Het Genie van de Karpaten - lib.ugent.be · 2 Woord vooraf De voorbije drie jaar heb ik regelmatig...

318
1 Het Genie van de Karpaten Nicolae Ceausescu in de spiegel van de Vlaamse pers. De Standaard en Vooruit/De Morgen Tineke De Clercq Promotor: Prof. Dr. B De Wever Scriptie voorgelegd aan de Faculteit Letteren en Wijsbegeerte voor het behalen van de graad licentiaat in de geschiedenis Academiejaar 2006-2007 Universiteit Gent

Transcript of Het Genie van de Karpaten - lib.ugent.be · 2 Woord vooraf De voorbije drie jaar heb ik regelmatig...

1

Het Genie van de Karpaten

Nicolae Ceausescu in de spiegel van de Vlaamse pers.

De Standaard en Vooruit/De Morgen

Tineke De Clercq

Promotor: Prof. Dr. B De Wever

Scriptie voorgelegd aan de Faculteit Letteren en Wijsbegeerte

voor het behalen van de graad licentiaat in de geschiedenis

Academiejaar 2006-2007

Universiteit Gent

2

Woord vooraf

De voorbije drie jaar heb ik regelmatig teruggedacht aan mijn laatste klastitularis van de mid-

delbare school. “Welke weg jullie ook gaan, vergeet niet dat de eindmeet belangrijker is dan

de rit zelf!”, sprak hij bij de proclamatie. Toen had ik nog niet ervaren waar hij juist op doel-

de. Maar nu wel. Laat mij in deze ronde dus liever Wim „Rode Lantaarn‟ Vansevenant zijn

dan Michael „kieken op ne velo‟ Rasmussen.

Meer dan die woorden zijn er nog tal van mensen die me veelvuldig een duwtje in de rug ga-

ven. Op de eerste plaats wil ik Professor Bruno De Wever bedanken voor zijn tips, zijn einde-

loze geduld, maar ook voor zijn aandrang toch door te zetten. Als ploegleider reikte hij me

vaker verse kost aan.

Extra steun kreeg ik nog van Eva Van Nieuwenhuyse, die me regelmatig met de voeten op de

grond moest brengen. De Alpen leken mij niet te overbruggen, maar haar nieuwe bril zuiverde

mijn troebele blik. Zeker wil ik ook Annick Eelbode heel erg bedanken. Zij bracht me echt in

de juiste versnelling. Zonder haar was ik waarschijnlijk vastgereden in de Pyreneeën. Ik be-

reikte de finish in schoonheid dankzij Kathleen, die me enkele behendigheidskneepjes aan-

leerde. Vanzelfsprekend zijn er enkele ploegmaats die een eervolle vermelding verdienen. Ik

denk daarbij aan mijn huisgenoten, Doortje, Katrijn, Marianne en Sarah, die er zelfs in slaagt

vanuit Suriname energiestoten toe te brengen. Medehistoricae als Eva en Machteld kennen het

klappen van de zweep en wezen me op de lastige stroken. Dankzij hen belandde ik niet zoals

Wim Van Est in een ravijn. Of – erger nog – botste ik niet mijn hoofd tegen een stenen paal

zoals Fabio Casertelli, met de gekende fatale gevolgen.

Maar de grootste bijstand kreeg ik van mijn twee knechten, mijn ouders. Papa leek soms te

veel de perfectie na te streven. Zoveel te beter, of ik zwalpte de hele rit over de weg. Moeke

was meer een morele steun bij slechte benen. Zij masseerde en zalfde tot de veerkracht weer

in de spieren zat.

Samen met al deze mensen bereikte ik de Champs Élysées. Het was misschien geen triomf-

tocht, maar de finish ligt toch achter me.

3

Inhoudsopgave

1 Inleiding en probleemstelling .................................................................................... 8

1.1 Waarom dit onderwerp? ............................................................................................... 8

1.2 Dictator Ceausescu ....................................................................................................... 8

1.3 Probleemstelling ......................................................................................................... 10

2 Keuze en verantwoording bronnen......................................................................... 14

2.1 Keuze van de bronnen ................................................................................................ 14

2.1.1 De Standaard .............................................................................................................. 16

2.1.2 Vooruit – De Morgen ................................................................................................. 18

2.2 Keuze van concrete data ............................................................................................. 19

3 Methodologie ............................................................................................................. 23

3.1 De basis van onze boodschappen: taal ....................................................................... 24

3.1.1 Structuralisme en semiotiek ....................................................................................... 25

3.1.2 Discours ...................................................................................................................... 26

3.2 Methodologie.............................................................................................................. 28

3.2.1 Inhoudsanalyse ........................................................................................................... 28

3.2.2 Discoursanalyse .......................................................................................................... 31

3.2.3 Linguïstische pragmatiek ........................................................................................... 36

3.3 Kwalitatieve analyse................................................................................................... 39

3.4 Kwantitatieve analyse................................................................................................. 42

4 Geschiedenis .............................................................................................................. 43

4.1 Koude Oorlog ............................................................................................................. 43

4.2 Geschiedenis van Roemenië ....................................................................................... 49

4.2.1 Vóór en na de onafhankelijkheid................................................................................ 49

4.2.2 Wereldoorlogen .......................................................................................................... 52

4.2.3 Communisme.............................................................................................................. 54

4.2.4 Ceausescu ................................................................................................................... 55

4

4.2.5 Het geval „Laszlo Tökes‟ ........................................................................................... 73

4.2.6 “Roemeense Revolutie” ............................................................................................. 78

4.2.7 Tot vandaag … ........................................................................................................... 85

5 Internationale berichtgeving ................................................................................... 87

5.1 Massamedia ................................................................................................................ 87

5.2 De weg van het nieuws ............................................................................................... 89

5.3 Flow ............................................................................................................................ 92

5.4 Internationale communicatie en zijn problemen ........................................................ 92

5.5 Internationale persagentschappen ............................................................................... 96

6 Vertekening in de media ........................................................................................ 100

6.1 Het belang van de media .......................................................................................... 100

6.2 Feiten en visies ......................................................................................................... 102

6.3 Journalisten en objectiviteit ...................................................................................... 103

6.4 Wat is nieuws of „niets nieuws‟ ............................................................................... 107

6.5 De macht en onmacht van de pers ............................................................................ 112

6.5.1 Druk vanuit de economische wereld ........................................................................ 113

6.5.2 Druk vanuit de politieke wereld ............................................................................... 116

6.5.3 Technische druk ....................................................................................................... 118

6.5.4 Interne druk op journalisten ..................................................................................... 119

6.6 Ideologische functie van de pers .............................................................................. 120

7 Kwalitatieve analyse ............................................................................................... 123

7.1 22 – 25 maart 1965: Dood Gheorghiu-Dej - opvolging ........................................... 123

7.1.1 Historische achtergrond ............................................................................................ 123

7.1.2 Analyse ..................................................................................................................... 123

7.1.3 Conclusie .................................................................................................................. 125

7.2 Januari 1967 en augustus 1967: betrekkingen Roemenië – West-Duitsland ........... 126

7.2.1 Historische achtergrond ............................................................................................ 126

7.2.2 Analyse ..................................................................................................................... 128

7.2.3 Conclusie .................................................................................................................. 134

7.3 Februari 1967: minister Manescu in België ............................................................. 136

5

7.3.1 Historische achtergrond ............................................................................................ 136

7.3.2 Analyse ..................................................................................................................... 137

7.3.3 Conclusie .................................................................................................................. 139

7.4 2 augustus 1967: Roemenië en de pil ....................................................................... 141

7.5 22-25 april 1968: zitting van Centraal Comité van de Roemeense KP .................... 142

7.5.1 Historische achtergrond ............................................................................................ 142

7.5.2 Analyse ..................................................................................................................... 145

7.5.3 Conclusie .................................................................................................................. 149

7.6 14-18 mei 1968: De Gaulle in Roemenië ................................................................. 150

7.6.1 Historische achtergrond ............................................................................................ 150

7.6.2 Analyse ..................................................................................................................... 152

7.6.3 Conclusie .................................................................................................................. 154

7.7 Tot begin september 1968: crisis rond Praagse Lente .............................................. 156

7.7.1 Historische achtergrond ............................................................................................ 156

7.7.2 Analyse ..................................................................................................................... 158

7.7.3 Conclusie .................................................................................................................. 163

7.8 September 1968: minister Harmel in Roemenië ...................................................... 167

7.8.1 Historische achtergrond ............................................................................................ 167

7.8.2 Analyse ..................................................................................................................... 168

7.8.3 Conclusie .................................................................................................................. 169

7.9 Juli – augustus 1969: Nixon in Roemenië en tiende partijcongres Roemeense

Communistische Partij ............................................................................................. 171

7.9.1 Historische achtergrond ............................................................................................ 171

7.9.2 Analyse ..................................................................................................................... 176

7.9.3 Conclusie .................................................................................................................. 185

7.10 7 juli 1970: nieuw vriendschapsverdrag tussen SU en Roemenië............................ 191

7.10.1 Historische achtergrond ............................................................................................ 191

7.10.2 Analyse ..................................................................................................................... 192

7.10.3 Conclusie .................................................................................................................. 194

7.11 Juni 1971: Ceausescu in China ................................................................................. 196

7.11.1 Historische achtergrond ............................................................................................ 196

7.11.2 Analyse ..................................................................................................................... 198

7.11.3 Conclusie .................................................................................................................. 201

7.12 Februari – maart 1972: „Executie‟ generaal Serb ..................................................... 203

6

7.12.1 Historische achtergrond ............................................................................................ 203

7.12.2 Analyse ..................................................................................................................... 204

7.12.3 Conclusie .................................................................................................................. 206

7.13 Oktober 1972: Ceausescu in België ......................................................................... 206

7.13.1 Historische achtergrond ............................................................................................ 206

7.13.2 Analyse ..................................................................................................................... 207

7.13.3 Conclusie .................................................................................................................. 212

7.14 28 maart 1974: minister Maurer treedt af ................................................................. 215

7.14.1 Historische achtergrond ............................................................................................ 215

7.14.2 Analyse ..................................................................................................................... 216

7.14.3 Conclusie .................................................................................................................. 218

7.15 Oktober 1976: Belgisch koningspaar in Roemenië .................................................. 219

7.15.1 Historische achtergrond ............................................................................................ 219

7.15.2 Analyse ..................................................................................................................... 219

7.15.3 Conclusie .................................................................................................................. 220

7.16 Maart 1977: aardbeving treft Roemenië ................................................................... 221

7.16.1 Historische achtergrond ............................................................................................ 221

7.16.2 Analyse ..................................................................................................................... 223

7.16.3 Conclusie .................................................................................................................. 228

7.17 December 1985: bezoek Shultz ................................................................................ 232

7.17.1 Historische achtergrond ............................................................................................ 232

7.17.2 Analyse ..................................................................................................................... 232

7.17.3 Conclusie .................................................................................................................. 234

7.18 Mei 1987: Gorbatsjov in Roemenië ......................................................................... 235

7.18.1 Historische achtergrond ............................................................................................ 235

7.18.2 Analyse ..................................................................................................................... 236

7.18.3 Conclusie .................................................................................................................. 237

7.19 November 1987: rellen in Roemenië ........................................................................ 238

7.19.1 Historische achtergrond ............................................................................................ 238

7.19.2 Analyse ..................................................................................................................... 245

7.19.3 Conclusie .................................................................................................................. 250

7.20 26 januari 1988: Ceausescu wordt 70....................................................................... 253

7.20.1 Historische achtergrond ............................................................................................ 253

7.20.2 Analyse ..................................................................................................................... 255

7

7.20.3 Conclusie .................................................................................................................. 256

7.21 December 1989: val van Ceausescu ......................................................................... 257

7.21.1 Analyse ..................................................................................................................... 259

7.21.2 Conclusie .................................................................................................................. 270

8 Kwantitatieve analyse ............................................................................................ 293

8.1 Plaats in de krant ...................................................................................................... 296

8.2 Soort nieuws ............................................................................................................. 297

8.3 Bron .......................................................................................................................... 298

8.4 Oppervlakte .............................................................................................................. 299

8.5 Illustraties ................................................................................................................. 300

8.6 Conclusie .................................................................................................................. 301

9 Besluit ...................................................................................................................... 302

10 Bibliografie .............................................................................................................. 310

8

1 Inleiding en probleemstelling

1.1 Waarom dit onderwerp?

Toen ik enkele jaren geleden naar Roemenië trok, was ik verbijsterd. Ik kwam terecht in een

andere wereld, een land dat duidelijk de sporen droeg van een jarenlange communistische

overheersing. In de steden stuit men op het weerkerende patroon van identieke flatgebouwen

en de kleine dorpjes zien er armoedig uit. Omdat we met een busje reden, zagen we de ver-

schillen tussen de landen, die we doorkruisten. Roemenië leek een grote achterstand te hebben

opgelopen tegenover de andere ex-Oostbloklanden. Dit wierp allerhande vragen op over de

evolutie van dit Oost-Europese land tijdens de Koude Oorlog. Een terugkeer in de tijd herin-

nerde me aan Ceausescu, de president met de naam die vandaag nog steeds de rillingen over

de lijven van velen doet lopen. Zijn naam hoort thuis in het rijtje van Pinochet, Mobutu en

andere dictators. Dat deze man een stempel op het land had gedrukt was duidelijk. Deze ron-

kende naam vroeg om verduidelijking. Wie was deze man? Maar ook, welk beeld werd er van

hem opgehangen? En is er een evolutie op te merken in dat beeld?

1.2 Dictator Ceausescu

Na de Tweede Wereld bestond er in de wereld een tweespalt tussen Oost en West. Na de oor-

log werden de bevrijde gebieden opgedeeld in invloedssferen. Bijna een halve eeuw lang zou

deze opdeling de ontwikkelingen in de wereld bepalen. Twee grootmachten lagen aan de basis

van deze bipolaire wereld, in het Westen de Verenigde Staten en in het Oosten de Sovjet-

Unie. De ideologische verschillen waren de inzet van de tweestrijd. Het westerse kapitalisme

bekampte het oosterse communisme. Het grootste gevolg van de verdeling van de wereld tus-

sen de Verenigde Staten en de Sovjet-Unie was de splitsing die in Europa ontstond. West-

Europa kwam onder de invloed van de Verenigde Staten en Oost-Europa onder die van de

Sovjet-Unie.

Ook Roemenië behoorde tot het voormalige Oostblok en lag in de communistische invloeds-

sfeer van de Sovjet-Unie. Vlak na de Tweede Wereldoorlog werd er snel een communistische

regering in het zadel geholpen. Vanaf 1948 werd de communistische partij zelfs de enig toe-

gelaten partij. De band met de Sovjet-Unie was van dan af sterk. Hier kwam echter verande-

ring in met de komst van Gheorghui-Dej. Aanvankelijk zorgde hij voor een verregaande russi-

9

ficatie maar na de dood van Stalin ontstond er een eerste breuk in de relatie. Meer en meer

werd nationalisme belangrijker.

Deze trend zette zijn opvolger Ceausescu verder. Voordat de communisten aan de macht

kwamen, stond hij bekend als een socialistisch revolutionair, die ageerde tegen de fascisten en

die om die redenen ook reeds in de gevangenis had gezeten. Hij werd in die periode als een

gevaarlijk communistisch provocateur aanzien. Aanvankelijk liet hij zich van zijn goede kant

zien. Er was een verdere liberalisering op cultureel gebied. Bovendien begon het land zich

onder zijn impuls te desovjetiseren. Zo werd de Roemeense Verenigde Arbeiderspartij omge-

doopt tot de Communistische Partij, werd er een nieuwe grondwet aangenomen en veranderde

de officiële landsnaam in „Socialistische Republiek Roemenië‟. In het Oostblok kon Roeme-

nië als een uitzondering gelden. Het erkende als enige de Bondsrepubliek Duitsland en het

land zette zijn diplomatieke betrekkingen met Israël voort na de zesdaagse oorlog in 1967.

Daarenboven veroordeelde Ceausescu de invasie van de Warschaupacttroepen in Tsjecho-

Slowakije in 1968. Het Westen begon hem meer en meer als bondgenoot te beschouwen tegen

Moskou. In 1971 trad Roemenië toe tot het General Agreement on tariffs and Trade. Roeme-

nië werd ook lid van het IMF en de Wereldbank. Later verwierf het land tevens de status van

„meest begunstigde natie‟ in zijn handelsrelaties met de Verenigde Staten, wat uniek was voor

een communistisch land. Hij bewandelde dus de onafhankelijke weg die het land al eerder

was ingeslagen.

Maar behalve zijn positie tegenover de Sovjet-Unie en zijn rol in de Koude Oorlog, is er nog

een andere reden om de Roemeense leider belangrijk te achten. Na verloop van tijd kwam zijn

ware aard in de westerse pers boven. Hij kon gelden als één van de wreedste dictators van de

twintigste eeuw. Het kan niet geloochend worden dat het Roemeense volk het zwaar te verdu-

ren kreeg onder het bewind van Ceausescu. Terwijl hij in buitenlandse zaken als een zich als

een ruimdenkend persoon profileerde, werden in Roemenië de vrijheden stevig terugge-

schroefd. Het hele beleid werd rond zijn persoon opgebouwd. In 1974 voerde hij het ambt van

president in, dat hijzelf zou bekleden. Op economisch en politiek vlak werd een verdere cen-

tralisatie doorgevoerd. Een personencultus van zichzelf en zijn vrouw werd ingericht en de

Communistische Partij werd volledig ondergeschikt gemaakt aan Ceausescu en zijn naaste

medewerkers. In de ogen van veel Roemenen was zijn beleid lang acceptabel. De vurige wens

tot onafhankelijkheid deed dan Roemeense burgers nog tot de jaren tachtig het steeds grimmi-

ger wordende dictatuur van Ceausescu verdragen. Na 1981 hief een diepe economische crisis

aan als gevolg van de megalomane industrieprojecten van de president om de buitenlandse

schulden af te lossen. Ceausescu zag de relatie met de buitenlandse geldschieters meer als een

10

bedreiging voor zijn regering en besloot de schuld nog sneller af te lossen. De economie werd

volledig uitgeput en de bevolking was gedoemd tot zware armoede. De Roemenen moesten

het doen met een minimum – of beter gezegd een tekort – aan basisgoederen, terwijl de uit-

voer van diezelfde basisgoederen de schulden moest dekken. Maar het geld van het volk ge-

bruikte de man niet alleen voor de afbetaling van de schulden. Ook zijn hang naar weelde

slorpte grote sommen geld op. En terwijl hij zichzelf goed in de watten wist te leggen, moes-

ten de Roemenen het geregeld stellen zonder elektriciteit en werd in de rij aanschuiven voor

basisvoedsel dagelijkse kost. Elke dissidente stem werd in de kiem gesmoord. Andersdenken-

de schrijvers of intellectuelen werden subtiel het land uitgewezen, ze kregen zogenaamd plots

de kans om het land te verlaten. En als dat geen oplossing bood, werden wel andere, minder

geweldloze middelen ingezet. De Securitate, de Roemeense veiligheidsdienst, kreeg in deze

heksenjacht een centrale rol toebedeeld. Met zijn zogenaamde „systematisering‟ van het plat-

teland wilde hij het laatste restje particuliere economische activiteit opruimen. Maar hij kreeg

niet meer de kans om dit volledig door te voeren. Gorbatsjov was in de Sovje-Unie als partij-

leider aangetreden en zette een omvangrijk hervormingsproces in. In Roemenië zelf kwam de

bevolking in opstand en allerhande desinformatie versnelde nog de Roemeense revolutie.

Ceausescu en zijn vrouw Elena werden in 1989 ter dood veroordeeld en geëxecuteerd.

1.3 Probleemstelling

Reeds vele onderzoekers deden pogingen om de media te doorprikken. Uiteenlopende casus-

sen werden hiervoor aangewend. Ideaal voor zo‟n onderzoek zijn casussen waarin een stel-

lingname bijna onvermijdelijk is. De geknipte periode voor zo‟n studie is de Koude Oorlog.

Gedurende meer dan veertig jaar was de wereld in de ban van de polarisatie tussen Oost en

West. De tweestrijd tussen de Verenigde Staten en de Sovjetunie kende ook zijn uitwerking in

de media. Hoe vond de berichtgeving hieromtrent in België plaats? Een aantal casussen lenen

zich voor een onderzoek hiernaar: de Hongaarse opstand in 1956, de Praagse Lente van

1968,… Ik zou mijn studie willen opbouwen rond de casus „Ceausescu‟. De titel van mijn

thesis luidt: „Het Genie van de Karpaten‟. Waarom gebruik ik deze benaming? Als eerste ver-

klaring kan ik aanhalen dat Ceausescu een persoonsverheerlijking inrichtte, waarbij hij zich-

zelf deze status toeeigende. Achteraf kon men aan deze uitdrukking echter een andere inhoud

geven. De Roemeense dictator, die het land van 1965 tot 1989 regeerde, heeft vandaag de dag

een afschuwelijke reputatie. Hij was een corrupt, tiranniek figuur, die gedurende bijna 25 jaar

het Roemeense volk onderdrukte en uitbuitte, die een geweldig paleis voor zichzelf optrok en

11

wiens land ook wel het „Duivelsrijk‟ werd genoemd. Genie krijgt hier dan de negatieve con-

notatie in de zin van een sluwe, zelfzuchtige en geslepen persoonlijkheid. Maar hij kreeg niet

altijd deze negatieve stempel opgedrukt. Toen hij in 1965 aan de macht kwam in een commu-

nistisch Roemenië, werd hij echter gezien als een vernieuwend man, die een koers onafhanke-

lijk van de Sovjet-Unie trachtte te varen. Hij kon daarom op veel sympathie van het Westen

rekenen. Hier koppel ik dan de eerder positieve betekenis van genie aan, Ceausescu als intel-

ligent vernieuwer, als liberaal die zich los poogde te wrikken van het communistische juk.

De bedoeling is nu te onderzoeken op welke manier de laatste twee inhouden naar voor kwa-

men in de Vlaamse media tijdens de regeerperiode van de Roemeense staatsman. Ik zou mij

willen toespitsen op de geschreven pers. Het doel is op zoek te gaan naar het beeld dat van de

man werd gevormd. Hoe brachten journalisten de Roemeense keizer ten tonele? Wat werd er

allemaal over hem en zijn politiek verteld? Maar ook: wat kwam de lezer niet te weten? Bo-

vendien kunnen we ons hierbij de vraag stellen in hoeverre met deze selectie een bewuste

verdraaiing van de feiten beoogd werd. En waarom? Een andere onderzoeksvraag is: Welke

evolutie kunnen we ontwaren in deze beeldvorming? Hoe lang overleeft dit positieve beeld en

vanaf wanneer kunnen we van een louter negatieve beeldvorming gewagen?

Het volgende hoofdstuk behelst de afbakening van de problematiek. Ten eerste is een begren-

zing in de bronnen vereist. Het gaat hier over welke dagbladen ik nader wil bekijken. Een eer-

ste praktische criterium is dat de krant gedurende de hele periode bestaande is. Belangrijker

hierbij is of het buitenlandse nieuws in het algemeen een beduidende plaats toegewezen krijgt.

Kranten die zich voornamelijk toespitsen op binnenlandse kwesties komen niet in aanmer-

king. Een tamelijk uitgebreide en becommentarieerde berichtgeving is essentieel voor een na-

dere analyse. Om een onderlinge vergelijking tussen bepaalde dagbladen te maken, heb ik bo-

vendien kranten nodig die enigszins in visie van elkaar verschillen. Meer dan nu sloten de

dagbladen vroeger aan bij een bepaalde politieke strekking. Op basis van deze kennis wil ik

kranten selecteren. Dit mag echter geen vooringenomenheid betekenen tijdens het onderzoek!

Een tweede beperking heeft betrekking tot de tijd. De allereerste afbakening is natuurlijk de

regeerperiode van Ceausescu. Maar er moet nog meer begrensd worden. Niet elke editie van

een krant is immers zinvol. Ik moet op zoek gaan naar significante momenten doorheen zijn

bewind. De bedoeling is een chronologie op te maken van Roemenië onder het regime van

Ceausescu en hieruit dan betekenisvolle ogenblikken te puren. De gekozen data toets ik dan in

de verschillende kranten. Wat zijn nu zogenaamde significante momenten? Dit is reeds een

heikel punt. Ik selecteer volgens eigen criteria waardoor verschillende gebeurtenissen niet

worden behandeld. De accuratesse van mijn selectie kan ik evenwel afwegen aan het feit of ik

12

al dan niet geruggensteund wordt door wat werkelijk in de kranten verschijnt. Niet elke piet-

luttige verandering in de Roemeense wetgeving zal immers vermeld worden in de Belgische

pers. De volgende gebeurtenissen kunnen volgens mij van belang zijn: ontmoetingen en con-

flicten tussen Ceausescu en internationale figuren, partijcongressen, wetgeving die een grote

weerslag heeft, schandalen, demonstraties tegen zijn bewind, … Het blijft echter moeilijk

sluitende normen uit te denken.

Het derde hoofdstuk sluit meer aan bij mijn eigenlijke onderzoek. Een aantal onderzoeksme-

thoden wil ik belichten. Maar belangrijker is de zoektocht naar een eigen methode. Aan de

hand van andere licentiaatverhandelingen stel ik eigen manier van werken samen.

In een vierde hoofdstuk schrijf ik over de geschiedenis van Roemenië. Bij uitbreiding gaat er

ook deel over de Koude Oorlog. Meer specifiek ga ik in op de periode waarin Ceausescu re-

geerde. In verband met de val van de Ceausescu‟s vond ik het van belang de rol van de televi-

sie te belichten. Zelf heb ik echter niet consequent journaals uit die tijd bekeken. Mijn relaas

in dit hoofdstuk over de invloed van de televisie op de val van het regime baseerde ik voor-

namelijk op de werken van Julien Weverbergh en Michel Castex.

In het vijfde hoofdstuk ga ik iets dieper in op de internationale berichtgeving. Het is immers

van belang te weten waar kranten hun informatie halen en welke weg deze gegevens reeds

hebben afgelegd. Bovendien werkt deze weg van het nieuws vertekeningen in de berichtge-

ving in hand.

De vertekening in de media wordt behandeld in het zesde hoofdstuk. Ik wil het hebben over

hoe beeldvorming tot stand komt. Verder tracht ik antwoorden te zoeken op vragen naar ob-

jectiviteit en de verhouding tussen de media en de politiek. Daarbij stel ik me bovendien de

vraag wat als nieuws wordt aanvaard.

In het zevende en achtste hoofdstuk komen we tot het uiteindelijke onderzoek, de ontsluiting

van de geselecteerde bronnen. De verschillende dagbladen worden datum per datum bekeken.

Hierbij tracht ik een evolutie te schetsen in de perceptie van de diverse kranten op de gebeur-

tenissen in Roemenië en specifiek op de figuur van Ceausescu. Hierbij houd ik enkele vragen

in het achterhoofd: Wanneer kan het staatshoofd op waardering rekenen en op welke momen-

ten kunnen we eerder spreken over een afkeer? En wat waren de oorzaken hiervan? Op welk

moment kunnen we gewagen van een ommekeer in de perceptie? Hoeveel aandacht wordt aan

het thema besteed? Wie wordt aan het woord gelaten? Verschijnen er ook foto‟s? Nemen de

journalisten duidelijk stellingnamen?… Ik wil op zoek naar impliciete boodschappen, inter-

tekstuele verbanden, contrasten … Op deze manier tracht ik de beeldvorming rond Ceausescu

volgens de verschillende kranten in kaart te brengen. Ik behandel de dagbladen in deze fase

13

nog onafhankelijk van elkaar. Pas later wil ik een onderlinge vergelijking maken. Naast deze

kwalitatieve benadering wil ik ook aan kwantitatief onderzoek doen. Ik wil op zoek gaan naar

welke soort artikels vaak worden gebruikt, welke persagentschappen vaak door de kranten

gevolgd worden, de grootte van foto‟s, de plaats die de artikels in de krant krijgen … Ook uit

zulke informatie kan men onderzoeken hoe een bepaalde beeldvorming ontstaat. De nadruk

van deze thesis ligt evenwel op het kwalitatieve onderzoek. Een laatste opdracht voor dit

hoofdstuk is een vergelijking te maken tussen de dagbladen onderling. Niet enkel de verschil-

len in tijd zijn van belang, ook de onderlinge tegenstellingen in Vlaanderen behoren tot het

onderzoek. Door wie werden er radicale, zowel positieve als negatieve, stellingnamen geno-

men en door wie werd een eerder genuanceerd beeld verspreid? Valt in de verschillende me-

diakanalen de eventuele ommekeer in perceptie op hetzelfde ogenblik? In welke mate ver-

schilt de interesse voor een bepaalde gebeurtenis?

Een laatste hoofdstuk wijd ik aan een algemeen besluit van het werk.

14

2 Keuze en verantwoording bronnen

2.1 Keuze van de bronnen

Een eerste vraag die zich opdringt, is waarom ik mijn onderzoek wil voeren aan de hand van

kranten. Een dagblad bevat op de eerste plaats informatie over de gebeurtenissen van de vori-

ge dag. Dit kan gaan van politieke items, over culturele evenementen tot natuurrampen. In de

loop der tijd evolueerde de inhoud van de krant. Zo kwam er onder andere meer aandacht

voor gerechtelijk nieuws, verkeer, nieuwe samenlevingsvormen, populaire cultuur en sport.

Ook kreeg de fotografie een volwaardiger plaats in de krant. Volgens huidig hoofdredacteur

van De Standaard, Peter Vandermeersch, is een krant meer dan een consumptieproduct. De

krant wordt dagelijks opnieuw heruitgevonden. Op die manier kan men blijven evolueren.

Ten tweede bestaat er een emotionele relatie van de lezer met de krant. Dit merken we bij-

voorbeeld op aan de – soms – heftige lezersbrieven. Ten derde – en dit is eigenlijk het belang-

rijkste punt – is de krant een intellectueel gegeven, een cultureel product, een drager van idee-

en. Het belang van de krant hangt samen met de inhoud.1 De huidige evolutie, waarbij meer

en meer aandacht gaat naar de uiterlijkheden van het dagblad, doet ons vaak het tegengestelde

veronderstellen. Toch is ook deze evolutie een uiting van wat er in onze samenleving leeft.

Het belang van kranten vandaag kunnen we samenvatten in vier punten.

Op de eerste plaats zijn kranten de oudste massamedia. De krant is bovendien een medium dat

wijd verspreid is. Uiteraard worden televisie en radio ook door iedereen gebruikt. Maar televi-

sie uit de beginperiode van mijn onderzoek was nog niet zo algemeen verspreid en het medi-

um had ook nog een hele evolutie voor de boeg. De krant was daarentegen veel stabieler. Bo-

vendien is de krant een zeer populair massacommunicatiemiddel gebleven.

Een tweede reden is het feit dat kranten ook een opinie weergeven. De Belgische kranten wa-

ren door de verzuiling over het algemeen verbonden met een bepaalde politieke partij. Radio

en televisie zijn daarentegen publieksrechterlijke instellingen. Men streeft in hun uitzendingen

de neutraliteit na. Kranten daarentegen verwerken hun ideologie in hun berichtgeving en

trachten op die manier de lezers te overtuigen. Dit maakt dagbladen tot een dankbaar instru-

ment voor het onderzoek naar beeldvorming en ideologieën.

1 DEVOS Carl, Ménage à trois. De verhouding tussen pers, politiek en politicologie, Gent, Academia

Press, 2004, p.196

15

Een derde punt is de specifieke vorm van informatie die de krant biedt. Bij radio en televisie

is de berichtgeving vaak vluchtig en is er weinig ruimte voor diepgang. Een krant levert veel

uitvoeriger verslag en laat ruimte voor verslaggeving, duiding en opiniestukken.

Ten slotte zijn er ook praktische overwegingen. Televisiejournaals kunnen erg interessant zijn

door de combinatie van woord en beeld. Het VRT-archief is echter niet erg toegankelijk en

het kost de vorser dus veel meer moeite en tijd om het materiaal te verzamelen. Kranten wor-

den daarentegen vaak bewaard in bibliotheken of archieven en zijn eenvoudiger te raadplegen

dan opnames van radio of televisie.

Ik zal dit onderzoek dus voeren aan de hand van artikels uit twee Vlaamse kranten. Deze

kranten moeten echter aan zekere voorwaarden voldoen. Zo is het van belang dat de dagbla-

den berichten over het buitenland. Mijn onderwerp behandelt namelijk de problematiek van

Roemenië en kranten die zich toespitsen op binnenlands nieuws zijn dus niet bruikbaar. Vaak

beschouwt men kranten die consequent nieuws brengen uit het buitenland als kwaliteitskran-

ten. Maar wat is een kwaliteitskrant eigenlijk nog meer?

Hoofdredacteur van De Standaard, Vandermeersch beschrijft kwaliteitsjournalistiek aan de

hand van negen punten.2

1 Kwalitatief hoogstaande journalistiek moet zich bezighouden met wat maatschappelijk

relevant en significant is. Haar horizon moet daartoe ruim genoeg zijn.

2 Goede journalistiek zoekt de waarheid en is betrouwbaar. De juiste feiten. Dit is bijzon-

der moeilijk en tijdrovend. Bovendien bestaat dé waarheid meestal niet…

3 Correcte journalistiek zoekt bevestiging: nieuws is geen nieuws zolang het niet beves-

tigd is. Ze zoekt tegenspraak, woord en wederwoord. Ze is transparant: anonieme bron-

nen en „goed ingelichte waarnemers‟ worden zoveel mogelijk vermeden.

4 Degelijke journalistiek zoekt naar het wie, wat, waar, wanneer en hoe. maar vooral naar

het waarom. Men probeert de lezer aan de hand van een reeks vragen inzichten te ver-

schaffen in bepaalde maatschappelijke processen.

5 Journalistiek kost geld. De lezer betaalt voor de krant. De journalist is dus verantwoor-

ding verschuldigd aan de lezer.

6 Open journalistiek geeft ruimte aan debat. Er plaats voor tegenstrijdige meningen,

scherp geformuleerde en zelfs provocerende standpunten.

2 Ibidem, p.198 e.v.

16

7 Betrokken journalistiek staat niet neutraal ten opzichte van de samenleving waarin ze

functioneert. Ze neemt haar verantwoordelijkheid op. Onder meer in de eigen commen-

taren van de krant, maar ook doordat ze bepaalde onderwerpen op de agenda plaatst.

8 Kwalitatieve journalistiek is bescheiden. De waarheid is doorgaans complex en de ken-

nis en middelen beperkt. De journalist beseft veelal dat hij slechts een deel van de waar-

heid kent. Daarom worden feiten rechtgezet en onvolledigheden aangevuld.

9 Bevlogen journalistiek maakt wat belangrijk is interessant. Goed geschreven teksten,

een ontroerende foto of een verduidelijkende infografiek gaan hand in hand met goed

journalistiek.

Bovendien wou ik ook kranten bekijken met een andere ideologische achtergrond. De bipola-

riteit van de Koude Oorlog weerspiegelt zich ook in onze maatschappij. Dat België eerder in

de invloedssfeer van de Verenigde Staten lag, deed het linkse gedachtegoed niet volledig ver-

dwijnen. Ik koos De Standaard en Vooruit/De Morgen om de twee kanten van het politieke

spectrum te omvatten. Laten we beide kranten eens nader bekijken.

2.1.1 De Standaard

Van der Biesen omschrijft De Standaard als een gematigd Vlaams vooruitstrevend katholiek

dagblad, dat staatkundige, maatschappelijke en economische feiten onder de loep neemt. De

krant verdedigt de Vlaamse belangen voor zover ze niet afwijken van de gemiddelde opinie

en van de standpunten van de CVP.3

De nationale en internationale politiek worden uitvoering becommentarieerd. Nationaal neigt

de krant wat naar rechts en steunt ze bijna altijd de beslissingen van de CVP. Wat het buiten-

land aangaat, is ze veel kritischer en minder pro-Amerikaans dan de meeste Belgische kran-

ten. De krant was en is het meest geliefd bij de katholieke Vlaamsgezinde burgerij en de intel-

lectuelen.

De krant werd in 1914 opgericht door Alfons Van de Perre, Arnold Hendrix en Frans Van

Cauwelaert.4 Ze wilden een katholiek, Vlaams dagblad uitgeven te Brussel. Als gevolg van de

Eerste Wereldoorlog rolde het eerste nummer pas op 4 december 1918 van de persen. Op het

einde van de jaren twintig verwierf de Antwerpse politicus en zakenman Gustaaf Sap de

3 VAN DER BIESEN, W., “De Standaard”, Persgids, Brussel, Uitgaven Interdiocesaan Centrum, 1971

4 DE BENS E., De pers in België. Het verhaal van de Belgische dagbladpers, gisteren, vandaag en morgen,

Tielt, Lannoo, 1997, p. 241-260

17

meerderheid van de aandelen. Hij nam een radicaal Vlaamse standpunt in en zette de krant

ook voor zijn eigen politieke propaganda in. Sap had veel sympathie voor het Vlaams-

nationalisme en onder zijn leiding ging de krant meer aanleunen bij het rechtse kamp. Tijdens

de Tweede Wereldoorlog werd de krant uitgegeven onder de naam „Het Algemeen Nieuws‟.

De krant sprak zich uit voor corporatisme en Vlaamse samenwerking. Na de oorlog besliste

men een nieuwe krant op te richten. Dat werd De Nieuwe Standaard. De krant kreeg zware

kritiek te verduren van Vlaamse nationalistische zijde omdat men vond dat de redactie slechts

zwak berichtte over de naoorlogse repressie. Albert de Smaele, schoonzoon van Gustaaf Sap,

nam in 1947 de leiding over en richtte de NV De Standaard op. Deze vennootschap omvatte

De Standaard, het volkse dagblad Het Nieuwsblad en het weekblad Ons Volk, dat in 1976

werd opgedoekt. Op politiek vlak leunde de krant weer aan bij de vooroorlogse traditie. Ze

verdedigde de Vlaamse taaleisen op gebied van taalgrens, streekeconomie, toepassing van de

taalwetten in administratie en leger en richtte zich vooral op de katholieke regeringspartij

CVP. Tot 1960 gaf uitgever Albert De Smaele zelf leiding aan de redactie. Daarna ging hij

zich uitsluitend concentreren op de commerciële kant van de onderneming. Twee journalisten

bepaalden voortaan de redactionele lijn. E. Troch, pseudoniem van Luc Vandeweghe, en Ma-

nu Ruys.

De Standaard van de jaren ‟50 bevatte weinig sport, maar bood een waaier aan culturele in-

formatie en commentaren. Deze periode kenmerkte zich door een rijk journalistiek initiatief.

Cultuurredacteur Max Wildiers startte „De Standaard der Letteren‟. Deze wekelijkse literaire

bijlage verwierf in Vlaanderen een sterke reputatie door de kwaliteit van zijn recensies. Film-

redactrice Maria Rosseels publiceerde regelmatig bijdragen over de positie van de vrouw en

de rol van de seksualiteitsbeleving. Haar bijdragen deden heel wat stof opwaaien.

Het succes van de krant bracht De Smaele in het begin van de jaren zeventig ertoe een ambiti-

eus investeringsprogramma op te stellen. Maar de oliecrisis van 1973 deed de advertentie-

markt onverwacht instorten. De verliezen stapelden zich op en de leningen konden niet wor-

den afbetaald. Op 22 juni 1976 werd NV De Standaard failliet verklaard. Op 26 juni kocht

Vlaamse Uitgeversmaatschappij (VUM) het failliete bedrijf op. Er werd grondig gesaneerd en

de krantengroep kende al snel een expansie. De Standaard werd gepresenteerd als één van de

kwaliteitskranten in Vlaanderen. Het faillissement had echter ook gevolgen voor de redactie.

Luc Vandeweghe werd ontslagen als verantwoordelijke voor buitenlandse berichtgeving. Ma-

nu Ruys zou zijn functie overnemen, maar dit samen met Lode Bostoen. Na het pensioen van

Ruys volgden Hugo De Ridder, Lou De Clerck, Dirk Achten, Pol Van Den Driessche en Peter

Vandermeersch.

18

2.1.2 Vooruit – De Morgen5

Vooruit wordt beschouwd als het officiële orgaan van de BSP (Belgische Socialistische Par-

tij). Haar sterke partijgebondenheid komt duidelijk tot uiting in haar binnenlandse politiek.

Vaak brengt ze op een doctrinaire toon verslag uit over de aangelegenheden van de socialisti-

sche partij. De krant is soms meer een spreekbuis voor de BSP dan een blad voor de lezers.

Ze besteedt niet zoveel aandacht aan politieke berichtgeving. Moorden, diefstal en gerechts-

zaken komen daarentegen vaker aan bod. Ook algemene cultuur, vaste rubriekjes, ontspan-

ning, de radiogids en sport krijgen hun vaste plaats in de krant. Opmerkelijk is dat de meeste

artikels erg kort zijn en allemaal dicht op elkaar staan. Vooruit is een echte volkskrant die zich

richt op de socialistische arbeider.

Vooruit verscheen voor het eerst op 31 augustus 1884 en trad vanaf 1885 op als officiële

woordvoerder van de Vlaamse vleugel van de BWP (Belgische Werkliedenpartij).6 Hoofdre-

dacteur was Edward Anseele. Met een beperkte redactie werd Vooruit uitgebouwd tot een be-

langrijke politiek wapen. Vooruit kreeg in 1914 in Antwerpen een socialistisch zusterblad,

„Volksgazet‟. Tijdens de Eerste Wereldoorlog bleef Vooruit verschijnen, weliswaar onder

Duitse censuur en in een dunnere versie wegens papierschaarste. Vanaf 11 november 1918

verscheen de krant opnieuw zoals tevoren. Tijdens de Tweede Wereldoorlog verscheen de

krant in beperkte oplage. In de directe naoorlogse periode verscheen Vooruit opnieuw, maar

haalde bijzonder slechte verkoopscijfers. De directe band tussen lidmaatschap van de BWP en

een abonnement op Vooruit werd in 1945 ook opgeheven, maar de krant bleef wel financiële

steun ontvangen van de partij. Er werden weinig plannen gemaakt voor expansie of vernieu-

wing.

In de jaren zestig ondervond het blad financiële problemen als gevolg van de dalende verkoop

en de stijgende kosten. De krant was te partijgebonden en de doctrinaire toon aanhouden. Bo-

vendien werd er te weinig rekening gehouden met de regio‟s buiten Gent en was de krant met

haar kleine oplage niet aantrekkelijk voor adverteerders. In 1974 gingen de socialistische dag-

bladen nogmaals aankloppen bij de Socialistische Gemeenschappelijke Actie voor verhoogde

financiële steun. De redactie ondernam een poging om de krant aantrekkelijker te maken voor

de lezers en adverteerders. Men wilde een nieuw dagblad lanceren, een “progressief dagblad

voor Vlaanderen”. Paul Goossens, voorheen redacteur bij De Standaard en een boegbeeld in

5 VAN DER BIESEN, W., „Vooruit‟, in: Persgids, Brussel, Uitgaven Interdiocesaan Centrum, 1971

DE BENS, E., op.cit., p. 351.

6 DE BENS E. op.cit., p. 322-334

19

de strijd voor Leuven Vlaams in 1968, werd hoofdredacteur. De aandeelhouders waren nog

steeds socialistische organisaties maar de redactie ondertekende een protocol dat borg stond

voor redactionele autonomie. De eerste „De Morgen‟ verscheen op 1 december 1978 over heel

Vlaanderen. In de regio rond Gent bleef het dagblad verschijnen onder de naam „Vooruit‟.

De verwachtingen werden echter niet ingelost. De krant had geen geld voor een deftige pro-

motiecampagne en verloor veel vroegere lezers van de Antwerpse Volksgazet omdat ze quasi

geen aandacht besteedde aan de Antwerpse regio. In de tweede helft van de jaren tachtig was

het duidelijk dat er zowel op technologisch vlak als op vlak van vorm en inhoud van de krant,

vernieuwingen moesten gebeuren. Ondanks de stijgende verkoopscijfers ging de krant op 30

oktober 1986 toch failliet. Er volgden gesprekken met de overheid en Goossens deed talrijke

pogingen om de krant te redden. Sympathiserende lezers stampten initiatieven uit de grond

om geld in te zamelen.

Op 15 januari 1987 werd de nieuwe NV De Morgen opgericht. De SP zou uiteindelijk volle-

dig afwezig blijven in de nieuwe uitgeversmaatschappij. Er werd een herstructureringsplan

opgesteld. Men wilde van De Morgen een nationale kwaliteitskrant maken, voor mensen met

een hoger opleidingsniveau. Maar ondanks alle inspanningen bleef de oplage nog steeds vrij

laag. De krant bracht opnieuw te weinig regionaal nieuws, te weinig sportnieuws, had te wei-

nig redacteurs en de distributie was te duur.

In 1989 werd De Nieuwe Morgen juridisch en economisch een dochteronderneming van de

groep Hoste-Van Thillo. Sedert 1990 wordt De Morgen gedrukt door De Persgroep. Van dan

af verschijnt de krant onder heel Vlaanderen onder de naam „De Morgen‟. Alle banden met de

SP werden verbroken en de krant richtte zich op een progressief en kritisch publiek met linkse

sympathieën. Sinds 1995 werd de krant inhoudelijk en vormelijk steeds beter en haalde ze

steeds grotere oplagen. Yves Desmet volgde Piet Piryns en Paul Goossens op als hoofdredac-

teur. In april 2007 werd Klaus Van Isacker hoofdredacteur. Hij neemt samen met Peter Mij-

lemans de dagleiding waar.

2.2 Keuze van concrete data

De periode die ik wil onderzoeken omvat ongeveer een kwarteeuw. Het is uiteraard onmoge-

lijk en irrelevant om elke krant te bekijken. Maar welke artikels hoor ik dan wel te onderzoe-

ken? De eerste belangrijke taak was het opsporen van data. Wanneer vonden interessante ge-

beurtenissen plaats, die eventueel ook de Vlaamse media zouden oppikken? Aan de hand van

de literatuur over Roemenië en het internet heb ik een lijst van data kunnen samenstellen. De-

20

ze lijst was echter te lang en gaf me niet de zekerheid dat de Vlaamse media hierover bericht-

ten. Er was dus een verdere selectie nodig.

Op de eerste plaats wou ik op zoek gaan naar zo gevarieerd mogelijke data. Het is niet de be-

doeling enkel de beeldvorming van Ceausescu te analyseren wanneer hij een staatsbezoek aan

een westers land plant of wanneer hij bepaalde nieuwe wetten invoert. Alle aspecten van zijn

bewind moeten aan bod komen. Een tweede criterium voor het selecteren van data is de vraag

of gebeurtenissen al dan niet een aanleiding vormen voor de journalistiek in België om een

stuk te schrijven.

Om aan het eerste criterium – de verscheidenheid in gebeurtenissen - te kunnen voldoen heb

ik eerst een aantal categorieën van feiten uitgedacht. Mits overlappingen en gebeurtenissen

die moeilijk in een categorie te plaatsen waren ben ik tot deze onderverdelingen gekomen:

BUITENLAND

Internationale betrekkingen

Oost-Europa

Westen

Andere

BINNENLAND

Binnenlandse politiek:

Natuurrampen

Sociaal-economisch

Cultureel

Het is nu de bedoeling om – als het mogelijk is – artikels te onderzoeken uit elke categorie.

Op die manier wil ik een éénzijdig onderzoek vermijden.

Mijn tweede criterium – de vraag naar de relevantie voor België, en meer bepaald Vlaande-

ren – gebruik ik om specifieker te selecteren binnen de gemaakte categorieën. Het is duidelijk

dat een staatsbezoek aan een westers land voor de Belgische journalisten interessanter is, dan

een staatsbezoek van Ceausescu aan een buurland. Het blijft uiteraard nattevingerwerk. Bij de

inval van de Sovjets in Tsjechoslowakije in 1968, hebben de steunbetuigingen van het Roe-

meense staatshoofd bijvoorbeeld wel degelijk nieuwswaarde.

Uiteraard zal ook over de gebeurtenissen die ook met België verband houden worden bericht.

We kunnen er zelfs van uitgaan dat er op zulke momenten meer wordt geschreven dan louter

een relaas van een bezoek. Het is te verwachten dat aan zulke gebeurtenissen ook allerhande

opinies worden opgehangen. Een andere gebeurtenis waarvan we zeker kunnen zijn dat erover

ingelicht werd, is de val van Ceausescu. Het hele gebeuren werd bovendien bepaald door de

21

media. De omwenteling kwam pas echt tot stand toen de media vuur aan de lont hielden.

Maar daarover later meer.

Maar ik wou meer zekerheid over mijn selectie. Ik nam contact op met de VRT om te weten

te komen wanneer de problematiek rond Roemenië en Ceausescu in de journaals verscheen.

Op die manier perkte ik de data verder in. Aangezien journaals een beperkter medium bieden

dan kranten en tijdschriften, is het waarschijnlijk dat wat in de televisiejournaals aan bod

komt, ook in kranten en tijdschriften wordt besproken. Het televisienieuws biedt met andere

woorden een minimum aantal feiten, die we zeker ook in de geschreven pers zullen terugvin-

den.

Het grootste deel van mijn selectie heb ik gemaakt op basis van Keesings Historisch Archief.

KHA omvat de wereldgeschiedenis van de laatste zestig jaar. Het Archief biedt een overzicht

van alle belangrijke gebeurtenissen in alle landen van de wereld vanaf 1946 op het gebied van

politiek, justitie en mensenrechten, onderwijs en milieu, regionale conflicten en internationale

organisaties. Het vat de gebeurtenissen samen en plaatst deze in een groter verband. De cd-

rom maakte me wegwijs aan tal van gebeurtenissen waarover in de westerse media werd ge-

rapporteerd.

Na een lange selectieprocedure kwam ik tot de volgende data:

1 maart 1965: Ceausescu wordt partijsecretaris, volgt Gheorghiu-Dej op

2 januari 1967 + augustus 1967: betrekkingen tussen West-Duitsland en Roemenië

3 februari 1967: minister Manescu in België

4 22-25 april 1968: zitting van Centraal Comité

5 14-18 mei 1968: De Gaulle in Roemenië

6 tot begin september 1968: crisis rond Praagse Lente

7 september 1968: minister Harmel in Roemenië

8 juli – augustus 1969: Nixon in Roemenië

9 7 juli 1970: nieuw vriendschapsverdrag tussen Sovjet-Unie en Roemenië

10 juni 1971: Ceausescu in China

11 februari – maart 1972: executie generaal Serb

12 oktober 1972: Ceausescu in België

13 28 maart 1974: minister Maurer treedt af

14 oktober 1976: koningspaar in Roemenië

15 maart 1977: aardbeving treft Roemenië

16 december 1985: Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken Shultz in Roemenië

22

17 mei 1987: Gorbatsjov in Roemenië

18 november 1987: betogingen in Roemenië

19 26 januari 1988: Ceausescu wordt 70

20 december 1989: val van Ceausescu

Het was een hachelijke onderneming te zoeken naar momenten, die voor Roemenië en Ceau-

sescu betekenisvol waren – of in ieder geval betekenisvol genoeg om onderwerp te zijn in de

internationale pers. Vaak genoeg stuitte ik op belangrijke momenten, waarover in de Vlaamse

pers niets verscheen. Op diezelfde manier schiftte ik waarschijnlijk minder beduidende ge-

beurtenissen, waarover wel werd geschreven. Toch ben ik ervan overtuigd dat ik een degelijke

selectie van gebeurtenissen maakte, rekening houdend met een zekere verscheidenheid. Jam-

mer genoeg is er in deze selectie een leemte van een achttal jaar. Dit hiaat wijst op de journa-

listieke onverschilligheid tegenover het land in die periode, maar ook op het gering aantal be-

tekenisvolle gebeurtenissen.

23

3 Methodologie

Het lezen van de gekozen artikels mag niet lukraak gebeuren. De analyse van de artikels

vraagt een methode, een kader, dat we in het achterhoofd houden om daarin alle gegevens in

te passen. Om tot een eigen methodiek te komen, heb ik inspiratie gezocht in vergelijkbare

thesissen.7 Op die manier kwam ik tot een samenraapsel van methodes dat het beste bij mijn

krantenonderzoek past.

De nadruk ligt vooral op het kwalitatieve onderzoek. Hierbij wordt vooral op zoek gegaan

naar zowel expliciete als impliciete betekenissen, naar verdoken meningen, gekleurd taalge-

bruik en alles wat concreet met de inhoud van de tekst verband houdt. Op het eerste zicht lijkt

zo‟n kwalitatief onderzoek nattevingerwerk. Het gaat inderdaad vooral over onze eigen inter-

pretatie van een tekst. Het gevaar is dan dat we betekenissen uit bepaalde teksten halen die bij

onze vooropgestelde ideeën passen en dat we blind zijn voor de keerzijde van sommige uit-

drukkingen. Het moet absoluut vermeden worden dat we onze eigen vooringenomenheid voor

werkelijkheid gaan aanzien. En daarvoor is een betrouwbare methode nodig, die – zo goed als

het kan – strikt hoort gevolgd te worden. Hierbij staat centraal dat we uitkijken naar verwoor-

dingstrategieën, impliciete betekenissen en globale betekenisvelden. Met deze doelstellingen

in het achterhoofd werden reeds verschillende methodes uitgewerkt.

Daarnaast voorzie ik ook ruimte voor kwantitatief onderzoek, waarbij er minder nadruk komt

te liggen op de inhoud van de artikels maar eerder op de vorm, de grootte en de frequentie.

7 AGTEN Bram De berichtgeving over de eerste Palestijnse Intifada in De Morgen en De Standaard, licen-

tiaatverhandeling Nieuwste Tijden, UGent, 2004, 287p.

HOOGEWIJS Suzanne, De Golfoorlog van Het Laatste Nieuws, De Standaard en De Morgen 1990-1991,

licentiaatverhandeling Nieuwste Tijden, UGent, 2003, s.p.

VAN BEVER Stijn, Het beeld van Mobutu Sese Seko in de Belgische pers: De Standaard, Vooruit, De

Mogen, La Libre Belgique, Le Peuple, 1965-1997, licentiaatverhandeling Nieuwste Tijden, UGent, 2005,

286 p.

VERSTRAETE Pieter „Wat doen de Amerikanen eigenlijk in Vietnam?‟: discoursanalytische benadering

van de Actueel-berichtgeving over het Vietnamconflict1966-1975, licentiaatverhandeling Nieuwste Tij-

den, UGent, 2004, 269 p.

VAN DER SPIEGEL Wouter, De houding van de Belgische dagbladpers tegenover de Arabisch-

Israëlische oorlog van 1984, licentiaatverhandeling Nieuwste Tijden, KUL, 1983, 187 p.

VAN VOOREN Tineke, De berichtgeving over de Poolse crisis van 1980-1981 in Le Monde en The Ti-

mes: een comparatief onderzoek, licentiaatverhandeling Nieuwste Tijden, UGent, 2001, s.p.

24

3.1 De basis van onze boodschappen: taal

Men verwacht van het nieuws dat het betrouwbaar is. De kwaliteit van de informatie hangt

samen met de objectiviteit van de journalist. We kunnen drie criteria onderscheiden die in-

formatie tot betrouwbare informatie maakt, namelijk factualiteit, onpartijdigheid en objectivi-

teit.8 Deze drie begrippen zijn erg abstract. Bij het begrip „factualiteit‟ horen de vragen „zijn

de feiten accuraat?‟ en „zijn de feiten volledig?‟. Er is dus nood aan authentieke informatie die

als bewijsmateriaal dienst kan doen. Volledigheid nastreven op zich is zinloos. We moeten

ons hierbij de vraag stellen naar de relevantie van de informatie. Uiteraard kan er ook over de

relevantie van zaken ernstig gediscussieerd worden. Het tweede begrip, onpartijdigheid, houdt

in dat media-gebeurtenissen gepaard gaan met conflict en dus voor interpretatie en evaluatie

vatbaar zijn. Een goed journalist zal verschillende standpunten aan bod laten komen. Boven-

dien hoort men de feiten en de duiding te scheiden. Toch sluipt er impliciet erg vaak wel de

opinie of het waardeoordeel van de journalist in een artikel of nieuwsuitzending. Samenvat-

tend kunnen we stellen dat goede journalistiek afstandelijkheid, neutraliteit, onpartijdigheid,

accuratesse, zorgvuldigheid, relevantie, volledigheid en scheiding van feiten en duiding ver-

eist. Het ideale nieuwsbericht zou dus aan al deze criteria moeten voldoen.

De werkelijkheid is echter anders. “Genuine news articles may feature opinions, despite the

ideological belief of many journalists that news only gives the facts and not opinion.”9

Elk nieuwsbericht is vertekend. De instituties waarbinnen het nieuws wordt geproduceerd en

de journalisten die nieuws vergaren, zijn allemaal ingebed in een specifieke sociale, culturele,

economische en politieke context. Daarom wordt nieuws altijd getoond vanuit een bepaalde

hoek, door een bepaalde bril.10

Over de vertekening in de media heb ik het in een later hoofd-

stuk. Toch is nieuws niet louter een „vertekende representatie van de werkelijkheid‟. Nieuws

is een „constructie van de werkelijkheid‟. “News is not characterized as a picture of reality,

which may be correct or biased, but as a frame through which the social world is routinely

constructed.”11

Om deze vertekeningen (bias) te doorprikken is het dus van belang een goede en werkbare

methode op te stellen. Maar laten we eerst naar de basis van nieuwsberichten en andere bood-

8 DENECKERE, Historische kritiek van woord en beeld in de massamedia, Gent, Academia Press, 2003

9 VAN DIJK Teun, News as discourse, Hillsdale, Erlbaum, 1987, p. 5

10 FOWLER R., Language in the news. Discourse and ideology in the press, London, Routledge, 1994, p. 10

11 VAN DIJK Teun, op.cit., p. 7-8

25

schappen kijken, de taal. Tal van taalwetenschappers hebben theorieën opgebouwd rond het

begrip „taal‟. We laten de belangrijkste de revue passeren.

3.1.1 Structuralisme en semiotiek

Eerst en vooral zijn in dit verband de inzichten van de Zwitserse taalkundige Ferdinand De

Saussure op te merken.12

Hij bestudeerde taal als een systeem waarin individuele elementen

niet op zichzelf staan, maar hun betekenis krijgen door hun relatie met het systeem zelf. Taal,

als een verzameling tekens, kan dus betekenis produceren. Het taalteken ontleedde hij verder

in twee verschillende elementen: de vorm (het woord, de foto, het beeld …) en het concept

(het idee dat in je hoofd bestaat en waarmee je de vorm associeert). Respectievelijk noemde

hij deze elementen „signifiant‟ en „signifié‟.

De relatie tussen de uiterlijke vorm en het concept is willekeurig. De Saussure bedoelt hier-

mee dat de relatie uitgaat van een conventie, een gewoonte waaraan de gebruikers van een-

zelfde taal zich houden. Aangezien de betekenis niet wordt bepaald door een relatie met de

werkelijkheid, kan een taalteken enkel een betekenis krijgen door zich te onderscheiden van

andere taaltekens. De betekenis van een taalteken ligt bijgevolg ook niet vast. Het is geen on-

veranderlijk gegeven, wat tot gevolg heeft dat er ook geen enige juiste betekenis aan te wijzen

valt. Taal is bijgevolg een historisch fenomeen, een zich steeds wijzigend geheel van tekens

en codes. Taalgebruikers kunnen gebruik maken van dit systeem om specifieke taaluitingen te

produceren. De Saussure noemt het systeem de „langue‟ en de concrete taaluitingen de „paro-

le‟.

Het zijn deze concrete taaluitingen die de belangstelling van vele taalkundigen hebben ge-

wekt. De vaststellingen van De Saussure dat een taal veranderlijk is en dat betekenis wordt

geproduceerd binnen een bepaalde context, zijn hierbij van groot belang geweest. Alle taalui-

tingen moeten binnen hun historische en culturele context worden gesitueerd en er is geen

vaststaande betekenis. Alle taaluitingen zijn met andere woorden vatbaar voor interpretatie.

De Saussure heeft vooral op het vlak van linguïstiek een grote bijdrage geleverd, maar zijn

theorieën hebben ook in de studie van representatie een invloed gehad. Hij legde namelijk de

basis voor de studie van tekens in de cultuur, de semiotiek. De belangrijkste vertegenwoordi-

ger van deze stroming is Roland Barthes. Hij bestudeerde populaire cultuur als een soort taal,

een verzameling van tekens die betekenis produceren. Het teken („signifiant‟ en „signifié‟)

12 DE SAUSSURE F., Cours de linguistique générale, Parijs, Payot, 2001

26

verwijst volgens hem naar een bredere betekenis op het niveau van cultuur. Het eerste niveau

noemde hij de „denotatie‟, het tweede de „connotatie‟. Op het niveau van de connotatie wor-

den tekens geïnterpreteerd in relatie met cultuur en ideologie.

Structuralisme en semiotiek werden echter bekritiseerd omdat ze taal als een te gesloten, sta-

tisch systeem zouden beschouwen. Nieuwe theoretici vroegen meer aandacht voor de inbreng

van de lezer die de tekst interpreteert. Elke lezer moet een tekst interpreteren en dit doet hij

aan de hand van een „code‟ die historisch, sociaal en cultureel bepaald is.

3.1.2 Discours

De manier waarop over iets gesproken wordt, noemt men het „discours‟. Michel Foucault

wordt beschouwd als de grondlegger van de discoursanalyse. Hij trachtte te onderzoeken hoe

kennis wordt geproduceerd in bepaalde historische perioden. Zijn inspiratie haalt hij deels bij

De Saussure en Barthes. Zo benadrukt hij net als Barthes de culturele context. Het idee van

De Saussure, dat taaltekens het gevolg zijn van afspraken tussen taalgebruikers en er dus een

gedeelde betekenis is, is ook bij Foucault essentieel. Anderzijds is de historische dimensie in

het werk van Foucault veel groter dan bij zijn voorgangers. Hij was vooral begaan met

machtsrelaties. Een discours is voor hem niet zomaar een tekst. Het is een verzameling uit-

spraken, woorden en zinnen, met behulp waarvan men over iets kan spreken. Maar het dis-

cours impliceert evengoed instellingen en handelingen. Het gaat dus niet alleen over de ma-

nier waarop men over iets spreekt, maar ook over de manier waarop men met iets omgaat.

Taal en praktijk staan niet los van elkaar. Volgens Foucault kan betekenis ook louter binnen

het discours geproduceerd worden. Zowel handelen als spreken worden bepaald door het dis-

cours. “All knowledge, once applied in the real world, has real effects, and in that sense at

least, „becomes true‟. Knowledge, once used to regulate the conduct of others, entails con-

straint, regulation and the disciplining of practices.”13

In het discours speelt voortdurend macht mee. Foucault ziet macht niet als iets wat van bo-

venaf wordt opgelegd, maar als iets wat in alle lagen van de samenleving voortdurend door-

sijpelt en circuleert. Hij noemt dit de „microphysics of power‟.14

13 HALL Stewart, “The work of representation” in Hall S. (ed.), Representation : cultural representations

and signifying practices, London : Sage, 1997, p. 49

14 FOUCAULT M., Surveiller et punir: naissance de la prison, Parijs, Gallimard, 1975

27

De ideeën van Foucault zijn zeer bepalend geweest in de studie van taal en tekst. Onderzoe-

kers zijn sindsdien meer en meer de historische context van teksten gaan bestuderen. Zo

trachtten zij na te gaan na op welke manier deze teksten betekenis en kennis produceren.

In deze thesis zal ik ook teksten (in casu krantenartikels) in zijn historische context bestuderen

om zo na te gaan op welke manier er over Ceausescu werd gesproken, wat het discours was

en hoe dit discours evolueerde. Journalisten zijn cruciale machthebbers in de creatie van het

discours. Via hun uitspraken bepalen zij voor een groot deel hoe er over de actualiteit wordt

gesproken, en bijgevolg ook hoe er wordt gehandeld.

Bij dit soort analyse is wat onder de oppervlakte van de tekst zit het belangrijkste. Achter de

manifeste betekenis, die de lezer rechtstreeks leest schuilt een latente betekenis. Deze zegt

veel meer dan de manifeste. De latente betekenis van een tekst kan opgespoord worden door

te kijken naar verbanden tussen elementen in een tekst, naar vooronderstellingen, impliciete

en verzwegen informatie. Het doel van een dergelijke analyse is een zicht te krijgen op de

werking en de macht van het discours.

Fairclough omschrijft de term „critical‟ als een erkenning dat onze sociale praktijken in het

algemeen en ons taalgebruik in het bijzonder nauw verbonden zijn met oorzaken en effecten

waar we ons onder normale omstandigheden niet bewust van zijn. Vooral verbanden tussen

taalgebruik en machtsuitoefening zijn niet altijd even duidelijk. Toch zijn deze verbanden van

vitaal belang voor de werking van macht.15

“„Discourse‟ is the use of language seen as a form of social practice and „discourse analysis‟

is analysis of how texts work within sociocultural practice”.16

Volgens Fairclough wordt de

term „discourse‟ wijd en soms verwarrend gebruikt binnen de diverse disciplines. Hij onder-

scheidt twee hoofdbetekenissen. De eerste is dominant in taalstudies en wordt meestal nauw

geassocieerd met de interpersonele functie van taal en met het concept van genre. Discours

wordt beschouwd als sociale actie en interactie. De tweede overheerst in de poststructurele

sociale theorie en wordt nauw verbonden met de ideeënvormende functie van taal en met het

discours. Discours wordt in dit geval aanschouwd als een sociale constructie van realiteit, een

vorm van kennis.17

Discourspraktijk op media is nuttig om na te gaan op welke manier de

journalisten hun teksten schrijven en op welke manier de lezers de teksten opnemen.18

15 FAIRCLOUGH N., Media discourse, London, Arnold, 1995, p. 54

16 Id., Critical discourse analysis: the critical study of language, London, Longman,. 1995, p. 7.

17 Id., Media discourse, London, Arnold, 1995, p. 18-19.

18 Ibidem, p.16-17.

28

3.2 Methodologie

Met deze theoretische inzichten in het achterhoofd hebben tal van wetenschappers methoden

uitgewerkt om teksten te analyseren op zo‟n manier dat men de subjectiviteit en de vooringe-

nomenheid van de schrijver van de tekst kan doorprikken. Laten we de drie meest bestaande

methodes op een rijtje zetten.

3.2.1 Inhoudsanalyse

De klassieke inhoudsanalyse werd ontwikkeld door Berelson19

. Hij legt de nadruk op de in-

houd van de tekst. De inhoudsanalyse heeft tot doel op een systematische wijze boodschappen

te decoderen en zoveel mogelijk de subjectiviteit van de onderzoeker te niet te doen. De me-

thode veronderstelt dat men vooraf strikte regels vastlegt. Daarna gaat men over tot een zuiver

kwantitatief „meten‟ van de tekst door onder meer het aantal woorden, de frequentie van die

woorden, het aantal artikels en dergelijke meer te analyseren. Ook kwalitatieve aspecten als

intensiteit en valentie van woorden wil men kwantitatief uitdrukken20

.

Laten we eerst een kort overzicht geven van de evolutie in inhoudsanalyse. Krippendorff21

wijst op het feit dat er al in de achttiende eeuw sprake is van kwantitatieve analyse van

teksten. Het eerste standaardwerk wordt echter pas gepubliceerd eind jaren ‟40, begin jaren

‟50.22

Deze data situeren zich niet toevallig rond de het einde van de Tweede Wereldoorlog.

Tijdens deze oorlog maakte men voor de eerste maal op grote schaal gebruik van inhoudsana-

lyses om propaganda te analyseren. Zo wou men politieke controle krijgen op de eigen media

en analyses doorvoeren van de media bij de tegenpartij. Zo zou men de strategieën van de vij-

and kunnen ontmaskeren.

Sindsdien is de inhoudsanalyse nog verder geëvolueerd. De ambities werden ingeperkt en de

methodiek werd genuanceerd en aangevuld met nieuwe technieken zoals het gebruik van

computers. Berelson definieert inhoudsanalyse in 1952 als volgt: „A research technique for

the objective, systematic and quantitative description of the manifest content of communica-

19 BERELSON B., Content Analysis in Communications Research, Free Press, N.Y., 1952, s.p.

20 DENECKERE G., Historische kritiek van woord en beeld in de massamedia, Gent, Academia Press,

2003, p. 63

21 KRIPPENDORFF K., Content Analysis: An Introduction to Its methodology, Sage Publications, Beverly

Hills, London, 1980, p. 11.

22 LAZARSFELD P.F., The Analysis of Communication Content, Columbia University, N.Y., 1948, s.p.

29

tion.23

. Een andere definitie komt nog van Holsti: “Content analysis is any technique for mak-

ing interference by objectively and systematically identifying characteristics of messages.”24

Volgens Krippendorff hoort de onderzoeker steeds zes basisconcepten na te volgen:25

1 The data as communicated to the analyst.

2 The context of the data.

3 How the analyst‟s knowledge partitions his reality.

4 The target of a content analysis.

5 Inference as the basic intellectual task.

6 Validity as the ultimate criteria of success.

Ten eerste moet de onderzoeker duidelijk maken welke data en welke soort data hij onder-

zoekt. In mijn geval zijn dit artikels uit De Standaard en Vooruit/De Morgen die de situatie in

Roemenië behandelen, dus artikels die zich situeren in de periode van 1965 tot 1989.

Vervolgens is het belangrijk dat de context waarin deze data worden geanalyseerd, expliciet

door de onderzoeker wordt vermeld. In welke internationale context moeten we Ceausescu

plaatsen? Wat is de voorgeschiedenis van het land? Welke evolutie maakt het land door onder

het regime van de dictator? Aan de hand van literatuur inzake Roemenië zal ik op deze vragen

een antwoord schetsen.

Een ander aspect van de algemene context is ook de context van de bron. In het vorige hoofd-

stuk ben ik reeds uitvoeriger ingegaan op de geschiedenis en de ideologische aspecten van de

twee onderzochte kranten, De Standaard en Vooruit/De Morgen.

Ten derde is het ook belangrijk dat de onderzoeker zich bewust is van zijn eigen tekortkomin-

gen, die een afbreuk doen aan de objectiviteit omdat het zijn perceptie op de gebeurtenissen

kleurt. Wij noemen dit de context van de onderzoeker.

Ten vierde moet elke case-study een duidelijke doelstelling bevatten. Een inhoudsanalyse van

de vermelde teksten zonder meer heeft weinig zin. Het doel van dit onderzoek is na te gaan

hoeveel en op welke manier er aandacht geschonken wordt aan de Roemeense problematiek.

Welk beeld wordt er opgehangen van de Roemeense president? En ook, is er een evolutie op

te merken in dit beeld. Welke verschillen merken we op in de onderzochte kranten. Op de

probleemstelling van dit onderzoek ben ik reeds uitvoerig ingegaan in het eerste hoofdstuk.

23 BERELSON B., op.cit, p. 18.

24 HASELHOFF F, VAN CUILENBERG J. en VAN HAAREN H., Tussen krantenbedrijf en mdiaconcern:

een beleidsessay over pers en persbedrijf, Amsterdam, Cramwinckel, 1992, p. 14

25 KRIPPENDORFF K., op.cit., p. 26

30

Ten vijfde is het van belang uit gegevens op een consequente manier conclusies te trekken.

Doorheen het onderzoek trachten we informatie te verzamelen. Aan de hand van deze infor-

matie trachten we op het einde van het onderzoek op een beargumenteerde wijze conclusies te

trekken. Deze opdracht zal vervuld worden in ons besluit.

Ten zesde moet de onderzoeker de geldigheid van zijn onderzoek aantonen. Dit is een essenti-

ële voorwaarde voor wetenschappelijk onderzoek. Geldigheid of validiteit slaat op het feit of

het onderzoek effectief dat meet wat de onderzoeker in oorsprong wou meten.

Inhoudsanalyse verloopt volgens vier stappen:26

1 Theorievorming: de onderzoeker moet goed weten wat hij/zij wil te weten komen. Elke

optie bij de operationalisering van de methode is immers afhankelijk van de probleem-

stelling. Welke kenmerken van de boodschappen worden weerhouden? Welke analyse-

eenheid wordt gekozen?

2 Operationalisering: de codeurs en de computer moeten constructies krijgen die een één-

duidige interpretatie garanderen. Dit behelst voorschriften in verband met kwalificatie,

teleenheid en contexteenheid. De onderzoeker moet vooraf dus een leesraster ontwerpen

met zeer stringent geformuleerde definities, categorieën en tel- en contexteenheden.

3 Codeerfase: als de procedures vastliggen, kan het materiaal verzameld worden en toe-

gewezen worden aan de vooraf vastgelegde categorieën. Het probleem is dat wegens het

meerduidige instabiele karakter van taal zelfs met zeer duidelijke instructies nog ruimte

voor interpretatie is aan de kant van de codeurs. In de communicatiewetenschappen

werkt men dan ook met betrouwbaarheidscoëfficiënten voor „intercodeurbetrouwbaar-

heid‟.

4 Analysefase: waarbij de vooraf geformuleerde hypothesen worden getoetst.

Inhoudsanalyse brengt ook problemen met zich mee, vooral als er steekproeven worden ge-

hanteerd. Wanneer er een te grote hoeveelheid aan materiaal is, zal men een steekproef hou-

den. Dit kan op basis van toeval berusten. Maar men kan ook bewust steekproeven nemen.

Met het gebruik van steekproeven bevindt men zich echter steeds op glad ijs.

Het is noodzakelijk dat de onderzoeker in iedere fase betrouwbaarheid nastreeft. Vooral bij

het verzamelen van data is dit cruciaal. Betrouwbaarheid verwijst ook naar de reproduceer-

26 DENECKERE Gita, op.cit., p. 23-24

31

baarheid van de resultaten: de mate waarin een andere onderzoeker met dezelfde werkwijze,

toegepast op hetzelfde materiaal, dezelfde resultaten en conclusie bekomt.27

Over validiteit heb ik het reeds gehad. Het heeft betrekking op de vraag of het onderzoeksin-

strument daadwerkelijk meet wat het pretendeert te meten. Er wordt hoe dan ook iets geme-

ten, de vraag is of we aannemelijk kunnen maken dat wat gemeten wordt, ook is wat we den-

ken te meten.28

3.2.2 Discoursanalyse

De discoursanalyse vertrekt vanuit een kritiek op de strikte inhoudsanalyse. Men gaat er bij

discoursanalyse van uit dat de latente betekenis het meest zinvol is en niet zomaar kan worden

afgelezen uit numerieke en statistische gegevens. Onderzoek van betekenis gaat niet zozeer

over de frequentie van bepaalde woorden, maar over verbanden tussen elementen in een tekst,

over stiltes, dingen die er niet staan of als vanzelfsprekend worden beschouwd. Ook implicie-

te betekenis of veronderstelde betekenis is cruciaal in de discoursanalyse. Discoursanalyse is

een subdiscipline van de linguïstiek met een uitgesproken interdisciplinair karakter en sterk

beïnvloed door het structuralisme, de linguïstische antropologie en de semiotiek. Het is een

kwalitatieve en interpretatieve methode voor de analyse van „text and talk‟, van het geschre-

ven en het gesproken woord. (Inter)tekstuele verbanden, contrast en context zijn belangrijker

dan aantallen of frequenties. Er wordt meer gewicht toegekend aan de „mentale‟ mappen van

mensen. Het publiek is niet homogeen of monolithisch, maar heeft verschillende interpretatie-

kaders of verschillende referentiekaders voor betekenisgeving.29

Wetenschappers als Blom-

maert en Van Dijk hebben verschillende studies gewijd aan bijvoorbeeld het latente racisme

in het discours van de pers en de politici, en ook Fairclough heeft heel wat discoursanalyti-

sche publicaties op zijn naam staan.

Het doel van de analyse is een beter zicht te krijgen op de werking en macht van een discours

of vertoog. Om na te gaan wat vertogen doen, moeten we ons realiseren dat spreken en schrij-

ven vormen van handelen zijn: informeren, voorspellen, beloven, dreigen, vragen, overtui-

gen … het zijn allemaal taalhandelingen met een specifiek doel of een specifiek effect kunnen

hebben. In plaats van na te gaan in hoeverre teksten een methodologisch voldoende onder-

27 GUNTER B., Media research methods: measuring audiences, reactions and impact, London, Sage, 2000,

p. 56

28 Ibidem, p. 57

29 DENECKERE Gita, op.cit., p. 27-28

32

bouwd beeld van de werkelijkheid leveren, is het eerder van belang na te gaan welke genres

van teksten wat doen. Hoe spreken ze hun publiek aan, welke strategieën gebruiken ze om le-

zers en kijkers te overtuigen van hun waarheid, hoe construeren ze mede de werkelijkheid

waarover ze spreken? Discoursanalyse is dus in hoge mate de analyse van retorische trucs in

een tekst.30

Discours reikt zelfs verder dan taal alleen. Als men discours plaatst in een bredere context van

communicatie, dan kan men het studieterrein uitbreiden tot de studie van niet-linguïstische

semiotische systemen en tot deze van non-verbale en non-vocale communicatie die de spraak

of het schrijven begeleiden.31

Laten we kort de ontwikkeling van de discoursanalyse bekijken. Van Dijk noemt de toepas-

sing van discoursanalyse op massacommunicatie in zijn werk „News Analysis: Case studies of

international and national news in the press‟ relatief recent. Dit werk kan men als een stan-

daardwerk over deze toepassing beschouwen. Ook als discipline op zich is discoursanalyse

vrij recent. Discoursanalyse is een geïntegreerde discipline die voorkomt uit verschillende

tradities. De voornaamste zijn: de structurele antropologie van Levi-Strauss, de semiotiek

(Barthes en Eco), microsociologie, bepaalde filosofische ontwikkelingen (o.a. Austin en Gri-

ce) en de sociolinguïstiek. De benaming „discoursanalyse‟ wordt ook gebruikt in erg uiteen-

lopende onderzoekstradities.

Van Dijk gaat in zijn werk enkele nuttige concepten uit de discoursanalyse toepassen op

nieuwsberichtgeving.

Bij de toepassing van discoursanalyse op nieuwsberichtgeving zijn volgens Van Dijk onze in-

teresses niet zuiver linguïstisch. We analyseren de structuur van een artikel in functie van de

conclusies die we willen trekken, die relevant zijn voor het historisch onderzoek. Van Dijk

wijst er op dat we uit de structuur van een artikel meer te weten komen over het gezichtspunt

van de auteur.

De auteur onderscheidt drie belangrijke niveaus waarop we de structuur van een artikel kun-

nen analyseren32

, namelijk microstructuren, sequentiële structuren en globale structuren. Mi-

30 Ibidem, p. 28

31 COUPLAND N., JAWORSKI A., “Introduction: perspectives on discourse analysis”, in: COUPLAND,

N., JAWORSKI, A., The discourse reader. 1999, p. 7

32 DEN BOER D.J., BOUWMAN H., FRISSEN V., HOUBEN M., Methodologie en statistiek voor com-

municatie-onderzoek, Houten, Diegem, 1994, p. 10-18

33

crostructuren analyseren een tekst en globale structuren behandelen de tekst als geheel. De

kleinste microstructuur die hier relevant is, is het niveau van de afzonderlijke zinnen.

Een tweede niveau is de sequentiële structuur. Een tekst bestaat niet uit geïsoleerde zinnen,

maar wordt opgebouwd uit de volgorde van zinnen, die in verhouding staan met elkaar. Dit

wordt in de linguïstiek tekstgrammatica genoemd. Syntaxis en semantiek zijn net als bij de

microstructuur relevant. Welke informatie voorop wordt geplaatst, wat er vet of schuin ge-

drukt is valt onder de syntaxis. Semantisch kunnen we dan de betekenisevoluties bekijken en

thema‟s die behandeld worden.

Ten derde zijn er de globale structuren. Dit zijn structuren op niveau van de tekst zelf. Van

Dijk onderscheidt semantische macrostructuren en formele superstructuren. De semantische

macrostructuur gaat over het centrale onderwerp of thema van de tekst. De formele super-

structuur gaat over vereisten die worden gesteld aan een tekst opdat hij door de lezer als een

compleet verslag zou worden ervaren. De lezer gaat immers uit van een bepaald narratief

schema. De globale structuur kan men ontleden in een aantal conventionele componenten of

categorieën zoals inleiding, conclusie, hoofdgebeurtenissen, achtergrondinformatie, verkla-

ringen, commentaren…

Er zijn echter nog twee structuren volgens Van Dijk die toepasbaar zijn op alle hierboven

vermelde niveaus. De eerste is die van de relevantie. De belangrijkste informatie komt steeds

eerst, zowel in een zin als in een artikel. De tweede zijn retorische structuren. Deze zorgen er-

voor dat zowel een tekst als een zin overtuigend zijn.

Een kritische analyse van nieuwsdiscours kan niet zonder kennis te nemen van de verschillen-

de types van implicatie. Van Dijk33

definieert implicaties als betekenissen, die niet expliciet

vermeld staan in de tekst, maar die kunnen afgeleid worden uit woorden of zinnen uit de tekst.

Bepaalde informatie wordt impliciet vermeld omdat lezers uit een zelfde cultuur deze zonder

problemen kunnen afleiden. Anderzijds maakt de journalist soms gebruik van implicaties om-

dat hij bepaalde gevolgtrekkingen liever zelf niet maakt. Van Dijk stelt dat het daarom vaak

belangrijker is om uit te zoeken wat niet geschreven staat. De auteur vergelijkt mediaberich-

ten met een berg, waarvan enkel de top zichtbaar is.

Een subtielere vorm van implicatie zijn presupposities. “Dit is informatie die niet als zodanig

wordt beweerd, maar a priori als waar wordt aangenomen. Op die manier zien we welke ken-

33 VAN DIJK Teun, News analysis. Case of international and national news in the press. Hillsdale, Erl-

baum, 1988, p. 107

Id., Elite discourse and racism. Newbury Park Calififornia, Sage publications, 1993, p. 256

34

nis, meningen en houdingen een verslaggever als uitgangspunt neemt.”34

Daarbij kunnen pre-

supposities strategisch gebruikt worden om indirect onware proposities in een tekst te voegen.

Dit is meestal het geval voor presupposities die opinies bevatten.35

Eén van de meest bekende

presupposities in nieuwsberichten, betreffende de betrouwbaarheid van bronnen en uitspraken

van bronnen, is het gebruik van twijfelpartikels als „zou‟, „beweren‟, „volgens‟, „waarschijn-

lijk‟, „verondersteld‟ …36

Van Dijk geeft toe dat nieuwsberichten en andere tekstsoorten niet alle aspecten van gebeur-

tenissen kunnen en moeten vermelden. Wel is er sprake van een relatieve (on)volledigheid

wanneer er binnen een bericht naar verhouding te veel of te weinig details worden gegeven.

Vaak verzuimt men belangrijke gegevens aan de lezer mee te geven. Andersom worden bij de

beschrijving van bepaalde gebeurtenissen vaak irrelevante details vermeld. Van Dijk om-

schrijft dit fenomeen als „overcompleteness‟. De meest voortkomende vorm is de vermelding

van het uiterlijk, gedrag of levensgewoontes. Het doel van „overcompleteness‟ is de eigen fou-

ten goedpraten en een negatief beeld ophangen van de „andere‟.37

Een andere belangrijke auteur op het vlak van discoursanalyse is Norman Fairclough. De kri-

tische discoursanalyse vertrekt vanuit het begrijpen van sociale veranderingen in het ideolo-

gisch taalgebruik. Ze bestaat uit drie verschillende soorten van analyse die sociale en culturele

praktijken verbinden met eigenschappen van teksten:38

1 analyse van teksten (gesproken, geschreven of een combinatie van semiotische modali-

teiten);

2 analyse van discourspraktijken van tekstproductie, distributie en consumptie;

3 analyse van sociale en culturele praktijken die discourspraktijken en teksten ontwerpen.

De eerste dimensie omvat de traditionele vorm van linguïstische analyse. Dit betekent op mi-

croniveau: aandacht voor vocabulaire, grammatica, syntaxis, semantiek …; op macroniveau:

aandacht voor de tekststructuur en tenslotte aandacht voor de interpersonele elementen in een

34 Id., Minderheden in de media. Een analyse van de berichtgeving over etnische minderheden in de dag-

bladpers, Amsterdam, SUA, 1983, p. 64

35 Id., “Opinions and ideologies in the press”, in: BELL A., GARRETT P., Approaches to media discourse,

Oxford, Blackwell, 1998, p. 34

36 Id., Minderheden in de media. Een analyse van de berichtgeving over etnische minderheden in de dag-

bladpers, Amsterdam SUA, 1983, p. 66

37 Ibidem, p. 72-74

38 FAIRCLOUGH N., “Political discourse in the media: an analytical framework”, in: BELL A., GARRETT

P., op.cit., p. 144.

35

tekst.39

De linguïstische analyse is vooral beschrijvend en toont hoe teksten selectief gebruik

maken van linguïstische systemen. Tegenover deze linguïstische analyse stelt Fairclough de

intertekstuele analyse, die eerder een interpretatief karakter heeft en toont hoe teksten selectief

gebruik maken van “specific configurations of conventionalised practices (genres, discour-

ses, narratives, etc.) which are available to text producers and interpreters in particular soci-

al circumstances (on orders of discourse of this sense)”.40

Fairclough concentreert zich op de

intertekstuele analyse: “on how in the production and interpretation of a text people draw

upon other texts types which are culturally available to them”.41

De tweede dimensie belicht hoe een tekst geconstrueerd, geïnterpreteerd en tenslotte verspreid

wordt. De discoursanalyse veronderstelt de discourspraktijk van verschillende sociale domei-

nen zoals vb. het politieke discours. Hier introduceert hij de term „order of discourse‟.42

„Or-

der of discourse‟ van een sociale institutie of domein wordt bepaald door alle discursieve ty-

pes die er gebruikt worden. De kern van dit concept is de nadruk op de relaties tussen ver-

schillende types in een dergelijke reeks (vb. in het geval van een school, de discursieve types

van de klas en van de speelplaats): ofwel is er een strikte grens tussen hen, ofwel overlappen

ze elkaar en worden ze samengevoegd in het taalgebruik.43

De derde dimensie vestigt zich in het bijzonder op de relatie van discours op macht en ideolo-

gie.44

Massacommunicatie, de economische en politieke aspecten van media en de bredere

culturele context van communicatie in de massamedia zijn allemaal aspecten van socio-

culturele praktijk.45

39 BELL A., GARRETT P., “Media and discourse: a critical overview”, in: BELL A., GARRETT P., op.cit.,

p. 11.

40 FAIRCLOUGH, N., “Linguistic and intertextual analysis within discourse analysis”, in: COUPLAND N.,

JAWORSKI A., The discourse reader, London, Routledge, 1999, p. 184.

41 Id., “Political discourse in the media”, in: BELL A., GARRETT P., op.cit., p. 145.

42 BELL A., GARRETT P., “Media and discourse: a critical overview”, in: BELL A., GARRETT P., op.cit.,

p.. 11-12.

43 FAIRCLOUGH N., Media discourse, London, Arnold, 1995, p. 55.

44 BELL A., GARRETT P., “Media and discourse: a critical overview”, in: BELL A., GARRETT P.,

op..cit., p. 11-12

45 FAIRCLOUGH N., op.cit., p. 57.

36

3.2.3 Linguïstische pragmatiek

De linguïstische pragmatiek bouwt verder op de verworvenheden van de discoursanalyse, en

integreert zowel de methodologische instrumenten van de discoursanalyse, maar is daarenbo-

ven vooral probleemstellend en gericht op de contextualisering van de tekst.

Voornamelijk Blommaert en Verschueren hebben deze methode geoptimaliseerd. Zij veron-

derstellen dat cognitieve beelden en conceptuele gewoontes gereflecteerd worden in het ge-

drag van de taalgebruikers, hun communicatievormen en hun retorische gewoontes. Linguïsti-

sche pragmatiek is in die zin “een benadering van taal waarbij de volledige complexiteit van

haar cognitieve, sociale en culturele rol in het menselijk leven in rekening wordt gebracht”.46

Blommaert verduidelijkt dit: “Vanuit de contextgerichtheid van pragmatisch taalkundig on-

derzoek gaan wij uit van het vertrekpunt dat de wijze waarop gesproken / geschreven wordt,

samenhangt met individuele, sociale en culturele factoren, en dat daarin per definitie een

veranderingsaspect aanwezig is. Dat wil zeggen dat veranderingen in elk van die factoren

zich … zullen weerspiegelen in veranderingen in de wijze waarop gesproken / geschreven

wordt”.47

Volgens Blommaert en Verschueren48

is het doorprikken van „onzichtbare‟ of „niet statisch te

vatten‟ fenomenen (zoals denkbeelden, ideologieën, mentaliteiten, opinies maar ook macht en

verdrukking) één van de grootste problemen. Ze spelen echter een belangrijke, zoniet een be-

palende, rol in onze maatschappij. De vraag blijft echter welke vorm deze fenomenen aanne-

men, hoe we ze kunnen doorgronden en hoe ze precies werken. Taalonderzoek biedt een mo-

gelijkheid tot oplossing. De taal is de belangrijkste uitdrukkingsvorm van ideologie en die ta-

lige dimensie kan op een strikt wetenschappelijke manier onderzocht worden. Taalkundigen

en antropologen zijn het met elkaar eens dat taalgedrag globale denkvormen, ideeën en men-

taliteiten veruiterlijkt. Bovendien zijn “taalgebruiksvormen historische objecten met een

complexe en sterk veranderlijke structuur, waarvan de ingebedheid in bredere socioculturele

en economische patronen de essentie van hun wezen uitmaakt”.49

46 BLOMMAERT J. en VERSCHUEREN J., Debating diversity. Analysing the discourse of tolerance,

London, Routledge, 1998, p. 32

47 BLOMMAERT J., „Methodologische suggesties voor taalonderzoek in de studie van mentaliteiten‟, in:

Tijdschrift voor sociale wetenschappen, XXXVII, 1992, 3, p. 285

48 BLOMMAERT J., VERSCHUEREN J., “Taal en groepsverhouding. De pragmatiek van het migranten-

debat”, in: Tijdschrift voor Sociale Wetenschappen, LX, 1995, 1, p. 1-2.

49 Id., Het Belgische migrantendebat. De pragmatiek van het migrantendebat, Antwerpen, IPrA research

center 1992, p. 24.

37

Blommaert en Verschueren richten zich nu op het bruikbaar maken van de taalstudie als on-

derdeel van onderzoeken naar vormen van subjectiviteit. De methodologie, die zich in de laat-

ste decennia sterk ontwikkelde, is de „linguïstische pragmatiek‟. Volgens Verschueren is

pragmatiek “… a general functional perspective on (any aspect of) language”, dit betekent

“an approach to language which takes into account the full complexity of its cognitive, social,

and cultural (i.e. „meaningful‟) functioning in the lives of human beings”.50

De meeste aan-

dacht gaat dan ook uit naar de analyse van concrete vormen van taalgebruik en de wijze

waarop deze samenhangen met buitentalige factoren, zowel op micro- als macroniveau en

zowel synchronisch als diachronisch.51

In de praktijk wordt linguïstische pragmatiek vooral onderzocht door middel van een systema-

tische analyse van:52

Verwoordingstrategieën.53

De grammaticale en lexicale keuzes van de auteur. Het be-

treft een nauwkeurig onderzoek van het woordgebruik van een auteur en de manier

waarop hij zijn zinnen bouwt. Er kan zowel met betekenis als met bijbetekenis gema-

nipuleerd worden. De manipulatie met bijbetekenis gebeurt in functie van de gevoels-

waarde die gemobiliseerd wordt (scheldwoorden, negatieve en positieve connotatie,

eufemismen, understatements, overdrijvingen, metaforen). Het woordgebruik is dus

niet onschuldig. Bij pragmatiek komt het er op aan te onderzoeken wat er achter dat

niet-schuldig, niet-neutraal woordgebruik schuilgaat aan ideologie en mentaliteiten.

Impliciete betekenis. Elke tekst draagt op een onderliggend niveau een betekeniswe-

reld met zich mee. Met inhoudsanalyse is het onmogelijk om door te dringen tot de be-

tekenislagen onder het niveau van de expliciete verwoording. De pragmatiek levert de

historicus een methodologisch instrumentarium om zijn gebruikelijke „close reading‟

van teksten te verfijnen en de interpretatie van impliciete betekenis te formaliseren. Er

zijn twee vormen van impliciete betekenis: de implicatie en de vooronderstelling.

“Men zegt nooit helemaal wat men bedoelt, en men bedoelt nooit helemaal wat men

zegt.” 54

Men doet hier voortdurend een beroep op gedeelde kennis bij de tegenpartij.

50 VERSCHUEREN J., “The pragmatic perspective”, in: VERSCHUEREN J., ÖSTMAN J.-O.,

BLOMMAERT J., Handbook of Pragmatics. Manual, Amsterdam, Benjamins, 1995, p. 13-14

51 BLOMMAERT J., VERSCHUEREN J., art.cit., p. 4.

52 DENECKERE Gita, op.cit;, p. 33-34

53 BLOMMAERT J., VERSCHUEREN J., “Taal en groepsverhoudingen. De pragmatiek van het migran-

tendebat”, in: Tijdschrift voor Sociale Wetenschappen, LX, 1995, 1, p.6-10

54 BLOMMAERT J., “Methodologische suggesties voor taalonderzoek in de studie van mentaliteiten”, in:

Tijdschrift voor Sociale Wetenschappen, XXXVII, 1992, 3, p.284.

38

Deze gedeelde kennis is noodzakelijk sociale of culturele kennis. Dit betekent veron-

derstelde algemene groepskennis. De sociale en culturele dimensie van betekenisge-

ving, maar ook de intersociale en interculturele verschillen komen het duidelijkst naar

voor op het niveau van impliciet taalgebruik. Dit niveau is belangrijk voor het begrij-

pen van „diepe‟ betekenissen die mentaliteitsaanduidend of ideologieaanduidend zijn.

Impliciete betekenissen, implicaties en presupposities, moeten niet meer expliciet ge-

maakt worden, aangezien ze als algemeen bekend of aanvaard kunnen worden voorge-

steld.

Globale betekenisvelden. De laatste stap waarmee op grond van woordgebruik (1) en

implicaties (2) een samenhangende analyse opgebouwd wordt in relatie tot de context

en de historische verankering van de taaluiting. “De wijze waarop (expliciete zowel

als impliciete) informatie in een samenhangend geheel wordt gegoten is eveneens

minstens zo belangrijk als de individuele uitspraken of de som daarvan. Coherentie en

recursiviteit scheppen betekenisnetwerken, waarin sociale patronen van zingeving be-

sloten liggen.”55

Het geheel van implicaties, presupposities en veronderstellingen vormt het algemeen wereld-

beeld (ideologie) dat een taalgebruiker deelt met andere taalgebruikers in dezelfde communi-

catiegemeenschap. De pragmatische linguïstiek is in staat dit gemeenschappelijk referentieka-

der bloot te leggen. Dit gemeenschappelijk referentiekader omvat een reeks veronderstellin-

gen omtrent sociaal gedrag dat als normaal, onproblematisch en natuurlijk ervaren wordt bin-

nen de groep. Voor hen is het nauwelijks zichtbaar. Deze onbewuste aspecten worden niet in

vraag gesteld. Wanneer communicatie afwijkt van dit gemeenschappelijk referentiekader,

shockeert het of wordt het soms zelfs onbegrijpelijk. Daarom zal een ook krant zich schikken

naar de heersende ideologie, om zo haar lezerspubliek niet kwijt te spelen.56

Hoewel de linguïstische pragmatiek qua methodologie dus voor een groot deel teruggrijpt

naar de discoursanalyse, leent zij zich toch beter voor de uitoefening van historische kritiek.

De pragmatiek benadrukt immers ook expliciet het belang van de link tussen de individuele,

sociale en culturele context en de tekst zelf.

55 BLOMMAERT J., VERSCHUEREN J., “Taal en groepsverhoudingen. De pragmatiek van het migran-

tendebat”, in: Tijdschrift voor Sociale Wetenschappen, LX, 1995, 1, p. 6

56 Id.., Het Belgische migrantendebat. De pragmatiek van het migrantendebat, Antwerpen, IPrA research

center, 1992, p. 24- 25.

39

Het is duidelijk dat bij de linguïstische pragmatiek de interpretatie centraal staat. Men wil

immers latente betekenisstructuren reconstrueren. De onderzoeker moet hiervoor zelf het ma-

teriaal lezen en interpreteren, waardoor waarneming en analyse moeilijk van elkaar te onder-

scheiden zijn. Betekenissen worden niet altijd rechtstreeks door het materiaal zelf gegeven,

waardoor de competentie van de waarnemer als interpretator/betekenisgever van belang is om

betekenissen bloot te leggen.57

Hiervoor gebruiken we een uitgewerkt codeerschema. Met de-

ze methode kunnen we nuances blootleggen die een gevolg zijn van de ideologie van kranten.

3.3 Kwalitatieve analyse

Vooral bij Bram Agten vond ik een interessante en handige methode voor het kwalitatieve

deel van mijn onderzoek. Hij splitst een artikel op verscheidene hoedanigheden, waarbij men

eerst de aandacht richt op een groter geheel en dan pas stap voor stap meer gedetailleerd de

inhoud onder de loep neemt. Per artikel ontstaat er op die manier een fiche, bestaande uit drie

onderdelen, namelijk een algemene benadering van het artikel, een analyse van de krantenkop

en als laatste de analyse van het artikel zelf. De analyse van het artikel zelf is onderverdeeld

in een ontleding van de globale semantiek, een ontleding van de lokale semantiek en een ana-

lyse van de algemene stijl en retoriek. Bij elk van deze onderverdelingen stelt Bram Agten

zichzelf een reeks vragen. Bij de ontleding van de lokale semantiek leken me deze vragen te

uitgebreid en te overlappend te zijn. Ik ging dus op zoek naar een striktere vraagstelling. Deze

vond ik bij Suzanne Hoogewijs, die gebruikt maakt van verschillende categorieën. Op deze

manier kwam ik tot de volgende – zeer uitgebreide – te hanteren fiche om een artikel te analy-

seren.

57 HÜTTNER H., RENCKSTORF K., en WESTER W., Onderzoekstypen in de communicatiewetenschap,

Houten/Diegem, Bohn Stafleu Van Loghum, 1995, p. 94

40

Algemeen

Type artikel: feitelijk nieuws, sfeerartikel, interview, interviewartikel, achtergrond, foto

Bron

Oppervlakte

Plaats in de krant

Krantenkop

Toon

Wie?

