Het Einde Van Mensen in 1967 - Herman Brusselmans

download Het Einde Van Mensen in 1967 - Herman Brusselmans

of 724

description

Met nostalgie beschrijft Herman Brusselmans de archetypische Vlaamse volksmensen en hun nietig lijkende, maar onderhuids broeiende en bruisende levens op het platteland van de jaren zestig. In dit ongewoon opgebouwde boek (met perfect afzonderlijk leesbare verhalen, die omdat ze over dezelfde personages handelen tegelijk toch weer een roman vormen) schetst de bekende Vlaamse auteur (1957) het leven van een aantal archetypische inwoners uit het fictieve dorp Lensbeke op het einde van de jaren zestig. De verhalen worden op een cynisch, ironisch toontje verteld en het is al kommer en kwel wat de Lensbekenaars overkomt: Alma vermoordt Jef, Flor de Paardenmarchand stikt in een autokoffer, de nieuwe dokter pleegt zelfmoord. Brusselmans slaagt erin de diverse verhaallijnen mooi te laten samenklikken. Wat in het ene verhaal een toevallig fait divers lijkt, blijkt in het volgende verhaal een belangrijk sleutelelement te zijn. Hij beschrijft zijn personages recht voor de raap in een wervelend, vaak bewust choquerend Vlaams. In enkele pennentrekken slaagt hij er steeds opnieuw in de Lensbekenaars te schetsen. Maar het blijft dan wel bij een schets, want Brusselmans doet nergens een poging zijn karakters een 'gelaagdheid' mee te geven. Vaak lijken het bordkartonnen, eendimensionale figuren die eerder in een strip thuishoren dan in een boek. Jammer, want omwille van de constructie en de wervelende stijl blijft dit boek de moeite waard. Pocketeditie; kleine druk, krappe marge.

Transcript of Het Einde Van Mensen in 1967 - Herman Brusselmans

  • Herman Brusselmans

  • Het einde vanmensen in 1967

  • 1999 Prometheus Amsterdam

  • 1999 Herman BrusselmansOmslagontwerp Erik Prinsen,

    Zaandam Foto achterplat KlaasKoppc ISBN 90 5333 718 o

  • Onheil in

    de Pilaarstraat

    Het was toeval dat in de eersteweek van maart 1967 niet n

  • maar twee van de drie cafs in dePilaarstraat in Lensbeke hun deurensloten. Ivo Suy, de baas van hetene caf, dat geen naam had endaarom Bij de Coureur werdgenoemd omdat Ivo Suy nogwielrenner was geweest, verhingzich op 3 maart 1967, en de vrouwvan Jef Kastel, de baas van hetandere caf, dat als naam Rechtopde deur droeg, liet haar man, metmedename van haar kinderen,voorgoed in de steek op 4 maart1967, zodat Jef Kastel zonderdienster zat. Zonder dienster eencaf openhouden gaat niet,oordeelde Jef Kastel, een cafbaas

  • van het soort dat zelf nooit een pinttapt, maar van iedere vijf in zijncaf geschonken pinten er welminstens twee naar binnen jaagt.Hij trok na een paar dagendefinitief zijn conclusies en hij hingeen bordje aan zijn deur metdaarop: 'Mijn wijf is weg. Ga op eenander zuipen.'

    Gedurende een tijdje werden er inde Pilaarstraat speculaties gemaaktover een mogelijk verband tussende zelfmoord van Ivo Suy en devlucht van Sonja Kastel, maar erwas niemand die een verband konvinden dat enig hout sneed, al

  • kreeg de suggestie van DikkeDruppel ('Sonja Kastel hoopte er aljaren op dat haar man Jefzelfmoord zou plegen, maar metdie zelfmoord van Ivo Suy kon zedat wel vergeten, want twzelfmoorden in de Pilaarstraat, datzie ik nog niet gebeuren') hier endaar wat bijval. Hoe dan ookbesloot men in de Pilaarstraat datde twee faliekante incidenten losvan elkaar stonden, maar dat menevengoed maar n caf meeroverhad in de eigen straat.

  • Dat overgebleven caf heette 'tGescheurd Vel. De baas, Toon deTrekzak, had z'n kroeg zo genoemdomdat zijn gezicht vol littekensstond, die hij had overgehoudenaan de pokken. 'Iedereen lacht tochmet mijn bakkes,' redeneerde hij,'waarom zou ik er zelf niet meelachen.' Vandaar 't Gescheurd Vel.Zijn vrouw, Frieda, had geopperd:'Toon, uw vel is niet gescheurd, erzitten alleen putten in,' maar Toonhad gezegd: "t Vel met de putten iseen veel te stomme naam voor eencaf. Daarbij, waar moeit gij uwmee. Smoel toe en achter uw toog!'

  • Toon de Trekzak heette Toon Vanden Einde; zijn bijnaam had hij tedanken aan zijn carrire alstrekharmonicaspeler. Hij had dieliefhebberij moeten opgeven toenhij op zijn toentertijds werk metzijn ene hand in een weefmachinewas geraakt en daarna drie vingersminder had. Wie over acht vingersof meer beschikte mocht in deweverij blijven werken, maar onderde acht vingers werd je ontslagen.Dat was in 1964 gebeurd. Toonwas een jaar op de sukkel geweest- gaan doppen, thuis niks zittendoen, zuipen - tot hij op het ideekwam om een caf te openen.

  • 'Maar Toon,' zei Frieda, 'in dePilaarstraat zijn al twee cafs!'

    Waarop Toon zei: 'En dan?Vroeger waren er in de Bakstraatnegen cafs en mijn nonkel Prosperheeft een tiende geopend, duswaar moeit gij uw mee, kalf.'

    Frieda bleef zich echter moeien,en zei: 'Hij is er ver mee gekomen,uw nonkel Prosper, met zijn caf.Drie weken en heel de boel ging delucht in.'

    Toon wond zich op en snauwde:'In die tijd waren de butagasflessen

  • nog niet wat ze nu zijn. En als ge unu nog moeit is 't op uw bakkes!1

    En vel met putten is genoeg inde familie, dacht Frieda, en ze hielder wijselijk het zwijgen toe. Eenpaar weken nadien opende haarvent hun kroeg. De eerste dagenprobeerde hij zijn klandizie tevermaken met enigeharmonicadeuntjes, maar zijnzevenvingerige spel lokte zo veelhilariteit uit dat hij ten eerste zijnharmonica meegaf met devoddenman en ten tweede beslootdat zijn klandizie bestond uit eenhoop klootzakken.

  • Jef Kastel had, toen zijn vrouw ervanonder was getrokken en voor hijhet bordje 'Mijn wijf is weg. Ga opeen ander zuipen' aan zijn deur hadgehangen, eerst nog gedacht: weetge wat? Ik vraag aan Alma of ze bijmij niet als dienster wil komenwerken. Alma was de vrouw dieenige dagen tevoren weduwe wasgeworden omdat de Coureur zich

  • had opgehangen.

    Na de begrafenis ging Jef op eenbepaald moment tijdens dekoffietafel naast Alma zitten, dieook als ze in het zwart gekleedwas, zo merkte Jef, nog altijd dieenorm dikke tetten had, en hij zei:'Alma, 't is toch wreed, dat kunt geniet geloven. Wie hadgodverdomme gedacht dat deCoureur zich zou ophangen?'

    'Ik,' zei Alma, 'hij sprak er al vijfjaar over.'

    'Ja, dat weet ik,' zei Jef, 'maar ik

  • wil maar zeggen. Erover sprekenwil nog niet zeggen dat ge 't ookmoet doen. Mijn nonkel Miel heeftheel zijn leven gesproken over in devaart springen, maar die heeft hetnooit gedaan. Spijtig genoeg, want't was een smeerlap van hier totginderachter, maar daar gaat hetnu niet om. Wat ik eigenlijk wilzeggen is dit: een mens moetvoort. Ge moet uw kleine tochgrootbrengen, Alma, en zo zonderinkomen is dat volgens mij niet tedoen...'

    'Wat wilt ge eigenlijk zeggen,Kastel?' vroeg Alma argwanend.

  • 'Awelzei Kastel, 'ik zal maar metde deur in huis vallen als 't nietgeeft. Ik zat zo te peinzengisteravond: nu dat mijn wijf weg iszou ik wel wat hulp kunnengebruiken in 't caf en ik dacht bijmijn eigen: Alma is nu toch...'

    'Vergeet het Kastel,' zei Alma, 'ikval nog liever dood hier boven opdie schaal pistols dan nog vanmijn leven achter een toog testaan.'

    'Maar Alma,' drong Kastel aan,'van een zelfstandigweduwepensioen gaat gij niet...'

  • "t Is al gelijk,' zei Alma, "k moethet niet weten!' Ze wond zich op.'En ik zal u nog iets zeggen,' beetze, 'uw Sonja is ook niet voor niksgaan lopen.'

    'En wat wilt gij daar eigenlijk meezeggen?' vroeg Kastel en hij voeldede woede in zijn borst zwellen.

    'Heel de straat weet,' ging Almazonder enige angst door, 'dat uwpoten zo los hangen als een bokzijn kloten. Ik zou niet graag watpetsen tegen mijn kop krijgenomdat ik een glas breek of een pinttap met een te grote col. Ik kon

  • Sonja niet horen of zien, maar datze eindelijk van u is weggelopen,dat is zo normaal als dat twee entwee vier is. 't Heeft nog langgeduurd!'

