HET EVANGELIE IN HET OUDE TESTAMENT
-
Author
herman-spoor -
Category
Documents
-
view
220 -
download
1
Embed Size (px)
description
Transcript of HET EVANGELIE IN HET OUDE TESTAMENT
-
HET EVANGELIE IN DE
GESCHIEDKUNDIGE BOEKEN
VAN HET OUDE TESTAMENT.
/
WOORDDELVER B. S. (Th.)
REALISTISCHE
BIJBELSTUDIEBOEKERIJ
-
2
Het woord Evangelie
in het Oude Testa-
ment komt van het
Hebreeuwse woord
'Basar' - vaak anders
vertaald. Behalve n
keer in Jeremia, is het
een militaire term
voor 'de tijding van
overwinning' door een
snelle loper van het
slagveld. Zo moest het
volk van God, Isral,
op de landbrug tussen
Azi, Afrika en
Europa, de afgodi-
sche volken de Over-
winning van God
aankondigen en ook
demonstreren.
Jezus haalt Jesaja 61:
1-2 aan, om Zijn
roeping en boodschap
te karakeriseren in
Lucas 4:16-21, en ook
Paulus doet dat, met
de tekst Jesaja 52:7 in
Romeinen 10:15.
Het 'Evangelie' is een
'Overwinningstijding'!
-
3
-
4
OMSLAG:
Naram-Sin van Agade staat in de 23e eeuw v.C. als
overwinnaar boven of zelfs op de hoofden van de
overwonnen Lullubins. Er was veel oorlog (1 Kron.20:1).
Maar de 'berg' vr hem lijkt een veel grotere schimmige
figuur, die gekroond is met de zon: 'zijn' god. De strijd
tussen volken en koningen was een strijd tussen hun goden,
(1 Kon.20:23). Dat waren geestelijke machten (1 Cor.8:4-
6; Eph.2:1-3). Maar dat was pas van geestelijk belang,
waar het de God van Isral betrof (Joz.5:13-15; 2
Kon.6:15-17). David zei tegen Goliath: 'De strijd is des
Heren' (1 Sam.17:45-47; Ex.13:10-14; 2 Kron.20:20-30).
Dat laatste geldt ons (Eph.6:10-13). Daarvoor zijn strijd en
overwinning of nederlaag in het Oude Testament een goed
voorbeeld. En de Opstanding van Jezus is de ultieme
Overwinning (Hand.2:24; 2 Tim.1:10). Daarom gaat het in
het 'Evangelie', de 'Overwinningsboodschap' (Rom.8:37).
-
5
-
6
-
7
Het Evangelie in het
Oude Testament
-
8
DE REALISTISCHE
BIJBELSTUDIEBOEKERIJ
presenteert
in de Bijbelgetrouwe, vernieuwende reeks gratis
virtuele boeken, brochures en diagrammen
over geloof en Bijbel
in de serie 'Evangelie'
een studie onder de titel:
'Het Evangelie in het Oude Testament'
2009 Woorddelver; ook gratis gedownloade. Boeken doorgeven mag,
maar alleen als geheel, met naam van schrijver en uitgever en gratis.
Bijbelcitaten, tenzij anders vermeld of blijkens contekst, zijn uit de
Nieuwe Vertaling 1951.
1951 Nederlands Bijbelgenootschap, voor gratis verspreiding
toegestaan: Richtlijnen, Biblija.net/permissions.nl.html, 2003. De afbeelding is van FreeStock Photos.
-
9
HET EVANGELIE IN HET
OUDE TESTAMENT
2e verbeterde editie
WOORDDELVER B.S. (TH.)
REALISTISCHE
BIJBELSTUDIEBOEKERIJ
-
10
'Gratis gekregen, gratis gegeven'
Matthes 10:8 (lett.)
Een deel van de tekst van dit boek is ingescand, een ander deel is
ingesproken. Daardoor kunnen er bepaalde foutjes ingeslopen
zijn, die moeilijk zijn op te sporen, zoals bij scannen 'd' in plaats
van 'rl', of bij inspreken 'een' in plaats van '1'.
Wij gebruikten de automatische bladzijnummering. Tegen alle
typografische regels in begint die op de band van het boek. Maar
bij correcties, die de tekst vermeerderen of verminderen, hoeven
dan alleen de nummers in de index veranderd te worden. Voor
Inhoud en Index zelf betekent het geen verandering.
-
11
INHOUD.
Inhoudsopgave 11
1. 'Evangelie' - dat vreemde woord. 15
2. De drie generaties. 27
3. Evangelie op internationaal niveau. 46
4. David en het evangelie van satan. 69
5. Het evangelie van de vredevorst. 79
6. Psalm 40 Davids roeping als evangelist. 93
7. Psalm 68:11 isral als "evangelist". 106
8. Het evangelie van verleden, heden en toekomst.118
9. Het evangelie en de Geest van Christus. 122
10. Samenvatting. 129
11. Abraham en het evangelie. 134
12. Jesaja en het Evangelie. 160
Wij wensen u een aangename en vruchtbare studie toe!
-
12
-
13
VOORWOORD.
Het woord 'Evangelie' in het Oude Testament is een
vorm van het Hebreeuwse woord 'Basar' - vaak anders
vertaald. Behalve n keer in Jeremia, wordt het
gebruikt als de militaire term voor de Blijde Boodschap
van Overwinning door een snelle loper van het slagveld.
Jezus haalt Jesaja 61:1-2 aan, om Zijn opdracht en
boodschap te karakteriseren in Lucas 4:16-21, en
Paulus met Jesaja 52:7 in Romeinen 10:15.
Het volk van God, Isral, moest, geplaatst op de
landbrug tussen Azi, Afrika en Europa, de afgodische
volken Gods Overwinning aankondigen en
demonstreren.
Bij Saul komt het het eerste voor als een 'Blijde
Boodschap' voor de vijand. Met David wordt dat
anders. Hij zingt er ook van in Psalm 40:10 en 68:12.
Ook enkele melaatse mannen zien de waarheid er van.
Het Nieuwtestamentische Evangelie is een boodschap
van overwinning door de opstanding van Jezus
Christus. Zie ook Lucas 24:46,47.
-
14
-
15
1. "EVANGELIE" - EEN VREEMD WOORD
Wat is een woord?
Deze vraag zou eigenlijk onnodig moeten zijn, omdat de
meeste lezers bekend zijn met het Evangelie. Maar
omdat het nu eenmaal zo is, dat God voor de
verkondiging van het Evangelie zich heeft willen
bedienen van de taal van het dagelijks leven, gebeurt er
met de woorden van de Bijbel hetzelfde als wat er
gebeurt met de woorden uit onze spreektaal.
En van de grappige verschijnselen van de taal is dat
een woord net een stukje elastiek is: het kan uitrekken
en inkrimpen. U gelooft dat niet? Verschillende
voorbeelden daarvan zijn zelfs in de Bijbel te vinden.
Ze zijn haast te bekend om te noemen. Bijvoorbeeld van
de apostelen stond er in de Statenvertaling Hand. 4: 13
"dat zij ongeletterde en slechte mensen waren" en
Paulus gaf van zichzelf toe, dat hij "slecht in de
woorden " was (2 Cor. 11: 6). Wat moeten we daarvan
denken?
Natuurlijk slaan we in zo'n geval direct onze Nieuwe
Vertaling op, en komen tot de conclusie, dat in modern
Nederlands het woord "eenvoudig" of "onervaren" op
zijn plaats is. Ziet u wel, dat een woord met een elastiek
is?! Vroegere paste het woordje "slecht" op al die
mensen, die weinig ontwikkeling of ervaring hadden.
Nu past het op mensen, die verkeerde bedoelingen of
karaktertrekken hebben.
Een ander geval. Er zijn heel wat mensen, die bij het
horen van het woord "kerk" een gebouw, of zelfs een
bepaald gebouw in hun gedachten voor zich zien. Het is
-
16
voor heel wat mensen een ontdekking, dat de "kerk"
eigenlijk een bepaalde groep van mensen is, die in
desnoods in een schuur "kerk" kunnen houden - en
hier is dan meteen de derde betekenis van het woord
"kerk": de kerkdienst. Als mij nu gevraagd werd deze
drie woorden "kerk" op een rijtje te zetten, zou ik het
het liefst zo doen: "kerk" (de mensen) "kerk " (de
dienst), en "kerk"(het gebouw). Het eerste vind ik
verreweg het belangrijkste. U toch ook? Met de "kerk"
(de mensen) kun je zonder "kerk" - gebouw zelfs nog
wel onder de blauwe hemel bij elkaar komen (wel eens
gedaan, b.v. op de hoek van een straat op
zaterdagavond?), maar met een "kerk" - gebouw
zonder mensen - laten wij daar maar over zwijgen,
want dan komen wij op heel andere problemen uit.
Het woord "Evangelie".
Zo is het ook met het woord "Evangelie". Voor
duizenden mensen betekent het woord "Evangelie"
alleen maar een bepaald onderdeel van de eredienst in
een kerk (niet voor alle mensen van die kerk
natuurlijk!). Anderen zijn nog verder afgezakt en
zeggen, als zij de waarheid van iets niet al te hoog
aanslaan: "Het is geen evangelie."Ook voor ons kan het
Evangelie verschillende betekenissen hebben. Wij
spreken van "het Evangelie van Marcus", en bedoelen
dan n van de Boeken van de Bijbel. Wij zeggen: "Hij
bracht van avond een duidelijk Evangelie", of: "Het
Evangelie is voor iedereen". Dan bedoelen we
respectievelijk een toespraak en een aanbieding van
Goddelijke verlossing. En als wij ons bij dat laatste
-
17
alleen bepalen, is er nog niet eens eenstemmigheid
onder alle christenen. Dan zijn er mensen, die bij het
horen van het woord "Evangelie" alleen aan het
Nieuwe Testament denken. Het is waar, dat er niet veel
Bijbelvertalingen zullen zijn, die in het Oude Testament
het woord "evangelie" en "evangeliseren" gebruiken.
Maar er zijn teksten in het Oude Testament, waarin
woorden gebruikt worden in het Hebreeuws, afgeleid
van de wortel 'BSR', uitgesproken 'Basar', die hetzelfde
betekenen als de Griekse woorden voor "evangelie" en
"evangeliseren" in het Nieuwe Testament. En
natuurlijk staan er op die plaatsen in de oude Griekse
vertaling van het Oude Testament, de Septuaginta, de
bekende Griekse woorden. Dat in de vertaling van het
Nieuwe Testament deze in wezen Griekse term gebruikt
wordt, zal wel liggen aan het feit, dat ze sinds oude
tijden gemeengoed geworden zijn. Daar is niets tegen.
Maar het gevaar is, dat die woorden een speciale
kleuren krijgen, een "Nieuw Testamentische
betekenis", die zij niet in die mate zouden hebben
gekregen, als in Oud en Nieuw Testament consequent
dezelfde vertaling was toegepast. De moeilijkheid is
echter, dat het woord "evangelie", juist vanwege die
"Nieuwe Testamentische betekenis", het niet erg doen
zou in het Oude Testament, terwijl zuiver Nededandse
woorden in het Nieuwe Testament in dit geval in strijd
zouden zijn met een sterke traditie.
Wat zou het Hollandse woord voor "evangelie" moeten
zijn? "Evangelie" bestaat uit 2 delen: "Ev - angelie".
Zoals reeds gezegd, was het oorspronkelijk een Grieks
woord: "eu angelion". "Eu" betekent: goed.
