HET EVANGELIE IN HET OUDE TESTAMENT

of 178 /178
HET EVANGELIE IN DE GESCHIEDKUNDIGE BOEKEN VAN HET OUDE TESTAMENT. / WOORDDELVER B. S. (Th.) REALISTISCHE BIJBELSTUDIEBOEKERIJ

Embed Size (px)

description

Het woord Evangelie in het Oude Testa-ment komt van het Hebreeuwse woord 'Basar' - vaak anders vertaald. Behalve één keer in Jeremia, is het een militaire term voor 'de tijding van overwinning' door een snelle loper van het slagveld. Zo moest het volk van God, Israël, op de landbrug tussen Azië, Afrika en Europa, de afgodi-sche volken de Over-winning van God aankondigen en ook demonstreren. Jezus haalt Jesaja 61: 1-2 aan, om Zijn roeping en boodschap te karakeriseren in Lucas 4:16-21, en ook Paulus doet dat, met de tekst Jesaja 52:7 in Romeinen 10:15. Het 'Evangelie' is een 'Overwinningstijding'!

Transcript of HET EVANGELIE IN HET OUDE TESTAMENT

  • HET EVANGELIE IN DE

    GESCHIEDKUNDIGE BOEKEN

    VAN HET OUDE TESTAMENT.

    /

    WOORDDELVER B. S. (Th.)

    REALISTISCHE

    BIJBELSTUDIEBOEKERIJ

  • 2

    Het woord Evangelie

    in het Oude Testa-

    ment komt van het

    Hebreeuwse woord

    'Basar' - vaak anders

    vertaald. Behalve n

    keer in Jeremia, is het

    een militaire term

    voor 'de tijding van

    overwinning' door een

    snelle loper van het

    slagveld. Zo moest het

    volk van God, Isral,

    op de landbrug tussen

    Azi, Afrika en

    Europa, de afgodi-

    sche volken de Over-

    winning van God

    aankondigen en ook

    demonstreren.

    Jezus haalt Jesaja 61:

    1-2 aan, om Zijn

    roeping en boodschap

    te karakeriseren in

    Lucas 4:16-21, en ook

    Paulus doet dat, met

    de tekst Jesaja 52:7 in

    Romeinen 10:15.

    Het 'Evangelie' is een

    'Overwinningstijding'!

  • 3

  • 4

    OMSLAG:

    Naram-Sin van Agade staat in de 23e eeuw v.C. als

    overwinnaar boven of zelfs op de hoofden van de

    overwonnen Lullubins. Er was veel oorlog (1 Kron.20:1).

    Maar de 'berg' vr hem lijkt een veel grotere schimmige

    figuur, die gekroond is met de zon: 'zijn' god. De strijd

    tussen volken en koningen was een strijd tussen hun goden,

    (1 Kon.20:23). Dat waren geestelijke machten (1 Cor.8:4-

    6; Eph.2:1-3). Maar dat was pas van geestelijk belang,

    waar het de God van Isral betrof (Joz.5:13-15; 2

    Kon.6:15-17). David zei tegen Goliath: 'De strijd is des

    Heren' (1 Sam.17:45-47; Ex.13:10-14; 2 Kron.20:20-30).

    Dat laatste geldt ons (Eph.6:10-13). Daarvoor zijn strijd en

    overwinning of nederlaag in het Oude Testament een goed

    voorbeeld. En de Opstanding van Jezus is de ultieme

    Overwinning (Hand.2:24; 2 Tim.1:10). Daarom gaat het in

    het 'Evangelie', de 'Overwinningsboodschap' (Rom.8:37).

  • 5

  • 6

  • 7

    Het Evangelie in het

    Oude Testament

  • 8

    DE REALISTISCHE

    BIJBELSTUDIEBOEKERIJ

    presenteert

    in de Bijbelgetrouwe, vernieuwende reeks gratis

    virtuele boeken, brochures en diagrammen

    over geloof en Bijbel

    in de serie 'Evangelie'

    een studie onder de titel:

    'Het Evangelie in het Oude Testament'

    2009 Woorddelver; ook gratis gedownloade. Boeken doorgeven mag,

    maar alleen als geheel, met naam van schrijver en uitgever en gratis.

    Bijbelcitaten, tenzij anders vermeld of blijkens contekst, zijn uit de

    Nieuwe Vertaling 1951.

    1951 Nederlands Bijbelgenootschap, voor gratis verspreiding

    toegestaan: Richtlijnen, Biblija.net/permissions.nl.html, 2003. De afbeelding is van FreeStock Photos.

  • 9

    HET EVANGELIE IN HET

    OUDE TESTAMENT

    2e verbeterde editie

    WOORDDELVER B.S. (TH.)

    REALISTISCHE

    BIJBELSTUDIEBOEKERIJ

  • 10

    'Gratis gekregen, gratis gegeven'

    Matthes 10:8 (lett.)

    Een deel van de tekst van dit boek is ingescand, een ander deel is

    ingesproken. Daardoor kunnen er bepaalde foutjes ingeslopen

    zijn, die moeilijk zijn op te sporen, zoals bij scannen 'd' in plaats

    van 'rl', of bij inspreken 'een' in plaats van '1'.

    Wij gebruikten de automatische bladzijnummering. Tegen alle

    typografische regels in begint die op de band van het boek. Maar

    bij correcties, die de tekst vermeerderen of verminderen, hoeven

    dan alleen de nummers in de index veranderd te worden. Voor

    Inhoud en Index zelf betekent het geen verandering.

  • 11

    INHOUD.

    Inhoudsopgave 11

    1. 'Evangelie' - dat vreemde woord. 15

    2. De drie generaties. 27

    3. Evangelie op internationaal niveau. 46

    4. David en het evangelie van satan. 69

    5. Het evangelie van de vredevorst. 79

    6. Psalm 40 Davids roeping als evangelist. 93

    7. Psalm 68:11 isral als "evangelist". 106

    8. Het evangelie van verleden, heden en toekomst.118

    9. Het evangelie en de Geest van Christus. 122

    10. Samenvatting. 129

    11. Abraham en het evangelie. 134

    12. Jesaja en het Evangelie. 160

    Wij wensen u een aangename en vruchtbare studie toe!

  • 12

  • 13

    VOORWOORD.

    Het woord 'Evangelie' in het Oude Testament is een

    vorm van het Hebreeuwse woord 'Basar' - vaak anders

    vertaald. Behalve n keer in Jeremia, wordt het

    gebruikt als de militaire term voor de Blijde Boodschap

    van Overwinning door een snelle loper van het slagveld.

    Jezus haalt Jesaja 61:1-2 aan, om Zijn opdracht en

    boodschap te karakteriseren in Lucas 4:16-21, en

    Paulus met Jesaja 52:7 in Romeinen 10:15.

    Het volk van God, Isral, moest, geplaatst op de

    landbrug tussen Azi, Afrika en Europa, de afgodische

    volken Gods Overwinning aankondigen en

    demonstreren.

    Bij Saul komt het het eerste voor als een 'Blijde

    Boodschap' voor de vijand. Met David wordt dat

    anders. Hij zingt er ook van in Psalm 40:10 en 68:12.

    Ook enkele melaatse mannen zien de waarheid er van.

    Het Nieuwtestamentische Evangelie is een boodschap

    van overwinning door de opstanding van Jezus

    Christus. Zie ook Lucas 24:46,47.

  • 14

  • 15

    1. "EVANGELIE" - EEN VREEMD WOORD

    Wat is een woord?

    Deze vraag zou eigenlijk onnodig moeten zijn, omdat de

    meeste lezers bekend zijn met het Evangelie. Maar

    omdat het nu eenmaal zo is, dat God voor de

    verkondiging van het Evangelie zich heeft willen

    bedienen van de taal van het dagelijks leven, gebeurt er

    met de woorden van de Bijbel hetzelfde als wat er

    gebeurt met de woorden uit onze spreektaal.

    En van de grappige verschijnselen van de taal is dat

    een woord net een stukje elastiek is: het kan uitrekken

    en inkrimpen. U gelooft dat niet? Verschillende

    voorbeelden daarvan zijn zelfs in de Bijbel te vinden.

    Ze zijn haast te bekend om te noemen. Bijvoorbeeld van

    de apostelen stond er in de Statenvertaling Hand. 4: 13

    "dat zij ongeletterde en slechte mensen waren" en

    Paulus gaf van zichzelf toe, dat hij "slecht in de

    woorden " was (2 Cor. 11: 6). Wat moeten we daarvan

    denken?

    Natuurlijk slaan we in zo'n geval direct onze Nieuwe

    Vertaling op, en komen tot de conclusie, dat in modern

    Nederlands het woord "eenvoudig" of "onervaren" op

    zijn plaats is. Ziet u wel, dat een woord met een elastiek

    is?! Vroegere paste het woordje "slecht" op al die

    mensen, die weinig ontwikkeling of ervaring hadden.

    Nu past het op mensen, die verkeerde bedoelingen of

    karaktertrekken hebben.

    Een ander geval. Er zijn heel wat mensen, die bij het

    horen van het woord "kerk" een gebouw, of zelfs een

    bepaald gebouw in hun gedachten voor zich zien. Het is

  • 16

    voor heel wat mensen een ontdekking, dat de "kerk"

    eigenlijk een bepaalde groep van mensen is, die in

    desnoods in een schuur "kerk" kunnen houden - en

    hier is dan meteen de derde betekenis van het woord

    "kerk": de kerkdienst. Als mij nu gevraagd werd deze

    drie woorden "kerk" op een rijtje te zetten, zou ik het

    het liefst zo doen: "kerk" (de mensen) "kerk " (de

    dienst), en "kerk"(het gebouw). Het eerste vind ik

    verreweg het belangrijkste. U toch ook? Met de "kerk"

    (de mensen) kun je zonder "kerk" - gebouw zelfs nog

    wel onder de blauwe hemel bij elkaar komen (wel eens

    gedaan, b.v. op de hoek van een straat op

    zaterdagavond?), maar met een "kerk" - gebouw

    zonder mensen - laten wij daar maar over zwijgen,

    want dan komen wij op heel andere problemen uit.

    Het woord "Evangelie".

    Zo is het ook met het woord "Evangelie". Voor

    duizenden mensen betekent het woord "Evangelie"

    alleen maar een bepaald onderdeel van de eredienst in

    een kerk (niet voor alle mensen van die kerk

    natuurlijk!). Anderen zijn nog verder afgezakt en

    zeggen, als zij de waarheid van iets niet al te hoog

    aanslaan: "Het is geen evangelie."Ook voor ons kan het

    Evangelie verschillende betekenissen hebben. Wij

    spreken van "het Evangelie van Marcus", en bedoelen

    dan n van de Boeken van de Bijbel. Wij zeggen: "Hij

    bracht van avond een duidelijk Evangelie", of: "Het

    Evangelie is voor iedereen". Dan bedoelen we

    respectievelijk een toespraak en een aanbieding van

    Goddelijke verlossing. En als wij ons bij dat laatste

  • 17

    alleen bepalen, is er nog niet eens eenstemmigheid

    onder alle christenen. Dan zijn er mensen, die bij het

    horen van het woord "Evangelie" alleen aan het

    Nieuwe Testament denken. Het is waar, dat er niet veel

    Bijbelvertalingen zullen zijn, die in het Oude Testament

    het woord "evangelie" en "evangeliseren" gebruiken.

    Maar er zijn teksten in het Oude Testament, waarin

    woorden gebruikt worden in het Hebreeuws, afgeleid

    van de wortel 'BSR', uitgesproken 'Basar', die hetzelfde

    betekenen als de Griekse woorden voor "evangelie" en

    "evangeliseren" in het Nieuwe Testament. En

    natuurlijk staan er op die plaatsen in de oude Griekse

    vertaling van het Oude Testament, de Septuaginta, de

    bekende Griekse woorden. Dat in de vertaling van het

    Nieuwe Testament deze in wezen Griekse term gebruikt

    wordt, zal wel liggen aan het feit, dat ze sinds oude

    tijden gemeengoed geworden zijn. Daar is niets tegen.

