· HET EVANGELIE VAN MATTHEUS. Voor hem, die de gehele Heilige Schrift voor Gods Woord houdt, is...

5825
HET EVANGELIE VAN MATTHEUS. Voor hem, die de gehele Heilige Schrift voor Gods Woord houdt, is het zeer liefelijk, dat Mattheus meteen op het Oude Testament volgt. Boven alle Evangeliën wijst hij doorgaans, nu eens duidelijker dan weer meer bedekt, naar het Oude Testament, hoe de geschiedenis van Christus tot in de schijnbaar kleinste bijzonderheden daar is voorzegd en voor afgebeeld. Wilt gij dit Evangelie duidelijk beschouwen, zo verplaats u in de geest naar Palestina, in de plaats van een naar waarheid zoekende, van een heilbegerige Jood, die de voorzeggingen van het Oude Testament omtrent zijn Messias kent en gelooft, naar de vervulling waarvan hij verlangt, die allerlei tegenspraak tegen Jezus gehoord heeft, en wie nu door Mattheus wordt betuigd: "Hij is gekomen! Jezus is onze Messias, en door ons de Heiland van de gehele wereld. " HOOFDSTUK 1. CHRISTUS’ GESLACHTSREGISTER, ONTVANGENIS, NAAM EN GEBOORTE. I. Vs. 1-17. Het doel van Mattheus met zijn Evangelie, dat in de eerste plaats voor Christenen uit het Jodendom is bestemd, is om het duidelijk bewijs te leveren, dat aan Jezus van Nazareth alle merk- en kentekenen gevonden worden, die in de schriften van het Oude Testament in betrekking tot Israël’s Messias gevonden worden, en dat Hij dus inderdaad de Messias, de beloofde Zaligmaker van Zijn volk is. Hij begint met een geslachtsregister, dat Hem van de zijde van Jozef, de man van Maria, als een zoon van David, de zoon van Abraham, doet kennen (Luk. 3: 23-38). x) Deze opgaaf van paragrafen heeft betrekking op de harmonie van de vier Evangeliën naar de tijdsorde van de gebeurtenissen. De lezer wordt daardoor in staat gesteld, zich wat de chronologische samenhang van elke afdeling die hij voor zich heeft, aangaat te oriënteren en zo gemakkelijk tot een goed begrip te komen. (Evangelie op de dag van Maria’s geboorte vs. 1-16. ) Deze dag valt op 8 september, en is het eerste feest, dat ter verheerlijking van Maria gevierd werd 1. Het nu volgende is het boek van het geslacht van Jezus Christus, de zoon van a) David, de zoon van Abraham, die dus ook door Zijn menselijke afstamming bewezen heeft de ware Messias te zijn, want deze zou volgens Gen. 12: 3 een zoon van Abraham en volgens 2 Sam. 7: 12vv. een zoon van David zijn. a)Luk. 1: 31, 32 De wondervolle geboorte van onze Heere Jezus Christus, de Zoon van God en de Zoon der mensen, de verschijningen en getuigenissen van de engelen, die Zijn geboorte aankondigden, de getuigenis van Johannes de Doper, Zijn eigen goddelijke daden gedurende Zijn verblijf op

Transcript of  · HET EVANGELIE VAN MATTHEUS. Voor hem, die de gehele Heilige Schrift voor Gods Woord houdt, is...

dachslerHET EVANGELIE VAN MATTHEUS.
Voor hem, die de gehele Heilige Schrift voor Gods Woord houdt, is het zeer liefelijk, dat Mattheus meteen op het Oude Testament volgt. Boven alle Evangeliën wijst hij doorgaans, nu eens duidelijker dan weer meer bedekt, naar het Oude Testament, hoe de geschiedenis van Christus tot in de schijnbaar kleinste bijzonderheden daar is voorzegd en voor afgebeeld. Wilt gij dit Evangelie duidelijk beschouwen, zo verplaats u in de geest naar Palestina, in de plaats van een naar waarheid zoekende, van een heilbegerige Jood, die de voorzeggingen van het Oude Testament omtrent zijn Messias kent en gelooft, naar de vervulling waarvan hij verlangt, die allerlei tegenspraak tegen Jezus gehoord heeft, en wie nu door Mattheus wordt betuigd: "Hij is gekomen! Jezus is onze Messias, en door ons de Heiland van de gehele wereld. "
HOOFDSTUK 1.
