HET EVANGELIE IN HET OUDE TESTAMENT

178
HET EVANGELIE IN DE GESCHIEDKUNDIGE BOEKEN VAN HET OUDE TESTAMENT. / WOORDDELVER B. S. (Th.) REALISTISCHE BIJBELSTUDIEBOEKERIJ

description

Het woord Evangelie in het Oude Testa-ment komt van het Hebreeuwse woord 'Basar' - vaak anders vertaald. Behalve één keer in Jeremia, is het een militaire term voor 'de tijding van overwinning' door een snelle loper van het slagveld. Zo moest het volk van God, Israël, op de landbrug tussen Azië, Afrika en Europa, de afgodi-sche volken de Over-winning van God aankondigen en ook demonstreren. Jezus haalt Jesaja 61: 1-2 aan, om Zijn roeping en boodschap te karakeriseren in Lucas 4:16-21, en ook Paulus doet dat, met de tekst Jesaja 52:7 in Romeinen 10:15. Het 'Evangelie' is een 'Overwinningstijding'!

Transcript of HET EVANGELIE IN HET OUDE TESTAMENT

Page 1: HET EVANGELIE IN HET OUDE TESTAMENT

HET EVANGELIE IN DE

GESCHIEDKUNDIGE BOEKEN

VAN HET OUDE TESTAMENT.

/

WOORDDELVER B. S. (Th.)

REALISTISCHE

BIJBELSTUDIEBOEKERIJ

Page 2: HET EVANGELIE IN HET OUDE TESTAMENT

2

Het woord Evangelie

in het Oude Testa-

ment komt van het

Hebreeuwse woord

'Basar' - vaak anders

vertaald. Behalve één

keer in Jeremia, is het

een militaire term

voor 'de tijding van

overwinning' door een

snelle loper van het

slagveld. Zo moest het

volk van God, Israël,

op de landbrug tussen

Azië, Afrika en

Europa, de afgodi-

sche volken de Over-

winning van God

aankondigen en ook

demonstreren.

Jezus haalt Jesaja 61:

1-2 aan, om Zijn

roeping en boodschap

te karakeriseren in

Lucas 4:16-21, en ook

Paulus doet dat, met

de tekst Jesaja 52:7 in

Romeinen 10:15.

Het 'Evangelie' is een

'Overwinningstijding'!

Page 3: HET EVANGELIE IN HET OUDE TESTAMENT

3

Page 4: HET EVANGELIE IN HET OUDE TESTAMENT

4

OMSLAG:

Naram-Sin van Agade staat in de 23e eeuw v.C. als

overwinnaar boven of zelfs op de hoofden van de

overwonnen Lullubiëns. Er was veel oorlog (1 Kron.20:1).

Maar de 'berg' vóór hem lijkt een veel grotere schimmige

figuur, die gekroond is met de zon: 'zijn' god. De strijd

tussen volken en koningen was een strijd tussen hun goden,

(1 Kon.20:23). Dat waren geestelijke machten (1 Cor.8:4-

6; Eph.2:1-3). Maar dat was pas van geestelijk belang,

waar het de God van Israël betrof (Joz.5:13-15; 2

Kon.6:15-17). David zei tegen Goliath: 'De strijd is des

Heren' (1 Sam.17:45-47; Ex.13:10-14; 2 Kron.20:20-30).

Dat laatste geldt ons (Eph.6:10-13). Daarvoor zijn strijd en

overwinning of nederlaag in het Oude Testament een goed

voorbeeld. En de Opstanding van Jezus is de ultieme

Overwinning (Hand.2:24; 2 Tim.1:10). Daarom gaat het in

het 'Evangelie', de 'Overwinningsboodschap' (Rom.8:37).

Page 5: HET EVANGELIE IN HET OUDE TESTAMENT

5

Page 6: HET EVANGELIE IN HET OUDE TESTAMENT

6

Page 7: HET EVANGELIE IN HET OUDE TESTAMENT

7

Het Evangelie in het

Oude Testament

Page 8: HET EVANGELIE IN HET OUDE TESTAMENT

8

DE REALISTISCHE

BIJBELSTUDIEBOEKERIJ

presenteert

in de Bijbelgetrouwe, vernieuwende reeks gratis

virtuele boeken, brochures en diagrammen

over geloof en Bijbel

in de serie 'Evangelie'

een studie onder de titel:

'Het Evangelie in het Oude Testament'

© 2009 Woorddelver; ook gratis gedownloade. Boeken doorgeven mag,

maar alleen als geheel, met naam van schrijver en uitgever en gratis.

Bijbelcitaten, tenzij anders vermeld of blijkens contekst, zijn uit de

Nieuwe Vertaling 1951.

© 1951 Nederlands Bijbelgenootschap, voor gratis verspreiding

toegestaan: Richtlijnen, Biblija.net/permissions.nl.html, 2003. De afbeelding is van FreeStock Photos.

Page 9: HET EVANGELIE IN HET OUDE TESTAMENT

9

HET EVANGELIE IN HET

OUDE TESTAMENT

2e verbeterde editie

WOORDDELVER B.S. (TH.)

REALISTISCHE

BIJBELSTUDIEBOEKERIJ

Page 10: HET EVANGELIE IN HET OUDE TESTAMENT

10

'Gratis gekregen, gratis gegeven'

Mattheüs 10:8 (lett.)

Een deel van de tekst van dit boek is ingescand, een ander deel is

ingesproken. Daardoor kunnen er bepaalde foutjes ingeslopen

zijn, die moeilijk zijn op te sporen, zoals bij scannen 'd' in plaats

van 'rl', of bij inspreken 'een' in plaats van '1'.

Wij gebruikten de automatische bladzijnummering. Tegen alle

typografische regels in begint die op de band van het boek. Maar

bij correcties, die de tekst vermeerderen of verminderen, hoeven

dan alleen de nummers in de index veranderd te worden. Voor

Inhoud en Index zelf betekent het geen verandering.

Page 11: HET EVANGELIE IN HET OUDE TESTAMENT

11

INHOUD.

Inhoudsopgave 11

1. 'Evangelie' - dat vreemde woord. 15

2. De drie generaties. 27

3. Evangelie op internationaal niveau. 46

4. David en het evangelie van satan. 69

5. Het evangelie van de vredevorst. 79

6. Psalm 40 Davids roeping als evangelist. 93

7. Psalm 68:11 israël als "evangelist". 106

8. Het evangelie van verleden, heden en toekomst.118

9. Het evangelie en de Geest van Christus. 122

10. Samenvatting. 129

11. Abraham en het evangelie. 134

12. Jesaja en het Evangelie. 160

Wij wensen u een aangename en vruchtbare studie toe!

Page 12: HET EVANGELIE IN HET OUDE TESTAMENT

12

Page 13: HET EVANGELIE IN HET OUDE TESTAMENT

13

VOORWOORD.

Het woord 'Evangelie' in het Oude Testament is een

vorm van het Hebreeuwse woord 'Basar' - vaak anders

vertaald. Behalve één keer in Jeremia, wordt het

gebruikt als de militaire term voor de Blijde Boodschap

van Overwinning door een snelle loper van het slagveld.

Jezus haalt Jesaja 61:1-2 aan, om Zijn opdracht en

boodschap te karakteriseren in Lucas 4:16-21, en

Paulus met Jesaja 52:7 in Romeinen 10:15.

Het volk van God, Israël, moest, geplaatst op de

landbrug tussen Azië, Afrika en Europa, de afgodische

volken Gods Overwinning aankondigen en

demonstreren.

Bij Saul komt het het eerste voor als een 'Blijde

Boodschap' voor de vijand. Met David wordt dat

anders. Hij zingt er ook van in Psalm 40:10 en 68:12.

Ook enkele melaatse mannen zien de waarheid er van.

Het Nieuwtestamentische Evangelie is een boodschap

van overwinning door de opstanding van Jezus

Christus. Zie ook Lucas 24:46,47.

Page 14: HET EVANGELIE IN HET OUDE TESTAMENT

14

Page 15: HET EVANGELIE IN HET OUDE TESTAMENT

15

1. "EVANGELIE" - EEN VREEMD WOORD

Wat is een woord?

Deze vraag zou eigenlijk onnodig moeten zijn, omdat de

meeste lezers bekend zijn met het Evangelie. Maar

omdat het nu eenmaal zo is, dat God voor de

verkondiging van het Evangelie zich heeft willen

bedienen van de taal van het dagelijks leven, gebeurt er

met de woorden van de Bijbel hetzelfde als wat er

gebeurt met de woorden uit onze spreektaal.

Eén van de grappige verschijnselen van de taal is dat

een woord net een stukje elastiek is: het kan uitrekken

en inkrimpen. U gelooft dat niet? Verschillende

voorbeelden daarvan zijn zelfs in de Bijbel te vinden.

Ze zijn haast te bekend om te noemen. Bijvoorbeeld van

de apostelen stond er in de Statenvertaling Hand. 4: 13

"dat zij ongeletterde en slechte mensen waren" en

Paulus gaf van zichzelf toe, dat hij "slecht in de

woorden " was (2 Cor. 11: 6). Wat moeten we daarvan

denken?

Natuurlijk slaan we in zo'n geval direct onze Nieuwe

Vertaling op, en komen tot de conclusie, dat in modern

Nederlands het woord "eenvoudig" of "onervaren" op

zijn plaats is. Ziet u wel, dat een woord met een elastiek

is?! Vroegere paste het woordje "slecht" op al die

mensen, die weinig ontwikkeling of ervaring hadden.

Nu past het op mensen, die verkeerde bedoelingen of

karaktertrekken hebben.

Een ander geval. Er zijn heel wat mensen, die bij het

horen van het woord "kerk" een gebouw, of zelfs een

bepaald gebouw in hun gedachten voor zich zien. Het is

Page 16: HET EVANGELIE IN HET OUDE TESTAMENT

16

voor heel wat mensen een ontdekking, dat de "kerk"

eigenlijk een bepaalde groep van mensen is, die in

desnoods in een schuur "kerk" kunnen houden - en

hier is dan meteen de derde betekenis van het woord

"kerk": de kerkdienst. Als mij nu gevraagd werd deze

drie woorden "kerk" op een rijtje te zetten, zou ik het

het liefst zo doen: "kerk" (de mensen) "kerk " (de

dienst), en "kerk"(het gebouw). Het eerste vind ik

verreweg het belangrijkste. U toch ook? Met de "kerk"

(de mensen) kun je zonder "kerk" - gebouw zelfs nog

wel onder de blauwe hemel bij elkaar komen (wel eens

gedaan, b.v. op de hoek van een straat op

zaterdagavond?), maar met een "kerk" - gebouw

zonder mensen - laten wij daar maar over zwijgen,

want dan komen wij op heel andere problemen uit.

Het woord "Evangelie".

Zo is het ook met het woord "Evangelie". Voor

duizenden mensen betekent het woord "Evangelie"

alleen maar een bepaald onderdeel van de eredienst in

een kerk (niet voor alle mensen van die kerk

natuurlijk!). Anderen zijn nog verder afgezakt en

zeggen, als zij de waarheid van iets niet al te hoog

aanslaan: "Het is geen evangelie."Ook voor ons kan het

Evangelie verschillende betekenissen hebben. Wij

spreken van "het Evangelie van Marcus", en bedoelen

dan één van de Boeken van de Bijbel. Wij zeggen: "Hij

bracht van avond een duidelijk Evangelie", of: "Het

Evangelie is voor iedereen". Dan bedoelen we

respectievelijk een toespraak en een aanbieding van

Goddelijke verlossing. En als wij ons bij dat laatste

Page 17: HET EVANGELIE IN HET OUDE TESTAMENT

17

alleen bepalen, is er nog niet eens eenstemmigheid

onder alle christenen. Dan zijn er mensen, die bij het

horen van het woord "Evangelie" alleen aan het

Nieuwe Testament denken. Het is waar, dat er niet veel

Bijbelvertalingen zullen zijn, die in het Oude Testament

het woord "evangelie" en "evangeliseren" gebruiken.

Maar er zijn teksten in het Oude Testament, waarin

woorden gebruikt worden in het Hebreeuws, afgeleid

van de wortel 'BSR', uitgesproken 'Basar', die hetzelfde

betekenen als de Griekse woorden voor "evangelie" en

"evangeliseren" in het Nieuwe Testament. En

natuurlijk staan er op die plaatsen in de oude Griekse

vertaling van het Oude Testament, de Septuaginta, de

bekende Griekse woorden. Dat in de vertaling van het

Nieuwe Testament deze in wezen Griekse term gebruikt

wordt, zal wel liggen aan het feit, dat ze sinds oude

tijden gemeengoed geworden zijn. Daar is niets tegen.

Maar het gevaar is, dat die woorden een speciale

kleuren krijgen, een "Nieuw Testamentische

betekenis", die zij niet in die mate zouden hebben

gekregen, als in Oud en Nieuw Testament consequent

dezelfde vertaling was toegepast. De moeilijkheid is

echter, dat het woord "evangelie", juist vanwege die

"Nieuwe Testamentische betekenis", het niet erg doen

zou in het Oude Testament, terwijl zuiver Nededandse

woorden in het Nieuwe Testament in dit geval in strijd

zouden zijn met een sterke traditie.

Wat zou het Hollandse woord voor "evangelie" moeten

zijn? "Evangelie" bestaat uit 2 delen: "Ev - angelie".

Zoals reeds gezegd, was het oorspronkelijk een Grieks

woord: "eu angelion". "Eu" betekent: goed.

Page 18: HET EVANGELIE IN HET OUDE TESTAMENT

18

"Angelion" betekent boodschap. In dat laatste deel

herkennen wij terstond het woord "engel", dat ook

vernededandst Grieks is, en in onze taal

"boodschapper" betekent. Het woord is dus "goede

boodschap".

Gebruik van het woord Evangelie in de Bijbel.

Natuurlijk kan het woord "Goede Boodschap" in zijn

letterlijke betekenis gebruikt worden, of, in

overdrachtelijke betekenis, in verband met geestelijke

zaken. Is

Zoals we hebben gezien, kon het woord "evangelie"

voor iedere goede boodschap gebruikt worden. Als bij

voorbeeld Jeremia merkt, dat zijn woorden geen ingang

vinden bij het volk en dus zijn werk, als profeet, naar

de mens gesproken een mislukking is, zegt hij:

"Vervloekt zij de man, die mijn vader de blijde

boodschap bracht: u is een jongen geboren, waarmee

hij hem zozeer verblijdde" (Jeremia 20: 15). Hier was

dus een geboorteaankondiging een

"evanPsalm40,11gelie", een "blijde boodschap' –

aanvankelijk althans.

Maar in de geschiedkundige boeken van het Oude

Testament wordt het uitsluitend gebruikt als een

militaire term, en wel in verband met de strijd van

Israël tegen zijn vijanden, één keer onder Saul,

verscheidene keren onder David, en weer één keer bij

de profeten Elisa en Nahum. Maar daar de strijd van

Israël als Gods volk de geestelijke achtergrond had, had

het gebruik van het woord Evangelie dat ook. Zo wordt

het, als het ware, naar het geestelijke niveau getild. Dat

Page 19: HET EVANGELIE IN HET OUDE TESTAMENT

19

is ook het geval, waar het woord "Evangelie" in het

Nieuwe Testament wordt gebruikt voor de

aankondiging van een geboorte. Ook komen daarin de

aspecten, die de betekenis van het woord "Evangelie"

in de Bijbel meestal heeft, al duidelijk naar voren.

Bedoeld zijn de aankondigingen van de geboorte van

]ohannes de Doper en van de geboorte van ]ezus.

Als Zacharias, de priester, niet kan geloven, dat de

boodschap van de engel waar is en hij dus eindelijk een

zoon zal hebben, zegt de engel tot hem: ,,1k ben

Gabriël, die voor Gods aangezicht sta, en ik ben

uitgezonden om tot u te spreken en u deze blijmare te

verkondigen" (Lucas 1 : 19). Zacharias moet daar

tijdens de maanden van zijn gedwongen stilzwijgen wel

over nagedacht hebben. Dat merken wij in zijn lofzang,

in Lucas 1: 67-79. En als wij de lofzang van Maria

daarnaast leggen, vinden wij dezelfde elementen in

beide (Lucas 1:46-55).

"Evangelie": God wint het toch!

Zacharias zegt: "God heeft verlossing gebracht voor

zijn volk. Hij zal ons redden van onze vijanden. Het

volk zal weer terugkeren tot zijn God en Hem

aannemen als Heer en Meester. Daardoor zal er een

tijdperk van vrede aanbreken: vrede van buiten en

vrede van binnen." Dat was voor hem het "evangelie".

Maria zegt: "God heeft een krachtig werk gedaan door

Zijn arm. Hij heeft machtigen van de troon gestort en

eenvoudigen verhoogd, hongerigen heeft Hij met

goederen vervuld en rijken heeft Hij ledig

weggezonden. Hij heeft zich lsraël aangetrokken." En

Page 20: HET EVANGELIE IN HET OUDE TESTAMENT

20

ook de geboorte van Jezus moet, volgens de engel, als

een blijde boodschap verkondigd worden,

"geëvangeliseerd" worden, zoals er letterlijk staat in

Lucas 2:10.

Nu staat dit wel in het Nieuwe Testament, maar het

wordt gesproken op grond van wat in het Oude

Testament staat. En dat is vaak ook het geval in de

Brieven van het Nieuwe Testament, namelijk, waar het

een aanhaling uit het Oude Testament betreft.

In het Oude Testament wordt dit woord ook gebruikt in

enkele Psalmen en door de profeet Jesaja. Dat is van

belang om twee redenen. Ten eerste betreft het hier

lofprijzing aan God om Zijn grote daden, die niet alleen

in de menselijke, maar vooral in de geestelijke sfeer

liggen. En ten tweede betreft het teksten, waarvan

enkele in het Nieuwe Testament worden aangehaald:

één keer door Jezus aan het begin van zijn driejarige

werkzaamheid, en één keer door Paulus na zijn drie

zendingsreizen. Zij vormen de schakel voor dit

woordgebruik tussen Oud en nieuw Testament. En als

aanhalingen uit het Oude Testament in het Nieuwe

Testament zijn het tevens voorbeelden van de wijzen,

waarop deze woorden vertaald zijn in de Bijbel, en het

verschil daartussen in het Oude en het Nieuwe

Testament (Nieuwe Vertaling) daarin. Het zijn: Jesaja

61:1 ("blijde boodschap") met Lucas 4: 18 ("evangelie"

), en Jesaja 52:7 ("goede boodschap" ) met Romeinen

10:15 ( "goede boodschap" ).

De "Blijde Boodschap" van Jesaja

Page 21: HET EVANGELIE IN HET OUDE TESTAMENT

21

Er is waarschijnlijk geen tweede tekst in de Bijbel te

vinden, waarin het woord "evangelie" als "goede

boodschap" in al de schakeringen van zijn betekenis

beter uitkomt, dan in Jesaja 52: 7. Daarom drukken wij

hier Jesaja 52:7-10 in zijn geheel af. Daarna zullen wij

op het gebruik van dit woord ingaan aan de hand van

deze tekst en andere Schriftplaatsen. "Hoe lieflijk zijn

op de bergen de voeten van de vreugdebode, die vrede

verkondigt, die goede boodschap brengt, die heil

verkondigt, die tot Zion spreekt: uw God is Koning.

Hoor, uw wachters verheffen de stem, zij jubelen

tesamen, want met eigen ogen zien zij, hoe de Here naar

Zion wederkeert. Breekt uit in gejuich, jubelt eenparig,

puinhopen van Jeruzalem, want de Here heeft Zijn volk

vertroost, Hij heeft Jeruzalem verlost. De Here heeft

Zijn heilige arm ontbloot voor de ogen van alle volken

en alle einden der aarde zullen zien het heil van onze

God ". In dit gedeelte zijn de woorden "vreugdebode"

en "goede boodschap", wat de letterlijke betekenis

betreft, hetzelfde als "evangelist" en "Evangelie".

Wij zouden de vraag kunnen stellen- "Waarom ziin de

voeten van deze vreugdebode, deze "evangelisf" zo

liefelijk? Als wij verder lezen merken wij, dat de stad in

puin ligt en de bewoners .verdriet hebben: zij moeten

vertroost worden, zoals onze tekst zegt. Klaarblijkelijk

heeft een vijand er danig huis gehouden. Maar toen

heeft de Here Zijn heilige arm ontbloot. Wat betekent

dat?

De taal van de Bijbel is die van het dagelijks leven. Er

staat eigen1ijk, dat de Here net gedaan heeft als een

man, die zijn mouwen opstroopt om te laten zien, dat

Page 22: HET EVANGELIE IN HET OUDE TESTAMENT

22

hij niet bang is, om een vechtpartij te beginnen. Het

gevolg is, dat de vijanden, de volken, zijn verslagen en

dat de stad is verlost. En nu is de Here op weg, om als

Overwinnaar naar de stad terug te keren. Ln de stad

weet nog niemand hier iets van. Ledereen leeft daar in

angstige spanning, of wel in doffe berusting. Dan gaan

plotseling de wachters op de muur roepen. Zij barsten

in gejuich los, omdat zij zien, dat er een snelle loper van

het slagveld aankomt. Aanstonds weten zij, dat die een

"goede boodschap" heeft te melden, een ."evangelie",

een overwinningsboodschap. Lnderdaad verkondigt

deze loper, als hij aangekomen is, vrede en redding

voor de stad. Hij roept uit, dat het Koningschap van de

rechtmatige Heerser nu verzekerd is: "Uw God is

Koning!" En omdat hij een afgezant van de koning is,

weet iedereen nu ook, dat de Koning zelf in aantocht is.

Daarom breekt men uit in gejubel.

Samenvatting.

Dit drietal passages, vooral de laatste, tekent wel heel

duidelijk in welke sfeer het woord in de Bijbelse tijden

en dus in de Bijbel gebruikt is. Laten wij de

verschillende schakeringen van die betekenis nog eens

punt voor punt opsommen.

1. Het woord "evangelie" verplaatst ons in een sfeer

van strijd en overwinning.

2. Een "evangelie" wordt daarom gebracht aan

mensen, die zuchten onder de overheersing van een

vijand.

3. De rechtmatige heerser is verdreven en zijn rijk, o.f

een deel daarvan, is "bezet gebied" geworden.

Page 23: HET EVANGELIE IN HET OUDE TESTAMENT

23

4. De bevolking heeft, zeker in profetische beeldspraak,

aanvankelijk de vijand binnengehaald, of heeft op zijn

minst schuld aan de nededaag. Nu hebben de mensen,

volgens Oosterse maatstaven in de oude tijd, nog maar

één ding te wachten: de uiteindelijke ondergang, hetzij

door- de hand van de vijand, hetzij door een

terugkerende en wraak nemende vorst. De overheersing

en tyrannie van de vijand; de noodzaak, om, in

volkomen slavernij, dingen te doen, die hun als burgers

niet betamen; en de dreigende toorn van hun eigen

vorst maakt hun positie verre van benijdenswaardig!

5. Maar de koning heeft op een zeker ogenblik de

overwinning behaald. Hij stuurt zijn afgezanten naar

de stad om zijn triomf te melden en om de bevolking

aan te zeggen, dat de koning in aantocht is, niet om

wraak te nemen, maar om weer over hen als zijn

onderdanen te regeren.

6. De blijdschap hierover in de stad wordt nog vergroot

door het feit, dat de mensen weten, dat er nu een tijd

van veiligheid en welvaart zal aanbreken.

Oud en Nieuw Testamentisch Evangelie

]esaja 52 : 7 – 10 is één van de plaatsen in het Oude

Testament die, wat betreft het begrip "evangelie" een

schakel vormen tussen het Oude en het Nieuwe

Testament. Het is aangehaald in Romeinen 10 . 15.

Een dergelijke plaats vinden wij in ]esaja 61 : 1 en 2,

aangehaald in Lucas 4:18 en 19.

Dit maakt het ons mogelijk om het "evangelie" van de

"vreugdebode" in ]esaja 52 te vergelijken met het

Page 24: HET EVANGELIE IN HET OUDE TESTAMENT

24

"evangelie", dat Jezus van Godswege op aarde kwam

brengen.

De "vreugdebode" zegt: "Uw God is Koning. De Here

keert weder naar Sion." Verder zegt hij, dat zij, die de

vaten des Heren dragen – dus die in de dienst van God

zullen staan – zich moeten reinigen, en dat men vol

enthousiasme de Koning moet inhalen.

Van Jezus staat er in Marcus 1:14 en 15, dat Hij "het

evangelie Gods" ging prediken, namelijk "de blijde

boodschap van Gods overwinnning". Wat hield die

boodschap in? "De tijd is vervuld en het Koninkrijk

Gods is nabij gekomen. Bekeert u en gelooft het

evangelie". Wij zouden het in modern Nededands

misschien zo kunnen zeggen: "Eindelijk is het zover,

dat God Zijn volle heerschappij weer op aarde gaat

uitoefenen, waardoor er een einde komt aan het rijk

van satan. Doe dus niet meer met de vijand mee, maar

neem de boodschap van Gods overwinning serieus. Dat

is het beste wat je doen kunt." Wat gebeurt er als de

mensen de boodschap, dat de vijand verslagen is en dat

hun rechtmatige Vorst weerkeert, gaan geloven?

]esaja 52 zegt, dat de gevangenen uit Sion wordt

aangezegd, dat zij hun banden los mogen maken, dat zij

zonder geld worden gelost – de vijand kan ze eenvoudig

niet langer vasthouden om losgeld te eisenl Het getier

van de overheersers zal afgelopen zijn en de naam van

de echte Koning zal door hen niet meer worden

gelasterd. De gevangenen zullen het stof van zich

afschudden en hun pronkgewaden aantrekken. En zij,

die reden tot treuren hebben zullen worden vertroost

door hun Koning zelf. Men zal uittrekken uit de

Page 25: HET EVANGELIE IN HET OUDE TESTAMENT

25

gevangenschap als koninklijke mensen, als vrijen: niet

in haast en niet als in vlucht, de Koning zelf zal hen

uitleiden in een feestelijke optocht.

Vergelijk daarmee eens het woord, dat ]ezus op

Zichzelf toepast, als Hij ]esaja 61 :1 en 2 heeft

voorgelezen (Lucas 4:18 en 19). "De Geest des Heren is

op Mij, daarom, dat Hij Mij gezalfd heeft". Ln

Handelingen 10:38 drukt Petrus het zo uit: " - ]ezus van

Nazareth – met de Heilige Geest en met Kracht

gezalfd." Gezalfd met de Geest van God was ]ezus

sterker dan satan en kon Hij, "de sterkere", de sterke",

de duivel, verslaan en al zijn bezittingen roven, zoals

]ezus het in de gelijkenis van Lucas 11 21 en 22 zegt.

Wat is het gevolg? ]ezus zegt: De Geest des Heren is op

Mij", om aan armen het evangelie – de

overwinningsboodschap – te brengen en aan blinden

het gezicht, om verbrokenen heen te zenden in vrijheid,

om te verkondigen het aangename jaar des Heren – het

zogenaamde jubeljaar, waarin iedereen, die in slavernij

of in armoede was geraakt, zijn vrijheid en bezittingen

terug moest krijgen.".

Een blik vooruit.

Nu zullen wij eerst en voornamelijk het gebruik van dit

woord in de geschiedkundige Boeken van het Oude

Testament bestuderen, waarin de woorden "evangelie",

"evangeliseren", en "evangelist" gebruikt worden in

verband met de geschiedenis van het volk Israël, omdat

dat de grondslag van alles is. Ook daar zullen wij zien,

dat het gebruik en dus de betekenis van die termen

uitgaat boven het louter geschiedkundig aspect in die

Page 26: HET EVANGELIE IN HET OUDE TESTAMENT

26

gedeelten en betrekking heeft op de strijd, die God, in

zijn Gezalfde, met zijn volk voerde tegen satan en zijn

demonische en menselijke machten. Dat betekent niet,

dat wij elementen uit die geschiedenis ' een geestelijke

betekenis' opleggen, als een soort allegorische uitlegging

dus, maar wel, dat achter deze schijnbaar een louter

menselijke aangelegenheden een geestelijke

achtergrond ligt. Dat geldt natuurlijk ook voor het

hedendaagse mensenleven. Dit zal het ons mogelijk

maken, om die lijn door te trekken naar De Gezalfde,

de "Christus", in wie God de strijd tegen satan tot een

overwinning heeft gevoerd".

Page 27: HET EVANGELIE IN HET OUDE TESTAMENT

27

2. DE DRIE GENERATIES

Evangelisten van Satan.

De eerste keer, dat het woord "evangeliseren" in de

Bijbel voorkomt, vinden wij in 1 Samuël 31:8 en 9 (en

in zijn tweelingtekst 1 Kronieken 10:8 en 9). Wij laten

deze tekst hieronder volgen.

"Toen nu de Filistijnen de volgende dag de

gesneuvelden kwamen plunderen, vonden zij Saul en

zijn drie zonen liggen op het gebergte Gilboa. Zij

hieuwen zijn hoofd af, roofden zijn wapenrusting en

zonden boden rond in het land der Filistijnen, om de

goede tijding te melden in de tempels van hun afgoden

en aan het volk."

Zie daar de eerste "evangelisten" in de Bijbel. Maar - -

- , "evangelisten" van Satan! Want dat deze

"evangelisatiecampagne" der Filistijnen een veel

diepere achtergrond en betekenis had, dan men

oppervlakkig lezend zou vermoeden, wordt ons

duidelijk, als wij de geschiedenis en de roeping van

Israël en van zijn koning nagaan.

Gods privévolk.

1 Israël was het volk, dat God voor Zichzelf had

gemaakt. In Genesis 15 vinden wij daarover meer.

Daarvan geven wij een overzicht.

2. Dit volk had God zich gevormd uit een hopeloos oud

mensenpaar (hij was honderd en zij negentig!) in de

wanhopige positie van toen vogelvrije vreemdelingen,

op grondslag van menselijke hulpeloosheid, van

Page 28: HET EVANGELIE IN HET OUDE TESTAMENT

28

absolute afhankelijkheid van God, en van

onvoorwaardelijk geloof en vertrouwen in God. Dit

kunt u bij voorbeeld lezen in Genesis 15: 1-12,3.

3. Uit Genesis 15 weten wij, dat Gods plan voorzag in

de vestiging van dit volk in een land, waar zij zich noch

meester van konden maken, noch konden handhaven

zonder Goddelijk, bovennatuurlijke ingrijpen. Dit volk

zou geen levenskansen hebben gehad, als God niet zelf

hun geschiedenis tot aan hun vestiging in het beloofde

land van te voren zorgvuldig had uitgestippeld en

voorbereid (zie Genesis 15:13-16) en als God niet zelf

"levensruimte" voor hen had gereserveerd te midden

van de andere volken (zie Genesis 15:8-21).

4. De naam Israël, die zij naar hun stamvader Jacob

zouden krijgen, was daarom heel tekenend. Jakob, die

altijd Gods beloften zelf had willen vervullen, was na

zijn strijd met de Engel des Heren kreupel op kritiek

moment, de ontmoeting met Esau. Toen moest hij op

Gods ingrijpen wachten en op Zijn kracht vertrouwen.

God gaf hem de naam Israël, wat onder anderen

betekent: Moge de Here strijden. Dat is voor dit volk

een typerende naam. Ais God niet voor hen zou

strijden, zouden ze verloren zijn. De consequentie was,

dat Israël het alleen wagen kon, om zich te laten gelden

onder de andere volken, als zij helemaal alleen op God

zouden rekenen, met andere woorden, als zij zouden

leven uit geloofd in de almachtige God, en in niets en

niemand anders.

5. Israël moest zijn: een volk van God, Gods eigendom

en woonplaats in het midden van de overige volken der

aarde, die niet gehoorzaamden aan God.

Page 29: HET EVANGELIE IN HET OUDE TESTAMENT

29

6. Daardoor vormde Israël het bruggehoofd van het

Godsrijk op aarde, dat God zou gebruiken, om deze

wereld weer onder zijn bestuur te brengen. Dit zou een

zegen betekenen voor alle volken.

Daarom zei God tegen Abraham: "- - - met u zullen alle

geslachten des aardbodems gezegend worden." Dit

bijzondere van het volk Israël werd heel duidelijk

ingezien door David (die daarom "een man naar Gods

hart" was, niet omdat hij zo'n lieve jongen was!) toen

hij zei: "En wie is gelijk Uw volk, gelijk Israël, het enige

volk op aarde, dat God zich tot een volk ging vrijkopen,

om Zich een Naam te maken, - - - Uw volk, dat Gij - - -

uit de volken en hun goden hebt vrijgekocht?

Gij hebt U Uw volk lsraël voor altijd bevestigd tot Uw

volk. En Gij, Here, waart hun tot een God" (2 Samuël

7:23,24).

Lsraël in de internationale, geestelijke politiek.

Het volk Israël was Gods volk. Gods of woorden van

welkom tot het volk op de Berg Sinaï in exodus 19:5

waren: Nu dan, indien gij aandachtig naar Mij luistert

en mijn Verbond bewaart, dan zult gij uit alle volken

Mij ten eigendom zijn, want de ganse aarde behoort

Mij. En gij zult Mij een koninkrijk van priesters zijn en

een heilig volk. Daardoor zou het volk Israël een heel

ander volk zijn dan alle volken der aarde. De positie

van Israël in dit wereld is heel goed beschreven in

Micha 4: 5, want alle volken wandelen elk in de naam

van zijn god,

Maar wij zullen wandelen in de naam van de Here,

onze God. En toen de Israëlieten aan Samuel om een

Page 30: HET EVANGELIE IN HET OUDE TESTAMENT

30

koning vroeger, zeiden zij: Stel nu een koning over ons

aan om ons te richten, als bij alle andere volken. En

toen zij op Samuels tegenwerpingen toch volhielden,

formuleerde zij het nog typerender: Dan zullen ook wij

zijn als alle andere volken. En het antwoord van God

tot Samuel was: Luister naar het volk, in alles wat zij

tot U zeggen, want niet U hebben zij verworpen, maar

Mij hebben ze verworpen, dat Ik geen koning over hen

zou zijn. Juist zoals zij gedaan hebben van de dag af,

toen Ik hen uit Egypte leidde, tot op de huidige dag, dat

zij Mij hebben verlaten en andere goden gediend, zo

doen zijn nu ook tegen U. (1 Samuel kwam 8: 5,20, 7 –

8). Het is duidelijk: te worden als alle andere volken

betekende voor Israël zijn God te verlaten en de

afgoden te gaan dienen.