-
18
"Angelion" betekent boodschap. In dat laatste deel
herkennen wij terstond het woord "engel", dat ook
vernededandst Grieks is, en in onze taal
"boodschapper" betekent. Het woord is dus "goede
boodschap".
Gebruik van het woord Evangelie in de Bijbel.
Natuurlijk kan het woord "Goede Boodschap" in zijn
letterlijke betekenis gebruikt worden, of, in
overdrachtelijke betekenis, in verband met geestelijke
zaken. Is
Zoals we hebben gezien, kon het woord "evangelie"
voor iedere goede boodschap gebruikt worden. Als bij
voorbeeld Jeremia merkt, dat zijn woorden geen ingang
vinden bij het volk en dus zijn werk, als profeet, naar
de mens gesproken een mislukking is, zegt hij:
"Vervloekt zij de man, die mijn vader de blijde
boodschap bracht: u is een jongen geboren, waarmee
hij hem zozeer verblijdde" (Jeremia 20: 15). Hier was
dus een geboorteaankondiging een
"evanPsalm40,11gelie", een "blijde boodschap'
aanvankelijk althans.
Maar in de geschiedkundige boeken van het Oude
Testament wordt het uitsluitend gebruikt als een
militaire term, en wel in verband met de strijd van
Isral tegen zijn vijanden, n keer onder Saul,
verscheidene keren onder David, en weer n keer bij
de profeten Elisa en Nahum. Maar daar de strijd van
Isral als Gods volk de geestelijke achtergrond had, had
het gebruik van het woord Evangelie dat ook. Zo wordt
het, als het ware, naar het geestelijke niveau getild. Dat
-
19
is ook het geval, waar het woord "Evangelie" in het
Nieuwe Testament wordt gebruikt voor de
aankondiging van een geboorte. Ook komen daarin de
aspecten, die de betekenis van het woord "Evangelie"
in de Bijbel meestal heeft, al duidelijk naar voren.
Bedoeld zijn de aankondigingen van de geboorte van
]ohannes de Doper en van de geboorte van ]ezus.
Als Zacharias, de priester, niet kan geloven, dat de
boodschap van de engel waar is en hij dus eindelijk een
zoon zal hebben, zegt de engel tot hem: ,,1k ben
Gabril, die voor Gods aangezicht sta, en ik ben
uitgezonden om tot u te spreken en u deze blijmare te
verkondigen" (Lucas 1 : 19). Zacharias moet daar
tijdens de maanden van zijn gedwongen stilzwijgen wel
over nagedacht hebben. Dat merken wij in zijn lofzang,
in Lucas 1: 67-79. En als wij de lofzang van Maria
daarnaast leggen, vinden wij dezelfde elementen in
beide (Lucas 1:46-55).
"Evangelie": God wint het toch!
Zacharias zegt: "God heeft verlossing gebracht voor
zijn volk. Hij zal ons redden van onze vijanden. Het
volk zal weer terugkeren tot zijn God en Hem
aannemen als Heer en Meester. Daardoor zal er een
tijdperk van vrede aanbreken: vrede van buiten en
vrede van binnen." Dat was voor hem het "evangelie".
Maria zegt: "God heeft een krachtig werk gedaan door
Zijn arm. Hij heeft machtigen van de troon gestort en
eenvoudigen verhoogd, hongerigen heeft Hij met
goederen vervuld en rijken heeft Hij ledig
weggezonden. Hij heeft zich lsral aangetrokken." En
-
20
ook de geboorte van Jezus moet, volgens de engel, als
een blijde boodschap verkondigd worden,
"gevangeliseerd" worden, zoals er letterlijk staat in
Lucas 2:10.
Nu staat dit wel in het Nieuwe Testament, maar het
wordt gesproken op grond van wat in het Oude
Testament staat. En dat is vaak ook het geval in de
Brieven van het Nieuwe Testament, namelijk, waar het
een aanhaling uit het Oude Testament betreft.
In het Oude Testament wordt dit woord ook gebruikt in
enkele Psalmen en door de profeet Jesaja. Dat is van
belang om twee redenen. Ten eerste betreft het hier
lofprijzing aan God om Zijn grote daden, die niet alleen
in de menselijke, maar vooral in de geestelijke sfeer
liggen. En ten tweede betreft het teksten, waarvan
enkele in het Nieuwe Testament worden aangehaald:
n keer door Jezus aan het begin van zijn driejarige
werkzaamheid, en n keer door Paulus na zijn drie
zendingsreizen. Zij vormen de schakel voor dit
woordgebruik tussen Oud en nieuw Testament. En als
aanhalingen uit het Oude Testament in het Nieuwe
Testament zijn het tevens voorbeelden van de wijzen,
waarop deze woorden vertaald zijn in de Bijbel, en het
verschil daartussen in het Oude en het Nieuwe
Testament (Nieuwe Vertaling) daarin. Het zijn: Jesaja
61:1 ("blijde boodschap") met Lucas 4: 18 ("evangelie"
), en Jesaja 52:7 ("goede boodschap" ) met Romeinen
10:15 ( "goede boodschap" ).
De "Blijde Boodschap" van Jesaja
-
21
Er is waarschijnlijk geen tweede tekst in de Bijbel te
vinden, waarin het woord "evangelie" als "goede
boodschap" in al de schakeringen van zijn betekenis
beter uitkomt, dan in Jesaja 52: 7. Daarom drukken wij
hier Jesaja 52:7-10 in zijn geheel af. Daarna zullen wij
op het gebruik van dit woord ingaan aan de hand van
deze tekst en andere Schriftplaatsen. "Hoe lieflijk zijn
op de bergen de voeten van de vreugdebode, die vrede
verkondigt, die goede boodschap brengt, die heil
verkondigt, die tot Zion spreekt: uw God is Koning.
Hoor, uw wachters verheffen de stem, zij jubelen
tesamen, want met eigen ogen zien zij, hoe de Here naar
Zion wederkeert. Breekt uit in gejuich, jubelt eenparig,
puinhopen van Jeruzalem, want de Here heeft Zijn volk
vertroost, Hij heeft Jeruzalem verlost. De Here heeft
Zijn heilige arm ontbloot voor de ogen van alle volken
en alle einden der aarde zullen zien het heil van onze
God ". In dit gedeelte zijn de woorden "vreugdebode"
en "goede boodschap", wat de letterlijke betekenis
betreft, hetzelfde als "evangelist" en "Evangelie".
Wij zouden de vraag kunnen stellen- "Waarom ziin de
voeten van deze vreugdebode, deze "evangelisf" zo
liefelijk? Als wij verder lezen merken wij, dat de stad in
puin ligt en de bewoners .verdriet hebben: zij moeten
vertroost worden, zoals onze tekst zegt. Klaarblijkelijk
heeft een vijand er danig huis gehouden. Maar toen
heeft de Here Zijn heilige arm ontbloot. Wat betekent
dat?
De taal van de Bijbel is die van het dagelijks leven. Er
staat eigen1ijk, dat de Here net gedaan heeft als een
man, die zijn mouwen opstroopt om te laten zien, dat
-
22
hij niet bang is, om een vechtpartij te beginnen. Het
gevolg is, dat de vijanden, de volken, zijn verslagen en
dat de stad is verlost. En nu is de Here op weg, om als
Overwinnaar naar de stad terug te keren. Ln de stad
weet nog niemand hier iets van. Ledereen leeft daar in
angstige spanning, of wel in doffe berusting. Dan gaan
plotseling de wachters op de muur roepen. Zij barsten
in gejuich los, omdat zij zien, dat er een snelle loper van
het slagveld aankomt. Aanstonds weten zij, dat die een
"goede boodschap" heeft te melden, een ."evangelie",
een overwinningsboodschap. Lnderdaad verkondigt
deze loper, als hij aangekomen is, vrede en redding
voor de stad. Hij roept uit, dat het Koningschap van de
rechtmatige Heerser nu verzekerd is: "Uw God is
Koning!" En omdat hij een afgezant van de koning is,
weet iedereen nu ook, dat de Koning zelf in aantocht is.
Daarom breekt men uit in gejubel.
Samenvatting.
Dit drietal passages, vooral de laatste, tekent wel heel
duidelijk in welke sfeer het woord in de Bijbelse tijden
en dus in de Bijbel gebruikt is. Laten wij de
verschillende schakeringen van die betekenis nog eens
punt voor punt opsommen.
1. Het woord "evangelie" verplaatst ons in een sfeer
van strijd en overwinning.
2. Een "evangelie" wordt daarom gebracht aan
mensen, die zuchten onder de overheersing van een
vijand.
3. De rechtmatige heerser is verdreven en zijn rijk, o.f
een deel daarvan, is "bezet gebied" geworden.
-
23
4. De bevolking heeft, zeker in profetische beeldspraak,
aanvankelijk de vijand binnengehaald, of heeft op zijn
minst schuld aan de nededaag. Nu hebben de mensen,
volgens Oosterse maatstaven in de oude tijd, nog maar
n ding te wachten: de uiteindelijke ondergang, hetzij
door- de hand van de vijand, hetzij door een
terugkerende en wraak nemende vorst. De overheersing
en tyrannie van de vijand; de noodzaak, om, in
volkomen slavernij, dingen te doen, die hun als burgers
niet betamen; en de dreigende toorn van hun eigen
vorst maakt hun positie verre van benijdenswaardig!
5. Maar de koning heeft op een zeker ogenblik de
overwinning behaald. Hij stuurt zijn afgezanten naar
de stad om zijn triomf te melden en om de bevolking
aan te zeggen, dat de koning in aantocht is, niet om
wraak te nemen, maar om weer over hen als zijn
onderdanen te regeren.
6. De blijdschap hierover in de stad wordt nog vergroot
door het feit, dat de mensen weten, dat er nu een tijd
van veiligheid en welvaart zal aanbreken.
Oud en Nieuw Testamentisch Evangelie
]esaja 52 : 7 10 is n van de plaatsen in het Oude
Testament die, wat betreft het begrip "evangelie" een
schakel vormen tussen het Oude en het Nieuwe
Testament. Het is aangehaald in Romeinen 10 . 15.
Een dergelijke plaats vinden wij in ]esaja 61 : 1 en 2,
aangehaald in Lucas 4:18 en 19.
Dit maakt het ons mogelijk om het "evangelie" van de
"vreugdebode" in ]esaja 52 te vergelijken met het
-
24
"evangelie", dat Jezus van Godswege op aarde kwam
brengen.
De "vreugdebode" zegt: "Uw God is Koning. De Here
keert weder naar Sion." Verder zegt hij, dat zij, die de
vaten des Heren dragen dus die in de dienst van God
zullen staan zich moeten reinigen, en dat men vol
enthousiasme de Koning moet inhalen.
Van Jezus staat er in Marcus 1:14 en 15, dat Hij "het
evangelie Gods" ging prediken, namelijk "de blijde
boodschap van Gods overwinnning". Wat hield die
boodschap in? "De tijd is vervuld en het Koninkrijk
Gods is nabij gekomen. Bekeert u en gelooft het
evangelie". Wij zouden het in modern Nededands
misschien zo kunnen zeggen: "Eindelijk is het zover,
dat God Zijn volle heerschappij weer op aarde gaat
uitoefenen, waardoor er een einde komt aan het rijk
van satan. Doe dus niet meer met de vijand mee, maar
neem de boodschap van Gods overwinning serieus. Dat
is het beste wat je doen kunt." Wat gebeurt er als de
mensen de boodschap, dat de vijand verslagen is en dat
hun rechtmatige Vorst weerkeert, gaan geloven?
