op inkomstenverleend wordt. Iedereen staat het weliswaar vrij een vermogen bijeen te garen,maar dat mag op straffe des doods niet groter worden dan tienduizend pond. Al hetmeerdere dat iemand verwerft, moet hij zeer gewetensvol in de algemene staatskasstorten; doet hij dat niet hetgeen volgens mij heel snel ontdekt en bewezen kanworden, dan wordt het hele vermogen verbeurd verklaard; de overtreder van dezezo buitengewoon heilzame wet voor het algemene welzijn van de staat zal daarbijnog andere zware straffen opgelegd krijgen.[7] Bovendien wordt het ook niemand toegestaan de toegestane tienduizend pondin al te korte tijd te verwerven; want het is maar al te duidelijk dat zo 'n verrijking

Page 38: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

38

in een te korte tijd niet mogelijk is zonder allerlei bedrog en andersoortigegewelddadige afpersingen, behalve dan in geval van een geschenk of een erfenis ofeen eventuele vondst. [8] Maar voor schenkingen, erfenissen en alle soortenvondsten bestaat in mijn rijk de volgende zeer wijze bepaling dat daarvan steeds dehelft afgedragen moet worden aan de staatskas, waaruit in de eerste plaats deonmondige kinderen opgevoed en verzorgd worden, evenals ook andere armemensen die niet tot werken in staat zijn. Kortom, in mijn rijk is alles zo geregelddat daar niemand nood zal lijden, maar ook niemand een onnodige overvloed zalhebben! Alleen een buitengewoon goed, wijs en zeer rechtvaardig mens kan ookover twintigduizend pond beschikken, maar over meer echter niemand in mijn helerijk behalve ik en mijn allervertrouwdste ambtenaren en veldheren![9] Als jullie met deze staatsinrichting van mij tevreden zijn, pak dan je spullen enverhuis naar mijn rijk!" [10] Roclus zegt: 'O, scherpzinnige koning van de Pontusen het Mare Caspium, wij wensen u veel geluk in uw rijk, maar zullen van uwprijzenswaardige aanbieding toch geen gebruik maken! Onder die omstandighedenzijn we maar liever Romeinse slaven dan uw belangrijkste rijksonderdanen. Nee,zo'n staatsinrichting zou ons wel gestolen kunnen worden! De Moren daar hebbenbeslist een meer menselijke! Is er hier soms nog zo'n koning die ons zo'n prachtigvoorstel wil doen?![11] Het kan best zijn dat uw regering het erg goed doet, als men zich daaraaneenmaal gewend heeft zoals de os aan zijn juk; maar nu? Dan zien we nog lievertien steden boven onze hoofden afbranden en twintig Marcussen heerser over onsworden! Het ga u goed, wijze koning van het ijsgrauwe Noorden!"

Hoofdstuk 18: De rechtsstrijd tussen Cyrenius en Roclus[1] Daarop wendt Roclus zich weer tot Cyrenius en zegt: 'Heer, heer, heer, waar isMarcus, die nu onze heer en gebieder is, dan kunnen wij hem onze eerbiedbetuigen!" [2] Cyrenius zegt: 'Dat heeft zo'n haast niet; want met een eerbetoon vollege woorden is hij niet gediend, en andere schatten heeft hij niet nodig, omdat hijdaarvan al meer dan genoeg heeft.[3] De beste huldiging voor hem zal zijn, dat jullie altijd eerlijk en openhartig bijhem komen en hem jullie wensen voorleggen; dan zal hij jullie aanhoren envolledig recht doen! Iedere leugen echter, die hij door zijn scherpzinnigheidonmiddellijk ontdekt, zal hij zeer streng en onverbiddelijk straffen! Want het is deuitdrukkelijke wil van de keizer en ook van mij, om leugen en bedrog uit het helerijk te verbannen en slechts de zuivere waarheid, gepaard aan een even zuivere enonbaatzuchtige liefde, te laten heersen over alle mensen die wijd en zijd tot Romebehoren; want alleen onder de scepter van de waarheid en de liefde kunnenvolkeren waarlijk gelukkig leven. En wie zal zeggen of ik geen lust heb om de zeerwijze regeringsbeginselen van de noordse koning ook in het Romeinse rijk in tevoeren; want ik vind dat ze voor de ware verbroedering van de mensen binnen eengroot rijk uitermate wijs en doelmatig zijn.[4] Door zulke wijze beperkingen moeten binnen een staat waarheid en liefde toteen tweede, waarachtige en betere natuur voor de mensen worden! Want naar mijn

Page 39: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

39

huidige inzicht begunstigt niets zo sterk leugen, bedrog en zelfzucht als onbeperktebezitvorming. Een wijze beperking van deze ware vader van leugen, bedrog enzelfzucht, hoogmoed, heerszucht en gierige meedogenloosheid is werkelijk metgeen goud te betalen en ik zal deze opvatting binnenkort ter toetsing aan de keizertoesturen. Maar intussen zal ik in ieder geval in het regeringsgebied waar ikabsolute macht bezit deze noordse regeringswijze zo snel mogelijk invoeren; wantwerkelijk, zij is zo wijs alsof een God die gegeven heeft!'[5] Roclus zegt: 'Dom is zij zeker niet, omdat zij reeds, al is het bij benadering, alenkele eeuwen bestaat; maar haar hier nu willen invoeren, in deze aan allerleivorsten en viervorsten verpachte landen, dat zal niet zo gemakkelijk gaan. Metabsolute macht kan men weliswaar veel tot stand brengen, maar toch bij lange naniet alles, omdat een keizer toch ook de verdragen die hij gesloten heeft metvorsten, die ook niet helemaal machteloos zijn, niet van vandaag op morgenongedaan kan maken. Hij moet deze als een recht, dat van hemzelf uitgaat en doorhemzelf is vastgesteld, zo lang respecteren tot de daarvoor afgesproken tijdsduurvoorbij is, of tot de deelnemers aan het verdrag de afgesproken verplichtingenkwaadwillig of door onmacht niet gehouden hebben, wat afhankelijk van hetgemaakte en gesloten verdrag tot hele of gedeeltelijke opheffing daarvan leidt!Zolang de keizer echter de landen aan bepaalde vorsten verpacht en zij in hunlanden ook het recht hebben voor hun onderdanen wetten uit te vaardigen, omdatzij daar duur genoeg voor betalen, zolang moet de keizer het vastgestelde recht ookrespecteren. Wij allen leven wel in een bepaald opzicht onder Romeinse wettenwanneer wij ons schuldig maken aan een misdaad tegen de staat, wat bij ons echtniet het geval is; maar voor al het andere staan wij onder de wetten van een op ditogenblik heersende pachtvorst, die ons tijdens de overeengekomen pachttijd tegenwillekeurige inmenging van de keizer volledig moet beschermen.[6] Weet u, eerbiedwaardige heer, heer, heer, wij kennen precies ons standpunt enhebben in dit geval geen commentaar nodig! Wij kennen onze verplichtingen tenaanzien van Rome en die ten aanzien van onze vorsten. Eer wij ons recht bij uzoeken, gaan wij naar onze vorst. Verwijst hij ons naar Rome, dan gaan wij pasnaar u. Daarom geloven wij, dat het u voorshands misschien toch niet zogemakkelijk zou vallen om hier in heel Palestina de wijze regeringsnorm van denoordse koning in te voeren!" [7] Cyrenius die nu wat verhit raakt, zegt: 'Je hebtweliswaar eensdeels gelijk dat afspraken gehouden moeten worden; maar aan éénding heb je niet gedacht, namelijk dat de keizer zich wijselijk steeds in iederpachtcontract van een land de onvoorwaardelijke, ogenblikkelijke ontbindingdaarvan heeft voorbehouden, wanneer hij dat nodig mocht achten in verband metde regering. De pachter kan in dat geval alleen de keizer om een eenjarigevergoeding smeken en de keizer heeft, vanaf het ogenblik van de bekendmakingvan zijn wil, het bestuur over het voorheen verpachte land en iedereen moet zichnaar zijn wetten voegen. Wel heeft de pachter het hem genadiglijk verleende rechtom aan de keizer voor te stellen dat, wanneer de pacht hem gelaten wordt, hij zichalle recht ontzegt wetten uit te vaardigen, maar dat hij geheel volgens het gegevenkeizerlijk decreet zijn regering voort zal zetten, waarop de keizer dan natuurlijk,

Page 40: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

40

als hij dat wil, zijn pachtverdrag weer geldig verklaart; maar dwang is daarbijondenkbaar, wel de zuivere, vrije genade van de alleenheerser.[8] Voor Palestina heb zelfs ik dezelfde volmachten ten opzichte van iederepachter en kan iedere pacht ogenblikkelijk helemaal ontbinden! Je vergist je dusdeerlijk als je denkt dat een keizer op enigerlei wijze afstand zou doen van eenrecht, en zichzelf de handen zou binden. O, zo wijs is beslist iedere vorst dat hijniemand een recht geeft, dat wil zeggen binnen zijn rijk, dat hij naaromstandigheden niet enkel door zijn woord al in het volgende moment helemaalzou kunnen opheffen![9] Een keizer kan alles wat hij wil ten uitvoer brengen! Alleen wonderen kan hijnatuurlijk niet tot stand brengen en hij kan geen wereld scheppen; maar verder kanhij wel alles tot stand brengen, oude wetten verwerpen en nieuwe daarvoor in deplaats geven, -ja, hij kan zelfs de oude goden en hun vele tempels verwoesten en inplaats daarvan voor de ene ware God een nieuwe, buitengewoon prachtige tempelbouwen, en niemand zal tegen hem mogen zeggen: 'Heer, heer, heer, wat doet u?!'En daarom kan hij reeds morgen de wetten van de wijze koning in zijn hele rijklaten proclameren. Wie zal zich daar tegen willen en kunnen verzetten zonder datde toom van de machtige keizer hem zou treffen?'

Hoofdstuk 19: De eigenlijke bedoeling van Roclus en zijn metgezellen[1] Roclus zegt: "Ik zeg immers niet dat de wetten van de koning uit het Noordenonwijs of zelfs maar onrechtvaardig en gruwelijk zouden zijn; alleen voor mensenals wij zouden zij toch wel wat ongemakkelijk zijn! En ik meen daarom toch dat ikRome, u en de oude Marcus geen oneer aandoe als ik heel stellig beweer, dat dehuidige wetten van Rome mij veel liever zijn dan die van de noordse koning, diebeslist niet onwijs zijn en wiens rijk volgens een oude sage zelfs tot aan het eindeder wereld moet reiken en dus wel het grootste rijk van de aarde zal zijn. Of hethem echter mogelijk zal zijn, zijn wijze wetten aan alle volken van zijn uitgestrekterijk ook maar te verkondigen, is een heel andere vraag! Geluk zij hem en zijnvolken, als hij daartoe in staat zal zijn! -Maar sta mij nu toe dat ik nog een heelonschuldige opmerking maak; want nu ik eenmaal eerlijk moet zijn, ben ik graagheel eerlijk, en wars van alle achterbaksheid![2] U, eerbiedwaardige heer, heer, heer, heeft zoëven de opmerking gemaakt, dateen keizer geen wonderen zou kunnen doen en geen wereld zou kunnen scheppen;maar op z'n minst schijnt het mij toe dat dat niet helemaal zo is. Want dit prachtige,nieuwe huis van de oude Marcus, de grote tuinmuur, waaraan voor de bouwhonderd van de beste metselaars minstens vijf jaar meer dan genoeg werk zoudenhebben als je het uithouwen van de prachtige, rechthoekige granietblokken en deaanvoer daarvan meerekent, en dan ook nog het volledig cultiveren van zo'n grotetuin, en tenslotte, wat ik nu pas opmerk, het bouwen van een zeer grote, veiligehaven en een aantal splinternieuwe grote zeilschepen, wat, zoals wij nauwkeurigvanaf een heuvel van de stad hebben waargenomen, allemaal als bij toverslagopeens kant en klaar aanwezig waren - ja, als dat geen wonder mag heten, dan doeik afstand van alles wat bij mij mens heet en wil Ik een krokodil zijn!

Page 41: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

41

[3] En omdat ik nu toch eenmaal zonder schipbreuk te lijden .dit weliswaar kleine,maar toch zeer netelige punt heb aangeroerd, moet Ik nu wel uit naam van mijn elfmetgezellen eerlijk bekennen dat mijn hele eerdere, dwaze eis eigenlijk alleenmaar een uitvlucht was om daardoor achter dit geheim te komen, en te weten tekomen hoe zoiets mogelijk was! Want langs natuurlijke weg kon dat allemaalonmogelijk ontstaan! En.dus vertel ik u nu pas de waarheid dat denieuwsgierigheid ons tegen wil en dank hierheen heeft gevoerd! Toen wij dat allesbliksemsnel zagen ontstaan, dachten wij allen eenstemmig: Daar moet of een godof een Indische, grote magiër aanwezig zijn, omdat zoiets met natuurlijkemensenkracht onmogelijk is uit te voeren! Wij besloten dan ook snel onder een ofander voorwendsel hierheen te gaan om achter het wonder en de meester van datwonder te komen. [4] Die hele rechtsaangelegenheid waar wij mee aankwamen isvan nul en generlei waarde, en enkel een voorwendsel om een aanknopingspunt tehebben dat ons in de buurt brengt van het ontstane wonder. En kijk, de uitvluchtwas goed, omdat wij toch bij de eigenlijke oorzaak van onze komstterechtkwamen! Wij verzoeken u daarom nu dringend om ons daaroveropheldering te verschaffen, - koste wat kost! Wij willen niet alleen niets van degoede, rechtschapen, oude Marcus afnemen, maar verplichten ons nog bovendienvoor hem het andere, nog braakliggende stuk grond op onze kosten - ook al moetenwij daarvoor de grond uit Europa hierheen laten komen! - zo goed mogelijk tecultiveren; maar gun ons alstublieft een blik achter het geheim van dit wonder'[5] Cyrenius zegt: 'Ja, dat geeft de zaak natuurlijk een heel ander aanzien, endaarmee zullen jullie duidelijk meer vooruitgang boeken dan met jullie eerdere,zeer onrechtvaardige eis, waarmee jullie bij mij heus slecht aan je trekkengekomen zouden zijn!" [6] Roclus zegt snel: 'Ik wist dat, en door veel ervaring wijsgeworden wisten wij dat allemaal heel goed! U bent nu al ruim dertig jaar onzerechtvaardige en tevens goedhartige heerser en wij kennen u en al uw zwakkekanten. Men moet u vooraf altijd een beetje boos maken als men ietsbuitengewoons van u te weten wil komen en zo ging het hier ook, hetgeen u onszeker vanwege de goede zaak graag zult vergeven!"[7] Cyrenius zegt: 'Ja, maar waarop baseer je dan je bewering, dat dit alles opwonderbare wijze ontstaan zou zijn? Je hebt vandaag wel ontdekt dat het klaarwas, maar je hebt zeven dagen lang er waarschijnlijk weinig of ook helemaal nietop gelet hoe mijn soldaten en krijgers daaraan gewerkt hebben!"[8] Roclus zegt: 'Heer, heer, heer, laten we dat voor wat het is! Sinds u zich, zoalsiedereen weet, temidden van een aanzienlijke krijgsmacht hier ophoudt, hebben wijonze heuvel vrijwel dag en nacht niet verlaten om van veraf te ontdekken wat ereventueel allemaal van hieruit door u Romeinen ondernomen mocht worden.Vandaag zorgde de wonderlijk heerlijke morgen er voor dat wij nog vroeger bij dehand waren. Onze blikken waren natuurlijk voortdurend op deze omgeving gericht.Tot een klein uur geleden zagen wij niets dan wat er, sinds wij deze streek kennen,te zien was; maar zoals gezegd, een klein uur geleden ontstonden hier huis, tuin,haven en schepen alsof ze zo maar uit de hemel vielen! -En dat zou geen wonderzijn?! [9] Wij hebben toch drie uur geleden dat hele legioen Moren, of hoeveel dater maar waren, hierheen zien gaan en wij hebben ook opgemerkt dat u vanmorgen

Page 42: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

42

van de berg bent afgedaald; want wij hebben tamelijk scherpe ogen! Dit is dusontegenzeggelijk een buitengewoon groot wonder, en daarom zouden wij graagslechts een heel klein beetje uitleg willen hebben over hoe en door wie dat tot standis gebracht! "[10] Cyrenius zegt: 'Nu vooruit dan, als jij het beter weet dan ik, laat het dan maareen wonder blijven! Maar het 'hoe' en 'door wie' hoef je helemaal niet te weten;want daartoe is meer nodig dan alleen maar haastig hierheen te komen en opslimme wijze achter zo'n geheim te gluren![11] Als een verstandig staatsman meteen aan de hele wereld zijn specialegeheimen zou verklappen, zou hij met zijn politiek drommels weinig bereiken enzijn onderdanen zouden hem maar al te gauw rechts en links bij de neus nemen!Maar omdat een staatsman hoofdzakelijk door politiek zijn rijk en zijn onderdanenmoet regeren, omdat ieder op zichzelf niet in staat is het algemene welzijn vanstaat en volk te onderkennen, zouden de verschillende maatschappelijke standen,die alleen oog hebben voor zichzelf, zich daar nauwelijks voor lenen en daarmeezou een arm volk weinig gediend zijn.[12] Een goed regeerder moet daarom juiste macht, kennis in alle zaken enscherpzinnige wijsheid bezitten, dan is hij pas een goed heer, gebieder en leidervan vele duizendmaal duizenden blinde mensen, die helemaal niet in staat zijn omte beseffen wat voor een groot weldoener een goed heerser voor hen is! Dat eenwaar heerser zich om wijze redenen niet altijd door zijn onderdanen in de kaart kanlaten kijken en daardoor voortijdig zijn goede plannen verraden, is zonneklaar engoed begrijpelijk en dus zal het ook zonneklaar en goed begrijpelijk zijn, waaromik jou nu dit geheim met onthul; want je zult toch wel inzien dat een regeerder totmeer in staat moet zijn dan een ander mens, omdat hij anders beslist een ergonbeduidend regent zou zijn! Wat voor eerbied zouden zijn onderdanen dan welvoor hem hebben, als hij tegenover hen in noodgevallen niet ook een beetjealmachtig zou zijn? Ga nu maar het wonderwerk van dichtbij bekijkend. en komdaarna terug; misschien kan er dan met jullie op wat verstandiger wijze gesprokenworden! Maar voor dit ogenblik zijn wij klaar'

Hoofdstuk 20: Roclus bezichtigt het wonderbouwsel[1] Daarop haasten de twaalf zich verheugd naar de tuin en zien stom vanverbazing wat de tuin bevat en zij worden ook door Marcus zelf het hulsbinnengeleid, waar zij alles in grote bewondering in ogenschouw nemen. MaarMarcus vertelt hun net zo min als Cyrenius iets meer erover, ondanks al hun nogzo vriendelijke vragen; want Ik heb Cyrenius, zoals ook eerder Mathaël, ingegevenwat zij moesten zeggen, en zo werd hier de weg gebaand voor de mogelijkheid omook deze rare snuiters, die nu met Marcus na een half uur weer heel nieuwsgierignaar ons toekomen, tot de geestelijke waarheid te bekeren.[2] Toen Marcus met Raphaël, die hem het nut van alles wat zich in huls bevondhad laten zien, en met de twaalf afgevaardigden bij mijn tafel kwam, zei Raphaëlheimelijk tegen hem: 'Bespaar je ditmaal de Heer hardop te loven, die dat toch alluid genoeg uitje hart hoort; want het gaat er nu om dat deze twaalf Caesareeërs

Page 43: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

43

mogelijkerwijs ook tot de Heer bekeerd worden! Zij hebben eigenlijk helemaalgeen geloof, maar zijn pure atheïsten uit de fraaie school van Epicurius, een van devoornaamste grondleggers van het dierbare genootschap van de Essenen.[3] Het zijn zes Grieken en zes joden, die allen volmaakt eensgezind en gelijkgestemd zijn en heimelijk de orde van de brave Essenen aanhangen. Kortom, dezetwaalf zijn echte kopstukken, waarmee absoluut met gemakkelijk te onderhandelenzal zijn. Zij zijn zeer rijk en bezitten onmetelijke schatten op deze aarde, wat dereden is dat zij met de opperstadhouder net zo gemakkelijk praten alsof zij zijnsgelijken zijn. [4] Het zal moeilijk vallen hen te bekeren! Maar als het lukt hen -metzozeer door bepaalde opvallende wonderen maar veeleer door woorden tot dewaarheid te brengen, dan is daarmee zeer veel gewonnen; want ieder van dezetwaalf heeft als heer de beschikking over zo'n honderdduizend mensen.[5] De Heer mag voorshands helemaal niet aan hen bekend gemaakt worden.Cyrenius blijft nu het middelpunt en na hem kom jij, als het noodzakelijk mochtzijn; en als alles goed gaat, dan kom ik pas en pas aan het einde de Heer Zelf! Blijfechter nu maar hier, want het zal een belangrijke jacht worden! Maar nu stil"[6] Cyrenius vraagt aan Roclus: 'Wel, hoe beviel je mijn wonderbouwsel? Kun jeook iets dergelijks ten tonele voeren?"[7] Roclus zegt: 'Houdt u maar op over het wonderbouwsel, alsof u dat gemaaktzou hebben! U bent weliswaar een zeer machtig heer, heer, heer door het groteaantal soldaten dat u heeft en hun scherpe zwaarden; maar het huis en de tuin en dehaven en de grote schepen heeft u net zomin gebouwd als wij![8] Met een hoop bouwlieden zou u het wel in 5-10 jaar hebben kunnen bouwen,dat geef ik u graag toe; want de macht van het zwaard en het geld is groot in dezewereld. Een van uw beroemde dichters die ik heb gelezen, zegt van de mensen:'Niets is de stervelingen te moeilijk; zelfs de hemel wil de mens in zijnvermetelheid beklimmen!' (Horatius) En zo staat het met de mens, deze naaktestofworm! Geef hem middelen, macht en tijd en hij zal weldra bergen gaanverzetten, en zeeën en meren droogleggen en de rivieren een nieuwe beddinggeven! Dat is op zichzelf echter alles bij elkaar geen wonder, maar een heelnatuurlijk, met vereende krachten doelgericht handelen van de mensen.[9] Maar het huis hier, de tuin en zijn zeer weelderige aanleg, de omringende enbeschermende muur die er als gegoten en als uit één stuk marmer bij staat, evenzode grote, hoge havenmuur die hier en daar mogelijk wel tot een diepte van 10-20manslengten reikt, en dan nog de vijf grote vlaggeschepen met al hun tuigage! Nee,mijn overigens zeer wijze en buitengewoon machtige gebieder, dit tovert devermetele mensheid evenmin als het 'tafeltje dek je! ' van de Perzische tovenaars ineen oogwenk tevoorschijn, zoals dat hier voor ons het geval was en is en ook zekerblijven zal; want dit is geen fata morgana met ijle, niet bestaande luchtbouwsels,maar de degelijkste waarheid, die iedereen zal ondervinden als hij zin zou hebbenmet zijn hoofd door deze muren te willen rennen.[10] Bij alle honderd magiërs die ik heb ontmoet, heb ik nog nooit gezien dat eenof ander werk van hen blijvend was. Er gebeurt wel iets, waarvan men niet weethoe en met welke middelen, en er wordt ook altijd iets zichtbaar; maar weldravergaat het als een schuimbel op het water en als het eenmaal weg is, roept geen

Page 44: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

44

magiër het meer tevoorschijn! Maar ik zou de tovenaar wel eens willen zien diedeze werken ook zo luchtigjes weg zou kunnen blazen! Bij u zou ik zonder meermijn hele vermogen willen verwedden, dat het u nooit zou lukken dat alles enkelzo maar met een gedachtestreep weg te blazen!"

Hoofdstuk 21: De atheïstische geloofsbelijdenis van Roclus[1] (Roclus:) 'Daarom heb ik nu de volgende overtuiging: Weliswaar geloofde ikniet meer aan een godheid, maar wel aan een geheime, puur geestelijke,alomtegenwoordige kracht van de natuur, die zich overal ernstig en wijs en daarbijtoch vriendelijk doet voelen en voortdurend volgens de aan haar ten grondslagliggende wetten binnen een bepaalde orde werkt en zich er beslist niet overbekommert wat de vergankelijke mensen uitspoken. Zij kent geen goed en geenkwaad; want dat veroorzaken alleen de slechte mensen onder elkaar. De grote,heilige natuur weet daarvan niets! [2] Het is een groot ongeluk voor de mensen omslaaf te zijn; maar wie heeft hem tot slaaf gemaakt? De grote heilige natuur zekerniet, maar alleen de bij toeval sterkere mens heeft uit pure lust om zelf niets tehoeven doen en daarbij toch goed en gemakkelijk te leven, de.zwakkere tot zijnlastdier gemaakt en in gelijke mate ook het vee. Wie wierp het harde, zware juk opde nek van de os wie belaadde de ezel, de kameel en het moedige paard en wiebouwde zelfs torens op de rug van de geduldige olifant? Wie vond het zwaard uiten wie de ketens, de kerkers en zelfs het zeer smadelijke kruis, waaraan jullieRomeinen de ongezeggelijkste en eigenzinnigste mensen, die ook zouden willenheersen en moorden, vastbinden en onder de ergste pijnen de dood laat ondergaan?-Alles, al die ellende is afkomstig van de mens![3] In de grote natuur is alles vrij; alleen de mens is als het ware een vloek voorzichzelf en voor de gezamenlijke andere vrije werken van de grote meesteres, denatuur! Luie mensen begonnen eens luchtkastelen te bouwen en bedachten deonbeduidende goden, die zij zich voorstelden en ook vormden zoals zij zelf waren,met alle menselijke, slechte eigenschappen. Met deze goden creëerde de mens dusnieuwe plaaggeesten, die op zichzelf de mens beslist nooit kwaad zouden doen;maar de mens bouwde voor deze door hem bedachte goden, die in werkelijkheidnooit ergens waren en ook nooit ergens zullen zijn, tempels, en wijdde zichzelf in.als hun plaatsvervanger, voorzien van allerlei dwang -, schrik en plaagmiddelen,en voerde daardoor naast zijn heerschappij over de zwakke mensheid ook deonverbiddelijkste tirannie van de door hem bedachte, onzichtbare wezens in. Zij,die in werkelijkheid nooit ergens hebben bestaan, bestaan nu steeds maar door totkwelling van de arme mensheld, daarentegen des te meer tot nut en voordeel vande machtigen, omdat die door de machtige invloed die zij voorwenden uit teoefenen, veel gemakkelijker de mensheid blinde gehoorzaamheid opleggen, dandoor het zwaard alleen. En dus kunnen uit de aard der zaak met het zuivereverstand denken wat men wij, toch staat overal de sterke, machtige mens klaarvoor alles, alles wat maar ooit mogelijk is, en heerst weldra als een koningvoorzien van zwaard en lans en gelijktijdig ook als een almachtige plaatsvervangervan de goden. Wee degene die zich als oningewijd mens verstouten zou achter de

Page 45: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

45

door de mensen geweven sluier van Isis te kijken! O wee, o wee, o wee, -diezouden door de goden wel toegetakeld worden![4] Dat was tot op heden mijn onafhankelijke geloof, dat echter nu door ditfenomeen een heel jammerlijke stoot in de ribben kreeg en Ik begin nu dan tochheel zachtjes te geloven aan een hoger goddelijk wezen, omdat ik maar al teduidelijk inzie dat geen mens zo'n werk met zijn bekende krachten tot stand kanbrengen en ook nooit tot stand zal brengen. Dat kan dus alleen maar werk van eengod zijn, die weliswaar ook alleen maar een soort mens kan zijn, maar een mensaan wie de krachten van de grote natuur gemakkelijk en altijd onvoorwaardelijkgehoorzamen, zoals gewone soldaten aan een beproefd, inzichtrijk veldheer, vanwie zij weten dat hij nog nooit een slag heeft verloren.[5] Maar deze god mens zou ik hier nu willen leren kennen! U, geëerde Cyrenius,bent het in geen geval. Want als u dat zou kunnen, zou het grote Romeinsekeizerrijk reeds lang door een berghoge muur omringd zijn, die zelfs een adelaarangstig zou maken als hij daar overheen moest vliegen. Geef ons, geëerde heer,heer, heer, daarover enige uitleg, dan zullen wij rustig weer naar huis gaan!"[6] Cyrenius zegt: 'Dat zou allemaal goed en best zijn, als dat zo maar even opstaande voet zou kunnen gebeuren, maar het is niet zo eenvoudig als jullie je datmisschien voorstellen. Men kan een veldwachter wel vragen hoe laat het is, en hijzal je als de zon schijnt, met behulp van zijn in de grond gestoken stok, precies enzonder moeite het uur van de dag meedelen, waarvoor je hem dan een stater moetgeven; maar op die manier gaat dat hier niet! Heb geduld, misschien komt eruiteindelijk toch nog wat tevoorschijn, maar dat zal wat meer kosten dan een statervoor een veldwachter!' [7] Roclus zegt: 'Wel, voor zoiets kunnen we ook een pondgoud en tien ponden zilver, of nog wel meer, op 't spel zetten!"[8] Cyrenius zegt: 'Ja, als men zoiets voor veel goud of zilver zou kunnen kopen,dan was het natuurlijk wat anders! Maar ik kan je in dit geval met stelligheidverzekeren, dat het voor geen enkele schat ter wereld verkregen kan worden!Waarvoor het echter wel verkregen kan worden, daarover moeten jullie eerstonderwezen worden en door menige proef zelf gelouterd worden! Terwijl jedoordrongen bent van volkomen ongeloof aan een persoonlijke god en aan anderepersoonlijke, aan God gelijke wezens, en daarin formeel bent opgevoed, wil je vanmij dadelijk te weten komen wie Degene is aan Wie het mogelijk was dit allesenkel door Zijn almachtige wil in een oogwenk tevoorschijn te roepen, om dan, alsje onder elkaar bent, daar eens behoorlijk om te kunnen lachen! Dan zeg ik: Stop,beste mensen, wij zullen eerst eens zien of jullie in staat zijn om iets te geloven!Als je helemaal niet meer kunt geloven, dan kan ook de van mij verlangdemededeling niet gegeven worden! Kunnen jullie echter nog geloven, dan zullenjullie zodra dit geloof levend wordt, ook in staat zijn al het andere te ontvangen! -Hebben jullie mij goed begrepen?" [9] Roclus zegt: 'Begrepen hebben wij het heelgoed, want geen van ons is dom uitgevallen! Maar wat u wilt is voor ons voorlopigzo goed als onmogelijk, waarvoor wij u onze redenen gedeeltelijk al hebbenuiteengezet en nog verder willen en kunnen duidelijk maken, als u ze wilt horen!"[10] Gedreven door Mijn woord dat Ik hem in de mond heb gelegd, zegt Cyrenius:'Doe dat, dan zal ik daaruit opmaken hoever jullie je verwijderd hebt van de weg

Page 46: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

46

van de waarheid! Laatje redenen maar horen en dan zal ik heel goed in staat zijndaaruit op te maken of je waarachtig geestelijk gevormd kunt worden en of menjullie wens kan inwilligen! Want als je zuiver geestelijk niet meer gevormd kuntworden, dan kun je maar beter weer in vrede hier weggaan en leven volgens de leervan jouw Epicurius, die voor mij een van de allerminste wereldwijzen is![11] Ja, als rijk en fysiek kerngezond mens kan men het best volgens Epicurius indeze wereld leven; want het principe 'Men moet ter wille van zichzelf eerlijk enverdraagzaam ten opzichte van iedereen zijn, - maar altijd voor zichzelf heteerlijkst!' klinkt wel goed voor wereldse oren, maar de door Gods adem gewekteziel van een mens huivert daarvan, omdat zo'n Epicurist toch altijd slechts eenuitgeslapen egoïst is en alleen voor eigen welzijn zorgt! Wat kunnen hem allemensen schelen. Kan hij geen voordeel van hen trekken, dan mogen zij allen doorde bliksem gedood worden. [12] Dat zijn zo de hoofdtrekken van een Epicurist!Hoeveel.geestelijks er in zo'n gemoed van steen huist, zal hopelijk zelfs wel vooriedere blinde overduidelijk zijn. Ja voor het rijk worden op deze aarde deugt deleer van Epicurius het meest, vooral wanneer zij met stoïcijns cynisme doorspektwordt zoals dat bij jullie het geval is; maar voor het rijk worden naar de geestdeugt zij allerminst, omdat zij de zuivere liefde tot God en de arme naaste totaaluitsluit. Dit was om Jullie wat zicht te geven op jezelf! En laat nu de redenen horenvoor jullie echt Esseense atheïsme!"

Hoofdstuk 22: Roclus bewijst zijn atheïsme[1] Roclus zegt: 'U hebt gelijk, wij zijn zoals u zoëven een echte epicurist getekendhebt en daar bevinden wij ons op deze aarde heel wel bij! Voor ons atheïsmehebben wij zoveel steekhoudende bewijzen, dat wij daarmee de hele grote zeezouden kunnen vullen. Ik wil slechts nog enige aan de reeds meegedeeldetoevoegen en ik hoop dat u daaraan genoeg zult hebben, en u zult ons ook met oftegen uw wil gelijk moeten geven! Wees dus nu zo genadig mij aan te horen![2] Kijk, alles wat ook maar enig bestaan heeft van wat voor soort dan ook, uit zichaltijd op bepaalde ogenblikken op een wijze die voor alle mensen zonderuitzondering voelbaar is! Is het desbetreffende voorwerp met enig verstandbegaafd, dan zal dit zonder veel moeite aan zijn werken te zien zijn; heeft echterhet voorwerp, zoals bijvoorbeeld een beeldzuil, helemaal geen verstand, dan zullendaarvan of helemaal geen, of alleen maar zulke werken te zien zijn die het blindetoeval aan het ding begaan heeft of daaraan heeft toegevoegd. Waar dus enige, ookal is het nog zo beperkte, intelligentie aanwezig is, daar zal zij zich ook spoediguiten door de van haar innerlijke intelligentie uitgaande, geordende, zichtbarewerken. [3] Bijvoorbeeld: Reeds de meest eenvoudige mosplant zorgt zelf eerstvoor een eigen geordende vorm en ontwikkelt daarvoor ook haar organisme,waarmee zij dan in het verdere verloop bloesem, zaad en daarmee het vermogen totvoortplanting ontwikkelt. Bij hoger staande planten is, na een bepaaldetrapsgewijze ontwikkeling, een grotere en duidelijker intelligentie nog veelzichtbaarder en herkenbaarder.

Page 47: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

47

[4] Overduidelijk treedt dan al bij de dieren een innerlijke intelligentie op; hunhandelingen, ook al zijn die in aantal en in variatie nog zeer beperkt, overtreffendie van de mens in vele opzichten. De daden van de mens getuigen wel van zijnuiterst omvangrijke intelligentie, maar nergens wordt een uit het innerlijkafkomstige volmaaktheid zichtbaar, iets, wat de werken van de dieren zeker nooiten nergens ontzegd kan worden. Zo hangt ook wat het dier naar buiten toe doet,inniger met zijn wezen en karakter samen dan bij de mens, deze god van de aarde,het geval is. [5] De werken van de mensen zijn eigenlijk slechts na-aperij enbestaan slechts uit grove, uiterlijke voortbrengselen, die iedere eigenlijke,innerlijke, reële waarde missen. De mens kan weliswaar uit alle mogelijkekneedbare stoffen een soort bijenwascellen namaken, ja hij kan ze ook natekenenen naschilderen, -maar wat een plompheid spreekt daaruit, nog afgezien van de stofwaaruit de bij haar cellen bouwt! Het schijnt trouwens dat de natuur zich met demensen als het ware een scherts veroorloofd heeft! Hij is kennelijk in het bezit vaneen veelomvattende intelligentie en ook beseft hij wat ware volmaaktheid is; maarook al doet hij zijn uiterste best, hij bereikt deze toch nooit of te nimmer![6] Als wij aannemen dat alle organische wezens ook bezield zijn en de ziel overalhet werkende principe is -hetzij meer of minder volmaakt, dat maakt hier niets uit -, dan kan men deze veronderstelling als evidente waarheid aannemen, doordat menlogisch op juiste wijze vanuit de werking terug redeneert naar de oorzaak, of vande handelingen naar de kracht,/die wij dan de 'ziel' willen noemen. Afhankelijk vande graad van volmaaktheid en ordelijkheid van de werken van een ziel leidt mendan ook op logische wijze ten eerste haar bestaan en ten tweede haar bekwaamheidaf. Vinden wij echter de een of andere chaotische wirwar, wild en ordeloos doorelkaar, zonder enige actie of beweging, dus zonder enig spoor van leven, dandenken en zeggen wij: Daar heerst de dood, die van zichzelf totaal onbewust is enwiens bezigheid bestaat uit een volledig tenietgaan, -een verschijnsel dat men in deherfst bij zeer veel bomen en struiken kan waarnemen, wanneer het vroeger zomooie, goed geordende loof van de boomziel in wilde onordelijkheid naar benedenvalt, verdort en in de loop van de winter vrijwel geheel vergaat.[7] Maar wie zou in de grootste ordeloosheid ook nog een werkende ziel willenzien?! Een vervliegen en tenietgaan daarvan -ja, -maar geen nieuw of zelfsvolmaakter ontstaan! Wel wordt door het vergane loof de bodem van de aardevetter en ontvankelijker voor de vochtigheid uit de lucht en daardoor voedzamervoor de daarop groeiende planten; maar het afgevallen loof zal nooit daaruit alszodanig weer ontstaan, omdat de ziel ervan zo goed als niet meer bestaat.[8] Men kan daarom gevoeglijk de volgende regel zo vaststellen, dat men zegt:Hoe geordender en volmaakter een werk is, des te volmaakter is ook de kracht diedat werk voort heeft gebracht, die men 'ziel' of ook 'geest' noemt. Men kan duslogischerwijs het bestaan van een geest of haar capaciteit aflezen aan haarprodukten of werken. [9] Maar waar vinden wij zulke geordende werken, dat wijdaaruit ook maar met enige waarschijnlijkheid een allerhoogst, meest wijs entevens almachtig, goddelijk wezen af zouden kunnen leiden? Maar al te bekend isde leerstelling van alle theïsten en theosofen* (* god gelovigen en godgeleerden):'Zie naar de aarde, haar bergen, velden, zeeën en rivieren en naar alle ontelbare

Page 48: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

48

creaturen die haar bewonen! Alles wijst op het bestaan van hogere goddelijkewezens!' -, of, zoals bij de blinde joden, op slechts één god, wat eigenlijk wel ietsverstandiger is, en ook gemakkelijker, dan het hebben van zoveel onzichtbareheren, waar men met de een blijkbaar ruzie moet krijgen als men de ander huldigten offers brengt. Ik zou wel eens willen weten wie er tegelijkertijd met Juno enVenus overweg zou kunnen, of met Mars en Janus, of met Apollo en Pluto![10] Ook daarmee zijn de joden weer iets beter af, want zij hebben een Jehova dietevens heer is over hun Pluto, die zij 'satan' noemen. Alleen is de Pluto van dejoden een erg domme sukkel, omdat hij zijn dienaren in plaats van teonderscheiden en te belonen heel kwaadaardig en slecht bejegent; en geen enkeleeerlijke jood zal er zich daarom iets van aantrekken als hij zijn Pluto zo diepmogelijk veracht. Hoe energieker hij de joodse Pluto veracht en tegen diens wilhandelt, des te meer komt hij in de gunst bij Jehova; maar een echte Romein enGriek zou ik dat niet aan willen raden! Wie dat zou doen, staat bij de zeerboosaardige Pluto priesters niet veel goeds te wachten. Het is daarom beter Plutonet zo goed offers te brengen als Zeus, anders springt Pluto de arme zondaar opzijn nek en Zeus kan van rechtswege niets tegen Pluto doen of iets bereiken; wanthet Suum Cuique** (** ieder het zijne) staat als een wet van het noodlot bovenaan,waartegen zelfs Zeus niet in kan gaan zonder gevaar te lopen met alle anderegoden in botsing te komen"

Hoofdstuk 23: Roclus' mening over goden en priesters[1] (Roclus:) 'Wij hebben, met een paar zijsprongetjes, nu twee godsbegrippen, diebij elke mens met een redelijk ontwikkeld verstand alleen maar de lachlustopwekken. Bij de Egyptenaren, Grieken en Romeinen wemelt het van grote,kleine, goede en slechte goden; bij de joden zit er maar één op de troon die zeerernstig en streng rechtvaardig is, maar daarbij toch goed en zo nu en danbarmhartig. Maar kwaad maken mogen de joden, die hij zijn volk noemt, hem ookniet; want verliest hij eenmaal zijn geduld dan valt met hem niet te schertsen. Hijdompelt dan meteen de hele mensheid gedurende een jaar onder water, en als danhet water - god weet waarheen - wegloopt, zijn er miljoenen genezen en hebbennergens meer weet van! Of hij laat over een zondig volkje meteen een halve maandlang bliksem -, zwavel en pekvuur uit de hemel regenen, en met de zonde is ookhet volkje van de aarde verdwenen! Ook met pestilentie en andere kwalen is deenige god van de joden zeer vrijgevig; en als hij eenmaal begint zijn tuchtroedeover een volkje te zwaaien, dan is er van een spoedig einde nog lang geen sprake!Bij de joden komt derhalve al het goede en kwade van een en dezelfde god, terwijlbij ons Grieken vele goden het een of het ander regelen. Wie er nu met zijngodendom beter aan toe is, zal hier wel moeilijk te bepalen zijn.[2] Maar wat praten we over goden in de hemel of in de Orcus en Tartarus!? Hetzijn allemaal verzinsels! De luie, arbeidsschuwe priesters zijn de goden, en de enegod van de joden is de hogepriester in Jeruzalem! Deze lieden hebben een schataan ervaringen en kennis, waarvan zij wijselijk niets doorgeven aan hetblindgemaakte en verder met alle mogelijke geweld blind gehouden volk. Slechts

Page 49: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

49

in hun boosaardige kaste worden de vaak zeer uitgebreide ervaringen van veleeeuwen en de meest uiteenlopende kunsten en wetenschappen bewaard in de vormvan altijd onaantastbare, heilige geheimen. Daarmee bedrijven zij hun listige spelmet de mensen, die hun daarvoor uitermate veel moeten offeren, om dan door hendes te gemakkelijker zo grof mogelijk bedrogen en op alle levensgebiedenmishandeld te kunnen worden. Mijn hele vermogen en zelfs de laatste vonk vanmijn leven geef ik degene die mij het feitelijke tegendeel kan bewijzen![3] In de oertijden kunnen er hier en daar wel eerlijke en rechtschapen mensengeweest zijn die vanaf hun geboorte reeds een bijzondere scherpzinnigheid bezatenen mettertijd allerhande ervaringen hebben opgedaan, en die graag en met alleliefde hun geestelijke verworvenheden met hun niet zo hoog ontwikkeldemedemensen deelden en vervolgens ook de zegeningen daarvan aan hun broedersdoor goede en blijvende resultaten gewaarwerden. Het moet wel heerlijk zijngeweest te leven in een volksgemeenschap waarin geen mens voor de ander iets uitzelfzucht geheim hield, en allen tot hun voordeel in alles ingewijd waren in wat deervarenste onder hen wist! Maar hoe lang kon zo'n gelukkige toestand duren?[4] Die eerste weldoener van zijn medemensen werd door hen beslist op handengedragen en zijn opvolger niet minder. Dat wekte afgunst op bij sommigen diehielden van een lui leventje, en zij verlangden ook om door hun medemensen ophanden gedragen te worden. Zij probeerden ook hun ervaringen in bepaaldeopzichten uit te breiden, maar begonnen tevens steeds meer geheimzinnig te doenom zich daardoor bij hun medemensen belangrijk te maken. Iemand die het eenlange tijd volgehouden had stom als een vis, maar met een verheven gezicht, rondte wandelen en die natuurlijk door veel nieuwsgierigen heel indringend gevraagdwerd waarom hij steeds zo zonder iets te zeggen en diepzinnig kijkend rondliep,antwoordde daarop: 'Als jullie zouden weten wat ik weet, en gezien, gehoord enervaren zouden hebben wat ik gezien, gehoord en ervaren heb, dan zouden jullievan stomme verbazing nog woordelozer zijn en diepzinniger kijken dan ik!'[5] Wanneer heel eenvoudige mensen, die branden van nieuws en weetgierigheid,zoiets van een listige boef en dagdiefhoren, laten zij hem niet meer met rust aleerhij met voorwaarden komt waaronder hij hen iets van zijn oneindige voorraad wilmededelen. De voorwaarden worden bereidwillig aanvaard en de slimme boefheeft zich daardoor opgeworpen tot profeet en priester bij zijn medemensen, die hijdan allerlei mystieke zaken begint voor te spiegelen die noch hij en nog minderiemand anders begrijpt en kan begrijpen, omdat deze alleen maar te vinden zijn inhet nogal fantasierijke brein van onze boef, die door zulk listig bedrog tenslottealle echte wijze oudsten tot zwijgen brengt, en wel hoofdzakelijk doordat hij hetvolk tot zich trekt en aan het verstand brengt dat hij alleen meer weet en begrijptdan tienduizend van hun oude wijzen.[6] Om zijn drogleer dan bij het volk volledig en blijvend ingang te doen vinden,hoeft hij slechts een aantal tovertrucjes toe te voegen en het arme goede volk laatzich door hem, de harte en gewetenloze bedrieger meteen met ontelbarescherpziende, scherphorende en gewoonlijk almachtige goden opschepen![7] En wee de eerlijke en goedmenende, rechtschapen man die uit waar inzicht enreine, onbaatzuchtige liefde tegen het volk zou zeggen: 'Geloof deze valse profeet

Page 50: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

50

niet; want ieder woord uit zijn mond is een keiharde leugen waaruit alleenbrandende eigenliefde en tirannieke heerszucht blijkt, die jullie die nu nog vrij zijn,spoedig met zware ketenen,zal binden! Hij zal jullie onverdragelijke wetten onderde titel 'wil der goden' opleggen en op het overtreden daarvan de zwaarste straffen,ja zelfs de marteldood zetten. Dan zullen jullie en je kinderen onder de zware drukvan zo'n valse leraar zuchten en weeklagen en luid om redding roepen! Maar jullieroepen zal volkomen tevergeefs zijn, want tegen de macht van de tiran, die nocheen hart noch een greintje menselijke naastenliefde bezit, zal moeilijk iets gedaankunnen worden!'[8] Tegen zo'n oppositieleer, die in de begintijden van het knechten van devolkeren zeker wel vaak voorgekomen zal zijn, kan toch geen rechtvaardig engezond mensenverstand iets inbrengen! Maar het volk liet zich inpakken door eenaantal wonderen en geloofde of aan één, of zelfs aan een aantal goden van allerleisoort en liet zich door hen, dat wil zeggen door hun plaatsvervangers, diebuitengewoon trots en hoogmoedig en gruwelijk heerszuchtig en zelfzuchtigwaren, meer dan onbarmhartig mishandelen, in plaats van te beginnen zelf na tedenken en terug te keren tot het oude, natuurzuivere, menselijke verstand. Als men,zoals ik en ook mijn elf metgezellen, tamelijk goed op de hoogte is met een enander, zal men wel begrijpen waarom ik een atheïst ben"

Hoofdstuk 24: Roclus' probeert zijn atheïsme als juiste wereldbeschouwing tebewijzen[1] (Roclus:) 'Nu op deze wijze vrijwel onweerlegbaar en meer dan duidelijk isuitgelegd hoe alle goden zijn ontstaan en hoe hun priesters in de loop der tijd deeigenlijke, machtigste gebieders over leven en dood van hun broeders zijngeworden, zult u, geëerde heer, heer, heer, ook begrijpen hoe en waarom wijatheïsten zijn geworden! Kijk, wij die maar met weinigen zijn, hebben deduidelijke weg naar het oude, zuivere mensenverstand gevonden en zijn weerteruggekeerd naar de grote heilige moeder natuur, die voor ons een zichtbare,wonderdoende godheid is die altijd onveranderlijk volkomen ordelijk werkt, terwijlalle andere door de mond van de een of andere mens zich openbarende godhedenniets anders zijn dan een bedenksel van een aan een hersenziekte lijdende,werkschuwe luilak, die van de een of ander een paar magische kunsten geleerdheeft of deze zelf heeft uitgedacht, om zich aan de blinden te presenteren als eendoor God verkozen werktuig, dat diens wil aan hen verkondigt.[2] De natuur heeft nog nooit een plaatsvervanger nodig gehad en de zon heeft hetook nog nooit in haar hoofd gehaald om uit de ontelbare armzalige mensen eenplaatsvervanger voor zichzelf uit te kiezen; zij werkt zelf, geeft licht en verwarmtalles op een onvergelijkbare wijze! Kortom, in de hele grote natuur is alles in ordebehalve de mens. Ook de mens, deze grootste en volmaaktste apensoort, laat watzijn natuur aangaat en wat zijn vorm betreft zeker niets te wensen over.[3] Maar de mens, of liever het met het woord begaafde, rechtop gaande, dusvolmaaktste dier, heeft dan ook een denkvermogen en een zich daaruit vrijontwikkelend verstand. Daardoor kan en moet hij de heerschappij voeren over alle

Page 51: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

51

wezens die onder hem staan. Maar deze voorkeur die de natuur aan de mens heeftgegeven is hem niet genoeg; in zijn verwaandheid aan god gelijk te zijn wil hij ookzijn soortgenoten met voeten treden! En daar ligt dan het kritieke punt waar demens zijn grenzen overschrijdt en zich tot god maakt. Maar omdat toch ieder mens,als hij niet doofstom of zelfs totaal waanzinnig is, zichzelf niet zomaar zoals hij is,als een mens met net zo'n lichaam als alle anderen, rechtstreeks zelf tot god kanuitroepen wat hij beslist zou doen als hij niet bang zou zijn door het hele volkdaarvoor uitgelachen en zelfs bestraft te worden -, daarom stelt hij zich tevredenslechts plaatsvervangend voor god op deze aarde op te treden; want als mendaarmee maar slim genoeg begint en een goede ondergrond heeft waarop menbouwt, dan houdt dat vele eeuwen stand.[4] Wel moet men bij het instellen van een plaatsvervangerschap van God ookenige duidelijk wijze en voor de burger nuttige voorschriften toevoegen, dan heeftmen het pleit voor duizend jaar gewonnen bij het van nature steeds kinderlijkgoede, meegaande mensengeslacht! Tegenover één wijs voorschrift kan men dande bijgelovigen wel duizend van de absurdste leugens en domheden wijsmaken, endie worden door de goedwillige, maar tevens zeer blinde, arme mensheid heeleerbiedig en bereidwillig aangenomen. Van begrijpen kan natuurlijk geen sprakezijn, omdat zulke goddelijke mysteriën als hersenspinsels van een slimme vogelnooit begrepen kunnen worden. Maar dat doet er niets toe, want de mensheidbeschouwt immers datgene altijd het liefst, wat voor haar het meest onduidelijk,onbegrijpelijk en vreemdsoortig is.[5] Wie de mensheid vervelen wil, moet haar maar goede, bekende en goedbegrijpelijke waarheden voorleggen en ik sta ervoor in, dat hij heel snel alleen zalstaan! Kan hij echter erg goed liegen, en fantaseren dat hij bijvoorbeeld in het verreIndië dieren gezien heeft zo groot als een berg, en met honderd koppen, waarbijiedere kop sprekend lijkt op die van een bepaald dier, en in het midden van diehonderd koppen van de meest verschillende diersoorten ook nog omhoogstekendeen reusachtig mensenhoofd, zittend op een lange, dikke nek, dat alle talen van dewereld heel duidelijk, maar wel met donderende stem spreekt en de mensen zelfswetten voorschrijft voor hun gedrag ten opzichte van de rest van zijn grote legerdierekoppen! Ja, hij kan de mensen die heel opmerkzaam naar hem luisteren ooknog zonder schroom wijsmaken dat op de grote rug van dit wonderbaarlijkereuzendier de mooiste steden en tuinen zijn aangelegd, waarin mensen en dierenwonen, die een heel aangenaam leven leiden mits zij de wetten in acht nemen dieuitgaan van de centrale kop van dit reusachtige dier, maar door de tijgerkop van hetdier meteen opgevreten worden wanneer zij daartegen zondigen! Deze absurdeleugen kan hij nog op veel manieren uitbreiden, en dat wordt allemaal vast enzeker geloofd; en wee degene die zou willen zeggen: 'Maar waarom luisteren jullienaar deze aartsleugenaar?! Ik was toch zelf meerdere malen in Indië en heb nooitook maar in de verste verte iets dergelijks gezien of daarover horen spreken! 'Dathelpt allemaal niet! Hij wordt als lasteraar tegen deze wonderbaarlijke zaak op eenvoor hem heilzame manier tot zwijgen gebracht, en de aartsleugenaar die Indiënooit heeft gezien, komt als overwinnaar tevoorschijn. Ik heb zelf meermalen

Page 52: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

52

ervaren dat de mensen veel eerder een kolossale domheid aannemen en gelovendan een waarheid, ook al heeft deze zich als nog zo nuttig bewezen.[6] Als de mensen kennelijk zulke eigenschappen hebben, is het dan teverwonderen dat wij nu al met louter goden behoorlijk gepekeld en gebalsemdzijn? Is het niet veeleer erg verwonderlijk, hoe mensen van mijn soort temiddenvan zoveel uiterst domme mensen kunnen leven? En kunt U, geëerde heer, heer,heer, zich verwonderen dat wij als ervaren Grieken en joden alle twaalfnoodzakelijkerwijs atheïsten moeten zijn, en wel om de eenvoudige reden, dat ertoch overduidelijk geen god kan bestaan die zo'n menselijk domme aard heeft dathij van de mensen vaak de meest belachelijke zaken, zo gezegd tot zijn eer zoueisen, zoals het kopen van tempelmest en tempelafval voor het zegenen van develden, akkers, tuinen en weiden en nog duizend en één ergere absurditeiten, dieallemaal verlangd worden door de ene god van de joden die nog steeds de wijzereis, -om maar te zwijgen over de wel zeer domme en onsmakelijke, mensonterendedingen, zoals offers en andere gewoonten en gebruiken, die onze ongeveertienduizend Griekse goden eisen en zelfs streng voorschrijven?[7] O wee, wee, wee degene, die het zou wagen ook maar een van de geringstehouten godheden een klap te verkopen! Die zou als een Sacrilegus maledictus*(*schandelijke tempelschender) heel kwalijk door de plaatsvervangers van godbehandeld worden! Ook het vernielen of het beledigen van een uit hout gesnedenleugen wordt nu nog steeds als de meest onvergeeflijke misdaad met het zwaardzwaar bestraft. Maar als duizenden arbeidsschuwe volksbedriegers iedere purewaarheid en de ware eer van de mensheid met voeten treden en deze overalvervolgen en al het goede dat mogelijkerwijs opkomt met alle geweld en met degruwelijkste middelen onderdrukken, dan is dat volkomen juist en dico** (** ikzeg) de wijze, almachtige goden zeer welgevallig. Ah, dan bedankt de waremensheid toch welonderdanig voor al die goden en godheden! Kunt u als heer envolksregent, die bekend staat als waarachtig en wijs, het mij kwalijk nemen dat ikervan walg wanneer ergens, ook al is het in nog zo geringe mate, sprake is van eengod?! [8] Toen ik als handelaar voor de derde maal in Indië kwam, heb ik heel veelverstandige en goede dingen aangetroffen, maar daarnaast ook weer zoveelafschuwelijke domheden, dat men zichzelf zou kunnen kruisigen om maar nooitmeer met zulke enorme godendwaasheden in aanraking te komen. Volgens datgenewat ik daar over hun theosofie vernam, moet de hoogste god Lama, die ook debijnaam Dalai heeft, eenmaal per jaar zijn hoogste plaatsvervanger, die eveneensonsterfelijk is, de hoogste eer bewijzen door zich aan hem en tevens aan zijnopperpriester te vertonen, maar dan wel op een hoge bergtop! Daar moet deplaatsvervanger dan op bevel van de allerhoogste god op een zuiver witte doek zijnbehoefte doen, de uitwerpselen vervolgens drogen en laten verpulveren. Dit'poeder van god', zoals de Indiërs het noemen, wordt dan korrelsgewijs in zeerkleine houten doosjes gedaan en goed verpakt tegen een hoog losgeld aan dehoofden van de volken gestuurd. Deze hooggeplaatsten moeten dan na eenvoorgeschreven boetedoening dit poeppresentje van god zeer eerbiedig opeten. Daten nog een groot aantal van de meest absurde domheden zijn feiten, waarvaniedere reiziger die daarheen gaat zichzelf kan overtuigen.

Page 53: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

53

[9] Maar wat moet een nuchter mens, in het bezit van een zuiver begrip en eengezond verstand, zeggen, wanneer hij hoort dat de hoogste Indische god door zulkepure smeerlapperij hoogst vereerd wil zijn? Ja, dan zou je meteen weer uit je velkunnen springen van ergernis over zo'n kolossale domheid van de mensen,waaraan zij misschien al ettelijke duizenden jaren met lichaam en ziel vasthoudenen waar zij door geen enkele verstandige vermaning meer vanaf te brengen zijn![10] Ja, laat mij maar eens een verstandige god ontmoeten, dan zal ik ophoudenatheïst te zijn, waartoe dit wonderbare werk, dat zich voor mijn ogen voltrok, mijheel sterk zou kunnen aanzetten en tot het geloof brengen dat er ondanks alle doormensen verzonnen oerdomme godheden, dan toch een ware godheid zou kunnenbestaan die beantwoordt aan het zuivere verstand, hetgeen een hogere en erg mooiegedachte voor de mens zou zijn! Zou die godheid tenslotte echter ook zoopgeblazen zijn als dat tot nog toe met al de mij bekende godheden nog steeds hetgeval was, dan kan deze mij nog duizend van deze wonderen voor de neus toveren,maar dan zal ik haar werkelijk niet eren![11] Nu kent u mij helemaal zoals ik ben, denk en handel! U kunt me nu dus weliets toevertrouwen als u iets weet wat nog beter is en meer waarheid bevat, en danzal ik het beslist niet ondankbaar aannemen! - Hoe is dus de nieuwe behuizing vande oude Marcus ontstaan? Wie schiep deze?"

Hoofdstuk 25: Het karakter van Roclus, zoals de Heer hem ziet[1] Cyrenius is na alles wat hij nu van Roclus heeft gehoord, zeer nadenkendgeworden en weet absoluut niet wat voor antwoord hij hem daarop moet geven. Hijwendt zich daarom tot Mij en zegt met halfluide stem: 'Heer, over het geheelgenomen heeft deze man geen ongelijk en het komt mij voor, dat hij ondanks zijnatheïsme de mensheid een heel goed hart toedraagt. Als hij tot het ware theïsme tebrengen zou zijn, zou hij met zijn enorm scherpe verstand en zijn veelzijdigeervaringen bepaald een gouden parel zijn voor Uw Goddelijke zaak. Maar juistomdat hij zoveel ervaring heeft en daarbij een oordeel zo scherp als eenadelaarsblik, is het in ieder geval voor mij moeilijk hem nu een antwoord te gevenwaarvan bij hem een goed resultaat te verwachten zou zijn. Wat denkt U ervan omhem nu Zelf onder handen te nemen? U zou hem met weinig woorden beslist meerkunnen zeggen dan ik. Heer, doe dat voor deze man, want zijn inzichten lijken mijkerngezond!" [2] IK zeg: 'Je hebt deze mens heel juist beoordeeld en de zaak ligtbij hem inderdaad zoals je zegt; want zoveel natuurlijke, gezonde wereldervaringals deze Roclus, en door hem ook zijn elf metgezellen, heeft wel niemand vanjullie. Maar omdat hij in deze tijd al herhaaldelijk naar aanleiding van zijnaanzienlijke, aardse schatten op louter list en bedrog is gestoten en overal degodheid vertegenwoordigd vond door de grootste en sluwste bedriegers, daaromkan men zich er ook niet over verwonderen dat hij tenslotte noodgedwongen hetkind met het badwater moest weggooien.[3] Hij zocht God wel heel ijverig en maakte daarvoor ook zijn grote reizen. Maarhoe verder hij kwam, des te meer onzin en dwaasheid en duimendik bedrog vondhij. Hij liet zich op 't laatst zelfs bij de Essenen inwijden en dat beviel hem, omdat

Page 54: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

54

deze hun goddelijkheids bedrog toch in ieder geval tot meerder heil van demensheid hebben bedacht, en daarbij op zichzelf zeer goede en verstandige mensenzijn, bij wie de een met de ander eerlijk als broeder omgaat en niets op zijn naastevoor wil hebben; want de grondregel van deze sekte is: 'Evenveel weten, evenveelbezitten, evenveel zijn, en aan geen leek het geheim van de hoge dikke murenverraden, waardoor voor geen mens op aarde enig onheil, maar alleen zo mogelijk,heil moet ontstaan!' [4] Dat is op zichzelf zeker heel loffelijk, maar met het geloofaan een god doet zich een grote moeilijkheid voor; want het is bij hen eenvolkomen uitgemaakte zaak, dat er buiten de geheime krachten in de natuur eeuwignergens een god bestaat en zou kunnen bestaan. En daarom is het moeilijk eenechte Esseen tot geloof aan een god te brengen. Men moet hem eerst nog veel meergelegenheid geven om zich helemaal naar hartelust vrij in en over alles en iedereente uiten. Pas wanneer hij zich helemaal aan je heeft blootgegeven, zal er nog weliets heel bijzonders met hem te verwezenlijken zijn. Maar nu is hij daarvoor nogniet rijp, omdat er nog veel in hem schuilt waarmee hij tengevolge van zijnachterdocht tegen jouw Romeinse uitoefening van het zwaardrecht nog lang niettevoorschijn is gekomen.[5] Zolang een mens echter in iemand geen volledig vertrouwen durft te hebben,.wordt hij ook nooit een waarachtig vriend van hem. Zolang hij echter met eenwaarachtige, volkomen trouwe vriend van iemand wordt, zal hij zijn hart ook nietgeheel voor hem blootleggen. Legt hij zijn hart echter niet geheel voor iemandbloot, dan komt er uiteraard niets terecht van het zichzelf openstellen, dat zeernoodzakelijk is. Je moet daarom proberen van deze Roclus een vriend te maken dieje volledig vertrouwt, dan zal hij je nog buitengewoon vreemde zaken vertellen,waarvan je stomverbaasd zult staan! [6] Maar je strenge, Romeinse houding endeugdzaamheid moetje voor hem veranderen in die van een waarachtig vriend enwel zo open en oprecht als mogelijk is, anders zul je niets bij hem bereiken! Heb jehem echter zover gewonnen, dan zal er gemakkelijk met hem onderhandeldkunnen worden en dan kan Ik pas verder met hem praten; maar nu zou hij, als zijnwil volledig vrij gelaten werd, niet eens met Mij willen praten, maar zou hijdoodsimpel tegen Mij zeggen: 'Vriend, de opperstadhouder is de enige die ik kenen met hem heb ik alleen te doen; want jou ken ik met en daarom weet ik ook niethoeveel ik je in vertrouwen kan meedelen!' En Ik zou daarop voorlopig nietsanders kunnen antwoorden dan: 'Vriend, je hebt volkomen gelijk!' Probeer jij hemdaarom eerst heel vriendelijk te winnen en breng hem dan pas bij Mij, en daarnazullen wij de hele zaak weldra in kannen en kruiken hebben!"[7] Cyrenius zegt: 'Ik wil het wel proberen; maar ik vermoed dat hetgeen ik mevoorneem nu juist niet zo precies zal verlopen als ik wens!'[8] IK zeg: 'Pak het maar op de juiste manier aan, dan zal het wel lukken!"

Hoofdstuk 26: Cyrenius bejegent Roclus als vriend. De oorzaak van het vervalvan het priesterschap[1] Dan wendt Cyrenius zich weer tot Roclus en zegt: 'luister eens vriend, ik heballes wat ik van je gehoord heb, rijpelijk overdacht en het voor en tegen

Page 55: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

55

onderzocht, en ik heb je redenen zeer waar en steekhoudend bevonden; ik moet jedus zeggen dat je in veelopzichten gelijk hebt, maar helemaal in alles toch niet,omdat je toch bij al je gezonde opvattingen de fout maakt overdreven ijverig te zijnen het kind met het badwater weg te gooien. Je baseert je oordeel op het heden enzet een gebouw op dat geen solide ondergrond heeft, op zand staat en door destormen gemakkelijk verwoest kan worden.[2] Het is wel waar dat de priesters, vooral de hoge, voor het grootste deel zeerheerszuchtige en daarom ook merendeels harteloze mensen zijn, en dat deonderpriesters meestal naar hun pijpen moeten dansen, vooral degene die in deonmiddellijke omgeving van de groten en hogen hun ambt moeten vervullen; maarde zaken zijn toch niet helemaal zo waardeloos en zo'n volkomen bedrog als jij hetje voorstelt en denkt! [3] Denk eens aan het verschil in taal tussen nu en vroeger!Duizend jaar geleden sprak men alleen in beelden en overeenkomstigegelijkenissen. De hele taal was zuiver poëzie, en daarom hebben de ouden alles inversvorm geschreven en meestal ook op deze manier met elkaar gesproken. Hetzogenaamde gebrekkige proza kwam pas tevoorschijn toen de mensen, grondigbedorven, overgegaan waren in het puur materiële, vleselijke leven.[4] De oude profeten en zieners zullen dus steeds de mensen wel de ware en echteGod beschreven en getoond hebben, en de eerste mensen hebben hen beslist ookbeter begrepen dan wij hen nu begrijpen. Maar door het toentertijd strikte opvolgenvan de bekende zeer wijze geboden van God kwamen de eerste nakomelingen altot grote welstand; dat maakte hen weldra overmoedig, zinnelijk en gemeen.Dergelijke mensen hadden maar al te gauw met de beeldspraak van de ziel nietsmeer van doen en begrepen de taal van de oude profeten en zieners snel daarna alhelemaal niet meer.[5] Men begon naar de letter te handelen, die niet levend maakt maar doodt, enmen verloor op die manier maar al te gauw de lichtkern van de waarheid. Wij allenzoals wij hier zijn, twee uitgezonderd, wisten niets van een innerlijke, geestelijkebetekenis, en wat wij van al de zieners en orakels gehoord hebben, kwam ons netals jou volkomen dwaas voor. Maar de twee die ook bij ons zijn en vooral de Ene,hebben ons de ogen geopend en laten zien hoe totaal en ontzettend verkeerd wijallen de oude zieners en profeten hebben begrepen.[6] Uit zulke verkeerde begrippen moesten uiteindelijk ook wel heel verkeerdelevensprincipes voortkomen en daaruit weer andere ontelbare dwaasheden, en degodsdiensten konden tenslotte ook geen beter aanzien hebben dan al het andere watde mens deed en tot stand bracht.[7] Maar omdat de mensheid in haar innerlijke, geestelijke levenssfeer zo zeer inhet duister terechtgekomen is en zich van de hogere, goddelijk geestelijke invloedtotaal verlaten moest voelen, begon de zelfzucht toe te nemen, zich te harnassen,overal vijanden te zien en zich tegen hun mogelijke aanval uit te rusten met louteruiterlijke wapens, zoals een mens die in het dichte woud door de nacht wordtverrast en uit vrees voor eventuele vijanden ook al het mogelijke in het werk steltom zich te beschermen tegen de vermeende vijanden die hem willen bedreigen.[8] Ja, menigeen drijft het in zijn angst zo ver, dat hij de mogelijkheid van hetbestaan van een wezen dat hem vriendelijk gezind is volkomen uitsluit, zich voor

Page 56: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

56

iedereen afzondert en een complete vrek is, die alles voor zijn bescherming bijelkaar graait en niemand naast zich duldt! Hij omgeeft zijn huis met hoge, dikkemuren; zijn schatten bergt hij op in ijzeren kisten en begraaft ze bovendien vaakonder de grond, gewoonlijk op zo 'n plaats waar mensen waarschijnlijk nooitzullen komen. [9] In die toestand wordt de mens dan ook erg heerszuchtig, omringtzich met allerlei macht, en probeert dan op de meest meedogenloze wijze zich allestoe te eigenen uit angst ooit eens te kort te zullen komen.[10] Ga zo'n echte vrek eens vragen, voor wie hij dat allemaal verzamelt, want hijkan dat wat hij bij elkaar geschraapt heeft, toch immers voor zichzelf in geenduizend jaar opmaken. Dan zal hij je meteen als zijn aartsvijand beschouwen en jebeslist geen verantwoording afleggen. En in geestelijk opzicht zijn vooral depriesters nu zo. [11] Zij zijn weliswaar uiterlijk in het bezit van de oude,profetische overleveringen en lezen en beschouwen deze ook het meest; maar juistdaardoor belanden zij ook het eerst en het snelst in een dicht bos vol duisternis entwijfel, waaruit zij nooit meer de weg kunnen vinden. Omdat zij nu eenmaalpriester zijn, moeten zij zich voor het volk door allerlei dwaas uiterlijk vertoon deschijn geven als wisten en begrepen zij iets; maar ze weten en begrijpen mets,behalve het feit -echter alleen heimelijk in zichzelf -, dat zij totaal niets weten,begrijpen en beseffen![12] Zij gebruiken daarom hun tijd alleen maar om steeds doeltreffender hunabsolute onwetendheid voor het volk te verbergen en het een zo groot mogelijk radvoor ogen te draaien, wat voor hen die het met hun denken toch zo ver gebrachthebben dat zij in zichzelf helemaal niets weten -waar al veel voor nodig is -, nujuist niet zo'n moeilijke opgave is. [13] Sommigen komen achteraf, weliswaar vaakbij toeval, tot enig juist inzicht; maar vanwege het nu eenmaal dom gehouden volkkunnen zij het gebouw dat helaas opgebouwd is uit leugens en bedrog, niet meeromver halen. Zij moeten dus met de stroom mee zwemmen en hoogstens heimelijkin zichzelf de betere overtuiging behouden.[14] Je kunt me heus geloven als ik zeg dat er onder de priesters van welkegodsdienst dan ook, mannen zijn die maar al te goed het totaal verkeerde van hunuiterlijke leer inzien en wel degelijk kennis hebben van een ware en enige God, diezij in hun hart ook volledig aanhangen; maar toch kunnen zij eens en vooral aanhet oude gebouw van dwaling niets veranderen! Dat laten zij heel geduldig overaan Hem die de macht heeft de tempels van het bedrog omver te werpen, wanneerHij dat wil en het Hem goed dunkt! Want Hij zal ook wel het best weten, waaromHij het toegelaten heeft voor allerlei namaakgoden en afgoden tempels te bouwenen ze met muren en zwaarden in stand te houden![15] Als je dat nu eens heel grondig overweegt, moetje toch in ieder geval wel watduidelijker gaan inzien, dat je ondanks je scherpe verstand en alle ervaring nietzonder meer als volkomen atheïst met alle aangevoerde redenen gelijk hebt, endatje van de zuivere, innerlijke waarheid nog zeer ver verwijderd bent![16] Nu is het jouw beurt weer je te verantwoorden, als je dat wilt en kunt; want nustaan wij als vrienden tegenover elkaar, en je kunt zonder enige angst voorgerechtelijke vervolging vrijuit spreken! Je kunt openlijk zeggen wat je op het harthebt en ik zal je vervolgens niet als hoge gezagsdrager van Rome en niet als

Page 57: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

57

opperrechter, maar als mens en broeder door woord, raad en daad trachten op degoede weg te brengen! Als je dit echter niet wilt, kun je naar believen ongehinderdhier weggaan, en gaan waarheen je wenst en wilt! Wel zal het mij zeer aan het hartgaan je in die waan hier vandaan te laten gaan, maar niettegenstaande dat zul jealleen al vanwege je scherpzinnigheid, die ik weet te waarderen, geen enkeledwang van mijn kant ondervinden. Spreek dus nu verder helemaal vrij en openlijkmet mij, je vriend!'

Hoofdstuk 27: Het kunstmatige Allerheiligste in de tempel te Jeruzalem.Indische gruwel van boetedoening[1] Roclus zegt: 'Heer, heer, heer, uw repliek was erg goed en wijs, en ik heb alleswoord voor woord diepgaand doordacht en zorgvuldig overwogen! Ik..ontdekteveel waars en goeds daarin en ook dat u, voor mij haast onbegrijpelijk, een echtekosmopoliet bent, zoals er thans vooral op uw niveau helaas nog maar bedroevendweinig zijn.[2] Het Idee van een enig, zeer wijs, maar daarbij ook zeer humaan god klinkt heelmooi en erg loffelijk; maar waar bestaat zo'n godheid anders dan juist in deverheven gedachten van een poëtisch gestemd mensenge moed? Want als er ergensanders een goddelijke realiteit zou zijn, dan zou deze zich immers toch door ietsbijzonders uiten! Maar men kan doen wat men wil, en zoeken en vorsen met degrootste vlijt en met de intensiefste opmerkzaamheid en scherpzinnigheid, en datsteeds met de beste wil van de wereld, maar het helpt allemaal niets![3] Overal waarheen men zich ook zoekend keert, staat een verkleed mens op devoorgrond, zoals er in de tempel in Jeruzalem voor de kostbare voorhang wachtersstaan, opdat toch maar geen leek achter de mysterieuze voorhang zou kunnenkomen. Maar iemand zoals ik kwam door zijn goud ook als niet-jood achter dieIsissluier en vond daarachter niets dan wat mensenhanden gemaakt hebben: eensarcofaagachtige kist uit zwart en bruin hout, met in het midden van deze kist eenijzeren schaal, waarin met een felle hoge vlam nafta brandde, en die vlam stelde deaanwezigheid van de allerhoogste god voor![4] Nu is mijn vraag, hoeveel blindheid en domheid er voor nodig is om dat tekunnen geloven! Waar is daar de god, en niet de mens die dat allemaal in elkaarheeft gezet als illusie voor zijn medemensen, die hij alle kennis op leven en doodonthoudt opdat zij voortdurend zo dom en blind mogelijk zullen blijven en metbebloede handen dag en nacht zullen werken, zodat de arbeidsschuweplaatsvervangers van god zich goed kunnen vetmesten op kosten van de arme,domme saters. Wat interesseert zo'n mensgoddelijke hoogheid ook het leven vanmiljoenen? Om zich niet alle furiën op de hals te halen, moeten die ieder ogenblikbereid zijn hun leven ergens op het spel te zetten om hun onverdelgbare kwelgeestdie op gods plaats zit, wat eigenlijk hun grootste kwaad is, te onderhouden![5] Vriend, als ik u zo mag noemen, ga naar Indië en kijk daar eens naar debevolking en uw haren zullen te berge rijzen! Daar kan men boetelingen aantreffenwaarvan onze fantasie nog nooit heeft kunnen dromen! Hier bestaan tegenmisdadigers straffen die door de rechters opgelegd worden en door de

Page 58: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

58

gerichtsvoltrekkers in het ergste geval op z'n hoogst gedurende één dag aan deovertreders van de wet voltrokken worden. Maar daar duurt de geringste boetestrafminstens een tot twee jaar, die de zondaar zonder enige genade onherroepelijk aanzichzelf moet voltrekken, en de lichtste straf is daar al dermate gruwelijk, dat eenRomeinse kruisiging daarbij vergeleken letterlijk in het niets valt. Ik zal slechts eenpaar kleine voorbeelden geven en dan zult u daar beslist genoeg aan hebben![6] Ik zag zo'n licht bestrafte! Hij had drie ijzeren spijkers door zijn kuitengestoken, maar moest toch een zware last rondom een boom heen trekken. Als zijnlichaam moe dreigde te worden, nam hij een zweep met ijzeren punten en.sloegzichzelf daarmee geweldig. Zijn dagelijks eten als boeteling bestond uit zevenvijgen en een kruik water. Deze boeteling was reeds in het tweede jaar van zijnboetedoening en leefde nog steeds.[7] Een ander, ook een licht bestrafte, droeg over zijn hele lichaam stekels als eenstekelvarken, alleen met dit verschil: bij het stekelvarken staan de scherpe puntennaar buiten gekeerd, bij de boeteling waren ze echter naar binnen gekeerd enstaken minstens twee duim diep in zijn lichaam. Deze stekels, hetzij uit hout, beenof ook uit metaal, moet de boeteling volgens voorschrift van de vriendelijkeboeteprofeet zelf in zijn lichaam steken en wel iedere dag één meer, gedurende dehele boetetijd van twee jaar, zodat hij aan het eind van zijn wanhopige boetetijd netzoveel heilige boetestekels in zijn lichaam heeft zitten als er dagen in twee vollejaren gaan. Als de boeteling zijn boetedoening overleeft, dan begint daarna pas devrijwillige naboetedoening, terwille van de verdienste voor de alziende ogen vanLama; want het eerste verplichte deel was er alleen maar om van Lama vergevingvan een zonde te verkrijgen. Pas door de naboetedoening kan de zondaar eenverdienste voor Lama verwerven.[8] Ik vroeg de boeteverkondiger, die overigens heel vriendelijk was waarin dan denaboetedoening van deze stekelboetedoener bestond. En deze antwoordde: 'Uittwee of ook drie dingen! Ten eerste kan hij de stekels tot aan het eind van zijnleven in zijn lichaam laten zitten, wat veel ongemakken met zich mee brengt,vooral bij de nachtrust; want dergelijke boetelingen kunnen dan alleen op hetstuifzand of met aan hem vastgebonden zakken die met lucht gevuld moeten zijn,in het water hij nachtrust genieten. Ten tweede kunnen zij de stekels weer uit hunlichaam trekken, maar per dag niet meer dan één, en dus hebben zij voor hetuittrekken net zoveel tijd nodig als eerder voor het insteken. Ten derde kunnen zijook alle stekels er in een keer uit laten trekken en daarna een balsembad nemen.Dat heelt het snelst de wonden en de boeteling is daarna meteen weer eenbruikbaar mens die tot werken in staat is, maar hij moet daarvoor of een groot offeraan Lama schenken, of vier jaar lang slaaf van een priester zijn en diens akker,weiden en tuinen verzorgen, waarbij hij zichzelf echter geheel uit eigen middelenmoet verzorgen. Dat het hem daarbij met al te goed gaat, laat zich vanzelfsprekendwel indenken!' [9] Dat, vertelde zo'n vriendelijke boetepriester mij, waarop ik hemvroeg wat zo'n zondaar dan wel gedaan moest hebben om zo'n marteling alsboetedoening opgelegd te krijgen. Toen zei de boeteprediker: 'Daar is vaakhelemaal geen werkelijke misdaad voor nodig, maar dat ligt verborgen in deondoorgrondelijke wijze willekeur van de eeuwige Lama! Hij openbaart zijn

Page 59: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

59

heilige wil enkel en alleen aan zijn opperste priester op aarde. Die verkondigt dezedan aan ons, lagere priesters en wij onderrichten dan het volk, dat ons blindgehoorzamen moet. Want al zijn wij ook oneindig klein en gering voor de hoogstepriester van Lama, voor het volk zijn wij toch oneindig veel en groot en onze wil iszeer machtig! Eén woord uit onze mond is voor het gewone volk een ijzeren wet,omdat het wel weet dat het woord van Lama en van ons één is!'[10] Ik vroeg hem of Lama dan nooit een reden aangaf, waarom hij zo'n mensveroordeelde tot zo'n ontzettende, gruwelijke boetedoening. Toen zei de priesterweer met het vriendelijkste en deemoedigste gezicht van de wereld: 'Zegt Lamaooit aan een mens hoe, wanneer en waarom hij hem een vreselijke, pijnlijke ziektegeeft? Lama is zeer wijs, almachtig en rechtvaardig. Hij doet wat hij wil en vraagtnooit iemand om raad, en het oordeel van de mensen is hem een gruwel! Wie kanzich verzetten tegen de wil van Lama, die toch almachtig is? Het zou hetontzettendste van het ontzettende en het verschrikkelijkste van het verschrikkelijkezijn om hem boos te maken! Daarom is het voor de mens heilzamer zich op dezewereld, waarop alles een eind heeft, alle martelingen aan te doen, dan in een anderewereld eeuwig in het verschrikkelijke vuur van de toorn van Lama te branden.'[11] Daarop vroeg ik de vriendelijke man, die uiterlijk met de grootste en vroomstegemoedsrust jarenlang kon aanzien hoe volgens de aan hem bekendgemaakte wilvan Lama honderd boetelingen hun lichaam ondraaglijk pijnigden en kastijdden,waarom zich dan onder de boetelingen geen jonge vrouwen nog minder een meisjeen ook helemaal geen priester bevond. Men zag alleen maar wat meer bejaardemensen, merendeels Moren, en heel oude, gewoonlijk erg lelijke vrouwen! Daaropzei de vrome priester alleen maar: 'Beste, weetgierige vreemdeling, iedereverklaring ligt in het 'Lama wil het' besloten. Als men dat weet, is ieder verdervragen overbodig!"

Hoofdstuk 28: Roclus over de Indische priesterkaste[1] (Roclus:) Dat antwoord ergerde mij als Romeins burger, en ik zei tegen hem:'Vriend, zou je me ook dan zo antwoorden als ik aan het hoofd van tienmaalhonderdduizend soldaten deze vraag met een streng gezicht op leven en dood aanje gesteld zou hebben en je had opgedragen al deze arme stumpers van boetelingenogenblikkelijk van hun boetedoening te ontslaan?' Dit verbaasde de vrome manenigszins, hij keek mij met een grote vragende blik aan en scheen diep na tedenken over wat hij mij op deze vraag moest antwoorden.[2] Maar ik zei met een heel ernstig gezicht tegen hem: 'la, ja, bekijk mij maar,zodat je mij later aan het hoofd van een machtig leger des te eerder engemakkelijker zult herkennen wanneer ik de kwade, versterkte burcht van julliegruwelijke god en zijn opperpriester zal aanvallen en verwoesten! , Toen vermandemijn eerst zo vriendelijke zieleherder zich, trok een grimmig gezicht en zei tegenmij: 'lij waanzinnige sterveling, eerder verwoest je de maan dan de vesting vanLama! Maar waar is je leger?'[3] Ik zei: 'Dat zal ik je niet aan je neus hangen! Eén gebaar van mij is echtervoldoende en dan zul jij , slecht mens, nog vroeg genoeg ondervinden, waar mijn

Page 60: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

60

leger zich opgesteld heeft! Ik zegje: Als je mij nu over de Lama en over zijnopperpriester en over jullie connecties met hem en over de reden van dezeschandelijke mensenmishandeling niet alles volledig naar waarheid vertelt, laat ikje grijpen en twintig jaar lang op alle manieren die mijn fantasie mij zal ingeven,martelen, opdat ook jij eens kunt proeven hoe het deze arme boetelingen te moedemoet zijn bij zulke ongehoorde kwellingen en martelingen!,[4] Nu zag de vrome man dat er met mij niet te schertsen viel en hij begon, hoewelzichtbaar met tegenzin, met de waarheid voor de dag te komen, maar wel metvooraf de opmerking en vraag, dat hij dan met mij mee wilde gaan, omdat hijanders zijn leven niet meer zeker zou zijn, hetgeen ik hem dan ook beloofde,waarop hij meteen als volgt het geheim prijs gaf. [5] 'Er is bij ons wel eenhandschrift, dat nog afkomstig moet zijn van de aartsvaders van deze aarde. Demakers daarvan moeten volgens zeggen van de hoogste god, wiens ware naamalleen de opperpriester kent, een zekere Kienan, Jared en Henoch zijn. Ook vanNohai en Minihal zijn uitgebreide mededelingen in het grote wereldboek derboeken voorhanden; maar wij kennen de inhoud daarvan niet en kunnen er ooknooit een blik in werpen omdat daarop de pijnlijkste doodstraf is gesteld.[6] Van ons onderpriesters heeft niemand ooit de Lama gezien! Je kunt al van zeerveel genade en geluk spreken als je in je leven ook maar eenmaal de opperpriestervan de Lama te zien krijgt. Van de Lama zelf is al helemaal geen sprake! Deopperpriester draagt kennis van de levensomstandigheden van al zijn onderdanenen van alle hem onderhorige vorsten, die hij net zo beveelt als een heer zijndienaren. Zij moeten hem in alles wat hij wil gehoorzamen, anders kost het hemslechts één woord aan zijn volkeren, die blindelings en rotsvast in hem geloven enhun hele wel en wee enkel en alleen maar van hem verwachten, en deze staan open brengen alle vorsten met het grootste plezier van de wereld om, omdat dat hunhet hoogste welgevallen van de Lama oplevert. Daarvan zijn de vorsten zeer goedop de hoogte en daarom bewijzen zij in hun eigen belang de opperpriester alledenkbare eer en offeren hem jaarlijks grote sommen goud en zilver, en verrijkenhem nog bovendien met de mooiste kudden.[7] Dicteert hij voor de een of ander een lichamelijke boetedoening, waarvan ookgeen vorst gevrijwaard is, dan kunnen de vorsten deze met goud of kostbareedelstenen en parels afkopen, of zij kunnen door middel van een verzoektoestemming vragen of iemand anders, die zeer vroom is en nog nooitboetedoening kreeg opgelegd, voor een vorst als vervanger diens boetedoening kanovernemen, als hij dat wil; want dat wordt geheel aan de vrije wil van de vromeovergelaten, evenals ook het vaststellen van de vergoeding voor het plaatsvervangen, die bij zulke gelegenheden nooit zo heel erg bescheiden uitvalt. Wantdergelijke vrome plaatsvervangers halen reeds van te voren bij deboeteverkondigers betrouwbaar advies en kunnen de aan een vorst opgelegde zeerpijnlijke lichaamsstraf in een willekeurige lichtere omvormen, die door deopperpriester van de Lama aanvaard wordt als geldend voor de vorst als hij deboetevervanger een voldoende grote som daarvoor heeft betaald, waarvan dedesbetreffende plaatsvervanger tweederde aan ons priesters moet afdragen.

Page 61: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

61

[8] Bij het opleggen van een boete moet altijd de geheimgehouden normaangehouden worden dat hoogst zelden aan arme mensen een boete wordtopgelegd; en als die welopgelegd wordt, dan behoort deze altijd tot de allerlichtstesoort. Grote en zware boeten worden gewoonlijk alleen aan rijken en welgesteldenopgelegd, die zich hetzij ten dele of ook wel geheel vrij kunnen kopen van deboeteoefening, als zij dat willen. Maar behalve een vorst koopt zelden iemand zichhelemaal vrij, omdat zo'n volle afkoop hem zijn hele vermogen zou kosten. Degierige verricht de boetedoening dan wel zelf en martelt zich liever op de ergstemanier, dan zijn goud of zilver af te geven. Heeft degene die een boetevoorgeschreven kreeg eventueel een erg mooie dochter of ook wel een heel knappegoedgebouwde zoon, dan kan hij deze in plaats van het goud en het zilver als offeraan de opperpriester brengen, natuurlijk met een kleine bruidsschat en met sieradenen rijke kleding; want dat alles kan de opperpriester met zijn ontelbare dienarenook goed gebruiken en voor allerlei diensten inzetten. Want hij bezit voor zichzelf,merendeels in de bergen en op de hoogten, verschrikkelijk grote landerijen die zouitgebreid zijn, dat een mens jarenlang rond zou moeten trekken voordat hij allelanderijen gezien heeft die de hogepriester als een geschenk van Lamatoebehoren."

Hoofdstuk 29: Roclus vertelt over de residentie van de opperpriester van[1] (Roclus:) De stad waarin hij resideert heeft geen naam, is zeer groot en voor deeeuwigheid gebouwd. Zij staat, omgeven door enkel onbeklimbare, zeer hogebergen, zelf op een hoge berg die een rotswand heeft waarover wel niemand zoukunnen klimmen, gesteld dat hij in de buurt van de reusachtige berg zou kunnenkomen; dat is echter totaal onmogelijk omdat de hele grote berg waarop denaamloze stad gebouwd is, in de zeer uitgestrekte hoogvlakte door een drievoudigeringmuur is omgeven waarin nergens een poort is; je kunt slechts door van bovenafneergelaten touwladders over de muren komen.[2] Ben je echter op deze wijze heelhuids over de drie reusachtige muren gekomen,dan sta je vervolgens voor de kale rotswanden van de berg. Vol ijver loop je danruim een halve dag om de berg heen om tevergeefs naar een mogelijke wegomhoog te zoeken, die je echter met geen mogelijkheid vindt, omdat er aan debuitenkant geen is. Alleen de wachters van de derde ringmuur kennen de poort ineen rots, die je echter ook alleen maar weer door middel van een neergelatentouwladder bereikt. Als je eenmaal op de vooruitspringende rots boven bentaangeland die ongeveer twaalf manslengten van de bodem verwijderd is, dan hebje nog niets bereikt als de wachters van dit vooruitspringende gedeelte dat bovenopeen oppervlak van ruim twee morgens heeft, de poort niet voor je opendoen en jemet een fakkel door een lange onderaardse gang naar de top van de berg brengen.[3] Als iemand na ruim een uur trappenlopen door onderaardse gangen eenmaalboven op de berg is aangeland, dan kan zijn oog niet genoeg krijgen van de grotenatuurpracht die hij daar ontwaart. De ruimte daar boven is meerdere honderdenmorgens groot en men ziet er zeer weelderig aangelegde tuinen. In het midden vande hoogvlakte bevindt zich ook een meer, dat ongeveer twee morgens groot is en

Page 62: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

62

dat weliswaar niet erg diep is, maar zeer zuiver, aangenaam smakend water bevaten alle inwoners van de grote, heilige bergstad ruimschoots voorziet van hunonmisbare element.[4] Dan loop je urenlang rond op de hoge bergvlakte zonder een spoor van een stadop te merken. Wil je die bereiken, dan moetje eerst door een tamelijk uitgestrektbos, waarna je weer bij een hoge, lange ringmuur komt, die je echter via poorten enophaalbruggen kunt passeren. Kom je na zoveel moeite en inspanning in de grotestad, dan is daar een pracht te zien waarvan geen sterveling zich een voorstellingkan maken. Alles kun je zien, behalve het paleis van de opperpriester. [5] Datbevindt zich in het midden van de grote stad op een nog hogere rots, die eenomvang heeft van ruim drieduizend pas en nog zo'n dertig manshoogten boven deandere gebouwen van de grote stad uitsteekt. Je komt in dit zeer heilige paleis ookalleen maar langs onderaardse trappen. Hoe het er echter daar uitziet, kan ik je nietzeggen, omdat ik er ten eerste zelf nooit in ben geweest en ook niemand het mijooit beschreven heeft; want behalve de opperdienaren van de opperpriester mag opstraffe des doods niemand het ooit wagen de ingangspoort ook maar te naderen.[6] Wel is het zo dat de opperpriester meermalen verkleed in de stad afdaalt, ook inde tuin wandelt en zich onderhoudt met de andere priesters, die de enige bewonersvan deze stad zijn; maar niemand mag hem daar herkennen of hem zelfs alsopperpriester begroeten. Wie van de priesters dat zou doen, zou zich blootstellenaan zeer bedenkelijke onaangenaamheden. Slechts vier maal per jaar is er een dagaangewezen waarop hij zich in volornaat aan de bewoners van de stad vertoont.Dat zijn dan ook de hoogtijdagen. Drie nachten ervoor en drie nachten ernabranden op de hele berg talloze lichten, zodat alle omliggende bergen daardoor totin de verre omtrek lijken te gloeien, hetgeen steeds een prachtig schouwspel is.[7] Deze hoogvlakte, in het midden waarvan zich de nu beschreven berg D.iet deheilige stad bevindt, is ook niet zo gemakkelijk te bereiken als men zich datmisschien voorstelt; want vooraf moet men in lange dagreizen vele bergen, dalen,kloven en ravijnen overwinnen. Aan het eind volgt nog een bergengte, zoals ergeen tweede ergens ter wereld meer te vinden kan zijn! Om tenslotte op dehoogvlakte te komen moet men ladders beklimmen, want zonder deze is hetonmogelijk om op de hoogvlakte te komen. Je kunt er ondanks alle inspanningenonmogelijk verder komen, want deze natuur vestingen zijn door geen aardsekrijgsmacht in te nemen, noch door belegering, noch door wat voor anderegewelddadige middelen dan ook. Men kan weliswaar de volken gedurende enigetijd van hun Lama-opperpriester afsnijden, - maar hen van hem afvallig makennooit! Want daarvoor zorgen wel zijn machtige vorsten, waarvan elk in staat is uwkrijgsmacht te verdubbelen. Ik raad het u daarom niet aan u aan het grote Indië tevergrijpen; want het zou u daarbij heel slecht vergaan!' -Daarop zweeg hij weer enik had tijd er het mijne van te denken. Dat ook de god der Indiërs weer een mens isen zich uitstekend heeft weten te beveiligen, dat ben ik te weten gekomen en ikwist nu juist datgene wat ik had willen weten.

Page 63: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

63

Hoofdstuk 30: Roclus bekritiseert de Indische en joodse religie[1] (Roclus:) 'Ja, eerder gaf ik als mijn mening te kennen, dat de menselijke ideeover één god in wie van eeuwigheid steeds de grootste intelligentie, het heldersteverstand, de hoogste wijsheid en de beste en almachtigste wil aanwezig is, wel totde mooiste en menswaardigste gerekend zou kunnen worden. Maar een goddelijkewezen dat zo buitengewoon volmaakt is, zou als begrip ook zeer zuiver moetenzijn, onafhankelijk van het feit of hij helemaal geestelijk transcendent gezien al ofniet een realiteit zou zijn! Maar onder wat voor domme en materialistischebegrippen wordt zo'n goddelijk wezen aanbeden, en met wat voor soort listen envaak gruwelijk geweld wordt dat de andere nog nuchtere, natuurlijke mensen teraanbidding en diepste verering opgedrongen![2] Als men zich als ervaren denker daartegen verzet, heet het: Een god moet erzijn, 't geeft niet wat voor gezicht hij heeft; een goddelijk waardig of ontzettendgrotesk dom, dat is over het algemeen hetzelfde voor de totaal blinde mens! Maaris dat ook voor een ontwikkeld zuiver verstand hetzelfde? Ik geloof het niet, wanteen zuiver verstand baseert zich op een mathematisch juiste, logische orde en kanzich ondanks alle dwang nooit voorstellen, dat een meester wiens bijzonderkunstige, ordelijke werken getuigen van grote kennis en gedegen ervaring die hijmoet hebben bezeten om zulke schitterende en buitengewoon ordelijke, vernuftigewerken tot stand te brengen, nog veel dommer en stompzinniger geweest zou zijndan de allerdomste vis in het water![3] Maar, zegt men, waarom zou ik dan denken dat een godheid die doormiljoen.en mensen zeer diep vereerd wordt, zo ontzettend dom zou zijn? Nee,luister, geëerde vriend, daar is waarlijk niet zoveel voor nodig! Ik zeg nu heelopenlijk wat uit mijn hart opwelt. Als wij de geboden van de ons bekendegodheden eens bezien en kijken naar wat wij aan afbeeldingen van hen hebben,dan is dat al voldoende! Meer hoeft men daarover in 't geheel niet te zeggen "[4] Dan zegt Cyrenius: 'Nu, tegen de Mozaïsche wet van de joden zul je hopelijktoch niets in te brengen hebben?"[5] Roclus zegt: 'Dat is stellig nog de beste van alle geboden die ik als van godenafkomstig heb aangetroffen. Voor de goddelijke eenheid is veel te zeggen en devoorschriften, ook al zijn zij niet uitputtend, zijn zo menslievend mogelijk enhebben een grote overeenkomst met die van het oude Egypte; alleen heeft Mozeseen heel wijs voorschrift van de oude Egyptenaren niet vertolkt! Het is mooi enlofwaardig dat de godheid hem een voorschrift geeft voor de kinderen, hoe dezezich tegenover hun ouders hebben te gedragen; maar Isis van de Egyptenaren heeftook een echt wijs voorschrift aan de ouders gegeven, hoe zij zich tegenover hunkinderen moeten gedragen, omdat ook kinderen mensen zijn en van hunverwekkers bepaalde dingen die hun toekomen, met recht moeten kunnenverlangen; want zij hebben zich niet zelf verwekt op deze wereld en men heeft henvooraf niet gevraagd of zij het er wel mee eens waren om vaak onder zeer bittereomstandigheden op de wereld geplaatst te worden. Kortom, de kleine, zwakke,nieuw geboren mensen vinden bij Mozes wel een voorschrift voor hun gedragtegenover hun ouders, maar deze hebben er geen tegenover de kinderen, en dusstaan deze rechteloos tegenover hun ouders, zoals slaven tegenover hun heren.

Page 64: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

64

Door Mozes zijn ook in dit opzicht wel latere bepalingen toegevoegd; maar in deaanvankelijke wet die op de berg door God gegeven is, staat daarover niets'

Hoofdstuk 31: Roclus prijst de goddeloosheid en het niet-bestaan[1] (Roclus:) 'Ik ben veel met joden omgegaan en al hun wetten ken ik wellichtbeter dan velen van hen, want er was mij veel aan gelegen deze precies te lerenkennen. Een oud spreekwoord zegt weliswaar: 'Wie zoekt, die vindt!', -maar tot opheden is deze spreuk bij mij nog niet bewaarheid geworden; want ik vond steedsalleen dat wat ik niet gezocht heb. Ik heb de echte, ware godheid gezocht en datdeed ik heel ijverig en met veel geldelijke offers, moeite en alle mogelijkeinspanning, en dat ook steeds nuchter van geest en verstand, -ik vond echter niets,helemaal niets anders dan menselijk bedrog in vele vormen en gedaanten, waaringeen enkele godheid, ook niet ter grootte van een zonnestofje te vinden was.Overal vond ik in het gunstigste geval het geloof in de patriarchale autoriteit, maarsteeds ingekapseld in een compleet oerwoud van mystiek, of in ergere gevallen hetlichtzinnig bijgeloof, of in het allerergste geval een waanzinnig geloof onder dedwang van politieke onderdrukking, onder welks vleugels tenslotte zelfs een vannature zeer begaafde geest zich in de modder van de ergste domheden niet meerstaande kan houden. In eigen ogen zal hij zich voelen als een huichelaar en eenmonster; want ten opzichte van de hoge waarde van de menselijke geest bestaat ervoor mij niets monsterlijkers en ellendigers dan op gezag van een door eenmachtige tiran bekrachtigde wet aan te moeten nemen dat overdag alleen de maanschijnt en zorgt dat het dag wordt, en 's nachts alleen de zon; en wie dat nietgelooft, worden als aanvangsstraf voor het ongeloof de ogen uitgestoken, neus enoren afgesneden en de tong uit de mond gerukt.[2] Gelooft zo'n verminkt mens dan nog niet wat men hem wil laten geloven, danwordt de ongelovige geheel naakt met handen en voeten op het ruwste kruishout -zeg maar -vastgespijkerd, vervolgens wordt zijn buik kriskras opengereten en danworden er uitgehongerde honden op losgelaten, die de ongelovige volledig bijbewustzijn de darmen en ingewanden uit het lichaam scheuren en deze opvreten!Wie dat soms niet zou kunnen geloven, moet maar eens naar Indië reizen, dan zalhij niet alleen dat, maar nog duizendmaal ergere dingen aantreffen, die de mensenzichzelf moeten aandoen. En als iemand zou weigeren zichzelf als boeteling deafgrijselijkste martelingen aan te doen, wee, wee, wee hem, -die is onder duizendeden ten dode gedoemd, natuurlijk op de meest gruwelijke en vertwijfelde wijze!En, vriend, moet daarachter dan de een of andere zeer wijze, zeer goede,rechtvaardige en almachtige godheid schuil gaan? Al zou ik een tiendubbele dwaasworden, dan zou ik toch onmogelijk zoiets kunnen aannemen![3] Houd wat mij betreft dus maar op met alle godendom! De mensen hebbeneeuwig geen god nodig, maar wel de ware filantropische filosofie en een oprationele principes gebaseerde menselijkheid, en daardoor worden zijzelf geheelvolmaakte goden. Met het zuivere verstand en met hun ontwikkelde,onderzoekende geest zullen de scherpziende, fijngevoelige mensen moeder natuurweldra heel veel belangrijke geheimen ontfutselen en wonderbare daden tot stand

Page 65: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

65

brengen waarvan geen van ons nog ooit ook maar gedroomd heeft, en de mensenzullen zonder de oude, domme goden met elkaar een volmaakt gelukkigelevenswandel hebben. De fysieke dood, waarachter zij weliswaar geen Elysium,nog minder de een of andere allerwaanzinnigste Tartarus in hun pure fantasiezullen zien en verwachten, zal hun beslist een veel geringere angst aanjagen danwanneer hen na het afleggen van het lichaam pas de ware, allerafschuwelijkstegebeurtenis eeuwigdurend te wachten staat. [4] Eeuwigheden bestond ik niet; voelik soms enige droefheid omdat ik er niet was? Dus zal ik, als ik weer volledig nietbesta, om dit dwaze bestaan beslist nog minder iets van hinderlijke droefheidvoelen. Ik houd het volledig niet-bestaan voor de meest gelukkige toestand van eenmens die eens was; het zich aanwezig voelen is zelfs in de gelukkigste toestandenop zichzelf al slechter, omdat met het gelukkige bestaan ook de vrees bestaat, ofgemakkelijk in een ongelukkig bestaan te kunnen geraken, of eens door de doodwis en zeker de gelukkige toestand te moeten verliezen.[5] Het volmaakte niet-bestaan ondervindt noch de genietingen van het geluk, nochhet van tevoren betreuren van het verlies ervan, dat zeker komt. Een waar filosoofvan mijn soort zal daarom door geen natuurlijke dood afgeschrikt worden, maarwel door een marteldood! Want de lieve natuur heeft de mens toch niet uit een inhaar aardhumus geproduceerde stof voortgebracht, om zich door zijn medemensente laten martelen?! Kortom, ik vind de werken van de natuur erg wijs, hoewel Ik nujuist ook niet iedere werking van de ruwe natuurkracht voor volstrekt wijs endoelmatig houd; maar ik zal daarover nooit klagen:'

Hoofdstuk 32: De natuurfilosofie van Roclus[1] (Roclus:) "De ruwe en tevens toch geweldige krachten van de natuur kunnenalleen maar erg grof te werk gaan en die wijze van werken is Iets noodzakelijks,want hun woeden roept de microkrachten in het leven, en die vormen zich dan pastot iets, als zij door de geweldige uitwerking van de grote oerkrachten in zekere zintot leven worden geroepen. Door wederzijds aantrekken en afstoten krijgen dekleine krachten pas vorm en beginnen de aangenomen vormen te ontwikkelen,treden dus in een voelbaar bestaan, dat zij zolang behouden als zij in hunafgescheiden staat een andere, krachtiger op hen inwerkende kracht kunnenweerstaan. Als deze de kleine kracht overweldigd heeft, is het met deafzonderlijke, kleine kracht volledig gedaan. Haar vorm lost zich samen met haarop en alles wordt door de grote kracht weer verslonden, zoals dat ook treffendgetoond wordt met het beslist door een wijze uit de oertijd bedachte beeld vanChronos die als stamvader van de goden zijn kinderen weer verslindt. Ditgenoemde beeld van de mythische oergod Chronos stelt de tijd voor en de daarinwerkende krachten. De tijd schept alles, onophoudelijk schept zij lachende akkersen tevens dorre stoppelvelden. Ontstaan en vergaan, leven en dood, zijn en niet-zijn gaan steeds gelijktijdig samen. Geen stilstand, geen oponthoud; de ene golfroept de volgende op, - maar daar tussendoor loopt ook tevens de vore, het graf!Wat het stempel van het leven draagt, draagt op de keerzijde ook het stempel vande dood. [2] Dat alles is echter voor iemand die de dingen zorgvuldig beschouwt,

Page 66: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

66

zoals zij komen en gaan, een noodzakelijk gevolg van de voortdurendewisselwerking van de verschillende afzonderlijke en speciale krachten in de grotenatuur. Die wekken elkaar steeds wederzijds op en vernietigen elkaar ook weer netzo strijdend als zij strijdend zijn ontstaan. Ik zie overal een voortdurend spel vangolven, en de vaak fantastische vormen van de hoog in de lucht zwevende wolkenleveren ons er een heel duidelijk bewijs voor in welke zeer verschillende vormende tegengesteld werkende krachten elkaar dwingen. Nu eens komt een leeuw, daneen draak, dan een vogel, een vis, een hond, ja heel vaak zelfs een mensenhoofd, afen toe zelfs een karikatuur van een mens tevoorschijn! Maar hoe lang blijven dievormen, die vaak heel mooi zijn? Zo lang, tot er een sterkere, daarop inwerkendekracht ze eerst de mooie vorm afneemt en tenslotte helemaal wegvaagt![3] Is het dan met onze vorm en ons bestaan zo heel veel anders? Beslist niet!Hoezeer veranderen zich beide bij de mens vanaf zijn geboorte tot in zijn grijzeouderdom, als hij die bereikt! En waar is de trotse mens die duizend jaar geledenzich voornam de gehele aarde te veroveren? Daar, waar de sneeuwvlok verblijft diemet haar miljoenen broers en zusters bezig was de hele aarde in ijs te veranderen!Waar is de orkaan die gisteren nog de sterkste ceders op zijn weg vond, waarvanhij het bestaan volledig dreigde te beëindigen? Een sterkere tegenkracht heeft hem,zoals Chronos zijn kinderen, verslonden! Slechts in onze herinnering, die ook maartijdelijk is, leeft hij nog heel vaag voort; in werkelijkheid heeft hij echter voor dehele eeuwigheid opgehouden te woeden![4] Toen ik door Perzië reisde, was ik getuige van een zeer merkwaardignatuurverschijnsel. Het was een gloeiend hete dag, zodat wij met onze karavaanonder grote, schaduwrijke bomen bescherming moesten zoeken tegen de gloeiendezonnestralen. Ongeveer een paar uur voor zonsondergang bemerkten wij een dicht,pikzwart wolkendek, dat vanuit het oosten opsteeg en in onze richting dreef Onzeleiders voorspelden een geweldige storm en raadden ons aan het bos niet eerder teverlaten dan dat de storm voorbijgeraasd zou zijn. Dat deden wij en binnen eenhalf uur was de storm met bliksem en donder boven ons. Het kraakte en woeddeontzettend in de bomen en menige sterke tak is toen bezweken en het arme loofvan de bomen heeft geweldig geleden. Het begon te regenen, maar niet erg hard,toch werd het donkerder en donkerder. Toen de regen echter een tijdje aanhield,begonnen er tussen de steeds rijkelijker vallende regendruppels uit de wolken ookcomplete padden bij miljoenen met de regen op de aarde te vallen. Die in het watervielen zwommen vrolijk rond, terwijl er van de padden die op de harde grondterecht kwamen slechts enkele enige ogenblikken in leven bleven. Merkwaardigwas het, dat niet lang na deze vreemde storm die ruim een kwartier duurde, toen debijna ondergaande zon haar hete stralen weer op de aardbodem liet vallen, ookonze padden verdwenen en er niets dan een slijmerige schimmel van hen overbleefen dat ook alleen maar zo hier en daar.[5] Dan vraag ik, waar deze talloos vele padden vandaan gekomen zijn en wie zezo gemaakt heeft? Wie anders dan de natuurkrachten, die toevallig zo tegen elkaarzijn opgebotst dat uit hun tegengestelde krachten juist de padden moesten ontstaan!Die in het water terecht kwamen, vonden waarschijnlijk in hun voornaamsteelement geschikt voedsel, en vele daarvan zullen wel behouden zijn; maar die op

Page 67: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

67

de gloeiend hete aarde vielen, troffen een hun wezenlijk vijandig element aan enkrachten die zich zeer tegen hen teweer stelden, en het gevolg was het volledigeoplossen van hun door hun korte bestaan nog te weinig vaste lichaam. De natuurwerkt, zoals men uit zoveel verschijnselen heel duidelijk kan aflezen, altijd blind,zonder welke economische berekening dan ook; zij schept dingen van een bepaaldesoort steeds in onnoemelijke aantallen, waarvan gewoonlijk nauwelijks hethonderdste deel degelijk en duurzaam blijft bestaan. Kijk maar eens naar een boomdie in het voorjaar bloeit! Wie zou de duizendmaal duizend bloemen willen ofkunnen tellen? Men behoeft echter maar acht dagen na de bloeitijd onder de boomrond te lopen om reeds een grote hoeveelheid afgevallen bloemen metvruchtbeginsel op de grond te vinden; vervolgens gaat echter het afvallen vanovertollige, aankomende vruchtjes steeds maar door tot dat, wat aan de boomoverblijft, volledig rijp is geworden"

Hoofdstuk 33: De god van de natuurfilosofen[1] (Roclus:) 'Als de een of andere zeer wijze god de schepper zou zijn van deboom en zijn vruchtbeginselen, zou hij beslist economischer te werk gaan, wantbinnen de sfeer van de wijsheid valt toch ook een wijze economie! Maar uit hetvaak zeer oneconomisch beginnende kiemen van de dingen blijkt toch wel meerdan duidelijk, dat de dingen die uit de ruwe natuurkrachten tijdens hunwederzijdse, zich meestal op dezelfde wijze steeds herhalende strijd tevoorschijnkomen, met enorme aantallen beginnen te groeien, waarvan er dan slechts eenaantal tot rijping komen in zover de strijdende krachten elkaar niet wederzijds totzwijgen brengen; want met dit zwijgen houdt de aandrijvende kracht van hetworden en onderhouden op en daarmee noodzakelijkerwijs het ontstane werk zelfIn zover zich echter de eenmaal begonnen strijd nog in stand houdt en voortduurt,zal ook zijn werk met hem voortbestaan, gedijen en een bepaalde rijpheid bereiken.[2] Zou een godheid die zich van zichzelf en van ieder van zijn handelingenduidelijk bewust zou zijn, in al zijn wijsheid en al zijn voortdurende vastheid vanwil ook zo kunnen handelen? Ik zeg: Nee, dat zou voor hem nog veelonmogelijkerzijn, dan dat ik mij een zeer wijs heerser zou kunnen indenken die met de grootstevlijt en inzet van hoge kosten steden en paleizen zou bouwen om ze vervolgensweer omver te gooien, en die daarmee steeds maar door zou blijven gaan! Zou erwel een mens op aarde te vinden zijn, die zo ontzettend dom is om op de gedachtete komen hem wijs te noemen?! Thans moet echter de denkende en ervaren menseen god wijs noemen, die datzelfde in een nog veel ingewikkelder mate doet, diewerken met een zeer grote innerlijke, organische volmaaktheid voor het grootstedeel alleen maar in het bestaan roept om ze meteen weer te gronde te richten en tevernietigen! Nee, laat zich dat degene maar voorstellen, die in de grote beperktheidvan zijn kennis en ervaring zich zoiets in zijn grote blindheid voor kan stellen;voor mij is dat onmogelijk![3] Bij een god, ook al is hij nog zo wijs, moet twee en twee net zo goed vier zijn,als bij een mens die rekenen kan. Als een ergens bestaand god echter zou zeggen:'Hoor eens, beste man, bij mij is twee en twee vijf, of ook wel zeven!' dan zou ik

Page 68: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

68

zelf tegen zo'n god zeggen: 'Of u bent een dwaas, of u belieft mij daarvoor tehouden; want met zo'n rekenkunde kunt u moeilijk een hele wereld scheppen enonderhouden! Eerder wordt een blinde een van de beroemdste kunstschilders, dandat u voor mij met die wijsheid van u de slechtste paddestoel uit de grond laatgroeien!' Wij Grieken hadden een schilder, Apelles genaamd, die mensen en dierendermate natuurgetrouw schilderde, dat men zou kunnen zeggen, dat de natuurovertroffen werd. Wel, deze beroemde schilder zette beslist geen streek voor niets,maar had iedere streek heel goed berekend; maar hoeveel streken zet daarentegenzo'n zich als zeer wijs voordoende god voor niets bij wie om heel speciale, wijzeredenen twee en twee ook zeven kan zijn of zelfs moet zijn![4] Vaak staat alles er in het voorjaar zo mooi en veelbelovend bij! De mensenverheugen zich reeds op een goede oogst, om beloond te worden voor hun werk enmoeite. Zij danken reeds van te voren het onzichtbare wezen, dat zij volgens hetgeloof dat hun als kind reeds is bijgebracht, als de almachtige god of ook alsmeerdere goden aanbidden. Maar juist een paar weken voor de oogst komt er eengeweldige storm, die een heelland dermate verwoest, dat de goede mensen nog nietzoveel van de verwachte oogst krijgen als zij achter een spijker zouden kunnenverbergen! Dat is een verschijnsel dat zich op aarde, zover wij haar kennen, iederjaar zeker in de verschillende landen regelmatig dan weer hier en dan weer daarherhaalt. [5] Dan ijlen de blinde, bijgelovige schapen van mensen naar hunbodemloos hebzuchtige priesters en vragen hun waaraan zij zich dan schuldiggemaakt mochten hebben tegenover god of de goden, dat deze hen zo hard gestrafthebben. Is het zo, dat de priesters als wetgevers en plaatsvervangers van god,beslist niets op de wettige en dus door de goden verlangde levenswijze van hetvolk aan te merken hebben, dan trekken zij een heel goedmoedig en medelijdendgezicht en troosten de arme schapen zo goed zij maar kunnen en willen, manen henmet zachte woorden tot geduld, en verklaren hun ook zo nadrukkelijk mogelijk, datgod daardoor alleen maar hun geduld, de sterkte van hun geloof en hun overgave involle tevredenheid aan zijn wil, terwille van henzelf voor het eeuwige leven na delichamelijke dood, op de proef heeft gesteld![6] De huilende joden wordt bij zulke gelegenheden altijd de erg legendarische Jobvoorgehouden, hetgeen een heel goede fabel is; en voor de heidenen staan er in hungeloofsboeken ook een aantal van zulke anekdoten die de droefenis van het armevolk weg moeten nemen. Met die woorden van troost keert het volk dan weervolmaakt getroost en in zekere zin vergenoegd naar huis terug en geeft zich geheelover aan de hoop op betere tijden en dat god hen daarom toch niet helemaal tegronde zal laten gaan!"

Hoofdstuk 34: Roclus vergelijkt menselijke met goddelijke daden[1] (Roclus:) 'Ik vraag hier alleen maar, wat de wereldse rechtbanken zouden doenmet een mens die zich met een aantal handlangers de slechte grap zou veroorloven,bijvoorbeeld 's nachts, de gezegende velden slechts over een klein gebied zoveelmogelijk te verwoesten? Ik geloof dat de Romeinen zo'n moedwillige booswichtminstens tienmaal zouden kruisigen als zij hem te pakken kregen, of zij zouden

Page 69: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

69

hem op een eventuele verklaring van een dokter voor levenslang in een gekkenhuisopsluiten. Maar een god aanbidt men daarvoor nog en houdt hem voor eindelooswijs! Ook niet slecht als men zich daarbij maar gelukkig voelt! Want de hoogstewijsheid van de goden heeft immers het onbetwistbare voorrecht in de geheleschepping de allerdwaaste streken uit te halen; zij kan naar goeddunken roven,moorden en te gronde richten, en niemand zal het in zijn hoofd halen ook maar tedenken, dat zij daar een kwalijke streek heeft uitgehaald. Wel wagen debijgelovige mensen het toch te denken, dat de eerder genoemde verwoesting vanhet gewas nu niet bepaald iets goeds inhield; want als het iets goeds geweest zouzijn, zouden de arme, goede mensen zich de gang naar de plaatsvervangers van degoden zeker bespaard hebben. [2] Wat gebeurt er dan met een mens, die het huisvan een ander in brand steekt en daardoor niet alleen diens huis, maar ook alles watzich daarin bevind, vernietigt en dus van een welvarend burger een bedelaarmaakt? Volgens de wet hoort, naar mijn weten, de brandstichter aan het kruis. Alsde heer god Zeus echter de vernietigende bliksem in iemands huis slingert endaardoor alles door het vuur laat verwoesten, dan is dat ontegenzeggelijk zeer goeden uitermate wijs! Wee degene die dat niet zo zou opvatten en daar niet muurvastin zou geloven; die zou de Pontifex Maximus dan wel de toom van god Zeus opeen dergelijke manier laten voelen, dat het afbranden van een huis daarbijvergeleken een enorme weldaad zou zijn! Ik ben echter zo vrij hier te vragen: Alsde plaatsvervangers van god de daad van het huizen afbranden die van Zeusuitgaat, als wijs en zeer goed en rechtvaardig beoordelen, waarom vinden zij daneenzelfde daad door een mens gepleegd zó verdorven slecht, dat zij het nodigoordelen hem daarvoor met de pijnlijkste dood te bestraffen?[3] Ik oordeel op dat punt evenwel als volgt en zeg: Het waarachtig goede enwaarachtig wijze moet, door wie ook bedreven, eeuwig goed en wijs blijven, enverdient daarom geen straf! Omdat echter de slimme mensen plaatsvervangers vande goden op aarde heimelijk zelf wel weten, net als wij goedmoedige Essenen, dater geen goden bestaan, maar dat er alleen een algemene oernatuurkracht is, dieslechts puur toevallig iets tot stand brengt dat na verloop van tijd op de meestverschillende gebieden pas overgaat in onvermijdelijk edeler vormen, daaromhebben vervangers van god door middel van hun fantasie de natuurkrachtallegorisch als een god gepersonifieerd en deze aan de andere mensen, die zelfnooit over iets nadachten, gewoonlijk visueel ter verering en aanbiddingvoorgesteld. [4] De op deze wijze verzonnen god moest laten merken dat hij erwas, en dat natuurlijk zo wonderdadig mogelijk! Als het volk de god eenmaal dooreen aantal wonderdaden had waargenomen, dan moest het zich ook al gauwstrenge wetten van hem laten welgevallen. Wee de overtreders daarvan! Om tevoorkomen, dat de mensheid in haar blinde, domme vrees voor de eenmaal alsvaststaand aangenomen wonderdadige god echter niet na een gemakkelijk beganezonde in volledige vertwijfeling zou raken, hebben de slimme plaatsvervangers vangod middelen uitgedacht ter verzoening met de beledigde godheid. Zij hebbendaarvoor offers en andere pijnlijke manieren van boetedoening bedacht, waardoorde zondaar weer de vriendschap van zijn beledigde god terug kan winnen. En zobestaan er nu reeds overal op de lieve aarde naast de burgerlijke wetten van het

Page 70: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

70

land ook wetten die van de een of andere god uitgaan en die zo gesteld zijn, dat eenmens, ook al is hij nog zo kuis en deugdzaam, daar dagelijks zonder meer weltienmaal tegen zondigen moet, waardoor hij zich voor de genade en hetwelgevallen van zijn god enigszins onwaardig heeft gemaakt. Hij moet zich 'savonds, nog voor zonsondergang, door voorgeschreven middelen reinigen, omdathij anders meteen in een erger kwaad kan vervallen.[5] Ik kan en wil dat beslist niet slecht noemen; want het schaadt niet als demensheid een gevoelig geweten heeft, en zekere wassingen en het zuiver houdenvan het lichaam hebben nog nooit een mens geschaad. Maar mij en mijns gelijkenmag men deze niet opleggen als voorschriften van een god die nergens bestaat! Iken mijn metgezellen weten hetgeen wij weten en niemand kan ons ten laste leggendat wij voor onze zuivere wetenschap ooit leerlingen hebben geworven. Maar hetzal ons toch in het geheim tenminste wel geoorloofd zijn, dat wij een X niet vooreen U houden?! Wij zullen nooit iemand te na komen, omdat wij allenmensenvrienden zijn; maar wij vragen ook om ons met rust te laten. Waaromgeven de priesters in Jeruzalem nu voortdurend af op ons Essenen? Laat hen zijnwat zij zijn, en wij wat wij zijn; want zij zijn voor het forum van het zuivereverstand geen haar beter dan wij, - en wij uiteraard ook niet beter dan zij. Wijvervloeken hen echter niet, maar betreuren alleen hun grove blindheid. Maar wiegeeft hun het recht ons te vervloeken, terwijl wij ons toch zelf de moeilijke opgavegesteld hebben nooit een mens te oordelen en te gronde te richten, maar alleeniedereen met raad en daad te helpen?![6] Ook al verrichten wij pseudo wonderen -want echte zijn er nooit geweest dangebeurt dat om de mensheid, die blind is en blind wil blijven, des te gemakkelijkerte helpen, omdat zij op een duidelijke, zuiver menselijke manier niet meer tehelpen is. Dat zou echter door zulke priesters, die zich schriftgeleerden noemen entoch ook moesten weten hoe het met hen staat, ook moeten worden ingezien! Zijmoesten zich met ons verenigen en met ons samenwerken, dan zou het er binnenenkele jaren met de mensheid al heel anders uitzien dan nu:'

Hoofdstuk 35: Roclus laat zien dat het hart de zetel is van de ware godheid[1] (Roclus:) 'Maar deze plaatsbekleders van God in Jeruzalem zijn ten eerste domals nachtuilen overdag, daarbij vraatzuchtig als wolven en heerszuchtig en jaloersals een rode haan, en tevens ook nog ruw, onbeschaafd en onverdraaglijk als wildezwijnen! Wie kan er nu met zulke buren vreedzaam samenleven?! Wie voelt zichniet verplicht, als de zaken er zo voor staan, zijn terechte woede tegen hen teuiten?! Tegen zulk menselijk uitschot moet men toch nu en dan optreden door dezuivere waarheid ten aanschouwe van iedereen aan het licht te brengen en henwelgemeend te laten zien met wat voor schandelijke schurken ze te maken hebben!Wij ontnemen de mensheid daardoor zeker niets anders dan hun oude blindheid![2] Dat dit niet bepaald aangenaam is voor de oude troetelkinderen van Abraham,wier hart en ziel versteend zijn, is begrijpelijk; maar wij kunnen er werkelijk nietsaan doen, en het wordt nu toch wel eens hoog tijd om deze oude Augiasstal tereinigen! Deze kerels maken ons voor goddelozen uit en noemen ons onteerders

Page 71: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

71

van het allerheiligste. Waar is dan hun god, die wij onteren, en waar is hunallerheiligste?! Is dat soms hun tempel, de voorhang daarin, of de half ijzeren enhalfhouten ark des verbonds met de naftavlam, of voorheen met een rookzuil, dieevenwel iets moeilijker te produceren was dan de naftavlam?! Of moeten soms diereusachtige zogenaamde cherubijnen het allerheiligste voorstellen, of het oudemanna in de ark, de staf van Aäron, of de oude ossehoorn bazuinen waarvan hetgeschal de muren van Jericho deed instorten, of de gouden harp van David en zijnkroon, of de hele zogeheten heilige schrift, die de Farizeeën niet meer mogen lezenmaar alleen maar mogen aanbidden?! Kortom, ik zou de god der joden en zijnallerheiligste toch wel eens ergens anders willen zien of in iets anders willenwaarnemen dan in die antieke rommel waarin niets anders te zien en waar tenemen is dan een door mensenhand vervaardigde oude, kunstige, typischEgyptische logheid, die van iets puur goddelijks nog veel verder afstaat dan hetblauw van de aardse hemel! En als men zoiets, wat alleen maar een oude,schandelijke leugen is, onteert wat voor ergs doet men dan?![3] Of moet men een dergelijk oud en verroest, menselijk bedrog zelfs nog prijzen,om de joodse godheid, die evenals de Romeinse Zeus helemaal niet bestaat, eenaangename dienst te bewijzen? Neen, zoiets zal een eerlijke Esseen nooit doen!Wij kennen een ander allerheiligste, en dat is een eerlijk en braaf mensenhart!Daarin zetelt de ware godheid! Deze moet ieder waarachtig en eerlijk mens inzichzelf, evenals ook in zijn medemens, erkennen! Doet hij dat, dan heeft hij ookachting voor de menselijke waardigheid in de medemens. Doet hij dat echter niet,dan geeft hij een erbarmelijk slecht getuigenis van zichzelf en verlaagt hij zich totbeneden het redeloze dier. ja, er kan een God zijn; maar die vindt de mens alleen inde ware levensdiepte van zijn eigen hart, en de naam van deze ware God is'Liefde'! Dat is de enige, ware Godheid; daarbuiten bestaat er eeuwig geen! Wiedeze echt gevonden heeft, heeft het principe van het leven gevonden en zal danhierdoor nog meer vinden, misschien zelfs een eeuwig onverwoestbaar leven![4] Men moet in zichzelf liefde door liefde vergaren en de liefde daardoor steedsmachtiger maken! Door deze geconcentreerde levenskracht zal men waarschijnlijkheel gemakkelijk met succes het hoofd kunnen bieden aan die vijandelijke anderekrachten, en daardoor als overwinnaar het voortbestaan van zijn leven voor eeuwigveilig kunnen stellen temidden van duizend vijandige krachten, die, al is het nietlichamelijk, dan toch in zekere zin geestelijk blindelings op hem inwerken. Wantiedere kracht op zichzelf is toch oorspronkelijk geestelijk en moet dat ook zijn,omdat wat wij eenmaal te zien krijgen niet meer de werkende kracht zelf is, maaralleen het resultaat daarvan. Wanneer we de werken van de algemene natuurkrachtopmerkzaam gadeslaan, wordt ons al gauw duidelijk dat bepaalde krachten, alsdelen van de algemene oerkracht, zich onder bepaalde vanzelf opgetredenvoorwaarden geconsolideerd moeten hebben omdat ze anders, gezien het feit dat zesteeds op gelijke wijze blijven voorkomen, niet in staat zouden zijn om steedsdezelfde gevolgen te veroorzaken. Dezelfde gevolgen veronderstellen ook steedsdezelfde oorzaken. Een kracht die steeds door dezelfde onveranderlijke gevolgenduidelijk manifesteert dat hij niet verandert, moet in zichzelf een volledigbewustzijn en een voor haar activiteit geheel toereikende en heldere intelligentie

Page 72: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

72

hebben, waarmee ze zich zo goed mogelijk van de nodige wapens voorzietwaardoor ze altijd als winnaar uit een gevecht met andere, nog ruwere krachten,tevoorschijn kan treden en dat ook zal doen; want zou ze op een of andere manieroverwonnen of te niet gedaan worden, dan zou datgene wat haar activiteit hadvoortgebracht, ook zeker nooit en te nimmer tevoorschijn komen. Laten we maareens aannemen dat de onzichtbare kracht door wier activiteit bijvoorbeeld de vijgontstaat, door andere krachten opgeheven zou kunnen worden, dan zou er ooknooit meer ergens een vijg tevoorschijn komen![5] En wanneer wij door een dergelijke waarneming reeds genoodzaakt zijn omvast te stellen dat talloze krachten, met hun verschillende activiteiten die zichsteeds herhalen, onvernietigbaar geconsolideerd zijn, en wanneer we ook zien datzelfs wij mensen onze vorm en oorspronkelijke hoedanigheid steeds weerherscheppen, kunnen we ook wel als vaststaand aannemen dat de kracht waaruitwij zijn voortgekomen, zichzelf als blijvend levensprincipe voor eeuwig heeftvastgelegd. En als deze kracht behouden is gebleven, kan ook ieder mensenlevenzichzelf vastleggen als het zijn levensprincipe waarachtig gevonden en met dejuiste middelen ontwikkeld heeft, en daarna geestelijk voor eeuwig en altijdvoortbestaan. Want ik denk dat het voor een eenmaal van zichzelf bewuste endenkende levenskracht, als ze zichzelf eenmaal goed gevonden heeft, en zezichzelf en ook haar omgeving geheel doorziet, nooit meer te moeilijk zal zijn ommiddelen te vinden waarmee ze voor eeuwig het hoofd kan bieden aan eenbuitengewoon machtige, maar slechts ruwen blind werkende kracht wat de mensenop deze wereld dan ook laten zien. Laat maar eens alle orkanen en een heel miljoenbliksems los op de piramiden van Egypte! Zullen ze mensen, die zich helemaal inde binnenste catacomben bevinden schade toe kunnen brengen? Kortom, reeds opdeze wereld laten de mensen zien, dat ze zich heel goed weten te beschermen tegende ruwen boosaardig werkende krachten. Wie leerde hun dat? De ervaring, hunscherpe verstand en de noodzaak![6] En wanneer een over het algemeen nog zeer weinig ontwikkeld mens dat kan,hoeveel temeer zal hij daartoe als een geconsolideerd geestelijk leven in staat zijn!Wij hebben dus ook wetenschappelijk gezien een gefundeerd vooruitzicht op hetvoortleven van de geest van de mens na het afvallen van het lichaam, en hebbendaarvoor geen Zeus en evenmin een Lama van de Indiërs noch een jehova van dejoden nodig; de zuivere rede geeft ons dit in het zuiverste en helderste licht.[7] En zo, mijn edele vriend, heb ik u de argumenten die ik tot nu toe had voormijn atheïsme helder en duidelijk aangegeven, en ook dat mijn argumenten zekerniet uit mijn duim zijn gezogen, maar op de solide grond van vele ervaringenstaan! Ik wil me hiermee echter helemaal niet voor altijd van het theïsme afkeren!Geef me andere argumenten, en ik ben een theïst! Hoe zit het nu met ditwonderbaarlijk ontstane huis voor Marcus en zijn gezin? Geef me daarover tochook enkele aanwijzingen; want nu kent u me immers al helemaal!"

Page 73: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

73

Hoofdstuk 36: Roclus wordt naar Raphaël verwezen[1] Van louter verbazing over Roclus' ervaringen en diens juiste beoordeling vande verschijnselen - zowel op het gebied van de moreel politiekelevensomstandigheden van de volkeren, als wel over hun verschillende zeden enlevenswijzen en hun religieuze cultus, alsook op het meer omvangrijke gebied vanallerlei natuurverschijnselen -wist Cyrenius niet hoe hij daar nu met enigszinssteekhoudende argumenten op kon antwoorden; want alle uiteenzettingen vanRoclus waren gebaseerd op de vaste grond van ervaringen, en strikt genomen wasdaar niets tegenin te brengen. Het priesterdom kende Cyrenius maar al te goed, enhij wist wat de motieven voor zijn oude, duistere praktijken waren. Bovendien zaghij Roclus als een goed en hoogst onbaatzuchtig mens, die alleen maar Esseen wasgeworden om met ieder middel, dat niet in tegenspraak was met humaniteit enware naastenliefde voor alle mensen die blind zijn zonder daar schuld aan tehebben, de altijd en overallijdende mensheid te helpen. Kortom, Cyrenius begonsteeds meer sympathie voor Roclus op te vatten.[2] Ook alle andere aanwezige gasten waren buitengewoon verbaasd over hetscherpe verstand van deze Esseen, en betreurden het aldoor dat Roclus met Mijnog geen kennis had gemaakt. Iedereen was nu uiterst gespannen op wat Ikuiteindelijk op dit alles zou zeggen. Maar voor Mij was de tijd nog steeds niet rijpom een soort discussie met Roclus te beginnen, omdat hij toch nog het een enander in zijn hart verborg waarmee hij tijdens dit zeer openhartige gesprek nog nietvoor de dag was gekomen; maar in een verder gesprek zou Cyrenius niet meeropgewassen geweest zijn tegen Roclus. [3] Daarom riep Ik heimelijk Raphaël bijMe, en gaf ook Cyrenius een teken dat hij Raphaël nu aan Roclus voor moeststellen en hem moest zeggen dat deze jongeling nu de rest met hem zouafhandelen, omdat hij (Cyrenius) zichzelf te zwak en te arm aan ervaring vond omtegenover Roclus' absoluut zeer gedegen verstand tegenargumenten naar voren tebrengen die het atheïsme van de scherpzinnige denker teniet zouden doen; maardeze jongeling zou hem, namelijk Roclus, wel zeer gefundeerde tegenargumentenkunnen geven, waar hij volledig zeker van kon zijn.[4] Cyrenius richtte zich daarom nu nog eens tot Roclus en deelde hem dit mee.[5] Maar Roclus zei daarop dadelijk tegen Cyrenius: 'Beste, geëerde vriend,wanneer u als wijze grijsaard van koninklijke afkomst, die zolang reeds inregeringszaken zit, mij niet te woord durft te staan met uw vele ervaring en kennis,wat moet deze jonge knaap dan met mij aan, hij is duidelijk nog geen twintig jaaroud. Of vind u mijn argumenten te zwak en inhoudsloos om mij daarop eenantwoord te geven?"[6] Cyrenius zegt: 'Nee, nee, absoluut niet, het is precies zoals ik het je hebmeegedeeld! Maar probeer het eerst met de jongeling en oordeel dan pas!'[7] Roclus zegt: 'Welaan dan, laten we maar eens kijken op welke plaats hij desteen der wijzen gevonden heeft!"[8] Nu richtte Roclus zich tot de reeds naast hem staande Raphaël: 'Wel, laat danzien wat je kunt! Als je mijn ervaringen ongedaan kunt maken of mijn verstandmet blindheid kunt slaan, dan heb je aan mij een zwakke rietstengel diegemakkelijk door allerlei winden naar alle willekeurige kanten wordt gebogen; laat

Page 74: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

74

je me echter zoals ik ben, dan zal het je moeilijk lukken om mij door jouwervaringen van mening te doen veranderen! Want je kunt nauwelijks meer danRome hebben gezien en watje op de reis hierheen allemaal bent tegengekomen! Jewas vast nog nooit in Egypte het land van de oude wijsheid, en je hebt nog langniet uit ervaring geleerd hoeveel soorten van geloof aan één of meer goden engodinnen bij de verschillende volkeren bestaan, en jij wilt het met ons, twaalfreuzen wat ervaring betreft, opnemen? Nu goed dan, ik heb er niet bepaald ietstegen; we zullen wel zien hoeveel haar je op je tanden hebt! Doe dus je best enweerleg mijn puur atheïstische argumenten, en laat mij de God zien die teverenigen valt met het zuivere verstand van een mens en met diens innerlijkelevensprincipe, dat duidelijk de liefde is! Maar kom vooral niet met een andereGod; want die wordt al bij voorbaat verworpen, omdat er geen andere kan zijn enook nooit zal zijn! Is hij het daarmee eens, laat hem dan tegen ons beginnen!"

Hoofdstuk 37: Raphaël beschrijft Gods wezen[1] Raphaël zegt: 'Beste vriend, je bent voor niets veel te hard tegen mij van stapelgelopen! Laat mij eerst ook een paar woorden spreken, dan zal wel duidelijkworden of ik tegen je ben opgewassen.[2] Je hebt me al bij voorbaat letterlijk verboden om met een andere god bij je aante komen dan met een die je verstand goedkeurt! En zie, ikzelf ken werkelijk ookgeen andere dan Die, welke jij met je verstand hebt gevonden! Het verschil tussenons beiden is alleen dat jij je zo 'n God wenst, terwijl ik de allerhoogste eer hebHem waarachtig persoonlijk te kennen, en tegelijk heb ik ook nog de grote eer Zijnaltijd bereidwilligste dienaar te zijn. [3] Deze enige ware God is puur liefde, endoor deze liefde is Hij de volste wijsheid en door deze wijsheid almachtig.[4] Deze God is tegelijk de hoogste orde, waarheid, gerechtigheid en alle licht enleven Zelf, en alle wezens en dingen op deze aarde - de aarde zelf met al haargeesten en elementen, de maan, de zon en al de talloos vele andere sterren, dieniets anders dan ook enorm grote hemellichamen zijn, sommige onuitsprekelijkvele malen groter dan deze aarde, die even goed een bol is als de maan en de zondie jij nooit anders dan als bollen hebt gezien, waarvan de laatste, de zon namelijk,miljoen malen groter is dan deze aarde -, dat zijn allemaal werken van een endezelfde God, die in Zijn oereigenlijke Wezen precies zo is als jouw waarlijk zeergelouterde verstand Hem zich voorstelt![5] Hij kent alle slechte en verkeerde voorstellingen die men van Hem heeft enwekt ook aldoor mensen op die een ware voorstelling van Hem krijgen; maar dezeworden op deze wereld door de trage en blinde mensen gewoonlijk nooit juistbegrepen en die blijven bij hun vanouds gewende dwaasheden.[6] Jij meende evenwel dat zo'n reële God toch onmogelijk de gruwelen van demensen zo lang zou kunnen aanzien en dulden. Hem als de almachtige Gebieder,zou het toch immers mogelijk moeten zijn om al deze vreselijke onzin over boordte gooien. Daarin heb je in feite beslist geen ongelijk.[7] Wat dat betreft voel en denk ik precies zoals jij, en dat is voor mij nog veelmoeilijker, omdat ook Ik, als een reeds lang volkomen geconsolideerd geestelijk

Page 75: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

75

levend wezen, volkomen macht heb om door mijn wil, als het noodzakelijk zouzijn, in een enkelogenblik al die bergen die daar boven de zee oprijzen, in een voorjouw zintuigen volkomen niets te veranderen; want iets kunnen en het niet mogenis zeker bitterder dan iets willen en het niet kunnen! [8] Maar dat men ondanks demacht die men in zichzelf bezit er niet op los mag slaan, ook al zou men het nog zograag willen, komt, omdat het er op deze wereld voor ieder mens om gaat -zoals jijdit heel juist opmerkte tegen het eind van het gesprek met Cyrenius -dat hij zich alseen echt mens moet vinden en zich als een concrete levenskracht moetconsolideren, omdat hij zich anders onmogelijk als een vrij en zelfstandig wezenvoor eeuwig in stand zou kunnen houden tegen de voortdurende, vijandelijkeinwerking van de grote machtige krachten! Ook al heb je je niet precies met dezewoorden van mij uitgedrukt, je hebt er wel dezelfde zin en betekenis in gelegd.[9] Nu zul je wel inzien dat je niet door er op los te slaan kunt ingrijpen bij demens hier op deze aarde, omdat hij hier zijn innerlijke levensprincipe zelf moetconsolideren, zonder enig gewelddadig ingrijpen van buiten, puur volgens zijninzichten en geheel volgens zijn eigen vrije wil. Als de mensen ergens vanuitzichzelf zo'n levensorde hebben ontdekt waarin zowel een moreel alsook eenfysiek bestaan denkbaar is, laat men hen daarin blijven zolang ze niet in te hogemate ontaarden. Gebeurt dat echter bij een volk, dan IS de Heer van de hemel ende aarde er ook altijd om het ontaarde volk weer terug te voeren naar de juistelevensorde, zoals het ook nu bij het joodse volk het geval is."

Hoofdstuk 38: Doel van de boetedoening in Indië[1] (Raphaël:) 'Jij bent wel in Indië geweest en hebt heel wat verkeerde gebruikengezien, met name de harde boetedoeningen. Zoiets is voor een puur verstandsmenszonder meer een dwaasheid verbonden met een in ieder geval schijnbaargruwelijke willekeur van' de priesterkaste aldaar. Maar toch is het niet helemaalzoals het lijkt te zijn. Dit volk leeft in een land dat op aarde de grootstegroeimogelijkheid bezit voor planten alsook voor dieren en mensen. Ga eens in ditland naar de bossen in de bergen dan zul je er dagenlang rond kunnen lopen zonderook zelfs op de oudste bomen ook maar één dor takje te vinden, en breek je vaneen boom een tak af en leg je deze helemaal vrij en open neer, zelfs op zanderigegrond, dan zul je die tak na een jaar zeker nog helemaal groen aantreffen, ja, heelvaak zelfs opnieuw beworteld. [2] De levenskracht is dus vooral in gebieden in hetmiddelgebergte buitengewoon groot, zowel bij planten als bij dieren. Men kan daareen dier of ook een mens een flinke wond bezorgen, dan zal deze toch niet zo'nerge pijn veroorzaken, omdat de lucht die haar afdekt daar al geneeskrachtigerwerkt dan hier de meest geneeskrachtige pleister. Als iemand je hier een klap geeftmet een stok of een roede, zul je er dagenlang pijn van hebben; daar kun je jeduizend klappen met een roede laten geven, dan voel je de ene klap nauwelijks totje de volgende krijgt. Als je hier een spijker in je vlees probeert te steken, zul je aleen pijn voelen die ondraaglijk wordt! De plek zal gezwollen raken, er kan eenbrandende ontsteking, ja zelfs dodelijk koud vuur bij optreden, of de wond zalbeginnen te etteren en je onuitsprekelijke pijn bezorgen; in de zojuist genoemde

Page 76: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

76

gebieden in Indië helemaal niet! Jarenlang kun je met een in het vlees gestokenspijker rondlopen, dan zul je daar kort nadat hij erin is gestoken amper meer pijnvan voelen, omdat de lucht daar zo geneeskrachtig is als balsem, zodat er bijverwondingen haast nooit een ontsteking kan ontstaan. En als die niet optreedt, iser van pijn al totaal geen sprake en al helemaal niet van ondraaglijke pijn.[3] Tegelijk echter zijn de mensen daar, omdat ze door te veel natuurlevenselementen bezield zijn, altijd zeer opgewonden, en zouden vooral als het omsexuele drift gaat, tot ontaarding overgaan zoals deze nergens op aarde voorkomt.De zware boetedoeningen houden hen hier het meest van af. Door de hevigekastijdingen wordt hun vlees in zekere zin gevoelloos gemaakt, en zij wordenhiertoe gebracht door hun vrees voor het vuur van de hel die hun sterk ingeprent is;dit vuur wordt hun door de priesters zo levensecht als maar mogelijk is beschreven,zodat ze het alleen al door de beschrijving flink heet krijgen; want voor vuur heeftde Indiër de grootste angst, omdat dit hem reeds hier de grootste pijn bezorgt diezijn lichaam voelen kan. Door de zware boetedoeningen die God de Heer tot nu toeen ook nog langer bij de Indiërs toelaat en duldt, blijft de ziel van deze mensentoch behouden in haar menselijke levensvorm en is dan voor het eeuwigehiernamaals in staat om naar een hogere levensvervolmaking over te gaan.[4] Jij wilt weliswaar de volgende tegenwerpingen maken: 'Men hoeft dit volkalleen maar echt wetenschappelijk te vormen, dan zal het zeker niet overgaan totalle mogelijke ontucht!' - Dat helpt niet, mijn gewaardeerde vriend, ondanks je nogzo heldere verstand! Voor volkeren met een fantasie die van nature zo levendig is,is wetenschap een waar levensgif! Laten we aannemen dat de fantasierijke Indiërsmet hun grote verbeeldingskracht de wetenschappen van Griekenland, Rome enAlexandrië zouden bezitten, dan zou de hele aarde niet veilig zijn voor hen!Allerlei kunsten en wetenschappen zouden hen alleen maar de middelen in handengeven om een van de verschrikkelijkste en ontaardste volkeren van de aarde teworden; want ze zouden al gauw dingen tevoorschijn brengen die alles, wat eensBabylon en Ninive en heel Egypte, Athene en Rome gemaakt hebben, totaalvoorbij zouden streven. Bergen zouden voor hun moedwil moeten wijken, stedenzouden ze bouwen die zich zonder meer over vruchtbare landen zoudenuitstrekken, rivieren en beken zouden ze indammen, om er dan enorm grote merente laten ontstaan. Kort en goed, de in alle wetenschappen ingewijde Indiërs zoudenhet verschrikkelijkste volk van de hele aarde worden, ook al bezitten ze nu nogzo'n zachtmoedig gemoed en uiterlijk!"

Hoofdstuk 39: De gevaren van hoge wetenschappelijke ontwikkeling[1] (Raphaël:) 'Overigens wordt een volk dat een grote fantasie bezit ook daarom alnooit te hoog wetenschappelijk ontwikkeld, omdat de te machtigeverbeeldingskracht en de daaruit voortkomende fantasie dat altijd zou belemmerenen tegengaan. Het behaagt deze mensen meer om allerlei onnozele beelden in hunfantasie te zien, dan om logisch juist over het een of andere verschijnsel na tedenken; overigens komen de strenge boetedoeningen die je gezien hebt niet zovaak voor als jij denkt en men je verteld heeft. Want een rijke koopt zich ook vrij,

Page 77: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

77

en de arme wordt er alleen toe verplicht wanneer hij zich werkelijk aan eenbelangrijk vergrijp tegen de bestaande wetten heeft schuldig gemaakt. Er bestaatdus in Indië tot nog toe een dergelijke patriarchale orde, dat men daartegen nogniet meteen met bliksem en vuur uit de hemelen kan optreden. Wel bestaat er eenongehoord grote dosis aan dwaas bijgeloof, dat binnen de perken gehouden moetworden; maar omdat een dergelijk bijgeloof bij al die volkeren die een levendigefantasie hebben altijd rijkelijk voorhanden is, kan men daartegen ook niet meteenmet alle geweld optreden. [2] Want het is nog altijd beter dit volk in zijn bijgeloofte laten, dan het in alle wetenschappen in te wijden; want het bijgeloof bindt deIndiër aan zijn grond~ terwijl de wetenschap hem maar al te gauw vanadelaarsvleugels zou voorzien, waarmee hij zich onmiddellijk op verderfelijkewijze over de hele aarde zou verspreiden. Ja, als het mogelijk zou zijn om het helevolk der Indiërs in één keer zonder eigen inspanning in de zuivere wetenschap in tewijden, zouden ze er een tijd lang verbaasd over zijn hoe ze zich zo lang door diegrote en zinloze dwaasheid hebben kunnen laten beheersen. Maar spoedig daaropzouden ze dan zo zeer in toorn en boosheid.over hun priesters ontbranden, eneveneens over alle grote persoonlijkheden van andere volkeren, dat die allemaalover de allerscherpste kling gejaagd zouden worden. Ze zouden zo'n intensievezuivering uitvoeren, dat de hele aarde binnen de kortste keren rood van bloed zouzien. En wat zou er uiteindelijk mee gewonnen zijn? Het domme deel van demensen zou natuurlijk afgeslacht worden, en uit de wetenschappelijk ontwikkeldemensen zouden louter bloeddorstige tijgers voortkomen![3] Dat dit zo zou gaan, bewijs jij als puur verstandig mens door je grote ergernisover alle godheden en vooral over hun zogenaamde plaatsvervangers. Als jij eensmijn macht zou bezitten! O wee, hoe snel zou je een eind maken aan alle priestersop de hele wereld! Maar wat moet er daarna dan gebeuren met de andere mensendie met huid en haar aan hun priesters hangen en zich door hen, zoals lammerendoor hun herders, naar alle kanten laten leiden?! Zou je hen ook wel allemaal dooreen machtspreuk tot jouw zuiver verstandelijke inzichten kunnen brengen? Ik zegje: Dat zou een moeilijke opgave zijn! Want als iedereen evenveel zou weten, zouook iedereen evenveel materiële middelen moeten bezitten als hij niet wildeverhongeren. Want zou hij bij zijn buurman komen en hem zijn dienstenaanbieden, zeggend: 'Ik begrijp nu dit en dat!', zou de buurman zeggen: 'Datbegrijp ik ook, en ik heb me daar allang naar gericht en ik heb van niemand ietsnodig! leder moet nu voor zichzelf zorgen! ,[4] Als een vader tegen zijn kinderen zou zeggen: 'Jullie moeten dit en dat doen enleren! ' , dan zouden de kinderen zeggen: 'Waarom moeten wij dat nog doen enleren? Wij kunnen en begrijpen immers alles wat u kunt en begrijpt, en wijhandelen daarnaar! Wat verlangt u dan nog meer van ons?'[5] Als je op hoge leeftijd een bediende nodig zou hebben, omdat ieder mens danzwakker wordt en kwalen krijgt, en je zou tegen de eerste de beste die iets voor jouzou kunnen doen, zeggen: ' Zie, ik ben zwak geworden en heb je hulp nodig; ik zaler goed voor betalen; als ik sterf zal ik je tot erfgenaam maken!', -weetje wat dezedan tegen de hulpbehoevende man zou zeggen? Luister, hij zou precies datgenezeggen wat jij tegen iemand zou zeggen die je zou benaderen voor een vaste

Page 78: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

78

dienstbetrekking! Je zou tegen hem zeggen: 'Vriend, ik heb het niet nodig omiemands knecht en dienaar te zijn, want ik ben even welgesteld als jij en hoef geendienstbetrekking aan te nemen om mijn levensonderhoud in het zweet mijnsaanschijns te verdienen! Wie het nodig heeft moet zich maar afsloven voor zijnnaaste; ik doe dat niet!' -Kijk, wat ik je nu zeg was vele honderdenjaren geleden inhet oude Egypte het geval! De mensen werden allemaal zeer wijs en ieder wasrijk."

Hoofdstuk 40: Het ontstaan van slavernij[1] (Raphaël:) 'Wat had dat tot gevolg? Kijk en luister: Niemand wilde meer deknecht van zijn naaste worden, ieder werkte en leefde tenslotte voor zichzelf envoor geen prijs wilde nog iemand voor zijn naaste werken. Uiteindelijk zagen demensen echter toch in, dat een leven dat op een dergelijke manier verzorgd is, tochwel heel ellendig is. En de oudsten van het volk zagen het eerst in da~ deze situatieniet goed was, want vooral zij hadden behoefte aan verzorging. Ze bespraken metelkaar wat hieraan te doen zou zijn. Een van hen, een zeer wijs man, zei: 'De aardeis groot; laten we er op uit trekken en kijken of er niet ergens mensen leven die armzijn en voor een goed loon ons graag zouden dienen!' Ze gingen naar Azië envonden al spoedig wat ze zochten. De niet zo ver van Egypte wonende kleinevolkeren in Azië hadden al snel in de gaten waar het de meer dan rijkeEgyptenaren aan ontbrak, en ze trokken rond in de landen die verderop in Aziëlagen om daar dienaren te kopen, die ze vervolgens tegen een hogere prijs inEgypte verkochten. Zie, zo ontstond de slavernij en de slavenhandel, dietegenwoordig helaas al bijna overal een normaal verschijnsel is. Kun jij zo'n vruchtvan de vroegere buitengewoon hoge, algemene wijsheid van de oude Egyptenarenprijzen? [2] Maar de oorspronkelijke, oude wijze Egyptenaren leerden ook van hunervaringen, en wijdden hun dienaren voor geen goud in hun diepe wijsheid in;want deze zou van hun dienaren immers maar al te gauw rijke mensen gemaakthebben die geen zin meer zouden hebben in dienen en werken en zij, de oudewijzen, zouden dan weer niemand hebben die hen trouw en op hun wenken zoubedienen en voor hen zou werken.[3] Heb jij echter ook in Indië slaven gezien, dat wil zeggen slaven die ze eldersgekocht hebben.? Zeker niet! Er zijn wel slaven van het eigen bijgeloof, wat ookerg is, maar toch niet zo erg als slaven die men koopt! De slaven die verkocht endan door anderen weer gekocht worden, worden slechts als lastdieren behandeld enlange tijd verre gehouden van Iedere geestelijke ontwikkeling. Wat zij doenmoeten is: blindelings gehoorzamen, zwijgend dulden en nog erger lijden dan hetvee. Als ze dit niet doen, is de grootste, willekeurige, voor geen enkel gerecht terwereld te verantwoorden mishandeling hun deel! Zelfs het doden van een slaaf alsdit van zijn heer uitgaat, is wettelijk niet strafbaar! Alleen wanneer je buurman eenslaaf van jou gedood zou hebben, is hij verplicht je een schadevergoeding te geven.[4] En zie, deze ellende die de mensheid is aangedaan, is en blijft nog altijd eengevolg van die tijd van Egypte waarin de mensheid over het algemeen een hogemate van wijsheid bezat en zeer welvarend was en niemand voor een begane

Page 79: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

79

zon.de enige straf hoefde te ondergaan, omdat waarlijk niemand ook maar deminste reden had om zijn buurman onrecht aan te doen, daar iedereen zelf zoveelbezat van alles wat hij nodig had om te leven dat hij zijn buurman jarenlang omniets hoefde te vragen. Toen de slavernij echter opgang maakte, stelde men wettenop volgens welke geen slavenbezitter zich tegenover zijn slaven bezondigen kon,al behandelde hij hen nog zo wreed. Maar als men geen zonden kan doen, waaromzou men dan boete doen?'

Hoofdstuk 41: De egoïstische huishouding van de oude Egyptenaren en detoestand aldaar[1] (Raphaël:) 'Toen echter later door het werk van de slaven de heren van het landrijk werden, maar niet allemaal in gelijke mate, zodat sommigen aanzienlijk rijkerwerden dan anderen, duurde het niet lang of er ontstond afgunst, twist en ruzie. Pastoen vond men het noodzakelijk om burgerlijke wetten op te stellen waar iedereenzich aan had te houden, zelfs de 'VAR"(Farao = Herder) inbegrepen. Toen begonmen dan ook de slaven beschaving bij te brengen door hen -natuurlijk zeer verhuld-enig begrip van de godheid bij te brengen, en hen op die wijze voor elkafzonderlijk van God uitgaand en zichtbaar verschijnsel meteen een allegorischepersoonlijkheid voor ogen te stellen, die de slaven als een godheid moestenvereren. Daardoor werden de in de loop der tijd machtig geworden slavenvolgzamer en zachtaardiger en droegen ze hun lot met meer geduld; want ze warenzeer bevreesd voor de onzichtbare machthebbers, omdat ze door de geheimekunsten van de Egyptenaren tot een bepaalde overtuiging kwamen dat er echt zulkegoden bestonden en dat hiermee niet viel te spotten.[2] Waren, zoals reeds gezegd, de slaven niet machtig geworden -zowel door hunvoortplanting als door het feit dat er twee keer per jaar nieuwe slaven bijgekochtwerden -, dan zouden de oude Egyptenaren hun nooit het bestaan van valse godenen al helemaal niet van min of meer echte goden bijgebracht hebben; alleen uit hunvrees voor de kracht en voor het ruwe, lichamelijke geweld van de slaven zagen deoude, oerwijze Egyptenaren zich gedwongen om de slaven enig begrip van degodheden bij te brengen. [3] Stel je nu zelf eens de situatie van die oude wijzeEgyptenaren voor! Ze waren wijs en rijk; wat de een had en begreep, dat begreepook ieder ander, ieder bezat ook dezelfde rijkdom en hoefde dus helemaal niet bijd.e buurman zijn kost te verdienen; meestal zorgde ieder alleen voor zijn eigengrondbezitting met zijn kinderen. Zolang de mensen nog vrij jong en krachtigwaren, liep het wel goed met zo'n egoïstisch wijze huishouding; toen de mensenechter ouder en zwakker werden en te maken kregen met ouderdomskwalen,kregen zij behoefte aan hulp. Maar wie had hen moeten helpen? Je zegt: 'Hunkinderen!' Dat zou men denken; maar in die tijd had Mozes Gods geboden noglang niet aan de mensen verkondigd. En volgens hun natuurlijke, wijze wettenwaren de kinderen ten opzichte van hun ouders ook niets anders dan ieder andervrij mens. De kinderen dienden en gehoorzaamden hun ouders slechts tot zevolwassen waren. Daarna werden ze vrij en hadden ze geen verplichting meertegenover hun ouders; want met hun pure verstand hadden ze de wijze grondregel

Page 80: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

80

aangenomen dat kinderen tegenover hun ouders, als zijnde hun werk, net zo minverplichtingen hebben als een huis tegenover zijn bouwmeester, behalve dat er ingewoond wordt, -hoe het gebouwd wordt is de verantwoordelijkheid van debouwopzichter en degene die de bouw uitvoert. Is het huis goed gebouwd, dan zalhet daarin ook goed en aangenaam wonen zijn; maar is het huis slecht enonzorgvuldig gebouwd, dan zal het ook een slechte woning zijn, waarvan deschuld dan niet bij het huis maar bij de bouwmeester zelf ligt.[4] Wel, de ouden zouden hun kinderen wel graag zo opgevoed hebben dat ze hendan hun hele leven lang gediend hadden; maar de kinderen hadden ook hun vijfzintuigen door het onderricht van hun ouders gevormd, vaak meer praktisch dantheoretisch, en zo werden ze net als hun ouders wijze egoïsten, en de ouders zagenzich daardoor genoodzaakt hun dienaren elders te zoeken. Deze kwamen endienden; en met hun pure verstand dachten de oude wijzen: 'Willen wij dat dezemensen onze vaste dienaren blijven, dan mogen ze niets van onze wijsheid teweten komen, anders worden ze uiteindelijk net zoals onze kinderen, die ons ookniet willen dienen omdat ze in al onze wijsheid zijn ingewijd!'[5] De slaven bleven zodoende lange tijd dom en kregen geen ander onderrichtbehalve in dat, wat ze als dienaren en knechten te doen hadden. Maar het aantalslaven nam sterk toe en ze begonnen hun kracht te onderkennen, die de oudewijzen heimelijk zeer begonnen te vrezen! Het pure verstand sprak tot de wijzen:'Maak spoedig mensen van hen, anders zullen ze jullie als grote kudden wildedieren verscheuren!' Toen pas bedacht men voor de gevreesde slaven het bekendegodendom en liet men de goden in bijzijn van de slaven allerlei wonderenverrichten. Daardoor werden de slaven geïntimideerd, en dienden de oudeEgyptenaren nu als een aparte kaste vrijwillig met dubbele inzet. Pas hierdoorkwam Egypte tot zeer grote bloei, en trok veel vreemdelingen aan, waaronder zichnu en dan ook verraders bevonden en mensen die afgunstig waren, door wie inlatere tijden grote moeilijkheden ontstonden.[6] Zie, dat is enkel en alleen het werk van het pure menselijke verstand, dat mijvoorkomt als een mens, die vanaf een hoge en steile berg naar beneden begint telopen en wanneer hij goed op gang is gekomen niet meer kan stoppen! Wat daarhet gevolg van is kun je je gemakkelijk voorstellen.

Hoofdstuk 42: De staatsorde van de oude Indiërs[1] (Raphaël:) 'De Indiërs hebben hun zaken veel verstandiger geregeld! Het volkhoudt vast aan het op zichzelf onschuldige bijgeloof, maar gelooft daarbij toch aaneen allerhoogst goddelijk wezen en diens plaatsvervangers hier op aarde, die er,om de oude stereotype orde in stand te houden, steeds de grootste zorg voor dragendat er aan de inhoud van de oude boeken vooral niets nieuws wordt toegevoegd,maar ook dat er niets van verloren gaat. En zo zal de Indiër over duizend jaar ooknog geheel zijn wat hij nu is en al enkele duizenden jaren geleden was. Het ergstebij hem zijn de boetedoeningen en het feit, dat hij zichzelf tot rechter moet zijn.[2] Tegenover zichzelf kan hij zo streng zijn dat dit alle menselijke begrippen teboven gaat, omdat aan hen die dit zelf uit vrije wil doet, geen onrecht geschiedt;

Page 81: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

81

aan de andere kant zien we bij de Indiërs weer het goede verschijnsel, dat er bij hengeen slechte lasterlijke praat en geen verraad bestaat. Niemand klaagt zijn naasteaan en onder de vele miljoenen mensen is er niet één die leedvermaak kent! Dit isook de oorzaak, dat de Indiërs op hun eigen wijze zo'n oud volk zijn geworden energ ouder zullen worden. In de loop der tijden, als er vreemde volkeren bij henkomen die hun een andere religie en andere zeden en gewoonten bij zullenbrengen, zullen zij ook onrustiger en ontevredener worden, zichzelf niet meer totrechter zijn en geen boete meer doen; in plaats daarvan zullen zij recht sprekenover anderen, hen vervolgen en de zwaarste boetes opleggen. Het zal niet langduren of ze zullen zijn zoals de Farizeeën in Jeruzalem, die hun gelovigen deondraaglijkste lasten opleggen en over iedereen een oordeel uitspreken; maarboven zich dulden ze absoluut. geen rechter en zelf raken ze geen enkele last aan,zelfs niet met het puntje van hun pink! Vind jij dat goed of zelfs beter dan hetgeenje bij de onschuldige Indiërs hebt gezien?"

Hoofdstuk 43: De religieuze band tussen Indië en China[1] (Raphaël:) 'Kijk, voorbij Indië, aan de andere kant van de hoogste bergen vandeze aarde, bestaat nog een heel groot keizerrijk dat minstens vijf maal zoveelmensen telt als het Romeinse rijk. Al die mensen hebben bijna dezelfdegodsdienstige opvattingen als de Indiërs. Ze leven in de grootste rust en orde, zezijn zeer matig, nuchter, tevreden, werkzaam, volhardend en vol blindegehoorzaamheid tegenover hun leraren en leiders en hun keizer is hun absoluteheer. Waakzaam zorgt hij ervoor dat er nergens een vreemdeling zijn grote landkan binnendringen. Met het oog hierop is zijn hele land dan ook op de plaatsenwaar de grens merendeels door vlak land loopt, door middel van een kolossalemuur van de aangrenzende landen van de aarde afgesneden, waar geen enkelvijandelijk leger overheen kan komen. Deze muur is ook overal voorzien vantorens, waarin een sterke wacht voortdurend uitkijkt, die sterk genoeg is om iederevreemde, die in de buurt komt, zonder meer terug te sturen.[2] Alleen een bode van Brahma (Brau Ma = heeft gelijk) uit het hooggebergtegebied van Indië heeft ieder jaar een keer het hem toegestane recht om over dezemuur in het land te komen, omdat hij degene is die de lof of de berisping van deLama overbrengt, en deze direct aan de keizer zelf in een zware gouden kokermoet overhandigen. Deze bode komt met een groot en prachtig gevolg op eenbepaalde tijd bij de afgesproken plaats tot onder aan de muur en begint daar veellawaai te maken. Dan laat men van de andere kant van de hoge muur een mandnaar beneden zakken. Maar alleen de bode mag in de mand plaats nemen, waarinhij dan naar boven wordt gehesen; zijn gevolg moet dan zo lang wachten tot hijweer terug is gekomen. [3] Vanaf de muur wordt de bode tijdens een lange reis vanruim twintig dagen vervoerd in een draagstoel, van waaruit hij mets anders dan delucht kan zien. Pas in de grote keizerstad, die meer inwoners heeft dan heelPalestina, wordt hij vrijgelaten en eervol naar de keizer gebracht. Daar overhandigthij de gouden koker met inhoud en geeft de keizer de wens van de grote Lama tekennen, waarop hij van de keizer aanzienlijke geschenken krijgt en genadig

Page 82: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

82

uitgeleide wordt gedaan. Dan begint meteen zijn terugreis, die nooit een haarverschilt van de heenreis.[4] Bij zo'n reis van de godsbode naar de keizer en van de keizer weer naar huis,verzamelt er zich altijd een groot aantal mensen langs de weg waarlangs degodsbode, die natuurlijk behalve de vertrouwde dragers bij het in en uitstappenniemand te zien krijgt, onbeschrijflijk plechtig naar de keizer wordt gedragen.[5] Vraag je aan het volk waarom het de godsbode nooit te zien en al helemaalnooit te spreken krijgt, dan zal het volk je, vervuld van de grootste deemoed, tenantwoord geven dat die wens alleen al een eeuwig onvergeeflijke zonde zou zijn.Bovendien is het al zo'n overweldigende overvloed van genade van de grote god,om diens heilige bode vanuit de verte gedragen te zien worden. Iedereen die zoietsziet ontvangt zoveel zegen, dat hij daaraan op z'n minst voor nog tien maalhonderdduizend andere mensen van het grote rijk, waarvan ze denken dat hetprecies in het midden van de wereld ligt, tien jaar lang ruim voldoende heeft. Nu,dit wordt het onschuldige volk dus bijgebracht, en ze geloven het rotsvast.[6] De bode zelf weet ook wel dat zij dit geloven; maar hij weet ook nog ietsanders, namelijk dat hij het land en alles wat zich daarin bevindt en afspeeltabsoluut niet mag zien, om het op geen enkele wijze ook maar enigszins te kunnenverraden, want daar zou de doodstraf op staan. Want landverraad is in dit land hetzwaarste misdrijf, dat zelfs vanwege het minste of geringste meteen zwaar wordtbestraft. Het volk van dit rijk is ondanks alle domheid toch zeer trouw, waarachtigen buitengewoon gehoorzaam. Kan het jou ergeren, als het volk door zijn leidersdom gehouden en verzorgd wordt en daar heel gelukkig onder is, ook al weten dekeizer en zijn belangrijkste dienaren bij zichzelf wel beter? Of is dit niet precies alsbij jullie Essenenorde? Is God dan onwijs en onrechtvaardig, als Hij dit allemaaltoelaat en duldt zolang het volk maar geduldig en deemoedig is, en dat Hij ookjullie, wellustige Essenen duldt? -Spreek nu, mijn vriend en zeg me of je daar ietstegen in te brengen hebt!"

Hoofdstuk 44: Roclus vertelt over de toverkunst van een Indische magiër[1] Roclus, wiens ogen steeds groter werden naarmate hij langer naar devermeende jongeling luisterde, riep verbaasd en opgewonden tegen Raphaël: 'Maarluister eens, jongen! Je bent amper zestien jaar oud en komt me daar met eenkennis en ervaring aanzetten, die een ander eerlijk mens zich nog in geen zestigjaar met de grootste inspanning eigen had kunnen maken! Ik wil het er nu niet overhebben dat je mij werkelijk tot het aannemen van een ware God, die er precies zouitziet als mijn hart allang in stilte wenste, bekeerd hebt, en dat ik hier nu helemaalniets tegen in te brengen heb, maar ik wil je alleen maar vragen hoe en wanneer jedeze kennis en ervaring hebt opgedaan.[2] Jij kent een rijk dat nog voorbij Indië ligt, waarover ik nauwelijks een paarkeer, en wel alleen maar in Indië, wat gebazel heb gehoord; een Indiër heeft mijhierover namelijk heel argeloos zulke wonderlijke dingen verteld dat ik mijnlachen soms nauwelijks in kon houden. Pas nu, door jouw woorden, kan ik me eenjuistere voorstelling maken van dit ongelofelijke rijk, waarvan de bewoners

Page 83: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

83

bijvoorbeeld de grootste beschaving schijnen te bezitten op het gebied vanindustrie, kunsten en ambachten. Ja, je hebt inderdaad helemaal gelijk en je schijntook in de magie van alle volkeren geweldig goed thuis te zijn; anders zou je hetvast en zeker nooit over een zekere almacht, die jou eigen is, gehad hebben![3] Ik zie nu wel in, ook al is het nog een beetje vaag, dat de Godheid om waarlijkhoogst wijze redenen alles zoals het nu is op aarde laat bestaan en gebeuren, omdathet haar enkel om de ontwikkeling van de ziel en niet om het lichamelijk welzijnvan de mensen te doen kan zijn! Maar om mijn al of niet volledig inzicht in dezezaak gaat het nu ook helemaal niet bovendien kan een oude ceder van de Libanonniet met één slag geveld worden, -maar het gaat er nu heel eenvoudig enkel enalleen maar om, en dat is voor mij van het grootste belang, hoe jij hier allemaal aangekomen bent! [4] Je hoeft me nu ook helemaal niet meer te vertellen hoe hetnieuwe paleisachtige huis van de oude Marcus, met die tuin, de haven en zijngeheel nieuwe schepen ontstaan is; want het is immers duidelijk dat jij als dewonderbaarlijke bouwmeester daarvan voor me staat en je als zodanig reedsverraden hebt, waarschijnlijk met opzet, om mij op de proef te stellen en te kijkenof ik ondanks mijn goed ontwikkelde verstand niet te dom ben om hetgeen jij zoterloops even zegt, te begrijpen.[5] Het gebied van de magie is enorm en onbegrensd, en zelfs de grootste meesterop dit gebied is en blijft niets anders dan een gebrekkig beginner. Wij Essenenhebben er, onder ons gezegd, zeer zeker veel verstand van, omdat wij immersPerzische en Egyptische magiërs in dienst hebben die wonderdaden kunnenverrichten die voor mensen zoals wij gewoonweg duizelingwekkend zijn, hoewelook ikzelf op dit gebied geen leek ben; maar afgezien daarvan heb ik in Indiëmagiërs gezien die dingen hebben verricht, waarbij vergeleken die hele magie vanons als puur kinderspel beschouwd moet worden! Ik zou er duizend pond goudvoor gegeven hebben, als de koninklijke magiër van Thebe mij slechts enkele vanzijn onovertreffelijke toverkunsten geleerd zou hebben; maar hij was er voor geengeld toe over te halen[6] En evenzo kun jij ook in geheimen ingewijd zijn waarvan ik nog nooitgedroomd heb, en kun jij van jouw onzichtbare handlangers en dienstbarenatuurgeesten gebruik maken zoveel je maar wilt, en daarom is het voor jou nietmoeilijk om een hele berg, en nog minder moeilijk om een huis en andere dingenin een oogwenk te maken. Want ik heb van de zojuist genoemde magiër in Thebegezien, hoe hij in een oogwenk van een voor ons liggend uitgestrekt landschap eenmeer heeft gemaakt waar meerdere eilanden uit oprezen en waar meerdere schepenop ronddreven; gedurende enkele ogenblikken was dit meer te zien, daarna maaktede magiër een gebaar, en de hele omgeving zag er weer precies zo uit als daarvoor.[7] Weliswaar heeft hij ons hiertoe naar een heel donker kamertje gebracht en liethij ons door een raam de omgeving zien die geheel dezelfde was als buiten hetkamertje vrij te zien was. Toen sloot hij het raam, maakte een paar tekens enopende het raam voor de tweede keer, en van de vroegere natuurlijke omgevingwas geen spoor meer te bekennen, maar wij zagen het zojuist beschrevenmeergebied uitgestrekt naar alle kanten, en dat alles zo natuurlijk als het maar zijn

Page 84: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

84

kan. Alleen voelde ik daarbij dat het een beetje eigenaardig trok in mijn ogen, watblijkbaar veroorzaakt werd door de grote verrassing.[8] De magiër zei toen dat hij ons door datzelfde ene raam nog tal vanwonderbaarlijke omgevingen voor kon toveren, - maar dat zou ons een heleboelgoud kosten; daarom lieten wij onze nieuwsgierigheid hiernaar maar varen. Ikvroeg hem of hij ook in staat was om zo 'n gebied te fixeren, zodat het blijvendwas. Hij zei dat hij dat kon en verdween toen plotseling. Toen we daarop naarbuiten gingen, viel er van het meergebied geen spoor meer te ontdekken.[9] Ik vraag me af hoe zoiets mogelijk is en geef mezelf dan het antwoord hierop,namelijk dat die magiër uit Thebe duidelijk nog veel en veel meer thuis was in degeheime krachten van de natuur. Hoe zou het anders mogelijk geweest zijn omdoor een en hetzelfde raam, waardoor ik tevoren heel goed de werkelijkenatuurlijke omgeving zag, een gebied met een meer tevoorschijn te toveren en hetvorige landschap geheel te laten verdwijnen? Hij liet toen het meer weliswaar weerverdwijnen en het oorspronkelijke landschap weer ontstaan; maar hij had hetgebied met het meer ook voor altijd kunnen laten bestaan, - wat hij echter nietwilde omdat het oorspronkelijke gebied al zeer lang tot een van de meestvruchtbare streken behoorde, en omdat zulke mooie akkers, weilanden en tuinenvoor de mensheid immers duidelijk van meer nut zijn dan een op een zee gelijkendonafzienbaar ver uitgestrekt meer met enkele eilanden en schepen.[10] Voor dit toverwerk had ik hem graag tweehonderd pond goud gegeven; maardaar wilde hij niets van horen noch weten. Zijn huis moet wel vol met allerleienorm machtige natuurgeesten geweest zijn, zonder wier hulp de magiër het zojuistgenoemde gebied met het meer nooit tot stand had kunnen brengen![11] En zo heb jij, jonge tovenaar, dit dan ook tot stand gebracht, wat ons, doordathet plotseling opdook, eigenlijk hierheen heeft gelokt! Dit is een toverstuk dat allesweg heeft van hetgeen ik en mijn elf metgezellen in Thebe gezien hebben; voor hetgeheim, hoe men dit tevoorschijn kan brengen, zou ik veel goud betalen, maar ikweet dat jij het evenmin verkoopt als die magiër in Thebe. Want jij bent nog jongen zult hiermee nog veel geld en andere schatten verdienen.[12] Door wat ik nu zeg, is je vast wel duidelijk geworden, dat ik niet eens zalproberen om je het geheim te ontlokken; maar er is één ding dat ik uit jouw mondzou willen horen, namelijk hoe, waar en wanneer jij tot deze wijsheid en dezemagische kunst bent gekomen! Je hebt mij en mijn metgezellen tot het aannemenvan een waar, hoogste goddelijk wezen gebracht, en het zal dus ook helemaal geenprobleem voor je zijn mij alleen maar te zeggen, waar je op zo jonge leeftijd achteral deze dingen bent gekomen!"

Hoofdstuk 45: Raphaël verklaart de toverwerken van de Indische magiër[1] Raphaël zegt: 'Je bent toch wel een merkwaardig iemand! Jouw vele ervaringenhebben je dermate in verwarring gebracht, dat je nu helemaal met meer in staatbent om het valse van het eigenlijk ware te onderscheiden! Als je aan de magiër,die in Thebe was, alleen maar gevraagd zou hebben of hij voor jou zonder datkamertje met dat raam een landschap met een meer tevoorschijn wilde toveren, dan

Page 85: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

85

zou hij dat voor een wereld vol goud nog niet voor je gedaan hebben, omdat zoietshem totaalonmogelijk zou zijn geweest; maar in dat bewuste kamertje had hij doordat bepaalde raam nog een aantal landschappen voor je tevoorschijn kunnentoveren! [2] Laat die magiër maar eens buiten in de naakte natuur zo'n degelijkhuis tevoorschijn toveren, en dan meteen blijvend en met alles erop en eraan! Datzal hij, zoals gezegd, wel mooi laten! Daarom is dit huis hier om het eerlijk tezeggen, een werk van God, -en dat andere slechts van een mens die in feite nietmeer is dan iemand die goed thuis is in natuurkundige zaken en daar handig meeom weet te gaan, en absoluut geen zogenaamde magiër[3] Zoals dit echter een werk van God is, is dit eveneens het geval met mijnwijsheid! Alles wat jij aan mij ontdekt, komt van. God! Daarom hoef je dus nietmeer te vragen hoe, waar en wanneer Ik tot dit alles ben gekomen![4] Voor het oog van de mens kunnen ook mensen wel op wonderen lijkendewerken tot stand brengen; alleen zijn dat helemaal geen wonderen, maar met heelnatuurlijke middelen ook op heel natuurlijke wijze tot stand gebrachte zaken, dievoor een leek alleen maar op wonderen lijken omdat hij noch van de middelennoch van de manier waarop men die middelen voor een bepaald doel kangebruiken ook maar enige notie heeft. Vertelt men hem echter over de middelen ende gevolgen die ontstaan wanneer men er gebruik van maakt, dan zal hij meteen instaat zijn om hetzelfde wonder te verrichten als de magiër, die hij tevoren voor eenwonderdoener heeft gehouden" [5] Roclus zegt: "Ook het tevoorschijn toveren vandat landschap van de magiër in Thebe?"[6] Raphaël zegt: 'inderdaad, alleen is het een beetje moeilijk om aan de middelente komen die daarvoor nodig zijn; want die magiër heeft zowel het ene als ook hetandere middel zelf uitgevonden. Deze twee middelen geeft hij natuurlijk niet prijs,en daarom is het voor jou wel moeilijk om hetzelfde tot stand te brengen als wat hijdaar doet en waardoor hij zich het aanzien van een eersteklas magiër verschaft.[7] Zou je echter de kunst verstaan om zuivere kiezelsteen te smelten en daaruithelder glas te vervaardigen en dit tenslotte te slijpen en te polijsten zoals menedelstenen slijpt en polijst -een werk waar de Indiërs heel goed in thuis zijn -, danzou je het wonder al gauw en ook heel duidelijk doorzien, en nog des te helderder,wanneer je bovendien een soort Apelles zou zijn, wie het mogelijk was om waterzo bedrieglijk echt met allerlei kleuren te schilderen, dat hij zelfs vogels misleidde.[8] Die magiër van jou is een beroemde edelsteenslijper, hij kan glas maken uitkiezelsteen, het ook slijpen en polijsten, en bovendien is hij ook een van de besteschilders van heel Indië, vooral wat het natekenen en naschilderen vanlandschappen betreft, natuurlijk op zeer kleine schaal. Hij heeft een eigen apparaatgeconstrueerd om zijn geschilderde landschappen door zo'n zelf geslepen stuk glaste laten bekijken, en hierdoor wordt zo'n optisch bedrog bewerkstelligd als jij zelfmet je merenlandschap hebt gezien.[9] Dat is nu een heel geheime wetenschap die de Phoeniciërs en door hen ook deEgyptenaren ontdekt hebben en die ze, onder volstrekte geheimhouding, voor hunbuitengewone toverkunsten gebruikt hebben. Over een paar duizend jaar zullen allevolkeren precies weten hoe zoiets werkt; dan zal er ook niemand meer zijn die, als

Page 86: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

86

hij een goed verstand heeft, een dergelijk verschijnsel nog voor een wonder zalhouden, en al helemaal niet van buitengewone aard "

Hoofdstuk 46: Het priesterdom als vijand van het licht[1] (Raphaël:) 'Ik zeg je dat er een tijd zal komen, dat mensen op ijzeren wegen zosnel zullen rijden als een afgeschoten pijl door de lucht vliegt; dat mensen zullenspreken met de tong van de bliksem van het ene eind van de wereld naar hetandere; dat ze in de lucht zullen rondvliegen als vogels, ver weg over zeeën enlanden, -en toch zal niemand hen voor magiërs en nog minder voor goden houden!Wel zullen de priesters, die er altijd zijn, steeds alles in het werk stellen om teverhinderen dat het volk op deze wijze wordt voorgelicht; maar hun moeite zal ookaltijd volkomen tevergeefs zijn! [2] Hoe meer ze geneigd zijn het volk in nacht envolledige duisternis te voeren, des te meer zullen ze daardoor de altijd aanwezigelichtgeesten opwekken tot een des te grotere tegenwerking, en daardoor zal eengroter en intensiever licht onder het volk verbreid worden, tot tenslotte de priesterszelf genoodzaakt zullen zijn om door de voor hen uiterst zure appel van het lichtheen te bijten en apostelen van het licht te worden; maar dat zal veel strijd vergen.[3] Het zal gebeuren dat de magiërs hevig vervolgd worden, en de kiem voor dezevervolgingen bestaat al reeds voor een deel bij het Farizeeërdom dat een groteafkeer heeft van de magiërs, en voor het grootste gedeelte bij jullie Essenen, die nuuit alle windrichtingen de toverkunsten opkopen. Jullie kijken nu al metheimelijke, jaloerse blikken naar iedere wonderdoener, vooral als deze een of anderwonder verricht dat jullie al binnen jullie muren hebben gerangschikt enweggeborgen, ten behoeve van jullie volksmisleidende levensonderhoud.[4] Nu behaagt het God de Heer echter om langzaam maar zeker niet de priesters,maar heel gewone, onopvallende mensen buitengewone uitvindingen te laten doen,waardoor de mensen een belangrijke culturele ontwikkeling doormaken.[5] De priesters zullen dit natuurlijk met veel kabaal te vuur en te zwaard gaanbestrijden, maar dat zal hen niet helpen; want hoe heftiger ze daartegen gaanvechten, des te meer zullen ze hun zelfzuchtige en heerszuchtige, slechte begeertesten overstaan van het volk blootgeven en daardoor Ieder geloof en vertrouwenverliezen. [6] Want als men van een mens ook maar eenmaal gemerkt heeft dat hijiemand wilde bednegen, zal men in de toekomst geen vertrouwen meer m hemstellen, zelfs niet wanneer hij met iets heel reëels en waars voor de dag zou komen;want de vrees blijft, dat daarbij een of andere slechte bedoeling op de achtergrondop de loer ligt. Daarom zal het met priesters die zich door hun boosaardige ijver tezeer hebben blootgegeven, niet slechts gedeeltelijk, maar helemaal uit zijn.[7] God de Heer heeft er door Zijn orde al voor altijd voor gezorgd, dat al hetslechte en verkeerde zich altijd zelf vernietigt; en hoe meer dit naaralleenheerschappij begint te streven, des te eerder zal het zichzelf vernietigen.[8] Al het slechte handelen van de mensen van deze aarde lijkt op een nuttelozemachine die des te eerder totaalonbruikbaar wordt, naarmate deze aldoor maarintensiever en heviger gebruikt wordt. Ook het lichaam van de mens wordt des teeerder versleten en vernietigd, naarmate het hartstochtelijker zijn hebzuchtige

Page 87: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

87

neigingen volgt. [9] Daarom is het voor iemand met ware levenswijsheid nooit eenreden om niet aan een ware God te geloven, wanneer hij ziet dat alle priestersslechte zaken teweeg brengen en hij hen dingen ziet begaan waartegen zijnverstand in opstand komt. Want de Heer laat dat alles daarom toe: ten eerste, opdatdaardoor het ware, zuivere verstand des te meer opgewekt wordt tot warewerkzaamheid, en ten tweede, opdat het slechte zichzelf daardoor des te eerdervernietigt en geheel te gronde richt.[10] Overdag zoekt niemand naar licht en is men zich niet eens bewust van dewerkelijke waarde daarvan; men gaat immers in geen enkelopzicht gebukt onder dezwaarte van de nacht. Overdag is het goed lopen, omdat men iedere kuil, iederesteen op straat en iedere afgrond kan ontwijken, daar men dat allemaal al van verafkan zien. Maar 's nachts in het stikkedonker is dat heel anders; dan kan men slechtsmoeizaam en met de grootste voorzichtigheid vooruit komen.[11] Hoe welkom is de wandelaar dan ook het kleinste lichtende vlammetje dat zijnpad, al is het maar enkele stappen ver, verlicht, en met welk een verlangen zal dewandelaar in de woestijn die een vriend van het licht is de komende ochtendtegemoet gaan![12] Zie, precies zo vergaat het de vriend van het geestelijke licht midden in eengeestelijke nacht, die grotendeels door de snode heb en heerszucht van de priestersbij de vaak te lichtgelovige mensen verspreid is; maar hoe donkerder het wordt,des te meer zal ook steeds het gebrek aan licht waargenomen worden en des temeer zal de volle waarde van het geestelijke licht gewaardeerd worden.[13] Mensen die eenmaal door hun opvoeding al van de wieg af aan volledigverduisterd zijn, merken het ontbreken van geestelijk licht evenwel niet op envoelen zich heel behaaglijk onder de blinde troost van hun priesters, die hun steedsin geuren en kleuren een heleboel stichtelijke verhalen kunnen vertellen overmensen die weliswaar allang gestorven zijn, maar volgens de regels van depriesters ooit een vroom en trouw leven hebben geleid. Dat stelt de totaal blindenhelemaal gerust; daarbij huilen ze vaak van louter ontroering en worden mildgestemd, wat de priester natuurlijk nooit tot nadeel strekt. [14] Zulke mensen gaan,zoals gezegd, evenmin gebukt onder hun geestelijke nacht als iemand die totaalblind is geboren ooit enige hinder heeft ondervonden van de nacht, al was die nogzo donker; voor hem gaat nooit een zon op of onder! Maar iemand ondergaat denacht heel anders wanneer hij gewend was om voortdurend in het licht van deeeuwige waarheidsdag te wandelen, maar dan als een goede zanger mee moet gaanhuilen met de wolven in het bos, wil hij het er heelhuids afbrengen![15] Stel je een situatie voor waarin enkele mensen die ziende zijn zich in eengroep bevinden waar iedereen blind is! En dat nu een van deze ziende mensen eenbeschrijving gaat geven van de grote heerlijkheid van het licht en van het heerlijkekleurenspel hiervan. De blinden zouden hem meteen het zwijgen opleggen en hemuitmaken voor een brutale, boosaardige leugenaar, terwijl hij toch geheelovertuigdzou zijn van de zuivere waarheid! - Zeg me of denk je eens in, hoe het de ziendemensen na verloop van tijd te moede zou moeten worden, en vooral als de ziendemensen heel goede middelen zouden hebben om de meeste blinden van de hele

Page 88: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

88

groep ziende te maken, als deze het maar zouden willen! Hoe zou het jou dan metje zuivere verstand te moede zijn?"

Hoofdstuk 47: De vruchten van de nacht en de vruchten van het geestelijke[1] Roclus zegt: 'Dat zou een wanhopige toestand zijn, vooral voor een ziende arts!Het zou immers duizend maal beter zijn om helemaal niet te bestaan, dan als eenziende onder de blinden te leven die vol wantrouwen, eigendunk en hoogmoedzijn! Maar je hebt gelijk, mijn beste, zeer wijze Jongen! In de wereld is het nueenmaal zo en niet anders; daarom is het in mijn ogen beter om de blinden teverlaten en ieder conflict met hen zoveel mogelijk te vermijden. Verliezen zedaardoor iedere ziende leider, dan moeten ze uiteindelijk allemaal na korte of ietslangere tijd aan de rand van een afgrond komen die hen allemaal, dat kan nietanders, moet verzwelgen. Hun einde is weliswaar treurig maar zeker, en niemandkan hen daarvoor behoeden!" [2] Raphaël zegt: 'Dit keer heb je een heel goedoordeel uitgesproken, en zie, zo handelt de Heer vanuit Zijn orde ook met demensen! Wanneer een of andere gemeenschap van mensen, of ook een heel volk,vrij en kwaadwillig de waarheld en het licht uit de hemelen vijandig gezind wordt,laat de Heer het ook toe dat zo'n volk in een volslagen donkere levensnacht terechtkomt. Hierin begaat het dan al gauw de ene ten hemel schreiende domheld na deandere en geeft daardoor aan allen die ook maar een beetje kunnen .zien, zijn eigenkwaadaardige blindheid en leugen duidelijk te kennen in alles wat het wil, nastreeften doet. Zo'n ongeneeslijk volk moet dan uiteindelijk wel aan de rand van eenafgrond komen en deze zal het zonder enige genade en mededogen verslinden. Deziende mensen echter zullen in aantal toenemen en met hun licht zullen ze deaardbodem zegenen, geestelijk en lichamelijk.[3] Maar de Heer laat een volk, zolang het nog maar een heel zwak schijnsel vanhet ware licht bezit, zeker niet aan de rand van de afgrond komen, omdat er in ditschijnsel toch nog enig besef aanwezig is dat hen waarschuwt voor het te grondegaan. [4] Maar wanneer er bij een volk eenmaal een uitgesproken haat ten opzichtevan het licht van de waarheid heerst en het volk en z'n priesters de ziende mensenop alle mogelijke manieren vijandelijk gaan bejegenen en vervolgen, zoals nu alsinds lang bij de joden het geval is, dan houdt ook het geduld van de Heer op envoor zo'n volk valt er niet meer aan de ondergang te ontkomen.[5] En bij zo'n volk komt dan de Heer vanuit de hemelen Zelf naar de aarde, waarHij een gericht houdt over de slechte, blinde godslasteraars zoals het ook nu, op ditmoment, op aarde het geval is en wel in het mooie land van de joden, die ooit Godsvolk waren! [6] De Heer zal nu echter nog het kleine aantal trouwe en ziendemensen om Zich heen verzamelen en hen een vollicht uit de hemelen geven; maarnaast dit licht zal alles wat geen licht heeft niet kunnen bestaan, maar gedrevenworden naar de werkelijke rand van de onvermijdelijke afgrond. Daar hoef je voorde ziende mensen met geen enkel bedrieglijk wonder meer aan te komen, maarslechts alleen met een wonder dat geheel waarachtig voortkomt uit Gods kracht,die Hij in het hart heeft gelegd van leder mens die de waarheid ziet.

Page 89: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

89

[7] Want zoals een vals en blind geloof, dat eigenlijk een bijgeloof is, maar al tegauw als zodanig te herkennen is aan allerlei leugens, bedrieglijke daden en eensteeds toenemende liefdeloosheid, zo is ook een waar, levend geloof als zodanig teherkennen aan de volle waarheid in alle dingen, zonder enige terughoudendheid, endoor een voortdurende toename van de liefde onder de mensen en tot God, envanuit deze waarheid en liefde in dé goddelijke kracht en macht, die God in hethart heeft gelegd van leder mens die de waarheid ziet. [8] Wat voor zin heeft heeldie geheime kunst en wetenschap dan voor de mens, als uiteindelijk zelfs de ziendemussen de valse profeet waar iedereen bij is vanaf de daken toeroepen: 'Jij bentalleen maar een egoïstische, vreselijke oplichter en doetje wonderen zus en zo voorde blinden! Maar de ware, ziende kinderen van God kun je nooit bedriegen; wantzij zijn tot Iets anders in staat vanuit de goddelijke kracht in hun hart die de geestvan de eeuwige liefde is, en zij doorzien je miserabele knoeiwerk en je boze opzetdoor en door. Pak daarom je oude bedrieglijke boeltje bij elkaar en zorg dat je eenziend mens wordt in de ware kracht van God, -of wij mussen zullen je nog berovenvan het beetje licht datje bezit!' -Zeg eens! Zou jij de mussen dat kwalijk kunnennemen? Het ergste wat een bedrieger kan overkomen is wel, dat men hemtegemoet treedt met het volle licht van de waarheid; maar erkennen moet hij dezeuiteindelijk toch, goedschiks of kwaadschiks![9] Kijk hier eens naar het onmiskenbare wonder dat is voortgekomen uit de warekracht van God! - Jij bent een Esseen en ook nog een vooraanstaand magiër vandeze orde. Jij maakt doden levend, de maan haal je bijna pal voor de neus van degeestelijk blinde, verbaasde toeschouwers naar beneden, je laat bomen, gras, water,rotsen en muren praten. Wat zou je ervan vinden als deze mensenmussen van allerassen en klassen je nu heel luid gingen vertellen hoe jij en je handlangers,wanneer jullie diensttijd je naar het klooster roept, jullie doden opwekken en julliebomen, gras, water, rotsen.en muren laten spreken, en als ze dan een dode naar jetoe brachten en je dringend zouden verzoeken hem in het leven terug te roepen?Wat zou je zuivere rede en je scherpe verstand daarop te zeggen hebben?"