CHRISTUS’ GESLACHTSREGISTER, ONTVANGENIS, NAAM EN GEBOORTE.
I. Vs. 1-17. Het doel van Mattheus met zijn Evangelie, dat in de eerste plaats voor Christenen uit het Jodendom is bestemd, is om het duidelijk bewijs te leveren, dat aan Jezus van Nazareth alle merk- en kentekenen gevonden worden, die in de schriften van het Oude Testament in betrekking tot Israël’s Messias gevonden worden, en dat Hij dus inderdaad de Messias, de beloofde Zaligmaker van Zijn volk is. Hij begint met een geslachtsregister, dat Hem van de zijde van Jozef, de man van Maria, als een zoon van David, de zoon van Abraham, doet kennen (Luk. 3: 23-38).
x) Deze opgaaf van paragrafen heeft betrekking op de harmonie van de vier Evangeliën naar de tijdsorde van de gebeurtenissen. De lezer wordt daardoor in staat gesteld, zich wat de chronologische samenhang van elke afdeling die hij voor zich heeft, aangaat te oriënteren en zo gemakkelijk tot een goed begrip te komen.
(Evangelie op de dag van Maria’s geboorte vs. 1-16. )
Deze dag valt op 8 september, en is het eerste feest, dat ter verheerlijking van Maria gevierd werd
1. Het nu volgende is het boek van het geslacht van Jezus Christus, de zoon van a) David, de zoon van Abraham, die dus ook door Zijn menselijke afstamming bewezen heeft de ware Messias te zijn, want deze zou volgens Gen. 12: 3 een zoon van Abraham en volgens 2 Sam. 7: 12vv. een zoon van David zijn.
a)Luk. 1: 31, 32
De wondervolle geboorte van onze Heere Jezus Christus, de Zoon van God en de Zoon der mensen, de verschijningen en getuigenissen van de engelen, die Zijn geboorte aankondigden, de getuigenis van Johannes de Doper, Zijn eigen goddelijke daden gedurende Zijn verblijf op
aarde, de stemmen van de hemel, de tekens en wonderen, waarmee God van Hem getuigde, en Zijn opstanding uit de dood - dat alles samengenomen had nog geen volledig bewijs gegeven, dat deze, onze hoog geprezen Heer, de Christus was, de Messias die aan de vaderen van Israël, vooral aan Abraham en David beloofd was, en men alzo de vervulling van alle beloften van God van Hem en door Hem had te verwachten. Met dat alles hadden ook de vroomste Israëlieten nog kunnen blijven twijfelen, wanneer hun een zeer gewichtig, boven alles geldend kenteken ontbroken had, dat bij dat alles niet alleen bijkomen, maar het voorafgaande reeds aanwezig zijn moest, zodra van Hem onder de mensen sprake was, namelijk de vervulling van de Heilige Schriften van het Oude Testament - wanneer dus Zijn afstamming, Zijn geboorte, Zijn vaderland, Zijn gehele leven en lijden niet nauwkeurig overeenkomstig de Schrift plaats had gevonden. Daarom wijst de Apostel Mattheus aan, wiens Evangelie meer dan de overige ten dienste van de Israëlieten van die en van latere tijd is ingericht, doorgaans in de persoon en de lotgevallen van Jezus, de Messias, dat de Schriften in Hem vervuld zijn; hij wijst, voordat hij de geboorte van de Heere beschrijft, reeds vooraf Zijn afstamming aan. Wat nu het voor ons liggende genealogische stuk voor een Jood moet zijn, die het Christendom onderzoekt en naar overtuiging omtrent de waarheid daarvan verlangt, dat kunnen wij, Christenen, ons moeilijk voorstellen; men leze echter de bewonderenswaardige leiding van God in de levensgeschiedenis van de Rabbi Chr. Zal. Duits.
De geslachtsregisters van Jezus Christus waren voor de tijd, waarin de Evangelisten schreven, daarom bijzonder gewichtig, omdat men vóór de verwoesting van Jeruzalem en de verstrooiing van het Joodse volk op de plaats zelf uit de echte oorkonden, die de Joden zorgvuldig bewaarden, en waaruit de Evangelisten hun geslachtsregisters ontleenden, de afstamming van Jezus uit David kon nagaan. In onze dagen blijkt ons ook daaruit, hoe ijdel hoop is, die de Joden nog altijd op de komst van een Messias hebben, als die nu wel bij geen mogelijkheid zou kunnen bewijzen, dat Hij uit David’s geslacht was.