Relatie tot artikel: relevantiestructuur (Hoogewijs) (kop: vertekent kop globale inhoud be-

richt?)

Artikel

Globale semantiek

Identificatie gebeurtenis

Thema

Algemene toon (pos,neg/neutraal – emotioneel/rationeel – oppervlakkig/gede-

tailleerd – speculatief/feitelijk – verhalend/nt-verhalend – gepersonaliseerd/

structureel – zwartwit/genuanceerd – objectief/subjectief

Actoren

Retoriek

Lokale semantiek

Verschillende categorieën:

1 verwoordingstrategieën (lexicale en grammaticale keuzen)

= overdrijvingen, minimalisaties, (incorrect) woordgebruik, pos/neg woordge-

bruik, wie is aan het woord?, cynisme

o perspectief

o Wie komt aan het woord?

o Wie wordt geciteerd?

o Welke groep komt het meest aan het woord?

o Evenveel aan het woord?

o Over wie?

o Wordt er een actor verzwegen?

2 implicaties/presupposities

o Verbanden tussen zinnen (oorzaak – reden - …)

o Andere vormen van samenhang

41

3 toon (indruk bij de lezer)

4 het afwezige en het aanwezige (Welke aspecten van de gebeurtenis/situatie komen

niet of nauwelijks ter sprake? …)

o Wordt de context gegeven?

o Wordt er achtergrondinformatie gegeven of gaat men uit van een zekere voor-

kennis?

o Informatie over wie, hoe, wat, waarom?

o Worden er overbodige details gegeven en/of noodzakelijke gegevens weggela-

ten?

o Wordt er uitleg gegeven waarom bepaalde acties plaatsvinden, beweegredenen?

5 technieken (herhalingen, stereotiepen en clichés, generalisaties, ontbreken van

duiding/nuancering, achtergrond, simplificering, dramatisering, suggestiviteit, sen-

satie, cijferdans, leestekens, vox populi-techniek …)

6 dichotomieën

7 gebruik van concepten, retorieken, discours

o Kritiek?

o Neemt men stelling, positief of negatief tegenover welke partij?

8 hoe worden feiten gepresenteerd? Waar, waarschijnlijk, onwaarschijnlijk, welke

relativerende partikels gebruikt het bericht (zou wellicht, waarschijnlijk, bewe-

ren …)

Stijl en retoriek

Woordkeuze en zinsvormen

o Connotatie

o Impliciete oordelen

o Verborgen betekenissen

Stijlfiguren: metaforen – vergelijkingen – overdrijvingen – minimalisaties – beeld-

spraak

Argumentatie: duidelijke of vage conclusie, premissen, schijnredeneringen.

Uiteraard zullen niet alle puntjes even relevant zijn voor elk artikel. Dit schema geeft echter

slechts een richting aan en kan een houvast geven tijdens het analyseren. Het is niet de bedoe-

ling dit kader stroef te volgen. Het werpt de nodige vragen op en kan de alertheid van de on-

derzoeker aanwakkeren.

42

3.4 Kwantitatieve analyse

Ondanks het grote belang van de kwalitatieve methode wil ik niet voorbijgaan aan het kwanti-

tatieve aspect. Ook dit kan een licht werpen op de inhoud, de herkomst, de bedoelingen… van

de onderzochte artikels. Ook voor dit deel van het onderzoek leek de methode van

Bram Agten het meest geschikt. Hij maakte gebruik van de inhoudsanalyse van Teun Van

Dijk. Alle elementen van een artikel tracht hij in zijn analyse in te passen. Zo komen we tot

een tweede fiche:

Aantal De Morgen – De Standaard

Type:

o Artikel

Feitelijk nieuws

Sfeerartikel

Interview

Interviewartikel

Achtergrond

Foto

o Illustratie

artikel

artikel met foto

artikel met cartoon

Bron

o Eigen berichtgeving

o Eigen verslaggever

o Persagentschappen …

o Overgenomen van andere kranten

o Combinatie

o Niet vermeld

Plaats in de krant (voorpagina, 1e p., 2

e p., …, aparte katern: reportage)

Oppervlakte (3/4-1, 1/2-3/4, 1/3-1/2, 1/4-1/3, 1/6-1/4, 1/8-1/6), (zeer klein, klein, middelma-

tig, groot, zeer groot)

43

4 Geschiedenis

4.1 Koude Oorlog

Dit eerste deeltje geschiedenis werd gebaseerd op een aantal standaardwerken in verband met

de geschiedenis van de 21e eeuw en de Koude Oorlog. Ook maakte ik gebruik van het inter-

net, onder andere de encyclopedische site van Wikipedia. Hieronder meld ik de gebruikte

werken:

BALTHAZAR Herman, Eigentijdse geschiedenis, Gent, Academia Press, 2003, 164 p.

HOBSBAWM Eric, Een eeuw van uitersten. De twintigste eeuw, 1914-1991, Amstelveen,

Het Spectrum, 2000, 723 p.

REYNOLDS David, One world divisible. A global history since 1945, London, Penguin

Books, 2000, 859 p.

VANDEN BERGHE Yvan, De Koude Oorlog 1917-1991, Leuven, Acco, 2002, 391 p.

VAN DEN WIJNGAERT Mark en BEULLENS Lieve, Oost West, West Best. België on-

der de Koude Oorlog (1947-1989), Tielt, Lannoo, 1997, 286 p.

Bijna een halve eeuw lang was de wereld in de ban van de Koude Oorlog. Na de Tweede We-

reldoorlog werd de aardkloot opgedeeld in twee invloedssferen, respectievelijk beheerst door

voormalige bondgenoten, de Verenigde Staten en de Sovjet-Unie. De grenzen van deze in-

vloedssferen kwamen ongeveer overeen met de grenzen van de bevrijding door de VSA en de

Sovjet-Unie. Deze tweedeling bracht ook een ideologische tweespalt met zich mee. Op we-

reldvlak verhevigden de reeds bestaande tegenstellingen tussen het kapitalisme en het com-

munisme, tussen een democratie en een autoritaire regeringsvorm en tussen het Westen en het

Oosten. Reeds in oktober 1917 was het tsaristische Rusland omgevormd tot een communisti-

sche staat, de Sovjet-Unie, een verbond van 15 republieken. Deze Oktoberrevolutie kwam tot

stand onder invloed van de ideeën van Karl Marx. Hiertegenover stond het kapitalistische

Westen, waarmee voornamelijk de Verenigde Staten en de westelijke landen van Europa wor-

den bedoeld. De ideologische verschillen waren dus zeker niet nieuw.

Nog vóór het einde van de wereldbrand kwamen de drie geallieerde bondgenoten, met kop-

stukken Winston Churchill (VK), Franklin Delano Roosevelt (US) en Josef Stalin (USSR),

samen in Yalta. Het bondgenootschap was op deze conferentie in februari 1945 nog erg

44

krachtig. De latere opponenten stonden nog niet lijnrecht tegenover elkaar maar namen als

partners beslissingen om Europa te bevrijden van het Duitse regime.

Na de oorlog werd er tussen de zelfde drie landen een nieuwe conferentie in Postdam gehou-

den. De verhoudingen lagen nu echter anders. Roosevelt was ondertussen overleden en was

vervangen door Truman. Een andere reden voor spanningen was de inlichting door Truman

over het bezit van de atoombom. Niet veel later zou men hiermee Japan volledig op de knieën

krijgen. Het gebruik van deze atoombom demonstreerde het schrikwekkende machtsvertoon

van de Verenigde Staten. Dit machtsvertoon zal de oorsprong vormen van het ontwikkelen

van de wapenwedloop tussen de Verenigde Staten en de Sovjet-Unie. Het is ook op deze con-

ferentie dat Duitsland in invloedzones wordt verdeeld, wat nog later het land zal verdelen in

de DDR en de BRD.

Tussen Yalta en Postdam had Stalin in landen die veroverd werden regeringen met een com-

munistische inslag geïnstalleerd, wat tegen de afspraken van de eerste conferentie in was.

Hierop reageerde de Verenigde Staten in 1947 met het Marshall-plan, een economisch hulp-

programma, dat de Oost-Europese landen weer dichter bij het Westen zou moeten doen aan-

sluiten. De verdeling tussen West- en Oost-Europa bracht Winston Churchill ertoe te spreken

over een „IJzeren Gordijn‟. Het werd namelijk steeds moeilijker om de grens van Oost-

Duitsland naar West-Duitsland over te steken. Vele Oost-Duitsers trachtten wel naar West-

Duitsland te trekken, vanwege de politieke vrijheden en de economische voorspoed. Dit pro-

bleem situeerde zich vooral in Berlijn. Om deze leegloop van Oost-Berlijn tegen te gaan

bouwde men in 1961 de Berlijnse Muur, een bijna letterlijke uitwerking van wat Churchill

zoveel jaar tevoren had gezegd.

Met de containment-politiek van McCarthy liepen de spanningen ondertussen nog hoger op.

Het McCarthisme had een ware heksenjacht op communisten teweeggebracht. Maar ook in de

Sovjet-Unie kwam een ware haatcampagne op gang tegen onzuivere elementen. De werk-

kampen in Siberië, de goelags, zijn hiervan het symbool geworden. De strijd tussen de twee

grootmachten tekende zich bovendien af op technologisch vlak, met name vooral in de ruim-

tevaart. De Russen waren de eerste die een mens, Gagarin, in een baan rond de aarde lanceer-

de. De Amerikanen deden alles om niet te moeten onderdoen en lanceerde de eerste mens op

de maan. Onschuldiger was echter de wapenwedloop, die met de Cuba-crisis bijna tot een

derde wereldbrand leidde. Deze wapenwedloop diende echter eerder om een kernaanval van

de vijand af te weren en niet om een werkelijke aanval te plegen. Men kon spreken van een

gewapende vrede. Door zelf het aantal kernwapens steeds uit te breiden, kon men zichzelf

veilig stellen en verkleinde men de dreiging van de tegenstander.

45

In het licht van de Sovjet-dreiging werd in 1949 de NAVO opgericht, een alliantie tussen de

Verenigde Staten, Canada en een tiental West-Europese landen. Het voornaamste doel was de

lidstaten te beschermen door elkaar ter hulp te komen bij een inval van een vijand. Het is dui-

delijk dat men het dan vooral over de Sovjet-Unie had.

Aan de andere kant van het „IJzeren Gordijn‟ rijpte het idee om een gelijkaardige organisatie

op te richten. Als tegenhanger van de NAVO richtte men op 1 mei 1955 het Warschaupact op.

Al de communistische landen van Centraal- en Oost-Europa behalve Joegoslavië waren lid.

De landen zouden elkaar beschermen als één van hen zou worden aangevallen. Het pact stipu-

leerde ook dat de relaties tussen de landen onderling gebaseerd moesten zijn op wederzijdse

niet-inmenging in binnenlandse zaken, op respect voor de nationale soevereiniteit en onaf-

hankelijkheid. Met de komst van Brezjnev werden de bedoelingen nog uitgebreid. Landen die

zich vijandig gedroegen zouden bestraft moeten worden. Dit gebeurde onder andere in Praag

in 1968, waar men de Praagse Lente met harde hand neersloeg.

Niet enkel dit militaire bondgenootschap verbond de Oost-Europese landen met de Sovjet-

Unie. Ook economisch sloten de Oostbloklanden een pact om elkaar te steunen.

In 1947 richtte men de Cominform op. Dat was de overkoepelende organisatie van de com-

munistische partijen in Europa. Deze organisatie vulde de leegte op die er was gekomen na de

ontbinding van de Comintern in 1943. Het doel van de Cominform was de acties tussen com-

munistische partijen te coördineren onder het gezag van de Sovjet-Unie. Op die manier werd

de organisatie eigenlijk een middel van de Sovjets om hun invloed te doen gelden in de ande-

re communistische landen.

Na de oorlog zette de Verenigde Staten een plan op touw om Europa her op te bouwen. Het

Marshallplan werd genoemd naar zijn bedenker. Het plan bestond eruit de getroffen Europese

landen geld en goederen te lenen voor de heropbouw van het land. Anderzijds wilden de

Amerikanen een buffer tegen het communisme tot stand brengen. Elk land dat zich aan het

Marshallplan bond, kon men uit de greep van de Sovjet-Unie houden. In juli 1947 werd het

plan op de Conferentie van Parijs voorgesteld. Spanje, dat onder Franco tijdens de oorlog neu-

traal was gebleven was niet uitgenodigd. Van de Sovjet-Unie had men reeds de weigering in-

gecalculeerd. Stalin had op een bijeenkomst van de Cominform de Oost-Europese landen ver-

boden aan de conferentie deel te nemen. Tsjechoslowakije, Hongarije en Polen hadden echter

wel hun interesse geuit. Stalin zag in het plan een bedreiging voor de Sovjetdominantie in

Oost-Europa. Hij vreesde dat de banden met het Westen te sterk zouden worden aangehaald.

De economische integratie in het Westen zou de invloed van de Sovjet-Unie aanzienlijk doen

46

afnemen. Als alternatief voor het Marshallplan werkten de Sovjets het Molotovplan uit. Dat

plan zou resulteren in de Comecon.

De Comecon (Council for Mutual Economic Assistance) werd in 1949 door de Sovjet-Unie

en vijf Oostbloklanden, waaronder Roemenië opgericht. In januari van dat jaar zal de organi-

satie tot stand komen op een conferentie in Moskou. De Sovjet-Unie, Tsjechoslowakije, Hon-

garije, Polen, Bulgarije en Roemenië waren de eerste leden. Een maand later kwam daar Al-

banië bij en in 1950 Oost-Duitsland. Elke Sovjetleider zou op zijn beurt zijn invloed doen

gelden en de koers van de organisatie bepalen.

Door dit onderhuidse conflict ontstonden vele crisissen. Er is nooit een rechtstreekse oorlog

geweest tussen de Verenigde Staten en de Sovjet-Unie. Machtsverwikkelingen werden elders

uitgevochten, bijvoorbeeld in Korea, Vietnam en Afghanistan. Met deze vijandelijkheden

kwam natuurlijk ook een hele beeldvorming op gang. Het demoniseren van de vijand behoor-

de tot de strategie van beiden. Dit had uiteraard ook zijn uitlopers in België. De wapenwed-

loop deed in België massa‟s mensen de straat opkomen. Ook de Praagse Lente en vooral het

hardhandig neerslaan hiervan liet de gemoederen niet onberoerd.

1989 staat in ieders geheugen gegrift als de einddatum van de Koude Oorlog. In Oost-Europa

viel het ene regime na het andere. In Polen komt na vrije verkiezingen de Solidarnosc aan de

macht. Ook in Tsjechoslowakije, Hongarije, Bulgarije en de andere Oostbloklanden verliezen

de communisten de macht. Symbolisch voor het einde van het communisme in het Oostblok

is de val van de Berlijnse Muur op 9 november 1989. Enkel in Roemenië zal de machtsover-

name gewelddadig gebeuren.

Reeds sinds de jaren zeventig had de neergang van het communisme een start genomen. Eco-

nomisch gezien moest men de duimen leggen voor de westerse landen. Parallel met de terug-

loop van de economische groei, daalde ook de sociale ontwikkeling. In heel Oost-Europa

werden amper pogingen gedaan de socialistische economieën te hervormen. Bovendien waren

de economieën van de Sovjet-Unie en zijn aanhangers vervlochten met de wereldeconomie.

Oost-Europa werd opgeslokt in de wereldeconomie en kreeg zo zware klappen te verduren.

Zo bracht ook de oliecrisis geen heil voor de communistische landen. Aanvankelijk kon de

Sovjet-Unie profiteren van zijn positie als olieproducent. Maar het „zwarte goud‟ stimuleerde

de Sovjets niet om economische vernieuwingen door te voeren. Integendeel, plots leek alles

voor de wind te gaan. Daarnaast ontstond er een dollarstroom, die door leningen werden ge-

distribueerd naar landen die het nodig hadden. Begin jaren tachtig zou dit een schuldencrisis

veroorzaken. De economische crisis sloeg in de socialistische landen ernstig toe in de jaren

47

tachtig. Hun economieën waren te weinig flexibel en het geld dat door de verkoop van olie

binnenstroomde werd niet goed aangewend. Zo ging het communisme zijn laatste jaren in.

Ook het politieke klimaat evolueerde in de richting van het einde van het communisme. In

1985 kwam Michail Gorbatsjov aan de macht in de Sovjet-Unie. Hij wou het socialisme her-

vormen. Zijn slagwoorden waren glasnost en perestrojka, wat respectievelijk openheid en her-

structurering betekent.

De komst van Gorbatsjov en de val van de Berlijnse Muur op 9 november 1989 betekende

voor velen het einde van de Koude Oorlog. De opheffing van de Sovjet-Unie kwam er echter

pas officieel op 26 december 1991.

De confrontatie deed zich niet enkel voor tussen Oost en West, maar ook binnen het commu-

nistische kamp zelf, namelijk tussen de Sovjet-Unie en China. Het is van belang dit conflict te

verduidelijken omdat Ceausescu, in tegenstelling tot de andere Oostbloklanden, hierin een

neutrale positie innam. De geschiedenis van Roemenië onder Ceausescu bekijken we in een

paragraaf hieronder.

De oorzaken van dit conflict gaan terug tot in de jaren ‟30. Communistische China werd toen

geleid door Mao Zedong. In China zelf heerste er een oorlog tegen de nationalistische partij

van Chiang Kai Shek en in het buitenland leverde men strijd tegen de Japanners. Mao negeer-

de de raad van Stalin om de revolutie in China op gang te brengen. De theorie van Lenin was

namelijk gebaseerd op een revolutionaire strijd van de stedelijke arbeiders. In China was deze

klasse echter nauwelijks aanwezig. Daarom trachtte Mao de boeren te mobiliseren.

Ook tijdens de Tweede Wereldoorlog volgde Mao de orders van Stalin niet op. De Russische

leider drong erop aan een coalitie aan te gaan met Chiang Kai Shek om samen te vechten te-

gen de Japanners. Mao sloeg deze orders in de wind en ook na de oorlog weigerde hij te on-

derhandelen met Chiang Kai Shek. Maa dreef de troepen van de nationalistische partij weg en

vestigde in 1949 de Volksrepubliek China. In 1950 tekenden de Sovjet-Unie en China een

vriendschaps- en samenwerkingsverdrag.

Ondertussen wierp Mao zich op als de enige communistische leider van alle communistische

bewegingen in Azië. Hij riep iedere communistische beweging, in Azië en de hele wereld,

zijn ideologische model te volgen. De spanningen in Noord-Korea zorgden er echter voor dat

de Sovjet-Unie en China zich geen breuk konden veroorloven.

De dood van Stalin veranderde de verhoudingen in de communistische wereld. Mao zag zich-

zelf nu als de oudste communistische leider, maar hij verkreeg niet de status die hijzelf wens-

te. De destalinisatie die door Chroetsjev op gang werd gezet op het Twintigste Partijcongres

48

van de Sovjet-Unie, werd niet gevolgd door Mao. Mao steunde namelijk Stalin, zowel ideolo-

gisch als politiek. Chroetsjev schoof ook het marxistisch-leninistische idee aan de kant, dat

een gewapend conflict tussen kapitalisme en socialisme onvermijdelijk was. Chroetsjev pleitte

voor een vreedzame coëxistentie, terwijl Mao het marxisme-leninisme bleef aanhangen. Van

dan af zouden China en de Sovjet-Unie ideologisch en politiek verder uit elkaar groeien.

Een hoogtepunt in deze strijd vormde het grensconflict tussen China en de Sovjet-Unie. In

1969 kwam het tot een gewapend conflict tussen de Chinese troepen en de Sovjettroepen op

een eiland in de Ussuririvier. De twee landen beschuldigden elkaar ervan de strijd te zijn be-

gonnen. Meerdere confrontaties volgden elkaar op en beide kanten bereidden zich voor op een

nucleaire oorlog. De situatie koelde pas af toen Sovjetleider Kosygin naar Peking reisde voor

de begrafenis van Ho Chi Minh. Toch was grensdispuut niet opgelost, maar een zware oorlog

was wel vermeden. Pas na de val van de Sovjet-Unie ging met over tot onderhandelingen. Het

hele conflict was pas in 2005 volledig van de baan.

De spanningen tussen de Sovjet-Unie en China resulteerden nog in tal van andere conflicten.

Vanaf 1971 begon de spanning geleidelijk af te nemen. Na de dood van Mao werd deze trend

verder gezet. Tot dan was het conflict eerder ideologisch geladen en had het eerder betrekking

op de binnenlandse politiek van China. Nu verschoof de aandacht naar internationale zaken.

In 1979 bijvoorbeeld intervenieerde de Sovjet-Unieu in Afghanistan omdat men vreesde voor

de val van het communistische regime. China zag hierin een plan van de Sovjets het land te

omringen. Vandaar dat China een alliantie sloot met de Verenigde Staten en Pakistan om de

Islamitische verzetsbewegingen in Afghanistan te steunen. Dit conflict verzwakte de Sovjet-

Unie.

Toen Gorbatsjov in 1985 aan de macht kwam, wou hij de relatie met China terug normalise-

ren. De Sovjettroepen aan de grens werden beperkt en normale economische relaties werden

hervat. Toch bleven de ideologische verschillen onopgelost. Uiteindelijk zal de ineenstorting

van de Sovjet-Unie het einde van het conflict tussen China en de Sovjet-Unie betekenen.

49

4.2 Geschiedenis van Roemenië

4.2.1 Vóór en na de onafhankelijkheid

Dit deel werd gebaseerd op tal van werken over de geschiedenis van Roemenië. Ook de ruime

informatiebron van het internet werd gebruikt.58

Voor de komst van de Romeinen heersten de Daciërs over het gebied dat men nu als Roeme-

nië beschouwt. De Romeinse keizer Traianus veroverde het land van de Daciërs in twee veld-

tochten die plaatsvonden tussen 101 en 106 vóór Christus.

Tot 1100 zijn er invallen geweest van uiteenlopende volkeren, waaronder Hunnen, Bulgaren

en Slaven. Elke groepering vocht om zijn gebied uit te breiden. Tussen de 13e en de 14

e eeuw

werden er twee vorstendommen gevormd, Walachije in het Zuiden en Moldavië in het Oos-

ten. Het Noorden van Roemenië werd in die tijd bezet door Hongarije. Dit gebied, Transsyl-

vanië, zal voor blijvende conflicten zorgen, omdat het gebied geclaimd wordt door zowel de

Roemenen als door de Hongaren.

Walachije en Moldavië werden in de 15e eeuw bij het Ottomaanse Rijk ingelijfd. De vorsten-

dommen bleven echter nagenoeg autonoom onder het milletsysteem. De Ottomanen bereikten

het hoogtepunt van hun macht in de achttiende eeuw. De Roemenen zaten bovendien klem

tussen het Habsburgse en Russische Rijk. De macht over Walachije en Moldavië werd nog

eens bevestigd door de benoeming van een aantal Grieken als heersers over de genoemde ko-

ninkrijken. Deze Grieken waren afkomstig van de wijk Fanar of Fener in Istanboel en heetten

daarom Fanarioten. Deze Fanarioten regeerden vanaf 1711 in Moldavië en vanaf 1716 in

Walachije. Positief was de culturele bloeiperiode die door de Griekse invloeden ontstond.

Ook werd de lijfeigenschap halverwege de achttiende eeuw afgeschaft en werden er belang-

rijke wettelijke en bestuurlijke hervormingen doorgevoerd.

In de loop van de achttiende eeuw verminderde de invloed van de Ottomanen, maar nam de

Russische invloed weer toe. In 1774 werd er een verdrag gesloten, waardoor de Russen be-

schermheer werden van de orthodoxe christenen in het Ottomaanse rijk. De Russen maakten

van deze gelegenheid gebruik om het oostelijke deel van Moldavië (Bessarabië), te annexe-

ren. Ondertussen stond Transsylvanië onder het bewind van de Habsburgers en werden de ve-

le Roemenen gedomineerd door de Hongaarse aristocratie en Duitse burgers.

58 BOS Jan Willem, Roemenië: mensen, politiek, economie, cultuur, milieu, Amsterdam, Koninklijk Insti-

tuut voor de Tropen, 2001, 77 p.

CASTELLAN Georges, Geschiedenis van Roemenië, 's Hertogenbosch, Voltaire, 2001, 127 p.

50

Rond 1700 gingen veel Roemeens-orthodoxe geestelijken een unie aan met de katholieke

Kerk van Rome waardoor de Roemeense geestelijken dezelfde status hadden als de rooms-

katholieken. In de tweede helft van de achttiende eeuw ontstond er een beweging die streefde

naar erkenning van de Roemenen als gelijkwaardige bevolkingsgroep. Een petitie, aangebo-

den in 1791 aan de Oostenrijke keizerin Maria Theresia, leverde echter niets op.

In 1821 startte vanuit Moldavië de Griekse strijd voor de onafhankelijkheid van het Otto-

maanse Rijk. Hierdoor geïnspireerd begon de militair Tudor Vladimirescu aan een opstand te-

gen de Griekse landsheren van de vorstendommen. Deze opstand leidde echter tot een Rus-

sisch-Turkse bezetting van geheel Roemenië, maar had wel als resultaat dat Walachije en

Moldavië sinds 1821 weer werden bestuurd door inheemse vorsten.

Door het Verdrag van Adrianopolis in 1829 werd de Russische invloed steeds sterker en wer-

den de Roemeense vorstendommen in feite Russische protectoraten en was de rol van de Tur-

ken uitgespeeld. De Roemeense bevolking richtte zich in deze tijd steeds meer tot het Westen

en de revoluties die zich in 1848 in Europa voordeden, hadden ook invloed op de Roemeense

vorstendommen.

Rond 1848 ontstonden er over heel Europa revoluties, die waren ingegeven vanuit liberale of

nationalistische ideeën. Dit was in Roemenië niet anders, nationalistische revoluties ontston-

den in Moldavië, Walachije en Transsylvanië. Ze kenden echter weinig succes en de gebieden

verkregen geen onafhankelijkheid. Toch betekenen deze revoluties een impuls voor latere re-

voluties. Bovendien hielp de opstand de bevolking van de drie gebieden hun eenheid van taal

en belangen erkennen. De Roemenen uitten hun verlangen naar een unitaire staat en die kwam

er in de vorm van een personele unie onder leiding van Alexander John Cuza. In 1859 werd

zo de moderne staat Roemenië opgericht, bestaande uit de twee vroegere vorstendommen

Walachije en Moldavië. De bevolking was echter niet tevreden en eiste een democratie en een

vermindering van de macht van de adel. Wanneer de eerste koning echter vernieuwingen

doorvoerde, stuitte dit op algemene kritiek van de hogere klasse en werd hij afgezet. Vanaf

1866 leidde prins Carol het land.

In 1877 verklaarden de Russen de oorlog aan het Ottomaanse Rijk. Rusland wou het gebied

tot aan de Middellandse Zee innemen, wat uiteraard tegen de zin was van het Ottomaanse

Rijk. Zo viel men ook Roemenië binnen. Op 9 mei van datzelfde jaar verklaarde het parle-

ment Roemenië onafhankelijk en mengde men zich in de strijd tegen het Ottomaanse Rijk. Na

de Russisch-Turkse oorlog werd Roemenië op het Congres van Berlijn in 1878 door de grote

mogendheden erkend als onafhankelijke staat. De twee zuidelijke districten van Bessarabië,

51

die Roemenië had teruggewonnen van Rusland tijdens de Krimoorlog, werden opnieuw te-

ruggeven in ruil voor Dobruja. In 1881 werd prins Carol koning Carol I.

De nieuwe staat bevond zich tussen de grootmachten van Oostenrijk-Hongarije, het Otto-

maanse Rijk en Rusland. Roemenië zocht naar een ander land om zich mee te identificeren,

namelijk Frankrijk en nam militaire, culturele en administratieve modellen over. Dit westerse

land zal steeds een voorbeeld en steunpunt blijven voor Roemenië. Dit heeft uiteraard te ma-

ken met het feit dat Roemeens de enige Romaanse taal is in Oost-Europa.

In de eerste Balkanoorlog van 1912 bleef Roemenië afzijdig. Deze oorlog stond in het teken

van het bevrijden van de Balkan van de Ottomaanse heerschappij. Het jaar daarna streed

Roemenië wel mee in de tweede Balkanoorlog. Onvrede over de verdeling van de door Tur-

kije verlaten gebieden (met name omtrent Macedonië) leidde in 1913 tot deze Tweede Bal-

kanoorlog. Bulgarije was een zeer groot land geworden. Griekenland en Servië vreesden een

Bulgaarse dominantie over de Balkan, die er wellicht in de toekomst toe zou leiden dat ook

Thessaloniki en (de rest van) Macedonië Bulgaars zouden worden.

Op 29 juni ondernam de Bulgaarse generaal Savov een aanval op Servië. Dit was net op het

moment gebeurd dat de internationale diplomatie de drie Balkanstaten – Bulgarije, Servië en

Griekenland – om de tafel had gekregen. De Bulgaarse regering ontkende enige betrokken-

heid bij het voorval, maar op 8 juli verklaarden Servië en Griekenland de oorlog aan Bulga-

rije. Kort daarna volgden ook Roemenië en Montenegro, en ook Turkije nam weer deel aan de

strijd in de hoop een deel van het na de Eerste Balkanoorlog verloren gebied weer terug te

winnen. De Bulgaren, een paar maanden eerder in Servië en Griekenland geprezen als moedi-

ge bondgenoten, werden nu als monsters en misdadigers afgeschilderd.

Geconfronteerd met deze overmacht restte Bulgarije de capitulatie. Op 10 augustus 1913 werd

in Boekarest een vredesverdrag ondertekend. Bulgarije moest een groot deel van de winst uit

de Eerste Balkanoorlog weer afstaan (met name aan Roemenië) en Macedonië werd haast ge-

heel tussen Griekenland en Servië verdeeld. Ook wist Turkije een klein deel van het verloren

gegaan gebied te heroveren, waaronder het historisch belangrijke Adrianopel dat nu weer

Edirne werd.

Deze twee Balkanoorlogen zouden een zeer belangrijke oorzaak vormen voor de Eerste We-

reldoorlog, die eigenlijk begon als een Derde Balkanoorlog.

Omdat koning Carol I geen kinderen had, wees hij zijn broer Leopold aan als troonopvolger.

Deze stond de troon echter af aan zijn zoon Willem. Op zijn beurt schoof hij deze taak door

naar zijn jongere broer. Zo werd uiteindelijk Ferdinand op 10 oktober 1914 koning van Roe-

menië.

52

4.2.2 Wereldoorlogen

Bij het begin van de Eerste Wereldoorlog nam Roemenië een neutrale positie in. Ondanks de

vroegere alliantie met Duitsland en Oostenrijk-Hongarije sloot Roemenië zich in 1916 aan bij

de Geallieerden, ondanks het feit dat hij familie was van de Duitse keizer. Met het bondge-

nootschap met Frankrijk en Engeland dacht Ferdinand het Hongaarse Transsylvanië en Buko-

vina te veroveren, regio‟s waar er een aanzienlijke minderheid Roemenen leefde. Op

27 augustus van dat jaar verklaarde men de oorlog aan Oostenrijk-Hongarije. Het land verloor

echter de strijd. De hoofdstad en twee derden van het land werd bezet door de Centrale Mo-

gendheden en men sloot volgens het Verdrag van Boekarest vrede op 7 mei 1918. Één dag

voor wapenstilstand, op 10 november, nam Roemenië opnieuw deel aan de oorlog aan de kant

van de Geallieerden. Tijdens de Vredesconferentie van Parijs in 1918-1919 was de gangbare

mening dat deze laatste oorlogsverklaring door Roemenië uitsluitend was uitgevaardigd om

gebiedseisen te kunnen stellen als overwinnaar uit deze oorlog. Het oog van Roemenië lag

namelijk nog steeds op Bessarabië, Transsylvanië en Bukovina. Het land zal inderdaad deze

gebieden opnieuw kunnen annexeren door het verdrag van Trianon in 1920. Op die manier

werd het Roemeense grondgebied aanzienlijk uitgebreid. Vandaar dat men tussen de twee we-

reldoorlogen van het „Grote Roemenië‟ (Romania Mare) spreekt. Met de annexatie van deze

regio‟s kwamen er ook vele minderheden bij. Etnische Hongaren, Duitsers, joden, Oekraïners

en Bulgaren maakten 28 % van de bevolking uit. De Roemeense grondwet van 1923 bepaalde

echter dat deze minderheden vertegenwoordigd werden in het parlement.

Door de annexatie van Transsylvanië kregen de oppositiepartijen steeds meer steun en zou

koning Ferdinand het steeds moeilijker krijgen. In 1924 richtte men als verzameling van de

belangrijkste oppositiepartijen de Nationale Boerenpartij op. In 1927 overleed Ferdinand. Zijn

zoon en opvolger Carol was echter met zijn minnares naar Parijs getrokken. Aangezien zijn

kleinzoon Mihai pas zes was, kreeg een regentschapsraad de leiding over het land. In 1930

keerde Carol terug naar Roemenië en werd hij tot koning gekroond. Hij zou tien jaar aan de

macht blijven.

De economische crisis van 1929 deed zich ook voelen in Roemenië. De jaren dertig werden

getekend door sociale onrust, hoge werkloosheid en stakingen. In het midden van de jaren

dertig begon de economie zich te herstellen en kende de industrie een grote groei, al bleef nog

steeds 80 % van de bevolking tewerkgesteld in de landbouw. In deze jaren ontwikkelde zich

ook ultranationalistische partijen, waaronder voornamelijk de IJzeren Garde. In december

1937 uitte Hitler zijn wens tegenover koning Carol II om de IJzeren Garde aan het hoofd van

53

de regering te plaatsen. Conflicten tussen deze ultranationalistische partij en de andere partij-

en bleven niet uit. Om de dreiging van het fascisme tegen te gaan werd op 10 februari 1938

uiteindelijk de koning als dictator aangesteld. Deze maatregel was echter slechts van korte

duur, in maart 1939 werd er opnieuw een regering aangewezen.

Ook in de Tweede Wereldoorlog was Roemenië aanvankelijk neutraal. Verschillende delen

van het land werden echter bezet. Duitsland en Italië dwongen Roemenië Transsylvanië „terug

te geven‟ aan Hongarije. Bovendien nam de Sovjet-Unie na een ultimatum het Noorden van

Bukovina en Bessarabië in en bezette Bulgarije het Zuiden van Dobruja. Carol II kreeg van

deze nederlaag de schuld en in september 1940 werd de macht overgedragen aan generaal Ion

Antonescu. De negentienjarige Mihai werd in plaats van Carol II koning, maar bezat geen en-

kele macht. Op 23 november 1940 koos Roemenië de kant van Nazi-Duitsland. Omdat het

land onder leiding van Ion Antonescu deelnam aan de invasie van de Sovjet-Unie kon het zijn

gebieden, Bessarabië en het noorden van Bukovina terugwinnen. Tijdens de Tweede Wereld-

oorlog had Roemenië daarenboven een actieve rol in de Holocaust. De Roemeense regering

onderdrukte joden en ook Roma-zigeuners. Reeds voor de oorlog heerste er een klimaat van

antisemitisme, dat ook tijdens het bewind van Ceausescu de kop op zal steken. De bevelen om

joden en zigeuners te deporteren en te executeren kwamen van maarschalk Antonescu zelf.

Qua gruwel moeten de Roemenen zeker niet onderdoen voor de Duitsers. Over de vervolging

van joden en zigeuners schreef Radu Ioanid het boek „The Holocaust in Romania‟. Hij ba-

seerde zijn werk op nieuwe archiefstukken van het Roemeense Nationale Archief die pas

werden vrijgegeven. Bij het begin van zijn onderzoek zei de directeur van de archiefinstelling

het volgende: “Romania had been a haven for Jews, even if few wild men on the periphery

had committed atrocities. Whatever real losses the Jewish community of Romania and Roma-

nian-administrated Transnistria had suffered had been at the hands of the Germans, so it

would be better to seek out German archival records.”59

Men deed allerhande pogingen om

Ioanid ervan te weerhouden de archieven uit de oorlogstijd te doorzoeken. Toch slaagde hij

erin tal van nieuwe documenten te ontsluiten. De mythe van Roemenië als veilig oord voor

joden werd doorprikt. “The system is revealed, the responsability of the Antonescu regime

and of Ion Antonescu personally is clear, and the victims are counted.”60

59 IOANID Radu, The Holocaust in Romania. The Destruction of Jews and Gypsies Under the Antonescu

Regime, 1940-1944, Chicago, Ivan R. Dee, 2000, p. xi

60 ibidem, p. xiii

54

In februari 1943 keerde het voordeel in de oorlog zich tegen de Asmogendheden. Tegen 1944

was de economie van Roemenië sterk achteruitgegaan en werd de boosheid tegenover de gro-

te druk van nazi-Duitsland steeds groter, zelfs bij hen die de oorlog in het begin steunde. Ko-

ning Mihai leidde op 23 augustus met succes een coup tegen het regime van Antonescu. On-

der de nieuwe leider veranderde Roemenië van standpunt. Het land keerde zich nu tegen nazi-

Duitsland en sloot zich aan bij het Rode Leger. De rol van Roemenië in het verslaan van

Duitsland werd echter niet erkend op de Vredesconferentie in Parijs in 1946. Het verdrag van

Parijs legde wel vast dat Transsylvanië terug bij Roemenië hoorde, maar de delen die de Sov-

jets en de Bulgaren hadden ingenomen werden niet teruggegeven.

Maar de oorlog had nog een belangrijker gevolg. Doordat de Sovjets na de Tweede Wereld-

oorlog het land hadden bezet, werd na in 1948 een communistische republiek gevestigd. Tot

1989 zal het land geleid worden door de communisten.

4.2.3 Communisme

Ondanks het feit dat de Roemenen zich aan de zijde van de Geallieerden en dus aan de zijde

van de Sovjet-Unie hadden geschaard in 1944, bleef de Sovjet-Unie Roemenië vooral be-

schouwen als veroverd gebied. De conferentie van Yalta zorgde ervoor dat de Sovjets een

grote invloed kregen in Roemenië, het land werd niet erkend als een medestrijder aan de zijde

van de Geallieerden. Bovendien had het Rode Leger voet aan de grond in Roemenië. Gheorg-

hiu-Dej bracht samen met een aantal andere communisten de regering van premier Radescu

ten val. Groza zal dan een regering vormen in maart 1945. De communisten krijgen zo be-

langrijke sleutelfuncties. Koning Mihai was met deze gang van zaken allerminst gelukkig,

maar kon er niets aan verhelpen. Bij de verkiezingen van 9 november 1946 koos minder dan

tien procent van de bevolking voor de communistische partij. Maar met de hulp van het Rode

Leger, die machiavellistische tactieken gebruikte en samenwerkte met de IJzeren Garde om de

andere partijen het zwijgen op te leggen, kwamen de communisten aan de macht. In 1948

werd de koning gedwongen troonsafstand te doen, opnieuw met toedoen van Gheorghiu-Dej.

Op dat ogenblik werd ook de Volksrepubliek uitgeroepen en werd de vriendschap tussen

Roemenië en de Sovjet-Unie formeel vastgelegd.

Binnen de partij zelf heerste er onenigheid. Men kon drie strekkingen onderscheiden in de

Roemeense communistische partij: de Moskovieten, die gedurende de oorlog in Moskou ver-

bleven, de gevangeniscommunisten, die tijdens de oorlog in de gevangenis zaten en de secre-

55

tariaatscommunisten. Alledrie de strekkingen waren stalinistisch, maar het was uiteindelijk

Gheorghui-Dej, een gevangeniscommunist, die met de steun van Stalin het pleit won.

Gheorghui-Dej regeerde als een kleine Stalin en zorgde voor een verregaande russificatie.

Onder hem voerde Roemenië een betrekkelijk onafhankelijke en nationalistische koers. Na de

dood van Stalin in 1953 ontstond er een eerste breuk in de Roemeens-Russische relatie. De

destalinisatie van Chroetsjev die in de Sovjet-Unie werd doorgezet, kende namelijk weinig

weerklank in Roemenië. Gheorghiu-Dej koos voor nationaal-communisme. Hij distantieerde

zich van Moskou en stelde de Roemeense belangen voorop. Ook op cultureel vlak kan men in

die periode gewagen van een derussificatie. Hij kon zich bovendien niet vinden in de plannen

van de Comecon, die van het land een „broodmand‟ wou maken, waardoor men genoodzaakt

was de industrie zwaar uit te breiden. Om zijn positie tegenover de meer liberale Sovjet-Unie

te verstevigen, verbeterde hij de samenwerking met zeer uiteenlopende landen, ongeacht hun

politiek-economisch systeem, zolang ze maar de internationale gelijkheid erkenden en zich

niet moeiden met de interne zaken van andere landen. Deze houding leidde tot een verstevi-

gen van de banden met China, dit uiteraard tegengesteld zijn aan de Sovjet-Unie. Desondanks

sloot Roemenië zich in 1955 wel aan bij het Warschau Pact.

Parallel met de onrust in Hongarije in 1956, waren er ook in Roemenië opstootjes van studen-

ten en arbeiders. Het protest bleef echter gefragmenteerd en onder controle, waardoor – in te-

genstelling tot in Hongarije – een militaire interventie van de Sovjets uitbleef.

4.2.4 Ceausescu

Dit gedeelte baseerde ik grotendeels op de werken van Julien Weverbergh, namelijk „Nacht in

Roemenië‟ en „Terug naar Roemenië‟.61

Ook andere werken waren zeker inspirerend.62

Daar

waar ik gebruik maak van andere bronnen, vermeld ik deze in de voetnoot.

61 WEVERBERGH Julien, Nacht in Roemenië, Baarn, De Prom, 1989, p.

WEVERBERGH Julien, Terug naar Roemenië. Relaas van een manipulatie, Baarn, De Prom, 1990, p.

62 DURANDIN Cathérine, Nicolae Ceauşescu. Vérités et mensonges d‟une roi communiste, Paris, Albin

Michel, 1990, 260 p.

KLIGMAN Gail, The politics of duplicity : controlling reproduction in Ceausescu's Romania, Berkeley

(Calif.), University of California, 1998, XV, 358 p.

PACEPA Ion; VISSER Frank; KOESEN Jan, Het duivelsrijk van Ceausescu : onthullingen over de mis-

daden, levensstijl en corruptie van Nicolae en Elena Ceausescu, Houten, Wereldvenster, 1990, 316 p.

PACEPA Ion Mihai, Red Horizons: the True Story of Nicolae and Elena Ceausescu's crimes, lifestyle and

corruption, Washington D.C., Regnery Gateway, 1987, 325 p.

www.ceausescu.org

56

In verband met de werken van Weverbergh moeten we zeker de achtergrond van de schrijver

van nader bekijken en steeds in gedachten houden. Julien Weverbergh werd geboren in Ant-

werpen op 26 mei 1930. Zijn middelbaar onderwijs genoot hij in Lier, evenals zijn opleiding

aan de normaalschool. Tussen 1954 en 1966 was hij leraar Frans aan het Koninklijk Athene-

um van Denderleeuw. Daar richtte hij samen met zijn collega Herman Cluytens het gestencil-

de blad „Bok‟ op. Vooral de scherpe kritieken van Weverbergh in het blad vielen op. In het

spoor van „Bok‟ zouden nog allerlei andere vergelijkbare blaadjes ontstaan. Weverbergh werd

één van de scherpste critici in Vlaanderen. In 1965 publiceerde Weverbergh de schoolroman

„Een dag als een ander‟. Een jaar later verliet hij het onderwijs en werd correspondent in

Vlaanderen voor het Nederlandse dagblad „Vrij Nederland‟. Later werd hij lector bij uitgeve-

rij Manteau. Wanneer hij daar in 1986 opstapt, richt hij uitgeverij Houtekiet op, waarvan het

verhoopte succes uitbleef. In 2005 verscheen het eerste deel van zijn memoires. In de periode

na zijn ontslag als leraar in 1966 reisde hij verschillende malen naar Roemenië, waar hij zijn

tweede vrouw leerde kennen. Het is in dit kader dat we zijn werken over Roemenië moeten

plaatsen.

Na de dood Gheorghiu-Dej in 1965 werd het bewind overgenomen door Ceausescu. Reeds

voordat de communisten aan de macht kwamen, stond hij bekend als een socialistisch revolu-

tionair, die ageerde tegen de fascisten en die om die redenen ook reeds in de gevangenis had

gezeten. Hij werd in die periode als een gevaarlijk communistisch provocateur aanzien. Reeds

verschillende keren was hij als jongeling gearresteerd geweest. Tijdens de Tweede Wereld-

oorlog belandde hij in 1943 in het kamp in Targu Jiu. Hij zat daar gevangen samen met Ghe-

orghiu-Dej, die hem onder zijn hoede nam. Wanneer na de oorlog de communisten in 1947

aan de macht kwamen, werd hij minister van landbouw. In 1952 werd hij geïntroduceerd in

het Centrale Comité. Op dat moment was de groep rond Gheorgiu-Dej het sterkst binnen de

Communistische Partij van Roemenië. In 1954 werd hij volwaardig lid van het Politbureau en

zou hij langzamerhand meer en meer invloed krijgen in de partij.

Bij de dood van Gheorgiu-Dej werden zijn functies, secretaris-generaal van de partij en presi-

dent opnieuw gescheiden. Ceausescu volgde hem op als secretaris-generaal. Chivu Stoica nam

het presidentschap waar.

Het negende partijcongres vond plaats toen Ceausescu pas secretaris-generaal van de partij

was geworden. Dit was een uitgelezen kans voor Ceausescu om zich te positioneren. “C‟est

l‟occasion parfaite de se tester, de s‟éprouver et de montrer qui il est. L‟ambiance que

l‟équipe au pouvoir, tant dans le Parti que dans les rouages de l‟Etat, a décidé de créer de lui

57

est favorable: bonne organisation des séances, présence de délégations étrangères de haut

niveau, ouverture de la conférence aux envoyés de la presse occidentale. Les journalistes se

montrent bienveillants. Les Occidentaux sont toujours friands de ce qu‟ils croient être des fai-

lles, des évolutions réformistes, au sein du bloc communiste. Ils sont à l‟affut de

l‟indépendence roumaine.”63

De Roemeense Verenigde Arbeiderspartij werd omgedoopt tot de Communistische Partij. Er

werd een nieuwe grondwet aangenomen en de officiële landsnaam veranderde in „Socialisti-

sche Republiek Roemenië‟. De naam Roemeense Arbeiderspartij werd in 1948 aangenomen

na de door de communisten gedwongen vereniging met de sociaal-democraten. Door de

naamsverandering werden de leden van de sociaal-democratische partij, die 17 jaar geleden

automatisch lid werden van de Roemeense Arbeiderspartij, formeel met de andere leden van

de communistische partij gelijkgesteld. Hierdoor wil het regime duidelijk maken dat de fusie

van 1948 een vrijwillige fusie was van twee gelijkwaardige partijen. De bedoeling was ook de

sporen van de oud-sociaal-democraten weg te werken en zo de basis van de partij te verbre-

den. Deze wens komt ook naar voren in het streven naar de uitbreiding van het ledental van de

partij. De partij stelde zich open voor allerlei capabele leden, onafhankelijk van hun achter-

grond. Zo is het ledental van de partij opgelopen van 900 000 in 1962 tot 1 400 000, waarbij

erkende vakmensen en de middenklassen sterker zijn vertegenwoordigd.64

In de nieuwe statuten merkt men duidelijk het streven naar een grotere onafhankelijkheid van

de Sovjet-Unie op. Men liet bijvoorbeeld de passage, waarin verwezen werd naar de „grote

socialistische oktober-revolutie‟, weg. Ook op andere plaatsen verdwenen de verwijzingen

naar de Sovjet-Unie. In plaats daarvan stelt men dat men zich baseert op de leer van het mar-

xisme-leninisme „rekening houdend met de specifieke voorwaarden en omstandigheden van

ons land‟. Hiermee verschilt de Communistische Partij van Roemenië met de andere commu-

nistische partijen in Oost-Europa, die in hun statuten wel duidelijk verwijzen naar de Sovjet-

Unie.

Binnen de partij zelf stelde men in de statuten dat niemand tegelijkertijd in het apparaat van

de partij en dat van de regering meer dan één functie mag bekleden. De nieuwe statuten waren

er bovendien op gericht de rol van de partij te versterken. „De partij leidt alle werkzaamheden

van de staatsorganen‟, zo heet het in artikel 60.

63 DURANDIN Cathérine, Nicolae Ceausescu. Vérités et mensonges d‟un roi communiste, Paris, Albin Mi-

chel, 1990, p. 127

64 Keesings Historisch Archief (KHA)

58

Opmerkelijk is ook dat men in de nieuwe grondwet niet alleen vriendschap met de socialisti-

sche broederlanden maar ook „samenwerking met de landen met een andere sociaal-politieke

orde‟. Voor de burgerrechten, onder andere in verband met gevangenschap, werd veel plaats

ingeruimd. Verder is de vrijheid van meningsuiting, vergadering en demonstraties, die geen

fascistisch of antidemocratisch karakter dragen gewaarborgd. Hoewel de nieuwe grondwet

evenals de oude de rechten van nationale minderheden erkent, wordt geen melding meer ge-

maakt van het bestaan van een autonoom Hongaars gebied. De nadruk werd op die manier dus

eerder gelegd op het Roemeense nationalisme. Het is natuurlijk de vraag of deze weglating in

de toekomst niet zal leiden tot de afschaffing van bepaalde privileges.

Deze nieuwigheden kwamen tot stand toen Ceausescu pas aan het hoofd van de partij stond.

Het is dus duidelijk dat hijzelf hier weinig verdienste aan heeft. Alles was reeds vooraf door

Gheorghiu-Dej vastgelegd.

De reputatie van Roemenië werd in het buitenland gekleurd door het feit dat Ceausescu aan-

vankelijk niet op één lijn met Moskou stond. In het westen werd hij gezien als een bastion te-

gen Moskou. Met zijn buitenlands beleid en zijn streven naar onafhankelijkheid streek hij de

Sovjet-Unie tegen de haren in. Toch was Ceausescu op dat vlak niet echt vernieuwend. Ook

zijn voorganger had vaker tegen de Sovjetstroom ingezwommen. Het jaar voor zijn dood was

er in Roemenië – in tegenstelling tot elders – geen viering van de Russisch-Roemeense

vriendschap geweest. Een derussificatie was dus reeds langer aan de gang. Ceausescu ging

verder op de ingeslagen weg. In het Oostblok gold Roemenië als een uitzondering. Het erken-

de als enige de Bondsrepubliek Duitsland en het land zette zijn diplomatieke betrekkingen

met Israël voort na de zesdaagse oorlog in 1967. Daarenboven veroordeelde Ceausescu de in-

vasie van de Warschaupacttroepen in Tsjechoslowakije in 1968. Het Westen begon hem meer

en meer als bondgenoot te beschouwen tegen Moskou. In 1971 trad Roemenië toe tot het Ge-

neral Agreement on Tariffs and Trade. Roemenië werd ook lid van het IMF en de Wereld-

bank. Later verwierf het land tevens de status van „Most Favoured Nation‟ in zijn handelsrela-

ties met de Verenigde Staten, wat uniek was voor een communistisch land. In Engeland kreeg

Ceausescu het grote kruis als ridder in de Bath-orde. In tegenstelling tot de andere Oostblok-

landen zond Roemenië in 1984 wel een delegatie naar de Olympische Spelen. Onder leiding

van de Sovjet-Unie had men een boycot gepland tegen de Spelen, naar analogie de boycot van

de Verenigde Staten tijdens de Spelen van 1980.

Deze onafhankelijke opstelling tegenover de Sovjet-Unie was niet zonder reden. Roemenië

wou zich profileren. Dit opbouwen van een positief imago was een groots geheim project van

59

Ceausescu, dat bekend stond onder de codenaam „Horizon‟. “Deux urgences retiennent Ceau-

sescu: nouer d‟une part de liens avec les mouvements révolutionnaires et les pays en voie de

dévoloppement pour se situer au coeur d‟un axe Nord-Sud, et conserver, d‟autre part, une

bonne image de marque à l‟Ouest afin de ne pas perdre l‟accès à la technologie occiden-

tale.”65

De bedoeling van dit project was zoveel mogelijk westerse politieke steun, geld en

technologie te verwerven. Het was Ceausescu in het begin van februari 1972 duidelijk gewor-

den dat elk teken van onafhankelijkheidsstreven binnen het Sovjetblok door het Westen werd

verheerlijkt en aangemoedigd werd. “Wij moeten van slimheid onze nationale deugd maken…

Weg met dat norse, gemelijke smoel en die naar het Westen uitgestoken vuist. Laten ze liever

medelijden met ons krijgen, dan zul je eens zien hoe snel die boycot van het Westen in groot-

moedigheid omslaat. Laat ons Roemenië presenteren als een Latijns eiland in een Slavische

zee … Onze millennia oude traditie van onafhankelijkheid neemt het nu op tegen het politieke

centralisme van Moskou… een pion tussen twee supermachten …”, aldus Ceausescu volgens

Pacepa.66

De DIE, de Roemeense buitenlandse inlichtingendienst, kreeg de opdracht een be-

invloedingsoffensief tegen het Westen te starten. Men zou geruchten moeten verspreiden over

het Roemeense verlangen naar onafhankelijkheid en zo niet alleen de westerse sympathie op

te wekken maar ook politieke en economische steun te verkrijgen. Derdewereldlanden moes-

ten worden omgeturnd in politieke bondgenoten, vijandelijke immigranten moesten vurige

aanhangers worden en de internationale media zou anders over Roemenië moeten gaan rap-

porteren. Het uiteindelijke doel was het Westen de illusie te geven dat zijn Roemenië een

nieuw soort communistisch land was, onafhankelijk van iedereen, met inbegrip van Moskou,

een land dat verdiende door het Westen gesteund te worden, teneinde zo barsten te veroorza-

ken in de muren rond het Sovjetblok.67

In het begin van Ceausescu‟s ambtstermijn, leek hij een eerder vrije maatschappij te willen

opbouwen. Aanvankelijk kende het land namelijk een ruime culturele liberalisering. Na een

periode van star stalinisme vanaf 1948, kende het culturele leven een lichte liberalisering in

het begin van de jaren zestig. Enkele getalenteerde schrijvers, die eerder tegen het regime ge-

kant waren, kregen de mogelijkheid om hun ding te doen. Censuur werd echter nooit volledig

gebannen. Hij schuwde het bovendien ook niet kritiek te geven op zijn voorganger, Gheorg-

65 DURANDIN, op.cit., p. 189

66 PACEPA, Het Duivelsrijk van Ceausescu: onthullingen over de misdaden, levensstijl en corruptie van

Nicolae en Elena Ceausescu, Amsterdam, Het Wereldvenster , p. 17

67 ibidem, p. 18

60

hiu-Dej. In 1968 rehabiliteerde Ceausescu twee politici die onder zijn voorganger ter dood

veroordeeld werden. Met deze rehabilitatie werd de huidige minister van Buitenlandse Zaken

Draghici uit zijn ambt ontheven. Op de kwestie kom ik later terug. Met dit soort acties kon de

nieuwe leider zijn eigen macht legitimeren en wist hij tegenstanders uit te schakelen. En zo

schaarde Ceausescu ook een nieuwe entourage die vooral uit de oppositie van zijn voorganger

kwam.

In 1966 bande het regime van Ceausescu anticonceptie en abortus. Iedere geboortebeperking

werd verboden. Deze politiek moest ervoor zorgen dat er meer kinderen zouden geboren wor-

den. Deze impopulaire maatregel ontstond protest. Op woedende vrouwen die in Boekarest

die tegen dit dekreet protesteerden werd, volgens Weverbergh, met scherp geschoten. Het ge-

boortecijfer klom tot in 1968, maar ging dan weer dalen. In 1972 werden er daarom nieuwe

maatregelen getroffen. Iedere vrouw onder de veertig werd verplicht vier kinderen te baren. In

1984 kwam er opnieuw een dekreet dat clandestiene vruchtafdrijving zou moeten inperken.

Elke vruchtbare vrouw werd gedwongen tot regelmatige gynaecologische onderzoeken. Dok-

ters stonden bovendien zwaar onder druk, omdat er in sommige gevallen iemand van de secu-

ritate in de onderzoekskamer aanwezig was. Het geboortecijfer bleef echter verder dalen. In

een dekreet van 1985 werd abortus wel toegestaan, zij het bij vrouwen van 45 jaar die reeds

vijf kinderen hadden gebaard. Bovendien werd er ook een belasting ingevoerd voor mensen

die kinderloos bleven. Deze taks kon oplopen tot twintig procent van het inkomen. Moeders

van vijf kinderen of meer konden genieten van enkele voordelen. Moeders van tien of meer

kinderen werden als echte heldinnen geloofd, kregen een gouden medaille, een gratis auto en

andere profijten. Toch bleef het gemiddelde aantal kinderen per gezin steken op twee of drie.

De regering zorgde er daarnaast ook voor dat het moeilijker werd om te scheiden. Deze maat-

regelen deden de sociale toestand van het land zwaar achteruitgaan. Een ernstig gevolg van

deze geboortepolitiek was het stijgende sterftecijfer bij vrouwen, die stierven of ernstig ver-

minkt werden door illegale pogingen tot abortus. Ook groeide de armoede en de populatie

straatkinderen. Kinderen werden vaak vergeten en de vele weeskinderen, die door de eigen

ouders niet gewild waren, vonden onderdak in dichtbevolkte weeshuizen. Weverbergh schets-

te de situatie als volgt: “Voor vijftig kinderen werden er vier verzorgsters voorzien en soms

werden kinderen slechts tweemaal per dag van luier verwisseld.” Uiteraard moeten we hier

een zekere overdrijving incalculeren. Deze „cijferdans‟ mag ons niet zomaar om de tuin lei-

den. Eind jaren tachtig verspreidde AIDS zich ver het land. De regering weigerde zich in te

lichten over de ziekte en HIV-tests waren verboden. Deze geboortepolitiek, die reeds in 1966

van start ging, heeft gevolgen tot op vandaag.

61

In 1971 bezocht de Roemeense leider China, Noord-Korea en Vietnam. Zijn interesse werd

gewekt door het systeem dat in die landen werd gehandhaafd. De culturele revolutie had in

China een nationale transformatie tot stand gebracht. Ook het Noord-Korea onder Kim Il

Sung wekte zijn bewondering. Beide systemen waren ingegeven door het maoïsme. En in de-

ze lijn wou ook Ceausescu zijn land verder besturen.

Bij zijn terugkeer stelde Ceausescu de zogenaamde „July Theses‟ op. Hierin waren tal van

voorstellen vervat, die Roemenië in de richting van Noord-Korea en China zouden moeten

doen evolueren. Zo wou Ceausescu de leidende rol van de Partij verder doen groeien. Zo werd

hij in 1974 president – en dus enige leider van het land –, een functie die speciaal voor hem

gecreëerd was.68

Hij wou de jeugd meer laten deelnemen aan grote projecten als deel van hun

patriottisch werk (munca patriotica) en zorgen voor een intensivering van de politiek-

ideologische opvoeding in scholen, universiteiten en andere jeugdorganisaties. Bovendien

wou hij de politieke propaganda uitbreiden, zowel op radio en televisie als in het theater, de

uitgeverijen en cinema‟s. Het promoten van een militant en revolutionair karakter van de ar-

tistieke producties stond centraal. Er werd afgezien van de grotere vrijheid die in 1965 werd

beoogd en de index van verboden boeken en auteurs werd opnieuw ingesteld.

De persoonlijkheidscultus die men in China heel extreem doorvoerde, nam Ceausescu over.

Kunstenaars, schrijvers en dichters kregen de opdracht het koppel Ceausescu te verheerlijken

in hun werken. Weverbergh stetl het als volgt: “Van de zes pagina‟s tellende kranten zijn er

dagelijks meestel drie aan Hem gewijd: aan Zijn bezoeken, Zijn ontmoetingen, Zijn heldenda-

den. Van de drie uur durende tv-uitzending per dag moet per se twee uur gaan over Hem

en/of de verwezenlijkingen van Zijn Gouden Tijdperk. Dansers dansen Ceausescu, Dichters

dichten Ceausescu, zangers zingen Ceausescu schilders schilderen Ceausescu…” Men noem-

de hem het Genie van de Karpaten, de Denkende Donau of Groot Nationaal Held. Ook Elena

viel die eer te buurt, „Elena, van wie de goede en zachte glimlach op sombere dagen de zon

vervangt.‟ Alles draaide rond hen, van militaire parades over dichtbundels tot wetenschappe-

lijke werken.

Een andere belangrijk aspect van de regimes in China en Noord-Korea was het nationalisme.

Ook dit sloot aan bij de aspiraties van Ceausescu. In tegenstelling tot het internationale karak-

ter van het communisme, zocht de Roemeense president naar een nationaal alternatief. Zijn

68 COUSSEE Dieter, “Ontloken en ontwaakt”: Beeldvorming over Roemenië en Bulgarije in drie Belgische

kranten De Standaard, De Morgen en La Libre Belgique 1989-2004, Leuven, Universiteit Leuven, 2005,

155 p.

62

onafhankelijke opstelling tegenover de andere Oostbloklanden was hier een aspect van. Ook

in China zocht men naar een nationale invulling voor de communistische revolutie.

Al deze ideeën zijn volgens Cathérine Durandin niet nieuw voor Ceausescu: “Le voyage en

Chine, en Corée du Nord, au Viêt-nam et en Mongolie, avec pour terminer un bref arrêt à

Moscou et une conversation avec Kossyguine, n‟a pas produit de révélation mais l‟a confirmé

dans sa convictionde ce que peut realiser le dogme associé à la discipline et l‟autorité. Le

dogme doit être ennoncé par un chef qui s‟impose et que l‟on vénère.”69

Het Chinese gevoel

voor orde had Ceausescu geïmponeerd: de architecturale orde van Peking, maar ook de disci-

pline van de menigte. Het Chinese volk leek hem bescheiden, uniform gekleed en eenvoudig.

Hij ziet Mao als een verlicht heerser. Praatzieke intellectuelen werden tewerkgesteld in de

landbouw en houden zich zo nuttig bezig in plaats van schadelijk te zijn voor een evenwichti-

ge maatschappij. In Noord-Korea ziet hij de kracht van de militaire orde die Kim Il Sung op-

bouwde. Het militaire spektakel doet hem dromen. Van dan af komt het ideologische en het

dogmatische meer en meer op de voorgrond. “Les problèmes de l‟éthique communiste, les

problèmes de l‟équité sociale, ne sont pas seulement des problèmes pratiques mais théori-

ques.”70

Het maoïsme sloot ook erg aan bij het stalinisme, dat in Roemenië nooit verdwenen

was. Ceausescu had in China en Noord-korea gezien dat het autoritaire stalinisme nog han-

teerbaar was en gaf deze stijl van regeren een nieuwe invulling, het ceausisme.

De geheime dienst Securitate, die reeds sinds 1948 bestond, zou onder Ceausescu aan macht

winnen. Hij maakte er een goedbetaald elitekorps van dat een soort persoonlijk leger werd. De

taken van de Securitate waren zeer ruim. Na verloop van tijd zou de hele bevolking onder de

controle van deze veiligheidsdienst staan. Een eerste manier van toezicht vormden de micro-

foons. Ceausescu was bezeten door het afluisteren van zijn burgers, maar ook nauwe mede-

werkers werden in de gaten gehouden. Zeker zijn rechtstreekse rivalen stonden zwaar onder

toezicht. Op een gegeven moment zou men in het land slechts één bepaald type telefoontoe-

stel mogen gebruiken. De telefoon beschikte ook over een uiterst gevoelige microfoon, waar-

mee men al de gesprekken in de kamer kon volgen. Toen men Ceausescu dit apparaat liet

zien, beval hij alle oude telefoontoestellen te vervangen. Bovendien gebruikte Ceausescu het

argument dat hij dit alles ten voordele van de bevolking deed. “Zouden de mijnwerkers niet

meer kolen delven als ze de rustige zekerheid hadden dat de Partij wist wat hun vrouwen uit-

69 DURANDIN Cathérine, op.cit., p. 176

70 ibidem, p. 177

63

voerden, op elk moment van de dag?”71

Niet alleen de gewone burgers, maar ook de Roe-

meense nomenclatuur werd bespied. Op die manier kon men elke tegenstand binnen de eigen

rangen snel opmerken. Overal was er afluisterapparatuur. Zelfs in de asbakken in horecazaken

werden er bevestigd. Maar de paranoia van Ceausescu ging nog verder. Toen enkele anonie-

me brieven van de oppositie waren onderschept, wou hij koste wat het kost de schrijvers van

deze brieven terugvinden. Zo wou hij dat men handschriftvoorbeelden van de hele bevolking

verzamelde.

Uiteraard zijn zulke praktijken niet beperkt tot Roemenië. Overal in Oost-Europa en de Sov-

jet-Unie waren geheime diensten aan het werk, die het leven van gewone burgers bepaalden.

Bekende voorbeelden zijn de KGB in de Sovjet-Unie en de Stasi in Oost-Duitsland. De Stasi

had invloed op ieder aspect van het leven. In de film „Das Leben der Anderen‟72

wordt deze

problematiek pijnlijk uit de doeken gedaan.

Ceausescu‟s wettige echtgenote Elena genoot van de macht van haar man. Zij gebruikte hem

om haar eigen ambities te verwezenlijken. Op de eerste plaats kwamen haar academische as-

piraties. Vooral chemie droeg haar belangstelling weg. Ze wist een hele reeks wetenschappe-

lijke titels te vergaren: voorzitter van de Sectie Chemie in Roemenië‟s Opperste Raad voor

Economische en Sovjet Ontwikkeling, vice-president van de Nationale Raad voor Weten-

schap en Technologie en volwaardig lid van de Roemeense Academie.73

Verder behaalde ze

tal van diploma‟s, certificaten, eredoctoraten en medailles van buitenlandse wetenschappelijke

genootschappen en universiteiten. Het was vooral de Roemeense buitenlandse inlichtingen-

dienst die zich bezig hield met het verwerven van deze onderscheidingen. Nochtans wordt er

over haar verteld dat zij niet eens de juiste chemische formule van water kende. Ook materieel

kenden haar verlangens geen grens. Net als Imelda Marcos had Elena een zwak voor schoe-

nen, maar ook andere luxegoederen behoorden tot haar verlanglijstje. Vaak verwachtte zij ook

dat bij elk bezoek dat zij in buitenlandse bedrijven of organisaties deed een „cadeau‟ kreeg.

Haar voorkeur maakte ze dan vooraf bekend.

De Roemeense maatschappij kwam steeds meer onder druk te staan en de greep op de bevol-

king werd steeds steviger. Er kwamen steeds meer barsten in het systeem, die men telkens op-

71 PACEPA, op.cit., p. 95

72 De film „Das Leben der Anderen‟ kwam uit in 2006 en werd geregisseerd door Florian Henckel von Don-

nersmarck

73 PACEPA, op.cit., p. 52it

64

nieuw kunstmatig kon herstellen. Echte breuken bleven uit. Tot 1978. In dat jaar vluchtte Ion

Mihai Pacepa naar de Verenigde Staten. Hij was een ex-chef van de buitenlandse inlichtin-

gendienst, een deel van de Securitate. Hij was de hoogste ambtenaar van het Oostblok die tij-

dens de Koude Oorlog „deserteerde‟. Op 27 juli werd Pacepa door een speciaal gestuurd

vliegtuig vanuit Washington opgehaald in West-Duitsland en op 28 juli betrad hij Amerikaans

grondgebied. In september 1978 zette Ceausescu 2 miljoen dollar op het hoofd van Pacepa.

Yasser Arafat en Moammar al-Qadhafi deden daar nog elk 1 miljoen bovenop. In 1980 scha-

kelde men vanuit Roemenië de terrorist „Carlos‟ in om Pacepa uit te schakelen, aldus Wever-

bergh. Deze kon Pacepa echter niet vinden. Op 21 februari 1980 blies „Carlos‟ het hoofdkan-

toor van Radio Free Europe in Munchen op. Dit station zond informatie uit over de vlucht van

Pacepa.

Radio Free Europe is een radio en communcatiestation dat in 1950 in Berlijn is gesticht door

de National Committee for a Free Europe, dat onderdeel is van de Amerikaanse geheime

dienst CIA. De informatie die door Radio Free Europe in deze periode werd verspreid moeten

we zeker in deze context zien, namelijk dat het station werd geleid met een Amerikaanse visie

op de gebeurtenissen in Oost-Europa.

In zijn boek Red Horizons74

onthult generaal Pacepa tal van details over het regime van Ceau-

sescu, zowel over zijn persoonlijkheid als over zijn ideeën en de politiek die hij voerde. Tal

van geheime plannen en dictatoriale methodes worden onthuld. Uiteraard moeten we zijn ge-

tuigenis met de nodige kritische zin beoordelen. Zijn werk is uiterst selectief en overbelicht de

zwarte kanten van het regime. Daarbij schakelt hij zijn eigen bijdrage uit. De vraag blijft op

welke manier hij zelf te werk ging en hoe hij zelf op zo‟n hoog niveau is terechtgekomen.

Ook moet de lezer er zich van bewust zijn dat Pacepa onder de bescherming van de CIA en

bij uitbreiding van de Verenigde Staten staat. Bijgevolg zullen geen zaken worden gepubli-

ceerd die in strijd zijn met de Amerikaanse agenda. Integendeel, hij zal zijn beschermers nooit

tegen de haren in strijken. Al loopt hij als dissidente Roemeen gevaar, de handen die hem bo-

ven het hoofd worden gehouden zijn machtiger. Toch blijft het een nuttig en bijzonder werk,

dat een – zij het éénzijdig – licht werpt op het regime in Roemenië. Enkele sensationele de-

tails moet men echter trachten te doorprikken.

Ook verder zien we hoe men de Palestijnen in diskrediet brengt. Pacepa vertelt hoe Ceausescu

Arafat aanraadt „zogenaamd‟ met het terrorisme te breken. “Alleen maar doen alsof? Net als

74 Vertaling: PACEPA Ion, Het Duivelsrijk van Ceausescu: onthullingen over de misdaden, levensstijl en

corruptie van Nicolae en Elena Ceausescu, Amsterdam, Het Wereldvenster, 1990, 316 p.

65

u met uw onafhankelijkheid?”, vraagt Arafat.75

Volgens Pacepa komt het er voor beide heren

op neer slechts een goede indruk te maken en te veinzen respectievelijk onafhankelijk en paci-

fistisch te zijn. Arafat zou nog steeds tal van terroristische groeperingen kunnen leiden, zolang

zijn naam maar niet publiekelijk met deze organisaties werd gelinkt en zolang hij zich positief

bleef opstellen over onderhandelingen. Ik wil niet verder ingaan op deze materie, maar het

geeft duidelijk weer dat het werk van Pacepa erg gekleurd is.

In het boek van Pacepa leert de lezer ook enkele eigenschappen van de dictator kennen. Zo

was Ceausescu een hevig bewonderaar van Hitler. Hij was steeds geboeid geweest door Hit-

lers charismatische optreden. In de toespraken van Ceausescu kan men de stijl van de Führer

herkennen. Terwijl hij de menigte toeschreeuwt, zwaait hij met de armen en bonkt hij op tafel.

Ook verwijst hij graag naar de oorsprong van het Roemeense volk, te weten de trotse soldaten

van het Romeinse Rijk en Dacië, met hun continuïteit van tweeduizend jaar, precies zoals Hit-

ler voortdurend hamerde op de „Ariërs‟ en de „Nibelungen‟.76

Ceausescu liet zich graag de

Conducator noemen. Deze benaming verwijst duidelijk naar de Führer van het Derde Rijk.

Zijn kledij was sinds 1972 een staatsaangelegenheid. Ceausescu had namelijk schrik om ver-

giftigd te worden. Na een bezoek aan Fidel Castro had de Roemeense leider besloten dat hij

geen enkel kledingstuk meer dan eens zou dragen. Een deel van de geheime dienst zou belast

worden met de kledij van de Conducator. Ook bij dit verhaal kan men de invloed van de

Amerikaanse beschermheren van Pacepa opmerken.

“Olie, joden en Duitsers zijn onze belangrijkste exportproducten.”77

Nog voor Ceausescu aan

de macht kwam, bestond er reeds een handel in joden. Henry Jacober, een Brits zakenman,

was door de DIE gerekruteerd. Eind jaren vijftig had Jacober de Israëlische buitenlandse in-

lichtingendienst op de hoogte gebracht van zijn contacten met de Roemeense geheime dienst.

De Israëliërs waren bereid een operatie op touw te zetten met de Roemenen. Men was bereid

aan de Roemeense regering een speciaal, vertrouwelijk te houden geldbedrag uit te betalen

voor elke jood die mocht emigreren. Boekarest hapte aanvankelijk niet toe. Enkele maanden

later stelde Jacober voor een modern kippenbedrijf te laten bouwen, geheel gratis, maar wel

op voorwaarde dat er 500 joodse families mochten vertrekken. Gheorghiu-Dej keurde de han-

del goed. Zo startte de handel in joden. Met de komst van Ceausescu zou men de regeling

veranderen en werd er contant geld gevraagd voor elke jood, afhankelijk van leeftijd, oplei-

75 PACEPA, op.cit., p. 31

76 Ibidem, p. 215

77 Ibidem., p. 67

66

ding, beroep en familiestatus. Door de successen van de verkoop van joden, gaf Ceausescu de

DIE de opdracht een vergelijkbare operatie te starten voor etnische Duitsers. In 1972 dacht hij

nog meer winst te halen uit deze verkoop van mensen. “Geen enkele Roemeense burger van

joodse of Duitse oorsprong mag een emigratievisum krijgen, tenzij hij een geheim akkoord

heeft getekend met de veiligheidsdiensten waarin hij er mee instemt in het buitenland voor ons

te spioneren.”78

Weverbergh poneert dat het leven in Roemenië zelf werd gedirigeerd door de drie F‟s, foame

frig en frica – honger, kou en angst.

Angst werd ongetwijfeld door Ceausescu als wapen gebruikt om het volk in bedwang te hou-

den. Vaak beschouwt men het regime van Ceausescu als neo-stalinistisch. Dit is eigenlijk niet

volledig correct. Sinds 1948 heerste er in Roemenië reeds één van de meest strenge regimes

en het stalinisme is nooit weg geweest. Ook op binnenlands vlak zette Ceausescu het werk

van zijn voorganger voort. Ceausescu kan gelden als één van de wreedste dictators van de

twintigste eeuw. Het kan niet geloochend worden dat het Roemeense volk het zwaar te verdu-

ren kreeg onder het bewind van Ceausescu. Terwijl hij in buitenlandse zaken als een zich als

een ruimdenkend persoon profileerde, werden in Roemenië de vrijheden stevig terugge-

schroefd.

Er heerste angst omdat men vreesde zijn positie kwijt te raken. Mensen die een goede functie

hadden, gehoorzaamden hun meerdere als makke lammetjes, uit angst om door hen verraden

te worden. Alleen de familie Ceausescu zat vast in het zadel.

Zelfs als men erin slaagde naar het buitenland te gaan, bleef angst de Roemenen achtervolgen.

De Securitate waarschuwde hen bij het vertrek naar het buitenland. Wanneer men te veel kri-

tiek oefende op het regime van het vaderland, gebeurde het zelfs soms dat men vanuit Boeka-

rest securisten aanstelden om de opposanten te vermoorden. Weverbergh stelt het zelfs zo

scherp dat achter elke lotgenoot in het buitenland kon een verrader schuilgaan.

De winter van 1984-1985 was zeer zwaar. In de bittere kou was er maar weinig licht en

warmte. Als gevolg van de brandstoftekorten werden de energievoorzieningen vaak afgeslo-

ten. Men kreeg nauwelijks de toestemming openbare gebouwen te verwarmen. Er stierven ve-

le ouderen, maar ook baby‟s in deze vriestemperaturen. Ceausescu gaf ziekenhuizen de op-

dracht de couveuses in de kraamafdelingen uit te schakelen. Ook de patiënten die afhankelijk

waren van zware machines mochten niet meer geholpen worden. In diezelfde periode startte

78 Ibidem, p. 70

67

Ceausescu zijn campagne om het bevolkingsaantal op te voeren. Alle getrouwde vrouwen

moesten vier kinderen baren. Zoniet werden ze met hoge belastingen gestraft. Zwangere

vrouwen werden elke maand onderzocht om er zeker van te kunnen zijn dat men geen poging

tot abortus ondernam. Toch steeg het aantal illegale abortussen fors. Legale abortus bestond

namelijk niet en ook voorbehoedsmiddelen waren verboden. De gevolgen waren desastreus.

Aids kende een steile vlucht en vaak kwamen ongewenste baby‟s in weeshuizen terecht. Deze

werden aan het oog van de burgers ontrokken. De beelden na de val van Ceausescu waren

veelzeggend.

Naar het einde van de jaren tachtig raakte Ceausescu meer en meer geobsedeerd door de bui-

tenlandse schulden. Er werden strenge bezuinigingen doorgevoerd. Rantsoenering was in

1986 op nationale schaal algemeen geworden. Voordien rantsoeneerde men vaak al op pro-

vinciaal niveau. Tal van levensnoodzakelijke producten stonden op de bon. Met een minimum

aan voedsel moest de Roemeense bevolking het stellen. De Roemenen werden het meer en

meer gewend om in rijen te staan om toch maar iets kleins te kunnen bemachtigen. De kwali-

teit van de producten was bovendien betreurenswaardig. Ondertussen werden tal van kwalita-

tieve landbouwproducten, vaak ver onder de prijs, naar het buitenland uitgevoerd. Als men

wegwijs raakte in de Roemeense zwarte markt, kon men eventueel wel producten verkrijgen

die enkele voor export waren bedoeld. Illegale praktijken bloeiden, maar uiteraard enkel voor

zij, die het zich konden permitteren. Het merendeel van de bevolking moest het stellen met de

restjes. Naast de gerantsoeneerde producten kon men ook zaken verkrijgen in staatswinkels en

op de vrije markt. Maar ook daar heersten er louche activiteiten. Wanneer men levensmidde-

len – ook hier van een twijfelachtige kwaliteit – kon kopen, werd men vaak gedwongen zaken

extra mee te nemen, die reeds bedorven waren. Protest tegen deze mensonterende praktijken

bleef niet uit. Een inwoner van Brasov beschrijft in een brief hoe de modale Roemeen moet

trachten te overleven. “Kameraad president Nicolae Ceausescu, zet bij het begin van iedere

maand de volgende producten voor u op tafel: een halve liter olie, één kilogram suiker, één

kilogram maïsmeel, een halve kilogram meel, tien eieren, een halve kilogram vlees of kip.

Voeg daar twee kilogram aardappelen van een twijfelachtige kwaliteit aan toe en 33,33 gram

boter. Verdeel dit alles over dertig dagen en probeer hiermee te overleven… Probeer zo met

je familie slechts één maand te overleven en bedenk dan dat wij allemaal ons aldus jaar in

jaar uit door het leven slepen.”

Reeds in het begin van de jaren zeventig had Ceausescu het plan opgevat een groots gebouw

te laten bouwen om de hele administratie in onder te brengen. Dit zou een paleis moeten wor-

68

den waarin ook de Conducator en zijn vrouw vele persoonlijke vertrekken zouden hebben. In

1977 had een aardbeving stevig huisgehouden in Boekarest. De Uranuswijk, de oudst be-

woonde buurt van de stad, was niet getroffen. Maar net op de plaats van dat historisch stads-

gedeelte zou Ceausescu zijn paleis willen neerpoten. De hele Uranuswijk werd platgewalst.

“Hier op de rechteroever van de Dimbovita zijn de prehistorische vondsten van Boekarest

gedaan en ontwikkelde zich het vroeg-middeleeuwse knooppunt van wegen waaruit de latere

hoofdstad zou groeien. Nergens anders in de stad ware zoveel keurige oude woningen met

zorgvuldig aangelegde tuinen en eeuwenoude bomen bewaard gebleven. De belabberde ar-

moede, het verval, het vuil en de troosteloze verwaarlozing die communistische steden zo

sterk tekenen, hadden hier nog niet volledig toegeslagen. Hier zou de Heerser bouwen, niet

op het puin maar op een radicaal weggevaagd gehaat verleden, opdat het verleden van de

toekomst met de Grote Heerser zelf zou beginnen.” Niets ervan mocht op film of foto worden

vastgelegd. Een vijfde van Boekarest werd verpulverd en in de plaats kwam een vijf kilometer

lange en 150 meter brede weg en het nieuwe Volkspaleis, alles met kitscherige, protserige de-

tails afgewerkt. Het paleis zal voor altijd een litteken van Ceausescu‟s megalomanie in Boe-

karest blijven. Voor de bouw ervan betaalde de bevolking een hoge tol. Niet alleen omdat er

tal van woningen werden ingepalmd, maar ook omdat vele bouwmaterialen niet meer ter be-

schikking stond. Zo kon er geen marmer meer gekocht worden voor graftomben, omdat al het

marmer zou worden gebruikt voor het paleis

Na het bezoek aan Noord-Korea, had Ceausescu ook inspiratie opgedaan om het land her op

te bouwen. Dit plan staat bekend onder de naam „systematisering‟. Het plan ontstond in 1972,

maar werd pas later werkelijk uitgevoerd, maar nooit volledig vervuld. Het idee was om het

land te herorganiseren en kwam bijna neer op een volledige afbraak van het land.

In maart 1988 kondigde Ceausescu de „systematisering‟ definitief aan. In de volgende twaalf

jaar zouden 8000 dorpen moeten worden gesloopt. Aan het einde van de eeuw zouden de in-

woners van de helft van de Roemeense dorpen naar de steden worden verplaatst waar ze in

flatgebouwen moesten gaan wonen en voor hun werk elke dag naar de boerderijen moesten

pendelen. Ook andere steden zouden net als Boekarest worden herbouwd. Officieel klonk het

dat men vruchtbare gronden wilde recupereren. Daarnaast wou men ook de modernisering op

het platteland tot stand brengen. De werken waren dus ten voordele van de bevolking. Het

werkelijke doel van de systematisering lag elders. Men wou de landbouwers hun laatste grein-

tje economische onafhankelijkheid afnemen. Het was dus de laatste stap tot totale collectivise-

ring. Kerken, oude gebouwen en lang bestaande huizen zouden worden vervangen door bom-

bastische flatgebouwen, eerder bestemd voor gevangenen dan voor gewone burgers. De cultu-

69

rele gevolgen laten zich raden. Gemeenschappen die in de loop der tijd waren gegroeid waren,

zouden op slag van de kaart worden geveegd. De Hongaarse gemeenschap zou vernietigd

worden en ook de Duitse gemeenschap zou verder afbrokkelen. Door iedereen samen in flat-

gebouwen onder te brengen was het voor de Securitate makkelijker om de bevolking te con-

troleren. De sociale gevolgen van de afbraak van talrijke huizen waren duidelijk. Velen, die

hun huis gesloopt zagen worden, pleegden zelfmoord. Uiteraard zou ook een onschatbaar stuk

erfgoed aan architectuur en kunst verloren gaan. Uiteindelijk werd niet alleen het land gesys-

tematiseerd, maar de bevolking zelf. Ceausescu wou de Roemeense maatschappij omvormen

tot een nieuwe socialistische maatschappij, die afhankelijk en manipuleerbaar was.

De megalomanie van Ceausescu kende geen grenzen. En meer dan eens bleken zijn grootse

projecten nutteloos te zijn. Een bekend voorbeeld is de kanaalverbinding tussen de Donau en

de Zwarte Zee. Van 1949 tot 1952 was men reeds aan dit plan begonnen. Niemand nam de

aanleg van dit kanaal echt au sérieux. In 1975 nam Ceausescu de oude droom weer op. Hui-

zen, kerken, scholen, landschappen en een historisch rijke bodem moesten eraan geloven. Zo

kon Ceausescu met zijn Donaujacht de Zwarte Zee bereiken. Economische gezien had het ka-

naal weinig nut. Het vervoer vanaf de Zwarte Zeehavens naar het achterland bleek goedkoper

en sneller te zijn per trein. Maar voor Ceausescu was dat niet van het grootste belang. Het idee

dat naast de Chinese Muur ook het Ceausescukanaal zichtbaar was van op de maan klonk hem

immers veel aanlokkelijker. Al deze grandioze projecten dienden geen ander doel dan het ego

van de Conducator te strelen.

Het regime van Ceausescu heeft bijzonder lang – klaarblijkelijk zonder oppositie – standge-

houden. Enerzijds bestond er de angst van de bevolking voor de represailles van de Securitate.

Zelfs grappen over de Conducator waren uit den boze. Anderzijds werd elke vorm van oppo-

sitie in de kiem gesmoord. Er was als het ware een vaste procedure om opponenten uit te

schakelen. Vooral als de stemmen van verzet het Westen hadden bereikt, kende men geen ge-

nade. Wie kritiek op het regime uitte, kreeg op de eerste plaats allerhande misdrijven in de

schoenen geschoven. Vaak werd men beschuldigd van illegale handel. Sommige, minder be-

kende personen werden krankzinnig verklaard. De volgende stap bestaat erin de bronnen van

inkomsten van deze opposant af te sluiten. Hij wordt ontslagen of ten minste tot een lagere sa-

lariscategorie verwezen. Ook druk op de familieleden moet hem zijn uitspraken doen terug-

trekken. De derde stap is het huisarrest en compleet isolement van de omgeving. De telefoon

wordt afgesloten, de post wordt niet langer bezorgd en het huis zal door de Securitate worden

bewaakt. Mensen die niet bekend zijn, worden vaak gewoon direct gearresteerd, zonder dat

70

familie of vrienden verder iets van de opposant te weten krijgen. in de gevangenis zelf werd

men zwaar onder druk gezet door de Securitate. Agenten werden namelijk betaald in verhou-

ding met het aantal bekentenissen en getuigenissen. Zij schuwden de harde middelen niet en

gingen vaker tot folteringen over.

De harde kern van de oppositie vond men in de literaire kringen. Schrijvers genoten een hoog

aanzien bij de bevolking. In literaire teksten kon men heel subtiel kritiek verwerken. De reële

boodschap werd door de lezers wel begrepen. De censuur merkte deze kritiek missschien wel

op, maar men liet de auteurs gedijen. Uiteindelijk betekende deze subtiele kritiek geen echt

gevaar voor de machthebbers. Men zag het als een onschuldige uitweg om negatieve gevoe-

lens te kanaliseren. Te hevige kritiek werd zeker onderschept. Iedere schrijver moest echter

wel lid zijn van de Schrijversbond. Deze bond stond uiteraard onder toezicht van het regime.

De voorzitter van de bond was tevens lid van het Centrale Comité en hield de schrijvers in het

oog. Ceausescu zelf omringde zich met schrijvers die lofredes en heldendichten over de Con-

ducator schreven. Ook andere kunstenaars werden aan hem gebonden. Schilders maakten por-

tretten, beeldhouwers maakten zijn beeltenis … Vanaf 1988 werd het protest echter steeds

minder subtiel. Er waren verschillende manieren om de aandacht te vestigen op de wantoe-

standen van het land. Sommige schrijvers gaven interviews aan de westerse pers, waarin zij

heel scherp de situatie van het land aan de kaak stelden. Daarnaast begonnen meer en meer

auteurs hun grieven op te sommen in open brieven aan Ceausescu, die in kranten en weekbla-

den verschenen. Als laatste kwamen de schrijvers in de aandacht, wanneer men vergeldings-

acties tegen hen begon. Deze acties gingen van puur geweld over verdwijningen tot interne-

ring in psychiatrische instellingen, huisarrest en publicatieverbod terwijl al hun reeds gepubli-

ceerde werken uit bibliotheken en boekhandels verdwenen. Één van de belangrijkste Roe-

meense schrijvers uit die tijd was Paul Goma. Hij nam in 1977 de leiding van de beweging

voor mensenrechten. Hij schreef open brieven waarin hij het had over de armoede, de econo-

mische chaos, de demagogie, de onzekerheid en de terreur in het land. “Knuppel, Muilkorf en

Corruptie, dat zijn de drie hefbomen waarmee men onze medeburgers honderden jaren in de

geschiedenis heeft teruggeduwd.” Door zijn verzet belandde hij in de gevangenis. Onder druk

van een internationale perscampagne werd hij in vrijheid gesteld maar uit het land verbannen.

Het bekendste voorbeeld van een open brief is de Brief van Zes. In deze brief klaagden zes

vooraanstaande ex-politici de politiek van Ceausescu aan. Zij somden tal van tegenstrijdighe-

den met de grondwet en andere internationale overeenkomsten op. Het besluit van de Zes is

dat de grondwet virtueel opgeheven is en dat er dus geen rechtszekerheid meer is. “U zal

moeten erkennen, Mijnheer de President, dat een maatschappij niet kan functioneren als de

71

autoriteiten, en zeker de hoogste, hun misprijzen voor de wet etaleren.” Verder maken de Zes

hun afkeer jegens de planeconomie en de agrarische politiek duidelijk. Ook de assimilatiepoli-

tiek tegen joden, Duitsers en Hongaren werd in de brief onder vuur genomen. Als laatste stel-

de men de internationale positie van het land in vraag. Het document haalde de westerse kran-

ten en vond internationaal weerklank.

Radio Free Europe79

stond er om bekend felle kritiek te geven op het regime van Ceausescu.

Emil Georgescu was vanaf 1974 werkzaam als programmaleider bij de radiozender, nadat hij

naar West-Duitsland was overgelopen. Omdat hij openlijk kritiek leverde op de situatie in

Roemenië, op de persoonscultus van Ceausescu en op de misbruiken van de veiligheidsdien-

sten, had de Roemeense leider bevel gegeven hem te doden. Men zou een auto-ongeluk in

scène zetten. Deze actie mislukte echter, waardoor de programmaleider weer aan de slag kon.

Later werd er nog gepland een bom te gooien op de Roemeense afdeling van de radiozender.

Net zoals de dissidente stemmen werden ook de minderheden in het land aan de kant gescho-

ven. De Roemeense Communistische Partij bestond voor een belangrijk deel uit Hongaren.

Bovendien werd de eerste communistische regering na de Tweede Wereldoorlog geleid door

de pro-Hongaarse communist Petru Groza. Hij erkende de rechten van minderheden in een li-

beraal minderhedenstatuut. Toen echter het stalinisme in Roemenië werd geïntroduceerd, ver-

slechterde de situatie. Hongaren werden uit de partij gezet, omdat men hen zag als gevaarlijke

nationalisten. Tijdens de regering van Gheorgiu-Dej kreeg de Hongaarse minderheid een au-

tonome provincie toegewezen. Zo werden zij geïsoleerd. Dit zou de Hongaren in de pas moe-

ten doen lopen.

Aangezien Ceausescu een hevig nationalist was, werden de etnische Hongaren in Roemenië

consequent gediscrimineerd. Aanvankelijk was de nieuwe leider redelijk tolerant, vooral op

cultureel vlak. Zo kregen de Hongaren de kans om een nieuw magazine en een uitgeverij op te

richten. Daarnaast werd de Raad van Hongaarse Arbeiders opgericht. Naarmate Ceausescu

steeds machtiger werd, werden de rechten van de Hongaren ingekrompen. Ook joden en Duit-

sers kregen het hard te verduren, maar Israël en West-Duitsland waren bereid hun burgers vrij

te kopen. Hongarije had noch het geld noch de politieke wil om dit te doen.

Tien procent van de totale bevolking behoort tot minderheden. Er heerste een voor elke min-

derheid een assimilatiepolitiek. In de jaren zestig besloot men over te gaan tot een denationa-

lisatie van deze nationale minderheden. De minderheden moesten worden opgeslorpt door de

79 Ik verklaarde hierboven reeds het ontstaan van dit radiostation. In verband met Radio Free Europe moeten

in het achterhoofd houden dat de Amerikaans geheime dienst CIA hierachter de drijvende kracht was!

72

Roemeense taal en cultuur. Tot deze minderheden behoorden niet alleen joden, Hongaren en

Duitsers, maar ook Serviërs, Oekraïners, Bulgaren, Kroaten, Macedoniërs, Turken en zigeu-

ners.

Aan het eind van de jaren zestig en in het begin van de jaren zeventig verhoogde de druk op

de Hongaarse gemeenschap. Het was verboden in het openbaar te preken. Nieuwe kerken

konden alleen gebouwd worden met een officiële toestemming, die overigens zelden gegeven

werd. Individuele christenen werden lastig gevallen en alle christelijke literatuur stond onder

streng toezicht van de staat.

De Hongaarse bevolking in Transsylvanië kreeg het zwaar te verduren onder de gevoerde

aanpassingspolitiek. Het was een aanval op de cultuur en de taal van de Hongaren. Oude

Hongaarse namen van steden werden vervangen door hun Roemeense tegenhanger. Ook hun

dagelijks leven werd aangetast. Zo werd er zo veel mogelijk naar gestreefd Hongaren en

Roemenen door elkaar te laten wonen. Hongaarse gemeenschappen werden uit elkaar gerukt,

maar ook Roemenen werden verplicht te verhuizen. Op sommige plaatsen woonden voorheen

zeventig procent Hongaren. Nu was dat aantal fel geslonken.

De Hongaren lieten dit alles niet zomaar gebeuren. Enkele prominente Hongaren begonnen

petities op te zetten en richtten hun grieven tot de regering. Anderen begonnen ondergronds

protest te voeren. Steeds opnieuw slaagde de regering van Ceausescu erin acties van belang-

rijke Hongaarse oppositieleiders te verijdelen, hen te arresteren en het land uit te zetten. Karo-

ly Kiraly was zo een belangrijk figuur. Aan het begin van Ceausescu‟s bewind trachtte hij

goede banden te smeden met de Hongaren en ging hij op zoek naar Hongaren die loyaal te-

genover hem stonden, waaronder Karoly Kiraly. Kiraly werd zelfs lid van het Centraal Comi-

té. In 1972 sprak hij zich echter uit tegen de manier waarop Hongaarse minderheden werden

behandeld. Hij werd onder huisarrest geplaatst en moest noodgedwongen zijn loopbaan als

leidinggevende in een fabriek beëindigen. Zijn Hongaarse „kameraad‟ werd uit de weg ge-

ruimd. In 1984 slaagde iemand van de Liga voor Mensenrechten erin Kiraly te ontmoeten.

Karol Kiraly verklaarde: “Het is onmogelijke de terreur te beschrijven die hier heerst. Zij

strekt zich uit tot alle aspecten van het dagelijkse leven. Het wantrouwen is zo groot, dat de

mensen nauwelijks met elkaar durven spreken.”

Uiteindelijk zal het zelfs een etnische Hongaar zijn, die het vuur aan de lont van de finale op-

stand zal houden.

73

4.2.5 Het geval ‘Laszlo Tökes’

Aan de basis van dit stuk ligt de autobiografie van dominee Tökes.80

De Hongaarse dominee Laszlo Tökes hield het vuur aan de lont van wat uiteindelijk de val

van Ceausescu zal betekenen. Hij stond reeds langer bekend als dissident en als potentieel ge-

vaar voor het Roemeense communisme. Hij verzette zich namelijk heftig tegen de discrimina-

tie van de Hongaarse minderheid in het land, waarvan hij deel uit maakte. Bovendien was hij

als geestelijke niet erg geliefd bij de atheïstische communistische top. Zijn jarenlang strijd kan

symbool staan voor de vele dissidenten in het land, zij het dat hij niet definitief uitgeschakeld

werd.

Tökes werd geboren in een eerder arm gezin. Zijn vader was predikant in de Hongaars Her-

vormde Kerk. Vanaf zijn geboorte behoorde hij dus reeds tot een minderheid. Hij ontpopte

zich in zijn studentenjaren als een tegenstander van het regime. Laszlo Tökes ging aan het

Theologisch Instituut van Cluj studeren. Ook daar had het regime een stevige greep. Elke be-

slissing moest op twee niveaus worden genomen, op kerkelijk niveau en op staatsniveau,

maar uiteraard had de staat de grootste hand. Samen met een aantal medestudenten gebruikte

hij het systeem in het Theologisch Instituut om een positie te verwerven in de studentenorga-

nisatie. Op die manier was hij in staat om veranderingen door te drukken. Deze trokken de

aandacht van de Securitate. Tökes zelf werd nooit ondervraagd, in tegenstelling tot zijn colle-

ga-studenten.

Zijn houding om zoveel mogelijk voor de Hongaars Hervormde Kerk te zorgen veranderde

niet. Tijdens zijn twee jaar op zijn opleidingspost en later als echte predikant deed hij er alles

aan om vernieuwing op gang te brengen. Na zijn studies ging hij naar Brasov om daar zijn

werk verder te zetten. Na zijn twee jaar in Brasov trok hij in 1977 naar Dej, waar hij reeds

vroeger had gepreekt en waar hij prettige contacten onderhield. Hij kon er beginnen als hulp-

predikant. Hij organiseerde er een bijbelgroep voor jongeren en breidde ook andere activitei-

ten voor de jongeren uit. Met zijn acties streek hij bisschop Laszlo Papp tegen de haren. Zijn

bijeenkomsten met de jongeren waren niet illegaal maar in realiteit waren ze verboden. De

jeugd vormde namelijk de hoop en de vernieuwing voor de kerk. Een tweede reden voor de

toorn van de bisschop was de wil van Tökes en zijn vrienden om de toestand in de kerk zoveel

mogelijk te veranderen. In die jaren in Dej voerde Tökes vooral actie door zijn schrijven, on-

der andere voor de ondergrondse pers, al was dit haast onmogelijk. Typemachines werden in

80 PORTER David en TÖKES Laszio, De vonk in de Roemeense revolutie: een autobiografie, Leiden,

Groen, 1991, 178 p.

74

Roemenië namelijk streng gecontroleerd. Elke machine moest geregistreerd worden. Boven-

dien kwam er een functionaris langs om te zeggen waar het toestel moest staan. De wurggreep

van Ceausescu op de informatieverspreiding was dus immens groot. Op een bepaald moment

besliste men een tweede predikant aan te stellen in de gemeente Dej. Tökes werd voor deze

functie benoemd. Van dan af begon de staat gerechtelijke stappen tegen hem te ondernemen.

Men deed er alles aan om hem tegen te werken en men zorgde er via omwegen voor dat hij

slechts hulppredikant mocht blijven. Terwijl een vaste predikant enkel verantwoording ver-

schuldigd is aan de plaatselijke gemeente, stond een hulppredikant onder de directe verant-

woordelijkheid van zijn bisschop. Zo had de bisschop ook de bevoegdheid hulppredikanten te

verplaatsen. Het was dan ook niet te verwonderen dat men kort daarop Tökes naar een klein

dorpje stuurde. Hij weigerde echter en ging in beroep tegen de beslissing. Tevergeefs echter

en hij werd in 1985 ontslagen.