Hoofdstuk 48: Roclus verdedigt het Essenendom en de schijnwonderen[1] Roclus zegt: 'Ik zou het zeker zonder tegenspraak moeten dulden; wantwaarheid blijft waarheid, of deze mij nu schade of voordeel oplevert! Ik weet nuechter wat je mij hiermee eigenlijk wilt zeggen en dat zal zeker wel zijn, dat ookonze orde iets slechts is en dat deze tenslotte zijn ondergang tegemoet zal gaan ophet moment, dat Gods zuivere licht uit de hemelen het hart van de mensen verlichtzal hebben. Vriend, dat is weliswaar een waarheid waar niets tegen in te brengenvalt -want wanneer alle mensen of in ieder geval het grootste deel daarvan in alonze geheimen worden ingewijd, dan is er inderdaad voor altijd een eind gekomenaan ons werk -; maar men zal in ieder geval nooit van ons kunnen zeggen, dat wijal deze dingen met ook maar een greintje zelfzuchtige, kwade wil hebben gedaan,omdat het ons in deze hoogst droeve tijd alleen maar in alle opzichten te doen wasom het aardse welzijn van de mensen, en ons klooster in feite niets anders is dan

Page 90: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

90

een instelling op basis van liefde en vriendschap. Wij hebben daarvoor dan ookniet één slecht middel gekozen![2] Zeker, men zou inderdaad kunnen zeggen: Elk bedrog is al een slecht middel.Maar dan geef Ik ook aan een god heel beslist ten antwoord: Ja bedrog is inderdaadaltijd een slecht middel, als dat ook maar enigszins gepaard gaat met een of andereslechte bedoeling om wat voor zelfzuchtige reden dan ook! Als ik echter zie dat demens op geen enkele andere manier te helpen is dan kennelijk alleen maar doorbedrog, en ik dan ook uit pure liefde voor mijn lijdende broeder naar dit enigmogelijke middel grijp en de mens daar onmiskenbaar mee help, dan is en blijftzelfs het allergrootste bedrog geen slecht maar een uitermate goed en juist middel,waar een god onmogelijk iets tegen in te brengen kan hebben. Om dit kracht bij tezetten zal ik je slechts een voorbeeld uit mijn Esseense levenservaring geven, enzul je me gelijk moeten geven, ook al zou je zelf een tienvoudige god zijn.[3] Er kwam een. huilende man bij me, wiens lieve, jonge, uiterst brave vrouwzodanig ziek werd, dat zij van deze ziekte enkel en alleen geheel genezen konworden door slechts één, mij welbekend middel. Ieder ander geneesmiddel zouzonder meer haar dood hebben betekend en haar echtgenoot tot de ongelukkigstemens van de wereld hebben gemaakt. De vrouw had echter zo'n afkeer van hetbekende middel, dat ze liever tien keer zou willen sterven dan zich van ditgeneesmiddel te bedienen waardoor ze zeker zou genezen. Wat men haar ook zei,niets hielp en haar man was keer op keer de wanhoop nabij. Het was mij bij zulkegelegenheden nog nooit gebeurd dat me niet iets goeds te binnen schoot en ik zeidan ook meteen heel ernstig en beslist in het bijzijn van de man tegen de vrouw:'O, maak je maar niet ongerust, ik weet nog wel honderd andere middelen die zulkeziektes nog veel eerder en zekerder genezen dan het genoemde middel! ' Hiermeehad ik in feite al gelogen als een paard; want ik wist werkelijk voor alle schattender aarde geen ander middel voor haar. Deze werkelijk kardinale leugen was dus alhet eerste bedrog voor het heil van de zieke vrouw.[4] Het tweede en dus nog grotere was vervolgens noodzakelijkerwijs, dat ik hetbekende middel een andere naam gaf, het vermengde met iets neutraals endaardoor de vorm, kleur en ook een beetje de smaak ervan veranderde en de prijservan ook flink verhoogde. Drie pond goud veranderden de zaak enorm. De vrouwnam het geneesmiddel met veel plezier in en werd enkele uren later niet alleenvolkomen gered, maar ook meteen fris, monter en ook volkomen gezond! Ik zelfkon amper mijn lachen inhouden om dit geslaagde bedrog, en tot op dit uur heeftnoch de vrouw noch de man van dit voor beiden heilzame bedrog ook maar ietsvernomen! [5] Nu vraag ik jou of dit bedrog als zodanig goed of slecht was? -Jezwijgt en kunt er niets tegen inbrengen! Ik zal je echter nog een ander voorbeeldgeven en daar dan je oordeel over vragen.[6] Luister, een jaar geleden gebeurde het, dat de enige, dertienjarige dochter vaneen hoogst respectabel en buitengewoon goed bemiddeld echtpaar overleed aaneen vreselijke melaatsheid. Dit kwam mij toevallig ter ore en ik snelde terstondnaar het huis waar grote droefheid heerste. De vader en moeder waren ontroostbaarvanwege dit verlies. Ik bekeek het meisje, dat daar volkomen dood lag aandachtigen stelde vast, dat het grote gelijkenis vertoonde met een meisje in onze grote

Page 91: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

91

verzorgings en verpleeginrichting en ik dacht bij mezelf: 'Dit droeve echtpaar kanen moet geholpen worden!' [7] Ik riep meteen de vader bij me en zei hem: 'Treurniet! Ik ben een ware Esseen en zeg je, dat ik dit slapende meisje weer tot levenkan wekken door mijn geheime geneesmiddel in het klooster! Laat haar daarheenbrengen met alles wat ze ooit heeft bezeten en geef mij een uiterst nauwkeurigebeschrijving van haar gehele karakter, haar sympathieën en antipathieën, kortomvan alles waar zij ooit mee te maken heeft gehad en ik garandeer je, dat ik je nudode dochter uiterlijk over twee maanden in je armen terug kom brengen!'[8] Ik zei dit ernstig en het spreekt dus vanzelf, dat de beide ouders er niet langover hoefden na te denken, omdat ze mij bij voorbaat al totaal niet tot enig bedrogin staat achtten. Alles wat het meisje dus ooit had toebehoord van de wieg tot aanhaar dood moest mee naar het klooster gebracht worden. Omdat ik gedurende mijndiensttijd dit huis heel vaak had bezocht en het meisje zeer goed kende en omdathet meisje van de al eerder genoemde verzorgingsinrichting, heel veel op hetoverleden meisje leek en daarbij een heel goed vermogen bezat om zich aan tepassen en dingen in zich op te nemen, was een uitwisseling zeer wel mogelijk.Toen er een paar maanden waren verstreken, was het meisje uit deverzorgingsinrichting al helemaal de weer tot leven gewekte dochter van de beidegelovig op haar terugkomst wachtende ouders.[9] Ik bracht zelf het tot leven gewekte meisje naar het ouderlijk huis. Toen debeide ouders mij al in de verte zagen en goed herkenden, staken ze van vreugdehun handen omhoog en liepen ze mij tegemoet, terwijl hun pseudo dochter op mijnaanraden hetzelfde deed, want ik had haar van tevoren verteld hoe ze zich moestgedragen. Als je getuige was geweest van de gelukzaligheid van beide ouders, hadje samen met mij meegehuild van vreugde![10] Door dit beslist buitengewoon fijnzinnige, maar toch wel kolossale bedrogzijn drie mensen volkomen gelukkig geworden; de droevige vader en moederhebben hun verloren dochter ongetwijfeld terug, en het anders zeer arme meisje isbij een paar weldoeners gekomen, zo goed als haar hart zich maar ooit had kunnenwensen. En wat heeft het mij opgeleverd? Ik zeg je, zo waar als ik hier sta: Niets,behalve het aangename besef dat ik drie mensen heel gelukkig heb gemaakt![11] Nu vraag ik je of dit bedrog ook slecht genoemd moet worden! Ja, ikzelfnoem ieder bedrog slecht wanneer het door iemand uit zelfzuchtigheid enverwerpelijk winstbejag tegenover zijn onschuldige medemensen gepleegd wordt;maar als ik alleen maar dan mijn toevlucht neem tot werkelijk fijnzinnig bedrog alsik er volledig van overtuigd ben, dat een zeer ongelukkig mens op geen enkeleandere manier te genezen is, dan is een nog zo groot bedrog iets heel goeds en kanhet door een verstandige en wijze god niet slecht genoemd worden, en dan moetmen met de vindingrijke mensengeest die in onze orde allerlei middelen uitvondom de lijdende mensheid gelukkig en gezond te maken bovendien nog ergdankbaar zijn! [12] Of heeft ook niet jullie God zich volgens de Schrift duidelijkvan bedrog bediend tegenover de oude en blinde vader Isaäk, om zijn volk in Jacobeen betere stamvader te geven dan de eerstgeborene, die ruwe Ezau? Ik ben het welmet je eens dat ieder kwaadwillig bedrog, als het eenmaal zijn hoogtepunt heeftbereikt, zichzelf te gronde moet richten, maar een bedrog ten gunste van de

Page 92: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

92

mensheid zeker nooit, maar wat moedwillig geschiedt door de een of anderekwaadwillige verrader wel! Het is dan toch echter wel duidelijk dat de vriend vande waarheid die ons goede bedrog verraadt, duizend maal slechter is dan de ergstevolksbedrieger uit onze orde! - Bewijs het tegendeel, als je dat kunt! Ik ben bereidom iedere strijd met jou over deze vraag te doorstaan."

Hoofdstuk 49: Het verschil tussen levenswijsheid en bedrog[1] Raphaël zegt:"Beste vriend, ik moetje openlijk bekennen dat het echt nietgemakkelijk is om met jou te praten; want jij gaat nu eenmaal van het principe uit,dat ieder middel geheiligd is alleen al door de bedoeling en het doel, en ik kan jedaar onmogelijk iets anders op zeggen dan dat je je ondanks al je goede wil en jescherpe verstand op een dwaalspoor bevindt en dat jij van alles wat ik je gezegdheb, met al je verstand hoe helder dat ook is, zeker nog bijna niets hebt begrepen![2] Jij ziet alleen aardse voordelen en het aardse geluk van de mensen, omdat jevan de geestelijke verhoudingen eigenlijk nog totaal geen notie hebt.[3] Men kan een mens op deze aarde wel heel gelukkig maken door allerleimisleidingen; maar daarmee heeft men hem voor zijn ziel en voor zijn geesthelemaal niets goeds, doch maar al te vaak, serieus iets zeer slechts bewezen.[4] Je hebt me een paar voorbeelden uit je leven verteld en tegen het eerste heb ikinderdaad geen bezwaar; want de behandeling van de zieke vrouw was in feitegeen bedrog, maar enkel iets verstandigs.[5] Als bedrog geldt voor God iedere verborgen handeling en verleiding vanmensen, waardoor zij onvermijdelijk fysieke en morele schade moeten oplopen.Als je echter een toespraak, iets aantrekkelijks of een daad alleen maar verhult omje broeder op deze wijze onmiskenbaar fysiek en moreel te helpen, omdat hij vaakmet allerlei zwakheden behept is waarmee op een openlijke manier maar moeilijkof ook helemaal niets te beginnen valt dan is dat alleen maar goed en verstandig enzeer aan te bevelen, en absoluut geen bedrog.[6] Als je met een handeling, toespraak of verlokking altijd een waarachtig edelebedoeling verbindt, dan heb je enkel iets verstandigs gedaan, waarvoor je debeloning uit de hemelen niet onthouden zal worden. En onder deze categorie valt jeeerste voorbeeld; want met deze verstandige daad heb je absoluut niets anderswillen bereiken dan datgene waarvan jij inzag, dat het voor de zieke vrouwvolkomen goed en nuttig was. [7] Maar je tweede voorbeeld is van geheel andereaard, ofschoon ook dit eenzelfde goedmoedig karakter lijkt te hebben. Daarmee isvoor de verre toekomst aan de mensheid een vals bewijs geleverd voor hetvermogen van jullie klooster om wonderen te verrichten, waardoor het niet kanuitblijven dat deze inrichting, wegens de algemene blindheid van de mensen, allegoudbronnen van de hele aarde voor zichzelf opent en over niet al te lange tijd inhet bezit komt van reusachtige rijkdommen.[8] Maar wat doet aardse rijkdom, wat brengt ze altijd teweeg? Ze maakt demensen hovaardig en heerszuchtig, en brengt hardvochtigheid voort, liefdeloosheiden de smerigste hoogmoed, en daardoor ook verachting, haat en vervolging van demedemensen. [9] Je hebt je immers al tegenover Cyrenius behoorlijk negatief

Page 93: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

93

uitgelaten over alle priesters, en uit de doeken gedaan hoe ze als plaatsvervangersvan een god de geestelijk arme mensheid maar al te vaak op de meest onmenselijkemanier kwellen, hen voor zich laten werken en zelf niets anders doen dan zichovergeven aan de allerergste ledigheid, terwijl ze intussen wel de blinde mensheidmet geestelijke en lichamelijke folteringen dwingen om voor hen te leven, tewerken en te sterven! Je hebt deze levensomstandigheden flink onder de aandachtgebracht en de schandelijkheid ervan duidelijk aan het licht gebracht.[10] Ik zeg je nu echter onverbloemd, dat alle nu nog overal bestaandepriestergemeenschappen op veel zuiverder basis staan dan jullie klooster; want hunfundament was vaste en zuivere, goddelijke waarheid uit de hemelen, maar dezewerd door de mensen zoveel geweld aangedaan, dat er nu bijna niets anders meerte zien valt dan leugen en allerhande bedrog. Wat kan er dan wel van jullieinstituut terechtkomen dat nu al principieel op niets anders gebouwd is dan op pureleugen en bedrog?! [11] Denk je soms dat jullie opvolgers zich steeds strikt aanjullie huidige opgestelde normen zullen houden? Over vijftig jaar al zal daaraanalles een heel ander gezicht krijgen! Het bedrog en allerlei toverkunsten zullen nogvermeerderd en verfijnd worden. Jullie zullen je ook wagen aan het weer tot levenwekken van oude personen, wat in sommige gevallen beter, in andere gevallenminder goed zal lukken.[12] Jullie zullen op het verraden van jullie geheimen de meest gruwelijke enonverbiddelijke straffen stellen; ja, jullie zullen zelfs de vraag, hoe het een ofandere wonderwerk van jullie mogelijk is, strafbaar verklaren! Jullie uitspraak zalzijn: 'Volk, je hoeft nergens een vraag over te stellen; jouw zaak is het slechts omonvoorwaardelijk te geloven! Mankeer je iets, kom dan, en je zult geholpenworden in ruil voor een volgens de voorschriften betaald offer! Over al het anderehoefje je eeuwig nooit zorgen te maken!'[13] Daardoor zullen mensen met een weetgierige inborst echter heimelijk boosworden, allerlei onderzoekingen verrichten en van buiten af achter jullie geheimenkomen. Dat zal jullie heimelijk met woede vervullen en aan degenen die zich aanjullie heiligdom vergrijpen, zal de meest vreselijke wraak gezworen worden enindien mogelijk zal deze ook nietsontziend volledig ten uitvoer worden gebracht:'

Hoofdstuk 50: De gevaren van de bedrieglijke wonderen van de orde derEssenen[1] (Raphaël:) 'Je hebt je afkeurend uitgelaten over de boetedoeningen van deIndiërs! Over vijftig jaar al zullen jullie nog tienmaal ergere invoeren; want alsjullie er mogelijkerwijs slechts voor gezorgd hebben dat het grootste gedeelte vanhet volk in zijn geloof sterk van jullie afhankelijk is, waar het heel gemakkelijk toete brengen is door jullie pseudo wonderen, dan zal het volk, wat er ook gebeurt,zich daar spoedig en zonder enig weerwoord in schikken. Want in hun domheidkunnen ze jullie voor niets anders aanzien dan voor knechten van de goden op dezeaarde die met allerlei geheime, goddelijke, alles vermogende krachten zijntoegerust, waar geen aardse wil en geen wereldse, menselijke kracht ook maarenigszins tegen opgewassen is.

Page 94: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

94

[2] Door zulke wonderen kunnen jullie het volk zonder meer volledig in julliemacht krijgen. Als dat eenmaal is gebeurd, hoeven jullie slechts tegen de een of deander zeggen: 'Erge zondaar die je bent! Wat jij voor ergs hebt gedacht, gewild enook al bijna hebt gedaan, dat zien wij, ja wij zien reeds die slechte gedachten enbegeertes inje hart in de kiem ontstaan, die jij pas in het komende jaar bewust in jegedachten hebt, en waardoor je je de volle vervloeking en toom van de goden op jenietswaardige hals zult halen! Wij waarschuwen je dat je je van al je bozegedachten en wensen voor de toekomst ontdoet en datje voor de goden, om ze voordeze keer gunstig te stemmen, voorlopig zo'n groot mogelijk offer aan onze voetenlegt:.Bovendien moet je jezelf nog gedurende drie volle jaren dagelijks kastijdendoor met een touw op je rug te slaan tot hij bijna bloedt! Je zult het eeuwigberouwen als je deze boete niet strikt uitvoert!' [3] De arme man die eigenlijk nooiteen slechte gedachte en al helemaal geen kwade wil in zich op had laten komen,zal zonder enige tegenspraak van jullie aannemen dat hij een grote enverdoemenswaardige zondaar is, en dat hij alles gewillig zal moeten ondergaanwaar jullie hem als almachtige en alwetende godsknechten mee opgezadeldhebben. -Ik vraagje echter naar het oordeel van je zuivere verstand, of dit einddoeldat jullie uiteindelijk toch moeten bereiken, goed en juist is, en of hier ook hetmiddel door het zeker volgende einddoel wordt geheiligd!"[4] Roclus zegt: 'Ja, maar die bedoeling hebben wij nog geen van allen ooit gehad,wij waren altijd alleen maar iets goeds van plan voor de arme, lijdende mensheid, -en daarom zie ik nog altijd niet zo goed in hoe mijn middel, namelijk het gestorvenmeisje op bedrieglijke wijze weer tot leven wekken, slecht kan zijn! Want ik kanme met al mijn verstand, hoe helder dit ook is, totaal geen enkele voorstellingmaken van waar dit volgens jou toe zal leiden -en ook niet dat uiteindelijk alles watwij nastreven, ook al is dat nu nog helemaal niet duidelijk, in die richting gaat!Want als men zoiets wil bereiken, moet men toch wel de wil hebben om ietsslechts te doen. Bij mijn weten is bij ons allemaal het volslagen tegendeel hetgeval! Waarvandaan zou het slechtste van het slechte ons instituut binnen moetenkomen?"[5] Raphaël zegt: 'Vriend, je hoeft maar de zuiverste tarwe te nemen en deze op dezuiverst mogelijke akker te strooien, als hij opkomt zul je er altijd nog eenbehoorlijke hoeveelheid onkruid tussen aantreffen! Nu jij en je collega s echtermets dan onkruidzaad in de aarde strooien, hoe willen jullie dan tarwe oogsten?[6] Gedurende alle tijden en in alle landen op aarde is oorspronkelijk door God aande mensen de allerzuiverste waarheid gepredikt door de mond van profeten dievervuld waren van Gods geest. Bekijk deze waarheden nu eens na een paarduizend aardse jaren! Wat zijn het nu? Voor het overgrote deel onkruid,voorschriften van mensen, leugens en allerlei soorten duimendik bedrog! Julliehebben je instituut op niets dan leugens gebouwd, en denken jullie daarmeewaarheid op te wekken in het hart van de mensen? Waar blijft de wereld dan?![7] Wat heeft het voor zin om een grote, diepe kuil in de grond te graven middenop de weg, zónder er in de verste verte de bedoeling mee te hebben dat er ooit eenmens in zal vallen?! En als de mensen dan 's nachts op deze weg lopen, zeg me,zullen ze dan niet even goed over de rand van dit gat vallen en daarin verdwijnen

Page 95: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

95

als wanneer je dat gat wél in de aarde gegraven had met de bedoeling om ermensen in te laten vallen en te laten verdwijnen?![8] Of laten we zeggen dat er een zieke man bij je komt, wiens ziekte je met al jeheldere verstand verkeerd beoordeelt, en je geeft hem dan een middel dat in zijngeval juist een gif is! Hij gaat eraan dood. Kan het middel dan goed genoemdworden, omdat jij als arts daar de beste bedoeling mee gehad hebt?![9] Mensen die in de weg, omdat het zeer drassig was, een gat of een diepeafvoergeul groeven zonder er een brug over heen te maken met een goede leuning,hadden zelfs ook een goede bedoeling, namelijk om de weg droog te.leggen; maardoor hun kortzichtigheid konden ze niet zo ver vooruit kijken, want anders haddenze immers zeker in moeten zien, dat zo'n gat of zo'n geul voor degenen die 'snachts over deze weg zouden gaan wel zeer gevaarlijk moest zijn.[10] Het middel waarmee ze de weg drooglegden was zodoende ook met de bestebedoeling een slecht middel, omdat ze met hun goede bedoelingen dit maal nietvoorzien hadden dat het gat of de geul 's nachts voor de reizigers toch duidelijkheel gevaarlijk zou zijn. Ja, als de wegverbeteraars het drassige stuk met stenen enhout opgevuld hadden en de weg op deze manier hadden drooggelegd, of over degeul in ieder geval een goede en stevige. brug hadden gelegd, dan zouden beide,zowel het middel als de bedoeling, goed zijn. Maar omdat ze enkel dachten: 'Nu,overdag zal iedere reiziger het gat of de geul toch wel vroeg genoeg opmerken enhet ontwijken, -en 's nachts moet toch niemand reizen!', was het middel dus slechten kan het door een zogenaamd goede bedoeling niet geheiligd worden![11] En zo is ook jullie bedrieglijke wonderinstituut voor het heil van de mensheideen tot in de kern slecht middel, omdat jullie bij het oprichten ervan helemaal niethebben overzien welke onuitsprekelijk grote nadelen hieruit voor de mensheidmoeten ontstaan. Wat voor zin heeft het dat jij de dochter van je vriend zogenaamdtot leven hebt gewekt, als hij van iemand die hij volledig vertrouwt te horen zoukrijgen, dat zijn eigen dochter netjes begraven is en een totaal vreemd kind als zijnzogenaamd weer levend gemaakte dochter aan zijn zorg werd toevertrouwd? Denkje soms dat jouw vriend zich ook hierna met zo'n bedrog tevreden zal stellen? Ofkun je je niet voorstellen, dat een dergelijk verraad een uitzonderlijk vernietigendlicht op jullie hele instituut zou werpen en het hierdoor alle geloofwaardigheid enal het vertrouwen zou verliezen?![12] Denk er maar eens over na wat de gevolgen van zo'n verraad voor beidepartijen zijn, dan zal het je wel duidelijk gaan worden of slechte middelen wel,serieus beschouwd, door een niet te overziene, totaal blinde, goede bedoeling endoor het bereiken van een slechts schijnbaar goed doel, als goed en geheiligdbeschouwd kunnen worden voor het forum van het heilige gerecht van de ware enalleen juiste wijsheid van God en Zijn lichtende geesten![13] Of staat dit niet gelijk met het willen verzwakken of zelfs vernietigen van dewaarachtige kracht van Gods geest, waarmee niet zelden mensen op deze aardevervuld werden? En gebeurt dit niet ten dele uit valse eerzucht en deels uit afgunsten grote jaloezie en uit vrees voor het verminderen of zelfs het geheel verlorengaan van inkomsten?! Wat moet er wel niet omgaan in een doorgewinterde Esseen,als hij hier dit wonder, dat op klaarlichte dag ten aanschouwe van alle mensen open

Page 96: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

96

en eerlijk werd verricht, goed tot zich laat doordringen en vervolgens, als hij eerlijkwil zijn, heimelijk bij zichzelf moet denken: ' Zie, tot zoiets zul jij eeuwig nooit instaat zijn! Wat stellen de wonderdaden van de Essenen eigenlijk voor vergelekenbij dit wonder! '?!"

Hoofdstuk 51: Ware en valse wonderdoeners[1] Roclus zegt: 'Voor ons, denkende mensen, is daar inderdaad een oneindig grootverschil tussen, maar voor de leek is gauw iets goed! Als iemand, die vanuit zijninnerlijke geestkracht wonderen verricht, ons maar niet ten aanschouwe van hetvolk uitdaagt en voor hen onze heel natuurlijke trucjes onthult, dan kunnen wijnatuurmagiërs, naar ik meen, ons heel goed handhaven naast de ware magiër dievanuit zijn innerlijke goddelijke geestkracht werkt, en hij naast ons, als hijtenminste niet geplaagd wordt door jaloezie!" [2] Raphaël zegt: 'Zo, is dat alles water in je om gaat?! Denk je dan dat het de ware wonderdoener die vanuit degoddelijke kracht die in hem woont te werk gaat ook te doen is om wereldse eer enaardse beloning?! Bestaat er voor de mens dan geen hogere en verder reikendebestemming op deze wereld dan de best mogelijke verzorging van zijn lichaam enzijn persoonlijke eer op deze materiële aarde? Luister en voel![3] Ieder mens heeft een onsterfelijke ziel en in de ziel een geest die nogonsterfelijker is. En opdat de ziel, als geest die zich uit de materie ontwikkelt,volledig één wordt met de oergeest van God, die 'liefde' heet, moet al het strevenvan de ziel erop gericht zijn, dat zij zich ten eerste losmaakt van de materie en vanalle eisen die deze stelt, en dat zij al haar inspanningen, al haar doen en laten enkelnaar het zuiver geestelijke richt; ten tweede moet het voortdurend haar enige zorgzijn, dat zij één wordt met de in haar rustende geest van Gods zuivere liefde, omdatGod Zelf van oorsprong in Zijn oerwezen de allerzuiverste Liefde is.[4] Maar hoe komt een mens dan te weten, dat zijn ziel één is geworden met deware geest van God in haar? -Dat komt hij heel eenvoudig uit zichzelf te weten!Als je in jezelf geen hoogmoed, geen onnodige eerzucht, geen zucht naar roem,geen afgunst, geen verlangen naar bezit, pracht en praal, geen eigenliefde, maardaarentegen des te meer intense en ware liefde voelt voor je naaste en God, en heteen ware, diepe vreugde voor je hart is als je alles wat je bezit in geval van noodaan arme en gebrek lijdende broeders en zusters hebt gegeven, ja, als het je echtpijn doet in je hart wanneer je een arme niet kunt helpen, en als God alles voor jebetekent en de hele aarde met al haar rijkdommen en schatten niets, dan is je zielreeds .geheel een met de geest van God in haar, dan heeft zij het volmaakteeeuwige leven bereikt, is ze wijs, en waar nodig in staat om wonderen te verrichtenenkel en alleen door te willen! [5] Om de ziel van de mensen echter naar dezebestemming te leiden, is door God aan zo menig vrome, in zichzelf en met God ééngeworden ziel juist. In bijzondere mate goddelijke kracht verleend om wonderen teverrichten, opdat zij voor de zwakken en kleingelovigen een getuige is van datgenewaartoe de mensen door God bestemd zijn en hoe zij moeten leven en handelen omdeze bestemming in zichzelf te realiseren.

Page 97: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

97

[6] En een ware wonderdoener zal zeker geen wonder doen om zich door dedomme en blinde wereld te laten aangapen of zelfs om iets te bereiken waar alleende materiële wereld waarde aan hecht, nee, hij zal dit doen om zijn naasten de warelevensweg te laten zien, om hun moed en vertrouwen ~ geven voor de strijd met dewereld tegen hun kwade hartstochten om hun de ware grond, de waarde en hetware doel van het leven te laten zien en hen op deze manier via een heel korte wegdaarheen te brengen waartoe ze allen door God zijn geroepen, namelijk tot hetware, eeuwige leven en de hoogste gelukzaligheid daarvan.[7] Stel nu jezelf en je hele instituut de vraag of jullie ook jullie zogenaamdewonderen ooit met deze bedoeling hebben verricht! Jullie zijn wel wereldwijze enzeker niet van huis uit slechte mensen; maar jullie zijn door het najagen van degoederen van deze wereld zelf in je innerlijke levenssfeer volkomen blindgeworden. De wereld en wereldse gelukzaligheid betekent voor jullie alles! Omdeze zo volkomen mogelijk te bereiken, is het vooral noodzakelijk omje doorgeschikte en doeltreffende middelen een zo groot mogelijk aanzien te verschaffen.Met het zwaard in de hand gaat dit niet altijd het best; maar het is bepaald nietmoeilijk om je door middel van allerlei toverkunsten een soort goddelijk aanzien teverschaffen, omdat alle mensen van nature veel meer verlangen naar wonderen dannaar geweld. Men moet er dan alleen nog voor zorgen, dat er met behulp vandergelijke zogenaamde wonderen voor de kijklustigen een bepaald materieel, ookal is dit maar schijnbaar, voordeel te behalen valt, en het spel is gewonnen.[8] De strekking van jullie opvattingen is dus precies zoals ik je nu uiteen zalzetten: ' Als mensen die overal in de wereld rondgekeken hebben, zijn wij aan deweet gekomen dat de mens na dit aardse leven helemaal geen leven meer heeft enkan hebben. Maar omdat je nu eenmaal op deze wereld moet leven, moet je inieder geval zo goed mogelijk proberen te leven. Om dat te kunnen, moet je ietsbedenken waardoor je je voor het volk onmisbaar, en schijnbaar op deeenvoudigste manier en met de minste moeite dienstbaar kunt maken. Dan zal hetvolk zelf al het zware werk voor ons verrichten, wij zullen daarbij een goed levenhebben, en het volk, dat ons helemaal verzorgt, zal daarbij van mening zijn dat hetGod een aangename dienst bewijst door alles, maar dan ook alles, voor ons tedoen! Daarvoor presenteren wij ons aan het volk, vanwege ons vermogen omwonderen te doen, als permanente en onverstoorbare plaatsvervangers van degoden op aarde, en daarvoor zullen wij ook als goden leven. Er moet alleen nooiteen verrader komen! Als het ons lukt om ons slechts vijftig jaar lang zonderverraad te handhaven, zullen vorsten samen met hun volkeren van pure deemoedvoor ons in het stof kruipen! [9] Om deze zaak zo doelmatig mogelijk te maken,mogen wij in het begin geen kosten sparen om alles zo effectief als maar enigszinsmogelijk is in te richten. Verder moeten wij ons steeds voor het volk voordoen alsde meest liefdevolle, voor hen bezorgde, en door de goden waarachtig bezieldemensen, en we zullen door de volkeren op handen worden gedragen! De oudereligiestichters waren weliswaar zo verstandig om ervoor te zorgen dat een volk zowerd als zij het 't beste konden gebruiken; maar wij Essenen met onzebuitengewoon grote ervaring, willen een religie tot stand brengen waartoeuiteindelijk alle volkeren samen met hun heersers moeten behoren! Want hoe het

Page 98: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

98

bijna overal elders toegaat weten wij, en voorlopig zullen wij daar nog meer vanaan de weet komen, wij zullen ons zeer geslaagde instituut aldoor verbeteren en hetin hoge mate verrijken met alles wat nuttig voor ons is en het zo voor alle tijdender tijden een voor al onze vijanden volledig onaantastbare plaats geven!'[10] Wel, als de ware wonderdoeners, die vanuit Gods geest te werk gaan zich danook nog met jullie zouden willen verenigen, zou jullie instituut, dat gebaseerd is ophet bedriegen van mensen, inderdaad totaal onoverwinnelijk zijn en jullie zoudendan al spoedig heer en meester zijn over alle wereldse schatten van deze aarde.Maar de ware wonderdoeners zijn, zoals ze in het verleden waren en ook in detoekomst altijd zullen blijven altijd de grootste vijanden van alle bedrog en leugengeweest en zullen zich daarom ook nooit met jullie verenigen, maar jullie overalontmaskeren en de volkeren alle voorzieningen tonen van jullie instituut, dat vanuitjullie standpunt bekeken zo prijzenswaardig is! Daardoor zullen jullieverwachtingen, die er zo mooi groen uitzien, maar al te gauw verwelken en voorniemand meer enige waarde hebben. Zul je dan ook nog beweren dat julliebedrieglijke wonderinstituut zo gemoedelijk en eendrachtig samen kan gaan met dewerkelijke wonderdoeners die vanuit God werken? Zie, ik alleen zou al heel goedin staat zijn om jullie instituut met een enkel wonder dermate krachteloos temaken, dat voortaan zeker geen enkel mens meer, op zoek naar hulp, bij jullie zijntoevlucht zou nemen! -Geloof je wat ik zeg, of geloof je me niet?"

Hoofdstuk 52: Roclus' twijfel aan Raphaël’s macht[1] Roclus zegt: ':Als je met je daden tot evenveel in staat bent als met je woorden,dan zou zoiets je inderdaad mogelijk zijn; maar de ervaring die ik tot nog toe metiedereen heb opgedaan is, dat de wijzen met de krachtigste woorden ook dezwaksten waren wat hun daden betreft. Ik geef daarom openlijk toe, dat ik niet al tezeer bevreesd ben voor je enigszins hoogdravende woorden met betrekking tot jedaadkracht! Maar ja, er is veel mogelijk, ook al is het niet altijd waarschijnlijk![2] Ga maar naar de beide ouders en vertel hun dat hun onlangs uit de doodopgewekte dochter niet de echte is, maar dat zij slechts vanwege de grotegelijkenis ondergeschoven is, dan zul je zien of ze je geloven! Ja, men zal je wel dedeur wijzen, maar geloven zal men het nooit, ook al zou je in staat zijn om met eentweede, nog meer gelijkende kopie te komen. Want de werkelijke dochter tot levenwekken zal je waarschijnlijk toch niet lukken; want ten eerste zal het jounauwelijks bekend zijn waar ze begraven is, en ten tweede is haar lichaam vast alwel behoorlijk aangevreten door de wormen.[3] Dit zou volgens mij nog de enige manier zijn om de beide ouders, in iedergeval voor een tijdje, aan het twijfelen te brengen; in het uiterste geval zouden detwee ouders de werkelijk tot leven gewekte dochter vanwege de grote gelijkenis alspleegdochter aannemen. Maar laten we ophouden met deze hele nietszeggendewoordenwisseling en onze aandacht op iets anders richten![4] Hoor jij ook bij dit gezelschap? Waarom zijn jullie nu eigenlijk precies hier?Verleent de opperste landvoogd hier, zoals al vaker het geval was, publiekeaudiëntie aan het volk, luistert hij naar hun verzoeken en hoort hij allerlei klachten

Page 99: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

99

van het volk en zijn vertegenwoordigers aan, of houdt hij hier soms een soortgerecht of krijgsraad? Want ik zie hier immers mensen uit alle streken en plaatsenvan de mij bekende aarde. Zelfs de zwartste Moren, zo zwart als ik ze eerder nognooit heb gezien, zijn hier buitengewoon rijk vertegenwoordigd; Perzen,Armeniërs;' Tauriërs, Grieken, Romeinen en Egyptenaren zijn er ook![5] Uit bescheidenheid en passende hoogachting voor de wijze en grijze Cyreniuszou ik nooit voor de dag zijn gekomen met deze vraag; maar omdat we nu al ruimtwee uur met elkaar praten, heb ik moed gevat en de vraag nu aan jou gesteld!Vertel me daar eens wat over als je dat wilt, en ook over de manier waarop nu tocheigenlijk dit huis met die tuin, haven en schepen erbij is ontstaan! Ik weet nog welwatje mij hierover al gezegd hebt; maar puur door de kracht van Gods geest in demens kan het toch immers niet alleen maar gebeurd zijn! Die kracht kan de menswel op het spoor brengen van de middelen waarmee men zoiets het best kanproduceren; maar zonder deze middelen, enkel uit lucht, zal zoiets toch wel niet totstand zijn te brengen! Kom, beste, wijze, jonge vriend, zeg me nu eens eerlijk watje er allemaal van weet!" [6] Raphaël zegt: 'Heb nog maar even geduld; want wezijn nog niet helemaal klaar met het gesprek van zojuist, en waarom deze menigtehier is samengekomen, mag ik niet voortijdig verklappen! Later zul je nog welmeer te horen krijgen; laten we voor 't ogenblik maar eens bij het volgendestilstaan: of ikzelf niet in staat zou zijn om jullie instituut een dodelijke slag toe tebrengen, zonder mij ergens een tweede kopie van de zogenaamd door een wondertot leven gewekte dochter te verschaffen! Jij twijfelt hieraan en toch zou ik jeogenblikkelijk een overtuigend bewijs kunnen leveren waarvan je de haren te bergezouden rijzen! -Wat zou je dan zeggen?"

Hoofdstuk 53: Roclus rechtvaardigt het stichten van de orde der Essenen[1] Enigszins geraakt zegt Roclus: 'Mijn geweten wordt niet geplaagd door watvoor misdaad dan ook! Ik heb steeds streng volgens de wet geleefd; wat zou mij deharen te berge moeten doen rijzen? Als het al zo is dat ons instituut zo'n gruwel isin de ogen van een voor de mensen nooit zichtbare God, wiens bestaan ik nuinderdaad niet meer kan ontkennen na alles wat ik van jou gehoord heb, dan zou dealwetende, alles ziende en almachtige, buitengewoon oerwijze God toch wel eenmiddel hebben waardoor Hij het oprichten van dergelijke instituten gemakkelijkzou kunnen verhinderen! Wij en eigenlijk onze voorvaderen hebben noch voor,noch tijdens en ook niet na het oprichten van dit instituut van enige kant een ofandere belemmering ondervonden; ook de staat, waaraan het plan toch openlijkwerd voorgelegd, heeft met alle bereidwilligheid toegestaan dat dit instituut, datzeer nuttig werd bevonden, werd opgericht, en ons toegezegd altijd trouw te zullenzwijgen, en ook beloofd om als dat nodig mocht zijn, ons met wapens te behoedenen te beschermen. Het volk, voor wiens duidelijk heil dit instituut werd opgericht,heeft ook geen protest laten horen. Dus van geen enkele kant, noch van God, nochvan de staat en ook niet van de burgers, is bij de oprichting op een of anderemanier geprotesteerd, en zodoende was het puur onmogelijk om tegen iemands wilte zondigen met het oprichten van dit instituut, en wij als leden daarvan kunnen

Page 100: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

100

daarom iedereen en ook een God met een heel rustig geweten onder ogen komen.Ik zou daarom werkelijk niet weten waarmee jij er op gerechtvaardigde wijze voorzou kunnen zorgen, dat de haren mij te berge rijzen![2] Jij beschikt, tenminste naar je eigen woorden, over een bijzondere kracht enbent misschien zelf wel degene die dit wonder heeft verricht, en je kunt misschienook zomaar slechts door woord en wil doden tot leven wekken, zoals nu tot onzestad het gerucht van een Nazarener is doorgedrongen die zoiets ten aanschouwevan iedereen heel goed kon, wat ik ook helemaal niet zo zeer betwijfel; wantmensen zijn innerlijk geesten van zeer verschillende grootte, en zo is er regelmatigiemand die hetzij uit zichzelf of door toeval iets uitvindt waarvan miljoenen vóórhem, miljoenen tijdens zijn leven en erna, geen enkele notie hebben, en hij voerthet uit en brengt daardoor vaak de halve aardbol in grote verbazing. En dan is hetjuist weer ons instituut, dat met geen goud te betalen is, dat zulke uitvindersopzoekt en alles in het werk stelt om hen voor zich te winnen, en ervoor te zorgendat hun afzonderlijke uitvindingen de gehele mensheid ten goede komen![3] Wij Essenen zullen nooit een buitengewoon mens vervolgen of belemmeringenin de weg leggen, maar wij stimuleren zo iemand nog op alle mogelijke manieren,en proberen hem, indien mogelijk, voor ons te winnen, wat ons al meerdere malenis gelukt. Dat het hem dan niet slecht gaat bij ons, daar staat het hele instituut alséén man borg voor! Zie, zo denken wij, dit is ons standpunt en zo handelen wijook, zonder dat enige beloning, hetzij tijdens of na dit leven, hier een rol speelt!Wij doen hetgeen wij na algemeen overleg als goed beschouwen, alleen omwillevan het geval zelf! Voor welke rechter moeten wij dan nog bang zijn?[4] Ben jij soms zelf die wonderbaarlijke Nazarener? Ook goed, en eigenlijk nogbeter; want dan leren wij die man of jongeling tenslotte immers zelf kennen, vanwie wij al zoveel buitengewone dingen hebben vernomen! Alleen zie je me er ietste jong uit voor de Nazarener, die volgens de beschrijving minstens dertig jaarmoet zijn! Maar het maakt helemaal niet uit, je hoeft de beroemde Nazarener ookhelemaal niet te zijn; want jij bezit immers ook een zeer levendige en werkzamegeest, je hebt veel van de wereld gezien en allerlei ervaringen op kunnen doen.Waarom zou jij daardoor niet ook vermogens kunnen ontwikkelen, waarvan ik degrootsheid in het geheel niet kan vermoeden? O, denk niet dat ik ook maarenigszins jaloers op je ben! Ook wil ik niet ontkennen dat er buiten onzeschijnwonderen ook ware wonderen kunnen bestaan; want aan schijnwonderenmoeten altijd ware wonderen vooraf zijn gegaan, omdat de mensen anders niet zogemakkelijk ooit schijnwonderen hadden kunnen uitvinden. Maar wat betreft éénding ben ik het absoluut niet met je eens, namelijk dat wij met opzet door onzeschijnwonderen ooit iets hebben willen bereiken waarvan men algemeen erkent dathet in feite slecht is.[5] Inderdaad, we wisten niet dat door zulke bedrieglijke wonderen de morelelevenssfeer van de mensen totaal te gronde wordt gericht, wat voor de mensen eengroot kwaad is; maar we waren allen zonder uitzondering atheïsten en daarom konons natuurlijk ook geen ander menselijk levensgeluk voor ogen staan dan hetaardse, omdat wij niet aan een leven na de dood van het lichaam geloofden,tenminste niet aan een leven waar men zichzelf van bewust is! Waardoor wij echter

Page 101: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

101

het bestaan van een goddelijk wezen niet meer aannamen en wat ons tot eenabsoluut atheïsme heeft gebracht, heb ik je al zo goed en aanschouwelijk mogelijkper 'longurn et laturn'*(*lang en breed) uit de doeken gedaan en ik geloof nuvoorjou, ook al zou jij God Zelf zijn, zo zuiver mogelijk te staan.[6] Er is ook geen enkel ziek plekje in mijn geweten dat ik geheim heb gehouden,en daarom sta ik hier ook heel moedig tegenover je! De dood vrees ik niet,ofschoon ik waarlijk geen vriend ben van pijn en lijden. Wat is er verder nogwaarmee je de haren van een man, die ook van zichzelf kan zeggen 'Si totusillabatur orbis, impavidum ferient ruinae!,*(*Ook al stort de hele wereld in elkaar,de onverschrokkene zal toch door het puin gedragen worden)van angst te bergezou kunnen doen rijzen? Laten we nu liever goede vrienden blijven en elkaar inalles wat goed en waar is steunen, wat zonder meer zeker het beste is voor allemensen, dan zal het volgens mij helemaal niet nodig zijn dat wij elkaars haren teberge doen rijzen! Overigens kun je doen wat je wilt, de wereld zal over hetalgemeen toch nooit beter worden dan ze nu is en ook altijd al was![7] Het liefst zou ik er nu met mijn collega's weer vandoor gaan! Want ik zag netdat hier meerdere Farizeeën zijn, en -vergeef me, vriend! -die kom ik lievernergens tegen, omdat ze' ex diametro,* (*lijnrecht) tegen iedere vooruitgang zijn.Ik schenk je alle verdere verklaringen en moeite! Ik weet nu waar ik aan toe ben enwaar ik me geestelijk naar moet richten om het eeuwige leven uit God te bereiken;meer heb ik voorlopig niet nodig, en verdere uitleg over dit wonder met betrekkingtot het huis schenk ik je ook, ofschoon ik graag tot in de kern was doorgedrongen!Maar al die Farizeeën; zelfs de overste uit Caesarea Philippi, met z'n strammebenen, is ook al hier! O, we maken dat we weg komen!"[8] Raphaël zegt: 'O, voor hen kunnen jullie wel blijven; want dat zijn evenminFarizeeën meer als jij! Iedereen die hier rondloopt is een zuiver mens, op één na,die intussen vanwege de Schrift wordt geduld. Dus de Farizeeën die hier zijn, hoefje niet meer te mijden! Maar je beweert dat je iets gehoord hebt van dewonderbaarlijke Nazarener? Vertel me er iets van, dan zal ik er van afzien omjouwharen te berge laten rijzen! Wil je dat?"[9] Roclus zegt: 'Waarom niet? Ik weet weliswaar niet veel; maar wat ik weet isgeen onzin, het lijkt op waarheid te berusten en verdient om geloofd te worden. Ikvraag alleen enig geduld om het onder woorden te brengen!"

Hoofdstuk 54: Wat Roclus over de Nazarener heeft gehoord en zijnopvattingen daarover[1] Na een korte pauze zegt Roclus tegen Raphaël: 'Beste jongen, werkelijk wijzevriend! Ik ben nu geheel in staat om je te vertellen wat ik ook pas sinds korte tijdheb vernomen van enkele handelslieden uit Nazareth en Kapérnaum, aan wie ikzonder meer waarlijk mijn volledige vertrouwen heb geschonken wat de feitenbetreft, omdat dat mannen zijn die men kan geloven. Maar ik weet natuurlijk ookgeen woord meer dan wat ik van deze collega' s van mij als waarheidsgetrouw hebvernomen, luister dus naar me!

Page 102: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

102

[2] In het stadje Nazareth aan de bovenloop van de Jordaan gelegen, niet in hetplaatsje in de bergen dat dezelfde naam heeft, leefde een timmerman die bij zijntweede vrouw een zoon had verwekt, die hij 'Jezus' noemde. Deze was tot zijndertigste ook timmerman en een altijd stille man, die veel dacht maar weinig sprak.Hij was verder een uiterst beschaafd man; men hoorde hem nooit ruziën en zaghem nooit een of andere bekoorlijke Venus en evenmin Bacchus hulde bewijzen.[3] Evenwichtige en zeer bescheiden nuchterheid was de overheersendekaraktertrek in zijn leven. Daarnaast was hij altijd zeer deemoedig en barmhartigtegenover de armen, en vroeg voor zijn altijd uitstekende timmermanswerk slechtseen heel klein loon, dat hij altijd uiterst stipt aan zijn ouders afdroeg. Op de dagechter dat hij precies dertig jaar oud werd, legde hij al zijn gereedschap aan de kanten raakte noch zijn bijl, noch zijn zaag meer aan. [4] Zijn broers en zijn nog inleven zijnde moeder, allemaal volkomen eerlijke mensen, vroegen hem naar dereden daarvan en hij moet hun het volgende, hoogst mysterieus klinkendeantwoord gegeven hebben: 'Het uur is gekomen, dat ik de wil van mijn Vader in dehemel moet vervullen, waarom ik dan ook naar deze wereld ben gekomen!,[5] Spoedig daarop verliet hij het ouderlijk huis, trok naar de kleine woestijn nietver van de plaats waar de Jordaan in de zee stroomt, waar wij ons nu bevinden,nam daar leerlingen aan en leerde hun God en de naaste lief te hebben enwaarschuwde hen voor het oude zuurdeeg van de Farizeeën; en dit is iets waardoorik veel waardering voor de man kreeg, ofschoon ik nog niet het geluk had hemergens persoonlijk te ontmoeten; want een tegenstander van de Farizeeën is altijdonze vriend en kan van ons alle steun krijgen. [6] Aan deze zeer achtenswaardigeleer schijnt hij ook een geweldige magische wilskracht te verbinden enwonderdaden te verrichten die tot nog toe geen enkele sterveling in zijn dromenvoor mogelijk heeft gehouden. Men zegt bijvoorbeeld dat hij iedere dode zonderenig aards middel maar slechts door woord en wil weer in het leven terugroept; hoeongelooflijk en fantastisch dit ook mag klinken, zegt men toch dat het volkomenwaar is! Kortom, hij moet van de ene plaats naar de andere trekken, de mensenzichzelf en God leren kennen op een manier die heel goed te begrijpen is, en iederestap die hij zet schijnt van de meest buitengewone wonderen vergezeld te gaan![7] Zijn intussen al zeer talrijke en altijd met hem mee trekkende leerlingen houdenhem voor een God, omdat een werkelijke God met al zijn wonderbaarlijkeeigenschappen onmogelijk tot meer in staat zou zijn. Maar laten we het daar maarniet over hebben; want een God, zoals wij ons die in allerlei vormen en gedaantenvoorstellen, is immers toch niets anders dan een allerlei vormen aannemendproduct van de menselijke fantasie, met louter toegedichte vermogens die nietsvoorstellen, evenmin als de bezitter van deze vermogens, namelijk degefantaseerde God! [8] Maar als het echt zo gesteld is met de wonderman uitNazareth, waar ik absoluut niet aan twijfel, dan zie ik ook helemaal niet in waarommen hem niet voor een God zou kunnen of mogen houden! Ik denk er het volgendeover: Deze mens, door zijn natuurlijke aanleg zeker begaafder dan leder andermens op de hele aarde, heeft door zijn levensinzet het centrum van zijn liefdelevenin zichzelf gevonden, en heeft vervolgens dit centrum zeer zorgvuldig verzorgd,gevoed, gesterkt en ontwikkeld.

Page 103: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

103

[9] Met dit ware leven, dat volledig in hem is ontwikkeld en hem geheeldoordringt, stelt hij zich in verbinding met de algemene levenskracht van denatuur, waardoor zijn wil dan niet alleen zijn eigen levensorganisme leidt, maaralle organismen in de hele natuur, omdat hij door zijn leven de leidraden van alleandere deellevens in de levende wezens in zichzelf verenigt en daardoor naarbelieven met alle wezens kan doen wat hij wil.[10] Ik heb daarstraks al, toen ik nog volledig atheïst was, de opmerking latenvallen, dat en hoe een mens het alleen maar tot een werkelijke God en tot heteeuwige leven kan brengen door het levensprincipe in zichzelf te vinden, en datmisschien al verscheidene mensen heel lang geleden het zover gebracht hebben enin de toekomst nog meer mensen het zover zullen brengen. Nu hebben we de manuit Nazareth, die geen verzinsel is en die mijn bewering volkomen rechtvaardigt!Aan hem dacht ik dan ook toen ik die opmerking tegenover jou maakte. Ik zou erheel wat voor over hebben als ik hem ergens kon vinden! Ik zou zelfs zijn leerlingworden en ik zou hem, als het allemaal waar is wat ik over hem gehoord heb vanenkele van mijn collega's, zonder daar verder nog aan te twijfelen voor een wareGod houden en hem met hart en ziel liefhebben en aanbidden, ook al zou je medaar duizend joodse Jehova's en honderdduizend Egyptische oppergodentegenoverstellen! [11] Ik zeg je: Alle Jehova's en alle Zeus en, de Egyptische,Griekse en Romeinse, en alle Athma's en Lama's van de Indiërs stellen niets voorbij deze ene Nazarener, die een ware wonderman is en waarvoor wij, Essenen, in 'tgeheel niet bevreesd zijn, want enkele van ons bevinden zich zelfs onder zijnleerlingen en hebben ons al meerdere malen per brief laten weten hoe deze man is,wat hij leert en wat hij allemaal doet! Ja, als die man hier toevallig zou zijn, danzou ik jou helemaal niet vragen hoe dit wonderbaarlijke huis is ontstaan; want danzou ik tegen je zeggen: 'Kijk, dit is een waar Godswerk![12] Voor een God is het mogelijk om hier ook een nieuwe wereld te scheppen;want hij heeft de centrale levensdraden in zich, en het kan niet anders dan dat hijhiermee alle wezens en alle elementen van de gehele natuur volkomen in zijnmacht moet hebben. Hij hoeft maar iets vast te willen en het moet zich dan volgenszijn allerhelderste en hoogst volmaakte intelligentie vormen. Archimedes, 'n grotewijze, die met heel wat krachten vertrouwd was, zei: 'Geef me een vast punt bovende aarde, en ik licht de hele wereld uit haar voegen!' Dat was weliswaar eenstoutmoedig, maar toch een groot woord; maar het zou hem wel zwaar gevallenzijn om met zijn schroefhefbomen de hele aarde uit haar voegen te lichten.[13] De Nazarener heeft echter geen materiële schroefhefbomen nodig, hij hoeftmaar zijn wil te laten werken en de hele aarde, wij incluis, ligt in atomenuiteengevallen voor ons, dat wil zeggen, voor zover wij ons na dit uiteenvallen nogeen bestaan voor onszelf kunnen voorstellen![14] De Nazarener is het die de geschikte hefboom heeft gevonden en hij heeftgeen vast punt buiten de aarde nodig, maar alleen zijn wil, en alle zichtbare natuuris opgehouden te bestaan! En kijk, deze Nazarener behoort in zekere zin ook totons instituut, dat wil zeggen tot het instituut van de ware, onbaatzuchtigenaastenliefde, en wij hoeven daarom niet te vrezen voor een wonderdoener die nog

Page 104: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

104

groter en nog waarachtiger is, omdat wij er van overtuigd zijn dat vast niemand opdeze aarde het tegen hem op zal nemen.[15] Of voel jij er soms voor om het tegen hem op te nemen, je wou me Immers deharen te berge doen rijzen?! Kijk, mijn beste en verder zeer gewaardeerde jongen,altijd mooi bescheiden blijven! Je kunt dan wel tot heel veel in staat zijn, maar noglang niet tot alles; de Nazarener is echter tot alles in staat! Met hem zou het slechtkersen eten zijn voor jou, beste vriend van me! Ik zal de Nazarener vast nog welergens zelf ontmoeten en jou dan aan hem voorstellen; pas dan echter op dat het jede kop niet kost! Zo, weet je nu wie de wonderman uit Nazareth is?[16] Raphaël zegt: 'Zo, denk je dat ik hem niet ken? Ik ben immers al een zeergeruime tijd bij hem in dienst!'

Hoofdstuk 55: Het wonder dat Roclus van Raphaël verlangt[1] Roclus zegt lachend: 'Wat ben jij een vreselijke opschepper! Als je nog nooiteen onwaarheid hebt gesproken dan heb je het nu gedaan! Daar laat die jongevlegel mij de heerlijke Nazarener eerst uitvoerig beschrijven en zegt nu, dat hij algeruime tijd bij hem in dienst is. Niet slecht, helemaal niet slecht! Eerst weet hijnog zo goed als niets over hem en nu is hij zelfs zijn dienaar! Neen, maar nu vraagik je toch om dat te bewijzen, anders zal ik ervoor zorgen dat jouw blonde lokkente berge rijzen! Begrepen?! Kom dus maar op met het bewijs!"[2] Raphaël zegt: 'Ja m'n vriend, met dit verzoek maak je me niet bang en ik zal instaat zijn om alles te doen wat je maar verlangt, als je tenminste iets verstandigsvraagt en iets wat men zich voor kan stellen; want voor iets doms en iets dat menzich niet voor kan stellen bezit ik geen kracht en geen macht. Vertel me dus vlugwaarmee ik het moet bewijzen, dan zal ik het ook even vlug ten uitvoer brengen!"[3] Roclus keek Raphaël nu strak in het gezicht en zei: 'Wel, mijn lieve, jongevriend, hier heb ik een steen van de grond opgeraapt die ongeveer vijf pond weegt.Hij is van bruin graniet en is voor zover ik weet met geen enkel metaal verwant.Maak er goud van, maar het gewicht moet gelijk blijven!"[4] Raphaël zegt: 'Kortzichtige man, als.dat goud wordt, zal de klomp wel drie keerzo zwaar worden! Het gewicht kan dus niet gelijk blijven als aan de vorm en deomvang niets veranderd mag worden! Wat wil je nu dat er verandert?"[5] Roclus zegt: 'Laat vorm en omvang hetzelfde blijven en het gewicht veranderenten behoeve van het wonder!' [6] Raphaël zegt: 'Houd de steen nu dan stevig vast,opdat hij niet wanneer hij als een goudklomp driemaal zwaarder is geworden uit jehand valt; want de oerplotselinge gewichtstoename geeft altijd hetzelfde gevoel alswanneer er een steen van ongeveer tien pond uit de lucht in je handen zou vallen!Je zou dus wel eens met goudklomp en al om kunnen vallen!"[7] Roclus zegt: 'Dat ongeluk zal mij waarschijnlijk niet overkomen!'[8] Dit zei Roclus enkel vanuit een soort twijfel over het slagen van het bewijs. Ophetzelfde moment wil Raphaël de steen echter in goud veranderen. De steenverandert op dat moment ook helemaal in goud en werpt door de plotselingegewichtstoename Roclus op de grond en wel zo hard, dat Roclus zich flinkbezeerde en hij nauwelijks in staat was om weer op te staan.

Page 105: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

105

[9] Toen hij (Roclus) weer op zijn benen stond begon hij Raphaël te verwijten dathij het moedwillig had gedaan: 'Luister, wonderbaarlijke, baldadige jongen, tienvan zulke goudklompen zijn niet waard om je daarvoor zo'n pijn te latenwelgevallen! Had je me dan niet kunnen zeggen: 'Nu gebeurt de verandering!'? Ikben immers met mijn hoofd en mijn handen zo hard op de grond terecht gekomenalsof ik uit een hoge boom ben gevallen! Mijn hoofd doet nog ontzettend pijn! O,jij baldadige wonderjongen, genees me nu ook van mijn hevige hoofdpijn, als eennog groter bewijs van de waarheid van hetgeen je gezegd hebt!'[10] Nu blies Raphaël in de richting van Roclus en op hetzelfde ogenblik voeldeRoclus geen enkele pijn meer, en Raphaël zei tegen hem: 'Til nu ook de klompgoud van de grond op en bekijk hem of hij wel helemaal van echt goud is!"[11] Roclus deed dat en riep meteen ook zijn elf metgezellen erbij en zei: 'Kijk hiereens en oordeel zelf!"

Hoofdstuk 56: De Essenen gissen naar de persoon van Raphaël[1] Allen kwamen en zeiden: 'Vriend, dat is puur goud, en die hele klomp zou weleens een nauwelijks te schatten hoge waarde kunnen hebben! En die onbeschrijflijkmooie jongen heeft enkel door zijn wil bewerkstelligd dat deze bruine korensteennu een even grote klomp goud werd? Dat kan geen enkele magiër! Het is dus eenecht wonder, alleen een God mogelijk, -wat wij weliswaar tot nog toe allemaalvoor een verzinsel hielden, maar dit feit zegt ons onmiskenbaar iets anders. Dezeprachtige jongen is een God, niets meer en niets minder! Die moet door onsaanbeden worden en wij moeten hem offeren wat wij maar kunnen, opdat hij nietboos op ons wordt en ons zelfs zou verlaten!"[2] Roclus zegt: 'Hij beweert van zichzelf dat hij slechts een leerling en dienaar vande steeds beroemder wordende Nazarener is. Hij is dus geen God; maar des teduidelijker komt hier de onbetwistbare goddelijkheid van de Nazarener naar voren!Ook hebben jullie zojuist gezien met wat voor geweld ik op de grond viel,waardoor ik hevige hoofdpijn kreeg, en met een heel zachte ademtocht uit de mondvan de jongen werd die pijn letterlijk weggeblazen. Dus de jongeling is volgenszijn eigen woorden slechts een leerling en dienaar van de Nazarener, en verdientweliswaar al ons respect, maar geen aanbidding en geen offer! Omdat hij dit nuongetwijfeld is, moeten we nu alleen naar de Nazarener zoeken; hebben we die,dan hebben we alles!"[3] De metgezellen zeggen: 'Is deze jongen tenslotte niet zelf de Nazarener?[4] Roclus zegt: "Neen, neen, dat is hij niet! Ten eerste is hij daar veel te jongvoor; dertig jaar, -hoe komen jullie daarbij!? Deze jongen is amper zestien! En tentweede hebben we de hoogst eigen bekentenis van de jongen zelf! Zijnmoedwilligheid is wel een beetje erg, maar van een leugen is bij hem absoluut geensprake, dat garandeer ik jullie, -geen spoortje van een leugen is bij hem; want zogoed heb ik hem welleren kennen! Oprecht is hij zonder meer, soms ook wel eenbeetje ondeugend, wat we vanwege zijn jeugdige leeftijd graag door de vingerswillen zien, te meer daar hij zo'n prachtige jongen is als ik in mijn leven nog nooitheb gezien! Men zou bijna denken dat hij een verkleed erg mooi meisje is; maar

Page 106: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

106

soms ziet hij me er toch veel te ernstig uit, zodat ik hem dan ook ondanks zijn zeervrouwelijke schoonheid toch voor een mannelijk persoon moet houden. Ook is hijveel te wijs voor een meisje; want meisjes, ook al zijn ze nog zo mooi, zijn altijdeen beetje dom en kunnen zich nooit en te nimmer tot de wijsheid van een manverheffen. Maar hij bezit een heel bijzondere wijsheid, waar iemand zoals wij nietmee kan wedijveren. Dit alles bewijst echter ook dat hij niet de Nazarener zelf,maar een echte dienaar van hem is. Laat hij ons bij de Nazarener brengen!"[5] Nu richt Roclus zich weer tot Raphaël en zegt: 'Luister, jij beste, ofschoonenigszins kwajongensachtige dienaar van de Nazarener! Wij beiden zijn klaar metelkaar en ik en mijn collega's vragen je nu alleen nog om ons te laten zien waar wijde beroemde Nazarener kunnen vinden en ontmoeten!"[6] Raphaël zegt: 'Ja, nu mag en kan ik je, ook al is het een beetje vaag, wel zeggendat de zeer beroemde Nazarener zich juist hier bevindt! De juiste persoon kun jijmet je scherpe verstand zelf wel vinden onder deze ruim honderd gasten! Kijk, alsje niet zo'n scherp verstand had, dan had ik je de persoon van de Nazarener welaangewezen; maar je scherpe verstand belet me dat! Ga daarom goed zoeken en jezult het goede wel vinden!"[7] Roclus zegt: 'En maar hatelijke opmerkingen maken, geeft niets; mijn verstandis desondanks niet te verachten! Wat ik daarmee niet kan vinden, vind ik wel metmijn hart; want dat behoort toch ook niet bepaald tot de minste op deze wereld.Maak je geen zorgen om mij, mijn jonge, zeer wijze vriend, ik zal niet lang hoevente zoeken en spoedig het juiste vinden en hebben!"

Hoofdstuk 57: Roclus spreekt over het belang van een ontwikkeld verstand[1] Nu spoort Raphaël Roclus aan om eerst voor de kostbare klomp goud te zorgen,die hij hem cadeau doet. [2] Roclus zegt een beetje boos geworden: 'Vriend, als ikop het punt sta het hoogste goed van de mensen te zoeken, dan laat ik hetgevaarlijke vuil van deze wereld met rust! Heb je dat begrepen, jonge vriend, jedreigt nu toch wel een beetje eigenwijs te worden?! Ik kan je werkelijk verzekerendat ik deze vuiligheid met geen vinger meer aan zal raken en je kunt het voor jeeigen plezier weer veranderen in hetgeen het vroeger was![3] Denk je soms dat ik begerig ben naar goud, omdat ik een Griek en een Esseenben? Wel, dan vergis je je deerlijk! Ten eerste bezit ik thuis als aards erfgoedhonderd keer meer van dit gele vuil der aarde dan deze ongemakkelijke klompgroot is en daarom heb ik dit vers gebakken goud niet nodig, en ten tweede is mijnhart er nog nooit aan gehecht geweest; want als ik ooit begerig was geweest naaraardse goederen, dan had ik vast nooit zo'n scherp verstand kunnen ontwikkelen,dat, ook al kan het, het Allerhoogste zelf niet begrijpen, toch een hulpmiddel is opde weg daarheen, en ook daarom alleen al duizend maal meer waarde heeft danhonderdduizend van zulke goudklompen.[4] Wel weet ik nu dat de mens bij het puur met het verstand zoeken naar dehoogste geestelijke zaken van het leven, ook al is dat verstand nog zo zuiver enscherp, er nooit helemaal zal komen; maar als dit licht van de ziel volledigontbreekt, zal de mens het nog moeilijker hebben om bij de hogere, dieper liggende

Page 107: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

107

waarheden van het leven te komen! Als de mens een goed ontwikkeld verstandheeft, dan is hij volgens mij al een flink eind op weg naar de eeuwige enonvergankelijke levenswaarheid die van God komt, en dat is vanuit ditgezichtspunt bekeken zeker ook al van zeer hoge waarde, en het is daaromhelemaal niet juist dat jij, jonge vriend, zo plagend over mijn scherpzinnigheidspreekt! [5] Kijk, in de afgebrande stad dwalen nog heel wat mensen rond overwier scherpe verstand jij je zeker nooit zou beklagen; waarom komen ze dan niethier naar toe, deze schapen en lammeren, om de diepere waarheden v~n ~et levente zoeken? Ze zijn hier allemaal komen kijken en hebben dit nieuwewonderbaarlijke huis vast ook ontdekt; maar dat is hen om het even![6] Wat kan de belangstelling wekken van een mens als hij helemaal niet in staat isom te denken? Ik zeg: Helemaal niets, behalve dat zijn misschien hongerige maagijverig achter wat eten aan zal lopen, dat hem zal verzadigen! Zet deze steedshongerige menselijke lastdieren een maaltijd voor en verricht naast hen de grootstewonderen, -dan zullen deze verstandsloze mensen gulzig eten en niet in het minstoog hebben voor jouw wonderen! En als ze hun maag hebben gevuld, worden zetraag en slaperig en zullen weer geen oog hebben voor je wonderen! Zoiets valtalleen het ontwikkelde verstand op en het begint te denken en allerleivergelijkingen te maken en heeft geen rust tot het de een of andere verklaring vanhet wonder te pakken heeft![7] Maar als dit onweerlegbaar zo is, waarom maak je dan voortdurend bitseopmerkingen over mijn scherpe verstand? Kijk, ondanks al je wonderbaarlijkekracht heb je het wat dit betreft toch wel heel erg mis![8] Als ik een God waarachtig wil leren kennen dan moet ik daarbij, en wel op deeerste plaats, ook denken en dan pas voelen! Wat moet anders een beter engeestelijk gevoel in mijn hart opwekken als ik als een os ben zonder verstand? Jijzei me dat ik de goddelijke Nazarener alleen met mijn scherpe verstand moestzoeken en vinden; en dat zal ik ook doen om je te laten zien, dat een goed verstandook ergens goed voor is! Kort en goed, het is uitstekend, ik ben je heel veel dankverschuldigd en ik mag je echt heel graag -want je hebt mij een echte God lerenkennen en mij daardoor een onmetelijke schat gegeven, waartegen helegoudbergen niet opwegen -; maar datje nog steeds vervelende opmerkingen maaktover mijn verstand bevalt me niet aan jou![9] Want zelfs de hoogste wijsheid van een God moet het met me eens zijn, dat hetverstand voor de mens vanwege de zelfkennis en hoofdzakelijk vanwege de daaruitvoortvloeiende kennis van God even noodzakelijk is, als de ogen voor hem nodigzijn om te kunnen zien! Ik weet wel dat een mens met zijn verstand, ook al is ditnog zo wakker en helder, eindeloos veel niet kan en zal begrijpen van wat degoddelijke, hoogste wijsheid allemaal heeft verordend, wat haar deed ontstaan, enwat er allemaal is en gebeurt; maar zonder een zekere scherpzinnigheid, die in staatis om te onderzoeken en te onderscheiden, begrijpt de mens helemaal nooit iets![10] Men zegt, dat alleen het geloof een licht is voor de mens! O, lieve hemel, watis dan een geloof zonder verstand? Het is de wiegewijsheid van onmondigekinderen die naar de maan reiken omdat ze mogelijk denken dat het een rond stukhoningbrood is! Er zijn werkelijk volwassen mensen op deze goede aarde die de

Page 108: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

108

maan voor een in de lucht zwevend stuk brood houden, dat iedere maand door deparadijsvogels wordt opgegeten, maar dan meteen weer opnieuw begint te groeien!Ja, vriend, zeg me, wat heb jij, wat heb ik en wat heeft een God nu aan zo'n geloof?Is het dan niet beter en waardiger voor de menselijke en goddelijke geest in demens om na te denken en in de loop van de tijd te ontdekken, dat de maan toch ietsanders moet zijn dan een stuk brood waarvan de paradijsvogels kunnen eten?[11] Mijn principe is: Alles onderzoeken en daarvan het goede, en hetgeen in iedergeval het dichtst bij de waarheid komt, zolang behouden tot men hierover een beteren sterker licht ergens vandaan heeft gekregen. Immers, in een pikdonkere nacht iseen lichtwormpje beter dan helemaal geen licht; en daarom is het lichtvonkje vande ziel -verstand genaamd -immers ook beter dan totaal duister bijgeloof, waarin inde verste verte geen waarschijnlijkheid is te ontdekken! [12] Gesteld, dat ik eenvolstrekte waarheid, die mij verteld is, moet geloven zonder mij ook maar in hetminst ervan te kunnen overtuigen dat het werkelijk een waarheid is, omdat hetverstand en de ervaring die daarvoor nodig zijn ontbreken. Wat is zo'n geloof dananders dan het blindste bijgeloof? Want wat voor nut heeft de geloofde waarheidvoor mij als ik die niet begrijp, ja mij helemaal niet overtuigen kan of het eenwaarheid is? Waar zou goud nu goed voor zijn, als het verstand van een mens hetniet zou kunnen onderscheiden van ander, gewoon, waardeloos metaal? Als eenmens dus iets gelooft dan moet hij het toch met een beetje verstand geloven, andersmaakt het voor hem immers niet uit of iets leugen of waarheid is![13] Als jij mij zegt: 'Ver achter die blauwe bergen ligt een stad die louter uit dekostbaarste edelstenen is opgebouwd, en de mensen die daar wonen zijn allemaalreuzen!', dan zal ik jou, als ik blind en dom genoeg ben, op je woord geloven endan zal dat zelfs een onwrikbare waarheid voor me zijn; maar als er dan iemandanders komt die tegen mij zegt: 'Zeg, achter die blauwe bergen ligt helemaal geenstad, en er zijn al helemaal geen mensen die zo groot zijn als reuzen!', wat zal ikals dom onwetend mens zonder verstand dan doen? Ik zal vasthouden aan wat ikhet eerst gehoord heb, ofschoon het een pure leugen is, en ik zal met brutale spotde waarheid van de tweede afwijzen! Kan dit echter een hoogst wijze God om heteven zijn? [14] Als de Nazarener een God is vol van de hoogste wijsheid, waaraanik nu niet meer twijfel, omdat ik dat met mijn verstand inzie, dan zou het toch weldom van hem zijn als hij de mensen zou leren om de leugen en het onware daarvante onderkennen, maar daarentegen het licht van de waarheid en het goede daarvanzonder enig kritisch verstand aan te nemen![15] Je ziet dus datje me wat dit betreft niet kunt overtuigen, ook niet al doe jeduizend wonderen; maak daarom in het vervolg geen grapjes meer over mijnverstand, maar laat het in zijn waarde; wijs me dus maar aan waar de goddelijkeNazarener zich nu bevindt, opdat ik op passende wijze voor hem neer kan knielenen hem ook kan aanbidden!"

Hoofdstuk 58: De invloed van de liefde op het verstand[1] Raphaël zegt: 'Maar vriend, jij maakt je in zekere zin druk om iets waarvan jijalleen maar veronderstelt dat ik er zo over denk; hoe kun je van me denken dat ik

Page 109: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

109

een tegenstander ben van een goed verstand bij mensen?! Als ik je zeg datje deNazarener hier nu met je kritische verstand moet zien te vinden, wil ik je er alleenmaar op wijzen dat ook het helderste verstand bij lange na niet toereikend is, maardat het vooral een zaak is voor het gemoed, dus van de liefde, om Diegene tezoeken en te herkennen, die Zelf de hoogste en zuiverste liefde is! Het verstandmoet hierbij weliswaar niet ontbreken, maar het moet voorafgegaan worden doorde liefde! Zonder liefde lukt dit het pure verstand als zodanig niet![2] De persoon van de Nazarener is lang niet het enige wat hierbij belangrijk is,evenmin het feit dat jij Hem in je enthousiasme als magiër tot een God maakt,maar het enige belangrijke is wat je hárt erover zegt![3] Als je de juiste graad van warmte daarvoor zou bezitten dan had je deNazarener al herkend en was het niet nodig geweest om mij naar Hem te vragen;want liefde vindt liefde snel en moeiteloos. Maar bij jou overheerste tot nu toe nogsteeds het kille, ofschoon heel nuchtere verstand, en daarom moet je nog steedsnaar Hem vragen die zo dicht bij je is! Denk jij dat ik daarmee het blinde bijgeloof,dat jullie Essenen nu precies het meest cultiveren, wil verdedigen? O, dan vergis jeje behoorlijk in mij! [4] Als ik zeg dat hierbij puur werelds verstand niet voldoendeis, dan wil dit zeggen dat het wereldse verstand, zelfs als dit een hoge mate vanzuiverheid heeft bereikt, gepaard moet gaan met een nog veel hoger staand, zuivergeestelijk inzicht om het Allerhoogste te kunnen herkennen. Als ik je dit nu op zovoor de hand liggende wijze duidelijk wilde maken, hoe kun jij mij dan alsintelligent persoon verwijten, dat ik een tegenstander ben van het verstand enalleen ware ezels en ossen in staat acht tot hoger inzicht? Merkje dan niet hoe verje puur wereldse verstand weer naast het doel heeft geschoten?![5] Kijk, voor alle belangrijke burgerlijke levensomstandigheden hebben demensen zo nu en dan werkelijk wijze wetten bedacht en deze ook gesanctioneerd;maar er zijn er ook enkele bij die erg wreed zijn, zoals bijvoorbeeld de meestestrafwetten. [6] Nu heeft een mens een wet overtreden, voornamelijk omdat hijdeze wet niet kende. De arm van het gerecht grijpt hem en brengt hem voor destrenge stoel van de alle wetten zeer goed kennende rechter. Als deze dan volgenszijn puur wereldse verstand een oordeel uitspreekt, dan zal hij de aangeklaagdezonder enige genade volgens de codex poenitentiarium* (*wetboek van strafrecht)ter dood veroordelen.[7] Maar heeft de rechter, behalve zijn heldere verstand ten aanzien van de werelden de wet, ook een liefdevol warm voelend hart, dan zal dit protest aantekenen bijhet kille wereldse verstand en het volgende zeggen: De wet, misschien meer uittirannieke heersersdrift zo meedogenloos opgesteld, kan hier toch niet volledigtoegepast worden!? Want hier moet de duidelijke totale onwetendheid met eenbestaande wet in aanmerking genomen worden! [8] Want wanneer iemand op hetdak staat en iemand anders beneden op de grond ziet liggen, en met boze opzetnaar beneden springt boven op hem om hem te doden of toch in ieder geval zwaarlichamelijk letsel toe te brengen, dan moet zo iemand ten strengste gestraft wordenvoor zijn boosaardige opzet. Maar als iemand zomaar, enkel uit onvoorzichtigheidvan het dak valt en daarbij ook iemand die beneden op de grond ligt of toevalligvoorbij loopt dodelijk verwondt, dan is hij immers volledig onschuldig aan zo'n

Page 110: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

110

ongeluk, en dan is het een zaak van de rechter om goed te onderscheiden welkeomstandigheden er toe leidden, dat deze persoon tot boosdoener werd![9] Als een vreemdeling, die ons schrift, onze taal en onze wetten totaal niet kent,meteen bij het betreden van ons land al gauw en gemakkelijk een van onze wettenovertreedt, dan moeten wij hem wel aanhouden en hem door middel van een tolkmet onze wetten bekend maken. Pas wanneer hij dan voor de tweede keer een wetovertreedt, waarmee men hem bekend heeft gemaakt, dan kan hij er ook rustigvoor gestraft worden. In zo'n geval is het niet gepast om te zeggen, datonwetendheid met betrekking tot een wet waarop in een land eenmaal straffenstaan, voor niemand als verontschuldiging geldt; want hoe kan iemand een wet inacht nemen waarvan hij aantoonbaar nog nooit iets heeft vernomen?![10] Kijk en oordeel nu zelf Wie van beide rechters heeft hier volgens recht enwaarheid geoordeeld -de eerste, die met zijn kille verstand alleen de letter van dewet als richtlijn koos, of de tweede, die in zijn hart als mens een gerechtvaardigdmededogen had met de zondaar en daardoor de gebreken en de domheid van dewet aan het licht bracht?" [11] Roclus zegt: 'Natuurlijk de tweede'[12] Raphaël zegt: 'Goed! Maar wat verhoogde het inzicht en het scherpe verstandvan de tweede rechter?" [13] Roclus zegt: 'Natuurlijk de liefde in zijn hart, die hemtot mededogen met de zondaar aanzette! Hij wilde de zondaar niet vervloeken,waarom hij dan ook alles kritischer begon te bekijken en daardoor op een aantalomstandigheden kwam die voor de zondaar pleitten"[14] Raphaël zegt: 'Goed en juist gesproken! Wat volgt daar nu anders uit voorieder mens, dan dat een door allerlei wetenschappen en ervaringen gewekt verstandmet betrekking tot alle dingen en omstandigheden en richtingen pas dan een juistscherp inzicht krijgt, wanneer het verwarmd Wordt door de liefde in zijn hart, endoor de steeds lichter oplaaiende liefdesvlam ook steeds helderder verlicht wordt.Was ik dan een tegenstander van het verstand, omdat ik je er door bepaaldetoespelingen alleen maar op wees dat aan jouw scherpe verstand de eigenlijkescherpzinnigheid nog in belangrijke mate ontbreekt, en jij deze moet verhogen metde ware liefde tot Hem, die je nu pas zoekt en die je vroeger niet in die mategezocht hebt als je nu hebt doen voorkomen?!'

Hoofdstuk 59: Raphaël onthult wat Roclus diep in zijn hart over de Heerdenkt[1] (Raphaël:) 'Het is wel waar dat jij over de beroemde Nazarener een heleboelhebt gehoord wat je ongelooflijk toescheen, en dat je graag een ontmoeting metHem had gehad als het zonder al te veel moeite mogelijk was geweest; maar dat jeer bepaald moeite voor gedaan hebt, is niet zo, en je dacht bij jezelf: 'Wij hebbentoch al enkele broeders naar hem toegestuurd en zij zullen ons wel berichten wathij onderwijst en doet!' Maar die hebben zich vervolgens volledig van jullieafgescheiden en zijn Zijn leerlingen geworden en hebben aan jullie helemaal geenverslag over Hem uitgebracht, en dat verontrustte jullie een beetje en pas daardoorzijn jullie van dag tot dag nieuwsgieriger geworden om de Nazarener persoonlijk teleren kennen. [2] Alleen vriend, dergelijke pure nieuwsgierigheid is nog lang geen

Page 111: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

111

liefde! Want geef het zelf maar toe, of jouw liefde tot de Nazarener niet ongeveerhetzelfde is als wanneer een overwonnen strijder zich aan zijn overwinnaar uitenkel zwakheid, waarvan hij zich bewust is, allervriendelijkst overgeeft, in de hoopdat de overwinnaar hem toch maar niet nog meer bewijzen levert van zijn kracht!Eigenlijk ben je in je hart heel bang voor de Nazarener en doe je alleen maar alsofje vurig verlangt om Hem te ontmoeten; maar ik zie dat er in jouw gemoed eenheel andere wind waait. En weet je hoe die wind in begrijpelijke taal spreekt?Luister, ik zal vertolken wat hij zegt![3] Deze wind luidt als volgt: 'O jij, verdraaide Nazarener! Dat je uitgesproken numoet komen opdagen! Juist nu de zaken van ons fijne instituut zo goed op gangzijn gekomen! Dat men nu juist met die Nazarener komt aanzetten, die -wie kanhet zoals hij? -nu wonderen verricht waarbij onze verrichtingen puur verbrande aszijn en door hem heel snel verdacht en waardeloos kunnen worden. Die is pas metrecht als een ware luis in onze vacht terechtgekomen, en die zal er niet meer uit tekrijgen zijn. Nu komt het er op aan om in deze hachelijke omstandigheden te doenalsof er niets ernstigs aan de hand is. Laten we alles op alles zetten om tevoorkomen dat hij ons vijandig gezind wordt. Want als dat gebeurt, is het meteenafgelopen met ons hele instituut. Wat dan! Waarheen en wat te beginnen? Teoverwinnen is hij nooit; daarom moeten we verstandig te werk gaan en zelfs in deverste verte niets onvriendelijks tegen hem laten merken, maar hem steeds met demeeste voorkomendheid behandelen en hem zo vriendelijk en dienstbaar als maarmogelijk is tegemoet treden, dan zal hij, van wie men zegt dat het een goed mensis, vast nooit het zwaard tegen ons opheffen en ons in ieder geval met rust laten!'[4] Kijk, vriend, dit en nog een heleboel meer bevat jullie innerlijke levenswind,waar je waarschijnlijk nauwelijks iets anders tegenin kunt brengen dan slechts teverklaren, dat alles wat ik nu gezegd heb een leugen is, wat echter ook niet zalgaan, omdat ik je dan meteen documenten zou laten zien die door jou geschrevenzijn en waarvan de schandelijke inhoud hier waarschijnlijk veelopzien zou baren.En dat is nu juist het stukje, dat jouw haren, die reeds behoorlijk grijs zijn, te bergezou kunnen doen rijzen! Had ik nu gelijk, toen ik je zei dat je dus maar moestproberen om met dat scherpe verstand van jou de beroemde Nazarener te zoeken?Wat heb je nu op dit alles te zeggen?" [5] Diep getroffen zegt Roclus: 'Ja, bestevriend, als jij ook mijn geheimste gevoelens kunt lezen, dan houdt ieder verdergesprek met jou op en moet ik nu in alle ernst voor jou, jongen, neerknielen en jeom vergeving vragen voor alles wat ik tegen je heb gezegd!"[6] Raphaël zegt: "Kijk, ook dat moest eruit bij jou, en nu kun je pas aan deNazarener voorgesteld worden, volg mij daarom nu!"[7] Roclus spreekt nu de zeer verlegen klinkende woorden: 'Ja, vriend, dat isallemaal zeer mooi en zeer verheven! Ja, ja, er ligt een -hoe zal ik het zeggen -eengrote waardigheid in en het is een onmenselijk grote eer om aan de machtigste enmeest verheven mens van de hele aarde voorgesteld te worden! Ja, ja, dat is het!Maar als zo'n volmaakt goddelijk mens naast al zijn ondoorgrondelijke vermogensom wonderen te verrichten ook het zeldzame vermogen bezit om mensen zoals wijgeheel en al te doorzien en aan een mens, zoals ik, meteen in 't openbaar zijn helelevensloop te vertellen, -weet je, dan is het in 't geheel niet aangenaam meer om

Page 112: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

112

met zo'n Godmens kennis te maken! En ik zou nu liever weg willen lopen dan noglanger hier te blijven! Bovendien is het al bijna avond geworden, en thuis hebbenwij vandaag nog heel wat werk te doen, -en jij zult ons daarom wel willenverontschuldigen als ik nu jouw overigens zeer gewaardeerde aanbod afwijs, datwil zeggen, als het niet per se noodzakelijk is dat wij met de beroemdste allerberoemden kennis maken. Natuurlijk, als jij het als iets goeds en noodzakelijksvoor ons beschouwt en het wilt, dan spreekt het vanzelf dat wij ons tegenover jou,als onze in geestelijk opzicht grootste weldoener, zeker niet afwijzend zullengedragen; maar eerlijk gezegd vind ik het op het moment werkelijk niet ergaangenaam om iemand die qua macht en wijsheid zo immens groot is zo dichtonder ogen te komen, omdat men zich naast zo iemand maar al te zeer volkomen inhet niets voelt zinken! Men wordt een duizendvoudig niets, terwijl de tegenpartijmet zijn ondoorgrondelijke alles-in-alles in dit al-zijn alleen maar steeds meer aankracht wint. Zo'n gevoel van niets te zijn doet zeer en doet het hart pijn; daaromverheug ik me er dan nu ook niet meer zo geweldig op om voor het aangezicht vande beroemde Nazarener geplaatst te worden."[8] Raphaël zegt: Als jullie Hem niet leren kennen, verspelen jullie het eeuwigeleven van je ziel! Bovendien heb je zojuist immers zelf heel terecht opgemerkt, datje, om alles te hebben, alleen de Nazarener maar hoeft te hebben! Nu is daarvoornog gelegenheid, maar nog slechts tot morgen vroeg; Zijn vertrek vindt morgenheel vroeg in de ochtend plaats, dat staat vast. Waar Hij heen gaat weet behalve Hijhelemaal niemand! Daarom moeten jullie de gelegenheid aangrijpen, als je eeuwigwilt leven!" [9] Roclus zegt: 'Wel, breng ons dan naar hem toe! Onder zulkeomstandigheden zal hij ons toch wel niet om het leven brengen!"[10] Raphaël zegt: 'Jullie het ware leven geven, ja dat zal Hij doen, maar van hetschijnleven dat jullie nu leiden zal hij geen haar krenken! Volg me dus, zoals ik jeal eerder heb aangeboden!"

Hoofdstuk 60: Het wezen van de liefde[1] Nu pas besloot Roclus om Raphaël naar Mij toe te volgen en moedig de ruimdertig passen af te leggen. Daar Ik echter bij Cyrenius, zoals tevoren, nog aan tafelzat en met hem over een aantal regeringsmaatregelen sprak en Raphaël onzeRoclus in de richting van Cyrenius meenam, zei deze (Roclus) toen hij ongeveertwintig passen gelopen had: 'Ja, nu breng je me weer naar de opperstadhouder, metwie ik daarstraks al alles besproken heb?! De mij nu overbekende Cyrenius zaltoch zeker niet de gezochte Nazarener zijn?"[2] Raphaël zegt: 'Dat zeker niet; maar die aan de rechterkant vlak naast hemzittende, heel eenvoudig uitziende man, die is het! Je weet nu wie Hij is en nu kunje zelf wel naar Hem toe gaan!"[3] Roclus zegt: 'Dat is niet moeilijk, -nog maar ruim tien passen, en ik sta vlak bijhem! Maar wat moet ik dan zeggen, hoe moet ik hem aanspreken?"[4] Raphaël zegt: 'Maar jij, met je verstand,je kennis en je ervaring, weet jij niethoe je dat moet doen?! Dat is zelfs voor mij bijna niet te begrijpen! Ga er naar toe

Page 113: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

113

en zeg: 'Heer en Meester, hier voor U staat een hongerig en dorstig man, voed zijnziel!', dan zul je daarop wel meteen een passend antwoord krijgen!"[5] Roclus deed dat met een bevreesd hart, en IK keerde Mij met een ernstig,vriendelijk gezicht naar hem toe en zei: 'Vriend, van Tyrus en Sidon naar CaesareaPhilippi en van daar naar hier is duidelijk een kleinere afstand dan van hier naarAchter-Indië, waar de oosterse Sihiniten ver over het hoogste gebergte van Indiëeen geweldige muur hebben aangelegd! Daar zocht je de waarheid -en ook weerniet de waarheid; want ook al zou je de waarheid gevonden hebben, dan zou je dewaarheid toch niet herkend hebben! Zou je haar echter herkend hebben, dan zou zeje niet bevallen zijn; want als de waarheid niet volledig verenigd is met liefde, danlijkt ze op het zonlicht in het noorden. Dit verlicht ook de aarde; maar omdat hetlicht zonder warmte is, schenkt het de grond geen leven en is alles verstard als inde dood! [6] Een rechter zoekt volgens de wet ook de volle waarheid. Demisdadiger wordt met alle mogelijke middelen gedwongen de volle waarheid tebekennen en onder strenge eed worden getuigen gehoord. Tenslotte komt de vollewaarheid aan het licht; maar wie heeft er iets aan? Dat is ook een waarheid zonderliefde, dus een licht zonder warmte, en leidt tot doden! En zie, zo'n waarheid hebook jij gezocht en grotendeels gevonden, weliswaar heeft het je innerlijk niet totleven gewekt, maar doodde het je geest, die de liefde is in het hart van ieder mens.[7] En omdat jouw geest als het ware doodgedrukt was door de massa van destarre, materiële waarheid, kon het niet anders dan dat je ieder spoor van hetbestaan van een God verloor, omdat God ook alleen maar puur liefde is in Zijnoerwezen en alleen door de liefde weer begrepen kan worden![8] Je had er wel een duister, vaag vermoeden van, dat de liefde het basiselement isvan alle wezens en dingen; maar wat liefde zelf in wezen is, dat wist je niet en jekon dat ook niet weten, omdat je gevoel en de zintuigen van je ziel er nooit doorbewogen zijn. [9] Jouw kennis over het wezen van de liefde leek op de kennis dieje over het wezen van de sterren hebt. Ze geven licht, maar hun licht produceer;.geen warmte en je kunt onmogelijk te weten komen, door middel vanverstandelijke kennis, of hun licht misschien ook afkomstig is van een vuur .[10] Bij de zon voel je de warmte en ben je van oordeel dat die een vuur moet zijnen wel een onmetelijk machtig vuur, omdat het van een enorme grote afstand, diejou niet helemaal onbekend is, in staat is de aarde nog zo aanzienlijk te verwarmen.[11] Van de maan beweer je het volslagen tegendeel, omdat je van deze planeetnog nooit enige warmte hebt gevoeld. Van de andere sterren beweer je helemaalniets, omdat je van hun invloed nog nooit iets anders dan alleen het schaarse lichtervan hebt ondervonden.[12] En omdat je van de sterren die jou klein toeschijnen, maar zo weinig voor jewaarnemingsvermogen hebt gekregen, ben je ook nooit vanuit een gebied van jeleven min of meer aangespoord om erover na te denken wat sterren nu tocheigenlijk zijn, of het licht dat ze geven vuur is of niet, of dat ze massa hebben, ofmisschien alleen maar warmte en gewichtsloze lichtpuntjes zijn.[13] Om echter een voorstelling van iets te kunnen vormen is het natuurlijk welnoodzakelijk om er eens over na te gaan denken. Maar om in zekere zingemotiveerd over een zaak na te kunnen denken, moet men wel vinden dat de zaak

Page 114: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

114

dat waard is; de waarde hangt echter altijd af van de liefde die men voor een zaakheeft opgevat.'

Hoofdstuk 61: Het inzichtelijk vermogen van de liefde. De ontoereikendheidvan rede en verstand[1] (De Heer:) 'Liefde op haar beurt is weer een gevolg van de bewogenheid vanhet innerlijk leven waar iets op heeft ingewerkt.[2] Het innerlijk leven is liefde, dus een vuur met alle warmte. Als dit vuur gevoedwordt door de inwerking van iets wat zelf vuur in zich heeft, zoals het vuur van eenhaard gevoed wordt doordat men er goed brandhout aan toevoegt, dan zal hetlevendiger gaan branden, het wordt steeds warmer en levendiger en krijgt meeraandacht voor wat er brandt. De vlammen worden dichter, het vuur lichter, en deziel zal spoedig veellicht krijgen over iets wat haar eerder geheelonbekend was.Daardoor wordt de liefde voor de zaak steeds groter en groter, en men houdt nietop tot men deze door en door kent en het helemaal duidelijk is wat men er aanheeft en wat er allemaal in opgesloten zit. Dat gebeurt echter alleen, wanneer deliefde voor de zaak steeds groter en intensiever wordt. [3] Als het leven nergensdoor iets wordt aangespoord, dan blijft het koud en bekommert het zich niet in hetminst om iets, ook al is het op zichzelf nog zo gedenkwaardig, zoals ook die vlamniet lekt aan de stukken hout die er te ver vanaf liggen.[4] De mens moet dus door iets bewogen worden om er warme levendigegedachten over te krijgen. Door de koude waarheid, die een schijnsel is van deverre sterren, kan het innerlijk leven nooit bewogen worden, omdat de innerlijkewarmte ervan daardoor niet toeneemt, maar slechts minder wordt.[5] Jij hebt tot nu toe alles met je ijskoude verstand gezocht, en de hefboom voor jezoeken was je even koude scherpzinnigheid, die niets als waar aanvaardde wat nietmet een zintuig was waar te nemen.[6] Zo zocht je God met het telraam in de hand, je probeerde de A te vinden,terwijl je niet eens de hoofdlijnen vond die aan deze veelzeggende letter tengrondslag liggen. Je zocht op de sneeuw en ijsvlaktes van het noorden planten,vond echter niets, ofschoon het licht van de sneeuw je bijna verblindde.[7] Ik bedoel hier met de sneeuw en ijsvlaktes het kil oordelende verstand en denog killer berekenende scherpzinnigheid, die tot geen enkele innerlijke geestelijkezienswijze in staat kan zijn, omdat deze als grove materie zich onmogelijk kanlaten béwegen door iets puur geestelijks.[8] Veel is je opgevallen, zoals bijvoorbeeld het steeds terugkeren van dezelfdevormen in de jou creatief voorkomende natuur. Je dacht aan een permanenteconsolidering van een zichzelf bewuste, vergrote, intelligente levenskracht, die, instaat om alles te doordringen en tot zich te trekken, uit de ruwe grondkrachten dansteeds weer dezelfde vormen tevoorschijn tovert. De hele aarde, maan, zon en ookde sterren beschouwde je als een tempel, waarin tenslotte nu wellouter onzichtbaremagiërs wonen. Bovendien kreeg je in Indië nog menige schijnbare bevestiging, enom die reden werd je toen degene die de belangrijkste rol speelde bij het inrichtenvan jullie toverkamer in Essea. [9] Maar omdat je dit allemaal met je kille verstand

Page 115: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

115

deed en je gemoed daarbij nooit liet ontwaken, vond je ook niet de grond van hetleven, hoe dicht je er ook bij bent gekomen met je scherpzinnigheid, en verdieptejij je weer in de koude en dode materie, zocht hierin je heil en wilde hierin ook hetheil van alle andere mensen geworteld zien.[10] Je zaak ging nu al geruime tijd met groot succes vooruit; want je was en bentnog het hoofd van dit instituut, dat zeer geschikt is om de onkundige mensheid inhet duisterste bijgeloof terecht te doen komen, en om de denkende mensencompleet in het grootste materialisme verzeild te doen raken. Je vernietigde al welheel wat levende afgodentempels, maar je stelde er niets beters voor in de plaats. Injou was de dood en je vond hem zelfs een welkome gast; want het niet-zijn was bijjou het hoogste in je leven. [11] Waarom ben je eigenlijk zo geworden? Omdat jijnooit in je hart enige liefde hebt laten ontkiemen! Je hebt je innerlijke levensvuurniet aangewakkerd tot een, al was het maar matige, vlam! Nu je echter zelfs debuitenste laag van je hart nog nooit flink geactiveerd hebt, hoe had je dan debinnenste en zelfs de centrale levenselementen van het geestelijk deel van je hartook maar enigszins kunnen activeren, waardoor allicht je hele hart in de vlam vanhet ware leven sneller geklopt en je bewustzijn verlicht zou hebben om jezelf goedte leren kennen en als gevolg daarvan God?!'

Hoofdstuk 62: De liefde en haar licht dat tot inzicht leidt[1] (De Heer:) 'Je kunt hier nu wel uit opmaken, dat de mens alleen met zijnscherpzinnigheid en zijn verstand, ook al is dit nog zo helder en scherp, niets kanbegrijpen van alles wat geestelijk is. Hij kan het leven niet begrijpen en hetessentiële einddoel ervan; want scherpzinnigheid en verstand zetelen voornamelijkin de hersenen en het bloed dat de hersenen in een zekere actieve spanning houdt,waardoor deze voortdurend in staat zijn om de indrukken en beelden van demateriële buitenwereld op te nemen, ze te vergelijken wat hun vorm en werkingbetreft, en daar uiteindelijk een reeks conclusies uit te trekken.[2] Maar dat zijn allemaal dingen en afbeeldingen van de materie, waarin dezintuigen van het hoofd nooit iets geestelijks kunnen ontdekken. En omdat hetleven immers alleen maar iets geestelijks kan zijn, kan het ook alleen maar in endoor zichzelf begrepen worden.[3] Er moeten in de mens dus nog andere zintuigen aanwezig zijn, waarmee hij ookhet geestelijke levenselement in zichzelf kan voelen en zien, en zo stukje bij beetjeook in al zijn diepgang, verbindingen en relaties kan gaan [4] Wat zijn nu dieinnerlijke zintuigen? -Kijk en luister! Er is eigenlijk maar één enkel zintuig en datheet liefde, en die woont in het hart. Dit zintuig moet vooral gesterkt, ontwikkelden gezuiverd worden en alles wat de mens doet, wat hij wil, wat hij denkt enwaarover hij een oordeel vormt moet door de levenswarme lichtvlam uit het vuurvan de zuivere liefde verlicht en doorgelicht worden, opdat alle geesten ontwakenop de ochtend van de levensdag die in het hart van de mens aanbreekt.[5] Als alle levensgeesten in de gedachten, woorden, daden en werken wakkerworden, zullen ze in beweging komen, en de mens die vol is van dit innerlijkegeestelijke licht zal hen al snel zonder moeite gewaar worden, omdat ze zodra ze

Page 116: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

116

gewekt zijn zich in allerlei vormen beginnen te uiten. Deze vormen zijn niettoevallig en zonder betekenis, maar ze komen allemaal overeen met een zichtbaregeestelijke activiteit uit de sfeer van Gods orde. [6] Zoiets kan de mens met zijnverstand en zijn ijdele scherpzinnigheid nooit te zien krijgen, maar slechts met devan leven vlammende ogen van zijn geest, welke de liefde is.[7] Daarom kun je het volgende als een vaste norm aannemen en zeggen: Geenenkel op de buitenwereld gericht verstand kan ooit doorgronden en te zien krijgenwat er in de mens leeft; dat kan alleen de geest in de mens. En daarom kan ookniemand God kennen, dan alleen de gewekte en volop actief geworden geest vanGod in het hart van de mens, die gelijk God Zelf zuivere liefde is en een eeuwigesabbat in het hart van de mens. [8] Kijk, dit alleredelste deel in je hart heb je nognooit verzorgd en je had ook geen vermoeden van de waarde ervan, en daarom ishet heel begrijpelijk dat je een overtuigde godsloochenaar bent geworden enongeacht al je zoeken de eeuwige Godheid die alles geschapen heeft, allesdoordringt en behoudt, nooit op het spoor kon komen![9] Ook nu zal het echter niet zo gemakkelijk voor je zijn om de Godheid in haarware wezen en zijn helemaal tot op de bodem te leren kennen, omdat je hersenenmet hun produkten al te zeer zijn verhard. Je zou een geweldig liefdevuur in je hartmoeten ontsteken, je Essenendom helemaal moeten opgeven en jezelf moetenverdeemoedigen in al je levenssferen en levensverbindingen, en je zou een totaalnieuw mens moeten worden; want alle levenstheorieën en levensopvattingen die jetot nu toe hebt gehad, zijn ten opzichte van de innerlijke en enige waarheidfundamenteel onwaar en fout, zodat je hiermee nooit zelfs ook maar in hetvoorportaal van het innerlijke goddelijke leven zult komen dat zich in je bevindt![10] Maar aan jou is nog niet alles verloren, je zou zelfs nog iets groots kunnenbereiken; maar dan zou je volledig uit vrije wil door zelf te handelen en het zelf tewillen een nieuw mens moeten worden, en er vanuit je innerlijke overtuigingovereenkomstige krachten toe bij moeten dragen dat het zinloze optreden van jullieinstituut ophoudt, omdat het anders onmogelijk voor je zou worden om ooit tot hetware leven van je innerlijke geestelijke mens door te dringen. Want het innerlijkeleven in de mens is de hoogste waarheid, waarin je geheel moet overgaan; maardeze hoogste waarheid kan nooit en te nimmer gedijen als ze door activiteiten vanleugen en grof bedrog gevoed moet worden.[11] Iedere stap die je zet moet van de hoogste en diepste waarheid in je denken,willen, spreken en handelen vergezeld gaan, wil het ware, innerlijke leven in jezelftot lichtste waarheid worden; als dat niet van A tot Z het geval is, dan, luister goed,is het innerlijke leven in jezelf een pure leugen![12] Nu weet je zo ongeveer hoe het met je zuivere verstand en met jescherpzinnigheid is gesteld! Aanjou is nu de vrije keus, of je het eeuwige levenwilt bereiken of de eeuwige dood! Ik echter ben Degene, die Ik ben! Ik kan je heteeuwige leven geven, maar je ook overlaten aan de eeuwige dood![13] Van hetgeen Ik je nu gezegd heb, zal niet het minste of geringste ooitafgedaan worden! Deze aarde en dit zichtbare firmament zullen in dezehoedanigheid, vorm en bestaanswijze vergaan, - maar deze woorden van Mijeeuwig nooit! Doe nu wat je wilt! Ik ben hier nog een korte tijd.'

Page 117: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

117

Hoofdstuk 63: Roclus en zijn metgezellen overleggen met elkaar[1] Roclus en al zijn elf metgezellen beginnen hevig achter hun oor te krabben enweten niet, wat zij Mij daar nu op moeten antwoorden.[2] Roclus gaat naar hen toe en begint als volgt tegen hen te spreken: 'ik heb hetvan te voren al gedacht, toen die jongen mij zei dat ik naar de Nazarener moestgaan, dat hij zich dan vooral zou richten op de vernietiging van ons instituut totheil van het volk; vooral daarmee schijnt de wonderen verrichtende Nazarener demeeste moeite te hebben! Maar hij zal ons toch niet al te gemakkelijk in het nauwdrijven met al zijn theosofische frasen![3] Er lijkt wel veel waars in zijn woorden te zitten, maar ons instituut met al zijngoede voorzieningen zal hij toch niet gemakkelijk ten val brengen! Hiermee wil ikjullie echter niets voorschrijven; jullie kunnen doen wat Jullie willen, -want julliehebben het daar voor het zeggen, evengoed als ik!"[4] Een ander, die intussen ook vanuit Caesarea Philippi hier naartoe wasgekomen, zegt: 'Vriend Roclus, ik heb vanaf het begin tot nu toe met de grootsteaandacht naar het hele betoog geluisterd en nauwlettend gadegeslagen wat hierallemaal is gebeurd, en ik moet je nu openlijk bekennen dat jij echt ongelijk hebtmet je beweringen, en jouw geestelijke blindheid is om razend van te worden! Inhet openbaar zeg je het een en bij jezelf denk je heimelijk iets heel anders!Tegenover die jongen verafgood je de beroemde Nazarener en bij jezelf houd jehem voor een magiër van de oudste en meest geheime school van Egypte! Wijweten nu toch waar de magie en de uitspraken van bijna alle ons bekende orakelsop gebaseerd zijn! [5] Denk toch eens na of jij een toverkunst kent, waarmee menin een enkelogenblik een stuk graniet in het zuiverste goud kan veranderen! Ditwonder alleen al doet toch al onze wonderen teniet, die op niets anders dan op hetallerpuurste bedrog zijn gebaseerd! En kijk ook eens naar dit nieuwe prachtigehuis, die tuin met zijn grootse ringmuur, die haven met zijn schepen, kijk eens naaral die heerlijke fruitbomen in de tuin, die guirlandes van wijnranken vol met dekostelijkste druiven! Vier uur geleden was deze plek nog een woestijn, waar iktoen zelf nog geweest ben omdat ik bij de zee iets moest doen. Kijk nu eens naardeze woestijn! Wat een weelde, wat een zegen![6] Kan een mens dat bewerkstelligen door een bepaald soort magie die ons tochdoor en door bekend is? Ik zeg je: Daar houdt alles wat ons tot nu toe bekend was,op; al onze kennis is leugen en bedrog en deugt nergens meer voor! Als wij ons inde toekomst naast deze Godmens nog staande willen houden, dan is het duidelijkdat wij moeten doen wat de Nazarener jou in alle vriendelijkheid heeft aangeraden![7] Ik behoor weliswaar niet tot jullie geheime raad en ben pas een paar uurgeleden bij jullie gekomen; maar zoveel kan ik jullie vanuit hetgeen ik nauwlettendheb geobserveerd wel zeggen, dat het met ons nol?ele leugen en bedroginstituutgedaan is! Het zou de grootste dwaasheid zijn om onder zulke omstandigheden nogin zekere zin het hoofd te willen bieden aan de God uit Nazareth![8] Bovendien zien we immers toch allemaal overduidelijk dat al die Romeinsehoogwaardigheidsbekleders en machthebbers zijn intiemste vrienden zijn! Hij

Page 118: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

118

hoeft alleen maar te zeggen: 'Zorg dat dit instituut verdwijnt!', en dan zijn wij aanbanden gelegd voor alle tijden der tijden! En wat doen we dan daarna?! Ik bendaarom in dit geval zelfs zeer beslist van mening, dat wij aan moeten nemen en opmoeten volgen wat deze Godmens uit Nazareth jou in alle vriendelijkheid heeftaangeraden! [9] Overigens is het een werkelijk slechte veronderstelling van je -ikzeg het je open en zonder enige terughoudendheid in je gezicht -, dat jij dezeonmiskenbare Godmens tegenover ons in de schoenen wilde schuiven dat hij jealleen maar zo behandeld had omdat hij ons instituut als een eventueel hinderlijkebarrière zag voor hetgeen hij onderneemt! Dat is immers meer dan belachelijk!Ons armzalige instituut zou voor hem een hinderpaal op zijn weg zijn?![10] Jou en jullie allemaal zeg ik: Evenmin als wij in staat zijn om de maan bij hetopgaan te hinderen, ook al gaan we nog zo enorm staan blazen en schreeuwen, zalons luchtige instituut voor deze almachtige Godmens een hinderpaal op zijn wegzijn! Hij hoeft er zelfs niet eens heen te blazen, maar enkel zomaar een beetje tewillen en al onze dingen zoals gebouwen, muren, catacomben en al onzetoverapparaten zijn lucht geworden! Wat moeten we daarna? Daarom is het nu dehoogste tijd dat jullie tot betere gedachten komen![11] Ga daarom naar hem toe en zeg -maar gemeend en oprecht -, dat jij en wijallemaal vast willen wat hij je heeft aangeraden! Want we kunnen met deze ruilonmogelijk iets verliezen als we ons instituut helemaal zo inrichten als hij dat wil.Daardoor wordt hij dan heer en meester van ons instituut, en wij willen en zullenzijn trouwe leerlingen zijn. Zijn jullie het daar mee eens?" [12] De meestenzeggen: 'Helemaal, -als hij ons maar als zijn leerlingen aan wil nemen!"[13] De goede spreker, die Ruban heette, zegt: 'Dat doet hij, dat weet ik zeker,omdat hij zo'n buitengewoon menselijk en vriendelijk gezicht heeft! -Wat vind jijervan, Roclus, wil e nog steeds iets doms uitbroeden?"

Hoofdstuk 64: Ruban pleit bij zijn metgezellen voor de Heer[1] Roclus zegt: 'Ja, ja, je hebt gelijk, ook ik denk er zo over! Maar als hij dat nueens alleen voor ons zou willen doen op voorwaarde, dat wij tenslotte al onzeleugens aan het volk bekend moeten maken en al die aardse schade moetenvergoeden, die wij bij het volk door ons toverbedrog hebben aangericht?! Wie vanjullie zin heeft om deze noot te kraken, die moet het maar doen; ik voel ervoorlopig nog bar weinig voor om me daarna door het volk te laten toetakelen! Hetis een zeer hachelijke zaak![2] Ik wil echter eerst weten, wat hij nu eigenlijk in dit opzicht van ons verlangt!Daarom zal ik dan nog een keer naar hem toe gaan en zien en horen, wat hij in ditopzicht allemaal voor eisen aan ons zal stellen; want van een ontmaskering voor deogen van het volk door onszelf kan absoluut geen sprake zijn!"[3] Ruban zegt: 'Zoiets zal hij zeker niet van ons verlangen; want hij zal het beterweten dan wij allemaal! Het is geen sprong in het duister; in de hele ons bekendenatuur moet het een uit het ander voortkomen! Dat wij met onze drogmiddelensoms rare sprongen hebben gemaakt, wil nog niet zeggen dat hij ook zo met onszal doen! Ga daarom naar hem toe en doe heel open wat ik je nu heb aangeraden"

Page 119: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

119

[4] Roclus zegt: 'Ja, maar ik doe het alleen maar omdat ik het doen wil, niet omdatjullie het willen en omdat jij, Ruban, het mij aangeraden hebt!"[5] Ruban zegt: 'Het maakt mij niet uit waarom je iets doet, als je maar het juistedoet! Maar weet je, eerste onderdirecteur en hoofd van de afdeling externeinstituutsaangelegenheden, dat is nog altijd jouw oude, hoogmoedig klinkendemanier van spreken en handelen, dat je bij de beste raad die een ander je geeft,zegt: 'O, dat heb ik allang ingezien en bij mezelf gedacht en ik zal dat nu ook doen,omdat ik het zelf zo wil! ' Of de goddelijke Nazarener daar ook voor altijd meetevreden zal zijn, weet ik niet; want hij schijnt een grote vijand te zijn vanhoogmoed, ook als die alleen maar schijnbaar is! Ik heb me, begrijp je, eerlijkgezegd nog nooit laten voorstaan op mijn verstand en mijn bijzonderescherpzinnigheid; een goede eigenschap van mijn gemoed is echter, dat ik snel inde gaten heb hoe iemand, wat zijn manier van voelen en denken betreft, in elkaarzit. [6] En daarom ken ik de goddelijke Nazarener in zoverre al heel aardig, zodatik weet hoe hij is, wat hij wil en wat hij wenst. Deemoedigheid schijnt bij hembovenaan te staan, want zonder deemoed.kan waarlijk van geen liefde en nogminder van volle waarheld sprake zijn. Maar Ja, ons uitgangspunt is zodanig, datiedere blik van ons, iedere stap, ieder woord en iedere handeling tegenover onzemedemensen je reinste bedrog en meest geraffineerde leugen is en volgens deregels van onze orde ook moet zijn omdat ons devies is, dat iedereen door onsbedrogen en belogen moet worden omdat iedereen dat zelf wil.[7] Maar dat is geen principe van de goddelijke Nazarener. Zijn devies is zekeralleen maar: 'De volmaaktste en zuiverste waarheid, en haar gerechtigheid tot elkeprijs, ook als het bestaan van de hele wereld ermee gemoeid is!' Neem jezelfdaarom in acht; want je staat voor een rechter, wiens vermogen om te zien ook totje diepste gedachten reikt! Neem jezelf dus in acht bij alles wat je zegt of doet,want anders gaat het flink fout!"[8] Roclus zegt: 'Ja, mijn beste broeder Ruban, omdat jij het allemaal zo goedweet, moet jij maar in plaats van mij naar de Nazarener toe gaan en naar jouweigen goeddunken alles met hem regelen, en dan moet het ook voor ons allen goedzijn; want tegen zo'n geweldige stroom is niet op te zwemmen! Ga en doe dat, enik zal je er bovendien nog heel dankbaar voor zijn!" [9] Ruban zegt: 'Waarom niet?Als jullie mij daar allemaal toe machtigen dan wil ik jullie dat plezier graag doen,zelfs veel liever dan nog langer een laffe volksbedrieger te zijn!"[10] Alle twaalf zeggen: 'Ja, wij machtigen jou daarvoor en wij zullen het helemaaleens zijn met wat jij met de Nazarener afspreekt; want onze Roclus is wel een heelvoortreffelijke directeur voor onze externe leugen en bedrogzaken, en hij is eenuitstekend politicus; maar de lichte sferen van de waarheid hebben hem nooitgelegen, hij zou daar heel onhandig mee omgaan. Het is daarom beter dat jij in zijnplaats gaat en alles goed en doelmatig met de goddelijke Nazarener bespreekt!'

Hoofdstuk 65: Ruban richt zich tot de Heer[1] Nadat Ruban deze volmacht heeft gekregen, gaat hij naar Mij toe en zegt,wanneer hij bij Mij is gekomen: 'Heer en meester vol ware goddelijke kracht!

Page 120: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

120

Omdat Roclus om U zeker niet onbekende redenen niet bij U durfde te komen,zoals ook geen van zijn elf metgezellen, hebben ze mij gemachtigd om met U,Allerwaarachtigste, alles met betrekking tot ons afkeurenswaardige instituut tebespreken. Daarna zal alles, wat U maar wilt, beslist gebeuren, en wij willen Uzelfs graag het hele instituut ter beschikking stellen en allemaal Uw leerlingenworden! Zegt U nu dus genadig wat Uw wil is, die ons allen heilig is, dan zullenwij strikt daarnaar handelen! Wilt U echter dat het instituut helemaal opgehevenwordt, zegt U het dan; want we zijn allen ook overeengekomen dat het instituutgeheel opgegeven wordt, als U dat verlangt!"[2] IK zeg: 'Je bent een eerlijke ziel, waarom jouw huis dan ook door de vlammenontzien werd! Maar kijk, als Ik wil dat jullie instituut opgeheven wordt dan zou Iker hetzelfde mee kunnen doen als met die grote rots in zee, waartegen al heel watschepen in de storm te pletter zijn geslagen! Zie je de rots nog?"[3] Ruban zegt: Ja Heer, ik zie hem en ken hem helaas maar ,al te goed; want ikben zelf eens bijna tegen die rotswanden verongelukt! [4] IK zeg: 'Hij wordevernietigd, zodat hij voortaan voor geen enkele schipper meer gevaarlijk is!"[5] Op dat ogenblik was de rots, die in totaal een inhoud van meer dan tienduizendkubieke vadem had, tot op de bodem van de zee opgelost, zodat er niet alleen geenspoor van over bleef, maar er ook op die plaats niets te merken was van enigetroebelheid in het water. Wel zagen allen met grote verbazing op die plek eensterke golfslag, die natuurlijk ontstond doordat het water dat voorheen die groterots omgaf, in de holle ruimte stortte en van nu af aan een ononderbrokenwatermassa vormde. [6] Toen Ruban dat zag, werd hij van angst vervuld en zeimet bevende stem: 'Het is dus precies zoals ik tegen Roclus heb gezegd! Daarhoudt alle magie op en gaat het om de naakte waarheid! Wat U nu, o Heer enMeester, met die kwaadaardige rots hebt gedaan, zou U bijvoorbeeld ook evengemakkelijk met de hele aarde kunnen doen, en helemaal met ons slechte instituut!Daarom kan ik nu niets anders zeggen dan: Heer en Meester, Uw wil geschiede!Want U bent geen mens, maar Gods geest.woont ten volle in U! Moge U ons allen,arme zondaars, genadig zijn en zeer barmhartig! U alleen bent alles in alles, en Ualleen kunt alles, voor U is niets onmogelijk!"

Hoofdstuk 66: Raad en toespraak van de Heer, gericht aan de Essenen[1] (Ruban:) 'Maar wat moeten wij met ons instituut van leugen en bedrog doen?"[2] IK zeg: 'Het vervullen met liefde en waarheid, en geloven in Mijn naam enhandelen volgens Mijn leer! Want als jullie dat in volle ernst doen, dan zullen jullieniet meer met bedrog en leugen, maar met alle waarheid en echte liefde dienstbaarkunnen zijn aan de wereld; maar alle instrumenten voor de bedrieglijke magiemoeten door jullie verworpen worden. En is er het een en ander bij dat op zichzelfgoed is - zoals electroforen* (*elektriciteitsopwekker) en nog meer van dergelijkemachines -, die, op natuurlijke wijze gebruikt, nuttig blijken te zijn, maak daar dangeen verkeerd, maar een waar gebruik van, dat beantwoordt aan de natuur van dezaak, en onderwijs het volk wat het is en hoe de machine, natuurkundig gezien,werkt, hoe ze gebouwd is, dan zullen jullie daarmee waarlijk veel goeds kunnen

Page 121: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

121

bewerkstelligen! [3] Let nooit op het oordeel van de wereld; want de wereld is enblijft slecht en boosaardig; bedrog en hoogmoed zijn haar hoofdelementen![4] Ik zeg jullie, dat jullie in Mijn naam bergen zullen kunnen verzetten en noggrootsere dingen kunnen doen dan Ik Zelf nu doe; maar nooit mag de gedachte injullie opkomen dat jullie iets gedaan zouden hebben vanuit jullie kracht en macht;want die bestaat niet op deze wereld! Alleen door de kracht van Gods Geest zullenjullie alle dingen mogelijk zijn die voor de mensen van nut kunnen zijn![5] Alle kracht zal een aan God toegewijd gemoed eigen zijn, en dat zolang iemanddaarbij niet overdrijft. Aanvaardt iemand uit eigen belang daarvoor echter eer engeld, dan zal hij ogenblikkelijk de eigenschap die Gods geest hem verleent,volledig verliezen![6] Niets moeten jullie méér uit de weg gaan dan de rijkdom van de wereld endegenen die deze rijkdom vereren; want er bestaat op de wereld geen slechter mensdan degene die aardse schatten najaagt en begeert; want zo iemand vervloektinderdaad de liefde en alle waarheid van het hart, die uit God komt.[7] Als zulke mensen naar jullie toe komen, wijs hen dan de deur en maak henduidelijk dat Gods woord en de kracht daarvan nooit als nutteloos voer aan deonbehouwen aardse zwijnen voorgezet moet worden! Jullie moeten hen hieromweliswaar niet vervloeken en ook niet verwensen want aan Gods geest is alle toornen alle wraak! -maar ze worden al voldoende gestraft doordat hen resoluut de deurgewezen wordt en jullie vriendschap hun wordt onthouden![8] Als zulke mensen bij jullie komen wanneer hun onheil is overkomen, geef hundan geen gehoor; want hulp zal hun hart niet beter maken, integendeel: ze zullendaarna nog voorzichtiger en slimmer handelen voor hun goudzakken. Ze zullenjullie echter uitlachen en bespotten en jullie hulp als lege blaaskakerij betitelen enjullie uitschelden voor luie opscheppers en bedriegers! Jullie moeten je daar nietmee inlaten; want Gods kracht die door jullie werkt, moet alleen in woorden endaden diegenen ten goede komen die zich dit waardig hebben gemaakt in de volledeemoed van hun hart! [9] En opdat jullie weten wat je voortaan allemaal in Mijnnaam moet weten en doen, moeten jullie naar die jongeling daar gaan; die zal jullieeen boek geven waarin jullie al het nodige zullen vinden! -En nu moet Roclus nogbij Mij komen; want Ik heb nog het een en ander met hem te bespreken! Ga naarhem toe en vertel hem dat Ik dit wil!"[10] Roclus trok weliswaar een erg zuur gezicht toen Ruban hem Mijnuitgesproken wens overbracht. Maar toch ging hij, kwam bij Me en boog heel diepvoor Mij. [11] IK keek hem heel vriendelijk aan en zei hem op vragende toon:'Wel, Mijn scherpzinnige vriend, hoe denk je nu over Mij? Wat vindt jouw scherpeverstand van Mij en wat voelt daarnaast je hart? Je hebt immers daarstraks aan diejongen bekend, toen je nog naar Mij op zoek was, dat Ik een echte God was, dat jeMij ook zonder Me persoonlijk te kennen, liefhad en steeds sterker de levensdrangin je waarnam om je knieën voor Mij te buigen en Mij zelfs serieus als een wareGod te aanbidden![12] Nu ken je Mij persoonlijk, en zul je er ook niet aan twijfelen dat Ik deberoemde Nazarener -zoals jij Mij noemde - volledig naar waarheid ben. Maar jeknieën heb je nog niet voor Mij gebogen - wat Ik ook nooit van je verlangd zou

Page 122: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

122

hebben -, en je hart lijkt nog heel weinig liefde voor Mij te voelen. Waarom heb jij,grote waarheidsvriend, dat dan tegen die jongen gezegd, als het niet waar is?"

Hoofdstuk 67: Roclus probeert zijn onwaarachtigheid tegenover de Heer terechtvaardigen[1] Roclus zegt: 'Verhevenste der verhevenen! Zolang ik nog niet in een god kongeloven, was dat een gedrag dat tot nog toe iedereen die verstandig is, gehuldigdheeft, en dit gedrag, dat als zodanig eigenlijk helemaal geen gedrag is, maarwaarmee het grootste deel van de wereldgeschiedenis wordt gemaakt, heet politiek,diplomatie. En het vereist dat men iemand die men nog niet precies kent, nietmeteen al zijn plannen aan z'n neus hangt. Men hoeft helemaal niet iets slechts vanplan te zijn met iemand waarmee men contact opneemt, maar toch is het altijdraadzaam om niet met de zuivere waarheid voor de dag te komen, omdat deervaring maar al te vaak bewezen heeft dat men met de naakte waarheid bij demensen meer onheil dan heil heeft aangericht.[2] Men moet iemand altijd eerst via allerlei zijpaden helemaal door en door lerenkennen -wat geen gemakkelijke opgave en geen gemakkelijk werk is -, voordatmen hem met de hele waarheid bekend maakt; want anders kan men immers nietweten aan welke kant hij toegankelijk is voor de waarheid! Want geen enkel mensis, vooral met betrekking tot zichzelf, een bijzonder goede vriend van de lichtendewaarheid. Hij heeft veel liever dat het donker om hem heen is, en dat is dan ook dereden, waarom ik bij die jongeling de waarheid binnen in mij een beetje op deachtergrond heb gehouden. En overigens is het toch voor iedereen een bekend feit,dat kinderen pas door allerlei onwaarheden naar de waarheid geleid worden, en datis ook verstandig van de ouders; want als deze hun kinderen meteen de waarheidzouden gaan verkondigen, dan zou er van die kleintjes weinig goeds en fatsoenlijksterecht komen. [3] Het is waar dat ik me aan die jongen anders voordeed dan ikwas; maar ik heb hem daardoor geen schade berokkend en dat kon ook niet, omdatik nooit de wil daartoe heb gehad, en zodoende geloof ik daar niets slechts meegedaan te hebben. En als ik daarmee gezondigd heb, dan zondigen ook alle ouderstegenover hun kinderen, aan wie ze met een zekere ernst en zelfs met grote nadrukvertellen, dat er op de ver weg gelegen, hoge bergen bepaalde bomen zijn waaraankinderen, net als pruimen, bloeien en groeien. Daar zouden dan bepaalde mensenzijn die deze vruchten verzamelen en ze dan overal in de wereld te koop aanbieden.Soms, zo vertellen ze, komen deze vruchten ook wel aangedreven in beken enrivieren die in die hoge bergen ontspringen, en dan worden ze ook opgevangen.[4] Dat is toch zeker een enorme leugen, groter en dommer kan men er zich geenvoorstellen; maar de ouders hebben daarbij zeker de beste bedoeling om door zulkepuur uit de lucht gegrepen verhalen hun kleintjes te behoeden voor onkuisegedachten en ze op die manier fris en gezond naar lichaam en ziel naar devolwassenheid te leiden, en dat zal toch hopelijk niet onjuist zijn?! En zo ben ikdan ook van mening dat een leugen, waar niet in het minst een slechte bedoelingaan ten grondslag ligt, maar vaak, voor zover wij als mensen kunnen beoordelen,alleen maar een bijzonder goede intentie, eerder als deugd dan als zonde gezien

Page 123: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

123

moet worden! [5] En zo is ons instituut in feite weliswaar volleugen en bedrog;maar tot nog toe is dit nog absoluut niet gepaard gegaan met boze en eigenlijkheerszuchtige bedoelingen, dat wil zeggen, voor zover wij dat kunnen beoordelen.Maar wat daar in latere tijden allemaal uit voort kan komen, daarvoor ontbreekt hetons aan een methode om dat te kunnen voorzien, en wij kunnen er niet borg voorstaan omdat de mensen die na ons komen evenzeer mensen zullen zijn met eenvrije wil, zoals wij dat nu zijn.[6] Ik beweer zelfs, dat in het begin al degenen die een of andere religie hebbengesticht waaraan alle betere aspecten van de beschaving van een bepaald volk tengrondslag lagen, het heel goed en eerlijk met het volk gemeend hebben. Maar delatere nakomelingen en vooral de priesters, die niet geroepen zijn maar zichzelf alszodanig geïntroduceerd hebben, die belachelijk slechte plaatsvervangers van degoden op deze aarde, zijn de nooit juist begrepen leerstellingen verkeerd gaanuitleggen, hebben er zelfzuchtig en heerszuchtig als ze zijn nieuwe aan toegevoegdom er zelf beter van te worden en deze onder de benaming 'Gods wil', 'Godswoord', zwaar gesanctioneerd, en hebben de arme mensheid daar vaak op de meestgruwelijke wijze mee geplaagd, waarvan ons nu zelfs nu nog heel wat voorbeeldenmaar al te duidelijk kunnen overtuigen![7] We hoeven alleen maar te kijken naar de mij zeer goed bekende verhalen vande tempel in Jeruzalem en daarnaast naar de tempelverhalen van Rome, dan is hetmeer dan duidelijk wat er van Mozes en al helemaal van alle oerwijsheid vanEgypte terecht is gekomen! En -ik wil geen onheilsprofeet zijn -, maar ik durf tenoverstaan van u te beweren, dat uw zuivere en goddelijke leer, waarvan die jongende hoofdlijnen al wonderbaarlijk snel aan mijn metgezellen heeft duidelijkgemaakt, en die voor zover ik gehoord heb veel heerlijks bevat, al over enkeleeeuwen een heel ander gezicht zal hebben![8] Uw leerlingen zullen zendelingen en verbreiders van uw goddelijke leerworden. Deze zullen niet overal kunnen komen; zij zullen weer leerlingen kiezenen deze tot leraren en soms tot geestelijke leiders van uw leer maken, en daarmeeis de basis gelegd voor het priesterdom en hiermee voor het allerergste bijgeloof,dat durf ik duizend tegen één te verwedden![9] En als dat in de loop van de tijd overal zo gaat, waarom zou dan juist onsinstituut een uitzondering vormen? Overal zijn mensen met een bestuurlijke taak.Als nu een ware God aan het hoofd staat en hen onderwijst en leidt, zullen ze welbinnen de orde blijven; maar stelt hij hen weer op de proef, wat noodzakelijk is inverband met de vrije wil, dan zullen ze meteen wel weer goed raad weten met eengouden kalf zoals de oude Israëlieten in de woestijn, toen Mozes hen verliet om deSinaï op te gaan om de geboden van de Allerhoogste te halen"

Hoofdstuk 68: Het priesterdom als grootste hindernis om de leer van de Heerte verbreiden[1] (Roclus:) 'U als de volmaaktste profeet, geheel vervuld van alle goddelijkegeesten en begaafd met alle macht en kracht zoals nog nooit een mens op de aarde,zult dat zeker ook van te voren al zien! Maar wie kan er iets aan doen? Het is nu

Page 124: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

124

eenmaal zo, was altijd al zo en zal ook altijd zo blijven, en wij zullen het nietveranderen! [2] Zolang de mensen hun vlees en hun vrije wil wordt gelaten, zolang zullen ze over het algemeen ook dat blijven, wat ze zijn, en zullen ze allerleivoorzieningen treffen al naar gelang de klimatologische omstandigheden in eenland. Hoe verder hier vandaan, des te erger, zoals ik dat tijdens mijn vele reizenmaar al te vaak duidelijk heb ervaren! Hoe verder ik mij van dit, nu mijn enigegeestelijke lichtpunt, verwijderde, des te blinder en dommer vond ik ook demensen, ook vroeger al toen ik nog atheïst was, en het zou me zeker overal nogmeer opgevallen zijn als ik alles had geweten wat ik nu weet.[3] Het is weliswaar zeer waar, dat er geen duisternis kan zijn die nietogenblikkelijk teniet gedaan zou kunnen worden door een overeenkomstig licht. Inde natuur is het in ieder geval zeker zo. Maar of het geestelijke licht de geestelijkenacht ook zo plotseling kan verdrijven, is natuurlijk een heel andere kwestie! Ineen bepaald opzicht was mijn geestelijke nacht zeker niet onbeduidend te noemen,en die jongen heeft hem met enkele lichtwoorden verjaagd; maar ja, hij had aan mijook wel iemand die op menig wetenschappelijk gebied niet tot de allerminstenbehoort en die heel veel ervaring heeft opgedaan in de wereld.[4] Men moet zich eens een volk voorstellen dat diep verstrikt is geraakt in eenhoogst absurd en duister bijgeloof! Daar zullen enkele woorden, ook al bevatten zenog zoveel licht, en zelfs verscheidene tekenen, al zijn die nog zo opvallend,nauwelijks enig licht brengen! Zo 'n volk wordt dan nog duisterder enboosaardiger, en zal juist in aanwezigheid van het licht een grote vijand ervanblijken te zijn, waarna het dan pas echt duister wordt bij zo'n dierlijk volk.[5] We hoeven daar helemaal niet ver voor te zoeken. Laten we onze ogen maareens richten op de tempel in Jeruzalem en daar het in en externe Farizeeërdombekijken, dan zien we zoveel geestelijke nacht, dat dat ons erg zal verbazen! Laatiemand bij hen maar eens aankomen met een echt innerlijk, geestelijk licht,ongeveer zoals die jongen daarstraks bij mij gekomen is, dan zou hij binnen kortetijd een kind des dood zijn! [6] Wat deze ware knechten en dienaren van deallerdonkerste nacht al allemaal tegen ons instituut hebben ondernomen! Als wijniet in ieder opzicht zo onafhankelijk zouden zijn en ze ons op de een of anderewijze hadden kunnen pakken, dan bestonden wij allang niet meer! Wanneer er nueen Mozes en Aaron op zouden staan en de mensen de waarheid zouden lerenzoals ze dat in hun tijd gedaan hebben, dan zouden ze meteen opgepakt en metstenen bekogeld worden, of men zou hen als tegenstanders het vervloekte water tedrinken geven, en heel zeker het echte; want ze hebben twee soorten, namelijk eenecht dat zonder meer de dood ten gevolge heeft, en een onecht dat niemand schadetoe kan brengen, omdat het helemaal geen gif bevat.[7] Als ze dan iemand die tegen hen of liever tegen de tempel zondigt, om eengeheime reden welwillend gezind zijn, geven ze hem het onechte vervloekte waterte drinken. Maar als iemand hun te veel in de weg heeft gelegd, kan hij bij deeerste de beste gelegenheid met het echte vloekwater zijn dorst voor alleeeuwigheid lessen. Dat de Farizeeën dit zowel in Jeruzalem doen alsook in andereplaatsen, is nu toch wel bij alle mensen met een beetje ontwikkeling zo'n bekend

Page 125: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

125

feit dat dit vrijwel niemand meer verbaast. Ik vraag me echter af, hoe een echtwaarheidslicht deze Farizeese nacht dan kan verlichten?[8] En zoals het bij de Farizeeën is, is het overal waar van priesterdom sprake is.Ook al zullen alle mensen.een waar licht aannemen. omdat.zij het weldadige ervansnel en gemakkelijk inzien, dan zullen de priesters zich daar toch met allemiddelen en uit alle macht tegen verzetten en het niet aannemen, omdat zij doorpure hoogmoed en heerszucht zo blind zijn dat zij helemaal niet in staat zijn om deweldaad van het zuivere waarheidslicht te onderkennen.[9] En zolang het priesterdom door God en ook door de wereldse regeringen wordtgeduld, kan er van enig geestelijk licht zo goed als geen sprake zijn! Want dit altijdhoogst zelfzuchtige en heerszuchtige soort mensen zal er steeds op uit zijn om hethogere licht verdacht te maken, en het eigenoude vuil als zuiver goud aan te prijzenen op te dringen aan de mensen die hun ondergeschikt zijn. [10] Daarom ben ik erwat deze zaak betreft zelfs vast van overtuigd, dat men éérst alles wat maar eenbeetje naar priesterdom ruikt, volledig uit de weg moet ruimen, dus de oudeAugiasstal uit moet mesten, en pas dan de ware geestelijke zon over alle volkerentegelijk moet laten opgaan; anders sterft ieder zaadje, al is het nog zo goed, voordathet nog maar enigszins wortel heeft kunnen schieten in de aarde van het leven.[11] Ik herken in u, verheven meester, de volle goddelijke kracht, zonder welke hetu totaal onmogelijk zou zijn om de werken te verrichten die alleen een godmogelijk kunnen zijn, omdat in hem alle ontelbare speciale krachten verenigd zijnen hun eeuwige oerbasis hebben van waaruit ze alleen maar kunnen werken. Enomdat ik dat in u ontdekt heb, is het ook wel zeker dat ik een grenzeloze achting enliefde voor u heb, wat u met de ogen van uw geest nog duidelijker in mijn hart enhersenen kunt zien dan die jongen daar.[12] Maar toch zeg ik u zonder enige terughoudendheid, dat uw moeite en beslistgrote opoffering zo goed als geheel tevergeefs is en de mensen weinig zegen zalbrengen zolang ook maar één priester op deze aarde rondloopt! Of u zou met uwalmacht alle mensen en dus ook alle priesters op de hele aarde plotseling zomoeten veranderen als die oude rots in zee, dan zou het op aarde misschien ooiteens heel aangenaam kunnen worden! Het is alleen maar eeuwig zonde van uwinspanning en uw werk! Als u nog als timmerman zou werken met zaag en bijl,zouden de Farizeeën u zeker met rust laten; maar zo zullen ze u, ondanks uwonloochenbare goddelijkheid, haten, en ze zullen u overal waar u gaat, woedend enrazend achtervolgen! Ook zullen ze proberen om het heerlijke zaad dat u nu zaait,met alle middelen die hen ter beschikking staan te bederven.[13] Want er is nauwelijks iemand die de Farizeeën en hun aardse handelwijzebeter kent dan juist ik, omdat ik vanwege ons instituut het meest met hen tekampen heb gehad! Ze zijn nu weliswaar totaal door ons verslagen en overwonnen,en kunnen met al hun woede niets meer tegen ons uitrichten; want onze ringmurenzijn sterker dan die om hun tempel, en alle zieken in de wijde omtrek zoeken nuhun heil bij ons, omdat wij de mensheid met reële geneesmiddelen weer betermaken, terwijl die tempellieden genezen door loze spreuken en mysterieuze tekensen met allerlei relikwieën -die God weet waar vandaan komen -maar waarbij dezieken helemaal niets merken van een of andere verbetering.

Page 126: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

126

[14] Dit is nu mijn naakte bekentenis voor u, o Heer en Meester; maar doet u nuwat u wenst, -alleen, laat ons instituut niet eerder vallen dan de tempel inJeruzalem! Dat is mijn vurigste verzoek aan u; en het liefst zouden wij allemaalzien, dat u geheel volgens uw wijsheid onze overste en leider zou willen worden!"

Hoofdstuk 69: De ware levensweg[1] IK zeg: 'Jullie hebben Mijn woord en Mijn leer; doe en handel daarnaar, danben Ik jullie overste en meester![2] Mijn persoon hoeft zich daarom helemaal niet binnen de muren van jullieklooster te bevinden, maar alleen Mijn woord en Mijn naam -en niet alleen maarals naam geschreven en door koude onverschillig uitgesproken woorden, maar indaden vol geloof en volliefde voor God en de naaste -, dan zal Ik midden onderjullie zijn, en wat jullie dan zullen willen in Mijn naam, dat zal ook geschieden, enzo zullen. jullie nog grotere werken verrichten dan Ik.[3] Wat Ik doe, dat doe Ik ten aanschouwe van jullie om van Mij Zelf een geldiggetuigenis af te leggen, opdat jullie mensen daaraan kunnen zien dat Ik Diezelfdeben Die van eeuwigheid uitgaat van de Vader, over wie alle wijzen en patriarchengeprofeteerd hebben.[4] Jullie moeten en zullen van Mij getuigen tegenover alle schepselen die blind endoof zijn, en ten behoeve daarvan zullen jullie meer nodig hebben dan Ik nu Zelfvoor jullie nodig heb, want jullie zien immers scherp en horen goed![5] Maar jullie schijnwonderen moeten helemaal uit jullie instituut verbannenworden; want ieder bedrog is min of meer een ingeving van satan en kan daaromnooit tot iets leiden dat men werkelijk goed zou kunnen noemen! En zolang menwat voor drogrniddel dan ook in een instituut voor geneeskunde gebruikt, kandaarnaast in Mijn naam geen wonderdaad lukken![6] Als jullie in Mijn naam willen werken, dan moet Ik ook volledig naar waarheiddoor de liefde en door het meest levendige geloof geheel in jullie zijn.[7] Als jullie zo zijn, kunnen jullie tegen die berg zeggen: 'Verhef je en stort inzee!" -en het zal geschieden volgens jullie wil! Maar let wel, zonder Mij zijn jullienergens toe in staat! [8] Ik zal altijd en immer bij jullie zijn zolang jullie trouwMijn woord, Mijn liefde en een vol levend geloof in Mij bewaren en geen valsheidin jullie ziel zullen dragen! Zeg me, of je Mij nu goed begrepen hebt!'[9] Roclus zegt: 'Niet helemaal, moet ik heel eerlijk bekennen; want ik hoorde ietsover een ingeving van satan! Dat is dezelfde boze geest die volgens de joodse leerde altijd onzichtbare aanstichter moet zijn van al het kwaad en verderf op de aarde.Ik heb dat tot nu toe als een allegorie* (* symbolische voorstelling) van de jodenbeschouwd en ik kan niet zeggen hoezeer het me nu verbaast om deze naam uit uwmond te vernemen![10] Waarlijk, ik houd u voor de meest wijze van alle mensen en ik geloof nu ookvast dat er een alwijze en almachtige God bestaat, door wie alles wat de eindelozeruimte bevat, geschapen is, en dat u nu de eigenlijke drager van Gods geest bent;maar dat u me nu aan komt zetten met die oude joodse fabel van de satan enuiteindelijk ook nog met allerlei duivels en misschien ook nog met de joodse hel,

Page 127: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

127

dat verwondert me erg. Bestaat satan dan serieus, of een duivel, of de hel? Daarzou ik werkelijk graag een nadere verklaring over hebben!"

Hoofdstuk 70: Het wezen van satan en van de materie[1] IK zeg: 'Wat je onder dit alles, wat nu nog onbegrijpelijk voor je is, moetverstaan, zul je vinden in het boek dat de jongen jou via Ruban heeft gegeven;overigens zouden de tegenstellingen zoals bijvoorbeeld geest en materie, leven endood, liefde en haat, waarheid en leugen, je toch al een kleine vingerwijzingkunnen geven dat dit allemaal een ontstaansgrond moet hebben, omdat het andersnooit in de een of andere waarneembare verschijningsvorm zou kunnen treden![2] Als het kwaad niet een of andere ontstaansgrond zou hebben, waarvandaan zouhet dan in het bewustzijn van de mensen moeten komen? Aan de hand hiervan zuljij met je geoefende hersens toch wel beginnen te zien dat niet alles -zoals:waarheid en leugen en meer van dergelijke tegenstellingen -het hoogste en besteGodswezen in de schoenen geschoven kan worden! [3] Of kun jij aannemen datGod, de hoogste en diepste waarheid Zelf, leugenachtige neigingen in het hart vande mens heeft gelegd, opdat deze dan zondigt tegen Gods orde, en onrein wordt inalles wat hij zegt en doet? O, integendeel! God schiep de mens geestelijk naar Zijnevenbeeld, dus zuiver, waar en goed.[4] Omdat de geestelijke mens echter ook voor zijn verdere bestaan om bepaalderedenen de weg van het vlees moest doormaken, moest hij dit aan de materie vande aarde ordenen, volgens de beschikking van de allerhoogste geest van God;terwille van de menselijke geest is in het vlees van de mens een tegenwicht gelegddat die geest op de proef stelt, en dit tegenwicht heet verleiding![5] Deze huist echter niet alleen in het vlees van de mens, maar in alle materie; enomdat de materie niet datgene is wat zij schijnt te zijn, is ze ten opzichte van demens die zichzelf op de proef stelt, leugen en bedrog, dus een schijngeest die er isen die niet is. Hij is er, omdat de verleidende materie er voor het vlees van de mensis; maar hij is er ook niet, omdat de materie niet is wat ze schijnt te zijn.[6] Zie en begrijp het goed! Deze drog-geest, door en door leugen in zichzelf, is nude geest van de hele wereld der materie en is datgene, wat 'satan' of 'de oppersteduivel der duivels' heet. De 'duivels' echter zijn de afzonderlijke, specifieke, kwadegeesten van de jou nu getoonde algemene geest van het kwaad [7] Een mens diedus liefde opvat voor allerlei materie, en door zijn handelwijze daar geheel inopgaat, zondigt tegen Gods orde, die het bestaan van de mens alleen maar tijdelijkop een materiële bodem plaatste om met gebruikmaking van zijn geheel vrijgelatenwil er de strijd mee aan te gaan en sterk te worden voor de onsterfelijkheid. En hetgevolg van de zonde is de dood, of het verloren gaan van al datgene, wat de zielvan de mens zich onrechtmatig uit de materie heeft toegeëigend, omdat allematerie, zoals Ik je heb laten zien, als datgene wat het lijkt te zijn,.niets is:[8] Als je dus houdt van de wereld en haar gewoel en je wilt verrijken met haarschatten, lijkje op een dwaas aan wie in alle ernst een mooie prachtige bruid wordtvoorgesteld, die hij echter niet wil en naar wie hij ook geen verlangen koestert;maar die zich wel met het vuur van een blinde fanaticus op de schaduw van de

Page 128: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

128

bruid werpt en deze schaduw bovenmatig liefkoost! Maar als de bruid dan dedwaas zal verlaten, zal natuurlijk ook haar schaduw met haar meegaan! En wat zaler voor de dwaas dan overblijven? Natuurlijk niets![9] Wat zal hij dan jammeren, de dwaas, omdat hij heeft verloren wat hij zoliefhad! Maar dan zal men tegen hem zeggen: 'Blinde dwaas, waarom nam je danniet de volle waarheid in plaats van de schaduw ervan, die toch duidelijk nietswas?!' Wat kan de schaduw ook anders zijn dan een ontbreken van licht, dat iederevaste vorm aan de aan het licht tegenovergestelde zijde veroorzaakt omdat delichtstraal niet door de vaste en dichte massa kan dringen?[10] Wat echter jouw schaduw voor jou is als je in het licht staat of loopt, dat isvoor de geest alle materie met haar schatten! De materie is een noodzakelijkbedrog en in zichzelf een leugen, omdat ze niet datgene is, wat ze voor dezintuigen van het lichaam lijkt te zijn.[11] Het is echter juist een gericht van de leugen en het bedrog, dat de materie zichvoor de ogen van de geest als iets vergankelijks en alleen als een uiterlijkovereenkomstig schaduwbeeld van de innerlijke diepe waarheid moetmanifesteren, terwijl ze volgens de blinde liefde van de ziel voor de wereld lieverin een realiteit datgene zou blijven, wat ze lijkt te zijn."

Hoofdstuk 71: Wat aan gene zijde het lot is van de materieel geworden ziel[1] (De Heer:) 'En als dat zo is, wat heeft het dan voor nut voor de ziel, als ze voorde lichamelijke mens alle materiële schatten van de aarde zou verkrijgen en dus opzou gaan in het vlees en in diens gemene en dierlijke hebzucht, maar dan in haargeestelijke sfeer schade zou lijden en de realiteit van het ware leven zouverliezen?! Waar moet zij dan aan gene zijde iets vandaan halen om echt iets tekunnen worden, nu zij met het 'niets' van de materie zelf tot 'niets' geworden is?![2] Ja vriend, voor degene die heeft, is alles wat hij krijgt winst, zodat hij dan altijdnog meer heeft! Maar heel anders is het gesteld met datgene, wat op zichzelf nietsis en niets heeft! Hoe moet men dan iets kunnen geven aan datgene wat zich eerderdoor de leugen heeft laten vangen en tot mets heeft laten maken?![3] Of kun jij vloeistof in een bak doen die alleen in je gedachten bestaat en verdernergens, of -als er wel een bak is -deze echter aan alle kanten zoveel gaten heeft,dat ze nauwelijks te tellen zijn? Zal daar ook maar één druppel in blijven? ..[4] Ach, zou de materie op zichzelf, zoals zij is, blijvende en onveranderlijkerealiteit zijn -wat echter onmogelijk is , dan zou zij als zodanig. waarheid zijn, enwie haar zou verkrijgen en bezitten, zou dan in het bezit zijn van een waarheid; enzou de ziel overgaan in de materie, dan zou ze een ware en blijvende realiteitworden! [5] Omdat materie echter alleen maar een gericht van het geestelijke is,dat niet blijvend kan en mag zijn, maar slechts kan en mag duren zolang hetgeestelijke oerelement zich hierin verzamelt, zichzelf daarin leert kennen en dan nahet verkrijgen van voldoende kracht de materie om zich heen oplost en deze in hetovereenkomstige geestelijke verandert, daarom kan het niet anders dan dat eenverwereldlijkte en materieel geworden ziel uiteindelijk het lot van de materie deelt.

Page 129: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

129

[6] Wordt de materie opgelost, dan gebeurt dat ook met de ziel. Deze wordt, inieder geval voor het grootste deel, opgelost in de substantiële, psycho-etherischeoerkrachtatomen, en daarbij blijft er voor de eigenlijke ziel na het afvallen van hetvlees niets anders over dan het een of andere lichtloze en vaak bijna levenlozeskeletachtige grondtype van een dier, dat niet de minste gelijkenis heeft met hetwezen van een mens.[7] Zo'n ziel bevindt zich dan in een toestand welke de oer-aartsvaders, die begaafdwaren met het vermogen om geestelijk te zien, 'She Oul A , (hel = dorst naar leven)noemden, wat een heel ware en juiste benaming was.[8] In die zin is ook de hele aarde en kortom alles wat je met je materiële zintuigenook maar kunt waarnemen, een ware 'She Oul A'. Dit betekent voor de ziel, die eengeest is of liever gezegd moet worden, de dood; want wie is opgehouden datgene tezijn wat hij was, is ook als datgene wat hij was, volledig dood.[9] Een ziel is dan na het afvallen van het vlees ook dood als zij om de zojuistgenoemde redenen alles, wat haar van een menselijk wezen eigen was, bijna totaalheeft verloren, en er hoogstens een dierskelet van haar overgebleven is. Er zullenweer voor jou ondenkbare tijden moeten verstrijken eer zo'n ziel, die geheel inmaterie is opgegaan, een mensachtig wezen wordt, en hoe lang zal het duren, totuit zo'n ziel weer een volledig mens groeit![10] Jij denkt nu natuurlijk, dat bij God alles ook in een enkelogenblik mogelijkmoet zijn. Ik zegje daarop, dat bij God inderdaad wel alle dingen mogelijk zijn. AlsGod poppen en automaten wil hebben, dan is één enkel ogenblik genoeg om dehele zichtbare ruimte daarmee te vullen![11] Maar al deze wezens zullen geen eigen, vrije wil hebben en geen eigen, opzichzelf staand, zelfwerkzaam leven. Ze zullen zich alleen maar bewegen volgensGods wil die door hen heen stroomt. Wat zij zien zal zijn wat God ziet, hungedachten zullen de gedachten van God zijn. Zulke schepselen zullen zijn als deafzonderlijke ledematen van je lichaam, die zich zonder jouw bewustzijn en jouwwil absoluut niet zelf kunnen bewegen en actief kunnen zijn.[12] Is dit niet heel anders met je kinderen, die ook uitjouw vlees en bloed zijnvoortgekomen? Die wachten niet meer op jouw wil; zij hebben een volledig eigenleven, bewustzijn en wil. Ze zullen je wel volgen, en lessen en geboden vanjeaannemen, maar niet overeenkomstig jouw, maar altijd slechts volgens hun hoogsteigen wil, zonder welke jij aan hen net zo weinig zou kunnen leren als aan een uitsteen gehouwen beeld of een steen![13] En kijk, schepselen met een vrij bewustzijn en een vrije wil, die voor zichzelfverantwoordelijk moeten zijn en zichzelf moeten vervolmaken, om daardoor danook voor eeuwig vrije en zelfstandige wezens te blijven, moeten door God ook zogeschapen zijn dat het hun mogelijk gemaakt wordt om zoiets te bereiken![14] Door God mag hier alleen in zekere zin het zaadje geschapen worden, dat istoegerust met alle denkbare levenscapaciteiten, die als in een huls opgeslotenzitten; de verdere, vrijere levensontwikkeling en de vorming daarvan moet aan hetzaadje zelf overgelaten worden. Het moet ook het van buiten eromheen stromendeleven uit God zelf naar zich toe gaan trekken en daaruit een eigen, op zichzelfstaand leven vormen. [15] En kijk, zoiets gaat niet zo snel als jij denkt, omdat het

Page 130: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

130

embryonale leven als zodanig niet zo machtig en daadkrachtig kan zijn als hetsinds eeuwigheden allervolmaaktste leven in God![16] En omdat iedere ziel, ook al is deze nog zo verdorven, altijd dezelfdebestemming heeft, kan deze aan gene zijde met betrekking tot haar levensheil ookop geen andere manier geholpen worden dan waarop zij zich met de weinige, haarnog ter beschikking staande middelen zelf helpen kan en volgens Gods eeuwigeorde ook zelf helpen moet.[17] Hopelijk heb Ik je nu duidelijk en helder genoeg uiteengezet wat dan eigenlijksatan is en de hel, en wat de eigenlijke eeuwige dood is, en je zult nu welnauwelijks meer een vraag hebben over iets wat je niet voldoende duidelijk is.Mocht er echter toch nog iets zijn wat je niet begrijpt, vraag het dan; want kijk, dezon gaat bijna onder en dan zullen wij het avondmaal tot ons nemen!

Hoofdstuk 72: Verklaring van het woord 'Sheoula' (hel). Over helder zien[1] Roclus zegt: 'Heer en Meester, ik heb nu gezien dat uw wijsheid en zeergedegen inzicht in alle dingen ondoorgrondelijk diep is en ik moet hier openlijktoegeven, dat u zoiets onmogelijk zou kunnen weten en inzien als u alleen maareen mens zou zijn en niet met uw geest het grootste aandeel had gehad in de heleschepping, -en mij is nu heel veel helder en overduidelijk geworden wat ik mevroeger nooit had kunnen voorstellen! Maar omdat u zo goed was om mij zulkebuitengewone dingen te verklaren, vraag ik u om mij de uitdrukking 'sheoula' en,zeg, de eeuwige dood nog een beetje nader te verklaren; want helemaal duidelijk isme dat nog niet. Dat wil zeggen, ik begrijp het wel zo ongeveer, maar als ik zoubeweren dat ik er al helemaal in thuis was, zou ik mezelf voor de gek houden! Zouu mij daarom deze twee genoemde dingen nog iets nader willen uiteggen!"[2] IK zeg: 'Luister dan! 'She', of 'Shei' of ook 'Shea' betekent: 'hij dorst'; 'Oul' ofook 'Voul': 'de in zichzelf verlaten mens', men zou kunnen zeggen: ' dierlijke mens'; en dan' A' : 'naar de consistentie van datgene, wat de innerlijke wijsheid en kennisuitmaakt'. [3] Dat men onder de letter A zoiets moet verstaan, laat de vorm zienvan de oude Egyptische piramiden, die een nabootsing op grote schaal zijn van dehersenpiramiden, en die de bestemming hadden om de mensen alswijsheidsscholen te dienen, waarvan de naam en de inrichting van binnen vandaagde dag nog getuigenis afleggen. Want 'Pira Mi Dai' betekent immers 'Geef mijwijsheid!' En de inrichting van binnen was ook zo dat de mens hierin, helemaalvan de buitenwereld afgesloten, zijn innerlijk moest beginnen te beschouwen enzijn innerlijk levenslicht moest vinden. Daarom was het in de lange inwendigegangen van zo'n piramide ook altijd pikdonker en oerduister, en het werd nieteerder licht, voordat de mens met zijn innerlijk levenslicht alles begon teverlichten.[4] Dit is voor jou wel een beetje vreemd om te horen, maar toch is het allemaalzo! Want als in het gemoed van een mens het innerlijk oog geopend wordt, bestaater voor hem op aarde geen nacht en geen duisternis meer. Een als het ware tastbaarbewijs hiervoor leveren alle zeer sensitieve en in extase verkerende mensen. Dezezien met volkomen gesloten ogen heel veel meer dan duizend anderen met de

Page 131: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

131

allerbeste, gezondste en scherpste ogen; want zij kijken door de meest vaste enondoorzichtige materie heen en kunnen gemakkelijk door de hele aarde heenkijken, en zelfs de sterren zijn niet zo ver weg dat de in extase verkerende(magnetische) mensen ze niet geheel en al zouden kunnen doorzien.[5] Maar hoe mensen in de zalige toestand van extase kunnen komen -en dattenslotte wanneer en hoe vaak ze maar willen -, dat werd hun nu juist in depiramiden geleerd en werd vooral zeer intensief beoefend.[6] Omdat de piramiden daarvoor dienden, gaf men ze ook de zeer juiste enveelzeggende naam 'She Oul A. De oude Hebreeërs kortten het af tot Sheol" deGrieken tot Schole, de Romeinen tot Schola en de Perzen en Indiërs tot Schehol.[7] En omdat de oude wijzen, door hetgeen zij in geestvervoering zagen, heel goedwisten in wat voor betreurenswaardige toestand zeer materiële zielen, die dewereld en zichzelf bovenmatig liefhebben, aan gene zijde na het afvallen van hetlichaam geraken, noemden zij deze betreurenswaardige toestand ook 'She Oul A,hel! [8] Dat een dergelijke toestand, in vergelijking met die van een ware wijze dieleeft binnen Gods orde, met het begrip 'dood' werd aangeduid, komt zeker met dewaarheid overeen. En omdat dat eeuwig en noodzakelijkerwijs een steeds eendereen blijvende eigenschap is van alles wat 'wereld' en 'materie' heet, zal het ookduidelijk zijn waarom men zoiets de 'eeuwige dood' heeft genoemd![9] Zolang dan een ziel hier of aan gene zijde in zo'n toestand verkeert, bevindt zezich natuurlijk ook in een toestand van eeuwige dood, en om zich daarvan los temaken is beslist een uiterst moeilijke levensopgave! Menige ziel kan er wel zo'nlange tijd voor nodig hebben als de levensduur van een wereld tot ze uit zichzelfweer zover komt dat ze iets is! Zeg Me, of het je nu duidelijk is!'[10] Roclus zegt: 'Ja, Heer en Meester over alles, nu is me ook dit werkelijk geheelduidelijk; maar nu nog een kleine vraag, en dat is, hoe namelijk een mens in destaat van geestvervoering kan raken, waarin hij alles ziet! Als ik dat nog zouweten, al zijn het alleen maar de wegen waarlangs dat mogelijk is, dan zou ik er alhet denkbare voor over hebben om mezelf ook van tijd tot tijd in zo'n hoogstgelukkig makende toestand te brengen! Heer en Meester over alle dingen, wees zogoed om me ook wat dat betreft een paar goede aanwijzingen te geven!"[11] IK zeg: 'De scholen van Egypte hebben opgehouden te bestaan en bestaan opdie manier al heel lang niet meer; want ten tijde van Mozes begon het de verkeerdekant op te gaan. Toen is men al begonnen om alleen uiterlijk onderwijs te geven,en mensen als Plato en Socrates waren zo ongeveer de laatsten die nog 'n vaagbegrip hadden van de innerlijke levensschool.[12] Maar Ik ben immers nu in het vlees van deze wereld gekomen om julliemensen een nog beter levensvoorschrift te geven, waarmee ieder kan bereiken dathij tot de hoogste levenswijsheid komt. En dit voorschrift luidt kort gezegd alsvolgt: 'Heb God boven alles lief, en heb je naaste lief zoals jezelf!' Wie dit beoefenten volop in praktijk brengt is gelijk aan Mij en zal juist daardoor dan ookbinnengeleid worden in alle wijsheid en haarkracht en macht![13] Want in degene die volliefde tot God is, is ook God met Zijn eindeloze engrenzeloze liefde en met het hoogste licht daarvan tegenwoordig. De ziel zwelgtdan met haar geest in het licht van Gods wijsheid en dan kan het immers niet

Page 132: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

132

anders dan dat ook zij alles ziet en weet wat het licht van God ziet en weet. Enomdat de eeuwige almacht en kracht van God nu juist in Zijn grenzeloze eneindeloze liefde ligt, hoeft de ziel in deze goddelijke liefde natuurlijk slechts tewillen met de wil van de in haar heersende liefde van Gods geest, en wat de zielwil, dat moet gebeuren! - Dat is zo duidelijk en waar, als maar iets in deze wereldduidelijk en waar kan zijn.[14] Het is echter bij lange na niet voldoende om dit te weten en te geloven, hoeintensief dan ook, maar men moet het volop in praktijk brengen, ook in demoeilijkste levensomstandigheden, en men moet het te allen tijde oefenen; wantalleen voortdurende intensieve oefening baart uiteindelijk pas kunst!'

Hoofdstuk 73: Hoe men God boven alles liefheeft en hoe God graag ziet, datde mens werkt[1] Roclus zegt: 'Heer en Meester, hoe kan ik het nu zover brengen om God, deonzichtbare eeuwige Geest, uit alle levenskrachten boven alles lief te hebben?Want het lijkt me dat het hart van een mens te klein is en niet in staat om deoneindige, eeuwige Geest van God, waar men zich onmogelijk een voorstellingvan kan maken, boven alles lief te hebben.[2] Naastenliefde is niet moeilijk; maar met de liefde tot God, zo tot in 't eindeloze,valt het toch zeker voor ons, zeer kleine mensen, niet mee! Hoe kan men er danvoor zorgen, dat men God boven alles kan liefhebben?"[3] IK zeg: 'iets gemakkelijkers bestaat er vast in de hele wereld niet! Als menGods werken bekijkt, Zijn goedheid en wijsheid, en men zich nauwkeurig aan Zijngeboden houdt, zijn arme naaste liefheeft als zichzelf, dan heeft men daardoor ookal God boven alles lief![4] Kun je je echter van God geen voorstelling maken die je voldoet, kijk dan naarMij, dan heb je ook die voor eeuwig geldende en blijvende vorm voor je, de enigevorm waaronder jij je jouw God en Schepper voor kunt stellen! Want God is ookeen Mens, maar de eeuwig meest volmaakte in en door Zichzelf! Als je Mij ziet,zie je ook alles! -Heb je Mij ook wat dit betreft goed begrepen?"[5] Roclus zegt: 'Heer en Meester van alle dingen, nu heb ik alles en ik wil Uwdienaar zijn! Maar laat mij nu in vrede gaan! Want ik ben het niet waard om noglanger bij U te blijven!" [6] IK zeg: 'Wie de innerlijke vrede heeft, kan gaanwaarheen hij maar wil, dan gaat hij in vrede! En jij hebt de innerlijke vrede nubereikt, en als jij ergens heen gaat, ga je in vrede. Maar je kunt met je gezelschapnog wel een tijdje hier blijven, dan zul je samen met hen hier nog het een en anderhoren waar jullie allemaal wijzer van worden![7] Het einde van de dag breekt nu aan en de zon die de hele dag een helder lichtover de aarde heeft geworpen, heeft reeds de rand van de bergen bereikt en zalover enkele ogenblikken niet meer te zien zijn, en wij kunnen allemaal zeggen datdeze dag goed is besteed. We hebben flink gewerkt, en in uren meer verricht danwat enkel mensenhanden in jaren tot stand gebracht zouden hebben. Wie werkt,moet ook eten en zijn ledematen versterken! Jullie hebben ook gewerkt en moeten

Page 133: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

133

daarom ook met ons samen eten! Blijven jullie dus hier en houdt met ons eenavondmaal!"[8] Roclus zegt: 'Heer en Meester over alle dingen! Wat heb ik hier dan wel gedaanmet mijn metgezellen, dat men als werk zou kunnen bestempelen? Woorden,meningen en ervaringen uitwisselen is alles wat wij hier gedaan hebben, terwijl weverder niets stonden te doen, -dat kan men toch geen werken noemen?"[9] IK zeg: 'Waar en wanneer dan ook een mens waarachtig voor het heil van zijnziel heeft gewerkt, daar en dan heeft hij ook het meest en waarachtig en hoogstbelangeloos gewerkt; want op de goede manier bezig zijn voor het welzijn en hetheil van de eigen ziel sluit immers zonder meer alle andere zelfzuchtigebezigheden geheel en al uit, omdat zelfzuchtigheid en eigenliefde de liefde tot Goden de naaste volledig uitsluiten. [10] Wie op aardse wijze voor zijn lichaam zorgt,zoekt de schatten van deze wereld, woelt in de materie en begraaft zijn ziel dus inhet gericht en in de dood. Al heeft zo iemand ook de hele dag door met ploeg enhouweel op het veld gewerkt met zoveel ijver dat hij 's avonds rijkelijk in zijneigen zweet baadt, dan was hij in vergelijking met hetgeen Ik arbeid noem, tocheen dagdief, een luie knecht voor het veld van Gods rijk.[11] Want wie niet in zijn geest werkt voor het ware, hem door God gestelde doel,zoals hij naar recht en billijkheid volgens Gods orde behoort te doen, die werktzeker ook niet voor het tijdelijke en eeuwige welzijn van zijn naaste, en vindt hetniet de moeite waard om God te zoeken en Hem nader te leren kennen. Wie zichechter niet inspant om God te vinden en Hem waarachtig te leren kennen, spantzich nog minder in voor het welzijn van zijn naaste, en als hij al iets voor hemdoet, dan doet hij dat omwille van zichzelf, opdat zijn naaste op de een of anderemanier in staat zal zijn hem vele malen meer van dienst te zijn dan hij het voorhem is geweest. [12] jij hebt nu echter God en ook jezelf gezocht -en zowel Godals jezelf gevonden; en zie, dat was een goed werk van je, zodat je nu in een paaruur meer hebt gedaan dan anders in je hele leven! En daarom kun je nu ook hierblijven, een goede rust genieten en met ons een avondmaaltijd houden!"

Hoofdstuk 74: Vragen over ziektes en het genezen ervan[1] Roclus zegt: "Heer en Meester over alle dingen! leder woord uit Uw mond ismeer dan het puurste goud en de ene waarheid verheft de andere! Ook is er geenvan Uw licht en levenswoorden bij mij op onvruchtbare bodem gevallen, en ik voelnu in mezelf dat hieruit zeker de zegenrijkste vruchten voor de schuren van hetware leven zullen groeien; en omdat ik nu toch de genade heb om met U te praten,zou ik ook graag van U willen weten of wij in het vervolg de zieken door onzenatuurlijke geneesmiddelen van hun ziektes moeten genezen, of dat wij dat enkelen alleen moeten doen door zo vast mogelijk op Uw Naam te vertrouwen? Want degedachte kwam nu bij me op, dat het misschien wel niet altijd in overeenstemmingis met Uw goddelijke wil om iedere zieke te genezen. Want er zullen er wel bijzijn, aan wie Uw goddelijke liefde en wijsheid een lichamelijke ziekte of ook eenpsychische ziekte deed toekomen, om juist daardoor hun ziel te verbeteren.

Page 134: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

134

[2] Het is een maar al te bekend feit, dat vaak de lichamelijk gezondste mensen nuniet bepaald de in moreelopzicht meest deugdzame mensen zijn. ja, lichamelijkegezondheid maakt de mens vaak moedwillig, op de wereld gericht en genotzuchtig,terwijl zieken, vooral zij die aan een chronische kwaallijden, gewoonlijk geduldig,zachtmoedig en vol overgave aan de goddelijke wil wegkwijnen; men hoort zezelden klagen, ze zijn vol deemoed en zijn in hun hart niet afgunstig. Zou hetgoede karakter van hun ziel misschien niet veranderen als men hen plotselingkerngezond zou maken?[3] En dan komt er nog iets bij: zeker staat het voor ieder mens vast, dat hijlichamelijk ooit zal sterven, -als dit niet het geval zou zijn, dan zouden mensen uitde tijd van Adam lichamelijk nog leven. Wanneer wij echter iedereen, jong en oud,die ziek en ook doodziek bij ons komt, meteen weer geheel beter zouden maken enwij ook elkaar, dan zou mettertijd het sterven op deze wereld werkelijk wel eensiets zeldzaams kunnen worden, met name, als door Uw leer in de loop der tijdbijvoorbeeld ook oorlogen overbodig zouden worden![4] Als wij iemand die om hulp bij ons is gekomen, niet genezen, dan zal men onsvoor harde, meedogenloze mensen uitmaken; en als U het een keer niet toelaat datiemand, die al meerdere malen door ons is genezen, bijvoorbeeld voor de tiendekeer weer genezen wordt, ondanks onze wil en onze moeite, dan wordt ofwel dekracht van Uw naam ofwel ons eigen vertrouwen daardoor verdacht en gebrekkig,en zal het geloof van het volk schipbreuk lijden! Want zover kunnen wij deeenmaal in de materie levende mensen niet brengen, dat ze ter verkrijging van eenhoger leven in het grote hiernamaals dit aardse leven zo'n geringe plaats willengaan geven, dat ze er in geval van ziekte niets meer voor doen.[5] Zelfs een grijsaard van honderd jaar en ouder zal nog naar medicijnen grijpenom zijn leven te verlengen, ook al zou hij weten dat het afleggen van zijn brozelichaam met het hoogst mogelijke welbehagen verbonden zou zijn. Dat de zuchtvan mensen om gezond en zo lang mogelijk.op deze armetierige wereld te levenzelfs onder vaak heel slechte omstandigheden onverzadigbaar is, leert ons in hetalgemeen een meer dan duizendjarige ervaring; en als de mensen op grotere schaalweten dat iedere kwaal van hen alleen door de kracht van Uw Naam genezen kanworden, ja, dat, als dat nodig is, zelfs overledenen in het leven teruggeroepenkunnen worden, dan zullen we keer op keer door het volk belegerd worden![6] Volgens mij zou nadere informatie hierover voor ons, en ook voor ieder ander,zeker niet overbodig zijn! Of hebt U voor die mensen die geheel volgens Uw ordezullen leven soms van nu af aan de oude lichamelijke dood helemaal opgeheven,zodat vanaf nu de mensen voortaan reeds met een verheerlijkt lichaam zullenleven, en de vleselijke dood slechts degenen die tegen Uw leer en Uw wettenblijven zondigen ten deel zal vallen?[7] Heer en Meester over alle dingen! Ziet U, de stralen van de ondergegane zonwerpen nog zo'n prachtige gouden gloed over de avondhemel, en de sikkel van demaan wedijvert gewoon met de avondster om het licht van de moeder van de dag tevervangen. Het is zo overheerlijk, Heer, om Uw lichtgevende werken teaanschouwen; maar nog eindeloos veel heerlijker is het gevoel van het innerlijkelicht, dat vanuit Uw mond de duisterste hoeken van ons leven verlicht! Wilt U mij,

Page 135: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

135

omdat er nog tijd voor is, nog voor het avondmaal duidelijk maken, wat ik mezelfnooit duidelijk zal kunnen maken!"

Hoofdstuk 75: Pijn, ziekte en dood[1] IK zeg: "Mijn vriend, je wilt iets te weten komen wat jij noch iemand anderseigenlijk hoeft te weten, omdat dat enkel en alleen Mijn zaak is, wat zoveel wilzeggen als: het is een zaak van de eeuwige Vader in de hemel, dus een orde waaropzelfs Ikzelf in lichamelijk opzicht geen uitzondering mag, kan en zal maken![2] Wie in vlees is gehuld, zal dit ook weer moeten afleggen, met of zonder pijn,dat maakt helemaal niets uit; want als men het vlees heeft afgelegd, is alle pijn diemen op deze wereld voelde, opgehouden. Want de lucht die de ziel van een mensin de andere wereld zal inademen, zal een heel andere zijn dan de lucht van dezemateriële wereld hier. Waar geen dood meer bestaat, daar is in feite ook geen pijn,omdat lichamelijke pijn altijd alleen maar veroorzaakt wordt doordat de ziel zichgedeeltelijk van het lichaam losmaakt.[3] Daarmee wil Ik echter niet zeggen dat een ziel in haar zuivere toestand zondergevoel en gemoedsbeweging is -want als zij die niet had zou ze immers dood zijn;maar ze zal in de wereld die in overeenstemming is met haar wezen niets vindendat haar benauwt, beknelt, beklemt en bedrukt en daardoor een pijnlijk gevoelveroorzaakt, en daarom zal ze ook nooit pijn waarnemen.[4] Of is een volkomen kerngezond mens soms in zijn lichaam niet ontvankelijkvoor het gevoel van pijn, omdat hij nog nooit het ongeluk had ziek te zijn, en nognooit door iemand geslagen of gestoken werd?! Bij hem ontbrak alleen maar eenoorzaak die pijn opwekte.[5] De belangrijkste oorzaak voor pijn, die altijd alleen maar door de ziel en nooitdoor het vlees gevoeld wordt, ligt dus in de druk die een te traag en derhalve ook tezwaar geworden lichaam op een levensgedeelte van de ziel uitoefent.[6] Daarom is iedere ziekte tijdelijk te genezen als men in staat is om de massa vanhet vlees te verlichten; maar voor het lichaam dat oud wordt bestaat er geenverlichting meer, ofschoon iemand die in goede orde leeft, over het geheelgenomen nog tot op zeer hoge leeftijd weinig over pijn te verhalen zal hebben.Diens lichaam zal tot aan het laatste uur nog heel flexibel en buigzaam blijven, ende ziel zal zich stukje bij beetje heel zacht van het vlees los kunnen maken volgensde eigenlijke, beste en ware orde. Zij zal weliswaar ook niet wensen om zich, zelfsop de hoogste leeftijd die op aarde mogelijk is, van het lichaam los te maken; maarwanneer de voor haar duidelijk te horen, hoogst gelukkig stemmende roep uit dehemelen klinkt: 'Kom uit je kerker naar het volledig vrije, eeuwige, ware leven!',dan zal ze geen seconde aarzelen om haar bouwvallige, aardse huis te verlaten enzich naar buiten te begeven naar de lichte velden van het ware, eeuwige leven.[7] Wel, dat zullen jullie met geen enkel kruidensap en ook niet door de macht vanMijn naam ooit kunnen verhinderen, omdat het niet de wil van Mijn geest kan zijn.Jullie zullen in staat zijn om ware wonderen. te verrichten met de kracht van Mijnnaam, maar alleen in overeenstemming met Mijn wil die zich duidelijk in julliehart kenbaar zal maken, en nooit in strijd daarmee. Daarom moeten jullie ook

Page 136: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

136

vooral Mijn wil, die waarlijk een wil van God is, volkomen tot jullie wil maken,dan is het onmogelijk dat jullie iets mislukt wat jullie vanuit Mij en dus vanuitMijn eeuwige orde zullen willen.[8] Daarom kan er ook geen sprake van zijn, dat iemand tengevolge van de aanjullie verleende geneeskracht in en door Mijn naam nooit zou kunnen sterven. Ookmoeten jullie nooit iemand genezing ontzeggen als Mijn geest jullie in je hartingeeft: 'Hem worde geholpen!'; als de geest echter zegt: 'Laat zijn vlees hemblijven kwellen, opdat zijn ziel er genoeg van krijgt om zich over te geven aan degeneugten van het vlees!', laat hem dan en genees hem niet van zijn lichamelijkekwaal, want deze moet hij dragen tot heil van zijn ziel! [9] En nu zie je dus, dat jebezorgdheid een beetje overbodig was! Begeef je daarom in Mijn juiste orde, danzal alles je wel duidelijk worden! Heb je soms nog meer moeilijkheden, zeg datdan, voor de waard met het maal uit de nieuwe keuken zal komen!"

Hoofdstuk 76: De vrijheid van de menselijke wil[1] Roclus zegt: 'Ja, Heer en Meester over alle dingen, als wij alleen maarwonderen kunnen doen die U alleen wilt, en dan nog alles binnen Uw hele aan dewereld ten grondslag liggende natuurlijke, eeuwige orde, dan dient onze eigen vrijewil immers nergens meer toe, en met het hier en daar verrichten van de hoognodigewonderen als de beste en krachtigste bewijzen voor de macht en de kracht van Uwnaam zal het er op aarde dan zeer magertjes uit gaan zien![2] De wonderen van Uw wil gebeuren toch al dag in dag uit, of wij die nu ookwillen of niet, en onze wil is tegenover die van U altijd als een lege holle noot. Dezon, de maan en de sterren gaan op en onder zonder onze wil; en zo wordt ook deaarde groen en brengt haar vruchten voort; en de wolken trekken voorbij, en dewinden spelen met de golven van de zee; en het wordt winter en zomer, en detijden gaan voorbij en komen nooit meer terug, alles helemaal zonder onze wil! Ofwij dat nu ook willen of niet, dat maakt niets uit! Maar hoe zit het dan met de vaakook noodzakelijke, uitzonderlijke wonderen?"[3] IK zeg: 'Ja, beste Roclus, het is nog altijd een beetje moeilijk om met jou tepraten, omdat jouw gemoed nog te veel aardse opvattingen en zienswijzen bevat![4] Kijk, wie zijn handen aan de ploeg slaat en daarbij achterom kijkt, is nog nietgeschikt voor het rijk van God! Denk jij soms dat God in Zijn volmaakt helderedenken en willen ook zo eenvormig en eentonig is als het starre ijs van hetNoorden? [5] O mens, leer eerst God goed kennen en Zijn almachtige wil, dan zulje ook wel gaan inzien of iemand, wiens hart vol is van Gods geest, inovereenstemming met de eeuwige wil van God niets anders meer kan willen endoen dan alleen maar stom en geduldig de ene dag na de andere te laten ontstaanen te laten vergaan en gelukzalig toe te zien, hoe de verschillende kruiden groeienen bloeien en dan weer verdorren![6] Als het God wat de mens betreft alleen maar daarom te doen was geweest, danhad Hij hun nooit een eigen wil hoeven te geven, dan had Hij hen slechts alspoliepachtige zeedieren, weliswaar in menselijke vorm, als paddestoelen uit degrond kunnen laten groeien, met in de grond vastzittende wortels om vocht en

Page 137: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

137

voedsel op te nemen; dan hadden ze dag en nacht kunnen toekijken hoe de sterrenvolgens Gods wil schijnbaar op en ondergaan en hoe mooi het gras om hen heengroeit! Zich vrij te kunnen bewegen en van plaats te kunnen veranderen zouhelemaal niet nodig zijn; want ze zouden immers toch geen vrije wil hebben, en desteeds eendere en stereotype wil van God zouden ze als onbeweeglijke beelden nogveel beter door zich heen kunnen laten gaan en in zich kunnen laten heersen daneen mens dat kan met zijn wil, hoe vroom en ootmoedig hij ook is![7] Want een mens, die dan toch altijd nog een eigen wil heeft en zich vrij kanbewegen, kan immers toch nog met al zijn gevoel voor schoonheid ooit op degedachte komen om enkele stappen over een mooi met gras begroeid stuk grond telopen; en dan is het onvermijdelijk dat hij het gras dat volgens de wil en deeeuwige orde van God rechtop groeit en staat, tegen de grond drukt en bovendiennog enkele bladmijten voordat het hun tijd is hun levenslicht uitblaast! -Heb je nueen beetje in de gaten, hoe dwaas je bezorgdheid is? [8] En bedenk dan eens, datde mens met een vrije wil voor zijn lichamelijk voedsel niet alleen allerlei heerlijkevruchten die vol vruchtzaadjes zitten met zijn tanden fijnmaalt en deze dan alsvoedsel voor zijn lichaam genadeloos en zonder pardon verslindt, maar zich zelfsaan allerlei dieren vergrijpt, doodt, en tenslotte ook hun gebraden vlees met waregulzigheid verorbert. Hier en daar zoekt hij uitgestrekte vlakten uit waar eerdergedurende vele duizenden jaren het mooiste gras, andere heilzame kruidenstruikenen bomen in de mooiste en meest ongestoorde orde van God groeiden, en bouwtdaar dan dode huizen en steden op.Ja, vriend, kan dat volgens de orde van Godzoals jij je die voorstelt, wel juist zijn?[9] Of, als jij je in de loop der tijd lang geworden nagels, baard en haren kortermaakt, handel je dan niet in strijd met Gods orde, volgens wiens stereotype wilnagels, baard en haren steeds weer aangroeien en niet zo kort willen blijven als jijhen met je schaar hebt voorgeschreven?[10] Als God nu absoluut niet wilde dat een wezen, dat vrij denkt en een vrije wilheeft, in strijd met het stereotype van Zijn scheppingswil handelde en opvernietigende wijze zowel op grote als op kleine schaal ingreep tegen de bestaande,altijd onveranderlijke orde, zou Hij dan wel wijs gehandeld hebben toen Hij voorZichzelf wezens schiep, die alleen al omwille van hun bestaan genoodzaakt zijnom allerlei vernietigende ingrepen te verrichten tegen de orde van de oerschepping,die toch ook een werk van de almachtige en hoogst wijze God is?![11] Maar als God, de Heer en Schepper van alle dingen en wezens, het toelaat datde levende wezens, en met name de vrij denkende mensen die een vrije wil hebbengekregen, Zijn bossen verwoesten, bomen omkappen, er hutten en huizen vanbouwen en het grootste deel ervan verbranden, Zijn mooie gras vertrappen,afmaaien en als voer aan de koeien, ossen, ezels, schapen en geiten geven, en alsGod dan niemand op zijn vingers tikt bij talloze andere ingrepen tegen Zijnstereotype orde, hoeveel onwaarschijnlijker is het dan dat Hij Zich met Zijnalmachtige wil verzet als het erom gaat de zeer kleine wilsvrijheid van de mens teontwikkelen tot de grootste goddelijke vrije wil! [12] Heb je dan niet gezien hoezojuist deze jongen, die in feite ook slechts een schepsel van God is, die steen ingoud veranderde, wat tegen het stereotype van de oergoddelijke wil in gebeurde?

Page 138: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

138

Heeft iemand hem ter verantwoording geroepen omdat hij zo'n enorme ingreepheeft gedaan in de basisorde van God? Integendeel, dit is slechts teweeggebrachtdoor de goddelijke wil, verenigd met die van de jongen![13] Als jij je houdt aan de eenvoudige geboden van God en God waarachtig bovenalles liefhebt, dan word je toch immers steeds meer één met het weten en willenvan God. Op die manier word je wijzer en wijzer en in dezelfde mate ookmachtiger, en zo krijg je ook steeds meer inzicht in je willen. Je innerlijkegoddelijke licht zal tot een alziendheid verheven worden, waardoor je in deoverigens nog bestaande levensduisternis de werkzame levenskrachten niet alleenzult voelen, maar ook zult zien; en doordat je de volmaakt vrije wil van God in jehebt, zul je ze er ook toe kunnen brengen om op deze of gene manier actief teworden. Juist doordat je de talloze, voortdurend van God uitgaande krachten iederop zich en individueel herkent en doorziet, krijg je er als bezitter van de goddelijkewil vat op, en kun je ze ook bestemmen en bundelen voor een wijze handeling eneen wijs doel. Ze zullen dan ook meteen zo in actie komen als wanneer God zedirect Zelf voor een bepaalde activiteit had bestemd.[14] Want alle door de hele oneindigheid van God uitstromende krachten zijn tevergelijken met talloze armen van één en dezelfde almachtige God, en kunnen ookonmogelijk op een andere manier actief worden en actief zijn dan enkel en alleendoordat ze hiertoe aangezet worden door de goddelijke wil, omdat ze in feite nietsanders zijn dan pure uitstralingen van de goddelijke wil.[15] Wanneer de mens dan zijn kleine wilsvrijheid met de eindeloos grotegoddelijke verenigt, zeg Me, of je dan kunt denken dat het mogelijk is dat hij enkeleen stomme toeschouwer is van de puur goddelijke wil, of dat de mens, wiens wilop die manier zo groot en vrij is geworden, niet in staat zou zijn om met zo'ngoddelijke wilsvrijheid het een en ander tot stand te brengen!"

Hoofdstuk 77: Over juiste en onjuiste ijver[1] Roclus zegt: 'Ja Heer en Meester over alle wezens en dingen, doordat U zogenadig bent om deze dingen uit te leggen, staat dit nu voor mij natuurlijk allemaalin een ander licht en menig raadsel dat ik vroeger niet kon oplossen, is me nuvolledig duidelijk! Ja, nu begin ik ook een beetje te begrijpen wat een menseigenlijk is, en wat hij in deze wereld te zoeken heeft en na moet streven envolgens Uw woord ook kan bereiken en eigenlijk moet bereiken! Ja, om zich aanUw geboden te houden en letterlijk Uw wil te vervullen, is nu natuurlijk iets datzeer gelukkig maakt en heel eenvoudig is; want nu ziet men overduidelijk wat menvan U uiteraard krijgt! Want als ik een plaats, hoe ver ook verwijderd, voor me zieen zo rechtstreeks mogelijk naar deze plaats toeloop, dan moet ik hem tenslottetoch eens bereiken![2] Ik kan nu niets anders doen dan U vanuit al mijn levenskrachten danken vooralle moeite die U voor mij gedaan hebt en U verzekeren, dat ik een gewetensvolleleerling van U zal zijn en blijven. Ik geef U ook de volledige verzekering, dat ikalles in het werk zal stellen om ons instituut te reinigen van alle oude wereldse

Page 139: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

139

leugenachtige slakken, en daar zal in het vervolg niets meer ondernomen wordendan alleen datgene, wat zich laat verenigen met Uw leer, o Heer en Meester![3] Nu al voel ik een kracht in mij die ik tevoren nooit heb gevoeld, waarvoor inhet vaste vertrouwen op U alle bergen moeten wijken en waardoor alle doden uithun graf zouden moeten opstaan! Hoe zal het daarna dan wel niet zijn als mijntoekomstig leven geheel Uw wil zal zijn, en tot welke kracht zal ons instituutkomen als allen die daaraan verbonden zijn één zullen zijn wat hun instelling enhun wil betreft?! [4] Daarom moeten we nu geen tijd meer verliezen! Kom aan,laten we allen aan het werk gaan voor deze nieuwe taak vanuit God! Wie aarzelt,begaat een grove zonde tegen het heil van de mensheid van de hele aarde'[5] IK zeg: 'Je huidige enthousiasme is wel op zijn plaats en je zult datgene wat jeje nu hebt voorgenomen, ook doorzetten; maar je huidige vuur is te vergelijken meteen strovuur, waarbij ook meteen geweldige vlammen oplaaien zodat men denkt:als dat zo doorgaat, staat over enkele ogenblikken al meteen de hele aardbodem inbrand! Maar na enkele ogenblikken houdt het grote strovuur op en naderhand kanmen nog amper zien waar de luchtige, grote hoop stro werd verbrand![6] Een juiste ijver ontwikkelt zich als het licht en de warmte van de opgaande zon.Als het licht en de warmte van de zon meteen 's ochtends met een Afrikaansemiddaggloed zou komen opzetten, dan zou deze een vernietigende uitwerkinghebben op planten en dieren, wat iedere goede en ervaren boer al aan hetzogenaamde zonneblikken kan zien.[7] Van een zonneblik is sprake, als tijdens een onweer het firmament dicht metregenwolken is bedekt en het ook al regent maar opeens, als aarde en vruchten aleen beetje zijn afgekoeld, het wolkendek opensplijt tengevolge van een bepaaldeluchtstroming, en licht en warmte van de zon plotseling op planten en bomen en opallerlei kwetsbare diertjes valt; en kijk, de schade die dan aangericht wordt isgroter dan wanneer het een uur lang flink gehageld zou hebben! -Ik wil je met ditvoorbeeld alleen op een praktische manier laten zien hoe, als het ware, misplaatsteijver veel meer beschadigt dan goed doet.[8] Daarom moet je nu ook niet in jullie instituut opeens alle oude en half verganebomen tegelijk willen omhakken, maar met redelijke ijver als het ware ongemerkt,zo stukje bij beetje, en dan zul je pas de ware zegen in je instituut verspreiden!Maar in één klap, mijn vriend, gaat dat niet! Verder is het ook nodig, dat jullieonder elkaar nog heel wat gesprekken voeren en dat er daarna bewijzen wordengegeven van de nieuwe wonderwerken in Mijn naam! En pas als op die manierallen, en niet alleen jij, in dit nieuwe licht zijn ingeleid, kan al het oude met succesverwijderd worden. [9] Als een echt wijze boer merkt dat er onkruid tussen dezuivere tarwe opkomt, laat hij het groeien tot aan de oogst. Bij het maaien laat hijhet onkruid pas van de tarwe scheiden en daardoor blijft zijn tarwe gezond; hetonkruid wordt gedroogd en verbrand op de akker en dient als mest voor de grond.Zie, dat noem Ikzelf wijs en waarachtig gehandeld![10] Geloof Me, dat Ik met heel Jeruzalem en al zijn Farizeeën even snel af zoukunnen rekenen als tevoren met die rots in de zee; maar zo'n ijver zou Me slechtevruchten afwerpen! Daardoor zouden dan allen die zouden horen dat Ik door Mijngoddelijke almacht zo'n verwoesting aangericht heb, wel voor Mij gewonnen zijn,

Page 140: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

140

maar beslist niet door innerlijke overtuiging, maar langs de weg van het eigengericht. Uit vrees en schroom zou niemand zich meer durven te roeren; iedereenzou als een machine datgene doen wat Ik van hem zou verlangen![11] Zou dat dan echter de vrije wil tot ontwikkeling brengen als zijnde het hoogstegoed van iedere mensenziel, en de wil verheffen tot de hoogste kracht van degoddelijke, volkomen vrije wil, waarin alleen het allerhoogste levensgeluk bestaaten kan bestaan?!'

Hoofdstuk 78: De ontwikkeling van de vrije wil. De nadelen van overdrevenijver[1] (De Heer:) 'En dat de hoogste zaligheid van het leven inderdaad gelegen is inhet bezit van de volkomen ongebonden wilsvrijheid en de steeds succesvolle,daadwerkelijke werkzaamheid daarvan, daar leveren alle zelfzuchtige enheerszuchtige mensen reeds op deze aarde het krachtigste bewijs van![2] Menigeen geeft immers graag al zijn bezittingen op om maar een beetje machtte hebben! Wie haat bijvoorbeeld kroon, troon en scepter, vooral als hij zichzelfomhoog kan werken!?[3] Maar waarom hebben deze drie effectieve heersers dan zo'n onuitsprekelijkewaarde in de ogen van de mensen? Het antwoord ligt voor de hand, en in de aardvan de zaak. Omdat hij, die op de troon zit, temidden van miljoenen mensen in dewereld volkomen vrij en doeltreffend van zijn wil gebruik mag en kan maken![4] En na degene die op de troon zit, wordt dan ook iedereen bovenmatig gelukkigdie door de heerser een ambt krijgt aangeboden waarin hij, al is het maar in naamvan de heerser, ook een kleine heerser kan spelen, en zijn naar vrijheid dorstendewil iets meer lucht kan geven. Hij onderdrukt weliswaar zo goed hij kan zijnoorspronkelijke vrije wil, en maakt in plaats daarvan de wil van zijn heerser geheeltot de zijne, ook al is hij het daar vaak niet mee eens; maar dat doet hij allemaal omook maar een beetje mee te kunnen heersen, en om zijn wil enigszins te kunnenlaten gelden. Want bij bijzonder hooggeplaatste staatsbeambten is er immers altijdwel een keer gelegenheid om van de geheel eigen vrije wil gebruik te maken. endat is voor de mens op deze aarde al een allerhoogste zaligheid.[5] Maar wat is deze vergeleken met de zaligheid, die voor de gehele oneindigheiden eeuwigheid voort zal komen en moet komen uit de eenwording van de hieraltijd uiterst beperkte menselijke wil met de wil van God?![6] Maar voordat zoiets kan gebeuren moet de menselijke wil, dat zul je zelfinzien, een serieuze ontwikkeling doormaken en op een hoogst wijze manier dooralle stadia van het leven geleid worden, want anders zou het zeker erg gevaarlijkzijn om de vrije wil van de mens uit te rusten met een doeltreffendemachtsvolkomenheid! [7] Maar om de wil van de mens daartoe bekwaam temaken, moet men er naar toe werken dat de mens zich geheel vrijwillig op dewegen van het licht begeeft, en hierop zolang met alle liefde en wereldsezelfverloochening voortgaat tot hij door eigen werkzaamheid en volkomenzelfbestemming het juiste doel heeft bereikt. [8] Maar daartoe is noch een uiterlijkenoch een innerlijke dwang bevorderlijk, die allebei een gericht zijn en waardoor

Page 141: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

141

nooit de geest van een mens in zijn wil vrij kan worden. En zolang hij dat niet kan,kan er ook nooit sprake zijn van een vereniging van zijn wil met de volkomen vrijewil in God![9] Daarom moeten de mensen eerst alleen door zeer wijs onderricht tot warekennis van zichzelf en van het enig ware Godswezen gebracht worden, en dat metalle mogelijke goedheid, geduld en de grootste zachtmoedigheid; alleenhardnekkige, weerbarstige karakters, bij wie op de achtergrond een op zichzelfvrijwel geheel zinloze boze moedwil en een waar duivels leedvermaak schuilt,moeten door een werelds uiterlijke straf en gericht op de knieën gedwongenworden, maar niet te snel door een wonder dat wordt verricht om hen te straffen.[10] Want men moet nooit over het hoofd zien, dat degene die bestraft moetworden, ook een mens is, die eveneens tot een juist gebruik van zijn vrije wilgebracht moet worden, en dat het heel goed mogelijk is dat een arglistige enwraakzuchtige demon hem op een of andere manier beheerst, en op die manier vande anders misschien heel onschuldige mens een waar monster maakt![11] Daarom moet iedere overdreven ijver, zelfs als het om iets goeds gaat, zolangin toom worden gehouden tot hij de bescheiden rijpheid heeft verkregen die allesrustig en liefdevol overwegend en verstandig berekenend, onverdroten en gestaagtracht aan te wenden met de haar ter beschikking staande middelen, en welvoortdurend rekening houdend met de verschillende ontwikkelingsfasen enomstandigheden van het levend object dat zij moet behandelen.[12] Dat jullie instituut, zoals het nu nog is, zeker niet Mijn goedkeuring weg kandragen, zul je nu wel geheel en al inzien! Maar al zou het op nog honderd slechtereprincipes gebaseerd zijn dan nu het geval is, dan zou het even onverstandig zijn omhet plotseling verdacht te maken en te vernietigen, als wanneer men nu Jeruzalemof het nog vele malen ergere heidense Rome in een oogwenk van de aarde zouverwijderen. [13] Probeer zodoende van nu af aan om stukje bij beetje, al naargelang de dingen zich als het ware vanzelf aandienen, al het verkeerde uit jullieinstituut te verwijderen, dan zal het instituut en het volk dat er aan gehecht is,langzaam aan gezond worden overeenkomstig de volle waarheid! Zou je nu echtermet je medebroeders meteen alles overhoop willen halen, dan zouden de velemedewerkers van het instituut jou voor waanzinnig en bijgelovig verklaren en opalle mogelijke manieren proberen om je onschadelijk te maken voor het instituut,dat volgens hen uiterst doelmatig is ingericht; en daardoor zou jou iederegelegenheid ontnomen worden om heel geleidelijk aan en ongemerkt al hetverkeerde uit het instituut te verwijderen en te vervangen door de volle waarheid"

Hoofdstuk 79: De Heer maakt gewag van Zijn laatste avondmaal en Zijnkruisdood[1] (De Heer:) 'Het meest sprekende voorbeeld daarvan vind je hier immers bijMij. Nu ken je Mij, Mijn leer en ook de ware strekking ervan voor het leven. Jekent ook Mijn macht, door middel waarvan Ik deze hele aarde even snel engemakkelijk tot niets zou kunnen omvormen als tevoren de jou welbekende ouderots in de zee! Maar dan zou Ik Me tenslotte Zelf toe moeten roepen: ' Als je deze

Page 142: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

142

wereld vol met je hartskinderen, die je hun aanleg en geaardheid hebt gegeven,liever niet had willen hebben, dan had je beter al in het begin helemaal geen aardekunnen scheppen!' Maar de aarde en de mensen zijn er nu eenmaal, en het is duszaak alles met alle liefde en geduld te behouden en te leiden volgens de wijsheiduit God, opdat van alles wat deze aarde draagt en in zich bevat, niets, zelfs niet tergrootte van een zonnestofje, verloren zal gaan![2] Ja, Ik zeg je: De mensen die Mij het meest tegenstaan en die zeker ook deslechtste mensen op de hele aarde zijn, zijn zonder meer de schriftgeleerden enFarizeeën in Jeruzalem; maar eerder nog dan dat Ik hen veroordeel en aan het kruislaat hangen, wil Ik het Mij door hen laten aandoen!"[3] Dan springt Roclus gewoonweg op en zegt: 'Neen, neen, Heer en Meester! Datzou betekenen dat Uw geduld wel erg ver gaat! Vanwege die paar schurken inJeruzalem - ook al zouden ze allemaal in het niets worden opgelost - zal Gods rijknoch op deze aarde en al helemaal niet aan gene zijde ooit enigszins schipbreuklijden; weg daarom met dat zwarte gespuis, en U blijft!'[4] IK zeg: 'Zoals je deze zaak nu begrijpt, spreek je ook! Maar over ongeveer driejaar vanaf nu gerekend zal je eigen geest je leren dat het anders is, dan zul je beterweten; daarom genoeg hierover, laten we ons op het avondmaal voorbereiden!Deze tafel zal iets langer gemaakt worden en jullie, met Ruban erbij nu met z'ndertienen, zullen daar prima aan kunnen zitten en een beeld geven van eentoekomstig avondmaal, dat met Mijn laatste avondmaal op deze aardeovereenkomst zal vertonen!" [5] Roclus zegt: 'Heer en Meester! U wordt nu opeensgeheimzinnig en raadselachtig; hoe komt dat, waarom?"[6] IK zeg: 'Vrienden, Ik zou jullie nog heel veel kunnen zeggen, maar julliezouden het nu nog niet kunnen verdragen! Maar wanneer na dat laatste avondmaalde Heilige Geest in jullie hart zal komen, zal hij jullie volledig in de levendewaarheid inwijden, en dan zul je pas helemaal begrijpen wat Ik nu tegen je gezegdheb. Daar komt Marcus al aan met de schalen; laten we daarom gaan zitten om eenvrolijk avondmaal te nuttigen! Jullie tafel is al klaar en gedekt:'[7] Na deze woorden maakt Roclus een diepe buiging voor Mij, gaat dan naar zijnvrienden en metgezellen en zegt: 'Van weggaan is nu geen sprake, we moeten eerstaan het avondmaal deelnemen dat zojuist opgediend wordt, en wel daar, aan detafel van de heren! De Heer en Meester wil het zo en dan wordt er niet geweigerd!Kom daarom nu snel met me mee en neem met mij plaats aan het vrije gedeeltevan de tafel daar, waar de heren reeds lang zitten!"[8] Ruban zegt: 'Dat zal vast niet zo erg goed passen! Wij die niets te betekenenhebben, naast de grote Heer aller heren op aarde!' [9] Roclus zegt: 'Passend of niet,de Heer en Meester over alle dingen wil het nu eenmaal zo en dan staat ons nietsanders te doen dan te gehoorzamen, en wel met het vreugdevolste hart van dewereld! Laten we daarom gaan, opdat er niemand op ons hoeft te wachten! Maarook, omdat ik werkelijk al flink honger heb en me echt van harte verheug op eenovervloedig en goed toebereid maal! Ik zie dat ze ook hele kruiken en grote bekersvol wijn bij de spijzen op tafel zetten, en de lieftallige jongen schijnt vooral aanonze tafel veel zorg te besteden; laten we er dus maar snel naar toe gaan!"