]esaja 52 zegt, dat de gevangenen uit Sion wordt
aangezegd, dat zij hun banden los mogen maken, dat zij
zonder geld worden gelost de vijand kan ze eenvoudig
niet langer vasthouden om losgeld te eisenl Het getier
van de overheersers zal afgelopen zijn en de naam van
de echte Koning zal door hen niet meer worden
gelasterd. De gevangenen zullen het stof van zich
afschudden en hun pronkgewaden aantrekken. En zij,
die reden tot treuren hebben zullen worden vertroost
door hun Koning zelf. Men zal uittrekken uit de
-
25
gevangenschap als koninklijke mensen, als vrijen: niet
in haast en niet als in vlucht, de Koning zelf zal hen
uitleiden in een feestelijke optocht.
Vergelijk daarmee eens het woord, dat ]ezus op
Zichzelf toepast, als Hij ]esaja 61 :1 en 2 heeft
voorgelezen (Lucas 4:18 en 19). "De Geest des Heren is
op Mij, daarom, dat Hij Mij gezalfd heeft". Ln
Handelingen 10:38 drukt Petrus het zo uit: " - ]ezus van
Nazareth met de Heilige Geest en met Kracht
gezalfd." Gezalfd met de Geest van God was ]ezus
sterker dan satan en kon Hij, "de sterkere", de sterke",
de duivel, verslaan en al zijn bezittingen roven, zoals
]ezus het in de gelijkenis van Lucas 11 21 en 22 zegt.
Wat is het gevolg? ]ezus zegt: De Geest des Heren is op
Mij", om aan armen het evangelie de
overwinningsboodschap te brengen en aan blinden
het gezicht, om verbrokenen heen te zenden in vrijheid,
om te verkondigen het aangename jaar des Heren het
zogenaamde jubeljaar, waarin iedereen, die in slavernij
of in armoede was geraakt, zijn vrijheid en bezittingen
terug moest krijgen.".
Een blik vooruit.
Nu zullen wij eerst en voornamelijk het gebruik van dit
woord in de geschiedkundige Boeken van het Oude
Testament bestuderen, waarin de woorden "evangelie",
"evangeliseren", en "evangelist" gebruikt worden in
verband met de geschiedenis van het volk Isral, omdat
dat de grondslag van alles is. Ook daar zullen wij zien,
dat het gebruik en dus de betekenis van die termen
uitgaat boven het louter geschiedkundig aspect in die
-
26
gedeelten en betrekking heeft op de strijd, die God, in
zijn Gezalfde, met zijn volk voerde tegen satan en zijn
demonische en menselijke machten. Dat betekent niet,
dat wij elementen uit die geschiedenis ' een geestelijke
betekenis' opleggen, als een soort allegorische uitlegging
dus, maar wel, dat achter deze schijnbaar een louter
menselijke aangelegenheden een geestelijke
achtergrond ligt. Dat geldt natuurlijk ook voor het
hedendaagse mensenleven. Dit zal het ons mogelijk
maken, om die lijn door te trekken naar De Gezalfde,
de "Christus", in wie God de strijd tegen satan tot een
overwinning heeft gevoerd".
-
27
2. DE DRIE GENERATIES
Evangelisten van Satan.
De eerste keer, dat het woord "evangeliseren" in de
Bijbel voorkomt, vinden wij in 1 Samul 31:8 en 9 (en
in zijn tweelingtekst 1 Kronieken 10:8 en 9). Wij laten
deze tekst hieronder volgen.
"Toen nu de Filistijnen de volgende dag de
gesneuvelden kwamen plunderen, vonden zij Saul en
zijn drie zonen liggen op het gebergte Gilboa. Zij
hieuwen zijn hoofd af, roofden zijn wapenrusting en
zonden boden rond in het land der Filistijnen, om de
goede tijding te melden in de tempels van hun afgoden
en aan het volk."
Zie daar de eerste "evangelisten" in de Bijbel. Maar - -
- , "evangelisten" van Satan! Want dat deze
"evangelisatiecampagne" der Filistijnen een veel
diepere achtergrond en betekenis had, dan men
oppervlakkig lezend zou vermoeden, wordt ons
duidelijk, als wij de geschiedenis en de roeping van
Isral en van zijn koning nagaan.
Gods privvolk.
1 Isral was het volk, dat God voor Zichzelf had
gemaakt. In Genesis 15 vinden wij daarover meer.
Daarvan geven wij een overzicht.
2. Dit volk had God zich gevormd uit een hopeloos oud
mensenpaar (hij was honderd en zij negentig!) in de
wanhopige positie van toen vogelvrije vreemdelingen,
op grondslag van menselijke hulpeloosheid, van
-
28
absolute afhankelijkheid van God, en van
onvoorwaardelijk geloof en vertrouwen in God. Dit
kunt u bij voorbeeld lezen in Genesis 15: 1-12,3.
3. Uit Genesis 15 weten wij, dat Gods plan voorzag in
de vestiging van dit volk in een land, waar zij zich noch
meester van konden maken, noch konden handhaven
zonder Goddelijk, bovennatuurlijke ingrijpen. Dit volk
zou geen levenskansen hebben gehad, als God niet zelf
hun geschiedenis tot aan hun vestiging in het beloofde
land van te voren zorgvuldig had uitgestippeld en
voorbereid (zie Genesis 15:13-16) en als God niet zelf
"levensruimte" voor hen had gereserveerd te midden
van de andere volken (zie Genesis 15:8-21).
4. De naam Isral, die zij naar hun stamvader Jacob
zouden krijgen, was daarom heel tekenend. Jakob, die
altijd Gods beloften zelf had willen vervullen, was na
zijn strijd met de Engel des Heren kreupel op kritiek
moment, de ontmoeting met Esau. Toen moest hij op
Gods ingrijpen wachten en op Zijn kracht vertrouwen.
God gaf hem de naam Isral, wat onder anderen
betekent: Moge de Here strijden. Dat is voor dit volk
een typerende naam. Ais God niet voor hen zou
strijden, zouden ze verloren zijn. De consequentie was,
dat Isral het alleen wagen kon, om zich te laten gelden
onder de andere volken, als zij helemaal alleen op God
zouden rekenen, met andere woorden, als zij zouden
leven uit geloofd in de almachtige God, en in niets en
niemand anders.
5. Isral moest zijn: een volk van God, Gods eigendom
en woonplaats in het midden van de overige volken der
aarde, die niet gehoorzaamden aan God.
-
29
6. Daardoor vormde Isral het bruggehoofd van het
Godsrijk op aarde, dat God zou gebruiken, om deze
wereld weer onder zijn bestuur te brengen. Dit zou een
zegen betekenen voor alle volken.
Daarom zei God tegen Abraham: "- - - met u zullen alle
geslachten des aardbodems gezegend worden." Dit
bijzondere van het volk Isral werd heel duidelijk
ingezien door David (die daarom "een man naar Gods
hart" was, niet omdat hij zo'n lieve jongen was!) toen
hij zei: "En wie is gelijk Uw volk, gelijk Isral, het enige
volk op aarde, dat God zich tot een volk ging vrijkopen,
om Zich een Naam te maken, - - - Uw volk, dat Gij - - -
uit de volken en hun goden hebt vrijgekocht?
Gij hebt U Uw volk lsral voor altijd bevestigd tot Uw
volk. En Gij, Here, waart hun tot een God" (2 Samul
7:23,24).
Lsral in de internationale, geestelijke politiek.
Het volk Isral was Gods volk. Gods of woorden van
welkom tot het volk op de Berg Sina in exodus 19:5
waren: Nu dan, indien gij aandachtig naar Mij luistert
en mijn Verbond bewaart, dan zult gij uit alle volken
Mij ten eigendom zijn, want de ganse aarde behoort
Mij. En gij zult Mij een koninkrijk van priesters zijn en
een heilig volk. Daardoor zou het volk Isral een heel
ander volk zijn dan alle volken der aarde. De positie
van Isral in dit wereld is heel goed beschreven in
Micha 4: 5, want alle volken wandelen elk in de naam
van zijn god,
Maar wij zullen wandelen in de naam van de Here,
onze God. En toen de Isralieten aan Samuel om een
-
30
koning vroeger, zeiden zij: Stel nu een koning over ons
aan om ons te richten, als bij alle andere volken. En
toen zij op Samuels tegenwerpingen toch volhielden,
formuleerde zij het nog typerender: Dan zullen ook wij
zijn als alle andere volken. En het antwoord van God
tot Samuel was: Luister naar het volk, in alles wat zij
tot U zeggen, want niet U hebben zij verworpen, maar
Mij hebben ze verworpen, dat Ik geen koning over hen
zou zijn. Juist zoals zij gedaan hebben van de dag af,
toen Ik hen uit Egypte leidde, tot op de huidige dag, dat
zij Mij hebben verlaten en andere goden gediend, zo
doen zijn nu ook tegen U. (1 Samuel kwam 8: 5,20, 7
8). Het is duidelijk: te worden als alle andere volken
betekende voor Isral zijn God te verlaten en de
afgoden te gaan dienen.
Van die afgoden heeft de apostel Paulus gezegd, Dat
offeren aan afgoden een offeren is aan boze geesten (1
Corinthirs 10: 20). Afgoden zijn de presentaties van
demonische machten, waarmee Satan de wereld
beheerst, zoals er staat in Efezirs 2: 2, - - - waarin gij
vroegere gewandeld hebt overeenkomstig de loop dezer
wereld, overeenkomstig de oversten van de macht der
lucht, van de geest, die thans werkzaam is in de
kinderen der ongehoorzaamheid. En in 6: 12 lezen wij:
want wij hebben niet te worstelen tegen bloed en vlees,
maar tegen de overheden, tegen de machten, tegen de
wereldbeheersers dezer duisternis, tegen de boze
geesten in de Hemelse gewesten.
En in Danil 10 12 wordt ons een zeldzame blik
gegeven in de hogere regionen van deze geestelijke
organisatie. Het hemelse wezen dat aan Danil
-
31
verschijnt heeft het over de tegenstand die hij
ondervond van de geestelijke demonische vorsten van
sommige volken, die de nationale en de internationale
politiek van die volken bepalen, en over de hulp, die hij
kreeg van de geestelijke vorst Michael, die als de vorst
van Isral in de toekomst ook het volk van God te hulp
zou komen. Hij vertelt daar nog bij, dat niemand
anders van de Hemelse vorsten in staat was om
weerstand te bieden aan die satanische machten.
(Danil 10: 2,4, 5,12 14,20 - 21 en 11: 1; 12: 1).
Dat betekent, dat de Hemelse vorst Michael de
beschermheer was van Isral als een bruggehoofd van
het koninkrijk van God in een door rebellen bezet
gebied. Maar het betekent dan ook, dat de aanvallen
van andere volken op Isral in wezen een strijd is van
Satan met zijn onderhorige volken tegen God en Zijn
volk.
Het volk van satan.
Satan, de overste der wereld, zag in het volk Isral
terecht een gevaar voor zijn heerschappij. Satan heeft
de aarde in bezit genomen en beschouwt de wereld als
springplank voor de beheersing van het heelal en
"regeert"daarom deze wereld op een verre van
democratische wijze. Hij moest een volk als Isral wel
zien als een gevaar, als een nederzetting van vreemde en
vijandige oorsprong, als een "staat-in-de-staat".