    'Godvergodverdomme,' zei JefKastel, 'gij zijt nog een groterstrontwijf dan iedereen rondvertelt!Dat de Coureur zijn eigenopgehangen heeft is nog veelnormaler dan dat twee en twee vieris! Gij astrante kalle! Ge moestcreperen met uw mismaakte kleineen heel de boel erbij, lelijke trut!'Briesend liep hij weg uit hetkoffietafellokaal (een

  • achterafzaaltje in het parochiehuisnaast de kerk) en pas daarna hinghij dat bordje voor zijn deur waaropstond: 'Mijn wijfis weg. Ga op eenander zuipen.' Eerst had hij nogwillen schrijven: 'Mijn wijf is weg enAlma van de Coureur is nog eengrotere smeerlap. Ga op een anderzuipen,' maar hij had zich op hetlaatste moment kunnen beheersen.

    De tooghangers en de lapzwansenuit de Pilaarstraat hadden bijnageen andere keuze dan nu allemaal

  • in 't Gescheurd Vel te gaan zitten,ook zij die er vroeger zelden ofnooit over de vloer kwamen omdatze stamgast van de Coureur of vanRechtop de deur waren geweest.Een paar probeerden eerst eenpaar cafs uit in de Bakstraat, deKerkstraat of de Eeuwige Weg,maar ook zij besloten dat er niksboven een caf gaat in je eigenstraat. Anders gezegd, Toon deTrekzak zag op een week aveertien dagen tijd zijn klandizie zogoed als verdriedubbelen. Daar wasde ruimte van het caf in wezenniet op voorzien en op een avondzei hij tegen zijn vrouw: 'Frieda, ik

  • ga de muur tussen 't caf en 'tsalon uitbreken.'

    'Ge zijt zot zeker,' zei Frieda,'waarom?'

    'Vraag ik u om u ermee temoeien?' vroeg Toon. 'Waaromvraagt ze! Omdat 't cafgodverdomme veel te klein wordt!Hebt ge 't niet gezien vanavond?Dikke Druppel heeft heel de tijd op't biljart moeten zitten! Daardoorkonden Manke Juul en Flor dePaardenmarchand met moeitebiljarten en had ik ze niet allemaalgetrakteerd, er was anibras van

  • gekomen!'

    'Die Dikke Druppel is alsambrasmaker geboren,' zei Frieda,'hoeveel keer heeft hij bij deCoureur niet ambras gezocht engevonden? Ik zou er niks vanverschieten als de Coureur zichheeft opgehangen omdat hij dieDikke Druppel zo beu was alskouwe pap.'

    'Hoort haar bezig,' zei Toon, 'gezoudt u beter moeien met dingenwaar ge verstand van hebt. Teneerste, de Coureur heeft zichopgehangen omdat iedereen zich

  • zou ophangen als ge zo'nmislukkeling waart als hem, en tentweede, Dikke Druppel verteertiedere avond driehonderd frank,zodus mag hij van mij wat ambrasmaken. De kwestie is dat mijn cafte klein wordt en dat we tochpraktisch nooit in 't salon zitten.'

    'Nee? En als mijn moeder komt?Dat mens komt maar twee keer inde week op bezoek en ze zit graagin 't salon! Mijn salon blijft!'

    Uw moeder graag in 't salon? Zezou beter graag op 't kerkhof liggendan in 't salon te zitten, die ouwe

  • zaag. 't Salon verdwijnt en daarmeebasta!'

    'Dat zullen we nog weieens zien!'riep Frieda. 'En als ge nog een keerzo spreekt over mijn moeder zalik...'

    'Zal ik wat?!' fluisterde Toon.

    Als hij fluistert moet ik opletten,dacht Frieda in zichzelf, maar tochzei ze: 'Weet ge wat, makker? Sladie muur maar uit! Sla alle murenmaar uit! Wat kan het mij schelen!Maar ik zal u nog n ding zeggen:als ge denkt dat Sonja Kastel de

  • enige is die kan weglopen danzoudt ge weieens verkeerd kunnendenken!'

    Toon de Trekzak schoot in de lach.Zijn Frieda een beetje gaan dreigenmet weglopen! Zoudt ge u niet zieklachen?! Ten eerste, weglopen, datzou Frieda nooit durven en tentweede, tw wijven die in dePilaarstraat weglopen van hun vent,dat zag de Trekzak nog nietgebeuren.

  • De Trekzak vergiste zich zowel quaten eerste als qua ten tweede.Frieda trapte het af en ging bij haarmoeder wonen in de Karpetstraat.'Wie had dat ooit gedacht, de vorteteef?' sakkerde Toon onophoudelijkterwijl hij met wilde slagen de muurtussen het caf en het salon aandiggelen sloeg. Vanwege de werkenwas 't Gescheurd Vel een paardagen gesloten en gedurende dietijd zat de Pilaarstraat dus zondercaf. De zwaarste zuipers vondenechter een simpele oplossing: zegingen Toon helpen bij zijnverbouwingen, waardoor ze konden

  • doorgaan met hijsen en dat zelfsgratis, want Toon kon hun toch niethun druppels of hun pintenaanrekenen terwijl ze in het zweethuns aanschijns zaten te zwoegenom zijn caf te vergroten?

    De helpers waren Dikke Druppel,Manke Juul en Jef Kastel, die tweedagen na de sluiting van Rechtopde deur zijn eerste twijfelendestappen over de drempel van 'tGescheurd Vel had gezet en ersindsdien praktisch niet meerbuiten was geweest. Hij zat detoog te vernissen, want, zo hadToon de Trekzak besloten, 'als ik

  • dan toch hulp heb kan ik evengoedde hele boel opkalefateren inplaats van alleen die muurneerhalen'.

    Manke Juul, die bezig was metvoor Toon de Trekzak en Jef Kasteleen pint te tappen en voor DikkeDruppel en zichzelf een jenever inte schenken ('Maak er een dikkevan,' zei Dikke Druppel, eenzinnetje dat hij in z'n leven allichtal een half miljoen keer haduitgesproken), zei: 'Zie ons hierbezig. En weduwnaar, tweesukkels van wie het wijf is gaanlopen en een fooraap die nog nooit

  • van grond is geweest.'

    'Is 't over mij dat ge bezig zijt?'vroeg Dikke Druppel, terwijl hij z'nkelkje jenever van Manke Juulaannam en het twee secondenlater leeg weer teruggaf, met eenhoofdknik om te beduiden dat hetweer gevuld diende te worden. 'Alsdat zo is, zal ik u dit zeggen: ik hebin mijn leven meer wijven gehaddan gij alle drie samen.'

    Jef Kastel liet zijn verfborstel in depot vernis zakken en barstte uit ineen schorre lach. 'Waarom heb ikdan van zeker drie wijven horen

  • zeggen dat ge hem niet rechtkrijgt, Druppel?' vroeg hijproestend.

    'Drie wijven? Welke drie wijven?Daarbij, 't is al gelijk welke drie hetzijn. Waar ik zeker van ben is dat eruw Sonja niet bij geweest zal zijn.'

    Jef Kastel zette z'n pint op degrond, en zei: 'Wat wilt gij daareigenlijk mee zeggen, Druppel?'

    'Vraag dat aan Frieda Trekzak,' zeiDikke Druppel.

    Nu smeet Toon de Trekzak zijn

  • beitel op de grond die hij tijdenshet opdrinken van zijn pint nog inz'n drievingerige hand had envroeg: 'En wat wilt gij daar eigenlijkmee zeggen, Druppel?'

    'Allez jongens,' moeide Manke Juulzich, 'ge gaat toch geen ambrasmaken midden in ons werk zeker?!En gij, Druppel, ge zoudt beter uwgrote bakkes dichthouden! Of denktgij in uw wildste dromen datiemand ooit zou geloven dat gij ietsmet Sonja of met Frieda gehadhebt? Twee stenen doen vechten,dat is het enige wat gij kunt.Daarbij, dokter Van Dam heeft mij

  • met een stuk in zijn kloten ookeens verteld dat gij geen stijvekunt krijgen.'

    'Die godverdommese smeerlap!'brulde Dikke Druppel. 'En zijnberoepsgeheim dan! Die vetteleugenaar! Ik heb n keer bij hemin een potje moeten pissen envaneigens dat ik dan geen stijvehad! Wacht maar tot ik hemtegenkom!' De andere drie bekekende van woede opgezwollen kop vanDikke Druppel en twee secondenlater lagen ze alle drie in een deuk.Tijdens hun slappe lach dronk debijna ontploffende Dikke Druppel

  • minstens een derde van de flesjenever leeg om zijn koleerteva-peurs te kalmeren.

    't Gescheurd Vel opende opnieuwzijn deur. 'Schoon' zei iedereen, 'engroot. Zo'n groot caf heeft er nognooit bestaan in de Pilaarstraat.'Toon de Trekzak was overal in depostgleu-ven van de mensen eenzelfgeschreven briefje gaan stekenmet daarop het bericht dat op de

  • heropeningsdag alle drank aanhalve prijs was. Dit miste zijnuitwerking niet: zo vol had een cafin de Pilaarstraat nog nooitgezeten, al hadden Manke Juul enFlor de Paardenmarchand genoegruimte om te biljarten omdat DikkeDruppel niet boven op het biljartzat.

    Misschien, zo dacht Toon deTrekzak, is 't caf wel een beetje tgroot. Verder had hij geen redentot klagen, hij moest pinten tappenen andere drank uitschenken aande lopende band. Bij het bestellenhad hij hulp van Alma Suy. Toen Jef

  • Kastel was binnengekomen enAlma had bezig gezien was hij bijnauit zijn vel gesprongen.

    'Gij godverdomme' had hij haartoegesnauwd, 'bij mij woudt ge nietkomen werken, en bij de Trekzakwel!'

    Alma had hem aangekeken alsofeen kat hem uitgebraakt had en zehad gezegd: 'De Trekzak heeftmaar zeven vingers. Als die eenvrouw slaat doet het zo zeer niet.'