Page 143: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

143

Hoofdstuk 80: Raphaël eet veel[1] Na deze woorden van Roclus begeven allen zich naar de voor hen bestemdetafel, maken driemaal een buiging voor het voorname gezelschap en Raphaël wijstieder meteen zijn plaats en gaat tenslotte als veertiende bij hen aan de nieuwe tafelzitten. Roclus ziet precies het gerecht voor zich waar hij altijd het allermeest vanhield; het was een gebraden lam met een bijgerecht dat uit allerbeste en volledigrijpe pomeransen bestond. Hij kon er maar niet over uit hoe het mogelijk was datmen in de keuken zijn smaak zo precies had kunnen raden. Maar al gauw bedachthij in wat voor gezelschap hij zich bevond en dat verklaarde hem alles. Evenals hijkreeg ieder van de dertien gasten precies datgene, wat hij met recht zijnlievelingsgerecht noemde; alleen Raphaël had een grote schaal voor zich met achtgrote heerlijk klaargemaakte vissen, waar hij, zoals bekend, goed raad mee wist,wat de dertien erg opviel. [2] En Roclus kon het niet laten om de vermeendejongeling, weliswaar heel vriendelijk maar toch zeer verbaasd, te vragen hoe hethem toch mogelijk was om acht van zulke grote vissen zo haastig en snel teverorberen, en of hij nu nog meer kon eten. [3] En Raphaël antwoordde ook heelvriendelijk met een glimlach: 'O, laat er nog maar tien keer zoveel komen, ik zal erheel gemakkelijk en zonder enige moeite weg mee weten; maar met deze vissenben ik nu ook heel goed en volkomen verzadigd!"[4] Roclus zegt; 'Jouw maag moet toen je nog klein was te volgestopt zijn, anderskan ik dat onmogelijk verklaren! Kun je me misschien helpen om ook mijn lammee op te eten? Want kijk, aan een achtste deel ervan heb ik meer dan genoeg!'[5] Raphaël zegt: 'Geef maar hier, zeven achtste deel kan ik makkelijk aan!"[6] Roclus, die zelf slechts een bout van een achterpoot nam, gaf al het andere aanRaphaël en deze was in een enkel ogenblik klaar met vlees en botten.[7] Dat werd Roclus nu toch een beetje al te bont en hij zei totaal perplex: 'Neen,mijn anders zo lieftallige en zeer wijze jongen, dat gaat bij jou vast en zeker niet opnatuurlijke wijze! Over het eten van het vlees wil ik eigenlijk helemaal nietszeggen; maar dat je, een wolf overtreffend, ook met beenderen, die geen enkelander mens toch ooit eet, zo snel klaar bent, -weet je, dat wordt me nu toch al tegrijs, nu moet je me deze zaak toch eens nader verklaren!"[8] Raphaël zegt: 'Wel, geef me een steen, dan krijg je ook je wonder te zien!"[9] Roclus raapte snel een flinke steen van de grond en gaf die aan Raphaël.[10] En deze zei: 'Kijk maar, ik zal ook deze steen verorberen als een prima stukbrood!" [11] Hierop pakte Raphaël de steen, bracht hem naar zijn mond, en toende steen zijn mond aanraakte, verdween deze uit het aardse bestaan![12] Toen Roclus en zijn vrienden dit zagen, waren ze perplex en Roclus zei: 'Nee,jonge vriend, met jou kun je beter maar niet samen ergens te gast zijn, want het zouuiteindelijk wel eens mogelijk kunnen zijn, dat je je ook over je medegastenontfermt! Veroorloof me deze zachtmoedige opmerking, waarmee ik je eigenlijkniets anders wil zeggen dan: Als je ook ons wilt eten, doe het dan liever vlug,opdat we niet lang vol angst op ons einde hoeven te wachten! Nee, ik wilde van dieacht vissen van de grootste soort die er in de Galilese zee voorkomen, niets zeggen,

Page 144: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

144

ook niets van mijn zeven achtste lam, beenderen inbegrepen, ofschoon dat al -hetspijt me dat ik het zeg -een ontzettend abnormale vorm van vraatzucht is; maar heteten van een minstens tien pond zware steen is iets, dat ons allen geheel terechtmet ontzetting vervult! Waar moet dat uiteindelijk naar toe? Dat gaat onsweliswaar weinig of niets aan; maar, ofschoon je in naam van alle goden allebergen van de aarde kunt verslinden, willen wij toch liever geen getuigen zijn vanjouw ontzettende vraatzucht! Begrepen, mijn beste jonge veelvraat?"

Hoofdstuk 81: Het verschil tussen Raphaël's persoon en wezen en dat van deaardse mens[1] Raphaël zegt: 'Je moet wel zo praten, omdat je me niet kent; zou je me kennen,dan zou je dat allemaal even natuurlijk vinden als dat jij overeenkomstig jouwhonger maar amper een achtste deel van het lam hebt gegeten! [2] Ik ben ook weleen mens zoals jij, en het ontbreekt mij voorlopig aan geen enkel zintuig en ik hebook alle ledematen die bij een lichaam horen; maar mijn lichaam is heel anders danhet jouwe; dat van jou is nog sterfelijk dat van mij niet! Jij kunt je als ziel en geestniet van je lichaam ontdoen wanneer je dat wilt, het niet oplossen en het niet vanhet ene moment op het andere veranderen in je geestelijk element; ik kan dat echterwel. In feite ben ik eigenlijk puur geest, ondanks mijn schijnbare lichaam; jij bentechter nog bijna geheel puur vlees en zult nog heel wat voor jezelf moeten doen,tot je je in je lichaam als een rijpe en vrije ziel zult gaan voelen.[3] Als jij iets hebt gegeten, dan duurt het een poos alvorens hetgeen je gegetenhebt tot bloed en vlees wordt in je lichaam, en je zult nooit weten hoe dieverandering in je plaatsvindt. Jij kent de organische bouw van je lichaam niet tot inde kleinste deeltjes; maar aan mij is ieder atoom van mijn en ook van jouw lichaamzo duidelijk bekend, dat er in de hele wereld niets duidelijkers kan zijn! Want ikmoet het lichaam dat ik nu heb, van atoom tot atoom, van zenuw tot zenuw, vanvezel tot vezel zelf vormen en in stand houden, alsook alle ledematen; maar jijweet al vanaf het begin niet waar je lichaam uit bestaat, en wie het voortdurendvormt en in stand houdt. [4] Jouw lichaam is verwekt, geboren en gegroeid zonderdatje het besefte en buiten je wil om, -dat van mij is geschapen volgens mijninzicht en mijn wil! Het bewustzijn dat jij van je bestaan hebt, is nog eenslaaptoestand, en jouw weten, kennen en willen is als het dromen in de slaap van jebestaan; maar ik bevind me in het helderste en wakkers te leven van de volkomeneeuwige levensdag. Ik weet wat ik zeg en doe, en ken de ware en diepste gronddaarvan, -en jij weet niet eens hoe, waardoor en waarom allerlei gedachten in jeontstaan! En zo weet ik dan ook waarom ik, zolang ik onder de sterfelijkenverblijf, aanzienlijk meer spijzen tot mij kan nemen en dat ook moet, dan jij en alje metgezellen samen. Ik kan je zelfs de reden daarvan nog helemaal niet duidelijkmaken, omdat je die met je huidige kennis helemaal niet zou kunnen begrijpen;maar later zal er wel een tijd komen datje alles, wat ik je nu als het waretoegeworpen heb, heel goed zult kunnen vatten en begrijpen.[5] Maar dat je het voor mogelijk hield, dat ik me vanwege mijn te grote vraatzuchttenslotte zelfs ook aan jullie zou willen vergrijpen, zoals een hyena of een wolf, dat

Page 145: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

145

is wel een beetje onnozel van je! Ik vind dat jullie vanwege mijn geestelijkeontwikkeling en mijn voor jullie duidelijk zichtbare wijsheid wel beter haddenmoeten weten! Ik kan niet alleen maar een steen eten zoals jullie dat nu hebbenkunnen zien; die manoeuvre zou ik ook met hele bergen en planeten kunnenuitvoeren, waarvoor ik voldoende macht zou bezitten! Alleen, wanneer ik niet wijszou zijn en de macht zou hebben die me nu eigen is, zou ik handelen volgens eenblinde gedrevenheid, en dan zouden jullie in mijn buurt inderdaad je bestaan en jeleven niet zeker zijn! Maar de oereeuwige wijsheid van God, van waaruit eigenlijkmijn hele wezen is gevormd, gebiedt mij bovenal om alle door de kracht enalmacht van God geschapen dingen in stand te houden, daar mag eeuwig geenatoom van verloren gaan en kan ook niet verloren gaan, omdat Gods wil en Zijnalziend licht-oog altijd de eeuwige en oneindige ruimte van het grootste tot hetkleinste geheel doordringt en er in werkzaam is; en daarom is jouw vrees voor mijndoor jullie veronderstelde vraatzucht volledig ongegrond! -Roclus, heb je dezewoorden enigszins begrepen?" [6] Roclus zegt: 'Van een werkelijk begrijpen kangeen sprake zijn; maar ik maak er wel uit op dat wij in jouw nabijheid voor onsbestaan zeker niets te vrezen hebben, en dat is voor ons voorlopig al heel veel!Maar waar laat je toch zulke grote hoeveelheden? Heb je soms een soortstruisvogel maag, die voor zover ik weet ook de hardste steen kan verteren? Zelfsde hardste metalen schijnen voor een struisvogel ware lievelingskost te zijn! Maarhoe het ook zij, - je bent en blijft nu eenmaal een wonderlijk wezen![7] Joden spreken van bepaalde oergeschapen hemelboden (engelen), wij Griekenen Romeinen hebben onze geniën en de zogenoemde halfgoden; misschien ben jijzo'n verkapte engel of in ieder geval zo'n genius of halfgod?! Ik vind dat je er ookte teer en subtiel uitziet voor een aards iemand; want geen enkele Vestaalse maagd,*(* Oudromeinse priesteres van Vesta) al was ze nog zo kuis, zou de vergelijkingmet jou kunnen doorstaan als het om lichamelijke teerheid en schoonheid gaat. Jebent me al eerder erg opgevallen en ik vergiste me niet, toen ik je heimelijk al vooreen soort toverachtig fantoom hield! Ik had steeds de indruk alsof je enerzijds tochwel iets was, maar anderzijds slechts een sprekend, lichtend beeld, dat door eenallerhoogst goddelijk wezen slechts voor een bepaalde tijd een bestaansvorm en denodige wijsheid en macht werd verleend. Ben je echter voor dit wezen niet meernodig, dan is het ook helemaal gebeurd met je! -Dat heb ik in ieder geval bijmezelf gedacht, gevoeld en ervaren"[8] Raphaël zegt: 'Behalve dat het volkomen met me gedaan zou zijn, zit jebehoorlijk dicht bij de waarheid! Alleen in dat helemaal afgelopen zijn met meschuilt een oneindige grote moeilijkheid; want zie, voor jou onbegrijpelijk langgeleden, voordat er nog een wereld in de eindeloze ruimte begon te zweven en lichtte geven, was ik al een geheel voltooide dienaar van de allerhoogste geest vanGod! Dat ben ik nog en zal dat ook eeuwig blijven, ofschoon misschien iets meerlijkend op de Heer, waarnaar nu alle, ook de volmaaktste geesten, streven en zullenblijven streven. Maar daarom zal ik toch steeds blijven wat ik ben, alleen in eennog volkomener mate, om welke reden ik me nu dan ook door de genade van Heernaar deze voorbereidende school van het materiële leven begeven heb. Maar voordit moment blijf ik nog wie, hoe en wat ik ben! -Begrijp je het nu al iets beter?"

Page 146: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

146

[9] Roclus zet grote ogen op en zegt: 'Ach zo, nou ja, zoals ik al dacht! Je bent dus-zoals men dat zegt -slechts een tijdelijk met een schijnbaar lichaam beklede geestuit de hemelen, die hier is om de Heer der heerlijkheid tijdelijk te dienen en Zijnwil ten uitvoer te brengen?! Ja, ja, zo is dat dus, ja, dan is er natuurlijk wel eenimmens verschil tussen ons, en dan kan ik met jou eigenlijk geen aards woord meerspreken!" [10] Raphaël vraagt snel: 'En waarom dan niet?"[11] Roclus zegt, nu heel ernstig kijkend: 'ik veronderstel dat jij, met je zekergrenzeloze wijsheid, de reden hiervan ook zonder mijn bijna nietszeggendeverklaring nog beter in zult zien dan ik; maar omdat jullie mysterieuze, geestelijkewezens, altijd verlangen dat wij, armzalige, sterfelijke mensen, ons uiten, moet ikhet je wel zeggen, -ook al weet je toch al van te voren ieder woord dat ik uit zalspreken! Luister daarom naar mij: [12] Ook op deze aarde bestaan bepaaldeverhoudingen en toestanden die als ze naast elkaar voorkomen, nooit bij elkaarpassen. Zo is bijvoorbeeld een molshoop naast de hoge berg Ararat beslist een zeerbelachelijke verhouding, ook een varkensstal naast het keizerlijk paleis in Rome,een vliegenstolp naast een Egyptische piramide, een mug naast een olifant, eendruppel water naast de grote oceaan! Maar de verhouding tussen de dingen die ikzojuist noemde, is nog vele malen beter dan die tussen jou en ons; ook een in denacht glanzend glimwormpje zou het naast de zon nog stukken beter doen! Watzijn mijn woorden voor jou? Een allerdomst dorsen van volkomen leeg stro; wanthetgeen ik je nu zeg, heb je al een hele eeuwigheid geleden woord voor woordgeweten! Maar ik spreek hier ook niet omwille van jou, maar voor mijzelf en mijnmakkers, opdat ze hardop horen wat ik nu denk over de positie waarin we nuverkeren! Soort zoekt soort: de gewone mens hoort bij de gewone mens en dehooggeplaatste en machtige hoort bij de hooggeplaatsten en machtigen.[13] De weegschaal laat ons precies zien hoe het zit. Een zonnestofje heeft zekerook nog enigszins gewicht, anders zou het na verloop van tijd niet op de aardevallen. Maar zou zelfs een os niet moeten lachen, als iemand waar hij bij was aande ene kant een zonnestofje en aan de andere kant tienduizend pond op deweegschaal zou leggen om te zien hoeveel lichter het stofje is dan het grotegewicht van tienduizend pond?! En zo is het ook met ons, jij past niet bij onsgezelschap en wij evenmin bij het jouwe.[14] Jij bent volgens de Schrift van de joden een van de grootsten in de hemel, enwij staan op deze aarde nog nauwelijks aan de rand van het wiegeleven, en er moetnog zo ontzettend veel met ons gebeuren tot wij , en dan alleen nog maar op dezeaarde, de geestelijk volwassen leeftijd zullen bereiken! Wij vragen je daarom omons te verlaten, omdat wij ons nu aan jouw zijde te zeer als niets moetenbeschouwen! Jij hebt bij ons zeker niets te winnen en wij bij jou, in verhouding totwat jij bent en waartoe je in staat bent, ook zoveel als niets!"

Hoofdstuk 82: Over de wonderen van Raphaël[1] Raphaël zegt: 'Dat ik me in jullie gezelschap bevind, is niet mijn wil maar dievan de Heer, en daar moeten wij evengoed aan gehoorzamen als jullie en allegeschapen wezens, van welke soort dan ook. Een klein verschil bestaat alleen in

Page 147: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

147

het feit, dat wij aan de wil van de Heer niet als blinden maar als ziendengehoorzamen, terwijl alle andere schepselen geheel blindelings moetengehoorzamen aan de wil van de Heer .[2] En tussen mij en jullie bestaat het verschil, dat ik als een geest die eveneens eenvolkomen vrije wil heeft gekregen, de wil van de Heer geheel tot mijn hoogst eigenwil heb gemaakt; terwijl het jullie tot nog toe amper bewust is, dat er een Heerbestaat. Van het kennen van Zijn wil kan nu nog geen sprake zijn; want deze zullenjullie pas nader leren kennen door dat geschrift, dat ik voorheen zelf voor jullievolgens de wil van de Heer heb geschreven en aan jullie heb overhandigd.[3] Als jullie daardoor de wil van de Heer geheel hebben leren kennen en hem injullie hart hebben opgenomen, en als jullie dan enkel en alleen volgens dezenieuwe wil in jullie werkzaam zijn, dan zal er tussen jullie en mij ook helemaalgeen verschil zijn; integendeel, jullie zullen in staat zijn om zelfs nog veel groteredingen te presteren, omdat jullie de weg van het vlees al doorgemaakt hebben,terwijl ik deze eens nog door zal moeten maken, wanneer ook ik mijn huidige puredienaarschap van God wil omruilen voor het kindschap van God. Ik zou nu alliever datgene zijn, wat jullie zijn; maar hier komt het alleen op de wil van de Heeraan, hoe en wat en wanneer Hij het wil![4] Ik dring er echter niet op aan, ofschoon het mijn wens is; want ik ben ook zovoor mij in hoogste mate gelukkig en kan niets anders zingen dan 'Heilig, heilig,heilig!' voor Hem, die nu een Mens van vlees is geworden om alle mensen vandeze aarde en alle bewoners van de hemel om te vormen tot Zijn kinderen, -dat wilzeggen, als de bewoners van de hemelen dat willen en de Heer daarom vragen inhun hart! Want ook in de hemelen slaan talloze harten vol vurige liefde voor Godde Heer en waar zij om vragen wordt hen ook steeds toegestaan.[5] En vooral het volgende moet je heel goed beseffen: Hoe meer kennis je van dezuiver goddelijke wil in je hart hebt opgenomen als voortdurend richtsnoer van jeleven in je hart, wel te verstaan -des te wonderbaarlijker en machtiger zullen degevolgen van je wil uit God zijn! [6] Het kennen, beseffen en lofprijzen van degoddelijke wil die.je hebt leren kennen, heeft geen enkel nut voor je; want dat allesis lege toejuiching van al het grootse en wonderbaarlijke dat voor je ogen gebeurt.Je herkent het mooie, goede en verhevene eraan en weet heel goed, dat het van hetbewustzijn en de wil van de kunstenaar uitgaat. Maar gesteld het geval dat jij ookde kennis daarvoor zou hebben, maar natuurlijk bij lange. na niet de wil van dekunstenaar erbij, -zou je door middel van die kennis alleen soms iets tot standbrengen? Of dat je bijvoorbeeld wel zo'n beetje de wil van de kunstenaar had, maarniet zijn inzicht en zijn door inspanning en hard werken verworven vaardigheid,zou je dan wel in staat zijn om iets te presteren?[7] Ik zegje: Daar moet de volle ware kennis, een van God uitgaande vaste wil eneen grote vaardigheid in de toepassing ervan aanwezig zijn! Pas dan kun jeinderdaad tegen de een of andere berg zeggen: Verhef je en stort in zee, waar het 'tdiepst is!', -en dan zal er feilloos gebeuren wat je hebt gewild![8] Maar met kennis en vaste wil alleen kun je mets of maar zeer weinig tot standbrengen! De vaardigheid in de toepassing van de wil van God in het eigen hartverkrijgt men echter alleen door de macht van de zuivere liefde tot God en

Page 148: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

148

daardoor tot de naaste; want alleen deze echte liefde brengt in de ziel het levendegeloof teweeg en een onwrikbaar vast vertrouwen, zonder welke ook de meestgelouterde tot niets of tot weinig in staat is.'

Hoofdstuk 83: Levensvervolmaking en wonderkracht door de liefde tot Goden de naaste. Ware en valse profeten[1] (Raphaël:) 'Stel bijvoorbeeld het geval, dat jij een blinde het licht van zijn ogenterug wilt geven door de kracht van de goddelijke wil in jou en datje daarbij tocheen klein beetje twijfelt of het wel zal lukken, dan is dat al helemaal fout; want danzal de blinde het licht in zijn ogen niet terugkrijgen. Wanneer jouw liefde tot Godechter heel intensief in je aanwezig is, dan zal dit hoogste liefdes en levensvuurniet alleen jouw eigen ziel hevig activeren, maar het zal met een onweerstaanbarekracht geestelijk veel verder reiken dan jouw eigen sfeer en heel geconcentreerdwerkzaam zijn waar jouw goddelijke wil, natuurlijk met alle wijsheid en verstand,iets onder handen heeft genomen. Als de blinde dan door jouw goddelijke wilgegrepen wordt en tegelijkertijd in het brandpunt geplaatst wordt van de machtigegodsliefde waar jouw ziel vol mee is, moet hij wel ogenblikkelijk volkomen ziendeworden; want in het hoogste liefdes en levenslicht en -vuur uit God moet iederedood wijken, ook die van een oog zonder licht, dat natuurlijk zonder licht evengoed dood is als het hele lichaam zonder adem of hartslag. Daardoor wordt danook het opwekken van een overledene ogenblikkelijk mogelijk; want wanneer degoddelijke wil die je hart vervult en diens wijsheid er niet tegen zijn dat eenoverledene weer tot leven gewekt wordt, hoef je de dode maar in het brandpunt vanje liefde tot God de Heer te plaatsen, en hij leeft weer helemaal![2] Daarvoor is voor jullie mensen een zeer grote inspanning en volhardendeoefening nodig; want men moet er wel voor zorgen dat het hart de hoogste matevan meegaandheid heeft, opdat het zich op ieder gewenst ogenblik in de optimaleliefde tot God kan storten. Als het dit kan, dan is de mens als mens ook volmaakten dan moet gebeuren wat het hart vanuit God wil! Wanneer je op deze maniertoegerust een wereld wilt scheppen, moet deze ontstaan in overeenstemming metjouw goddelijke wil en volgens de macht van de goddelijke liefde, die, door haartotale aanwezigheid, maakt dat jouw hart een hoog levensvuur is en dat jouwuitstraling een hoog levenslicht wordt dat ver om zich heen licht verspreidt enwerkzaam is. Hetgeen tevoren in je wil vorm aanneemt door je wijze kennis dievan God komt, zal uit de substantie van je krachtig uitstromende levenslicht derliefde zich ook meteen voegen in de door jou van te voren doordachte en duidelijkvoorgestelde vorm, en in enkele ogenblikken heb je dan in die vorm een helewereld voor je, die je dan zelfs kunt fixeren en blijvend kunt laten zijn, als jezuiver en volkomen in het bezit bent van de goddelijke wil en de goddelijke liefde.[3] Natuurlijk kun je niet al meteen vanaf het eerste begin in het volle bezit zijnvan de goddelijke wil in jezelf als je God tevoren niet In alle volheld hebtopgenomen in je hart door de zuivere, ware, al het andere buiten sluitende liefde;want als God niet volledig in je is, kan Hij ook niet volledig in je willen.

Page 149: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

149

[4] Maar God boven alles uit alle macht liefhebben, is met zo gemakkelijk als jij jedat voorstelt! Daar is vooral een volgens de wetten van Mozes volkomen zuiverelevenswandel voor nodig. Als deze levenswandel door allerlei tegen de ordeindruisende levensfouten (zonden) werd verstoord, hebben noodzakelijkerwijs ookalle krachten die voor het leven nodig zijn schade geleden, en daardoor zijn dezetot materie geworden en zodoende als het ware volledig gedood.[5] Iemand, wiens leven op deze manier misvormd werd, kan God dan onmogelijkvanuit al zijn met de orde overeenstemmende levenskrachten boven allesliefhebben, omdat zulke mensen vaak al voor meer dan tweederde dood zijn. Zoiemand moet dan door een uiterste verloochening, die vaak jarenlang duurt, degestorven levenskrachten van al zijn oude hartstochten en gewoontes opnieuw inzichzelf tot leven brengen en pas op die manier langzaam maar zeker overgaan totde hoogst mogelijke liefde tot God, wat natuurlijk voor iemand die al zo zeerverwereldlijkt is, geen gemakkelijke opgave is![6] Want als een kerngezond iemand bij het beklimmen van een hoge berg al heelveel moeite moet doen, en hem dit heel zwaar moet lijken, hoeveel te meer daniemand die aan jicht lijdt en nog amper in staat is om zich op de vlakke grond metkrukken voort te slepen! Maar als iemand die aan jicht lijdt ondanks alles toch zeerserieus een hoge berg wil beklimmen, dan moet hij, voordat hij er aan begint, eengezonde en sterke leider zoeken die hem flink kan helpen; dan zou het beklimmenvan de hoge berg zeker heel zinvol voor hem zijn.[7] Hij zou daarbij zeker flink gaan zweten, en hoe hoger hij. kwam, hoe heviger;maar hierdoor zou hij zijn oude ledematen bevrijden van de stoffen die de jichtveroorzaakten en zo vervolgens de afgestorven delen weer tot leven brengen en opdie manier tenslotte de hoogste top van de berg reeds geheel gezond beklimmen,natuurlijk wel na een moeizame reis van meerdere dagen. Maar wat eenonvoorstelbare moed is er voor iemand die aan jicht lijdt nodig, om te besluitennaar de hoogste top van de berg Ararat te gaan! En toch zou dit altijd noggemakkelijker zijn dan voor een geheel verwereldlijkt mens het beklimmen van hetgeestelijk gebergte genaamd: algehele deemoed en totale zelfverloochening![8] Jij kijkt wel heel verbaasd en zegt bij jezelf: 'Nou, nou, met zulkevooruitzichten zullen vast maar heel weinig mensen de top van de warelevensvervolmaking op deze aarde bereiken, en wat dat wonderen doen betreft,zover zal het waarschijnlijk niet komen!' Ja,ja,je zult daar wel niet helemaalongelijk in hebben; maar in deze tijd zijn er zeer levensbekwame leiders bij dehand, met wier hulp het nu niet een te overmatig zware opgave is om, als je zielaan jicht lijdt, je met zeer krachtige steun naar de hoogste levenstop van degeestelijke Ararat te laten leiden en begeleiden.[9] Nu is het voor iedereen die maar enigszins van goede wil is, gemakkelijk om tewerken aan zijn levensvoleinding; want het heeft de Heer behaagd om in deze tijdniet alleen levenskrachtige leiders uit de hemelen naar deze aarde te roepen om demensen door hen te laten voorbereiden en leiden, maar Hij kwam Zelf in het vleesom jullie, aan jicht lijdende mensen, te genezen en om aan jullie Zijn zuiveregoddelijke wil kenbaar te maken, en o m jullie te leren, God boven alles lief tehebben en je naaste als jezelf [10] Voortaan kan niemand er meer aan twijfelen om

Page 150: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

150

de absoluut zuivere wil van God te herkennen, en ook te ondervinden hoe men Godboven alles moet liefhebben en hoe men zijn hart tot deze liefde kan verheffen. Nuworden de wegen op z'n zuiverst getoond, en wie ze wil bewandelen kan nuonmogelijk verdwalen. Maar in latere jaren en eeuwen zal het weer moeilijkerworden om vriendschap te sluiten met de allerzuiverste wil van de Heer; want erzullen behalve echte, ook veel valse profeten opstaan; ze zullen, zoals jullie dat totnu toe hebben gedaan, wonderen verrichten en daardoor veel mensen geheelverkeerde begrippen van God en Zijn zuivere wil bijbrengen, zelfs onder dwang.Er zal dan grote droefheid en ellende onder de mensen van deze aarde ontstaan enniemand zal voor de ander als een betrouwbare gids kunnen dienen, omdat de eenzal zeggen en onderwijzen: 'Zie, hier is de waarheid!' en een ander: 'Kijk, daar ofginds is de waarheid! ' Maar allen die dit zullen roepen, zullen niet waarachtig zijn,maar geheel en al verkeerd en vals![11] Maar de Heer zal ondanks alles nog altijd weer knechten op doen staan omdegenen die van goede wil zijn de zuivere wil van God kenbaar te maken, zoals wijdeze nu aan jullie duidelijk maken. Heil aan degenen die zich daar volledig naarzullen richten; want zij zullen daardoor hetzelfde bereiken als wat jullie nu zogemakkelijk kunnen bereiken! Alleen zullen er dan niet veel wonderen verrichtworden; want de Geest van de Heer zal de Zijnen leren daar voorzichtig mee tezijn, om daardoor niet een heel leger van enkel valse profeten tegen zich in hetharnas te jagen en dan met het zwaard tegen de hel te moeten strijden[12] De ware waarheidsprofeten zal de Heer steeds in alle stilte doen opstaan en zezullen als stille wateren in de wereld nooit lawaai of een enigszins merkbaar geluidmaken; in degenen die geluid en lawaai zullen maken zal de waarheid en hetWoord van de Geest echter niet zijn. [13] De door God gewekte echte profetenzullen in alle stilte ook heel goed in staat zijn om wonderen te doen; maar dewereld zal daar niets van merken, maar alleen zullen zo nu en dan de warevrienden van God het merken tot hun eigen stille troost.[14] Nu gebeuren er wonderen vanwege de verstokte joden en heidenen, opdatuiteindelijk niemand kan zeggen dat er bij de openbaring van deze nu geheelnieuwe leer geen tekenen uit de hemelen hebben plaatsgevonden die dezeopenbaring bevestigen. In die toekomstige tijden echter zullen de mensen meernaar de volle waarheid vragen en niet meer zozeer naar wonderbaarlijkebevestigende tekenen, waarvan de wijzen zullen zeggen dat ze hetgeen wit is nietzwart kunnen maken en dat waarheid ook zonder deze wondertekenen waarheidblijft. [15] Uit wat ik nu gezegd heb moetje welopmaken, dat ik ondanks dat ik zoveel eet, toch geen wezen ben waar men bang voor moet zijn, en dat er tussen onsniet zo'n groot verschil bestaat als jij voorheen hebt gedacht, maar dat we nu alongeveer op gelijk niveau staan, ja, dat jij, omdat je nu al een mens met eenlichaam bent, mij al een belangrijke stap vóór bent! Zeg me nu, of ik ten opzichtevan jou nog te vergelijken ben met een olifant in het gezelschap van een mug! Ishet nog nodig dat ik jullie verlaat omdat ik je niet aansta, of zal ik als dertiendetoch nog maar als leraar bij jullie blijven?"

Page 151: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

151

Hoofdstuk 84: De betekenis van het kindschap Gods op deze aarde[1] Roclus, die Raphaël nu weer bijzonder graag mocht, zegt: 'O, blijf, blijf! Wantnu kun je in ons bijzijn een wereld opeten, onze liefde ten aanzien van jou wordtdaarom niet minder en onze vrees voor jou niet groter; want nu weten we wie jebent en wat we aan je hebben. [2] Maar nu iets anders! Ik weet wel, dat je toch alweet wat ik je nu ga zeggen, maar mijn metgezellen weten het niet en alleenomwille van hen zeg ik het nu hardop, opdat ook zij horen wat ik graag van jeverlang! Zeg me, of het nu echt niet mogelijk zou zijn dat ook jij lid wordt van onsinstituut, in ieder geval zo lang, tot wij die volmaakte levensstaat bereikt zoudenhebben die we zo nodig hebben voor het ware heil van de mensheid!"[3] Raphaël zegt: 'Voorlopig is dat niet mogelijk, omdat ik nu nog andereverplichtingen heb tegenover de Heer en de mensen! Maar in geval van nood zal iksteeds als geroepen bij jullie zijn. Overigens hebben jullie de toezegging van deHeer, dat jullie in Zijn naam kunnen werken, -en die alleen is machtiger dan tallozemyriaden van mijn soort! Aan deze naam, die luidt: Jezus = Gods kracht, moetenjullie je houden, dan zullen bergen voor jullie wijken, en stormen en orkanenverstommen, als jullie levenswandel tenminste zo is dat jullie deze naam waardigzijn! Want dit is Gods waarachtigste naam in Zijn liefde van eeuwigheid, waarvooralles buigt in de hemel, op aarde en onder de aarde![4] Ik bedoel hiermee niet: onder de grond van deze materiële aarde, die rond iszoals elke andere planeet, en waaronder, dus precies aan de andere kant van ons,eveneens landen, bergen, meren en zeeën zijn zoals hier; ook bedoel ik niet hetbinnenste van de aarde, dat een groots, met een dier vergelijkbaar organisme is, datdient voor de ontwikkeling van het voor een hele planeet nodige natuurlijke leven;maar met de uitdrukking 'onder de aarde' geef ik de morele levensstaat aan van alleinstinctmatig met rede begaafde wezens op de talloos vele andere planeten, waarook mensen zijn; maar deze hebben vergeleken met jullie, mensen van deze aarde,een slechts zeer beperkte bestemming. [5] Zij behoren ook tot het eindeloos grotegeheel, en vormen als het ware de schakels van een ketting; maar jullie vormen despil, omdat jullie als ware kinderen van God de bestemming hebben om met Goden met ons de hele oneindige schepping van God te dragen, van het kleinste tot hetgrootste! En daarom plaats ik jullie op of boven deze aarde meteen onder ons, dehuidige bewoners van Gods hemelen![6] Als jullie dit nu goed begrijpen, zullen jullie ook des te meer moeten letten opde naam van de Allerhoogste van eeuwigheid, omdat jullie daar nu heel goed uitkunnen opmaken dat God jullie Vader is en jullie Zijn kinderen zijn; als jullie datniet waren, zou Hij dan wel naar jullie zijn afgedaald vanuit de hemelen en jullieZelf opvoeden voor Zijn eeuwig grote bedoelingen, die Hij al sinds eeuwighedenvoor jullie, Zijn kinderen op het oog heeft gehad en weggelegd?[7] Wees daarom nu allemaal buitengewoon verheugd, dat Hij als de Vader vaneeuwigheid Zelfnaar jullie toe is gekomen om jullie geheel tot datgene te maken,waartoe Hij jullie al sinds eeuwigheid heeft geroepen en bestemd![8] En omdat jullie ontegenzeggelijk Zijn kinderen zijn en Hij naar jullie isgekomen zonder door jullie, onmondigen, geroepen te zijn, zal Hij van nu af aannog wel eerder en zekerder bij jullie komen wanneer jullie Hem in de volle liefde

Page 152: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

152

van je hart zullen roepen en zeggen: 'Abba, lieve Vader, kom, wij hebben U nodig!'jullie hebben dus de belofte uit de mond en het hart van de Vader Zelf gekregen,daarom hoef ik dus ook geen tweede belofte te doen. Want deze ene belofte zalreeds eeuwig waar blijven, en daarom kunnen jullie mij voor jullie instituutgemakkelijk missen; want waar de Heer Zelf werkzaam is, daar kunnen Zijnhemelsboden heel goed gemist worden.[9] Als jullie mij overigens zo nu en dan als vriend bij jullie willen hebben, danhoef je mij maar te roepen, en ik zal meteen bij jullie zijn als jullie je in de liefdeen de orde van de Heer bevinden. Maar als jullie ooit, om wat voor smerige aardsereden dan ook, de orde van de Vader verlaten, dan zou ik natuurlijk niet bij julliekomen ook al roepen jullie duizend maal, en zelfs de almachtige naam van deVader zou dan leeg en zonder uitwerking blijken te zijn. Als jullie nu nog iets op jehart hebben, zeg het dan, dan zal ik jullie raad geven! "

Hoofdstuk 85: De overgangsperioden in het rijk van de natuurgeesten[1] Op het moment dat Raphaël tegen Roclus en ook tegen diens gezelschap zegtdat zij hem nog meer mogen vragen als zij-nog iets op hun hart hebben, steektplotseling een krachtige wind op van de kant van de zee, die zijn kracht vooralbeproeft op de prachtige tenten van de nog steeds onder ons vertoevende Ouran,die vlak bij de zee staan. Ook is het gekrijs te horen van een aantal kraanvogels,die wild en in grote verwarring in de lucht rondvliegen.[2] De nieuwe schepen in de nieuwe haven beginnen ook enorm te kraken; want dewind wordt, ondanks het prachtige weer, steeds heviger en harder, zodat Cyreniustegen Mij zegt: 'Heer, de storm neemt met de minuut toe, als dat zo doorgaat zullenook wij wel genoodzaakt zijn een andere plaats op te zoeken! Die wild door elkaarvliegende kraanvogels betekenen ook niet veel goeds! De dieren moeten erg vaniets geschrokken zijn, anders hadden ze hun nachtelijke rustplaats niet verlaten!Neen, neen, we moeten hier gauw weg! De wind wordt steeds heviger en voelt ookbehoorlijk koud aan! Zullen we ons toch maar naar de vertrekken van het nieuwehuis begeven?" [3] IK zeg: 'Zolang Ik bij jullie ben, hebben jullie noch wind, nochde koude ervan en ook geen krijsende dieren te vrezen! In de lucht, zoals ook in deaarde en in het water bevindt zich immers een groot aantal nog onzuiverenatuurgeesten; deze hebben bepaalde perioden en tijden dat ze op hun eigen manieractief zijn, om daardoor in staat te zijn om naar een nieuwe en hogere sfeer vanwerkzaamheid over te gaan.[4] Zulke geestelijke overgangsperioden in de natuur zien er dan steeds wat als eenstormachtige natuur uit; dat is allemaal voor het behoud en de voortplanting vanhet geheel even noodzakelijk als voor jou het ademen hoogst noodzakelijk is voorhet behoud van je lichamelijke natuurlijke leven. Alsje snel hebt gelopen endaardoor de geesten van je vlees en bloed in grotere beweging hebt gebracht,verenigen deze zich en komen daardoor een trap hoger in hun bestaan; daardoorverliezen de onderste treden als het ware hun arbeiders, en als deze niet al direkthet volgende moment door nieuwe arbeiders bezet zouden worden dan zou jemeteen bewusteloos neervallen, en bij de snel voortschrijdende en ook zeer snel

Page 153: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

153

toenemende inactieve toestand van de onderste lagen van je lichamelijke leven ookzeer spoedig het leven van je lichaam geheel verliezen.[5] Kijk, door het licht en de warmte van de dag zijn ontelbaar grote hoeveelhedenuit de materie bevrijde natuurgeesten in de planten en dierenwereld naar eenhogere trap van bestaan overgegaan, en bij zeer hoge temperaturen overdag vaakmeer dan er uit de grove materie van de zich op de alleronderste trede bevindendenatuurgeesten vrij gemaakt konden worden! En je merkt dan meteen dat alles danzo traag, zo zonder levenslust is en dat de plantenwereld verwelkt en vaak dorwordt. De oorzaak daarvan is, dat er veel meer levensgeesten uit de natuur naar eenhogere trap van bestaan zijn overgegaan dan er van onder af bij zijn gekomen enhun plaats hebben ingenomen om daar werkzaam te zijn. [6] Het gaat ongeveerzoals bij een rivier, die niets anders is dan een stromende watermassa, die uit veleduizenden kleine bronnen komt. Als je dus de vijfhonderdduizend bronnen van deEufraat droog zou kunnen leggen, dan zou je de rivierbedding helemaal leeggemaakt en in korte tijd volledig drooggelegd hebben. Het een wordt waarlijk doorhet ander in beweging gebracht, en pas in de voltooide mens hebben .alle geheelvan onderen opstijgende levensgeesten uit de natuur hun eindbestemming bereikt,dat wil zeggen wat de ziel en de geest van de mens betreft; maar het lichaam is enblijft nog lang materie en valt uiteindelijk uiteen in allerlei levensvormen, dietenslotte weer opstijgen tot waar hun bestemming ligt.[7] Als je dit nu een beetje overdenkt en ter harte neemt, dan zal deze nu behoorlijkkrachtig waaiende wind je zeker niet verbazen en ook het gekrijs van dekraanvogels niet, want vogels staan op een hogere trap van intelligentie, en nemenhet 't eerste waar wanneer er van onderaf te welrug elementaire levensgeesten uitde natuur in hen opstijgen.[8] De grote hitte van de dag heeft heel veel levensgeesten uit de natuur naar eenhogere fase doen gaan en van onderen is er een algemeen, aanzienlijk en voelbaartekort ontstaan, en wel juist in deze streek van de aarde; in het noordoosten isdaarentegen door de huidige dag en ook die van gisteren en eergisteren een wareovervloed aan natuurgeesten van geheel onderaf uit de materie vrij geworden. Opde plaats waar ze zijn ontstaan en vrij gekomen kunnen ze niet ondergebrachtworden en daarom trekken of verspreiden zij zich naar die gebieden, waar er eengroot tekort aan hen bestaat. De trekvogels, vooral de kraanvogels, bezitten in ditopzicht een buitengewoon en uiterst gevoelig leven, zij nemen het eerst van alledieren zowel de overvloed als ook het tekort aan genoemde laagste natuurgeestenwaar, ze worden onrustig, vliegen op, en zoeken.dan in de lucht lagen op waarin zeeen overschot van de natuurgeesten vinden, die ze dan door flink in te ademenopnemen. Door gekrijs geven ze dan te kennen dat ze gevonden hebben wat zetekort kwamen; dit gekrijs van de kraanvogels is daarom zowel een teken vangenoegen, als natuurlijk ook van misnoegen.[9] Deze wind waait juist nu vanuit het noordoosten en is geheel en al verzadigdmet die hier ter plaatse al zeer schaars geworden eerste en laagste natuurgeesten,die door de apothekers zuurstof genoemd worden. De koude ervan is daaromvoorlopig voor niemand schadelijk, omdat deze alleen maar een verkwikkendewerking heeft en onze reeds zeer verzwakte ledematen versterkt en aangenaam

Page 154: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

154

verfrist. Deze wind zal een uur duren en dan gaan liggen, en jullie zullen allemaalopgewekt en monter worden, en de wijn en het brood zal jullie smaken."

Hoofdstuk 86: Over het wezen van de diamant en de robijn (Thummim enUrim)[1] Cyrenius was met deze verklaring volkomen tevreden en stelde Mij nu eenvraag met betrekking tot de negers, die hij sinds een uur uit het oog was verlorenen die hij ook niet aan een tafel het avondmaal had zien nuttigen.[2] IK zei: 'Deze zijn, van al het noodzakelijke voorzien, al meer dan een uurgeleden van hier vertrokken en zullen nu al ruim drie uur gaans hier vandaan zijn!Ik liet dit vanwege de Essenen gebeuren, omdat die meer dan wie ook uit zijn opwonderen, en er meteen enkele voor hun instituut gevraagd zouden hebben,waardoor het goede dat Ik met dit instituut van plan ben, in hoge mate verijdeldhad kunnen worden. In plaats van een van de negers, waarmee in ieder gevalRoclus met al zijn levenservaring het al gauw aangelegd zou hebben, heb IkRaphaël op hen afgestuurd, die deze scherpzinnige man beslist goed wist bezig tehouden en zich ook nu nog met hem bezig houdt tot heil van hem, van het bekendeinstituut, en van de lijdende mensheid" .[3] Cyrenius zegt: 'Ach, wat vind ik dat jammer vanwege Oubratouvishar; want datwas werkelijk het toppunt van menselijke natuurwijsheid! Ik zou Justus Platonicuswel eens willen zien, als Oubratouvishar in Memphis bij hem komt en hem vast enzeker precies zal vertellen wat hij hier allemaal heeft meegemaakt!"[4] IK zeg: 'Wel, dan zou je alles wat zich hier in de vele uren dat de negers hierwaren, heeft afgespeeld en wat er allemaal is gesproken, haarfijn en exact opnieuwhoren vertellen! Want dit soort mensen heeft ten eerste een zeer sterk geheugen enten tweede -wat uiterst belangrijk is -kennen ze de leugen niet en houden ze nietsachter; daarom zullen ze ook niets verzwijgen voor de overste van Memphis.Overigens heb je wel een zeer mooi en kostbaar aandenken aan hen, namelijk degrote diamant, die een onschatbare waarde heeft op deze wereld.[5] Omdat Ik deze steen nu ter sprake heb gebracht, moet Ik je ook iets over debijzondere eigenschap ervan vertellen. Omdat hij een buitengewoon gladoppervlak heeft, ontwikkelt zich op dat oppervlak altijd een soortelektromagnetisch vuur, of duidelijker voor je uitgedrukt: om zijn buitengewoongladde oppervlak spelen steeds een heleboel natuurgeesten van de edelste soort. Zedringen er in grote getale omheen en omgeven hem van alle kanten en veroorzakendoor hun voortdurende activiteit ook een zeker bijzonder oplichten van zijnvlakken, wat aan deze steen dan ook in de ogen van de mensen een bijzonderewaarde verleent. [6] Bijna dezelfde waarde heeft ook de Urim (robijn), die ook eensoort diamant is; alleen is de diamant een moeilijk splijtbare, onmiskenbarebundeling van ontelbare wijsheids natuurgeesten, vandaar ook zijn buitengewoongrote hardheid, -terwijl de urim een bundeling van liefdes natuurgeesten is,vandaar dat hij ook rood is, Iets minder hard en er zich om het oppervlak van derobijn heen, vooral als hij zeer goed en zeer glad gepolijst is, steeds een grootaantal liefdes natuurgeesten scharen, wat deze steen dan ook een heel bijzondere

Page 155: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

155

lichtende glans verschaft, die met zelden, zelfs in een pikdonkere nacht, als eenmatte gloed voor het lichamelijke oog zichtbaar is.[7] Als je nu de genoemde twee steensoorten op je borst hangt, breng je daardooreen aantal liefdes en wijsheids natuurgeesten mechanisch in nauw contact met deuitstralende levenssfeer van je ziel (aura); deze geesten worden dan door delevensgeur van je ziel in beweging gebracht, worden zeer actief en brengendaardoor in je ziel een groter licht teweeg; in dit licht veroorzaken de specialeintelligentiedeeltjes van de natuurgeesten dan ook een soort spiegelreflex in je ziel,waardoor de ziel op dat moment vanzelf in een hoger en dieper weten geraakt enop deze manier helderder ziet dan anders in haar normale aardse toestand.[8] Om deze reden heeft Mozes dan ook al zijn broer Aäron, de opperpriester,aangeraden om de thummim en urim platen op zijn borst te dragen en welgedurende de uitvoering van zijn ambt, waar hij dan ook in staat was te profeteren.[9] Maar van nu af aan zal in plaats van de genoemde platen de ware liefde tot Goden haar wijsheid hetzelfde bewerkstelligen, en dat in veel hogere en sterkere mate;maar ondanks dat heb Ik je alleen maar de bijzondere eigenschap van beidegenoemde edelsteensoorten bekend gemaakt opdat je dit weet'

Hoofdstuk 87: Over sieraden van goud en edelstenen bij heersers[1] (De Heer:) 'Een dergelijke eigenschap en werking zou ook bij anderevoorwerpen bereikt kunnen worden als ze tot een buitengewone gladheid kondenworden gebracht; omdat dit echter bij andere voorwerpen vanwege hun te geringehardheid niet goed te doen is, kunnen hiervoor alleen maar thummim en urimgebruikt worden. De oude Egyptenaren wisten dat heel goed en gebruikten dezebeide steensoorten ook voor dat doel. De oude wijzen en de farao's droegendaarom steeds zulke stenen op hun borst en ook op hun hoofd in een goudendiadeem. [2] Wie derhalve in die tijden zulke stenen droeg, werd door het volksteeds als een patriarch en als een wijze gezien. Zodoende hadden in die tijdkoninklijke sieraden een echte en ware reden. In deze tijd zijn ze echter nietsanders dan een ijdel uithangbord van aardse rijkdom en hoogmoed, als ook vanliefde voor pracht en praal, zelfzucht en de bovenal verdoemenswaardigeheerszucht. Weliswaar zijn keizers, koningen, vorsten en generaals nog steeds metdeze wijsheidstekenen getooid; maar waar is de oude ware reden?! -Daarom isdatgene, wat ooit bij de ouden een van de belangrijkste deugden was, nu een vande belangrijkste ondeugden geworden![3] Zo was ook in de oude tijden het heersen een belangrijke deugd; want ten eerstewaren er in een land immers nooit zoveel waarachtig wijze en ervaren mensenvoorhanden en degene, aan wie men de last van de algehele leiding van het volkopdroeg, had steeds een onaangename positie en moest altijd de leraar enraadgever van duizenden zijn![4] Niemand vocht om deze functie. Het volk, overtuigd van de noodzakelijkheidvan een wijze leider, bouwde de mooiste woning voor hem en versierde devertrekken met allerlei edelstenen, met goud, parels en kostbare schelpen, en zevoorzagen de leider van alles wat hij maar nodig had voor een aangenaam leven,

Page 156: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

156

en zijn woord was voor het volk een wet. Daar is vandaag de dag nog het groteaanzien van de heersers op gebaseerd, echter met dit grote verschil:[5] Toentertijd had de heerser geen wapens nodig; zijn woord was reeds alles inalles. Wat hij aanraadde en wat hij wilde hebben, werd met vereende krachten totstand gebracht en dit alles met grote liefde en vreugde. Wie een of andere schatvond of een bijzonder mooi kunstwerk vervaardigde, bracht dit naar de leider vanhet volk. Want bij de ouden bestond de wijze gewoonte om als volgt te oordelen:'Wat er ook maar enigszins toe kan dienen de wijsheid van de leider te verhogen,moet aan hem gegeven worden; want de wijsheid van de leider is de orde en hetgeluk van de volkeren!' [6] Maar nu leeft dit allemaal niet meer, en in plaats van deoude deugd is nu een ware zonde der zonden van de mensheid gekomen. Waar zijnde patriarchen? O Babel, jij grote wereldhoer, jij hebt de aarde verpest! Maardaarom ben Ik nu gekomen om de mensen van hun oude erfelijke kwaal teverlossen, om een vloek te leggen op alle kostbaarheden van de aarde en om tezegenen de harten die van goede wil zijn.[7] Van nu af aan zal Mijn woord de kostbaarste edelsteen zijn voor de mens enwaar en zuiver goud Mijn leer. Ieder mensenhart dat vervuld zal zijn van zuivereliefde tot God en tengevolge daarvan tot zijn naaste, zal een waar en levend paleisen een tempel zijn, en wiens hart het volst zal zijn met liefde, die zal een warekoning in Mijn rijk zijn![8] Daarom: Geen klinkend metaal en geen geslepen diamant zal jullie meer dienenals kroon van het leven, maar Mijn Woord en het handelen daarnaar! Want van nuaf aan moet geen enkele materie voor jullie hart meer waarde hebben, doch alleenMijn Woord en het vrije handelen naar Mijn Woord vanuit de eigen wil.[9] Wel moeten keizers en koningen zich buitendien tooien met de oude sieraden;maar willen ze wijs en machtig zijn, dan moeten ze daar toch geen enkele waardeaan hechten, maar alleen aan Mijn Woord! Wie dat met zullen doen, zullen danook spoedig door vele vijanden omringd zijn! [10] Maar als iemand al waardehecht aan edelstenen en aan goud, dan moet hij dat doen op grond van debijzondere, door hun natuur bepaalde eigenschappen, die ware realiteit zijn, maarnooit op grond van de ingebeelde waarde, die een leugen is![11] Wanneer een vorst zijn woonvertrek helemaal met puur en goed gepolijstgoud zou laten bekleden, om daarin door de inwerking van de meer zuiverenatuurgeesten in een profetisch helderziende toestand te geraken om zo, in zijnzware taak het volk te leiden, veel gewaar te worden van wat hem anders zelfs debeste spion niet kan vertellen, dan zou hij daar goed aan doen; het goud stamt uithet licht, en vooral op het glanzende oppervlak ervan verzamelen zich altijd groteaantallen van de meer zuivere natuurgeesten. Dit is een onmiskenbare eigenschapvan zuiver goud en daarin ligt ook alleen de waarde van dit metaal.[12] En natuurlijk moet zo'n voorziening dan gebaseerd zijn op zuivere kennis eninzicht, maar nooit alleen op wat men heeft horen zeggen, dus geheel bijgelovig;want de mens heeft zijn verstand van God gekregen om alles eerst te onderzoekenen de ware grond goed te leren kennen, en dan pas het goede en nuttige tebehouden met goede bedoelingen voor het bijzondere als ook voor het algemene.

Page 157: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

157

Wie dat doet, handelt juist en binnen Mijn orde en zal door geen enkele handelingop het verkeerde pad raken.[13] Maar als iemand alleen maar op basis van horen zeggen en door blind geloof,dat eigenlijk bijgeloof is, zo'n voorziening treft, en daarvan ook zou merken datdeze soms werkt, maar niet weet waarom en op wat voor gebied deze werkingvolgens de natuur plaatsvindt, en tot waar deze zich uitstrekt en noodzakelijkerwijshaar grenzen heeft, -dan zal zo iemand, die op grond van zijn eerstelevensontwikkeling ook heel gemakkelijk de gevoeligheid voor dergelijke subtieleinvloeden bezit, gemakkelijk zijn dwaze, materiële fantasieën en voorstellingenvan allerlei aard als invloeden van natuurgeesten beschouwen en zich daardoor toteen verschrikkelijk valse profeet verheffen en veel kwaads aanrichten, vooral alshij, als machtig vorst, middelen in handen heeft waarmee hij geweld kanaanwenden; en dan zijn er ook duizend duistere dwaalwegen mogelijk."

Hoofdstuk 88: Geloof en verstand[1] (De Heer:) 'Daarom moet een goed navolger van Mijn leer nooit lichtvaardigiets aannemen zonder het van tevoren nauwkeurig onderzocht te hebben. Paswanneer hij alles wat daarin naar voren komt grondig heeft leren kennen en ervanovertuigd is, moet hij het goede en ware als levenswaar aannemen en er danverstandig en wijs naar handelen; en daardoor zal hij dan zeker tot een resultaatkomen dat men geheel en al terecht kan aanprijzen als. zijnde vanuit de hemelengezegend.[2] Ik ben immers Heer en Meester v:an eeuwigheid en jullie kennen Mij alszodanig nu volkomen. Ik zou jullie nu van alles kunnen zeggen, krom of recht, witof zwart, en jullie zouden het van Mij aannemen, omdat jullie er nu in je innerlijkvan overtuigd zijn wie Ik ben. Zou dan daarom een blind autoriteitsgeloof op z'nplaats zijn!? Maar wie van jullie kan zeggen dat Ik dat van iemand verlang of ooitverlangd heb?! Ja, Ik verlang geloof, geen blind en dood, maar een volop levendgeloof! Ik leer jullie waarheden waarvan de wereld nog nooit enig vermoeden heeftgehad, maar Ik zeg daarbij niet: 'Geloof je dat?', maar: 'Heb je het goed begrepen?'En wanneer je zegt: 'Heer, dit en dat is me hierin nog onduidelijk!', danverduidelijk Ik de zaak met alle middelen die Mij ten dienste staan, net zolang totje het tot op de bodem begrepen hebt, en daarna ga Ik pas weer een stap verder.[3] Ik zou iedereen wel meteen vanaf het begin zo'n uitleg kunnen geven dat hijeen nieuwe les van Mij meteen geheel en al zou moeten begrijpen; maar Ik weetook, wat en hoeveel iemand in één keer aan kan, en daarom geef Ik per keer slechtszoveel als iemand van jullie kan verdragen, en Ik geef het zaadje tijd om teontkiemen en wortel te schieten, en Ik verplicht Mezelf om niet eerder iets nieuwste vertellen dan wanneer het vorige door en door begrepen is. Ik laat jullie tijd omhetgeen Ik naar voren heb gebracht en getoond heb te onderzoeken![4] Ikzelf zeg tegen jullie: 'Onderzoek alles en behoud het goede en derhalve ookware!' Als Ik dat Zelf doe, hoeveel te meer moeten jullie het dan doen, omdat julliede gedachten van mensen nooit zo kunnen doorzien als Ik! [5] Verlang vooral vanniemand blind geloof, maar laat iedereen het waarom zien! En mocht iemand niet

Page 158: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

158

in staat zijn om het met zijn verstand te begrijpen, schuw dan geen moeite om hethem stapje voor stapje met alle liefde en geduld duidelijk te maken, tot hij in staatis om jullie goede leer door en door te begrijpen; want met een onjuist begrip moetniemand van jullie een leerling zijn in Mijn naam! Want Ik geef jullie een helderlicht en leven, en daarom zullen jullie geen apostelen zijn van de duisternis en dedood! [6] Wie zoekt, zal vinden; aan hem die vraagt, zal een juist antwoordgegeven worden, en voor wie klopt aan een gesloten poort, zal deze geheel wordenopengedaan![7] Niets is zinlozer dan een half antwoord op een gestelde vraag; helemaal geenantwoord geven is dan veel beter! En niets is onpractischer dan een halveverklaring over iets waarbij een juist inzicht van levensbelang is.[8] Daarom moet degene die leraar wil zijn, dat wat hij zijn broeder wil leren, zelfbuitengewoon grondig tot diep in de wortel en de oerkiem begrijpen, omdat hetanders zo is, dat de ene blinde de andere leidt en als ze bij een greppel komen,vallen beiden erin, de leider en degene die geleid wordt

Hoofdstuk 89: De gevaren van goud[1] (De Heer:) 'Je kent nu de echte waarde van het goud en de edelstenen; gebruikze ook op de manier die Ik je nu verteld. heb, dan bevind je je geheel in Mijn orde,zoals een patriarch uit de oertijd! .[2] Ook de patriarchen uit de oertijd kenden het.goud, en gebruikten het op deeigenlijke en juiste manier; maar die hen gingen gebruiken volgens de ingebeeldewaarde, kwamen ook zeer spoedig in groot ongeluk terecht. Want pas door deingebeelde waarde van goud, parels en edelstenen ontstonden dieven enstraatrovers, en de ene koning werd de andere vijandig gezind zo gauw hij aan deweet was gekomen dat zijn buurman teveel van het gele metaal had verzameld.[3] Dus alleen de dwaasheid van de mensen veroorzaakt wederzijdse vervolgingen!Hieruit ontstaat tenslotte al het denkbare kwaad, zoals afgunst, gierigheid,hebzucht, trots, hoogmoed, heerszucht, vraatzuchtontucht en allerlei vormen vanhoererij, -en tenslotte doodslag, moord en alle gruwelijkheden die mensen zichwederzijds aandoen. En wat is daar voornamelijk de schuld van? Meestal de totalemiskenning van het goud en de vele edelstenen en parels! De mensen zijn zich vanelkaar gaan onderscheiden al naargelang het bezit van goud! De sterksteverzamelde er veel van, de zwakste kreeg niets. Degene nu die rijk was aan goud,had enerzijds al spoedig een aanzienlijk aantal geïnteresseerde vrienden, en dearme werd anderzijds al spoedig minstens voor een halve dief aangezien, die menniet kon vertrouwen, en werd daarom veracht! Geen wonder dus, als hij door zo'nvingerwijzing al gauw een echte dief werd! [4] Ik zal nu niet verder uitweiden overdeze kwalijke zaak omdat jij, Mijn vriend Cyrenius, je de rest vanzelf gemakkelijkkunt voorstellen. Maar dit voeg Ik er nog aan toe: als jullie mettertijd vrij willenzijn van allerlei vijanden, dieven, rovers en moordenaars, dan moet je de waardevan het goud en van alle edelstenen beoordelen naar de eigenschappen die zehebben, dan zullen jullie daardoor het aantal vijanden zeer aanzienlijkverminderen; want door jullie wijsheid zullen dan velen zelf wijs worden en Gods

Page 159: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

159

orde in alle dingen onderkennen! En als ze dat doen, zullen ze ook edele enliefdevolle mensen worden, waar jullie niet voor hoeven te vrezen.[5] Maar als jullie, of in ieder geval jullie nakomelingen, het goud, het zilver en deedelstenen weer een gefingeerde waarde gaan toekennen, dan zullen jullie weer inde oude vijandelijke situatie terechtkomen waarin jullie je nu bevinden. Ik zeg je:onder bepaalde, juiste omstandigheden is alles goed op aarde en brengt het zegendoor het ware gebruik ervan voor lichaam, ziel en geest, en voor de zuivere is alleszuiver, en voor degene die zelf een licht is geworden, kan er geen nacht meer zijn;maar door een dom, verkeerd gebruik, dat dus in strijd is met de orde, moetuiteindelijk zelfs het beste slecht worden en in plaats van zegen en heil vloek enonheil brengen! [6] Je weet dat water de meest uiteenlopende en allerbesteeigenschappen heeft en voor het fysieke leven van mensen, dieren en planten hetonmisbaarste element is; maar als een mens een huis zou willen bouwen in dediepte van de zee, om daarin met de vissen te wonen, dan zou zijn lichaam in zo'nwoning spoedig de dood vinden. -Zo is ook het vuur evenals het water een hoogstnoodzakelijk element voor het leven; maar wie zich in het vuur zou storten in deveronderstelling dat hij daarin een nog grotere hoeveelheid leven verkrijgt, zal algauw tot as worden en op die manier geen vonkje natuurlijk leven meer bezitten![7] En zo gaat het over het algemeen met alle dingen! Ja, zelfs de meest giftigeplanten en dieren zijn een grote zegen voor deze aarde; .want ze zuigen de slechte,giftige stof uit de lucht op; hun natuur zit zo in elkaar dat het gif, dat in de noggeheel rustende levensgeesten van de natuur aanwezig is, geen schade kantoebrengen aan hun natuurlijke leven"

Hoofdstuk 90: De belangrijkste taak van de mens: een volkomen evenbeeldvan God te worden[1] (De Heer:) 'Laat daarom deze dingen rustig in hun eigen gebied, waarin zijvoor de aarde nuttig zijn; streef er vooral naar om volmaakte mensen te worden, -ja, jullie moeten zo volmaakt worden als jullie Vader is, dan zal alle gif vanplanten en dieren geen vat op jullie hebben![2] Wordt toch weer datgene waartoe jullie geroepen zijn, wat de aartsvaderswaren, aan wie alle schepselen gehoorzaamden; jullie moeten door het in achtnemen van Mijn leer heer worden over wat jullie Vader geschapen heeft binnenZijn orde; hiervan hebben de negers jullie een klein bewijs geleverd, en onderzulke omstandigheden zal er geen vijandschap meer bestaan, noch bij jullieonderling, noch tussen jullie en de aan jullie ondergeschikte schepselen! Maar alsjullie buiten deze orde treden, dan zul je weer genoegen moeten nemen met deoude vloek en de onvrede. [3] In deze tijd zal er weliswaar voor Mijn rijk op dezeaarde veel geweld nodig zijn, en degenen die het zich niet met geweld eigenmaken, zullen het niet in hun bezit krijgen. Later zal het echter minder moeilijkgaan; maar zonder een zekere strijd, in ieder geval met zichzelf, zal Mijn rijk nietreeds op deze aarde verkregen kunnen worden. Want als het leven op deze aarde alalleen maar strijd is, hoeveel te meer dan het ware geestelijke leven aan gene zijde,vooral als het zich reeds in deze wereld als een welkome burger moet openbaren.

Page 160: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

160

Maar desondanks zal de strijd voor iedereen die God waarachtig liefheeft over hetalgemeen niet zwaar zijn! Want ieder van Mijn ware vrienden zij gezegd, dat Mijnjuk zacht en Mijn last licht is![4] Ik zie dat jij en jullie allen dit allemaal heel goed hebben begrepen en Ik zegjullie daarom nu dan ook, dat jullie reeds met alles zijn toegerust wat jullie voorhet verder uitdragen van Mijn Woord en Mijn wil nodig zullen hebben. Volgens devoorspelling van de profeet Jesaja is hier nu in deze paar dagen alles in vervullinggegaan, en daarom is hier nu een dagtaak volbracht.[5] Wie dit alles inziet en het trouw in acht neemt, zal vast en zeker devervolmaking van het leven bereiken en de dood nooit voelen noch ooit op watvoor manier dan ook waarnemen; want wie al in dit lichaam het eeuwige leven vanzijn geest heeft doen ontwaken, zal bij het afvallen van dat lichaam niets dan eenhem boven alles zaligmakende bevrijding in het heldere bewustzijn van zijnvolmaakte bestaan duidelijk en juist waarnemen, tevens zal zijn gezichtsvermogenverruimd worden tot in het oneindige! [6] Maar degenen die niet vervolmaakt zijn,zal het op het moment dat hun lichaam afvalt wel iets anders vergaan! Ten eerstezullen zij in hun lichaam grote pijn te dragen krijgen, die natuurlijk meestaltoeneemt tot het moment dat men het scheidingsmoment noemt. Behalve dezeonvermijdelijke pijn van het lichaam zullen echter ook in de ziel vrees, angst entenslotte zelfs een soort wanhoop zich kenbaar maken en de ziel nog meer pijnigendan de hevigste pijn van het lichaam. En als de ziel bevrijd wordt van haarlichaam, dan zal zij er aan gene zijde niet zelden vele jaren volgens de tijdrekeningvan deze wereld voor nodig hebben om ook maar tot een enigszins menselijkbewustzijn te komen; van een algehele vergeestelijking echter zal misschien inaeonen jaren van deze aarde geen sprake zijn.[7] Daarom zal het uiterst waardevol en goed zijn, als jullie voor je broeders ookdezelfde inspanning en hetzelfde geduld opbrengen, die Ik nu Zelf met jullie aande dag heb gelegd. [8] Heil zij jullie en je broeders, als ook jullie aan het eind vanje inspanningen tegen je broeder kunt zeggen: 'Broeder, ik heb aan jou nu mijndagtaak volbracht, handel er nu naar en vervolmaak jezelf volgens de jou nuduidelijk gemaakte orde van God, de Heer van alle leven en zijn van eeuwigheid!

Hoofdstuk 91: Alles heeft zijn tijd[1] (De Heer:) 'Ik ben echter een volle dag over Mijn tijd heengegaan tot jullie heil,en het was Mijn grote liefde voor jullie, die Mij dat liet doen.[2] Jullie moeten dit zeker niet vergeten, en hetzelfde doen als een broeder tegenjullie zal zeggen: 'Verlichte afgezant van de Heer, blijf nog bij mij; want mijn hartvindt een geweldige troost en een grote, weldadige versterking in uwaanwezigheid!' Blijf daar dan, ook al zou het de tijd die jullie door de geest isvoorzegd, ver overschrijden! Want waarlijk, Ik zeg jullie: Een dergelijk vrijwilligwerk van naastenliefde zal door Mij hoog gewaardeerd worden![3] Het is vanzelfsprekend, dat men dit slechts een, twee of drie keer kan doen vooreen vriend; vraagt hij dan echter weer om nog langer te blijven, troost hem dan metde verzekering, dat je hem spoedig weer ontmoet en spoor hem aan om

Page 161: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

161

voortdurend te handelen volgens Mijn leer, die Ik jullie allen nu gegeven heb,zegen hem dan in Mijn naam en vervolg jullie weg volgens de roeping van degeest, die nu door Mij in je woont als een levend woord en jullie zelf naar heteeuwige leven leidt!" [4] Cyrenius zegt: 'Heer, hoe is het nu? Gisteren nacht zei Udat U na deze dag hier weg zou gaan! Is dat al als geheel vaststaand op te vatten?Zou het niet mogelijk zijn dat U, o Heer, ons toch nog een dag schenkt?"[5] IK zeg: 'De wijze Salomo zei ooit: ' Alles heeft zijn tijd!', en zo heb ook IkMijn goede en zeer nauwkeurig ingedeelde tijd, en Ik zal daarom dit keer nietaanjouw verlangen kunnen voldoen; want kijk, in het grote land van de joden zijnveel steden, plaatsen en dorpen, die allemaal door mensen bewoond worden! Demeesten weten nog niets van Mij, zijn ook Mijn kinderen en wachten vaak al op dekomst van de Vader uit de hemelen, en zullen ook zeer verheugd zijn als Hij doorhen, zoals ook nu door jullie, gezien wordt. Maar, Mijn innige vriend, het is zekerniet zo, dat er helemaal niet aan je verlangen tegemoet gekomen wordt! Omdatjullie Mij zozeer liefhebben, wil Ik nog deze hele nacht en van de dag van morgennog drie uur bij jullie blijven, omdat het ook Mij een gelukkig gevoel geeft om bijjullie te zijn; maar langer dan drie uur is in geen geval mogelijk, want zoalsgezegd: Op deze wereld heeft alles zijn tijd en zijn orde!'[6] Cyrenius zegt: 'Maar U bent toch ook Heer over de tijd en kunt dezetegenhouden of zelfs ongedaan maken!"[7] IK zeg: 'Wat je nu zegt is goed en juist! Maar Ik moet je er wel bij zeggen, datjuist omdat Ik Heer ben van de tijd, en de tijd vanuit Mijzelf verdeeld envastgesteld heb en Ik in zekere zin de tijd eigenlijk Zelfben en omdat deze nietsanders is dan Mijn hoogst eigen onveranderlijke orde, is het Mijzelf nagenoegonmogelijk om in strijd met de tijd te handelen; want als Ikzelf in zou gaan tegenMijn orde, dan zou je spoedig nog maar heel weinig van al die schepselen zienwier bestaan afhankelijk is van Mijn eeuwig onveranderlijke orde.[8] Als je slechts een enkelogenblik datgene wegneemt op grond waarvan ietsbestaat, dan gaat op datzelfde ogenblik ook datgene, wat daarvan afhangt, teniet.Of stel je een stevige burcht voor op een vaste stenen rots! Je zegt dat deze burchtals voor de eeuwigheid gebouwd is. Indien Ik echter toe zou laten, dat de machtigerots zo zacht als boter zou worden, zou de stevige burcht zich dan ook staandehouden?! Of stel je voor dat je op een goed en degelijk schip op zee vaart; zou jeiets hebben aan je schip en zelfs aan de beste wind, als Ik het water liet verdrogentot op de bodem?! Je zult er niet aan twijfelen, dat Ik zoiets goed zou kunnen! Hetis dus duidelijk, dat tegelijk met de noodzakelijke voorwaarde, ook datgene watdaarvan afhankelijk is in het water valt.[9] Ik regel de tijd overal en ben het eeuwige gericht daarin; maar in de heiligesfeer van de liefde bestaat eigenlijk geen tijd meer, en Ik kan alleen aan de liefdealtijd nog iets toevoegen. En het blijft precies bij datgene wat Ik nu gezegd heb!Laat Marcus ons nu meer wijn brengen, opdat we de koelte van de nacht beterkunnen verdragen; want we blijven ook deze nacht buiten!"

Page 162: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

162

Hoofdstuk 92: De Farizeeën nemen aanstoot aan de vrolijke maaltijd van deHeer[1] Marcus had van Mijn vraag naar wijn van veraf nog maar nauwelijks ietsgehoord, of hij snelde al als een echte waard naar de kelder en bracht samen metzijn beide zonen meteen verscheidene kruiken vol met het allerbeste druivenat.Onze bekers werden tot aan de rand toe gevuld; allen dronken op het goede gedijenvan de nieuwe leer uit de hemelen en konden de heerlijke wijn niet genoeg loven,roemen en prijzen.[2] Dat Roclus en zijn collega's, die in zekere zin aan onze tafel zaten ook al washet dan het nieuw toegevoegde er dwars op staande deels, ook dezelfde wijnkregen, en allengs ook alle andere gasten, spreekt vanzelf; we grepen allen geduchtnaar de bekers en ook het goede brood werd daarbij niet versmaad.[3] Maar aan de tafel met Farizeeën, die het dichtst bij de onze stond, waar devijftig Farizeeën met hun woordvoerder Floran en hun overste Stahar uit CaesareaPhilippi zaten, zag men dat ook Ikzelf flink naar de wijn en het brood greep.[4] En Stahar maakte tamelijk luid tegen Floran de volgende opmerking: Moet jetoch eens kijken hoe deze profeet, die zogenaamd van Gods geest vervuld moetzijn, zich vol laat lopen en gulzig zit te eten! Ook lijkt hij absoluut niet afkerig tezijn van het vrouwelijk geslacht; want dat ene bekoorlijke meisje zit aldoor zodicht tegen hem aan als zijn beide oren aan Zijn hoofd! En dan te bedenken watvolgens onze zedelijke voorschriften, die van Mozes stammen, de mens allemaalverontreinigt! Als hij werkelijk vervuld is van de geest van de Almachtige, dan kanhij nu toch onmogelijk zelf in strijd met dezelfde geest, waarvan ook Mozesvervuld was, handelen!? Nou, nou, ik vind dat zeer bedenkelijk![5] Uit zijn leer en zijn daden blijkt duidelijk, dat hem van God uit een hogervermogen verleend is dan ooit aan een mens verleend werd, en wie volgens zijnleer leeft kan voor God niet verloren gaan; maar wie zoveel drinkt en eet als hij, zalte zijner tijd na het laatste oordeel, waarover Daniël profeteerde, niet licht hetparadijs binnengaan! Want er staat geschreven: 'Hoerenlopers en dronkelappenzullen Gods rijk niet binnengaan! 'Hoe denk jij daarover, mijn altijd zeergerespecteerde Floran?" [6] Schouderophalend zegt Floran: "Dit huidige grotedrinkgelag, want dat is het, komt me ook een beetje merkwaardig voor! Eigenlijkkomt deze hele zaak nu op me over, alsof ik iets van een verborgen duivelse streekbegin te ruiken! Met helemaal zuiver goddelijke dingen schijnt het daar niet toe tegaan! Wel, moet je kijken, hij heeft zich al weer ingeschonken! Ja, dat is werkelijkmeer dan merkwaardig! En nu zo'n brok brood nadat hij een slok heeft genomen!Nou, nou, we zullen eens zien, als hij echt dronken is, wat hij dan aan zijnleerlingen zal geven!"[7] Stahar zegt: 'Jouw opmerking, vooral van die duivelse streek, leek me heeltoepasselijk, en deze hele komedie komt me nu bijzonder vreemd voor! We hebbenons wel allemaal tot zijn leerlingen laten omvormen; maar als de zaken er zo voorstaan, lijkt het me het juiste moment om ons weer met alle macht van die eer tedistantiëren, want het lijkt me nu allemaal een geraffineerde begoocheling vansatan te zijn! Daniël verkondigt immers helder en duidelijk, dat er in een bepaaldetijd een machtige tegenstander van God onder de mensen zal optreden, en tekenen

Page 163: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

163

zal doen waardoor zelfs de uitverkoren engelen van God verleid zouden kunnenworden, als God dit zou toelaten! Is tenslotte hij nu de omschreven tegenstandervan God!? Vrienden, als dat zo is, dan komt het er op aan dat we er zo snelmogelijk vandoor gaan, anders haalt de levende satan ons misschien het komendeuur al met huid en haar!'[8] Met zulke praatjes en commentaren hielden de vijftig Farizeeën aan die tafelzich al bezig vanaf het moment, dat Ik Mijn eerste beker wijn dronk. Roclus en zijncollega's, die toch al met de Farizeeën in hun maag zaten, merkten het echter.

Hoofdstuk 93: Roclus richt scherpe woorden tot de Farizeeën[1] Roclus, die volop overtuigd was van Mijn goddelijkheid, kon dezekwaadsprekerij geen geduldig oor meer lenen; hij stond op, ook reeds door de wijnmet een flinke dosis moed toegerust, en zei luid: 'In zo'n hoogst bijzondergezelschap op aarde, waar God, engelen en wij, Zijn verstandige schepselen, alsbroeders bij elkaar verblijven, mogen zwijnen geen tafel en geen plaats hebben!Weliswaar zijn ook zwijnen schepselen van God, alleen horen ze niet thuis in hetgezelschap van mensen! Wat een onwijs, dwaas geklets! Als hongerige zwijnenbeginnen te knorren, dan schuilt daar ongetwijfeld veel meer wijsheid in dan indergelijk gepraat! Kortom, een Farizeeër is en blijft het toppunt van domheid,walgelijkheid met daarbij heerszucht en kwaadwilligheid, vooral zo'n overste enhoogst erbarmelijke schriftgeleerde van de joden![2] Deze onmensen ruiken overal de duivel! Zij zijn zelfs de mening toegedaan enonderwijzen dat ook, dat de duivels op aarde onafgebroken als speurhondenheimelijk jacht maken op alle mensenzielen, en dat ieder mens zonder meer desduivels en verloren is als hij niet gewijde amuletten uit de tempel bij zich draagt endeze ieder jaar minstens twee maal door nieuwe vervangt; maar van het feit, datjuist zijzelf de eigenlijke duivels op deze wereld zijn, merken ze niets! Daaromhoeft het hun helemaal niet te verbazen, als ze onder elkaar iets van duivelse stankin hun neus bespeuren; want dat is immers pas echt des duivels als men zelf eenwaarachtige vleesgeworden duivel is en niet van tijd tot tijd in de gaten heeft datmen werkelijk een duivel is![3] Zeg, jonge man (Raphaël),jij hebt toch daarstraks een steen in het niets latenverdwijnen, -zou het je niet mogelijk zijn om vijftig schurftige zwijnen te latenverdwijnen?! Stel je voor, wat deze kerels hier hardop onder elkaar durfden uit tespreken! Hij, de enige Schepper van wijn en brood zou nu zondigen, omdat HijZelf wijn drinkt en omdat een zeker alleronschuldigst engeltje van een meisje aanZijn zijde zit! Ach, sta me toe, dat is, zolang ik hier ben die de Heer herkend heeft,absoluut ontoelaatbaar! Zij moeten weg! Ze hebben zoveel gehoord en gezien, ennu zeggen ze luid: 'Het zou kunnen zijn dat dit allemaal begoocheling van satan is!'Mijn vriend uit de hemelen, ik ben slechts van deze aarde; maar al kost het mezelfs mijn leven, ik duld niet dat zulke zwijnen de Heiligste van alle heiligen zoschandelijk met hun smerige, stinkende venijn bezoedelen! Weg met hen!" [4] Nupas werden de vijftig Farizeeën opmerkzaam op de uitval van Roclus, en hun

Page 164: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

164

overste Stahar stond op en vroeg Roclus met een ernstig gezicht: 'Vriend Roclus,heb je het soms over ons?"[5] Roclus zegt: 'Over wie anders? Jullie zijn immers satans zwarte gespuis enkunnen daarom geen licht verdragen! Hoe durven jullie de Heer en Meester vaneeuwigheid, die jullie daarvan al zoveel buitengewone bewijzen met woord endaad heeft geleverd, met jullie oude walgelijke venijn zo schandelijk bezoedelen?!Vrezen jullie dan niet dat zelfs de aardbodem zich hiervoor op jullie zal wreken?!Wie kan Hij zijn, die de berg in zee toeroept: 'Verga en ga te gronde!', en ophetzelfde moment gaat de berg te gronde?! Kan een duivel - volgens jullieopvatting - ooit deemoed en de hoogste liefde tot God en de naaste prediken?! O,jullie enorme ossen en ezels tegelijk, hoe vreselijk woest en verward moet het er injullie hersenen uitzien, dat jullie niet inzien dat een duivel, als er volgens jullieopvattingen ooit een bestaan heeft, ten opzichte van God de Heer het meestmachteloze en daarom allerarmzaligste wezen moet zijn naarmate het verder vande orde van God afstaat![6] Wanneer nu volgens het meest wijze en ware woord van de Heer alle kracht enmacht slechts in de liefde tot God de Heer bestaat, welke kracht en macht heeft danjullie Beëlzebub, die vol bittere haat tegen God is, tengevolge van deze smadelijkeeigenschap? Als wij mensen al door gebrek aan juiste en ware kennis van God, enalleen daardoor ook zeker door gebrek aan ware en alles uitsluitende liefde totHem, zwakke en niets vermogende wezens zijn, hoeveel te meer dan jullie duivels,die God heel goed moeten kennen, maar Hem desondanks haten in een voor onsonbegrijpelijk hoge mate! Wel -, hoe is het mogelijk, dat een wezen dat God volopkent, Hem toch boven alles haat, -waarlijk, om dat te begrijpen en te kunnenverteren heb je zonder meer een Farizeese zwijnemaag nodig! Zo'n maag neemtweliswaar geen varkensvlees tot zich; maar de reden daarvan schijnt te zijn dat,zoals dat in de natuur gebeurt, het ene varken het andere niet vreet![7] Ik heb God de Heer nu meer dan alles in de wereld lief terwijl ik Hem pas eenheel klein beetje heb leren kennen, en ik voel hoe mijn liefde tot de Almachtige,hoe meer ik Hem leer kennen, steeds groter wordt, en ik voel heel duidelijk inmezelf hoe daardoor ook mijn wilskracht duidelijk machtiger wordt. Zoals ik hiersta, neem ik het helemaal alleen tegen duizend maal duizend legioenen Farizeeseduivels op! Met z'n allen kunnen ze nog geen strohalm optillen, - en dan bewerendeze kerels dat deze Heiligste der heiligen van God Zijn verrichtingen met behulpvan hun ingebeelde duivels tot stand brengt!? o, jullie verdorven gespuis, ik zal diealmachtige duivels van jullie wel eens uitdrijven! Komt me goed uit, dat ik nu opdeze kerels stuit, daar heb ik lang naar uitgekeken!"

Hoofdstuk 94: Raphaël verklaart voor Roclus de begrippen 'satan' en 'duivel'[1] Raphaël zegt: 'Mijn beste vriend Roclus, neem je in acht; want dit waren welverstokte Farizeeën, maar ze zijn nu leerlingen van ons geworden en zullen hunvergissing inzien! En met betrekking tot duivels heb je bepaald nog te weinigkennis om over hun invloed op mensen waar en juist te kunnen spreken. Pas als jedaar nadere kennis van hebt, kun je daar ook over praten! [2] Kijk, wat men 'satan'

Page 165: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

165

en 'duivel' noemt, is de wereld met al haar verleidelijke pracht. Natuurlijk is allematerie waar de wereld uit bestaat ook alleen maar een werk van God, en er ligtiets goddelijks in verborgen; maar daarnaast ook leugen, bedrog en verleiding,waaruit dan afgunst, gierigheid, haat, hoogmoed en vervolging ontstaat, en daaruitkomt weer onnoemelijk en onmetelijk veel kwaad voort.[3] En zie, dit valse, de leugen en het bedrog, is nu geestelijk gezien de 'satan', enalle afzonderlijke, daaruit noodzakelijkerwijs voortkomende ondeugden zijndatgene wat men 'duivels' noemt; en iedere ziel die zich geheel en al heeftovergegeven aan een van deze ontelbaar vele ondeugden, is een duivel in eigenpersoon en een daadwerkelijke uiting van het een of andere slechte en kwade, en inzo'n ziel bevindt zich een moeilijk uitwisbare neiging om aldoor kwaad te doen opde wijze waarop ze haar leven gegrondvest heeft gedurende de tijd van haarlichamelijk bestaan. [4] En omdat iedere ziel ook na de dood van het lichaamvoortleeft en in de omgeving van deze aarde verblijft, komt het bepaald niet zeldenvoor dat zo'n ziel zich ook binnen de uitstralende levenssfeer van de mensenbegeeft en door middel hiervan met de haar eigen slechte begerigheid ook indiegene iets slechts probeert wakker te maken in wiens levenssfeer zij een heelwelkome voeding vindt, omdat deze nog in het lichaam levende persoon een nietonbeduidende natuurlijke neiging en drang in zich heeft tot eenzelfde ondeugd,gewoonlijk tengevolge van een slechte en verwaarloosde basisopvoeding.[5] Zulke zielen maken zich zelfs vaak meester van het lichaam van mensen enkwellen daardoor zelfs een ziel die hier en daar zwakke plekken heeft, en de Heerlaat dit juist toe, om bij die ziel zo'n zwakke plek beter te maken; want pasdaardoor krijgt die geplaagde ziel dan een ware en intense weerzin tegen eenbepaalde zondige zwakheid van haar lichaam en stelt tenslotte alles in het werk omsterk te worden op dat punt waarop zij tevoren zwak was, waarbij de genade vande Heet haar ook op het goede moment te hulp komt.[6] Zie, dit is, verstandelijk beredeneerd, datgene wat een jood, die weliswaar zeerver afstaat van de waarheid van hoe het eigenlijk is, in feite onder het begrip 'satan'en 'duivel' zou moeten verstaan; maar omdat hij het niet begrijpt, ziet hij 'satan' en'duivel' als een geestelijk gepersonifieerde kwade wilsmacht, die er het grootstebehagen in schept om de mensen van de weg af te brengen waarop zij zich binnenGods orde bewegen.[7] Maar deze gebrekkige zielen hebben daarbij absoluut geen Gods vijandelijkebedoelingen; want ten eerste kennen ze God in de verste verte niet, en ten tweedezijn ze te blind, te dom en te dwaas, om wat voor bedoeling dan ook te hebben.Want ze kennen helemaal geen behoefte die op iets anders gericht is dan opzichzelf en ze handelen enkel en alleen uit zelfzucht. Ze trekken alleen tot zich wathun zelfzucht dient, en onder elkaar zijn ze uiterst wantrouwig; daarom is eengemeenschappelijk gerichte kracht bij hen absoluut onvoorstelbaar, en daarin hebje dan helemaal gelijk dat hun kracht totaal niets te betekenen heeft.[8] Dat wil zeggen, dat hun kracht niets is ten aanzien van mensen die zicheenmaal volledig de liefde en de wil van de Heer hebben eigen gemaakt. Maar bijmensen die nog halfslachtig zijn, bij wie noch het geestelijke noch het materiële dedoorslag geeft wanneer je dat in de weegschaal zou leggen, kan toch een duidelijk

Page 166: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

166

merkbaar overwicht aan de materiële kant van de morele weegschaal ontstaan,wanneer er in hun ziel de een of andere begeerte aanwezig is die door toedoen vaneen gelijkgestemde demon versterkt wordt. Dan maakt de ziel zich natuurlijk veelmoeilijker uit het materiële los om in het geestelijke over te gaan.[9] Als een ziel in het materiële vertoeft, dan gaan er na verloop van tijd ook steedsmeer gelijkgezinde demonen aan de materiële levensweegschaal hangen, deze slaatsteeds duidelijker door, het materiële wordt op die manier steeds zwaarder en hetgeestelijke natuurlijk geringer. En zie, zo blijkt dan, dat de 'duivels' van de joden ofde 'demonen' van de Grieken uiteindelijk toch in de ziel, in de tijd dat deze zichzelfontwikkelt, een zeer aanzienlijke schade kunnen aanrichten, zonder dat ze eigenlijkde wil hadden haar schade toe te brengen!"

Hoofdstuk 95: Roclus' tegenwerpingen[1] Roclus zegt: 'Hoe kan een intelligent wezen iemand schade toebrengen zonderdit te willen?! Een demon moet immers nog altijd minstens zoveel zelfbesef enzelfbewustzijn hebben, dat hij weet wat hij wil; en als hij dit weet, is hij strafbaarvoor zijn kwade wil! En het toelaten van zulke geheime influisteringen van kwadedemonen in een onschuldige mensenziel vind ik ook niet helemaal in orde; als ze alom een of andere geheime wijze reden toegelaten worden, dan kan die arme zieltoch niet schuldig zijn als ze door de heren duivels bedorven wordt![2] Als de duivels echter geen intelligentie hebben en derhalve nog minder eenvrije wil, dan kunnen ze de zielook geen schade toebrengen, -en als ze haar alschaden, dan heeft noch de ziel die beschadigd werd noch de duivel die geenintelligentie of wil heeft, enige schuld; die komt dan alleen op rekening van degenedie zoiets toeliet! Zo oordeel ik daar vrijuit over en ik aarzel geheel niet om dit hieropenlijk uit te spreken![3] Maar hebben de duivels, zoals men zegt, zelfs een zeer scherpe intelligentie -wat waarschijnlijk zo is, omdat ze bij een arme ziel meteen in de gaten krijgen opwelk punt deze in de materiële sfeer zwak is -, dan hebben ze ook een wil die haarschade toe wil brengen; en ook in dit geval is de ziel zonder schuld, en dragenalleen de duivels en degene, die ze toeliet, hier wederom alleen de schuld![4] Geef mij wapens en zeg me wie de vijand is, dan zal ik zeker verhoeden dat hijmij gemakkelijk te lijf gaat! Maar als ik de vijand, die mij aanzienlijke schade kantoebrengen doordat hij mij heimelijk en onzichtbaar tot de afschuwelijksteondeugden kan verleiden, niet ken, en ik dan bovendien naderhand nog de schulden de hoogst kwalijke gevolgen ervan moet dragen, -nou, dan bedank ik voor zo'nleven! [5] Dat is dan hetzelfde als een zwak iemand naakt uitleveren aan een kuddehongerige wolven, hyena's, leeuwen, tijgers en panters. Als hij zich door hen heeftlaten verscheuren en opvreten, draagt hij ook nog de schuld, en moet daarom ooknog door de rechter veroordeeld worden, omdat hij zich als een geheel weerloos,zwak wezen ten eerste door bewapende, meedogenloze beulsknechten naar dewildernis heeft moeten laten slepen, en ten tweede, omdat hij daar door de wildedieren is verscheurd en opgevreten!

Page 167: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

167

[6] Hoe bevalt jouw hemelse wijsheid het voorbeeld van een dergelijkerechtspraak?! Vriend, als het zo gesteld is met demonen en duivels, en de armeellendige mensenziel is de enige die de schuld en de gevolgen ervan draagt, met ofzonder intelligentie en wil van de haar tot verderf strekkende duivels -dan, dan is ergeen wijze, liefdevol rechtvaardige God, maar misschien enkel zo'n toverachtig,blind, almachtig wezen, dus een soort fatum, dat steeds evenals de hooggeplaatsteRomeinen de grootste vreugde beleeft aan dieren die tegen elkaar opgehitst wordenen woeste stierengevechten, en waartegen de mens alleen maar kan zondigen alshij zich met de juiste middelen heeft ingespannen om wijsheid te bereiken![7] Voorwaar, ik zeg je: Als het echt zo is als je zegt, dan hebben de Farizeeën welgelijk! Ik heb de Heer Zelf over zo veel horen spreken en ik kan op basis daarvanzeggen, dat jij, mooie bode van Gods hemelen, er dit keer een beetje naast zit; en ikblijf erbij, dat ik alleen met mijn huidige liefde tot de Heer het eerder genoemdeaantal Farizeese duivels totaal uit het veld sla!'

Hoofdstuk 96: Demonen en hun invloed[1] Raphaël zegt, terwijl hij zachtmoedig glimlacht: 'Zie, mijn vriend, ook jij hebtal drie volle bekers wijn achter je kiezen, dat wil zeggen de geest daarvan endaarom is je verstand nu nog kritischer dan daarvoor! Je hebt aan jouw kant gelijkals je beweert dat de demonen, al is hun aantal nog zo groot, absoluut geen enkelemacht kunnen uitoefenen over een mens die zich volledig in de liefde tot Godbevindt; want van een onderling verenigde kracht kan bij hen geen sprake zijn daarieder van hen zich in de grootste zelfzucht en eigenliefde bevindt en daaromniemand op de gedachte komt om z'n buurman op een of andere manier te steunen,uit vrees dat deze heimelijk en heel verborgen weer een voordeel zou kunnenbehalen, waardoor het hem dan zeker tevergeefs zou berouwen.[2] Als ze met elkaar in zekere zin op roof uitgaan, dan verraadt ook niemand aande ander zijn zorgvuldig geheim gehouden plan, en komen ze dan als toevallig opde plaats van de roof samen, dan ontstaat daar tussen hen zelf vaak de bittersteoorlog. Want degene die zich het eerst op de buit werpt, is een vijand van ieder diezich buiten hem ook op de buit werpt, en hij probeert deze te verdringen. Een derdemaakt volleedvermaak van deze gelegenheid gebruik en steelt dan voor zichzelf;en begint naast hem ook een vierde voor zichzelf te stelen, dan vliegen deze tweeelkaar ook in de haren en dan steelt nummer vijf weer rustig voor zichzelf: Komt ereen zesde bij, dan ontstaat er onmiddellijk weer een nieuw gevecht, en dan kannummer zeven weer net zolang zijn gang gaan tot de achtste in zijn buurt komt.Allen vechten nu en niemand laat zich door de ander de plaats van de roof en dereeds gemaakte buit zelf ontnemen. [3] Je ziet, dat daarbij zeker geen enkele duivelde ander op wat voor manier dan ook helpt; maar door hun hoogst zelfzuchtigeneiging vermeerderen ze desondanks het gewicht van de algemene buit en het gaatdan ongeveer zo, als wanneer je twee volkomen gelijke gewichten op de schalenvan een weegschaal legt en deze daardoor aan geen van beide kanten doorslaat.Maar smeer je een drupje honing, dat nauwelijks iets weegt, op een gewicht, dan

Page 168: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

168

lokt de zoete geur meteen duizenden bijen; deze zullen op het gewicht gaan zittenen onwillekeurig direct een doorslag tot gevolg hebben.[4] Kun je God daarom van onwijsheid beschuldigen, omdat Hij de bij hetreukvermogen en de begeerte naar honing heeft gegeven en de honing zelf degeurige en aanlokkelijke zoetheid?! Of is de Heer onwijs, omdat Hij Zijnschepselen niet alleen hoogst doelmatig, maar ook buitengewoon mooi, iederschepsel op zijn eigen manier, gevormd heeft?! Is het soms onwijs van Hem, datHij een jonge vrouw een buitengewoon bekoorlijke en aantrekkelijke vorm heeftgegeven, zodat zij voor de zintuigen van de grovere man op deze wereld deallerhoogste waarde heeft en hij zijn vader en moeder verlaat om met intensgenoegen zijn tedere en lieve vrouw toegedaan te zijn?![5] En zoals al in de buitenwereld is te zien dat het ene wezen het andere op eenbepaalde manier aantrekt, des te meer is dat in de wereld van de geesten het geval;en als dat niet zo was, hoe zou er dan een aarde, een maan, een zon en tallozeandere hemellichamen in de onmetelijke scheppingsruimte kunnen bestaan?! Eenatoom voelt zich aangetrokken tot zijn buurman; beide trekken elkaar aan. Watdeze beide doen, doen dan talloze aeonen atomen, al het gelijke trekken ze aan, entenslotte ontstaat daaruit een wereld, zoals de Heer dit de afgelopen nacht aan alZijn leerlingen heel tastbaar heeft laten zien en zoals je dit in het aan jullieoverhandigde grote boek ook volop beschreven zult vinden.[6] En als het zo is, is het dan onwijs van de Heer, dat Hij, omdat dit striktnoodzakelijk is, iedere ziel haar onvoorwaardelijke vrijheid van wil en kennis laaten daarnaast natuurlijk ook de daaruit voortkomende gevolgen?! Of zou je God alsuiterst wijs kunnen prijzen, als iemand van hier naar Jeruzalem zou willen reizenen daarvoor zijn voeten ook in beweging zou zetten, maar ondanks al zijn wil enzijn goede kennis van de weg niet in Jeruzalem zou komen, omdat God niet wildedat iemand het overeenkomstige resultaat van zijn willen en kunnen ten deel valt;maar dat deze mens in plaats van in Jeruzalem, waar hij belangrijke zaken heeft teregelen, in Damascus zou komen, waar hij helemaal niets te doen heeft?! Zeg me,of je zo'n goddelijke voorziening voor wijs zou houden! Of vind je het ongerijmd,als je op 'n dag wanneer je geheel met honing bestreken de vrije natuur ingaat,eenvoudig bedolven en opgegeten wordt door bijen, wespen, horzels en allerleivliegen?! [7] Wanneer nu echter jouw ziel de een of andere geur van een zondigeneiging inje uitstralende levenssfeer verspreidt en de reeds van het lichaambevrijde, maar nog in eenzelfde lievelingsgeur verkerende zielen deze geur in jouwuitstralende levenssfeer als het ware ruiken, tenslotte op je afstormen en zichtegoed doen aan jouw overvloed, zonder eigenlijk te weten wat ze doen, maarenkel en alleen in steeds grotere getale op je afkomen omdat ze in jouw sfeer dekost vinden die ze wensen, dan is dat zeker niet onwijs van de Schepper, dieeeuwig niets zozeer respecteert dan de onvoorwaardelijke vrijheid van iedere ziel.Immers, iedere ziel heeft toch altijd middelen genoeg in handen om zich van deongewenste gasten te ontdoen, zo vaak en wanneer ze dat wil![8] Wil je buiten in de natuur niet door stekende insekten lastig gevallen worden,was en reinig je dan van die dwaze honinglaag, dan zul je met rust gelaten worden;en als je niet door demonen, die je ziel zwak maken, lastig gevallen wilt worden in

Page 169: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

169

je uitstralende levenssfeer, maak dan de jou bekende orde van de Heer tot jelevensprincipe, dan verzeker ik je, dat geen enkele demon in de buurt van jelevenssfeer zal komen! [9] Geloof me, als je door een in en uit jezelf ontstanelevensverkeerdheid de demonen niet lokt en aantrekt, dan zullen ze jou zeker nietaantrekken, verlokken en verleiden; heb je ze echter aangetrokken, dan heb je hetaan jezelf te wijten als ze, zonder het eigenlijk te willen, door hun aandrang jouwziel in diezelfde slechte neiging nog meer zullen verharden."

Hoofdstuk 97: De vrije wil van de mens. De hulp van de goddelijke genade[1] (Raphaël:) 'Ik zeg je: leder mens wordt pas door zichzelf slecht en ontrouw aande goddelijke orde! Daar gaat meestal wel een totaal verkeerde opvoeding aanvooraf, waardoor hij in allerlei slechte neigingen terecht komt en vervolgens inallerlei ware zonden. Daardoor zet hij dan echter ook zijn deuren open voor alleslechte vreemde invloeden en kan op die manier tot op de bodem van zijnzielsleven bedorven worden en ook blijven, -maar altijd alleen maar, als hij het zowil. [2] Wil hij zichzelf veranderen, dan staat hem van de kant van de Heer niets inde weg; want iemand die in het nauw zit hoeft maar de geringste wens in zichzelfte uiten, en hem wordt spoedig hulp geboden. Maar als hij zich in zijn slechtheidheel prettig en tevreden voelt, en nooit een wens tot verbetering van en in zichzelflaat horen, wordt natuurlijk zijn wil nooit speciaal beïnvloed.[3] Wel wordt het in het gevoelscentrum van zijn hart, dat men 'geweten' noemt,ingefluisterd, en van tijd tot tijd krijgt hij stevige waarschuwingen van ons. Als hijzich hier maar enigszins iets van aantrekt, is er van verloren gaan en bedorvenraken geen sprake meer. Dan komt de verborgen hulp onophoudelijk van boven enverleent de ziel steeds meer inzicht en kracht om zich meer en meer los te makenuit waar hij in verstrikt is geraakt; dan is er slechts enige goede wil voor nodig endan gaat het al met grote schreden voorwaarts, - minstens tot het punt waarop demens, voor een hogere openbaring geschikt, door Gods Geest Zelf wordt gegrepenen in het ware levenslicht verder wordt geleid.[4] Maar wanneer natuurlijk de mens in zijn grote verblinding en zijn op de wereldgerichte zintuiglijke roes zich niet in het minst iets aantrekt van de heel zachte engeruisloze lichte waarschuwingen die van ons uitgaan en zich in zijn hart te kennengeven, en als hij al meteen zo doet alsof hij heer en meester is over de hele wereld,- ja, dan is toch wel niemand anders verantwoordelijk voor de onverbeterlijketoestand van zijn eigen ziel dan juist de hoogst eigen ziel zelf![5] Geloof me en luister goed naar wat ik je nu zeg! Er bestaan in de hele natuur engeestenwereld geen zogenaamde oerduivels, maar alleen zulke, die al vroeger alsonverbeterlijk slechte en zondige mensen ooit op de wereld geleefd hebben en toenal als de eigenlijke lichamelijke duivels de andere mensen tot allerlei kwaad enschandelijkheden niet alleen verleidden, maar ook met al de hun ten dienstestaande dwangmiddelen dwongen, -waardoor ze zich echter een des te grotereverdoeming in zichzelf bezorgden, waarvan ze zich moeilijk ooit helemaal kunnenlosmaken. Je kunt hier nu denken watje wilt, maar het zal je niet mogelijk zijn omop wat voor manier dan ook enige schuld bij de Heer te leggen.

Page 170: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

170

[6] En dat er dan ook aan gene zijde door de Heer zover dit overeenstemt met Zijnorde, al het mogelijke wordt toegelaten om een verdorven ziel te genezen, kun je jewel voorstellen; want de Heer heeft geen enkele ziel voor het verderf, maar alleenvoor de grootst mogelijke levensvervolmaking geschapen. Maar wat je ook moetonthouden is, dat geen enkele ziel in de hele onmetelijke scheppingsruimte doordirecte, geheel onvoorwaardelijke erbarming tot vervolmaking van haar leven kankomen, maar enkel en alleen door haar eigen wil! De Heer laat de mens wel allerleihulpmiddelen toespelen; maar dan is het aan de mens om deze als zodanig teh.erkennen, ze met zijn eigen wil op te pakken en ze zelf helemaal eigenmachtig tegebruiken! [7] Ja, als een mens vrij en uit zichzelf roept en in zijn hart zegt: 'Heer,ik ben te zwak om mijzelf met de mij door U aangereikte middelen te helpen; helptU mij met Uw arm! ~ wel, dan heeft die persoon zelf de hogere hulp verdiend metzijn eigen wil en door zijn eigen inzicht en gewaarwording van zijn ontoereikendekracht! Dan kan de Heer ook meteen met alle noodzakelijke macht en kracht Zijninvloed aanwenden en een zwakke ziel ogenblikkelijk helpen.[8] Maar de wil van de mens, alsook zijn inzicht en vertrouwen, moet dan geheelen al gepaard gaan met uiterste vastberadenheid. Want anders blijft het bij de ordevolgens welke iedere ziel zichzelf moet helpen met de geboden. middelen, omdatIedere vreemde instroming in de huishouding van de eigen wil noodzakelijkerwijstot gevolg heeft, dat er aan het wezen van de zielonmiskenbaar afbreuk wordtgedaan. Want als de ziel zichzelf moet ontwikkelen volgens de eeuwignoodzakelijke ordening van de Heer , dan moet ze zich ook zelf ontwikkelen envoltooien met de aangereikte middelen, zoals ook ieder mens op aarde zelf devoeding voor zijn lichaam moet zoeken, herkennen en tot zich nemen, als hij zijnaardse leven in stand wil houden. [9] Er daalt geen God en geen engel op de aardeneer die overal zegt: 'Kijk, jullie moeten dit en dat eten als jullie honger hebben!',maar de honger komt en de mens proeft met zijn mond de overal groeiendevruchten, en die hem aanstaan neemt hij en stilt op aangename wijze zijn honger.Als hij dorst heeft, zoekt hij een frisse bron op, heeft hij het koud, dan zal hij zichspoedig uit allerlei fijne stoffen die zijn huid niet prikkelen en steken desnoods eenomhulsel in elkaar vlechten en zijn huid op die manier beschermen tegen de koudevan de lucht. En als hij bescherming wil hebben voor regen en wilde dieren, zal hijook gauw een hut klaar hebben; want daarvoor zijn hem immers allerlei middelengeboden. Waar hij ook maar naar toe gaat, hij vindt meteen een aantal gaven die hijals zodanig gemakkelijk kan herkennen en met de hem daarvoor verleendekrachten even gemakkelijk kan gebruiken"

Hoofdstuk 98: De zelfbeschikking van de ziel[1] (Raphaël:) 'En als de Heer de mens al voor de uiterlijke levensbehoeften zelflaat zorgen om de ziel te oefenen in zelfkennis en eigen activiteit, hoeveel te meeris dat dan voor de ziel zelf noodzakelijk![2] Zelfs in de zielen van dieren is een drang (instinct) geplant die geheel aan henzelf is gegeven, volgens welke zij, en wel ieder op zijn eigen manier plegen tehandelen. Het zou helemaal onjuist zijn om aan te nemen, dat deze schijnbaar

Page 171: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

171

spraak en verstandloze schepselen hun handelingen verrichten als machines diedoor een kracht van buitenaf in werking worden gezet. Als dat het geval was, danzou zelfs het allerbeste huisdier nog niet voor het meest eenvoudige werk afgerichtkunnen worden en zou het zeker geen gehoor geven aan de mens, als deze hemroept. [3] En omdat ook ieder dier een eigen ziel heeft die in zichzelf een beslotenlevenskracht bezit, van waaruit de ziel van het dier volgens haar eigen willekeurhet organisme van haar lichaam in beweging zet, kan een dier ook op verschillendemanieren afgericht worden. Een wezen dat puur van buitenaf tot leven gebrachtwordt, heeft geen geheugen en ook niet een soort beoordelingsvermogen. Zijn heleleven is mechanisch en wat hij wil is zo afgemeten en onvrij, dat er absoluut geensprake kan zijn van een veredeling door een bepaald soort onderricht; dit kan danook alleen maar op mechanische wijze van buitenaf plaatsvinden.[4] Je kunt een boom duizend jaar lang zeggen, dat hij zo en zo moet staan enedeler vruchten moet voortbrengen, -dat zal allemaal tevergeefs zijn! Je zult dangebruik moeten maken van mes en zaag, je moet takken van de wilde stamverwijderen, de romp voorzichtig splijten, daar edelere jonge takken in steken endeze dan goed met de wilde, gespleten rompen verbinden, dan zal de op zo'nmanier dus puur mechanisch veredelde boom je mettertijd ook edelere vruchtenopleveren! [5] Het dier echter kun je al door woorden en bepaalde handgrepenafrichten, dan zal het je bij een gelegenheid waarin dat noodzakelijk is van dienstzijn en zich helemaal naar jouw wil richten. En dit is een onmiskenbaar bewijsvoor je dat dieren zelf ook een soort vrije wil hebben, zonder welke ze jou evenminzouden kunnen gehoorzamen en dienen als een steen of een boom.[6] Als dieren echter al zichtbaar een op zichzelf staande ziel bezitten met enigekennis en wilsvrijheid, waaraan volgens de hun eigen manier van levenzelfbeschikking is gegeven, hoeveel te meer en hoeveel uitgesprokener moet datdan wel bij een mensenziel het geval zijn! Daar kan voorshands al helemaal geensprake zijn van vreemde invloeden die op een of andere manier van buiten komen,niet van goede en nog minder van slechte.[7] De ziel heeft immers zonder meer al alles wat ze maar enigszins nodig heeftvoor de eerste levensopbloei. Als ze zich in zichzelf door haar hoogst eigenwilskracht en door de vrijwillige liefde tot God in een machtiger levenslicht heeftgeplaatst, beseft ze ook spoedig wat haar nog allemaal ontbreekt, en ze zal er danook vrijwillig naar streven om met inspanning van al haar levenskrachten datgenete bereiken, waaraan het haar nu juist nog ontbreekt; de wegen en de middelendaartoe zullen haar dan wel goed duidelijk worden, en met haar hoogst eigen wilzal ze deze ook willen hebben en er naar grijpen en zich verrijken met de schattenvan het steeds hogere, meer geestelijke en meer volmaakte leven.[8] Wat de ziel zich dan eigen maakt langs deze weg, die een juiste weg is inovereenstemming met de orde van God, dat is en blijft haar dan volledig eigen, engeen tijd en geen eeuwigheid kan het haar meer afnemen. Maar wat de ziel nooitzelf door haar wil en door haar kennis heeft kunnen verkrijgen, zoals bijvoorbeeldhet uiterlijke, organische lichaam en hiermee zo menig uiterlijk aards voordeel, datkan ook niet blijvend van haar zijn maar het zal haar genomen worden zoals hethaar gegeven werd.

Page 172: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

172

[9] En als dat allemaal zo is, zoals de ervaring dit iedere dag aan ieder mens laatzien, dan kan er ook in de verste verte geen sprake zijn van boosaardig demonischegewelddadige krachten die aan de ziel trekken en haar bepalen; want alles hangtvan de wil en het inzicht en uiteindelijk van de liefde van de ziel af. Zoals jij hetwilt, inziet en liefhebt, zo geschiedt jou -en onmogelijk ooit anders![10] Als je het juiste van Gods orde wilt, inziet en liefhebt, dan zul je langs dezeweg ook altijd tot de realiteit kunnen doordringen; als je echter wilt, inziet enliefhebt in strijd met deze orde waarin alleen realiteit en werkelijkheid gebodenwordt, dan lijk je op iemand die wil oogsten van een akker waar nooit graan opwerd gezaaid, en tenslotte moet je het alleen aan jezelf toeschrijven als jelevensoogst nul is geworden. -Zeg me nu, of het voor jou duidelijk is!'

Hoofdstuk 99: Floran verwijt de Farizeeën hun liefdeloze kritiek op de Heer[1] Roclus zegt: 'Dat zeker; je hebt me nu alles immers zo eenvoudig en duidelijkuit de doeken gedaan, dat ik gedurende mijn hele leven in dit opzicht nog nooit ietsheb vernomen wat duidelijker was! Maar nu erger ik me nog meer vanwege dieFarizeeën daar, die weer helemaal de oude, gebruikelijke Farizeeën worden hoevaker ze de Heer Zijn beker in de hand zien nemen en hoe gemoedelijker de Heermet Cyrenius en Cornelius praat! Zie en hoor je niet, hoe deze zwarte kerels nu alalles tot een gruwel wordt wat de Heer ook maar doet en spreekt?! Ze hebben tochdie tekenen van Hem gezien, en nu eten ze aan Zijn tafel en loven en prijzen Hemmet de tong van slangen! Ja, wat zegje daar nu van?"[2] Raphaël zegt: 'Laat dat maar gaan; want geloof me, dat ontgaat de Heer in hetgeheel niet! Hij zal ze op het juiste moment Zelf wel behoorlijk terechtwijzen, eneen van de Heer uitgaande terechtwijzing is altijd bijzonder bitter voor degene diedeze altijd terecht ondergaat. Kijk, ook Cyrenius en Cornelius en Julius en Faustusmerken wat jij merkt, en ik heb het allang in de gaten! Maar de wil van de Heerheeft mij heimelijk tot geduld gemaand en daarom doe ik ook alsof ik niet zoumerken waar die vijftig Farizeeën het met elkaar over hebben. Maar het momentzal nu spoedig aanbreken, waarop er tegen hen wordt opgetreden! Wees daarom nunog een heel korte tijd volkomen rustig!"[3] .Roclus werd nu stil en wachtte op wat er ging komen. De vijftig Fanzeeënwachtten echter niet, maar gingen door met hun beraadslagingen.[4] Floran, hun bekende hoofdwoordvoerder, was het echter niet met de gluiperigeopvattingen van overste Stahar eens en zei: 'Het eten en drinken van de Meestergeldt voor mij nog niet als bewijs tegen Zijn goddelijkheid! Zijn hele gedrag komtmij meer voor als een onuitgesproken vraag, of wij met wankelmoedig worden inons geloof als we het een of ander bij Hem opmerken.[5] Als Hij de door David zo heerlijk tevoren bezongen Messias Jehova Zebaoth is,dan kan Hij doen wat Hij wil, en Hij heeft het nog altijd goed gedaan; want hoezouden wij, arme, machteloze, sterfelijke mensen Hem gedragsregels willenvoorschrijven. Dat wij zijn en leven hangt immers enkel en alleen van Hem af, diehemel en aarde heeft gemaakt en voor alle dieren en mensen ledematen en

Page 173: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

173

verschillende levensorganen heeft geschapen, ingericht en gegeven! Jij, Stahar, enjullie allemaal, zijn hiermee op een allersmerigste en zelfs levensgevaarlijke weg![6] Waarom maken wij er ons druk om dat Hij nu iets meer wijn drinkt en broodeet?! Hij is immers de Schepper van allebei! Werkelijk, dat brengt me niet in hetminst van de wijs; integendeel, het verheugt me alleen maar bijzonder dat ook Hij,de Allerhoogste en Allerwijste, zich op onze menselijke manier gedraagt![7] Ik moet openlijk bekennen, dat het hoogst onverstandig van jullie is om je hierin het aangezicht van het hoogste gezelschap van de wereld zo te gedragen alsofhun heil van jullie welwillendheid af zou hangen! Wat en wie zijn jullie dan? Nietsanders dan arme, kruipende aardwormen tegenover de macht van zo'n mens, die deelementen gebiedt, -en deze gehoorzamen aan Zijn wil![8] De wijn heeft ook jullie gemoederen verhit en jullie verstand beneveld; daarombrengen jullie nu dan ook oordelen ten gehore, die ik vanwege de enorme domheidervan gewoonweg klassiek zou willen noemen. Wat beogen jullie daarmee? Ofkunnen jullie aan de hand van Mozes bewijzen, dat het verboden is om nu en daniets rijkelijker wijn te drinken? Kunnen jullie beweren dat Noach gezondigd heeft,toen hij iets te veel druivennat tot zich nam? Ja, wie gezondigd heeft envervloeking verdient is de zoon, die zijn vader aan bespotting prijsgaf; maar dezoon die de schaamte van zijn vader bedekte, werd met zegen vervuld![9] Daarom zeg ik jullie: Wat de Heer doet, is altijd en eeuwig goed gedaan! Enzou Hij hier meerdere zakken wijn tot Zich nemen, dan gaat ons dat niets aan; enals Hem duizend jonge vrouwen zouden omringen, ongeacht hun stand ofreputatie, dan gaat ons ook dat niet in 't minst aan; want Hij is hun Schepper enBehoeder, evenals de onze! Waar bemoeien wij ons mee, als Hij naar Zijn tot standgebrachte werken toekomt, hoe deze ook zijn, en datgene wat aan hen gebrekkig enziek is, heelt?! Wees omwille van Jehova dan toch billijk en dankbaar bescheidenin jullie oordeel"

Hoofdstuk 100: De zegen van het Romeinse bewind voor het joodse volk[1] Stahar zegt: 'Naar het me toeschijnt, geloof jij dus vast aan zijn goddelijkheid?'[2] Floran antwoordt: 'Wat zou me daarvan af moeten brengen? Heeft God in detijd van Mozes soms geen grote tekenen gedaan?! En als een mens hier, toegerustmet de hoogste wijsheid, zulke ongekende tekenen doet waartoe alleen degoddelijke almacht in staat is, -wat moet mij er dan van afhouden om zo'n mensvolledig van de absoluut ware geest van God vervuld te zien, en hem zonder meervoor de enig ware God te houden?! Mijn zienswijze, mijn aanname en mijn daaropgebouwde geloof staan steviger dan de ondenkbaar oude piramides van Egypte![3] Ik geloof nu echter niet alleen maar dat het zo en niet anders is, maar ik ben ertot in het diepst van mijn hart van overtuigd, en niets kan deze intense overtuigingvan mij meer aan het wankelen brengen, en jij, Stahar die met alle windenmeewaait, wel het minst![4] Wat dit betreft, kan ik ook met het beste geweten van de wereld met deRomeinse helden uitroepen: Si totus illabatur orbis, impavidum ferient ruinae!* (*Ook al stort de hele wereld in, het puin zal toch de onverschrokkene dragen!) Want

Page 174: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

174

ik weet wat ik zie en wat ik geloof, ik ben geen windwijzer , en geen rietstengel ineen vijver vol modder en drassigheid. Wel ben ik een marmeren rots in de zeegeworden, waartegen orkanen en de golven van de branding geheel en al te plettermoeten slaan' [5] Stahar zegt: 'Ook de godsgerichten van de tempel in Jeruzalem?"[6] Floran zegt: 'Wie deze Heer en Meester en de gebieders van Rome als schildheeft, heeft geen vrees voor de zogenaamde godsgerichten, die God nooit heeftingesteld. Werkelijk, niet de minste vrees kunnen Jeruzalems grootste dreigingenmij inboezemen, - ook alle donderende vervloekingen van de hogepriester zoudenzonder een spoor achter te laten aan mijn oren voorbij gaan! Want wie overdagwandelt, heeft naar mijn mening de verschrikkingen van de nacht niet te vrezen, enzo heb ook ik geen vrees voor de tempel in Jeruzalem![7] Als men deze zonneklare leer vergelijkt met de mij maar al te bekendeleerstellingen van de tempel, dan ziet men immers op het eerste gezicht dat in dezeleer de klaarlichte dag van de geest heerst, en in de tempel de donkerste nacht vande geest. Ja, degenen die nog toebehoren aan de nacht zullen nog veel te vrezenhebben, met name de dood van hun ziel; ik heb hoogstens de dood van mijnlichaam te verwachten, die eigenlijk helemaal geen dood is![8] Het eeuwige leven van mijn ziel kan niemand me echter meer afhandig maken;want ik zie en voel het al volop levend in me en ik voel ook de eeuwig onmetelijkevoordelen van zo'n leven. En als ik dientengevolge niet de minste vrees voor hetafvallen van mijn lichaam in mezelf voel, hoe zou ik dan enige vrees voor dezogenaamde godsgerichten van de tempel in me voelen?! Daarom zeg ik en blijfhier ook zeker bij: Wie overdag wandelt, hoeft niet bang te zijn voor deverschrikkingen van de nacht!" [9] Stahar zegt met een gewichtig, typisch tempelsdiepernstig gezicht: 'Waarom en hoe kun je de plaats waar de Schrift en het Woordvan God aan het volk wordt geleerd, nacht noemen?'[10] Floran zegt: 'De Schrift die wij beiden als -laten we zeggen schriftgeleerdenevenmin begrijpen als iemand die deze nog nooit te zien heeft gekregen, en hetzogenaamde woord van God dat slechts uit banale menselijke belangen isopgesteld, ken ik maar al te goed. Zeg er daarom tegen mij geen woord meer over!Welke wonderen hebben wij dan ooit door middel van het zogenaamd almachtigewoord van God verricht? Wat kunnen wij verder soms met een goed geweten vanonszelf zeggen, behalve dat we met de vrijwillige, door ons opgelegde en doormiddel van geweld afgeperste offers onze zakken en schatkisten hebben gevuld, enmet alle mogelijke middelen, waarvan ook het slechtste niet te slecht werdbevonden, hebben geprobeerd om ieder vonkje beter licht de kop in te drukken?[11] Is het niet een ten hemel schreiende schande dat wij, als het oude volk vanGod, ons door de heidenen wijze wetten en staatkundige normen hebben moetenlaten voorschrijven? En als deze niet gekomen waren om bij ons toch een enigszinsmeer menselijke en betere rechtszorg in te voeren, dan zou ons volk nu in zo'nchaos verkeren, dat er onder de wildste dieren geen erger wanorde mogelijk zouzijn. [12] Wat was ons recht nu voordat de Romeinen hier waren? Niets anders dande blindste willekeur van een ieder die zich enige macht op wat voor manier danook had toegeëigend!

Page 175: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

175

[13] Zo'n rijke man had bijvoorbeeld gisteren een gebod opgelegd; maar vandaagbetreurde hij dat, omdat naar zijn mening dit gebod hem geen echt voordeel hadopgeleverd. Daarom werd hij boos, bestrafte eerst zijn raadsman en daarna aldegenen die de wet van gisteren in acht hadden genomen; want ze hadden naarhem toe moeten komen, zich voor de wetgever in het stof moeten werpen en hemer op moeten wijzen dat de gegeven wet meer in hun voordeel was dan in het zijne!Maar wie tegen deze machthebber gezegd zou hebben: 'Luister, machtige en wijzegebieder, de gegeven wet moet niet in werking gesteld worden! Als deze wordtopgevolgd, dan gaan daardoor u en al uw onderdanen te gronde; want deze wet isafkomstig van een verraderlijke en arglistige raadsman, die hiervoor zeker isomgekocht door een van uw afgunstige buren!' -, wat zou er dan gebeurd zijn? Hij,die de wetgever op dit gebrek of deze fout van de wet gewezen had, zou wegensschaamteloze brutaliteit tot een zware straf veroordeeld zijn; de slechte raadsmanzou ook gestraft zijn, en degenen waarvan men wist dat ze zich aan die slechte wethadden gehouden, zouden ook ter verantwoording geroepen zijn, en dat vaak alvoordat er een nieuwe wet was uitgevaardigd. -Hoe bevalt jullie zo'nrechtssysteem?[14] En voordat de Romeinen hier waren, had het grote land van de joden eengroot aantal van zulke kleine machthebbers die zonder uitzondering allemaaluitgesproken tirannen waren voor hun kleine volkjes, die in de grootste materiëleen geestelijke nood verkeerden; dag in dag uit werden ze opgejaagd, al naargelanghet humeur en de willekeur van hun tiran waarover deze tegenover niemandverantwoording hoefde af te leggen. Waren de Romeinen als heidenen hier somsgeen ware hemelsboden, toen ze hier kwamen met een machtig leger en afrekendenmet deze honderden gewetenloze kleine tirannen?! Zij gaven toen verstandige enblijvende Wetten, waardoor ieder mens naar goede orde heer over zijn eigenbezittingen was; hij betaalde zijn matige belasting en kon dan ongehinderd zijnzaken regelen naar eigen believen, natuurlijk wel volgens het geldende recht.[15] Dat de tempel geen vriend was en is van de Romeinen, dat weten we en dereden daarvan is ons ook niet onbekend; want de machtige Romeinen verlangdenook van de tempel de cijns, terwijl vóór die tijd de kleine tirannen aan de tempeltribuut betaalden, opdat de priesters het volk in onwetendheid hielden en het steedsonvoorwaardelijke gehoorzaamheid predikten.[16] O, wanneer heeft men hen ooit de joden over onvoorwaardelijkegehoorzaamheid aan de Romeinse machthebbers horen preken? Men zegt tegen hetvolk wel dat de Romeinen een roede in Gods hand zijn die men moet dulden; maarde honderd afschuwelijkste tirannen die het arme volk voortdurend erger danduivels kwelden, waren geen roede van God, maar louter door God aangesteldeengelen die hen in de gaten moesten houden. Wie tegen hen in opstand kwam,werd al spoedig tot vijand van Jehova verklaard, en verdoemd.[17] O, dat waren voor de tempel pas gelukkige tijden, waarvoor de Heer de armemensheid voortaan voor altijd moge behoeden! De godsgerichten van de tempelzijn nog zo'n klein, maar toch niet te onderschatten slecht overblijfsel, waarvoor iknu echter -de Heer alleen alle lof! -in het geheel geen vrees heb; want ik behoor nu

Page 176: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

176

aan de Heer en aan Rome, en dat is voldoende om nooit meer te hoeven sidderenvoor de dreigingen van de tempel! - Ben je tevreden met deze verklaring?"

Hoofdstuk 101: Roclus en Floran in gesprek over Stahar[1] Stahar kijkt somber en zegt geen woord; want de woorden van Floran hebbende oude man toch weer stilletjes op betere gedachten gebracht.[2] Maar Roclus, die met gespannen aandacht naar deze uiteenzetting hadgeluisterd, stond op en snelde regelrecht naar Floran, klopte hem op de schouder enzei: 'ik prijs je! Ik ben het helemaal met je eens! Ik neem je op in ons instituut, datnu onder de ware bescherming van God en onder de bescherming van Rome staat.Wat jij nu gesproken hebt, dat heeft de Heer je ingegeven; je hebt naar mijn hartgesproken! Ah, zulke woorden zijn een weldaad voor mijn gemoed, dat enkel hetbeste wil voor de mensen! Ik begrijp alleen niet hoe bij Stahar, die, zoals mijwelbekend is, anders toch ook niet bepaald op zijn achterhoofd gevallen is, nogtwijfel op kan komen nadat hij zulke buitengewone daden heeft gezien, enongekende onderwijzingen van de Heer gehoord heeft en deze ook heeft begrepen![3] Voor mij die hier nu pas enkele uren vertoeft, is hetgeen ik tot nog toe gezienen gehoord heb, veel te veel, -en Stahar heeft zo veel gezien en gehoord, en tochkon het bij hem opkomen om de Heer van de gehele oneindigheid van duivelsezaken te beschuldigen! Al of geen wijn, dat doet er niet toe, ik heb ook wijngedronken en ben me er heel goed van bewust dat ook mijn moed aanzienlijk istoegenomen; maar mijn eenmaal gevestigde overtuiging wankelt niet en zou ookniet gaan wankelen als mijn ledematen dat een beetje zouden gaan doen. Maar opde oude grijze Stahar zou de oude Romeinse spreuk 'in vino veritas'*(*In de wijn iswaarheid) wel eens toegepast kunnen worden; want wijn brengtmerkwaardigerwijs teweeg, dat hij vaak bij mensen de donkere sluier van depolitiek licht en tegen hun eigen wil de tong losmaakt. En bij zulke gelegenhedenheeft men al vaak zo het een en ander te horen gekregen, wat anders uit berekeningen om zeer zelfzuchtige, slimme redenen met iemand het graf zou zijn ingegaan.[4] Stahar was daarstraks zeker, ondanks zijn diamantharde Farizeeërdom, zeer inhet nauw gedreven. Hij zag zichzelf met zijn tegenstellingen als verloren, en gafzich uiteindelijk over omdat hij geen gat meer zag waardoor hij nog konontsnappen; maar heel diep in zijn hart bleef hij voor zichzelf nog altijd de oude,diamantharde Farizeeër. Nu is hij echter zo onverstandig geweest om een beetje teveel van het edele druivennat te genieten, en dat heeft de oude, verstokte Farizeeëruit zijn schulp doen kruipen en hem voor zichzelf laten spreken. Als de wijn bijhem verdampt zal zijn, zal het hem zeker zeer spijten dat hij zichzelf zo mooi heeftverraden. [5] Niet voor niets verhaalden de mensen over de bacchantes, dat ze demensen niet zelden toekomstige dingen en gebeurtenissen voorspelden, en menhechtte veel waarde aan hun uitspraken. Ook bij hen werd dit wonderlijkeverschijnsel door de wijn veroorzaakt. Ook van de grote jodenkoning David gaathet verhaal dat hij veel van zijn psalmen na het nuttigen van wijn heeft geschrevenen zelf heeft gezongen. [6] Als wijn derhalve zo'n bijzondere werking heeft, kanmen als heel zeker aannemen dat de oude overste van de Farizeeën zich nu zelf tot

Page 177: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

177

algemeen heil van ons, en ondanks zijn tevoren voorgewende totale bekering, tochweer heeft laten kennen als steeds dezelfde, onveranderlijke echte Farizeeër, eensoort mens, waar zelfs de wildste dieren in de bossen het nodige respect voorhebben, om maar niet te spreken van een arme zondaar die onder hun juk gebuktgaat! Heb ik gelijk of niet?"[7] Floran zegt: 'Ja, beste vriend, in een bepaald opzicht heb je helemaal gelijk;maar er is nog wel een punt dat we hier in aanmerking moeten nemen en moetenoverwegen! Kijk, als jij een jonge boom die krom is gegroeid, recht wilt buigen,zal je moeite spoedig door succes beloond worden; maar ga je met een oudgeworden, kromme boom aan de gang, dan zul je ten eerste allerlei krachtigehulpmiddelen nodig hebben om de reeds zeer onbuigzaam geworden oudere boomrecht te maken, en ten tweede mag het je niet aan het juiste geduld ontbreken! Jezult alleen van dag tot dag een klein beetje druk mogen uitoefenen, en dat net zolang tot de boom helemaal recht is; als je hem echter uit alle macht in één keerrecht wilt buigen, dan zou je de boom afbreken en daarmee doden, wat toch zekergeen gezegende beloning van je grote inspanning zou zijn. Het schijnt dat ook deliefde en wijsheid van de Heer dit bij deze gelegenheid in acht neemt.[8] Onze Stahar wordt nu in een positie gebracht waarin hij zich in zijn oudeJoodse Jehova-ijver zeer geërgerd zal voelen. Wat beschouwt zijn oude bijgeloofnog allemaal als zonde wat volgens het zuivere verstand nooit een zonde kan zijn,niet voor de mensen en nog minder voor God! Volgens zijn moraal valt daaronderook het rijkelijk nuttigen van wijn en het praten met een jonge vrouw, die naar zijnidee nog niet helemaal volwassen zou kunnen zijn! Wel, als hij helemaal nuchteris, dan valt hij kennelijk niet over dergelijke kleinigheden; maar ja, hij heeftimmers zelf verscheidene bekers wijn gedronken, en de natuurgeesten van de wijnhebben in zijn ingewanden nu nog van die echte oude, verharde resten van zijnoude stokblinde farizeeërdom gevonden, deze leven ingeblazen en ze min of meerin opstand gebracht. Maar in feite is de hele zaak nauwelijks waard om er eenwoord aan te spenderen! [9] Trouwens, ik heb de oude Stahar al mijn goedonderbouwde mening op zeer begrijpelijke manier duidelijk gemaakt, en hij denktdaar nu over na in zijn halve slaaptoestand. Morgen zal hij zeker een heel andermens zijn, -en als het niet zo is zoals ikje nu heb gezegd, dan zou de Heer Zelf hemwel iets gezegd hebben; maar de Heer, die goed weet wat er aan de hand is, lijktdaar niet de minste aandacht aan te schenken. En als Hij en de hooggeplaatstemachthebbers van Rome totaal geen aandacht schenken aan deze hele zaak, dankunnen ook wij beiden er geheel zeker van zijn dat deze kwestie niet meer om hetlijf had dan ik je zojuist heb duidelijk gemaakt. Behalve dit wil ik je echter vanganser harte bedanken voor je; zeer vriendelijke aanbod, en wel met de voor mijzeer aangename verzekering, dat ik daar zonder meer gebruik van zal maken.[10] Want er kan voor een eerlijk mens op deze aarde niets heerlijkers bestaan dante leven en te werken in een ware gemeenschap van mensen wier motto 'liefde enwaarheid' is, waar de menselijke waarde van de mens onderling als het heiligsteonderpand van ons bestaan erkend wordt en dus ook als datgene, wat het van Goduit is, en waar voor alle leden als uit één hart de Heer echt leeft, waar ze Hemliefhebben en Hem alleen alle eer geven en ook als uit één mond zeggen: 'De Heer

Page 178: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

178

alleen is alles in alles, en wij zijn louter broeders onder elkaar, waarvan niemandzich ook maar enigszins inbeeldt dat hij meer en beter is dan zijn naaste; en mochter al sprake zijn van verschillen in dit gezelschap, dan moeten die alleen hieruitbestaan, dat de één de ander tot een steeds grotere vriend probeert te zijn, om metvereende krachten alle mensen in de volste waarheid van dienst te zijn!'[11] Ja, vriend Roclus, op aarde is het waarste en in feite ook hemelse beroep vande mens: allen die in het nauw zitten en noodlijdend zijn fysiek en geestelijk tehelpen, waar ook hulp nog maar enigszins mogelijk is! En dat is ook deoverduidelijk uitgesproken liefdewil van de Heer; wie deze liefdewil trouw volgt,zal hiervan zeker ook zelf de vruchten plukken! Deel jij niet ook geheel mijnmening?"

Hoofdstuk 102: Roclus belicht het Farizeeërdom[1] Roclus zegt: 'Ja, reeds van oudsher met heel mijn leven, mijn hart en gevoel,met al mijn gedachten en mijn streven en heel mijn wil, - en nu des te meer, omdatik de Heer heb herkend en Zijn hele wezen voor eeuwig en altijd in mijn hart en inmijn wil heb opgenomen! Ook ben ik nu in mijn woorden en mijn oordeel metbetrekking tot de oude Stahar heel wat redelijker; want de mens die zich in het lichtbevindt, heeft gemakkelijk praten over de nacht. Overdag is er ook wel schaduw,maar onder iedere boom is het nog altijd veellichter dan in de helderste nacht. Enzoals het in de natuur is, zo is het ook in de geest! Bij wie het in hart en ziel dagwordt, die kan zich gemakkelijk druk maken over de nacht van zijn medemens;want zijn Tartarus duistere gedachten zijn nog altijd een helder licht ten opzichtevan de nacht van de lichtste hemelse gedachte van een echte Farizeeër.[2] Want weetje, bij ons Grieken bestaat al heel lang een uitdrukking metbetrekking tot iemand die iets ontzettend doms zegt of doet: 'Die is nog dommerdan een joodse Farizeeër! ' Hiermee wil ik echter in het geheel met zeggen dat demeeste, of zelfs alle, Farizeeën dom zijn; maar van het grote aantal dat er van henis, zijn het er in ieder geval wel veel. Maar over hun domheid wil ik het nog nieteens zozeer hebben; maar dat de meeste Farizeeën uiterst kwaadaardige enonverzoenlijke, wraakzuchtige mensen zijn, dat is een algemeen erkende waarheiddie helaas maar al te zeer wordt bevestigd door talloze treurige en bittereervaringen. En alleen om die reden ben ik eigenlijk een uitgesproken vijand vandeze mensen; want met hen houdt iedere gemeenschap en iedere vorm vansamenwerken en onderhandelen op, daar houdt alles, alles op![3] Ja, met de Samaritanen kan men goed praten en goed handelen, terwijl die tochook volgens Mozes' leer leven! Ook met de Sadduceeën gaat het nog wel; maarmet die aartsjoden, zoals de Farizeeën zich noemen, is helemaal niets te beginnen!Men telt voor hen alleen maar mee als men zich door hen altijd enorm heeft latenintimideren. Geef alles wat je hebt aan de Farizeeën en sterf dan voor hun vettedeuren van de honger, dan ben je een waar Godskind en word je door de Farizeeënals een heilig en hooggeacht mens betiteld! Wee degene, bij wie ze ook maar eengreintje verstand bespeuren, -die wordt dan altijd scheef aangekeken en zal bij dezeafgunstigen nooit tot enig aanzien komen, tenzij hij hun een groot offer zou

Page 179: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

179

brengen en zich dan met zijn heldere verstand voor de laagste doeleinden totvoordeel van de Farizeeën liet gebruiken! [4] En als je dit allemaal in ogenschouwneemt, wat heeft dit de zoeker naar licht en waarheid dan te zeggen over deaartsjoden, die de ambtelijke titel 'Farizeeër' dragen? Niets anders dan wat ik eensmet mijn hoogst eigen oren vernomen heb van twee weldoorvoede Farizeeën diesamen een eindje liepen te wandelen en mij niet opmerkten! Ik zal ze A en Bnoemen, om het gesprek duidelijker te kunnen weergeven.[5] A zei tegen B met een hese, rauwe stem: 'Luister, dat domme verhaal vanMozes die nooit bestaan heeft, is lang niet slecht! Er is geen spoor van waarheid inte ontdekken en Jehova is een loze, dichterlijke gedachte, en alles wat er in onzeSchrift staat is het werk van mensen, zoals deze een werk van de natuur zijn, diealdoor schept en weer vernietigt![6] God en goden zijn echter alleen mensen die genoeg energie en kracht bezittenom zich dat zelf te maken. Alleen het begin daartoe is moeilijk; is de zaak na velejaren eenmaal goed ontwikkeld en uitgewerkt, dan is alles nog slechts kinderspel.Met enkele schijnwonderen kun je de hele wereld overreden. Je hoeft dan slechtstorenhoge tempels te bouwen en deze van buiten, maar vooral van binnen metallerlei mystiek gedoe te versieren, en de blinde mensheid het bestaan van eenergens vertoevende almachtige god bij te brengen, wiens dienaren en uitvoerdersvan zijn wil natuurlijk niemand anders dan alleen wij, priesters, mogen zijn![7] Je moet, om meer aanzien te krijgen, de mensheid ook belasten met allerleimoeilijk of misschien zelfs onmogelijk op te volgen wetten die zogenaamd vanGod komen en waar zware sancties op staan, en de overtreders steedsmeedogenloos straffen! Daarmee wordt gehoorzaamheid, vrees en zwakheid vanhet volk opgewekt en in stand gehouden; en als je dat eenmaal hebt doorgezet, kunje overal een prima leven als een god hebben.[8] Maar wel moet je er toch altijd de grootste aandacht aan besteden, dat het volkvooral niet meer onderwezen wordt dan slechts in zoverre, dat iemand hooguitzoveel van de taal weet dat hij onze woorden kan begrijpen. Als ze maar iets meerleren, dan zullen er meteen mensen zijn die vragen stellen, omdat ze over allerleidingen iets willen weten! En als mensen vragen beginnen te stellen, dan bewijstdat, dat ze ook al zijn begonnen na te denken; priesters en een door hen moreelbeheerst, denkend volk gaan eeuwig nooit samen![9] De mensen mogen niet veel meer geest bezitten dan een afgerichte os of eenvolgzame ezel; als ze deze grens overschrijden, -dan lijkt het aanzien van depriesters al spoedig op een lek geworden schip! Het volk mag vooral nooit hetminste vermoeden krijgen van onze werkelijke kennis; want zodra dat het geval is,zal het spoedig afgelopen zijn met ons eigenlijke bestaan![10] Daarom komt het er vooral in deze tijd op aan, nu er allerlei verwerpelijkevolks verlichters beginnen op te duiken, dat we mogelijkheden vinden om hen vandeze aardbodem te laten verdwijnen! Ofschoon één zwaluw nog lang geen zomermaakt, is het toch een teken, dat er gauw meerdere zullen volgen. Alleen, erkunnen zoveel zwaluwen komen als er maar willen, ze kunnen hoogstens eengevaar opleveren voor de mussen; maar de volks verlichters zullen voor ons eengevaar betekenen, daarom moet ieder van hen meteen uit de weg geruimd worden!

Page 180: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

180

[11] Dat waren de prijzenswaardige woorden van A, en B, een kleine man metbolle wangen, gaf A volkomen gelijk; alleen trok hij zijn schouders op enverklaarde: 'Dat zal nu wel heel moeilijk zijn vanwege de schrandere Romeinen,door wie onze joden al ongelooflijk voor ons zijn bedorven! En tot overmaat vanramp moest een ware satan ons nog opzadelen met die uiterst lastige Essenen, diebovendien nog onder de bescherming van Rome staan! Als wij nu niet beginnenom door zeer slimme en uiterst geraffineerde bedriegerijen opnieuw in de gunst bijhet volk te komen, dan zal het spoedig met ons zijn afgelopen![12] Wij moeten ons nu met allerlei wonderdoenerij toerusten, omdat daarmeezelfs iemand die al een heldere visie heeft, nog het gemakkelijkst geïmponeerd kanworden; maar de wonderen moeten heel uitgelezen en tot.;lal nieuw en liefst nognooit vertoond zijn, anders lopen we vast, en maken die verwenste magiërs die vanalle kanten naar Jeruzalem stromen, ons verdacht en tenslotte zelfs belachelijk, -vooral nu tot overmaat van ramp ook de Essenen in ons bijzijn wonderenverrichten, wat een grote schande is, en er nu ook nog in Galilea een nieuwe,buitengewoon grote wonderdoener opgetreden is die als het ware regelrechtenergiek tegen ons te velde trekt en ons tot iedere prijs in het verderf wil storten!Die moet echter ook koste wat het kost door ons vernietigd worden, zoals die doperin de Jordaan ook vernietigd moet worden; want die heeft ons al onnoemelijk veelschade toegebracht! Kortom, dergelijke leraren moeten uit de weg geruimdworden, anders komt ons oude volksbedrog op armzalige wijze aan het licht en danis het met ons en met ons comfortabele leventje Voor altijd afgelopen. -Hoe denkjij daarover?' [13] A zei op zijn beurt: 'Ik ben het helemaal met je eens; als deleiders van de tempel, die veel te lauw en daarbij ook uiterst gierig zijn geworden,nu eens een gedeelte van hun reeds onmetelijke schatten wilden opofferen! Maarze denken: 'Wij hebben het onze; hoe het verder ook zal gaan, wij zullen het metonze schatten overal wel prima redden! Zolang de koe melk geeft, zullen wij haarmelken; geeft ze ooit geen melk meer, dan slachten we haar meteen liever zelf enbezorgen ons van haar vlees tot slot nog een heerlijk smakend gebraad!' Ze hebbenhet al te ver laten komen en het zal nu niet gemakkelijk zijn om de mensen zo tebeïnvloeden dat ze alleen ons geloven.[14] Ja, als we de Romeinen aan onze kant hadden, zou het gemakkelijk zijn; maarzoals het er nu voor staat, hebben wij door een beetje politiek te bedrijven enkelHerodes enigszins op onze hand! Met Pilatus valt niet te spreken; want hij is demeest trotse van de Romeinen en laat niemand van de joden, zelfs niet de hoogstgeplaatsten, bij zich toe, behalve als het om hoogst ernstige Romeinse rechtszakengaat, en zelfs dan trekt een jood tegen een Romein altijd aan het kortste eind!,[15] Op die manier praatten deze beiden nog een tijdje door, terwijl ik achter henliep; het zal ongeveer drie weken geleden zijn, dat ik dit prijzenswaardige gesprektoevallig hoorde en wel in de buurt van Bethlehem, waar ik toen moest zijn. En ditgesprek bevestigde mij nog meer in mijn atheïsme; want ik kon hieruit opmaken,dat ook zij, bij wie ik nog het meeste geloof in een God vermoedde, nog geenvonkje geloof in een hoger goddelijk wezen hadden. Ik vond daar mijn reeds langetijd tevoren opgevatte mening, dat iedere godsdienstige leer niets anders dan hetmeest smakeloze en kwaadaardige bedrog is, volkomen bevestigd."

Page 181: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

181

Hoofdstuk 103: Roclus windt zich op over Stahars geestelijke blindheid[1] (Roclus:) 'Pas hier leerde ik weer een ware God in een volmaakt, goed enhoogst wijs mens kennen, en Hij alleen is het en buiten Hem geen enkele meer;want in Hem alleen vind ik al die eigenschappen verenigd die een God volgens hetoordeel van het zuivere verstand moet hebben, omdat Hij anders onmogelijk eenGod kan zijn. Als heiden en voormalig atheïst zag en zie ik dat nu in mijzelfvolkomen in, en ik ben er helemaal van overtuigd, - en dan wil deze oude, strengejoodse dienaar Gods dat niet inzien! En waarom ziet hij dat niet in? Omdat hij nognooit de waarheid heeft gezocht en nog minder ooit de ware God![2] Ik heb bijna de halve aarde afgereisd om de waarheid en een mogelijk wareGod te vinden; maar al mijn grote offers waren tevergeefs! Ik gaf al het zoekenverder op en wierp me in de armen van de wereldse wijsheid en vond daar metmijn heroïsche geest al spoedig voldoening in, en vond ook zoveel innerlijk, zeerwaardevol licht door de geschriften van Socrates, Plato en Aristoteles, dat ikdaardoor begon te ontdekken dat een mens pas door innerlijke liefde en wijsheideen transcendentaal leven kan opbouwen, dat dan niet meer zo gemakkelijkvernietigd kan worden als het leven van het door en door vergankelijke vlees.[3] Hier uit de mond van de Heer van alle leven vernam ik diezelfde leer, maar numet het helderste levenslicht door en door verlicht! De Heer Zelf kwam mij dus,nadat ik zo lang tevergeefs had gezocht, tegemoet en gaf me daarmee hier vlak inde nabijheid van mijn eigenlijke geboortestreek alles, wat ik zo lang tevergeefs inheel de wereld onder veeloffers en inspanningen gezocht heb.[4] En als ik hier de eeuwige en meest levende waarheid zo snel heb kunnenvinden en als zodanig herkennen, waarom deze oude joodse dienaar Gods dan niet?Omdat hij, zoals ik niet alleen uit het gesprek van de beide met elkaar wandelendeFarizeeën, maar ook bij duizend anderen maar al te duidelijk heb gehoord, nognooit naar waarheid heeft gezocht voor zichzelf, en hoeveel te minder voor iemandanders! [5] Hij was om de meest zelfzuchtige en heerszuchtige redenen immersaltijd slechts de grootste vijand van alle waarheid en ieder onderricht aan het volk,en kwam nu ook hierheen en bevond zich meteen in een ware oceaan van hoogsteen diepste waarheden. Zijn huid kon zich er onmogelijk tegen verzetten; maar zijngeest, die nu door de wijn een beetje uit zijn oude lethargie is wakker geworden,laat ons nu allen helder en duidelijk zien dat hij in zijn hart nog een zeer verstokteFarizeeër is![6] Inderdaad al een oude kromgegroeide boom, die moeilijker recht te buigen isdan een jonge; maar bij hem zal ook het langzaam en zeer voorzichtig rechtbuigenwaarschijnlijk wel een totaal vergeefs werk zijn! Hiermee wil ik niet ontkennenwat jij zei, mijn beste vriend Floran, dat namelijk ook deze oude kromme stamuiteindelijk een rechte wordt! Maar van wijn zal hij zich steevast moetenonthouden, anders zal er van het rechtbuigen van zijn aartsjodenstam niet veelterechtkomen!"

Page 182: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

182

Hoofdstuk 104: Stahar vertelt over zichzelf en zijn levenservaringen[1] Stahar staat nu op en zegt een beetje verstoord tegen Roclus: 'Over hetalgemeen heb je het huidige Farizeeërdom niet bepaald onjuist beoordeeld; maarwat jouw oordeel over mij betreft, daarin heb je je behoorlijk vergist! Want ik hebin het geheim evenzeer als jij duidelijk de waarheid van het leven gezocht en hebdie ook pas nu hier in overvloed gevonden, en niemand deed dat meer goed danmij, -en misschien was ook niemand van jullie stil in zichzelf daar zo gelukkig meeals juist ik! Voor mij was en is de waarheid een edelsteen van onschatbare waardedie ik nooit meer kwijt wil, al kreeg ik er de hele aarde voor![2] Ik was en ben nog overgelukkig in dit levenslicht; maar er kwam een wolkjeover mijn gemoed toen ik de Heer zo stevig naar Zijn beker zag grijpen. Waarom?Dat weten jullie intussen al, en Floran heeft met zijn levenswind dit zwarte wolkjehelemaal weggeblazen en heeft daardoor aan mij een zeer goed werk verricht,waarvoor het loon hem niet onthouden zal worden; maar jij, vriend Roclus, hebtmij meedogenloos en ook een beetje fout beoordeeld![3] Dat ik echter nu en ook vroeger nooit zo helemaal tot die Farizeeën hebbehoord zoals jij er net een paar ten tonele hebt gevoerd, wil ik je bewijzen doorjou ten eerste je totaal verkeerde beoordeling van mij van ganser harte te vergeven,en je ten tweede vriendelijk te verzoeken om ook mij samen met Floran in jullieinstituut op te nemen![4] Bij deze gelegenheid maak ik je dan ook bekend dat ik meerdere malen in deraad te Jeruzalem, die tegen jullie instituut is, zelfs het voorzitterschap heb vervuld,en dat jullie instituut veel aan mij te danken heeft! Want volgens het oudespreekwoord, dat vele honden de haas z'n dood zijn, zou ook het instituut te grondezijn gericht als wij alle middelen daartoe hadden aangewend; maar door mijn zekerzeer gedegen tegenspraak is het tenslotte gelukt om jullie instituut in onze buurt tedulden. Want ik maakte de heren van de tempel duidelijk, dat jullie instituut eerderin het voordeel dan in het nadeel van de zaak van de tempel is, omdat daardoorvelen die hun geloof in de tempel allang verloren hebben, juist door de wonderenvan jullie instituut hun ogen weer op de oude tinnen van de tempel zullen richten,waarvan ze uit de Schrift en de mondelinge overlevering nog heel goed weten watvoor buitengewoons er zich allemaal in en omheen heeft afgespeeld.[5] Ik was het ook die de tempel afraadde om tegen de wonderen van jullieinstituut te velde te trekken, omdat de tempel daardoor zijn eigen wonderenverdacht zou maken. En zie, mijn raad werd van de kant van de tempel tot nog toenog altijd zeer gerespecteerd en je kunt niet beweren, dat er door de tempel ooitiets wezenlijks tegen jullie ondernomen is! En als ik mij echter tegen jullie nog alseen aartsjood heb gedragen, dan zal ik dat als lid van jullie instituut zeker nietdoen, en dat nu des te minder, nu wij hier allemaal de grootste levenswaarheidhebben gevonden en een en dezelfde Heer en Meester van eeuwigheid! Als mijnaanbod je bevalt, neem het dan aan, en dan ben ik met al mijn niet zo geringeschatten jullie man in de naam van de Heer!' [6] Hier reikte Roclus geheel ontroerdStahar de hand en zei: 'Wees duizend maal welkom, broeder Stahar! Je zult aanmijn zijde het instituut leiden!" [7] Stahar zei: 'Ja, wat in mijn macht ligt zal ikzonder meer doen; maar zoals je zelf wel duidelijk zult merken, is mijn kracht niet

Page 183: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

183

meer geweldig groot, - want als men ruim zeventig jaar oud is, kan men geenbergen meer verzetten! Wel ben ik voor de rest nog heel flink en heb ik nog echtjeugdige kracht, vooral op mooie, heldere dagen; maar het is met de jeugdigekracht van een grijsaard ongeveer net als met de aangename uren op een mooie enwarme late herfstdag. Een paar uur laat deze niets te wensen over; maar meteendaarna steekt er een gure koude wind op, en met het aangename van de dag is hetafgelopen! [8] Zo is het ook met mij. Vandaag voel ik mij zo sterk als een jongeleeuw, en morgen kan ik me zo ellendig en zwak voelen, alsof vampiers iederedruppel bloed van me hebben opgezogen! En daarom moet je van mijn hulp geenal te grote verwachtingen hebben.[9] Maar mijn vele ervaringen zullen samen met mijn aardse schatten jouweigendom zijn! Je zult ze nog lang heel goed kunnen gebruiken omdat je pas in devijftig bent, watje met mij vergeleken een ware jongelings leeftijd kunt noemen.Maar aan allerlei ervaring ontbreekt het mij werkelijk niet en misschien laat ik jemet mijn vele, belangrijke ervaringen een grotere en voor het leven meerwaardevolle schat na dan met mijn vele goud, edelstenen en parels![10] Ook ik was aanvankelijk een ijverig zoeker naar waarheid. Ik ben ook doorvele landen en steden gereisd en heb waarheid gezocht en mensen, en ik moeteerlijk bekennen dat mijn zoeken niet bepaald zonder succes is geweest. Ik nam inmezelf vaak hele lichte momenten waar. Maar zoals het in deze wereld de mensenal altijd vergaat, zo verging het ook mij. Vandaag is men heel helder en licht, maarmorgen doen zich allerlei domme aardse zorgen voor en verduisteren het gemoedvan de mens geheel en al, en het zich in de geest concentreren helpt dan niets.[11] De wereld bestormt ons gemoed meedogenloos en zonder ons te sparen, enverwoest niet zelden ieder spoor van een hoger en innerlijk levenslicht. En bekijktmen zichzelf na allerlei dergelijke wereldstormen, dan ziet het er in het hart precieszo uit als in de grote zandwoestijn, de Sahara in Afrika; al het hogere leven ligtdaar als dood terneer, en begint men het weer wakker te schudden en op te richten,dan heeft men het gevoel alsof men op een woeste steppe akkers, tuinen enweilanden begint aan te leggen! [12] Ja, het behoort wel niet bepaald tot deonmogelijkheden om op de wereld ook van een zandsteppe vruchtbaar land temaken; maar daar is veel werk en geduld voor nodig! Men zou eerst goede puttenmoeten boren, en dan van ver, van een ander gebied goede grond moeten halen endaarmee het zand overal dik genoeg moeten bedekken; dan zou men vanuit deputten waterleidingen naar alle kanten moeten aanleggen en de grond die over hetzand heen ligt flink water moeten geven, op die manier zou een voormaligezandsteppe zeker spoedig in een paradijs veranderd kunnen worden. Maar wie zouer voor zo'n werk genoeg tijd en zin hebben, en wie de vereiste middelen?[13] En, vriend, precies zo gaat het met een mens die door de verschillendewereldstormen een ware levens zandsteppe is geworden! Het ontbreekt niet zozeeraan de mogelijkheid om een volledig lichtmens te worden; maar waar haalt demens de kracht, het geduld en ook de vereiste middelen vandaan, vooral als hij erbijna geheel alleen voor staat?! Ja, hier bij deze buitengewone, nog nooitvoorgekomen gelegenheid wordt natuurlijk de meest woeste zandsteppe noggemakkelijk tot een bloeiend paradijs, fysiek en geestelijk! Dat komt door de

Page 184: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

184

almacht van de Heer die van water de beste wijn en van stenen het best smakendebrood kan maken! [14] Ik heb echter vijftig jaar lang intensief aan mezelf gewerkten daar tot nog toe niets mee bereikt; en nu heb ik helemaal niet meer gewerkt enwilde ook van geen enkele arbeid meer iets horen, en juist nu in mijn werkelozetoestand heeft de Heer mij meer gegeven dan ik ooit heb gezocht! Daardoor is mijnoude levens zandsteppe nu wel veranderd in een weelderige levenstuin; maar daarheb ik in het geheel niet de hand in gehad, maar de Heer heeft het vrijwilliggedaan! En zoals het hier nu met mij en mijn negenenveertig collega's het geval is,zo was het ook het geval met vele anderen, waarop jijzelf geen uitzondering bent![15] Ik ben er al heel vaak getuige van geweest dat de mensenjuist datgene wat zevaak het ijverigst zoeken, zelden vinden, en dan ook nog het allerminst op hetmoment dat ze het zoeken. Als iemand onderweg iets heeft verloren, omkeert enijverig zoekt naar hetgeen hij verloren heeft, dan vindt hij zeker alles eerder danjuist dat wat hij kwijtgeraakt is. En een totaal vreemde die later op dezelfde wegloopt, vindt heel toevallig en gemakkelijk wat zijn voorganger, die hem zekerhelemaal onbekend is, verloren heeft. Waarom wordt het verlorene gevonden dooriemand die het heel zeker nooit gezocht heeft, en waarom niet door degene die hetis kwijtgeraakt en meteen daarna ijverig is gaan zoeken? Wat dat betreft hebben deheidenen nagenoeg gelijk, die zulke verschijnselen 'streken van het lot' noemden!"

Hoofdstuk 105: De onbegrijpelijke wegen van de Voorzienigheid. WaaromStahar ten aanzien van de heer twijfelde[1] (Stahar:) 'Zo zoekt bijvoorbeeld een jonge man een bruid. Hij klopt hier en daaraan en krijgt de ene afwijzing na de andere. Hij wordt daar heel kwaad om en zegt:'Nee, nu heb ik er genoeg van! Ik blijf ongetrouwd en zal mijn huishouden zo goedals dat mogelijk is zelf voeren! ' En nu hij er serieus van afziet om een bruid tezoeken, komt de zaak er al gauw heel anders voor te staan! Nu komen er tientallenbruiden, aan iedere vinger tien als hij ze maar kon onderhouden! Ja, waarom dannu en niet vroeger, toen hij de bruiden zocht?[2] Een derde gaat vissen, juist als het hard nodig is omdat hij vis voor de marktmoet hebben. Hij slooft zich een hele nacht uit, ruim voorzien van alle knepen enandere kunstgrepen voor het vissen, en zijn netten blijven leeg. 's Morgens geeft hijzijn hele visserij totaal mismoedig op, werpt echter zijn netten puur voor de graptoch nog een keer uit, en wel in de volle overtuiging dat hij geen enkele vis zalvangen. En kijk, de uitgeworpen netten beginnen te scheuren enkel door het groteaantal mooie en edele vissen dat hij vangt. Ja, waarom dan nu opeens zoveel -endaarvóór gedurende de hele nacht niets?[3] Zo smachtten de mensen ook ettelijke duizenden jaren onder het juk van dedikste duisternis van allerlei bijgeloof. Duizend maal duizenden zochten het echte,ware levenslicht. Maar wat vonden ze? Precies datgene wat wij beiden tot opheden gevonden hebben, namelijk -niets! Wat restte tenslotte jou en mij en zo ookvele duizenden? Niets anders dan heel tactisch mooi vast te houden aan wat wehadden en wat we ons door allerlei ervaringen eigen hadden gemaakt! Nu, aan heteind van ons aardse leven hebben we niets meer gezocht, en zie, als bij toverslag is

Page 185: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

185

de poort van het oude godslicht opengegaan en wij ademen nu stromen licht in!Waarom dan nu en waarom vroeger niet? -Zie, zo gaat het in de wereld en zo wilde Heer het kennelijk! En waarom het juist zo en niet anders is en kan zijn, dat zalde Heer ook geheel alleen weten![4] Daarginds aan de tafel bij de Heer zitten Zijn voornaamste leerlingen. Wie zijndat dan? Ik ken ze allemaal! Het zijn vissers, nauwelijks een paar van hen kunnenlezen en schrijven, -verder eerlijke en ijverige mensen! Van hen had er zeker geen,zoals wij beiden, hogere en diepere levenswaarheid gezocht, -en zie, zij hebben eenlicht gekregen eerder dan wij die ons hele leven lang hebben gezocht! Geloof me,onze namen zullen ondergaan als het licht van een vallende ster en als dat van eenbliksem; maar hun licht en hun namen zullen schitteren tot aan het eind aller tijdenen gedurende de eeuwigheid! -Wie is er nu beter aan toe, iemand die verder als eenheel eerlijk mens op aarde heeft geleefd en gehandeld, of iemand die zijn heleleven heeft gewijd aan onderzoek naar de innerlijke, diepe levenswaarheden?[5] De huisorde van de Heer is en blijft voor de sterfelijke mens altijd eenonoplosbaar raadsel. Maar wat kan de machteloze mens anders doen dan de zaakmet alle geduld zo nemen als hij komt; want door ons kan hierin niets bepaald enveranderd worden! Of kunnen wij nu of ooit eerder gezorgd hebben, dat wij nu zotoevallig als maar mogelijk is het allerkolossaalste en intensiefste levenslichtbereikt hebben? We zochten lang genoeg met alle lantaarns om ons van een wareGod tenminste zoveel begrip te verschaffen, dat we met volle overtuiging aanhadden kunnen nemen dat er een God moet zijn die alles leidt en beheerst. Maartevergeefs! [6] Wat wij zochten, verdween steeds verder in het niets en wijstonden toen, volkomen naar waarheid, spoedig geheel zonder een God op deuitgestrekte aarde. Jij werd een Esseen en als zodanig een magiër in optima forma*(* in beste vorm) Ik daarentegen bleef uiterlijk gezien een overtuigde Farizeeër enverrichtte als zodanig flinke wonderen van schijnbare vroomheid voor het blindevolk. En zo leefden wij beiden nu geruime tijd heel onschuldig verder.[7] De weg hierheen naar de oude visser Marcus zijn wij beiden voor ons plezierheel vaak gegaan. Hebben wij echter ooit ook maar het minste Voortekenwaargenomen dat voor ons beiden hier eenmaal het grootste levenslicht zouopgaan, dat wij juist hier de enig ware God, van wie wij niet één keer ondanks allezoeken ooit enig begrip konden krijgen, niet alleen begripsmatig, maar -incredibiledictu** (** ongelooflijk om te zeggen) - zelfs volkomen persoonlijk zouden lerenkennen, en dat op een manier die niet de minste twijfel laat bestaan? Kijk, zo gaathet met alle dingen vanuit God! Als men eigenlijk helemaal niets meer zoekt, danvindt men vaak duizendmaal meer dan men gezocht heeft![8] Je hebt je weliswaar daarstraks aan mij gestoord toen ik bepaalde uitlatingendeed die de Godheid van de Heer, waar absoluut niet aan te twijfelen valt, intwijfel trokken. Heimelijk beviel jouw ernst mij, en als het menens was geweestmet mijn voorgewende twijfel, -geloof me, dan had ik je ook wel van repliekgediend! Maar heimelijk verheugde ik me echt over jou; want ik dacht bij mezelf: 'Als je wist, waarom Ik nu eigenlijk precies mijn twijfels naar voren bracht, dan hadjouw hart moeten jubelen! Het verbaasde mij alleen, dat je daarbij de vrolijkegelijkmoedigheid van de Heer over het hoofd hebt gezien, en dat je de ware

Page 186: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

186

diepgang van de woorden die Raphaël tot jou richtte niet geheel vatte. Daarom zegik je nu nogmaals, dat de vele ervaringen die ik heb opgedaan van grote waardezijn! Vriend, wie Albions (Engelands de Uitg.) kusten heeft gezien, heeft beslistheel wat ervaren! [9] Als jij twintig vrienden uitkiest waarvan is gebleken dat zegoed en oprecht zijn, dan kun je er op rekenen dat er zich onder hen beslist eenverrader bevindt, die bij de eerste de beste gelegenheid een schurk kan zijn! Ik stahier aan het hoofd van negenenveertig collega's, kun jij dan met zekerheidaannemen dat er niet één bij is die met twee tongen praat?! Maar sapienti pauca* (*Een wijze heeft maar een half woord nodig), -je begrijpt me hopelijk; want menkan er nog altijd beter niet te hard over praten! Dat was ook de reden dat ik vantafel opstond om een eindje verderop iets vrijer een paar woorden met jou tekunnen wisselen. Op mijn vriend Floran kun je bouwen, dat klopt, maar danblijven er nog achtenveertig over; en het is zeer noodzakelijk dat we ons er van tevoren volledig van vergewissen hoe ze er innerlijk over denken voordat we methen een geheel nieuw veld gaan bebouwen![10] Jij was een volslagen atheïst, ik niet minder! Maar sommigen van dezenegenenveertig collega's waren daar altijd te dom voor; die geloofden in hetoverduidelijke bedrog van de tempel. Daarom kunnen het alleen maar bijgelovige,oerdomme fanatici zijn! En geloof me dat zulke mensen altijd gevaarlijker zijnvoor ons, ware mensen, dan een hele kudde leeuwen! Daarom is het hier zeker opz'n plaats om op onopvallende manier je verstand te gebruiken. En zie, dat ikschijnbaar tegen de Heer in opstand kwam, heeft goed gewerkt! De meesten gavenmij ongelijk en zijn het eens met de wijze Floran; er zouden er nog slechts een paarkunnen zijn die eerder op mijn hand zijn dan op die van Floran. Maar zelfs diemenen, dat ik mogelijkerwijs misschien toch wel een beetje te ver ben gegaan!En,beste vriend Roclus, oordeel nu naar eer en geweten, ten eerste of ik juistgehandeld heb, en ten tweede of ik net als Floran jouw vriendschap waard ben!'

Hoofdstuk 106: Het beperkte inzicht van de engelen in het denken van deHeer[1] Roclus zegt: 'Mijn zeer gewaardeerde Stahar, zoveel woorden waren daarwerkelijk niet voor nodig; want Ik wist met jou toch wel meteen :waar ik aan toewas, en ik denk werkelijk en hoop ook zeker dat wij belden, een en hetzelfde doeldienend, gezegend en succesvol zullen werken. De Heer zal ons met Zijn hulp nietverlaten, en daarom gaan wij vast een mooie toekomst tegemoet, die hier op aardewel nooit geheel, maar toch wel aan gene zijde schitterend in vervulling gaat. -Maar laten we. nu weer naar onze plaats gaan! De enigszins onaangename windwordt minder, en toch blijft het firmament met zijn ontelbaar vele sterren totaalhelder. Als ik me niet vergis, maakt de Heer aanstalten om weer iets te gaan doenof ons een nieuwe les te verkondigen, -en dan moeten we geheel oog en oor zijn!"[2] Stahar ziet dat ook en zegt: 'Ja, ja, je hebt gelijk, er gebeurt iets, en zo te zienweet ook Zijn naaste omgeving niet wat er te gebeuren staat! Cyrenius vraagt Hemblijkbaar heimelijk wat Hij van plan is; ma.ar deze keer schijnt de Heer niet

Page 187: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

187

rechtstreeks antwoord te willen geven! Ja, ja, mijn beste Cyrenius, een God is nogwel iets meer dan zo'n keizer van Rome.[3] Roclus zegt: 'Ik heb de indruk dat je nog altijd.een beetje in je maag zit met deRomeinen! Maar dat geeft met; want hier en daar hebben ze zich wel watoverdreven als heersers van de wereld opgesteld! Maar nu op onze plaats!'[4] Ze gaan nu beiden naar hun tafel. Als Stahar zijn plaats weer inneemt, vragenhem meteen enkelen wat hij toch allemaal met die Griek besproken heeft; Staharwijst hen echter terecht wegens zulke vrouwelijke nieuwsgierigheid en zegtvoorlopig niets. [5] Roclus wordt door Raphaël een beetje onder handen genomen:Wel, gaat het nu beter met je?"[6] Roclus zegt: 'Zeker; want nu weet ik uit eigen ervaring waar Ik aan toe ben metde oude Stahar en ik ben er bijzonder blij mee, dat ook door Stahar mijn meninghelemaal bevestigd wordt dat bijna geen enkele priester, welke leer hij ookaanhangt, zelf datgene gelooft wat hij de andere mensen te vuur en te zwaard laatgeloven! Want ook Stahar was, evenals ik, geheel en al atheïst, en hij is net, zoalsik, pas hier werkelijk in God gaan geloven. Maar nu geen woord meer hierover!Vriend uit de hemelen, merk je niet dat de Heer iets van plan is? Hij gaat ofwel ietsdoen ofwel iets zeggen'[7] Raphaël zegt: 'Inderdaad; want de Heer rust nooit en is altijd oneindig veel vanplan! Waarom zou Hij nu opeens minder van plan zijn dan anders?!'[8] Roclus zegt: 'Mijn hemelse vriend, dat weet ik even goed als jij; maar het gaater hier nu alleen maar om, of Hij nu niet iets heel bijzonders wil gaan doen!"[9] Raphaël zegt: 'Nu ja, je zult wel zien wat er gaat gebeuren. De Heer openbaartons dan ook niet altijd wat Hij wil doen, ofschoon wij de gepersonifieerdeuitdrukking zijn van Zijn aartswil (hoogste wil) .Wij staan het dichtst bij Hem alsuitvloeisel van Zijn oergoddelijke leven, willen en zijn, en in feite zijn we nietsanders dan de uitdrukking van de goddelijke wil en de goddelijke kracht; echterniet in Zijn persoonlijke wezen, maar wij zijn los daarvan aanwezig en werkend.Rondom God zijn wij zo ongeveer datgene, wat het uit de zon naar buitenstromende licht is, dat ook overal waar het maar komt alles met leven vervultontwikkelt, opwekt, doet rijpen en voltooit. [10] Als jij een spiegel naar de zon toehoudt, dan zie je in de spiegel precies de weerspiegeling van de zon, en delichtstraal die vanuit de weerspiegeling van de zon naar jou toestroomt zal jou evengoed verwarmen als de straal die direct uit de zon zelf komt; en als je dezonnestraal met een Alexandrijnse spiegel opvangt, die men ook wel een hollespiegel noemt, dan zal de weerkaatste straal een veel grotere licht en warmteontwikkeling te zien geven dan het licht dat direct van de zon naar buiten stroomt.En dat is wat wij aartsengelen in geestelijke zin zijn; ieder geestelijk vervolmaaktmens zal eveneens zo zijn, maar dan in een nog veel hogere graad.[11] Maar zoals desalniettemin toch geen enkele spiegel, ook geen Alexandrijnse,alles in zijn spiegelbeeld kan opnemen wat er in zijn totaliteit binnen in de zon isen gebeurt, zo kan ook ik niet in mijzelf waarnemen wat de. Heer in Zichzelf denkten besluit. Op het juiste moment begint Zijn wil dan wel naar buiten toe uit testralen en ik, evenals allen die zijn zoals ik, nemen die wil dan meteen volledig inons op en dragen hem uit in de gehele oneindigheid; daarom dragen wij ook

Page 188: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

188

vanwege deze eigenschap de naam 'aartsboden', omdat wij de uitdragers en deuitvoerders van de goddelijke wil zijn. En zie, mijn gewaardeerde vriend Roclus,ook nu besluit de Heer iets in Zichzelf; maar ik weet niet waar het uit bestaat,omdat de Heer het nog in Zichzelf vasthoudt en nog niet naar buiten laat stromen![12] O, er is in de Heer nog zo eindeloos veel wat wij niet kennen en ook nooitzullen kennen door middel van onze onderzoekingsdrang! Maar als Hij het wil, danworden wij het gewaar en dienovereenkomstig volop werkzaam. Trouwens, jijmoet ook zelf opletten! Er zal heel wat komen; maar wat dat is zullen we zekerspoedig te zien krijgen!" [13] Roclus begreep de woorden van Raphaël en had erbewondering voor dat hij ook met de Alexandrijnse spiegels bekend was, waarvanhij er tijdens zijn reizen in Egypte enkele gezien en uitgeprobeerd had en ook eenhad aangeschaft voor het instituut.

Hoofdstuk 107: Een voorspelling van de Heer over de toekomst: devolksverhuizing[1] Er ontstond nu tegen het midden van de zeer heldere sterrennacht een grotestilte. Aller ogen en oren waren uiterst gespannen op Mij gericht; want allenverwachtten een lering of een daad van Mij. En Ik liet hen een tijd lang in dezevoor hun ziel hoogst weldadige spanning.[2] Na ongeveer ruim een half uur verhief IK mij snel en zei met luide stem: 'Mijnkinderen, broeders en vrienden! Ik zie dat jullie er allemaal in zeer gespannenverwachting naar uitzien of Ik niet iets zal doen of zal zeggen. Maar waarlijk, Ikzeg jullie dat Ik dit keer verder niets te zeggen en te doen heb bij jullie; want Ikheb gedurende de tijd van zeven dagen dat ik bij jullie was bijna alles uitputtendbesproken, en gedaan wat voorlopig voor jullie nodig is om in de komende tijdMijn rijk volledig in je hart op te nemen. Maar jullie grote gespannenheid zet Meertoe aan om voor jullie nog steeds iets te zeggen en te doen, ofschoon ook Mijnledematen enigszins moe zijn geworden. Maar wat doet de liefde der liefde nietallemaal? Luister dus aandachtig en doe je ogen wijd open![3] Morgen nemen wij voor langere tijd afscheid en Ik zal over bijna een jaar dezestreek weer bezoeken en met Mijn voeten betreden; maar omdat Ik hier zo'n groteoverwinning heb bevochten en daarom een blijvend monument in de vorm van ditbadhuis en de nieuwe haven heb opgericht, dat niet gemakkelijk ooit geheelverwoest zal worden -behalve in een tijd dat het geloof aan Mij zal verdwijnen endaarmee de liefde -, wil Ik dan ook nog iets doen. Dan echter, als geloof en liefdeonder de mensen niet meer zullen bestaan, zullen hordes barbaren deze landenbinnenvallen en alle gedenktekens verwoesten van deze grote tijd, die zich sindsMozes tot aan Mij over deze landen heeft uitgebreid.[4] Dit zou wel gemakkelijk te verhoeden zijn; maar toch zal het niet verhoedworden. Dit badhuis zal nog wel bestaan en de haven, en het wordt niet verwoest inde tijd dat Jeruzalem zal vallen; maar toch zal het geen vijfhonderd jaar oudworden. Want Ik zeg jullie, met Jeruzalem zal het beginnen; maar de mensenzullen zich niets gelegen laten liggen aan de waarschuwing die aan Jeruzalem zaluitgaan, en ze zullen vervallen in allerlei arglist, wereldsgezindheid, kwaad, trots,

Page 189: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

189

leugen, zelf en heerszuchthoererij en echtbreuk. Dan zal er een volk opstaan in hetverre Oosten en deze landen overspoelen als een grote Egyptischesprinkhanenplaag en alles verwoesten: mensen, vee en alle steden, plaatsjes,dorpen en afzonderlijke woonhuizen, en dat volk zal dan de volkeren tot ver inAzië Afrika en Europa onderwerpen, net zo lang tot er over alle goddelozen eengroter en algemener gericht zal komen![5] Maar allen die Mij in hun geloof en hun liefde trouw zullen blijven, zullen voorhet gericht gespaard worden; want Ikzelf zal Mij voor hen met het zwaardomgorden en voor hen te velde trekken. En iedere vijand zal moeten wijken voorMijn zwaard! Het zwaard zal heten 'Immanuel' (God de Heer met ons), en descherpte ervan zal de waarheid zijn, en de aanzienlijke zwaarte ervan de liefde vanGod, de Vader van Zijn trouwe kinderen. Wie wil strijden, moet dat doen met descherpte van de waarheid uit God en met de kracht van de liefde uit het hart van deVader van eeuwigheid! Met dit wapen toegerust zal hij triomferen over iederevijand van Mijn naam, en derhalve over de vijand van het leven en de waarheid!"

Hoofdstuk 108: Het tijdperk van de techniek[1] (De Heer:) 'Tenslotte zal er een tijd komen dat de mensen erg knap en handig inalle dingen zullen worden, en allerlei machines zullen bouwen die alle menselijkearbeid zullen verrichten als levende, met verstand begaafde mensen en dieren;daardoor zullen echter vele mensenhanden werkeloos worden, en de maag van dearme, werkeloze mensen zal veel honger kennen. De ellende van de mensen zaldan een ongelooflijke hoogte bereiken. Dan zullen er weer mensen door Mijworden opgewekt, deze zullen meer dan tweehonderd jaar lang de waarheid vanMijn naam verkondigen. Degenen die hun woorden ter harte zullen nemen, zal hettot heil strekken, ofschoon hun aantal maar klein zal zijn![2] En als het aantal zuivere en goede mensen zoals in de tijden van Noach sterkzal afnemen, dan zal de aarde nogmaals geteisterd worden door een algemeengericht, waarbij noch de mensen, noch de dieren, noch de planten gespaardworden. Dan zullen de mensen niets meer hebben aan hun vuur en dood spuwendewapens, niets aan hun vestingen en hun IJzeren wegen, waarop ze met de snelheidvan een afgeschoten pijl zullen voortsnellen; want uit de lucht zal een vijandkomen en allen vernietigen die steeds kwaad hebben gedaan. Dat zal werkelijk eentijd zijn van ware zuivering, zoals destijds in de tempel.[3] Wat Ik onlangs in Jeruzalem in de tempel met de geldwisselaars enduivenhandelaren heb gedaan, dat zal Ik dan op grote schaal doen op de geheleaarde. Ik zal alle handelshuizen en geldwisselplaatsen vernietigen door de vijand,die Ik vanuit het verre luchtruim naar de aarde zal zenden als een bliksemschichtmet veel geraas en gekraak. Waarlijk, daartegen zullen alle legers van de aardetevergeefs vechten; maar Mijn weinige vrienden zal de grote, onoverwinnelijkevijand geen leed aandoen, hij zal ze sparen voor een geheel nieuwe kweekplaats,waaruit nieuwe en betere mensen zullen voortkomen![4] Begrijp dit goed! Denk vooral niet dat Ik dat allemaal zo wil hebben en dat hetdaarom al allemaal zo bepaald zou zijn! Dat alles zij verre van MIJ en jullie! Maar

Page 190: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

190

het zal zijn als vóór de tijd van Noach: de mensen zullen van hun omvangrijkewereldse kennis en hun verworven kundigheden een steeds slechter gebruik makenen geheel uit vrije wil allerlei gerichten uit de diepten van Mijn schepping overzichzelf en tenslotte over de gehele aarde afroepen. Maar daar zeg ook Ik dan metjullie, Mijn achtenswaardige Romeinen: Volenti non fit iniuria!*( *Aan degene,die wil, geschiedt geen onrecht!) [5] Ja, mensen die maat weten te houden en hungrenzen kennen, zullen alles hebben en zich allerlei gerieflijkheden voor het aardseleven verschaffen en hun handen sparen voor zware werkzaamheden, om zo des temeer tijd te verkrijgen voor de bewerking en veredeling van hun hart en ziel, en zezullen allen op gelijke wijze gedurende hun hele leven vol vreugde zijn in Mijnnaam; en onder hen zal niemand lijden en treuren, behalve iemand die moedwilligzondigt tegen iedere bestaande orde in Mijn naam![6] Maar wanneer met de op natuurlijke wijze toenemende kundigheid van demensen ook hun zelfzucht, hebzucht en heerszucht zal toenemen en gelijktijdig deverduistering van de gemoederen der mensen, dan kunnen de slechte gevolgendaarvan natuurlijk niet uitblijven! Want als jullie je voeten snel aldoor maar verderen verder verplaatsen, kan het gevolg van het snelle voorwaarts gaan nietuitblijven. En wie met het voorwaarts lopen aarzelt, moet ook aanvaarden dat hijzelfs door een slak ingehaald wordt. Van een hoogte naar beneden vallenveroorzaakt, zoals bekend, de dood van het lichaam; maar als iemand dat uitervaring weet en dan toch van een grote hoogte in de diepte springt, -wat is datdan? [7] Zie, dat is blinde moedwil, en het kwade gevolg daarvan wordt nietveroorzaakt door Mijn wil, maar door de onveranderbare wet van Mijn eeuwigeorde, die met op een speciale plaats, en al helemaal niet in het algemeen opgehevenkan worden! Of denken jullie soms dat Ik het vuur zijn vernietigende hitte moetafnemen, opdat een dwaas die zich in het vuur stort geen schade zal lijden?! Ofmoet Ik het water de eigenschap ontnemen dat het water is waarin de mens spoedigstikt, als hij er ofwel door eigen onvoorzichtigheid, of door geweld van iemandanders of moedwillig invalt?!'

Hoofdstuk 109: Over het gericht dat de mensen zelf veroorzaken[1] (De Heer: 'Kijk naar de bergen. vol bossen en struiken! Kijk, deze zuigen in debenodigde juiste hoeveelheid alle voor hen geschikte natuurgeesten (elektriciteit,magnetisch fluïdum) op. Ga maar eens alle bergen ontbossen, dan zullen jullie degevolgen daarvan, die zeer bitter smaken al binnen korte tijd merken! Daardoorzullen grote massa's vrije ruwe natuurgeesten de lucht, die de hele aarde omgeeft,steeds meer gaan bevolken. Omdat deze natuurgeesten geen geschikte behuizing enwerkterrein kunnen vinden, zullen ze zich massaal gaan verenigen en door hunonrust en door hun honger en dorst (neiging tot assimileren) de verschrikkelijksteen alles vernietigende stormen veroorzaken en hele landen zodanig te gronderichten, dat daar honderd of duizend jaar lang niets anders te voorschijn zal komendan hier en daar een mosplantje, zoals er op de wijde aarde tegenwoordig nogsteeds zulke uitgestrekte plaatsen en vlaktes zijn, waar men vele dagen doorheen

Page 191: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

191

kan trekken en waar even weinig groeit als op de woeste en doodse kalksteen aande oevers van de Dode Zee in Beneden Palestina, waarheen de Jordaan stroomt.[2] Ja, is dat daarom soms Mijn wil? O neen! Want omdat het noodzakelijk is datde mensen vrij willen en ook vrij moeten handelen om ook in de geest mens teworden, wil Ik Zelf helemaal niets -al maken de mensen het nog zo bont -, maar Iklaat enkel toe dat de mensen ongestoord datgene bereiken waar ze zich zo vooringespannen hebben, alsof al hun levensgeluk daarvan afhing. Of de gevolgen dangoed of slecht zijn, dat maakt voor Mij geen verschil! Zelf scheppen, -zelf hebben!Ook al weet Ik wat er daarna verder zal gebeuren, dan kan en mag Ik toch niettussenbeide komen met Mijn almacht; want als Ik dat doe, dan houdt de mens opeen mens te zijn. Dan is hij alleen maar een tot leven gebrachte machine en verderniets en kan voor zichzelf en voor Mij eeuwig geen waarde hebben. Want dan lijkthij op een schrijver die uit zichzelf nog geen lettergreep kan schrijven, en wanneerhij dan toch moet schrijven, zijn hand van A tot Z moet laten leiden door iemanddie wel de schrijfkunst machtig is; en als hij op deze wijze een artikel heeftgeschreven, begrijpt hij dit zelf toch nog niet. Ook al heeft hij op deze manierhonderdduizend brieven geschreven, dan is hij zelf toch evenmin een schrijver alsde pen waanneer hij heeft geschreven. Ook de mens van deze aarde zou evenmineen mens zijn, als zijn vrije wil niet constant onaangetast zou blijven, en zo ookzijn handelen daarnaar.[3] De wil kan wel door allerlei lering en wetten gereguleerd worden; maar nocheen leer noch een wet is voor de vrije wil een belemmering om datgene uit tevoeren wat hij wil. Als de wil van de mens een leer of een wet als richtsnoer voorzijn handelingen wil aannemen, dan zal hij zichzelf daar zonder enige innerlijkedwang naar richten; wil hij dit echter niet dan kan geen enkele macht van dewereld en van de hemelen hem daartoe dwingen -en mag dit ook niet! Want zoalsgezegd, zonder de vrije wil is de mens geen mens meer, maar een pure door denatuur levend gemaakte machine, net zoals de machines die de mensen in de loopder tijd zullen uitvinden en die hetzelfde kunstige werk zullen verrichten, waartoenu nog nauwelijks iemand in staat is. Maar niettemin zal zo'n machine geen menszijn, noch wat vorm betreft en nog minder wat betreft het vrij kunnen werken vanhet inwendige; want dat heeft geen vrije wil en kan daarom ook eeuwig geenzelfstandige handeling uit zichzelf verrichten. Wat de wil van de mens erin heeftgelegd, zal de machine ook verrichten, en nooit of te nimmer iets anders.[4] De mens echter kan uit zichzelf alles wat hij maar wil, en niemand kan hem datbeletten. En zo kan de mens met de aarde die zijn lichaam draagt en voedt, doenwat hij wil, en moet dan meestal door de gevolgen ervan leren of zijn wil goed ofslecht was. [5] En om die reden heeft ieder mens een verstand en het daaruitvoortkomende oordeel. Hij kan daarom door lering, door wetten van buiten af endoor allerlei ervaring wijs worden gemaakt en kan dan voor het goede, juiste enware kiezen en zichzelf in zijn handelen daarnaar richten; maar dan is hij daarbijtoch niet aan dwang onderworpen, want hij kiest immers zelf vrij wat hij als goed,juist en waar erkent.[6] Dat mensen echter meestal om tijdelijke, aardse redenen vaak alles wat zij alsgoed,juist en waar erkend hebben toch met voeten treden en in hun handelen juist

Page 192: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

192

het omgekeerde blijken te doen, kunnen wij nu al dag in dag uit maar al teduidelijk aan honderden mensen zien, en daaruit blijkt dan weer dat de vrijheid vande menselijke wil door niets bedreigd of beperkt kan worden. En zo is het ookgoed mogelijk dat de mensen in de loop der tijden grote dingen kunnen uitvinden,en op die manier ook zo kunnen gaan inwerken op de natuur van de aarde dat hetuiteindelijk gewoon niet anders kan dan dat deze lek wordt. De gevolgen daarvanzullen natuurlijk niet aangenaam zijn en lijken op een zekere straf voor de verkeerdgebruikte wil, maar ze zijn op geen enkele manier door Mij gewild, maar door dewil van de mensen veroorzaakt. [7] Willen de mensen nog een keer een zondvloed,dan hoeven ze de bergen maar ijverig af te graven en te doorboren, dan zullen zedaardoor de sluizen openen voor de onderaardse wateren! Willen ze de geheleaarde in vlammen zien, dan hoeven ze maar ijverig alle bossen te vernietigen, ende natuurgeesten (elektriciteit) zullen dermate toenemen, dat de aarde opeens ineen bliksemvuurzee gehuld zal worden! Ben Ik het dan soms, die de aarde door hetvuur wil teisteren?! Leer daarom de mensen om wijs te zijn, omdat ze anders zelfhet gericht over zich zullen oproepen! Ik weet echter dat het zal gebeuren, en tochkan en mag Ik niet belemmerend daartegen optreden door Mijn almacht, maarslechts door de leer. Begrijpen jullie dat?"

Hoofdstuk 110: De toekomstige teistering van de aarde. De kinderen van Godzullen geborgen zijn[1] Cyrenius zegt: 'Begrepen hebben we het zeker; maar dit begrip heeft weinigtroostends voor de mensen van deze aarde! Wat heeft de beste leer voor zin, als demensen daar mettertijd weer afvallig van kunnen worden en dan bijdragen tot hette gronde richten van de hele aarde! Ja, als wij, die nu Uw getuigen zijn, eenminstens duizendjarig leven zouden hebben en onze jongste leerlingen dan ook nogeens zo'n lang leven, dan zou dat voldoende zijn om de leer zuiver te houden; maarals U ten eerste Zelf volgens Uw niet onduidelijke woorden daarover, deze aardelichamelijk verlaat, en ten tweede de tekenen ook zeldzamer zullen worden, -ja,dan weet ik niet wie er dan de schuld van is als de aarde door de pure domheid vande mensen uiteindelijk geheel en al te gronde wordt gericht! Wat heeft het voor zinals de aarde van nu af aan nog ternauwernood een paar duizend jaar behoudenblijft, maar dan kennelijk toch nog te gronde wordt gericht?'[2] IK zeg: 'Vriend, ook al zul je in die tijd niet zo grofstoffelijk voortleven als jenu leeft, denkt en spreekt, toch zul je als geest, in een veel helderder bewustzijnvan jezelf, krachtiger en machtiger voor eeuwig voortleven, en je zult oog enoorgetuige zijn van alles wat er zal gebeuren en door Mij noodgedwongen wordttoegelaten; en dan zul je het zeker allemaal juist vinden, en je zult zelf nog heelwat bijdragen aan de tuchtiging van de mensen, en je zult samen met miljoenenandere geesten Mij vele malen verzoeken de aarde een nieuwe inrichting en vormte geven! Maar Ik zal jullie dan altijd tot geduld en liefde manen.[3] En als het op de aarde dan ooit echt flink tekeer begint te gaan, dan zul jij inMijn rijk grote vreugde hebben en zeggen: 'Nou, eindelijk laat de Heer vanwege deten hemel schreiende ongerechtigheid der mensen ook op de materiële aarde weer

Page 193: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

193

eens Zijn tuchtroede voelen!' En je moet ook niet vergeten, dat Ik het nooit heblaten ontbreken aan mannen die van Mijn geest vervuld zijn, ook niet onder deonwetendste heidenen! Er gingen nooit vijftig jaar voorbij, -of er waren weermannen die de mensen de juiste weg wezen! Thans kwam Ikzelf als mens op dezeaarde, die voor het grootste is bestemd; na Mij zullen er steeds tot aan het eind vande wereld mannen gestuurd worden naar de kinderen van de wereld en deze zullenook steeds velen bekeren tot het ware licht.[4] Er zal van deze leer die Ik nu aan jullie heb gegeven, geen letterverloren gaanen toch zal dat voor de grote wereld in z'n algemeenheid niet zo belangrijk zijn;want deze zal, zolang er materie bestaat en noodzakelijk moet bestaan, zich met hetpuur geestelijke element in een voortdurende strijd bevinden. Maar daar hoeftniemand bang voor te zijn; want altijd zullen er vele geroepenen zijn, maardaaronder ook altijd weinig uitverkorenen![5] Voor degenen die zich naar deze uitverkorenen zullen voegen, zal de aarde nogaltijd een veilig plaatsje hebben; maar degenen die in hunhart te doof en te blindzijn, zullen van tijd tot tijd steeds weer als onkruid van de zuivere tarwegescheiden worden. [6] De aarde zal daarom evenzo voortbestaan als zij naNoach's tijd heeft gedaan, en ze zal Mijn kinderen die meer verlicht zijn, dragen;alleen het al te erg toegenomen vuil zal van de aarde verwijderd worden en in eenandere reinigingsplaats terecht komen, waar het in Mijn eeuwig grote rijk waarlijkniet aan ontbreekt en ook eeuwig nooit aan zal ontbreken. Maar zulke wezensworden nooit Mijn kinderen, want daarvoor is nodig dat men Mij goed kent enboven alles liefheeft.[7] Want nu spreek Ik niet tot jullie als de wonderarts Jezus van Nazareth, maar alsHij, die in Mij woont van eeuwigheid, -als de Vader vol liefde en erbarming spreekIk tot jullie, en als de enige God die zegt: 'Ik ben de Alpha en de Omega, heteeuwige begin en het eindeloze, eeuwige einddoel van de gehele oneindigheid;buiten Mij bestaat er geen enkele andere God!

Hoofdstuk 111: Het einde van de aardse materie[1] (De Heer:) 'Daarom zeg Ik tegen jullie: Wie Mij reeds hier of toch in iedergeval aan gene zijde uit alle macht zal zoeken, vinden en herkennen en dan bovenalles zal liefhebben en zijn naaste met alle geduld zoals zichzelf, die zal Mijn kind,dus Mijn zoon of Mijn dochter zijn! Maar degene die Mij niet zal zoeken, niet zalvinden en niet zal herkennen, en dus ook niet lief zal hebben, en die dan ook volliefdeloosheid zal zijn tegenover zijn medemens, die zal het ook eeuwig nooit totMijn kindschap brengen! Want Mijn kinderen moeten even volmaakt zijn als Ik,hun ware Vader, Zelf volmaakt ben! [2] De later zeer wel mogelijk gezuiverdewereldkinderen zullen echter geestelijke bewoners van die werelden zijn, en in demet hen overeenstemmende gezelschappen verblijven waarin ze gezuiverd werden;maar in het huis van de eeuwige Vader in het centrum van de allerhoogste hemelzullen ze nooit in en uit gaan zoals Mijn ware kinderen, die met Mij steeds degehele oneindigheid zullen richten, eeuwig en eeuwig.