Daarom was hij vanaf het begin de doodsvijand van dit
volk en bestookte het van alle kanten door zijn
handlangers Toetmosis een kwam . Later, toen de Zoon
van God op aarde kwam, zei hij duidelijk, dat hij de
-
32
wereldheerschappij alleen wilde toevertrouwen aan
iemand, die niet God maar hem ze als Heerser erkent
(zie Lukas 4:5-7.
En toen God zijn volk vanuit het zuiden en oosten
Kanan had binnengevoerd, deed satan een zet. Hij
voerde een volk vanuit het noorden en westen aan. Het
waren de "zeevolken", Kaftorieten, met een groot
contingent Pelesten of Filistijnen, van Kreta en van
elders verdreven in verband met een grote
volksverhuizing in Zuidoost Europa, van Zuid Rusland
tot Griekenland. Rond 1200 v.C. bedreigden zij met een
grote vloot en een enorme colonne wagens de oostgrens
van Egypte, maar werden teruggeslagen. Zij voegden
zich in zuidwest Palestina bij de Filistijnen, die daar al
woonden ten tijde van Abraham. Er staat iets over in
Amos 9: 7 en Deuteronomium 2: 23. Rond 1140 v.C.
waren ze, getuige aardewerkresten, al doorgedrongen
tot Bethsemes. En iedereen weet, wat een last de
Isralieten van die Filistijnen gehad hebben!
En van de hoogtepunten van deze strijd was de dood
van Saul en zijn zonen op het gebergte Gilboa. Dit was
voor het volk van God meer dan een militaire
nederlaag. Het was een geestelijk echec, zowel vanwege
de belangen van het koninkrijk van God, die er mee
gemoeid waren, als ook vanwege de hele
voorgeschiedenis, die er n was van ongehoorzaamheid
en morele en geestelijke degeneratie aan de kant van
Isral.
David zag de geestelijke politieke situatie duidelijk in
en was daarom "de man naar Gods Hart", toen hij zei:
"Wie is gelijk Uw volk, gelijk Isral, het enige volk op
-
33
aarde, dat God Zich tot een volk ging vrijkopen, om
Zich een naam te maken, - - - uw volk, dat Gij - - - uit
de volken en hun goden hebt vrijgekocht? Gij hebt U
Uw volk Isral voor altijd bevestigd tot Uw volk, en Gij,
Here, waart hun tot een God" (2 Samuel 7: 23 24).
Daarom spitste de politiek tussen de machten van de
aarde zowel als tussen die et van de hemel zich toe op de
positie en het doen en laten van het volk Isral.
Daarom kan men ook in de strategie rond om Isral
gezien worden als van universele oorsprong en omvang.
Isral zowel als de omringende volken waren niet meer
dan pionnen in ontzaglijke schaakspel, waarbij het
inderdaad ging om een strijd tussen zwart en wit,
leugen en waarheid, duisternis en licht, de boze en God.
Geestelijke strategie
Als wij Richteren 1 en 2 lezen, waarin de wanprestaties
van de eerste generaties Isralieten in het Beloofde
Land beschreven worden, komen wij tot de conclusie,
dat de geweldige kansen die satan kreeg in zijn
internationale geestelijke politieke strategie, afkomstig
waren van - - - God. En dat, daar Isral verzuimde
diezelfde kansen te benutten. De soldaten dachten er
echter anders over dan hun Generaal (lees Richteren
2:6-12) en zij grepen pas weer naar de wapens, toen zij
ontdekten, dat die joviale vijand het toch werkelijk op
hun totale ondergang gemunt had. Dit gebeurde echter
alleen, wanneer God Zijn beschermende hand
terugtrok, de vijand vrij spel gaf en daardoor
ontmaskerde (Richteren 2:13-16).
-
34
Wanneer een pas gevestigd bruggehoofd midden in
vijandelijk gebied de aanwijzingen van het
hoofdkwartier niet opvolgt, als de soldaten hun
veldtocht gaan beschouwen als een vacantietrip,
sigaretjes gaan roken met de vijand en uitgaan met de
meisjes, dan hoeven wij ons er niet over te verbazen, als
die "vriendelijke" vijand op een kwade dag het hele
front oprolt.
In Richteren 1 en 2 kunnen lezen, hoe Isral het er af
bracht, kwam nadat het door God op bovennatuurlijke
wijze in zijn positie geplaatst was. God wist wel, dat
bestrijdt niet met 1 generatie beslecht zou zijn. Daarom
had Hij Jozua het niet meteen alle haarden van
tegenstand laten opruimen. Ook de volgende
geslachten, "welke geen van de oorlogen om Kanan
gekend hadden", moesten "met de strijd vertrouwd
raken". In Richteren 2:23-3:2 lezen wij, dat God de
strijd in etappes wilde uitvoeren, om zijn volk
strijdbaar te houden in de volgende generaties. Wat
voor strijd dat was, weten wij wel uit het Boek Jozua:
zeven keer om een stad heen lopen, en hele veldslag
verliezen als n man enkele kunstvoorwerpen en dat
geldt uit de vernietiging redt, of een veldslag binnen,
dank zij een catastrofale hagel en een zon, die de hele
dag op twaalf uur blijft staan. Dat waren zo de
ervaringen van de Isralieten, die de strijd om Kanan
dan wel gekend hadden. En dat was natuurlijk allemaal
veel te riskant voor gewone mensen en ook te lastig.
Daarom probeerden ze het op een andere manier te
winnen. Waarom zouden ze ook niet met wat 'geestelijk
inzicht' te werk gaan? Als zij nu eens de geestelijke
-
35
machten achter deze aardse vijanden wat meer te
vriend gingen houden, dan kon het
bezettingsprogramma misschien uitgevoerd worden
zonder die economisch zo schadelijke mobilisatie en
oorlogvoering en het risico van de krijgskans
(Richteren 2: 6 12). De vijand bleek ook niet zo kwaad
te zijn. Natuurlijk was dat laatste een weloverwogen
tactieken van de Tegenstander. Het ergste was, dat als
de vijand dan toesloeg sloeg en de Isralieten,
ontnuchterd, zich tot God wendde, hij de vijand
volkomen in de kaart scheen te spelen. Vaak werden zij
jarenlang door God verlaten en overgeleverd aan de
vijand. Ten slotte was het dan de n of andere obscure
figuren, die door God gebruikt werd, om de zaak te
redden. Zo werd de overwinning toch weer een
geloofswonder (Richteren 2: 13 16). Nee, dan liever
een koning!
Als alle andere volken.
De geloofsstrijd had al lang afgedaan, maar de
geestelijke gelijkschakeling had hun ook al niet sterker
kunnen maken. Maar nu hadden ze het gevonden! Zij
moesten zich de politieke structuur en de bevelvoering
van de vijand eigen maken. De achtergrond van alles
was echter, dat Isral helemaal vergeten was, waarom
zij waren er wt zij waren. Wat had Mozes gezegd?
"Gij zijt een volk, dat de Here, uw God, heilig is; U
heeft de Here, uw God, uit alle volken van de
aardbodem verkoren om zijn eigen volk te zijn"
(Deuteronomium 7: 6). Maar wat zeggen zij tegen
Samuel in 1 Samuel 8: 5,19, 20? "Stel een koning over
-
36
ons, om ons te richten, als bij alle andere volken - - -
dan zullen ook wij zijn als alle andere volken." Het
ergste was natuurlijk niet, dat zij een koning wilden
hebben, want daarin was in de wet van Mozes al
voorzien (Deuteronomium 17: 14 20) en per slot geeft
God er n. Neen, zij wilden nu eens een 'normaal' volk
worden. Zij wilden een een radikale gelijkschakeling
met alle andere volken. Het is alsof zij Samuel en God
te kennen gaven, dat aan dat eeuwenlange
gexperimenteer nu maar eens een eind moest komen.
Niet een onzichtbare God, maar een zichtbare koning
zou voortaan hun politieke en militaire belangen
moeten behartigen. Dan zouden zij op gelijke voet met
de hun omringende volken staan, en zouden zij hen met
hun eigen methoden op effectieve wijze kunnen
bestrijden. Dat ze alleen nog maar een koning nodig
hadden, om "als alle andere volken" te worden, hadden
ze huns ondanks goed ingezien. Innerlijke waren ze
immers al lang gelijkgeschakeld met de wereld. Dat had
hun Goddelijke Koning wel door, zoals Hij ook ronduit
tegen Samuel zei: "Juist zoals zij gedaan hebben van de
dag af, toen Ik heb hen uit Egypte leidde tot op de
huidige Dag, dat zij Mij hebben verlaten en andere
goden gediend, zo doen zij ook nu tegen u." Samuel
ervoer in deze krenking slechts, wat God zich al zo lang
had is laten welgevallen. In zoverre had Samuel dus
gelijk gehad met zijn klacht, dat hij nu eens ervoer, wat
God al zolang ervaren had!
-
37
Geen begrip van zijn roeping.
Dat Isral absoluut geen notie had van zijn roeping en
plaats tussen de volken der wereld, blijkt wel heel
duidelijk uit wat ons verteld wordt in 1 Samul 8.
Mozes had tot Isral gezegd : "Gij zijt een volk, dat de
Here, uw God, heilig is; u heeft de Here, uw God, uit
alle volken van de aardbodem verkoren om zijn eigen
volk te zijn" (Deuteronomium 7:6). Maar hoor nu wat
de Isralieten zeggen tegen Samul: "Stel nu een koning
over ons aan om ons te richten, als bij alle andere
volken . . . dan zullen ook wij zijn als alle andere
volken" (1 Samul 8:5,19,20).
Het kwaad, dat zij een koning wilden hebben, zat niet in
de eerste plaats in het verlangen naar een koning,
Anders had God nooit hun verlangen ingewilligd. Die
koning moest er volgens hen komen, omdat deze nodig
was, om als alle andere volken te worden.
Toch was zelfs dat verlangen, van menselijk standpunt
uit gezien, gerechtvaardigd. Ja, het was zelfs het enige
verstandige, dat zij konden bedenken in hun situatie. Er
was namelijk een hele geschiedenis aan voorafgegaan.
Drie generaties.
Die ontwikkeling heeft gelopen van de eerste generatie,
die in het beloofde land kwam, via de tweede generatie,
die van de Richteren, naar de derde generatie, die van
Samul. Het woord generatie dient hier ruimer te
worden genomen dan zijn letterlijke betekenis. En in
het voorbijgaan kunnen wij vaststellen, dat de eerste
drie generaties van elke nieuwe groep van
'Godsgezinden' vaak eenzelfde lijn vertonen.
-
38
De overgang van de eerste naar de tweede generatie is
kenmerkend. In Richteren 2:7,10,11 staat: "Het volk
diende de Here gedurende heel het leven van Jozua en
van de oudsten - - - die heel het grote werk gezien
hadden, dat de Here voor Isral gedaan had - - -. Nadat
ook dat hele geslacht tot zijn vaderen vergaderd was,
kwam na hen een ander geslacht op, dat de Here niet
kende, noch het werk, dat Hij voor Isral gedaan had.
Toen deden de Isralieten wat kwaad is in de ogen des
Heren en gingen de Bal dienen." Wie had tot dusver
de plannen gemaakt en uitgevoerd? Wie had het
initiatief genomen tot de uittocht uit Egypte, de
doortocht door de Rode Zee, de tocht door de woestijn
en de uitreddingen, toen beleefd, de overwinningen, die
hen aan de rand van het beloofde land brachten, de
tocht door de Jordaan, de val van Jericho en de
verovering van het land? Het was God geweest, van
begin tot eind. Maar waarom hield God dan op met
wonderen doen na de dood van Jozua en de eerste
oudsten?