Na zijn ontslag was Laszlo Tökes meer dan ooit te vechten tegen het regime. Hij begon brie-

ven te schrijven, naar de communistische partij, naar de kerk, zelfs naar Ceausescu. Maar

slechts weinigen gaven antwoord. Bovendien trok hij elke dag naar het bisschopspaleis in

Cluj. Daar zat hij van acht uur ‟s ochtends tot vier uur ‟s middags. “Toen mensen me vroegen

wat ik daar deed, antwoordde ik: „Ik ben dominee van de Hongaarse hervormde Kerk, maar

ik heb geen gemeente om te bedienen. Is dat niet vreemd? En we dachten nog wel dat onze

kerk grote behoefte aan predikanten had ...‟” Allerlei acties waren goed om zijn strijdpunten

in de aandacht te krijgen.

Onder druk van de campagnes van Tökes en zijn vrienden kwam men in 1986 uiteindelijk op

zijn geval terug. Men moest hem op een of andere manier uit de weg weten te ruimen, maar

men wou wel nog goede banden met het Westen onderhouden. Hij werd in zijn ambt hersteld

en werd uitgenodigd hulppredikant in Timisoara te worden. Deze stad was ver verwijderd van

Cluj en dus van de vrienden van Tökes. Opnieuw stond hij onder rechtstreeks gezag van de

bisschop. Men hoopte hem op die manier in een afgelegen gebied te begraven.

In Timisoara moest Tökes Leo Peuker assisteren. Deze was een rivaal van Laszlo Papp ge-

weest in de strijd om het bisschopsambt. Op die manier zadelde Papp hem met een bekende

dissident op, die hij onder de knoet zou moeten houden. Elke actie van Tökes zou namelijk

blijven kleven aan Peuker. Aan de andere kant was Peuker – net als Papp – een spion van de

Securitate en kon de controle op Laszlo Tökes worden opgeschroefd.

In Timisoara waren er geen speciale diensten buiten de dienst op zondag en begrafenisplech-

tigheden. Ook andere activiteiten werden er niet georganiseerd door de Hervormde Kerk. De

mensen die er waren aangesteld waren eigenlijk ambassadeurs van het communistische regi-

75

me. De plaats die het gezin Tökes kreeg toegewezen, was erbarmelijk. Het was slechts een

klein kamertje zonder haard, zonder badkamer of toilet. Peuker was ervan overtuigd dat ze er

niet langer dan een paar maanden zouden blijven. Toen hij na een paar maanden echter nog

steeds kon blijven, had hij reeds een deel van de gemeente leren kennen. De mensen toonden

hun bezorgdheid, hielpen het gezin en waren ook niet te spreken over de huisvesting van de

dominee. Toen bleek ook dat Peuker reeds voor zijn aankomst de gemeente had gewaar-

schuwd voor hem. Zijn goede naam was reeds vanaf het begin aangetast. Bovendien werd zijn

doen en laten constant door de Securitate gevolgd.

Ondertussen bleef Peuker al het werk doen, terwijl Tökes niets te doen had. Tot hij een hart-

aanval kreeg en enkele dagen later overleed. Zo benoemde bisschop Papp hem tot waarne-

mend predikant, wat later kon resulteren in een vaste benoeming. Op die manier poogde men

Tökes te overhalen zich aan de regels en de bevelen van de bisschop te houden. Maar Tökes

deed zijn werk als net tevoren. Hij onderzocht waarom de kerk zo weinig succes kende en be-

gon een herstel van de kerk op touw te zetten. Naarmate Tökes de gemeente en vooral ook de

jongeren betrok, bloeide de kerk open. Het ledenaantal liep op en dat was tegen de zin van de

bisschop. Bovendien zorgde de predikant ervoor dat de verhoudingen tussen de verschillende

kerken en de verschillende etnische groepen erg goed waren.

Toen Ceausescu in 1988 zijn „systematisering‟ aankondigde, wakkerde dit een heftig protest

aan, zowel in binnen- en buitenland. Ook Laszlo Tökes ging in de aanval. Samen met zijn

vriend Janos Molnar deed hij pogingen de kerkelijke autoriteiten te dwingen zich tegen dit

plan uit te spreken. Toch wisten ze dat ze niet veel steun van de bisschoppen konden verwach-

ten. Ze besloten zo heftig mogelijk te protesteren en zoveel mogelijk mensen te mobiliseren.

De risico‟s waren groot, de Securitate zou hen snel vinden, maar dat kon hun protest niet in de

weg staan. De twee stelden een manifest op dat ze door andere predikanten wilden laten on-

dertekenen. De respons was groot en uiteindelijk kon men de tekst vanwege het hele dekenaat

naar de bisschop sturen. De reactie van Laszlo Papp en de Securitate liet niet lang op zich

wachten. Alle leden van het hele dekenaat werden ondervraagd. Zo kwam naar boven dat Ja-

nos Molnar, Tökes en een derde lid de aanvoerders waren. Janos Molnar kreeg toestemming

om te emigreren. De andere aanvoerder trok zich terug en wenste zich wel te conformeren

met het regime. Er bleef dus enkel het geval-Tökes over. Toen bovendien uitlekte dat hij een

interview voor de Canadese televisie had gegeven werd hij prompt ontslagen. Hij moest tegen

eind 1989 Timisoara verlaten en hij zou naar een klein afgelegen dorpje Mineu worden ge-

stuurd. Maar tegen deze beslissing zou hij zich stevig verzetten. Vanaf 8 april ging hij in vrij-

willig huisarrest. Hij zou enkel nog zijn flat verlaten om zijn plichten als predikant te vervul-

76

len. De bisschop startte daarop een tuchtrechterlijk onderzoek tegen Tökes en zo begon een

juridische strijd. Alle activiteiten van de Hongaarse Hervormde Kerk in Timisoara werden

doorkruist. Na een open brief aan de bisschop werd hij definitief geschorst. Een groep vrien-

den van de predikant richtte in het geheim een actiegroep op om de situatie aan te klagen en

om het nieuws te verspreiden. Op 26 juli werd het interview dat hij die winter aan de Canade-

se journalisten had gegeven uitgezonden op de Hongaarse televisie. Het Hongaarse actualitei-

tenprogramma „Panorama‟ kon men in Transsylvanië ontvangen. Op die manier bereikte de

aanklacht van Tökes miljoenen mensen. “Het is onze plicht ons te laten horen als iedereen,

met inbegrip van de hoogste rangen in de kerk, blijft zwijgen. Er zijn vragen die mijn collega

predikanten en de leden van mijn gemeente kwellen en ze zijn te bang om iets te zeggen. Ik

voel nu een onbedwingbare neiging om openlijk al die dingen te zeggen die ik al zo vaak heb

ingeslikt. Waarom moeten we altijd mee blijven bouwen aan die muur van zwijgzaamheid?

Die muur is nog steviger en nog moeilijker te doorbreken dan de Berlijnse Muur. Ik vind dat

iemand deze muur nu maar eens moet gaan afbreken.”81

Aanvankelijk bleef het na de uitzending stil aan de kant van de gezagsdragers en de Securita-

te. Maar na enkele weken viel het op dat zijn telefoon werd afgeluisterd en dat er bewakers

van de Securitate rond het kerkgebouw waren geplaatst. Op 15 augustus schreef Tökes een

brief aan de bisschop waarin hij al zijn woede uitte. Zijn antwoord op 25 augustus luidde dat

hij niet langer dominee van de Hervormde Kerk was. Maar Tökes ging door. Met geweld riep

de bisschop de kerkraad bijeen om samen een uitzettingsbevel uit te vaardigen. Op 20 oktober

zou de dominee zijn huis moeten verlaten hebben. De dominee tekende beroep aan tegen deze

beslissing. Ondertussen stonden de Securitate en geüniformeerde agenten permanent aan de

deur, mocht men geen kerkraadvergaderingen meer houden en geen voedsel meer kopen. Het

gezin zat vast in het huis, maar de steun van de gemeente was groot. Men smokkelde eten en

brandhout. Op 28 november meldde men dat zijn beroep was afgewezen en dat zijn uitzetting

op 15 december zou plaatsvinden. Het gezin en de gemeente lieten de moed niet zakken en

trachtte het alledaagse leven zo normaal mogelijk voort te zetten.

Op 16 december, de dag nadat men het gezin uit het huis zou zetten ontplofte de bom. Op

aanvraag van Tökes kwamen er enkele dokters om zijn zwangere vrouw te onderzoeken. Ook

hun vaste huisarts was erbij. Er ontstond een discussie tussen de twee kampen. De dokters

vonden dat zijn vrouw Edit naar het hospitaal moest, terwijl hun vaste dokteres er anders over

dacht. Zij vermoedde namelijk dat men het gezin trachtte uiteen te halen, zodat Tökes alleen

81 ibidem, p. 105

77

in de flat zou achterblijven. Tezelfdertijd werden er een aantal reparaties aan het huis gedaan.

Men bracht gratis kachelhout en de vensters werden hersteld. Op die manier poogde men het

imago van de overheid op te poetsen. De burgemeester beval Tökes de menigte naar huis te

sturen. Alles was nu immers toch in orde en men zou spoedig tot een akkoord komen. Maar

de menigte buiten reageerde met afkeer en bleef. Omdat de mensen niet gerustgesteld konden

worden, escaleerde de toestand. De massa bleef aangroeien en men begon slogans tegen

Ceausescu en het regime te scanderen. Er ontstond een heuse demonstratie die men met ge-

weld trachtte neer te slaan. ‟s Nachts werd het uiteindelijk terug rustig. Maar zoals men reeds

verwachtte werd er die nacht een aanval op het huis gepleegd. Met veel geweld werd Laszlo

Tökes gedwongen een papier te tekenen waarbij hij akkoord ging met de uitzetting. Hij en

zijn vrouw werden in aparte auto‟s naar Mineu weggevoerd. Daar kon de dominee zijn nieu-

we ambt opnemen. Men mocht echter de pastorij niet verlaten, behalve voor kerkdiensten en

het eten werd gebracht door mensen van het dorp. Er was ook een vrachtwagen meegereden

met de spullen van het gezin. Vreemd genoeg zat daar ook een radio bij. Zo wisten ze dat de

dagen na hun aankomst in Mineu de gevechten nog steeds doorgingen, dat het protest zich

verspreidde en dat het nieuws in fragmenten ook het Westen had bereikt.

Op een ochtend kwam de Securitate Tökes en zijn vrouw halen om hen te ondervragen. Ze

werden geïntimideerd en hun ondervragers waren de ene keer vriendelijk en de andere keer

keihard. Ze wisten niet wat ze van de agenten kon verwachten. Nadat Ceausescu was terugge-

keerd van Iran, gaf hij een speech op de radio, waarin hij sprak over de gebeurtenissen in Ti-

misoara tijdens zijn afwezigheid. De Securitate liet Tökes het programma volgen om hem zo

te bedreigen. Wie immers op die manier in een redevoering van de Conducator aan bod

kwam, kon er bijna zeker van zijn dat hij zou worden geliquideerd. Na het radioprogramma

zetten de agenten de dominee onder druk om toe te geven dat hij een spion was. Vreemd ge-

noeg mocht hij zonder bekentenis terug naar zijn vrouw. De volgende dag verscheen Ceau-

sescu op televisie om de menigte aan te spreken, die was samengekomen voor een geplande

demonstratie ten gunste van de regering. De mensen waren geïnstrueerd te applaudisseren en

steunbetuigingen voor de regering te scanderen. In plaats daarvan begonnen enkelingen van

de menigte plots de president uit te joelen en op den duur begonnen meer en meer stemmen

„Timisoara‟ en „moordenaar‟ te schreeuwen. Wanneer men later hoorde dat Ceausescu was

gevlucht betekende dit ook de vrijheid voor Tökes en zijn vrouw.

78

4.2.6 ‘Roemeense Revolutie’

Aanvullend op de reeds genoemde werken is dit gedeelte gebaseerd op meer bijzondere wer-

ken over de val van Ceausescu.82

Een eerste vlaag van verzet was er in november 1987 in Brasov. Fabrieksarbeiders waren op

15 november spontaan beginnen staken, omdat men reeds een week wachtten op de betaling

van hun salaris. De opstand ging van fabriek tot fabriek over. Sommigen hadden sinds ander-

half jaar geen volledige uitkering van hun salaris meer gehad. Het gebeurde vaker dat men

slechts een deel van het loon uitbetaalde. Aanvankelijk richtte men het protest naar hun over-

sten, maar het zou uitgroeien tot een algemeen protest tegen het regime en tegen Ceausescu.

Uiteindelijk zou de hele stad worden aangestoken. De arbeiders waren het gebouw van het

Centrale Comité binnengedrongen en men was portretten van Ceausescu, archieven, meubels

en tapijten naar buiten beginnen gooien. De arbeiders waren urenlang meester geweest over

de stad, tot de stoottroepen van de Securitate opdaagden. De repressie was keihard. De vol-

gende dagen kreeg Brasov het uitzicht van een bezette stad. Naderhand konden de securisten

aan de hand van videobeelden de opstandelingen identificeren. Men begon de geïdentificeerde

oproerlingen onverbiddelijk te verhoren. Terreur, arrestaties, verhoren, aframmelingen, ver-

dwijningen, „zelfmoorden‟, huisarrest. Dat was het palet van repressie in Brasov. Het protest

dat ontstaan was bleek te zwak en het regime nog te sterk.

Net als in de naburige landen zo de ontevredenheid van de bevolking over het communisti-

sche regime in 1989 een hoogtepunt bereiken. De redenen voor het ongenoegen vind je hier-

boven. Laten we ze eerst kort samenvatten. In tegenstelling tot andere Oost-Europese landen

was het stalinisme blijven bestaan onder Ceausescu en had men geen destalinisatie gekend.

De tekorten aan voedsel en energie waren algemeen en de bevolking werd steeds armer. Bo-

vendien had de Securitate het land tot een politiestaat gemaakt. Ceausescu had altijd een harde

politiek gevoerd en stelde zich – ook in tegenstelling tot andere Oost-Europese landen – onaf-

hankelijk op tegenover de Sovjet-Unie. Ook dat Ceausescu zijn politiek, zijn megalomanie en

82 CASTEX Michel, Un mensonge gros comme le siècle: Roumanie: histoire d'une manipulation, Paris, Al-

bin Michel,1990, 190 p.

COMBES Michel, CORNEA Doïna, Liberté?: entretiens avec Michel Combes suivis de lettres ouvertes

adressées à Nicolae Ceausescu, Ion Iliescu, Petre Roman, Paris, Criterion, 1990, 272 p.

FRITEL Jérôme, Libertate Roumanie 1990, Paris, Denoël, 1990, 135 p.

GOMA Paul, Met het woord tegen de muur: Roemeens dissident getuigt, Antwerpen, Elsevier Manteau,

1980, 260 p.

Libertate!: de Roemeense revolutie, Amsterdam, Buijten en Schipperheijn, 1990, 111 p.

WEVERBERGH Julien, Terug naar Roemenië: relaas van een manipulatie, Baarn, De Prom,

ZOON Cees, Het laatste bal van de vampier, Amsterdam, Nijgh en Van Ditmar, 1990, 207 p.

79

zijn persoonlijkheidscultus spiegelde aan die van Kim Il Sung had zowel in binnen- als bui-

tenland wrevel opgewekt.

We keren terug in de tijd naar Laszlo Tökes. Hij vormde de aanleiding van de opstand in

1989. Op 16 december 1989 ontstond groot protest in Timisoara. De dissidente Hongaarse

priester Laszlo Tökes weigerde zijn overplaatsing weg uit de stad te aanvaarden. Laten we de

chronologie van de gebeurtenissen opnieuw bekijken, maar nu niet langer vanuit het stand-

punt van de Hongaarse dominee.

Sinds 20 augustus was hij niet langer predikant in Timisoara. Er zou een andere dominee hem

komen vervangen en hijzelf zou worden overgeplaatst naar een afgelegen bergdorp. Op

15 december zou hij met geweld uit zijn huis worden gezet. De redenen dat men Tökes uit de

stad wilde verwijderen waren tweeërlei. De top van de gereformeerde kerk wou hem niet

meer in de stad omdat hij in de internationale media teveel kritiek had geleverd op het regime

van Ceausescu en zijn regering. Bovendien kwam hij op voor de Hongaarse minderheid wat

hem nog meer tegenwind opleverde. De zondag ervoor sprak hij zijn gemeente toe. “Geliefde

broeders en zusters in Christus, mij is gesommeerd mijn huis te verlaten. Ik zal hieraan geen

gevolg geven en dus zal ik vrijdag aanstaande met geweld van u worden weggevoerd.” Ver-

der legde hij uit dat dit een onwettig besluit was. “Ze willen dit in het geheim doen, omdat ze

het recht niet hebben zo te handelen. Kom alstublieft aanstaande vrijdag om getuige te zijn

van wat er zal gebeuren. Kom op een vreedzame manier, maar wees getuige.”83

Het huis van de dominee werd al langer bewaakt door agenten van de Securitate. Maar dat

hield de mensen niet tegen om naar Laszlo Tökes te gaan om hun steun te betuigen. De me-

nigte groeide verder aan. De agenten van de Securitate probeerden alles onder controle te

houden, maar tevergeefs. Tegen de woede van de menigte konden zij niet langer op. Maar de

spanning bleef. “U kunt de bizarre spanning van deze situatie pas op haar waarde schatten,

als u bedenkt dat men toen vooraf aan de Securitate toestemming moest vragen wanneer men

in Roemenië een verjaardagsfeestje voor tien personen wilde houden.” 84

Het protest dat op dat ogenblik aanvankelijk enkel van de Hongaarse Hervormde Kerk uit-

gaat, zal omslaan in een algemeen protest tegen de regering, waar ook zeer vele Roemenen

aan deelnamen. In Timisoara was het verzet tegen het regime echter niet enkel gegroeid van-

uit de Hongaarse gemeenschap of vanuit de Hervormde Kerk. Ook de arbeiders hadden de

83 TÖKES Laszlo, op.cit., p. 86

84 ibidem, p. 19

80

wantoestanden reeds aangeklaagd. Op 21 november 1989 had er in de grootste fabriek van de

stad een vergadering plaatsgevonden waarin men had besloten een geweldloze betoging te

houden tegen de herverkiezing van Ceausescu. Er zouden contacten worden gelegd met ande-

re fabrieken om mee te demonstreren. De opkomst op 23 november was echter zeer mager.

Een aantal weken later zou het protest wel rijp zijn. Ook individueel verzet kende men in Ti-

misoara. Sorin Oprea besliste begin december om in hongerstaking te gaan. Hij wou daarmee

het gebrek aan hygiëne en veiligheid aanklagen in de fabriek waar hij werkte. Ongewild zal

hij ook één van de leiders van de opstand worden.

De parochianen en de andere opstandelingen hadden op 16 december rondom het huis van

Tökes plaatsgenomen om hem te beschermen. Tegen de avond was de massa nog verder ge-

groeid. Vele mensen die zich hadden aangesloten, kenden de oorspronkelijke reden van het

protest niet. Op dat moment is de fase „Tökes‟ eigenlijk afgesloten. Nu zouden de arbeiders

het protest dragen. Deze massa begon niet alleen slogans te roepen tegen de dictator, maar

ook tegen het communisme in het algemeen. Aan het huis van de dominee hief men ook het

verboden nationale lied aan. Honderden mensen zongen: „Roemenen! Ontwaakt!‟ Daaropvol-

gend werden politie en Securitate opgeroepen om de massa uiteen te drijven. De toestand

werd chaotischer, de Securitate werkte met traangas en waterkanonnen en de politie begon ar-

restaties uit te voeren. De menigte werd uiteindelijk verjaagt, maar later op de dag kwam men

terug samen en startte men een protestmars. De hele stad was op de been, ook vele vrouwen

en kinderen. Opnieuw trad de Securitate en de politie hardhandig op. De schermutselingen

zouden de hele nacht verder blijven duren. Tot schietpartijen zal het die dag echter nog niet

komen.

De volgende dag, 17 december, „de Zwarte Zondag van Timisoara‟, werd een keerpunt in de

opstand. De revolte brak verder door tot bredere lagen van de bevolking. Men drong zelfs

door tot het gebouw van de Communistische Partij en smeet men documenten, propaganda-

brochures en andere symbolen van de communistische macht uit het raam. Die dag vonden er

twee belangrijke vergaderingen plaats, enerzijds een zitting van het Politiek Uitvoerend Co-

mité en anderzijds een telefoonconferentie met Ceausescu. Beide vergaderingen vonden plaats

in de vroege avond, rond vijf à zes uur. Tijdens deze bijeenkomsten had men besloten het le-

ger te bevel op de menigte te schieten. In werkelijkheid loste het leger al om vier uur à half

vijf de eerste schoten. Dit gebeurde dus vóór de zitting van het Politiek Uitvoerend Comité en

vóór de telefoonconferentie van Ceausescu. In totaal zouden er die dag 71 doden vallen. In

maart 1990, op het proces van de verantwoordelijken voor de gebeurtenissen in Timisoara,

stelde men echter dat het schieten pas om zeven uur begon. Op die manier werd de verant-

81

woordelijkheid bij Ceausescu gelegd, terwijl het leger zelf spontaan was beginnen schieten op

de menigte. Dit wordt bovendien ook bevestigd door de hospitaalregisters, waaruit blijkt dat

de eerste door geweervuur gewonde burgers om half vijf werden verzorgd.

Op de ochtend van 18 december werd de stad bewaakt door soldaten en Securitate-agenten in

burger. Men had niet de toestemming om met meer dan twee personen in de stad rond te lo-

pen. Ondanks dit verbod vatten een dertigtal jonge Roemenen post aan de orthodoxe kathe-

draal. Opnieuw werd het nationale volkslied gezongen, dat was gebannen met de komst van

het communisme. Ook zwaaiden jonge Roemenen met de Roemeense vlag, waarvan ze de

communistische symboliek hadden verwijderd.

In de daaropvolgende dagen werd het protest steeds groter en breidde het zich uit over het he-

le land. In vele fabrieken werd gestaakt en overal vonden demonstraties plaats. Ondertussen

waren Nicolae en Elena Ceausescu op staatsbezoek in Iran. Op 18 en 19 december gingen fa-

milieleden van neergeschoten en gearresteerde slachtoffers op zoek naar hun doden en ver-

misten. Zonder dat er details bekend waren, ontstonden er in de stad geruchten dat de Securi-

tate ‟s nachts lijken met vrachtwagens had weggevoerd. De mensen kwamen weerom massaal

op straat. Het gerucht werd aangedikt en ook het aantal doden zwol evenredig aan. Duize-

lingwekkende cijfers van duizenden doden deden de ronde en werden geloofd door de bevol-

king van Timisoara. De westerse media pikten in deze ongelooflijke geruchten. De meest

wrede verhalen werden in de westerse kranten opgetekend. Niemand stelde zich vragen bij

deze berichtgeving. Deze vertekening van het nieuws kon tot stand komen omdat er geen wes-

terse journalisten in Roemenië zelf aanwezig waren. Anderzijds heeft de bevolking zelf ook

de hand gehad in de afgrijselijke verhalen die er in die tijd de ronde deden. Op zulke gespan-

nen momenten is het namelijk niet abnormaal dat men zelf aangedikte verhalen vertelt, maar

ook diezelfde verhalen gelooft. De ene vertelt een gerucht, de andere vertelt dit door en weer

iemand anders verspreidt het wilde verhaal. Zo groeit de gruwel exponentieel.

Op 20 december keerde Ceausescu terug naar Boekarest en gaf hij een speech op televisie,

waarin hij de opstandelingen van Timisoara vijanden van de socialistisch revolutie noemde.

Hij geeft buitenlandse en vooral westerse vijanden de schuld van de chaos in het land.

In de ochtend van 21 december sprak Ceausescu van op zijn balkon een massa van honderd-

duizend mensen toe. Daarin veroordeelde hij de opstand in Timisoara. Hij had het over de

prestaties van het socialisme en over de ontwikkeling van Roemenië. Enkel de voorste rijen

echter waren enthousiast. Ceausescu wou zijn goede wil laten blijken door loze beloften te

doen, zoals het verhogen van de salarissen. Maar plots begon de massa te schreeuwen en be-

gon men leuzen tegen Ceausescu te roepen. De hele toespraak werd gefilmd en vertoond op

82

televisie, maar heel plots viel het beeld uit. Het was duidelijk dat er iets ernstig aan de gang

was. De Roemenen waren in opstand gekomen. Terwijl de menigte door de straten liep, werd

er op hen geschoten vanuit verschillende gebouwen. Ook tanks en waterkanonnen deden

dienst om de massa uiteen te drijven. De confrontatie met was heftig. Het leger echter koos na

enige aarzeling de kant van de opstandelingen.

Op 22 december komen grote aantallen Roemenen ondanks het samenscholingsverbod spon-

taan samen. Helikopters verspreidden manifesten, die de mensen niet bereikten, om hen te

zeggen naar huis te gaan. De opstandelingen forceerden de deuren van het gebouw om Ceau-

sescu te pakken te krijgen, maar deze vluchtte samen met zijn vrouw net op tijd weg met een

helikopter.

Die ochtend was de minister van Defensie, Vasile Milea, dood aangetroffen. Hij stierf onder

dubieuze omstandigheden. Men had geprobeerd zijn dood op zelfmoord te laten lijken. De

man zou Ceausescu verraden hebben en wanneer dit boven water was gekomen zelfmoord

gepleegd hebben. Meer waarschijnlijk was de man vermoord, omdat hij de orders van de pre-

sident niet wilde opvolgen. Door de vlucht van Ceausescu en de dood van Milea kwam Victor

Stanculescu aan het hoofd van het leger te staan.

Ondertussen begonnen de troepen met de demonstranten te verbroederen, waardoor het on-

mogelijk werd om de opstand neer te slaan.

Diezelfde dag nog werden Nicolae en Elena Ceausescu gearresteerd in Tirgoviste. Toen de

brandstof van de helikopter op was, waren ze noodgedwongen te landen. Lijfwachten namen

het koppel mee, maar men herkende hen in Tirgoviste. De arrestatie zorgde evenwel nog niet

voor kalmte. De aanhangers van Ceausescu bleven de straten onveilig maken en vielen vitale

elementen van het socio-culturele leven aan, zoals de televisie, de radio en telefoonlijnen. En-

kele dagen later, op kerstdag, werden de twee veroordeeld wegens genocide. Ze werden direct

geëxecuteerd. Zowel het proces als de terechtstelling werden gefilmd en over de westerse we-

reld verspreid. Tot 27 december bleven de onrusten echter verder duren.

Er bestaat heel wat controverse rond de zogenaamde „Roemeense Revolutie‟. Laten we enkele

twistpunten op een rijtje zetten.

Ten eerste is het zeer de vraag of men wel van een revolutie kan spreken. Het volk kwam

vanaf 16 december in opstand. De Roemenen ontwaakten na jarenlange onderdrukking. Maar

de revolutie was duidelijk gemanipuleerd. Het Front van Nationale Redding bestond volledig

uit leden van het oude regime, die door Ceausescu meer en meer aan de kant waren gescho-

ven. Het Front zal de leiding nemen over staatsinstellingen en over radio en televisie. Op die

83

manier konden zij zichzelf legitimeren en propaganda voeren. De meer democratische opposi-

tie kreeg geen kans. Uiteindelijk werd Ion Iliescu door vrije verkiezingen tot nieuwe leider

verkozen. Iliescu was steeds actief lid geweest van de Communistische Partij. Tot 1984 was

hij ook lid van het Centrale Comité. Ceausescu zag hem al langer als een rivaal. Er had dus

wel een omwenteling plaatsgevonden, maar het nieuwe bewind bestond uit figuren die ook

onder Ceausescu hadden gediend. Er gaan stemmen op dat Iliescu deze coup reeds een hele

tijd had gepland. Of de volksopstand is omgebogen naar een paleisrevolutie of deel uit maakte

van het complot blijft de vraag. In dat laatste zouden de opstandelingen „spontaan‟ een „voor-

bereide‟ rol hebben gespeeld. Hadden Iliescu en de zijnen op zo‟n heftige opstand gerekend?

Lagen zij aan de basis van deze opstand of hebben zij de situatie gewoon dankbaar aange-

wend? In de loop van 1990 ontstond er veel kritiek op Iliescu. In juni protesteerden intellectu-

elen en studenten in Boekarest. De protestacties werden de kop in gedrukt door de politie en

de mijnwerkers die door Iliescu werden opgeroepen. Zo werd elke oppositie onderdrukt, maar

verloor ook Iliescu de sympathie van het Westen, waarop het Front van nationale Redding in

de nadagen van de „revolutie‟ kon rekenen.

Ten tweede kan men niet voorbijgaan aan de rol die de media hebben gespeeld. De gruwelijke

berichten kwamen echter uit Belgrado en Boedapest, en dus niet rechtstreeks uit Roemenië

zelf. En de westerse persagentschappen nemen de getallen over die schommelen tussen de

vier- en de dertienduizend. Michel Castex85

wijst met een beschuldigende vinger naar Mos-

kou. De nieuwsmanipulatie had drie doelen voor ogen: 1. de toestand in Timisoara en in ge-

heel Roemenië te destabiliseren om de val van Ceausescu te versnellen, 2. de westerse publie-

ke opinie en politici aanporren voor de veranderingen in Roemenië en 3. de coupplegers had-

den er alle baat bij dat de revolutie in Roemenië de allures van een heroïsche volksopstand

vertoonde om de paleiscoup te verdoezelen. Maar het is vooral de televisie die een grote rol

zal spelen in de revolutie. Drie beelden zullen in het geheugen van velen gegrift staan: Nico-

lae Ceausescu die op 21 december op zijn balkon door de menigte wordt uitgefloten; het op-

gegraven stoffelijk overschot van een moeder uit Timisoara met een dode zuigeling op haar

buik; en tot slot het koppel Ceausescu dat als twee onbenullige oudjes achter twee keukenta-

feltjes is neergezet.

Het beeld van de verontwaardigde president op zijn balkon had tot gevolg dat de revolutie

zich uitbreidde over het hele land. Overal kwamen mensen op straat en ontstonden er op-

85 CASTEX Michel, Un Mesnoge Gros comme le Siècle. Roumanie, histoire d‟une manipulation, Paris, Al-

bin Michel, 1990, 191 p.

84

stootjes. De opstand was tot in Boekarest overgeslagen, gewoon omdat iedereen de betekenis

had begrepen van het weggevallen beeld van de verbijsterde Ceausescu.

Het tweede beeld van de dode moeder met kind werd op 22 december verspreid. Dit beeld had

direct het potentieel om het symbool te worden van de Roemeense Revolutie. Een hond had

op een braakliggend terrein een lijk gevonden. Toen tientallen mensen de grond verder om-

gooiden vond men uiteindelijk negentien lijken. Het lijkje van een zuigeling was op de buik

van een vrouw gelegd. Het gerucht van dit massagraf deed als een lopend vuurtje de ronde in

de stad. De woede van het volk was groot. Een politiearts schreef echter een rapport waarin

hij vaststelt dat de doden vóór 16 december waren overleden, dat zij niet door kogels gewond

waren en dat de toegenaaide wonden op de borstkas naar een officiële autopsie verwijzen. De

doden hadden dus niets met de revolutionaire gebeurtenissen te maken. Maar de massa is er

van overtuigd dat de lichamen verminkt waren met zwavelzuur en dat zij hevig waren gemar-

teld. Het kind zou uit de buik van de vrouw zijn gesneden. Door journalistieke luiheid werd

het bericht van het massagraf door een Joegoslavische journalist de wereld in gezonden. Ter-

wijl men in werkelijkheid een veertigtal lichamen had opgegraven, sprak men in de bericht-

geving over duizenden lijken. De authenticiteit van de beelden van het massagraf werden niet

door het nieuwe bewind van Boekarest ontkracht. Voor de nieuwe bewindvoerders kon dit

gelden als een legitimatie van hun macht. Als de waarheid uiteindelijk toch aan het licht

kwam, begon men zich vragen te stellen over de zuiverheid van de revolutie.

Het derde beeld – en dat brengt ons ook bij de derde controverse – is dat van het proces van

het koppel Ceausescu. Het is zeer de vraag of dit proces wettelijk kan genoemd worden. Het

was een schijnproces, waarbij men het koppel vernederde. Ceausescu werd ervan beschuldigd

aan de oorsprong te staan van een genocide. Het woord genocide komt van het Latijn, „ge-

nus‟, wat ras betekent en „caedere‟, wat vermoorden betekent. Men vermoordt dus mensen

van een bepaald „ras‟. Een genocide is het systematisch uitmoorden van een bepaald volk.

“Car un génocide s‟organise, se gère; aux côtés des exécutants, il nécessite une administra-

tion, des bureaucrates consciencieux et efficaces, ainsi que nous l‟ont montré nazisme et pol-

potisme.”86

Adolf Hitler paste een genocide toe op de joden, om dit volk doelbewust uit te

roeien. De aanklacht luidde dat Ceausescu aan de oorsprong lag van een genocide in Timisoa-

ra. In het geval van de repressie in Timisoara kan men bezwaarlijk van een genocide spreken.

Ten eerste was de actie in Timisoara er om de opstandelingen neer te slaan. Daarnaast ging

men bij de aanklacht geen overdrijvingen over het aantal doden uit de weg. Op het proces

86 Ibidem, p. 58

85

sprak men over meer dan zestigduizend doden. Dat was uiteraard flagrant gelogen, in totaal

waren er 689 doden. Over een genocide in Timisoara kan dus geen sprake zijn. Dit wil niet

zeggen dat men voorbij kan gaan aan de vele slachtoffers die het regime van Ceausescu heeft

gemaakt. Als men het totale aantal doden, die rechtstreeks door Ceausescu‟s toedoen waren

gevallen, zou optellen, zou men in die 65 jaar aan veel meer dan zestigduizend mensen ko-

men. Zowel de armoede, de ondervoeding, de slechte hygiëne, het gebrek aan medicatie als de

politieke liquidaties deden de sterfgevallen hoog oplopen. Als we dan ook nog het HIV-virus

in rekening brengen, dat tot op vandaag zijn werk doet, wordt het helemaal desastreus.

4.2.7 Tot vandaag …

Na deze hectische gebeurtenissen nam het FSN (Front van Nationale Redding) onder leiding

van Iliescu de macht over. De dagen na de val van Ceausescu voerde men allerhande hervor-

mingen door. Het systematiseringsplan van Ceausescu werd opgedoekt, abortus werd toegela-

ten, de doodstraf werd niet meer toegepast …

In de dagen na de val van de dictator kregen de Roemenen, naast de morele steun die ze van

bij het begin van de revolutie kregen, materiële steun. Vanuit de hele wereld werd voedsel

kledij, medicijnen enzovoort opgestuurd.

De bevolking was echter niet tevreden over het FSN. Vele Roemenen trokken naar het buiten-

land en er volgden ook een aantal opstanden. De belangrijkste opstand was de zogenaamde

„Golaniad‟. Dit protest startte in april 1990, vóór de eerste „vrije‟ verkiezingen na de Roe-

meense Revolutie in 1989 in mei 1990. Men eiste dat leden van de vroegere Roemeense

Communistische Partij niet aan de verkiezingen mochten deelnemen. Men doelde daarmee op

tal van leden van het FSN. Bovendien had het FSN, dat bedoeld was als een tijdelijke rege-

ring, op 23 januari 1990 besloten om mee te doen aan de verkiezingen in mei. Een paar anti-

communisten stapten om die reden uit het FSN. De meeste leden van de FSN, waaronder ook

Ion Iliescu, waren immers communisten.

Op 22 april 1990 werd er een demonstratie op het Aviatieplein georganiseerd. Na een vredige

demonstratie, marcheerden de mensen richting het tv-station en riepen voor hun politieke

vrijheid. Het protest, dat voornamelijk gedragen werd door studenten en professoren, ging

door op het Universiteitsplein waar men besloot de hele nacht te blijven. Twee dagen later

stonden de demonstranten er nog steeds. Op 25 april bereikten ze het aantal van 30 000. Niet

veel later gingen er elke avond 50 000 mensen de straat op. Ze zeiden dat ze het plein niet

wilden verlaten tot Roemenië verlost was van het communisme. De demonstranten weigerden

86

ook het officiële dogma van de FSN te erkennen. Dat dogma bepaalde dat de revolutie anti-

Ceausescu was en niet anticommunistisch. Verder eisten de oproerlingen snelle verbeteringen,

een serieuze markteconomie en een westerse democratie.

Ion Iliescu weigerde te onderhandelen met de demonstranten, en noemde hen zelfs „golani‟

(hooligan, deugniet, dit woord gaf later de naam aan de gebeurtenis) en aanhangers van de IJ-

zeren Garde. De opstandelingen verzonnen ook een eigen lied, het Lied van de Deugnieten.

Aan het protest deden ook vele intellectuelen mee, waaronder enkele schrijvers.

Na 52 dagen van protest, riep Ion Iliescu op 13 juni mijnwerkers uit de Jiuvallei op om de

protesten gewelddadig te beëindigen. Zij kwamen om „de wet te handhaven‟. Ze sloegen dui-

zenden mensen en doodden meer dan 100 mensen (de „officiële‟ mensen van toen zeggen dat

er maar 7 doden waren). Uiteindelijk werd Iliescu toch tot president verkozen.

Toen de koning van Roemenie in 1992 een bezoek aan het land wou brengen, verbood Iliescu

hem dit. In 1996 werd Emil Ion Constantinescu president. Hij veranderde echter weinig en in

2000 werd Iliescu opnieuw president. De verkiezingen van 2004 brachten Traian Basescu aan

de macht. In datzelfde jaar sloot het land zich aan bij de NAVO. In 2007 kwam Roemenië

samen met Bulgarije bij de Europese Unie. Toch lijkt het land nog niet volledig uit de Ceau-

sescu-put geklommen te zijn. De armoede is nog steeds wijdverspreid en de corruptie tiert we-

lig. Zowel sociaal, economische en juridisch heeft het land nog erg veel uitdagingen.

87

5 Internationale berichtgeving

Om kennis te krijgen van gebeurtenissen van over de hele wereld, moeten er kanalen zijn die

ons met de rest van wereld verbinden. Er zijn drie verschillende bronnen voor de productie

van buitenlands nieuws. Als eerste zijn er de nationale en internationale nieuwsagentschap-

pen. Ten tweede zijn er de buitenlandse correspondenten of andere speciale gezanten die door

de kranten worden uitgestuurd. Als laatste zijn er ook de bijdragen van de redacteurs zelf. De

meeste informatie uit het buitenland verkrijgt men via de persagentschappen. Deze agent-

schappen hebben vaak meerdere journaliste ter plaatse en zijn de hele dag actief. Bij grotere

internationale gebeurtenissen worden er eigen journalisten uitgezonden. Zij staan dan in voor

de achtergrondartikels en de analyses.

5.1 Massamedia

“Massacommunicatie is een zelfregulerend systeem gedicteerd door de belangen en behoeften

van een publiek dat men paradoxaal genoeg slechts kent door zijn respons op wat wordt aan-

geboden.”87

Het is overduidelijk dat de huidige maatschappij niet meer voor te stellen is zonder de impact

van de massamedia. Zowel de effecten van de media op het binnenlandse politieke gestel als

op onze kennis en perceptie van buitenlandse aangelegenheden, zijn enorm. De moderne

mens heeft een ontzettende behoefte aan informatie en kennis. Allerlei kanalen vangen deze

behoeften op. Radio, televisie, kranten en internet zijn niet meer weg te denken. Ze vervullen

niet enkel ons streven naar informatie, ze hebben ook een beduidende invloed op ons denken.

De massamedia zoals we die vandaag kennen is relatief recent. Het prille begin is te situeren

in de 15e eeuw. Aanvankelijk bestond de bedoeling louter uit informatie bezorgen aan een

specifieke groep. Al snel onderkende men echter ook de mogelijkheid mensen te beïnvloeden.

Sindsdien kwamen er een aantal ontwikkelingen op gang die de methoden wijzigden waarop

het nieuws werd geproduceerd, getransformeerd en ontvangen bij individuen. Thompson

87 PREVENIER W., HOWELL M. en BOONE M., Uit goede bron. Introductie tot de historische kitiek,

Leuven/Apeldoorn, Garant, 2000, p. 32

88

noemt die reeks van ontwikkelingen „mediazation of modern culture‟88

. Dit proces ging sa-

men met de opkomst van het industriële kapitalisme en de vorming van de natiestaten in het

Westen. Democratisch gedachtegoed vormde een prima stimulans. Vrije pers is immers niet

mogelijk zonder democratie. En ook omgekeerd is democratie enkel denkbaar als de vrije pers

intact blijft, als de natie op een voldoende gevarieerde wijze wordt ingelicht en als de vele

meningen binnen die samenleving vrij circuleren en voor het grote publiek toegankelijk zijn.89

Dit betekent dat de pers bij de moderne burger een opinie moet ontwikkelen, die samengaat

met een inlevingsvermogen in een grote verscheidenheid van levensopvattingen en levens-

normen.90

De ontwikkelingen van de massamedia nemen in de 19e en de 20

e eeuw een steile

vlucht en de invloed op hoe mensen iets beleven en hoe mensen een mening vormen wordt

steeds groter. Het individu krijgt door de media een beeld van de wereld toegeworpen dat hij

niet kan doorzien. Hij is niet in staat de ingewikkelde professionele en ideologische codes in

deze informatie te doorprikken.91

We mogen het echter niet te zwart stellen. De mens is na-

tuurlijk niet weerloos en het effect van de media op onze samenleving blijft al bij al zeker

binnen de perken.92

Toch is het individu meestal niet in staat om de symbolische werkelijk-

heid van de media te toetsen aan de feitelijke realiteit.93

Thompson onderscheidt vier karakteristieken wat betreft massacommunicatie.94

Een eerste kenmerk van massacommunicatie is de geïnstitutionaliseerde productie en ver-

spreiding van symbolische goederen (nieuws). Instituten ontwikkelen zich en proberen re-

latieve, stabiele clusters van sociale relaties en geaccumuleerd kapitaal te vormen. Ze zor-

gen voor de grootschalige productie en de algemene verspreiding van het nieuws.

88 THOMPSON J.B., Ideology and modern culture: critical social theory in the era of mass communication,

Cambridge, Polity Press, 1990, p. 163-164

89 HENAU S.H., OPDEBEECK H en VAN DE VOORDE M., De fakkel in het oor. Media, democratie en

commercie, Leuven, Davidsfonds, 1998 p. 9-10

90 Ibidem, p. 24

91 VAN DIJK Teun, Minderheden in de media. Een analyse van de berichtgeving over etnische minderhe-

den in de dagbladpers, Amsterdam, SUA, 1983, p. 201

92 KLAPPER J.T., The effects of mass communication, New York, Free Press 1960

93 CRINO R., Don‟t blame the people, how the news media use bias, distortion and censorship to manipu-

late public opinion, New York, Vintage Books, 1971, p. 201

94 THOMPSON J.B. op.cit., p. 219-225

89

Een volgend kenmerk is dat massacommunicatie een fundamentele breuk veroorzaakt tus-

sen het produceren en het ontvangen van nieuws. De ontvangers zijn niet fysisch aanwezig

op de plaats van de productie en uitzending of verdeling. Het zijn technische media die het

nieuws fixeren en doorzenden. Zij vormen dus de schakel in het proces.

Het derde kenmerk is dat massacommunicatie de beschikbaarheid van symbolische vormen

in tijd en ruimte vergroot. Nieuwsfeiten worden verwijderd van de context waarin gepro-

duceerd zijn. Ze worden gevoegd in nieuwe contexten die verschillen in tijd en ruimte. De

aard en de mate van afstandelijkheid varieert naargelang het technische medium.

Een laatste kenmerk is dat de massacommunicatie de publieke verspreiding van nieuws

met zich meebrengt. Ze richt zich tot een groot en breed publiek. In dit opzicht verschilt ze

van andere vormen van communicatie.

Gol95

onderscheidt de geschreven pers van de andere communicatiemiddelen. Massamedia

bestaat volgens hem wanneer “un message public s‟adresse par des moyens de diffusion

technique, de façon indirecte et unilatérale, à un public nombreux et dispersé”.96

Evenwel

leggen de gebruikte technieken een economische exploitatie en juridische statuten op die ver-

schillen voor de diverse middelen van massacommunicatie. Ook het effect op het publiek is

anders. Vooral vroeger was de krant het middel bij uitstek om opinies te verspreiden.

5.2 De weg van het nieuws

De informatie die we in krantenartikels over allerhande gebeurtenissen krijgen, heeft reeds

een lange weg afgelegd. Wanneer er over een bepaalde internationale gebeurtenis in onze

kranten wordt gerapporteerd, is het relaas van dit voorval verschillende „filters‟ gepasseerd. In

totaal kunnen we spreken over vier filters. Er moet dus tot vier maal toe worden beslist of een

bepaald gebeuren relevant en interessant genoeg wordt geacht om erover te schrijven. In to-

taal zijn er tien fases te onderscheiden, waarbij de vier filters fungeren als gatekeepers (sluis-

wachters).97

95 GOL J., Le monde de la presse en Belgique. Brussel, CRISP, 1970, pp. 9-11.

96 Ibidem, p. 9

97 SERVAES J., De nieuwsmakers: informatie in de media, Antwerpen-Amsterdam, De Nederlandsche

Boekhandel, 1983, p. 31

De hierna volgende reeks werd voornamelijk gebaseerd op SERVAES, tenzij anders vermeld.

90

1 Het feit of de gebeurtenis: er gebeurt iets op politiek, militair, cultureel gebied… ergens

in de wereld.

2 De eerste filter is een journalist ter plaatse. Niet alles wat gebeurt, wordt door journalis-

ten opgemerkt. Dit is vooral te wijten aan het feit dat de correspondenten ongelijk over

de wereld verspreid zijn. Jan Servaes vermeldt de spreiding van 1978. “34 % van de

correspondenten was in de Verenigde Staten werkzaam, 28 % in Europa, 17 % in Azië

en Oceanië, 11 % in Latijns-Amerika, 6 % in het Midden-Oosten en 4 % in Afrika.” Al

zijn deze gegevens van een hele tijd geleden, het geeft een goed beeld van waar ons

nieuws voornamelijk vandaan komt. Bovendien zijn de meeste journalisten westerlin-

gen, die bepaalde aspecten van niet-westerse culturen over het hoofd zien en de gebeur-

tenissen bekijken vanuit hun eigen achtergrond. Sommige zaken kunnen slechts worden

waargenomen door een goede kennis van de lokale cultuur en de gebruiken. De profes-

sionele en persoonlijke visie van de journalist heeft dus een belangrijke invloed op de

selectie. Daarbij moet men ook rekening houden met de opinie van de lokale overheid.

Men zal trachten de nationale overheid niet te zeer voor het hoofd te stoten. Zo komt het

dat men zich vaak ook verlaat op overheidsbronnen of andere woordvoerders. Naast de

lokale cultuur heeft ook het al dan niet beheersen van de plaatselijke taal een beduiden-

de invloed op de perceptie van de gebeurtenis. Kennis van de taal heeft bijgevolg ook

een impact op de manier warop een journalist de feiten doorgeeft aan het agentschap.

Wanneer de journalist de taal niet begrijpt, moet hij beroep doen via andere kanalen en

dus via andere filters. Hij moet zich wenden tot andere bronnen die het gebeuren reeds

een andere wending kan gegeven hebben. Hij kan ook beroep doen op vertalers maar

ook deze kunnen selectief zijn in de manier waarop ze iets vertalen.98

Men kan op die

manier ervoor pleiten dat correspondenten de plaatselijke taal kennen, teneinde een be-

tere berichtgeving te creëren.99

Vaak is de journalist verbonden aan een plaatselijk bu-

reau van een nieuwsagentschap. Op dit niveau gebeurt een eerste grondige selectie.

3 De transmissie van het bericht naar een van de vier wereldnieuwsagentschappen. Na de-

ze eerste selectie wordt de informatie doorgeseind naar een wereldpersagentschap.

4 Daar wordt het nieuws opnieuw geselecteerd en bewerkt. Bij deze tweede selectie spe-

len op de eerste plaats de ideologische, politieke en economische belangen van dit

98 HESS S. International news and foreign correspondents, Washington D.C., Bookings Institution, 1995,

p. 79-80

99 Ibidem p. 86

91

agentschap een rol. Daarnaast wordt rekening gehouden met de culturele, politieke en

economische relevantie van het bericht voor de klanten. Bovendien geldt dat hoe meer

landen betrokken zijn, hoe groter de kans is dat men het bericht weerhoudt. Sommige

inhouden worden vaak belangrijker geacht dan anderen. Politiek komt vaak op de eerste

plaats, terwijl wetenschappelijke berichten minder vaak worden opgenomen.

5 Het doorseinen van de internationale nieuwsberichten van het wereldagentschap naar de

geabonneerde regionale of nationale nieuwsagentschappen. In België is dat Belga, in

Nederland ANP. Ook meer kapitaalkrachtige dagbladen kunnen zich een abonnement

van een wereldnieuwsagentschap veroorloven.

6 Derde selectie en bewerking: ook de nationale nieuwsagentschappen maken een kwali-

tatieve en kwantitatieve selectie. Kwantitatief wordt er zo een 50 % van het binnenko-

mende internationale nieuws geëlimineerd. Kwalitatief gebeurt er een selectie op basis

van de relevantie van de nieuwsfeiten voor het land.

7 De door het nationale nieuwsagentschap geselecteerde berichten worden doorgestuurd

naar de abonnees.

8 Vierde selectie en bewerking: de abonnees van het nationale nieuwsagentschap voeren

een laatste selectie uit voor publicatie. Indien het artikel interessant genoeg wordt ge-

acht, wordt het persklaar gemaakt. Men voorziet het van titel en foto‟s en indien nodig

wordt het herschreven of aangevuld.

9 Publicatie van het bericht.

10 Ontvangst van het bericht: ook degene die het bericht leest, hoort of ziet selecteert wat

hij opneemt.

Hieruit blijkt duidelijk dat de berichtgeving, vooraleer zij de huiskamers bereikt, heel wat sta-

dia doorlopen heeft en er ook heel wat „gatekeepers‟ in dit proces (kunnen) ingrijpen. Soms

wordt al eens een bepaalde fase overgeslagen (zo kan een correspondent ook rechtstreeks naar

de krant berichten doorsturen) maar algemeen worden er dus vier verschillende „filters‟ on-

derscheiden.

Dat een nieuwsbericht al deze fasen doorloopt, heeft uiteraard een impact op het bericht zelf.

De vier filters vormen de externe beïnvloedingsfactoren in het nieuwsproductieproces.

Over de vertekening in de media wil ik echter verder uitweiden in het volgende hoofdstuk.

92

5.3 Flow

„Flow‟ is een belangrijke term binnen de studie van de internationale communicatie. Het be-

grip verwijst naar het verkeer, de stroom, de circulatie of de transfer van (me-

dia)boodschappen en informatie. Mowlana omschrijft het begrip „flow‟ als volgt; “The move-

ment of messages across national boundaries between and among two or more national and

cultural systems” en ook als “the transfer of messages in the form of information and data

through individuals, groups, governments and technologies”.100

Ook binnen het mediabeleid van de UNESCO (United Educational, Scientific and Cultural

Organisation) gebruikt men de term. Bij de oprichting van de VN werd „free flow of informa-

tion‟ als centraal principe erkend. Het werd ook opgenomen in de Universele Verklaring van

de Rechten van de Mens. Artikel 19 stelt: “Freedom to hold opinions without interference

and to seek, receive and impart information and ideas through any media and regardless of

frontiers”. De UNESCO is ook een belangrijke stimulator geweest voor onderzoek naar de

stromen in de mediasector. Deze studies zijn van groot belang, al gaan ze gepaard met heel

wat moeilijkheden. Ze trachten het volume en de richtingen van het internationale mediaver-

keer en de controlecentra in kaart te brengen. Zo wordt het mogelijk een patroon van domi-

nantie en afhankelijkheid te erkennen. Men gaat op zoek naar wie de controle en de macht in

de internationale communicatiestroom in handen heeft. Deze controle kan zich situeren in de

productie, maar ook in de distributie en de soft- of hardware.101

5.4 Internationale communicatie en zijn problemen

De functie van de agentschapen is drieledig: informatie verzamelen, die informatie ordenen en

in een bepaalde vorm gieten en vervolgens doorgeven aan de klanten.102

Omdat het steeds

duurder en moeilijker wordt om eigen correspondenten op nieuwswaardige internationale fei-

ten af te sturen, gaat men zich meer en meer abonneren op de diensten van de nieuwsagent-

schappen. Soms komt men zelfs in de verleiding volledige berichten letterlijk over te nemen.

Deze toestand zorgt voor een zekere afhankelijkheid van de media, die zo in de onmogelijk-

100 MOWLANA H., Global communication in transition, California, Thousand Oaks, Sage, 1996, p .4

101 BILTEREYST D., Internationale communicatie, Gent, Academia Press, 2001, p. 31-32

102 PIGEAT H., Les agencies de presse: institutions du passé ou médias d‟avenir Paris, Documentation fran-

çaise, 1997, p. 54

93

heid raken zelf beelden te construeren. Dit heeft uiteraard gevolgen voor de betekenisgeving.

Er komt een verregaande unificatie en nivellering van het internationale nieuws tot stand.

In de loop van hun bestaan hebben nieuwsagentschappen een aantal belangrijke keuzes ge-

maakt die ook de nieuwsberichten beïnvloeden.103

De nieuwsagentschappen hebben gekozen voor de vrije concurrentie. Er worden dus geen

onderlinge samenwerkingsakkoorden afgesloten.

Ze streven een zo groot mogelijke winst na en alle niet-winstgevende activiteiten worden

stopgezet.

De binnenlandse markt komt voor alle nieuwsagentschappen op de eerste plaats. De bui-

tenlandse abonnees komen pas op de tweede plaats.

De nieuwsagentschappen streven naar een zo groot mogelijke diversiteit in hun klantenbe-

stand zodat ze niet enkel mediaklanten hebben.

Men moet de technologische ontwikkelingen op de voet volgen.

De internationale berichtgeving volgt dus de principes van de vrije markt, de wetten van vraag

en aanbod.

“Deze ontwikkelingen hebben tot een oligopolistische marksituatie geleid. Dit is een markt-

vorm waarin nog slechts enkele aanbieders in een concurrentieverhouding tot elkaar staan en

nagenoeg identieke producten afleveren”.104

De media overal ter wereld zijn voor hun inter-

nationale berichtgeving sterk afhankelijk van de vier wereldagentschappen. Ook de nationale

agentschappen zoals BELGA (België) en ANP (Nederland) halen hun informatie bij de „big

four‟ (zie verder in dit hoofdstuk). Zelfs voor overheden en overheidsinstellingen zijn deze

persagentschappen de informatiebron bij uitstek voor internationaal nieuws.105

Het blijkt dat elk van deze wereldnieuwsagentschappen minstens 5 000, soms wel tot

10 000 abonnees over de hele wereld heeft. Doordat zij de internationale berichtgeving be-

heersen, willen immers alle nieuwsdiensten op elk van hen geabonneerd zijn. Maar dit is een

dure uitgave, en daarom enkel voorbehouden aan nationale en/of kapitaalkrachtige agent-

103 SERVAES J. en TONNAER C., De nieuwsmarkt. Vorm en inhoud van de internationale berichtgeving,

Groningen, Wolters-Noordhoff, 1992, p. 73

104 SERVAES J., op.cit., p. 48

105 BOYD-BARRETT O. en THUSSU D.K., Contra flow in global news: international and regional news

exchange mechanisms, London, Lobbey, 1992, p. 21-23

94

schappen. In 1980 bijvoorbeeld bedroeg het maandelijkse abonnement voor een krant met

100 000 exemplaren oplage zowat 300 000 Belgische frank (ongeveer 7 500 euro).106

De overige internationale nieuwsagentschappen hebben een kleinere reikwijdte, en dus ook

een kleinere impact op de internationale berichtgeving. Gemiddeld tellen zij zo‟n duizendtal

abonnees. De laatste schakel tussen de nieuwsbron en de nieuwsredactie vormen de nationale

persagentschappen, zoals BELGA en ANP. Daarnaast blijven er ook nog enkele regionale

nieuwsagentschappen over, die eigenlijk een intermediaire functie tussen de internationale en

de nationale persbureaus vervullen. Zij richten zich meestal op een afgebakend geografisch of

politiek terrein.

De hier aangegeven nivellering heeft zoals gezegd een enorme impact op wat dagelijks als

„nieuws‟ wordt bestempeld. Doordat de wereldnieuwsagentschappen allemaal in westerse

handen zijn, en voor het overgrote deel aan westerse klanten leveren – alleen zij zijn immers

kapitaalkrachtig genoeg – wordt een vicieuze cirkel gecreëerd. Met het oog op hun overwe-

gend westerse abonnees ligt de focus van deze agentschappen dan ook vooral op de westerse

wereld. De „objectieve‟ media halen dus de meeste van hun internationale informatie uit

bronnen die door de reële economische en politiek-militaire machtsverhoudingen gedomi-

neerd worden.107

“De meeste nieuwsmedia, zowel in het Westen als in de Derde Wereld, zijn voor hun buiten-

landse informatievoorziening haast uitsluitend aangewezen op vier westerse wereldnieuws-

agentschappen: de Amerikaanse Associated Press (AP) en United Press International (UPI),

het Franse Agence France Presse (AFP) en het Britse Reuters.”108

De vier grote wereldagentschappen, waar ik in de volgende paragraaf verder op in zal gaan,

zetelen allemaal in de westerse wereld. De berichtgeving wordt hierdoor enorm gekleurd.

westerse waarden overheersen en de berichtgeving over de Derde Wereld is vaak stereotiep,

etnocentrisch en onvolledig. Veel nieuws uit de „rest van de wereld‟ komt helemaal niet aan

bod. Het ideaal van de objectiviteit, dat veronderstelt dat men in staat is om in de schoenen

van anderen te gaan staan, klopt hier dus helemaal niet. Rijke „anderen‟ worden soms betrok-

ken maar met arme „anderen‟ wordt weinig rekening gehouden.109

106 SERVAES J., op.cit., p. 38

107 Ibidem, p. 31

108 ibidem, p. 9

109 VAN GINNEKEN Jaap, De Schepping van de Wereld in het Nieuws. De 101 vertekeningen die elk 1

procent verschil maken, Diegem, Bohn Stafleu Van Loghum, 1996, p. 46

95

Deze situatie kwam vooral tot stand in de jaren ‟70 en ‟80. Toen kwam de internationale

communicatie en dus ook de berichtgeving in een stroomversnelling. De vooruitgang in de

technologie, de politieke situatie en de rooskleurige economie waren de stuwende krachten

hiervoor. Dit gebeurde echter alleen in het Westen, de ontwikkelingslanden hinkten namelijk

achterop. Media-instellingen ontwikkelden zich in die landen niet zoals in de rijke landen. Op

die manier werd de dominantie van het rijke noorden bestendigd. De zuiderse landen kwamen

zo in een afhankelijke situatie, wat een nefaste invloed had op de flow. Voor informatie, soms

zelfs van de buurlanden, moeten de derde wereldlanden een beroep doen op westerse bronnen.

De hele internationale nieuwsgaring werkt dus een cultureel imperialisme in de hand en be-

stendigt deze ook. Dit komt door de onevenwichtige stromen van informatie en media- en cul-

tuurproducten. Bovendien selecteren journalisten steeds volgens dezelfde criteria gebeurtenis-

sen uit het internationale nieuwsaanbod. Deze voorspelbaarheid houdt verband met een aantal

factoren zoals de culturele nabijheid van het bericht, het ongewone, sensationele karakter er-

van, de personifiëring en de focus op elites.110

Toch zijn er kritieken op te merken op het idee dat het internationale nieuws bepaald wordt

door cultureel imperialisme. Er zou meer aandacht moet worden besteed aan de tegenstromen

die op gang zijn gekomen in de minder ontwikkelde landen en aan de lokale dominantie van

bepaalde landen.111

Desondanks is de tendens van de westerse dominantie overduidelijk. Ongeveer tweederden

van het totale aantal kranten verschijnt in Europa en Noord-Amerika. Het Westen controleert

niet alleen de stroom van mediagoederen maar ook de beelden, waarden en symbolen die erin

voorkomen. Zo komt er naast een onevenwichtige beeldvorming ook een onevenwichtige

beeldvorming tot stand. Dit heeft een negatief effect op symbolisch en materieel vlak. Nieuws

vormt een belangrijke informatiebron om te weten te komen wat er zich in de wereld allemaal

afspeelt. Maar bij de interpretatie van nieuws moeten we er rekening mee houden dat de

beeldvorming op een bepaalde manier tot stand kwam. We moeten ons dan ook afvragen of

dit beeld wel strookt met de realiteit en niet te veel cultureel bepaald is.

Door de dominantie van de „big four‟ kwam er in de jaren ‟70 een golf van kritiek op gang.

De derde wereld wou een meer evenwichtige stroom van informatie, die niet langer werd be-

heerst door Europa en Noord-Amerika. Er is een onevenwicht op drie vlakken: met betrek-

110 GALTUNG J. en RUGE H., „The structure of foreign news‟, in: The journal of peace research, 1965,

p. 64-90

111 Ibidem, p. 64-90

96

king tot de middelen, de verhoudingen en het nieuwsaanbod. Door het gebrek aan middelen is

de derde wereld genoopt een beroep te doen op het nieuws van het Westen. De richtingen van

de informatienetwerken verlopen grotendeels volgens de historische koloniale banden, maar

wel éénzijdig. De ontwikkelingslanden krijgen dus niet de kans de eigen waarden, opinies en

denkbeelden te verspreiden. Zo wordt de westerse ideologie via het nieuws in de derde wereld

verkondigd. Aangezien alle informatie in een westers kader wordt geplaatst ontstaat er een

vertekend beeld. In het Westen heersten immers andere nieuwswaarden en zal de klemtoon op

andere zaken komen te liggen. Volgens de derde wereldlanden wordt zo een vorm van cultu-

rele dominantie in stand gehouden.112

Dit vertekende en onvolledige beeld wordt voor de rest

van de wereld een stereotiep beeld.

In het hele nieuwsaanbod is berichtgeving over de derde wereld ondervertegenwoordigd zo-

wel kwantitatief als kwalitatief. Dit ondanks het feit dat in die landen de meeste mensen leven

en de meest wereldschokkende dingen plaatsgrijpen. Om commerciële redenen stellen de

agentschappen zich af op hun westerse klanten, die vooral westers nieuws willen. Het aantal

berichten over ontwikkelingslanden wordt kwantitatief overstelpt door berichten uit de wes-

terse wereld. Om diezelfde commerciële redenen zal de berichtgeving over de derde wereld

worden gereduceerd tot sensationele en oppervlakkige informatie. Het gebrek aan diepgang

leidt tot een kwalitatieve schaarste. Volgens Galtung en Vincent dient zulke berichtgeving

maar één doel: “Confirming to people in center countries what a miserable life people have in

those periphery countries, and consequently how fortunate people in center countries really

are for not being there nor being members of the periphery countries”.113

5.5 Internationale persagentschappen

Nieuwsagentschappen zijn uitgegroeid tot de belangrijkste informatiebronnen voor internatio-

naal nieuws. Er bestaan verschillende soorten agentschappen ingedeeld op basis van de schaal

waarop ze actief zijn. Er zijn vier wereldnieuwsagentschappen een tiental internationale

nieuwsagentschappen, een tiental regionale of continentale nieuwsagentschappen en ten slotte

honderden nationale nieuwsagentschappen. Daarnaast bestaan er nog gespecialiseerde

112 BILTEREYST D., op.cit., p. 113-114

113 GALTUNG J. en VINCENT A., Global glasnost: toward a new world information and communication

order?, Cresskill, Hampton Press, 1995, p. 2

97

nieuwsagentschappen, die zich beperken tot bepaalde inhoudelijke deelgebieden of die zich

richten tot bepaalde etnische groepen.114

Op wereldvlak zijn er vier die een quasi monopoliepositie bezitten: het Noord-Amerikaanse

United Press International (UPI, als fusie van UP en INS in1958) en Associated Press (AP,

1848), het Franse Agence France Presse (AFP, 1944) en het Britse Reuter (1851).115

Deze vier

persagentschappen worden samen de „big four‟ genoemd.

Laten we deze wereldagentschappen van nader bekijken.

De voorloper van het Amerikaanse Associated Press (AP) werd in 1848 opgericht als een co-

operatie van verschillende kranten en omoepstations van New York om goedkopere telegrafi-

sche nieuwsverzameling buiten de stad te organiseren.116

AP is de grootste nieuwsorganisatie

in de wereld en beschikt over een ruime financiële basis. Het agentschap heeft een uitgebreid

internationaal informatienetwerk en is voornamelijk gericht op Europa (minder dan AFP en

Reuters, het Franse en Britse agentschap), Latijns-Amerika en vooral de Verenigde Staten en

Canada. In het Midden-Oosten neemt de rol van AP toe in het nadeel van Reuters en AFP.117

AP heeft tal van gespecialiseerde informatiediensten en een financieel-economische nieuws-

dienst. Vooral van belang is het feit dat het beschikt over de grootste fotonieuwsdienst ter we-

reld.118

In 1990 voorzag AP 15 500 klanten in 112 verschillende landen van nieuws. Het on-

derhield een netwerk van 617 buitenlandse correspondenten in 67 landen en verspreidde

nieuws in vijf talen. Het is nog steeds in handen van Amerikaanse mediabedrijven.119

Charles Havas richtte in 1853 het Franse nationale persbureau op, dat in 1944 werd omge-

vormd tot Agence France Presse (AFP). Dit bureau heeft goede banden met de Franse over-

heid 50 à 60 % van de inkomsten van AFP komen uit abonnementen van overheidsdiensten.

De overheid heeft omgekeerd ook topvertegenwoordigers in het beheer van AFP. Der ver-

lieslatende financiële status van de onderneming werkt die afhankelijkheid van de overheid in

114 HACHTEN W.A., The World news prism; changing media of international communication, Ames, Iowa

State University Press, 1996, p. 42-45

115 BRAECKMAN C., CHORUS B., DE HAES I., De medialeugen, Berchem, EPO, 1994, p. 48

116 STEVENSON R.L., Global communication in the 21th century, New York Longman, 1994, p. 288

117 BOYD-BARRETT O., The international news agencies, London, Constable, 1980, p. 130-151

118 HACHTEN W., op.cit., p. 91

119 ALLEYNE M. en WAGNER J., Stability and change at the „big four‟ news agencies, in: Journalism

Quarterly, vol. 70, 1993, p. 40-50

98

de hand.120

Toch is de AFP een coöperatieve onderneming met een commercieel statuut. Het

heeft zijn internationale reputatie van onafhankelijkheid en professionaliteit weten te behou-

den. AFP is het enige niet-Angelsaksische wereldnieuwsagentschap. Het bureau speelt een be-

langrijke rol in de nieuwsvoorziening over Europa, Afrika, het Midden-Oosten, Azië en Oce-

anië.121

AFP heeft 550 voltijdse correspondenten in 150 landen en voorziet 12 500 klanten in

44 landen van nieuws.

Het Britse Reuters is gegroeid uit een initiatief van de financiële wereld in Groot-Brittannië

die in 1851 het nationale persbureau oprichtte om de verspreiding van het nieuws in het Britse

Rijk te verbeteren. Reuters is het meest wereldgeoriënteerde nieuwsagentschap van de „big

four‟. Reuters zelf realiseert maar 20 % van zijn omzet in Groot-Brittannië. Binnen zijn inter-

nationaal netwerk heeft het bureau een evenwichtiger verdeling van correspondenten dan de

andere drie. Reuters is een naamloze vennootschap waarvan de aandelen voor meer dan 80 %

in handen zijn van Engelse provinciale en nationale kranten en van Australische en Nieuw-

Zeelandse kranten. Het is wellicht een van de meest succesvolste nieuwsagentschappen, mede

door de financieel-economische databanken.122

Reuters is ook befaamd voor zijn gespeciali-

seerde economische nieuwsdienst, Reuters Economic Services, die de verliezen van de gewo-

ne nieuwsvoorziening compenseert. Reuters bericht vooral over Europa, Noord-Amerika,

Afrika, het Midden-Oosten, Azië en Oceanië.123

Reuters heeft 968 correspondenten in 74 lan-

den en verkoopt nieuws aan 29 310 abonnees in 131 landen.124

Ook het tweede Amerikaanse nieuwsagentschap, United Press International (UPI), vindt zijn

oorsprong in de krantenwereld. Het ontstond in 1958 door een fusie tussen United Press en In-

ternational News Services. Het is een zuivere privé-onderneming met winstdoelen. Door zijn

verlieslatende karakter en de bijhorende schuldenberg wisselde het agentschap in de jaren ‟80

verschillende malen van eigenaar en organisatiestructuur. Het abonnee- en personeelsbestand

is de laatste jaren drastisch gedaald. Ondanks talrijke reorganisaties en innovaties veranderde

de instabiele financiële situatie van UPI niet. Momenteel is UPI nog slechts een internationaal

fotonieuwsagentschap. Het budget van het bureau was vergeijkbaar met de andere, maar UPI

120 ALLEYNE M., International power and international communication, Basingstoke, Macmillan, 1995,

p. 76-83

121 BOYD-BARRETT O THUSSU D.K., op.cit., p. 122-130

122 BILTEREYST D., op.cit., p. 102-103

123 BOYD-BARRETT O. en THUSSU D.K., op.cit;, p. 289

124 STEVENSON R.L., op.cit., p. 89

99

bleef altijd minder op de hele wereld gericht.125

UPI richt zich vooral op de mediamarkt van

de Verenigde Staten en Latijns-Amerika en bericht in mindere mate over Europa, Azië en

Oceanië.126

In 1990 had UPI nog 6 000 abonnees in 100 landen en beschikte over 105 corres-

pondenten in 81 landen.127

Het persbureau is nu in handen van een Saoedische mediagroep.

125 ALLEYNE M. op.cit., p. 76-83

126 BILTEREYST D., op.cit., p. 105

127 STEVENSON R.L., op.cit., p. 288-289

100

6 Vertekening in de media

“… The media represent the most efficient means for creating public discourse and one

of the most important factors in forming public opinion. This naturally does not mean

that the media shape all our opinions or attitudes, but they do establish the frameworks

wherein our opinion is formed …”128

6.1 Het belang van de media

De wereld heeft in de twintigste eeuw geweldige veranderingen ondergaan. Zonder twijfel

kunnen we de ontwikkeling van de communicatiemedia als één van de meest diepgaande wij-

zigingen beschouwen. Anderhalve eeuw geleden wisten we amper wat er in een ander we-

relddeel gebeurde, terwijl we nu met een druk op de knop de hele – zij het virtuele – wereld

kunnen binnentreden. De informatiestromen kenden gedurende de twintigste eeuw een explo-

sieve groei. Enerzijds ontplooide bepaalde media zich verder, zoals bijvoorbeeld de geschre-

ven pers en de film. Anderzijds ontstonden er nieuwe media, zoals de televisie en het internet.

Met de opkomst van de massamedia in de loop van de twintigste eeuw werd een publiek ge-

creëerd dat haar mening vormt op basis van de berichtgeving in die massamedia. Kranten, ra-

dio, en na de Tweede Wereldoorlog ook de televisie bieden de lezer/kijker een brede blik op

de wereld om zich heen, ze creëren het „framework‟ waaraan de man op de straat zijn mening

ophangt. De media worden dan ook vaak verondersteld te fungeren als een „vierde macht‟, de

macht die het dichtst bij de burger ligt, en in dat beeld treedt de journalist objectief en neutraal

op.129

Sociologisch en taalkundig onderzoek heeft aangetoond dat de media een belangrijke factor

zijn in het vormen van de publieke opinie. Journalisten, nieuwsagentschappen en redacteurs

bepalen wat er dagelijks belicht wordt en – misschien wel belangrijker – wat er dagelijks niet

behandeld wordt. De impact van dit dagelijkse selectieproces, en dit op vele verschillende ni-

128 PARENTI M., Inventing reality. The politics of news media, Belmont, Wordsworth Group, 1993, p. 23-

24, geciteerd in: SKOPLJANAC BRUNNER N., „An analysis of media presentation of reality by RTV

Serbia‟, in: SKOPLJANAC BRUNNER N., GREDELJ S., HODZIC A. and KRISTOFIC B.(ed.), Media

& War, Zagreb and Belgrade, Centre for transition and civil society research and Agency Argument,

2000, p. 223

129 BLOMMAERT J., „De panoptische media en 11 september‟, in: Samenleving en politiek, IX, 2002, 4,

p. 26

101

veaus van het nieuwsgaringsproces, wordt nu niet langer meer ontkend: “Vermits ons geloof

in de alziende media zo groot is merken we niet langer dat de media ons allerhande zaken

doen zien, en dat de mogelijkheden om via de media systematisch aan beïnvloeding te doen nu

nagenoeg onbeperkt zijn”.130

Het medium dat allicht reeds het langst bestaat is de pers. Gedurende de twintigste eeuw heeft

dit medium aanzienlijke wijzigingen ondergaan. Dankzij de vergrote informatiestromen wor-

den we vandaag door de dagbladen op de hoogte gehouden van elk internationaal gebeuren en

kan men steeds kort op de bal spelen.

In deze tijden van internetgekte en televisieverslaving zou je kunnen denken dat de impact

van de dagbladpers zienderogen zou afnemen. Het tegendeel is echter waar. Ondanks de

enorme explosie van informatiestromen en de alomtegenwoordigheid van audiovisuele media,

heeft krantenonderzoek volgens hoofdredacteur van De Standaard Vandermeersch wel dege-

lijk zin.131

Vaak worden televisie- en radiojournaals voor een groot deel gemaakt op basis van

wat er in de kranten verschijnt. Hij staaft zijn antwoord aan de hand van een uitspraak van

Leo De Bock, gewezen hoofdredacteur van het VRT-televisienieuws. “Televisie heeft onmis-

kenbaar de grootste impact maar het is niet het meest geschikte middel om informatie over te

dragen. Met de inhoud van één tv-journaal vul je hoogstens anderhalve krantenbladzijde. Dat

zegt genoeg. Wie de achtergronden van het nieuws wil kennen, redt het niet met te alleen.”132

Ook volgens Els De Bens blijft de rol van de pers zeer betekenisvol. Dagbladen kunnen nog

steeds rekenen op vijf miljoen lezers. Bovendien bevestigen de kranten voortdurend hun rol

van „waakhond‟ door meer tijd, energie en mankracht te investeren in het journalistieke eind-

product. Het aandeel in de tewerkstelling in de dagbladpers en in de consumptie van kranten

blijft erg omvangrijk. Terwijl op een bepaald moment de nieuwsdiensten van de Vlaamse au-

diovisuele media het moesten stellen met 110 voltijdse journalisten, waren er 656 journalisten

tewerkgesteld in de dagbladsector. De pers heeft ook aangetoond dat men het hoofd kan bie-

den aan de twee andere traditionele media, radio en televisie.133

Deze twee redenen, het feit

dat de pers reeds een oud medium is en het feit dat kranten desondanks nog steeds een belang-

rijke rol spelen, heeft me de keuze doen maken een krantenonderzoek op touw te zetten.

130 Ibidem, p. 37

131 DEVOS Carl, op.cit., p. 202

132 ibidem, p. 203

133 DE BENS Els, op.cit., p. 13

102

Het meest alomtegenwoordige medium vandaag is echter de televisie. De impact van audiovi-

sueel materiaal op ons beeld van historische gebeurtenissen mag niet onderschat worden.

Wanneer we refereren aan 11 september, haalt iedereen zich spontaan de instortende WTC-

torens voor de geest. De val van de Berlijnse Muur, de eerste man op de maan en ook de exe-

cutie van Ceausescu zijn ons als het ware op het netvlies gebrand. Ik kon niet om het belang

van de televisie heen.

Kranten, weekbladen en televisie zijn echt geen zuiver informatieve gegevens. Vaak genoeg

heersen er polemieken over politieke hangijzers en nemen journalisten heikele standpunten in.

We kunnen stellen dat informatieoverdracht de voornaamste functie is van de media, maar dat

al te vaak deze overdracht (on)gewenste neveneffecten krijgt. Over de massamedia kunnen we

enkele principes formuleren. Ten eerste kunnen de media – hoe hard ze zelf hun best doen –

niet als objectief worden beschouwd. Daarnaast geven de media een bepaalde kijk op de we-

reld, dit door selectie van het nieuws en door de manier van weergeven. Bovendien kunnen de

media ingrijpen op de wereld, er worden beelden gevormd en deze beelden hebben hun in-

vloed op de opvattingen van mensen. Als vierde en laatste punt kunnen we niet gewagen van

éénrichtingsverkeer tussen mens en media. De doelgroep bepaalt immers mee de selectie van

het nieuws.134

Deze vier principes in het achterhoofd houdend is het dus van immens belang

steeds de nodige kritiek aan de dag te leggen tegenover de verschillende mediakanalen.

6.2 Feiten en visies

Historici gaan op zoek naar waarheden over het verleden, naar de historische feiten. Men

tracht een zo objectief mogelijk beeld weer te geven van „hoe het eigenlijk geweest is‟.135

Maar is dit wel mogelijk? Kan men een historische werkelijkheid objectief vertalen? Het ge-

zond nastreven naar objectiviteit is wenselijk, maar wie deze objectiviteit als enig doel stelt,

zou wel eens erg teleurgesteld kunnen worden. Reeds bij onze dagelijkse waarnemingen zijn

we ondergeschikt aan onze interpretatie. Op de eerste plaats is elke waarneming selectief. Ui-

teraard beperken we ons tot bepaalde aspecten van een gebeurtenis. We selecteren op basis

wat voor ons betekenisgevend is. Toch kan ook volledigheid niet gelden als synoniem van ob-

jectiviteit. Ten tweede is onze taal geen spiegel van de werkelijkheid, maar belichaamt een

134 DE NECKERE Gita, op.cit., p. 64

135 Wie es eigentlich gewesen ist, Leopold von Ranke

103

bepaalde bril of een bepaald raster waardoor we de werkelijkheid waarnemen.136

Éénzelfde

gebeurtenis kan door twee verschillende individuen op een totaal andere manier worden ver-

taald. De ene kant spreekt bijvoorbeeld over „vrijheidsstrijders‟, terwijl anderen het hebben

over „terroristen‟. Beide begrippen zijn inderdaad niet waardevrij. Maar ook in minder con-

flictueuze situaties stuiten we op dezelfde verschillen.

Elke mens zit dus vast aan een aantal strakke mentale structuren. Deze zijn ontstaan door het

opgroeien in een bepaalde cultuur, op een bepaalde plaats, bij ouders die ons een bepaalde

opvoeding geven. Overkoepelend binnen elke gemeenschap zijn er zo culturele codes ont-

staan. Met de kennis van deze codes kan men in een tekst tussen de regels doorlezen of een

aantal geïmpliceerde dingen bespeuren. De meest opvallende mentale structuur waar wij mee

worstelen, is het etnocentrisme, of in ons geval het eurocentrisme. Heel vaak wordt in termen

van Oost en West gesproken, hoewel deze termen niet eenzijdig zijn. Alles ligt zowel ten oos-

ten als ten westen van al het andere. Natuurlijk zijn er een oostelijk en een westelijk halfrond

– als we die conventie aanvaarden. Maar het is slechts zelden dat deze termen in die objectie-

ve context worden gebruikt. Het „Oosten‟ krijgt dan vaak bijbetekenissen als overbevolkt,

apathisch, despotisch, conservatief, oud en donker, terwijl het „Westen‟ wordt overladen met

connotaties als dynamisch, democratisch, progressief, nieuw en verlicht.137

De journalistiek is het domein bij uitstek waar men naar objectiviteit en helderheid streeft.

Vaak wordt aangenomen dat journalisten en onderzoekers vrij zijn in hun denken, schrijven

en zeggen. Toch zijn ook zij niet in staat onafhankelijk te denken en zijn ook zij onderworpen

aan vroeger gedachtegoed. Bovendien behoren ook zij tot een bepaalde beschaving, taalge-

bied, nationaliteit, etnische groep, klasse, geslacht, leeftijdsgroep enzovoort. Iedereen is het

product van zijn achtergrond. Dat wil niet zeggen dat dit allesbepalend als zijn, maar deze

achtergrond zal hun denken en schrijven wel reeds in een bepaalde richting duwen. En ook al

is men zich bewust van de eigen vooringenomenheid, men zal er nooit volledig aan kunnen

ontsnappen.

6.3 Journalisten en objectiviteit

Ik heb nu meermaals benadrukt dat niemand een objectief verhaal kan vertellen. Dit mag ech-

ter geen reden zijn om geen pogingen meer te doen de waarheid te achterhalen en een zo

136 LORENZ Chris, De constructie van het verleden. Een inleiding in de theorie van de geschiedenis, Am-

sterdam, Boom, 2002, p. 33

137 VAN GINNEKEN Jaap, op.cit., p. 17

104

coherent mogelijk verslag van feiten te geven. Bovendien zal elke journalist zijn artikel ver-

antwoorden op basis van de objectiviteit. Achter elke claim van objectiviteit gaat echter altijd

een opvatting schuil.138

Wat door sommigen als een objectieve waarheid wordt beschouwd,

zal door anderen worden aanzien als een subjectieve waarheid. Voor elk verhaal kan men ar-

gumenten „voor‟ en „tegen‟ aanhalen.

De objectiviteit van journalisten zal dus steeds onder vuur blijven – meer dan bij wetenschap-

pers. Reporters zijn mannen van de actie. Zij hebben slechts één dag de tijd om zaken te on-

derzoeken en zich in te werken in achtergrondinformatie. “He must make immediate decisions

concerning validity, reliability and „truth‟ in order to meet the problems imposed by the na-

ture of his task – processing information called news, a depletable consumer product made

every day.”139

Terwijl sociale wetenschappers het zich kunnen permitteren niet over één nacht

ijs te gaan, worden journalisten gedwongen snel te werk te gaan. Er moeten voor hen dus an-

dere maatstaven voor objectiviteit worden gebruikt. Zij moeten dus ook andere strategieën

hebben om een zekere objectiviteit te benaderen.

Ten eerste is het de taak van de journalist om op zoek te gaan naar feiten. Uit wat er dagelijks

op de aardbol gebeurt zal hij slechts een zeer kleine fractie aan feiten pikken. We kunnen on-

mogelijk zeggen dat zo‟n selectie objectief kan gebeuren. Ook de vertaling van deze feiten in

artikels zal steeds uiting geven aan de ideeën van de schrijver. Of zoals Roger Fowler het

stelt: “Both „selection‟ and „transformation‟ are guided by reference, generally unconscious,

to ideas and beliefs.”140

Op die manier is het nieuws geen neutrale weergave van de realiteit,

het is eerder een „sociale constructie van de realiteit‟.

Als reporter is het van belang „feiten‟ te identificeren. Heel vaak wordt van bepaalde zaken

beweerd dat ze „waar‟ zijn, terwijl ze deze zogenaamde waarheid moeilijk te bewijzen is. De

journalist heeft namelijk een deadline te halen of men kan de nodige documenten niet verkrij-

gen. De lezer van de krant wil echter weten of de zaken die in de krant staan werkelijk „feiten‟

zijn. Bovendien zou de lezer de reporter ervan kunnen beschuldigen partijdig te zijn, aange-

zien hij geen tegengestelde opinies aan bod laat komen. Om deze – terechte – aantijging teniet

te doen kan de journalist andere stemmen aan het woord laten. Het geven van tegengestelde

opinies is een eerste manier om objectiever te zijn. Deze stemmen kunnen het verhaal beves-

tigen of ontkennen.

138 ibidem, p.4 6

139 TUCHMAN Gaye, Objectivity as strategic ritual: an examination of newsmen‟s notions of objectivity, in:

News. A reader, p298

140 FOWLER R, op.cit., p. 2

105

Anderzijds kan de journalist wel over meerdere bewijzen beschikken. Hoe meer bijkomende

ware feiten de reporter kan aanbrengen, hoe objectiever zijn verhaal. Dit is een tweede manier

om objectiviteit te benaderen. De bewijzen die de journalist aanbrengt horen dan algemeen als

waar te worden aanvaard.

Om zijn verslag te staven kan de journalist letterlijke citaten geven van andere personen. Op

die manier ontrekt de journalist zijn eigen aandeel in het verhaal en laat hij de feiten als het

ware voor zichzelf spreken. Het gevaar bestaat hier echter dat de reporter net die personen ci-

teert die zijn mening verkondigen. Hoe meer namen en citaten worden aangereikt, die niet de

mening van de journalist zelf verkondigen, hoe geloofwaardiger de informatie wordt.

Een laatste manier om als reporter zo objectief mogelijk te werk te gaan is het structureren

van de informatie tot een geschikte eenheid. Dit is echter problematisch, omdat deze structuur

volledig van de schrijver afhankelijk is. De journalist zal dus zelf instaan voor de keuzes die

hij maakt. Hij beslist wat hij in het begin van het artikel plaatst en dus het meest belangrijk

acht. Wat vaak als belangrijk wordt aanzien zijn de antwoorden op de vragen wat, wie, waar,

wanneer, waar en hoe. Toch zijn de antwoorden op deze vragen niet zo eenduidig als ze zou-

den lijken. Over een betoging kan in het ene verslag staan hoeveel mensen er aanwezig waren

en wat hun aanklachten waren, terwijl in het andere verslag de nadruk zal worden gelegd op

een aantal individuen die met stenen naar de politie smeten. Wat de journalist interessant

vindt is daarom dus zeker niet de essentie. Het is dus zeker van belang feiten en opinies uit el-

kaar te houden.

Er zijn een aantal redenen waarom we overtuigd zijn dat objectiviteit onmogelijk is.141

1 omdat en objectieve werkelijkheid/waarheid niet te vatten is;142

2 omdat de pers nooit een objectief reporter is, maar een actieve medespeler in het creëren

van de werkelijkheid;143

3 omdat de media, al dan niet bewust en met opzet, ons een realiteit tonen die afwijkt van

de werkelijkheid;144

141 Dit lijstje redenen haalde ik uit volgende licentiaatsverhandeling: AGTEN Bram De berichtgeving over

de eerste Palestijnse Intifada in De Morgen en De Standaard, licentiaatverhandeling Nieuwste Tijden,

UGent, 2004, p. 60

142 DE BENS E. (ed.), Massamedia en politiek. Liber memorialis Theo Luykx, Antwerpen, Kluwer Rechts-

wetenschappen, 1982, p 6

143 MERILL J.C. en FISHMAN H.A., The world‟s great dailies: profiles of fifty newspapers, New York,

Hastingshouse, 1980, p 12

144 SERVAES J. en TONNAER C., op.cit., p 42-45

106

4 subjectiviteit hoeft niet noodzakelijk het gevolg te zijn van doelbewuste pogingen tot

manipulatie. Berichtgeving hoeft dus geen gevolg te zijn van „vals bewustzijn‟ en een

bewuste versluiering van de werkelijkheid. Bovendien: wie bepaalt wat „vals‟ en „eer-

lijk‟ bewustzijn is, als de realiteit geen vaststaand gegeven vormt;145

5 zelfs het vermijden van subjectiviteit is een vorm van subjectiviteit. De journalist pro-

beert zo weinig mogelijk betrokken te worden in het nieuws dat hij bericht, hij probeert

zich boven sociale en politieke conflicten te plaatsen. Het is duidelijk dat ook deze be-

slissingen een ideologie in zich dragen. Net de groepen met de meeste kritiek op ideolo-

gie zijn de grootste dragers van ideologie.146

De vraag is ook of objectiviteit wenselijk is. Een objectieve pers in een fundamenteel ongelij-

ke maatschappij leidt immers tot de versterking van ongelijke machtstructuren147

het is dus

beter te streven naar pluriformiteit in het nieuws, als logisch aanhangsel van de vrijheid van

meningsuiting.148

Met andere woorden: beter verschillende subjectieve visies naast elkaar la-

ten bestaan, waaruit de lezer een keuze kan maken, dan één enkele ideologie laten voortleven

onder het mom van de objectiviteit.

In het vorige hoofdstuk maakten we kennis met internationale nieuwsagentschappen. Hieruit

bleek dat het probleem van de objectiviteit zich reeds op dit niveau stelt. De centrale rol van

de „gatekeepers‟ tast de objectiviteit aan al op het hoogste niveau aan. De vier wereldnieuws-

agentschappen zijn ingebed in westers denken en richten zich voornamelijk op een westerse

markt. Dit zorgt voor een onevenwichtige berichtgeving.

Iedereen die instaat voor het selecteren van de nieuwsitems – de journalisten en corresponden-

ten, de hoofd- en eindredacteurs, de nieuwsagentschappen – wordt ook door andere factoren

beïnvloed. Het is wel belangrijk te benadrukken dat deze „gatekeepers‟ zich veelal niet be-

wust zijn van deze invloeden, want vaak liggen zij ingebed in de (westerse) ideologie.

Zo is het duidelijk dat de persoonlijke en professionele visie van de journalist een belangrijke

rol zullen spelen in zijn uiteindelijke nieuwsselectie. Zo zal een sensatiejournalist uiteraard

andere facetten belichten dan een oorlogsverslaggever, maar ook deze laatste zal bijvoorbeeld

door zijn ideologische achtergrond niet volledig „onbevooroordeeld‟ te werk gaan. Hiermee

145 VERSTRAETEN H., op.cit., p. 116

146 Ibidem, p.. 117

147 Ibidem, p.. 121

148 GANS H.J., Deciding what‟s news: a study of CBS evening news, NBC nightly news, Newsweek and

Time, New York, Pantheon Books, 1979, p.. 90

107

samenhangend speelt het referentiekader van de journalist een belangrijke rol. Ook de journa-

list wordt gevormd door zijn omgeving en heeft bijgevolg een specifiek blikveld. Hierdoor

richt hij zijn focus op wat hij – volgens zijn blikveld – belangrijk acht, en worden andere as-

pecten buiten beschouwing gelaten.

Ook de taal van de correspondent staat volledige objectiviteit in de weg en wel op twee vlak-

ken. Enerzijds ligt ook hier de (westerse) ideologie in de taal ingebed. Maar anderzijds speelt

de kennis van de plaatselijke taal een belangrijke rol in het begrijpen van de plaatselijke situa-

tie. Het al dan niet beheersen van de taal heeft een belangrijke impact op de perceptie van de

journalist. Zoals reeds in het vorige hoofdstuk benadrukt is het van groot belang de lokale taal

te kennen. Wanneer men de taal niet kent, is hij verplicht zich te richten op verschillende ka-

nalen om zijn informatie te bekomen. Hij moet vertrouwen op vertalers en tolken of op ver-

slaggeving in een taal die de journalist wel machtig is. Telkens treedt er een (mogelijkheid

tot) ernstige vertekening van de gebeurtenis op.

6.4 Wat is nieuws of ‘niets nieuws’

Wat is „nieuws‟? We hanteren het woord dagelijks, elke morgen worden krantenpagina‟s ge-

vuld met „nieuws‟, elk uur wordt op de radio het nieuwsbulletin voorgelezen, programma‟s

worden onderbroken voor hoogdringende „nieuwsflashes‟ ... en ‟s avonds staat in ieder huis-

gezin zo rond een uur of zeven de televisie aan voor „het journaal‟. We worden overstelpt met

informatie uit de gehele wereld maar die informatie verdwijnt alweer even snel uit onze hoof-

den, want de volgende dag is er alweer nieuw „nieuws‟. Zelden of nooit wordt de vraag ge-

steld wat het begrip „nieuws‟ nu eigenlijk precies inhoudt. Maar wie bepaalt wat nieuws is en

hoe dat „nieuws‟ wordt wat het uiteindelijk is? Door welke elementen wordt die keuze beïn-

vloed?

De impact van het nieuws kan niet onderschat worden. De verslaggeving vormt immers, sa-

men met andere socio-cultureel vormende factoren als onderwijs en onderzoek, een “viltstift

die ons helpt bepaalde patronen te accentueren, hun coherentie en „logica‟ te onderkennen,

en ze vanaf dat moment als vanzelfsprekend waar te nemen. Een heleboel andere, die in prin-

cipe even coherent en logisch zijn, worden daarbij over het hoofd gezien”.149

Steeds meer en

meer mensen baseren zich op slechts één nieuwsbron – vandaag veelal het televisiejournaal –

149 VAN GINNEKEN, op.cit., p.. 22

108

die op die manier in belangrijke mate verantwoordelijk is voor de vorming van het ideeën-

goed van de „massa‟.

Laten we verder op zoek gaan naar hoe „nieuws‟ wordt geselecteerd. De actualiteit is een

kluwen van gebeurtenissen. Sommige zaken worden beschouwd als belangwekkend, terwijl

andere dingen als verwaarloosbaar opzij wordt geschoven. Men probeert in dit chaotische

kluwen op zoek te gaan naar coherentie en logica. Maar deze zoektocht is opnieuw bepaald

door denkpatronen, die ons zijn ingegeven door cultuur, taal, klasse en andere. Men selecteert

gebeurtenissen en verbindt hen met andere om zo tot een natuurlijk en samenhangend verhaal

te komen. Maar wat brengt ons ertoe het ene belangrijker te achten dan het andere?

Een klassiek voorbeeld is het verhaal van de hond, die een man bijt. We zouden het vreemd

vinden als zo‟n alledaagse gebeurtenis in de krant stond. Wanneer het echter voorvalt dat een

man een hond bijt, zal men van een krantenartikel gewijd aan dit item veel minder raar opkij-

ken. Maar het is vaak ingewikkelder dat dit voorbeeld.

Rond de vraag „Wat is nieuws?‟ zijn er reeds allerhande theorieën geschreven. Één van die

theorieën werd uitgedacht door het Scandinavische duo Johan Galtung en Mari Holmboe

Ruge. Zij maakten een studie over „The structure of foreign news‟. Ze vroegen zich af hoe en

waarom grote crises (in de derde-wereldperiferie) werden weergegeven binnen hun eigen

kleine land (in de eerste wereld-periferie).150

Zij formuleren een aantal principes eigen aan de

berichtgeving over het buitenland. Eigenlijk zijn deze voor de hand liggend. De twee auteurs

trachten aan de hand van een aantal criteria een logica op te bouwen om te kunnen onder-

scheiden wat nieuwswaarde heeft. Ze gebruiken hiervoor de metafoor van de radio en de luis-

teraar. Wanneer zal de luisteraar de signalen opvangen en effectief beluisteren? Het is te ver-

gelijken met de stroom van informatie waaruit journalisten significante berichten moeten ha-

len. Eerst bepalen de auteurs enkele veronderstellingen volgens deze metafoor. Hieruit trach-

ten ze vervolgens gelijkenissen te puren in verband met het waarderen van buitenlands

nieuws.

Hun criteria zijn de volgende: 151

1 If the frequency of the signal is outside the dial it will not be recorded. (Als de frequen-

tie van de signalen buiten het bereik liggen, dan worden deze niet opgenomen.)

Galtung en Ruge interpreteren frequentie als de tijd de nodig is voor een bepaalde ge-

150 ibidem, p. 33

151 TUMBER Howard, News. A reader, Oxford, Oxford university press, 1999, p.. 21

Het hiernavolgende werd gebaseerd op TUMBER, tenzij anders vermeld.

109

beurtenis of de tijd om een bepaalde ontwikkeling door te maken. Net zoals de radio een

beperkte mogelijkheid om elektromagnetische golven op te vangen, zo heeft ook de

krant een beperkte tijd, namelijk één dag, om feiten te rapporteren. Daarom worden ge-

beurtenissen herleid tot zijn essentie. En hoe meer de zogenaamde frequentie van een

gebeurtenis overeenkomt met de frequentie van het nieuwsmedium, hoe groter de kans

dat het zal worden opgenomen door het medium. Met andere woorden, hoe korter de

tijd die nodig is om betekenis te krijgen, hoe groter de kans dat dit als nieuws wordt op-

genomen. Een gebeurtenis die pas na een hele tijd betekenis krijgt, wordt vaak zelfs he-

lemaal niet opgemerkt. Het gevolg hiervan is dan ook dat langetermijnprocessen veel

minder kans op publicatie maken, tenzij zij een dramatische climax bereiken

2 The stronger the signal, the greater the amplitude, the more probable that it will be re-

corded as worth listening to. (Hoe sterker signaal, hoe groter de amplitude en hoe groter

de kans dat men het waard zal achten ernaar te luisteren.) Hier is het heel simpel. Hoe

gruwelijker een moord, hoe groter de brug die wordt geopend, hoe groter de kans dat

deze gebeurtenissen in het nieuws worden opgenomen. Hier gaat het dus over de schaal

en de intensiteit van een gebeurtenis. Een nieuwsitem moet een bepaalde drempel over-

schrijden vooraleer het als zodanig geregistreerd wordt.

3 The more clear and unambiguous the signal (the less noise there is), the more probable

that it will be recorded as worth listening to. (Hoe helderder en ondubbelzinniger het

signaal (hoe minder storing), hoe groter de kans dat men het waard zal achten ernaar te

luisteren…) De vraag is dan wat storing en wat een signaal is? Dit berust op conventie!

Vaak worden complexe feiten en dubbelzinnigheden uit het nieuws geweerd. Als een

bepaald bericht duidelijk en éénzijdig is, is de kans groot dat dit bericht in de krant komt

te staan. Wanneer er verschillende, inconsistente verklaringen voor een bepaalde ge-

beurtenis kunnen gegeven worden, zal deze veel minder snel opgepikt worden. Dit wil

echter niet zeggen dat een eenvoudige gebeurtenis primeert boven een complexe.

4 The more meaningful the signal, the more probable that it will be recorded as worth lis-

tening to. (Hoe meer betekenisvol, hoe groter de kans dat men het waard zal achten er-

naar te luisteren …) Het gaat hier over de relevantie die gebeurtenissen hebben. Rele-

vante signalen zijn inpasbaar in het referentiekader van de ontvanger. Deze relevantie

heeft twee aspecten. Enerzijds moet er sprake zijn van „cultural proximity‟. Diegene die

de gebeurtenissen overloopt zal meer aandacht schenken aan het vertrouwde, het cultu-

reel herkenbare, en wat cultureel verderaf staat zal gemakkelijker onopgemerkt voorbij-

gaan. Anderzijds is er de tweede dimensie in de zin van „relevance‟: een cultureel veraf

110

gelegen land kan toch opgemerkt worden doordat er een conflictsituatie met iemands

eigen groep ontstaat.