    Maar het gevaar is, dat die woorden een speciale

    kleuren krijgen, een "Nieuw Testamentische

    betekenis", die zij niet in die mate zouden hebben

    gekregen, als in Oud en Nieuw Testament consequent

    dezelfde vertaling was toegepast. De moeilijkheid is

    echter, dat het woord "evangelie", juist vanwege die

    "Nieuwe Testamentische betekenis", het niet erg doen

    zou in het Oude Testament, terwijl zuiver Nededandse

    woorden in het Nieuwe Testament in dit geval in strijd

    zouden zijn met een sterke traditie.

    Wat zou het Hollandse woord voor "evangelie" moeten

    zijn? "Evangelie" bestaat uit 2 delen: "Ev - angelie".

    Zoals reeds gezegd, was het oorspronkelijk een Grieks

    woord: "eu angelion". "Eu" betekent: goed.

  • 18

    "Angelion" betekent boodschap. In dat laatste deel

    herkennen wij terstond het woord "engel", dat ook

    vernededandst Grieks is, en in onze taal

    "boodschapper" betekent. Het woord is dus "goede

    boodschap".

    Gebruik van het woord Evangelie in de Bijbel.

    Natuurlijk kan het woord "Goede Boodschap" in zijn

    letterlijke betekenis gebruikt worden, of, in

    overdrachtelijke betekenis, in verband met geestelijke

    zaken. Is

    Zoals we hebben gezien, kon het woord "evangelie"

    voor iedere goede boodschap gebruikt worden. Als bij

    voorbeeld Jeremia merkt, dat zijn woorden geen ingang

    vinden bij het volk en dus zijn werk, als profeet, naar

    de mens gesproken een mislukking is, zegt hij:

    "Vervloekt zij de man, die mijn vader de blijde

    boodschap bracht: u is een jongen geboren, waarmee

    hij hem zozeer verblijdde" (Jeremia 20: 15). Hier was

    dus een geboorteaankondiging een

    "evanPsalm40,11gelie", een "blijde boodschap'

    aanvankelijk althans.

    Maar in de geschiedkundige boeken van het Oude

    Testament wordt het uitsluitend gebruikt als een

    militaire term, en wel in verband met de strijd van

    Isral tegen zijn vijanden, n keer onder Saul,

    verscheidene keren onder David, en weer n keer bij

    de profeten Elisa en Nahum. Maar daar de strijd van

    Isral als Gods volk de geestelijke achtergrond had, had

    het gebruik van het woord Evangelie dat ook. Zo wordt

    het, als het ware, naar het geestelijke niveau getild. Dat

  • 19

    is ook het geval, waar het woord "Evangelie" in het

    Nieuwe Testament wordt gebruikt voor de

    aankondiging van een geboorte. Ook komen daarin de

    aspecten, die de betekenis van het woord "Evangelie"

    in de Bijbel meestal heeft, al duidelijk naar voren.

    Bedoeld zijn de aankondigingen van de geboorte van

    ]ohannes de Doper en van de geboorte van ]ezus.

    Als Zacharias, de priester, niet kan geloven, dat de

    boodschap van de engel waar is en hij dus eindelijk een

    zoon zal hebben, zegt de engel tot hem: ,,1k ben

    Gabril, die voor Gods aangezicht sta, en ik ben

    uitgezonden om tot u te spreken en u deze blijmare te

    verkondigen" (Lucas 1 : 19). Zacharias moet daar

    tijdens de maanden van zijn gedwongen stilzwijgen wel

    over nagedacht hebben. Dat merken wij in zijn lofzang,

    in Lucas 1: 67-79. En als wij de lofzang van Maria

    daarnaast leggen, vinden wij dezelfde elementen in

    beide (Lucas 1:46-55).

    "Evangelie": God wint het toch!

    Zacharias zegt: "God heeft verlossing gebracht voor

    zijn volk. Hij zal ons redden van onze vijanden. Het

    volk zal weer terugkeren tot zijn God en Hem

    aannemen als Heer en Meester. Daardoor zal er een

    tijdperk van vrede aanbreken: vrede van buiten en

    vrede van binnen." Dat was voor hem het "evangelie".

    Maria zegt: "God heeft een krachtig werk gedaan door

    Zijn arm. Hij heeft machtigen van de troon gestort en

    eenvoudigen verhoogd, hongerigen heeft Hij met

    goederen vervuld en rijken heeft Hij ledig

    weggezonden. Hij heeft zich lsral aangetrokken." En

  • 20

    ook de geboorte van Jezus moet, volgens de engel, als

    een blijde boodschap verkondigd worden,

    "gevangeliseerd" worden, zoals er letterlijk staat in

    Lucas 2:10.

    Nu staat dit wel in het Nieuwe Testament, maar het

    wordt gesproken op grond van wat in het Oude

    Testament staat. En dat is vaak ook het geval in de

    Brieven van het Nieuwe Testament, namelijk, waar het

    een aanhaling uit het Oude Testament betreft.

    In het Oude Testament wordt dit woord ook gebruikt in

    enkele Psalmen en door de profeet Jesaja. Dat is van

    belang om twee redenen. Ten eerste betreft het hier

    lofprijzing aan God om Zijn grote daden, die niet alleen

    in de menselijke, maar vooral in de geestelijke sfeer

    liggen. En ten tweede betreft het teksten, waarvan

    enkele in het Nieuwe Testament worden aangehaald:

    n keer door Jezus aan het begin van zijn driejarige

    werkzaamheid, en n keer door Paulus na zijn drie

    zendingsreizen. Zij vormen de schakel voor dit

    woordgebruik tussen Oud en nieuw Testament. En als

    aanhalingen uit het Oude Testament in het Nieuwe

    Testament zijn het tevens voorbeelden van de wijzen,

    waarop deze woorden vertaald zijn in de Bijbel, en het

    verschil daartussen in het Oude en het Nieuwe

    Testament (Nieuwe Vertaling) daarin. Het zijn: Jesaja

    61:1 ("blijde boodschap") met Lucas 4: 18 ("evangelie"

    ), en Jesaja 52:7 ("goede boodschap" ) met Romeinen

    10:15 ( "goede boodschap" ).

    De "Blijde Boodschap" van Jesaja

  • 21

    Er is waarschijnlijk geen tweede tekst in de Bijbel te

    vinden, waarin het woord "evangelie" als "goede

    boodschap" in al de schakeringen van zijn betekenis

    beter uitkomt, dan in Jesaja 52: 7. Daarom drukken wij

    hier Jesaja 52:7-10 in zijn geheel af. Daarna zullen wij

    op het gebruik van dit woord ingaan aan de hand van

    deze tekst en andere Schriftplaatsen. "Hoe lieflijk zijn

    op de bergen de voeten van de vreugdebode, die vrede

    verkondigt, die goede boodschap brengt, die heil

    verkondigt, die tot Zion spreekt: uw God is Koning.

    Hoor, uw wachters verheffen de stem, zij jubelen

    tesamen, want met eigen ogen zien zij, hoe de Here naar

    Zion wederkeert. Breekt uit in gejuich, jubelt eenparig,

    puinhopen van Jeruzalem, want de Here heeft Zijn volk

    vertroost, Hij heeft Jeruzalem verlost. De Here heeft

    Zijn heilige arm ontbloot voor de ogen van alle volken

    en alle einden der aarde zullen zien het heil van onze

    God ". In dit gedeelte zijn de woorden "vreugdebode"

    en "goede boodschap", wat de letterlijke betekenis

    betreft, hetzelfde als "evangelist" en "Evangelie".

    Wij zouden de vraag kunnen stellen- "Waarom ziin de

    voeten van deze vreugdebode, deze "evangelisf" zo

    liefelijk? Als wij verder lezen merken wij, dat de stad in

    puin ligt en de bewoners .verdriet hebben: zij moeten

    vertroost worden, zoals onze tekst zegt. Klaarblijkelijk

    heeft een vijand er danig huis gehouden. Maar toen

    heeft de Here Zijn heilige arm ontbloot. Wat betekent

    dat?

    De taal van de Bijbel is die van het dagelijks leven. Er

    staat eigen1ijk, dat de Here net gedaan heeft als een

    man, die zijn mouwen opstroopt om te laten zien, dat

  • 22

    hij niet bang is, om een vechtpartij te beginnen. Het

    gevolg is, dat de vijanden, de volken, zijn verslagen en

    dat de stad is verlost. En nu is de Here op weg, om als

    Overwinnaar naar de stad terug te keren. Ln de stad

    weet nog niemand hier iets van. Ledereen leeft daar in

    angstige spanning, of wel in doffe berusting. Dan gaan

    plotseling de wachters op de muur roepen. Zij barsten

    in gejuich los, omdat zij zien, dat er een snelle loper van

    het slagveld aankomt. Aanstonds weten zij, dat die een

    "goede boodschap" heeft te melden, een ."evangelie",

    een overwinningsboodschap. Lnderdaad verkondigt

    deze loper, als hij aangekomen is, vrede en redding

    voor de stad. Hij roept uit, dat het Koningschap van de

    rechtmatige Heerser nu verzekerd is: "Uw God is

    Koning!" En omdat hij een afgezant van de koning is,

    weet iedereen nu ook, dat de Koning zelf in aantocht is.

    Daarom breekt men uit in gejubel.

    Samenvatting.

    Dit drietal passages, vooral de laatste, tekent wel heel

    duidelijk in welke sfeer het woord in de Bijbelse tijden

    en dus in de Bijbel gebruikt is. Laten wij de

    verschillende schakeringen van die betekenis nog eens

    punt voor punt opsommen.

    1. Het woord "evangelie" verplaatst ons in een sfeer

    van strijd en overwinning.

    2. Een "evangelie" wordt daarom gebracht aan

    mensen, die zuchten onder de overheersing van een

    vijand.

    3. De rechtmatige heerser is verdreven en zijn rijk, o.f

    een deel daarvan, is "bezet gebied" geworden.

  • 23

    4. De bevolking heeft, zeker in profetische beeldspraak,

    aanvankelijk de vijand binnengehaald, of heeft op zijn

    minst schuld aan de nededaag. Nu hebben de mensen,

    volgens Oosterse maatstaven in de oude tijd, nog maar

    n ding te wachten: de uiteindelijke ondergang, hetzij

    door- de hand van de vijand, hetzij door een

    terugkerende en wraak nemende vorst. De overheersing

    en tyrannie van de vijand; de noodzaak, om, in

    volkomen slavernij, dingen te doen, die hun als burgers

    niet betamen; en de dreigende toorn van hun eigen

    vorst maakt hun positie verre van benijdenswaardig!

    5. Maar de koning heeft op een zeker ogenblik de

    overwinning behaald. Hij stuurt zijn afgezanten naar

    de stad om zijn triomf te melden en om de bevolking

    aan te zeggen, dat de koning in aantocht is, niet om

    wraak te nemen, maar om weer over hen als zijn

    onderdanen te regeren.

    6. De blijdschap hierover in de stad wordt nog vergroot

    door het feit, dat de mensen weten, dat er nu een tijd

    van veiligheid en welvaart zal aanbreken.

    Oud en Nieuw Testamentisch Evangelie

    ]esaja 52 : 7 10 is n van de plaatsen in het Oude

    Testament die, wat betreft het begrip "evangelie" een

    schakel vormen tussen het Oude en het Nieuwe

    Testament. Het is aangehaald in Romeinen 10 . 15.

    Een dergelijke plaats vinden wij in ]esaja 61 : 1 en 2,

    aangehaald in Lucas 4:18 en 19.

    Dit maakt het ons mogelijk om het "evangelie" van de

    "vreugdebode" in ]esaja 52 te vergelijken met het

  • 24

    "evangelie", dat Jezus van Godswege op aarde kwam

    brengen.

    De "vreugdebode" zegt: "Uw God is Koning. De Here

    keert weder naar Sion." Verder zegt hij, dat zij, die de

    vaten des Heren dragen dus die in de dienst van God

    zullen staan zich moeten reinigen, en dat men vol

    enthousiasme de Koning moet inhalen.