Richteren 1:1-19a is n en al overwinning. Doch de
rest van dat laatste vers bevat een onzinnige
tegenstelling: "En de Here was met Juda, zodat hij het
gebergte in bezit nam, maar hij was niet in staat de
bewoners van de vlakte te verdrijven, want dezen
hadden ijzeren strijdwagens." Wie is de laatste "Hij"?
Was dat God? Nee, het was Juda, die wel in een strijd
van man tegen man konden overwinnen, maar niet in
gemechaniseerde oodogvoering. Toch was dat niet de
werkelijke oorzaak.
-
39
Een onmogelijke situatie.
De naam "Juda" betekent: "De dankende". Dat waren
ze geweest in het gebergte: "De Here was - - - (zodat
Juda nam)". Direct daarachter staat: "(Juda) was niet -
- -". Heel logisch! In het gebergte was de Here de dader
en Juda de danker. In de vlakte werd Juda de dader, en
dus de verliezer. En zijn treurig voorbeeld volgden de
Benjaminieten, Jozef, Manasse, Efram, Zebulon, Aser
en Naftali volgens Richteren 1:21-33. Dan werd zelfs
teruggedrongen! (34 e.v.). Het was alles half werk:
overwinningen en nededagen. Of eigenlijk kwam het
niet eens tot nededagen: zij hielden eenvoudig op met
vechten en lieten de vijand zitten waar hij zat. Zodra zij
een comfortabel plekje voor zich veroverd hadden,
dachten zij er niet over voor Gods zaak verder te
vechten. Het gevolg was, dat zij God niet meer nodig
hadden en er ook geen wonderen meer gebeurden.
Nogal logisch, dat hun kinderen de Here niet kenden!
Hoe zouden die ook iets van Gods programma, laat
staan van Gods macht omdat programma uit te voeren,
ervaren hebben? Omdat zij Gods macht niet hadden
leren kennen in het leven van hun vaders, zullen de
kinderen ook bar weinig zin gehad hebben we, om met
de vijand al te lastig te maken.
Het was een trieste cirkelgang. Omdat de vaders alleen
maar genteresseerd waren in Gods werk voor zover het
hun onmiddellijke, menselijke verlangens betrof,
hadden zij God niet meer nodig. Zij konden Zijn
wonderen en de daarmee gepaard gaande
"noodtoestanden" niet gebruiken. Zulke egosten
kweken van zelf nog grotere egostische kinderen!
-
40
Wat konden zij doen? In Richteren 21: 25 staat het zo:
"Ieder deed wat goed was in zijn ogen." En wij, die bij
voorbeeld Romeinen 8 kennen, verbazen ons niet, dat er
staat: "Toen deden de Isralieten wat kwaad was in de
ogen des Heren." "zij, die in het vlees zijn, kunnen God
niet behagen (Rom.8:8)." D.w.z.: "Zij, die naar hun
beste weten handelen als mens, kunnen in hun streven
nooit in harmonie met de wil van God handelen!"
God specialiseert zich in het onmogelijke.
Zodra wij ons tot het menselijk-wenselijke en het
menselijk-mogelijke beperken, verdwijnt de Here uit
onze horizon. En als de Heer uit onze horizon
verdwijnt, moeten wij ons wel beperken tot het
menselijk-mogelijke. Dat is in het natuurlijke vlak ook
zo: hoe hoger wij van de aarde opstijgen, des te groter
wordt onze horizon; hoe lager wij naar de aarde
afdalen, des te beperkter onze gezichts einder. Maar de
Heer "specialiseert zich" in het menselijk-onmogelijke!
Daarom, als alleen het menselijk-mogelijke in ons leven
volbracht wordt, wordt daarin geen kracht des Heren
openbaar. En omdat de vijand alleen maar bang is voor
de kracht des Heren, lukt hij dan op ons aan.
In zo'n geval merken wij, hoe ontzettend het is, als de
Heer uit onze horizon verdwenen is. Hij is er natuurlijk
wel, maar wij zien hem niet, met het gevolg, dat wij ons
menen te moeten beperken tot het menselijk-mogelijke.
Wij kunnen ook niet meer. Daar worden al onze
maatregelen op afgestemd, wat tot resultaat heeft, dat
wij precies het omgekeerde doen van wat de situatie
-
41
vereist, het menselijk-onmogelijke. De uitkomst is:
Nededaag!
Is niet veel in ons eigen leven en in dat van veel
christelijke gemeenschappen en ondernemingen in
overeenstemming met dit patroon? God laat zich echter
niet beperken. Hij gaat door, want Zijn programma
voor de mensheid en voor het heelal zal uitgevoerd
worden.. Hij probeert de oude generatie niet te
verbeteren, maar Hij begint een nieuwe generatie te
vormen, hij begint "van-niet-af-aan": een vrouw, die
geen kinderen kon krijgen, Hanna (1 Samuel 1:2). Ziet
u wel, dat het werk van God begint met het menselijk-
onmogelijke?!
De derde generatie : God neemt het roer over.
Zo kwam Samul. Wat was zijn begin? Eli zei tegen de
moeder: ,;Ga heen in vrede, en de God van Isral zal u
geven, wat gij van Hem gebeden hebt." Samuls naam
betekent daarom: "Van de Here gebeden" (1 Samul
1:17en20). Wat zegt zijn moeder, als zij hem bij de
priester brengt? ", - - - om deze jongen heb ik de Here
gebeden, en de Here heeft mij gegeven. Wat ik van Hem
gebeden heb" (1:26,27). Wat zegt zij in haar lofzang?
"Mijn hart juicht in de Here (2 : 1) - - . De Here doodt
en doet hedeven, Hij doet - - - en (doet) - - - (6). De Here
maakt - - - en maakt - - - Hij vernedert, Hij verhoogt
(7). Hij heft op - - - Hij hcft omhoog - - - Hij heeft (8),
Hij behoedt - - - (9), De Here richt - - - Hij geeft - - - Hij
verhoogt (10)" Halleluja! God is weer aan het werk
gegaan! En het is nu eens geen hulp tegen vijanden.
-
42
Geen defensief, maar het begin van een nieuw offensief
tegen de vijand van het volk van God.
Doch er staat nog meer! "Door Hem worden de daden
(van de mensen) getoetst (3), - - - Niet door kracht is een
man sterk - - - De Here geeft sterkte (9, 10)" God wordt
niet alleen weer de Dader. Maar de mens als dader
wordt uitgeschakeld en kan weer een danker worden
voor wat God doet. In Hanna keert het vuur van de
eerste generatie weer, en door haar gaat God de nieuwe
generatie opgekweken. Ze de vertegenwoordigers van
de oude generatie "rekenden niet met de Here" (1
Samuel een 2:12). Dat zijn de zonen van Eli. Maar van
Samul staat: "Samuel nu dienden voor het aangezicht
des Heren" (1 Samuel 2: 18). "De jonge Samuel groeide
- - - op bij de Here" (1 Samuel 2: 21). "De jonge Samuel
nam toen in aanzien en in de gunst, zowel bij de Here
als bij de mensen" (1 Samuel op 2: 26).
Met de oude generatie en rekent God spoedig af: "Wie
mij eren, zal Ik eren, maar wie Mij versmaden, zullen
gering geacht worden. Zie, de dagen komen, dat Ik heb
uw kracht verbreken zal", zegt Hij tot Eli (1 Samuel 2:
30,31). En aanstonds staat er: "Toen liet de Here
Samuel" (1 Samuel 3: 4). Nog was Samuels oor na
uitsluitend afgestemd op de menselijke stem: het "In
die dagen (wassen) het woord des Heren schaars;
gezichten waren niet talrijk" (1 Samuel 3: 1). Dan
herinnert zich een stokoude man, dat God ook nog een
stem heeft. Was dat misschien bijna een eeuw geleden,
dat die gehoord was? In elk geval moest Samuel van het
begin af beginnen in de school van de Godsopenbaring.
Wat zegt God tegen hem, als Hij eindelijk gehoord
-
43
wordt? "Ik ga - - - iets doen - - -" (1 Samuel 3: 11). En
zelfs de oude Eli erkent, dat er een nieuw tijdperk is
begonnen: "Hij is de Here, Hij doe wat goed is in Zijn
ogen" (1 Samuel 3: 18).
De Geest en het vlees.
Hoe eindigde Samuel zijn leven? Laten wij het lezen in
1 Samuel 8: 1 "Toen Samuel oud geworden was, stelde
hij zijn zonen tot richters over Isral ". Heel verstandig,
maar - - - volkomen naar de mens. De mens, die zijn
werk als mensenwerk ziet, denkt mensen nodig te
hebben, om zijn werken voort te zetten en te voltooien.
Maar meestal is dat de dood in de pot. Een vader is
geneigd te denken, dat zijn zonen ook zijn geloof van
hem hebben meegekregen en dat geestelijk inzicht
erfgoed is. Maar de verhouding tot God is voor ieder
iets heel persoonlijks. Niettemin was het het enige, wat
hij doen kon in deze situatie, maar daarom was het
weer het "menselijk mogelijke". En daarom was het
volkomen verkeerd. Kijk maar naar de resultaten:
"Zijn zonen wandelden niet in zijn wegen; zijn waarop
winstbejag uit, namen geschenken aan en bogen het
recht" (1 Samuel 8: 3). Dat was niet zo heel verschillend
van wat de zonen van Eli deden. Maar hij (een mens)
had ze ook aangesteld over Gods volk! Vergat hij, dat
het God is, die richters aan stelt over Zijn volk? ! Op
Samuel was van toepassing, wat Paulus eeuwen later
aan de Galaten moest schrijven: "Gij zijt begonnen met
de Geest, eindigt gij nu met het vlees?" (Galaten 3: 13).
Wij kunnen het ook zien aan de reactie, die de
maatregelen van de oude Samuel verwekte onder het
-
44
volk. "Daarom kwamen alle oudsten van Isral bijeen;
zij gingen naar Samuel in Rama en zeide tot hem: Zie,
gij zijt oud geworden en uw zonen wandelen niet in uw
wegen; stel nu een koning over ons aan, om ons te
richten, als bij alle andere volken" (1 Samuel de 8: 4,5).
Waar is God in hun horizon? Verdwenen!! Samuel is
degene bij wie zij komen. Toch ontbreekt hun ook het
ware inzicht. Samuels wegen zijn de maatstaf; niet
Gods wegen. Aan Samuel wordt gevraagd, om een
koning aan te stellen, niet aan God.
Ook een het antwoord, dat God aan Samuel gaf,
spreekt boekdelen. "Niet u hebben zij verworpen, maar
Mij hebben zij verworpen" (1 Samuel 8: 7). Had dan de
gedachte bij Samuel geleefd, dat hij (met zijn zoons)
verworpen was? Was het daarom, dat hij zo direct in
teleurstelling tot God ging bidden? Er staat: "Toen - - -
mishaagde dat aan Samuel, en hij bad tot de Here" (1
Samuel 8: 6). Ja, daarom!
Wie het laatst lacht - -
Toen kregen zij hun koning. Hij was echter niet de
gezalfde, waren aan na van zo'n 3 (1 Samuel 2: 10).