5 The more consonant the signal is with the mental image of what one expects to find, the

more probable that it will be recorded as worth listening to. (Hoe meer het signaal con-

sonant is met het mentale beeld van wat men verwacht…) Deze vijfde hypothese linkt

de geselecteerde berichten aan wat het publiek in zijn hoofd heeft. Dat kan gaan over

verwachtingen, maar ook voorspellingen en zelfs wensen. Er moet dus een zekere over-

eenstemming zijn tussen wat werkelijk gebeurt en wat men verwacht dat er zal gebeu-

ren. Op die manier is veel nieuws eigenlijk al oud. De mentale matrix die hierbij gecre-

ëerd wordt, filtert de feiten, en doet gebeurtenissen die al te zeer van de verwachting

afwijken naar de achtergrond verdwijnen.

6 The more unexpected the signal, the more probable that it will be recorded as worth lis-

tening to. (Hoe onverwachter het signaal, hoe groter de kans dat men het signaal zal op-

vangen…) Deze hypothese moet de vierde en vijfde these bijschaven. Het is te simpel

enkel te stellen dat een gebeurtenis nieuws wordt wanneer het „betekenisvol‟ genoeg is

of wanneer het overeenkomt met onze verwachtingen. Als er iets geheel onwaarschijn-

lijk gebeurt, zal dit zeker een nieuwswaarde krijgen. Desondanks moeten ook deze on-

verwachte gebeurtenissen binnen het raamwerk van het betekenisvolle en overeen-

stemmende vallen. Onvoorspelbaarheid en zeldzaamheid spelen uiteraard ook een rol.

7 If one signal has been tuned in to the more likely it will continue to be tuned in to as

worth listening to. (Eens een signaal werd opgevangen, hoe meer waarschijnlijk dat

men dat signaal later opnieuw zal beluisteren …) Wanneer een bepaald item nieuws is

geworden, zal men de verdere ontwikkelingen zeker blijven opvolgen, ook al zijn deze

minder heftig dan in het begin. Men gaat op zoek naar een continuïteit in de berichtge-

ving.

8 The more a signal has been tuned in to, the more probable that a very different kind of

signal will be recorded as worth listening to next time. (Hoe meer men een bepaald sig-

naal beluistert, hoe waarschijnlijker dat men later een totaal tegengesteld signaal zal

volgen…) Om een gebalanceerd geheel te krijgen zal men vreemde berichten – hoe du-

bieus ook – volgen om een tegengewicht te kunnen bieden aan de traditionele berichten.

Deze factor betreft de samenstelling van het beschikbare nieuws en het evenwicht tus-

sen de verschillende categorieën. Wanneer er al veel buitenlandse berichten zijn, wordt

de drempelwaarde voor een nieuw buitenlands bericht veel hoger. Een pas binnengelo-

111

pen binnenlands item zal dus in dit geval een veel lagere drempelwaarde worden toege-

kend.

9 The more the event concerns élite nations of people, the more probable that it will be-

come a news item. Vaak komen de gebeurtenissen van elitenaties in het nieuws aan bod.

Men gaat ervan uit dat hun handelen meer gevolgen heeft dan dat van anderen, en zij

worden verondersteld in de naam van de gewone mensen te spreken. Ook zijn vooral

elitepersonen een onderwerp in de buitenlandse berichtgeving. De ontmoetingen van

Ceausescu en zijn naasten, Belgische ambtenaren, politici, journalisten…

10 The more the event can be seen in personal terms, as due to actions of specific individu-

als, the more probable that it will become a news item. Wanneer gebeurtenissen geper-

sonifieerd zijn, hebben meer kans om in het nieuws te komen. Men gaat er immers van

uit dat zij concreter en makkelijker identificeerbaar zijn, zowel in positieve als in nega-

tieve zin.

11 The more negative the event and its consequences is, the more probable that it will be-

come a news item. Een laatste principe is de negativiteit. Hoe negatievere en gruwelijke-

re zaken zich voordoen, des te meer zal men hierover berichtgeven. In dit geval is slecht

nieuws goed nieuws voor de media. Denken we maar aan de negatieve berichtgeving

over de zogenaamde massagraven, die uiteindelijk vervalst leken te zijn.

Over dit laatste aspect wil ik nog verder uitweiden. Het is gemakkelijk om te zien hoe dit as-

pect beantwoordt aan de meeste van de overige factoren die het nieuws in grote mate bepalen.

Algemeen kan gesteld worden dat negatieve gebeurtenissen meestal minder tijd nodig hebben

om zich te ontvouwen, dat zij ondubbelzinniger te interpreteren zijn, en dat zij vaker ook on-

verwacht gebeuren in vergelijking met positieve feiten.

Het is zo dat negatief nieuws veel sneller beantwoordt aan het criterium van de „frequency‟:

“there is a basic asymmetry in life between the positive, which is difficult and takes time, and

the negative, which is much easier and takes less time – compare the amount of time needed

to bring up and socialize an adult person and the amount of time needed to kill him in an ac-

cident”. Daarom kan een negatieve gebeurtenis zich veel makkelijker ontplooien tussen twee

nieuwsuitzendingen of krantendrukken door, en dus ook veel sneller opgevangen worden door

de journalisten en ingepast worden in het nieuws. Dit in tegenstelling tot positieve gebeurte-

nissen die gewoonlijk veel meer tijd vergen, en vandaar ook minder snel opgepikt worden.

Daarnaast voldoet negatief nieuws veel sneller aan de algemene consensus en is ze veel min-

der snel ambigu: “Consensual and unambigous in the sense that there will be agreement

about the interpretation of the event as negative”. Grote natuurrampen, vliegtuigongeluk-

112

ken … worden door iedereen als negatief ervaren en worden op die manier veel sneller opge-

pikt als „nieuws‟. Tenslotte doen negatieve gebeurtenissen zich veel vaker onverwacht voor.

Dit sluit in feite aan bij het frequentiecriterium: aangezien positieve gebeurtenissen gewoon-

lijk meer tijd in beslag nemen om te evolueren, kunnen zij zich bijgevolg veel minder als ver-

rassing voordoen. Een aardbeving met duizenden doden doet dat wel. Negatieve berichten

beantwoorden veel sneller aan de factor „unexpectedness‟: “the negative curls and eddies

rather than the steady positive flow will be reported”.

De factor van de negativiteit speelt een belangrijke rol in hoe de westerse media omgaan met

conflicten en oorlogssituaties in de ontwikkelingslanden. Van Ginneken stelt dat dit beginsel

van negativiteit nog meer van toepassing is op de cultureel veraf staande situaties. Hierdoor is

er weinig aandacht voor de reële verworvenheden van de maatschappijen in de ontwikkelings-

landen, maar daarentegen hebben de media “juist een eenzijdige nadruk op „staatsgrepen en

aardbevingen‟, op alles wat elders misgaat”.152

6.5 De macht en onmacht van de pers

“Het wezenlijk karakter van de pers is af te leiden uit de sociaal-economische machtsstructu-

ren waarbinnen ze functioneert.”153

De vraag in welke mate de pers vrij is staat in deze paragraaf centraal. Er zijn vier externe fac-

toren die men in rekening kan brengen, namelijk economie, politiek en techniek. Daarnaast

stellen we ook de vrije keuzes van de journalist in vraag.

De media kenden in de 20e eeuw een stormachtige ontwikkeling door de razendsnelle voor-

uitgang van de techniek, die de economische drijfveer achter de media opvoerde. In de

19e eeuw was de economische functie van de pers allesbehalve overheersend. Daardoor kon-

den de politieke en ideologische functies zich autonoom ontwikkelen. De krant fungeerde als

enige spreekbuis en beperkte zich voornamelijk tot de nationale en regionale berichtgeving.

De massapers ontstond rond de eeuwwisseling toen de consumptiegoederen een overproductie

begonnen te kennen en de nood aan een massaal reclamemedium zich opdrong.154

Het onderzoek inzake redactionele invloeden in de nieuwsberichtgeving was aanvankelijk po-

litiek-economisch georiënteerd. Via veldonderzoek en interferenties uit inhoudsanalyse werd

152 VAN GINNEKEN J., op.cit., p. 35

153 VERSTRAETEN H., op.cit., p. 7

154 WITTE E., Media en politiek: een inleiding tot de literatuur, Brussel, VUBPress, 2002, p. 16

113

gewezen op bewuste pogingen tot manipulatie. De groei van de commerciële en technologisch

georiënteerde pers in de jaren ‟70 en ‟80 startte een zoektocht naar meer ideologische invloe-

den. Het meest hedendaagse onderzoek legt de nadruk op de invloed van de krantenorganisa-

tie, nieuwsroutines en een nieuwsideologie.155

Het nieuws in onze dagbladen kwam is het resultaat van doorgedreven keuzes. Deze keuzes

hebben te maken met economie, politiek, techniek of werden ingegeven door beroepsopvat-

tingen, ideologie of louter organisatorische overwegingen.

6.5.1 Druk vanuit de economische wereld

Tussen 1830 en 1900 kende het aantal kranten in België een ongeziene groei. De Belgische

dagbladpers bereikte rond de eeuwwisseling haar hoogtepunt. De eerste wereldoorlog bracht

nog een golf van nieuwe creaties, maar algauw nam het aantal kranten af wegens financiële

moeilijkheden. Na de oorlog waren er 82 kranten; in 1958 bleven er nog maar 47 over. Dit

waren de eerste symptomen van de persconcentratie die zich op het einde van de jaren ‟60 in-

zette.156

Vandaag worden kranten geconfronteerd met een tweevoudige commerciële druk, namelijk de

druk van het krantenbedrijf zelf en de druk van de adverteerders. Beide vormen kunnen niet

van elkaar los worden gezien.

Er bestaat een hechte relatie met de economische wereld. De ruilwaarde die een mediaproduct

heeft voor de producent, is veel belangrijker geworden dan de gebruikswaarde die het heeft

voor het publiek.157

De druk van de verkoopscijfers is dus groot. Kranten opereren meer en

meer in een competitieve omgeving. Dat is het gevolg van de daling van het aantal lokale en

nationale kranten. Minder kranten betekent meer concurrentie. Deze concurrentie en dalende

koopcijfers kunnen het einde betekenen van sommige kranten. Ofwel gaan ze failliet en ver-

dwijnt de krant, ofwel worden ze opgekocht door een grotere groep.158

Kranten die opgekocht

worden door een grotere mediagroep, worden in nog grotere mate geconfronteerd met com-

merciële druk. Winststreven is namelijk het belangrijkste motief van de grote mediagroepen.

155 VAN DIJK T., News analysis. Case of international and national news in the press. Hillsdale, Erlbaum,

1988, p. 1-2

156 GOL, J., op.cit., p. 20 en p. 121-123

157 WITTE E., op.cit., p. 49

158 FRANKLIN B., Newszak and news media, London, Arnold, 1997, p. 21-25

114

Meestal worden noodlijdende kranten pas opgekocht als de groep er winstmogelijkheden in

ziet.159

De situatie van De Morgen was daarvan een goed voorbeeld. De Persgroep nam de

krant over met winstcijfers in het achterhoofd en wou geen geld meer steken in de krant toen

de verkoopcijfers daalden. Pas toen de verkoopcijfers opnieuw stegen zag men van dat idee

af.160

Als gevolg van deze concentratie en de noodzaak tot concurrentie, wordt er in de media ook

gestreefd naar meer rationele organisatievormen. Meestal heeft dit een standaardisering in de

nieuwsgaring tot gevolg. Er worden meer en meer gestandaardiseerde tekstberichten en pers-

mededelingen overgenomen. Dit heeft een grotere uniformiteit in het nieuws tot gevolg. Dit

uniforme nieuws vergemakkelijkt bovendien de verspreiding van de stellingen van de heer-

sende groepen, die ook via hun eigen persdiensten in deze systeembevestigende richting kun-

nen werken.

Wegens de grote concurrentie, wordt de snelheid van berichtgeving en het hebben van pri-

meurs, cruciaal. Dit heeft uiteraard geen goede invloed op de grondigheid van de berichtge-

ving. Bovendien wordt de diepgang ook nog eens ondergraven door de fragmentering van het

nieuws, de beperkte ruimte die elk feit in beslag mag nemen en de geringe ruimte voor con-

textualisering.

Het nieuws moet verkopen, en dus afgestemd zijn op een zo breed mogelijk publiek. Om het

nieuws lichter verteerbaar te maken, wordt het in hoge mate gepersonifieerd, gedramatiseerd

en als entertainment gepresenteerd. Men spreekt van „infotainment‟, waarbij het nieuws ook

steeds meer gemaakt wordt vanuit het perspectief, de belangstelling en de kennis van de zo-

genaamde gewone burger. De jacht op scoops wordt ook groter: de sensationele primeur, de

eerste zijn met één of ander schandaal. Dit streven heeft uiteraard soms nefaste gevolgen, bij-

voorbeeld wanneer geruchten verkeerdelijk tot waarheid wordt verheven, zonder de onthul-

lingen te hebben nagetrokken. “Deze zoektocht naar het exclusieve bericht leidt echter tot het

verspreiden van sensationele en soms foutieve berichten. Het zoeken naar sensationele pri-

meurs en de dwang van de deadline zijn dus niet zozeer journalistieke, als wel economische

vereisten.”161

De harde concurrentie en grote concentratie in het medialandschap, maken dat de sector zeer

kapitaalintensief is geworden. Dit heeft tot gevolg dat reclame steeds essentiëler wordt.

159 DE BENS E., op.cit., p. 3

160 Ibidem, p. 365

161 VERSTRAETEN H., op.cit., p. 154

115

Commerciële televisiestations beconcurreren de openbare omroepen en strijden om de hoog-

ste kijk- en luistercijfers. Deze ontwikkeling gaat duidelijk in de richting van multimediale

concerns en van mediamagnaten die een groot deel van het medialandschap in handen heb-

ben. De concentratie manifesteert zich ook duidelijk bij de kranten. In België zijn er in het

begin van de eenentwintigste eeuw nog maar 9 ondernemingen die 24 titels uitgeven, tegen-

over respectievelijk 17 en 34 in 1980 en 34 en 48 in 1950.162

Dit brengt ons bij de tweede commerciële druk, namelijk die van de reclame. Dankzij reclame

kan de pers zelf financieel overleven. De winst die wordt gemaakt, komt bijna uitsluitend van

de advertenties. De lage productiekosten van het reclamegedeelte compenseren ruimschoots

het verlieslatende redactionele deel. Informatie verzamelen en verwerken is namelijk een dure

aangelegenheid. Men moet personeel betalen, abonnementen op persagentschappen nemen en

de technologie aanpassen aan de tijdsomstandigheden. Via reclame zorgen de media er ook

voor dat de consumptie van goederen bevorderd wordt, zodat de kapitaalbezitters meer

winsten kunnen realiseren. Het gevaar is echter dat de krant afhankelijk kan worden van deze

reclame en van bepaalde grote bedrijven.

De band met het bedrijfsleven wordt volgens Verstraeten niet zozeer onderhouden door per-

soonlijke vriendschappen, maar eerder door de beïnvloeding van de „algemene sfeer‟163

De

pers wordt financieel op de been gehouden door het bedrijfsleven, dus voelen de journalisten

uiteraard ook druk uit die hoek. Vooraanstaande personen uit het bedrijfsleven proberen hun

contacten bijvoorbeeld te onderhouden door het aanbieden van diners.

Els Witte stelt dat er wel degelijk directe druk is van de zakenwereld op de media. Ze contro-

leren immers de belangrijkste communicatiekanalen, wat een zeer machtig middel is. Toch is

het niet zo dat de media alleen maar zouden brengen wat hen door de economische machts-

groepen wordt gedicteerd. Het systeem fungeert veeleer via zelfcensuur vanwege de commu-

nicator en via andere, subtiele vormen van beïnvloeding. Een aantal technieken zijn de orga-

nisatie van pseudo-evenementen, het aanreiken van een pasklare kopij, de publicatie van

klaargestoomde artikelen zonder bronvermelding, verborgen sponsoring, de introductie van

sluikreclame en veel meer.164

162 WITTE E., op.cit., p. 24

163 VERSTRAETEN H., op.cit., p. 75

164 WITTE E., op.cit., p. 29

116

6.5.2 Druk vanuit de politieke wereld

De pers was in de jaren ‟50 sterk partijgebonden. Dit wekt geen verbazing als men de situatie

in de 19e eeuw onder de loep neemt. Elke fractie van de 19

e-eeuwse burgerij had nood aan een

eigen opinieblad om een controlefunctie uit te oefenen en haar belangen te verdedigen. Vooral

in verkiezingstijd was de opiniepers onontbeerlijk. De privé-sector, en meer bepaald rijke fa-

milies, namen deze taak op zich. Zo ontstonden er verschillende eigendomstructuren, waar-

door de relatie tot de politieke stromingen sterk kon variëren.165

Vaak gebruikten sterke figuren of de meest kapitaalkrachtige eigenaars de krant om zelf actief

deel te nemen aan het politieke leven. De krant werd voor hen een hefboom voor machtsvero-

vering. Deze eigenaars vormden een niet te onderschatten machtsfactor in het functioneren

van de partij. Bovendien konden ze via hun krant een sterke stempel drukken op de partijpoli-

tiek en ook op de ideologische strekking van de partij, die liberaal of katholiek was.166

De doorbraak van de massapers rond de eeuwwisseling veranderde niet veel aan die situatie.

De pers bleef ideologische aansluiting zoeken bij de traditionele partijen, waardoor de 19e-

eeuwse relaties bleven doorwerken. De eigenlijke partijpers verdween, maar de banden tussen

eigenaars of redactie en partijen bleven bestaan. In tegenstelling tot de burgerlijke partijen, die

voornamelijk een beroep deden op de privé-sector, kenden de arbeiderspartijen van in het be-

gin het fenomeen van de partijpers. Er bestond een bepaalde organisatorische band met de

partij. Daarbij behartigde en verdedigde de krant de belangen van de partij en droeg ze de par-

tijpolitieke ideologie uit. Dit was zo bij linkse stromingen waartoe de socialistische vakbon-

den en partijen behoren.167

Twee typische voorbeelden van partijkranten waren „Vooruit‟ en

„Volksgazet‟.

Tot diep in de jaren ‟50 varieerden de banden tussen de partijen en de pers in West-Europa

van vrij hecht (privé-sector) tot zeer hecht (partijpers). In België waren de linguïstische en po-

litieke verdeling groter dan in de buurlanden. In de jaren ‟50 deed er zich een sterke verzui-

ling voor in het Belgische politieke leven door de koningskwestie, repressie, schoolstrijd, on-

afhankelijkheid van Kongo en de eenheidswet. Dit had een sterke weerslag op de pers. Kran-

ten stelden de politiek, die hun tegenstanders voerden, voortdurend aan de kaak. De eigen po-

165 WITTE E., op.cit., p. 122

166 Ibidem, p. 122-123

167 Ibidem, p. 123-124

117

litieke strekking werd hardnekkig verdedigd. Hier was de pers het middel bij uitstek om de

politieke ideologie van de strekking waartoe ze behoorde uit te dragen.

De katholieke pers had de grootste aanhang (vooral in Vlaanderen) en het meest aantal kran-

ten. Dan volgden de liberale en tenslotte de socialistische pers. De liberale pers evolueerde als

eerste naar een neutraal statuut, vb. „Het Laatste Nieuws‟. Er waren immers weinig neutrale

dagbladen in België: „Le Soir‟, „La Meuse‟, „Le Jour‟.168

Naast de partijbetrokkenheid van de pers waren er ook andere vormen van politieke druk.

Volgens Verstraeten169

maakt druk vanwege het politieke milieu deel uit van de dagelijkse

journalistieke praktijk. Naar aanleiding van een kritisch opiniestuk kunnen de relaties tussen

een krant en een politicus sterk verzuren, wat aanleiding kan geven tot het weigeren van in-

terviews, het „vergeten‟ uitnodigen van journalisten van de betreffende krant of het doorspe-

len van belangrijke informatie aan concurrerende bladen. Verstraeten bespreekt in zijn boek

ook enkele casussen uit de Belgische journalistiek.

In de jaren zestig veranderden deze verhoudingen fundamenteel. In het verlengde van de key-

nesiaanse verzorgingsstaat werd het klassengebonden karakter van partijen afgezwakt. De

doelgroepen van de kranten werden stilaan meer pluriform. Dit had ook tot gevolg dat de

hoeveelheid politieke berichtgeving werd afgezwakt, ten voordele van diverse onderwerpen.

Zowel in de kranten die met de burgerlijke partijen verbonden waren, als in de arbeiderspers,

was deze invloed te merken.170

Vandaag zijn de banden tussen pers en partijen subtieler. Journalisten hebben contacten met

mandatarissen uit bepaalde partijen en kunnen rekening houden met een partijstandpunt in

commentaren, maar dit alles gebeurt minder open en duidelijk.

Dat de journalistieke en politieke wereld nauw verweven zijn, blijkt ook uit het feit dat ver-

schillende journalisten ook actief zijn in de politiek.171

Verstraeten citeert de journalist Wer-

ner Van de Walle, die zegt dat bijna alle belangrijke politieke commentatoren ook een deel-

tijdse functie hebben in het parlement.172

Hij noemt Manu Ruys, Jef Claes en Louis van Nu-

land die werken voor „beknopt verslag‟. Piet Piryns, journalist, voegt daaraan toe dat een

groot aantal journalisten optreden als copywriters voor politieke partijen. Vele journalisten

168 GOL, J., op.cit., p. 21 en pp. 49-51.

169 VERSTRAETEN H., op.cit., 176 p.

170 WITTE E., op. cit., p. 133

171 Ibidem, p. 135

172 Ibidem, p. 77

118

bouwen een band op met bepaalde politici omdat ze zo gemakkelijker aan informatie komen.

Het gevaar bestaat dan natuurlijk dat ze aan die tipgevers gebonden worden en dat de politici

een wederdienst verwachten. Daarom pleit Verstraeten voor de wettelijke invoering van het

recht op informatie, zodat men zich niet meer persoonlijk aan iemand moet binden om infor-

matie los te krijgen.

Boone onderzocht de politieke profielen van uitgevers en journalisten.173

Hij besluit dat jour-

nalisten linkser zijn ingesteld. Hun politieke basisopvatting is links-liberaal. Ze zijn aanhan-

gers van geïnstitutionaliseerde partijen en sympathiseren zelden met extreme partijen. Ten

slotte stellen ze zich vrij onafhankelijk op ten opzichte van de partij die hun voorkeur weg-

draagt. Ook Van Ginneken stelt dat journalisten zichzelf meestal beschouwen als centrum-

links of progressief.174

Ook Els Witte concludeert dat de meeste journalisten zich situeren in

de linkse en liberale hoek.175

Er bestaat volgens haar ook geen twijfel over dat de persoonlijke

opvattingen van de journalist een directe invloed hebben op de informerende en opiniërende

nieuwsproducten die met waarden verband houden.176

6.5.3 Technische druk

De technische druk wordt bepaald door de technologische productie en ontwikkeling van de

krant. Gebeurtenissen moeten passen in de verschijningsfrequentie van de media. Snelle ver-

anderingen scoren hoog; langdurige processen hebben minder nieuwswaarde. In een maan-

dageditie heeft het zondagnieuws een grotere kans om op de voorpagina te staan dan het za-

terdagnieuws. Een gebeurtenis moet ook passen in het verwachtingspatroon dat men van de

wereld heeft. Eventueel worden gebeurtenissen anders geïnterpreteerd zodat ze in dat kader

passen. De lay-out van een krant bepaalt hoeveel nieuws erin komt. Deze beschikbare ruimte

bepaalt de nieuwsselectie, waarop we in het volgende onderdeel terugkomen. Binnenlandse en

westerse gebeurtenissen hebben meer kans om in het nieuws te komen dan gebeurtenissen die

in de Derde Wereld plaatsvinden.177

173 BOONE L., “De politieke profielen van uitgevers en journalisten” in: DE BENS E. (ed.), Massamedia en

politiek. Liber memorialis Theo Luykx, Antwerpen, Kluwer Rechtswetenschappen, 1982

174 VAN GINNEKEN, op.cit., p. 66

175 WITTE E., op. cit., p. 166

176 Ibidem, p. 172

177 BRAECKMAN C., CHORUS B., DE HAES I., De medialeugen.,Berchem, EPO, 1994, p. 33-36.

119

Ten slotte weegt er nog een ander soort druk op de journalist: de tijdsdruk. Een krant ver-

schijnt dagelijks en de nieuwsgaring moet dus binnen een zeer beperkte termijn gebeuren. Dit

heeft tot gevolg dat hij niet altijd de tijd heeft om zijn bronnen voldoende te controleren.

Daarom wordt er veel gebruik gemaakt van officiële bronnen, deze zijn zeker juist. Daarom

bestaat er ook een soort „imitatieve competitie‟ tussen journalisten. Veiligheidshalve zal men

nieuwswaarde hechten aan die verhalen die ook door collega‟s- journalisten als belangrijk

nieuws behandeld worden. Dit werkt de inhoudelijke uniformiteit in de hand.

6.5.4 Interne druk op journalisten

Hierboven vermeldden we al dat politici, het bedrijfswezen en de techniek beperkingen op-

leggen aan de journalisten. Daarnaast heerst ook intern, door de strikte hiërarchie, een strenge

controle op de ondergeschikten. De interne druk is eveneens een gevolg van structurele rela-

ties.

De journalist is op de eerste plaats een werknemer, die werkt tegen een vast loon. Zijn presta-

ties staat hij af aan zijn oversten. De directie zal met de regelmaat van de klok teksten van

haar redacteurs inkorten, aanpassen, wijzigen of zelfs niet publiceren. Ten tweede bevindt de

journalist zich in een ondergeschikte positie tegenover de hoofdredacteur en de directie, die

de grenzen bepalen waarbinnen de journalist zich mag begeven. Als opzichters, zien zij erop

toe dat hij de heersende normen niet overschrijdt. Deze twee elementen zorgen ervoor dat de

journalist machteloos staat tegenover de directie, die meestal het laatste woord heeft. In de

meeste gevallen speelt de hoofdredacteur onder één hoedje met hen, in plaats van zijn redactie

te verdedigen.178

Een belangrijke trend is het toenemende aantal freelance journalisten en het toenemende aan-

tal zaken die de journalist zelf moet vervullen. Het werken met veel freelancers heeft vooral

voordelen voor de krantenbedrijven. Zo kunnen ze namelijk fors besparen op hun personeels-

kosten. Voor de journalist is het werken op freelancebasis echter minder gunstig. Zij zijn na-

melijk erg afhankelijk van de goodwill van de krantenbedrijven om hun verhalen af te nemen.

Meer nog dan hun collega‟s in vaste dienst gaan zij op zoek naar primeurs. Zulke primeurs

moeten ze dan snel zien te verkopen aan een krat alvorens een andere vaste journalist de pri-

meur ontdekt heeft. Gevolg is een gebrekkig controleren van de bronnen. Er zijn ook een toe-

178 VERSTRAETEN H., op.cit., p. 107-108

120

nemend aantal zaken die de journalist zelf moet uitvoeren, zoals het instaan voor de public re-

lations.179

6.6 Ideologische functie van de pers

Meermaals is erop gewezen dat het discours van de media bedoeld is om het maatschappelijk

status-quo te garanderen. Het discours dient de belangen van de elite en zorgt ervoor dat de

bestaande sociale verhoudingen op dezelfde manier blijven bestaan. Van Dijk spreekt in dit

verband over een „web of factity‟ dat wordt gesponnen om een illusie van geloofwaardigheid

te creëren, maar dit web moet uiteindelijk gewoon et status-quo legitimeren.180

“Media texts

constitute versions of reality in ways which depend on the social positions and interests and

objectives of those who produce them.”181

Ook Verstraeten komt tot deze conclusie in zijn werk „Pers en macht‟. In zijn voorwoord zegt

hij dat “de pers, ondanks haar kritische instelling, een efficiënt middel (is) om de maatschap-

pelijke machtstructuren te handhaven, te versterken of zelfs te verantwoorden.”182

De pers is

met andere woorden een zeer belangrijk ideologisch instrument. Verstraeten meent bovendien

dat het wezenlijk karakter van de pers af te leiden is uit de socio-economische machtsstructu-

ren waarbinnen ze functioneert. Enkel de opinies van die mensen die over voldoende kapi-

taalkracht beschikken, komen in de pers aan bod. Witte noemt deze groep de „heersende for-

matie‟ die een hegemonische consensus construeert. Deze consensus wordt door middel van

de massamedia doorgegeven aan de globale samenleving en wordt als enige mogelijke ideo-

logie gepresenteerd. Sociale controle, waarin de media een grote rol spelen, helpt om de te-

genkrachten in bedwang te houden.183

Dit impliceert dat er grotendeels systeembevestigende

informatie wordt overgedragen. Systeemontregelende informatie zou immers tegen de belan-

gen van de dominante klassen ingaan.

179 FRANKLIN B, op.cit., p. 21-25

180 VAN DIJK T, News as discourse, Hillsdale, Erlbaum, 1987, p. 8

181 FAIRCLOUGH, Critical discourse analysis: the critical study of language, London, Longman, 1995,

p. 103

182 VERSTRAETEN H., op.cit., p. 7

183 WITTE E., op.cit., p. 49

121

Concreet zijn het de volgende waarden die vooral worden doorgegeven: de oriëntatie op het

consumptiepatroon, de reproductie van de productieverhoudingen en de legitimering van de

parlementaire democratie.184

Om deze ideologie over te brengen, hanteert de krant de taal van het publiek waartoe ze zich

richt: “door het gebruik van het publieke idioom zorgt de krant ervoor dat de ideologie van de

heersende klasse vertaald wordt in het vocabularium van het publiek en opgenomen wordt in

de onder dat publiek geldende denkschema‟s.”185

Fowler maakt de opmerking dat de journa-

list zijn schrijfstijl aanpast aan het genre van het artikel en aan de specifieke stijl van de krant.

Meer algemeen reflecteert de stijl ook de sociale en economische context waarin de krant zich

bevindt.186

Verstraeten probeert een antwoord te zoeken op de vraag waarom de pers systeembevestigend

werkt. Ten eerste is de Belgische pers grotendeels in handen van privé-bedrijven die het

nieuws als koopwaar verhandelen en wiens commercieel management in feite niet verschilt

van andere bedrijven. Een tweede mogelijkheid is dat ze in handen zijn van vakbonden of an-

dere niet winstzoekende instellingen. Maar deze moeten zich ook aanpassen aan de heersende

marktwetten. De pers is met andere woorden niet geneigd om de fundamenten van de vrije

markteconomie aan te vallen, precies omdat haar overlevingskansen afhankelijk zijn van deze

vrije markt. Ten derde wordt er een niet geringe druk uitgeoefend op journalisten om het

nieuws in een bepaalde richting te managen. Tijdens de verwerking van het nieuws, kan de

journalist druk ervaren vanwege het politieke milieu, de bedrijfswereld, of interne druk van de

directie en de redactionele hiërarchie. Deze druk is echter moeilijk te achterhalen of te onder-

zoeken omdat het vaak impliciet gebeurt en journalisten er niet graag over praten.

Reeds bij de selectie van het nieuws is de journalist afhankelijk van de dominerende instan-

ties. Deze laatste bepalen welke informatie er wordt doorgespeeld en welke er wordt achter-

gehouden. Zo zijn journalisten op persconferenties bijvoorbeeld totaal afhankelijk van de in-

formatie die de spreker wil lossen.

Verstraeten bedoelt zeker niet dat het systeembevestigend karakter van de pers het resultaat is

van een doelbewuste planning van een groepje machtswellustelingen. Hij toont met zijn studie

aan dat dit karakter het gevolg is van een bepaalde productiewijze en van een bepaalde sociale

structuur. Ook Els Witte benadrukt dat het niet gaat om een doelbewuste strategie, maar dat

184 ibidem, p. 49

185 VERSTRAETEN H., op.cit., p. 129

186 FOWLER R., op.cit., p. 46

122

deze ideologieoverdracht het “logische en onvermijdelijke gevolg is van het nieuwsproductie-

proces dat inherent is aan de mediastructuren.”187

Zoals in het vorige hoofdstuk duidelijk werd, wordt in onze huidige geglobaliseerde wereld

het nieuws bepaald door enkele grote persbureaus. De pers bepaalt eigenlijk waarover gepraat

wordt, wat er op de agenda komt: “De pers slaagt er weliswaar niet altijd in om de mensen te

vertellen wát ze moeten denken, maar ze slaagt er verbazingwekkend goed in om de mensen te

vertellen waaróver ze moeten denken.”188

De grootste persbureaus, zoals Reuters en AP, lig-

gen in de westerse wereld. Dit betekent dat in de selectie van het nieuws de westerse waarden

zwaar doorwegen. Ook op wereldschaal is de ideologische functie van de pers niet te looche-

nen. Op sociaal vlak zijn deze waarden individualisme en sociale mobiliteit, op politiek vlak

pragmatisme en gematigdheid. Op het gebied van lifestyle staan materialisme en persoonlijke

autonomie centraal, onze sociale identiteit wordt gedefinieerd door onze consumptiepatronen.

Op ideologisch vlak gaan wij ervan uit dat we geen ideologie hebben. Veel mensen denken

dat de liberale, westerse denkbeelden geen ideologische inslag hebben, maar uitsluitend op

wetenschappelijke basis tot stand zijn gekomen.

Van Ginneken beschrijft hoe buitenlandse correspondenten de situatie ter plaatse steeds vanuit

het perspectief van het thuisland blijven omschrijven. “Correspondenten verdiepen zich in de

cultuur, leren sociaal de weg vinden, maken nieuwe relaties, dan nog zijn de kansen dat ze

zich „perfect inleven‟ gering. Dat is ook niet eens de bedoeling: het wordt juist belangrijk ge-

acht dat zij het perspectief van het „thuisland‟ behouden, of het perspectief van het gastland

hooguit in die termen vertalen.”189

187 Ibidem, p. 49

188 VAN GINNEKEN J., op.cit., p. 78

189 Ibidem, p. 113

123

7 Kwalitatieve analyse

Bij elk gekozen moment bespreek ik vooraf de historische achtergrond. Deze historische con-

text baseerde ik voornamelijk op Keesings Historisch Archief. Wanneer ik mij op andere

bronnen baseer, meld ik dit in de voetnoten.

7.1 22 – 25 maart 1965: Dood Gheorghiu-Dej - opvolging

7.1.1 Historische achtergrond

Partijleider en staatshoofd Gheorghe Gheorghiu-Dej was op 18 maart door het nieuwgekozen

parlement herkozen als voorzitter van de Staatsraad. De dag nadien overleed hij te Boekarest.

Hij was 63 jaar geworden.

Zijn begrafenis op 24 maart werd bijgewoond door delegaties uit alle communistische landen

(behalve Albanië) en een 20-tal niet-communistische landen. Tienduizenden Roemenen ston-

den langs de route van de begrafenisstoet.

Het Centraal Comité van de Roemeense Arbeiderspartij koos op 22 maart in plenaire zitting

met algemene stemmen Nicolae Ceausescu, lid van het centrale comité, van het partijsecreta-

riaat en van het politbureau, alsmede afgevaardigde in de Grote Nationale Vergadering, tot

opvolger van Gheorghiu-Dej als eerste partijsecretaris. Het comité stelde de Nationale Verga-

dering voor Chivu Stoica, lid van het politbureau en oud-premier, te kiezen tot voorzitter van

de Staatsraad. Deze voordracht heeft het parlement op 24 maart met algemene stemmen ge-

volgd, waarmee een einde kwam aan de combinatie partijsecretaris-staatshoofd zoals die on-

der Gheorghiu-Dej sinds maart 1961 had bestaan.

7.1.2 Analyse

De Standaard

In De Standaard maakt men geen melding van de dood van het staatshoofd van Roemenië.

Het is pas in juli dat men voor het eerst bericht over de nieuwe president. Men vertelt hierbij

niet dat Stoica pas sinds maart de nieuwe president was.

Het artikel gaat over het partijcongres, dat in juli van dat jaar plaatsvond. “Roemenië wil vol-

gens eigen recept leven.” De uitspraak van de Roemeense president lijkt het partijcongres

124

samen te vatten. Allicht zullen er op het partijcongres ook andere dingen besproken zijn. Maar

het onafhankelijkheidsstreven van Roemenië binnen het Oostblok blijkt voor de pers van gro-

ter belang te zijn.

Roemenië wil met elk land betrekkingen onderhouden op basis van wederzijds respect, gelijke

rechten, onafhankelijkheid en niet-inmenging in interne aangelegenheden. De journalist plaats

dit vrijheidsstreven in de clash tussen China en de Sovjet-Unie.190

Partijsecretaris Brezjnev

gaat niet in op de uitspraken van Stoica, terwijl de Chinese afgevaardigde de Roemenen looft

om hun zelfstandigheidsdrang.

In het artikel wordt verschillende malen benadrukt dat Roemenië naar meer onafhankelijkheid

streeft. Dit doet de journalist door middel van eigen bewoordingen, maar ook door uitspraken

van betrokkenen. “De Russische partijsecretaris Brezjnev repte echter met geen woord over

de Roemeense drang een eigen koers te varen.” Op die manier illustreert de journalist de te-

genstelling tussen Roemenië en de Sovjet-Unie. Het koppig stilzwijgen van Breznjev wordt

daarna gecontrasteerd met de positieve beoordeling van de Chinese afgevaardigde. “Ping, die

een hele tijd onberoerd Brezjnev had aangehoord, viel onmiddellijk het revisionisme aan, dat

hij de voornaamste dreiging voor de communistische beweging noemde.” Hij valt uit tegen

Brezjnev. Tegelijkertijd neemt hij het ook op voor de Roemenen, onder het motto: „de vijand

van mijn vijand is mijn vriend‟. Het is duidelijk dat de journalist stelling neemt voor het

Roemeense standpunt en tegen Brezjnev. Na de uitspraak van Ping volgde er blijkbaar een

applaus. Er zal zeker meerdere malen geapplaudisseerd zijn, maar door dit enkel op dit ogen-

blik expliciet te vermelden, identificeert de journalist zich met het applaudisserende publiek.

“Vervolgens prees hij (Ping) – terwijl een stilzwijgende Brezjnev rood aanliep – de Roeme-

nen voor hun zelfstandigheidsdrang.” Uit deze zin klinkt een zeker leedvermaak met Brezj-

nev. Bovendien looft ook de journalist – via de uitspraak van Ping – de Roemeense houding.

Vooruit

In de socialistische krant Vooruit is de dood van Gheorghiu-Dej voorpaginanieuws. Het arti-

kel is echter wel erg kort. Men meldt wanneer en hoe de Roemeense president overleden is.

Verder zegt men ook dat hij nog maar pas door het parlement herkozen was. De krant acht de

gebeurtenis belangrijk genoeg om een foto van de overleden president af te beelden.

Wanneer de opvolging van Gheorghiu-Dej gekend is plaats men zijn twee opvolgers op de

voorpagina van de krant. Men licht amper toe wie Ceausescu en Stoica zijn.

190 Dit conflict tussen China en de Sovjet-Unie lichtte ik toe in hoofdstuk 4, namelijk in punt 4.1.

125

7.1.3 Conclusie

Opvallend is dat de Vooruit de dood en de opvolging van Gheorghiu-Dej als voorpagina-

nieuws beschouwd. Men gaat echter niet in op de betekenis van zijn figuur of van zijn opvol-

gers.

Inhoudelijk gaat De Standaard dan weer veel verder. De journalist gaat in op het eerste partij-

congres van de nieuwe president. Men vermeldt hierbij niet dat Stoica pas aan de macht was

gekomen. In dit artikel doet de journalist geen poging om zijn sympathie voor de Roemenen

te verhullen. Het is zeer duidelijk dat men het land om zijn onafhankelijkheidsdenken op han-

den draagt. De Roemeense houding jegens de Sovjet-Unie en jegens de internationale politiek

lijkt bovendien het enige nieuwswaardige aan Roemenië te zijn.

“Roemeense president Gheorghiu-Dej overleden.”

Vooruit, 20 maart

Plaats in de krant: pagina 1

Feitelijk nieuws

Artikel met een foto

Bron: niet vermeld

Oppervlakte: zeer klein

“Opvolgers van Gheorghiu-Dej”

Vooruit, 25 maart

Plaats in de krant: pagina 1

Feitelijk nieuws

Artikel met 2 foto‟s

Bron: niet vermeld

Oppervlakte: zeer klein

“President Stoica: „Roemenië wil leven volgens eigen recept‟.”

De Standaard, 22 juli

Plaats in de krant: pagina 1

Feitelijk nieuws

Artikel zonder foto‟s

Bron: AFP/Reuter/UPI

Oppervlakte: middelmatig

126

7.2 Januari 1967 en augustus 1967: betrekkingen Roemenië – West-

Duitsland

7.2.1 Historische achtergrond

De West-Duitse regering wijzigde haar politiek ten aanzien van Oost-Europa op het einde van

de jaren ‟60. Deze veranderde politiek wierp haar eerste vruchten af door de banden met

Roemenië aan te halen. Onder de regering van Erhard slaagde de minister van Buitenlandse

Zaken, Gerhard Schröder, erin in bijna alle Oost-Europese landen een West-Duitse handelsde-

legatie te vestigen, zonder dat de Hallstein-doctrine werd losgelaten. Deze leer werd in 1955

door de toenmalige staatssecretaris Walter Hallstein verkondigd. Bonn zou geen diplomatieke

betrekkingen met landen vestigen, die Oost-Duitsland erkenden. Deze leer kwam nu echter

meer en meer ter discussie te staan. In augustus 1966 deed Bondskanselier Erhard reeds het

voorstel de Hallstein-doctrine te laten varen voor zover het Oost-Europa betreft. De regering

onder Bondskanselier Kiesinger ging hier ook werkelijk toe over en bereikte de vestiging van

diplomatieke betrekkingen met Roemenië.

Als motieven van West-Duitsland voor het herstel van normale betrekkingen met de Oosteu-

ropese landen ziet men: 1. het herstel van de onderbroken historische aanwezigheid van West-

Duitsland in Oost-Europa, 2. verruiming van het terrein van de buitenlandse handel en 3.

vermindering en wegname van remmingen en angsten tegen West-Duitsland, die nog uit de

Tweede Wereldoorlog stammen. Dit alles ter voorbereiding van een eventuele Duitse hereni-

ging. Inzake de verruiming van de handel op Oost-Europa en de Sovjet-Unie besloot de West-

Duitse regering op 11 januari de op 6 mei 1966 aangenomen regeling tot liberalisering van het

handelsverkeer met Roemenië, Bulgarije, Hongarije en Polen uit te breiden tot de Sovjet-Unie

en Tsjechoslowakije, zodra met deze landen nieuwe overeenkomsten worden gesloten.

Op 30 januari werden de Roemeense minister van Buitenlandse Zaken Corneliu Manescu en

zijn West-Duitse ambtgenoot Willy Brandt het formeel eens over het aanknopen van diploma-

tieke betrekkingen tussen beide landen. Hiermee scheen tevens een breuk gekomen te zijn in

de gemeenschappelijke politiek van de Oost-Europese landen ten aanzien van West-

Duitsland. Ook andere Oost-Europese landen dan Roemenië reageerden min of meer gunstig

op de uitvoering van de nieuwe „Ostpolitik‟ van de regering-Kiesinger. De zuidelijke Oost-

Europese landen (Bulgarije, Hongarije, Joegoslavië en Roemenië) waren eerder geneigd tot

het aanknopen van diplomatieke betrekkingen met West-Duitsland, omdat zij geen gemeen-

schappelijke grenzen met West-Duitsland hadden. Van Bulgarije, dat economisch in hoge ma-

127

te afhankelijk is van de Sovjet-Unie, verwachtte men echter, dat het zich zou laten leiden door

het definitieve Sovjet-standpunt. De noordelijke Oost-Europese landen (Oost-Duitsland, Po-

len en Tsjechoslowakije) vreesden het gevaar van een opleving van het West-Duitse „revan-

chisme‟ nog zeer. Met het doel diplomatieke betrekkingen te vestigen tussen beide landen be-

gaf zich reeds vroeger op 7 januari in het geheim een West-Duitse diplomatieke missie onder

leiding van Hans Helmuth Rüthe, van het ministerie van buitenlandse zaken, naar Roemenië.

Na afloop van dit bezoek werd op 18 januari bekend, dat Roemenië spoedig tot vestiging van

diplomatieke betrekkingen met West-Duitsland zou overgaan na het bezoek van de Roemeen-

se minister van Buitenlandse Zaken Corneliu Manescu aan West-Duitsland van 30 januari tot

3 februari. Volgens het officiële communiqué zouden Brandt en Manescu tijdens dit bezoek

hebben gesproken over internationale vraagstukken van gemeenschappelijk belang en over de

stand van de ontwikkeling van de betrekkingen tussen beide landen. Ter ontwikkeling van de

wetenschappelijke en culturele uitwisselingen tussen beide landen zouden diplomatieke be-

trekkingen gevestigd worden. Beide landen waren ervan overtuigd, aldus het communiqué,

hiermee bij te dragen tot de vrede en de veiligheid, de duurzame samenwerking van de Euro-

pese volken en de internationale ontspanning.

Tijdens de besprekingen met Brandt zou Roemenië zich bereid hebben verklaard de Duitse

Roemenen naar de Bondsrepubliek te laten terugkeren, er zouden van de 380 000 „Volksdeut-

sche‟ in Roemenië ongeveer 60 000 willen terugkeren.

De eenzijdige verklaring van Bonn luidde dat de Bondsrepubliek op het standpunt blijft staan

het gehele Duitse volk te vertegenwoordigen. Door een compromis zouden ook West-

Berlijners bescherming moeten genieten van de toekomstige West-Duitse ambassades. Roe-

menië verklaarde dat het overeenkomstig de consequente vreedzame politiek en de internatio-

nale samenwerking, de ontwikkeling van de betrekkingen met alle landen op alle gebied, on-

geacht de maatschappelijke orde, voorstaat. Na de verklaring van de West-Duitse regering

naar aanleiding van het aangaan van diplomatieke betrekkingen met Roemenië, moest de

Roemeense regering nogmaals haar standpunt bekend maken, dat het tot de fundamenteelste

realiteiten in Europa behoorde, dat er twee Duitse staten bestonden.

De Sovjetrussische partijleider Brezjnev zei nog op 13 januari tijdens een rede te Gorki dat de

Sovjet-Unie alles wat redelijk en nuttig was voor de zaak van de vrede in Europa zou onder-

steunen, ook desbetreffende stappen van de Duitse Bondsrepubliek in deze richting. De ver-

klaring, die op 28 januari aan de vooravond van Manescu‟s bezoek aan Bonn aan de ambas-

sades van de Westelijke grote drie te Moskou werd overhandigd, was echter van een geheel

andere toon.

128

In deze verklaring werd gesteld dat de weer opkomende nationaal-socialistische tendensen in

de Bondsrepubliek een nieuwe Hitler aan de macht zouden kunnen brengen, die bovendien de

beschikking over atoomwapens had. De politieke activiteiten van de NPD berustten op de

slogans van de nazi's zoals „Lebensraum‟ en „Deutschland über alles‟. In Bonn wijdde men

studies aan de opbouw van een onafhankelijke Duitse atoom- en rakettenstrijdmacht, waar-

voor de uitgaven al een miljard DM bedroegen. Over de DDR werd gezegd, dat de onveran-

derlijkheid van de grenzen en de onaantastbaarheid van de socialistische Duitse staat, de

DDR, een van de voornaamste grondslagen voor duurzame vrede en veiligheid van de Euro-

pese volken vormden. Degene die de onveranderlijkheid van de grenzen van de DDR en ande-

re socialistische staten op de proef stelden zou een onafwendbare en vernietigende nederlaag

leiden.

In augustus van datzelfde jaar bracht de West-Duitse minister van Buitenlandse Zaken Brandt

een tegenbezoek aan Roemenië. Opnieuw vonden er besprekingen plaats, onder andere in

verband met de internationale situatie.

7.2.2 Analyse

De Standaard

De koppen in De Standaard over de betrekkingen zijn erg optimistisch. (“Bemoedigend voor-

beeld.” “Hindernis Hallstein-doctrine opgeruimd. Bonn en Boekarest erkennen elkaar.”)

Men ziet de betrekkingen tussen beide landen voornamelijk als een goede evolutie in de Oost-

Westpolarisatie. Er is echter één kop die een andere toon aanslaat: “Diplomatiek offensief van

Bonn op twee fronten.” De journalist maakt hierbij gebruik van oorlogstermen, alsof Bonn

erop uit is Oost-Europa met geweld te veroveren.

Bij de artikels in De Standaard worden tal van illustraties gebruikt, zowel foto‟s als cartoons.

De foto‟s geven de betrokken partijen weer, meestal in een vrolijke gemoedelijke setting. Op

de foto in De Standaard van 1 februari zien we Kiesinger, Brandt en Manescu. “Brandt, Ma-

nescu en Kiesinger waren dinsdag in Bonn een en al glimlach”, luidt het onderschrift. De

toon van de artikels in De Standaard wordt hiermee samengevat: er heerst een groot optimis-

me en men zet de welwillendheid van beide partijen dik in de verf.

Er werden in de krant ook twee cartoons opgenomen. Op 4 februari was er volgende cartoon.

129

Op de cartoon is te zien hoe Bondskanselier Kiesinger een steen uit de muur tussen Oost en

West haalt om bij zijn buren te kunnen kijken. Hij schrikt van het feit dat er achter deze muur

ook „menselijke schepsels als wij‟ leven. Dit zegt veel over de veronderstelde houding van de

westerlingen, die blijkbaar een zeer onmenselijk beeld hadden over de mensen die achter de

muur leven. De cartoon onderstreept in die zin het belang van de akkoorden tussen West-

Duitsland en Roemenië. Men komt namelijk tot het besluit dat de Roemenen – en bij uitbrei-

ding alle burgers van de Oostbloklanden – ook „menselijke schepsels‟ zijn. Toch relativeert de

cartoon ook de ontwikkelingen tussen Oost en West. Kiesinger haalt immers slechts één steen

uit de muur. Er wordt met andere woorden geen bres geslagen in de vertroebelde relaties tus-

sen West- en Oost-Europa. In het titeltje van de cartoon lijkt het als of de hele Hallstein-

doctrine werd doorbroken. Er werden immers enkel contacten gelegd met Boekarest. Het

blijft op dat ogenblik de vraag of men de doctrine verder zal teniet doen.

De tweede cartoon verscheen bij een opiniërend stuk van E. Troch op 18 augustus. Dit artikel

gaat in op een bijdrage van de West-Duitse minister van Buitenlandse Zaken Willy Brandt.

Hij schreef een stuk voor het maandblad voor internationale politiek „Aussenpolitik‟. Zijn ar-

tikel was gewijd aan de Oostkoers van de Bondsregering. Brandt betoogt in het stuk onder

meer dat Bonn werkelijk gelooft in een internationale ontspanning.

130

Het onderschrift van de cartoon luidt: „zoete hoop‟. De twee bijenkorven staan symbool voor

Bonn en Boekarest. Op die manier drukt men de „zoete hoop‟ uit. Men is erg optimistisch

over de wisselwerking tussen West-Duitsland en Roemenië. De bijen – de vertegenwoordi-

gers van de twee landen – zijn nog druk in de weer. De resultaten vallen echter nog af te

wachten. De tekening geeft vooral de optimistische sfeer weer, die rond de besprekingen

hangt.

In de artikels wijst men vaker op het uitzonderlijke van de situatie. Manescu wordt in het arti-

kel van 31 januari een „ongewone gast‟ genoemd. “Het was de Roemeen Manescu die de eer

te beurt viel de „eerste‟ te zijn.” Over de nieuwe betrekkingen met West-Duitsland en Roe-

menië in de hoofdrol is men in De Standaard erg opgetogen.

Men schat het belang van de besprekingen tussen Manescu en Brandt erg hoog in. Net zoals

in de krantenkoppen als in de foto‟s en de cartoons is men erg optimistisch. Men heeft zelfs

de neiging de situatie te overdrijven.

Het tussentiteltje „doorbraak‟ in het artikel van 1 februari wijst op een vastgeroeste situatie,

die eindelijk een oplossing lijkt te krijgen. Zowel voor West-Duitsland als Roemenië bete-

kende dit bezoek inderdaad een doorbraak. Voor West-Duitsland was dit een stap naar de

Oost-Europese landen toe en voor Roemenië een nieuwe stap in zijn onafhankelijkheid van de

Sovjet-Unie. Het grootste belang legt de journalist echter bij het feit dat West-Duitsland een

bres slaat in de Hallstein-doctrine. Dat Roemenië zich onafhankelijk opstelde is niets nieuws.

Men betrekt in het artikel ook de opinie van Washington, waar men zijn tevredenheid uit over

131

deze gang van zaken. De Verenigde Staten hoopt bovendien dat West-Duitsland ook betrek-

kingen zal aanknopen met andere Oost-Europese landen. De Amerikanen noemde de gebeur-

tenis een „kostbare stap in de vermindering van de spanningen‟. Door deze mening van de

Amerikanen te vermelden lijkt het alsof we door deze ontwikkelingen tussen West-Duitsland

en Roemenië op het einde van de bipolariteit tussen Oost en West afstevenen, wat uiteraard

erg overdreven is. Ook in de andere artikels lijken de journalisten hoop te koesteren dat de

twee leiders een belangrijke breuk in de Oost-Westtegenstelling kunnen bewerkstelligen.

Ook in het artikel van 8 augustus benadrukt men de voorvechtersrol van de twee landen. “In

het communiqué werd voorts gesteld dat het bezoek van de West-Duitse minister beide landen

had gesterkt in hun overtuiging dat het aanknopen van diplomatieke betrekkingen en het ver-

nauwen van hun samenwerking de zaak van de vrede en de veiligheid in Europa dient.” Op

die manier komen de twee landen naar voor als voorvechters van de vrede en landen die in-

ternationaal een grote inspraak hebben. Volgens de journalist lag de nadruk van hun gesprek-

ken minder op de economische problemen, maar eerder op „de Europese vraagstukken en op

initiatieven met het oog op de ontspanning in Europa‟. De twee landen lijken zich in dienste

te stellen van Europa.

Men maakt vaak gebruik van tegenstellingen om zo het goede imago van Roemenië nog ste-

viger te benadrukken. Doorheen het artikel van 31 januari worden positieve opmerkingen van

zowel Manescu en Brandt jegens elkaar opgetekend. Hiertegenover staat dan het titeltje

„Kremlin boos‟. Zo wordt de gunstige beoordeling van de journalist voor de rol van de Roe-

menen duidelijk. “De regering-Kiesinger werd er met name van beschuldigd „een wederople-

ving van het militarisme en het nazisme‟ in de hand te werken en een toestand te dulden

„waarin een nieuwe Hitler kan opstaan‟.” Deze zwartgallige en bijna absurde uitspraken van

het Kremlin staan in schril contrast met de gemoedelijke sfeer in Bonn.

Ook in het artikel van 4 augustus valt op hoe negatief men de tegenstanders van de toenade-

ring tussen West-Duitsland en Roemenië afschildert. “De moeilijkheden die Bahr oorspron-

kelijk ondervond bij de besprekingen in Praag werden door Bonn reeds toegeschreven aan

druk van de zijde van Oost-Duitsland. Waarbij werd aangetekend dat de Oost-Duitse minister

van Buitenlandse Zaken Winzer momenteel vakantie houdt in Tsjechoslowakije.” Men bena-

drukt de dichotomie tussen de verlangens van West- en Oost-Duitsland. De journalist sugge-

reert dat minister Winzer niet zomaar voor vakantie in Tsjechoslowakije is, maar dat hij zich

bij de besprekingen tussen Bahr en de Tsjechoslowaken heeft gemoeid.

Tussen de artikels over de bijeenkomst van Manescu en Brandt vond ik in De Standaard nog

een ander artikel over de Roemeense minister van Buitenlandse Zaken. Het artikel gaat over

132

de kandidatuur van Manescu om voorzitter te worden van de UNO-assemblée. De kop luidt:

“Prestigewinst voor Roemenië.” Men benadrukt hiermee dat dit voorzitterschap voor een –

communistisch – land als Roemenië erg uitzonderlijk is. Nochtans is dit voorzitterschap niet

abnormaal aangezien alle leden die kans krijgen. De journalist stelt zelfs dat hierdoor de in-

vloed van Roemenië kan vergroten.

De VN krijgt een „interessant precedent‟. “Voor het eerst in de geschiedenis der organisatie

zal de Assemblée, tenzij er iets onverwachts gebeurt, worden gepresideerd door een commu-

nist, de Roemeense minister van Buitenlandse Zaken Manescu.” Van geen enkel lid van de

VN was hiertegen een negatieve reactie gekomen. Ondanks het feit dat iedereen het erover

eens was dat men bij de verkiezing van presidenten van de Assemblée rekening moest houden

met “een billijke geografische rotatie van deze functie”, was men toch verwonderd over een

Roemeens communistisch voorzitterschap.

In de Assemblée zouden actuele vraagstukken centraal staan, vooral de kwestie over Israël en

Palestina zou worden behandeld. “Het is van enig belang hoe de daarbij betrokken partijen

tegenover de kandidatuur van Manescu staan. Roemenië heeft in dat probleem uiterst voor-

zichtig gemanoeuvreerd. Bij de onlangs gehouden stemmingen is het minder van het Sovjet-

standpunt afgeweken dan velen beseffen.” Hierna geeft de journalist twee voorbeelden waar

Roemenië de Sovjets wel in hun oordeel volgde. De journalist maakt hier de lezer duidelijk

dat Roemenië meermaals afweek van de mening van de Sovjets. Dit was ook gebeurd in ver-

band met de zaak Israël – Palestina. “Aan de andere kant heeft Roemenië als enig communis-

tisch land de diplomatieke (en niet onbelangrijke economische) betrekkingen met Israël ge-

handhaafd en voor directe onderhandelingen tussen Israël en de Arabieren gepleit.” De jour-

nalist verwijst hier naar de Zesdaagse Oorlog in juni 1967, waarna de Warschaupactlanden de

diplomatieke betrekkingen met Israël ophieven. Roemenië volgde als enig Warchaupactland

deze beslissing niet. De volgzaamheid van het land confronteert de journalist met zijn eigen-

gereidheid. Hij wil aantonen dat Roemenië wel zijn eigenheid wil bewaren, maar dat dit zeker

niet moet worden overschat en dat het land vooral ook erg voorzichtig is. Toch wordt voor-

namelijk de eigenzinnigheid van de Roemeeense leiding in de verf gezet. Hij gaat namelijk

nog verder. “Roemenië heeft voorts, zoals bekend, geweigerd zich aan te sluiten bij de ver-

oordeling van Israël (en Amerika) door het Centrale Comité van de Russische communisti-

sche partij – een veroordeling die wel door Joegoslavië werd medeondertekend.” Hieruit

blijkt dat Roemenië meestal niet het enige Oost-Europese land is dat de Sovjet-Unie niet

volgde, ook Joegoslavië hoort hier bij. Door te poneren dat Joegoslavië de veroordeling wel

ondertekende, wordt Roemenië nog eigenzinniger voorgesteld. Israël reageerde positief op

133

deze houding, maar de Arabische houding was minder duidelijk. Dit stelt de journalist op een

meer eufemische manier. “… toen wij Pachachi vroegen of de Arabieren hun houding in deze

reeds hadden bepaald, antwoordde hij na enige aarzeling, dat deze groep daar gewoonlijk

mee wacht tot de laatste dagen vóór de zitting.” De journalist schrijft dat Pachachi het achter-

ste van zijn tong niet wil laten zien, maar het is duidelijk dat de Arabieren niet erg enthousiast

waren.

Vooruit

De Vooruit is in zijn berichtgeving over de betrekkingen tussen West-Duitsland en Roemenië

veel neutraler en afstandelijker. Men verwijst niet naar het uitzonderlijke karakter van deze

contacten. Men heeft ook niet de neiging om de twee landen een enorm internationaal belang

toe te schrijven.

In het artikel van 1 februari relativeert men zelfs het belang van de besprekingen. Het tweede

deeltje van het artikel krijgt de titel „niet soepeler‟. “Ondanks de verbeterde betrekkingen tus-

sen West-Duitsland en Roemenië, is de houding t.o.v. Bonn van het Oostblok in het algemeen

niet soepeler geworden.” De journalist trekt de situatie als het ware open en gaat verder in op

de houding van heel het Oostblok, in plaats van enkel de houding van Roemenië verder te be-

lichten. “Zo is zaterdag nog in een Russische nota een felle aanval gedaan op de heropleving

van het nazisme in de Bondsrepubliek.” Daarnaast citeert men ook de voorzitter van de Poolse

Staatsraad. Deze stelde de West-Duitse politiek ten aanzien van de DDR in vraag. Door de

houding van andere Oostbloklanden dan Roemenië te benaderen, gaat men voorbij aan de uit-

zondering van dit land en relativeert men het belang van de akkoorden tussen West-Duitsland

en Roemenië.

Ook de doelstelling van West-Duitsland, namelijk een breuk in de Oost-Westtegenstelling te

forceren, wordt in de Vooruit minder dik in de verf gezet. In het artikel van 5 augustus sugge-

reert de journalist minder uitgesproken het verlangen van West-Duitsland een breuk te ver-

oorzaken in de Oost-Westpolarisatie. Hij citeert Manescu die de gesprekken tussen Bonn en

Boekarest in het licht van de Europese veiligheid plaatst. “Het probleem van de Europese vei-

ligheid vereist uitgebreide inter-Europese contacten die een ontspanning en een samenwer-

king kunnen bewerken.” Het gaat dus vooral over Europa en niet over de hele wereld. “Minis-

ter Brandt zag in de goede betrekkingen met Roemenië grote mogelijkheden.” De journalist

gaat dus niet volledig voorbij aan de aspiraties van West-Duitsland. Maar opnieuw geeft men

een citaat waarbij duidelijk wordt dat hij het vooral over Europa heeft. “Ons land streeft,

vooral in Europa, naar een ruime samenwerking.”

134

7.2.3 Conclusie

Inhoudelijk neemt De Standaard een duidelijke positie in. Men is erg tevreden met de toena-

dering tussen de twee landen. Men ziet zelfs de mogelijkheid dat er een grondige breuk ont-

staat in het IJzeren Gordijn. Men looft vooral de voortrekkersrol van Roemenië en schildert

elke tegenstand negatief af. De artikels ademen een groot optimisme uit en schatten het belang

van de contacten tussen de twee ministers van Buitenlandse Zaken erg hoog in.

De aandacht voor de contacten tussen Brandt en Manescu is in De Standaard veel groter.

Terwijl men er in De Standaard verschillende artikels over schrijft, zowel in februari als in

augustus, beperkt Vooruit zich tot een enkel artikel in februari en augustus.

In de artikels van De Standaard gaat men veel suggestiever te werk, terwijl de Vooruit loutere

feiten naar voor schuift en deze staaft met citaten van de betrokkenen. In de Vooruit stelt de

journalist duidelijk dat de doelstellingen van de twee leiders enkel op Europa gericht zijn. De

journalist van De Standaard stelt de resultaten van de contacten veel extremer. In de kop

maakt hij gebruik van oorlogstermen en in het artikel zelf suggereert hij tussen de regels door

de ruime doelstellingen van West-Duitsland. In De Standaard worden bovendien twee onaf-

hankelijke bezoeken van West-Duitse leiders (Bahr in Tsjechoslowakije en Brandt in Roeme-

nië) aan elkaar gekoppeld. Hiermee staaft de journalist zijn stelling, als zou West-Duitsland

Oost-Europa willen veroveren om daarna misschien zelfs de strijd aan te gaan met de Sovjet-

Unie.

“Bemoedigend voorbeeld. Brandt bij aankomst van Manescu. Als gesprek in Bonn tot goed

resultaat leidt.”

De Standaard, 31 januari

Plaats in de krant: pagina 1

Feitelijk nieuws

Artikel met een grote foto

Bron: AFP/DPA/UPI

Oppervlakte: middelmatig

135

“Bonn en Boekarest erkennen elkaar. Brandt neemt uitnodiging aan.”

De Standaard, 1 februari

Plaats in de krant: pagina 1

Feitelijk nieuws

Artikel met een grote foto

Bron: DPA/UPI

Oppervlakte: groot

“Bonn en Boekarest gaan ambassadeurs uitwisselen. Na gesprekken met Roemeens minister.”

Vooruit, 1 februari

Plaats in de krant: pagina 1

Feitelijk nieuws

Artikel zonder foto‟s

Bron: AFP

Oppervlakte: middelmatig

“Hindernis Hallstein-doctrine opgeruimd. Bonn en Boekarest erkennen elkaar.”

De Standaard, 4 februari

Plaats in de krant: pagina 2

Cartoon

“Diplomatiek offensief van Bonn op twee fronten. Brandt in Boekarest - Bahr sluit akkoord in

Praag.”

De Standaard, 4 augustus

Plaats in de krant: pagina 1

Feitelijk nieuws

Bron: AFP/NYT/UPI

Oppervlakte: middelmatig

“Bonn en Boekarest gaan economisch samenwerken. Verdrag in Boekarest ondertekend.”

Vooruit, 5 augustus

Plaats in de krant: pagina 2

Feitelijk nieuws

Bron: AFP/Reuter

Oppervlakte: klein

136

“Brandt terug uit Roemenië.”

De Standaard, 8 augustus

Plaats in de krant: pagina 3

Feitelijk nieuws

Bron: Reuter/UPI

Oppervlakte: klein

“Prestigewinst voor Roemenië. Manescu wordt voorzitter van UNO-assemblee. ”

De Standaard, 10 augustus

Plaats in de krant: pagina 3

Achtergrond

Artikel met foto

Bron: van de eigen correspondent

Oppervlakte: groot

“Oostkoers met lange adem.”

De Standaard, 12 augustus

Plaats in de krant: pagina 3

Opiniestuk

Artikel met cartoon uit Die Welt

Bron: eigen berichtgeving: E. Troch

Oppervlakte: zeer groot

7.3 Februari 1967: minister Manescu in België

7.3.1 Historische achtergrond

De Roemeense minister van Buitenlandse Zaken Manescu bracht van 6 tot 10 februari een of-

ficieel bezoek aan Brussel. Hij voerde er ook besprekingen met de Belgische regeringsleiders.

Na afloop werd een gemeenschappelijk communiqué gepubliceerd waarin onder meer te lezen

staat: “De twee ministers van buitenlandse zaken zijn ervan overtuigd dat een vruchtbare be-

vordering van de betrekkingen tussen beide landen van aard is hun belangen te dienen en te-

vens bij te dragen tot het totstandkomen in Europa van een klimaat dat gunstig is voor een

vertrouwelijke samenwerking en voor de verstandhouding onder alle staten”.

137

Er vonden ook besprekingen van economische aard plaats, waar men een handelsakkoord op

lange termijn met de Benelux aanvaardde als noodzakelijk middel om de groei van het bilate-

rale ruilverkeer in de hand te werken. In de toekomst zou er verder over onderhandeld wor-

den.

Minister Harmel aanvaardde een uitnodiging van zijn Roemeense ambtgenoot om op een nog

nader te bepalen datum een bezoek te brengen aan Boekarest.

7.3.2 Analyse

De Standaard

De krantenkoppen in De Standaard zijn erg positief over minister Manescu. Men noemt hem

bijvoorbeeld „schrander en zwijgzaam‟. Ook over zijn vrouw is men lovend, al gaat dit meer

over haar uiterlijke verkomen dan over haar politieke inzichten.

De kop van het artikel van 6 februari luidt: “Manescu brengt nu bezoek aan België.” In de

subtitel vult men aan: “Roemeens minister niet naar conferentie van Pact van Warschau.”

Zijn bezoek aan België achtte Manescu blijkbaar belangrijker dan zijn banden met de leden

van het Warschaupact.

Ook de kop van het artikel over zijn vrouw (10 februari) is interessant. “Mevrouw Manescu:

elegant, sportief en bijna mini. Roemenië volgt in alles eigen wegen.” Het

artikel gaat enkel over de moderne kledij van mevrouw Manescu, maar de

journalist wil hier duidelijk stellen dat de Roemenen op vele vlakken erg

vooruitstrevend zijn.

De Standaard plaatst ook tal van foto‟s bij zijn artikels. Op 7 en 9 februari

wordt de voorpagina gesierd met foto‟s van de Roemeense minister. De

eerste foto toont de Belgische minister van Buiten-

landse Zaken met zijn vrouw en Manescu met zijn

vrouw. De foto straalt een gemoedelijke open sfeer

uit. De foto van 9 februari laat zien hoe minister

Manescu een gesprek voert met koning Boudewijn,

die aandachtig luistert. “Glimlachend trotseerden

beiden na afloop de persfotografen.” Opnieuw is

men erg optimistisch.

Interessant zijn ook de foto van Manescu en zijn

vrouw. Bij het artikel over het leven en de belangrijke aspecten van Ma-

138

nescu staat een kleine foto, waarop we slechts het aangezicht van de minister zien. Het artikel

over mevrouw Manescu en haar kledij, wordt geïllustreerd door een foto waarop zij in al haar

elegantie te zien is.

Haar uiterlijk is dus van groter belang als dat van haar man. Vele lezers zullen misschien di-

rect de associatie gemaakt hebben met Jackie Kennedy, de vrouw van wijlen president Ken-

nedy. Ook rond haar persoon bestond er een hype over haar moderne uiterlijk. De gelijkenis

tussen de twee vrouwen is treffend.

Het artikel van 6 februari (“Manescu brengt nu bezoek aan België. Roemeens minister niet

naar conferentie van Pact van Warschau.”) handelt over de ongerustheid van de Oost-

Europese landen – en dan vooral Oost-Duitsland – over de betrekkingen tussen West-

Duitsland en Roemenië. In de conferentie van het Warschaupact worden alle lidstaten verte-

genwoordigd door de minister van Buitenlandse Zaken. Het feit dat Manescu niet aanwezig

zou zijn, deed nog extra olie op het vuur. De lezer krijgt de indruk dat West-Duitsland Roe-

menië vooral gebruikt voor eigen doeleinden, namelijk “opnieuw het recht van de alleenver-

tegenwoordiging van Duitsland op te eisen”. Nochtans kon men het initiatief van de Roeme-

nen niet loochenen.

Het andere artikel van 6 februari (“C. Manescu: schrander en zwijgzaam”) beschrijft de le-

vensloop van de minister. De journalist slaagt erin de minister een grote betekenis voor de

Roemeense politiek toe te schrijven. “De zwijgzaamheid is volgens Manescu het gevolg van

een jarenlange ervaring. Openbare verklaringen geven steeds aanleiding tot ruime interpre-

taties, die soms met de werkelijkheid stroken, maar even vaak totaal onjuist zijn, aldus de mi-

nister.” Nogmaals zet de journalist de intelligentie van de minister in de verf, al kan men zich

ook afvragen wat er nog achter deze zwijgzaamheid schuilt. Heeft hij schrik om te veel te

zeggen? Zijn er zaken die hij moet verzwijgen? Op het einde van het artikel benadrukt men

het belang van Manescu voor de Roemeense buitenlandse politiek, en dan voornamelijk het

feit dat Roemenië zich tracht los te rukken uit de greep van de Sovjet-Unie. In deze passage

lijkt het of Roemenië het enige land is dat voor een andere koers koos. Toch wordt er ook

vanuit andere Oostbloklanden, bijvoorbeeld Joegoslavië, kritiek geleverd op de Sovjet-Unie.

Bovendien mogen we niet vergeten dat het land vooral ook onder impuls van zowel Gheorg-

hiu-Dej als Ceausescu een eigen weg uitstippelde. Het is immers de president die de grote lij-

nen van de politiek bepaalt. Wanneer de visie van een minister niet strookt met zijn visie, zal

deze minister niet langer zijn werk kunnen verder zetten. Men kan het belang van Manescu

voor de buitenlandse politiek dus zeker relativeren.

139

Ook in het artikel over mevrouw Manescu houdt men een erg positieve toon aan. Men be-

schrijft de vrouw van Manescu als een frisse jongedame. De journalist is dan ook verwonderd

dat zij reeds een dochter van achttien heeft. Heel kort gaat het in dit artikel ook over het uiter-

lijk van de minister zelf. „De keurig verzorgde man met de gedistingeerde grijze haardos‟,

noemt de journalist hem. Het hele artikel is doorspekt met termen die men eerder in vrouwen-

bladen tegenkomt. “Zij heeft een onschuldig slippertje gemaakt langs de winkels in de

Nieuwstraat.” Verder beschrijft men haar ook als „parmantig‟, „met tintelde ogen‟, „een

weerbarstige lok van het asblonde haar achteruit werpend‟ en „verend door de draaideur‟.

De journalist heeft het uiteindelijk ook kort over haar studies, namelijk Romaanse filologie en

journalistiek. Ze blijkt ook vlot Frans te spreken en reeds enkele publicaties op haar naam te

hebben staan.

Vooruit

In de Vooruit vond ik slechts één artikel over de komst van de Roemeense minister van Bui-

tenlandse Zaken Manescu. Dit artikel legt eerder de nadruk op de politieke uitkomst van zijn

bezoek, dan op de andere – meer ontspannende – aspecten van zijn bezoek. De kop van het

artikel zegt: “Nieuwe poort in IJzeren Gordijn. Roemenië en België zullen politieke, culturele

en handelsbetrekkingen intensiveren.” Men poneert hier dat er reeds verschillende „poorten in

het IJzeren Gordijn‟ werden gemaakt. Deze kop geeft ook blijk van een zeker optimisme in

verband met de verhoudingen tussen Oost en West. De journalist ziet de betrekkingen tussen

Roemenië en België als een belangrijke zet, maar hij schrijft deze zet niet teveel gewicht toe.

Het artikel overloopt de punten die werden opgesomd in het communiqué dat gezamenlijk

werd uitgegeven. De journalist doet dit op een erg neutrale en afstandelijke manier. Één van

de belangrijke punten is het gezamenlijke standpunt over de ontwapening. “In de mate van

hun mogelijkheden zullen de twee regeringen hun best doen om de algemene ontwapening te

bevorderen.” Hiermee geeft de journalist toe dat beide landen slechts een kleine plaats inne-

men in de internationale politiek. Zij kunnen immers niet meer dan binnen de eigen mogelijk-

heden hun best doen.

7.3.3 Conclusie

De Standaard heeft opmerkelijk meer artikels over de komst van Manescu. De Vooruit be-

handelt de contacten met Manescu in slechts één artikel.

140

Opnieuw valt op hoe de journalisten van De Standaard hun eigen mening laten doorscheme-

ren, terwijl de Vooruit een veel afstandelijker aanpak aanhoudt. Men maakt hierbij ook ge-

bruik van foto‟s waar vooral de gemoedelijkheid en de openheid van af stralen. Ook de aan-

dacht voor de meer persoonlijke zaken van de Roemeense bezoekers verraadt de sympathie

van de journalisten.

Ook qua thematiek is de Vooruit veel ernstiger. Terwijl De Standaard het van belang vindt de

moderne kledij van mevrouw Manescu te becommentariëren, houdt de Vooruit zich louter be-

zig met de besluiten van de gesprekken met de minister. Anderzijds geeft De Standaard veel

meer achtergrondinformatie over de Roemeense minister van Buitenlandse Zaken en zijn po-

sitie in het land.

“Manescu brengt nu bezoek aan België. Roemeens minister niet naar conferentie van Pact van

Warschau.”

De Standaard, 6 februari

Plaats in de krant: pagina 1

Feitelijk nieuws

Bron: UPI/Reuter

Oppervlakte: klein

“C. Manescu: schrander en zwijgzaam.”

De Standaard, 6 februari

Plaats in de krant: pagina 3

Achtergrond

Artikel met een kleine foto van Manescu

Bron: eigen berichtgeving

Oppervlakte: klein

“Minister Manescu in Brussel.”

De Standaard, 7 februari

Plaats in de krant: pagina 1

Grote foto met klein onderschrift.

Bron: eigen foto en berichtgeving

Oppervlakte: groot

141

“Foto Manescu met Koning Boudewijn.”

De Standaard, 9 februari

Plaats in de krant: pagina 1

Enkel foto met kort onderschrift

Bron: eigen berichtgeving

Oppervlakte: klein

“Mevrouw Manescu: elegant, sportief en bijna mini. Roemenië volgt in alles eigen wegen.”

De Standaard, 10 februari

Plaats in de krant: pagina 1 en vervolg op pagina 2

Achtergrond

Artikel met een foto

Bron: eigen verslaggever

Oppervlakte: groot

“Nieuwe poort in IJzeren Gordijn. Roemenië en België zullen politieke, culturele en handels-

betrekkingen intensiveren.”

Vooruit, 11 februari

Plaats in de krant: pagina 3

Feitelijk nieuws

Bron: niet aangegeven

Oppervlakte: middelmatig

7.4 2 augustus 1967: Roemenië en de pil

Bij het zoeken naar andere artikels in het jaar 1967 stuitte ik op een artikel over de introductie

van de pil in de Oost-Europese landen. Roemenië lanceerde het gebruik van de pil echter niet.

Omdat dit het eerste artikel is dat over de Roemeense binnenlandse politiek handelt, wou ik

hier niet aan voorbijgaan.

In de communistische landen groeide de ongerustheid over het toenemend aantal abortussen.

Daarom maakte de ene regering na de andere de overstap naar de pil. “Alleen Roemenië, waar

onlangs nog stringenter bepalingen ten aanzien van abortus en echtscheiding zijn uitgevaar-

digd, heeft zich daarbij niet aangesloten.” Toch wordt dit door de journalist direct gerelati-

veerd. “In dat land zijn wel andere middelen ter voorkoming van zwangerschap verkrijgbaar,

maar alleen op doktersrecept terwijl er ook geen reclame voor worden mag gemaakt.” Men

142

gaat echter niet verder in op de beslissing van Roemenië de pil niet te laten gebruiken. Er

worden geen vragen gesteld over de gezondheid van de vrouwen die deze „andere middelen

ter voorkoming van zwangerschap‟ gebruikten. Welke vrouwen mochten zulke middelen wel

gebruiken? Wat waren de redenen voor de Roemeense overheid om niet de stap te zetten naar

de pil? En wat voor bepalingen in verband met abortus en echtscheiding werden er pas ge-

maakt? Tal van vragen blijven onbeantwoord. De journalist lijkt ervan uit te gaan dat de

Roemeense overheid wel de juiste beslissing neemt en daar goede redenen voor heeft. Terwijl

dit eigenlijk een deuk betekent in de Roemeense veronderstelde vooruitstrevendheid, die

steeds onder de aandacht komt, brengt de journalist het verslag over deze problematiek zó dat

het oordeel over de Roemeense beslissing positief uitdraait.

“Communistische landen gaan ook over op de pil. Alleen nog niet in Roemenië.”

De Standaard, 2 augustus

Plaats in de krant: pagina 3

Feitelijk nieuws

Bron: van een correspondent

Oppervlakte: middelmatig

7.5 22-25 april 1968: zitting van Centraal Comité van de Roemeense KP

7.5.1 Historische achtergrond

Tijdens deze zitting die werd gehouden van 22 tot 25 april werd zowel over binnenlandse als

buitenlandse aangelegenheden vergaderd. Een eerste belangrijk item was de toestand in

Tsjechoslowakije. Ceausescu was verbolgen over het feit dat Roemenië niet werd uitgenodigd

op de onverwachte top in Dresden op 23 maart. Op deze bijeenkomst waren partijleiders en

regeringshoofden van het Pakt van Warschau en de Comecon-landen. “Op deze bijeenkomst

zijn vragen aan de orde gesteld over beide organisaties waarvan Roemenië altijd lid is ge-

weest. Het is noodzakelijk dat vraagstukken als deze door alle leden gezamenlijk besproken

worden. Wanneer dat niet gebeurt, betekent dat zeker geen bijdrage tot versterking van deze

organisaties”, aldus het communiqué dat na afloop van de zitting van het centrale comité

werd gepubliceerd. Op de conferentie van Dresden kom ik later, in het volgende deeltje, te-

143

rug. Het heeft immers te maken met de crisis rond de Praagse Lente dat ik in het volgende

stuk zal behandelen.

Daarnaast ging het ook over binnenlandse zaken. De opvallendste beslissing was de rehabili-

tatie van de vroegere partijsecretaris Stephan Foris en de vroegere minister van justitie Lucre-

tiu Patrascanu, die beiden in 1954 waren terechtgesteld. De inmiddels overleden partijsecreta-

ris Gheorghiu-Dej en de tegenwoordige vice-premier Alexandru Draghici werden door het CC

verantwoordelijk gesteld voor deze gang van zaken. Het CC besloot uiteindelijk Draghici te

ontheffen uit zijn functie van vice-premier en hem het lidmaatschap van het presidium, het

Uitvoerend Comité en het Centraal Comité te ontnemen.

Deze zaak was echter niet van louter formele aard. Als we het volledige verhaal achter deze

twee „helden‟ verder uitpluizen, kunnen we ook bedoeling van deze rehabilitatie door Ceau-

sescu opmerken.

Tussen 1940 en 1944 was Stephan Foris de secretaris-generaal van de Partij. Tijdens de

Tweede Wereldoorlog werden alle leden van de Communistische Partij vervolgd. Rond 1943

zat het grootste deel van de top van de Partij in gevangenschap. Maar ook binnen de partij zelf

heerste er tijdens de Tweede Wereldoorlog onenigheid. Men kon drie strekkingen onderschei-

den in de Roemeense communistische partij: de Moskovieten, die gedurende de oorlog in

Moskou verbleven, de gevangeniscommunisten, die tijdens de oorlog in de gevangenis zaten

en de secretariaatscommunisten. De gevangeniscommunisten schaarden zich rond Gheorghiu-

Dej. Stephan Foris en Lucretiu Patranescu waren secretariaatscommunisten. Deze laatste klei-

ne fractie bleef in het geheim actief in Boekarest. Deze fractie belemmerde Gheorghiu-Dej in

zijn vlucht naar de top van de partij. Hoewel alle drie de strekkingen stalinistisch waren, was

de oorzaak van het conflict ideologisch. De secretariaatscommunisten verzetten zich tegen het

strikte stalinisme en hingen bovendien ook eerder nationalistische standpunten aan, die men

trachtte te verenigen met het communisme.

Stephan Foris was van afkomst Hongaars. Hij sloot zich bij de Communistische Partij van

Roemenië aan in 1921.

De groep rond Gheorghiu-Dej besliste in maart 1944 dat zij de top van de Partij, met Stephan

Foris als secretaris-generaal, zouden omverwerpen. Op 4 april werd Foris gevangen genomen

en werd hij vervangen door een trojka. Datzelfde jaar nog zou men Gheorghiu-Dej als nieuwe

secretaris-generaal erkennen. Foris kreeg werk als redacteur bij het ondergrondse blad Roma-

nia Libera. Nadat Roemenië zich aansloot bij de Geallieerden, werd Foris in september 1944

opnieuw in opdracht van Gheorghiu-Dej ontvoerd. In januari 1945 werd hij terug vrijgelaten.

144

Echter niet voor erg lang, want op 9 juni 1945 werd hij opnieuw gekidnapt. Pas een jaar later

zou men beslissen hem te doden.

De andere geduchte rivaal Patrascanu zou Gheorghiu-Dej later uit de weg ruimen. Ook hij

was reeds sinds 1921 lid van Communistische Partij van Roemenië in 1921. In 1944 was Pa-

trascanu betrokken bij de geheime besprekingen om dictator Antonescu omver te werpen. De

koninklijke coup van 23 augustus bracht een einde aan het de dictatuur van Antonescu. Ko-

ning Michael kwam een de macht en de communisten mochten mee regeren. Bovendien sloot

het land zich onder deze nieuwe leiding aan bij de Geallieerden. De tegenstellingen binnen de

communistische Partij waren nog steeds dezelfde. Gheorghiu-Dej had de macht van Foris

reeds ernstig kunnen inperken, maar Patrascanu bleef actief. Een eerste grondige breuk met de

partij kwam er bij de „koninklijke staking‟. Koning Michael wou niet meer met de regering

praten en Patrascanu bemiddelde met anticommunisten om de koning te overtuigen de contac-

ten opnieuw aan te knopen. Bij de verkiezingen van 1946 won Patrascanu, zeer waarschijnlijk

dankzij electorale fraude. De kritiek van Gheorghiu-Dej bleef niet uit. Vanaf dat ogenblik

raakte Patracanu steeds verder gemarginaliseerd in de partij. Achteraf bleek zelfs dat hij sinds

de zomer van 1946 onder toezicht van de geheime politie stond. In april 1948 werd hij gear-

resteerd. Op het initiatief van Gheorghiu-Dej werd hij onder toezicht van de Securitate ge-

plaatst. Hij werd ervan beschuldigd verschillende politieke misdaden verzwegen te hebben. In

1954 zou hij uiteindelijk geëxecuteerd worden, zonder dat echter werkelijke bewijzen tegen

hem waren gevonden.

Een commissie, in 1968 opgericht door Ceausescu, onderzocht het proces van Patranescu.

Daaruit bleek dat het bewijsmateriaal vals was, dat de beklaagde werd mishandeld en dat er

tal van onregelmatigheden in het onderzoek zaten. Ook in verband met de zaak Foris werden

er onjuistheden gevonden. Deze rechtzetting bracht natuurlijk bij aan het prestige van Ceau-

sescu. Op die manier kon hij zich van een rechtvaardige kant laten kennen. Maar het diende

niet enkel het nobele doel van de rechtvaardigheid. De rehabilitatie van Foris en Patranescu

was vooral een poging van Ceausescu om zijn voorgangers in diskrediet te brengen en zijn ei-

gen macht te legitimeren. Pittig detail is dat Patrascanu werd geëxecuteerd twee dagen vóór

Ceausescu zitting kreeg in het Politbureau. Hij kon zijn handen dus in onschuld wassen. Deze

kwestie gaf Ceausescu de kans vice-premier en rivaal Draghici uit zijn ambt te ontzetten. Op

dezelfde manier als zijn voorganger Gheorghiu-Dej ruimde ook de nieuwe leider tegenstan-

ders uit de weg.

Dit soort machtstechnieken zijn puur machiavellistisch. Deze term zal later vaker aan Ceau-

sescu worden gekoppeld, zeker op het einde van zijn regime. Machiavellisme gaat uit van het

145

motto: „het doel heiligt de middelen‟. De centrale vraag bij dit soort van pragmatisme is of dit

altijd ethisch te verantwoorden is. Een machtsfiguur die zijn tegenstanders letterlijk liquideert,

kan men bezwaarlijk ethisch correct noemen, hoe nobel hij zijn doelen ook inschat. In andere

gevallen zal men machiavellisme wel kunnen verdedigen. Het blijft steeds een vage grens.

Dit opportunisme zien we doorheen de geschiedenis van het communisme steeds terugkomen.

Nieuwe leiders trachtten zichzelf vaker te legitimeren door hun voorganger in diskrediet te

brengen. Het bekendste voorbeeld is de destalinisatie die onder Chroetsjov begon. In een ge-

sloten sessie op het twintigste partijcongres van de communistische partij van de Sovjet-Unie

in 1956 voer de nieuwe leider uit tegen de dictatoriale regering en de persoonlijkheidscultus

van zijn voorganger. Zo werden de monden van zijn stalinistische rivalen gesnoerd.

Chroetsjov liet miljoenen politieke gevangen vrij uit de goelags. Ook werden er miljoenen

veroordeelden postuum gerehabiliteerd.191

Anderzijds kregen straatnamen en andere bena-

mingen waarin „Stalin‟ voorkwam een nieuwe naam. Stalingrad werd Wolgograd. Alle stand-

beelden van de vroegere leider werden vernietigd.

Op die manier slaagde men er in zijn voorganger te demystificeren en de sterke personen rond

deze voorganger uit te schakelen. Elke mogelijke oppositie uit die hoek werd teniet gedaan.

7.5.2 Analyse

De Standaard

De krantenkoppen in De Standaard over de algemene zitting hebben een uitgesproken karak-

ter. De kop van 27 april luidt: “Roemenië bekeurt zijn „bondgenoten‟. Pessimisme op Boeda-

pest-conferentie.” Er wordt een negatieve ondertoon gebruikt, er heerst pessimisme. Boven-

dien plaatst men het woord „bondgenoten‟ tussen aanhalingstekens. Men twijfelt eraan of de

landen waarvan sprake is nog bondgenoten zijn. Een andere opvallend negatieve kop is die

van 30 april: “Ceausescu laakt „vergissingen‟ van vroegere leiders.” De kop geeft de duide-

lijke afkeuring van de Roemeense leider weer. Het woord „laakt‟ drukt deze negatieve hou-

ding uit. Men heeft het niet over de Roemeense KP in het algemeen, maar men verpersoon-

lijkt de boodschap. Het lijkt alsof enkel Ceausescu uitspraken deed over de vroegere leiders.

Men plaats het woord „vergissingen‟ tussen aanhalingstekens. Doet men dit omdat Ceausescu

dit woord gebruikte? Of twijfelt de journalist of er werkelijk sprake kan zijn van vergissin-

gen? Een andere negatieve kop gaat over de verhouding tussen Roemenië en de Sovjet-Unie.

191 VANDEN BERGHE YVAN, De Koude Oorlog, 1917-1991, Leuven, Acco, 2002, p.169

146

(“Band Boekarest – Moskou steeds minder hecht. Nieuw vriendschapsverdrag laat lang op

zich wachten.”) De titel wijst er op dat de band tussen Boekarest en Moskou vroeger wel

hecht is geweest. Bovendien is de relatie reeds langere tijd aan het verslechteren en is dit niet

te wijten aan één enkele gebeurtenis. De subtitel maakt ons duidelijk dat het de gewoonte is

om een vriendschapsverdrag na een bepaalde tijd te vernieuwen en dat deze termijn reeds lan-

ger voorbij is.

Een andere uitgesproken kop is “Roemenen verkneuteren zich om fel satirisch toneelstuk.

Kenmerkend voor jongste ontwikkeling” (4/5). Deze heeft een positieve boodschap. Toch ge-

bruikt men het woord „verkneuteren‟ in plaats van lachen en openlijk plezier hebben. Type-

rend is ook het feit dat men in de subkop spreekt over een bepaalde ontwikkeling, die in het

land aan de gang is. En aangezien dit om een positief bericht gaat, zal men ook deze ontwik-

keling toejuichen. De evolutie die in het land heerst, houdt ook verband met het feit dat er sa-

tirische stukken worden opgevoerd. De vrijheid van meningsuiting lijkt groot te zijn.

In de artikels zelf is men dan weer veel voorzichtiger. Men maakt uitgebreid gebruik van cita-

ten. Ook relativerende woorden (kennelijk, scheen, zouden voorbehoud aan de dag leggen)

wijzen erop dat de schrijvers eerder terughoudend zijn.

Toch wil men de eigengereidheid van de Roemenen benadrukken. “De Roemeense KP heeft

het „klimaat‟ in de Hongaarse hoofdstad kennelijk niet gunstig genoeg gevonden.”(27/4) De

Roemenen hadden met andere woorden het lef eigen standaarden te gebruiken en veel te ei-

sen. De Roemeense KP loopt niet in het gareel, dit in tegenstelling tot de andere KP‟s van

Oost-Europa.

Men stelt de Roemeense leiders graag in een positief daglicht. “Nochtans verklaarde Boeka-

rest zich bereid deel te nemen aan bi- of multilaterale ruggespraak …(27/4)” Het woord

„nochtans‟ wijst op een tegenstelling. De Roemeense KP veroordeelt de andere communisti-

sche landen niet onvoorwaardelijk. Men wil zeker hun medewerking geven. Ondanks de ne-

gatieve uitlatingen willen de Roemenen zich positief opstellen.

Het land krijgt ook een voortrekkersrol toebedeeld. “Steeds meer partijen zouden voorbehoud

aan de dag leggen ten aanzien van het Sovjetrussische plan tot het houden, in de winter in

Moskou, van een „grote communistische conferentie‟.”(27/4) Er zijn meerdere partijen die

hetzelfde denken als de Roemeense KP, maar zij zwijgen. Op die manier stelt men Roemenië

in een progressieve positie. Het land was klaarblijkelijk één van de eerste om kritiek te geven

op de Sovjet-Unie.

Roemenië wordt niet enkel voorgesteld als een progressief land in verband met de internatio-

nale politiek, het land lijkt bovendien een grote internationale macht te hebben. Een niet nader

147

genoemde communistisch functionaris bevestigt in het artikel van 27 april de verdeeldheid in

Oost-Europa. Hij maakt heel concreet gewag van de Koude Oorlog. Hij stelt zelfs dat presi-

dent Johnson de macht heeft om de onenigheden in Oost-Europa ten top te drijven de oorlog

in Vietnam te stoppen. Deze oorlog is namelijk het enige probleem waarover de Sovjet-Unie

en de andere leden van het communistische kamp het eens zijn. Het einde van de Vietnam-

oorlog betekent het einde van de consensus in Oost-Europa. Door deze uitspraak in het artikel

te plaatsen wordt de macht van Einzelgängers, zoals Tsjechoslowakije en vooral Roemenië,

extra geïllustreerd.

Ook Ceausescu zelf lijkt overtuigd te zijn van zijn macht. “Ceausescu klaagde na zijn onder-

houd met Jivkov ook dat men hem voor een voldongen feit had geplaatst omdat Roemenië

nooit was geraadpleegd terwijl de verklaring werd opgesteld.” Ceausescu had het over een

voldongen feit. Hiermee wou hij zeggen dat hij zich in zijn medezeggenschap ondermijnd

voelde. Door „voldongen feit‟ ook als titeltje te gebruiken benadrukt de journalist dat Ceau-

sescu zijn macht niet zomaar wou laten inperken en dat hij zich dus niet wou laten doen door

zijn grote broer, de Sovjet-Unie.

Het artikel van 30 april dat gaat over de veroordeling van Draghici en de vroegere partijsecre-

taris Gheorghiu-Dej biedt een blik in de retoriek van Ceausescu zelf. “Ceausescu deed een

felle aanval op Alexander Draghici en Gheorghiu-Dej en zei dat Patrascanu en Foris, die er

destijds van werden beschuldigd agenten van de vijand te zijn geweest, de onschuldige

slachtoffers werden van „moord door bandieten‟.” In deze zin blijkt dat Ceausescu de vroege-

re leiders bandieten noemde, wat uiteraard een erg grove beschuldiging, vooral dan tegenover

zijn voorganger. Hij betichtte Draghici ervan dat hij ervoor zorgde dat de veiligheidsdiensten

een te grote macht kregen, en dat het er in die tijd dus ondemocratisch aan toe ging. Hierte-

genover plaatst de journalist dan dat Ceausescu zich uitsprak voor vrije meningsuiting en dus

voor democratie. Hij staaft deze bevinding met een citaat van de partijleider zelf. “Wij hebben

nog veel te doen. Wij moeten het stadium bereiken waarin de mens zich volkomen vrij en zijn

eigen meester voelt.” Door deze tegenstelling op te voeren komt Ceausescu naar voor als een

progressief, democratisch en rechtvaardig figuur tegenover zijn voorgangers, de „bandieten‟.

In het artikel van 4 mei over het toneelstuk „Publieke Opinie‟ verhult de journalist zijn posi-

tieve beoordeling over de Roemenen niet, integendeel. De toon is erg positief, men titelt bij-

voorbeeld „geestdrift‟. De journalist zet ook het succes van het stuk goed in de verf. “Het pu-

bliek, dat in grote getale naar het toneelstuk komt kijken …” “Het applaus dat op het einde

van het stuk losbarst is meer dan ongewoon, zelfs voor een stuk van een uitstekend gehalte dat

door knappe spelers wordt vertolkt, zoals dit hier het geval is.” De journalist geeft zelf blijk

148

van een groot enthousiasme over het stuk. De bedoeling van de auteur van het toneelstuk was

om bepaalde aspecten van de communistische maatschappij in de verf te zetten. Het succes

van het stuk was meer hieraan te wijten “dan aan de acteerprestaties van de acteurs (die toch

ook voortreffelijk zijn)”. De journalist bewijst dat de Roemenen de allusies op de communisti-

sche maatschappij wel konden smaken. Het lijkt alsof met de komst van Ceausescu de com-

munistische maatschappij in Roemenië geheel veranderd was en dat de kritiek die geleverd

werd in het stuk niet meer gold.

Er wordt besloten met een citaat uit de proloog van het toneelstuk. Hierin stelt men duidelijk

dat het stuk niet uit de realiteit was geput en dat er geen getrouw beeld werd gegeven van de

communistische maatschappij. “Wij brengen het echter op de planken omdat de minister van

cultuur opdracht heeft gegeven enkele moderne toneelstukken op te voeren en wij willen hier

onze medewerking aan verlenen.” Het besluit staat in contrast met de rest van het artikel. De

vraag blijft of ook dit door de auteur van het toneelstuk ironisch bedoeld was.

Vooruit

In de Vooruit vinden we slechts één artikel. Dit gaat over het ontslag van de vice-premier.

Men beschrijft Draghici als de grootste tegenstander van Ceausescu. Door dit te vermelden

kan men de indruk wekken dat de partijsecretaris bewust deze opponent heeft willen uitscha-

kelen. Door bovendien te stellen dat Draghici een voorstander was van de „harde lijn‟, geeft

men Ceausescu een zachter allure.

“Maar het deelde ook mee dat Gheorghiu-Dej, de toenmalige secretaris van het Centrale

Comité, rechtstreeks in dit proces tussenkwam en het de door hem gewilde richting gaf.” Er

wordt dus ook kritiek geleverd op de voorganger van Ceausescu. De bijdrage van Gheorghiu-

Dej was bovendien niet echt gering. Door zijn tussenkomst werden er namelijk twee personen

terechtgesteld. Toch krijgen we de indruk dat Draghici een groter aandeel in de zaak had. Dit

komt uiteraard omdat hij in de titel vermeld wordt en omdat er uitgebreider over hem wordt

bericht. Gheorghiu-Dej wordt klaarblijkelijk maar terloops aangebracht. Dit heeft natuurlijk

ook te maken met het feit dat de vice-premier nog in leven is en het resultaat van het onder-

zoek op hem grotere gevolgen heeft. Toch kunnen we stellen dat Vooruit geen zin lijkt te

hebben om de vroegere partijsecretaris uitvoerig te bekritiseren.

“Nog uit Boekarest wordt vernomen dat de Roemeense KP er haar ontevredenheid heeft te

kennen gegeven over het feit, dat zij niet uitgenodigd werd op de onlangs te Dresden gehou-

den conferentie van communistische arbeiderspartijen.” Het begin van deze zin geeft aan dat

men nog extra informatie geeft over wat er gaande is in Boekarest. Dit kan aangeven dat het

149

belangrijkste van reeds vermeld is, namelijk het ontslag van de vice-premier. De gegevens die

hierna volgen lijken daardoor minder van belang. Het vervolg van het artikel geeft aan de

hand van citaten uit de resolutie een verklaring voor de ontevredenheid. Door te citeren geeft

men een neutralere indruk.