    Van Jezus staat er in Marcus 1:14 en 15, dat Hij "het

    evangelie Gods" ging prediken, namelijk "de blijde

    boodschap van Gods overwinnning". Wat hield die

    boodschap in? "De tijd is vervuld en het Koninkrijk

    Gods is nabij gekomen. Bekeert u en gelooft het

    evangelie". Wij zouden het in modern Nededands

    misschien zo kunnen zeggen: "Eindelijk is het zover,

    dat God Zijn volle heerschappij weer op aarde gaat

    uitoefenen, waardoor er een einde komt aan het rijk

    van satan. Doe dus niet meer met de vijand mee, maar

    neem de boodschap van Gods overwinning serieus. Dat

    is het beste wat je doen kunt." Wat gebeurt er als de

    mensen de boodschap, dat de vijand verslagen is en dat

    hun rechtmatige Vorst weerkeert, gaan geloven?

    ]esaja 52 zegt, dat de gevangenen uit Sion wordt

    aangezegd, dat zij hun banden los mogen maken, dat zij

    zonder geld worden gelost de vijand kan ze eenvoudig

    niet langer vasthouden om losgeld te eisenl Het getier

    van de overheersers zal afgelopen zijn en de naam van

    de echte Koning zal door hen niet meer worden

    gelasterd. De gevangenen zullen het stof van zich

    afschudden en hun pronkgewaden aantrekken. En zij,

    die reden tot treuren hebben zullen worden vertroost

    door hun Koning zelf. Men zal uittrekken uit de

  • 25

    gevangenschap als koninklijke mensen, als vrijen: niet

    in haast en niet als in vlucht, de Koning zelf zal hen

    uitleiden in een feestelijke optocht.

    Vergelijk daarmee eens het woord, dat ]ezus op

    Zichzelf toepast, als Hij ]esaja 61 :1 en 2 heeft

    voorgelezen (Lucas 4:18 en 19). "De Geest des Heren is

    op Mij, daarom, dat Hij Mij gezalfd heeft". Ln

    Handelingen 10:38 drukt Petrus het zo uit: " - ]ezus van

    Nazareth met de Heilige Geest en met Kracht

    gezalfd." Gezalfd met de Geest van God was ]ezus

    sterker dan satan en kon Hij, "de sterkere", de sterke",

    de duivel, verslaan en al zijn bezittingen roven, zoals

    ]ezus het in de gelijkenis van Lucas 11 21 en 22 zegt.

    Wat is het gevolg? ]ezus zegt: De Geest des Heren is op

    Mij", om aan armen het evangelie de

    overwinningsboodschap te brengen en aan blinden

    het gezicht, om verbrokenen heen te zenden in vrijheid,

    om te verkondigen het aangename jaar des Heren het

    zogenaamde jubeljaar, waarin iedereen, die in slavernij

    of in armoede was geraakt, zijn vrijheid en bezittingen

    terug moest krijgen.".

    Een blik vooruit.

    Nu zullen wij eerst en voornamelijk het gebruik van dit

    woord in de geschiedkundige Boeken van het Oude

    Testament bestuderen, waarin de woorden "evangelie",

    "evangeliseren", en "evangelist" gebruikt worden in

    verband met de geschiedenis van het volk Isral, omdat

    dat de grondslag van alles is. Ook daar zullen wij zien,

    dat het gebruik en dus de betekenis van die termen

    uitgaat boven het louter geschiedkundig aspect in die

  • 26

    gedeelten en betrekking heeft op de strijd, die God, in

    zijn Gezalfde, met zijn volk voerde tegen satan en zijn

    demonische en menselijke machten. Dat betekent niet,

    dat wij elementen uit die geschiedenis ' een geestelijke

    betekenis' opleggen, als een soort allegorische uitlegging

    dus, maar wel, dat achter deze schijnbaar een louter

    menselijke aangelegenheden een geestelijke

    achtergrond ligt. Dat geldt natuurlijk ook voor het

    hedendaagse mensenleven. Dit zal het ons mogelijk

    maken, om die lijn door te trekken naar De Gezalfde,

    de "Christus", in wie God de strijd tegen satan tot een

    overwinning heeft gevoerd".

  • 27

    2. DE DRIE GENERATIES

    Evangelisten van Satan.

    De eerste keer, dat het woord "evangeliseren" in de

    Bijbel voorkomt, vinden wij in 1 Samul 31:8 en 9 (en

    in zijn tweelingtekst 1 Kronieken 10:8 en 9). Wij laten

    deze tekst hieronder volgen.

    "Toen nu de Filistijnen de volgende dag de

    gesneuvelden kwamen plunderen, vonden zij Saul en

    zijn drie zonen liggen op het gebergte Gilboa. Zij

    hieuwen zijn hoofd af, roofden zijn wapenrusting en

    zonden boden rond in het land der Filistijnen, om de

    goede tijding te melden in de tempels van hun afgoden

    en aan het volk."

    Zie daar de eerste "evangelisten" in de Bijbel. Maar - -

    - , "evangelisten" van Satan! Want dat deze

    "evangelisatiecampagne" der Filistijnen een veel

    diepere achtergrond en betekenis had, dan men

    oppervlakkig lezend zou vermoeden, wordt ons

    duidelijk, als wij de geschiedenis en de roeping van

    Isral en van zijn koning nagaan.

    Gods privvolk.

    1 Isral was het volk, dat God voor Zichzelf had

    gemaakt. In Genesis 15 vinden wij daarover meer.

    Daarvan geven wij een overzicht.

    2. Dit volk had God zich gevormd uit een hopeloos oud

    mensenpaar (hij was honderd en zij negentig!) in de

    wanhopige positie van toen vogelvrije vreemdelingen,

    op grondslag van menselijke hulpeloosheid, van

  • 28

    absolute afhankelijkheid van God, en van

    onvoorwaardelijk geloof en vertrouwen in God. Dit

    kunt u bij voorbeeld lezen in Genesis 15: 1-12,3.

    3. Uit Genesis 15 weten wij, dat Gods plan voorzag in

    de vestiging van dit volk in een land, waar zij zich noch

    meester van konden maken, noch konden handhaven

    zonder Goddelijk, bovennatuurlijke ingrijpen. Dit volk

    zou geen levenskansen hebben gehad, als God niet zelf

    hun geschiedenis tot aan hun vestiging in het beloofde

    land van te voren zorgvuldig had uitgestippeld en

    voorbereid (zie Genesis 15:13-16) en als God niet zelf

    "levensruimte" voor hen had gereserveerd te midden

    van de andere volken (zie Genesis 15:8-21).

    4. De naam Isral, die zij naar hun stamvader Jacob

    zouden krijgen, was daarom heel tekenend. Jakob, die

    altijd Gods beloften zelf had willen vervullen, was na

    zijn strijd met de Engel des Heren kreupel op kritiek

    moment, de ontmoeting met Esau. Toen moest hij op

    Gods ingrijpen wachten en op Zijn kracht vertrouwen.

    God gaf hem de naam Isral, wat onder anderen

    betekent: Moge de Here strijden. Dat is voor dit volk

    een typerende naam. Ais God niet voor hen zou

    strijden, zouden ze verloren zijn. De consequentie was,

    dat Isral het alleen wagen kon, om zich te laten gelden

    onder de andere volken, als zij helemaal alleen op God

    zouden rekenen, met andere woorden, als zij zouden

    leven uit geloofd in de almachtige God, en in niets en

    niemand anders.

    5. Isral moest zijn: een volk van God, Gods eigendom

    en woonplaats in het midden van de overige volken der

    aarde, die niet gehoorzaamden aan God.

  • 29

    6. Daardoor vormde Isral het bruggehoofd van het

    Godsrijk op aarde, dat God zou gebruiken, om deze

    wereld weer onder zijn bestuur te brengen. Dit zou een

    zegen betekenen voor alle volken.

    Daarom zei God tegen Abraham: "- - - met u zullen alle

    geslachten des aardbodems gezegend worden." Dit

    bijzondere van het volk Isral werd heel duidelijk

    ingezien door David (die daarom "een man naar Gods

    hart" was, niet omdat hij zo'n lieve jongen was!) toen

    hij zei: "En wie is gelijk Uw volk, gelijk Isral, het enige

    volk op aarde, dat God zich tot een volk ging vrijkopen,

    om Zich een Naam te maken, - - - Uw volk, dat Gij - - -

    uit de volken en hun goden hebt vrijgekocht?

    Gij hebt U Uw volk lsral voor altijd bevestigd tot Uw

    volk. En Gij, Here, waart hun tot een God" (2 Samul

    7:23,24).

    Lsral in de internationale, geestelijke politiek.

    Het volk Isral was Gods volk. Gods of woorden van

    welkom tot het volk op de Berg Sina in exodus 19:5

    waren: Nu dan, indien gij aandachtig naar Mij luistert

    en mijn Verbond bewaart, dan zult gij uit alle volken

    Mij ten eigendom zijn, want de ganse aarde behoort

    Mij. En gij zult Mij een koninkrijk van priesters zijn en

    een heilig volk. Daardoor zou het volk Isral een heel

    ander volk zijn dan alle volken der aarde. De positie

    van Isral in dit wereld is heel goed beschreven in

    Micha 4: 5, want alle volken wandelen elk in de naam

    van zijn god,

    Maar wij zullen wandelen in de naam van de Here,

    onze God. En toen de Isralieten aan Samuel om een

  • 30

    koning vroeger, zeiden zij: Stel nu een koning over ons

    aan om ons te richten, als bij alle andere volken. En

    toen zij op Samuels tegenwerpingen toch volhielden,

    formuleerde zij het nog typerender: Dan zullen ook wij

    zijn als alle andere volken. En het antwoord van God

    tot Samuel was: Luister naar het volk, in alles wat zij

    tot U zeggen, want niet U hebben zij verworpen, maar

    Mij hebben ze verworpen, dat Ik geen koning over hen

    zou zijn. Juist zoals zij gedaan hebben van de dag af,

    toen Ik hen uit Egypte leidde, tot op de huidige dag, dat

    zij Mij hebben verlaten en andere goden gediend, zo

    doen zijn nu ook tegen U. (1 Samuel kwam 8: 5,20, 7

    8). Het is duidelijk: te worden als alle andere volken

    betekende voor Isral zijn God te verlaten en de

    afgoden te gaan dienen.

    Van die afgoden heeft de apostel Paulus gezegd, Dat

    offeren aan afgoden een offeren is aan boze geesten (1

    Corinthirs 10: 20). Afgoden zijn de presentaties van

    demonische machten, waarmee Satan de wereld

    beheerst, zoals er staat in Efezirs 2: 2, - - - waarin gij

    vroegere gewandeld hebt overeenkomstig de loop dezer

    wereld, overeenkomstig de oversten van de macht der

    lucht, van de geest, die thans werkzaam is in de

    kinderen der ongehoorzaamheid. En in 6: 12 lezen wij:

    want wij hebben niet te worstelen tegen bloed en vlees,

    maar tegen de overheden, tegen de machten, tegen de

    wereldbeheersers dezer duisternis, tegen de boze

    geesten in de Hemelse gewesten.

    En in Danil 10 12 wordt ons een zeldzame blik

    gegeven in de hogere regionen van deze geestelijke

    organisatie. Het hemelse wezen dat aan Danil

  • 31

    verschijnt heeft het over de tegenstand die hij

    ondervond van de geestelijke demonische vorsten van

    sommige volken, die de nationale en de internationale

    politiek van die volken bepalen, en over de hulp, die hij

    kreeg van de geestelijke vorst Michael, die als de vorst

    van Isral in de toekomst ook het volk van God te hulp

    zou komen. Hij vertelt daar nog bij, dat niemand

    anders van de Hemelse vorsten in staat was om

    weerstand te bieden aan die satanische machten.

    (Danil 10: 2,4, 5,12 14,20 - 21 en 11: 1; 12: 1).

    Dat betekent, dat de Hemelse vorst Michael de

    beschermheer was van Isral als een bruggehoofd van

    het koninkrijk van God in een door rebellen bezet

    gebied. Maar het betekent dan ook, dat de aanvallen

    van andere volken op Isral in wezen een strijd is van

    Satan met zijn onderhorige volken tegen God en Zijn

    volk.