Saul was de laatste van Samuels generatie. Hij kwam in
de failliete boedel van zijn voorganger en geestelijke
vader. En als "zoon zijns ouderdoms" kreeg hij
Samuels vleselijke gezindheid mee als erfenis. Toen hij
bleek alleen de fysieke en menselijke eigenschappen
voor een koning te bezitten, werd hij net zolang door
zijn geestelijke vader betreurd, tot God er genoeg van
had en dat onomwonden tegen Samuel zei met de
woorden: "Hoe lang nog zult gij treuren om een man,
-
45
die Ik verworpen heb?" (1 Samuel 16: 1). Dat zoiets
nodig was, zegt wel iets van Samuels geestelijke
toestand.
Door deze koning slaagde Satan er in een overwinning
te behalen op het volk van God, die zo belangrijk was,
dat hij het als "Evangelie" liet rond bazuinen aan zijn
die demonische en menselijke onderdanen. Hoe dat in
zijn werk ging, zullen wij de volgende keer zien.
Ook in de huidige kerken en kringen hebben wij een
eerste, tweede het en derde generatie. De eerste heeft
het grote werk Gods gezien, waardoor het onmogelijke
mogelijk werd. De tweede valt terug op de erfenis en
kent God alleen nog maar "van horen zeggen". De
derde generatie gaat de zaken "reorganiseren": een
combinatie van goddelijke visie en menselijke kracht.
En Satan lacht in zijn vuistje. Maar wie het laatst lacht,
lacht het best. Dat is God! "Die in de hemel zetelt,
lacht". Want Zijn Zoon zal de eindoverwinning
behalen!
-
46
3. EEN EVANGELIE OP INTERNATIONAAL
NIVEAU.
De Gezalfde des Heren
lsral kreeg een koning, gezalfd met de kracht Gods!
"Toen nam Samul de oliekruik, goot haar uit over zijn
hoofd, kuste hem en zei: Heeft niet de Here u tot vorst
over zijn erfdeel gezalfd?". (1 Samuel 10:1) "Dan zal de
Geest des Heren u aangrijpen en gij zult tot een een
ander mens worden" (vers 6).
"Terwijl hij zich omkeerde om van Samuel weg te gaan,
schonk God hem een ander hart" (vers 9). De man, die
zich na zijn verkiezing verscholen had tussen het
pakgoed, werd aanvoerder van het volk van God.
Ook van David lezen wij dergelijke dingen "Samuel
nam de oliehoorn en zalfde hem te midden van zijn
broeders Van die dag af greep de Geest des Heren
David aan" (1 Samuel 16 : 13) Het is interessant om te
bedenken dat, hoewel volgens vers 14 van datzelfde
hoofdstuk, de Geest des Heren van Saul geweken was,
Saul tot aan zijn dood toe de Gezalfde des Heren" bleef
(2 Samuel 1 :14,16).
Op dit punt in de geschiedenis deed de Gezalfde des
Heren" zijn intrede in de geschiedenis van Isral, en - -
- van de mensheid. Voor ons is dit van groot belang,
omdat het woord" Christus "precies hetzelfde betekent
als "gezalfde ". In de gezalfde stond, temidden van
Gods volk, een man als Gods vertegenwoordiger op
aarde, "aangegrepen door de Geest des Heren'-
Waartoe? Om met zijn geestelijke en lichamelijke
krachten aan de Geest van God ten dienste te staan als
-
47
een gewillig en bruikbaar instrument, om het
Koninkrijk van God op aarde werkelijkheid te maken.
Maar juist daardoor werd zijn positie en die van het
volk afhankelijk van een door mensen moeilijk te
vervullen voorwaarde: gehoorzaamheid: "Als gij maar
de Here vreest, Hem dient, naar Hem luistert en tegen
het bevel des Heren niet weerspannig zijt, en zowel gij
als de koning die over u regeren zal, de Here, uw God,
volgt! Vreest slechts de Here men, dient Hem trouw
met uw ganse hart, - maar indien gij toch kwaad doet,
zult gij zowel als uw koning weggevaagd worden" (1
Samuel 12:14.15.24,25).
Maar Saul kon het volk geen enkele garantie in zichzelf
bieden, om met hem staande te blijven in de kracht van
God. De koning viel! Nadat hij, bij het uitblijven van
Samuel, die voor de veldslag een offer zou brengen,
eigenmachtig was gaan offeren, " zei is is Samuel tot
Saul: Gij hebt dwaas gehandeld: gij hebt niet in acht
genomen het gebod van de Here, uw God, dat Hij u
geboden heeft, anders zou de Here uw koningschap
over Isral voor altijd bevestigd hebben. Maar nu zal
uw koningschap niet bestendig zijn. Gij hebt het woord
des Heren verworpen, daarom heeft de Here u
verworpen (1 Samuel 13: 13,14). En toen hij de
Amelekieten en al hun bezittingen niet geheel vernietigd
had, is en hij Samuels het mantel scheurde, die hij
greep, om hem te beletten heen te gaan, zei deze: "De
Here heeft het koningschap van u afgescheurd"(1
Samuel 15:26 is 28).
-
48
Gezalfd met Gods kracht, en toch - - -
Het leven van Saul, als de gezalfde des Heren, is een
tragedie, waarvan de laatste acte zich in snel tempo
voltrekt. En onder de hand wordt David tot koning
gezalfd: "Samuel nam de oliehoorn en zalfde hem
temidden van zijn broeders. Van die dag af greep de
Geest des Heren David aan - - -. Maar vals zou was de
geest des Heren geweken, en boze geest, die van de Here
komen, joegen hem angst aan" (1 Samuel 16: 13 14).
Merkwaardig is wel, dat Saul tot na zijn dood "de
Gezalfde des Heren" wordt genoemd (2 Samuel 1:
14,16). Uit de daarop volgende gebeurtenissen blijkt
echter duidelijk, dat Saul geen inzicht en geen kracht
meer had, om zijn positie te vervullen. De rest van zijn
leven gebruikte hij, om te trachten, zijn opvolger
onschadelijk te maken. Dat wordt ons verteld in 1
Samuel 18 27. En daarmee was hij in feite de
handlanger geworden van de vijand: een speelbal van
duistere machten, die hem misbruikt ten, dat zij hun
kans schoon meenden te zien, om deze schijn gezalfde
en zijn aanhang te liquideren, en zijn opvolger met
diens getrouwen voor zich in te palmen. Hoewel hij zijn
titel houdt, kan hij de strijd niet meer op effectieve
wijze voeren nu de Geest des Heren van hem geweken is
(1 Samuel 16). Hij heeft geen inzicht meer in de aard
van Israls positie en strijd. Natuurlijk tracht de vijand
zijn verstand verder te benevelen.
Het satanische hoofdkwartier stuurt speciale agenten
om hem faliekant verkeerde- ideen bij te brengen. Was
de strijd van Isral tegen de omringende volken een
-
49
strijd op menselijk front, of was zij een geestelijke
strijd?
De afvallige en de ware Gezalfde.
Als wij de geschiedenis van David en Goliath lezen,
zouden wij geneigd zijn het eerste te geloven. Satan
kiest zijn mannetjes met zorg uit! Daar komt een man.
Die in alles als m e n s extrasuper is, om als voorvechter
van de Filistijnen met de kampioen van Isral te
strijden: Goliath. Als daarmee de volle aandacht is
gevallen op de menselijke kansen in de strijd, zegt deze
superman: "Ben ik geen Filistijn, en zijt gij geen
knechten van Saul?" (vers 8). "Ik tart heden de
slagorden van Isral (vers 10). Dat was een pertinente
leugen, al wist hijzelf misschien niet beter. De
Isralieten waren knechten van G o d en vormden de
slagorden van de Allerhoogste. Hij had wel gelijk, want
in feite wisten de Isralieten ook niet beter. Zij hadden
geen inzicht, noch in de positie, waar zij als volk van
God recht op hadden, noch in de treurige toestand,
waarin zij door de ontrouw van Saul gekomen waren.
Het gevolg was, dat hun onwetendheid alleen maar
groter werd : ze herhaalden Goliaths woorden
klakkeloos, toen zij tegen David zeiden: "Hij komt om
Isral te tarten" (vers 25). Zo doet satan in zijn wijze
van strijden altijd. Hij bestrijdt het kind van God, het
volk van God, de gezalfde des Heren, maar altijd onder
het mom van een louter menselijke aangelegenheid,
hoewel hij alleen God in de Zijnen bestrijdt. Als wij ons
daardoor laten beetnemen, vormen onze kansen, onze
problemen, onze onmogelijkheden zulke grote
-
50
hindernissen, dat die een obsessie voor ons worden en
wij geen gedachten meer over hebben, om ons te
bezinnen op de werkelijke inzet van de strijd. En dat is
nu juist satans bedoeling!
De man naar Gods hart
Maar wie zich laat beetnemen. David niet! Hij is de
werkelijkc "gezalfde des Heren" (1 Samuel 16:13). Hij
toont geestelijk inzicht in de situatie te hebben: "Wie
toch is deze onbesneden Filistijn, dat hij de slagorden
van de levende God tart?" (vers 26). Direct worden ook
enkele agenten door satan op hem afgestuurd een:
Eliab, Davids broer (de oudste nog wel) komt met een
echt broederlijk meerderwaardigheidsgevoel hem even
de les lezen en slingert hem een paar onrechtvaardige
verwijten en gemene verdachtmakingen naar het hoofd.
Gelukkig laat David zich daardoor niet op de kast
jagen. Hij reageert er nauwelijks op (verzen 28 en 29).
Wat zou satan gegnuifd hebben, als het op een
ruziepartij zou zijn uitgelopen! Hij had de partijen
goed gekozen. Vooral twee broers (of broeders!)
kunnen daar door satan zo goed voor gebruikt worden,
die zijn zo familiaar, dat ze elkaar heus wel alles durven
zeggen, zo midden in het gezicht Maar David is een
geestelijk man. Hij maakt naar onze maatstaven wel
een tamelijk "schaapachtige" opmerking met zijn:
"Wat heb ik nu gedaan? Het was maar een vraag."
Doch met "flinkheid" tegen zijn broer zou hij zijn
krachten verspeeld hebben, nog voor hij aan Goliath
was toegekomen als hij dan nog aan hem toegekomen
-
51
zou zijn- Indien de strijd tegen Goliath .,des Heren" is,
dan is de woordenwisseling met zijn broer het ook!
Als dat trucje niet lukt, dan stuurt satan iemand op
David af met overdreven betoon van liefde en
bezorgdheid voor zijn lichamelijke welzijn En wie is er
opeens zo bezorgd voor David? De man, die de rest van
zijn leven zal gebruiken om hem naar het leven te
staan: Saul Daaraan kunnen wij al zien achteraf dat
die bezorgdheid van Saul niet uit Saul zelf voortkwam
Kenmerkend is ook, dat de man, die verondersteld kan
worden over meer dan normale geestelijke kracht te
beschikken, het eerst aan lichamelijk welzijn denkt
(vers 33) Wij zien ook, hoezeer Sauls horizon nu al
beperkt was tot de menselijke mogelijkheden: Gij zult
met deze Filistijn de strijd niet kunnen aanbinden, want
gij zijt nog jong en hij is een krijgsman van zijn jeugd
aan." De beslissende factor ligt voor David echter in
wat we lezen in de verzen 37 39- "De Here Hij zal
mij redden'. En Saul zegt het hem na, maar zonder te
beseffen. Wat die uitspraak in deze situatie betekent :
"Ga, en de Here zal met u zijn." In het volgende
ogenblik doet hij naar het tegendeel; hij wil hem laten
vertrouwen op menselijke hulpmiddelen (vers 38). Dat
is de satanische leugen: God zal het doen, maar dan
moet ik eerst mijn maatregelen hebben getroffen - - -.