7.5.3 Conclusie

Ook in deze periode is de berichtgeving over Roemenië ruimer in De Standaard dan in de

Vooruit. In de Vooruit vinden we immers slechts één artikel terug.

Zoals in de vorige periodes zijn ook hier de artikels meer gekleurd in De Standaard. Men blijft

een eerder positief beeld van het land en zijn leiders ophangen. De koppen zijn erg uitgespro-

ken en weinig neutraal. Zowel in positieve als in negatieve zin wordt de lezer een bepaald ge-

voel meegegeven. In De Standaard wordt de eigenzinnigheid van Ceausescu in de verf gezet,

plaatst men de leider eerder in een goed daglicht en overschat men meermaals de macht van

het land en zijn leider. De Vooruit gaat daarentegen iets voorzichtiger te werk en tracht oorde-

len achterwege te laten.

Inhoudelijk gaat De Standaard op meer aspecten in. Niet enkel het politieke aspect van de

Roemeense maatschappij wordt behandeld, maar ook het culturele. Ook aan de internationale

dimensie gaat men niet voorbij.

“Roemenië bekeurt zijn „bondgenoten‟. Pessimisme op Boedapest-conferentie.”

De Standaard, 27 april

Plaats in de krant: pagina 1

Feitelijk nieuws

Artikel zonder foto‟s

Bron: NYT/UPI

Oppervlakte: gemiddeld

“Vice-premier van Roemenië ontslagen. Beschuldigd van „valse bewijzen‟ in politieke pro-

cessen.”

Vooruit, 27 april

Plaats in de krant: pagina 1

Feitelijk nieuws

Bron: AFP/Reuter

Oppervlakte: klein

150

“Ceausescu laakt „vergissingen‟ van vroegere leiders.”

De Standaard, 30 april

Plaats in de krant: pagina 3

Feitelijk nieuws

Artikel zonder foto‟s

Bron: AFP

Oppervlakte: klein

“Roemenen verkneuteren zich om fel satirisch toneelstuk. Kenmerkend voor jongste ontwik-

keling.”

De Standaard, 4 mei

Plaats in de krant: pagina 3

Feitelijk nieuws

Bron: NYT

Oppervlakte: klein

“Band Boekarest – Moskou steeds minder hecht. Nieuw vriendschapsverdrag laat lang op zich

wachten.”

De Standaard, 7 mei

Plaats in de krant: pagina 3

Feitelijk nieuws

Bron: NYT

Oppervlakte: klein

7.6 14-18 mei 1968: De Gaulle in Roemenië

7.6.1 Historische achtergrond

President Charles De Gaulle bracht van 14-18 mei een officieel bezoek aan Roemenië. Hij

was vergezeld van de minister van Buitenlandse Zaken Couve de Murville. De Gaulle voerde

ondermeer besprekingen met president Nicolae Ceausescu en premier Ion Gheorghe Maurer.

Hij keerde een dag eerder dan voorzien naar Frankrijk terug, vanwege de situatie in eigen

land. Op het einde van zijn bezoek werd een gemeenschappelijke verklaring afgelegd. Daarin

zeiden de heren de contacten tussen de landen verder op een positieve manier te onderhouden,

151

vooral op economisch vlak. Daarnaast werd er ook gepleit voor de onafhankelijkheid van de

verschillende nationale staten in Europa. “De onafhankelijkheid van volken, ongeacht of zij

groot of klein zijn, de niet-inmenging in binnenlandse aangelegenheden, de vestiging van

vriendschappelijke betrekkingen tussen alle landen, de ontwikkeling van het internationale

verkeer en de samenwerking, het behoud of het herstel van de vrede in de wereld.” Beide par-

tijen spraken zich uit tegen de blokvorming in Europa en tegen de inmenging in binnenlandse

aangelegenheden.

Tijdens zijn verblijf in Roemenië, bezocht De Gaulle de universiteit van Boekarest. Cathérine

Durandin suggereert dat dit een bewuste zet was van Ceausescu. De toestand in de Franse

universiteiten liep in diezelfde periode aardig uit de hand. “Il plaint le général. Il ne pourra

qu‟être médusé par les prestations roumaines! … L‟université a été nettoyée et elle est prête à

acceuillir le président de la République francaise.”192

Op die manier creerde de Roemeense

leider zelf een tegenstelling tussen zijn eigen land en Frankrijk.

Het is ook van belang de situatie in deze periode in Frankrijk te schetsen. Mei 1968 staat nog

steeds symbool voor de revolutionaire bewegingen die er in de jaren zestig ontstonden. De ba-

sis van de revolte lag in Parijs, maar kende over de hele wereld zijn weerslag. In mei 1968

brak een algemene staking uit over heel Frankrijk. Ook in andere landen waren er grootscha-

lige protesten. Al snel namen de gebeurtenissen bijna revolutionaire vormen aan, tot het pro-

test uiteindelijk uitstierf na onderdrukking door de overheid. De manifestaties waren uniek

omdat ze niet uitgingen van een bepaalde bevolkingsgroep, maar omdat ze etnische afkomst,

cultuur, klasse en leeftijd overstegen.

Het begon als een reeks studentenstakingen die uitbraken aan een aantal universiteiten en

middelbare scholen in Parijs. Nadat de regering van Charles de Gaulle probeerde de stakingen

neer te slaan met politiegeweld, ontvlamde de toestand nog verder, met straatgevechten tegen

de politie in het Quartier Latin, gevolgd door een algemene staking van de studenten en tien

miljoen arbeiders in heel Frankrijk, ongeveer twee derde van de Franse arbeidersbevolking.

De protesten bereikten het punt dat de Gaulle een militair hoofdkwartier oprichtte om de on-

lusten te bestrijden, en dat hij het parlement ontbond en verkiezingen uitschreef voor

23 juni 1968. De regering was dicht bij de volledige ineenstorting, maar de revolutionaire si-

tuatie verdween even snel als ze gekomen was. De arbeiders gingen weer aan het werk en de

Gaullisten kwamen sterker uit de verkiezingen.

192 DURANDIN Cathérine, op.cit., p.149

152

Veel manifestanten waren aanhangers van linkse bewegingen, communisme en anarchisme.

Velen zagen een gelegenheid om de „gevestigde maatschappij‟ door elkaar te schudden in al-

lerlei opzichten, zoals op het gebied van onderwijsmethoden en het propageren van de vrije

liefde.

7.6.2 Analyse

De Standaard

In de krantenkoppen over het bezoek van De Gaulle aan Roemenië laat men zich erg positief

uit. “De Gaulle in Boekarest hartelijk ontvangen” en “Frans-Roemeense vriendschap ver-

sterkt” wordt er gekopt. Ook via uitspraken van betrokkenen geeft men de lezers een optimis-

tische boodschap mee. (“Boekarest: bezoek van De Gaulle was een feest.”) Doordat men zo‟n

uitspraak in de titel plaatst, wordt het positieve oordeel nogmaals bekrachtigd.

Enkel in de krant van 16 mei wordt er een foto gepubliceerd. Het is een tamelijke grote foto,

die een centrale plaats inneemt. Op de foto is te zien hoe een officier De Gaulle helpt om een

koptelefoon op zijn hoofd te plaatsen om zo de vergadering met een simultaanvertaling te

kunnen volgen. Onder de foto meldt men dat hij in de plenaire zitting van de Roemeense Na-

tionale Vergadering een pleidooi had gehouden voor het opheffen van de twee blokken die

Europa verdelen. De foto focust zich op De Gaulle en niet op zijn gastheren. De westerse lei-

der krijgt dus voorrang op zijn communistische gastheren.

In de beschrijvingen van het Franse bezoek aan Roemenië staan enthousiasme en optimisme

centraal. Zowel de Franse president als de Roemenen waren opgetogen. Er waren tal van

mensen komen opdagen om De Gaulle te verwelkomen met spandoeken. Door dit enthousi-

asme uitvoerig te beschrijven en geen geluiden van tegenkanting aan bod te laten, lijkt de

journalist in deze positieve stemming mee te gaan. Ook de Roemeense pers was verheugd

over zijn komst. In het artikel van 16 mei schrijft de auteur dat De Gaulle meer dan twee mi-

nuten werd toegejuicht. De journalist wil ook wijzen op de lichtvoetigheid van de contacten

tussen beide heren: “De Gaulle eindigde zijn toespraak met een Roemeens zinnetje.” (15/5)

Op verschillende manier wordt een positief en progressief beeld van Roemenië gecreëerd. Het

oordeel van de journalist kennen we door de aangehaalde citaten van De Gaulle. “… dat

Frankrijk en Roemenië hun traditionele vriendschap moeten handhaven „nu meer dan ooit

omdat Europa zich gaat weervinden door de onafhankelijkheid van zijn landen en in de sa-

menwerking van allen voor de vrede en de vooruitgang‟.” (15/5) Door net dit citaat aan te ha-

153

len lijkt de schrijver er ook van overtuigd dat het belangrijk is de onderlinge Europese vriend-

schappen te onderhouden in het licht van een goede samenwerking binnen Europa.

Beide landen worden als vooruitstrevende landen voorgesteld. “De Gaulle is het eerste wes-

terse staatshoofd dat een bezoek brengt aan een Oost-Europees land sinds daar spanningen

in de verhouding met de Sovjet-Unie zijn ontstaan.” Enerzijds stelt de schrijver dat De Gaulle

een voortrekkersrol heeft in West-Europa, maar men kent ook dezelfde progressieve rol toe

aan Roemenië, het land dat een westerse leider uitnodigde. En verder: “In Parijs werd gezegd

dat De Gaulle als voorstander van diepgaande nationale onafhankelijkheid, Roemenië ging

aansporen zich verder uit het Oostblok los te weken.” (15/5) Ook hier wijst men op het onaf-

hankelijkheidsdenken van beide landen. Het wordt ook duidelijk dat Roemenië zich reeds aan

het losweken was onder eigen impuls.

Al deze uitspraken staan in het licht van de internationale politiek, meer dan in het teken van

de betrekkingen tussen de twee landen zelf. Het artikel van 16 mei kopt “Parijs en Boekarest

gaan economisch samenwerken”. In het artikel zelf ligt de nadruk echter op de uitspraken van

de Franse president die handelen over de internationale politiek. In elk artikel komt steeds

weer naar voor hoe beide leiders zich uitspreken voor onafhankelijkheid en tegen de inmen-

ging in de binnenlandse politiek van buurlanden. “President De Gaulle van Frankrijk en pre-

sident Ceausescu van Roemenië betuigden zaterdag hun steun aan de totale onafhankelijkheid

van nationale staten en veroordeelden iedere buitenlandse inmenging in de binnenlandse po-

litiek van buurlanden.” (20/5) Blijkbaar waren vele nationale staten absoluut niet onafhanke-

lijk en meer dan eens was er inmenging in de binnenlandse politiek van een ander land. De

journalist vindt deze steunbetuiging terecht en sluit zich bij de twee leiders aan.

Ook andere hete hangijzers van de internationale politiek, zoals Vietnam, komen aan bod. “In

hun communiqué spraken De Gaulle en Ceausescu de hoop uit dat de besprekingen Hanoi-

Washington in Parijs naar vrede in Vietnam en naar zelfbeschikkingsrecht van de Vietname-

zen zullen leiden.” De schrijver van het artikel looft de positieve ingesteldheid van de twee

leiders, die blijven hopen op een goede uitkomst.

Vooruit

In de Vooruit vinden we slechts één artikel terug over het bezoek van De Gaulle aan Roeme-

nië. In dit artikel gaat het niet over de betrekkingen tussen beide landen of over hun oordelen

over de internationale politiek. Het artikel is heel kort gewijd aan de beoordeling van De

Gaulle over de Roemeense universiteiten.

154

De krantenkop heeft een positieve inslag. (“De Gaulle bewondert onderwijssysteem in Roe-

meense universiteiten”). De Gaulle loofde het onderwijssysteem op de Roemeense universi-

teiten omdat men er verplicht was examen af te leggen. Bovendien was er een examen op het

einde van het hoger middelbaar, waardoor er reeds een selectie plaatsvond. De toon is eerder

neutraal, maar het artikel is doorspekt met uitspraken van De Gaulle. Door deze citaten heen

wordt een dichotomie geschetst tussen Franse en Roemeense universiteiten. In Frankrijk lijkt

alles chaotisch te verlopen, terwijl het er in Roemenië veel meer gestructureerd aan toe gaat.

“Wij hebben in Frankrijk een groot aantal … een merendeel studenten die hun examens niet

voortzetten, vandaar wat voorgevallen is”, “Wij worden overspoeld door een aantal studen-

ten die niet kunnen, die niet willen volgen. Dan beginnen zij natuurlijk te woelen.”, “Wij moe-

ten deze selectie naar uw voorbeeld hervormen.” In het licht van de opstanden in Parijs in

diezelfde periode zijn deze uitspraken wel erg straf. Dit artikel verscheen dan ook eerder in

het kader van de Parijse problematiek.

Pas op het einde komt het gemeenschappelijke communiqué aan bod. “Overigens hebben de

laatste besprekingen van de Franse president geresulteerd in een gemeenschappelijke verkla-

ring waarin de wil tot meer industriële samenwerking wordt beklemtoond.” Door het woord

„overigens‟ te gebruiken lijkt dit laatste slechts bijkomstig te zijn.

7.6.3 Conclusie

In De Standaard laat men duidelijk zijn sympathie jegens de twee leiders zien. Dit doet men

door het enthousiasme van het volk en van de betrokkenen te beschrijven. Beide landen wor-

den in een erg positief daglicht gesteld. Het bezoek van De Gaulle aan Roemenië wordt afge-

schilderd als een gebeuren van groot internationaal belang. De nadruk ligt minder op de ge-

zamenlijke besluiten in verband met hun onderlinge samenwerking en meer op hun uitspraken

over de internationale politiek.

Het artikel in Vooruit is vooral interessant in het kader van de Franse context. Terwijl in eigen

land de studenten hun ongenoegen over het systeem van de daken schreeuwen, spuwt De

Gaulle in Boekarest zijn gal over diezelfde studenten. Vooral volgende uitspraak is typerend:

“Wij worden overspoeld door een aantal studenten die niet kunnen, die niet willen volgen.

Dan beginnen zij natuurlijk te woelen.” Hij noemt sommige studenten dom en andere studen-

ten lui! Hij ontkent de realiteit in eigen land. Bovendien is het feit dat De Gaulle zijn land ver-

laat tijdens de revolutionaire manifestaties veelzeggend. Hij vlucht als het ware weg in plaats

155

van met de manifestanten te praten. In plaats daarvan looft hij het strengere onderwijssysteem

van Ceausescu.

De Vooruit heeft het verband tussen de situatie in Frankrijk en de uitspraken van De Gaulle

begrepen. Door uitgebreid citaten van De Gaulle te geven, lijkt de krant zich eerder achter de

Franse generaal te scharen. De Standaard gaat echter volledig voorbij aan de situatie in Frank-

rijk zelf.

“De Gaulle in Boekarest hartelijk ontvangen. Naar hechtere band Frankrijk-Roemenië.”

De Standaard, 15 mei

Plaats in de krant: pagina 1

Feitelijk nieuws

Bron: AFP/Reuter/UPI

Oppervlakte: gematigd

“Parijs en Boekarest gaan economisch samenwerken. De Gaulle in Roemeens parlement.”

De Standaard, 16 mei

Plaats in de krant: pagina 3 (met foto op voorpagina)

Feitelijk nieuws

Bron: AFP/NYT/UPI

Oppervlakte: groot

“Generaal De Gaulle bewondert onderwijssysteem in Roemeense universiteiten.”

Vooruit, 20 mei

Plaats in de krant: pagina 3

Feitelijk nieuws

Bron: RFP

Oppervlakte: klein

“Frans-Roemeense vriendschap versterkt. Boekarest: bezoek van De Gaulle was een feest.”

De Standaard, 20 mei

Plaats in de krant: pagina 5

Feitelijk nieuws

Bron: AFP/NYT/UPI

Oppervlakte: groot

156

7.7 Tot begin september 1968: crisis rond Praagse Lente

7.7.1 Historische achtergrond

Begin januari 1968 werd Alexander Dubcek in Tsjechoslowakije unaniem tot partijleider ge-

kozen. Met hem zou het land een nieuwe koers varen. De vorige partijleider Novotny bleef

nog tot maart president van het land. Eind mei werd hij volledig uit de communistische partij

gezet. Dubcek zou de geschiedenis ingaan als de man die „het socialisme met een menselijk

gezicht‟ wou introduceren. Om dit socialisme tot stand te brengen werden allerlei nieuwe li-

berale wetten gestemd en stelde men een democratisering in. Zo wou men bijvoorbeeld de

censuur afschaffen, streefde men naar vrijheid van meningsuiting en legalisering van andere

politieke partijen. Op die manier werd de afstand met het Kremlin steeds groter. De Sovjet-

Unie zag de hele evolutie met lede ogen aan. Het Westen was uiteraard enthousiast en de

Praagse regering kreeg veel steunbetuigingen. Maar ook in Oost-Europa waren er enkele lan-

den opgetogen over de veranderingen in het land. Ceausescu en de Joegoslavische president

Tito betuigden hun steun en brachten een bezoek aan Tsjechoslowakije.

Op 23 maart werd er onverwacht een conferentie in Dresden gehouden om de toestand in

Tsjechoslowakije te bespreken. Roemenië en Joegoslavië waren hierbij niet uitgenodigd. Pre-

sident Ceausescu toonde hierover zijn ongenoegen op een zitting van het Centrale Comité.

“Op deze bijeenkomst zijn vragen aan de orde gesteld over beide organisaties waarvan Roe-

menië altijd lid is geweest. Het is noodzakelijk dat vraagstukken als deze door alle leden ge-

zamenlijk besproken worden. Wanneer dat niet gebeurt, betekent dat zeker geen bijdrage tot

versterking van deze organisaties”, aldus het communiqué dat na afloop van de zitting van

het centrale comité werd gepubliceerd.

Op 27 juni verscheen in Tsjechoslowakije het Manifest van 2 000 Woorden. Dit was een aan-

klacht op de misstanden in het land. Men beschuldigde openlijk de conservatieve vleugel van

de partij. Men noemde de communistische partij een „naar macht hunkerende organisatie‟. De

hervormingen werden geprezen en men eiste meer van zulke vernieuwingen. Dit was olie op

het vuur en een reactie van de Sovjet-Unie bleef niet lang uit. Enkele dagen later kon men le-

zen dat de Sovjet-Unie bereid was desnoods met geweld het socialisme in leven te houden.

Ook de andere landen van het Warschaupact lieten van zich horen. Er werd een brief naar de

Tsjechoslowaakse regering gestuurd, waarin men duidelijk stelde dat men de vernieuwende

koers van het land niet kon aanvaarden.

157

De Sovjets hadden schrik voor een kettingreactie in Oost-Europa. Een invasie leek bijna on-

vermijdelijk. Het waren vooral Oost-Duitsland en Polen die aandrongen op een gewelddadig

neerslaan van de Praagse Lente.

In de nacht van 20 op 21 augustus vielen Sovjettroepen het land binnen. Deze inval werd ge-

zien als laatste manier om de liberalisering in het land een halt toe te roepen. Men vreesde

aanvankelijk een militaire reactie van het Westen. Troepen van het Warschaupact steunden de

Sovjet-Unie. Roemenië deed echter niet mee aan de inval en veroordeelde de actie. Ook voor-

af had hij zijn steun reeds betuigd aan de Tsjechoslowaakse hervormers. Van 15 tot 17 augus-

tus had hij namelijk nog het land bezocht.

De repressie was keihard en de regeringsleden werden meegevoerd naar Moskou. President

Svodoba reisde naar Moskou en eiste daar de vrijlating van de leiders. Na een politiek ak-

koord te hebben getekend liet met de Praagse leiders gaan. Dit akkoord had echter verregaan-

de gevolgen. De censuur werd heringevoerd, de besluiten van het geheime congres werden te-

niet gedaan, en de invloed van de partij op het dagelijkse leven van de mensen werd versterkt.

In ruil voor deze toegevingen trok de Sovjet-Unie een deel van hun troepen weg. De onder-

minister van Buitenlandse Zaken van de Sovjet-Unie bleef van september 1968 tot december

1968 als opzichter in Praag. Op 16 oktober zwichtten Dubcek en de zijnen voor de druk, en

stemden in met de blijvende aanwezigheid van Russische troepen in hun land. Uiteindelijk

bleven er nog ongeveer 50 000 soldaten in het land. De verontwaardiging bij de bevolking

was groot. Velen konden niet begrijpen dat hun leiders zoveel toegevingen konden doen. De

onrust bleef nog een tijdje in het land nazinderen. In april werd Dubcek definitief aan de kant

geschoven en vervangen door Gustav Husak. Hij zuiverde de partij en vaarde weer een koers,

parallel met die van de Sovjet-Unie.

Na de inval was de reactie in Roemenië groot. De bezetting van Tsjechoslowakije veroorzaak-

te in Roemenië een gevoel van dreiging. Op 21 augustus riep partijleider Ceausescu de lei-

dende organen van partij, staat en regering bijeen. Men richtte een „patriottische gewapende

militie‟ op ter verdediging van „de onafhankelijkheid van het land en de revolutionaire ver-

worvenheden‟. De Grote Nationale Vergadering van Roemenië keurde op 22 augustus met al-

gemene stemmen de politiek van nationale soevereiniteit en strikte trouw aan het socialisme

goed. De vergadering noemde niet-interventie één van de beginselen van de betrekkingen tus-

sen socialistische landen en tussen alle landen. Men eiste ook de „onmiddellijke terugtrekking

van alle buitenlandse troepen van het grondgebied van Tsjechoslowakije, het scheppen van

voorwaarden waaronder het Tsjechoslowaakse volk, de partij en de legale regering hun bin-

nenlandse aangelegenheden zonder buitenlandse inmenging kunnen oplossen‟. De actie van

158

het Warschaupact werd door de Roemeense leiders stevig neergesabeld. Vooral Ceausescu

had zich in deze zaak weten te profileren. “La prestation est remarquable. Il a su se hisser

sur la scène internationale et dominer les ébranlements du moment.”193

Op 24 augustus ontmoetten Tito en Ceausescu elkaar in Vrsac aan de Roemeens-

Joegoslavische grens. Het was duidelijk dat hun besprekingen de toestand in Praag betreffen.

Volgens sommige berichten in de westerse pers zouden de beide staatslieden elkaar militaire

bijstand in geval van een aanval op één van beide landen hebben toegezegd.

Later gingen er geruchten de ronde dat er troepenverplaatsingen zouden hebben plaatsgevon-

den aan de Roemeense grens. De Sovjet-Unie sprak dit tegen en noemde het een verzinsel van

imperialistische propaganda. Ook de Amerikaanse president Johnson drukte de Sovjet-Unie

op het hart dat zij „de honden van de oorlog niet mogen loslaten‟. Rond midden september

nam de spanning en de vrees voor een inval af.

7.7.2 Analyse

De Standaard

De koppen in De Standaard zijn positief ten voordele van Roemenië en Ceausescu, maar zijn

eerder laagdunkend over de Sovjet-Unie en de andere Warschaupactleden. De kop van 2 au-

gustus is: “Morgen rode „top‟ in Bratislava. Roemenië en Joegoslavië niet uitgenodigd”. Men

plaatst „top‟ tussen aanhalingstekens. Men wil niet stellen dat het om een algemene top gaat.

Roemenië en Joegoslavië zijn immers niet uitgenodigd. De journalist laat hiermee uitschijnen

dat hij de andere Warschaupactlanden laf vindt omdat zij een top organiseren zonder Roeme-

nië en Joegoslavië.

Een andere kop waarin de houding van Roemenië wordt geloofd is “Tito en Ceausescu voer-

den geheime onderhandelingen. Solidariteit met Praag bevestigd”. Ook in het Westen was de

solidariteit met Praag groot. Op die manier worden Tito en Ceausescu vereenzelvigd met de

westerse ideeën. Het woord „geheim‟ wijst er op dat de twee leiders zonder medeweten van de

Sovjet-Unie handelden, wat hen alweer in het westerse kamp doet belanden.

In andere koppen betuigt men de bezorgdheid over de situatie in Roemenië. “De Roemenen

zijn zenuwachtig,” wordt er op 26 augustus gekopt. De situatie was niet louter politiek, maar

had gevolgen voor de gewone burgers uit de hele natie. De nadruk ligt hier op de angst van de

193 DURANDIN Cathérine, op.cit., p.154

159

Roemeense bevolking. Het menselijke karakter van de situatie wordt beklemtoond. Met deze

kop wekt men bij de lezers een groter medeleven op.

De kop van 5 september (“Roemenië blijft onafhankelijke rol voorstaan”) benadrukt dat het

land – ondanks tegenkanting – blijft volharden in zijn eigenzinnigheid.

In De Standaard van 26 augustus verschijnen enkele foto‟s. Op de eerste foto is een militaire

parade te zien tijdens de viering van de nationale feestdag van Roemenië. Door zo‟n militaire

parade af te beelden, benadrukt men de ernst van de zaak, alsof men al tot een militaire inter-

ventie is overgegaan. “Het persbureau Agerpress logenstrafte echter dat een gedeelte van het

Roemeense leger zou gemobiliseerd zijn.” Deze parade wekte blijkbaar de indruk dat men het

leger in gereedheid bracht tegen mogelijke dreiging. De ontkenning door het Roemeense

persbureau was nochtans niet overtuigend genoeg. Het onderschrift meldt namelijk verder dat

Ceausescu in het begin van vorige week de oprichting van een nationale militie had bevolen.

Dit wordt bovendien gestaafd met informatie van het Joegoslavische persbureau.

De tweede foto toont de Joegoslavische president Tito met zijn collega Ceausescu. Het onder-

schrift meldt dat de twee elkaar ontmoetten in Vrsac, een stadje nabij de grens tussen de twee

landen, waar ze de toestand in Oost-Europa bespraken. “Eerder waren er geruchten geweest –

o.m. uit Bonn en Londen – volgens welke Sovjetrussische en Bulgaarse troepen klaarstonden

om Roemenië binnen te vallen. Deze geruchten werden in Moskou „absurd‟ genoemd.” Omdat

men specifiek de bron van de geruchten (Bonn en Londen) vermeldt, lijkt men deze geloof-

waardiger te vinden. In Moskou noemde men deze geruchten letterlijk „absurd‟. De journalist

maakt geen melding van een stellige ontkenning, hij vindt de geruchten uit Bonn en Londen

betrouwbaarder.

In de krant van 31 augustus staat een kaart. Deze geeft weer welke landen tot het Warschau-

pact behoren en welke tot de NAVO. Zo ziet men duidelijk dat Roemenië een belangrijk deel

uitmaakt van het Warschaupact en dat het verlies van dit land een hap in het Sovjetblok bete-

kent. Op een foto in diezelfde krant ziet men hoe Roemeense militairen en Tsjechoslowaakse

burgers samen in een West-Duits tijdschrift de teksten en de foto‟s van de bezetting van Praag

bekijken. “Dit toneeltje werd gefotografeerd …” De schrijver van dit artikel lijkt weinig ge-

loof te hechten aan de vriendschappelijkheid tussen Roemeense militairen en gewone

Tsjechoslowaken. Hij suggereert dat de foto opgezet spel is.

In de krant van 19 september staat een foto van minister Harmel op bezoek bij president

Ceausescu. Het onderschrift luidt: “… het hoofd koel houden …” Hiermee zet men al de toon

voor de rest van het artikel. Ceausescu hield het hoofd koel, nam wijze beslissingen, daagde

160

niet uit, maar schoof zijn principes ook niet opzij, lijkt de journalist te willen zeggen. Hij liet

zich niet meeslepen door emotionaliteit of vijandigheid.

Net als in de voorgaande periodes wordt Roemenië opnieuw als een eerder progressief land

voorgesteld. “De Joegoslavische en Roemeense communistische partijen publiceerden reeds

bij de aanvang van de Sovjetrussische-Tsjechoslowaakse crisis verklaringen, waarin zij het

regime van Dubcek steunden …”(2/8b) „Reeds van bij de aanvang‟ suggereert dat de beide

partijen onvoorwaardelijk hun steun hadden gegeven aan de liberalisering in het land. Het

geeft hen opnieuw het imago erg vooruitstrevend te zijn.

“Ceausescu verklaarde o.m. dat de Roemeense communistische partij en het Roemeense volk

met een diepe sympathie de inspanningen van de Tsjechoslowakijse KP volgden om „het

maatschappelijke leven te vervolmaken en de socialistische democratie tot ontwikkeling te

brengen.‟”(2/8b) In deze passage lijkt het alsof Ceausescu heel erg naar de Tsjechoslowaakse

leiding opkeek en hetzelfde leek te willen doen. In werkelijkheid was dit helemaal niet zo.

Ceausescu bleef zich immers vastklampen aan de harde lijn van het stalinisme.

Men wil ook de positieve houding van Ceausescu jegens de andere Warschaupactlanden be-

nadrukken. Men gaat namelijk niet voorbij aan de uitspraak dat “het Roemeense leger zich „in

een geest van samenwerking en broederschap‟ zal blijven ontwikkelen met de strijdkrachten

van de socialistische landen en met hen schouder aan schouder zal vechten in geval van een

imperialistische agressie.” (16/8) Op die manier slaagt de auteur van het artikel erin Ceauses-

cu af te schilderen als een man met een genuanceerde visie, die zich niet enkel negatief uitliet

over samenwerkingsverbanden met de Sovjet-Unie.

Ook in latere artikels komt dit terug. “Maar tegelijkertijd zijn zij zo wijs geweest hun trouw

aan het socialisme en aan het Pact van Warschau te onderstrepen en hun gevoelens voor de

Sovjet-Unie en de andere „bondgenoten‟ te bevestigen.” “… wat het binnenlandse beleid be-

treft behoren de leiders van dat land ongetwijfeld tot de „orthodoxen‟.” (26/8) De journalist

gebruikt hier het woord orthodox, om aan te duiden dat de Roemenen gehoorzaam de Sovjet-

leer volgden en dat zij dus geen onafhankelijke progressieve weg kozen voor het land zelf.

“… de (orthodox-communistische maar volgens het Kremlin te onafhankelijke) Roemeense

leiders…” Hier wordt ter verduidelijking van de lezer nogmaals erg duidelijk gesteld dat

Roemenië in principe wel de leer van het Kremlin volgde. De schrijver wil niet de indruk

wekken dat het land progressief was of toch zeker niet vergelijkbaar was met Tsjechoslowa-

kije ten tijde van de Praagse Lente. Niet enkel het onafhankelijkheidsstreven van Ceausescu

komt aan bod, men wijst de lezer hier op de andere kant van de communistische leider. Ver-

161

der gaat men hier niet op in. De nadruk blijft liggen op de buitenlandse politiek van Roeme-

nië.

Meermaals laat de journalist zijn sympathie blijken voor de standpunten van Ceausescu.

“Ceausescu logenstrafte de beschuldiging dat de Tsjechoslowaakse hervormers contrarevolu-

tionairen zouden zijn en merkte in dit verband op dat „men morgen hetzelfde zou kunnen zeg-

gen van de Roemenen.‟” Blijkbaar achtte Ceausescu de situatie in zijn land vergelijkbaar met

de toestand in Tsjechoslowakije. “„Het land zal niemand toestaan de hand te slaan aan de

soevereiniteit‟, aldus Ceausescu. Hij beklemtoonde trouwens ervan overtuigd te zijn „dat de

communistische partijen een einde zullen maken aan die schandalige episode uit de socialisti-

sche beweging.‟” (22/8) Door net deze harde woorden van Ceausescu („schandalige episode‟)

te citeren, lijkt de schrijver van dit stuk de sympathie op te brengen voor de Roemeense leider

en lijkt hij de situatie in Roemenië evenzeer gelijkaardig te beschouwen als die in Tsjechos-

lowakije. De journalist uit via de woorden van Ceausescu zijn bezorgdheid.

Ook op andere plaatsen wordt de sympathie van de lezer aangewakkerd. “… dat het land niet

meer is dan een David die zijn spieren toont aan zijn machtige buren.” (26/8) Door de verge-

lijking te maken met David en Goliath, wijst de journalist onrechtstreeks op de oneerlijke

strijd tussen Roemenië en de rest van het Sovjetblok. Op 26 augustus citeert men ook een

woordvoerder: “In een bepaald opzicht is ons leger nu 20 miljoen mensen sterk.” Met dit ci-

taat zet de journalist de dapperheid van de Roemenen in de verf.

In het artikel van 31 augustus plaatst men tegenover de harde bewoordingen die er in de Pool-

se en Oost-Duitse pers werden gebruikt, een vredelievend Roemenië, dat naar een oplossing

trachtte te zoeken. “… een boodschap waarin werd gezegd dat Roemenië het „van het groot-

ste belang‟ acht dat de troepen van het Warschaupact volledig worden teruggetrokken. De

Roemeense KP was bovendien van mening dat in de huidige toestand „alles moet worden

vermeden dat de conflicten tussen de communistische landen nog verder zou verscherpen.”

Door het artikel van 11 september te besluiten met een uitspraak van de Britse minister van

Buitenlandse Zaken Stewart bevestigt men opnieuw de positie van Roemenië. “… alle pro-

blemen langs een vreedzame weg moeten worden opgelost en menen wij beiden dat de rol van

elk land erin bestaat door bemiddeling of onderhandelingen problemen uit de weg te rui-

men.” Roemenië wordt hier via deze uitspraak geschetst als een vreedzame onderhandelaar.

Nog tal van zinsneden en bewoordingen in het artikel van 19 september wijzen op deze posi-

tieve beoordeling van Roemenië door de journalist. Ik geef slechts enkele voorbeelden. “Ter-

wijl zij in de eerste dagen na die tragische 21 augustus in emotionele redevoeringen de bruta-

le inmenging van de „geallieerden‟ in Tsjechoslowakijes binnenlandse aangelegenheden ver-

162

oordeelden en onomwonden te verstaan gaven dat zij zelf zich niet zonder verzet zouden laten

overweldigen, blijken de Roemeense leiders er zich sindsdien op toe te leggen het hoofd koel

te houden en alle „misverstanden‟ te vermijden.” De journalist toont hier begrip voor de te-

rechte emotionele reactie van de Roemenen, maar anderzijds looft hij hen nu voor hun ver-

standelijke houding. Verder wijst hij erop dat de Roemeense leiders hun kordate mening over

de inval niet lieten varen. “Noch betekent zulks dat de Roemenië van plan zou zijn zijn onaf-

hankelijke buitenlandse politiek op te geven, ondanks de wantrouwende houding van het

Kremlin dienaangaande.” In deze zin worden „Roemenië‟ en „onafhankelijke‟ cursief getypt.

Op die manier geeft de schrijver alweer zijn positief gevoel over het land weer.

Roemenië lijkt een grote rol te spelen op het internationale toneel en binnen het Oostblok.

“De solidariteit van Belgrado en Boekarest zou de onderhandelingspositie van Tsjechoslowa-

kije tegenover de Sovjet-Unie verstevigd hebben tijdens de gesprekken in Cierna Nad

Tisou.”(2/8b) De mening van Joegoslavië en Roemenië wordt met andere woorden door de

Sovjet-Unie belangrijk genoeg geacht om rekening mee te houden. Het feit dat de twee landen

niet werden uitgenodigd op de volgende besprekingen kan eveneens in dezelfde richting wij-

zen, namelijk dat de Sovjet-Unie verdere inmenging wou vermijden.

Omgekeerd is er ook de negatieve beeldvorming van Roemenië en zijn leiders vanwege de

Sovjet-Unie. “Opvallend was dat Joegoslavië en Roemenië, bondgenoten van Tsjechoslowa-

kije in het geschil om de liberalisering, niet werden uitgenodigd.” (2/8) Uit deze zin kan men

opnieuw besluiten dat beide landen niet werden uitgenodigd juist omdat zij bondgenoten zijn

van Tsjechoslowakije. Hun aanwezigheid leek niet te stroken met het opzet van de conferentie

in Bratislava. Het doel van die bijeenkomst lag immers in de lijn ligt van de tegenstanders van

de vernieuwingen van de Praagse Lente.

Over het bezoek van Ceausescu in Praag is men erg tevreden. “Ondanks het vroege uur wa-

ren er in de hoofdstad talrijke nieuwsgierigen op de been om de Roemeense gasten toe te jui-

chen, zij het dat het enthousiasme iets minder groot was dan bij de aankomst van Joegoslavi-

ës president Tito, vorige week.” Het enthousiasme van de journalist wordt gekanaliseerd via

het enthousiasme van het volk.

Vooruit

Het aantal artikels in de Vooruit in verband met de inval in Tsjechoslowakije is beduidend

minder dan in De Standaard.

In de koppen in de Vooruit lijken de journalisten een meer radicale positie in te nemen. In de

artikels zelf is men echter neutraler. In de krantenkop van 16 augustus (“Ceausescu komt op

163

tegen inmenging door Pakt-landen. Roemeens-Tsjechische besprekingen gestart.”) krijgt de

Roemeense leider een uiterst positieve houding toegedicht. Hij leek in zijn eentje te vechten

tegen het onrecht. Hij kwam op tegen de inmenging door Warschaupactlanden en stak hier-

voor zijn nek uit. Op die manier krijgen we een zeer sterke dichotomie tussen Ceausescu – de

dappere – en de Pact-landen – de lafaards.

De kop van 31 augustus (“Angst en spanning in Roemenië”) is erg negatief. Door twee nega-

tieve woorden te gebruiken beklemtoond men de ernst van de kwestie. Bovendien is het een

erg korte kop, wat hem nog krachtiger maakt.

Het artikel van 3 september lijkt door zijn kop (“Ambassadeur Dobrynin bij Dean Rusk: „Sov-

jet-Unie niet van plan Roemenië binnen te vallen”) te gaan over de druk op Roemenië. Als we

het verdere artikel doornemen, komt de lezer over de kwestie Roemenië niet veel meer te we-

ten. De inhoud van de kop is dus niet in overeenstemming met de inhoud van het stuk. Blijk-

baar was de vraag naar een eventuele inval in Roemenië een heet hangijzer en dus de moeite

waard om als kop te gebruiken. De rest van het artikel handelt over de afwikkeling van de

Sovjetinvasie in Tsjechoslowakije.

De foto‟s in de krant van 16 augustus geven reeds een zeer sterke positieve indruk. Op de eer-

ste foto zien we een juichende massa mensen. Het onderschrift verklaart dat honderden Tsje-

chen de Roemeense delegatie toejuichten. De sfeer was dus uiterst hartelijk. De tweede foto

toont de twee leiders, lachend terwijl ze de bevolking begroetten.

De toon van het artikel van 31 augustus is in tegenstelling tot de kop betrekkelijk neutraal.

(“Angst en spanning in Roemenië”) De Nederlandse minister van Buitenlandse Zaken Luns

meldde op een persconferentie in Londen dat er aan de grenzen van Roemenië legereenheden

samengetrokken waren. Zijn verklaring werd bovendien bevestigd door een bericht van de ra-

dio van Bohemen. Ook in dit artikel geeft men de concrete gegevens over de legerdivisies. De

droge toon slaat bij het slot van het artikel om. Men besluit met een bericht van een Franse

verslaggever dat de Roemenen “plots bang geworden, dat ze te veel gezegd hebben de glim-

lach verloren hebben”.

7.7.3 Conclusie

De berichtgeving in periode rond het neerslaan van Praagse Lente geeft ons een goede inzage

in de beeldvorming van het Oostblok en de Sovjet-Unie. Ook de rol van Roemenië in deze

zaak is belangrijk. Ceausescu pleitte meermaals tegen de inmenging in binnenlandse aangele-

164

genheden en voor de onafhankelijkheid van ieder land. Zulke standpunten werden in het Wes-

ten uiteraard met veel enthousiasme onthaald. Zo ook in De Standaard en de Vooruit.

De berichtgeving in De Standaard is veel uitgebreider dan in de Vooruit. De journalisten van

De Standaard schrijven eerder in het voordeel van Roemenië en zijn leiders. De koppen geven

deze neiging reeds aan. De foto‟s die worden gepubliceerd zetten de artikels kracht bij. Wan-

neer er een militaire dreiging was, plaatste men een foto van een militaire parade in Boekarest

bij het artikel om zo de ernst van de situatie te onderstrepen. Andere foto‟s illustreren dan

weer de gemoedelijke sfeer die er heerste bij bijeenkomsten met Ceausescu. De Standaard

schuwt ook niet de middelen om de situatie extra te duiden. Zo wordt in de krant van 31 au-

gustus een kaartje gepubliceerd waarop het geografisch belangrijke positie van Roemenië

duidelijk wordt.

Net als in de voorgaande periodes wordt Roemenië opnieuw als een eerder progressief land

voorgesteld. Anderzijds duidt men ook op bereidwillige houding van Ceausescu. Hij wil nog

steeds samenwerken met de andere socialistische landen en zal hen niet verraden.

Anders dan voorheen maakt men in de artikels wel melding van het feit dat Ceausescu op

binnenlands vlak orthodox communistisch is. Dit zegt men eerder om het onderscheid te ma-

ken met Tsjechoslowakije. Hoe dit orthodoxe communisme zich concreet vertaalde op bin-

nenlands vlak komt de lezer niet te weten. Echte kritiek wordt er ook niet gegeven.

Bij de lezers wordt op tal van manieren de sympathie jegens Roemenië en Ceausescu aange-

wakkerd. Men schildert Ceausescu af als een dappere leider die het opneemt voor zij die on-

rechtvaardig behandeld werden. Roemenië was vredelievend en wou alles op alles zetten om

tot een goede oplossing te komen.

Ook in deze kwestie lijkt volgens De Standaard de internationale rol van Roemenië groot te

zijn.

Vooruit lijkt iets neutraler te zijn in zijn berichtgeving. Toch laaien ook hier de emoties enigs-

zins hoog op. Vooral in de koppen is dit het geval. In de artikels zelfs tracht men opnieuw af-

standelijker te werk te gaan.

In Vooruit is er ook een zekere sympathie voor Ceausescu en Roemenië. De foto‟s die de in-

houd van de artikels kracht bijzetten, zijn groter en opvallender dan die in De Standaard.

165

“Morgen rode „top‟ in Bratislava. Roemenië en Joegoslavië niet uitgenodigd”,

De Standaard, 2 augustus

Plaats in de krant: pagina 1

Feitelijk nieuws

Artikel met twee foto‟s een foto van de plaats van de onderhandelingen en een foto

van een steunbetuiging voor Dubcek op de muur geschilderd)

Bron: AFP/NYT/UPI

Oppervlakte: groot

“Tito en Ceausescu voerden geheime onderhandelingen. Solidariteit met Praag bevestigd”

De Standaard, 2 augustus

Plaats in de krant: pagina 1

Feitelijk nieuws

Artikel zonder foto

Bron: NYT

Oppervlakte: klein

“Praag onthaalt Ceausescu.”

De Standaard, 16 augustus

Plaats in de krant: pagina 1

Feitelijk nieuws

Artikel zonder foto

Bron: AFP/UPI

Oppervlakte: gemiddeld met grote titel

“Franse en Italiaanse KP‟s laken interventie. Tito en Ceausescu zeggen Praag steun toe.”

De Standaard, 22 augustus

Plaats in de krant: pagina 3

Feitelijk nieuws

Bron: AFP/Reuter/UPI

Oppervlakte: gemiddeld

166

“De Roemenen zijn zenuwachtig. Militair vertoon in Boekarest tijdens nationale feestdag …

Maar volgens waarnemers is invasie onwaarschijnlijk.”

De Standaard, 26 augustus

Plaats in de krant: pagina 3

Feitelijk nieuws

Bron: OFNS/New York Times

Oppervlakte: zeer groot met 4 foto‟s

“Ook Roemenië onder militaire druk. Troepenconcentraties aan grenzen scheppen spanning.

Felle aanvallen op Ceausescu in Poolse en Oost-Duitse pers.”

De Standaard, 31 augustus

Plaats in de krant: pagina 1

Feitelijk nieuws

Bron: AFT/NYT/UPI

Oppervlakte: groot met een kaart van Europa en een foto

“Washington stelt Boekarest gerust. Vrees voor invasie ongegrond”

De Standaard, 5 september

Plaats in de krant: pagina 1

Feitelijk nieuws

Bron: NYT/UPI

Oppervlakte: gemiddeld

“Roemenië blijft onafhankelijke rol voorstaan.”

De Standaard, 11 september

Plaats in de krant: pagina 3

Feitelijk nieuws

Bron: Reuter/UPI

Oppervlakte: klein

“Roemeniës vertrouwen geschokt. Wie kan verzekeren dat de Russen, na een kopek te hebben

geriskeerd, niet uit zijn op een hele roebel?”

De Standaard, 19 september

Plaats in de krant: pagina 3

Achtergrond

167

Bron: van de eigen redacteur

Oppervlakte: zeer groot

“Ceausescu komt op tegen inmenging door Pakt-landen. Roemeens-Tsjechische besprekingen

gestart.”

Vooruit, 16 augustus

Plaats in de krant: pagina 1

Feitelijk nieuws

Bron: AFP

Oppervlakte: groot met twee grote foto‟s

“Angst en spanning in Roemenië.”

Vooruit, 31 augustus

Plaats in de krant: pagina 1

Feitelijk nieuws

Bron: AFP

Oppervlakte: klein

“Ambassadeur Dobrynin bij Dean Rusk: „Sovjet-Unie niet van plan Roemenië binnen te val-

len.‟”

Vooruit, 3 september

Plaats in de krant: pagina 1 - 3

Feitelijk nieuws

Bron: Reuter/AFP

Oppervlakte: groot

7.8 September 1968: minister Harmel in Roemenië

7.8.1 Historische achtergrond

Op uitnodiging van de Roemeense regering bracht minister van Buitenlandse Zaken Harmel

van 14 tot 17 september een bezoek aan Roemenië. In Boekarest pleegde hij overleg met zijn

collega Manescu, met president Ceausescu en premier Maurer. België en Roemenië sloten op

16 september een overeenkomst betreffende economische, industriële en technische samen-

werking.

168

Op 20 september bracht Harmel over zijn bezoek verslag uit op de kabinetsraad en voor de

verenigde parlementscommissies voor buitenlandse zaken.

7.8.2 Analyse

De Standaard

De krantenkoppen over het bezoek van minister Harmel aan Roemenië zijn erg neutraal. En-

kel de kop van 18 september geeft een grote bezorgdheid weer. (“Harmel: „Europa in de

mist‟. Minister bezorgd bij terugkeer uit Roemenië.”) De uitspraak van de minister heeft een

erg pessimistische toon. Het woord „bezorgd‟ geeft de emotionele betrokkenheid van de mi-

nister weer. De journalist lijkt in deze bezorgdheid te delen.

De artikels zelf zijn redelijk neutraal. Men verwijst regelmatig naar de crisis rond Tsjechos-

lowakije. En men geeft hierbij Roemenië een grote rol in deze kwestie.

Vooral het artikel van 18 september is van belang. In dit artikel besluit de Belgische minister

van Buitenlandse Zaken zijn reis naar Roemenië. Het artikel wordt geopend met een veelbe-

tekenend citaat van de minister. De toon is meteen gezet. “Het schaakbord van het Europese

evenwicht heeft ongetwijfeld een harde schok gekregen.” De Praagse Lente en het neerslaan

ervan had een grote betekenis voor de betekenis van Oost-Europa. De besprekingen met de

Roemeense leiders noemt de journalist „vriendschappelijk‟ en „openhartig‟. Deze gunstige be-

schouwing van de Roemenen zien we ook verder in het artikel. “Roemenië behoort zonder

twijfel tot de landen, waarvan het beleid is gebaseerd op de coëxistentie tussen staten met

verschillende maatschappelijke structuren en op het princiep van de niet-inmenging in an-

dermans aangelegenheden.” Deze tolerante houding tegenover andersdenkenden bepaalt gro-

tendeels de waardering van de schrijver.

Minister Harmel vergeleek zijn bezoek met zijn vorige en kwam tot een vijftal bedenkingen

over de politiek van Roemenië. Deze vijf bedenkingen worden door de journalist op een rijtje

gezet. Samenvattend gaf hij aan dit gedeelte van het artikel de titel „open politiek‟. Elk van die

vijf punten geeft een inzicht in het optimisme dat er over Roemenië heerst, zowel in de geest

van de minister als in de geest van de journalist en bij uitbreiding misschien zelfs van de hele

westerse samenleving.

1 Roemeniës buitenlandse politiek is dezelfde gebleven als achttien maanden geleden. Het

communistische systeem in dat land is niet veranderd, noch de communistische overtui-

ging van ‟s lands leiders.

169

2 Roemeniës trouw aan het Pact van Warschau wordt thans echter met meer nadruk dan

toen gesteld

3 De Roemeense buitenlandse politiek blijft „open‟ en het verlangen een herleving van de

Koude Oorlog te voorkomen is duidelijker dan ooit.

4 De wil ramen op de hele wereld te openen is onaangetast in Boekarest. Het gaat er om

Roemenië een „vooruitgang met een oorspronkelijk karakter‟ te waarborgen.

5 Het Roemeense volk is niet minder rustig of minder ernstig – maar ook niet ernstiger –

dan alle andere bedachtzame mannen en vrouwen in heel Europa.

De centrale kenmerken van Roemenië zijn loyaliteit, openheid, vooruitgangsdenken, vreed-

zaamheid en bedachtzaamheid. Vooral eerste punt van minister Harmel is van belang. Hij stelt

heel duidelijk dat er aan de binnenlandse situatie niets was veranderd. Maar wat deze toestand

concreet inhoudt, wordt niet uitgelegd. Hoewel men dit binnenlandse beleid vermeldt, blijft

men de klemtoon op de internationale positie van Ceausescu leggen.

Vooruit

In de Vooruit staat slechts één artikel over het bezoek van Harmel aan Boekarest. In dit artikel

staat eerder de inhoud van de akkoorden tussen de twee landen centraal, dan de afloop van de

Tsjechoslowaakse crisis. De toon van dit artikel is zakelijk en zonder poespas.

De journalist wil niet voorbijgaan aan de bestaande problemen tussen Roemenië en België,

maar hij wil ook duidelijk stellen dat men deze moeilijkheden snel wil verhelpen. “Roemenië

en België hebben dezelfde idealen aangaande de ontspanning en de vrede en trachten onver-

poosd die doeleinden te bereiken.” Deze woorden van de schrijver geven helder zijn sympa-

thie voor het land weer.

7.8.3 Conclusie

Over deze gebeurtenis werd zowel in De Standaard als in de Vooruit redelijk neutraal bericht.

In De Standaard verwijst men naar de crisis in Praag, terwijl Vooruit eerder de focus legt op

de inhoud van het bezoek van Harmel. In beide kranten laat men hun waardering voor Ceau-

sescu blijken.

In De Standaard wordt duidelijk aangegeven dat het systeem in het Roemeense binnenland

nog niets veranderd is. Hoe de situatie er concreet is wordt niet gezegd. De focus blijft nog

steeds liggen op de buitenlandse politiek van het land. De noden van de Roemeense bevolking

komen niet aan bod.

170

“Harmel eind van deze week naar Roemenië”

De Standaard, 11 september

Plaats in de krant: pagina 2

Feitelijk nieuws

Bron: eigen berichtgeving

Oppervlakte: klein

“Harmel ontmoet Maurer.”

De Standaard, 17 september

Plaats in de krant: pagina 1

Feitelijk nieuws

Bron: DRA/Reuter/UPI

Oppervlakte: klein

“Harmel: „Europa in de mist‟. Minister bezorgd bij terugkeer uit Roemenië.”

De Standaard, 18 september

Plaats in de krant: pagina 1

Achtergrondartikel

Bron: eigen berichtgeving

Oppervlakte: gematigd

“België belooft meer invoer uit Roemenië. Harmel terug uit Boekarest.”

Vooruit, 18 september

Plaats in de krant: pagina 1 – 3

Feitelijk nieuws

Bron: AFP

Oppervlakte: gemiddeld

171

7.9 Juli – augustus 1969: Nixon in Roemenië en tiende partijcongres

Roemeense Communistische Partij

7.9.1 Historische achtergrond

De Amerikaanse president Richard Nixon ondernam in juli en augustus een grote buitenland-

se reis. Nadat hij de landing van de Apollo-11 op 24 juli aan boord van het vliegkampschip

Hornet had bijgewoond, vertrok Nixon naar de Amerikaanse basis Goeam in de Stille Oceaan.

Van daaruit begon hij „in de geest van Apollo‟ een reis die hem naar enkele Aziatische hoofd-

steden voerde, waaronder Manilla, Djakarta, Bangkok en Saigon. Op zijn terugreis van Azië

naar de Verenigde Staten bracht de Amerikaanse president een officieel bezoek aan Roemenië

en voerde hij besprekingen met de Britse premier Wilson tijdens een tussenlanding op de

Amerikaanse luchtmachtbasis Mildenhall.

Het bezoek aan Roemenië, het eerste van een Amerikaanse president aan een communistisch

land sinds de Tweede Wereldoorlog, werd enerzijds gezien als een succesvol vlagvertoon, an-

derzijds als een fase in de ontwikkeling van de dialoog Washington-Moskou.

De onverwachte aankondiging op 28 juni van Nixons voornemen om in aansluiting op zijn

Aziatische reis ook Roemenië te bezoeken leidde tot kritische reacties in de Verenigde Staten

en daarbuiten.

Aangezien Roemenië door zijn onafhankelijke koers in het Oost-Europese blok dikwijls op

gespannen voet met het Kremlin stond, achtten vele critici de mogelijkheid niet uitgesloten

dat dit bezoek een eventueel Amerikaans-Sovjetrussisch gesprek zou bemoeilijken.

Op 4 juli volgde de eerste reactie van de Sovjet-Unie. In het wekelijkse bijvoegsel van de

„Izwestia‟ werd de Verenigde Staten effectbejag verweten, dat slechts tot een „spectaculaire

mislukking‟ kan leiden. Zonder Roemenië te noemen waarschuwde het blad Nixon tegen een

verkeerde schatting van de „werkelijke verhoudingen in de wereld‟.

Het Roemeense staatshoofd Ceausescu verklaarde op 12 juli met veel genoegen het bezoek

van Nixon tegemoet te zien. “Wij hopen, dat het positieve resultaten zal afwerpen, zowel voor

de betrekkingen tussen onze beide landen als voor de wereldvrede", zei hij. Hij hoopte eco-

nomische, wetenschappelijke en technische betrekkingen met de Verenigde Staten te kunnen

aanknopen. Tussen Roemenië en de Verenigde Staten bestaan geen twistpunten”, zei Ceau-

sescu.

Een medio juli gepland bezoek van de Sovjetrussische leiders Brezjnev, Kosygin en Podgorny

ter ondertekening van het nieuwe Russisch-Roemeense vriendschapsverdrag werd door Mos-

172

kou uitgesteld. Zowel Nixon als Ceausescu deden pogingen Moskou gerust te stellen. Presi-

dent Nixon verklaarde 25 juli op Goeam dat zijn bezoek aan Roemenië geenszins moest wor-

den opgevat als een belediging voor de Sovjet-Unie. Het bezoek aan Roemenië was volgens

Nixon eenvoudig de aanvaarding van een uitnodiging. Terwijl Nixons reis door Azië in de

Roemeense pers werd verzwegen en ook zijn komend bezoek aan Boekarest door pers, radio

en tv werd genegeerd, werd van officiële zijde uiting gegeven aan Roemeniës trouw aan het

socialistische kamp.

In een op 1 augustus door het Roemeense persbureau Agerpress verspreide verklaring van

president Ceausescu noemde de volgende beleidspunten: de krachtige wens de betrekkingen

met de Verenigde Staten uit te breiden; het aangaan van een samenwerking op alle mogelijke

gebieden (economie, industrie, handel, wetenschap, opvoeding, cultuur en toerisme) met lan-

den met een verschillend maatschappelijk systeem; het regelen van geschillen, zonder ge-

bruikmaking van geweld, door onderhandelingen; het beëindigen van de politiek waarbij een

land een ander domineert, wat voor vorm deze dominantie ook mag aannemen.

Inmiddels had „Nieuwe Tijden‟, een Sovjetrussisch aan buitenlandse zaken gewijd weekblad,

op 1 augustus geschreven dat de Verenigde Staten trachtten de Oost-Europese gemeenschap

van socialistische staten te verzwakken door nationalisme en economische ontevredenheid

aan te moedigen. Hoewel het artikel Nixons bezoek aan Roemenië niet noemde, werd het tijd-

stip van publicatie niet toevallig geacht.

President Nixon werd in Boekarest ontvangen door duizenden enthousiaste Roemenen. Het

was volgens waarnemers een opmerkelijk feit dat een Amerikaanse president in een commu-

nistisch land werd gevierd door volksmenigten, die weliswaar door de partij waren verzameld,

maar wier enthousiasme authentiek genoemd werd. Deze ontvangst was volgens persberichten

hartelijker dan die in een van de andere door Nixon bezochte landen. Een Sovjetrussische

waarnemer noemde het „ongehoord‟ dat de Roemenen een man toejuichten die drie dagen

eerder Saigon steun had beloofd aan het plaatselijke regime, aldus Le Monde en NRC Han-

delsblad. Nixon achtte zijn bezoek aan Roemenië de meest ontroerende ervaring die ooit zijn

deel was geworden in het buitenland: “Ik ken uit ervaring meer dan zestig landen, maar geen

van mijn bezoeken was zo aangenaam als dit in Roemenië”. De president vertelde na terug-

keer in Washington: “De mensen stonden met honderdduizenden op straat om hun vriend-

schap voor de bevolking van de Verenigde Staten te tonen. Dit betekent voor mij dat de diep-

gaande verschillen in politieke opvattingen de volkeren van de wereld niet voor altijd ge-

scheiden kunnen houden. Ik geloof dat Amerika nu de geest van de Apollo kan proberen naar

voren te brengen in haar betrekkingen met andere staten”.

173

Na het bezoek van Nixon hield men in Boekarest van 6 tot 12 augustus het tiende congres van

de Roemeense Communistische Partij. 71 buitenlandse delegaties woonden het congres bij.

De Sovjetrussische delegatie was een relatief onbelangrijke afvaardiging, geleid door één van

de secretarissen van het Centrale Partijcomité, Constantin Katoesjev. Ook de overige landen

van het Oostblok stuurden over het algemeen betrekkelijk laag geplaatste partijfunctionaris-

sen.

De partijen van Italië en Joegoslavië daarentegen waren in Boekarest vertegenwoordigd door

belangrijke delegaties, respectievelijk geleid door Giancarlo Pajetta en Mijalko Todorowitsj.

Communistisch China liet zich slechts vertegenwoordigen door haar ambassadeur en zond een

felicitatieboodschap, terwijl de KP van Noord-Vietnam, die zelden communistische conferen-

ties bijwoonde, wel een officiële delegatie zond. Belangrijke afwezigen waren verder: Cuba,

Albanië, Verenigde Staten, Israël, India en Nederland.

De Roemeense partijleider Nicolae Ceausescu, die hartstochtelijk werd toegejuicht, opende

het congres met een 5 uur durende redevoering, waarin hij de nadruk legde op economische

problemen en waarvan een belangrijk deel de volgende dag in de Pravda werd afgedrukt.

Ceausescu begon zijn betoog met een eerbewijs aan de Russische soldaten die in de oorlog

zijn gevallen voor de bevrijding van Roemenië. Het 25-jarig herdenkingsfeest van die bevrij-

ding naderde immers.

Vervolgens ging hij langdurig in op de binnenlandse economische problemen en de hiermee

samenhangende problematiek van een eventuele supranationale benadering van de economie

binnen de Comecon. Hij liet het in dit verband niet bij herhalingen van de richtlijnen voor de

komende jaren, maar gaf op vele punten preciseringen, interpretaties en uitleg. Ceausescu

meende dat er sinds het Negende Congres in juli 1965 zeer veel vooruitgang is geboekt. Vol-

gens de partijleider zal Roemenië niettemin nog grote activiteiten moeten ontwikkelen om het

peil van de West-Europese landen te halen.

Sprekend over de buitenlandse handel wijdde Ceausescu de meeste aandacht aan de betrek-

kingen met de socialistische landen binnen de Comecon.

Ceausescu sprak verder over de defensie van zijn land en de samenwerking tussen de socialis-

tische landen. Hij verklaarde dat partij en regering in Roemenië zich voortdurend inspanden

voor versterking van de defensiekracht. Tegelijk werd de samenwerking met de andere landen

van het Warschaupact en hun legers uitgebreid en is Roemenië bereid „ten allen tijde zijn ver-

plichtingen in geval van een imperialistische aanval na te komen‟. Volgens de Roemeense

leider was de landsverdediging in geval van oorlog niet alleen een zaak van het leger, maar

ook van alle burgers, die „bereid moeten zijn voor de verdediging van de vrijheid, soevereini-

174

teit en onschendbaarheid van het vaderland te vechten‟. Uitvoerig ging Ceausescu in op de

rol van de socialistische staat en op de betrekkingen tussen de socialistische landen onderling.

“De socialistische staat vervult haar hoop op vooruitgang niet ten koste van de belangen van

andere landen en schendt niemands recht op vrije en soevereine ontwikkeling”. Hij maakte

hierbij geen gewag van de interventie in Tsjechoslowakije in 1968 die destijds door Roemenië

scherp werd veroordeeld. Wel sprak hij over het „socialistische internationalisme‟, dat des-

tijds als motief voor die inval werd gebruikt. Hij merkte op: “Het socialistisch internationa-

lisme behelst niet de opoffering of aantasting van de nationale belangen van het eigen volk,

maar bevestigt die, en evenzo betekent de zorg voor de belangen van het eigen volk niet dat de

eisen van het internationalisme worden genegeerd, maar dat juist de voorwaarden worden

geschapen voor de ontwikkeling van de internationale solidariteit”.

Deze „Ceausescu-doctrine‟ kan gelden als een mogelijk theoretisch alternatief voor de beken-

de „Brezjnev-doctrine‟, waarin het proletarisch internationalisme als consequentie heeft, dat

de soevereiniteit van elk socialistisch land beperkt wordt, door de plicht van andere socialisti-

sche landen in een land te interveniëren als daar het socialisme in gevaar mocht zijn. Ceauses-

cu legde doorheen zijn rede een grote nadruk op begrippen als „natie‟, „internationalisme‟ en

„solidariteit‟. Hij zag een grote rol weggelegd voor de natie, maar verkondigde echter ook zijn

trouw aan het socialisme.

Tenslotte kwam Ceausescu terug op zijn aanval van 1968 op zijn voorganger Gheorghiu-Dej.

Hij zou betrokken zijn geweest bij politieke processen. Ceausescu vroeg het congres de reha-

bilitatiebesluiten van het Centrale Comité van april 1968 goed te keuren.

Op de tweede dag van het congres hield de Russische afgevaardigde Katoesjev een rede, die

weliswaar gematigd van toon was, maar die toch tussen de regels door zeer duidelijk kritiek

op de politiek van Ceausescu bevatte.

De Russische vertegenwoordiger waarschuwde de Roemenen tegen de intriges van de imperi-

alisten die in hun felle strijd tegen de socialistische landen voor geen enkel middel terug-

schrikken, “vanaf de perfide tactiek van de bouw van bruggen tot aan de organisatie van con-

trarevolutionaire complotten” en vanaf “pogingen tot economische penetratie tot aan directe

militaire interventies”. Dat was de enige maar duidelijke toespeling op het bezoek van presi-

dent Nixon en een waarschuwing aan Roemenië niet in te gaan op eventueel gedane aanbie-

dingen van Amerikaanse economische hulp.

Bedekte kritiek op de Roemeense politiek leverde Katoesjev verder ook door te spreken over

de plicht van het communistische blok om de Arabische volken te steunen in hun „rechtvaar-

175

dige strijd tegen de Israëlische agressie‟. Roemenië onderhield immers diplomatieke betrek-

kingen met Israël in tegenstelling tot de Sovjet-Unie en de andere Oost-Europese staten.

Op de laatste dag van het congres werd partijleider Ceausescu met algemene stemmen herko-

zen voor een periode van 5 jaar. Opvallend waren enkele mutaties in de partijtop, waaruit

twee van de voornaamste rivalen van Ceausescu werden verwijderd. Gheorghe Apostol en

Chivu Stoica, die sinds het begin van het communistische regime tot de leiding behoorden

verdwenen nu uit het presidium en het Centrale Comité. Bovendien verloor Stoica, die tot de-

cember 1967 staatshoofd was, zijn ambt van secretaris van het CC en kreeg daarvoor in de

plaats een onbelangrijke functie. Van de oude garde bleef alleen nog Emil Bodnaras, die we-

gens ziekte niet aan het congres had deelgenomen, gehandhaafd. De nieuwe leden in het pre-

sidium waren Dimitri Petrescu, Gheorghe Radulescu en Gheorghe Pana, waar door het aantal

leden weer op negen was gekomen.

De voornaamste besluiten in de slotresolutie van het tiende Roemeense partijcongres waren

de volgende:

Comecon: versterking van de betrekkingen binnen het kader van deze economische organi-

satie, maar géén economische integratie door de vorming van supranationale organen. De

Comecon mag op geen enkele manier de nationale economische plannen of de onafhanke-

lijkheid van de economische eenheden van elk land aantasten. Ook in de toekomst wil

Roemenië de economische betrekkingen met alle socialistische landen verbeteren, evenals

die met alle andere landen van de wereld.

Buitenlandse politiek: de ontwikkeling van betrekkingen met alle socialistische landen

blijft het voornaamste doel van de Roemeense KP, evenals de verdediging van de eenheid

van de communistische wereld, maar de vreedzame coëxistentie met andere landen moet

worden nagestreefd en versterkt.

Problemen van de communistische wereld: de pogingen om een einde te maken aan de be-

staande meningsverschillen binnen de internationale communistische beweging dienen

door middel van dialoog verveelvoudigd te worden, in de geest van het marxisme-

leninisme. De ontmoetingen tussen leiders van partijen en staten dienen voor dit doel op

meer regelmatige basis plaats te vinden. Elke socialistische partij moet vrij zijn alleen op

zijn eigen wijze te beslissen zonder druk van buitenaf te hoeven doorstaan.

Rehabilitaties: het congres stemt in met de besluiten, genomen door het plenum van april

1968 „tegen de vergissingen en illegaliteiten van het verleden‟.

176

Europese Veiligheid: het congres spreekt zich uit voor multilateraal overleg en voor de

ontmanteling van militaire bases op vreemd grondgebied, evenals voor gelijktijdig ophef-

fen van NAVO en Pact van Warschau.

7.9.2 Analyse

De Standaard

Over het bezoek van Nixon wordt in De Standaard uitgebreid bericht. De artikels worden

ruim geïllustreerd met foto‟s en in één krant een cartoon. Voor het eerst verschijnen er ook

grotere opinieartikels.

Uit de kop van 1 juli (“Brezjnev en Kosygin ook naar Roemenië. Kort voor bezoek van

Nixon.”) blijkt dat de combinatie van het bezoek van de Russische leiders en de Amerikaanse

president problematisch was. Roemenië leek een nieuw strijdtoneel te worden voor de Koude

Oorlog. In de kop van 3 juli komt dit opnieuw naar voor. “Sovjetleider verdaagt bezoek aan

Roemenië. Verenigde Staten willen betrekkingen met Oost-Europa verbeteren.” Brezjnev

stelde zijn bezoek aan Roemenië uit vanwege het bezoek van de Amerikaanse president. Op 5

juli (“Nixons reis verontrust de Russen niet.”) lijkt men te willen ontkrachten dat Roemenië

een twistpunt was voor Russen en Amerikanen. In de kop beweert men zeer stellig dat de

Russen geen graten zien in de reis van Nixon. Op 11 juli wordt toch weer het tegendeel be-

weerd. (“Moskou toch boos om Nixons reis naar Boekarest?”) Hoewel deze kop staat in

vraagvorm, wordt opnieuw gesuggereerd dat Roemenië wel degelijk een twistappel was voor

de Verenigde Staten. Op 6 augustus kopt men het volgende: “Moskou waarschuwt Boeka-

rest.” Blijkbaar was men in Moskou inderdaad niet tevreden met de komst van Nixon naar

Roemenië. Twee dagen later werd dit nogmaals bevestigd op het Roemeense partijcongres.

(“Rus spreekt harde taal in Boekarest. Op Roemeens partijcongres”) Een krantenkop van 4

juli werpt de vraag op of de Roemeense leiding zelf naar Moskou zou gaan. Blijkbaar gingen

er geruchten in die richting de ronde.

Op 8 augustus verschijnt de volgende cartoon in De Standaard, met het bijschrift: “Het be-

zoek van Nixon en de USSR. Gematigd ongenoegen van Kremlin.”

177

Hoewel Brezjnev zijn best deed om zijn ongenoegen slechts gematigd te uiten, zien we op de

cartoon hoe groot zijn ontevredenheid eigenlijk is. Dat de Amerikanen als eersten een voet op

de maan zetten, was reeds een doorn in het oog van de Sovjet-Unie. Nu zij ook nog voet zet-

ten in hun invloedssfeer, gaat het Kremlin blijkbaar te ver. De woordspeling „RoMAANia‟

doet de lezer bij het zien van de cartoon zeker glimlachen!

De foto op de voorpagina van 4 augustus toont Nixon die zijn arm rond Ceausescu legt. De

twee wuiven naar het volk. Het is een erg vrolijke foto, die de vriendschap tussen de twee lei-

ders onderstreept. Door de vereniging van deze twee figuren lijkt de Oost-Westconfrontatie

opgelost.

„De president en de folklore‟ is de titel voor de foto‟s binnenin de krant. De foto‟s illustreren

vooral het exotische kantje van Roemenië. We zien folkloristisch geklede dames en een

volksdans. In tegenstelling tot de foto op de voorpagina wordt hier gewezen op de verschillen

tussen Oost en West.

Men laat zich in de Standaard geregeld positief uit over Roemenië. Dit gaat al dan niet ge-

paard met een negatieve beoordeling van de tegenstanders van Ceausescu, waaronder ui-

teraard de Sovjet-Unie. De journalist looft in het artikel van 1 juli de diplomatieke capacitei-

ten van Roemenië. “Roemenië is zonder twijfel het enige communistische land dat er in ge-

slaagd is normale betrekkingen te onderhouden met de Sovjet-Unie én China, Albanië én Joe-

goslavië, West- én Oost-Duitsland, Israël én de Arabische landen, de Verenigde Staten én

Vietnam.” Hij laat zich zeer positief uit over Roemenië. Door deze positieve beschouwing van

Roemenië komt de houding van de Sovjets eerder flauw over. “De Sovjetrussische pers heeft

in de afgelopen weken bij herhaling artikelen gepubliceerd, waarin de lof van Roemenië werd

178

gezongen.” Het lijkt alsof de Sovjet-Unie de Roemenen moesten overtuigen hen niet te verra-

den en dus het bezoek van Nixon niet te aanvaarden. Ook verder in hetzelfde artikel komt dit

terug. “Het bezoek van president Nixon aan Boekarest bedreigt de goede betrekkingen met

Roemenië… Het zal een invloed uitoefenen, die zelfs kan leiden tot het afzeggen van het be-

zoek, dat Brezjnev aan Roemenië zou brengen.” De Sovjet-Unie voelde zich duidelijk be-

dreigd in zijn heerschappij over Roemenië – en bij uitbreiding over heel Oost-Europa – en

wilde het land zelf intimideren en chanteren. Door dit citaat te geven krijgen we de zwakke

kant van de Sovjet-Unie te zien. Daartegenover staat het beeld van een erg standvastig Roe-

menië.

Over het bezoek van Nixon is men in De Standaard opgetogen. Het artikel opent met: “„Lang

leve de vriendschap tussen onze landen‟. Met deze in het Roemeens gesproken woorden nam

president Nixon zondagmiddag afscheid van Roemenië na een kort bezoek dat op het persoon-

lijke vlak een ware triomf was geworden voor het Amerikaanse staatshoofd.” Door het en-

thousiasme van Nixon te benadrukken, geeft ook de journalist zijn optimisme te kennen.

Ook in deze periode wordt de macht van Roemenië en zijn leiders makkelijk overschat. Het

artikel van 1 juli maakt melding van een conferentie in Moskou, waar de Roemeense delegatie

kritiek uitte op de uitspraken van Brezjnev over China. “Het is waarschijnlijk aan de Roeme-

nen te danken dat er in het slotcommuniqué van de conferentie geen sprake meer was van

China.” De drukkingskracht van het land wordt hiermee flink in de verf gezet. Ook verder in

het artikel geeft men Roemenië een erg grote rol binnen het Oostblok.

Ook in het artikel van 11 juli heeft men het over de gespannen verhouding tussen de Sovjet-

Unie en de Verenigde Staten en de rol die Ceausescu hierin kan spelen. “In Belgrado wordt

erop gewezen dat Roemenië goede betrekkingen onderhoudt met China en Noord-Korea en

dat de besprekingen tussen Nixon en Ceausescu „zouden kunnen leiden tot bemiddeling en

zelfs tot een indirecte dialoog tussen Washington en Peking‟, een vooruitzicht dat voor de

Sovjet-Unie niet bepaald geruststellend is.” Het land zou China en de Verenigde Staten bij

elkaar kunnen brengen.

Toch wordt de zogenaamde belangrijke positie van Ceausescu zelf ook gerelativeerd. In het

opinieartikel over Nixon van 7 juli komt ook kort het bezoek van Nixon aan Roemenië ter

sprake. Nadat Nixon de uitnodiging van de Roemenen had aanvaard, meldde de Roemeense

regering de komst van de Amerikaanse president aan het Kremlin. Daarna werd een lang arti-

kel gepubliceerd in de officiële persorganen van de Sovjet-Unie over de Roemeens-Russische

vriendschap. “Ceausescu staat helder voor ogen wat van primair en wat van secundair be-

lang is.” De journalist relativeert hiermee wat men zo graag in het Westen wou geloven, na-

179

melijk dat Ceausescu een pion kon zijn tegen de overheersing van Oost-Europa door de Sov-

jets. Tegenover het Roemeense verhaal plaatst de journalist het verhaal van de Praagse Lente.

Terwijl Dubcek en de zijnen aan de communistische levensvisie begonnen te twijfelen, bleef

Ceausescu de communistische filosofie wel trouw. Deze journalist geeft een veel kritischer

lezing van de houding van de Roemenen.

Zoals de opeenvolging van de krantenkoppen reeds aantoonden is Roemenië een twistpunt

tussen de twee grootmachten. Daardoor richt men alweer de pijlen op het buitenlandse beleid

van Ceausescu en wordt de aandacht van de binnenlandse problematiek afgeleid. “Volgens

welingelichte Roemeense bronnen in de Amerikaanse hoofdstad zou president Ceausescu in

hoofdzaak geïnteresseerd zijn in besprekingen van Oost-West betrekkingen en van de kansen

op een Europese veiligheidsconferentie, zoals die onlangs werd voorgesteld door de tot het

Pact van Warschau behorende landen.” Nixon – en met hem ook de schrijver van dit artikel –

leggen hier het belang van de Roemeense president bij de internationale betrekkingen.

Het artikel van 1 augustus waarin A. Schlesinger een antwoord zoekt op de vraag hoe Nixon

de Roemeense invitatie kreeg, is erg interessant over hoe het beeld van Ceausescu is. Het arti-

kel handelt over het bezoek van president Nixon aan Roemenië, maar vooral ook over de con-

text van beide landen.

“Het vooruitzicht – of de dreiging – van een bezoek aan Boekarest door de president van de

Verenigde Staten …” De journalist maakt hiermee reeds duidelijk dat er verschillende menin-

gen bestaan over dit bezoek. Door „de dreiging‟ tussen gedachtestreepjes te plaatsen maakt hij

duidelijk dat hijzelf het bezoek eerder als een positief vooruitzicht ziet.

“Het verdiende dit (= in de zoeklichten van de internationale belangstelling staan) al lang,

want de Roemeense leiders hebben richting gegeven aan een van de meest delicate en fasci-

nerende der uiteenlopende experimenten op het gebied van nationaal communisme.” Ook

Schlesinger acht het belang van Roemenië in de internationale politiek erg hoog. Maar op-

nieuw blijft de nadruk op de buitenlandse politiek liggen en gaat men niet in op de binnen-

landse situatie.

Ten tijde van Chroetsjov deed men afstand van Moskou en ging men sympathiseren met de

Chinese opvatting van het zelfbeschikkingsrecht. “In binnenlandse kwesties bleef Gheorghiu-

Dej een harde stalinist.” Op hoe dit harde stalinisme binnenlands vertaalde gaat de journalist

niet in. Nochtans zijn er in die periode reeds veel meer – en veel pijnlijke – waarheden over

Stalin aan het licht gekomen. Iemand een „harde stalinist‟ noemen, heeft dus geen positieve

bijklank, integendeel.

180

“Dit alles (= de buitenlandse politiek van Ceausescu) ging gepaard met een systematisch

eerherstel van traditioneel nationalisme waardoor het regime ondanks zijn afwijzen van bin-

nenlandse liberalisering, ferme en zelfs enthousiaste steun van de bevolking verwierf.” In de-

ze passage uit de journalist zijn lof jegens de Roemeense binnenlandse politiek. Hij overtuigt

hier de lezer door het over het enthousiasme van het volk te hebben. Voor de westerse lezer

klinkt het woord „liberalisering‟ erg positief en doet het de lezer met weemoed terugdenken

aan de Praagse Lente. Door de vox populi-techniek aan te wenden, wil Schlesinger het goede

beleid van Ceausescu bewijzen. Bij de vox populi-techniek gebruikt men de „stem van het

volk‟ om zijn standpunt te bekrachtigen. Hij maakt hierbij geen gewag van tegengestelde me-

ningen.

“Gedurende enkele weken bestond er, terwijl de Russische legers zich samentrokken langs de

Roemeense grenzen, oprechte vrees voor een invasie. Een vrees die nog steeds niet geheel is

verdwenen.” “Niemand beter dan de Roemenen zouden de Russische gevoeligheid moeten

kennen voor druk op hun grenzen.” Hoewel er na de inval in Tsjechoslowakije inderdaad een

moment van angst bij de Roemenen is geweest, gingen er reeds vele stemmen op die erop we-

zen dat Roemenië niets te vrezen had omdat men op binnenlands vlak de Sovjetrussische lijn

altijd trouw was gebleven. De situatie in Tsjechoslowakije was van een heel andere aard. Daar

ging men immers wel over tot een ruime binnenlandse liberalisering en democratisering. Dit

was in Roemenië helemaal niet het geval en net daarom was Roemenië gespaard gebleven van

een inval. De vraag waarom zulke Russische agressie in Roemenië uitbleef, stelde de journa-

list zichzelf niet.

Het is overduidelijk dat Arthur Schlesinger een grote sympathie heeft voor de Roemeense po-

litiek. Hij velt zijn oordeel vooral op de buitenlandse betrekkingen van Roemenië, maar stelt

zich weinig of geen vragen over wat er in het land zelf gebeurde.

In het opinieartikel van 5 augustus, geeft van E. Troch zijn interpretatie van het bezoek van

Nixon aan Roemenië. Volgens hem betekent dit bezoek een omslag in de betrekkingen tussen

Oost en West. Hij heeft het over de uitzonderlijke buitenlandse politiek van Ceausescu. Hij

maakt hierbij echter een zeer belangrijke kanttekening. “Het pikante van het geval ligt hem in

het feit dat juist de „orthodoxe‟ binnenlandse koers van de Roemeense leiders het hen heeft

mogelijk gemaakt met minder risico hun van Moskou zelfstandige buitenlandse koers te va-

ren.” Ook zegt E. Troch: “Men kan zeggen dat in Roemenië de partijdictatuur nog iets straf-

fer is dan in enkele andere Oost-Europese landen.” Ondanks deze opmerking, gaat de schrij-

ver niet in op de implicaties die zo‟n strenge partijdictatuur inhield. Hoe greep deze orthodoxe

koers in op het dagelijkse leven van de Roemenen? In plaats van even te focussen op het

181

binnenlands beleid – want men lijkt te weten waarover men spreekt! – blijft de nadruk liggen

op het belang van Ceausescu voor de internationale politiek. Hij gaat verder in op de econo-

mische politiek van het land, die zich richt op het buitenland. Voor het overige gaat Troch

vooral in op de mogelijke gevolgen van dit bezoek voor de Oost-Westbetrekkingen.

Hieronder ga ik verder in op de artikels in verband met het tiende partijcongres, dat doorging

na het bezoek van Nixon.

De kop van het artikel van 6 augustus luidt: “Moskou waarschuwt Boekarest.” De inhoud van

het artikel zelf gaat echter eerder over aantijgingen aan het adres van Nixon. Pas bijkomend

gaat de journalist in op de represailles voor Roemenië. Toch titelt men „Moskou waarschuwt

Boekarest‟ om zo de rol van Roemenië te benadrukken. Bovendien zijn de rechtstreekse ge-

volgen voor het land veel groter. “Één van de rechtstreekse uitvloeisels van de Russische mis-

noegdheid over Nixons reis is volgens waarnemers in Oost-Europa het opvallend bescheiden

peil van de Sovjetrussische delegatie die in Boekarest het congres van de Roemeense Com-

munistische Partij bijwoont.”

De onafhankelijke koers van Roemenië wordt ook in de kop van 7 augustus centraal gesteld.

Bij de aanvang van het artikel zegt men het volgende: “Tegelijkertijd verklaarde Ceausescu

dat het Roemenië eerste plicht is „de vriendschap met de Sovjetrussische Communistische

Partij te ontwikkelen‟ en mee te werken aan handels- en defensieverdragen met andere socia-

listische staten”. Het woord „tegelijkertijd‟ wijst op een schijnbare tegenstelling tussen ener-

zijds het pleiten voor onafhankelijkheid en anderzijds zijn trouw aan de socialistische landen.

Het pleidooi voor onafhankelijkheid acht de journalist duidelijk belangrijker. Deze ogen-

schijnlijke tegenstelling komt doorheen het hele artikel terug en steeds wordt zijn pleidooi

voor autonomie als meer geloofwaardig naar voor geschoven.

Over het bezoek van Nixon zei Ceausescu in zijn vijf uur durende speech helemaal niets. Dit

lag nochtans in de lijn van het Roemeense onafhankelijkheidsdenken. Vreemd genoeg stelt de

journalist zich hierbij geen verdere vragen. Wees dit stilzwijgen over Nixon niet op een ge-

hoorzaamheid jegens de Sovjet-Unie? Hadden de Sovjets Ceausescu zelfs gedwongen erover

te zwijgen?

In het artikel van 8 augustus gaat men in op de rede van de Russische afgevaardigde op het

Roemeense partijcongres. Deze liet de kans niet ongebruikt zijn gal te spuwen op wat hij een

Amerikaanse „perfide tactiek van bruggenbouwen‟ noemt. “Roemenië‟s president Ceausescu

lichtte het recente bezoek van president Nixon aan Boekarest donderdagavond in een per-

soonlijk onderhoud toe maar Katoesjev was volgens welingelichte bronnen „niet voldaan‟.”

182

In dit artikel komt een sterke beeldvorming naar voor van de Russische afgevaardigde. Men

noemt zijn rede vlak en monotoon en iets verder spreekt men van de sombere Katoesjev. Toch

spreekt de journalist in de kop van „harde taal‟. Dit is uiteraard om zijn stelling kracht bij te

zetten. Deze „harde taal‟ wordt in het artikel zelf in schril contrast gezet met Katoesjev, die

men als een triestig figuur afschildert.

Afgaande op de kop van 9 augustus (“Ovatie voor Tsjechoslowaak in Boekarest”) zal de lezer

direct gezien de huidige context van Roemenië snel veronderstellen dat de Tsjechoslowaak in

zijn rede de onafhankelijkheidskoers van Roemenië had geprezen. Bij een lezing van het arti-

kel blijkt deze veronderstelling echter niet te kloppen. De Tsjechoslowaak had het immers

over de ontwikkelingen in eigen land. De journalist zet de lezer met deze kop op een verkeerd

spoor. Verder in het artikel vertelt de journalist het relaas van de aftocht van de Russische de-

legatie tijdens het voorlezen van het Chinese telegram. “In het telegram werd Roemenië suc-

ces gewenst bij zijn verdediging van zijn „nationale onafhankelijkheid‟.” Met dit relaas wordt

het Roemeense onafhankelijkheidsstreven alweer op de voorgrond geplaatst en geeft men de

Russische delegatie een kinderachtig trekje. Anderzijds meldt het artikel de uitnodiging van

Ceausescu aan de Russische Partijtop om de feestelijkheden naar aanleiding van de viering

van het 25-jarig bestaan van Roemenië bij te wonen. Zo beklemtoont de journalist de billijke

houding van Ceausescu tegenover de Sovjet-Unie.

In het laatste artikel over het tiende Roemeense partijcongres zet men de belangrijkste punten

van het slotcommuniqué op een rijtje. Doorheen het hele artikel houdt men een betrekkelijk

neutrale toon aan. De journalist beëindigt het artikel met een opmerkelijke rede van één van

de leden van het Centrale Comité, Popescu. Deze zei dat “Roemenië vrijelijk en zonder in-

menging van buitenaf over zijn toekomst moet kunnen beslissen.” De klemtoon wordt zo al-

weer gelegd bij de onafhankelijke Roemeense buitenlandse politiek.

Vooruit

Het eerste artikel verscheen naar aanleiding van Nixons aankondiging naar Boekarest af te

reizen na zijn reis door Azië. In dit opiniestuk gaat men op zoek naar de redenen van de Ame-

rikaanse president om Roemenië te bezoeken. Roemenië staat in het artikel centraal als twist-

punt tussen de Verenigde Staten en de Sovjet-Unie. Toch gaat de schrijver niet voorbij aan de

actieve rol van het land. Het was namelijk Ceausescu die het initiatief had genomen de presi-

dent uit te nodigen. In verband met dit initiatief stelt de journalist zich de vraag of de Sovjets

dit zouden interpreteren als een bezoek in de reeks van bezoeken van westerse vertegenwoor-

digers of als “een gevaarlijke en niet verantwoorde afwijking van een uitgestippelde gedrags-

183

lijn”. Volgens de journalist bewandelt Roemenië de slappe koord tussen wat de Sovjet-Unie

wel en niet aanvaardbaar achtte. De vraag is uiteraard in welke mate men op dat ogenblik de

positie van Roemenië ten opzichte van de Sovjet-Unie kon inschatten. Dat het binnenlands

beleid van Ceausescu erg orthodox was, wordt in dit artikel niet in rekening gebracht. Nader-

hand weten we ook dat Brezjnev van dit bezoek tijdig op de hoogte was gesteld. Toch beves-

tigt de onzekere benadering van de journalist het imago van Roemenië van een land dat de

Sovjet-Unie steeds opnieuw uitdaagde. Tegelijkertijd nam de Sovjet-Unie nooit zware repre-

sailles tegenover Roemenië. Hieruit kan men afleiden dat de Roemeense leiders nooit over

een onaanvaardbare grens zijn gegaan.

In het opiniestuk gaat men ook in op de verhouding tussen de Sovjet-Unie en China. In dit

conflict zou Roemenië als bemiddelaar kunnen optreden. Het internationale belang van het

land lijkt bijzonder groot te zijn.

“Het Roemeense feit wijst er inmiddels op, dat de drang naar een grotere soevereiniteit, wel-

ke zich in sommige landen van het Oost-Europees communistisch blok laat voelen, door Mos-

kou slechts moeilijk kan gestuit worden en dat bepaalde tegenstellingen verre van overbrugd

zijn.” Roemenië was dus niet het enige land dat zich manifesteert tegen de wil van de Sovjet-

Unie. Het land krijgt echter wel een voorstrekkersrol toebedeeld.

De kop van het tweede artikel over de komst van Nixon geeft de opgetogen sfeer van Boeka-

rest weer. Dit wordt ook geïllustreerd met een foto. Op deze foto staan de twee staatshoofden

te dansen met enkele folkloristisch uitgedoste dames. De inhoud van het artikel is al even vro-

lijk. Over de officiële gedeelten van het bezoek wordt dan weer erg neutraal verslag uitge-

bracht. Met tal van bewoordingen wijst de journalist op het enthousiasme van alle betrokke-

nen, zowel van Ceausescu en Nixon als van het Roemeense volk. Men schuwt daarbij enig

gevoel van overdrijving niet. “Honderdduizenden laaiend geestdriftige Roemenen”, “een

onthaal dat hij niet vlug zal vergeten” … Op een gegeven moment spreekt de journalist over

een schatting van een half miljoen mensen. Hij geeft daarbij niet aan wie deze schatting

maakte. De Roemeense pers zal uiteraard gewag hebben gemaakt van een grote massa volk,

die misschien niet overeenkwam met de realiteit. Ook het slot van het artikel geeft de gemoe-

delijke sfeer van de contacten tussen Ceausescu en Nixon weer. “Dat doet me aan mijn jeugd

denken, toen ik in de kruidenierszaak van mijn vader werkte. Om vier uur ‟s ochtends stond ik

al op om op de markt groenten en fruit te kopen voor de winkel te gaan kopen.” Met deze

nostalgische woorden eindigde Nixon zijn bezoek aan de Roemeense markt. Op die manier

wijst men ook op de „achterlijkheid‟ van Roemenië. Het land zit blijkbaar nog in een „fase‟,

184

die vergelijkbaar is met de Verenigde Staten van Nixons jeugdjaren, dat wil zeggen 40 à 50

jaar geleden.

Het artikel van 7 augustus opent met het ongenoegen van de van andere communistische par-

tijen. De Sovjet-Unie, Oost-Duitsland en Bulgarije stuurden namelijk „personaliteiten van

tweede rang‟. “De Noord-Koreaanse delegatie heeft op weg naar Boekarest, zelfs rechtsom-

keer gemaakt.” Met dit relaas krijgt Ceausescu nog meer het imago van een leider die anderen

stevig tegen de haren instrijkt. Verdere uitleg verschaft de journalist over Noord-Korea niet.

Waarom was deze delegatie aanvankelijk wel vertrokken? En waren er nog andere redenen

voor hun terugkeer? Iets verder in het artikel wordt vermeld dat er ook geen Chinese delegatie

aanwezig was. Ook hierover wordt geen verklaring gegeven, maar het is duidelijk dat dit om

andere redenen is dan de bovenvermelde landen. In het vervolg van het artikel geeft men nog

enkele citaten van Ceausescu, waarbij de nadruk wordt gelegd op de vreedzame coëxistentie,

het feit dat Roemenië zich niet wou integreren in de Comecon en de niet-inmenging in de

binnenlandse aangelegenheden van andere landen. Andere punten van partijcongres komen

niet aan het bod.

In het artikel van de Vooruit van 8 augustus komen dezelfde punten als in De Standaard aan

bod. Men haalt hierbij twee passages aan: “De imperialisten spannen zich in om een brug te

slaan in de richting van de socialistische landen om onze eensgezindheid te ondermijnen …”

en verder stelt hij dat dit imperialistisch manoeuvre „collectief moet beantwoord worden‟.

Toch wijst men er in de Vooruit op dat “Katoesjev de richtlijnen eerbiedigde die elke pole-

miek omtrent de Roemeense KP verbieden”, uitgezonderd de twee voornoemde passages.

“Naar het voorbeeld van president Ceausescu riep hij verscheidende malen op tot saamho-

righeid en eenheid in de socialistische beweging zonder te wijzen op de hinderpalen die deze

eenheid vertragen.” Er zat dus zeker ook een positieve boodschap in zijn speech.

“Kinh (afgevaardigde van Noord-Vietnam), die niets zei over Nixons bezoek aan Roemenië,

dankte het Roemeense volk voor de kostbare steun die het schenkt aan zijn land in de strijd

tegen de „Amerikaanse agressie‟.” Hoewel Ceausescu de Amerikaanse president uitnodigde,

zijn er ook redenen om aan te nemen dat de positie van Roemenië tegenover de Verenigde

Staten niet louter positief is. De journalist wil via de uitspraak van de Noord-Vietnamese af-

gevaardigde wijzen op de andere kant van de verhouding tussen Roemenië en de Verenigde

Staten.

Ook in dit artikel vertelt de journalist over de uitnodiging van Ceausescu aan de Sovjetleiders

om de viering van het 25-jarig bestaan van Roemenië bij te wonen. Hierbij stelde de Roe-

meense president voor een nieuw vriendschapsverdrag te ondertekenen. “Maar de Sovjetafge-

185

vaardigde verstrekte nog geen antwoord.” De journalist wijst erop dat de Sovjet-Unie niet di-

rect erg happig is op een verzoening met Roemenië.

7.9.3 Conclusie

De berichtgeving in De Standaard over het bezoek van Nixon en het tiende partijcongres is

erg uitgebreid. In de Vooruit verschenen daarentegen slechts vier artikels. Ook qua illustraties

(foto‟s en cartoons) heeft De Standaard een streepje voor.

Aan de hand van de krantenkoppen in De Standaard zien we reeds dat Roemenië een twistap-

pel is in de confrontatie tussen de Sovjet-Unie en de Verenigde Staten. Ook in de artikels zelf

en in de cartoon zien we hoe groot het ongenoegen van Brezjnev is. Tegenover deze Russi-

sche ontevredenheid stelt men de vrolijkheid en de gemoedelijkheid van de contacten tussen

Ceausescu en Nixon. De positieve sfeer van het Amerikaanse bezoek aan Boekarest wordt

zowel in de artikels zelf als aan de hand van foto‟s breed uitgesmeerd.

Over Roemenië zelf laat men zich in De Standaard steeds positief uit. Dit gaat soms gepaard

met een negatieve beoordeling van de tegenstanders van Ceausescu. De politieke rol op het

internationale toneel van Roemenië wordt ook erg hoog ingeschat, zowel in het Oost-

Europese communistische blok als in het conflict tussen China en de Sovjet-Unie.

Ceausescu komt ook naar voor als een realistisch leider. “Ceausescu staat helder voor ogen

wat van primair en wat van secundair belang is.” Toch lijkt deze realistische benadering van

de Roemeense leider eerder uitzonderlijk. Vaker belicht men enkel zijn positieve kant – al-

thans positief in de ogen van het Westen.

Ook in de artikels over het partijcongres benadrukt men de internationale rol die Roemenië

speelt, zowel in Oost-Europa als in de verhouding tussen de su en de Verenigde Staten. Bin-

nen het Oostblok heeft Roemenië een leidende rol in de strijd voor meer onafhankelijkheid. In

de spanningen tussen Oost en West lijkt Roemenië een katalysator te zijn.

De artikels over het partijcongres schetsen een beeld van Ceausescu, die wijselijk zwijgt over

het bezoek van Nixon. Tegelijkertijd lijkt de reactie van de Sovjet-Unie overdreven heftig te

zijn. Op die manier slaagt De Standaard er steeds in de sympathie voor de Roemeense leider

aan te wakkeren.

De nadruk ligt in De Standaard duidelijk op de buitenlandse politiek van het land en op het

onafhankelijkheidsstreven van Ceausescu.

Hoewel De Standaard steeds poogt een zo neutraal mogelijk relaas van de feiten weer te ge-

ven, is het toch eerder de Vooruit die erin slaagt meerdere kanten te belichten. Over het be-

186

zoek van Nixon aan Roemenië is de Vooruit daarentegen uiterst opgetogen, meer dan in De

Standaard. Ook hier illustreert men de vrolijke sfeer met foto‟s.

In verband met het tiende partijcongres zet men het ongenoegen van andere communistische

partijen extra in de verf, soms zonder al te veel extra informatie te verschaffen.

Opvallend is dat men in het artikel van 8 augustus in de Vooruit stelt dat, ondanks alles, “Ka-

toesjev de richtlijnen eerbiedigde die elke polemiek omtrent de Roemeense KP verbieden”.

Hij roept ook op tot saamhorigheid en eenheid. Op die manier schildert men de Sovjetrussi-

sche delegatie niet geheel zwart af, zoals dat in De Standaard eerder wel gebeurt. Verder ver-

wijst men in de Vooruit ook naar de steun die Roemenië geeft aan Noord-Vietnam tegen de

„Amerikaanse agressie‟. Hiermee wijst men op een negatieve kant in de relatie tussen Roe-

menië en de Verenigde Staten, in plaats voor enkel oog te hebben voor het bezoek van Nixon.

In beide kranten staan er voor het eerst opiniestukken over Roemenië en zijn leiders. Opinie-

artikels zijn uiterst bruikbaar bij een analyse van de beeldvorming rond Roemenië. Het artikel

van A. Schlesinger in De Standaard schetst een erg kenmerkend beeld. De journalist heeft

duidelijk een heel erg positief beeld van Ceausescu en de andere Roemeense leiders. Hij po-

neert bijvoorbeeld dat de Roemeense leiders reeds langer internationale aandacht verdiende en

hij spreekt over het enthousiasme van het Roemeense volk over zijn leider. Verder vestigt hij

voornamelijk positieve aandacht op het Roemeense buitenlands beleid. En al weet Schlesinger

dat binnenlands een hevig stalinistisch beleid wordt gevoerd, toch stelt de schrijver zich hier-

over geen verdere vragen.

Een ander stuk in De Standaard interpreteert men de reis van Nixon naar Boekarest. E. Troch

stelt dat deze reis een omslag betekent in de betrekkingen tussen Oost en West. De internatio-

nale rol van Roemenië wordt erg hoog ingeschat. In tegenstelling tot Schlesinger maakt E.

Troch wel een belangrijke kanttekening. Hij stelt zeer scherp dat het binnenlands beleid van

Ceausescu uiterst streng is. Toch gaat hij hier niet verder op in. Hoewel men goed lijkt te we-

ten hoe het er in Roemenië zelf aan toe gaat blijft de nadruk op het buitenlands beleid liggen.

Het opiniestuk in de Vooruit zoekt naar mogelijke redenen van de Amerikaanse president om

Roemenië te bezoeken. De journalist gaat voornamelijk in op de verhouding tussen de Vere-

nigde Staten en de Sovjet-Unie met betrekking tot dit bezoek. Toch gaat de schrijver niet

voorbij aan de actieve rol van Ceausescu. Men stelt zich bij de uitnodiging van de Roemeense

president de vraag in welke mate hij over de schreef gaat ten opzichte van de Sovjet-Unie.

Uiteindelijk schat men Roemenië erg positief in. Het land wordt bevestigd in zijn onafhanke-

lijkheidsstrijd, meer dan dat men een kritische blik zou werpen op het binnenlands beleid.