Van die afgoden heeft de apostel Paulus gezegd, Dat

offeren aan afgoden een offeren is aan boze geesten (1

Corinthiërs 10: 20). Afgoden zijn de presentaties van

demonische machten, waarmee Satan de wereld

beheerst, zoals er staat in Efeziërs 2: 2, - - - waarin gij

vroegere gewandeld hebt overeenkomstig de loop dezer

wereld, overeenkomstig de oversten van de macht der

lucht, van de geest, die thans werkzaam is in de

kinderen der ongehoorzaamheid. En in 6: 12 lezen wij:

want wij hebben niet te worstelen tegen bloed en vlees,

maar tegen de overheden, tegen de machten, tegen de

wereldbeheersers dezer duisternis, tegen de boze

geesten in de Hemelse gewesten.

En in Daniël 10 – 12 wordt ons een zeldzame blik

gegeven in de hogere regionen van deze geestelijke

organisatie. Het hemelse wezen dat aan Daniël

Page 31: HET EVANGELIE IN HET OUDE TESTAMENT

31

verschijnt heeft het over de tegenstand die hij

ondervond van de geestelijke demonische vorsten van

sommige volken, die de nationale en de internationale

politiek van die volken bepalen, en over de hulp, die hij

kreeg van de geestelijke vorst Michael, die als de vorst

van Israël in de toekomst ook het volk van God te hulp

zou komen. Hij vertelt daar nog bij, dat niemand

anders van de Hemelse vorsten in staat was om

weerstand te bieden aan die satanische machten.

(Daniël 10: 2,4, 5,12 – 14,20 ¦ - 21 en 11: 1; 12: 1).

Dat betekent, dat de Hemelse vorst Michael de

beschermheer was van Israël als een bruggehoofd van

het koninkrijk van God in een door rebellen bezet

gebied. Maar het betekent dan ook, dat de aanvallen

van andere volken op Israël in wezen een strijd is van

Satan met zijn onderhorige volken tegen God en Zijn

volk.

Het volk van satan.

Satan, de overste der wereld, zag in het volk Israël

terecht een gevaar voor zijn heerschappij. Satan heeft

de aarde in bezit genomen en beschouwt de wereld als

springplank voor de beheersing van het heelal en

"regeert"daarom deze wereld op een verre van

democratische wijze. Hij moest een volk als Israël wel

zien als een gevaar, als een nederzetting van vreemde en

vijandige oorsprong, als een "staat-in-de-staat".

Daarom was hij vanaf het begin de doodsvijand van dit

volk en bestookte het van alle kanten door zijn

handlangers Toetmosis een kwam . Later, toen de Zoon

van God op aarde kwam, zei hij duidelijk, dat hij de

Page 32: HET EVANGELIE IN HET OUDE TESTAMENT

32

wereldheerschappij alleen wilde toevertrouwen aan

iemand, die niet God maar hem ze als Heerser erkent

(zie Lukas 4:5-7.

En toen God zijn volk vanuit het zuiden en oosten

Kanaän had binnengevoerd, deed satan een zet. Hij

voerde een volk vanuit het noorden en westen aan. Het

waren de "zeevolken", Kaftorieten, met een groot

contingent Pelesten of Filistijnen, van Kreta en van

elders verdreven in verband met een grote

volksverhuizing in Zuidoost Europa, van Zuid Rusland

tot Griekenland. Rond 1200 v.C. bedreigden zij met een

grote vloot en een enorme colonne wagens de oostgrens

van Egypte, maar werden teruggeslagen. Zij voegden

zich in zuidwest Palestina bij de Filistijnen, die daar al

woonden ten tijde van Abraham. Er staat iets over in

Amos 9: 7 en Deuteronomium 2: 23. Rond 1140 v.C.

waren ze, getuige aardewerkresten, al doorgedrongen

tot Bethsemes. En iedereen weet, wat een last de

Israëlieten van die Filistijnen gehad hebben!

Eén van de hoogtepunten van deze strijd was de dood

van Saul en zijn zonen op het gebergte Gilboa. Dit was

voor het volk van God meer dan een militaire

nederlaag. Het was een geestelijk echec, zowel vanwege

de belangen van het koninkrijk van God, die er mee

gemoeid waren, als ook vanwege de hele

voorgeschiedenis, die er één was van ongehoorzaamheid

en morele en geestelijke degeneratie aan de kant van

Israël.

David zag de geestelijke – politieke situatie duidelijk in

en was daarom "de man naar Gods Hart", toen hij zei:

"Wie is gelijk Uw volk, gelijk Israël, het enige volk op

Page 33: HET EVANGELIE IN HET OUDE TESTAMENT

33

aarde, dat God Zich tot een volk ging vrijkopen, om

Zich een naam te maken, - - - uw volk, dat Gij - - - uit

de volken en hun goden hebt vrijgekocht? Gij hebt U

Uw volk Israël voor altijd bevestigd tot Uw volk, en Gij,

Here, waart hun tot een God" (2 Samuel 7: 23 – 24).

Daarom spitste de politiek tussen de machten van de

aarde zowel als tussen die et van de hemel zich toe op de

positie en het doen en laten van het volk Israël.

Daarom kan men ook in de strategie rond om Israël

gezien worden als van universele oorsprong en omvang.

Israël zowel als de omringende volken waren niet meer

dan pionnen in ontzaglijke schaakspel, waarbij het

inderdaad ging om een strijd tussen zwart en wit,

leugen en waarheid, duisternis en licht, de boze en God.

Geestelijke strategie

Als wij Richteren 1 en 2 lezen, waarin de wanprestaties

van de eerste generaties Israëlieten in het Beloofde

Land beschreven worden, komen wij tot de conclusie,

dat de geweldige kansen die satan kreeg in zijn

internationale geestelijke politieke strategie, afkomstig

waren van - - - God. En dat, daar Israël verzuimde

diezelfde kansen te benutten. De soldaten dachten er

echter anders over dan hun Generaal (lees Richteren

2:6-12) en zij grepen pas weer naar de wapens, toen zij

ontdekten, dat die joviale vijand het toch werkelijk op

hun totale ondergang gemunt had. Dit gebeurde echter

alleen, wanneer God Zijn beschermende hand

terugtrok, de vijand vrij spel gaf en daardoor

ontmaskerde (Richteren 2:13-16).

Page 34: HET EVANGELIE IN HET OUDE TESTAMENT

34

Wanneer een pas gevestigd bruggehoofd midden in

vijandelijk gebied de aanwijzingen van het

hoofdkwartier niet opvolgt, als de soldaten hun

veldtocht gaan beschouwen als een vacantietrip,

sigaretjes gaan roken met de vijand en uitgaan met de

meisjes, dan hoeven wij ons er niet over te verbazen, als

die "vriendelijke" vijand op een kwade dag het hele

front oprolt.

In Richteren 1 en 2 kunnen lezen, hoe Israël het er af

bracht, kwam nadat het door God op bovennatuurlijke

wijze in zijn positie geplaatst was. God wist wel, dat

bestrijdt niet met 1 generatie beslecht zou zijn. Daarom

had Hij Jozua het niet meteen alle haarden van

tegenstand laten opruimen. Ook de volgende

geslachten, "welke geen van de oorlogen om Kanaän

gekend hadden", moesten "met de strijd vertrouwd

raken". In Richteren 2:23-3:2 lezen wij, dat God de

strijd in etappes wilde uitvoeren, om zijn volk

strijdbaar te houden in de volgende generaties. Wat

voor strijd dat was, weten wij wel uit het Boek Jozua:

zeven keer om een stad heen lopen, en hele veldslag

verliezen als één man enkele kunstvoorwerpen en dat

geldt uit de vernietiging redt, of een veldslag binnen,

dank zij een catastrofale hagel en een zon, die de hele

dag op twaalf uur blijft staan. Dat waren zo de

ervaringen van de Israëlieten, die de strijd om Kanaän

dan wel gekend hadden. En dat was natuurlijk allemaal

veel te riskant voor gewone mensen en ook te lastig.

Daarom probeerden ze het op een andere manier te

winnen. Waarom zouden ze ook niet met wat 'geestelijk

inzicht' te werk gaan? Als zij nu eens de geestelijke

Page 35: HET EVANGELIE IN HET OUDE TESTAMENT

35

machten achter deze aardse vijanden wat meer te

vriend gingen houden, dan kon het

bezettingsprogramma misschien uitgevoerd worden

zonder die economisch zo schadelijke mobilisatie en

oorlogvoering en het risico van de krijgskans

(Richteren 2: 6 – 12). De vijand bleek ook niet zo kwaad

te zijn. Natuurlijk was dat laatste een weloverwogen

tactieken van de Tegenstander. Het ergste was, dat als

de vijand dan toesloeg sloeg en de Israëlieten,

ontnuchterd, zich tot God wendde, hij de vijand

volkomen in de kaart scheen te spelen. Vaak werden zij

jarenlang door God verlaten en overgeleverd aan de

vijand. Ten slotte was het dan de één of andere obscure

figuren, die door God gebruikt werd, om de zaak te

redden. Zo werd de overwinning toch weer een

geloofswonder (Richteren 2: 13 – 16). Nee, dan liever

een koning!

Als alle andere volken.

De geloofsstrijd had al lang afgedaan, maar de

geestelijke gelijkschakeling had hun ook al niet sterker

kunnen maken. Maar nu hadden ze het gevonden! Zij

moesten zich de politieke structuur en de bevelvoering

van de vijand eigen maken. De achtergrond van alles

was echter, dat Israël helemaal vergeten was, waarom

zij waren er wát zij waren. Wat had Mozes gezegd?

"Gij zijt een volk, dat de Here, uw God, heilig is; U

heeft de Here, uw God, uit alle volken van de

aardbodem verkoren om zijn eigen volk te zijn"

(Deuteronomium 7: 6). Maar wat zeggen zij tegen

Samuel in 1 Samuel 8: 5,19, 20? "Stel een koning over

Page 36: HET EVANGELIE IN HET OUDE TESTAMENT

36

ons, om ons te richten, als bij alle andere volken - - -

dan zullen ook wij zijn als alle andere volken." Het

ergste was natuurlijk niet, dat zij een koning wilden

hebben, want daarin was in de wet van Mozes al

voorzien (Deuteronomium 17: 14 – 20) en per slot geeft

God er één. Neen, zij wilden nu eens een 'normaal' volk

worden. Zij wilden een een radikale gelijkschakeling

met alle andere volken. Het is alsof zij Samuel en God

te kennen gaven, dat aan dat eeuwenlange

geëxperimenteer nu maar eens een eind moest komen.

Niet een onzichtbare God, maar een zichtbare koning

zou voortaan hun politieke en militaire belangen

moeten behartigen. Dan zouden zij op gelijke voet met

de hun omringende volken staan, en zouden zij hen met

hun eigen methoden op effectieve wijze kunnen

bestrijden. Dat ze alleen nog maar een koning nodig

hadden, om "als alle andere volken" te worden, hadden

ze huns ondanks goed ingezien. Innerlijke waren ze

immers al lang gelijkgeschakeld met de wereld. Dat had

hun Goddelijke Koning wel door, zoals Hij ook ronduit

tegen Samuel zei: "Juist zoals zij gedaan hebben van de

dag af, toen Ik heb hen uit Egypte leidde tot op de

huidige Dag, dat zij Mij hebben verlaten en andere

goden gediend, zo doen zij ook nu tegen u." Samuel

ervoer in deze krenking slechts, wat God zich al zo lang

had is laten welgevallen. In zoverre had Samuel dus

gelijk gehad met zijn klacht, dat hij nu eens ervoer, wat

God al zolang ervaren had!

Page 37: HET EVANGELIE IN HET OUDE TESTAMENT

37

Geen begrip van zijn roeping.

Dat Israël absoluut geen notie had van zijn roeping en

plaats tussen de volken der wereld, blijkt wel heel

duidelijk uit wat ons verteld wordt in 1 Samuël 8.

Mozes had tot Israël gezegd : "Gij zijt een volk, dat de

Here, uw God, heilig is; u heeft de Here, uw God, uit

alle volken van de aardbodem verkoren om zijn eigen

volk te zijn" (Deuteronomium 7:6). Maar hoor nu wat

de Israëlieten zeggen tegen Samuël: "Stel nu een koning

over ons aan om ons te richten, als bij alle andere

volken . . . dan zullen ook wij zijn als alle andere

volken" (1 Samuël 8:5,19,20).

Het kwaad, dat zij een koning wilden hebben, zat niet in

de eerste plaats in het verlangen naar een koning,

Anders had God nooit hun verlangen ingewilligd. Die

koning moest er volgens hen komen, omdat deze nodig

was, om als alle andere volken te worden.

Toch was zelfs dat verlangen, van menselijk standpunt

uit gezien, gerechtvaardigd. Ja, het was zelfs het enige

verstandige, dat zij konden bedenken in hun situatie. Er

was namelijk een hele geschiedenis aan voorafgegaan.

Drie generaties.

Die ontwikkeling heeft gelopen van de eerste generatie,

die in het beloofde land kwam, via de tweede generatie,

die van de Richteren, naar de derde generatie, die van

Samuël. Het woord generatie dient hier ruimer te

worden genomen dan zijn letterlijke betekenis. En in

het voorbijgaan kunnen wij vaststellen, dat de eerste

drie generaties van elke nieuwe groep van

'Godsgezinden' vaak eenzelfde lijn vertonen.

Page 38: HET EVANGELIE IN HET OUDE TESTAMENT

38

De overgang van de eerste naar de tweede generatie is

kenmerkend. In Richteren 2:7,10,11 staat: "Het volk

diende de Here gedurende heel het leven van Jozua en

van de oudsten - - - die heel het grote werk gezien

hadden, dat de Here voor Israël gedaan had - - -. Nadat

ook dat hele geslacht tot zijn vaderen vergaderd was,

kwam na hen een ander geslacht op, dat de Here niet

kende, noch het werk, dat Hij voor Israël gedaan had.

Toen deden de Israëlieten wat kwaad is in de ogen des

Heren en gingen de Baäl dienen." Wie had tot dusver

de plannen gemaakt en uitgevoerd? Wie had het

initiatief genomen tot de uittocht uit Egypte, de

doortocht door de Rode Zee, de tocht door de woestijn

en de uitreddingen, toen beleefd, de overwinningen, die

hen aan de rand van het beloofde land brachten, de

tocht door de Jordaan, de val van Jericho en de

verovering van het land? Het was God geweest, van

begin tot eind. Maar waarom hield God dan op met

wonderen doen na de dood van Jozua en de eerste

oudsten?

Richteren 1:1-19a is één en al overwinning. Doch de

rest van dat laatste vers bevat een onzinnige

tegenstelling: "En de Here was met Juda, zodat hij het

gebergte in bezit nam, maar hij was niet in staat de

bewoners van de vlakte te verdrijven, want dezen

hadden ijzeren strijdwagens." Wie is de laatste "Hij"?

Was dat God? Nee, het was Juda, die wel in een strijd

van man tegen man konden overwinnen, maar niet in

gemechaniseerde oodogvoering. Toch was dat niet de

werkelijke oorzaak.

Page 39: HET EVANGELIE IN HET OUDE TESTAMENT

39

Een onmogelijke situatie.

De naam "Juda" betekent: "De dankende". Dat waren

ze geweest in het gebergte: "De Here was - - - (zodat

Juda nam)". Direct daarachter staat: "(Juda) was niet -

- -". Heel logisch! In het gebergte was de Here de dader

en Juda de danker. In de vlakte werd Juda de dader, en

dus de verliezer. En zijn treurig voorbeeld volgden de

Benjaminieten, Jozef, Manasse, Efraïm, Zebulon, Aser

en Naftali volgens Richteren 1:21-33. Dan werd zelfs

teruggedrongen! (34 e.v.). Het was alles half werk:

overwinningen en nededagen. Of eigenlijk kwam het

niet eens tot nededagen: zij hielden eenvoudig op met

vechten en lieten de vijand zitten waar hij zat. Zodra zij

een comfortabel plekje voor zich veroverd hadden,

dachten zij er niet over voor Gods zaak verder te

vechten. Het gevolg was, dat zij God niet meer nodig

hadden en er ook geen wonderen meer gebeurden.

Nogal logisch, dat hun kinderen de Here niet kenden!

Hoe zouden die ook iets van Gods programma, laat

staan van Gods macht omdat programma uit te voeren,

ervaren hebben? Omdat zij Gods macht niet hadden

leren kennen in het leven van hun vaders, zullen de

kinderen ook bar weinig zin gehad hebben we, om met

de vijand al te lastig te maken.

Het was een trieste cirkelgang. Omdat de vaders alleen

maar geïnteresseerd waren in Gods werk voor zover het

hun onmiddellijke, menselijke verlangens betrof,

hadden zij God niet meer nodig. Zij konden Zijn

wonderen en de daarmee gepaard gaande

"noodtoestanden" niet gebruiken. Zulke egoïsten

kweken van zelf nog grotere egoïstische kinderen!

Page 40: HET EVANGELIE IN HET OUDE TESTAMENT

40

Wat konden zij doen? In Richteren 21: 25 staat het zo:

"Ieder deed wat goed was in zijn ogen." En wij, die bij

voorbeeld Romeinen 8 kennen, verbazen ons niet, dat er

staat: "Toen deden de Israëlieten wat kwaad was in de

ogen des Heren." "zij, die in het vlees zijn, kunnen God

niet behagen (Rom.8:8)." D.w.z.: "Zij, die naar hun

beste weten handelen als mens, kunnen in hun streven

nooit in harmonie met de wil van God handelen!"

God specialiseert zich in het onmogelijke.

Zodra wij ons tot het menselijk-wenselijke en het

menselijk-mogelijke beperken, verdwijnt de Here uit

onze horizon. En als de Heer uit onze horizon

verdwijnt, moeten wij ons wel beperken tot het

menselijk-mogelijke. Dat is in het natuurlijke vlak ook

zo: hoe hoger wij van de aarde opstijgen, des te groter

wordt onze horizon; hoe lager wij naar de aarde

afdalen, des te beperkter onze gezichts einder. Maar de

Heer "specialiseert zich" in het menselijk-onmogelijke!

Daarom, als alleen het menselijk-mogelijke in ons leven

volbracht wordt, wordt daarin geen kracht des Heren

openbaar. En omdat de vijand alleen maar bang is voor

de kracht des Heren, lukt hij dan op ons aan.

In zo'n geval merken wij, hoe ontzettend het is, als de

Heer uit onze horizon verdwenen is. Hij is er natuurlijk

wel, maar wij zien hem niet, met het gevolg, dat wij ons

menen te moeten beperken tot het menselijk-mogelijke.

Wij kunnen ook niet meer. Daar worden al onze

maatregelen op afgestemd, wat tot resultaat heeft, dat

wij precies het omgekeerde doen van wat de situatie

Page 41: HET EVANGELIE IN HET OUDE TESTAMENT

41

vereist, het menselijk-onmogelijke. De uitkomst is:

Nededaag!

Is niet veel in ons eigen leven en in dat van veel

christelijke gemeenschappen en ondernemingen in

overeenstemming met dit patroon? God laat zich echter

niet beperken. Hij gaat door, want Zijn programma

voor de mensheid en voor het heelal zal uitgevoerd

worden.. Hij probeert de oude generatie niet te

verbeteren, maar Hij begint een nieuwe generatie te

vormen, hij begint "van-niet-af-aan": een vrouw, die

geen kinderen kon krijgen, Hanna (1 Samuel 1:2). Ziet

u wel, dat het werk van God begint met het menselijk-

onmogelijke?!

De derde generatie : God neemt het roer over.

Zo kwam Samuël. Wat was zijn begin? Eli zei tegen de

moeder: ,;Ga heen in vrede, en de God van Israël zal u

geven, wat gij van Hem gebeden hebt." Samuëls naam

betekent daarom: "Van de Here gebeden" (1 Samuël

1:17en20). Wat zegt zijn moeder, als zij hem bij de

priester brengt? ", - - - om deze jongen heb ik de Here

gebeden, en de Here heeft mij gegeven. Wat ik van Hem

gebeden heb" (1:26,27). Wat zegt zij in haar lofzang?

"Mijn hart juicht in de Here (2 : 1) - - . De Here doodt

en doet hedeven, Hij doet - - - en (doet) - - - (6). De Here

maakt - - - en maakt - - - Hij vernedert, Hij verhoogt

(7). Hij heft op - - - Hij hcft omhoog - - - Hij heeft (8),

Hij behoedt - - - (9), De Here richt - - - Hij geeft - - - Hij

verhoogt (10)" Halleluja! God is weer aan het werk

gegaan! En het is nu eens geen hulp tegen vijanden.

Page 42: HET EVANGELIE IN HET OUDE TESTAMENT

42

Geen defensief, maar het begin van een nieuw offensief

tegen de vijand van het volk van God.

Doch er staat nog meer! "Door Hem worden de daden

(van de mensen) getoetst (3), - - - Niet door kracht is een

man sterk - - - De Here geeft sterkte (9, 10)" God wordt

niet alleen weer de Dader. Maar de mens als dader

wordt uitgeschakeld en kan weer een danker worden

voor wat God doet. In Hanna keert het vuur van de

eerste generatie weer, en door haar gaat God de nieuwe

generatie opgekweken. Ze de vertegenwoordigers van

de oude generatie "rekenden niet met de Here" (1

Samuel een 2:12). Dat zijn de zonen van Eli. Maar van

Samuël staat: "Samuel nu dienden voor het aangezicht

des Heren" (1 Samuel 2: 18). "De jonge Samuel groeide

- - - op bij de Here" (1 Samuel 2: 21). "De jonge Samuel

nam toen in aanzien en in de gunst, zowel bij de Here

als bij de mensen" (1 Samuel op 2: 26).

Met de oude generatie en rekent God spoedig af: "Wie

mij eren, zal Ik eren, maar wie Mij versmaden, zullen

gering geacht worden. Zie, de dagen komen, dat Ik heb

uw kracht verbreken zal", zegt Hij tot Eli (1 Samuel 2:

30,31). En aanstonds staat er: "Toen liet de Here

Samuel" (1 Samuel 3: 4). Nog was Samuels oor na

uitsluitend afgestemd op de menselijke stem: het "In

die dagen (wassen) het woord des Heren schaars;

gezichten waren niet talrijk" (1 Samuel 3: 1). Dan

herinnert zich een stokoude man, dat God ook nog een

stem heeft. Was dat misschien bijna een eeuw geleden,

dat die gehoord was? In elk geval moest Samuel van het

begin af beginnen in de school van de Godsopenbaring.

Wat zegt God tegen hem, als Hij eindelijk gehoord

Page 43: HET EVANGELIE IN HET OUDE TESTAMENT

43

wordt? "Ik ga - - - iets doen - - -" (1 Samuel 3: 11). En

zelfs de oude Eli erkent, dat er een nieuw tijdperk is

begonnen: "Hij is de Here, Hij doe wat goed is in Zijn

ogen" (1 Samuel 3: 18).

De Geest en het vlees.

Hoe eindigde Samuel zijn leven? Laten wij het lezen in

1 Samuel 8: 1 "Toen Samuel oud geworden was, stelde

hij zijn zonen tot richters over Israël ". Heel verstandig,

maar - - - volkomen naar de mens. De mens, die zijn

werk als mensenwerk ziet, denkt mensen nodig te

hebben, om zijn werken voort te zetten en te voltooien.

Maar meestal is dat de dood in de pot. Een vader is

geneigd te denken, dat zijn zonen ook zijn geloof van

hem hebben meegekregen en dat geestelijk inzicht

erfgoed is. Maar de verhouding tot God is voor ieder

iets heel persoonlijks. Niettemin was het het enige, wat

hij doen kon in deze situatie, maar daarom was het

weer het "menselijk – mogelijke". En daarom was het

volkomen verkeerd. Kijk maar naar de resultaten:

"Zijn zonen wandelden niet in zijn wegen; zijn waarop

winstbejag uit, namen geschenken aan en bogen het

recht" (1 Samuel 8: 3). Dat was niet zo heel verschillend

van wat de zonen van Eli deden. Maar hij (een mens)

had ze ook aangesteld over Gods volk! Vergat hij, dat

het God is, die richters aan stelt over Zijn volk? ! Op

Samuel was van toepassing, wat Paulus eeuwen later

aan de Galaten moest schrijven: "Gij zijt begonnen met

de Geest, eindigt gij nu met het vlees?" (Galaten 3: 13).

Wij kunnen het ook zien aan de reactie, die de

maatregelen van de oude Samuel verwekte onder het

Page 44: HET EVANGELIE IN HET OUDE TESTAMENT

44

volk. "Daarom kwamen alle oudsten van Israël bijeen;

zij gingen naar Samuel in Rama en zeide tot hem: Zie,

gij zijt oud geworden en uw zonen wandelen niet in uw

wegen; stel nu een koning over ons aan, om ons te

richten, als bij alle andere volken" (1 Samuel de 8: 4,5).

Waar is God in hun horizon? Verdwenen!! Samuel is

degene bij wie zij komen. Toch ontbreekt hun ook het

ware inzicht. Samuels wegen zijn de maatstaf; niet

Gods wegen. Aan Samuel wordt gevraagd, om een

koning aan te stellen, niet aan God.

Ook een het antwoord, dat God aan Samuel gaf,

spreekt boekdelen. "Niet u hebben zij verworpen, maar

Mij hebben zij verworpen" (1 Samuel 8: 7). Had dan de

gedachte bij Samuel geleefd, dat hij (met zijn zoons)

verworpen was? Was het daarom, dat hij zo direct in

teleurstelling tot God ging bidden? Er staat: "Toen - - -

mishaagde dat aan Samuel, en hij bad tot de Here" (1

Samuel 8: 6). Ja, daarom!

Wie het laatst lacht - -

Toen kregen zij hun koning. Hij was echter niet de

gezalfde, waren aan na van zo'n 3 (1 Samuel 2: 10).

Saul was de laatste van Samuels generatie. Hij kwam in

de failliete boedel van zijn voorganger en geestelijke

vader. En als "zoon zijns ouderdoms" kreeg hij

Samuels vleselijke gezindheid mee als erfenis. Toen hij

bleek alleen de fysieke en menselijke eigenschappen

voor een koning te bezitten, werd hij net zolang door

zijn geestelijke vader betreurd, tot God er genoeg van

had en dat onomwonden tegen Samuel zei met de

woorden: "Hoe lang nog zult gij treuren om een man,

Page 45: HET EVANGELIE IN HET OUDE TESTAMENT

45

die Ik verworpen heb?" (1 Samuel 16: 1). Dat zoiets

nodig was, zegt wel iets van Samuels geestelijke

toestand.

Door deze koning slaagde Satan er in een overwinning

te behalen op het volk van God, die zo belangrijk was,

dat hij het als "Evangelie" liet rond bazuinen aan zijn

die demonische en menselijke onderdanen. Hoe dat in

zijn werk ging, zullen wij de volgende keer zien.

Ook in de huidige kerken en kringen hebben wij een

eerste, tweede het en derde generatie. De eerste heeft

het grote werk Gods gezien, waardoor het onmogelijke

mogelijk werd. De tweede valt terug op de erfenis en

kent God alleen nog maar "van horen zeggen". De

derde generatie gaat de zaken "reorganiseren": een

combinatie van goddelijke visie en menselijke kracht.

En Satan lacht in zijn vuistje. Maar wie het laatst lacht,

lacht het best. Dat is God! "Die in de hemel zetelt,

lacht". Want Zijn Zoon zal de eindoverwinning

behalen!

Page 46: HET EVANGELIE IN HET OUDE TESTAMENT

46

3. EEN EVANGELIE OP INTERNATIONAAL

NIVEAU.

De Gezalfde des Heren

lsraël kreeg een koning, gezalfd met de kracht Gods!

"Toen nam Samuël de oliekruik, goot haar uit over zijn

hoofd, kuste hem en zei: Heeft niet de Here u tot vorst

over zijn erfdeel gezalfd?". (1 Samuel 10:1) "Dan zal de

Geest des Heren u aangrijpen en gij zult tot een een

ander mens worden" (vers 6).

"Terwijl hij zich omkeerde om van Samuel weg te gaan,

schonk God hem een ander hart" (vers 9). De man, die

zich na zijn verkiezing verscholen had tussen het

pakgoed, werd aanvoerder van het volk van God.

Ook van David lezen wij dergelijke dingen "Samuel

nam de oliehoorn en zalfde hem te midden van zijn

broeders Van die dag af greep de Geest des Heren

David aan" (1 Samuel 16 : 13) Het is interessant om te

bedenken dat, hoewel volgens vers 14 van datzelfde

hoofdstuk, de Geest des Heren van Saul geweken was,

Saul tot aan zijn dood toe de Gezalfde des Heren" bleef

(2 Samuel 1 :14,16).

Op dit punt in de geschiedenis deed de Gezalfde des

Heren" zijn intrede in de geschiedenis van Israël, en - -

- van de mensheid. Voor ons is dit van groot belang,

omdat het woord" Christus "precies hetzelfde betekent

als "gezalfde ". In de gezalfde stond, temidden van

Gods volk, een man als Gods vertegenwoordiger op

aarde, "aangegrepen door de Geest des Heren'-

Waartoe? Om met zijn geestelijke en lichamelijke

krachten aan de Geest van God ten dienste te staan als

Page 47: HET EVANGELIE IN HET OUDE TESTAMENT

47

een gewillig en bruikbaar instrument, om het

Koninkrijk van God op aarde werkelijkheid te maken.

Maar juist daardoor werd zijn positie en die van het

volk afhankelijk van een door mensen moeilijk te

vervullen voorwaarde: gehoorzaamheid: "Als gij maar

de Here vreest, Hem dient, naar Hem luistert en tegen

het bevel des Heren niet weerspannig zijt, en zowel gij

als de koning die over u regeren zal, de Here, uw God,

volgt! – Vreest slechts de Here men, dient Hem trouw

met uw ganse hart, - maar indien gij toch kwaad doet,

zult gij zowel als uw koning weggevaagd worden" (1

Samuel 12:14.15.24,25).

Maar Saul kon het volk geen enkele garantie in zichzelf

bieden, om met hem staande te blijven in de kracht van

God. De koning viel! Nadat hij, bij het uitblijven van

Samuel, die voor de veldslag een offer zou brengen,

eigenmachtig was gaan offeren, " zei is is Samuel tot

Saul: Gij hebt dwaas gehandeld: gij hebt niet in acht

genomen het gebod van de Here, uw God, dat Hij u

geboden heeft, anders zou de Here uw koningschap

over Israël voor altijd bevestigd hebben. Maar nu zal

uw koningschap niet bestendig zijn. Gij hebt het woord

des Heren verworpen, daarom heeft de Here u

verworpen (1 Samuel 13: 13,14). En toen hij de

Amelekieten en al hun bezittingen niet geheel vernietigd

had, is en hij Samuels het mantel scheurde, die hij

greep, om hem te beletten heen te gaan, zei deze: "De

Here heeft het koningschap van u afgescheurd"(1

Samuel 15:26 – is 28).

Page 48: HET EVANGELIE IN HET OUDE TESTAMENT

48

Gezalfd met Gods kracht, en toch - - -

Het leven van Saul, als de gezalfde des Heren, is een

tragedie, waarvan de laatste acte zich in snel tempo

voltrekt. En onder de hand wordt David tot koning

gezalfd: "Samuel nam de oliehoorn en zalfde hem

temidden van zijn broeders. Van die dag af greep de

Geest des Heren David aan - - -. Maar vals zou was de

geest des Heren geweken, en boze geest, die van de Here

komen, joegen hem angst aan" (1 Samuel 16: 13 – 14).

Merkwaardig is wel, dat Saul tot na zijn dood "de

Gezalfde des Heren" wordt genoemd (2 Samuel 1:

14,16). Uit de daarop volgende gebeurtenissen blijkt

echter duidelijk, dat Saul geen inzicht en geen kracht

meer had, om zijn positie te vervullen. De rest van zijn

leven gebruikte hij, om te trachten, zijn opvolger

onschadelijk te maken. Dat wordt ons verteld in 1

Samuel 18 – 27. En daarmee was hij in feite de

handlanger geworden van de vijand: een speelbal van

duistere machten, die hem misbruikt ten, dat zij hun

kans schoon meenden te zien, om deze schijn – gezalfde

en zijn aanhang te liquideren, en zijn opvolger met

diens getrouwen voor zich in te palmen. Hoewel hij zijn

titel houdt, kan hij de strijd niet meer op effectieve

wijze voeren nu de Geest des Heren van hem geweken is

(1 Samuel 16). Hij heeft geen inzicht meer in de aard

van Israëls positie en strijd. Natuurlijk tracht de vijand

zijn verstand verder te benevelen.

Het satanische hoofdkwartier stuurt speciale agenten

om hem faliekant verkeerde- ideeën bij te brengen. Was

de strijd van Israël tegen de omringende volken een

Page 49: HET EVANGELIE IN HET OUDE TESTAMENT

49

strijd op menselijk front, of was zij een geestelijke

strijd?

De afvallige en de ware Gezalfde.

Als wij de geschiedenis van David en Goliath lezen,

zouden wij geneigd zijn het eerste te geloven. Satan

kiest zijn mannetjes met zorg uit! Daar komt een man.

Die in alles als m e n s extrasuper is, om als voorvechter

van de Filistijnen met de kampioen van Israël te

strijden: Goliath. Als daarmee de volle aandacht is

gevallen op de menselijke kansen in de strijd, zegt deze

superman: "Ben ik geen Filistijn, en zijt gij geen

knechten van Saul?" (vers 8). "Ik tart heden de

slagorden van Israël (vers 10). Dat was een pertinente

leugen, al wist hijzelf misschien niet beter. De

Israëlieten waren knechten van G o d en vormden de

slagorden van de Allerhoogste. Hij had wel gelijk, want

in feite wisten de Israëlieten ook niet beter. Zij hadden

geen inzicht, noch in de positie, waar zij als volk van

God recht op hadden, noch in de treurige toestand,

waarin zij door de ontrouw van Saul gekomen waren.