    Het volk van satan.

    Satan, de overste der wereld, zag in het volk Isral

    terecht een gevaar voor zijn heerschappij. Satan heeft

    de aarde in bezit genomen en beschouwt de wereld als

    springplank voor de beheersing van het heelal en

    "regeert"daarom deze wereld op een verre van

    democratische wijze. Hij moest een volk als Isral wel

    zien als een gevaar, als een nederzetting van vreemde en

    vijandige oorsprong, als een "staat-in-de-staat".

    Daarom was hij vanaf het begin de doodsvijand van dit

    volk en bestookte het van alle kanten door zijn

    handlangers Toetmosis een kwam . Later, toen de Zoon

    van God op aarde kwam, zei hij duidelijk, dat hij de

  • 32

    wereldheerschappij alleen wilde toevertrouwen aan

    iemand, die niet God maar hem ze als Heerser erkent

    (zie Lukas 4:5-7.

    En toen God zijn volk vanuit het zuiden en oosten

    Kanan had binnengevoerd, deed satan een zet. Hij

    voerde een volk vanuit het noorden en westen aan. Het

    waren de "zeevolken", Kaftorieten, met een groot

    contingent Pelesten of Filistijnen, van Kreta en van

    elders verdreven in verband met een grote

    volksverhuizing in Zuidoost Europa, van Zuid Rusland

    tot Griekenland. Rond 1200 v.C. bedreigden zij met een

    grote vloot en een enorme colonne wagens de oostgrens

    van Egypte, maar werden teruggeslagen. Zij voegden

    zich in zuidwest Palestina bij de Filistijnen, die daar al

    woonden ten tijde van Abraham. Er staat iets over in

    Amos 9: 7 en Deuteronomium 2: 23. Rond 1140 v.C.

    waren ze, getuige aardewerkresten, al doorgedrongen

    tot Bethsemes. En iedereen weet, wat een last de

    Isralieten van die Filistijnen gehad hebben!

    En van de hoogtepunten van deze strijd was de dood

    van Saul en zijn zonen op het gebergte Gilboa. Dit was

    voor het volk van God meer dan een militaire

    nederlaag. Het was een geestelijk echec, zowel vanwege

    de belangen van het koninkrijk van God, die er mee

    gemoeid waren, als ook vanwege de hele

    voorgeschiedenis, die er n was van ongehoorzaamheid

    en morele en geestelijke degeneratie aan de kant van

    Isral.

    David zag de geestelijke politieke situatie duidelijk in

    en was daarom "de man naar Gods Hart", toen hij zei:

    "Wie is gelijk Uw volk, gelijk Isral, het enige volk op

  • 33

    aarde, dat God Zich tot een volk ging vrijkopen, om

    Zich een naam te maken, - - - uw volk, dat Gij - - - uit

    de volken en hun goden hebt vrijgekocht? Gij hebt U

    Uw volk Isral voor altijd bevestigd tot Uw volk, en Gij,

    Here, waart hun tot een God" (2 Samuel 7: 23 24).

    Daarom spitste de politiek tussen de machten van de

    aarde zowel als tussen die et van de hemel zich toe op de

    positie en het doen en laten van het volk Isral.

    Daarom kan men ook in de strategie rond om Isral

    gezien worden als van universele oorsprong en omvang.

    Isral zowel als de omringende volken waren niet meer

    dan pionnen in ontzaglijke schaakspel, waarbij het

    inderdaad ging om een strijd tussen zwart en wit,

    leugen en waarheid, duisternis en licht, de boze en God.

    Geestelijke strategie

    Als wij Richteren 1 en 2 lezen, waarin de wanprestaties

    van de eerste generaties Isralieten in het Beloofde

    Land beschreven worden, komen wij tot de conclusie,

    dat de geweldige kansen die satan kreeg in zijn

    internationale geestelijke politieke strategie, afkomstig

    waren van - - - God. En dat, daar Isral verzuimde

    diezelfde kansen te benutten. De soldaten dachten er

    echter anders over dan hun Generaal (lees Richteren

    2:6-12) en zij grepen pas weer naar de wapens, toen zij

    ontdekten, dat die joviale vijand het toch werkelijk op

    hun totale ondergang gemunt had. Dit gebeurde echter

    alleen, wanneer God Zijn beschermende hand

    terugtrok, de vijand vrij spel gaf en daardoor

    ontmaskerde (Richteren 2:13-16).

  • 34

    Wanneer een pas gevestigd bruggehoofd midden in

    vijandelijk gebied de aanwijzingen van het

    hoofdkwartier niet opvolgt, als de soldaten hun

    veldtocht gaan beschouwen als een vacantietrip,

    sigaretjes gaan roken met de vijand en uitgaan met de

    meisjes, dan hoeven wij ons er niet over te verbazen, als

    die "vriendelijke" vijand op een kwade dag het hele

    front oprolt.

    In Richteren 1 en 2 kunnen lezen, hoe Isral het er af

    bracht, kwam nadat het door God op bovennatuurlijke

    wijze in zijn positie geplaatst was. God wist wel, dat

    bestrijdt niet met 1 generatie beslecht zou zijn. Daarom

    had Hij Jozua het niet meteen alle haarden van

    tegenstand laten opruimen. Ook de volgende

    geslachten, "welke geen van de oorlogen om Kanan

    gekend hadden", moesten "met de strijd vertrouwd

    raken". In Richteren 2:23-3:2 lezen wij, dat God de

    strijd in etappes wilde uitvoeren, om zijn volk

    strijdbaar te houden in de volgende generaties. Wat

    voor strijd dat was, weten wij wel uit het Boek Jozua:

    zeven keer om een stad heen lopen, en hele veldslag

    verliezen als n man enkele kunstvoorwerpen en dat

    geldt uit de vernietiging redt, of een veldslag binnen,

    dank zij een catastrofale hagel en een zon, die de hele

    dag op twaalf uur blijft staan. Dat waren zo de

    ervaringen van de Isralieten, die de strijd om Kanan

    dan wel gekend hadden. En dat was natuurlijk allemaal

    veel te riskant voor gewone mensen en ook te lastig.

    Daarom probeerden ze het op een andere manier te

    winnen. Waarom zouden ze ook niet met wat 'geestelijk

    inzicht' te werk gaan? Als zij nu eens de geestelijke

  • 35

    machten achter deze aardse vijanden wat meer te

    vriend gingen houden, dan kon het

    bezettingsprogramma misschien uitgevoerd worden

    zonder die economisch zo schadelijke mobilisatie en

    oorlogvoering en het risico van de krijgskans

    (Richteren 2: 6 12). De vijand bleek ook niet zo kwaad

    te zijn. Natuurlijk was dat laatste een weloverwogen

    tactieken van de Tegenstander. Het ergste was, dat als

    de vijand dan toesloeg sloeg en de Isralieten,

    ontnuchterd, zich tot God wendde, hij de vijand

    volkomen in de kaart scheen te spelen. Vaak werden zij

    jarenlang door God verlaten en overgeleverd aan de

    vijand. Ten slotte was het dan de n of andere obscure

    figuren, die door God gebruikt werd, om de zaak te

    redden. Zo werd de overwinning toch weer een

    geloofswonder (Richteren 2: 13 16). Nee, dan liever

    een koning!

    Als alle andere volken.

    De geloofsstrijd had al lang afgedaan, maar de

    geestelijke gelijkschakeling had hun ook al niet sterker

    kunnen maken. Maar nu hadden ze het gevonden! Zij

    moesten zich de politieke structuur en de bevelvoering

    van de vijand eigen maken. De achtergrond van alles

    was echter, dat Isral helemaal vergeten was, waarom

    zij waren er wt zij waren. Wat had Mozes gezegd?

    "Gij zijt een volk, dat de Here, uw God, heilig is; U

    heeft de Here, uw God, uit alle volken van de

    aardbodem verkoren om zijn eigen volk te zijn"

    (Deuteronomium 7: 6). Maar wat zeggen zij tegen

    Samuel in 1 Samuel 8: 5,19, 20? "Stel een koning over

  • 36

    ons, om ons te richten, als bij alle andere volken - - -

    dan zullen ook wij zijn als alle andere volken." Het

    ergste was natuurlijk niet, dat zij een koning wilden

    hebben, want daarin was in de wet van Mozes al

    voorzien (Deuteronomium 17: 14 20) en per slot geeft

    God er n. Neen, zij wilden nu eens een 'normaal' volk

    worden. Zij wilden een een radikale gelijkschakeling

    met alle andere volken. Het is alsof zij Samuel en God

    te kennen gaven, dat aan dat eeuwenlange

    gexperimenteer nu maar eens een eind moest komen.

    Niet een onzichtbare God, maar een zichtbare koning

    zou voortaan hun politieke en militaire belangen

    moeten behartigen. Dan zouden zij op gelijke voet met

    de hun omringende volken staan, en zouden zij hen met

    hun eigen methoden op effectieve wijze kunnen

    bestrijden. Dat ze alleen nog maar een koning nodig

    hadden, om "als alle andere volken" te worden, hadden

    ze huns ondanks goed ingezien. Innerlijke waren ze

    immers al lang gelijkgeschakeld met de wereld. Dat had

    hun Goddelijke Koning wel door, zoals Hij ook ronduit

    tegen Samuel zei: "Juist zoals zij gedaan hebben van de

    dag af, toen Ik heb hen uit Egypte leidde tot op de

    huidige Dag, dat zij Mij hebben verlaten en andere

    goden gediend, zo doen zij ook nu tegen u." Samuel

    ervoer in deze krenking slechts, wat God zich al zo lang

    had is laten welgevallen. In zoverre had Samuel dus

    gelijk gehad met zijn klacht, dat hij nu eens ervoer, wat

    God al zolang ervaren had!

  • 37

    Geen begrip van zijn roeping.

    Dat Isral absoluut geen notie had van zijn roeping en

    plaats tussen de volken der wereld, blijkt wel heel

    duidelijk uit wat ons verteld wordt in 1 Samul 8.

    Mozes had tot Isral gezegd : "Gij zijt een volk, dat de

    Here, uw God, heilig is; u heeft de Here, uw God, uit

    alle volken van de aardbodem verkoren om zijn eigen

    volk te zijn" (Deuteronomium 7:6). Maar hoor nu wat

    de Isralieten zeggen tegen Samul: "Stel nu een koning

    over ons aan om ons te richten, als bij alle andere

    volken . . . dan zullen ook wij zijn als alle andere

    volken" (1 Samul 8:5,19,20).

    Het kwaad, dat zij een koning wilden hebben, zat niet in

    de eerste plaats in het verlangen naar een koning,

    Anders had God nooit hun verlangen ingewilligd. Die

    koning moest er volgens hen komen, omdat deze nodig

    was, om als alle andere volken te worden.

    Toch was zelfs dat verlangen, van menselijk standpunt

    uit gezien, gerechtvaardigd. Ja, het was zelfs het enige

    verstandige, dat zij konden bedenken in hun situatie. Er

    was namelijk een hele geschiedenis aan voorafgegaan.

    Drie generaties.

    Die ontwikkeling heeft gelopen van de eerste generatie,

    die in het beloofde land kwam, via de tweede generatie,

    die van de Richteren, naar de derde generatie, die van

    Samul. Het woord generatie dient hier ruimer te

    worden genomen dan zijn letterlijke betekenis. En in

    het voorbijgaan kunnen wij vaststellen, dat de eerste

    drie generaties van elke nieuwe groep van

    'Godsgezinden' vaak eenzelfde lijn vertonen.

  • 38

    De overgang van de eerste naar de tweede generatie is

    kenmerkend. In Richteren 2:7,10,11 staat: "Het volk

    diende de Here gedurende heel het leven van Jozua en

    van de oudsten - - - die heel het grote werk gezien

    hadden, dat de Here voor Isral gedaan had - - -. Nadat

    ook dat hele geslacht tot zijn vaderen vergaderd was,

    kwam na hen een ander geslacht op, dat de Here niet

    kende, noch het werk, dat Hij voor Isral gedaan had.