187

Verder gaat men ook in op de verhouding tussen de Sovjet-Unie en China. In dit conflict zou

Roemenië als bemiddelaar kunnen optreden. Het internationale belang van het land lijkt bij-

zonder groot te zijn. En ook in dit artikel wordt Roemenië voorgesteld als een voortrekker in-

zake de politiek in Oost-Europa.

“Brezjnev en Kosygin ook naar Roemenië. Kort voor bezoek van Nixon.”

De Standaard, 1 juli

Plaats in de krant: pagina 1

Feitelijk nieuws

Bron: NYT

Oppervlakte: middelmatig

“Sovjetleider verdaagt bezoek aan Roemenië. Verenigde Staten willen betrekkingen met

Oost-Europa verbeteren.”

De Standaard, 3 juli

Plaats in de krant: pagina 1

Feitelijk nieuws

Bron: AFP/UPI

Oppervlakte: middelmatig

“Roemeense leiders zelf naar Moskou?”

De Standaard, 4 juli

Plaats in de krant: pagina 1

Feitelijk nieuws

Bron: AFP/DPA/UPI

Oppervlakte: klein

“Nixons reis verontrust Russen niet.”

De Standaard, 5 juli

Plaats in de krant: pagina 3

Feitelijk nieuws

Bron: NYT

Oppervlakte: klein

188

“Nixon en de kunst van het weglopen. Rekeningen moeten toch worden betaald.”

De Standaard, 7 juli

Plaats in de krant: pagina

Opinie/achtergrond

Bron: New York Times, James Reston

Oppervlakte: zeer groot

“Moskou toch boos om Nixons reis naar Boekarest?”

De Standaard, 11 juli

Plaats in de krant: pagina 3

Feitelijk nieuws

Bron: van een correspondent

Oppervlakte: klein

“Hoe Nixon Roemeense invitatie kreeg. Krant der kranten, een artikel van A. Schlesinger jr.”

De Standaard, 1 augustus

Plaats in de krant: pagina 3

Achtergrond/opinie

Bron: A. Schlesinger

Oppervlakte: zeer groot

“Triomftocht voor Nixon in Roemenië. Cultureel akkoord eerste concrete resultaat.”

De Standaard, 4 augustus

Plaats in de krant: pagina 1 + 3

Artikel met foto‟s

Feitelijk nieuws

Bron: AFP/NYT/UPI

Oppervlakte: zeer groot

“Roemeense makelaar.”

De Standaard, 5 augustus

Plaats in de krant: pagina 1

Opinie

Bron: eigen berichtgeving E. Troch

Oppervlakte: middelmatig

189

“Moskou waarschuwt Boekarest.”

De Standaard, 6 augustus

Plaats in de krant: pagina 1

Feitelijk nieuws

Bron: AFP/UPI

Oppervlakte: klein

“Onafhankelijkheid was kernwoord in toespraak Ceausescu. Roemeense president opent 10e

partijcongres.”

De Standaard, 7 augustus

Plaats in de krant: pagina 1

Feitelijk nieuws

Artikel met foto van Ceausescu

Bron: AFP/UPI

Oppervlakte: middelmatig

“Het bezoek van Nixon en de USSR. Gematigd ongenoegen van Kremlin.”

De Standaard, 8 augustus

Plaats in de krant: pagina 2

Cartoon

“Rus spreekt harde taal in Boekarest. Op Roemeens partijcongres”

De Standaard, 8 augustus

Plaats in de krant: pagina 3

Feitelijk nieuws

Bron: AFP/UPI

Oppervlakte: klein

“Ovatie voor Tsjechoslowaak in Boekarest.”

De Standaard, 9 augustus

Plaats in de krant: pagina 3

Feitelijk nieuws

Bron: AFP/UPI

Oppervlakte: klein

190

“Roemeense communisten staan achter Ceausescu.”

De Standaard, 13 augustus

Plaats in de krant: pagina 3

Feitelijk nieuws

Bron: AFP/UPI

Oppervlakte: middelmatig

“De Roemeense reis”

Vooruit, 10 juli

Plaats in de krant: p. 1

Opiniestuk

Eigen berichtgeving

Oppervlakte: groot

“Roemeens volk geestdriftig bij Nixons bezoek. Propagandatocht voor Amerika.”

Vooruit, 4 augustus

Plaats in de krant: pagina 1

Feitelijk nieuws

Artikel met grote foto

Bron: AFP

Oppervlakte: groot

“Ceausescu bevestigt onafhankelijke koers inzake buitenlandse politiek. Op poeningsdag par-

tijcongres in Roemenië.”

Vooruit, 7 augustus

Plaats in de krant: pagina 3

Feitelijk nieuws

Artikel met kleine foto

Bron: AFP/DPA

Oppervlakte: groot

“Uitleg Ceausescu over Nixons bezoek voldoet USSR niet.”

Vooruit, 8 augustus

Plaats in de krant: pagina 3

Feitelijk nieuws

191

Bron: AFP

Oppervlakte: middelmatig

7.10 7 juli 1970: vriendschapsverdrag tussen Sovjet-Unie en Roemenië

7.10.1 Historische achtergrond

Op 7 juli werd in de Roemeense hoofdstad Boekarest een twintigjarig Verdrag van Vriend-

schap, Samenwerking en Wederzijdse Bijstand ondertekend door Kosygin en Maurer. Het

verdrag verving het vorige Russisch-Roemeense vriendschapsverdrag dat dateerde van 4 fe-

bruari 1948 en dat in 1968 automatisch was verlengd.

Het nieuwe verdrag werd getekend tijdens het bezoek van een Russische partij- en regerings-

delegatie, waartoe behalve premier Kosygin ook minister van Buitenlandse Zaken Gromyko

en partij-ideoloog en Politburo-lid Soeslov behoorden. De Russische delegatie zou oorspron-

kelijk worden geleid door partijleider Brezjnev, maar deze was volgens een officiële bekend-

making wegens ziekte verhinderd. Volgens westerse waarnemers in Moskou was dit echter

vermoedelijk een „diplomatieke ziekte‟ en heeft Brezjnevs thuisblijven eerder te maken met de

koele verstandhouding tussen beide landen.

Bij tal van gebeurtenissen de laatste jaren stonden de Sovjet-Unie en Roemenië namelijk lijn-

recht tegenover elkaar. Twee jaar geleden weigerde Roemenië deel te nemen aan de invasie in

Tsjechoslowakije. Ceausescu veroordeelde deze invasie van het Warschaupact in de nacht van

21 augustus. De Russische leiders zouden in juli 1969 naar Roemenië komen om het verdrag

te ondertekenen. Het aangekondigde bezoek van president Nixon begin augustus deed hen

hier van afzien. In diezelfde maand werd een Roemeense partijcongres gehouden. De Russi-

sche Communistische Partij liet zich op dit congres door een betrekkelijk onbelangrijke dele-

gatie vertegenwoordigen. De verstandhouding tussen beide landen was nog steeds bijzonder

gespannen door de onafhankelijke koers van Ceausescu, die tegen de Brezjnevdoctrine van de

„beperkte soevereiniteit der socialistische landen‟ inging.

Ook bij de feestelijke herdenking van het 25-jarig bestaan van de Roemeense socialistische

republiek eind augustus 1969, was slechts een onbelangrijke Russische delegatie aanwezig.

Eind 1969 trad een verbetering in de betrekkingen tussen beide landen in. In mei van dit jaar

brachten Ceausescu en premier Maurer een bezoek aan Moskou, waarbij vermoedelijk de

laatste beletselen voor de ondertekening van een nieuw verdrag uit de weg werden geruimd.

Maar blijkbaar waren de plooien nog niet volledig gladgestreken.

192

Tijdens een plenaire vergadering van het Centrale Comité van de Roemeense Communisti-

sche Partij op 8 en 9 juli, riep president Ceausescu op tot een vrij gesprek in de communisti-

sche wereld om het marxisme-leninisme aan te passen aan de nieuwe sociale en economische

stromingen. Ceausescu sprak in zijn op 10 juli door Agerpress gepubliceerde verklaring de

mening uit, dat elke partij het recht moest hebben haar eigen algemene politiek op te stellen in

overeenstemming met de behoeften van het land. De Roemeense premier legde er de nadruk

op, dat zijn partij constant in beslag werd genomen „door de haar zelf opgelegde taak de

moeilijkheden in de communistische wereld uit de weg te ruimen‟.

7.10.2 Analyse

Inzake dit nieuwe vriendschapsverdrag verschenen enkel in De Standaard vier artikels over

deze betrekkingen tussen Roemenië en de Sovjet-Unie. In de krantenkoppen zien we een be-

paalde evolutie. Het eerste artikel wil de positieve sfeer tussen de politici benadrukken:

“Maurer en Kosygin begroeten elkaar zeer vriendelijk.” De twee ministers – klaarblijkelijk in

tegenstelling tot vroeger – erg aardig. Ze waren beiden niet enkel gewoon vriendelijk, maar

zelfs „zeer‟ vriendelijk. De tweede krantenkop relativeert deze hartelijkheid: “Kosygin en

Maurer ondertekenen nieuw vriendschapsverdrag. Betrekkingen Boekarest-Moskou blijven

echter koel.” De kop is meer neutraal, maar het is vooral de subtitel die het optimisme van de

dag voordien doet bekoelen. Enkele dagen later kopt De Standaard “Ceausescu roept op tot

vrije discussie in de communistische wereld”. De hartelijkheid tussen de vertegenwoordigers

van Roemenië en de Sovjet-Unie maakt nu plaats voor een averechtse houding van Ceausescu

tegenover de Sovjet-Unie.

De foto die bij het artikel van 7 juli staat bekrachtigd de kop (“Maurer en Kosygin begroeten

elkaar zeer vriendelijk”) niet. De twee leiders worden namelijk eerder koel en zakelijk afge-

beeld. Ook in het onderschrift van de foto wordt het optimisme van de krantenkop ontkracht.

“Na een overigens hartelijke begroeting luisteren Kosygin en Maurer op de luchthaven van

Boekarest ingetogen naar de nationale hymnen.” Het beeld en de bijhorende tekst staan dus

eerder in tegenstelling tot elkaar – of beter: geven elkaar een relativerende aanvulling.

Ook de inhoud van het artikel van 7 juli staat niet in de juiste verhouding tot de kop. Men

geeft een eerder neutraal verslag van het bezoek en men laat het niet na om op de tegenstel-

lingen tussen de twee landen te wijzen. Breznjev behoorde wegens ziekte niet tot de Russi-

sche delegatie, maar “waarnemers vroegen zich al af of de ziekte een politieke achtergrond

had.” Ten aanzien van de Roemenen is de auteur eerder mild. “De Roemeense pers meldde

193

het nieuws van Brezjnevs ziekte zonder commentaar.” Verder beschrijft de journalist het ont-

haal door de Roemenen als evenwaardig aan het onthaal van Nixon. De Sovjet-Unie zal al-

lerminst tevreden geweest zijn met deze vergelijking. Op die manier wordt de rivaliteit tussen

Oost en West opnieuw aangehaald. “Dit wekte de indruk dat de Roemenen hun best doen om

de meningsverschillen tussen hen en de Sovjet-Unie op de achtergrond te dringen en de on-

derlinge banden te onderstrepen.” Toch laat men het in dit artikel niet na de eigenzinnigheid

van de Roemenen aan te halen. “Anderzijds legde het Roemeense KP-orgaan „Scinteia‟

maandag in een hoofdartikel de nadruk op ‟s lands weigering de zogenaamde Brezjnevdoctri-

ne te aanvaarden.”

Parallel met de evolutie die we zien in de krantenkoppenis de evolutie in de inhoud van de ar-

tikels. In het artikel van 8 juli houdt men een meer neutrale toon aan en zet men de tegenstel-

lingen tussen de twee landen meer in de verf. Naast de beloftes van wederzijdse samenwer-

king op economisch, cultureel en militair vlak, stelt de journalist dat het akkoord “weinig

meer doet dan de heersende meningsverschillen vastleggen.” “Waarnemers zien in het feit

dat het akkoord wel door de regeringen maar niet door de partijen werd ondertekend ook al

een aanwijzing dat de betrekkingen tussen Boekarest en Moskou nog altijd minder warm zijn

dan tussen andere Oost-Europese staten onderling.” In dit artikel komt men terug op de af-

wezigheid van Brezjnev. In tegenstelling tot het artikel van de dag voordien meldt men hier

wel dat Boekarest Breznjevs ziekte als een „teken van Sovjetrussische ontstemming‟ be-

schouwde.

In het artikel van 11 juli worden de onenigheden tussen de Sovjet-Unie en Roemenië nog

scherper gesteld. De journalist haalt woorden van Ceausescu aan, waaruit blijkt dat de Sovjet-

Unie bij de ondertekening van het vriendschapsverdrag had moeten inbinden. Het verdrag was

gebaseerd op „een nieuwe vorm van onafhankelijkheid, soevereiniteit, niet-inmenging en ge-

lijke rechten in de betrekkingen tussen de staten‟. De journalist gaat niet in op de letterlijke

inhoud van het verdrag maar enkel op de interpretatie van de Roemeense leider. “Politieke

waarnemers in Wenen wezen erop, dat deze eis (iedere partij moet het recht hebben haar ei-

gen politiek op te stellen) de oorzaak was van de breuk tussen Joegoslavië en de Sovjet-Unie

in 1948.” Op die manier lijkt men een ernstige breuk tussen de Sovjet-Unie en Roemenië te

voorspellen. Verder in het artikel benadrukt men de diplomatieke vaardigheden van het land,

al stelt men ook dat Ceausescu dit van zichzelf beweert. “Ceausescu legde er in zijn verslag

de nadruk op dat zijn partij constant in beslag werd genomen door de haar zelf opgelegde

taak de moeilijkheden in de communistische wereld uit de weg te ruimen.” Zo wordt de no-

belheid van Ceausescu en de Roemeense communistische partij onderstreept.

194

Een laatste artikel in De Standaard is een opiniestuk van E. Troch. Het artikel is opgedeeld in

een deel, waar men ingaat op het verdrag tussen de Sovjet-Unie en Roemenië en een tweede

deel, dat handelt over de huidige verhoudingen tussen Praag en Moskou. De situatie in Roe-

menië en in Tsjechoslowakije worden dus met elkaar vergeleken. Het belangrijkste verschil

tussen het Russische verdrag met Tsjechoslowakije en dat met Roemenië is dat de afwezig-

heid van de zogenaamde Brezjnevclausule in het Roemeense verdrag. Die clausule stipuleert

dat de „verdediging van de socialistische realisaties met alle middelen een gemeenschappelij-

ke plicht is‟. De Roemeense soevereiniteit wordt hierdoor beschermd. Toch wil de journalist

dit ook relativeren. “Al dient men te bedenken dat de aldus toegezegde vrijheid van handelen

zeer relatief blijft en gebonden is aan de concrete situatie.” En verder: “Hun relatieve bewe-

gingsvrijheid heeft deels te maken met hun begunstigde geopolitieke situatie (de positie van

Tsjechoslowakije is voor de Russen militair belangrijker) en met het feit dat men in Boekarest

geen binnenlandse politieke experimenten onderneemt die afwijken van het Sovjetrussische

patroon.” Men raakt slechts even het Roemeense binnenlandse beleid aan. Verder stelt men

dat de „eigen weg‟ van het land vooral bepaald wordt door de economische ontwikkeling van

het land en door het buitenlands beleid. Deze twee tekenen van eigenzinnigheid worden ver-

der geëxpliciteerd. Tenslotte gaat men verder in op artikel acht van het vriendschapsverdrag,

dat bepaalt dat „in geval van agressie gepleegd op een van de verdragsluitende partijen de

andere partij met al haar ter beschikking staande middelen bijstand zal verlenen‟. Beide lan-

den interpreteren dit artikel totaal anders. De Sovjet-Unie legt een grote nadruk op dit punt,

terwijl Roemenië dit punt enkel bekijkt in het licht van het Warschaupact. De bedoelingen van

de Sovjet-Unie lagen waarschijnlijk elders dan de interpretatie die Roemenië aan dit artikel

geeft.

7.10.3 Conclusie

Aanvankelijk tracht men in De Standaard een meer optimistische houding ten aanzien van de

Sovjet-Unie te behouden. Op die manier zwakt de eigenzinnigheid van Roemenië gedeeltelijk

af. De artikels evolueren echter snel in een andere richting. Men benadrukt zeer sterk de

scheefgetrokken verhoudingen tussen de Sovjet-Unie en Roemenië. Vooral het buitenlandse

beleid van Ceausescu wordt in rekening gebracht. Hoewel E. Troch erin slaagt de onafhanke-

lijke positie van het land te relativeren, blijft de klemtoon voornamelijk op de eigenzinnigheid

van Ceausescu en de Roemeense partij.

195

“Maurer en Kosygin begroeten elkaar zeer vriendelijk.”

De Standaard, 7 juli

Plaats in de krant: pagina 1

Feitelijk nieuws

Artikel met foto

Bron: UPI

Oppervlakte: middelmatig

“Kosygin en Maurer ondertekenen nieuw vriendschapsverdrag. Betrekkingen Boekarest-

Moskou blijven echter koel.”

De Standaard, 8 juli

Plaats in de krant: pagina 1

Feitelijk nieuws

Bron: reuter/UPI

Oppervlakte: klein

“Ceausescu roept op tot vrije discussie in de communistische wereld.”

De Standaard, 11 juli

Plaats in de krant: pagina 2

Feitelijk nieuws

Bron: Reuter

Oppervlakte: klein

“Van Boekarest tot Praag. De wegen van de normalisatie.”

De Standaard, 11 juli

Plaats in de krant: pagina 3

Opinie/achtergrond

Artikel met cartoon

Bron: eigen berichtgeving (E.Troch)

Oppervlakte: groot

196

7.11 Juni 1971: Ceausescu in China

7.11.1 Historische achtergrond

Tussen 1 en 24 juni bracht de Roemeense president en partijleider Nicolae Ceausescu in ge-

zelschap van zijn vrouw Elena en een regerings- en partijdelegatie een bezoek aan achtereen-

volgens China, Noord-Korea, Noord-Vietnam en Mongolië, waarna op de thuisreis een on-

verwachte, niet in het programma opgenomen korte tussenlanding werd gemaakt in Moskou.

Vooral het bezoek aan China, waar Ceausescu onder meer een ontmoeting had met partijlei-

der Mao Tse Toeng, stond in het middelpunt van de internationale belangstelling. Door poli-

tieke commentatoren werd gewezen op de bijzondere positie die de Roemeense leider in de

internationale politiek inneemt: Ceausescu onderhoudt als enig communistisch staatshoofd

vriendschappelijke betrekkingen met zowel de Verenigde Staten en de Sovjet-Unie als China.

Reeds voor de aankondiging van Ceausescu‟s bezoek aan China, was van een opmerkelijke

activering in de onderlinge betrekkingen sprake. Nadat in juli 1970 een tweetal Roemeense

delegaties China had bezocht, volgde op 24 november 1970 in Peking de ondertekening van

een akkoord, waarbij China aan Roemenië een langlopende lening van circa $ 250 miljoen

verstrekte. Deze lening zou bedoeld zijn geweest om Roemenië te helpen bij het overwinnen

van de economische moeilijkheden die werden veroorzaakt door de grote overstromingen in

het land van mei en juni 1970. Medio maart van 1971 reisde een Roemeense delegatie onder

leiding van vice-premier Gheorghe Radulescu naar Peking om een drietal protocollen te on-

dertekenen waarbij de bestemming van de door China verstrekte lening nader werd gepreci-

seerd.

In gezelschap van zijn minister van Buitenlandse Zaken Ion Maurer en Manea Manescu, se-

cretaris van het CC van de Roemeense partij en vice-voorzitter van de Staatsraad, arriveerde

Ceausescu op 1 juni in een enthousiast Peking waar tienduizenden zich op het vliegveld ter

begroeting hadden verzameld. De delegatie werd hartelijk begroet door de Chinese premier

Tsjoe En Lai en andere leden van het CC.

In de avonduren werd de Roemeense delegatie een banket aangeboden. Tijdens zijn tafelrede

zei Ceausescu: “Met het oog op het feit dat in de huidige omstandigheden de eenheid van de

socialistische landen en van de internationale communistische en arbeidersbeweging een es-

sentiële factor is in de versterking van het anti-imperialistische front en van de revolutionaire

en progressieve krachten van overal, doen onze partij en staat hun uiterste best om de be-

staande moeilijkheden tussen socialistische landen en de communistische partijen te overwin-

197

nen …”. Hiermee doelde de Roemeense partijleider vrij zeker op de Chinees-Russische tegen-

stellingen. Na de onvoorwaardelijke terugtrekking van de Amerikaanse troepen in Vietnam te

hebben geëist, vervolgde Ceausescu met te verlangen dat “buitenlandse troepen zich terug-

trekken binnen hun nationale grenzen en dat militaire bases op het grondgebied van andere

staten worden ontruimd”.

De Chinese premier Tsjoe En Lai prees Roemenië omdat het “belangrijke overwinningen

heeft behaald in de strijd tegen het chauvinisme der grote machten en om de opbouw van het

socialisme”. Tsjoe vervolgde: “Het Roemeense volk heeft zich verzet tegen buitenlandse druk,

inmenging en bedreiging en heeft zijn nationale onafhankelijkheid moedig verdedigd”.

Op 3 juni had een ontmoeting plaats tussen de Roemeense delegatie en voorzitter Mao Tse

Toeng en Lin Piao. Mao verwelkomde zijn gasten met de woorden: “Gegroet kameraden.

Mogen jullie het nog beter gaan doen! Verenigt u en overwin het imperialisme en alle reacti-

onairen”. Ceausescu antwoordde slechts met de woorden: “Ik groet u hartelijk uit naam van

de Roemeense communistische partij en van het volk van ons land”. Vervolgens werd vriend-

schappelijk geconverseerd. Bij de ontmoeting waren talrijke hoge Chinese functionarissen en

de Roemeense diplomatieke staf in Peking aanwezig.

Tijdens zijn verblijf in China heeft Ceausescu meerdere besprekingen gehad met premier

Tsjoe En Lai en andere Chinese leiders.

Buiten deze besprekingen werden door de Roemeense delegatie rondritten gemaakt door Pe-

king, Nanking en Shanghai, waarbij fabrieken, volkscommunes en een universiteit werden

bezocht. Voorts zou er contact zijn geweest met „brede lagen van de revolutionaire massa‟.

Het gezamenlijke slotcommuniqué verwees herhaaldelijk naar de „militante vriendschap‟ tus-

sen beide landen. China zou “de gerechtvaardigde strijd van het Roemeense volk ter verdedi-

ging van zijn nationale onafhankelijkheid en staatkundige soevereiniteit blijven steunen”, zo

verzekerde het communiqué eens te meer. De Roemenen spraken zich uit voor opheffing van

de Amerikaanse bases op Formosa (het huidige Taiwan) en toetreding van China tot de VN en

andere internationale organen. De Chinezen gaven blijkens het communiqué steun aan het

Roemeense streven naar een Europese veiligheidsconferentie: “De grote en kleine staten van

Europa moeten hun inspanningen coördineren en concrete maatregelen treffen om de vrede

en veiligheid in Europa te verwerkelijken”.

De internationale situatie werd volgens de ondertekenaars van het communiqué steeds gunsti-

ger „voor de volken van de wereld‟ en ongunstiger voor „het Amerikaanse imperialisme en al-

le reactionairen‟. Het herhaalde de eerder uitgesproken mening van beide landen dat “alle

landen hun wederzijdse betrekkingen dienen te baseren op de beginselen van wederzijds res-

198

pect voor soevereiniteit, onafhankelijkheid en territoriale integriteit, non-agressie, niet-

inmenging, gelijkheid en wederzijds profijt en vreedzame coëxistentie”.

In het communiqué kwam geen veroordeling van Moskou voor, noch van het door China aan

de Sovjet-Unie verweten „socialistische imperialisme‟, hetgeen als tegemoetkoming aan

Roemenië kan worden gezien. Van de andere kant was de voortdurend gebruikte term „mili-

tante vriendschap‟ duidelijk een Roemeense concessie aan China.

Tot slot vermeldde het communiqué dat China een uitnodiging om met een partij- en rege-

ringsdelegatie Roemenië te bezoeken graag heeft aanvaard. Over het tijdstip van dit bezoek

zou later beslist worden.

7.11.2 Analyse

In verband met de reis van Ceausescu naar China zijn er enkel artikels verschenen in De

Standaard. In de zeven artikels die in deze krant stonden, kunnen we een aantal opvallendhe-

den opmerken.

De krantenkoppen zijn over het algemeen betrekkelijk neutraal. Men is eerder optimistisch

over het bezoek (bijvoorbeeld, “Hartelijke taal in Peking”). De reactie van de Sovjet-Unie op

dit bezoek bekijkt men vanuit een negatieve ooghoek (“Sovjet-Unie verwijt China chauvinis-

me”). Éénmaal, op 3 juni, wordt er een foto gepubliceerd. Op deze foto zijn Ceausescu en

Tsjoe En Lai in een warm gesprek verwikkeld. Dit sluit aan bij de positieve berichten over de

betrekkingen tussen beide landen. Ook in het artikel erbij is men uitermate optimistisch. Men

citeert de twee leiders in hun lofredes op elkaar.

In het begin van het artikel van 1 juni stelt men dat de gelijktijdigheid van Ceausescu‟s be-

zoek aan China en het begin van de bouw van een aantal fabrieken door Chinese technici geen

verrassing mag zijn. Het was een logisch gevolg van de politiek van de Roemeense leider.

Hierna volgt een lange opsomming van de buitenlandse betrekkingen van Ceausescu, zowel

met China, als met westerse en Afrikaanse landen. De open buitenlandse politiek lijkt voor de

journalist het hele politieke beleid samen te vatten, waar men ook een aantal voorspellingen

aan kan koppelen. De journalist schuift twee grote principes van de Roemeense politiek naar

voor: “neutraliteit in het conflict tussen de twee communistische reuzen en niet-inmenging in

de zaken van een andere partij”. Men kan deze zaken inderdaad als grondbeginsels van de

Roemeense buitenlandse politiek geven, maar niet van de Roemeense politiek in het alge-

meen. Uiteraard heeft men het in dit verband enkel over de buitenlandse politiek, maar men

199

krijgt bij dit soort artikels makkelijk de indruk dat men de openheid van de buitenlandse poli-

tiek afspiegelt op het hele beleid.

In het artikel van 2 juni staat vooral de gemoedelijke verhouding tussen de twee landen cen-

traal. Men vernoemt ook het grote enthousiasme waarmee Ceausescu werd ontvangen. “Drie

tot vijfhonderdduizend waren langs het dertien kilometer lange parcours samengestroomd om

de Roemeense leider toe te juichen.” Ook de Chinese pers was erg opgetogen over het bezoek

van Ceausescu. “Het Chinese volk zal de Roemenen zoals steeds in hun strijd blijven steu-

nen”, werd er geschreven in het Chinese Volksdagblad.

Net zoals in het artikel van 1 juni benadrukt men ook hier de rol in het internationale toneel,

tussen de Verenigde Staten en China, maar vooral ook tussen de Sovjet-Unie en China. Dit

zien we ook in het artikel van 3 juni. Op verschillende vlakken lijkt de Roemeense leider be-

langrijke initiatieven te nemen. Ceausescu hoopte op een snelle oplossing voor de geschillen

tussen de socialistische landen. Bovendien pleitte hij ervoor dat China een rol zou spelen bij

het oplossen van internationale problemen. Tenslotte riep hij op tot het beleggen van een Eu-

ropese veiligheidsconferentie.

In de artikels maakt men melding van de Russische afkeuring van dit bezoek. China werd in

het orgaan van het Sovjetrussische leger er van beschuldigd “het socialistische kamp te on-

dermijnen”. De woede van de Sovjet-Unie richtte zich duidelijk enkel op China, terwijl het

toch Ceausescu is die de reis ondernam. Op 5 juni verschijnt er een artikel dat nog meer in-

gaat op de toorn van de Sovjet-Unie jegens China. In een Sovjetrussisch artikel wordt gesteld

dat kleinburgerlijk militant nationalisme en chauvinisme de voornaamste trekken zijn van de

Chinese buitenlandse politiek. “Waarnemers wijzen erop dat dit artikel, dat door het persbu-

reau Tass, uitvoerig werd geciteerd, verschijnt op het ogenblik dat de Roemeense partijleider

een bezoek brengt aan Peking.” Wil men hiermee bedoelen dat de boosheid van de Sovjet-

Unie zich onrechtstreeks ook op Roemenië is gericht? Het houdt er in ieder geval verband

mee.

In het artikel van 10 juni staat vooral de verbondenheid tussen China en Roemenië centraal.

Beide landen worden in een positief daglicht geplaatst en afgezet tegen de twee supermo-

gendheden. China wil Roemenië steunen in zijn strijd tegen buitenlandse inmenging. “Tsjoe

laakte ook de door de twee supermogendheden gevolgde „machtspolitiek‟.” In het gemeen-

schappelijk communiqué werd gezegd dat “Roemenië en China besloten hebben nog nauwer

samen te werken in hun strijd tegen het imperialisme en voor het socialisme in het belang van

de vrede”. Ook verder neemt men de bewoordingen van Tsjoe over. “Tsjoe En Lai waar-

schuwde ervoor dat het gevaar van een nieuwe wereldoorlog nog altijd bestaat en deed een

200

beroep op de kleine en middelgrote landen om hun krachten te bundelen en zich te verzetten

tegen de tirannie van de supermogendheden.” De journalist neemt deze uitspraken van de

Chinese eerste minister letterlijk en kritiekloos over. Op die manier neemt hij ook stelling te-

gen de twee grote mogendheden, de Sovjet-Unie en de Verenigde Staten. Anderzijds wordt er

niet voorbijgegaan aan de vertraging bij de eindbespreking. “Waarnemers menen dat er tij-

dens de onderhandelingen moeilijkheden rezen omdat Ceausescu liever geen kleur bekende in

de ideologische twist tussen China en de Sovjet-Unie.” Vlak hierna volgt: “Ceausescu prees

de Chinese verwezenlijkingen en zei dat de standpunten van beide partijen „bijna of helemaal

gelijklopend‟ waren.” Het enige punt van kritiek wordt door deze uitspraak van Ceausescu di-

rect van tafel geveegd.

Tenslotte publiceerde men ook een opiniestuk van E. Troch in verband met het bezoek van

Ceausescu aan China. Dit stuk handelt over de verhoudingen tussen China en de Sovjet-Unie

en welke positie Roemenië en ook Joegoslavië daarin innamen. Tot de jaren vijftig was er nog

geen ideologische breuk tussen China en de Sovjet-Unie. Na het zogenaamde destalinisatie-

congres in 1956 kwam hierin echter verandering. De greep van de Sovjet-Unie versterkte en

de invloed van China nam af. “Toen de Chinees-Russische tegenstelling bij de aanvang van

de jaren zestig in alle scherpte in het daglicht trad schaarden alle leden van het Sovjetblok

zich, op één na, onvoorwaardelijk achter Moskou. De Polen namen weliswaar nog een

schuchtere poging om te bemiddelen, maar alleen de Roemenen weigerden tenslotte de Chi-

nese communisten op het beschuldigdenbankje te zetten.” De Roemeense leiders lijken het

hier op te nemen voor het slachtoffer, China, terwijl het bombastische Sovjetblok het land –

klaarblijkelijk ten onrechte – met de vinger wijst. Ook verder plaats men het moedige Roeme-

nië tegen de lompe en tirannieke Sovjet-Unie. Zoals in vroegere artikels E. Troch wijst hier

ook op de twee voornaamste redenen waarom Roemenië gespaard bleef van een Russische in-

terventie. De eerste reden was de minder vitale geografische positie van het land. De tweede

reden was dat Ceausescu nooit, zoals Dubcek in Tsjechoslowakije, onorthodoxe experimenten

op touw zette. Toch benadrukt de journalist alweer: “De Roemeense leiders moeten een flinke

dosis politieke moed en de hun volksaard aangeboorde diplomatieke handigheid dienen te ge-

bruiken …” Aan de binnenlandse context waarin het land zich bevindt, hecht Troch veel min-

der belang dan aan hun zogenaamde „moed en diplomatieke handigheid‟. De verdiensten van

de Roemeense leiders worden bijzonder hoog ingeschat. Met een aantal voorbeelden wordt

deze stelling nogmaals kracht bijgezet. Ook via de woorden van Mao uit de journalist zijn

sympathie jegens Ceausescu. “De Roemeense leider werd door Mao gefeliciteerd ter wille

van zijn verzet tegen de imperialistische acties van de supermogendheden.” Ook hier wordt

201

de internationale rol van Ceausescu erg hoog ingeschat. “In elk geval is hij handig genoeg

geweest om onder de mantel te laten fluisteren dat hij van zijn bezoek vooral gebruik zou ma-

ken om de standpunten van Moskou en Peking nader tot elkaar te brengen.” Men stelt ook dat

de brug tussen Washington en Peking ook de verdienste van Ceausescu was.

7.11.3 Conclusie

Men is erg optimistisch over het bezoek, terwijl men de reactie van de Sovjet-Unie eerder be-

kijkt vanuit een negatief oogpunt. De ontvangst en de gesprekken tussen de leiders worden

beschreven als erg hartelijk en enthousiast. Ook de politieke consequenties van het bezoek,

samengevat in een slotcommuniqué, worden positief onthaald. Tegenover deze positieve be-

oordeling staat de afkeuring van de Sovjet-Unie.

De verbondenheid tussen China en Roemenië wordt sterk afgezet tegen de zogenaamde tiran-

nie van de twee supermogendheden, de Sovjet-Unie en de Verenigde Staten. Met de twee

grootmachten wordt „machtspolitiek‟, „tirannie‟ en „imperialisme‟ geassocieerd. Daarentegen

maakt men in verband met Roemenië en China associaties met „vrede‟, „verzet‟, „moed‟ en in

het geval van Roemenië ook‟ diplomatieke vaardigheden‟.

De rol in het internationale toneel van de Roemeense leider wordt erg hoog ingeschat. Hij lijkt

belangrijke initiatieven te nemen op verschillende vlakken, tussen China en de Sovjet-Unie,

tussen China en de Verenigde Staten en ook binnen Europa. Daarbij komt nog dat men het

land als een Einzelgänger voorstelt, die als enige Oost-Europese land tegen de stroom durft in

te gaan. E. Troch wijst wel op de redenen waarom Roemenië een gunstige positie kon bewa-

ren binnen het Oostblok, maar blijft toch voornamelijk de nadruk leggen op de moed van de

Roemeense leiders.

Erg opvallend in de berichtgeving is dat men geen vergelijking maakt in de binnenlandse poli-

tiek van China en Roemenië. Dat de meningen over hun buitenlandse politiek gelijklopend

was, wordt uitvoerig besproken. Er waren echter ook gelijkenissen in de binnenlandse politiek

van beide landen. De harde politieke binnenlandse lijnen lagen in elkaars verlengde. In China

heerste het maoïsme, dat teruggreep op het stalinisme. Ook Ceausescu‟s binnenlandse beleid

ging terug op Stalin. Hieraan wordt geen aandacht besteed. Dit zou een heel ander licht kun-

nen werpen op zowel China als Roemenië. Bovendien geeft men soms de indruk de open bui-

tenlandse politiek te veralgemenen naar het hele beleid van Ceausescu.

202

“Ceausescu op weg naar Peking voor overleg met Chinese leiders.”

De Standaard, 1 juni

Plaats in de krant: pagina 8

Feitelijk nieuws

Bron: eigen berichtgeving

Oppervlakte: middelmatig

“Half miljoen Chinezen heet Ceausescu welkom.”

De Standaard, 2 juni

Plaats in de krant: pagina 3

Feitelijk nieuws

Bron: AFP/Reuter

Oppervlakte: klein

“Hartelijke taal in Peking.”

De Standaard, 3 juni

Plaats in de krant: pagina 3

Feitelijk nieuws

Artikel met grote foto

Bron: niet vermeld

Oppervlakte: zeer klein

“Sovjet-Unie verwijt China chauvinisme.”

De Standaard, 5 juni

Plaats in de krant: pagina 2

Feitelijk nieuws

Bron: AFP/UPI

Oppervlakte: klein

“China wil geen supermogendheid worden, zegt Tsjoe. Ceausescu van Peking naar N-Korea.”

De Standaard, 10 juni

Plaats in de krant: pagina 3

Feitelijk nieuws

Bron: AFP/NYT/UPI

Oppervlakte: klein

203

“Ceausescu in Hanoi.”

De Standaard, 17 juni

Plaats in de krant: pagina 3

Feitelijk nieuws

Bron: AFP

Oppervlakte: klein

“China‟s Europese partners. Roemenië en Joegoslavië zoeken tegengewicht.”

De Standaard, 19 juni

Plaats in de krant: pagina 2

Feitelijk nieuws

Artikel met foto

Bron: eigen berichtgeving (E. Troch)

Oppervlakte: groot

7.12 Februari – maart 1972: ‘Executie’ generaal Serb

7.12.1 Historische achtergrond

Het partijdagblad Scinteia publiceerde op 25 januari het bericht, dat Vasil Patilinetz, secretaris

van het CC, verantwoordelijk voor defensie, staatsveiligheid, politie en justitie, van zijn func-

tie was ontheven en benoemd was tot minister van bosbouw en bouwmaterialen.

Opvolger van Patilinetz in het partijsecretariaat werd Cornel Burtica, tot dan minister van bui-

tenlandse handel. Nieuwe minister van buitenlandse handel werd Jon Patan.

In de vergadering van het CC van 3 tot 5 november 1971 had Patilinetz al zelfkritiek geleverd.

Hij had toen verklaard, dat hij zich onvoldoende van zijn taak had gekweten.

Medio februari doken in de westelijke pers geruchten op, dat de bevelhebber van het militaire

district Boekarest, generaal Ion Serb, kort tevoren zou zijn terechtgesteld. Dit gebeurde nadat

hij door een militaire rechtbank wegens spionage voor de Sovjet-Unie ter dood was veroor-

deeld. Van Roemeense zijde was van deze berichten geen bevestiging of ontkenning te ver-

krijgen. De Roemeense minister van Buitenlandse Zaken Manescu verklaarde op 16 februari

in Wenen, waar hij voor een officieel bezoek was dat hij van de beweerde executie niets af-

wist. Westelijke waarnemers vermoedden samenhang tussen het ontslag van Patilinetz en de

geruchten rond generaal Serb.

204

Generaal Serb had een opleiding genoten aan de militaire academie in de Sovjet-Unie. Enkele

Sovjets hadden hem op een bepaald moment zo ver gekregen dat hij enkele belangrijke do-

cumenten met militaire informatie zou laten inkijken. De Roemeense geheime dienst was hem

echter voor en verwisselde de documenten met andere documenten met disinformatie. Ceau-

sescu wou generaal Serb op grond van overtreding van de wet op geheimhouding uitschake-

len. Hij werd achter gesloten deuren voor de krijgsraad gebracht en veroordeeld tot zeven jaar

gevangenisstraf. Enkele dagen na het proces zette de geheime dienst op vraag van Ceausescu

een desinformatieactie in het Westen op touw. Men verspreidde het gerucht dat generaal Serb

geëxecuteerd was. Hij zou dan de eerste generaal in het Sovjetblok geweest zijn die als spion

ter dood veroordeeld werd. In werkelijkheid werd hij na vier jaar vrijgelaten en overgebracht

naar een kolchoz, een collectieve boerderij, ver van Boekarest.194

7.12.2 Analyse

Enkel in De Standaard zijn hierover twee artikels verschenen. Het artikel van 15 februari be-

gint met een lofrede op de verwezenlijkingen van Ceausescu in verband met zijn onafhanke-

lijke politiek. “Als een meester in de kunst van het voorzien van de Sovjetrussische reacties

was Ceausescu de eerste die als verzoenend gebaar de schroef aandraaide en de schuchtere

„revisionistische‟ uitingen van zijn intellectuelen indijkte.” De journalist beschouwt het be-

teugelen van kritiek als een toegeving jegens de Sovjet-Unie, niet rekening houdend met het

feit dat dit ook de positie van Ceausescu in eigen land versterkte. De Roemeense leider tracht-

te de critici niet enkel in te tomen ten voordele van de Sovjet-Unie, maar ook ten voordele van

zichzelf. Ook verder in het artikel gaat de journalist voorbij aan de machtspolitiek van Ceau-

sescu. De Roemeense leider zette twee secretarissen van het Centraal Comité „op een zij-

spoor‟. Dit zouden voorzorgen zijn „om het evenwicht te verzekeren‟. De journalist zou beter

de vraag stellen of dit ook de positie van Ceausescu versterkte. De eerste functionaris, Trofim,

werd weggezonden vanwege zijn oppositie tegen de Chinese politiek van Ceausescu. Over de

verschuiving van de tweede functionaris, Patilinetz, is nog niet alles duidelijk. Waarschijnlijk

werd ook hij uitgesloten wegens wantrouwen ten opzichte van Ceausescu‟s politiek. Een an-

dere mogelijkheid is dat hij uit zijn functie werd ontheven omdat hij „teveel smaak had gekre-

gen in de macht en te persoonlijke aspiraties had laten blijken‟. Feit is dat Ceausescu zijn te-

194 PACEPA, op.cit., p.145

205

genstanders uitschakelt en zijn macht zo stevig mogelijk wou vestigen, maar de schrijver stelt

het iets minder grof.

De journalist neemt het duidelijk op voor de Roemeense leiders. “Een maand later nam hij

deel aan de communistische top in Praag, goed wetend dat hij op de bank der geïsoleerden,

indien niet die van de beschuldigden, zat gedurende de debatten over de Chinese politiek of

over de te volgen houding tegenover Tito, „de profeet van het in crisis verkerende revisionis-

me‟.” Ceausescu wordt door de andere Oostbloklanden uitgesloten, maar hij blijft moedig.

Verder beschrijft men de positie van Roemenië binnen het Warschaupact. Hierbij schrijft de

journalist Roemenië een voortrekkersrol toe.

Het artikel van 9 maart behandelt de „zaak Serb‟. Generaal Serb zou veroordeeld en terechtge-

steld zijn wegens aan de Sovjet-Unie bewezen diensten. Hij zou geheime informatie overge-

bracht hebben naar de Sovjet-Unie. Dit was de eerste keer dat er zo‟n heftige reactie kwam op

een pro-Sovjetrussische actie. “Partijleider Ceausescu trok in september jl. hierop de aan-

dacht door „de steun, onder welke vorm ook, van een partij aan een groep in een andere par-

tij‟ aan de kaak te stellen”. In dit licht moet men ook de zaak Serb plaatsen. Sinds oktober

1973 zou generaal Serb verdwenen zijn. Dat de generaal terechtgesteld zou zijn na een poli-

tiek proces, leek niet langer waarschijnlijk. De reactie van de Sovjet-Unie zou in dat geval

namelijk keihard geweest zijn. De journalist somt hierna tal van aanwijzingen op die deze hy-

pothese zouden bewijzen. Over de verspreiding van de geruchten over de terechtstelling van

de generaal denkt de journalist niet verder na.

Hiermee verband houdend is het ontslag van Patilinetz. Hij had al in het plenum van het Cen-

traal Comité in november gezegd: “Wij hebben de leiding van de partij niet tijdig ingelicht

over de tekortkomingen in ons werk en o.a. over het gebrek aan revolutionaire waakzaam-

heid.” Waarschijnlijk werd Patilinetz dus ontslagen omdat hij te traag had gereageerd in de

zaak Serb. Vreemd genoeg werd hij pas bijna drie maanden later na deze verklaring ontslaan.

Er zullen dus zeker ook andere redenen in het spel zitten. Ook op dit twijfelachtig verhaal gaat

de journalist niet verder in.

De journalist besluit als volgt: “Roemenië heeft een ernstige crisis doorgemaakt in de tweede

helft van vorig jaar, een crisis zelfs die het regime van Ceausescu in gevaar heeft gebracht.

Gelukkig heeft de Roemeense leiding begrepen dat als hij te hard van stapel loopt hij plots al-

leen zou kunnen komen te staan tegenover de Sovjetrussische vastberadenheid elke rebellie in

de kiem te smoren.” Echte kritiek wordt er dus niet geuit op deze zaak, enkel een zekere be-

zorgdheid over de positie van Ceausescu.

206

7.12.3 Conclusie

In het eerste artikel laat men zich eerder positief uit over Ceausescu en zijn positie in het War-

schaupact. Hij wordt voornamelijk geprezen om zijn voortdurende eigenzinnigheid, maar ook

om zijn toegevingen ten opzichte van de Sovjet-Unie. In verband met de ontslagen van de

twee functionarissen gaat men totaal voorbij aan het feit dat Ceausescu eigenlijk alle macht

naar zich toetrekt en dat enkel zij die aan hem gehoorzamen, kunnen rekenen op een goed

plaatsje binnen het bestuur.

Nog vreemder is de beoordeling van de zaak Serb. Hoewel deze zaak Ceausescu in een erg

slecht daglicht plaatst, blijft men betrekkelijk mild tegenover de Roemeense leiding en uit

men eerder een bezorgdheid ten aanzien van de Roemeense leider.

“Pact van Warschau zet Roemenen onder druk. In vooruitzicht veiligheidsconferentie.”

De Standaard, 15 februari

Plaats in de krant: pagina 5

Feitelijk nieuws

Bron: van een medewerker

Oppervlakte: groot

“Executie Roemeens generaal lijkt onwaarschijnlijk.”

De Standaard, 9 maart

Plaats in de krant: pagina 3

Feitelijk nieuws

Bron: van een medewerker

Oppervlakte: middelmatig

7.13 Oktober 1972: Ceausescu in België

7.13.1 Historische achtergrond

De Roemeense president Ceausescu bracht van 24 tot 26 oktober een officieel bezoek aan

België. Hij was vergezeld door vice-president van de staatsraad Verdet en minister van Bui-

tenlandse Zaken Macovescu. In het gemeenschappelijke slotcommuniqué dat na het bezoek

werd gepubliceerd, verklaarden België en Roemenië dat zij hun samenwerking op alle gebie-

den wilden opvoeren. Zij zeiden ervan overtuigd te zijn dat de internationale vrede en veilig-

207

heid moesten gegrondvest zijn op het recht van iedere staat op bestaan, vrijheid, soevereiniteit

en het recht van ieder volk vrij over zijn lot te beschikken zonder inmenging van buitenaf.

Tevens wilden zij inspanningen leveren voor de invoering van doeltreffende maatregelen voor

regionale en totale ontwapening.

Eerder dat jaar vond er in Roemenië een nationaal partijcongres van de communistische partij

plaats. Dit congres vond plaats van 19 tot 21 juli. Het congres werd bijgewoond door

2 220 afgevaardigden en 500 gasten. Sprekende over economische kwesties zei Ceausescu dat

de handel met de socialistische staten in het lopende vijfjarenplan met 50 % moest toenemen,

terwijl ook aandacht geschonken moest worden aan de samenwerking met de Comecon-

lidstaten. Ook noemde hij de voorwaarden voor economische samenwerking met de kapitalis-

tische staten - met inbegrip van de EG - gunstig.

Hij schroefde de doelstellingen van het lopende vijfjarenplan op. Hij wou de verwezenlijkin-

gen namelijk op een kortere termijn afwerken.

7.13.2 Analyse

De Standaard

In de aanloop van het bezoek van de Roemeense leider gaf Ceausescu een interview aan enke-

le Belgische journalisten. De inleiding op dit interview in De Standaard is betrekkelijk neu-

traal en eerder aan de positieve kant. “De kleine hardwerkende boerenzoon uit Oltenië is

Roemenië‟s onbetwiste nummer één.” De eerste reeks vragen die worden gesteld hebben be-

trekking op het buitenlandse beleid, het bilaterale overleg in België, de Europese samenwer-

king, de Comecon en de toekomst van de militaire blokken. In de antwoorden van Ceausescu

keren steeds dezelfde kernwoorden terug: vruchtbare samenwerking, vrede, Europese veilig-

heid en ontspanning; nieuwe betrekkingen op basis van gelijkheid in rechte, eerbiediging van

de onafhankelijkheid en de nationale soevereiniteit, van niet-inmenging in elkaars binnen-

landse aangelegenheden en wederzijds voordeel. Wat de militaire blokken betreft eist Ceau-

sescu de verwijdering van de militaire basissen en de terugtrekking van de buitenlandse troe-

pen van het grondgebied van andere landen. De laatste vragen gaan over het binnenlandse

economische beleid en de rol van de Communistische Partij. In verband met het vijfjarenplan

dat hij wil realiseren in een kortere tijd, stelt Ceausescu dat dit gebeurt „ter perfectionering

van het economische en sociale leven, ter bevordering van de ontwikkeling van de economie

en ter verbetering van de democratie‟. Ook over de rol van de communistische partij geeft

Ceausescu ook een uitermate welwillend antwoord: “elke partij kan rekenen op de steun van

208

het volk in de mate dat ze haar taak naar behoren vervult en rekening houdt met de verwach-

tingen en de belangen van het volk.” Ceausescu sluit af met: “Via uw dagbladen wens ik alle

burgers van België vrede en voorspoed.” Zijn antwoorden lijken grondig voorbereid te zijn in

een geschreven tekst, die de Roemeense leider slechts afleest. Op alle vlakken lijkt de Roe-

meense partijsecretaris van goede wil te getuigen, hij wil allerhande zaken verwezenlijken ten

voordele van de bevolking en ten voordele van de wereldvrede. De Roemeense leider blinkt

klaarblijkelijk uit in welsprekendheid, welwillendheid en optimisme. De interviewers kregen

duidelijk geen ruimte voor kritische vragen.

In het volgende artikel lijkt de journalist een kritischer ondertoon te gebruiken. Centraal staat

de vraag of de „economische marathon‟ in Roemenië wel haalbaar is. “Sommige Roemenen

willen werken als in Honolulu en leven als in New York”, is het antwoord van een Roemeense

professor economie. Op de vraag of de lat niet te hoog wordt gelegd en of Roemenen niet lie-

ver hier en nu willen genieten, heeft de professor snel een helder antwoord klaar. “Dat is wat

de westerse radiostations ons de hele tijd willen voorhouden: investeer minder en leef meer.

Maar op die manier komen we er natuurlijk niet … De Roemenen plukken overigens nu al de

vruchten van hun werk. In de afgelopen twintig jaar steeg het nationale inkomen per hoofd

van 100 tot 600 dollar en de consumptie van verbruiksgoederen steeg nog vlugger.” Door dit

gebruik van concrete cijfers komt de spreker geloofwaardiger over. De zogenaamde „cijfer-

dans‟ kan de lezer op een verkeerd spoor zetten. Hierna volgt het relaas van het economische

beleid sinds de Tweede Wereldoorlog. Roemenië had niet de ambitie de van buitenaf opge-

legde rol op zich te nemen één van Oost-Europa‟s graanschuren te worden. Roemenië wou

een moderne industriële staat worden die zichzelf kon beredderen. Tal van voorbeelden, die

het bewijs moeten leveren van het industriële succes, passeren de revue: het chemisch com-

plex in Pitesti, de ovens in Galati, de hydro-elektrische centrale van Turnu Severin en de

vrachtwagen- en tractorenfabrieken van Brasov. De lezer wordt als het ware meegesleurd in

het optimistische verhaal. Maar hier voert de journalist de confrontatie op met de landbouw-

sector, die heel erg achter blijft. “Het is meteen duidelijk dat hier vaak twee werelden naast

elkaar bestaan.” Ook verder wijst de journalist op de keerzijde van de medaille, hoewel hij

erg mild blijft: “De kleine dorpen zijn schijnbaar onberoerd gebleven onder deze revolutie

die haar boeren een beetje in de kou heeft laten staan.” De boeren liet men allerminst „een

beetje‟ in de kou staan, zij werden in tegendeel het grote slachtoffer van deze ontwikkelingen.

Maar de nadelen reiken verder: “De in West-Europa gekochte machines moeten in harde de-

viezen worden betaald, wat betekent dat heel wat vlees, groenten en fruit die op de binnen-

landse markt gretige kopers zouden vinden nu in West-Europa worden verhandeld voor de

209

broodnodige marken, dollars of franken.” De journalist illustreert dit met de anekdote dat je

op weg naar de slagerij allerhande dieren passeert, maar dat de slager die dag geen fatsoenlijk

stuk vlees heeft. Hoewel men deze harde realiteit onderkent, is het besluit erg genadig:

“Ceausescu zal wel gelijk hebben … maar het staat niettemin buiten kijf dat de Roemenen

nog maar karig beloond worden voor hun onmiskenbare inspanningen. Wat dan weer niet be-

tekent dat vooral de ouderen niet zouden beseffen dat al een flink stuk weg is afgelegd.” Op

die manier worden de lasten van de Roemeense bevolking heel erg afgezwakt. Bovendien legt

de journalist de oudere Roemenen woorden in de mond om zo zijn stelling te bekrachtigen.

(vox populi-techniek) Anderzijds wijst de journalist erop dat het geloof van het volk in dit

economische beleid van groot belang is: “Er moet nog heel wat aan de ideologische weg

worden getimmerd om het geloof dat de ingeslagen koers de meest geschikte is bij het volk le-

vendig te houden”. De journalist noemt het beleid wel de „meest geschikte weg‟. De centrale

vraag of dit beleid wel houdbaar was, was een erg kritisch vraagstuk. Het besluit van het arti-

kel is dit echter veel minder.

Het derde opiniestuk in de aanloop van het bezoek van Ceausescu van 21 oktober heeft een

erg betekenisvolle titel: “Roemeniës janushoofd. Binnenlands gezicht veel strakker dan bui-

tenlands.” Voor het eerst wordt zo manifest de tegenstelling tussen het binnenlandse en het

buitenlandse beleid van Roemenië opgevoerd. De schijnbare contradictie tussen het open bui-

tenlands beleid en het strakke binnenlandse bestuur wordt in het begin van het artikel ver-

klaard. “De ideologische rechtlijnigheid in het binnenland staat borg voor enige speelruimte

in het buitenland.” De journalist gaat hier echter niet verder op in. “De Roemeense buiten-

landse politiek stoelt op enkele grote principes: de afzonderlijke staten zijn de voornaamste

stukken op het internationale schaakbord.” In het eerste deel van het artikel gaat de journalist

in op hoe dit principe zich in de praktijk vertaalde in de Roemeense buitenlandse politiek. Hij

heeft het onder andere over Ceausescu‟s houding tegenover het Pact van Warschau en de

Comecon. Het meeste spectaculair noemt de journalist de veroordeling van de inval in

Tsjechoslowakije. “Deze veroordeling werd niet ingegeven door Roemeense bewondering

voor Dubcek‟s Praagse Lente (een experiment dat de orthodoxe Roemenen niet graag voor

hun rekening zouden nemen) maar door het respect voor de autonomie van de verschillende

nationale communistische partijen.” Stefaan Renard zegt hier dat dezelfde beweging in Roe-

menië niet mogelijk zou zijn. Dit impliceert dat democratisering, persvrijheid en andere vrij-

heden voor het volk nooit ingang zouden vinden. De journalist spreekt over orthodoxe Roe-

menen, maar deze uitdrukking geldt niet voor alle Roemenen, maar voornamelijk alleen voor

de partijtop die de macht zelf in handen wil houden. Hieraan gaat Renard voorbij, hij scheert

210

alle Roemenen over dezelfde kam en noemt hen allemaal „orthodoxe Roemenen‟. We kunnen

bezwaarlijk alle Roemenen orthodox noemen.

“De Roemeense leiders zouden nogal eens de nationalistische kaart van het bedreigde Roe-

menië uitspelen om het volk in dichte rangen om zich heen te scharen.” Deze bevinding van

buitenlanders die al een tijdje in Boekarest wonen, wordt met een zekere voorzichtigheid

meegedeeld. Ook bij andere kritische bedenkingen wordt de voorwaardelijke wijs („zouden‟)

gebruikt: “Zo zou men in Boekarest niet ongaarne gezien hebben hoe westerse persbureaus

het (grotendeels verzonnen) verhaal verspreidden van de generaal Serb die zou zijn terecht-

gesteld omdat hij geen maat wist te houden in zijn pro-Russische activiteit.” Nu weet men dat

Ceausescu doelbewust deze foute informatie naar het Westen zond. Stefaan Renard is te te-

rughoudend om „de zaak Serb‟ met zoveel zekerheid te poneren.

Het vervolg van het artikel handelt over de binnenlandse politiek. “In weinig communistische

landen is de controle van de partij op alle terreinen en niveaus van het nationale leven zo

sterk doorgetrokken.” “Een woord als personencultus is taboe, maar Ceausescu‟s uitspraken

over alles en nog wat worden hier met een sacrale eerbied gedrukt, geafficheerd en, naar

Roemeense journalisten ons verzekerden, ook gelezen.” Hier is de journalist veel scherper, al

hecht hij ook belang aan de woorden van de Roemeense journalisten, die waarschijnlijk ook

met een korrel zout moeten genomen worden. Ook verder blijft Stefaan Renard al bij al rede-

lijk voorzichtig. Hij stelt dat de beeldende kunsten nog een relatief grote vrijheid genoten, in

tegenstelling tot de film en de literatuur. Wanneer we vandaag de dag de talrijke beelden en

schilderijen van de Conducator bekijken lijkt deze vrijheid wel erg relatief te zijn. Talrijke

beeltenissen werden immers gemaakt in het teken van de personencultus. Op dat ogenblik zou

het echter kunnen de personencultus nog niet zo diepgaand was. Wanneer de journalist verder

ingaat op de literatuur, leken de beperkingen billijk te zijn. Renard vraagt tenslotte naar

Goma, de schrijver die in het Westen bekend stond als dissident. Het antwoord luidt: “Goma

schreef gewoon een slecht boek. Er werden tegen hem geen represailles genomen. Hij is een

vrij man, is nog altijd lid van de schrijversunie en redacteur van onze literaire bladen.” Een

kritische kanttekening bij deze uitspraak wordt er niet gemaakt.

Het laatste artikel in de reeks achtergrondartikels over Roemenië gaat over de minderheden in

het land (23/10). “Roemenië zorgt goed voor zijn minderheden. Duitse Roemenen werden in

al hun rechten hersteld.” De krantenkop is erg positief over de behandeling van minderheden

in Roemenië. De vroegere problemen met de Duitse Roemenen leken volledig van de baan.

Ook doorheen het artikel zelf wordt een optimistische toon gebruikt. In verband met de om-

gang met de minderheden wendt men steeds positieve bewoordingen aan: “De houding van

211

de Roemeense leiders is op dit ogenblik ronduit verdraagzaam”; “In Roemenië lijkt er geen

nationaliteitenprobleem van enige omvang meer te bestaan”; “geduldige politieke arbeid”.

Ceausescu wordt geciteerd:“We spreken allen dezelfde taal, de taal van de opbouw van het

socialisme.” Zo wordt de goede behandeling van de Duitse minderheid extra in de verf gezet.

De Hongaarse minderheid was een ander verhaal. Ook aan hun behoeften werd tegemoetge-

komen. Toch wijst de journalist hier ook op het eigenbelang van de Roemeense leiding. “In

1956, ten tijde van de Hongaarse revolte in Boedapest manifesteerde de Hongaarse minder-

heid aan de andere kant van de grens nogal openlijk en luidruchtig haar sympathie voor de

Hongaarse opstandelingen. De herhaling van dergelijke manifestaties die de Roemenen in

een lastig parket konden brengen, diende absoluut te worden vermeden.” Het blijft toch bij

deze enige kanttekening. Stefaan Renard besluit: “De Roemeense leiders geven in hun beleid

met betrekking tot de verschillende nationale minderheden blijk van een verheugd liberalis-

me.”

Over het bezoek zelf van de Roemeense leider verschijnt in De Standaard enkel een foto op

de voorpagina van de krant van 25 oktober. Op de foto zien we het koningspaar en het koppel

Ceausescu bij de aankomst van de Roemeense gasten. In het onderschrift wordt kort verteld

wat er voor de Roemeense leider hier in België allemaal op het programma stond.

Vooruit

Op 25 oktober verschijnt er in Vooruit een artikel dat verslag geeft van het bezoek van Ceau-

sescu. Er wordt niet verwezen naar de positie van Roemenië op het internationale toneel, noch

naar de binnenlandse toestand. Men beschrijft erg gedetailleerd de activiteiten van het ko-

ningspaar en het koppel Ceausescu, tot en met het menu van het galadiner in het Koninklijk

Paleis dat de dag afsloot.

Op 27 oktober publiceert Vooruit een foto van de Roemeense president in Antwerpen. Bur-

gemeester Craeybeckx biedt hem een boek over de Vlaamse schilderkunst. De foto geeft een

ongedwongen sfeer weer.

Het meest opvallende artikel in de Vooruit is dat van 26 oktober. De kop geeft al meteen aan

dat er een uiterst positieve beeld van de Roemeense leider wordt opgehangen: “Ceausescu:

Europa‟s beste equilibrist.” De aanleiding voor dit artikel was de publicatie van enkele poli-

tieke geschriften van Ceausescu, die voor de journalist een inspiratiebron waren. Doorheen

het hele artikel looft de journalist de buitenlandse politiek van Ceausescu. Dat de Roemeense

president zo vaak tegen de schenen van de Sovjet-Unie schopte, doet hem bij Gust De Muyn-

ck aan sympathie toenemen. Het hele artikel is doorspekt met buitengewoon verheerlijkende

212

uitspraken vanwege De Muynck. Ik geef slechts enkele voorbeelden. “Een knappe, nog jong

uitziende man, met uiterste zorg gekleed, innemend gelaat, onvermoeibaar spreker en reizi-

ger… Hij is van alle markten thuis. Hij is vis, vogel en landdier tegelijk. Hij moet tenminste

tien zintuigen hebben.” “Zijn grootste verdienste is dat hij het gewaagd heeft de dwingeland-

se voogdij van het machtig Sovjet-Rusland af te schudden.” Hierna volgt nog een opsomming

van buitenlandse contacten die Ceausescu onderhoudt tegen de wil van de Sovjet-Unie in.

Dan lijkt Gust De Muynck plots een ommekeer te maken in zijn betoog. “In West-Europa zou

men hem makkelijk van nepotisme kunnen beschuldigen, dat wil zeggen het onderbrengen van

familieleden in interessante functies en betrekkingen.” Anderzijds vertelt de journalist ook

hoe hij zeventien partijleiders hun luxevilla‟s afnam omdat zij „door oneerlijke praktijken gro-

te staatskredieten bekomen hadden‟. Dat de Roemeense leider nepotistische trekjes heeft, lijkt

voor De Muynck minder van belang te zijn dan het feit dat hij „oneerlijke praktijken‟ van an-

deren afstraft. Hier geeft de journalist wel erg veel blijk van zijn sympathie jegens Ceausescu.

“Opportunist? Zonder de minste twijfel. Hij wil dat men zijn lof zingt? Dat wordt gedaan,

want de vrijheid die hij voor Roemenië op het gebied van de buitenlandse politiek bevochten

heeft , staat hij het eigen volk niet toe. Zijn volk gunt het hem klaarblijkelijk. Wij ook. Want in

vergelijking met een Husak, om van een Brezjnev niet te spreken…” Dit is toch een heel

merkwaardig besluit. Enerzijds is De Muynck zich erg bewust van de binnenlandse politiek

en de gevolgen voor de bevolking. En toch weet de auteur zijn betoog zo te draaien dat Ceau-

sescu een uiterst lovenswaardig leider is. Door middel van de vox populi-techniek (“zijn volk

gunt het hem”) tracht hij de lezer te overtuigen. Daarboven stelt hij dat Ceausescu nog zo erg

niet is in vergelijking met Husak en Breznjev. Hier loopt zijn redenering helemaal spaak,

alsof men een dictatoriaal bewind mag voeren, omdat een ander een nog meer dictatoriaal

bewind voert. Opnieuw wil ik hier verwijzen naar de machiavellistische trekjes van Ceauses-

cu.195

De journalist rechtvaardigt dat de Roemeense leider zijn macht grondig misbruikt en

knijpt een oogje dicht voor zijn „oneerlijke praktijken‟.

7.13.3 Conclusie

In De Standaard geeft men erg uitgebreide achtergrondinformatie over Roemenië in de aan-

loop naar het bezoek van Ceausescu.

195 In verband met het ontslaan van vice-premier Draghici bij de zitting van het Centrale Comité in april

1968, dat ik hierboven behandelde, ging ik hier reeds op in.

213

Het interview dat in De Standaard verscheen heeft veel weg van een monoloog, waarbij Ceau-

sescu de kans krijgt om een goede indruk te maken. Er worden weinig kritische vragen ge-

steld en het is onduidelijk in hoeverre de Roemeense partijsecretaris zelf de inhoud bepaalde.

In de twee andere achtergrondartikels komen hete hangijzers als het minderhedenprobleem en

het binnenlands economische beleid aan bod. Hoewel men erin slaagt enkele onopgeloste

kwesties aan te raken, blijft men de informatie gegeven door Roemeense beleidsmensen als

waarheid slikken. In verband met de nationale minderheden was er in 1972 namelijk voor het

eerst protest gekomen uit de Hongaarse groepering. (zie hoofdstuk 4: geschiedenis, puntje

Ceausescu) De Roemeense leider heeft blijkbaar nog sterk de touwtjes in handen en slaagt

erin dissidente stemmen in de kiem te smoren.

In De Standaard blijft het positieve beeld van Ceausescu nog overeind, al heeft men blijkbaar

wel weet van de negatieve aspecten van zijn beleid. De nadruk ligt niet langer enkel uitslui-

tend op het buitenlands beleid.

De Vooruit brengt enerzijds heel nuchter verslag uit over Roemenië en Ceausescu tijdens zijn

bezoek in België. Heel frappant is het artikel van Gust De Muynck. Deze journalist blijkt een

tomeloze bewondering voor Ceausescu en zijn beleid te hebben. Zelfs al kent hij de dictatoria-

le trekjes van de Roemeense nummer één, hij blijft ondanks alles zijn bewind steunen.

“Militaire blokken zijn anachronisme. Gesprek president Nicolae Ceausescu van Roemenië.”

De Standaard, 19 oktober

Plaats in de krant: pagina 5

Interview

Artikel met foto

Bron: eigen berichtgeving (Stefaan Renard)

Oppervlakte: zeer groot

“Roemenië heeft twintig jaar om rijk te worden. Bijna een derde van nationale inkomen wordt

geïnvesteerd.”

De Standaard, 20 oktober

Plaats in de krant: pagina 3

Feitelijk nieuws

Artikel met foto

Bron: eigen berichtgeving (Stefaan Renard)

Oppervlakte: zeer groot

214

“Roemeniës janushoofd. Binnenlands gezicht veel strakker dan buitenlands.”

De Standaard, 21 oktober

Plaats in de krant: pagina 3

Achtergrondartikel met kaartje

Bron: eigen berichtgeving (Stefaan Renard)

Oppervlakte: zeer groot

“Roemenië zorgt goed voor zijn minderheden. Duitse Roemenen werden in al hun rechten

hersteld.”

De Standaard, 23 oktober

Plaats in de krant: pagina 3

Feitelijk nieuws

Bron: eigen berichtgeving (Stefaan Renard)

Oppervlakte: groot

“Ceausescu in België.”

De Standaard, 25 oktober

Plaats in de krant: pagina 2

Feitelijk nieuws

Artikel met (eigen) foto

Bron: eigen berichtgeving

Oppervlakte: zeer klein

“Roemeens president voor driedaags bezoek in België.”

Vooruit, 25 oktober

Plaats in de krant: pagina 1

Feitelijk nieuws

Bron: Belga

Oppervlakte: middelmatig

215

“Ceausescu: Europa‟s beste equilibrist.”

Vooruit, 26 oktober

Plaats in de krant: pagina 5

Feitelijk nieuws

Artikel met foto

Bron: eigen berichtgeving (Gust de Muynk)

Oppervlakte: groot

“Roemeens president te Antwerpen.”

Vooruit, 27 oktober

Plaats in de krant: pagina 1

Feitelijk nieuws

Foto van middelmatige grootte met kort onderschrift

Bron: Belga

7.14 28 maart 1974: minister Maurer treedt af

7.14.1 Historische achtergrond

Na een voltallige vergadering van het Centraal Comité van de Roemeense communistische

partij op 25 en 26 maart 1974 werd bekend gemaakt dat premier Ion Maurer aftrad. Officieel

had zijn ontslag te maken met zijn leeftijd (74 jaar) en zijn zwakke gezondheid. In de com-

mentaren in de westerse pers werd echter verondersteld, dat meningsverschillen met partijlei-

der Ceausescu een rol zouden gespeeld hebben. De afgetreden premier zou bezwaren hebben

tegen een door Ceausescu verlangde versnelling van de economische ontwikkeling. Ook zou

hij niet ingestemd hebben met de groeiende persoonsverheerlijking rond de partijleider.

Tot opvolger van Maurer werd Manea Manescu benoemd. Deze was tot dan vice-premier en

voorzitter van de staatsplancommissie.

Voorts was ook besloten het ambt van president van de republiek in te stellen. Ceausescu

werd voorgedragen om dit ambt te bekleden. Op 28 maart bevestigde de Nationale Vergade-

ring deze keuze. Voordien werd de functie van staatshoofd bekleed door de Staatsraad, waar-

van Ceausescu voorzitter was. De president zal de bevoegdheden van staatshoofd uitoefenen,

„die een bijeenkomst van de Staatsraad niet nodig maken‟.

216

Verder besloot het Centraal Comité het presidium van de partij te vervangen door een perma-

nent bureau. Het presidium van de partij, in principe het hoogste orgaan van de partij, was de

laatste tijd immers in de schaduw geraakt van het uitvoerende comité.

7.14.2 Analyse

De krantenkoppen van de twee kranten zijn reeds totaal verschillend. De Standaard kopt:

“Ontslag Maurer versterkt de positie van Ceausescu. Kaderrotatie heeft meer weg van zuive-

ring.” Uit deze kop blijkt dat de journalist de gang van zaken in Roemenië erg afkeurt. Ten

nadele van andere politici trekt Ceausescu alle macht naar zich. De woorden van Ceausescu

zelf worden op de korrel genomen. In plaats van „kaderrotatie‟ zou de journalist eerder „zui-

vering‟ gebruiken. Dit woord heeft een erg negatieve connotatie. Machtsconcentratie en zui-

vering zijn bovendien kenmerkend voor een dictatuur, waar geen kritiek geduld wordt. De

krantenkop van Vooruit is meer neutraal: “Premier Maurer van Roemenië geeft ontslag. Ge-

schil met Ceausescu”. De oorzaak van het ontslag van de premier wordt hier gelegd bij een

conflict tussen Maurer en Ceausescu. Verdere redenen hiervoor worden niet in de kop ver-

meld. In tegenstelling tot in De Standaard wordt uit deze kop wel duidelijk dat Maurer zelf

zijn ontslag nam. Uit de kop van De Standaard zal de lezer besluiten dat Ceausescu de pre-

mier ontsloeg, wat hem uiteraard nog meer aan sympathie zal doen inboeten.

De Standaard

Het artikel van De Standaard werd geschreven door Freddie De Pauw.In dit artikel meldt de

journalist steeds letterlijk „officieel‟ of „van officiële zijde‟. Hierdoor contrasteert hij hetgeen

uit zogenaamde officiële bron komt met hetgeen volgens hem dichter bij de waarheid ligt. Of-

ficieel luidt het dat Maurer ontslag neemt vanwege zijn ouderdom en zwakke gezondheid. Dat

ook vier andere leiders uit hun functie worden ontheven wordt officieel „een normale rotatie

van kaders‟ genoemd. De schrijver houdt een sceptische toon aan, wat hij ook letterlijk toe-

geeft. “„Kaderrotatie‟ is niet zelden een eufemisme voor een zuivering der rangen.” „Niet

zelden‟ zal de lezer begrijpen als „(bijna) altijd‟. De journalist gebruikt hier als het ware zelf

een eufemisme, maar duidelijk met een ironische ondertoon. Hij noemt Ceausescu de „al-

machtige‟ president. Hij wijst hier letterlijk op de machtsconcentratie in handen van Ceauses-

cu. Het woord „almachtig‟ kan ook terugslaan op goddelijke trekken, die Ceausescu zichzelf

aanmat. De persoon die de plaats inneemt van Maurer is Manea Manescu, die de journalist

217

een „fervent aanhanger van alles wat Ceausescu voorstaat‟ noemt. Hiermee maakt De Pauw

duidelijk dat deze nieuwe premier slechts een gehoorzame marionet van Ceausescu zal zijn.

De eerste meningsverschillen tussen Maurer en Ceausescu zouden ontstaan zijn in 1971, toen

Ceausescu de „culturele revolutie‟ lanceerde. Dit hield in dat het socialistisch realisme de

scheppende leidraad voor de Roemeense kunstwereld moest zijn en “dat er geen plaats was

voor kunstenaars die de realiteit niet rooskleurig genoeg afschilderden.” Volgens de journa-

list horen de kunstenaars dus niet de werkelijkheid weer te geven, maar wel de werkelijkheid

te verdraaiien om een mooier (maar fout) beeld te creëren. Een tweede meningsverschil ging

over het economische beleid en het nieuwe plan dat Ceausescu „de grote sprong voorwaarts‟

noemde. Dat dit – net zoals de „culturele revolutie‟ – gebaseerd is op de Chinese politiek,

wordt hierbij niet vermeld. Ceausescu wou voorrang geven aan de zware industrie boven de

consumptie. “Maurer pleitte in zijn toespraken daarentegen voor een „nuchtere aanpak‟ en

voor meer aandacht voor de consumptie van twintig miljoen Roemenen.” De journalist asso-

cieert Maurer met een „nuchtere aanpak‟. Ceausescu‟s aanpak is met andere woorden irrealis-

tisch. Hij lijkt de realiteit niet onder ogen te zien.

Verder bericht Freddie De Pauw dat Ceausescu bezig is het „collectieve leiderschap‟ te liqui-

deren. Hij haalt voorbeelden uit het verleden aan en vult deze aan met de huidige verschui-

vingen. Hij maakt daarbij gewag van „de jaarlijkse zuivering‟. Dit wijst op het regelmatige

karakter van deze verschuivingen en op het feit dat dit reeds veel langer aan de gang is. “De

pleidooien van Maurer, een oud-advocaat, voor een collectief leiderschap en tegen de perso-

nencultus waren allicht niet tegen windmolens gericht.” De journalist maakt hier de vergelij-

king met Don Quichot, die tegen onschuldige windmolens vocht. Don Quichot vocht tegen

windmolens, waarvan hij dacht dat het reuzen waren. Hij leverde strijd tegen iets wat toch niet

kon veranderd worden. Premier Maurer had we de wil iets te veranderen aan de wantoestan-

den van het beleid van Ceausescu. De journalist beschrijft de Roemeense politicus hier als een

erg moedige persoonlijkheid. Bovendien was Ceausescu absoluut niet zo onschuldig als de

windmolens, waartegen Don Quichot vocht. Hij laat Maurer niet op een antwoord wachten.

De Pauw spreekt over de „apathie van het grootste deel der Roemenen‟, waardoor het lopende

vijfjarenplan onbevredigende resultaten geeft. Terwijl men enkele jaren geleden nog gewag

maakte van positieve geluiden vanuit de Roemeense bevolking, is dit de eerste maal dat men

het tegendeel meldt.

Volgens Ceausescu “ligt de oplossing van alle kwalen erin het orthodox bureaucratisch be-

leid te versterken en zoveel mogelijk macht in eigen handen te concentreren. De rotatie van

de partijkaders die door de partijleider drie jaar geleden met veel ijver werd verdedigd zal

218

dan pas geloofwaardig worden als ze ook geldt voor de vele topfuncties die Ceausescu zelf

bekleedt.” Met deze scherpe kritiek besluit de journalist het artikel.

Vooruit

De toon die de journalist van de Vooruit aanhoudt is veel neutraler. Hij doet louter bericht van

het ontslag van de Roemeense premier. Enerzijds duidt hij op de officiële versie. Anderzijds

gaat hij niet voorbij aan de meer waarschijnlijke reden van zijn ontslag, namelijk het feit dat

meer en meer meningsverschillen met Ceausescu op verschillende vlakken ontstaan waren.

De journalist vertelt wie de nieuwe premier is, wat zijn voorgeschiedenis is. Hij geeft ook aan

dat Manea Manescu een aanhanger van Ceausescu is en dat deze dus de lijn van Ceausescu

gehoorzaam zal volgen.

Ook andere functionarissen werden uit hun ambt ontheven. De redenen hiervoor worden ech-

ter niet opgegeven.

7.14.3 Conclusie

De positieve toon die men tot enkele jaren geleden aanhield, lijkt nu echt helemaal omgesla-

gen te zijn, althans in De Standaard. De Vooruit houdt nog steeds een erg afstandelijke toon

aan en maakt absoluut amper een kritische kanttekening bij het ontslag van de premier en de

vier andere functionarissen.

In De Standaard schets men een erg duidelijk beeld van Ceausescu als dictator die iedereen uit

de weg ruimt, zijn eigen idee wil doordrukken en geen enkele kritiek duldt. Men hecht ook

niet langer geloof aan de bekwaamheid van de Roemeense leider.

Freddie De Pauw maakt ook melding van een kentering in de houding van de Roemeense be-

volking.

“Ontslag Maurer versterkt de positie van Ceausescu. Kaderrotatie heeft meer weg van zuive-

ring.”

De Standaard, 28 maart

Plaats in de krant: pagina 5

Feitelijk nieuws

Bron: eigen berichtgeving (Freddie De Pauw)

Oppervlakte: middelmatig

219

“Premier Maurer van Roemenië geeft ontslag. Geschil met Ceausescu.”

Vooruit, 28 maart

Plaats in de krant: pagina 3

Feitelijk nieuws

Bron: AFP

Oppervlakte: klein

7.15 Oktober 1976: Belgisch koningspaar in Roemenië

7.15.1 Historische achtergrond

Koning Boudewijn en koningin Fabiola brachten van 11 tot 14 oktober een officieel bezoek

aan Roemenië. Zij waren vergezeld door minister van Buitenlandse Zaken Van Elslande. Bij

die gelegenheid werden een aantal Belgisch-Roemeense overeenkomsten ondertekend betref-

fende de samenwerking op het vlak van de medische wetenschap, het voorkomen van een

dubbele belasting op inkomens en bezittingen, en de uitwijzing op strafrechtelijk gebied. In

het slotcommuniqué stelden beide landen vast dat de handelsbetrekkingen in de periode 1966-

1975 verzesvoudigd waren en dat geslaagde initiatieven werden genomen inzake de samen-

werking in de sectoren van de petrochemie, de mechanica en de elektronica. Bovendien waren

beiden ervan overtuigd dat de economische betrekkingen kunnen en moeten worden bevor-

derd.

7.15.2 Analyse

Over het bezoek van ons vorstenpaar aan Roemenië zijn enkel in De Standaard artikels ver-

schenen.

De drie artikels geven een zakelijk en redelijk positief verslag van hun bezoek. In het eerste

artikel staan de toespraken van Ceausescu en Boudewijn centraal. Aan beide kanten werden

lovende woorden gesproken. Enerzijds sprak Boudewijn over de moedige strijd van Roeme-

nië voor zijn onafhankelijkheid. Verder prees de koning Ceausescu om het aanknopen van

“de dialoog tussen Oost en West, dialoog die een van de wezenlijke bestanddelen is van de

evolutie naar wat wij thans de ontspanning noemen.” Ceausescu aan de andere kant legde

vooral de nadruk op “ de goede betrekkingen die bestaan tussen België en Roemenië en op de

mogelijkheden die uit deze relatie kunnen groeien op Europees vlak.” Ook pleitte hij voor een

220

ernstige inspanning om de bewapening te beperken en de kernwapenvoorraden in te dammen.

Via dit relaas van de twee toespraken krijgen we enkel inzage in de optimistische visie van

zowel Boudewijn als Ceausescu. De foto die bij dit artikel staat schetst de aangename sfeer

van de contacten. De twee zitten in een salon te keuvelen, volgens het onderschrift “in het ka-

der van de dialoog tussen Oost en West”. Opnieuw staat de buitenlandse politiek van Roeme-

nië centraal.

Op de voorpagina van de krant van 14 oktober staat een foto van de koning in een „Roemeens

Bokrijk‟. De lezer krijgt een pittoresk idee van Roemenië. In het onderschrift schrijft men dat

het museumdorp herinnert aan het landelijke Roemenië van vroeger. Het artikel in diezelfde

krant gaat over het gesprek tussen de twee ministers van Buitenlandse Zaken, Van Elslande en

Macovescu. Ook hier betreft het een zakelijk relaas van hun gesprek, met onderwerpen gaan-

de van de bilaterale betrekkingen tussen België en Roemenië en de Europese Gemeenschap

tot de bewapeningswedloop. Op vele punten deelden de twee ministers dezelfde mening.

Het artikel van 15 oktober behandelt het slotcommuniqué van het bezoek van de Belgische

delegatie aan Roemenië. In het artikel worden tal van punten van het communiqué aange-

haald. Deze gingen voornamelijk over wederzijdse samenwerking, handelsbetrekkingen en

over verdere economische ontwikkelingen. Verder komt de lezer nog te weten dat het ko-

ninklijk bezoek aan Suceava op een grote publieke belangstelling kon rekenen. Niets dan

mooie bewoordingen dus.

7.15.3 Conclusie

De kritische toon, die in de artikels in verband met het ontslag van Maurer werd gebruikt,

wordt hier volledig achterwege gelaten. Blijkbaar is het bezoek van onze eigen koning reden

genoeg om kwalijke oordelen achterwege te laten. Men houdt het daarom eerder op een nuch-

ter verslag, zonder veel kritische overwegingen. Er wordt getracht een zo mooi mogelijk beeld

te geven van Roemenië en Ceausescu. Opnieuw staat de buitenlandse politiek centraal. Daar-

naast zijn ook de bilaterale betrekkingen tussen België en Roemenië uiteraard van belang.

Waarschijnlijk wil men de stinkende potjes over het Roemeense binnenlandse beleid gedekt

houden om de eer te houden aan Boudewijn en Fabiola, die klaarblijkelijk toch goed bevriend

zijn met het koppel Ceausescu.

221

“Boudewijn en Fabiola te gast bij Ceausescu.”

De Standaard, 13 oktober

Plaats in de krant: pagina 4

Feitelijk nieuws

Artikel met grote foto

Bron: Belga

Oppervlakte: groot

“Bokrijk, Roemenië.”

De Standaard, 14 oktober

Plaats in de krant: pagina 1

Grote foto met onderschrift

Bron: PNS

Roemenië vraagt voorkeur bij EG. In gesprek Van Elslande-Macovescu.”

De Standaard, 14 oktober

Plaats in de krant: pagina 3

Feitelijk artikel

Bron: Belga

Oppervlakte: middelmatig

“Slotcommuniqué rondt reis van koninklijk paar af.”

De Standaard, 15 oktober

Plaats in de krant: pagina 4

Feitelijk nieuws

Bron: Belga

Oppervlakte: middelmatig

7.16 Maart 1977: aardbeving treft Roemenië

7.16.1 Historische achtergrond

In de avond van 4 maart werd het Zuid-Oosten van Roemenië getroffen door een aardbeving,

die in Boekarest doden eiste en materiële schade aanrichtte. Voor het hele grondgebied van

222

Roemenië werd de noodtoestand afgekondigd. De aardbeving werd tot ver buiten Roemenië

gevoeld, van Moskou tot Napels en van Wenen tot Istanboel.

Het epicentrum van de aardbeving lag op 180 km ten Noorden van Boekarest in de provincie

Vrancea. De beving deed zich op de ongebruikelijk grote diepte van 110 km voor en had de

kracht van 7,2 op de schaal van Richter. Daarmee was de beving de zwaarste in Europa sinds

1940, toen zich eveneens in Roemenië een beving voordeed met de kracht van 7,4.

Op 6 maart werd officieel meegedeeld, dat in Boekarest 746 doden geborgen waren, maar dit

was slechts een voorlopig cijfer. Westerse diplomaten schatten, dat alleen in Boekarest het

dodencijfer drie- tot vierduizend kon bedragen.

Verder werd gezegd, dat in de Roemeense hoofdstad 80 000 mensen dakloos waren en dat

2 900 wooneenheden waren verwoest. Volgens westerse waarnemers waren daarnaast

20 000 wooneenheden zo zwaar beschadigd, dat zij niet meer bewoond konden worden. De

daklozen waren voorlopig ondergebracht in studentenhuizen, scholen, onvolledig gebouwde

flats en stadions. In ziekenhuizen in de hoofdstad werd gezegd, dat zeker de helft van de meer

dan 3 000 gewonden, die waren opgenomen, er zeer ernstig aan toe was. Zware schade was

aangericht in het oude centrum van Boekarest, waar diverse hoge gebouwen waren ingestort.

Volgens waarnemers was het reddingswerk snel op gang gekomen. Het werk ging dag en

nacht door en verliep zeer gedisciplineerd. Het reddingswerk stond onder supervisie van pre-

sident en partijleider Ceausescu, die in de avond van 4 maart een rondreis door Afrika afge-

broken had en naar Roemenië was teruggekeerd. Hij bezocht tal van getroffen wijken in Boe-

karest. De regering en de leidende organen van de partij waren in vrijwel continue zitting bij-

eengekomen.

Bij het reddingswerk werd gebruik gemaakt van honden, die naar overlevenden zochten. Alle

beschikbare vrachtwagens waren bij het ruimen van puin ingeschakeld en taxi's dienden als

ambulances. Geborgen huisraad werd op de trottoirs opgestapeld, waarna de bewoners het

mochten afhalen. Sommige straten waren wegens het gevaar van instortende gebouwen afge-

sloten.

Terwijl het Roemeense Rode Kruis op 5 maart had laten weten, dat het de eerste dagen vol-

doende had aan eigen voorraden voor noodsituaties, verzochten de Roemeense autoriteiten op

6 maart officieel om hulp uit het buitenland. Het verzoek werd door het Roemeense ministerie

van buitenlandse zaken ingediend bij een vertegenwoordiger van de Verenigde Naties in

Roemenië. De Roemeense regering vroeg ook de Verenigde Staten officieel om hulp. Roeme-

nië verzocht antibiotica, medicijnen en ziekenhuisuitrusting, om apparatuur om de stevigheid

van gebouwen vast te stellen, om ambulances en om melkpoeder te sturen.

223

De Verenigde Staten stelde via zijn ambassade 25 000 dollar voor directe hulp beschikbaar.

De Amerikaanse regering verklaarde zich bereid hulpgoederen per vliegtuig naar Roemenië te

zenden.

Het Centrale Comité van de Communistische Partij van de Sovjet-Unie betuigde in een tele-

gram de Roemeense leiders oprecht medeleven met de verwanten van de slachtoffers. Over

hulp werd in dit telegram niet gesproken.

Ook de Chinese partijvoorzitter Hoea Koeo-feng stuurde een condoleanceboodschap naar

Roemenië. Daarin werd gezegd dat het Roemeense volk, gehard door vroegere rampen, zeker

de moeilijkheden te boven zou komen.

7.16.2 Analyse

De Standaard

De koppen in De Standaard schetsen de angst en de chaos van de ramp. Men gebruikt woor-

den als „verschrikking, angst, doden, daklozen, ruïnes, hel…‟ Één kop zal de lezer doen ver-

moeden dat het meer dan enkel de ramp op zich gaat. Het opinieartikel van 8 maart kopt na-

melijk: “Schokken met neveneffect”. De journalist stelt in dit stuk dat de banden met Moskou

meer aangehaald zullen worden ten gevolge van de materiële schade die Roemenië leed. Maar

daarover hieronder meer.

Ook de foto‟s die worden gepubliceerd wijzen op de pijnlijke situatie. Er zijn foto‟s van inge-

storte appartementsgebouwen, van lijken die van onder het puin werden gehaald en andere

schrijnende beelden van Boekarest.

De artikels van 7 maart focussen voornamelijk op de omvang van de aardbeving en gevolgen

ervan. Enerzijds legt men de nadruk op de grote schade die er is geleden in de hoofdstad Boe-

karest en in omgeving, anderzijds beklemtoont men dat de hulpdiensten snel optraden. De re-

acties van de Roemenen bleken redelijk kalm te zijn, er werd geen paniek veroorzaakt. De

houding van sommige toeristen bleek minder moedig. “Sommigen hadden meer belangstel-

ling voor de veiligheid van hun ski‟s dan voor het lot van de Roemenen.” Het artikel verder in

de krant focust hier verder op. Op die manier krijgt de lezer een beeld van de Roemenen die

kalm en doordacht reageren en de buitenlanders die panikeren en enkel aan zichzelf denken.

“Reizigers die uit Roemenië in Athene terugkeerden, voelden zich „alsof ze waren ontsnapt uit

de hel‟. Een Londense antiquair die landde op de luchthaven van de Britse hoofdstad vertelde

hoe iedereen in paniek en totaal verdwaasd rondrende tijdens en na de beving.” Deze zinsne-

den staan in contrast met het verslag van de reacties van de Roemenen. “Een Belgische oog-

224

getuige sprak met de meeste lof over het snelle optreden van de hulpdiensten. Brandweer en

Rode Kruis gingen vrijwel onmiddellijk aan het werk. …Op koele en beheerste toon werd over

de radio gezegd dat iedereen zich zaterdagmorgen naar zijn werk moest begeven.” Ook in het

artikel van 9 maart komt dit opnieuw aan bod. “De autoriteiten leveren flinke inspanningen

om het leven opnieuw zijn normale gang te doen gaan. De traditionele namiddagonderbre-

king van drie uren is voorlopig opgeschort en de zaken blijven open.”

In de artikels van 7 maart schatte men het dodenaantal nog relatief laag in, hoewel men zich

bewust was van deze vertekening. “Al de ramingen schijnen nogal aan de lage kant te lig-

gen.”(7/3) Op 8 maart is men veel minder optimistisch. “Men denkt dat het dodental wel eens

de 2 000 zou kunnen overtreffen.” In de opeenvolgende artikels wordt steeds concreter hoe-

veel doden en gewonden er juist waren gevallen. Op 9 maart spreekt men over 1 050 doden.

Op 11 maart zijn het 1 357 doden, 10 396 gewonden, waarvan 2 236 in het ziekenhuis.

De nadruk die men op 7 maart vooral legde op de hoofdstad Boekarest, verschuift nu meer

naar de Roemeense provincies. Men blijft wel vraagtekens plaatsen bij het vernoemde aantal

doden. Men beklemtoont nogmaals dat de situatie snel en kordaat werd opgevolgd. “De haast

is al een paar keer lonend geweest: uit de ruïne van een ineengestort appartementsgebouw

van zeven verdiepingen werden levend een zevenjarig jongetje en zijn grootvader gehaald.”

Ook hier wordt het relaas van een Belgische ooggetuige verteld. In het artikel van 9 maart

verlegt men de focus naar kunstenaars en andere prominente figuren, hoewel men het leed van

de gewone burgers niet uit de weg gaat.

Een ander belangrijk aspect van de aardbeving is de schade aan de gebouwen. Zowel op

7 maart als op 8 maart doet men het relaas van bepaalde gebouwen die stand hielden tussen de

vele andere gebouwen die als kaartenhuisjes in elkaar zakten. “Het post- en telegraafkantoor

werd vernield en de muren van het voormalig koninklijk paleis barstten maar het hoofdkwar-

tier van de communistische partij bleef ongedeerd rechtop.”(7/3) “Bijzonder bevreemdend is

dat sommige gebouwen totaal instortten terwijl gebouwen vlak ernaast helemaal overeind

bleven. Het Intercontinental Hotel vertoont inwendige barsten maar torent met zijn 32 ver-

diepingen nog schijnbaar onaangetast boven de ruïnes in de omgeving.” Een verklaring

tracht de journalist hiervoor niet te zoeken. Een mogelijke verklaring voor selectieve instorten

van gebouwen is echter simpel. Sommige gebouwen waren gewoon beter geconstrueerd dan

anderen. Opvallend is dat appartementsgebouwen waar gewone burgers in woonden makke-

lijk waren ingestort. Een belangrijk hotel voor buitenlandse zakenlui en het partijgebouw ble-

ven wel rechtop. We kunnen met andere woorden besluiten dat de huisvesting van de Roe-

meense bevolking te wensen overliet, terwijl buitenlanders en de partij wel een veilig onder-

225

komen hadden. Dit roept toch ernstige vragen op, maar hieraan wordt volledig voorbijgegaan.

Men was zich in het Westen in die periode echter wel al bewust van het dictatoriale binnen-

landse beleid van Ceausescu, die zijn bevolking niet spaarde. Dit zagen we immers in vroege-

re artikels.

De berichten van 7 maart gaan hoofdzakelijk over het Roemeense volk en niet over de reac-

ties van de Roemeense leiders. Er wordt enkel vermeld dat Ceausescu vroegtijdig terugkeerde

van Afrika. Vlak na de aardbeving werden er dus geen enkele punten van kritiek op de Roe-

meense leiding geuit. In het artikel van 11 maart gebeurt dit wel. “Over de krant „Scinteia‟

hebben de Roemenen heel wat kritiek. „We dachten dat onze krant eindelijk wat nieuws zou

brengen maar we zien er niets anders in verschijnen dan berichten over de verplaatsingen

van president Ceausescu, met foto‟s van hem in sportkledij en pet op de rampplaatsen‟.” De

persoon van Ceausescu was voor het blad met andere woorden belangrijker dan de bekomme-

ringen van het volk na het geleden verlies. De kritiek wordt zelfs nog scherper. “Het ergste

voor ons is dat we de volgende vijf jaar iedere zaterdag zullen mogen werken en wellicht ook

de zondag, met de aardbeving als excuus, zei een bediende.” De gevolgen van de aardbeving

zouden dus verder reiken zijn dan enkel de materiële schade. Hier stelt men heel duidelijk dat

Ceausescu zijn volk uitbuitte.

Tenslotte is er nog het opinieartikel in de krant van 8 maart. Hier gaat de journalist meer in op

de politieke gevolgen van de aardbeving. De aardbeving betekent namelijk een teloorgang van

de economische inspanningen die men de laatste jaren in het land had geleverd. Door deze

ramp zou Roemenië via de Comecon moeten rekenen op de steun van de andere socialistische

landen. Zo zouden de banden met Moskou opnieuw worden aangehaald. Behalve de verhou-

ding met Moskou kwam ook de binnenlandse politiek kort ter sprake. “De hervonden vriend-

schap belet de Roemenen niet hun autonomie om de haverklap te bevestigen. De personencul-

tus rond „conducator‟ Ceausescu en de verheerlijking van prins Dracula maken deel uit van

een patriottische campagne.” Al haalt men deze gekende binnenlandse politiek aan, er wordt

niet verder nagedacht over de mogelijke nadelige gevolgen voor de Roemeense burgers. De

gevolgen van de buitenlandse politiek lijken interessanter. De lezer kan zich wel vragen stel-

len over de verheerlijking van prins Dracula. Voor een westerling lijkt deze verering eerder

luguber. Dit vampierenimago is Roemenië nooit ten goede gekomen. Zeker aan het einde van

het regime van Ceausescu wordt er regelmatig verwezen naar Vlad de Spietser en Dracula.

Hier hoort toch een woordje uitleg bij. De figuur van Dracula zoals wij die kennen werd ge-

creëerd door Bram Stoker in 1897. Stoker baseerde dit fictief personage deels op de histori-

sche figuur van Vlad III, ook wel Vlad de Spietser genoemd. Deze werd in 1431 in Walachije

226

geboren als zoon van een ridder van de Orde van de Draak. In het Roemeens is draak „dra-

cul‟. De vader van Vlad III had als bijnaam „dracul‟, hijzelf kreeg als bijnaam „dracula‟, wat

„zoon van de draak‟ betekent. De voornaamste vijanden van de Orde van de Draak waren de

Turken van het Ottomaanse Rijk. Walachije was een vazalstaat van dit Rijk. Vlad III voerde

echter een zelfstandige politiek ten opzichte van het Ottomaanse Rijk. In zijn strijd tegen de

Turken ging Vlad Dracula geen gruwelijkheden uit de weg. Volgens de overlevering had hij

de meest gruwelijke wijzen om zijn tegenstanders te doden. Één daarvan was het „spietsen‟.

Een aangespietste houten staak werd bij het slachtoffer tussen de benen in de anus gestoken.

Vaak werden twee paarden aan de benen van het slachtoffer vastgebonden die het slachtoffer

over de paal heen trokken. Er waren ook heel wat gevallen waarbij de staak er via een andere

weg in werd gestoken. Soms werd de staak via de mond ingebracht, zodat het slachtoffer on-

dersteboven kwam te hangen. De staak mocht niet te scherp zijn, want dan zou het slachtoffer

te snel sterven. De kunst was om de staak zo diep in te brengen, dat het slachtoffer niet

meteen stierf, maar ook niet van de staak afviel als hij rechtop werd gezet. Als het slachtoffer

zo in de lucht hing, werd hij of zij door zijn eigen lichaamsgewicht, langzaam naar beneden

getrokken, waarbij de punt van de staak langzaam door de ingewanden heen ging. De dood

van de slachtoffers was heel pijnlijk en kon soms enkele dagen duren. Voor de meeste Roe-

menen is Vlad Dracula ondanks zijn wreedheid een nationale held die de Turken wist tegen te

houden. In Roemenië wordt hij zelfs gezien als een heerser met een groot gevoel voor recht-

vaardigheid. Hij wordt geëerd omwille van zijn moed en doorzettingsvermogen. Bram Stoker

gebruikte zijn roman „Dracula‟ de bijnaam van Vlad. Het verhaal speelde zich echter af in

Transsylvanië – dus niet in Walachije. Op de verhalen over de wreedheden van „de Spietser‟

is het boek evenwel niet gebaseerd. De ware inspiratiebron van Stoker was een ouder vampie-

renverhaal. Latere schrijvers en regisseurs legden de link wel, en betrokken de geschiedenis

van Vlad bij de vampierverhalen. De Dracula‟s in films kregen zelfs zijn uiterlijk. Het uitein-

delijke resultaat was dat de Roemenen, toen het IJzeren Gordijn viel, tot hun verbazing ont-

dekten dat hun nationale held door het Westen als een vampier werd gezien. Al lijkt deze ver-

heerlijking van prins Dracula eerder angstaanjagend, dit is absoluut niet hoe de Roemenen het

zelf zien. De negativiteit die hiermee gepaard gaat, is onze eigen westerse ingeving.

227

Vooruit

De koppen in de Vooruit wijzen op de angst en de chaos van de aardbeving. De kop van

7 maart spreekt reeds over duizenden doden. Ook de andere artikels plaatsen de pijnlijke toe-

stand in de kop, bijvoorbeeld “Roemenen in de rij voor dode familieleden”. Net als in De

Standaard worden de artikels geïllustreerd aan de hand van foto‟s van ingestorte gebouwen en

dode lichamen.