    Jef Kastel had zodanig op zijntanden moeten bijten om haar

  • geen mep te geven dat zijn kaakervan daverde. Hij was zinnensgeweest om het caf te verlaten,maar hij had geen zin om thuis tegaan zitten en hij was gebleven.Hij zou die Alma nog weieenskrijgen, was het vandaag niet danmorgen. Alle wijven waren dezelfderotzakken. Zijn eigen Sonja hadhem een brief geschreven waarinze zei dat ze wilde scheiden. Nogeen geluk voor haar dat ze haarnieuw adres niet in die brief hadgeschreven of hij was naarDamschoot gereden, waar diesmerige brief afgestempeld was, enhij had haar smoel 'ns een nieuw

  • uitzicht gegeven. De teef had demoed gehad om te schrijven: 'Ikwoon nu bij een man die goed isvoor mij en mijn kinderen.' Goed?Wie kan voor zo'n kutwijf goed zijn?Waarschijnlijk een halve of eenhele jeanet die nog niet wist datalle vrouwen crapuul zijn. En datdie idioot goed was voor zijnkinderen, dat kon Jef Kastel niksverdommen. Die twee achterlijkeapen. Die ene, zijn dochter, wasvolgens hem altijd eenrandgevalmongool geweest en dieandere, z'n zoon, was een stukniksweerd dat het niet schoon meerwas. Jef Kastel had nooit willen

  • geloven dat die twee van hemwaren. Ik zou nog eerder gelovendat ze van Dikke Druppel zijn, zathij in zichzelf te denken en hijgrinnikte. Zo ongelukkig dat diedrie lastposten weg waren was hijnu ook weer niet. Integendeel. Hijvoelde zich heel goed alleen. Hetenige probleem was dat hij sindsde sluiting van Rechtop de deurgeen inkomen meer had. Enfin, alshet paste zou hij wel naar werkzoeken, voorlopig vond hij hetleven zonder wijf, zonder kinderenen zonder werk veel te plezierig omermee te kappen. En de zuip moesthij evenmin meteen laten, want

  • Toon de Trekzak was redelijk gretigmet de pof. Het enige wat hem ophet moment stoorde was dat dieAlma hier bij de Trekzak rondliepen zijn voorstel had afgepoeierd.Maar zoals gezegd, als de tijd rijpwas zou hij het haar inpeperen dathet kletterde.

    Toon de Trekzak was een paardagen tevoren bij zijnschoonmoeder aan de deur

  • geweest van haar krot in deKarpetstraat. Maar hij mocht nietbinnen.

    Frieda had door de postgleufgeroepen: 'Laat ons gerust! Ik komniet meer terug! Daarbij, mijnmoeder is ziek! Ik moet haarsoigneren!'

    Toon had teruggeroepen, ook doorde gleuf: 'Ik hoop dat ze zo traagmogelijk en met 42 gradenkoortsen crepeert! En gij erbij!'Daarna was hij terug naar huisgelopen. Hij had die hele Friedaniet nodig! Met haar strontmoeder

  • en haar strontsalon! Datstrontsalon zou ze nooit meerterugzien (de meubels had hij zelfstot stoofhout verkapt) en bij haarstrontmoeder mocht ze blijven totze alle twee van ellende de grondinzakten!

    Was ze niet altijd al een nulgeweest, die Frieda? Bah ja. Ze konniet eens kinderen krijgen. Na huntrouw was ze ermee afgekomen datze in haar jeugd verkracht wasgeweest en dat ze daardooronvruchtbaar was geworden. Na detrouw! Je moet maar durven! Echtkwaad was de Trekzak niet

  • geweest. Ja zelfs blij was hijgeweest (wat hij natuurlijk niet hadlaten merken). Kinderen? Daar hadhij nooit van moeten weten. Zelfwas hij de oudste geweest vantwaalf en al dat gebroed dat nahem was gekomen had zijn toch almiserabele jongensjaren helemaalverpest. Trouwens, dat zo'n Friedain haar jeugd verkracht wasgeweest, dat had hem nooitverwonderd. In de Karpetstraat wasverkrachting ongeveer de enigeontspanning van de debielebewoners, naast messenvechten,katten doodslaan om ze op te etenen met de eigen kinderen onder de

  • dekens kruipen. Door wie Friedaverkracht geweest was had deTrekzak wel kunnen raden. Hij lager niet wakker van, zijn eigen vaderkroop ook weieens op een van dedochters en als hij te zat was omonderscheid te maken op een vande zonen. Net als de vader vanFrieda was de vader van deTrekzak in de oorlog een nieuwe-ordefanaat van het eerste uurgeweest, wat alleszins een bandschiep. Frieda's vader had zelfsgesolliciteerd bij de Waffen-ss,maar was afgekeurd op zijn IQ enop zijn ouderdom, wat over dat IQalles zei. Vader Trekzak had het

  • iets kalmer gedaan, hij hadweerstanders verklikt en helpen inelkaar slaan. Moeder Trekzak, ophaar beurt, had zich beperkt tot hetbreien van warm goed voor dejongens aan het Oostfront. In nwoord: de Trekzak-stamboom ende Frieda-stamboom waren zozwart als de pest. Geen probleemin Lensbeke: pest-zwart zou iniedere denkbare oorlog detraditionele lievelingskleur van hetdorp zijn. Geen Lensbeekse honddie er ooit wakker van lag, zekerniet in de Pilaarstraat, waar in hethuis dat later het caf van deCoureur zou worden zelfs eens drie

  • maanden een kolonel van deWehrmacht had verbleven, die bijhet zoeken naar een kok DikkeDruppel had gevonden, die al in deEerste Wereldoorlog - zo luidde hetverhaal (niet zelden zijn eigenverhaal) - patatten en sossissenmet spruiten had staan kokkerellenvoor de moffen.

    Onderweg van de Karpetstraatnaar huis was de Trekzak Alma Suytegengekomen. Die zag er nietgoed uit. Spijtig, vond de Trekzak,vroeger was ze altijd zo'n prontgrietje geweest. Met van die dikketetten. Die had ze nu nog, maar

  • toch zag ze er niet goed uit. DeTrekzak was ooit zot geweest vanhaar. Helaas had ze al jong voorIvo Suy gekozen, waarschijnlijkomdat ze er, net als zo veel anderejonge mokkels, voor viel dat dieeen wielrenner was. Ivo had zelfsooit eens een latere nonkel vanEddy Merckx in de spurt verslagen.Niet dat dat in die tijd uitzonderlijkveel indruk maakte omdatnatuurlijk nog niemand wist dat diegeklopte in de loop der tijden denonkel van Eddy Merckx zouworden. Maar evengoed was IvoSuy een jaar of drie geen slechteamateur en hij kon wijven krijgen

  • zoveel hij wilde, de zeikerd. Let op,de Trekzak had ook niet te klagen,maar hoe dan ook maakte eenkoersvelo toch nog meer indruk ophet vrouwvolk dan eentrekharmonica, zeker als deharmonicaspeler een gezicht volputten had.

    'Hoe is het, Alma?' vroeg deTrekzak.

    'Niet te best,' zei ze, 'mijn kleinezit in 't gesticht.' Alma was veel telaat in verwachting geraakt, ze wasal diep in de dertig, en daardoor -had dokter Van Dam gezegd -

  • kwam het dat haar kind geborenwas met alleen kleine hersenen enniet met de andere soorten. 'Eenmens heeft verschillende soortenhersenen,' had Van Dam gezegd -weliswaar met een stuk in zijnkloten - 'en als ge een van diesoorten mankeert zijt ge de pineut.En daarmee zal die kleine van Suynooit per velo kunnen rijden zoalszijn pa, laat staan zijn naamschrijven. Dat ventje was beter nietgeboren.' Alma had een aantaljaren haar best gedaan om met hetkind om te gaan alsof het normaalwas - en eerlijk is eerlijk, Ivo Suyhad er ook zijn best voor gedaan -

  • maar toen het wat ouder werdkonden ze niet wegsteken dat zemet een kwijlend soort monsteropgescheept zaten. Allicht dat IvoSuy dat niet aankon en dat hijdaarom aan een koord ginghangen, hoewel er volgenssommige Pilaarstraat-bewoners welnog meer redenen waren,bijvoorbeeld dat Ivo Suy het nooithad kunnen verkroppen dat hijgeen beroepsrenner had kunnenworden en ook dat Alma na degeboorte van haar kind geengemeenschap meer wilde hebbenmet haar vent. Niet dat Ivo zo'nhete was ('Integendeel,' zei dokter

  • Van Dam, 'door al diedrogeermiddelen tijdens zijnkoerscarrire is zijn fluit zeker viercentimeter gekrompen'), maar eenkeer of twee in de maand wilde hijweieens, en Alma dus niet meer.

    'In 't gesticht?' zei de Trekzak.'Allez gij. Maar misschien is dattoch maar beter voor 't manneke.Ik heb zelf geen kinderen, maar ikdurf wedden dat als ik een mongoolzou hebben, dat ik hem ook in 'tgesticht zou steken.'

    'Franois is geen mongool,' zeiAlma, 'zijn hersenen zijn alleen niet

  • volledig.'

    'Ja, Franois heet hij,' zei deTrekzak, 'kunt ge geloven dat ik datvergeten was... Zo zo... in 'tgesticht... In Damschoot zeker?'

    'Nee, in Kolegem.'

    'Kolegem? 't Schijnt dat dat eenheel goed gesticht is... Lekker vaneten en van alles... Maar veel geldkosten kan ik zo peinzen?'

    'Ja...' zei Alma, 'veel te veel... Ikheb wel mijn weduwepensioen,maar veel brood snijdt ge daar niet

  • van... Advocaat De Meester heeftgevraagd om bij hem te komenkuisen, maar...'

    'Advocaat De Meester!' riep deTrekzak. 'Blijf daarbij weg, bij dierotzak! Weet ge wat, waarom komtge bij mij niet in 't caf helpen? Teneerste, 't is helemaal vernieuwd enheel plezant om in te werken. Tentweede, 't is nog 't enige caf in dePilaarstraat en 't zit altijd stampvol,dus fooien a volont en ten derde,ik kan het alleen niet bolwerken,want mijn wijf is er definitiefvanonder.'