Page 194: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

194

[3] Deze aarde zal na de voorspelde laatste grote zuivering evenals nu mensen enmensen dragen; maar deze toekomstige mensen zullen zeer veel beter zijn dan dehuidige, en ze zullen aldoor Mijn levend woord hebben.[4] En als ooit de aarde na voor jullie ondenkbaar vele jaren al haar gevangenenuitgeleverd zal hebben, zal zij zelf in de lichtzee van de zon in een gééstelijkeaarde veranderen. Want de alleronderste huls of schil, waarin vroeger de levendegeesten en zielen woonden, lijkt op puimsteen, dat, ofschoon het geen eigenlijklevenselement meer is, toch altijd nog een grove en verscheurde organischematerie is en gerichte geesten van de allerlaagste soort in zich draagt.[5] Wat moet er met dit substraat, als al het intelligente leven zich hieruit vrij heeftgemaakt? Moet het als een min of meer uitgebrande klomp puimsteen, dat geenenkele verdere bestemming meer heeft, als volledig dood in de eindeloze ruimteronddrijven? Of zou het toch nog iets moeten of kunnen zijn in de sferen van delevende en op de meest verschillende manieren voleindigde geesten? Ja, het moetiets zijn; want niets kan in de eindeloze ruimte, die ook Mijn rijk is en Mijn eeuwigwoonhuis, als geheel dood en zonder enige bestemming ergens bestaan! Maar alser van een bestemming sprake is, dan is dit zeer zeker een geestelijke bestemming,die eeuwig duurt omdat er nooit ergens een materieel eeuwige bestemming kanzijn. [6] Iedere materie, als een wat ruimte en tijd betreft op zichzelf beslotengeheel, kan immers alleen maar een tijdelijke bestemming hebben. Heeft zij hierechter gedurende een bepaalde periode geheel aan beantwoord, en is hiermee alsmet een medium een hoger levensdoel bereikt, en is de materie die vroeger eenbruikbaar en gezond vat was voor een bepaald doel, half vergaan en verbrokkelden vol gaten en zodoende voor een soortgelijk ander doel volledig onbruikbaar, watzou er dan verder nog van die puimsteen moeten worden?[7] Kijk eens naar een emmer bij een waterput! Wat gebeurt daarmee nadat dezevele jaren lang dienst heeft gedaan bij het water putten? Kan deze volledig vergaanen vol gaten nog verder gebruikt worden bij het water putten? Neen; daarom zal hijweggehaald en verbrand worden; daardoor lost hij volledig op in rook, lucht en eenbeetje as, dat na verloop van tijd door de vochtigheid van de lucht eveneens in eeneenvoudige luchtsoort wordt opgelost en in die opgeloste luchttoestand pas weerdienst kan doen als een goede basis van het reële geestelijke zijn. En ook alontstaat hieruit niet meer een en dezelfde wateremmer, er kan toch weer een hoogstteer en subtiel omhulsel van gemaakt worden, dat drager van het levende water uitMij kan worden"

Hoofdstuk 112: De materiële werelden zullen ooit in geestelijke veranderdworden. Kinderen en schepselen van God.[1] (De Heer:) 'En wat er met de oude wateremmer gebeurt door het verstand vande mensen, of wat er in ieder geval toch naar alle waarschijnlijkheid mee kangebeuren, dat zal later ook ooit met de aarde gebeuren en met alle anderehemellichamen, zelfs met de oercentraalzonnen; en daaruit ontstaan dan volkomengeestelijke werelden om de zalige geesten te dragen en hen tot woonplaats tedienen. [2] En deze hemellichamen zullen dan niet alleen uitwendig, maar veel

Page 195: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

195

meer inwendig bewoond zijn in al hun van binnen aanwezige levenstempels, dieovereenkomen met de vroegere organisch materiële vormen.[3] Dan zullen de mensen als voltooide geesten pas de inwendige hoedanigheidvan de werelden die hen eens hebben gedragen, volkomen leren kennen, en in allevreugde zal hun verbazing geen einde nemen over de buitengewoon wonderlijkgecompliceerde, inwendige organische inrichting ervan, van de kleinste tot degrootste organen. [4] De op zichzelf kleine, lichtloze planeten, zoals deze aarde,haar maan, de zogenoemde Venus, Mercurius, Mars, Jupiter en Saturnus en nogmeer soortgelijke planeten die bij deze zon horen, zullen na voor jullie ondenkbaarvele aardse jaren geheel in de zon opgaan, evenals de vele kometen die later ookmensendragende planeten worden, deels doordat er zich op bepaalde ogenblikkentelkens een verenigt met een planeet die reeds mensen draagt, en deels omdat zerijp geworden, een zelfstandige planetaire eenheid zijn.[5] De zon en haar vele, vele medezonnen zullen in hun speciaalmiddenzon*(*oorspronkelijk: Spezialmittelsonne) opgaan, deze middenzonnen, die eenbuitengewoon hoge leeftijd kunnen hebben en waarvoor een aeon (deciljoen maaldeciljoenen) aardse jaren een jaar is, zullen opgelost worden in de centraalzonnenvan de zonnegebieden**,(**oorspronkelijk: Sonnengebietszentralsonnen) dienatuurlijk in al hun bestaansverhoudingen -om het in Arabische getallen uit tedrukken -miljoenen maal miljoenen malen groter zijn dan hunvoorzonnen***.(***oorspronkelijk: Vordersonnen) Deze centraalzonnen van dezonnegebieden zullen wederom oplossen in de volgens dezelfde verhoudinggrotere zonnenal-centraalzonnen, en deze tenslotte in de enige oercentraalzon,waarvan de massale omvang voor jullie begrippen werkelijk onmeetbaar is.[6] Maar waarin zal die dan uiteindelijk oplossen? In het vuur van Mijn wil, envanuit deze uiteindelijke oplossing zullen dan alle hemellichamen terugkeren naarhun vroegere orde en dienstbaarheid, maar geestelijk, en dan zullen ze geestelijkeeuwig voortbestaan in al hun pracht, grootsheid en wonderbaarlijkheid.[7] Natuurlijk moeten jullie je die tijd niet zo voorstellen, alsof dat allemaal albijvoorbeeld morgen of overmorgen zal gebeuren, maar als jullie voor iederzandkorreltje, zoveel als de hele aarde er zou kunnen bevatten, één jaar aardse tijdnemen, dan zou dat nauwelijks genoeg zijn voor de bestaansperiode van demateriële aarde. Daarom kan men zich het veel langere bestaan van de zonhelemaal niet voorstellen, en natuurlijk nog veel minder het bestaan van een van deeerder genoemde centraalzonnen, van de centraalzonnen van de dieper gelegenzonnegebieden, en nog enorm veel minder kunnen jullie je de voor jullie nooit teberekenen duur van de zonnenal-centraalzonnen voorstellen en al helemaal nietvan een oercentraalzon, -en dat wordt nog minder voorstelbaar zolang de zonnennog steeds nieuwe hemellichamen zullen voortbrengen, en de centraalzonnen nogsteeds nieuwe planetaire zonnen, en de oercentraalzonnen ook nog steeds helelegers zonnen van elke soort voortbrengen.[8] Maar ondanks deze voor jullie onmetelijke duur van de grote hemellichamenzal eens hun tijd toch afgelopen zijn en daarmee zal opnieuw eenscheppingsperiode zijn voltooid en afgesloten, waarna.dan in een eindeloos verweg gelegen scheppingsruimtegebied naar een nieuwe schepping zal worden

Page 196: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

196

voortgeschreden, waaraan jullie, zoals ook aan nog talloos vele nieuwplaatsvindende scheppingen, deel zullen nemen, begaafd met een steeds groteremachtsvolkomenheid, -maar alleen als Mijn ware kinderen.[9] Want wie langs de voorheen geschetste weg het kindschap. van God nietbereikt zal hebben, zal weliswaar als een voltooid, verstandig en toch welgelukzalig schepsel op zijn geestelijke aarde blijven, leven, handelen en wandelen,en zal zelfs andere aangrenzende geestelijke werelden bezoeken - ja, hij zal doorzijn gehele hulsglobe kunnen trekken!-, maar verder dan dat zal het eeuwig nietkomen, en de behoefte tot een daadwerkelijk verlangen naar iets hogers zal ookniet in. Hem opkomen. [10] Maar Mijn kinderen zullen steeds bij Mij zijn en metMij als vanuit één hart denken, voelen, willen en handelen! Daarin zal heteindeloos grote verschil liggen tussen Mijn ware kinderen en de met rede en.verstand begaafde gelukzalige schépselen. Zorg er daarom goed voor dat jullie ooitdeugdelijk en waardig bevonden zullen worden om Mijn kinderen te zijn!

Hoofdstuk 113: De mensen van de sterrenwerelden en het kindschap van God[1] (De Heer:) 'Ik zeg jullie, dat er in de voor jullie onmetelijke ruimte talloos velehulsglobes zijn! In iedere hulsglobe, die op zich al een voor jullie nooit meetbareruimte inneemt, omdat deze aeonen maal aeonen zonnen en zonnegebieden bevat,leven zeker talloos vele geschapen mensen, ofwel nog in hun lichaam of al puurgeestelijk; zij hebben op hun manier gewoonlijk een zeer helder verstand, en eenheel precies oordeel dat vaak zo exact is, dat jullie je daar nog lang niet meekunnen vergelijken. [2] Deze mensen hebben ook af en toe op dromen gelijkendevermoedens dat er ergens kinderen van de allerhoogste, eeuwige geest bestaan,.enze koesteren heel in het geheim ook niet zelden het verlangen om tegen iedere prijsMijn kinderen te worden; maar meestal is zoiets absoluut onmogelijk. Want allesmoet in de eigen orde blijven bestaan, zoals bij een mens, bij wie ook de delen enorganen van het kniegewricht niet in de edele ogen van het hoofd veranderdkunnen worden en de tenen van de voeten in ieder geval niet gemakkelijk in deoren. Alle ledematen van het lichaam moeten blijven wat ze nu eenmaal zijn; enook al verlangen de handen nog zo zeer om ook te kunnen zien, dat helpt niets, -zeblijven geheel gezond en gelukkig blinde handen, krijgen echter toch ruimvoldoende licht door de edele ogen in het hoofd. .[3] Zo hoeft de aarde ook geen zon te zijn om haar anders duistere grond teverlichten; ze krijgt immers voldoende licht van de ene zon. Van de voeding dieeen mens tot zich neemt, moeten alle delen van het lichaam, ieder op zijn eigenmanier gevoed worden, dus ook de ogen en het hart. Maar alleen de zuiverste enmeest met het licht verwante deeltjes worden tot voeding van de ogen verheven, ende meest met het liefdeleven verwante psychische zielsdeeltjes worden met delevenssubstantie van het hart geassimileerd; en hoe grover de deeltjes zijn des tegrover zijn de meest verschillende lichaamsbestanddelen die daarmee gevoedworden. Het zou het oog zeer slecht bekomen als deeltjes, die als voeding van eenbot geschikt zijn, in het oog terecht zouden komen.

Page 197: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

197

[4] En zo zou het ook in de algemene, grote scheppingsorde slechte gevolgenhebben, als Ik toeliet dat mensen van andere werelden Mijn allereigenstehartskinderen zouden worden. Een enkele keer is er wel zo'n toelating mogelijk;maar daar zijn grote louteringen voor nodig en vergaande voorzieningen envoorbereidingen! Het eerst krijgen ofwel de zielen van deze zon deze genade, of deaartsengelen die de plicht hebben om hele hulsglobes te beheersen en te leiden enin stand te houden volgens de beste orde die in een gericht heerst. En hoe geweldiggroot ze ook in alles zijn, ze moeten er genoegen mee nemen om hier evenals Ikklein te zijn en ze moeten zich iedere deemoediging laten welgevallen.[5] Ook vanuit de centrale zon van dit systeem, waartoe ook de zon behoort,kunnen zielen op deze aarde overgeplaatst worden om Mijn kindschap teverwerven; dit is ook mogelijk vanuit de zonnegebieds- en de zonnenalcentraalzon.Echter alleen uit het gebied van hetzelfde zonnenal waarin zich deze aarde bevindt,kunnen ook nog zielen hierheen komen, -maar vanuit de algemene oercentraalzonniet gemakkelijk meer, omdat de zielen van die noodzakelijkerwijs enorme,reusachtige mensen te immens veel substantie in zich hebben, dan dat zeopgenomen zouden kunnen worden door het kleine lichaam van een mens van dezeaarde. [6] Maar ofschoon er in veel grote gebieden op die immens grote wereldzondermate lichamelijk grote mensen leven, dat hun hoofd op zichzelf al minstensduizend maal zo groot is als deze hele aarde, is toch zelfs het zwakste van Mijnware kinderen op deze aarde, door Mijn geest in het hart van zijn ziel, al eindeloosveel machtiger dan myriaden van die groter dan werelden zijnde mensen van deoercentraalzon.[7] Bedenk daarom goed wat het betekent om een kind van de allerhoogste God tezijn, en wat voor grote, ongerichte en onaangetaste vrije wilsbeproeving ervoorvereist zal zijn om de ziel één te doen worden met Mijn geest in jullie, wat voorjullie de enige weg is om pas helemaal Mijn kinderen te kunnen worden!"

Hoofdstuk 114: De grote scheppingsmens en de aarde[1] (De Heer:) 'Jullie kunnen je nu inderdaad terecht afvragen waarom nu juistdeze kleine aarde en haar kleine mensen deze eer en genade hebben gekregen,want in de eindeloze scheppingsruimte is immers een ontelbaar aantal zeer grote enheerlijke lichtwerelden, die veel geschikter zouden zijn om Gods kinderen tedragen, te voeden en te voorzien van alles wat daarvoor nodig is. Zo zouden dewereldgrote mensen van de oercentraalzon immers meer aanzien hebben alskinderen van God dan de onder het stof zittende wormen van deze kleine aarde! -Naar de uiterlijke schijn te oordelen zou er inderdaad niets of in ieder geval nietveel tegen deze vraag in te brengen zijn; maar gezien de innerlijke verhoudingenvan de dingen des levens zou dat zelfs een soort onmogelijkheid zijn.[2] Het organisme van ieder mens heeft dichtbij het midden van het hart zijnlevenszenuw, een minuscuul klompje, van waaruit het gehele overigelichaamsorganisme van leven wordt vervuld. De delen van dit ene hartzenuwklompje hebben de eigenschap dat ze de levensether uit het bloed en uit deingeademde lucht zodanig naar zich toetrekken, dat ze daardoor ten eerste zelf

Page 198: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

198

buitengewoon levensactief blijven en vervolgens ten tweede deze levensactiviteitaan het hele organisme meedelen en daardoor het hele lichaam op passende wijzevan leven voorzien.[3] Wanneer Ik jou een voet zou afhakken of een hand, dan zou je voortleven zoalsje dit bij veeloude soldaten kunt zien, bij wie tijdens gevechten handen, voeten,oren en neuzen werden afgehakt, en die toch nog, zij het verminkt, verder leven;maar de geringste verwonding van het hart, waarin zich de kleine centralelevenszenuw bevindt, heeft ogenblikkelijk de lichamelijke dood tot gevolg.[4] En zoals deze voorziening in het menselijk lichaam is getroffen, zoals ook in dewarmbloedige dieren, zo bestaat deze voorziening ook in de grotescheppingsruimte: Alle talloos vele hulsglobes vormen in hun totaliteit eenimmens, voor jullie begrippen eindeloos groot mens. In deze mens is de hulsglobewaarin wij ons bevinden het hart, en juist deze aarde is de buitengewoon kleinelevenszenuw voor deze hele grote mens; deze levenszenuw bevindt zich niet in hetcentrum van het hart, maar meer links daarvan.[5] In het centrum van het hart bevindt zich weliswaar ook een zeer grootzenuwcomplex, maar dat is niet de plaats waar het centrale leven is gevestigd. Hetis enkel een werkplaats waar de voedingsstof voor het leven, die uit het bloed enuit de lucht komt, opgenomen en bewaard wordt. Van daaruit neemt de centralelevenszenuw deze voedingsstof pas op en bevrucht of zegent deze eerst als eenvoor het leven geschikte substantie, dat wil zeggen voor het tijdelijke, natuurlijkemeeleven van de ziel, want zonder deze zenuw zou de ziel helemaal niet inverbinding kunnen treden met het organisme van het lichaam.[6] Deze levenszenuw waarover wij nu spreken, bevindt zich ergens aan delinkerkant van het hart en is een uiterst onaanzienlijke, buitengewoon kleine cel, tevergelijken met een héél kleine ganglioncel onder de bal van de kleine teen aan delinker voet en een overeenkomstige onder de kleine teen van de rechtervoet. Dezegevoelscellen, waar alleen maar de opperhuid overheen ligt, zijn de centralegevoelszenuwgeleiders van de voeten, -en wie heeft daar oog voor, en wie weet,dat ze dat zijn?! [7] Wanneer iemand lichamelijk het ongeluk zou hebben om dekleine tenen van zijn voeten te moeten missen, dan zou hij heel moeilijk kunnenlopen, -veel moeilijker dan wanneer hij zijn grote tenen had moeten missen. Nukan er iemand opstaan en vragen: 'Maar waarom zijn, Heer, nu juist de kleinstedingen in Uw onmetelijke schepping meestal het belangrijkst?'[8] Dan stel Ik echter een tegenvraag en zeg: 'Waarom is dan al bij jullie, mensen,de grondsteen voor een huis vaak meer dan duizendmaal kleiner dan het hele huis,dat aan de goed gelegde grondsteen zijn belangrijkste steunpunt heeft? Waaromzijn er dan zoveel leugens, terwijl het rijk der waarheden eigenlijk maar éénbasiswaarheid heeft? Waarom is de eik zo'n grote boom, terwijl de kiem in haarvrucht, waarin al talloos vele eikenbomen van de grootste soort besloten liggen, zoklein is als een allerkleinst zandkorreltje?'[9] Er zijn, Mijn lieve kinderen en nu vrienden, in de grote schepping nog heel veeldingen waarvan het doel en de hoedanigheid jullie enigszins vreemd zouvoorkomen als jullie alles in de schepping zouden kennen. Als Ik jullie nu openkele van deze eigenaardigheden zou wijzen, dan zouden jullie zeer verbaasd zijn

Page 199: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

199

en zeggen: 'Neen, Heer, dat kan toch onmogelijk zo in elkaar zitten; want het gaatte veel tegen elk normaal begrip in! , Kortom, geen van jullie zou het nu kunnenbegrijpen; en om er slechts een zeer klein gedeelte van te bespreken zouden er wattijd betreft meer millennia nodig zijn dan er zand in de zee is![10] Maar als Mijn geest over jullie zal komen, wanneer Ik weer naar het huis vanMijn vader zal zijn teruggekeerd, dan zal deze jullie vanzelf in alle waarheidbinnenleiden, en dan zullen jullie niet meer hoeven te vragen :'Heer, waarom is ditzo, en dat zo?' De blinddoek zal van jullie ogen afgenomen worden en dan zul je inhet helderste licht zien, waarvan je nu amper een vaag vermoeden hebt. Weesdaarom voorlopig tevreden met hetgeen julle nu vernomen hebben! Dit is slechtseen zaadje dat in jullie hart gelegd is, waarvan jullie de rijpe vruchten pas zullenoogsten, als de zon van Mijn geest in jullie zelf zal opkomen.[11] Hebben jullie wel iets begrepen van wat Ik nu aan jullie verteld heb? Weesopenhartig en beken het; want vanaf nu blijf Ik nog zeven volle uren bij jullie!Spreek, en zeg gerust als het iemand nog duister is, dan zal Ik hem een licht geven,al is het nu nog niet het volste licht van het geestelijk leven!"

Hoofdstuk 115: Wezen en inhoud van een hulsglobe[1] Eindelijk spreekt onze Mathaël weer eens: 'Heer, dit is voor ons allemaal nogals de dorpen van de Scythen, die zo goed als nergens te vinden zijn en waarvanmen zich daarom ook geen voorstelling kan maken! U kunt natuurlijk gemakkelijkover Uw eindeloos grote schepping praten; maar wij weten niet eens precies hoegroot onze aarde is en wat voor vorm ze heeft, en daarom is dat, wat U ons heeftverteld, moeilijk te begrijpen.[2] In mijn levendige fantasie begreep ik wel het een en ander, maar slechts als ineen vluchtige droom vermoedde ik iets groots. Maar voor veel van mijnmetgezellen is het een soort abracadabra, waaruit zelfs het gezondste, natuurlijke,menselijke verstand nooit wijs kan worden. Want om dergelijke dingen ook maarenigszins duidelijker te kunnen begrijpen, zouden we erg goed thuis moeten zijn inde rekenkunde en de Oud-Egyptische astronomie, ook zouden we hun uitgebreidegetallenstelsel volkomen moeten beheersen! Maar omdat wij hoegenaamd nietbeschikken over de wetenschappelijke elementen, kan ons de buitengewone uitlegdie U ons nu heeft gegeven in geen geval duidelijk zijn.[3] Het is wel waar, dat U ons bij een eerdere gelegenheid vergund hebt een blik inUw grote scheppingsruimte te werpen; maar er bleven, bij mij althans, nog heelwat vragen open. Nu heeft U zich voornamelijk over het materiële gedeelte vanUw schepping nader uitgesproken; maar daar hebben wij niet zo veel aan. Het isimmers voor de hand liggend, dat wij zoiets onmogelijk geheel kunnen begrijpen,omdat ons daarvoor alle voorkennis ontbreekt.[4] Om dit allemaal een klein beetje beter te kunnen begrijpen, zouden we ookminstens iets moeten weten over een van de genoemde hulsglobes en deverschillende soorten zonnen en centraalzonnen die daarin domineren. Als dat hetgeval zou zijn, dan zouden wij ons wel een iets duidelijkere voorstelling kunnenmaken van de talloos vele andere hulsglobes en centraalzonnenstelsels,

Page 200: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

200

centraalzonnegebieden en centraalzonnen-allen; maar die ene hulsglobe is al zoenorm gecompliceerd, laat staan de vele andere, waarvan elk afzonderlijk zekereen totaal verschillende inrichting en een heel ander doel heeft.[5] Hoe zit het dan dus eigenlijk met de planetaire zonnen, en verder met deverhalen over het centrale zonnenstelsel, het centraal zonnegebied, centraalzonnenal en tenslotte met de oercentraalzon, die zelfs in de dromen van de oudeberoemde Ptolemaeus en Julius Caesar, die toch ook een astronoom was, nietvoorkwamen?" [6] IK zeg: 'Mijn beste Mathaël, Ik merk datje een beetjegeïrriteerd bent, deels omdat Ik jullie nu dingen heb verteld, die je ofwel helemaalniet of slechts een heel klein beetje begrijpt, en deels over jezelf, omdat je wat Iknu verteld heb helemaal niet zo goed kunt begrijpen, ofschoon je anders toch metbetrekking tot veel zaken zeer belezen bent en ook verder zeer achtenswaardigeervaringen en meningen hebt. Maar zie, dat is niet helemaal juist van je; want demens wordt niet alleen wijs van wat hij hoort en meteen ook helemaal begrijpt,maar meestal ook van wat hij hoort en niet begrijpt![7] Over wat men eenmaal begrijpt zal wel niemand verder nadenken en er verderover piekeren; want wat men eenmaal heeft, probeert men niet meer te verkrijgenof moeizaam te verwerven en men voelt zich heel behaaglijk over wat men reedsten volle bezit. Maar wat men nog niet heeft, vooral op het gebied van het hoogstwaardevolle, zoekt men zeker met volle inzet net zo lang tot men er ten minste ietsvan in zijn bezit krijgt. [8] Kijk, als het er Mij om ging om van jullie uiteindelijkmensen te maken die heel traag denken, dan zou het niet moeilijk voor Mij zijn omvoor jullie ogen een hulsglobe in de lucht te tekenen. Dan zouden jullie het helesysteem van een hulsglobe, waar we het over hadden, even gemakkelijk begrijpenals dat 1 staters en nog eens twee staters zonder twijfel 4 staters zijn! Maar Ik wildat jullie actief blijven denken, en heb daarom in hetgeen Ik jullie heb verteld ietste kennen gegeven, dat jullie wakker maakt en je de slaap beneemt.[9] Ik heb jullie er al eerder eens iets over gezegd, datje om dezelfde redennatuurlijk niet zo duidelijk hebt begrepen, en dat zou Ik jullie ook nu kunnenvertellen, zonder erop te rekenen dat jullie het volledig begrijpen, maar opdat je ervaak over zult nadenken bij geschikte gelegenheden, vooral tijdens nachten meteen heldere sterrenhemel.[10] Maar om je het denken een klein beetje gemakkelijker te maken, zal Ik jullieop soortgelijke verschijnselen op deze aarde wijzen. Kijk eens naar de inrichtingvan het leger, dan heb je al zo ongeveer de inrichting van een hulsglobe met haarcentraal en oercentraalzonnen! Daar staat zo'n aanvoerder van slechts tien a dertigsoldaten, -en daar weer een andere aanvoerder, al iets groter, die het bevel voertover tien aanvoerders van de eerste orde. De eerstgenoemde aanvoerder is tevergelijken met een planetaire zon, en de tien a dertig gewone soldaten staanongeveer gelijk met de planeten die om een zon cirkelen. De tweede, iets hogergeplaatste aanvoerder van de zojuist genoemde tien troepen is al te vergelijken meteen systeemcentraalzon*,(*oorspronkelijk: Systemzentralsonne) waar omheen zichop verschillende afstanden een heleboel planetaire zonnen met hun vaak veleplaneten bewegen. Deze planetaire zonnen, die om een grote centraalzon bewegen,

Page 201: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

201

vormen samen met hun ene centraalzon een zonnegebied; dit moeten jullie nu goedonthouden om het volgende beter te kunnen begrijpen.[11] Nu gaan we naar een legeraanvoerder van de derde orde! Deze heeft op zijn.beurt weer ongeveer tien aanvoerders van de tweede categorie onder zich; overhen voert hij het bevel en hij moet ze allemaal leiding geven. De bevelen van dezederde aanvoerder, die we 'hoofdman' zullen noemen, worden alleen gegeven aan deonder hem staande troepen aan voerders, en die geven ze dan door aan deaanvoerders van de kleine troepen, en deze dan pas aan de afzonderlijke gewonesoldaten. Zojuist spraken we van een zonnegebied en het spreekt vanzelf, dat er inde scheppingsruimte ook meerdere zonnegebieden zijn; deze moeten op hun beurtook weer een gemeenschappelijke, nog grotere leider hebben.[12] Laten we de soldaten die onder een hoofdman staan een compagnie noemen;en nu stellen we ons voor dat tien a twintig compagnies weer onder een hogerebevelhebber staan, die bijvoorbeeld een overste is en gewoonlijk het bevel voertover een legioen, dat meestal uit tien of twintig compagnies bestaat! Zo'n legioen isdan al een heel aanzienlijke strijdmacht en vormt al een heel belangrijk deel vaneen heel leger. Een legioen kunnen we nu het beste met een zonnenal vergelijken.En zoals ook verschillende legioenen weer onder bevel van een veldheer staan, zostaan dan ook de zonnenallen weer onder een nog grotere en machtigerecentraalzon; deze zullen we 'zonnenalcentraalzon' noemen, om haar van de eerdergenoemde te onderscheiden.[13] Nu staan echter al die vele legers onder één enkele monarch, en zo ook debuitengewoon vele zonnenallen onder de algemene hoofdcentraaloerzon*;(*oorspronkelijk: Hauptzentralursonne) deze moet natuurlijk kolossaal groot zijn omde vele zonnenallen naar zich toe te trekken en ze in voor jullie onmetelijk verrebanen om zich heen te laten cirkelen, zoals de planetaire zon dat met haarafzonderlijke planeten en de bijbehorende manen doet. Een dergelijke warezonnenmonarchie noem Ik om goede redenen een hulsglobe.[14] Een globe is ze vanwege haar volledig ronde vorm, - hulzen (schillen, doppen)zijn alle hemellichamen hierin, omdat ze allemaal een gericht geestelijk levenomhullen (omhulzen), en omdat uiteindelijk deze draagster (globe) zelf eenuniversele huls is, omdat hierin aeonen maal aeonen zonnen, om een bepaaldeordening in stand te houden, algeheel omhuld lijken te zijn. Zeg Me nu, Mathaël,of je Me nu duidelijker begrepen hebt dan voorheen!"

Hoofdstuk 116: Ontoereikendheid van het menselijk inzicht. Troost in degoddelijke liefde[1] Mathaël zegt: 'Ik dank U Heer, voor deze verdere uitleg; want alleen hierdoorkreeg ik nu pas een tamelijk heldere voorstelling van een hulsglobe, en voorlopigben ik hier heel tevreden mee. Wat de talloos vele andere soortgelijke buren in dewijde scheppingsruimte betreft, daar houd ik me nu eigenlijk helemaal niet meebezig; want ik ben van mening, dat een mensengeest met deze ene voor alleeeuwigheden der eeuwigheden volop genoeg zal hebben.

Page 202: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

202

[2] Ik ga nu alleen uit van deze kleine aarde van ons. Hoe lang zou een mens ervoor nodig hebben om over haar hele oppervlakte van punt naar punt over land ente water te reizen?! Ik geloof amper dat je in vijf a zes duizend jaar zover komtdatje zou kunnen zeggen: 'Nu is er op de hele wijde aarde geen enkel punt meer datik niet met mijn voeten heb betreden!' Als je hier ook nog de tijd bij op zou tellendat je bepaalde dingen serieus onderzoekt en bekijkt, en tegelijkertijd de daarmeenoodzakelijkerwijs verbonden rust en verpozingsuren meerekent, ja, dan zou jealleen voor deze aarde toch al meer dan honderdduizenden jaren nodig hebben.Want rusturen kunnen toch waarlijk niet achterwege blijven bij het steeds zeerverheffende aanschouwen van Uw grote wonderwerken en van de hier en daarhemels mooie omgevingen en landschappen, en je wilt vaak ook graag jarenlang ineen prachtige omgeving blijven.[3] En hoe lang zou je wel niet alleen voor deze aarde nodig hebben, als je ook nogde mogelijkheid had om al haar talloze inwendige ruimten te bekijken?! 0, daarzou een miljoen jaar te weinig voor zijn, vooral als je de inwendige, grotewerkplaatsen van de natuur en haar geesten zou kunnen gadeslaan en je inzicht zoukunnen krijgen in de talloze werken, hoe zij ontstaan en zich ontwikkelen, om danweer in totaal andere dingen en vormen over te gaan![4] ja, als je dat ook mee zou rekenen, dan zou je, natuurlijk als een door tijd enruimte beperkt mens, alleen al voor deze aarde -in Arabische getallen uitgedrukt -meer dan ruim duizend miljoen aardse jaren nodig hebben eer je met goed gewetenzou kunnen zeggen: 'De aarde is me nu van punt tot punt werkelijk, geheel en alvolledig bekend, van orgaan tot orgaan!'[5] Na de aarde zou dan vervolgens de maan bekeken moeten worden. Dezehelemaal te leren kennen zou ook al weer enkele honderdduizenden aardse jarenvergen. Daarna zouden dan pas de andere, vaak veel en veel grotere planeten aande beurt komen om geobserveerd en onderzocht te worden; en omdat deze planetenheel vreemdsoortig en zeker nog veel wonderbaarlijkere hemellichamen zijn dandeze aarde, zou je ze vanwege hun grote wonderen gedurende velehonderdduizenden jaren zélfs niet meer kunnen verlaten.[6] Daarna zou dan pas de grote zon komen met haar talloze grootse wonderlijkheerlijke lichte contreien! Ik denk dat je daar dan al meteen een hele eeuwigheidzou blijven, je zou er zeker voortdurend iets nieuws te zien en te onderzoekenkrijgen. En als je er dan ook nog vanuit gaat dat de mensen daar buitengewoonmooi, wijs en vriendelijk zijn, ja, dan zou er helemaal geen sprake meer van zijndatje verder kwam! Het hele, grote Arabische getallenstelsel zou werkelijk nietvoldoende cijfers bevatten om daarmee de verblijfsduur uit te kunnen drukken diemen nodig had om de grote zon te onderzoeken en te genieten![7] Wel, dan zou je pas met een kleine planetaire zon klaar zijn! Maar dan blevener nog aeonen maal aeonen zonnen over, waaronder nog de buitengewoon grotecentraalzonnen. Laten we ophouden! Alleen alom deze ene hulsglobe volledig teleren kennen, zouden er al hele eeuwigheden nodig zijn! Wie zou er nu nog kunnenen willen denken aan het doorgronden van een tweede hulsglobe?! Ik heb daaromaan deze ene voor meer dan eeuwig genoeg, en laat het zeker heel graag aan de

Page 203: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

203

andere hogere geesten over om de talloos vele andere te onderzoeken! Mij beginthet in ieder geval steeds meer te duizelen als ik alleen al goed aan deze ene denk![8] O Heer, Uw liefde is mijn grootste troost en daarin voel ik me thuis; maar degrootsheid van Uw macht en wijsheid verslindt me zoals de immense bek van eenwalvis een nietig klein wormpje, dat er was en er meteen daarna niet meer is! InUw grootheid bent U, o Heer, een verschrikkelijke vuurzee; maar in Uw liefde bentU honingzeem! Daarom houd ik het bij Uw liefde; en de grootheid van Uw machten wijsheid bestaat, voor mij althans, zo goed als helemaal niet, want ik kan dieniet vatten en zal dat ook nooit en te nimmer kunnen; maar de liefde kan ik vattenen ze verkwikt heel gelukkig mijn hart en maakt me mijn leven aangenaam.[9] Ik begrijp nu weliswaar vele en grote dingen; maar wie zal ze na mij weerbegrijpen?! En omdat ik zie dat al deze vele door U, o Heer, aan ons nu duidelijkgemaakte grote dingen voor duizend maal duizend en nog eens duizendmaalduizend mensen totaal onbegrijpelijk moeten zijn, beleef ik er geen echte vreugdeaan dat ik nu menig buitengewoon groots verschijnsel heel goed begrijp endoorzie, maar het waarschijnlijk voor niemand anders begrijpelijk kan maken,omdat de mensheid over het algemeen een te laag geestelijk ontwikkelingsniveauheeft! [10] Ik heb er wel een vaag vermoeden van dat het niet bepaald tot deonmogelijkheden behoort, om de mensen voor het grootste deel zover te krijgendat ze U desnoods alleen maar van verre en uiterlijk kennen, en zien dat U als eenGod bent die alles heeft geschapen en nu alles in stand houdt, en dat ze U dan ookbeginnen lief te hebben, te vrezen en te aanbidden; maar om U duidelijker temaken voor hun gebrekkig begripsvermogen lijkt me nu zo goed als geheelonmogelijk.[11] Want als men iets wil bouwen moet men toch ergens een stevige bodemhebben; want op los zand of op moerassige grond kan men toch geen stevigeburcht bouwen. Daarom wil ik mij voortaan zowel voor mijzelf als voor mijn volkalleen aan de liefde houden; wat deze mij zal geven en onthullen, dat zal voor altijdopgenomen worden in het gebied van mijn wijsheid! Zie ik dat goed?"

Hoofdstuk 117: Het kennen van Jezus als God als voorwaarde voor de wareliefde tot God[1] IK zeg: 'Zeker, -want wie in Mijn liefde is, is in alles wat van Mij uitgaat! Maarhelemaal alleen vanuit Mijn liefde zul je Mij wel moeilijk als datgene herkennen,wat Ik ben! Want kijk, zeer veel houden kun je ook van je vrouwen omgekeerdjouw vrouw ook van jou; maar daarom zul jij voor je vrouw geen God zijn, noch jevrouw voor jou![2] Als je Mij alleen maar liefhebt als een zuiver, zij het ook zeer goed enverstandig mens en Ik jou eveneens, dan kunnen we aeonen jaren met elkaaromgaan, maar dan zul jij Mij evenmin als een God herkennen en begroeten als Ikjou, omdat je zeker geen God, maar slechts een schepsel van Hem bent.[3] Wil je Mij echter als dat herkennen, wat Ik ben zoals Ik hier voor je sta, danmoet Ik Mij aan jou als zodanig kenbaar maken door woorden, spreken en daden.En als je Mij daardoor waarachtig hebt leren kennen, en door Mijn macht en Mijn

Page 204: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

204

wijsheid hebt leren inzien dat Ik kennelijk meer ben dan een puur goed enverstandig mens, dan pas zal je hart deemoedig voor Mij in het stof zinken en indeze terechte deemoed pas echt volop in liefde tot Mij ontbranden; en daarin zul jedan pas trouwen waar de levende reden vinden om Mij, je God en Schepper, bovenalles lief te hebben. En wat voor jou geldt, geldt ook voor ieder ander mens.[4] Wie Mij niet als God herkent, kan Mij ook niet als een God waarachtig bovenalles liefhebben! Maar had je Mij ooit als God kunnen herkennen, als je van Mijalleen puur menselijke handelingen en daden en woorden had waargenomen?Zeker niet! En zou je liefde tot Mij zo machtig zijn geworden, als je nietsgoddelijks aan Mij ontdekt had?! Als Ik je echter slechts alleen maar had benaderdmet alle liefde en toeneiging zoals een bruidegom dat zijn bruid doet, dan had jenooit kunnen ervaren dat de Geest van de allerhoogste God in Mij woont en werktin raad, woord en daad; Mijn wijsheid en Mijn macht hebben je dat pas te kennengegeven, en daardoor is het niet helemaal juist dat je de grootheid van Mijn machten wijsheid een verschrikkelijke vuurzee noemt, en van mening bent dat de mensendaar nooit iets mee te maken moeten hebben. Juist het tegendeel is waar![5] De mensen moeten met grote honger Mijn rijk in alles en voor alles zoeken, enze moeten als Mijn toekomstige kinderen steeds meer gaan thuis raken in het grotehuis van hun Vader, op ieder gebied en in ieder opzicht. Daardoor zullen ze danook vol deemoed in de ware liefde groeien, en ze zullen daardoor een steedsgrotere van liefde vervulde vreugde hebben aan de Vader , en de Vader ook aanhen. [6] Als de mensen zich zo zullen gedragen en een waar leven zullen leiden Inen door Mijn wijsheid, liefde en macht, dan zullen ze ook helemaal datgene zijn,wat ze allemaal in wezen moeten zijn. Pas daardoor zullen ze als Mijn warekinderen even volmaakt worden als Ikzelf ben, en dan zullen ze Mijn goddelijkewijsheid, macht en grootheid nooit meer een verschrikkelijke vuurzee vinden. Ikdenk, dat dit je nu ook duidelijk zal zijn![7] Maar Ik voeg er voor jullie allemaal aan toe, dat jullie allen voorlopig het volkniet alles moeten leren wat Ik jullie nu duidelijk heb gemaakt. Leer hen vooral omGod te kennen en een levend geloof in Hem te hebben en Hem boven alles lief tehebben! Al het andere zal de geest hun al naargelang hun behoefte zelf onthullen."

Hoofdstuk 118: Gouden richtlijnen voor het verbreiden van het evangelie[1] (De Heer:) 'De mensheid ligt nu in een uiterst donkere nacht begraven en slaapteen slaap der doden; al hun kennis is een ijdel dromen en niemand weet de ander tezeggen hoe het zit. Er zijn wel een heleboel verschillende leraren en leiders, -maarwat hebben die voor nut?! -Ze zijn allemaal even blind als hun volgelingen; komenze bij een kuil, dan vallen zowel gids als volgeling erin, en geen van beiden vindteen uitweg uit de verderf brengende kuil. [2] Maar denk daarom vooral niet dat demensen zich niet graag aan een goede leider zouden toevertrouwen! Wat is vooreen blinde meer welkom dan een ziende gids, en des te meer als de gids met eengoed en echt waar geweten tegen de blinde kan zeggen: 'Vriend, nu ben jeweliswaar nog blind, maar als je mij trouwen gelovig volgt, zul je in korte tijd zelfkunnen zien! ' En als de blinde dan vol vertrouwen met de ziende gids meegaat en

Page 205: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

205

na korte tijd zijn ogen een niet onbeduidende schemering beginnen waar te nemen,-wat zal zijn hart dan gaan zwellen van vreugde![3] O, Ik zegje, het is helemaal niet zo moeilijk als je denkt, om voor een werkelijknaar licht verlangende blinde een goede gids te zijn! Moeilijk wordt het pas als deblinde die je moet leiden, bezield is door de misleidende waan dat hijzelf eenziende is. Zulke blinden zijn onze Farizeeën en schriftgeleerden; ook allerleipriesters van de heidenen behoren daartoe. Maar wat moet je daarmee? Laat Ikdeze situatie en hoe je hierbij moet handelen, door een klein voorbeeldverduidelijken![4] Een veldheer trok met zijn leger op tegen een zeer lastige en slechte vorst in hetbuurland, die zijn rijk goed voorzien had van vele vestingen en stevige burchten endeze allemaal flink bezet had met krijgslieden en allerlei oorlogstuig. Toen develdheer met zijn leger de grenzen van het vijandelijke gebied begon te naderen,zeiden de veldheren en gidsen die onder zijn gezag stonden tegen hem: 'Heer, hierzullen wij niets of heel weinig kunnen doen, want de vijand heeft flinkemaatregelen genomen en is tot de tanden gewapend. Wij zullen met heel onzegrote legermacht niets tegen hem kunnen ondernemen, en we zullen tot de laatsteman in zijn land te gronde gaan! Daarom zou het misschien verstandiger zijn omdeze keer de veldtocht geheel op te geven en een gunstiger tijd af te wachten!'[5] De grote veldheer antwoordde daarop: 'Bij hem wordt de tijd nooit gunstiger,en alle waarschuwingen zijn bij hem steeds aan dovemansoren gericht geweest entotaal afgeketst op zijn hart. Er blijft niets anders over dan hem gewapenderhand telaten zien, dat hij niet de enige is die alle goederen van de aarde voor zich kanopeisen. Hij heeft in zijn land wel veel vestingen en burchten gebouwd en ze tot detanden bewapend; maar dat maakt ons niets uit! Wij dringen op een plaats het landbinnen waar geen vestingen en burchten staan en brengen moeiteloos zijn volkerenop onze kant, want ze zijn hoogst ontevreden over hem; dan geven wij hunvoorlichting en wijze wetten en dan zal hij wel zien wat hij aan al zijn vestingen enburchten heeft. En als hij ons aanvalt, terwijl wij van top tot teen zwaar bewapendzijn en goed met zwaard, lans, pijl en werpspies weten om te gaan, dan hakken wehem tot de laatste krijger in de pan, want we hebben immers een grote overmacht,we zijn erg moedig en zoals iedereen weet uiterst bekwaam in het hanteren van dewapens! [6] Toen de veldheren een dergelijk wijs aanvalsplan van hun overstevernamen, gaf hun dat niet alleen het juiste inzicht dat dit zeker de beste manierzou zijn, maar ook de nodige krijgsmoed en de volle overtuiging dat hun krijgsplanzeker zou slagen. Ze kwamen aan de grens van het vijandelijke land op een plaatswaar geen vestingen en burchten stonden en drongen zo zonder slag of stoot hetland binnen. Het volk stroomde hen met witte vlaggen tegemoet en begroette henals de redders van hun leven.[7] Toen de krijgslieden van de tiran vanuit hun burchten zagen, hoe het hele volkzich steeds meer om het vijandelijke leger begon te scharen begonnen ze ernstigmet elkaar te overleggen over wat ze nu moesten doen. De tiran gebood hen allesin het werk te stellen om de vijand uit het land te verdrijven; maar zijn veldherenzeiden tegen hem: 'Het is te laat! Wat hebben we aan onze vestingen en burchten?!Het hele volk staat aan de kant van de vijand, die dus een geweldig grote macht

Page 206: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

206

heeft. Onze strijd tegen hen zou er een zijn van één tegen duizend. We zijn totaaloverwonnen, onze vestingen en burchten helpen ons niet meer; want de stevigsteburcht is het volk en dat is in handen van de vijand, en daarom blijft er voor onsniets anders over dan heel eerlijk te capituleren!' De tiran had hier natuurlijk geengoed woord voor over, maar wat kon hij doen?! Uiteindelijk moest hij toch de raadvan zijn veldheren opvolgen.[8] 'Kijk, hetzelfde moeten jullie ook doen als verstandige uitdragers van Mijn leer.Laat de tempels en de vele priesterhuizen staan; bewerk alleen het volk! Als dat opeenvoudige wijze eenmaal aan jullie kant staat, dan zullen de oude afgodentempelsal gauw vanzelf alle waarde verliezen en instorten. En de dienaren ervan zullen uiteigen beweging en door de nood gedreven naar jullie overgaan, de nieuwe leeraannemen en hiernaar beginnen te handelen en te werken.[9] En jij, Mathaël, bent hopelijk ook zo verstandig geworden, dat je inziet dat deuitbreiding van Mijn nieuwe leer zeker niet te moeilijk is, als je het maarverstandig genoeg aanpakt; maar als je ergens op een botte manier mee begint, danzal de uitwerking ervan ook op de aanpak lijken! Heb jij, en jullie allemaal, dit nugoed begrepen en verstaan?"

Hoofdstuk 119: Het verschil tussen een ware en valse leider[1] Mathaël zegt: 'Ja, mijn Heer en mijn God, alles is me nu duidelijk en vooralook, datje eerst moet geloven aan een God, voordatje Hem kunt liefhebben! Hetgeloof mag echter geen blind geloof zijn, maar moet vol licht zijn, dat wil zeggendat je in moet zien wie en wat een God is. Je moet van Zijn wijsheid, macht,grootheid en Zijn bestendigheid een helder en voor het verstand duidelijk begripkrijgen, om daarna pas over te kunnen gaan in de volle liefde voor de God die je opdie manier hebt aangenomen. [2] Dat is inderdaad geen al te makkelijk stuk werkvoor iemand die door allerlei vergissingen al geheel en al in beslag is genomen;maar als je zelf een waar licht hebt, kun je degene die behoefte heeft aan licht ookspoedig een waar licht geven. En het is iets heel anders, wanneer je iets leert vaniemand die datgene wat hij een ander bijbrengt zelf door en door begrijpt, dan vaniemand anders die de schijn wekt dat hij ook wel deskundig is en van de zaak inkwestie zo vaag iets gehoord heeft, maar uiteindelijk als leraar op dit gebied infeite evenveel begrijpt als zijn leerling.[3] De leraar die grondig onderlegd is, zal met allerlei deugdelijke en passendebeelden en gelijkenissen het moeilijk te vatten onderwerp met weinig moeitebegrijpelijk maken, terwijl de pseudo leraar, om de indruk te wekken dat hij eendiepgaande kennis heeft, slechts zijn uiterste best zal doen om het onderwerp dathij moet onderwijzen met dermate duistere en mysterieuze frases te versluieren, datde leerling daardoor na het onderricht nog tien keer meer verward is dan hij al was.[4] Ik stel me de zaak als volgt voor: De echte, kundige leraar treedt zijn leerlingtegemoet als iemand die met een grote, gesloten lantaarn bij een mens komt die ineen pikdonkere nacht verder wil trekken in de woestijn om overdag niet dekwellende hitte te hoeven verdragen. De reiziger vraagt dan wel meteen aan degids met de gesloten lantaarn: 'Hoe zullen wij in de duisternis in de woestijn

Page 207: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

207

zonder licht de weg vinden? Onze kamelen en paarden zullen in deze duisternisonwillig worden en geen stap willen verzetten![5] En dan zegt de goede gids: 'Maak je daar geen zorgen over! In deze nu noggesloten lantaarn bevindt zich een licht, dat zodra ik de kleppen van de lantaarnopen doe, over de hele woestijn een licht zal verspreiden als de opgaande zon!Geen van onze lastdieren zal onwillig worden! ,[6] En zo beginnen ze in het volste vertrouwen met de reis! In het begin van de reismaakt de gids slechts een heel klein klepje van zijn wonderbaarlijke lantaarn openen meteen komt er zo veellicht uit te voorschijn, dat ze daardoor allestruikelblokken op de weg goed kunnen ontwijken. Dan meent de reiziger: 'Ja, metzo'n licht kan men inderdaad goed reizen, de woestijn zal ons geen zorgen baren! ,[7] Maar wat kijkt de reiziger er van op, als de gids alle kleppen van de grotelantaarn open zet en een waar zonlicht opeens de hele woestijn verlicht alsof hetklaarlichte dag is, zodat zelfs de wilde en verscheurende dieren die hier en daar opeen goede buit loeren snel op de vlucht slaan terwijl de vreedzame vogels deshemels ontwaken en hun vrolijk lied beginnen te zingen, alsof de zon werkelijk alop is gegaan! -Dat zou het licht van de goede gids zijn! [8] Maar nu komt depseudo gids met een echt nachtlampje in de hand en zegt tegen de man die wilreizen: 'Kom, laat ons door de woestijn trekken!' De reiziger zegt: ' Zullen we in depikdonkere nacht wel voldoende hebben aan jouw licht?' En de gids zegt met eenmysterieus pathos: 'Vriend, mijn lampje lijkt weliswaar slechts een zeer zwakschijnsel te verspreiden; maar het is een magisch licht, waarmee men zelfs in eennacht die nog veel donkerder is buitengewoon goed de weg kan vinden![9] De reis begint. De kamelen blijven telkens staan en willen niet verder; wantmet zo'n licht worden hun ogen alleen maar nog meer verblind zodat ze daardoorpas echt niets meer zien. Ze gaan liggen en zijn absoluut niet meer in beweging tekrijgen.[10] Dan zegt de reiziger: 'Ik wist toch al bij voorbaat dat het met zo'n klein lichtjeniet zal gaan, ook al is het nog zo'n kleine woestijn! Wat moeten we nu doen? Wezijn nu eenmaal onderweg en het ziet er treurig uit!' Overdreven ernstig zegt danweer de bij zichzelf zeer verbaasde gids: De dieren zijn moe en hebben wildedieren geroken -hoe ver die ook weg zijn -en gaan tot ons geluk niet verder! ' Dereiziger zegt: 'En wat moeten we dan als de wilde dieren lucht van ons krijgen enons in deze nacht een zeer onaangenaam bezoek komen brengen?' De gids die nogveel banger is dan de reiziger, verzekert hem: 'O, in zo'n nacht hoeven we daar nietbang voor te zijn; want het is nog nooit voorgekomen dat een reiziger ooit door dewilde dieren is lastig gevallen in zo'n nacht!' Gelukkig komt er inderdaad geenwild dier zo aan de rand van de woestijn tevoorschijn. De gids en de reizigerwachten tot het dag wordt en spreken elkaar, zo goed als het gaat, tot dan moed in.[11] Precies zo, lijkt me, gaat het ook met de geestelijke begeleiding die door eenpseudo gids plaatsvindt. In de woestijn en de nacht van dit aardse leven, waarleraar en leerling allebei niets zien, houdt de zich wijs voordoende leraar deleerling ook aan het lijntje door te zeggen, dat alle mysterieuze dingen later ooit,aan gene zijde, geopenbaard zullen worden. Maar de zogenaamd wijze leraar ishierbij nog banger voor de dood van zijn lichaam dan zijn onervaren leerling; want

Page 208: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

208

de leerling heeft in ieder geval nog zijn blinde droomgeloof, terwijl zijnzogenaamd wijze leraar ook dat allang niet meer heeft.'

Hoofdstuk 120: De toekomst en het zuiver houden van de leer van de Heer[1] (Mathaël:) 'Ik ben er nu vast van overtuigd, dat wij met de verbreiding van Uwzuiver goddelijke leer zeker geen al te grote moeite zullen hebben en wij, gebiedersen aardse machthebbers, al helemaal niet; maar een heel andere vraag is, en dielijkt mij uiterst belangrijk, hoe deze leer voor de mensheid zuiver gehouden kanworden, zonder dat mensen hieraan iets toevoegen of er iets uit weglaten. Want wijzijn nu met velen, die deze nieuwe leer niet alleen voor onszelf gekregen hebbenmaar ook voor onze vele broeders en zusters, en deze ook met volle inzet willenverbreiden! Maar zelfs wij zullen misschien al op heel wat punten de mensen ditmeest ware en zuivere evangelie zeer verschillend verkondigen, wat natuurlijk inde aard der zaak ligt.[2] Want men zal met een jood anders moeten praten dan met een Griek en eenRomein, en met deze weer anders dan met Perzen, Indiërs en Egyptenaren, en metde Scythen weer heel anders, omdat ieder een andere voorkennis heeft. Daardoorzullen er natuurlijk allerlei vermengingen plaatsvinden en allerlei dingen zullenook anders gekleurd worden. En als dan bijvoorbeeld na een paar honderd jaar demensen van de meest verschillende volkeren de lessen die ze van ons hebbenontvangen, en die natuurlijk door velen opgetekend worden, met elkaar zullenvergelijken, -zullen die dan nog wel enigszins op elkaar lijken?! Of zullen de jodenniet spoedig zeggen: ' Alleen wij hebben de geheel zuivere en ware leer! , En deGrieken zullen daarop zeggen: 'Neen, wij hebben de enig ware leer, zoals wij dieuit de mond van de Heer hebben vernomen!' En zullen de Romeinen niet hetzelfdebeweren en de Armeniërs op hun beurt ook?! Ik wil hopen dat ze in wezenallemaal niet te veel van elkaar zullen afwijken; maar wat details betreft zullen er,vanwege de volkomen vrije wil van de mensen, hier en daar waarschijnlijk tochwel behoorlijke varianten, kloven en vouwen voorkomen! [3] Mocht dat toch metenige zekerheid te verwachten zijn, dan zouden er volgens mijn bescheiden meningvoorzorgsmaatregelen tegen getroffen moeten worden, opdat er uiteindelijk uitdeze heerlijke leer niet een ware chaos ontstaat, waaruit verder niemand meergemakkelijk wijs kan worden. -Wat is Uw mening hierover, Heer?"[4] IK zeg: 'Mijn lieve vriend, ofschoon je zorg voortkomt uitje redelijke,bekommerde hart, moet Ik je toch zeggen dat jouw zorg een beetje voorbarig is!Dat deze leer bij alle volkeren in latere tijden niet zo zuiver zal blijven als deze nuuit Mijn mond tot jullie is gekomen, dat kan bij voorbaat wel als vaststaandaangenomen worden. [5] Er zullen ook al spoedig na ons veel geschrevenevangelies opduiken; en elk daarvan zal beweren dat het de zuivere waarheidbevat, en daarvan zal geen enkel geschreven evangelie dat hetzelfde beweert, gelijkzijn aan het andere. Ja, er zal nog iets veel ergers gebeuren: De tegen Mijgetuigende vorst van de leugen zal ook nog een rol spelen en zal zelfs grote, zij hetvalse, tekenen doen! Hij zal in de akker, waarin Ik nu het zuiverste zaad hebgestrooid, het kwade zaad van allerlei onkruid leggen, om de edele tarwe te

Page 209: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

209

verstikken. [6] Maar dit alles zal geen enkele afbreuk doen aan Mijn ware enzuivere leer als zodanig; want het hier door Mij tot jullie gesproken woord zal doorjullie ook weer verder verspreid en besproken worden, en jullie zelf zullen je nietmeer precies letterlijk van Mijn woorden bedienen, wat ook helemaal niet meernodig is. Maar de innerlijke geest ervan zal toch blijven bestaan.[7] Over hem die in Mij zal geloven en in Mijn naam uit water en uit geest gedooptwordt, zal ook Mijn geest komen en hij zal wandelen in het licht van de zuiverewaarheid, tijdelijk en eeuwig. Bij zo iemand zal dan ook deze leer in allezuiverheid als nieuw weer voorhanden zijn. Wie echter niet zo ver komt dat hijdeze genade krijgt, zal het zuivere licht van de eeuwige waarheid van Mijn leertoch nooit kunnen bevatten en begrijpen, en dan maakt het niets uit met welke kosthij zijn geestelijke maag zal volstoppen.[8] Neem dit van Mij aan! En als iemand ieder woord letterlijk precies zoals Ik hetuitgesproken heb, zou kennen, maar de geest niet ontvangen zou hebben omhiermee in de diepte ervan door te dringen waar in Mijn woorden licht, kracht enleven heersen, dan zouden Mijn woorden even weinig zin voor hem hebben als datiemand iets heeft aan de lange gebeden van de Farizeeën![9] Heeft echter iemand de geest van Mijn woorden in zich, dan heeft hij de letterniet meer nodig. Wie de geest heeft, heeft ook de zuivere leer. En Ik zal in de geestverblijven bij Mijn altijd slechts weinige, maar ware aanhangers tot aan het eindeder tijden van deze aarde. En zo, vriend Mathaël, wordt er wel voor gezorgd datMijn leer ook altijd zuiver behouden blijft!"

Hoofdstuk 121: Zet men het Woord niet om in de daad, dan kent men het niet[1] (De Heer:) 'Wat voor de uiterlijke mens nodig is om te weten en te geloven,wordt toch wel -kijk daar maar! - door Mijn twee schrijvers opgetekend omdat Ikhet zeg (Matthéus en Johannes. Opmerking van J. Lorber). Wie dat zal aannemenen er naar zal.handelen, die zal ook zo ver komen dat hij Mijn geest ontvangt. Alshij die heeft, dan heeft hij verder niets meer nodig.[2] Blijft hij echter lauw onder hetgeen hij van Mij heeft vernomen, en doet hij nietzijn best om er geheel naar te handelen, wel, dan zal hij weliswaar de letter hebbenzoals Mijn beide schrijvers deze hebben opgetekend, en zoals ook Raphaël dezevoor jou en voor nog enkele anderen heeft opgetekend; maar doordringen tot degeest die diep binnen in de letter rust en verblijft, zal hij nooit.[3] Niemand zal er iets aan hebben om alleen maar te roepen: 'Heer, Heer!'; want inMijn ogen zullen zulke aanhangers altijd worden beschouwd als wezens die Mijniet kennen en ook met door Mij gekend worden.[4] Ik zeg jullie voor alle eeuwigheden als van God uit waar: Wie Mijn leer nietvolkomen in de daad omzet, maar deze slechts aanhoort en nu en dan bewondert enprijst, die krijgt Mijn geest niet, en Mijn hele leer helpt hem dus in feite weinig ofniets! Want als hij na het afleggen van zijn lichaam daar uiteindelijk helemaalnaakt als ziel staat, dan zal hij van Mij en van Mijn leer evenveel weten alswanneer hij er op aarde nooit een lettergreep van vernomen had, wat echter ookeen heel natuurlijk verschijnsel is.

Page 210: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

210

[5] Stel bijvoorbeeld het geval dat iemand het een en ander of zelfs veel over degrote keizersstad Rome heeft horen vertellen, ook de weg daar ween weet, en ookde middelen en de gelegenheid heeft om er naartoe te reizen, de grote stad rustig tebekijken en alles daar te leren kennen.- Ja, stel dat hij hiertoe zelfs meerdere malenwordt aangemoedigd door zijn vrienden die al in Rome zijn geweest! Alleen heefthij er ten eerste nooit echt de tijd voor, en bovendien is hij te gemakzuchtig en ziethij op tegen de ongemakken die de reis mogelijkerwijs met zich mee kan brengen,en hij zegt tenslotte: 'Ja, waarom die reis naar Rome? Mijn vrienden hebben mijdeze grote stad toch al zo haarfijn beschreven, dat ik haar in mijn fantasie nu zokan zien alsof ikzelf al vele malen in Rome ben geweest![6] Dat beeldt onze man zich zo echt goed in. Laten we hem nu echter een zogetrouw mogelijke afbeelding van de stad Rome Zien, maar zonder dat er onderstaat geschreven wat het is en wat het voorstelt, -dan zal hij, terwijl hij ons wildoen geloven dat hij de stad Rome heel goed kent, naar de afbeelding kijken alseen os naar een nieuwe, onbekende poort! En als wij hem jarenlang laten raden,dan zal hij toch nooit met volle en overtuigende zekerheid kunnen zeggen, dat diteen geslaagde afbeelding van de stad Rome is![7] Ik zeg echter nog meer: Laten we zorgen, dat deze persoon toevallig werkelijkin Rome komt, -maar alleen, en zo, dat hem in Rome zelf ook niemand zegt dat hijzich nu in Rome bevindt, maar in een heel andere stad -, dan zal hij dat uiteindelijkgeloven en derhalve door de bomen het hele, grote bos niet zien! [8] Het is dusabsoluut niet genoeg dat de mens zich kennis verschaft over wat dan ook, door erbijvoorbeeld van anderen over te horen of door er allerlei beschrijvingen over telezen. Al deze kennis blijft stom en zonder waarde voor het leven als ze niet dooractiviteit in verband wordt gebracht met het leven van de ziel.[9] Wanneer deze persoon, nadat hij veel voor hem merkwaardige dingen over destad Rome heeft gehoord, het plan opvat om daarheen te reizen en dat dan ookwerkelijk doet en daar alles bekijkt wat hij maar kan bekijken, dan zal de vollewaarheid ook een diepe indruk op zijn ziel gemaakt hebben en hij zal zich dannooit meer een andere voorstelling van Rome kunnen maken, dan zoals hij de stadzelf heeft gezien. [10] Maar zou hij Rome nooit zelf gezien hebben, dan zou zijnvoorstelling ook heel anders worden wanneer iemand hem nieuwe en anderedingen vertelt over hoe Rome er uitziet; het ene fantastische beeld zou het andereverdringen en dat zo lang, tot hij zich tenslotte helemaal geen enigszins houdbarevoorstelling van de stad meer kan maken.[11] Maar als hij, zoals gezegd, Rome ooit zelf heeft gezien, dan kunnen erhonderden kletskousen naar hem toekomen en hem totaal nieuwe en bijzonderebeschrijvingen geven van hoe de stad Rome er uitziet, hij .zal daar dan alleen omlachen en zich soms ergeren aan de leugenachtige onbeschaamdheid van sommigedagdieven die zichzelf beroemd willen maken, en van mensen die niet werken enin steden rondhangen; en hij zal ze allemaal duidelijk de deur wijzen; want in hemleeft nu werkelijk het ware beeld van Rome en dit kan door geen enkele, slechtsverzonnen voorstelling verdrongen worden. [12] En hoe komt dat dan? Omdat hijdoor zijn inspanning en werk de volle waarheid in zijn levende ziel, en niet alleenmaar in zijn hersenen geprent heeft! Hij heeft dus de ware geest van de zaak in zijn

Page 211: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

211

ziel opgenomen; het waarheidsgetrouwe beeld leeft nu in hem en kan door geenenkel verkeerd beeld van buitenaf meer gedood en vernietigd worden, omdat heteen waar levensbeeld geworden is.[13] En zoals deze gelijkenis in ieder opzicht en met betrekking tot alles zeerduidelijk het verschil laat zien tussen bedrieglijke schijn en de volle waarheid,waardoor iedereen ook gemakkelijk en geheel en al kan zien dat iederebeschrijving van Rome, ook al is die nog zo juist, het niet haalt bij de eigendaadwerkelijke overtuiging, omdat de voorstelling die door een beschrijving isontstaan, slechts ingebeeld is en heel goed verdrongen kan worden door een anderedie door iets anders is ontstaan, omdat ze geen levend beeld geworden is in de ziel,precies op dezelfde manier gaat het met Mijn leer:'

Hoofdstuk 122: Het belang van het daadwerkelijke christendom[1] (De Heer:) 'Jullie kunnen Mijn leer van woord tot woord met onuitwisbareletters voor alle tijden der tijden optekenen, zodat er geen letter van verloren gaat,en jullie kunnen haar nog zo prediken en voorlezen aan alle volkeren, en als dezevolkeren dan luidkeels roepen: 'O, kijk eens, dit is een zeer voortreffelijke leer ende mond van een God waardig!', maar er dan toch niemand mee aan het werk wilgaan en volop actief wil worden volgens de principes ervan en volgens hetgeenerin verlangd wordt, -heeft deze leer van Mij dan voor iemand enig nut, ook al iszij nog zo zuiver bewaard? Ik zeg jullie: Dat heeft geen enkel nut! Of heeft eenzieke iets aan een medicijn, als hij dit niet inneemt en niet volgens het voorschriftvan de ervaren arts gebruikt?![2] Als iemand echter maar iets van Mijn leer weet en dat meteen in praktijkbrengt, dan zal hij daar al duidelijk een groter en levender nut van hebben daniemand anders die weliswaar met alle eerbied over Mij en Mijn leer spreekt, maarnooit bij zichzelf het besluit kan nemen om haar in de daad om te zetten. Want deeerstgenoemde zal, doordat hij handelt volgens het weinige dat hij vernomen heeft,dit ook juist in zijn ziel tot leven brengen, en het kleine zaadje zal spoedig eengrote oogst vanuit de levende geest opleveren die geen enkele kwade macht ooitmeer kan vernietigen, terwijl de ander die Mijn leer aanprijst en zorgvuldigbewaart, door geestelijke honger geplaagd ook alle andere leren er bij zal halen endaarbij toch nog van geestelijke honger zal sterven. Zal diens ziel Mij aan genezijde dan herkennen, als zij hier door haar doen en laten niet de ware geest vanMijn woorden geheel en al naar waarheid eigen heeft gemaakt?[3] Stel, dat iemand van Mijn leer niet meer weet dan alleen dat men God bovenalles lief moet hebben en zijn naaste als zichzelf, en hierover ernstig zou denken:'Kijk, dat is een goede leer! Er moet een allerhoogst goddelijk wezen bestaan, datin overeenstemming met alles wat door Hem is geschapen, zeer goed enbuitengewoon wijs is en leeft en zich beweegt. Dit derhalve buitengewoon goede,wijze en almachtige Wezen moet men dus ook meer achten, waarderen, eren enliefhebben dan al het andere in de wereld. Mijn medemens is evengoed als ik eenmens en door de Schepper met dezelfde rechten in deze wereld geplaatst. Hij magdaarom niet te gering geacht worden, maar mijn verstand zegt me zelfs dat ik voor

Page 212: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

212

hem hetzelfde over moet hebben als voor mezelf. Want acht ik hem te gering, dandoe ik dat ook mezelf, omdat ik ook slechts een mens en verder niets meer ben. Ikerken dat als een eerste levensprincipe, en wil me daar dan ook om te beginnenvoor mijzelf daadwerkelijk streng aan houden!'[4] Deze mens doet dat nu en probeert ook zijn omgeving daartoe te bewegen,deels door zijn voorbeeld en deels door zijn heel eenvoudige en sobere leer; zovormt hij zijn gezin tot een waar toonbeeld van ware en God toegewijde mensen.En wat zijn in korte tijd de vruchten van deze prijzenswaardige onderneming? Demensen leven in vrede. Niemand verheft zich boven de ander. De verstandige zetzich er voor in om met veel geduld en liefde de minder begaafde op gelijk niveaute brengen, en maakt hem opmerkzaam op alle wonderen in de schepping die hijkent, en is gelukkig dat hij de zwakkere kon helpen. [5] En omdat dit allemaalpraktisch gebeurt, wordt het ook in het leven van de ziel opgenomen; daardoorwordt de ziel dan ook duidelijk steeds actiever en krachtiger:'

Hoofdstuk 123: Wijsheid als gevolg van liefdevolle werkzaamheid[1] (De Heer:) 'Hoe werkzamer het er in de ziel aan toe gaat, des te lichter wordthet daar ook; want het basiselement van het zieleleven is het vuur. Hoe heviger ditelement begint te werken, des te meer licht verspreidt het in en buiten zichzelf: Alsde ziel dus steeds meer gloeit van leven, dan wordt het leven in haar ook steedslichter en helderder en begint de ziel door dit intensievere levenslicht ook steedsmeer de innerlijke levensgeheimen te doorzien en te begrijpen.[2] Dit diepere schouwen en begrijpen verschaft de ziel weer nieuwe moed omGod nog inniger lief te hebben en te bewonderen, en deze liefde is dan al een eerstevonk van Gods geest in de ziel; deze vonk groeit en neemt geweldig toe en kortetijd daarna worden de ziel en Gods geest geheel één, en de ziel wordt dan door degeest van God in alle waarheid en wijsheid binnengeleid.[3] Als voor zo iemand nu alle wijsheid toegankelijk is geworden, zoals Ik jullie nugedurende een aantal dagen aan een stuk door heb gepredikt en ook inderdaad heblaten zien, zeg Me dan eens, of dat soms is toe te schrijven aan het feit, dat aandeze mens elk van Mijn woorden die Ik tot Jullie heb gesproken, letterlijk preciesen onveranderd is overgeleverd! 0 neen! Hem is niets anders ter ore gekomen danenkel de beide wetten der liefde, alleen doordat hij deze precies, gewetensvol endaadwerkelijk in praktijk heeft gebracht, heeft hij al het overige verworven![4] Ofschoon Ik deze zaak aan jullie toch beslist door en door duidelijk hebuiteengezet, vragen sommigen van jullie zich toch af: 'Ja, hoe is het nu mogelijkdat door het praktisch in acht nemen van de beide geboden de ziel tot zo'n hogewijsheid verheven wordt?' En Ik zeg jullie: Dat komt, omdat de ziel reeds vanaf heteerste begin zo is ingericht! [5] Hoe wordt dan een druif rijp, zoet en geestrijk -hetis immers maar een heel eenvoudig natuurlijk gewas? Dit wordt bewerkstelligddoor het licht en de warmte van de zon. Door het licht en door de warmte wordende natuurgeesten in de wijnrank steeds actiever. En doordat ze steeds actieverworden en als het ware steeds bedrijviger door elkaar bewegen en er wrijvingontstaat, worden ze in zichzelf ook steeds vuriger en ontstaat er in hen steeds meer

Page 213: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

213

licht. En doordat ze in zichzelf steeds helderder en lichter worden, wordt ookwederzijds hun specifieke intelligentie* (* oorspronkelijk: Spezialintelligenz)verhoogd; hoe lichter hun intelligentie wordt, des te duidelijker wordt het hen datze tot een en dezelfde orde behoren; ze beginnen elkaar te omvatten, zich teordenen en zich te verenigen. Als dit zich geheel en al heeft voltrokken, is de druifook rijp en goed eetbaar geworden.[6] Wanneer men het sap heeft verzameld en in een vat heeft opgeslagen, dandulden de goed geordende natuurgeesten niet meer dat een vreemde stof, dienatuurgeesten van een heel andere orde bevat, de goede orde verstoort die denatuurgeesten van het druivensap nu hebben aangenomen. Zodra zich iets vreemdsin de most bevindt, dat tot een andere orde behoort, gist en bruist hij net zo lang tothet vreemde verwijderd is of tot het zich volledig naar zijn orde heeft gevoegd. Pasals dat gebeurd is, ontwaakt de geest van het innerlijke licht en de innerlijkewarmte uit alle nu goed geordende natuurgeesten van het zuiver gewordendruivesap; en de voorheen nog onzuivere most is daardoor tot een geestelijk sterkeen zuivere wijn geworden.[7] Dit is dus allemaal door de zon bewerkstelligd, dat wil zeggen door het licht ende warmte ervan. En precies zo gaat het met de mens en zijn ziel! Wanneer hijdoor een wet in acht te nemen die de beste orde uit God behelst, zijn ziel tot eensteeds grotere werkzaamheid kan brengen, zal het in zijn zielook steeds lichter enlevenswanner worden in alle sferen van het leven. Daardoor zal zij zichzelf steedshelderder en zuiverder kennen en zo ook de goddelijke kracht, die steeds meer inhaar binnenstroomt en ook een steeds intenser en hoger leven in haar doet gedijen.[8] Als de ziel deze kracht herkent, dan herkent ze ook God, van wie deze krachtuitgaat. En als ze dit noodzakelijkerwijs moet beseffen, dan kan het niet anders dandat ze God ook steeds meer en meer liefheeft. Met deze liefde verwijdert ze danzelf al het vreemdsoortige uit haar steeds zuiverder en volmaakter wordendelevensorde en wordt steeds meer één met de orde van Gods geest in haar; omdat ditechter begrijpelijkerwijs het geval is en ook zeer zeker moet gebeuren, is hetnatuurlijk vanzelfsprekend, dat zo'n ziel, die dan geheel doordrongen is van Godsgeest, wel op allerlei manieren moet groeien, ook wat kracht en sterkte betreft; enzo wordt zij zeker een waar kind van de allerhoogste God. [9] Wanneer zo'n zieldan tenslotte het lichaam verlaat en in het grote hiernamaals natuurlijk in het volstebewustzijn aankomt, dan zal ze ook God zeker meteen herkennen, omdat ze hier alvolledig één met Hem is geworden en Hem tot het volste en helderste bewustzijnin zichzelf heeft gebracht, en dit om de duidelijke reden dat het bewustzijn vanGods geest, dat immers eeuwig het allerhelderste is, nu in zekere zin tot hethelderste verenigde bewustzijn van de ziel zelf is geworden"

Hoofdstuk 124: Het wel goed weten, maar niet doen[1] (De Heer:) 'Is het met al deze dingen dus alleen maar zo en nooit anders kanzijn, hoe onbeduidend lijkt dan jullie bezorgdheid over het zuiver houden van eentot jullie gericht woord! De mens heeft hier slechts heel weinig van nodig, maareen heel klein mosterdzaadje; als hij dit in de levensaarde van zijn hart legt en het

Page 214: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

214

dan ijverig en daadwerkelijk verzorgt, zal er een boom uit groeien en onder detakken van deze boom zullen ook de vogels van de hemelen hun woning vinden.[2] Bezitten de Farizeeën soms niet de boeken van Mozes en de profeten nogvolkomen zuiver en zonder dat er ook maar een lettergreep aan ontbreekt?! Maarwat brengt hen dat verder? Ondanks alles zijn het toch nog verscheurende wolven,die in schaapskleren rondlopen om des te meer verwoesting aan te richten op devreedzame weiden der lammeren! [3] Ik zeg jullie: Al het uiterlijke, al is het opzichzelf nog zo zuiver, doodt; alleen de geest heeft het leven en maakt alles levendwaar hij in doordringt. Jullie moeten Mijn leer daarom ook heel kort en eenvoudigsamenvatten, slechts voorzover de mensen deze over het algemeen nodig hebben.En wie deze leer in praktijk brengt, zal ook in de mate van zijn werkzaamheid degeest van God in zichzelf opwekken, en pas dan zal deze geest in het licht en hetvuur van alle waarheid de ziel tot leven wekken, die dan in alle waarheid enwijsheid uit God binnengeleid zal worden; zij zal dan in en uit zichzelf dit en nogonuitsprekelijk veel meer, wat Ik jullie heb verteld, allerduidelijkst vernemen.[4] Stel je nu voor dat Ik jullie Mijn hele schepping heel analytisch van het grootstetot en met het kleinste op wonderbaarlijke wijze zou onthullen door vele duizendenvan Mijn engelen te ontbieden en hun op te dragen om alles op te schrijven met dehun mogelijke bliksemsnelle manier van schrijven! Ten eerste zouden we daarvoorzoveel van het witte perkament nodig hebben, dat daar bij lange na geen plaatsgenoeg voor zou zijn in een hele hulsglobe; en zeg Mij eens in de tweede plaats,als al deze eindeloos vele vellen volgeschreven zouden zijn, wanneer zouden julliedan klaar zijn met het doorlezen van al deze geschriften! Ik hoop nu, dat jullie eenbeetje beginnen in te zien hoe dwaas dat zou zijn! [5] Ga naar Memphis, Thebe,Karnag en Alexandrië! Daar zullen jullie bibliotheken aantreffen, allemaal zo echten juist mogelijk; maar Ik verzeker jullie, dat geen mens ze in vijfhonderd jaargeheel en al kan doorlezen! Er zou werkelijk Methusalems leeftijd voor nodig zijnom alle schriften en tekens slechts éénmaal door te lezen! En wat zou iemand eraan hebben als hij deze verbazingwekkende moeite zou hebben genomen? Hij zouhet gelezene zeker al van dag tot dag, ja uiteindelijk, als hij al flink in de wargeraakt zou zijn, van uur tot uur en van minuut tot minuut totaal vergeten, en ervoor zijn leven ook niet het minste profijt van hebben.[6] Merken jullie nu wat voor een totaal andere weg Ik jullie met Mijn leer wilwijzen; waarop men binnen de kortste tijd, als men het maar echt wil, toegang totalle wijsheid der hemelen verkrijgen kan![7] Ik ben deze weg, en de waarheid en het leven. Wie Mij waarachtig liefhebbendin zijn ziel heeft opgenomen, maar niet alleen maar gelovig wat betreft hetvernomen woord, maar ook geheel en al wat zijn handelen betreft, tot hem zal Ikaltijd in de geest komen, en Ik zal Mij aan hem openbaren en hem verlichten zoalseen helder opgaande zon de voordien duistere velden van de aarde.[8] Met één innerlijke, geestelijke blik zal hij meer over de diepste oorsprong lerenkennen dan door tienmaal honderdduizend jaar lang te lezen, gesteld dat hetiemand gegeven was om zo lang te leven.[9] Jullie hebben nu zelf sinds verscheiden dagen, die Ik steeds onderwijzend enhandelend in jullie midden heb doorgebracht, toch heel wat vernomen en gezien,

Page 215: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

215

en jullie ziel is daardoor zeer wakker gemaakt, en in jullie hart is liefde, geloof envolledig vertrouwen gekomen; maar als je het alleen hierbij zou laten, dan zoudenjullie er werkelijk nog weinig aan hebben voor je ziel, en jullie kennis en wetenzou niet meer worden dan wat het nu is.[10] Jullie moeten van nu af aan zelf werkzaam worden volgens Mijn leer, dan zalje ziel levendiger en lichter worden en pas dan zal Mijn geest in jullie ziel Zijnintrek nemen en je in alle wijsheid binnenleiden.[11] Daaruit bestaat dus de nieuwe school van het ware leven en de enig warekennis van God en het leven zelf, en Mijn leer heet een waar evangelie*, (*'Evangelie' betekent: 'goede, blijde boodschap') omdat het de mensen leert gaan opde enig juiste en ware weg ter verkrijging van het ware eeuwige leven en van deenige ware liefde en wijsheid van God. [12] De leer is weliswaar niet groot, en alsze in een boek wordt geschreven, kan ze door iedereen die kan lezen in enkele urendoorgelezen worden. Maar hoe ijverig men ook leest, alleen door te lezen zal mener niet meer profijt van hebben dan wanneer iemand alleen maar uiterlijk met Mijnleer heeft kennis gemaakt, -wat wel in de eerste plaats dient te gebeuren.[13] Want dit is te vergelijken met een eerste noodzakelijke stap om op reis tegaan; want als Ik van hier naar bijvoorbeeld Damascus zou moeten reizen en nooitde eerste stap zou zetten, dan spreekt het vanzelf dat Ik ook de tweede stap niet zalkunnen zetten en nog minder de daarop volgende stappen die Mij naar Damascusmoeten brengen. Maar ook als Ik de eerste stap nog zo stevig zet, en daarna ook detweede, derde en vierde, dan heeft dat nog geen enkele zin wanneer Ik daarna blijfstaan, en het teveel inspanning zou vinden om zo lang door te blijven lopen tot Ikin Damascus ben aangekomen.[14] Ik heb jullie nu heel duidelijk gemaakt wat je moet doen om waarachtig heteeuwige leven en al zijn gerechtigheid te verwerven. Handel daar dus naar, dan zalMijn belofte aan jullie allemaal volledig in vervulling gaan; want van het vele watIk tot nog toe geopenbaard heb, is dit, wat Ik je nu gezegd en geopenbaard heb, welhet grootste en het belangrijkste voor jullie leven.[15] Ik heb jullie nu heel veel wonderen van Mijn scheppingen onthuld engeopenbaard, en daarom hebben jullie van Mij heel veel geleerd; maar jullie wetennu enkel wat je hebt gehoord en gezien. Meer dan dat weten jullie echter niet. Maarmet de huidige openbaring heb Ik jullie nu haarfijn en overduidelijk getoond, watjullie en iedereen te doen staat om tot de onbegrensde zelfaanschouwing van allewonderen van de eindeloos grote schepping van God te geraken, die dan niet meerzal vergaan, maar eeuwig zal blijven bestaan."

Hoofdstuk 125: De noodzaak om zichzelf te onderzoeken[1] (De Heer:) "Dus jullie moeten nu je best doen om hiernaar te handelen; doe allemoeite en onderzoek jezelf of je niets nalaat, zodat je uiteindelijk niet hoeft tezeggen: 'Kijk nu eens, nu heb ik gedurende tien tot twintig jaar alles gedaan wat denieuwe leer me voorschreef, en toch ben ik nog geen stap verder gekomen, ik merknog altijd niets van een bijzondere verlichting in mezelf, en van het zogenaamdeeeuwige leven bespeur ik ook nog bitter weinig in mezelf! Wat mankeert er dan

Page 216: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

216

nog aan?' [2] En daarom zeg Ik tegen jullie: Ga zorgvuldig bij jezelf na, of er nietnog sterke, wereldse, baatzuchtige gedachten jullie hart besluipen, of jullie hart, endaarom ook jullie ziel, niet af en toe bevangen is door hoogmoed, door een zekerete overdreven zuinigheid -een jongste zus van gierigheid -, eerzucht, neiging totoordelen, graag gelijk willen hebben, neiging tot lichamelijke wellust, en doormeer van dergelijke zaken! Zolang dit nog bij de een of de ander het geval is, zalhij de belofte, dat wil zeggen het volledig in vervulling gaan ervan, aan zichzelfnog niet meemaken.[3] Want kijk maar naar de most en de zuivere, geestrijke wijn in een vat of eenzak! Zolang er zich nog grove en vreemde bestanddelen in de most bevinden, zaldeze gisten en niet tot zuiverheid komen; maar als deze bestanddelen er eenmaalgeheel en al uit verwijderd zijn, wordt het rustiger en rustiger in het vat, de mostwordt helder en wordt een zuivere, volle geestrijke wijn[4] Het zal vaak voorkomen, dat menigeen er niet ver vanaf is het Godsrijk in zijnziel ten volle te bezitten, en toch zal hij het niet in bezit nemen, omdat hij zichzelfte weinig onderzoekt en niet in de gaten heeft met wat voor aardse eigenschappenzijn ziel mogelijk nog behept is. Als hij zichzelf echter zorgvuldiger zou testen,zou hij spoedig ontdekken dat hij bijvoorbeeld nog zeer gevoelig is en noggemakkelijk door een kleinigheidje beledigd kan worden.[5] 'Ja', zegt dan iemand, 'moet een mens dan helemaal geen eergevoel hebben?' Oja, zeg Ik, de mens kan zeer zeker eergevoel hebben, maar dat moet van de edelstesoort zijn! Wanneer iemand, die nog zwak van geest is je heeft beledigd, moetjeniet boos op hem worden,.maar naar hem toe gaan en zeggen: 'Vriend, mij kun jenergens mee beledigen; want ik houd van jou en alle mensen! Degenen, die tegenmij vloeken, zegen Ik en die mij kwaad doen, doe ik zoveel ik kan alleen maargoed! Maar het is niet netjes, dat iemand een ander beledigt; doe dat daaromvoortaan met meer voor je hoogst eigen heil! Want je zou met je steeds groeiendezucht tot beledigen wel eens iemand kunnen treffen die je dat zeer kwalijk nam enje dan grote en zeker heel onprettige. Onaangenaamheden zou kunnen bezorgen, endan heb je het alleen aan jezelf te wijten datje iets onaangenaams is overkomen![6] Als jullie met iemand, die je heeft beledigd, zonder de minste kwaadheid in jehart zo kunt spreken, dan hebben jullie een volkomen gerechtvaardigd, edel engoddelijk eergevoel in je hart. En als je vanwege zoiets nog een klein beetje vaneen soort boosheid in jezelf bemerkt, en bitter en onvriendelijk op zo iemandreageert, dan is dat nog het gevolg van geringe, in jullie ziel verborgen hoogmoed,en alleen al hierdoor kan de vereniging van je ziel met Mijn lichtgeest in jezelf noglang worden verhinderd.[7] Of een van jullie wordt meerdere keren aangesproken door een en dezelfdearme man, die om een niet geringe aalmoes vraagt. Jullie hebben het wel enkunnen de arme nog duizend maal zoveel geven als jullie hem al gegeven hebben;maar omdat hij min of meer brutaal is ergeren jullie je aan hem, en jullie wijzenhem de deur terwijl je hem te verstaan geeft, dat hij niet zo vaak moet komen endenken dat men hem iedere keer wanneer hij komt een aalmoes geeft![8] Ja, kijk, dat zijn voor een werelds denkend mens wel heel verstandige woorden,en de bedelaar heeft zo'n kleine terechtwijzing ook verdiend; maar degene die de

Page 217: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

217

arme man zo tegemoet treedt, is toch nog lang niet rijp voor Mijn rijk, want Ik laatMijn zon alle dagen opkomen en schijnen over goede en slechte mensen, en tengunste van alle schepselen. [9] Dezelfde straal die de vergulde paleizen van dekoningen verheerlijkt en in de wijnranken het edelste van alle sappen zuivert, doetrijpen en zoet maakt, verspreidt ook zijn licht over poelen en riolen en ergert zichniet aan het gekwaak van de kikkers en het getjirp van de krekels. Achter eendergelijke terughoudendheid zit nog iets karigs, en die karigheid en te grotegeldelijke zuinigheid komt bepaald dicht in de buurt van gierigheid en vertroebeltde levensmost van de ziel; en zolang dat nog ononderbroken het geval is,produceert de ziel geen zuivere en geestrijke levenswijn.[10] Wie echter welgesteld is, en als zodanig alleen maar echte grote vreugdeondervindt door te geven, en de arme er niet op aankijkt dat hij hem al diversekeren een kleine gave heeft geschonken, is dan wat dit punt betreft reeds klaar omMijn rijk binnen te gaan, als hij tenminste geen rekening hoeft te houden met eenandere kleine fout in zijn ziel.[11] Daarom zeg Ik tegen jullie, dat je jezelf steeds in. alles nauwkeurig moetonderzoeken en je moet verheffen tot het levensniveau waarop je in jezelf helderen bewust waarneemt datje vrij bent van alle aardse slakken"

Hoofdstuk 126: Naastenliefde als regelaar van spaarzaamheid[1] (De Heer:) 'Ja', zegt weer iemand van jullie bij zichzelf, 'dat is allemaal weljuist van dat zelfonderzoek; maar waar haalt men een maatstaf die altijd juist isvoor het zuivere gevoel en het geweten? De mens raakt vanaf de wieg vertrouwdmet de gevoelens die het volk heeft ten aanzien van wat moreel juist is, en vindtalles goed wat hij volledig beantwoordend aan deze gevoelens doet; ja, als hij instrijd hiermee zou handelen, zou hij menen dat hij een zonde begaat.[2] Bij een volk hoort spaarzaamheid een aanbevolen en aan.geprezen belangrijkedeugd te zijn: Wie in zijn jeugd en op mannelijke leeftijd spaart, hoeft als hij oud isgeen gebrek te lijden, en wie niet werkt en spaart zal ook niet eten! ,[3] Mijn beste vrienden! Deze op zichzelf absoluut niet afkeurenswaardigeprincipes zijn Mij heel goed bekend. Ze kunnen en moeten overal waar een volk ingroepen met elkaar samenleeft, bestaan en gehandhaafd worden, maar steeds in devoor het leven edelste zin van het woord. Opdat ze echter alleen in deze zin in desamenlevingen van mensen bestaan en nooit onderschat en overdreven worden,moeten ze vergezeld gaan van een houdbare en zeer betrouwbare regulator. Enwaaruit moet deze regulator bestaan? Uit niets en niemand anders dan alleen uit deware en zuivere naastenliefde, waarvan de verstandige belangrijkste grondregel alsvolgt luidt: Voor zijn naaste wenst en doet de mens van harte precies alles waarvanhij redelijkerwijs en wijselijk kan wensen en willen, dat anderen het ook voor hemzelf willen doen en overhebben. [4] Wie goed bij deze grondregel stilstaat, zalgauw zien dat hij als geen ander alle mensen zal aansporen tot een zekere ijver enook tot ware en edele spaarzaamheid voor het leven; want als het mij onaangenaamis, dat een ander niets uitvoert terwijl ik werkzaam ben, dan moet ik ook nietterwijl een ander werkt, werkeloos toezien!

Page 218: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

218

[5] Als iedereen dit uit ware, edele naastenliefde voor het leven doet, dan zullen erin een samenleving spoedig nog maar heel weinig mensen zijn die men 'armen' zoukunnen noemen. Behalve mensen die lam zijn, gebrekkig, blind, doof en melaats,zullen er weinigen meer zijn die de gemeenschap tot last zijn; maar deze moetendan wel met een vreugdevol hart voorkomend verzorgd worden.[6] Er zullen in een gemeenschap ook een of meer leraren zijn, die geen tijdhebben om met het werk van hun handen in hun levensonderhoud te voorzien. Degemeenschap dient dan in zoverre voor hen te zorgen, dat het voor hen niet nodigzal zijn om de tijd die voor het onderwijzen van jullie kinderen en jezelf bestemdis, te besteden aan werken op het land! Dat is ook een daad van bijzonderenaastenliefde, die hoog bovenaan staat. Want degene die jullie hardwerkend vangeestelijke en derhalve ware levensschatten voorziet, moeten jullie natuurlijk geengebrek laten lijden wat zijn lichamelijk leven betreft.[7] Wie echter een dergelijke genade van Mij gekregen heeft en geroepen is omvoor de mensen in Mijn naam een leraar te zijn, moet wel bedenken dat hij diegenade voor niets van Mij gekregen heeft en zich daarom niet moet laten betalenvoor het doorgeven hiervan! Een echte leraar zal ook datgene wat hij voor nietsvan Mij gekregen heeft, voor niets doorgeven. En degenen die door hemonderwezen worden, moeten dan uit ware liefde tot Mij de leraar, die Ik naar hengezonden heb, wel op eigen initiatief met alle liefde opnemen en op geen enkelewijze gebrek laten lijden; want het spreekt natuurlijk vanzelf, dat wat zij vooriemand doen die door Mij gezonden is, beschouwd wordt alsof ze het voor Mijzelfgedaan hebben![8] Maar wat ze doen, behoren ze altijd met grote vreugde te doen, opdat het hartvan de leraar niet bedroefd wordt vanwege de hardheid van de harten van de ledenvan de gemeenschap, en hij met vreugdevol hart ziet, hoe Mijn woord uit zijnmond meteen de edelste vruchten van het ware, innerlijke leven begint te dragen.[9] Jullie zien nu, dat de ware, edele en laten we zeggen verstandige naastenliefdevoor dit aardse leven de betrouwbaarste maatstaf is om na te gaan, of en hoe zuiverhet er in de ziel uitziet. Gebruik deze daarom vóór alles, dan zullen jullie hiervanspoedig de zegenrijkste vruchten oogsten voor de schuren van het eeuwige leven inhet licht van Mijn geest binnen in jezelf! - Mathaël, hoe denk je nu over het zuiverhouden van deze leer die Ik nu aan jullie heb gegeven? Is ze zo voor alle mensentot aan het einde aller tijden zuiver te houden of niet?" [10] Mathaël zegt, diepgetroffen door de waarheid van Mijn woorden: 'Heer, een korte pauze slechts, endan wil ik U ook door middel van woorden danken voor deze te belangrijkeopheldering en terechtwijzing van al mijn bezwaren! Ja, deze lofprijzing moet luiduitgesproken worden! Maar nu is mijn hart nog te ontroerd en te berouwvol,daarom een weinig rust voor mijn ziel, o Heer, Gij, eeuwig hoogst Wijze!'

Hoofdstuk 127: De liefde als meest ware lofprijzing van God. De Heer geeftgelijkenissen over de aarde en het planten.[1] Na een poosje had Mathaël zich weer hersteld en wilde zo'n echt grootsdithyrambisch lofgezang voor Mij gaan aanheffen.

Page 219: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

219

[2] IK zei echter tegen hem: 'Vriend, wat jij hier openlijk wilt uitspreken weet Ikbij voorbaat allang van A tot Z; laat het daarom maar! Ik ben geen vriend vanzulke grootse lofprijzingen. De lofprijzing die Mij het alleraangenaamst is, is dat jeMij in het diepst van je hart waarachtig liefhebt![3] Als je bij je volk bent, kun je wel met alle enthousiasme veel ophef over Mijmaken, en Ik zal het je vergelden met allerlei genadegaven voor hart, ziel en geest;maar hier in Mijn tegenwoordigheid is zoiets zeker niet nodig, omdat alle andereaanwezigen Mij toch al evengoed kennen als jij , en Mij ook eren, evenals jij.[4] Geloof me: Iets wat groter, verhevener en God meer waardig is dan Davidspsalmen en Salomo's hooglied is er op aarde sinds Noach niet geschreven engezongen. Maar daarom zijn David en Salomo Mij niet meer waard en.welgevalliger geworden! Salomo heeft zichzelf uiteindelijk geheel bulten Mijngenade geplaatst, en David werd niet door zijn psalmen een man naar Gods hart,maar alleen doordat hij Mijn wil heeft erkend en er vrijwillig naar heeft gehandeld.En pas omdat hij dat deed, kregen zijn psalmen waarde voor Mij. Je ziet nu dus,wat alleen waarde voor Mij heeft. Doe dat dus, en je zult Mij daardoor het meesteren, tot Mijn ware vreugde en tot waar heil voor je ziel! [5] En nu moet MijnRoclus eens hier komen; want Ik zie dat hij nog iets op zijn hart heeft en daar graageen nadere uitleg over wil hebben, die hij dan ook zal krijgen. Roclus, kom dichterbij Me, want Ik heb nog het een en ander met je te bespreken!"[6] Toen Roclus dit hoorde kwam hij snel naar Mij toe en zei: 'Heer en Meester,hier staat Uw minste en hoogst nutteloze knecht al dienstvaardig voor U! Gebied, oHeer, en ik zal het meteen precies uitvoeren! Want ik heb Uw woorden van zojuistnauwkeurig vernomen, heb ze in het liefdevuur van mijn hart getoetst en vonddaarin zelfs alles natuurlijk en naar wat U, o Heer hebt geleerd en zo getrouwenduidelijk hebt uiteengezet. Weten en inzien moet weliswaar het eerste zijn, -maarmeteen daarop volgt het handelen ernaar; want alle kennis en inzicht heeft zonderhandelen.~een enkele waarde! Daar ben ik nu zo volledig van overtuigd, dat allewijzen van de hele aarde mij niet tot een andere overtuiging zouden kunnenbrengen. Daarom hoeft U, o Heer, slechts te gebieden en ik zal meteen aan hetwerk gaan!" [7] 'Ja, ja", zeg IK, "er ligt wel een groot werk voor ons, en er zijn nogmaar weinig arbeiders! De oogst zou groot kunnen uitvallen, de gewassen zijn rijpgeworden; maar er zijn slechts weinig maaiers en arenlezers. Daarom is het hoogtijd om aan het werk te gaan, zodat de tarwe in Mijn schuren wordt gebrachtvoordat er stormen komen die het edele levensgraan er uit slaan en verstrooien, ende vogels dan komen om hun grote honger ermee te stillen.[8] Er staat weliswaar op de Libanon nog menige ceder onder welks takken Samuëleens gebeden heeft. Toen waren deze bomen nog jong, volbracht en weelderig, ende in woede ontstoken stormen probeerden tevergeefs hun woede daarop te koelen.Maar de ouderdom komt met gebreken en de pezen van zijn verbleekte levenworden voos! Daarom hebben de oude ceders van de Libanon nu nog wel hier endaar kracht in een enkele tak, en ze trotseren nog menige storm met het deel datnog gezond is; maar meer dan tweederde van de takken is al afgevallen en die ernog over zijn -nauwelijks een derde -zijn nog maar voor de helft gezond en biedennog slechts aan de apen een armzalig onderkomen en een zwakke bescherming

Page 220: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

220

tegen de stormen waar de Libanon voor bekend staat. Nu heb je overrijp zaad omte oogsten en als een verstandige houtvester de Libanon met jonge ceders nieuw tebeplanten; maar hoe moetje te werk gaan om tijdig klaar te zijn vóór de tijd van degrote stormen? -Begrijp je Me wel, Mijn vriend?"[9] Roclus kijkt verbaasd en zegt: 'Heer, dat U deze keer zuiver Grieks hebtgesproken, heb ik wel verstaan; maar van de eigenlijke zin van Uw woord heb ikniet één lettergreep begrepen! Heer, waar hebt U dan op aarde een akker, die nuvol rijpe tarwe staat en gemaaid moet worden? Zeg me waar die is, dan zullen ermorgen al duizend maaiers en arenlezers bedrijvig aan het werk zijn, en de ophanden zijnde stormen kunnen dan rustig hun gang gaan over de droge stoppels![10] Maar wat gaat ons de Libanon aan, waarop nu al bijna geen ceders meerstaan? De eigenaren ervan moeten maar zien hoe ze hem opnieuw beplanten, en devele apen kunnen nog lang rondspringen op de dikke, nog zeer sterke takken entwijgen van de oude bescherming en zaad biedende ceders van Samuel, David enSalomo! Ik denk dat het veel beter zou zijn om ons zoveel mogelijk tebekommeren om de ware cultuur van de mensen, en de Libanon met rust te laten.Uw akker, die U waarschijnlijk ergens bij Nazareth bezit, of misschien alleen maargepacht heeft, neem ik meteen voor mijn rekening, en morgenavond staat er geenhalm meer op het open veld bloot aan de storm die op komst is! Heer, U hoeft hetdaarom maar te zeggen en over enkele uren zet ik meteen zonder moeitezesduizend handen aan het werk"

Hoofdstuk 128: De geestelijke betekenis van de twee gelijkenissen[1] IK zeg: 'Mijn vriend, zie, de vogels hebben hun nesten en de vossen hun holen;maar Ik, nu als Mensenzoon, heb op deze aarde zelfs niet eens een steen die Ikvolgens wereldse wetten als Mijn eigendom onder Mijn hoofd zou kunnen leggen,-laat staan een aards veld vol met tarwe, dat nu maaiers nodig zou hebben![2] De 'akker' die Ik bedoel, is deze wereld, en de rijpe 'tarwe' hierop, zijn demensen, en met de 'maaiers', bedoel Ik degenen die Ik Mijn leerlingen noem. Dezemoeten de wereld intrekken en de mensen bekeren en allen op de juiste wegbrengen die op zij en dwaalwegen wandelen en met drievoudig bedekte ogen eenveilig onderkomen zoeken maar er geen kunnen vinden.[3] 'Rijp' zijn ze, omdat in hen het streven naar een hoger doel wakker en levend isgeworden. Allen zoeken de levende, met alle zaligheid bekroonde rust -maar viadwaalwegen -en ze bereiken derhalve ondanks hun zoeken niets anders danuiteindelijk de dood van hun lichaam; en over hetgeen verder reikt in de richtingvan gene zijde, heerst bij eenieder de donkerste nacht. [4] Zolang de mens zo'nbehoefte niet in zichzelf voelt, maar geheel als een dier, onbekommerd wat betreftzijn levenssfeer in wat voor toestand deze. ook overgaat, maar voortleeft, en eet alseen poliep op de zeebodem, dan is er in hem nog geen rijpheid voor een hogereopenbaring aanwezig; maar mensen, die naar van alles op zoek zijn, zoals er nuzelfs onder de heidenen buitengewoon veel zijn op bijna een derde van debewoonde aar:de,. die ook vol begeerte naar het bezitten van zaligheid verlangenook al is die slechts gedroomd, en die vaak begraven zijn in allerlei hartstocht, die

Page 221: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

221

zijn een rijp 'gewas', rijp voor het zien van hogere dingen, voor de waarheid, dusvoor Mijn rijk; en daarom zijn er veel maaiers nodig, leraren uit Mijn school,toegerust met alle liefde, geduld, zachtmoedigheid, wijsheid en kracht.[5] En zie, daar zijn er nu nog maar weinig van; behalve jullie zijn er verder geen,behalve de Moren die hier waren en hier voor hun stam het nodige licht gehaaldhebben en daarmee in hun land ook goed zullen werken! Daarom moeten jullie vannu af aan, omdat je met weinigen bent,je handen met !n de schoot leggen, maarzonder ophouden werken, opdat het aantal maaiers op de grote levensakker vanMijn gewassen steeds groter wordt! Dat is het wat Ik je wilde zeggen toen Ikdaarstraks over Mijn akker sprak, over de rijpe vrucht, en het daarvoor te kleineaantal maaiers. [6] En wat de oude 'Libanon' met zijn ceders betreft, daarmee is deSchrift bedoeld van Mozes tot aan deze tijden. Die bestaat nog wel, maar haarbeelden zijn oud en voos geworden zoals de vroeger zo heerlijke ceders, Waaruitde oude tempel in Jeruzalem, vooral van binnen, is gebouwd, en van welk hout alveel eerder de wonderbaarlijke ark van het verbond is gebouwd.[7] De 'ceders' staan dus voor de woorden en wetten in de Schrift. Ooit, toen deceders op de Libanon nog jong en krachtig waren, brachten ze de mensen veel nut,en een rechter, Samuël, kon waarachtig bidden onder hun takken. Maar het aardsewinstbejag van de mensen heeft de mooie Libanon bijna geheel van zijn cedersontdaan, en op de.plaats van de oude en gezonde ceders groeide maar al te gauwallerlei wild struikgewas, en zelfs de oude nog overgebleven ceders met hun velevoos geworden takken dienen nu meer de apen dan de mensen tot beschutting engerief, -maar natuurlijk alleen maar toevallig; want een aap kan de waarde van een.ceder niet onderkennen, en hem dus ook niet waarderen en er de doelmatigheid vanbepalen. [8] En zo vergaat het nu de oude Schrift en de profeten. Men vereert hetoude boek op een altaar, aanbidt het schrikbarend dom en blind als een godheid enbekommert zich verder helemaal niet om de inhoud, en nog minder en nogzeldzamer handelt men ernaar. Dan lijkt zo Iemand (een Farizeeër) immersvolledig op een aap die vrolijk op de dikke takken rondspringt, en degene die hemwil verdrijven er meteen van langs geeft en hem op de vlucht jaagt, omdat de aapeen aap is en de kostbare boom gebruikt voor een heel ander doel dan er in deboom van nature is te zoeken en te vinden.[9] En daarom is de Schrift voor de mensen niets meer dan een oude voze cedervoor de apen, en op de hele Libanon woekeren nu allerlei wilde en vaak giftigestruiken. Hiermee zijn bedoeld de door mensen opgestelde verderfelijke enbuitengewoon slechte voorschriften, die in de plaats zijn gekomen van de wettenvan God; en ook zijn hiermee bedoeld de fijn en smaakvol witgekalkte graven vande profeten, die van binnen vol dood, verrotting en afschuwelijke stank zijn, terwijler geen acht geslagen wordt op het in de boeken opgetekende levende woord vande profeten in de sfeer waarin het juist bedoeld is. Men aanbidt de Schrift als eenheiligdom, en de handen van degene die als onwaardige het boek aanraakt, wordentot bloedens toe met zout ingewreven; maar dat men de woorden van de profetenter harte neemt en ernaar handelt, o daar is nergens een spoor van te ontdekken!Wat is dan de zogenaamde Heilige Schrift? Niets anders dan de met wild

Page 222: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

222

struikgewas overwoekerde Libanon, nu een woonplaats van de apen, en niet meervan God toegedane mensen![10] Na verloop van tijd kan het met de leer die Ik nu geef ook wel zo gaan datmen deze als een heilig relikwie als een afgod aanbidt, en dat men, lichtzinnig engewetenloos, zich verder helemaal niet bekommert om.de innerlijke betekenis engeest van juist deze leer van Mij, maar dat men zich zal richten naar devoorschriften van mensen en zal zeggen: 'Wat hebben we verder nog nodig?'[11] Maar dan zal ook die grote droefheid en ellende komen waarover de profeetDaniël heeft gesproken toen hij op de heilige plaats stond en zei: 'In die tijd zal ereen droefheid en ellende onder de mensen zijn zoals er sinds het begin van dewereld nog niet heeft bestaan! ' Ik denk, dat je de twee beelden die Ik zojuistgebruikte nu wel zult begrijpen!"

Hoofdstuk 129: De geestelijke rijpheid van de maaiers van de Heer[1] Roclus zegt: 'Ja Heer, nu begrijp ik het precies; maar dit begrip maakt me nuheel weemoedig! Maar wat momenteel het te geringe aantal van die bepaaldemaaiers betreft, hebt U, o Heer, vast nog een groot aantal Raphaël's achter de hand.Deze zouden de mensen toch in de gedaante van Raphaël kunnen benaderen en henmeteen bekeren, zoals Raphaël mij ook radicaal van mijn atheïsme heeft bekeerd;en dan zou alles binnen enkele uren op de hele aarde geregeld zijn! Ik ben immersook een mens en deze manier van onderricht heeft me niet in het minst geschaad;dat zal dus ook alle andere mensen even weinig of misschien nog minder schaden."[2] IK zeg: 'Dat is ook zo, Mijn vriend, dat zal gedeeltelijk van nu af aan ook vaakgebeuren, maar alleen bij mensen die wat betreft kennis en ervaring met jouvergelijkbaar zijn, ook wat jouw nuchtere gerechtigheidszin betreft. Alleen zijn erjuist niet zoveel van zulke mensen op aarde. Degenen, die het zuiverst en best zijnvan de hele aarde bevinden zich nu allen hier; want Ik heb gewild, dat ze allemaalvan verre en van dichtbij hier bij Mij samenkomen.[3] Ik heb allang van te voren al hun omstandigheden Zelf zo gepland en voorzien,dat ze daardoor precies in deze tijd hier moesten aankomen, om door Mijzelf endoor Mijn engelen onderwezen te worden. Ze hebben ook allemaal net als jij hetonderricht linea recta uit de hemelen ontvangen; maar dit zijn ze dan ook allemaal![4] Voor alle anderen zou deze allerhoogste en geestelijk onverbiddelijke maniervan onderwijzen helemaal niet goed zijn en het zou hen zeker meer schaden danbaten, omdat ze, als een noodzakelijk gevolg van de wonderen die erbij zijnverricht, niet anders zouden kunnen dan alles geloven wat hier onderwezen werd;en daardoor zou het dan voor altijd, of in ieder geval voor zeer lange tijd, gedaanzijn met het vrij verwerven van inzicht en met de vrije wil. Bij jullie valt deze zorgweg, omdat jullie in heel veel dingen een goed gefundeerd inzicht en een groteervaring hebben. [5] Zeg eens, of jou ook maar één wonder in verwarring heeftgebracht! Jij ging er bij je eigen wonderdoenerij alleen vanuit, dat er op de helewereld geen bovennatuurlijk wonder zou kunnen bestaan; maar dat er mensenzouden zijn die door hun talent en hun vaardigheden het een en ander afgekekenhebben van de geheime natuurkrachten, het dan zelf op gang brachten en dan zo de

Page 223: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

223

andere schapen van mensen noodgedwongen tot de hoogste verbazing moestenbrengen, omdat die in de verste verte niet konden vermoeden hoe een wonder metheel natuurlijke krachten kan gebeuren.[6] Voor iemand zoals jij is geen enkel wonder dwingend; want die zal al vlugheimelijk gaan informeren en zeggen: 'Cur, Quomodo, Quando, Quibus Auxiliis?'*, (* 'Waarom, hoe, wanneer, met welke hulpmiddelen?') zoals ook bij jou hetgeval was. Je was niet zo heel erg verbaasd over het plotseling ontstaan van hettotaal nieuwe huis, de tuin, de haven en de vijf schepen; want je hebt in Indiëimmers een magiër leren kennen, die zomaar met een enkel gebaar helelandschappen tevoorschijn toverde. Waarom zou er dan hier niet iemand zijn, diemet een enkel gebaar een tuin met een huis en een haven met schepen tot standbrengt?![7] Het kostte Raphaël moeite om je op andere gedachten te brengen; en toen wasje nog niet volledig tevredengesteld, want je begon meteen verder te onderzoekenen de geestelijke grondslag ervan moest je helemaal duidelijk gemaakt worden,namelijk hoe langs de puur geestelijke weg van de wil zoiets mogelijk is en hoemen zich dat moet voorstellen. Dit werd dan aanjou en allen die hier aanwezig zijntot in de kern duidelijk gemaakt, en daarmee was je beslist tevreden; want anderszou je zeker niet zelfbij bijna iedere verklaring gezegd hebben: 'Dat is me nuvolkomen duidelijk!' En als je dat zei, dan was het je ook duidelijk; want metonduidelijkheden en een mysterie zou je nooit genoegen hebben genomen! En kijk,zoals het met jou was, was het ook met de betrekkelijk vele aanwezigen hier;niemand nam er genoegen mee om alleen de oppervlakte van de zee te zien, maarze wilden ook te horen krijgen wat er op haar diepe bodem schuilgaat![8] En dat is goed zo, want alleen mensen waarvan het verstand al hoogst wakkeren helder is, kunnen zo'n diepere levensopenbaring vatten en begrijpen en dan tochhun vrijheid behouden wat hun inzicht en hun wil betreft, en alleen zulke mensenkan Ik dan ook als ware maaiers op de grote akker van Mijn mensengewassengebruiken. En tel ze nu zelf maar, je zult er werkelijk niet te veel vinden voor degrote aarde! [9] Als Ik dan zeg, dat de oogst rijp en groot is, maar dat er slechtsheel weinig maaiers zijn, dan zul je daarvan de reden nu hopelijk ook gemakkelijkinzien. Voor jullie die bekwaam zijn, heb Ik ook niets achtergehouden, en Ik hebjullie de hele oneindigheid uiteengezet en onthuld, en ook de hoofdlijnen van deeeuwigheid, zo ver en diepgaand als dit enigszins mogelijk was voor jullie nietbepaald zeer scherp ontwikkeld verstand; en Ik heb jullie ook overduidelijkaangegeven wat Mijn geest in jullie je dan pas allemaal zal onthullen.[10] Dit alles kon Ik, zoals gezegd, alleen aan jullie vertellen en verder nu aan geenenkel mens meer op deze hele lieve aarde, omdat ze de hiervoor nodigegeschiktheid, zonder vooroordelen, helemaal niet bezitten, en ook nog lang nietzullen bezitten omdat ze enerzijds nog in allerlei bijgeloof vastzitten en anderzijdsnog te diep rond woelen in zeer zelfzuchtige en lage wereldse belangen enwinstbejag; en omdat ze daarom ten eerste helemaal geen behoefte hebben aan allenog zo zuivere geestelijke verschijnselen en deze ten tweede beschouwen als ietswat voor het leven helemaal niet nodig en meestal alleen maar zeer lastig is, en henin hun vrije doen en laten belemmert. [11] Wil je naar hen soms een engel Raphaël

Page 224: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

224

sturen?! Ik zeg je, deze verschillende soorten mensen hebben ten eerste voor zulkebuitengewone verschijnselen geen capaciteiten, ten tweede hebben ze geen gevoelen ten derde zou het hun veel meer schaden dan baten![12] De bij en blindgelovigen echter zouden dit weliswaar allemaal maar al te snelgeloven, maar dan van Mij , van Raphaël en tenslotte ook van jullie, als zijndeMijn vrienden, afbeeldingen maken, er tempels voor bouwen en ons dan net alshun afgoden vereren en aanbidden. De eigenlijke door de wereld bezoedeldemensen zouden ons als bedriegers en werkschuwe luiaards verdrijven, en als wijhen met goddelijke macht en kracht zouden gaan behandelen, zouden ze toch nietnaar ons luisteren, maar proberen om ons te doden en uit te roeien, omdat wijvolgens hun begrippen voor de maatschappij zeer schadelijke vijanden zijn, zoalsdit Mij Zelf uiteindelijk nog zal overkomen. [13] Hieraan kun je nu gemakkelijkzien, hoeveel geschikte maaiers wij nu op de lieve, grote aarde tellen! Wat blijft erdan anders over dan zelf aan het werk te gaan en stevig te werken zolang het klaredaglicht dit toestaat; want als de nacht eenmaal volledig is gevallen, zal niemandgemakkelijk kunnen werken. Daarom zijn wij allen hier nu bij elkaar, en zullenvandaag spoedig na zonsopgang allemaal aan het grote werk beginnen.

Hoofdstuk 130: Aanwijzingen van de Heer voor de verbreiding van hetevangelie[1] (De Heer: ) 'Laten we ook vooral niet hardop van tevoren beweren: ' Zo en zozal het gaan!' Want als het grote werk moet slagen, dan mag zelfs Ik niet eenscherpe blik in de toekomst werpen, opdat er tussen Mij en de door Mij geschapenmensen vooral niet het minste in komt te staan dat ook maar enige invloed zoukunnen uitoefenen op de vrije wil van de mensen.[2] Wij van onze kant moeten daarom ook niets anders doen dan de mensen enkelde volle komst van Gods rijk van de zuivere liefde en waarheid verkondigen, enalleen als het nodig is er een klein wonder aan toevoegen, dat zich echter altijdalleen maar als een weldaad kenbaar moet maken en nooit als een straf of zelfs alseen met toorn vervulde wraak zelfs dan niet wanneer wij door de blinde enderhalve ook zeker zeer ondankbare mensen het grootste ongemak te verdurenzouden krijgen. Als een van jullie dat Zou doen, dan zou hij in plaats van ietsgoeds, alleen maar iets slechts bewerkstelligen en dan zou Ik genoodzaakt zijn omal Mijn genade aan hem te onttrekken en hem tenslotte met toorn in Mijn ogen aante zien. [3] Mijn leer moet dus zonder enige uiterlijke en nog minder innerlijkedwang aan de mensen en volkeren in de hele wereld gegeven worden, en er mogenalleen daar wonderen gedaan worden, waar de mensen ten eerste een levendig hethele hart overtuigend, vast geloof hebben, waarin geen enkele uiterlijke twijfelmeer voorkomt, en verder veel ervaring en veel kennis bezitten wat deverschillende dingen betreft.[4] Voor zeer licht en bijgelovige mensen moeten geen wonderen gedaan worden,omdat ze daardoor meteen beroofd zouden worden van iedere vonk van hun toch alzwakke vrije wil! En dan zou Mijn nieuwe leer uit de hemelen voor hen absoluutniet nuttiger zijn dan hun oude bijgeloof; want ze zouden meteen aan de woorden

Page 225: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

225

uit de hemelen een bijzondere, goddelijk magische werking toe gaan schrijven, zeop zich laten inwerken, en zich geheel passief op gaan stellen in alle dingen enomstandigheden, en al het handelen volgens Mijn leer laten voor wat het is.[5] Ja, uiteindelijk zouden ze zelfs zo traag worden als tegenwoordig veelwelgestelde joden, voor wie het zelfs teveel moeite is om zelf tot God te bidden; zijbetalen de Farizeeën en ook andere mensen om voor hen bidden, omdat ze er zelfveel te weinig tijd voor zouden hebben, en het ook veel te lastig voor hen is om dievele ellenlange gebeden zelf voor zich uit te murmelen[6] Als het echter eenmaal zo ellendig ver mocht komen met deze nieuwe leer vanMij, dan kan een algemeen gericht dat alles tot de toestand van de oude waarheidterugbrengt, zoals in de tijden van Noach, zeker niet ver meer zijn.[7] Leer de mensen daarom de zuiverste waarheid en laat alles wat metmysterieuze en magische wonderen te maken heeft er totaal buiten, omdat andersalles mis zou gaan! Want als iemand het handelen volgens zijn vrije wilachterwege laat en tot een soort vrome traagheid overgaat, dan houdt hij immers opeen mens te zijn; dan is zijn waarde minder dan die van een dier, en is hij tevergelijken met onvruchtbaar en wild struikgewas, dat onder inwerking vanbuitenaf, van het licht van de zon en haar warmte slechts als wild gewas zondervrucht vegeteert en bijna tot geen enkele noodzakelijke zelfwerkzaamheid meer instaat is. [8] Bij zulke mensen verkilt dan ook de liefde, en de arme naaste is voorhen tenslotte niets anders dan een lastige vlieg geworden, die hen stoort in hunwereldse slaap vol behaaglijkheid. En wat de liefde tot God betreft, daar betalen zedan allerlei offers en gebeden voor. Zeg me, hoe ziet het er in het hart van zulkemensen dan uit met het rijk van God?! Ik zeg niet, dat deze toestand later bijmensen die deel hebben aan Mijn leer, zonder meer zal optreden, zoals nu bij deFarizeeën en joden; maar het kan gebeuren, en dat binnen niet eens zo heel langetijd, wanneer jullie als degenen die deze leer uitdragen niet verstandig genoeg tewerk gaan.[9] Want Ik maak jullie immers niet tot gebonden, maar tot geheel vrije boden terverkondiging van het rijk Gods op aarde. Wel zullen jullie van Mij altijd eenaanwijzing krijgen wat je hier of daar moet doen of zeggen, -maar je zult er nooitmet je wil toe gedwongen worden, omdat jullie voor alles ook Mijn lieve en nuallereerste kinderen zijn! [10] Ik zal noch aan jullie noch aan iemand anders ooitMijn wil die met Mijn wijsheid overeenstemt, opdringen, maar deze alleen tekennen geven door woorden en door raad; dan moeten jullie je die eerst zelf doorje eigen wil en door daden eigen maken, en wel door allerlei zelfverloochening inde verschillende dingen van deze wereld.[11] "Want jullie weten nu immers dat de hele wereld en haar veelsoortige materieer vanwege de geest is, en de geest eeuwig niet omwille van de materie; en daaromzou het dan ook uiterst dom van jullie zijn wanneer je voor de materie zou. kiezen,nu jullie al voor meer dan de helft van je bestaan mensen zijn die in de geest zijnovergegaan. Maar jullie zullen absoluut niet op een of andere manier door Mijgedwongen worden om volledig voor de geest te kiezen; want Iedere beslissing isen blijft de hoogst eigen zaak van ieder mens zelf, omdat daar juist zijn eeuwigleven van afhangt. [12] Kennis en geloof alleen, ook al is dit zonder enige twijfel,

Page 226: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

226

helpt niemand verder, maar slechts het handelen in overeenstemming hiermee!Daarom moeten jullie ook de mensen die voortaan door jullie de waarheid van Mijzullen leren kennen, er vooral toe aanzetten om ernaar te handelen. want als datniet gebeurt, kunnen de beloften welke Mijn leer bevat ook nooit in vervullinggaan, zoals iemand nooit in Damascus zal aankomen wanneer hij de weg daarheenwel goed kent en ook vast en overtuigd gelooft dat de hem welbekende weg bijnarechtstreeks naar Damascus voert -, maar nooit een stap op deze weg wil zetten; ofwanneer hij ook regelmatig van plan is om de reis daadwerkelijk te ondernemen,maar er nooit toe komt zich op weg naar Damascus te begeven omdat hij in feitedoor allerlei kleine zaken wordt verhinderd'

Hoofdstuk 131: Handelen volgens de leer en Gods beloften. Over ceremoniëlediensten[1] (De Heer:) 'Jullie moeten er dus bij je toekomstige leerlingen vooral op toeziendat ze de nieuwe leer niet slechts horen en geloven, maar dat ze ijverig aan de slaggaan volgens de ontvangen leer, die ze als overtuigend waar hebben aangenomen;want deze leer zal in ieder mens pas tot volledige waarheid worden, als hij inzichzelf ook de vervulling van de beloften die er in gedaan word.en begint waar tenemen; en hij uiteindelijk met anders kan doen dan tot zichzelf zeggen: 'Ja, de leeris waarachtig van God, want door deze in praktijk te brengen begint de ene na deandere belofte die daarin gegeven wordt, daadwerkelijk en in waarheid invervulling te gaan!'[2] Heeft iemand het eenmaal zover gebracht, dan heeft hij reeds gewonnen endaarmee ook Mijn leer, als voorbeeld voor vele anderen die het nog aan hetproberen zijn maar nog niet tot werkzaamheid zijn gekomen. Hierdooraangemoedigd, zullen ze zelf met meer inzet aan het werk gaan; pas dan zal hethun vruchten opleveren, ook al zijn het er in het begin nog zo welrug.[3] Wees daarom bij het verbreiden en uitdragen van Mijn leer zo slim enverstandig als slangen en vossen, maar wel altijd zo zachtmoedig als duiven, wiervaak schijnbaar morrende gekoer niets anders is dan verhulde liefde, waarom danook voor de ouden de duif reeds als een symbool van de liefde[4] Het komt nu hoofdzakelijk op jullie aan; zoals jullie het zullen aanpakken zalhet dan ook gaan. Als jullie ook maar een of andere kleine fout begaan in hetallereerste begin, dan zal hierdoor over enkele eeuwen al een hele berg van zondentegen de juiste orde zichtbaar zijn. [5] Laatje daarom vooral niet misleiden doorzaken die men van oudsher in ere houdt! Niet door de sabbat of de nieuwe maan,niet door de Schrift, de tempel, de graven van de profeten, ook niet door deplaatsen waar Ik Zelf met jullie heb gewerkt, niet door de pure magie van Mijnnaam, niet door tempels, huizen van patriarchen of bepaalde uren van de dag;dergelijk uitwendig dwaas gedoe leidt jullie af van de hier vernomen waarheid![6] Want dit alles was tot nog toe slechts een beeld, dat stond voor datgene wat nuvoor jullie staat in het helderste licht en als de zuiverste en meest onverhuldewaarheid; het was slechts een groot tekenschrift over de hele bodem van de aardeheen geschreven, en een grote brief van de Vader in de hemel aan Zijn kinderen op

Page 227: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

227

deze aarde, die nu echter, ontdaan van het zegel, open voor jullie ligt en die jullienu allemaal heel goed hebben kunnen lezen. Maar deze briefheeft nu voor jullieverder geen waarde en ook geen betekenis meer die bepalend is voor het leven.[7] Alles is nu de liefde tot God en de naaste, maar niet slechts in theorie, maarwaarachtig metterdaad; en daar is noch een sabbat noch een nieuwe maan voornodig, ook geen tempel of een bijzondere tijd, of een fraai omzoomd kleed, eenlang onzinnig gebed, noch een onzinnig zoenoffer of het slachten en verbrandenvan ossen, kalveren en bokken, maar alleen de liefde die Ik jullie nu al zo vaak hebonthuld. [8] Wordt dus als verbreiders van Mijn leer nergens en nooit zwak voorwelk oud voorschrift dan ook, niet eens in de keus van spijzen; want wat met mateen doelmatig door de mond naar binnen gaat, verontreinigt de mens nooit; maaralleen datgene verontreinigt de mens, wat vanuit het hart door de mond naar buitenkomt tot schade van de medemens! Zo zullen jullie met deze leer aan de mensenblijvend de ware zegen geven en het ware heil, dat over duizend jaar en nog eensduizend jaar even zuiver zal zijn als Ik het nu geef en gegeven heb![9] Maar als jullie ook maar één oude ceremonie met Mijn leer verbinden enbepaalde herdenkingsdagen gaan invoeren en slechts een kleinigheid uit de tempel,dan zal dat van jaar tot jaar toenemen en over enkele eeuwen tot een ware, julliebekende, Augiasstal worden, die uiteindelijk dan weer door een algemeen gerichtgezuiverd zal moeten worden"

Hoofdstuk 132: De verlossing van het ceremoniële juk en de wet[1] (De Heer:) 'Ik geef jullie hiermee een Gods en levensleer, die zo ver van iedereceremonie afstaat als de ene pool van de hemel van de andere; deze behoeft geensabbat, geen tempel, geen gebedshuis, geen vasten, geen eigen Aäronstaf en -kleed,geen hoofdbedekking met twee horens, geen ark van het verbond, geen rookvat,geen gewijd water en al helemaal geen vervloekt water! In deze leer is de menszelf alles in alles en heeft niets anders nodig dan zichzelf.[2] In de oude modelleren werd de mens slechts heel gedeeltelijk en heel materieelvoorgesteld als iemand die zichzelf steeds meer veredelt en zich tot een waargeestelijk mens ontwikkelt; daarom was het dan ook nodig dat hij werdvoorgesteld in allerlei vormen, vaten en ceremoniële handelingen, die symbolischovereenkwamen met de geest. .[3] In Mijn nieuwe leer echter is de mens een volkomen eenheid met en in zichzelf,als het ware in één punt verenigd, zoals ook Ik Zelf met geheel Mijn vroegereoereeuwige en oneindige Godheid als het ware in één punt verenigd, hier voorjullie sta, en Zelf tegen jullie zeg dat vanaf nu het rijk Gods en zijn gerechtigheidniet meer in de tempel in Jeruzalem gezocht moeten worden of op de berg Garizim,en dat men God niet meer daar moet aanbidden, maar dat men een dergelijkegodsdienst overal zal kunnen toepassen waar men is![4] Het hart van de mens zal de levende tempel van de ware, ondeelbare en enigeGod zijn, de daadwerkelijke liefde zal de enig ware godsdienst zijn, en de liefde totGod zal zijn, Hem als Enige in waarheid te aanbidden! [5] Omdat echter wareliefde tot God zonder daadwerkelijke naastenliefde niet denkbaar is en deze

Page 228: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

228

naastenliefde ook niet zonder ware liefde tot God, zijn deze beide vormen vanliefde in de grond van de zaak ook slechts één liefde en derhalve één en dezelfdeware aanbidding van God. Wie dat in zich heeft, die heeft alles, de hele wet en hetprofetendom, in zijn eigen hart verenigd en heeft verder absoluut niets meer nodig.[6] Hiermee hef Ik nu al het oude en ook de wet van Mozes op; Ik bedoel niet datmen deze voortaan geheel moet negeren - zeker niet -, maar alleen Voorzover dezewet tot nog toe een uiterlijke dwang was om zo en zo te handelen, waar aardsestraffen op stonden; want op die manier was de wet een rechter die op ieders nekzat, en een blijvend gericht waar geen mens zich van kon bevrijden. Een mens diegebukt gaat onder de last van de wet, bevindt zich daardoor immers ook in eenvoortdurend gericht; en wie zich in een gericht bevindt, is geestelijk dood envervloekt door de innerlijke, goddelijke levensvrijheid.[7] Alleen.als de wet van hemzelf wordt, en onderworpen is aan de vrijheid vanZijn eigen vrije wil, dan houdt alle gericht, vloek en dood bij de mens op, en dat isnu precies waarom Ik hoofdzakelijk naar deze wereld ben gekomen, om allemensen te verlossen van het juk van de wet, van het gericht, van de vloek en dedood, en daarom ook neem Ik vanaf nu al het uiterlijke weg en geef jullie daardoorwaarachtig aan jezelf terug en maak jullie juist daardoor pas waarachtig tot waregodskinderen en tot heer over iedere wet en het gericht.[8] Wanneer jullie, en dus ook jullie leerlingen, je voortaan onveranderd aan dezenorm houden, dan zal er ook nooit een gericht over jullie kunnen komen, omdatjullie dan immers boven het gericht staan. Maar als jullie je op het een of anderevlak iets gelegen laten liggen aan een oude, uitwendige wet en op een of anderemanier nog aan een oude, uiterlijke formaliteit hangen, zullen jullie je ook weeraan een gericht blootstellen en de dood zal in dezelfde mate bezit van jullie nemenals jullie jezelf onder een oude, formele wet hebben geplaatst!"

Hoofdstuk 133: De houding van Gods kinderen tegenover politiekestaatswetten[1] Hier zegt Roclus: 'Ja Heer, hoe zit het dan met de politieke wetten van de staat,moet men zich daaraan houden? Men moet zich hier toch naar richten, ook al ismen nog zo zeer heer over zichzelf geworden? Of kan men ook met deze wetten zoomgaan als met die van de grote profeet Mozes?"[2] IK zeg: 'Maar vriend, hoe kan men verordeningen van een staat wettennoemen? Wetten zijn immers alleen de bekendgemaakte wil van Gód; staatswettenzijn toch alleen maar de hoogst veranderlijke wil van een méns en deze kunnennooit op iets anders betrekking hebben dan op zeer uiterlijke en materiële zaken diehet lichamelijke leven aangaan. Als ze goed zijn, zul je ze ook goedkeuren enaanvaarden met je vrije wil, en als dat het geval is, ben je ook al meester van destaatswetten en dan kun je daardoor niet meer in een gericht komen. Als ze echterslecht zijn, ben je vrij om je er van los te maken en ergens anders naartoe te gaanwaar wijzere wetten zijn, of om de wetgever zachtmoedig te wijzen op de gebrekenvan sommige wetten en hem een juiste en goede raad te geven. Neemt hij de raadaan, dan is het goed om te blijven; maar neemt hij de raad in zijn

Page 229: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

229

heersershoogmoed niet aan, trek dan weg! Want de aarde is groot en heeft velelanden, volkeren, rijken, koningen en vorsten.[3] Als jullie eenmaal zuiver zijn in je innerlijk, dan zal voor jullie ook alles zuiverzijn; want voor een zuiver iemand zijn alle dingen zuiver omdát hij de grond vanalles kan zien, wat wil zeggen: Voor de ziende is overdag alles verlicht en voordegene die scherp ziet, is zelfs de nacht niet zonder licht, terwijl voor een blindealles duister is en de dag bij hem niet de voorkeur geniet boven de nacht.[4] Wie zich in zijn innerlijk dus eenmaal in de volledige orde bevindt, is ook heerover alle wanorde die ook maar ergens ter wereld kan voorkomen. En omdat hij datis en in zichzelf niet meer in wanorde kan geraken, wil en kan hij in feite ook welin iedere politieke samenleving leven, hoe die ook is; hij ziet immers duidelijk,welke weg hij te gaan heeft. [5] Ik Zelf ben nu toch ook op deze aarde en schik me,wat Mijn uiterlijke persoon betreft, naar de voorgeschreven orde van de Romeinsekeizer en kom daar nooit tegen in opstand, ook niet schijnbaar! Verlies Ik daardoorsoms iets van de orde in Mijn innerlijke Godswezen? Absoluut niet, -Ik ben die Ikben, onveranderd, en Mijn raad wordt ook door diegenen aangenomen die demacht van de heerser in handen hebben, en daarom ben Ik Heer en Meester overhen en niemand vraagt Me: 'Heer, hoe doet U dat?'[6] Geloof Me, iemand die waarachtig heer is geworden over zichzelf, kan ookgemakkelijk heer worden over een heel volk; en niemand zal tegen hem zeggen:'Vriend, hoe kun je dat?' Want de mensen maken hem zelf tot zo iemand, doordatze in groten getale naar hem toekomen en hem raadplegen. En wat is een wijzeraadgever anders dan een wijze wetgever? En wie wetten geeft, zal toch ook heerzijn over degenen die van hem de wetten hebben gekregen! Zijn Ouran, Mathaël,Mijn edele vriend Cyrenius hier, Cornelius, Faustus en Julius, soms geenmachthebbers en gebieders, terwijl ze toch wetten van Mij hebben aanvaard en Mijhun Heer noemen? Waarom deden ze dat dan? Omdat ze de waarheid en de krachten macht daarvan aan Mij meer dan duidelijk hebben leren kennen! Wat Ik nuechter spreek en doe, dat en nog veel meer en groters zullen ook jullie binnenkortreeds doen; daarom zullen jullie, dat kan niet anders ook op de hele aarde dezelfdewerking veroorzaken. [7] Natuurlijk is daar ook die resolute moed voor nodig, diegeen vrees heeft voor de dood van het lichaam; maar waarom zou iemand daar ookbang voor zijn, als het hem uiterst duidelijk is, dat hij het eeuwige leven in zichdraagt en volkomen heer is geworden over het leven in zichzelf en daarom ookheel goed moet weten, dat ten eerste degenen die wel zijn lichaam kunnen doden,aan de ziel en haar eeuwige levensgeest absoluut geen schade meer kunnentoebrengen, en dat ten tweede de ziel met het wegvallen van het zware lichaamvoor eeuwig een onuitsprekelijke winst ten deel valt, waar alle schatten van dezeaarde eeuwig nooit tegenop zouden kunnen wegen![8] Wie dat echter in zichzelf in de hoogste en diepste oerhelderheid van het levenziet, wel, die kan toch geen vrees hebben voor de dood van het lichaam?! En alsdat wel nog zo zou zijn, dan lijkt hij duidelijk op een dwaas, die wil huilen omdatmen hem van een dwangbuis bevrijdt en hem in plaats daarvan het kleed van dehoogste en ongedwongenste vrijheid en helderheid van het eeuwige leven

Page 230: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

230

aanbiedt! Zoiets is echter ondenkbaar en daarom zal het jullie op het juiste momentook beslist niet aan de nodige moed ontbreken.[9] Zie daarom vooral heer te worden over jezelf, dan zul je ook heer zijn over allewetten en ieder gericht, en vrij zijn van iedere vloek van de een of andere wereldsewet! [10] Jullie moeten er vol inzet naar streven dat degenen die door jullie deinnerlijke orde van het leven leren kennen, ook datgene worden wat jullie zelfworden, -dan zullen ze jullie ware broeders en vrienden worden en geen anderewetten meer geven, omdat ze net als jullie zullen inzien dat de innerlijke levenswetalle andere wetten overbodig en volledig onbruikbaar maakt!'

Hoofdstuk 134: Grondregels voor de opvoeding van kinderen[1] Roclus zegt: 'Heer, dat is allemaal zuiver goud, en de waarheid van dit alles isnu tastbaar duidelijk! Daarom moet in alle eeuwigheid der eeuwigheden deze leerzo zuiver als diamant blijven; ze zal in de toekomst van mijn instituut ook zoblijven, daar zullen mijn collega's en ik alle zorg aan besteden![2] Maar ik heb daarnaast nog een kleinigheid die me nog niet duidelijk is; als Ikook wat dat betreft weet wat ik moet doen dan is alles in orde, zo zuiver en stevigals een diamant, zoals ik me deze nu eenmaal niet anders kan voorstellen. Mijnvraag betreft de opvoeding van kinderen in Uw leer! Moet men bij hen ook iederesymbolische voorstelling van iets dat men hun bij wil brengen zoveel mogelijkvermijden?" [3] IK zeg: 'Inderdaad, want voorstellingen door middel van beeldenblijven nergens zo vast aanwezig als juist in het gemoed van kinderen; ennaderhand kunnen ze zich er moeilijk helemaal van losmaken![4] Leer ze eerst maar heel mechanisch lezen, schrijven en rekenen; verder kun jehen de vorm van de aarde nog onthullen; laat hen meteen van alles de ware redenzien, voor zover ze dat aankunnen en ze deze kunnen bevatten! Verrijk hen metallerlei nuttige kennis en laat hen ook samen met jullie allerlei kleine ervaringenopdoen, en maak hen enthousiast voor alles wat goed en waar is.[5] En geloof me dat kinderen het goede en ware veel eerder begrijpen dan allevaak zinloze en uitvoerige verzinsels, waaruit ze dan zelflater weer eventuelediepliggende waarheden moeten ontraadselen, wat hen vermoeit en tenslottepassief maakt! Overigens zullen jullie alles wat je moet doen in het helderste lichtzien en herkennen wanneer Mijn geest in jezelf jullie in alle waarheid zalbinnenleiden! -Als iemand van jullie nu nog iets te vragen heeft, laat hij dit dandoen; want de dag waarop Ik verder zal réizen komt dichterbij en Marcus begintvoor de ochtendmaaltijd te zorgen!"[6] Roclus zegt: 'Heer en Meester van eeuwigheid! Om eerlijk te zijn, en dat zou ikook nooit meer anders kunnen en willen, ik weet werkelijk geen vraag meerwaarmee ik U nog lastig zou kunnen vallen; want nu is alles me duidelijk, omdatde weg me duidelijk is geworden. Ik zou nu natuurlijk nog talloze vragen kunnenstellen over raadsels die ik tot nog toe niet kan doorgronden; maar U heeft nuimmers beloofd dat al mijn vragen beantwoord zullen worden, daarom is het nuwerkelijk overbodig om over een aantal dingen nog meer vragen te stellen!

Page 231: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

231

[7] Het belangrijkste is nu, dat ons de weg bekend is die wij te gaan hebben omheer en meester te worden over onszelf, waar wij zo lang naar verlangd hebben.Zijn we dat, dan hebben we immers alles; maar zijn we dat niet, dan komen we ookweinig of niets verder, ook al weten we over verschillende dingen het een of ander.Wat mij betreft, ik zou werkelijk niet weten, waar ik nu nog naar zou moetenvragen! Maar daarmee wil ik niet zeggen of aanbevelen, dat iemand anders nu ookgeen verdere vragen meer moet stellen![8] Ik dank U Heer, voor dit grote licht dat U nu genadig aan Mij hebt gegeven; Ualleen komt vanaf nu al mijn liefde en mijn eer toe! Met Uw genadige toestemmingga ik nu meteen weer naar mijn metgezellen, om met hen te overleggen hoe we onsinstituut in Uw naam nu zullen vernieuwen. Want wat daar nu is moet geheelworden verwijderd en Uw woord moet er inderdaad worden ingevoerd!"[9] Roclus wilde nu gaan; maar IK zei tegen hem: 'Blijf nog even; want Ik heb nogenkele zaken met je te regelen!"

Hoofdstuk 135: Te verwachten moeilijkheden in het instituut der Essenen[1] Roclus zegt: 'O Heer, misschien is er wel geen tweede, die zo graag bij U zoublijven als ik! Wat het ook is, alles wat van U komt is voor mijn hart steeds hethoogste geluk en de grootste zaligheid! Ik brand van verlangen om nog meer van Ute vernemen, bijvoorbeeld over de vernieuwing van ons instituut!"[2] IK zeg: 'Ja vriend,je hebt het goed geraden! Er zijn nog een paar dingen die jedaarbij problemen kunnen opleveren, en waarover jullie het oneens zouden kunnenworden; daarom is het goed, als Ik jullie daar Zelf enkele aanwijzingen over geeft[3] Om te beginnen geef Ik je voorlopig de verzekering, dat Mijn dienaar Raphaëlaf en toe naar je toe zal komen en jullie met raad en daad terzijde zal staan. Voorde rest van de tijd heeft hij immers al zijn duidelijke instructies en weet hij wat hijmoet doen in de tijd dat Ik hier op aarde ben en waar hij zich bij tijd en wijle opmoet houden. Deze toezegging die Ik je nu gedaan heb, geldt alleen voor heelbijzondere gevallen die zich in jullie instituut tijdens de periode van devernieuwing kunnen voordoen.[4] Maar watje zelf moet doen, zal Ik je nu nog in korte bewoordingen meedelen.Jullie hebben intussen in het instituut nog de uiterst geraffineerde inrichting omdoden op te wekken, zoals die was en nog is; ook bevinden zich daar nu nogprecies honderdzeven kinderen van drie tot veertien jaar, waarvan iets meer dan dehelft meisjes.Jullie zijn nu in grote verlegenheid, omdat jullie in jemensenkweekplaatsen nauwelijks twintig gelijkende kinderen hebben; julliehebben nu boden naar alle delen van de wereld gezonden met geschilderdeportretten, om tegen elke prijs kinderen aan te kopen die hierop lijken. Maar dezeboden doen slechte zaken; want waar ze ook maar iets aantreffen wat er op lijkt,wordt het hun voor geen enkele prijs verkocht, en kinderen die er niet op lijkenkunnen ze toch niet gebruiken. - Wat is je reactie op deze gang van zaken?"[5] Hier krabt Roclus hevig achter zijn oor en zegt: 'Ja, Heer, als dat zo is -wat heelbegrijpelijk is -, dan is dat een uiterst benarde situatie voor het instituut! Het wasinderdaad een grote dwaasheid en tegen mijn wil, om opeens zoveel gestorven

Page 232: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

232

kinderen op te nemen; maar onze hoogste leider, met name op het gebied van hetweer tot leven wekken van kinderen, gaf me de verzekering dat het prima zougaan. Alleen ziet het er nu al gauw heel anders uit! Nauwelijks twintig gelijkendekinderen; en de anderen?! Die kunnen we met de lantaarn zoeken waarmee destijdsde cynicus de mensen op klaarlichte dag heeft gezocht![6] De leider zond weliswaar meteen van veel geld voorziene boden naar allerichtingen; maar als de zaak zo verloopt staan we met ons hele instituut te schandeen raken we in grote verlegenheid, tot vrolijk hoongelach van de afgunstige enjaloerse Farizeeën, temeer daar er zich juist dit keer, waar ik me goed van bewustben, enkele kinderen van Farizeeën onder schijnen te bevinden, waarmee dezeafgunstigen zeker van plan zullen zijn om ons aan de tand te voelen![7] Oei, dat is werkelijk een heel kwalijke zaak, en dat kan zeer hinderlijk voor mijworden nu ik me vast heb voorgenomen om voortaan alleen nog maar in Uw naamte werken! Hoe kan ik dat nu verstandig oplossen? Daar staat mijn verstand bij stil!Heer, U zou ons natuurlijk uit de verlegenheid kunnen helpen, als het Uw heiligewil was, en U zou het ook kunnen doen omdat wij in ieder geval met ons instituutnooit willens en wetens ook maar in het minst één echte kwade bedoeling hebbengehad! [8] Onze onwetendheid, waar wij geen schuld aan hebben, kunt U alsliefdevolle God, Heer en Meester, ons toch niet ten laste leggen? En ook al zou Uweeuwig onmetelijke wijsheid iets bij ons vinden waar wij zelf schuld aan hebben,maar waar we echt niets aan kunnen doen, dan is immers Uw nog grotereonmetelijke liefde toch ruim voldoende in staat, om het weg te nemen! Ik en almijn belangrijkste metgezellen hebben nu eenmaal al onze hoop op U gevestigd envertrouwen er vast op, dat U ons dit keer uit deze vreselijke verlegenheid zulthelpen; wij beloven U dan met heelons hart, dat wij er te allen tijde zorg voorzullen dragen om Uw heilige woord voor altijd zo zuiver te houden als wij het numet de grootste dankbaarheid in ons hart van U vernomen hebben!"[9] IK zeg: 'Maar waarom noem je dat dan zo'n grote verlegenheid, terwijl je tochonmiskenbaar Mijn toezegging hebt gekregen dat Ik je indien mogelijk zalhelpen?! Want wat Ik iemand beloof, daar houd Ik me aan, dat is nog zekerder dandat de zon dagelijks op moet gaan en steeds één helft van de aarde verlicht, of deoppervlakte van de aarde nu helder of door wolken en nevels bedekt is! -Wanneerzouden die honderdzeven kinderen dan weer levend naar het huis van hun oudersterugkeren?"[10] Roclus zegt: 'Heer, wat moet ik, wat kan ik U anders antwoorden dan: O Heer,U zijn alle dingen maar al te bekend en daarom ook zeker onze dwaasheden!"[11] IK zeg: 'Ja, dat is een zeer goed antwoord dat je Me hier geeft! Jullie hebbenwerkelijk een grote dwaasheid begaan door een veel te korte termijn te stellen voorjullie gefingeerde opwekkingen uit de dood! Jullie zijn daartoe aangemoedigd doorenkele geslaagde pogingen en hebben natuurlijk ervaren, dat voor jullie instituuteen zo kort mogelijke herbelevingstermijn niet alleen de minst dure, maar ookzeker de meest aanbevelenswaardige is, omdat de hele zaak aanwonderbaarlijkheid wint, natuurlijk alleen wat aanzien betreft![12] Als jullie voldoende gelijkende kinderen zouden hebben, zou de zaak op julliemanier nog wel uit te voeren zijn; maar omdat juist het belangrijkste voor jullie

Page 233: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

233

geraffineerde bedrog ontbreekt, is het wel begrijpelijk dat jullie daardoor inenorme moeilijkheden zijn geraakt. Ik zou jullie voor deze keer natuurlijk wel uitje grote verlegenheid kunnen helpen; maar dan zou Ik jullie immers onmiskenbaarmet bedrog moeten helpen, en kijk, dat gaat niet, hoe lief jullie allen Mij ook zijn!Hier moet iets heel anders gebeuren, wat passend is voor deze aangelegenheid!'

Hoofdstuk 136: De bedrieglijke opwekkingen uit de dood door de Essenenworden verboden[1] (De Heer:) 'Kijk, die jongen daar links van Cyrenius, die nu een beetje sluimert;zijn naam is Josoë! Hij lag al meer dan een jaar in het graf en zijn botten warenzonder vlees. Hij lag niet ver van Nazareth in een grafkelder, en Ik heb hem hetleven teruggegeven, en niemand ziet het hem nu aan dat hij al geheel vergaan inhet graf heeft gelegen![2] Wat Ik met hem kon doen, zou Ik natuurlijk ook met jouw honderdzevenkinderen kunnen doen, en wel nu meteen, in een enkelogenblik! Maar daarmeezouden jullie ook niet bepaald geholpen zijn; want daardoor zouden de kinderenvóór de afgesproken tijd naar huis naar hun ouders gaan. Jullie moeten je preciesaan de afgesproken tijd houden, om nu in dit geval geen nieuwe leugen meer tebegaan. Maar dan moet Mijn dienaar naar jullie toe komen en de werkelijkekinderen, weliswaar enigszins in strijd met Mijn orde, in het aardse leventerugroepen in het bijzijn van hun ouders, die voor dat doel daarheen moetenkomen opdat ook zij hierdoor als door een machtige impuls in hun grote blindheidzullen zien, dat nu het rijk Gods nabij is gekomen. [3] En wat jij bij diegelegenheid moet zeggen zal Ik, waar Ik lichamelijk ook moge zijn, je wel in demond leggen; maar Ik wijs je er voor nu en later heel ernstig op, dat noch jij, nochiemand uit jullie instituut, ooit weer gestorven kinderen aanneemt om hen weerlevend te maken, ook niet voor alle schatten ter wereld.[4] Want als Ik een kind laat sterven dan is daar een hoogst belangrijke reden voor,en het zou tegen Mijn wil zijn en tegen Mijn orde om zulke kinderen weer hier opaarde levend te maken. Wel, wat deze huidige honderdzeven kinderen betreft, datheb Ik reeds lang tevoren zo beschikt en daarom gebeurt dit niet tegen Mijn wil enin verdere zin ook zeker niet in strijd met Mijn orde; maar voortaan mag zoietsalleen maar gebeuren, en dat hoogst zelden, als dit aan jou of iemand van jeopvolgers direct door Mijn geest wordt opgedragen.[5] Zieken genezen kunnen jullie één, twee of drie keer, zo veel je maar wilt; maarhoud je vooral niet meer bezig met het opwekken van mensen die lichamelijkgestorven zijn! Want jullie richten daardoor veel meer schade aan onder de zielendie bevrijd zijn van het vlees, dan de ergste moordenaar aanricht onder de mensendie hun tijd nog op deze wereld te leven hebben.[6] Wat een vreselijk ongeluk vindt men het op deze wereld als er iemand gedoodwordt! Maar aan gene zijde vindt men het vele duizenden malen erger wanneer eenreeds daar zijnde, vrije ziel gedwongen wordt om weer in haar sterfelijke,stinkende en logge lijf terug te keren! Je zou er daarom niemand een dienst meebewijzen als je hem weer terug zou roepen in dit aardse leven.

Page 234: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

234

[7] Er zijn daar wel kwaadaardige zielen die men rustig duivels kan noemen. Diegaat het aan gene zijde zeker tienduizend keer slechter dan de meest arme envervolgde bedelaar op deze aarde; maar van al deze vele zielen, waarvan menzeker kan aannemen dat het er tot nu toe, volgens de Arabische telwijze,tienduizend miljoen zijn, zou er niet één nog een keer de weg van het vlees willendoormaken. Als zulke ongelukkige zielen al nooit meer naar deze aarde terugwillen, hoeveel te minder dan degenen die aan gene zijde gelukkig zijn! Neem ditdus goed ter harte, en wek vooral geen doden meer op! -Heb je dat nu ookbegrepen?" [8] Roclus zegt: 'Ja Heer, dat heb ik heel goed begrepen, en ik kan Ueeuwig niet dankbaar genoeg zijn voor de buitengewone redding uit onze groteverlegenheid; maar eigenlijk hebben wij ons toch al nooit echt beziggehouden methet werkelijk uit de dood opwekken, omdat het in feite niets anders was dan heelgeheim bedrog enkel ten behoeve van de treurende mensheid, dat wil zeggen, watvolgens onze vroegere voorstelling van ons beperkte verstand het beste was voorde mensen! Eigenlijk hadden wij er heel weinig voordeel van, omdat het in standhouden van die mensenkweekplaatsen en de aankopen die we daar van tijd tot tijdvoor moesten doen, namelijk het aankopen van kinderen, ons steeds ontzettendveel heeft gekost.[9] Door onze opwekkingen hebben wij de mensen in het grote hiernamaals zekerniet gestoord en daarom denk ik dat we, afgezien van het geringe bedrog, daarmeevoor het rijk der zielen heel weinig storende, kwalijke dingen hebben aangericht;want wij hebben de zielen. van de overledenen immers nooit gedwongen om terugte keren naar dit lichamelijke bestaan!'[10] IK zeg: 'Dat is wel Zo; maar toch heeft dat gemanipuleer van jullie ook welenige verstoring teweeggebracht in de geestenwereld. Want het gestorven kind isnu eenmaal een burger van de geestenwereld geworden, en na verloop van tijd zijnzijn ouders op deze aarde ook gestorven, en het onechte kind ook; onder gunstigeomstandigheden komen zij dan, zoals gewoonlijk, aan gene zijde ook al gauw bijelkaar. [11] Wel, wat zouden de verraste ouders in de andere wereld dan weldenken van jullie opwekkingsmethode, als ze daar met het echte en het gelijkendeonechte kind, dat ze in deze wereld onherroepelijk als echt beschouwden, kennelijkmaar al te vlug bijeenkwamen? Denk daar zelf maar een beetje over na![12] Want aan gene zijde zal alles wat op deze wereld nog zo geheim gehouden is,tot in de kleinste details zichtbaar worden. Als iemand hier iets nog zo in hetgeheim en verborgen doet, dan zal het hem aan gene zijde toch vanaf de dakenverkondigd worden, zoals men wel zegt, en dat uiterst luid voor miljoenen ogen enoren! Denk jij je nu eens in dat jij, als valse doden opwekker, ook in die sfeer zo tekijk gezet wordt! Wat voor figuur denk je dan te slaan en hoe zou je je voelen?[13] Als mensen met hun uiterst beperkte waarnemingsvermogen en zintuigen opdéze wereld al heel wat onzinnige dingen heel goed onder.kennen, beoordelen,veroordelen en tenslotte ook flink bestraffen, terwijl ze eigenlijk merendeels nietbeschikken over het innerlijk waarheidsvermogen, hoeveel temeer zullen ze datdáár dan doen, waar de waarheld steeds als een van de onoverwinnelijkste krachtengeheel alleen heer en meester is over alles wat bestaat!

Page 235: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

235

[14] Kijk, onder de kleine roofvogels is er één, die naar zijn gezang genoemdwordt en dus koekoek heet! Door zijn instinct is deze vogel traag wat broedenbetreft. Daarom legt hij zijn eieren waar hij maar wil en kan in de nesten vanverschillende andere vogels, en spaart daarbij zelfs het nest van de mussen niet.Als deze arme vogels nu zien dat er in plaats van hun eigen jongen alleen maarkoekoeken tevoorschijn komen, kijken zelfs zij, terwijl het toch dieren zonderverstand zijn, heel verbouwereerd en beginnen hun nest steeds meer te vermijden,en als ze dan een koekoek horen roepen, vliegen ze in grote zwermen op hem af enhem na en achtervolgen en plagen hem op alle mogelijke manieren.[15] Wel, als dieren die geen verstand hebben, maar slechts een instinctmatigeintelligentie, zich al wreken op een bedrieger, hoeveel temeer is dat dan teverwachten bij de verstandige mensen en hoeveel meer nog bij de geesten, voorwie geen bedrog meer plaats kan vinden omdat hun inzicht enonderscheidingsvermogen daar te helder voor is geworden!"

Hoofdstuk 137: De grondregels van het vernieuwde instituut der Essenen[1] (De Heer:) "Je ziet dus, dat aan gene zijde alles zichtbaar wordt en ook moetworden, omdat anders de talloze verschillende verenigingen van geestenonmogelijk zouden kunnen bestaan. En nu is het dus de vraag wat voor gezichtiemand aan gene zijde zal zetten, die hier bij de mensen hoog in aanzien stondvanwege zijn wonderbaarlijke daden, en bij wie aan gene zijde maar al te duidelijkzichtbaar wordt dat al zijn wonderdaden in feite heel gewoon bedrog waren; en alwas het bedrog zelf nog zo goed bedoeld, het moest wel betaald worden en hetwerd als echte waar aan de blinde koper verkocht -en dat vaak voorheel veel geld![2] En kijk, precies zo en niet anders was jullie tot nu toe gehanteerdeopwekkingsmethode, met name van kinderen! En jullie maandelijks in hetopenbaar plaatsvindende dodenopwekkingen in de bewuste onderaardse,catacombeachtige gewelven zijn wel zo'n opeenhoping van bedrog, dat heteigenlijk te erg is om daar nog over te praten; jullie hebben daar zelfs mensen voorin dienst, die één keer per maand in daarvoor bestemde doodkisten moeten gaanliggen en doen alsof ze dood zijn, en op een hen bekend commandowoord vanjullie in het bijzijn van meerdere blindgelovige toeschouwers uit de kisten opmoeten staan en zich dan ook meteen op zo'n manier moeten verspreiden, datniemand van de vaak talrijke toeschouwers en bewonderaars hun kan vragen hoeze zich voelen, hoe ze eventueel heten en waar ze wonen.[3] Dit slinkse bedrog is te laag om er verder nog één woord aan te besteden; maaromdat velen er daardoor toe gebracht werden om aan jullie een gestorven, dierbaarkind toe te vertrouwen om opnieuw levend te maken, komt het toch aan het licht,en is het zeer geschikt o m jullie ook aan gene zijde nog veellast te bezorgen.[4] Maar zoals gezegd, wat er tot nu toe bij jullie is gebeurd, wil en zal Ik op Mijnschouders nemen en allemaal goedmaken voor jullie; maar in de toekomst mag erin jullie instituut tot geen enkele prijs meer iets gevonden worden wat ook maarenigszins met bedrog te maken heeft, als jullie willen dat Ik er, alsof Ik persoonlijkaanwezig ben, voortdurend werkend in de geest aanwezig zal blijven tot aan het

Page 236: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

236

einde der tijden van deze aarde. [5] Er moet daar volmaakte liefde en waarheidheersen en niet het minste bedrog mag er ooit voorkomen, dan zal dit instituut vooralle tijden blijven bestaan; en mochten afgunstige en slechtgezinde mensen het nuen dan vervolgen, dan zullen ze het toch geen kwaad kunnen doen![6] Het zal weliswaar in dit land ook niet lang meer blijven bestaan, zoals ook Mijnleer niet - want dit land zal vertrapt worden door vijandige heidenen -; maar inEuropa zal er ooit een hoofdvestiging komen van al degenen die in Mijn naamzullen geloven en hopen, en dan zullen jullie ook in verschillende neveninstitutenverblijven, onder sommige machthebbers geliefd en zeer gewaardeerd, bij andereslechts geduld; slechts enkele blinden zullen jullie uit hun rijk sturen; maardegenen die dat zullen doen, zullen zeker te kampen krijgen met moeilijkheden endaar niet gemakkelijk van bevrijd worden. Maar ook de staten die jullie slechtsdu!den, zullen geen hoge welvaart hebben.[7] Als een zegenrijke gave beloof Ik jullie nu, dat jullie altijd waarachtigebouwmeesters zullen blijven, en waar men jullie eervol en met liefde zal opnemen,zal het rijk een goede en houdbare grondslag krijgen. Geen artsen zal Ik in detoekomst van jullie maken, maar bouwlieden, die overal met de stevigsteedelstenen de muur van een nieuw, hemels Jeruzalem zullen opbouwen en ook veelvan de prachtigste woningen van deze stad, waar nu wel een begin mee gemaakt is,maar waaraan na deze eerste muur eeuwig verder gebouwd zal worden.[8] En omdat jullie nu Mijn metselaars en vrije bouwlieden zijn en Ik Mijn stadmet de degelijkste edelstenen gebouwd wil hebben, zullen jullie en jij, Mijn vriendRoclus, nu wel zonder moeite inzien, dat Ik geen gewone kalkzand en bakstenenkan gebruiken; daaronder versta Ik dus allerlei op leugen en bedrog berustendewerken, die niet eeuwig kunnen blijven bestaan. Alleen de zuivere waarheid, waargeen enkele smet aan kleeft, is de diamant, die voortdurend en onwankelbaar standkan houden gedurende alle eeuwigheid.[9] Jullie zullen wel vaak in de verleiding komen om je anders voor te doen dan jeovereenkomstig de waarheid van je gevoelens zou moeten doen; laat je daar vooralniet toe verleiden en leid nooit iemand om de tuin, maar laat de volle waarheidspreken in alles wat jullie zijn en wat jullie doen, dan zullen jullie ook steedskunnen rekenen op Mijn genade, macht en wijsheid.[10] Beloof nooit iets aan iemand wat je later niet kunt of om bepaalde redenenniet wilt nakomen; want waarlijk Ik zeg jullie: Niets is zo bitter en lastig voor eenmens als een gedane belofte die later zonder iets te zeggen niet nagekomen wordt!Want als hem niets beloofd was, had hij er niet op gerekend en iets andersondernomen waarmee hij zich hulp verschaft zou hebben of wat anderszins nuttigvoor hem geweest zou zijn. Maar omdat hij vast vertrouwde op de belofte die menhem deed, maar waar men zich niet aan hield, is hij nu in een wanhopige situatieterechtgekomen en zit dan treurig en teleurgesteld tussen twee stoelen op de gronden verwenst meestal degenen die hem door hun beloften in het grootste ongelukhebben gestort. [11] Wat jullie dus aan iemand beloofd hebben, daar moet je je aanhouden, zelfs als dit je aardse leven zou kosten, omdat Ik anders geen blijvend lidvan jullie instituut kan zijn! Bedenk echter goed Wie Hij is, die jullie dit gebodgeeft! Hij is een eeuwig Heer over alles wat leven en dood genoemd wordt; en al

Page 237: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

237

zou Ik niets op .deze wereld vergelden, dan toch in ieder geval wel, dat Iemand eenander iets belooft maar er zich dan om een bepaalde meestal zelfzuchtige redenniet aan houdt![12] Als iemand je een dienst heeft bewezen en je geeft hem niet het loon datjebeloofd hebt, bega je nog een grotere zonde dan wanneer je iemand bestolen zouhebben! Als hij zijn werk maar half en slecht heeft verricht kun je hem daar wel opwijzen en zeggen, dat hij de volgende keer niet meer zo'n loon hoeft te verwachtenals hij het werk dat hij heeft aangenomen niet met de nodige inzet verricht; maarook al heeft hij zijn werk nog zo laks gedaan, je moet je aan je woord houden,opdat hij ziet dat de geest van de volle waarheid in jou leeft en werkt![13] Om deze reden help ook Ik jullie je honderdzeven dode kinderen in vollewaarheid tot leven te wekken, opdat jullie niet als leugenaars en onbetrouwbaremensen voor degenen komen te staan, aan wie jullie met de hand op je hart beloofdhebben, dat je hun gestorven lievelingen zult opwekken; maar neem je in hetvervolg in alle ernst in acht! Want alles watje zou doen of ondernemen wat in strijdis met deze gemakkelijk op te volgen raad van Mij, zou onvermijdelijk zeer slechtegevolgen voor jullie hebben. [14] Lijkt.je dit allemaal misschien iets te moeilijk,omdat je heel bedenkelijk begint te kijken? Zeg het Me dan luid en duidelijk als jehet niet met Me eens bent! Nu zijn we nog persoonlijk bij elkaar en kunnen we noghet een en ander verduidelijken, wat in het vervolg natuurlijk iets moeilijker zalzijn, omdat we elkaar dan waarschijnlijk niet zo gauw weer persoonlijk ontmoeten!Zeg het nu, Ik luister naar je!'

Hoofdstuk 138: Roclus probeert leugens om bestwil te rechtvaardigen[1] Roclus zegt: 'Mes wat U nu gezegd hebt, Heer, is maar al te waar en er is nietstegen in te brengen! Maar dat U strikt tegen alles bent wat ook maar enigszins opbedrog lijkt, zelfs ook wanneer iemand daardoor serieus lichamelijk of geestelijkgeholpen zou kunnen worden, stemt mij zeer tot nadenken; want voor mij staat dedoor duizend ervaringen beproefde grondregel vast, dat veel mensen absoluut nietanders dan slechts door fijnzinnig bedrog geholpen kunnen worden, -wat iknatuurlijk geen bedrog, maar pure diplomatie noem.[2] Eerlijk, Heer, volgens de ervaringen die ik hier op deze aarde heb opgedaan,zijn mensen heel vaak niet anders te helpen dan door enig goedbedoeld bedrog!Kinderen moet men in de eerste jaren immers steeds bedriegen, anders is er methen toch helemaal niets te beginnen; en wat zouden ze er nu aan hebben als menbij hen meteen met de zuiverste waarheid aan kwam zetten? Ik heb U immers bijeen eerdere gelegenheid toch al vanuit menselijk oogpunt duidelijk uiteengezet, dathet er mij nooit om te doen was ooit achter iemands rug om iets te doen watnadelig voor hem zou zijn, maar altijd slechts opdat het hem op de een of anderemanier tot voordeel zou strekken! En dat deed ik alleen maar omdat het van meetaf aan al duidelijk voor me was, dat deze of gene absoluut op geen enkele anderemanier te helpen was. Als dat bij U nu ook als zonde geldt, -ja, Heer, dan wordt hettoch wel uiterst moeilijk om mens te zijn!

Page 238: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

238

[3] Bijvoorbeeld: Ik ga ergens naartoe en ontmoet onderweg als heiden eenvolslagen blinde aartsjood, wiens zelootachtige tempelfanatisme in iedereenmeteen een heel legioen allerergste duivels vermoedt. Als een heiden hem aanraaktterwijl hij zich daarvan bewust is, dan is hij meteen voor een heel jaar onrein en is,omdat hij zich dit inbeeldt, een hoogst ongelukkig mens omdat hij geen deel kan enmag hebben aan de vele bezittingen van de tempel. Als ik hem vertel dat ik eenheiden ben -als hij mij vraagt wie ik ben -, dan zou hij liever alle martelingenondergaan dan zich door mij over een levensgevaarlijk stuk van een bergpad telaten leiden. Maar als ik hem heel beslist zeg dat ook ik een jood uit Jeruzalemben, dan zal hij mij graag de hand reiken en zich dankbaar over het uiterstgevaarlijke stuk van het pad laten leiden. Als ik de arme blinde zover heb gebrachtdat het voor hem niet meer gevaarlijk is om verder te gaan, en de geur van zijngeboortestreek, die nu al zeer dichtbij is, hem aantrekt en hij niet meer verdwalenkan, neem ik afscheid van hem en ga vrolijk mijn eigen weg. De blinde jood hoortdan zijn leven lang helemaal niets meer van mij, en het zal ook niet zo gauwgebeuren dat iemand hem zegt, dat degene die hem ooit over dat zeer gevaarlijkestuk van de weg heeft geleid, een heiden was.[4] Nu moet mij een verstandig en eerlijk, welwillend iemand eens zeggen, of databsoluut onschadelijke leugentje niet verstandiger en beter was dan dat ik die armeman de waarheid gezegd zou hebben, namelijk dat ik een heiden ben! Ik zeg U eniedereen duizend maal recht in het gezicht, dat zo'n leugentje om bestwil alleen alszonde kan worden uitgelegd door een totaal krankzinnige dwaas uit de zwartstefarizeeërgemeenschap, -maar nooit door iemand die ook maar een beetje verstandheeft, en natuurlijk al helemaal niet door een God! Want zo compleet verschillendkunnen de levensopvattingen aan deze en aan gene zijde toch niet zijn, dat wat menop deze aarde met het zuivere verstand goed en redelijk vindt, voor een pure geestlijnrecht het tegenovergestelde is! Want als aan gene zijde voor de pure geest zwarten duister is wat hier door een altijd het goede willende ziel als wit en klaar helderwordt beschouwd, dan is ofwel dit, ofwel dat leven gewoonweg dwaas.[5] Heer, U kent mijn hele leven van de wieg af aan, en U zult mij moeilijk eenmoment tijdens mijn hele levensloop aan kunnen wijzen waarop Ik het ooit slechtmet iemand voor heb gehad of iemand ook maar de minste schade heb willenberokkenen! Duizendmaal wil ik door Uw almachtige goddelijke mond vervloektworden als dit aangetoond kan worden! En als ik nochtans een zondaar gewordenben doordat ik bij mensen met een bijzonder zwakke geest heel vaak mijntoevlucht heb moeten nemen tot diplomatiek handelen om hen volgens de aandrangvan mijn hart naar mijn menselijk inzicht iets goeds te kunnen doen, dan moet ikopenlijk bekennen, dat ik het dan zeer onaangenaam vind om mens te zijn; danmoet U mij, o Heer, met Uw almacht maar in een ezel veranderen en Ik zal U daardan dankbaar voor zijn! [6] Mijn mening, weliswaar slechts op menselijke wijzedoordacht, is deze: leder mens moet doen wat hem volgens zijn beste weten, besefen geweten met recht het beste lijkt, iedereen moet vreedzaam en vergevingsgezindzijn en naar beste krachten goed doen voor de arme, lijdende mensheld, dan moetzijn handelen toch ook door een God als juist en goed en in orde bevonden worden.Geen enkele God kan toch van een mens, die onmiskenbaar Zijn schepsel en Zijn

Page 239: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

239

werk is, meer verlangen dan waartoe hij in staat is met de vermogens die Hij Zelfin deze mens heeft gelegd! Of is het mogelijk dat een hoogst wijze God nog meervan Zijn werk kan eisen, dan wat Hij er in heeft gelegd? Ik denk dat dat niet zogemakkelijk gaat en ongeveer hetzelfde zou zijn als wanneer iemand in alle ernsttien emmers water zou willen gieten uit een vat of een zak, waar maar één emmeringaat. Daarom vraag ik U, o Heer en Meester, dat U duidelijker bent wat dit puntbetreft; want zoals ik U tot nu toe begrepen denk te hebben, is er volgens Uw leerop deze aarde voor een mens helemaal geen bestaan denkbaar dat enigszinsverstandig is! [7] Ja, de waarheid, de heilige waarheid moeten de mensen zicheigen maken. ze moeten het huis waarin ze wonen en volgens Uw belofte eigenlijkeeuwig zullen wonen, met de bijbehorende orde en gerechtigheid precies lerenkennen. Maar de naakte waarheld, al is die nog zo zuiver, komt mij tenminste voorals een weliswaar zeer heilzaam, maar verder buitengewoon bitter medicijn, datieder die maar enigszins een gevoelige smaak heeft, meteen weer uitspuwt als hijhet proeft. Maar wat doet men? Men omhult het bittere medicijn met iets zoets enaangenaams en dan zal de zieke dit gemakkelijk slikken en zonder rillingen in zijnmaag krijgen, waar het dan al gauw heilzaam zal beginnen te werken! En dat, zoben Ik van mening, zou ook met het meedelen van de waarheid moeten gebeuren!Men moet deze, vooral in het begin, nooit anders dan verhuld geven en daarna passtukje bij beetje onthullen! Dan zal volgens mij een goede uitwerking zeker nietuitblijven. Geeft men haar echter meteen onverbloemd en naakt, dan zal menmeestal meer schade veroorzaken dan werkelijk nut.[8] Het gaat me er hier niet om dat ik onze natuurlijke wonderen goedpraat, en ikben er zelf geheel en al van overtuigd dat we daarmee te ver zijn gegaan; maar ikkan er altijd naar eer en geweten aan toevoegen dat wij daar zelf nooit iemandschade mee hebben berokkend, maar naar onze weloverwogen mening gewoonlijksteeds dubbel nut mee hebben bezorgd. Ten eerste hebben wij daarmee de tranenvan vaak zeer treurige ouders gedroogd, wat toch zeker niets slechts is en kan zijn,en ten tweede hebben we hiermee kinderen van straatarme ouders op de bestemanier voor hun hele aardse leven verzorgd en hun de mogelijkheid verschaft omin huizen van rijke mensen overeenkomstig de betere zeden van de huidigewereldorde ook een betere opvoeding te krijgen, terwijl ze anders in de grootstearmoede zonder enige vorming echte mensachtige dieren zouden zijn geworden; endaarvan zijn er in deze tijd voorbeelden te over. Er komt geen engel uit de lichtehemelen naar beneden om zich, wat opvoeding betreft, over deze arme half dier,half mens zijnde kinderen te ontfermen; en wanneer wij, toch duidelijk betere enbeschaafdere mensen, naar beste weten, inzicht en geweten iets voor hen doen opeen mallier die mogelijk is, dan lopen we gevaar om voor God te zondigen en doorHem tot bedriegers van de mensen verklaard te worden![9] Heer en Meester, U hebt goed onderrichten en praten, want Uw wil is degebieder van de hele oneindigheid! Maar wij, zwakke mensen die niets zijntegenover U, voelen altijd en alleen maar de druk, en zelden of nooit enigeverlichting, en daar komt nog bij dat we totaal verkeerde verwachtingen hebbenover later in het hiernamaals.

Page 240: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

240

[10] Heer en Meester, waarlijk, Uw lessen hebben mij voorheen zeer opgebeurd enik was vol heerlijkste verwachtingen; maar nu ben ik helemaal verpletterd en weetme geen raad omdat U dingen van mij verlangt waaraan ik niet kan voldoen, wantmijn verstand schiet tekort en ik kan niet in strijd met mijn verstand handelen!"[11] Toen werd Roclus stil en zei helemaal niets meer.

Hoofdstuk 139: De rechtvaardiging van verstand en slimheid[1] Toen vroeg Cyrenius Mij: 'Ja, wat is dat nu opeens? Roclus leek tot nu toe eenware grondsteen van de nieuw te bouwen heilige stad en nu is hij plotselinghelemaal omgeslagen, ondanks het feit dat U hem alle hulp heeft beloofd!"[2] IK zeg: 'Dat is en blijft hij, ofschoon hij Mij nu niet helemaal goed begrepenheeft! Maar Ik zag dat nog in hem en Ik heb hem in de toestand gebracht om datnog uit zich te verwijderen. Maar de zaak zal er nu heel anders uit komen te zien,daar kun je je meteen van overtuigen!" [3] Daarop richtte IK Mij heel vriendelijktot Roclus en zei: 'Maar Mijn beste vriend, als je deze zaak bijna helemaalverkeerd opvat, kan geen God je helpen zolang je je eigen vroegere begrip plaatsttegenover een hogere verlichting die je later kreeg! Het mooiste daaraan is echterdat je precies datgene in volle ernst beweert, wat Ik eigenlijk van je verwacht! AlsIk je tevoren Zelf de slimheid van slangen en vossen heb aanbevolen, hoe zou Ikdan op het idee kunnen komen jou deze nu te verbieden?![4] Hoe men met kinderen om moet gaan en hoe ze onderwezen moeten worden,heb Ik gisteren toch voldoende duidelijk gemaakt; ook al ben je niet overal bijaanwezig geweest, je hebt het toch in handen, geschreven door Mijn snelschrijver!Er is dus helemaal niets meer wat je in een bepaalde aangelegenheid nog van dewijs zou kunnen brengen en waarvan je, ten aanzien van enig onderricht, zoukunnen zeggen: 'Kijk, dat is onbegrijpelijk!' of: 'Dat is niet geschikt voor deze ofgene!' [5] Zo ook, wanneer jullie door middel van natuurlijke medicijnen een ziekewillen helpen en dat ook zouden kunnen, maar de zieke vaak een uitgesprokenafkeer van het medicijn heeft en dat voor geen goud van de wereld in kan nemen,terwijl jullie er geheel van overtuigd zijn dat enkel en alleen dit medicijn de ziekezeker en snel zal genezen, dan spreekt het natuurlijk vanzelf, dat jullie dan zo'nmedicijn zonder meer een andere naam kunnen geven en het ook met iets anderskunnen mengen, opdat de zieke niet merkt dat het 't medicijn is dat hem zotegenstaat en het daardoor afwijst, wat hem tot groot nadeel zou strekken.[6] En wat verder het onderwijzen van Mijn Gods en levensleer betreft wil Ik julliehet volgende nog in 't bijzonder zeggen: Pas je in uiterlijk opzicht aan iedereenaan, om te zorgen dat ze zich bij jullie thuis voelen en ze voor Mijn rijk gewonnenkunnen worden! Wees jood met de joden, heiden met de heidenen, lach metdegenen die lachen en huil met hen die huilen, wees zwak en vol geduld met dezwakken en laat de sterken zien dat ook jullie sterk zijn, opdat het besef van hunkracht hen niet opblaast en hoogmoedig maakt! Nu, Mijn beste vriend, dat zal tochvoldoende voor je zijn om te weten wat Gods allerhoogste wijsheid, die ook julliezuivere verstand heeft geschapen, van jullie verwacht! [7] Geloof Me, Mijn

Page 241: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

241

wijsheid is nooit in strijd met een menselijk gezond, nuchter en onbevooroordeeldverstand! Want dit moet immers beoordelen wat juist is en wat niet![8] Een waarheid, al is deze nog zo verhuld, is en blijft als zodanig niettemineeuwig waarheid en zal zich later ook zo manifesteren. Vriend, een waarheid kunje naar gelang de omstandigheden omhullen en omkleden zoals je maar wilt enkunt; dat hangt helemaal af van het bevattingsvermogen van degene, aan wie dewaarheid gepredikt wordt. Kinderen worden met melk en honing en zelfs zachtbrood gevoed, terwijl men een man wel een steviger kost kan aanbieden. Dat is danallemaal heel goed, als het binnenste maar waarheid is; op het noodzakelijkomhulsel wordt weinig of helemaal niet gelet. Het zou ook echt heel onwijs zijn enindruisen tegen ieder gezond verstand, als iemand Mijn hulp nodig had en Ik welwist dat hij eerlijk was, maar hem niet aan zou kijken omdat hij een Perzischemantel aan had! Een waarheid verhullen als dat nodig is, is geen zonde; maar eenduidelijke leugen en duidelijk bedrog in het kleed van de waarheid verpakken, iszonde en wordt door Mij voor eeuwig verworpen![9] Als je nu je vroegere dodenopwekkingen bekijkt, dan waren die ondanks jouwgoede wil een grote, maar zeer goed verhulde leugen, omdat hierbij geen spoor vaneen ware dodenopwekking te bekennen was; en zo is er nog veel wat jullie in jeinstituut allemaal gedaan hebben.jullie hebben van de Egyptenaren en de Arabierengeleerd om te berekenen wanneer er een zons en maansverduistering kan optreden;maar dat bleef voor het volk een geheim. Tegen het volk zeiden jullie echter:'Omdat jullie, volk, onze stem niet willen horen, zal de overste - die jij nu bent! -de goden opdragen om op die en die dag de zon of de maan te verduisteren! ' Hetvolk werd daarop meteen door grote angst bevangen, bad en offerde onzinnig endan gaven jullie het tenslotte enkel de troost, dat de dreiging weliswaar in iedergeval plaats zou vinden, maar dat men zou proberen om de schade zo veelmogelijk te beperken. Zie je, dat was toch wel een overduidelijke leugen, verhuldin het eerbiedwaardige kleed van de volle waarheid!"

Hoofdstuk 140: Verhulde waarheden en leugens. Valse profeten en hunwonderen[1] (De Heer): 'Maar stel je nu voor dat het plotseling onthuld wordt! Wat zoubijvoorbeeld het volk met jullie gedaan hebben, als Ik Zelf het zo maar ophelderingdaarover had gegeven, en het dan de ware oorzaak van een zons ofmaansverduistering even helder als jullie had ingezien? Wat dat voor gevolg zouhebben, kun je zelf gemakkelijk bedenken.[2] Heb je echter iemand door een nog zo verhulde waarheid op het juiste padgebracht, en komt hij dan ook tot dieper inzicht en ziet dan, dat alleen de volledigewaarheid, ook al is deze nog zo verhuld, hem op één lijn gebracht heeft met hetware leven, -wat voor goeds zal zo iemand dan allemaal voor je doen? Ik denk datjij als mens met een helder verstand nu wel het verschil zult zien dat er bestaattussen een verhulde waarheid en een verhulde leugen. [3] Wat Ik jou aanduidde alsiets wat in jullie instituut nooit zou mogen gebeuren of gezegd worden, is eenverhulde leugen, maar nooit een waarheid die opzettelijk verhuld is.

Page 242: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

242

[4] Al heeft de leugen nog zo'n goed resultaat en de waarheid op z'n minstschijnbaar een slecht, dat wil zeggen, wat de mensen met hun op de wereldgerichte verstand slecht noemen, dan verdient de waarheid toch de voorkeur bovende leugen; want de uiteindelijke werking van de leugen zal altijd blijvend slechtzijn, en de uiteindelijke werking van de waarheid goed.[5] Wat de uiterlijke schijn betreft, vallen de verschillen tussen een verhuldeleugen en een verhulde waarheid inderdaad niet gemakkelijk op, zoals ook een echtwonder voor het onervaren, puur wereldse verstand moeilijk of helemaal niet teonderscheiden is van een vals wonder, omdat een echt wonder voor het wereldseverstand helemaal niet te controleren is, en de magiërs en valse profeten hunwonderen evenmin door het volk laten controleren als jullie dat met julliewonderen gedaan hebben. Juist daarom moet er bij jullie nooit plaats zijn voor ookmaar de kleinste leugen of het kleinste bedrog, opdat er op aarde blijvend eeninstituut is waarin enkel waarheid heerst, en daarmee een blijvende toetssteen aande wereld gegeven wordt waarmee men het echte goud der waarheid goed engemakkelijk van het valse goud kan onderscheiden![6] Wanneer men zich daar niet aan houdt, zal er enkele jaren na Mij eenverbazingwekkend groot aantal valse profeten en wonderdoeners zijn, die Mijn leergeheel zullen misvormen. Zij, de valsen, zullen weliswaar ook van Mijn naamgebruik maken; maar hun leer zal niet in 't minst op de Mijne lijken, en hunwonderwerken zullen van het jou bekende, bedrieglijke soort zijn en heel velen totvaste aanhangers van de valse profeten maken.[7] Daarom waarschuw Ik jullie daar vroegtijdig voor! Sla daarom geen acht opdegenen die rondtrekkend zullen roepen: 'Zie, hier of daar is de gezalfde van God,-dat is de waarheid!' Waarlijk, Ik zeg jullie allen: Die zo praten en schreeuwen, enzelfs wonderen zullen doen in Mijn naam, zijn niets anders dan puur valseprofeten! Luister niet naar hen en keer hun de rug toe! En komen ze naar jullie toe,bedreig hen dan, en willen ze niet wijken, bedreig hen dan in Mijn naam, en doe inMijn naam voor hun ogen een waar teken; maar onthoud je verder zoveel mogelijkvan het doen van wonderen, wat wel het oog en het oor van domme mensenbekoort en boeit, maar hun hart op kosten van het wonder meestal tot eengevoelloze steen verhardt! De waarheid moet voor zichzelf spreken en getuigen, enbehoeft geen verder teken meer. [8] Het enig ware wonderteken moet bestaan uitde eigen ervaring, die iedereen zal opdoen door en vanwege het feit, dat juist dewaarheid hem waarachtig vrij gemaakt heeft in al zijn denken, willen en handelen,en zijn innerlijk oog geopend heeft om alle dingen en omstandigheden te zien zoalsze in waarheid zijn en niet zoals ze in het verwarde brein van de een of andere naaraanzien strevende wereldwijze naar believen bij elkaar zijn gezet. Zeg Me nu, MijnRoclus, of de zaak je nu duidelijker is dan voorheen!"[9] Roclus zegt: 'Ja, Heer en Meester, nu is alles me zo geheel duidelijk en helder,dat niets me in heel mijn leven duidelijker is geweest! Ik heb het wel altijd gedachten zelfs intens gevoeld, dat een God niets kan beweren wat tegen het zuiveremensenverstand indruist, wat daar duidelijk en tastbaar mee in strijd is. Maar nu iselk woord dat U spreekt zo geheel en al in overeenstemming met het verstand, alshet licht van de zon met het ontstaan van de dag op de aarde. Het is me nu geheel

Page 243: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

243

duidelijk, en voor ons instituut moet dat ook zo blijven tot aan het einde allertijden!" [10] IK zeg: 'Welnu, ga dan nu en vertel het ook aan je metgezellen! Nuzal er nog iets gebeuren, dan volgt het ochtendmaal en daarna vertrek Ik van hiervoor een poos!"

Hoofdstuk 141: Deemoed en broederliefde; Roclus en zijn metgezellen inverlegenheid[1] Roclus boog nu zeer diep en haastte zich naar zijn metgezellen, die intussenallerlei belangrijke voorzieningen van hun instituut besproken hadden die geheeldezelfde geest ademden als Mijn aanwijzingen die Ik Roclus als levensrichtsnoerhad gegeven.[2] Roclus verbaasde zich dan ook niet weinig, toen hij van zijn metgezellenprecies hetzelfde vernam wat hij hun als iets geheel nieuws en hoogst belangrijkswilde meedelen - en dat op Mijn verzoek - om daardoor te laten zien dat Ik als deHeer hem heel bijzondere opdrachten had gegeven ter vervulling van het zo hoogstbelangrijke ambt. Als hoofd van het instituut wilde hij zijn ondergeschikten nutoch wel een beetje laten zien dat hij hierover met Mij Zelf heel veel buitengewonedingen had afgesproken, die hij hun nu allemaal wilde meedelen.[3] Maar zijn metgezellen zeiden: "Die moeite kun je je rustig besparen, want wezijn over alles voorgelicht en weten eigenlijk nog meer dan jij, ofschoon jij met deHeer Zelf hebt overlegd! Kijk eens hier! Een heleboel bladen, allemaalvolgeschreven! Daarin kun je alles precies terugvinden wat de Heer tegen je heeftgezegd. Aan je gezicht te zien ben je er echter niet zo blij mee; wat is er dan?"[4] Roclus zegt: 'Ach, daar heb ik helemaal niets op tegen of op aan te merken;maar als de Heer mij Zelf in zekere zin aanspoort om met jullie te bespreken en teregelen wat Hij mij heeft toevertrouwd vanwege de totale reorganisatie van hethele instituut, en jullie van te voren al bijna van alles beter op de hoogte zijn danik, moet ik er nu wel een beetje over nadenken, wat de Heer door deze kleine enzeker heel onschadelijke streek bij mij heeft beoogd!"[5] Raphaël, die zich onder het gezelschap bevond, zei: 'Vriend, dat zal ik jemeteen duidelijk maken; Luister even kort naar me! Kijk, dit zijn weliswaar jeallernaaste staatsbeambten in, laten we zeggen, jouw instituut! De Heer Zelf konjou overeenkomstig de volle waarheid geen andere titel geven dan je vanstaatswege hebt en ook kunt hebben, omdat jouw aanzienlijke geldmiddelen jedaartoe het recht verlenen. Maar de Heer wil, dat alle mensen elkaar als broedersomarmen en alleen Hem als de ware Heer en Meester erkennen.[6] Maar omdat je nu eenmaal het hoofd van jouw instituut bent, was het ookgeheel in orde dat de Heer Zelf je instructies gaf over wat je voortaan moet doen enwelke voorzieningen je moet treffen. Maar het was net zo juist dat de Heer doormiddel van mij je metgezellen tegelijkertijd over alles liet voorlichten, ten eersteom jou de onnodige moeite van het meedelen te besparen, en ten tweede om eenzeker profetisch, verheven gevoel, dat heel gemakkelijk in lichte hoogmoed kanovergaan, bij jou de kop in te drukken, en ten derde omjou de aanbevolenbespreking met je makkers zo gemakkelijk en effectief mogelijk te maken.

Page 244: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

244

[7] Want toen de Heer tegen jou zei :'Ga het nu ook aan je metgezellen zeggen!',was dit niet een soort opdracht, waardoor zij pas van jou moeten vernemen wat jijallemaal van de Heer gehoord en geleerd hebt, maar het betekende dat jij hunalleen maar hoefde te vertellen, datje zelf geleerd en volkomen begrepen hebt water in het vervolg voor veranderingen in het instituut moeten plaatsvinden. Datbetekent toch helemaal niet dat jij, nu zogenaamd als enige in de zaak ingewijd, jemetgezellen eerst moet instrueren?! En daarom hoef je dus absoluut nietbedenkelijk te kijken als jij zelf de opdracht van de Heer helemaal verkeerd hebtopgevat! Begrijp je me nu goed, of zit je nog iets dwars?'[8] Roclus zegt: 'Ja, ook wat dit betreft is alles voor mij weer helemaal in orde enover dit punt denk ik nu helemaal niet meer na; maar iets heel anders houdt me nubezig! Alles kunnen we gemakkelijk in orde brengen, -maar om ongedaan temaken dat het volk gelooft dat wij de zons en maansverduisteringen in onze machthebben, zal wel een beetje moeilijk voor ons worden! Want deze zullen blijvenplaatsvinden, en we kunnen en mogen niet meer tegen iemand zeggen: 'Kijk,omdat jij en je volk niet strikt en precies wilden doen en geloven wat wij jebevolen hebben, zullen de goden gedurende die en die tijd de maan of de zonverduisteren!' Hoe moeten we ons uit deze verlegenheid redden? De rest isallemaal in orde, -maar hier zie ik geen goede oplossing! Wat is jullie mening indit opzicht, en wat vind jij, mijn vriend Raphaël?"[9] Raphaël zegt: 'Overleggen jullie eerst onder elkaar; mochten jullie er helemaalniet meer uitkomen, dan zal mijn raad altijd nog wel op het juiste moment komen!"[10] Een van de metgezellen zegt: 'Ja, dat is een precair punt! We zullen het methet volk wat dat betreft inderdaad niet zo gemakkelijk hebben! Het volk is er nu alsinds een behoorlijk aantal jaren aan gewend, en als belangrijke mensen na eenverduistering van de maan of zelfs van de zon naar ons toe komen en ons beslistheel ernstig naar de reden zullen vragen waarom wij de verduistering van de godenhebben verlangd en waarom wij hun dat niet hebben aangekondigd, -hoe moet onsop waarheid gebaseerde antwoord op zulke vragen dan luiden, zonder dat we al teerg te schande staan ten overstaan van hen die ons dit vragen?"[11] De derde zegt: 'Met een klein leugentje zouden we ons er wel uit kunnenredden; op een andere manier zie ik ondanks al ons nadenken geen eerzameuitweg. Maar het is niet alleen dit, maar op heel wat andere punten zullen we hetook moeilijk hebben, en zeker niet minder dan met die verduisteringen! We zittennu al heel behoorlijk in het nauw! We zullen pas echt op moeilijkheden stuiten, alswe aan het oude gebouw beginnen te tornen en het gaan verbeteren! Als eensprinkhanenplaag uit Arabië zullen de talloze onoverwinnelijke hindernissen onsvan alle kanten de weg versperren en dan zullen we geen kant meer op kunnen!Deze plaats verlaten en ons dan heel ver hier vandaan ergens vestigen, dat zou noghet allerbeste zijn!"[12] Roclus zegt: 'Ja,ja, dat zou wel goed zijn; maar wat te doen met onzebezittingen en voorzieningen, die kunnen we toch niet zomaar aan onzetegenstanders overlaten, zodat ze deze vrijelijk kunnen bekijken?! Werkelijk, jullieraad zou vooral mij zeer duur komen te staan! Wij hebben God de Heer nu voorons, die ons als Enige het veiligst zal redden uit alle verdere volkomen onnodige

Page 245: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

245

verlegenheid, -daar ben ik geheel en al zeker van! We zullen nog wel het een enander te doorstaan hebben; maar -zoals het me nu voorkomt -zullen we daardoorzeker een heel belangrijke leertijd doormaken, waaruit we pas het praktisch inzichtzullen putten wát iemand uit zijn aardse leven allemaal op moet ruimen en hóe, omin onszelf tot het ware, innerlijke leven uit God te komen. [13] Daarom zullen wetoch hier blijven! Voor al die andere dingen heb ik absoluut geen vrees; wat datbetreft zeg ik zelf tegen iedereen: van nu af aan blijven de opwekkingen voor eensen altijd achterwege! Waarom? Antwoord: God wil het niet meer, omdat demensen er niet naar leven om zo'n bijzondere genade waard te zijn![14] Die echter volgens Gods wil leven, zullen ook inzien waarom God het ene ofhet andere kind van hen laat sterven, en zij zullen zich voortaan zelf kunnen latenonderwijzen door Zijn geest. Daar zal niemand iets tegenin kunnen brengen!'

Hoofdstuk 142: Roclus' voorstellen voor de hervorming van het instituut derEssenen[1] (Roclus:) 'Wat de andere wetenschappelijke attributen betreft, die kunnen welblijven; die hebben we immers nooit voor iets anders gebruikt dan om de gasten zonu en dan op heel onschuldige manier te amuseren. We kunnen ze echter ookvernietigen, dan zal niemand er iets tegen kunnen hebben. Vooral echter moet denamaak-vollemaan weg; want die is zonder meer te plomp en niet eens meergeschikt voor het optisch bedrog van de domste mensen. De sprekende bomen,struiken, beelden, zuilen, bronnen en putten worden opgeruimd en in plaatsdaarvan komt er iets beters. De elektrische werktuigen kunnen echter blijven,alsook de verschillende brandspiegels; want deze dingen behoren tot hetwetenschappelijke vak en men kan met behulp daarvan verschillende ziektengenezen. Daartoe behoren ook onze apothekerskunst en de kunst om glas te maken,het te slijpen en te polijsten.[2] Kortom, wat bij ons naar waarheid uit puur wetenschappelijke zaken bestaat,moet blijven en al het andere houdt op! En als het ophoudt, zijn wij daarover zekerniemand enige rekenschap verschuldigd, want het instituut is ons eigendom;volgens de wetten van Rome hebben wij het onbetwistbare recht daarmee om tegaan zoals het ons belieft. Als wij iets voor het volk doen, dan doen we dat omdatwe het zelf willen daar we bij niemand in dienst zijn, en niemand ons betaalt. Wijzijn zelfstandige mensen en eigen baas, en genieten als Romeinen en onderdanenwettelijke bescherming, evengoed als iedere Romein; bovendien bezitten we nogzoveel schatten en vermogen, dat we onze schatten nog in geen duizend jaarzouden kunnen opmaken, zelfs wanneer we als Croesus zouden leven. Daarom zieik zelfs in zuiver werelds opzicht niet in, voor wie wij ons zouden moetenschamen! Voor de Heer hebben wij nu verder geen geheimen meer. Hij zoueigenlijk de enige zijn voor wie wij ons zouden moeten schamen; maar met Hemhebben wij alles goedgemaakt. Is Hij ons nu goedgezind omdat Hij vast van tevoren weet dat wij Zijn wil tot aan het einde der tijden, zo zuiver als wij deze totnu toe bewaard hebben, zullen vervullen, dan zal Hij ons niet alleen tot aan heteinde aller tijden goedgezind blijven, maar ook eeuwig aan gene zijde.

Page 246: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

246

[3] Stel je voor hoe dwaas het zou zijn van ieder van ons, als wij bijvoorbeeld meteen blinde er over zouden willen twisten als hij op een voor hem onbekende wegover een steen zou struikelen, op de grond zou vallen en zichzelf zou verwonden.Ja, als hij kon zien, dan zou men inderdaad kunnen zeggen: 'Vriend, waarom heb jedan twee ogen in je hoofd?' Maar een blinde kan men een dergelijk verwijt nietmaken; want hij heeft geen levenslicht, voor hem gaat geen zon op noch onder. Enzo waren ook wij geestelijk blind en kon niemand ons ook hulp bieden en op hetjuiste pad brengen! Ook al zijn wij vaak gevallen op het pad dat we niet zagen, wiekan ons daarvoor ter verantwoording roepen, zodat we beschaamd staan?! Wistenwij dan wat wij nu weten? Van wie hadden we dat moeten vernemen? Maar nu wehet weten, zullen we er ook naar handelen, zoals we tot nu toe altijd gehandeldhebben naar hetgeen we wisten.[4] Het gaat er nu ook helemaal niet om of wij er nu omwille van onszelf bij dereorganisatie van ons instituut eervol vanaf komen of niet, maar het gaat er alleenmaar om dat wij in de ogen van de wereld niet van bedrog verdacht worden, omdatwij in de toekomst op het veld van de waarheid willen werken voor het welzijn vande mensen en dat ook zullen doen en daar is een goed vertrouwen voor nodig eneen zekere goede eer van de kant van de mensen die door ons onderwezen engeleid moeten worden; en wij mogen deze voor geen goud verliezen wanneer wijwillen dat onze moeite goede vruchten zal afwerpen. [5] Wat dat betreft is allesheel goed in orde en we kunnen alles afschaffen dat zal echt niet opvallen. Alleende maans - en zonsverduisteringen zullen ons een beetje parten spelen, althans inhet begin, omdat deze zeker zullen blijven bestaan! Dan zullen er spoedig. allerleimensen komen en zeggen: Waarom laten jullie nu zulke verschijningen over onskomen?! Als wij zondaars voor jullie en voor de goden zijn, waarom waarschuwenjullie ons dan niet, opdat we boete kunnen doen en offers kunnen brengen voorjullie en de goden!' Wat zullen we hun dan voor antwoord geven?[6] Kijk, dat is de eigenlijke moeilijkheid! Wel, om ons daar zonder leugen ombestwil met de zuiverste goddelijke waarheid uit te redden dat zal moeilijk gaan!Maar een leugen moet volgens de wil van de Heer nooit meer over onze lippenkomen! Wat moeten we dan doen?! O, wat een wanhopige geschiedenis! Zoalsgezegd, deze keer staan mijn ossen stil op de berghelling en willen de wagen nietverder omhoog trekken over de steile rotswanden!"[7] Iemand van het gezelschap zegt: 'Vraag dat dan nu nog aan de Heer en Meesterover alle dingen! Hij zal je ook in dit opzicht wel een goede raad geven! WIJkunnen ons daar wel jarenlang het hoofd over breken en dan zullen we nog geenwijze oplossing vinden! Maar nu zijn we nog bij de bron en kunnen we nog debeste raad halen. Het zou toch dwaas van ons zijn, als we in zo'n belangrijkeaangelegenheid niet aan de allerhoogste, meest wijze schepper van alle dingenzouden vragen wat we moeten doen, omdat we omwille van Gods rijk op aarde niette schande staan voor de blinde wereldse mensheid?!'[8] Roclus zegt: 'Je hebt natuurlijk wel gelijk, en ik kan dat inderdaad in iedergeval doen omwille van de verbreiding van Zijn goddelijke leer; alleen is het welgepast om van te voren na te gaan of ons beroep op Zijn goddelijke liefde enwijsheid op zichzelf al een niet te grote dwaasheid is, waarmee we eigenlijk toch

Page 247: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

247

niet goed bij Hem aan kunnen komen, omdat we daarmee onze nog te groteonnozelheid aan de dag zouden leggen ofwel een veel te geringe achting voor Zijnonbetwistbare goddelijkheid zouden tonen!"[9] Iemand anders van het gezelschap zegt op zijn beurt: 'Ja, daar heb je gelijk in;maar weet je, daar hebben wij allen niets aan! Als iemand eenmaal in het water ligten om hulp roept, dan kan men er niet op letten of hij er door een ongelukkigtoeval of door eigen moedwillige domheid in is gevallen, -degene bij wie het watereenmaal in de mond begint te stromen, denkt er echt met meer aan, wat hemeigenlijk in het water terecht heeft doen komen, maar 'Help! Help!' is zijnangstgeschreeuw. Of men hem kan helpen of niet, is natuurlijk een andere zaak enhangt enkel van de bekwaamheid af van degenen, tot wie de ongelukkige om hulpheeft geroepen. Zo denk ik erover!' [10] Roclus zegt: 'Je slaat de spijker op dekop! Laat ik daarom nu dan ook de Meester aller meesters om raad vragen! Ik gavlug naar Hem toe en zal Hem onze moeilijkheid voorleggen!"