David merkt al gauw, dat al die nuttige menselijke
hulpstukken hem alleen maar belemmeren in zijn
bewegingen. Hoeveel kinderen van God, arbeiders in
Zijn Koninkrijk, zijn er niet belemmerd, of zelfs
uitgeschakeld, doordat zij helemaal ingekapseld zijn in
menselijk gedoe van organisatie, dat het werk en de
-
52
werker heet te moeten beschermen? Davids
slotcondusie is en blijft: "De strijd is des Heren" (vers
47), maar hij komt niet tot een volkomen belevenis van
dat beginsel, voordat hij "zich ontdeed" van alle
menselijke elementen (verzen 39 en 50) . 0 ja, hij heeft
ze geprobeerd, maar hij had zelfs moeite om te lopen,
laat staan dat hij zo zou kunnen vechten!
"Ons geloof, dat de wereld overwint".
Zijn geloofsbelijdenis, zijn geestelijke visie, spreekt hij
uit tegenover zijn vijand (verzen 45 47). "Gij treedt
mij tegemoet met zwaard en speer en werpspies, maar
ik treed u tegemoet in de naam van de Here der
heerscharen, de God der slagorden van Isral . Deze
dag zal de Here u in mijn macht ovedeveren en ik zal u
verslaan en u het hoofd afhouwen is, opdat de gehele
aarde wete, dat Isral een God heeft. Want de strijd is
des Heren, en Hij geeft u in onze macht." Allereerst
ontmaskert hij de werkelijke bedoelingen van satan:
"Gij wilt de strijd voeren op basis van menselijke
hulpmiddelen, maar ik reken op de geestelijke, hemelse
strijdmacht." Dan rekent hij hem de werkelijke
machtsverhoudingen voor. "Ik kan tegen u niet op,
maar u kunt tegen mijn God niet op. Daarna vertelt hij
zichzelf en zijn volk, maar ook zijn menselijke en
geestelijke tegenstanders, wat de inzet van de strijd is,
want een soldaat, er die vecht zonder een doel voor
ogen, is een verloren man. Het doel is niet, dat er een
gevaarlijke reus afgemaakt wordt, dat de vijand
verslagen wordt, dat het volk bevrijd wordt, of dat
-
53
David er levend afkomt en als held wordt vereerd. Dat
zijn hoogstens bijproducten op het menselijk vlak.
Neen, de hele aarde zal weten, dat Isral een God heeft
en daarmee zal het volk van Abraham aan zijn doel
beantwoorden: alle geslachten van de aardbodem in
hem gezegend.
Het doel van de strijd die wij, als gelovigen, hebben te
verduren, is niet in de eerste plaats dat wij er beter van
worden: uit moeilijkheden gered worden, succcs
hebben in materieel of (en) geestelijk opzicht,
"gelukkig" zijn, of geestelijk staande blijven en "veilig
aan 's hemels kust" aankomen. Dat zijn de
bijproducten van dat grote doel: de naam van Christus
en van God moet bekend worden in onze omgeving, in
onze generatie, over de gehele aarde, in het heelal,
"opdat aan de overheden en machten in de hemelse
gewesten de veelkleurige wijsheid van God bekend zou
worden naar het eeuwig voornemen, dat Hij in Christus
Jezus, onze Heer, heeft uitgevoerd" (Efezirs 3:10). Wat
voegt Paulus daaraan toe? "Daarom verzoek ik u met
aandrang, de moed niet op te geven." Waarin onze
moeilijkheden ook zitten, wat er ook voor ons in
menselijk opzicht op het spel staat, als wij voor ogen
houden, dat noch de strijd, noch de overwinning ons
persoonlijk aangaat, maar een zaak is, die God betreft,
valt de vrees voor de menselijke zijde van de strijd van
ons af en zijn wij onoverwinnelijk.
Wat een oneer voor de naam van God in de wereld en
wat een scheuringen in de gemeente zouden voorkomen
zijn, als altijd zo "in geloof" werd geleefd. Geloof is
"geestelijk inzicht in de practijk", "geestelijk inzicht in
-
54
actie" . Dat was het bij David, en dat is het ook in ons
geval en Johannes zegt: "Dit is de overwinning, die de
wereld overwonnen heeft: ons geloof" (1 Johannes 5 .
4).
Liquidatie van de gezalfde des Heren.
Waarom wij zo diep ingegaan zijn op deze episode uit
het leven van David? Wij hadden het toch over Saul?
Ten eerste, omdat hetgeen Saul miste, het beste uitkomt
door te zien wat David bezat: beiden waren immers
"gezalfd" en zouden dus hetzelfde moeten bezitten!
Maar bovendien is het besproken voorval de
onmiddellijke voorgeschiedenis van het onderwerp, dat
ons bezighoudt: de slag en de nededaag op het gebergte
Gilboa, en "het evangelie" van satan.
Wij hebben al gezlen, dat Saul als effectieve kracht voor
het Koninkrijk Gods was uitgeschakeld. Van nu af
blijkt hij echter ook een gewillig instrument in de
handen van satan om David, de toekomstige koning van
het volk van God, te vervolgen en onschadelijk te
maken. Dat is de inhoud van het tweede deel van 1
Samuel van hoofdstuk 18-27.
Het einde van Sauls carriere als "gezalfde des Heren"
was allang gekomen. Doch zulke mannen kunnen soms
nog een hele tijd meelopen in het leger van God. Dan
komt het ogenblik, dat satan zijn strijdkrachten
samentrekt, om de rest van het bruggehoofd van het
Koninkrijk van God op aarde op te ruimen. "In die
dagen verzamelden de Filistijnen hun legers, om een
veldtocht tegen Isral te ondernemen" (1 Samuel 28:la).
In welke dagen gebeurde dat?
-
55
Het moment was goed gekozen. Het staat er zo zakelijk,
maar het moment, waarop dit gebeurde, laat duidelijk
zien, dat het meesterbrein hierachter was van iemand,
die de geestelijke situatie goed kende. Geestelijk was
Isral gesoleerd en in Isral bestond een geestelijk
vacuum. Indertijd toch had de jonge Saul radicaal
gekozen voor de levende God, door alle waarzeggers,
die contact konden leggen met de machten der
duisternis, te verbannen. Er was geen enkel geestelijk
contact meer mogelijk, met welke kant dan ook.
Samuel, de profeet, die de verbinding met God
onderhield, was er niet meer. En Saul zelf kon geen
contact met het hemelse hoofdkwartier krijgen. Dat is
de toestand, zoals die ons geschilderd wordt in 1 Samuel
28 . 3-6. Het staat er zo tekenend: "Toen Saul het leger
van de Filistijnen zag, werd hij bevreesd en zijn hart
beefde zeer. En Saul vroeg de Here, maar de Here
antwoordde hem niet, noch door dromen, noch door de
Urim, noch door de profeten". Daarom ging hij in zijn
isolement contact zoeken met de geestelijke
"buitenwereld" via de verbindingen van de vijand:
"een vrouw, die geesten van doden kan bezweren".
Deze schijngezalfde viel door de mand. Hij stond
immers een geestelijke allang aan de kant van de vijand
is en had daarvan genoeg blijken van geven in het
najagen van "de man naar Gods hart". 9 "toen zij zal
tot zijn dienaren: Zoeken wij een vrouw, die geesten
van doden kan bezweren; dan wil ik naar toe gaan en
haar raadplegen" (1 Samuel 28: 7). Zij vonden er
inderdaad n, buiten het door Saul beheerste deel van
het land. Zijn geestelijke verdwazing bereikt wel het
-
56
toppunt, als hij onder die omstandigheden aan deze
vrouw nog een eed zweert bij de levende God, nota bene
om haar te verzekeren, dat zij als waarzegster met rust
gelaten zal worden. Dat staat in 28.7-20.
De militaire situatie.
De militaire situatie is interessant. Saul beheerste alleen
het bergland, waarvan Gilboa het noordelijk punt is.
Van hier uit heeft men uitzicht op de vlakte van
Jizreel, die ten noorden daarvan het bergland van
West naar Oost doorsnijdt. Hij verbindt de kustvlakte
met het Jordaandal ten zuiden van het meer van
Galilea, en alle drie waren ze in handen van de
Filistijnen. Midden in de vlakte van Jizreel ligt in de
Heuvel Mor. Aan de Zuidhelling daarvan ligt Sichem,
waar het leger van de Filistijnen lag, is en de
Noordzijde lag Endor, waar de waarzegster woonde.
Saul moest dus door het vijandelijk gebied heen, om
daar de hulp van een geestelijke handlangster van de
vijand in te roepen, om via de verbindingen van de
Tegenstander contact te krijgen met de geestelijke
buitenwereld. Hiermee trad hij persoonlijke zowel als
geestelijke buiten zijn territorium.
De uitspraak van Samuel was vernietigend: "De Here is
immers van u geweken en uw Vijand geworden - - -
omdat gij naar de Here niet geluisterd hebt. De Here
zal ook Isral met U in de macht der Filistijnen geven,
en morgen zult gij met uw zonen bij mij zijn".
Het einde is: de ondergang. Daarvan kunnen wij lezen
in 1 Samuel 31.1-7. "Zo stierven op die dag Saul, zijn
drie zonen en zijn wapendrager, ook al zijn mannen,
-
57
tegelijk." Sauls dood was niet anders dan en executie,
die de Tegenstander aan hem te voltrekken mocht, toen
zijn God hem verlaten had.
Een evangelie van satan!
Nu begrijpen wij, dat de slag op Gilboa regelrecht een
triomf was voor satan, het resultaat van jarenlange
geestelijke infiltratie en ondermijnende activiteiten. Hij
was het, die de Filistijnen gebruikte om zich te wreken
op "de gezalfde des Heren". Het was de
overwinningsboodschap, het "evangelie" van het rijk
der duisternis, dat door de boden bericht werd aan de
goden en aan het volk. Het was de bekroning op jaren
van geestelijke intrige en subversieve praktijken.
De gezalfde des Heren, Gods vertegenwoordiger op
aarde, was ten val gebracht. Saul had zich
gecompromitteerd en was nu dood. De legerscharen van
God waren uiteengeslagen. Het volk van God had zijn
gebied ontruimd en had alle moed verloren.
Dat was de erfenis voor David, die als gezalfde klaar
stond, om het bevel over een verstrooid en
gedemoraliseerd leger en een in paniek gevluchte
bevolking over te nemen, was al een listig plan in
uitvoering. Satan wilde hem ten val brengen, voor hij
goed en wel begonnen was. Hoe had dat alles ooit
kunnen gebeuren met een natie aan welks zijde de
levende God stond?
1. Het volk had nooit begrepen, waarom en waartoe het
geroepen was "uit de duisternis tot het licht en van de
macht van satan (Egypte) tot God." Zijn ideaal was het
menselijk wenselijke en het menselijk mogelijke.
-
58
Situaties, waarin zij geheel op de macht van God waren
aangewezen, waren zeker niet wenselijk. Zij verlangden
wel naar bevrijding van hun kwelgeesten en wilden wel
de zegeningen van een "opwekking", maar dachten die
resultaten te kunnen conserveren met menselijk talent,
zodat zij Gods "onmogelijke wijze van werken niet
meer nodig zouden hebben.