    Toen deden de Isralieten wat kwaad is in de ogen des

    Heren en gingen de Bal dienen." Wie had tot dusver

    de plannen gemaakt en uitgevoerd? Wie had het

    initiatief genomen tot de uittocht uit Egypte, de

    doortocht door de Rode Zee, de tocht door de woestijn

    en de uitreddingen, toen beleefd, de overwinningen, die

    hen aan de rand van het beloofde land brachten, de

    tocht door de Jordaan, de val van Jericho en de

    verovering van het land? Het was God geweest, van

    begin tot eind. Maar waarom hield God dan op met

    wonderen doen na de dood van Jozua en de eerste

    oudsten?

    Richteren 1:1-19a is n en al overwinning. Doch de

    rest van dat laatste vers bevat een onzinnige

    tegenstelling: "En de Here was met Juda, zodat hij het

    gebergte in bezit nam, maar hij was niet in staat de

    bewoners van de vlakte te verdrijven, want dezen

    hadden ijzeren strijdwagens." Wie is de laatste "Hij"?

    Was dat God? Nee, het was Juda, die wel in een strijd

    van man tegen man konden overwinnen, maar niet in

    gemechaniseerde oodogvoering. Toch was dat niet de

    werkelijke oorzaak.

  • 39

    Een onmogelijke situatie.

    De naam "Juda" betekent: "De dankende". Dat waren

    ze geweest in het gebergte: "De Here was - - - (zodat

    Juda nam)". Direct daarachter staat: "(Juda) was niet -

    - -". Heel logisch! In het gebergte was de Here de dader

    en Juda de danker. In de vlakte werd Juda de dader, en

    dus de verliezer. En zijn treurig voorbeeld volgden de

    Benjaminieten, Jozef, Manasse, Efram, Zebulon, Aser

    en Naftali volgens Richteren 1:21-33. Dan werd zelfs

    teruggedrongen! (34 e.v.). Het was alles half werk:

    overwinningen en nededagen. Of eigenlijk kwam het

    niet eens tot nededagen: zij hielden eenvoudig op met

    vechten en lieten de vijand zitten waar hij zat. Zodra zij

    een comfortabel plekje voor zich veroverd hadden,

    dachten zij er niet over voor Gods zaak verder te

    vechten. Het gevolg was, dat zij God niet meer nodig

    hadden en er ook geen wonderen meer gebeurden.

    Nogal logisch, dat hun kinderen de Here niet kenden!

    Hoe zouden die ook iets van Gods programma, laat

    staan van Gods macht omdat programma uit te voeren,

    ervaren hebben? Omdat zij Gods macht niet hadden

    leren kennen in het leven van hun vaders, zullen de

    kinderen ook bar weinig zin gehad hebben we, om met

    de vijand al te lastig te maken.

    Het was een trieste cirkelgang. Omdat de vaders alleen

    maar genteresseerd waren in Gods werk voor zover het

    hun onmiddellijke, menselijke verlangens betrof,

    hadden zij God niet meer nodig. Zij konden Zijn

    wonderen en de daarmee gepaard gaande

    "noodtoestanden" niet gebruiken. Zulke egosten

    kweken van zelf nog grotere egostische kinderen!

  • 40

    Wat konden zij doen? In Richteren 21: 25 staat het zo:

    "Ieder deed wat goed was in zijn ogen." En wij, die bij

    voorbeeld Romeinen 8 kennen, verbazen ons niet, dat er

    staat: "Toen deden de Isralieten wat kwaad was in de

    ogen des Heren." "zij, die in het vlees zijn, kunnen God

    niet behagen (Rom.8:8)." D.w.z.: "Zij, die naar hun

    beste weten handelen als mens, kunnen in hun streven

    nooit in harmonie met de wil van God handelen!"

    God specialiseert zich in het onmogelijke.

    Zodra wij ons tot het menselijk-wenselijke en het

    menselijk-mogelijke beperken, verdwijnt de Here uit

    onze horizon. En als de Heer uit onze horizon

    verdwijnt, moeten wij ons wel beperken tot het

    menselijk-mogelijke. Dat is in het natuurlijke vlak ook

    zo: hoe hoger wij van de aarde opstijgen, des te groter

    wordt onze horizon; hoe lager wij naar de aarde

    afdalen, des te beperkter onze gezichts einder. Maar de

    Heer "specialiseert zich" in het menselijk-onmogelijke!

    Daarom, als alleen het menselijk-mogelijke in ons leven

    volbracht wordt, wordt daarin geen kracht des Heren

    openbaar. En omdat de vijand alleen maar bang is voor

    de kracht des Heren, lukt hij dan op ons aan.

    In zo'n geval merken wij, hoe ontzettend het is, als de

    Heer uit onze horizon verdwenen is. Hij is er natuurlijk

    wel, maar wij zien hem niet, met het gevolg, dat wij ons

    menen te moeten beperken tot het menselijk-mogelijke.

    Wij kunnen ook niet meer. Daar worden al onze

    maatregelen op afgestemd, wat tot resultaat heeft, dat

    wij precies het omgekeerde doen van wat de situatie

  • 41

    vereist, het menselijk-onmogelijke. De uitkomst is:

    Nededaag!

    Is niet veel in ons eigen leven en in dat van veel

    christelijke gemeenschappen en ondernemingen in

    overeenstemming met dit patroon? God laat zich echter

    niet beperken. Hij gaat door, want Zijn programma

    voor de mensheid en voor het heelal zal uitgevoerd

    worden.. Hij probeert de oude generatie niet te

    verbeteren, maar Hij begint een nieuwe generatie te

    vormen, hij begint "van-niet-af-aan": een vrouw, die

    geen kinderen kon krijgen, Hanna (1 Samuel 1:2). Ziet

    u wel, dat het werk van God begint met het menselijk-

    onmogelijke?!

    De derde generatie : God neemt het roer over.

    Zo kwam Samul. Wat was zijn begin? Eli zei tegen de

    moeder: ,;Ga heen in vrede, en de God van Isral zal u

    geven, wat gij van Hem gebeden hebt." Samuls naam

    betekent daarom: "Van de Here gebeden" (1 Samul

    1:17en20). Wat zegt zijn moeder, als zij hem bij de

    priester brengt? ", - - - om deze jongen heb ik de Here

    gebeden, en de Here heeft mij gegeven. Wat ik van Hem

    gebeden heb" (1:26,27). Wat zegt zij in haar lofzang?

    "Mijn hart juicht in de Here (2 : 1) - - . De Here doodt

    en doet hedeven, Hij doet - - - en (doet) - - - (6). De Here

    maakt - - - en maakt - - - Hij vernedert, Hij verhoogt

    (7). Hij heft op - - - Hij hcft omhoog - - - Hij heeft (8),

    Hij behoedt - - - (9), De Here richt - - - Hij geeft - - - Hij

    verhoogt (10)" Halleluja! God is weer aan het werk

    gegaan! En het is nu eens geen hulp tegen vijanden.

  • 42

    Geen defensief, maar het begin van een nieuw offensief

    tegen de vijand van het volk van God.

    Doch er staat nog meer! "Door Hem worden de daden

    (van de mensen) getoetst (3), - - - Niet door kracht is een

    man sterk - - - De Here geeft sterkte (9, 10)" God wordt

    niet alleen weer de Dader. Maar de mens als dader

    wordt uitgeschakeld en kan weer een danker worden

    voor wat God doet. In Hanna keert het vuur van de

    eerste generatie weer, en door haar gaat God de nieuwe

    generatie opgekweken. Ze de vertegenwoordigers van

    de oude generatie "rekenden niet met de Here" (1

    Samuel een 2:12). Dat zijn de zonen van Eli. Maar van

    Samul staat: "Samuel nu dienden voor het aangezicht

    des Heren" (1 Samuel 2: 18). "De jonge Samuel groeide

    - - - op bij de Here" (1 Samuel 2: 21). "De jonge Samuel

    nam toen in aanzien en in de gunst, zowel bij de Here

    als bij de mensen" (1 Samuel op 2: 26).

    Met de oude generatie en rekent God spoedig af: "Wie

    mij eren, zal Ik eren, maar wie Mij versmaden, zullen

    gering geacht worden. Zie, de dagen komen, dat Ik heb

    uw kracht verbreken zal", zegt Hij tot Eli (1 Samuel 2:

    30,31). En aanstonds staat er: "Toen liet de Here

    Samuel" (1 Samuel 3: 4). Nog was Samuels oor na

    uitsluitend afgestemd op de menselijke stem: het "In

    die dagen (wassen) het woord des Heren schaars;

    gezichten waren niet talrijk" (1 Samuel 3: 1). Dan

    herinnert zich een stokoude man, dat God ook nog een

    stem heeft. Was dat misschien bijna een eeuw geleden,

    dat die gehoord was? In elk geval moest Samuel van het

    begin af beginnen in de school van de Godsopenbaring.

    Wat zegt God tegen hem, als Hij eindelijk gehoord

  • 43

    wordt? "Ik ga - - - iets doen - - -" (1 Samuel 3: 11). En

    zelfs de oude Eli erkent, dat er een nieuw tijdperk is

    begonnen: "Hij is de Here, Hij doe wat goed is in Zijn

    ogen" (1 Samuel 3: 18).

    De Geest en het vlees.

    Hoe eindigde Samuel zijn leven? Laten wij het lezen in

    1 Samuel 8: 1 "Toen Samuel oud geworden was, stelde

    hij zijn zonen tot richters over Isral ". Heel verstandig,

    maar - - - volkomen naar de mens. De mens, die zijn

    werk als mensenwerk ziet, denkt mensen nodig te

    hebben, om zijn werken voort te zetten en te voltooien.

    Maar meestal is dat de dood in de pot. Een vader is

    geneigd te denken, dat zijn zonen ook zijn geloof van

    hem hebben meegekregen en dat geestelijk inzicht

    erfgoed is. Maar de verhouding tot God is voor ieder

    iets heel persoonlijks. Niettemin was het het enige, wat

    hij doen kon in deze situatie, maar daarom was het

    weer het "menselijk mogelijke". En daarom was het

    volkomen verkeerd. Kijk maar naar de resultaten:

    "Zijn zonen wandelden niet in zijn wegen; zijn waarop

    winstbejag uit, namen geschenken aan en bogen het

    recht" (1 Samuel 8: 3). Dat was niet zo heel verschillend

    van wat de zonen van Eli deden. Maar hij (een mens)

    had ze ook aangesteld over Gods volk! Vergat hij, dat

    het God is, die richters aan stelt over Zijn volk? ! Op

    Samuel was van toepassing, wat Paulus eeuwen later

    aan de Galaten moest schrijven: "Gij zijt begonnen met

    de Geest, eindigt gij nu met het vlees?" (Galaten 3: 13).

    Wij kunnen het ook zien aan de reactie, die de

    maatregelen van de oude Samuel verwekte onder het

  • 44

    volk. "Daarom kwamen alle oudsten van Isral bijeen;

    zij gingen naar Samuel in Rama en zeide tot hem: Zie,

    gij zijt oud geworden en uw zonen wandelen niet in uw

    wegen; stel nu een koning over ons aan, om ons te

    richten, als bij alle andere volken" (1 Samuel de 8: 4,5).

    Waar is God in hun horizon? Verdwenen!! Samuel is

    degene bij wie zij komen. Toch ontbreekt hun ook het

    ware inzicht. Samuels wegen zijn de maatstaf; niet

    Gods wegen. Aan Samuel wordt gevraagd, om een

    koning aan te stellen, niet aan God.

    Ook een het antwoord, dat God aan Samuel gaf,

    spreekt boekdelen. "Niet u hebben zij verworpen, maar

    Mij hebben zij verworpen" (1 Samuel 8: 7). Had dan de

    gedachte bij Samuel geleefd, dat hij (met zijn zoons)

    verworpen was? Was het daarom, dat hij zo direct in

    teleurstelling tot God ging bidden? Er staat: "Toen - - -

    mishaagde dat aan Samuel, en hij bad tot de Here" (1

    Samuel 8: 6). Ja, daarom!