Het gevolg was, dat hun onwetendheid alleen maar

groter werd : ze herhaalden Goliaths woorden

klakkeloos, toen zij tegen David zeiden: "Hij komt om

Israël te tarten" (vers 25). Zo doet satan in zijn wijze

van strijden altijd. Hij bestrijdt het kind van God, het

volk van God, de gezalfde des Heren, maar altijd onder

het mom van een louter menselijke aangelegenheid,

hoewel hij alleen God in de Zijnen bestrijdt. Als wij ons

daardoor laten beetnemen, vormen onze kansen, onze

problemen, onze onmogelijkheden zulke grote

Page 50: HET EVANGELIE IN HET OUDE TESTAMENT

50

hindernissen, dat die een obsessie voor ons worden en

wij geen gedachten meer over hebben, om ons te

bezinnen op de werkelijke inzet van de strijd. En dat is

nu juist satans bedoeling!

De man naar Gods hart

Maar wie zich laat beetnemen. David niet! Hij is de

werkelijkc "gezalfde des Heren" (1 Samuel 16:13). Hij

toont geestelijk inzicht in de situatie te hebben: "Wie

toch is deze onbesneden Filistijn, dat hij de slagorden

van de levende God tart?" (vers 26). Direct worden ook

enkele agenten door satan op hem afgestuurd een:

Eliab, Davids broer (de oudste nog wel) komt met een

echt broederlijk meerderwaardigheidsgevoel hem even

de les lezen en slingert hem een paar onrechtvaardige

verwijten en gemene verdachtmakingen naar het hoofd.

Gelukkig laat David zich daardoor niet op de kast

jagen. Hij reageert er nauwelijks op (verzen 28 en 29).

Wat zou satan gegnuifd hebben, als het op een

ruziepartij zou zijn uitgelopen! Hij had de partijen

goed gekozen. Vooral twee broers (of broeders!)

kunnen daar door satan zo goed voor gebruikt worden,

die zijn zo familiaar, dat ze elkaar heus wel alles durven

zeggen, zo midden in het gezicht Maar David is een

geestelijk man. Hij maakt naar onze maatstaven wel

een tamelijk "schaapachtige" opmerking met zijn:

"Wat heb ik nu gedaan? Het was maar een vraag."

Doch met "flinkheid" tegen zijn broer zou hij zijn

krachten verspeeld hebben, nog voor hij aan Goliath

was toegekomen – als hij dan nog aan hem toegekomen

Page 51: HET EVANGELIE IN HET OUDE TESTAMENT

51

zou zijn- Indien de strijd tegen Goliath .,des Heren" is,

dan is de woordenwisseling met zijn broer het ook!

Als dat trucje niet lukt, dan stuurt satan iemand op

David af met overdreven betoon van liefde en

bezorgdheid voor zijn lichamelijke welzijn En wie is er

opeens zo bezorgd voor David? De man, die de rest van

zijn leven zal gebruiken om hem naar het leven te

staan: Saul Daaraan kunnen wij al zien – achteraf – dat

die bezorgdheid van Saul niet uit Saul zelf voortkwam

Kenmerkend is ook, dat de man, die verondersteld kan

worden over meer dan normale geestelijke kracht te

beschikken, het eerst aan lichamelijk welzijn denkt

(vers 33) Wij zien ook, hoezeer Sauls horizon nu al

beperkt was tot de menselijke mogelijkheden: Gij zult

met deze Filistijn de strijd niet kunnen aanbinden, want

gij zijt nog jong en hij is een krijgsman van zijn jeugd

aan." De beslissende factor ligt voor David echter in

wat we lezen in de verzen 37 – 39- "De Here – Hij zal

mij redden'. En Saul zegt het hem na, maar zonder te

beseffen. Wat die uitspraak in deze situatie betekent :

"Ga, en de Here zal met u zijn." In het volgende

ogenblik doet hij naar het tegendeel; hij wil hem laten

vertrouwen op menselijke hulpmiddelen (vers 38). Dat

is de satanische leugen: God zal het doen, maar dan

moet ik eerst mijn maatregelen hebben getroffen - - -.

David merkt al gauw, dat al die nuttige menselijke

hulpstukken hem alleen maar belemmeren in zijn

bewegingen. Hoeveel kinderen van God, arbeiders in

Zijn Koninkrijk, zijn er niet belemmerd, of zelfs

uitgeschakeld, doordat zij helemaal ingekapseld zijn in

menselijk gedoe van organisatie, dat het werk en de

Page 52: HET EVANGELIE IN HET OUDE TESTAMENT

52

werker heet te moeten beschermen? Davids

slotcondusie is en blijft: "De strijd is des Heren" (vers

47), maar hij komt niet tot een volkomen belevenis van

dat beginsel, voordat hij "zich ontdeed" van alle

menselijke elementen (verzen 39 en 50) . 0 ja, hij heeft

ze geprobeerd, maar hij had zelfs moeite om te lopen,

laat staan dat hij zo zou kunnen vechten!

"Ons geloof, dat de wereld overwint".

Zijn geloofsbelijdenis, zijn geestelijke visie, spreekt hij

uit tegenover zijn vijand (verzen 45 – 47). "Gij treedt

mij tegemoet met zwaard en speer en werpspies, maar

ik treed u tegemoet in de naam van de Here der

heerscharen, de God der slagorden van Israël . Deze

dag zal de Here u in mijn macht ovedeveren en ik zal u

verslaan en u het hoofd afhouwen is, opdat de gehele

aarde wete, dat Israël een God heeft. Want de strijd is

des Heren, en Hij geeft u in onze macht." Allereerst

ontmaskert hij de werkelijke bedoelingen van satan:

"Gij wilt de strijd voeren op basis van menselijke

hulpmiddelen, maar ik reken op de geestelijke, hemelse

strijdmacht." Dan rekent hij hem de werkelijke

machtsverhoudingen voor. "Ik kan tegen u niet op,

maar u kunt tegen mijn God niet op. Daarna vertelt hij

zichzelf en zijn volk, maar ook zijn menselijke en

geestelijke tegenstanders, wat de inzet van de strijd is,

want een soldaat, er die vecht zonder een doel voor

ogen, is een verloren man. Het doel is niet, dat er een

gevaarlijke reus afgemaakt wordt, dat de vijand

verslagen wordt, dat het volk bevrijd wordt, of dat

Page 53: HET EVANGELIE IN HET OUDE TESTAMENT

53

David er levend afkomt en als held wordt vereerd. Dat

zijn hoogstens bijproducten op het menselijk vlak.

Neen, de hele aarde zal weten, dat Israël een God heeft

en daarmee zal het volk van Abraham aan zijn doel

beantwoorden: alle geslachten van de aardbodem in

hem gezegend.

Het doel van de strijd die wij, als gelovigen, hebben te

verduren, is niet in de eerste plaats dat wij er beter van

worden: uit moeilijkheden gered worden, succcs

hebben in materieel of (en) geestelijk opzicht,

"gelukkig" zijn, of geestelijk staande blijven en "veilig

aan 's hemels kust" aankomen. Dat zijn de

bijproducten van dat grote doel: de naam van Christus

en van God moet bekend worden in onze omgeving, in

onze generatie, over de gehele aarde, in het heelal,

"opdat aan de overheden en machten in de hemelse

gewesten de veelkleurige wijsheid van God bekend zou

worden naar het eeuwig voornemen, dat Hij in Christus

Jezus, onze Heer, heeft uitgevoerd" (Efeziërs 3:10). Wat

voegt Paulus daaraan toe? "Daarom verzoek ik u met

aandrang, de moed niet op te geven." Waarin onze

moeilijkheden ook zitten, wat er ook voor ons in

menselijk opzicht op het spel staat, als wij voor ogen

houden, dat noch de strijd, noch de overwinning ons

persoonlijk aangaat, maar een zaak is, die God betreft,

valt de vrees voor de menselijke zijde van de strijd van

ons af en zijn wij onoverwinnelijk.

Wat een oneer voor de naam van God in de wereld en

wat een scheuringen in de gemeente zouden voorkomen

zijn, als altijd zo "in geloof" werd geleefd. Geloof is

"geestelijk inzicht in de practijk", "geestelijk inzicht in

Page 54: HET EVANGELIE IN HET OUDE TESTAMENT

54

actie" . Dat was het bij David, en dat is het ook in ons

geval en Johannes zegt: "Dit is de overwinning, die de

wereld overwonnen heeft: ons geloof" (1 Johannes 5 .

4).

Liquidatie van de gezalfde des Heren.

Waarom wij zo diep ingegaan zijn op deze episode uit

het leven van David? Wij hadden het toch over Saul?

Ten eerste, omdat hetgeen Saul miste, het beste uitkomt

door te zien wat David bezat: beiden waren immers

"gezalfd" en zouden dus hetzelfde moeten bezitten!

Maar bovendien is het besproken voorval de

onmiddellijke voorgeschiedenis van het onderwerp, dat

ons bezighoudt: de slag en de nededaag op het gebergte

Gilboa, en "het evangelie" van satan.

Wij hebben al gezlen, dat Saul als effectieve kracht voor

het Koninkrijk Gods was uitgeschakeld. Van nu af

blijkt hij echter ook een gewillig instrument in de

handen van satan om David, de toekomstige koning van

het volk van God, te vervolgen en onschadelijk te

maken. Dat is de inhoud van het tweede deel van 1

Samuel van hoofdstuk 18-27.

Het einde van Sauls carriere als "gezalfde des Heren"

was allang gekomen. Doch zulke mannen kunnen soms

nog een hele tijd meelopen in het leger van God. Dan

komt het ogenblik, dat satan zijn strijdkrachten

samentrekt, om de rest van het bruggehoofd van het

Koninkrijk van God op aarde op te ruimen. "In die

dagen verzamelden de Filistijnen hun legers, om een

veldtocht tegen Israël te ondernemen" (1 Samuel 28:la).

In welke dagen gebeurde dat?

Page 55: HET EVANGELIE IN HET OUDE TESTAMENT

55

Het moment was goed gekozen. Het staat er zo zakelijk,

maar het moment, waarop dit gebeurde, laat duidelijk

zien, dat het meesterbrein hierachter was van iemand,

die de geestelijke situatie goed kende. Geestelijk was

Israël geïsoleerd en in Israël bestond een geestelijk

vacuum. Indertijd toch had de jonge Saul radicaal

gekozen voor de levende God, door alle waarzeggers,

die contact konden leggen met de machten der

duisternis, te verbannen. Er was geen enkel geestelijk

contact meer mogelijk, met welke kant dan ook.

Samuel, de profeet, die de verbinding met God

onderhield, was er niet meer. En Saul zelf kon geen

contact met het hemelse hoofdkwartier krijgen. Dat is

de toestand, zoals die ons geschilderd wordt in 1 Samuel

28 . 3-6. Het staat er zo tekenend: "Toen Saul het leger

van de Filistijnen zag, werd hij bevreesd en zijn hart

beefde zeer. En Saul vroeg de Here, maar de Here

antwoordde hem niet, noch door dromen, noch door de

Urim, noch door de profeten". Daarom ging hij in zijn

isolement contact zoeken met de geestelijke

"buitenwereld" via de verbindingen van de vijand:

"een vrouw, die geesten van doden kan bezweren".

Deze schijngezalfde viel door de mand. Hij stond

immers een geestelijke allang aan de kant van de vijand

is en had daarvan genoeg blijken van geven in het

najagen van "de man naar Gods hart". 9 "toen zij zal

tot zijn dienaren: Zoeken wij een vrouw, die geesten

van doden kan bezweren; dan wil ik naar toe gaan en

haar raadplegen" (1 Samuel 28: 7). Zij vonden er

inderdaad één, buiten het door Saul beheerste deel van

het land. Zijn geestelijke verdwazing bereikt wel het

Page 56: HET EVANGELIE IN HET OUDE TESTAMENT

56

toppunt, als hij onder die omstandigheden aan deze

vrouw nog een eed zweert bij de levende God, nota bene

om haar te verzekeren, dat zij als waarzegster met rust

gelaten zal worden. Dat staat in 28.7-20.

De militaire situatie.

De militaire situatie is interessant. Saul beheerste alleen

het bergland, waarvan Gilboa het noordelijk punt is.

Van hier uit heeft men uitzicht op de vlakte van

Jizreeël, die ten noorden daarvan het bergland van

West naar Oost doorsnijdt. Hij verbindt de kustvlakte

met het Jordaandal ten zuiden van het meer van

Galilea, en alle drie waren ze in handen van de

Filistijnen. Midden in de vlakte van Jizreeël ligt in de

Heuvel Moré. Aan de Zuidhelling daarvan ligt Sichem,

waar het leger van de Filistijnen lag, is en de

Noordzijde lag Endor, waar de waarzegster woonde.

Saul moest dus door het vijandelijk gebied heen, om

daar de hulp van een geestelijke handlangster van de

vijand in te roepen, om via de verbindingen van de

Tegenstander contact te krijgen met de geestelijke

buitenwereld. Hiermee trad hij persoonlijke zowel als

geestelijke buiten zijn territorium.

De uitspraak van Samuel was vernietigend: "De Here is

immers van u geweken en uw Vijand geworden - - -

omdat gij naar de Here niet geluisterd hebt. De Here

zal ook Israël met U in de macht der Filistijnen geven,

en morgen zult gij met uw zonen bij mij zijn".

Het einde is: de ondergang. Daarvan kunnen wij lezen

in 1 Samuel 31.1-7. "Zo stierven op die dag Saul, zijn

drie zonen en zijn wapendrager, ook al zijn mannen,

Page 57: HET EVANGELIE IN HET OUDE TESTAMENT

57

tegelijk." Sauls dood was niet anders dan en executie,

die de Tegenstander aan hem te voltrekken mocht, toen

zijn God hem verlaten had.

Een evangelie van satan!

Nu begrijpen wij, dat de slag op Gilboa regelrecht een

triomf was voor satan, het resultaat van jarenlange

geestelijke infiltratie en ondermijnende activiteiten. Hij

was het, die de Filistijnen gebruikte om zich te wreken

op "de gezalfde des Heren". Het was de

overwinningsboodschap, het "evangelie" van het rijk

der duisternis, dat door de boden bericht werd aan de

goden en aan het volk. Het was de bekroning op jaren

van geestelijke intrige en subversieve praktijken.

De gezalfde des Heren, Gods vertegenwoordiger op

aarde, was ten val gebracht. Saul had zich

gecompromitteerd en was nu dood. De legerscharen van

God waren uiteengeslagen. Het volk van God had zijn

gebied ontruimd en had alle moed verloren.

Dat was de erfenis voor David, die als gezalfde klaar

stond, om het bevel over een verstrooid en

gedemoraliseerd leger en een in paniek gevluchte

bevolking over te nemen, was al een listig plan in

uitvoering. Satan wilde hem ten val brengen, voor hij

goed en wel begonnen was. Hoe had dat alles ooit

kunnen gebeuren met een natie aan welks zijde de

levende God stond?

1. Het volk had nooit begrepen, waarom en waartoe het

geroepen was "uit de duisternis tot het licht en van de

macht van satan (Egypte) tot God." Zijn ideaal was het

menselijk wenselijke en het menselijk mogelijke.

Page 58: HET EVANGELIE IN HET OUDE TESTAMENT

58

Situaties, waarin zij geheel op de macht van God waren

aangewezen, waren zeker niet wenselijk. Zij verlangden

wel naar bevrijding van hun kwelgeesten en wilden wel

de zegeningen van een "opwekking", maar dachten die

resultaten te kunnen conserveren met menselijk talent,

zodat zij Gods "onmogelijke wijze van werken niet

meer nodig zouden hebben.

2. De koning onderging vorig zijn ambtsaanvaarding

een innerlijke verandering door de zalving met Gods

Geest. Doch hij vertrouwde op eigen inzicht en

handelde volgens eigen wil, omdat wachten op God tot

"onmogelijke" situaties leidde (1 Samuel 10:8 en 13:5-

14) en omdat gehoorzamen hem te onvoordelig

uitkwam (1 Samuel 15). Toen hij zich onmogelijk had

gemaakt bij zijn hemelse Opdrachtgever, werd hij een

speelbal van menselijke hartstochten en demonische

jaloezie. Het doden van deze man, beroofd als hij was

van inzicht en vedaten van zijn God, was slechts een

executie. Ze werd voltrokken door Gods grote

tegenstander, satan. Voorwaar geen heldendaad!

"Bevestigd in de Gezalfde en gezalfd" (2 Cor. 1 . 21).

De gemeente van Jezus Christus bestaat voor een groot

deel uit mensen en hun leiders, die bewezen hebben

geen haar beter te zijn dan Israël en zijn koning.

Daardoor boekt satan zijn overwinningen. Maar in die

gemeente, waar allen, zonder onderscheid, hun

persoonlijke belangen prijsgeven aan de kruisdood in

Christus en zich door het leven van Christus'

opstanding samengevoegd weten tot één Lichaam, daar

kan de Gezalfde met zijn Geest, lichaam en leden

Page 59: HET EVANGELIE IN HET OUDE TESTAMENT

59

vervullen en tonen wat Goddelijk leven is en wat het

kan doen tegen satans regiem over deze wereld. In zo'n

gemeente zal het "evangelie", de boodschap van de

overwinning van God, tot zijn recht komen.

Toen en nu

In het laatste deel van onze studie over de eerste plaats

in de Bijbel, waar het woord "evangelie'. In voorkomt,

zullen wij enkele interessante gegevens bestuderen, die

deze tekst ons biedt. Op die punten heeft dit gebeuren

zijn parallellen in het Nieuwe Testament, hetzij in de

vorm van een tegenstelling, hetzij als een type van wat

in het Nieuwe Testament werkelijkheid is.

Deze studie zal aantonen, dat het evangelie van het

Oude en van het Nieuwe Testament op dezelfde

grondslagen berusten en met hetzelfde doel in verband

staan. Wij zullen nu eerst nog eens de tekst lezen waar

het om gaat "Zij hieuwen zijn hoofd af, roofden zijn

wapenrusting en zonden boden rond in het land der

Filistijnen, om de goede tijding te melden in de tempels

hunner afgoden en aan het volk.

En zij legden zijn wapenrusting neer in de tempel van

Astarte, en zijn lijk hingen zij aan de muur van Beth

San" (1 Samuel 31:9,10).

Een lichaam zonder hoofd

Wat is het meest radicale middel om een man

onschadelijk te maken, of om te bewijzen, dat hij

onschadelijk is? Dat is: hoofd en lichaam te scheiden!

Zo had David, om de zekerheid van zijn overwinning

uit te drukken, van te voren aangekondigd, dat hij

Page 60: HET EVANGELIE IN HET OUDE TESTAMENT

60

Goliath zijn hoofd af zou slaan En wanneer gingen de

Filistijnen op de vlucht? Niet toen hun held ter aarde

stortte! Nee, er staat: "Hij hieuw hem het hoofd - - - af.

Toen de Filistijnen zagen, dat hun held dood was,

sloegen zij op de vlucht". Hoewel de geweldige

bewapening en pantsering van deze reus grote indruk

had gemaakt op het slagveld, was het toch het hoofd,

dat David meenam naar leruzalem. Niet de slinger,

waar Goliath mee gedood was, . werd als een relekwie

bewaard, maar het zwaard, waar zijn hoofd mee was

afgehakt (1 zou nu wel 17:51,54 en 21: 9). Net zo deed

satan met Saul.

Daar hing dan Sauls lichaam. Met hoofd was dit het

liehaam van de gezalfde des Heren geweest. Zo was het

destijds in bezit genomen door de Geest van de levende

God. Maar nu was het een lichaam zonder hoofd.

Weet u, waar satan altijd op uit is? Om het Hoofd van

het Lichaam te scheiden en zo aan de activiteit van De

Gezalfde des Heren op aarde een eind te maken De titel

"Christus" betekent niets anders dan "Gezalfde".

Maar als een man gezalfd werd voor de dienst van God,

werd hij op het hoofd gezalfd. Daarom is Christus het

Hoofd en de gemeente is zijn Lichaam: het Hoofd is

gezalfd met de Geest van God, en door de kracht van de

Geest gebruikt Hij het Lichaam als instrument, om op

aarde het rijk van satan te verslaan en het rijk van God

uit te breiden. Dat geldt niet alleen voor die ene

gemeente van alle tijden en plaatsen, maar het geldt in

het bijzonder van de plaatselijke gemeente, "Gij zijt het

lichaam" (instrument voor de strijd van Christus (De

Page 61: HET EVANGELIE IN HET OUDE TESTAMENT

61

Gezalfde des Heren)", zegt Paulus letterlijk tot de

plaatselijke gemeente van Corinthe (1 Cor.12:27).

Welnu, als een plaatselijke gemeente, door welke

oorzaak ook, van het Hoofd gescheiden is, is zij dood.

Geen enkele dokter zou aan dat feit twijfelen. Satan

weet dat ook. Daarom is dat het enige, waar hij zich

druk om maakt. De uiterlijke gang van zaken kan

gerust doorgaan: dat is zelfs goed, om de ware toestand

te camoufleren.

Het is vaak nog veel erger. Wij, moderne,

twintigste.eeuwse christenen, hebben alledei

kunstgrepen bedacht, om de naar menselijk idee

onberekenbare impulsen van het Hoofd uit te

schakelen. Wij stellen de activiteiten op papier vast,

stellen functionarissen aan en huren specialisten voor

het "belangrijkste" werk. Wij bepalen principen en

practijken, om in de plaatselijke gemeenten een

enkelsoortig christendom te garanderen, om lastige

dilemma's te vermijden Bovendien draait de

plaatselijke gemeente meestal als een klein radertje mee

in een groter geheel, waarin alles gecentraliseerd en

geautomatiseerd is, en dat van Boven geleid heet te zijn.

Geen wonder, dat de "evangelisatie-campagne" van

satan, de boodschap, dat De Gezalfde des Heren dood

is, in de wereld geloofd wordt: al die ont-.Hoofd-e,

krachteloze plaatselijke gemeenten van onze westerse

versie van het christendom kan hij tonen als "bewijs".

Beth~San, ons rustige Christendom

ln Beth-San werd het onthoofde lichaam van de

Gezalfde des Heren in het openbaar ten toon gesteld

Page 62: HET EVANGELIE IN HET OUDE TESTAMENT

62

Die stad heeft een tvpische rol gespeeld in de vroegste

geschiedenis van Israël in Kanaän.

Toen Jozua het nog niet geheel veroverde land

verdeelde, kreeg Manasse Beth-San. Maar de mensen

van die stam kwamen klagen, omdat daar in de vlakte

de Kanaänieten ijzeren strijdwagens hadden – ook is

Juda's struikelblok! – waar zij zeiden niet tegenop te

kunnen. Maar Jozua gaf hun ten antwoord, dat zij

talrijk en sterk genoeg waren, om die Kanaänieten te

verdrijven Zij kregen er geen ander stuk land voor in

de plaats (zie Jozua 17 : 11, 16. 17 18), Helaas, Manasse

heeft deze plaats, die in een vruchtbare vlakte lag, niet

ingenomen. Zij hebben met de rest van het hun

toegewezen bezit genoegen genomen: schraal bergland

met wouden (Richteren 1:27) De Filistijnen deden wel,

wat Israël niet had gedaan: zij namen bezit van

Bethsan!

Maar er is meer. De naam Beth-San betekent: "Huis

der Rust" of "Huis der Zorgeloosheid". Waarom was

het zolang een "Huis der Rust" gebleven? Omdat het

volk van God het met rust gelaten had! Waarom

zouden die zorgeloze Manassers zich ook druk maken

en risico lopen? Een paar bomen meer kappen en er

waren weer een paar berghellingen vrij, om huizen op

te zetten Bovendien, waren ze in de bergen niet heerlijk

veilig voor die gevaarlijke strijdwagens van de mensen

uit de vlakte? !

Zij vergaten dat dit verregaande eigenwijsheid was.

Hun Commandant wist wel, waarom Hij hun bevolen

had, om dat dorp en die vlakte in bezit te nemen Het

was een strategisch belang van de eerste orde, vanwege

Page 63: HET EVANGELIE IN HET OUDE TESTAMENT

63

het oprukken van de Filistijnen. Maar omdat de

Manassers niet zagen. Wat God zag. En niet wisten, wat

God wist, en niet genoeg geloof hadden, om te doen wat

Hij zei, hadden zij er geen interesse voor. Naar m e n s e

1 ij k e berekening was het een dwaze onderneming, en

daarmee uit!

G e h o o r z a a m h e i d. het enige alternatief van a 1 w

e t e n dh e i d. was er bij hun niet bij.

Cod heeft ook ons een Jozua gegeven: Jezus Ook Hij

heeft ons een .rijk land binnengevoerd, leest u maar in

Hebr. 4 : 1-11. Maar de één krijgt daar wel eens een

aantrekkelijker plekje, dan de ander. Het kan ook

gebeuren, dat bepaalde regionen van ons leven ons

meer of minder aanstaan dan andere. Meestal beperken

wij ons dan tot datgene, wat ons het meeste aanstaat;

van de rest maken wij ons zo makkelijk mogelijk af.

Als gemeente willen wij liever op ons eigen bergje met

onze eigen broeders "bomen doorzagen", dan afdalen

naar de vlakte, waar die "gevaarlijke" mensen wonen.

O ja, met onze steile begrippen zorgen wij wel, dat ze

uit onze buurt blijven. En natuurlijk hoort ook "ons"

bergje van theologische zuiverheid of van Bijbels

inzicht tot het Koninkrijk Gods. Gelukkig maar, want

daarop kunnen wij ons tenminste terugtrekken, als wij

in het nauw gebracht worden, en van daaruit kunnen

wij anderen zo veilig en trefzeker bestoken. Wij kennen

van dat ene bergje al de strategische voor – en nadelen

op een prik. Helaas, het zijn echter in de regel

inderdaad "natuurlijke" hoogten. Daarom kunnen wij

er ook zo moeilijk van "af komen".

Page 64: HET EVANGELIE IN HET OUDE TESTAMENT

64

Maar ook het terrein, waar zich doorgaans alleen lieden

bevinden, die zich .,op de vlakte" houden, of die zo

makkeijk "doordraven" – een effectieve strijdwagen,

niet bij te houden en haast niet te treffen – ook dat

terrein, waar je met al die "opzweperij" zo licht onder

de voet gelopen word, hoort bij het Rijk van God. Het is

waar, dat de trawanten van satan zich in de vlakte

thuisvoelen, maar ook in de bergen voeren zij een

effectieve guerilla! Beide gebieden hebben wij

toegewezen gekregen, om ze voor God te bezetten,

zowel de statische theologische discipline, die erkent:

"Zo is het, en niet anders", als de dynamische

"geestelijke " vrijheid van: "Zo is het ook nog eens een

keer". Als ze maar niet bezet worden door het frigide

intellect, of de zwoele emotie, maar door geestelijke

mensen! "Alles is immers het uwe: hetzij (de

Schriftuurlijke) Paulus, (de filosofische) Apollos of (de

impulsieve) Cephas, - het is alles het uwe ; doch gij zijt

van Christus, en Christus is van God. " Het is geen

persoonlijke zaak van ons, alleen God is

belanghebbend.

Onthoofd – in het huis der rust

Het onthoofde lichaam van de Gezalfde des Heren aan

de muur van Beth-San spreekt een duidelijke en

waarschuwende taal. Het lichaam, gescheiden van het

hoofd, is een beeld van gelovigen en gemeenten, die

gescheiden ,,1even" van het Hoofd, en daardoor

"levend dood" zijn. Activiteit is er wel, maar niet direct

aan het Hoofd ontleend. Ook is het Hoofd wel – in de

hemel – maar zonder absolute en directe activiteiten.

Page 65: HET EVANGELIE IN HET OUDE TESTAMENT

65

De levende Christus – de Gezalfde – kan zich door hen

niet manifesteren in de wereld Beth-San is de plaats,

waar eigenwijsheid en een menselijk verlangen naar

"zekerheden" er de oorzaak van zijn, dat men

territorium, toegewezen aan het volk van God, weigert

te bezetten.

Gelovigen, die traineren en saboteren waar het hun niet

naar de zin gaat, gemeenten, die in zelfverzekerdheid

zich beperken tot het hun bekende terrein en geen

nieuwe gebieden van het geloofsleven meer

onderzoeken en in bezit nemen voor het Koninkrijk

Gods, beide beelden vloeien ineen, als daar het

onthoofde lichaam aan de muur van Beth.San is

gehangen.

Ais de Manassers Beth-San hadden bezet en de vlakte

voor God in bezit hadden genomen, waren de

Filistijnen daar nooit geweest om op Gilbua het lichaam

van de Gezalfde des Heren te onthoofden. Geve God

ons genade, om onze Beth San's te bezetten, als

gelovigen en als gemeente. Dat zal ook de kans

verminderen, om "ont Hoofd" te worden. Geve God

ons gemeenten, die onder de onmiddellijke leiding staan

van het Hoofd, zodat ieder lid met de hem gegeven

gaven kan functioneren en door het Lichaam gebruikt

worden, om door de gaven en de vruchten des Geestes

te bewijzen aan de wereld, dat de Gezalfde des Heren

leeft en Overwinnaar is.

Tweeëdei evangelie

Met alles wat wij nu weten over de geschiedenis van

Israël en zijn koning, kunnen wij begrijpen, dat de

Page 66: HET EVANGELIE IN HET OUDE TESTAMENT

66

overwinning van de Filistijnen over Saul een "Goede

Boodschap", een "Evangelie" was – voor de verkeerde

kant! Natuurlijk moest deze boodschap rondgebazuind

worden. Eerst aan de afgoden en vervolgens aan het

volk. Wij hebben al gezien, dat deze afgoden

representaties zijn van geestelijkc machten, die mensen

en volken voor satan besturen Vandaar deze volgorde:

eerst aan de goden, dan aan het volk.

Ook na de overwinning van Jezus Christus, de Gezalfde

des Heren, worden de boden rondgezonden: .,Gaat uit

in de gehele w e r e ld, verkondigt het evangelie – de

overwinningsboodschap aan de ganse s c h e p p i n g"

(Marcus 16 : 15). Met de wereld worden de mensen

bedoeld, die daarin wonen. Maar de ganse schepping

omvat veel meer: alle geschapen wezens, menselijke en

geestelijke. De afloop van de strijd van God tegen satan

is voor de geestelijke machten – demonen en engelen –

van minstens evenveel belang als voor de mensen: de

engelen zijn begerend een blik te slaan in de dingen, die

ons als "evangelie" verkondigd zijn, zoals Petrus zegt in

1 Petrus 1 : 12. Dit geschiedt door middel van de

gemeente, als het Lichaam van de Gezalfde, van

Christus. In Efeze 3:10 staat: "- opdat thans door

middel van de gemeente aan de overheden en de

machten in de hemelse gewesten de veelkleurige

wijsheid Gods bekend zou worden - - - Eén verschil

mag ons niet ontgaan. De satanische evangelieprediking

is in de eerste plaats voor de afgoden, de demonen. De

mensen zijn voor satan alleen maar een middel om God

in hen te treffen. En dat heeft hij goed geschoten, want

bij God gaan de mensen voor. Zij zijn Zijn vreugde,

Page 67: HET EVANGELIE IN HET OUDE TESTAMENT

67

geschapen als Zijn evenbeeld, tot Zijn verheerlijking en

als deelgenoten in zijn heerschappij (Genesis 1:26). God

is niet in de eerste plaats geinteresseerd in engelen. Zij

zijn dienende geesten, die uitgezonden worden ten

dienste van hen, die het heil zullen beërven. De mensen,

het nageslacht van Abraham, de vader van allen, die

leven op basis van geloof, zij zijn de voorwerpen van

zijn liefde (Hebreeën 1:14;:16, Romeinen 4:16)

De zegevierende Christus

Duidelijk is gebleken. Dat het "evangelie" in deze Oud

Testamentische geschiedenis betrekking heeft op de

Gezalfde des Heren, zo goed als het evangelie van het

Nieuwe Testament te maken heeft met de Gezalfde:

Christus. Ook in de volgende Oud-Testamentische

plaatsen zullen wij dit zien..

Bij het lezen en overdenken van deze treurige

geschiedenis gaan onze gedachten onwillekeurig naar

de tweede Psalm, waar staat "De koningen der aarde

scharen zich in slagorde en de machthebbers spannen

samen tegen de Here en Zijn Gezalfde." Toen de eerste

christenen op grond van deze psalm God vroegen om

zijn kracht in hen te betonen, werden de aanwezigen als

één lichaam in bezit genomen door de Geest, en stonden

met alle vrijmoedigheid hun Hoofd ter beschikking,

ondanks dreiging met gevangenis, mishandeling en

dood. Het lugubere bondgenootschap van de Filistijnse

koningen is een voorproefje van de grote samenzwering

tegen de Gezalfde, de Zoon van God, de Koning van

Sion. Maar die strijd zal uitlopen op een volledige

overwinning aan de zijde van God en de onderwerping

Page 68: HET EVANGELIE IN HET OUDE TESTAMENT

68

van de opstandige aarde aan Zijn gez ag. Zoals de

Psalm meldt.

Die eindoverwinning is al gegarandeerd, want zoals de

Filistijnen Sauls wapen rusting roofden en needegden in

de tempel van Astarte (1 Samuel 31: 9 en 10), zo staat

er van de Gezalfde des Heren, de Christus, die

Overwinnaar werd: "Hij heeft de overheden en

machten ontwapend en openlijk tentoongesteld en zo

over hen gezegevierd" (Colossenzen 2:15).

Page 69: HET EVANGELIE IN HET OUDE TESTAMENT

69

4. DAVID EN HET EVANGELIE VAN SATAN

Nog een evangelie van satan.

Hoewel de wapenrusting van Saul nu in de tempel van

Astarte lag, lagen er niet al zijn eigendommen Er was

namelijk een plunderaars de Filistijnen voor geweest.

Hij was kennelijk gedreven door de machten der

duisternis en moest beslag leggen op iets dat satan zijn

handlangers, de Filistijnen niet gunde. Het waren de

emblemen van het koningschap! Die moesten straks

satans toekomstige tegenstander aangeboden worden

God . Zou David, om door het hele volk als koning

erkend te worden, deze dingen uit handen van satans

boodschapper aannemen? Dan zou hij daarmee een

vazal van satan zijn geworden, is en dus als Gezalfde

des Heren zijn uitgeschakeld voor hij aan de wapenen

toekwam! Zie 2 Samuel 1 en 4 :9, 10.

De man, die de koninklijke emblemen van Sauls lijk

moest roven, om ze David aan te bieden, was streepte - -

een Amelekiet. Dat is heel belangrijk, Laten wij er eens

bij stilstaan.