De artikels van de Vooruit focussen grotendeels op het leed van de Roemeense bevolking.

Enkel op 9 maart komt Ceausescu aan het woord. In het laatste artikel wordt gefocust op het

verhaal van een individu.

Inhoudelijk haalt men in het artikel van 7 maart dezelfde aspecten aan als in De Standaard.

Ook het ooggetuigenverslag van de Belg komt aan bod, waarin wordt verteld over de snelle

reactie van de hulpdiensten en de klachten van de toeristen. Ook de kalmte van de Roemenen

wordt benadrukt. Maar men voegt ook nog andere informatie toe: dat deze schok de op één na

krachtigste schok van de eeuw was, dat er in Bulgarije 165 gewonden werden geteld en dat

ook Italië, Moldavië, Joegoslavië en de Sovjet-Unie, Turkije en Griekenland werden getrof-

fen. Verder komt de lezer ook te weten dat er reeds hulpacties op gang kwamen, ook in Bel-

gië.

Anders dan in De Standaard wordt in Vooruit het dodental niet onderschat, maar eerder zwaar

overschat. “Verwacht wordt dat het totaal aantal dodelijke slachtoffers zal oplopen tot 3 à

4 000.” Men maakt hierbij niet duidelijk dat dit om een erg ruwe schatting maakt. Dit cijfer-

materiaal klinkt erg dramatisch. Uiteindelijk zal men in het artikel van 11 maart tot ongeveer

dezelfde cijfers komen, al zijn de cijfers van Vooruit nog steeds hoger: 1 387 doden (tegen-

over 1 357 doden in De Standaard, maar dit kan ook wijzen op een foutieve lezing van de cij-

fers, namelijk de 5 en de 8 die heel vergelijkbaar zijn), 10 400 gewonden, waarvan 2 280 in

het hospitaal. In het algemeen is er duidelijk meer – meer dan in De Standaard – aandacht

voor de toestand Bulgarije. Zowel in het artikel van 7 maart, als in de latere artikels tracht

men schattingen te maken van het dodental. In het artikel van 9 maart spreekt men van 67 do-

den.

Ook het artikel van 8 maart komt inhoudelijk overeen met dat in De Standaard. In de kop legt

men hier eerder de nadruk op de overlevenden die van onder het puin worden gehaald. Men

vermeld toch ook de tachtigduizend daklozen in Boekarest. Ook in dit artikel geeft men nog

extra informatie. De Roemeense regering trok meer dan zeven miljard dollar uit voor hulp en

228

de wederopbouw van woningen. Ook uit het buitenland stroomde de hulp toe. Net als in het

vorige artikel stelt men dat het dodental tot 4 000 zal oplopen.

Net als in De Standaard maakt men op 9 maart melding van de dood van enkele prominente

Roemenen. In tegenstelling tot in De Standaard plaatst men dit niet centraal. Men vermeldt

hierbij echter ook dat er geen politieke figuren gestorven zijn.

Ook van de verwoesting van het economisch apparaat maakt men melding, zij het minder uit-

voerig als in De Standaard. Het gaat om 195 ondernemingen die werden getroffen, samen met

de landbouwsector, waar veel vee stierf.

“De president is van oordeel dat onder de bevolking die naar haar woningen terugkeert no-

deloos onrust wordt gezaaid door „onbevoegden‟ die elk gebouw zonder meer onveilig verkla-

ren, waardoor de chaos nog groter wordt.” Op deze uitspraken van Ceausescu wordt niet

verder ingegaan. Toch zou men van oordeel kunnen zijn dat men in deze situatie niet voor-

zichtig genoeg kan zijn en dat Ceausescu het niet zo nauw neemt met de veiligheid van zijn

volk. Anderzijds zou men deze uitspraak ook positief kunnen beoordelen door te stellen dat

Ceausescu zijn volk wil aanmanen tot kalmte.

In de Vooruit handelt er een artikel over een mogelijke nieuwe beving. Deze werd voorspeld

door Amerikaanse deskundigen. In dit artikel maakt men melding van een aardschok in Ser-

vië.

In het laatste artikel komen uitspraken van Ceausescu aan bod. De journalist becommentari-

eert deze echter niet. “Het lopende vijfjarenplan moet volgens de president niet gewijzigd

worden. Alleen zal de invoering van de 42-urige in plaats van de 48-urige werkweek met een

jaar worden uitgesteld.” Wat dit vijfjarenplan concreet inhoudt, wordt niet vermeld. De lezer

zal echter wel begrijpen dat de eisen van de Roemeense president niet menselijk zijn. De

schrijver van het artikel stelt zich hier blijkbaar geen verdere vragen bij.

7.16.3 Conclusie

In beide kranten wordt voornamelijk het menselijke aspect van de aardbeving benadrukt. Men

heeft het over de vernielingen, de angst en de ernstige gevolgen van de situatie. De koppen

worden in dat verband nog extra kracht bijgezet met fotomateriaal. Ook het feit dat de Roe-

meense hulpdiensten snel in actie kwamen wordt positief in de verf gezet in de twee kanten.

In beide kranten poneert men dat de Roemenen kalm en verantwoord reageerden. In De Stan-

daard schetst men nog scherper de tegenstelling tussen de serene reactie van de Roemeense

burgers en de hysterie die er onder de toeristen heerste. Op die manier worden de Roemenen

229

afgeschilderd als moedige mensen, die hun leed waardig dragen. Over de Roemeense leiding

wordt aanvankelijk weinig of niets gezegd. Enkel de laatste artikels wordt een licht geworpen

op de uitspraken van de Roemeense president. In de Vooruit wordt er louter zakelijk verslag

gedaan over deze uitspraken. In De Standaard is men veel kritischer. Men vertelt over hoe de

krant „Scinteia‟ de daden van de president sterk in de kijker zet, terwijl men geen aandacht

schenkt aan de noden van de bevolking. Er worden zelfs regelrechte beschuldigingen aan het

adres van Ceausescu gepubliceerd. “Het ergste voor ons is dat we de volgende vijf jaar iedere

zaterdag zullen mogen werken en wellicht ook de zondag, met de aardbeving als excuus, zei

een bediende.”

Op andere momenten is men in De Standaard minder opmerkzaam. In verband met de instor-

ting van sommige gebouwen wordt namelijk niet opgemerkt dat het voornamelijk om wonin-

gen van Roemeense burgers gaat. Hotel Intercontinental, waar vele buitenlandse zakenlui re-

sideerden en het hoofdkwartier van de partij bleven daarentegen ongeschonden. Hierbij stelt

men zich geen verdere vragen.

De berichtgeving over het dodental is in beide kranten erg verschillend. Terwijl men in De

Standaard voorzichtiger met de cijfergegevens omspringt, wordt het aantal doden in de Voor-

uit veel te hoog ingeschat. Uiteindelijk zal men ongeveer op hetzelfde aantal uitkomen.

Inhoudelijk zijn de artikels in de twee kranten erg vergelijkbaar. De Vooruit belicht echter

veel meer aspecten van de aardbeving. Ook andere landen ondervonden schade. Ook de sterk-

te van de aardbeving en men gaat uitgebreider in op de hulpacties van verschillende landen.

De verslagen in de Vooruit zijn veel neutraler. Men is minder kritisch en bekijkt meer de di-

recte gevolgen van de aardbeving, namelijk de vernielingen en de sterfgevallen. De Standaard

heeft daarentegen een veel kritischer aanpak. Men heeft ook meer oog voor de gevolgen op

lange termijn, zowel op economisch en politiek als om menselijk vlak.

“Boekarest verschrikking na zware aardbeving.”

De Standaard, 7 maart

Plaats in de krant: pagina 1

Feitelijk nieuws

Artikel met foto

Bron: DPA/UPI/AFP/Reuter

Oppervlakte: zeer groot

230

“Paniek na aardbeving grootst bij vreemdelingen. Bioscoop, restaurants, hotels zijn ruïnes,

Boekarest „een hel‟.”

De Standaard, 7 maart

Plaats in de krant: pagina 7

Feitelijk nieuws

Bron: UPI/AFP/Reuter

Oppervlakte: groot

“Roemenië telt doden.”

De Standaard, 8 maart

Plaats in de krant: pagina 1

Feitelijk nieuws

Middelmatige foto met onderschrift op voorpagina

Bron: UPI

“Schokken met neveneffect.” (Uitkijk)

De Standaard, 8 maart

Plaats in de krant: pagina 4

Opinieartikel

Bron: UPI

Oppervlakte: groot

“Ruim tachtigduizend daklozen in Boekarest. Ook duizend doden in Roemeense stad Craio-

va?”

De Standaard, 8 maart

Plaats in de krant: pagina 7

Feitelijk nieuws

Artikel met foto

Bron: DPA/Reuter/NYT/UPI

Oppervlakte: zeer groot

“Roemeens kunstenaars gedood.”

De Standaard, 9 maart

Plaats in de krant: pagina 9

Feitelijk nieuws

231

Bron: AFP/UPI//Reuter/NYT

Oppervlakte: klein

“Ceausescu heft noodtoestand op.”

De Standaard, 11 maart

Plaats in de krant: pagina 8

Feitelijk nieuws

Bron: DPA/UPI/NYT

Oppervlakte: klein

“Ergste aardbeving in Europa sinds 1940: duizenden doden.”

Vooruit, 7 maart

Plaats in de krant: pagina 1

Feitelijk nieuws

Artikel met foto

Bron: „van de persbureaus‟

Oppervlakte: groot

“Roemenen halen nog overlevenden uit tonnen puin.”

Vooruit, 8 maart

Plaats in de krant: pagina 1

Feitelijk nieuws

Artikel met grote foto

Bron: „van de persagentschappen‟

Oppervlakte: middelmatig

“Roemeens president valt uit tegen de redders: „Ze maken de chaos nog groter‟.”

Vooruit, 9 maart

Plaats in de krant: pagina 5

Feitelijk nieuws

Bron: „van de persagentschappen‟

Oppervlakte: klein

“Roemenen in de rij voor dode familieleden.”

Vooruit, 10 maart

Plaats in de krant: pagina 1

232

Feitelijk nieuws

Grote foto met klein onderschrift op voorpagina

Bron: UPI

“Jonge Roemeense lag vijf dagen onder puin.”

Vooruit, 11 maart

Plaats in de krant: pagina 3

Feitelijk nieuws

Bron: DPA

Oppervlakte: middelmatig

7.17 December 1985: bezoek Shultz

7.17.1 Historische achtergrond

De Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken maakte in december 1985 een reis door-

heen Europa, waarbij hij Groot-Brittannië, België en West-Duitsland bezocht. Daarna deed hij

ook nog drie Oost-Europese landen aan, namelijk Roemenië, Hongarije en Joegoslavië.

Op 8 juli 1987 werd er door de mensenrechtenorganisatie Amnesty International een 27 pagi-

na‟s tellend rapport gepubliceerd waarin Roemenië werd beschuldigd van voortdurende ern-

stige schendingen van de mensenrechten. Volgens Amnesty International schonden de autori-

teiten vooral het recht op vrije meningsuiting, het recht het land te verlaten, het recht op een

eerlijk proces en het recht gevrijwaard te blijven van foltering of een andere wrede, onmense-

lijke of vernederende behandeling. Mensen werden volgens het rapport vaak tijdens een voor-

arrest al zwaar mishandeld.

7.17.2 Analyse

Het artikel van 16 december lijkt volgens de titel volledig over Roemenië te gaan. (“Shultz

over mensenrechten met Ceausescu. Op bezoek in Boekarest.”) Uit de kop zal de lezer reeds

kunnen veronderstellen dat Shultz de Roemeense leider het vuur aan de schenen zal gelegd

hebben in verband met de schendingen van de mensenrechten in zijn land.

In het artikel zelf wordt dit thema slechts heel kort meer aangehaald. De journalist maakt een

voorlopig verslag van de reis van de Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken. Shultz

233

besprak in de Roemeense hoofdstad de mensenrechten, die volgens Washington voor verbete-

ring vatbaar waren. Aan dit gesprek wordt het feit gekoppeld dat Roemenië de status van

„meest begunstigde handelsnatie van de Verenigde Staten‟ had. Blijkbaar stond deze status

voor Roemenië op het spel. Dit wou de Verenigde Staten als drukkingmiddel gebruiken om

Roemenië de mensenrechten te doen respecteren. Deze status had het land gekregen vanwege

zijn open buitenlandse politiek. Op binnenlands vlak verliep het in Roemenië echter helemaal

anders. “Volgens steeds talrijker wordende berichten worden de mensenrechten in het land

geschonden.” Men gaat niet concreet in op hoe de mensenrechten worden geschonden. Wel

maakt de journalist duidelijk dat het voornamelijk de schendingen van de religieuze rechten

zijn die leden van het Amerikaans Congres ertoe aanzetten voorstellen in te dienen Roemenië

de status van meest begunstigde handelsnatie te ontnemen.

In het artikel van 18 december staat de gezondheid van Ceausescu centraal. “Nicolae Ceau-

sescu ziet er de jongste tijd niet al te best uit en aanwijzingen dat de officiële foto‟s worden

bijgewerkt, versterken de speculaties dat de Roemeense president-partijleider ernstig ziek is,

zo menen westerse diplomaten in Boekarest. …Ceausescu wil momenteel de weg effenen om

door iemand van zijn familie te kunnen worden opgevolgd.” De Roemeense leider bedroog

zijn volk op verschillende manieren, enerzijds door foto‟s te manipuleren en anderzijds door

de eigen familie in het zadel te helpen. In het artikel wordt over geruchten gesproken die zei-

den dat Ceausescu een behandeling met acupunctuur kreeg en reeds een operatie onderging.

“Het is in het gesloten Roemenië moeilijk te weten te komen wat er echt aan de hand is.” On-

danks het feit dat er geen officiële berichten waren, wordt er toch veel belangstelling aan de

geruchten over de zwakke gezondheid van Ceausescu gehecht. Ceausescu zou zijn opvolging

voorbereiden ten gunste van zijn zoon Nicu. Ook dit waren slechts geruchten. Deze verhalen

echter geloofwaardiger omdat men er op wijst dat reeds verschillende familieleden, waaron-

der zijn vrouw Elena zeer hoge functies bekleedden.

Het laatste artikel in deze reeks gaat over Ceausescu‟s pleidooi voor een nauwere samenwer-

king van het Warschaupact. Al is de kop redelijk neutraal, sommige lezers zullen snel de

breuk met de oorspronkelijke houding van Ceausescu tegenover het Warschaupact opmerken.

Deze breuk met het verleden wordt door de journalist duidelijker gesteld in het begin van het

artikel. “Ceausescu baarde opzien met een verklaring dat Roemenië militair nauwer wil sa-

menwerken …” De verklaring van de Roemeense leider kwam als een verrassing, omdat deze

niet in de lijn lag van zijn vroegere positie. “Tot nog toe stelde Roemenië zich altijd erg zelf-

standig op in de schoot van het Warschaupact waarvan het wel lid bleef.” “Olteanu werd

maandag na zijn terugkeer uit Moskou uit zijn functie van minister van Defensie ontheven en

234

werd opgevolgd door de stafchef van het leger, Vasile Milea die tot dan toe onderminister

was.” De reden voor dit ontslag wordt niet gegeven. Wel zegt men dat het bezoek van gene-

raal Olteanu aan Moskou onverwacht was. Waarschijnlijk heeft zijn ontslag te maken met dit

bezoek. Handelde Olteanu te onafhankelijk? Kwam hij te veel in het vaarwater van Ceauses-

cu? Hoewel de kritiek op het regime in Roemenië steeds groter wordt, gaat men erg weinig in

op de concrete pijnpunten van Ceausesu‟s beleid. Verder gaat men in op de onafhankelijke

koers van Roemenië, zowel op militair, diplomatiek als economisch vlak. De buitenlandse po-

litiek staat dus centraal in het artikel. Slechts éénmaal komt de autocratische manier van rege-

ren aan bod.

7.17.3 Conclusie

De schendingen van de mensenrechten in Roemenië is blijkbaar een belangrijk onderwerp

geworden. Het wordt namelijk centraal gesteld in de kop van 16 december. Desondanks gaat

men niet verder in op deze problematiek. Concrete voorbeelden worden in het artikel over het

bezoek van de Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken niet gegeven.

Als men dan toch ingaat op heikele kwesties, zijn deze vaak gebaseerd op geruchten. Ceau-

sescu wordt voorgesteld als een zieke bedrieger, maar echte bewijzen over zijn zwakke ge-

zondheid of over het bedrog zijn er niet. “Het is in het gesloten Roemenië moeilijk te weten te

komen wat er echt aan de hand is.” Door dit gebrek aan informatie begeeft men zich als ver-

slaggever al snel op glad ijs. Al geeft men steeds aan dat het om geruchten gaat, stereotiepe

beeldvorming wordt door dit tekort aan informatie in de hand gewerkt.

Tenslotte blijft het land in het nieuws komen vanwege zijn specifieke buitenlandse politiek.

“Shultz over mensenrechten met Ceausescu. Op bezoek in Boekarest.”

De Standaard, 16 december

Plaats in de krant: pagina 1

Feitelijk nieuws

Artikel met grote foto

Bron: UPI/Reuter/AFP

Oppervlakte: middelmatig

“Ceausescu toont tekenen van ziekte.”

De Standaard, 18 december

Plaats in de krant: pagina 4

235

Feitelijk nieuws

Artikel met foto

Bron: NYT

Oppervlakte: klein

“Ceausescu pleit voor nauwer samenwerking met Warschaupact.”

De Standaard, 20 december

Plaats in de krant: pagina 5

Feitelijk nieuws

Bron: Reuter

Oppervlakte: groot

7.18 Mei 1987: Gorbatsjov in Roemenië

7.18.1 Historische achtergrond

Sovjetleider Michail Gorbatsjov arriveerde op 25 mei 1987 in Roemenië voor een driedaags

bezoek aan dit land. In een tafelrede op de eerste avond van zijn verblijf oefende Gorbatsjov

voorzichtige kritiek uit op de samenwerking tussen Roemenië en de Sovjet-Unie, die hij op

sommige onderdelen „zwak ontwikkeld‟ noemde. Ook merkte hij op dat „kwaliteitscriteria een

steeds grotere rol gingen spelen‟ in de economische productie, hetgeen volgens waarnemers

een duidelijke toespeling was op de slechte kwaliteit van de Roemeense exportproducten.

Ceausescu beperkte zich in zijn antwoord ertoe te wijzen op de diepgaande veranderingen die

de Roemeense maatschappij in de voorafgaande 40 jaar had ondergaan. Hij zei dat Roemenië

de reorganisatie van de Sovjetmaatschappij met belangstelling volgde en wenste Gorbatsjov

steeds grotere successen op die weg.

Op 26 mei hield Gorbatsjov in het congrespaleis in Boekarest een rede tot enkele duizenden

partijleden, waarbij hij stelde dat democratisering van de maatschappij de enige weg was om

de noodzakelijke hervormingen door te voeren. Deze hervormingen moesten diepgaand en ra-

dicaal zijn en verder gaan dan louter cosmetische veranderingen. “Het is ons doel de mensen

bekend te maken met de democratie en voorwaarden te scheppen die ieder individu de kans

geven zijn creatieve vermogens zo goed mogelijk te ontplooien. De mens moet zich niet slechts

een radertje in de staatsmachine voelen”, aldus de Sovjetleider in zijn rechtstreeks door de

Roemeense radio en televisie uitgezonden toespraak.

236

Hij zei verder dat „open en brede informatie een essentieel deel van democratisering‟ was.

Ook zei hij te weten dat Roemenië een aantal ernstige problemen moest zien op te lossen en

dat er moeilijkheden bestonden, die hun weerslag hadden op het dagelijkse leven van allen.

Maar de Sovjet-Unie was volgens hem van oordeel dat het Roemeense volk er in zou slagen

de problemen op te lossen.

Ceausescu prees in zijn rede de prestaties van zijn land op economisch en sociaal gebied. Hij

legde veel nadruk op de noodzaak van „het respecteren van het recht van elk land te beslissen

over zijn eigen ontwikkelingsmodellen, uitgaande van zijn eigen specifieke omstandigheden‟.

Ten aanzien van de kwestie van ontwapening waren beide leiders het eens. Gorbatsjov sprak

zich uit voor het door Roemenië en Bulgarije ingediende voorstel van de Balkan een kernwa-

penvrije zone te maken.

Zes westerse journalisten, die naar Boekarest waren gereisd om het bezoek van Gorbatsjov te

verslaan, kwamen niet verder dan de luchthaven. Hun komst naar Roemenië werd ongewenst

genoemd en zij werden gelijk teruggestuurd.

7.18.2 Analyse

In verband met dit bezoek verschenen er slechts twee artikels in De Standaard. De koppen van

de twee artikels klinken reeds pessimistisch. Ze geven weer dat de relatie tussen de Sovjet-

Unie en Roemenië erg vertroebeld is.

Het artikel van 25 mei schetst de situatie in Roemenië en de positie van het land tegenover de

Sovjet-Unie. “Roemenië wijkt in zijn beleid weinig af van de politieke en economische model-

len zoals die in de jaren ‟50 overal in Oost-Europa in zwang waren.” Hier wordt een erg ach-

terlijk en ouderwets beeld gegeven van Roemenië. Verder wordt Ceausescu afgeschilderd als

hardvochtig leider: “Hij wierp zich zelfs op als hoeder van de ideologische zuiverheid.” Hij

wijst elke vorm van kapitalisme radicaal van de hand. De journalist duidt ook op de economi-

sche problemen van het land, waarvan vooral de Roemeense burgers het slachtoffer zijn.

Enerzijds somt de journalist tal van redenen op voor de slechte relatie met de Sovjet-Unie,

terwijl er anderzijds ook wordt gewezen op de verbeterde economische betrekkingen met de

Sovjet-Unie. Hierdoor kreeg het Kremlin een drukkingsmiddel, dat zijn effect op de Roe-

meense leider niet leek te missen. “Vorige week liet hij (Ceausescu) zich tijdens een bezoek

aan Praag zelfs positief uit over „een politiek van maatschappelijke hervormingen.‟” De ster-

ke leider lijkt tegenover buitenlandse krachten steeds zwakker te staan. Tenslotte spreekt de

journalist over het breder wordende verzet in eigen land.

237

In het artikel van 26 mei worden de tegenstellingen nog scherper gesteld. Men vergelijkt de

verwelkoming van Gorbatsjov in Roemenië met die in Tsjechoslowakije, waar het minder

formeel aan toe ging. Er was dus geen blijk van vriendschappelijkheid te bespeuren tussen de

twee leiders. Gorbatsjov ging – anders dan bij bezoeken aan andere landen – de Roemeense

omstaanders niet de hand schudden. Ook omgekeerd maakt de journalist duidelijk dat Ceau-

sescu de grootste tegenstander is van Gorbatsjov binnen Oost-Europa. De persoonlijkheids-

cultus rond de Ceausescu‟s wordt in contrast geplaatst met Gorbatsjovs politiek van vernieu-

wing en openheid. De twee leiders lijken zo nog sterker elkaars tegenpolen te zijn dan in wer-

kelijkheid was. Het economische beleid van Ceausescu stuit Gorbatsjov eveneens tegen de

borst. Hierbij laat de journalist niet onvermeld dat de Roemeense bevolking één van de laag-

ste levensstandaarden van Europa heeft. Er wordt een bijzonder somber beeld geschetst van

het land, dat vroeger nog werd geloofd om zijn snelle afbetaling van zijn schulden. De nadruk

ligt hier veel meer op de gevolgen voor het Roemeense binnenland van deze afbetalingspoli-

tiek. Ook in dit artikel zet men de hardleersheid van Ceausescu in de verf: “Hij liet in een re-

cente toespraak nog horen dat hij er niet aan denkt een liberaliserend beleid in te voeren, of

te experimenteren met beperkte vormen van particulier initiatief.”

7.18.3 Conclusie

Het beeld dat van Roemenië wordt geschetst staat heel sterk in contrast met het vroegere oor-

deel over het land. Toen men vroeger vooral focuste op het buitenlandse beleid van Ceauses-

cu, kreeg het land een progressief aura aangemeten. Nu men de focus meer op de binnenland-

se politiek legt, lijkt het vooruitstrevend laagje weggevaagd en komt er een achterhaalde poli-

tiek tevoorschijn. Het buitenlandse beleid komt nog steeds aan bod, maar de binnenlandse

chaos komt steeds meer op de eerste plaats.

Zeer sterk wordt ook de nadruk gelegd op de radicaliteit van de Roemeense president. Toch

gaat men er niet aan voorbij dat dit extremisme reeds enkele barsten vertoont. Deze barsten

hebben echter eerder te maken met het opportunisme van Ceausescu, dan met oprechte ideo-

logische toegiften. Roemenië is immers erg afhankelijk van zijn economische betrekkingen

met de Sovjet-Unie.

238

“Gorbatsjov vandaag de gast van Ceausescu. Roemenië niet gelukkig met hervormingen

Moskou.”

De Standaard, 25 mei

Plaats in de krant: pagina 4

Feitelijk nieuws

Bron: ANP

Oppervlakte: groot

“Eerder koel onthaal voor Gorbatsjov in Boekarest.”

De Standaard, 26 mei

Plaats in de krant: pagina 4

Feitelijk nieuws

Bron: UPI

Oppervlakte: klein

7.19 November 1987: rellen in Roemenië

7.19.1 Historische achtergrond

Op 11 november 1987 werden door de autoriteiten nieuwe beperkingen afgekondigd op het

energieverbruik. De bevoorrading van de gezinnen en niet-productieve consumenten als uni-

versiteiten, theaters en ministeries, werd vanaf die datum verlaagd met 30 %. Voor het ge-

middelde Roemeense huishouden betekenden de nieuwe maatregelen een verlaging van 47

naar 35 kilowatt per maand. In het hele land werden inspecteurs ingezet om het verbruik te

controleren. Iedereen die de limiet met meer dan 5 % overschreed, moest de helft van de te-

veel verbruikte energie als boete betalen; bij een verbruik van meer dan 10 % boven de norm

bedroeg de boete 200 %. Wie ook dat niveau overschreed werd geheel van de energievoorzie-

ning afgesloten.

In de industriestad Brasov werd op 15 november 1987 door arbeiders massaal gedemonstreerd

tegen het bewind van Ceausescu en tegen de nieuwe energiebeperkingen. Tijdens de felle on-

lusten die zich daarbij voordeden, werden twee politieagenten gedood.

Laten we de toedracht en de achtergronden van de gebeurtenissen schetsen. Ik neem hier grote

delen uit een bijdrage van Harold Muller in NRC Handelsblad over.

239

Het arbeidersprotest van 15 november in Brasov, industriecentrum in de Karpaten, is om meer

dan een reden spectaculair: wegens de omvang (10 tot 15 000 demonstranten), het politieke

karakter („Doodt Ceausescu‟ en „Weg met de Partij‟ werd er geroepen), en het geweld dat

werd gebruikt: de betogers drongen het partijhoofdkwartier en het stadhuis binnen, doodden

twee politiemannen, plunderden en stichtten brand.

De demonstratie begon in de vrachtwagenfabriek Steagul Rosu (Rode Vlag) waar arbeiders,

bijeen om gezamenlijk voor regionale en plaatselijke raden te gaan stemmen, te horen kregen

dat er op hun salaris zou worden gekort omdat ze de plancijfers niet hadden gehaald. Na een

verhitte discussie wierpen de arbeiders een vrachtauto van de politie omver en vormde zich

een stoet die opmarcheerde naar het centrum, voorafgegaan door ongeveer duizend vrouwen

en kinderen. Onderweg sloten burgers van Brasov, op weg van of naar stembureaus, zich bij

de stoet aan. De leuzen hadden aanvankelijk betrekking op de voedselschaarste en de aange-

kondigde energiebeperking maar werden geleidelijk meer politiek, gericht tegen Ceausescu en

de partij.

De politie was in dit stadium van de demonstratie aanwezig maar deed niets. Ze flankeerde de

betogers en beperkte zich tot overleg met walkietalkies. Ze greep pas in toen in het centrum

de vlam in de pan sloeg en men aan het plunderen ging. Toen verschenen vrachtwagens met

soldaten in kaki uniformen en met machine geweren om de betogers te verspreiden.

Het protest was niet het eerste, wel het omvangrijkste van deze aard. In februari kwam het tot

een protest van vijfduizend studenten in de Moldavische hoofdstad Iasi. Ze hielden een pro-

testbijeenkomst bij het standbeeld van Alexander Ioan Cuza, de eerste vorst van het verenigde

Roemenië, en eisten een betere verwarming van hun onderkomen en beter voedsel in hun kan-

tines. Ze kregen prompt hun zin en de rector en wat lokale leiders werden ontslagen.

Wie de daling van de levensstandaard in Roemenië in die periode vergelijkt met die in Polen

of Joegoslavië komt tot onthutsende conclusies: een vergelijking was nauwelijks mogelijk en

overal in Oost-Europa, zelfs in het door crisis en misère geplaagde Polen, zelfs in Albanië, le-

ken de levensomstandigheden paradijselijk vergeleken met die in Roemenië. In Roemenië

maakten reizigers melding van hongeroedeem bij kinderen, van mensen die in de winter ster-

ven aan onderkoeling, van ouden van dagen die als ze ziek werden niet meer werden gehol-

pen. In Roemenië werden de levensmiddelenrantsoenen jaar in jaar uit verder teruggebracht

tot een peil dat men in een Pools armenhuis ontoereikend zou gevonden hebben: vlees aten de

Roemenen vrijwel nooit, melk, eieren en vis zelden, brood was op de bon of helemaal niet

meer te krijgen, spijsolie, meel, suiker, zeep en wasmiddelen waren luxeproducten. Volgens

240

het rantsoeneringsprogramma van mei kon de Roemeen maar eens in de 7 en 1/2 jaar een jas

en eens in de 6 jaar een broek kopen.

Geld was in het Roemenië van nu maar weinig meer waard: men was zelfs overgegaan op

ruilhandel. Met de energie die de huishoudens deze winter per maand kregen kon je, „een

week lang de ijskast aanhouden en nog twee avonden een lamp‟. Als men al een ijskast had,

want de bevoorrading van ijskasten was met een kwart verminderd, die van stofzuigers zelfs

met honderd procent: die waren niet meer te koop. In Roemenië kon een krant de lezers ver-

tellen dat in de stallen van de varkensfokkerij een constante temperatuur van 28 graden heers-

te; voor de Roemeense huiskamer was veertien graden in de winter het officieel vastgestelde

maximum. In de meeste woningen kwam het kwik nauwelijks boven de zeven graden. Var-

kens hadden het anno 1987 in Roemenië warmer dan mensen.

En dat terwijl Roemenië het rijkste land van Oost-Europa was. Het had kolen, olie, gas en wit-

te steenkool en de meest vruchtbare grond: dit was de voormalige graanschuur van Oost-

Europa. De schaarste was dan ook voor alles het gevolg van de verordening van Ceausescu,

die in 1980 had besloten de buitenlandse schuld van Roemenië (toen elf miljard dollar) ver-

sneld af te betalen door de import te beperken en de export te vergroten. Sindsdien werd alles

uitgevoerd wat Roemenië voortbracht, tot en met het voedsel van het volk. De schuld was in-

middels gehalveerd.

Voor een belangrijk deel, zo vermoedden waarnemers, werd de schaarste bewust vergroot.

Een voorbeeld: in 1985 verbruikten de huishoudens 6,4 procent van de elektriciteitsproductie.

De rest was voor de industrie, vooral de energieverslindende chemische en petrochemische

industrie die Ceausescu in de jaren zeventig uit de grond had gestampt. In 1987 was dat per-

centage nog gedaald. Veel waarnemers gingen er zelfs van uit dat Ceausescu, machiavellist

bij uitstek, de schaarste vergrootte om de bevolking bezig en bezorgd te houden: wie het – en

dat geld voor de meesten – elke dag alleen maar druk had met het bijeenschrapen van een

beetje eten en wie elke dag vol angst – de boetes waren fors – zijn elektriciteits- en gasmeter

in de gaten moest houden, die kwam niet toe aan protest, laat staan aan georganiseerd protest.

Dat de protesten beperkt waren gebleven tot de incidenten van Brasov en lasi – afgezien van

individuele uitingen van ongenoegen in de vorm van aanplakbiljetten, protestbrieven en ver-

klaringen – lag aan meerdere redenen. Één daarvan was de angst. De geheime politie, de Se-

curitate, was niet alleen de meest efficiënte geheime dienst van het blok, maar ook de hard-

handigste. Het deed er voor de Securitate niet toe of individuen of grote groepen protesteer-

den: de behandeling was dezelfde.

241

Maar de angst was niet de belangrijkste reden. De belangrijkste was de politieke cultuur, die

in Roemenië verschilde van die in andere Oost-Europese landen. De Roemenen hadden eeu-

wenlang geleerd zich heel weinig aan te trekken van de regimes die over hen regeerden. Of

het nu de Turken waren of hun Roemeense zetbazen, de bojaren, hospodaren, de latere konin-

gen of het huidige bewind, de Roemenen, fatalisten en pragmatici bij uitstek, hadden zich

eeuwenlang, in de wetenschap dat ze van hun regimes niets goeds te verwachten hadden, ge-

oefend in een vorm van „autonoom‟ gedrag waarin spandienst werd bewezen aan de regeer-

ders maar in het verborgene sluipwegen werden gezocht die een menswaardig bestaan moge-

lijk konden maken. Dat deden ze toen nog steeds, en daarom overleefden ze niet alleen, ze

vonden vaak hun leven niet onverdraaglijk waar andere volken dat wel zouden vinden: een

vorm van levenskunst die aan de ene kant corruptie en principeloosheid in de hand werkte

maar aan de andere kant mooie staaltjes van inventiviteit en privé-initiatief opleverde. De

Roemenen waren afgezien van enkele relatief beperkt boerenopstanden, nooit echt tegen hun

heersers opgestaan. En toch hadden ze, eeuwenlang omringd door vijandig gezinde buren en

eeuwenlang geregeerd door boze regimes, alle overleefd. Ze zouden ook Ceausescu overle-

ven. De tweede belangrijke reden waardoor de protesten beperkt waren gebleven was daar

nauw aan verwant. De Roemenen konden zich in het Roemenië van vandaag autonoom ge-

dragen omdat het land een boerencultuur had en pas sinds een of twee generaties werkelijk

was geïndustrialiseerd en geurbaniseerd. Dat betekende dat de stedeling, die het meest te lij-

den had van Ceausescu‟s schaarstebeleid, veelal nog familie op het platteland had die hem af

en toe een kip of wat groenten kon toestoppen, in ruil voor producten die op het platteland

schaars waren, zoals brood en olie. Vrienden en connectie waren hier, als enige vehikel bij de

verdeling van schaarse goederen, nog onontbeerlijker dan elders.

Zo overleefde de Roemeen. Of Roemenië overleefde is nog maar de vraag. Want het expor-

teer-of-ik-schiet-beleid was rampzalig voor de industrie van het land. Sinds 1980 gold een

importbeperking, die de invoer van machines en onderdelen niet ongemoeid had gelaten.

Daardoor liep de Roemeense industrie, die al in de jaren zeventig met verouderde apparatuur

werkte een steeds grotere technologische achterstand op. Die industrie was nauwelijks nog

concurrerend. In 1990, als de schulden afbetaald zouden zijn en de importbeperkingen zouden

worden opgeheven, zou van de industrie weinig meer over zijn en was Roemenië verder van

huis dan in 1980. Dan zouden de Roemenen eerst moeten beginnen met de invoer op grote

schaal van machines, onderdelen en moderne technologie. Met als gevolg dat de met veel leed

afbetaalde schulden weer gauw in de miljarden zouden lopen.

242

In welingelichte kringen in Boekarest werd op 29 november 1987 vernomen, dat de Staats-

plancommissie had besloten meer levensmiddelen beschikbaar te stellen voor de grote indu-

striële centra van het land. Daarbij zou Brasov, de stad waar op 15 november duizenden ar-

beiders betoogden tegen de grote tekorten en tegen het bewind, een voorkeursbehandeling

krijgen.

Reizigers, die een week na de onlusten in Brasov waren geweest, bevestigden dat op 22 no-

vember honderden studenten in deze stad een protestbijeenkomst hadden gehouden uit solida-

riteit met de arbeiders. Een aantal van hen was gearresteerd. Van de op 15 november gearres-

teerde arbeiders zouden er nog velen vastzitten; de schattingen liepen uiteen van 40 tot 200.

Volgens reizigers werd door politiemannen gepatrouilleerd bij de universiteit en bij de be-

langrijkste openbare gebouwen in de stad, zoals het stadhuis en het partijhoofdkwartier.

Het persbureau Agerpress maakte op 2 december voor het eerst melding van de onlusten in de

stad Brasov, zonder dat daarbij werd ingegaan op de omvang en de oorzaak van de ongere-

geldheden. Ook werd geen datum genoemd. Agerpress schreef dat de managers van de

vrachtwagenfabriek waar de onlusten begonnen, waren ontslagen, dat een aantal arbeiders ju-

ridisch werd vervolgd en dat „elementen‟, die betrokken waren geweest bij de „wanorde‟ in

Brasov, werden overgeplaatst naar andere delen van Roemenië. Het persbureau meldde niet

om hoeveel mensen het ging.

De directeur, zijn plaatsvervangers en andere leidinggevende kaders van de fabriek waren

door het arbeiderscollectief ontslagen wegens ernstige tekortkomingen en zouden eveneens

juridisch worden vervolgd. Volgens Agerpress had de fabriek plan- en exportcijfers niet gere-

aliseerd, liet de kwaliteit van de afgeleverde vrachtwagens te wensen over, werd er te weinig

aandacht besteed aan de discipline en had de leiding de wet overtreden met betrekking tot de

uitbetaling van salarissen.

Verdere protestacties deden zich voor op 2 en 3 december 1987 in de stad Timisoara, waar

enkele honderden studenten van de universiteit naar het stadscentrum liepen, onder het roepen

van leuzen tegen het bewind van Ceausescu. Ook eisten zij brood en vlees en riepen „lang le-

ve Brasov‟.

Westerse diplomaten in Boekarest bevestigden op 12 december 1987 een incident dat zich be-

gin december in die stad had voorgedaan. Rond het standbeeld van Lenin op de Piata Scinteia,

niet ver van het centrum, waren autobanden in brand gestoken en op de sokkel waren de

woorden „Geef ons ons land terug‟ geschilderd.

Na een bijeenkomst van het Uitvoerend Politiek Comité van de communistische partij op

11 december 1987 kregen alle bedrijven de opdracht hun werknemers een extra uitkering toe

243

te kennen. Als gevolg daarvan zouden de laagstbetaalden in december 15 % meer loon krijgen

en de beter betaalden 10 %.

Op 7 december 1987 begon in Boekarest een driedaags nationale conferentie van de commu-

nistische partij. De conferentie, die in de regel elke vijf jaar werd gehouden was twee keer

uitgesteld, de laatste keer volgens waarnemers in verband met de onlusten in Brasov.

In zijn 4 uur durende openingsrede achtte partijleider Ceausescu het uitgesloten dat in Roe-

menië economische en politieke hervormingen zouden moeten plaatsvinden zoals die van

Sovjetleider Michail Gorbatsjov. “Het is moeilijk te begrijpen hoe de problemen van econo-

mische ontwikkelingen kunnen worden overgelaten aan de grillen van vraag en aanbod, hoe

projecten kunnen worden waargemaakt door zogenaamd marktsocialisme”, merkte Ceauses-

cu op. Hij gaf toe dat de productie- en handelsstreefcijfers in de eerste twee jaar van het vijfja-

renplan 1986-1990 niet waren gehaald en schreef dat toe aan de opeenhoping van een aantal

zeer ernstige tekortkomingen in het regelmatige productieproces. Hij kritiseerde de „verzwak-

king van de geest van verantwoordelijkheid, strijdbaarheid, goede organisatie, van de revolu-

tionaire houding tegenover arbeid‟. De partij moest daarom antwoorden en nieuwe richtingen

vinden voor de oplossing van nationale en internationale problemen. De partijleider beloofde

de arbeiders dat zij in de twee jaar vanaf 1988 10 % loonsverhoging zouden krijgen. In zijn

slottoespraak tot de circa 4000 afgevaardigden op de conferentie gaf Ceausescu toe dat Roe-

menië te kampen had met een „gecompliceerde‟ binnenlandse situatie. Dit was echter geen re-

den om de koers te verleggen. Op de partijconferentie was volgens hem de „juistheid van het

plan 1986-1990 unaniem erkend‟.

Ceausescu verklaarde verder dat de 22 miljoen Roemenen in 1988 1 miljoen runderen zouden

consumeren, 8 miljoen schapen, 7,5 miljoen varkens van staatsboerderijen en 5 miljoen var-

kens uit het bezit van particulieren. Daarbij kwam nog een „onbegrensde hoeveelheid gevogel-

te‟.

Volgens waarnemers in Boekarest waren uit de cijfers geen conclusies te trekken, omdat

Roemeense statistieken vrijwel altijd gemanipuleerd werden. Zelfs als deze hoeveelheden ter

beschikking van de bevolking werden gesteld was het, volgens de waarnemers, altijd nog de

vraag welk deel van de bevolking daarvan profiteerde: de nomenklatoera of de gewone bur-

gers. Niettemin hielden de cijfers naar hun idee een vergroting van de vleesproductie voor de

bevolking in.

Volgens officiële cijfers consumeerden de Roemenen in 1987 34 kilo vlees per hoofd van de

bevolking. In de praktijk was vlees echter vrijwel niet te koop en als het er als was ging het

meestal om varkenskoppen en -poten en om vet.

244

Het Uitvoerend Politiek Comité van de communistische partij gaf op 21 december 1987 een

communiqué uit waarin beloofd werd de voedselsituatie te verbeteren. In 1988 zouden de be-

volking per hoofd 70 kilo vlees en 15 kilo vis ter beschikking worden gesteld. Ook werden in

het communiqué beloften gedaan ten aanzien van een verbetering van de bevoorrading met

andere schaarse consumptiegoederen, als melk en melkproducten, aardappelen, groenten en

fruit.

Het Uitvoerend Politiek Comité bekrachtigde op 21 december ook een eerdere beslissing van

partijleider Ceausescu om de provinciale autoriteiten verantwoordelijk te stellen voor de

voedselbevoorrading in hun gebied en om ze de bevoegdheid te geven de bestemming van

eventuele overschotten te bepalen.

Volgens het communiqué was in 1987 in Roemenië 31,7 miljoen ton graan geoogst. westerse

waarnemers twijfelden sterk aan dit cijfer, mede vanwege de grote droogte in Roemenië dat

jaar.

Silviu Brucan, een hooggeplaatst lid van de communistische partij, overhandigde op 27 no-

vember 1987 een verklaring aan het Amerikaanse persbureau UPI, waarin hij stelde dat de ar-

beidersonlusten in Brasov duidden op een crisis in de betrekkingen tussen de communistische

partij en de arbeidersklasse. “De arbeidersklasse accepteert het niet langer als een gehoor-

zame dienaar te worden behandeld. Het onlangs uitgevaardigde decreet over het energiever-

bruik vraagt de arbeiders in feite zelfmoord te plegen door in hun slaapkamers dood te vrie-

zen.”

Volgens Brucan hadden de autoriteiten nu de keuze tussen een massale onderdrukking en een

eerlijke poging met de gelegitimeerde klachten van de arbeiders in het reine te komen. Een

keuze voor onderdrukking zou kunnen leiden tot een totaal isolement, niet alleen van het

Westen, maar ook van de Oost-Europese landen, aldus Brucan.

Hij vergeleek de toestand in zijn land met die in Polen begin jaren tachtig, waar massale sta-

kingen van arbeiders hadden geleid tot de opkomst van het vakverbond Solidarnosc. Silviu

Brucan was in de jaren vijftig ambassadeur van Roemenië in de Verenigde Staten en bij de

Verenigde Naties geweest, en daarna hoofdredacteur van het partijblad Scinteia en hoofd van

de televisie. Sindsdien was hij werkzaam als hoogleraar sociale wetenschappen aan de univer-

siteit van Boekarest.

Uit brieven van een vriend van Brucan werd in januari 1988 bekend dat Brucans huis 24 uur

per dag werd bewaakt door vier militairen, dat de straat waar hij woonde was afgezet, en dat

245

sinds het verschijnen van zijn verklaring geen bezoekers, zelfs geen familieleden, bij hem

werden toegelaten.

7.19.2 Analyse

De Standaard

De koppen in verband met de betoging van 15 november in Brasov zijn betrekkelijk neutraal.

De krantenkop van 20 november (“Roemenen betogen tegen Ceausescu. Wegens nieuwe be-

perkingen op energieverbruik.”) stelt de gebeurtenis in de grote kop en de aanleiding in de

subtitel. Op die manier geeft men samengevat de inhoud van het artikel weer. De kop van 23

november (“Rellen in Roemenië eisten doden. Volgens West-Duitse krant”) wordt in de con-

text geplaatst aan de hand van de subkop, die de bron van het nieuws weergeeft. Door deze

bron reeds in de kop te melden, geeft men aan dat men voorzichtig omgaat met de informatie.

De titel van 28 november is al iets gekleurder. Uit deze spreekt immers een zekere hoop op

verandering: “Roemenië op keerpunt na betoging. Toestand volgens communistische topman

„van kwaad naar erger‟.” Via de uitspraak van de „communistische topman‟ (= Brucan) uit

de journalist ook zijn hoop op een koerswijziging van Ceausescu. Uit de titel van

22 december over Brucan spreekt een bepaalde sympathie jegens de Roemeense politicus:

“Ceausescu-criticus zoekt heil bij ambassades. Roemeens KP-lid Brucan neemt geen blad

voor de mond.” De twee overige artikels, van 28 november en 16 december hebben een uitge-

sproken negatieve toon: “De troon belaagd” en “Roemeense betogers mishandeld”. Hoewel

Roemenië geen monarchie is heeft men het over „de troon‟. De journalist wil duidelijk maken

dat het regime van Ceausescu monarchistische vormen heeft gekregen en dat de Roemeense

president eigenlijk een ware dictator is.

In het artikel van 20 november tracht de journalist een feitelijk verslag te brengen over de be-

togingen. Hierbij wordt duidelijk gesteld dat men de informatie niet uit Roemeense bronnen

had verkregen, maar uit tweede hand, namelijk uit Oostenrijkse bronnen. Aan de hand van de-

ze bronvermelding, wijst de journalist op een mogelijke vertekening van de informatie. Ver-

schillende malen wordt de bron vermeld: “… zo werd in Wenen vernomen”, “Volgens in Oos-

tenrijk ontvangen berichten…”, “Volgens waarnemers…” Vooreerst beschrijft men de de-

monstratie tegen Ceausescu aan de hand van de gebruikte slagzinnen en de aanwezige massa.

Men spreekt over „duizenden arbeiders‟ en „duizenden mensen‟ die zich bij de manifestatie

aansloten. Dit zijn uiteraard erg vage termen en waarschijnlijk zijn ze ook erg overdreven.

Toch tracht men de uitzonderlijkheid van de manifestatie te relativeren. Op het einde van het

246

artikel meldt de schrijver namelijk vroegere onbevestigde geruchten over andere minder grote

protestacties.

“De manifestatie in Brasov volgde op de bekendmaking van nieuwe scherpe beperkingen op

het energieverbruik.” De journalist zegt hier niet letterlijk dat deze nieuwe beperkingen de

oorzaak zijn. Wel ziet hij aan de hand van de chronologie van de feiten in deze nieuwe ener-

giebeperkingen een erg waarschijnlijke aanleiding voor het protest. Er waren dus ook andere

oorzaken voor het ongenoegen. De energiepolitiek van Ceausescu wordt nader toegelicht met

tal van voorbeelden over het beperkte gasverbruik, over verlichting en andere elektriciteits-

voorzieningen. Er wordt ook een ander probleem belicht, namelijk de slechte voedselvoorzie-

ning. Om de buitenlandse schulden af te betalen werd er door Ceausescu een ware exportpoli-

tiek ingesteld, ten nadele van de eigen bevolking.

Het artikel van 23 november stelt een andere bron centraal, namelijk het West-Duitse blad,

„Bild am Sonntag‟. Reeds in de kop wordt duidelijk gemaakt dat het niet over eigen gegevens

gaat. Men gaat dus nog steeds erg voorzichtig om met de nieuwe informatie. Volgens dit

West-Duitse blad was de situatie bij de betoging zeer ernstig. Er vielen zelfs twee doden. Ook

andere voorbeelden onderstrepen de heftigheid van het protest: er waren 20 000 arbeiders bij

de betoging aanwezig, auto‟s en overheidsgebouwen werden in brand gestoken en ruiten wer-

den ingegooid. Het relaas van de feiten wordt gegeven zonder een absolute zekerheid uit te

drukken. Men gebruikt namelijk de voorwaardelijke wijs om een zekere waarschijnlijkheid

weer te geven.

Ook in het artikel van 16 december wijst men er op dat men informatie overneemt van een

bron, waar men blijkbaar minder vertrouwen aan kan schenken. Ditmaal gaat het om een blad

van de Hongaarse minderheid. De Hongaarse minderheid is uiteraard erg gekant tegen Ceau-

sescu. Het is duidelijk dat men tegenover zulke bron toch iets kritischer moet staan. Er wordt

in dat blad geschreven dat de betogers van 15 november zwaar mishandeld werden door de

autoriteiten. Het blad spreekt over 400 arrestanten, maar De Standaard meldt hierbij dat de au-

toriteiten slechts 24 arrestanten telden.

In het artikel van 28 november wordt voor het eerst de betoging van 15 november bevestigd.

Dit gebeurt via het persbureau UPI en de BBC aan de hand van de uitspraken van het promi-

nent Roemeens partijlid Silviu Brucan. Blijkbaar acht men deze berichten dus veel betrouw-

baarder dat de berichten via de Oostenrijkse en de West-Duitse pers. De persoon Brucan

wordt eerst geschetst, waardoor zijn uitlatingen aan geloofwaardigheid toenemen. Hij was

immers lange tijd redacteur van het Roemeense partijblad, hij was ook ambassadeur bij de

Verenigde Naties en in de Verenigde Staten. In die periode gold hij tevens als een vooraan-

247

staand intellectueel. De Roemeense politicus wordt heel vaak geciteerd, waardoor de journa-

list zijn eigen mening kan kanaliseren. Brucan sprak over de „gerechtvaardigde eisen van de

arbeiders‟, „de situatie die van kwaad naar erger is geëvolueerd‟ en „een keerpunt in de Roe-

meense politieke geschiedenis‟. “Verwacht wordt dat het grote invloed zal hebben op de par-

tijhiërarchie, waarbinnen naar verluidt vele ambtenaren privé een gelijkaardige mening ver-

tolken.” Uit deze zin spreekt veeleer de wens van de journalist, meer dan dat dit werkelijkheid

zou zijn. Dit kan men ook opmerken in de volgende zin. “In zijn verklaring onderstreept Bru-

can dat de in het Westen heersende opvatting volgens welke het regime zijn overleving aan

repressie dankt, verkeerd is.” Het is vreemd dat Brucan zo‟n uitspraak deed, terwijl hijzelf

één van de uitzonderingen is die de regel bevestigen. Op die manier wordt nogmaals de hoop

uitgedrukt dat de oppositie groot genoeg was om een ommekeer te weeg te kunnen brengen.

De toon die men in het opinieartikel van 28 november aanhoudt is erg negatief tegenover de

Roemeense president. Enkele voorbeelden: „harde inleveringspolitiek‟, „personencultus‟,

„megalomanie‟, „nutteloze prestigeprojecten‟, „nepotisme‟, „aanslepende malaise‟ … De

schrijver deelt de mening van Silviu Brucan, die stelt dat Ceausescu nu slechts twee moge-

lijkheden heeft, namelijk harde repressie of dialoog met de arbeiders. “In elk geval is nu reeds

overduidelijk dat de legitimiteit van de „ongekroonde monarch‟ van Roemenië in twijfel is ge-

trokken, niet alleen door de bevolking, maar ook tot in de hoogste regionen van de partij.”

Hieruit spreekt een duidelijke hoop dat er een ernstige wijziging zou plaatsvinden in het land.

Toch waren er nog geen andere geluiden van protest op te merken noch beschikte men over

nieuwe informatie over het wankelen van de partijtop. Anderzijds belicht de journalist ook het

positieve imago van de Roemeense president in het Westen, dat toch nog enkele jaren had

standgehouden.

Het laatste artikel in deze reeks, dat van 22 december gaat verder in op de situatie van Silviu

Brucan, die naar aanleiding van de protesten in Brasov kritiek uitte jegens het regime van

Ceausescu. Men herhaalt hier zijn meest grove uitspraken, die men een ware „oorlogsverkla-

ring‟ noemt. Men schrijft de man hier een grote dosis moed toe. De journalist slaagt er echter

ook in de uitspraken van de prominente Roemeen te relativeren. Er wordt namelijk melding

gemaakt van enkele punten van kritiek jegens Brucan. Hij plaatst de mening van Groot-

Brittannië tegenover die van enkele uitgeweken Roemenen. “In Londen is men geneigd Bru-

can als een moedige dissident te zien die steun verdient. Sommige uitgeweken Roemenen zijn

eerder sceptisch. Zij menen dat Brucan misschien wel ageert voor rekening van een groep

binnen de Roemeense veiligheidsdiensten of zelfs voor de Sovjet-Unie. Zij wijzen erop dat hij

in een verklaring de Securitate probeerde vrij te pleiten van alle schuld in de repressie.” De-

248

ze kritiek staat in contrast met de aanhef van het artikel waar men toch een erg positief beeld

geeft van Silviu Brucan en hem een „felle criticus‟ van het beleid van Ceausescu noemt.

Vooruit/De Morgen

De krantenkoppen in Vooruit/De Morgen zijn kort en betrekkelijk neutraal: “Duizenden Roe-

menen op straat”, “Roemenië ontslaat stakingsleiders”, “Roemenië wil geen Duits voedsel”.

Deze titels geven heel feitelijk de gebeurtenissen weer. „Duizenden‟ is echter een vaag begrip,

waar de lezer zich makkelijk een verkeerde voorstelling van kan maken. De kop van 17 de-

cember is heel wat minder neutraal. (“Ceausescu belooft biefstukkensocialisme.”) Aanvanke-

lijk is niet volledig duidelijk wat er bedoeld wordt. Als men het artikel verder leest, komt de

lezer te weten dat Ceausescu letterlijk „meer vlees‟ belooft. Of de Roemeense president deze

belofte zal nakomen wordt sterk in vraag gesteld. In de kop wordt er duidelijk smalend ge-

daan over deze beloftes van Ceausescu. Op die manier stelt men ook de vraag in welke mate

men het regime van Ceausescu nog „socialistisch‟ kan noemen.

Het artikel van 19 november wijst eerst op de erbarmelijke toestand in verband met het ener-

giebeleid in Roemenië. “De Roemeense bevolking ziet met zeer veel bezorgdheid de komende

winter tegemoet nu de regering nieuwe besparingen in het energieverbruik heeft aangekon-

digd. De huidige normen aanvaardt zij al als het absolute minimum.” De journalist spreekt

hier uit naam van het volk, waardoor de lezer meer geloofwaardigheid zal hechten aan zijn

uitspraken. De schrijver maakt gebruik van de vox populi-techniek. “Gisteren is ook bekend

geworden dat in de stad Brasov dit weekeinde arbeiders hebben gedemonstreerd tegen het

bewind van Ceausescu.” Deze demonstratie schuift de journalist als een tweede feit naar voor,

onafhankelijk van het eerste. Hier wordt dus geen rechtstreeks verband gelegd met het ener-

giebeleid, wat in De Standaard wel gebeurde. Verder beschrijft men de betoging door te ver-

tellen dat rode vlaggen en portretten van Ceausescu in brand werden gestoken. Ook geeft men

enkele voorbeelden van de heftige slogans die werden geschreeuwd. Terloops wordt vermeld

dat men deze informatie in Parijs verkreeg van „een organisatie die opkomt voor de mensen-

rechten in Roemenië‟. Toch schuift men deze informatie als een zekerheid naar voor en legt

men weinig voorzichtigheid aan de dag. Dit in tegenstelling tot de artikels in De Standaard,

waar men steeds de voorwaardelijke wijs gebruikte.

Het artikel van 4 december geeft ons informatie die we in De Standaard niet kregen, namelijk

dat de stakingsleiders werden ontslagen. Dit werd gemeld door het Roemeense persbureau

Agerpress. “Drie weken geleden kwamen duizenden arbeiders van het bedrijf in opstand na-

dat zij te horen hadden gekregen dat hun salaris verlaagd zou worden wegens het niet beha-

249

len van de gestelde productienormen.” Hier wordt een veel concretere reden voor het protest

gegeven. Nog verder geeft men citaten van Agerpress. Men maakt de lezer heel duidelijk dat

het om uitspraken van Agerpress gaat en men plaatst de letterlijke bewoordingen tussen aan-

halingstekens. Men heeft het over „ernstige organisatiefouten‟ en „gebrek aan discipline en

overtredingen van de wet‟. Bij deze uitspraken worden echter geen verdere kanttekeningen

maken. In dit artikel heeft men het ook over Silviu Brucan. “Toen verslaggevers woensdag

geen contact met Brucan konden leggen, werd eventjes voor hem gevreesd – gisterenavond

dook hij opnieuw op in Boekarest.” Blijkbaar vreesde men dat er ernstige represailles tegen-

over hem waren genomen, of dat hij zelfs vermoord was. Het feit dat men dit had gedacht,

wijst erop dat zulke situaties niet vreemd zijn in Roemenië. In het artikel wordt nog een derde

thema aangesneden, namelijk de financiële toestand in het land. De financiële commissie van

het parlement had aanbevolen de terugbetaling aan de Wereldbank voorlopig stop te zetten.

Volgens Agerpress zou de Wereldbank namelijk met de voorwaarden die zij stelt blijk geven

van vooroordelen jegens Roemenië. Over welke voorwaarden het gaat wordt niet vermeld. De

kwestie tussen Roemenië en de Wereldbank wordt dus niet volledig duidelijk. Verder wordt

nog gesteld dat Roemenië erin geslaagd is zijn buitenlandse schuld te halveren, maar dat

daardoor tekorten aan voedsel en energie veel groter zijn geworden. De schuldenaflossing

ging dus ten koste van de eigen bevolking.

“De Roemeense president probeert zich te handhaven met uitbreiding van de repressie en met

beloften over loonsverhogingen en „meer vlees‟.” (“Ceausescu belooft biefstukkensocialis-

me.”) Hiermee opent het artikel en het wordt meteen duidelijk dat de situatie ernstig is. Door-

heen het hele artikel worden bewoordingen gebruikt die op de dramatische toestand van het

land wijzen: „uitzichtloze crisis‟, “vrijwel alle levensmiddelen zijn gerantsoeneerd”, „onge-

kende onrust‟ en „volstrekt ontoereikende contingenten‟. De antwoorden van Ceausescu zijn

radicaal: „arbeidsdiscipline‟ en „strakkere financiële tucht‟. Anderzijds is Ceausescu zelfs op-

timistisch: „realistische plannen‟ en „wonderbaarlijke vooruitgang‟. De beschrijving van de

toestand in Roemenië en de visie van de Roemeense president staan lijnrecht tegenover el-

kaar. De journalist gaat meer uitgebreid in op de bekommernissen van het volk, waardoor de

uitspraken van Ceausescu nog ridiculer lijken.

Het laatste korte artikel in Vooruit/De Morgen gaat in op het bezoek van de Duitse minister

van Buitenlandse Zaken Genscher aan Roemenië. Dit korte artikel heeft een neutrale toon. Er

wordt weinig kritisch geoordeeld over de situatie. Twee thema‟s staan in het artikel centraal,

namelijk de Duitse voedselhulp aan het land en de Duitse emigratie uit Roemenië. Men

schrijft dat de gesprekken tussen Genscher en Ceausescu naar verluidt „zeer open maar kort-

250

af‟ waren. Toch werden er vanuit Duits oogpunt geen resultaten geboekt. Ceausescu zegt geen

nood te hebben aan buitenlandse hulp. De berichten van de vorige dagen deden echter anders

vermoeden, maar daar wordt niet meer verwezen. Ook ten aanzien van de emigratie van etni-

sche Duitsers uit Roemenië kon Genscher geen toegevingen verkrijgen. De lezer komt in dit

verband te weten dat Bonn per geëmigreerde Duitser 167 000 frank aan Roemenië betaalde.

Over deze dubieuze transacties worden verder geen vragen gesteld.

7.19.3 Conclusie

In beide kranten zijn de krantenkoppen redelijk neutraal. De koppen geven een korte inhoud

van het artikel. Er zijn ook enkele koppen die een ronduit negatieve beoordeling jegens Ceau-

sescu en Roemenië weergeven.

Over het algemeen kan men stellen dat de Standaard aan meer kritischer journalistiek doet.

Op de eerste plaats gaat men in De Standaard iets voorzichtiger om met onbekende bronnen.

Men gebruikt in die gevallen steevast de voorwaardelijke wijs. In de Vooruit/De Morgen be-

schrijft men nieuwe informatie makkelijker als werkelijkheid. De Standaard beschrijft de za-

ken wel met een zekere waarschijnlijkheid, maar wekt bij de lezer niet de indruk dat men vol-

ledig op de hoogte is van de situatie. De gebruikte bronnen worden door De Standaard meer

kritisch beoordeeld. Wanneer men in een anti-Ceausescublad melding maakt van 400 arres-

tanten, wijst de journalist van De Standaard erop dat de autoriteiten slechts over 24 arrestan-

ten spraken.

Ten tweede relativeert De Standaard de uitzonderlijkheid van de manifestatie. Men vermeldt

namelijk vroegere onbevestigde geruchten over andere minder grote protestacties. De Voor-

uit/De Morgen maakt geen melding van vroegere acties.

Tenslotte krijgt Silviu Brucan in de twee kranten een betrekkelijk positief imago aangemeten,

hoewel hij toch ook lange tijd aan de zijde van Ceausescu stond. Zijn nieuwe houding lijkt be-

langrijker te zijn. Aanvankelijk worden er in de twee kranten geen vragen gesteld over waar-

om hij de Roemeense president de rug toekeert. Verder gebeurt dit wel in De Standaard, maar

niet in de Vooruit/De Morgen.

Toch is ook de Vooruit/De Morgen op bepaalde vlakken voorzichtiger. In tegenstelling tot in

De Standaard wordt in de Vooruit/De Morgen niet direct een verband gelegd tussen de nieu-

we beperkingen op het energieverbruik en de demonstratie. In een later artikel meldt de Voor-

uit/De Morgen dat de eigenlijke aanleiding van het protest de loonsverlaging was.

251

Ook komen we ondanks de meer beknopte verslagen in de Vooruit/De Morgen veel meer te

weten over de Roemeense toestand. Dat de stakingsleiders werden ontslagen en dat de West-

Duitse minister van Buitenlandse Zaken in Boekarest op bezoek was rond die periode, wordt

in De Standaard niet gemeld.

De Standaard lijkt ook meer emotioneel betrokken te zijn. Vooral in De Standaard is er hoop

op een ommekeer in de Roemeense politiek, zowel in het opinieartikel van 28 november als in

de andere artikels. Men kopt zelfs: “Roemenië op keerpunt” en “De troon belaagd”. In de

Vooruit/De Morgen lijkt men dan toch meer afstand te kunnen bewaren.

Er zijn ook een aantal overeenkomsten op te merken. De twee kranten zijn aanvankelijk erg

vaag over het aantal demonstranten dat kwam deelnam aan de betoging van 15 november. In

beide kranten spreekt men over duizenden Roemenen. Dit is een erg duister begrip en geeft al

snel de indruk te overdrijven.

Beide kranten gaan diep in op de beslommeringen van het Roemeense volk. Er is niet enkel

het energieprobleem, er is ook een voedselprobleem. In de Vooruit/De Morgen maakt men

gebruik van de vox populi-techniek om de ernst van de situatie kracht bij te zetten;

De heftigheid van de demonstratie komt in beide kranten aan bod. Men beschrijft de grim-

migheid van de toestand en citeert de gebruikte slogans. Ook de kritiek tegenover Ceausescu

is zowel in De Standaard als in de Vooruit/De Morgen erg scherp. Tal van negatieve bewoor-

dingen worden met de Roemeense dictator geassocieerd.

“Roemenen betogen tegen Ceausescu. Wegens nieuwe beperkingen op energieverbruik.”

De Standaard, 20 november

Plaats in de krant: pagina 4

Feitelijk nieuws

Bron: Reuter

Oppervlakte: groot

“Rellen in Roemenië eisten doden. Volgens West-Duitse krant.”

De Standaard, 23 november

Plaats in de krant: pagina 4

Feitelijk nieuws

Bron: Reuter

Oppervlakte: klein

252

“Roemenië op keerpunt na betoging. Toestand volgens communistische topman „van kwaad

naar erger‟.”

De Standaard, 28 november

Plaats in de krant: pagina 1

Feitelijk nieuws

Bron: UPI

Oppervlakte: middelmatig

“De troon belaagd. (Uitkijk)”

De Standaard, 28 november

Plaats in de krant: pagina 4

Opinieartikel

Bron: eigen berichtgeving

Oppervlakte: groot

“Roemeense betogers mishandeld.”

De Standaard, 16 december

Plaats in de krant: pagina 6

Feitelijk nieuws

Bron: UPI

Oppervlakte: klein

“Ceausescu-criticus zoekt heil bij ambassades. Roemeens KP-lid Brucan neemt geen blad

voor de mond.”

De Standaard, 22 december

Plaats in de krant: pagina 5

Feitelijk nieuws

Bron: OFNS

Oppervlakte: middelmatig

“Duizenden Roemenen op straat.”

Vooruit/De Morgen, 19 november

Plaats in de krant: pagina 21

Feitelijk nieuws

Bron: Reuter

Oppervlakte: zeer klein

253

“Roemenië ontslaat stakingsleiders.”

Vooruit/De Morgen, 4 december

Plaats in de krant: pagina 20

Feitelijk nieuws

Bron: „van de persagentschappen‟

Oppervlakte: groot

“Ceausescu belooft biefstukkensocialisme.”

Vooruit/De Morgen, 17 december

Plaats in de krant: pagina 20

Feitelijk nieuws

Bron: „van de persagentschappen‟

Oppervlakte: middelmatig

“Roemenië wil geen Duits voedsel.”

Vooruit/De Morgen, 19 december

Plaats in de krant: pagina 18

Feitelijk nieuws

Bron: Reuter

Oppervlakte: zeer klein

7.20 26 januari 1988: Ceausescu wordt 70

7.20.1 Historische achtergrond

Op 26 januari 1988 werd Ceausescu zeventig. Dit ging gepaard met een grote festiviteiten ter

ere van de Conducator.

Ter gelegenheid van de 70e verjaardag van Nicolae Ceausescu werd ook een omvangrijke

amnestie afgekondigd, waarvan naar schatting 20 000 gevangenen zouden profiteren.

Het Centraal Comité van de communistische partij kwam in Boekarest bijeen ter gelegenheid

van de 70ste verjaardag van president en partijleider Nicolae Ceausescu.

De Roemeense leider werd daarbij veel lof toegezwaaid en onder meer „de meest prominente

persoonlijkheid in de Roemeense geschiedenis‟ en „de held onder de helden van de natie‟ ge-

noemd. In zijn antwoord op die lof gaf Ceausescu toe dat er „fouten‟ waren gemaakt, die ech-

254

ter niet te wijten waren aan zijn beleid, maar aan het falen van zekere partijkaders die dat be-

leid ten uitvoer moesten brengen. Hij sprak zijn vertrouwen uit in de mogelijkheid „een mo-

derne industriële samenleving‟ op te bouwen en de onafhankelijkheid van zijn land te bewa-

ren.

Ceausescu kreeg van een aantal Oost-Europese landen onderscheidingen, die traditioneel

worden toegekend aan leiders die een kroonjaar te vieren hebben.

De Sovjet-Unie verleende hem de Orde van Lenin, Tsjechoslowakije kwam met de Orde van

de Witte Leeuw en de Bulgaren vereerden hem met de Orde van Dertien Eeuwen Bulgarije.

De Roemeense pers stond al een tijdje in het teken van de verjaardag van de Conducator en

die van zijn vrouw Elena, die begin januari jarig was. De vele felicitaties aan het echtpaar

werden als elk jaar uitgebreid in de pers afgedrukt. Lumea, een weekblad van het Roemeense

ministerie van buitenlandse zaken, publiceerde een verzonnen gelukwens van de Britse ko-

ningin Elizabeth II, die onder meer als volgt luidde: “Wij in Groot-Brittannië zijn onder de

indruk van de vastbeslotenheid waarmee u uw onafhankelijkheid kracht bijzet en over de con-

sequente manier waarop Roemenië een duidelijke positie heeft gehandhaafd en een belangrij-

ke rol in internationale zaken speelt. U persoonlijk, meneer de president, bent een staatsman

van wereldniveau met alom erkende bekwaamheid, ervaring en invloed”. De Roemeense am-

bassadeur in Londen, Stan Soare, werd op 22 januari op het matje geroepen. Hij kreeg op het

Britse ministerie van buitenlandse zaken te horen dat Groot-Brittannië de zogenaamde ver-

jaardagswens als „een belediging voor hare majesteit‟ beschouwde.

Ook een telegram van de Zweedse koning Carl Gustaf werd vervalst in het blad Lumea afge-

drukt. Volgens de tekst van het telegram prees de Zweedse koning Ceausescu als „het symbool

van de vooruitgang van Roemenië in de laatste decennia‟ en loofde hij „de spectaculaire eco-

nomische ontwikkeling‟ van het land. Volgens een woordvoerder van het Zweedse ministerie

van buitenlandse zaken waren deze opmerkingen geleend uit een toespraak die Carl Gustaf in

1980 had gehouden. De koning had Ceausescu wel een ander telegram gestuurd, waarvan de

tekst luidde: “Aanvaardt mijn hartelijke felicitaties en gelukwensen voor uw 70e verjaardag”.

Ook Spanje en België protesteerden bij Roemenië vanwege het vervalsen van gelukwensen

aan de jarige president.

255

7.20.2 Analyse

De Standaard

De krantenkop over de verjaardag van de Conducator zegt reeds zeer veel. (“Ceausescu wordt

70 in Roemenië vol ontbering. Forceerde zijn land industrietijdperk binnen.”) Men zegt dat

de leider verjaart terwijl het volk eigenlijk in nood is. De tegenstelling wordt erg scherp ge-

steld.

In het artikel zelf wijst de journalist op de tegenstrijdige meningen over de Conducator. “Zijn

aanhangers roemen hem als schepper van het moderne Roemenië, zijn tegenstanders houden

het op een feodale koning in het communisme.” De journalist gebruikt „zijn tegenstanders

houden het op‟. Hij sluit zich dus aan bij deze groep, zij lijken de leider op de meest realisti-

sche manier te benaderen. Het werkwoord „roemen‟ klinkt in deze context eerder cynisch. En

ook verder in het artikel komt dit cynisme terug. “De „Conducator‟ laat niet na de successen

van zijn politiek te roemen.” Hierna volgt een opsomming van cijfergegevens over de econo-

mie door Ceausescu. De journalist eindigt de zin met „zo zei hij trots‟. De Roemeense leider

wordt afgeschilderd als een kind met een misplaatste zelfvoldaanheid. Het cijfermateriaal van

Ceausescu confronteert de journalist direct hierna met wat critici zeggen. De mening van deze

critici geeft de journalist op een meer neutrale toon, waardoor de lezer hieraan meer geloof zal

hechten. De critici gooien niet met cijfers, maar baseren zich op de dagdagelijkse realiteit van

het Roemeense volk.

“Maar het economische en politieke beleid kan zelfs geen genade meer vinden in de ogen van

de bondgenoten van het Warschaupact.” Het woord „zelfs‟ wijst de lezer erop dat het ook in

die landen niet al te best gaat, maar dat de ellende in Roemenië nog veel erger is.

Als reactie op de onlusten van vorig jaar stelde Ceausescu enkele verbeteringen in het voor-

uitzicht. “Diplomaten in Boekarest reageerden op deze beloften met scepsis.” Door de para-

graaf hiermee te eindigen, lijkt de journalist het besluit van de diplomaten te volgen.

Een deel van het artikel is gewijd aan de „familieclan‟. Deze term heeft reeds een negatieve

bijklank. Er wordt geschetst hoe de familie van Ceausescu en zijn vrouw hoge functies be-

kleedden. De schrijver van het artikel besluit: “Ceausescu zou zelfs denken aan de stichting

van een dynastie.” Zo wordt de absurditeit van het Roemeense regime nogmaals onderstreept.

Op het einde gaat de journalist in op de persoonsverering van de Roemeense leider, die “bi-

zarre vormen” heeft aangenomen. “Dat daarbij de grove middelen niet worden geschuwd,

bleek ook bij deze verjaardag van de president. In Lumea, een officieel blad dat Roemenië in

256

het buitenland verspreidt, verscheen een lofzang die de Britse koningin op Ceausescu zou

hebben gezongen in een telegram ter gelegenheid van zijn 70ste

verjaardag. Tot grote veront-

waardiging van Londen, dat niet gediend was met zulke vervalsingen.” Door met dit relaas te

besluiten, bewijst de journalist dat de problemen zich niet enkel in het binnenland voordoen.

Ceausescu wordt niet langer internationaal geprezen, wat vroeger wel het geval was.

Vooruit/De Morgen

In de Vooruit/De Morgen krijgen we in de kop dezelfde tegenstelling die in De Standaard

wordt gebruikt. Hier wordt ze zelfs nog scherper gesteld, door letterlijk te zeggen dat Ceau-

sescu feest viert. In tegenstelling tot in De Standaard heeft de Vooruit/De Morgen het over de

bevolking zelf die honger lijdt. De boodschap is verpersoonlijkt en maakt deze nog krachtiger

dan de tegenstelling, die De Standaard kopt.

Op het eerste zicht lijkt ook de inhoud van het artikel identiek te zijn aan De Standaard. Het is

in ieder geval duidelijk dat in beide kranten hetzelfde persbericht wordt gebruikt.

Het begin van het artikel is vrijwel identiek. In verband met de ontbering van de bevolking

somt de Vooruit/De Morgen echter nog meer zaken op. Hierna volgt: “In die sfeer houdt de

„conducator‟ wel een feest waar het aan weinig zal ontbreken.” De confrontatie tussen hoe

het Roemeense volk het stelt en het feest ter ere Ceausescu is hier nog groter dan in De Stan-

daard.

Ook het gedeelte over de familie Ceausescu is nagenoeg identiek als in De Standaard. Over de

persoonsverering van Ceausescu bericht de Vooruit/De Morgen dan weer veel uitgebreider.

De journalist geeft meer absurde voorbeelden van deze persoonsverheerlijking. Met deze op-

somming van absurditeiten besluit de journalist het artikel.

Het incident met de vervalste felicitaties van de Britse koningin komt hier niet aan bod.

7.20.3 Conclusie

De verjaardag van Ceausescu doet de twee kranten een samenvatting van het beleid van de

Roemeense leider publiceren. Deze samevatting is doorspekt met kwade formuleringen. De

twee kranten leunen dicht bij elkaar aan. De Vooruit/De Morgen stelt de tegenstelling tussen

Ceausescu en zijn volk echter veel scherper. De Standaard lijkt dan weer over meer informatie

te beschikken.

“Ceausescu wordt 70 in Roemenië vol ontbering. Forceerde zijn land industrietijdperk bin-

nen.”

257

De Standaard, 26 januari

Plaats in de krant: pagina 5

Feitelijk nieuws

Bron: Reuter/DPA

Oppervlakte: middelmatig

“Nicolae Ceausescu viert feest, bevolking lijdt honger.”

Vooruit/De Morgen, 26 januari

Plaats in de krant: pagina 22

Feitelijk nieuws

Bron: niet vermeld

Oppervlakte: middelmatig

7.21 December 1989: val van Ceausescu

Voor de historische achtergrond van de val van Ceausescu verwijs ik naar hoofdstuk 4, waar

de chronologie van de feiten uitvoerig werd beschreven.

In dit verband publiceerden zowel De Standaard als de Vooruit/De Morgen een groot aantal

artikels. Ik bekeek de artikels van midden december 1989 tot eind januari 1990. De eerste ar-

tikels verschenen op 19 december en gingen over de betoging van zondag 17 december. Op

deze „zwarte zondag‟ was er groot protest ontstaan bij grote delen van de bevolking. Dit pro-

test werd echter brutaal neergeslagen. Tot het einde van december waren er dagelijks berich-

ten over de chaotische toestand in Roemenië. De artikels van januari 1990 handelen voorna-

melijk over het aantreden van nieuwe politici, over de toestromende hulp uit het buitenland,

over de afwikkeling van situatie en over de toekomst van Roemenië. In totaal verschenen er

bijna 400 artikels.

In verband met onderzoek over internationale berichtgeving biedt deze periode in Roemenië

een erg interessante casus. In het hoofdstuk „geschiedenis‟ werd reeds de grote rol van de me-

dia in deze kwestie nader verklaard. Deze thesis richt zich echter enkel op de berichtgeving in

de Vlaamse geschreven pers, en dan nog slechts in twee kranten. Voor dit onderwerp lijkt mij

een onderzoek aan de hand van twee Vlaamse kranten ontoereikend. Veel interessanter wordt

het wanneer men ook andere media, en zelfs buitenlandse media, kan betrekken. Vooral een

analyse van de berichtgeving op televisie kan voor een andere invalshoek zorgen. Het ligt dus

absoluut niet in het bestek van deze thesis dit onderzoek uitgebreid te voeren.

258

Toch wil ik niet volledig voorbijgaan aan dit belangrijke moment. Aangezien ik een grondige

analyse van dit onderwerp niet in het kader van deze thesis plaats, moet ik een andere manier

van benaderen uitwerken. Zo kan ik enkele artikels selecteren om nader te bekijken. Als ik me

focus op de meest concrete berichtgeving over Ceausescu, kan ik reeds een degelijke selectie

maken. Berichten over de toekomst van Roemenië en over de hulpverlening kunnen dan ge-

schift worden. De meeste artikels uit januari 1990 spitsen zicht daarop toe. Uit deze reeks kan

ik dus reeds een groot aantal artikels laten vallen. De overige artikels van januari 1990 zijn

vaak ook minder interessant omdat het nabeschouwingen zijn en werden ingegeven met de

kennis van het moment. Ze geven dus geen inzage in de directe beoordeling van de feiten. De

artikels van december 1989 kunnen we op die manier volledig aan de kant schuiven. Ook een

groot aantal artikels van december kunnen geselecteerd worden als we de berichtgeving over

de hulpverlening en de toekomst van Roemenië laten vallen.

Er werden ook tal van artikels gepubliceerd in verband met reacties uit het buitenland op de

chaos in Roemenië. In De Standaard en de Vooruit/De Morgen zijn dit op de eerste plaats ar-

tikels over reacties van Vlaamse en Belgische prominenten. Ook deze kunnen leiden tot boei-

ende inzichten. Maar opnieuw – het wordt pas echt interessant als we deze kunnen vergelijken

met andere buitenlandse reacties. En de beschouwing van buitenlandse media ligt niet in het

bestek van deze thesis. Vandaar dat we ook deze artikels kunnen elimineren voor mijn analyse

van deze periode.

Tenslotte is er nog één specifiek aspect voor Vlaanderen. Tijdens de gevechten in Roemenië

kwamen er ook tal van journalisten om. Één van deze journalisten was Danny Huwé. Deze

journalist van VTM kwam om op kerstdag na getroffen te zijn door een kogel van een sluip-

schutter. Hij werd geraakt in het hoofd en stierf ter plaatse. Pas enkele dagen later zou men

zijn lichaam terugvinden. De gruwel van die kerstperiode reikt op die manier tot in België.

Ook dit specifieke voorval laat ik vallen voor mijn analyse. Zo houd ik de focus op de Roe-

meense context en niet op specifieke individuele voorvallen, hoe veelbetekenend deze ook

zijn in de Vlaamse context.

Na deze selectieprocedure blijven er nog steeds tal van artikels over. Een tweede selectie is

moeilijk aangezien de resterende artikels heel nauw met elkaar verband houden. Bovendien

zouden er door een tweede selectieronde een te eng aantal artikels overblijven. Ik zou een te

nauw beeld verkrijgen van de berichtgeving. Daarom kies ik ervoor alle artikels, die mijn eer-

ste selectie doorstonden, in rekening brengen. Ik zal hierbij echter minder ingaan op details

om zo een eerder algemene beschrijving te creëren.

259

7.21.1 Analyse

De Standaard

Ondanks de situatie blijven de krantenkoppen in De Standaard behoorlijk neutraal. Men tracht

zo zakelijk mogelijk de omstandigheden te schetsen. Uiteraard zijn er ook tal van pessimisti-

sche koppen, zeker naarmate de toestand vordert. Bij de eerste artikels meldt men bijvoor-

beeld nog betrekkelijk droog dat er „opnieuw geweld is in Timisoara‟ (20/12). Enkele dagen

later kopt men: “Ceausescu slachtoffer van zijn mythomanie.” Deze kop geeft al een veel

pessimistischer inzage in de Roemeense problematiek. Verder heeft De Standaard het nog

over een “grimmige kerstnacht in Timisoara” (26/12) en kopt men: “Roemenen leven op hun

zenuwen.” Toch blijft het bij een minderheid negatieve koppen tegenover het overwicht van

relatief zakelijke titels.

In het algemeen kunnen we ook stellen dat in de artikels zelf De Standaard een stuk neutraler

te werk gaat dan de Vooruit/De Morgen. Bij de berichtgeving over de betogingen vanaf 17

december geeft De Standaard steeds duidelijk aan waar men hun informatie vandaan haalt.

Men springt veel omzichtiger om met gegevens die niet rechtstreeks van Roemenië komen.

Bovendien plaatst men verschillende bronnen naast elkaar. “Radio Bremen interviewde een

Duits-Roemeense schrijver, William Totok, die zei dat er 300 tot 400 doden zouden gevallen

zijn. Andere bronnen spraken voorlopig van twee tot zes doden.”(19/12) In verband met deze

uiteenlopende bronnen gebruikt men in De Standaard de voorwaardelijke wijs. Op die manier

wijst men de lezer op de onzekerheid van de informatie. Zeker met betrekking tot de doden-

tallen bij de betogingen is deze voorzichtigheid niet overbodig. De wilde geruchten die aan-

vankelijk de ronde doen, zullen achteraf zeer sterk gerelativeerd worden. De Standaard be-

hield echter steeds een zekere behoedzaamheid tegenover de verwarring in verband met deze

dodencijfers.

Bij deze neutrale benadering hoort ook het oog voor de keerzijde van de medaille. De verbol-

genheid jegens Ceausescu laait in december 1989 in heel de wereld hoog op. De Standaard

gaat echter niet voorbij aan het feit dat het Westen Ceausescu nog lange tijd in de armen ge-

sloten heeft. Men verwijst in het opinieartikel van 19 december naar de Amerikaanse presi-

dent Bush, die hem in 1983 nog „één van Europa‟s goede communisten‟ noemde. Ook verder

heeft men het over de vriendschap tussen Roemenië en de Verenigde Staten, over het bezoek

van Nixon in 1969 en van Ford in 1975. (23/12, “Ceausescu slachtoffer van zijn mythoma-

nie”) Ook op 30 december gaat het over dit aanvankelijk positieve oordeel van Ceausescu van

het Westen: “Toen Ceausescu nog in de gunst stond.” Dit artikel gaat specifiek in op de hou-

260

ding van de Belgische politici en hoe deze in de loop van de jaren ook veranderd. Zo schreef

Willy De Clercq het voorwoord voor het boek „Nicolae Ceausescu – Un combat pour le dés-

armenent et la paix‟. “Een aandachtig waarnemer van de internationale politiek is niet ver-

baasd dat een Oost-Europees staatshoofd een boek over ontwapening schrijft „want Nicolae

Ceausescu is reeds jaar en dag een pacifist‟.” Aan de hand van andere voorbeelden bewijst

de journalist dat deze lofbetuiging aan het adres van de Roemeense president niet enig in zijn

soort was. Tegenover dit positivisme staat de huidige positie van enkele Belgische prominen-

ten.

Tegenover deze neutrale aanpak staat af en toe ook een meer pessimistische noot. Zowel in

De Standaard als in de Vooruit/De Morgen maakt men de vergelijking met wat er op het Tie-

nanmenplein gebeurde. De protestacties tegen het regime in China die in juni 1989 plaatsvon-

den op dit plein, werden bloedig neergeslagen. Tal van demonstraten vonden er de dood. In

dat opzicht is de vergelijking met Timisoara treffend. Maar ook in verband met de verwarring

over het dodental zijn er gelijkenissen met de toestand in Roemenië. Ook in dat geval deden

er op bepaalde momenten de meest gruwelijke getallen de ronde. Over het dodental van het

protest op het Plein van de Hemelse Vrede wordt nog steeds gediscussieerd. Maar dat zijn ui-

teraard beschouwingen die wij nu kunnen maken. Toen gold vooral de gelijkenis in het bloe-

dige optreden van de autoriteiten. De Standaard maakte de vergelijking op 20 december.

“Tienanmen is niets vergelijken met Timisoara. Dit is een uitspraak van een westerse getuige.

De getuigen zijn schaars maar vertellen via diverse kanalen gelijklopende verhalen.” Men

geeft hier toe dat er zeer weinig informatie is. Toch hecht men er belang aan aangezien hun

verhalen. Het relaas van deze getuigen brengt een zeer schrijnende realiteit naar boven. Het

blijft uiteraard wel de vraag in welke mate we geloof kunnen hechten aan zulke verhalen. De-

ze vraag wordt echter niet geopperd door de journalist van De Standaard. Zeer scherpe uitla-

tingen vinden we ook in een artikel van 23 december. De titel zet reeds de toon: “De laatste,

lelijkste kamer van Stalins Europees huis.” “Het regime was er nog meer dictatoriaal, in-

competent, corrupt, repressief en achterlijk dan de andere staten ten oosten van de Elbe.”

Men voert in dit artikel ook erg pijnlijke tegenstellingen op. “In de winter vallen duizenden en

duizenden kinderen en oude mensen ten prooi aan de bittere koude. Daarnaast bestaat een

ongehoorde luxe en weelde, worden paleizen opgericht die zelfs de mees extravagante monar-

chen zouden doen opkijken…” Dit zijn echter geen uitspraken van de journalist zelf, maar van

Dimitru Mazilu, een voormalig topfiguur van het regime die via smokkelwegen een rapport

verzond naar de VN-commissie voor Mensenrechten. Mazilu doet tal van heftige uitspraken

over het regime van de Conducator. Via zijn uitspraken laat de journalist ook zijn eigen me-

261

ning doorsijpelen. Mazilu‟s mening is immers ongezouten en wordt breedvoerig uitgespon-

nen. Maar ook in andere artikels komen we een negatieve toon tegen. In het artikel van 27 de-

cember over Elena Ceausescu (“Elena Ceausescu, de ongekroonde koningin”) maakt men

een heel scherp contrast tussen wat officieel over haar werd gezegd en wat de Roemenen wer-

kelijk van haar dachten. “Elena werd vroeger officieel beschreven als „de beste moeder van

Roemenië‟ en „een wetenschapsvrouw met wereldfaam‟. Maar Roemenen zeggen dat ze niet

veel opvoeding had genoten, arrogant was, gebrand op pelsmantels, dure juwelen en dat ze

gewone burgers als „wormen‟ bestempelde.” Deze tegenstelling is erg fel, en wordt met be-

hulp van de vox populi-techniek (“de Roemenen zeggen”) nog meer opgevoerd. In de rest van

het artikel wordt er een erg negatief beeld van haar geschetst als nepwetenschapper en veelei-

sende „koningin‟.

De Standaard brengt ook enkele achtergrondartikels die de lezer een groter inzicht kunnen

verschaffen in de situatie in Roemenië. Het eerste achtergrondartikel handelt over de baker-

mat van de oppositie: “Transsylvanië en Moldavië leiden verzet in Roemenië”. (22/12) Het

geeft een historische bijdrage over de verschillende delen van Roemenië, waarbij men op

zoek gaat naar een verklaring waarom net in Transsylvanië en Moldavië voortrekkers zijn in

het protest. Om de situatie nog duidelijker te schetsen plaatste men bij dit artikel ook een

kaartje. Een ander artikel dat meer achtergrond biedt gaat over Corneliu Manescu. Hij is de

leider van het Nationaal Front ter Redding van het Vaderland. Vroeger was hij minister van

Buitenlandse Zaken onder Ceausescu. De titel luidt: “Manescu: trouw partijlid werd dissi-

dent.” Men beschrijft Manescu echter vooral als dissident. Het feit dat hij vroeger „trouw par-

tijlid‟ was, betekent dat hij Ceausescu steun verleende. Toch wordt er geen enkel punt van kri-

tiek gegeven op Manescu. Het feit dat een goede medewerker nu opnieuw als topfiguur in de

revolutie naar voren geschoven wordt, werpt toch vragen op. Dit was voor De Standaard ze-

ker een gemiste kans om enkele gevoelige punten aan te stippen.

Er is niet alleen een tegenstelling op te merken tussen de meer neutrale en de meer negatieve

artikels. Op sommige plaatsen is De Standaard kritischer dan op andere. Hierboven stelde ik

reeds dat men weinig kritisch stond tegenover Manescu. Wanneer men op 23 december het

levensverhaal van Ceausescu uit de doeken doet, begin dit verhaal toch erg klassiek. Men ver-

telt over zijn gevangenschap als communist tijdens de Tweede Wereldoorlog. Men meet hem

een eerder heldhaftig allure aan. Men heeft het ook over zijn liberale beleid dat hij voerde in

de beginperiode van zijn ambt. De journalist beschrijft met betrekking tot de beginjaren van

zijn regime enkel de houding van Ceausescu naar het buitenland toe, maar vergeet daarbij dat

zijn binnenlandse beleid van in het begin reeds erg autoritair was. De Standaard bleef daaren-

262

tegen erg kritisch tegenover de uiteenlopende berichten over het aantal doden dat gevallen

was bij het neerslaan van de betogingen. Op 29 december blijkt deze voorzichtigheid terecht:

“Dodencijfer in Roemenië „veel lager‟ dan gezegd.” Men blijft nog steeds een zekere be-

hoedzaamheid behouden tot men officiële bevestiging krijgt. “Hoewel men tot nog toe sprake

was van zo‟n 60 000 doden, bevestigde het ministerie van Gezondheid de dood van 746 per-

sonen. Dat maakte de Franse minister Kouchner bekend na een bezoek aan Boekarest.” Het

is duidelijk dat er nog een zekere twijfel is, maar dat er 60 000 doden zouden zijn is zeker

overdreven.

In de opinieartikels plaatst men de „revolutie‟ in Roemenië in een groter geheel. Enerzijds ziet

men in Roemenië een land behorende tot de andere stalinistische landen, die de laatste maan-

den ten val kwamen. (“De grootste domino‟s”, 27/12) Men spreekt zelfs van een grote op-

ruiming van het stalinisme in Oost-Europa. Anderzijds blijft men nog steeds voorzichtig:

“Want het stalinisme kreeg in 1989 onbetwistbaar een zware klap, waarvan het zich wellicht

nooit meer hersteld.” Men is erg optimistisch, maar het woord „wellicht‟ wijst toch op een

bepaalde onzekerheid. De val van Ceausescu in Roemenië maakt de journalist hoopvol, maar

hij twijfelt eraan of er een snel einde zal komen aan het stalinisme in de Sovjet-Unie en in

China.

Men ziet ook gevolgen voor de communistische partijen van West-Europa. (“Meegesleurde

kameraden”, 28/12) Communistische politici van de harde lijn zien hoe in de socialistische

Oost-Europese moederlanden het stalinisme met de grond gelijk wordt gemaakt. op die ma-

nier zet het ook West-Europese communistische partijen aan het denken. De journalist koes-

tert duidelijk de hoop dat ook in deze rangen een ommekeer wordt veroorzaakt.

Een ander opinieartikel werpt vragen op over de positie van het Roemeense leger. (Reïntegra-

tie, 26/12) “De plotse gedaanteverwisseling van het Roemeense leger – een tiental dagen ge-

leden nog een instrument van volksonderdrukking, thans hoofdmacht in de strijd voor de

volksbevrijding – laat veel vragen open.” De journalist staat erg kritische ten opzichte van de

gebeurtenissen in Roemenië. Hij wil niet zomaar blind optimistisch zijn. Bovendien tast hij

ook als westerling in eigen boezem. “Die nieuwe Europese geestdrift mag ons een gewetens-

onderzoek niet laten ontwijken. Waarom hebben wij al die jaren in die scheiding zozeer be-

rust dat onze contacten met de Oost-Europese konden verkillen tot betrekkingen tussen

staatsapparaten? Angst voor welvaartsverlies kan zich verkleden als bezonnenheid die weet

dat geduld meer vermag dan geweld. Konden de Roemenen alleen met geduld hun vrijheid

veroveren?” Dit is een sneer naar de westerse landen, die gelaten toekeken. De journalist

rechtvaardigt – of brengt begrip op? – hier het geweld dat het einde van het Ceausescu-regime

263

inluidde. De journalisten van De Standaard laten zich in deze opinieartikels van een zeer kri-

tisch en wijze kant zien.

Het aantal illustraties bij De Standaard is eerder karig en zijn vaak eerder functioneel. Bij het

eerste artikel naar aanleiding van de betogingen plaatst men een kaartje om het land met zijn

steden te kunnen situeren. Zulke afbeeldingen zijn voor de lezer zeker handig. Daarnaast wor-

den ook foto‟s gepubliceerd van betrokken personen, zowel van het koppel Ceausescu en hun

kinderen als van opponenten. In verband met de gevechten in de Roemeense steden zetten

huiveringwekkende beelden de artikels kracht bij. Vele tegengestelde beelden worden naast

elkaar geplaatst. Op de voorpagina van 26 december staat een foto van twee kussende vrou-

welijke soldaten op een tank in contrast met een beeld van de megalomane Ceausescu tijdens

zijn laatste redevoering. Ook beelden van betogingen, voedselbedelingen, Roemenen die rou-

wen om verloren familieleden, maar ook kerst vieren, kapotgeschoten gebouwen enzovoort

worden in de krant geplaatst.

Vooruit/De Morgen

In de Vooruit/De Morgen verschijnen er opmerkelijk meer artikels in deze periode. De ver-

scheidenheid van de artikels is ook erg groot. Er wordt niet enkel feitelijk nieuws gepubli-

ceerd, ook tal van achtergrondartikels en opiniestukken krijgen een plaats in de krant. Deze

uitgebreide belangstelling wijst erop dat de Roemeense revolutie een heet hangijzer is voor de

redactie van de Vooruit/De Morgen.

In deze periode wordt regelmatig een hele voorpagina gewijd aan de Roemeense kwestie. Een

grote kop met een foto, tekening of cartoon (ont)siert de eerste bladzijde van de krant. Op 20

december publiceert men een tekening van Ceausescu met scepter. Het is het soort afbeelding

dat in Roemenië vaker werd gemaakt ter verering van de Conducator. De kop sluit echter niet

aan bij deze tekening: “Tanks reden over betogers.” Een andere opvallende voorpagina is die

van 22 december. Hier sluiten afbeelding en kop wel bij elkaar aan. De titel luidt: “Boekarest

bloedt.” Daaronder worden staat een cartoon van omvallende domino‟s. De laatste domino in

de rij bloedt. Deze domino moet het regime van Ceausescu voorstellen dat als laatste in de rij

van Oost-Europese communistische regeringen op het punt staat te vallen. Een grote foto van

het koppel Ceausescu vult de voorpagina van 23 december. De kop luidt met een woordspe-

ling: “Ciao Sescu.” Een laatst opvallende voorpagina die ik wil melden is die van 26 decem-

ber, de dag nadat de Ceausescu‟s werden geëxecuteerd. De kop zegt: “De antichrist is op

kerstdag overleden.” Op de foto is een jongen te zien met de vuist in de lucht. De Roemenen

hebben overwonnen, is de boodschap. Het beeld is erg optimistisch. De kop is dan weer erg

264

negatief. De uitspraak is echter niet van de Vooruit/De Morgen zelf, maar is afkomstig van

een Roemeense bron.

De krantenkoppen in de Vooruit/De Morgen zijn heel wat scherper dan in De Standaard. De

koppen vatten de situatie echter niet samen. Het doel van de koppen lijkt eerder te liggen in

het confronteren van de lezer met een pijnlijke realiteit. De krant van 19 december titelt: “Le-

ger mitrailleerde vanuit helikopter. Getuigen spreken van honderden doden in Roemenië.”

Een sterke term als „mitrailleren‟ trekt direct de aandacht van de lezer. Men weet echter pas

uit de subtitel waarover men het heeft. Ook verder vallen de zeer negatieve koppen op. Men

spreekt in de titels over „tientallen doden‟, „hongeropstand‟, „ongeneeslijke woede‟ en 'een

bloedige orgie van geweld‟. Ook de bewoordingen over Ceausescu zijn niet mals. Men noemt

hem de antichrist, een stalinistische farao en de gehate dictator. Vaak zijn deze benamingen

overgenomen van anderen, maar door deze in de kop te vermelden, geven ook de journalisten

duidelijk hun mening te kennen. Andere erg pessimistische koppen zijn: “Tanks reden over

betogers”, “Boekarest bloedt”, “Wij wilden hem laten leven, maar dan zoals wij. Alleen

maar varkenspoten om te eten.(27/12) ”

Dezelfde trend in negativisme zien we ook in de artikels zelf. In het eerste artikel over de be-

togingen op 19 december worden getuigen aangehaald die hun – vaak verschrikkelijk – ver-

haal vertellen. Hoewel men er duidelijk op wijst dat de gegeven informatie afkomstig is van

onafhankelijke getuigen, krijgt de lezer de indruk dat men wordt meegesleurd in het verhaal

alsof het de volledige waarheid betreft. “Daarop is de politie gearriveerd met tankwagens en

waterkanonnen en met soldaten met de bajonet op het geweer en vlogen helikopters over de

stad. Dan werden schoten gehoord en ziekenwagens, die door de stad reden. Met talrijke ma-

chinegeweren zou vanuit de helikopters met scherp in de betoging geschoten zijn.” Het is pas

op het einde van het relaas dat men gebruik maakt van de voorwaardelijke wijs. De Standaard

paste daarentegen de voorwaardelijk wijs veel consequenter toe, waardoor er een voorzichti-

ger toon werd aangehouden. Reeds in dit eerste artikel wordt de vergelijking gemaakt met de

gebeurtenissen op het Tienanmenplein. “Gisteren staken speculaties de kop op dat Nicolae

Ceausescu helemaal niet zou terugkeren naar Roemenië nu hij de slachting op het Plein van

de Hemelse Vrede in Peking heeft laten overdoen.” Al maakt men duidelijk dat het slechts om

speculaties gaat, toch krijgt de situatie een nog ernstiger perspectief. Op 22 december is er een

artikel waarin Ceausescu vergeleken wordt met Dracula en Vlad de Spietser.196

(“Ceausescu,

196 Over de vergelijking van Ceausescu en Vlad de Spietser had ik het al in het gedeelte over de aardbeving

van 1977.