    Wie het laatst lacht - -

    Toen kregen zij hun koning. Hij was echter niet de

    gezalfde, waren aan na van zo'n 3 (1 Samuel 2: 10).

    Saul was de laatste van Samuels generatie. Hij kwam in

    de failliete boedel van zijn voorganger en geestelijke

    vader. En als "zoon zijns ouderdoms" kreeg hij

    Samuels vleselijke gezindheid mee als erfenis. Toen hij

    bleek alleen de fysieke en menselijke eigenschappen

    voor een koning te bezitten, werd hij net zolang door

    zijn geestelijke vader betreurd, tot God er genoeg van

    had en dat onomwonden tegen Samuel zei met de

    woorden: "Hoe lang nog zult gij treuren om een man,

  • 45

    die Ik verworpen heb?" (1 Samuel 16: 1). Dat zoiets

    nodig was, zegt wel iets van Samuels geestelijke

    toestand.

    Door deze koning slaagde Satan er in een overwinning

    te behalen op het volk van God, die zo belangrijk was,

    dat hij het als "Evangelie" liet rond bazuinen aan zijn

    die demonische en menselijke onderdanen. Hoe dat in

    zijn werk ging, zullen wij de volgende keer zien.

    Ook in de huidige kerken en kringen hebben wij een

    eerste, tweede het en derde generatie. De eerste heeft

    het grote werk Gods gezien, waardoor het onmogelijke

    mogelijk werd. De tweede valt terug op de erfenis en

    kent God alleen nog maar "van horen zeggen". De

    derde generatie gaat de zaken "reorganiseren": een

    combinatie van goddelijke visie en menselijke kracht.

    En Satan lacht in zijn vuistje. Maar wie het laatst lacht,

    lacht het best. Dat is God! "Die in de hemel zetelt,

    lacht". Want Zijn Zoon zal de eindoverwinning

    behalen!

  • 46

    3. EEN EVANGELIE OP INTERNATIONAAL

    NIVEAU.

    De Gezalfde des Heren

    lsral kreeg een koning, gezalfd met de kracht Gods!

    "Toen nam Samul de oliekruik, goot haar uit over zijn

    hoofd, kuste hem en zei: Heeft niet de Here u tot vorst

    over zijn erfdeel gezalfd?". (1 Samuel 10:1) "Dan zal de

    Geest des Heren u aangrijpen en gij zult tot een een

    ander mens worden" (vers 6).

    "Terwijl hij zich omkeerde om van Samuel weg te gaan,

    schonk God hem een ander hart" (vers 9). De man, die

    zich na zijn verkiezing verscholen had tussen het

    pakgoed, werd aanvoerder van het volk van God.

    Ook van David lezen wij dergelijke dingen "Samuel

    nam de oliehoorn en zalfde hem te midden van zijn

    broeders Van die dag af greep de Geest des Heren

    David aan" (1 Samuel 16 : 13) Het is interessant om te

    bedenken dat, hoewel volgens vers 14 van datzelfde

    hoofdstuk, de Geest des Heren van Saul geweken was,

    Saul tot aan zijn dood toe de Gezalfde des Heren" bleef

    (2 Samuel 1 :14,16).

    Op dit punt in de geschiedenis deed de Gezalfde des

    Heren" zijn intrede in de geschiedenis van Isral, en - -

    - van de mensheid. Voor ons is dit van groot belang,

    omdat het woord" Christus "precies hetzelfde betekent

    als "gezalfde ". In de gezalfde stond, temidden van

    Gods volk, een man als Gods vertegenwoordiger op

    aarde, "aangegrepen door de Geest des Heren'-

    Waartoe? Om met zijn geestelijke en lichamelijke

    krachten aan de Geest van God ten dienste te staan als

  • 47

    een gewillig en bruikbaar instrument, om het

    Koninkrijk van God op aarde werkelijkheid te maken.

    Maar juist daardoor werd zijn positie en die van het

    volk afhankelijk van een door mensen moeilijk te

    vervullen voorwaarde: gehoorzaamheid: "Als gij maar

    de Here vreest, Hem dient, naar Hem luistert en tegen

    het bevel des Heren niet weerspannig zijt, en zowel gij

    als de koning die over u regeren zal, de Here, uw God,

    volgt! Vreest slechts de Here men, dient Hem trouw

    met uw ganse hart, - maar indien gij toch kwaad doet,

    zult gij zowel als uw koning weggevaagd worden" (1

    Samuel 12:14.15.24,25).

    Maar Saul kon het volk geen enkele garantie in zichzelf

    bieden, om met hem staande te blijven in de kracht van

    God. De koning viel! Nadat hij, bij het uitblijven van

    Samuel, die voor de veldslag een offer zou brengen,

    eigenmachtig was gaan offeren, " zei is is Samuel tot

    Saul: Gij hebt dwaas gehandeld: gij hebt niet in acht

    genomen het gebod van de Here, uw God, dat Hij u

    geboden heeft, anders zou de Here uw koningschap

    over Isral voor altijd bevestigd hebben. Maar nu zal

    uw koningschap niet bestendig zijn. Gij hebt het woord

    des Heren verworpen, daarom heeft de Here u

    verworpen (1 Samuel 13: 13,14). En toen hij de

    Amelekieten en al hun bezittingen niet geheel vernietigd

    had, is en hij Samuels het mantel scheurde, die hij

    greep, om hem te beletten heen te gaan, zei deze: "De

    Here heeft het koningschap van u afgescheurd"(1

    Samuel 15:26 is 28).

  • 48

    Gezalfd met Gods kracht, en toch - - -

    Het leven van Saul, als de gezalfde des Heren, is een

    tragedie, waarvan de laatste acte zich in snel tempo

    voltrekt. En onder de hand wordt David tot koning

    gezalfd: "Samuel nam de oliehoorn en zalfde hem

    temidden van zijn broeders. Van die dag af greep de

    Geest des Heren David aan - - -. Maar vals zou was de

    geest des Heren geweken, en boze geest, die van de Here

    komen, joegen hem angst aan" (1 Samuel 16: 13 14).

    Merkwaardig is wel, dat Saul tot na zijn dood "de

    Gezalfde des Heren" wordt genoemd (2 Samuel 1:

    14,16). Uit de daarop volgende gebeurtenissen blijkt

    echter duidelijk, dat Saul geen inzicht en geen kracht

    meer had, om zijn positie te vervullen. De rest van zijn

    leven gebruikte hij, om te trachten, zijn opvolger

    onschadelijk te maken. Dat wordt ons verteld in 1

    Samuel 18 27. En daarmee was hij in feite de

    handlanger geworden van de vijand: een speelbal van

    duistere machten, die hem misbruikt ten, dat zij hun

    kans schoon meenden te zien, om deze schijn gezalfde

    en zijn aanhang te liquideren, en zijn opvolger met

    diens getrouwen voor zich in te palmen. Hoewel hij zijn

    titel houdt, kan hij de strijd niet meer op effectieve

    wijze voeren nu de Geest des Heren van hem geweken is

    (1 Samuel 16). Hij heeft geen inzicht meer in de aard

    van Israls positie en strijd. Natuurlijk tracht de vijand

    zijn verstand verder te benevelen.

    Het satanische hoofdkwartier stuurt speciale agenten

    om hem faliekant verkeerde- ideen bij te brengen. Was

    de strijd van Isral tegen de omringende volken een

  • 49

    strijd op menselijk front, of was zij een geestelijke

    strijd?

    De afvallige en de ware Gezalfde.

    Als wij de geschiedenis van David en Goliath lezen,

    zouden wij geneigd zijn het eerste te geloven. Satan

    kiest zijn mannetjes met zorg uit! Daar komt een man.

    Die in alles als m e n s extrasuper is, om als voorvechter

    van de Filistijnen met de kampioen van Isral te

    strijden: Goliath. Als daarmee de volle aandacht is

    gevallen op de menselijke kansen in de strijd, zegt deze

    superman: "Ben ik geen Filistijn, en zijt gij geen

    knechten van Saul?" (vers 8). "Ik tart heden de

    slagorden van Isral (vers 10). Dat was een pertinente

    leugen, al wist hijzelf misschien niet beter. De

    Isralieten waren knechten van G o d en vormden de

    slagorden van de Allerhoogste. Hij had wel gelijk, want

    in feite wisten de Isralieten ook niet beter. Zij hadden

    geen inzicht, noch in de positie, waar zij als volk van

    God recht op hadden, noch in de treurige toestand,

    waarin zij door de ontrouw van Saul gekomen waren.

    Het gevolg was, dat hun onwetendheid alleen maar

    groter werd : ze herhaalden Goliaths woorden

    klakkeloos, toen zij tegen David zeiden: "Hij komt om

    Isral te tarten" (vers 25). Zo doet satan in zijn wijze

    van strijden altijd. Hij bestrijdt het kind van God, het

    volk van God, de gezalfde des Heren, maar altijd onder

    het mom van een louter menselijke aangelegenheid,

    hoewel hij alleen God in de Zijnen bestrijdt. Als wij ons

    daardoor laten beetnemen, vormen onze kansen, onze

    problemen, onze onmogelijkheden zulke grote

  • 50

    hindernissen, dat die een obsessie voor ons worden en

    wij geen gedachten meer over hebben, om ons te

    bezinnen op de werkelijke inzet van de strijd. En dat is

    nu juist satans bedoeling!

    De man naar Gods hart

    Maar wie zich laat beetnemen. David niet! Hij is de

    werkelijkc "gezalfde des Heren" (1 Samuel 16:13). Hij

    toont geestelijk inzicht in de situatie te hebben: "Wie

    toch is deze onbesneden Filistijn, dat hij de slagorden

    van de levende God tart?" (vers 26). Direct worden ook

    enkele agenten door satan op hem afgestuurd een:

    Eliab, Davids broer (de oudste nog wel) komt met een

    echt broederlijk meerderwaardigheidsgevoel hem even

    de les lezen en slingert hem een paar onrechtvaardige

    verwijten en gemene verdachtmakingen naar het hoofd.

    Gelukkig laat David zich daardoor niet op de kast

    jagen. Hij reageert er nauwelijks op (verzen 28 en 29).

    Wat zou satan gegnuifd hebben, als het op een

    ruziepartij zou zijn uitgelopen! Hij had de partijen

    goed gekozen. Vooral twee broers (of broeders!)

    kunnen daar door satan zo goed voor gebruikt worden,

    die zijn zo familiaar, dat ze elkaar heus wel alles durven

    zeggen, zo midden in het gezicht Maar David is een

    geestelijk man. Hij maakt naar onze maatstaven wel

    een tamelijk "schaapachtige" opmerking met zijn:

    "Wat heb ik nu gedaan? Het was maar een vraag."

    Doch met "flinkheid" tegen zijn broer zou hij zijn

    krachten verspeeld hebben, nog voor hij aan Goliath

    was toegekomen als hij dan nog aan hem toegekomen

  • 51

    zou zijn- Indien de strijd tegen Goliath .,des Heren" is,

    dan is de woordenwisseling met zijn broer het ook!

    Als dat trucje niet lukt, dan stuurt satan iemand op

    David af met overdreven betoon van liefde en

    bezorgdheid voor zijn lichamelijke welzijn En wie is er

    opeens zo bezorgd voor David? De man, die de rest van

    zijn leven zal gebruiken om hem naar het leven te

    staan: Saul Daaraan kunnen wij al zien achteraf dat

    die bezorgdheid van Saul niet uit Saul zelf voortkwam

    Kenmerkend is ook, dat de man, die verondersteld kan

    worden over meer dan normale geestelijke kracht te

    beschikken, het eerst aan lichamelijk welzijn denkt

    (vers 33) Wij zien ook, hoezeer Sauls horizon nu al

    beperkt was tot de menselijke mogelijkheden: Gij zult

    met deze Filistijn de strijd niet kunnen aanbinden, want

    gij zijt nog jong en hij is een krijgsman van zijn jeugd

    aan." De beslissende factor ligt voor David echter in

    wat we lezen in de verzen 37 39- "De Here Hij zal

    mij redden'. En Saul zegt het hem na, maar zonder te

    beseffen. Wat die uitspraak in deze situatie betekent :

    "Ga, en de Here zal met u zijn." In het volgende

    ogenblik doet hij naar het tegendeel; hij wil hem laten

    vertrouwen op menselijke hulpmiddelen (vers 38). Dat

    is de satanische leugen: God zal het doen, maar dan

    moet ik eerst mijn maatregelen hebben getroffen - - -.