"Wie doet me wat?"

Om het geestelijk principe achter deze zet van satan te

vinden, moeten wij in de geschiedenis van de Bijbel

teruggaan tot op Ezau. Ezau, de materialist, die om te

slokken van het rode spul, dat ]acob had klaargemaakt,

zijn geestelijke erfenis verkwanselde (Genesis 25:29-34).

De bijnaam van de "onverschillige" zoals Hebreeën

12:16 hem noemt, werd "Edom": "De Rooie". Geen

wonder, dat God tot twee maal in zijn Woord zegt:

Page 70: HET EVANGELIE IN HET OUDE TESTAMENT

70

"Ezau heb ik gehaat" (Maleachi 1:2,3 en Romeinen

9:13). Het waren zijn nazaten, de Edomieten, die

zeiden: "Wie zal mij wat doen?". Maar God zei: "Ik zal

u! – De overmoed van uw hart heeft u misleid." Het

volk Edom leefde in de bergen, maar God zei: "Al was

uw nest geplaatst tussen de sterren, vandaar zal lk u

neerhalen. – lk maak u klein onder de volken: gij wordt

diep veracht" (Obadja 1:1-4). Deze kenmerken doen

ons denken aan satan, die als de geestelijke vader van

dit volk beschouwd kan worden. Hij verheerlijkt zijn

eigen "Ik" zevenvoudig en zei boven de sterren Gods te

willen tronen en de Allerhoagste gelijk te willen zijn

(]esaja 14:12-15). Ook tot hem had God gezegd: "Trots

was uw hart – ter aarde wierp ik u neer" 55 (Ezechiël

28:11-17)

"Vergeet het niet!"

Van de stamvader van dit volk Edom was Amelek de

kleinzoon (Genesis 36 : 12). Dit was het volk, dat door

satan gezonden was om lsraël te verhinderen de berg

Sinaï te bereiken. Daarom kon het ook alleen door het

geestelijk overweegt van volhardend gebed verslagen

worden.

Bileam zei: "Eerste der volken is Amelek". Het was de

eerste en voornaamste van Satans handlangers in zijn

strijd tegen God en zijn volk. Bileam liet er echter op

volgen: - "- - - zijn einde zal ondergang zijn" (Numeri

24 : 20).

Mozes was het, die Gods opdracht aangaande Amelek

doorgaf aan het nageslacht: "G e d e n k 6 wat Amelek

u gedaan heeft – hoe hij God niet vreesde; als dan de

Page 71: HET EVANGELIE IN HET OUDE TESTAMENT

71

Here u rust gegeven heeft in het land, dan zult gij de

herinnering aan Amelek onder de hemel uitwissen: v e

rg e e t h e t n i e t !" (Deuteronomium 25:17-19).

Ergens anders staat: "De Here heeft een strijd tegen

Amelek van geslacht tot geslacht". Zelfs de herinnering

aan Amelek zou God volledig uitwissen (Exodus 17:8-

16).

Het waren oa. De Amelekieten, die Israël terugdreven,

toen zij trachtten zonder God het land te veroveren

(Numeri 14:43-45). Ze werden alleen door God gebruikt

om Israël te tuchtigen, wanneer het volk Hem afviel

(Richteren 3 en 7) En hiermee werd tevens Gods

vernietigingsbevel levendig gehouden.

De man die vergat, en de man die niet vergat

Ook zette Amelek de beide eerste koningen van Israël

de voet dwars. In het begin van zijn regering behaalde

Saul wel enkele klinkende overwinningen op de

Amelekieten (1 Samuel 3 14 : 48). Maar uiteindelijk was

zijn val rechtstreeks aan hen te danken Hij wilde

sparen, 5 wat door God als ondeugdelijk en gevaarlijk

was afgekeurd, en wilde als offer wijden aan de dienst-

van – God, wat Deze had vervloekt.

Ook het beste er van lag onder de ban. De Amelekieten

totaal vernietigen? ? Daarvoor zag Saul er nog te veel

goeds in. Zo werd dit volk ook voor hem tot een

struikelblok (1 Samuel 15) voor hem, de gezalfde des

Heren!

David was de man naar Gods hart. Hij ondernam

veldtochten in het gebied van de Amelekieten nog eer

hij officieel koning was (1 Samuel 27:8). Daarom

Page 72: HET EVANGELIE IN HET OUDE TESTAMENT

72

plunderden zij Davids hoofdkwartier, Ziklag, tijdens

zijn afwezigheid.

Maar bij Davids vergeldingstocht werden ze op

vierhonderd man na vernietigd. Wat echter

overgeschoten was, bleek voor satan ruim voldaende is ,

om te proberen zijn slag te slaan.

Vierhonderd waren er overgebleven, doch satan had er

maar één nodig. Uitgerekend twee dagen na die grote

overwinning op de Amelekieten. Komt er op de derde

dag een - - - Amelekiet, en hij komt naar - - - Ziklag! (1

Samuel 30 en 2 Samuel 1:1 en 13).

Amelek, type van het "vlees"

Ezau en Edom zijn de verpersoonlijking van het

satanische "IK-ideaa1". "Zolang 1K er ben, moet IK

mij te goed doen" (Genesis 25 : 32) en "Wie doet me

wat" (Obadja 1) Dat is wat men van hen te horen

krijgt. Wie zo leeft, komt onherroepelijk uit bij wat de

Bijbel "het vlees" noemt. Daarvan is de kleinzoon van

deze trotse "lk-figuur" het type.

Amelek, het vrijbuitersvolk der woestijn, symboliseert

het onafhankelijkheidsstreven in de mens, dat als enige

maatstaf kent het eigen materiële en menselijke

bestaan. De Romeinenbrief noemt Ame!ek de mensen,

die "zichzelf zoeken".

Amelek kan onder de vroomste Christelijke beginselen

en activite!ten schuil gaan (Romeinen 2:1-8). De

voornaamste historische kenmerken van het volk

Amelek zijn ook de kenmerken van "het vlees". Het

vlees is satans voornaamste handlanger, maar offers om

ons af te houden van de bergtop, waar wij contact met

Page 73: HET EVANGELIE IN HET OUDE TESTAMENT

73

God hebben. Het speelt ons onherroepelijk parten,

wanneer wij handelen zonder opdracht van God. Het

enige voordeel, dat wij er van kunnen hebben, is, dat

God het kan gebruiken, om ons een gevoelige

afstraffing te geven! Er is een onverzoenlijke strijd en

een niet te overbruggen vijandschap tussen God en het

vlees: "De gezindheid van het vlees is vijandschap tegen

God", "Zij, die in het vlees zijn, kunnen Gode niet

behagen" (Romeinen 8 : 7 5 8). Het vlees kan niet

getemd, verbeterd, of bekeerd worden Uitroeien is het

parool! Eén overwinning is niet vo!doende. Zelfs

toegewijd aan de dienst van God brengt het ons ten val,

zoals Saul ervoer. Als wij menen, het de genadeslag

gegeven te hebben, kan het de volgende dag in levenden

lijve voor ons staan in al zijn raffinement; nog wel daar,

waren wij het het allerminst verwachten : in het

centrum van ons overwinningsleven. Dat merkte David.

Beide gevallen komen ook nu nog herhaaldelijk voor.

Met al de toewijding aan de dienst van God, met al de

gaven en krachten, die in dienst heten gesteld te zijn

van het evangelie, wordt heel wat "vlees" aan God

aangeboden: het beste van het verfoeilijkste! In ieder

leven blijven makkelijk "vleselijke" resten over.

Na al onze geweldige overwinningen over het vlees,

voeren die een guerillastrijd tegen de Geest. Wee de

man, die zo verzekerd is van zijn overwinning, dat hij

iedere suggestie, die uit of tot hem komt, als een vriend

en helper binnenhaalt! Let maar op in 2 Samuel l.

Daarover de volgende keer.

Page 74: HET EVANGELIE IN HET OUDE TESTAMENT

74

Satans koude oorlog

Verleden keer eindigden wij met te schrijven: "Wee de

man, die zo verzekerd is van zijn overwinning op het

vlees, dat hij iedere suggestie, die uit of tot hem komt,

als een vriend binnenhaalt!" Dat zien wij nu in 1

Samuel 1, waarin de Amelekietische boodschapper een

type is van het "vlees", dat de gelovige parten wil

spelen.

Satans "evangelist" – letterlijk zo genoemd in 2 Samuel

4:10, maakte een heel vertrouwde indruk. Hij kwam

"uit het leger" der Israëlieten; ;, bij Saul vandaan".

Met de traditionele tekenen van een rouwbeklag en veel

misbaar meldde hij zich aan bij David zelf. Hij, een

vluchteling, aan een massaslachting ontkomen, kan toch

niet veinzen?1 Maar pas op, het " vlees " kronkelt zich

in alle bochten als het moet, om in ons leven een

sleutelpositie te verwerven!

Zijn boodschap was verpletterend: "Het volk is

gevlucht, velen zijn gevallen; maar het ergste is, dat

Saul en zijn zonen dood zijn. Let op, hoe dit catastrofale

bericht een rebellenleider kansen bood: vreselijk die

nededaag; maar de weg naar de troon ligt open! David

echter reageerde anders. Hij was een geestelijk man;

geloof en gehoorzaamheid bleven hem bij. Hij nam een

neutrale houding aan en zei: "Bewijs het eerst maar

eens'. (2 Samuël 1:5). Hij koos geen partij voor zijn

eigen gevoelens en stelde een reactie uit. Gevoel,

verstand en wil werden volkomen beheerst door de

Geest. Niet het persoonlijk element, hetzij hoop of

vrees, woog voor hem het zwaarst, maar de wil en de

leiding van God.

Page 75: HET EVANGELIE IN HET OUDE TESTAMENT

75

Wel, satan had zijn "evangelist" niet zonder een

"getuigenis" uitgestuurd, een verhaal, dat de indruk

moest wekken van een bijzondere samenloop van

omstandigheden, bestieringen en toelatingen. De afloop

bewijst, dat David er geen woord van geloofde. Maar er

was meer. Satan had een cadeautje voor David aan die

man meegegeven: de koninklijke diadeem en armband.

De goden en het volk van de Filistijnen moesten dit

stukje van de buit dan maar missen. In de politiek van

Satan had het documentaire waarde. Merkwaardig is

de verdeling van de buit: de wapenen naar de

Filistijnen, de koninklijke sieraden naar David. Als

David deze sieraden had aangenomen, zou hij de

wapenen nooit nodig hebben gehad. Hij had dan

feitelijk het koningschap uit handen van satan

aangenomcn en was als gezalfde des Heren

uitgeschakeld geweest. Gelukkig wist hij goddelijke

leiding van duivelse fantasie te onderscheiden. Deze

gezalfde had onderscheiding van geesten! Als hij dat

niet had gehad, zouden de gevolgen veel verder gereikt

hebben dan Davids persoonlijke roeping. Hij moest de

stamvader naar het vlees worden van de G e z a 1 f d e

des Heren, de Christus (Romeinen 1:3). Indien hij het

koningschap over Israël uit handen van satan had

aangenomen, hoe zou zijn dynastie dan bestemd

geweest kunnen zijn voor het "Duizendjarig Rijk"? Zo

gezien waren de diadeem en de armband een fooi en

niet meer!

Page 76: HET EVANGELIE IN HET OUDE TESTAMENT

76

David rekent af met een "evangelist"

Hoor David nu zeggen: "Zo waar de Here leeft, die mij

uit alle benauwdheid verlost heeft – ik heb hem, die mij

het bericht bracht: Zie, Saul is dood, en die zichzelf

beschouwde als brenger van goede tijding, in Ziklag

gegrepen en gedood. En zo hem zijn b o d e n 1 o o

gegeven'. (2 Samuel 4:9,10). Het Hebreeuwse woord,

dat hier vertaald is met "brenger van goede tijding" is

het synoniem van het Griekse woord voor "evangelist ".

Maar ook het woord, dat vertaald is met "bodenloon" ,

betekent: "evangelie". Het is het ene evangelie voor het

andere evangelie. Voor het brengen van een blijde

boodschap van overwinning krijgt de bode de blijde

boodschap van een grote som gelds. Op hetzelfde wordt

gezinspeeld in 2 Samuël 18:22, wij zullen daar nog aan

toe komen – en in 1 Cor. 9:14.

Daar staat, dat God dit principe ook toegepast wil zien

in de nieuwe bedeling: de evangelist moet van zijn

evangelie kunnen leven.

Maar ter zake – Davids geloofsinzicht, op grond

waarvan hij deze man liet doden, berustte niet op vage

gevoelens, maar op de harde feiten. Zie 2 Samuël 1:13-

16. "David nu vroeg de jongeman, die hem het bericht

had gebracht: Vanwaar zijt gij? Hij antwoordde: Ik

ben de zoon van een vreemdeling, een Ame1ekiet".

Daannee wist David genoeg. Hij had zijn vijand

herkend in een man, die zich voordeed als zijn beste

vriend en helper. Hij zei: "Hoe? Hebt g ij u niet

ontzien, uw hand uit te steken om de geza1fde des

Heren om te brengen?" Toen riep David één van zijn

jongemannen en gebood: Treed nader, stoot hem neer.

Page 77: HET EVANGELIE IN HET OUDE TESTAMENT

77

Deze sloeg hem, zodat hij stierf." Laten wij nu eens

alles van de kant van het slachtoffer beschouwen. Dat

deze man een Amelekiet was, kon hij niet helpen. Dat

hij een centje dacht te verdienen door de kroon van een

verslagen koning aan zijn rivaal te bezorgen, kunnen

wij deze arme sloeber ook niet kwalijk nemen. Het was

de kans van zijn leven! De woestijn had hem nooit veel

opgeleverd. En wat kon hij afweten van de

binnenlandse politiek van een vreemd volk? Per slot

maakte hij zich verdienstelijk voor de koning van een

vijandig volk.

Voor David echter draaide alles om die andere man:

Saul. Hij kon koning Saul ook op twee manieren

beschouwen: als zijn persoonlijke vijand en als de

gezalfde des Heren. Wij weten, dat het laatste voor

David het zwaarst woog. Zelf heeft hij hem nooit met

een vinger willen aanraken, om hem kwaad te doen.

Davids persoonlijke belangen verdwenen helemaal voor

de geestelijke belangen! Zo handelt een geestelijk mens.

Die instelling bepaalde echter ook Davids houding ten

opzichte van de boodschapper. Persoonlijk had hij

meer dan één reden, om deze man alle eer te bewijzen

Ook hier gingen de persoonlijke motieven bij David

schuil achter de geestelijke. In het voorgevallene zag hij

niet een daad in zijn voordeel, hoewel het dat was,

gesteld dat het verhaal waar was, maar de daad van een

door God vervloekte vriend tegen een door God – in

principe – gezegende vijand. Ook hieruit blijkt Davids

geestelijk onderscheidingsvermogen: hij liet zich niet

verblinden door de ,feiten'. Het kwam, omdat hij niet

leefde voor zichzelf, en niet voor "zijn roeping", en zelfs

Page 78: HET EVANGELIE IN HET OUDE TESTAMENT

78

niet voor "Gods zaak". Hij was één met de wil van

God: hij leefde voor niets en niemand minder dan voor

God zelf. Dat is ook de enige manier om het vlees,

waarvan deze Amelekiet een type is, de baas te blijven,

het slechte vlees én het vrome vlees.

David contra het "evangelie

"En David zong dit klaaglied over Saul en zijn zoon

Jonathan – zie, het is geschreven in het boek des

oprechten", - en dit lied stempelt David tot één van die

oprechten"Het sieraad, o Israël – op uw hoogten ligt het

verslagen!" Zo vaak had hij het koninklijk sieraad

gezien op het hoofd van zijn heer, terwijl hij wist, dat

het eens zijn hoofd zou tooien. Maar nu hij het in zijn

handen heeft – hem overhandigd door een

Amelekietisehe lijkenschenner – zegt hij: 0 neen, dit

was maar het symbool. Het sieraad van Gods volk is de

gezalfde zelf! Tot wat voor merkwaardige condusies

kan een geestelijk denkend mens toch komen: Saul, de

niets ontziende bruut: een sieraad? "Hoe zijn de helden

gevallen. Verkondigt het niet te Gath, boodschapt het

niet op de straten van Askelon, opdat de dochters der

Filistijnen zich niet verheugen."

Neen, David was geen collaborateur! Hij gunde de

vijand de overwinning niet: "Eu – ange1iseert het

niet."

Page 79: HET EVANGELIE IN HET OUDE TESTAMENT

79

5. HET EVANGELIE VAN DE VREDEVORST

Twee geschiedenissen, heizelfde verhaal 1

Twee zoons van David hebben tijdens diens regering

een greep naar de macht gedaan. Op het menselijk vlak

ging het er om, om David van de tmon te stoten, maar

op het geestelijk vlak ging het er om, om Salomo de weg

tot de troon te versperren. Het menselijke niveau was

weer het slagveld, maar de belangen, waar om

gestreden wordt, liggen in de geestelijke sfeer Deze twee

geschiedenissen horen bij elkaar door de grote

overeenkomst tussen beide. Allereerst door het gebruik

van de termen "evangelie", "evangelist", en

"evangeliseren", ook door de listige menselijke

plannenmakerij als gevolg van een geraffineerd

satanisch spel met namen en personen; en ten slotte

door het feit, dat de omstandigheden van elk der drie

hoofdfiguren, Salomo, Absalom en Adonia, en hun

wijze van handeIen zou nauw aansluiten met hun

karakters en geestrlijke instdling.

Hun namen

De naam ,.Salomo" betekent: "Vreedzaam" God had

gczegd. Nog voor zijn geboorte: "Ik zal vrede en rust in

Israël geven in zijn dagen" (1 Kronieken ~2 : 9). Nu

was dat iets, dat al meteen niet paste in het plan van

satan. Gecn vrede en rust voor Gods volk!

De naam "Salomo" kan echter ook gezien worden als

een afkorting van de naam ,.Absalom" is, die betekent

Vader is Vrede'. En "Adonia'. Hetekent: "De Here is

Heer". Was Absaloms naam een goede camouflage en

Page 80: HET EVANGELIE IN HET OUDE TESTAMENT

80

imitatie, Adonia's naam was een rcgelrechte uitdaging

aan God. Niet alleen was ook hij een vleselijk gezind

man met een geestelijke naam, maar Satan, de rebel,

nam juist deze man met deze naam om de ware

vertegenwoordiger van God, de toekomstige Gezalfde

des Heren, onschadelijk te maken.

Daardoor zou hij de heerschappij over het volk van

God en over de aarde aan God onttrekken, en leggen in

de handen van een mens, die God niet als zijn Heer en

Meester erkende.

Salomo , zoon van genade en van belofte

Salomo was Gods keus. God kiest zijn mannen niet op

grond van rechten naar het vlees, menselijke

eigenschappen en dergelijke. God kiest op grond van

zijn eigen initiatief en volgens Zijn eigen plannen Uit de

eerste dagen van de stam van Juda en uit de tijd van

Samuel herinneren wij ons nog, dat God Degene wil en

moet – zijn, die het d o e t, voor en door mensen, niet

omgekeerd. Dit houdt in, dat God geen mensen zoekt,

die "er voor in aanmerking komen", die wat presteren

kunnen, maar mensen kiest alleen op grond van Zijn

eigen vrije wil, hun Zijn plannen meedeelt, en die Zelf

door hen uitvoert, een kinderloze grijsaard – een

gekidnapte slaaf – een tachtigjarige mislukte

rebellenleider, voortvluchtig wegens politieke moord –

de allerjongste van een groot gezin, die geen ander

baantje kon krijgen dan op de beesten te passen, dat

waren mannen als Abraham, Jozef, Mozes, David. Zij

kregen een roeping van God, maar het enige, dat zij

konden doen – en dat van hen verwacht werd – was, dat

Page 81: HET EVANGELIE IN HET OUDE TESTAMENT

81

zij zich zouden toewijden aan hun God, dan zou God

zich toewijdcn aan hun roeping.

Zo'n zoon der genade was Salomo. Hij was de zoon van

David en Bathseba, een moordenaar en een

overspeelster, die Satan had willen gebruiken, om de

vijanden van God reden tot lastering te geven (2

Samuel 12:14) En niet alleen had satan hiermee het

gezag van de gezalfde des Heren willen ondermijnen.

Maar hij had ook diens leven kunnen vernietigen.

Volgens de wet van God stond, op wat zij gedaan

haddnn, de doodstraf – voor dit kind geboren kon zijn!

Maar hct woord van de profeten Nathan had geluid:

"De Here heeft Uw zonde vergeven: gij zult niet

sterven" (2 Samuel 12:13.14). En David kon uitroepen:

"Welzalig hij, wiens overtreding vergeven, wiens zonde

bedekt is; welzalig de mens, wien de Here de

ongerechtigheid niet toerekent" (Psalm 32: .2).

En of dit nog niet genoeg was, juist van deze vrouw

kreeg David de zoon, die hij Salomo noemde. "Deze had

de Here lief en hij zond een boodschap door de profeet

Nathan en noemde hem Jedidja. Deze naam betekent:

"Geliefde van Jah ", "Geliefde des Heren". En, staat er

bij, dit was alleen om " des Heren wil". Ziet u wel, dat

God vaak juist kiest, wie er niet voor in aanmerking

komt volgens de mensen? Hij komt er natuurlijk juist

wel voor in aanmerking, volgens Goddelijke maatstaf:

een man, die niets kan doen en dus een man, door wie

God alles Zelf doet (2 Samuel 12:24,25).

Daarmee werd de troonsopvolging door Salomo voor

satan een prestigekwestie. Een huwelijk, geëngageerd

door satan, maar met de vrucht waarvan God tot zijn

Page 82: HET EVANGELIE IN HET OUDE TESTAMENT

82

doel komt en zich verheerlijken kan: een dubbele

nederlaag voor dc mensenmoorder van den beginne!

Daarom was Salamo ook de zoon van de belofte. Wij

vinden de belofte, die God aan Salomo gaf en die de

uitwerking van Gods plannen behelsde in 2 Samuel

7:12-17.

"Ik zal zijn koninklIjke troon voor immer bevestigen Ik

zal hem tot een Vadcr zijn, en hij zal Mij tot een zoon

zijn Wanneer hij ongerechtigheid bedrijft, zal Ik hem

tuchtigen met een roede der mensen en met slagen der

mensenkinderen. Maar Mijn goedertierenheid zal van

hem niet wijken, zoals Ik haar heb doen wijken van

Saul, die Ik voor uw aangezicht heb wcggedaan. Uw

huis en uw koningschap zullen voor immer bestendig

zijn voor uw aangezicht, uw troon zal vaststaan voor

altijd". Door deze Salomo zou God een onbereikbare

dvnastie vestigen. Dat was een nog veel 3 belangrijker

factor voor satan. Om speciale "zorg" te wijden aan

deze man. Hier ging het om de hele inzet van de strijd

tussen het rijk der duisternis en het Koninkrijk van

God. Het is niet te verwonderen, dat rondom deze

toekomstige gezalfde des Heren en zijn roeping een

strijd ontstaat, waar in aan beide zijden sprake is van

een "evangelie" Eerst moeten wij echter eerst namen,

karakters en achtergronden van de twee rebellen

nagaan.

Absalom en Adonia: "Mannen" '

Nu zullen wij de namen, karakters en aehtergronden

van de twee, die tegen deze goddelijke regeling in

opstand kwamen, nader onder de loupe nemen:

Page 83: HET EVANGELIE IN HET OUDE TESTAMENT

83

Absalom en Adonia. U vindt hun geschiedenissen in 2

Samuel 13 – 19 en in 1 Koningen 1.

Absalom en Adonia waren satans keus. En wat voor

"mannen" hij kiest, komt in hun geval duidelijk uit. Er

is tussen beiden een treffende overeenkomst, die wijst

op wel bewuste maatstaven, die aan beide keuzen ten

grondslag lagen.

Ten eerste waren zij ieder op hun beurt rechtens de

natuur de aangewezen opvolgers. Hun fout was alleen,

dat zij hun reeht voortijdig en met onwettige middelen

wilden foreeren. Ln 2 Samuel 3:2-5 en 5:14-16 vinden

wij de zoons van David naar leeftijd opgenoemd:

Amnon, Kileab, Absalom. Adonia, Sefatja, ]ithream,

Sammua, Sobab, Nathan, Salomo, waarna nog zeven

namen volgen. De meeste van deze prinsen waren zonen

van verschillende vrouwen van David, hoewel de wet de

koning verbood veel vrouwen te hebben

(Deuteronomium 17:17)! En in zulke gevallen zetten

zich de haremveten voort in de levens van de kinderen.

Bovendien weten wij uit de hele geschiedenis van het

huis van David, dat de moeders vaak groter invloed op

de levens van de zonen hebben uitgeoefend dan de

vaders. Evenwel 3, de tragedies, die drie van de naaste

troonopvolgers van David tot slaehtoffer hadden,

begonnen met een daad van David zelf. Hier weer

stuiten wij in ons onderzoek naar oorzaken en gevolgen

op die gruwelijke.overspel-moord op Uria: "Zijn vrouw

hebt gij u tot vrouw genomen, hemzelf hebt gij door het

zwaard der Ammonieten gedood, nu dan, het zwaard

zal van uw huis nimmermeer wijken, omdat gij Mij

hebt veracht", was de uitspraak des Heren door de

Page 84: HET EVANGELIE IN HET OUDE TESTAMENT

84

mond van de profeet Nathan (2 Samuel 12:9.10). De

kettingreaetie der vergelding begon met Davids oudste

zoon, Amnon, die zieh vergreep aan zijn halfzuster

Tamar. Hij bleek zelfs een groter zwakkeling dan zijn

vader, want de konsekwenties van zijn schanddaad

wilde hij niet dragen. Tamar was de zuster van

Absa!om, die het wel even voor zijn zuster zou

opnemen, door zijn broer Amnon op een

schaapsherdersfeest te vermoorden. Dit leidde tot de

verbanning van Absalom. En merkwaardige

bijkomstigheid is, dat de moeder van Tamar en

Absalom een . Filistijlrse was! Wel een flagrante

overtreding van de koningswet van Deuteronomium!!

Na 5 jaar werd Absalom weer in genade door David

aangenomen, waarna de zoon direct begon aan de

voorbereiding van een staatsgreep, die hem koning van

Israël moest maken. Na 4 jaar oordeelde hij, dat de tijd

er rijp voor was (2 Samuel 13 – 15). Het werd zijn dood.

Merkwaardige reis lezen wij niets over Kileab, die op

Amnon volgde, maar in 1 Koningen 1:6 lezen wij, dat

Adonia "volgde in geboorte op Absalom", waarmee de

troonsopvolging wordt bedoeld. Ook hij dacht de smid

van zijn eigen geluk te zijn; een keer door geweld te

gebruiken (1 Koningen 1), een andere keer door een

politiek huwelijk na te jagen (1 Koningen 2: 13 – 25),

waar hij met zijn leven voor moest boeten.

Niemand kan ontkennen, dat beiden, Absalom en

Adonia, ondernemende mannen waren. Het onrecht,

een onschuldige zusje aangedaan, en het zwakke

regeringsbeleid van een afgetakelde vader, waren

nobele redenen, om het leven in te zetten voor de

Page 85: HET EVANGELIE IN HET OUDE TESTAMENT

85

rechten van de mens en het welzijn van land en volk.

Maar Jacob had reeds gezegd, dat de toorn van een

man geen instrument in de hand van God kan zijn

(Genesis 49:5-7), en zijn eigen levenservaring heeft hem

geleerd, dat de beloften van God niet vervuld kunnen

worden door menselijk initiatief.

Het vlees, gewillig werktuig van Satan

Niet alleen de manier, waarop deze beide mannen voor

hun "rechten" en die van anderen opkwamen, maar

ook hun verdere eigenschappen maakten hen voor God

onaanvaardbaar voor het koningschap. Bij de keus van

David als plaatsvervanger van Saul had de Here al tot

Samuel gezegd: "Let niet op zijn voorkomen, noch op

zijn rijzige gestalte, want Ik heb hem verworpen. Het

komt immers niet op wat de mens ziet; de mens toch

ziet wat voor ogen is, maar de Here ziet het hart aan"

(1 Samuel 16: 7). Nu, bij hun gevoel voor eigen recht,

hun doortastendheid; konden beiden ook bogen op een

buitengewone schoonheid (2 Samuel 14:25,26 en 1

Koningen 1:6). En ook waren beiden in staat zich een

aanzienlijke aanhang onder de hoogsten in het land te

verwerven (2 Samuel 15: 1 – 12 en 1 Koningen 1: 7).

Maar het merkwaardigste is, dat beide mannen, die als

mens, die ieder op zijn beurt, alle voordelen aan hun

zijde hadden, ook hándelden naar het vlees. Zij

probeerden de mensen voor zich te winnen door

uiterlijk vertoon: een eigen lijfwacht, die suggereert,

dat de te beschermen persoon voor vriend en vijand

van belang is, dat zelf ook inziet, en de middelen heeft,

Page 86: HET EVANGELIE IN HET OUDE TESTAMENT

86

om zijn leven en positie veilig te stellen (2 Samuel 15: 1

en 1 Koningen in vers 5).

Absalom probeerde zijn succes te verzekeren door bij

het gewone volk in het gevlei te komen (2 Samuel 15: 2

– 6). Net als Adonia handelde hij "naar de wil van het

vlees en van de gedachten" (Efeze 2: 3) en daardoor

"overeenkomstig de overste van de macht der lucht,

van de geest, die werkzaam is in de kinderen der

ongehoorzaamheid" (Efeze2: 2). Van Adonia wordt dat

net zo gezegd: "Adonia nu - - - was zo overmoedig te

denken: Ik zal koning worden - -" (1 Koningen 1: 5).

Hij denkt en hij doet. Hij schafte zich aan lijfwacht aan

en hield besprekingen met militairen en godsdienstige

leiders. Dat staat in vers 7, en in het tussenliggende vers

6 staat een hoogst belangrijke opmerking: zijn vader

had hem zijn leven lang geen verwijt gemaakt, waarom

hij dit of dat deed, zoals hij het deed. Hij had nooit

geleerd, om denken en doen van elkaar te scheiden door

enige andere overweging. In het leven van zulke mensen

krijgt de Geest van God geen gelegenheid een leidende,

of zelfs maar een corrigerende functie te vervullen. En

het vlees, het menselijk denken, laat Satan vrij spel, om

door middel van de demonische machten, het leven van

die mensen te dicteren.

Daarbij kwam, dat geen van beiden leefden uit geloof in

engere zin. Zij bekommerde zich bij voorbeeld niet om

de heilige zalfolie. Ten tijde van Adonia was de

oliehoorn zelfs niet op zijn plaats. Toen Zadok, de aan

David trouw gebleven priester, de Tent moest verlaten,

omdat hij bij David was ontboden, had hij de oliehoorn

meegenomen, waarschijnlijk, opdat de afvallige priester

Page 87: HET EVANGELIE IN HET OUDE TESTAMENT

87

Abjathar die niet voor Adonia zou kunnen gebruiken.

Maar er wordt ook geen gewag van gemaakt, dat

Adonia aan Abjathar opdracht gaf, om die te

bemachtigen (zie 1 Koningen 1: 32-39).

Al met al boden deze troonpretendenten aan Satan vele

voordelen. Als één van die twee koning was geworden,

was het uit geweest met het van God gezalfde

koningschap over Israël. Een vazal van Satan zou dan

koning geworden zijn. En het Bruggehoofd van het

Godsrijk op aarde, dat Israël was, zou als zodanig zijn

betekenis verloren hebben. Dan zou Israël inderdaad

een volk geworden zijn "als alle andere volken". Maar

de Here waakte over zijn erfdeel. De wijze, waarop de

ondergang van beide mannen zich voltrekt, doet

duidelijk uitkomen, dat dit een strijd was tussen

geestelijke machten. Het woord "evangelie" komt in

beide gevallen voor, en zijn puur militaire betekenis

heeft een specifiek geestelijke achtergrond. In het

volgende hoofdstuk zullen wij nagaan, hoe dit woord

hier gebruikt wordt.

Absalom, mijn zoon, mijn zoon.

Absalom werd verslagen en, de tegen de wil van zijn

vader, gedood. Dan staat er in 2 Samuel 18: 19, "en

Ahimaäz - - - zei Laat ik toch heensnellen en de

Koning" het evangelie " brengen - - -". Maar Joab zei

tot hem: "- - - op deze dag zult gij geen "evangelie"

brengen, omdat de zoon van de koning dood is." Joab

zond toen een Ethiopiër, en toen Ahimaäz toch wilde

gaan, vroeg Joab hem: "Waarom toch zoudt gij

heensnellen, mijn zoon? Gij hebt immers geen

Page 88: HET EVANGELIE IN HET OUDE TESTAMENT

88

boodschap, die wat oplevert?" Toch ging hij. Scherp

worden hier de goddelijke en de menselijke visie

tegenover elkaar gesteld. Voor Ahimaäz was de

nederlaag van Absalom de overwinning, omdat het van

God gegeven koningschap veilig was gesteld. Joab

echter hield rekening – wel een beetje laat – met de

gevoelens van de koning, en kwalificeerde de boodschap

als "geen evangelie". Ook gezien vanuit het standpunt

van de loper, was het dat niet: het zou namelijk "niets

opleveren". Voor de lopers was de beloning het

belangrijkste van de hele boodschap! Dat wist Joab

maar al te goed. Nu mocht een kleurling het

opknappen: rassendiscriminatie is niets nieuws!

Onderdehand meldde een wachter aan David hun

komst. Toen de eerste werd gesignaleerd, zei de koning:

"Indien hij alleen is, brengt hij een "evangelie". En

toen de tweede kwam aanlopen, zei hij: "Ook die

brengt een "evangelie" (verzen 25 en 26). De eerste

werd als Ahimaäz herkend, en David zei: "Dat is een

goed man, hij komt met een "evangelie"(vers 27)". Hij

meldde de nederlaag van Absalom, maar niet diens

dood. Daarna, kwam deEthiopiër, die zei: "Mijnheer de

koning ontvangt een "evangelie", want de Here heeft u

heden recht verschaft - - -" (vers 31).

Het bleek voor David echter geen "blijde boodschap" te

zijn. Hij heft een klaagzang aan over zijn zoon (2

Samuel 18:32 en 19:4), en alleen dreigementen van Joab

konden hem er toe bewegen, om de Parade af te nemen

bij het terugkeren van de troepen (19:5-7). Natuurlijk

kunnen wij Davids verdriet om zijn zoon niet laken.