Met de dood en de opstanding van Jezus houdt de betekenis van de genealogieën op; want zoals Hij slechts naar het vlees de zoon van Abraham en van Adam is, maar naar de Geest de Zoon van God (Rom. 1: 3vv. ; 9: 5), zodat in deze geestelijke betrekking Melchizedek juist als "zonder geslachtrekening" zijn voorbeeld genoemd wordt (Hebr. 7: 3), zo brengt Hij, nadat Hij het vlees in de dood heeft gegeven en tot een levendmakende Geest geworden is een nieuw geslacht uit goddelijk zaad voort, en heeft daardoor de betekenis van de lichamelijke afkomst opgeheven.
2. Abraham gewon Izaak (Gen. 21: 2vv. ), en Izaak gewon Jakob (Gen. 25: 25vv. ), en Jakob gewon Judas, of Juda en zijn broeders, de 12 stamvaders van het Joodse volk (Gen. 29: 31vv. ; 35: 16vv. ; 1 Kron. 2: 1 waaronder Juda, hoewel hij naar ouderdom de vierde zoon was, toch voor de geschiedenis van het Godsrijk de meest gewichtige is, omdat uit zijn geslacht de Messias zou voortkomen (Gen. 49: 8vv. ).
3. En Juda gewon de tweeling Perez en Zerah bij Thamar, de achtergelaten weduwe van zijn zoon Er, die door list de leviraatsecht had weten te ontgaan (en Perez gewon Chesron (Gen. 46: 12), en Chesron gewon Aram (Ruth 4: 18vv. ).
4. En Ram gewon Amminadab (Exod. 6: 23), en Amminadab gewon Nachson (Num. 1: 7; 2: 3; 7: 12), en Nachson gewon Salmon
5. En Salmon gewon indirect, door een van zijn nakomelingen (Baoz bij Rachab, de vroegere hoer te Jericho, en Baoz gewon Obed bij Ruth, de Moabitische (Ruth 4: 13vv. ), en Obed gewon eveneens op indirecte wijze door zijn zoon, wiens naam niet bekend is, Jessai of Isaï "Ru4: 22").
7. En Salomo gewon Roboam, of Rehabeam (1 Kron. 3: 1vv. ), en Rehabeam gewon Abia, en Abia gewon Asa.
8. En Asa gewon Josafat, en Josafat gewon Joram, en Joram gewon Ahazia, Ahazia gewon Joas, Joas gewon Amazia, Amazia gewon Ozias, Uzzia of Azaria.
Dergelijke samentrekkingen worden ook elders in de Bijbelse geslachtsregisters gevonden (vgl. Ezra 7: 1-5 met 1 Kron. 6: 13). Het is de heilige schrijvers voornamelijk om de hoofdpersonen te doen, en daarbij houden zij zekere getallen, die betekenis hebben, in het oog - zoals hier het getal 14 in alle drie de rijen 1Ch1: 42). (Dat nu in dit vers juist de namen van Ahazia, Joas en Amazia zijn uitgelaten, is zeker niet willekeurig; deze toch zijn de nakomelingen van de afgodische Izebel van de zijde van haer even zo heidens gezinde dochter Athalia, en wel tot in het 3de en 4de lid. Aan deze wordt de goddelijke bedreiging in Ex. 20: 5 vervuld, zij waren door het vonnis van God ter zijde gesteld (2 Kon. 9: 27; 12: 20vv. ; 14: 19); men moest daarom eigenlijk niet van uitlatingen spreken, de Evangelist slaat slechts die namen over, die de Heere zelf uitgewist heeft, om Zijn woord te bekrachtigen en Zijn waarheid in het helderste daglicht te plaatsen.
9. En Azaria gewon Joatham of Jotham, en Jotham gewon Achaz, en Achaz gewon Ezekias of Hizkia.
10. En Hizkia gewon Manasse, en Manasse gewon Amon, en Amon gewon Josia.
11. En Josia gewon Jechonias, of beter Jojakim, en zijn broeders, Jojakim gewon Jojachin of Jechonia omstreeks de Babylonische ballingschap.
12. En na de Babylonische ballingschap, toen de ballingschap wel begonnen, maar nog geenszins geëindigd was, gewon Jechonia Salathiël, of Sealthiël, en a) Sealthiël gewon Zerubbabel.
a) Ezra 3: 2
Volgens 1 Kron. 3: 15-19 is de genealogie van de hier genoemde personen de volgende:
Josia
Jechonia (zoon van Jojakim)
Zedekia - Assir
dochter. N. N, Neri (nakomelingen van David door Nathan) van Assir
Sealthiël, Malchiram, Pedaja, Senazan, Jekamja, enz.