  • 'Definitief vanonder?' zei Alma. 'Ikkwam haar verleden week tegen enze zei dat ze voorlopig bij haarmoeder woonde omdat die ziek is.'

    'De leugenaar!' riep de Trekzak.'Allez, dat van die moeder is waar,die is ziek, maar de echte reden datFrieda bij die teef is gaan wonen isdat ze mij laten zitten heeft.Zomaar! Omdat ik de muur ginguitslaan tussen 't caf en 't salon!Kunt ge 't geloven! Ik wildedaarstraks nog bij haar op bezoekgaan, maar ik mocht niet eensbinnen! Zo ver is het gekomen!'

  • 'Ja, Frieda is geen gemakkelijke,'zei Alma, 'ik heb nog met haar in 'tschool gezeten'

    'Daar was 't zeker ook al eensmeerlap, Alma?'

    'Een smeerlap is 't woord niet.Maar wel een franke muil.'

    'Ziet ge wel! Een franke muil! Gehaalt mij de woorden uit de mond!Haar altijd met alles moeien! Ikwerd er zot van! Maar hoe zit het,Alma, komt ge nu in mijn cafwerken of niet? Ik zal goedbetalen.'

  • 'Jef Kastel heeft het mij ookgevraagd,' zei Alma, 'voor hij zijncaf sloot.'

    'Jef Kastel? Nog een grotere halvezot dan advocaat De Meester! Blijfdaarbij weg! En losse poten! Vangeen wonder dat zijn Sonja het isafgetrapt, dat arm schaap. Had dievoor iedere mep tegen haar muileen halve frank gekregen, ze koneen Opel Kadett kopen. Ik wil maarzeggen. Jef Kastel, blijf uit die zijnbuurt, kind. Hij heeft me watgeholpen bij de verbouwing, awel,een keer of vijf ben ik moetentussenkomen of hij had ambras met

  • Dikke Druppel en Manke Juul. Diehebben mij ook wat geholpen moetge weten. Goeie stielmannen, ikben ervan verschoten. Ge zoudtmijn caf moeten zien! Op de randvan chic! Echt waar, Alma, 't is eenplezier om in te werken. Hoe zithet? Doet ge 't?'

    Alma beet op haar lippen, keekeen tijdje nadenkend voor zich uit,en zei: 'Vooruit dan. Maar als 't mijniet aanstaat stop ik ermee, Toon.'

    'Dat ge gelijk hebt, Alma! En opvoorhand merci. Ge zult geen spijthebben!'

  • Alma deed haar werk prima,oordeelde Toon. En vriendelijktegen de mensen, zij het nietoverdreven. Ze had veel meerverstand van de cafstiel danFrieda, dat was duidelijk. Friedamoeide zich te veel. Als een klantbijvoorbeeld een stuk chocolade ofeen bierworst bestelde, durfdeFrieda gerust zeggen: 'Ge zoudtbeter wat minder zoet en vet etengij, volgens mij weegt ge nu alhonderdtwintig kilo.' De klanten

  • lieten dat niet altijd over hun kantgaan, zeker Vette Fons niet, die dolwas op chocolade en bierworsten,en die trouwens honderdveertig kilowoog, want van gewicht schattenhad Frieda ook al nooit veelverstand gehad. Vette Fons wasniet de enige die omwille vanFrieda's opmerkingen ooit wasweggebleven. Het deed Toonplezier dat zelfs hij, vanavond opde heropeningsdag, weer aanwezigwas.

    Hoewel Toon daarstraks eenmoment lang had gedacht dat zijncaf misschien iets t groot was,

  • besefte hij thans dat dit niet zowas. Een aantal mensen hadimmers ruimte genoeg nodig omdatze begonnen waren met dansen, endit op deuntjes van Albert deVoddenman. Het was dezevoddenman met wie Toon ooit zijnbloedeigen trekharmonica hadmeegegeven. In plaats van ze wegte gooien of ze te verkopen hadAlbert erop leren spelen. En niet zoslecht ook, moest Toon toegeven,al voelde hij wel wat jaloezie, enook heimwee naar de tijden dathijzelf de mensen tot dansen hadkunnen aanzetten.

  • Een jukebox had Toon nooitgewild. Nee, hij moest altijddenken aan het verhaal van zijnnonkel Prosper, die in zijn caf inde Bakstraat een jukebox hadgenstalleerd en al op de tweededag was er een ruzie uitgebrokentussen twee klanten omwille vaneen plaatje. Iemand had ElvisPresley geduwd en iemand anderskon Elvis Presley niet horen of zienen er waren messen getrokken.Toons nonkel Prosper had nooitveel geluk gekend met zijn caf inde Bakstraat. Eerst datmessengevecht, een kleine drieweken later de boel ontploft door

  • een slechte butagasfles. Je zouvoor minder van tegenslag kunnenspreken. Bij dat messengevechtwas n dode gevallen, bij deontploffing drie, nonkel Prosperzelf, zijn bijzit Zwarte Rita en eenklant uit de Eeuwige Weg, dus datwas een zwaar stuk crapuul waarweinig aan verloren was.

    Terwijl hij zonder oponthoudpinten stond te tappen eninmiddels een beetje verliefdAlma's zwierige bewegingendoorheen zijn caf stond te volgen,dacht Toon: het gaat mij goedtegenwoordig. Vroeger was het

  • anders geweest. De oudste vantwaalf zijn mag je nietonderschatten. Met twee debielenals ouders moet je meerekenen. Endan die pokken! Van jongs af zo'nmuil, dat tekent iemand. Z'n helejeugd werd hij 'Toon met de putten'genoemd tot hij op het lumineuzeidee was gekomen omtrekharmonica te gaan spelen,zodat om een of andereonachterhaalbare maar door Toonverhoopte reden zijn bijnaam doorde goegemeente veranderd was in'Toon de Trekzak', alsof zijn puttener ineens niet meer toe deden. Hetkan raar lopen, luidde Toons

  • levensdevies sindsdien. En ja, zoraar kan het lopen dat een menszijn leven een glans krijgt die hetten eerste vroeger nooit had gehaden waarvan niemand ten tweedeooit had kunnen verwachten dat hijnog zou verschijnen. En toch wasdie glans er vanavond. Een bloemvan een dienster; een vol caf,drinkende en dansende en zichamuserende mensen; nergensnaderend onheil te bespeuren. Eenavond om in te kaderen.

  • In Lensbeke praatten de mensenweinig over de oorlog met elkaar,het minst van al met Flor dePaardenmarchand, want dat was zoongeveer de enige Lensbekenaardie in het verzet had gezeten. Hethad geen haar gescheeld of devrouw van Flor, Elvire, was na deoorlog kaalgeschoren door dewoedende Lensbekenaars, die hunbroodheren, idolen of medestrijders- kortom, de Duitsers - hetonderspit zagen delven. Maar zover was het toch niet gekomen.Elvire was immers een fort van eenvrouwmens, die gerust met eenpaar meppen drie volwassen

  • manspersonen tegen de vlakte konslaan. Hoe groot en fors ook, in1959 was ze gestorven aan eenhersenbloeding. Flor was er eenmaand of twee niet goed vangeweest, maar daarna redeneerdehij dat je niet eeuwig kan treurenen dat een vrouw in huis eigenlijk,als je er zo eens over nadenkt,meer een last is dan wat anders,zeker Elvire, die nooit lang aarzeldeom Flor, als hij met een stuk in zijnvoeten thuiskwam, een rechtsehoek tegen zijn bakkes te geven, ofhij nu ooit verzetsman wasgeweest of niet.

  • Eerlijk gezegd was datverzetswerk nu ook weer niet zospectaculair geweest, voor zover jehet al verzetswerk zou kunnennoemen. Het was zo dat Flor opeen avond zijn paarden hooi teeten moet hebben gegeven datveel te muf was of iets dergelijks,want de volgende ochtend lagenveertien van Flors zestien paardendood in de stal. Net op die ochtendkwamen de Duitsers alle paardenin Lensbeke confisqueren. Dat eenprofessionele paardenhandelaarslechts twee levende paarden instock had, allebei dan nog ziek, enzomaar eventjes veertien dode,

  • vond de mof verdacht genoeg omFlor als saboteur op te pakken ennaar Breeveld te sturen. Flor waseen sterke en hij overleefde hetgevreesde kamp. Hij was zinnensom na de oorlog Lensbeke de rugtoe te keren, omdat hij verwachttein dat nest van ex-collaborateursniet meer welkom te zijn, maar datviel nog mee. In Lensbeke sprakmen na '45 praktisch niet meerover die oorlog. Bovendien wildeElvire niet verhuizen omdat haarbeste vriendin, Roza, de vrouw vanManke Juul, ook in Lensbeke bleefwonen. Dat Juul en Roza zowat deergste Duitsgezinden van heel

  • Lensbeke waren geweest - en datwil wat zeggen - kon Elvire niksschelen, en ook niet dat Roza tegenhaar had gezegd, tijdens Elvireseerste bezoek na de oorlog: 'Elvire,ik heb goesting om al uw haar af tesnijden.' Nee, Roza was Elviresvriendin en daarmee uit. Bovendienwas Manke Juul een van Flors bestevrienden. Die vriendschap hadweliswaar een deuk opgelopen inBreeveld, waar Flor immers alsgevangene aan de ene kant stonden Juul als bewaker aan de anderekant, maar bij het afrossen met dematrak van de genterneerden hadJuul als hij aan Flor toe was

  • duidelijk ingehouden, een geste dieFlor niet zou vergeten. Juul had nade oorlog veertien maanden in hetcachot gezeten, waar hij weliswaarmank was geslagen maar waarmen zijn geest niet had kunnenbreken, dus eind 1946 was hijwelgemoed als altijd teruggekeerdnaar zijn geliefde Lensbeke. Hij zoude dag van die terugkeer nooitvergeten. Zijn vrouw Roza zat ophem te wachten met koffie, jeneveren sachertorte, in gezelschap vanzijn kinderen Fien, Simone enRobert en zijn vrienden Flor, Elvireen Dikke Druppel. Wat eenverwelkoming! Al op die eerste dag

  • praatten Juul en Flor hun kleineproblemen definitief uit, en hetleven lachte iedereen weer toe, zoleek het. Tot Simone in 1947overreden werd door advocaat DeMeester, met zijn Pac-kard achtcilinder. Maar ja, dat zijn zo van dietegenslagen. Trouwens, aan iederemedaille is een keerzijde. Van spijtomdat hij JuuJs dochter haddoodgereden had advocaat DeMeester Juul een baan aangebodenals hovenier op zijn kasteeltje enzo had Juul al zo kort na de oorlogwerk, in tegenstelling tot veleanderen.