Hoofdstuk 143: De Heer geeft Roclus raad[1] Onmiddellijk gaat Roclus nu nog een keer vlug naar Mij toe en legt de zoalsbekend wat netelige kwestie heel openlijk aan Mij voor.[2] En IK zeg tegen hem: 'Wel, wel, zoals Ik zie, begin je al een beetje in te zienhoe elk bedrog iemand vroeg of laat altijd in een bepaalde verlegenheid brengt!Daarom zeg Ik tegen jullie: Enkel de volle waarheid tegen elke prijs; want dieduurt het langst en brengt niemand ooit in bijzondere verlegenheid![3] Het kan wel zijn, en dat is ook zo, dat door mensen die hun leven en aanzienenkel in stand houden door bedrog, de waarheid zeer gehaat en gevreesd wordt, endaarom ook te vuur en te zwaard vervolgd wordt! Maar wat bereiken de vervolgersvan alle waarheid met hun boze ageren?! Maar al te gauw komt de waarheid naarboven en liggen haar vijanden beschaamd en door iedereen veracht in het slijk, enhet is nauwelijks te verwachten dat ze daaruit zullen opstaan! Wel, jouw zaak iseen beetje dom, en is niet zo gemakkelijk in orde te brengen dat je daarbij eenondervraging door het publiek bespaard zou kunnen blijven! Maar er is toch eenmogelijkheid om dit met de nodige eer te doorstaan.[4] jullie hebben het volk wijsgemaakt, dat de goden jullie de macht gegevenhebben om zons en maansverduisteringen te beheersen. Zeg nu echter tegen hetvolk dat de goden opgehouden zijn te bestaan en te regeren, en dat de ene, ware,grote God, voor wie alle heidenen onder de naam 'de onbekende grote God' ookeen tempel gebouwd hebben, nu Zelf, en zelfs in een lichaam, in deze wereld isgekomen en jullie deze macht ontnomen heeft; Hij zal voortaan Zelf allesbeheersen en besturen, en aan niemand meer de leiding over de planeten enhemellichamen toevertrouwen![5] De mensen zullen daar zeker verbaasd van opkijken, en sommigen zullendenken dat jullie dat ambt slecht uitgevoerd hebben, en dat jullie hebbengezondigd. Weer anderen zullen denken, dat ze te weinig geofferd hebben. En noganderen die wat verstandiger zijn, zullen zeggen: 'Die geven heel gemakkelijk datambt weer terug aan de grote, onbekende God; want ze hebben het zich slechts

Page 248: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

248

eigenmachtig aangematigd om het blinde volk daardoor des te gemakkelijker intoom te houden, -en de goden die hun deze macht zogenaamd verleend hebben,waren de machthebbers van Rome! Maar nu is er zeker een echte god heimelijkopgetreden, die hen bedreigd heeft, en daarom leggen ze nu zonder moeite eengodenambt weer terug rn de schoot van de grote, enig ware God, dat zij inwerkelijkheid nooit als een door God aan hen toevertrouwd ambt hebben bezeten.Daar ze nu echter zo eerlijk zijn om dit openlijk te bekennen, is het te verwachtendat ze nog meer openlijk zullen bekennen, wat heel goed zal zijn omdat wedaardoor achter menige waarheid zullen komen. De wind die hen daartoe heeftaangezet, moet onmiskenbaar een goede wind zijn!' Zo zullen de meer verstandigemensen denken en daarbij heimelijk in hun vuistje lachen. [6] De Farizeeën zullenook stilletjes juichen en tegen het volk zeggen: 'Kijk, dat moet jehova Zelf dezeergerlijke heidenen door een machtige profeet hebben aangedaan; die heeft hengedwongen om tegenover het volk verraad aan zichzelf te plegen!'[7] Maar dan moeten jullie zeggen: 'Dan hebben de Farizeeën ook eens een keer dewaarheid gesproken! Deze machtige profeet is niemand anders dan de hen reedsheel goed bekende profeet uit Nazareth! Jezus is Zijn naam en in aards opzicht isHij een zoon van de alom bekende timmerman jozef - die echter alleen zijnpleegvader was -, geboren uit Maria, de eveneens alom bekende maagd uit het huisvan Joachim en Anna in Jeruzalem!' En dit is Dezelfde, die met Pasen van dit jaaralle verderfelijke wisselaars en verkopers met touwen in Zijn hand uit de tempelheeft verdreven. Deze profeet is echter onmiskenbaar meer dan een profeet!Johannes, de jullie allen bekende doper in de woestijn, heeft van Hem een waargetuigenis afgelegd, dat jullie ook zeer goed bekend zal zijn.[8] En deze door God gezondene heeft jullie weliswaar de macht over zon, maan.en sterren, die jullie je zelf hebben aangemeten, afgenomen, maar jullie in plaatsdaarvan naar waarheid een veel belangrijker en groter ambt toevertrouwd. En ditbelangrijke ambt bestaat daaruit, dat jullie nu in volle ernst en volledig naarwaarheid aan de volkeren moeten verkondigen dat nu Gods rijk dichtbij isgekomen, en dat allen die in de naam Jezus zullen geloven, het eeuwige levenzullen hebben![9] En als jullie zo zullen spreken, dan zullen jullie de Farizeeën, die tot nu toetoch jullie grootste vijanden waren, flink de mond snoeren en ze zullen er wijselijkvoor zorgen, dat ze met geen woord meer reppen over het feit dat jullie de machtover zons en maansverduisteringen is afgenomen, vooral ook omdat ze best zullenweten, dat jullie voortaan onder bescherming van Rome staan![10] Nu heb Ik je dit hopelijk duidelijk genoeg uiteengezet en je zult ook inzien,dat je dan verder niets meer hebt te vrezen! Nu je deze raad en dit inzicht hebt,moet je naar je vrienden en metgezellen gaan en dit ook aan hen vertellen! Of hebje soms nog iets achtergehouden, wat je bedrukt?"[11] Roclus zegt: 'Neen, Heer en Meester van eeuwigheid, er is nu niets meer watme bedrukt en mijn hart is vol vreugde! Want nu ben ik met mijn instituuthelemaal veilig, en die zwartrokken kunnen zich verheugen over de last die wij henzullen bezorgen!" [12] IK zeg: 'Prima; maar ga het nu aan je vrienden en broedersverkondigen, opdat ook zij deelhebben aan jouw vreugde! Maar het zal jullie

Page 249: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

249

allemaal toch nog veel moeite en werk kosten, daar kunje heel zeker van zijn. Maarwaar geen strijd is, is ook geen overwinning en waar geen overwinning is, is ookgeen vreugde van de overwinning, die door alle mensen als het hoogste wordtgeprezen! Ik wens je daarom vooral moed en doorzettingsvermogen, dan zal deoverwinning niet uitblijven! Daar sta Ik, als zeker de geloofwaardigste getuige ende betrouwbaarste borg, voor in! Of lijkt je dat niet voldoende?"[13] Roclus zegt: 'Voor wie, die U kent zoals ik, o Heer, zou dat niet voldoendezijn?! Ik spreek hier alleen maar mijn heel innige dank uit en ga nu meteen naarmijn metgezellen en zal hun ook dit waarachtigste evangelie overbrengen"[14] Hierbij maakt hij een buiging en haast zich blij naar zijn metgezellen, bij wieintussen de nieuwsgierigheid over de goede of misschien kwade aard van hetantwoord al behoorlijk begon te kwellen.

Hoofdstuk 144: Hoe de verhouding van de Essenen tegenover het priesterdomvervolg zal zijn[1] Als Roclus aan zijn metgezellen meedeelt wat hij van Mij heeft vernomen, zijndeze er zeer verheugd over, en degene die al eerder sprak zegt: 'Kijk vriend, hoegoed het was dat ik je voorstelde om hierover bij de Heer Zelf, nu Hij nog hier is,raad te gaan halen! Nu weten we waar we aan toe zijn, en hoeven we niet te liegenom ons eruit te redden, -maar we komen met de naakte waarheid naar voren enbrengen allen die ons ter verantwoording willen roepen met weinig woorden totzwijgen! O, dat is een grote en heilige raad! Ja, ja, wie door de Heer wordtgeholpen, wordt waarachtig geholpen en dus is hij ook voor alle tijden waarachtiggeholpen!" [2] De nog altijd aanwezige Raphaël zegt: 'Ja, daar heb je helemaalgelijk in! Jullie zijn zeer geholpen met deze raad; maar desondanks zal hetmettertijd aan allerlei moeilijkheden en beproevingen niet ontbreken in , jullieinstituut, en jullie zullen te allen tijde -onthoudt dit goed! -heel veel vriendenhebben, maar daarnaast ook steeds duizend maal zoveel vijanden die jullie te allentijde zullen vervolgen, wat een getuigenis tegen henzelf zal zijn en ook voor hetfeit, dat de Heer Zelf op deze aarde door de blinde, slechte mensen voortdurend isvervolgd. [3] Want alle beroepsmagiërs en alle priesters, ongeacht tot welkegodsdienst ze behoren, haten Hem, en nog het meest de priesters van de tempel inJeruzalem. Omdat juist het priesterdom echter een altijd erg begunstigde groepmensen op deze aarde was en te veel privileges genoot, zal dit zich waarschijnlijknooit laten uitroeien; en het zal zelfs niet eens meer zo lang duren, dat zelfsbrokstukken van deze nu nieuwste godsdienstige leer door allerlei bedriegers enleeglopers opgepakt zullen worden, en hieruit zal een priesterdom ontstaanwaarmee vergeleken de tempel nauwelijks een vaag schimmenspel is.[4] En ten opzichte van dit priesterdom zullen jullie het steeds hard te verdurenhebben. Het zal jullie weliswaar niets kunnen doen en ook niet kunnen deren; maarhet zal jullie overal vervolgen, zoals de Farizeeën de Heer nu vervolgen waar zemaar kunnen. Alleen, dit zal een goed herkenningsteken zijn dat jullie geheel vande Heer zijn en Zijn woord in de Schrift en in jullie daden zuiver bewaren; en juistdaarom zullen jullie je ook altijd vanwege dit getuigenis zeer kunnen verheugen.

Page 250: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

250

[5] Jullie zullen je vervolgers nooit en te nimmer vrezen, omdat jullie altijd zullenleven onder de zichtbare bescherming van de Heer; maar jullie tegenstanderszullen jullie buitengewoon vrezen en daarom ook vervolgen. Maar al hunvervolging zal hen net zo weinig opleveren als het de tempelaanhangers ietsoplevert dat zij de Heer nu uit alle macht vervolgen waarvan jullie hier zo meteeneen staaltje zullen meemaken. De Heer heeft jou, Roclus, reeds tevorenaangekondigd dat er nog iets te gebeuren staat voor het ochtendmaal! Maar wat, -luister! [6] De boosaardigen hebben van een slechte man die uit Caesarea Philippiis gevlucht, gehoord dat de profeet uit Nazareth hier verblijft en Zijn 'bezigheden'hier uitvoert, en ook dat de opperstadhouder omwille van Hem hier verblijft.Daarom hebben ze in alle haast een heel smerig plan uitgedacht om de Heergevangen te nemen, door Hem bij Cyrenius als een daadwerkelijke volksopruieraan te geven en gehaat te maken. Het plan is heel satanisch geraffineerd opgezet,zodat je er versteld van zult staan.[7] Ze zullen hiermee, met name bij Cyrenius, slechte zaken doen; maar het zalhier grote opwinding veroorzaken, afgezien van het feit dat deze onderneming hiermeteen totaal ontzenuwd zal worden. Jullie zullen er zelfs een beetje bij betrokkenworden, echter niet ten nadele, maar in het voordeel van de goede zaak. Weesdaarom maar goed op alles voorbereid; nog een klein kwartiertje en de zaak zalbeginnen! Maar intussen blijven we heel rustig; Cyrenius zelf heeft er nog geenflauw vermoeden van, omdat de Heer het zo wil! Maar de zaak zal daarom des teopwindender zijn. Wees dus nu rustig!"[8] Iedereen werd nu, zonder dat daarom gevraagd werd, rustig, waartoewaarschijnlijk ook de op handen zijnde zonsopgang zeer veel bijdroeg; maarhoofdzakelijk omdat allen iets bijzonders verwachtten en daarom met een zekerebange nieuwsgierigheid ingespannen luisterden naar wat er zou gebeuren.

Hoofdstuk 145: Farizeeën klagen de Heer als opruier tegen de staat bijCyrenius[1] Al gauw ontdekten de zonen van Marcus een schip, dat nog op behoorlijkeafstand heen en weer laveerde, alsof de kapitein niet wist of hij zich wel op degoede plaats bevond; dat had ook een heel natuurlijke reden, omdat er aan de oevervan de zee van Galilea sinds de vorige dag heel veel enorm was veranderd. Degeweldige rots in zee, een belangrijk herkenningsteken, bestond niet meer; eenhoge rots en een machtig grote boom op de berg met de slangen hadden de negers,zoals bekend, nagenoeg uit de weg geruimd; daarbij kwam nog het prachtigenieuwe huls, de tuin en de mooie haven met de vijf nieuwe schepen die vanvlaggen waren voorzien, -en zo wist de loods die het schip naar Caesarea Philippihad moeten loodsen, niet waar hij zich eigenlijk bevond en laveerde daarom algeruime tijd op en af en heen en weer, om erachter te komen, waar hij zich bevond.[2] Er stak echter een sterke oostenwind op, die het schip met onweerstaanbarekracht precies naar onze oever dreef. Binnen enkele ogenblikken konden de zonenvan de oude Marcus met hun scherpe ogen al heel goed zien, dat er Romeinen eneen paar Farizeeën aan boord van het schip waren. Ze gingen meteen naar

Page 251: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

251

Cyrenius en deelden het hem mee. Toen Cyrenius dit hoorde gaf hij meteen hetbevel aan Julius om het schip, dat allengs steeds sneller de oever naderde, scherp inhet oog te houden. Toen Julius dit hoorde was hij binnen de kortste keren pijlsnelmet vijftig bewapende mannen aan de oever en wachtte het schip op, dat ook nietlang meer op zich liet wachten.[3] Toen degenen die aan boord waren de Romeinen in het oog kregen, staken zemeteen een witte vlag uit ten teken, dat ze geen vijanden waren en dat men henongehinderd aan wal zou laten gaan. Maar toen Julius twee hem niet onbekendeaarts-Farizeeën onder de Romeinen waarnam, stuurde hij meteen een bode naarMij en Cyrenius met de vraag, wat hij met degenen die hier aangekomen waren,moest doen. Land of water? De mensen kwamen hem zeer verdacht voor. Het leekwel, alsof ook de Romeinen alleen maar vermomde Farizeeën waren of toch inieder geval mensen van Herodes.[4] En Cyrenius 'antwoord luidde heel kort: 'Wie het ook is! Land!"[5] Op dit commando werden de reizigers aan land gezet en Julius inspecteerdesnel de toentertijd gebruikelijke reispapieren, die helemaal volgens de wettelijkevoorschriften van Pilatus in Jeruzalem vervaardigd waren. Toen deze kortelegitimatie formaliteit voorbij was, vroeg een Romein aan Julius of de verhevenopperstadhouder nog in deze streek verbleef Een donderend 'ja!' was hetontzagwekkende antwoord van Julius, die al behoorlijk geërgerd was over dezebrutale vraag.[6] Nu kwam er een centurion die ook op het schip was, heel ernstig naar Julius toeen vroeg hem: Wat geeft je het recht om op zo n toon te antwoorden?"[7] Julius, met nog meer ernst dan daarnet: 'Als ik daar niet zeer gegronde redenenvoor had, had ik je wel op een andere toon geantwoord! Maar je Aziatisch dommegezicht zegt mij dat je geen Romein, maar heel iets anders bent! Je hoeft dushelemaal niet zo verbaasd te zijn over mijn antwoord!"[8] De centurio zegt: 'Wat ben ik dan, als ik geen Romein ben?"[9] Julius zegt: "Daar praten we straks wel over! Nu sta je eenmaal onder mijngezag en heb je je strikt naar mijn woorden te schikken! Mijn naam is Julius, dezeer gestrenge commandant van Rome voor dit gebied, en ik ben een naastfamilielid van de verheven opperstadhouder Cyrenius! Dit moet ik je wel vertellen,omdat je geen Romein bent; want als je maar in de verte een Romein zou zijn, danhad je me al op grote afstand herkend! [10] Zie je, zo vangen wij, Romeinen,gewoonlijk de slimme vossen! Maar vooruit nu, het beste gedeelte komt nog! Wel,deze omgeving, een beetje gecultiveerd nu, is jullie zeker wat vreemdvoorgekomen, -anders hadden jullie ons al een uur eerder met jullie onverwachtebezoek vereerd? Maar dat geeft niet, jullie zijn nu ondanks dat deze omgeving ernu zo vreemd uitziet, precies op de juiste plek aangekomen![11] Zie je, hoe ik al van te voren alles weet! Nee, in het gebied van Julius komtmen onaangekondigd niet zo gemakkelijk als men denkt! Het stoort jullieweliswaar een beetje, dat jullie komst al aan mij verraden is; maar ja, voor mensendie zo sluw zijn als jullie, maakt dat misschien helemaal niet zo veel uit, watnatuurlijk spoedig zal blijken! Vooruit dus nu, op naar de verheven

Page 252: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

252

opperstadhouder!' [12] Nu zegt de centurio zichtbaar verlegen: 'Wat weet jij vanons?! Wie heeft je iets kunnen verraden, wat helemaal niet het geval is?"[13] Julius zegt: 'Ik wil nu geen woord meer horen! Daar bevindt zich deverhevene! Vooruit dus met jullie, valse Romeinen, - daar gaan we verder!'[14] De centurio met zijn ongeveer acht ondergeschikte krijgsknechten en tweeheel echte, goed doorvoede en door en door verstokte aarts-Farizeeën, gingen toennaar Cyrenius, en overhandigden hem daar een brief die door Herodes ondertekendwas. In deze brief stond alleen maar, dat er in heel Coelesyrië en een groot deelvan Galilea en Samaria een zeer omvangrijke samenzwering tegen alle Romeinenontdekt was. Aan het hoofd hiervan stond de beruchte profeet Jezus uit Nazarethals belangrijkste gangmaker die in een geheim verbond met de altijd hoogstgeheimzinnig doende Essenen allerlei voor het volk onbegrijpelijke wonderenverrichtte om dit te verblinden, en die zich daardoor een soort goddelijk profetischeschijn gaf en zelfs de verdoemenswaardige driestheid had om zich aan het volk alseen ware zoon van God te presenteren. [15] {Herodes:) 'Verder is door meerderegetuigen uit verschillende streken betrouwbaar en naar waarheid, eensluidendverklaard dat deze heilloze volksopruier zelfs de allerhoogste Romeinsestaatsdienaren met de grootste vriendelijkheid benaderd heeft, samen met zijnreeds heel bekwame schare zogenaamde leerlingen. Maar het geheime gerucht gaat.dat de vermetele dit alleen maar doet om hen op een dag allemaal plotseling omhet leven te brengen, waarna hij zich dan zelf zal verheffen tot koning van.allejoden. Nadat dit nu door het besluit van de hoge goden aan mij, die ter zake kundigis, verraden werd, is het mijn plicht u hierop te wijzen en ik hoop, dat u de juistemaatregelen weet te treffen en doet, wat u doen moet! Met de meeste hoogachting,Herodes, Viervorst, nu in Jeruzalem. [16] In verband met de lengte is de hele briefmet de vele lasteringen hier niet weergegeven, wat waarlijk ook niet nodig is; maarhet voornaamste is volledig vermeld.

Hoofdstuk 146: Ontmaskering van de valse aanklagers[1] Toen Cyrenius deze brief heel nauwlettend met een ernstig gezicht gelezen had,richtte hij zich tot Mij met een meewarig vriendelijke blik en zei: 'Maar Heer, isdat ook nog mogelijk, dat men U tegenover mij op zo'n schandelijke manierverdacht maakt?! Wat zegt U hiervan? Want U weet natuurlijk wat erin staat!'[2] IK zeg: 'Roep Raphaël en Roclus bij je; want het zou geen pas geven dat Ik metdeze afgezanten van de vorst van de leugen spreek!"[3] Meteen riep Cyrenius Raphaël en Roclus bij zich; de afgezanten van Herodesleken Roclus maar al te goed te kennen; want ze keerden meteen hun gezicht vanhem af [4] Toen Raphaël bij Cyrenius kwam overhandigde hij hem tevens een rolen zei: 'Hier heeft u het duplicaat van de zogenaamde brief van Herodes; lees heten maak er uit op dat ik, en door mij ook Roclus, al eerder van deze echt Farizeeseschandelijke streek op de hoogte waren! Achter de ondertekening van Herodes,welke hij echter nooit te zien heeft gekregen, zoals hij ook van dit schandelijkeplan niets weet, staat nog een heel korte opmerking die de hele gang van zakenvoor u opheldert en die u daarom ook moet lezen. Als u alles gelezen heeft, moet u

Page 253: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

253

de brief aan de afgezanten geven en hem ook aan hen laten lezen! De rest gaat danvanzelf' [5] Cyrenius nam de rol ter hand en las hem snel door, ook de opmerkingwaar hij zeer verbaasd over was omdat deze precies bevatte wat hij bij zichzelf alhad gedacht. Toen hij alles gelezen had, gaf hij de rol ook aan de zogenaamdecenturio en zei: 'Lees ook jij dit nu in bijzijn van je metgezellen!"[6] De centurio nam met zichtbare verlegenheid de rol van Raphaël aan en las hemmet een steeds langer wordend gezicht voor en bij het lezen van de opmerkingbegon hij zelfs gewoonweg te trillen en ook alle afgezanten begonnen behoorlijkvan kleur te verschieten, wat de scherpe blik van Cyrenius en alle aanwezigennatuurlijk niet ontging. Toen de onechte centurio de rol helemaal had voorgelezen -en wel zo luid, dat ook zijn metgezellen het konden verstaan -, gaf hij met eendiepe buiging de rol van Raphaël weer terug aan Cyrenius en zei er wijselijk geenwoord over; want hij en zijn metgezellen waren te zeer aangeslagen door ditvoorval, en hun ossewagen stond deze keer dicht bij een rotswand, en er was geenenkel paadje te ontdekken dat er overheen liep.[7] Na een kort algeheel stilzwijgen onderbrak Cyrenius dit door aan de centurio tevragen: 'Dus Herodes raadt me aan alles in het werk te stellen om de genoemdeprofeet gevangen te nemen, en hem, alsook zijn leerlingen, zomaar zonder meerhet hoofd van de romp te laten slaan?' [8] Op deze vraag kwam geen antwoord.[9] Cyrenius werd kwaad en zei: 'Antwoord! Of jullie zullen weergaloos boetenvoor deze misdaad! Van wie komt de brief, wie heeft hem geschreven, wie had deeuvele moed om met zo'n enorme leugen bij me aan te komen, en welk schandelijkplan schuilt daarachter?" [10] Door deze zeer indringende vraag raakten bijna alleafgezanten van hun stuk; want ze wisten dat ze met de meest onverbiddelijkeRomeinse opperstadhouder te maken hadden. Allen raakten in paniek en begonnenvan schrik te beven en van een antwoord was geen sprake.[11] Toen zei Julius: 'Geëerde gebieder, hoe zou het zijn, als we deze afgezantennu het door de wet vastgestelde loon - voor verraad uit eigenbelang uitbetaalden enhen dan naar Sidon brachten en daar opsloten totdat de revolutie zal uitbarsten ophun aangegeven datum, op welke dag we hun dan het hele verradersloon zullenuitbetalen, ofwel aan het kruis of op het blok? Aan deze Romeinen is toch alduidelijk op een uur afstand te zien, dat ze niets anders zijn dan een stelletje van deslechtste Farizeeën, dat voor iedere schandelijke daad voor geld te koop is!"[12] Cyrenius zegt: 'Je hebt helemaal gelijk; Maar omdat wij het hier niet alleenvoor het zeggen hebben en hier nog iemand anders iets te zeggen heeft, zullen wezo rustig mogelijk afwachten wat er gebeurt!"

Hoofdstuk 147: Onderhandeling met de Farizeeën[1] Toen kwam Roclus naar voren en zei: "Geëerde gebieder, sta me toe dat ook ikdeze onmensen en kwelgeesten iets in het oor fluister; want in deze brief wordt ookmijn instituut heel gemeen aangevallen, wat ik als hoofd onmogelijk zomaar kanlaten passeren! Ik moet hun vragen, hoe en wanneer de door hen zo belasterde,snode en slechte profeet uit Nazareth de toverkunsten van ons heeft geleerdwaarmee hij nu het volk in vervoering brengt en verleidt! Bij God, wanneer ze hier

Page 254: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

254

ter plekke deze enorme lasterpraat niet goedmaken, vergrijp ik me aan hen en draaihen allemaal de nek om, zowaar God de Heer mij zeker zal helpen!"[2] Hierop komt een van de twee Farizeeën naar voren en zegt: 'Wat kunnen wij eraan doen, als alles slechts kwaadaardige verzinsels zouden blijken te zijn?! Wijhebben ze niet geschreven en al helemaal niet verzonnen! Kijk degenen er op aandie ons gestuurd hebben; wij, die slechts boden zijn, hoeven toch zeker tegenoverniemand rekenschap af te leggen! Wij verwachten slechts een goed antwoord, omdit aan degenen over te brengen die ons hier naartoe hebben gestuurd. Daar komthet, denk ik, op neer!' [3] Roclus zegt, aangespoord door Raphaël: 'Goed; maar watmoet er dan gebeuren als wij jullie haarscherp kunnen aantonen, dat niemandanders dan jullie deze schandelijke brief hebben opgesteld en dat jullie, als je ditkarwei lukt, uit de grote goudkas van de tempel een vergoeding van duizend pondgoud per persoon te wachten staat?"[4] De Farizeeër roept plotseling luid: 'Wie kan ons van zoiets schandelijksbeschuldigen? De brief is door Herodes ondertekend!'[5] Dan roept Roclus Zinka bij zich en zegt: 'Als geen ander op de wereld ken jijhet handschrift van je gebieder. Zeg me, is dat zijn handtekening?" [6] Zinkabekijkt de brief en zegt: 'Niet in de verste verte! Want Herodes kan eigenlijkhelemaal niet schrijven, hooguit een beetje Grieks lezen. Voor de ondertekeningmet zijn naam heeft hij een soort zegel, dat hij op de oorkonden drukt; dezeondertekening moet dus vals zijn! Dat zweer ik bij alles wat jullie maar willen!"[7] Roclus zegt daarop: 'Wel, jij wijze, godgeleerde en allerwaarachtigste Farizeeërin de naam van Mozes en Aäron, hoe voel je je nu? Je zou nu zeker wel liever thuiszitten aan een rijke maaltijd, dan hier onder zulke luisterrijke voortekenen!Ja,ja,het is nu eenmaal niet anders: Als een mens niet tevreden is met hetgeen God hemgeschonken heeft, dan moet hij zich wel schikken naar het lot en zijn streken![8] Ja, ja, de snode profeet uit Nazareth kan jullie goedkeuring absoluut nietwegdragen, omdat Hij door zijn heiligste waarheidsleer flink afbreuk dreigt te doenaan jullie zaak! Dat is het! Maar dat is nu eenmaal zo en het zal eeuwig nooitanders worden, ook niet wanneer het Hem ooit zou behagen om jullie het genoegente gunnen dat Hij zich gewoon door jullie zou laten doden, althans pro forma, wantHij , die van eeuwigheid het leven Zelf is, kan onmogelijk ooit gedood worden! Ikheb nu gesproken; nu ben jij aan de beurt! Wat heb je hierop te zeggen?"[9] De Farizeeër stond daar nu als versteend en niemand van de afgezanten durfdeook nog maar een woord te zeggen.[10] Na enkele ogenblikken gaf Cyrenius te kennen, nadat Ik hem daar heimelijkeen teken toe had gegeven, dat de beide aarts-Farizeeën bij hem moesten komen,wat heel slim van hem was, en zei tegen hen: 'Kalmeer nu! De storm is voorbij;trek je niet te veel aan van onze gebruikelijke Romeinse ernst in het begin! Nukomt de tweede onderhandelingsfase, waarin ik van jullie geen verzinsels metvalse handtekeningen, maar de zuivere volle waarheid wil horen. Alleen door dewaarheid kunnen jullie uit mijn macht, die anders onverbiddelijk is, bevrijdworden, -zo niet, dan is gevangenis, kruis en bijl onontkoombaar jullie lot, dat is zozeker als ik opperstadhouder van alle Aziatische provincies van Rome ben.[11] Spreken jullie echter de waarheid, hoe deze ook moge luiden, en wat deze ook

Page 255: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

255

inhoudt; dan kunnen jullie op mijn volle Romeinse erewoord rekenen dat ik julliegeheel vrij en ongehinderd weg laat gaan. Maak nu een keuze! Willen jullie aandeze leugen vasthouden, dan weten jullie nu uit mijn mond wat jullie zeker tewachten staat; want hier in Azië ben ik in naam van de keizer degene die hetzonder enige beperking voor het zeggen heeft, en tweehonderdzestigduizendsoldaten wachten elk uur van de dag mijn bevelen af. Als jullie het eerder nog nietwisten, dan weet je nu hoe de zaken erbij staan. Wie zou mij ter verantwoordingroepen wanneer ik zomaar, omdat ik daar zin in heb, alle joden met het zwaard zoulaten ombrengen?! Aan macht en kracht ontbreekt het me niet! -Waar kan in heelAzië een samenzwering beraamd worden waarvan ik niet binnen hoogstens acht totveertien dagen volledig op de hoogte zou zijn?! Maar dan is het verschrikkelijke'Wee!' voor de opstandigen![12] Wanneer er volgens jullie uitspraken een of andere nog zo geringe muiterij inhet geheim voorbereid zou zijn, dan zou ik daar waarlijk van weten en mijn talrijkegerechtsdienaren zouden meteen volop aan het werk zijn gezet! Wat jullie in dezebrief dus als verklikkers aanbrengen is, evenals de ondertekening van Herodes, eengrote leugen waarmee jullie mij, als ik blind was geweest, voor een heel ander doelgebruikt zouden hebben. Alleen, dat dit bij mij absoluut niet opgaat en ook nooitop zal gaan, daar zijn jullie nu hopelijk wel van overtuigd. Derhalve: kom met dewaarheid voor de dag, opdat ik duidelijk kan zien waar ik met jullie aan toe ben!Maar denk er goed aan: Kijk, zo zuiver als de zon nu van achter de bergen aan deoverkant van de zee opgaat, zo zuiver moet ook de waarheid zijn van hetgeen julliemij nu gaan zeggen, dan zal ik me ook aan mijn woord houden tegenover jullie!Spreek nu!" [13] De beide Farizeeën alsook de zogenaamde Romeinen, waarvanook de helft Farizeeër en de helft aanhanger van Herodes was, trokken uiterstwanhopige gezichten; want niets is voor een mens ellendiger dan zichzelf temoeten aanklagen, en openlijk zijn schandelijk boze plannen te moeten bekennen.En dat was nu ook met de Farizeeën het geval. Maar wat konden ze doen?Cyrenius' onverbiddelijkheid en ook zijn strenge rechtvaardigheid waren bekend,er bleef dus duidelijk niets anders over dan de volle waarheid op te biechten.

Hoofdstuk 148: De Farizeeën bekennen[1] Derhalve vatte de ene Farizeeër moed en begon als volgt te spreken:'Allerhoogste en onverbiddelijk strenge heer en gebieder over alle landen van Aziëen het grootste deel van Afrika! Omdat ons nu niets anders overblijft dan de vollewaarheid te bekennen, moet ik namens al mijn metgezellen toch openlijk toegevendat de brief een pure fictie is en dat we de beruchte profeet uit Nazareth alleen uitbroodnijd hardnekkig als onze grootste vijand vervolgen. Want hij doet tekenen diealles wat er tot nu toe is geweest verre overtreffen; daar komt bij, dat zijn leerlijnrecht ingaat tegen de tempel en zijn wetten, die toch niet van ons zijn.[2] Ongeveer duizend jaar geleden ontving Mozes op de berg Sinaï wetten uit devurige hand van God, en daarna nog een groot aantal staatkundigelevensvoorschriften. De eerste van deze wetten is heel belangrijk, namelijk: 'Gijzult alleen aan Mij, uw enige en enig ware God, geloven en geen vreemde goden

Page 256: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

256

naast Mij aanbidden en vereren; want Ik alleen ben uw God en uw Heer! ' Deprofeet (uit Nazareth) zegt echter, dat hij en niemand anders een ware zoon vanGod, en zelfs God Zelf, is, en hij beroept zich daarbij op de uitspraken van deprofeten, die hij geheel willekeurig op zichzelf betrekt, en op zijn daden diedaarvan getuigen. [3] Als dat zo ongestraft door kan gaan, is het over enkele jarengeheel afgelopen met de aantoonbaar goddelijke inrichting in Jeruzalem! Wat dan? Wat voor figuur zullen wij, die door God in dit ambt zijn geroepen, tegenover hetvolk slaan en waar moeten wij dan voortaan van leven, want God heeft onswettelijk voorgeschreven dat wij nooit een akker noch een wijnberg mochtenbezitten? Enerzijds hebben wij de van ons afgevallen Samaritanen, de Sadduceeënen de half heidenen, anderzijds de Essenen die nu al bijna de helft van het volkvoor zich gewonnen hebben, -en nu komt ook de Galileeër er nog bij! Dat wordtons uiteindelijk toch wel een beetje te veel![4] Op de Sinaï heeftjehova ons onder bliksem en donder door Mozes en Aäronwetten gegeven; Hij heeft deze gesanctioneerd en zogezegd een eeuwig verbondmet ons gesloten en ons ten strengste verplicht, trouw te blijven aan dit verbond.Hij, de Almachtige, beloofde ons de grootste voordelen voor het leven indien wijaan het verbond en de wet trouw zouden blijven, maar ook de grootste nadelen, alswij het verbond lichtzinnig zouden verbreken. Hij gaf ons echter ook het recht,onze tegenstanders te vuur en te zwaard te vervolgen, zoals ook Josua dat bijJericho deed en later de grote koning David met de Filistijnen, waar zelfs op bevelvan Jehova de kinderen in het moederlichaam niet gespaard mochten worden.[5] Maar als Jehova nu tegen Zijn beloften en afspraken in, misschien vanwegeonze zonden en onze slappe houding, en verdraagzaamheid tegenover onzetegenstanders, het oude verbond wil opheffen en ons helemaal wil verlaten, danzou Hij dat toch zeker op een grootse wijze doen, wat Hem zeer goed mogelijk is,zoals Hij ook ongeveer duizend jaar geleden het verbond heeft gesloten, opdatiedereen zeker en zonder twijfel zou weten waar hij aan toe is! Maar dat is tot nutoe nog lang niet gebeurd; hoe kan dan een magiër, ook al verricht hij nog zulkebuitengewone dingen, het ooit wagen op zo'n schandelijke wijze tegen ons te gaanageren, terwijl wij een nog steeds bestaande instelling van God zijn?![6] Laat hij maar zieken genezen zoveel hij wil, en tot vermaak van de mensen ookbergen verplaatsen en andere buitengewoon grootse dingen verrichten; maar tegende tempel en zijn heilige geheimen moet hij niet tekeer gaan! Maar hij doet datsteeds meer, en ondergraaft volledig het geloof en het vertrouwen van het volk inde tempel, nu met name dat van de Galileeërs, zodat deze ons al heel vaak detiende niet meer willen geven en ons bovendien nog uitmaken voor de grootste engeraffineerdste mensen volksverlakkers! Als wij dat zijn, dan zou jehova ons datdoor de mond van een echte profeet moeten laten weten, niet door een tovenaar uitGalilea, die zich uitgeeft voor een van de grootste profeten, ja zelfs voor een zoonvan de Allerhoogste, terwijl er toch geschreven staat dat er uit Galilea, waar te veelheidenen wonen, nooit een profeet kan opstaan, en des te minder een zoon vanGod, komend uit de hemelen![7] En als wij dan ten eerste door Gods wet, en ten tweede door de duidelijke drukder omstandigheden, gedwongen worden iemand die hoogst gevaarlijk is voor de

Page 257: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

257

oude zaak van God te vervolgen, en zo mogelijk met alle rechten die God onsverleent eigenhandig uit de weg te ruimen en van de aarde te verdelgen, doen wijdan onrecht, als wij ons hiervoor in deze tijd helaas van menig sluw middel moetenbedienen om het voor ons buitengewoon gevaarlijke sujet uit de weg te ruimen?! Ikdenk, dat u nu geen enkele twijfel meer zult koesteren over de volle waarheid vandeze met goede redenen omklede, eerlijke bekentenis van ons.

Hoofdstuk 149: Cyrenius' getuigenis voor de Heer[1] Cyrenius zegt: 'Dat doe ik in het geheel niet; want dit keer heb je de vollewaarheid gesproken, die anders niet licht aan de mond van een Farizeeër ontsnapt,en dat stemt me echt blij! Overigens moet ik, wat die door jou zo gevaarlijkgenoemde profeet of zelfs zoon van God betreft, in de eerste plaats opmerken datHij bij jullie door boze tongen in opspraak gebracht moet zijn, en ten tweedeopenlijk bekennen dat ik de hoogst Achtenswaardige heel goed ken en je deverzekering kan geven, dat Hij een hoogst onschadelijk mens is, die zich allemoeite getroost Zijn medemensen tot heil te zijn, zelfs Zijn allerergste vijanden,die jullie kennelijk zijn, ondanks dat Hem al jullie listige bedriegerijen, waar nocheen Mozes noch een Aäron ooit van gedroomd heeft, Hem maar al te bekend zijn.[2] O, Hij is een echte jood, maar alleen in de zuiverste en echte Mozaïschebetekenis! Maar waar is Mozes, en waar zijn jullie met je nieuwe, menselijkevoorschriften? Hij is dus tegen het niet mozaïsche in jullie, maar niet tegen julliezelf! Er zijn van het volk al zo veel verontrustende klachten bij mij gekomen overjullie snode handelingen en bedriegerijen, dat ik me werkelijk al enkele malenvoorgenomen heb om gewapenderhand voor altijd een eind te maken aan julliepraktijken. Maar Hij heeft m.e daarvan weerhouden! Als Hij, die Zich van mijnhoogste en volste vriendschap bewust is, jullie vijand zou zijn, dan zou Hij er zekerde grootste vreugde aan beleven als Hij jullie door mijn hand binnen de kortstekeren helemaal van het toneel van deze aarde had kunnen laten verwijderen; maarprecies het tegendeel is het geval! [3] Hij betreurt jullie grote verblindheid, dieechter door jullie zelf veroorzaakt is. Hij wil jullie alleen maar naar de waarheid ennaar de ene ware God terugvoeren van wie jullie je door je talloze wereldse lustenhebben afgewend, en het oude verbond met jullie vernieuwen; maar in het verderfstorten wil Hij jullie absoluut niet. En als dat Zijn vurigste wens en wil is, hoezo isHij dan jullie vijand? Als jullie over Zijn middelen zouden beschikken, hoe vaakzouden jullie Hem dan al gedood hebben! Doet Hij jullie zoiets aan, terwijl Hemtoch duizend van de krachtigste middelen alle uren van de dag ter beschikkingstaan?! Voorzover het in mijn vermogen ligt, heb ik ook Hem aan een uiterstkritisch onderzoek onderworpen, dat Hij met glans heeft doorstaan.[4] Ik heb in Hem juist die mens gevonden, die ik - laten we zeggen dertig jaargeleden tegen de gruwelijke vervolging van de oude Herodes beschermd heb; Hijis het ook, die dertig jaar geleden, toen mijn broer Augustus de volksregistratie envolkstelling in het hele uitgestrekte Romeinse rijk en dus ook in het land der jodeninvoerde, in Bethlehem in een schaapsstal is geboren uit de jonge vrouw van detimmerman Jozef, waarbij zich allerlei wonderbaarlijke verschijnselen voordeden.

Page 258: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

258

Wijzen uit het morgenland, daarheen geleid door een grote komeet, herkendenHem en hebben Hem begroet als de toekomstige koning der joden en Hemgeschenken gebracht; reeds toen werd Hij door de verbaasde herders als eenbijzondere verschijning voor de mensen van deze aarde bezongen, waarvan jullieje zeker nog wel iets zullen herinneren! [5] Mochten jullie daarover niets gehoordhebben, ofschoon jullie toch al wel minstens zestig jaar oud zullen zijn, dan staathier mijn broer Cornelius, die toen juist in Bethlehem de Romeinse registratieleidde, als nog volop levende getuige vóór jullie en naast hem sta ikzelf; ook ik hadhoogst onverwacht de gelegenheid, aan het kind dat amper veertien dagen oud was,reeds dermate goddelijke tekenen waar te nemen en te beleven, dat ik er in mijngrote en eerbiedige verbazing geen ogenblik aan heb getwijfeld, dat dit kindoverduidelijk meer was dan het meest volmaakte mensenkind.[6] En toen ik nu als grijsaard het kind van toen als een man vol geest engoddelijke wonderkracht terugvond, ontdekte ik al gauw dat Hij die ene is, die uitdit kind is voortgekomen; en het zal hopelijk met moeilijk te begrijpen zijn, dat iktoen zelf voor Hem mijn grijze hoofd door mijn hoogst eigen gevoel in uitersteeerbied en liefde moest buigen.[7] En deze man vervolgen jullie zo jachtig en willen Hem geheel te gronde richtenen vernietigen?! O, jullie onzinnige en blinde dwazen! Heeft Mozes dan niet overZijn komst geprofeteerd en na hem bijna alle grote en kleine profeten, die jullievaders in hun erbarmelijke domheid ook met stenen doodden, zoals jullie nu Hemook zouden willen doen?! Hem, die als enige jullie kan en ook wil helpen,vervolgen jullie nu zelfs al met allerlei listen, noemen Hem een monster, sprekende ergste vloek over Hem uit en willen Hem dan ook nog doden?![8] Jullie hebben deze omgeving, waar jullie naar op zoek waren, niet herkend,omdat de grote, gevreesde rots uit het bestaan is verdwenen en deze hele, voordienbuitengewoon woeste baai in een waar Eden werd veranderd. Maar wie heeft datbewerkstelligd? Ik en alle hier aanwezigen zijn er getuigen van dat hieraan geenmensenhand ook maar met een enkele vinger heeft meegewerkt. Hij was en isonder ons en verrichtte dit wonder enkel door Zijn wil![9] Hier aan mijn zijde staat een knaap; Josoë is zijn naam. Hij lag al bijna tweejaar in het graf en er was van hem niets meer over dan de in ontbinding overgaandebotten. En toch was het voor de door jullie zo bitter en hardnekkig vervolgde maneenvoudig, hem slechts door een woord opnieuw zo te vormen en weer tot leven tebrengen, zoals hij daar nu voor jullie staat! [10] Hier aan tafel zitten mijn beidedochters, die mij door verdorven slavenhandelaren geroofd werden. Ze vielentijdens een overtocht over zee door een storm in het water en dreven, door dieonmensen gekneveld, volkomen dood rond op de uitgestrekte oppervlakte van dezee. Eergisteren, tijdens een visvangst waar wij allen bij waren, werden zegevonden en hierheen gebracht. Het woord van jullie vijand gaf hen -Hem alleen almijn eer! - zo, zoals jullie ze daar zien, het leven terug![11] Nu vraag ik jullie of ook een magiër daartoe in staat zou zijn, en of dezetekenen op zichzelf niet al grootser zijn dan die, welke in de tijd van Mozes in dewoestijn plaats vonden! Wat ik jullie zeg is zo volkomen waar als ikzelf Cyreniusheet, en dit kan door vele honderden getuigen eveneens bevestigd worden; en

Page 259: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

259

degene die zulke werken verricht, noemen jullie in zekere zin een monster, jullievervolgen Hem en willen Hem zelfs doden?! Daar is toch wel een nauwelijks tebevatten graad van de allerblindste domheid voor nodig!'

Hoofdstuk 150: De domheid en blindheid van de Farizeeën[1] De Farizeeër zegt: 'Allerhoogste en strikt rechtvaardige gebieder! Wij zijnschriftgeleerden en hebben de kronieken bestudeerd; daarom denk ik dat wij tochniet zo heel erg dom zijn!" [2] Cyrenius zegt: 'Zie, zelfs deze opmerking was zodom als maar mogelijk is, en even dom is de manier waarop jullie de Heilige uitNazareth willen vangen! Want als jullie een greintje verstand hadden gehad,hadden jullie toch wel kunnen bedenken, dat wij Romeinen een vermomde jood,die daarbij nog in slecht vervaardigde Romeinse kleding rondloopt, wel van eenechte Romein kunnen onderscheiden en dat wij maar al te gauw zouden begrijpen,dat daar een geraffineerde streek achter schuilt! En ook hadden jullie kunnenbedenken, dat ik het handschrift van Herodes maar al te goed zou kennen! En dushadden jullie je ook wel voor kunnen stellen dat ik jullie ter plekke zou doorzien enjullie slechte bedoelingen zou onderkennen, en dat daarom deze onderneminguiterst dom en gewaagd was; het had jullie alles kunnen kosten, zelfs dat beetjevleselijk leven dat jullie grootste heiligdom is! Ik zeg jullie: Waarlijk, een kind dateen beetje verstand van zijn moeder heeft meegekregen, had jullie met zekerheidkunnen voorspellen hoe het jullie met je onderneming zou vergaan! Maar nee, -hetis gewoon om van te duizelen! Jullie, hoogst wijze schriftgeleerden, hebben datniet van te voren kunnen inzien![3] Maar weten jullie hoe dat komt? Dat zal ik je vertellen: De zwelgendeveelvraat, wiens maag nog nooit een leegte gevoeld heeft, kan zich onmogelijk hetgevoel van een hongerige maag voorstellen; de dove kan zich nooit voorstellen hoehet iemand te moede is als hij de harmonie van een zuiver gestemde eolusharpverneemt; zo kan ook iemand die blind is, zich er geen voorstelling van maken hoehet is om te zien, en voor zijn gevoel is het zo, alsof alle mensen blind zijn. Precieszo, maar eigenlijk nog erger, vergaat het iemand die geestelijk blind is en geenweet heeft van de waarheid! Hij denkt niet alleen dat alle mensen even dom zijn alshijzelf is, maar hij houdt ze voor nog veel dommer; want zichzelf vindt hij immershelemaal niet dom, maar wijs. Hij kan niet begrijpen hoe B even verstandig en wijszou kunnen zijn als hij zichzelf als A voelt. En dat is er de oorzaak van dat zulkehoogst verwaande domme mensen, wanneer ze iets van plan zijn, alles zo dommogelijk aanpakken, zoals jullie dat zojuist maar al te duidelijk hier voor mij aande dag hebben gelegd.[4] En omdat jullie zo dom zijn, begrijpen jullie met geen mogelijkheid deonuitsprekelijk grote tekenen van deze tijd, zoals jullie ook, ondanks al je hooggeprezen schriftgeleerdheid, geen flauw idee hebben van wat Mozes en alle anderezieners over deze huidige tijd geprofeteerd hebben, met name over de Messias derjoden en Zijn rijk op aarde. Dat is dan ook evenals jullie onderneming alleen maartoe te schrijven aan jullie te grote en grove geestelijke blindheid; want als jullieenig geestelijk licht zouden bezitten, moesten jullie toch terwille van jullie Jehova

Page 260: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

260

inzien, dat tegen een macht als de onze van jullie kant nooit iets met succesondernomen kan worden; en al helemaal niet tegen een man die vervuld is van dealmachtige geest van God, die het alleen maar een klein beetje hoeft te willen, -enin een enkel ogenblik bestaat de hele aarde niet meer![5] .Waarlijk, ik zeg jullie: vijfmaal honderdduizend van zulke mensen als jullievrees ik niet met honderdduizend geoefende soldaten; maar wat zouden mijnduizend maal zoveel soldaten te bieden hebben tegen de almachtige wil van dezeene man? Slechts één gedachte van Hem en ze zijn er niet meer! En jullie willenmet list en diplomatieke trucs zo'n Godmens vangen en zelfs doden, -en datbovendien nog zonder enige gegronde reden? Zeg me nu eens heel eerlijk, of jullieje grote en grove domheid nog niet overduidelijk inzien!"[6] De Farizeeër .zegt: 'Als ik openlijk met u mag praten, zou ik u ook enkeledingen willen zeggen, die u in deze kwestie misschien ook een beetje de ogenzouden kunnen openen, hoogste gebieder; maar met u kan men niet praten enargumenteren zoals wij wijzen van de tempel dat gewoonlijk onder elkaar doen!Maar als ik ongestraft alles kan zeggen wat me op het hart ligt, dan zult umisschien ook heel verbaasd beginnen te kijken!"[7] Cyrenius zegt, zelfs met een soort ingehouden glimlach: 'Waarlijk, ik sta je toe,om geheel vrijuit te spreken; er zal geen straf volgen op je woorden!"

Hoofdstuk 151: De tempelmoraal van de Farizeeër. Mozes' wonderen door deFarizeeër belicht[1] De Farizeeër nam een flinke aanloop, ging helemaal recht staan en begon alsvolgt te spreken: 'Hoogste gebieder! U weet veel en uw verstand schittert als dezuiverste diamant in het zonlicht" maar ook ik weet iets al loop ik daar, zoals bijons de gewoonte is, niet altijd mee te koop, want dat mag ik eigenlijk ook niet!Maar nu het niet anders kan, moet het ook bekend gemaakt worden! Als iemand opdeze lieve aarde eenmaal bij een instituut hoort en helaas door geboorte, gewoonte,wet en door de aardse omstandigheden gedwongen is omwille van zijn lieve maageen eed van trouw af te leggen, dan is men daardoor op deze wereld geestelijk al zogoed als gestorven. In het begin nog wel niet helemaal, maar zo langzamerhandsteeds meer! [2] Want als men publiekelijk zonder onderscheid met alle aardsemachtsmiddelen voortdurend aldoor gedwongen wordt knollen voor citroenen teverkopen, dan houdt al het denken op! Men moet zichzelf vanwege iedere helderegedachte gewoonweg gaan vervloeken en zeggen: 'Verdwijn, zuiver licht van dehemelen! Als ik ertoe verdoemd ben een duivel te zijn, dan ben ik ook een duivel!Lis.tig of dom, daar komt het dan werkelijk niet meer op aan! Als ik een knol inplaats van.een citroen moet zijn, dan ben ik het; ik kan dergelijke ingesletenverhoudingen onmogelijk veranderen!'[3] In de loop der tijd raakt de mens geheel en al thuis in zijn duivelse zaken endenkt bij zichzelf ' Als je al voor nar geboren bent en ook als zodanig werdopgevoed, blijf dan wat je bent! Als je maag maar in orde is, dan is ook verderalles goed! Eet en drink en geniet van het leven zo lang en zo goed als er maar vante genieten valt! ' Komt dan de laatste dag, het laatste uur, dan worden alle banden

Page 261: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

261

losgemaakt en alle wetten hebben voor hem, die in zijn niets is teruggekeerd, vooreeuwig opgehouden te bestaan![4] Waar de volkomen vergankelijkheid van alle bestaan thuis is, reiken leugen enwaarheid elkaar allervriendelijkst de hand. Met dat vaststaande en warevooruitzicht maakt het niets meer uit onder welke narrenkap men het leven op dezeaarde geleid heeft. Zolang men echter leeft, moet men toch vanwege het eigenaardse welbevinden met zorg alles zo veel mogelijk van zich afhouden wat datkleine beetje leven bitter en onaangenaam kan maken; al het andere is fantasie endrogbeeld. Wie het leven voor iets hogers aanziet, bedriegt zichzelf alleen maar.[5] Deze mening stel ik echter niet als iets wat in de natuur der dingen zijn oorzaakheeft, maar wat slechts een gevolg daarvan is, omdat bijna ieder mens die van meetaf aan tot een bepaalde kaste van wereldse narren behoort, wel tot deze meningmoet komen, en zich deze tenslotte geheel eigen moet maken omdat hij niet andersdenken, spreken en handelen mag dan de stereotype wetten van de kaste hemvoorschrijven. Ik kan er één of duizend maal duidelijk van overtuigd zijn dat hetmet de Nazarener precies zo zit als u mij zojuist verkondigd hebt, maar wat heb ikdaaraan? Zolang ik een gezworen lid van de kaste ben, rest mij toch zeker metsanders dan met de anderen uit volle borst te roepen: 'Weg met hem! Want hijbrengt ons instituut in gevaar en vermindert diens noodzakelijke inkomsten![6] Heel heimelijk kan ik bij mezelf inderdaad denken: 'De hele kaste wil het, enheeft jou door het lot tot haar instrument gemaakt! En dus trek Ik er dan ook op uiten handel blind volgens de gekregen voorschriften, waarboven of waar beneden ikniets volgens mijn eigen mening kan en mag ondernemen!' En nog heimelijkerdenk ik bij mezelf: 'Is er met degene, die wij moeten vervolgen, werkelijk ietsbijzonders aan de hand, dan zal hij gauw met ons klaar zijn en dan zullen wij alsverliezers onze gewijde vertrekken wel amper meer te zien krijgen; maar als hijalleen maar weer een nieuwe opschepper is, wat we al duizend keer mee hebbengemaakt, dan komt hij er nog goed van af als men hem alleen maar te pakken kankrijgen! Want wat beoogt hij? Niets anders, dan het instellen van een nieuw enmisschien nog erger kastenstelsel!,[7] O, in het begin ziet alles er heel goddelijk uit! Kijk maar naar het leven vanAbraham en zijn eerste nakomelingen! Men ziet de Godheid vaak zelfs zichtbaarmet hen omgaan en hen op de juiste weg leiden, -en let wel, wij waren daarnatuurlijk niet bij! Maar in de tijd van Mozes, -hoe heeft het er toen uitgezien metde kinderen van Abraham! Mozes was weer iemand die de oude wijzen van Egyptebehoorlijk goed bestudeerd moet hebben! Hij was in alle zwakke aspecten van hetEgyptische hof ingewijd, had waarschijnlijk lust gekregen om zelfheerser van ditrijk te worden en ruimde daarom de legitieme prinsen van de Farao uit de weg.[8] Het eerste plan mislukte. Hij ging op de vlucht en verzon een ander plan om hetvolk dat met hem verwant was, maar voor het overige dieper gezonken was dan dedieren, door geheime propagandisten flink op te ruien tegen de Farao, die door zijnwellust zijn mannelijke kracht verloren had. Toen hij vernam dat zijn volk klaarwas voor de strijd, kwam hij zelf, uitgerust met zijn enorme tovermacht, en begonde koning te dicteren. En aan zijn volk, dat nog wel vage voorstellingen had van devroegere goddelijke toestand van de oude patriarchen, presenteerde hij zich als een

Page 262: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

262

door Jehova gezondene en deed allerlei onbegrijpelijke wonderen die voor het volkheel overtuigend waren, en dus volgde het volk hem zoals een kudde schapen debelhamel. [9] Hij wist heel goed, dat de zee de eigenschap had om dagelijkstweemaal te stijgen en te dalen. Lang van tevoren had hij uitgezocht, op welkeplaats men er doorheen kon gaan. De hele bocht heeft slechts een breedte vanamper twee uur gaans. Als het water van de zee laag staat, komt er in het middenvan de bocht een stuk vaste stenen grond vrij met een breedte van meer dan eenuur gaans; deze is altijd drie uur lang geheel vrij van water en voor de reizigers eengoede brug om over te steken als de zee niet door storm wordt opgestuwd. Als mensnel loopt, kan men er zelfs in ruim een uur doorheen komen, waarna men zich duslangs de kortste weg direct in de Arabische woestijn bevindt, die men anders overland nauwelijks in vier tot zes dagen kan bereiken omdat de zee zich nog meerdereuren gaans over dit rif uitstrekt en tamelijk diep is.[10] Mozes berekende dat heel knap, omdat hij als geen ander aan het hof van deFarao heel gedegen kennis bezat van dit gebied. Hij voerde zijn grote menigte snelover het rif naar de Arabische woestijn en de zeer ruwe bergachtige streken, waarwaarschijnlijk niemand bezittingen had behalve misschien zijn schoonouders.Daarom was deze omgeving met haar andere wonderlijke natuurlijkeeigenschappen hem beslist wel bekend, en onze profeet wist deze vast en zekergoed te benutten. [11] Maar genoeg hierover; laten we nog even naar de Israëlietenkijken die de zee oversteken, en dan zien we ze als het ware op de vleugels van dewind juist aan het eind van de weg komen, wanneer de Farao, nu in woede enboosheid ontstoken, zijn leger het bevel geeft langs dezelfde weg de Israëlietenachterna te stormen. Als de Farao vroeger was gekomen, dan zou onze goedeMozes er zeker niet heelhuids vanaf gekomen zijn; maar Farao's aarzelendehouding en het uit de weg ruimen van allerlei hindernissen hebben zijn legeropgehouden. Mozes kreeg een belangrijke voorsprong en ontkwam heelvoorspoedig aan de vijand die hem achterna zat. Toen nu de Farao Mozes viahetzelfde rif achterna ging, begon de zee, toen hij net het midden van hetrifbereikte, zoals gewoonlijk zeer snel te stijgen en met zijn golven het leger van deFarao te overspoelen, dat begrijpelijkerwijs zijn zekere ondergang daarin vond."

Hoofdstuk 152: Nog meer verklaringen van wonderen in het oude testament[1] Hier onderbrak Cyrenius de verteller en zei hem: 'Je bent helemaal niet zo domals ik aanvankelijk dacht; maar omdat je de dingen zo goed weet te verklaren, zouik graag van je vernemen, hoe je mij het bekende verschijnsel van de ark desverbonds verklaart, namelijk de rookzuil van overdag en de vuurzuil 's nachts. Hoeontstond deze dan volgens jou op heel natuurlijke en niet op wonderbaarlijkewijze?" [2] Heel onbevangen zegt de Farizeeër: 'Geëerde gebieder! We hoevenslechts even een blik te werpen op de oude krijgskunst, - en de beroemde, zozeervergoddelijkte verbondsark is klaar! De kist zelf was een op oude Egyptische wijzegoed geconstrueerd instrument, dat buitengewoon veel elektriciteit opwekte.Achter de uiterst gecompliceerde kist bevonden zich ijzeren karren voor het makenvan rook. Deze vulde men met allerlei flink rokend en meestal ook erg stinkend

Page 263: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

263

materiaal, zoals veren, haren van velerlei dieren en ook van mensen; over ditrokende materiaal strooide men zwavel, pek en salpeter en dan stak men zo'n karaan. Dat gaf een enorme dikke rook die met een dichte mist was te vergelijken diein korte tijd, vooral als de kar een snelle vaart had, de weg achter zich verhulde ende achtervolgende vijand het zicht op de wendingen en stellingen van hetachtervolgde leger benam; tegelijk bracht het echter ook, omdat het te ondraaglijkstonk voor de kamelen, paarden en olifanten, deze krijgsdieren tot omkeer en tot deterugtocht, wat voor de achtervolgende vijand zeker niet gewenst was. Dat erachter een voortvluchtig leger vaak verscheidene van de nu beschreven karrengetrokken werden, is wel vanzelfsprekend. Dit is nu een getrouwe beschrijving vande zo wonderbaarlijke en zelfs meer dan heilige ark des verbonds van Mozes en ikkan u ook met een goed geweten zeggen, allerhoogste gebieder: Sapienti pauca!*"(* Een goed verstaander heeft maar een half woord nodig!)[3] Cyrenius zegt: "Goed, dat is voldoende! Maar hoe verklaar jij me dan hetinstorten van de muren van de oude, grote stad Jericho? De verbondsark werd omde muren van de stad heen gedragen onder machtig geschal van de bazuinen, zoalsdit al bij de oude Egyptenaren in de tempels gebruikelijk was, en ik geloof dat demuren, toen men voor de derde keer om de stad heen trok, als een kaartenhuis inelkaar stortten. Hoe was dat dan mogelijk? Zelfs het schallen van een miljoenbazuinen had dat toch nooit tot stand kunnen brengen! Verklaar mij ook dit dan opjouw natuurlijke wijzer' [4] De Farizeeër moet eerst hard lachen en zegt dan: 'Wel,dat ligt toch voor de hand! Met grote stelligheid wordt van de oude Egyptenarenbeweerd, dat ze de schepen van de vijanden verwoestten en verbrandden door opeen juiste manier gebruik te maken van elektriciteit. Hier zien we de bewuste arkmeerdere malen om de muren van Jericho heen trekken, -en Jozua zal zeker welgeweten hebben, waarom hij dat heeft gedaan! Hij moet zeer vertrouwd zijngeweest met de behandeling en werking van de ark! Ook hier ben ik weer vanmening: Sapienti pauca!"[5] Cyrenius zegt: 'Ja, ik begrijp het; maar als de ark niets anders dan een pureelektriciteitsmachine was, dan zou hij dat nu toch ook nog moeten zijn? Waaromheeft hij dan tegenwoordig niet meer dezelfde werking?"[6] De Farizeeër zegt: 'Wel, de reden daarvan ligt toch ook voor de hand? Als wenaar een huis kijken dat ongeveer duizend jaar oud is, of naar een schip, of eenmantel, dan zien die er na zo'n lange tijd toch zeker ook heel anders uit! Zelfsstenen verweren vaak in duizend jaar tijds aanmerkelijk, -hoeveel te meer dan oudhout en onedele metalen, zoals bijvoorbeeld koper en ijzer; zelfs aan goud is hetgoed te zien, als het duizend jaar oud is![7] Wij zijn nog in het bezit van de oude, prachtige ark, maar in de loop der tijdheeft die al zoveel geleden, dat hij even weinig meer bezit van de oorspronkelijkeinrichting die de werking veroorzaakte, als de mond van een grijsaard nog gezondetanden heeft, die hij al lang is kwijtgeraakt. Bovendien zijn de Babyloniërs er goedin geslaagd de tempel samen met de ark te plunderen. Maar wij begrijpen niet, hoede ark ooit geconstrueerd was. Wat de vorm betreft hebben we wel eenzelfde latenvervaardigen; maar de werking van de oude kan hij onmogelijk hebben, omdat dedaarvoor vereiste voorziening van binnen ontbreekt, en dit kan ook niet anders,

Page 264: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

264

omdat in deze tijd bij ons althans niemand meer weet hoe hij van binnen ingerichtmoet worden. -Ik denk, hoogste gebieder, dat ik mij ook wat dit betreft heelduidelijk heb uitgedrukt"[8] Cyrenius zegt: 'Ja, maar als dan alles in zekere zin op geraffineerd vroombedrog is gebaseerd, hoe kun jij met je kerngezonde verstand en inzicht dan nogeen goed functionerend lid van zo'n bedrieglijke instelling blijven?"[9] De Farizeeër zegt: 'Dat is nou precies het duivelse ervan! Omdat je, terwijl jenog blind bent, lid van deze kaste wordt! Als je ziende was geweest, zou je je erwaarschijnlijk nooit bij aangesloten hebben. Maar nu je er eenmaal bij bent en zietdat de hele wereld een gekkenhuis is, wel, dan speel je noodgedwongen mee voornar omwille van je lieve maag en ook, omdat het heilzaam is voor je huid die graaggezond wil blijven! Desertie wordt bij onze kaste om begrijpelijke redenen nogaltijd meedogenloos bestraft met de geenszins aangename stenigingsdood! Ik denk,dat dit antwoord ook zeer begrijpelijk en voldoende duidelijk is."

Hoofdstuk 153: De natuurfilosofie van de Farizeeër[1] Cyrenius zegt: 'Uit alles watje me nu verteld en toegelicht hebt, blijkt echterook duidelijk, dat jij als vrome godsdienaar nog nooit aan een God hebt geloofd;maar hoe kan men een, zelfs strenge, dienaar zijn van een wezen dat voor julliehelemaal niet bestaat?" [2] De Farizeeër zegt: 'Wel, dat is ook heel gemakkelijk teverklaren vanuit de reeds genoemde reden, die uiterst steekhoudend is en voor alletijden geldt! Wat kan een kind, ook al is het nog zo pienter, tegen de macht en defysieke kracht van zijn ouders en vaak uiterst domme leraren doen? Het moet zichnaar hen voegen! Ik geef een voorbeeld: Jullie Romeinen hebben ons metonweerstaanbaar geweld onderworpen. Wie van ons kon tegenstand bieden aanjullie geweld? Jullie zouden ons, in plaats van zeer wijze en rechtvaardige wetten,bijvoorbeeld de domste wetten hebben kunnen opleggen, waaraan wij ons danstrikt hadden moeten houden. Zouden wij, zwak als we zijn, iets anders hebbenkunnen doen dan ons daar net zo precies aan te houden als aan de wijze wetten diewe nu hebben? De uiterlijke macht werkt met onweerstaanbare kracht, en menmoet zich naar haar voorschriften voegen. Op deze aarde is alles immers schijn enniet een werkelijk 'zijn'.[3] Men zoekt de waarheid, men zoekt God. Maar waar en wat is dan de waarheid,waar en wie is dan God?! Ieder volk erkent en heeft een andere God, en bepaalthiernaar de leerstellingen die het volk als een heilige waarheid voorgeschoteldworden. Maar zijn ze daarom soms ook voor ons waarheid? Wij lachen erom enkunnen in 't geheel niet begrijpen hoe het mogelijk is, dat een volk zulkeonlogische en uiterst domme dingen allemaal kan geloven! Als wij echter naar zo'nvolk toegaan en het om een oordeel vragen over ons geloof, als het hier iets vanafweet, dan zal het ook niet begrijpen hoe wij al het onze kunnen geloven en onseraan kunnen houden! In al die dingen zit iets goeds voor de handhaving van dealgemene orde, -maar daarom is het nog lang geen waarheid en al helemaal geenwerkelijk ergens bestaande godheid! [4] De zon daar is een waarheid en eenwerkende godheid voor zichzelf en ook voor ons, ofschoon wij slechts met haar

Page 265: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

265

schijnsel genoegen moeten nemen; vandaar dat er hier op deze aarde absoluut meersprake is van schijn dan van een waar 'zijn'. Of komt hier soms niet alles tot standdoor het schijnen van de zon? Alles wat bestaat, ontsproot door het schijnen vanhet zonlicht en de wonderbaarlijke warmte ervan en zolang het bestaat, bestaat enleeft het door het licht van de werkelijk almachtige zon; want van een kant wordtalles steeds voor de helft beschenen, de andere helft heeft schaduw.[5] Aan het firmament prijkt dus in grote majesteit de werkelijke lichtzon alsvolkomen waarheid. De aarde en alles daarop, is het werk van haar licht of schijn,dus meer schijn dan 'zijn'. Achter het schijnbestaan van de hele aarde en alledingen bevindt zich onverwoestbaar de schaduw, als een complete leugen; en juistde schaduw is het, die alle wandelaars zoeken en meestal liefhebben, en de slaaptijdens de algemene schaduw van de aarde, die wij gewoonlijk 'nacht' noemen, isen blijft na het werk en de inspanningen van de dag de grootste, meestversterkende en aangenaamste verkwikking van het leven![6] En daarom lijkt me ook, dat de mensen onder de heerschappij van de zuiverewaarheid moreel gezien evenmin zouden kunnen bestaan, als hun lichamelijkwezen zonder de slaap. Wat de slaap dus voor het lichaam is, dat is een goedgeconditioneerde leugen voor de hele morele mens. En dan is het natuurlijk niet zobelangrijk, hoe een leugen eruit ziet! Als ze de morele mens maar een zekerebevredigende en zeer verkwikkelijke rustige hoop geeft en een voor de helftbeschenen en gemakkelijk aanvaardbaar vertrouwen, dan is de leugen goed en dezuiverste waarheid moet het daar dan tegen afleggen.[7] Zolang er mensen op de aarde wonen, was het zo; nu is het ook zo en het zalook zo blijven tot aan een eventueel einde aller tijden. De mensen zullen altijd dewaarheid zoeken, maar daarbij uit de schaal der leugen eten en leven. Onder devele domme mensen zullen er ook altijd wijzen zijn, die de mensen een licht vande waarheid zullen voorhouden. Maar hoe helderder ze de mensen steeds maar aaneen kant zullen verlichten, des te zekerder en duidelijker zal achter de van vorenhelder verlichte mens de schaduw als permanent gevolg van het licht te zien zijn![8] En zoals het licht steeds ook de schaduw veroorzaakt, zo veroorzaakt dezuiverste waarheid ook steeds de totale leugen. Want zonder waarheid is er immersook geen leugen en zonder leugen ook niet gemakkelijk waarheid. Iedere waarheiddraagt althans de mogelijkheid in zich een leugen voort te brengen, zoals het lichtde schaduw. Wat nu voor de mens het beste is van beide, daarvoor moet iedermens bij zichzelf te rade gaan, maar trouwen eerlijk en alles onder ogen ziend! Eenrechtvaardig rechter richt de leugenaar en bedrieger volgens de wet en leeft vanzijn ambt; maar waar is degene die mij in het algemeen begrijpelijk kan maken datde wet zelf een waarheid is? Het is een aanvaard en gesanctioneerd voorschrift,hier zus en op een andere plaats zo! Waar is dan de waarheid, indien de ene leugende andere straft? -Ook hier denk ik weer: Sapienti pauca'[9] Dit was voorlopig genoeg voor Cyrenius. Hij liet de Farizeeër weggaan en zeitegen Mij: 'Nee maar! Hoort U dat? - Dat heb ik nog nooit meegemaakt! Rocluswist ook te spreken vanuit zijn puur verstandelijke zienswijze; maar innerlijk benik hem steeds de baas gebleven. Maar deze Farizeeër heeft me nu zo klem gezet,dat ik helemaal geen tegenwerpingen kan maken! Ik heb altijd gedacht dat de

Page 266: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

266

Farizeeën veel dommer waren; maar hij heeft me het bewijs geleverd dat zehelemaal niet dom zijn! Wat moet er nu met hem gebeuren?"

Hoofdstuk 154: Cyrenius wijst op de wonderen van de Heer[1] IK zeg: 'Laat je nu door hem Mijn wonderen verklaren, dan zul je zien dat hij jedie even natuurlijk weet uit te leggen als die van Mozes! Pas dan zullen we hemlaten zien op wat voor enorm dwaalspoor hij zich bevindt Roep hem terug en doedat; want hij is niet mis!' [2] Cyrenius deed snel wat Ik hem aangeraden had en degroep Farizeeën kwam diep gebogen eerbiedig voor de opperstadhouder staan, ende Farizeeër die het woord voerde, vroeg in zijn diep gebogen houding wat hun nuvolgens zijn verheven besluit te wachten stond.[3] Cyrenius zegt: 'Niets anders dan dat wij op jouw zienswijze, die me steedsduidelijker wordt, verder gaan over het godendom, het geloof van de mensen, hetprofetendom en de daarbij toch vaak voorkomende wonderen; want ik wilduidelijkheid, hoe dan ook![4] Je hebt me zojuist het verhaal van Mozes en de oude wonderen heelbegrijpelijk beschreven en ik kan me nu al eerder voorstellen dat de verschijnselenverklaard moeten worden zoals jij het doet dan op een andere manier. Natuurlijkmoet dat met het oog op het volk strikt onder ons blijven! Maar kijk, ondanks jouwuitleg drukt het op me als een zware zorg en verantwoording! Van alles, wat ik hierwaarlijk op de meest wonderbaarlijke wijze van de wereld met mijn hoogst eigenogen gezien en geconstateerd heb, staan hier getuigen uit bijna alle delen van dewereld: heidenen en joden, Essenen, de Scythenkoning Ouran met zijn gevolg,zelfs Perzen ontbreken niet, - louter eersteklas autoriteiten op het gebied van dewijsheid, zoals in deze tijd nu de wijsheid vertegenwoordigd wordt.[5] Kijk naar dit vorstelijke badhuis en vooral naar de buitengewoon prachtige,onschatbaar waardevolle inrichting van binnen, de tuin met de uitgestrekte ring enbeschermingsmuur! Kijk naar de heerlijke vruchten rn de turn, allemaal van deedelste soort! Alles staat er uiterst weelderig bij en veel vruchten zijn al meteenhelemaal rijp. En kijk verder naar de heerlijke waterbronnen, betere zijn nietgemakkelijk ergens anders te vinden! Richt dan je ogen naar de zee! Kijk naar dehaven en de buitengewoon stevige beveiligingsmuur ervan, die tot op de diepebodem van de zee reikt; en naar de vijf vorstelijke schepen, en naar deafsluitketting! En kijk dan naar de plaats waar voorheen de grote, voor deschippers vaak zeer gevaarlijke rots heeft gestaan! Zie, tot in de diepste diepte is ergeen spoor meer van te bekennen![6] Kijk daar ver over zee naar het gebied van Genezareth! Bevond zich daar nietooit, nog geen paar of hoogstens vier weken geleden, een verschrikkelijk hoge rots,waarvan de loodrechte wanden tot diep in het water reikten en waarvan de top nognooit door een sterveling werd betreden? Duizenden jaren trokken aan zijn trotsewand voorbij en de tand des tijds vermocht met een spoor achter te laten op zijngranietmassa. Maar ongeveer vier weken geleden, de periode die ik zojuistnoemde, kwam niemand anders dan de door jullie vervolgde profeet uit Nazarethdaarheen en verrichtte daar naast vele andere wonderen ook het wonder, dat Hij die

Page 267: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

267

rots zo zacht en begaanbaar maakte, dat hij nu van alle kanten zonder enig gevaarzelfs door kinderen met het grootste gemak bestegen kan worden.[7] Wie kende niet de erg ongezonde koortsstreek van Genezareth? Iedereen leedaan een koorts die de levenskrachten ondermijnde, vooral de mensen die van eldersdaar naar toe kwamen en die daar niet zelden jarenlang ziek moesten doorbrengen,om door aan het klimaat te wennen zoveel gezondheid op te doen, dat ze weerverder konden reizen. Zelfs onze kerngezonde en stevige soldaten werden daarvaak doodziek en vulden de ziekenhuizen. De profeet uit Nazareth kwam, zegendede streek en alle zieken werden in een enkelogenblik gezond, en nu is het een vande gezondste gebieden van heel Galilea. [8] Wel, dat zijn feiten die voor onze ogengebeurden, en werkelijk niemand. kan ons ervan beschuldigen, dat wijlichtgelovige mensen zijn aan wie Iedere goochelaar uit Egypte, Indië of Perziëwijs kan maken dat hun wonderen echt zijn. Dit is iets, waar je met al je verstandniet bij kunt. Ik neem eventueel aan, dat al die dingen die op Mozes betrekkinghebben op geheel natuurlijke wijze te verklaren zijn; want ten eerste doen ze -als jeer op jouw manier naar kijkt -wel heel natuurlijk aan, en ten tweede hebben webehalve de moeilijk te begrijpen boeken, die van zijn hand moeten zijn, geenandere getuigen die ons daar betere gegevens over zouden kunnen verstrekken. DeGriekse kroniekschrijvers weten daar weinig of niets van.[9] Maar hoe het ook zij, laten we ons nu niet bezighouden met hetgeen langgeleden is geschied, maar met deze buitengewoon grootse, wonderbaarlijkschitterende tijd van nu! Hoe zou jij mij nu deze nieuwe wonderen willenverklaren? Waarlijk, ik zal je meer dan koninklijk belonen en onderscheiden, als jijin staat bent me op dezelfde wijze uit mijn goddelijke droom te helpen, en ikbeloof je zelfs mijn daadwerkelijke hulp bij het vervolgen en vernietigen van jouwberuchte profeet!"

Hoofdstuk 155: De Farizeeën krijgen een les door middel van een wijnwonder[1] De Farizeeër zegt.: 'Wanneer is de Nazarener hier geweest, hoelang is hijgebleven, en is hij al een keer eerder hier geweest?" [2] Achter Cyrenius stond ookde oude Marcus. Deze nam het woord en zei: 'Deze goddelijke man is vroegernooit in deze buurt geweest, ongeveer acht dagen geleden kwam Hij pas metenkele leerlingen hierheen en bracht niets anders mee dan alleen Zijn almachtigewil, en Zijn leerlingen bleven steeds als lammeren bij Hem.[3] En het eerste wonder was, dat Hij me beval al mijn wijnzakken met water tevullen, en dat zijn er heel wat; ik liet dit ook gauw door mijn kinderen doen. Enjawel, nauwelijks waren de zakken gevuld, of het water, dat hetzelfde was als hetwater in de zee, was al in de kostelijkste wijn veranderd! Hier is nog een beker volvan die wonderbaarlijke wijn! Proef hem en zeg dan hoe hij smaakt!'[4] De Farizeeër nam de beker aan, proefde de wijn door de beker bijna tot op debodem leeg te drinken en zei: 'Werkelijk, een betere wijn is er nog nooit over mijntong gegaan! Maar, oude krijgsman, kunnen we je woorden ook werkelijk voorwaarheid aannemen?"

Page 268: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

268

[5] Marcus zegt: 'Wie mij kent, zal weten, dat mijn tong nog nooit door een leugenbezoedeld is. Wie dat nog moet vragen, heeft in ieder geval nog geen sterk geloof.Maar opdat je je alles een beetje beter voor kunt stellen en om ook dat verwardenatuurverstand van jou een duwtje te geven, vraag ik je om met mij naar de zee tegaan met deze totaallege kruik en hem zelf met water te vullen en dan garandeer ikje, dat de profeet die zich nog onder ons bevindt, het water enkel door Zijn wilogenblikkelijk in wijn zal veranderen! En als je misschien denkt, dat de kruik alvoor dat doel geprepareerd is, neem dan een van je eigen bekers en ga dan naar dezee, vul op een willekeurige plaats de beker met water en zodra het water zich inde beker bevindt, zal het ook ogenblikkelijk veranderd worden in wijn zoals je dienu hebt geproefd! Wanneer ik heb gelogen, zal dit nieuwe huis met de tuin en almijn andere grote kostbaarheden volledig jouw eigendom worden!"[6] Hierop haalde de Farizeeër een gouden beker uit de zak van zijn mantel en zei:'ik zal wel zien. Als het zeewater daarin zulke wijn wordt, dan is deze kostbarebeker van jou!" [7] Met deze woorden ging de Farizeeër met zijn metgezellen snelnaar de zee, schepte water, en het water in de beker veranderde telkens in wijn.[8] Toen ook al zijn metgezellen zich overtuigd hadden van deze grote enwonderbaarlijke waarheid, haastten zij zich zeer verbaasd weer naar de oudeMarcus en de Farizeeër zei: 'Hier, neem de beker; want je hebt de weddenschapgewonnen! Ja, dit gaat nu werkelijk ook mijn verstand te boven! Wat moet ik daarnu op zeggen? Dit gebeurt niet op natuurlijke wijze! Het is zeer merkwaardig: Nietalleen de smaak, maar ook de geest van wijn was er rijkelijk in aanwezig, zodat wijallemaal bijna beneveld waren! Hier kan werkelijk niets anders in het spel zijn dande wil van de Nazarener, en het dient ons als bewijs dat werkelijk ook zijn anderewonderen op dezelfde wijze tot stand zijn gebracht![9] Als men de altijd durende natuurlijke wetmatigheid van de verschijnselen opdeze aarde voor ogen heeft en nooit iets van een wonder -afgezien van dePerzische toverkunsten en de wonderen die beschreven zijn, die echter altijd in eenmysterieuze waas zijn gehuld -gedurende zijn gehele leven te zien heeft gekregen,dan kun je uiteindelijk gewoonweg zelfs dat vrijwel niet geloven, wat je nuwerkelijk en zonder twijfel zelf hebt meegemaakt.[10] Maar waar dient dit allemaal toe, als je de reden daarvan niet kunt inzien? Ja,geëerde gebieder, bij deze verschijnselen, waar het ongetwijfeld zo toegaat, houdenalle natuurlijke verklaringen op! Want dat is waarlijk een wonder! Het kanevenmin ooit op natuurlijke wijze verklaard worden als de schepping van dewereld uit een voor onze begrippen en waarnemingen oorspronkelijk niets. De heleschepping is zodoende niets anders dan een gefixeerde wil van de goddelijkeoerkracht en van het oer-zijn van alle zijn:'

Hoofdstuk 156: De twijfel van de Farizeeër aan het bestaan van God[1] Cyrenius op zijn beurt zegt: 'Prima, voorlopig ben ik het met jullie eens, latenwe daar dus bij blijven; maar nu rijst er een andere vraag, namelijk de volgende:omdat deze werken hier nu eenmaal wonderen van het zuiverste water zijn enMozes en de vele andere zieners en profeten deze man, die nu voor onze ogen

Page 269: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

269

zulke ongehoorde dingen bewerkstelligt, tevoren nauwkeurig en zo tot in detailsbeschreven hebben dat men onmogelijk aan kan nemen dat ze iemand andersbedoeld kunnen hebben, komt het mij althans voor, dat de handelingen die dezeprofeten in overeenstemming hiermee verricht hebben toch wel wonderbaarlijkkonden zijn! Dat daarbij ook van natuurlijke dingen gebruik werd gemaakt, valtniet te ontkennen; maar over het geheel genomen was het meeste toch zeker eengroot wonder, dat evenals deze wonderen hier enkel en alleen tot stand werdgebracht door de almachtige wil van God, die zich als Gods geest door middel vande mensen openbaarde. Dat is zo mijn mening. Hoe denk jij daarover?'[2] De Farizeeër zegt: 'Nou ja, als de dingen er zo voor staan, dan valt er volgensmij niet veel tegen uw gezaghebbende mening in te brengen; maar één ding is voormij moeilijk of zelfs helemaal niet te begrijpen: waarom God, als Hij bestaat, demensheid gedurende zo lange tijd steeds zo diep laat zinken aleer Hij pas weer eenziener en profeet opwekt die de geheel verblinde mensheid weer een beetje ziendemoet maken, terwijl deze tenslotte zelf het slachtoffer wordt van de in wildehartstocht ontvlamde en ontaarde mensheid. God verleent de profeetwelonmiskenbare wonderbaarlijke krachten, daar kan ik nu niet meer aan twijfelen;maar uiteindelijk is de profeet gewoonlijk toch overgeleverd aan ruw fysiekgeweld van de mensen. Bijna de meeste van de mij bekende profeten werdenuiteindelijk op gewelddadige wijze om hun aardse leven gebracht. Waarom werdenzij daarbij niet beschermd door de almachtige geest van God?[3] Ik wil de godheid hiermee geen verwijt maken door te zeggen: 'Het was nietverstandig om zo'n van Gods geest vervuld mens wat zijn aardse leven betreftonder te laten gaan in het ruwe materiële geweld van de mensen!'; maar in de ogenvan de altijd zelfzuchtige mensheid deed het sterk afbreuk aan zijn opwekking.Want het is natuurlijk hoogst merkwaardig om te zien hoe een mens, die eerder instaat was om enkel door zijn wil hele bergen te verplaatsen, korte tijd later doormensen in de boelen geslagen en in een kerker geworpen en enkele dagen ofweken daarna op een vaak vreselijke manier om het leven gebracht wordt.Daardoor worden zijn vurigste aanhangers en vereerders dan zelf ontmoedigd enkeren vaak terug naar hun oude domheid, waardoor ze in ieder geval zeker zijn vaneen veilig aards bestaan. [4] Hoelang is het geleden, dat een zekere Johannes in dewoestijn aan de Jordaan allerlei waarachtig grote tekenen deed om getuigenis af teleggen van zijn goddelijke bezieling! Herodes liet hem gevangen nemen en kortetijd later op ongehoorde, gruwelijke wijze heimelijk in de kerker onthoofden. Hijhad werkelijk reeds een groot aantalleerlingen, en vele duizenden hebben zich doorhem in de Jordaan laten dopen ter getuigenis van hun aanvaarding van zijn waarlijkgeheel zuivere leer; want hij was door bijna geheel Galilea en Judea langs deJordaan getrokken. Maar toen zijn vele aanhangers hoorden wat er met hunmeester gebeurd was, werden ze heel angstig en bevreesd, en lieten liever nietmerken dat ze van Johannes de waterdoop ontvangen hadden; want ze waren bangdat ze op een onverwacht ogenblik het treurige lot van hun meester zouden moetendelen. Dit is het enige wat ik met mijn verstand, dat tot nog toe nog altijd prima inorde was, echt enigszins inconsequent vind, en het getuigt volgens onze begrippen,

Page 270: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

270

met het oog op het heil der mensheid, van weinig slimheid en ook van veel teweinig goede wil.[5] Bij de heidenen, die onderworpen zijn aan de heerschappij van een onzichtbaarnoodlot, kan men zich zoiets goed voorstellen, - maar heel moeilijk onder deheerschappij van een volmaakt wijze, goede, rechtvaardige en almachtige God!Dat was ook hoofdzakelijk de reden waarom ikzelf geheel afgestapt ben van hetgeloof aan een god.. Een ware profeet behoort tot aan zijn dood eenonoverwinnelijk verdedigingsvermogen te bezitten, waartegen alle machten enkrachten van de aarde mets zouden moeten kunnen uitrichten, -daardoor zou danhet ware goddelijke element voor alle tijden goed herkenbaar zijn en ook blij.ven;maar op deze manier komende meeste zieners en profeten op verschrikkelijkewijze aan het eind van hun aardse bestaan en maken daardoor al het goddelijke, datze voor die tijd uitgezaaid hebben, weer verdacht. Zo mocht Mozes zelf hetbeloofde land niet betreden, en de aartsengel Michael moest drie volle dagen metsatan om zijn lichaam vechten en uiteindelijk ook nog aan het kortste eind trekken.Ja, waarom is dat dan zo? Waarom moet op deze aarde bijna altijd het kwadeprincipe het winnen van het goede principe?[6] Wij zeggen -en ook terecht -: De hele mensheid,.of de morele wereld, is boosen slecht. Maar als we nagaan wat de oorzaak hiervan is, dan moeten we die min ofmeer zoeken in datgene, wat ik zojuist genoemd heb! Wat wij mensen ook doen,wij kunnen noch onszelf noch de anderen verbeteren; want de machten van dewereld vormen steeds een beperking voor ons en overal geldt: 'Slechts tot hier, -engeen handbreed verder!' Wij mogen niet onderzoeken en ook niet nadenken. Deijzeren wet dwingt alle hoofden onder één hoed. Wie zich durft te verroeren is voorde wereld verloren; maar of hij daardoor voor een andere wereld gewonnen is?Wel, daarover hebben we nog veel minder overtuigende zekerheid dan overhetgeen er over honderd jaar met de mensheid gaat gebeuren![7] Alleen ware zieners en profeten zouden hier kunnen helpen. Daardoor zoudende mensen dan steeds de eeuwig onoverwinnelijke kracht en macht van God voorogen hebben, het ware geloof behouden en daardoor echte, goede mensen zijn. Vantijd tot tijd wordt er wel eens hier of daar een profeet opgewekt als de mensenreeds tot onder het niveau van het dierenrijk zijn gedaald; deze predikt dan eentijdlang wijze lessen en legt dan voor de mensen door allerlei verbazingwekkendewonderkracht een volwaardig getuigenis af van de goddelijkheid van zijn zending;maar hoe lang duurt dat?[8] En omdat de mensen, die naar God en waarheid smachten, in groten getale naarhem toestromen, worden de oude orakels en hoogst egoïstisch en materialistischingestelde priesterkasten boos en jaloers en beginnen de profeet te vervolgen,omdat ze vrezen dat hun valse geloof verraden wordt en hun aanzien en rijkelijkeinkomsten geweldig af zullen nemen. Een tijdlang kunnen ze niets tegen hem doen,omdat hij hen met de goddelijke kracht die hem eigen is, in het stof terugduwt.[9] Maar na een paar jaar, als hij reeds vele duizenden ziende heeft gemaakt, trektde goddelijke kracht zich terug en valt hij ten prooi aan de gemeenste menselijkewraak! Degenen die door hem bekeerd zijn, zijn dan vol vrees, ze kunnen dan geenkant meer op. Als ze niet met zo velen zijn, worden de leerlingen bevangen door

Page 271: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

271

angst, vrees, schrik en twijfel; en als ze met z'n allen al een aanzienlijk legervormen, dan ontstaat er gewoonlijk omwille van hun geloof en opvattingen eengruwelijke oorlog, die niet eerder ophoudt dan dat de ene partij de andere geheelheeft uitgeroeid. [10] Nu vraag ik me echter het volgende af: Als men als eenervaren en verstandig denkend mens zulke dingen en processen nuchter bekijkt,kan men zo dan tot een levend geloof aan een God komen? Of moet men nieteerder denken: 'Kijk, louter mensenwerk!'?! God echter is eeuwig ver en nietdichtbij volgens de woorden der Schrift! Heb ik gelijk of niet?"[11] Cyrenius zegt: 'Vanuit jouw denktrant bekeken is er wel iets voor je mening tezeggen, -maar alleen in menselijk maatschappelijke zin, voor zover dezebetrekking heeft op deze wereld. Maar wij zijn nu al iets diepgaander ingewijd inde hoogst wijze plannen die God met de mensheid van deze aarde heeft en kennenhet grote goddelijke 'waarom'! Ik kan je daarom niets anders zeggen, dan dat jemening fundamenteel onjuist is. Maar ik hoop dat ook jij nog anders zult gaandenken. Nu echter moeten jij en je metgezellen weer gaan; en kom weer, als jegeroepen wordt! Bekijk eerst de wonderen, denk erover na en dan zal je daaruitduidelijk worden, hoe dwaas en gewaagd je vervolging van de grote Meester uitNazareth was!' [12] De Farizeeën maakten een diepe buiging en gingen naar hethuis van Marcus om het te bezichtigen. Op een teken van Mij begeleidt Marcushen zelf naar zijn nieuwe wonderbaarlijke huis, zijn tuin en dan naar de zee, omhen alles te laten zien en uit te leggen.

Hoofdstuk 157: De aarde, een oefenschool voor de kinderen Gods[1] Cyrenius zegt nogmaals tegen Mij: 'Heer, ik weet nu weliswaar uit Uwgoddelijke mond waarom op de wereld alles zo is en gebeurt, en ik ken nu Uwgoddelijk wijze plannen met betrekking tot de opvoeding van de mensen in alletijden en in alle gebieden van deze aarde; maar daarnaast moet ik toch eerlijktoegeven, dat er in feite voor de opvattingen van deze Farizeeër vanuit een aardsgezichtspunt wel iets te zeggen valt. Het is werkelijk van A tot Z geen wereld vanliefde en waarheid, maar een zeer boze wereld vol haat en leugen, valsheid enonrechtvaardigheid! Deze zou echter ook wel anders kunnen zijn! Maar het is nueenmaal zo en het zal nooit anders worden, en de aarde is gedoemd een huis vanellende te blijven, waar haar mensenkinderen altijd moeten versmachten. Maar hetzou wel anders kunnen zijn!" [2] IK zeg: 'Ja, ja, het zou wel anders kunnen zijn,zoals het ook op talloze andere hemellichamen anders is; maar dan zou deze aardeniet uitverkoren zijn voor het grootbrengen van die mensen die de bestemminghebben en ertoe geroepen zijn om Mijn kinderen te worden![3] Kan de ware machtige liefde zichzelf als zodanig ooit geheel herkennen ondermensen die zelf puur liefde zijn?! Wat voor toetssteen tot oefening in geduld,deemoed en zachtmoedigheid moet men geven aan mensen, die reeds vanaf hungeboorte vol van liefde zijn?! [4] Als Ik de natuur van ieder mens reeds zogevormd had dat hij zich reeds vanaf de geboorte zonder toedoen van zichzelf inde hoogste voleinding zou bevinden, wat voor oefening zou er dan voor hem nogzijn voor het leven en om op eigen kracht vooruit te komen?!

Page 272: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

272

[5] Voor wat voor werkzaamheden zouden dan tenslotte zulke geesten gebruiktkunnen worden? Ik zegje: De bomen in het bos en de rotsen in het gebergte zoudener in hun zelfwerkzaamheid, die voor een vrij leven strikt onontbeerlijk is, velemalen beter aan toe zijn dan een mens die reeds vanaf zijn geboorte in iederopzicht geheel volmaakt zou zijn! [6] Als een mens eenmaal.fysiekvolledig.ontwikkeld zou zijn en altijd een gedekte tafel met allerlei kostelijkespijzen en dranken voor zich zou hebben en er bij hem dus nooit van honger ofdorst sprake zou kunnen zijn, als hij bovendien nog een heerlijke woonkamer zouhebben en daarnaast ook al zijn geestelijke vermogens volmaakt zouden zijn, zodathij alles tot in het kleinste detail, zowel wat dichtbij als wat veraf is zou kunnenzien en horen en ervan genieten, en als hij overal met alle~ zou kunnencommuniceren, terwijl hij nooit gehinderd zou worden door het kleinste ongemak,dan zou zo iemand zijn rustplaats toch zeker amper een ogenblik verlaten![7] Ik zegje: Zo iemand zouden zelfs Mijn meest wonderbaarlijke werken evenkoud laten als de sneeuw die ten tijde van Adam de bergen met het kleed van deeeuwige onschuld omhulde! Of denk je dat Mijn oneindige, eeuwigelevensvoleinding Mij Zelf tot enig nut diende en Mij zaligheid gaf? Werkelijk niet![8] In het eindeloos vele meegroeien in Mijn natuurlijk evenzo talloos veleonvolmaakte kinderen, in hun toenemend inzicht en ontwikkeling en in hun daaruitvoortkomende werkzaamheid, ligt ook Mijn eigen hoogste zaligheld. Hun vreugdeover een moeizaam verworven, groeiend vermogen is altijd ook Mijn steedsnieuwe vreugde, en Mijn oneindige volmaaktheid krijgt immers pas onschatbarewaarde doordat ze door de nog onmondige kinderen steeds meer en meer wordtnagestreefd, en er voor een deel ook in hen zichtbaar wordt dat ze onmiskenbaargroeit. Begrijp je wat Ik je hiermee wil zeggen?![9] Als dit niet zo was, denk je dan dat Ik ooit een wereld met een levend wezenerop zou hebben gevormd? Voor Mij is dat allemaal reeds eeuwigheden geledeneen noodzakelijke behoefte geweest; zonder deze behoefte zou er nooit een aardegeschapen en met allerlei levende wezens bevolkt zijn.[10] Het moet blijven zoals het is! Ik ben niet gekomen om de aarde vrede en doderust te geven, maar het zwaard, het gevecht in een hogere mate van werkzaamheid.Want de liefde wordt pas een ware levende daadwerkelijke kracht wanneer zijtegenover de haat staat, en de rustige dood moet Voor haar op de vlucht gaan. Demensheid wordt door de nood die haar achtervolgt werkzaam, mettertijd geduldigen zachtmoedig, en zij geeft zich daardoor over aan Mijn wil. Als er geen leugenbestond met de bittere gevolgen die daar bij horen, welke waarde zou de waarheiddan op zichzelf hebben?! Wie steekt er overdag een licht aan en wie heeft oog voorde waarde van een brandende olielamp bij het licht van de zon?!'

Hoofdstuk 158: Nood als middel tot opvoeding[1] (De Heer:) 'Mes wat dus eenmaal bestaat en toegelaten is, moet er zijn alsdrijfveer voor de mensen om beter te worden. iedere ontwikkeling vereistwerkzaamheid en voor werkzaamheid is een beweegreden nodig en een stimulans,

Page 273: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

273

die natuurlijk wel altijd geheel moet beantwoorden aan de aard van dewerkzaamheid.[2] Daarom moet alles wat men in strijd met de morele wet acht en wat mendaarom ook boos en slecht noemt, slechts als een hefboom gezien worden welke Ikheb toegelaten, en op die wijze is voor de zuivere mens alles zuiver en goed. Vooreen zwak en onzuiver mens is dat anders en dat moet ook wel zo zijn, omdat hijnog menige stimulans nodig heeft om tot werkzaamheid aangespoord te worden.[3] Toen de kinderen van Abraham ten tijde van Mozes, Aäron, Jozua en ook nogtijdens de eerste richteren een zichtbare goddelijke leiding, onbeperkte wijsheid, enbovendien de grootste aardse welvaart genoten, werden ze lui en traag zoals depoliepen en oesters op de zeebodem. Ze werden van Mij uit door de mond van deprofeten vaak tot werkzaamheid en waakzaamheid aangespoord en zelfsaangemaand; maar hun antwoord was: 'Als wij iets doen, dan kunnen wij ook eenzonde begaan die dan alles wat we goed gedaan hebben teniet doet; maar als weniets doen, kunnen we ook niet zondigen en staan dan vrij van zonde rechtvaardigvoor U, o Heer! ' - Door op deze manier te filosoferen, vervielen ze steeds meer inallerlei traagheid. Dit had een groeiende nood tot gevolg en op den duur fysieke entenslotte ook morele zwakheid. [4] In zo'n toestand richtten ze zich dan toch weertot Mij en beloofden Mij werkzaam te zijn in de juiste levensorde. Een tijd langging het dan ook weer echt goed en gingen ze goed vooruit; maar als er dan weerals vrucht van hun werkzaamheid een gezegende welvaart ontstond, begon de oudetraagheidsdans meteen weer van voren af aan. Men had alles in overvloed en wildeschitteren en wilde een aardse koning hebben als representant van hun fysiekerijkdom en welvaart.[5] Hun werd een koning gegeven en deze werd gezalfd. Maar ook het verdragtussen koning en volk had zijn uitwerking, en zo was het euvel dat het volkverlangde en kreeg, wederom niets anders dan een pijnlijke stimulans voor het volkom noodgedwongen opnieuw en in hogere mate werkzaam te zijn.[6] Toen al gauw daarna de koning en ook het volk in lethargie verviel, was hetook noodzakelijk om haar van buiten zeer dreigend uitziende vijanden, namelijk deruw en machtig geworden Filistijnen, te bezorgen. Toen drong de oorlog het landvan Mijn volk binnen met allerlei daarmee gepaard gaande noodtoestanden;hierdoor werd het wakker geschud, werkzaam gemaakt en daardoor sterk.[7] In de grote nood en ellende vond het weer de weg naar Mij en nam innauwelijks voorstelbare mate toe in genade, wijsheid en welvaart. Dezeveroorzaakte echter reeds tijdens de regeringsperiode van Salomo een sterkevermindering van de vroegere werkzaamheid en het rijk viel letterlijk uiteen in detijd van de eerste nakomelingen van Salomo. En zo moest dit volk steeds weerdoor allerlei ellende en nood belaagd worden om enigszins werkzaam te blijven.[8] Nu bevindt het zich over het algemeen weer diep onder het niveau van hetdierenrijk, vooral de priesters en de leraren. Maar daarom ben Ik Zelf in het vleesgekomen, om juist het traagste deel van het volk in de grootste verlegenheid enverwarring te brengen; zij proberen Mij daarom ook gevangen te nemen en tedoden omdat ze bang zijn hun luie boterham te verliezen door Mijn zeer groteactiviteit. Maar hun moeite is natuurlijk tevergeefs.

Page 274: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

274

[9] De kiem van algehele traagheid is in hen al te diep geworteld. Daarom moet hettraagheidsgevoel eerst van hen weggenomen worden, en ze moeten zich in allewindrichtingen verspreiden en een zwervend bestaan lijden of toetreden tot hetnieuwe, door Mij nu gevestigde levens en werkzaamheidsverbond, waarbijniemand zijn handen lui in de schoot zal mogen leggen, als hij wil kunnen leven.[10] Wie het niet doet, zal honger en dorst lijden en in waardeloze vuile lompen,steunend op een bedelstaf, rond moeten gaan en men zal hem de harde woordentoeroepen: 'Wie niet werkt hoeft ook niet te eten! ' Want iedere arbeider is zijn loonwaard. [11] O, dan zal iedereen wel zijn best doen om zo hard mogelijk te werken!En als iemand dan toch nog traag en lui wordt, dan zal hij, tot voorbeeld voor veleanderen, meteen voor ieder zichtbaar de tuchtroede te dragen krijgen.[12] En Ik zegje: leder traag en week geworden volk zal, zoals ook ieder mensafzonderlijk, de blijvende tuchtroede op zijn rug te dragen krijgen en zijn naam zalvoor altijd verdwijnen uit het boek des levens, en zijn grootheid, macht en aanzienzal verloren gaan! Dat zal de mensen steeds meer dwars gaan zitten en henaansporen tot allerlei flinke daden, wat goed zal zijn. -Heb je dit nu allemaal goedbegrepen?"

Hoofdstuk 159: Ware en verkeerde wereldse werkzaamheid[1] Cyrenius zegt: 'Jazeker, Heer en Meester van eeuwigheid; maar ik heb hierovernog een vraag, en wel de volgende: Als de mensen werkelijk heel bedrijvig enwerkzaam worden op de vele verschillende gebieden van het leven met z'nduizenden behoeftes, dan is het echter ook duidelijk dat ze daardoor van degeestelijke levensweg, die op zichzelf vol inkeer en rust is, al te zeer zullenovergaan tot puur werelds materialisme, en dan zal er weinig sprake meer zijn vaneen wedergeboorte van de geest. [2] Ook heb ik uit Uw mond de leer vernomen,volgens welke men zich juist geen zorgen moet maken om in het aardse levenvooruit te komen zoals de heidenen dat doen, maar dat men vooral Gods rijk enzijn gerechtigheid moet zoeken, -het overige zou dan vanzelf wel komen.[3] Hoe moet men deze leer nu zien met betrekking tot Uw nieuwe leer, volgenswelke men altijd volop moet werken? Kijk, Heer, dit kan ik niet zo goed met elkaarin overeenstemming brengen! Daarom zou het goed zijn, Heer, als U me dat eenbeetje duidelijker wilde maken."[4] IK zeg: 'We hebben nog anderhalf uur tijd, en Ik kan je op deze vraag welantwoord geven. Let dus goed op wat Ik je hierover in een beeld ga zeggen![5] Kijk, twee mensen gingen naar een meester in een buitengewoon nuttige enmooie kunst! A deed dat om het vak te leren, om hiermee later zelf zijn brood teverdienen. Hij leerde ijverig en richtte zijn aandacht op alles wat nodig was om hetvak te beheersen, en aan het eind was hij bijzonder blij toen hij van de meester eengetuigschrift kreeg waarin geschreven stond, dat hij volleerd en nu zelf meesterwas. Wel waren er nog sommige geheimen van het vak waar hij niets van wist.Maar daar maakte hij zich nu weinig zorgen meer over, want hij had nu hetgetuigschrift, waarmee hij zonder al te veel inspanning goed zijn brood kon enmoest verdienen [6] De beweegreden die B naar de meester voerde was een heel

Page 275: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

275

andere en moest daarom op hem ook een heel andere uitwerking als gevolghebben. Bij B ging het niet om het brood, daar dacht hij helemaal niet aan, maaralleen om de kunst, om de kunst als zodanig. Zijn streven dat al het andere op deachtergrond plaatste, was enkel en alleen om zo intens mogelijk vertrouwd te rakenmet alle geheimen van de kunst die hij wilde leren.[7] En de meester, die wel zag dat het de leerling helemaal niet om het brood tedoen was maar geheel en al om volledige kennis van de goddelijke kunst, beleefdezelf grote vreugde aan deze leerling. Hij besteedde veel aandacht aan hem enbracht hem zeer grondig alle mogelijke geheimen van het vak bij. En het gevolgwas, dat B later als een volleerd meester in de kunst een dermate onovertreffelijkkunstwerk tot stand bracht, dat daarvan de roem en de lof zelfs een koning ter orekwam en de koning vervolgens de kunstenaar bij zich riep om ook hem zijnkunstwerk te tonen. De kunstenaar deed dit echter niet omdat hij hoopte er betervan te worden, maar om de koning daardoor een heel groot plezier te doen.[8] Toen de koning dan het grote kunstwerk te zien kreeg en zichzelf overtuigdevan het buitengewoon nuttige ervan, zei hij: 'Wat, grote meester, kan ik voor jedoen? Je mag een beloning van mij vragen en bovendien ben je van nu af aan eengunsteling aan mijn hof, zodat je hier je kunst kunt uitoefenen! [9] En dekunstenaar sprak diep ontroerd door de gunst van de koning: 'Verhevenste heer enwijze heerser en gebieder! Uw genade en uw welgevallen aan dit kunstwerk zijnvoor mij al de grootste beloning! Want ik heb deze kunst niet uit winstbejag en nieteens omwille van mijn dagelijkse brood, maar enkel uit zuivere liefde voor dezekunst met inspanning van al mijn krachten tot in mijn ziel geleerd; en juist daaromis het voor mij reeds de grootste vreugde en het hoogste loon, dat zij nu ook in deogen van de meest wijze koning zo'n buitengewone waardering heeft gevonden.[10] Wat denk je dat de nu nog meer verheugde koning daarop met de kunstenaardeed? -Zie, hij sprak: 'Nu zie ik pas, datje in je vak geheel en al een volleerdkunstenaar bent! Want als je deze kunst, ook al is ze op zichzelf nog zo prachtig,alleen omwille van de verdienste en het brood geleerd had, zou je het daarin nooittot zo'n volmaaktheid gebracht hebben. Want wie iets leert om er zijn brood mee tekunnen verdienen denkt altijd alleen maar aan zijn levensonderhoud; hij is al gauwtevreden met het weinige dat hij oppervlakkig geleerd heeft en berekent daarnaastalleen maar, hoe hij eventueel de tekortkomingen in zijn kennis met valse schijnkan verhullen, opdat de mensen zijn zwakte niet in de gaten krijgen en hem tochvoor een groot meester zullen houden. Maar na verloop van tijd zal hij er weinigaan hebben; want juist zijn slechte en gebrekkige werken zullen hem verraden.[11] Maar voor jou, die de kunst omwille van haarzelf hebt geleerd, was alleenmaar belangrijk hoe je door kon dringen in haar grootste en diepe geheimen. Jouging het om de volste waarheid van de kunst en juist daarom ben je ook eenbijzondere, ware kunstenaar geworden, die ik kan gebruiken. En aangezien je je totop heden geen zorgen hebt gemaakt over brood en verdienste, zul je nu bij mij inwaarheid echt, prima en blijvend je brood verdienen en je loon krijgen! Want voorware kunstenaars en voor ware geleerden en wijzen heb ik als koning altijd banengenoeg, evenals het daarmee gepaard gaande brood en loon.' -Daar heb je nu deduidelijke toelichting op je tegenwerping."

Page 276: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

276

Hoofdstuk 160: Iemand die op egoïstische wijze naar zijn wedergeboortestreeft[1] (De Heer:) 'Als men uitsluitend streeft naar het rijk Gods, is daar de grootstewerkzaamheid voor nodig. En wanneer een ware leerling zich dit dan geheel heefteigen gemaakt, dan zal er ook zo'n koning te vinden zijn die deze ware verdiensteook waarachtig zal belonen; en zo zal het door alle goede sferen van het menselijkeleven altijd als waarheid blijven gelden, dat -waar en waarin ook maar iemand hetgoede en het ware doet omwille van het goede en ware zelf en daarin naar de warevoleinding zal streven - hij de juiste waardering en beloning vanzelf zal en moetkrijgen. [2] Nemen we bijvoorbeeld iemand die er naar streeft om volgens Mijnleer de wedergeboorte van de geest te verkrijgen, die waarlijk bij niemand uit zalblijven als hij daar waarachtig met volle inzet en juiste liefde naar gestreefd heeft.Deze mens van ons voorbeeld weet, dat de liefde tot God en de naaste hiertoe deenig mogelijke weg is. Hij houdt zich nu streng aan alle geboden van God, heeftGod in zijn hart zoveel mogelijk lief, doet iedereen zoveel hij kan alleen maar goeden ondersteunt de armen rijkelijk; en als hij weet dat er ergens een mens is die zijnwijsheid werkelijk uit God heeft, gaat hij er naar toe, steunt hem rijkelijk en wordtzijn vriend.[3] Hij doet dat jarenlang; maar de beloofde wedergeboorte van de geest, waar hijmet de dag meer op hoopt en naar verlangt, vindt toch niet plaats. M en toe heefthij wellichte momenten, maar het zijn alleen flitsen, waarbij het licht niet blijvendis. Dan zegt deze man die jarenlang ijverig zijn best doet voor de wedergeboortevan de geest: ' Maar nu kom ik op het punt, dat ik die hele kwestie van dewedergeboorte voor pure fantasie houd! Twaalf volle jaren heb ik tot op dit uuralles gedaan wat de leer ook maar van mij verlangde, en toch ben ik nog even verals toen ik begon met ernaar te leven en te streven! Volgens mijn ervaring is erwerkelijk niets mee te bereiken; daarom is het het verstandigst, dat ik weer als eengewoon mens op wereldse wijze verder leef en me terugtrek van al die bedrieglijkegeestelijke contacten!' [4] Hier komt de belangrijkste vraag: Ja, waarom kon dezeman, die echt eerlijk zijn best deed, de wedergeboorte van de geest niet bereiken? -Juist omdat hij al het goede alleen maar deed om deze te bereiken![5] Wie God en zijn naaste om andere redenen liefheeft dan omwille van God zelfen omwille van de naaste zelf, komt niet tot een volledige wedergeboorte, omdatdeze de meest directe verbinding is tussen God en mens.[6] Als iemand een dergelijke beweegreden heeft, dan plaatst hij altijd tussenzichzelf en God een scheidende wand die het geestelijk licht niet doorlaat, ook al isdie wand nog zo dun, en daarom kan hij niet volledig één worden met de geest vanGod. En zolang deze eenwording niet geschiedt, kan er geen sprake zijn van eenvolledige wedergeboorte.[7] Ik zeg je: Alles wat ook maar enigszins met eigenbelang te maken heef~~ moetuit de ziel weg en de mens moet volkomen vrij zijn, pas dan kan hij het hoogstebereiken! -Zeg me nu maar, of het je nu duidelijk is!" [8] Cyrenius zegt: 'Ja, nu zieik ook dit helder en juist! Ja, tussen het doen van twee dezelfde dingen bestaat

Page 277: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

277

werkelijk een enorm verschil! Maar als men het weet, dan kan men het ookhelemaal goed doen, als men maar de vaste wil heeft, en daar kan het natuurlijkniet aan ontbreken bij iemand die duidelijk de enig ware reden heeft gezien en deweg die hij moet bewandelen. Maar voordat iemand dit heeft ingezien, heeft datveel tijd en inspanning gekost; want ook al gelooft men dat men nu alles begrijpt,dan wordt toch maar weer al te gauw duidelijk, dat iemand nog het een en ander enzelfs heel belangrijke dingen ontbreken. Maar nu geloof ik, dat er bij mij niet zoveel meer aan mankeert! En als dat toch nog het geval is, dan hoop ik dat Uwliefde, o Heer, mij dat op het juiste ogenblik zal geven.[9] En nu komen, zoals ik zie, onze Farizeeën al weer terug en hun leider is metMarcus in een intensief gesprek gewikkeld. Ik ben werkelijk nieuwsgierig, watvoor effect het diepere inzicht in Uw wonderwerken heeft gehad!"

Hoofdstuk 161: De indruk van de wonderbaarlijke werken van de Heer op deFarizeeën[1] IK zeg: 'Een buitengewoon effect, dat is zeker, maar volgens hen is hetonmogelijk, dat zoiets alleen maar door een aan God gelijke macht van de wil inéén enkel ogenblik tot stand gebracht kon worden. Daarom overleggen ze nu metelkaar, of er misschien niet toch verborgen gehouden natuurlijke middelen zijngebruikt. [2] En de aanvoerder zegt daarom tegen Marcus, die zich al een beetjebegint te ergeren: 'Ja, we waren er nu eenmaal niet bij, en al degenen die hier zijnen het met jullie eens zijn, kunnen ons heel gemakkelijk voor de gek houden! Weweten heel goed, hoe de Essenen hun geweldige wonderen tot stand brengen, maarkunnen tegen het eenmaal door verbazing ontstane bijgeloof of volksgeloof nietsmeer beginnen. Duizend mensen die het met elkaar eens zijn kunnen de grootstewonderen teweegbrengen en tienmaal duizendmaal duizend mensen overreden.Jullie kunnen op dit verborgen en afgelegen plekje tien jaar lang aan ditwonderwerk gebouwd hebben, terwijl niemand behalve jullie zelf het gezien heeft!En toen het klaar was, nodigden jullie vreemdelingen uit en zeiden dan zoalsafgesproken, dat deze of gene wonderdoener dit gebouw in een enkelogenblikheeft laten ontstaan, en zo ook de tuin en de haven. En als duizenden dat serieusbeweren, moet de vreemde het wonder wel gaan geloven, of hij wil of niet. Ermoet een wonder voor ónze ogen gebeuren, -dan pas zullen wij ook aan dit wondergeloven!'[3] Kijk, zo spreekt nu deze vos van een Farizeeër! Ik vertel je dat nu, opdat je hemdat wat hij minstens driehonderd passen van ons vandaan tegen Marcus gezegdheeft meteen letterlijk voor kunt houden als hij hierheen komt; dat zal hem en zijnmetgezellen enorm verbazen, omdat het als een zichtbaar wonder scherp als eenzwaard tegen zijn bewering zal getuigen. Hij zal weliswaar nog een wonderverlangen; maar hem zal geen ander wonder ten deel vallen dan dat wij enkele vanzijn zeer geheime zaken hier Voor hem zullen onthullen, waarvan hij zeer onder deindruk zal zijn. Bereid je dus voor, Ik zal niet spreken, maar jou alles ingeven enjou laten spreken en overleggen! En nu opgepast, hij is nu dadelijk hier!'

Page 278: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

278

[4] Cyrenius zorgt nu dat hij er helemaal klaar voor is en verheugt zich erop om deFarizeeër flink aan te pakken.[5] De Farizeeën naderen nu met overdreven eerbiedige gezichten Cyrenius, en deaanvoerder zegt terwijl hij een diepe buiging maakt: 'Verheven gebieder! Wijhebben alles in ogenschouw genomen en er kwam geen eind aan onzeverwondering; want hier gaat pracht zo nauw samen met hoogst doelmatigebruikbaarheid, dat men bijna moet zeggen: Dat is niet door mensenhandengemaakt, maar geschapen! Helaas heeft de mensheid geen enkel voorbeeld, in dehele geschiedenis niet, dat er ooit op de tot nu toe bekende aarde zoiets heeft plaatsgevonden. Het is echter wel zo, dat de mensen in deze huidige tijd met name in debouwkunst wel zo ver gevorderd zijn dat men van hen kan verwachten zo'nwerkelijk kunstig bouwwerk te kunnen maken. Sinds het wonderland Egypte vaakvanwege zijn bouwkunstwerken tot ver in Nubië aan de Grieken en Romeinenbekend schijnt te zijn, is het geen al te buitengewoon wonder, als zij met vereendekrachten ook zoiets tot stand zouden brengen. Want of alles wat hier te zien is,werkelijk in één enkelogenblik is ontstaan of toch gedurende langere tijd, isimmers ook een vraag die gesteld en gehoord mag worden. Want vele mensen metveel ervaring kunnen samen heel wat tot stand brengen en met dwingende,gewapende hand zeggen: 'Dit en dat is zo en zo ontstaan! ' En de kleine machtelozeen zwakke mensen moeten het dan geloven, omdat te heftige tegenspraak henzeker veellast zou bezorgen. [6] Kijk maar naar die fijne Essenen! Er is praktischniets meer, wat ze niet zouden kunnen maken. Als men alleen maar zegt, dat datallemaal geen wonderen zijn, maar dat het op natuurlijke wijze tot stand isgebracht, dan krijgt men spoedig met hen te maken op een manier die waarlijkgeen vreugde veroorzaakt! Hiermee wil ik natuurlijk niet zeggen, dat dit hier ookhet geval is, ofschoon alles wel sterk doet denken aan die wonderen van deEssenen. Maar hoe het ook zij, u hebt ons aangeraden dit werk als een zuiverwonder te bekijken, en wij geloven het, omdat het ons anders ongelooflijk duur zoukomen te staan. Als ons, hoge gebieder, bevolen zou worden om aan Zeus en zijnwonderbaarlijke godendaden te geloven, dan zouden we het uiterlijk ook meteenhelemaal geloven; of we dat ook innerlijk doen, is natuurlijk een heel andere zaak.Vergeef me, hoge gebieder, dat ik dit zo openlijk zeg!"

Hoofdstuk 162: Cyrenius onthult de mening van de Farizeeër over dewonderwerken van de Heer[1] Cyrenius zegt, schijnbaar een beetje onwillig: 'Als je echt openlijk hadgesproken, had je met mij net zo moeten spreken als daar bij de zee met de oudeMarcus en met je collega's! Je kon je innerlijk weliswaar niet helemaal voor mijverbergen en er ontviel je het een en ander over je innerlijke gezindheid; maar jedenkt diep in jezelf nog heel anders, zoals je ook heel anders met Marcus en jecollega's gesproken hebt.[2] Het is natuurlijk zeer onaangenaam voor je, als ik je nu zeg wat je hebtgesproken en nog onaangenamer, wat je eigenlijk hebt gedacht; maar al is het nog

Page 279: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

279

zo onaangenaam voor je,je zult het nu toch uit mijn mond moeten vernemen!Luister dus naar mij, samen met je beste metgezellen![3] Toen je aan de zee de schepen en de havenaanleg bewonderde en de oude braveMarcus je vroeg wat je op dat alles had te zeggen, haalde je bedenkelijk jeschouders op en zei: 'Daar is zeer veel, maar in een bepaald opzicht ook heelweinig over te zeggen. Zeer veel, als dit uiteindelijk ondanks alle plechtigeverzekeringen en getuigenissen toch geen wonder is, maar een op geheelnatuurlijke wijze tot stand gekomen werk; en natuurlijk heel weinig of zelfs niets,als het allemaal toch in ernst een wonderbaarlijk werk mocht blijken te zijn! Dat iken al mijn collega's echter, ondanks dat men het ons plechtig verzekerd heeft, nietkunnen aannemen dat het een wonder is, kan ieder weldenkend mens zichnatuurlijk goed voorstellen, omdat wij er zelf nu eenmaal geen getuige van zijngeweest en we deze streek sinds ruim tien jaar niet meer hebben gezien en er alhelemaal nooit meer geweest zijn. Wat heeft zich hier op deze afgelegen plek welniet allemaal kunnen afspelen door de sluwe politiek van de Romeinen! Doorspionnen wist men, dat wij het plan opgevat hadden om in dit land te onderzoekenwat er allemaal tegen ons wordt ondernomen, en ook om er achter te komen, welkepersonen druk doende zijn om ons tegen te werken. Men wist zeker dat wij onshier aan de Galilese zee bevonden, stuurde loodsen naar ons toe en bracht onshierheen, waar de Romeinen een belangrijk kamp hebben opgeslagen.[4] Dat we daardoor zeer verrast waren, zal hopelijk niet moeilijk te begrijpen zijn,als men bedenkt dat de Romeinen gewoonlijk niet van grappen houden en ietsserieus met hen niet bereikt kan worden. Wij merken al sinds geruime tijd dat deRomeinen ons nauwelijks dulden en dat alleen nog doen vanwege het volk, maardat ze in het geheim de Essenen begunstigen, die er natuurlijk het grootstegenoegen aan beleven om van alle kanten de grond onder onze voeten weg tehalen. Wij kennen het gegoochel van de Essenen en weten van hun bedrieglijkewonderen; maar wij mogen geen vin verroeren en moeten ons dingen latenwelgevallen die regelrecht ingaan tegen onze religieuze voorschriften, zoalsbijvoorbeeld de volkstelling, de individuele belastingheffing en het invoeren vande tolheffing, ook aan de wegen. En ofschoon er in hun wetboek staat, dat dekinderen van Abraham in het land vrij zijn, wordt daar toch geen rekening meegehouden en de kinderen van Abraham worden voor de tolbomen evengoedaangehouden als de vreemdelingen.[5] Zelfs wij priesters moeten de tolpenning betalen, terwijl Mozes ons van iederebetaling heeft vrijgesteld en wij zelf het recht hebben om een tiende te nemen vande kinderen van Abraham, Isaäk en Jacob, omdat we immers nooit grond mogenbezitten! Maar de Essenen, onze aartsvijanden, zijn overal vrij van en hoeven nocheen of andere belasting en al helemaal geen wegentol te betalen! Wel, wie nu nogniet ziet dat de Romeinen een uitgesproken antipathie tegen ons koesteren, moettoch wel een zevenvoudige blindheid geslagen zijn! En omdat we dus bij deautoriteiten van Rome helemaal geen vrienden meer hebben en geen macht omdeze drukkende last van ons af te schudden, blijft ons tenslotte niets anders overdan ons als vertrapte wormen te roeren en te proberen ons zoveel als maar

Page 280: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

280

enigszins van rechtswege mogelijk is tegen de duidelijk zichtbare vijanden van onsinstituut te beschermen en hun zo mogelijk het zwijgen op te leggen.[6] De Nazarener in kwestie, duidelijk een briljant leerling van de geheime schoolder Essenen, is, zoals wij maar al te goed weten, een van de voornaamstetegenstanders van ons college en een uitgesproken vijand van de tempel,bovendien de zoon van een bouwmeester. Hij heeft al een heel aantal collega's vanons die hier en daar in Galilea ingezet waren, totaal afvallig gemaakt, deels door demacht van zijn woorden en nog meer door zijn verkapte wonderen, -om van hetvolk maar niet te spreken, dat hem in drommen schijnt na te lopen. Het hoeft eenverstandig mens dus helemaal niet te verbazen, dat we tenslotte in actie komen enbeginnen te proberen hoe we voor ons een einde kunnen maken aan deze ellendigesituatie. [7] Men heeft hier voor ons zelfs vallen geplaatst om ook ons door geweldof list los te maken van de tempel en daarom laat men ons een wonder zien, dat ineen ogenblik tot stand moet zijn gekomen, maar waar men in het geheim heel goedenkele jaren voor nodig gehad kan hebben, en daarmee probeert men ons nu voorde gek te houden; maar omdat wij ook mensen zijn die al heel wat ervaringhebben, zal dat werkelijk niet zo gemakkelijk gaan! Voor het blinde volk wonderente verrichten is gemakkelijk, -maar voor een scherpziende Farizeeër is dat heelmoeilijk! Wij weten wat we zijn en wat de wereld is, en hoe deze altijd en overalmet alle mogelijke middelen in haar eigen voordeel weet te handelen en daaromzeggen wij: Dit badhuis met de buitengewoon prachtig ingerichte tuinen en dezehaven strekt de heren Romeinen als uiterst goede architecten tot eer, zonder dat wijhet beschouwen als een wonder dat in een enkel ogenblik tot stand is gebracht!'

Hoofdstuk 163: Het materialistische geloof van de aanvoerder der Farizeeën[1] (Cyrenius:) "Toen probeerde Marcus jou door zijn oprechte verzekeringen vanje vage idee af te brengen; maar je glimlachte vriendelijk naar hem en zei, terwijlje hem op zijn schouder klopte: 'Ja, ja, beste vriend, ik neem het je niet kwalijkdatje zo spreekt; want ten eerste ben je zelf een doorgewinterde ouderwetse patenteRomein en ten tweede bestaat er een zekere dwang waar men beter niet metwoorden of handelingen tegenin kan gaan! Houd jij daarom maar vast aan datgenewaaraan je vast moet houden omdat het zeer voordelig voor je is; en wij houdenvoorlopig nog steeds aan datgene vast, wat voor ons een zeker voordeel oplevert,en laten het pas volledig los, als ons van een andere kant grotere en blijvendevoordelen aangeboden worden! We zijn niet bepaald enthousiast voor onze zaak,die al op allerlei manieren behoorlijk in diskrediet is geraakt; maar wanneer ons -zoals gezegd -van een andere kant grotere voordelen geboden worden die blijvendzijn, dan kunnen ook wij evengoed als naar wij weten reeds veel collega's van onsdat trouweloos tegenover de tempel hebben gedaan, ons oude bouwvalliggeworden instituut de rug toekeren en, als het nodig is, ook met vele anderen detimmerbaas uit Nazareth als een God aanbidden![2] Daar hebben wij echter werkelijk geen wonderen voor nodig, maar alleen reëleaardse voordelen; maar dan kan men ook alle kanten met ons op en ons voor allesgebruiken, temeer daar wij als mensen van de wereld maar al te goed en duidelijk

Page 281: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

281

door talloze ervaringen weten, wat men in de grond der zaak van iederegodsdienstige leer moet denken. Wonderen zijn een oud middel om de onervarenkinderen van de aarde te overdonderen. Waarom zouden ze in deze tijd, waarin nogbuitengewoon veel mensen blind zijn, waardeloos zijn geworden, vooral wanneerze op een geraffineerdere wijze dan in de oudheid verricht worden, en nog meerwanneer de hoogste machthebbers er deel aan hebben, en dat zeker niet zonderredenen, die natuurlijk zeer geheim worden gehouden?! Want een godsdienstigeleer waar men zich echt aan vast houdt, is voor regeerders immers altijd meerwaard dan tienduizend grote kerkers en twintigduizend legioenen dappere soldaten.[3] Een godsdienstige leer die goed in elkaar zit, zet de blinde mensen aan totactiviteit, waardoor een staat en zijn vorst pas echt rijk en machtig kan worden,terwijl de vele kerkers en scherpe zwaarden alle mensen die erdoor getroffenworden, passief maken. Voor iemand die in een staat leeft en zich om politiekeredenen tot een godsdienstige leer moet bekennen, maakt het -als hij geen dwaasen geen vijand van zichzelf is -, uiteindelijk niets uit of hij Jehova, Zeus of zelfs detimmerman uit Nazareth als God aanbidt; want de betere wetten vaardigen demachthebbers immers altijd onder de blijvende titel 'Gods geboden' uit! Zijzelfkunnen dan nog doen wat ze willen, en plaatsen zichzelf indien nodig ook meteenboven alle mooie geboden van de goden.[4] Als ik met mijn geloofsbelijdenis een voordelige ruil kan doen, dan ruil ikmeteen, zoals ieder van ons; mocht er echter in de nog tamelijk voordeligeomstandigheden waarin wij ons nu bevinden, zonder vergoeding iets van onsafgenomen worden, -ah, dan zullen wij ons ook met alle ons ten dienste staandemiddelen te weer weten te stellen! Want dat is een kwestie van 'zijn' of 'niet zijn'.[5] Als wij met ons instituut van geen bijzonder nut meer zijn voor de regering,dan moet ze ons naar behoren schadeloos stellen en dan kijken wij zeker nooitmeer om naar de hele tempel met alles wat daar bij hoort! Het zal ons dan een zorgzijn, wat de keizer met de tempel gaat doen. Voor de Essenen zou hij heel goed tegebruiken zijn. Ze zouden hem dan gemakkelijk met hun nieuwe Indischewonderen kunnen veranderen en een tienvoudige opbrengst daaruit kunnenhebben! Wij verstaan die kunst toch al niet meer zo goed en worden door deEssenen overal ten zeerste van elk schandelijk bedrog verdacht. En waar eentheocratisch instituut eenmaal door een andere partij door en door verdacht wordtgemaakt in zijn mysteriën, worden de muren ervan reeds aangevreten, al zijn zenog zo sterk, en daardoor zullen en moeten ze, zij het ook langzaam, tochlangzaam maar zeker vernietigd en te gronde gericht worden.[6] Zo'n instituut lijkt op iemand die magiër is. Er hoeft maar een tweedejaloersemagiër te komen en enige verstandige mensen in de oren te fluisteren: 'Zo en zooefent de bedrieglijke magiër zijn kunsten uit!' en hun dan ook praktisch te latenzien, dat zijn verdachtmaking reëel is, -en dan kan de verraden magiër er beter ookmaar snel vandoor gaan voordat de zaak algemeen bekend wordt, anders kan hetslecht met hem aflopen! Gelukkig degene, die een machtige beschermer heeft!Zonder zo iemand is het binnen enkele dagen met al zijn toverij afgelopen en kanhij in het gunstigste geval op een houtje gaan bijten. Hij zal zich natuurlijk ookzolang mogelijk verweren -maar zich nooit van zijn ondergang kunnen redden!

Page 282: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

282

[7] Want wat eenmaal verdacht is, brengt niets meer op; wat ook heel begrijpelijkis, want een magiër kan zijn kunsten alleen maar met natuurlijke middelen totstand brengen, die als ze verdacht zijn dan ook noodzakelijkerwijs helemaalwaardeloos moeten lijken en te slecht zijn dan dat de grootste dwaas er plezier aanzou kunnen beleven, en een wijs mens natuurlijk nog minder. Maar degene, dieniet op de hoogte is en ook niet kan zijn van het principe waarop zij berusten, moetze wel als zuivere wonderen beschouwen en zich erover verbazen en ervoorbetalen; want hij moet zichzelf bekennen, dat het hier volgens zijn begrip niet opnatuurlijke wijze toe gaat. Als hij dan echter door iemand die er verstand van heeftervan overtuigd wordt, dat het wonder, waar hij met verbazing naar gekeken heeften waar hij zo veel voor heeft betaald omdat het om iets buitengewoons ging, tochop heel natuurlijke wijze tot stand werd gebracht, dan is deze magiër voor hemgeen wonderdoener meer en deze staat dan als een gewone bedrieger voor zijnvroegere bewonderaars. Kan hij zich ooit voor zijn vroegere beschermheerschoonwassen? Ik zeg: Nooit en te nimmer! Het is afgelopen met hem, voor altijd![8] En omdat een theosofisch theocratisch instituut in feite niets anders is dan goedgeconditioneerde toverij, gehuld in allerlei mysterieuze, maar op zich zelfnietszeggende ceremoniën en legio wijze spreuken, leerstellingen en wetten, staathet ook onvermijdelijk hetzelfde lot te wachten als wat iedere enigszins zwakgeworden magiër iedere dag kan verwachten. Door dit alles, mijn oude vriendMarcus, zul je wel gemakkelijk de zuivere reden zien, waarom het voor mijpersoonlijk niet uitmaakt met welke goede godsdienstige leer ik te maken heb, alsik er maar de beste voordelen voor het leven in zie; maar als deze niet duidelijknaar voren komen, zoals hier het geval schijnt te zijn, dan kan niemand mij tochkwalijk nemen, dat ik mijn instituut zo goed ik kan verdedig zolang het mij eengoed bestaan biedt. Dat die verdediging slechts binnen bescheiden grenzen van hetmogelijke moet blijven, zal met het oog op de machtige Romeinen hopelijk nietmoeilijk voor je te begrijpen zijn. Ik denk nu ook, dat jij me deze geschiedenis hierniet meer serieus als een zuiver wonder wilt laten geloven?![9] Ah, wanneer je mij, als ik je geloof en tegen je huichel, overduidelijkevoordelen kunt bieden, dan kun je tegen me zeggen: 'Zie, deze Nazarener heeft nietalleen dit allemaal, maar ook deze zee met alle vissen enkel door zijn wil heelplotseling laten ontstaan, en trouwens deze hele aarde pas twee jaar geledengeschapen!' -en ik zal het van je geloven! Wat ik je hiermee wil zeggen, zul je ookzonder enige nadere uitleg zeker wel heel goed begrepen hebben."

Hoofdstuk 164: De godsdienstfilosofie van de Farizeeër[1] (Cyrenius:) 'Toen zei Marcus tegen jou: 'Vriend, uit deze lange redevoering vanje maak ik op, datje hart reeds zeer verhard is en men je moeilijk raad kan geven enhelpen! Want als iemand aan de grootste autoriteiten op het gebied van dewaarheid geen reëel geloof meer kan schenken, en alles op aarde voor bedroghoudt en verklaart, dan is bij hem alles opgehouden wat hem op zijn levensweg toteen beter licht had kunnen dienen! Zeg me, of denk er bij jezelf over na: Wat voorbelang zouden wij er bij hebben om je meer licht te geven? Wij hebben kolossale

Page 283: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

283

schatten in een onbeschrijflijke hoeveelheid; aan goud, zilver en de kostbaarsteedelstenen hebben wij geen gebrek; ook zijn onze voorraadkamers vol graan en.dekelders vol met de edelste wijnen, zoals jullie er op wonderbaarlijke wijze al éénhebben geproefd, -waar jullie nu niets meer van schijnen te weten! Wij hebben vanjullie dus helemaal niets nodig en spreken, terwijl we zelf door en door verbaasdegetuigen zijn, onmogelijk iets anders dan de zuivere waarheid! Waarom willenjullie ons dan niet geloven? [2] Kijk, alleen heel verachtelijk eigenbelang houdt jouen je metgezellen ervan af, waarvoor jullie je zelfs als de grootste menselijkemonsters zouden laten gebruiken overeenkomstig jouw woorden: 'In ruil voorgrotere blijvende voordelen voor het leven zijn we voor alles te gebruiken!' Dusook voor moorden en roven? Nee, ik moet zeggen: Waarlijk,je openlijkebekentenis is helemaal niet slecht en heel geschikt om zelfs de ergste duivel in zijnsoort tot de grootste eer te strekken! En zulke mensen zijn leraren en opvoedersvan het volk! Wel, dan moet toch iedereen die enigszins menselijk denkt zeker welkunnen begrijpen, waarom wij, waarheidslievende en -zoekende Romeinen eensteeds grotere afkeer krijgen van jullie instituut en het ook steeds vijandiger gezindmoeten worden. Wat moet er met zo'n opvoedingsmethode over enige tijdterechtkomen van de mensheid die onder jullie gezag staat? Ja, ja, vriend, het is dehoogste tijd dat er flink paal en perk gesteld gaat worden aan jullie kwalijkebezigheden, -anders gaat het hele jodenland onder in het moeras van de dood!'[3] Op deze zeer rake woorden van de oude, brave Marcus zei jij een poosjehelemaal niets, -maar je dacht bij jezelf het volgende: 'Verdraaid! Nu heb ik mijnvingers al gebrand! Dat krijg je met die ellendige waarheid! Zolang men liegt alseen beer, komt men overal goed de wereld door; maar als er maar één waar woordin een verder goed in elkaar zittende leugen gemengd wordt, -haal je je meteen eenhyena op de hals! Wat moet ik nu doen om deze Romein milder te stemmen? Ik zalnu zoals een kameleon meteen een andere kleur aannemen, en alle duivels zoudenin het geweer moeten komen als ik die oude Romeinse vos niet tot een beteremening over ons kan brengen, anders kan dit domme gepraat ons in de grootsteproblemen brengen! Met het eerlijkste gezicht van de wereld zal hij nu door mijdubbel en dwars belogen worden en ik durf te wedden, dat hij ons allervriendelijkstals zijn nieuw gewonnen vrienden zal begroeten! Alleen is de vraag, -hoe moet ikhem in de rede vallen?! Moeilijk zal het niet worden; want ook hij schijnt na tedenken hoe hij ons met nog duidelijker bewijzen voor zijn zaak kan winnen en onsvan mening kan doen veranderen!' [4] Kijk, dat waren jouw gedachten in de haven,en wel op één van de vijf grote, nieuwe schepen! Al gauw vatte je moed en zeitegen Marcus: 'Je schijnt boos te zijn vanwege mijn uitspraken van zojuist! Kijk,als ik oneerlijk en slim als een vos had willen zijn, had ik natuurlijk niet zo vrijuitmet je.gesproken en ook niet aan jou laten zien hoe ik eigenlijk denk en innerlijkook ben! Want wij Farizeeën verstaan heel goed de kunst om de jas naar de wind tehangen; maar omdat wij merken dat jij het ondanks je misschien nog uit je jeugdstammende beperkte kennis toch eerlijk met ons meende, zou het toch werkelijk alte ongepast zijn als ik me voor jou achter een god weet wat voor vroom en gelovigmasker had verborgen! Het zou.:voor ons immers niet moeilijk zijn geweest omschijnbaar alles woordelijk te geloven wat je ons van de Nazarener hebt verteld?

Page 284: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

284

Kijk, je zou er tevreden mee zijn geweest en ons dan zo als volledig bekeerdemensen voor Cyrenius geleid hebben! Alleen, als de één eerlijk is, moet ook deander het zijn; daarom sprak ik geheel vrijuit en van mijn innerlijk denken enoordelen bleef geen jota voor jou verzwegen.[5] Dingen te geloven zoals ze hier gebeurd moeten zijn, zonder er zelf getuige vante zijn geweest, is voor het heldere verstand van een mens wel buitengewoonmoeilijk, temeer daar dit zo uniek was en zoiets nog nooit eerder is gebeurd, zodatmen daardoor alle betere ervaringen die men gehad heeft zonder meer overboordzou moeten gooien. Want tot nu toe is er door geen enkel mens op de gehelebekende aarde gedurende alle tijden iets dergelijks tot stand gebracht, en debekende wonderen en toverkunsten kennen wij, en we weten ook, hoe ze gedaanworden. Overal waren er mensen die zich door hun scherpzinnigheid van velehonderdduizenden medemensen onderscheidden. Ze hadden dieper inzicht in dekrachten van de grote natuur, maakten hier gebruik van en werden daarnaast danook nog als mensen van een hoger soort, als profeten of halfgoden vereerd engewoonweg aanbeden. Zo 'n geniaal mens had dan ook spoedig en zeker een grootaantal weetgierige leerlingen om zich heen, die er hun uiterste best voor deden omin de voetstappen van hun geestrijke meester te treden. In zijn tijd waren dat alleenleerlingen, later noodzakelijkerwijs zelfleraren en opvolgers van de meester, diesamen met hun leerlingen grote eer betoonden aan de oermeester, ook als hij algestorven was; en dit gebeurde meer, naarmate de lessen en verrichtingen van deoermeester voor de mensen heilzamer bleken te zijn. In de loop der tijd werden deopvolgers van de meester priesters, die hun oermeester minstens tot een halfgodmaakten. [6] Wij joden maakten van zulke oer en aartsmeesters profeten, en deEgyptenaren, Grieken en Romeinen hun halfgoden en dichtten de zekereerwaardigste oermeesters mettertijd bovennatuurlijke wonderen toe, om hengemakkelijker en handiger als wezens van een hogere soort aan de blindemensenmenigte te kunnen voorstellen en offers te krijgen; dit duurde dan vaak veleeeuwen, tot er weer een nog groter genie aan de schoot van een pientere moederontglipte en het kwade doen en laten van de priesters zodanig voor de ogen van eenlang bedrogen volk onthulde, dat dit zonder meer tot de vaste overtuiging moestkomen, dat het geheel en al bedrogen was en dat hun priesters en zogenaamdedienaren van God gemene dagdieven en bedriegers waren, die de ware lessen vanhun oermeester ofwel zelf nauwelijks in hun oorspronkelijke zuiverheid meerkenden, ofwel hetgeen ze er nog van kenden om politieke redenen aan de armenaar troost en kennis dorstende mensen onthouden hadden en hen dus in plaats vanmet goud en parels, met alle mogelijke vuiligheid voedden.[7] Ja, als zo'n nieuwe grootmeester met niet al te veel moeite de ogen opent vanhet volk, dat toch al vaak wantrouwend is geworden ten aanzien van zijn priesters,dan is het met de oude priesters zo goed als gebeurd en kunnen ze zich alleen nogmaar een tijd handhaven door allerlei politieke machtsgrepen en -trucs; maar in deharten van het volk zijn ze zo goed als geheel gestorven. Dat hangt ons nu ookboven het hoofd. De grootmeester is reeds begonnen met zijn voor ons treurigewerkzaamheden en duizenden mensen keren ons voor altijd de rug toe. Dat dit ons,boven wier hoofd de storm is opgestoken, niet onverschillig kan laten, zul je zeker

Page 285: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

285

begrijpen en ook, dat wij ons in moeten spannen om nog te redden, wat te reddenvalt. En daarom zou het werkelijk vreemd van jou zijn, als jij, anders zo'ngoedmoedige man, boos op ons zou worden omdat wij met jou enkele zeeronthullende woorden gewisseld hebben, omdat het ons toch ook helemaalvrijgestaan zou hebben, je zo erg mogelijk om de tuin te leiden'

Hoofdstuk 165: Marcus spreekt over geloof en ongeloof[1] (Cyrenius:) 'Hierop zei Marcus, terwijl jullie al hierheen kwamen: 'Van boosworden is hier geen sprake; maar bevallen kan het me van jullie ook niet als julliemij droogweg er van willen betichten, dat ik alleen om jullie ondergang tebewerken er plezier in heb, om jullie met deze wonderbaarlijke dingen groveleugens op de mouw te spelden. Ik ben geen leugenaar en geen bedrieger, maar -meer dan jullie dat ooit waren -een groot vriend van de exacte waarheid. Wat zouik er aan hebben om tegen jullie te liegen?! Dat jullie het met moeite zoudengeloven, ofschoon het volgens de strikte waarheid zo is, wist ik wel bij voorbaat; ikken immers menige deugd van de Farizeeën, waaronder ook hun totale ongeloof inalle goddelijke dingen. [2] Hoe zou er ook geloof te vinden moeten zijn bij mensenvan de grofst materiële soort, wier innerlijk zieleoog reeds lang aan de ergste staarlijdt?! Het geloof is immers het oog van de ziel, waardoor zij de geestelijkebeelden in zich opneemt en pas langzaam maar zeker in haar geest over hunwaarde en zin begint te oordelen, op dezelfde manier waarop ook het lichamelijkeoog de beelden van de buitenwereld eerst opneemt en zich in eerste instantie geenoordeel kan vormen over de waarde en de zin van het geziene, wat vaak pas langetijd daarna gebeurt door de ontwaakte goddelijke geest in het hart van de ziel. Maariemand die totaal blind is, wiens oog tot dichte duistere materie is geworden,ontvangt geen beelden van de buitenwereld, levert derhalve aan zijn ziel niets terbeoordeling en kan geen oordeel over de waarde en de zin van kleuren geven, weetniets van schaduwen licht en nog minder van de vorm van de dingen.[3] Wie dus niet kan geloven, heeft een blinde ziel die hij door zijn vele zondenblind heeft gemaakt! En dat is nu reeds lang bij alle Farizeeën het geval. Daaromkunnen zij ook niets geloven wat ze niet met hun handen kunnen grijpen, zoalsiemand die lichamelijk blind is alleen maar door een voorwerp te betasten een ideekan krijgen van de vorm ervan en dat nog slechts gebrekkig.[4] Uit hetgeen hier gezegd is, kunnen jullie welopmaken dat ik al bij voorbaat wistdat jullie in je totale zielenblindheid moeilijk zouden geloven wat je gezien engehoord hebt. Maar ik dacht bij mezelf, dat blinden meer vertrouwen zoudenschenken aan een ziende gids, omdat ze een gids zeer hard nodig hebben. Maarjullie noemen jezelf ziende terwijl je stekeblind bent, en mij beschouwen jullie -nuwel niet bepaald als blind, maar toch wel, wat veel erger is, als slecht. En dat is nuprecies wat me aan jullie absoluut niet bevalt, en wat laat zien, dat jullie hart echtslecht moet zijn en dat jullie zelf de grootste bednegers moeten zijn, omdat julliezelfs niet aan een doodeerlijk mens, wat voor vertrouwen dan ook meer kunnenschenken. [5] Dat men dergelijke mensen onmogelijk een goed hart kan toedragen,zullen jullie hopelijk inzien; want zulke mensen misbruiken altijd de goedheid van

Page 286: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

286

diegenen, die uit wat onnadenkendheid vaak te goed voor hen zijn. -Maar ga nuweer naar de opperstadhouder en bespreek met hem wat jullie gezien en gehoordhebben!'[6] Toen zei jij tegen Marcus: 'O vriend, dan zal het slecht met ons aflopen! Hij zaleen vast geloof van ons verlangen; en toch is het werkelijk onmogelijk om tegeloven dat alles wat wij nu gezien hebben puur door de wil van de Nazarener inéén enkelogenblik tot stand is gebracht, en toch hebben we hier en daar nogduidelijk beitelsporen gezien aan de uitgehakte stenen! Het is toch iets vreselijksals we zoiets op leven en dood zullen moeten geloven!' [7] Marcus zei daarop:'Hier wordt niemand gedwongen! Maar ik denk dat jullie door een ander teken ookdit uit vrije wil vanzelf zullen geloven! We zijn nu weer bij het verhevengezelschap. Ga daarom nu naar Cyrenius, die zal de rest met jullie regelen!"

Hoofdstuk 166: De bekering van de Farizeeën[1] (Cyrenius:) 'Wel, mijn vriend, kun je nu ook ontkennen, dat je daarstraks metde oude Marcus woordelijk zo gesproken hebt en bij jezelf ook zo hebt gedacht,maar dan toch noodgedwongen anders hebt gesproken?! Wat heb je hier nu op tezeggen en wat is je mening?"[2] Nu staat de Farizeeër als versteend tegenover Cyrenius en weet niets te zeggen.[3] Maar achter hem staat Marcus en die zegt tegen hem: 'Wel, hoogst wijzenatuurfilosoof, zou je dit wonder voor mij ook op geheel natuurlijke wijze willenverklaren? Ik ben werkelijk erg benieuwd om van je te horen wat de handigeRomeinen hier voor een geheime list hebben toegepast, om zich zelfs van jegeheimste gedachten meester te maken!"[4] Na een poosje zei de Farizeeër eindelijk: 'Nee, hier zijn waarlijk geennatuurlijke dingen in het spel! Ik wil van hetgeen ik openlijk met Marcus in dehaven besproken heb, niets zeggen -want het zou immers kunnen zijn dat eriemand is die zo'n scherp gehoor heeft, dat hij op afstand ons gesprek kon verstaan-; maar om nu ook te horen wat ik heimelijk bij mezelf heb gedacht, dat gaat dediepste menselijke kennis te boven! Dat is een wonder; waar echter een wondervan de hoogste soort mogelijk is, daar is ook de mogelijkheid voor al het andereaanwezig, en ik begin nu ook al serieus te geloven dat dit prachtige huis opwonderbaarlijke wijze is ontstaan! Meer kan ik nu niet zeggen. Als dit echterallemaal door de macht van de beroemde Nazarener is gebeurd en nog steedsgebeurt, dan moet hij zonder meer een hoger wezen zijn, een God in volle ernst,aan wie alle geesten van de lucht, de aarde, het water en het vuur onderdaniggehoorzamen en waar geen enkele menselijke macht zich tegen kan verzetten.[5] Het is met ons Farizeeën gedaan en we zullen voortaan niets anders meer tedoen hebben dan in het graf te gaan liggen en daar als een dier te creperen! Watmoeten wij met ons oude bedrog, terwijl hier van alle kanten zulke waarheden zichboven ons als bergen beginnen op te stapelen? Als het wild in de bossen zullen weworden opgejaagd en vervolgd, en we zullen te gronde gaan in het slijk van onzenacht en duisternis! Maar ja, het is nu eenmaal zo en wij kunnen er niets aan doendat op deze lieve aarde dagen en nachten elkaar steeds aflossen. Zoals de dag de

Page 287: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

287

nacht verteert, zo verteert de nacht ook weer de dag, en nu eens volgt op een langenacht een heel korte en koude dag, -en dan weer omgekeerd. Op de winter volgt dezomer, en daarop weer de winter; op deze lieve aarde is alles aan een voortdurendewisseling onderworpen. Wie vandaag lacht, kan morgen treuren, wenen enweeklagen! [6] Het is nu eenmaal zo en zal op deze aarde nooit anders worden. Alsiemand lange tijd iets nog zo heerlijks, goeds en verhevens bezit, laat hem datuiteindelijk even onverschillig als iets wat men lange tijd in volle overvloed heeftbezeten. Maar als men uiteindelijk het lang genoten bezit verliest, dan weet menpas wat men bezat en leert men de waarde ervan beoordelen.[7] Wij mensen zijn dom en begrijpen nog steeds niet hoe en waarom dat allemaalzo gebeurt en zo is, en daarom zijn we ook met niets ooit volkomen tevreden, nietmet het goede -en nog minder met het slechte! Het graf lijkt me een waregelukshaven te zijn; hierin verandert bijna niets meer en de bewoner ervan voeltgeen behoefte meer aan wat dan ook, en zo blijft ons aardse wormen bij al dieduizenden verliezen toch nog de troost, dat ook wij over een tijdje heel tevredenbewoners van de graven worden, en degenen die aan onze graven voorbijlopenzullen zeggen: 'Hier rusten zij in vrede!'[8] Ja, hier is een groot licht dat er nog nooit is geweest, dat zie, voel en geloof ik;maar de even grote nacht die op dit licht zal volgen, zal niet uitblijven! Geluk voordegenen die zich vandaag in dit licht kunnen koesteren; maar des te meer ongelukvoor degenen, die ingehaald worden door de nacht die op deze dag volgt! Ze zullenzeer luid om licht gaan roepen en daardoor de geesten van de nacht wekken enflink toegetakeld worden. Ik heb nu gesproken en jullie als machthebbers staat hetvanzelfsprekend vrij om mij volgens jullie wil te berechten!"[9] Cyrenius zegt: 'ik heb in je woorden niets kunnen ontdekken wat voor derechter gebracht zou moeten worden. Dat jij voor je eigen zaak hebt gesproken isheel begrijpelijk; maar jij kwam hier, zij het wat moeizaam, toch tot een betereovertuiging en hield op een vijand en achtervolger te zijn van Hem, die je tevorenheel graag vernietigd zou hebben. En meer wilde ik niet van jou en je metgezellen,en zodoende kunnen jullie weer in vrede van hier vertrekken! Willen jullie echtermeer, dan moet je dit uiten, dan zal jullie alles wat billijk is gegeven worden!"[10] De Farizeeër zegt: 'Wat moeten wij nu? Wij hebben thuis in de tempel een eedtegenover de hogepriester af moeten leggen dat we niet eerder zullen rusten enterugkeren voor we de Nazarener volledig onschadelijk hebben gemaakt. Wel, datis nu totaal onmogelijk geworden! Ten eerste zijn jullie, machtige Romeinen, zijnvrienden, dat hebben we allemaal maar al te duidelijk vernomen; tegen julliekunnen wij niets ondernemen en dat zullen we ook niet doen; ten tweede is hijzelf,zoals blijkt uit alles wat hier van zijn macht is te zien, zo onoverwinnelijk in alledingen en op al zijn wegen, dat geen aardse macht iets tegen hem kan uitrichten; enten derde zijn wij zelf diep vanuit onze innerlijke levensgrond allemaal vriendenvan hem geworden vanwege zijn zo onvergelijkbaar hoge eigenschappen, die nognooit eerder zijn voorgekomen, en daarom kan er bij ons in de verste verte geensprake van zijn dat wij zijn persoon verder vervolgen.[11] Maar wat moeten we beginnen? Het liefst zouden we zijn leerlingen zijn,opdat we de dag waarvan we hier het morgenrood zagen volledig te zien zouden

Page 288: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

288

krijgen en wij in zijn voetstappen zouden kunnen treden! Wel, dat zal onsnauwelijks toegestaan worden! Onverrichter zake naar huis terugkeren mogen weook niet! Wat moeten we dan doen? Als wij voor onze maag en onze veiligheidwillen zorgen, moeten wij toch nog steeds - in ieder geval schijnbaar - vervolgersblijven van degene die wij liever op handen zouden dragen! Hier is dus dringendgoede raad nodig, ook al is die duur!' [12] Cyrenius zegt: 'Als jullie het serieusmenen, waar ik nu nauwelijks meer aan twijfel, dan zal er wel gauw raad komen.Of jullie nu meteen leerlingen van Hem kunnen worden, beslist Hij natuurlijk enniet ik. En omdat jullie, zoals ik uit jullie woorden heb opgemaakt, verder zeerverstandige en ervaren mensen zijn, kan ik jullie zelf gebruiken en in dienst nemen,temeer daar jullie ook de Griekse en Romeinse taal beheersen. Ik heb Zijnlevensleer in een boek geschreven, waaruit jullie allen Zijn wil kunnen lerenkennen! Dan zal er wel weer een passend moment komen, waarop jullie nader metHem kennis kunnen maken, en wel in waardiger kledij dan nu. Van de gewadenvan de Farizeeën houdt Hij niet, omdat ze gezalfd zijn met de slechte en bedorvenolie voor het plegen van bedrog. -Tot zover mijn daadwerkelijke raad. Als julliehierop in willen gaan, zeg het dan, dan zullen jullie geholpen worden!"[13] De aanvoerder zegt tegen zijn metgezellen: 'Jullie hebben het ook gehoord!Zijn jullie met dit buitengewoon vriendelijke aanbod tevreden, zeg het dan, wantieder van jullie heeft een volkomen vrije wil! Ik voor mij heb geen bezwaren. "[14] Allen zeggen: 'Wij ook niet; alleen zouden we graag, als dat gepast is, van tevoren nog de verheven Nazarener persoonlijk willen leren kennen!:'[15] Cyrenius zegt: 'Niet nu; maar zodra jullie beter bekend zullen zijn met Zijnleer, dan wel. Voor nu neemt mijn lijfbediende jullie over; volg hem, dan zal hijjullie met een goede gelegenheid naar Sidon brengen, waar jullie andere klerenzullen krijgen en een dienstbetrekking die bij jullie kennis past! Ga en volg hem!'[16] Bij deze woorden kwam hen al één van de vele lijfbedienden van Cyreniustegemoet; deze verschafte hen een goede gelegenheid en reisde meteen zelf methen mee naar Sidon.

Hoofdstuk 167: Het afscheidsuur van de Heer bij Marcus[1] Toen deze zaak zo snel mogelijk in orde was gemaakt, vroeg Cyrenius Mij ofhij wel volkomen gehandeld had volgens Mijn wil die hij in zichzelf hadwaargenomen. [2] IK zeg: 'Ja, geheel en al! Maar om Mij te zien en te sprekenwaren ze toch nog lang niet rijp genoeg. Wanneer ze daar wel rijp voor worden, zalMijn Raphaël je dat laten weten, alsook Josoë.[3] Het uur van Mijn vertrek nadert nu echter ook. Maar vraag Me niet waar Iknaar toe zal gaan! leder moet nu van hier weer naar zijn dagelijks werk terugkerenen goed voor zijn huis zorgen opdat, als Ik spoedig weer bij jullie kom, Ik alles inorde aantref Slechts een klein uurtje zal Ik nog bij jullie doorbrengen om julliedoor en door te zegenen; maar dan moet Ik nog naar vele andere kinderen van dezewereld die in benarde omstandigheden verkeren, om hen de ware troost en de juistehulp te bieden. [4] Probeer niet te achterhalen waar Mijn persoon zich bevindt,

Page 289: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

289

maar leef in de geest van Mijn leer, dan zal Mijn persoon niet ver van jullie zijn!Wie nog iets wil weten, kan komen en het vragen!:'[5] Toen vroeg Cyrenius: 'Heer, mag ook niemand U begeleiden naar een volgendeplaats?" [6] IK zeg: 'Behalve Mijn twaalf leerlingen deze keer niemand, ookRaphaël niet, die voorlopig tot Mijn hemelvaart afwisselend bij jou en bij Mijnlieve Jarah zal blijven! Maar jullie mogen hem tegenover de wereld vooral nietverraden; want dat zou tot gevolg hebben dat jullie hem ogenblikkelijk zoudenverliezen! -Wie van jullie wil nog iets vragen? Laat hem dan komen en de vraagstellen!" [7] Marcus brengt zijn vrouwen zijn kinderen naar Mij toe en zegt: 'OHeer, zegen hen allen, als U vindt dat ze dat waardig zijn!"[8] En IK zei: "Zij hebben allang Mijn volle zegen en jij ook! Wel zal Ik, omdat jedat zo graag wilt, over een tijdje weer eens naar je toe komen. Maar van nu af aanzul je vele gasten krijgen! Want degenen die een bad zullen nemen in jouw baden,zullen van de jicht genezen worden, al is deze nog zo erg; en wie zal drinken vande opwellende bron in de tuin zal bevrijd worden van iedere soort koorts. Demelaatsen moeten echte; buiten de tuinmuur in zee baden, waar het badwaterwegstroomt in de zee, dan zullen ze van hun melaatsheid bevrijd worden.[9] Daarom zullen er velen komen en hier hun lichamelijk heil zoeken en ookvinden. Met je kinderen zul je deze vele gasten niet voldoende kunnen bedienen;daarom zul je dienstbare helpers aan moeten nemen. Daar zal Mijn dierbare vriendCyrenius je in het begin bij helpen. Later zul je dienstbare geesten in overvloedhebben, want alle werkelozen en brodelozen zullen je weten te vinden. Wie komtom werk te zoeken, moet je dit naar mogelijkheid geven; en aan allen moet ookMijn evangelie gepredikt worden, opdat de dienende slaven ook vrije mensenworden. [10] Als Ik je binnenkort weer eens bezoek, zul je wel amper tijd vindenom met Mij te praten; maar dat zal niet uitmaken. Want handelen volgens Mijnwoorden is meer waard dan wanneer je nog zo veel praat en predikt.[11] Want wie Mijn levende Woord, dit tot jullie gesproken evangelie, alleen maarinstemmend aanhoort maar er niet volledig naar handelt, voor die is het van geennut; hij blijft de oude en dezelfde wereldse dwaas en komt nooit op een groenelevenstak, laat staan op een boom des levens![12] Wie veel heeft, zoals jij nu, moet veel geven, en wie weinig heeft moet weiniggeven, opdat hij die niets heeft, ook wat heeft![13] En als je iemand onder je dienaren of gasten ziet die gierig is, stuur hem danweg; want een gierig mens is in een betere mensengemeenschap een vretendekreeft, die het hart van de mensen verpest met toom en boosheid! Waar is de mensdie niet op een gierige boos wordt omwille van het goede?! Hij zal hem verachtenen op hem schelden! Maar zijn hart wordt er in zo'n stemming niet beter op! Stuurdaarom iedereen die gierig is bij je weg en laat hem niet meer terugkomen, behalvewanneer hij zijn hoogst kwade eigenschap helemaal heeft overwonnen!"

Hoofdstuk 168: Over gierigheid en spaarzaamheid[1] (De Heer:) 'Alle slechte daden die ooit door mensen op deze aarde zijn begaan,zijn voortgekomen uit de hebzucht van afzonderlijke mensen. Gierigheid is de

Page 290: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

290

vader van bijna alle zonden die men maar kan bedenken. Want eerst spaart menzich op inhalige wijze op alle mogelijke manieren, al zijn die nog zo slecht enverwerpelijk, waartoe men ook bedrog, diefstal en roof moet rekenen, een grootvermogen bij elkaar. Als men eenmaal rijk is, wordt men hoogmoedig enheerszuchtig; dan gaat men zich verschansen en beveiligen, huurt dienaren enknechten die iedereen moeten verdrijven die onuitgenodigd de woning van eengroot en belangrijk geworden gierigaard nadert. Vervolgens koopt de rijke een helelandstreek bij elkaar, wordt hier een echte heerser, perst zijn onderdanen vaak allebezit af en gedraagt zich als een echte tiran. [2] En als de gierigaard eenmaalbuitengewoon rijk is, stort hij zich in een leven van alle mogelijke wellust, verleidtjonge meisjes, begaat hoererij en echtbreuk en nog talloze andereschandelijkheden. En omdat hij de hoogstgeplaatste in zijn land is, verleidt hij algauw een heel volk door zijn slechte voorbeeld; want het volk zegt: ' onze heersermoet het toch beter weten dan wij; doet hij het, dan kunnen wij het ook doen!' Enzo begint in zo'n land tenslotte iedereen te stelen, te roven, te moorden en methoeren om te gaan, en van enig godsbesef is dan geen spoor meer te ontdekken![3] Sla de kronieken van de landen en rijken van de aarde er maar op na, dan zul jezien dat hun heersers aanvankelijk meestal uiterst gierige hebzuchtige handelaarswaren vol hebzucht en winstbejag. Zij kochten in de loop der tijd met hunverworven schatten landen en volkeren en buitten hen uit door allerleigeweldmiddelen toe te passen; vaak brachten ze zelfs zulke veranderingen aan inde vaak heel goede zeden en godsdiensten van de aan hen onderworpen volkeren,dat er bij hen nog amper een spoor te ontdekken viel van hun oude zuiverheid.[4] Daarom moet jij er vooral op letten, Marcus, dat er geen gierigheid binnensluiptin jouw genezingsinstituut, dar binnen korte tijd zeer druk door mensen bezocht zalworden. Ja, zelfs overdreven spaarzaamheid moet daar steeds verboden blijven;want die is gewoonlijk de kiem van de hebzucht! [5] leder moet zoveel hebben alshij nodig heeft om te kunnen leven; van meer dan dat moet in jouw huis bijniemand sprake zijn! De privé-geschenken die niet zelden door de gasten aan jedienaren gegeven zullen worden, moet jij veilig in bewaring nemen en pas metrente teruggeven als je dienaren oud zijn geworden en te zwak om te dienen! En alsze sterven, dan moet je het gespaarde aan hun kinderen en kleinkinderen geven.[6] Deze raad geldt in eerste instantie natuurlijk voor jou, maar later ook voor al jenakomelingen. En als er onder je dienaren iemand verkwistend is, maan hem dantot juiste spaarzaamheid, plaats hem dan een tijdje buiten je gunst en laat hem zien,dat een verkwister ook vaak iemand is die zichzelf liefheeft en na verloop van tijdzijn broeders tot last is, terwijl hij in tijd van nood met zijn op de goede maniergespaarde geld zijn armere broeders bij zou moeten springen.[7] Wie alleen voor zichzelf spaart en in ruimere zin ook voor zijn familieleden,spaart niet volgens Mijn orde; maar wie spaart opdat hij iets heeft om in tijd vannood ook voor armere broeders iets te hebben, prijs Ik en Ik zegen diens gespaardegeld en hij zal nooit nood lijden.[8] Ik zeg niet dat iemand niet moet sparen voor zijn kinderen en voor zijn huis;dat is immers een eerste plicht van ieder ouderpaar. Maar andere armen moeten

Page 291: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

291

daar niet van uitgesloten worden; immers, Ik laat Mijn zon ook in dezelfde mateschijnen over hen die niet Mijn kinderen zijn![9] Wie zal doen zoals Ik doe, zal ook zijn zoals Ik ben en zal later ook daar zijnwaar Ik eeuwig zal zijn. Maar wie zuinig is tegenover zijn broeders, moet wetendat ook Ik zuinig en zeer spaarzaam zal zijn ten aanzien van hem.[10] Houd in jouw huis deze leer voortaan in ere, dan zal Mijn zegen nooit daarvanweggenomen worden! Wel, heeft er nog iemand iets te vragen? Laat hij dan komenmet zijn vraag!'

Hoofdstuk 169: Een belofte voor hulpzoekenden. De Heer neemt afscheid vanhet huis van Marcus[1] Ebahl, de vader van Jarah, komt naar Mij toe en zegt: 'Er is nu vast niets meerwaarover wij U nog vragen zouden kunnen stellen; want we hebben hier zoveelwaarheden gehoord en wonderbaarlijke dingen meegemaakt gedurende deze zevendagen, dat wanneer we die over zevenduizend jaar zouden verdelen, er in ieder jaareen flink aantal zou zijn en de mensheid dan ook ieder jaar genoeg zou hebben omzich te verbazen en daarover na te denken. We zijn nu buitengewoon rijk gewordenaan waardevolle schatten voor de geest; het komt er nu alleen nog op aan om d.~zeschatten ook daadwerkelijk in ons leven te gebruiken, -want anders Zijn zewaardeloos voor onze zielen, om wier heil het in dit leven enkel en alleen gaat.Alleen rijst hier de vraag: Zullen wij, omdat we eigenlijk toch maar zwakkemensen zijn, hiervoor steeds voldoende wilskracht bezitten? Wat moeten we doenals we in de loop der tijd door allerlei gebreken overvallen worden, waarvoor zelfsde meest goedwillende mensen vaak niet gespaard worden?"[2] IK zeg: 'Ik zal de hulp, kracht en ondersteuning zijn van ieder ernstig streven.In tijd van nood zal Ik niemand verlaten die anders altijd trouwhartig en Mijliefhebbend op Mijn paden gewandeld heeft. Maar als men door allerlei wereldseverleidingen van Mijn paden is afgeweken, heeft men het natuurlijk aan zichzelf tewijten als Mijn hulp in tijd van nood uitblijft, en dat net zo lang als de gevallenezich niet vol ernst, berouwen geloof tot Mij zal richten![3] Ik zal weliswaar eeuwig een en dezelfde trouwe herder blijven en achter Mijnschapen aangaan die op de een of andere manier verdwaald zijn; maar het schaapmoet wel gaan blaten en zich laten vinden, overeenkomstig de hem eigen enonaantastbare vrije wil.[4] Wie gebukt gaat onder een voor zijn kracht te grote levenslast, moet in Zijnhart tot Mij komen, dan zal Ik hem kracht geven en hem verkwikken! Wantsommigen geef Ik een grotere last te dragen, opdat zij hun zwakte voelen en in hunhart naar Mij toe komen om Mij voldoende kracht te vragen, zodat ze hun grotelevenslast gemakkelijker kunnen dragen; zo iemand zal Ik kracht geven tijdensiedere nood in zijn leven en hem een juist licht geven voor het bewandelen van deduistere paden van het leven van deze wereld. En wie deze te zware last wel voelt,maar niet naar Mij toe komt in zijn hart, moet het aan zichzelf toeschrijvenwanneer hij bezwijkt onder de te zware last van het aardse leven. [5] Dit is hetantwoord op jouw vraag, Mijn vriend Ebahl! -Heeft iemand nog iets? Laat hem

Page 292: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

292

komen en vragen!" [6] In diepste eerbied komt Schabbi naar Mij toe, dewoordvoerder van de ook nog aanwezige twintig Perzen, en hij zegt: 'Heer, staat Umij ook nog een paar woorden toer'[7] IK zeg: 'Spreek Schabbi! Daarom heb Ik tegen iedereen gezegd: Kom envraagt' [8] Schabbi zegt: 'Heer, dat U iemand zult helpen als hij U daarom vraagt,is zeker en staat vast; maar wat moeten dan die mensen die, zonder dat ze hieraaniets kunnen doen, onmogelijk iets van U, o Heer, kunnen weten en nog lange tijdniets over U zullen horen en weten, terwijl ze nu in de grootste levensduisternisleven en onmetelijke levenslasten te dragen hebben? Tot wie moeten die zichrichten om hulp; en kracht in hun onbeschrijflijk grote nood?"[9] IK zeg: "Er is geen plek op aarde waar het zonlicht niet komt, en zo is er ookniemand die niet op zijn minst een vermoeden heeft van een almachtig goddelijkwezen. Laat hij vragen, verlangen en hopen overeenkomstig zijn geloof, dan zal hijook hulp vinden! Alleen zijn er nu zo veel mensen, die helemaal geen geloofhebben. Deze helpen zichzelf en maken op kosten van de anderen hun levenslastzo licht mogelijk; die hebben dan werkelijk geen hulp van ons nodig. Wie vansatan zijn wil, moet het maar zijn, want iemand die dat zelf wil, geschiedt geenonrecht! En verder hoef je je maar datgene in herinnering te roepen, wat Ik over deverschillende levensomstandigheden van alle mensen op de hele aarde en voor alletijden gezegd heb, dan zul je daarin alles helder belicht vinden![10] En nu is Mijn uurtje, waarin Ik onder jullie ben, ten einde. Jullie kunnen nuhier in Mijn naam nog langer bij elkaar blijven, maar Ik zal Me met Mijnleerlingen noodgedwongen op weg begeven. Laat niemand van jullie Me echtervragen, waarheen! Want voorlopig weet Ik het, als pure Mensenzoon, Zelf niet;alleen de Vader in Mij weet het en Hij zegt: 'Sta nu op en ga! Onderweg zal Ik jeopenbaren waarheen!' Vrede en Mijn liefde zij met jullie!'[11] Toen zei Ik tegen Marcus: 'Maak het grote nieuwe schip los! Ik en Mijnleerlingen zullen aan boord gaan. En jullie, Mijn leerlingen, sta op en volg Mij!Bemanning hebben we niet nodig; het schip zal ongedeerd op de juiste tijd vanzelfzonder stuurman in de haven terugkomen" [12] Allen begonnen te huilen toen Ikmet de apostelen aan boord ging. Maar Ik versterkte hun bedroefde harten, voersnel naar volle zee en verdween spoedig uit het gezicht. Ze bleven echter nog dehele dag en de hele nacht samen en spraken met elkaar over Mij, Mijn leer en Mijndaden. Pas de volgende ochtend keerden ze huiswaarts en Cyrenius maakteaanstalten om de vele Farizeeën die hier bekeerd waren, allemaal naar hun nieuwebestemming te brengen. Sommigen wilden Mij achterna varen, maar Raphaël hieldhen er vanaf en zei, dat Ik toch al gauw weer naar Kis, Genezareth en ook hierheenzou komen. Toen werden allen rustig en loofden God, dat Hij hen zo'n grotegenade waardig had bevonden. Binnen enkele dagen kwam er al een groot aantalgasten van Tyrus en Sidon om hier de wonderen te bekijken en van degeneeskrachtige bronnen te genieten, en Marcus nam ook meteen vele dienarenaan.

Page 293: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

293

Hoofdstuk 170: Petrus' blinde ijver en zorg om de Heer (Ev. Matth. 16,20-23)[1] Toen we ons al ver buiten op zee bevonden, zei IK nogmaals tegen Mijnleerlingen: 'Waar we nu ook zullen komen, jullie moeten zwijgen en Mij nietverraden door te zeggen dat Ik Jezus, de Christus, ben!" (Matth. 16,20)[2] Petrus kwam bij Mij en vroeg Mij of Ik nog niet wist waarheen het schip onszou brengen; want hij stond aan het roer en zou graag weten wat voor koers hijmoest nemen. [3] Maar IK zei: 'Laat het schip gaan waarheen het gaat; de Vaderweet wel waar wij deze keer moeten komen! Nu zijn wij nog onderweg om teonderrichten, en varen naar de benedenste grote baai waar we aan de andere kantvan de stad Caesarea Philippi komen, daar zullen we ons enige rust gunnen. Maarover een paar jaar zullen wij op dit schip naar Jeruzalem varen, dan zal het om ietsheel anders gaan. - Nu komen we bij een plaats heel dicht bij de zojuist genoemdestad, waar geen mens iets van ons heeft vérnomen, ondanks ons verblijf vanmeerdere dagen aan de andere kant van de genoemde stad. Zelfs de grote brandvan de stad heeft de bewoners van deze plaats niet van streek kunnen brengen. Datmoest ook zo zijn, opdat jullie bij deze gelegenheid weer een ander soortopenbaring meemaken "[4] Petrus kwam naar Mij toe en zei: 'Heer, waar zal het om gaan in Jeruzalem, deplaats van het grote verderf? Want daar is nog nooit iets goeds vandaan gekomenwat de mensheid gelukkig stemt, en nog nooit heeft een eerlijk mens in die stadiets troostends te horen gekregen. Daar heersen vooral hoogmoed en vervolging.Daarom dacht ik, Heer, dat het beter geweest was dat U Jeruzalem net zo gestrafthad als deze kleine stad, die deze straf natuurlijk wel reeds lang verdiend had. Achtmaanden geleden waren we immers al in Jeruzalem en hebben ons ervan overtuigd,dat er met de bewoners helemaal niets te beginnen valt op een paar mensen na, dieechter als een paar zwaluwen nog lang geen zomer maken. Daarom ben ik vanmening, dat we over deze trotse en gruwelijke stad waar Johannes pas korte tijdgeleden onthoofd werd, niet veel ophef hoeven te maken en haar voor altijdmoeten mijden. Want zo'n stad is het immers eeuwig niet waard, dat U haar metUw heilige voeten betreedt. Dat is natuurlijk maar mijn bescheiden mening, zegt Umij wat U daarvan denkt!" [5] Vanaf deze tijd begon Ik er met Mijn leerlingenernstiger over te praten dat Ik volgens de wil van de Vader wel naar Jeruzalem zoumoeten gaan, en daar nog veel leed te verwachten had van de oudsten,hogepriesters en schriftgeleerden en dat Ik door hen gedood zou worden, maar opde derde dag weer uit de dood zou opstaan. (Matth. 16,21). En dat Ik dan vooreeuwig overwinnaar zou zijn van alle dood en alle vijanden van het leven, zoals Ikdat reeds op de berg van Marcus had vermeld.[6] Toen schrok Petrus gewoonweg en zei tegen Mij, terwijl hij Mij naar zichtoetrok, op min of meer gebiedende waarschuwende toon: 'Heer, dat mag in geengeval met U gebeuren, en U bent tegenover ons en alle mensen verplicht Uzelf tesparen!" (Matth. 16,22)[7] Maar Ik draaide Me snel om en zei ook op heel ernstige toon: "Satan, ga wegvan Mij! Je ergert Me; want jouw bedoeling is niet wat goddelijk is, maar alleenwat op heel banale wereldse wijze menselijk is! (Matth. 16,23) [8] Daar schrokPetrus hevig van, hij viel voor Mij neer, vroeg Mij om vergeving en voegde er

Page 294: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

294

huilend aan toe: 'Heer, toen we op deze zelfde zee naar de plaats voeren waar wenu meerdere dagen zijn gebleven, zei U tegen Mij vanwege mijn geloof 'SimonJuda, jij bent Petrus, een rots, op wie Ik Mijn kerk zal bouwen, en de poorten vande hel zullen haar niet overweldigen! Jou zal Ik de sleutel van het hemelrijk geven.Wat jij op aarde zult ontbinden, zal ook in de hemel ontbonden zijn, en wat jij opaarde zult binden, zal ook gebonden zijn in de hemel!' Heer, dit waren letterlijk Uwheilige woorden uit Uw heiligste mond, gericht tot mij, arme zondaar. Ik hebmezelf daar nooit om geroemd en mij steeds voor de geringste onder onsgehouden, -en vanwege een weliswaar slechts menselijke waarschuwing, die echteralleen maar ontsproot uit mijn grote liefde voor U, hebt U mij tot vorst van de helgemaakt! Heer, wees toch genadig en barmhartig voor de armzalige visser Petrus,die eerst zijn net in zee wierp, toen vrouwen kinderen verliet en U volgde!'

Hoofdstuk 171: Het wezen van satan en van de materie (Ev. Matth. 16, 24-28)[1] IK richtte Mij weer vriendelijk tot Petrus en zei: 'Ik heb je niet in het minstgekleineerd door je in scherpe bewoordingen het menselijke van je te laten zien!Alles wat er op deze wereld aan menselijks is aan de mens zoals zijn vlees en deverschillende behoeften hiervan om puur aardse redenen -, bevindt zich in hetgericht en is daarom hel en satan, die het toonbeeld is van alle gericht, alle dood,alle nacht en alle zinsbedrog; want al het schijnbare leven van de materie is slechtseen drogleven en de waarde ervan is zoveel als niets.[2] leder mens die in een bepaald opzicht in de materie terugvalt, is in zoverre danook satan, als hij geluk in de materie en in het schijnleven ervan vertegenwoordigt.[3] Als iemand echter nog in zijn lichaam vrij wil worden van satan, moet hij hetkruis dat Ik nu reeds in de geest draag, op zijn schouders nemen en Mij navolgen!(Matth. 16,24) Want Ik zeg jullie: Wie zijn leven (in aards opzicht) wil behouden,zal het (het geestelijke) verliezen; maar wie zijn leven (in aards opzicht) omwillevan Mij zal verliezen, die zal het (het geestelijke) vinden! (Matth. 16,25)[4] Wat zou het een mens baten, als hij de hele wereld met al haar schatten zouwinnen, maar daarbij schade zou lijden aan zijn ziel? Of wat kan een mens geven,om zijn ziel weer los te maken van de banden van de materie, het gericht en dedood? (Matth. 16,26) [5] Wel zal het ooit gebeuren dat Ik, nu als Mensenzoon,terug zal komen in de heerlijkheid van de Vader met alle engelen, wier macht julliekennen, maar Hij zal ook dan handelen zoals nu, en alleen een ieder kunnen helpenen vergelden naar de mate van zijn hoogst eigen werken. Wie dood wordtbevonden, zal ook dood blijven tot aan de tijd van de grote opwekking van aldegenen, die in de graven van het gericht zijn gebleven, en ook daar zal iedersliefde, wil en geweten rechter zijn voor altijd! (Matth. 16,27)[6] Maar zij die leven volgens Mijn woorden, en werken verrichten van warezelfverloochening en innerlijke vrije liefde, zullen de dood niet zien en nooitvoelen. Waarlijk, tot Mijn en jullie grote vreugde kan Ik jullie zeggen, datsommigen van jullie geen dood zullen smaken en voelen, en getuigen zullen zijnvan alles, totdat, zoals ook voorheen is besproken, de Zoon des mensen in Zijn rijk

Page 295: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

295

zal komen; zij zullen Hem zien en met Hem heersen, eeuwig! Maar daarvoor iszeer veelliefde nodig tot God en de naaste." (Matth. 16,28)[7] Waarlijk, als er ergens vaders of moeders zijn, die er alleen maar zorg voordragen dat hun kinderen in deze wereld goed verzorgd zijn en die de waarde vanhet zieleleven van hun kinderen niet belangrijker vinden dan hebben die voorzichzelf en hun kinderen een graf voor de eeuwige dood gegraven; want wat tot dewereld behoort is altijd van satan, dus van het gericht en van de dood der materie![8] De materie is er natuurlijk wel voor bestemd om door de kracht van een zuiveregeest van gene zijde gewekt te worden tot de opstanding uit de lange gerichten;maar dan moet de materie volgens de haar goed ingeprente vrije intelligentieovergaan in de juiste vorm en het wezen van haar geest van gene zijde, die eenlicht is uit God. Gebeurt dat niet van de kant van de materie, dan keert de geest vangene zijde weer terug naar zijn oerbron, en de materie, waarvan het de bedoelingwas dat zij voor altijd met leven vervuld zou worden, valt weer terug in haar oudegericht en zal daar lang moeten blijven aleer er ooit weer een geest van gene zijdehaar op wil wekken voor een nieuwe levensproef [9] En omdat dit nu eenmaal zois en ook niet anders kan zijn, kwam Ikzelf dan ook immers van boven naar jullie,mensen van deze aarde, en laat jullie nu de volle waarheid zien van allelevensvormen en van hun goede of slechte omstandigheden. En voor jou, Petrus,zal het nu hopelijk ook duidelijk zijn, waarom Ik daarstraks tegen je gezegd heb:'Ga weg van Mij, satan! ' En nu koers zetten naar de grote baai!"

Hoofdstuk 172: De Heer met zijn leerlingen in het vissersdorp bij Caesarea[1] Ruim twee uur gaans onder het nu aanwezige kuuroord van Marcus, bevondzich de grote baai die door de vissers ook wel het 'Witte Meer' werd genoemd; hiervoer men heen. Dit was het ondiepste gedeelte van de zee en daarom een beetjemoeilijk te bevaren met een groter schip omdat men daar de diepere vaargeulengoed moest kennen om niet op een zandbank te blijven steken. Maar ons schip gingtoch de baai in en liep nergens vast, waarover zelfs de twaalf apostelen zeerverbaasd waren, omdat niemand de roeiriemen of de stuurriemen bediende. Hetschip werd dus door een onzichtbare macht geleid en zeer goed bestuurd, zoals alleapostelen, die verstand hadden van varen, erkenden. [2] Daarom kwamen we ookal voor de middag op de plaats van onze nieuwe bestemming aan en namen onzeintrek bij een arme visser, die ons allen hartelijk opnam. De plaats had geen eigennaam, men noemde het gewoon 'vissersdorp bij Caesarea'. Al spoedig kwam er eengroot aantal arme vissers en vissersvrouwen bij ons en vroegen ons wat we hiereigenlijk zochten, en wat we in dit meer dan arme plaatsje van plan waren.[3] IK stelde hen gerust en zei: 'Dat zullen jullie nog wel merken! Maar zeg Meeerst, of wij dertienen enkele dagen in alle stilte hier kunnen blijven!"[4] Onze gastheer zei: 'Wat mij betreft is dat zonder meer goed! Alleen moet ikjullie van te voren zeggen, beste vrienden, dat ik wel een heel goede wil, maargeen middelen heb om jullie ook maar schamel te verzorgen; want het gaat mevooral sinds de brand van Caesarea erbarmelijk slecht! De dagelijkse kleineverkoop van onze vis is natuurlijk geheel opgehouden, en andere verdiensten

Page 296: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

296

hebben wij, arme bewoners van dit dorpje, niet. Wij zijn dus allemaal zonderuitzondering aan de bedelstaf geraakt en hebben behalve onze vissen helemaalgeen levensmiddelen en we kunnen jullie daarom ook niets anders aanbieden danvissen zoals wij die zelf hebben, klaarmaken en eten. De toebereiding ervan is heeleenvoudig bij ons. De vissen worden alleen maar gekookt en zonder zout en brooden andere kruiden gegeten. Want eerlijk gezegd: wij zijn door de brand vanCaesarea, meer dan de inwoners zelf wier huizen verbrand zijn, zonder meerbedelaars geworden en we hebben niet eens geld genoeg om zout te kunnen kopen!Ach, het gaat ons nu erbarmelijk slecht; als jullie met mij en mijn gezin een paardagen honger willen lijden, dan zijn jullie van harte welkom![5] Maar wees nu zo goed en zeg me wat jullie toch naar deze bijna nooit doorvreemden bezochte en voor grote schepen moeilijk bevaarbare baai heeft gebracht!Een storm in ieder geval niet; want naar deze uithoek, waar aan alle kanten hogebergen omheen liggen, vindt ook deze de weg niet. Of worden jullie somsvervolgd, en zoeken jullie hier zolang asiel tot een bepaald gevaar voorbij is? Maaroch, dat maakt me ook niets uit! Als ik jullie dus een dienst kan bewijzen, dan zalhet mij alleen maar veel vreugde verschaffen. Mijn vragen zijn wel een beetjeonbescheiden, - maar vergeven jullie het mij, beste vrienden! Ik ben nu eenmaalvan nature al nieuwsgierig en ik weet graag aan wie ik onderdak verschaf Dat julliegeen arme mensen zijn, is al meer dan duidelijk door jullie grote, bijna geheelnieuwe schip, dat heel zeker tegen de honderd zilverlingen heeft gekost. Voor onsis het werkelijk een grote, zeldzame verrassing, als vreemden per vergissing deweg hierheen vinden; en als ons een dergelijk geluk ten deel viel, waren er altijdwel moeilijkheden met de bezoekers van deze onvruchtbare en afgelegen streek.Daarom hoop ik dat jullie mij, als hoofd van dit bedelaarsdorp, meteen melden watik vooral van jullie, en alleen geheel volgens de waarheid, eerlijk zou willenhoren!' [6] IK zeg: 'Wel, als je zozeer geplaagd wordt door nieuwsgierigheid, weetdan, dat wij nu eenmaal net als jij Galileeërs zijn en bovendien op weg hierheendoor absoluut niemand vervolgd zijn, maar vrijwillig hier naar toe zijn gekomenom voorlopig deze zeer merkwaardige streek te bezichtigen, een van deze hogebergen te bestijgen en, als dat gaat, jullie te helpen in je Mij zeer welbekende grotenood. Ben je daarmee tevreden? Wel, spreek dan!"[7] Het hoofd zegt: 'Geheel en al; want dat jullie Galileeërs zijn, zal geen mensbetwijfelen en daarom kan men jullie woorden ook geheel en al geloven, watnatuurlijk bij Grieken en Romeinen niet mogelijk is, omdat ze bijna altijd anderspraten dan ze denken, wat bij ons 'liegen' heet. Rusten jullie maar uit onder deschaduw van deze enige boom die ik heb, dan ga ik intussen naar mijn hut om tekijken hoe ik een behoorlijk middagmaal voor elkaar kan krijgen!"