Zerubbabel, Simeï.
Zonder twijfel zijn het weer theocratische gezichtspunten, waarom de Evangelist de afstamming niet naar de uitwendige werkelijkheid heeft voorgesteld, maar in de plaats van Jojakim Jechonia (Jojachin) geplaatst heeft zonder zich erom te bekommeren, dat hierdoor de broeder van de vader van de laatste als zijn broeders voorkomen. Een nadere oplossing daaromtrent geven ons de profetische plaatsen Jer. 22: 10vv. en 36: 30vv. . Daar wordt Jojakim bedreigd, dat hem tot straf voor zijn ongerechtigheid geen eervolle begrafenis ten deel zal worden en geen van de zijnen op de stoel van David zal zitten. Is nu aanstonds deze aankondiging niet in zeer letterlijke zin vervuld omdat hij, nadat zijn lijk een tijd lang in de open lucht gelegen had, tenslotte toch begraven werd, (en zijn zoon Jechonia of Jojachim hem voor het ogenblik in de regering opvolgde (2 Kon. 24: 8 vv, ), zo is toch zijn naam in een geheel bijzondere zin uit het boek van David weggedaan. Zijn naam, die hij aangenomen schijnt te hebben (2 Kon. 23: 34) in de trotse inbeelding, dat de aan David gegeven belofte op hem sloeg: "Ik zal uw zaad na u doen opstaan hekim), dat uit uw lijf voortkomen zal en Ik zal zijn koninkrijk bevestigen. " God had hem niet doen opstaan, maar heeft hem ter zijde geplaatst en zijn nakomelingen voor altijd vervallen van de troon verklaard; daarom wordt hij door de Evangelist niet meer genoemd. Aan de ene zijde heeft dan wel zijn zoon Jechonia eveneens zijn vonnis ontvangen; hij werd na slechts 100 dagen geregeerd te hebben in de Babylonische ballingschap weggevoerd (2 Kon. 24: 8vv. ), en van zijn nakomelingen heeft niemand meer op de stoel van David gezeten, daar zelfs de laatste koning van Juda, Zedekia, niet zijn zoon, maar zijn oom was (2 Kon. 24: 17vv. ). Aan de andere zijde toch was Jechonia degene, die de Heere in de trouw aan Zijn belofte (2 Sam. 7: 12vv. ), werkelijk bevestigde of weer oprichtte, zoals zijn naam aanduidt hechin; want niet slechts werd hij in het 37ste jaar van zijn gevangenschap uit de kerker ontslagen (2 Kon. 25: 27vv. ), maar door hem werd ook het geslacht van David voortgeplant, daar zijn kleindochter in een nevenlijn van het koninklijk huis huwde. Zo wordt zijn naam in onze stamboom twee maal geteld (vs. 17), eens in geestelijke zin in plaats van de uitgedelgde naam van zijn vader Jojakim (vs. 11), de andere keer ook in lichamelijke zin (vs. 12), zodat wij werkelijk aan hem moeten denken. Het nadere omtrent de afstamming van Zerubbabel, die nu eens als zoon van Sealthiël, dan als zoon van Pedaja wordt voorgesteld, is bij 1 Kron. 3: 19 ontwikkeld. Terwijl daarbij twee wetten, de wet van de erfdochters en die van de leviraatsecht in aanmerking komen, blijkt de veelvuldige wijsheid van God, die deels Zijn woord over Jechonia in Jer. 22: 30 bevestigde: "Schrijft deze man kinderloos, " en toch aan de andere zijde door hem de koninklijke geslachtslijn van David wilde laten voortbestaan, totdat de Messias kwam, opdat de aan David gegeven belofte vervuld zou worden. Wij zien dus, dat het geenszins onverschillig is, of men over alle namen en leden spoedig heenstapt of ze nader beschouwt. "O had Abraham, had David slechts dit
begin van het Evangelie, dit stuk, waarover wij zo spoedig heenstappen, reeds toen gehad, hoe hoog zouden zij het gewaardeerd hebben!"