Maar het was "de mens" in hem, die sprak, en niet "de

Page 89: HET EVANGELIE IN HET OUDE TESTAMENT

89

gezalfde des Heren". En ook de beste en vroomste mens

kan een gevaarlijke handlanger van Satan worden.

Bijna was het van de strijd vermoeide volk zo

teleurgesteld in de houding van de koning, dat het hem

in de steek gelaten zou hebben (19: 7).

Was een vijand, een Amelekiet, de eerste, die Satan

probeerde te gebruiken, om David als gezalfde des

Heren uit te schakelen, en was de tweede de zoon, die

hij zo'n mooie namen gegeven had, de derde was David

zelf, als mens, die tegen David, de gezalfde, in het

geweer kwam. En ook heden zijn vaak de grootste

tegenstanders van het "evangelie" de gelovigen zelf, die

hun menselijke natuur ongeremd laten reageren op wat

hen overkomt, en zo Satan "een vinger in de pap"

geven in zaken, die het Koninkrijk betreffen.

Een Evangelie: voor wie?

Over het geval van Adonia kunnen wij kort zijn.

Nathan, de profeet, die tot degenen woord, die buiten de

plannen zijn gehouden, ziet direct het grote gevaar, als

hij er van hoort. Het zou de dood van Salomo

betekenen, en hij laat dit door Bathseba onomwonden

aan de koning mee delen (1 Koningen 1: 11 – 12 en 21).

De profeet heeft hier het inzicht; niet de moeder, noch

Salomo, noch de Koning

Als David – tegen alle menselijke logica en moraal in –

uitspraak heeft gedaan overeenkomstig de beloften van

God aan Salomo, wijdt Zadok met de Heilige Zalfolie

de eeuwige dynastie van het Goddelijk koningschap in.

De eerste "Vrede vorst" zit op de troon.

Page 90: HET EVANGELIE IN HET OUDE TESTAMENT

90

En Adonia? Bij het binnenkomen van boodschapper

zegt hij: "Gij zijt een flink man en zult wel "een

evangelie"brengen (vers 42). Een evangelie? Ja, maar

dan een "evangelie" regelrecht uit het hoofdkwartier

van Satan! En doordat Adonia's hoop de bodem werd

ingeslagen door de kroning van Salomo, kon Hij, die

"groter" is dan Salomo, De Gezalfde, De Vredevorst,

ons "een evangelie" laten brengen van een Koninkrijk,

dat in eeuwigheid geen einde zal nemen, en dat hemel

en aarde en de ganse schepping zal omvatten.

Een blik terug en vooruit

In de vorige hoofdstukken hebben wij het gebruik van

het woord "evangelie" in de geschiedenissen van Israël

behandeld. Daarin is het een louter militaire term.

Maar doordat de achtergrond van de geschiedenissen –

hier, in het algemeen – geestelijk is, heeft de term

"evangelie" vanaf het eerste begin een geestelijke

strekking. Satan verkondigde aan zijn handlangers, de

Filistijnen, het "evangelie", dat de gezalfde des Heren,

Saul, gedood was. Een Amelekietische man werd door

hem gebruikt, om dezelfde boodschap als "evangelie" te

brengen aan de man, die door God als opvolger van

Saul was aangewezen. David had echter genoeg

geestelijk inzicht, om hier niet in te trappen.

Jaren later wordt aan David het bericht gebracht, dat

zijn zoon Absalom in een poging tot revolutie

omgekomen is, maar hij ziet dit niet als een "evangelie"

van Gods zijde, omdat hij er als vader te zeer bij

betrokken is: het – goede – vlees speelt hem parten, en

maakt David, de mens, tot vijand van David, de

Page 91: HET EVANGELIE IN HET OUDE TESTAMENT

91

gezalfde des Heren. Ten slotte verwacht de volgende

rebel, Adonia, als "evangelie" te vernemen, dat zijn

vader, de gezalfde des Heren, uitgeschakeld is, samen

met de door God aangewezen opvolger Salomo.

En daarna zien wij, hoe David deze termen gebruikte in

zijn psalmen en lofzangen, de Psalmen 40 en 68 en de

lofzang van David in 1 Kronieken 16, waarvan wij ook

een deel vinden in Psalm 96. Daarnaast zal het

profetisch gebruik van dit woord aan de beurt komen –

beginnend met nog één historisch geval uit de latere

geschiedenis van Israël met de profeet Elisa, die geen

geschrift naliet.

In Psalm 40 gaat het om de persoonlijke

geloofservaringen, want het is een gebed in grote nood,

maar bij voorbaat reeds zegt de dichter in vers 10: "Ik

te verkondigen de blijde mare van Uw gerechtigheid in

grote gemeente, terwijl een aanhaling van de verzen 97

tot 9 in Hebreeën 10:5 – 7 er Nieuwtestamentische

diepte aan geeft.

In Psalm 68 is het onderwerp Gods Kracht in de oorlog,

de oorlog van Gods volk tegen de volken, die door

Satan gebruikt worden tegen het volk van God, en het

vers waar het dossier om gaat, is vers 12: "De

boodschapsters van Goede Tijding waren er een grote

schare. Kenmerkend is dat het gaat om vrouwen. De

mannen trokken ten strijde, 3 en na de overwinning

juichten de vrouwen hen toe en loofden God.

In 1 Kronieken 16 staat David lofzang ter gelegenheid

van het overbrengen van de Ark naar Jeruzalem, het

grote moment in het leven van David. En in vers 23 zegt

hij: de zin ook de Here, Gij ganse aarde, boodschapt

Page 92: HET EVANGELIE IN HET OUDE TESTAMENT

92

Zijn heil van dag tot dag. Want God is machtiger dan al

de volken bij elkaar met hun goden, die niet anders zijn

dan satellietstaten van Satan en zijn demonen (26).

Israël daarentegen is het volk van God en als zodanig

Zijn vertegenwoordigers op aarde en in principe Zijn

gezalfden (22).

Page 93: HET EVANGELIE IN HET OUDE TESTAMENT

93

6. PSALM 40

DAVIDS ROEPING ALS EVANGELIST.

Het gebruik van het woord "evangelie".

Het woord "evangelie" en "evangeliseren" wordt ook

in de psalmen en in Jesaja gebruikt, maar daar wordt

het gebruikt in zijn "geestelijke" betekenis. Hoewel, in

de Heilige Schriften staat het geestelijke niet los van het

dagelijks leven van personen en volken, maar is het de

manier waarop deze dingen worden bekeken vanuit een

Goddelijk standpunt. Dus het geestelijk gebruik van het

woord "evangelie" heeft een sterke bond met de

geschiedenis en met het gewone leven.

Een ander belangrijk iets in het gebruik van dit woord

in de psalmen en de profeten is, dat sommige van deze

teksten in het Nieuwe Testament aangehaald worden:

in dit geval door Jezus bij het begin van zijn driejarige

werkzaamheid op aarde in 1 keer door Paulus na zijn

eerste 3 zendings reizen. Deze vormen dus de schakels

tussen het gebruik van het woord "evangelie" in het

Oude en het Nieuwe Testament.Maar de oorsprong van

het woord "evangelie" ligt in het dagelijks gebruik.

Daarom is een studie van dit gebruik in de historische

boeken van het Oude Testament zo belangrijk. Toen de

engelen zeiden, dat de geboorte van Johannes en van

Jezus. "Evangelie" was, tendenzen gele jas en ook de

herders van zijn gebruik in het Oude Testament, niet

van zijn gebruik in het Nieuwe Testament, 9 of zoals

theologisch gedefinieerd na een traditie van 2.000 jaar.

Page 94: HET EVANGELIE IN HET OUDE TESTAMENT

94

De grote ontdekking.

Psalm 40 is het lied, dat ons verteld, hoe David

geroepen werd als evangelist. En al lezende kan ik niet

anders zeggen dan: hij is er geknipt voor ook! Let maar

eens op zijn onverwoestbaar optimisme. Geestelijk

optimisme heb je hard nodig in het werk van René van

geweest. Hoe begint hij deze Psalm? "Vurig verwachtte

ik de Here". Ik hoorde het iemand al verzuchten: "O,

Heer, leer mij ook U vurig te verwachten". Maar

vraagt u zich dan maar eens af: waardoor kan David S

toe, om God zo vurig te verwachten? Wel, omdat hij

God zo hard nodig had. Hij had evengoed kunnen

verzuchten: "O, wat zat ik toch in de ellende!" En hij is

er nog helemaal niet uit ook. Leest U maar de verzen 12

– 18. Maar ook dan zegt hij niet: "Het is nog lang niet

voor elkaar"; hij zegt: Heer, ga maar door met uw uit

reddingen, ik reken op U!" Zijn slotconclusie is dan ook

niet:" Wat ben ik toch ellendig en arm!" maar:" Al ben

ik ellendig en arm – toegegeven, dat is zo, maar het

tegendeel is ook waar, de Here denkt aan mij. " en dat

schijnt hen toch het zwaarst van alles de wegen.

Later zullen wij zien, dat juist dat het geheim van zijn

roeping als evangelist was. Ook horen wij in het begin

niets over de werkelijke oorzaak – op het menselijk

vlak – van David zo moeilijkheden even heeft hij het

over "overhandigen" En over "hen, die naar de leugen

afdalen" (5), maar alleen als tegenstelling tot de man,

die de Here tot zijn vertrouwen stelt. Het zijn de

mannen, die op eigen kracht en succes vertrouwen of, in

wantrouwen aan zichzelf en aan anderen, "ach

verdwaald" zijn naar de leugen. Maar zij worden dan

Page 95: HET EVANGELIE IN HET OUDE TESTAMENT

95

nog niet eens als de persoonlijke belagers van de dichter

voor ons afgeschilderd. Dat is de andere kant van dat

geheim van Davids roeping als evangelist, en ook die

zullen wij nog verder bespreken.

Hoe erg zijn toestand wel was, en hoe groot de

uitredding, blijkt uit de beelden, die hij gebruikt. Hij

zat wel heel erg "in de put" en nergens kon hij ook

maar "er voet aan de grond" krijgen. Maar de

toestand, waar hij zich nu bevindt, is "op de Berg",

waar hij "de vaste grond" heeft gevonden". Toch is

zelfs zijn tegenwoordige toestand allesbehalve

rooskleurig, blijkens het vervolg van deze Psalm. Hij

moet dus wel heel diep in de put gezeten hebben! (vers

in en 3). Een andere vergelijking is ook mogelijk. Van"

hulp geroepen "(2) kwam hij tot een" lofzang "(4). Ze

staan er nog wel naar het leven (15). Maar het enige,

waar hij nu nog aan denkt, is zo hard mogelijk te

zingen van" Gods goedertierenheen ". 4, als hij zich nu

al zo gelukkig voelt, terwijl er nog allesbehalve païs en

vree is, moet hij wel grote ontdekking gedaan hebben.

Geen cadeaustelsel: overgave!

Op nog iets anders moeten we letten. Het is niet alleen.

"een lofzang", wat hij zingt, maar het is "een nieuw

lied" (4). Dat is er de oorzaak van, dat hij niet het oude

deuntjes zinkt van narigheid en teleurstelling, van

overspanning en zenuwen. Hij voelt zich niet, zoals ik

en u ons (kunnen) voelen, nu wij bekeerd zijn. De

dichter heeft namelijk een gloednieuwe ontdekking

gedaan. Hij heeft Gods bedoelingen met zijn leven

gevonden. Denk maar eens in. Tot nu toe was hij blij,

Page 96: HET EVANGELIE IN HET OUDE TESTAMENT

96

als hij het op kon brengen, om op "gezette tijden" in

"het Huis des Heren" te verschijnen en zijn "offertje"

te brengen. Nu ziet hij, dat het God helemaal niet gaat

om iets van hem, zijn aanwezigheid, zijn psalmgezang,

zijn eerbied, zijn offerande. Zelfs met het "dienen uit

dankbaarheid" blijkt God niet bijster in Zijn schik te

zijn (7). Als het er om gaat, God zijn wonderen te

vergelden, dan is God altijd nog vindingrijker en rijker.

David kan al die gaven van God niet eens bijhouden in

zijn geestelijk kasboekje, laat staan, dat hij ze met een

tegenprestatie honoreren kan (6).

Nee, hij ziet nu dat God, in plaats van iets van hem te

verlangen, hemzelf verlangt. Wat God veranderd, zijn

"geopende oren", in zelfde uitdrukkingen als die Jezus

zo vaak gebruikte: "Wie oren heeft, die hore". Ja,

David heeft ontdekt, dat God hem oren gegeven heeft,

die heel goed kunnen horen, als ze willen. "Oren" zijn

immers om te "(h)oren"? En als wij "ge(h)oord"

hebben – onze "oren" gebruikt hebben – moeten wij

"ge(h)oorzaam" zijn. En dat vergde de hele persoon.

Dat vraagt God, en niets minder! Natuurlijk stond die

"ideale" mens allang beschreven in "de Boekrol", in de

Boeken van Mozes. Maar nu pas ontdekt de dichter,

waar het omgaat. Hij reageert met een "Zie, ik kom - - -

", de woorden van een slaaf, een lijfeigene, die zich

aandient bij zijn heer. Het gaat er echter niet alleen om,

dat David de wil van God gaat doen, gehoorzaam

maand aan een godsdienstige en sociale code, maar dat

hij God toestaat zijn binnenste de "" door de Heilige

Geest. Wij zien meteen, dat David hiermee zijn

tijdgenoten ver vooruit was, hoewel meer mensen onder

Page 97: HET EVANGELIE IN HET OUDE TESTAMENT

97

het Oude Verbond dat inzicht hadden (Psalm 37: 31

van Jesaja 51: 7). Hebreeën 10: 15 – 18 zegt ons, dat het

woord van Jeremia over Gods Wet, geschreven in het

binnenste van de mensen, iets is voor het Nieuwe

Verbond.

Tot offer geboren en herboren.

Voor ons zit er achter de woorden van David en de

commentaar van de Hebreeënbrief daarop, natuurlijk

nog veel meer. De schrijver van de Hebreeënbrief past

dit gedeelte van Psalm 40 toe op Jezus Christus

(Hebreeën 10: 1 – 18). Het Griekse Oude Testament, de

Septuaginta, waaruit de schrijver deze tekst aanhaalt,

staat hem toe het nog een ietsje scherper te zeggen.

Niet: "Gij hebt mij geopende oren gegeven", maar:

"Gij hebt mij een lichaam bereid". Daardoor wordt het

brengen van offers niet alleen gecontrasteerd met

"gehoorzaam", maar met het opofferen van het eigen

lichaam, het eigen bestaan. Er staat in vers 10 van

Hebreeën 10: "Hij heft het eerste (het brengen van

offers) op, om het tweede (het ten offer overgeven van

zijn eigen lichaam) te laten gelden". En hij gaat verder:

"Krachtens die wil zijn wij eens voor altijd heiligt door

het offer van het lichaam van Jezus Christus". In de

eerste plaats betekent dit, dat het offer van het lichaam

van Jezus Christus bewerkte, wat geen enkel ander

offer konden werken: het reinigde ons van de zonden en

van besef van zonden (10: in, 2). In vers 14 staat: door

één of ferande heeft Hij eens voor altijd hen volmaakt

die geheiligd worden ". Maar dat heeft zijn

consequenties. Want aan het eind van hoofdstuk 10

Page 98: HET EVANGELIE IN HET OUDE TESTAMENT

98

staat, dat daar "geloofsgehoorzaamheid" van onze kant

uit voortvloeit, terwijl in hoofdstuk 11 blijkt, dat

geloven niets minder is, dan een volkomen overgave aan

de wil van God en een actief meewerken met de wil van

God. Inderdaad zijn wij dus "geheiligd" door het offer

van het lichaam van Jezus Christus, d.w.z.

"afgezonderd" tot het volbrengen van de wil van God.

Want de gezindheid van de Zoon ten opzichte van de

Vader is niet veranderd, ook niet nu Hij in Heerlijkheid

is en wij Zijn Lichaam op aarde zijn. Wij zijn

"geheiligd"als Zijn Lichaam, omdat Hij indertijd Zijn

lichaam "geheiligd ", "afgezonderd" heeft ten offer. En

daar wij met onze individuele lichamen leden zijn van

Zijn Lichaam, worden wij vermaand, ook onze

individuele lichamen aan God te presenteren als "een

levend offer" (Romeinen 12: 51). God wil niet iets van

ons, en Hij wil niet veel van ons, maar Hij wil ons

hebben. Christus was geboren ten offer, en wij zijn

daartoe herboren.

God op de eerste, of op de enige plaats?

De uitspraak van David in Psalm 40: 7 – 9 lijkt

verrassend veel op die van Samuel tot Saul in 1 Samuel

15: 22. David zegt: "In slachtoffer en spijs offer hebt gij

geen behagen, - Gij hebt Mij geopende oren gegeven -,

brandoffer en zondoffer hebt Gij niet gevraagd. Toen

zij Ik: Zie, Ik kom; - - - Ik heb lust om Uw wil te doen,

mijn God, Uw wet is in mijn binnenste".

En Samuel zegt tegen Saul: "Heeft de Here evenzeer

welgevallen in brandoffers en slachtoffers als aan het

horen naar des Heren Stem? Zie, gehoorzamen is beter

Page 99: HET EVANGELIE IN HET OUDE TESTAMENT

99

dan slachtoffers, luisteren beter dan het vette der

rammen. Voorwaar, weerspannig heid is zonde der

toverij en ongezeggelijkheid is afgoderij - - -".

Volgens 1 Samuel 15: 20 vond Saul, dat hij wel de wil

van God gedaan had en de weg van de Heer was

gegaan. Maar hij en het volk behielden zich het recht

voor, om naast Gods wil ook hun eigen ideeën te

handhaven en te volgen. De vraag, waarvoor Saul

gesteld werd, was: "Is God werkelijk heer en meester,

of zijn wij, naast Hem ook nog iets?" Dat laatste is de

satanische leugen en wordt gebrandmerkt door Samuel

als "toverij" en "afgoderij". David heeft geruime tijd

aan het hof van Saul vertoefd en kan geweten hebben,

welk oordeel Samuel over Saul had uitgesproken. En

hoewel deze zelfde man hem nu ten dode toe vervolgt,

en David alle reden zal hebben, om het zwaard tegen

Saul op te nemen, bepaalt David zich er toe, om in

Psalm 40 alleen geestelijk stelling te nemen tegen zijn

"moordenaar". Het grote conflict tussen Saul en David

is er één van geestelijke gezindheid en David weet dat.

En niet alleen moesten door dit verschil in gezindheid

moeilijkheden uit te breken tussen deze 2 mannen,

maar evenzeer moest de eerste er aan te gronde gaan,

terwijl de tweede er door werd gevormd als instrument

van de wil van God. In dit proces herhaalt zich in iedere

generatie van de gemeente van Jezus Christus.

Geen strijd tegen vlees en bloed.

Nog duidelijker wordt ons dit alles, als wij nagaan,

waarvan de dichter van Psalm 40 gered is, en waarom

Page 100: HET EVANGELIE IN HET OUDE TESTAMENT

100

hij "gerechtigheid evangeliseert in geen grote

gemeente".

Allereerst merken wij, dat het menselijke vijanden zijn,

die hem naar het leven staan (15,16). Maar reeds in vers

13 wijdt hij de rampen, die hem omgeven, aan zijn

"ongerechtigheden, die hem achterhalen", daarbij

voegend, dat zijn hart hem ontzonken is. Met andere

woorden, hij zoekt het probleem, dat hij met de mensen

heeft, in zichzelf in de eerste plaats en dan pas in die

mensen, die hem kwaad willen doen. In de aanhef van

de Psalm vinden wij al meteen een uiting van dat

nieuwe inzicht in de aard van zijn moeilijkheden. Hij

zegt, dat God Zich tot hem neigde, omdat hij "de Here

vurig verwachtte". Hij wist, dat om uit die modderige

kuil te komen, het niet zou helpen, als hij tegen zijn

vijanden te keer zou gaan, en ook, dat hij daarvoor niet

en niemand minder dan God in Eigen Persoon nodig

had.

Zijn omschrijving van wat er gebeurde, toen God als

antwoord op zijn gebed tot hem kwam, is ook

interessant. Er staat niet alleen: "Ik kreeg van God

rotsgrond onder mijn voeten", maar ook: "God maakte

mijn schreden vast". Beide zijn nodig. Want ook als hij

vaste grond onder zijn voeten had gekregen, maar met

onzekere benen bovenop die berg had gestaan, was hij

er zo af getuimeld, de modderige put weer in. Dat

gebeurt meer als mensen "op de berg" komen met

onvaste schreden. Maar David onderging een

persoonlijke vernieuwing, die ook daaruit de bleek, dat

hij meteen zijn klagelijk hulpgeroep staakte, terwijl

Page 101: HET EVANGELIE IN HET OUDE TESTAMENT

101

men hem nog naar het leven stond, en een nieuw lied in

zijn mond kreeg (15).

De uitredding betrof dus niet zozeer een verandering in

zijn uiterlijke omstandigheden, als wel een innerlijke

verandering. Dat de rotsgrond onder zijn voeten een

beeld is van een vernieuwde innerlijke instelling, blijkt

ook uit vers 5. Hij heeft eens voor altijd afgedaan met

menselijke manieren van problemen oplossen. Klinkt

dit vers niet Nieuwtestamentisch? "Want wij hebben

niet te worstelen tegen bloed en vlees - - - (Efeze 6: 12),"

want al leven wij naar het vlees, wij trekken niet ten

strijde naar het vlees, want de wapenen van onze

veldtocht zijn niet vleselijk, maar krachtig voor God - -

- "(2 Corinthe 10: 3 – 4.

Toegewijd aan God, niet aan zijn roeping.

Zo komt het, dat David, nog midden in de rampen en

omgeven door persoonlijke doodsvijanden, niet komt

tot een uitbarsting van machteloze woede. Zijn hart

heeft een grote ontdekking gedaan en zijn lippen

popelen van ongeduld, omdat aan anderen te vertellen

(10,11). Daarom "Evangelie ze eerst Hij gerechtigheid",

verkondigt hij de blijde tijding van de overwinning van

gerechtigheid. Want "evangeliseren", volgens de

betekenis van het woord en heeft bijbelse gebruik

ervan, betekent: in overwinning verkondigen. Hoe heeft

"gerechtigheid" hebt gewonnen 1 en in het leven van

David?

David was een "Gezalfde des Heren" en besefte dat

ook. Hij wist, dat Hij leefde voor en sprak namens God

en Zijn volk. Hij spreekt ook in deze zeer persoonlijke

Page 102: HET EVANGELIE IN HET OUDE TESTAMENT

102

Psalm van "onze God", Die zoveel wonderen heeft

gedaan "jegens ons" (4,6). Zijn moeilijkheden werden

veroorzaakt door het feit, dat een van God afvalligen

Gezalfde, Saul, door Gods tegenstander, Satan,

gebruikt werd, om te trachten deze nieuwe Gezalfde des

Heren uit de weg te ruimen, voor hij zijn roeping zou

kunnen volgen. De grootste tegenstander van de

Gezalfde David was echter de mens David. Later zou

dat wel heel sterk uitkomen, toen de vader David de

dood van de Gezalfde David verkoos boven de dood van

zijn opstandige zoon Absalom (2 Samuel 18: 32,33).

Wat zien wij nu gebeuren in de eerste periode van het

leven van David? God staat Salomo toe, zijn Gezalfde

telkens op te jagen, en als de nood op zijn hoogst is, red

God hem Zelf van de dood, maar het gevaar blijft

bestaan. Daardoor komt David verschillende malen in

zo'n crisisperiode, en leert hij, door de omstandigheden

geoefend, zien, dat niet de mens David kan opkomen

voor de Gezalfde David, maar dat God voor zijn

Gezalfde opkomt; en dat niet zijn verhouding tot zijn

doodsvijand, Saul, maar zijn verhouding tot God, zijn

"hulp èn bevrijder" (18) het voornaamste voor hem is.

God staat in voor Davids leven en roeping, als David

zich toewijdt aan zijn God.

Dit had Saul nooit geleerd. Waarom vervolgde hij

David eigenlijk? Hij zag David als rivaal, die zijn

roeping "als Vorst over Gods volk" in gevaar bracht.

Uit ijver voor zijn roeping ging hij David te lijf – dat

gebeurt nog steeds onder "voorgangers", helaas! Maar

hij kwam er nooit toe, te erkennen, of alleen maar te

beseffen, dat David zijn rivaal geworden was, doordat

Page 103: HET EVANGELIE IN HET OUDE TESTAMENT

103

zijn eigen verhouding met God door ongehoorzaamheid

verbroken was in God dus wel moest omzien naar een

nieuw instrument. Hoe was dat gebeurd? Weer: hij was

ongehoorzaam geweest aan God door ijver voor - - -

zijn roeping! Hij stond klaar, om de Filistijnen te

verslaan en Gods volk te bevrijden. Maar de Filistijnen

werden steeds sterker en zijn eigen leger verliep. En

Samuel, en in hem ook God, liet zo lang op Zich

wachten, dat het er alle schijn van had, dat nog Samuel,

noch God zich er ook maar iets van aangetrokken, dat

Sauls roeping, van menselijk standpunt uit gezien, een

onmogelijke zaak werd (1 Samuel 13: 6 – 14). Saul was,

in tegenstelling tot de latere David, toegewijd, een voor

honderd procent, aan zijn roeping, en daardoor kon

God zich niet inzetten voor Saul.

"Gerechtigheid" is de overwinning.

Daarom zegt David: "Ik evangeliseer gerechtigheid in

een grote gemeente". Met andere woorden: "Ik vertel

de mensen, dat gerechtigheid mijn overwinning is".

Wat is de kracht van de overwinning voor een Gezalfde

des Heren? Allereerst moeten zijn innerlijke en

uiterlijke houding volkomen in overeenstemming zijn

met de wil van zijn Opdrachtgever, met God. Hij moet

immers Gods instrument, Gods vertegenwoordiger op

aarde zijn?! En om in overeenstemming te kunnen zijn

met God, moet hij God leren zien als De Enige, met Wie

hij te maken heeft en berekening heeft te houden. Wat

mensen zeggen en doen is niet onbelangrijk, maar heeft

geen beslissende waarde. Het is informatie over zijn

omgeving, die hij door seint aan zijn Zender, maar de

Page 104: HET EVANGELIE IN HET OUDE TESTAMENT

104

besluiten tot handelen en spreken komen van Boven.

Daartoe moet hij leven "parallel" met God, met als

drijfveer voor denken, spreken en handelen in zich de

Heilige Geest van God, die hem door zijn zalving juist

daartoe gegeven is. Alleen een leven parallel met God

doet iemand "recht" leven; alles wat daarvan afwijkt,

hoe goed ook in zichzelf en ten opzichte van mensen en

omstandigheden, is scheef, is 'on-recht' . En hij, die

'recht' leeft, wint het uiteindelijk van hem, die 'on-

recht' leeft: 'ge-recht-igheid' is de overwinning!'

Ongerechtigheid' is in wezen dus rebellie. "Alle

ongerechtigheid is zonde", zegt Johannes (1 Johannes

5: 17), ook het goede soort ongerechtigheid. Het wil

zeggen: alles wat niet parallel aan God wil leven,

verwijdert zich hoe langer hoe meer van God, of de

'graad' van ongerechtigheid waarneembaar is voor het

oog van het menselijk geweten, of niet. Het is het oude

onafhankelijkheidsstreven van Adam, dat wel iets goeds

naast God wil zijn, maar niet afhankelijk van God wil

blijven en deze rebellie moet het uit eindelijk verliezen,

omdat God niet kan toestaan, dat het heelal er aan te

gronde gaat.

Die 'gerechtigheid' was in het eind de overwinning van

David over Saul. Zo lang David maar 'parallel' aan God

bleef leven, hoefde hij zich om Saul niet wezenlijk te

bekommeren. Die ging als scheef en zou steeds schever

gaan, moeten gaan. De geschiedenis heeft dat duidelijk

uitgewezen. Hij eindigde zijn leven in volledige

capitulatie aan Gode vijandige machten van

waarzeggerij en duivelskunstenarij. David bleef tot op

het laatste ogenblik erkennen, dat Saul de Gezalfde des

Page 105: HET EVANGELIE IN HET OUDE TESTAMENT

105

Heren was en dat hij daar ten koste van alle

consequenties rekening mee te houden had, zelfs als het

het voorbijzien van de kans van zijn leven betekende (2

Samuel 1: 13 – 16 en 4: die).

Is David dan gered door zijn eigen gerechtigheid? Nee,

het was Gods gerechtigheid. Hij belijdt in dit

volmondig. Let maar op de overeenkomst tussen de

verzen 10 en 11: "Ik evangeliseer gerechtigheid in een

grote gemeente" - - - "Uw gerechtigheid verheel ik niet

voor een grote gemeente". Door zijn 'bewogen'

leven parallel met God, 'bewoog' het zich in het

krachtveld van Diens gerechtigheid, die in David

werkzaam werd. Een soort geestelijke inductie. En

hiermee is de Gezalfde des Heren geworden wat hij

moest zijn: een instrument voor de uit drukking van

Gods wil op aarde.

Page 106: HET EVANGELIE IN HET OUDE TESTAMENT

106

7. PSALM 68 DAVIDS EVANGELIE.

De Psalm zelf.

Laat ik vooraf zeggen, dat er misschien voor u iets op te

schrijven valt. Houd u in dat geval papier en pen gereed

Zoals Psalm 40 de uitwerking van het Evangelie laat

zien in Davids persoonlijke leven, zo laat Psalm 68 de

uitwerking van het Evangelie zien voor het volk van

God. Het is de boodschap, die David voor het volk had

– kon hebben – doordat het Evangelie van de

overwinning van het Koninkrijk en de Gerechtigheid

van God in hem gestalte had gekregen.

Psalm 68 is een van de geweldigste, maar ook

moeilijkste Psalmen. Hij wordt in zekere zin bij zijn

voorganger, Psalm 67. Die begint in vers 1 met de

openingswoorden van de zegen, die Aäron door middel

van Mozes van God ontving, om uit te spreken over het

volk van Israël, zij het dan in enigszins gewijzigde vorm

(zie Numeri 6: 25). Psalm 68 begint met de woorden, die

Mozes sprak, als de Ark opbrak bij het vertrek van de

Israëlieten van de ene plaats in de woestijn om te gaan

naar de andere (Psalm 68:1, Numeri 10: 35). Dat is de

eerste belangrijke byzonderheid

Het is een lied, dat ons doet denken aan de lofzang van

Mirjam, van Debora en van Hanna. Deze Psalm is

geschreven in een bijzonder krachtige taal. De

stoutmoedigste taal van heel de Pentateuch is er in

Page 107: HET EVANGELIE IN HET OUDE TESTAMENT

107

gekristaliseerd. Er worden niet minder dan 13 woorden

in gebruikt, die nergens anders voorkomen.

Het gebruik van Gods Namen.

Daarnaast wordt ook wordt een veelzijdig gebruik

gemaakt van de verschillende namen van God, elke

Naam telkens naar dat verëist is door de inhoud van

wat wordt gezegd. Dat logenstraft de tegenwoordige

verdeling van de Boeken van het Oude Testament in

gedeelten van verschillende schrijvers, al naar een

bepaalde naam van God gebruikt wordt. Om het

zinvolle gebruik van deze namen in deze Psalm na te

kunnen gaan, geven wij hier aan, welke het zijn, wat ze

betekenen, en hoe vaak en in welke verzen ze gebruikt

worden. Meerdere keren in een vers van dezelfde naam

of van verschillende Namen, geven wij aan met a,b,c

enz.. Misschien wilt u er wat van opschrijven, maar dan

moet u wel even een stukje papier en een balpen

pakken, onderdehand dat ik nu praat,. Ik zal het vrij

langzaam oplezen, zodat u het hopelijk kunt bijhouden.

Ik hoop, dat ik nu lang genoeg gepraat heb, zodat u nu

klaar zit om het op te schrijven, natuurlijk alleen, als u

dat voor uzelf van belang vindt.

De eerste, meest gebruikte aanduiding is Elohim =

God, de Schepper en Onderhouder 25x: v.1, 3, 4, 5a, 6,

7, 8, 9abc, 10, 11, 16, 17a, 18a, 22, 23, 25a, 29ab, 32, 33a,

35,36ac.

De aanduiding El is ook God , de afkorting, misschien

beter de wortel van Elohim. Die vinden wij hier 5x:

v.20b, 21a,b, 25b, 36b

Page 108: HET EVANGELIE IN HET OUDE TESTAMENT

108

De aanduiding Schaddai betekent de Almachtige. Die

staat hier 1x:in v.15.

De Naam Jahve (Ik Ben), vroeger abusievelijk gelezen

als Jehova, is de eigennaam van de de Verbondsgod.

Dat staat 1x in v.17b.

De naam Jah is daar een afkorting van, dus ook de

eigennaam van de Verbondsgod. Die vinden wij hier

ook 1x in v.5b.

Adonai Heer (en Meester) is geen naam, maar een

aanspreektitel (de oude naam Jehova was een

combinatie van de medeklinkers van Jahve en de

klinkers van Adonai, naar een rabbijns-Joods gebruik

uit de 3e eeuw v.C., dus geen deel van het geïnspireerde

Woord.) Adonai komt hier 4x voor: in v. 12, 18b, 20a,

33b;

Jahveh Adonai is de Verbondsgod als onze Heer en

Meester, 1x: v.21c.

Jah Elohim is de Verbondsgod, als Schepper en

Onderhouder, ook 1x in v.19;

En dan Elohim Adonai de God, die onze Heer en

Meester is, 1x i v.27;

Aan het veelvuldig en veelzijdig gebruik van deze

namen van God zien wij, hoe eigenlijk alles, wat in deze

Psalm genoemd wordt, om Hem draait, gezien wordt

tegen de achtergrond van een geloof in de Almachtige

God, die als de trouwe Verbondsgod onze Heer en

Meester is. En daaruit volgt, dat ook in ons eigen leven

het middelpunt niet 'IK' ben, wat en wie IK ben, wat IK

wil of als goed of slecht ervaar, maar de vraag alleen is,

hoe God dat alles ziet.

Page 109: HET EVANGELIE IN HET OUDE TESTAMENT

109

Van David zelf.