Hoofdstuk 173: De stoïcijnse levenshouding van de bewoners van hetvissersdorp[1] De gastheer loopt snel met vrouwen reeds volwassen kinderen naar zijn hut,komt al gauw vol vreugde en dankbaarheid terug en zegt verheugd: 'Wie van jullieheeft dat heimelijk voor mij gedaan? Mijn voorraadkamer is toch zo voortreffelijk

Page 297: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

297

voorzien, dat wij allen daar een heel jaar van kunnen eten! Ja, nu kunnen jullie hierwel een heel jaar blijven zonder dat de grote voorraad uitgeput raakt! Waar hebbenik en mijn familieleden onze ogen dan gehad, dat niemand gemerkt heeft hoe julliemijn provisiekamer met al dat voedsel hebben gevuld?! Ja, nu zullen we geen viseten die alleen maar in ongezouten water is gekookt, want we hebben nu zout inovervloed! Maar nu aan het goede werk!'[2] Toen alle bewoners van het dorpje vanwege de middag naar hun hutten gingen,zei Ik tegen de twaalf leerlingen: 'Wat vinden jullie van deze mensen hier?"[3] Petrus zei: 'Ja, wat moet men eigenlijk van hen vinden?! Het lijken heel eerlijkemensen te zijn; dat ze arm zijn, wel, daar kunnen ze niets aan doen. Hetvissersberoep en een steenachtige grond hebben nog nooit iemand rijk gemaakt,wat ik door jarenlange ervaring naar waarheid volledig kan bevestigen. En dit zijnook zulke vissers; ze hebben misschien wel de slechtste baai van de hele zee. Hunhutten staan weliswaar op rotsen; maar op zo'n bodem groeit vaak nog geengrashalm. Waar zouden ze dan rijk van moeten worden?[4] Daarom moeten ze ook wel eerlijk blijven; want in deze streek is niets te stelenen nog minder te roven. En als het alleen de gelegenheid is die een mens tot eendief en een rover maakt, dan moeten deze mensen wel hun leven lang eerlijkblijven; want op deze mensen kan het oude gezegde 'de gelegenheid maakt dedief]' nooit van toepassing zijn. -Dat is zo mijn mening over deze mensen, diezeker geen schriftgeleerden zijn en waarvan ook zeker niemand Farizeeër is."[5] IK zeg: 'Voor deze wereld is je oordeel geheel juist; maar behalve het wereldsebestaan van een mens is er, zoals jullie nu al vaak hebben gehoord en ook weten,een bestaan op zielsniveau en tenslotte een puur geestelijk bestaan. Hoe denk je indat opzicht over deze mensen?"[6] Petrus trekt zijn schouders op en zegt: 'Heer, om daar zelf een definitief oordeelover te vellen, zal niet zo gemakkelijk zijn! Maar in zoverre zij hoogst eenvoudigeen, noodgedwongen, heel eerlijke mensen zijn, zullen ze toch wel minstens eenzeer vruchtbare bodem zijn voor geestelijk zaad! Want evenals het gemakkelijkeris om een goed passende mantel te maken voor een goedgebouwd lichaam danvoor een kreupellijf met een bochel, zijn ook zulke eenvoudige en natuurzuiverezielen zeker buigzamer om een geestelijk kleed aan te trekken dan de zeer kreupeleen verharde zielen van de Farizeeën en schriftgeleerden. Ik denk, dat wanneer mendeze mensen bij een geschikte gelegenheid iets over Gods rijk op aarde vertelt zijook gauw in orde zouden zijn. -Wel, ook dit is weer mijn heel natuurlijke mening;ook al komen er geen schitterende woorden in voor, dan heb ik hiermee misschientoch de spijker op de kop geslagen!"[7] IK zeg: "Heel goed geoordeeld; daarom zullen wij hen hierna ook aan de tandvoelen en zien, in hoeverre ze voor iets hogers toegankelijk zijn! Maar Ik zal hierniet als leraar optreden, dat zullen jullie doen als gezondenen en zelf leerlingen vande Wijze uit Nazareth. Pas als ze naar jullie geluisterd en het woord over de komstvan Gods rijk op aarde aangenomen zullen hebben, kunnen jullie hen op Mijwijzen en zeggen, dat Ik Degene ben, over wie jullie gepredikt hebben.[8] En dan zullen wij hier op dit kleinste en onaanzienlijkste plekje van de heleaarde een heel groot werk verrichten! Maar jullie moeten het werk van te voren

Page 298: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

298

niet als te gemakkelijk inschatten; want hoe eenvoudig deze mensen ook lijken tezijn, ze zijn zeer gecompliceerd en ook heel verward in hun innerlijk![9] Ze beschouwen zichzelf als wereldwijzen en steken tot over hun oren in hetzogenoemde stoïcisme, dat het moeilijkst is te bestrijden. Daarom heb Ik jullie hierspeciaal naar toe gebracht, om jullie een gelegenheid te verschaffen nu ook metdergelijke mensen te leren werken, omdat jullie bij de oude Marcus zeer veel aanware, innerlijke wijsheid hebben gewonnen.[10] Maar Ik zeg jullie van te voren, dat jullie je buitengewoon zullen moetenbeheersen! Want aan niemand is het moeilijker om met succes een wet te geven,dan aan iemand die niet de minste vrees heeft voor zelfs de grootste narigheden inhet leven, ja zelfs niet voor de pijnlijkste dood van het lichaam, en die totaal geenwaarde hecht aan wat voor gelukzaligheid van het leven dan ook. En dat zijn nuvan die helden die nergens iets om geven, en voor wie ook geen enkele anderedeugd waarde heeft dan de eigenschap om de behoeftes zo klein mogelijk temaken, en die alleen maar leven en iets doen omdat de natuur, die voor hen alles inalles is, hen nu eenmaal in het leven heeft geroepen.[11] Met mensen zoals deze hier hebben we nog helemaal niet te maken gehad!Daarom moeten jullie hier zeer beheerst te werk gaan! Weinig woorden, -maarieder woord dat hun gezegd wordt moet een kern bevatten! Het beste aan hen is,dat ze bij al hun stoïcisme heel nieuwsgierige vogels zijn en alleen aan de kennisdie iemand heeft waarde hechten. maar daar komt onze gastheer al met zijn familieen brengt een mand met vis en brood. Daarom zullen wij het middagmaal hier inde schaduw van deze boom tot ons nemen" [12] Nu komen de visser, zijn vrouwen,zijn kinderen en zetten de etensmand voor ons neer.[13] Bij het neerzetten van de mand zegt de visser: 'Hier, onbekende vrienden, ishet verlangde middagmaal! Tafels, banken, stoelen, schalen en andere zaken dievoor een maaltijd bestemd zijn bezitten wij niet, en onze behoeften, die zeer kleinzijn, kunnen ook zonder dat soort zaken heel goed worden bevredigd. Bovendienwaren onze middelen ook altijd zo gering, dat we dergelijke toch al enigszinsonnodige zaken ook nooit zouden hebben kunnen aanschaffen. Wij eten alleen alswe erge honger hebben, en dan zijn een mand en onze handen voldoende; de restgaat vanzelf! Ik wens jullie toe, dat dit eenvoudige middagmaal jullie goed zalbekomen"

Hoofdstuk 174: Geloof doet wonderen[1] IK zeg tegen de visser: 'Aziona, je hebt toch een nieuwe kruik in je woning;laat hem met water vullen en hierheen brengen!"[2] Aziona is, nu Ik hem zo aanspreek, zeer verbaasd en zegt heel verwonderd:'Mijn naam kon u wel ergens gehoord hebben, - maar hoe weet u nu dat ik eennieuwe kruik bezit, die werkelijk mijn grootste rijkdom is? Dat weten mijn burenniet eens, en u, een totaal vreemde, weet het? Alstublieft, dat hoort voor mij tochwel in het rijk der fabels thuis! Heeft soms een van mijn kinderen heimelijkverraden dat ik die kruik heb? De kruik op zich is verder niet belangrijk, -hij is van

Page 299: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

299

steen, zoals er bij ons in dit land talloze zijn; maar dat u weet dat er in mijn woninggoed opgeborgen een kruik staat, dat is heel bijzonder!'[3] IK zeg: 'Ook dat is niets bijzonders, omdat men zoiets toch te weten kankomen! Maar het is belangrijker datje gaat en Mij, dorstige, Mijn wens inwilligt!"[4] Nu gaat Aziona snel en brengt de kruik vol fris water. De kruik was er een vande grootste soort en bevatte ruim een kwart emmer water, zodat het zwaar was omhem naar de mond te brengen. Toen de gevulde kruik voor ons stond op een stenenplaat, zegende Ik het water en het veranderde in wijn.[5] IK dronk eruit, reikte hem aan Mijn leerlingen en toen deze gedronken hadden,reikte Ik de kruik ook aan Aziona en zei: 'Drink ook jij hieruit opdat ook jij proefthoe goed het water is datje in je nieuwe kruik hierheen hebt gebracht!'[6] Aziona zegt: 'is het dan slecht en bedorven?! Ik heb de kruik driemaaluitgespoeld en mijn bron in de rots levert het zuiverste en beste water van de heleplaats! Laat ik toch maar proeven of het misschien naar de nieuwe kruik smaakt!" -Hij proeft het, neemt een paar stevige slokken en zegt dan heel verbaasd: 'Ja maar,wat is dit dan weer voor hekserij?! Dat is toch geen water, dat is de allerbeste wijndie ik ooit geproefd heb! Zeg me toch hoe jullie dat voor elkaar hebben gekregen!Nee maar, water in wijn veranderen, daar heb ik nog nooit van gehoord! Jullie zijnin werkelijkheid geen Galileeërs, maar Egyptenaren. of Perzen; want onder allejoden is er nog nooit een tovenaar geweest die in staat was om water in de bestewijn te veranderen. O zeg me toch, hoe zoiets mogelijk is! In ruil daarvoor wil iktwintig jaar jullie slaaf zijn!"[7] Johannes zegt, nadat Ik hem een teken gaf om te spreken: 'Vriend, daar is nietsanders voor nodig dan alleen een onwankelbaar geloof en een vaste wil! Wie eengeloof heeft dat alle twijfel uitsluit, kan ook tegen die hoge berg daar zeggen:'Verhef je en stort in de zee!' en er zal gebeuren wat hij geloofd en gesprokenheeft! Hier heb je de werkelijk ware verklaring en aanwijzing, hoe en met welkemiddelen dergelijke dingen tot stand gebracht kunnen worden! Een andereverklaring te geven is werkelijk onmogelijk, omdat er echt geen andere is."[8] Nu is Aziona nog verbaasder en hij zegt: 'Vriend, ik weet helemaal niet watgeloof is, hoe zou ik dan iets kunnen geloven?! Wat noemen jullie dan geloof?"[9] Johannes zegt: 'Wanneer wij een zeer waarheidslievend man voor ons hebben,die ons verschillende dingen zegt waarvan wij voor die tijd nooit iets gehoord engeweten hebben, en wij nemen zijn woorden als volledig waar aan en twijfelen nietaan de waarheid van al zijn woorden, dan geloven wij die waarachtige man; enomdat hetgeen wij geloven zeker de volste waarheid is, zullen wij ook hetgeen wijgeloven in ons werk overdragen, en dat is dan het daadwerkelijke geloof volwonderen, waarvoor geen ding onmogelijk is wat zich in de sfeer van zijn inzichzelf uitgesproken waarheid bevindt, dat altijd realiseerbaar moet zijn. -Weet jenu wat geloof is?" [10] Aziona zegt: 'Ja, weten zou ik het nu wel, - maar hoeervoor zorgen dat ik weet dat degene die mij iets aanbiedt om te geloven ookwerkelijk een waarachtig man is? Alleen maar te geloven dat hij het is omdat hij erongeveer zo uitziet, zou onverstandig zijn en onverantwoorde lichtzinnigheidverraden, die volgens mij nog veel slechter zou zijn dan helemaal geen geloof! Hoekrijgt men dan gedaan, dat men aan iemand die men geloven moet en graag wil

Page 300: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

300

geloven, ziet, dat hij volkomen waarachtig is en men onvoorwaardelijk alles uitzijn mond kan geloven?"[11] Johannes zegt: 'iedereen die maar enigszins van goede wil is, heeft genoegwijsheid en verstand om een dergelijke man op passende wijze op de proef testellen; want alleen een dwaas koopt een kat in de zak! Je vraagt mij naar eenmiddel om het te testen -en je past het zelf zojuist op mij toe! Bij jou ben ik er alvan meet af aan van overtuigd, dat je geen kat in de zak zult kopen!"[12] Aziona zegt: 'Ja, ja, vriend, dat is allemaal wel heel waar en mooi, en de mensheeft inderdaad alleen maar zijn verstand waarmee hij zijn omgeving kanbeproeven; maar waar ligt de maatstaf waarmee ik van te voren kan beoordelen ofmijn verstand zelf capabel en scherp genoeg is om de omgeving te kunnen testen?"[13] Johannes zegt: 'Juist, nu zijn we bij het moeilijkste punt gekomen! Wie meentdat hij een zeer helder verstand bezit, komt meestal overal bedrogen uit; maar wieinziet dat zijn verstand nog heel wat tekort schiet, zal het door oefening spoedig zover brengen, dat hij met grote scherpte alles zal kunnen beoordelen wat er om hemheen is en gebeurt! [14] Een ingebeeld groot verstand lijkt op een bergtop die z.eerstaat te pronken op haar duizelingwekkende hoogte, en hoe hoger zij in de ijlelucht reikt, des te vaker wordt zij door allerlei wolken en nevels omhuld. De kleinepunt van een naald waarmee men kleren naait, is wat omvang en aanzien betreftbijna niets; maar hij dringt overal doorheen en men zou er zoveel matten mee aanelkaar kunnen naaien, dat men de grootste bergtoppen er van boven tot benedenmee zou kunnen bedekken. -Met de grote en trotse bergtoppen kan men nooit eenkledingstuk naaien![15] Deze vergelijking is wel enigszins extreem; maar het maakt je wel deverhouding duidelijk tussen een verstand, dat zichzelf boven alles verheven en wijsacht en een deemoedig verstand, dat heel nietig lijkt voor de ogen van de zeergeleerde en wereldwijze mensheid. Terwijl het geleerde verstand ver weg in dehemelen staart en tijdens zijn helderste uitzicht meteen dicht door nevelen omhuldwordt, functioneert het deemoedige verstand aldoor goed en wordt na ieder werkhelderder en fijner en op den duur steeds bruikbaarder. Bij jullie, zo lijkt me,schijnt het verstand sterk overeen te komen met de allerhoogste bergtoppen dieslechts hoogst zelden vrij zijn van wolken, en daarom zou het ook wel een beetjemoeilijk voor je kunnen zijn om precies de volle waarachtigheid te kunnen nagaanvan degene, van wie jij een waarheid als volle en onbetwijfelde waarheld moetaannemen! Wat is jouw mening hierover?"

Hoofdstuk 175: De stoïcijnse wereldvisie van visser Aziona[1] Aziona zegt: 'Wel, dat hangt er in eerste instantie vanaf, of ik dat geheel en alwil! Inderdaad nemen we niet gemakkelijk iets aan, als we van te voren nietopvallende verschijnselen gezien hebben. En aan de zichtbare werking van de dooru aan mij bekend gemaakte reden ontbreekt het hier absoluut niet; mijnvoorraadkamer is vol etenswaren, en nu hier deze wijn uit het puurste water! Datzouden dan toch, zoals men zegt, aardig tastbare bewijzen ervoor zijn! Maar hetkomt er nu op aan om duidelijk te weten of jullie misschien niet toch heimelijk een

Page 301: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

301

of andere specificum bezitten dat in nog zo geringe hoeveelheid toegevoegd iederzuiver water in wijn moet veranderen! Dat zal waarschijnlijk wel niet het gevalzijn; maar die gedachte moet wel bij iemand opkomen, als hij dit zuivere wonderziet; en zolang men die gedachte niet kan tegenhouden, is er geen sprake van dat erhelemaal geen twijfel is, en werkt het door u goed beschreven volledige geloof ookniet! En daarom zie ik bij voorbaat maar al te goed in, dat niemand van ons,bewoners van deze plaats, ooit in staat zal zijn om ook maar een druppel water desmaak van wijn te geven! [2] Wij leven hier weliswaar zo armzalig als maarmogelijk is, -onze voeding bestaat slechts uit geitenmelk, vis en water; want verderis er niets in deze woestijn -; maar we zijn er mee tevreden in onze allerpuurstenatuurtoestand. Deze sluit de door ons overalopgedane ervaringen niet uit. Op veleen verre plaatsen in de wereld zijn wij geweest; want wij waren zangers enmagiërs, en ik heb in Athene het apothekersvak geleerd om bepaalde geheimestoffen te bereiden, door middel waarvan men voor de vele leken een groot aantalwonderen tot stand heeft kunnen brengen.[3] Kortom, ik bezit, hoe eenvoudig ik er hier ook uitzie, allerlei kennis enervaringen! Ik ken het levenskruid van de koningsslang en ik ken de wondersteenBezoar. Ik ken Azië tot ver in Indië, ik ken Europa, was in Spanje, in het land vande Galliërs en ook in Brittannië, ik ken de gewoonten en de talen van deze landen,kwam weer naar Griekenland en leerde daar wijzen kennen van de school van degrote wijze Diogenes en zei toen: 'O, wat is de mens toch een grote dwaas! Hijtrekt door landen en grote rijken vanwege dat domme geld; Diogenes, de grootstewijze, was gelukkig in zijn ton, omdat hij als geen ander heel duidelijk heeftingezien, begrepen en bewezen, dat de wereld en haar schatten totaal niets tebetekenen hebben en het vergankelijke aardse leven volledig waardeloos is.[4] Tien jaar geleden verliet ik toen met mijn gezelschap Athene en trok naar dezeverlaten plek, weg van de wereld. Hier bouwden wij deze hutten, waar we nu heeltevreden in wonen. Wij worden gevoed door onze kleine kudde geiten, die we meehadden genomen, en de hier rijkelijk voorkomende vis, waarvan we alleen met hetovertollige, vanwege het zout, een beetje handel dreven met de stad Caesarea.[5] Maar nu deze stad enkele dagen geleden aan de vlammen ten prooi is gevallen,is ook deze handel natuurlijk opgehouden, en wij allen hebben nu al vier dagenlang tot onze grote vreugde ondervonden, dat men ook zonder zout kan leven,omdat men toch door een of andere onzichtbare macht van de natuur gedoemd is televen. [6] Want ik en wij allen denken dat het leven een straf is voor de kleinenatuur, welke wij, levende wezens, vertegenwoordigen, omdat ze zich heeftlosgemaakt van de grote algemene natuur. Het denkende wezen dat zich vanzichzelf bewust is, moet alle bekoringen van het leven voelen, om zich er dantenslotte des te pijnlijker door de zekere dood van te moeten losmaken. Daarom isvoor een ware wijze het volgende van het grootste belang, waar wij allen geheelvan doordrongen zijn: Wat het minste waarde heeft moet men vroegtijdigvolkomen leren te verachten, en de dood moet men als de verzoening met de grotenatuur beschouwen en als het grootste geluk van ieder levend wezen zien! Is eenmens daarin eenmaal groot en bekwaam geworden, dan heeft hij daarmee ook het

Page 302: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

302

enig ware en grootste levensgeluk bereikt. Hij leeft dan heel tevreden en verlangtgeheel en al naar de dood, die de grootste vriend is van ieder levend wezen.[7] Wij beleven ware vreugde aan ieder die wij met onze geringe middelen eendienst kunnen bewijzen; maar wij hebben ook om goede en ware redenenmedelijden met ieder die zijn best doet om iets in de wereld te bereiken. Waaromzoveel moeite doen en zich zorgen maken om iets, wat letterlijk alleen maar vanvandaag tot morgen bestaat? En wie ons iets anders wijs wil maken, laten wijslechts de graven van de doden zien, waaruit nog geen enkel wezen weer levend tevoorschijn is gekomen! Wat men was, dat wordt men ook weer, namelijk aarde diedient als voeding voor de gelukkige planten, die bestaan en niet voelen dat zebestaan, en niet denken dat ze zullen vergaan. O, hoe groot en heilig is het niet-leven vergeleken met het leven, dat zich duidelijk van zichzelf bewust is![8] Het lijkt erop dat jullie ook zulke vaardige kunstenaars zijn, die proberen eenzogenaamd aards geluk te verwerven!? Wij, zeer gelukkigen, kunnen alleen maarmedelijden met jullie hebben als jullie het ware levensgeluk op een ander terreinwillen zoeken dan alleen daar, waar het blijvend te vinden is. Blijf hier, en bouwkleine woonhutten zoals die van ons! Neem voor dit onbeduidende, helemaalnietszeggende alsook niets betekenende leven met zo min mogelijk genoegen, danzullen jullie langzamerhand leren inzien en begrijpen hoe juist en waar het is, watik jullie zojuist heb gezegd! [9] En jij, woordvoerder, zult dan ook begrijpen, datdeze reële kennis van mij veel meer waard is dan jouw vaste, ongetwijfeld vollegeloof! Wat heeft het voor zin, als je met je volle geloof hele rijen bergenverplaatst, maar uiteindelijk toch moet sterven en in de nooit eindigendevernietiging moet overgaan? Wij allen zijn niets meer dan een spel van de grotenatuur tussen aarde, maan en zon! Tussen deze drie vormen zich toevalligwetmatigheden, die momenteel het leven op de aardbodem veroorzaken. De blinde,zwak bezielde mensen zien dat natuurlijk niet in; maar wij, die door zeer velestralen van de zon zijn gereisd, hebben het leren kennen en kunnen met het bestegeweten van de wereld aan iedereen vertellen wat het leven is en wat men er van teverwachten heeft' [10] Hierna zweeg Aziona.

Hoofdstuk 176: Johannes onthult het leven van Aziona[1] Maar Johannes zei: 'ik verbaas me over je welbespraaktheid en je levens-opvattingen, die voor een deel waarlijk niet verwerpelijk zijn; maar wat betreft jemening dat dit leven helemaal geen waarde heeft en enkel een spel is van de grotenatuur, - werkelijk, daarin vergis je je zeer! Heb je dan nooit iets over een Godgehoord, die hemel en aarde en alles wat zich daarop bevindt uit Zichzelf heeftgeschapen? Men ontdekt toch immers gemakkelijk een bepaalde ordening in alleswat bestaat: de doelmatigheid van de ledematen van een dier en meer nog van eenmens! Hoe fijn berekend zijn het oog en het oor![2] Kun jij, als je maar iets dieper nadenkt, dan aannemen dat dat alleen maarveroorzaakt is door geheel dode en levenloze wetten? O, dan ben je ondanks jevermeende grote wijsheld toch nog zeer armzalig en dan begrijp ik ook, waarom jedit aardse leven zo verachtelijk en waardeloos vindt! Jij hebt weliswaar met je

Page 303: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

303

gezelschap onder vele aanzienlijke moeilijkheden door vele landen gereisd, je hebtveel gezien en ervaren, maar om het beste deel van het leven heb je je nog nooitbekommerd! [3] In het begin heb je je alleen voor het materiële levensheilgeofferd. Maar het wilde je met lukken, zoals het wel vaker loopt in de wereld;want zo'n bijzonder goede magiër was je niet, en daarvoor bezat je ook veel teweinig van die innerlijke wereldse sluwheid die nodig is om de wereld van deopgang tot aan de ondergang werkelijk te overdonderen. Jij kon dus het aardselevensgeluk, waarvan je vroeger zo vaak gedroomd had, niet bereiken met behulpvan je kunst, die zoals reeds gezegd nu niet zo heel bijzonder was, ondanks je verrereizen. En ik zal je de heel eenvoudige reden daarvan ook nog vertellén, opdat jeziet, hoe men door een vast geloof ook het meest innerlijke en verborgene van eenmens naar buiten kan brengen.[4] Kijk, in je hart wist je eigenlijk heel goed, dat je in al je kunsten enwetenschappen niet meer dan een stumper was en het ook niet aandurfde om in eengrote stad ten aanschouwe van zeer ontwikkelde, ervaren en verstandige mensen jenietszeggende kunsten uit te voeren, en toch had je alleen maar in die grote stedenrijkelijk aardse schatten kunnen verzamelen! Je moest dus steeds zo'n echt domvolk opzoeken, dat je gemakkelijker om je vinger kon winden. Dat heb je somsook gevonden; maar omdat een dom volk ook altijd een arm volk is, zat het ernooit in dat je winst maakte.[5] Toen je naar Illyrië kwam en daar vreselijk slechte zaken had gedaan, werd jekwaad. Toen kwam er in het dorp Ragizan een Griek naar je toe, die Atheneaanprees en je daar gouden bergen beloofde. Deze Griek was echter een gewoneschipper die met zijn boten langs de kust voer, en het was er hem alleen maar omte doen dat hij passagiers naar Athene kreeg voor zijn lege boten. Of jij in Atheneiets te winnen had of niet, kon hem niet schelen. Kortom, je bedong de prijs met deGriek voor de reis naar Athene en kwam na een saaie tocht van drie wekengelukkig en goed behouden in Athene aan, waar je in de oude stad, die rijk is aanklassieke kunst, meteen bij je eerste optreden enorm werd uitgefloten.[6] Dat ergerde jou en je gezelschap zeer, en je begon tengevolge van jeervaringen, als een wijze met de Grieken om te gaan en je vond spoedig veeltoehoorders die jou voor wat je vertelde graag zelfs meerdere munten betaalden;want niemand luistert zo graag naar iemand die van zijn reizen vertelt als juist dereislustige Grieken. Toen je dus een tijdlang met de Grieken was omgegaan,maakte je kennis met een soort wijzen die aanhangers waren van de leer van eenzekere Diogenes. Die bevielen jou, omdat ze ondanks hun zichtbare armoede zeeropgewekt en goed gehumeurd waren. Het leek jou vreemd dat mensen die in dediepste armoede verkeerden, wijze redevoeringen hielden, en wat eten en drinkenbetreft steeds uiterst matig waren, zo opgewekt en tevreden konden zijn. Jij begonsteeds meer te vragen naar de reden daarvan, en het werd je duidelijk gemaakt.[7] Toen jij en je gezelschap ingewijd waren in deze levensleer van tevredenheid,besloten jullie al gauw om naar hier terug te gaan, vanwaar je vertrokken was, enom je ergens in de buurt van de stad Caesarea in een nog vrij gebied te vestigen endaar een weliswaar arme, maar toch zo gelukkig mogelijke mensenkolonie te

Page 304: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

304

stichten. En zoals jullie ongeveer tien jaar geleden hier zijn aangekomen en je hierhebt gevestigd, zo zijn jullie nog.[8] Jullie hebben als geboren joden de leer van je vaderen verlaten, die jullieweliswaar nooit serieus in praktijk hebben gebracht omdat jullie het niet eenswaren met de handelwijze van de Farizeeën, en jullie hebben die leer van deheidenen aangenomen omdat die jullie wijzer leek te zijn. Op die manier zijn jullietoen echter totaal goddeloos geworden en jullie hebben God vervangen door demacht van de grote natuur. En daarmee denken jullie de steen der wijzen gevondente hebben!? Maar ik kan je met het beste geweten van de wereld zeggen, dat jullieje daardoor alleen maar steeds verder en verder van God verwijderd hebben![9] Als je een waarachtig wijs man bent, som dan nu voor mij maar eens op wat iksinds mijnjeugd gedaan heb, wat ik heb geleerd, wat ik was en wat ik nu eigenlijkben! Ik heb jou echter heel kort verteld, en blijkbaar klopte ieder woord, hoe het jeongeveer vanaf je geboorte in de wereld is vergaan, en als de tijd het toe zou laten,had ikje ook haarfijn je hele leven kunnen beschrijven! Oordeel jij nu zelf, wie vanons beiden wijzer is, ik met mijn rotsvaste geloof, of jij met je volle ongeloof!'

Hoofdstuk 177: Het ware, levende geloof[1] Nu keek Aziona de gemoedelijke Johannes verbaasd aan en zei: 'Luister, mijnoverigens zeer gewaardeerde vriend! Hetgeen ik nu uit jouw mond heb vernomen,is meer dan mijn gevulde voorraadkamer en veel meer dan de van puur watergemaakte wijn; want wat je mij hebt gezegd is woordelijk van A tot Z waar! Jehebt mij tevoren nooit gezien en nooit gesproken en kent de levensomstandighedenvan mij en mijn hele gezelschap zo precies, alsof je dat allemaal zelf met ons hebtmeegemaakt! Dat is veel -en iets dat me zeer tot nadenken begint te stemmen. Datjouw collega die als eerste het woord voerde, mijn naam wist, viel me helemaalniet op, omdat heel Caesarea die kent en omdat men jullie van daaruit de weg hiernaar toe gewezen kan hebben; maar mijn levenservaringen zijn door niemand vanons aan wie dan ook bekend gemaakt, en daarom ben jij ze ook van niemand teweten kunnen komen, -en je bent van iedere kleinigheid op de hoogte, ja zelfs vande gedachten die ik toen gehad heb, de besluiten die ik genomen heb, en deplannen die ik innerlijk koesterde en vaak niet eens aan iemand van mijngezelschap heb meegedeeld! Vriend, dat is iets, wat op geen enkele natuurlijkemanier te verklaren is![2] Wel moeten er in Egypte ooit wijzen zijn geweest die uit de lijnen van de handen het voorhoofd iemand konden zeggen wat hij gedaan had, en voorspellen, wathij te verwachten had; ook waren er zekere tempelslapers, die in een soort extasetijdens de slaap iets vertelden over dingen die ergens bestonden, of voorspeldenwat ergens zou gebeuren en zou bestaan. Met wat een mysterieuze beelden werdeen dergelijke orakelinhoud aan b.et licht gebracht! Er waren weer andere wijzenvoor nodig om zulke hoogst onbegrijpelijke orakelspreuken op meestal vreemde enzeer sluwe wijze aan de leken uit te leggen; en na vaak zeer bombastische enkostbare verklaringen wist degene die om uitleg vroeg precies dingen die hijhelemaal niet hoefde te weten, .of die hij al sinds lange tijd wist. Maar bij jou

Page 305: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

305

kwam het er gewoon glashelder uit zonder enige tempelslaap, zonder mijn handente bekijken en zonder mysterieus gepraat! Ja, zulke helderziendheid bevalt me!Maar nu rijst daar achteraan de vraag nog die luidt: Hoe, hoe is zoiets mogelijk?Zonder een alziende en alvoelende goddelijke kracht is dat absoluut ondenkbaar!Zou zoiets werkelijk alleen door een volledig geloof te bereiken zijn?"[3] Johannes zegt: 'Jazeker vriend; maar het komt er natuurlijk zeer op aan, watmen gelooft! Als iemand je een leugen zou vertellen en jij die vast zou geloven,dan zou toch zo'n geloof, ook al kent dat geen enkele twijfel, geen werking hebben;want op een bodem die geen waarachtige, vaste kern heeft, kan men geen huisbouwen." [4] Aziona zegt: 'Dat is helemaal waar; maar waar is de toetssteenwaarmee ik tot de volle overtuiging kan komen, dat hetgeen iemand mij wil doengeloven de volste waarheid is?"[5] Johannes zegt: 'Over dit hoofdstuk hebben we weliswaar reeds gesproken; maarom je nog een nadere vingerwijzing te geven zeg ik je dat God, de Heer van dehemel en van deze aarde, ieder mens die naar de waarheid streeft een gevoel in z'nhart heeft gelegd, dat de waarheid nog veel eerder herkent en beseft dan een nog zoontwikkeld verstand. [6] In dit gevoel huist ook de liefde tot de waarheid, die zijals zodanig waarneemt, weldra met haar levenswarmte doordringt en op die manierlevend maakt. Wordt het geloof als een van de liefde doordrongen waarheideenmaal levend, dan zal dit geloof zich ook zelf beginnen te roeren, gaan bewegenen tenslotte zelf beginnen te handelen. In een dergelijk vertrouwensvol handelenligt dan ook pas het volledig welslagen van hetgeen men in z'n hart, en niet ergensin de hersenen van het hoofd, als ongetwijfeld waar gelooft.[7] In de hersenen heeft de ziel alleen maar haar ogen, oren, reuk en haar smaak;hier gaat echter geen leven van uit, omdat deze zelf slechts gevolgen zijn van hetleven. [8] Als een geloof dus uitwerking wil hebben, moet het één zijn met hetleven zelf en niet, zoals ogen, oren, neus en gehemelte, slechts een gevolg zijn vanhet leven als zodanig, zonder een dieper verband dan alleen het noodzakelijkeuiterlijke gebruik. Als je geloof in de waarheid eenmaal één is geworden met jeleven, heeft het reeds vanzelf iedere twijfel buitengesloten en het hoeft dan alleenmaar te willen, en er zal gebeuren wat zo'n levensgeloof wil."

Hoofdstuk 178: De weg tot het ware geloof[1] (Johannes:) 'Het echte ware geloof van een mens die begint te geloven, lijkt opwijnmost die in een zak wordt gedaan. Als het echte druivemost is, begint hijweldra te gisten. Door deze gisting werpt de most alles van zich af wat nietvolledig wijn is. Heeft hij alles uit zichzelf verwijderd wat niet van zijn soort was,dan wordt de most een zuivere en krachtige wijn, die, wanneer men er van drinkt,alles met leven vervult, omdat hij zelf in zekere zin leven is. Doe je echter eenandere vloeistof in de zakken, dan zal deze ofwel helemaal niet tot gisting komenofwel hoogstens gaan rotten en tot stinkende ontbinding overgaan, waardoor ookde zak wordt aangetast en vernietigd. [2] Gelijk aan de wijnzak is het hart van demens, dat door de waarheid steeds meer leven en kracht krijgt, maar door leugen

Page 306: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

306

en bedrog uiteindelijk zelf, in plaats van drager van het leven, in de volledige doodmoet overgaan.[3] Als je aan een God gelooft in je hart, zul je Hem ook liefhebben, omdat in hethart alles van liefde wordt doordrongen. En heb je God lief, dan is Gods hoogstekracht in je hart en zo in je leven zelf, binnengedrongen.[4] Gods kracht is niet een op enigerlei wijze beperkte kracht, maar zij doordringtde hele eeuwige oneindigheid. En als zo in verbinding met die goddelijke kracht jelevenskern in beweging wordt gebracht, dan wordt tegelijkertijd ook de goddelijkekracht in je bewogen, en als deze dan in jou iets wil, dan gebeurt zonder meer watzij wil. [5] Ik ben weliswaar uiterlijk net zo'n mens als jij; maar in mijn hart ben ikniet meer alleen maar voor mijzelf levend, maar Gods kracht woont door mijngrote liefde voor Hem in mijn hart en is één geworden met mijn liefde. Daaromkon ik ook vanuit de kracht van God alles zien en waarnemen wat er zich met jouen je gezelschap tijdens je reizen heeft afgespeeld. Hierin ligt alles besloten![6] Je moet God op de eerste plaats leren kennen, en daarvoor heb je een geordendverstand. Maar het moet niet alleen bij het verstand blijven. Wat je begrijpt, moetjezo snel mogelijk in je hart of in je leven opnemen, het daarmee tot leven brengen,en dan zul je reeds op de goede weg zijn! Heb je me wel begrepen?"[7] Aziona zegt: 'Begrepen heb ik je wel; maar wat moet ik dan doen als het hart almet allerlei vuiligheid van leugen en bedrog gevuld is? Hoe kan ik dat er eerstuitkrijgen?" [8] Johannes zegt: 'Neem alleen maar de waarheid aan; die zal haarwerk ook zonder jouw handen doen! Als je midden in de nacht de duisternisbekijkt, kun je je ook vol angst afvragen hoe deze toch zal wijken voor dekomende dag. Wie zal haar wegvagen? Ik zeg je: Maak je daarover geen zorgen!Laat eerst maar het zonlicht komen, dat zal het meteen winnen van de duisternis, alis deze nog zo dicht! En zoals God te werk gaat in de grote uiterlijk zichtbarenatuur der werelden, zo werkt Hij ook door Zijn levensgenade zon in het hart vande mens. Begrijp je dat?"[9] Aziona zegt: 'Ja, ik begrijp het nu; maar sta me nu toe dat ik naar een paarburen ga, om hun openlijk te zeggen wat ik hier heb ervaren!" [10] Toen ging onzeAziona weg en haastte zich naar zijn buren, riep allen luid en snel bij elkaar envertelde hun haarfijn alles wat hij nu ervaren gezien en gehoord had.

Hoofdstuk 179: De droom van Hiram[1] Die waren hogelijk verbaasd over dit alles, en een van hen zei: 'Merkwaardig,ik hecht eigenlijk helemaal geen waarde aan dromen, maar de droom die ik dezenacht had lijkt door deze hoogst merkwaardige ontmoeting volkomen als waarbevestigd te worden!' [2] Onmiddellijk vraagt Aziona hem, op zijn haastigemanier: 'Wel, wel, vertel dan vlug wat je allemaal gedroomd hebt! Laat vooralniets weg; want het kan allemaal van groot belang zijn!"[3] Zijn buurman zegt: 'Heb toch een beetje geduld, mijn vriend Aziona; men moeteen droom eerst eens behoorlijk uit alle levenshoeken van zijn gemoed watordelijker bij elkaar zoéken, omdat men nooit met een verwarde vertelling bij jouaan hoeft te komen. Maar ik zie het nu allemaal behoorlijk goed voor me, luister

Page 307: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

307

dus maar geduldig. [4] Ik stond aan de oever van onze baai, die bijna onbevaarbaaris voor grotere schepen. Ik zag in het oosten een grote glans opstijgen, die sterkerscheen dan de middagzon. Ik zocht met mijn ogen van links naar rechts en vanboven naar beneden, maar er was niets te zien wat ook maar enigszins op de zonleek, waar de grote glans van had kunnen uitgaan.[5] Ik bekeek deze grote glans met steeds grotere belangstelling en ontdektespoedig daarop een groot schip, dat juist deze baai binnenvoer. Dit schipverspreidde zoveel licht, dat het me gauw duidelijk werd, dat de vooraf gaandegrote lichtglans alleen van dit schip kon stammen. Ik ontdekte ook snel mensen opdit lichtschip, van wie er vooral Een meer licht verspreidde dan de middagzon. Enook de anderen, op één na, verspreidden veellicht, maar toch zo, alsof ze gelijk dewitte zonnewolkjes door die Ene werden beschenen. Het schip naderde snelonzenederzetting. Ik werd door grote angst bevangen vanwege het steeds sterkerwordende licht, zodat ik me haastig in mijn hut probeerde te verbergen. Maar toenwerd ik wakker en zag dan pas in, dat het slechts een droom was.[6] Ofschoon ik, zoals ook ieder van ons, geen waarde hecht aan een droom, heeftdeze merkwaardige lichtdroom me toch tot op dit ogenblik beziggehouden en ikriep mezelf meerdere malen toe: 'Nee, dat is geen gewone, zinloze droom! Die zalop een of andere overeenkomstige wijze in vervulling gaan!' En zie, hier gebeurthet al! [7] Maar nu meteen er naar toe; want ik brand van verlangen om het schip tezien, of het althans wat de vorm betreft op het schip lijkt dat ik in mijn droom hebgezien! Ook de mensen heb ik tamelijk dichtbij al zo duidelijk kunnen zien dat ikhun gezichten goed in me op heb kunnen nemen. Het zou waarlijk hoogstmerkwaardig zijn als het schip en ook de mensen die ik op het schip in mijn droomheb gezien, gelijkenis vertonen met jouw wonderbaarlijke gasten! Laten wedaarom onmiddellijk naar hen toe gaan, opdat ze niet van te voren al weg varen!"[8] Onmiddellijk stonden alle mensen uit de buurt op en haastten zich naar ons toe.[9] Toen ze voor ons stonden riep de dromer meteen luid: 'Ja, ja, broeder Aziona,dat is precies hetzelfde schip en het zijn ook precies dezelfde mensen, alleenallemaal zonder de lichtglans!" [10] Ikzelf riep hem nu bij z'n naam en zei: 'Hiram,wat vind je nu dan van je droom? En wat jij, Aziona?"[11] Hiram zei: 'Ja, beste, wonderbaarlijke vrienden! Ik weet hierover niets anderste zeggen dan dat hij met jullie, wat de vorm betreft, volkomen in vervulling isgegaan! Alleen het licht is nu niet te zien; maar misschien krijgen we dat ookallemaal weer te zien, als deze heldere zonnige dag zich zal omhullen met desterrenmantel van de nacht!" [12] Aziona zegt: 'ik ben van mening dat hier geenuiterlijk zichtbaar licht nodig is, omdat deze lieve vrienden zo overvol zijn met hetonbegrijpelijke innerlijke licht van de levenswijsheid! En ik zou bijna denken,vriend Hiram, dat jij in je werkelijk bijzondere droom alleen het geestelijklichtschijnsel van deze mannen hebt gezien. Maar daarover zullen deze aardigemannen en onbekende vrienden jou zelf de juiste opheldering geven!"

Page 308: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

308

Hoofdstuk 180: Wat de ziel tijdens een droom ziet[1] Hierop zegt Johannes: 'Zie je, vriend Aziona, hoe het geestelijk al bij je begintte dagen? Want je hebt je vriend en buurman Hiram een volkomen juiste verklaringgegeven over het lichtschijnsel in zijn droomgezicht; want het is inderdaad precieszo! In de droom ziet alleen de ziel geestelijk met haar geestelijke ogen en kandaarom ook alleen het geestelijke zien, en daarom heb jij ons eerst ook alleen maargeestelijk kunnen zien, ik bedoel niet jou, Aziona, maar Hiram. "[2] Aziona zegt: 'Maar Hiram zag niet alleen het licht, maar ook de materie wat devorm betreft, zoals deze hier is! Wel, met welke ogen zag hij deze dan?"[3] Johannes zegt: 'Toen wij vandaag ongeveer drie uur geleden aankwamen warenjij en nog enkele buren van je erbij; alleen Hiram was er niet Toen de middagkwam, haastte iedereen zich naar zijn hut vanwege het karige middagmaal; alleenjij bleef om ons te verzorgen. Als Hiram ook bij degenen was geweest, die ons metjou hier hebben ontvangen, dan had je nog eerder ingezien hoe men met degeestelijke ogen van de ziel soms ook materiële vormen kan zien en waarnemen.Maar nu moet je dit stukje bij beetje duidelijk gemaakt worden; want hier is nu ookhet oude gezegde van toepassing, dat een boom met één slag nog lang niet valt:'[4] Aziona vraagt: 'Ja, beste wijze vriend, waarom zou ik dat dan eerder hebbeningezien, wanneer Hiram ook bij jullie aankomst aanwezig geweest was,[5] Johannes zegt: "Ja, weet je, alles gaat zoals het moet gaan! Hiram zouonmiddellijk gezien hebben dat wij dezelfden zijn als de mensen in zijnlichtdroom, en dan zou ons gesprek zeker ook meteen een andere wending hebbengenomen en zou dit punt zeker eerder ter sprake zijn gekomen. Maar nu is het paslater aan de orde gekomen, en daarom kun je ook om heel natuurlijke redenenalleen maar later achter dit geheim komen!'[6] Aziona zegt: 'Ja, dat is inderdaad iets heel natuurlijks; want dat gaat in dewereld met alles zo! Hoe later men bégint met een werk dat een bepaalde tijdvergt, des te later is men er ook mee klaar!'[7] Johannes zegt: 'Maar er is hier ook nog sprake van een andere reden, die je nunog niet zo snel kunt zien; maar mettertijd zal ook die je duidelijk worden, alleen ishet belangrijk datje een beetje geduldiger wordt! Want alleen met geduld kan menuiteindelijk de hele wereld in en buiten zichzelf overwinnen.'[8] Aziona zegt: 'Geduld, werkelijk, dat is niet mijn zwakke kant, -want daar heefthet me altijd flink aan ontbroken; maar als het moet kan ik ook wel geduldig zijn!'[9] Johannes zegt: 'Je wilde eigenlijk zeggen dat geduld bij jou geen sterke, maareigenlijk slechts een zeer zwakke kant* (* Hier staat in het Duits: 'Seite', dathetzelfde uitgesproken wordt als het woord 'Saite', dat 'snaar' betekent.) is, die snelen gemakkelijk stuk gaat, niet waar, mijn vriend Aziona?"[10] Aziona zegt: 'Gedegen talenkennis moeten jullie bij ons niet zoeken; want wijspreken alleen maar volgens oud taalgebruik, en dat is, wat de betekenis betreft,bijna overal anders. Maar omdat je zojuist van sterke en zwakke snaren hebtgesproken, zou ik bijna denken, dat jullie ook musici en zangers zijn!"[11] Johannes zegt glimlachend: 'Ja, ja, daar zou je wel eens gelijk in kunnenhebben; want muziek en zang is bij de joden immers van oudsher het sterkstvertegenwoordigd geweest onder alle volkeren der aarde, ofschoon wij in feite

Page 309: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

309

eigenlijk noch musici noch zangers zijn zoals deze nu bij ons in Galilea heel vaakvoorkomen. Ook bedoelde ik met de uitdrukking sterke en zwakke 'Seite' (kant)niet de 'Saiten' (snaren) van een muziekinstrument, maar alleen de morele kant vanhet menselijke gemoed; maar desondanks zijn we toch ook musici en zangers,maar alleen in diep geestelijke zin! -Begrijp je dat?' N.B. Voor een goed begripmoet hier opgemerkt worden, dat in het Oud-Hebreeuws de 'Saite' (snaar) van eenmuziekinstrument en de 'Seite' (kant) van een mens qua klank nog meer op elkaarleken dan deze beide Duitse woorden; want snaar heette 'strana', ook 'strauna' , enkant of 'zijde' heette eveneens 'strana', ook korter 'stran' of 'stranu', en hierdoor kanmen gemakkelijk begrijpen, waarom Aziona ons voor musici en zangers begon tehouden. (opm. van J. Lorber)

Hoofdstuk 181: Hirams stoïcijnse-naturalistische wereldbeschouwing[1] Daarop zegt Aziona: 'Waarlijk, nee, dat begrijp ik nog helemaal niet! Hoe moetik dat dan begrijpen?" [2] Johannes zegt: 'Omdat je een jood bent, zul je toch ookwel eens van de psalmen van David, het hooglied van Salomo en de klaagliederenvan de profeet Jeremia gehoord hebben?"[3] Aziona zegt: 'O ja, dat zeker, ofschoon ik er nog weinig van gehoord en nogveel minder van begrepen heb!' [4] Johannes zegt: 'Zie, dat is geestelijke muziek engeestelijke zang, omdat deze de genoemde zangers door Gods geest is ingegeven!Wel, begrijp je het nu al beter?"[5] Aziona zegt: 'Nou ja, het begint me wel een beetje te dagen; maar op een helderinzicht kan ik me nog lang niet beroemen! - Hoe begrijp jij , Hiram, dit dan?"[6] Hiram zegt: 'Net zoals jij! Er hangt hier wel een soort geestelijke geur; maar alsdeze aardige en wonderbaarlijke vrienden ons bijvoorbeeld het hooglied vanSalomo mochten gaan voorzingen, ga ik weg. Want met dit lied kan iemand mij alseen gems over alle bergtoppen heen jagen; dat is volgens de jou bekendeapothekersuitdrukking werkelijk de kwintessens van menselijke domheid, afgezienvan het feit dat Salomo verder een van de wijste jodenkoningen geweest moet zijn.[7] Van de psalmen van David en de klaagliederen van Jeremia wil ik niet directiets zeggen; want er schijnen veel goede en verheven dingen in voor te komen, enallerlei zo mooi duister gehouden voorspellingen over een Messias der joden dieooit zal komen, ongeveer als in de Ilias* (*Het door de dichter Homerusgeschreven heldenepos van de Grieken) van de Grieken. Maar dat alles is echtmooie poëzie, waarachter niet eens mijn huidige, mooie en hier ook in vervullinggegane lichtdroom schuilgaat! De arme sterfelijke mensen stellen zich zo goed alshet gaat steeds tevreden met louter goede dingen; maar waar bevindt zich daarin dereële werkelijkheid? Die blijft eeuwig achterwege, en ieder mens met al zijnmooiste verwachtingen vindt uiteindelijk daar beneden in de koele aarde devervulling! Dat is en blijft eeuwig en altijd dezelfde waarheid; al het andereverstuift in het oude, ijdele niets! [8] Het is waar, Aziona heeft me tot nu toe veelen zeer opmerkelijke zaken verteld, waarachter waarschijnlijk wel een of anderegeheime, door ons nog helemaal niet onderkende waarheid steekt; maar de lieveaarde heeft sinds Mozes, Socrates en Plato al heel wat buitengewoon wijze mannen

Page 310: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

310

gedragen, die men heel goed reeds voor goden had kunnen aanzien. Zij bestondenzeker, en alle krachten van de natuur gehoorzaamden hun wenken! Maar ze werdentoch ouder en zwakker en gebrekkiger, en aan het einde van hun dagen bleken ookzij slechts sterfelijke en vergankelijke mensen te zijn, en zij zijn in hetzelfde nietsovergegaan als degenen die zoals wij mensen van weinig betekenis waren, dienooit op de gedachte zijn gekomen op de wereld iets te willen betekenen. Daaromis alles ijdel in deze wereld vol dood![9] Men spreekt zo in het algemeen wel van een zielenrijk, dat zich ergens aangene zijde bevindt; alleen, waar is dat, wie heeft ooit een ziel gezien, wie ooit hetland waar de ziel in de toekomst woont? ja, dichtwerken en sagen daarover zijn eroveral in overvloed! Wij zijn hier met velen, dat wil zeggen in verhouding tot ditzeer verlaten oord van de aarde; maar daaronder is er ook niet één die metzekerheid zou kunnen zeggen, dat hij zelf ooit een keer een ziel heeft gezien ofalleen maar echt levendig heeft gevoeld! En als het zich niet duidelijk tijdens zijnleven voordoet aan iedereen die daar als mens toch ook recht op zou hebben, maarmeestal alleen maar aan de verschillende priesters en andere zeer op hen lijkendeindividuen, wel, dan is het hopelijk voor een waarachtig ook maar enigszinsonbevangen, weldenkend mens toch niet moeilijk te raden, op wat voor bodem enten voordele van wie dergelijke sagen, verzinsels en zelfs leringen zijn ontstaan!Gelukkig degenen, aan wie zulke luchtige woordbouwsels enige troost engeruststelling kunnen bieden! Wij, beste vrienden, hebben duidelijk iets betersleren kennen en aangenomen, namelijk de oeroude, altijd gelijke waarheid in haardiepste diepte, en vinden juist onze grootste troost en tegelijk onze grootstegeruststelling in het feit dat wij zo snel mogelijk weer terugkeren naar het eeuwigeoeroude niets; want in het niet-zijn bevindt zich toch immers de grootste enallerzaligste rust. [10] Dat wij nu bestaan, leven, denken en voelen, is reeds zo'neigenaardig, onbegrijpelijk spel van de natuur. De winden spelen met de golvenvan de zee en deze razen en bruisen, alsof ze in één keer de hele aarde met al haarbergen wilden verslinden; maar spoedig gaat de wind liggen en is het voorbij metde macht van de golven, al gingen ze nog zo te keer. Zo ook stijgen er wolken op,die een ontzettend onweer met zich mee dragen. Men zou geloven dat dat een eindzou maken aan de aarde, maar, maar al te vlug is de storm uitgeraasd en dan volgtweer de oude rust. En zo wisselt het grote spel van de natuur. Alles vergaat enkomt ook weer terug; alleen de grote natuur blijft altijd dezelfde. Zon, maan,sterren en deze aarde zijn steeds dezelfde, en de verschijnselen en hun spel ook.[11] Zie, beste en zeer achtenswaardige vrienden, jullie kunnen doen wat julliewillen en kunnen, en evenzo allerlei wijsheid spreken, schrijven en onderwijzen,het is toch allemaal ijdel! Alleen datgene, wat ik jullie vanuit mijn zekereenvoudige en onbaatzuchtige armzaligheid gezegd heb, is en blijft waar. Want datleert de mens de dagelijkse ervaring, en deze kent als de oeroudste leraar van alleschepselen beslist geen enkele uitzondering, omdat zij aan alle schepselen zo eigenis als deze beide ogen mij eigen zijn zolang ik leef Alle andere wijzen en profetenhadden hun wijsheid en hun kennis weer van hun voorgangers en wilden hetdaarmee opnemen tegen de oude ervaring; maar het is allemaal puur voor niets enijdel! Daar beneden zijn ze reeds lang vergaan en niets is er van hen overgebleven

Page 311: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

311

dan hun lege, wijze leringen en sommige van hun grote daden. Alleen zwakkegeesten die nog sterk aan dit onbeduidende leven hangen, kunnen in dergelijkehersenspinsels nog enig behagen scheppen en er soms zelfs nog een ijdele troost invinden. [12] Dat is nu mijn levensbeschouwing. Als jullie misschien een beterehebben, geef die dan ten beste en ik zal erg blij zijn als jullie ons nog iets kunnenzeggen wat meer waarheid bevat! Maar ik weet al bij voorbaat, dat jullie met nietskunnen komen dat meer waar en gedegener is, omdat iets dergelijks nergensbestaat en ook niet kan bestaan."[13] Petrus zei heimelijk tegen Mij: 'Heer, nou, die spreekt duidelijke taal!Werkelijk, als ik met U niet al zulke buitengewone ervaringen had opgedaan, zouhij de eerste zijn die me helemaal om zou kunnen praten!"[14] IK zei: 'O, wacht maar, dat is nog lang niet het belangrijkste; het zal nog welpittiger worden! Daarom heb Ik jullie immers van te voren gezegd, dat jullie zeergoed zullen moeten nadenken om deze mensen tot een andere overtuiging tebrengen en, wat de hoofdzaak is, hen tot liefde voor het leven te brengen.Johannes, ga jij nu maar verder'[15] Johannes zei nu een beetje bedeesd: 'Maar Heer, wilt U mij dan steeds dewoorden in de mond leggen; want daarstraks heeft U mij enkele ogenblikkenalleen laten spreken, en meteen was ik -wie weet waar! Ik heb weliswaar nietsonpassends gezegd; maar kortom, ik merkte dat ik niet op dezelfde lijn bleef!"[16] IK zei: 'Mijn beste Johannes, maak je daar geen zorgen om! Watje hebtgesproken was allemaal prima in orde, want alles moest precies zo lopen. Ga jijdaarom nu maar heel moedig verder, we zullen ons nog in een van de mooisteoverwinningen kunnen verheugen!" [17] Dat gaf Johannes moed; hij begon meteenweer te spreken, en wel met nog meer geest en moed dan voorheen.

Hoofdstuk 182: De vormende kracht van de menselijke ziel in de droom[1] Johannes begon als volgt te spreken: 'Mijn vriend Hiram! jij had vannacht eendoor jou zo genoemde lichtdroom en je zei, dat je ons allen met het schip reeds hierhebt zien binnenlopen, en zoals je hier uit eigen beweging zelf persoonlijk hebttoegegeven, waren wij dezelfden als degenen die je in je lichtdroom hebt gezien.Verklaar mij nu hoe dat mogelijk was volgens jouw wijsheid, die in haar soortgeenszins gering te schatten is! Want als wij alleen maar lichamen en geen zielenzouden hebben, die tenslotte toch ook zonder een lichaam zouden kunnenvoortleven, hoe hadden wij ons dan als zielen aanjouw tijdens je lichamelijke slaapeveneens wakkere en werkzame ziel kunnen tonen, terwijl onze lichamen zich ronddie tijd nog ruimschoots in de streek boven Caesarea bevonden?"[2] Hiram zei: 'Ja, heel goed! Maar als dat in ernst jullie zielen waren, die vrij vanhun lichaam reeds van te voren in deze baai rondvlogen, dan zou ik wel eenswillen weten of jullie schip soms ook een ziel heeft! Kijk vriend, nu zijn we weerbij het oude, enigszins omstreden punt, waarover mijn vriend Aziona reeds eerderopheldering wilde hebben, maar door jou tot geduld gemaand werd. Maar nu benik zeer nieuwsgierig hoe je deze zeer netelige vraag zult beantwoorden!"

Page 312: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

312

[3] Hier neemt Johannes de kruik en zegt: 'Vriend, je hebt dorst, ik zie het aan je!Hier, drink eerst, pas dan zullen we verder praten!"[4] Hiram zegt: 'Is dat soms zo'n Indische toverdrank, waarvan men bedwelmdraakt en dan op alle dwaasheden van de mensen ingaat?' [5] Johannes zegt: 'Naastje staat Aziona, vraag hem of het een toverdrank uit Indië is!"[6] Aziona zegt onmiddellijk: 'Drink maar, je zult je daarna heel prettig voelen!"[7] Hiram zegt: 'Op jouw verantwoording, broeder!' Daarop nam Hiram de kruiken nam er enkele krachtige, volle teugen uit, omdat hij ook een zeer krachtige,sterke man was. Toen hij zijn dorst gelest had, zei hij heel verbaasd tegen Aziona:'Kijk eens! Uit welke bron heb jij dit heerlijke water geput!'[8] Aziona zegt: 'Dat heb ik je al bij je hut verteld! Dit is hetzelfde door dezewonderbaarlijke vrienden in wijn veranderde water uit mijn bron, die je toch zeerbekend is!" [9] Hiram zegt: 'Werkelijk, deze kunst zou ik ook graag beheersen;want zo'n drank zou dit vergankelijke leven van mensen zoals wij af en toe tocheen beetje aangenamer kunnen maken. Waarlijk, dit is nog de allerbeste wijn dieooit over mijn lippen is gekomen. Vanwege zulke wijn zou een mens wel een paarduizend jaar kunnen leven zonder er genoeg van te krijgen! Laat me nog eens eenpaar slokken nemen!"[10] Aziona gaf Hiram de kruik en deze nam nog een paar stevige teugen, bedanktetoen Johannes en zei: 'Dit, beste vriend, is werkelijk zeer goed gegaan; maar of hetje nu met het bewijs van de ziel van het schip ook zo goed zal gaan, is een anderevraag!" [11] Johannes zegt: 'Beste vriend, dat is nog veel gemakkelijker! Maareerst moet je weten, dat iedere ziel die geestelijk reeds volmaakt en nauwverbonden is met Gods geest, ook een beetje almachtig is en daarom heelgemakkelijk in één enkel moment zo'n schip kan creëren als een produkt van haarscheppend vermogen, en het ook zoals het in werkelijkheid bestaat, aan eenvreemde ziel kan tonen als dat nodig is. En zie, dat was dan ook in de afgelopennacht het geval, en daarom heb jij als ziel dan ook een schip kunnen zien dat onsdroeg, zonder dat ons schip daarvoor een ziel nodig had. Je zag ons ook gekleed,zoals wij nu voor jullie in de natuur te zien zijn; dan zouden onze kleren immersook een ziel moeten hebben! Maar deze zijn in zekere zin slechts een tijdelijk,creatief produkt van de ziel die in nauwe verbinding staat met Gods geest.[12] Jij hebt ons dus zoals wij zijn in je droom duidelijk met de geestelijke ogenvan je ziel gezien, en wij wisten goed dat jij, als de hardnekkigste wat je geloofbetreft, ons zou moeten zien, en wij wilden het zo, om van te voren al iets tehebben waardoor je ogen alvast een beetje geopend zouden kunnen worden; wantals wij nooit op de wereld, of zelfs helemaal niet hadden bestaan, -waarlijk, danzou je ons nooit in een droom te zien hebben gekregen, al was die nog zo helder!Maar omdat wij hier zijn en wat onze geest betreft in God al van eeuwigheid afbestaan, was het ook niet moeilijk voor ons om jouw ziel ten behoeve van iets datreeds lang voorzien was, in deze droomnacht voor enkele ogenblikken uit haarlichaam op te wekken, opdat ze datgene wat er zou gaan gebeuren in het grote lichtvan te voren kon zien. Kun je dat ook een spel van de grote natuur noemen!'[13] Hiram zegt: 'Beste vriend, je moet me niet kwalijk nemen dat ik gewoonlijkpraat zoals ik denk! Kijk, dat jij op jouw manier een grote wijze en een meester

Page 313: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

313

van het woord bent, heb ik bij je eerste woorden al ontdekt! Met jouwredenaarstalent is het niet moeilijk om van een beer een wolf te maken, zoals bijons het spreekwoord zegt.[14] Ik heb je de droom, die ik werkelijk gehad heb, nu eenmaal heel eerlijk enopen verteld en het is voor jou nu gemakkelijk om ervan te maken wat je wilt.Weet je, achteraf voor profeet spelen is werkelijk niet zo'n grote kunst; wantiemand die goed kan redeneren kan alle omstandigheden heel geraffineerdgebruiken en daaruit zomaar -zoals men dat zegt -voor de vuist weg een ideeconstrueren dat als zodanig niets te wensen overlaat. Lichtvaardige mensen metweinig denkvermogen en weinig ervaring zouden hier reeds uitgepraat zijn en klemzitten; maar het koele, rustige verstand van een man met veel ervaring zonderenige gedrevenheid en vrees, heeft meer nodig dan alleen maar een voortreffelijkeredeneerkunst van een jong en verder zeker ook degelijk en talentvol persoon.[15] Eerlijk gezegd, is hetgeen je mij over mijn droom hebt gezegd absoluut niet teverwerpen en het is zeer de moeite waard om er dieper over na te denken; maar ikzal er iets uit mijn vele ervaringen en kennis tegenoverstellen. Als je me daarvooreen bevredigende verklaring kunt geven, dan zullen we spoedig met elkaar zakenkunnen doen!" [16] Johannes zegt: 'Wacht vriend, om je beter te kunnenovertuigen van de innerlijke geestelijke levenskracht van de ziel in hetmensenlichaam, zal ik jou, door uit je ziel te putten, nu haarfijn weergeven, wat jijme nu wilt vertellen als tegenbewijs voor mijn bewering en als een volgens jouwmening moeilijk te ontzenuwen verklaring van je visioen! Voor ieder onwaarwoord kun je me meteen een flinke oorvijg verkopen!"[17] Hiram zegt: 'Vertel op! Ik ben er hoogst nieuwsgierig naar, maar zonder dedoor jou verlangde oorvijg bij een onjuistheid; want al dergelijkerechtvaardigingen en terechtwijzigingen zijn ons vreemd en zijn ons nooit eigengeweest, behalve in gevallen van uiterste noodweer. Vertel me dus gerust enonbekommerd wat je weet van mijn geheime ervaringen en belevenissen!"

Hoofdstuk 183: Hirams magische belevenissen[1] Johannes zegt: 'Wel, luister dan geduldig naar me! Kijk, jij die evenals al jemetgezellen zo'n beetje een magiër was, hebt reeds enkele jaren voordat je inGriekenland met de apotheker Aziona tot het gezelschap toetrad, met eentovenares, Klia geheten, een reis naar Egypte ondernomen, bij welke gelegenheidje vanwege de te grote oppervlakkigheid van de toverkunsten van jou en van jeassistente slechts zeer weinig verdiend hebt! [2] In Alexandria hebben ook destraatjongens jullie toverkunsten meteen nagedaan -en soms ook nog betere enmeer geslaagde! Jullie hadden daar dus heel weinig succes en trokken naar Cairo.Daar aangekomen wilden jullie optreden; maar men zei tegen jullie: 'Laat zien, watje allemaal kunt!, en jullie gaven enkele proeven van jullie kunst. Men had metjullie te doen en zei: 'Beste mensen, hier hebben jullie enkele geldstukken vooronderweg! In steden moeten jullie je hiermee niet laten zien; in sommige kleineplaatsjes kun je er misschien nog een boterham mee verdienen!'

Page 314: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

314

[3] Toen trokken jullie verder naar Karnak, waar jullie ook niets konden doen enook in Elephantine niet, en toch durfden jullie zelfs nog naar Memphis te gaan.Alleen, daar werden jullie geheel genegeerd! Als daar niet een Romeinselandvoogd zich over jullie ontfermd had, was het slecht met jullie afgelopen. Maarde goedmoedige Romeinse landvoogd gaf jullie vanwege de zeer mooie Klia driemaanden lang onderdak en liet jullie daar kennis maken met een reeds zeerwelgesteld Perzisch magiërs gezelschap, opdat je hiervan iets zou kunnen leren.[4] Wel, dit magiërs gezelschap was hier alleen maar toe bereid tegen de volgendeprijs: behalve het hoge bedrag aan leergeld moest je nog tien volle jaren als hetware hun assisterende slaaf blijven! Toen heb jij de volgende berekening gemaakt:'Tien jaar hun slaaf en het hoge leergeld van honderd pond?! Als ik negen jaar hunslaaf ben, -kunnen ze mij in het laatste, tiende jaar als slaaf dood slaan, opdat hungeheim in Griekenland niet verraden wordt, en dan waren mijn honderd pond enikzelf verloren! De magiërs zouden die honderd pond hebben genomen, en dekrokodillen in de Nijl mij! Neen, dat doe ik mezelf niet aan!'[5] Dat was dus je goede en vaste besluit, dat je zo heimelijk in jezelf nam. Maartegenover de magiërs zei je: 'Beste zeer wijze kunstenaars, pas als ik bijgelegenheid zo goed als al jullie grootste en geheimste stukken als gast zal hebbenbijgewoond, zal ik met jullie een contract aangaan dat misschien nog voordeligeris!' Daar hebben de magiërs zich door laten misleiden en hebben tijdens hunuitvoeringen, die twee maal per week plaatsvonden, hun grootste en boudstestukken ten uitvoer gebracht. [6] Ik wil de vele andere stukken, die nu voor onsgesprek niet belangrijk zijn, vanwege de kostbare tijd niet opnoemen, maar alleendegene die jou eigenlijk helemaal van je stuk hebben gebracht. En deze bestondenuit het volgende: Er trad een vitale, ongeveer dertig jaar oude Arabier naar vorendie met heel ernstige en eerbied wekkende woorden aankondigde, dat hij eenmaagd alleen door de kracht van zijn wil en het opleggen van zijn blote handenertoe kon brengen om aan iedereen die dat wenste zijn geheimen en verlangens enzelfs zijn gedachten kenbaar te maken. Ook zou ze ieders leeftijd, en als iemanddat zou wensen ook zijn toekomstige gelukkige en ongelukkige lotgevallen, preciesen onfeilbaar voorspellen.[7] Dat was voor jou een ware bliksem en donderslag. De vrouw werd nu naarvoren geleid en op een rustbed geplaatst. De magiër legde haar zijn handen op,waarop ze insliep. Spoedig daarna raakte de maagd in een soort extase en begonmet de magiër te praten, waarop deze zei: 'Wie nu iets wil vragen, kan komen,maar altijd hoogstens drie mensen, en onder de voorwaarde dat wanneer zijmensen aanwijst die zich moeten verwijderen, deze hier dan ook zonder meergehoor aan geven, omdat hun anders iets onaangenaams zou kunnen overkomen!En iemand met een geweten dat niet helemaal zuiver is, moet vooral niet in debuurt van deze vrouw komen, maar via een bemiddelaar de vraag slechts aan mijstellen, dan zal haar door mij heel heimelijk het antwoord ingegeven worden! Dezetoestand van de vrouw zal anderhalf uur duren![8] Na deze inleiding kwamen er meerderen naar voren en stelden deuitzonderlijkste vragen, en ieder kreeg een wonderlijk antwoord. Ook jij vroeg jeleeftijd en naar je toekomstig lot. En wat de vrouw je heeft gezegd is tot nu toe

Page 315: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

315

allemaal haarfijn uitgekomen. En wat nog niet is uitgekomen, schijnt nu op ditmoment en in het vervolg, in vervulling te gaan! Zeg me, of het niet precies zo metje is gegaan!" [9] Hiram, totaal verbluft, zegt: 'Nee, dit is meer dan teveel, en meerdan duizend van die betoverde maagden; want hiervan heb ik zelfs jou, vriendAziona, zeer weinig en eigenlijk bijna helemaal niets gezegd, en iemand anders alhelemaal niet! Hoe is het mogelijk dat jij dat zo uiterst precies kunt weten? Neen,neen! Luister, ik vind je een hoogst merkwaardig mens! Ik begin me waarlijkontzettend ongemakkelijk te voelen in jouw wonderlijke nabijheid!'[10] Johannes zegt: 'Wel, dat zit wel goed; want we zijn niet hier om jullie ookmaar enige schade te berokkenen, maar alleen om jullie, vooral geestelijk, zogelukkig mogelijk te maken! Want zolang jullie niet eerst geestelijk gelukkig zijn,hebben jullie ook niets aan aards geluk! - Zal ik je nu ook vertellen over dedroomopwekkingen van de bekende magiër in Memphis, die je nog het meestverbaasd heeft doen staan, en welke toverkunst je voorheen ons in de schoenenwilde schuiven in verband met je lichtdroom?"[11] Hiram zegt: 'O, beste vriend, laat dat maar allemaal! Ofschoon ik er geen ideevan heb hoe die magiër zijn slapers bepaalde dromen kon laten dromen, ben ik eral bij voorbaat van overtuigd dat je dat allemaal tot in de details bekend is en dat jijhetzelfde op duizend maal meer geslaagde wijze tot stand zou kunnen brengen, alsje dat zou willen. Want hoe jouw ogen - of God mag weten welke andere zintuigenvan jou -de meest verborgen dingen in mij als uit een open boek kunnen lezen, isme een raadsel en zal dat ook tot in mijn graf blijven!"[12] Johannes zegt: 'Zo niet, mijn vriend! Het gaat er geenszins om dat ik jou dieEgyptische droom opwekkerij zou willen verklaren opdat jij daar dan kennis vanhebt en er bijvoorbeeld later als een bijzondere magiër een heel goede boterhammee zou kunnen verdienen -want daarvoor moet je maar naar de Essenen gaan, diezullen hetzelfde voor je doen en misschien ook uitleggen -; maar waar het mij omgaat is, dat ik je het grote verschil wil laten zien tussen hoe wij iemand in eenheldere droom waarachtig geestelijk kunnen verschijnen, en hoe die magiër, dielater naar de Essenen is gegaan en zich nog bij hen bevindt, bij bepaalde slapers dedromen opwekte." [13] Hiram zegt en ook de zeer aandachtig luisterende Aziona:'Nou, daar zijn we werkelijk meer nieuwsgierig naar dan naar onze dood! Wijvragen je dringend, ons dat op een begrijpelijke manier uit te leggen!"[14] Johannes zegt: 'Goed dan, luister naar me! Hoe wij jouw droom over ons enonze aankomst hier in jou teweeggebracht hebben, heb ik je even getrouwen waaruitgelegd als mijn huidige verslag van je Egyptische kunstreis met je lieflijke Kliawaar en getrouw is. Zij heeft je toen alleen naar Griekenland laten terugkeren,omdat het haar in Memphis beter beviel! Dat hoef ik niet meer voor je te herhalen,omdat je anders zoals ook nu een goed geheugen hebt. Het gaat er dus alleen maarom hoe de magiër zijn slapers de dromen bezorgd heeft![15] Kijk, het hele magiërs gezelschap was zeer groot! Er waren er maar weinig diein het openbaar optraden, maar gasten die met hen een afspraak hadden gemaakt,waren er zeer velen. Die mochten echter nooit tegelijkertijd met de hoofdmagiërsnaar een grote stad komen. Ze kwamen pas naderhand, gedeeltelijk alshandelslieden, gedeeltelijk als andere reizigers en deels als nieuwsgierigen die van

Page 316: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

316

de grote wonderbaarlijke kunstenaars die in deze stad binnenkort zouden optreden,al de zeldzaamste dingen hadden vernomen en hen hier wilden zien. Dat waren dezogeheten 'alarmeerders van het volk' die allen royaal van een en hetzelfde beroepleefden, omdat ze in een grote stad altijd duizenden ponden binnenhaalden.[16] Wel, deze geheime leden van het magiërs gezelschap waren tijdens devoorstellingen heel eerbare toeschouwers, maar ze wisten precies wanneer ze zichop een gegeven teken konden laten gebruiken om het volk nog meer te misleiden.Er waren er dan ook enkelen bij die hun geheime dienst moesten verlenen bij dedroomopwekking. leder wist allang waar hij van zou dromen als hij op verzoek vande magiër zogenaamd toevallig uit het midden van de toeschouwers naar vorentrad en pathetisch en luid beweerde, dat hij om duizend pond wilde wedden dat demagiër bij hem geen droom kon opwekken, ondanks zijn magische inspanning.[17] De weddenschap werd gewoonlijk aangenomen en de lawaaimaker beklomhet podium en moest pro forma een slaapdrank innemen, waar zeker geen enkeldruppeltje maansap (opium) inzat. Kortom, de man viel op een rustbed spoedig ineen diepe slaap, waaruit hij met alle lawaai niet meer te wekken was. Als onze mandan eenmaal -vanzelfsprekend slechts schijnbaar echt vast sliep, trad de magiërmet veel eerbiedwekkend pathos naar voren en zei tegen het volk: 'Is er nietiemand onder de vele toeschouwers die graag wil wensen wat deze slaper, die mijnkunst met voeten wil treden, moet dromen?' [18] Al gauw meldde zich uit demenigte een van de vele aanwezige ingewijden, bijvoorbeeld in de gedaante vaneen met goud behangen, rijke koopman uit Rome of uit Persepolis, of in degedaante van een andere, altijd zeer geachte gast en deze zei: 'Laat mij proberen ofhij droomt wat ik denk en waarvan ik wil dat hij dit droomt!'[19] Daarop sprak de magiër heel vriendelijk: 'Hooggeachte gast en bezoeker vandit grote optreden, wees nu zo vriendelijk om heel heimelijk uw gedachten aan deandere zeer geëerde gasten ter getuigenis mee te delen, maar niet aan mij; want ikzal ze door deze toverstaf uit de lucht opzuigen en dan aan deze slaper in eenheldere droom laten verschijnen!' [20] Dat gebeurde dan natuurlijk onder dehoogst gespannen aandacht van alle kanten. De magiër stak vervolgens zijntoverstaf in zijn mond en deed alsof hij serieus iets uit de lucht opzoog. Tenslottezette hij de staf op zijn hoofd en raakte met het andere uiteinde van de staf hethoofd van de slaper slechts enkele ogenblikken aan.[21] Dan werd de slaper, om het geheel nog indrukwekkender te maken, doormachtig bazuingeschal gewekt en wreef enige tijd in zijn ogen alsof hij niet goedwist waar hij zich nu bevond. Maar toch kwam hij dan al gauw geheel bij en erwerd heel vriendelijk aan hem gevraagd of hij ook wist wat hij gedroomd had;want er stond duizend pond op het spel, die hij natuurlijk zou verliezen als hijdatgene had gedroomd wat de magiër hem wilde laten dromen. Mocht hij echtereen andere droom gehad hebben, dan zouden hem ogenblikkelijk die duizend ponddoor de magiër uitbetaald worden. Maar hij werd ten strengste gemaand om dezuiverste waarheid te spreken, anders zou de wonderlijke maagd geroepen wordendie hem dan in het bijzijn van duizenden zou logenstraffen.[22] Daarop begon de slaper, ogenschijnlijk enigszins verlegen, zijn droom tevertellen, en toen hij aan het eind kwam, betuigden alle gasten luid dat het precies

Page 317: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

317

dezelfde droom was die zij reeds kenden voordat de magiër hem door zijn toverstafuit de lucht ingezogen had en daarna pas door de slaper liet dromen.[23] Daarop deed de slaper alsof hij heel berouwvol was door de macht van demagiër, en de magiër speelde dan gewoonlijk de grootmoedige en gaf deovermoedige en onervaren wedder de duizend pond terug met de opmerking, dathij een volgende keer bij zo'n boud optreden niet meer zo toegeeflijk behandeldzou worden, wat dan natuurlijk nog meer goedkeurende bijval onder detoeschouwers veroorzaakte. [24] Daar heb je nu uitvoerig alles over de Egyptischedroomopwekkingen! Hoe bevalt je nu dit kunststuk, en welk verschil zie je tussendeze en onze droomopwekkingen?"[25] Hiram zegt: 'Het is inderdaad precies zoals je het nu uitvoerig hebt verteld inMemphis gebeurd! O, wat is dat een schandelijk bedrog! Ach, ach, neen, het is tedom, dat ik dat toen niet meteen begrepen heb! Wel, die geschiedenis met dewaarzeggende maagd zal ook wel geheel op hetzelfde gebaseerd zijn!"[26] Johannes zegt: 'Ja, dat ging op dezelfde manier -behalve wat ze jou heeftvoorspeld; maar daar zat een geheelonzichtbare magiër achter, die al sinds langzijn alziend oog op jou gericht had! Heb je me nu al iets beter begrepen?"

Hoofdstuk 184: Het bestaan van de menselijke ziel vóór het lichamelijke levenen erná[1] Hiram zei: 'Mijn oneindig geachte vriend, om jou te begrijpen is werkelijk meernodig dan het harde en zeer beperkte verstand van een cynicus! Door julliemerkwaardige, nooit vermoede verschijnen, wekken jullie gedachten bij ons op dieons niet meer loslaten, en ik begin bijna waar te nemen dat er zich in een mensduidelijk een hoger wezen moet bevinden dan alleen dat, wat wij ons heel beperktals mens voorstellen. En ik den~ nu dat ik het me ongeveer zo voor moet stellendat dit hogere wezen rn de mens zowel vóór als na dit lichamelijke bestaanexisteert; want zie, toen ik in Egypte was kon jij nauwelijks al op de wereld zijngeweest! [2] Maar toch moet je innerlijke geest reeds lang van tevoren bestaanhebben, opdat hij als een onzichtbare getuige bij al mijn handelingen, die hemmisschien om voor mij onbekende redenen nader aangaan, aanwezig kon zijn.Alleen op die manier kan ik mij jouw volledige kennis en volledige inzicht in almijn levensomstandigheden een beetje voorstellen! Weliswaar was je van delevensomstandigheden van Aziona even goed op de hoogte als van de mijne. Maardat maakt nu niet bepaald veel verschil; want jij, als een nog zuivere oergeest, hebtje alziende geestelijke ogen zeker zowel op hem als ook op mij gericht! Een pre-existentie van je innerlijke geest valt zodoende niet gemakkelijk meer teontkennen, en ook niet het gelijktijdig bestaan ervan met je lichaam; maar hoe ziethet er nu uit met het voortbestaan van die geest na het lichamelijk leven? Dat lijkttot nu toe nog geheel vergrendeld te zijn!"[3] Johannes zegt: 'Veel minder dan voor het bestaan vóór dit leven! Zeker, er isook wel sprake van een pré-existentie, maar die is niet zo vrij, individueel, als hetbestaan na dit leven; want opdat het geestelijk bestaan met voortdurend zeer sterkgebonden blijft aan en in de oergeest van de eeuwige en oneindige Godheid, heeft

Page 318: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

318

de Godheid Zelf de materie geplaatst tussen Zichzelf en de geest die mens moetworden, opdat de oorspronkelijk goddelijke mensengeest, als hij een godgelijkezelfstandigheid wil bereiken, uit de meer etherische delen van de ziel een ophemzelf gelijkend wezen maakt, het met een substantiële, maar toch ook geestelijkintelligente ziel tot leven brengt, en deze ziel dan ongemerkt verder ontwikkelt inde grootst mogelijke vrijheid van haar wil. En wanneer deze ziel dan in alle goedekennis en de werkzaamheid die het gevolg daarvan is, zo zeer is gegroeid, dat zijop haar oergoddelijke geest is gaan lijken, -hoofdzakelijk door de ware kennis vande enig ware, eeuwige God, in de liefde tot Hem en daardoor ook tot de naaste -endaarbij vol deemoed, geduld en bescheidenheid is, dan vindt er een voor alleeeuwigheden onscheidbare eenwording plaats van de ziel met haar oereeuwigegeest. [4] En daardoor geschiedt dan het volgende: De uit de materie afkomstigeziel wordt dan zelf geheel geest; de geest wordt dan tot ziel in de ziel en isdaardoor een eeuwig vrij, zelfstandig en een geheel op God gelijkend vrijzelfstandig werkzaam wezen, dat alle eigenschappen heeft gekregen die deoereeuwige Godheid eigen zijn.[5] Dat het lichaam daarna geen rol meer speelt en ook niet meer kan spelen, isgemakkelijk zonder verdere uitleg te begrijpen! Want de voeding die een mensdagelijks tot zich neemt maakt immers ook gedurende bepaalde tijd een periodiekvoedingsdeel van het menselijk lichaam uit, waaruit het reeds consistente lichaamen hieruit dan ook de ziel hun substantieel specifieke voeding en aanvulling halen.Maar als het periodieke voedingslichaam het zijne heeft gedaan, wordt dit alsverder onbruikbaar, uit het met de ziel nog nauw verbonden consistente lichaamverwijderd. Als het als een zeer grof materieel deel van het lichaam in hetconsistente en met de ziel reeds nauwer verwante lichaam zou blijven, zou ditzonder meer leiden tot de onvermijdelijke dood van het meer consistente lichaam.[6] Maar zodra de ziel voldoende ontwikkeld is in het lichaam, dat wil zeggenzowel wat vorm betreft alsook naar het vrije inzicht, liefhebben, willen enhandelen, hoe dat er ook uitziet, dan zijn er twee gevallen mogelijk: óf de ziel isook helemaal rijp voor haar goddelijke geest, dat wil zeggen, dat ze reeds helemaalgeestelijk is; óf de ziel is op zichzelf wel reeds als een geestelijk wezen ontwikkelden zogezegd consistent, maar het innerlijke, geestelijke element is nog zeertwijfelachtig, en vertoont ten gevolge van haar grote en noodzakelijk geheel vrijezelfbeschikking veel meer neiging om weer geheel in de materie over te gaan, danom vrij uit te vliegen naar haar geestelijk element; in beide gevallen wordt ze vanhaar lichaam ontdaan.[7] In het eerste en natuurlijk gelukkigste geval heeft de goddelijke mensengeestmet de ziel reeds zijn doel bereikt en heeft dan eeuwig geen stoffelijk middel meernodig, omdat hij hiermee eenmaal zijn doel reeds voor eeuwig heeft bereikt. Als inhet andere geval de alziende en alvoelende geest merkt, dat zijn door hemtevoorschijn geroepen en uit de materie gevormde ziel zich in de loop der tijd weernaar het element begint te neigen waaruit zij oorspronkelijk werd genomen, -danwordt zij door haar oergoddelijke geest uit het lichaam getrokken, ook al gaat ditmet de grootste pijnen gepaard en wordt zij aan gene zijde, dus in het rijk der

Page 319: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

319

zielen, door haar geest ontwikkeld, maar altijd zo ongemerkt mogelijk; want iedereonvrije en gerichte vorming van een ziel zou nog slechter zijn dan helemaal geen.[8] Maar toch moet ik hierbij wel opmerken, en dat moeten jullie je zeer ter hartenemen, dat de ontwikkeling van een ziel als deze pas aan gene zijde plaats vindt,ten eerste veellanger duurt en dan ook nooit helemaal zo'n allerhoogste graad kanbereiken, als wanneer de vorming en ontwikkeling van de ziel reeds hier, nog inhet lichaam, is geschied; want daardoor wordt ook het edelere deel van het lichaammede geheiligd, en bijna al het vlees bereikt met de ziel en met haar hiermee ééngeworden geest een soort verheerlijking en onmiddellijke opstanding, en vormt danvoor eeuwig een met ziel en geest volledig één geworden wezen. Maar datbereiken op aarde slechts uiterst weinigen, - kort na de lichamelijke dood echterzeer velen. -En zie, kaarsrecht, precies overeenkomstig de diepste waarheid, heb jenu het bestaan van ieder mens na dit leven voor je![9] Komt iets je nog vreemd voor of is het moeilijk te begrijpen, dan kun je nugemakkelijk hierover een nieuwe vraag aan mij stellen. Daarom ben jij nu weeraan het woord of ook je vriend Aziona. Denk en spreek, en ik zal jullie dan welweer een juist antwoord geven!"

Hoofdstuk 185: Hirams bezwaren tegen het eeuwige voortbestaan van demens[1] Hiram, die zich het gemakkelijkst uit kan drukken, zegt: 'Beste vriend van eenhelder inzicht in hetgeen jij hebt gesproken is bij ons nog geen sprake, - maar wijgeloven je vanwege je grote wijsheid; want wie eenmaal van alle mogelijkeverschijnselen op deze aarde zo'n alles doordringende kennis en inzicht heeft enzelfs de geheimste gedachten van de mensen als uit een open boek kan oplezen,moet ook in alle mogelijke sferen en op alle wegen van het leven het diepst enwaarachtigst thuis zijn, waarover ook niet de minste twijfel meer kan bestaan.[2] Wat jij gezegd hebt geloven wij nu vast en zeker. Het puur geestelijke bestaanvóór de geboorte en het materiële proefbestaan op deze wereld ter ontwikkelingvan de ziel volgens jouw beschrijving laat weliswaar nagenoeg geen verderevragen meer toe, omdat het alleen maar zo en onmogelijk anders gedacht kanworden en ook maar kan zijn -want die bepaalde en steeds gelijke gevolgen moetenimmers ook steeds dezelfde oorzaken hebben; dat is nu bij ons wel eenuitgemaakte zaak! -; maar wat het bestaan na de dood betreft, zijn er nog wel eengroot aantal uiterst belangrijke vragen te stellen, waarvan de grondigebeantwoording waarschijnlijk toch wel een beetje moeilijker voor je zal zijn.[3] Kijk, ik kan me vooral niet indenken dat er nog een reden is voor een -zoals jijzegt -zelfs eeuwig bestaan na het afvallen van dit lichaam! Wat moeten we daarnadan gedurende de nooit meer eindigende eeuwigheid doen? Wat een ontzettendeverveling zal er uiteindelijk op moeten treden, zelfs als men in het genot is van dehoogste, onbeschrijflijke zaligheden! En het slechtst zal er een in de hoogste matevoltooide geest aan toe zijn, die natuurlijk niets meer te leren zal hebben! In zijnbestaan moet natuurlijk zo'n enorme eentonigheid ontstaan, dat wij ons daarhelemaal geen voorstelling van kunnen maken.

Page 320: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

320

[4] Voor mijn part laat ik mij wel een tienduizend jaar durend leven onder zeergunstige levensomstandigheden welgevallen, maar dan wel in mijn lichaam opdeze aarde; want hier is niemand ooit uitgeleerd zodat hij kan zeggen: 'Nu bestaater op de hele aarde niets meer wat mij niet volledig bekend is!' Maar plaats nu eenseen hoogst volmaakte, met jouw hoogst wonderbaarlijke alwetendheid begaafdegeest op deze aarde! Met één enkele scherpe blik heeft hij meteen alle geheimenvan alle toekomstige en ook voorbije tijden door! En wat dan, als hij strikt op dezeaarde zou moeten blijven? Hij zou zich nu met de domheden van de mensenmoeten vermaken en met zijn macht de tijd moeten verdrijven door met allerleispektakelstukken de volkeren door elkaar te jagen, -anders zou hij zich immersonvoorstelbaar wanhopig vervelen! [5] Met mijn verstand zie ik de eigenlijke enboven alles gelukkig makende reden van een eeuwig bestaan na dit leven niet in.En tenslotte begint ons mensen nog de vraag naar ruimte en plaats zeer tebenauwen! Wanneer bijvoorbeeld op deze aarde honderdduizend maalhonderdduizend jaar achtereen mensen verwekt worden zoals nu, en niet alle zeeënin land veranderen, waar -waar moeten dan alle mensen plaats en voedsel vinden!En welke ruimte zullen al die eeuwig voortlevende geesten nodig hebben? Wantook geesten moeten in een of andere ruimte zijn, omdat buiten de ruimte dievolgens Plato oneindig moet zijn, nergens een bestaan denkbaar is.[6] Daarom is het volgens mij veel logischer en meer in overeenstemming met hetzuivere verstand om slechts een tijdelijk bestaan na dit leven aan te nemen dan eeneeuwig dat zich noch met het levensgevoel noch met de ruimte in een gunstigeverhouding laat plaatsen. Voor ons althans heeft, in het juiste licht bezien, hetuiteindelijke teloorgaan van een tijdelijk levend wezen nog altijd ruimschoots devoorkeur boven iedere vorm van voortbestaan, al is het nog zo gunstig, en eeninnerlijk gevoel zegt mij altijd: Ondanks alle, zelfs de hoogste, menselijke wijsheidis en blijft de dood van het lichaam toch het laatste van alle dingen! -Wat zeg jij,edele en wonderbaarlijke vriend, hier nu op?"

Hoofdstuk 186: Oneindigheid, eeuwigheid en zaligheid[1] Johannes zegt: 'Ja, mijn beste vrienden, dat is natuurlijk geheel afhankelijk vanhet standpunt van waaruit men eigenlijk het leven, en dan met name het leven vande geest, beschouwt, en of men daarbij de juiste kennis van zichzelf heeft endaardoor een juiste en ware kennis van God en Zijn talloos vele wonderwerken enscheppingen, die reeds op het eindeloze gebied van de materie zulke dingen voorjullie bevatten, dat er aan jullie hoogst verwonderde beschouwing daarvan in eenaeon van jaren nooit een einde zou komen, laat staan van de puur geestelijkescheppingen, waarvan men kan zeggen: Tot nog toe is het nog niemand in de zingekomen om ook maar te vermoeden en enigszins aan te voelen, wat voorzaligheden God heeft bestemd voor degenen die Hem waarachtig kennen en Hemdan ook boven alles liefhebben en uit liefde voor Hem ook waar dat mogelijk is,met raad en daad hun medemensen. Hoe kan er ooit sprake zijn van verveling,zodra de zo volmaakt mogelijke geest begint in te zien, dat hij nog maar aan hetbegin staat van de onthulling van de talloze wonderen van de eeuwige macht en

Page 321: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

321

wijsheid en de hoogste liefde van God de Heer en Vader van eeuwigheid? 0, welkegedachten maken zich toch van jullie meester door jullie grote beperktheid in iederdieper inzicht in het leven![2] Je hoeft alleen maar naar de zon te kijken, die deze aarde de dag geeft! Watweten jullie van dit heerlijke hemellichaam? Niets! Jullie weten zelfs niet eens ietsvan haar orde en haar verhouding tot deze aarde! Jullie denken en geloven alleendatgene, wat jullie met je zintuigen waarnemen; maar het is heel anders. Niet dezeaarde staat als in een eeuwig centrum, en de zon beweegt zich nooit en te nimmerom haar heen, ook al lijkt dat zo, maar de zon vormt voor de aarde, de maan en deandere jullie bekende planeten het centrum, en deze aarde met haar maan, alsookalle overige planeten, bewegen zich in verschillende perioden om de zon. Dedagelijkse op en ondergang van de zon wordt veroorzaakt door de bijna 25 uurdurende draaiing van de aarde om haar polaire as.[3] Jullie kunnen dat nu nog wel niet zo goed inzien vanwege de beperktheid vanjullie kennis; maar latere volkeren, aan wie God de Heer een juist licht zal geven,zullen dat begrijpen en haarfijn berekenen.[4] Jullie kunnen het nu van mij aannemen, omdat jullie weten dat ik hierover naarwaarheid een zeer diepgaande kennis kan hebben. En omdat we het nu reeds overde zon hebben gehad zeg ik jullie, dat deze duizend maal duizend keer groter isdan deze aarde. En welke nooit door jullie vermoede wonderen bedekken haaruitgestrekte bodem! Talloze van de meest wonderbaarlijke schepselen van Godwandelen daar in de grootste harmonie op hun zeer weidse lichtvelden enverheugen zich in hun zalige bestaan! Hun schoonheid is al dermate groot, datjullie een menselijke gedaante van daar afkomstig, hier op aarde een eeuwigheidlang zouden kunnen bekijken en bewonderen zonder dat jullie er ooit genoeg vanzouden kunnen krijgen! Wat ik jullie vertel is algemene en hoogste waarheid enniet in het minst overdreven. [5] En als jou op deze magere aarde een tienduizendjarig leven onder vrij goede levensomstandigheden al niet bepaald onaangenaamzou zijn, dan zou ik wel eens van je willen weten hoeveel jaar je onder goedeomstandigheden in de zon zou willen leven![6] Maar dit is niet de enige zon in de eindeloze scheppingsruimte; er zijn ertalloze, waarvan er vele zo onmetelijk groot zijn dat zelfs deze voor jullie begrip alimmens grote zon zich nauwelijks verhoudt tot die oer reuzenzonnen als eensneeuwvlokje vergeleken tot de omvang van deze aarde. [7] En als het in het rijkvan de materiële schepping al zo is, hoe moet het dan wel zijn in het oneindige rijkvan de geestelijke scheppingen van God de Heer en Vader van eeuwigheid! En hoekun jij dan spreken van verveling tijdens het eeuwige bestaan na dit leven bij eenmens die geheel tot een volmaakte geest is geworden?![8] En als je reeds aeonen maal aeonen aardse jaren als zuivere, zelfstandige envrije geest in het meest hemelse gezelschap van aanjou verwante zuivere geestende steeds grotere wonderen van God zult hebben aanschouwd, dan zal het nogeindeloos lang duren voordat je aan het echte begin ervan staat! Als je dat goed totje door laat dringen moet je wel een aldoor groeiende vreugde voor het levenvoelen en er geen afschuw 'Van krijgen! -Zeg jij me nu maar, hoe dit je bevalt'

Page 322: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

322

Hoofdstuk 187: Drie bedenkingen tegen het voortleven na de dood[1] Hiram zegt: 'ik ben verbaasd over je kennis van deze dingen. Die heb je nietvan een wereldse school en ook niet uit je fantasie! Het zou bijna zo kunnen zijn,omdat je het hier voor ons zo gemakkelijk uiteen hebt gezet alsof het al sindsondenkbare tijden iets zeer bekends voor je is; want waarlijk, zoiets kun je nietuitje duim zuigen! Wij zeggen je nu alleen, dat wij van al deze dingen weliswaarzo goed als niets, begrijpen; maar wij geloven het nu volkomen, omdat jij het onszegt; Want jij hebt nu in de korte tijd van ons samenzijn op de eenvoudigste enmeest heldere manier van de wereld onvoorstelbare bewijzen geleverd van jealwetendheid en je integere waarachtigheid. [2] Desondanks heb ik je metbetrekking tot het bestaan na de dood nog drie belangrijke vragen te stellen. Kun jeons ook hierop een bevredigend antwoord geven, dan zullen we terwille van jouonze hele cynische* (* Cynicus werd in Griekenland iemand genoemd die tot eenfilosofische school behoorde, die het ontberen van alle cultuurgoederennastreefde.) wijsheid laten varen en je dan vragen ons een betere waarheid te leren.De vragen zijn kort en eenvoudig de volgende:[3] Wat zijn het voor geesten, die hun zielen ter ontwikkeling in lichamen vandoofstommen plaatsen en in lichamen van mensen die reeds vanaf hun geboorteachterlijk en dwaas zijn? Wat voor geestelijke groei van een mensenziel kan menredelijkerwijs in zulke lichamen verwachten? - Dat is de eerste vraag.[4] Hoe zit het met de zielen van kinderen die sterven nog lang voordat hunbewustzijn zich heeft ontwikkeld en waarbij dus helemaal geen sprake kan zijn vaneen geestelijke groei? Van welke volkomen zuivere geesten uit God aan gene zijdestammen deze af? -Zie, vriend, dat is de tweede, zeer belangrijke vraag![5] En de derde vraag luidt: Hoe zit het met die zielen, die op aarde in hun lichaamweliswaar heel wat wereldse beschaving en intelligentie hebben verworven, maardan eigenwillig en geheel eigenmachtig tot ware monsters van de betere menselijkesamenleving worden? Waarom hebben hun geesten, die hen in dit bestaan hebbengebracht en die toch van God evenveel wijsheid hebben gekregen als jij, dattoegelaten; en waarom bekommerden zij zich niet meer om die door hentevoorschijn geroepen zielen die één moeten worden met hen? Of maakt het vooreen pure geest niets uit welke trap van ontwikkeling een ziel in deze wereld en inhaar lichaam krijgt? [6] Kijk, vriend, hier zijn nog een paar dingen die integenspraak zijn met wat je eerder zei en die wijzelf met de beste wil niet onderéén noemer kunnen brengen! Want ofwel is het tot stand komen van zo'n levenseenwording een hoogst ernstige aangelegenheid, waar het wel en wee gedurendede hele eeuwigheid dus van afhangt -en dan kan het onmogelijk zo zijn dat het demachtige geest van gene zijde niets uitmaakt of zijn ziel, die door zijn macht enintelligentie uit God gevormd of uit de materie ontwikkeld is, zelf een evenvolmaakt geestelijk wezen wordt als hijzelf of een waar monster -, ofwel het totstand komen van deze eenwording is geen hoogst en zelfs heilig ernstigeaangelegenheid, maar zomaar een willekeurig spel. Dan hebben wij ondanks jouwnog zo diepe wijsheid ontegenzeggelijk gelijk, als we beweren dat in de grotenatuurwereld alles slechts een ijdel spel van haar krachten is, en dat wij enkel als

Page 323: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

323

een voorbijgaande grap van de grote natuur het leven hebben gekregen, en dat ditmet de dood voor altijd ophoudt, ongeacht wat ergens onsterfelijke volmaaktegeesten doen, die zich om de hele natuur nooit bekommeren![7] Want als ik bijvoorbeeld ook in het leven geroepen ben door zo'n oergeest uitGod die zich helemaal niet meer om mij wil bekommeren, dan dient hij immersnergens toe; en als ik mij dan als ziel helemaal zelf voor hem moet ontwikkelenzonder dat hij er merkbaar aan meehelpt, dan kan zo'n lauwe geest ook welgedurende de hele eeuwigheid uit mijn buurt blijven! -Wel, vriend, wat voor goeden wijs antwoord heb je hierop?"[8] Petrus zegt heimelijk tegen Mij: 'Heer, hier zou mijn wijsheid toch geenantwoord meer op weten! Ik houd mijn hart vast, hoe Johannes zich hieruit zalredden!" [9] IK zeg: 'Wees onbezorgd! Door Mij en met Mij gaat alles!'

Hoofdstuk 188: De noodzakelijke verscheidenheid van wezens enomstandigheden op aarde[1] Hierop begon Johannes weer te spreken en zei: 'Mijn beste vrienden als jullieinzicht maar half zo ver ontwikkeld zou zijn, zou ik weinig woorden nodig hebben;maar nu zijn er natuurlijk meer voor nodig. Maar opdat jullie dat begrijpen, moetik jullie eerst iets geheel nieuws onthullen en duidelijk maken hoe het een hetander tot gevolg heeft. En nog voor jullie eraan dachten om met die drie kritischevragen te komen, wist ik daar al van en heb er in mijn zojuist gedane uiteenzettingvan de materiële schepping al rekening mee gehouden. O, jullie komen immersnooit met een vraag bij mij waar ik niet allang van te voren van wist! En daar ikreeds lang van te voren wist welke vraag zou komen en ook jullie reisgeschiedeniskende, kunnen jullie je ook wel gemakkelijk voorstellen, dat het voor mij metbepaald te moeilijk zal zijn om daar een definitief antwoord op te geven. - Watdenk jij hiervan, Hiram?" [2] Hiram zegt: 'O ja, dat is je wel toevertrouwd! Maar ikheb je deze drie vragen ook niet gesteld om jouw zeer beproefde wijsheid nogverder uit te testen; maar omdat van het een het ander komt, zou ik van jou dan ookgraag een definitief uitsluitsel krijgen in deze uiterst serieuze aangelegenheid, dat,zonder daardoor de zeker ook diepe wijsheid van je collega's te kort te doen, mijniemand meer zal kunnen geven behalve jij. Wees zo goed en spreek, - we zullenmet uiterst gespannen aandacht naar je luisteren!"[3] Johannes zegt: 'Goed dan, luister! Tussen alles wat jullie op aarde ook maarzien, bestaan verschillen. Wat zouden jullie wel zeggen, als op deze aarde alleschepselen even sterk op elkaar zouden lijken als bijvoorbeeld de mussen op hetdak, waarbij je het vrouwtje niet van het mannetje kunt onderscheiden?"[4] Hiram zegt: "Dat zou onverdraaglijk saai zijn!"[5] Johannes zegt: 'Goed! Zo zou het ook onverdraaglijk vervelend zijn, als allemensen precies hetzelfde uiterlijk zouden hebben, even sterk zouden zijn en evenoud, en geheel dezelfde stem en taal, en een geheel gelijk instinctmatig verstandzouden hebben!" [6] Hiram zegt: "O, dat zou werkelijk iets verschrikkelijks zijn!"[7] Johannes zegt verder: 'Zou de aarde zo bekoorlijk en aangenaam zijn om tezien, als er helemaal geen bergen waren of als er geen verschil tussen de bergen

Page 324: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

324

zou zijn? En als er op aarde maar één enkele boomsoort voorkwam en maar ééngrassoort? En als er geen zee was, maar alleen kleine, ondiepe, vijvers die preciesop elkaar leken, geen grotere diepe meren, geen grote rivieren en stromen, maaralleen kaarsrecht stromende, handbrede beken? En dan ook nog alleen maarprecies gelijke vierkante wolkjes aan de hemel, die aldoor alleen maar in een endezelfde richting heel langzaam voorbijtrokken? Zou het aangenaam zijn als je aanhet firmament in plaats van verschillende sterren, ofwel alleen maar zonnen ofwelalleen maar manen zou zien zonder dat de dag door een rustige nacht afgewisseldzou worden?!' [8] Hiram zegt: 'Vriend, ik vraag je, houd alsjeblieft toch gauwdaarmee op; want mensen zoals wij worden alleen al door de gedachte daaraan totwanhoop gedreven! Want alleen de grootste verscheidenheid in alles kan het levengenoegen schenken!"[9] Ook Aziona zegt: 'Broeder Hiram, heb je nog niet in de gaten waar dat naar toegaat, en hoe mooi je al klem zit?" [10] Hiram zegt: 'Heel vaag begin ik wel zo'nbeetje te vermoeden waar het op uit draait! Maar laat onze edele en wijze vriendvoor ons bestwil maar geheelongestoord verder spreken!"[11] Johannes gaat verder en zegt: 'Wel vrienden, als voor jullie al op aarde degrootst mogelijke eenvormigheid in alles de vreselijkste verveling zou veroorzakenen jullie alleen maar genoegen scheppen in de meest grootse en talrijke verschillenen veranderingen, -hoe kunnen jullie dan denken dat nog eindeloos veelvolmaaktere geesten als hoogste levensintelligenties eeuwig in de grootsteeenvormigheid moeten voortleven en dat de een precies zo is als de andergedurende de hele eeuwige oneindigheid?! O zie toch eens, hoe miserabel enhoogst eenzijdig jullie God Zelf en Zijn oneindige geestenrijk hebben opgevat![12] Er moeten zowel daar als hier verschillen zijn, en welontelbaar vele, omdatanders immers geen enkel volmaakt wezen ook maar ooit zaligheid en geluk zoukunnen voelen over de geschapen wonderen van God, zoals er onder jullie, mensenop aarde onvoorstelbaar veel verschillen bestaan, opdat het noodzakelijk zal zijndat jullie elkaar wederzijds dienen. Wat maakt het dus uit of een -laten we zeggen -geest aan gene zijde zijn hier ondernomen werkzaamheden geheel voltooit of niet?De eeuwigheid is toch hopelijk lang genoeg om het hier slechts schijnbaarverzuimde in te halen![13] En bovendien -let wel -is immers deze aarde door God speciaal uitverkoren envoorbestemd om juist hier -omdat het alleen hier mogelijk is het kindschap vanGod te bereiken -onder de hier voorkomende zeer verschillende mensensoorten en-karakters zo'n grote verscheidenheid te laten bestaan, zoals die in de heleoneindigheid nergens, op geen enkele van de talloos vele hemellichamen, in zo'nhoge graad is aan te treffen als juist op deze aarde.[14] Maar omdat alleen hier het ware en enige kindschap van God te bereiken is,wat alle zuivere oergeesten in de hele oneindigheid heel goed weten en ten vollebeseffen, kunnen jullie je wel voorstellen dat heel veel geesten met zielen vanandere hemellichamen ook met het doel op deze aarde komen, om een ziel die vaneen andere wereld komt ook in de materie van deze aarde te laten zuiveren. Wel,velen slagen erin bij de eerste poging, en heel velen niet! Als dan zo'n ziel van eenandere planeet in een lichaam van deze aarde dan beslist al zodra ze hier komt, het

Page 325: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

325

in deze materie die haar zeer bedrukt niet vol kan houden, wel, dan wordt zij doorhaar geest onmiddellijk weer naar de plaats gebracht waar ze vandaan is gekomen.[15] Veel zielen, meestal van andere hemellichamen, kunnen de aanblik van dezemagere en minst mooie wereld helemaal met verdragen. Gewoonlijk ziet men dandat hun zintuigen zeer zwak ontwikkeld zijn. Ze houden het hier vaak wellangeretijd uit en doen het een en ander, maar gewoonlijk slechts weinig volgens demening van de werkelijke mensen van deze aarde; na zo'n leven, dat voor hen inIeder geval een diepe betekenis heeft en dat gewoonlijk ook niet te lang duurt,keren ze vaak na enkele tientallen jaren, door de mensen van deze aarde natuurlijkniet gekend, weer terug naar hun plaats van herkomst -met vaak een heel goedresultaat vanwege de grote moeite die ze zich getroostten; en daar bereiken ze danzeker wat ze de eerste keer zochten.[16] Sommigen van deze vreemde zielen trekken vaak zelfs door vele anderehemellichamen, tot ze zich tenslotte, door hun geesten geleld, op deze aardewagen. Sommigen komen van zonnewerelden. Een aantal van hen is al gauw zeervolmaakt; maar anderen ontsteken ook vaak in grote toorn over alles wat er maarop deze aarde voorkomt. Zij worden voor deze aarde vaak zeer kwaadaardigeindividuen, die roven, moorden en stelen wat ze maar kunnen. Ook hebben zegewoonlijk geen liefde voor de mensen op deze aarde en proberen hen alleen maarop alle mogelijke manieren schade toe te brengen. Zij ontlopen hier maar zelden deverdiende straf voor hun overtredingen van de aardse burgerlijke voorschriften. Zekeren ook wel vaak naar hun oude plaats van herkomst terug, waar het hun dan ookniet bijzonder goed gaat; want hun geest begint met hen dan vaak een ontzettendharde en pijnlijke tucht, die naarmate een ziel als zodanig trotser, verharder enzelfzuchtig eigenzinniger is, vaak vreselijk lang duurt.[17] Ja, soms gebeurt zelfs met bewoners van deze aarde hetzelfde, als ze zich doorde vreemden ertoe laten verleiden om ook zoveel mogelijk kwaad aan te richten.Zulke zielen, waarvan er helaas niet weinige zijn, zijn dan wat men 'duivels'noemt; maar hun geesten van gene zijde zijn dan net zo lang hun pijnigende leiderstot ze zich geheel verbeteren. En zie, juist daarom is er op deze aarde die groteverscheidenheid, en daarom zijn er zulke merkwaardige toestanden onder demensen op deze aarde. Ik denk nu dat jullie, die duidelijk scherper kunnen denkendan andere gewone doorsnee mensen van deze aarde, volledige duidelijkheidhebben verkregen over jullie vragen! Of is er nu nog iets wat jullie willen weten?"

Hoofdstuk 189: De vraag over de Messias[1] Hiram zegt: 'Dat is nu helemaal in orde en wij hebben nu niets meer tegen je inte brengen; want nu geloven wij jou, omdat jij zeker alleen weet en duidelijkgenoeg kunt begrijpen, dat het zo is en niet anders. Wij kunnen dat natuurlijk nochinzien noch begrijpen, omdat wij niets weten van die talloos vele vreemdehemellichamen en nog minder van het wezen van hun hoogst raadselachtigebewoners, hoe ze zijn, hoe ze eruit zien, en welke geest hen bezield. Maar ik benwel van mening dat althans een paar betere mensen van deze aarde hierover bericht

Page 326: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

326

van boven zouden moeten krijgen nog tijdens hun aardse leven, om zich dan tegenzulke mensen te kunnen keren en wapenen!"[2] Johannes zegt: 'Luister! Zulke mensen zijn er op aarde nog altijd geweest, en zehebben dit en vergelijkbare zaken de mensen van deze aarde door allerleisymbolische beelden bekend gemaakt -in het Hooglied van Salomo komendergelijke aanduidingen meermaals voor -; maar de mensen, respectievelijk hunzielen, hebben hun zinnen te veel naar buiten, op de materie van de wereld gerichten zo hun geest van gene zijde de rug toegekeerd, daarom kunnen ze van dehoogste en puur geestelijke dingen ook niets meer begrijpen en vatten. Juistdaarom zijn wij nu in deze wereld gekomen, om de door hun hoogst eigen schuldverwaarloosde zielen weer op te richten en hun de juiste wegen te tonen naar hungeestelijke en eeuwige levensheil.[3] In de toekomst, na ons, zal dit alles aan duizenden door de heilige Geest vanGod nog duizend maal duidelijker geopenbaard worden dan ik het jullie nu konopenbaren. Maar als de Geest van God dan ook over jullie zal komen, zal hij julliein alle diepten van Zijn oergoddelijke wijsheid binnenleiden, en dan pas zullenjullie ook volkomen duidelijk inzien wat jullie nu nog maar een beetje zijnbeginnen te geloven. Tot die tijd moeten jullie geloven en zoeken in de schriften enook in de hele natuur; ze zullen jullie zeggen dat het zo is en niet anders! De vollediepte zullen jullie echter, zoals gezegd, pas later volledig inzien. Hebben jullie ernu nog iets tegen in te brengen?"[4] Hiram zegt: 'Neen, mijn edelste en wijze vriend! Er bestaat bij ons nu absoluutgeen twijfel meer over deze dingen! Maar nu wij al bijna tot aan het einde van dezeprachtige dag over heel wat dingen hebben gesproken, zou ik je toch nog graag éénding willen vragen. Ik ben weliswaar slechts een pure Griek, maar desondanks hebik me in de loop der tijd van het jodendom al heel wat eigen gemaakt, wat mij ergamuseerde, met name hun bewering over een Messias die niets minder dan meteenmaar het hoogste Godswezen Zelf zou zijn. Hij zou hen allemaal natuurlijkonmiddellijk onsterfelijk maken en in Jeruzalem resideren als hun eeuwigeonoverwinnelijke koning en van daaruit meteen de hele wereld en tegelijknatuurlijk ook de hele eeuwige oneindigheid beheersen. [5] Men lacht onsvanwege onze mythische godenleer nu al bijna overal uit en maakt deze voor jereinste oude onzin uit; maar wat moet men dan wel niet over de joden vanwegehun Messias zeggen? Goede hemel! Zo'n grenzeloze domheid en verwarring vande menselijke geest ben ik werkelijk nog nergens in de hele wereld die ik bereisdheb ooit tegengekomen! Vertel me wat daar voor flauwe onzin achter moet steken!Dat is toch werkelijk ontzettende grootdoenerij vooral van de vooraanstaandejoden ten overstaan van ons, Grieken en Romeinen, en ze verheugen zich er al opdat hun Zeus ons hun land uit zal drijven met een vreselijk vlammend zwaard,waaruit met iedere goed gerichte slag minstens honderdduizend vernietigendebliksems over alle heidenen in het rond zullen spatten! Wel, dat is toch wel eenbeetje al te kras! -Wat zeg jijzelf, als jood, van deze oude dwaze jodengrap?"[6] Johannes zegt: 'Er zit wel een kern van waarheid in, wat jij als echte Griekmisschien niet zou denken; en misschien bevindt deze zich dichter bij jou dan jijwel eens zou kunnen vermoeden! Maar op de manier, waarop jij deze uit de mond

Page 327: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

327

van de joden hebt vernomen, is het natuurlijk duidelijk iets geweldig belachelijks,waar geen enkel vonkje van maar schijnbare waarheid in schuilt! Maar wat dejoden op hun hoogst domme manier verwachten en later nog tot aan het einde derwereld tevergeefs zullen verwachten, is reeds lang, verborgen voor hun blindeogen en dove oren, aanwezig, -maar niet om de voor de joden hoogst lastigeheidenen te verdrijven, maar juist omgekeerd: De joden zullen uit het landverdreven worden en aan de heidenen zal Gods Woord voor altijd gegevenworden! Maar over dit onderwerp zullen we later een zeer belangrijk gesprekbeginnen; nu gaan we voor een avondmaaltijd en een plaats voor de nacht zorgen!Want we blijven morgen ook nog hier, en dan misschien nog een paar dagen, endan kunnen we nog heel wat bespreken."[7] De beiden zeggen, heel verheugd over deze toezegging: 'Er zal onmiddellijkdoor ieder van ons voor alles zo goed mogelijk worden gezorgd!"[8] Hiermee vertrekken beiden zeer opgewekt en Ik prees Mijn leerling voor zijnonvermoeibaar volhouden en voor zijn waarlijk zeer grote geduld.

Hoofdstuk 190: Johannes is bang voor Hirams scherpe verstand[1] Terwijl de beide vissers met hun vrouwen en kinderen het avondmaal voor onsbereidden, vroeg eindelijk weer de zeer schuchter geworden Judas Iskariot wie hetschip naar de oude Marcus terug zou brengen als wij het niet meer nodig zoudenhebben. [2] IK zei: 'Bekommer je om betere dingen dan om zulke wereldsekleinigheden; want Hij die dit schip op wonderbaarlijke wijze voor Marcus heeftgebouwd, zal wel weten hoe Hij het hem terug moet bezorgen! Dat jij je toch nooitom geestelijke dingen kunt bekommeren, maar altijd alleen maar om wereldsezaken! Wat heb je dan aan de wereld, of wat zou je eraan hebben als je de helewereld zou krijgen, maar daarbij grote schade leed aan je ziel? Wat kun je dangeven om je verdorven ziel vrij te maken?![3] Kijk eens naar deze arme vissers! Ze zijn de nuchterste, maar verder toch devriendelijkste mensen, ze verwachten geen levensloon na de lichamelijke dood entoch is voor hen de hele wereld met al haar vergankelijke schatten een gruwel, enze hebben zich daarom van de hele wereld op dit meest verlaten en eenzamehoekje van de aarde teruggetrokken. Nu hebben ze voor de eerste keer iets over ietshogere geestelijke zaken vernomen en reeds zijn ze vol tevredenheid, -en het zijnzeker voor de helft heidenen; jij echter bent een echte jood en behoort evenals Iktot de stam van Juda en toch maakt opjou het geestelijke weinig of helemaal geenindruk! Zeg Me nu eens heel eerlijk, waarom je nu eigenlijk precies met Mij vanplaats tot plaats rondtrekt!"[4] Judas zegt een beetje verlegen: 'Nou ja, nu doe ik het weer helemaal fout omdatik vroeg hoe het met dat schip moet! Ik heb daar toch geen slechte en oneerlijkebedoeling bij gehad! Vergeef me, als ik daardoor fout ben geweest!"[5] IK zeg: 'Ja, ja, jou zal nog veel vergeven moeten worden! Pas er voor op datuiteindelijk niet de wereldje meester wordt!"[6] Hierop wilde ook Thomas Judas Iskariot nog enkele woorden in het oorfluisteren; maar Ik keek Thomas aan en hij hield zich stil en bleef geduldig.

Page 328: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

328

[7] Toen kwam Johannes, Mijn lieveling, naar Mij toe en zei: 'Heer, zijn we methen nu wel enigszins op de goede weg gekomen? Want als het nog moeilijker methen wordt, zou ik U toch wel willen vragen of U het Zelf tegen hen op wilt nemen;want soms beklemt me de gedachte, dat mijn hart misschien toch mogelijkerwijsiets wat van U komt niet juist en snel genoeg kan begrijpen en dat het dangemakkelijk iets van mijzelf in plaats van iets van U aangeeft, waardoor ik dan bijdeze scherpzinnige denkers ogenblikkelijk in de grootste moeilijkheden zoukomen! Zij letten immers op ieder woord en op iedere gezichtsuitdrukking daarbij,zoals een slimme vos zijn buit in de gaten houdt! Maar één onjuist woordje en zijlaten het helemaal afweten![8] Philopold in Kana bij Kis had er ook veel van weg; maar het was toch veelgemakkelijker om met hem te praten. Bij deze mensen gaat het veel moeilijker,omdat ze werkelijk veel ervaring hebben en daarbij zo'n scherp verstand, als ik totnog toe niet heb meegemaakt! Mathaël was ook een buitengewone geest; maar metHiram hier zou hij het moeilijk hebben gehad! Daarom vraag ik U Heer, nog éénkeer, of U Zelf het met hem op wilt nemen als hij nog een fellere aanval doet!:'[9] IK zeg: 'Mijn beste Johannes, dat zal nu met meer zo zeer nodig zijn. Hiram zalmet betrekking tot de Messias nog wel menige tegenwerping naar voren brengendie je een beetje in verlegenheid zal brengen; maar wij beiden zullen hem ook watdat betreft nu spoedig op de juiste weg brengen. Ga jij nu naar de hut en maak eenvuur voor hen; want ze proberen nu al sinds ze ons verlieten, vuur te maken doorstenen en hout tegen elkaar te wrijven, maar het lukt niet!"[10] Johannes ging naar de hut en zei: 'Beste vrienden, ik geloof dat het jullievandaag niet wil lukken om vuur te maken; want ik heb nu al een poosje naar dehut gekeken, maar nog geen vuur kunnen ontdekken en mijn vriend zei tegen mij:'Ga voor deze goede en bezorgde mensen vuur maken!' En dus ben ik nu dan hier om jullie te helpen met het maken van vuur' [11] Hiram en Aziona zeiden: 'Je bentons dan ook uiterst welkom; want onze beste stenen geven geen vuur en de stukkenwrijfhout zijn in de hut enigszins vochtig geworden, en daarom lukt het ons nietom vuur te maken. Bij de buren gaat het al niet beter'[12] Johannes zei: 'Leg het hout maar op de haard, het vuur zal dan meteen komen'[13] Ze legden het hout op de haard en Aziona zei: 'Wel, beste vriend het hout ligter al op! Ik ben werkelijk nieuwsgierig op wat voor nieuwe manier jij nu vuur gaatmaken!"

Hoofdstuk 191: Het vuurwonder van Johannes[1] Johannes zegt: "Kijk, zo!"[2] Johannes sprak enkel: 'Moge het hout branden op deze haard hier en in deandere hutten!" , en op hetzelfde ogenblik laaide het vuur in de hutten hoog op.[3] Toen sloegen ze beiden van verwondering hun handen in elkaar en zeiden:'Neen, dat kan alleen een God mogelijk zijn! Wij hebben al wel eens door magiërsvuur zien maken door middel van handen wrijven, maar enkel door het woord nognooit! Het kan natuurlijk dat je een of ander geheim poeder hebt waarmee je metecht magische snelheid het hout hebt bestrooid, wat noch door mij noch door

Page 329: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

329

iemand anders is opgemerkt, en het poeder moet dan, met het hout in aanrakinggekomen, onmiddellijk zijn gaan branden; hebben de oude Egyptenaren zo'npoeder niet gehad? Anders is dit een zuiver, hoogst onbegrijpelijk wonder'[4] Johannes zegt: 'Op natuurlijke wijze zou dit met dat bepaalde poeder nog hetbest te verklaren zijn; maar ik was zo vrij om deze nood nu in één keer in al julliehutten tegelijk te verhelpen, waarvan jullie je weldra kunnen overtuigen, -dusdaarom zal er van dat bepaalde Egyptische vuurpoeder hier wel geen sprake zijn!"[5] Johannes was nauwelijks uitgesproken, of daar kwamen de buren al deels volangst en deels vol vreugde toegesneld en vertelden haastig wat er in hun huttenwas gebeurd. [6] Maar Aziona stelde hen gerust en zei: 'Ga maar rustig en kalmnaar jullie hutten terug; want wij weten reeds wat jullie is overkomen!'[7] Hierop haastten de boodschappers zich naar huis en bereidden ook hun karigemaal. [8] En nu zei ook Hiram: 'Ja, mijn beste en wonderlijke vrienden, nu zal ikook voor korte tijd naar huis gaan om mijn zeker reeds gekookte vissen zonderzout of andere kruiden te gaan eten; daarna zal ik jullie onmiddellijk weer tendienste staan!"[9] Johannes zei: 'Blijf hier, en wees met de huisgenoten van Aziona onze gast!'[10] Hiram zei: 'Edelste vriend, dat zou voor mij meer dan teveel zijn van julliesteeds meer onbegrijpelijke goedheid! Maar ik moet voor jullie toch ook voor eennachtverblijf zorgen, daarom is het noodzakelijk dat ik even naar huis ga om inmijn hut althans voor één van jullie, vanwege de beperkte ruimte, een behoorlijkeslaapplaats klaar te maken!"[11] Johannes zei: 'Ook dat is niet nodig, want ons schip, waarop wij allen heelgoed kunnen overnachten, is daar al voor ingericht; en misschien blijven we welzoals gewoonlijk gedurende de hele nacht zelfs buiten onder de boom op het mooiegrasveld zitten, dus je hoeft nergens meer voor te zorgen.'[12] Hiram zei: 'Ja, als dat zo is blijf ik natuurlijk nu zonder meer hier! Alleen, hetenige wat in deze buurt een beetje onaangenaam is, vooral 's nachts, zijn de enormezwermen van allerlei nare muggen en andere vliegende insecten; en dan zijn er ooknog veel slangen die 's nachts uit hun schuilplaatsen naar buiten komen en onsvaak erg lastig vallen. Er is hier weliswaar ook een groot aantal ooievaars enkraanvogels, die in grote scharen aan komen vliegen en hier hun zeer royalemaaltijd houden; maar desalniettemin vermeerdert het ongedierte zich zienderogenzo erg, dat er iedere avond nog genoeg overblijft om ruim tien maal zoveelooievaars en kraanvogels te voeden. Om die reden is het hier in ieder geval niet zoaangenaam om buiten te overnachten. Ik zou liever zien dat jullie de nacht op hetschip doorbrengen, waar men zich in de vertrekken niet voor de insecten, nochvoor de muggen en nog minder voor de slangen in acht hoeft te nemen!"[13] Johannes zei: 'Maak je om al die dingen maar helemaal geen zorgen; wantnoch het een noch het ander zal jullie nu en ook in de toekomst ooit meer tot lastzijn!" [14] Bij deze woorden verliet Johannes de hut en kwam weer bij ons enwilde Mij vertellen wat er nu allemaal was voorgevallen.[15] IK prees hem echter en zei: 'Alles voor deze mensen heb Ik Zelfprimageregeld! Maar Ik zeg jullie nu iets anders!"

Page 330: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

330

Hoofdstuk 192: Het wonderbaarlijke nachtmaal[1] (De Heer:) 'We zullen vandaag tegen middernacht met een regelrechte oorlog temaken krijgen! Want een tweede afvaardiging is gisteren uit Jeruzalem vertrokken,omdat die onder leiding van Zinka niets meer van zich liet horen, -door wie dezegestuurd is kunnen jullie gemakkelijk raden! Ze komen met een schip, en enkelevissers die jullie kennen, hebben hun bericht dat wij vandaag tegen de middag dezebaai zijn binnengevaren. Ze zullen het vannacht weliswaar zeer moeilijk hebben indeze bocht, maar uiteindelijk geholpen door een paar deskundige en goed betaaldevissers toch hier aankomen. Er bevinden zich ook twee aarts-Farizeeën onder henen een belangrijke schilddrager van Herodes. Vertel deze vissers hier intussen nietsvan, want wij zouden hen daardoor geheelonnodig bang maken, omdat ze ons nogniet volledig kennen en ons heimelijk nog steeds voor magiërs van hetbuitengewoonste soort houden! [2] Met deze achtervolgers zal het niet zo goedaflopen als met die onder leiding van Zinka! Deze achtervolgen Mij met een eigeninzet en woede, wat bij Zinka niet het geval was; daarom zal hun onderneming hunzeer duur te staan komen! Want men moet verdwaalde en onder dwang staandemensen anders behandelen dan volslagen duivels! Vandaag zullen jullie Mij eenkeer als een onverbiddelijke rechter meemaken, bij wie in deze situatie geen liefdezal heersen! Maar nu geheel zwijgen hierover; want onze gastheren brengen zojuisthet zeer goed toebereide nachtmaal!'[3] Als Aziona met zijn etensmand aankomt, zegt hij: 'Beste goddelijke vrienden!Alles is in orde, alleen hebben we geen tafel, geen banken en geen licht! -en het istoch al tamelijk donker geworden!"[4] IK zeg: 'Dat geeft allemaal niets! Luister, magiërs als wij raken daardoor nooitin verlegenheid! Wij hoeven alleen maar te zeggen: 'Tafels, banken en licht hier!',en zie, alles wat nodig is voor ons gemak is er al!"[5] Er stond zodoende in één enkelogenblik een grote, gedekte, lange tafel metgoede banken eromheen, en op de tafel stond een grote naftalamp met helder,zonnewit licht, zodat de hele omgeving naar alle kanten hierdoor bijna daghelderverlicht was. Aziona en Hiram lieten van schrik en verwondering bijna deetensmand vallen, vermanden zich echter snel en zetten hem, iets voorzichtig nog,op de wonderbaarlijke tafel. [6] Hiram keek nu eens Mij, dan weer Johannes aanmet verwonderde, maar ook zeer onderzoekende ogen, alsof hij zich afvroeg: 'Nuzou ik toch wel graag willen weten, wie van beiden de belangrijkste en deeigenlijke meester van het gezelschap is!', en hij zei tenslotte hardop: 'Waarlijk, alsdat ook tot het rijk der magie behoort, dan zou alleen daarvoor al in Alexandriatienduizend pond puur goud betaald worden!"[7] Hier kon ook Judas Iskariot zijn mond niet meer houden en zei tamelijk luidvoor zich uit: 'O, als ik dat zou kunnen, - geen uur zou ik meer in dit dommebeloofde land blijven, waar men altijd en overal alleen maar achtervolgd wordt! "[8] Deze keer was het Jacobus die hem een wenk gaf en hem aan Mijn eerderevermaning herinnerde. Toen werd hij stil en zei geen woord meer. [9] Aziona riepnu al zijn huisgenoten uit de hut en liet hen het nieuwe wonder zien, en zijn vrouw

Page 331: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

331

riep uit: 'Man, dat zijn geen magiërs, dat moeten goden zijn; want dit is ietsongehoords'[10] Aziona zei: 'Je zou wel eens helemaal gelijk kunnen hebben; alleen is het devraag of de hoge goden van de Olympus wel genoegen nemen met onze vissen!"[11] Zijn vrouw, die een Griekse uit Athene was en derhalve een nog echtovertuigde heidin, zei: '0 man, zoiets heb ik van de hoge goden meermaalsgehoord! Want de goden houden alleen in hun hoge hemelen van de allergrootstepracht; maar op aarde nemen ze altijd slechts bij de eenvoudigste en meest gewonemensen hun intrek en zijn ze tevreden met de eenvoudigste kost. Ja, ja, mijn lieveman, zo is het vast en zeker' [12] Aziona zegt: "Wel, wel, het zal wel zo zijn; maarnu is het wel weer goed! Ga maar weer naar de hut en maak alles goed in orde!"

Hoofdstuk 193: Het naderende schip met de achtervolgers[1] Hierop begaf de vrouw zich met enkele kinderen weer naar de hut en begonzelfs bij haar werk met de kinderen de grote Zeus te prijzen voor die meer dangrote genade, maar maakte niettemin tegen de kinderen de opmerking, dat het landwaar de goden verschijnen niets goeds te wachten staat, maar enkel slechte zakenzoals oorlog, hongersnood, pest en grote overstromingen.[2] Maar de kinderen zeiden: 'Maar deze goden zien er toch heel vriendelijk uit!We zullen hun morgen vragen of ze niet al te verschrikkelijk onheil over de aardelaten komen!" [3] De moeder zei: 'Wees nu maar kalm en stil! Dat zullen de vaderswel met hen bespreken; want wij begrijpen daar te weinig van."[4] Daarop werd het stil in de hut en wij verorberden met Aziona en Hiram onsavondmaal, dat de beiden buitengewoon goed smaakte, en met name de wijn en hetbrood, die Hiram niet genoeg kon prijzen. Toen we de vissen gegeten hadden,bracht Aziona de mand weg en kwam weer bij ons terug; we bleven toen metbrood en wijn meteen aan tafel zitten en niemand bespeurde ook maar iets vanslaap. Tot een uur voor middernacht brachten we de tijd door met allerlei niet zobelangrijke verhalen.[5] Hierna pas stond Hiram op, staarde een poosje naar buiten naar de baai en zeitoen met een zekere bedruktheid: 'Mijn vrienden, dat lijkt me niet in orde; voor onsallen dreigt een groot gevaar! Ik zie een met vele krijgers en gerechtsdienarenbemand schip de baai binnenvaren! Waarlijk, die hebben niets goeds in de zin!Vriend,jij hebt dit licht zo mooi geschapen, doof het, zodat ze de richting verliezenen in de nacht op een zandbank terechtkomen! Morgen zullen we hun dan vragenwat ze hier te zoeken hadden, en hun schip zal voor ons een goede buit zijn als zeons met vijandige bedoelingen wilden bezoeken"[6] IK zei: 'Laten we het licht maar aan laten! Weldra zul je wonderen van onzemacht te zien krijgen! Maar eerst moeten ze helemaal bij ons komen; en dan zullenwe hun laten zien waartoe naar jullie zeggen de goden in staat zijn!"[7] Hiermee stelde Hiram zich tevreden; maar Aziona zei: 'Zie, beste vrienden, ikhad jullie nog gevraagd of jullie soms door een vijand achtervolgd werden! Maarjullie zeiden: ' Absoluut niet! ' Hadden jullie er ons maar iets van gezegd, dan

Page 332: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

332

hadden wij hun het binnenvaren in deze bocht wel dermate moeilijk gemaakt dat zedaar dertig jaar lang genoeg aan hadden om over na te denken!"[8] IK zei: 'ik wist wel wat er, zonder dat wij daar schuld aan hebben, zougebeuren; maar als Ik het jullie meteen gezegd had, zou het afgelopen zijn geweestmet jullie noodzakelijke rust. Jullie zouden ontzettend veel moeite hebben gedaanom de ingang tot jullie baai te versperren, -en waartoe dan? Ik heb immers meerdan voldoende macht voor meer dan honderdduizend van zulke vijandige schepen!Waarvoor dan nog zulke voorbereidingen? De buit en het schip behoren danzonder meer aan jullie toe en dat zal niet gering zijn! Ze hebben grote sommengeld bij zich om mensen om te kopen en om zichzelf goed te verzorgen, en nog eengroot aantal andere aardse kostbaarheden, die jullie in je grote armoede goed vanpas zullen komen. Ik heb dit heimelijk in Mijzelf allemaal voorzien en heb jullievooral daarom niets gezegd. [9] Als jullie het schip door list en geweld, wat ookheel gemakkelijk gekund had, buitgemaakt zouden hebben, dan zouden jullie kortdaarna weer bezoek vanuit Jeruzalem hebben gekregen van een tienmaal grotervijandelijk schip, en allemaal zonder uitzondering als roofmoordenaars behandeldzijn. Maar nu hoeven jullie hiervoor niet in het minst bang te zijn; want Ikzelf zaljullie in de geest, ook al zal Ik niet persoonlijk bij jullie zijn, altijd beschermen enervoor zorgen dat jullie niets kwaads overkomt.[10] Maar nu komen de werkelijk enorme woestelingen al aardig dichtbij en zijzullen nu weldra samen met de beide vissers, die ons alleen verraden hebben, aanland gaan; let maar goed op wat hen zal overkomen!"[11] Aziona zei: 'Als ze maar geen werpprojectielen bij zich hebben!"[12] IK zei: 'O, nee hoor, ze hebben alleen maar enkele spiesen, lansen, zwaardenen kettingen bij zich; maar nu kalmte, beste vrienden!'

Hoofdstuk 194: De achtervolgers staan terecht[1] Op dat moment hoorde men ruwe stemmen honend en lachend uitroepen:'Hoera! Hahahaha, daar zitten de vrolijke vogels met Griekse verlichting allemaalmooi bij elkaar, en wij hebben ze in één keer in onze macht!"[2] Meteen kwamen de twee Aartsfarizeeën met de burchtvoogd van Herodes enmeerdere gerechtsdienaars met grimmige gezichten op onze tafel af en zeiden: 'Alsjullie niet zwaar geketend naar Jeruzalem gebracht willen worden, moeten jullieons gewillig volgen! Bij de geringste tegenstand zullen jullie onmiddellijk met dezwaarste kettingen geboeid worden!"[3] Maar IK zei: 'is er bij jullie in ieder geval tot morgen dan helemaal geen genadeen welwillendheid meer mogelijk? Want of jullie nu vandaag of morgen met ons,onschuldigen, wegvaren om je wraaklust te koelen, zal toch geen verschil maken!"[4] De voogd en de beide Farizeeën schreeuwen: 'Nee, nu onmiddellijk moet hetzonder enige genade! Kom, voorwaarts!" [5] IK zei nu met een zeer machtige enernstige stem: 'Goed dan! Omdat in jullie geen vonkje barmhartigheid aanwezig isen jullie tot ware aartsduivels zijn geworden, is ook uit Mijn hart alle erbarmingvoor jullie geheel verdwenen! Jullie geschiede overeenkomstig jullie hart,gezindheid en onnoemelijk boosaardige daden!"

Page 333: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

333

[6] Bij deze woorden van Mij werden allen plotseling stijf en door ondraaglijkepijnen aangegrepen, ze begonnen te jammeren en te smeken en beloofden alles tedoen wat Ik ook maar van hen zou verlangen, - als Ik hen maar wilde bevrijden vanzulke ondraaglijke kwellingen! Ze wilden liever duizend maal sterven dan nogmaar een ogenblik lang deze ondraaglijke pijn verdragen![7] Maar IK zei: 'ik heb jullie slechts tot morgen ook om genade en erbarminggevraagd, en dit niet gevonden; daarom zullen ook jullie nu geen genade enerbarming bij Mij vinden! De enige genade die Ik jullie kan geven bestaat uit hetvolgende: De verscheurende beesten uit dit gebergte zullen een einde maken aanjullie zeer slechte leven en met jullie datgene doen, wat jullie al met zoveelonschuldige mensen hebben gedaan! Ja, zelfs de kinderen bleven niet gespaardvoor jullie onbeschrijflijke en ongekende wreedheid![8] Jullie waren destijds nog als jonge kerels de fanatieksten bij de kindermoord inBethlehem, omdat jullie toen al dachten met hen ook Mij te doden. Maar Jehova 'seeuwige geest die Mij altijd met alle macht en kracht vervuld heeft, heeft dat wetente verhinderen. En na die daad hebben jullie nog talloze ongehoorde gruwelen aande arme mensheid begaan, waarvoor het menselijke verstand nog helemaal geennamen heeft gevonden; daarom heb Ik Zelf gewild dat jullie juist hierheen moestenkomen, om als duivels in menselijke gedaante jullie lang reeds welverdiende loonte ontvangen!" [9] Hierop jammerden ze nog meer en smeekten om genade enbeloofden totale beterschap van hun slechte leven. Ze vroegen of Ik alleen dezeene keer genade voor recht wilde laten gelden. Daarbij werd hun gekerm vanwegede pijn steeds erger, zodat Aziona en Hiram en zelfs enkele van Mijn leerlingenvoor hen begonnen te smeken.[10] IK zei: 'Geloof Me: Zo gauw Ik hen nu voor maar tien tellen van hunwelverdiende kwellingen bevrijd, zullen ze zich onmiddellijk als woedende tijgersop ons storten en ons willen verscheuren! O, Ik weet het beste hoe men metengelen, mensen en echte duivels om moet gaan! Waarlijk, voor deze tussen Mijnmensenkinderen gesmokkelde aartsduivels bestaat er in Mijn hart geen erbarmenmeer' [11] Maar de booswichten huilden steeds erger en vroegen om erbarming.[12] Maar IK zei: 'Dadelijk zullen diegenen er zijn, die een einde aan jullielichamelijke kwellingen zullen maken, en jullie zwarte zielen zullen de drakenbewonen van de heetste woestijnen in Afrika voor tienduizend maal duizend jaar,begraven in het gloeiende zand, Amen!"[13] Nu dreunde er van alle kanten uit het gebergte een machtig gebrul zodat allearme bewoners van deze plaats erg angstig werden.[14] Ik stelde hen echter gerust en zei tegen Aziona: 'De beide vissers moeten nuvan de pijn bevrijd worden; neem jij hen gevangen en breng hen naar de hut!"[15] Aziona deed dat. Toen de beiden, die zich door geld hadden laten verleiden, inbewaring waren gebracht en Aziona weer bij ons aan tafel kwam, besprongenmeteen een hele massa tijgers en grote beren de nu verschrikkelijk huilendebooswichten, pakten hen met hun tanden beet en sprongen er haastig met henvandoor naar het gebergte alsof ze slechts mussen in hun bek hadden. Spoedigverstomde al het gekerm; want de beesten die Ik voor dit doel helemaal van deGanges hierheen gedreven had, waren spoedig klaar met deze maaltijd en begaven

Page 334: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

334

zich toen snel weer naar hun land van herkomst. [16] Ik zei nu tegen iedereen:'Laat hiervan nooit één woord over iemands lippen naar buiten komen; want datzou hem uiterst slecht bekomen! De beide vissers zullen pas morgen hun opdrachtkrijgen en zullen op deze wereld geen verraad meer plegen"[17] Nu kreeg Hiram weer moed om te spreken en zei tegen Mij: 'Nu pas weet ikwie onder jullie de heer is, en ik moet bekennen dat ik u nu zonder twijfel voor eenwaarachtige god houd! U bent weliswaar de goedheid zelve; maar uw toorn iszeker het verschrikkelijkste op de hele wereld en onder alle sterren! Wat moetendat wel niet voor ellendige booswichten geweest zijn, dat u met hen niet hetgeringste mededogen kon en wilde hebben!"

Hoofdstuk 195: Het levensverhaal van de achtervolgers[1] IK zei: 'ik zegje: In deze tijd bestaat er op de hele aarde niets ellendigers! Ikzeg je: Er leven nu op de hele aarde zeer veel, ontzettend veel uiterst slechte enboosaardige mensen die helaas door hun opvoeding vanaf hun geboorte meestalslecht zijn geworden. Maar bij dezen hier heeft het waarlijk nooit aan de besteopvoeding ontbroken en ze werden onderwezen in alle goede dingen; maar reeds inhun kinderjaren hebben ze zich al door allerlei huichelarij anders voorgedaan danze waren, zodat men hen overal naar voren haalde en hen steeds naar mogelijkheideerde. Daarom kregen ze al in hun jonge jaren zeer aanzienlijke taken, maarbegonnen dan al spoedig, vaak door grof misbruik te maken van hun ambtelijkebevoegdheden, de mensen maar al te zeer te onderdrukken en werden zo steedsgevoel en gewetenlozer. Door hun listigheid hadden ze bij alles succes en zobereikten ze, met name de drie hoofdaanvoerders, die schoolkameraden waren,heel hoge posities en bevonden zich toen pas echt op de juiste plaats om hun waresatansdrift de grootst mogelijke ruimte te bieden, en alles wat maar in hunaartsslechte geest opkwam werd tot elke prijs uitgevoerd.[2] Hoeveel zachtaardige meisjes en jongens tussen de acht en twaalf jaar hebbenze niet tot de dood toe geschonden, zelfs onder de grootste martelingen, en daarnahun lichaam als voer voor hun vele honden geworpen! En als bijvoorbeeld treurigeouders het waagden om slechts uitgebreid te onderzoeken wat er met hun kinderengebeurd was, konden ze er al bij voorbaat op rekenen dat hun laatste uur spoediggeslagen had. En hun gerechtsdienaren en gezworen helpers waren op zichzelfgeen haar beter, maar indien mogelijk nog gruwelijker. Wanneer je je dit allemaalen vaak nog duizendmaal slechtere dingen erbij voorstelt, zul je Mijn toorn hierheel goed kunnen begrijpen. [3] Ze wisten echter ook heel goed, dat niemand henbij de Romeinen zo gemakkelijk kon verraden als Ik, omdat ze reeds veel over Mijgehoord hadden. Daarom stuurden ze er ook steeds achtervolgers op uit om naarMijn persoon te zoeken, maar altijd zonder resultaat; daarom wilden ze nu zelf hetgewenste werk uitvoeren. Maar Mijn geest in Mij zei: 'Tot hier en niet verder! ' Enzo hebben ze nu hier hun lang verdiende loon ten volle ontvangen.[4] Raap hun wapens en kettingen bij elkaar; want jullie zullen ze kunnengebruiken als nuttig huisgereedschap en in de winter om vis te vangen! Daar, onderdie rotswand in het bos zullen jullie hun verscheurde kleren vinden en ook

Page 335: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

335

afgekloven botten, omdat ze daar door de dieren verorberd werden. Maar ga daarpas over een maand heen, tot ook de mieren eerst hun plicht gedaan hebben! Julliezullen daar nog een groot aantal aardse kostbaarheden vinden, die jullie in de loopder tijd bij gelegenheid goed aan Griekse handelslieden kunnen verkopen; maarvoorlopig heeft dat nog tijd![5] Het schip bevat vijfhonderd pond goud, zilver en nog een aantal anderekostbaarheden, -dat behoort jullie allemaal toe, ook het schip; maar wees bij deverdeling eerlijk en onzelfzuchtig, neem watje nodig hebt! Het schip is hier zogoed als gestrand en heeft geen bezitter en komt dus volgens het Romeinsestrandrecht -primo occupanti ius* (* De eerste heeft het recht van in bezit name ) -geheel aan jullie toe! Zijn jullie daarmee tevreden?' [6] Aziona en Hiramantwoordden: 'Heer en Meester van alle macht, wijsheid en kracht van devolmaakte geest van een allerhoogste Godheid! Wie zou er nu niet tevreden zijn?En des te meer daar we nu inzien dat het werkelijk een geschenk van boven is!"

Hoofdstuk 196: De geldzucht van judas. De voordelen van nachtelijke rust opligstoelen[1] (Aziona en Hiram:) 'Wij beiden zijn nu zover dat wij geloven dat vooral u eenhalfgod bent en deze jonge man Johannes ook; de anderen hebben ons weliswaarniets laten merken van hun goddelijke eigenschappen, maar ze zullen zeker ookzoiets zijn, omdat ze bij jullie beiden horen! Alleen die ene daar met een tamelijkdonkere blik heeft nog een sterk menselijk uiterlijk en zal in jullie gezelschapalleen maar een iets beter mens zijn, omdat we voorheen gemerkt hebben toen hetvijandelijke schip de oever naderde, dat hij zeer bezorgd zijn beurs met geldhaastig onder zijn onderkleed probeerde te verbergen; want goden hebben ditaardse vuil niet nodig!'[2] Enkele leerlingen begonnen bijna te lachen en Thomas klopte Judas Iskarioteens flink op zijn schouder en zei: 'Goed geschoten, herder! Je pijlen treffenprecies het doel! Dat was nu eens een slag op het juiste moment! Ik had je graaghardop terechtgewezen vanwege je verlangende blik naar het schip en die rotswanddaar; maar ik dacht bij mezelf: 'Misschien doet iemand anders het wel!' Eninderdaad, ik heb me in mijn vurige verwachting niet vergist! Kijk, je had jedaarstraks gemakkelijk meteen door een aardige beer mee naar die rotswandkunnen laten dragen! Als je toevallig niet samen met de anderen door die echtIndische fijnproevers mee zou zijn opgegeten, had je je morgenvroeg mooi alledaar aanwezige kostbaarheden kunnen toeëigenen! Maar nu ziet het geheel er weleen beetje bedenkelijk uit! [3] Wel, omdat je je duiten bij het naderende gevaaronder je onderkleed in veiligheid hebt gebracht, ben je in ieder geval te prijzen alseen goede waard en econoom! Maar weet je, met dat heimelijke inzamelen zoals jedat in Kis gedaan hebt -je weet wel, in de grote hof en bij Marcus bij de tenten vanOuran, zul je hier niets bereiken! Nee, bij deze gelegenheid schijnt het jou, armeman, werkelijk niet voor de wind te gaan! Als ik jou was had ik dit gezelschapallang de rug toegekeerd!" [4] Hierop weet Judas Iskariot eigenlijk niets terug tezeggen en hij incasseert alles rustig; want hij heeft door Mijn onverbiddelijke

Page 336: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

336

bestraffing van de woestelingen grote vrees voor Mij gekregen. Spoedig hiernaging hij op het gras liggen slapen.[5] Hierna zei Hiram: 'Ja, ja, nu heb ik de man pas echt goed bekeken! Hij isdezelfde die ik in mijn jullie bekende lichtdroom heel donker en zonder enig lichtheb gezien; u, heer en meester, was de stralendste! -Maar zeg me nu, hemelsevrienden, kennen jullie dan geen slaap en moeheid op de manier zoals wij mensen?Dan zouden we nu onmiddellijk allerlei matten, die we hebben, en anderslaapmateriaal kunnen gaan halen!" [6] IK zeg: 'O, laat dat maar allemaal! Menrust aan deze tafel en op deze zelfs van goede leuningen voorziene banken heelgoed uit. Ik zeg jullie zelfs vanuit lichamelijk medisch oogpunt, dat de mensen hunlichamelijk leven met ruim een derde zouden verlengen, als ze in plaats van hunvlakke slaapplaats goede rustbanken en ruststoelen zouden maken op de manierzoals je het hier ziet! Want met die vlakke bedden ondergaat de bloedstand enbloedsomloop een te sterke verandering tussen dag en nacht, waardoor alleen alvroegtijdig allerlei hindernissen en veranderingen in de verterings - envoedingsorganen optreden. Maar als men 's nachts op deze manier rust, zal allesvele jaren heel goed in orde blijven.[7] Abraham, Isaäk en Jacob sliepen slechts op bepaalde rust en leunstoelen, zekenden geen vlak bed en bereikten daarom, terwijl ze ook voor de rest soberleefden, ieder een zeer hoge leeftijd met behoud van hun volledige zielekracht;maar toen de mensen hier later niet meer op letten, werd hun leeftijd met meer dande helft der jaren verkort. [8] Het meest nadelig is het voor zwangere vrouwen omplat te liggen; want ten eerste worden daardoor de kinderen in het moederlichaamreeds vervormd en verzwakt, en ten tweede worden hun moeilijke en vaak zeerverkeerde bevallingen meestal door platte bedden veroorzaakt. - Dat zij jullie uithet oogpunt van lichamelijke gezondheid gezegd! Wie zich hiernaar zal richten, zalde lichamelijk goede gevolgen ervan bespeuren.[9] Verder moeten jullie 's zomers als het mogelijk is ook meer buiten dan in devertrekken en bedompte hutten jullie nachtrust genieten, de goede gevolgenhiervan zouden jullie spoedig waarnemen! Alleen 's winters kan men matigverwarmde, maar altijd schone en droge vertrekken gebruiken. Wie dus volgens deoorspronkelijke orde en verder wat spijs en drank betreft sober leeft, zal weinigmet artsen en apothekers te maken hebben" [10] Aziona en Hiram zeggen: 'O ware,goddelijke heer en meester van het leven, ook hiervoor zijn wij u een waarachtignooit eindigende dank verschuldigd, en wij zullen deze buitengewoon wijze raadvan u ook naar kracht en inzicht in praktijk brengen!"[11] 'Ik voor mij", zei Hiram, 'zou hier nog aan toe willen voegen: De meester vanal het leven moet immers het beste inzien, wat voor alle leven het beste is! Maaromdat er op deze aarde toch ook ooit allereerste mensen bestaan moeten hebben,vraag ik me af hoe deze dan geleefd hebben in natuurlijk opzicht!'

Hoofdstuk 197: De oergeschiedenis van de mensen[1] IK zeg: 'Ja, Mijn beste vrienden, jullie hebben werkelijk veel ervaring en zijnthuis in de wetenschappen, maar wat dat betreft wordt het moeilijk voor ons om

Page 337: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

337

een voor jullie begrijpelijk antwoord te geven! Want ten eerste is deze aarde al eenontzettend oud hemellichaam, gemeten naar jullie tijdsbegrip; er is geen voor julliebegrijpelijk getal waarmee men het aantal jaren van haar bestaan zou kunnenuitdrukken. [2] Maar mensen zoals de aardbodem ze nu draagt, bestaan in een getaluitgedrukt werkelijk pas iets meer dan vierduizend jaar. De toen levende eersteware mensen vielen tengevolge van hun handelwijze in twee klassen uiteen,namelijk de kinderen Gods, omdat hun hart en gemoed God kende en Hem trouwbleef, en de kinderen van de wereld, omdat ze God steeds meer en meer vergatenen in alles alleen de wereld dienden, zoals nu de meeste mensen doen. Ze hebbensteden gebouwd en allerlei afgodentempels; hun belangrijkste god was, zoals nu,de mammon. Ze leefden precies zoals nu; daarom was hun leven ook maar heelkort, zoals nu.[3] Maar heel anders was het met de kinderen Gods. Deze woonden alleen in debergen, daalden slechts hoogst zelden af naar de laagten en leefden heel eenvoudigen natuurlijk. Daar waren geen steden, geen plaatsen, geen dorpen en ook geengetimmerde huizen, maar alleen bepaalde door levende bomen geheel omgevenzuivere grasvelden. Tegen de bomen was een op een bank gelijkende aarden walgemaakt, die waar dat nodig was tegen de boomstammen dik met mos was belegd,en zo vormde deze ronde wal aan de binnenkant een heel comfortabele rustbankvoor overdag en een goede slaapplaats voor 's nachts.[4] Hun eten bestond meestal uit goede en altijd rijpe boomvruchten, allerleismakelijke wortels en melk. Door innerlijke openbaring onderwezen, leerden ze inde loop der tijd ook de nodige gereedschappen uit ijzer en andere metalen te makenen ze beoefenden dan ook al de akkerbouw, bereidden meel en konden eenwerkelijk goed brood maken en zo nog een heleboel dingen meer, maar alleszonder opsmuk, -de doelmatigheid van iets voldeed hun volkomen -, en zo leefdenze ongeveer tweeduizend jaar lang in grote eenvoud en bereikten daarbij eenbuitengewoon hoge leeftijd. [5] Maar toen ze zich langzamerhand ook door depracht en grote schoonheid van de wereldse kinderen lieten bekoren, werden ze alsstraf vaak door hen onderdrukt en gewoonweg tot slaven gemaakt, op een zeerklein gedeelte na dat tot aan de tijd van Noach en ook daarna God altijd trouwbleef; en daarmee werd dan ook alles anders bij hen. Ze werden lichamelijk kleineren zwakker en ze bereikten slechts zelden de leeftijd van honderd jaar, terwijl zevroeger vaak tegen de duizend jaar oud werden.[6] Maar zoals bekend, verdronken ten tijde van Noach alle eerste mensen vandeze aarde die puur wereldse mensen waren geworden, door eigen schuld door degrote vloed; want de vloed bedekte het grootste deel van de toentertijd bewoondeaarde dermate met water, dat de machtige golven, ontstaan door stormen enorkanen en niet zelden zo nu en dan zelfs meerdere ellen hoog, over bijna dehoogste bergtoppen sloegen en daardoor ook al het leven dat hier was verstikten,behalve Noach en diens kleine familie, en ook alle dieren behalve die, welkeNoach in zijn ark herbergde. En met Noach begon, zoals bekend, een geheelnieuwe periode van de aarde.* (* Uitvoerig beschreven in de 'HaushaltungGottes'.) [7] Hiermee hebben jullie nu een heel kort beschreven, maar getrouw

Page 338: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

338

beeld van de oermensen van deze aarde; hierdoor kunnen jullie nog levensechterzien dat de raad die Ik jullie gegeven heb, heel goed en juist is."[8] Hiram zegt: 'Maar, enige opperwijze en machtige meester van het leven en heervan alle mensen! Als de aarde al zo ontzettend oud is, wat woonde er dan voor eengeslacht op deze aarde vóór de eigenlijke, op ons lijkende mensen? Want ze kantoch immers niet bijna een halve eeuwigheid lang tot aan uw eerste mensen toevierduizend jaar geleden, geheel verlaten en leeg zijn geweest, dus helemaal voorniets om de grote zon draaiend! Of was ze tot die tijd werkelijk slechts geheelverlaten en leeg? Het is weliswaar zeer onbehoorlijk van mij om zoiets aan u tevragen; maar ik zie dat er in u en in deze jonge man waarlijk onmiskenbaar eensoort alwetendheid aanwezig is, en daarom zult u mij ook wel in dit opzicht mijnaandringen ook hierover iets te willen horen, wel niet kwalijk nemen"

Hoofdstuk 198: De oergeschiedenis van de levende wezens op aarde[1] IK zei: 'O, vraag maar rustig, aan antwoorden zal er bij ons nooit gebrek zijn,en zeker nooit aan zulke die alleen de constante en onverwoestbare uiterlijke eninnerlijke levenswaarheid in zich bergen! Let daarom maar goed op wat Ik je op jevraag voor antwoord zal geven! [2] Zie, vóór de zojuist genoemde eerste waremensen waren er ook wel -zoals op talloze hemel en aardelichamen die op dezeaarde lijken wezens, die wat hun uiterlijke vorm betreft zeer sterk op de huidigemensen leken! Er waren vele tijdperken op deze aarde waarin een eerder geslachtgeheel onderging en er langzamerhand een nieuw voor in de plaats kwam, dataltijd in een bepaald opzicht iets volmaakter was.[3] Heel lang voordat zulke geslachten elkaar aflosten, gewoonlijk om de 7000 jaaren heel zeker om de 14000 jaar, werd de aarde slechts door allerleiplantengewassen op de droge delen bewoond en daarna pas door allerlei grote enkleine warmbloedige dieren, die altijd pas heel langzaamaan ontstonden. Het rijkder waterdieren en later van de amfibieën was echter al vóór de zeer grootsevegetatie van de droge landen zeer sterk en machtig vertegenwoordigd, evenals hetrijk van allerlei vliegende insecten zoals de vlieg en duizenden soorten hiervan, enbijna gelijktijdig hiermee enkele oersoorten van vogels, die nu weliswaar niet meerbestaan, hoewel de vlieg* (* zie 'De vlieg'. Lorber-Verlag, Bietigheim) als eerstelevende schepsel en als begin van alle gevleugelde dieren van ieder hemellichaamnog tot op dit uur hetzelfde is en ook in de toekomst zal blijven"[4] Pas toen de aarde steeds humusrijker werd en vaak voorkomende enormeinwendige vuuruitbarstingen de hard geworden zeebodem op talloze plaatsen metgeweld naar boven stuwden, waardoor lange uitgestrekte bergketens ontstonden ener ook door andere machtige stormen in de lucht en op het water grotere drogegebieden met een rijkere plantengroei ontstonden, konden er tenslotte volmaaktereen met meer intelligentie begaafde wezens een bestaan vinden. Toen pas werdenzij, de creatuurlijke mensen**, (** Duits: die geschoptlichen Menschen -bedoeldworden hier de pre-adamitische mensen.) in het individuele leven geroepen door dehoogst wijze, eeuwige en almachtige geest van God.

Page 339: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

339

[5] Van toen af aan volgden zij, zoals Ik daarstraks al zei, gedurende voor jullieondenkbaar lange aardse tijdsperiodes elkaar op, en steeds verdrong een enigszinsvolmaakter geslacht het eerdere, minder volmaakte.[6] Kijk, de zee heeft vele miljoenen malen boven dit droge punt gestaan, dat nutoch zelfs zeker meer dan twintig manshoogten boven de waterspiegel van dezekleine zee ligt. En het is telkens, natuurlijk in een steeds vaak sterk veranderdevorm, zoals nu droog geworden. En voordat er vanaf nu 6000 jaar zal vergaan, zalhet zich weer onder de zee bevinden, en dan over een tijd van nog eens ongeveer 9a 10.000 jaar weer zoals nu droog zijn. Deze toestanden zullen zich op aarde steedsnet zolang afwisselen tot de aarde, of liever haar materie, geheel tot leven zal zijnovergegaan" [7] Hiram zegt: 'O heer en enige oermeester van al wat is en leeft!Hoe zal het er dan, als er weer zo'n overstroming komt, met het voortbestaan vande dan zeker ook nog bestaande mensen uitzien? Die zullen dan zeker weerallemaal jammerlijk verdrinken!"[8] IK zeg: 'Nee, absoluut niet; want zulke periodieke overstromingen van de zeevinden immers altijd uiterst langzaam en geheel ongemerkt plaats zodat allemensen heel lang voldoende tijd hebben aan de zee te ontkomen door naar dezuidelijke gebieden van de aarde te trekken, waar de zee door zich terug te trekkenweer enorm grote landstreken droog zal leggen, omdat zij zich in zo'n periode weermeer naar het noorden zal verplaatsen. En zo zal het dan ook weer gaan als zij zichopnieuw naar het zuiden verplaatst.[9] Daarbij hebben de mensen dus absoluut geen gevaar te duchten, en Mijn geestzal hen dan wel leiden, zodat ze reeds lang van te voren de juiste voorzieningendaarvoor kunnen treffen. -Heb je dat nu een beetje begrepen?" [10] Hiram zegt: 'Ja,ik heb wel de indruk dat ik het begrepen heb; maar om een heel duidelijk beeld tekrijgen van deze eerder nog nooit vermoede en nog minder ooit gehoordewonderbaarlijke toestanden die er in de immens grootse natuur van de grotewerelden en hun ordening bestaan, is meer nodig dan mijn oneindig beperkteverstand! Vanuit de grond der zaak begrijpen kan ik dat dus onmogelijk; maar ikgeloof u op uw woord; want u bent er wijs genoeg voor om dit allemaal heelprecies te weten en te doorgronden, omdat uw geest, zoals Aziona mij vandaag nogvertelde in de macht, in het schouwen en in het hoogst volkomen begrijpen geheeléén moet zijn met de geest van een allerhoogste Godheid, waarvan ik weliswaarook niet inzie hoe dat mogelijk is, maar ik geloof het, omdat u er voor ons nu alzulke buitengewoon geweldige bewijzen van heeft geleverd zonder dat we eromvroegen. Misschien komt er voor ons ook nog een tijd dat we dergelijke dingenbeter in zullen zien dan nu; maar voor nu moeten we het gewoon geloven"

Hoofdstuk 199: De verscheidenheid der werelden[1] Hier zegt Aziona: 'Wilt u, onbegrijpelijke wijze, mij eens zeggen of er in hetoneindige scheppingsuniversum nog meer van die werelden bestaan waarop de,laat ik zeggen, mensen volledig dezelfde bestemming hebben als wij?'[2] IK zeg: 'Vriend, kijk alleen maar eens met serieuze aandacht naar je lichaam,dan zul je daaraan een heel aantal verschillende ledematen en delen opmerken!

Page 340: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

340

Kunnen deze slechts één enkele bestemming hebben? Kunnen de hersenen en demaag een en dezelfde bestemming hebben, of het oog en de oren, de handen en devoeten, of de neus en de mond? Zie, uit hoeveel talloze kleinste deeltjes hetmenselijk lichaam ook uiterst kundig is opgebouwd, toch hebben zelfs de tweedelen die het dichtst bij elkaar liggen en als twee druppels water op elkaar lijken enook een en hetzelfde orgaan vormen, niet geheel dezelfde eigenschap enbestemming! [3] Bijvoorbeeld: Dicht naast elkaar zitten twee afzonderlijkezenuwen. Beide krijgen dezelfde voeding en worden door hetzelfde levensvocht inleven gehouden, en hun functie is dat zij twee dicht naast elkaar staande haren ophet hoofd onderhouden en doen groeien. Wel, deze twee uiterst onbeduidendezenuwen zouden toch, omdat ze de oorzaken van precies dezelfde gevolgen zijn,ook wat hun bestemming betreft volledig aan elkaar gelijk moeten zijn! Maar Ikzeg: O, absoluut niet! Deze twee kleine zenuwen lijken wat hun bestemmingbetreft even weinig op elkaar als man en vrouw, en daarom is ook hun inwendigorganisme geheel verschillend.[4] Maar jij denkt nu bij jezelf: Ja, maar dan moeten toch twee mannelijke en tweevrouwelijke zenuwen volledig op elkaar lijken! En Ik zegje: Ook niet helemaal zovolledig als jij het je voorstelt! Want als dat het geval zou zijn, zouden alle harenop een en hetzelfde punt op het hoofd groeien; een geheel gelijke mannelijkezenuworganisatie die er vlakbij ligt, zou slechts een streep verder, omdat hij dan alop een plaats van het hoofd zit die een andere gesteldheid heeft, helemaal geenhaar meer tot groei brengen. Ja, het kan zelfs gebeuren dat de noodzakelijke endoor de hele natuur veroorzaakte assimilatiedrang* (* Assimilatie = gelijkwording,toenadering) ook in de zenuwen van de haarwortels sterker wordt danoorspronkelijk het geval behoort te zijn. Wat zal het gevolg daarvan zijn? Daardoorzul je je haren op je hoofd spoedig en gemakkelijk kunnen tellen![5] Zo'n verschijnsel aan het lichaam van de mens is natuurlijk onwillekeurig; maarmeestal is het toch het noodzakelijke gevolg van een onjuist streven van eenzinnelijke en materiële ziel. De assimilatiedrang is weliswaar noodzakelijk voor devoortplanting en het in stand houden van het natuurlijke leven, maar deze drang isde dood van de natuur als hij qua sterkte boven of onder de maat is die in de natuurzelf is voorgeschreven. [6] Laten we aannemen dat er tussen het mannelijke en hetvrouwelijke geslacht niet de minste prikkel tot assimilatie bestond, zo ook bij dedieren dan zou dit zeker het einde betekenen van de voortplanting van hetnatuurlijke leven. De reden daarvan zullen jullie beiden zeker wel duidelijk inzien.De totale afwezigheid van deze prikkel is dus ook zonder meer de dood van al hetnatuurlijke leven. Maar ook is een assimilatieprikkel en eigenlijk -drift die zijngrenzen overschrijdt eveneens zonder meer de dood van het natuurlijke leven endaardoor ook al gauw van het leven van de ziel.[7] Bijvoorbeeld: Het oog heeft de assimilatieneiging naar het licht. Als deze nietbinnen de juiste perken wordt gehouden en een mens zomaar ineens in de zon gaatkijken, wordt het oog door zo'n enorme overprikkeling spoedig gedood endaardoor blind. En zo gaat het met alle menselijke zintuigen.[8] De wederzijdse toenaderingsneiging kan echter alleen maar binnen de heilzameperken worden gehouden, doordat er aan de vrije ziel wetten worden gegeven

Page 341: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

341

volgens welke deze met vaste schreden de gang van haar natuurlijke leven kaninrichten. Natuurlijk kunnen zulke wetten, willen ze ten volle werken en zegenbrengen, alleen maar door Hem gegeven worden die hemel, geesten, zon, sterren,de maan, deze aarde en alles wat zich erin, erop en erboven bevindt, ademt en leeftheeft geschapen. En dat is van de kant van de Schepper ook te allen tijde gebeurd;alleen waren er altijd maar weinigen die zulke wetten ernstig in alles in achthebben genomen. Maar degenen die volgens zulke voorschriften leefden, hebbendaar ook altijd de ware tijdelijke en eeuwige zegen van geoogst; maar de tragemensen en zij die geringschattend zijn en ongelovig, hebben het tegendeel ervarenaan zichzelf, zoals zelfs ook aan anderen die waren zoals zij.[9] Uit alles wat Ik nu heb gezegd blijkt dus met betrekking tot jouw belangrijkevraag heel duidelijk, dat er in het gehele oneindige scheppingsuniversum ook nietéén aarde bestaat die precies dezelfde en -Ik zeg allerhoogste bestemming heeft alsjuist deze aarde, en ook niet dezelfde inwendige en uitwendige inrichting, welkenodig is om deze bestemming te bereiken"

Hoofdstuk 200: Het verschil tussen de mensen van deze aarde en die van deandere werelden[1] (De Heer:) 'Je zult weliswaar overal dieren vinden van ongeveer dezelfde soortals op deze aarde, zo ook mensen, - maar nergens zo rijk aan verscheidenheid;overal bestaan slechts weinig soorten, zowel in het planten als ook in hetdierenrijk, en de mensen leven niet in een vrije, maar meer in een voorbeschikteorde en handelen volgens een meer instinctmatig besef dan volgens een vrij inzichtdat in henzelf en uit de ervaringen is ontstaan.[2] Op de verre grote zonneaarden* (* Zie: 'Die natiirliche Sonne', Lorher-Verlag,Bietigheim) is in feite strooks - of vlaksgewijs wel alles vertegenwoordigd watspeciaal op de hen omcirkelende planeten voorkomt, - ook is daar veel wijsheidonder de verschillende mensen die een spraakvermogen bezitten; maar ook de taalen de vaak hoogst belangrijke wijsheid is daar meer een instinctmatige engegevene dan een vrije en door de inspanning van de eigen vrije werkzaamheidverworvene. [3] Daarom is daar ook geen sprake van verdienste, zoals het ook hierop aarde geen verdienste van de bij is, om voor zichzelf de kunstige cel te bouwenen daarvoor de stof uit de bloemen te halen en te verwerken; want de bij is tochzeker voor ieder denkend mens slechts meer een werktuig van een geestelijkeintelligentie van gene zijde dan een wezen met zelfbeschikking dat vrij werkzaamis. En bijna hetzelfde is op alle andere hemel lichamen het geval met decreatuurlijke mensen, ook al zijn hun uiterlijke vormen vaak onvergelijkbaar veelmooier en edeler dan op deze aarde.[4] Maar al die ergens anders levende, creatuurlijke mensen die de verschillendeandere hemellichamen bewonen, hebben toch wel veel voor op het instinct van dedieren van deze aarde; want ze hebben daarnaast ook nog een zeker levenskamertjewaarin ze een soort vrij bewustzijn hebben, waardoor ze een hoogste GoddelijkeGeest kennen die ze ook op hun manier vereren, en dat gebeurt natuurlijk opplaneten en hemellichamen die veel van elkaar verschillen ook op zeer

Page 342: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

342

verschillende wijze. [5] Vrijwel de meeste dieren van deze aarde hebben ook welmin of meer zo'n soort kamertje in hun ziel met een spoortje vrijheid, wat er dereden van is dat ze ook getemd en voor verschillende werkzaamheden afgerichtkunnen worden, -maar niettemin zijn ze op geen enkele manier te vergelijken metde mensen op de andere werelden, -en zodoende is het bovengenoemde kamertjedat de dieren hebben niet te vergelijken met het vrij-bewustzijns-kamertje van demensen van andere hemellichamen. -En nu geloof Ik dat Ik jouw belangrijke vraagvoor je bevattingsvermogen voldoende beantwoord heb. Is het nu tamelijk heldervoor jullie beiden?"

Hoofdstuk 201: Een blik op Saturnus[1] Hiram zegt: 'Mes zou nu wel heel goed in orde zijn, omdat wij van u, o grote,verheven wijze, nu alles op uw woord geloven. Maar omdat u wel alles mogelijklijkt te zijn, zou het voor u toch ook niet onmogelijk moeten zijn om ons eennadere blik te laten werpen op zo'n totaal andere aarde, -maar dan ons beidentegelijk, opdat we daarna de anderen een geldig getuigenis kunnen geven!"[2] IK zeg: 'O, niets is gemakkelijker dan dat! Maar met jullie lichamelijke ogenalleen zou dat welonmogelijk zijn. Daarom zal Ik de ogen van jullie geest, jullieziel en jullie lichaam voor een korte tijd verenigen, en jullie allen dan boven aanhet firmament een tamelijk grote en matig sterk lichtende ster, -het is juist dezogenoemde planeet Saturnus. Richt nu jullie ogen recht daarop, dan zullen julliehem snel groter en groter zien worden, en dat net zo lang tot het is alsof jullie jevolledig daar bevinden! Dan kunnen jullie elkaar vertellen wat je gezien hebt! Doedat nu!" [3] Hier begonnen ze allebei de ster te fixeren en snel wordt hij groter engroter. Ze zien zelfs reeds een gedeelde ring en enkele van zijn manen. Weldraworden de manen zo groot als de aardse maan en ook snel groter; en de planeetzelf staat reeds in ontzagwekkende omvang en majesteit voor hun ogen. Hun luideverwondering begint al alle grenzen te overschrijden; want terwijl ze dit allemaalsteeds completer zien, spreken ze met hun mond alles luid uit wat ze zien.[4] Ze zijn nu vlak bij de eerste maan, die in feite het verst verwijderd is van deplaneet, en Hiram roept luid uit: 'O, dat is een hele grote, maar helaas zeer verlatenaarde! Er zijn daar werkelijk mensen, dieren en planten; maar alles maakt een zeerverkommerde indruk en uit de mensen straalt weinig geest, -ze zijn ook absoluutniet mooi. De dieren zijn ook zeer zwak vertegenwoordigd en zien er heel vreemduit. De plantenwereld ziet er ook zeer eentonig en sterk verkommerd uit. Neen,daar bevalt het ons al helemaal niet![5] Ah, daar komt nog zo'n wereld op ons af. O, die betekent nog minder! Daar eenderde, die betekent ook niets, -dat zou een echte wereld voor de wijze Diogeneszijn! Nu, die hebben we wel gezien! Hé, daar is een vierde en die ziet er ook alniets beter uit! Daarom maar weer verder! Daar komt reeds een vijfde, het isallemaal wel op zeer kleine schaal; maar het bewoonde deel ziet er toch wel ietsbeter uit dan bij de vorige. De kleintjes springen werkelijk als apen vrolijk rond!Van een woning is echter nergens een spoor te bekennen. ook het dierenrijk schijnthier zeer eenvoudig en zeer spaarzaam vertegenwoordigd te zijn, evenals de lieve

Page 343: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

343

plantenwereld! Maar daar komt reeds een zesde en nog kleinere wereld, en daarzelfs een zevende! O, deze zijn ontzettend onooglijk![6] Maar nu, o alle bliksems, hagel en donder! Nu komt er een enorme wereld opons af O, die heeft helemaal geen einde! (n.b.: het is de buitenste ring.) O, die lijktwel geheel zonder einde in een rechte lijn eeuwig voort te duren! O, daar ziet het erwel heel prachtig uit! Geweldig lange bergreeksen lijken zich eeuwig voort tezetten, en er is een groot aantal meren en rivieren zichtbaar, en mensen en plantenvertonen meer gelijkenis met de onze. Maar van een merkbare cultuur lijkt ookdaar geen spoor aanwezig te zijn. De mensen, die er zeer vreemd uitzien, lijkengeen vrolijkheid te kennen en ze zijn reusachtig groot. Maar er zijn geen huizen enal helemaal geen steden. [7] Aha, daar komt ons alweer zo'n grote wereldtegemoet, de tweede! Het ziet er net zo uit alsof die ene buitengewoon grote wereldin de andere steekt! Maar verder is er niet veel verschil tussen deze en die vorigegrote aarde, -en daar, daar komt alweer een derde, bijna helemaal hetzelfde! Nou,nou, hoeveel werelden steken hier dan in elkaar?! Maar daar lijken de iets kleineremensen erg spookachtig, en alles is zeer verlaten, - en bijna helemaal geen cultuur!Neen, op deze wereld zouden wij ook niet willen wonen![8] En daar komt ons alweer zo'n soort wereldje tegemoet! Wel, nu we vlak in debuurt zijn, ziet het er toch wel heel aanzienlijk uit; maar er is geen schepsel tebekennen! Maar, o alle elementen! Nu komt er ons een aarde tegemoet waar menpas respect voor moet hebben!"[9] Hier duurde de met alle mogelijke verwonderde uitroepen gepaard gaandebeschouwing bijna een half uur, en Ik riep de beiden nu weer in hun natuurlijketoestand terug en liet hen de volle herinnering aan wat ze gezien hadden in hun zielen zelfs hun hersenen behouden en vroeg hun toen, hoe Saturnus hun bevallen was.* (* Zie: 'Der Satum', Lorber-Verlag, Bietigheim)

Hoofdstuk 202: De vraag over de Messias[1] En Hiram antwoordde: 'O heer vol almacht en wijsheid! Dat was ietsonuitsprekelijks! De laatste en eigenlijk binnenste, gigantisch grote aarde waswaarlijk een wereld vol geweldige wonderen. Alleen was alles van zo'n kolossaleomvang, dat wij ons tegenover de mensen daar, die er overigens zeer goeduitzagen, bepaaldelijk voorkwamen als muizen tegenover een olifant. En alles wasin deze verhouding, vooral halverwege de berghoogten; maar beneden in de dalenleek het iets meer op de cultuur van onze aarde. Maar om alles te beschrijven watwe daar hebben gezien, zouden we meer dan honderd jaar nodig hebben![2] Nu zien we dan ook zeer grondig in, dat de aarde enkel en alleen debes.temming heeft om ware mensen naar het evenbeeld van de allerhoogste God tedragen, en we zien nu ook in dat u geheel vervuld moet zijn van zo'n allerhoogstegeest van God; want anders zou het immers onmogelijk zijn om ons die Saturnus-ster zo indrukwekkend te onthullen en van zo dichtbij te laten aanschouwen. Ja,heer en meester, wie zulke dingen heeft geschapen moet zo groot, machtig en wijszijn, dat het al onze denkbare begrippen te boven gaat! Hem Zelf nader te lerenkennen zou werkelijk veel en veel meer betekenen dan dat we dat wonderbaarlijke

Page 344: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

344

gezichtsvermogen, dat we hadden, altijd zouden kunnen behouden en de tallozesterren van heel dichtbij zouden kunnen zien![3] Wij willen u en deze jonge man daarom nu ook met heelons hart vragen ons deeigenlijke Schepper van de hele geesten en materiewereld in zoverre waarachtig teleren kennen, dat wij ons van Hem een behoorlijke voorstelling kunnen maken;ook willen wij -als de volgens uw woorden meest volkomen mensen enrespectievelijk als ware kinderen van Hem -weten, wat wij tegenover Hem moetendoen om zo waardig mogelijk te leven als datgene, wat wij door Zijn wil reeds zijnen steeds meer moeten zijn. Want wij zijn ernstige mensen en hebben een moeilijkbuigzame wil; maar wat wij eenmaal aannemen en behartigen wordt dan ook doorrotsvaste mannen en niet door wispelturige mensen behartigd'[4] IK zeg: 'Wel, zie, nu hebben we eigenlijk het punt bereikt waarvoor wij naarjullie toe zijn gekomen, en jullie zullen van ons de Schepper van al de tallozewonderwerken niet alleen nader leren kennen, maar zo volkomen als maarmogelijk is, alsook Zijn gemakkelijk te vervullen wil vernemen, omdat ieder menspas door het volkomen vervullen van de goddelijke wil die hij heeft leren kennen,tot een waar, van alle wijsheid en kracht voorzien kind van de allerhoogste en enigware God wordt. Wij hebben voorheen al eens enkele woorden laten vallen over deverwachte Messias van de joden. Ik zou nu graag van jullie geheel vrij je meningover deze joodse aangelegenheid willen vernemen. Spreek daarom zonderterughoudendheid!"[5] Hiram dacht enkele ogenblikken na en zei toen: 'Ja, ja, heer en meester in alledingen en verschijnselen, wij hebben er eerder op de dag terloops over gesproken!Ik heb in de joodse boeken bijna alles gelezen wat er betrekking op heeft; alleen,alles klonk zo merkwaardig en was zo vol van allerlei mysterieuze, onbegrijpelijkebeelden dat ik althans daar helemaal niet wijs uit kon worden! Bij gelegenheidstelde ik daar vragen over aan zeer intelligente joden en kwam maar al te gauw totde overtuiging, dat ook zij daarover niet meer wisten dan ik, en daarom moet ikvan wat ik er tot nu toe van begrijp jullie alleen datgene zeggen, wat deels ikzelf endeels ook andere zeer helder denkende mensen ervan denken.[6] Wel, ieder volk op aarde is, afgezien van enkele hogere openbaringen, althanstot nu toe, min of meer de eigen schepper geweest van zijn religie, zijn zeden engewoonten en zijn positieve verwachtingen en zal dat waarschijnlijk ook voor hetgrootste deel blijven! En dat schijnt ook met de joden het geval te zijn.[7] Bij een groot volk gaat het met ongeveer negen tiende deel van de mensen meerof minder goed of heel slecht, en slechts een tiende deel kan zeggen: 'Behalve hetsterven is het allemaal nog net uit te houden! ' Wat blijft er dan anders over dan omop een of andere manier het geloof van het arme volk leven in te blazen en het doorallerlei uit de aangeboren menselijke poëzie ontsproten hoopvolle verwachtingen tetroosten, ofwel met een Elysium aan gene zijde of met een wonderbaarlijkeMessias (Redder) , die geheel identiek is met de eerste Godheid. Met die hoop gaatnatuurlijk vol zalige verwachting de ene generatie na de andere het graf in en menrust dan heel gerust zonder geloof en hoop in de vriendelijke, koele moeder aarde.Ik voor mij heb hier niets op aan te merken; maar zoals de mensen het zichvoorstellen is het volgens mijn oprechte overtuiging niet!"

Page 345: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

345

Hoofdstuk 203: Hirams voorstelling van de Messias[1] (Hiram:) 'Ja, een ware messias van de volkeren zou een zuivere leer zijn,waardoor de mensen zichzelf wat hun hele wezen betreft zouden leren kennen endaardoor dan ook God als de opperwijze, almachtige en liefdevolste grondslag vanalles wat is; en die dan ook boven alles zouden moeten proberen hun nakomelingendeze kennis te laten behouden! En dat is het nu juist wat de wereld altijd weerondermijnt, dat geen enkele leer, al is zij nog zo zuiver, ook maar vijfhonderd jaarzuiver kan blijven, en wel om die reden, dat ze door al te veel valse en onzuivereleren maar al te gauw vertroebeld wordt en omdat er zich bij iedere nieuwe leer, alis ze nog zo zuiver en levenswaar, ook maar al te gauw bepaalde oudsten envoorgangers vormen, waaruit een priesterkaste ontstaat die geen ploeg en geenspade meer aanraakt, maar alleen onderricht geeft, daardoor dan ook steeds meergaat heersen en zorgeloos en zeer goed wil leven. Wel, hoe zo'n geprivilegieerdekaste dan de zuivere leer hanteert, laten ons de voorbeelden van alle ons nubekende volkeren zien en het zou jammer zijn om daar ook nog maar één woordaan te verspillen! En zo is het mijn tegenover uw wijsheid natuurlijk zeerbescheiden mening, dat een mens, zoals u of ook deze jonge man hier, deeigenlijke echte messiassen van volkeren zouden kunnen zijn, omdat jullie dejuiste levensware wijsheid daarvoor bezitten en meer dan genoeg hieruitvoortvloeiende macht. [2] Maar daarvoor zou menige grootscheepse voorzieninggetroffen moeten worden. T en eerste een schifting van alle tot op de bodemverdorven mensen, en dan ten tweede een totale vernietiging van alle huidigetempels, scholen, bedehuizen, priesters en leraren. Er zou geen enkel spoor moetenoverblijven van de cultuur zoals die momenteel bestaat! Alleen mensen zoalsjullie, en hier en daar nog enkele anderen, zouden moeten voortbestaan en vooralzorg dragen voor het zuiver houden en verbreiden van laat ik zeggen - uw leer; ditzou met de grootste zorg moeten gebeuren, en al het andere wat met deze aardeheeft te maken, zou volgens ons voorbeeld opzij moeten worden gezet. Door zo'nware Messiade zouden mettertijd alle mensen waarachtig geholpen zijn. Maar alhet andere verbeteren en oplappen is en blijft voor het welzijn van de mensheidover het algemeen een vruchteloze inspanning.[3] Ja, er zullen zich wel hier en daar grotere en kleinere gemeenschappen vormendie uw leer aannemen, begrijpen en ook een tijdlang zuiver zullen houden; maar algauw zullen er ofwel, zoals wij hier een paar uur geleden hebben gezien, machtigewereldse booswichten op hen afkomen en hen bederven, of de gemeenschappenzullen nieuwe leraren en hoeders van deze nieuwe leer aanstellen, waaruit zich inde loop der tijd geheel dezelfde priesters zullen ontwikkelen als wij nu metduizenden tegelijk overal kunnen zien.[4] Wil het aannemen van uw leer vruchten afwerpen dan is het bovenal nodig dathet menselijk gemoed zich geheel afwendt van alle materiële wereldse voordelen,welke dat ook zijn. Als de mensen zich nooit zullen willen verheffen boven deploeg, spade, bijl en zaag om in hun noodzakelijke levensbehoeften te voorzien, ennergens waarde aan hechten dan alleen maar aan de puur geestelijke, innerlijke

Page 346: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

346

levensontwikkeling, dan zou het kunnen gaan. Maar waar is dat nu nog mogelijkbij de huidige wereldcultuur van de mensen?! Wie ruimt de talloze materiëlewereldse belangen uit de weg? [5] En als uw nog zo goddelijk ware en zuivere leerin zo'n oud werelds moeras gezaaid wordt, zou ik wel eens willen zien wat vooreen enorme hoeveelheid onkruid er op zal schieten midden tussen de edelstescheuten van uw gezaaide leerzaad! Bij ons,ja, als wij een eigen land zoudenkunnen hebben dat afgesloten was en ver verwijderd van alle andere mensen, zoude leer zeker het langst zuiver blijven; maar in de rest van de wereld zou het haarwaarschijnlijk niet zo goed vergaan![6] Dit is nu, zoals gezegd, mijn mening over de messias, waarop vooral de jodenop hun manier tevergeefs hopen. Ik kan me ook behoorlijk vergist hebben; maaromdat volgens uw woord ieder mens zijn levensvervolmaking slechts bereiken kandoor zijn persoonlijke inzet bij het bewerken van en richting geven aan zijninnerlijke gemoedsleven, heeft hij ook geen andere messias nodig dan zo een als unu juist bent, namelijk een waarachtige en een op alle levensgebieden deskundigeen vooral daardoor zeer wijze leraar. Al het andere is een dichterlijk drogbeeld enbevat evenmin een spoortje waarheid als een rozenstruik vol bloemen en dorens,waarvan de vrucht zo goed als geen vrucht is omdat ze de mens geen voeding geeften voor iets anders niet of nauwelijks geschikt is. -Wat is uw mening over dezeopvattingen?"

Hoofdstuk 204: Messias en verlossing[1] IK zeg: 'Wat de hoofdzaak betreft ben Ik het met jouw mening helemaal eens,maar met haar speciale opmerkingen over het opzetten, verspreiden en behoudenvan zo'n leer niet helemaal, ofschoon er in een bepaald opzicht ook wat dit betreftiets voor jouw mening te zeggen is. [2] Wat jouw mening ten aanzien van eenschifting van de mensen en al hun wereldse cultuurwerken betreft, wel, ten tijdevan Noach heeft die voor de toentertijd bewoonde aarde op enige uitzonderingenna plaats gevonden. Deze werd door Mozes beschreven, ofschoon figuurlijk, maareen ware wijze die ook deskundig is in symboliek en analogieën kan er toch dezuiver historische gebeurtenis in terugvinden.[3] Maar hoe was reeds na enkele eeuwen de mensheid, hoewel ze toch alleen maarafstamde van de meer dan vrome en wijze Noach?[4] Ten tijde van Abraham werden Sodom en Gomorra alweer met de overige tiensteden vanwege de grofste ondeugden door vuur en zwavel uit de hemel inclusiefde mensen en het vee dermate vernietigd, dat er geen spoor van hen meeroverbleef: Op de plaats van deze steden vind je nu de Dode Zee, waarin tot op dituur geen dier kan leven, en ook de vogels vermijden het daaroverheen te vliegen.[5] Ten tijde van Mozes is in het ontaarde Egypte jarenlang door de bekende zevenplagen meer dan tweederde van de mensen en het vee uitgeschift, en alleIsraëlieten die als nakomelingen van de broers van Jozef een paar eeuwen eerderuit nood naar Egypte waren getrokken en zich onder de wrede farao alleonderdrukking en vervolging moesten laten welgevallen, werden, terwijl het debeste arbeiders van dit land waren, weggeleid, zodat het hele rijk daardoor in de

Page 347: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

347

grootste armoede en tegelijkertijd in anarchie verviel. Maar langzamerhandherstelde het zich weer, werd rijk en machtig en oppermachtig en daarom ook weermet oorlog, hongersnood en pest getuchtigd. Als je het nu bekijkt, zul je zien dathet net zo is als de rest van de wereld! [6] Door deze weinige, ware, echt gebeurdefeiten zul je wel begrijpen, dat een schifting van de zondige mensheid absoluut nietzo'n positieve werking heeft als jij je dat voorstelt; want de verslechtering van eenmens alsook van een heel mensengeslacht vindt haar oorzaak niet zozeer in eenfundamenteel kwade wil van de mens, zoals jij dat nu denkt, maar veeleer in devoor het leven noodzakelijke gevoeligheid van de ziel, die te traag is om zichserieus op de erkende wegen van het licht te begeven.[7] En omdat rust en niets doen de ziel zo goed bevallen, zoekt ze helpers endienaren die voor haar werken of haar in ieder geval helpen. Daardoor wordt zespoedig welgesteld, rijk en machtig en begint in haar voordeel te heersen, geeftwetten en schrijft allerlei dingen voor die voor haar het beste zijn. En zie, zo wordtze dan meestal een voorname ziel die geen zin heeft om te werken, en dit is dereden dat de zeden van hele volkeren verslechteren, die door haar ziel steeds meervan het geestelijke afgewend en naar het materiële toegetrokken worden.[8] Dus traagheid of de steeds toenemende lust tot ledigheid is en blijft steeds hetbegin van alle ondeugden, en deze eigenschap van de menselijke ziel is nu preciesdie kwade geest, die de Schrift 'satan' noemt. En daarin bestaat dan ook het erfelijkkwaad waaraan alle mensen lijden, en waarvan niemand hen kan bevrijden danalleen een ware Messias, die uit de hemelen komt waar het volle leven en dehoogste werkzaamheid heerst.[9] Want dat er onder de mensen van deze aarde een erfelijk kwaad bestaat, hebbenreeds alle wijzen van de bekende aarde ingezien en begrepen; maar waaruit hetbestaat en waardoor het te bestrijden is hebben ze niet ontdekt. En precies dit zalde taak van de Messias zijn, om door leer en daad de mensen van dit kwaad,waarvan de vrucht de dood van de ziel is, voor eeuwig te verlossen![10] Maar het zal voor de mens slechts dan ware en werkzame verlossing zijn, alshij de daarvoor aangewezen middelen heel precies en getrouw toepast, -anders zalhij na de komst van de Messias geheel dezelfde slechte mens zijn die hij voor dietijd was; want de uit de hemelen gekomen Messias zal niemand bevrijden van zijnerfelijk kwaad dan alleen degene die volgens Zijn leer precies zo in alles zal levenals de leer het voorschrijft. Niemand moet van Hem een bepaalde magischwonderbaarlijke werking met betrekking tot de verlossing van het bekendgemaakteerfelijk kwaad verwachten! [11] Wel zal de Messias, om te getuigen dat Hij het is,grote wonderen verrichten; maar deze zullen op zichzelf voor niemands ziel nuttigen dienstbaar zijn, maar ze zullen alleen het geloof wekken en de ziel aansporen totde daad volgens de leer die wordt gegeven.[12] De Messias zal zodoende lijken op een rijke en goede huis en gastheer, dieeen groot maal voor de gasten toebereidt en zijn knechten en dienaren naar alleplaatsen, wegen, straten en stegen stuurt om vriendelijk allen uit te nodigen om tekomen en deel te nemen aan het grote gastmaal. Armen en rijken, kleinen engroten, zwakken en sterken, en ook machtelozen en machtigen zullen deuitnodigende stem horen uit de mond van de boden. Die zullen komen, zullen ook

Page 348: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

348

verzadigd worden, maar op hen die niet willen komen, zal geen dwang wordentoegepast om te komen. Of ze komen of niet komen zal voor de gastheer nietuitmaken; maar de zegen van de grote maaltijd zullen natuurlijk alleen diegenenkrijgen, die aan de uitnodiging gevolg hebben gegeven. [13] Het gastmaal zal deleer van de Messias zijn. Wie hiernaar zal luisteren en er dan naar handelt, zal eenwerkelijk deelnemer zijn aan het grote gastmaal en de zegen daarvan ten volleontvangen; maar voor iemand die de leer wel wil aanhoren maar haar niet actief inpraktijk wil brengen, zal deze zijn als een goed gedekte tafel voor iemand die nietseet van alle goede spijzen, en voor wie het dan geen verschil maakt of hij alsgenodigde naar het gastmaal komt of niet. Wel, daar heb je nu de Messias, zoalsHij is, zal zijn en zal blijven! - Wat zeg je nu van zo'n ware Messias?"

Hoofdstuk 205: De verklaring van het begrip Messias[1] Hiram zegt: 'Nu ja, dat is immers ook wat ik zeg! De mensheid moetovereenkomstig de volste levenswaarheid geheel van de basis af onderwezenworden en dan aangespoord worden tot daden die streng volgens de leer zijn, danzal ze ook gemakkelijk verlost worden van het helaas grootste erfelijke kwaad datde naam 'traagheid' draagt, en daardoor ook van alle andere daaruit ontspringendekleinere euvels a ah lichaam en aan ziel.[2] En in dat opzicht zou U inderdaad een Messias zijn die niets meer te wensenover liet, omdat U het erfelijk kwaad vanuit de wortel het beste kent! Nu,misschien vergis ik me hierin wel; maar ik ben toch weer van mening dat eenandere Messias ook geen andere leer aan de mensen zou kunnen geven dan U, aanwie waarlijk alle dingen, zaken en omstandigheden van alle mensen en schepselenbekend zijn en aan wie ook alle krachten van de natuur en alle geesten en godenvan alle luchtstreken geheel en al trouw, gehoorzaam en onderdanig zijn. Eerlijkgezegd, voor ons hier bent U en die jonge man daar een volledig ware Messias;wat de andere vele mensen van de aarde betreft, die gaan ons nog minder dan nietsaan. Als U niet goed genoeg voor hen bent, dan moeten ze er maar een uit Indië,Perzië of Egypte over laten komen! [3] Wat betreft Uw leer als waregrondleefregel voor de aardse mens die een lichaam en een ziel heeft, geloof ikdeze wat het basiselement betreft aardig te begrijpen! De grondslag waarop hetgehele systeem van het leven schijnt te berusten is en blijft eeuwig de liefde totGod, respectievelijk tot U, en van daaruit de ware onbaatzuchtige liefde voor denaaste, waarbij geen uitzondering gemaakt mag worden, op wat voor terrein eenbehoefte ook ligt van iemand die werkelijk hulp nodig heeft. Als men vast op ditfundament blijft staan en hiernaar zoveel men kan werkzaam wordt, moet het wellukken om binnen de kortste tijd althans van het belangrijkste erfelijk kwaadverlost te worden! -Heb ik juist gesproken of niet?"[4] IK zeg: 'ik wist wel dat je er uit zou komen; want een ware wijze is voor eennatuurlijk mens, die zonder wijsheid is, altijd een ware Messias, dat wil zeggen, hijis een bemiddelaar (Mesziaz) tussen het puur menselijke verstand en de goddelijk-geestelijke wijsheid, en het verstand vindt zodoende pas door de Mesziaz deingang naar de goddelijke wijsheid en wordt één met die wijsheid.

Page 349: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

349

[5] Hoe wijzer nu de bemiddelaar is, des te betere resultaten zal hij ook zekerbehalen bij degene die hij leidt. En bewandelt zijn leerling dan vastberaden dewegen van het innerlijk geestelijk licht, dan zal hij ook in het licht blijven en zichhet leven van het licht eigen maken, waarop geen dood kan volgen, omdat hetleven van het geestelijk licht de eeuwige, onveranderlijke en onvergankelijkewaarheid is, die datgene wat zij is ook eeuwig moet blijven; want twee en nog eenstwee zal in alle eeuwigheid als som vier hebben.[6] En zoals het met deze slechts als voorbeeld dienende waarheid is, zo is het metalle goddelijk-geestelijke waarheden uit de hemelen. Ze zijn en blijven eeuwig, enalleen zij zijn het eigenlijke ware leven, omdat ze zonder leven ook geenwaarheden zouden zijn. Zo kan een ziel wanneer ze eenmaal geheel in zulkewaarheden is binnengegaan, nooit meer dood gaan en heeft, omdat ze zelf licht enwaarheid is, ook het leven in zich en het leven is dan geheel haar eigen bezit, endat is dan natuurlijk het resultaat van een waarachtige bemiddelaar.[7] En je hebt, Mijn beste Hiram, dan ook helemaal gelijk datje Mij voor een echtebemiddelaar en verlosser houdt. Maar in de Schrift staat dat de beloofdebemiddelaar een Zoon van de allerhoogste God zal zijn! Daarom zou voor eenware, grote bemiddelaar tussen de gevallen mensheid van de aarde en deallerhoogste geest van God een puur aardse zoon, ook al zou deze nog zo wijs zijn,niet voldoende zijn! Hij zou dan toch wel ten volle de goddelijke natuur engoddelijke eigenschappen in zich moeten dragen en deze, waar het nodig is, ookopenlijk naar buiten tonen! Hoe denk jij hierover?"

Hoofdstuk 206: Hirams getuigenis over de Heer[1] Hiram zegt: 'Wel, is dat bij U dan soms niet het geval?! Wie zoals U in feitemet alle goddelijke eigenschappen is uitgerust, mist ook de goddelijke natuur niet;en wie deze heeft, is ook een ware Zoon van de Allerhoogste. En de Allerhoogstemoet wel een allerhoogste vreugde aan zo'n Zoon beleven en door deze vreugdeook volledig één zijn met Hem. [2] Want omdat God een zuiverste en almachtigegeest is, vervuld van de diepste wijsheid, kan Hij immers ook alleen Zijn vreugdeaan datgene beleven wat in de hoogst mogelijke graad op Hem lijkt, en niet aan devleesdamp van verbrande ossen, kalveren en schapen. U lijkt echter bijzonder veelop Hem en in de geest bent U zelfs vrijwel Hemzelf. Wat is er nog meer nodig omals tijdelijke aardse mede-zoon ook tegelijk een volmaakte Godszoon te zijn?! BijU, Heer en Meester, is dat echter onmiskenbaar het geval en daarom kunt U ook demiddelaar van alle volkeren naar God toe zijn, geheel afgezien van het feit dat Uons in deze verborgen hoek van de aarde bezocht hebt, alsof wij de enige mensenop aarde waren waarvoor U in volle ernst het plan had opgevat om ze te verheffentot Uw geest.[3] Nu, Heer en Meester, heb ik mijn opvatting over de Messias in het algemeenalsook in het bijzonder en qua toepassing op Uw persoon uiteengezet, en ik zoalsook Aziona zijn het hierin nu volkomen eens.[4] Ik, van geboorte een heiden, weet van de joodse godsdienst slechts zo veel alsik gedeeltelijk van Aziona en deels ook van andere joden heb vernomen. Vooral in

Page 350: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

350

deze tijd wordt door de joden over een Messias gesproken omdat de Romeinseonderdrukking hen niet aanstaat en daarom is het begrijpelijk, dat zij zich allerleibelachelijke en wonderlijke voorstellingen van Hem maken en Hem zo naar dezewereld laten komen. Alleen, vanwege de Romeinen hoeft er nog lang geen Messiasnaar de joden te komen; want de Romeinen zijn in menig opzicht zelf een soortkleine Messiassen voor de joden, met name voor de armen, wier laatste druppelbloed zonder de bescherming van de Romeinen allang door de dienaren van detempel zou zijn uitgezogen. [5] Maar juist vanwege de te brutale tempeljoden dieal het hogere, zuivere en ware met de smerigste voeten treden, en vanwege dejoodse volken die door hen onwetend en dom zijn gemaakt, is een Messias van Uwsoort nu reeds in de hoogste graad noodzakelijk en voor de armen een waar heil uitde hemelen. -Ik heb nu gesproken, Heer en Meester; wilt U nu ook weer een paarwoorden tot ons spreken!"[6] IK zeg: 'Ja, Ik moet eerlijk bekennen dat Ik jullie wat dit betreft niet veel meerhoef te zeggen; want jullie beiden vatten nu alles vanuit zo'n juist standpunt op, dathierover weinig of niets meer te zeggen valt! Waarlijk, zoveel juist begrip heb Ik inheel Israël niet gevonden! Ik ben daarom ook in alle waarheid dat, waarvoor julliebeiden Mij houden. Maar nu hebben alleen jullie pas het heil van jullie levenherkend; er zijn in deze plaats echter meer mensen die bij jullie horen. Hoe willenjullie hun dat bijbrengen? In één keer, plotseling, mogen jullie dat niet doen, maarstukje bij beetje, omdat anders hun vrije wil grote schade zou ondervinden; maardan blijft nog de vraag hoe jullie dat aan zullen pakken"[7] Aziona zegt: 'Dat zal natuurlijk een beetje moeilijk zijn; want de anderen zijnnog meer cynici dan wij! Maar komt tijd komt raad, het zal wel lukken. Ik ben vanmening dat het ook op geloofsgebied iets gemakkelijker is om met intelligentemensen om te gaan dan slechts met lichtgelovigen, die wel gauw iets als geheelwaar aannemen, maar later helemaal niet in staat zijn om te beoordelen wat zehebben aangenomen. Deze mensen hier kopen echter nooit een kat in de zak, maarze bekijken de waar van alle kanten bij het licht; en als ze er dan een gunstigoordeel over kunnen vellen, nemen ze een echte en goede zaak ook tegen elke prijsaan. En daarom geloven wij dat wij met onze verwanten en metgezellen het ookwel gemakkelijk en goed zullen redden.[8] Het begint nu ook in het oosten al echt te dagen, spoedig zal het zeer drukworden in de baai, -want men moet hier vóór zonsopgang gaan vissen als men ietswil vangen; overdag vissen loont de vele moeite en het werk niet. De burenbeginnen zich al te roeren om het visgerei klaar te maken. Ook wij beiden moetennu vlug aan de slag, opdat we een vers ochtendmaal krijgen. Omdat wij gedurendedeze nacht van U zoveel heerlijks voor onze ziel hebben buitgemaakt, is het nuvoor ons ook een eerste plicht om ervoor te zorgen dat jullie hier goed verzorgdworden, niet alleen tengevolge van jullie wonderbaarlijke vrijgevigheid maartengevolge van onze verhoogde activiteit "[9] IK zeg: 'Laat het maar! Dat jullie vis genoeg zullen hebben, daar zal voorgezorgd worden! Maar als jullie dan toch iets willen doen, raap dan eerst de hier inhet rond liggende lansen, spiesen, zwaarden en kettingen op en breng ze inveiligheid; ruim daarna ook het schip leeg en neem de kostbaarheden in ontvangst!