13. En Zerubbabel gewon Abiud (1 Kron. 3: 21), en Abiud gewon Eljakim, en Eljakim gewon Azor.
14. En Azor gewon Sadok, en Sadok gewon Achim, en Achim gewon Eliud.
15. En Eliud gewon Eleazar, en Eleazar gewon Matthan, en Matthan gewon Jakob.
16. En Jakob gewon Jozef, de man van Maria (vs. 18vv. ), uit wie geboren is Jezus, die gezegd, genoemd wordt, om hem van andere mannen met die naam te onderscheiden, met de naam, die Zijn ambt uitdrukt, Christus, d. i. Gezalfde, omdat Hij de Messias is, die aan Israël beloofd is (Joh. 1: 41, 45).
17. Al de in vs. 2-6 opgetelde geslachten dan, van Abraham tot David, zijn veertien geslachten (1 Abraham, 2 Izak, 3 Jakob, 4 Juda, 5 Peres, 6 Chesron, 7 Ram, 8 Amminadab, 9 Nachson, 10 Salmon, 11 Baoz, 12 Obed, 13 Isaï, 14 David); en van David tot de Babylonische ballingschap (vs. 6-11), zijn veertien geslachten (1 Salomon, 2 Rehobeam, 3 Abia, 4 Asa, 5 Josafat, 6 Joram, 7 Azaria, 8 Jotham, 9 Achaz, 10 Hizkia, 11 Manasse, 12 Ammon, 13 Josia, 14 Jojakim); en van de Babylonische ballingschap tot Christus (vs. 12-16 zijn veertien geslachten, (1 Jechonia, 2 Sealthiël, 3 Zerubbabel, 4 Abiud, 5 Eljakim, 6 Azor, 7 Sadok, 8 Achim, 9 Eliud, 10 Eleazar, 11 Matthan, 12 Jakob, 13 Jozef, 14 Jezus),
De eerste veertien leden tonen ons naar de aardse verhoudingen een opklimmende lijn; het gaat opwaarts tot aan de troon; de tweede lijn vormt een verhevene rij van koninklijke namen; de derde lijn komt voort uit het gericht van de Babylonische ballingschap en stelt een afdalende lijn voor, die tenslotte op de timmerman Jozef uitloopt.
Onder de drie perioden van deze stamtafel bevat de eerste de Patriarchen; het is de tijd van de belofte; de tweede bevat de koningen; het is de tijd, waarin de Messias nader wordt voorgesteld, de tijd van de profetie; de derde bevat de bijzondere personen; het is de tijd van de verwachting.
Wij ontmoeten hier en in Luk. 3 in de beide geslachtsregisters weliswaar slechts een kale stamboom van namen; maar een boom, die bij een nadere beschouwing begint groen te worden, ja met welig loof overdekt wordt en een dieper indringen zelfs met duizend geurige bloesems en verkwikkende hemelvruchten zal belonen. Reeds het register op zichzelf, zoals het in zijn leden door duizenden jaren heengaande, voor ons ligt, dwingt ons een niet geringe bewondering af. Er zijn families onder ons, die het zich tot hoge roem en adel rekenen, hun geslachtslijn tot op het 18de of 20ste lid te kunnen terugvoeren. In het familieregister van de maagd Maria (Luk. 3) hebben wij een stamboom voor ons, die in rechte lijn door 40 eeuwen op 117 voorvaders terugziet, en die met zijn laatste wortelvezels tot het begin van de wereld reikende, al die oudvaders met name opvoert. Reeds dit is iets onvergelijkelijks en ongehoords; reeds dit is een omstandigheid, die meer dan een gewoon menselijke schikking
laat vermoeden. Beschouwen wij nu de voorvaders van onze Heere in vs. 2vv. nader, dan zijn de personen, die de stamboom vormen, over het geheel zodanige aan wie grote genade bewezen is, zij zijn mensen, die pas toen begonnen iets te zijn, toen het God behaagde iets tot lof van Zijn heerlijke genade van hen te maken. Waardoor toch had een Juda het verdiend, dat God hem tot een stamvader van Christus verhief? Waardoor maakte een Abraham het zich waardig, dat hij uit de heidenen geroepen werd en tot een voorvader van de beloofde Middelaar werd uitverkoren? Waardoor verkreeg David de eer, dat de Messias Davids zoon genoemd zou worden? Het is duidelijk, dat ons dit een vingerwijzing moet zijn, hoe het geestelijke huis van de Heere uit enkel kinderen van de genade bestaat, dat hier die eigen waardigheid in aanmerking komt, en geen andere verdienste dan die van het hoofd, hier wordt toegelaten. Zien wij verder, zo ontmoeten wij in de rijen van de vaderen van