  • Manke Juul zei tegen Flor dePaardenmarchand: "t Is hiergodverdomme plezant. Zo plezantis het bij de Coureur nooitgeweest.'

    'En in Rechtop de deur nogminder,' zei Flor.

    'Alma bloeit hier volledig open,'oordeelde Dikke Druppel.

    'Ja, ze blinkt,' trad Juul hem bij,'en dikke tetten dat ze heeft. Almoet ik toegeven, niet zo dik alsdie van mijn Roza zaliger.'

  • 'Ja, die had de dikste vanallemaal,' zei Dikke Druppel.

    'Hoe kunt gij dat weten, Druppel?'vroeg Juul. 'Spijtig dat Roza doodis, dat mens,' zei Druppel, 'andershad ge 't aan haar kunnen vragen.'

    'Zoekt ge weer ambras, Druppel?'mengde Flor zich. 'Is dit nu eenavond om ambras te zoeken?Vooruit, ga liever wat dansen. Devrouw van de brouwer zit al heel detijd naar u te kijken.'

    'Is 't waar?' zei Druppel.'Godverdomme, dat heb ik ook

  • altijd een schoon wijf gevonden.'Hij stond op, en liep naar de vrouwvan de brouwer, die er tien jaarouder uitzag dan ze was en ze wasachter aan de zestig.

    Flor vroeg aan Juul: 'Zou het nuwaar zijn of niet dat Druppel nooitvan zijn leven een wijf gepoeptheeft?'

    'Ik ben er zeker van,' zei Juul, 'ikzal u dit vertellen: ge weet, zo eindjaren veertig, begin jaren vijftiggingen wij met een groep vriendengeregeld met de bus naarDuitsland. Daarna is dat verwaterd,

  • spijtig, maar zo liep het nueenmaal. Dingen verwateren. Maarik wil zeggen, Druppel was ookaltijd mee en iedereen van onsging daar in Duitsland, in Hamburgof gelijk waar we dat jaar gingen,naar de hoeren dat het kletterde,wat zoudt ge willen, voor een keerdat we zonder eigen wijf op stapwaren. Iedereen, behalve Druppel.En die had dan nog geen eigenwijf, die moest naar niks kijken.Jamais ging die mee naar 'tbordeel, 't Was altijd wat. Ofwelhad hij buikpijn, ofwel had hijkoppijn, ofwel had hij in 'tvaderland een lief zitten dat hij niet

  • mocht bedriegen, altijd uitvluchten.En allemaal leugens. Ik zeg het u,Flor, hij heeft schrik van de wijven.Kijk, nu staat hij te dansen met datoud lijk van de brouwer. Dat durfthij vaneigens, omdat die hem nooitzal vragen om eens te poepen, datmens. Ge zult hem nooit ziendansen of babbelen met een vrouwdie jonger is dan zeventig jaar..

    'Volgens mij zit het in zijnbovenkamer,' zei Flor.

    "t Zou kunnen,' zei Juul, 'maar zegeens, Flor, ik zit hier aan iets tepeinzen... Waarom gingt gij

  • eigenlijk nooit mee met de busnaar Duitsland?'

    'Omdat iedereen op die busvroeger kampbewaker was geweestof iets in die trant,' zei Flor, 'en ikniet.'

    'Godverdomme,' zei Juul en hijschoot in de lach, 'kunt ge gelovendat ik dat nu vergeten was! Maarkom, laat ons zwijgen over deoorlog, dat is vijfhonderd jaargeleden. Gaan we nog 'nsbiljarten?'

    'Wacht nog wat,' zei Flor, 'ze staan

  • daar te dicht bij het biljart tedansen. Daarbij, ik ben weer watdraailoos. Ik heb er al een paarweken last van. 't Was daarmee datik niet komen meehelpen heb bij deverbouwingen.'

    'Ja, Druppel vertelde dat ge nietgoed waart,' zei Juul, 'en wat zegtVan Dam?'

    'Dat ik wat minder aan mijn fluitmoet trekken,' zei Flor, 'ge kenthem'

    'Als ge van de duivel spreekt,' zeiJuul, naar de deur wijzend, 'en ge

  • moet zien hoe zat dat hij al is. Overzat gesproken, ik ga nog eensbestellen.'

    Dokter Van Dam wasbinnengetreden samen metadvocaat De Meester, die de zoonwas van de vroegere advocaat DeMeester maar wel hetzelfde zwalpeials wijlen zijn pa. Hij was, bij hetbinnenstappen van 't GescheurdVel, zo mogelijk nog zatter dan zijncompagnon Van Dam. Samenkwamen ze van de grote stadDamschoot, waar ze 's middags

  • eerst in Le Profit op de Vleesmarkteens goed waren gaan eten endaarna in de Warme Streken bij dehoeren waren geweest. AdvocaatDe Meester was er zelfs bij tweetegelijk geweest, van wie n totzijn vreugde een volbloed Duitse.Van Dam had minder geluk, degenedie hij had uitgekozen bleek later inbed een joodse preut te hebben.Als Van Dam het over een joodsepreut had waren er weieensdommeriken die vroegen wat datwas, een joodse preut. 'Een methaar op dat doorloopt tot op haargat,' zei Van Dam dan, en demeesten geloofden hem nog ook,

  • want dokter Van Dam sloegbetreffende de wijven zelden de balmis, behalve misschien de laatstejaren, door zijn ouderdom en zijndrankprobleem.

    'Van Dam,' zei De Meester, 'watdrinkt ge?'

    'Iets waar ik niet nuchter vanword,' zei de dokter.

    'Kijk nu,' zei de advocaat, 'wie dathier bestelt. Is dat dinges zijnwijveke niet, hoe heet hij?'

    'De Coureur,' zei Van Dam, 'dikke

  • tetten, niet te doen. Ze kwam eensbij mij voor een valling en ik zegtegen haar: kleed u maar uit. Zedeed het nog ook. Van de dikstetetten die ik ooit gezien heb,behalve die van Roza van MankeJuul. Jongens toch, die Roza had deene valling na de andere.'

    De Meester bestelde bij Almatwee jenevers en hij vroeg haarwanneer ze nu bij hem kwamkuisen.

    'Op de dag dat de regen uit de zonvalt,' zei Alma.

  • Van Dam schoot in eenrochelachtige lach. 'Een wreedwijveke, echt waar,' zei hij. 'Haarvent, dat was wat anders. Zo eentriestige mens. En dood was hij nogtriestiger. Ik ben bij zijn lijkgeroepen. Jongens toch, zo eentriestige blik heb ik nog nooit in eendode zijn ogen gezien. Er loopt watrond op de wereld ja.'

    De Meester stond om zich heen tekijken om te zien wie er allemaalwaren, en hij zei: 'Deburgemeester is hier niet, hoe zoudat komen?'

  • 'Die ligt in zijn bed,' zei Van Dam,'ik ben er gisteren nog bij geweest.Zijn nieren peins ik. Ik heb hemgezegd dat hij veel water moetdrinken. Ge moest zijn muil gezienhebben toen ik dat zei. Desmeerlap.'

    'Bah, zo slecht is hij ook niet,' zeiDe Meester, 'hij heeft er verledenjaar voor gezorgd dat ik van deverkavelingen bij lange nietslechter geworden ben.'

    'Nu je 't zegt,' zei Van Dam, 'ik ookniet.'

  • 'En a propos,' veranderde DeMeester van onderwerp, 'als mijnvrouw bij u komt met een valling,vraagt gij haar dan ook om haar uitte kleden?'

    'Maar Omer toch,' zei Van Dam,'met haar tetten zeker? Preciestwee muggenbeten.'

    Tegen wie zegt ge het,' zei DeMeester, 'maar wat kan het mijschelen. Ze heeft ervoor gezorgddat ik al twintig jaar de schoonzoonvan de burgemeester ben, waar ofniet dokteur?'

  • 'Waar,' zei Van Dam, en hij staardenaar de tieten van Alma terwijl diehem zijn jeneverglas in de handduwde.

    Jef Kastel zat zich op te vreten dathet een aard had. En zich een stukin zijn kloten te drinken dat hetnog meer een aard had. Iederekeer als Alma hem zijn pint gafnegeerde ze hem op een manierdie zijn bloed per pint tot een noghoger kookpunt dan tevorenbracht.

  • Smeerlappen, smeerlappen,smeerlappen, dacht hij, alle wijven.Iedereen. Ge moet ze hier allemaalzien staan met hun lelijke koppen.Waarom hebben ze zo veel plezier?Waarom dansen ze? Bij mij in 'tcaf dansten ze nooit. Bij mij in 'tcaf zat het nooit zo vol als hier.Allemaal Sonja haar fout.Godverdomme, als ik haar ooitweet te vinden...