Page 351: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

351

Daarna zullen jullie het schip heel goed kunnen gebruiken als jullie op grotereschaal gaan vissen. Breng de beide vissers die hier verblijven nu hierheen, opdat zevan Mij instructies krijgen hoe ze zich voortaan altijd te gedragen hebben!"

Hoofdstuk 207: Het strandgoed wordt verzameld en opgeborgen. Denieuwsgierigheid van de dorpsbewoners.[1] Nu gingen Hiram en Aziona naar de hut en brachten direkt de beide vissersnaar de Heer. Daarna wekten ze hun familieleden in hun hutten in de buurt enbegonnen met het werk dat hun opgedragen was. Hun vrouwen en kinderenverbaasden zich natuurlijk buitengewoon over zulke kostbare geschenken en warenvol vragen en gedachten.[2] Maar Aziona en Hiram zeiden: 'Nu moet er eerst gewerkt worden, de nodigeverklaringen komen pas daarna!" [3] Toen werd er monter opgeruimd en het werkwas spoedig ten einde. Er werd ook meteen wat visgerei in het schip gebracht ende al tamelijk volwassen kinderen van Aziona en Hiram gingen meteen vissen envingen in korte tijd een groot aantal zeer edele en grote vissen, zodat ze hunbassins die ze in het water hadden afgezet, bijna helemaal vol hadden.[4] Ik had intussen de beide vissers zeer ernstig op het hart gedrukt, dat ze in hunhele leven nooit meer, ook niet als ze alle schatten van de wereld zouden krijgen,ook maar het kleinste verraad tegenover iemand moesten plegen. Daarna bezorgdeIk hun een oude maar nog goed bruikbare vissersboot van Aziona en gebood hunom te vertrekken en niemand te vertellen waar ze vandaan kwamen en waar hetgrote schip gebleven was. Want degenen wier eigendom het was, bestonden nietmeer en degenen, aan wie het nu toebehoorde, bezaten het als eigendom volgenshet strandrecht met alles wat het bevatte.[5] De beiden bedankten Mij, beloofden heilig om heel hun leven de belofte tehouden, gingen aan boord van hun boot en gingen er zo snel ze konden vandoor.Ze hadden er verscheiden uren voor nodig om thuis te komen, waar ze slechtontvangen werden omdat ze geen enkele betaling mee naar huis brachten; wantbeiden hadden kwade vrouwen en moesten toen een week lang al het mogelijkedoen om met vissen het verzuimde in te halen. Ze werden weliswaar bestormd metallerlei vragen -zoals: waar waren jullie en wat hebben jullie gedaan -maar zezwegen als vissen in het water en gaven niemand uitleg en antwoord.[6] Nadat Hiram en Aziona alles hadden ondergebracht, kwamen ze Mij van ganser harte bedanken voor de grote en kostbare strandbuit en vroegen Mij naar Mijnwensen voor het morgenmaal.[7] IK zei: 'Breng wat jullie hebben, vissen die vers zijn en vanochtend gevangenwerden, bovendien brood en wat wijn! Doe zoveel, dat ook jullie betere buren eraan kunnen deelnemen en nodig hen daarvoor uit! Bij het morgenmaal zullen wedan enkele buitengewoon belangrijke en gewichtige dingen bespreken enuitleggen. Ik zal voor jullie een goed begin maken met het bekeren van je buren enzo jullie werk aanzienlijk lichter maken. Nu kunnen jullie gaan en je zaken in ordemaken! Ik ga nu echter met Mijn leerlingen een uur rusten"

Page 352: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

352

[8] Beiden gingen nu, bereidden in de keuken alles voor en gingen toen zelf naarde buren die gedeeltelijk nog met de vissen bezig waren en brachten de bewusteuitnodiging voor het morgenmaal aan hen over. De buren waren heel verbaasd entegelijk opgetogen over zo'n uitnodiging en vertelden meteen over hun verbazingwat betreft hun ongewoon rijke visvangst, die nu voor een maand lang verderwerken overbodig maakte, zodat ze nu tijd wonnen om hun woningen een beetje terepareren. [9] Aziona zei: 'Dat zal nu des te gemakkelijker gaan omdat wijvannacht, terwijl jullie rustig sliepen, een groot aantal voor het bouwennoodzakelijker werktuigen als goede buit in ons bezit hebben gekregen!"[10] De buren vroegen wat er in deze nacht dan gebeurd was; want ze hadden inhun hutten zelfs in hun slaap een hevig gehuil en geschreeuw vernomen. Ook washet hun voorgekomen alsof het de hele nacht zo half licht was geweest. Enkelenvan hen waren wel hun hut uitgegaan om te zien wat er aan de hand was, -maar zehadden vanwege de kleine heuvels en hopen losse stenen tussen de hutten nietkunnen ontdekken wat het was. Ze hadden zich stil gehouden, deels hun hutten envrouwen en kinderen bewaakt en ook met de gebruikelijke cynische gemoedsrustdaarbij gedacht: 'Wel, de spoedig aanbrekende dag zal ons daarover wel de nodigeopheldering geven!"[11] Toen zei Hiram: 'Ja, dat zal hij ook! O broeders, dat was een nacht, zoals wenog nooit hebben beleefd en waarschijnlijk ook nooit meer zullen meemaken!Maar laten we het er nu niet verder over hebben; bij het morgenmaal aan de tafelsvan Aziona zal jullie het een en ander duidelijk worden! Nu echter moeten jullie jeklaar maken; want het morgenmaal zal niet lang op zich laten wachten!"[12] Een van hen vroeg: 'Maar er zijn gisteren toch vreemden, misschien joden ofGrieken, per schip bij Aziona gekomen! Wat zijn dat voor mensen? Zijn ze er nog,of zijn ze al weer weg? Hebben deze mensen vannacht soms zo'n spektakelgemaakt?" [13] Hiram zegt: 'Maak je daar maar niet druk over! Die bewustevreemden zijn in veel opzichten ons geluk, het zijn mensen van de edelste envolmaaktste soort en ze blijven vandaag en waarschijnlijk nog enkele dagen bij onsen zullen vandaag het morgenmaal met ons gebruiken. Ze zijn buitengewoon wijsen hebben een wonderbaarlijk machtige wil. Kortom, ze zijn vooral datgene, watmen anders in de waarste zin van het woord van de volmaakte goden zegt,namelijk dat ze hoogst wijs zijn en dat alle wetten van de natuur zichonvoorwaardelijk moeten buigen voor de macht van hun wil. Hiermee hebbenjullie heel in het kort een beschrijving van de vreemden! Maar jullie moeten vooralgeen vrees voor hen hebben; want het zijn buitengewoon goede en gemoedelijkemensen die iedereen alleen maar het beste en nooit iets slechts aandoen! En zorgnu dat jullie klaar zijn.'

Hoofdstuk 208: De voorbereidingen voor het morgenmaal[1] Toen de buren dit van Hiram vernomen hadden, maakten ze zich onmiddellijkklaar en kwamen met Aziona en Hiram naar ons toe.

Page 353: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

353

[2] Maar toen ze ons voor de hut van Aziona nog slapend aantroffen zei een vanhen: 'Ah, die slapen nog; dan kunnen we nog snel even naar huis gaan en onzefamilieleden vertellen wat ze voor de hele dag te doen hebben!"[3] Aziona zegt: 'O, laat dat! Die zullen wel weten wat ze te doen hebben; wantmijn gasten zullen daar wel voor zorgen, zoals ze ook gisterenavond gezorgdhebben dat er overal vuur op de haarden kwam om de vissen te koken, en er inieder huis voldoende zout kwam."[4] 'Wat', zegt een buurman, 'hebben die vreemden dat gedaan?! Nu, dat moetendan wel buitengewone magiërs zijn! Die hebben ons zeker ergens in onze nood opeen van onze reizen leren kennen, hebben misschien ergens in Caesarea Philippi bijde Romeinen naar ons geïnformeerd en zijn gekomen om ons te bezoeken en onsmisschien ook een beetje uit de nood te helpen!"[5] Aziona zegt: 'Ze kennen welons hele doen en laten, maar op onze reizenhebben ze ons persoonlijk nooit gezien of ergens bezocht en het zijn allesbehalvemagiërs, waarvoor ik ze in eerste instantie ook heb gehouden. In de loop van dedag heb je nog ruimschoots gelegenheid om te weten te komen wie zij, en vooralook hun meester, zijn. Kort en goed, vooral de meester is iemand zoals er nooiteerder een heeft bestaan zolang de mensen op deze aarde denken en hun dadenhebben opgetekend op de ijzeren tafels van het grote wereldgebeuren. Dat is voorhet ogenblik genoeg; denk erover na! Ik moet nu in de keuken gaan zien hoe hetmet het morgenmaal is gesteld "[6] Aziona gaat nu naar binnen en ziet dat zijn mensen daar zeer druk bezig zijnmet alles te bereiden en klaar te maken, de haard brandt dat het een lust is en alleroosters, braadspitten, potten en pannen zijn volgepropt met vissen die ontgraatzijn op de in het morgenland gebruikelijke manier. Ook is er geen gebrek aanwelriekende kruiden, waarmee de vissen op smaak gebracht worden. Aziona kijktook in de provisiekamer hoe het gesteld is met het benodigde brood. Hij vindt alleplanken vol en er zijn verscheidene grote kruiken en andere kostbare vaten, die eenbuit zijn uit het schip en vol zijn met de beste wijn.[7] En Aziona roept heel verrukt: 'O Heer, U .alleen zij lof en eer; want dit alles isenkel Uw goedheid en macht!" [8] Zijn vrouw hoorde dit echter en zij vroeg hemwelke heer hij eigenlijk bedoelde; want tot nu toe had ze gedacht dat ze vrijemensen waren die geen heer boven zich hadden.[9] Maar Aziona zei: 'Jij bent een vrouw en daarom dom en je weet niets behalvehoe je vis goed klaar kunt maken. Wie heeft ons dit alles hier dan bezorgd? Kijk,Hij die dat gedaan heeft is ook onze Heer en onze grootste weldoener. En vraag nuniet verder, maar doe je werk goed!" [10] Toen werd de vrouw dadelijk muisstil,want ze wist dat bij dergelijke gelegenheden met haar man niet veel te praten vielen weinig te beginnen was. Alleen het woord 'Heer' ging haar niet meer uit haarhart en ze dacht er heel diep over na.

Hoofdstuk 209: Aziona en Hiram in gesprek met hun buren[1] Aziona kwam weer bij zijn buren terug, die ondertussen voor het grootste deelal een plaatsje op het grasveld hadden gevonden. Hiram vroeg hem of het maal al

Page 354: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

354

gauw klaar zou zijn en of men iets zou doen om degenen die nog sliepen tewekken, zodat ze hun morgenmaal konden gaan gebruiken. .[2] Aziona zegt: 'Ik denk dat dit bij deze mensen volkomen onnodig zal zijn; wanthun boven alles wakkere geest slaapt zeker nooit en weet alles wat er is en gebeurten daarom zal het hem ook zeker niet ontgaan wanneer het maal volledig gereedzal zijn!" [3] Hiram zegt: 'Ja, ja, je hebt gelijk; die waken in hun slaap meer danwij overdag, hoe wakker we ook zijn! Laten we daarom wachten tot ze wakkerworden; we hebben immers tijd genoeg!'[4] Een andere buurman zegt: 'Denk jij, Hiram, dat zij nu in hun slaap ook alleshoren en zien wat er om hen heen gebeurt?"[5] Hiram zegt: 'Niet alleen wat hier is en gebeurt, maar ook wat er nu in de helewereld, zelfs wat er nu in de gehele oneindigheid is en gebeurt eeuwighedengeleden gebeurd is en over eeuwigheden zal gebeuren!"[6] De buurman zegt: 'Vriend Hiram, heeft de hitte van de zon soms te sterk op jehersenen ingewerkt? Jouw woorden zijn immers zo buitengewoon verward, dat weallemaal in ernst medelijden met je beginnen te krijgen. Wie van alle sterfelijkemensen kan zich ooit een voorstelling maken van de oneindigheid der ruimte, wievan de eeuwige duur van de tijdstroom? Deze mensen zeker evenmin als wij, -enwanneer ze slapen al helemaal niet! Wel, ze mogen dan wel werkelijk wijs zijn eneen machtige wil hebben; maar volledige kennis van de oneindigheid der ruimte,van de eeuwige tijd, de krachten, het licht en wezen van het leven kan geen enkelebeperkte wijze op deze aarde bevatten, en dus ook deze vreemdelingen zeker niet![7] En of er werkelijk ergens een goddelijk wezen bestaat dat door zijn kennisvolledige duidelijkheid heeft over deze begrippen is een grote vraag, die tot nu toeook zeker nog geen enkele sterfelijke wijze zo heeft beantwoord, dat anderemensen voldoende inzicht hebben om van zichzelf te kunnen zeggen: 'Nu hebbenwe ook daarover minstens enig idee!' [8] Ja, beste Hiram, over deze begrippen is inAthene op de hoge school, die ook ik bezocht heb, veel gesproken, maar altijdzonder het geringste ook maar enigszins voldoende resultaat. Wat was de conclusieaan het eind van de vele besprekingen en redevoeringen?: Dat het de grootsteoverwinning van een wijze is, als hij inziet dat hij helemaal niets weet, en dathijzelf als wijze niet eens op de onderste trap van die tempel staat waarin de godinvan de wijsheid haar schatten achter stevige sloten en grendels bewaart![9] Ja, mijn beste vriend, over dit punt is met mij een beetje moeilijk te praten!Maar laten we er maar over ophouden; de gasten beginnen zich te roeren en zemoeten ons bij hun ontwaken niet aantreffen in een verhandeling over debegrippen van het onmogelijke!'[10] Hiram zegt: 'Jij bent nu weliswaar de rotsvaste oude Griek en denkt dat mijnhersenen schade geleden hebben door de zon; maar hierin vergis je je geweldig!Over twee uur zul je hopelijk anders oordelen en spreken! Want wat er allemaalachter deze mensen schuilgaat zul je je pas dan iets beter kunnen voorstellen,wanneer je enige tijd met henzelf contact gehad zult hebben. Ik ben toch ook geenwindwijzer en onze leider Aziona net zo min; maar wij zijn nu beiden geheelandere mensen geworden en hebben Diogenes geheel over boord geworpen.Hetzelfde zal zeker ook bij jou en bij alle anderen gebeuren. -Maar nu richt de

Page 355: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

355

Meester zich op en ook Zijn leerlingen, en nu moeten we Hem dadelijk vragen ofHij het morgenmaal al wil gebruiken" [11] IK zeg: 'Wacht nog tot de zon boven dehorizon verschijnt en zet dan het maal op tafel"[12] Nu beginnen ook de leerlingen zich te roeren en op te staan uit het gras en vande banken. Enkelen gaan meteen naar de zee om zich te wassen; Ik doe dat echterniet en Aziona komt snel naar Mij toe om te vragen of Ik waswater nodig heb.[13] Maar IK zeg tegen hem: 'Vriend, al dit water kwam uit Mij; waarom zou Ikhet nemen om Mij te wassen? Maar om niemand aanstoot te geven, kun je Me eenkruik vol bronwater brengen!'[14] Aziona haast zich en zoekt een lege kruik, maar vindt er geen; want allekruiken en andere vaten zijn tot de rand toe gevuld met de beste wijn![15] Heel verlegen komt hij terug en zegt: 'O, Heer, vergeef me! Er is niet één vatin de hele hut dat niet tot aan de rand toe gevuld is met wijn!"[16] IK zeg: 'Wel, breng Me dan maar een met wijn gevuld vat, dan was Ik Me eenkeer ook met wijn!"[17] Snel was Aziona er met het vat wijn en Ik waste Me ermee.[18] Toen drong de kostelijke geur van de wijn in de neus van de gasten ensommigen zeiden: 'Nu, dat is wat wij noemen nog heerlijker leven dan een patriciërin Rome! Want dat is ongekend voor ons, dat iemand zich ooit in zo 'n kostelijkewijn heeft gebaad, hoewel wel in andere welriekende oliën en wateren!"[19] Maar toen Ik Aziona het vat weer in handen gaf, was het even vol als het eerstwas, ofschoon het bij het wassen leek of Ik iedere druppel eruit gebruikt had.Aziona liet dat meteen aan de buren zien en deze waren stom van pure verbazing.

Hoofdstuk 210: Epiphanes, de filosoof[1] Een van hen, die eerder met Hiram over de begrippen 'oneindigheid',eeuwigheid enzovoort had gesproken en Epiphanes heette, zei nu tegen Hiram:'Wel, dat is al zo'n echt Perzisch staaltje, dat hem zeer goed gelukt is! Maar éénding begrijp ik niet en dat is: waar haalde Aziona die kostelijke wijn en datkostbare vat vandaan?" [2] Hiram zegt: 'Ja, mijn vriend Epiphanes, ik zegje dat ditlouter wonderen zijn van de wil van die Ene, die Zich zojuist met de wijn heeftgewassen! Hoorde je niet wat hij Aziona ten antwoord gaf toen deze Hem vroeg ofHij water nodig had?"[3] Epiphanes zegt: 'Ja, dat heb ik gehoord; dat had echter ook geheel het karaktervan die Indo Perzische magiërs! Want die verstaan ook de kunst om zich direct metgrootse en machtige woorden aan de leek voor te doen als scheppers van het vuur,het water en allerlei andere dingen, en lopen dan met een aureool rond dat iemandals Zeus zich amper zou geven als hij zou bestaan en de aarde zou betreden. Wel,je hebt het immers zelf gezien in Memphis, met wat voor een verschrikkelijkpathos de magiërs daar hun voorstellingen gaven! Uiteindelijk hadden ze zelfs ookons verstand voor ruim driekwart om de tuin geleid en wij waren al bijna zover datwe hen zouden aanbidden. leder die iets buitengewoons tot stand kan brengen, kanook met een goed geweten grootse dingen over zichzelf zeggen; en bij hem zal dat

Page 356: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

356

wel niet minder het geval zijn! Maar wat me hier nu echter werkelijk opvalt is,zoals ik al opmerkte, de wijn. Waar heeft Aziona die vandaan gehaald?"[4] Hiram zegt: 'ik had je dat daarnet al willen zeggen, maar je bent me te vroeg inde rede gevallen. Kijk, Hij hier, die tegen Aziona zei: ' Alle wateren van de aardeen ook van de hemelen komen van Mij; hoezo zou het Mij tot waswater moetendienen?', heeft de wijn enkel en alleen door Zijn wil uit het water geschapen, en nuzelfs uit de lucht; want het vat had Hij eerst helemaal leeg gemaakt: -Wel, wat zegje daarvan?' [5] Epiphanes zegt: 'Ja, als dat zo is, dan zou dat inderdaad heelbijzonder zijn! Er moeten weliswaar bepaalde magiërs uit Indië geweest zijn dieeen buitengewone kracht in hun wil en in hun blik hadden, zodat ze de wildstedieren ogenblikkelijk dermate in hun ban konden krijgen, dat deze als dood op éénplek moesten blijven staan en met zich laten doen wat zo'n magiër wilde; ook dewinden, wolken en bliksems schijnen ze werkelijk hun wil op te kunnen leggen!Dat is dus al eens gebeurd. Wel, of ze van water of lucht ook de beste wijn kunnenmeken weet ik werkelijk niet; maar zoveel weet men van de oude magiërs wel, datze water in bloed, en regen in louter kikvorsen hebben kunnen veranderen. Alleenis daar natuurlijk wel een sterk geloof voor nodig; want zoiets hebben we nog nooitgezien. Maar dit hebben wij nu zelf gezien en we kunnen dus in ieder geval alsvolgt denken: Als dit mogelijk is, kan ook het andere mogelijk geweest zijn. Maarwe zullen nu hierover niet verder oordelen. Aziona komt reeds met de maaltijd enwij bespeuren al honger, laten we daarom verdere besprekingen voor laterbewaren!"[6] Men wordt nu voor de maaltijd geroepen. Allen nemen plaats aan de vergrotetafel en beginnen op Mijn uitnodiging flink toe te tasten en te eten. De vissen zijnspoedig op en dan wordt er brood en wijn opgediend.[7] Als de buren, die men nog als leken kan beschouwen, het buitengewoonheerlijk smakende brood en de even voortreffelijke wijn proeven, worden ze pasopgewekt en Epiphanes zegt met onderzoekende blik: "Ja, nu begin ikzelf tegeloven, dat we het hier niet met gewone en natuurlijke magie te doen hebben;want van zoiets heeft de mensheid volgens mijn nogal omvangrijke kennis nognooit gehoord! O, die wijn is werkelijk oneindig goed!"[8] IK zeg: 'Het komt goed uit, dat je met het begrip 'oneindig' bent gekomen!Want daarstraks heb je Hiram al verweten dat hij zijn hersenen verbrand had,omdat hij er met jou over begon te spreken dat de macht van Mijn wil doorwerkt inde gehele oneindigheid van de ruimte en de gehele eeuwigheid van de tijd, en hoeook in Mij alle kracht, al het licht en al het leven verenigd is, en hoe dan ook alleswat de oneindige ruimte in geestelijk en natuurlijk opzicht vervult, enkel en alleenuit Mij is voortgekomen. Wat denk jij daar nu bij jezelf over? Wat versta jij onderde begrippen: oneindigheid, eeuwigheid, ruimte, tijd, kracht, licht en leven?[9] Want weet je, beste vriend, als men tegen iemand zegt dat hij door de zonverbrande hersenen heeft wanneer hij zich ermee bezig houdt om dergelijke groteen veelzeggende begrippen zelfs op een buitengewoon mens te betrekken, danmoet men zelf nog betere begrippen hebben; want alleen dan kan men tegen zijnbuurman zeggen dat hij verward is, als men zelf wat een bepaalde kwestie betreftbetere inzichten heeft. Vertel jij Me daarom nu wat jij over de zojuist genoemde

Page 357: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

357

begrippen denkt!' [10] Epiphanes wordt door deze vraag van Mij een beetjeverlegen, maar vermant zich dan toch spoedig en zegt: 'Ja, goede meester, omiemand daarover duidelijke uitleg te geven zou voor iedere sterveling wel eens eenvan de grootste onmogelijkheden kunnen zijn; want hier is werkelijk letterlijk vantoepassing, dat niemand een ander kan geven wat hijzelf helemaal niet bezit![11] Hoe kan de beperkte, kleine mens de oneindige ruimte ooit bevatten? Hij kanmet zijn gedachten vlucht nog zo zeer in alle richtingen in de diepten van deeeuwige ruimte dringen, dan blijft hij toch in vergelijking tot de onbeperktetotaliteit van de ruimte steeds op hetzelfde punt, dat tegen de totaliteit van deeeuwig oneindige ruimte toch zoveel als helemaal niets is; en om dezelfde redenkan een mens de tijd naar de toekomst of naar het verleden nooit bevatten, omdathij ook in zijn ontstaan, bestaan en vergaan, even begrensd is als in de ruimte.[12] Dat men wel iets kan zeggen over een beperkte ruimte en over een afgemetenen begrensde tijd, weet men van oudsher uit ervaring; want het begrensde kan ietswat aan hemzelf verwant is, wel vatten, maar nooit iets wat in de hoogste graadniet aan hem verwant is. En bijna hetzelfde geldt voor het bevatten van debegrippen 'kracht', 'licht' en 'leven'. Wel bezit de mens kracht, licht en leven; maartot nog toe is geen enkele wijze in staat geweest om hiervan een duidelijke engeheel en al begrijpelijke definitie te geven en zodoende ook ik niet, omdat ik bijalles wat ik ben het minst een wijze ben. U, goede meester, heeft mij gevraagd enik heb u geantwoord. Als u ons deze begrippen volledig bevredigend kuntuitleggen, zullen wij u daarvoor zeer dankbaar zijn."

Hoofdstuk 211: De mens als onvergankelijk wezen[1] IK zeg: 'Goed dan, Ik zal het proberen, let dus goed op! Jij beweert namelijkdat datgene wat op zichzelf begrensd is, het onbegrensde niet en nooit kanbevatten; en toch zeg Ik je dat ieder mens, alsook de eeuwige ruimte die hemomgeeft, het oneindige en eeuwige in zich bergt en wel in iedere vezel van zijnmateriële lichaam, laat staan in zijn ziel en heel in het bijzonder in zijn geest.[2] Stel je de tot in het oneindige gaande deelbaarheid van ieder nog zo kleinbestanddeel van je lichaam voor. Waar houdt deze op?! Stel je vervolgens het tot inhet oneindige gaande voortplantingsvermogen van de mens, van de dieren en vande planten voor! Waar houdt dat op?[3] Heb jij al ooit de grens ontdekt tot waar een gewekte ziel haar gedachten kanverheffen? En als de ziel al een oneindig gebied heeft wat haar gedachten betreft,wat moeten we dan wel niet zeggen van de eeuwige goddelijke geest in haar, die inzichzelf de kracht, het licht en het leven zelf is?[4] Ik zegje: Deze geest is het, die alles in de mens schept en ordent; de ziel isechter als het ware slechts zijn substantiële lichaam, zoals het stoffelijke lichaameen behuizing is voor de ziel, en dat zo lang, tot deze hierin een bepaaldedegelijkheid heeft bereikt. Is dit gebeurd, dan gaat de ziel meer en meer over in degeest en zodoende ook in het eigenlijke leven, dat in en op zichzelf een ware krachtis en het waarste licht, en voortdurend uit zichzelf de ruimte, de vormen, de tijd ende duurzaamheid van de vormen hierin doet ontstaan, deze met leven vervult en

Page 358: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

358

zelfstandig maakt. En zoals deze voortkomen uit de oneindigheid en eeuwigheidvan het volledig ware leven, bevatten zij daarvan ook voor en in zichzelf hetoneindige en eeuwige voor alle tijden der tijden en eeuwigheden der eeuwigheden.[5] Niemand kan dus zeggen, beweren en van mening zijn, dat hij als mens eenbegrensd wezen is. In al zijn kleinste delen is nog oneindigheid en eeuwigheidvoorhanden, en omdat dit zo is, kan hij ook het oneindige en eeuwige bevatten.[6] Wie van mening is dat hij slechts gedurende een zeer beperkte tijd leeft, vergistzich enorm. Niets aan de mens is vergankelijk, ofschoon het materiële lichaamnoodzakelijkerwijs wel veranderlijk is, zoals ook alle materie van de aarde dat isen wel moet zijn, omdat het eens haar bestemming is om, door de macht van hetzuivere leven, zelf over te gaan in het zuivere leven en in het voortaanonveranderlijke leven. [7] Als dus de vele, meest verschillende delen enonderdelen van de materie, en dus ook van het menselijk lichaam, veranderdworden, houden ze daarom nog niet op te bestaan, maar ze bestaan eeuwig verderin een meer geestelijke en daarom meer edele vorm en soort. Of kan iemand vanjullie soms zeggen dat hij als kind gestorven is, omdat hij nu als grijze oude manniets heeft behouden van zijn eerste kinderlijke vorm?[8] Hier hebben jullie een tarwekorrel. Leg hem in de aarde! Hij zal gaan rotten enals datgene wat hij nu is onmiskenbaar vergaan; maar uit de ontbinding zullenjullie een halm zien groeien en daar bovenuit zal zich een aar ontwikkelen,voorzien van honderd korrels. Maar wie van jullie ziet nu die kracht in deze korrel,die er echter toch in moet zitten, omdat er anders uit deze ene korrel niet een aarmet honderd korrels van dezelfde soort voort kan komen?[9] En nu hebben we 100 korrels die we ook in de aarde gaan leggen! Hieruitkrijgen we dan al 100 aren, elk met 100 korrels, dus alles bij elkaar 10.000 korrels.En zie, die 10.000 korrels, die 100 halmen en aren, moeten ook al in die ene korrelgeestelijk aanwezig zijn geweest, zoals deze korrel zelf al inbegrepen moet zijngeweest in die ene korrel die als eerste uit Gods hand in een vruchtbare vore vandeze aarde viel, omdat men zich anders niet kan voorstellen dat voortplantingmogelijk kan zijn. Jullie hebben hier opnieuw een bewijs, hoe zelfs iets oneindigsen eeuwigs in één zo'n korrel aanwezig is.[10] Jullie denken nu weliswaar bij jezelf 'Ja, dat is wel met een korrel het gevaldie weer als zaad in de aarde gezaaid wordt; maar wat gebeurt er met de korrels dietot meel worden gemalen en dan als brood door mensen of ook door dieren gegetenworden?' Ik zeg jullie: Waarlijk, die korrels zijn er nog beter aan toe; wantdaardoor gaan zij al in een meer volkomen leven over, waarin ze zich dan als eengeïntegreerd deel van een hoger leven evenzeer, en nog meer echter in zichzelf, intalloze ideeën en levendige begripsvormen kunnen vermenigvuldigen; alleen hetzeer materiële kaf wordt als uitwerpsel uitgescheiden, waardoor het dan echter ooktot een meer edele vruchtbare humus van de aarde wordt, waaruit zich dekiemgeest in de verschillende zaadkorrels vormt en de onsterfelijkheid aantrekt.Wat er echter met het stro en het kaf van de planten gebeurt, gebeurt op een nogveel edeler manier met het vleselijk lichaam van de mens. [11] En zo kunnen jullieniets aan de mens vinden wat vergankelijk en begrensd is, maar alleen watveranderlijk is op weg naar een bepaald geestelijk doel, en zodoende is het best

Page 359: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

359

mogelijk dat een mens oneindige en eeuwige zaken, tijd, ruimte, kracht, licht enleven heel goed begrijpt, omdat dit allemaal in hem aanwezig is.[12] Maar natuurlijk komt het vooral op het onderricht aan, dat een licht voor deziel is. Als dit ontbreekt, zoals dat nu bij de meeste mensen het geval is, danontbreekt eigenlijk alles, en zonder zo'n geestelijk licht ziet en begrijpt de ziel vande mens zelfs nog minder van hetgeen in haar is, dan een blinde in de nachtbegrijpt van hetgeen zich om hem heen bevindt en ook maar in zijn buurt komt.[13] En, zeg Me nu, Epiphanes, of je Mijn mening begrepen en opgenomen hebt!Daarna zal Ik je pas zeggen of Ik met Mijn geest wel de oneindige ruimte en deeeuwigheid doordring. Spreek nu geheel vrij en zonder schroom!'

Hoofdstuk 212: Twijfel en vragen van Epiphanes[1] Epiphanes zei: 'Goede meester, deze verklaring van u is voor mij als eenbliksem in de nacht! Een ogenblik is de weg en de omgeving wel verlicht, maar alsmen verder wil gaan, ziet men echt helemaal niets meer. Maar het begint wel eenbeetje te dagen en ik maak uit uw woorden op, dat u een zeer bekwaamnatuurkundige en een groot antropoloog* (* onderlegd in de menskunde) bent.[2] Volgens uw opvatting bergt de mens ongetwijfeld het oneindige in zich enzodoende ook het eeuwige; maar of hij daarom ook bij het beste onderricht hetoneindige en eeuwige, de wezenlijke kracht, het licht en het leven zelf kan bevattendat is nog een heel belangrijke andere vraag. Ik wil weliswaar niet zeggen dat hetonmogelijk is dat iemand met een zeer verlichte geest zoiets bereikt -want detalenten van de mensen zijn verschillend en de een begrijpt iets heel gemakkelijkwat voor een ander na jarenlange inspanning, denken en proberen tochgeheelontoegankelijk blijft; maar dat het niet gemakkelijk is om met dezebegrippen overweg te kunnen, zal iedereen mij toegeven die zich ooit enigszinsheeft beziggehouden met zaken die iets uitstijgen boven het gewone dierlijke levenop aarde. [3] De mens kan veel begrijpen en bij tijd en wijle leren; maar dat menzich duidelijk klaarheid kan verschaffen over begrippen waar een eeuwigheid voornodig zou zijn om ze geheel en al uiteen te zetten, dat betwijfel Ik toch wel eenbeetje, en zeker niet onterecht. De mens leert slechts het een na het ander en heeftdaar een bepaalde tijd voor nodig. Leert hij veel, dan zal hij daar ook veel tijd voornodig hebben, en als hij oneindig veel moet leren, zal hij daar ook oneindig veeltijd voor nodig hebben. Maar het leven van de mens is maar kort en daarom zal hetwerkelijk niet zo eenvoudig zijn om oneindig veel te leren.[4] U heeft weliswaar iets van een oergoddelijke geest gezegd, die zich ongeveerop dezelfde manier in de ziel bevindt als de ziel in het lichaam, en dat deze geestals schepper van de mens in het oneindige en eeuwige, omdat hij zelf identiek is,geheel thuis is in deze begrippen en alles doordringt met zijn eeuwige licht en zijneeuwige leven. Nu, dat klinkt wel zeer wijs en ook zeer mysterieus -iets, wat nogaltijd alle theosofen, wijzen, priesters en magiërs eigen was, wat echter overigenshier geheel niet ter zake doet -; maar waar en hoe kan een mens zich met dezegeest van hem in verbinding stellen op een manier die hem goed en duidelijkbewust is, zodat hij met deze geest kan samenwerken, opdat hij daardoor een

Page 360: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

360

volmaakt goddelijk geestelijk mens wordt, alles helder inziet en begrijpt en met demacht van zijn oerwil een ware heer en meester van de hele natuur zal zijn? Dat,goede meester, is een heel andere vraag![5] Ik zal grote achting hebben voor degene die mij deze vraag zuiver en waar kanbeantwoorden en tegelijk zo, dat het vruchten afwerpt voor het leven. Maar met diebekende mysterieuze nietszeggende frasen moet hij bij mij niet aankomen; wantdaarmee heeft nog nooit iemand iets goeds en waars geleerd en dat is precies dereden, waarom de gehele mensheld in haar spirituele intelligentie nooit verder enhoger is gekomen~ maar alleen maar steeds verder is afgedaald. Daarom moetIedereen die zijn medemens iets hogers wil leren, duidelijk en begrijpelijk praten,anders doet hij er veel beter aan om te zwijgen. Wie magiër is en wonderlijkedingen tot stand kan brengen, laat die dat tot vermaak van de onwetende mensheidzo mysterieus en geheimzinnig doen als hij maar wil; want dan is dat op zijn plaatsen berokkent niemand schade. Wanneer een magiër echter leerlingen in zijn vakwil opleiden, die mettertijd hetzelfde moeten presteren wat hij zelf presteert, moethij alle geheimzinnigheid aan de kant zetten en in plaats daarvan zich aan dezuivere en onverbloemde waarheld houden. [6] Waarom hebben Plato en Socrateszo weinig praktische navolgers gevonden? Omdat ze mystici waren en zichzelfzeker niet begrepen en daarom al helemaal nooit door een ander begrepen werden!Diogenes en Epicurius hebben helder en duidelijk volgens hun verstand gesprokenen daarom ook al snel een groot aantal praktische leerlingen gevonden, en dat vooreen leer die de mens hier op aarde bijna niets aangenaams biedt en de mens na zijnlichamelijke dood geheel laat ophouden te bestaan.[7] Epicurus was rijk en gaf de raad om tijdens het leven te genieten, omdat na dedood alles voorbij was. Diogenes wilde met zijn leer meer algemeen nut bereiken,omdat hij wel inzag dat de leer van Epicurus alleen de rijken gelukkig kon maken,maar de armen nog ongelukkiger moest maken. Hij leerde daarom de grootstmogelijke ontbering en beperking van de menselijke behoeften, en zijn aanhangwas en is nog het grootst, omdat ieder mens zich het snelst aan zijn duidelijkuiteengezette principes zonder enige geheimzinnigheid aan kon passen.[8] Aristoteles werd zeer bewonderd vanwege zijn krachtige en kernachtige maniervan spreken en was een groot filosoof. Maar zijn leerlingen aantal is nooit zo ergtoegenomen, en zelfs de weinigen die er waren, onderzochten en redeneerdenonophoudelijk, en hun mogelijkheidstheorieën grensden ook vaak aan hetbelachelijke; want wat hen ook maar op een of andere manier logisch en mogelijkleek, kon volgens hen onder bepaalde omstandigheden ook fysiek mogelijk zijn.Werkelijk, voor magiërs een zeer bruikbare leer, en het gaat de Essenen hiermee alheel lang goed, ofschoon ze voor zichzelf en in de persoonlijke sfeer epicuristen endeels ook cynici zijn! [9] Maar waar bevindt zich de grote waarheid van het leven,dat in zijn verloop toch zo menig moment bevat dat maakt dat men zich in iedergeval de vraag zou willen stellen: Zou dat allemaal in ernst een grillig spel zijn vanhet wispelturig heersende toeval? Zou de oorzaak als voortbrengend en ordenendprincipe dan dommer zijn dan zijn werken, of kan een volkomen dode en blindekracht een van zichzelf bewust en volwassen denkend wezen vormen?

Page 361: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

361

[10] De mystici nemen een almachtige en hoogst wijze God aan, - en miljoenenvragen: 'Waar is Hij en hoe ziet Hij eruit?' Maar op deze vragen volgt nergens eenhoudbaar antwoord. Maar de mensen behelpen zich dan al gauw met de poëzie enopeens wemelt het van grote en kleine goden op aarde en de trage en denk schuwemensen geloven aan hen, en zo'n geloof is bijna de dubbele dood van de mens;want dit maakt hem fysiek en moreellui, traag, passief en daarom dood.[11] Maar wie een echte wijze is, moet bij de mensen met de kern van de waarheidopenlijk voor de dag komen en hen duidelijk het oerfundament en het doel van hunbestaan laten zien, dan zal hij daardoor voor alle tijden der tijden een eeuwiggedenkteken oprichten in het hart van miljoenen mensen; want een goed mens zalde zuivere waarheid altijd in de hoogste graad welkom heten.[12] Beste vriend, u wilt, naar het schijnt, een zuivere waarheidsleraar zijn, en aanbekwaamheden daartoe lijkt het u ook niet te ontbreken; beantwoord daarom voormij deze vragen, die voor zover ik weet tot nu toe nog geen enkel mens voldoendehelder, duidelijk en waar heeft beantwoord, en dat zou een buitengewoneverkwikking zijn voor ons hart! Maar kom niet met een half antwoord; want daar isbij ons toch al absoluut geen gebrek aan!"

Hoofdstuk 213: De noodzaak van het ware, heldere geloof[1] IK zeg: 'Mijn beste Epiphanes, als Ik hierover niet reeds aan Aziona en Hiramhelder en duidelijk antwoord en onderricht had gegeven, zou Ik je vollediggerechtvaardigde verlangen meteen inwilligen; maar Ik heb dat reeds gedaan en zijbeiden weten precies waar ze met Mij aan toe zijn. Ze zullen het jullie vast op evenduidelijke wijze bekend maken als Ik het hun heb bijgebracht; jullie hoeven er danalleen maar naar te leven, dan zal jullie geest zelf je alles openbaren watnoodzakelijk is om de juiste weg te weten.[2] Maar jullie moeten het geloof niet geheel verwerpen; want zonder het geloofzouden jullie veel moeizamer je doel bereiken. [3] Er bestaat vanzelfsprekend eentweevoudig geloof; het ware lichtgeloof bestaat er vooral uit dat men zich aan eenwaarachtig en zeer ervaren mens zonder enige twijfel in het gemoed toevertrouwten wat door hem gezegd wordt dan ook als volle waarheid aanneemt, ook al zietmen de diepte ervan niet op het eerste moment duidelijk in.[4] Want kijk, wie de hogere rekenkunde wil leren, moet in het beginstadium eerstalles geloven; pas stukje bij beetje, wanneer hij al echt is doorgedrongen tot dewaarde van de getallen en grootheden, begint hem het ene bewijs na het andere pasecht helder en duidelijk te worden. En zie, zo is het ook hierbij![5] Wanneer een buitengewoon waarachtig mens je iets heeft meegedeeld uit hetgebied van zijn ervaringen, dan kun je het gehoorde aanvankelijk alleen maargeloven, maar na dat geloof kun je ook meteen op de aangewezen manierwerkzaam worden en dan zul je door het werkzaam zijn, door eigen ervaring zelfdoordringen tot dat licht, dat nooit zichtbaar voor je had kunnen worden door enigemondelinge uitleg, al was deze nog zo goed gestructureerd.[6] Ook al zou iemand zich met veel geduld alle moeite getroosten om jebijvoorbeeld de stad Rome van het kleinste tot het grootste te beschrijven, dan zou

Page 362: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

362

je je toch nooit een volledig aanschouwelijk ware voorstelling kunnen vormen vandie grote wereldstad. Maar je hebt aan de woorden van de verteller volledig geloofgeschonken, hierdoor ontstond er in jou een sterke drang om Rome persoonlijk tezien en nu zocht je met alle moeite en ijver een gelegenheid om naar Rome te gaan.Die gelegenheid deed zich spoedig voor, je kwam in Rome en was nu zeerverbaasd om te zien, dat de stad weliswaar overeenkwam met de beschrijving diemen je had gegeven, -maar hoe totaal anders dan je je in je fantasie hadvoorgesteld zag het werkelijke Rome er nu uit! [7] Maar is het geloof dat je hechtteaan de eerdere getrouwe beschrijving van Rome nu van nadeel of van voordeelgeweest toen je naderhand deze stad werkelijk aanschouwde? Het is natuurlijkalleen maar buitengewoon nuttig geweest! Want ten eerste zou zonder zo'nbeschrijving vooraf waarschijnlijk nooit de behoefte om Rome te gaan zien ook inje zijn opgekomen; en ook al zou je bijvoorbeeld ooit zonder enige voorkennis naardeze grote stad gegaan zijn, dan zou je daar als een blinde hebben rondgelopen, jezou amper iemand hebben durven vragen wat dit of dat was, en uit pure vrees enverveling zou je alleen maar geprobeerd hebben om deze wereldstad zo snelmogelijk weer de rug toe te keren. En als je aan de getrouwe beschrijving helemaalgeen geloof had gehecht, wel, dan zou deze zo goed als geen waarde hebbengehad, en een half geloof is niet veel beter dan helemaal geen geloof; want het zetniemand aan tot de ware en levende daad.[8] En zo zie je dat men bij het aanhoren van een nieuwe leer het geloof in iedergeval in het begin niet mag missen. Men kan de leer en wat er aan ten grondslagligt wel goed onderzoeken, -maar het is nodig dat men deze tevoren op grond vanhet gezag van de waarachtigheid van de leraar als waarheden van grote waardeheeft aangenomen, ook wanneer men niet van meet af aan alles tot op de bodembegrijpt; want dat komt pas wanneer men voldaan heeft aan hetgeen de leer alsvoorwaarde hiervoor heeft gesteld. En pas als dit niet gebeurt zou men zijnschouders kunnen ophalen en zeggen: 'Ofwel de leer was uit de lucht gegrepen, ofaan de gestelde voorwaarden heb ik nog niet volledig voldaan!' Dan is het tijd omin een nadere bespreking met de meester te informeren of het feit dat men zichgetrouw hield aan de principes van de nieuwe leer ook bij niemand anders deverwachte uitwerking heeft gehad.[9] Als de leer bij iemand anders echter wel gewerkt heeft en alleen bij jou niet,dan zou het natuurlijk duidelijk alleen aan jou liggen, en dan zou je hetgeen jeverzuimd en nagelaten hebt ijverig moeten inhalen om ook precies hetzelfde tebereiken als je buurman. Maar als niemand iets bereikt zou hebben, ook al had hijde door de nieuwe leer opgelegde plichten nog zo strikt vervuld, wel, dan zou hetpas tijd zijn om een dergelijke valse leer de rug toe te keren"

Hoofdstuk 214: Licht en bijgelovigheid[1] (De Heer:) 'Maar behalve liet ware, noodzakelijke geloof bestaat er helaas ooklichtgelovigheid, waardoor bepaalde trage mensen, die helemaal niets denken,meteen alles voor waar houden wat iemand hun, vaak zelfs voor de grap of, wat

Page 363: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

363

nog vaker voorkomt, uit puur eigenbelang heeft verteld. Wel, een overgroot deelvan de gelovigen op aarde behoort nu tot deze categorie![2] Met zulke lichtgelovigen is eigenlijk ook niet veel te beginnen; want voor henmaakt het nagenoeg geen verschil of ze wel of niet door hun geloof iets bereiken.Ze geloven slechts en verbazen zich daar nu en dan ook over, zonder dat het henraakt; en ze doen ook uiterlijk wat een leer hun oplegt te doen, maar zonder enigeInnerlijke levenswaarde; het maakt hun niet uit of ze hiermee nooit iets bereiken,behalve nu en dan verveling. Ze zijn te passief, kennen en hebben geen levensernsten zijn daarom geheel met de efemeriden (eendagsvliegen) vergelijkbaar, dieoverdag alleen maar pro forma in het zonlicht rond zoemen om des tegemakkelijker door de zwaluwen als prooi gevangen te worden. Aan zulkegeloofshelden zullen we dan ook geen woord meer vuilmaken. [3] Bijgeloof enlichtgelovigheid zijn trouwens enerlei; het verschil zit alleen hierin, dat bijgeloofaltijd uit lichtgelovigheid voortkomt en hier eigenlijk een vrucht van is.[4] De niet te overziene erge gevolgen die uit bijgeloof ontstaan, zijn nu helaas opde hele aarde maar al te zichtbaar en voelbaar; al die duizend maal duizendafgodentempels heeft het bijgeloof gebouwd, vaak met grote en zware offers.[5] Maar nu is het tijd dat het vernietigd wordt, daarom ligt er een groot werk voorons; maar er zijn nog veel te weinig bekwame en moedige arbeiders. Ik heb duseen groot veld voor Me, dat nu bewerkt moet worden, daarom werf Ik nu arbeiders.Jullie zouden ook vast zeer geschikte mensen voor dit werk zijn als jullie de juistewegen zouden kennen en begrijpen; maar het spreekt vanzelf dat jullie van te voreneerst zelf volledig ingewijd zouden moeten zijn in Mijn nieuwe levensleer. Maarals jullie dat zijn, dan zouden jullie door alle ervaringen die je in de wereld hebtopgedaan heel goed te gebruiken zijn. Dat het loon hier en vooral aan gene zijdeniet gering zal zijn, daarvan kunnen jullie reeds bij voorbaat volkomen zeker zijn. -Wat zegje nu, Mijn vriend Epiphanes, van dit voorstel, dat voor jullie allen zekergeheel onverwacht komt?" [6] Epiphanes zegt: 'Hm, waarom niet? Wanneer ik zelfeenmaal van een waarheid overtuigd en grondig doordrongen ben, wil ik ookzonder loon, alleen omwille van de waarheid, een leraar zijn en heb geen enkeleangst daarbij van de honger te moeten omkomen. Want ofschoon de mensen indeze tijd wel zeer verdorven zijn en zeer zelfzuchtig leven, zijn ze toch niet afkerigvan een goede nieuwe leer; zodra er maar een goede leraar bij hen komt, nemen zehem nog altijd op, luisteren naar zijn lessen en als ze daarin ook maar iets hogersof waars beginnen te vermoeden, laten ze spoedig hun zelfzuchtigheid varen enworden vriendelijk en vrijgevig.[7] In dit opzicht is een lichte graad van lichtgelovigheid bij de mensen ook nietslecht; want als die er niet was, zou het vaak moeilijk zijn om een leraar voor demensen te zijn. Alleen moet een goede leraar er wel vooral naar streven om zijnleerlingen daarna niet in een ongefundeerde lichtgelovigheid te laten steken, maarhij moet net zo lang met hen werken en hen leiden tot ze in het helderste licht vanzijn leer tot op de bodem zijn doorgedrongen. Als hij dat door zijn inzet bereiktheeft, heeft hij de mensen iets waarachtig goeds bewezen en kan hij erop rekenen,dat ze hem niet ondankbaar zullen zijn. [8] Hoeveel weldaden genieten valseleraren niet van lichtgelovige mensen; ze doen alsof ze heel wat begrijpen en

Page 364: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

364

vinden zodoende een groot aantal toehoorders die hen bewonderen, en gewoonwegom het hardst bij de leraar proberen op te vallen door hem allerlei geschenken tegeven! Hoeveel te meer zullen ze dat doen voor een leraar die hun de grootstegeheimen van het leven grondig en goed begrijpelijk kan bijbrengen en uitleggen,theoretisch en natuurlijk, en als het moet ook praktisch. Dat wil ik graag, daar staik altijd voor klaar; maar natuurlijk moet ik eerst zelf grondig weten waar het bijdeze hele aangelegenheid om gaat. Wel, hardhorig ben ik niet, en ook niet traagvan begrip; wat Aziona en Hiram begrijpen, dat zullen ook ik en al mijn burenbegrijpen. Maar natuurlijk, er wordt bij ons nooit een kat in de zak gekocht en 'snachts geen koop gesloten voor schapewol! Welnu, vriend en meester, waaruitbestaat eigenlijk precies uw zaak en uw, laten we zeggen - nieuwe leer?"

Hoofdstuk 215: De missie van de Heer. Epiphanes betwijfelt of de mensen deleer van de Heer zullen begrijpen.[1] IK zeg: 'Om je dit met enkele woorden duidelijk te maken zeg Ik je: Mijn zaaken Mijn leer bestaat eenvoudig hieruit, dat de mens duidelijk gemaakt wordt waarhij eigenlijk vandaan komt, wat hij is en waar hij moet komen en overeenkomstigde volle en evidente waarheid ook zal komen.[2] Reeds de Grieken, dat wil zeggen de wijzen, hebben gezegd: 'De moeilijkste,belangrijkste en hoogste kennis ligt in de zo volkomen mogelijke zelfkennis!' Enzie, dat is nu precies waar het Mij om gaat; want zonder deze kennis is hetonmogelijk om het allerhoogste goddelijk wezen als de grond van alle ontstaan,zijn en bestaan te kennen! [3] Maar wie dit niet inziet en zijn leven, zijn denken enstreven niet voor dit enig ware levensdoel inzet, namelijk om zichzelf en eenallerhoogste God-wezen als de eeuwige oergrond van alle zijn en wordenvolkomen te leren kennen, is zo goed als verloren.[4] Want zoals elk ding, dat van binnen en ook in al zijn delen geen door en doorstevige samenhang en geen grote stabiliteit heeft, spoedig uiteenvalt en als zodaniggeheel teniet gaat, zo zal dat ook met de mens het geval zijn die in zichzelf, metzichzelf en in en met God niet volledig een is geworden.[5] En dat kan de mens alleen maar worden, doordat hij ten eerste zichzelf endaardoor dan ook noodzakelijkerwijs God volledig leert kennen als zijn oergrond,en overeenkomstig dit inzicht op alle gebieden van zijn leven werkzaam wordt.[6] Is een mens dus in zichzelf rijp en zuiver geworden, dan is hij ook heergeworden van alle van God uitstromende krachten en hierdoor ook een meestervan alle schepselen, geestelijk en materieel, is dan als zodanig door geen enkelekracht meer te vernietigen en bevindt zich dan dus in het eeuwige leven.[7] Kijk, dit is nu in feite de totale inhoud van Mijn gehele, nieuwe leer, die in degrond der zaak eigenlijk een alleroudste leer is sinds het begin van de mensen opdeze aarde! Ze is alleen verloren gegaan door de traagheid van de mensen en wordtdoor Mij als het verloren gegane oeroude Eden (je den = het is dag) aan demensen, die van goede wil zijn, nu weer als nieuw gegeven. -Zeg Me nu,Epiphanes, of je Me wel goed hebt begrepen en wat jouw mening hierover is!"

Page 365: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

365

[8] Epiphanes zegt: 'Ja, begrepen heb ik u zeker, en daarbij moet ik ook nogopenlijk toegeven dat een dergelijke kennis, wanneer deze onder de mensenmogelijk algemeen wordt aangenomen, het wenselijkste en hoogste zou zijn wateen sterveling op deze aarde ooit zou kunnen bereiken; en voor u en uwmetgezellen kan het wel buitengewoon goed en duidelijk bekend zijn welke wegendaartoe geschikt zijn! Alleen herinner ik me bij deze gelegenheid een oude spreukvan de Romeinen, die waarlijk zeer wijs is en die men heel goed op vele manierenkan uitleggen. De spreuk luidt als volgt: Quod licet Iovi, non licet bovi! -Propheta,poeta et cantores nascuntur, -rhetor fit!* (*Wat Jupiter vrij staat, is een os nietvergund! -Als profeet, poëet en zanger wordt men geboren, -maar men wordt toteen redenaar gemaakt!) Voor kleine onbelangrijke dingen en opdrachten kan zelfseen os goed afgericht worden, maar hij zal eeuwig nooit met hamer en beitel aanhet harde marmer een Minerva ontlokken! [9] De meest wijzen van de oudeEgyptenaren en Grieken hebben toch zeker al hun streven op het kennen vanzichzelf en van een goddelijk oerwezen gericht; maar hoever zijn ze gekomen?Precies zover dat ze ingezien hebben, dat het puur onmogelijk is voor de beperktemens om tot een dergelijke noodzakelijkerwijs meest omvattende kennis te komen;en de spreuk: 'Quod licet lovi, non licet bovi!' vond ook hier zijn volle geldigheid![10] Wel, bij u kan er dan van menige uitzondering sprake zijn, wat ik uit uwandere woorden en vooral daden heb opgemaakt; maar of ook de gewone mens vanbijvoorbeeld mijn slag zich daarvan een bepaalde houdbare voorstelling zal kunnenmaken, is een heel andere vraag! Want sommige, weliswaar zeldzame mensen, dezogenaamde genieën, bezitten vaak heel speciale capaciteiten op vele verschillendegebieden. De één is reeds in de wieg helderziende en een profeet, een ander is eenbuitengewoon zanger, de derde een beeldhouwer, en de vierde is bijna reeds in demoederschoot een rekenaar en een magiër. De één heeft een buitengewoon sterkgeheugen, de ander zulke scherpe ogen dat hij op enkele uren afstand een mens kanonderscheiden en eventueel zelfs kan herkennen. [11] En zo zijn er onder demensen nog een heleboel grote talenten; maar alles wat slechts aan genieën eigen iskan later nooit meer zo grondig geleerd worden dat het dan door een leerling ookin dezelfde volmaaktheid weergegeven kan worden die de geniale meester bezat.Zoiets is en blijft dan toch steeds slechts vrijwel waardeloos gestumper.[12] En zo ben ik dan ook de nagenoeg algemeen geldende mening toegedaan, datwij wel enigszins zullen begrijpen wat u ons zult vertellen over uw nieuwe leer,maar het nooit zover zullen brengen dat we er een geheel en al praktischevoorstelling in onszelf van kunnen maken. Maar ja, u bent in ieder geval een uiterstzeldzame meester van uw zaak en u zult wel weten wat u met ons voor mensenvoor u heeft; wij zullen dan wel zien wat we kunnen begrijpen en doen! Wij voelenwel zeer veel voor een zuivere wetenschap, ofschoon we die ook gemakkelijkkunnen missen, omdat onze levensbeschouwing tot nu toe - zoals onze stand vanzaken hier aantoont - meer dan volkomen genoegen neemt met het minimum aanbehoeften die noodzakelijk zijn om in leven te blijven; maar - zoals gezegd.daarom zijn wij geen vijanden van de pure wetenschap.[13] Hiram en Aziona hebben mij welopenhartig over u ingelicht, waar ik welgeloof aan moest schenken omdat ik hen beiden als buitengewoon waarachtige

Page 366: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

366

mensen ken. Maar nu komt het er nog op aan om langs de theoretische enpraktische weg van al deze dingen overtuigd te raken; als ik deze overtuiging bezit,zult u aan mij geen slechte en trage verbreider van uw nieuwe leer hebben! - Ik hebnu gesproken, spreekt u nu!"

Hoofdstuk 216: De wonderbaarlijke kracht van het woord. Onderwijzen isbeter dan wonderen doen[1] IK zeg: 'Beste Epiphanes, Ik heb je weliswaar gezegd dat je beide broeders jedaarover een goede, ware uitleg zullen geven; maar omdat je in volle ernst eenzeldzaam open geest bent, zal Ik je Zelf in ieder geval een goede inleiding ervoorgeven, waarop Hiram en Aziona dan gemakkelijk verder kunnen bouwen. .[2] Je ziet met je scherpe ogen dat Ik, zoals alle anderen en ook zoals jij, slechtseen heel eenvoudig en ongecompliceerd mens ben. Ik eet, drink, ga gekleed zoalsde Galileeërs en spreek met dezelfde woorden als waarmee jij spreekt. Daarin kunje geen verschil vinden tussen Mij en jou; maar ook al vul jij als je spreekt jewoorden met een rotsvaste wil, dan zullen het toch alleen maar woorden blijvenwaarop hoogstens met veel moeite ook een handeling zal volgen, maar zeker meteen slechts uiterst mager effect. En zie, dat is bij Mij hemelhoog anders! WanneerIk een van Mijn woorden met Mijn wil vervul of een van Mijn gedachten, dieeigenlijk ook enkel woorden van de geest zijn, dan moet op dit woord ook zonderdat Ik maar de geringste handeling verricht al direct de complete daad volgen![3] En waartoe Ik met Mijn woord in staat ben, dat moet ook iedere echte leerlingvan Mij zelf kunnen, omdat zijn innerlijk tenslotte door dezelfde geest geleid wordtals Mijn innerlijk! [4] En zie, dat is nu iets in Mijn nieuwe leer wat in eendergelijke volheid in volmaaktheid vanaf het begin der wereld nog nooit onder demensen is waargenomen! Kijk maar hier, Ik heb geen gereedschap bij Me en geengeheime zalfjes en poeders, in Mijn kleed en Mijn mantel is geen zak te vinden enook bij Mijn leerlingen is van dit alles geen sprake, - ja, we hebben en gebruikenzelfs geen stokken en lopen altijd blootsvoets![5] Ons hele hebben en houden bestaat derhalve uit woord en wil en toch hebbenwe alles en lijden geen nood, -tenzij wij zelf vrijwillig nood willen lijden om hetharde hart van mensen zachter te maken. Welnu, waarom kan Ik dan alles metMijn woord en Mijn wil, en waarom jij dan niet?"[6] Epiphanes zegt: 'Ja, dat zal heel moeilijk voor me zijn om u daarop. een juistantwoord te geven! Ik heb weliswaar hetzelfde over u al van Hiram en Azionavernomen en heb ook de wijn die u van het water maakte geproefd, en hij lietwerkelijk niets te wensen over. Nu, als enkel.uw met uw wil doordrongen woordzonder enig ander nog zo geheim middel dit tot stand kan brengen, en als het 'hoe'ook door u onderwezen wordt, dan moet men voor u, uw leer en uw woordennatuurlijk wel het grootste respect krijgen! Want zoiets is volgens mijn tamelijkomvangrijke weten nog helemaal nooit voorgekomen.[7] Ik zou nu wel tegen u kunnen zeggen: 'Vriend en meester, geef mij nu eenstaaltje van deze kracht die leeft in uw woord, dat doordrongen is van uw wil!';maar bij mij althans is zoiets niet nodig, omdat ik me altijd liever door heldere,

Page 367: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

367

wijze en krachtige woorden, dan door tekenen laat onderrichten. Mocht het echterzo zijn dat u mij een keer zo'n extra bewijs wilt geven, dan zal het mij en ook mijnburen niet schaden. Maar dit moet u slechts als een wens opvatten en zeker niet alseen of andere eis!" [8] IK zeg: "Een leer is beter dan een teken; want tekenen zijndwingend, maar een leer leidt en wekt de te verwerven kracht in de mens op, endatgene wat de mens zichzelf door zijn eigen activiteit heeft verworven, is pas echtzijn waarste en totale eigendom. Maar bij mensen zoals jullie, die allang hetstadium voorbij zijn van geloofsdwang en de beperkingen die daaraan kleven,hebben zelfs de geweldigste tekenen geen dwingende kracht meer, omdat ze voorwaarnemers zoals jullie niet eerder dwingende kracht krijgen dan tot ze door jullielevenstheorie met betrekking tot het 'hoe' als overtuigend en duidelijk zijnopgenomen. En daarom kan Ik voor jou ook wel zonder dat dit het gemoed van jouen je buren schaadt een proefje daarvan geven.[9] Maar Mijn tekenen die Ik ter bevestiging van de waarheld van Mijn nieuwe leerverricht, moeten steeds zo zijn dat ze voor de mensen behalve in moreel opzichtook fysiek van groot voordeel zijn, en daarom geloof Ik voor jullie en als het warein jullie, dat het voor jullie voortaan van groot nut zou zijn als jullie, die nu Mijnzeer gewaardeerde, nieuwe leerlingen zijn, je niet meer in een zo geheel en alonvruchtbaar gebied zouden bevinden, maar als deze omgeving nu onmiddellijk ineen zeer vruchtbaar gebied veranderd zou worden. -Ben jij en zijn ook jullieallemaal het hier mee eens?'[10] Epiphanes zegt: 'O meester, als u dat mogelijk zou zijn, dan zou u waarlijkeen buitengewoon verdienstelijk teken verricht hebben! Waarlijk, als u daartoe instaat zou zijn, dan zou u toch wel duidelijk meer zijn dan alle grootste wijzen enjoodse profeten van de wereld, ja dan zou u al eigenlijk in alle ernst een god zijn,en uw nieuwe leer zou dan wel de volle waarheid moeten zijn! Want als we nueens naar deze ware Dabuora (pek en nafta woestijn) kijken, dan zien we niets dannaakte rotsen, tot aan de wolken toe; alleen de voet van deze echte pekberg isslechts hier en daar sporadisch met een beetje struikgewas begroeid. Slechts eenenkele bron borrelt er uit op, en daar aan de voet van de steile rotswandenvegeteert een pover cederbos als een waar heiligdom van dit pekgebergte; de rest istot in de verre omtrek naakt en kaal als het oppervlak van het water! [11] Wel, endit moet nu door het machtwoord van uw wil in een vruchtbare streek van de aardeveranderd worden?! Zoiets is vooraf wel een beetje moeilijk te geloven; maar uhebt het in de inleiding van uw leer gezegd, die, ofschoon ze zeer raadselachtigklonk, toch waar moet zijn, als ik in aanmerking neem dat u een man bent die teneerste te zuiver denkt om mensen zoals wij voor de gek te kunnen houden, en dieten tweede hier al een aantal buitengewone tekenen heeft verricht. Daarom vraag iku erom, als het u werkelijk niets kost dan een enkel woord van uw wil!

Hoofdstuk 217: De wonderbaarlijke verandering van het gebied. Wilsvrijheidopgaan in Gods wil[1] IK zeg: 'Let dan op, en Ik zeg je verder niets dan: Ik wil het! - En aanschouw jijnu, mijn beste Epiphanes, deze streek en zeg Mij hoe hij je bevalt!" [2] Epiphanes,

Page 368: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

368

Aziona en Hiram en alle hier aanwezigen slaan zich op de borst en zijn totaalsprakeloos van verwondering, en Epiphanes kijkt met verbaasde ogen afwisselendnaar de omgeving die er nu prachtig uitzicht de bergen vol bossen en deoeverstreek, die toch een oppervlakte van bijna duizend morgen had en waaropniets groeide dan slechts hier en daar een beetje gras voor enkele geiten en schapenom te grazen en er nu vruchtbaar en weelderig bij lag en dan weer met eenonderzoekende blik naar Mij.[3] Na geruime tijd vol verbazing gekeken te hebben, opent hij pas weer zijn monden zegt (Epiphanes): 'Ja, om zoiets in één moment te kunnen bewerkstelligen moetmen bijna wel meer zijn dan een god! Want een god, zoals ik die van deverschillende godsdiensten van de Egyptenaren, Grieken, Romeinen, joden en zelfsPerzen en Indiërs ken, neemt de tijd en doet zijn wonderen op zijn gemak enschijnt zich daarvoor van een aantal grootse middelen en apparaten te bedienen. Ermoet een zon zijn, een maan, meerdere planeten en talloze andere sterren. Dezehelpen hem onder bepaalde omstandigheden, standen en constellaties de wonderenop deze aarde te verrichten, - waarbij dan, behalve bij een bliksem uit de wolken,alles heel kalmpjes aan gebeurt [4] Maar u hebt hier in één enkel ogenblik iets totstand gebracht waarvoor een god, zoals ik er meerdere uit de boeken en geschriftenken, zelfs met alle mogelijke menselijke hulp, zeker nog een paar honderdslepende jaren de tijd had genomen. Hieruit trek ik onmiskenbaar de conclusie, datu blijkbaar meer God moet zijn dan alle andere goden waarover ik veel gehoord engelezen heb! Heer en Meester van alle meesters der aarde! Hoe, hoe - en nog eens -hoe bent U daartoe in staat? En zou dit na verloop van tijd ook zelfs voor mensenzoals wij mogelijk zijn, als men geheel en al leeft volgens Uw nieuwe leer?"[5] IK zeg: 'Ja, Mijn beste vriend Epiphanes, anders had Ik je dat niet gezegd! Enhoe dat mogelijk is, heb Ik je al eerder gezegd en zelfs ook duidelijk uitgelegd, - enIk voeg er ook nog aan toe, dat Mijn echte leerlingen mettertijd op deze aarde noggrotere dingen zullen doen en tot stand brengen dan Ik nu heb gedaan. Maarnatuurlijk moeten al Mijn echte leerlingen steeds blijven erkennen en weten, dat zealleen dan in staat zijn zoiets tot stand te brengen, als ze in hun geest volledig éénzullen zijn met Mijn geest en bij iedere gelegenheid in hun geest met Mijn geestzullen overleggen of dit ook noodzakelijk is om een goed doel te bereiken. Wantals iemand, al leeft hij nog zo precies volgens Mijn leer, het nodig acht een teken teverrichten ter bevestiging van zijn hoogste zending omdat een machtig iemand datvan hem vraagt, of zelfs om zijn lichamelijk leven te redden, en Ik hem in zijngeest zou zeggen: 'Doe het niet; want het is nu niet Mijn wil!', moet de leerling ookprecies willen wat Ik wil; mocht hij dan echter toch van plan zijn om een teken teverrichten, dan zal hij er niet toe in staat zijn, omdat Mijn wil niet één is met dezijne. [6] Alleen met Mij, dat wil zeggen in voortdurende vereniging met Mijngeest en Mijn wil, zullen jullie in staat zijn om alles tot stand te brengen, maarzonder deze niets; want Ik ben de Heer en zal dat eeuwig blijven. En zie, datbehoort ook tot Mijn leer! Heb je Me begrepen?"[7] Epiphanes zegt: 'Jazeker, Heer en Meester aller meesters! Maar er is iets watnaar mijn beoordeling niet zo goed te rijmen valt met de eigenlijke volledigevrijheid van de menselijke geest. Want als ik bijvoorbeeld alleen maar een teken

Page 369: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

369

kan verrichten als U dat mede wilt, is mijn wil immers eeuwig afhankelijk van Uwwil en dus gebonden en niet vrij.'[8] IK zeg: 'O, daarin vergis je je zeer! Het tegendeel is juist het geval! Hoenauwer de geest van een mens met Mijn geest in verbinding staat, des te vrijer ishij in zijn geest en zijn wil, omdat Ikzelf de allerhoogste en onbeperkte vrijheid enmacht in Mij berg. Men beperkt zichzelf in zijn vrijheid slechts in zoverre menzich niet met Mij verenigt; maar wie geheel één zal zijn met Mij, zal ook allesvermogen wat Ik vermag. Want buiten Mij bestaat er immers nergens eenonbeperkte macht en een onbeperkt vermogen iets tot stand te brengen.[9] De volste vereniging met Mij ontneemt niemand ook maar één atoom van zijnzelfstandigheid. Welk groter en zaliger levensvoordeel kun je je voorstellen danmet Mij, dat wil zeggen met Mijn geest, evenals Ik almachtig en daarbij tochvolkomen zelfstandig te zijn?! Zeg Me nu hoe dit je bevalt!'[10] Epiphanes zegt: 'Grootste Heer en Meester! Ik ben in deze nieuwe en nognooit eerder gehoorde levenszaken nog veel te weinig ingewijd om er echt ietszinnigs over te kunnen zeggen, en zoals iedereen gemakkelijk zal kunnenbegrijpen, kan ik me er nog onmogelijk een duidelijk beeld over vormen en erdaarom ook geen oordeel over uitspreken; maar voorzover ik me nu door Uwwoorden een voorstelling kan maken, zou zo'n leven inderdaad zeer begerenswaardzijn. Want met een almachtige goddelijke geest mede almachtig zijn en daarbijtoch volledige zelfstandigheid bezitten, is inderdaad wel het hoogste wat men zichvan een volmaakt leven kan voorstellen, en het zal ook wel zo zijn, omdat U hetmij en ons allen nu zo hebt verkondigd.[11] Om het 'hoe' willen wij ons nu helemaal niet druk maken; want dat zou geenzin hebben, omdat ons als jongste leerlingen van Uw leer het begrip dat hiervoornodig is nog te zeer ontbreekt. Bovendien zijn wij nu allen vanwege het ongehoordgrote meesterlijke wonderwerk te verbluft en te verward om ons een rustig oordeelte kunnen vormen. Laat ons daarom, o Heer en goddelijke Meester, nu een beetjeuitrusten en tot onszelf komen, opdat wij U dan, o Heer en Meester, in een groteregemoedsrust een beter antwoord kunnen geven dan ik U zojuist gegeven heb!"

Hoofdstuk 218: Het belang van de gemoedsrust[1] IK zeg: 'Ja, ja, je hebt gelijk en zeer goed gesproken; rust, de ware innerlijkegemoedsrust, is voor ieder mens het noodzakelijkste geestelijke element, zonderhetwelk hij niets waarachtig innerlijks en geestelijk groots kan bevatten, en daaromsta Ik jullie ook graag toe watje zojuist verlangde.[2] Een dergelijke rust, waarin het lichaam en de ledematen activiteit onthoudenwordt, is eigenlijk geen rust, maar eerder een grote innerlijke activiteit van de ziel,die eruit bestaat dat zij meer en meer één wordt met haar geest die ze is gaanwaarnemen. En als jij een dergelijke rust verlangt doe jij, zowel als ieder ander,daar goed aan; wanneer je een dergelijke innerlijke rust, of beter gezegdzielsactiviteit, dagelijks eenmaal houdt en dat voortzet, zul je pas gaan voelen watvoor een groot en waar nut je daardoor voor je leven hebt gewonnen. [3] Julliekunnen je nu allemaal in je hutten terugtrekken, die nu tegelijk met deze voorheen

Page 370: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

370

woeste grond ook iets beter geworden zijn, en kijken wat voor goeds jullieallemaal ten deel is gevallen. Kom dan tegen de avond weer terug![4] Ik ga Me intussen bezighouden met hetgeen Mij is opgedragen door MijnVader, die in de hemel woont en volledig één is met en in Mij. Maar wie hiervandaag bij Mij wil blijven kan dat ook doen; want niemand is verplicht om hierweg te gaan, alleen wie dat wil kan het doen; zowel het een als het ander zal zeerzinvol zijn. Doe nu wat jullie wil je ingeeft!'[5] Behalve Hiram en Epiphanes staan nu allen op en haasten zich heelnieuwsgierig naar hun hutten om te weten te komen wat er thuis allemaal isgebeurd en wat er allemaal is veranderd. En als ze thuiskomen, komt er geen eindeaan hun verbazing en verwondering over de royale huizen die nu de plaats innemenvan hun vroegere armzalige hutten, en over de vele vruchtbomen, wijngaarden,akkers en weiden, en ze loven God de Vader, van wie Ik hun verteld had dat Hijaan een mens op aarde een dergelijke macht gegeven had.[6] Maar Epiphanes vermant zich en zegt: 'O Heer en Meester aller meesters! Ikgeef er toch de voorkeur aan om hier te blijven; wat de anderen ten deel is gevallendoor Uw goedheid en goddelijke macht zal ook mij ten deel zijn gevallen, -eenweldaad, waarvoor wij allen en onze kindskinderen U nooit voldoende zullenkunnen danken, loven en prijzen.[7] En hoe onschatbaar groot deze weldaad die U ons bewezen hebt ook is, ze istoch niet te vergelijken met de weldaad die onze ziel door Uw leer heeftontvangen. Want alleen hierdoor zijn wij, die voorheen geheel verwilderde, echtemensdieren waren, eigenlijk ware mensen geworden. U hebt ons pas het echteleven getoond en ons de waarde ervan leren kennen.[8] Vroeger hadden wij alleen liefde voor de dood, maar nu hebben wij een wareen grote liefde voor het leven, dat tot een buitengewone voltooiing in allerichtingen in staat is, terwijl de dood eeuwig dood blijft en nooit een of anderestapsgewijze voltooiing kan toelaten. En juist daarom geef ik er nu de voorkeur aanom bij U, Heer en Meester, te blijven, opdat mij niets ontgaat van hetgeen Uw -laat ik zeggen waarachtigst heilige mond verder nog zal verkondigen"[9] IK zeg: 'Wat de anderen deden is goed, maar wat jij doet is beter. Want iederwoord dat uit Mijn mond komt is licht, waarheid en leven; als je Mijn woorden inje hart opneemt en ernaar handelt, dan valt je met Mijn woord ook het wareeeuwige leven ten deel.[10] Maar wanneer iemand Mijn woord hoort en er niet naar handelt, zal Mijnwoord hem niet levend maken, maar hem slechts dienen tot gericht en dood. Ookal is dit op deze manier niet Mijn wil, maar enkel Gods eeuwige ordening, dan kanIk hem toch niet helpen, omdat hij zichzelf moet helpen. [11] Want als iemand, diehongert, voedsel wordt aangereikt en hij eet dit niet, maar kijkt er enkel naar, danheeft degene die het eten aanreikt er geen schuld aan als de hongerende verhongerten sterft, maar natuurlijk de hongerende zelf, omdat hij geen voedsel tot zich wildenemen. En precies zo is het met degene aan wie Ik Mijn woord als het waarstebrood uit de hemelen voorzet, en die dit enkel aanhoort en er niet naar wilhandelen. Daarom moet niemand Mijn woord enkel aanhoren, maar hij moet erook naar handelen, dan zal hij hierdoor in zijn ziel waarachtig verzadigd worden

Page 371: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

371

met het brood uit de hemelen en voortaan geen dood meer zien, voelen of smaken,omdat hij zo zelf geheel tot het leven uit God is geworden. Begrijp je dit?"

Hoofdstuk 219: Epiphanes' moed[1] Epiphanes zegt: 'O, dat is de volmaaktste waarheid en het is me ook zonderenige verdere uitleg helemaal duidelijk! Laten we aannemen dat ik of iemandanders een nieuw woonhuis wilde bouwen. Hij raadpleegt daarvoor eenbouwkundige, die hem in woord en beeld moet uitleggen hoe hij als aannemer zijnhuis moet bouwen. Daarna volgt de aannemer echter niet de raad van deverstandige bouwmeester op, maar omdat hem dat allemaal te moeizaam en tetijdrovend lijkt, voegt hij liever zelf stenen en balken zonder enige verbindingsamen, trekt dan in zijn nieuwe woning en woont er een korte tijd heel behaaglijk,zonder gevaar te vermoeden. Dan komt er 's nachts echter een grote storm dietegen de wankele muren van het huis beukt, en deze storten al spoedig in en dodende eigenaar die tevens de bouwmeester is. - Wat heeft deze er nu bij gewonnen dathij de raad van de verstandige bouwmeester niet wilde opvolgen?![2] En ik geloof dat tussen U en ons, blinde en niets wetende mensen, bijnahetzelfde het geval is. U bent duidelijk de bouwmeester, die de wereld, het heelalen ook de mens zoals hij is, geestelijk en materieel in zekere zin gebouwd heeft, enderhalve ook het beste moet weten wat goed voor hem is en wat hij als redelijkdenkend, zelf oordelend en zichzelf bepalend wezen moet doen en laten. En als Ude mens dan nu door woorden en daden toont, dat U onherroepelijk Dezelfde bentaan wie hij zijn bestaan te danken heeft, en U hem verder laat zien wat hij moetdoen om datgene te bereiken waarvoor U hem geschapen heeft, dan is het alleenmaar de schuld van de blinde en domme mens zelf, als hij om onbelangrijke,materiële redenen het eeuwige leven verspeelt en hem dan de dood ten deel valt.En zo ben ik van mening dat ieder mens, die door Uzelf eenmaal is onderwezen enU heeft herkend als Degene die U bent, het onmogelijk meer kan nalaten om metalle liefde en vreugde precies zo te leven en te handelen als U hem bevolen heeft.[3] Omdat de mensenwereld nu zo slecht, totaal blind en bovenmatig zelfzuchtig,trots en heerszuchtig is, is het waarschijnlijk, dat degene die uw leer opvolgt metheel wat hindernissen te maken zal krijgen, omdat er veel meer slechte dan goedemensengeesten zijn; maar wanneer men eenmaal weet wat men aan uw leer heeften wat men te verwachten heeft wanneer men haar opvolgt, dan kunnen de bergener zich tegen verzetten en alle stormen er tegen te keer gaan, maar men zal dezetoch het hoofd kunnen bieden met de meest volhardende moed van de wereld.Immers, als een wandelaar door vijanden wordt overvallen verdedigt hij zich alniet zelden met leeuwenmoed om niet dit korte en toch al zo vergankelijke leven teverliezen, terwijl er aan het verlies hiervan niet zoveel gelegen is, -waarom zoumen zich dan niet met een ware duizendvoudige leeuwenmoed verdedigentegenover vijanden die de door dit leven wandelende mens van het eeuwige levendreigen te beroven?! Ik geloof dat mijn mening in dit opzicht helemaal juist is.[4] Ja, mensen die aan deze ijdele wereld hangen, hun hele heil in het slijk dezeraarde zoeken en niet zoals ik van Uw leer doordrongen zijn, en de waarde van hun

Page 372: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

372

leven niet inzien en kunnen of willen begrijpen, zullen als er gevaar dreigtnatuurlijk alle moed verliezen en spoedig weer in het oude slijk terugzakken; maarmensen zoals wij zullen zich niet zo gemakkelijk vrees aan laten jagen.[5] Ik zeg U, o Heer en Meester: Voor wie niet bang is voor de lichamelijke dood,zullen keizers en koningen moeilijk wetten kunnen maken! Laat nu de hele aardemaar tot puin vergaan en ik zal niet schrikken voor de zekere ondergang van mijnlichaam; want ik weet nu door Uw woorden, dat Mijn ziel met Uw levensgeest inzich niet te gronde zal gaan! Met dit vertrouwen mogen er vijanden komen vanwaar en met zovelen ze maar willen, ze zullen mij, Aziona en Hiram waarlijk geenschrik aanjagen; hun veto zal genegeerd worden en hun dreiging onopgemerktblijven. -En zegt U ons nu, o Heer en Meester van het leven, of ik gelijk heb ofniet!" [6] IK zeg: 'Je hebt volkomen gelijk, en temeer daar je je ook in geval vannood zo zou gedragen, evenals ook alle anderen in deze plaats. Maar omdat wehier nu al zo in vertrouwen samen zijn en elkaar goed hebben leren kennen, en erMij zeker veel aan gelegen is dat jullie bij allerlei voorvallen en verleidingen nietzullen wankelen, moet Ik jullie ook met nog allerlei andere dingen bekend maken.Luister dus naar Mij!"

Hoofdstuk 220: Het doel van de kruisiging van de Heer[1] (De Heer:) 'Wat Mijn lichaam betreft, ben ook Ik evenals jullie een sterfelijkmens en het gevolg daarvan is, dat ook Ik dit lichaam zal afleggen en wel aan hetkruis in Jeruzalem als getuigenis tegen de slechte joden, hogepriesters enFarizeeën, en tot hun gericht. Want dit alleen zal voor altijd hun macht breken, ende vorst van de geestelijke duisternis die nu de mensenwereld heeft beheerst, zalmachteloos worden en de mensen niet meer zo erg als tot nu toe verleiden en henin het verderf kunnen storten.[2] Deze vorst heet 'satan', dat betekent leugen, bedrog, trots, hebzucht,eigenliefde, afgunst, haat, heerszucht en moordlust en allerlei hoererij.[3] De grootste hoogmoed kan alleen door de diepste deemoed te gronde wordengericht, en het is dus noodzakelijk dat dit aan Mij geschiedt. Wanneer jullie dit duszullen vernemen, moeten jullie hierdoor niet ontsteld zijn; want Ik zal niet in hetgraf blijven en ontbinden, maar op de derde dag weer opstaan, en zoals Ik nu hierbij jullie ben, zal Ik weer bij jullie komen! En dit zal jullie allen het grootste enwaarste getuigenis van Mijn goddelijke zending in jullie ziel geven en jullie geloofgeheel en al sterk maken. Ik heb jullie dit nu van te voren gezegd opdat, als hetzover zal komen, jullie je niet aan Mij ergeren en Mijn leer verlaten. -Mijn besteEpiphanes, hoe bevalt je dit?" [4] Epiphanes zegt: 'Heer en Meester, U bent wijzeren machtiger dan alle wijzen en machtigen van de hele aarde! Als U toelaat dat ditover U komt, moet U daar zeker een goede reden voor hebben, die wij nu nietkunnen doorzien; maar voor dit bepaalde meest verwerpelijke deel van de mensenin Jeruzalem en in heel Palestina en trouwens in het hele jodenrijk moet hetinderdaad een totale en ongehoorde deemoediging en tuchtiging zijn, wanneer zede Mens die ze het meest haten, zelfs aan het schandelijkste kruis niet geheel en aldood kunnen maken en Deze er na drie dagen weer is als geheel Dezelfde die Hij

Page 373: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

373

tevoren was! Dat zie ik nu ook heel goed en duidelijk in. Maar toch lijkt het me datdit, wat door Uw wijsheid en macht voor goed gehouden wordt, toch ook nog opeen andere manier bewerkstelligd zou kunnen worden![5] Ik stel het geval, dat de priesters en de andere machtigen in Jeruzalem U zo'nwonder zouden zien verrichten als U zojuist hier heeft verricht, dan zouden tochalle furiën van de Tartarus aan het werk zijn, als ze U niet zouden herkennen alsdatgene wat U bent en als Degene die U bent! Dan zou hun haat tegen U immersonmiddellijk omslaan in de hoogste eerbied en de warmste liefde voor U, enspreekt het vanzelf dat het dan niet nodig is dat U Zich aan dat schandelijke kruis,dat alleen voor de ergste misdadigers bestemd is, laat hangen!"[6] IK zeg: 'Ja, als het zo zou zijn, zou je wel helemaal gelijk hebben; maar helaasis het niet zo, maar geheel en al anders! Geloof Me: Dit adder en slangengebroedvan tempeldienaren in Jeruzalem weet precies wat Ik leer en wat voor werken Ikverricht; maar dat vermeerdert juist hun boosheid en daarom worden ze tegen Mijjuist van uur tot uur alleen maar meer verbitterd; Aziona en Hiram kunnen jehiervan waarheidsgetrouw als voorbeeld de gebeurtenissen vertellen diegisteravond vlak voor middernacht plaatsvonden. Ze zijn allemaal aartsverstokt,blind en doof in hun hart, en daarbij vol van de hoogste en meest onbegrensdehoogmoed, hebzucht en ergste heerszucht. En zie, voor zulke schepselen moet mengeen evangelie prediken, en voor hun ogen moet men ook geen wonder verrichten!Want Mijn leer en Mijn tekenen vernietigen hun oude aanzien en hun groteinkomen, en daarom kunnen de tempeldienaren deze tekenen niet gebruiken endaarom zijn ze juist Mijn onverzoenlijkste vijanden.[7] Ik zou weliswaar de macht hebben om hen allen op de hele aardbol in éénenkelogenblik te verdelgen, zoals op last van Mijn Vadergeest die in Mij woontreeds een keer is gebeurd ten tijde van Noach, en ten tijde van Abraham metSodom en Gomorra en hun tien buursteden; maar wat heeft het voor zin gehad?![8] Vandaag de dag getuigt de omvangrijke Dode Zee nog van dat gericht en deSchrift verwijst ernaar; maar wie schenkt daar nog aandacht aan en laat het dienenals een echte waarschuwing voor zichzelf? Zeg er een echte Farizeeër maar eensiets over, dan loop je gevaar door hem bespot en bitter terechtgewezen te wordenen zelfs ernstig met een flinke straf bedreigd te worden! En als dat gebeurt, kanmen verder niets doen dan wat Ik je zojuist op voorhand heb gezegd. Dat zal voordie weerbarstigen een vreselijk gericht zijn en voor de Mijnen het hoogtepunt vanMijn liefde, en Mijn opstanding zal ook een opstanding zijn voor allen die één zijnmet Mij en Mijn wil."

Hoofdstuk 221: Epiphanes' voorstellen ter vermijding van de dood van deHeer[1] (De Heer:) 'O vriend, tegen jou zeg Ik: Als het mogelijk zou zijn om delijdenskelk aan de kant te schuiven, zou het ook onmiddellijk gebeuren; maarhelaas is dit onmogelijk en daarom laten we het nu rusten! Je weet nu dat dit zalgebeuren en ook waarom, en meer is niet nodig. Wanneer Ik echter ben opgestaan,zal Ikzelf jullie dopen met de Heilige Geest uit Mij, en deze zal jullie dan pas in

Page 374: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

374

alle wijsheid en macht binnenleiden en dan zullen jullie, als jullie volgens Mijnleer zijn blijven leven, tot alles waartoe Ik nu in staat ben ook als Mijn warekinderen in staat zijn. Zeg Me nu weer hoe dit aanbod en deze belofte je bevalt!";[2] Epiphanes zegt: 'Wat datgene betreft wat wij en alle goede mensen volgens Uwwoord daarvan te verwachten hebben, natuurlijk buitengewoon goed; maar wat U,o Heer en Meester, van de onverbeterlijke domheid en slechtheid te verwachtenhebt volgens Uw woorden, bevalt mij geenszins! Maar als het dan voor eens enaltijd absoluut niet anders kan, laat het dan wel volgens Uw wil geschieden![3] Dat U wat Uw ware innerlijke wezen betreft niet zult sterven, is mij nu wel zeerduidelijk; want wie anders zou U uit de dood van het lichaam moeten opwekkendan Uzelf, met de macht van God die in U is?! Deze macht is derhalveonvernietigbaar; wat komt het sterven van een lichaam er dan op aan, als U hetaltijd wanneer U wilt kunt opwekken?! Maar het grote lijden dat natuurlijk gepaardgaat met het doden van Uw lichaam, bevalt me toch bepaald niet![4] Maar U bent nu eenmaal de Heer vol van de hoogste wijsheid, macht en liefdeen U kunt Zichzelf het beste raad geven en helpen, en daarom zal alles toch enkelvolgens Uw hoogst eigen raad en wil geschieden, zoals het ook Uw wil is dat wijmensen op deze aarde vaak een gloeiend hete zomer en een ijskoude winter moetenverdragen, wat ook niet bepaald aangenaam is, en tot slot van dit aardse leven vaakeen zeer pijnlijke bittere dood, en daar kunnen wij niets aan veranderen, omdat datnu eenmaal Uw wil is. En derhalve denk ik dat dan ook Uw wil, als het om Uwallerhoogste Zelf gaat, nu door ons zwakke aardwormen nog minder veranderd kánworden! En daarom zij en geschiede wat U wilt![5] Maar wat mensen zoals wij in ieder geval wel zouden kunnen doen, om teverhinderen dat U zo moet lijden als U mij hier van te voren hebt aangekondigd,zou bijvoorbeeld zijn dat ik, Aziona en Hiram naar de tempeldienaren in Jeruzalemzouden gaan en als welbespraakte heidenen deze duistere lieden eens met goedgekozen woorden beter over U voorlichten, dan zouden ze hun boosheid over Uzeker laten varen; en mocht dit gebeuren, dan zou U op deze manier de vermeendelijdenskelk wel opzij kunnen schuiven:'[6] IK zeg: 'Ja, Mijn vriend, dan blijft Me niets over dan alleen maar je goede wilvoor de daad aan te zien; want zie, evenmin als jij een oude ceder kunt buigen, zalzo'n hooggeplaatste Farizeeër of zelfs een hogepriester wat voor leer dan ook vanjou aannemen! Maar wat hij wel zou doen kan Ik je precies zeggen:[7] Zie, hij zou heel vriendelijk naar je luisteren, hij zou zich met het vriendelijkstegezicht door jou alles over Mij tot in details laten vertellen! Hij zou je zelfs metkleine tussenwerpingen en schijnbare twijfels tegemoet treden, - maar alleen om jeenthousiaster te laten praten; maar hij zou ook meteen anders kijken zodra hijmerkte dat hij bijna alles van je te horen had gekregen! Op een geheim teken zouer dan een groot aantal vermomde mannen verschijnen, jou gevangen nemen, enhet zou al heel wat zijn als je dan nog ooit het daglicht zou zien! Daarna zou zo'nhogepriester in samenwerking met Herodes er onmiddellijk een heel leger onderhet uitloven van hoge premies op uitsturen om Mij te arresteren en alle joden inheel Galilea laten kwellen omwille van Mij - op alle plaatsen waar men Mij metMijn leerlingen ook maar heeft ontvangen. [8] Kijk, dat is toch waarlijk niet wat

Page 375: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

375

wij allen als wenselijk zouden beschouwen! Dat zie je in en het volgende is dusook beter: één voor allemaal met resultaat, dan allen voor één zonder resultaat! Zieje dat nu goed in?"[9] Epiphanes zegt: 'Ja Heer, nu is me dat allemaal heel duidelijk! -Maar nu is heteten klaar, laten we dit nu afsluiten en de tijd dan met iets anders vullen!"[10] IK zeg: 'Ja, dat is ook goed; ga nu Mijn leerlingen uit hun slaap wekken!"

Hoofdstuk 222: De leerlingen verwonderen zich over de veranderdeomgeving. Over het vasten[1] Omdat Mijn leerlingen de avond tevoren te weinig hadden geslapen, waren zena het ochtendmaal onder de schaduw van de boom gaan liggen en vast ingeslapen,zodoende wisten ze niets van het gesprek tussen Mij en Epiphanes. Deze ging nuop Mijn verzoek naar hen toe en wekte hen uit hun slaap.[2] Toen ze wakker werden, keken ze heel verbaasd en vroegen verwonderd aanelkaar waar ze nu waren; want de omgeving zag er na de verandering zo totaalanders uit dan het tevoren onvruchtbare gebied, dat ze niet meer wisten waar zewaren. Voordien was Aziona's hut deels met onregelmatige stenen en deels uitleem en riet hoogst ondeskundig gebouwd, en in plaats daarvan stond er nu eenstevig huis, omgeven door vruchtbomen en een mooie tuin; er waren ook goedestallen gebouwd voor de huisdieren en een grote schuur voor het graan, niet vervan het woonhuis vandaan. Bovendien was het voorheen totaal kale gebergte nudicht bebost en de vroeger even kale zeeoevers waren in weelderige weidenveranderd en zodoende was het begrijpelijk, dat Mijn leerlingen niet zo gauwwisten waar ze waren.[3] Petrus, Jacobus en Johannes vroegen naar Mij en Epiphanes zei, dat Ik naar hethuis was gegaan vanwege de maaltijd. Weer vroegen ze degene die hen gewekthad, waar ze nu waren en deze zei: 'Op de oude plek, die nu echter een heel anderaanzien heeft gekregen door de macht van die Ene!'[4] Maar de leerlingen hechtten niet bepaald een sterk geloof aan wat Epiphaneszei en dachten veeleer bij zichzelf, dat de Heer hen door de lucht naar een heelvreemd gebied had verplaatst, zoals op de berg van Kisjonah was gebeurd. Pastoen Ikzelf naar hen toe kwam en hun vertelde dat het precies zo was als Epiphaneshun gezegd had, geloofden ze dat pas en begonnen zich te verbazen over de krachten macht van God in Mij. [5] En IK zei tegen hen: 'Hoe kan het nu dat jullie zoverbaasd zijn over dit teken? Heb Ik bij Marcus niet iets dergelijks tot standgebracht?! Het enige waar men hier verbaasd over zou kunnen zijn is eigenlijkalleen maar, dat jullie midden in Mijn gesprekken met deze Grieken hier zo goedhebben kunnen inslapen! Maar het vlees, het bloed heeft inderdaad ook rust nodig,we est nu echter wakker opdat niemand van jullie in verleiding gebracht wordt![6] Maar het is nu allang middag geworden, de spijzen staan op tafel, laten wedaarom gaan en onze lichamen een matige versterking geven, opdat niemand zegtdat iemand bij Mij gebrek zou hebben geleden. In Jeruzalem zijn wel mensen dieallerlei vastendagen hebben en zich daar ook streng aan houden, in deveronderstelling dat ze daardoor het hemelrijk verdienen; maar deze vergissen zich

Page 376: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

376

zeer omdat ze na hun lichamelijke dood een rijk verwachten dat waarlijk nergensaanwezig is. [7] Ik wil daarmee niet zeggen dat jullie moeten zwelgen, brassen ente veel drinken; jullie moeten daarentegen altijd nuchter en matig zijn in alles enelkaar liefhebben, dan zal de wereld daaruit opmaken dat jullie waarachtig Mijnleerlingen zijn! En nu gaan we aan tafel!"

Hoofdstuk 223: Vijandelijke verkenningsschepen in zicht. De storm alsafweermiddel[1] De tafel was goed voorzien van de beste vissen, brood en wijn en allerlei goedsmakende vruchten. Ik zat met de twaalf en Hiram en Epiphanes aan tafel. Azionabedlende ons, maar nam na de maaltijd toch plaats aan tafel. Toen we zo bij elkaarzaten en onze blik naar buiten richtten op het mooie wateroppervlak, ontdekteEpiphanes met zijn scherpe ogen dat in de baai meerdere schepen laveerden. Zewilden door de grote baai varen; maar omdat ze door de geweldige verandering deomgeving niet meer konden herkennen als de streek die hen van vroeger goedbekend was, laveerden ze heen en weer en zonden slechts een verkenningsbootverder de baai in. [2] Deze schepen waren een soort achterhoede van hetgeen hierin de voorgaande nacht door de vissers op Mijn bevel als een goede strandbuit inbeslag werd genomen. Deze achterhoedeschepen hadden al de hele nacht en ookdeze halve dag rond gelaveerd, maar vonden nergens meer een spoor. Daaromdachten ze dat dit schip waarschijnlijk in deze moeilijk te bevaren baal de koerskwijt was geraakt en misschien zelfs schade had geleden. Maar deze baai leek nietmeer op de vroegere en daarom wisten deze achterhoedeschippers niet waar ze aantoe waren en daarom zonden ze een lichte verkenningsboot verder de baai in.[3] Toen Ik dit aan het drietal uitlegde zei Aziona: 'Nu, als ze dat grote schip hiervinden, kunnen we beter een goed heenkomen zoeken, anders zijn we allemaalverloren!" [4] IK zeg: 'Wees kalm; deze verkenningsboot zal spoedig omkeren! Ikzal een wind. sturen, die de terugkeer van de boot beslist zeer zal bespoedigen"[5] Op dit ogenblik kwam er een hevige stormwind die de verkenningsboot en depaar achterhoedeschepen pijlsnel naar buiten het hoge water op dreef[6] Maar Aziona zei: 'Heer, zie, ze zijn nu wel uit het zicht verdwenen, maar zezullen terugkomen zodra de wind gaat liggen! O, deze mensen zijn als een slechtgeweten en hardnekkig als een kwaadaardige ziekte! Die laten hun plannen en hundoel nooit varen en als deze het niet zijn, - die hun zoeken nauwelijks zullenopgeven -, dan zullen er binnen de kortste keren wel weer anderen komen diehetzelfde doel nastreven; en als ze dat schip hier vinden, ziet het er slecht voor onsuit, want tegen het geweld van de machtigen bestaat geen recht! Ik zou dat helezondaarsschip liever helemaal vernietigen dan met het bezit ervan steeds in angstte zitten!" [7] IK zeg: Als Ik je echter zeg dat je daarvoor absoluut geen angst hoeftte hebben, kun je wel rustig zijn! Degenen die hier nu te zien waren zullen nooitweer terugkeren, en een tweede of zelfs derde achterhoede nog minder, want het isalgemeen bekend dat.de Galilese zee om deze tijd zeer stormachtig is, en behalvedoor enkele vissers wordt hier weinig gevaren omdat men de stormen nietvertrouwt, -en over enkele maanden is deze hele gebeurtenis zo goed als vergeten!

Page 377: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

377

[8] Want ook al wordt er zeker naar Jeruzalem bericht dat degenen die er opuitgestuurd zijn om Mij op te sporen ergens aan zee verongelukt zullen zijn, omdatmen ondanks al het zoeken niets meer van hen kan vinden dan zal in de tempelslechts door de speciaal daarvoor aangestelde tempeldienaren, zowel mannen alsvrouwen, drie uur lang ceremonieel geweeklaagd worden en daarna denkt niemandin de tempel meer aan de verongelukten, maar men zal echter weer anderen voorhetzelfde doel uitsturen, hen uitrusten met volmachten, geld en de nodige wapensen hen wegzenden met allerlei strenge opdrachten; dezen trekken er dan op uit enkeren meestal onverrichter zake weer naar huis terug, of vaak ook helemaal niet,zoals zij die ons gisteren bezochten. -Nu weet je precies hoe de zaken er voorstaan, en kun je zonder schroom behouden wat Ik je geef en wat Ik voor jebescherm en veilig stel" [9] Nu zegt Epiphanes: 'Vriend Aziona, onder zulkegaranties zou ik er niet voor terug schrikken om zelfs van heel Rome bezit tenemen, als deze Heer en Meester tegen mij zou zeggen: 'Ga heen en zeg: De Heerheeft mij de hele stad gegeven en hiermee maak ik bekend, dat van nu af aan alleswat hier staat, leeft en groeit mijn volste eigendom is!' En zie, geen mens op dewereld zou mij zo'n door de Heer verleend recht afhandig kunnen maken, en iederzou zich moeten schikken in de almacht van de goddelijke wil![10] En hetzelfde is ook hier het geval! Welke aardse macht zal de strijd met dezegoddelijke macht winnen? Want voordat ze het zwaard ter hand zou nemen voor destrijd, zou ze immers reeds vernietigd zijn! Ja, wanneer de Heer en Meester zaltoelaten dat Zijn vijanden de hand aan Hem zullen slaan, zullen ze Hem zelfs ookwellichamelijk kunnen doden; maar zolang Hijzelf het ondoorgrondelijk geheime'fiat!' niet in Zichzelf heeft uitgesproken, zal ook niemand het wagen ook maar dezoom van Zijn kleed aan te raken, -en als iemand het waagt, kon het hem wel eensvergaan zoals het de misdadigers van gisteren is vergaan! Dus voor hen, die alsware vrienden met deze ware Godmens door alle grote gevaren van de wereld ophun pad trekken, is de grootste veiligheid reeds gegarandeerd.[11] Kijk naar dit allerheerlijkste gebied dat nu van ons is! Amper een uur geledenwas het een onherbergzame dorre streek, een waar beeld van de dood evenals wijdat waren in onze voormalige zielstoestand, die Hij ook door Zijn woord in eenlevende toestand heeft veranderd -, en nu haalt de ondoorgrondelijkwonderbaarlijke macht van Zijn woord zelfs uit de harde steen, die eerst tot goedevette aarde werd vermalen en omgevormd, de weelderigste planten tevoorschijn.[12] Voor Wiens adem de stenen moeten buigen en alle talloze natuurgeestenactief moeten worden, voor Diens adem buigen de volkeren der aarde, -waarommoeten wij dan, die nu zeker Zijn vrienden zijn, nog enige vrees in ons gemoedkoesteren, alsof ons werkelijk nog iets slechts zou kunnen overkomen onder Zijnbescherming?! Ik hoop dat je dit in overweging neemt en bevrijd wordt van alleijdele vrees." [13] Aziona zegt: 'Vriend, je hebt nu heel goed en juist gesproken enik dacht zowel vroeger alsook nu in heel mijn leven hetzelfde als jij; maar de mensblijft toch altijd een mens, vooral als er gevaren op hem af beginnen te komen! Ineen soort gemoedsverwarring vergeet men niet zelden het belangrijkste en denktmen niet met een innerlijk rustige ziel, maar men is haastig en verward en raakt

Page 378: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

378

daardoor in zo'n grote angst, dat men zelfs niet meer aan de beste beschermendewapens denkt die men toch duidelijk bij zich heeft.[14] En dat gebeurde mij zojuist, toen ik uit de mond van onze God en onze Heeren Meester de bedoeling hoorde van de verkenningsboot die deze baai invoer.Maar het is nu al weer helemaal in orde, waaraan jouw woorden veel hebbenbijgedragen"

Hoofdstuk 224: Aziona vraagt naar het leven van de ziel na de dood[1] (Aziona:) 'Maar nu we hier zo gemoedelijk bij elkaar zitten bij brood en wijn,zou ik toch zo graag uit Uw mond, o Heer, vernemen hoe het met het leven van deziel staat na het afvallen van het lichaam![2] Er bestaan volgens de overleveringen in bijna alle zogenaamdeafgodendiensten, steeds met enkele varianten, twee toestanden -zoals ook bij ons,laat ik zeggen, heidenen -: een Elysium, waar alle goede en waardige zielen eeuwigvoortleven in een onbeschrijflijke gelukzaligheid, en dan een Tartarus, waar deslechte en boosaardige zielen ook eeuwig gepijnigd worden met allerleiongehoorde plagen en martelingen. [3] De joden hebben hun hemel en hun hel, wateigenlijk helemaal hetzelfde is als bij de heidenen het Elysium en de Tartarus. Opdezelfde manier hebben de Indiërs een tweevoudig almachtig wezen, een goed eneen slecht, dat verschillende vormen, namen en eigenschappen heeft. Zo zijn deelyseese goden allemaal goed en die van de Tartarus allemaal slecht.[4] En bij de joden is er een hoogst goede en wijze Jehova, die gediend wordt doortalloze eveneens goede geesten die' engelen' genoemd worden en bereid zijn om demens de beste bescherm diensten te verlenen; lijnrecht tegenover de goede enalmachtige Jehova en zijn engelen is er dan ook een bijna niet minder machtigesatan, ook 'leviathan' genaamd, met aan zijn zijde talloze uiterst slechte geesten diemen 'duivels' noemt. [5] De goede Jehova is weliswaar aan één stuk door bezig demensen goed te maken en naar zich toe te trekken. Maar dat helpt hem nietbijzonder veel; want satan verstaat de kunst beter om zielen voor zich te vangen enverovert al maar hele scharen op de goede Jehova. Wel dreigt de goede Jehovasatan voortdurend met allerlei straffen en gerichten; maar satan lacht daar steedsom en doet toch wat hij wil. -Heer, wat moet men nu van dergelijke overleveringendenken? O Heer, geef ons hierover de juiste opheldering!"[6] Vóór Mij zegt Epiphanes nog: 'Kijk onze directeur Aziona nu toch eens! Hij iswaarachtig nog wijzer dan wij allen! Wij hebben nu al menige vraag gesteld, enalleen hij is op dit belangrijkste vraagstuk van het leven gekomen! Ja, Heer enMeester, zulke dingen heb Ikzelf in allerlei geschriften al vele malen gelezen en erook altijd het mijne van gedacht! ofwel hebben de verder in vele opzichten wijzeouden alles wat ze wisten in een voor ons onbegrijpelijke beeldspraakopgeschreven, of ze hebben als kinderen en dwazen enkel en alleen in hun noghoogst ongecultiveerde fantasie allerlei fabels verzonnen.[7] Ik, als heel eenvoudig mens met een beperkt verstand en -zoals men zegt -eenmenselijk goed hart, kan mij wel redelijkerwijs voorstellen dat de ziel aan genezijde voortleeft, en omdat deze toevallig .goed of; wat waarschijnlijker is, slecht

Page 379: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

379

heeft geleefd, zal dit verdere leven. zich tenminste tot een bepaalde, hoogstmogelijke graad van volmaaktheid voortdurend verder ontwikkelen; en voor eenleven dat hier al om allerlei oorzaken en redenen slecht begonnen is en zeker nogslechter is beëindigd, zijn aan gene zijde slechts wijze en overeenkomstigdoelmatige correcties, opdat ook een ziel die hier een slecht lichamelijk leven heeftgeleld daarginds, ook al is dat later, tot een beter inzicht komt over zichzelf en overeen waar, allerhoogst goddelijk Wezen, en ook over haar warelevensomstandigheden en plichten.[8] Maar om voor een kort, helaas slecht geleid leven daar dan eeuwige straffen temoeten ondergaan en dulden die onbeschrijflijk hard en onmenselijk zijn, en datvoor geen enkel ander doel dan dat een almachtige God zijn eeuwige, nooit meerophoudende wraak koelt op het machteloze wezen -neen dat kan ik me toch nietindenken van een God als U, o Heer, zoals U thans voor ons bent; ook niet tijdensde ergste koortshitte, die aan de grootste waanzin grenst! [9] Een leeuw is tochongetwijfeld een zeer boosaardig beest, zoals ook een hyena, een tijger, een wolfof een beer; niettemin kunnen ze getemd worden, en waken dan vaak over demensen en zijn dan dus nuttige schepselen. En als zulke monsters als de zojuistgenoemde nog te temmen en voor iets nuttigs af te richten zijn, waarom dan nieteen slecht geworden ziel, die daar heel vaak zelf eigenlijk geen schuld aan heeft?! -Dus, beste Heer en Meester, zeg ons toch hoe het gesteld is met de merkwaardigedingen en verhoudingen waarover de wijze Aziona U vragen heeft gesteld!"

Hoofdstuk 225: Kinderen van God (van boven) en kinderen van de wereld(van beneden)[1] IK zeg: 'Kijk, Mijn dierbaren! Wat de heidense boeken ervan zeggen is slechtseen zeer gebrekkige weerklank van wat er helder en duidelijk geopenbaard is aande oermensen van deze aarde door dezelfde geest die nu in Mij woont.[2] Alleen de Schrift van de joden bevat de volle waarheid, echter niet onthuld,maar verhuld in overeenkomstige beelden, en wel om de zeer wijze reden, dat deheiligheid van de daarin aanwezige waarheid door de eigenlijke, onreine kinderenvan deze aarde niet verontreinigd en ontheiligd wordt.[3] Want op deze aarde of wereld wonen twee soorten mensen. Deoorspronkelijken en meesten hebben zich volgens de voor alle schepselen gegevenordening trapsgewijs opwaarts ontwikkeld. Zij zijn wat hun ziel en lichaam betreftpuur van deze aarde en men kan ze 'kinderen van de wereld' noemen.[4] Een veel kleiner deel van de mensen op deze aarde is echter alleen maar wathet lichaam betreft van deze aarde, maar wat de ziel betreft komen ze ofwel van deverschillende sterrenwerelden of soms zelfs als zuiverste engelgeesten uit dezuivere hemelen van de geesten. Dat zijn tot nog toe echter de minst voorkomende.[5] Dit tweede en veel edeler soort mensen van deze aarde kan men 'godskinderen'noemen, en aan hen alleen is het ook voorbehouden om de geheimen van Gods rijkte vatten, te begrijpen en de kinderen van de wereld hierin te onderwijzen alnaargelang er vraag naar is en het vermogen om het te begrijpen; zij wijzen hun deweg waarlangs ook zij tot kinderen Gods en tot burgers van Zijn rijk kunnen

Page 380: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

380

worden. [6] Welnu, deze eigenlijke wereldmensen zijn natuurlijk, omdat ze uit hetslijk van deze aarde voortspruiten, nog zeer zinnelijk van aard, daar hun zielen nognooit een menselijke voorbereidende scholing voor een vrij, over zichzelfbeschikkend leven hebben doorgemaakt. Ze kunnen daarom in het begin ook alleenmaar door puur zintuiglijke beelden tot kennis van een allerhoogste en eeuwigegoddelijke geest gebracht worden.[7] En zie, omwille van de meeste mensen van deze aarde zijn ook deopenbaringen over de geestenrijken in louter als het ware zintuiglijke beeldengehuld, die hun slechts door de kinderen Gods van tijd tot tijd steeds meer onthuldkunnen worden , afhankelijk van het bevattingsvermogen van deze wereldkinderenmaar nooit teveel tegelijk, maar slechts precies zoveel als ze kunnen verdragen enin de maag van hun ziel kunnen verteren. Uit hetgeen Ik nu gezegd heb, kunnenjullie nu menige conclusie trekken. [8] Zoals niet moeilijk is te begrijpen, is hetzieleleven van de mensen na het afvallen van hun lichaam in voortdurendeontwikkeling, omdat de voleinding ervan onmogelijk het werk van een momentkan zijn, en wel omdat de ziel evenals haar voormalig materiële lichaam watruimte en tijd betreft een begrensd wezen is, dat in zekere zin ingeperkt is in diebepaalde mooie mensenvorm en daarom het oneindige en het eeuwige zowel quaruimte als tijd, en ook wat de absoluut onbegrensde macht van Gods geest en Zijnwerken betreft, alleen maar stukje bij beetje in zich op kan nemen en bevatten.[9] Het komt daarbij op het niveau van de innerlijke ontwikkeling aan waarop eenziel haar lichaam verlaat. Is dit in overeenstemming met de bestaande goedewetten, dan zal de toestand van de ziel aan gene zijde zeker meteen zodanig zijn,dat ze zich dadelijk naar een hogere voleindingstrap van het vrije leven kanbegeven en aldoor naar een hogere trap verder kan gaan.[10] Maar heeft een ziel door een gebrekkige opvoeding, of in het slechtere geval,door gebrek aan enige goede wil, terwijl zij heel goed op de hoogte was van debestaande wetten, het lichaam moeten verlaten zonder zich in het lichamelijkeleven en de omstandigheden daarvan ook maar enigszins naar het ware en beteregericht te hebben, wel, dan zal het toch voor ieder die enigszins helder denktgemakkelijk te begrijpen zijn dat zo'n totaal verkommerde, beklagenswaardige zielaan gene zijde alleen maar in een zodanige, zeker niet benijdenswaardige situatiegeplaatst moet worden dat zij daarin overeenkomstig de hoogste liefde en wijsheidvan God eerst gereinigd en genezen kan worden van haar dierlijke ruwheid, en zichallengs tot een hoger levensniveau kan verheffen, van waaruit ze dan steedsgemakkelijker naar een nog hoger niveau overgaat"

Hoofdstuk 226: Het leven van de wereldmensen aan gene zijde[1] (De Heer:) 'Nu zijn er echter op deze aarde ook mensen die als kinderen vanbuitengewoon rijke ouders alle mogelijke opvoeding en ontwikkeling genotenhebben. Maar toen ze ouder werden en belangrijke functies en hoge eervolleposities kregen, voer de duivel van de hoogmoed in hun hart. Ze begonnen teheersen, hun medemensen te haten, te bedriegen en te onderdrukken en zichhelemaal over te geven aan de lust van hun zinnen. Hun hemel, waar ze vol

Page 381: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

381

begeren naar streefden, was een uiterst luxueus leven in alle weekheid, pracht enweelde. Wie hen niet wilde dienen werd op de meest gruwelijke wijze vervolgd enzonder enig pardon te gronde gericht. [2] Maar nu komt de tijd en het uur, dat deziel van zulke mensen ook hun zozeer geliefde lichaam moeten verlaten volgenshet voorschrift van de almachtige God. Wat nu?[3] Kijk, dit soort zielen heeft zich toch wel strafbaar gemaakt, wat ieder enigszinsrechtschapen denkend mens moet toegeven! En toch worden ze door Mij nietgericht, maar in een toestand en een leven geplaatst dat helemaal overeenkomt metwat ze op deze wereld hadden, alleen met dit verschil dat hun buren tot in de verreomtrek geheel hetzelfde hebben, zijn en willen als degenen die hier pas zijnaangekomen. En dan duurt het niet zo lang tot er een uiterst verbitterde oorlogbegint; want ieder waant zichzelf de hoogste en machtigste, wil over allen heersenen beschouwt ieder als een strafbare muiter, die zich niet wil schikken naar zijnbevelen en wetten. [4] Zouden er slechts één, twee of ook drie zo denken envoelen, en zouden de anderen meer deemoedige en inschikkelijke geesten zijn, danzou dat een soort monarchie in het rijk der geesten opleveren waar er één gebiedten miljoenen hem gehoorzamen. Maar daar is dat niet zo; want daar wil ieder eenmonarch zijn en op tirannieke wijze zijn even heerszuchtige buren beheersen. Enzo'n slechte hartstocht heeft dan een bijna onblusbare onderlinge haat tot gevolg,constante ruzie, twist, strijd, vervolging en een letterlijke oorlog, waarbijweliswaar niemand gedood kan worden, -maar waar de onderlinge grenzeloze haaten toorn de vorm aanneemt van een woedend verwoestend vuur dat uit de strijdersoplaait, met welk vuur ze zich dan wederzijds kwellen en bestrijden.[5] Als zo'n boosaardige club dan weer tot een soort rust moet komen, is hetbelangrijk dat er een machtige geest uit de hemelen naartoe gestuurd wordt en rustschept door een nog machtiger vuur, dat voor zulke zielen goed voelbare,onuitsprekelijke pijnen veroorzaakt, deels slechts voor een moment, deels ook voorlangere tijd. Zijn zulke zielen hierdoor volledig tot rust gekomen, dan verstommenook steeds meer hun domme hartstochten en dooft het vuur waardoor ze gekweldworden en de engelgeest maakt hen dan hun grote blindheid, verstoktheid endwaasheid duidelijk. [6] Als de een of andere ongelukkige en zeker ook onzaligeziel zich dit aantrekt, zal deze ook meteen in een betere toestand overgaan; maarwil ze dat door haar innerlijke geheime hoogmoed niet, wel, dan blijft zij de oudedwaas en zal bij een volgende gelegenheid weer hetzelfde te verwachten hebben.En dan kan men zoals de Romeinen zeggen: Volenti non fit iniuria *, (* Degenedie het zo wil geschiedt geen onrecht) -ook al zouden zulke vrijwel onverbeterlijkezielen zichzelf gedurende aeonen aardse jaren zo willen kwellen![7] Ik denk dat Ik jullie nu wel voldoende heb ingelicht over hetgeen jullie Mij infeite gevraagd hebben; maar desalniettemin zal Ik er voor jullie toch nog het een enander aan toevoegen, -luister dus nog verder naar Mij!"

Hoofdstuk 227: De nietigheid van een kracht zonder tegenkracht[1] (De Heer:) 'Als er hier iemand zou zijn die zo reusachtig sterk was, dat hij metzijn handen de sterkste eiken en ceders zou kunnen ontwortelen, maar er rondom

Page 382: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

382

de te ontwortelen bomen slechts modder en water zou zijn, zodat hij geenweerstand zou hebben, zou hij dan wel in staat zijn om een boom met de wortelsuit de grond te trekken als deze bijvoorbeeld een paar vadem diep in de grondzitten? Ik zeg: neen; want zodra hij zou beginnen met zijn krachtige armen deboom uit de grond te trekken, zou hij diep in het water en de modder wegzinken enzodoende met zijn reusachtige kracht niets uit kunnen richten.[2] Als dus een reus de grote spierkracht van zijn handen in de praktijk totuitdrukking wil brengen, moeten ook zijn voeten als noodzakelijke ondersteuningeen zeer vaste grond hebben, wat ieder van jullie zeker goed in zal zien. Maar Ikgeef jullie hier nog een voor Mij zeer wel mogelijk en voor jullie nog duidelijkervoorbeeld. [3] Laten we aannemen dat er zich hier voor ons ongeveer een paarhonderd buitengewoon sterke strijders bevinden, honderd aan de ene en honderdaan de andere kant. Zodra ze op elkaar afstormen, hef Ik ze met Mijn innerlijkemacht omhoog de lucht in en laat hen door een heftige wind naar alle kanten enrichtingen verspreiden. Vraag: Hoe zullen zij nu zonder enig vast steunpunt hunstrijd beginnen en voltrekken? Zal iemand zich zelfs met de krachtigste voeten inde lucht ook maar een stap verder kunnen bewegen of een echt geweldige slag metzijn hand kunnen geven en daarbij recht overeind blijven?[4] Ik zie dat jullie er nu over na beginnen te denken hoe zoiets mogelijk zoukunnen zijn. Het ligt in Mijn macht om dat aan één van jullie praktisch te latenzien, zeg Me maar wie van jullie zo'n experiment wil ondergaan! Wil jij,Epiphanes, je ongeveer een manslengte boven de grond van de waarheid van Mijnwoorden overtuigen?"[5] Epiphanes zegt: 'O ja, Heer en Meester; want onder Uw hoede kan me immersonmogelijk iets kwaads overkomen! Daarom heb daartoe al besloten "[6] IK zeg: 'Goed dan, verhef je een manslengte van de bodem van deze aarde inde vrije lucht en vertel de anderen hoe je je voelt!'[7] Epiphanes bevond zich nu geheel vrij zwevend in de lucht en wel heel rustigrechtop, en Ik zei tegen hem: 'Maak nu enkele bewegingen en doe alsof je ergensheen zou willen gaan, of je tegen een vijand zou willen verdedigen, en vertelonswat je ondergaat en hoe het je te moede is!' [8] Epiphanes probeerde het, maarverloor natuurlijk meteen zijn gemakkelijke verticale positie, en hoe meer hij methanden en voeten werkte des te meer kwam hij in allerlei ongemakkelijkehoudingen te!echt. Tenslotte draaide hij als een in de lucht zwevend blad rond eneen slechts heel licht zuchtje wind begon hem verder weg te schuiven en welvolgens Mijn wil naar het huis van Aziona, aan welks muren hij een vast steunpuntvond, hij veranderde zijn ongemakkelijke positie weer in de gemakkelijke verticaleen werkte zich toen, de muur vastpakkend, naar beneden tot op de grond.[9] Toen Epiphanes weer met zijn voeten op de grond stond, was hij buitengewoonblij, loofde Mij en kwam snel naar ons aan tafel en zei: 'O Heer, alles wat U wilt, -maar niet meer zo'n verschrikkelijk experiment! Ik had jullie vanuit de luchtmoeten vertellen wat ik onderging en voelde! Ja, dat had ik vanuit de verticalepositie, waarin ik me tamelijk prettig voelde, wel kunnen doen, namelijk dat hetecht aangenaam was en mij wel kon bekoren; maar toen ik op Uw verzoek begonte bewegen en me alle posities moest laten welgevallen omdat ik ze niet kon

Page 383: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

383

veranderen, was het met het spreken gedaan. Ik had het hooguit op een angstigschreeuwen kunnen zetten als ik me niet geschaamd had, maar een verstandigwoord was absoluut onmogelijk geweest! Als je door duizend duizelingen wordtbevangen en je machtelozer voelt dan een mug, -spreek dan maar eens als je kunt;voor mij was het totaal onmogelijk! [10] Je hoeft maar één manslengte van devaste grond vandaan te zijn in de vrije lucht, en ogenblikkelijk ben je alle macht enalle kracht kwijt! Het kleinste zuchtje wind dat nauwelijks een blaadje aan eenboom kan bewegen, draagt je zonder enig mogelijke weerstand weg en dat in eenmeestal zeer ongemakkelijke positie. Nee, alles vind ik goed, zoals gezegd, maarniet meer zo'n experiment! Maar de woorden uit Uw mond, Heer, zijn nu alsschitterende waarheid bevestigd, dat namelijk de grootste kracht zonder een vaststeunpunt, dat ik als een noodzakelijke tegenkracht beschouw, zo goed als geenkracht is. Dat is nu mijn levendigste en waarste overtuiging.[11] Uit Uw verklaring van daarstraks is mij nu wel tamelijk duidelijk wat deOrcus, de Tartarus en de hel is en waaruit deze bestaan; maar met satan en zijnhandlangers, de zogenaamde duivels, weet ik nog niets aan te vangen! Omdat U, oHeer en Meester, ons dit ene zo duidelijk hebt uitgelegd, overeenkomstig de volsteen redelijke waarheid, vraag ik U ons ook dit nog uit te leggen, als het Uw heiligewil is!'

Hoofdstuk 228: De tegenpool van God[1] IK zeg: 'Daarom heb Ik jullie immers die voorbeelden gegeven, opdat jullie dehierop volgende uitleg over satan en zijn engelen gemakkelijker kunnen begrijpen;luister daarom nu verder naar Mij![2] Zoals jullie nu ervaren hebben, is de allersterkste reus tot niets in staat zondereen vast steunpunt, dat we een tegenkracht of een tegenpool zullen noemen, datzien jullie nu zeer goed in. Diezelfde toestand strekt zich tot in het eindeloos grote,tot aan het allerhoogste Godswezen uit![3] Als de eeuwige, absoluut vrije, wijze en almachtige geest van God niet ookreeds van eeuwigheid voor een tegenpool had gezorgd voor Zichzelf, zou het Hemals puur positieve God nooit mogelijk zijn geworden om zonnen, werelden en al deeindeloos vele wezens hierop in het leven te roepen.[4] Maar hoe ziet deze tegenpool van God eruit en waaruit bestaat hij? Is hij geheelandersoortig dan de positieve, vrije pool van Gods leven en macht of is hij in eenbepaald opzicht gelijksoortig? Is hij heer over zichzelf of is hij in al zijn delenalleen maar afhankelijk van de positieve pool van de goddelijke macht?[5] Zie, deze zeer belangrijke vragen zal Ik nu voor jullie zo helder en duidelijkmogelijk beantwoorden, en dan zullen jullie dadelijk inzien wie de zogenaamdesatan is en wie nu eigenlijk zijn duivels zijn! Let dus op![6] Wanneer iemand bijvoorbeeld iets wil verwerkelijken, begint hij te denken ener zullen een aantal vluchtige beelden als afzonderlijke gedachten door zijngemoed stormen. Als de denker zich enige tijd bezighoudt met de beschouwingvan de innerlijke beelden in zijn geest, die men 'gedachten' noemt, en hij deze ooksteeds meer begint vast te houden, zal hij al spoedig en gemakkelijk gewaar

Page 384: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

384

worden dat enkele betere gedachten zich verenigd hebben en zich in zekere zin altot een helder idee gebundeld hebben. Zo'n idee houdt de ziel dan als een duidelijkbeeld vast in haar bewustzijn, en men zou dat een grondidee kunnen noemen.[7] Nu gaat de gedachten stroom verder zoals het water van een rivier, en onder devele voorbij stromende gedachten komt er dan weer een die wat degelijker is, dezewordt onmiddellijk door het grondidee aangetrokken en verenigt zich hiermee,waardoor het grondidee dan al helderder en concreter wordt.[8] Dat gaat dan een tijdlang zo door, tot er zich behalve het grondideeverschillende volgende nevenideeën gevormd hebben die met het grondideeharmoniëren, en daardoor al het begrip vormen van een concrete zaak of een uit tevoeren handeling en de resultaten daarvan. [9] Is de denker eenmaal zover dat hijeen geheel en al concrete duidelijke voorstelling heeft, dan behaagt hem deze enomvat en doordringt hij haar meteen met het levensvuur van zijn liefde. De liefdewekt de wil en de daadkracht van de denker op en dan wordt de innerlijkevoorstelling zonder meer tot materiële verwezenlijking gebracht.[10] Nu staat de vroegere, puur geestelijke voorstelling niet meer alleen maar alsgeestelijk beeld in volle helderheid in het bewustzijn van de ziel, maar ook als eenin zekere zin gericht vast evenbeeld van het innerlijke geestelijke beeld in demateriële natuur en dient voor het gebruik van degene die het voorheen bedachthad. [11] De afzonderlijke gedachten en ideeën waaruit een volledige en concretevoorstelling werd gevormd, zijn nog geheel van geestelijke aard en maken met degeest een en dezelfde pool uit; wij zullen deze de hoofd en levenspool noemen.[12] De concrete, uit vele verschillende gedachten en ideeën bestaande totalevoorstelling -ook al is deze nog een puur geestelijk beeld in de ziel -behoort, omdatzij reeds een zeker gefixeerd bestaan heeft, niet meer tot de hoofdpool maar tot detegenpool, omdat ze in zekere zin als een afgescheiden geheel op zichzelf bestaaten waarneembaar is voor de ziel in al haar delen en door verdere activiteithelemaal als materiële zaak uitgedrukt kan worden en zodoende als een gericht engefixeerd ding niet meer tot de levenssfeer van de geest en de ziel kan behoren. -Maar luister nog verder naar Mij!"

Hoofdstuk 229: De beide polen van het bestaan[1] (De Heer:) 'Jij, Epiphanes, dacht wel bij jezelf dat ook een uit verschillendeafzonderlijke gedachten samengesteld idee een beeld kan zijn dat reeds een soortbegrip is en daarom ook wel tot de tegenpool kan behoren, ja, zelfs ook eenafzonderlijke op zichzelf staande, heel duidelijke gedachte! Daar heb je helemaalgelijk in; als dat zo is, is echter de op die manier gefixeerde gedachte en eveneenseen dergelijk idee geen eigenlijk idee meer, maar reeds een op zichzelf bestaandafzonderlijk begrip, omdat dit als een goed gevormd beeld of als een reedsgeordende handeling tegenover de ziel staat en zodoende de tegenpool van delevenspool uitmaakt. [2] In de eerste (positieve) pool is leven, activiteit en vrijheid,in de tweede (negatieve) of tegenpool is de dood, de traagheid en het gericht; enzie, daaruit bestaat dan ook de hel, de satan en de duivels, - dus overeenkomstigeaanduidingen van hetgeen Ik nu tegenpool noemde!

Page 385: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

385

[3] Zie, de hele schepping en alles wat jullie met je zintuigen ook maar waarnemenzijn gefixeerde gedachten, ideeën en voorstellingen van God, - ook jullie mensenwat jullie zintuiglijke lichaam betreft; en voor zover de ziel met het lichaamverbonden is door zijn zenuw en bloedether, is ook zij in het gericht en bevindt zijzich derhalve in de dood ervan, waaruit ze zich echter kan bevrijden door metbehulp van haar vrije wil volgens Gods wetten het puur geestelijke na te streven;zo kan zij geheel één worden met haar geest uit God, waardoor ze derhalve doorhaar zelfwerkzaamheid zelfstandig van haar oude dood in het vrije eeuwige levenis overgegaan.[4] Maar let op, het volgende is heel belangrijk! - Bewustzijn en liefde bepalen dehele mens tot goede of slechte werkzaamheid. Is zijn bewustzijn geestelijk en leidthet naar God, dan zal de liefde ook naar het geestelijke en zodoende naar Godneigen en ook in die richting werkzaam worden, en deze activiteit is een goede ende gevolgen ervan zijn de zegen uit de hemelen van het Leven.[5] Wordt een mens echter vanaf de wieg met niets anders in zijn bewustzijnverrijkt dan alleen met wat het lichaam dient, dan zal ook zijn liefde zich geheelnaar de materie wenden en spoedig geheel en al daarin actief worden om zoveelmogelijk materiële schatten te verzamelen en hierdoor het vlees zoveel mogelijkgenoegen te bezorgen. In zo'n geval gaat de ziel dan geheel over in de materie,zijnde de tegenpool van de absoluut vrije geest van God, en vormt zo met detegenpool, daardoor gevangen, zelf ook de tegenpool. Het onvermijdelijke gevolghiervan is het gericht in en door zichzelf, de vloek van het leven naar de dood enzo ook in zekere zin de eeuwige dood zel( En wie is daar schuldig aan dan alleende mens zelf, die dit zichzelf heeft aangedaan door zijn bewustzijn, zijn wijze vanliefhebben, willen en handelen![6] Onthoud dat! Wanneer jullie met mensen zullen praten, moet je onderzoeken ofze niets weten van de ziel op zich en van het eeuwige leven van de ziel! Als ze hunschouders ophalen en enigszins meewarig zeggen: 'Ja, daar hebben we al vaak overhoren praten; maar dat daar heel weinig of misschien wel geen woord van waar is,leert de ervaring van alledag, -wat boven deze ervaring uitgaat is niets anders danleeg gedweep van bepaalde werkschuwe hongerlijders! ' , dan kunnen jullie metzekerheid concluderen, dat de ziel van zulke mensen al zo goed als helemaalverteerd is door haar vleesmaterie en zich reeds geheel en al in het gericht bevindt.[7] Het zal veel moeite kosten om hen weer uit hun gericht en de gevangenschapvan de tegenpool te verlossen, -hier op aarde al heel moeilijk en aan gene zijde nogmoeilijker, ofschoon het niet helemaal onmogelijk is. Maar daarvoor zal hetnoodzakelijk zijn dat zij zeer lang van alles verlaten in haar eigen gericht en doodverblijft, tot het kleine beetje geestelijke van de ziel dat er dan nog is, het eigen,vaak alles overheersende materiële in zichzelf geheel heeft verteerd en tenslottedoor honger genoodzaakt wordt een groot verlangen te krijgen naar geestelijkvoedsel. Dat zal wel altijd gebeuren, maar na voor jullie ondenkbaar lange tijden"

Page 386: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

386

Hoofdstuk 230: De weg naar de verlossing[1] (De Heer:) 'Hieruit zien jullie dat zelfs God, als Hij niet uit Zichzelf de voorjullie begrippen eindeloos grote tegenpool tegenover Zich geplaatst zou hebben,geen schepping als materieel bestaand uit Zichzelf had kunnen laten voortkomenen kunnen plaatsen, omdat de grote tegenpool nu juist de schepping zelf is. Dezekan dus niet anders dan gericht en zo goed als dood en bestendig zijn, wil zijbeantwoorden aan het door de Schepper gestelde doel. En omdat ze is, wat en hoeze is, is zij ook goed tegenover God. Slecht, wat betreft haar uitwerking, is zealleen tegenover de mensen, omdat deze wat hun ziel en gedeeltelijk zelfs wat hunvlees betreft, de bestemming hebben om zich als uit de dood opgewekte wezensvoor eeuwig door de zuivere positieve geest van God te verenigen met God, zonderdaardoor ooit meer hun absolute vrijheid en zelfstandigheid te verliezen.[2] Nu werpt zich natuurlijk vanzelf de belangrijkste van alle levensvragen op endeze luidt: Wat moet een mens derhalve doen en in acht nemen om zijn ziel tebehoeden voor het terugtreden in het oude gericht van de materie die dood is?[3] Hij moet zich precies houden aan de tien geboden die door Mozes aan demensen zijn gegeven, en deze bestaan samengevat hieruit, dat men ten eerste vastgelooft aan een waarachtige God, Hem boven alles uit alle macht liefheeft, zijnbroeders en zusters echter gelijk zichzelf en in geval van nood zelfs meer![4] In deze in feite maar twee geboden ligt dan ook de hele wet van Mozes, alsookalle profeten, die omwille van een beter begrip niets anders dan alleen dit met veelwoorden onderwezen hebben.[5] Wie dit zal doen, zal zeker zijn hart en daarmee ook zijn ziel behoeden vooriedere hoogmoed, hardheid, toorn, haat, zelfzucht, afgunst, gierigheid, hebzucht,heerszucht, een werelds luxeleven en liefde voor het wereldse, en dan zal hijgemakkelijk binnentreden in de levenspool van Gods geest; want de liefde tot Godvervult juist de hele mens met Gods levensgeest, en de naastenliefde belichaamt enverankert deze in de ziel, waardoor zij dan noodzakelijk in alles identiek wordt metGod Zelf door de liefdegeest van God in haar. [6] En als ze identiek is met God,dan zal ze ook identiek zijn met de jullie nu bekendgemaakte positieve levenspoolin God en zal met Hem heersen over alle materie, waardoor zij onmogelijk meerooit gevangen en verslonden zal kunnen worden.[7] Wie dit zal opvolgen, zal ook hetgeen Ik jullie nu zeer duidelijk heb getoondoogsten en eeuwig in steeds toenemende mate behouden. -Zeg nu, Mijn besteEpiphanes, hoe je dit hebt begrepen en opgenomen!"

Hoofdstuk 231: De vraag naar de verlossing van de onwetenden[1] Epiphanes zegt: 'Grote Heer en Meester! Groot was Uw wonderwerk vanvoorheen voor ons lichamelijk heil, -maar nog groter is Uw wijsheid in de leer dieU ons nu gegeven heeft; want deze bewijst ons onvergelijkelijk veel intensieverUw Goddelijkheid. Met het wonderwerk toonde U ons welonmiskenbaar dat U metde kracht en macht van God vervuld moet zijn, omdat zo'n werk U andersonmogelijk zou zijn; maar met deze lering heeft U ons laten zien, dat Urechtstreeks Zelf Degene bent wiens gedachten en ideeën die bepaalde, gerichte,

Page 387: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

387

vaste tegenpool vormen! [2] Ik, en zeker ook Aziona en Hiram hebben nu heelgoed begrepen wat U, o Heer, ons gezegd hebt op onze zeker heel belangrijkevraag, en wij zien nu in hoe de zaken staan, en dat het eigenlijk onmogelijk anderskan zijn. Maar juist dit punt doet een andere vraag opkomen die voor de gehelemensheld van deze aarde belangrijk is.[3] Zie, grote Heer en Meester! Wij weten nu wat de mens te doen staat om wat deziel betreft niet verslonden te worden door Uw tegenpool, wat zeker een hoogsttreurig lot is voor ieder die zich daarvan niet heeft kunnen redden. Wij kennen doorUw genade en buitengewoon grote goedheid de juiste weg en zullen deze zeker enveilig bewandelen. Maar wat gebeurt er met alle andere talloos vele mensen diedeze grote aarde bewonen? Deze weten niets van hetgeen U ons nu onthuld heeft!Hoe talloos velen zijn er al sinds het begin van de mensen op deze aarde vóór onsovergegaan, en welke talloze aantallen zullen er nog na ons overgaan![4] Zij die vóór ons waren, hebben van deze leer zeker niets geweten en leefdennaar hun materialistische neigingen. Wat kan hun lot aan gene zijde anders zijn dantreurig gevangengenomen te worden door Uw tegenpool? Wie zal en wie kan hendaaruit verlossen en wanneer? Hoe klein is bijvoorbeeld over het geheel genomenhet aantal van de mensen die, omdat ze oorspronkelijk al meer geestelijker waren,zich ook gemakkelijker naar het puur geestelijke gericht hebben en daarom na hettreurige afleggen van dit materiële lichaam heel gemakkelijk en zondermoeilijkheden in Uw hoofdpool zijn overgegaan? Als ik hen volgens de boekenwaarin de vrome en puur geestelijk grote mensen staan opgetekend, allemaal bijelkaar optel, kom ik misschien amper uit op honderdduizend! Maar wat is datvergeleken bij het enorme aantal van degenen die allen voor ondenkbaar langetijden door de tegenpool zijn verslonden? Dan vraag ik toch ieder enigszinsweldenkend en redelijk mens, of het voor de ongelukkigen niet beter zou zijngeweest nooit geboren te zijn? [5] Hetzelfde zal er ook met hen gebeuren diemisschien nog een halve eeuwigheid na ons het licht van de wereld zullen zien. Zezullen ook wel zeer onduidelijk geworden begrippen van uw leer te zien krijgen;maar wie zal hen, zoals U nu Zelf bij ons doet, daarover nader en duidelijk kunnenonderrichten? En als zo'n buitengewone leer niet helder en duidelijk onderwezenwordt, zal ze ook moeilijk door iemand met een levendige inzet als richtsnoer voorzijn handelen genomen worden en de materie zal op die manier, zoals tot nu toe,steeds de grote overwinnaar zijn.[6] De huidige grootste leer die U ons geeft is weliswaar buitengewoon groot enheilig; maar deze leemte in haar bestaat onmiskenbaar, die zou ik graag aangevuldwillen zien doordat U in Uw goedheid een antwoord geeft op deze voor mijngemoed zeer belangrijke vraag! Als het Uw goede en heilige wil is, geeft U onsdan ook hierover een juiste uitleg.'

Hoofdstuk 232: Leiding aan gene zijde en wederbelichaming[1] IK zeg: 'Wanneer het er voor de vreemde naties en volkeren werkelijk zo uitzou zien als jij het in je vraag stelt, zou het wel wat treurig gesteld zijn met hetzieleheil van de mensen op aarde; maar het ziet er toch wel een beetje anders uit,

Page 388: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

388

en derhalve is aan ieder mens de gelegenheid gegeven om zich, van welk geloof hijook is, meer op het geestelijke dan op het materiële te richten. Als dit het geval is,kan een ziel aan gene zijde al niet meer helemaal door de materiële pool wordenaangetrokken, maar verkeert met haar altijd volkomen vrije wil in een soortzweeftoestand, waarin ze noch tot de ene, noch tot de andere pool behoort. Dezetoestand van de zielen noem Ik een middenrijk, waarin de zielen door reedsvoleindigde geesten meestal naar de betere pool geleid worden.[2] Natuurlijk gaat het proces van een volledige ommekeer nogal langzaam; maardat geeft verder niets, omdat het toch nooit zo kan zijn dat een ziel totaal verlorengaat. En zou ze al door een te grote verstoktheid volledig door de volle tegenpoolverslonden worden -wat natuurlijk wel heel erg zou zijn -, zal ze het zich na eenlange tijdcyclus weer moeten laten welgevallen om nogmaals een lichamelijkelevensproef door te maken, ofwel op deze aarde of ook wel op een andere, waarvaner in de eindeloze ruimte talloze zijn, zonder te weten of ook maar te vermoedendat ze reeds een keer een lichamelijke levensproef heeft doorgemaakt. Zij zou erook niets aan hebben om dit te weten, omdat ze daardoor noodzakelijkerwijsmeteen weer in haar oude euvel van zinnelijkheid zou vervallen en daardoor eentweede levensproef puur tevergeefs en zinloos zou zijn. Om jullie datgemakkelijker te laten inzien geef Ik je een voorbeeld.[3] Ongeveer tweeduizend jaar geleden was er een uiterst heerszuchtige en wredekoning die uit louter moordlust duizenden mensen op de meest gruwelijke wijzeliet terechtstellen en zich ook verder aan alle mogelijke kwaad overgaf. Waar diensziel na zijn lichamelijke dood terecht is gekomen, zal gemakkelijk te raden zijn![4] Zoals Ik jullie al eerder verteld heb, kan zo'n ziel daar nergens anders terechtkomen dan alleen bij haars gelijken. Ieder van jullie kan zich gemakkelijkvoorstellen hoe het haar na korte tijd daar kan vergaan; haar gezelschap is immersprecies zoals zijzelf en na een tijd nog iets erger, omdat na een bepaalde periode deboosheid en woede daarvan steeds erger worden; want bij de materiële zielen heeftalles nog zijn grenzen, alleen de hoogmoed en de heerszucht niet, wat reedsmenige koning in de voorgeschiedenis gedurende zijn leven maar al te duidelijkheeft gemaakt, door zich aan zijn volk als een vorst te presenteren en te verlangendat het hem als de enig ware god zou aanbidden en hem met allerlei door hemgeëiste offers zou vereren. De bekende geschiedenis van de vroegere koningNebukadnezar van Babylon laat dat maar al te duidelijk zien.[5] En dat gebeurt aan gene zijde in nog veel hogere mate. leder van die zielenpresenteert zich aan de andere al gauw als de allerhoogste en Almachtige god,neemt daarbij dadelijk een vreselijk gebiedende houding aan en verlangtonmiddellijk alles van de andere gelijkgezinde en gelijksoortige zielen.[6] Met wat voor woede dan de andere eendere zielen, die reeds geruime tijd omdezelfde reden met elkaar gevochten hebben, op zo'n aanmatigende ziel afkomenen haar de vreselijkste proeven laten afleggen, kunnen jullie je natuurlijk nietvoorstellen; en zo'n oerdomme ziel laat zich zelfs een tijdlang ook nog allemogelijke martelingen en kwellingen welgevallen, omdat ze in de blindeveronderstelling verkeert, dat ze na alle ware helse proeven doorstaan te hebbendoor de anderen als een god en heerser over alles erkend en aangenomen zal

Page 389: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

389

worden. [7] Maar omdat ze na de lange tijden die daarmee verstrijken toch begintin te zien dat ze voor de gek was gehouden, ontbrandt ze in toorn en woedetegenover haar pijnigers en dat heeft dan gevechten en vuur in de ergste mate totgevolg; deze zielen lossen in een dergelijk toornvuur dan gewoonweg op, zezouden zich tenslotte zelfs nog geheel vernietigen als zoiets mogelijk zou zijn![8] Maar zo'n toegelaten storm, hoe afschuwelijk hij ook tekeer gaat, heeft altijdiets goeds vanwege het feit dat hij in zulke zielen een groot deel van deschadelijkste materie verwoest en zo de ziel een beetje zuiverder maakt. Na velevan dergelijke stormen wordt hier en daar een enkele ziel nuchterder en probeertzich van dit tumultueuze gezelschap te bevrijden en zoekt een uitweg; -en danwordt het gewoonlijk toegelaten dat ze bij een beter gezelschap komt, of ze wordtweer geïncarneerd.[9] En nu zijn we weer bij de koning van ons voorbeeld wiens ziel zo'n weg heeftdoorgemaakt als Ik jullie nu heel in het kort precies heb beschreven. De naar dezewereld teruggekeerde ziel van zo'n eenmalige koning uit de vroege geschiedenis,die bijvoorbeeld in het uiterste Oost Azië zich zo misdragen heeft, komt nu op eenheel ander deel van de wereld via de gewone weg van het vlees in het lichaam vaneen kind ter wereld, natuurlijk geboren uit een arme vrouw. Dan is zo'n ziel weerhelemaal kind en weet van haar vorige toestand niet het geringste, en het zou ookhelemaal verkeerd zijn als ze er maar de minste herinnering aan zou hebben.[10] Het kind, weer als tevoren van het mannelijk geslacht, groeit nu in armoedeop tot man en wordt na een schamele opvoeding en een andere ontwikkeling eenheel eerlijke en ijverige dagloner die werk verricht in huis of op het land, hij kentGod en bidt tot Hem en dankt Hem voor het dagelijkse brood. Uiteindelijk heeft hijer echt plezier in om de andere mensen tegen een karig loon te dienen en van nut tezijn. Tenslotte wordt onze arbeider oud, zwak, vermoeid en ziek en sterft zoals allemensen op aarde. [11] Wat gebeurt er nu met zijn ziel? Ze komt aan gene zijdeweer bij de goede, werkzame en actieve zielen en beleeft er vreugde aan om eennederige plaats in te nemen en allen naar behoefte te dienen. Deze goede richtingvan haar gemoed bewerkstelligt de spoedige opwekking van haar geest uit God, diehaar alter ego (tweede ik) van gene zijde is.[12] Heeft dit eenmaal met zekerheid plaatsgevonden, dan zal de volle éénwordinghiermee ook niet lang op zich laten wachten. Wanneer dit gebeurd is, keert pasweer het volle bewustzijn in zo'n ziel terug en hiermee de heldere herinnering aanalle vorige toestanden; zij looft dan Gods wijsheid, macht en liefde die haar zelfsuit de meest jammerlijke toestand weer heeft teruggeleid naar het ware eeuwigeleven. [13] Hieraan kunnen jullie dus voldoende duidelijk zien, hoe God langs Zijnvoor iedere sterveling ondoorgrondelijke wegen iedere ziel, ook al is deze naarjullie mening nog zo verdorven, naar het ware leven en licht kan leiden"

Hoofdstuk 233: Het vergaan en ontstaan van materiële scheppingen Jezus inde buurt van Kapérnaum (Ev. Matth. hfdst 17)[1] (De Heer:) 'God als in Zich de zuiverste liefde kan niet anders dan Zijngedachten en ideeën liefhebben, ook al maken deze als schepselen Zijn tegenpool

Page 390: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

390

uit. En zo kan zelfs een steen niet eeuwig steen blijven, en over voor jullieondenkbaar vele jaren zal ook deze aarde, evenals alle talloze andere sterren, zeerverouderen en murw worden als een oud kleed. En alles zal veranderd worden inaan God verwante, zelfstandige geestelijke zaken, maar in plaats daarvan zullenook weer nieuwe materiële scheppingen ontstaan en deze zullen ieder op zijn eigenwijze verder geleid en ontwikkeld worden.[2] Maar daar zal natuurlijk nog een buitengewoon lange tijd van meer dan aeonenmaal aeonen aardse jaren voor nodig zijn. Men moet het echter niet zo opvattenalsof deze huidige schepping ooit plotseling zal ophouden en in plaats daarvan eengeheel nieuwe in het leven geroepen zal worden, maar dat gebeurt slechts in fasen,zoals in een oerwoud weliswaar de oude bomen uitsterven, vergaan en tenslottegeheel tot water, lucht en ether worden, dus tot een ander, geestelijker bestaanovergaan, en in hun plaats steeds weer een aantal andere bomen uit de grondopgroeien. En zoals Gods geest op kleine schaal werkt, zo werkt hij ook in hetgroot, als men trouwens iets 'groot' zou kunnen noemen tegenover God. ..[3] Nu heb Ik jullie alles duidelijk uitgelegd zonder Me daarbij van beeldspraakbediend te hebben, zoals de oude wijzen gedaan hebben. Maar Ik heb dat nu ookalleen maar voor jullie gedaan, omdat jullie daarvoor het hiervoor noodzakelijkebegripsvermogen bezitten; aan de overige wereldse mensheid hoeven jullie datechter niet door te geven, jullie moeten hun alleen maar zeggen dat ze in Mijnnaam moeten geloven en zich aan Gods geboden moeten houden, welkewaarachtige geboden der liefde zijn. Al het andere zal dan toch wel geopenbaardworden aan de bekeerde mens door zijn eigen gewekte geest die uit God is,voorzover zijn ziel daar behoefte aan heeft. Kinderen mogen alleen met melkgevoed worden; als ze eenmaal mannelijk en sterk zijn, zullen ze ook vastere kostkunnen verdragen.[4] Denk nu in jullie hart over dit alles na; mocht je nog iets onduidelijk zijn, Ikblijf nog ongeveer vijf dagen bij jullie te gast, dan kunnen jullie Mij of een vanMijn leerlingen daarnaar vragen en zullen jullie opheldering krijgen! Ik zal jullievan nu af aan echter geen nieuwe leer meer geven omdat Ik jullie al alles uitgelegden geleerd heb; maar zoals Ik reeds heb gezegd zal Ik als jullie Vriend nogongeveer vijf dagen bij jullie blijven en bij gelegenheid nog enkele goede ennuttige wenken voor het aardse leven geven. Maar nu gaan we alle nieuwevoorzieningen en de fruitbomen, akkers, weiden en huisdieren bezichtigen!"[5] Allen dankten Mij uit heel hun hart voor deze leer, stonden op en gingen metMij naar de buren. Toen de drie nieuwe leerlingen alles in ogenschouw haddengenomen wat er gebeurd was, waren ze buiten zichzelf van verbazing en lichttenhun buren in over Mij en over het hoge en heilige doel van Mijn komst, en deburen geloofden nu zonder enige tegenwerping hun woorden en verheugden zich erten zeerste over.[6] Ikzelf onderwees hen in het gebruik van de vele dingen en voorwerpen die zenu hadden en maakte hen daardoor tot echt bekwame boeren, wat ze vóór die tijdniet waren. Dat ze hierover ook allen zeer verheugd waren, spreekt vanzelf En zowerden die bewuste vijf overige dagen in deze plaats doorgebracht.

Page 391: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

391

Hoofdstuk 234: De verheerlijking van de Heer op de berg Tabor (Ev. Matth.17, 1-2)[1] Op de zesde, eigenlijk zevende dag zei IK tegen de leerlingen: 'We hebben nuzes dagen eerlijk gewerkt en een goede oogst gehad ook in dit onvruchtbaregebied. Nu is het tijd dat we weer verder gaan; want elders zijn nog veelbraakliggende velden en woestijnen die we zullen bebouwen, zegenen envruchtbaar maken. [2] Maar voordat we van hier weggaan, moeten jullie hierwachten tot Ik met Petrus, Johannes en Jacobus weer hier bij jullie terugkom vandeze hoge berg, aan de voet waarvan we nu staan en die Ik dadelijk met de driegenoemde leerlingen zal beklimmen!"[3] Degenen die achter moesten blijven vroegen Mij waarom zij niet ook mee deberg op mochten. [4] En IK zei: 'Omdat Ik dat nu zo wil!"[5] Toen werden ze stil en niemand durfde Mij meer iets te vragen.[6] Alleen Aziona zei bij zichzelf 'De hoogste berg is deze hier, die juist voor onsligt; maar vanwege zijn steile hellingen is hij ontzettend moeilijk te beklimmen!"[7] IK zei: 'Geloof Me, dat voor Mij geen enkele berg te steil is en geen enkele ooitte hoog! Over een paar uur komen we hier weer terug, zorg jij dat er eenmiddagmaal klaar staat!"[8] Hierop nam Ik de drie bewuste leerlingen met Me mee en we gingen op weg.(Matth. 17, 1) Aan één kant was de berg goed te beklimmen en in enkele urenbereikten we de hoogste top; vanwege zijn hoogte zou de berg echter door gewonebergbeklimmers pas in twaalf a dertien uur beklommen kunnen worden, daaromwas ook deze bergbeklimming van ons een soort wonder.[9] Nu waren we op de hoogste top van waaruit men bijna geheel Galilea, Judea enPalestina kon overzien, ook een gedeelte van de echte, grote zee. Toen de drieleerlingen zo van pure verrukking over het indrukwekkende, heerlijke uitzichtgewoonweg straalden van geluk en Mij met heel hun ziel dankten voor het grootseheerlijke genot, werd ook Ik dermate verheerlijkt, dat Mijn gezicht straalde als dezon en Mijn kleren zo lichtend wit werden als door de zon beschenen versgevallensneeuw. (Matth. 17,2) De drie leerlingen waren geheel perplex en konden vanverbazing nauwelijks een woord uitbrengen.[10] Pas na een poos vermande Petrus zich en zei: 'Heer, zijn we nu al in de hemelof slechts in het paradijs? Het is net alsof ik heel zacht fluisterendeengelenstemmen om me heen hoor!'[11] IK zei: 'Noch in de hemel, noch in het paradijs in specie* (* in het bijzonder) ,maar heel eenvoudig en natuurlijk op de aarde! Maar doordat we zowel de hemelalsook het paradijs door de kracht van Gods woord in ons hebben, omdat het waarsen goeds bevat, zijn we ook daadwerkelijk in de hemel en het paradijs tegelijk. Datis het ook wat jullie gemoed doet stralen, en omdat jullie in je gemoed voor Mijstralen, straalde ook Ik zelfs naar buiten toe voor jullie ogen, opdat jullie inderdaadgewaar worden dat jullie tegelijkertijd in het paradijs en in de hemel zijn omdat jeinnerlijk vol is van het ware van het geloof en daardoor van het goede van deliefde; want de echte hemel en het ware paradijs bestaat alleen hieruit, dat jullie inMij geloven en datgene doen wat Ik jullie leer en Mij tenslotte in jullie daden met

Page 392: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

392

heel je hart liefhebben en zo het ware rijk van God in jezelf hebben, zonder dat hetergens anders op enige plaats bestaat. Als het echter eenmaal in jullie bestaat, is hetook plaatselijk overal in de hele oneindigheid, en waar jullie plaatselijk ook mogenzijn, hier op aarde of in de maan of op een van de vele sterren die louterhemellichamen zijn, zijn jullie door je zalige broeders omgeven, ook al kunnenjullie hen met je lichamelijke ogen niet zien vanwege jullie lichaam:'

Hoofdstuk 235: De Heer in gesprek met Mozes en Elia (Ev. Matth. 17,3)[1] Petrus zei: 'Heer, in de Schrift staat ergens: 'De zielen van de gestorven mensenworden in alle rust in de schoot der aarde bewaard tot de Jongste Dag, waarop zijdan weer uit hun lange rust opgewekt worden door de machtige bazuinen van deengelen. Dan zullen de goeden opstaan tot het eeuwige leven in Gods hemelrijk,maar de slechten zullen voor eeuwig verstoten worden naar het rijk van de hel envoortaan gepijnigd worden door de duivels."'[2] IK zei: 'Hoe deze woorden van de profeet en van alle profeten begrepen moetenworden, heb Ik jullie al zo vaak uitgelegd dat het nu hoogst overbodig zou zijn omje daar nog verdere uitleg over te geven. Maar om jullie daadwerkelijk te genezenvan deze zeer verkeerde opvatting zal Ik nu het innerlijk oog van je ziel ontsluiten,dan zullen jullie zelf zien hoe het er met die bepaalde rust van de zielen van reedslang gestorven voorvaderen voorstaat en hoe de schoot der aarde er uitziet!"[3] Daarop zei Ik luid: 'Ephata!', dat betekent: "Ga open!"[4] En zie, er verschenen twee profeten, Mozes en Elia, en zij spraken duidelijkmet Mij over hetgeen er over een paar jaar met Mij zou gebeuren en of dit nietveranderd zou kunnen worden. (Matth. 17,3) Ik verzekerde hun echter dat Ikonmogelijk iets anders zou kunnen doen dan alleen datgene wat de Vader, die inMij is en woont, wil. [5] Toen bogen de beide profeten zich diep en zeiden als metéén stem: 'O Heer, Uw wil alleen is heilig en geschiede altijd en eeuwig zoals bijons in de hemelen ook bij alle mensen en geesten op aarde! Wij beiden waren toenwij op aarde leefden groot, en stonden in hoog aanzien omwille van Uw naam;maar wij zouden liever nu met U samen zijn op aarde, zoals deze drie en nog dieanderen die niet hier zijn, ofschoon ze nu en nog lange tijd omwille van Uw naamveracht en vervolgd worden!"[6] IK zei tegen Elia: 'Jij was toch niet zo lang geleden ook met Mij samen op deaarde, -heeft hetgeen Herodes je lichaam heeft aangedaan je goed gedaan?"[7] Elia zei: 'Op aarde niet, maar hier des te meer en ik zou, ondanks de grootstezaligheid die nu voor eeuwig mijn deel is, uit liefde voor U nog honderd maal deweg van het vlees willen afleggen, hoe ellendig en doornig deze ook is!"[8] Hier werden de leerlingen door een machtige slaap overmand, zodat ze op degrond gingen liggen en voor korte tijd heel vast insliepen.[9] Maar IK sprak met de beide profeten en zei tegen Elia: 'Aan het eind der tijdenvan deze aarde zul je nog een keer in het vlees tot de mensen van deze aardegezonden worden, maar niet meer met een verhuld innerlijk geestelijk oog, maareven helder en nog helderder dan de beide vorige keren onder de namen 'Sehel' en

Page 393: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

393

later 'Elia', en broeder Moisez (Mozes) zal je begeleiden, maar puur in de geest;want zijn vlees blijft tot aan het einde der tijd eigendom van de aarde.[10] En dan zal al het vlees van deze aarde vergeestelijkt worden; jij zult dat echternooit meer nodig hebben omdat Ik je al voor eeuwig een nieuw lichaam hebgegeven. Waak echter goed over de kinderen van Israël, tot Ik binnenkort weerhuiswaarts kom wanneer Mijn grootste werk voltooid zal zijn! Dan zal Ik je ookeen vaste stoel in Mijn nieuwe rijk geven. Want zie, nu is het de tijd die Ik jevroeger op aarde heb getoond, waarin Ik alles nieuw schep: eerst Mijngeestenwerelden, en later zal ooit hetzelfde ook met de materie gebeuren, tot dezede juiste graad van volledige gisting bereikt zal hebben! -Laat ons nu deze drieweer uit hun slaap opwekken!"

Hoofdstuk 236: De drie leerlingen verkeren met de geesten van Mozes en Elia.Gods geest in de mens als gids tot alle waarheid. (Ev.Matth. 17, 4-9)[1] Nu werd het drietal weer wakker, ze stonden van de grond op en zagen Mij,Mozes en Elia zonder lichtende glans, wat heel aangenaam voor hen was, omdat zedoor het te sterke licht van voorheen zeer sterk verblind werden. Ze vertelden hoeze in hun droom met vele profeten uit vroegere tijden gesproken hadden over alletoestanden van het leven aan gene zijde, precies alsof ze op aarde waren enhandelden; ze waren over veel geheime zaken voorgelicht.[2] Mozes en Elia onderwezen hen nog verder over de meest verschillendetoestanden in het grote hiernamaals. [3] Het drietal was zo verrukt en gelukkig, datPetrus luid uitriep: 'Heer, het is hier goed om te zijn! Als U wilt, zullen we hierdrie hutten bouwen: voor U een, voor Mozes een en een voor Elia!" (Matth. 17,4)[4] En terwijl hij nog over het bouwen van de hutten sprak werden zij plotselingdoor een dichte, lichte wolk overschaduwd zodat ze boven zich geen handbreedverder meer iets konden zien en konden waarnemen.[5] En zie, een stem sprak uit de wolk: 'Zie, dit is Mijn geliefde Zoon, in wie IkMijn welbehagen heb, naar Hem moeten jullie luisteren!" (Matth. 17,5)[6] Omdat het drietal dit hoorde als het machtige rollen van een sterke donderslagschrokken ze geweldig en vielen op hun knieën. (Matth. 17,6)[7] Maar IK ging meteen naar hen toe, raakte hen aan en zei tegen hen: 'Sta op envrees niet!" (Matth. 17, 7)[8] Toen ze hierop hun ogen van de grond opsloegen, zagen ze niemand meer danMij alleen en begonnen zich hevig te verbazen over alles wat ze gezien hadden enwat er gebeurd was. (Matth. 17, 8) Het drietal wilde Mij nu nog van alles vragen,met name over de betekenis van alles wat ze in hun droom hadden gezien.[9] Maar IK zei: 'Dit alles zal jullie geest, die eigenlijk Mijn geest in jullie is, jezelfin je ziel openbaren, dan zullen jullie het levend in je hebben; want als Ik het jullienu verklaar, zullen jullie het verklaarde in je kennis opnemen en dan geloven dathet zo is omdat Ik het jullie zo verklaard heb. Maar dan zijn jullie nog lang niet inde volle waarheid en wel daarom, omdat het verklaarde niet jullie eigendom ismaar alleen van Degene die het jullie vanuit Zijn levende schat verklaard heeft;

Page 394: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

394

maar wanneer jullie geest het je in je ziel openbaart, is de openbaring jullieeigendom, en dan bevinden jullie je pas in de volle waarheid.[10] De geest echter van wie Ik zeg dat hij jullie geest is, is ook Mijn geest in jullieen deze kent alle dingen en verhoudingen zoals Ikzelf en kan jullie alle wijsheidbinnenleiden. Maar nu is hij in jullie nog niet gewekt en volledig werkzaam, datwil zeggen, dat hij weliswaar op zichzelf wel wakker en werkzaam is, maar zijnwaken en werken is voor jullie, ofschoon het voor jullie bestemd is, nog als ietsvreemds en iets wat je nog niet eigen is, omdat jullie ziel nog niet zuiver genoeg isom zich volledig met Mijn geest te verenigen. [11] Maar pas wanneer Ik na Mijnjullie reeds bekend gemaakte lijden naar Mijn hemelen zal zijn opgevaren, zal Ikde heilige geest van alle waarheid over jullie ziel uitgieten en haar ermeeverenigen. Deze geest, die dan in jullie voor eeuwig volledig één met jullie zal zijn,zal je dan in alle waarheid en wijsheid binnenleiden.[12] Van het visioen dat jullie hier gehad hebben, moeten jullie echter niemand ietszeggen voordat Ik zal zijn opgevaren, zoals Ik jullie nu bekend heb gemaakt; enzeg ook niets over wat Ik bij Caesarea Philippi heb verricht en hier beneden bijdeze vissers! -En nu gaan we weer bergafwaarts naar het dorp van onze vissers! "[13] En we begonnen aan de terugweg; onderweg waarschuwde Ik het drietal ookdat ze ook de andere broeders niets van het visioen moesten zeggen tot devastgestelde tijd, dat wil zeggen, tot na Mijn opstanding en hemelvaart. (Matth.17,9)

Hoofdstuk 237: Incarnaties van Johannes de Doper (Ev. Matth. 17,10-13)[1] Toen we nog op de weg bergafwaarts waren, kwam Petrus bij mij en vroeg wathet te betekenen heeft als de schriftgeleerden zeggen dat Elia vóór de komst van deMessias moet komen om alles voor te bereiden en zo de wegen voor de Heergereed te maken. (Matth. 17,10}[2] Daarop zei IK tegen Petrus: 'Hierin hebben de schriftgeleerden gelijk en jij nuook met je vraag! Elia zou wel tevoren komen en alles voorbereiden[3] (Matth. 17, 11), maar Ik zeg jullie: Elia is er reeds geweest, maar ze hebbenhem evenmin herkend als nu Mij, en met hem gedaan wat ze wilden. Precies zozullen ze ook doen met Mij, de Mensenzoon, zoals Ik dit jullie van te voren almeerdere malen heb verkondigd. (Matth. 17, 13) Ik zeg jullie: Deze geheelverkeerde soort zal met eerder rusten dan dat zij het doel van haar wraak heeftbereikt, maar daardoor dan ook haar gericht!) Johannes, in wie Elia's geestwoonde, deed tekenen, onderwees en doopte, en bereidde zo het volk voor Mijvoor. Wat gebeurde er daardoor met hem?[4] Ikzelf onderwijs nu een zuiverste levensleer en verricht tekenen die op dezeaarde nog nooit verricht zijn en voortaan ook met meer in deze grootte en op dezeschaal verricht zullen worden; daarom hebben ze ten aanzien van Mij nog des temeer toorn en wraakgevoelens en zullen ze onder toelating van boven met Mijdoen wat Ik jullie reeds van te voren heb aangeduid. [5] Bij jullie komt weliswaarsteeds opnieuw de oude vraag op waarom Ik Mezelf zoiets door de mensen laat

Page 395: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

395

aandoen. Maar ook daarover hebben jullie al meer dan voldoende onderrichtgehad, laten we daarom nu naar het dal gaan naar onze broeders!'[6] Nadat Ik deze woorden gesproken had zag het drietal pas in dat Johannes deDoper eigenlijk Elia was. (Matth. 17, 13)[7] Terwijl we nog verder bergafwaarts gingen naar het dal vroeg Petrus Mijnogmaals: 'Heer, het is toch wel een beetje merkwaardig met Elia. Hij was dus involle ernst reeds driemaal op deze aarde en altijd -zeg -in het vlees?[8] De eerste twee keer als Sehel en later als Elia is hij niet gestorven maaronmiddellijk met geheel verheerlijkt lichaam naar de hemelen opgevaren, ofschoonhij evenals ook de laatste keer uit een vrouw ter wereld is gekomen; maar dezelaatste keer moest hij werkelijk ontlichaamd worden. Wat is er met zijn vroegeretwee lichamen gebeurd, en wat zal.er nu met dit lichaam gebeuren? Zal hij in Uwhemelrijk, als alles voltooid zal zijn, met drie lichamen rondlopen? Want er staatimmers geschreven, dat op de jongste dag ook de lichamen op zullen staan en weermet hun zielen verenigd zullen worden! Hoe moeten we dat opvatten?[9] IK zei: 'Wat de opstandig van het lichaam en de Jongste Dag betekent, heb Ik alin Caesarea Philippi en daar beneden in het dorp meer dan volledig duidelijkgemaakt. Heb je Mijn woorden dan niet onthouden? Waarom moet Ik je een enhetzelfde steeds herhalen? Je weet er wel iets van, maar zonder samenhang, en datkomt door je nog zeer sterke Jodendom, waardoor je ondanks Mijn talrijkeverklaringen in je oude, wonderlijke fantasie nog altijd alles letterlijk opvat![10] Aanvaard de juiste opvatting en wordt in dit waarachtig zuiverste licht vanMij verstandig, dan zul je niet meer zulke dingen vragen die je allang vóór iederander zou moeten begrijpen![11] Is dan niet de dag waarop een kind ter wereld komt diens jongste dag? En iszelfs niet iedere dag die je meemaakt een jongste dag, maar je geboortedagdaarentegen, die vroeger ooit een jongste dag voor je was, nu je oudste dag?[12] Het vlees waaruit je lichaam nu bestaat zal ontbinden, overgaan in wormen enplanten en de zielen daarvan, en er zullen daaruit geheel vreemde wezensvoortkomen die dan eeuwig niets meer te maken zullen hebben met je ziel en metje geest. Begrijp het! De jongste dag voor je ziel zal, na wat Ik je nu heb uitgelegd,toch duidelijk de dag zijn waarop je uit je lichaam genomen zult worden"

Hoofdstuk 238: De opstanding van het vlees[1] (De Heer:) 'En onder de opstanding van het vlees moet je de goede werken vande ware naastenliefde verstaan! Deze zullen het vlees van de ziel zijn en tegelijkmet haar op de jongste dag in de geestenwereld na de ware bazuin roep van dezeleer van Mij als een gedegen etherisch lichaam tot het eeuwige leven opstaan. Alhad je honderd keer op de aarde een lichaam gedragen, aan gene zijde zul je maaréén lichaam hebben, en wel het lichaam dat Ik je zojuist noemde. -Heb je dat nubegrepen?" [2] Petrus zei: 'Ja, Heer en Meester, het is me nu duidelijker dan ooit!Maar Ik kan me nog een tekst van een profeet herinneren die ongeveer als volgtluidt: 'In je vlees zul je eens je God aanschouwen; houd het daarom zuiver enverontreinig het niet door allerlei zonde! Met een zondig lichaam zul je Gods

Page 396: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

396

aangezicht nooit aanschouwen!' Zo ongeveer luidt de tekst, en het is voor hetmenselijk verstand moeilijk om er iets anders in te zien. Hoe moet men dit dan inde ware betekenis opvatten?"[3] IK zei: 'Zoals het zojuist gezegde! 'In je vlees zul je God aanschouwen'betekent zoveel als: In je goede werken volgens de welbekende wil van God zul jeje God aanschouwen, omdat het alleen de werken zijn die de ziel verricht met haarlichaam, dat haar enkel als werktuig is gegeven; en alleen die werken zijn het diede ziel ofwel de adel voor God of ook het tegendeel geven. Zuivere werken gevenhet zuivere, onzuivere werken het onzuivere. Het zuivere denken volgens dezuivere wetenschap en een kuis en zuiver gedrag alleen, zonder of met te weinigwerken van naastenliefde, verschaft een ziel nog lang geen geestelijk lichaam enderhalve ook geen aanschouwing van God.[4] Want iemand wiens ziel nog zo lang zo blind is dat ze niet inziet, dat niet hetpure weten alleen, maar vooral de werken volgens het zuivere weten en het zuiveregeloof van de ziel de ware levensbestendigheid geven, is er nog zeer armoedig aantoe en lijkt op iemand die heel goed weet hoe hij een huis moet bouwen en ook hetbeste bouwmateriaal in overvloed bezit, maar die niet kan besluiten om aan de slagte gaan met het werk. Zeg Me, zal zo iemand wel ooit een huis bezitten en zich, alser stormen opsteken en de winter komt, daarin kunnen verbergen en zichbeschermen tegen het ontketende geweld van de wilde elementen?[5] Wat heb je in de storm aan de vaste overtuiging en wetenschap dat de goedgebouwde muren van een huis bestand zijn tegen de stormen zodat degene die inhet huis woont volledig veilig is voor hun geweld, als j e geen huis bezit en je op jeweg door de nog zeer onherbergzame woestijn van je leven ook nergens meer eenhuis van een ander kunt bereiken? [6] Nee, Mijn geliefden, het nog zo zuivereweten en geloof heeft geen stevige muren die jullie beschermen tijdens de stormen;maar de werken van de ware naastenliefde zijn en hebben dat wel. Deze zijn hetware blijvende lichaam van de ziel, haar woonhuis, haar land en haar echte wereld.Onthoudt dit goed, niet alleen omwille van jezelf, maar vooral omwille van henaan wie jullie na Mij het evangelie zullen prediken! Als ze het woord van het heileenmaal zullen weten en geloven, spoor hen dan aan om de ware werken teverrichten van de door Mij zo vaak geboden naastenliefde![7] Want waarlijk, Ik zeg jullie: Als iemand zegt dat hij God boven alles liefheeft,maar daarbij geen oog heeft voor de nood van zijn arme broeder, zal hij God nooitin zijn vlees aanschouwen! Want de Farizeeën en schriftgeleerden zeggen ook datzij God dienen in de zuiverste mate en betekenis, en door hun gebeden en offers dezondige mensheid voortdurend met God verzoenen; maar in plaats daarvan kledenze het volk geheel uit, en bij hen is er nooit sprake van enige naastenliefde. Watheeft dat dan voor zin? Het is noch voor de Farizeeën noch voor het volk van nut![8] Want ten eerste heeft God nog nooit enige hulp van mensen nodig gehad ennog minder een brandoffer van geslachte dieren. Maar het offer dat de warenaastenliefde God brengt in goede liefdeswerken ziet Hij met welgevallen aan, enZijn levenszegen zal dan ook niet achterwege blijven. -Begrijp je nu, Petrus, wathet betekent: 'in zijn vlees God aanschouwen'?" [9] Petrus zegt: 'Ja Heer, nu is hetme helemaal duidelijk; want U, o Heer, hebt het ons nu toch zo duidelijk uitgelegd,

Page 397: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

397

dat we het gewoonweg met handen en voeten hebben begrepen. Wij danken Udaarvoor! Maar nu zijn we ook alweer in het plaatsje; en in plaats van middag zalhet nu al bijna avond zijn!"[10] IK zeg: 'Dat geeft niets! We zullen wat brood en wijn nemen en dan meteenverder gaan! Laten we dus maar vlug het kleine stukje weg afleggen!"

Hoofdstuk 239: De zegen van de matigheid. De toebereiding van het vlees vanonreine dieren[1] Wij versnelden onze pas en bereikten spoedig Aziona's woonhuis waar deandere leerlingen op ons wachtten en Aziona, Hiram en Epiphanes reeds een goedmaal voor ons gereed hadden staan, bestaande uit vissen brood en wijn.[2] Petrus zei evenwel terzijde tegen Mij: 'Heer, U hebt onderweg tegen ons alleenover brood en wijn gesproken, en nu zijn er ook vissen! Mogen Wij nu ook viseten?" [3] .Maar IK wees hem terecht,, vanwege deze echt tempelachtig joodse,kleinzielige bedenking en zei: Eet wat je voorgezet wordt, het zal noch je lichaamnoch je ziel schaden; alleen voor onmatigheid moet iedereen zich hoeden, dus ookjullie. [4] Wat boven de maat is, is voor ieder mens slecht. Onmatigheid bij heteten veroorzaakt maagziekten, - onmatigheid bij het drinken echter veroorzaaktnaast maag en borstkwalen ook geilheid van het vlees en brengt allerlei soorten envormen van ontucht voort.[5] Wees daarom in alles matig en nuchter, dan zullen jullie in een altijd gezondlichaam ook een gezonde en opgewekte ziel hebben! En wie voedsel klaar maaktvoor zichzelf en voor anderen, moet het vers en goed bereiden, dan zal het hemmet schaden! Onthoudt dit ook naast de vele andere dingen!'[6] Maar Petrus vroeg nog: 'Heer, zondigen de heidenen, die voor het overige vaakzeer respectabel zijn, niet wanneer ze het vlees van onreine dieren eten? Want onsjoden is dat verboden en wie het zou eten, zou een grove zonde tegen de wet vanMozes begaan." [7] IK zei: 'In geval van nood kun je als strenge jood het vlees vanalle dieren eten, en het zal. goed voor je zijn; want alle voeding die een mensnoodgedwongen tot zich neemt wordt door Mij gereinigd, -alleen moet hij hierbijeen nog grotere matigheid in acht nemen![8] Het vlees van varkens is goed; maar het geslachte dier moet zeer goeduitbloeden, dan ongeveer zeven dagen lang in zout en azijn met thijmkruidenliggen. Daarna moet men het uit deze marinade halen, met linnen goed afdrogen enhet dan enkele weken lang in de rook van goed hout en kruide.n hangen tot hethelemaal hard en goed droog wordt. Als men het dan wil eten, moet men hettevoren in half water half wijn met thijm en peterselie koken, dan zal men hiermeegoed en gezond voedsel op tafel hebben; maar deze dieren moeten steeds in dewinter geslacht worden. [9] En zoals met de varkens moet men ook met de andereonreine dieren handelen, wil hun vlees bij een matig gebruik de mens niet schaden.En zoals men het met de landdieren doet, moet men bet ook met het verschillendegevogelte in de lucht doen en de veelsoortige dieren in de grote zeeën!

Page 398: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

398

[10] En nu, Petrus, zul je wel weten watje mag eten en hoe, opdat je niet zondigttegen je maag en tegen je ziel! Maar laten we nu snel het maal tot ons nemen endan meteen verder trekken!"[11] Wij gingen aan tafel en gebruikten de maaltijd.[12] Aziona kwam echter en zei: 'Heer en Meester, wilt U dan niet liever morgenin de vroegte weggaan dan nu in de avond?! Het is van hier naar iedere mijbekende plaats uren gaans en de nacht zal U inhalen voordat U bij een of andereplaats aankomt!" [13] Maar IK zei: 'Blijf in je hart bij Mij en in Mijn leer, dan zalIk ook zo bij jullie zijn, hier gedurende jullie aardse tijd en eeuwig aan gene zijde!Maar nu moet Ik van hier weggaan; want niet ver hier vandaan wachten er velen opMij. Daar moet Ik snel heen en hen helpen. Maar in de winter zal Ik jullie zoals nuweer enkele dagen lang bezoeken; want Ik zal niet ver van hier, in Kis in de buurtvan Kana, de winter doorbrengen. Maak nu voor Mij ons schip los, dan zal Ik metMijn leerlingen meteen van hier vertrekken!"[14] Hierop gebeurde snel wat Ik bevolen had. Ik besteeg het schip dat snel werdafgestoten en we voeren met gunstige wind weg. We voeren om het noordelijk deelvan de voet van de berg en kwamen spoedig in een kleine baai, die preciestegenover de baai lag waar we nu enkele dagen geweest waren, aan de andere kantvan de door Mij beklommen berg. [15] Aan de oever van de baai lag een dorp waarbehoorlijk veel volk woonde en samenkwam; want het was een handelsplaats waarmen het beste zout op de markt bracht, ook de zuiverste aardolie, hout voor debouw, vaatwerk voor het koken en allerlei ander huishoudelijk gereedschap.Daarom was deze plaats zeer welvarend en werd steeds door veel mensen uit allestreken en plaatsen vaak bezocht; tevens was het de plaats waar Mijn leerlingennaartoe waren gegaan toen Ik hen een paar maanden geleden voor korte tijd voorMij uitgestuurd had om de mensen op Mij voor te bereiden, en vanwaar Ik hentoen weer op wonderbaarlijke wijze naar Mij terugriep op de berg bij Kis;zodoende was Ik daar reeds min of meer bekend en Mijn leerlingen nog meer, diedaar bij de zojuist vermelde gelegenheid verscheidene dagen hadden doorgebracht.

Hoofdstuk 240: Genezing van een bezeten jongen (Ev. Matth. 17, 14-21)[1] Wij landden, maakten ons schip vast en gingen nog op klaarlichte dag aan land.Op deze dag was er een grote jaarmarkt en er was veel volk aanwezig.[2] En toen we bij het volk kwamen werden we al gauw door veel mensen herkend;Een van hen kwam er naar Mij toe, viel aan Mijn voeten (Matth, 17, 14) en zei:'Heer, ontferm U over mijn zoon, hij heeft een ernstige ziekte; hij is maanziekzoals de artsen zeggen en daardoor valt hij vaak in het vuur en het water, wat hemveel lijden bezorgt! (Matth, 17, 15) Toen nog niet zo lang geleden Uw leerlingenhier waren en door oplegging van hun handen vele zeer ernstig zieken genezenhebben, bracht ik ook mijn zoon bij hen; maar zij konden hem niet helpen. "(Matth, 17, 16)[3] Toen zei IK tegen dat deel van Mijn leerlingen wier geloof nog niet tot een rotswas geworden en die daar een paar maanden geleden in Mijn naam gewerkt

Page 399: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

399

hadden: 'O ongelovige en verkeerde soort! Hoe lang moet Ik dan nog bij jullie zijnen hoe lang jullie nog verdragen? Breng de zieke hier bij Mij!" (Matth. 17,17)[4] Meteen stond de vader van de zieke zoon op, snelde naar zijn huis en brachthem spoedig bij Mij. Toen de jongen bij Mij was, trok hij een erbarmelijkverwrongen gezicht; want de boze geest door wie de jongen bezeten was, ging nogeen paar maal in hem tekeer terwijl hij voor Mij stond en stootte daarbij door dezeer verwrongen mond van de jongen enkele ernstige vloeken en verwensingen uit,die hier niet weergegeven hoeven worden. Ik bedreigde de boze geest streng enbeval hem het lichaam van de jongen onmiddellijk te verlaten en af te dalen naarde hel. Toen ging de boze geest zichtbaar uit de knaap en de jongen werd meteenvolledig gezond. (Matth, 17, 18)[5] De boze geest had de gedaante van een grote, zwarte, ruigharige kat en vroegMij: 'Gij Zoon van de Allerhoogste, bespaar me de hel en bestraf me door ietsanders!" [6] Maar IK zei: 'Ga weg van hier en doe boete voor je vele gruwelen, dieje tachtig jaar geleden hier op aarde in het vlees hebt begaan, in de kale afgrondenvan de dalen op de maan waar je eerder was!"[7] Toen kreeg de boze geest de gedaante van een aap met grote vleermuisvleugelsen vloog er onmiddellijk pijlsnel vandoor. Dat verbaasde de mensen en velenwaren ontzet door deze aanblik.[8] Maar IK kalmeerde hen en zei: 'Vrees niet; want Mij is alle macht gegeven inde hemel alsook op deze aarde, en deze geest die de knaap zeven jaar langgepijnigd heeft, zal voortaan nooit meer in de buurt van deze aarde komen!"[9] Toen vroeg de vader van de nu kerngezonde jongen Mij: 'Heer, waarom moestdit toch mijn zoon overkomen, terwijl hij tot nu toe nog nooit ook maar schijnbaargezondigd heeft, en trouwens ook mijn hele huis altijd streng volgens de wet heeftgeleefd? En toch moest juist de alleronschuldigste zo'n lange tijd ellendiggemarteld worden! Zoiets kan toch immers alleen maar door de toelating van Godgebeuren! Maar waarom laat God zoiets toe?"[10] IK antwoordde: 'Wie God bijzonder liefheeft stelt Hij op de proef en als hij debeproeving goed doorstaat, heeft hij ook voor eeuwig zijn heil gevonden![11] De ziel van jouw zoon stamt van één van die grote werelden waarvan ertalloos vele boven en onder deze aarde het oneindig grote hemelruim vullen.Omwille van haar heil was naast de beproeving van het dragen van het vlees ookdeze noodzakelijk, waardoor ze nu reeds in de jeugd die kracht verwierf die menigandere ziel niet verkrijgt, ook al zou ze honderd jaar lang de druk van haar zwarevlees te verduren hebben.[12] Geloof Me: De mensen weten niet en kunnen ook niet weten waarom ietsbestaat en gebeurt; maar God weet absoluut alles![13] Deze boze geest echter was tachtig jaar geleden een varkenshandelaar, die opgrote schaal woekerhandel dreef, hij werd zeer rijk en dreef als jood tenslotte zelfsslavenhandel, waarbij hij grote gruwelijkheden beging. Uiteindelijk stierf hij eenellendige dood en het was zijn lot om, zelf duivel, in het rijk der duivels te komen.[14] En omdat het hem daar slecht beviel, begon hij in zichzelf te keren en dachtbij zichzelf 'Waarom moest ik dan een duivel worden? Daar was mijn slechtevraatzuchtige lijf schuld aan. Laat me nog een keer terugkeren in het goede

Page 400: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

400

nuchtere vlees van een onschuldige knaap, daarin zal ik dan tot een engel worden!En als het lichaam van de jongen ook maar de kleinste begeerte naar vraatzuchtvoelt, zal het door mij onmiddellijk getuchtigd worden![15] En zie, omdat dit een heel ernstig besluit was van de weliswaar zeer slechteziel, werd het haar in feite toegestaan. Het resultaat ervan is nu voor de knaapgoed, en de vroeger zeer kwade ziel heeft nu voor zichzelf reeds een betere richtingen al iets meer menselijks aangenomen. De rest zullen de uiterst kale enonherbergzame afgronden van de dalen op de maan doen!"[16] Hierop stelde de man Mij nog een vraag en zei: 'is de maan dan ook eenwereld? En hoe werd mijn zoon dan maanziek? Want behalve zijn bezetenheidmoest hij wel maanziek zijn, omdat de volle maan een grote invloed had op zijnlijden" [17] IK zei: 'Dat de maan ook een soort aarde en wereld is, zul je nu nogmoeilijk of helemaal niet begrijpen, ofschoon het zo is; maar Mijn leerlingenbegrijpen het en de latere nakomelingen zullen het maar al te goed begrijpen eninzien. Maar dat je zoon steeds zo'n grote vrees had voor de volle maan lag niet inzijn natuur, maar in die van zijn plaaggeest die oorspronkelijk uit die zeer magereen hoogst onherbergzame wereld stamde. De rest hoef je niet te weten"[18] Toen vele omstanders dat ook hoorden, zeiden ze: 'Dat is toch eenmerkwaardig mens! Hij verricht wonderen als een groot profeet en meteen daarnabegint hij te beuzelen en praat als een krankzinniger'[19] Maar de man ging naar hen toe en zei heel ernstig: 'Hij is zeker nietkrankzinnig, - maar wij zijn het, omdat wij zijn wijsheid helemaal niet kunnenvatten!" [20] Er ontstond een kleine woordenstrijd tussen hen, waar de genezenknaap echter door enkele zeer rake opmerkingen een eind aan maakte.[21] Daarop kwamen Mijn leerlingen bij Mij en vroegen Me: 'Heer, vertel ons nuwaarom wij niet in staat zijn geweest om deze geest uit te drijven; we hebbenimmers enkele andere geesten in Uw naam uitgedreven?" (Matth. 17,19)[22] IK zei: 'Ten eerste vanwege jullie ongeloof! Want Ik zeg jullie: Waarlijk, alsjullie een vast geloof hebben zonder twijfels, al is het maar zo groot als eenmosterdzaadje, dan kunnen jullie tegen deze hoge berg zeggen: 'Verhef je van hiernaar de overkant van de zee!', en hij zal zich ook meteen verheffen, en jullie zalniets onmogelijk zijn! (Matth. 17,20) Maar deze soort verdwijnt alleen maar doorbidden en vasten. (Matth. 17,21)[23] Toen jullie hier waren had de knaap nog niet de hoogste graad van vasten enbidden bereikt, zoals zijn bezitter dat verlangde. Maar nu is dat het geval en nu hadde gelovigste van jullie hem ook uit kunnen drijven, ofschoon de geest zich zekernog zeer hardnekkig betoond zou hebben. Maar nu was het zo beter. - Het wordt nuechter al avond, want de zon daalt reeds onder de horizon, laten we daarom naarhet huis van de man gaan wiens zoon Ik genezen heb!"

Hoofdstuk 241: Het verblijf van de Heer in Jesaïra en het bezoek in Petrus'vissershut bij Kapérnaum.[1] De man hoorde dit, en was buitengewoon blij dat Ik besloten had om bij hemonderdak te nemen. Hij bereidde een avondmaal en was zeer vriendelijk tegen ons,

Page 401: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

401

alsook zijn hele huis. Maar hij raadde ons af naar Jeruzalem te gaan; want hij wasdaar onlangs geweest vanwege de handel en had maar al te duidelijk vernomen watvoor onverzoenlijke haat de Farizeeën vooral tegen Mij hadden.[2] Maar IK zei: 'Vriend, Ik ken hun geheimste gedachten! En wat ze Mij willen enook nog zullen aandoen weet Ik ook precies. Maar ook al zullen ze Mij doden, hetzal hen niets helpen; want na drie dagen zal Ik de dood overwinnen en opstaan enweer bij de Mijnen zijn tot aan het einde der wereld! - Maar nu niets meerhierover; geef ons een goede slaapplaats voor de nacht, dan gaan wij slapen, wantonze ledematen zijn erg moe geworden!" [3] De gastheer deed dat meteen en wijbegaven ons ter ruste. We sliepen al gauw de hele nacht en waren voor zonsopgangal weer op de been. En onze gastheer zette ook al zijn hele huis aan het werk en lietvoor ons een ochtendmaal klaarmaken. Toen we dat tot ons genomen hadden,vroegen de leerlingen Mij wat ons nu verder te doen stond:[4] En IK zei: 'We reizen nu verder; want hier is niet veel te doen!'[5] Toen vroeg de gastheer: 'Ik zou juist denken dat hier zeer, veel te doen is; wantin deze plaats woont toch een groot aantal mensen![6] IK zei: 'Dat is wel waar; maar het zijn grotendeels puur .handelslieden en diehebben ofwel weinig, of helemaal geen belangstelling voor ons. Daarom zullen weergens anders naar toe gaan, waar niet zoveel handelslieden en wisselaars zijn."[7] Hierna stond Ik op met Mijn leerlingen en we begaven ons op het schip envoeren snel weg. Tegen het midden van de dag kwamen we na een deze keerenigszins langzame tocht langs de oever in ons oude Jesaïra. Toen de mensen onshier zagen, liepen ze ons in scharen tegemoet en vroegen Mij hun zieken tegenezen.[8] Maar IK zei: 'Ik ben niet alleen maar gekomen om jullie zieken te genezen,maar veeleer om jullie te verkondigen dat het rijk Gods dicht bij jullie is gekomen,zoals Ik dat niet zo lang geleden al eens gedaan heb; maar toen hadden jullie daarniet zoveel aandacht voor omdat Jullie Mij van Nazareth kenden, en nu verwachtenjullie er helemaal niets van! Daarom blijf Ik ook niet bij jullie en genees Ik jullie.zieken ook niet! Ga naar je artsen, die zullen wel raad weten met jullie zieken![9] Sommigen werden er boos over, maar anderen bleven en vroegen Mijvoortdurend om hun zieken te genezen. [10] Maar IK zei: 'Goed dan, wie van julliegelooft dat Ik de beloofde Messias ben, moet zijn zieke in Mijn naam de handenopleggen, dan zal het beter met hem gaan, met wat voor kwaal hij ook behept is!"[11] Toen schreeuwden velen: 'Wij geloven, wij geloven!'[12] Daarop verlieten ze haastig de oever en snelden naar hun zieken, waarvan ersommigen onmiddellijk fris en gezond werden. Maar degenen die niet echt in hunhart geloofden, legden hun zieken tevergeefs de handen op en liepen weer naar deoever om met Mij te overleggen waar het aan ontbrak, omdat hun niet lukte wattoch enkelen van hun buren wel gelukt was. Ik was echter niet meer ter plaatse,maar al ver weg en wel naar een plaats waar Petrus zijn vissershut had, niet ver vanKapérnaum: [13] Daar bleven we een paar dagen en rustten een beetje uit van onzevermoeienissen en hielpen de familie van Petrus bij het vissen. Hier lieten we ookhet schip achter en reisden toen te voet verder door Galilea en bezochten een grootaantal plaatsen, dorpen en gehuchten. Ik en de leerlingen verkondigden het

Page 402: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

402

evangelie en vonden vaak een goed gehoor, maar ook vele tegenstanders. Want opdeze reis deed Ik weinig wonderen omdat er te weinig geloof voor was. Over hetalgemeen bevonden er zich in het noordelijk deel van Galilea toentertijd te veelGrieken en Romeinen, en een groot aantal tovenaars en magiërs trokken er steedsdoorheen en deden daar hun werk; daarom zeiden wonderen daar ook niet veel enstonden niet in hoog aanzien. Het was daarom beter hier intussen slechts het goedezaad uit te strooien, het te laten opkomen en er pas rond een jaar later weer naar toete gaan en er verder voor te zorgen.

Hoofdstuk 242: De Heer spreekt over het lijden dat Hem te wachten staat. (EvMatth. 17, 22-23)[1] Toen wij onze reis door noordelijk Galilea beëindigd hadden, vroegen deleerlingen Mij: 'Heer, we zijn nu een paar maanden lang in Opper Galilearondgetrokken van plaats naar plaats en bijna van huis tot huis en hebben Uw leergepredikt; velen hebben deze met veel liefde en geloof aangenomen en zich zo vanhet heidendom tot het jodendom bekeerd. We zijn nu bijna klaar met Galilea; watmoeten of wat zullen we nu beginnen? Moeten we soms naar het U en ons vijandiggezinde Judea trekken of naar Iturea, Trachonitis of Klein-Palestina?"[2] IK zei: 'Wanneer jullie de mensen Mijn woord onderwijzen, spreken jullie goeden verstandig; maar wanneer jullie hierover of over de domste dingen van dewereld met Mij praten, dan zijn jullie net als de heel gewone mensen, en denken enpraten jullie zoals zij! Als Mijn tijd komt, de tijd van Mijn lijden dat Ik jullie nu almeerdere malen heb voorspeld, dan zal hij er ook onherroepelijk zijn; maar zolangdie tijd er niet is, kunnen we honderd maal naar Jeruzalem en Bethlehem gaan, enniemand zal de hand aan ons slaan! -Hebben jullie Mij begrepen?"[3] Petrus zei: 'Ja Heer; want nu hebt U weer eens heel duidelijk gesproken! Maarvertelt U ons nu ook eens heel duidelijk waar Uw lijden uit zal bestaan!"[4] IK zei: 'ik heb jullie toch al bij de oude Romein Marcus en nog eens bij de armevissers meegedeeld, en ook al eerder toen we naar Caesarea gingen, wat er met Mijvanaf nu over ongeveer een paar jaar in Jeruzalem zal gebeuren. Waarom vragenjullie er nu dan toch weer naar? Ja, jullie hebben er een grote angst voor en daaromvragen jullie vanwege je angst; maar opdat jullie zielen zich daaraan zullenwennen zeg Ik jullie nu weer:[5] In die tijd zal het gebeuren dat Ik, maar alleen als Mensenzoon, overgeleverdword in de handen van mensen van de wereld. (Matth. 17,22) Ze zullen aan Mijweliswaar datgene wat van de Mensenzoon is doden; maar op de derde dag zal degedode Mensenzoon -zeg -met huid en haar weer opstaan en meer dan nu, levenduit het graf komen als eeuwige overwinnaar van dood en hel, en jullie zullen Mijweer zoals nu in jullie midden hebben. (Matth. 17,23) Maar jullie zal daarom geenhaar gekrenkt worden! -Begrijp eindelijk eens waar het hier om gaat'[6] Allen zeiden: 'Ja Heer, van nu af aan begrijpen we het en zien we het ook welzo'n beetje, en het schijnt ons toe alsof we woorden in ons vernemen die als volgtluiden: Men moet zelfs van te voren ook een onsterfelijk lichaam hebben om dezeer sterfelijke, blinde en slechte mensen de ogen voor het leven volledig te

Page 403: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

403

kunnen openen" [7] En IK zei daarop: 'Amen, zo is het; want wie niet zelfhelemaal door en door geestelijk levend is, kan voor de ander niet het volleeeuwige leven veilig stellen! Daarom ben Ik naar deze wereld gekomen om datdoor woord en daad te bewerkstelligen, en daarom moet ook dit geschieden. Wantook Mijn lichaam is nu nog evengoed sterfelijk als dat van jullie; maar daardoorzal het onsterfelijk worden, en daarna zal Ik ook voor jullie het volste eeuwigeleven volkomen veilig kunnen stellen. Hebben jullie dat nu begrepen?"[8] Nu begrepen de leerlingen het al beter en werden rustiger.