    David merkt al gauw, dat al die nuttige menselijke

    hulpstukken hem alleen maar belemmeren in zijn

    bewegingen. Hoeveel kinderen van God, arbeiders in

    Zijn Koninkrijk, zijn er niet belemmerd, of zelfs

    uitgeschakeld, doordat zij helemaal ingekapseld zijn in

    menselijk gedoe van organisatie, dat het werk en de

  • 52

    werker heet te moeten beschermen? Davids

    slotcondusie is en blijft: "De strijd is des Heren" (vers

    47), maar hij komt niet tot een volkomen belevenis van

    dat beginsel, voordat hij "zich ontdeed" van alle

    menselijke elementen (verzen 39 en 50) . 0 ja, hij heeft

    ze geprobeerd, maar hij had zelfs moeite om te lopen,

    laat staan dat hij zo zou kunnen vechten!

    "Ons geloof, dat de wereld overwint".

    Zijn geloofsbelijdenis, zijn geestelijke visie, spreekt hij

    uit tegenover zijn vijand (verzen 45 47). "Gij treedt

    mij tegemoet met zwaard en speer en werpspies, maar

    ik treed u tegemoet in de naam van de Here der

    heerscharen, de God der slagorden van Isral . Deze

    dag zal de Here u in mijn macht ovedeveren en ik zal u

    verslaan en u het hoofd afhouwen is, opdat de gehele

    aarde wete, dat Isral een God heeft. Want de strijd is

    des Heren, en Hij geeft u in onze macht." Allereerst

    ontmaskert hij de werkelijke bedoelingen van satan:

    "Gij wilt de strijd voeren op basis van menselijke

    hulpmiddelen, maar ik reken op de geestelijke, hemelse

    strijdmacht." Dan rekent hij hem de werkelijke

    machtsverhoudingen voor. "Ik kan tegen u niet op,

    maar u kunt tegen mijn God niet op. Daarna vertelt hij

    zichzelf en zijn volk, maar ook zijn menselijke en

    geestelijke tegenstanders, wat de inzet van de strijd is,

    want een soldaat, er die vecht zonder een doel voor

    ogen, is een verloren man. Het doel is niet, dat er een

    gevaarlijke reus afgemaakt wordt, dat de vijand

    verslagen wordt, dat het volk bevrijd wordt, of dat

  • 53

    David er levend afkomt en als held wordt vereerd. Dat

    zijn hoogstens bijproducten op het menselijk vlak.

    Neen, de hele aarde zal weten, dat Isral een God heeft

    en daarmee zal het volk van Abraham aan zijn doel

    beantwoorden: alle geslachten van de aardbodem in

    hem gezegend.

    Het doel van de strijd die wij, als gelovigen, hebben te

    verduren, is niet in de eerste plaats dat wij er beter van

    worden: uit moeilijkheden gered worden, succcs

    hebben in materieel of (en) geestelijk opzicht,

    "gelukkig" zijn, of geestelijk staande blijven en "veilig

    aan 's hemels kust" aankomen. Dat zijn de

    bijproducten van dat grote doel: de naam van Christus

    en van God moet bekend worden in onze omgeving, in

    onze generatie, over de gehele aarde, in het heelal,

    "opdat aan de overheden en machten in de hemelse

    gewesten de veelkleurige wijsheid van God bekend zou

    worden naar het eeuwig voornemen, dat Hij in Christus

    Jezus, onze Heer, heeft uitgevoerd" (Efezirs 3:10). Wat

    voegt Paulus daaraan toe? "Daarom verzoek ik u met

    aandrang, de moed niet op te geven." Waarin onze

    moeilijkheden ook zitten, wat er ook voor ons in

    menselijk opzicht op het spel staat, als wij voor ogen

    houden, dat noch de strijd, noch de overwinning ons

    persoonlijk aangaat, maar een zaak is, die God betreft,

    valt de vrees voor de menselijke zijde van de strijd van

    ons af en zijn wij onoverwinnelijk.

    Wat een oneer voor de naam van God in de wereld en

    wat een scheuringen in de gemeente zouden voorkomen

    zijn, als altijd zo "in geloof" werd geleefd. Geloof is

    "geestelijk inzicht in de practijk", "geestelijk inzicht in

  • 54

    actie" . Dat was het bij David, en dat is het ook in ons

    geval en Johannes zegt: "Dit is de overwinning, die de

    wereld overwonnen heeft: ons geloof" (1 Johannes 5 .

    4).

    Liquidatie van de gezalfde des Heren.

    Waarom wij zo diep ingegaan zijn op deze episode uit

    het leven van David? Wij hadden het toch over Saul?

    Ten eerste, omdat hetgeen Saul miste, het beste uitkomt

    door te zien wat David bezat: beiden waren immers

    "gezalfd" en zouden dus hetzelfde moeten bezitten!

    Maar bovendien is het besproken voorval de

    onmiddellijke voorgeschiedenis van het onderwerp, dat

    ons bezighoudt: de slag en de nededaag op het gebergte

    Gilboa, en "het evangelie" van satan.

    Wij hebben al gezlen, dat Saul als effectieve kracht voor

    het Koninkrijk Gods was uitgeschakeld. Van nu af

    blijkt hij echter ook een gewillig instrument in de

    handen van satan om David, de toekomstige koning van

    het volk van God, te vervolgen en onschadelijk te

    maken. Dat is de inhoud van het tweede deel van 1

    Samuel van hoofdstuk 18-27.

    Het einde van Sauls carriere als "gezalfde des Heren"

    was allang gekomen. Doch zulke mannen kunnen soms

    nog een hele tijd meelopen in het leger van God. Dan

    komt het ogenblik, dat satan zijn strijdkrachten

    samentrekt, om de rest van het bruggehoofd van het

    Koninkrijk van God op aarde op te ruimen. "In die

    dagen verzamelden de Filistijnen hun legers, om een

    veldtocht tegen Isral te ondernemen" (1 Samuel 28:la).

    In welke dagen gebeurde dat?

  • 55

    Het moment was goed gekozen. Het staat er zo zakelijk,

    maar het moment, waarop dit gebeurde, laat duidelijk

    zien, dat het meesterbrein hierachter was van iemand,

    die de geestelijke situatie goed kende. Geestelijk was

    Isral gesoleerd en in Isral bestond een geestelijk

    vacuum. Indertijd toch had de jonge Saul radicaal

    gekozen voor de levende God, door alle waarzeggers,

    die contact konden leggen met de machten der

    duisternis, te verbannen. Er was geen enkel geestelijk

    contact meer mogelijk, met welke kant dan ook.

    Samuel, de profeet, die de verbinding met God

    onderhield, was er niet meer. En Saul zelf kon geen

    contact met het hemelse hoofdkwartier krijgen. Dat is

    de toestand, zoals die ons geschilderd wordt in 1 Samuel

    28 . 3-6. Het staat er zo tekenend: "Toen Saul het leger

    van de Filistijnen zag, werd hij bevreesd en zijn hart

    beefde zeer. En Saul vroeg de Here, maar de Here

    antwoordde hem niet, noch door dromen, noch door de

    Urim, noch door de profeten". Daarom ging hij in zijn

    isolement contact zoeken met de geestelijke

    "buitenwereld" via de verbindingen van de vijand:

    "een vrouw, die geesten van doden kan bezweren".

    Deze schijngezalfde viel door de mand. Hij stond

    immers een geestelijke allang aan de kant van de vijand

    is en had daarvan genoeg blijken van geven in het

    najagen van "de man naar Gods hart". 9 "toen zij zal

    tot zijn dienaren: Zoeken wij een vrouw, die geesten

    van doden kan bezweren; dan wil ik naar toe gaan en

    haar raadplegen" (1 Samuel 28: 7). Zij vonden er

    inderdaad n, buiten het door Saul beheerste deel van

    het land. Zijn geestelijke verdwazing bereikt wel het

  • 56

    toppunt, als hij onder die omstandigheden aan deze

    vrouw nog een eed zweert bij de levende God, nota bene

    om haar te verzekeren, dat zij als waarzegster met rust

    gelaten zal worden. Dat staat in 28.7-20.

    De militaire situatie.

    De militaire situatie is interessant. Saul beheerste alleen

    het bergland, waarvan Gilboa het noordelijk punt is.

    Van hier uit heeft men uitzicht op de vlakte van

    Jizreel, die ten noorden daarvan het bergland van

    West naar Oost doorsnijdt. Hij verbindt de kustvlakte

    met het Jordaandal ten zuiden van het meer van

    Galilea, en alle drie waren ze in handen van de

    Filistijnen. Midden in de vlakte van Jizreel ligt in de

    Heuvel Mor. Aan de Zuidhelling daarvan ligt Sichem,

    waar het leger van de Filistijnen lag, is en de

    Noordzijde lag Endor, waar de waarzegster woonde.

    Saul moest dus door het vijandelijk gebied heen, om

    daar de hulp van een geestelijke handlangster van de

    vijand in te roepen, om via de verbindingen van de

    Tegenstander contact te krijgen met de geestelijke

    buitenwereld. Hiermee trad hij persoonlijke zowel als

    geestelijke buiten zijn territorium.

    De uitspraak van Samuel was vernietigend: "De Here is

    immers van u geweken en uw Vijand geworden - - -

    omdat gij naar de Here niet geluisterd hebt. De Here

    zal ook Isral met U in de macht der Filistijnen geven,

    en morgen zult gij met uw zonen bij mij zijn".

    Het einde is: de ondergang. Daarvan kunnen wij lezen

    in 1 Samuel 31.1-7. "Zo stierven op die dag Saul, zijn

    drie zonen en zijn wapendrager, ook al zijn mannen,

  • 57

    tegelijk." Sauls dood was niet anders dan en executie,

    die de Tegenstander aan hem te voltrekken mocht, toen

    zijn God hem verlaten had.

    Een evangelie van satan!

    Nu begrijpen wij, dat de slag op Gilboa regelrecht een

    triomf was voor satan, het resultaat van jarenlange

    geestelijke infiltratie en ondermijnende activiteiten. Hij

    was het, die de Filistijnen gebruikte om zich te wreken

    op "de gezalfde des Heren". Het was de

    overwinningsboodschap, het "evangelie" van het rijk

    der duisternis, dat door de boden bericht werd aan de

    goden en aan het volk. Het was de bekroning op jaren

    van geestelijke intrige en subversieve praktijken.

    De gezalfde des Heren, Gods vertegenwoordiger op

    aarde, was ten val gebracht. Saul had zich

    gecompromitteerd en was nu dood. De legerscharen van

    God waren uiteengeslagen. Het volk van God had zijn

    gebied ontruimd en had alle moed verloren.

    Dat was de erfenis voor David, die als gezalfde klaar

    stond, om het bevel over een verstrooid en

    gedemoraliseerd leger en een in paniek gevluchte

    bevolking over te nemen, was al een listig plan in

    uitvoering. Satan wilde hem ten val brengen, voor hij

    goed en wel begonnen was. Hoe had dat alles ooit

    kunnen gebeuren met een natie aan welks zijde de

    levende God stond?

    1. Het volk had nooit begrepen, waarom en waartoe het

    geroepen was "uit de duisternis tot het licht en van de

    macht van satan (Egypte) tot God." Zijn ideaal was het

    menselijk wenselijke en het menselijk mogelijke.

  • 58

    Situaties, waarin zij geheel op de macht van God waren

    aangewezen, waren zeker niet wenselijk. Zij verlangden

    wel naar bevrijding van hun kwelgeesten en wilden wel

    de zegeningen van een "opwekking", maar dachten die

    resultaten te kunnen conserveren met menselijk talent,

    zodat zij Gods "onmogelijke wijze van werken niet

    meer nodig zouden hebben.