De Psalm zelf zegt, dat die "van David" is. Eerlijk

gezegd, geeft dat wel enkele moeilijkheden. Eén er van

is, dat er wordt gesproken over de tempel op de Berg

Zion, die er gedurende de hele regering van David niet

geweest is. Maar dan moeten wij die plaatsen wel goed

lezen en niet uit hun verband rukken. In de verzen 6 en

36 is sprake van Gods Hemels heiligdom, in vers 17 is

alleen sprake van de Berg, waar God tot in eeuwigheid

zal wonen, de Berg Zion, in een tent of in een gebouw en

het hele gedeelte van de verzen 25 tot 30 is geloofstaal,

een vooruit blik in de toekomstIn 25 wordt weer

gesproken over het heiligdom in algemene zin, en pas en

alleen in vers 30 staat het woord 'Tempel', wat heel

passend was in een toekomstvisie, omdat David al van

plan was, een tempel te bouwen. Het is de enige keer,

dat de woning van God in deze Psalm wordt aangeduid

met een woord, dat "paleis" betekent. Maar daarover

wordt gesproken in de toekomende tijd: "Vanwege Uw

tempel, ter wille van Jeruzalem zullen koningen u

geschenken aanbieden", terwijl in het vorige vers in de

voltooide tijd staat (NBG'51 gebruikt in 30 de

tegenwoordige tijd). Dan weten we nu ook, dat hij zich

dít voorstelde. Dit is dus een toekomstvisioen van

David. Alle andere keren wordt gesproken van een

"woning", of van een "heiligdom", dat de hemelse

woning, of zelfs een tentwoning kan betekenen.

Maar juist het noemen van Gods heiligdom en dat

gekoppeld aan de uitspraak, waar de Psalm mee begint

– de zegebede bij het opheffen en wegdragen van de ark

– doet ons denken aan twee momenten in het leven van

Page 110: HET EVANGELIE IN HET OUDE TESTAMENT

110

David, die gelegenheden kunnen zijn geweest, waarop

of waarvoor hij die Psalm dichtte.

Twee mogelijkheden.

Allereerst, de inleidende woorden van deze Psalm, vers

1, die tijdens de Woestijnreis telkens gesproken werden

op het ogenblik, waarop de Ark opgenomen zou

worden, om vervoerd te worden, doen ons natuurlijk

meteen denken aan de overbrenging van de ark door

David naar de stad van David. Daar kan ook de passage

mee in verband staan, die zo'n nadruk legt op het feit,

dat God Zion heeft verkozen om daar te wonen (18).

Maar gelijk met deze duidelijke heenwijzing naar een

vervoer van de Ark, is deze Psalm een krijgs- en

overwinningspsalm. En dat doet ons denken aan een

andere periode uit de regering van David.

De Berg Zion is dan al de woonplaats van God, al is het

dan provisorisch in een tent, wat klopt met de verzen 16

– 18. En Israël is in oorlog. De overbrenging van de Ark

wordt ons verteld in 2 Samuel 5 – 7 en 1 Kronieken 13 –

17, de bedoelde oorlogsperiode wordt daarna

behandeld in 2 Samuel 8 – 12 en 1 Kronieken 3 18 – 20,

dus daaraan aansluitend. Vooral de episode van de

strijd tegen Ammon is in dit verband interessant. De

vlakten van vers 5 zijn de steppen van Moab, waardoor

de weg naar Medeba gaat, waar de Syrische

keursoldaten, die Ammon gehuurd had, zich in het

begin van de oorlog gelegerd hadden (1 Kron.19:7).

Want de weg van Israël naar de hoofdstad van Ammon,

Rabbath Ammon, gaat daardoor (2 Sam.10:7 ev).

Page 111: HET EVANGELIE IN HET OUDE TESTAMENT

111

Tijdens die strijd; die twee volle jaren duurde, valt de

gruwelijke geschiedenis met Bathsebah en Uria.

Bathseba is in verwachting van David. Haar man dient

in het leger in de strijd tegen de Ammonieten. David

roept hem terug en probeert wanhopig, om hem die tijd

in zijn eigen huis bij zijn vrouw te doen doorbrengen..

Maar hij doet dat niet, omdat de andere soldaten en

zelfs de heilige Ark op dat moment met tenten genoegen

moeten nemen. Dat geeft ons nog een andere aanwijzing

met betrekking tot de ark. Hij zegt in 2 Samuel 11: 11:

"De Ark en Israël en Juda vertoeven in tenten, en mijn

heer Joab en de knechten van mijn heer zijn in het veld

gelegerd, zou ik dan naar mijn huis gaan - - -?" Men

wil dat wel eens opvatten, alsof Uria bedoelde, dat de

Ark op de Berg Sion in een tent stond en dat het volk

Israël en Juda in tenten woonden, en dat dat hem

weerhield van in zijn huis te gaan. Maar dan had hij

ook in vredestijd niet in zijn huis kunnen wonen. Dat

kan hij dus niet bedoeld hebben. Zijn antwoord is op

typisch Hebreeuwse wijze geformuleerd in twee

zinsneden, die bijna hetzelfde inhouden en zeker

hetzelfde betekenen, nl., dat hij als soldaat niet in zijn

huis zou overnachten, als zijn meerderen en

strijdmakkers in het open veld moesten verblijven. En

in die positie, zegt hij, verkeert op het ogenblik ook de

Ark. Veel Bijbeluitleggers nemen dan ook aan, dat de

Israëlieten de Ark meenamen op belangrijke

veldtochten (1 Samuel 14: 18), net als Hofni en Pinehas

deden. Dan was het ook van hen niet verkeerd, dat zij

de Ark meenamen naar het slagveld, maar omdat deze

goddeloze mannen nu ineens God wilden dwingen, om

Page 112: HET EVANGELIE IN HET OUDE TESTAMENT

112

hen te helpen. Daar zat zelfs een heidens trekje in.

Want de God van Israël gebruikte de Ark alleen om

tussen Zijn volk te kunnen zijn, maar Hij was niet

beperkt tot die zetel op aarde. Dat de Ark tot op de

regering van de veel latere koning Josia af en toe uit het

tempel gehaald werd, blijkt wel uit een bevel van deze

koning, opgetekend in 2 Kronieken 35: 3, waar hij

tegen de levieten zegt: "Zet de Heilige Ark in de tempel

- - -. Gij hoeft die niet meer op de schouder te dragen".

De conclusie moet haast wel wezen, dat het in het

beginvers van deze Psalm gaat om het opheffen van de

Ark, om hem mee te nemen in de strijd tegen Ammon.

En dat laatste zien wij in deze Psalm als geheel. Laten

wij daar nu eens naar kijken.

De inhoud.

In 2 tot 19 gaat het meest over geschiedenis, in 20 tot 36

gaat het om de toekomst.

Verleden en toekomstige tijd worden afwisselend

gebruikt, omdat de toekomst vanwege de kracht van

God in de zekerheid van Zijn beloften even zeker gezien

wordt als was het reeds gebeurd in het verleden. De

verzen 2 – 7 staan in de tegenwoordige tijd, in 8 – 11

wisselen de tegenwoordige en verleden tijd elkaar af, 12

staat alleen in de tegenwoordige tijd (niet in de NBG

51).

Bovendien wordt niet alleen Israël genoemd, maar juist

ook het Overjordaanse, namelijk de vlakten van Moab

over de Jordaam bij in vers 5 en het Basangebergte in

16-17. Daar wordt het bergland van het Oost Jordaanse

land direct aangesproken, als jaloers zijnde op het

Page 113: HET EVANGELIE IN HET OUDE TESTAMENT

113

bergland van Juda en de berg Sion, omdat God daar

wilde wonen. Maar dan beseft men, dat Gods eigenlijke

woning daarboven is en de onze ook. Zelfs

weerspannigen zullen daar uiteindelijk bij God wonen,

in plaats van God bij hen (18-19). Wij zelf hebben

daarvan het voorspel al gezien, de hemelvaart van

Jezus Christus. En wat de nabije toekomst betreft weet

de dichter-koning, dat datzelfde bergland van het

Overjordaanse door God aan hem uitgeleverd zal

worden.

Strijd en overwinning als algemene inhoud.

Het opheffen van de ark betekent, dat God,die daar

woont, opstaat. En God hoeft maar op te staan, en alle

vijanden verdwijnen (2, 3,13)

Want het is in Gods tegenwoordigheid niet uit te

houden voor zondaar (3)

Maar de rechtvaardigen vinden daar hun hoogtepunt

(4)

Baant de weg voor God, die nu op weg gaat naar de

vlakte van Moab 5.

Barmhartigheid en rechtvaardigheid zijn de

kenmerken van Zijn Huis, wezen en weduwen

ondervinden dat (6)

7. God is barmhartigheid rechtvaardig, zowel positief

als negatief

dat ondervinden eenzamen, gevangenen (7,19, 23),,

maar ook wederspannigen (7,22)

Dan herdenkt de dichter, Wie God in het verleden is

geweest voor Israël.:

Woestijnreis van Israël (8)

Page 114: HET EVANGELIE IN HET OUDE TESTAMENT

114

Sinaï (9)

Ook denkt hij aan de wonderen in de woestijn van het

dagelijkse manna en het water uit de rots (10 – 11)

Ook, en dat gedeeltelijk uit eigen ervaring, denkt hij

aan de tijd van de Richteren en koning Saul.

Het woord van God klinkt (ook 77: 9,Hab. 3: 9,68: 34

+Jes. 30: 30, Zach. 9: 14)

en de vrouwen kunnen zingen van overwinning (Rode

Zee, Sisera, Jefta, David en Goliath, David

overwinningen) (12)

Vijand vlucht, er is buit voor thuisblijvers (13).

Er komt grote rust en welvaart (14).

Die overwinningen warenGods werk (15)

En dan komrt de strijd van Ammon tegen Israël. David

had een vredesmissie gestuurd, maar de Ammonieten

hadden ze onder zware beledigingen weggestuurd.

David ziet de diepste oorzaak in wangunst

Basan is een prachtig gebergte 16a.

Waarom is zij de jaloers op Zion? Dat verandert Gods

keus niet 17

Die almachtige God, die al bij Sinaï tot ons af daalde,

woont nu onder ons 18

maar Zijn eigenlijke woning is in de hemel. Dat gaat

over gevangenen, buit, gaven en schatting van de aarde

19ab.

En in Gods echte woning daar omhoog, mogen oook

mensen wonen, bevrijdden, maar zelfs weerspannigen,

die tot Hem komen 19c

En daarom: 'Prijst God, ons heil' 20

Hij is onze Uitredder 21

Maar Hij is ook de Vergelder van het kwaad 22

Page 115: HET EVANGELIE IN HET OUDE TESTAMENT

115

Die gevangenen terugbrengt, opdat ze hun wraak

mogen koelen 23,24

Dan zijn er de tekenen het overwinningsfeest in de

Gods aardse , de tempel

Blijdschap, zang, muziek, ritmiek

willen ze brengen aan de Overwinnaar

Koren eren de Springader Israëls: aanbidding

De groten van Israël beseffen, hun macht van God te

hebben gekregen

en willen Gods macht zien

de verzen 25-29.

Zelfs buitenlandse koningen zullen in Jeruzalem in de

tempel geschenken aan God brengen (30)

. Aanvoerder der volkeren zijn nu verslagen 31 32

.Zelfs de Egyptenaren en volken, hebzuchtig en

oorlogszuchtig, worden door God aangevallen en

verstrooid 31

Egypte, de aanvoerder der volkeren, in zijn

voornaamste helper Ethiopië, onderwerpen zich aan

God (32). En inderdaad was Egypte, dat honderden

jaren de supermacht was geweest, in de tijd van David

teruggevallen tot een tweede-rangs natie

Nu kunnen de volken God gaan prijzen 33

. die eeuwige machtigen God 34

prijst Zijn sterkte en Zijn Majesteit, geopenbaard in

Israël 35

om Zijn macht vanuit Israël en vanuit Zijn hemels

wordt God gevreesd.

Zijn volk geeft Hij in sterkte en volheid van kracht.

Prijst God! 36

Page 116: HET EVANGELIE IN HET OUDE TESTAMENT

116

Kenmerken van strijd en overwinning.

Dat in deze Psalm over de ark wordt gesproken in een

tijd van en misschien wel in verband met een

oorlogstoestand, is duidelijk.

Ook is het een feit, dat ten tijde van het dichten en

voordragen van deze Psalm, de overwinning nog

bevochten moest worden, en dat land en volk in een tijd

van dreiging en doodsgevaar leefden (21).

De God, die op de berg Zion woont, is hier nu voor hen

in de eerste plaats de krijgsheld, die zijn vijanden en

haters (2), goddelozen (3), weerspannigen (7), de

koningen der legerscharen (13,15), degenen, die

volhardt in zijn schuldige daden (22), die behagen

scheppen in strijd (31), verslaat. Hij rijdt door de

aloude hemel der hemelen en laat Zijn machtige stem

weerklinken (34), terwijl Zijn strijdmacht van twee

maal tienduizend, duizenden bij duizenden (18), Hem

volgt. En zodra de Here Zijn machtswoord, zijn

strijdkreet, doet weerklinken, is de overwinning zeker.

En daarna nog verder vooruitziende, ziet de dichter de

onderwerping van de toenmalige wereldmacht Egypte,

met zijn geweldige mensenreservoir van Ethiopië achter

zich (2 Kronieken 12: 1 – 3) en al de aan hem

onderworpen volken verstrooid om genade smekend tot

de God van Israël, terwijl de koningen der aarde Gods

lof zingen (31-33).

In verbinding met die geloofsverwachting, spreekt de

dichter over de tempel van God te Jeruzalem (30). Het

besluit is, dat die machtige God redding, heil, sterkte en

volheid van kracht verlenen zal aan Zijn volk. (35,36).

Page 117: HET EVANGELIE IN HET OUDE TESTAMENT

117

Het blijde nieuws van overwinning.

En in dat verband wordt het woord gebruikt, waar het

ons op gaat in deze Psalm: de vrouwen gaan uit, om het

blijde nieuws van de overwinning te bezingen (12). Met

het geloofsoog ziet de dichter de feeststoet al onder het

oog van dromen van toeschouwers het heiligdom

binnengaan, met zang en muziek de vorsten van de

stammen van Israël begeleidend, en God smekend, hun

verder bij te staan. Laten wij dat nog eens lezen(25 –

29).

Ook hier is dus het 'evangelie' een blijde boodschap van

overwinning en bevrijding na een geweldige strijd.

Page 118: HET EVANGELIE IN HET OUDE TESTAMENT

118

8. HET EVANGELIE

IN VERLEDEN, HEDEN EN TOEKOMST.

Twee Psalmen.

In 1 Kronieken 16:7-36 en in het bijzonder vers 23,

wordt weer het evangelie genoemd. En het laatste deel

van dit gedeelte is ook bewaard gebleven in Psalm 96,

met heel kleine verschillen aan begin en eind, die er in

dit verband niet zo toe doen. Maar wij nemen dat

'evangelisatievers' uit 1Kronieken, omdat daar

duidelijk is, bij welke gelegenheid het uitgesproken is:

het brengen van de Ark naar Jeruzalem (16:1,4,7). En

daar is meteen iets heel merkwaardigs bij te vermelden.

Gods 'Heil' is 'Jezus'.

In vers 23 staat in Latijnse letters: Sjiroe (zingt) la-

jhwa (tot-de Here) kal-ha-arets (heel het land), baster

wille vanroe (boodschapt, evangeliseert) mi-jom-el-jom

(van dag tot dag) jesjoea-to (heil zijn, Zijn heil). Maar

men zou ook kunnen vertalen: Evangeliseert van dag

tot dag Zijn Jesjoea (of 'Jezus'). De Naam Jozua of

Jezus is namelijk daarvan afgeleid en betekent: De

Here zal redden, of 'helen', wat verwant is aan ons

woord 'heil' en 'heiland', 'heler. 'Maar in deze tekst en

in wel 76 andere Oudtestamentische passages is het de

'verkorte' naam 'Jesjoea' en niet de volledige,

oorspronkelijke naam 'Jehoshoea' (Jozua). In het

Nederlands is het natuurlijk terecht vertaald als

behoudenis, heil, zaligheid en verlossing. Maar hier

staat dus woordelijk: 'Boodschapt Zijn heil',

'Evangeliseert Zijn Jeshoea', 'Zijn Jezus'. In verband

Page 119: HET EVANGELIE IN HET OUDE TESTAMENT

119

met de grote daden van God had er ook kunnen staan:

Boodschapt heil, maar 'Zijn heil'geeft de alternatieve

Nieuwtestamentische vertaling een extra dimensie:

'Zijn Jesjoea', Zijn Jezus', Jezus als de Zoon van God

en als de Gezondene van de Vader, waar Jezus naar het

Evangelie van Johannes steeds weer zo de nadruk op

legde.

De inhoud.

In de Nieuwe Vertaling is dit gedeelte in pericopen

verdeeld, elk met een eigen inhoud. In de verzen 1-13

wordt Israël opgeroepen om God te loven en gaat het

om Gods naam, Zijn daden, Zijn wonderen, dan Zijn

heilige naam, Zijn sterkte en weer Zijn wonderen en

tekenen, maar ook Zijn oordelen.

Dan, in de verzen 14-18 gaat het om het verbond, dat

die God met Israël sloot. Want Zijn oordelen over de

aarde zijn ter wille van Zijn volk en het verbond met

Abraham, Zijn eed aan Izaäk en het eeuwige verbond

met Jacob worden herdacht.

Dan in de verzen 19-27, waar ook vers 23 in staat, waar

het ons nu om gaat, wordt herdacht, hoe God Zijn

verbond gestand deed. Dat kleine volkje onder alle

andere volken werd door God beschermd (19-21). En

God stond voor Zijn gezalfden, de koningen van Israël,

en Zijn profeten persoonlijk in (22). En daarom moet

onder alle volken Gods heil geboodschapt worden, als

een goede boodschap gebracht worden, geevangeliseert

worden. Want alle andere volken, zeker toen en ook nu,

vereren, wat geen goden zijn: afgoden, maar Israël

vereert de Schepper van hemel en aarde (26). En Hij is

Page 120: HET EVANGELIE IN HET OUDE TESTAMENT

120

geen bedreigend en beagstigend monster, zoals de

meeste afgoden, maar Hij straalt majesteit en luister uit

en Zijn woning is een plaats van kracht en vreugde (27)

De Psalm roept dan alle mensen en alle volken en de

hele natuur op, om deze God te verheerlijken. 'Want

Hij komt, om de aarde te richten", alles op aarde recht

te zetten' (33). En dan ten slotte klinkt het: 'Looft de

Here, want Hij is goed, want Zijn goedertierenheid,

Zijn goedaardigheid, is tot in eeuwigheid.

Het eindigt met een laatste smeekbede om verlossing en

redding. En omdat dat een redding zou zijn, waarin

Israël "verzameld"zou zijn 'uit de volken', is het heel

goed mogelijk, dat dit lied later, na de ballingschap,

daarmee uitgebreid zou zijn. Maar dat betekent alleen,

dat niet alleen David, maar ook nog een andere dichter

van veel later, door de Heilige Geest gebruikt zijn, om

dit lied in zijn geheel tot stand te brengen.

Maar dat laatste voegt er wel een heel nieuw element

aan toe. Want het is daarin niet alleen dat kleine volkje

tussen al de andere volken, dat Gods heil moet

evangeliseren, maar dat geldt ook voor de Joden, die

onder alle volken verstrooid werden. Daardoor vonden

de apostelen, in het bijzonder de apostel Paulus, bijna

overal in de wereld een Joodse synagoge. Dat was voor

hen meteen een plek, waar zij konden beginnen met het

prediken van het evangelie. Daar kwamen ook veel

'vereerders van God', zoals we vaak in Handelingen

lezen, niet-Joden, die zich aangetrokken voelden tot

vooral de morele waarde van die Godsdienst. En dat gaf

de apostel dan weer een contact met andere niet-Joden

Page 121: HET EVANGELIE IN HET OUDE TESTAMENT

121

in de omgeving. Deze Psalm is dus allang – zij het

gedeeltelijk – letterlijk vervuld.

De uiteindelijke Evangelieboodschap.

Maar daar houdt de evangelieprediking van het Oude

Testament niet op. Want de uiteindelijke redding van

Israël komt alleen tot stand als na de terugkeer, waar

wij al getuigen van mogen zijn, de blinddoek van hun

ogen gehaald wordt. Dat lezen wij in Romeinen 11:25-

32.

Dan is de bede van David in deze Psalm vervuld. En dat

is ook nog meer een gedeeltelijke vervulling van Gods

beloften in het evangelie. Pas op de nieuwe aarde zullen

alle woorden van God vervuld zijn en lezen wij in

Openbaring 21:1-6 (tot 'zij zijn geschied").

Dus tot in de laatste verzen is deze Psalm verbonden

met 'het heil in Christus'': 35. En ook hier is God weer

'de God van ons heil'. En ook in deze Psalm van David

zien wij, dat 'de goede boodschap' onder het Oude

Verbond regelrecht in verband staat met 'het

evangelie'van het Nieuwe.

Page 122: HET EVANGELIE IN HET OUDE TESTAMENT

122

9. HET EVANGELIE EN

DE GEEST VAN CHRISTUS.

De Geest van de Gezalfde.

Tot nu toe hebben wij alleen passages gezien, die

verband houden met David. Maar de volgende staat

niet eens in verband het het Huis van David, maar met

één van de vele elkaar afwisselende koningshuizen van

het later Noordelijke Tienstammenrijk. Maar de

centrale figuur daar is heel kenmerkend niet één van

die koningen, maar de profeet Elisa. Die was daar een

heel bijzondere figuur.

Zij, die opgehouden hebben te rekenen met menselijke

mogelijkheden en onmogelijkheden, kunnen vreemde

dingen zeggen, omdat ze alleen redeneren in geloof op

God. Dat bedoeld Paulus, kwam als hij schrijft: "De

geestelijke mensen beoordeelt alle dingen, zelf echter

wordt hij door niemand beoordeeld. Want wie kent de

zin des Heren/ Wij nu hebben de zin van Christus." (1

Corinthiërs 3:13-16). Dat wil zeggen: wij hebben de

mentaliteit van de Gezalfde des Heren, die, als

Vertegenwoordiger van God op aarde, Gods

'mentaliteit' heeft, en die door ons tot uitdrukking

brengt. Ook voor de Godsmannen van het Oude

Testament gaat dat op. In 1 Petrus 1:11 staat, dat als zij

profeteerden, het "de Geest van Christus in hen" was,

die doelde op het lijden en de heerlijkheid van Christus.

Zo'n man was Elisa. Zijn naam betekent: 'God heeft

geholpen', of 'God heeft gered' . Dat wil zeggen,

iemand, die werkelijk zo'-n naam als levensdevies heeft,

heeft ondervonden, dat mensen niet redden kunnen;

Page 123: HET EVANGELIE IN HET OUDE TESTAMENT

123

alleen God heeft gered! Elisa was de man, die in de door

overmachtige vijanden belegerde stad Dothan tegen

zijn wanhopige knecht zei: "Vrees niet, want zij, die bij

ons zijn, zijn talrijker dan zij, die bij hen zijn. Toen zij

Elisa:, O Here, open toch zijn ogen, opdat hij zie. En de

Here opende de ogen van de knecht en hij zag en zie, de

berg was vol vurige paarden en wagens rondom Elisa"

(2 Koningen 6:15-17). Let er op, dat Elisa niet zei: Die

bij ons zijn – der legerscharen van God – zijn talrijker

dan zij – het Aramese leger, maar: Die bij ons zijn, zijn

talrijker dan zij, die bij hen zijn, namelijk, de

legerscharen van Satan. Elisa rekende met de

sterkteverhoudingen tussen de geestelijke machten, die

staan achter de menselijke machten. Dat dit het terrein

is van zijn geloofsleven – en moet zijn van het onze –

zullen wij ook hierna zien. Wij zullen ook zien, dat de

evangelieboodschap hiermee indirect in verband staat.

'Naar de mens gesproken'.

Weer werd de woonplaats van Elisa belegerd (2

Koningen 6: 24 e.v.). Nu nietDothan, maar Samaria.

Deze keer betekent het hongersnood, ook voor Elisa.

Welke waarde had nu nog zijn mooie naam? Niets!

Toch moet in het begin de koningen nog wat van hem

verwacht hebben. Had deze Gods man hem nog niet

kort tevoren de hele legermacht van de vijand als

krijgsgevangenen binnen de muren van deze stad

gebracht? Doch op bevel van Elisa had hij de vijand te

eten en te drinken gegeven en terug laten gaan naar

hun koning! Maar nu komen ze terug en het zal niet

lang meer duren, of ze zullen voor de tweede maal

Page 124: HET EVANGELIE IN HET OUDE TESTAMENT

124

binnen de muren staan, maar dan als overwinnaars.

Dat geloofscompagnonschap met Elisa is de koning

duur te staan gekomen.

Op een dag wordt aan de koning een geval van

kannibalisme onder het volk gemeld. Het bewijst hem,

dat menselijk gesproken de nood het volk tot boven de

lippen is gestegen. God redt dus niet?! Maar voor dan

zijn einde komt, zal de koning afrekenen met die

bedrieger. Hij zegt: "Zo moge God mij doen, ja, nog

erger, indien het hoofd van Elisa - - - heden op hem

blijft staan". Als hij geweten had, dat het hoofd van

Elisa die dag op hem zou blijven staan, zou hij zich

misschien bedacht hebben. Want overeenkomstig zijn

eigen woorden heeft God hem erger gedaan, dan Hij

Elisa dacht te doen (2 Koningen 9: 21 – 26). De koning

vergat echter, dat Gods uittredding pas bewezen wordt,

als alle menselijke mogelijkheden gefaald hebben.

Daarom rekende hij af met het geloof, dat Hem

teleurgesteld had: hij kende de grondslag van het geloof

niet en was dus geen man van geloof. Het doodvonnis,

door hem uitgesproken over Elisa, was dus meer dan

dat, het was het doodvonnis over het geloof in de

uitredding van God, en waar Elisa met zijn naam de

vertegenwoordiger van was. "Wat zal ik nog op de Here

hopen?" (33).

Door de Geest gezien.

En Elisa? Hij zat met de oudsten van de stad in zijn

huis en was, nog voor de bode van de koning kwam,

volledig op de hoogte (32-33). De bode werd belet om

Elisa direct het hoofd af te slaan, omdat deze eerst een

Page 125: HET EVANGELIE IN HET OUDE TESTAMENT

125

boodschap voor de koning had. Hij zei: "Alle

mogelijkheden hebben, naar de mens gesproken,

gefaald? Dan is God nu onze redding! Vandaag is het

de dag van onze onmacht en uiterste hulpeloosheid?

Dan is morgen de dag der hoop, de dag van God

uitredding! "Als ik zwak ben, dan ben ik pas machtig ",

zei Paulus later (2 Corinthiërs 12:9,10). Maar dat is niet

het enige, waar Elisa rekening mee hield. Hij zag de

legermacht van God, die sterker is dan de machten, die

door de vijand gedirigeerd werden (Efeze 2: 2). Terwijl

de hoofdman slechts een negatieve uitkomst kon

ontdekken in zijn kansberekening, zag Elisa de hulp al

op dagen.

Het werd helemaal geen spectaculair gevecht. Er was

zelfs geen verdere engel nodig. Alleen al het geluid van

een parade, die de Here der heerscharen zijn 1.000 keer

keer duizenden en 10.000 maal tienduizenden afnam,

was al voldoende voor de vijand, om het op een open te

zetten: de paarden en wagens van Dothan (6:17;7:6-7).

Roeping van 'evangelisten'.

Het waren enkele melaatsen, die, door door honger

gedreven, het kamp van de vijand binnendrongen en

het verlaten vonden. Hoe kwamen zij er toe, om het

juist deze avond te proberen? Hun oren waren niet

geopend geweest voor het gedruis, dat de vijand wel

hoorde. Er is maar één antwoord: het was Gods werk.

Dat herinnert ons er aan, dat "wat voor de wereld

dwaas, en zwak, en onaanzienlijk, en veracht is, dat wat

niets is, door God uitverkoren is, om de wijzen en de

Page 126: HET EVANGELIE IN HET OUDE TESTAMENT

126

sterken te beschamen, en om aan hetgeen wel iets is,

zijn kracht te ontnemen" (1 Corinthiërs 1:27-31).

"Toen zeiden zij tot elkander: Wij doen niet goed; deze

dag is een dag van blijde boodschap, en wij houden ons

stil. Indien wij wachten tot het morgenlicht, dan zal

onze straf treffen. Wel dan, laten wij heengaan en het in

het koninklijk paleis melden" (2 Koningen 7: 9).

Eenzelfde situatie! Maar daarin kwam een vrouw er

toe, haar eigen kind te verslinden, een koning

vervloekte zijn eigen leven, de legeroverste stierf in

ongeloof, maar vier melaatse mensen werden

'evangelisten' voor God en redden een hele stad,

doordat zij zich hun verantwoordelijkheid bewust

werden. Toegegeven, ook dat was nog eigenbelang en

enkel vrees voor straf. Maar dat bracht hen tot inzicht.

Vele christenen doen zich tegoed aan geestelijke

lekkernijen, maar laten hun buren omkomen in

geestelijke ellende. En zo weinig vrezen zij het

naderend daglicht de van de rechtersstoel van Christus,

Die een ieders werken zal beoordelen, dat zelfs dat

uitzichth en niet beweegt het 'evangelie' te

boodschappen, waar en wanneer zij maar kunnen.

Overzicht.

Wij hebben nu alle plaatsen in de geschiedkundige

boeken van het Oude Testament en twee in de Psalmen

nagegaan, waar het woord 'Evangelie' in voorkomt. Nu

volgen enkele conclusies.

1. Het Evangelie is naar Zijn Woord betekenis 'Blijde

boodschap', maar uit het gebruik blijkt, dat het altijd

Page 127: HET EVANGELIE IN HET OUDE TESTAMENT

127

een overwinningsboodschap geldt, het zij voor Gods

volk, het zijn voor zijn vijanden.

2. Het wordt gebruikt in militair en politiek verband.

3. Het geld is strijd tussen Gods volk en hun buren.

4. Achter deze aardse partijen staan geestelijke

machten, Engelen en demonen, en uiteindelijk God en

Satan.

5. Het gaat om de heerschappij op aarde, met als inzet

de opperheerschappij over het heelal.

De centrale figuur is de "Gezalfde des Heren" als Gods

Vertegenwoordiger op aarde en Aanvoerder van Gods

volk, Zijn ondergang en dood, of Zijn overwinning en

heerschappij.

Enkele kenmerkende facetten zijn:

a. een voortdurende oorlogstoestand in de geestelijke

sfeer, die ieder moment op menselijk niveau tot de

uitbarsting kan komen;

b. ' totale' oorlog, waarbij ieder der partijen het op de

absolute ondergang van de andere gemunt heeft en

waarbij geen middel wordt geschuwd – zeker niet van

de kant van Satan – om de doel te bereiken;

c. de mensen zijn allen gemobiliseerd en staan onder

bevel of van Satan en zijn demonen, of van God en zijn

gezalfde.

6. 'Leven uitgeloof' is: de aardse verhoudingen in dit

licht bezien, namelijk., niet aan te zien wat voor ogen is

(de menselijke kant van de zaak), maar wat

onzichtbaar is (de geestelijke belangen), en te

vertrouwen op en zich geheel in te zetten voor de zaak

van God en Zijn Gezalfde, alles riskerend, om alles te

winnen.

Page 128: HET EVANGELIE IN HET OUDE TESTAMENT

128

In het gebruik van het woord 'Evangelie' in de profeten

van het Oude Testament hebben wij de schakel met het

gebruik van het woord ' evangelie' in het Nieuwe

Testament, omdat die daar aangehaald worden.

Page 129: HET EVANGELIE IN HET OUDE TESTAMENT

129

SAMENVATTING

Evangelie in Israëls geschiedenis.

Wij hebben nu alle plaatsen in de geschiedkundige

boeken van het Oude Testament en twee in de Psalmen

nagegaan, waar het woord 'Evangelie' in voorkomt. Nu

volgen enkele conclusies. Dat wil echter niet zeggen, dat

er niet op meer plaatsen in die boeken over een

evangelie gesproken wordt. Dat zullen wij nog wel zien.

De behandelde teksten geven ons echter juist door hun

concrete gegevens inzicht in de letterlijke betekenis en

het oorspronkelijk gebruik, en dus de aard, van het

Evangelie in de Bijbel. Een resumé er van zal ons

helpen bij het lezen van de minder concrete teksten.

1. Het woord 'Evangelie' staat ook in het Oude

Testament.

2. Het Evangelie is naar zijn woordbetekenis een 'blijde

boodschap'. Eén keer betrof het een geboorte, nl. van de

profeet Jeremia, maar dan in negatieve zin, als een

vervloeking. Het betreft ook geboorten in het Nieuwe

Testament, nl. die van Johannes de Doper en van Jezus.

Maar daar had het tot achtergrond de overwinning van

God over Zijn grote vijand. In alle andere gevallen was

het de goede boodschap van een militaire overwinning,

hetzij voor Gods volk, hetzij voor zijn vijanden.

3. Verder is "het Evangelie" louter een mededeling over

de afloop van de strijd. "Evangelisten" zijn snelle

lopers, die, hetzij aan bepaalde mensen, hetzij in het

algemeen, deze boodschap zo snel mogelijk meedelen.

Daarin hebben zij een heel eigen taak en

verantwoordelijkheid, naast die van de aanvoerder, de

Page 130: HET EVANGELIE IN HET OUDE TESTAMENT

130

priester, de profeet, of wie dan ook, die in Israël in de

strijd betrokken zouden kunnen zijn.

4. Het wordt gebruikt in militair en politiek verband.

5. Het geld de strijd tussen Gods volk en hun buren.

Achter deze aardse partijen staan geestelijke machten,

Engelen en demonen, en uiteindelijk God en Satan.

Schriftuurlijk bezien, betreffen de besproken

"evangeliën" dus steeds de uitslag van een geestelijke

oorlog, gevoerd op het front van een schijnbaar

menselijk conflict, nl. de strijd tussen Satan met zijn

geestelijke en menselijke satellieten en God met zijn

Gezalfde en Zijn volk Israël.