    Pas op, Jef kon het heel goedverdragen dat Toon z'n caf opvolle toeren draaide. Toon was deslechtste niet. Ze kenden elkaar alheel hun leven, bij elkaar op school

  • gezeten en alles. En hun oudershadden elkaar ook gekend. Jefherinnerde zich de ouders van Toonals twee schuwe mensen, die zichprecies nooit wasten en die altijdmaar kloegen over hun kinderen.Maar ach, dat deden zijn eigenouders ook, en zich wassen dedenze al evenmin. Ellendige tijden. Inde oorlog was het een beetje betergegaan, dankzij de collaboratie,maar de oorlog? Wie sprak er nogover de oorlog?

    Hoe dan ook, de cafbazen in dePilaarstraat waren nooit vijandengeweest, zoals dat in andere

  • straten meer wel dan niet het gevalwas. In de Bakstraat hadden eenstwee cafbazen elkaar hetziekenhuis in geslagen en van hetcaf van Zotte Prosper wasgeweten, zij het als publiekgeheim, dat het tot ontploffing wasgebracht door de baas van caf 'tVarken. In de Pilaarstraat was hetaltijd anders geweest. Toon deTrekzak, Ivo Suy en hij, Jef Kastel,hadden elkaar nooit iets in de weggelegd. Ze waren er vermeegekomen, want - zo keek Jef inde toekomst - met 't Gescheurd Velzou het ook nog wel verkeerdaflopen, dat kon niet anders als die

  • teef van een Alma hier bleefwerken. Zo'n wijf als Alma zorgtervoor dat mannen zich opknopen.Jef was er zeker van dat Toon, alshij die Alma toestond om hem inhaar netten te strikken (en dat zager zo naar uit, meende hij tekunnen besluiten uit Toonsonnozele blikken in de richting vanAlma) nog van een kale reis thuiszou komen. Toon, zo dacht hij, isaltijd een zwakkeling geweest in debuurt van vrouwen. Kijk naar zijnFrieda. Een muurke in haar kotneerslaan, en ze trapt het af. Bijmij zou het niet waar zijn. Akkoord,de mijne is het ook afgetrapt, maar

  • dat is een heel ander geval. Ik wasblij dat ze het aftrapte, terwijl Tooner zodanig van in de put zat dat hijmeteen die Alma in huis heeftgehaald, de sukkel. En niet alleendat, hij laat zich door dat stukstront nog inpakken ook. Hoe hijnaar haar kijkt! Precies eensnotneus van veertien! Bij mij zouhet niet waar zijn. Bij mij zou hetwerken zijn, en anders niks.Daarbij, ik ben blij dat ze niet bijmij is komen werken. Ze is veel tevriendelijk met de klanten, de hoer.Zie haar nu met advocaat DeMeester en dokter Van Dam bezig!'t Scheelt geen haar of ze zit met

  • haar hand in hun voorbroek! JefKastel ontplofte bijna vankwaadheid. Op de koop toe moesthij gaan pissen. Hij ging naar hettoilet, dat nog fris rook van denieuwe verf, en hij ging in eenpissijn staan zeiken dat hetkletterde. Hij had bijna geenplaats, want naast hem stond VetteFons. Wat een varken. En stinken.De reuk van de verf stak er bleekbij af. Jef Kastel vond van zichzelfdat hij met de meeste mensenredelijk overweg kon, maar vanVette Fons moest hij niet veelweten. Voor geen haar tebetrouwen. Z'n hele stamboom was

  • er een van zwakzinnigen, vechters,smokkelaars, dieven en verklikkers.Het enige wat in zijn voordeelsprak was dat je bij Vette Fonsaltijd wel iets kon kopen voorweinig geld. Gestolen buchtnatuurlijk, maar evengoed.

    Altijd had Fons een grote kitzakbij, die hij geen millimeter uit hetoog verloor. Nu zei hij tegen Jef:'Hier zie, de Jef. Is uw wijf al terug?Nee zeker? Niks mee inzitten,makker. De mijne is eens zesmaanden weg geweest. Dan stondze daar ineens terug. Ik heb haarnog hetzelfde moment naar 't

  • ziekenhuis gestuurd. Haar eigenfout, ze liep tegen mijn vuist. Jajongen, wijven... A propos, nikskopen Jef?'

    'Nee,' zei Jef, terwijl hijuitschudde.

    'Ik heb nochtans goed gerief,' zeiVette Fons, die eveneens klaar wasmet pissen. Hij grauwde in z'nkitzak en haalde er een hoopbalpennen uit. 'Hier zie, Waterman-schrijvers, vijftig frank per stuk, inde winkel vierhonderd.'

    'Ik schrijf niet,' zei Jef.

  • 'Groot gelijk,' zei Vette Fons,'maar wat denkt ge hiervan.' Nuhaalde hij een kanjer van een mesboven, een echt vechtmes in eenlederen foedraal. 'Een mes uitSolingen. Ge kent Solingen. 't Bestegerief in Europa. Zo goed alssplinternieuw. Praktisch nietgebruikt. Omdat gij 't zijttweehonderdvijftig frank.'

    Als in een reflex zei Jef:'Honderdvijftig.'

    'Ge zijt zot,' zei Vette Fons en hijriep tegen de deur, die hij met z'nenorme rug dichthield, 'bezet! Kom

  • over vijf minuten terug!'

    'Honderdvijftig,' zei Jef nog eens.

    'Ah zo, ge blijft aandringen,' zeiVette Fons, 'vooruit dan,tweehonderd.' Op den duurkwamen ze uit ophonderdvijfenzeventig. Jef had nogtweehonderd frank in zijn zakkenen hij moest nog al de pintenbetalen die hij vanavond gedronkenhad. Wat kon het hem schelen. Diepinten zou hij laten opschrijven eneen volgende keer betalen. Hijwilde dat mes.

  • Het zou te pas komen. Heelbinnenkort als het aan hem lag.

    Frieda Trekzak zou het haar ventnooit vergeven dat hij haarsalonmuur had neergepletst.Daarbij, in hun huwelijk zat tochallang de rek. De Trekzak wilde hetaltijd beter weten, wat het ookwas. En de laatste tijd had hij hethoog in zijn bol gekregen. Zijn cafvergroten! Alsof dat caf zoveelgroter zou worden als het salonerbij gevoegd werd. Goed, het was

  • waar dat 't Gescheurd Vel delaatste tijd veel beter beginnendraaien was, maar dat kwam alleendoor de sluiting van Bij de Coureuren Rechtop de deur. Mocht ermorgen een ander caf openen, 'tzou rap gedaan zijn met het succesvan Toon, daar was Frieda zekervan. Toon had geen verstand vancaf houden. Hij was veel tevriendelijk tegen al het uitschot dater kwam, en bovendien was hij zodom om dat armetierig volk op depof te laten zuipen. Op de koop toekon hij met moeite een goeie pinttappen, met zijn zeven vingers.Nee, hij had veel beter, in plaats

  • van een caf te openen, ergens bijeen baas nieuw werk gezocht. Ofnee, nog beter had hij op deweverij zijn hand niet in diemachine gestoken, de lomperik.Wel moest Frieda voor zichzelftoegeven dat ze Toon in het begingraag had gezien, met vel en al.Dat zijn vel vol putten zat had zezelfs aantrekkelijk gevonden, erwaren een paar filmsterren die datook hadden, al was ze hun namenvergeten. Niet alleen filmsterren,haar vader had ook zo'n vel gehaden haar vader had ze wreed graaggezien. Hij had haar dan welverkracht, maar ten eerste, wie

  • verkrachtte zijn dochters niet inLensbeke en ten tweede, ze hadhet niet eens onplezierig gevonden.Dat ze geen kinderen kon krijgenlag niet aan haar vader, maar aanhaar broer, die geen verstand hadvan verkrachten en veel te ruw tekeer was gegaan, de rotzak.Gelukkig dat die later doodgeredenwas door de oude advocaat DeMeester. Frieda schoot in de lachals ze eraan dacht dat de oudeadvocaat De Meester aan het eindvan z'n leven de ene Lensbekenaarna de andere had doodgereden.Vele nabestaanden hadden er werkaan overgehouden, ook Frieda, die

  • op het kasteeltje mocht gaanpoetsen. Ze was ermeeopgehouden toen ze verkracht werddoor de zoon van advocaat DeMeester, die nog bruter wasgeweest dan de ouwe advocaat DeMeester en zelfs nog bruter danhaar broer zaliger. Frieda kon hemtevoren al niet verdragen, destompzinnige dikkenek. Advocaatkunnen worden omdat je vader hetook al was en later nog meer grotesier voeren omdat je schoonvaderde burgemeester is. En zelf zo domals het achtereind van een varkenzijn. Zo kon Frieda het ook.Bovendien had ze ondertussen

  • Toon de Trekzak leren kennen, dieeen goeie job had op de weverij,en ze had haar baantje bij de DeMeesters opgezegd. Ja, tussen haaren Toon was aanvankelijk alleskoek en ei geweest. Maar eenhuwelijk blijft niet lang goed, datwas een oude wijsheid, die ze vanhaar moeder had. Frieda keek naarhaar moeder. Zie ze zitten, datmens, dacht ze vertederd. Demeeste mensen vonden Frieda'smoeder het grootste kreng dat ooitop het oppervlak van de aarde hadrondgelopen, maar Frieda vondhaar een schat. Een kreng zou OnzeLieve Heer nooit zo oud laten

  • worden. Dat het alleen onkruid isdat niet vergaat was iets waarFrieda nooit in had geloofd. Moederwas tegenwoordig welsukkelachtig, dat wel. Ze piste inhaar bed; ze beefde van hier totginder; ze kon haar valse tandenniet meer in haar mond houden, enze werd enorm vergeetachtig enverward van geest. Nu en danvroeg ze wanneer Heinrich kwam.Dat was in de oorlog een Duitsergeweest die hun geregeld goedeten kwam brengen, hespen enworsten en aardappels en vanalles, maar die na de verfoeidebevrijding definitief verdwenen

  • was. Zelfs geen kaartje had hijmeer geschreven. Enfin, dat zijnlang vervlogen tijden, oordeeldeFrieda, de moeite niet waard omnog over na te peinzen.