Hoofdstuk 243: Petrus en de tollenaar (Ev.Matth. 17, 24-27) De Heer in hethuis van Simon Petrus (Ev. Matth. hfdst. 18)[1] Onder nog enkele van dit soort gesprekken, waardoor de leerlingen hunbedroefdheid te boven kwamen, kwamen we ook in de buurt van Kapérnaum. Daarwas een tolhuis; dit stond in de buurt van de zee van Galilea en men verlangde ervan iedereen de tolpenning voor de weg.[2] Daarom ging de tollenaar, die ons goed kende naar Petrus en zei: 'Betaalt jullieMeester de tolpenning gewoonlijk niet?" (Matth. 17,24)[3] En Petrus antwoordde: 'Jawel hoor, als iemand die van Hem verlangt; maar teneerste zijn we geen vreemden die volgens de wet de tolpenning moeten betalen, enten tweede heeft niemand van ons geld, ook de Meester niet. Je weet dat daar aanzee, nauwelijks tweehonderd passen hier vandaan, mijn huis staat. We gaan er nuheen en zullen daar zeker enkele dagen blijven en ik zal je dan dadelijk detolpenning komen brengen"[4] Toen zei de tollenaar: 'Het heeft geen haast; behalve jullie Meester die niet uitKapérnaum komt zijn jullie anderen immers vrijgesteld omdat jullie van hier zijn."[5] Toen dit afgehandeld was, gingen we verder naar het huis van Petrus en toenwe daar waren vroeg IK aan de leerlingen: 'Wat denk je ervan, Simon Petrus? Vanwie verlangen de koningen op deze aarde nu eigenlijk precies tol of cijns? Van huneigen kinderen of alleen maar, wat Mij goed bekend is, van de vreemdelingen?"(Matth. 17,25) [6] Petrus zei: 'Zoals ik bij het tolhuis met de tollenaar hebbesproken wettelijk alleen maar van vreemdelingen!"[7] Toen zei IK verder: 'Dus zijn wij als kinderen vrijgesteld! (Matth. 17,26) Maarom deze hebzuchtigen niet te ergeren, en omdat jij volgens de verzekering van jefamilieleden ook thuis absoluut geen geld bezit, moet je een stevige vishaaknemen, naar de zee gaan en de haak uitwerpen; de eerste vis die je naar boven haaltmoet je nemen; als je zijn bek opendoet zul je er een stater in vinden! Neem deze,breng hem weg en geef hem aan de tollenaar voor Mij en jou!" (Matth. 17,27)[8] Petrus deed nu meteen wat Ik hem had opgedragen. En zie, een zalm van zevenpond kwam aan de haak en bracht de stater - en ons een goede maaltijd; want dezevissoort is de beste en gezondste van een binnenzee. Toen Petrus terugkwam vanhet tolhuis, vertelde hij dat de tollenaar bezwaar maakte om de hele stater aan tenemen en dat hij maar een halve wilde aannemen; maar hij, Petrus, had hem tekennen gegeven dat zij met z'n twaalven immers evenveel gebruik gemaakt haddenvan de weg als de Meester voor Zijn persoon alleen. Dat vond de tollenaar redelijk

Page 404: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

404

en nam uiteindelijk de hele stater aan. [9] Maar IK zei: 'Nu, laten we de vis maarklaarmaken en de tollenaar laten voor wat hij is!"[10] Jacobus echter vroeg Mij hoe de stater in de bek van de vis was gekomen.[11] En IK zei: "De Romeinen in Kapérnaum vermaakten zich ermee om staters inde zee te werpen naar hun scheepsjongens die heel goed kunnen zwemmen, endeze moesten ze er dan uithalen. Maar deze werd door onze zalm gepakt en diekauwde er een poos op. Maar omdat het metaal niet fijn te kauwen is en daaromook niet verslonden kon worden, bleef het in de bek van de vis vastkleven; enPetrus ving juist deze vraatzuchtige zalm des te gemakkelijker omdat hij zeervraatzuchtig was. Het wonderbaarlijke voor mensen hieraan is alleen, dat Ik datwist. -Maar zie nu dat we wijn en brood krijgen en daarbij de[12] Ieder deed zijn best om snel het verlangde te brengen. De wijn moestnatuurlijk weer op de bekende wonderbaarlijke wijze verkregen worden. Al gauwwas alles klaar en wij gingen aan tafel zitten.vis!'

Hoofdstuk 244: De grootste in het hemelrijk. Over de ergernissen (Ev. Matth.18. 1-9)[1] Toen we zo aten en dronken en uiteindelijk zeer opgewekt waren, wat ongeveereen uur lang duurde, stonden sommige leerlingen van hun stoel op, kwamen naarMij toe en vroegen Me: 'Heer!. U hebt ons nu veel verteld over de eigenlijkehoedanigheid van het hemelrijk en dat daar verschillende niveaus van eeuwigegelukzaligheid bestaan, waarvan er sommige het dichtst bij God staan, andereverder verwijderd zijn van God en weer andere in zekere zin het verst afstaan vande genadezon. Wij vonden dat heel juist en in overeenstemming met ieder zuiververstand; want ook in de hemelen moeten er verschillen zijn, zowel wat de vormbetreft alsook de verschillende niveaus van zaligheid en zaligen. We zouden nuechter graag van U willen horen wie dan later ooit in Uw hemelen de eerste zal zijnen zoals men zegt de grootste, natuurlijk na God:" (Matth. .18, 1)[2] In het huis van Simon Petrus waren enkele kleine kinderen uit de buurt; één vanhen riep IK bij Me en plaatste het direct in het midden van de vragende leerlingen(Matth. 18,2) en zei tegen hen: Waarlijk, als jullie je niet afkeren van dergelijkewereldse, hoogdravende gedachten en niet even deemoedig worden als dezekinderen, komen jullie zelf, ofschoon jullie nu Mijn leerlingen zijn, het hemelrijkniet binnen! (Matth. 18,3) [3] Wie zichzelf gering zal achten als dit kind en geenenkel spoortje hoogmoed in zichzelf vindt, is de grootste in het hemelrijk; wantenkel en alleen de ware deemoed van een zuiver hart bepaalt de zaligheidgraad inde hemelen. (Matth. 18,4)[4] En wie zo'n arm kind opneemt in Mijn naam, waarlijk, die neemt Mijzelf op!(Matth. 18,5) En wie één van deze kinderen, al zijn ze nog ze onaanzienlijk,ergernis geeft door wat dan ook, terwijl ze nu meer aan Mij geloven dan jullie zelf,kan beter met een molensteen om zijn nek verdronken worden in de zee, waar het 'tdiepste is. (Matth.18,6) Waarlijk Ik zeg jullie: Wee de wereld vanwege haarergernis; want ze zal juist in degenen die zij ergernis heeft gegeven haaronverbiddelijkste rechters vinden!" [5] Hier viel een leerling Mij in de rede en zei:

Page 405: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

405

'Heer, volgens hetgeen U nu zegt zal het er in het hemelrijk zeer mager uitzien;want waar op aarde leeft de mens die zonder het te willen niet het een of anderekind ooit geërgerd heeft? En ik acht het mogelijk dat wanneer zo'n kind ook nooitdoor iemand geërgerd werd, het toch op volwassen leeftijd instinctief door zijneigen ontwaakte driften geërgerd wordt en gedeeltelijk ook door de noodzakelijkekennismaking met de wetten van Mozes. Wilt U ons daarom duidelijk maken watU ons met deze woorden, die zeer hard zijn, hebt willen zeggen?"[6] IK sprak verder en zei: 'Wees niet dwaas in jullie denken! Welk ook maarenigszins wijs mens zal het je als zonde aanrekenen, wanneer je zonder het teweten en te willen toch iemand hebt geërgerd?! Er komen en moeten weliswaarbepaalde ergerniswekkende zaken in de wereld komen, maar deze worden vanboven toegelaten; maar hier zeg Ik enkel: Wee degene, door wie ze moedwillig enmet kwade opzet komen!" (Matth. 18,7) [7] Hier nam een andere leerling weer hetwoord en zei: 'En wat dan wanneer mijn eigen natuur me ergert? Wie zal daarvoorter verantwoording worden geroepen? Dat is toch duidelijk de schuld van degenedie mij zo'n ergerlijke natuur heeft gegeven!"[8] Op deze iets te vrije en tamelijke brutale vraag van de enigszins opgewondenleerling werd IK dan ook een beetje geprikkeld en zei: 'Goed, wanneer je hand ofje voet je ergert, hak beide dan af en werp ze weg! Want het is beter voor je dat jelam en als een kreupele het hemelrijk binnengaat, dan dat je met beide handen envoeten in het eeuwige vuur wordt geworpen! (Matth. 18,8) En als je oogje ergert,ruk het uit en werp het weg; want het is beter voor je dat je met één oog hethemelrijk binnengaat, dan dat je met twee ogen in het vuur van de hel wordtgeworpen!" (Matth.18, 9) [9] Hier verhief Petrus zich; ook hij had moeite met dezeleer en zei: 'Maar Heer, herinnert U zich die woorden dan niet meer die U bij diearme vissers heeft gesproken over het wezen van de hel, over het gericht en overde eeuwige straffen van de verloren zielen? Ja, dat waren lessen die ieder gezondmenselijk verstand met de grootste vreugde moest begroeten! Maar wat U ons nuin een soort opwinding heeft geleerd, vaagt al het vorige weg en de oude hel methaar eeuwige straffen, satans, duivels en vuren staat weer gelijk vroeger intotaalonveranderde vorm voor ons, en een geheel en al onverzoenlijke God hebbenwij ook weer voor ons! Ik heb het wel geweten dat we zeker weer bij het oudezouden terugkomen, en de Indiërs met hun afschuwelijk verminkendeboetedoeningen hebben derhalve de enig ware en juiste levens en godsdienstleer![10] Kijk, stel het geval dat deze linkerhand van mij hier mij nu geërgerd heeft!Opdat deze mij echter niet eventueel nog een keer kan ergeren neem ik volgensUw verzoek een bijl en hak de hand af die me ergert, wat me zonder het snelleingrijpen van een arts zeker de dood zal bezorgen. Ik ga echter van het gunstigegeval uit dat ik genezen word en weer heel opgewekt rondloop. Maar dan begintmijn rechterhand die nog over is, mij een keer te ergeren. Volgens wat U nu heeftgeleerd moet ik deze omwille van het hemelrijk ook afhakken, wat nu echter puuronmogelijk is. De vraag is dan wat ik in dit geval moet doen om het hemelrijk niette verliezen! [11] Mijn lieve Heer en Meester! Met deze leer zal het niet gaan zoalsU nu gesproken heeft! Of er een andere betekenis achter schuilgaat, is een vraagdie zelfs voor de meest wijze mens moeilijk te beantwoorden zal zijn. Eer hij deze

Page 406: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

406

leer dus zonder meer, zoals U haar nu hebt geformuleerd, serieus als waar enwettelijk aanneemt, zal hij veel tijd nodig hebben, en zeker aan zijn oude leervasthouden. Hoe waardevol Uw hemelrijk ook is en kan zijn, ik wil het zelf weldoor alle mogelijke zelfverloochening verdienen, maar nooit door handen envoeten af te hakken en ogen uit te rukken! In plaats daarvan kan men zich betermeteen van het hele leven beroven, dan is men helemaal veilig voor alle ergernis!'

Hoofdstuk 245: Verklaring van de beelden over ergernissen[1] Met deze woorden van Petrus waren ook alle andere apostelen behalveJohannes het eens. Deze nam het woord en zei: 'Maar beste broeders, hoe kunnenjullie hier nu zo ontsteld over zijn, alsof de Heer ons hiermee een geheel nieuweleer zou hebben gegeven! Herinneren jullie je dan de woorden van de Heer nietmeer op de berg in Samaria! Toen sprak de Heer bijna net eender over deergernissen en heeft Hij ons hiervoor ook het juiste licht gegeven. Toen hebbenjullie dat allen op de juiste manier begrepen, hoezo nu dan niet?"[2] Petrus zei: 'Het komt me nu inderdaad zo voor alsof dit al eens besproken is;maar van hoe men dat moet opvatten en begrijpen, weet ik zo zeker als ook deandere broeders geen woord meer, en het zou zeer wenselijk zijn als ons dat nogeen keer uitgelegd werd."[3] IK zei: 'Deze woorden zijn zelfs opgetekend, zoals nu ook deze woordenopgetekend moeten worden die Ik nu over het nadeel van de ergernissen gesprokenheb, opdat jullie ze niet zo gemakkelijk weer vergeten.[4] Wat komt overeen met de hand van de mens? Het handelen, - of dat nu goed ofslecht is; het is dus een handeling, wat in een juiste overeenkomst door het woorden beeld 'hand' wordt weergegeven; de vaste wil echter is de bijl; alleen hiermeekun je je slechte handelen voor altijd van je verwijderen. Maar hoe kun je nu nogzo dwaas zijn te menen, dat Ik hiermee de lichamelijke verminking heb bevolen?[5] Hetzelfde heb Ik je ook aangeraden in verband met een voet die je ergert. Wiezal ooit in staat zijn om zichzelf werkelijk een voet af te hakken? En hoe dom zouIkzelf moeten zijn om zo'n gruwelijke verminking van het eigen lichaam tegebieden, opdat de ziel zich daardoor redt uit de hel![6] En zoals het lichaam voeten moet hebben om vooruit te komen en op de juisteplaats werkzaam te kunnen zijn, moet de ziel liefde en begeerte hebben voor iets,opdat ze daardoor en voor welk soort welbehagen dan ook actief wordt.[7] Is nu deze liefde en begeerte van de ziel niet in overeenstemming met Mijnleer, wat men goed kan vaststellen, dan is deze slecht en een ergernis voor heel jewezen; neem dan nogmaals de scherpe bijl van je wil en hak een dergelijke liefdeen begeerte van je af, en handel en wandel dan alleen met de goede liefde enbegeerte, dan zul je lopend op deze nieuwe voet van je ziel heel gemakkelijk hethemelrijk binnengaan![8] In feite moet dat als volgt opgevat worden: leder mens op deze wereld heeftnoodzakelijk een tweevoudige liefde en een daaruit voortkomende begeerte. Deene is materieel en moet dat ook zijn; want zonder deze liefde zou niemand deaarde bewerken en zou ook niemand zich een vrouw nemen. En opdat de mens op

Page 407: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

407

deze aarde dat ook doet, moet hij ook een materiële, naar buiten gerichte liefde enbegeerte hebben die hem tot deze activiteit beweegt en draagt. Worden deze liefdeen begeerte voor de buitenwereld te machtig, dan ergert ze de hele mens en doet deziel verkommeren, omdat ze teveel naar buiten wordt gedrongen in de materie.Dan is het hoog tijd om zich sterk te vermannen en zich met vaste wil los te makenvan deze liefde en begeerte en enkel en alleen datgene wat louter van de geest is uitalle macht na te streven. Is dat het geval, dan is dat alleen ook voldoende om Godsrijk te bereiken, ofschoon men anders volgens de juiste orde der dingen beidezaken wel moet doen vanwege de naastenliefde.[9] Er zijn nu al mensen, en in de toekomst zullen het er nog meer zijn, die zichgeheel zullen afkeren van de wereld en haar werk en alleen nastreven wat tot degeest behoort. Maar Ik zeg niet dat ze daardoor later als geheel gerechtvaardigdzullen gelden; alleen zijn ze er, zoals gezegd, wel veel beter aan toe dan wanneerze als te zeer materiële mensen terecht zouden komen in de jullie bekendetegenpool van het leven, waarover Ik bij de visser Aziona heb gesproken; ditbetekent eigenlijk dat ze in de hel komen of hierin worden geworpen.[10] Onder het uitrukken van het oog en het wegwerpen ervan is het wereldsverstand van de mens te verstaan. Dit is een oog van de zielom de dingen van dewereld te bekijken en te beoordelen, en ze te vergelijken met de dingen van degeest. Als dit te zeer de richting van de wereld uitgaat en zich geheel afkeert vandatgene wat van de geest is, ergert dat de ziel zeer omdat ze daardoor ook geheel inde materie opgaat, en dan is het hoog tijd om geheel van de puur wereldse wijsheidaf te zien en het denken alleen te richten op hetgeen met God, de geest en de ziel temaken heeft, omwille van de hemel.[11] Wie dat doet zal ook gerechtvaardigd zijn en Gods aangezicht aanschouwen;maar dergelijke zalige geesten zullen op een veel lager niveau staan dan zij die hunwereldse wijsheid ook door woorden en daden tot een goddelijke hebben verheven.[12] Ik denk dat jullie het nu wel begrepen zullen hebben, en als Ik later weer eensdit onderwerp aanroer, moeten jullie niet meer naar de betekenis van zulkeonderwijzende beelden vragen die Ik met opzet zo verhuld geef, omdat ze puurvoor de ziel zijn, die nu bij ieder mens op deze aarde ook door het vlees verhuld isvoor het lichamelijke oog! Want een leer die de hele mens betreft is heel andersdan een leer die alleen de ziel aangaat. Begrijpen jullie dit nu allemaal?'

Hoofdstuk 246: Kinderen als voorbeelden voor de leerlingen. God en mens inde Heer (Ev. Matth. 18,10)[1] Petrus zei nu: 'Ja, Heer en Meester, dit is ons nu volkomen duidelijk; daaromvraag ik U om ons in het vervolg, als het weer om dergelijke lessen gaat, ookmeteen de verklaring te geven, opdat wij ons niet over ons eigen onverstandhoeven te ergeren!"[2] IK zei: 'Dat zal Ik doen wanneer dat nodig is; maar wanneer Ik jullie eigendenkkracht sterker en jullie ziel actiever wil. maken, onthul Ik de beelden nietmeteen. Want wie een goede leraar wil zijn moet zijn lessen zo aanbieden, dat zijn

Page 408: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

408

leerlingen daarbij steeds veel te denken en te zoeken hebben, anders maakt hij hentot luie, trage zoekers naar allerlei waarheden.[3] Ook het volgende zeg Ik jullie nog: De meester die leert moet. altijd een wijzezijn en moet hetgeen hij leert zelf tot op de bodem begrijpen. En de leerlingenmoeten, zolang ze leerling zijn, altijd zijn als deze.kleintjes hier, die een hungegeven leer aannemen en opvolgen ook al zien ze er nog lang niet de innerlijkezin van in; het juiste inzicht zullen ze in hun rijpere jaren wel krijgen."[4] Enkele leerlingen dachten nu stil bij zichzelf, dat het nog lang zou duren tot zezelf wijs en vol inzicht zouden zijn als ze zichzelf nu nog als even dom enonverstandig moesten beschouwen als deze domme, onervaren, haveloze kinderen,van wie er niet één op een of andere school de alpha, laat staan de omega had lerenkennen! [5] Maar IK zei: 'Pas op dat jullie niemand van deze kleintjes verachten!Want Ik zeg jullie: Hun engelen in de hemel zien altijd het aangezicht van MijnVader in de hemel!" (Matth. 18,10)[6] Petrus zei: 'Hebben wij dan geen engelen meer in de hemel die ook altijd hetaangezicht van Uw Vader in de hemel zien? Ook zei U eens dat Uw Vader in Uwoont en volledig één is met U, en nu verplaatst U Hem weer naar de hemel dieeindeloos ver hier vandaan is! Nee, dat kunnen we nu weer niet met elkaarverenigen! Hoe moeten we dat dan nu weer opvatten? Is Uw Vader danafwisselend nu eens in U, dan weer in de hemelen? En hoezo bent Uzelf de enekeer de Vader Zelf en de andere keer weer slechts Zijn Zoon? -Wilt U ons hieroverook een helderder licht geven dan wij tot nu toe hadden?"[7] IK zei: 'Natuurlijk hebben jullie ook je engelen in de hemel, en wanneer julliedie niet zouden hebben, zouden jullie Mijn leerlingen niet zijn! Maar die kleintjeshebben ze ook, en daarom moeten jullie hen niet verachten; want ze zijn vollediggelijkwaardig aan jullie! En Ik zeg jullie dat, omdat Ik maar al te goed weet datjullie geen kindervrienden zijn. [8] Wanneer jullie deze zachtmoedige, lievekinderen; die zo zuiver zijn als engelen, niet kunnen liefhebben, hoe zullen julliedan wel je naasten en jullie God liefhebben?[9] Als jullie mensen willen opleiden in Mijn geest, moeten jullie reeds bij dekinderen beginnen; want waarlijk Ik zeg jullie: Het onderricht in de wieg is meerwaard dan alle hogescholen van de wereld! En wie kinderen tot mensen wilontwikkelen, moet hen liefhebben en het juiste geduld met hen hebben. Zo'n kindis van nature honderd keer armer dan een bedelaar; want het is arm van geest, armaan fysieke krachten en arm aan bezittingen.[10] Daarom zeg Ik jullie, en door jullie alle mensen aan wie dit evangeliegepredikt wordt, nog één keer: Wie zo'n kind opneemt in Mijn naam, neemt Mijop; en heeft hij Mij zo in alle liefde opgenomen, dan heeft hij ook de Vader in dehemel opgenomen en in zijn huis zal het niet aan zegen ontbreken. Want zulkekinderen zijn de echte en ware zegen van God Zelf in een huis waar zij zijn enverzorgd, gevoed en tot ware mensen gevormd worden, en het maakt niet uit of heteen jongen of een meisje is; in hun jeugd zijn ze gelijk de engelen van de hemel.[11] Maar, Petrus, vanwege jouw vraag over Mijn Vader in de hemel, en over hoehet zit dat Ik de ene keer zei dat Hij in de hemel is en een andere keer dat Hij in

Page 409: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

409

Mij woont en één is met Mij, moet Ik echt met je geheugen geduld hebben, omdatIk anders uiteindelijk boos op je zou moeten worden![12] Wat de hemel is en waar hij is, heb Ik jullie en met name jou, pas nog op deberg precies getoond en volledig helder uitgelegd; en ook over de ondeelbare enonscheidbare verhouding tussen Mij en Mijn Vader heb Ik al bijna te veel en tevaak gesproken, en kijk, nu weet je er al weer niets meer van![13] Is de Vader dan niet de eeuwige liefde in Mij? En waar deze is en woont, isdaar niet de hemel en het ware Godsrijk?[14] Ben Ik als Mens niet juist de Zoon van deze liefde die in Mijzelf woont, diealles wat bestaat en de oneindigheid vervult heeft geschapen sinds alleeeuwigheden? En omdat deze eeuwige en almachtige Godsliefde in Mij is, ben Ikdan niet volledig één met haar? -Zeg nu, of je dat nog niet inziet!'[15] Petrus zegt: 'Ja, ik zie het nu zeker beter in dan vroeger; maar toch bevindenzich hierin een aantal dingen die me eerlijk gezegd nog niet helemaal duidelijkzijn! En wat me nog niet zo helemaal duidelijk is, is het volgende: ik zie nog altijdniet in, waarom U de ene keer van Uzelf zegt dat U de Mensenzoon bent, eenandere keer weer Gods Zoon en weer een andere keer dat U Jehova Zelf bent! WiltU mij hierover nog een klein licht geven, dat is goed voor ons allen; want ik geloofdat niemand van ons dit echt goed begrijpt!" [16] IK zeg: 'Ook dat heb Ik reeds bijgelegenheden waar Ik over het lijden sprak dat Mij te wachten staat heel duidelijkbelicht; maar als iets jullie niet minstens tien keer zodanig duidelijk uitgelegdwordt dat je het helemaal met handen en voeten kunt begrijpen, begrijpen jullie hetniet! Maar Ik zeg het jullie nu dan toch nog een keer:[17] Noch Jehova in Mij, noch Ik als ziel als Diens eeuwige Zoon, maar alleen ditlichaam als de Mensenzoon zal in Jeruzalem gedood worden, maar op de derde dagals volledig verheerlijkt opstaan en dan voor eeuwig één zijn met Hem die in Mij isen Mij alles openbaart wat Ik als Mensenzoon moet doen en spreken, en die jullienog altijd niet volledig kennen, ofschoon Hij al geruime tijd onder jullie spreekt enwerkt. -En spreek nu jij weer, Simon Juda!'

Hoofdstuk 247: Het mysterie van Golgotha (Ev. Matth.18, 11-14)[1] Simon Juda zegt: 'Ja, Heer en Meester, sommige dingen die uit Uw mondkomen en zelfs voor het gezondste menselijke verstand niet echt helemaal helderen duidelijk willen worden, zouden nog besproken moeten worden. En dan staat erop de achtergrond, grijnzend als een monster, het strikt noodzakelijke enonvermijdelijke lijden dat de Mensenzoon te wachten staat; ik durf met zekerheidte beweren, dat deze noodzaak zelfs voor het gezondste en beste mensenverstandnooit helemaal duidelijk zal zijn![2] Al is deze daad nog zo noodzakelijk voor het bereiken van het door U reedseeuwigheden geleden gestelde belangrijkste doel, dit feit zal weinig of nietsbijdragen aan een geruststellende opheldering voor het menselijk verstand, endaarom zal dit te allen tijde de vraag stellen: 'Waarom moest de Almachtige dan zovreselijk mishandeld worden door Zijn schepselen om hen de zaligheid en heteeuwige leven te kunnen geven? Waren Zijn zuiverste leer en het feit dat Hij

Page 410: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

410

wonderen deed die enkel en alleen aan God mogelijk zijn, niet voldoende? Als ditde mensen niet beter maakt, hoe moeten Zijn lijden en sterven dat dan doen?'[3] Ik als een van Uw trouwste aanhangers zeg heel openhartig: Uw lijden zal voorveel goede mensen een steen des aanstoots zijn en ze zullen gaan wankelen in hungeloof Daarom vraag ik U ook nu al om een helder licht over deze gebeurtenis,opdat we dan te zijner tijd in staat zijn aan de vragende mensen ook een juistantwoord ter geruststelling te geven"[4] IK zei: 'Je vraagt hier nu om een heel goede en juiste zaak die je, ook als Ik diejou heel goed uit zou leggen, als puur mens toch nooit helemaal goed en juist zultbegrijpen; pas na Mijn opstanding, wanneer je wedergeboren wordt in de geest, zulje het grote waarom ook heel zuiver en duidelijk inzien.[5] Ik als de enige Drager van al wat bestaat en leeft, moet nu ook datgene watsinds eeuwigheden door de vastheid van Mijn wil onderworpen was aan het gerichten de dood, verlossen en moet* (*verlossen en moet is toegevoegd) juist door hetgericht en door de dood van Mijn vlees en bloed doordringen in het oude gericht enin de oude dood, om zo vanwege de in zichzelf rijp geworden materie van dedingen die banden voor Mijn eigen goddelijke wil in zoverre los te maken, datdaarna al het geschapene uit de eeuwige dood tot het vrije en zelfstandige levenkan overgaan. [6] En dat is het waarom de Mensenzoon naar deze wereld isgekomen, om datgene wat in zekere zin van eeuwigheid verloren was, op tezoeken, het te verlossen en zo in staat te stellen zalig te worden. (Matth. 18,11)[7] Wat denken jullie: Als iemand honderd schapen zou hebben en één ervanergens in het bos verdwaalde, laat hij dan niet zijn negenennegentig schapen op deberg staan en het verloren schaap zoeken? (Matth. 18,12) En als het dan gebeurtdat hij het vindt, waarlijk Ik zeg jullie: Zal hij dan niet meer vreugde hebben overhet teruggevonden schaap dan over die negenennegentig andere die nooit verlorenwaren? (Matth. 18,13)[8] En zie, zo is het ook bij God, ofschoon Hij door Zijn almachtige wil alles watde oneindige ruimte bevat heeft geschapen uit de eeuwige volheid van Zijn eeuwigtalloze gedachten, ideeën en begrippen en het als buiten zichzelf heeft geplaatstdoor de vastheid van Zijn wil! En als dit alles voor eeuwig zo zou moeten blijvenals het nu is, namelijk in het starre gericht en de dood, zou dit alles gelijk zijn aanhet verloren schaap, dat echter nooit meer ergens te vinden zou zijn. En wat voorgenoegen en vreugde zou een eeuwig dood, materieel schepsel God dan bieden?[9] Ik kwam immers hoofdzakelijk om deze reden nu Zelf in een stoffelijk lichaamnaar deze wereld, namelijk om het verloren schaap te zoeken en het naar zijn zaligebestemming te leiden. [10] Gods Geest en wil wordt nu in dit lichaam van Mij, dusin de materiezachter en als het ware buigzaam en oplosbaar gemaakt. Is datgebeurd, dan moet deze materie van Mij in de grootst mogelijke vernedering endeemoediging gebroken en eerst losgemaakt worden, en Gods Geest, die in al Zijnvolheid in Mij woont en één is met Mijn ziel, moet deze gebroken materie die doorhet vuur van Zijn liefde is gelouterd, opwekken en levend maken, en dan zal zijopstaan als overwinnaar van alle gericht en alle dood.[11] Dat jullie nu nog niet helemaal helder in zullen zien hoe en waarom dit zomoet en ook zal geschieden, heb Ik jullie van tevoren gezegd; maar jullie kunnen

Page 411: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

411

er nu al wel uit opmaken dat deze gebeurtenis, hoe afschrikwekkend het voor eenpuur menselijk oog ook mag zijn, toch noodzakelijk is om al het geschapene na eenpassende lengte van tijden terug te voeren tot het vrije, onafhankelijke en zuiveregoddelijke leven. [12] En nu Ik dit voor jullie voldoende heb onthuld om het tekunnen begrijpen, zullen jullie daardoor innerlijk - nu jullie zien wie de kleineneigenlijk zijn -ook inzien, waarom het de wil van de Vader is dat zelfs niet dekleinste en geringste van hen ooit verloren gaat. (Matth. 18, 14)[13] En daarom heb Ik deze kinderen ook aan jullie voorgesteld en jullie in eengoedgeordend overeenkomstig beeld de wil getoond van Hem, die in Mij woont envoor eeuwig de Heer is over al het geschapene in de hele oneindigheid. En omdatIk dit nu tot jullie heb gesproken en wij volop tijd en gelegenheid hebben, krijgenjullie nu nog een keer het woord om te laten horen wat jullie eventueel nog willenweten. Petrus, heb jij nog iets?"[14] De leerling zei: 'O Heer en Meester, er zou nog wel heel wat zijn! Maar ikmoet nu dit eerst nog iets meer verwerken; want als ik nu onmiddellijk met ietsnieuws zou komen, zou me hetgeen ik zojuist heb vernomen meteen weer ontgaanen dan zou U ons dit grote licht voor niets hebben gegeven' [15] Hierop viel er eenkorte stilte, en de leerlingen dachten goed na over wat Ik hun gezegd had.

Hoofdstuk 248: Over het vergeven (Ev. Matth. 18, 15-22)[1] Buiten het huis van Petrus ontstond tussen enkele huiswaarts kerende visserseen luide ruzie en Petrus meende, dat we naar buiten moesten gaan om de bozetwist te beslechten. [2] IK zei: "Ja, doe dat, want het is ook een goed werk om destrijd tussen de mensen te beslechten en ervoor te zorgen dat hun boosheidovergaat; want deze is een produkt van de hel en verpest het hart voor jaren enmaakt de ziel duister. Ga maar en beslecht de ruzie!'[3] Petrus ging naar buiten en vroeg degenen die nog voor zijn huis aan het ruziënwaren wat de reden was waarom ze zo'n erge ruzie hadden gekregen.[4] Toen zei één van hen, die iets gematigder was, dat een knecht van een burgeruit de stad, die geen visrecht had en zich hier in hun midden bevond, met haken opeen van de beste visplaatsen had gevist en een aanzienlijke buit had gemaakt; entoen zij als vissers met een vergunning hem daarbij betrapt hadden, hem terechthadden gewezen en hem volledig terecht zijn buit hadden afgenomen, had hij zichtegen hen verzet en was met de meest grove uitdrukkingen gaan bewijzen dat ookhij het volste recht had om te vissen waar hij wilde. Hij had evenwel geenpachtbrief en matigde zich zomaar dit recht aan, wat ze niet konden en mochtendulden. [5] Toen Petrus dit hoorde, zei hij: 'Die man is weliswaar een dief, maarlaat hem nu toch maar gaan. Als hij deze overtreding nog een keer durft te begaan,lever hem dan pas over aan het gerecht; want jullie weten immers zelf, dat wijvolgens de wet de vijand eerst zeven keer moeten vergeven!"[6] Toen zeiden de vissers die de visdief vast hielden: 'Wij hebben hem echter alzeven maal zijn overtreding vergeven; en over acht maal vergeven spreekt de wetniet, daarom willen wij hem nu voor de rechter brengen" [7] Petrus zei: 'Daarhebben jullie nu weliswaar het volste recht toe; maar doe mij nu een plezier en doe

Page 412: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

412

het beste, vergeef hem ook deze laatste, ofschoon reeds achtste keer! Maar alsjullie hem voor de negende keer bij deze overtreding betrappen, breng dan pasjullie goede recht aan hem ten uitvoer!'[8] Na deze woorden lieten ze de dief vrij, nadat hij hen eerst beloofd had om deovertreding nooit meer te begaan; zo werd de erge strijd dus bijgelegd en destrijdenden keerden rustig naar hun huis terug.[9] Toen Petrus weer bij ons in de kamer kwam, zei hij: 'Heer en Meester, de strijdis weliswaar bijgelegd, omdat ik mijn buren ertoe heb bewogen om ook voor deachtste keer de overtreding van de visdief door de vingers te zien; maar wettelijkgezien hadden ze hem deze achtste keer wel voor de rechter kunnen dagen. Het zouwel goed zijn, Heer, als U ook op dit aardse juridische gebied de wetten van Mozesiets nauwkeuriger wilde uitleggen, vooral in deze tijd, waarin ook de Romeinsewetten een grote invloed hebben gekregen op de levensomstandigheden van dejoden en men niet meer zo goed weet of men zich nu meer aan de wet van Mozesof aan de Romeinse wet moet houden. In sommige opzichten is de Romeinse wetduidelijk humaner dan de Mozaïsche, die als staatswet in heel veel gevallenhelemaal niet meer letterlijk toegepast kan worden. Welke wet is nu volgens Uwgrote liefde en wijsheid beter?"[10] IK zei: 'ik weet dat de zaken er nu zo voor staan en het voor een rechtermoeilijk is met deze twee verschillende wetten recht te spreken, en ook om tebepalen hoe en wanneer iemand zich tegenover een ander heeft schuldig gemaakt,omdat bijvoorbeeld de ene wet goedkeurt wat volgens de andere wet een zonde is.[11] Om nu voor jullie en ook door jullie voor alle mensen een bepaling te gevenwaarnaar iedereen zich dan moet richten, moeten jullie goed naar het volgendeluisteren en het ook optekenen:[12] Als een broeder zich tegenover jou schuldig maakt, ga dan naar hem toe envertel het hem onder vier ogen met vriendelijke woorden en vraag hem om jouzoiets niet meer aan te doen. Heeft hij naar je geluisterd en het ter harte genomen,dan heb je hem reeds gewonnen. (Matth. 18, 15) Luistert hij echter niet naar je,neem dan afhankelijk van de zonde die hij begaan heeft één of twee getuigen,zodat de zaak dan berust op verklaringen van twee of desnoods zelfs drie getuigen.(Matth. 18, 16) Luistert degene die zich tegenover jou heeft schuldig gemaakt ookin het bijzijn van de meegebrachte getuigen niet, laat dit dan waar de meegenomengetuigen bij zijn weten aan de gemeente waar de zondaar toe behoort. Luistert hijook niet naar deze en blijft hij ook tegenover haar halsstarrig, dan moet hij doorjou, door de getuigen en door de hele gemeente tot heiden en slechte tollenaarverklaard en als zodanig beschouwd worden. (Matth. 18, 17)[13] Moge dat voldoende zijn voor jou en iedereen; wat verder gaat dan dit, isreeds uit den boze en veroorzaakt nog weer groter kwaad. Deze bepaling is uitMijn goddelijke orde genomen en geldt niet alleen voor hier, maar ook voor hetgrote hiernamaals. Want waarlijk Ik zeg jullie: Wat jullie zo op deze aarde zullenbinden en losmaken, zal ook aan gene zijde, zelfs in het hemelrijk, gebonden oflosgemaakt zijn. (Matth. 18,18)[14] En verder zeg Ik jullie, opdat jullie aan alle strijd en alle ongemak op aardenog gemakkelijker een eind maken: Wanneer slechts twee mensen het samen eens

Page 413: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

413

worden over wat ze de Vader in Mijn naam willen vragen, zal hen dat ook gegevenworden door Mijn Vader, in de hemel en ook op aarde. (Matth. 18,19)[15] Heeft iemand derhalve tegenover jou gezondigd, vergeef hem dan met heel jehart en vraag in Mijn naam aan de Vader of Hij het hart van de zondaar wilverbeteren, dan zal dat ook geschieden al naargelang je geloof en naarmate je hem,die zich tegenover jou heeft schuldig gemaakt, tevoren zelf hebt vergeven.[16] Ik zeg jullie nog een keer: Waar twee of drie mensen voor een bepaalde zaakdie goed is en overeenkomstig Mijn orde, in Mijn naam bijeenkomen, daar zal Ikin de geest bij hen zijn en verhoren waar ze Mij om zullen vragen. (Matth. 18,20)[17] En Ik denk dat jullie en dat iedereen in alle mogelijke kritischelevensomstandigheden en ook temidden van duizend verschillende vaak zeer metelkaar in tegenspraak zijnde wereldse wetten, door deze regels die Ik jullie nugegeven heb, heel goed de weg zullen kunnen vinden!' [18] Nu kwam Petrusnogmaals naar Mij toe en zei: 'Heer, dat is nu allemaal goed en juist, en het spreektvanzelf dat wij deze regels van U zelf zeker volledig in acht zullen nemen, en zeook de andere mensen op het hart zullen drukken opdat zij ze trouw in acht nemen;maar het gaat me nu om één enkel kritisch punt en dat is het volgende: Hoe vaakmoet ik, of een ander, iemand die tegen mij gezondigd heeft met vergevingtegemoet komen volgens de door U nu aan ons gegeven verzoenlijke regels? Iszeven maal volgens de wet van Mozes genoeg?" (Matth. 18,21)[19] Toen zei IK: 'Als het al volgens een bepaald getal moet gebeuren, dan is hetMozaïsche getal zeven te weinig, maar zeventig maal zeven maal dient dat tegebeuren! (Matth. 18,22) Want hieruit bestaat immers vooral het hemelrijk, dat eronder de mensen dezelfde liefde, eendracht en vergevingsgezindheid heerst als inde hemelen onder Mijn engelen, waarvan jullie er reeds enkele hebben lerenkennen"

Hoofdstuk 249: De gelijkenis van de slechte knecht (Ev. Matth. 18,23-35)[1] (De Heer:) 'Om jullie echter het hemelrijk in de juiste verhouding nogaanschouwelijker voor te stellen, zal Ik het voor jullie met een overeenkomstigbeeld verduidelijken. Volgens dit beeld is het hemelrijk als een koning die op eenkeer met zijn dienaren afrekening wilde houden. (Matth. 18;23) En toen hijdaarmee begon, kwam er iemand die hem tienduizend pond schuldig was.[2] (Matth. 18,24) Omdat deze knecht en dienaar van de koning niets had waarmeehij zijn grote schuld kon betalen, gaf de koning bevel om de luie dienaar zelf, zijnvrouw, zijn mooie kinderen en alle andere bezittingen te verkopen, zodat uit deopbrengst alles betaald kon worden wat zijn knecht en dienaar hem schuldig was.(Matth. 18,25) Toen de dienaar zag dat hij nu samen met al de zijnen als slaafverkocht was, viel hij voor de nog aanwezige koning neer en bad hem smekend alsvolgt: 'O, grote en machtige koning en heer, heb toch nog een beetje geduld metmij! Hef de verkoop op, laat me nog een tijdje vrij, dan zal ik zo goed ik kanproberen u de hele schuld te betalen!' (Matth. 18,26) Toen de koning dit vernomenhad, werd ook zijn hart milder. Hij had medelijden met deze dienaar en hief de heleverkoop op, schold de dienaar de hele schuld kwijt en liet hem vrij. (Matth. 18,27)

Page 414: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

414

[3] Spoedig daarna ging deze knecht naar de stad van de koning, omdat hij daarenkele dingen te doen en te regelen had. En zie, daar trof hij een van zijnmededienaren die hem sinds korte tijd bij gelegenheid honderd penning schuldigwas! Toen zijn mededienaar hem zag vroeg hij om nog een korte tijd uitstel, danzou hij hem de schuld terugbetalen. Maar onze door de koning zo zeerbegenadigde dienaar luisterde niet naar hem, maar greep hem woedend bij de keelen schreeuwde: 'Betaal me nu meteen wat je me schuldig bent; want ik heb al heellang gewacht, mijn geduld is nu geheel ten einde!' (Matth. 18,28)[4] Toen viel de mededienaar nogmaals op zijn knieën en vroeg met tranen in zijnogen: 'Heb toch nog een klein beetje geduld met me, dan zal ik alles betalen!'(Matth. 18,29) Maar de dienaar en knecht van de koning wilde van geen geduldmeer iets weten, liet de arme knecht door de gerechtsdienaars oppakken en hem inde gevangenis gooien; hij moest daar blijven tot zijn hele schuld betaald was uitzijn in beslag genomen inkomsten. (Matth. 18,30)[5] De andere medeknechten die dit hoorden en zagen, werden zeer bedroefd enboos op de zo onbarmhartige dienaar van de koning; ze gingen alles wat er gebeurdwas aan de koning vertellen. (Matth. 18,31)[6] Toen de koning dit hoorde liet hij de onbarmhartige dienaar onmiddellijk bijzich komen en sprak tot hem met toornig gezicht: 'Luister, jij slechte knecht! Hebik jou niet alle schuld kwijtgescholden, toen je me daarom vroeg? (Matth. 18,32)Waarom heb jij je dan niet ook zo ontfermd over jouw medeknecht zoals ik meover jou heb ontfermd?' (Matth. 18,33)[7] De knecht verstomde van schrik en angst, omdat hij inzag hoe goed enrechtvaardig de koning was, en dat hij degene die misbruik maakte van zijn genadeen liefde streng pleegde te straffen. De koning werd nu pas echt boos en leverde deonbarmhartige over aan de even onbarmhartige beulen, net zo lang tot nu ook vanzijn in beslag genomen inkomsten de hele grote schuld betaald was. (Matth. 18,34)[8] En zie, zo ook zal Mijn hemelse Vader tegenover jullie handelen, als jullie demensen niet met heel je hart de zonden en schulden vergeven die ze tegenover jehebben begaan! (Matth. 18,35) En het eigenlijke hemelrijk bestaat dan ook juisthierin, zowel wat het grootste als wat het kleinste betreft, dat er onder de zaligennergens ook maar enige vijandschap of afgunst of haat bestaat, maar dat onder hende grootste harmonie, de grootste eendracht en de grootste wederzijdse liefdeheerst. [9] En daarom is het ook niet nodig, dat er op deze wereld eenbeschermende rechtbank bestaat die het recht moet bepalen tussen beledigers enbeledigden, maar het enige tegenover Mij geldende beschermrecht moet julliegoede en verzoenlijke hart zijn, dan zullen jullie er bij deze rechtbank heel goedvanaf komen, met de minste onkosten en rechterlijke vonnisgelden, en degene dietegen jullie gezondigd heeft zal veel eerder in waarheid jullie vriend worden, danwanneer hij hiertoe door een rechterlijke uitspraak gedwongen zou zijn. - En zegMe nu of jullie dit allemaal in de grond der zaak hebben begrepen!"

Hoofdstuk 250: De noodzakelijkheid van wereldse rechtbanken. De oorzakenvan misdaden en het verhoeden er van.

Page 415: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

415

[1] Petrus zegt: 'Heer en Meester! Dat zeker, en zo zou het ook het allerbeste zijn;maar ook wanneer wij dit allemaal nauwkeurig in acht nemen, en eveneens de veleandere mensen die deze leer van ons zullen krijgen, is het toch wel zeer de vraag ofde wereldse rechtbanken daardoor met meer zullen blijven bestaan.[2] Kijk, als iemand mij iets bepaalds heeft aangedaan, zal ik het hem zeker ookzeventig maal zeven keer vergeven als degene die mij beledigd heeft het erwerkelijk op aan zou laten komen; maar als hij zo slecht en gemeen is dat dit voorhem nog niet genoeg is en hij mij vaker beledigt dan zeventig maal zeven keer, -wat moet er dan met zo iemand gebeuren? Ik ben van mening dat het dan toch weltijd werd om zo'n misdadiger aan de wereldse rechtbank over te leveren, zoals ookUw barmhartige koning dit tenslotte deed, omdat zijn grote zachtmoedigheid nietshielp; hij liet de onbarmhartige knecht toen toch aan zijn beul over. -Wat zegt U,Heer, van deze mening?"[3] IK zeg: 'Mijn beste Petrus, daar zeg Ik niet veel op, omdat Ik jullie voor zo'nonverbeterlijk geval onmiddellijk na de ruzie van de vissers voor jouw huis al heelduidelijk de juiste instructie heb gegeven en ieder van jullie toch zeker begrepenheeft wat men in zo'n geval moet doen en hoe men daar mee om moet gaan![4] Maar het is natuurlijk vanzelfsprekend, dat er op deze wereld voor grote engrove overtreders van de rechten van de mensen ook gezaghebbende en grotewereldse rechtbanken moeten zijn en bestaan, omdat anders tenslotte niemand nogzeker zou zijn van zijn leven. Maar wat de kleinere misstappen betreft die nietzelden tussen jullie mensen plaatsvinden, die moeten voor de rechterstoel van hetbarmhartige en verzoenlijke hart bijgelegd worden, opdat de kleine misstappen vande mensen onder elkaar niet uitgroeien tot grote zware misdaden; want waarlijk Ikzeg: roof, doodslag en moord zijn uiteindelijk immers niets anders dan gevolgenvan eerdere kleine misstappen van mensen onder elkaar, die ontstaan zijn omlouter kleine, wereldse redenen van eigenbelang en eigendunk. -Een kleinegelijkenis zal dat nu voor jullie nog duidelijker belichten:[5] Een rijke en in aanzien staande vader is in het bezit van een zeer mooie en lievedochter, waar een jonge, maar arme, ofschoon behoorlijk goed ontwikkelde man,heel erg verliefd op wordt en dat des te meer, omdat de lieve dochter hem reedsmeerdere malen door allerlei vriendelijke gebaren en tekenen maar al te duidelijkte verstaan heeft gegeven dat zij in haar hart genegenheid voor hem voelt. Wel,deze verder eerlijke en brave jonge man vat eindelijk moed en gaat met heelnatuurlijke goede bedoelingen naar de vader van de mooie dochter en vraagt omhaar hand. Maar de vader, vanwege zijn grote rijkdom uiterst trots en hard, laat deeerlijke, arme man die om de hand van zijn dochter vraagt, door zijn knechten dedeur uitzetten en door zijn honden van zijn erf jagen.[6] Door deze onbehoorlijke ontvangst is nu het hart van de arme man vol toorn,boosheid en wraakzucht, en hoe meer hij nu nadacht over de absoluteonmogelijkheid om een schoonzoon van de rijke man te worden, des te meergroeide de gedachte aan wraak om de harde trotse man op zeer gevoelige wijze tedeemoedigen. En toen deze boze gedachte volledig rijp was geworden, was er ookreeds sprake van plan, besluit en wil en daad, en de jonge man werd totmoordenaar van de rijke man. [7] Maar hij zou dat zeker niet geworden zijn

Page 416: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

416

wanneer hij door de rijke man als mens was behandeld. De rijke man, in zijn trotsegewichtigheid meende dat het niet eens zo erg was om de arme aanbidder op dezojuist beschreven wijze de deur te wijzen; maar voor hem die buiten de deur werdgezet, was het te veel en hij werd daardoor een misdadiger ~ een moordenaar,verborg zich toen uit vrees voor de wereldse rechters in de dichte bossen en werddaar de schrik van de mensen.[8] En leer nu uit dit kleine beeld, dat in de meeste gevallen de hardheid van demensen hun armere medemensen tot misdadigers maakt. Daarom moeten julliealtijd en overal bij degenen die jullie het een of ander hebben aangedaan, denkenaan wat Ik jullie heb aanbevolen en duidelijk heb laten zien, dan zullen grotemisdadigers zeldzaam worden op aarde en de goede mensen zullen dan heersenover de armen van de aarde. -Hebben jullie dat allemaal goed begrepen?"[9] Nu bevestigden allen dat ze deze leer goed begrepen hadden. De leerlingen dievolgens hun eigen zeggen deze leer nu wel begrepen hadden, dachten toch nogveel na over hetgeen daarin voorkwam, en Johannes en Matthéus tekenden hetbelangrijkste op; Jacobus en Thomas maakten ook voor zichzelf aantekeningen,maar dan meer over de uitleg. Ze waren er wel twee uur mee bezig.[10] En toen het belangrijkste was opgetekend zei Petrus: 'Nu kan deze leer nietmeer voor ons verloren gaan en daarmee is reeds veel gewonnen! Maar het wordtnu avond en ik zal er toch voor moeten gaan zorgen, dat we een avondmaalkrijgen!" [11] IK zeg: 'Wie heeft jou dan gezegd dat het.nu al avond wordt? Kijkeens naar buiten, naar de stand van de zon! Ik zeg je, wanneer we nu opstaan enmet een goede wind over de hele lengte van de zee varen, komen we zeker nogvóór zonsondergang aan de grenzen van het joodse land aan de overkant van deJordaan!" [12] Petrus keek nu naar de stand van de zon en was zee: verwonderd, enwel over het feit dat hij zich in de beoordeling van de tijd zo enorm had kunnenvergissen; want het duurde nog drie uur tot de zon onder zou gaan.

Hoofdstuk 251: Een zwerm sprinkhanen Aan de overkant van de Jordaan aande Zee van Galilea (Ev. Matth. hfdst. 19)[1] Petrus herstelde zich snel en vroeg Mij naar de oorzaak van deze vergissing enIK zei tegen hem: 'Ga naar buiten naar de zee, dan zul je meteen zien wat deoorzaak is." [2] Petrus deed wat Ik hem had gezegd en zag zover zijn oog reikte hetwateroppervlak geheel met sprinkhanen bedekt. Zelfs ons schip dat in de havenvan Petrus lag, was helemaal vol met deze insecten. Petrus was ontsteld toen hij ditzag, kwam snel de kamer in naar Mij toe en vroeg Me of de talloze sprinkhanen dienu de zee bedekten er de oorzaak van waren geweest, dat hij zich in de tijd vergisthad. [3] En IK antwoordde en zei: 'inderdaad! Toen ze vanuit Egypte aangevlogenkwamen, verduisterden ze als een dichte wolk zo zeer de zon, dat jij hier in dekamer inderdaad bij jezelf moest denken dat het al avond geworden was. Maar Ikzag in Mezelf de oorzaak van de zo vroeg ingevallen avond en maakte jou eropattent, -en dat is dan ook alles wat Ik je hierover te zeggen heb!"[4] Petrus was hiermee geheel tevreden en ging nog eens naar buiten om het grotenatuur spektakel te bekijken.

Page 417: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

417

[5] Andréas en Philippus echter, die enigszins geïnteresseerd waren innatuuronderzoek, vroegen Mij hoe zulke enorme sprinkhanenmassa's kondenontstaan, op welke plaats ze nu eigenlijk precies ontstonden en waar ze voordienden. [6] IK zei: 'Beste vrienden, het is wel heel prijzenswaardig om in denatuur wat rond te kijken -want het is een groot boek geschreven door Godsalmachtige hand en het geeft iedere rechtschapen onderzoeker de mooiste bewijzenvan de liefde en wijsheid en macht van de Vader in de hemel -; maar een tefanatiek onderzoeker kan bij zijn te ijverige onderzoekingen gemakkelijk op eendwaalspoor komen, waardoor hij geheel van God afraakt en tenslotte al hetontstaan en bestaan enkel afleidt van de blinde en stomme krachten van de natuur.[7] En zie, juist zulke verschijnselen kunnen de pure natuuronderzoekers het eerstgeheel van God af doen raken; want ze zien in de natuur een niet systematisch,doelloos en overdadig reproductievermogen van leven, dat niet per se een wijzeGod nodig zou hebben. Ze kunnen echter door middel van onderzoek dat enkel enalleen uiterlijke zaken observeert natuurlijk nooit een innerlijke oorzaak van zulkegebeurtenissen ontdekken, omdat ze met hun ziel, die zich alleen maar in dematerie verdiept, nooit met de licht en liefdegeest van God in aanraking kunnenkomen en deze vatten. [8] Maar wie in zijn ziel Gods geest aangevoeld en vollediggevat heeft zal dan van zijn geest zelfleren hoe zulke verschijnselen ontstaan enwaarom, -en pas wanneer iemand zo in de geest is ontwaakt, moet hij de dingenvan de natuur gaan onderzoeken en ze op deze wijze onthuld laten zien aan zijnonkundige en onmondige broeders, opdat deze zich er daardoor des te meer optoeleggen hun geest in hun ziel te doen ontwaken.[9] Maar om op onze sprinkhanen terug te komen, die ontstaan weliswaar overal inde warmere gebieden van de aarde, maar meestal op bepaalde tijden in Egypte enhet zuidelijk deel van Azië. Daar vindt door de hoedanigheid van het klimaat desterkste productie van natuurlijke levensgeesten plaats, ofwel ze ontwikkelen zichdaar het eerst en het meest omdat daar de materiële grond van de aarde, de warmtevan de zon, haar sterke licht, de steeds machtige dauwen nog een aantal andereomstandigheden zo'n grote inwerking hebben, dat er altijd zeer veel aardgeestendie vóór die tijd nog gebonden waren, vrij worden, zich dadelijk met deluchtgeesten verbinden, zich dan in zekere zin in een lichte materie verpoppen enzich voorts in de pop met een lichaam bekleden en het dierlijke aardse levenbinnengaan. [10] Op deze wijze ontstaan in de zeer wanne landen van de aarde ookde sprinkhanen en wel zeer vaak, ofschoon ze ook uit hun eigen eieren uitgebroedkunnen worden.[11] Ik zeg jullie: Alles, bomen en planten en alle dieren van de aarde, is ervoorbestemd om de gerichte geesten uit de harde materie te verlossen, en dat gaat vanstap tot stap tot aan de mens toe. Wat er dan met de mens gebeurt weten jullie nuinmiddels, en zodoende hoef Ik over het natuurverschijnsel dat wij hier zien verderniets meer uit te leggen. -Maar roep Petrus nu naar binnen; dan zal Ik hem en jullieiets mededelen!" [12] Andréas en Philippus doen onmiddellijk wat Ik hungevraagd heb en Petrus kwam nog maar net de kamer binnen of hij vroeg wat hetwas, dat Ik hun wilde gaan zeggen.

Page 418: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

418

Hoofdstuk 252: De Heer vaart met Zijn leerlingen naar de overkant van dezee (Ev. Matth. 19,1)[1] En IK zei: 'Maak je allemaal klaar voor de reis; Ik wil en moet vandaag nogvertrekken, en wel helemaal weg uit Galilea naar het land dat aan de overkant vande Jordaan ligt en aan het land van de joden grenst! (Matth. 19:1) Daar zijn we nogniet geweest en er is daar een groot aantal zeer weetgierige mensen en daaromzullen we daar vandaag nog goede zaken doen!" [2] Petrus zei: 'Heer, we moetendaar over het water naar toe reizen en ons schip zit onder de sprinkhanentroep; omhet schoon te maken hebben twee ijverige mensen een halve dag werk'[3] IK zei: 'Wat je zegt is juist en twee mensen zouden er ook wel een hele dagwerk aan kunnen hebben; maar Ik ben sneller klaar met dat werk! Laten we maarvlug naar buiten gaan naar de zee, dan zal het schip al zijn schoongemaakt'[4] En toen we aan de zee bij ons schip kwamen, ziedaar, toen was het helemaalschoon en er viel nergens meer een spoor van een sprinkhaan te ontdekken![5] Toen de leerlingen dit zagen waren ze er zeer verbaasd over en PETRUS zei:'U bent werkelijk een zeer groot Meester in alle dingen; ook de sprinkhanenmoeten aan Uw wil gehoorzamen! Zullen we nu meteen aan boord gaan envertrekken, of zullen we eerst ons middagbrood eten met wat wijn erbij omdat heteen tamelijk verre reis is?" [6] IK zei: 'Waar hebben we dat allemaal voor nodig?Tot nu toe hebben we nog nergens, waar we ook waren, honger geleden, en daaromzullen we ook in het land waar we nu naar toe gaan noch honger noch dorst lijden.Inje huis heb je trouwens alles al in orde gemaakt, laten we daarom aan boord vanhet schip gaan! Hijs het zeil, maak dan het schip los van de paal, en één van julliegaat aan het roer staan! Ik zal een goede wind laten komen, dan zullen we al gauwop de plaats zijn waar Ik naar toe wil!"[7] Petrus vroeg Mij nog of hij met het oog op de verzorging en het bewaken vanhet schip aan de verre oever aan de andere kant misschien een paar van zijnvissersknechten mee moest nemen.[8] En IK zei: 'Ja, doe dat; want zo gauw komen we hier niet terug!'[9] Daarop riep Petrus twee van zijn vissersknechten. Deze brachten het schip snelin orde; de wind stak ook op en we vertrokken bijna zo snel als een pijl.[10] Toen we zo met een ware stormsnelheid over het wijde wateroppervlak gledenen dit ondanks de sterke en hevige wind slechts door heel kleine golven bewogenwerd, viel dat de twee knechten van Petrus op en ze vroegen hem wat daar deoorzaak van zou kunnen zijn. Want als zeer ervaren oude vissers en schippershadden ze zoiets nog nooit meegemaakt.[11] Petrus echter zei tot hen: 'Hoe kunnen jullie dat nu nog vragen! Zijn jullie danal vergeten wat de grote Meester uit Nazareth, die onze Messias is, allemaal kan?!'[12] Toen zeiden de knechten: 'We wisten wel dat hij grote wonderen verricht;maar dat ook de wind en het meer hem gehoorzamen, wisten we niet! Hij moetwaarlijk een groot profeet zijn, zo groot als Mozes en zo groot als Elia!"[13] En Petrus zei: 'Oneindig veel groter dan Mozes en Elia! Vraag nu niet verder,maar let op het schip; als de tijd rijp is zullen jullie wel meer over de goddelijkheidvan de Heer vernemen! We komen nu spoedig bij de monding van de Jordaan en

Page 419: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

419

daar is het oppassen geblazen dat we niet in de stroming terechtkomen, want het ismoeilijk om daar zonder gunstige tegenwind uit te komen"[14] Beiden grepen nu stevig naar de riemen en pijlsnel waren we over dezeenigszins gevaarlijke plek heen en hadden ook al de oever bereikt na een tocht vanminder dan een uur. [15] Er lag daar waar we aan land gingen een plaats dieoverwegend door vissers bewoond werd, die voor het grootste deel Joden waren envoor een derde deel Grieken die daar met allerlei zaken handel dreven. Toen weaan de oever kwamen en aan wal gingen, was er veel volk, omdat er enkeleFarizeeën uit Jeruzalem aanwezig waren om hun tienden in deze plaats te innen.Het spreekt vanzelf dat het volk naar ons toeliep en enkele iets beteren van dezevele mensen ook al gauw vroegen wie wij waren, wat we hier kwamen doen en ofwe misschien het een of ander wilden inkopen.[16] Petrus echter vermande zich en zei tegen de nieuwsgierigen: 'Laat ons eersteen herberg zoeken, dan zullen jullie nog vroeg genoeg horen wie wij eigenlijk zijnen wat wij hier willen!"

Hoofdstuk 253: De genezing van de blindgeborene en van andere zieken (Ev.Matth. 19,2)[1] Petrus was nauwelijks uitgesproken of er kwam dadelijk een in aanzien staandeeigenaar van een herberg naar hem toe en deze zei: 'Neem bij mij jullie intrek;want ik heb zeker de grootste herberg in de hele plaats en ben goedkoop, ofschoonik een Griek ben! Zo te zien zijn jullie weliswaar joden, maar dat doet niet ter zake;want er wonen immers ook enkele Farizeeën uit Jeruzalem nu al verschillendedagen bij mij, die hier de tienden van de joden in ontvangst nemen"[2] Petrus zei: 'Dat is nu niet bepaald aangenaam voor ons! Overigens komt hetenkel en alleen op onze Heer aan; wat Hij wil zal gebeuren!"[3] De waard zei: 'Wie van jullie is dan de heer, dat ik naar hem toe kan gaan enmet hemzelf kan spreken?" [4] Petrus wees naar Mij en sprak: 'Deze hier is het!"[5] De waard kwam naar Mij toe, boog en zei: 'Wilt U met Uw mensen in mijnherberg Uw intrek nemen? Mijn huis is groot, zeer ruim en heeft vele vertrekken;bovendien ben ik een van de goedkoopsten in deze hele, niet onbelangrijke plaats."[6] IK zei: 'Dat ben je wel, - maar wij hebben niets om je te betalen; daarom willenwe deze nacht liever op ons schip doorbrengen! Bovendien heb je zieken in je huisen ook een arts die je zieken niet kan helpen, ofschoon je hem uit Jeruzalem hebtlaten komen en hij je veel geld kost. En zie, zoals men zegt kan men beter geenonderdak zoeken in een huis dat door allerlei boze ziekten wordt bezocht!'[7] Toen de waard dit van Mij hoorde schrok hij behoorlijk en vroeg Me heelverbaasd hoe Ik, die toch geheel onbekend was in deze plaats, dat kon weten.[8] IK zei: 'ik zou je nog heel wat kunnen vertellen waar je nog meer versteld vanzou staan; maar laten we daar verder over zwijgen!"[9] Nu werd de waard zeer verlegen en vroeg of Ik desondanks bij hem wildeovernachten; want de zon had reeds de horizon bereikt en de avond stond voor dedeur. [10] Daarop zei IK: 'Ga je blinde zoon dan maar halen en breng hem bij Mij,dan zullen we zien of Ik hem kan genezen!"

Page 420: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

420

[11] Hierop verliet de waard snel de oever, spoedde zich naar huis en bracht zijnveertien jaar oude, geheel blinde zoon mee, leidde hem voor Mij en zei: 'Hier bestevriend, is mijn blinde zoon! Zo blind als hij nu voor u staat werd hij geboren. Alleartsen en magiërs hebben al geprobeerd hem te genezen; maar alles was puurtevergeefs! Nu, zoals u zojuist hebt opgemerkt, is er een werkelijke wonderdokteruit Jeruzalem bij mij in huis; maar hij kan precies zoveel als de vorigen! Nu komthet op u aan, beste vriend! Waarlijk, als u hem geneest, behoort mijn halvevermogen u toe!' [12] Toen zei IK: 'Wanneer jij kunt geloven dat Ik jouw blindezoon ziende maak, dan zal hij ook kunnen zien!'[13] En de waard keek Mij recht aan en zei: 'Ja, vriend, van u kan ik het geloven!In uw ogen ligt immers zo'n vastberadenheid, dat ze me zeggen: Uit deze mond isnog nooit een leugenachtig woord gekomen! En daarom geloof ik nu dan ook vast,dat u mijn zoon zult genezen." [14] IK zei: 'De andere artsen hebben hun zalfjes,en de magiërs hun toverstaf, - Ik heb echter noch een zalfje en nog minder eentoverstaf; Mijn wil is alles, en als Ik het nu wil, wordt je zoon onmiddellijk ziende!'[15] Toen Ik dit had uitgesproken werd de blinde jongen ogenblikkelijk volkomenziende en schreeuwde van vreugde, omdat hij nu de mensen zag, de zee, deomgeving en alles wat er was.[16] De waard kwam dicht op Mij toe en zei: 'O, u grote en waarachtigste heiland,hoe moet ik u nu op passende wijze bedanken voor deze waarachtige genade?Want waarlijk, alleen wie dat kan wat u kunt, kan genade uitdelen; want wat heefteen blinde aan duizend genadegaven en weldaden van de kant van demachthebbers van deze aarde, als zij hem ondanks al hun macht en goedheid hetlicht van zijn ogen niet kunnen geven!? Maar u heeft hem vanuit een innerlijke, mijgeheelonbegrijpelijke macht het gezichtsvermogen gegeven en daarmee heeft u mijen mijn liefste zoon een onuitsprekelijk grote genade bewezen. Maar als loondaarvoor is hetgeen ik u voorheen beloofd heb veel te weinig! 0, zeg mij wat ik unu schuldig ben, dan zal ik met alle liefde en vreugde gevolg geven aan uw wens!'[17] IK zei: 'Geef ons vandaag onderdak, doe goed aan de armen en maak zo hetkwade weer goed watje hen vaak hebt aangedaan!'[18] De waard beloofde dit allemaal strikt in acht te nemen en te doen en bad Mijvurig mee naar zijn huis te komen. Ik en de leerlingen en ook de tweevissersknechten van Petrus gingen nu met de waard mee, en al het volk dat getuigewas van de genezing van de blinde jongen, volgde ons op de voet.[19] Onderweg riepen velen van het volk: 'O, waarachtigste heiland genees ookonze zieken, we hebben er vele! Want ziet u, wie bij ons eenmaal ziek wordt,wordt nooit meer beter, maar kwijnt langzaam weg tot in het graf. Dat is wel eenecht slechte eigenschap van deze omgeving, die verder zo mooi is. 0, beste heiland,schenk ook ons armen zo'n heilzame genade als u de blinde zoon van de waardhebt bewezen! Uw wil geschiede!'[20] En IK sprak: 'Welnu dan, het geschiede volgens jullie wil en geloof! Ga nunaar jullie vele zieken en overtuig je ervan of er in jullie huizen en slaapplaatsennog ergens een zieke te vinden is!' (Matth. 19,.2)[21] Na deze woorden van Mij gingen allen, op enkelen na die geen zieken hadden,snel weg om zich er thuis van te overtuigen of hun zieken waarachtig genezen

Page 421: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

421

waren. Het liep al flink tegen de avond toen ze in hun huizen aankwamen, en zevonden geen zieken, maar allen, met wat voor ziekten of gebreken ze ook beheptwaren geweest, waren genezen alsof ze nog nooit enige ziekte gehad hadden.[22] Zij die genezen waren wisten echter niet wat er was voorgevallen, en waaromze allemaal opeens gezond waren geworden, en ze vroegen onmiddellijk naar deoorzaak van zoiets totaal ongehoords. Toen vertelden hun huisgenoten over Mij enhoe Ik reeds vóór hen, aan de oever van het meer, de blindgeboren zoon van derijke waard ziende had gemaakt, en hoe nu zeker ook alle andere zieken van dewaard beter waren geworden. [23] Toen de genezen mensen dat haddenvernomen, verlieten ze snel hun huizen en gingen naar het huis van de waard. Daarvroegen ze smekend of ze Mij konden zien om Mij hun dank te betuigen.[24] IK ging naar hen toe en zei: 'Ga nu naar huis en zondig van nu af aan nietmeer; want als jullie opnieuw in je oude zonden vervallen, zullen jullie daardoorook weer in je oude ziekten vervallen! Houdt de geboden welke Mozes heeftgegeven, dan zal alle onheil ver van jullie blijven" [25] Hierop liet Ik hen allengaan en onze waard, die nu bultengewoon blij en vrolijk werd omdat ook al zijnandere zieken genezen.waren, wist nu helemaal niet meer wat hij allemaal voor onsmoest doen uit dank voor de hem bewezen weldaad.

Hoofdstuk 254: De Heer met de Zijnen in het huis van de Griekse herbergier.Waarheid maakt vrij[1] Omdat de waard een Griek en ook nog heiden was, maar toch heel goed wistdat de joden niet alles mochten eten wat de Grieken, die nog heidenen waren, aten,vroeg hij Mij: 'O, grote heer en meester, wat eet u gewoonlijk 's avonds en wat etendeze mannen, die zeker uw leerlingen zijn? Hoewel ik een heiden ben weet ik tochuit ervaring, dat de Joden een aantal dingen niet eten die wij wel plegen te eten endaarom vraag. ik ook, waarmee ik jullie, beste mannen, van dienst kan zijn. Wantnu zijn jullie geheel heer in dit huis en ik ben slechts jullie gehoorzame knecht;beveel mij daarom naar believen, dan zal ik alles doen wat Ik kan om Iedere wensvan jullie naar mogelijkheid te vervullen!" [2] IK zei: 'Geef ons wat brood en wijnen daarna een goede slaapplaats! Meer hebben wij niet nodig."[3] Het deed de waard bijna verdriet dat Ik niet iets meer en iets beters hadverlangd. Maar desondanks ging hij naar zijn voorraadkamer en bracht onszelfbrood en wijn, en dat in de juiste hoeveelheid. We namen plaats aan een grotetafel en de waard nam met zijn kinderen ook aan dezelfde tafel plaats, at en dronkmet ons, en toen de wijn zijn tong een beetje losmaakte, begon hij ons enkeledingen te vertellen die hij had meegemaakt; zodoende kwamen ook dewonderwerken van de Essenen en die van de Farizeeën ter sprake, alsook de tienbelangrijkste wetten van Mozes.[4] De waard was van mening dat deze wetten wel heel erg goed waren, -maar menhield zich er niet aan, en het allerminst deden dat de joodse priesters, die hungeloofsgenoten toch altijd een goed voorbeeld zouden moeten geven. Daar Ik zo'ngrote, en zeker hoogst wijze heiland was, zou Ik hem ook wat dat betreft een juisteverklaring kunnen geven. Maar het belangrijkste was, dat Ik hem goede raad gaf

Page 422: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

422

over de kwestie, of hij na meerdere verzoeken van de kant van de Farizeeën tot hetjodendom moest overgaan of verder Griek moest blijven. De leer van de jodenbeviel hem in feite beter dan zijn eigen leer die eigenlijk alleen maar een poëtischprodukt van de fantasie was, waar maar heel weinig waars in school.[5] Daarop antwoordde IK hem: 'Blijf uiterlijk wat je bent, maar wees innerlijk eenware jood, wat je heel gemakkelijk kunt doen, omdat je daarbij tegenover geenenkele priester iets verplicht bent! Dat de Farizeeën vanwege je grote rijkdommen,liever hebben dat je bij hen hoort dan dat je een vreemde voor hen bent, zul je welinzien! Blijf daarom watje bent en zoek de waarheid en de grond van het leven enhet bestaan! Want alleen de waarheid zal je vrij maken en hiermee zul je hoogboven al het priesterdom staan en boven alles wat de wereld wijsheid noemt. -Hebje Me nu wel begrepen?" [6] De waard zei: 'Ik heb u begrepen; alleen moet ik nogeen bijzondere vraag stellen, namelijk: Wat is de waarheid? Ja, de zuiverewaarheid zou de mens zeker absoluut vrij maken, -maar waar kan ik haar vinden,wie kan mij haar laten zien, wie geven?"[7] IK zei: "Dat kan Ik en ieder van deze leerlingen van Mij, -maar Ikzelf het beste;want Ikzelf ben de waarheid en het leven, omdat Hij die in Mij woont dat vaneeuwigheid is!'[8] De waard zei: "Heer en meester, dat begrijp ik niet! Hoe moet ik dat opvatten!'[9] IK zei: 'Hier om Mij heen zitten Mijn leerlingen, vraag het aan hen, zij zullenhet je wel uitleggen; want het is beter om over zich te laten spreken dan om zelf tespreken! Ikzelf ga intussen naar buiten om Mij te verkwikken in de koeleavondlucht:'[10] Hier stond Ik op en ging helemaal alleen naar buiten. De leerlingenonderwezen de waard nu over het belangrijkste met betrekking tot Mij. En toen hetde waard duidelijk werd wie en wat Ik ben, kwam hij ook spoedig naar buiten naarMij toe en dankte Mij samen met zijn kinderen innig voor de grote genade die Ikhem bewezen had. De kinderen deden hetzelfde. Ik zegende hen allen en wijbegaven ons ter ruste; want het was reeds behoorlijk laat in de nacht geworden.

Hoofdstuk 255: Het verbod van echtscheiding (Ev. Matth. 19, 3-9)[1] Toen we 's ochtends goed uitgerust en gesterkt van onze rustplaatsen opstondenen naar buiten gingen, was onze waard ook al op en de beide knechten van Petrusbevonden zich ook al op het schip om spoedig weg te varen. Maar we zeiden hundat ze nog op hun ochtendbrood moesten wachten, dat onze waard hun ook meteenliet overhandigen. Toen voeren ze weg omdat wij het schip nu langere tijd nietmeer nodig hadden. [2] Op uitnodiging van onze waard gingen ook wij nu aan hetochtendmaal. We waren hier nog maar nauwelijks mee klaar, of er kwamen ook alandere mensen om Mij, de wonderman zoals ze zeiden, te zien en te spreken.Daaronder waren ook joden en Grieken en ze vertelden elkaar wat Ik door Mijnpure wil allemaal tot stand had gebracht.[3] Omdat er, zoals reeds vermeld, ook Farizeeën in dit huis verbleven, hoordendeze ook wat er zich gisteravond allemaal afgespeeld had; ze kwamen al gauw totde conclusie dat Ik de hun reeds bekende timmermanszoon uit Nazareth moest zijn.

Page 423: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

423

Hierop kwamen ze onze kamer binnen en begonnen Mij met allerlei vragen op deproef te stellen, waarop Ik hun steeds een uiterst doeltreffend antwoord gaf en hunde mond snoerde.[4] Er woonden hier enkele mannen die ontevreden waren met hun vrouwen. Dezeverlangden van de hier aanwezige Farizeeën de schelding.[5] Daarom stelde een van de Farizeeën Mij weer een vraag: 'Luister,wonderbaarlijke en alwijze meester! Is het wel juist dat een man zich van zijnvrouw laat scheiden om een bepaalde gegronde reden?" (Matth. 19,3)[6] Ik keek hem strak aan en zei: 'Waarom stellen jullie deze vraag nu aan Mij?Hebben jullie niet in de Schrift gelezen dat Hij die in het begin de mensen heeftgemaakt het zo heeft geregeld, dat zij slechts één man en één vrouw waren?!(Matth. 19,4) [7] En toen het eerste mensenpaar stond voor Hem die hen gemaakthad, en Deze wel zag dat de man groot welgevallen had aan de mooie vrouw, sprakdeze Ene, die jullie nog nooit gekend hebben: 'Zie, daarom zal in de toekomst eenman zijn vader en moeder verlaten en zijn vrouw aanhangen, en deze twee zullentot één vlees zijn!' (Matth. 19,5) En als dit volgens Gods woord zo is, zijn zij nuniet twee, maar één vlees. En wat God zo heeft samengevoegd, moet de mens nietscheiden' (Matth. 19,6)[8] Toen zeiden de Farizeeën: 'Als u zo goed thuis bent in de Schrift, zult u ookwel weten, dat dezelfde Mozes die de schepping van de mens beschreef, eenformele scheidbrief heeft nagelaten die zo goed als geheel wettelijk is, en gebodenheeft dat men om een gegronde reden moet scheiden van zijn vrouw." (Matth.19,7) [9] Daarop gaf IK ten antwoord: 'Mozes heeft jullie wel een scheidbriefgegeven, volgens welke jullie van je vrouw kunt scheiden; maar hij deed dit alleenvanwege de hardheid van jullie hart. Vanaf het allereerste begin van de mensheidop deze aarde was het echter niet zo, maar zoals Ik het jullie zojuist gezegd heb.(Matth. 19,8) [10] En verder voeg Ik daar nog het volgende aan toe: Wie van zijnvrouw scheidt, al is het vanwege erge hoererij, en met een andere vrouw trouwt,pleegt echtbreuk. En wie met de gescheiden vrouw trouwt, pleegt ook echtbreuk.(Matth. 19,9) En wat echtbreuk voor een zonde is weten jullie allang, daaroverhoef Ik jullie geen verdere opheldering te geven"[11] Hierop verlieten de Farizeeën Mij zonder verder een woord te spreken.

Hoofdstuk 256: Uitzonderingsgevallen met betrekking tot huwelijkszaken (Ev.Matth. 19, 10-12)[1] Mijn leerlingen kwamen daarentegen naar Mij toe en zeiden: "Heer, als het erwat betreft de zaak tussen een man en een vrouw zo voorstaat, dan is het werkelijkniet goed om te huwen! (Matth. 19, 10) Want soms zijn vrouwen immers warehellevegen tegenover hun man, en daarom denken wij dat het wat Uw orde betrefttoch niet zo heel erg onpassend zou zijn om zich van zo'n vrouw te laten scheidenen vanwege het huishouden naar de hand te dingen van een andere vrouw. Wantkrijgt een man een slechte, ontuchtige vrouw, dan is er in zo'n huis toch altijd ruzieen twist en vallen er veel boze woorden, wat in het huis zelf en bij de buren altijdergernis moet opwekken. Maar als zo'n man zich van zo'n vrouw laat scheiden, zal

Page 424: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

424

er spoedig volledige rust in zo'n huis heersen. En in dit geval zijn wij toch wel vanmening, dat de scheidbrief van Mozes voor ieder menselijk gezond verstandvolledig gerechtvaardigd is."[2] Hierop zei IK tegen de enigszins verlegen leerlingen: 'Niet allen vatten ditwoord (dat voor de Farizeeën gesproken werd), maar alleen diegenen aan wie hetgegeven is om het te begrijpen (Matth. 19,11), en tot nog toe hebben jullie het ookniet begrepen, ofschoon het jullie gegeven is het te vatten; maar desondanksmoeten jullie het begrijpen en dat zullen jullie ook![3] Ten eerste verwijs Ik jullie naar hetgeen Ik je over dit onderwerp reedsmeerdere malen gezegd heb, en dat op uitputtende wijze.[4] Ten tweede spreekt het vanzelf dat Ik jullie door Mozes nooit een scheidbriefgegeven zou hebben als Ik hiervan niet in sommige gevallen, die wel met redenente omkleden zijn, de noodzaak had ingezien. Maar weten jullie dan niet wat vooreen verderfelijk misbruik de Farizeeën in deze tijd en ook reeds lang daarvoor metechtscheidingen begaan?! Zijzelf stichten heimelijk allerlei onvrede in eenoverigens goed huwelijk en brengen het tenslotte zover, dat de echtelieden zichmoeten laten scheiden. Wel, de echtscheiding wordt door de priesters voltrokkenen kost veel geld, en dat is precies de reden waarom er in deze tijd zoveelechtscheidingen voorkomen en waarom Ik in dit opzicht de Farizeeën Godsoerwetten voor ogen heb gehouden. Mijn macht kennen ze en daarom zijn ze ookmet heimelijke boosheid verdwenen. [5] En ten derde zeg Ik jullie nog iets, enluister daar goed naar en teken het zelfs op! Zie, er zijn onder de mensen vanbeiderlei kunne sommigen die reeds vanaf de moederschoot onvruchtbaar zijn,anderen, maar alleen mannen, die door mensen om wat voor reden dan ookontmand zijn, en tenslotte zijn er mannen die zichzelf omwille van het hemelrijkontmand hebben! Wie dat begrijpen kan, begrijpe het! (Matth. 19,12)[6] Kortom, deze zijn niet meer geschikt voor een huwelijk, en ieder met zulkeontmande mannen gesloten huwelijk is volledig ongeldig en kan zonder enigbezwaar geheel gescheiden worden, en degene die niet onvruchtbaar is gemaaktkan zonder echtbreuk te plegen opnieuw trouwen.[7] Maar is iemands vrouw onvruchtbaar, dan kan hij met de juiste instellingdatgene doen wat de oude vaderen gedaan hebben om nazaat te verwekken en hijzal daarvoor niet voor het gerecht gedaagd worden. - Ik denk dat jullie het nueindelijk begrepen zullen hebben" [8] Petrus zei: 'Op één ding na wel; maarwanneer iemand een vrouw heeft die puur uit aangeboren geilheid ondanks allevermaningen en liefdevolle terechtwijzingen toch steeds hoererij bedrijft en dustotaal onverbeterlijk is, moet men zich van zo'n vrouw dan ook niet laten scheiden?Of wat is dan volgens Uw wil juist om te doen?"[9] IK zei: 'Je kunt je van zo'n vrouw die duidelijk echtbreuk pleegt zonder meerlaten scheiden, - maar zolang ze leeft mag je geen andere vrouw huwen! Want jekunt niet weten of je vrouw zich in de toekomst niet bekeert en vol berouwterugkeert naar je huis, zodat je dan een trouwe vrouw hebt die haar leven gebeterdheeft. Heb je echter in die tussentijd een andere vrouw gehuwd, en je vroegerevrouw die zich heeft gebeterd zou dan vol berouw bij je terugkomen, dan zou jehaar vanwege je nieuwe vrouw niet meer kunnen aannemen, en zie, dat zou

Page 425: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

425

immers toch iets slechts zijn voor jou en nog slechter voor jouw nu beide vrouwen;want de eerste zou je geen barmhartigheid kunnen schenken en van de laatste zouje niet kunnen scheiden, en toch moet je zo barmhartig zijn als je Vader in dehemel barmhartig is. Maar als je de barmhartigheid niet kunt beoefenen, wat ben jedan en wat wil je dan doen om in Mijn orde te blijven? Heb je echter aandrang enveel natuur, kijk dan terug naar de oude vaderen; maar wees in je hart God trouwenhoed je voor geilheid, ontucht en hoererij! Want zij die hoererij en echtbreukplegen zullen Gods rijk niet binnengaan. - Heb je dat nu goed begrepen?"[10] Petrus zei: 'Ja Heer, nu is ook dat me duidelijk!"

Hoofdstuk 257: De Heer zegent de kinderen (Ev. Matth. 19, 13-15)[1] Nu kwam onmiddellijk de waard naar me toe en zei: 'Heer, geldt dat ook voorons heidenen?" [2] IK zei: 'Jazeker! Want er is slechts één God en Heer; Hij wilalle mensen gelijk opgevoed hebben, en Ik ben naar deze wereld gekomen om ookde heidenen de poort naar het licht en het leven te openen. En ooit zal de tijdaanbreken, en het is eigenlijk al zover, dat het licht van de joden genomen en aande heidenen gegeven zal worden"[3] Toen sprak de waard: 'Heel goed, Heer en Meester, het is goed dat ik dat nuweet; ik zal mijn mensen ertoe aansporen dat ze bij Uw leer blijven en ernaarzullen handelen. Want ik heb nu door met wie ik te maken heb! U bent een God engeen mens; want Uw daden zijn nog nooit door een mens verricht, en woordenzoals U ze hebt gesproken zijn ook nog nooit uit de mond van een mens gekomen.Dit alles is slechts een God mogelijk! [4] Maar nu heb ik nog een verzoek aan U,die nu een ware God voor mij bent geworden. Zie, wij hebben in deze plaats eengroot aantal kinderen en ik denk dat wanneer U hen zegent op Uw waarlijkalmachtige wijze dit later voor hen als volwassenen van groot zedelijk nut zal zijn!Heer, en -ik zeg -mijn God, heb ik een juiste wens aan U gericht?"[5] IK zei: "Wel, ga dan en laat de kleinen tot Mij komen!"[6] Hierop zond de waard snel zijn vele dienaren door de hele plaats om allen teverkondigen dat ze hun kinderen bij hem moesten brengen, waar dewonderbaarlijke Heiland hen zou zegenen en sterken.[7] Kort daarna werd er een groot aantal kinderen bij Mij gebracht, opdat Ik hen dehanden zou opleggen en het zegen gebed over hen zou uitspreken.[8] Daar de kinderen drongen om bij Mij te komen, omdat enkele levendigekinderen het eerst bij Mij wilden zijn, spraken de leerlingen hen op barse toon toevanwege hun onfatsoenlijke dringen en wezen ze terecht. (Matth. 19,13) Toenwerden de kleintjes schuchter en durfden niet meer bij Mij te komen.[9] Maar IK vermaande de leerlingen en zei tegen hen: 'Ach, laat deze kleintjestoch; want hun behoort het hemelrijk!" (Matth. 19,14)[10] Daarop moedigde Ik de kleintjes aan om zonder angst en schuwheid bij Me tekomen. Toen kregen ze weer moed en snelden naar Mij toe. Ik legde hun allenMijn handen op en zegende hen. [11] Nadat deze handeling was voltrokken, gingiedereen na bedankt te hebben weer naar huis. (Matth. 19,15) [12] De waard kwamnogmaals naar Me toe en zei: "Heer en Mijn God! Zou U mijn huis de grote

Page 426: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

426

genade willen bewijzen om nog enkele dagenweken of maanden hier teverblijven?"[13] IK zei: 'Zolang je je aan de leer houdt die je van Mijn leerlingen hebtvernomen, zal Hij die je in Mij God noemde, bij je verblijven; maar wanneer jedeze nieuwe leer verlaat in je geloof en je handelen ernaar, zal ook jouw God jeverlaten. Maar Ik, die nu ook nog wat betreft Mijn lichaam een mens ben, moet nuspoedig van hier vertrekken; want met Farizeeën onder één dak te wonen zou nietbijzonder goed zijn -noch voor de ene, noch voor de andere partij.[14] Ik heb nu ongevraagd jouw huis en deze hele plaats zeker een grote weldaadbewezen! Gedenk deze dag, en als jullie weer door een of andere nood bedruktworden, roep Me dan vol vertrouwen in je hart, dan zullen jullie geholpenworden!" [15] Hierop stonden we snel op en trokken weg uit deze plaats.

Hoofdstuk 258: De rijke jongeling (Ev. Matth. 19, 16-26)[1] Toen we een klein uurtje verwijderd waren van de plaats die we haddenbezocht, kwam ons een jonge man uit dezelfde plaats onderweg tegemoet. Hij wasde dag tevoren ook getuige geweest van Mijn daden en lessen en was bovendienvoor zijn jeugdige leeftijd zelfs een zeer bekwame schriftgeleerde, maar niet vanberoep. Toen hij mij zag en herkende, kwam hij op Me af en vroeg Me of het hemtoegestaan was een vraag tot Mij te richten.[2] Ik stond het hem toe en HIJ zei: 'Goede meester, wat moet ik allemaal voorgoeds doen om dat eeuwige leven, waarover uw leerlingen gisteren bij de Grieksewaard Rauris zoveel wonderbaarlijke heerlijkheden vertelden die zeker hogewaarheden bevatten, langs een kortere weg te bereiken dan die welke uw leerlingenaangaven?" (Matth. 19,16)[3] IK keek hem ernstig aan en zei tegen hem: 'Hoe kun jij Mij, daar Ik jou slechtsals mens bekend ben, goed noemen, terwijl je een schriftgeleerde bent? "Weet jedan niet dat behalve God niemand goed is? -Maar als je het eeuwige leven wiltbinnengaan, houd je dan aan de geboden!" (Matth. 19,17)[4] De man vroeg verder en zei: 'Welke geboden dan?" Hij stelde deze vraag,omdat hij dacht dat Ik hiervoor geheel nieuwe en totaal onbekende wetten had.[5] Maar IK zei tegen hem: 'Die, welke Mozes heeft gegeven, zoals: Gij zult nietdoden; gij zult geen echtbreuk plegen; gij zult niet stelen; gij zult geen valsgetuigenis afleggen! (Matth. 19, 18) Eer uw vader en moeder; en: Gij zult uwnaaste liefhebben als uzelf!" (Matth. 19,19) [6] Hierop vroeg de jongeling: 'Wiemoet of kan ik echter als mijn naaste beschouwen?"[7] Daarop vertelde IK hem de bekende gelijkenis van de barmhartige Samaritaan,en hij begreep nu wie hij als zijn naaste moest beschouwen.[8] En toen hij dit van Mij vernomen en ook ingezien had zei hij: 'Als dat zo is,geef ik u de volle verzekering dat ik dit allemaal reeds vanaf mijn jongensjaren hebgedaan! Wat mankeert er nog aan mij?" (Matth. 19,20)[9] En ik antwoordde hem: 'Als je geheel volmaakt wilt zijn, ga dan heen enverkoop al je aardse goederen en verdeel ze onder de armen, dan zul je hiermee

Page 427: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

427

een schat in de hemel verzamelen! Kom dan en volg Mij, word Mijn leerling enleer van Mij de geheimen van het hemelrijk kennen!" (Matth. 19,21)[10] Toen de jonge man dit van Mij gehoord had werd hij treurig, omdat hij vele engrote bezittingen had, keerde Mij de rug toe en vervolgde zijn weg. (Matth. 19,22)[11] Dat verwonderde de leerlingen en ze zeiden: 'Dat is toch wel vreemd! De manleek er zich goed van bewust te zijn dat uit U een goddelijke geest spreekt; maarvanwege zijn ijdele, wereldse schatten keerde hij de almachtige, goddelijke geestliever de rug toe dan dat hij gevolg gaf aan Zijn oproep! Merkwaardig,buitengewoon vreemd! Wat moet dat ooit met zo iemand worden?"[12] IK zei: 'Een rijke zoals deze zal moeilijk in het hemelrijk komen![13] (Matth. 19,23) Let op wat Ik jullie nog verder zeg! Waarlijk, het is voor eenkameel gemakkelijker om door het oog van een naald te gaan, dan dat zo'n rijke inGods rijk komt!" (Matth. 19,24) Maar toen de leerlingen dit onderweg van Mijvernamen, schrokken ze zeer en zeiden: 'O jee, o wee, -als dat zo is, wie kan er danin het hemelrijk komen en zalig worden?!' (Matth. 19,25)[14] Maar IK keek de zeer verlegen geworden leerlingen vriendelijk aan en troosttehen door te zeggen: 'Bij de mensen zou zoiets inderdaad onmogelijk zijn, maar bijGod zijn alle dingen mogelijk![15] Omdat Ik bij Aziona, de visser, reeds uitvoerig over dit onderwerp gesprokenheb, namelijk hoe het mogelijk is dat zielen van nog slechtere mensen langs Godsgeheime wegen nog zalig kunnen worden, zou het hier totaaloverbodig zijn omdaar nog meer over te zeggen. Jullie zullen daar toch nog wel iets van weten?"

Hoofdstuk 259: De leerlingen vragen naar het hemelse loon (Ev. Matth. 19, 27-30)[1] Petrus zei: 'O ja, dat staat mij en zeker ook alle anderen nog zeer goed voor degeest! Maar ik neem hier de vrijheid om U in naam van allen te vragen, wat onslater te wachten staat vanwege het feit dat wij alles hebben verlaten en U trouwzijn gevolgd?" (Matth. 19,27) [2] Daarop antwoordde IK: 'Waarlijk, Ik zeg julliedie Mij zijn nagevolgd: Als jullie geheel wedergeboren zijn wanneer Ik zal zijnopgestaan en op de stoel van Mijn eeuwige heerlijkheid zal zitten, zullen ook jullienaast Mij eveneens op twaalf stoelen zitten en de twaalf stammen van Israël richten(Matth. 19,28), wat zoveel betekent, als dat jullie later in Mijn hemelen met Mijvoor het eeuwige heil van alle mensen van deze aarde en ook van de anderewerelden steeds zoals Ik bezig zullen zijn, en als beschermgeesten die voor deaardse mensen onzichtbaar zijn de mensen hier en ook nog aan gene zijde zullenbewaken, sturen en leiden! Want het ware hemelrijk en de groeiende zaligheidervan bestaat enkel uit een steeds groeiende, ware liefdadigheid.[3] En Ik voeg er nog aan toe: Wie zijn huis, broeders of zusters, vader of moeder,of zijn vrouwen kinderen, of zijn akkers, tuinen, weilanden en kudden verlaatomwille van Mijn naam, zal dit alles in Mijn rijk honderdvoudig terugkrijgen endaardoor het ware, eeuwige leven erven. (Matth. 19,29) [4] En dit moeten jullieook onthouden: Wie nu de eersten zijn kunnen daar heel gemakkelijk de laatsten

Page 428: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

428

zijn, en wie nu de laatsten zullen zijn, zijn daar gemakkelijk ook de eersten!"(Matth. 19,30)[5] Dat begrepen de leerlingen niet en Petrus vroeg: 'Wat moet dat betekenen, watwilt U daarmee zeggen? Want wat U spreekt, geldt voor de hele eeuwigheid en wijwillen alles wat uit Uw mond komt precies weten en begrijpen! Dit lijkt op ons teslaan, en het zou niet bepaald mooi zijn wanneer wij in het andere rijk de laatstenzouden zijn alleen omdat we hier de eersten waren!"[6] IK zei: 'Mijn beste zoon Simon Juda, daarom zeker niet; maar wanneer iemandvan jullie denkt dat hij beter is alleen omdat Ik hem het eerst heb uitverkoren, danzou hij daardoor immers al in een hoogmoedswaan verkeren waarmee hij in hethemelrijk zeker nooit tot de eersten zou kunnen behoren. Iemand die Ik over meerdan duizend jaar zou hebben opgewekt en uitverkoren, zou wat de uitverkiezingbetreft zeker een van de laatsten zijn; maar als hij in hoge mate deemoedig zou zijnin zijn roeping, zodat hij zichzelf steeds als de onwaardigste beschouwt voor diegenade, maar desondanks toch trouwen volhardend zou zijn in zijn roeping, -ofschoon hij geen bewijzen zou hebben van de volledige echtheid ervan, maar hetenkel en alleen met het geloof zou moeten stellen, -zou zo'n geroepene dan niet totde eersten behoren in het hemelrijk?[7] Ik zou deze opmerking niet gemaakt hebben, als jullie niet reeds hier gevraagdhadden naar het loon voor wat jullie nu voor Mij geloven te doen! Dat was ook nietzo mooi van jou, Simon Juda, en jullie allen, dat jullie nog naar een beloninginformeerden, terwijl Ik jullie door het feit dat Ik jullie heb uitverkoren toch eengrote weldaad zo~wel geestelijk als lichamelijk heb bewezen! Heb Ik julliedaarmee onrecht gedaan dat Ik jullie een kleine terechtwijzing gaf?"[8] Petrus zei: 'Helemaal niet, Heer en Meester; zoals ik het nu zie was deze veel tegering vergeleken met onze grote domheid! -Maar ik heb nu een andere vraag, endat is: Waar wij nu naar toe gaan!"[9] IK zei: 'We zullen een zeer verborgen plaats bezoeken en daar rust nemen;want we hebben tot nu toe hard gewerkt. Op ingespannen arbeid moet ook rustvolgen; laten we daarom maar flink doorlopen, dan zullen wij deze verborgenplaats spoedig bereiken! Daar zullen jullie Mijn engelen waarachtig zien opstijgenen neerdalen; laten we dus maar flink doorlopen!"

Hoofdstuk 260: De Heer bezoekt met Zijn leerlingen een plaats in het gebergte[1] Na een paar uur lopen bereikten we de verborgen plaats, die zoals vele andereplaatsen geen naam had. Zowel joden als Grieken gaven hun bewoonde plaatsenvaak geen naam, zodat ze niet zo gemakkelijk gevonden konden worden inverband met de belastingheffing door de Romeinen en de leenvorsten; want alszo'n plaats eenmaal was ontdekt, beschreven en van een naam was voorzien, washij ook belastingplichtig.[2] Maar er was ook nog een andere reden voor het feit dat kleine plaatsen daarvaak geen naam hadden en dat was de volgende: Om het koloniseren en cultiverenvan de onherbergzame en woeste streken te vergemakkelijken en sneller te latenverlopen was het bij de Romeinen gebruikelijk, dat een nieuwe kolonisatie met de

Page 429: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

429

bijbehorende nieuw gebouwde plaatsen gedurende twintig, dertig, veertig tot vijftigjaar geen belasting hoefde te betalen, al naargelang een streek meer of minder tijdnodig had voor de volledige cultivering. Wel, dat de joden en Grieken, die nooitbijzonder goede vrienden van het betalen van belastingen waren, deze humaneRomeinse wet zeer in hun voordeel wisten uit te buiten, zal zeker niemand ookmaar enigszins betwijfelen. Daarom gaven ze een nieuw gebouwde plaats geennaam, en als een Romeinse commissaris hun er ooit naar zou vragen, zou de plaatspas tien jaar oud zijn, ook al had deze er al meer dan een halve eeuw op zitten.Nadat zo'n plaats dan door een commissaris bezichtigd was kreeg hij een nummermaar nog geen naam; pas vanaf dat moment werd de nieuwe plaats na hetverstrijken van de wettelijke temlijn belastingplichtig en kreeg een naam.[3] En zo was dus dit kleine plaatsje waar we zojuist aankwamen naamloos, enhoefde er dus ook nog geen belasting betaald te worden. Deze omstandigheidwerkte ook vaak in ons voordeel; want de bewoners van zulke nieuwe of betergezegd belastingvrije plaatsen waren veel vrijgeviger en toegankelijker. En zo washet ook hier weer het geval. We kwamen precies tijdens zonsondergang op devooravond van de sabbat in dit waarlijk zeer verborgen plaatsje aan.[4] De plaats lag hoog in de bergen in een dal dat echt vruchtbaar was en bijzondergeschikt voor veeteelt; maar het was maar van één kant toegankelijk en zelfs daarheel moeilijk. Mensen met hoogtevrees zouden het waarschijnlijk nauwelijkswagen om langs deze steile paden naar boven te gaan. Het dal zelf lag volgens dehuidige meting meer dan vierduizend voet boven de zee, wat in Azië evenwel nietal te veel zegt, omdat daar nog veel hoger gelegen bewoonbare plaatsen waren enook nu nog zijn. [5] Toen we dus in deze plaats aankwamen zagen al gauwmeerdere inwoners ons en ze riepen snel hun oudste en leider, om ons te vragenwaarom we hierheen gekomen waren. De leider, een reeds grijs geworden jood,was terstond aanwezig, hij bekeek ons en vroeg toen wat wij hier van plan warenen wat ons ertoe had gebracht om naar deze van de hele wereld afgesloten enontoegankelijke plaats te klimmen.[6] En IK zei tegen hem: "Vrede zij met je en met deze hele, waarlijk nietonbelangrijke plaats. Gods rijk is nabij gekomen, wat jullie bescheiden eneenvoudige mensen tijdens de rust die Ik hier bij jullie wil nemen, nog ruimschootszullen leren inzien! Maar voor dit moment vraag ik je of wij niet voor korte tijdonderdak bij je kunnen krijgen?"[7] De leider sprak: 'Jullie zijn geen slechte mensen, dat heb ik op het eerstegezicht gezien; maar jullie zijn een soort avonturiers en dat geeft niets, daaromkunnen jullie wel onderdak krijgen in mijn woning. Maar jullie moeten mij heelveel vertellen over hoe het er nu in de wereld aan toe gaat; want ik ben nu alongeveer twintig jaar lang niet naar beneden geweest, naar de zondige wereld enweet er dus weinig of helemaal niets van! Ook de bewoners van dit plaatsje gaanmaar af en toe naar het in de buurt gelegen stadje of plaatsje Nahima, vanwege hetzout dat wij hier niet hebben. Maar in Jeruzalem zijn we, ofschoon we overtuigdejoden zijn, al in geen twintig jaar meer geweest. Want daar heerste toentertijd alniets anders dan leugen, bedrog, heerszucht en de stinkendste hoogmoed vanuit detempel tot in alle lagen van het volk. Hoe zal het er nu dan wel niet uitzien?

Page 430: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

430

[8] Als echte jood trok ik me daarom ook uit ware liefde tot God terug op dezeplaats met nog enkele anderen die dezelfde instelling hadden als ik; zodoendestichtten wij hier een weliswaar vrije, maar zo zuiver mogelijke, God de enigeHeer trouw toegewijde gemeente, en Hij heeft ons hiervoor al zeer rijkelijkgezegend. [9] Jullie zijn ook joden en.zullen de tempel in Jeruzalem nog wel zeerhoog achten in verband met jullie zieleheil? Maar jullie zijn nooit schriftgeleerdenen. dienaren van de tempel geweest en kunnen daarom ook helemaal metvermoeden wat voor een huiveringwekkend en elk beter menselijk gevoel tartendmisbruik er binnen de muren van de tempel gemaakt wordt van de heiligste rechtenvan de mensen! Ik en verscheidene van mijn vrienden waren daar zeerverontwaardigd over! Wij gingen er vandoor en vonden dit dal, waar we meteen denodige voeding voor ons lichaam vonden. [10] In de loop der tijd bouwden we hierdeze werkelijk aardige huizen en. we leven hier nu heel gemoedelijk en vreedzaammet elkaar en geven altijd alleen God de eer. Maar één ding moet ik jullie vragen,namelijk dat jullie ons tegenover niemand verraden wanneer jullie weer terugkerennaar de zondige wereld! Dan zijn jullie hier zeer welkome gasten. Laten we nunaar mijn huls gaan dat God de Heer nu zeker welgevalliger is dan de tempel vanSalomo in Jeruzalem. In mijn huis bij een goede maaltijd zullen we nog veelbespreken en daar zullen jullie ons pas goed leren kennen!"

Hoofdstuk 261: In het huis van het plaatselijk hoofd. De wonderbaarlijke wijn[1] Wij gingen nu naar het werkelijk lieflijke en ruime huis in het dal en werdenonmiddellijk bediend met brood, zout en verse melk. De leider verontschuldigdezich dat hij ons geen wijn kon aanbieden; maar hij had verscheidene zakkenbosbessensap, dat niet minder goed smaakte dan wat voor Wijn ook. Als we dezewilden proeven, zou hij met groot genoegen een paar kruiken vol met dit sap voorons op tafel laten zetten. [2] Ik zei: 'Doe dat; wij willen je boswijn proeven! Als hijons smaakt zullen wij je nog om een paar kruiken vragen.'[3] Toen ging onze gastheer naar zijn kelder en bracht ons een paar kruiken volbosbessensap, dat geheel als wijn smaakte omdat het in feite ook wijn was; wanthet druifje, momenteel ook 'Johannisdruifje" genoemd, hoort Immers ook tot deverschillende druivensoorten; de vrucht ervan is ongeveer de kleinste druivensoort.Kortom, we dronken deze boswijn met een beetje water vermengd heel graag, enhet deed de heer des huizes veel plezier dat de wijn ons zo goed smaakte.[4] Toen de beide kruiken leeg waren, wilde de waard ze meteen weer gaanbijvullen; maar IK zei tegen de nu reeds zeer spraakzaam geworden maker van debosbessenwijn: 'luister, laat dat nu en vul de kruiken in plaats van met boswijnliever met heel fris water, dan zal Ik het water onmiddellijk in een allerbeste wijnveranderen!" [5] Dat verbaasde de waard uitermate en hij zei: 'Wel, ik benwerkelijk erg nieuwsgierig naar dit kunststuk!"[6] De beide grote kruiken werden onmiddellijk, geheel met water gevuld, op detafel gezet en de waard zei: 'Er staat nu op tafel wat u verlangd heeft, en laat ons nuzien, vriend, wat u kunt en waartoe u in staat bent!' [7] En IK zei tegen hem: 'Neemeen van beide kruiken in je hand en proef de inhoud!"

Page 431: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

431

[8] De waard proefde de inhoud en was daarbij zo verrast, dat hij onmiddellijk alzijn huisgenoten bij elkaar riep en ieder liet proeven. Allen beweerden nog nooitzo'n buitengewoon goede wijn over hun tong te hebben gekregen. Maar nu wildeook ieder weten hoe het in zijn werk ging, dat er uit het zuiverste water zo'nhemels goede wijn ontstond.[9] De waard zei tegen de vele vragenstellers: 'Ja, beste mensen, dat moeten jullieaan hem daar in het midden vragen! Voor mijzelf is dit het grootste raadsel! Zoietsis sinds mensenheugenis nog niet voorgekomen en het is absoluut ongehoord!'[10] Nu richtte de waard zich tot Mij en zei: 'Meester der meesters in uw mijonbegrijpelijke, wonderbaarlijke kunst! Geef ons toch een beetje opheldering overhoe en op welke manier u dit mogelijk was! En kent u nog meer van diekunststukken?" [11] IK zei: 'Beste vriend, op je eerste vraag kan Ik je op hetmoment geen antwoord geven; maar morgen zul je er wel vanzelf achterkomen!Maar op je tweede vraag kan Ik je zeggen, dat eigenlijk niets Mij onmogelijk is endat Ik je enkel en alleen door de macht en kracht van Mijn wil talloze wonderdadenzou kunnen laten zien! Ben je het daarmee eens?"[12] De waard zei: 'U geeft wel hoog op van uzelf, terwijl u toch slechts een mensbent! Hebt u er niet aan gedacht dat alleen God almachtig is?! Als alle dingen umogelijk waren zou u immers God Zelf moeten zijn, of u zou dat moetenbewerkstelligen met behulp van Beëlzebub, het hoofd van alle duivels, waarvoor uvolgens mij een veel te eerlijk, vroom en open gezicht heeft, waarvan men kanzeggen: Kijk, dat is een waar evenbeeld van God![13] Ik wil echter helemaal niet doen alsof ik alles weet, en denk aan de tijd terugdat ik in Jeruzalem was en ook in andere steden, met name ooit in Damascus, waarik een Indische magiër heb leren kennen, die ook met de grootst mogelijkeoverdrijving van zichzelf beweerde dat hem niets onmogelijk was. Hij heeft serieusdingen gepresteerd waarvan ik evenmin inzag hoe het mogelijk was, als van demanier waarop u nu het water in de beste wijn hebt veranderd. Maar het is altijd alzo geweest dat magiërs en kunstenaars hun vooral voor ons leken toch alwonderbaarlijke capaciteiten overdreven; maar men ziet dat graag door de vingers,omdat ze eigenlijk toch wel buitengewone mensen zijn. Maar één ding zou ikvanavond van u, meester der meesters, toch nog willen zien!"[14] IK zei: 'Zie, ieder mens oordeelt naar zijn verstand, en zo ook jij, en het zouhelemaal niet aardig van Mij zijn daar iets tegenin te brengen! Als je tot een dieperinzicht zult komen, zul je ook anders oordelen; daarom praten we hier niet eerderover! Je hebt Me voor vandaag nog om een zogeheten kunststukje gevraagd, en datwil Ik ook doen. Maar opdat je niet bij jezelf denkt dat Ik alleen maar kanuitvoeren wat Ik kan moet jij zeggen wat Ik voor je moet doen!"

Hoofdstuk 262: De genezing van de kreupele dochter van de waard[1] De waard zei: 'Als niets u onmogelijk is dan moet u ook in staat zijn om eenzeer ziek mens gezond te maken?' [2] IK zei: "O ja, heb je iemand?"[3] De waard zei: 'Ja, helaas, - een van mijn liefste dochters; - maar zij zalmoeilijke te helpen zijn! Ze is nu twintig jaar oud en was een monter en vlijtig

Page 432: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

432

kind. Ze ging een jaar geleden met deze oudste en sterkste zoon van mij naarNahim om zout te halen. op de terugweg, gleed ze daar uit waar het 't steilst is enviel meer dan vijf manshoogten diep op een uitspringende rots en brak door de valhaar.handen en voeten. Meer dan driekwart jaar leed ze de ergste pijnen; na die tijdwerd de pijn weliswaar minder, maar ze verschrompelde wel en werd dermatekreupel dat ze haar bed nooit meer heeft kunnen verlaten. Meester der meesters, alsu in staat bent om deze dochter van mij te genezen, zou ik bijna gaan geloven, datu nagenoeg geen ding meer onmogelijk is!" [4] IK zei: "Breng haar hier'[5] De waard zei tegen de sterke broers van het zieke zusje: 'Ga naar haar vertreken breng haar met bed en al hierheen! "[6] De broers gingen onmiddellijk en brachten hun arme en werkelijk zeer ziekezusje en zetten haar voor Mij neer.[7] IK keek de arme zieke aan en zei tegen haar: 'Dochter, zou je weer zo gezondwillen zijn als je een jaar geleden nog was?'[8] Met zwakke stem sprak de zieke: 'Ja, dat zou een grote weldaad voor mij zijn;maar geen heiland kan mij meer genezen, - alleen God de Almachtige is zoietsmogelijk!" [9] IK zei: 'Als je dit dan denkt en gelooft, sta dan nu op en wandel, engeef God de eer' [10] Op dat moment werd het meisje weer zo gezond alsof haarnooit iets gemankeerd had.[11] Toen de waard en allen die in het huis waren dit zagen, maakte een diepontzag zich van hen meester en allen waren bijna sprakeloos van verbazing. Pas naeen poos zei de waard met een eerbiedig verwonderde stem: 'Nee, dat ligt nietmeer binnen het bereik van wat iemand op deze aarde zou kunnen leren, al is hijnog zo intelligent en getalenteerd, maar dit is een uiterst zeldzame gave en genadevan God. Wij moeten daarom gemeenschappelijk onze hoogste lof richten tot God,de enige Heer, dat Hij een mens op aarde weer eens voor het veelvoudige heil vande mensen zo'n puur goddelijke kracht, macht en zo'n vermogen heeft gegeven alsin het grijze verleden alleen de grote profeten hebben bezeten![12] Maar nu begrijp ik ook de eerste begroeting van onze dierbarewonderbaarlijke gast: 'Vrede zij met je!' en 'Gods rijk is nabij gekomen!' Luister,mijn huisgenoten, dit is een hoogst bijzondere lieveling van God, een nieuwe, groteprofeet! Hem moeten wij hoog vereren omwille van God en we moeten naar hemluisteren!" [13] Hierop richtte de waard zich tot Mij en zei: 'Verheven vriend enmeester aller meesters, ik heb geen woorden waarmee ik mijn gevoel vandankbaarheid jegens God en u, zijn waarachtige grote profeet, ook maar enigszinskan uitdrukken! O, vergeef me als ik me in het begin van ons samenzijnonbetamelijk tegenover u heb uitgedrukt! Maar nu u zich toch hebt voorgenomenom een tijd bij ons te blijven, zal ik mijn uiterste best doen om mij tegenover u enuw leerlingen zo dankbaar mogelijk te betonen.[14] O, u hebt me mijn liefste kind teruggegeven en dat is meer dan wanneer u mijalle rijken van de wereld gegeven zou hebben! Daarom komt u, na God, van mijook de grootste dankbaarheid toe!' [15] IK zei: 'Wees nu rustig, Barnabe, en ziedatje dochter Eliza iets te eten krijgt; want ze is nu volkomen gezond en moet nuook volwaardig eten en drinken, opdat ze weer geheel op krachten komt!"

Page 433: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

433

[16] Dit gebeurde en het genezen meisje stond van haar bed op, trok snel hethoogstnodige aan, liep toen snel naar Mij toe, pakte haastig Mijn hand en druktedie met tranen van dankbaarheid tegen haar mooie mond en haar hart, en zei toensnikkend van dankbaarheid en grote, zalige vreugde: 'O, waarachtig almachtigevriend en meester! Daar u alles mogelijk is, zal het u ook niet onmogelijk zijn omin mijn hart te kijken; daar zult u in het gloeiendste liefdesschrift de dankgeschreven vinden die ik u eeuwig verschuldigd zal zijn!"[17] IK zei: 'Blijf in deze liefde, zij zal je veel zegen brengen! Maar ga nu aan onzetafel zitten, eet en drink en wees blij! En als je weer naar Nahim gaat, moetje nietzo huppelen als een gazelle, maar heel bescheiden op het enigszins gevaarlijkevoetpad lopen, dan zul je niet meer een dergelijke schade aan je lichaam oplopen!Zorg datje het onthoudt, Mijn overigens allerliefste dochter Eliza! Ga nu zitten,wees rustig, en eet en drink!"

Hoofdstuk 263: Barnabe herinnert zich de twaalfjarige Jezus in de tempel[1] Nu ging Eliza naar haar vader die haar onder tranen van dankbaarheid aan zijnhart drukte, haar toen tussen zichzelf en zijn vrouw een plaats aanwees en haar teeten en te drinken gaf van alles wat er was; bijzonder goed smaakte haar Mijn wijndie van water was gemaakt. [2] Toen zijn dochter daar zo helemaal gezond at endronk, vroeg de waard Mij met alle eerbied: 'Heer en meester aller meesters! Het isweliswaar zeer dom van Mij om u te vragen hoe u kunt weten, dat ik 'Barnabe' heeten deze dochter van mij 'Eliza'; want als u, door God gegeven, zulke dingenmogelijk zijn, waarom zou het u dan niet evengoed mogelijk zijn om te weten hoeik en alle anderen heten? Maar ik dacht bij mezelf dat u mij misschien al vanuitJeruzalem bij een of andere gelegenheid gezien en herkend hebt. En mocht ditmogelijk zijn, dan zou dat voor mij van dubbel belang zijn!"[3] IK zei: "Zeg Me wat jou nu op deze gedachte heeft gebracht!"[4] De waard zei: 'Als u me maar bij voorbaat vergeeft wanneer ik me enigszinsonbetamelijk mocht uitdrukken, - want ik heb nu al wat wijn gedronken en dieheeft mijn tong misschien al iets losser gemaakt; maar ik zal er mijn uiterste bestvoor doen dat mijn tong me geen te grote schande veroorzaakt![5] Ziet u, ongeveer twintig jaar geleden was ik in Jeruzalem nog leviet eneigenlijk al een aankomend Farizeeër (Varizar = herder, ook leider van de herders).Het gebeurde op een keer - zoals daarvoor en daarna nooit meer dat ons bij degebruikelijke toetsing van de twaalfjarige jongens een knaap met de naam Jezus uitNazareth in Galilea werd voorgeleid. Deze knaap wist toen reeds meer dan alletempeldienaren samen en hij was eigenlijk de belangrijkste reden waarom ikspoedig daarna de tempel voor altijd heb verlaten. [6] Maar hier komt nog bij datik openlijk moet bekennen, dat u, meester aller meesters, buitengewoon veel lijktop die werkelijk wonderbaarlijke jongen, vooral in uw gezicht. Ik wil daarmeeechter helemaal niet beweren dat u nu de man bent die vroeger deze jongen was,maar het is ook niet bepaald onmogelijk; maar ik wilde hier alleen maar meezeggen dat het hoogst merkwaardig is, dat verwante grote geesten, wanneer ze éénen dezelfde tendens volgen, ook heel vaak in hun gezicht op elkaar lijken.

Page 434: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

434

[7] Deze gedenkwaardige jongen heeft ons gedurende drie dagen in de tempelhaarfijn bewezen dat hijzelf de beloofde Messias zou zijn! Daarna heb ik omverschillende redenen vrijwillig de tempel verlaten en ben naar deze eenzameplaats gegaan; later ben ik er nooit meer geweest, ook niet ergens anders, en ik kandan ook niet weten wat er van deze knaap geworden is. Ik was weliswaar toen eentegenstander van hem; maar het duurde niet zo lang of de beweringen van de knaapwerden me steeds duidelijker, de tempel begon me daarentegen steeds meer tegente staan en steeds ondraaglijker te worden.[8] ja, de woorden van deze jongen waren mijn redding uit de ware hel van detempel! En ik zou van u graag ook nog willen horen wat er van deze knaapgeworden is! Wat mij toentertijd van die oude verstokte tempelhelden het meestheeft verbitterd, was, dat ze heimelijk een prijs beloofden aan degene die dezeknaap bij een of andere gunstige gelegenheid uit de weg zou ruimen. Zolang ik nogin de tempel was is dit weliswaar niet gebeurd; maar nu ik toch al bijna twintig jaarhier ben, -wie weet wat er intussen allemaal door de tempel tegen deze knaap isondernomen! U, meester der meesters, zult dat zeker allemaal weten, daarom vraagik u of u mij hierover iets zou willen vertellen!"[9] IK zeg: 'Zie, juist om die reden ben Ik nu naar jou toegekomen; want Ikzelf bendie knaap die het toen in de tempel de oudsten, Farizeeën en schriftgeleerden flinklastig heeft gemaakt! En nu je dit weet zal het je ook heel gemakkelijk duidelijkworden, waarom Ik meteen bij Mijn komst tegen je zei: 'Vrede zij met je en jehuisgenoten! Gods rijk is nabij gekomen!' Maar morgen zullen we hierover pasverder spreken! Laat nu echter voor ons goede slaapplaatsen klaarmaken, opdat wevan onze kleine vermoeidheid herstellen en morgen weer daadkrachtig zijn!"[10] Hierop gaf de waard Barnabe zijn dienaren bevel om onmiddellijk een goedeslaapplaats voor ons klaar te maken, en deze deden wat hun bevolen was.[11] Toen we opstonden van tafel kwam de genezen dochter nog een keer naar Mijtoe en dankte Mij innig voor het genezen van haar kwalen, en dat deden de waard,zijn vrouwen zijn andere kinderen eveneens; want allen mochten de mooie enopgewekte Eliza heel graag en ze waren daarom zo blij dat ze hun Eliza nu weerhelemaal fris en gezond voor zich hadden. Ik gaf hun allen Mijn zegen en begafMe toen met Mijn leerlingen snel ter ruste.

Hoofdstuk 264: De heiliging van de sabbat[1] Toen we 's ochtends vroeg ontwaakten was iedereen in huis reeds druk in deweer; op de kookplaats brandde reeds een levendig vuur, waar verscheiden pannenomheen stonden waarin allerlei kruidige spijzen voor ons en de mensen in het huiswerden gekookt; er waren ook vissen, en wel de beste en mooiste bergforellen. Degenezen dochter was de allerbedrijvigste bij de haard en was druk bezig om zo snelmogelijk een goed ochtendmaal voor ons klaar te maken. Toen ze Mij zag rende zeuit liefde gewoonweg op Me af en bedankte Mij nogmaals voor haar genezing.[2] Maar Ik vroeg haar, hoe het kwam dat ze op een sabbat zoals vandaag zo konwerken? [3] Daarop antwoordde Eliza: 'Heer en Meester, in de Schrift staat immersnergens een wet die het de mensen verbiedt om op een sabbat God te dienen!"

Page 435: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

435

[4] IK zei: 'Heel goed, -op een sabbat moet men wel bij uitstek God alleen dienen;maar jij dient nu vol ijver Mij en Mijn leerlingen! Zijn wij dan goden?!'[5] De bedrijvige dochter zei: 'O Heer, Uw leerlingen zijn wel mensen zoals wij;maar U bent God door en door, wat ik nu maar al te duidelijk inzie! En als ik enalle anderen hier in huis met hun bedrijvigheid nu U dienen, dan ontheiligen wij desabbat zeker niet!' [6] IK zei: 'Maar zeg Me, allerliefste Eliza, wie jou gezegd heeftdat Ik een God ben! Want zie, als Ik een God zou zijn en Jehova in de hemel istoch ook een absoluut waarachtige God, dan zouden er duidelijk twee Goden zijn;maar in de Schrift staat toch uitdrukkelijk: 'Ik alleen ben je God en Heer; daarommoet je behalve Mij geen andere en vreemde goden hebben!' Wel, hoe kan dat dan,wanneer ook Ik een God zou zijn?"[7] Terwijl ze druk bezig was om de vissen toe te bereiden zei Eliza: 'O Heer, datkan heel goed samen gaan!" [8] IK zei: "Ja, maar hoe dan?"[9] Zij zei: "Omdat U en de Vader in de hemel niet twee, maar geheel en al éénzijn en de hemel altijd en alleen maar daar is waar U, o Heer, bent!"[10] IK zei: 'Maar wie heeft je dat gezegd en wie heeft je daarin onderwezen?'[11] ZE zei: 'op de eerste plaats Uzelf, Heer! 'Vrede zij met jou en je huisgenoten!'en 'Gods rijk is nabij gekomen!', dat zijn woorden die alleen maar uit Gods mondkunnen komen! Daarna kwamen Uw wonderdaden, die behalve God niemand kanverrichten! Dan heb ik gisteren toen U, Heer, Zich ter ruste hebt begeven, met mijnvader nog veel over de twaalfjarige Jezus in de tempel gesproken en in Jesaja alleteksten die op U betrekking hebben doorgelezen en toen is meer dan zonneklaargebleken, dat U als de beloofde Messias niemand anders bent en kunt zijn dan inUw geest Jehova Zebaoth Zelf. Zie, Heer, dat zijn de redenen waarom ik U nuhoudt voor hetgeen U duidelijk bent!' [12] IK zei: 'Wel, Ik moetje gelijk geven,zoals ook je aardse vader; maar jullie mogen Mij niet vóórtijdig aan je burenverraden! En omdat jullie Mij dus herkend hebben en met jullie ijver vandaag alsop een sabbat alleen Mij dienen, kun je werken; maar let erop dat jullie daardoorniemand van jullie buren aanstoot geven!"[13] Eliza zei: 'O, daar hoeft U zich geen zorgen over te maken! Dat punt hebbenwe allang achter ons. Wij verrichten op een sabbat weliswaar geen zware, slaafsearbeid; maar wat er gedaan moet worden doen we ook op iedere sabbat. We zijn nuniet meer onderworpen aan het gehuichel van de tempel en de bijbehorendezelfzuchtige wetten, waarvan iedere rijke zich voor een bepaalde tijd kanvrijkopen, maar onze wet is de waarheid en het goede daarvan en die verbiedtniemand om op een sabbat het allernoodzakelijkste voor zijn huis te verrichten.[14] En als het zo noodzakelijk was voor het verkrijgen van het eeuwige leven omvolkomen passief te zijn, dan zou U, o Heer, zeker aan alle mensen het goedevoorbeeld hebben gegeven door op de sabbat geen zon, geen maan en ook geensterren op te laten komen en onder te laten gaan, waartoe U met Uw almacht zekerin staat zou zijn. En dan zou er waarschijnlijk ook geen wind waaien, geen wolkenen nevelen opstijgen, geen beek stromen, geen zee zich bewegen en ook de dierenzouden dan zelfs als voorbeeld voor ons mensen instinctmatig de hele sabbatrust inacht nemen! Maar als men de gehele grote schepping maar enigszins goedobserveert, ziet men maar al te gauw dat U op de sabbat even werkzaam bent als

Page 436: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

436

op alle andere werkdagen, en omdat wij volgens de Schrift Gods kinderen zijn,doen we toch zeker niets verkeerds wanneer wij in alles de goede, heilige enliefdevolle Vader navolgen!"[15] IK zei: 'Waarlijk, zoveel wijsheid had Ik in jou als mens nauwelijks gezocht!Blijf daarom zoals je bent en geef allen het goede voorbeeld, zoals de Vader in dehemel altijd aan alle mensen het beste voorbeeld geeft!'

Hoofdstuk 265: Eliza getuigt voor de Heer. De toegangspaden naar het dorpin de bergen ondergaan een verandering.[1] Hierna ging Ik met Barnabe en sommigen van Mijn leerlingen naar buiten enBarnabe liet ons zijn bezittingen zien. Wetrokken door het hele plaatsje dat uitongeveer twintig huizen bestond; het zag er echt lieflijk en overal zeer schoon uit.[2] Maar toen de bewoners ons zagen, vreesden ze dat wij commissarissen warendie nu van hen belastingen en misschien ook boetes zouden verlangen. Toenvertrouwde Ik Barnabe heimelijk toe wat de reden voor hun onnodige vrees was;deze riep toen enkelen bij zich en gaf hen de volste verzekering, dat hun vreesvolkomen ongegrond was en dat integendeel deze plaats juist buitengewoongelukkig te prijzen was, omdat Ik hem bezocht had en als de grootste en besteHeiland zijn dochter, die niemand anders in de hele wereld had kunnen genezen, inéén enkel ogenblik zo totaal genezen had, dat ze nu honderd maal gezonder,levendiger en frisser was dan ooit tevoren.[3] Toen ze dit van hun leider vernamen verdween hun vrees en ze waren allenhoogst verbaasd; alleen zeiden sommige vrouwen: "Dat kunnen we niet eerdergeloven dan dat we Eliza zelf hebben gezien; want haar zou alleen maar een engelGods uit de hemelen hebben kunnen helpen, - voor een mens zou dat onmogelijkzijn, zelfs als hij de beste heiland van de hele wereld zou zijn!'[4] Maar terwijl de vrouwen er nog met elkaar over spraken kwam Eliza ons alheel vlug achterna en nodigde ons uit voor het ochtendmaal. Toen de vrouwenEliza zagen, schrokken ze gewoonweg en vertrouwden amper hun ogen; maartenslotte gingen ze toch naar haar toe en vroegen haar, hoe dat toch gegaan was.[5] En Eliza, op Mij wijzend, zei: 'Daar staat de goddelijk verheven Heiland; vraaghet Hem! Dat ik nu geheel en al gezond ben, weet en voel ik, en jullie zien het ook;van al het andere en hoe dat mogelijk was, weet Ik niets.[6] Daarop keerden we weer om en gingen naar Barnabe's huis, waar ons eenrijkelijk ochtendmaal wachtte. Dat zowel de mannen als ook de vrouwen enkinderen ons daarheen volgden, spreekt natuurlijk vanzelf; ze bleven daar die heledag, de leerlingen onderwezen hen over Mij en over Mijn zending vanuit dehemelen hier naar de aarde, en allen geloofden nu in Mijn naam.[7] Nadat we het ochtendmaal tot ons hadden genomen, bracht de waard Mij naarde nog steeds zeer gevaarlijke plek waar zijn dochter naar beneden was gevallen envroeg Mij of Ik er met Mijn almacht niet voor kon zorgen, dat dit stukje weg eenklein beetje gemakkelijker te passeren was.[8] IK zei: 'Jij weet nu al dat niets Mij onmogelijk is; maar voorlopig laten wij dezeplek nog zo, want het dient jullie als bescherming! Als deze plek er met was, dan

Page 437: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

437

waren Jullie allang ontdekt! Daarom denk Ik dat jullie deze plaats moeten latenzoals hij is en als Ik al iets voor jullie wil doen, dan maak Ik hem nog slechterbegaanbaar en wel zo, dat er voortaan geen kat meer overheen kan. Maar Ik zaljullie wel een ander pad laten zien, dat reeds bestaat maar dat niemand van jullietot nog toe ontdekt heeft!" [9] Toen Barnabe dit van Mij hoorde vroeg hij Mij of Ikdat dan wilde doen, en IK zei: 'Wel, het zij zo!"[10] Toen raakte er beneden ons een grote steenmassa los en daardoor ontstond ereen zelfs overhangende steile wand van honderd manshoogten, waar geen mensmeer overheen kon klimmen. En op de plaats waar wij stonden ontstond een soortborstwering, waar men wel overheen kon kijken, maar niet zo gemakkelijkoverheen kon klimmen, wat trouwens vergeefse moeite zou zijn geweest en metgroot levensgevaar verbonden. Over dit geschenk was onze waard nu zeerverwonderd en tevreden.[11] Maar hij vroeg Mij ook onmiddellijk om de gemakkelijkere en mindergevaarlijke weg en IK zei: Die gaan we vanmiddag pas opzoeken! Het is wel eenstukje verder om hierover naar Nahim te gaan, maar hij is veel gemakkelijkerbegaanbaar en jullie kunnen er zonder moeite met al je huisdieren over naar bovenen naar beneden gaan en dat is voor jullie toch ook een belangrijk voordeel"

Hoofdstuk 266: Het geestelijk zien.[1] (De Heer:) 'Want zie, het is Mijn wil dat degenen die volgens Mozes' wettenleven ook wat hun aardse goederen betreft niet armzalig hoeven te leven.[2] En daarom ben Ik dan ook hier naar jullie toe gekomen om ten eerste jullieallen te verkondigen dat Gods rijk en dus ook alle hemelen in en door Mij naarjullie op deze aarde zijn gekomen, wat nu reeds een groot aantal voorheenovertuigde heidenen erkent en openlijk bekent, opdat vervuld wordt wat Daniëlprofeteerde: 'Ook zij die in het graf zijn zullen Zijn stem vernemen!' want het zijnde heidenen, die reeds van de wieg af aan begraven waren in het graf van de nacht,het gericht en de dood.[3] En ten tweede wil Ik wat het aardse betreft ervoor zorgen dat jullie, je kinderenen kindskinderen wat lichamelijke behoeften betreft geen nood hoeven te lijden. Ikwil weliswaar niet dat jullie in grote overvloed zwelgen, maar jullie hoeven ookgeen al te grote nood te lijden, wat tot nog toe bij jullie heel vaak het geval was.[4] En de derde reden waarom Ik hierheen ben gekomen weetje trouwens al,namelijk dat Ik van plan ben om hier in deze stille omgeving met Mijn leerlingenenkele dagen rust te nemen. -En nu wij met deze voor jullie noodzakelijke zaakklaar zijn, zullen we weer naar huis gaan en zien wat daar voor allen is gebeurd!"[5] Onderweg zei de waard: 'Heer en Meester! Zou U het niet prettig vinden als weover deze kleine hoogte en derhalve via een kleine omweg naar huls hepen? Wantvanaf deze hoogte geniet men waarlijk een buitengewoon heerlijk uitzicht; menkan daar zelfs ook Jeruzalem zien, ook een deel van de Zee van Galilea, en bij zeerhelder weer kan men zelfs de grote Griekse Zee zien! Als U het zou willen, Heer,zou ik U nu graag deze plek laten zien, die voor mij een echte plaats van zaligheid

Page 438: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

438

is!" [6] IK zeg: 'Dat wil Ik graag doen; want ook Ik ben een vriend van de bergenen de zeer wijdse uitzichten, laten we daarom deze kleine hoogte bestijgen!"[7] Wij klommen dus een eindje omhoog en het was echt mooi daar boven enBarnabe was bijna onuitputtelijk in het aanprijzen van de mooie omgeving.[8] Maar IK vermaande hem en zei: 'Het valt niet te ontkennen dat de omgevinghier vanaf deze top beschouwd heel mooi is om te zien, - dat komt door hettotaalbeeld; maar als je nu ieder ding apart wat je hier in het totale beeld ziet, dichtnaar je toe haalt, dan zul je spoedig genoeg krijgen van de schoonheid van dezestreken! [9] Alleen hetgeen deel uitmaakt van de ziel en de geest is waarachtig envoor eeuwig blijvend mooi. Als jou nu alleen maar dat beeld van deze omgevinghier bevalt en haar luchtig kleurenspel, dan beleef je toch nog altijd meer vreugdeaan de materie en haar vormen dan aan het geestelijke dat de starre vormen je alsin een groot schrift vertolken. Maar ach, als je in staat zult zijn om al deze vormenmet je innerlijke geestelijke ogen te bezien, te lezen en te begrijpen, dan zul je ookmet David kunnen uitroepen: 'O Heer, hoe groot en heerlijk zijn al Uw werken!Wie deze ziet beleeft puur genot![10] Kijk, het ware zien van al Gods werken is het bekijken hiervan met de ogenvan de geest, waaruit de ziel dan haar ware begrip put, en dat geeft de mens pasware vreugde, die niet meer vergankelijk is maar voor altijd en eeuwig de zieleigen blijft. En wil je dan ook de geestenwereld aanschouwen, dan zul je deze eerstook alleen maar geestelijk zien door aanvankelijk alleen maar de vormen van dezewereld te begrijpen en door vervolgens steeds meer inzicht te krijgen in deverschillende activiteiten, het streven en de onderlinge verhoudingen van dezevormen, welke je nu zonder een verder en dieper inzicht ook zo reeds zeerbevallen. [11] Het geestelijk zien is in eerste instantie slechts een inzien van deuiterlijke overeenkomsten in de toestanden; en als men zichzelf dan aldoor oefentin de zuivere liefde tot God en van daaruit tot de naaste en dat ook met een zuivergemoed, dat zoveel mogelijk vrij is van zonden, dan gaat het zien en begrijpenover in een helder schouwen en levert aan de ziener dan het bewijs, dat hij één isgeworden in zichzelf, en de ware wedergeboorte van zijn geest en de opstandingvan de ziel uit het materiële dodengraf van haar vlees bereikt heeft. - Begrijp je Mewel?" [12] De waard zegt: 'O Heer en mijn waarachtige God! Als ik dat werkelijktot op de grond zou begrijpen, zou ik zeker een van de gelukkigste mensen vandeze aarde zijn; maar zover is het nog lang niet met mijn begrip, ofschoon ik nuwel bepaalde vage vermoedens heb gekregen van hetgeen U mij eigenlijk heeftwillen zeggen! Mijn dochter Eliza die toch al zo'n halve zieneres is, zou Uw uitlegduidelijk beter begrepen hebben dan ik; maar iets heb ook ik begrepen! Maar er isbuitengewoon veel voor nodig om in de uiterlijke vormen de innerlijke, puurgeestelijke overeenkomsten te vinden en deze in hun talloze relaties juist tebegrijpen. Heer, zou U mij dat door een passend beeld niet iets duidelijker kunnenmaken?" [13] IK zeg: 'O ja, zeker, luister naar Me!'

Page 439: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

439

Hoofdstuk 267: De overeenkomsten of analogieën tussen materie en geest[1] (De Heer): 'Toen jij en jullie vriendelijke buren naar dit gebied zijn gekomen,hebben jullie hier niets dan stenen en hout aangetroffen. Jullie gingen onmiddellijkaan het werk, verzamelden het beste en meest geschikte, daarna gingen jullie bijjezelf te rade en begonnen ijverig na te denken over de vraag volgens welke regelsvan de bouwkunst jullie je bij elkaar gezochte materiaal tot een hut of zelfs tot eenwoonhuis zouden samenstellen.[2] En toen jullie nog dieper bij jezelf nadachten, kwamen er beelden voor julliegeest. Aan de hand van deze beelden ontwierpen jullie toen spoedig een plan enbegonnen het ene huis na het andere volgens dit plan te bouwen en na korte tijdstonden er heel aardige huizen in jullie dal. Als jullie geen geschikt bouwmateriaalgevonden hadden, hadden jullie vanuit je innerlijk verstand ook nooit eengeestelijk plan kunnen ontwerpen, dat geschikt was voor dit materiaal; maar omdatjullie dit hebben gevonden, vonden jullie ook spoedig een hierbij passend beeldvan een woonhuis; vervolgens voegden jullie het materiaal zo samen, dat het ietstotaal anders voorstelde dan wat jullie oorspronkelijk hadden aangetroffen.[3] Ofschoon het slechts een materieel beeld is, is het toch een begin om iemandeen eerste begrip bij te brengen van het overeenkomstige tussen de geheel ruwematerie en datgene wat een geest ervan kan maken. Heeft iemand dat gezien enbegrépen, dan gaat het al gemakkelijk verder en dieper, en dan geldt: wie zoekt zalvinden, wie vraagt zal gegeven worden, wie klopt zal worden opengedaan.[4] Zie, hoe meer mensen op een of ander gebied geestelijk ontwikkeld zijn, des tebeter gestructureerd en fraaier zullen ook hun werken en produkten zijn. Waaromis dat zo? Omdat hun ziel al nauwer met hun geest verbonden is. En hoe nauwer eninniger de ziel zich met haar geest verbindt die uit Gods hart komt, des te meer zalzij stijgen in de orde van alle kennis en bewustzijn, en ze zal steeds meer en meerhet overeenkomstige ontdekken tussen materie en geest. En dan ziet men ookgemakkelijk in dat iemand die het in de kennis van het overeenkomstige of van deanalogieën tussen materie en geest het verst heeft gebracht, daardoor ook dematerie het meest dienstbaar 'aan zich moet maken en er het meeste nut van heeft.Meestal zal dat pas het gelukkige geval zijn bij voleindigde, in hun geestwedergeboren zielen aan gene zijde, waar niets hun meer onmogelijk zal zijn. -ZegMe nu, of je Me al iets beter hebt begrepen!" [5] De waard zegt: 'Ja, mijn Heer enmijn God in Uzelf, nu begint het enigszins helder te worden! De oude volkeren,zoals bijvoorbeeld de Egyptenaren, moeten zeer goed thuis geweest zijn in de leerder analogieën, want hun werken geven nu nog blijk van een structuur waarvanzich nu in onze tijd bijna geen mens meer een voorstelling kan maken"[6] IK zeg: 'inderdaad, -want alleen geestelijk inzicht toont de ziel steeds meerstructuur, en leert haar beseffen dat ze de verhoudingen moet zoeken tussenmaterie en wederom materie, en tussen materie en substantie, tussen substantie enziel, en tussen ziel en geest; en de geest doordringt tenslotte alles en alles moethem dienen in de hoogst en diepst mogelijke orde. Begrijp je dat?"[7] De waard zegt: 'Ja, ik begrijp het nu steeds beter en in de loop van de tijd zal ikhet hopelijk nog beter begrijpen! Maar nu nog één vraag! Kijk, ik ken toch deSchrift; ik heb daarin vaak over engelen Gods gelezen die pure geesten zouden

Page 440: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

440

zijn! Zijn dat soms de geesten die zich met onze zielen moeten verenigen om dezevolledig gelijk aan God te maken?"[8] IK zei: 'Voor een heel klein deel soms wel, wanneer Mijn ordening hen daarom heel bijzondere redenen voor bestemt; maar zoiets gebeurt altijd maar hoogstzelden. Maar wat vaker gebeurt en ook in de toekomst nog vaker zal gebeuren is,dat ook heel veel engelen de weg van het vlees zo zullen doormaken als Ikzelf dezenu doormaak als de hoogste geest van God, opdat zij dan ware kinderen van Godkunnen worden. [9] En dan zullen zij hiervoor zelf een geschikte, nog nooitgeïncarneerde ziel kiezen en deze in het vlees van een zuivere moeder leggen; endan zullen ze zorgen voor het verder groeien en voor de juiste levensontwikkelingvolgens hun licht en hun kracht, opdat zo'n ziel krachtig genoeg wordt voor deeeuwige eenwording met hen.[10] Wel, dat zul je nu nog wel niet kunnen vatten; maar er zal nog een tijd komendat je ook zulke geheime hemelse zaken zult begrijpen. Maar nu kunnen we naarhuis afdalen; want kijk, een van je buren is een klein ongelukje overkomen, en wemoeten daarheen gaan om de zaak weer in orde te maken!" [11] De waard was hetdaar helemaal mee eens, daarom gingen we en waren al gauw ter plaatse.

Hoofdstuk 268: Genezing van de door een giftige slang gebeten man. Dewonderwijn[1] Toen we het huis hadden bereikt van de man die het ongeluk was overkomen,kwamen diens vrouwen kinderen naar buiten en vroegen ons om hulp.[2] Maar IK zei: "Ga maar naar hem toe, Ik heb hem al geholpen!"[3] Vrouwen kinderen snelden naar binnen naar de huisvader en deze kwam hen alhelemaal gezond tegemoet. Hij had tevoren op blote voeten zich een pad gebaanddoor de struiken en was door een boze adder gebeten; al snel zwol hij op enverkeerde in levensgevaar. Maar Ik kwam en genas hem.[4] Toen hij naar buiten kwam om Mij te bedanken, zei Ik: 'De volgende keer moetje niet je schoenen sparen als je in het struikgewas iets te doen hebt! Maar van nuaf aan zal er geen enkele adder in dit gebied rondkruipen! Amen.'[5] Hierop gingen we naar huis, waar het middagmaal en de leerlingen op onswachtten. Het middagmaal was deze keer zeer royaal, alleen was er wat weinigwijn; daarom vroeg de waard Me of hij weer bosbessensap zou serveren.[6] IK zei tegen hem: 'Doe ook vandaag weer zoals gisteravond, dan zullen we ookaan wijn geen gebrek hebben!" [7] Toen liet hij enkele grote kruiken met watervullen en Ik wilde het, en het werd wijn.[8] En omdat er deze keer ook enkele buren bij Barnabe aan tafel uitgenodigdwaren om met ons de middagmaaltijd te gebruiken, maakte een buurman deopmerking: 'Ik denk dat je voor zulke buitengewone gasten beter je boswijn, die bijjou echt goed en krachtig is, kunt aanbieden dan dit pure water!'[9] De waard zei: 'Maar, beste vrienden, dat weet ik even goed als iemand vanjullie; alleen weet ik ook dat jullie vanaf vanmorgen tot nu toe met de leerlingenhebben gesproken en zeker ook over de vraag wie deze Meester aller meesterseigenlijk precies is en dat niets Hem onmogelijk is! En zo zullen jullie ook wel

Page 441: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

441

vernomen hebben hoe Hij niet alleen gisteravond hier, maar ook al in enkeleandere plaatsen in Galilea het water enkel en alleen door de zegen van Zijn wil inde allerbeste wijn heeft veranderd en de verbaasde gasten dan altijd de beste wijnte drinken kregen. Mij heeft in ieder geval gisteren heimelijk een van de leerlingentoevertrouwd hoe hun Heer en Meester dit zelfs al vaak heeft bewerkstelligd,zodoende weet ik dat nu. Hebben de leerlingen jullie daar niets over verteld?"[10] De buurman die het had over de boswijn zei: 'Ja, de leerlingen hebben onsdaar wel het een en ander over verteld; maar juist omdat we maar al te goed wetenwie deze Heer en Meester is, durfden wij als zondaren de Heilige van Jehova daarniet om te vragen; maar wij zijn er nu ook al volkomen van overtuigd, dat hetwater in de kruiken in de -laten we zeggen - beste wijn is veranderd. Vergeef medaarom deze keer mijn wat te voorbarige zorg om de boswijn!"[11] De waard zei: ':Alles is weer in orde; eet en drink nu naarmate je honger endorst hebt!". [12] Nu aten en dronken we welgemoed en er werd bij deze maaltijdveel over verschillende goede dingen gesproken, zoals dit bij dergelijkegelegenheden ook elders het geval was.[13] Maar toen we ongeveer twee uur lang zo aan tafel zaten, kwam een buurmandie iets verder woonde en nog niets van Mijn aanwezigheid vernomen had met eentotaal wanhopig gezicht het huis van de leider binnen en zei: 'Barnabe, Barnabe,we zijn zo goed als verloren! Hoe het gebeurd is weet ik niet; maar het is werkelijkwaar: Onze enige en noodzakelijke weg naar Nahim is er niet meer! Er is nu eensoort gemetselde borstwering; als je daar overheen kijkt zie je zo'n grote diepte datje ervan gruwt! Om daar naar beneden te gaan is alleen voor een vogel, maar nietmeer voor een mens mogelijk! En een andere weg naar beneden ken ik niet, omdatdit gebergte naar alle kanten niets dan uiterst steile rotswanden heeft. Wat moetenwe nu doen als we zout nodig hebben? Mijn voorraad is uitgeput en die van julliezal ook opraken; wat dan? Wie heeft ons dat aangedaan?"[14] De waard zei: 'Je hoeft niets te vrezen! Ook al heb je tot nu toe geen betereweg naar beneden gevonden, hier zijn nog andere mensen die een veelgemakkelijker weg kennen en die zullen wij in de toekomst ook nemen. Want jeziet hier onbekende gasten bij me; dit zijn zeer wonderbaarlijke mensen, zij kennendie betere weg en zullen hem ons aanwijzen. Maar van nu af aan zullen we dezeweg niet te vaak meer hoeven af te leggen omdat de Meester, deze grote Meesteraller meesters van de wereld, ons ook in dit gebergte een nog beter zout zalaanwijzen dan het zout van Nahim. Maar ga nu zitten en eet en drink met ons mee!'[15] De buurman liet zich dat geen twee keer zeggen, ging onmiddellijk aan tafelzitten en at en dronk met ons mee en kon er niet over uit dat de kwaliteit van dewijn zo goed was; hij vroeg de waard waar hij de wijn vandaan had.[16] De waard zei: 'Kijk daar! De Meester aller meesters die daar met ons aan tafelzit en die, zoals je ziet, ook mijn dochter Eliza enkel door Zijn almachtige woord inéén ogenblik zo genezen heeft zoals jij haar nu hier naast mij ziet zitten, heeft voorons nu ook deze heerlijkste wijn uit water geschapen en zal er op dezelfde manierzeker ook voor zorgen dat wij eigen zout zullen hebben. Zeg me nu of je nog bangbent omdat deze ware Heer en Meester puur door Zijn almachtige woord deze wegnaar beneden, die steeds heel gevaarlijk voor ons was, voor altijd versperd heeft en

Page 442: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

442

in ruil daarvoor een verborgen en gemakkelijke weg opent waarlangs wij ook onzeonontbeerlijke huisdieren zonder enig gevaar naar boven en naar beneden kunnendrijven! Ben je het daarmee eens?"[17] De verre buurman zei: 'Ja, als dat het geval is, waar ik nu niet in het minst aantwijfel, dan is dat inderdaad heel goed voor ons; want ik was al sinds langbevreesd, dat de Nahimers ons uiteindelijk toch eens zouden ontdekken en aan deRomeinen of aan de joden in Jeruzalem zouden verraden, wat absoluut niet in onsvoordeel zou zijn. Maar zo kunnen we nog lang de zegeningen van dit zeldzamehooggelegen dal genieten zonder de schandelijke wereldse veelvraten daarbelasting over te moeten betalen. Maar nu zou ik wel eens iets meer willen horenover deze buitengewone wonderdoener! Wees zo goed en vertel me wat!"[18] De waard zei: 'Laat dat nu nog maar! Deze goddelijke Meester zal met Zijnleerlingen nog geruime tijd in ons midden blijven, en dan zal zich vast wel eengeschikte gelegenheid voordoen waarop je nader met Hem kennis kunt maken!"

Hoofdstuk 269: Over de juiste weg en het juiste zout[1] IK zei: 'Luister! Laat ons, nadat we onze ledematen nu gesterkt hebben metspijs en drank, van tafel opstaan en gaan kijken waar de nieuwe weg naar Nahimzich bevindt! Ook zal Ik jullie, als niemand er iets tegen heeft dat men ook op eensabbat iets goeds doet, de zoutbron van dit gebergte laten zien, die heel groot is enwaarvan jij, Barnabe, reeds hebt gesproken. Allen die hier zijn moeten meegaan;want wat ik jullie hier laat zien en schenk, moet een gemeenschappelijk bezit zijnvan allen die hier in dit dal wonen.'[2] We stonden nu op en gingen een behoorlijk eind in het dal omhoog. Daarkwamen we bij een rotswand die ongeveer ter hoogte van ruim een manshoogteeen flinke spleet had, waar men gemakkelijk in kon komen met behulp van enkelestenen die men er snel naar toe had gewenteld. Zodoende waren we al gauw in dezeer ruime kloof waarachter een grote, grotachtige holte zichtbaar was.[3] Ik zei nu tegen degenen die mee waren gegaan: 'Zie, jullie kunnen heelgemakkelijk en zonder enig gevaar door deze grot gaan! Volg Mij en overtuigjezelf! Alleen aan het eind wordt het een beetje smaller, maar het is altijd nogbreed genoeg om er een os doorheen te kunnen laten gaan. In het midden van dezegang wordt het natuurlijk iets donkerder dan hier; maar er komt wel zoveel lichtnaar binnen dat ieder van jullie goed kan zien waar hij zijn voeten neer moetzetten." [4] We liepen nu zonder enig ongemak door de grot en toen we aan heteind waren en weer in de open lucht kwamen, zagen we een hier en daar met grasen mos begroeide helling die doorliep tot in de vlakte beneden; men kon hier heelgemakkelijk en zonder enig gevaar lopen. De vlakte zag er weliswaar zeer ruig uit,maar dat was juist goed omdat deze slechts zelden door een reiziger betreden werden onze bewoners uit het hoge dal daardoor des te ongemerkter naar het diepe dalkonden afdalen.[5] Toen Barnabe en allen die mee waren gegaan dat zagen, vielen ze voor Mij opde knieën en zeiden: 'Wij danken U, o Heer, uit het diepst van ons hart; wantdoordat U ons deze nieuwe en veilige weg hebt gewezen, hebt U ons een

Page 443: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

443

onuitsprekelijk grote weldaad bewezen en ons verlost van de grote kwelling die devreselijke weg van voorheen ons bezorgde!'[6] IK liet hen opstaan en zei tegen hen: 'Zoals Ik jullie hier een nieuwe, veilige enook gemakkelijker weg heb gewezen waarlangs jullie kunnen gaan, zo wijs Ikjullie allen ook de enig ware, goede en veilige weg naar het eeuwige leven![7] Die weg wijs Ik jullie met heel weinig woorden, en deze woorden luiden: Weeszachtmoedig en deemoedig met heel je hart! Heb God lief boven alles en je naasteals jezelf; want hierin bestaat de hele wet en alle profeten! Geloof vervolgens datIk Degene ben die door God beloofd werd en door de profeten voorspeld, danhebben jullie de poort en de weg naar Gods rijk, dat nu tot jullie is gekomen, net zogeopend, als jullie nu een andere weg geopend en aangewezen werd vanuit dithooggelegen dal naar beneden, naar de laagvlakte der aarde![8] Dat alle wetten van Mozes in de twee geboden der liefde zijn samengevatspreekt vanzelf; want wie God boven alles liefheeft zal zeker alles wat zondig is uitde weg gaan en niet zondigen tegen een of ander gebod van God, en wie zijnnaaste liefheeft als zichzelf, zal niet willen dat hem iets slechts overkomt en zalhem nog minder iets slechts aandoen. [9] Wanneer jullie deze woorden van Mij terharte nemen en ernaar zullen handelen, dan is dat het juiste zout des levens, en Ikzal jullie nu daarom ook een natuurlijk zout aanwijzen en ook geven. Daaromverlaten we nu deze plaats, keren terug naar jullie dal, en zullen daar in een voorjullie allen nog geheelonbekende hoek van dit dal een heel zuiver en goed zoutvinden! Laten we daarom daarheen wandelen!"[10] Allen bedankten Mij innig en wij begonnen aan de terugweg.

Hoofdstuk 270: De zoutrots. Het wonderlijke en gezegende avondmaal[1] Toen we weer in het dal voor de rotsspleet stonden, legden allen merktekensneer van daar tot aan de eerste huizen, zodat ze de volgende keren deze geheimeweg terug zouden kunnen vinden. Wegingen nu in geheel tegengestelde richtingnaar de veraf wonende buurman, wiens huis op een behoorlijk hoge heuvel stonden ongeveer een half uur van de andere huizen vandaan lag.[2] Daar aangekomen zei IK tegen de bezitter van dit huis: 'Kijk, precies in derichting waar straks de zon zal ondergaan zie je niet ver hier vandaan een witterotswand van aanzienlijke grootte; wel, dat is puur zout en jullie allen kunnen hetmeteen gebruiken, zonder enige voorafgaande reiniging! Alleen moeten jullie ietsminder van dit zout bij de spijzen doen, want dit is krachtiger dan dat uit Nahim,ofschoon ook het zout uit Nahim weliswaar heel in de diepte -van dit massiefwordt gewonnen. Wie van jullie erheen wil gaan moet dat doen en wat zout meehier naar toe brengen!" [3] De bezitter van het huis bood onmiddellijk aan om ersnel naar toe te gaan, omdat het maar amper een kwartier zou vergen, als men snelliep. Hij nam een schep en een vat mee, maakte met gemak enkele stukken van debergwand los, vulde het vat ermee en bracht het onmiddellijk naar ons toe. Allenproefden het zout en vonden het voortreffelijk. Toen bedankte men Mij weer. Ikzegende dit hooggelegen huis en vervolgens begaven wij ons allen op de terugweg;

Page 444: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

444

ook de ver weg wonende buur ging met ons mee en nam zelfs zijn vrouwen eenpaar volwassen kinderen mee.[4] Toen we weer bij het huis van Barnabe aankwamen, wachtten reeds alleinwoners van het plaatsje op ons en prezen zichzelf luid gelukkig, dat ze Mij weerzagen en in hun midden hadden.[5] En de buurman, die Ik 's middags van de slangenbeet genezen had, riep luid uit:'Hosanna in den hoge voor Hem die tot ons gekomen is! Hier is nu het ware,nieuwe Jeruzalem waarover reeds een profeet geprofeteerd heeft; het oude enslechte Jeruzalem zal echter binnen korte tijd te gronde gaan!"[6] Allen spraken deze woorden na en wel zo enthousiast en zo krachtig, dat hetvan de vele verre en hoge rotswanden in duizend echo's weerklonk. De bewoners,voor wie dit spel van de natuur nog vreemd was, dachten dat Ik wel een uiterstbelangrijk geestmens moest zijn, omdat nu zelfs de lucht en berggeesten met hunlofprijzing ingestemd hadden. [7] Maar Ikzelf verklaarde hun dit verschijnsel en zeaanvaardden Mijn verklaring ook dankbaar; ze probeerden hun krachtige stemmennog eens en het klonk wederom terug, ook zonder het hosanna.[8] En nu geloofden allen en zeiden: 'U bent de enige waarachtige; want eendienaar van de tempel zou ons nu al gestenigd hebben als we niet geloofd haddendat dit werkelijk berg en luchtgeesten waren geweest!"[9] Ik zei tegen de waard dat hij eens moest kijken hoe al deze vele gasten,ongeveer tweehonderd, van een avondmaal konden worden voorzien.[10] De waard zei: 'Heer, alles wat ik heb zal klaargemaakt en opgediend worden;alleen ben ik bang dat het nauwelijks genoeg zal zijn voor iedereen."[11] Maar IK zei: 'Ga naar binnen om te kijken!"[12] De waard ging binnen kijken en ontdekte dat al zijn voorraadkamers volwaren met brood, wijn, melk, honing en verse vis en nog een grote hoeveelheidvan het fijnste meel voor broodjes en andere spijzen.[13] Toen kwam hij gauw terug, sloeg zich op de borst en zei: 'O, dit overtreft nutoch wel alles! Ik weet precies wat ik voorheen in mijn provisiekamers had; zewaren slechts karig gevuld voor de behoefte van mijn huis, en nu puilen ze aan allekanten uit van de grootste overvloed! Dat was U weer, Heer! Ja, nu kan er voorduizenden gekookt worden en niet alleen voor deze tweehonderd! Maar waar haalik nu zoveel koks vandaan? Mijn lieve buren moeten vandaag wel hun uiterste bestdoen, want mijn eigen mensen zouden het vóór morgen niet klaarspelen!"[14] Toen de vrouwen en dochters uit de buurt dat hoorden, gingen ze dadelijk naarde grote keuken en gingen aan het werk en zo was het grote maal binnen een uurklaar. [15] Het maal was nu wel klaar; maar nu deed zich een heel ander probleemvoor. De waard had nu veel te weinig tafels en banken, en zijn kamers waren voortweehonderd gasten ook te klein. Kortom, het ontbrak hem aan alles voor zo'ngebeurtenis. Daarom kwam hij naar Mij toe en vroeg Mij om raad wat hij moestdoen. [16] IK zei: 'Ja, Mijn vriend Barnabe, langs natuurlijke weg zal er met veelaan te doen zijn! Als het op deze hoogte niet zo koud was, zouden we hier buitenkunnen gaan zitten; maar de avonden worden nu al zeer koud en donker en daaromgaat het niet meer buiten. In een schapenstal passen weliswaar vele vreedzameschapen; maar omdat je ook geen banken en tafels hebt, is het toch wel een beetje

Page 445: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

445

moeilijk. Ook wat het licht. betreft is je huis niet zo goed uitgerust! Dat weet Ik.Maar we zullen toch middelen vinden waardoor we allemaal goed ondergebrachtkunnen worden. Kijk in je huis hoe het met tafels en banken zit en kom het medaarna zeggen!'[17] De waard ging zijn huis binnen, bekeek nu alles en kwam dadelijk volverwondering terug. Ik vroeg hem hoe het er uitzag. [18] En Barnabe antwoorddeweer vol verwondering: 'O Heer, U bent zo goed, nu pas zie ik overduidelijk in datvoor U geen enkel ding onmogelijk is! De kamers aan de achterkant zijn met meerdan de helft vergroot, tafels en banken zijn er meer dan genoeg, en ook aan demooiste lampen is geen gebrek. Op alle tafels staan de spijzen reeds klaar op ons tewachten en daarom denk ik, arme zondaar, dat we ons nu naar de kamers moetenbegeven om de wonderbaarlijke avondmaaltijd tot ons te nemen."[19] IK zei: 'Ja, dat doen we nu, dus volg Mij allen; want met jullie heb Ik eengoede oogst binnengehaald!" [20] Ik ging voorop en iedereen volgde Mij. Inenkele ogenblikken zat iedereen in goede orde aan de tafels.[21] Maar voordat iemand een hap naar zijn mond bracht ging DE WAARD staanen sprak: 'Mijn beste buren, luister allen naar mij! Deze maaltijd is een waregoddelijke maaltijd in het paradijs dat verloren ging door de schuld van de mensen.De grote, heilige God en Heer heeft het ons Zelf teruggebracht. Hij zit, o wonderaller wonderen, nu in levende lijve in ons midden en heeft Zelf dit wareparadijselijke maal voor ons toebereid! Deze maaltijd is derhalve een ten hoogstegezegend en heilig maal. Maar wij zijn zondige mensen - en willen nu toch graagdit maal genieten hoewel we onwaardig zijn. Laten we daarom van te voren allentot de Heer bidden, dat Hij ons onze zonden vergeeft en ons dan een beetjewaardiger acht om met Hem deze heilige maaltijd te houden. Verheffen jullie je enspreek met mij: O Heer, Gij Wonderbaarlijke! Vergeef ons onze zonden, opdat wijwaardiger worden met U aan tafel te zitten!"[22] Hierop zei IK: 'Ik ben arts en kom om de zieken te genezen. Maar een zondaaris ook een zieke, en zo waren jullie dan ook ziek wat betreft je ziel en lichaam. Endaarom heb Ik jullie opgezocht en volledig genezen, en daarom zijn jullie nu geenzondaars meer; neem nu dus welgemoed plaats aan tafel en eet en drink naarhartelust! Maar jouw woorden, Barnabe, hebben Mij echte vreugde verschaft endaarom zullen jullie allen nog meer dan tot nu toe aan Mij de heerlijkheid van Godgewaarworden! Eet nu!" [23] Hierop gingen allen zitten, dankten Mij en begonnenwaarlijk naar hartelust te eten en te drinken; en Ik en de leerlingen deden hetzelfde.Tijdens het eten en drinken werd weinig gesproken; alleen na het beëindigen vande maaltijd gingen alle gasten uit de buurt staan, legden hun handen op hun borsten dankten Mij luid voor dit paradijselijk goede avondmaal. Toen ze hun dankbeëindigd hadden, wilden ze naar huis gaan; maar Ik zei hen nog een tijdje teblijven om nog wat met elkaar over de gebeurtenissen van deze sabbat te spreken.

Page 446: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

446

Hoofdstuk 271: Over bescheidenheid, zachtmoedigheid en deemoed. Degulden middenweg[1] Een van hen zei toen: "O Meester en Heer! Ziet U, wanneer iemands gemoedvol is van duizend maal duizend gedachten over U, over Uw daden en Uw leer enmen in zichzelf nog lang niet volledig tot een heldere rust kan komen, dan is hetmoeilijk om te spreken, omdat men in 't geheel niet weet waar men moet beginnenen waar ophouden! En dan komt er ook nog bij, dat U hier Zelf aanwezig bent enU zeker iedere gedachte van ons eerder kent dan hij in ons is opgekomen en wij erons van bewust zijn. Hoe kunnen we in Uw persoonlijke aanwezigheid dan sprekenen waarover moeten we dan praten? Ja, wanneer U hier nog iets wilt zeggenzouden wij wel graag naar U luisteren, hoelang U ook zou willen spreken; maarwanneer wij nu zouden praten, zou het er wel heel erg mager uitzien!"[2] IK zei: 'Luister! Bescheidenheid is een mooie deugd en men kan de mensendeze deugd alleen maar zeer aanbevelen; maar wanneer men te bescheiden is, isdat niet zelden onverstandig, omdat men door een te grote bescheidenheid zijnnaaste ertoe brengt zijn kwaliteiten, al zijn die nog zo goed, te overschatten en menhem zelfs hoogmoedig maakt, wat niet bepaald goed, maar in tegendeel ergverkeerd is. Bij Mij kan dat tegenover jullie natuurlijk nooit het geval zijn, maar bijandere mensen waar jullie mee te maken hebben heel gemakkelijk.[3] Zie, de vaak te grote bescheidenheid van de overigens heel eerlijke mensentegenover degenen met bijzondere talenten en kwaliteiten, en de aan deze daaromte royaal geschonken bewondering en verering, heeft van hen koningen en tenslottehoogmoedige tirannen gemaakt, alsook zeer hoogmoedige priesters! Daarommoeten jullie ook wat de deugden zoals deemoed, zachtmoedigheid enbescheidenheid betreft, altijd de gulden middenweg in acht nemen, want anderszullen jullie, ook al ben je nu nog zo vrij, in de loop der tijd in jullie midden zelfzulke mensen kweken die jullie dan met alle hardheid zullen behandelen, en danzouden jullie zuchten onder hun zware last.[4] Ik weet wel dat Mijn daden en Mijn woorden jullie de moed hebben ontnomenom in Mijn bijzijn iets te zeggen; maar dit is toch niet zo belangrijk als het feit datjullie in je hart geloven dat Ik degene ben die uit God door de mond van deprofeten beloofd werd, eerst aan de joden en door hen aan alle volkeren der aarde.[5] Wanneer jullie dit echt intens geloven en inderdaad Mijn leer en Mijneenvoudige geboden in acht nemen, dan zullen jullie ook Mijn geest opnemen endoor deze nog grotere werken doen dan Ik nu voor jullie heb gedaan; wantwanneer jullie kinderen van één en dezelfde Vader in de hemel zijn, zijn jullie ookerfgenamen van Zijn volkomenheden, waartoe jullie - geroepen zijn. Jullie kunnendan ook handelen en daden verrichten, waartoe deze leerlingen van Mij nu ookreeds in staat zijn indien het nodig zou zijn. Nu jullie dit weten, kunnen jullie ookzonder vrees en verlegenheid tegen Mij evenals tegen deze leerlingen spreken.[6] Want als dat nooit zou kunnen, dan had Ik zeker geen leerlingen bij Me opdatdeze even volkomen zullen zijn als de Vader in de hemel en in Mij volkomen is;want Ik heb toch zeker geen mens nodig als dienaar omdat Ikzelf alle mensendienen kan en dat ook altijd doe. En als Ik al wezens wilde hebben die Mij zoudendienen, dan hoefde Ik het maar te willen en er stonden in één enkelogenblik talloze

Page 447: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

447

scharen van de machtigste engelen tot Mijn beschikking, die Mij op Mijn wenkenzouden bedienen. En hieruit kunnen jullie al onfeilbaar de conclusie trekken, dat Ikalleen maar leerlingen tot Mij genomen heb opdat zij van Mij alles zullen leren watIkzelf kan, en dat Ik ook om deze zelfde reden naar jullie ben gekomen. - Zeg Menu, of jullie nu nog niet durven te spreken in Mijn aanwezigheid!"

Hoofdstuk 272: De beeldspraak van de profeten[1] De verre buur zei: 'O Heer, we zouden nu wel durven spreken, als we maarwisten waarover! Maar er komt nog bij dat we, wat natuurlijk gemakkelijk tebegrijpen is, allemaal nog veel te vol zitten met gedachten over alles wat wevandaag gehoord, gezien en beleefd hebben. Maar als ik U, enkel voor mijnpersoon, om iets zou mogen vragen, dan zou het zijn dat U ons allen of alleen mijvertelt, wat er later na de zekere dood van dit lichaam met mij zal gebeuren.[2] Zal de pure ziel haar bewustzijn verder behouden, of zal ze pas na de door deprofeten verkondigde opstanding van het vlees wederom in bewustzijn ontwaken?Op de Jongste Dag moet deze algemene opstanding geschieden; wanneer deze dagechter zal komen is volkomen onbepaald. Op deze dag vol schrik zullen derechtvaardigen dan voor God hun eeuwig loon in de hemel ontvangen en dezondaren hun eeuwige straf in de hel. [3] Wel, dat zijn werkelijk woorden waaraanmijn gemoed en ook mijn verstand nooit helemaal hebben kunnen wennen! Hoemoet men dat in waarheid opvatten? Of zal het letterlijk zo gebeuren?[4] Waarlijk, als het allemaal letterlijk zo gebeurt, is het zeer treurig met demensheid gesteld en onder zulke omstandigheden zou het toch vele duizendenmalen beter zijn als men nooit was geboren en mens was geworden! Hoe veleduizend maal duizend mensen weten niets van onze leer, want ze zijn duistereheidenen, en hun lot, waar ze geen schuld aan hebben, zal dan de eeuwige straf inhet verschrikkelijkste vuur van de hel zijn![5] Waarlijk, als ik Gods wijsheid, liefde en goedheid juist beschouw, komt mijzo'n uiteindelijk lot van de mensen bijna onmogelijk voor! O Heer, u zult onshierover zeker een betere uitleg kunnen geven! Maar als het zo is, dan zijn wijmensen de ongelukkigste schepselen op de hele aarde!'[6] IK zei: 'Ja, Mijn dierbaren, het is moeilijk om jullie dit nu op dit moment metenkele woorden te verklaren; maar Ik heb dit allemaal tot in de kleinste details aanMijn leerlingen uitgelegd en zij zullen het jullie weer duidelijk maken.[7] Wat de profeten erover geschreven hebben vanuit hun innerlijke ingevinghebben ze in beelden geschreven, die pure overdrachtelijke uitdrukkingen zijn vande hierin verborgen naakte waarheden. Wie derhalve de oude leer derovereenkomstigheden of analogieën kent, zal al gauw begrijpen wat de beeldenvan de profeten allemaal te betekenen hebben.[8] Jullie hebben nooit iets over analogieën gehoord en daarom kennen jullie ookvan de Schrift alleen maar de grove, natuurlijk concrete betekenis; maar de beeldenvan de profeten bevatten steeds een drievoudige betekenis: ten eerste de natuurlijkgeestelijke, ten tweede de puur geestelijke en ten derde de zuiver hemelse uit hethart van God. [9] Volgens de eerste betekenis ontwikkelt het zedelijk leven van de

Page 448: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

448

mens zich zodanig, dat hij als natuurlijk mens tengevolge van een juiste opvoedingzo denkt en ook handelt, dat hij niet aan de materie blijft vastzitten, maar zich ervan afwendt en deze slechts gebruikt om steeds dieper en helderder door te dringenin het puur geestelijke. Wie dat doet als hij daartoe onderwezen is, vindt dan algauw het overeenkomstige tussen materie en geest. Kent hij dit, dan zal hij vanuithet geestelijke in het hemelse ofwel in het zuiver geestelijke binnengaan. Vandaaruit is de overgang naar het zuiver goddelijk hemelse gemakkelijk. Dan zal hethem pas volledig duidelijk worden wat de Schrift der profeten uiteindelijk in degrond der zaak allemaal, als deze geheel onthuld is, bevat.[10] Maar wie in de Schrift enkel de pure materiële beelden voor alles aanziet,bewijst dat hijzelf nog puur materie is, die gericht is en ook wel moet zijn, en dathij het gericht van de materie in zijn bewustzijn en in zijn gevoel gedurende zijnleven steeds behoudt, en in de voortdurende vrees en angst leeft dat hij ook metzijn ziel na het afvallen van zijn lichaam in die puur materiële toestand terechtkomtwaarin de Schrift door middel van beelden de toestand van de materie voorstelt enbeschrijft. [11] Maar Ik zeg jou en jullie allen, dat aan gene zijde alles anders isdan het in de beelden van de Schrift wordt beschreven.[12] De woorden van de Schrift zijn gelijk de schaal van een ei, waarin ook ietsdrievoudigs verborgen is, namelijk het wit en het geel en in het midden van hetgeel het rode levensbolletje, dat de levenskiem bevat.[13] Dit omhulsel echter moet in de materiële wereld overal aanwezig zijn waarmaar iets is, opdat het binnenste, goddelijke, nergens, nooit en door niemand ooitverontreinigd kan worden. En omdat overal in al het natuurlijk geestelijke hethemelse en goddelijke aanwezig is, wat immers de alomtegenwoordigheid van degoddelijke wil duidelijk bewijst, bestaat er ook overeenkomst tussen alles wat in dewereld, in het geestenrijk, in de hemel en uiteindelijk in God Zelf aanwezig is.[14] En Mijn leerlingen die nu al van heel veel zaken kennis hebben, zullen jullietijdens Mijn langere verblijf in jullie midden dit wel nader laten zien en jullie ookbij menige gelegenheid tonen dat ze Mijn leerlingen zijn op een na, die tot nog toenog niet al te veel heeft begrepen vanwege zijn nog altijd hebzuchtige, op wereldsgewin gerichte hart. Maar de andere elf en de schrijver Matthéus zijn reeds heelbekwame, goddelijk wijze mannen geworden en jullie zullen van hen veel kunnenleren en vernemen; luister maar naar hen!"[15] Hier zei Petrus: 'Heer, Uw goddelijk getuigenis gaat wel de getuigenissen vandeze wereld te boven; alleen zijn wij dat nog lang niet waardig.[16] IK zei: 'Er bestaat op de wereld onder de mensen geen waardigheid behalvedie, dat ze evenbeelden zijn van God, en dat is ook de reden waarom een mens zijnmedemens moet liefhebben en respecteren. En als iemand Mijn woord hoort,gelooft en ernaar handelt, is hij ook waardig dat Ik hem een goed getuigenis geef;want wie Mijn getuige is, diens meest geldige getuige ben ook Ik voor Mijn Vaderin de hemel van al het leven. En als Ik iemand ook voor de wereld een getuigenisgeef: dan doe Ik dat niet om hem voor de wereld te prijzen, maar Ik laat daarmeezien dat de waarheid uit God in hem is. En op die manier kunnen jullie Mijngetuigenis wel verdragen!"

Page 449: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

449

Hoofdstuk 273: De geldzucht van Judas Iskariot[1] De leerlingen dankten Mij nu allen op die ene na, wat Thomas hem in stiltezeer kwalijk nam. [2] En die ene (Judas Iskariot) zei: 'ik dank Hem in stilte vooralles wat ik ontvangen heb; maar jullie hebben volgens Zijn getuigenis meerontvangen dan ik, - daarom is het nu toch ook terecht dat jullie de Heer dankenvoor wat je meer ontvangen hebt. jullie kunnen reeds allerlei wonderen verrichten;mij lukt er niet één, ook al geloof ik dat het me zal lukken - en jullie lukt al bijnaalles! Voor wat ik derhalve nog niet ontvangen heb, kan ik niet bedanken, maar ikkan er alleen maar om vragen. Ik heb er weliswaar al heel vaak in stilte omgevraagd, maar tot nu toe behalve spijs, drank en leer nog steeds niets gekregen endaarom hoef ik alleen daarvoor te danken, -maar zeker niet voor de gave,wonderen te verrichten! Begrijp me, als je me wilt begrijpen!'[3] Deze ene had dit weliswaar meer stilletjes voor zich uit gezegd, maar hij werddoor de andere leerlingen en door Mij heel goed verstaan[4] En IK zei tegen hem: 'Judas Iskariot, je hebt helemaal gelijk dat je Mij nietbedankt voor wat je niet in alle volheid hebt ontvangen zoals de andere leerlingen.Maar toen Ik jullie enkele maanden geleden eens voor Mij uitstuurde om in Galileade mensen op Mij voor te bereiden, gaf Ik jou evengoed de macht om wonderen teverrichten als de anderen; maar geldzuchtig als je bent, begon je gewoon zaken tedoen en liet je je met hoge bedragen duur betalen voor je verrichte wonderen.Daardoor heb je binnen enkele weken een grote som goud en zilver verworven,waar je met je hart aan hing. En omdat je hart alleen maar hing aan het meestwaardeloze vuil van deze aarde, en aan de gave om wonderen te doen alleen maaromwille van het vuil, - omdat dit werkelijk het geval was bij jou, is om een wijzeen goede reden deze gave je weer ontnomen, maar niet de leer, en zodoende is hetook jou wel mogelijk om de mensen te onderrichten over de komst van Gods rijkop aarde, wanneer je dat wilt; wil je dit echter niet, dan kun je het ook laten! MaarIk ben van mening, dat wanneer je het niet erg vindt om te eten en te drinken, jehet ook niet erg hoeft te vinden om een beetje te werken voor jezelf en voor Mij!"[5] Judas Iskariot sprak zeer bedremmeld: 'Ach, dat doe ik immers ook heel graag,maar mijn broeders laten me het niet altijd doen, - ik wil geen ruzie maken endaarom ben ik dan maar weer rustig en zwijg!' [6] IK zei: 'Ja, daar heb je alweergelijk in, - maar alleen in zoverre, dat de broeders je pas niet verder willen latenprediken als je aan het eind van je preek onzuivere bedoelingen aan de dag begintte leggen. Laat dat dus voortaan, dan zul je ongehinderd kunnen en mogenprediken! Waarom doe je dat, om een aalmoes bedelen bij je toehoorders, terwijlbij Mij nog niemand van jullie ook maar één dag enige nood heeft geleden?! Doehet daarom zoals Ik het wil, dan zul je alles goed doen en zal niemand je ooit vande wijs brengen bij wat je doet! - Heb je Me goed begrepen?"[7] Judas Iskariot zei: 'Ja, Heer en Meester, ik zal ook mijn best doen om aan Uwwil te voldoen! Maar laat me nu even naar buiten gaan; want ik houd het hierbinnen gewoon niet uit!" [8] Hierop stond hij snel op en ging naar buiten. Hij deeddit echter omdat hij zich verraden en beschaamd voelde.

Page 450: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

450

[9] De waard vroeg Mij hoe het kwam, dat de leerling die naar buiten was gegaannog niet zo volkomen was als de anderen.[10] IK zei: 'Beste vriend, dat komt door zijn bij tijd en wijle opkomendeeigenbelang! Van beroep is hij pottenbakker en hij heeft daarmee op de marktenveel geld verdiend. Maar toen hij over Mij hoorde, kwam ook hij naar Mij toe,hoorde Mijn woorden en zag Mijn daden. Toen vroeg hij Mij of hij ook Mijnleerling mocht zijn. Ik stond hem dat toe en zo werd ook hij Mijn leerling. Maar hijis nog steeds wat hij was, een zakenman, en geld beschouwt hij als ietsonontbeerlijks voor het aardse leven; daarom wil hij dan ook graag voor altijd eneigenlijk alleen maar voor zichzelf wonderen verrichten, en zich evenals demagiërs daarvoor laten betalen. Maar omdat dit nooit verenigd kan en mag wordenmet Mijn wonderen, verloor hij door eigen schuld dit vermogen dat hem reedseigen was, en daarom is hij nu steeds heimelijk in zichzelf een beetje ontevreden.Maar verder is hij van alles op de hoogte en hij is een goed spreker, en als hijiemand over Mij en Mijn zending uit de hemelen onderricht, hebben zijn woordenaltijd een goede werking, en daarom is hij zoals de anderen een uit Mijnaanvankelijk tweeënzeventig leerlingen uitverkoren apostel. -Nu weet je volledigwie hij is en wat je aan hem hebt:' [11] De waard zei: 'O, dan moet hij altijd zeergerespecteerd worden en ik zal nog vaak een gesprek met hem aangaan! Maar nuzou ik toch willen weten wat er van de andere zestig leerlingen is geworden!Hebben ze niet het plan en de wil kunnen opvatten om U, zoals deze twaalf, op allewegen en paden te volgen, om zo nog veel te horen en te zien wat voor hen zekervan het grootste belang zou zijn geweest?"[12] IK zei: 'Ze hebben zoveel gehoord en gezien, dat ze precies weten wat zemoeten doen om het eeuwige leven te bereiken, en meer hebben zij niet nodig. Zijwilden Mij vanwege hun huiselijke omstandigheden ook niet steeds en overal heenvolgen en zo liet Ik hen voorlopig gaan; maar ze zullen wel weer terugkomen enMij volgen op alle wegen en paden, want ze hebben Mijn woord aangenomen enleven en handelen er nu naar, en ze verlangen er nu al zeer sterk naar om zo vlugmogelijk weer bij Mij te komen. Het zijn voor het grootste deel Galileeërs, zoals Iken Mijn twaalf belangrijkste leerlingen. - Nu weet je ook dit overeenkomstig devolste waarheid; en als je nog iets wilt weten, vraag het dan!"

Hoofdstuk 274: Over de Essenen en hun wonderen[1] De waard zei: 'Ik zou U wel graag nog iets vragen; maar U moet er niet boosom worden!" [2] IK zei: "Vraag, wat je wilt!"[3] De waard zei: 'Goed dan! Kijk, toen ik in de tempel nog een leviet was,gebeurde het een keer tijdens een missie vanwege achterstallige betaling van detiende, dat ik een paar Essenen trof. Deze waren zeer vriendelijk en vertelden mijmet de verzekering dat het absoluut waar was, dat er in hun tempel, die groter isdan die in Jeruzalem, de grootste wonderwerken verricht werden.[4] Daar worden alle zieken genezen en zelfs mensen die gestorven zijn weer in hetleven teruggeroepen. Zelfs de elementen en krachten van de gehele natuur hebbenze volledig in hun macht en de zon, de maan en alle sterren moeten gehoorzamen

Page 451: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

451

aan hun wil, en zo verschijnt de mens in en bij hen pas als een ware heerser over denatuur, zoals de oervader Adam dat in vroeger tijden was voordat hij gezondigdhad. Het schijnt zo te zijn dat bij hen zelfs de bomen, het gras, de stenen, het water,de lucht en alle schepselen spreken en hun het getuigenis van de volste waarheidgeven, en wanneer Ik het niet kon geloven moest ik maar met hen meegaan enmijzelf persoonlijk van dit alles overtuigen.[5] Wel, de zaak die ik voor de tempel in orde moest maken had helemaal geenhaast, want wat men bij ons in één week niet kan verrichten, kan men ook heelgemakkelijk zonder enige terechtwijzing in de derde week nog verrichten.Zodoende had ik tijd en gaf ik gevolg aan de vriendelijke uitnodiging van de beideEssenen. We kwamen met behulp van drie snelvoetige kamelen die het tweetal bijzich had spoedig ter plaatse aan, omdat de plaats waar ik die tiende moestincasseren niet zover af lag van de behuizing van de Essenen.[6] Ik werd door de beiden al gauw voorgesteld aan hun overste, een uiterstvriendelijke man die mij met veelliefde ontving en ervoor zorgde dat ik niets tekortkwam. Zijn gastvrijheid liet werkelijk niets te wensen over! Ik bleef daargedurende acht dagen en overtuigde mezelf van alles wat het tweetal mij van tevoren had verteld, overeenkomstig de volste waarheid. Ik heb er vaak aan gedachten zou zelf graag naar hen overgestapt zijn; maar ik werd niet aangenomenvanwege mijn jonge leeftijd, wat me werkelijk erg speet.[7] Wel, ik zou nu graag van U horen wat U van dit instituut zegt. Want hunwonderdaden zijn helemaal gelijk aan die van U, zodat Ik nu stilletjes steeds demening was toegedaan, dat U misschien ook een Esseen was. Want ook zij zeidenme dat uit hen de Wereld messias zou voortkomen Wilt U mij dit verduidelijken!"[8] IK zei: 'Laat je niet verblinden door de Essenen;. want hun woorden zijnleugens, hun daden bedrog en hun vriendschap is je reinste huichelarij! Bij henheiligt het doel het middel waardoor het wordt bereikt; ook al is dit op zichzelf nogzo miserabel en slecht, het wordt goed en geheiligd als er voor de mensheid maareen goed doel mee bereikt wordt. Ze doen voor de mensen natuurlijk alleen voorgeld veel goeds in aards opzicht; maar het goede is niet goed, omdat hetpuur.bedrog; is. [9] Want wanneer iemand daar reeds hier in dit leven achter zoukomen, wat immers niet onmogelijk is in een tijd van verlichting, dan zou hijdubbel ongelukkig zijn - ten eerste omdat hij voor veel geld op de schandelijkstewijze voor de gek is gehouden, en ten tweede omdat hij ook nog moet zwijgen,opdat hem niets ergs wordt aangedaan.[10] Want deze zo geprezen en in alle streken van de wereld buitengewoongewilde Essenen hebben overal een groot aantal spionnen die zich in allerleimenselijke verschijningsvormen in vele landen bewegen. Door hen vernemen dehoogste leiders en bestuurders van het grote instituut alles wat er ergens aanbijzonders is en gebeurt. En daarom is het absoluut met raadzaam om tegen hen tevelde te trekken, omdat ze dat vast en zeker snel te weten zouden komen en danwraak zouden nemen op hun vijand.[11] Hiermee moet je tevreden zijn, Barnabe! Meer hierover zullen ook Mijnleerlingen je bekendmaken. Een van Mijn leerlingen was zelfs korte tijd geleden

Page 452: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

452

nog een vooraanstaand Esseen; hij zal je hun wonderdaden het best kunnenbeschrijven, en dan zul je zeer verbaasd staan over je blindheld van toen.[12] Maar nu zullen we nog even naar buiten gaan en daar gaan genieten van devele sterren die aan de hemel staan!" [13] Daar waren allen het mee eens; westonden op van onze tafels en banken en waren spoedig daarop buiten.

Hoofdstuk 275: Een blik in de sterrenhemel[1] Allen waren verbaasd over de geweldige pracht van de hemel en de waardvroeg Mij wat deze talloos vele, grote en kleine sterren toch waren. En Ik legde hethen net zo uit als Ik dat ook al bij andere soortgelijke gelegenheden gedaan heb; Ikdeed hier zelfs nog meer. [2] Nadat Ik bijna twee uur lang allen het noodzakelijkstehierover duidelijk had uitgelegd, en daardoor ongemerkt in hun gemoed de wensopkwam om zich nog veel duidelijker en diepgaander te overtuigen van dewaarheid van het vertelde, bracht Ik hen allen, zonder dat ze konden vermoedenwat er met hen gebeurde, in een heldere, puur geestelijke toestand; en zeaanschouwden nu met een buitengewoon verheerlijkt gezicht de sterren en kondende ene na de andere bekijken alsof ze heel dichtbij waren.[3] Er ontstond plotseling een groot gejubel, dat steeds heftiger geworden zou zijnals Ik het gezelschap nog langer in deze geestelijk gewekte toestand gelaten had;maar Ik riep hen allen weer terug in de natuurlijke toestand en niemand van henbegreep wat er met hem was gebeurd, dat hij zulke ongekend wonderbaarlijkedingen in de sterren had kunnen zien.[4] Maar IK zei tegen hen: 'Jullie moeten er niet al te verwonderd over zijn! Ik hebdoor de macht van Mijn wil alleen maar jullie innerlijk geestelijk oog geopend endaardoor waren jullie dan ook in staat om deze verre werelden als van heel nabij teaanschouwen; want voor de geest bestaat er zo goed als geen aardse en dusruimtelijke afstand. Maar denk daar nu thuis over na; dan zullen we er morgen noghet een en ander over zeggen! Ga nu naar huis en begeef je ter ruste, dan is de rusten het vieren van de sabbat hiermee beëindigd!"[5] Hierop bedankten Mij allen en begaven zich naar hun woningen. Alleen deverre buur bleef gedurende de korte nacht bij ons. Ik ging met Mijn leerlingen ookrusten, en zo is er dus weer een sabbat met louter goede werken doorgebracht.[6] De nacht ging snel voorbij en 's morgens vroeg waren reeds de meesten uit debuurt met hun vrouwen kinderen voor het huis van Barnabe bijeen en allehuisgenoten van Barnabe waren al druk in de weer om een goede ochtendmaaltijdklaar te maken. [7] Ik ging met Mijn leerlingen dan ook spoedig naar buiten naarde wachtenden en Barnabe bracht Mij een werkelijk heerlijke ochtendgroet, zoalsterloops ook Mijn leerlingen. Toen deden ook alle andere hier aanwezige burenhetzelfde en ze jubelden, dat ze Mij in hun midden hadden; ze konden er nogsteeds niet over uit hoe ze gisteren de sterrenhemel aanschouwd hadden.[8] Een van hen die in zijn geest helemaal op de oppervlakte van een verre planeetwas geplaatst, en wel op Uranus, vroeg Mij of die vele en krachtige mensen die hijdaar heel goed gezien had, al een soort zaligen waren. Hij had ze er tenminste vooraangezien; maar over één ding was hij wel verwonderd, namelijk dat hij hen nog

Page 453: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

453

veel ijveriger had zien werken dan zelfs de actiefste mensen op deze aarde. Velezeer grote gebouwen had hij ook gezien en een groot aantal dat nog met alle ijvergebouwd werd. Nu vroeg hij zich af of de zaligen in het hemelrijk ook zoals demensen hier op aarde hun huizen moesten bouwen.[9] Toen zei IK tegen hem: 'Gedeeltelijk ook wel; maar de mensen die je op diewereld hebt gezien zijn nog lang geen geesten en derhalve ook geen zaligen, maarze zijn voor die wereld even materiële mensen als jullie hier op deze planeet, alleenmet het verschil dat alleen jullie, mensen van de aarde, ertoe geroepen zijn omGods kinderen te worden, terwijl dat met alle andere mensen op de tallozemyriaden hemellichamen over het algemeen niet het geval is, ofschoon ze er niethelemaal van buitengesloten zijn. Maar daar is er veel meer voor nodig dan hier opdeze aarde, die er al van meet af aan voor bestemd werd.[10] Wel was er nog een heel grote aarde die het licht van deze zon ontving. "Diehad dezelfde bestemming, maar de bewoners ervan hadden hun grenzen enormoverschreden en daarom gebeurde het, dat er een heel groot gericht over hen kwamzoals dat ook een keer met deze aarde gebeurd is, die er toen niet veel beter aan toewas. Die aarde werd geheel verwoest en vernietigd en met haar ook haar bewonersdie mateloos trots en zondig waren geworden.[11] Meer hierover kunnen jullie van Mijn leerlingen vernemen; als jullie getrouwblijven handelen volgens Mijn leer, zal jullie dat alles in de loop der tijd door jegeest getoond worden wanneer deze één wordt met je ziel; hij zal jullie dan in allewonderbaarlijke waarheden binnenleiden."[12] Toen waren allen weer verbaasd over Mijn alwetendheid, en dankten, loofdenen prezen Mij ervoor dat Ik hen Mijn bezoek waardig had geacht.[13] Nu kwam ook Eliza heel opgewekt aanlopen; zij had het ijverigst meegewerktaan de bereiding van het ochtendmaal en nodigde ons daar nu voor uit. De burenverontschuldigden zich omdat ze thuis reeds hadden ontbeten. [14] Maar Barnabezei: 'Dat maakt nu helemaal niets uit! Er is op iedereen gerekend, evenals gisterenbij het avondmaal, laat ze daarom welgemoed aan de tafels plaats nemen!"[15] Daarop ging iedereen weer naar binnen en men nam het morgenmaal vrolijktot zich. Na de maaltijd kregen de leerlingen veel te doen; want de mensen uit debuurt begonnen hun vragen te stellen over de Essenen, en van het een kwam hetander. Het stellen van de vragen en het uitleggen ervan duurde bijna tot de avonden er werd geen middagmaal genoten, behalve wat brood en wijn. Bij dezegelegenheid gaven enkele leerlingen ook blijk van hun vermogen om wonderen tedoen, wat de mensen uit de buurt buitengewoon verbaasde en hen des te serieuzerhet plan deed opvatten om nauwgezet volgens de vernomen leer te gaan handelen.[16] Ik was steeds met onze Barnabe bezig, bij welke gelegenheid hij ook gewagmaakte van de twee wonderen die Ik als twaalfjarige jongen in de tempel hadverricht en dat deze wonderen weliswaar een enorme indruk op hem haddengemaakt, maar dat hij desondanks toch steeds van mening was gebleven dat Ik vande school der Essenen was; nu zag hij echter dat juist het tegendeel het geval wasen hij besefte nu volkomen, dat Ik inderdaad Degene was waarvoor Ik Mijzelfdestijds in de tempel had uitgegeven. Kortom, de hele gemeente en ook Barnabewaren nu gewonnen en er bleef heel veel tijd over om over verschillende dingen te

Page 454: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

454

praten; en zo werd het ook al spoedig avond, waarbij het natuurlijk niet ontbrakaan een avondmaaltijd.

Hoofdstuk 276: De Heer neemt afscheid van het dorp in de bergen[1] De volgende dag gingen we naar de ver weg wonende buur en daar brachten wede hele dag alsook de hele nacht door. Hier gebeurde het dat Ik Mij en ook deandere gasten voor allen zichtbaar door de engelen van de hemel liet bedienen.Hun verwondering nam toen al helemaal geen einde meer en de bewoners haddenhelemaal het gevoel alsof ze in de hemel waren. Ze spraken ook over velerleidingen met deze zuivere hemelgeesten ,en loofden hun grote wijsheid en grotemacht; want er werden in deze nacht vele wonderen verricht en wel ten behoevevan deze zeer brave bergbewoners. [2] Een van de vele wonderen was ook, dat deverre buur een geheel nieuw en doelmatig huis kreeg en ook nog andere dingen inovervloed, ook etenswaren en wijnen van de beste soort. Zo werd voor allebewoners ook voor een groot aantal nuttige huisdieren gezorgd en werden huntuinen goed bebouwd; ook werden al hun woonhuizen goed gerepareerd en vanbedrijfsgebouwen voorzien, voor ieder overeenkomstig zijn behoefte. Dat dezemensen hierdoor van pure verwondering en dankbaarheid gewoonwegovervloeiden, behoeft natuurlijk geen nadere toelichting.[3] 's Ochtends eindigde dit nachtelijk gebeuren en alle buren keerden aan Mijnzijde zeer blij, buitengewoon gesticht, en vol hoogste dankbaarheid naar huis terug,en allen bekeken vol zalige bewondering hun sterk verbeterde huizen, tuinen enakkers. Maar ondanks dit alles konden ze geen afscheid van Mij nemen en Ikmoest nu eens in het ene, dan weer in het andere huis hun gast zijn samen met deleerlingen, waar dan steeds veel over allerlei toestanden in de wereld gesprokenwerd. [4] En zo werd dit arme volkje dubbel geholpen, namelijk fysiek en moreelMaar toen de tijd dat Ik daar zou blijven verstreken was en.Ik erover begon dat Ikspoedig van hier zou vertrekken en naar een feest in Jeruzalem zou gaan, werdenallen zeer bedroefd en Barnabe vroeg Mij hoe het toch mogelijk was voor Mij omnaar deze erg gedemoraliseerde, goddeloze stad te trekken.[5] Toen zei IK: 'Vriend, waar de meeste zieken zijn, is ook de behoefte aan eenarts het grootst' [6] Op hun dringend verzoek bleef Ik toch nog enkele dagen daaren Ik heb hen nog over een aantal goede en nuttige dingen onderwezen alsookMijn leerlingen, die het er ook niet bepaald helemaal mee eens waren dat Ik naardit herfstfeest in Jeruzalem zou gaan.[7] Maar IK zei tegen hen: 'Zo is de wil van de Vader en dan kan het nooit anderszijn!" [8] Toen ze dit hoorden gaven ze toe en brachten er niets meer tegenin.[9] Het was een dag vóór de sabbat dat we op weg gingen. Want we wilden op' desabbat waarop het feest begon, in Jeruzalem aankomen en dus moesten we op dedag ervoor reeds de plaats verlaten waar we verscheiden weken rust hielden, om opsabbatmorgen in Jeruzalem te zijn; want van hieruit was het nog ruim een dagreizen daarheen. [10] Na de morgenmaaltijd zegende Ik de plaats en zijn bewonersen begaf Me op reis, door allen begeleid, door de nieuwe uitgang die tevoren nogdoor niemand was betreden. Bij de uitgang door de grot zei Ik Mijn begeleiders dat

Page 455: Het Grote Johannes Evangelie-Deel 5

455

ze om moesten keren en beval hen nog één keer het volle geloof aan Mij en deliefde tot God aan. Ik zei hen ook nooit wankelmoedig te worden in het geloof, danzou Ik verheerlijkt over een paar jaar weer bij hen komen en hun allen de krachtvan Mijn geest verlenen. Hiervoor dankten allen Mij en vroegen Mij om hen niet tevergeten ook als Ik ver weg was.[11] IK zei echter: 'Mijn dierbare vrienden! Vergeten bestaat met bij Mij; datbestaat alleen bij mensen. Wie Mij niet vergeet, die vergeet ook Ik eeuwig niet.Blijf Mij daarom trouw zolang jullie in het vlees wonen, dan zal Ik jullie geven watIk je al meerdere malen verzekerd en zelfs getoond heb, het onvergankelijke,eeuwige leven in Mijn rijk. Amen!"[12] Hierna ging Ik snel op weg, terwijl de begeleiders ons nog een uur langnakeken en ons hun groeten en goede wensen nastuurden. .[13] Toen keerden ze om, vol met de beste voornemens en vol goede wil; entegelijk besloten ze, omdat ze nu zo goed van alles waren voorzien en het niet meernodig was om vanwege het zout naar Nahim te gaan, ook deze in en uitgang zo tebedekken dat die door niemand meer ontdekt zou kunnen worden. En wat zehadden besloten, voerden ze ook secuur met vereende krachten op deze dag, voorsabbat uit en waren zodoende geheel van iedereen afgesloten en leidden daar eenstreng leven geheel volgens Mijn leer.

EINDE VAN DIT DEEL