Christus ook enkele heidenen. Een heidin was de Moabitische Ruth, een heidin de Kanaänitische Rachab. Een liefelijke wenk! Ja, de Beloofde wilde komen om met Zijn zaligend licht de perken van het Jodendom door te breken en Zich ook door diegenen te laten vinden, die Hem niet zochten en degene, die niet naar Hem vroegen, toe te roepen: "Ziet hier ben Ik, hier ben Ik" (Jes. 65: 1). Zien wij de leden van deze stam uit een moreel oogpunt aan, die mensen waren het in dat opzicht? Slechts heiligen en uitzonderingen, wat vlekkeloosheid en deugd aangaat? Men zou het gedacht hebben, maar hoe geheel anders bevinden wij het! Ziet, daar is Juda. Waarlijk niet in een lichtgewaad van de onschuld treedt hij u tegemoet (Gen. 38); daar is Rachab, en gij weet, bij wie zij geplaatst moet worden, voordat God Zich over haar ontfermde (Jos. 2); daar is David, er wordt, en niet zonder betekenis, van hem gezegd: "Hij gewon Salomo bij degene, die Uria’s vrouw was geweest" (2 Sam. 11 en 12). Wat zegt gij van dit gezelschap? Ziet, zulke zondaars schaamde de Heere van de hemel Zich niet Zijn broeders te noemen! En dat de Messias midden in de hoop van zulke mensen staat, hoe luid predikt dit de grote waarheid: "waar de zonde meerder is geworden, daar is de genade veel meer overvloedig geweest; " hoe duidelijk wordt hier de vertroosting voor ogen gesteld dat geen zondaar, al ware hij de slechtste onder de slechten, enige reden of oorzaak heeft, vanwege zijn zonden zich van het heil in Christus uitgesloten te beschouwen, en hoe hartroerend en bemoedigend roept het de bevreesden en beangsten in de voorhoven van het rijk van de genade toe: "De Zoon des mensen is gekomen om te zoeken en zalig te maken, wat verloren was. "
Wie Maria kenden als een erfdochter, die naar de wet verplicht was in haar geslacht te trouwen, moesten uit dit register besluiten dat ook zij uit het geslacht van David was. Wie haar niet kenden en het wonderbare bij de geboorte van de Heiland of niet wisten of het niet geloofden, konden door dit geslachtsregister van het vooroordeel, dat de lust tot nader onderzoek van de waarheid bij hen uitdoofde, het vooroordeel tegen een Messias, die de zoon van een timmerman was uit Nazareth in Galilea, genezen worden omdat deze timmerman van David’s geslacht was. Dit geslachtsregister gaf dus Mattheus bepaaldelijk ten dienst van de Palestijnse Joden van zijn tijd.
Abraham en David staan aan het hoofd - voorzeker! ieder van deze namen is een centenaar zwaar, en is tot een geestelijk logaritme en symbool geworden; doch wat zijn hun namen bij de gezegende naam van de Zoon van God, dan stofjes aan de weegschaal, dan druppels aan de emmer? - In deze geslachtslijn vinden wij alle soorten van mensen, groten en geringen, gelovigen en ongelovigen; en daarmee is deze geslachtslijst reeds op zichzelf een prediking
van het Evangelie, die Gods vrije genade verkondigt in Christus aan allen zonder aanzien des persoons; en naast de goddelijke waarheid: dat ook de gruwelijkste zonde in Christus vergeving heeft, staat de andere goddelijke waarheid: dat alleen Gods verkiezing en Gods weg Gods doel bereiken. .
II. Vs. 18-25. ). In het voorafgaande geslachtsregister had de Evangelist Jezus in genealogisch opzicht geheel als een lichamelijke zoon van Jozef behandeld, hoewel Hij slechts zijn pleegzoon was. Het is thans zijn doel aan de ene zijde de lichamelijke afstamming van Jozef tegenover het gewone volksgeloof (hoofdstuk . 13: 55vv. ) met evenveel beslistheid tegen te spreken, als aan de andere zijde het genealogisch behoren tot Jozef aan te wijzen, even alsof er een lichamelijke afstamming aanwezig geweest ware. Dit dubbele doel bereikt hij door een familiegeschiedenis mee te delen, waarin een bepaalde belofte van het Oude Testament vervuld wordt. Jezus, door Zijn moeder in haar maagdelijke…