    21e schikte het deken wat beterover haar slapende moeder endacht bij zichzelf: wie houdt mijtegen om eens naar Toon zijnvernieuwde caf te gaan kijken?Naar het schijnt heeft hij overal inde postgleuven uitnodigingengestoken, weliswaar niet bij mij enmijn moeder, de smeerlap, maarwat kan mij dat schelen, als ik zegdat ik ga dan ga ik. Niet dat hij er

  • iets achter moet zoeken. Als hijdenkt dat ik hem kom flemen, dathij dan wat anders denkt. Friedahad besloten dat ze niet meer naarToon terug zou gaan. Ze voeldezich heel goed als inwonendedochter bij haar moeder. En haarkaduke moeder had haar nodig. AlsFrieda tegenwoordig zou moetenkiezen tussen haar moeder en Toonde Trekzak zou ze geen momentaarzelen.

    Maar zoals gezegd, ze wilde hoedan ook eens gaan kijken hoe 'tGescheurd Vel eruitzag nu haarsalon erbij was gevoegd en ook

  • wilde ze met haar eigen ogen zienhoe Toon de boel draaiend konhouden zonder haar hulp. Zekamde haar haren, deed

    wat lippenstift op en trok haarzondagse jas aan.

    Vette Fons vroeg aan DikkeDruppel of die voor praktisch geengeld geen Waterman-schrijverwilde kopen. 'Waarom zou ik?' zeiDruppel. 'Ik schrijf nooit.'

  • 'Iets anders dan?' vroeg Fonsfluisterend. 'Een mes? Een revolver?Een fles echt gewijd water uit degrot van Banneux?'

    'Een revolver heb ik alvijfentwintig jaar, een Gnther, eneen fles water uit Banneux hebt gemij al eens aangesmeerd, afzetter.'

    'Serieus?' zei Fons. Wat is dat tochtegenwoordig, ik kan niks meeronthouden... En dansschoenen,Druppel? Moet ge geendansschoenen kopen? Om tedansen met het wijf van debrouwer?' Vette Fons schoot in de

  • lach.

    'Zwijg maar al, zeveraar,' zeiDikke Druppel. Het dansen met debrouwersvrouw was niet goedgeindigd. Druppel had op haarvoet getrapt. Ze was beginnengillen dat haar grote teen gebrokenwas, dat stuk oud vuil. De brouwerwas nog de slimste geweest. Diehad zijn gillend wijf bij haar nekvelgepakt en mee naar huis genomen.

    Vette Fons was uitgelachen en hijzei: 'Gij een bierworst, Druppel?'

    'Nee,' zei Dikke Druppel, 'geef mij

  • liever een druppel. Maak er eendikke van.'

    Vette Fons bestelde. 'Zeg Druppel'vroeg hij vervolgens, 'hoe was datin de tijd dat gij kok waart? Watwas uw specialiteit?' Er waren maartwee onderwerpen die Vette Fonsinteresseerden: zijn handel eneten.

    'Mijn specialiteit?' zei Druppelnadenkend. 'Ik geloof niet dat ikeen specialiteit had. Maar ik hadooit een baas, een kolonel, die zotwas van spruiten. Kilo's spruitenheb ik voor die mens gekookt,

  • zoveel dat ikzelf een dgout kreegvan spruiten. Steek mij een spruitonder mijn neus en ik geef over...'

    Terwijl ze verderbabbelden kwamFrieda Trekzak het caf binnen. Zeoverzag de boel met n blik en zeontdekte ten eerste, dat het caf erniet op verschoond was; tentweede, dat al haar salonmeubelenverdwenen waren; ten derde, dater minder volk zat dan ze verwachthad; ten vierde, dat Toon achterzijn toog stond te blinken alsof hijniet eens zijn vrouw kwijt was, enten vijfde godverdomme, dat dieAlma van de Coureur liep te

  • bestellen alsof het caf van haarwas. Hoe durfde hij, die smeerlapvan een Toon! Achter haar gat dieAlma in zijn stomme kroeg halen!Uitgerekend Alma, die nog eenklasgenoot van Frieda was geweesten die de grootste seut was die ooitop een schoolbank had gezeten! Bij't minste beginnen bleiten en opeen dag had ze zelfs eens middenop de koer in haar onderbroekgescheten. Ik kan veel verdragen,dacht Frieda, maar dit gaat te ver.Als een bulldozer baande ze zicheen weg naar de toog, zonderiemand te groeten, en ze snauwdetegen Toon: 'Awel jong, ge hebt

  • hulp zie ik!'

    Toon, die Frieda niet had zienbinnenkomen, schrok toen ze nuineens voor zijn neus stond, maarhij hield zich kloek en zei: 'Ah, hierzie, Frieda. Wat drinkt ge? 't Is aanhalve prijs.'

    Frieda ontplofte bijna. 'Subiet eenhalve prijs tegen uw smoel,' zei ze.Zo bruut had ze nog nooit tegenToon gesproken, maar een mensmoest er een keer mee beginnen.

    Wat?!' zei Toon. Wat zegt gedaar?! Als 't is, madame, om hier

  • van uw kloten te komen maken,zorg dan dat ge buiten zijt voor ik ubuiten smijt!'

    Alma kwam aan de toog staan,negeerde Frieda, zette hetleeggoed van haar dienblad op detoog en zei tegen Toon: 'Vierpintjes, zes jenevers en eenbierworst.'

    'Vier pintjes, zes jenevers en eenbierworst?' bauwde Frieda. 'En dande helft op de grond laten vallenzeker? Seut! Ga in uw broekschijten en laat mijn vent gerust!'

  • 'Frieda, hou uw bakkes!' riepToon. 'En ga terug naar uwsmeerlap van een moeder!'

    Op dat moment viel Flor dePaardenmarchand flauw. Zijngezicht zag zo bleek als eenschorseneer. 'Godverdomme,' zeiManke Juul, 'Flor, wat krijgt gij nu!Dokteur! Dokteur!'

    Dokter Van Dam wankelde naarhet roerloze lichaam van Flor, keek

  • er van verre naar en zei: 'Die zieter niet gezond uit.'

    'Doe dan iets,' zei Manke Juul,'onderzoekt hem!'

    'Hem onderzoeken?' zei Van Dam.'Hier zeker? Ik heb mijn gerief nietbij. Weet ge wat? We zullen hem inmijn auto steken en hem naar dekliniek in Kolegem voeren' Daarjuisthad advocaat De Meester tegenVan Dam gezegd dat hij een nieuwhoerenkot wist in Kolegem, dus 'tlag toch op de weg. Met een aantalhelpende handen werd Flor naarbuiten gebracht, naar de Plymouth

  • automatique van dokter Van Dam.'Leg hem maar in de koffer' zei VanDam, 'tegen dat hij onderwegovergeeft, de vuile weerstanden'

    In het caf waren Frieda en Almaelkaar ondertussen in de harengevlogen. Toon probeerde ze uitelkaar te halen. De meeste klantenwerden vanwege dit oponthoudniet direct meer besteld en traptenhet af. 't Was goed geweest. Eenhoop ambras tussen twee wijvenkonden ze thuis ook krijgen, wantde meesten hadden vrouwen,dochters of schoonmoeders in huis.Albert de Voddenman was, met

  • trekzak en al, de eerste die naarbuiten ging, en met hem een hoopanderen, allemaal zo zat als eenkanon. Zingend en lallend trokkenze de straat op.

    Alleen Dikke Druppel bleef op zijngemak zitten, en Jef Kastel gingook niet naar buiten. Manke Juul opzijn beurt kwam weer binnen,nadat hij Van Dam en De Meesternaar Kolegem had zien vertrekkenom Flor de Paardenmarchand naarhet ziekenhuis te voeren. Hij waseerst nog zinnens geweest om meete rijden, maar waar was dat goedvoor? Als Flor in observatie moest,

  • of geopereerd, zou hij hem welgaan bezoeken als hij wat beterwas. 'Wat is dat hier?' vroeg MankeJuul, wijzend op de vechtenden.

    'Burengerucht in huis,' zei DikkeDruppel. Hij ging zelf achter detoog staan en schonk tweejenevers uit, voor zichzelf en MankeJuul. Aan Jef Kastel vroeg hij: 'Gijeen pintje, Jef?'

    'Nee,' zei die, 'geef mij eencognac.'

    Jef Kastel keek toe hoe Toon deTrekzak, Frieda en Alma in een

  • kluwen over de grond rolden.Allemaal de fout van die Alma,oordeelde hij. Frieda was ook eenverschrikkelijke kalle, maar dieAlma was de echte smeerlap. Enzoals altijd bleek wat een slap eidie Toon was. Zou ik mij moeien ofniet? vroeg Jef zich af. Hij had veelzin, maar hij was zo zat dat hij hetallemaal niet goed meer wist.Daarbij, Frieda leek de bovenhandte hebben, want die Alma bloeddeal uit haar neus. Jef nam de cognacter hand die Dikke Druppel hemgaf, dronk die in n teug op, enviel even later van zattigheid vanzijn stoel de vloer op, waar hij bleef

  • liggen.

    Het gevecht - geamuseerdgadegeslagen door Manke Juul enDikke Druppel, die achter de toogwas blijven staan om jenever in teschenken voor zichzelf en zijn maat- eindigde ermee dat Toon erinslaagde om Frieda uiteindelijk bijkop en kont te grijpen en haar opstraat te smijten.

    'Dit zal een staart krijgen, vuilepokkenbakkes!' schreeuwde Friedahuilend. 'Ge zult van mij nog horenen ge zult er niet goed van zijn,rotzak!' Ze nam nog een losse

  • steen van de straat, wilde die in deruit van 't Gescheurd Vel keilen,maar miste. Daarna liep zevloekend weg.