6. Reeds de heidense Filistijnen zagen er het geestelijke

karakter van. Zij boodschapten hun overwinning, hun

evangelie, allereerst aan hun afgoden. Dat waren in

wezen de occulte machten, die door deze volken heel

wel bewust werden gediend en werden betrokken in alle

zaken van oorlog en vrede. Dat laatste werd in de

vorige eeuw nog door de zogenaamde christelijke

regeringen in tijden van oorlog gedaan.

7. En door de kennis van deze dingen weten een Mozes

en een Elisa in een schijnbaar onmogelijke strijd de

overwinning te behalen. Zij treden tussen beide op dat

front, waar het zwaartepunt van de strijd ligt.

De strijd op het menselijk front wordt door Satan

gevoerd met mensen, die door hun ongehoorzaamheid

aan God geen geestelijk inzicht meer hebben. Hun

bewustzijn is beperkt tot het fysieke, hoogstens het

psychisch waarneembare. Hun streven rekent enkel nog

met eigen zo beperkte omstandigheden, mogelijkheden

Page 131: HET EVANGELIE IN HET OUDE TESTAMENT

131

en belangen. En hun zondige natuur kan natuurlijk

makkelijk opgehitst worden tegen Gods volk.

8. God voert de strijd met dezelfde geestelijk blinde en

machteloze mensen. Maar met Zijn wet gaf hij deze

blinden een stok in de hand, om zich op te richten en te

oriënteren. Die konden zij ook als een wapen tegen de

vijand gebruiken. Zo konden zij, afgaande op de

influisteringen van Gods Heilige Geest, ondanks hun

blindheid een voor hen onbekende weg van

gehoorzaamheid afleggen, om niet misleid te worden

door de lagen, die Satans trawanten hen legden. Dat

betekent, dat God hen deed leven in geloof, daar waar

het aanschouwen van de geestelijke dingen ontbrak.

9. Israël is een nederzetting van God, bruggehoofd van

het Godsrijk op aarde. Zij dienden niet de boze geesten,

maar de Here (Micha 4: 5). De vijandschap, die zij te

verduren hebben, is niet die van de omringende volken,

maar van de Satan zelf. Hij richt zich zelfs niet in de

eerste plaats tegen het volk, maar tegen "de Gezalfde

des Heren" (Psalm 2: 2). Amelek en de Filistijnen en de

oorlogen met hen zijn hiervan voorbeelden. Er is echter

strijd op drie fronten: buitenlandse vijanden,

binnenlandse vijanden (leden van het Godsrijk, die zich

laten gebruiken, omdat zij de gaven hiervoor niet

hebben, of niet gebruiken) en soms zelfs de vijand in de

Gezalfde zelf.

10. De centrale figuur is de "Gezalfde des Heren" als

Gods Vertegenwoordiger op aarde en Aanvoerder van

Gods volk, Zijn ondergang en dood, of Zijn

overwinning en heerschappij. Al direct de eerste keer

staat het Evangelie in nauw verband met de gezalfde

Page 132: HET EVANGELIE IN HET OUDE TESTAMENT

132

des Heren en in bijna alle volgende gevallen heeft de

uitslag van de strijd, en de inhoud van het Evangelie

indirect of als type te maken met het grote eindconflict

tussen Satan en De Gezalfde, namelijk De Christus.

Enkele kenmerkende facetten.

a. Een voortdurende oorlogstoestand in de geestelijke

sfeer, die ieder moment op menselijk niveau tot

uitbarsting kan komen.

b. 'Totale' oorlog, waarbij ieder der partijen het op de

absolute ondergang van de andere gemunt heeft en

waarbij geen middel wordt geschuwd – zeker niet van

de kant van Satan – om het doel te bereiken.

c. De mensen zijn allen gemobiliseerd en staan onder

bevel of van Satan en zijn demonen, of van God en zijn

gezalfde.

d. De inzet van dat geestelijke conflict is nochtans een

zeer reële zaak. Het gaat daarbij om de heerschappij

over de aarde en haar inwoners, met als inzet de

opperheerschappij over het heelal. Adam, gemaakt en

geroepen tot deze positie van gezag op aarde (Genesis 1:

26, 27), gaf met zichzelf zijn hele geslacht, de hele

aardse schepping en alle koninkrijken der wereld over

aan Satan, die "de overste der wereld" werd (Lucas 4:

6; Johannes 4: 30). Als Jezus deze term gebruikt, is het

echter alleen een erkenning "de facto" van het Rijk van

Satan. Rechtens behoort de aarde aan God toe. Daarom

plantte God er een eigen volk tussen al de andere

volken (Exodus in 9:5,6; Deuteronomium 26:18,19), in

het middelpunt der wereld (Ezechiël 5:5), de navel der

Page 133: HET EVANGELIE IN HET OUDE TESTAMENT

133

aarde (Ezechiël 38:12), om van daaruit de macht weer

over te nemen (Jesaja 2:2-5; Micha 4:1-).

e. 'Leven uitgeloof' is: de aardse verhoudingen in dit

licht bezien, namelijk., niet aan te zien wat voor ogen is

(de menselijke kant van de zaak), maar wat

onzichtbaar is (de geestelijke belangen), en te

vertrouwen op en zich geheel in te zetten voor de zaak

van God en Zijn Gezalfde, alles riskerend, om alles te

winnen.

f. In het gebruik van het woord 'Evangelie' in de

profeten van het Oude Testament hebben wij de

schakel met het gebruik van het woord 'evangelie' in

het Nieuwe Testament, omdat die daar aangehaald

worden.

Page 134: HET EVANGELIE IN HET OUDE TESTAMENT

134

ABRAHAM EN HET EVANGELIE.

Inleiding.

In de tot nu toe behandelde plaatsen kwam het woord

"evangelie" enz. voor in concrete situaties, in haar

letterlijke betekenis, in verband met oorlog en

overwinning. Het zijn de geschiedkundige boeken van

het Oude Testament, waarin deze woorden zo gebruikt

worden. In de Psalmen en in de Profeten worden ze

meer in haar geestelijke betekenis gebruikt, hetzij in

overdrachtelijke zin, b.v. van het "verkondigen" van de

waarheid des Heren, hetzij in nog onvervulde profetie,

waarvan het soms moeilijk kan schijnen uit te maken,

of het een letterlijke, dan wel een geestelijke vervulling

zal krijgen.

Goddelijk inzicht.

Eigenlijk maken wij een welbewuste fout! Want zoals

wij gezien hebben, is in de besproken plaatsen de

concrete situatie niet te scheiden van haar geestelijke

achtergrond. Wij moeten nog verder gaan en zeggen:

pas "de-dingen-achter-de-dingen" vormen de

werkelijkheid, al het andere, datgene "wat voor ogen

is", is dat, "wat we de mens aanziet". Wij zullen het

moeten bezien met de ogen van Elisa. Het gebed van de

profeet voor zijn knecht heeft in de Heilige Schrift een

diepere zin: "Open toch zijn ogen, op dat hij zie", en

dan de mededeling: En de Here opende de ogen van de

knecht en hij zag – en men ziet hem door de dingen

heen zien – en zie, de berg was vol vurige paarden en

wagens rondom Elisa". Ook Bileam was zo'n

Page 135: HET EVANGELIE IN HET OUDE TESTAMENT

135

begenadigde, "een man met een geopend oog" (Numeri

24: 3 + 15).

Ook Simeon was zoiemand. Hij zag een kind als alle

andere kinderen, maar "hij loofde God en zei: - - - mijn

ogen hebben uw heil gezien" (Lucas 2: 27 – 30). En

daaruit blijkt, dat hij niet alleen zag wie dat kind was,

maar dat hij hem bij zijn naam noemde. In 1

Kronieken 16:23 hebben wij al gezien, dat de term

"Zijn heil" in het Hebreeuws ook zegt "Zijn Jezus", net

als op zesenzeventig andere plaatsen in het Oude

Testament. En zo zei Simeon: "Mijn ogen hebben uw

Jezus gezien".

En Jezus zelf sprak over het tegengestelde, over

mensen, die ogen hebben, en niet zien en leraars, die

zeggen, dat zij zien, en nochtans blind zijn. En een

merkwaardig woord vinden wij in 2 Corinthiërs 4: 3 en

volgende: "Indien dan nog ons Evangelie bedekt is, is

het bedekt bij hen, die verloren gaan, ongelovigen, wier

overleggingen de god deze eeuw met blindheid heeft

geslagen, zodat zij het schijnsel niet ontwaren van het

Evangelie der heerlijkheid van Christus, die het beeld

van God is". Het is voor gelovigen haast niet in te

denken – als wij het ons niet uit onze eigen onbekeerde

toestand herinneren – dat het Evangelie van Redding en

bevrijding en overwinning voor ongelovigen niets

anders is dan een menselijk, godsdienstig stelsel,

waarvan een legendarische figuur, hoogstens een groot

en goed mens uit een ver verleden, de grondlegger was

en dat voor hen een filosofische of historische waarheid

de hoogste waarde van het Evangelie is. Satan heeft op

Evangelie Prediking niets tegen. Hij wil zelfs de mensen

Page 136: HET EVANGELIE IN HET OUDE TESTAMENT

136

er wel over aan het denken zetten. Maae al die

overleggingen, die op niets uitlopen, maken het alleen

maar duisterder in hun (geestelijke) onverstandig hart,

en bewerende wijs te zijn, worden zij dwaas (Romeinen

1: 21, 22). Zij zien van het Evangelie niets meer dan

menselijke pogingen om menselijke problemen op

menselijke wijze op te lossen. Satans zorg is, dat het

geestelijke licht zou opgaan in hun harten en zij de

waarheid zouden zien en zij zich zouden scharen onder

de naam van Jezus, tegen hem.

Maar het is nog moeilijker te geloven, dat de mensen, in

wier hart het licht der kennis schijnt (2 Corinthiërs 4:

6), mensen, die de Geest des Heren, de zin van Christus

hebben ontvangen, dat die mensen blind zouden zijn

voor de werkelijkheid achter de schijnbaar menselijke

Evangelieboodschappen van het Oude Testament.

Nieuw en Oud Testament in elkaar.

Daar het ons bij het woord "Evangelie" gaat om de

grondbetekenis, gaat het ons in het Oude Testament om

de letterlijke en praktische betekenis; waar het gebruik

in het Nieuwe Testament van is afgeleid. Trouwens, wij

hebben al gezien, dat wie de consequenties van het

praktische gebruik wil nagaan, terecht komt in de

geestelijke achtergrond er van. En als overgang van het

gebruik in de geschiedenissen van het Oude Testament

naar de geestelijke betekenis die het heeft in het Nieuwe

Testament hebben wij al enkele plaatsen uit Jesaja

besproken, bij wie de profetieën, zowel op een

materiële, als ook op een geestelijke toekomst duiden.

Page 137: HET EVANGELIE IN HET OUDE TESTAMENT

137

Het Evangelie aan Abtaham verkondigd.

Er is één geschiedenis in het Oude Testament, waarvan

het daarin voorkomende evangelie als zodanig pas in

het Nieuwe Testament wordt genoemd. Dat is de

geschiedenis van Abraham. In Galaten 3: 8 staat: "De

Schrift - - - heeft tevoren aan Abraham het Evangelie

verkondigd: In u zullen alle volken gezegend worden".

Maar deze opmerking daar heeft zelf ook weer een

geschiedenis.

Hier verstrengelen zich met elkaar één van de oudste

geschiedenissen uit het Oude Testament met één van de

latere geschiedenissen in het Nieuwe Testament. En wat

eerder al waar bleek te zijn, bleek later ook bewaarheid

te worden. Op het leerstellige niveau had Paulus dat al

aangetoond in Romeinen 4. Maar nu vertelt hij de

Galaten, hoe dat in de praktijk van het christelijke

geloofsleven werkt. Dat zullen wij nu nagaan.

De bekering van Corinthiërs en Galaten.

In de eerste verzen van Galaten 3 herinnert Paulus hen

aan wat vooraf ging aan hun huidige beproevingen. Wij

weten

uit het laatste en het eerste hoofdstuk van 1 Corinthiërs

wat voor Evangelie Paulus predikte en wat hij in de

gemeenten bij opkomende moeilijkheden leerde. En

ondanks het grote verschil in aanleiding en inhoud

tussen de twee brieven, zijn er op dit punt grote

overeenkomsten.

De Evangelieprediking wordt besproken in 1

Corinthiërs 15: 1 – 11. Aan begin en eind verzekert

Paulus ons steeds twee keer, in de verzen 1 en 2 en in de

Page 138: HET EVANGELIE IN HET OUDE TESTAMENT

138

verzen 11 en 12, wat en hoe hij evangeliseerde. De

inhoud was de dood, de begrafenis, de opstanding en de

verschijningen van Christus. Maar het 'hoe' van de

evangelieprediking komt uit in de ruimte, die hij aan

elk van die onderwerpen besteedt. De dood van

Christus voor onze zonden, Zijn begrafenis als het

bewijs, dat Hij echt dood was en Zijn opstanding noemt

hij achter elkaar in maar anderhalf vers (3b – 4). Maar

bij dat Evangelie hoorden kennelijk ook de

verschijningen van Christus. Die overtuigden de

discipelen, en later ook Paulus, dat Jezus echt leefde en

dus opgestaan was. Daar besteedt hij maar liefst 6

verzen aan (5 – 10). Tegenwoordige predikers zouden

dat precies andersom gedaan hebben. Hij vat dat samen

in vers 12, en zegt, dat "van Christus gepredikt wordt,

dat Hij uit de doden is opgewekt - - -". Opstanding is de

enige inhoud van hun evangelieprediking (14). En de

mogelijkheid in vers 2, dat zij 'tevergeefs tot geloof

gekomen' zouden zijn, motiveert hij in verzen 13-19 als

'een geloof zonder opstanding en dus zonder inhoud

(14), zonder vrucht (17) en zonder toekomst (19).

Dat is geheel in overeenstemming met wat het Boek van

de Handelingen der Apostelen zegt over hun Evangelie-

prediking. De kruisdood van Christus wordt daar maar

7 keer genoemd: 6 keer tegenover Joden, 5 keer als

verwijt, 4 keer als noodzakelijk voor opstanding. Maar

bij iedere gelegenheid wordt uitgebreid gesproken over

de opstanding. Daar is vergeving van zonden het gevolg

van.

Page 139: HET EVANGELIE IN HET OUDE TESTAMENT

139

Gemeenten in moeilijkheden.

Maar toen rezen er in de gemeente van de Corinthiërs

moeilijkheden. Wij weten, dat Paulus vóór het

schrijven van deze Brief' vanuit Efeze op een heen en

weertje daarheen gegaan was (1 Cor.16:7). In zijn

daaropvolgende brief schrijft hij, dat hij toen had

besloten, "onder u" alleen maar te spreken over de

Gekruisigde. "Onder u" is daar in het Grieks: "in u",

waar Paulus altijd de gemeente mee aanduidt. Daarna

maakt hij hen in de verzen 6-16 duidelijk, dat hij dat

"in u" deed, omdat zij de diepe dingen van God konden

verstaan door de Heilige Geest. En als contrast legt hij

uit, dat een niet wedergeboren mens die dingen niet kan

begrijpen: "--- want zij zijn hem dwaasheid en hij kan

ze niet verstaan, omdat ze geestelijk beoordeeld moeten

worden". Maar zij bleken nog 'vleselijk', 'menselijk', te

zijn (1 Cor.3:1-4). Het kruis als oplossing voor hun

twisten werd niet op prijs gesteld en hij was daarna nog

ongeruster dan te voren (2 Cor.2:1-2,4).

Ook bij de Galaten is hij één en andermaal terug

geweest. In hoofdstuk 4 herinnert hij hen aan zijn

allereerste bezoek, en duidt het zo aan, kennelijk in

tegenstelling tot het bezoek, bedoeld in hoofdstuk 3.

Ook zij hadden als gemeente grote moeilijkheden

gehad, zij door vervolging (3:4). En ook daarin lag een

duidelijke aanleiding voor Paulus om te spreken over

het lijden van Christus. Dat hij hun 'Christus als

gekruisigde voor de ogen geschilderd had' wil zeggen,

dat de nadruk daarbij niet lag op de zegenrijke

gevolgen van zondevergeving, maar geheel op het

lijden, dat wij ook moeten willen dragen,. Dus in de

Page 140: HET EVANGELIE IN HET OUDE TESTAMENT

140

trant van 1 Petrus 2: 21; 3: 17 – 18; 4: 1. Ook in hun

geval noemt hij de mogelijkheid, dat alles voor niets

geweest kon zijn, maar nu gaat het om hun lijden. Hij

vestigt er de nadruk op, dat de Geest hen gegeven was

en krachten onder hen gewerkt had, op grond van de

prediking van geloof.

Niet voor niets zet hij in de eerste zin van zijn Brief de

toon, door zijn Opdrachtgever te noemen: "God, de

Vader, die Hem opgewekt heeft uit de doden" (1: 1).

Daarna noemt hij "de Heer Jezus Christus, die Zichzelf

gegeven heeft voor onze zonden, om ons te trekken uit

de wereld" (1:4). Dat staat dus in verband met de

positie van deze gemeente in de hen omringende wereld,

die hen vervolgde (3:4). Ook de volgorde is

kenmerkend: weer eerst het Evangelie van de

opstanding voor mensen, die God niet kenden, dan de

boodschap van vergeving op grond van Christus' kruis

voor een vervolgde gemeente.

De Goddelijke oplossing.

Beide waarheden zijn een kwestie van geloof. Heel hun

leven droeg vanaf het ogenblik van hun bekering het

stempel van het geloof, zowel in geestelijk als in

maatschappelijk opzicht. Geloof in de opstanding van

Jezus Christus gaf hen de juiste verhouding tot God.

Geloof in de zondevergeving door Christus Kruisdood

maakte hen tot een aparte, maatschappelijke groep, een

kolonie van de hemel op aarde. En zij gingen, bij het

licht van Gods woord en de Heilige Geest, die moeilijke

weg van gehoorzaamheid, hoewel Satan hun alle

mogelijkheden er toe ontnam. Zij wisten, het is niet

Page 141: HET EVANGELIE IN HET OUDE TESTAMENT

141

tevergeefs, dat wij zoveel lijden voor de naam van

Jezus. Wij zijn ontkomen aan het verderf en zijn op de

weg van God. Naar het vlees, in menselijk opzicht,

hadden zij geen steun noch tegenover God, noch

tegenover de mensen. Hun vaderen waren hen niet

voorgegaan op deze weg. Hun vorig leven was er één

geweest in goddeloosheid. Nu stonden zij door slechts

één lijn verbonden met Boven, de lijn van geloof.

De menselijke oplossing.

En als ze zover zijn, komen er "opwekkingspredikers",

die deze kleine, wakkere schare van gelovigen wel eens

wat zullen bekrachtigen! Zij zullen deze mensen wel een

achtergrond geven. Het is helemaal niet te

verwonderen, dat zij zo "kleine kracht" hebben.

Degene, die hen het geloof in Jezus heeft gepredikt,

heeft volgens hen het belangrijkste over het hoofd

gezien. Zelf een Jood, heeft hij vergeten, of verzuimd,

om deze mensen eerst in te lijven in het Verbond der

vaderen! Hun raad is: Laat U besnijden en begin dan

eerst eens de wet van Mozes te onderhouden, anders

kunt u God niet behagen. Heel de Schrift is er vol van,

dat God zich de zonen van Abraham, het volk van

Israël, en wel onder de wet van Mozes, verkoren heeft.

Alleen via hen wil God de volken zegenen. "Indien gij

nu niet laat besnijden naar het gebruik van Mozes, kunt

gij niet behouden worden" (Hand.15: 1).

En inderdaad lijkt dat de Galaten wel wat. Dan horen

zij ten minste bij Gods volk. Het hing ook eigenlijk alles

zo in de lucht, wat zij geloofden. Het heidendom hadden

ze radicaal de rug toegekeerd, maar er "niets" voor in

Page 142: HET EVANGELIE IN HET OUDE TESTAMENT

142

de plaats gekregen. Wat deze predikers brengen, klinkt

heel aannemelijk en Schriftuurlijk bovendien!

Besnijdenis en wetsonderricht geven ruggesteun, zowel

in geestelijk als in maatschappelijk opzicht. Nu zullen

ze leren, hoe ze God kunnen behagen, of ook misschien

mishagen. Door de wet hebben ze tenminste enige

zekerheid omtrent de wegen, die zij bewandelen

moeten, om in de gunst van God te blijven. Zij hebben

dan ook een Godsdienst, die iets te vertellen heeft

tegenover het heidendom. En de Joodse Godsdienst

heeft van de Romeinen vrijstelling gekregen van

plichten, die voor het hele rijk gelden, vooral van de

Keizerverering. Er zou dus veel voor pleiten, om daar

naar over te gaan. Dat geeft geestelijke zekerheid en

maatschappelijke veiligheid, terwijl ze nu door hun

verwerpen van de afgoden als ongodsdienstig en

vogelvrij beschouwd worden.

Vier vragen van de apostel.

Dan stelt de apostel Paulus hun vier vragen.

1. Wanneer en waardoor hebben jullie de Geest

ontvangen, als het gevolg van het houden van de wet, of

na het "ja – woord" op de prediking van het geloof in

Jezus de Heer? Wij hebben Hem niet gedwongen of

"verdiend", maar "ontvangen" (3: 2). Dat kan ook niet

anders. De Geest kan wel ons leven veranderen, maar

het oude leven kan niet de Geest verdienen.

2. Uw eerste ervaringen na de prediking was het

ontvangen van de Geest. Deze hield u van boven af vast

bij uw eerste stappen op de geloofsweg. Wilt u Hem nu

Page 143: HET EVANGELIE IN HET OUDE TESTAMENT

143

loslaten en weer gaan leven op eigen inzicht en

initiatief? (3: 3).

3. De moeilijkheden en verdrukkingen kwamen hieruit

voort, dat jullie van een andere Geest geworden zijn en

niet meer konden meedoen met de heidenen, en niet,

doordat jullie andere godsdienstige gebruiken gingen

volgen. Was het dan het gevolg van domheid, al die

vervolgingen, ter wille van een hersenschim, en

eigenlijk tevergeefs, of was het de Goddelijke kracht

van de Heilige Geest, die u deed botsen tegen en tot

voorwerp van spot maakte van het heidendom? (3: 4).

4. Toen jullie de werking van de Heilige Geest

ondervonden in de moeilijkste omstandigheden en er

wonderen van genade in jullie midden gebeuren, kwam

dat door nauwgezette wetsbetrachting, of juist wanneer

jullie zo duidelijk je onwaardigheid, of hulpeloosheid,

of gebrek aan menselijk inzicht ondervonden en jullie

enige hoop gelegen was in het geloof op God? (3: 5).

Beste Galaten, willen jullie bij het volk het Abraham

horen? Daar hoor je al bij, want Abraham was er net zo

aan toe als jullie (ook in Romeinen 4 brengt Paulus dit

ter sprake). Waar je in zijn geschiedenis "geloof" ziet

staan, staat, naar de mens gesproken, niets anders dan

"hopeloosheid", "hulpeloosheid", "verlatenheid",

"zwakheid" en daardoor absolute afhankelijkheid van

God, wilde hij niet ondergaan, of een levenswijze kiezen

buiten God. Dat hij een vrome man was, kwam niet,

doordat hij een "krachtfiguur" was, of een "heilige".

Maar zijn vroomheid was een gevolg van de positie,

waarin hij verkeerde als kinderloze vreemdeling in een

goddeloos land, en hoe hij in die moeilijke positie stand

Page 144: HET EVANGELIE IN HET OUDE TESTAMENT

144

hield met vertrouwen op Gods almacht en trouw. Zijn

gerechtigheid was rekenen op wat God voor hem zou

doen en niet op wat hij voor God deed (3: 6). Dus als

jullie in alle moeilijkheden en uiterlijke en innerlijke

hulpeloosheid net zo'n houding aannemen, en ook

alleen maar rekenen op behoud, in welk opzicht dan

ook, van Gods kant, dan ben je juist "kinderen van

Abraham" (3: 7).

God wist wel, dat wie voor Hem kiezen in een door

Satan bezette wereld en dan nog zelf een natuur

hebben, die neigt naar het kwaad, alleen staande

kunnen blijven te midden van verdrukking en

verzoeking, bij de gratie Gods. Zij hebben niets voor

God, zij moeten het hebben van wat God voor hen

heeft. Kunnen rekenen op God is hun enige

gerechtigheid, enige verdienste, als het dat nog is (8 a).

Daarom koos God juist Abram uit als voorloper en

voorbeeld, omdat niemand zo hulpeloos en zo

afhankelijk van God was als hij, ja, omdat in alle

opzichten alle menselijke mogelijkheden hem

ontbraken, omdat hij menselijkerwijs gesproken "een

hopeloos geval" was. Kinderloos en te oud om nog hoop

te hebben op een kind, beloofde God hem, dat hij een

groot volk zou worden. God beloofde hem het land,

waarin hij zijn hele leven vreemdeling bleef. En hij, die

het elke dag hebben moest van de zegen van God, wilde

hij niet ondergaan, kreeg te horen: "In u zullen alle

volken gezegend worden" (3: 8 b).

Willen jullie de zegen van Abraham ontvangen? Blijft

dan wandelen in het spoor van deze "gelovige"

Abraham (3: 9). Ceremoniën uitvoeren, rituele

Page 145: HET EVANGELIE IN HET OUDE TESTAMENT

145

voorschriften houden, brengen je enkel tot de

wanhopige conclusie, dat je te zwak bent, om zelfs die

kleine dingen te volbrengen, en wat slechts een zwak

voorbeeld is van onze morele en geestelijke positie voor

God. Wie denken, zich bij God aangenaam te maken

door het volbrengen van de wet, bedenken niet, dat ze

dan enkel hun geestelijke onmacht en ongerechtigheid

voor God demonstreren. Wie het van de wet

verwachten, leggen zich onder de vloek (3: 10).

Het Evangelie, dat Abraham hoorde.

Met de woorden van vers 8 zijn wij aangekomen bij het

Evangelie, dat Abraham hoorde: "De Schrift - - - heeft

tevoren Abraham het evangelie verkondigd: In U zullen

alle volken gezegend worden". Abraham leefde in het

negende geslacht na de zondvloed (Genesis 11:10-26),

en in het vijfde geslacht of ong. 250 jaar na de verdeling

der aarde onder de volken (voor ons 1750-heden,

Genesis10: 25). Al deze volken waren in de macht van

Satan. En het Evangelie, dat aan Abraham werd

verkondigd, was de boodschap van overwinning voor

God van zijn volk op alle andere volken. Maar eerst

was dat een overwinning op levenslange

onvruchtbaarheid, wilde dat volk ontstaan. Maar hoe

waren de volken zo geworden?

De mens, zoals geschapen.

De mens was geschapen als lichamelijk wezen, wiens

doen en laten bewust werd gestuurd door het zieleleven

(gedachten, gevoelens, en streven), dat op zijn beurt de

Page 146: HET EVANGELIE IN HET OUDE TESTAMENT

146

impulsen er toe ontving van God, voorlopig met een

Stem.

Maar God had de mens geboden te eten van al de

bomen behalve van de Boom der Kennis (vertaald als

een vergunning, maar dezelfde vorm daarna is

bindend). Over de Boom des Levens spreekt God niet

tot Adam. Maar als Adam van elke boom gegeten had,

had hij ook van de Boom des Levens gegeten en eeuwig,

geestelijk leven gehad. Dan was de mens compleet:

geest, ziel en lichaam. Dan kon Gods Geest via 's

mensen geest de ziel sturen en het lichamelijk leven

leiden, als Gods goeverneur op aarde.

De communicatie met God zou verlopen via de geest, de

communicatie met het aardse zou verlopen via zijn

lichaam: zintuigen, daden en spreken. Zijn ziel zou

geestelijke informatie van God, omzetten in bevelen

voor het lichaam, en aardse informatie, verkregen via

de zintuigen, omzetten in geestelijke communicatie met

God.

Bij een radio staat de electronica, de 'ziel', tussen de

antenne, de 'geest', gericht op de Zender, en de

luidspeker als 'lichaam'. Bij gebrek aan een antenne

gebruikte God in de hof een microfoon: een hoorbare

stem. Nu is dat pas in Christus in orde gekomen (1

Thes.5:23). Wie zo leeft, is "geestelijk", een

"pneumatikos" (1 Cor.2:10-13).

De mens na de zondeval.

Voor de mens at van de Boom des Levens, deed Satan

hem eten van de Boom der Kennis (zonder Goddelijk

Page 147: HET EVANGELIE IN HET OUDE TESTAMENT

147

Leven is Goddelijke Kennis dodelijk, zoals in kerken

blijkt!).

God versperde hem nu de weg naar leven, wat hem een

zondaar met eeuwige leven zou maken, een demon met

een lichaam. Ook kon Christus dan niet voor hem

sterven. De dood, al bekend (Gen.2:17; 3:3, 4), was nu

ook de (mensen)wereld binnengekomen (Rom.5:12

De mens had nu alleen een sterfelijk lichaam en een

ziel, maar geen geest(elijk leven). Zijn leven, maar ook

zijn waarnemingen en zijn interessen werden nu

beperkt tot het lichamelijk en psychisch waarneembare.

Zijn ziel moet nu mogelijkheden inschatten en daden en

woorden bepalen met informatie over de omringende

wereld, via de zintuigen gewonnen. Of de electronica

(ziel) ontvangt, versterkt en reproduceert de in- en

uitwendige 'ruis', reagerend op de microfoon (wereld):

het 'genereren' van hinderlijk geluid ('Mexicaanse

hond', klagen, verbaal en physiek geweld). Als volken

zijn deze mensen geestelijk aangewezen op Satanische

machten en onder elkaar gewikkeld in een strijd van

allen tegen allen.

Dit is de "zielsmens", de "psychikos" (vertaald:

"natuurlijke", "ongeestelijke", of "verstandsmens".

Een gelovige, die alleen naar het vlees luistert (Rom.8:4-

8, Ef.2:1-3; 4:17-24) is "vleselijk": "sarkinos" (1

Cor.3:1).

De vrijheid van de slavernij.

Zonder 'geest' bleef Adam los van God en door

ongehoorzaamheid maakte Adam zich (pseudo)-

onafhankelijk van God. Zonder geestelijke vermogens

Page 148: HET EVANGELIE IN HET OUDE TESTAMENT

148

leeft hij uitsluitend in het horizontale vlak. Hij wil en

kan zich niet meer onderwerpen aan Gods wil

(Romeinen 8:7). "De zielsmens aanvaardt niet wat van

de Geest van God is, want het is hem dwaasheid en hij

kan het niet verstaan, omdat het slechts geestelijk te

beoordelen is" (1 Cor.2:14). "De zielsmens kan God

niet behagen" (Rom.8:8): door geestelijke invaliditeit

èn zelfhandhaving

Dit eindige physieke leven is alles, wat hij heeft. Zijn

doen en spreken worden beheerst door de vrees voor de

dood. Zo wordt hij niet beheerst door de wet van het

leven, maar door de wet van de dood. Hierdoor heeft

Satan een blijvende greep op hem gekregen (Hebreeën

2:14-15).

De mens is nu gericht op overleven en zelfhandhaving

in dit horizontale, menselijke vlak. Goddelijke normen

kent hij niet en kan hij ook niet gebruiken.

Door de zonde, niet alleen slechte daden, maar alles wat

in onafhankelijkheid van God wordt gedaan, begonnen

met grijpen naar de goddelijke staat, leidde tot terugval

beneden de "geestelijke" staat in een vicieuse cirkel. De

zonde drijft dichter naar de dood en angst voor de dood

leidt tot zonde. Alleen door onze dood en opstanding in

Christus wordt onze afhankelijkheid van en de band

met God hersteld.

Geloof, niet in onszelf, maar in God.

Nu kunnen wij begrijpen dat God aan Abraham een

evangelie, een blijde boodschap van overwinning

verkondigde, en dat niet alleen voor Abraham, maar

voor

Page 149: HET EVANGELIE IN HET OUDE TESTAMENT

149

de hele mensheid. Dat staat in Galaten 3.

Paulus wil de Galaten duidelijk maken, dat wij ons

behoud niet zelf kunnen bewerken, of verdienen door

'wetsbetrachting', dus door geloof in onszelf. Wij

moeten het hebben van 'geloof' in een Ander: in God,

die ons het nieuwe leven aanbiedt in Zijn Zoon en dus

door geloof in Gods Zoon.

Hij is voor ons gestorven en opgestaan. In Hem is het

oude weggedaan en het nieuwe gekomen. Als Zijn

slaven moeten wij tot God terugkeren en Zijn Zoon

erkennen als onze Heer. Dat wil zeggen: in die Heer

moeten wij onze valse onafhankelijkheid prijsgeven, om

één geestesleven met Hem samen te hebben. Dan

denken, doen en zeggen wij wat Hij zou denken, doen of

zeggen, en Hij denkt, doet en zegt, wat God wil.

En wat was Abrahams aandeel daarin? Er staat: "De

Schrift - - - heeft tevoren Abraham het evangelie

verkondigd: In U zullen alle volken gezegend worden".

Om de volken tot God terug te brengen, moest

Abraham tot een volk worden. Dat werd hem in het

vooruitzicht gesteld (Gen.12:1-3; 15:1-6, enz.) En door

dat volk zou God de andere volken bereiken. Dat vergt

heel wat geloof!

Naar de mens begint God met niets.

De mens en de mensheid in hun valse onafhankelijkheid

kan God niet gebruiken. Daarom begint God met niets

daarvan. Hi begint met één man (Jesaja 51: 2), en wel

een afgodendienaar, zoals alle anderen, (Jozua 24: 2).

En zeker voor het denken van die tijd leek hij niet de

beste gegadigde: als kinderloze man voerde hij reeds

Page 150: HET EVANGELIE IN HET OUDE TESTAMENT

150

een doelloze strijd om het bestaan (Genesis 15:2). In

het land waar God hem heen bracht, had hij geen

enkele kans om zich tot een groot volk te ontplooien,

laat staan, dat de hele mensheid daar wat aan zou

hebben.

Abraham kan maar twee dingen denken. Als hij het als

zielsmens bekijkt, zou het op een wrede grap kunnen

lijken, of op een onbereikbaar ideaal. De Israëlieten in

de woestijn verkeerden in dezelfde situatie en zij

bekeken alles vanaf het begin als zielsmens (Exodus 16:

3,17: 3).