    2. De koning onderging vorig zijn ambtsaanvaarding

    een innerlijke verandering door de zalving met Gods

    Geest. Doch hij vertrouwde op eigen inzicht en

    handelde volgens eigen wil, omdat wachten op God tot

    "onmogelijke" situaties leidde (1 Samuel 10:8 en 13:5-

    14) en omdat gehoorzamen hem te onvoordelig

    uitkwam (1 Samuel 15). Toen hij zich onmogelijk had

    gemaakt bij zijn hemelse Opdrachtgever, werd hij een

    speelbal van menselijke hartstochten en demonische

    jaloezie. Het doden van deze man, beroofd als hij was

    van inzicht en vedaten van zijn God, was slechts een

    executie. Ze werd voltrokken door Gods grote

    tegenstander, satan. Voorwaar geen heldendaad!

    "Bevestigd in de Gezalfde en gezalfd" (2 Cor. 1 . 21).

    De gemeente van Jezus Christus bestaat voor een groot

    deel uit mensen en hun leiders, die bewezen hebben

    geen haar beter te zijn dan Isral en zijn koning.

    Daardoor boekt satan zijn overwinningen. Maar in die

    gemeente, waar allen, zonder onderscheid, hun

    persoonlijke belangen prijsgeven aan de kruisdood in

    Christus en zich door het leven van Christus'

    opstanding samengevoegd weten tot n Lichaam, daar

    kan de Gezalfde met zijn Geest, lichaam en leden

  • 59

    vervullen en tonen wat Goddelijk leven is en wat het

    kan doen tegen satans regiem over deze wereld. In zo'n

    gemeente zal het "evangelie", de boodschap van de

    overwinning van God, tot zijn recht komen.

    Toen en nu

    In het laatste deel van onze studie over de eerste plaats

    in de Bijbel, waar het woord "evangelie'. In voorkomt,

    zullen wij enkele interessante gegevens bestuderen, die

    deze tekst ons biedt. Op die punten heeft dit gebeuren

    zijn parallellen in het Nieuwe Testament, hetzij in de

    vorm van een tegenstelling, hetzij als een type van wat

    in het Nieuwe Testament werkelijkheid is.

    Deze studie zal aantonen, dat het evangelie van het

    Oude en van het Nieuwe Testament op dezelfde

    grondslagen berusten en met hetzelfde doel in verband

    staan. Wij zullen nu eerst nog eens de tekst lezen waar

    het om gaat "Zij hieuwen zijn hoofd af, roofden zijn

    wapenrusting en zonden boden rond in het land der

    Filistijnen, om de goede tijding te melden in de tempels

    hunner afgoden en aan het volk.

    En zij legden zijn wapenrusting neer in de tempel van

    Astarte, en zijn lijk hingen zij aan de muur van Beth

    San" (1 Samuel 31:9,10).

    Een lichaam zonder hoofd

    Wat is het meest radicale middel om een man

    onschadelijk te maken, of om te bewijzen, dat hij

    onschadelijk is? Dat is: hoofd en lichaam te scheiden!

    Zo had David, om de zekerheid van zijn overwinning

    uit te drukken, van te voren aangekondigd, dat hij

  • 60

    Goliath zijn hoofd af zou slaan En wanneer gingen de

    Filistijnen op de vlucht? Niet toen hun held ter aarde

    stortte! Nee, er staat: "Hij hieuw hem het hoofd - - - af.

    Toen de Filistijnen zagen, dat hun held dood was,

    sloegen zij op de vlucht". Hoewel de geweldige

    bewapening en pantsering van deze reus grote indruk

    had gemaakt op het slagveld, was het toch het hoofd,

    dat David meenam naar leruzalem. Niet de slinger,

    waar Goliath mee gedood was, . werd als een relekwie

    bewaard, maar het zwaard, waar zijn hoofd mee was

    afgehakt (1 zou nu wel 17:51,54 en 21: 9). Net zo deed

    satan met Saul.

    Daar hing dan Sauls lichaam. Met hoofd was dit het

    liehaam van de gezalfde des Heren geweest. Zo was het

    destijds in bezit genomen door de Geest van de levende

    God. Maar nu was het een lichaam zonder hoofd.

    Weet u, waar satan altijd op uit is? Om het Hoofd van

    het Lichaam te scheiden en zo aan de activiteit van De

    Gezalfde des Heren op aarde een eind te maken De titel

    "Christus" betekent niets anders dan "Gezalfde".

    Maar als een man gezalfd werd voor de dienst van God,

    werd hij op het hoofd gezalfd. Daarom is Christus het

    Hoofd en de gemeente is zijn Lichaam: het Hoofd is

    gezalfd met de Geest van God, en door de kracht van de

    Geest gebruikt Hij het Lichaam als instrument, om op

    aarde het rijk van satan te verslaan en het rijk van God

    uit te breiden. Dat geldt niet alleen voor die ene

    gemeente van alle tijden en plaatsen, maar het geldt in

    het bijzonder van de plaatselijke gemeente, "Gij zijt het

    lichaam" (instrument voor de strijd van Christus (De

  • 61

    Gezalfde des Heren)", zegt Paulus letterlijk tot de

    plaatselijke gemeente van Corinthe (1 Cor.12:27).

    Welnu, als een plaatselijke gemeente, door welke

    oorzaak ook, van het Hoofd gescheiden is, is zij dood.

    Geen enkele dokter zou aan dat feit twijfelen. Satan

    weet dat ook. Daarom is dat het enige, waar hij zich

    druk om maakt. De uiterlijke gang van zaken kan

    gerust doorgaan: dat is zelfs goed, om de ware toestand

    te camoufleren.

    Het is vaak nog veel erger. Wij, moderne,

    twintigste.eeuwse christenen, hebben alledei

    kunstgrepen bedacht, om de naar menselijk idee

    onberekenbare impulsen van het Hoofd uit te

    schakelen. Wij stellen de activiteiten op papier vast,

    stellen functionarissen aan en huren specialisten voor

    het "belangrijkste" werk. Wij bepalen principen en

    practijken, om in de plaatselijke gemeenten een

    enkelsoortig christendom te garanderen, om lastige

    dilemma's te vermijden Bovendien draait de

    plaatselijke gemeente meestal als een klein radertje mee

    in een groter geheel, waarin alles gecentraliseerd en

    geautomatiseerd is, en dat van Boven geleid heet te zijn.

    Geen wonder, dat de "evangelisatie-campagne" van

    satan, de boodschap, dat De Gezalfde des Heren dood

    is, in de wereld geloofd wordt: al die ont-.Hoofd-e,

    krachteloze plaatselijke gemeenten van onze westerse

    versie van het christendom kan hij tonen als "bewijs".

    Beth~San, ons rustige Christendom

    ln Beth-San werd het onthoofde lichaam van de

    Gezalfde des Heren in het openbaar ten toon gesteld

  • 62

    Die stad heeft een tvpische rol gespeeld in de vroegste

    geschiedenis van Isral in Kanan.

    Toen Jozua het nog niet geheel veroverde land

    verdeelde, kreeg Manasse Beth-San. Maar de mensen

    van die stam kwamen klagen, omdat daar in de vlakte

    de Kananieten ijzeren strijdwagens hadden ook is

    Juda's struikelblok! waar zij zeiden niet tegenop te

    kunnen. Maar Jozua gaf hun ten antwoord, dat zij

    talrijk en sterk genoeg waren, om die Kananieten te

    verdrijven Zij kregen er geen ander stuk land voor in

    de plaats (zie Jozua 17 : 11, 16. 17 18), Helaas, Manasse

    heeft deze plaats, die in een vruchtbare vlakte lag, niet

    ingenomen. Zij hebben met de rest van het hun

    toegewezen bezit genoegen genomen: schraal bergland

    met wouden (Richteren 1:27) De Filistijnen deden wel,

    wat Isral niet had gedaan: zij namen bezit van

    Bethsan!

    Maar er is meer. De naam Beth-San betekent: "Huis

    der Rust" of "Huis der Zorgeloosheid". Waarom was

    het zolang een "Huis der Rust" gebleven? Omdat het

    volk van God het met rust gelaten had! Waarom

    zouden die zorgeloze Manassers zich ook druk maken

    en risico lopen? Een paar bomen meer kappen en er

    waren weer een paar berghellingen vrij, om huizen op

    te zetten Bovendien, waren ze in de bergen niet heerlijk

    veilig voor die gevaarlijke strijdwagens van de mensen

    uit de vlakte? !

    Zij vergaten dat dit verregaande eigenwijsheid was.

    Hun Commandant wist wel, waarom Hij hun bevolen

    had, om dat dorp en die vlakte in bezit te nemen Het

    was een strategisch belang van de eerste orde, vanwege

  • 63

    het oprukken van de Filistijnen. Maar omdat de

    Manassers niet zagen. Wat God zag. En niet wisten, wat

    God wist, en niet genoeg geloof hadden, om te doen wat

    Hij zei, hadden zij er geen interesse voor. Naar m e n s e

    1 ij k e berekening was het een dwaze onderneming, en

    daarmee uit!

    G e h o o r z a a m h e i d. het enige alternatief van a 1 w

    e t e n dh e i d. was er bij hun niet bij.

    Cod heeft ook ons een Jozua gegeven: Jezus Ook Hij

    heeft ons een .rijk land binnengevoerd, leest u maar in

    Hebr. 4 : 1-11. Maar de n krijgt daar wel eens een

    aantrekkelijker plekje, dan de ander. Het kan ook

    gebeuren, dat bepaalde regionen van ons leven ons

    meer of minder aanstaan dan andere. Meestal beperken

    wij ons dan tot datgene, wat ons het meeste aanstaat;

    van de rest maken wij ons zo makkelijk mogelijk af.

    Als gemeente willen wij liever op ons eigen bergje met

    onze eigen broeders "bomen doorzagen", dan afdalen

    naar de vlakte, waar die "gevaarlijke" mensen wonen.

    O ja, met onze steile begrippen zorgen wij wel, dat ze

    uit onze buurt blijven. En natuurlijk hoort ook "ons"

    bergje van theologische zuiverheid of van Bijbels

    inzicht tot het Koninkrijk Gods. Gelukkig maar, want

    daarop kunnen wij ons tenminste terugtrekken, als wij

    in het nauw gebracht worden, en van daaruit kunnen

    wij anderen zo veilig en trefzeker bestoken. Wij kennen

    van dat ene bergje al de strategische voor en nadelen

    op een prik. Helaas, het zijn echter in de regel

    inderdaad "natuurlijke" hoogten. Daarom kunnen wij

    er ook zo moeilijk van "af komen".

  • 64

    Maar ook het terrein, waar zich doorgaans alleen lieden

    bevinden, die zich .,op de vlakte" houden, of die zo

    makkeijk "doordraven" een effectieve strijdwagen,

    niet bij te houden en haast niet te treffen ook dat

    terrein, waar je met al die "opzweperij" zo licht onder

    de voet gelopen word, hoort bij het Rijk van God. Het is

    waar, dat de trawanten van satan zich in de vlakte

    thuisvoelen, maar ook in de bergen voeren zij een

    effectieve guerilla! Beide gebieden hebben wij

    toegewezen gekregen, om ze voor God te bezetten,

    zowel de statische theologische discipline, die erkent:

    "Zo is het, en niet anders", als de dynamische

    "geestelijke " vrijheid van: "Zo is het ook nog eens een

    keer". Als ze maar niet bezet worden door het frigide

    intellect, of de zwoele emotie, maar door geestelijke

    mensen! "Alles is immers het uwe: hetzij (de

    Schriftuurlijke) Paulus, (de filosofische) Apollos of (de

    impulsieve) Cephas, - het is alles het uwe ; doch gij zijt

    van Christus, en Christus is van God. " Het is geen

    persoonlijke zaak van ons, alleen God is

    belanghebbend.

    Onthoofd in het huis der rust

    Het onthoofde lichaam van de Gezalfde des Heren aan

    de muur van Beth-San spreekt een duidelijke en

    waarschuwende taal. Het lichaam, gescheiden van het

    hoofd, is een beeld van gelovigen en gemeenten, die

    gescheiden ,,1even" van het Ho