265

Dracula en Vlad de Spietser”) De kop van dit artikel geeft reeds een gruwelijke indruk op de

lezer. Ceausescu hoort blijkbaar thuis in het rijtje van wrede persoonlijkheden. In het artikel

zelf wordt echter verklaard vanwaar deze link vandaan komt.

Behalve deze negatieve berichten, tracht de Vooruit/De Morgen ook objectief naar oorzaken

voor de opstand op zoek te gaan. “Volgens westerse analisten wordt het bewind van Ceauses-

cu door twee ernstige bedreigingen geconfronteerd. In de eerste plaats is dat het economisch

soberheidsprogramma… De andere bedreiging is het bestaan van een ontevreden Hongaarse

minderheid …” (“Van dominee tot domino.”19/12) Deze twee bedreigingen worden verder

uitgelegd. Op die manier zal de lezer een groter inzicht krijgen in het Roemeense verhaal.

Meer dan eens verlaat de Vooruit/De Morgen het beschrijvende pad en tracht de krant diep-

gaande analyses te maken. Dit zien we voornamelijk in de achtergrondartikels.

Een eerste serie achtergrondartikels laat verschillende personen aan het woord. In de krant

van 19 december wordt Julien Weverbergh als specialist ter zake opgevoerd. Weverbergh be-

weert dat de Roemeense opstand voornamelijk zijn oorsprong vindt in armoede en honger.

“Al bij al is de weerstand in Roemenië niet echt krachtig. Een bevolking van 23 miljoen men-

sen die nagenoeg ondervoed is, mist daartoe eigenlijk de energie.” De lezer krijgt hier enkele

nieuwe beschouwingen voorgeschoteld. Ook andere achtergrondartikels kunnen nieuwe visies

aanreiken. Men laat zeer verscheiden personen aan het woord. Veelal gaat het om Roemenen.

Hierdoor krijgt de lezer rechtstreeks inzage in de Roemeense problematiek. Er worden ge-

sprekken gevoerd met vier dissidenten, de bekende schrijver Paul Goma, de vervolgde dichter

Mircea Dinescu, een Roemeense vluchteling en een Roemeense ex-gevangene. Hun getuige-

nissen bieden een zeer persoonlijke inkijk in de samenleving onder het regime van Ceausescu.

De verklaringen van de Roemeense vluchteling zijn gegoten in een lange reportage. Deze re-

portage is zeer emotioneel verhaal, dat de lezer doet meeleven en dus ook meevoelen. Qua ob-

jectiviteit gaat men hier ver over de schreef, maar zulke artikels kunnen de interesse wekken

van de lezer. De sympathie jegens de Roemenen zal bij de lezer danig toenemen. Toch heeft

dit soort artikels een journalistieke waarde, omdat men op die manier de politieke situatie op

een zeer menselijk niveau vertaalt, een niveau dat herkenbaar is voor iedere lezer. De visie

van deze Roemeen is daarenboven erg kritisch. “Ik moet altijd lachen als ik hoor dat mensen

hun hoop vestigen op Gorbatsjov: „Hij zal Ceausescu bekeren!‟ Onzin, de Sovjetleider is

bang.” In het artikel over de schrijver Paul Goma in de krant van 20 december staat een zeer

scherpe opmerking van de toneelauteur Ionescu: “Ceausescu is gek, net als zijn naar macht

hongerende vrouw en zijn zoon. Die drie individuen is het kennelijk toegestaan om zonder be-

lemmering 23 miljoen mensen te martelen.”

266

Een tweede reeks achtergrondartikels handelt over andere facetten van het Ceausescu-regime.

In de krant van 20 december gaat het bijvoorbeeld over het paleis dat de Conducator voor

zichzelf liet bouwen. Op diezelfde pagina gaat het over hoe Ceausescu zijn familieleden goe-

de functies – en zo ook erg veel luxe – bezorgde. Zo wordt niet enkel de gruwel die hij zijn

onderdanen aandeed belicht, maar ook de voordelen, de pracht en praal waarmee hij zichzelf

en zijn naasten bevoorrechtte. In andere artikels komen we zaken te weten over het geld van

Ceausescu en over de macht van de Securitate. De tegenstelling met de situatie van de Roe-

meense bevolking wordt op die manier nog scherper. In contrast hiermee staat bijvoorbeeld

een artikel van 22 december: “Honger en kou zijn minder erg dan voortdurende angst.‟ Het

dagelijkse leven in Roemenië.” Nog veel later, op 30 december, komen we zo‟n uiterst nega-

tief artikel tegen: “Roemeense kinderen jarenlang ondervoed. De situatie was al rampzalig

vóór Timisoara.” Dit stuk gaat in op de vrijwilligers van Artsen Zonder Grenzen die sinds

enkele dagen waren teruggekeerd uit Roemenië. Hun acties bleken een succes te zijn. De art-

sen beschrijven de situatie van het land en loven hun collega‟s uit Roemenië. Het beeld van de

Roemeense gezondheidszorg is schrijnend. Ook dit artikel is uiterst persoonlijk en subjectief.

Roemenië wordt alweer vanuit een ander perspectief getekend.

Een ander achtergrondartikel van 21 december geeft een beeld van Elena Ceausescu. Met een

citaat van haar besluit de journalist zijn stuk: “Ik ben niet de vrouw van de president. ik ben

na de Roemeense leider de tweede in het land. is dat duidelijk?” Dit citaat wijst op haar

machtshonger en autoritarisme. Andere aspecten van haar komen nagenoeg niet aan bod in

het artikel. Aan de hand van deze achtergrondartikels wordt de waarheid van de Roemeense

dictatuur meer en meer ontsluiert. De krant biedt echter te vaak enkele een uitgebreid forum

voor negatieve berichtgeving, die weinig neutraal is.

Een laatste reeks achtergrondartikels belicht verschillende aspecten van de „revolutie‟ zelf.

Een artikel in de krant van 21 december handelt over de rol van de Hongaarse radio in de be-

richtgeving over Roemenië: “Radio Boedapest, bron van Roemenië-nieuws.” Ook verder

komt deze belangrijke rol van het buurland aan bod. Een opinieartikel van 22 december kopt:

“Hongarije geeft weer het voorbeeld.” Een ander aspect is de rol van de televisie. Op

26 december verschijnt hierover een artikel. “Een uniek, en relatief nieuw aspect, is boven-

dien dat de volksopstand werd geleid vanuit de televisiestudio‟s van de nationale Roemeense

omroep in Boekarest. Het belang van het televisiestation kan nauwelijks onderschat (!) wor-

den.” Enerzijds benadrukt men de voordelen van dit medium. Anderzijds wijst men er ook op

dat chaos en verwarring ontstond over heel de wereld werd verspreid.

267

Opmerkelijk is het artikel van 26 december dat kopt: “Ceausescu geëxecuteerd. Volkeren-

moord op 60 000 Roemenen.” In deze kop lijkt men de executie te rechtvaardigen. Het is niet

volledig duidelijk dat de term „volkerenmoord‟ door de rechters was opgevoerd. Over de term

„volkerenmoord‟ bestaat in deze context een hele hetze. Deze controverse verklaarde ik in het

hoofdstuk „geschiedenis‟. Dat de Vooruit/De Morgen deze term ook gebruikt in zijn subtitel

getuigt van een weinig kritische houding tegen het proces van de Ceausescu‟s. Ook in het ar-

tikel zelf blijft men slechts afstandelijk bericht geven over dit proces.

Een totaal ander soort artikel vinden we op 22 december: “Vice-premier Gheorghe Oprea:

„Een groot aantal doden? Niets van waar‟!” Hier horen we een heel andere mening over de

zogenaamde slachtpartij in Timisoara. Toch lijkt men niet erg veel waarde te hechten aan zijn

uitspraken. Men citeert namelijk een totaal absurde uitspraak: “Nog geen tien mensen zijn

omgekomen, laat staan duizenden!” Anderzijds laat men deze ene keer toch een andere stem

aan het woord.

Net als in De Standaard wordt ook hier het andere gezicht van Ceausescu belicht. Terwijl men

in De Standaard ook in eigen boezem tast, wordt de situatie hier anders voorgesteld. De kop

van een artikel van 27 december luidt: “Hoe Ceausescu het Westen van zijn goede bedoelin-

gen overtuigde.” Het is dus niet het Westen dat blind bleef voor tirannie van Ceausescu, het

was Ceausescu zelf die het Westen om de tuin leidde. Dit klink heel anders dan het in De

Standaard wordt vorgesteld. In dit artikel gebruikt men het boek van Ion Pacepa (zie ook

hoofdstuk 4: geschiedenis), zonder zich echt kritisch op te stellen tegenover zijn informatie.

De Vooruit/De Morgen haalt verschillende keren zijn informatie of uitspraken uit andere

kranten. In een artikel van 19 december verwijst men naar de „Sunday Correspondent‟. Men

schreef in deze Britse krant dat de „laatste domino‟ nu zou kunnen kantelen: “Het initiatief

kan de katalysator die de geïsoleerde haarden van verzet kan omvormen in het soort van mas-

sabeweging dat geleid heeft tot het in elkaar storten van regimes elders in Oost-Europa.” Dit

soort bronvermelding doet de krant in geloofwaardigheid toenemen. Men neemt deze uit-

spraak over omdat ook de Vooruit/De Morgen van mening dat het einde van het regime van

Ceausescu in zicht is. In een opinieartikel van 20 december verwijst men naar een buitenland-

se krant: “Ceausescu, die gisteren nog door de Britse Times werd vergeleken met de bloed-

dorstige Romeinse keizer Caligula …” De Vooruit/De Morgen maakt niet enkel dit soort

verwijzingen naar andere media, maar neemt vaak ook hele artikels over van andere kranten

of schrijvers.

Van Gyorgy Konrad wordt tweemaal een artikel gepubliceerd. Deze joods-Hongaarse schrij-

ver is als Hongaar uiteraard niet onpartijdig. Hij beleefde het Roemenië onder Ceausescu als

268

(half) betrokken partij van veel dichterbij. In zijn eerste artikel (“Ook het doden van een tiran

is moord.” 23/12) plaatst hij de toestand van Roemenië in de ruimere geschiedenis van de

21ste

eeuw. Hij benadert de hele kwestie op een filosofische manier. Dit doet de lezer zeker

aan het denken zetten. De kop van zijn andere artikel luidt:“De welkome revoluties in onze

buurlanden.” (26/12) Dit is een erg hoopvol artikel. Het opent met de zin: “De feiten bewij-

zen thans dat de utopist meer gelijk had dan de scepticus.” Opnieuw behandelt hij de Roe-

meense kwestie met veel zin voor historisch inzicht en filosofie.

Het aantal opinieartikels in de Vooruit/De Morgen zijn iets groter in aantal. Afgaande op de

koppen, zijn ze ook erg kritisch. Een goed voorbeeld van een erg kritisch opiniestuk is dat van

29 december: “Standpunt: Mensenrechten zijn een kwestie van breedtegraad.” Hier durft de

journalist een beschuldigende vinger uitsteken naar de westerse landen, die Roemenië pas ter

hulp kwamen als het regime al stevig aan het wankelen was. “Er is bijzonder weinig moed

voor nodig om een ambassadeur op het matje te roepen van een regime dat zijn laatste adem

uitblaast.” Ook nu het regime gevallen is, begint men plots allerhande hulpacties op touw te

zetten. En ook dat is de pijnlijke waarheid van de Roemeense „revolutie‟.

De illustraties in de Vooruit/De Morgen zijn veel talrijker dan in De Standaard. Opvallend is

dat men tot zeven keer toe een hele voorpagina wijdt aan Roemenië, vanaf de eerste betoging

over de dood van Ceausescu tot de hulpacties van België en andere landen. Zeer grote foto‟s

omvatten de totale eerste pagina. Qua fotomateriaal in het algemeen heeft de Vooruit/De

Morgen een voorsprong op De Standaard. Foto‟s betekenen niet onvoorwaardelijk een meer-

waarde. In dit geval is het nog een extra bewijs voor de immense aandacht die de krant aan de

Roemeense kwestie schenkt. De foto‟s geven erg uiteenlopende beelden. Er worden vele fo-

to‟s van de Conducator en zijn vrouw gepubliceerd. Daarnaast zijn er de erg gruwelijke beel-

den van de zogenaamde massagraven, kapotgeschoten gebouwen en mensenmassa‟s, maar

ook foto‟s van vreugdevolle Roemenen en het dagdagelijkse leven van de Roemenen. In de

krant van 27 december is er een ganse fotoreportage van Timisoara. In deze reportage zien we

dezelfde verscheidenheid van thema‟s.

In tegenstelling tot in De Standaard staan er in de Vooruit/De Morgen enkele cartoons. Twee

cartoons zijn van de Vlaamse cartoonist ZAK, maar er is ook een cartoon van een Roemeense

tekenaar. Cartoons bieden een andere, vaak sarcastische kijk op de dingen. In dat opzicht is de

Vooruit/De Morgen veel verfrissender dan De Standaard.

269

Deze cartoon is van de beroemdste cartoonist van Roemenië, Mihai Stanescu. Hij won twee-

maal het cartoonfestival van Knokke-Heist. De publicatie van deze cartoon kan gelden als een

eerbewijs aan Stanescu en aan de Roemenen in het algemeen. De cartoon schetst het beeld

van hoe de Roemenen louter als middelen worden gebruikt. Zij worden letterlijk de kop inge-

drukt om wegen voor het „Genie van de Karpaten‟ te plaveien.

Deze twee cartoons van ZAK zijn vervuld van zwarte humor. In de eerste cartoon verwijst

ZAK naar de beslissing de grenzen te sluiten na de gewelddadige betogingen in Timisoara.

Hier wordt echter geen link gelegd met de betoging, maar wel met de ondervoeding van de

bevolking. Het risico dat men ten gevolge van hun lage gewicht weg kunnen waaien geeft

ZAK aan als de eigenlijke reden voor het sluiten van de grenzen.

De tweede cartoon combineert de kerstsfeer met het gruwelijke neerslaan van de protesten.

Bij kerst worden gewoonlijk de kalkoenen geslacht om gezellig te tafelen. Dit keer wordt de

Roemeense bevolking geslacht. De kalkoenen voelen zich ronduit gediscrimineerd.

270

7.21.2 Conclusie

In vergelijking met de Vooruit/De Morgen blijft De Standaard in zijn berichtgeving over de

Roemeense kwestie nog behoorlijk neutraal. In verband met het dodental van de betoging van

17 december blijft De Standaard erg voorzichtig. Dit spreekt zeer in het voordeel van de jour-

nalistieke geloofwaardigheid van de krant. Men geeft steeds zijn bronnen weer en gebruikt

vaak de voorwaardelijke wijs. Ook zijn de journalisten van De Standaard niet vergeten dat het

Westen Ceausescu aanvankelijk steeds met open armen ontving.

Uiteraard zien we in deze situatie ook erg pessimistische krantenkoppen en berichten in De

Standaard. De negatieve koppen blijven in De Standaard duidelijk in de minderheid tegenover

een overwicht van eerder zakelijke koppen. De meeste slechte uitspraken komen echter

meestal van Roemenen zelf. Slechts één artikel is werkelijk heel negatief geladen, maar ook

hier is een Roemeen aan het woord. Enkele achtergrondartikels zorgen voor een groter inzicht

bij de lezer. Qua achtergrond blijft de lezer zeker op zijn honger. Kritische noten blijven ech-

ter te vaak uit. Slechts een paar keer raakt men een pijnlijk punt aan. De opinieartikels slagen

erin om af en toe een ander licht te werpen, maar blijven veelal meer aan de oppervlakte.

Op het vlak van illustraties blijft De Standaard erg functioneel. Er worden informatieve kaart-

jes en foto‟s van betrokkenen gepubliceerd. In verband met de gevechten in de Roemeense

steden zetten huiveringwekkende beelden de artikels kracht bij.

In de Vooruit/De Morgen verschijnen er opmerkelijk meer artikels in deze periode. De ver-

scheidenheid van de artikels is ook veel groter. Feitelijk nieuws staat er naast tal van achter-

grondartikels en opiniestukken. Deze uitgebreide belangstelling wijst erop dat de Roemeense

revolutie een heet hangijzer is voor de redactie van de Vooruit/De Morgen. Dit is bovendien

ook af te leiden uit de vele voorpagina‟s die volledig aan de Roemeense kwestie worden ge-

wijd.

Het meest zichtbare verschil met De Standaard is dat er in de Vooruit/De Morgen veel meer

foto‟s verschijnen. Er worden ook enkele cartoons afgebeeld. Deze geven zeer kernachtig een

scherpe mening weer aan de hand van een humoristische noot. Dit is een alternatieve ziens-

wijze die De Standaard niet gebruikt.

De berichtgeving van de Vooruit/De Morgen is veel kritischer. Niet enkel in de opinieartikels,

maar ook in de feitelijke berichtgeving geeft men meer dan eens ongezouten commentaar.

Reeds in koppen straalt het negativisme van de pagina‟s. Het doel van de koppen ligt eerder in

de rechtstreekse confrontatie van de lezer. De Vooruit/De Morgen laat zich erg negatief uit

271

over de gebeurtenissen in Roemenië. Toch gaat de krant – meer dan De Standaard – geen kri-

tiek uit de weg die onze eigen politieke leiders aangaat.

Anders dan in De Standaard geeft de Vooruit/De Morgen veel meer diepgravende achter-

grondinformatie. Men gaat op zoek naar de oorzaken van de opstand en legt verschillende as-

pecten van de „revolutie‟ bloot. Andere artikels belichten tal van aspecten van het Ceausescu-

regime zelf. Op die manier worden er veel meer thema‟s aangesneden dan in De standaard.

Ook worden gevarieerde personen aan het woord gelaten. Toch wijzen de neuzen van deze

getuigen steeds in dezelfde richting. Er is amper plaats voor een meer genuanceerde mening.

Deze onomwonden berichtgeving heeft enkele belangrijke minpunten. In verband met het do-

dencijfer is de Vooruit/De Morgen absoluut niet kritisch en laat zich meeslepen door de hyste-

rie die alle media lijkt in te palmen. Een andere negatief gevolg is het tekort van andere me-

ningen. Toch gaat ook de Vooruit/De Morgen niet voorbij aan de optimistische houding van

het Westen in het begin van Ceausescu‟s ambtstermijn. Een pluspunt van de Vooruit/De Mor-

gen is dan weer dat men geregeld stukken overneemt van andere kranten. Men stelt de eigen

mening niet voorop en toont interesse voor vernieuwende inzichten. Dit geeft de lezer een

meer open blik.

“Roemenië sluit zijn grenzen na massaal protest. Begint Stalinistisch bolwerk te wankelen?”

De Standaard, 19 december

Plaats in de krant: pagina 1

Feitelijk nieuws

Artikel met kaart

Bron: AP/Reuter

Oppervlakte: groot

“Stalins museum”

De Standaard, 19 december

Plaats in de krant: pagina 4

Opinieartikel

Bron: eigen berichtgeving

Oppervlakte: groot

“Opnieuw geweld in Timisoara.”

De Standaard, 20 december

Plaats in de krant: pagina 1

272

Feitelijk nieuws

Bron: AP/Reuter

Oppervlakte: middelmatig

“Schaarse getuigen over Ceausescu Tienanmen.”

De Standaard, 20 december

Plaats in de krant: pagina 4

Feitelijk nieuws

Bron: AP/Reuter

Oppervlakte: middelmatig

“Ceausescu wijt onrust aan groepen fascisten.”

De Standaard, 21 december

Plaats in de krant: pagina 1

Feitelijk nieuws

Bron: AP

Oppervlakte: middelmatig

“Onrust breidt zich uit bij terugkeer Ceausescu.”

De Standaard, 21 december

Plaats in de krant: pagina 6

Feitelijk nieuws

Bron: AFP/AP

Oppervlakte: middelmatig

“Veiligheidstroepen openen vuur op betogers in woelig Boekarest.”

De Standaard, 22 december

Plaats in de krant: pagina 1

Feitelijk nieuws

Bron: AFP/AP/DPA/Reuter

Oppervlakte: groot

“Transsylvanië en Moldavië leiden verzet in Roemenië.”

De Standaard, 22 december

Plaats in de krant: pagina 4

Feitelijk nieuws

273

Artikel met kaart

Bron: AP

Oppervlakte: middelmatig

“Tegenaanval kan Ceausescu niet redden. Sovjetleider Gorbastjov steunt „rechtvaardige zaak

van Roemeense volk‟.”

De Standaard, 23 december

Plaats in de krant: pagina 1

Feitelijk nieuws

Artikel met foto

Bron: AP/DPA/Reuter

Oppervlakte: middelmatig

“Ceausescu slachtoffer van zijn mythomanie.”

De Standaard, 23 december

Plaats in de krant: pagina 4

Achtergrond

Artikel met foto

Bron: eigen berichtgeving

Oppervlakte: groot

“Uitkijk: Door ongeloof bevangen.”

De Standaard, 23 december

Plaats in de krant: pagina 4

Opinieartikel

Bron: eigen berichtgeving

Oppervlakte: middelmatig

“Manescu: trouw partijlid werd dissident.”

De Standaard, 23 december

Plaats in de krant: pagina 4

Feitelijk nieuws

Artikel met foto

Bron: AP

Oppervlakte: middelmatig

274

“De laatste, lelijkste kamer van Stalins Europees huis.”

De Standaard, 23 december

Plaats in de krant: pagina 4

Achtergrondartikel

Bron: eigen berichtgeving

Oppervlakte: groot

“Ceausescu na geheim proces geëxecuteerd.”

De Standaard, 26 december

Plaats in de krant: pagina 1

Feitelijk nieuws

Artikel met foto‟s

Bron: AP/Reuter

Oppervlakte: groot

“Grimmige kerstnacht in Timisoara.”

De Standaard, 26 december

Plaats in de krant: pagina 1

Feitelijk nieuws

Bron: eigen berichtgeving

Oppervlakte: middelmatig

“Reïntegratie.”

De Standaard, 26 december

Plaats in de krant: pagina 1

Opinieartikel

Bron: eigen berichtgeving

Oppervlakte: groot

“Gorbatsjov wijst westerse vrijbrief voor invasie af.”

De Standaard, 26 december

Plaats in de krant: pagina 4

Feitelijk nieuws

Bron: AP/NYT

Oppervlakte: middelmatig

275

“Securitate was sterker dan gewantrouwd leger.”

De Standaard, 26 december

Plaats in de krant: pagina 4

Feitelijk nieuws

Artikel met foto

Bron: AP/NYT

Oppervlakte: middelmatig

“Waar en wanneer werd Ceausescu gearresteerd?”

De Standaard, 26 december

Plaats in de krant: pagina 4

Feitelijk nieuws

Bron: AFP/Reuter

Oppervlakte: middelmatig

“Roemenen leven op hun zenuwen.”

De Standaard, 27 december

Plaats in de krant: pagina 1

Feitelijk nieuws

Bron: eigen berichtgeving

Oppervlakte: middelmatig

“Roemenië heeft nieuwe regering en ziet laatste momenten Ceausescu.”

De Standaard, 27 december

Plaats in de krant: pagina 1

Feitelijk nieuws

Artikel met foto‟s

Bron: AP

Oppervlakte: middelmatig

“De tiran is dood maar alles is nog niet voorbij.”

De Standaard, 27 december

Plaats in de krant: pagina 5

Feitelijk nieuws

Artikel met foto

276

Bron: eigen berichtgeving

Oppervlakte: middelmatig

“Elena Ceausescu, de ongekroonde koningin.”

De Standaard, 27 december

Plaats in de krant: pagina 5

Feitelijk nieuws

Artikel met foto

Bron: AP

Oppervlakte: groot

“Securitate-saboteur gevat op sneltrein.”

De Standaard, 27 december

Plaats in de krant: pagina 5

Feitelijk nieuws

Bron: eigen berichtgeving

Oppervlakte: zeer klein

“Uitkijk: de grootste domino‟s.”

De Standaard, 27 december

Plaats in de krant: pagina 5

Opinieartikel

Bron: eigen berichtgeving

Oppervlakte: middelmatig

277

“Boekarest ruimt puin van burgeroorlog.”

De Standaard, 28 december

Plaats in de krant: pagina 1

Feitelijk nieuws

Artikel met foto‟s

Bron: eigen berichtgeving

Oppervlakte: middelmatig

“Roemenië wordt nooit meer communistisch.”

De Standaard, 28 december

Plaats in de krant: pagina 1

Feitelijk nieuws

Bron: AP/AFP/Reuter

Oppervlakte: middelmatig

“Ceausescu‟s flater: een ooggetuigenverslag.”

De Standaard, 28 december

Plaats in de krant: pagina 4

Achtergrondartikel

Artikel met foto

Bron: eigen berichtgeving

Oppervlakte: groot

“Vier jaar moeilijkheden om één brief.”

De Standaard, 28 december

Plaats in de krant: pagina 4

Achtergrondartikel

Bron: eigen berichtgeving

Oppervlakte: groot

“Uitkijk: meegesleurde kameraden”

De Standaard, 28 december

Plaats in de krant: pagina 4

Opinieartikel

278

Bron: eigen berichtgeving

Oppervlakte: middelmatig

“Dodencijfer in Roemenië veel lager dan gezegd.”

De Standaard, 29 december

Plaats in de krant: pagina 1

Feitelijk nieuws

Bron: AP/UPI

Oppervlakte: middelmatig

“Uitkijk: Boedapest-Boekarest.”

De Standaard, 30 december

Plaats in de krant: pagina 4

Opinieartikel

Bron: eigen berichtgeving

Oppervlakte: middelmatig

“Toen Ceausescu nog in de gunst stond.”

De Standaard, 30 december

Plaats in de krant: pagina 4

Achtergrondartikel

Bron: eigen berichtgeving

Oppervlakte: middelmatig

“Kinderen zijn erg ondervoed.”

De Standaard, 30 december

Plaats in de krant: pagina 4

Feitelijk nieuws

Bron: eigen berichtgeving

Oppervlakte: middelmatig

“Leger mitrailleerde vanuit helikopter. Getuigen spreken van honderden doden in Roemenië.”

Vooruit/De Morgen, 19 december

Plaats in de krant: pagina 1

Enkel kop

279

“Tientallen doden onder Roemeense betogers. Ceausescu op staatsbezoek in Iran.”

Vooruit/De Morgen, 19 december

Plaats in de krant: pagina 8

Feitelijk nieuws

Artikel met kaart en foto

Bron: „persagentschappen‟

Oppervlakte: zeer groot

“Standpunt: Welke legitimiteit heeft een stalinistische farao?”

Vooruit/De Morgen, 19 december

Plaats in de krant: pagina 8

Opinieartikel

Bron: eigen berichtgeving

Oppervlakte: middelmatig

“Van dominee naar domino. Iedereen heeft wel een grief tegen Ceausescu.”

Vooruit/De Morgen, 19 december

Plaats in de krant: pagina 9

Feitelijk nieuws

Artikel met foto

Bron: Reuter

Oppervlakte: groot

“Weverbergh: „Eigenlijk is dit een hongeropstand.‟”

Vooruit/De Morgen, 19 december

Plaats in de krant: pagina 9

Achtergrondartikel

Artikel met cartoon

Bron: eigen berichtgeving

Oppervlakte: middelmatig

“Een parasiet spreekt. De ongeneeslijke woede van een Roemeense vluchteling.”

Vooruit/De Morgen, 19 december

Plaats in de krant: pagina 28-29 (Sluitstuk)

Achtergrondartikel

280

Artikel met foto‟s

Bron: eigen berichtgeving

Oppervlakte: zeer groot (2 pagina‟s)

“„Tanks reden over betogers‟. Hongaarse radio bevestigt honderden doden.”

Vooruit/De Morgen, 20 december

Volledige voorpagina

Kop met grote tekening van Ceausescu

“„Het was een bloedige orgie van geweld.‟ Meer details over Roemeensbloedbad.”

Vooruit/De Morgen, 20 december

Plaats in de krant: pagina 3

Feitelijk nieuws

Artikel met grote foto

Bron: niet vermeld

Oppervlakte: zeer groot

“Geen georganiseerde oppositie.”

Vooruit/De Morgen, 20 december

Plaats in de krant: pagina 4

Opinieartikel

Bron: eigen berichtgeving

Oppervlakte: middelmatig

“Goma: „Er bestaan twee personen die geen angst hebben van de geheime politie, Ceausescu

en ik.‟”

Vooruit/De Morgen, 20 december

Plaats in de krant: pagina 4

Achtergrondartikel

Artikel met foto

Bron: eigen berichtgeving

Oppervlakte: middelmatig

“„Levenswerk‟ Ceausescu nadert voltooiing. Paleis van 296 miljard.”

Vooruit/De Morgen, 20 december

Plaats in de krant: pagina 5

281

Feitelijk nieuws

Artikel met grote foto

Bron: niet vermeld

Oppervlakte: middelmatig

“Het familiebedrijf van de Ceausescu‟s.”

Vooruit/De Morgen, 20 december

Plaats in de krant: pagina 5

Feitelijk nieuws

Artikel met cartoon

Bron: niet vermeld

Oppervlakte: middelmatig

“Ceausescu geeft optreden van Roemeens leger toe.”

Vooruit/De Morgen, 21 december

Plaats in de krant: pagina 1

Feitelijk nieuws

Grote foto met onderschrift

Bron: niet vermeld

“Ceausescu verbiedt betogingen. Noodtoestand uitgeroepen in district Timis.”

Vooruit/De Morgen, 21 december

Plaats in de krant: pagina 6

Feitelijk nieuws

Artikel met foto

Bron: persagentschappen

Oppervlakte: zeer groot

“Dominee Tökes door Securitate opgepakt en verbannen.”

Vooruit/De Morgen, 21 december

Plaats in de krant: pagina 7

Feitelijk nieuws

Bron: niet vermeld

Oppervlakte: middelmatig

282

“Elena, de „Iron Lady‟ naast de Conducator.”

Vooruit/De Morgen, 21 december

Plaats in de krant: pagina 7

Feitelijk nieuws

Artikel met foto

Bron: niet vermeld

Oppervlakte: middelmatig

“Radio Boedapest bron van Roemenië-nieuws.”

Vooruit/De Morgen, 21 december

Plaats in de krant: pagina 7

Feitelijk nieuws

Artikel met foto

Bron: eigen berichtgeving

Oppervlakte: middelmatig

“Boekarest bloedt. Ceausescu spreken belet.”

Vooruit/De Morgen, 22 december

Volledige voorpagina

Kop met cartoon

“Opnieuw tanks en soldaten. Hongaarse televisie meldt bloedbad in de stad Arad.”

Vooruit/De Morgen, 22 december

Plaats in de krant: pagina 3

Feitelijk nieuws

Artikel met foto

Bron: niet vermeld

Oppervlakte: zeer groot

“Ceausescu: „Verdedigen met alles wat in onze macht ligt.‟ Tweede rede in 24 uur onderbro-

ken.”

Vooruit/De Morgen, 22 december

Plaats in de krant: pagina 4

Feitelijk nieuws

Artikel met foto

283

Bron: niet vermeld

Oppervlakte: middelmatig

“Hongarije geeft weer het voorbeeld.”

Vooruit/De Morgen, 22 december

Plaats in de krant: pagina 4

Opinieartikel

Artikel met foto

Bron: eigen berichtgeving

Oppervlakte: middelmatig

“„Groot aantal doden? Niets van waar!‟ Vice-premier Gheorge Oprea.”

Vooruit/De Morgen, 22 december

Plaats in de krant: pagina 4

Feitelijk nieuws

Bron: niet vermeld

Oppervlakte: middelmatig

“Ceausescu, Dracula en Vlad de Spietser.”

Vooruit/De Morgen, 22 december

Plaats in de krant: pagina 5

Achtergrondartikel

Artikel met foto

Bron: eigen berichtgeving

Oppervlakte: middelmatig

“„Honger en kou zijn minder erg dan voortdurende angst.‟ Het dagelijkse leven in Roemenië.”

Vooruit/De Morgen, 22 december

Plaats in de krant: pagina 5

Feitelijk nieuws

Artikel met foto en cartoon

Bron: eigen berichtgeving

Oppervlakte: zeer groot

284

“Ciao Sescu.”

Vooruit/De Morgen, 23 december

Volledige voorpagina

Kop met foto

“Het einde van een tiran.”

Vooruit/De Morgen, 23 december

Volledig pagina 3

Kop met foto en onderschrift

“Burgeroorlog in Boekarest.”

Vooruit/De Morgen, 23 december

Plaats in de krant: pagina 4

Feitelijk nieuws

Artikel met foto

Bron: niet vermeld

Oppervlakte: zeer groot

“Het laatste bastion is nu ook gevallen.”

Vooruit/De Morgen, 23 december

Plaats in de krant: pagina 4

Opinieartikel

Bron: eigen berichtgeving

Oppervlakte: middelmatig

“Ook het doden van een tiran is moord.”

Vooruit/De Morgen, 23 december

Plaats in de krant: pagina 5

Opinieartikel

Artikel met foto

Bron: Gyorgy Konrad

Oppervlakte: groot

285

“Eerste massagraven ontdekt.”

Vooruit/De Morgen, 23 december

Plaats in de krant: pagina 5

Feitelijk nieuws

Bron: niet vermeld

Oppervlakte: middelmatig

“Van bewogen boer tot gevaarlijke grijsaard. De levensloop van de heer Nicolae C.”

Vooruit/De Morgen, 23 december

Plaats in de krant: pagina 6

Achtergrondartikel

Artikel met foto

Bron: eigen berichtgeving

Oppervlakte: groot

“Regisseur Nicolae Caranfil: „Een rode kerstmis, maar toch een kerstmis.‟”

Vooruit/De Morgen, 23 december

Plaats in de krant: pagina 6

Achtergrondartikel

Bron: eigen berichtgeving

Oppervlakte: groot

“De hel van de „Popa Sapka‟. Het getuigenis van een Roemeense ex-gevangene.”

Vooruit/De Morgen, 23 december

Plaats in de krant: pagina 7

Achtergrondartikel

Artikel met foto

Bron: De Volkskrant

Oppervlakte: zeer groot

“De antichrist is op kerstdag overleden.”

Vooruit/De Morgen, 26 december

Volledig voorpagina

Kop met foto

286

“Ceausescu geëxecuteerd. „Volkerenmoord op 60 000 Roemenen.‟”

Vooruit/De Morgen, 26 december

Plaats in de krant: pagina 3

Feitelijk nieuws

Artikel met foto

Bron: niet vermeld

Oppervlakte: zeer groot

“Zwarte kerst in Timisoara.”

Vooruit/De Morgen, 26 december

Plaats in de krant: pagina 4

Feitelijk nieuws

Artikel met foto‟s

Bron: eigen berichtgeving

Oppervlakte: zeer groot

"De televisiestudio als wapen."

Vooruit/De Morgen, 26 december

Plaats in de krant: pagina 5

Feitelijk nieuws

Bron: niet vermeld

Oppervlakte: middelmatig

“Standpunt: Na Auschwitz, Oradour en The Killing Fields is er nu Timisoara.”

Vooruit/De Morgen, 26 december

Plaats in de krant: pagina 6

Opinieartikel

Bron: eigen berichtgeving

Oppervlakte: middelmatig

“Wie is wie in het nieuwe Roemenië. Dichters, dissidenten en KP-leden in een front.”

Vooruit/De Morgen, 26 december

Plaats in de krant: pagina 7

Feitelijk nieuws

287

Bron: niet vermeld

Oppervlakte: groot

“Ceausescu-fortuin geblokkeerd. Ruim 15 miljard frank in Zwitserse kluizen.”

Vooruit/De Morgen, 26 december

Plaats in de krant: pagina 8

Feitelijk nieuws

Bron: niet vermeld

Oppervlakte: middelmatig

“De Pretoriaanse wacht van Ceausescu. Elke Roemeen werd afgeluisterd door de Securitate.”

Vooruit/De Morgen, 26 december

Plaats in de krant: pagina 9

Feitelijk nieuws

Artikel met foto

Bron: eigen berichtgeving

Oppervlakte: groot

“Maak geen helden en geen martelaren.”

Vooruit/De Morgen, 26 december

Plaats in de krant: pagina 9

Achtergrondartikel

Artikel met foto

Bron: niet vermeld

Oppervlakte: groot

“„Behoed mij, Heer, voor hen die het goed met me voorhebben.‟ Portret van de vervolgde

Roemeense dichter Mircea Dinescu.”

Vooruit/De Morgen, 26 december

Plaats in de krant: pagina 10

Achtergrondartikel

Bron: De Volkskrant

Oppervlakte: groot

288

“De welkome revoluties in onze buurlanden.”

Vooruit/De Morgen, 26 december

Plaats in de krant: pagina 11

Opinieartikel

Bron: Gyorgy Konrad

Oppervlakte: zeer groot

“We zijn nu een deel van de wereld.”

Vooruit/De Morgen, 27 december

Volledige voorpagina

Kop met foto

“Roemenië heeft nieuwe regering. Bevolking op straat: „Geen communisten meer.‟”

Vooruit/De Morgen, 27 december

Plaats in de krant: pagina 3

Feitelijk nieuws

Artikel met foto‟s

Bron: niet vermeld

Oppervlakte: zeer groot

“Executie en proces op video. Voltrekking vonnis op geheime basis.”

Vooruit/De Morgen, 27 december

Plaats in de krant: pagina 4

Feitelijk nieuws

Artikel met foto

Bron: niet vermeld

Oppervlakte: groot

“Wij wilden hem laten leven, maar dan zoals wij. Alleen maar varkenspoten om te eten.”

Vooruit/De Morgen, 27 december

Plaats in de krant: pagina 5

Achtergrondartikel

Artikel met foto

Bron: eigen berichtgeving

Oppervlakte: middelmatig

289

“Roemeense pers krijgt nieuw gezicht.”

Vooruit/De Morgen, 27 december

Plaats in de krant: pagina 6

Feitelijk nieuws

Bron: niet vermeld

Oppervlakte: klein

“Standpunt: Het snelle einde van een gehate dictator.”

Vooruit/De Morgen, 27 december

Plaats in de krant: pagina 6

Opinieartikel

Bron: eigen berichtgeving

Oppervlakte: middelmatig

“Hoe Ceausescu het Westen van zijn goede bedoelingen overtuigde.”

Vooruit/De Morgen, 27 december

Plaats in de krant: pagina 7

Achtergrondartikel

Artikel met foto

Bron: eigen berichtgeving

Oppervlakte: zeer groot

“Het mysterie van de Roemeense tunnels.”

Vooruit/De Morgen, 27 december

Plaats in de krant: pagina 11

Feitelijk nieuws

Bron: niet vermeld

Oppervlakte: klein

“Onderzoek naar Ceausescu‟s geld.”

Vooruit/De Morgen, 27 december

Plaats in de krant: pagina 11

Feitelijk nieuws

Bron: niet vermeld

Oppervlakte: klein

290

“De Roemeense kerst: van uur tot uur.”

Vooruit/De Morgen, 27 december

Plaats in de krant: pagina 14

Feitelijk nieuws

Bron: niet vermeld

Oppervlakte: groot

“„Wij weigeren dialoog met de oude KP.‟ Interview met Valentin Gurel Van de voorlopige

regering.”

Vooruit/De Morgen, 28 december

Plaats in de krant: pagina 4

Interview

Artikel met foto

Bron: eigen berichtgeving

Oppervlakte: middelmatig

“Het einde van Ceausescu‟s wetten. Abortus wordt gelegaliseerd.”

Vooruit/De Morgen, 28 december

Plaats in de krant: pagina 4

Feitelijk nieuws

Bron: niet vermeld

Oppervlakte: middelmatig

“Securitate was Ceausescu‟s meest doeltreffende moordwapen.”

Vooruit/De Morgen, 28 december

Plaats in de krant: pagina 5

Achtergrondartikel

Artikel met foto

Bron: niet vermeld

Oppervlakte: groot

“Ceausescu: „De bevolking had alles wat ze nodig had.‟ Proces uitgezonden op televisie.”

Vooruit/De Morgen, 28 december

Plaats in de krant: pagina 6

Feitelijk nieuws

291

Artikel met foto

Bron: niet vermeld

Oppervlakte: zeer groot

“Roemeense tv toont nieuwe beelden van lijk Ceausescu.”

Vooruit/De Morgen, 28 december

Plaats in de krant: pagina 6

Feitelijk nieuws

Bron: niet vermeld

Oppervlakte: klein

“Standpunt: Mensenrechten zijn een kwestie van breedtegraad.”

Vooruit/De Morgen, 29 december

Plaats in de krant: pagina 6

Opinieartikel

Bron: eigen berichtgeving

Oppervlakte: middelmatig

“Securitate-terreur kan nog jaren blijven duren.”

Vooruit/De Morgen, 29 december

Plaats in de krant: pagina 9

Feitelijk nieuws

Artikel met foto

Bron: persagentschappen

Oppervlakte: middelmatig

“Securitate biedt nog steeds weerstand.”

Vooruit/De Morgen, 30 december

Plaats in de krant: pagina 10

Feitelijk nieuws

Artikel met foto

Bron: persagentschappen

Oppervlakte: groot

292

“Van Tienanmen naar Timisoara en terug. Li Peng kondigt strijd voor socialisme aan.”

Vooruit/De Morgen, 30 december

Plaats in de krant: pagina 11

Feitelijk nieuws

Artikel met foto

Bron: eigen berichtgeving

Oppervlakte: middelmatig

“Roemeense kinderen jarenlang ondervoed. „De situatie was al rampzalig vóór Timisoara.‟”

Vooruit/De Morgen, 30 december

Plaats in de krant: pagina 13

Achtergrondartikel

Artikel met foto

Bron: eigen berichtgeving

Oppervlakte: zeer groot

293

8 Kwantitatieve analyse

Grafiek 1 toont duidelijk aan dat in het totaal veel meer artikels verschenen zijn in De Stan-

daard. We kunnen De Standaard en de Vooruit/De Morgen echter moeilijk kwantitatief verge-

lijken. Wanneer we in grafiek 2 kijken naar het aantal artikels per gekozen moment, valt op

dat er in De Standaard op elk moment meer artikels verschenen, behalve in maart 1965 en in

december 1989. Tegen het einde van de jaren ‟80 is de Vooruit/De Morgen sterk gewijzigd.

Bij de eerste gekozen momenten in de jaren ‟60 bestond de krant slechts uit een aantal pagi-

na‟s. Een groot deel hiervan werd besteed aan sportberichtgeving. Daarnaast nam ook regio-

naal nieuws een hap uit de Vooruit. Politieke, economische, sociale en buitenlandse bericht-

geving bleef dus erg beperkt. Vanaf het einde van de jaren ‟70 en het begin van de jaren ‟80

verandert de krant aanzienlijk. Vanaf 1978 verscheen de Vooruit/De Morgen over heel

Vlaanderen. Het is pas vanaf dan dat de twee kranten kwantitatief echt vergelijkbaar zijn.

Aantal artikels (grafiek 1)

0

20

40

60

80

100

120

140

De Standaard Vooruit/DM

In grafiek 2 zien we voor De Standaard de grootste pieken in het aantal artikels in 1967, 1968,

1969, 1971 en 1977. Vooral het bezoek van de Amerikaanse president Nixon in 1969 deed

blijkbaar veel stof opwaaien. Daarna volgt de crisis rond de Praagse Lente. Ceausescu nam in

die kwestie immers een non-conformistische positie in. Deze alternatieve houding druiste in

tegen de Sovjets maar leverde hem veel sympathie op in het Westen. In 1967 was Roemenië

het eerste land dat contacten aanknoopte met West-Duitsland. Ook dit feit werd door De

Standaard erg belangrijk geacht. Ook het bezoek van Ceausescu aan China volgde men op de

294

voet. Het zijn dus voornamelijk de relaties met het buitenland die Ceausescu internationale

pers opleveren. Een totaal ander soort gebeurtenis was de enorme aardbeving van 1977. Dit

was het laatste onderwerp waarover uitgebreid bericht werd.

Totaal aantal artikels (grafiek 2)

0

2

4

6

8

10

12

14

16

mrt/

65

jan+

aug/

67

feb/

67

apr/6

8

mei

/68

tot s

ep/6

8

sep/

68

jul+

aug/

69

jul/7

0

jun/

71

feb+

mrt/

72

okt/7

2

mrt/

74

okt/7

6

mrt/

77

dec/85

mei

/87

nov/87

jan/

88

periode

aa

nta

l a

rtik

els

De Standaard

Vooruit/DM

Aantal artikels dec '89 (grafiek 3)

0

10

20

30

40

50

60

De Standaard Vooruit/DM

Om de overzichtelijkheid te bewaren, plaatste ik de gegevens van december 1989 niet in gra-

fiek 2, maar maakte ik de aparte grafiek 3. We zouden in grafiek 2 immers een te grote piek

verkrijgen, waardoor de gegevens van de andere jaren zouden vervagen.

Aangezien de twee kranten tot en met de jaren ‟70 kwantitatief amper met elkaar te vergelij-

ken zijn, moest ik op zoek gaan naar meer bruikbare momenten. De gekozen momenten uit de

jaren ‟80 zijn het meest geschikt voor een kwantitatief onderzoek. Aangezien er in decem-

295

ber 1985 en in mei 1987 geen artikels werden gepubliceerd in de Vooruit/De Morgen kunnen

we pas goed beginnen vergelijken vanaf november 1987. Dit moment levert ons echter slechts

10 artikels in totaal: 6 artikels voor De Standaard en 4 voor de Vooruit/De Morgen. Om een

behoorlijke kwantitatieve analyse op poten te zetten is dit eigenlijk te weinig. Vandaar dat ik

enkel de artikels van december 1989 zal aanwenden. Dit wil zeker niet zeggen dat decem-

ber 1989 representatief is voor de kwantitatieve verhouding tussen De Standaard en de Voor-

uit/De Morgen. Integendeel zelfs! De Vooruit/De Morgen kende immers nog maar pas een

grote redactionele omschakeling. Misschien zou dit voor de jaren ‟90 wel representatief kun-

nen zijn, maar daar kunnen we slechts naar gissen. Dit is anderzijds tamelijk waarschijnlijk.

De twee kranten worden vandaag immers beschouwd als de twee grootste kwaliteitskranten

van Vlaanderen. Maar één zwaluw maakt de lente niet en een kwantitatief onderzoek van

twee kranten over een tijdspanne van één maand is inderdaad ook erg mager.

In december 1989 verschenen er in de Vooruit/De Morgen een pak meer artikels. De aanloop

naar de val van Ceausescu en de ondergang van zijn regime zelf was voor de Vooruit/De

Morgen duidelijk een heet hangijzer. In De Standaard verschenen – volgens mijn criteria (zie

7.21) – 34 artikels, terwijl er in de Vooruit/De Morgen 57 verschenen, dat is ruim twee derden

meer.

Er zijn een vijftal aspecten die ik in dit kwantitatieve onderzoek wil betrekken.

1 Ten eerste is dat de plaats die de artikels in de krant innemen. Gaat het voornamelijk om

voorpaginanieuws? Hoe is de verhouding tussen het aantal artikels op de voorpagina en

de artikels elders in de krant?

2 Ten tweede wil onderzoeken welk soort nieuws er in de kranten het meest wordt gepu-

bliceerd. Daarbij wil ik ook de verhouding tussen deze verschillende soorten artikels

onder de loep nemen. Welke krant hecht het meeste belang aan welk genre van artikels?

3 Een derde aspect zijn de bronnen van de kranten. Worden deze steeds vermeld? Hoe is

de verhouding tussen eigen berichtgeving en nieuws verkregen via de persagentschap-

pen? En gebruikt men soms stukken uit andere kranten?

4 Een vierde punt waar we naar op zoek gaan is de eventuele verschillen is de oppervlakte

van de artikels. Publiceert de ene krant meer „zeer grote‟ artikels dan de andere krant?

296

5 Tenslotte zijn er de illustraties bij de artikels. Hier wordt niet enkel een onderscheid

gemaakt in het aantal illustraties, maar ook in de soort illustraties. Tot de verschillende

soorten horen foto‟s, kaartjes, cartoons en tot slot voorpagina-illustraties. Deze laatste

soort illustraties zijn illustraties die een ganse voorpagina inpalmen. Ik acht deze van

belang omdat zij niet als gewone foto‟s of cartoons kunnen beschouwd worden. Deze

afbeeldingen bepalen immers klaarblijkelijk de hele inhoud van de krant.

8.1 Plaats in de krant

In december 1989 verschenen er pas artikels vanaf de negentiende. Tot het einde van de

maand zullen er dagelijks artikels verschijnen. Van 19 tot 30 december verschenen er 10 kran-

ten. Onderstaande grafiek toont het aantal artikels, verdeeld over de voorpagina en over plaat-

sen elders in de krant. Bij grafiek 4 moeten we enkele dingen in rekening brengen.

Ten eerste zien we dat het aantal aangegeven door de staaf van de Vooruit/De Morgen gro-

ter is dan het totaal aantal artikels. Op de staaf zijn er immers 7 subjecten op de voorpagina

en 59 elders in de krant. Er zijn dus enkele zaken die ik hier wel in rekening bracht maar

die niet in rekening gebracht waren bij het totaal aantal artikels. Ik rekende de zogenaamde

„voorpagina-illustraties‟ (zie hierboven), die eigenlijk geen artikels zijn, mee bij items op

de voorpagina. Daarnaast is er één krant waar er louter een kop zonder artikel verscheen op

de voorpagina. Ook deze telde ik mee. We komen dan aan 7 items op de voorpagina. El-

ders in de krant vinden we 59 subjecten. Dit zijn op de eerste plaats de 57 gewone artikels.

Daarbij komt nog een fotoreportage, die ik niet meetelde bij de artikels. Plus verscheen er

op 23 december op pagina 3 van de krant een paginagrote foto met kop. Ook deze rekende

ik niet mee bij het totaal aantal artikels.

We mogen ons niet laten misleiden door deze grafiek. Op enkele voorpagina‟s verschenen

er namelijk meerdere artikels. Op andere voorpagina‟s waren er dan weer geen artikels te

vinden. In De Standaard van 30 december was er bijvoorbeeld geen artikel op de voorpa-

gina. De Vooruit/De Morgen had geen artikels op de voorpagina in de kranten van 28, 29

en 30 december. De Vooruit/De Morgen publiceerde dus nooit volledige artikels op de

voorpagina. Ofwel plaatste men enkel een grote kop op de voorpagina, ofwel publiceerde

men een paginagrote illustratie op de voorpagina.

297

Plaats in de krant (grafiek 4)

0

10

20

30

40

50

60

70

De Standaard Vooruit/DM

verder in krant

voorpagina

Wat kunnen we nu besluiten uit grafiek 4?

In grafiek 4 zien we voor De Standaard duidelijk een totaal andere verhouding tussen de

artikels op de voorpagina en de artikels elders in de krant dan voor de Vooruit/De Morgen.

Binnenin de Vooruit/De Morgen verschenen veel meer artikels. Enerzijds trekt de krant

veel aandacht door het gebruik van paginagrote afbeeldingen op de voorpagina, maar an-

derzijds besteed de krant ook elders in de krant zeer veel aandacht een de Roemeense „re-

volutie‟.

De Standaard gebruikt in verhouding veel vaker de voorpagina om artikels over de crisis in

Roemenië te publiceren. In verhouding trekt de krant dus veel meer aandacht van de geïn-

teresseerde lezer, terwijl er in de krant zelf veel minder artikels staan.

8.2 Soort nieuws

Laten we de verschillen in de evenredigheden in het soort nieuws van de twee kranten bekij-

ken. Uit grafiek 5 kunnen we besluiten dat De Standaard in verhouding meer feitelijk nieuws

brengt. Ook qua opinieartikels heeft De Standaard een kleine voorsprong. Voor De Standaard

ligt nadruk het meest op feitelijk nieuws. De Vooruit/De Morgen publiceerde in verhouding

heel wat meer achtergrondartikels. De krant hecht er blijkbaar belang aan zijn lezers een

grondige context mee te geven en meer te schrijven dan enkel louter feitelijk nieuws. De in-

formatie die gegeven wordt in de achtergrondartikels kunnen zeker een meerwaarde voor de

lezer bieden. In de Vooruit/De Morgen is er ook één enkel interview. De verscheidenheid in

de Vooruit/De Morgen is opmerkelijk groter dan in De Standaard.

298

Soort nieuws (grafiek 5)

0,0%

20,0%

40,0%

60,0%

80,0%

100,0%

De Standaard Vooruit/DM

interview

achtergrond

opinieartikel

feitelijk nieuws

8.3 Bron

Bij grafiek 6 hoort een korte opmerking. We zien dat de kolom van De Standaard boven de

100 % uitkomt. Dit komt omdat er twee artikels waren die zowel gebaseerd waren op gege-

vens van de persagentschappen als op de New York Times.

De persagentschappen waarvan beide kranten informatie gebruiken zijn AP, Reuter, UPI en

AFP. De Vooruit/De Morgen geeft niet altijd duidelijk aan op welke persagentschappen men

zich baseert en vermeldt vaak enkel „van de persagentschappen‟.

Bron (grafiek 6)

0,0%

20,0%

40,0%

60,0%

80,0%

100,0%

120,0%

De Standaard Vooruit/DM

niet vermeld

andere kranten

persagentschappen

eigen berichtgeving

299

Grafiek 6 toont aan dat de verhouding tussen de eigen berichtgeving en de artikels op basis

van informatie van de persagentschappen in De Standaard evenredig is. De Vooruit/De Mor-

gen heeft een zeer groot deel artikels waarbij men de bron niet vermeldt. Het aandeel eigen

berichtgeving is een pak kleiner dan in De Standaard. De twee kranten maken ook gebruik

van de artikels van andere kranten. De Standaard wendt deze aan in de feitelijke artikels naast

de informatie van de persagentschappen. De Vooruit/De Morgen vertaalt volledige opiniearti-

kels neemt hen over. De Standaard Op die manier biedt de Vooruit/De Morgen meer inzage in

de alternatieve opinies. De Vooruit/De Morgen hinkt qua bronvermelding zeker achterop op

De Standaard.

8.4 Oppervlakte

Grootte (grafiek 7)

0,0%

20,0%

40,0%

60,0%

80,0%

100,0%

De Standaard Vooruit/DM

zeer groot

groot

middelmatig

klein

zeer klein

Uit grafiek 7 kunnen we besluiten dat de Vooruit/De Morgen in verhouding veel meer plaats

besteedt aan de crisis van 1989 in Roemenië. Meer dan 25 % van de artikels zijn zelfs zeer

groot. Vaak gaat het hier om uitgebreide achtergrondartikels. De ingenomen plaats zegt niets

over de kwaliteit van de berichtgeving. We kunnen wel stellen dat lezer veel meer afwisselen-

de informatie verkrijgt en dat de lezer ook veel meer ideeën en opinies op zich afgevuurd

krijgt. Het overgrote deel in De Standaard bestaat uit middelmatig grote berichten. Toch is de

aandacht in De Standaard zeker niet ondermaats. Bijna dertig procent van de artikels zijn im-

mers groot. We kunnen besluiten dat de Vooruit/De Morgen erg veel waarde hecht aan de be-

richtgeving over de Roemeense „revolutie‟.

300

8.5 Illustraties

In grafiek 8 werkte ik de gegevens niet relatief, maar absoluut uit. Dit zou ons namelijk een te

vertekend beeld opleveren. Het zou dan lijken alsof De Standaard in verhouding vijfmaal zo-

veel kaartjes gebruikt dan de Vooruit/De Morgen, terwijl het verschil tussen de twee kranten

slechts één enkel kaartje is.

Bovendien kunnen we dit ook moeilijk in verhouding tot het aantal artikels beschouwen, aan-

gezien ook dan een wanverhouding zou ontstaan.

Het voordeel van deze grafiek is dat hier heel duidelijk de grote aandacht opvalt die de Voor-

uit/De Morgen spendeert aan illustraties.

Illustraties (grafiek 8)

0

10

20

30

40

50

60

De Standaard Vooruit/DM

voorpagina-illustratie

kaart

cartoon

foto

De Vooruit/De Morgen publiceerde meer dan drie keer zoveel illustraties dan De Standaard.

(17 in De Standaard en 58 in de Vooruit/De Morgen). Afbeeldingen bieden niet zonder voor-

waarde een meerwaarde. Ze horen de artikels te ondersteunen en aan de lezer meer inzicht te

verschaffen. Een fotoreportage over Timisoara, zoals er in de Vooruit/De Morgen verscheen,

kan de lezer een nieuwe indruk geven van de toestand in Roemenië zelf.

De verscheidenheid van de illustraties is ook groter bij de Vooruit/De Standaard. Voorpagina-

illustraties dienen voornamelijk om de aandacht van de lezers te trekken en om het belang van

301

de berichtgeving in de verf te zetten. Cartoons kunnen een kritische en humoristische visie op

de feiten geven en bieden dus zeker een meerwaarde. Deze meerwaarde krijgen we niet in De

Standaard.

De Standaard houdt het eerder op een feitelijke benadering van de nieuws en publiceert daar-

om voornamelijk foto‟s die de inhoud van de artikels ondersteunen. Daarnaast maakt men de

lezer ook aan de hand van kaartjes duidelijk waar zich de genoemde steden bevinden.

8.6 Conclusie

In december 1989 zijn de kwantitatieve verschilpunten tussen de twee kranten opvallend. De

Standaard houdt zijn berichtgeving eerder kort en zakelijk, met daarbij ook enkele opiniearti-

kels. Afbeeldingen zijn louter functioneel en dienen de inhoud van de artikels te benadrukken.

De Vooruit/De Morgen verlaat veel vaker de weg van de pure feitelijke verslaggeving en be-

wandelt meer de wegen van de meer grondige onderzoeksjournalistiek. De Vooruit/De Mor-

gen wil de lezer meer achtergrond en duiding meegeven. De illustraties zijn niet louter functi-

oneel

302

9 Besluit

In dit besluitende hoofdstuk grijp ik terug naar de centrale vraag over de beeldvorming van

Ceausescu. Eerst wil ik een kanttekening maken bij de term „beeldvorming‟. Deze term heeft

een erg negatieve connotatie, in die zin dat men vaak spreekt over een „foute‟ of „verkeerde‟

voorstelling van personen. Het gaat echter niet om foutieve ideeën, maar wel om onvolledige

en verwrongen voorstellingen van de realiteit. De oorzaken van deze verwrongen ideeën lig-

gen in het focussen op één enkele invalshoek, waardoor men misvormde feiten voor werke-

lijkheid aanneemt. Het is de kunst van de historicus deze verwrongen beelden in een nieuw

licht te plaatsen en weer in zijn juiste verhoudingen te herstellen. De historicus zal bij zijn be-

vindingen niet steeds op applaus getrakteerd worden. Integendeel zelfs, vaak zijn zulke onvol-

ledige beelden bruikbare middelen in haatcampagnes. Het hedendaagse voorbeeld van de

beeldvorming rond de tweespalt tussen Israëli‟s en Palestijnen is gekend. Ook wordt er graag

vastgeklampt aan vertekende beelden van historische zaken en personen. Toen de film „Der

Untergang‟ uitkwam, schreeuwden sommigen moord en brand omdat er een „te menselijk‟

beeld werd opgevoerd van de Führer, terwijl de film historisch voortreffelijk onderbouwd

was. Bekijk het aantal studenten middeleeuwen en zie hoe velen zich laten leiden door het

imago van de „donkere middeleeuwen‟. (De uitdrukking „middeleeuwen‟ verklaart al veel!)

Vandaar dus het belang van onze functie als historicus.

In verband met de beeldvorming van Ceausescu stelde ik enkele vragen voorop. Ten eerste,

wat is de algemene beeldvorming doorheen de tijd? De tweede vraag was of er in deze beeld-

vorming een evolutie op te merken was. Tenslotte is er ook de vraag naar de verschillen tus-

sen de twee onderzochte kranten. Ik kan de resultaten van mijn onderzoek in een aantal pun-

ten uiteenzetten.

De meer algemene beeldvorming baseer ik voornamelijk op de berichtgeving in de Standaard.

Op de verschilpunten tussen de twee kranten kom ik verder in dit besluit terug.

Rond de persoon van Ceausescu was er reeds van in het begin een duidelijke beeldvorming.

Bij het aantreden van Ceausescu in 1965 kwamen we over de nieuwe leider niets te weten,

maar de Roemeense leiders werden toen al geroemd vanwege de onafhankelijke houding ten

opzichte van de Sovjet-Unie. Men focuste zich voornamelijk op de internationale positie van

het land en deze focus zou de eerste jaren geen wending nemen. In 1967 vonden er de eerste

contacten plaats tussen een Oostblokland en West-Duitsland. Roemenië wierp zich op als

303

baanbreker tussen Oost en West. Dit leverde Ceausescu algemene positieve ruchtbaarheid op.

De sfeer rond deze contacten was erg optimistisch en Ceausescu werd naar voor geschoven

als een invloedrijk internationaal figuur. Ook toen de Roemeense minister van Buitenlandse

Zaken Manescu in februari 1967 naar België kwam, had men veel positieve bewoordingen

voor de Roemeense leider.

(Een opvallend artikel in De Standaard in deze periode ging over de introductie van de pil in

Oost-Europa. Enkel in Roemenië vond de pil geen ingang. Deze kennisgeving bood de jour-

nalisten een eerste kans om het land in een nieuw daglicht te stellen. Er werden echter geen

kritische vragen gesteld en de journalist slaagde erin het relaas zo te weer te geven dat het po-

sitieve beeld over Roemenië stand hield.)

Het jaar 1968 zou het fatsoenlijke imago van Roemenië en Ceausescu geen windeieren leg-

gen. Voornamelijk tijdens de crisis rond de Praagse Lente kon Ceausescu zich op het interna-

tionale toneel profileren. Zijn weigering deel te nemen aan de inval in Tsjechoslowakije en

zijn radicale veroordeling van die beslissing door de andere Warschaupactlanden, bepaalden

dat jaar het beeld van Ceausescu als rechtvaardig leider. De contacten met de Franse president

De Gaulle en de Belgische minister van Buitenlandse Zaken Harmel bekrachtigden nogmaals

deze goede indruk. Nochtans waren er dat jaar ook gelegenheden om de Roemeense leider

met andere ogen te bekijken. Tijdens een zitting van het Centrale Comité van de Roemeense

Communistische Partij in het begin van 1968 werd de Roemeense vice-premier Draghici ont-

slagen. Bovendien oefende Ceausescu kritiek uit op zijn voorganger Gheorghiu-Dej. De reden

hiervoor was dat de twee ervoor hadden gezorgd dat twee politici – vroeger, toen Ceausescu

nog geen invloedrijke plaats had binnen de partij – onterecht waren geëxecuteerd. Op die ma-

nier slaagde Ceausescu erin zichzelf te legitimeren en de sterke figuur van Draghici uit te

schakelen. Deze zaak zou bij de journalisten toch enkele kritische vragen hebben moeten doen

rijzen. Over de kwestie bleef men echter kritiekloos bericht geven. De Praagse Lente zelf had

ook aanleiding kunnen geven tot kritische bespiegelingen over de binnenlandse politiek van

Ceausescu. Er was na de inval in Tsjechoslowakije angst ontstaan dat men ook Roemenië zou

binnenvallen. Als men de vergelijking zou gemaakt hebben tussen Tsjechoslowakije en Roe-

menië zou men tot de constatering gekomen zijn dat Roemenië geen binnenlandse experimen-

ten opzette, dat het land integendeel uiterst orthodox was en dat de dreiging van de Sovjet-

Unie dus nihil was. Minister van Buitenlandse Zaken Harmel poneerde wel dat “Het commu-

nistische systeem in Roemenië niet veranderd was, noch de communistische overtuiging van

‟s lands leiders”, maar concrete vragen over het binnenlandse beleid bleven uit.

304

Het jaar nadien, in augustus 1969, kwam de Amerikaanse president Nixon op bezoek in Roe-

menië. Dit wakkerde het enthousiasme nog meer aan. Men plaatste de gemoedelijke en open

sfeer van de contacten tussen de twee leiders voorop. Ceausescu werd afgeschilderd als een

verstandig leider, die een diplomatieke spil kon vormen tussen de Verenigde Staten en de

Sovjet-Unie.

In 1970 werd er een nieuw vriendschapsverdrag met Sovjet-Unie getekend. Ook hier werd

vooral het buitenlandse beleid van Ceausescu in rekening gebracht. Men benadrukte zeer sterk

de scheefgetrokken verhoudingen tussen de Sovjet-Unie en Roemenië, waarbij de Roemeense

leider een erg eigenzinnige persoonlijkheid werd toebedeeld.

Tijdens het bezoek van Ceausescu aan China in 1971 maakte men gebruik van soortgelijke

tegenstelling. Men schetste de dichotomie tussen de twee uitzonderingen Roemenië en China

en de twee supermogendheden, de Verenigde Staten en de Sovjet-Unie. Met de twee groot-

machten werd „machtspolitiek‟, „tirannie‟ en „imperialisme‟ geassocieerd. Met betrekking tot

Roemenië gebruikte men termen als „vrede‟, „verzet‟ en „diplomatieke vaardigheden‟. Ook

hier was het opvallende hoe hoog men de internationale rol van Ceausescu inschatte.

Al die jaren werd het binnenlandse beleid van Ceausescu amper aangehaald. In 1972 kon men

de greep van Ceausescu op de infomarmatiestroom vanuit Roemenië opmerken. In dat jaar

werden er namelijk op vraag van de Roemeense leider geruchten verspreid dat een generaal

zou zijn geëxecuteerd naar aanleiding van contraspionage aan de Sovjet-Unie. Op het moment

dat er artikels verschenen in De Standaard wist men reeds dat het slechts om geruchten ging.

Ondanks dit vreemde verhaal, dat Ceausescu toch in een ander daglicht stelde, bleven kriti-

sche bedenkingen eigenaardig genoeg nog steeds uit.

Voor de komst van Ceausescu naar België in 1972 werden enkele cruciale pijnpunten van

Ceausescu‟s beleid aangehaald, zoals bijvoorbeeld het minderhedenprobleem. Desondanks

bleef het positieve beeld van Ceausescu overeind. Er leek op dat ogenblik meer kennis boven

te komen over het Roemeense binnenlandse beleid, maar de Roemeense leider had blijkbaar

de touwtjes van de media nog sterk in handen. Hij bleef erin slagen dissidente stemmen in de

kiem te smoren.

De eerste breuk in de aanhoudende positieve berichtgeving over het Roemenië onder Ceau-

sescu, kwam er met het aftreden van premier Maurer in 1974. De toon leek zelfs helemaal om

te slaan. Er werd een beeld van Ceausescu geschetst als dictator die iedereen uit de weg ruimt,

zijn eigen idee wil doordrukken en geen enkele kritiek duldt. Het geloof in de bekwaamheid

van de Roemeense leider maakt plaats voor wantrouwen. Bij het bezoek van het koningspaar

aan Roemenië in 1976 verdwenen de kritische geluiden echter weer.

305

De aardbeving in Roemenië in 1977 deed de kritische geluiden weer opleven. In die periode

werd vooral een tegenstelling opgevoerd tussen het dappere en arme Roemeense volk en de

machtige Ceausescu. Toch bleven deze stemmen nog betrekkelijk gedeisd. Bij zulke rampen

stond uiteraard het menselijke leed op de eerste plaats.

In de jaren tachtig zullen de kritische geluiden hand over hand toenemen. De schendingen van

de mensenrechten in Roemenië werden een belangrijk onderwerp. Het gebrek aan betrouwba-

re informatie bleef de journalisten parten spelen, al kwamen er barsten in de muur die Ceau-

sescu om Roemenië had opgeworpen. Men was nog steeds gedwongen hun bijdragen te base-

ren op geruchten. In ieder geval was de focus verlegd naar het binnenlandse beleid. Het voor-

uitstrevende laagje werd langzamerhand weggevaagd en de chaos in Roemenië zelf kwam

meer en meer naar boven. De Roemeense president verloor zijn gezicht en zijn radicale stali-

nisme werd breed uitgesmeerd.

Bij de rellen in 1987 ging men nog relatief bedaard te werk in de verslaggeving. Men ging

echter niet voorbij aan de heftigheid van de betogingen. De kritiek op Ceausescu werd steeds

scherper. Toch bleef er ruimte voor positieve hoop op een definitieve ondergang van het re-

gime van de Conducator. Tussen de politieke consequenties van de situatie door gaf men ook

de dagdagelijkse beslommeringen van het volk een plaats in de berichtgeving.

Op de verjaardag van Ceausescu in 1988 scherpte men de kritiek nog aan. Uiteindelijk ging

het einde van het koppel Ceausescu in 1989 gepaard met een extreem negatieve beeldvor-

ming.

Hierboven schetste ik een algemeen beeld van de beeldvorming van Ceausescu. Hieruit is

duidelijk een evolutie af te leiden. Tot ongeveer de helft van de jaren ‟70 bleef men focussen

op de buitenlandse politiek van Ceausescu. Het eenzijdige beeld dat in die tijd gangbaar was,

was het beeld van de unieke, open, vooruitstrevende en verstandige Oost-Europese leider, die

rechtvaardigheid en vrije meningsuiting hoog in het vaandel draagt. Deze schijn zal Ceauses-

cu – dankzij de gebrekkige informatiestromen vanuit Roemenië – lang in stand kunnen hou-

den. Een eerste echte barst in dit imago krijgt hij in 1974. De ommekeer in de berichtgeving is

niet radicaal. Men blijft nog steeds voorzichtig. De rellen in 1987 zullen een definitieve breuk

betekenen in de beeldvorming. Van dan af neemt het slechte imago van Ceausescu een hoge

vlucht. Allerlei kwalijke berichten over Roemenië en zijn leiders werden gepubliceerd: Ceau-

sescu werd vergeleken met Dracula, de Roemeense bevolking was ondervoed en Ceausescu

was een machtswellusteling die zijn familie in het zadel hielp en zijn bevolking liet creperen.

De deksels van de smerige potjes werden geopend en de kentering was onomkeerbaar.

306

Een laatste centrale vraag was hoe de twee kranten van elkaar verschillen. Zoals gezegd bij de

kwantitatieve analyse zijn de kranten in het begin moeilijk met elkaar te vergelijken. Over de

hele lijn verschenen er meer artikels in De Standaard. Toch is het interessant om de berichten

van beide kranten naast elkaar te leggen, al is het aantal artikels van de Vooruit veel kleiner.

Voor beide kranten is het centrale thema tot midden jaren „70 de buitenlandse politiek van

Ceausescu. Het is opvallend welke neutrale en afstandelijke stijl de Vooruit in de jaren zestig

en zeventig hanteerde. Anderzijds ging deze stijl ook gepaard met een weinig kritische beoor-

deling van de feiten. De informatie blijft behoorlijk vlak. De Standaard daarentegen getuigde

vaak wel van een bepaalde visie. Men trachtte deze opinies amper te verhullen. De Standaard

had ook meer de neiging de zaken te overdrijven. Vaak schilderde men Ceausescu af als een

figuur die de split tussen Oost en West zou kunnen helpen beëindigen. Opmerkelijk is hoe De

Standaard in verband met het bezoek van Manescu aan België op een zeker ogenblik de zake-

lijke stijl volledig achter zich liet en uitgebreid bericht ging geven over de kledij en het uiter-

lijk van mevrouw Manescu. De sympathie van de journalist voor de Roemeense leiding viel

niet te loochenen. Ook in het artikel over de introductie van de pil bleef De Standaard een erg

positieve waardering uiten jegens de beslissingen van de Roemeense leiding. De hierboven

genoemde kansen tot kritiek worden niet aangegrepen. In 1968 bleven de verschillen tussen

De Standaard en de Vooruit hetzelfde. De Standaard koos voor radicaal positieve verslagen

met een meer grondige achtergrond, terwijl de Vooruit veel voorzichtiger bleef, hoewel ook

de Vooruit het zeker niet liet zijn appreciatie jegens Ceausescu uit te drukken. In verband met

de Praagse Lente waren de koppen in de Vooruit zelfs veel meer uitgesproken. De berichtge-

ving met betrekking tot het bezoek van Nixon liep overeenkomstig. De Standaard schetste een

beeld van de Roemeense leider met grote diplomatieke inzichten. Hier werden ook voor het

eerst meldingen gemaakt over de binnenlandse politiek van Ceausescu, al bleven deze eerder

kritiekloos. In beide kranten hield de nadruk op het buitenlandse beleid van de Conducator

stand. Met betrekking tot het hernieuwde vriendschapsverdrag met de Sovjet-Unie en het be-

zoek aan China behield De Standaard dezelfde stijl. Roemenië werd als klein dapper land in

contrast geplaatst met de grote machtige broer, de Sovjet-Unie. Ceausescu werd geassocieerd

met „vrede‟, „verzet‟, „moed‟ en „diplomatieke vaardigheden‟.

In het begin van de jaren ‟70 noemde De Standaard af en toe aspecten van het binnenlandse

beleid van Ceausescu. Deze aspecten werden slechts kort aangeraakt, zonder dat er enige kri-

tiek mee gepaard ging. De Vooruit maakte amper opmerkingen met betrekking tot Ceauses-

cu‟s binnenlandse politiek. In de reeks artikels van de Vooruit is er één erg frappant. Journa-

list Gust De Muynck toonde hierin zijn tomeloze bewondering voor Ceausescu en zijn beleid.

307

Hij is zelfs lyrisch over de Conducator. “Hij is vis, vogel en landdier tegelijk. Hij moet ten-

minste tien zintuigen hebben.” Anderzijds kende hij de dictatoriale trekjes van de Roemeense

nummer één, hij schreef hem zelfs machtsmisbruik toe. Desondanks bleef De Muynck Ceau-

sescu‟s bewind steunen en worden de tirannieke eigenschappen van de Roemeense leider voor

de Muynck ruimschoots gecompenseerd door zijn zogenaamde goede intenties. Het machia-

vellisme werd gerechtvaardigd.

In De Standaard kwam er een kentering in 1974, bij het aftreden van premier Maurer. Het ge-

loof in de Roemeense leider nam af en men beschreef hem als een dictator. De toon in De

Standaard was totaal omgeslagen. De Vooruit gebruikte nog steeds een eerder afstandelijke en

zakelijke toon.

Vreemd genoeg verdween de meer kritische blik van De Standaard in oktober 1976. De ken-

nelijk definitieve knak in 1974 maakte plaats voor afstandelijke beleefdheid. Toen het Belgi-

sche koningspaar in 1976 naar Roemenië reisde, keerde men terug naar het oude discours.

Blijkbaar was het bezoek van onze eigen koning reden genoeg om kwalijke oordelen achter-

wege te laten. Men hield het daarom eerder op een nuchter verslag, zonder veel kritische

overwegingen. Opnieuw stelde men de buitenlandse politiek van Ceausescu centraal. Waar-

schijnlijk wou men de stinkende potjes over het Roemeense binnenlandse beleid gedekt hou-

den om de eer te houden aan Boudewijn en Fabiola, die klaarblijkelijk toch goed bevriend wa-

ren met het koppel Ceausescu. In de Vooruit verschenen over dit bezoek geen artikels.

Bij de aardbeving van 1977 werd de nadruk voornamelijk op het menselijke aspect gelegd.

Als er iets werd gezegd over de Roemeense leiding, ging dit in De Standaard gepaard met

zeer kritische bedenkingen. De Standaard belichtte veel minder aspecten van deze aardbeving,

maar kijkt verder dan de directe gevolgen van de ramp. Zowel de economische en menselijke

gevolgen als de politieke gevolgen kwamen aan bod. De Vooruit gaf veel objectiever verslag,

maar had minder oog voor de lange termijn gevolgen op politiek en sociaal vlak.

De positieve berichtgeving kende dus eerder een ommekeer in De Standaard dan in de Voor-

uit. De krant greep in 1976 even terug naar een meer zakelijke stijl, maar in de berichtgeving

over de aardbeving in 1977 gaf men Ceausescu meermaals een veeg uit de pan. De Vooruit

hield een meer neutrale toon nog steeds aan. Pas in 1987 zagen we een heftige wending in het

discours in de Vooruit/De morgen.

In De Standaard verschenen in 1984 nog enkele negatieve artikels, maar deze bleven voorna-

melijk gebaseerd op geruchten. De klemtoon lag nu niet langer op de internationale positie

van Ceausescu. De ware aard van de Roemeense leider kwam mettertijd naar boven, maar het

land bleef te gesloten om de verhalen stellig te kunnen verdedigen.

308

Bij de rellen in 1987 veranderde de Vooruit/De Morgen in zijn berichtgeving over de Roe-

meense kwestie slechts weinig en de artikels bleven tamelijk feitelijk. Ook De Standaard bleef

redelijk zakelijk, hoewel men meer emotioneel betrokken leek dan de Vooruit/De Morgen. De

Standaaard ging anderzijds veel voorzichtiger om met onbekende bronnen. In de Vooruit/De

Morgen kwamen we ondanks de meer beknopte berichtgeving meer te weten over de situatie

in november en december van dat jaar. Beide kranten gingen diep in op de beslommeringen

van het Roemeense volk. Ook de heftigheid van de demonstratie kwam in beide kranten aan

bod. De kritiek tegenover Ceausescu was zowel in De Standaard als in de Vooruit/De Morgen

erg scherp. Tal van negatieve bewoordingen worden met de Roemeense dictator geassocieerd.

De verhouding tussen de twee kranten leken in verband met Ceausescu‟s zeventigste verjaar-

dag omgekeerd te zijn. Beide kranten gebruikten harde woorden, maar De Vooruit/De Mor-

gen stelde de tegenstelling tussen het leven van het Roemeense volk en de weelde van Ceau-

sescu veel scherper.

In december 1989 werd het onderscheid tussen de twee kranten nog frappanter. Beide kranten

zijn tijdens de Roemeense „revolutie‟ uiterst pessimistisch. Laten we de verschillen nog eens

kort op een rijtje zetten.

Ten eerste verschenen er in de Vooruit/De Morgen veel meer artikels dan in De Standaard. Er

werd meer achtergrond gegeven en de artikels zelf waren veel diepgaander en kritischer. Ook

qua illustratiemateriaal stak de Vooruit/De Morgen er bovenuit. Deze illustraties waren niet

louter illustratief, maar gaven ook meer inzicht en vaak ook kritiek. Daar hoorde ook een ge-

zonde dosis zelfkritiek en kritiek op de westerse leiding bij. Door deze kritische opstelling liet

de krant zich echter ook vaak meeslepen in een spiraal van negativiteit. In verband met het

dodental was de Vooruit/De Morgen bijvoorbeeld absoluut niet kritisch. De Standaard daaren-

tegen vermeldde steeds de gebruikte bronnen en ging veel voorzichtiger om met de verkregen

informatie. Qua achtergrond bleef de lezer in De Standaard zeker op zijn honger en ook de

opinieartikels bleven in verhouding met de Vooruit/De Morgen oppervlakkiger, hoewel toch

ook enkele keren scherp uithaalde.

De chaos in Roemenië in december 1989 biedt een erg interessante casus voor een breder on-

derzoek. Zeker op het vlak van kwantitatief onderzoek zijn er meerdere mogelijkheden. Bo-

vendien kan een vergelijking met de verslaggeving in het buitenland meer inzichten geven.

Ook de nasleep in 1990 is zeker voor onderzoek vatbaar. Wie was die nieuwe Roemeense lei-

ding? Welke banden bestonden er nog met de communistische kompanen van Ceausescu?

309

Waren de meningen hierover verschillend in Oost- en West-Europa? Hoe kritisch stond men

tegenover Iliescu en de zijnen? Dit onderzoek zou men zelfs tot vandaag kunnen doortrekken.

Met betrekking tot de val van Ceausescu kan een onderzoek van de audiovisuele media erg

boeiend zijn. Zoals gezegd in het hoofdstuk over de geschiedenis van Roemenië waren het

vooral televisiebeelden die op dat ogenblik de loop van de „revolutie‟ zullen bepalen.

Stof genoeg dus voor toekomstige scripties…

310

10 Bibliografie

AGTEN Bram, De berichtgeving over de eerste Palestijnse Intifada in De Morgen en De

Standaard, licentiaatverhandeling Nieuwste Tijden, UGent, 2004, 287 p.

ALLEYNE M., International power and international communication, Basingstoke, Macmil-

lan, 1995, XII, 181 p.

ALLEYNE M. en WAGNER J., Stability and change at the „big four‟ news agencies, in:

Journalism Quarterly, vol. 70, 1993, p. 40-50

ARENDT H., Over geweld, Antwerpen, Atlas, 2004, 156 p.

BALTHAZAR Herman, Eigentijdse geschiedenis, Gent, Academia Press, 2003, 164 p.

BELL A., GARRETT P., “Media and discourse: a critical overview”, in: BELL A.,

GARRETT P., Approaches to media discourse, Oxford, Blackwell, 1998, p. 11.

BERELSON B., Content Analysis in Communications Research, Hafner, New York, 1971,

220 p.

BERELSON B. en LAZARSFELD P.F., The Analysis of Communication Content, Columbia

University, N.Y., 1948, s.p.

BILTEREYST D., Internationale communicatie, Gent, Academia Press, 2001, s.p.

BLOMMAERT J. en VERSCHUEREN J., Debating diversity. Analysing the discourse of tol-

erance, London, Routledge, 1998, XIV, 233 p.

BLOMMAERT J., „De panoptische media en 11 september‟, in: Samenleving en politiek, IX,

2002, 4, p. 26

BLOMMAERT J., Ik stel vast : politiek taalgebruik, politieke vernieuwing en verrechtsing,

Berchem, EPO, 2001. 187 p.

BLOMMAERT J., VERSCHUEREN J., Het Belgische migrantendebat. De pragmatiek van

het migrantendebat, Antwerpen, IPrA research center, 1992, 250 p.

311

BLOMMAERT J., Kanttekeningen. Methodologische suggesties voor taalonderzoek in de

studie van mentaliteiten, in: Tijdschrift voor sociale wetenschappen, XXXVII, 1992, 3,

pp. 238-291

BLOMMAERT J., VERSCHUEREN J., “Taal en groepsverhouding. De pragmatiek van het

migrantendebat”, in: Tijdschrift voor Sociale Wetenschappen, LX, 1995, 1, p. 1-2.

BOONE L., “De politieke profielen van uitgevers en journalisten” in: DE BENS E. (ed.),

Massamedia en politiek. Liber memorialis Theo Luykx, Antwerpen, Kluwer Rechtsweten-

schappen, 1982

BOS Jan Willem, Roemenië: mensen, politiek, economie, cultuur, milieu, Amsterdam, Ko-

ninklijk Instituut voor de Tropen, 2001, 77 p.

BOURDIEU, Over televisie, Amsterdam, Boom, 1998, 99 p.

BOYD-BARRETT O., The international news agencies, London, Constable, 1980. 284 p.

BOYD-BARRETT O. en THUSSU D.K., Contra flow in global news: international and re-

gional news exchange mechanisms, London, Lobbey, 1992, V, 150 p.

BRAECKMAN C., CHORUS B., DE HAES I., De medialeugen.,Berchem, EPO, 1994,

168 p.

CASTELLAN Georges, Geschiedenis van Roemenië, 's Hertogenbosch, Voltaire, 2001,

127 p.

CASTEX Michel, Un mensonge gros comme le siècle: Roumanie: histoire d'une manipula-

tion, Paris, Albin Michel,1990, 190 p.

COMBES Michel, CORNEA Doïna, Liberté?: entretiens avec Michel Combes suivis de let-

tres ouvertes adressées à Nicolae Ceausescu, Ion Iliescu, Petre Roman, Paris, Criterion, 1990,

272 p.

COUPLAND N., JAWORSKI A., “Introduction: perspectives on discourse analysis”, in:

COUPLAND, N., JAWORSKI, A., The discourse reader. 1999, p. 7

312

COUSSEE Dieter, “Ontloken en ontwaakt”: Beeldvorming over Roemenië en Bulgarije in

drie Belgische kranten De Standaard, De Morgen en La Libre Belgique 1989-2004, Leuven,

Universiteit Leuven, 2005, 155 p.

CIRINO R., Don‟t blame the people, how the news media use bias, distortion and censorship

to manipulate public opinion, New York, Vintage Books, 1971, VII, 339 p.

DE BACKER Natalie, De Belgische publieke opinie ten opzichte van de Sovjet-Unie tijdens

de Koude Oorlog: 1960-1978, Gent, Licentiaatverhandeling UGent, 2003, 196 p.

DE BENS E., De pers in België. Het verhaal van de Belgische dagbladpers, gisteren, vandaag

en morgen, Tielt, Lannoo, 1997, 480 p.

DE BENS E. (ed.), Massamedia en politiek. Liber memorialis Theo Luykx, Antwerpen, Klu-

wer Rechtswetenschappen, 1982, 308 p.

DEN BOER D.J., BOUWMAN H., FRISSEN V., HOUBEN M., Methodologie en statistiek

voor communicatie-onderzoek, Houten, Diegem, 1994, 319 p.

DENECKERE Gita, Historische kritiek van woord en beeld in de massamedia, Gent, Acade-

mia Press, 2003, 182 p.

DE SAUSSURE F., Cours de linguistique générale, Parijs, Payot, 2001, XVIII, 520 p.

DEVOS Carl, Ménage à trois. De verhouding tussen pers, politiek en politicologie, Gent,

Academie Press, 2004, 212 p.

DEZILLIE (N.), Het migrantendiscours doorgelicht. Een analyse van de Vlaamse dag- en

weekbladpers (1986-1995). De Standaard, De Morgen, Het Laatste Nieuws, 't Pallieterke, So-

lidair, Gent, onuitgegeven licentiaatverhandeling RUG, 1997, 206 p.

DURANDIN Cathérine, Nicolae Ceauşescu. Vérités et mensonges d‟une roi communiste, Pa-

ris, Albin Michel, 1990, 260 p.

EL SGHIAR Hatim, De Marokkaanse binnenlandse politiek onder Koning Hassan II van Ma-

rokko (1961-1999), in de Vlaamse dagbladpers. Een comparatieve analyse van "De Stan-

313

daard", "Vooruit / De Morgen" en "Het Laatste Nieuws", Gent, onuitgegeven licentiaatver-

handeling, 2002, s.p.

FAIRCLOUGH N., Critical discourse analysis: the critical study of language, London,

Longman, 1995, XIII, 265 p.

FAIRCLOUGH N., Discourse and social change, Cambridge, Polity Press, 1992, 259 p.

FAIRCLOUGH N., Media discourse, London, Edward Arnold, 1995, VIII, 214 p.

FAIRCLOUGH, N., “Linguistic and intertextual analysis within discourse analysis”, in:

COUPLAND N., JAWORSKI A., The discourse reader, London, Routledge, 1999, p. 184.

FAIRCLOUGH N., “Political discourse in the media: an analytical framework”, in: BELL A.,

GARRETT P., Approaches to media discourse, Oxford, Blackwell, 1998, p. 144.

FISCHER, Harold A. en MERILL, John C., The World‟s Great Dailies. Profiles of Fifty

Newspapers, Hasting House Publishers, New York , 1980, 339 p.

FOUCAULT M., Surveiller et punir: naissance de la prison, Parijs, Gallimard, 1975, 318 p.

FOWLER Roger, Language in the news : discourse and ideology in the press, London,

Routledge, 1993, 254 p.

FRANCOIS, L. Algemene inleiding tot de geschiedbeoefening, Gent (RUG), 2000 (syllabus

eerste kandidatuur geschiedenis)

FRANCOIS, L., e.a. De vele gezichten van de nieuwste geschiedenis. II. Bibliografie van de

licenciaats- en doctoraatsverhandelingen betreffende de Belgische nieuwste geschiedenis, tot

stand gebracht aan de afdelingen geschiedenis van de Belgische universiteiten, 1975-1994,

Gent, 1995, XVI, 325 p.

FRANKLIN B., Newszak and news media, London, Arnold, 1997, X, 307 p.

FRITEL Jérôme, Libertate Roumanie 1990, Paris, Denoël, 1990, 135 p.

FROMM E., De angst voor de vrijheid, Utrecht, Bijleveld, 1999, 270 p.

314

GALTUNG J. en RUGE H., „The structure of foreign news‟, in: The journal of peace re-

search, 1965, p. 64-90

GALTUNG J. en VINCENT A., Global glasnost: toward a new world information and com-

munication order?, Cresskill, Hampton Press, 1995, XI, 271 p.

GANS H.J., Deciding what‟s news: a study of CBS evening news, NBC nightly news, News-

week and Time, New York, Pantheon Books, 1979, XVII, 393 p.

GOL J., Le monde de la presse en Belgique. Brussel, CRISP, 1970, 239 p.

GOMA Paul, Met het woord tegen de muur: Roemeens dissident getuigt, Antwerpen, Elsevier

Manteau, 1980, 260 p.

GUNTER B., Media research methods: measuring audiences, reactions and impact, London,

Sage, 2000, 314 p.

HACHTEN W.A., The World news prism; changing media of international communication,

Ames, Iowa State University Press, 1996, XIX, 215 p.

HALL Stewart, “The work of representation” in Hall S. (ed.), Representation : cultural repre-

sentations and signifying practices, London : Sage, 1997, p. 49

HASELHOFF F, VAN CUILENBERG J. en VAN HAAREN H., Tussen krantenbedrijf en

mediaconcern: een beleidsessay over pers en persbedrijf, Amsterdam, Cramwinckel, 1992,

172 p.

HENAU S.H., OPDEBEECK H en VAN DE VOORDE M., De fakkel in het oor. Media, de-

mocratie en commercie, Leuven, Davidsfonds, 1998, 104 p.

HESS S., International news and foreign correspondents, Washington D.C., Bookings Institu-

tion, 1995, XI, 209 p.

HOBSBAWM Eric, Een eeuw van uitersten. De twintigste eeuw, 1914-1991, Amstelveen,

Het Spectrum, 2000, 723 p.

315

HOOGEWIJS Suzanne, De Golfoorlog van Het Laatste Nieuws, De Standaard en De Morgen

1990-1991, licentiaatverhandeling Nieuwste Tijden, UGent, 2003, s.p.

HÜTTNER H., RENCKSTORF K., en WESTER W., Onderzoekstypen in de communicatie-

wetenschap, Houten/Diegem, Bohn Stafleu Van Loghum, 1995, 695 p.

IOANID Radu, The Holocaust in Romania. The destruction of Jews and Gypsies Under the

Antonescu Regime 1940-1944, Chicago, Ivan R. Dee, 2000, xxiv, 352 p.

KLAPPER J.T., The effects of mass communication, New York, Free Press, 1960, XVIII,

302 p.

KLIGMAN Gail, The politics of duplicity : controlling reproduction in Ceausescu's Romania,

Berkeley (Calif.), University of California, 1998, XV, 358 p.

Libertate! : de Roemeense revolutie, Amsterdam, Buijten en Schipperheijn, 1990, 111 p.

KRIPPENDORFF K., Content Analysis: An Introduction to Its methodology, Sage Publica-

tions, Beverly Hills, London, 1980, 191 p.

LORENZ C., De constructie van het verleden. Een inleiding in de theorie van de geschiede-

nis, Amsterdam, Boom, 2002, 399 p.

MILLS S., Discourse, London, Routledge, 1997, VIII, 177 p.

MOWLANA H., Global communication in transition, California, Thousand Oaks, Sage,

1996, XIV, 233 p.

PACEPA Ion; VISSER Frank; KOESEN Jan, Het duivelsrijk van Ceausescu : onthullingen

over de misdaden, levensstijl en corruptie van Nicolae en Elena Ceausescu, Houten, Wereld-

venster, 1990, 316 p.

PACEPA Ion Mihai, Red Horizons: the True Story of Nicolae and Elena Ceausescu's crimes,

lifestyle and corruption, Washington D.C., Regnery Gateway, 1987, 325 p.

PARENTI M., Inventing reality. The politics of news media, Belmont, Wordsworth Group,

1993, 274 p.

316

PIGEAT H., Les agences de presse: institutions du passé ou médias d‟avenir Paris, Docu-

mentation française, 1997, 130 p.

PORTER David en TÖKES Laszio, De vonk in de Roemeense revolutie: een autobiografie,

Leiden, Groen, 1991, 178 p.

PREVENIER Walter, HOWELL Martha en BOONE Marc, Uit goede bron. Introductie tot de

historische kritiek, Leuven, Garant, 2000, 208 p.

REIJNDERS A.D., STAPPERS J.G. en MÖLLER W.A.J., De werking van de massamedia:

een overzicht van inzichten, Amsterdam, De Arbeiderspers, 1997, 320 p.

REYNOLDS David, One world divisible. A global history since 1945, London, Penguin

Books, 2000, 859 p.

SAFRANSKI R., Hoeveel waarheid heeft een mens nodig?, Antwerpen, Atlas, 2004, 208 p.

SERVAES J., De nieuwsmakers : informatie in de media, Antwerpen, Nederlandsche Boek-

handel, 1983, 128 p.

SERVAES J. en TONNAER C., De nieuwsmarkt. Vorm en inhoud van de internationale be-

richtgeving, Groningen, Wolters-Noordhoff, 1992, 146 p.

SKOPLJANAC BRUNNER N., GREDELJ S., HODZIC A. en KRISTOFIC B. (ed.), Media

& War, Zagreb, Centre for transition and civil society research; and Belgrade, Agency Argu-

ment, 2000, 304 p.

STEVENSON R.L., Global communication in the 21th century, New York Longman, 1994,

XVI 381 p.

THOMPSON J.B., Ideology and modern culture: critical social theory in the era of mass

communication, Cambridge, Polity Press, 1990,VIII, 362 p.

TUCHMAN Gaye, Objectivity as strategic ritual: an examination of newsmen‟s notions of

objectivity, in: News. A reader, Oxford, Oxford University Press, 1999, XIX, p. 298

TUMBER H., News. A reader, Oxford, Oxford University Press, 1999, XIX, 408 p.

317

VAN BEVER Stijn, Het beeld van Mobutu Sese Seko in de Belgische pers: De Standaard,

Vooruit, De Morgen, La Libre Belgique, Le Peuple, 1965-1997, licentiaatverhandeling

Nieuwste Tijden, UGent, 2005, 286 p.

VANDEN BERGHE Yvan, De Koude Oorlog 1917-1991, Leuven, Acco, 2002, 391 p.

VAN DEN EECKHOUT, P., VANTEMSCHE, G. (red.) Bronnen voor de studie van het he-

dendaagse België, 19de

en 20ste

eeuw, Brussel, 1999, 1 439 p.

VAN DEN WIJNGAERT Mark en BEULLENS Lieve, Oost West, West Best. België onder

de Koude Oorlog (1947-1989), Tielt, Lannoo, 1997, 286 p.

VAN DER SPIEGEL Wouter, De houding van de Belgische dagbladpers tegenover de Ara-

bisch-Israëlische oorlog van 1984, licentiaatverhandeling Nieuwste Tijden, KUL, 1983,

187 p.

VAN DIJK T., Discourse and communication, Berlin, De Gruyter, 1985, 367 p.

VAN DIJK T., Discourse studies: a multidisciplinary introduction, London, Thousand Oaks,

1997, XII, 324 p.

VAN DIJK Teun, Elite discourse and racism. Newbury Park California, Sage publications,

1993, XII, 320 p.

VAN DIJK T., Handbook of discourse analysis, London, Academic Press, 1985, 4-delig

VAN DIJK Teun., Minderheden in de media. Een analyse van de berichtgeving over etnische

minderheden in de dagbladpers, Amsterdam, SUA, 1983, 168 p.

VAN DIJK Teun, News analysis. Case of international and national news in the press. Hills-

dale, Erlbaum, 1988, XVI, 325 p.

VAN DIJK T., News as discourse, Hillsdale, Erlbaum, 1988, VIII, 200 p.

VAN DIJK Teun, “Opinions and ideologies in the press”, in: BELL A., GARRETT P., Ap-

proaches to media discourse, Oxford, Blackwell, 1998, p. 34

318

VAN GINNEKEN Jaap, De Schepping van de Wereld in het Nieuws. De 101 vertekeningen

die elk 1 procent verschil maken, Diegem, Bohn Stafleu Van Loghum, 1996, 191 p.

VANSPAUWEN G., Multi media oorlog : een partijdige pers als wapen in de BRT(N)-VTM-

concurrentiestrijd, Brussel, VUBPress, 1992. 304 p.

VAN VOOREN Tineke, De berichtgeving over de Poolse crisis van 1980-1981 in Le Monde

en The Times: een comparatief onderzoek, licentiaatverhandeling Nieuwste Tijden, UGent,

2001, s.p.

VOS C., Bewegend verleden: inleiding in de analyse van films en televisieprogramma's, Am-

sterdam, Boom, 2004, 232 p.

VERSCHUEREN J., “The pragmatic perspective”, in: VERSCHUEREN J., ÖSTMAN J.-O.,

BLOMMAERT J., Handbook of Pragmatics. Manual, Amsterdam, Benjamins, 1995, p. 13-14

VERSTRAETEN H., Pers en macht. Een dossier over de geschreven pers in België, Leuven,

Kritak, 1980, p. 7

VERSTRAETE Pieter, „Wat doen de Amerikanen eigenlijk in Vietnam?‟: discoursanalytische

benadering van de Actueel-berichtgeving over het Vietnamconflict 1966-1975, licentiaatver-

handeling Nieuwste Tijden, UGent, 2004, 269 p.

WEVERBERGH Julien, Nacht in Roemenië, Baarn, De Prom, 1989, 256 p.

WEVERBERGH Julien, Terug naar Roemenië: relaas van een manipulatie, Baarn, De Prom,

1990, 261 p.

WITTE E., Media en politiek: een inleiding tot de literatuur, Brussel, VUBPress, 2002, 247 p.

ZOON Cees, Het laatste bal van de vampier, Amsterdam, Nijgh en Van Ditmar, 1990, 207 p.

Andere

CD-rom Keesings Historische Archief (KHA)

www.ceausescu.org

www.wikipedia.org