2. De koning onderging vorig zijn ambtsaanvaarding
een innerlijke verandering door de zalving met Gods
Geest. Doch hij vertrouwde op eigen inzicht en
handelde volgens eigen wil, omdat wachten op God tot
"onmogelijke" situaties leidde (1 Samuel 10:8 en 13:5-
14) en omdat gehoorzamen hem te onvoordelig
uitkwam (1 Samuel 15). Toen hij zich onmogelijk had
gemaakt bij zijn hemelse Opdrachtgever, werd hij een
speelbal van menselijke hartstochten en demonische
jaloezie. Het doden van deze man, beroofd als hij was
van inzicht en vedaten van zijn God, was slechts een
executie. Ze werd voltrokken door Gods grote
tegenstander, satan. Voorwaar geen heldendaad!
"Bevestigd in de Gezalfde en gezalfd" (2 Cor. 1 . 21).
De gemeente van Jezus Christus bestaat voor een groot
deel uit mensen en hun leiders, die bewezen hebben
geen haar beter te zijn dan Isral en zijn koning.
Daardoor boekt satan zijn overwinningen. Maar in die
gemeente, waar allen, zonder onderscheid, hun
persoonlijke belangen prijsgeven aan de kruisdood in
Christus en zich door het leven van Christus'
opstanding samengevoegd weten tot n Lichaam, daar
kan de Gezalfde met zijn Geest, lichaam en leden
-
59
vervullen en tonen wat Goddelijk leven is en wat het
kan doen tegen satans regiem over deze wereld. In zo'n
gemeente zal het "evangelie", de boodschap van de
overwinning van God, tot zijn recht komen.
Toen en nu
In het laatste deel van onze studie over de eerste plaats
in de Bijbel, waar het woord "evangelie'. In voorkomt,
zullen wij enkele interessante gegevens bestuderen, die
deze tekst ons biedt. Op die punten heeft dit gebeuren
zijn parallellen in het Nieuwe Testament, hetzij in de
vorm van een tegenstelling, hetzij als een type van wat
in het Nieuwe Testament werkelijkheid is.
Deze studie zal aantonen, dat het evangelie van het
Oude en van het Nieuwe Testament op dezelfde
grondslagen berusten en met hetzelfde doel in verband
staan. Wij zullen nu eerst nog eens de tekst lezen waar
het om gaat "Zij hieuwen zijn hoofd af, roofden zijn
wapenrusting en zonden boden rond in het land der
Filistijnen, om de goede tijding te melden in de tempels
hunner afgoden en aan het volk.
En zij legden zijn wapenrusting neer in de tempel van
Astarte, en zijn lijk hingen zij aan de muur van Beth
San" (1 Samuel 31:9,10).
Een lichaam zonder hoofd
Wat is het meest radicale middel om een man
onschadelijk te maken, of om te bewijzen, dat hij
onschadelijk is? Dat is: hoofd en lichaam te scheiden!
Zo had David, om de zekerheid van zijn overwinning
uit te drukken, van te voren aangekondigd, dat hij
-
60
Goliath zijn hoofd af zou slaan En wanneer gingen de
Filistijnen op de vlucht? Niet toen hun held ter aarde
stortte! Nee, er staat: "Hij hieuw hem het hoofd - - - af.
Toen de Filistijnen zagen, dat hun held dood was,
sloegen zij op de vlucht". Hoewel de geweldige
bewapening en pantsering van deze reus grote indruk
had gemaakt op het slagveld, was het toch het hoofd,
dat David meenam naar leruzalem. Niet de slinger,
waar Goliath mee gedood was, . werd als een relekwie
bewaard, maar het zwaard, waar zijn hoofd mee was
afgehakt (1 zou nu wel 17:51,54 en 21: 9). Net zo deed
satan met Saul.
Daar hing dan Sauls lichaam. Met hoofd was dit het
liehaam van de gezalfde des Heren geweest. Zo was het
destijds in bezit genomen door de Geest van de levende
God. Maar nu was het een lichaam zonder hoofd.
Weet u, waar satan altijd op uit is? Om het Hoofd van
het Lichaam te scheiden en zo aan de activiteit van De
Gezalfde des Heren op aarde een eind te maken De titel
"Christus" betekent niets anders dan "Gezalfde".
Maar als een man gezalfd werd voor de dienst van God,
werd hij op het hoofd gezalfd. Daarom is Christus het
Hoofd en de gemeente is zijn Lichaam: het Hoofd is
gezalfd met de Geest van God, en door de kracht van de
Geest gebruikt Hij het Lichaam als instrument, om op
aarde het rijk van satan te verslaan en het rijk van God
uit te breiden. Dat geldt niet alleen voor die ene
gemeente van alle tijden en plaatsen, maar het geldt in
het bijzonder van de plaatselijke gemeente, "Gij zijt het
lichaam" (instrument voor de strijd van Christus (De
-
61
Gezalfde des Heren)", zegt Paulus letterlijk tot de
plaatselijke gemeente van Corinthe (1 Cor.12:27).
Welnu, als een plaatselijke gemeente, door welke
oorzaak ook, van het Hoofd gescheiden is, is zij dood.
Geen enkele dokter zou aan dat feit twijfelen. Satan
weet dat ook. Daarom is dat het enige, waar hij zich
druk om maakt. De uiterlijke gang van zaken kan
gerust doorgaan: dat is zelfs goed, om de ware toestand
te camoufleren.
Het is vaak nog veel erger. Wij, moderne,
twintigste.eeuwse christenen, hebben alledei
kunstgrepen bedacht, om de naar menselijk idee
onberekenbare impulsen van het Hoofd uit te
schakelen. Wij stellen de activiteiten op papier vast,
stellen functionarissen aan en huren specialisten voor
het "belangrijkste" werk. Wij bepalen principen en
practijken, om in de plaatselijke gemeenten een
enkelsoortig christendom te garanderen, om lastige
dilemma's te vermijden Bovendien draait de
plaatselijke gemeente meestal als een klein radertje mee
in een groter geheel, waarin alles gecentraliseerd en
geautomatiseerd is, en dat van Boven geleid heet te zijn.
Geen wonder, dat de "evangelisatie-campagne" van
satan, de boodschap, dat De Gezalfde des Heren dood
is, in de wereld geloofd wordt: al die ont-.Hoofd-e,
krachteloze plaatselijke gemeenten van onze westerse
versie van het christendom kan hij tonen als "bewijs".
Beth~San, ons rustige Christendom
ln Beth-San werd het onthoofde lichaam van de
Gezalfde des Heren in het openbaar ten toon gesteld
-
62
Die stad heeft een tvpische rol gespeeld in de vroegste
geschiedenis van Isral in Kanan.
Toen Jozua het nog niet geheel veroverde land
verdeelde, kreeg Manasse Beth-San. Maar de mensen
van die stam kwamen klagen, omdat daar in de vlakte
de Kananieten ijzeren strijdwagens hadden ook is
Juda's struikelblok! waar zij zeiden niet tegenop te
kunnen. Maar Jozua gaf hun ten antwoord, dat zij
talrijk en sterk genoeg waren, om die Kananieten te
verdrijven Zij kregen er geen ander stuk land voor in
de plaats (zie Jozua 17 : 11, 16. 17 18), Helaas, Manasse
heeft deze plaats, die in een vruchtbare vlakte lag, niet
ingenomen. Zij hebben met de rest van het hun
toegewezen bezit genoegen genomen: schraal bergland
met wouden (Richteren 1:27) De Filistijnen deden wel,
wat Isral niet had gedaan: zij namen bezit van
Bethsan!
Maar er is meer. De naam Beth-San betekent: "Huis
der Rust" of "Huis der Zorgeloosheid". Waarom was
het zolang een "Huis der Rust" gebleven? Omdat het
volk van God het met rust gelaten had! Waarom
zouden die zorgeloze Manassers zich ook druk maken
en risico lopen? Een paar bomen meer kappen en er
waren weer een paar berghellingen vrij, om huizen op
te zetten Bovendien, waren ze in de bergen niet heerlijk
veilig voor die gevaarlijke strijdwagens van de mensen
uit de vlakte? !
Zij vergaten dat dit verregaande eigenwijsheid was.
Hun Commandant wist wel, waarom Hij hun bevolen
had, om dat dorp en die vlakte in bezit te nemen Het
was een strategisch belang van de eerste orde, vanwege
-
63
het oprukken van de Filistijnen. Maar omdat de
Manassers niet zagen. Wat God zag. En niet wisten, wat
God wist, en niet genoeg geloof hadden, om te doen wat
Hij zei, hadden zij er geen interesse voor. Naar m e n s e
1 ij k e berekening was het een dwaze onderneming, en
daarmee uit!
G e h o o r z a a m h e i d. het enige alternatief van a 1 w
e t e n dh e i d. was er bij hun niet bij.
Cod heeft ook ons een Jozua gegeven: Jezus Ook Hij
heeft ons een .rijk land binnengevoerd, leest u maar in
Hebr. 4 : 1-11. Maar de n krijgt daar wel eens een
aantrekkelijker plekje, dan de ander. Het kan ook
gebeuren, dat bepaalde regionen van ons leven ons
meer of minder aanstaan dan andere. Meestal beperken
wij ons dan tot datgene, wat ons het meeste aanstaat;
van de rest maken wij ons zo makkelijk mogelijk af.
Als gemeente willen wij liever op ons eigen bergje met
onze eigen broeders "bomen doorzagen", dan afdalen
naar de vlakte, waar die "gevaarlijke" mensen wonen.
O ja, met onze steile begrippen zorgen wij wel, dat ze
uit onze buurt blijven. En natuurlijk hoort ook "ons"
bergje van theologische zuiverheid of van Bijbels
inzicht tot het Koninkrijk Gods. Gelukkig maar, want
daarop kunnen wij ons tenminste terugtrekken, als wij
in het nauw gebracht worden, en van daaruit kunnen
wij anderen zo veilig en trefzeker bestoken. Wij kennen
van dat ene bergje al de strategische voor en nadelen
op een prik. Helaas, het zijn echter in de regel
inderdaad "natuurlijke" hoogten. Daarom kunnen wij
er ook zo moeilijk van "af komen".
-
64
Maar ook het terrein, waar zich doorgaans alleen lieden
bevinden, die zich .,op de vlakte" houden, of die zo
makkeijk "doordraven" een effectieve strijdwagen,
niet bij te houden en haast niet te treffen ook dat
terrein, waar je met al die "opzweperij" zo licht onder
de voet gelopen word, hoort bij het Rijk van God. Het is
waar, dat de trawanten van satan zich in de vlakte
thuisvoelen, maar ook in de bergen voeren zij een
effectieve guerilla! Beide gebieden hebben wij
toegewezen gekregen, om ze voor God te bezetten,
zowel de statische theologische discipline, die erkent:
"Zo is het, en niet anders", als de dynamische
"geestelijke " vrijheid van: "Zo is het ook nog eens een
keer". Als ze maar niet bezet worden door het frigide
intellect, of de zwoele emotie, maar door geestelijke
mensen! "Alles is immers het uwe: hetzij (de
Schriftuurlijke) Paulus, (de filosofische) Apollos of (de
impulsieve) Cephas, - het is alles het uwe ; doch gij zijt
van Christus, en Christus is van God. " Het is geen
persoonlijke zaak van ons, alleen God is
belanghebbend.
Onthoofd in het huis der rust
Het onthoofde lichaam van de Gezalfde des Heren aan
de muur van Beth-San spreekt een duidelijke en
waarschuwende taal. Het lichaam, gescheiden van het
hoofd, is een beeld van gelovigen en gemeenten, die
gescheiden ,,1even" van het Ho