Maar hij kon als zielsmens ook ook terug gaan naar

Adam voor zijn val en luisteren naar de hoorbare stem

van God. Hij zou dan niet als geestesmens met inzicht

in de bedoelingen van God handelen, maar in "blinde"

gehoorzaamheid de weg gaan die God hem wees. Hij

zou dan moeten geloven, dat het niet tot de ondergang

zou leiden, maar voeren zou tot een grote overwinning.

In de ogen van de mensen zou dat dwaasheid geweest

zijn, maar zonder kinderen gaat hij een groot volk

worden. En voor dat volk gaat hij vast naar het land,

waar ze zullen wonen, hoewel dat al bewoond is door

kibbelende stadsstaatjes en dat een twistappel is tussen

de grootmachten. En als vreemdeling reist hij dat hele

land rond, om zijn eigendom in ogenschouw te nemen.

In gevaar van iedere dag vermoord te worden ter wille

van zijn schone vrouw, beweegt hij zich, op enkele

inzinkingen in zijn geloofsleven na, vrij onder heidense

volken en roverstammen, want: "In u zullen alle volken

der aarde gezegend worden. Toen hij in zijn eentje voor

God stond en God zei, dat dat volk zo talrijk zou zijn

Page 151: HET EVANGELIE IN HET OUDE TESTAMENT

151

als de sterren aan de hemel, staat er: 'En hij geloofde in

de Here, en Hij rekende het hem toe als

gerechtigheid'(Gen.15:6).

Het leven van een Geestesmens.

Alleen door zich te houden aan uitspraken van God,

voert hij praktisch het leven van een geestesmens tot in

alle consequenties. Dat bepaalt zijn houding in het

conflict met Lot in Genesis 13, in de ontmoeting met de

Koning van Sodom in Genesis 14:21, met Abimelech in

Genesis 21:22, met de Hittieten in Genesis 23. Hij is

zelfs bereid zijn zoon, die in menselijk opzicht de sleutel

tot de vervulling van de belofte was, aan God terug te

geven (Gen.22).

Juist daarna verkondigt God hem voor de derde keer,

en nu met een eed, hetzelfde Evangelie (Genesis 12:

3,18: 18,22: 15-18). Ten aanzien van dat Evangelie

rekent hij niet op de overwinning in de toekomst, maar

met de overwinning in zijn leven van nu. Hij leeft een

leven, dat alleen mogelijk is na de absolute overwinning

van God op Satan. Dat is alleen mogelijk, omdat hij

leeft in "geloof". Hij leeft het leven van de toekomst in

het heden, het leven van de vrijheid in een wereld van

slavernij, hij leeft temidden van de dood een goddelijk

leven en is daarom, wat dat leven betreft,

onaantastbaar. Hij is overwinnaar vóór de

overwinning, meer dan overwinnaar.

En hij was niet alleen maar gehoorzaam aan alles wat

God van hem vroeg, rekenend op Gods almacht en

trouw. Hij handelde ook op eigen initiatief in deze geest

en bracht zichzelf daardoor in voor een mens

Page 152: HET EVANGELIE IN HET OUDE TESTAMENT

152

onmogelijke situaties, zonder te weten, dat God daarna

Zich des te meer door beloften aan hem zou binden.

De stadia in Abrahams leven worden gekenmerkt door

zo'n actief geloofsleven. Bijna iedere mijlpaal in zijn

leven zette hijzelf neer en daarna plaatste God er een

wegwijzer bij. Andersom zou ogenschijnlijk heel wat

makkelijker geweest zijn.

Wij kunnen nog verder gaan. Een mens bereikt een

mijlpaal in zijn leven, als hij een tree hoger stijgt op de

ladder der maatschappelijke zekerheid, als hij promotie

maakt, als hij zich bezit heeft verworven, of dat heeft

weten veilig te stellen. Bij Abraham was dat net

andersom. Iedere mijlpaal was een stap lager, bezit of

zekerheid minder, dus een degradatie.

Op de eerste mijlpaal.

In Genesis 12 heeft hij Ur al achter de rug, de

maatschappelijke banden zijn doorgesneden.

Dan komt het bevel: "Ga uit land en uit uw familie en

uit uws vaders huis naar het land dat Ik U wijzen zal".

Daar gaat hij met zijn vrouw: twee oude mensen en hun

ouderloze neef Lot. Buiten het gebied van hun stam

gaan ze zwerven als vogelvrij verklaarden.

Abram zag dat in, naar wij kunnen lezen in Genesis

20:11-13). Dat God hem een groot volk, een grote zegen,

een grote naam, beloofde en zei: "Wie U vervloekt, zal

Ik vervloeken", veranderde aan dat alles vooreerst nog

niets. Ook die zekerheid, die zij hebben over de afloop

van deze geschiedenis, had Abram niet. "Hij vertrok,

zonder te weten, waar hij komen zou" (Hebreeën 11: 8).

Page 153: HET EVANGELIE IN HET OUDE TESTAMENT

153

Pas toen hij het land Kanaän bereikt had en het

doorgetrokken was tot in Sichem, het middelpunt,

hoorde hij van God: "Dit land zal ik uw nageslacht

geven" (Genesis 12: 6 – 7).

De tweede mijlpaal.

De tweede mijlpaal in Abrams leven is het ogenblik,

waarop hij afscheid neemt van zijn neef Lot en het

beste deel van het land aan hem verliest (Genesis 13: 1 –

13), en daarmee een belangrijke menselijke

mogelijkheid, om de vervulling van de belofte te

verkrijgen.

En menselijkerwijs gesproken, wat moest Abram doen,

nu hij het vruchtbaarste gedeelte van zijn land had

losgelaten? Maar als Abram deze mijlpaal heeft

geplaatst en er voorbij is, wijst God hem de weg op een

wonderbaarlijke manier. Er staat zo typerend in

Genesis 13:14 (vergelijk met Genesis 12:6-7) "En de

Here zei tot Abram, NADAT Lot zich van hem

gescheiden had: "Sla toch uw ogen op, en zie van de

plaats, waar gij zijt, naar het noorden, zuiden, oosten

en westen - - - het HELE land - - zal ik u - - - geven".

Dat was een wegwijzer naar alle vier de windstreken

tegelijk en was ook als zodanig bedoeld, want God zegt:

"Sta op, doorwandel het land in zijn lengte en breedte,

want u zal Ik het geven.

De derde mijlpaal.

Steeds verder gaat Abram op de weg van het geloof.

Steeds groter wordt de afstand tussen hem en de

menselijke mogelijkheden. Als hij Sodom bevrijd heeft,

Page 154: HET EVANGELIE IN HET OUDE TESTAMENT

154

zegt de koning: "Geeft mij de mensen, en behoud de

have voor U". Op zichzelf was dat al een verregaande

brutaliteit. Want alles wat Abram had bevrijd, was de

rechtens van hem. Maar daar horen we hem helemaal

niet over. Dat stadium is hij al gepasseerd, om zich

daardoor benadeeld of beledigd te voelen. En wat dat

voorstel betreft, worden hier de bezittingen van de

rijkste stad van het land hem zo maar in de schoot

geworpen. Satan wil hem terugtrekken binnen de

begrenzing van de mogelijkheden, die gij hier voor

reeds heeft achtergelaten. Maar de horizon van Abram

is veel en veel wijder: Noord, Zuid, Oost en West, alles

is het zijne (Genesis 13:14-15). De apostel Paulus

schrijft aan de Corinthiërs, die zich op één bepaalde

prediker wilden beroemen: "Alles is immers het uwe:

het zij Paulus, Apollos of Cephas, het zij wereld, leven

of dood, het zij heden of toekomst, het is alles het uwe -

- -". Ja, Abram zweert bij de Allerhoogste, de Schepper

van hemel en aarde: "Niets van het uwe zal ik nemen".

En de reden? "Opdat gij niet kunt zeggen: Ik heb

Abram rijk gemaakt". Hij verstond het geheim van 1

Corinthiërs 1:25-29, waar staat, dat God uitverkoren

heeft, wat voor de wereld dwaas, zwak, onaanzienlijk

en veracht, ja, niets is, om aan hetgeen wel iets is, zijn

kracht te ontnemen, opdat geen vlees zou roemen voor

God.

Dat Abraham de belofte heeft gekregen, is wat hem

betreft, hier aan te danken, dat hij deze stelregel

consequent heeft gevolgd: als God iets doen zal, doet

Hij het. En wat lezen wij? "Hierna kwam het woord des

Page 155: HET EVANGELIE IN HET OUDE TESTAMENT

155

Heren tot Abram - - -: Vrees niet, Abram, Ik ben uw

schild; uw loon zal zeer groot zijn".

De vierde mijlpaal.

Een merkwaardige voortgang zien wij in de leiding die

Abram van zijn God krijgt. In hoofdstuk 13 richt God

zijn geloofsblik nog horizontaal: Noord, Zuid, Oost en

West begrenzen zijn blik, en zijn nageslacht wordt nog

vergeleken met de ontelbaarheid van het "stof der

aarde" (Genesis 13: 14 – 16). Zijn grootste geloofs daad

zal wezen, dat hij in antwoord hierop "opstaat en het

land die door ontboot in zijn lengte en breedte" (vers

17).

In hoofdstuk 15 echter richt God zijn blik verticaal, op

de ontelbaarheid van de sterren, en zegt hem: "Zo zal

uw nageslacht zijn" (vers 5,6). Dat houdt natuurlijk

geen aanbeveling in voor astrologie, alsof het ín de

sterren geschreven' zou staan.. Dat is geen geloof, maar

bijgeloof. De God die hoger dan de sterren, in "de

Hoge" woont, wijst Abram op de sterrenmenigte en

zegt: Dat is een goed voorbeeld voor Mijn belofte.

Daarop volgt dat belangrijke woord, dat nader

toegelicht is in drie Nieuwtestamentische Boeken

(Romeinen Galaten en Jacobus): "En hij geloofde in de

Here, en Hij rekende het hem toe als gerechtigheid".

Hij had zijn blik omhoog gewend. Nu verliet hij niet

alleen alles om des Heren wil, hij deed niet alleen

afstand van alle menselijke pogingen en mogelijkheden,

om de belofte ingelost te krijgen, neen, hij ging weer

verder. Niet alleen zijn daden, maar ook zijn blik, niet

alleen zijn streven (Genesis 12,13,14), ook zijn

Page 156: HET EVANGELIE IN HET OUDE TESTAMENT

156

overwegingen, zijn verstand (Genesis 15:2) en zijn

gevoelens (vers 3) richtte hij op God. Het hele innerlijk

van de geestesmens waren overgegeven aan God en

hadden geen zeggenschap meer in Abrams leven.

Datgene, wat voor de natuurlijke mens, de zielsmens, de

enige maatstaf en impuls van doen en laten is, schakelde

Abram uit. Hij "dacht" niet meer, hij deed in niets

meer "op gevoel", hield op met te "streven", ook bij de

duidelijke beloften van God, en "gaf zijn lot in handen

van de Vader, gaf zijn leven over aan de Heer". Hij

geloofde God!

De vijfde mijlpaal.

Nu was er nog maar één stap verder mogelijk en die

stap vroeg God van hem in Genesis 22 het offer van zijn

zoon – hoewel God het natuurlijk niet zover liet komen.

Overigens werd dat in die tijd in het heidendom door

iedereen als een daad van opperste vroomheid

beschouwd. Wat dat betreft hoorde Abraham in Gods

eis niet iets verwerpelijks. Er staat ook in Hebreeën

11:17- 19, dat Abraham daarmee "verzocht" werd,

beter vertaald als "op de proef gesteld". Want zijn zoon

was voor hem de sleutel tot het worden van een volk.

Voor zover dat Abraham betrof was die zoon al de

vervulling van Gods belofte. Hebreeën zegt: "Hij heeft

overwogen, dat God bij machte was hem zelfs uit de

doden op de wekken", naast natuurlijk de pijn van het

verlies en de smart, dat het zijn eigen daad was. Maar

dat maakten elke vader en moeder mee, die in die tijd

hun kind offerden. Maar Abraham was bereid,, om zo

ver te gaan in zijn toewijding al God als de moraal van

Page 157: HET EVANGELIE IN HET OUDE TESTAMENT

157

die tijd hem toeliet. En dat was genoeg. God zei:" - - -

nu weet Ik, dat gij Godvrezend zijt, en uw zoon, uw

enige, Mij niet hebt onthouden". Het was gebleken, dat

voor hem niet die zoon, maar God de Enige was, die hij

nodig had. In Romeinen 4 zegt Paulus, dat Abraham

wat hem en zijn vrouw en de mogelijkheid van een zoon

betreft, geloofde in die God, die de doden levend maakt.

Ten aanzien van zijn zoon zegt Hebr.11, dat hij

geloofde, dat God hem zelfs uit de doden kon

opwekken. In God was zijn alles.

"Alle volken".

De uitspraak over Abrams gerechtigheid door het

geloof wordt in Brieven besproken, maar in alle drie de

gevallen in verband met problemen die in gelovigen

hebben. In Jacobus 2: 23 wordt gelovigen geleerd, dat

geloof zichtbaar moet worden in wat wij doen en in

Romeinen 4 en Galaten 3: 6 gaat het erom, dat ook

gelovige niet – Joden kinderen van Abraham zijn. En

dan wordt in Gal. 3: 8 gezegd: "En de Schrift, die

tevoren zag, dat God de heidenen wordt uit geloof

rechtvaardigt, heeft tevoren aan Abraham het

Evangelie verkondigd - - -". Wij moeten die beide

uitspraken wel uit elkaar houden.

In Abraham zien wij inderdaad beide. In Genesis 15

wordt zijn geloof in de belofte van God hem gerekend

tot gerechtigheid: aangezien als een goede daad. Maar

in Gen.22 wordt hem gezegd, dat hij inderdaad naar

zijn geloof gehandeld had. God was voor hem niet

alleen de God die hem alles geven kon, wat Hij hem

beloofde, maar Hij was ook de God, aan Wie hij alles

Page 158: HET EVANGELIE IN HET OUDE TESTAMENT

158

teruggeven kon, zonder er wezenlijk bij te verliezen.

Dat is geloof èn werken samen.

Het Evangelie: de Overwinningsboodschap.

De uitspraak van de apostel Paulus in Galaten 3:8 wijst

ons op de allereerste Evangelieprediking in het Oude

Testament. En vlak voor Jezus' Hemelvaart, de

uitstorting van de Heilige Geest en de vorming van de

Gemeente, vat Jezus de Oudtestamentische profetie

over de prediking van het Evangelie in het Nieuwe

Testament in Lucas 24: 46 – 47 als volgt samen: "Aldus

staat er geschreven, dat de Christus moest nemen en ten

derden dage opstaan uit de doden, en dat in Zijn Naam

moest gepredikt worden bekering tot vergeving der

zonden aan alle volken, te beginnen bij Jeruzalem ".

Volgens Hem staat het Oude Testament daar vol van

(Lucas 24: 44).

Dat is de grote overwinningsboodschap: alle volken

weer onder het beslag van God. Want waar de

gemeente is, is Jezus in hen en in ieder van hen onder

dat volk aanwezig en kan door hen en door ieder van

hen Zijn werk onder dat volk doen.

Zoals tijdens Abraham de vorming van zijn volk een

eerste fase was in de strijd van God om de volken van

deze wereld terug te winnen, is volgens 1 Corinthiërs

15:23 de Gemeente tot aan de wederkomst een fase in

die strijd. Als tijdens de wederkomst de Gemeente haar

Heer tegemoet gaat zijn (1 Thes 4:16-17), wij met Hem

verenigd worden en Hij met Zijn Bruid neerdaalt, zal

Hij de aanvankelijke regering over alle volken op Zich

Page 159: HET EVANGELIE IN HET OUDE TESTAMENT

159

nemen, en Zij zal Hem daarin terzijde staan (2

Thesssalonicenzen 1:7-10 en 2:1).

Page 160: HET EVANGELIE IN HET OUDE TESTAMENT

160

JESAJA EN HET EVANGELIE.

De Evangelist van het Oude Testament.

In de profeten komt het Hebreeuwse woord voor de

evangelie alleen voor in Jesaja 40 – 66 en Nahum 1: 15.

Nahum kan wel een citaat van Jesaja 52:7 heten. Het

kan gezien worden als een profetische bevestiging van

de betekenis van het "Evangelie" in het alledaagse

gebruik. Maar in Jesaja gaat het niet meer om het

gebruik van het woord Evangelie in de verslagen van

gebeurtenissen. Twee belangrijke citaten uit Jesaja

hebben wij al besproken, om de betekenis van het

woord Evangelie in het Nieuwe te gronden op zijn

betekenis in het Oude Testament.

Juist omdat het gebruik van het woord Evangelie bij de

profeet Jesaja betrekkelijk vaak voorkomt en een

stempel zet op zijn uitspraken, is Jesaja wel eens de

Evangelist van het Oude Testament genoemd, naast

vier Evangelisten van het Nieuwe Testament.

In bepaalde geschiedenissen van het Oude Testament

zien wij hoe daar het woord Evangelie gebruikt werd in

Oudtestamentische omstandigheden. Maar Jesaja

verplaatst zich naar de toekomst en heeft het over een

toekomstige betekenis van het woord Evangelie, tot en

zelfs na de wederkomst van Christus. Dus met Jesaja

betreden wij Nieuwtestamentisch terrein. Daardoor

konden wij enkele uitspraken van hem gebruiken als

brug tussen Oud – en Nieuw Testament. Maar de juiste

plaats voor een bespreking van de evangeliepassages in

Jesaja zou een studie van de Evangelieprediking in de

Page 161: HET EVANGELIE IN HET OUDE TESTAMENT

161

tijd van de Gemeente en in de profetie zijn. Daar zien

wij nu van af.

Maar voor wie de studie van de reeds besproken

passages uit Jesaja wil completeren met een studie van

de overige passages in het Oude Testament, volgen hier

nog enkele gegevens daarover.

De tekstplaatsen.

Bezie de teksten in het licht van het hele gedeelte:

40: 9 in 40: 1 – 11;

41: 27 in 41: 21 – 42: 7;

52: 7 in 51: 17 – 52: 12;

60: 6 en

61: 1 in 59: 15 – 61: 11.

De onderwerpen zijn genoteerd naar dat de

samensteller vorderde in het lezen van de gedeelten.

Was een bepaalde onderwerp al genoteerd, dan werd

een later voorkomen daar natuurlijk achter gezet. Men

kan daardoor nog steeds zien, wat het eerst gelezen

gedeelte was, en wat de laatste gedeelten waren. Maar

de rangschikking was alleen opgezet om te

'inventariseren', niet om te karakteriseren. Vandaar,

dat bij voorbeeld de eerste twee onderwerpen niet die

van het eerste gedeelte zijn. De studiemogelijkheden

van dit overzicht zijn pas later naar voren gekomen.

Het is vruchtbare om te kijken, waar bepaalde

onderwerpen het meeste voorkomen, of wat de meest

voorkomende onderwerpen zijn in elk gedeelte. Een

hele serie onderwerpen bleek in de eerste drie gedeelten

helemaal niet voor te komen. En ook de laatste twee

gedeelten vertonen grote hiaten onder de onderwerpen,

Page 162: HET EVANGELIE IN HET OUDE TESTAMENT

162

die in de eerste drie gedeelten voorkwamen. Daaruit

zou men conclusies kunnen trekken over de aard van

elk.

Dat zou ook tekenend kunnen zijn voor de voortgang

van de boodschap in dit gedeelte van Jesaja. Dingen, die

in het begin heel belangrijk zijn, komen aan het eind

helemaal niet meer voor, en omgekeerd. Men moet wel

oppassen voor haastige, eenzijdige, of bevooroordeelde

conclusies, als iets lijkt te passen in iemands kijk op de

profetie. Het is soms beter, om te zien, waar een

onbevooroordeelde conclusie botst met de eigen

opvattingen.

Andere indelingen.

Er zijn veel meer onderwerpen. En ze kunnen

verschillend gerangschikt worden. Een mogelijke

onderverdeling is:

Gods heraut, God komt, Zijn gezalfde, de overwinning,

redding van Israël, internationale gevolgen, nieuwe

status en taak van Israël, het Koninkrijk van God op

aarde.

Na het bedoelde overzicht volgen nog overzichten, die

voor verschillende Bijbelstudies zijn gemaakt en

gerangschikt.

Page 163: HET EVANGELIE IN HET OUDE TESTAMENT

163

Page 164: HET EVANGELIE IN HET OUDE TESTAMENT

164

Onderwerpen v |gedeelte>41:1-11 41:21-42:7

1. Evangeliebode 40:9 41:27

2. Ge(recht)igheid 42:1,3,4,6

3. Heil

4. Eind aan boete 40:1-2

5. Een heraut komt 40:3-4, 6-8

6. Zion, Jeruzalem 40:1,9 41:27

7. Vrees niet! 40:9

8. Uw God komt 40:3,9,10

9. Uw God heerst 40:5,10

10.Vergelding,loon 40:10

11.Redder,losser,herder 40:11 42:2,3

12.Afgoden nietig 41:21-26,29

13.Gezalfde Knecht des Heren 42:1

14.Het volk Israël 40:9 42:6

15.Volken, hele aarde 42:6

16.Blinden,doven, ed 42:7

17.Gevangene, balling 42:7

18.Gods Woord 40:8 41:21(27)-29

19.Vrede

20.Bergen 40:9

21.God is Koning

22.Stem, jubelen 40:9 42:2Hij

23.Volk getroost 40:1 niet!

24.Uit duisternis om en in ons 42:6,7

25.Feestgewaad

26.Ruïnes hersteld

27.Geen onreinheid

28.God als Soldaat gevreesd

29.Blijdschap

30.Verbond, Geest

31.Bezit der volken

32.Volken werklui

33.Toorn, ontferming

34.Vijand eert Israël

35.Jubeljaar

36.Israël priesters

37.Eindtoestand

Page 165: HET EVANGELIE IN HET OUDE TESTAMENT

165

51:17-52:12; 59:15-60:22; 61:1-11

1. 52:7 60:6 61:1

2. 51:22 59:15-17 61:3,8,10,11

3. 52:7 60:18 61:10

4. 51:17-21

5.

6. 52:1,8,9 60:14

7.

8. 52:6-8 59:19-20

9. 52:10 59:19;60:1-3,7,13,15 61:3

10.51:22-23 59:18 61:2,8

11. 59:20; 60:16

12.

13.

14.52:9

15.12.52:10! 59:18, 19; 60:2-7;9-16

16.61:5,6,9,11 61:1

17.52:2-5,11,12;60:4,8,9 61:1

18.44:26; 45:23; 50:4; 51:16; 55:11; 59:21

19.52:7

20.52:7

21.52:7

22.52:8,9

23.52:9 60:20b 61:2,3,(7?)

24.

25.52:1 61:3,10

26.52:9 60:18 61:4

27.52:1,11

28. 59:17,19

29. 60:5,6,15 61:7,10

30. 59:21 61:8

31. 60:5,6,11-16 61:6

32. 60:10,12 61:5

33. 60:10

34. 60:14 61:9

35. 61:2

36. 61:6

37. 60:17-22

Page 166: HET EVANGELIE IN HET OUDE TESTAMENT

166

ALTERNATIEF SCHEMA I

1. Reden voor deze profetieën 40: 21, - 29 (27!).

2. De boodschap van een heraut 40: 3 - 5.

3. Einde van het lijden van het volk aangekondigd

40: 1 - 2.

4. God komt naar Zion 40: 9 - 11.

5. God komt in de wapenrusting van een soldaat 52: 17.

6. Gods Knecht komt volk en volken verlossen

42: 1 - 7; 61: 1 - 3.

7. Zion verlost van bezetter 51: 17 - 23.

8. Zion, bevrijd van verdrukking 52: 1 - 3.

9. God komt mensen in verwoeste stad te hulp 52: 7 -

10.

10. Weggevoerden keren terug vers 52: 4 - 5,11 - 12.

11. God herstelt de rechtsorde 59: 15 - 16.

12. Wraak over de volken, verlossing voor Zion

60: 1 - 2; 59: 18 - 19 en 59: 20.

13. De volken zelf brengen de weggevoerden terug,

14. En dienen God en Zijn volk 60: 3 - 16.

15. Puinhopen herbouwd in en 61: 4.

16. Gods volk zal Gods Naam kennen 52: 6,60: 16b.

17. Een eeuwig verbond door de geest 59: 21.

18. Eindtoestand 60: 17 - 22; 61: 5 - 6.

Page 167: HET EVANGELIE IN HET OUDE TESTAMENT

167

ALTERNATIEF SCHEMA II

1. Zekerheid van deze profetieën: Gods Woord vervuld,

Gods woord is eeuwig;

40: 8; 41: 21 - 24, 26 - 29.

2. De heraut; 40: 3,4, 6 - 8.

3. De boodschapper komt over de bergen 40: 9; 52: 7.

4. Het betreft nationale en internationale politiek: Israël

en Jeruzalem, Zion, het

goddelijk middelpunt der aarde 40: 1,9; 41: 27; 52:

1,8, 9; 60: 14.

a. Het gaat in de eerste plaats om Israël als Gods volk

op aarde

40: 9; 42: 6; 52: 9;

b. maar het betreft ook de volken, de einden der aarde

42: 6; 52: 10!; 59: 18,19; 60: 2 - 7,9 - 16;

61: 5,6,9,11.

5. Het is "het aangename jaar des Heren" 61: 2 met:

a. God komt Zelf 40: 3,9, 10; 52: 6,8; 59: 19 - 20.

b. De afgoden, geestelijke machten achter de volken

moeten het afleggen tegen God

41: 21 - 26, 29

c. Loon en vergelding van Godswege 40: 10; 51: 22 - 23;

59: 18; 61: 2,8.

d. God is koning 52: 7.

Page 168: HET EVANGELIE IN HET OUDE TESTAMENT

168

UITGEBREIDE INHOUDSOPGAVE.

1. "EVANGELIE" - EEN VREEMD WOORD. 15

Wat is een woord? 15

Het woord "Evangelie". 16

Gebruik van het woord Evangelie in de Bijbel. 18

"Evangelie": God wint het toch! 19

De "Blijde Boodschap" van Jesaja. 20

Samenvatting. 22

Oud en Nieuw Testamentisch Evangelie. 23

Een blik vooruit. 25

2. DE DRIE GENERATIES. 27

Evangelisten van Satan. 27

Gods privévolk. 27

lsraël in de internationale, geestelijke politiek. 29

Het volk van satan. 31

Geestelijke strategie. 33

Als alle andere volken. 35

Geen begrip van zijn roeping. 37

Drie generaties. 37

Een onmogelijke situatie. 39

God specialiseert zich in het onmogelijke. 40

De derde generatie : God neemt het roer over. 41

De Geest en het vlees. 43

Wie het laatst lacht - - 44

Page 169: HET EVANGELIE IN HET OUDE TESTAMENT

169

3. EEN EVANGELIE

OP INTERNATIONAAL NIVEAU. 46

De Gezalfde des Heren. 46

Gezalfd met Gods kracht, en toch - - -. 48

De afvallige en de ware Gezalfde. 49

De man naar Gods hart. 50

"Ons geloof, dat de wereld overwint". 52

Liquidatie van de gezalfde des Heren. 54 56

De militaire situatie.

Een evangelie van satan! 57

"Bevestigd in de Gezalfde en gezalfd" (2 Cor. 1 . 21). 58

Toen en nu. 59

Een lichaam zonder hoofd. 59

Beth~San, ons rustige Christendom. 61

Onthoofd - in het huis der rust. 64

Tweeëdei evangelie. 65

4. DAVID EN HET EVANGELIE VAN SATAN. 69

Nog een evangelie van satan. 69

"Wie doet me wat?" 69

"Vergeet het niet!" 70

De man die vergat, en de man die niet vergat. 71

Amelek, type van het "vlees". 72

Satans koude oorlog. 74

David rekent af met een "evangelist". 76

David contra het "evangelie. 78

Page 170: HET EVANGELIE IN HET OUDE TESTAMENT

170

5. HET EVANGELIE VAN DE VREDEVORST. 79

Twee geschiedenissen, heizelfde verhaal. 79

Hun namen. 79

Salomo , zoon van genade en van belofte. 80

Absalom en Adonia: "Mannen". 82

Het vlees, gewillig werktuig van Satan. 85

Absalom, mijn zoon, mijn zoon. 87

Een Evangelie: voor wie? 89

Een blik terug en vooruit. 90

6. PSALM 40

DAVIDS ROEPING ALS EVANGELIST. 93

Het gebruik van het woord "evangelie". 93

De grote ontdekking. 94

Geen cadeaustelsel: overgave! 95

Tot offer geboren en herboren. 97

God op de eerste, of op de enige plaats? 98

Geen strijd tegen vlees en bloed. 99

Toegewijd aan God, niet aan zijn roeping. 101

"Gerechtigheid" is de overwinning. 103

7. PSALM 68 DAVIDS EVANGELIE. 106

De Psalm zelf. 106

Het gebruik van Gods Namen. 107

Van David zelf. 109

Twee mogelijkheden. 110

De inhoud. 112

Strijd en overwinning als algemene inhoud. 113

Kenmerken van strijd en overwinning. 116

Het blijde nieuws van overwinning. 117

Page 171: HET EVANGELIE IN HET OUDE TESTAMENT

171

8. HET EVANGELIE

IN VERLEDEN, HEDEN EN TOEKOMST. 118

Twee Psalmen. 118

Gods 'Heil' is 'Jezus'.118

De inhoud. 119

De uiteindelijke Evangelieboodschap. 121

9. HET EVANGELIE

EN DE GEEST VAN CHRISTUS. 122

De Geest van de Gezalfde. 122

'Naar de mens gesproken'. 123

Door de Geest gezien. 124

Roeping van 'evangelisten'. 125

Overzicht. 126

11. SAMENVATTING. 129

Evangelie in Israëls geschiedenis. 129

Enkele kenmerkende facetten. 132

12. ABRAHAM EN HET EVANGELIE. 134

Inleiding. 134

Goddelijk inzicht. 134

Nieuw en Oud Testament in elkaar. 136

Het Evangelie aan Abraham verkondigd. 137

De bekering van Corinthiërs en Galaten. 137

Gemeenten in moeilijkheden. 139

De Goddelijke oplossing. 141

De menselijke oplossing. 149

Vier vragen van de apostel. 142

Het Evangelie, dat Abraham hoorde. 145

Page 172: HET EVANGELIE IN HET OUDE TESTAMENT

172

De mens, zoals geschapen. 145

De mens na de zondeval. 146

De vrijheid van de slavernij. 147

Geloof, niet in onszelf, maar in God. 148

Naar de mens begint God met niets. 149

Het leven van een Geestesmens. 151

De eerste mijlpaal. 152

De tweede mijlpaal. 153

De derde mijlpaal. 153

De vierde mijlpaal. 155

De vijfde mijlpaal. 156

"Alle volken". 157

Het Evangelie: de Overwinningsboodschap. 158

13. JESAJA EN HET EVANGELIE. 160

De Evangelistgelist van het Oude Testament. 160

De tekstplaatsen. 161

Andere indelingen. 162

Alternatief schema I. 176

Alternatief schema II. 177

Wij wensen u een aangename en vruchtbare studie toe!

Page 173: HET EVANGELIE IN HET OUDE TESTAMENT

173

Page 174: HET EVANGELIE IN HET OUDE TESTAMENT

174

Page 175: HET EVANGELIE IN HET OUDE TESTAMENT

175

Page 176: HET EVANGELIE IN HET OUDE TESTAMENT

176

Page 177: HET EVANGELIE IN HET OUDE TESTAMENT

177

'REALISTISCHE' BIJBEL-

STUDIE IS HET VOLGENDE.

1. De Bijbel is het 'logboek' van

menselijk contact met God, ge-

schreven door mensen, geïnspi-

reerd door de Geest van God. 2.

Boeknaam zegt 'door of over wie

of wat'. 3. Het zijn historische

documenten, nu verdraaid door

literaire theorieën. 4. Profetie is

voorzegging, geen verslag.

5. Genesis 1-37 heeft de opmaak

van 11 kleitabletten (Wiseman).

6. Historisch leefde Mozes rond

1447vC ('uittocht' Ex.12:40,41;

1K.6:1). 7. Nu staan de rege-

ringsjaren der koningen histo-

risch vast (Thiele). 8. 'Nieuwe'

kopiesnippers van Mattheüs!,

Marcus!!, Johannes!!, Handelin-

gen!, Romeinen!, 1 Timotheüs!!,

Jacobus!! en 1 Petrus? zijn uit

jaren, die de Bijbel uitwijst. 9.

Handelingen en Brieven zijn

historisch (Ramsay). 10. Oude

Chr. historici zijn vaak juist.

11. Bijbel boven Leer! 12. Lees

wat er staat! 13. Onze Bijbel

komt niet van de oudste

manuscripten. 14. Wetenschap is

feilbaar. Uitleg is nog geen feit.

De Bijbel bevestigt veel. 15. De

Bijbel betreft Gods Koninkrijk,

met Jezus, de Opgestane Zoon

van God, als Heer. Zijn drie Na-

men en Titels zijn Zijn Functies.

Page 178: HET EVANGELIE IN HET OUDE TESTAMENT

178

Het woord 'Evangelie' in het Oude Testament is een

vorm van het Hebreeuwse woord 'Basar' - vaak anders

vertaald.

Behalve één keer in Jeremia, wordt het gebruikt als de

militaire term voor de Blijde Boodschap van

Overwinning door een snelle loper van het slagveld.

Jezus haalt Jesaja 61:1-2 aan, om Zijn opdracht en

boodschap te karakteriseren in Lucas 4:16-21, en

Paulus doet dat met Jesaja 52:7 in Romeinen 10:15.

Het volk van God, Israël, moest, geplaatst op de

landbrug tussen Azië, Afrika en Europa, de afgodische

volken Gods Overwinning aankondigen en

demonstreren.

Bij Saul komt het het eerste voor als een 'Blijde

Boodschap' voor de vijand. Met David wordt dat

anders. Hij zingt er ook van in Psalm 40:10 en 68:12.

Ook enkele melaatse mannen zien de waarheid er van.

Tenslotte geven wij een schematisch overzicht van het

gebruik van het woord 'Evangelie door Jesaja. Zie ook

Lucas 24:44-47.

Het Nieuwtestamentische 'Evangelie' is een boodschap

van de Overwinning van Jezus Christus door Zijn

Opstanding.