    Toon ging weer zijn caf binnen,waar Alma ondertussen van DikkeDruppel een jenever had gekregen.Ze veegde het bloed van haargezicht, fatsoeneerde haar haar,en zei: 'Wie had dat kunnendenken? Had ik het geweten, ikhad...' Ze brak haar zin af en dronkvan haar jenever.

    'Kom Alma' zei Toon troostend, 'zoerg is het niet. Die Frieda is altijd

  • al een zot wijf geweest.'

    Hij wilde een arm over haarschouder leggen, maar Alma sloegdie weg, en riep: 'Laat mij gerust!Ik sta hier een hele avond mijnrekker af te draaien en dan krijg iknog wat kloppen tegen mijn smoel!Gij slappe dweil, ge moest dat wijfdirect buitengezet hebben!'

    'Maar Alma...' begon Toon.

    'Houdt uw bakkes, smeerlap! 't Isaltijd hetzelfde met mannen! Niksvan kloten aan hun lijf! Met mijnvader zou het niet waar geweest

  • zijn!'

    'Kalmeert u, Alma,' probeerde Toonnog, maar ze zei: 'Ik zet hier nooitmeer een voet over de drempel!Geef mij mijn geld, dat ik het kanaftrappen!'

    'Hoeveel uren hebt ge gewerkt,Alma? Dat ik het kan uitrekenen.'

    'D'r komt geen uitrekenen bij tepas!' schreeuwde Alma. 'Ik heb dehele avond mijn poten vanondermijn lijf gelopen! Geef mij mijnvijfhonderd frank!'

  • 'Vijfhonderd frank?' zei Toon. 'Gezijt zot zeker! Een uur of vier aanvijfenzeventig per uur is...'

    'Driehonderd,' zei Manke Juul.

    "Voila,' snauwde Toon,'driehonderd en geen frank meer!'Hij nam drie briefjes van honderduit z'n schuif en stak ze Alma toe.

    Die rukte ze uit zijn handen, propteze in haar decollet, ging woesthaar jas vanachter de toog halenen liep naar de deur. Ze keerdezich nog een keer om en zei: 'Eenhoop crapuul, dat zijt gij

  • allemaal!'Toen was ze weg.

    Dikke Druppel en Manke Juulwaren in de lach geschoten. 'Ja ja,lach maar,' zei Toon, die ineens zomoe als een hond was. Hoe washet toch mogelijk? De avond waszo perfect verlopen, tot zijn wijfwas binnengekomen. De moeial!De vorte teef! Maar godverdomme,die Alma viel hem ook tegen. Directambras beginnen maken metFrieda, omdat die haar een kleineduw had gegeven, en dan ook nogeens vijfhonderd frank durvenvragen, om een paar pinten rond tedragen! Ge moet durven! Hij had

  • vooraf een heel ander gedacht overhaar gehad, dikke tetten of niet!Dat hij haar ooit nog eens zoupoepen kon hij ook wel vergeten.

    Wijven,' zei Dikke Druppel, 'zedeugen niet.'

    'Gij kunt het weten,' zei MankeJuul hikkend, 'geef ons nog eendruppel, Toon'

    'Maak er een dikke van,' zei DikkeDruppel.

    Toon nam zelf een cognac, diekon hij gebruiken. 'Wat is er met

  • Jef Kastel?' vroeg hij.

    'Gevallen en niet meer rechtkunnen,' zei Juul.

    Jef Kastel lag te kreunen op devloer. Hij leek in een coma teliggen, maar dat was niet zo. Hijlag goed op die vloer en daarombleef hij liggen. Hij opende zijnogen, zag dat het caf leeg was, opdrie figuren na, en sloot zijn ogenweer. Hij hoorde iemand zeggen,Manke Juul dacht hij: Jef is op desukkel. Geen werk, geen wijf, veelte veel zuipen. Ze waren over hembezig. Wat viel er over hem te

  • zeggen? Niets. Daarbij, ze haddengelijk. Hij had geen werk, hij hadgeen wijf, hij zoop te veel.

    "t Is nog zo'n slechte niet,' hoordehij Toon de Trekzak nu zeggen.

    'Nee,' zei Dikke Druppel, 'maarweet je wat Vette Fons mijdaarstraks vertelde? Pas op, als jede helft gelooft van wat Vette

    Fons vertelt zitten je zakken nogvol, maar evengoed vertelde hij datniemand het ooit geweten heeft,maar dat hij heeft horen zeggendat Jef zijn vrouw, Sonja, te doen

  • had met de Coureur en dat Sonja erop een bepaald moment meegestopt is uit schrik dat het zouuitkomen en dat de Coureurdaarom zijn eigen heeftopgehangen en dat Sonja daarnavan verdriet is weggelopen naarDamschoot.'

    'Meent ge dat nu?' vroeg Toon deTrekzak, die zijn eigen miserie vooreen moment vergat.

    'Wie had dat gedacht?' zei MankeJuul, zo verbaasd dat hij vergat omzijn jenever binnen te klokken.

  • 'Ik niet,' zei Dikke Druppel, Sveetge nog hoe we zitten zoekenhebben naar een verband tussen deCoureur zijn dood en Sonja haarvertrek en dat we er niet direct eenvonden? Wat een dommeriken zijnwij toch!'

    'Dommeriken, dommeriken,' zeiManke Juul, 'ik vind van niet. Moester een aanleiding geweest zijn omte peinzen dat Sonja met deCoureur te doen had, we zoudenhet wel gepeinsd hebbenvaneigens. Maar in de verste verteheb ik nooit geweten dat het zowas.'

  • 'Ik ook niet, eerlijk gezegd,' zeiToon.

    'En ik evenmin,' zei Dikke Druppel,'ik heb nooit iets gehoord of gezienwat... Want die Sonja was eengoed meiske. En een sloor! Enschrik voor Jef dat ze had! Wie zoukunnen... En nu komt die VetteFons daarmee af...'

    'Onderschat Vette Fons niet, dieweet meer dan wij allemaal op eenhoop,' zei Toon.

    'Ja...' zei Manke Juul,'godvergodverdomme, ik kan er

  • met mijn kop niet bij dat wijallemaal zo blind zijn geweest...Wij zijn nochtans geen uilen...'

    'Nee,' gaf Dikke Druppel toe, 'bijlange niet... Blijft de kwestie datJef Kastel het zelf ook nooitgemerkt heeft...'

    'Ge weet hoe dat gaat,' zei Toon,Svie er dichtstbij staat is de laatsteom iets te beseffen...'

    'Ja,' zei Manke Juul, 'zie hem daarliggen, de sukkelaar...'

    'Geef ons nog een dikke druppel,'

  • zei Dikke Druppel.

    Jef Kastel had dit gesprek kunnenvolgen. Hij was bezopen, natuurlijk,dat wel, maar hij had het kunnenvolgen. Het drong tot hem door.Het vreemdste van al: hij voeldezich kalm. Het was allemaal simpel.In wezen kon het hem niet eensiets schelen dat Sonja hembedrogen had. Met zo'n onnozelmanneke als de Coureur. Typischiets voor haar. Een man hebben alsJef Kastel en gaan troost zoeken bijde Coureur, dat zegt alles over eenvrouw. Weliswaar geloofde hij hetniet honderd procent zeker, want

  • ja, inderdaad, hoe kon het mogelijkzijn dat hij niets gemerkt had enten tweede, waar en wanneerkwamen Sonja en de Coureur dansamen? Dat klein uur dat ze somsnaar de winkels om boodschappenging? De keren dat ze bij haar nichtin Klompe op bezoek ging? Ach, hetis al gelijk. De kwestie was: de foutvan dat gedoe lag zonder twijfel bijAlma. Had die niet zo'n smeerlapgeweest, had die haar ventbehandeld zoals het een vrouwbetaamt, dan had de Coureur geenreden gehad om met andermanswijf iets te beginnen. Nee, hij wisthet al de gehele avond: die Alma

  • deugde niet en het werd tijd dat zegestraft werd...

    Jef Kastel hoorde Toon de Trekzakzeggen: 'Kijk, Jef is aan 't wakkerworden...'

    Even later vroeg Manke Juul:'Goed geslapen, Jef? Drink nog eenpintje...'

    'Nee,' stamelde Jef, 'ik ga naarhuis...'

  • Jef ging niet naar huis, hij ging naarhet huis van Alma. Met het mesklaar in zijn zak. Dood moest ze.Verder niet over nadenken. Jef hadal zijn hele leven zin om mensendood te doen. Het zat in zijn bloed,zoals het in zijn vader z'n bloed hadgezeten. Tot hier toe had hij zichkunnen inhouden. Waarom houdteen mens zich in om anderen doodte doen? Om allerlei stommeredenen. Schrik om op het laatstemoment het lef te verliezen; schrikom naar de gevangenis te moeten;schrik om later wroeging te krijgen,schrik om dit, schrik om dat. Altijd

  • schrik. Wel, Jef Kastel was nooiteen schrikkepiet geweest en datzou hij nu bewijzen.

    Hij arriveerde bij het huis vanAlma. Het licht was uit. Weet jewat hij straks zou doen? Meteensteken. Niet twijfelen. Niks zeggen,niet zijn gal tegen haar uitspuwen,meteen het mes erin. Niet eerstnadenken. Nadenken heeft me nognooit ergens gebracht, dacht JefKastel, terwijl hij keek hoe hij hetbeste kon binnenkomen. Ik komniet uit een stamboom vannadenkers, wist hij. Ik zou eigenlijkniet weten hoe het moet. Wat ik

  • wel weet is dat het leven je op eenbepaald moment gaat tegenstaan.Dat er een keerpunt moet komen.Een keerpunt dat kan tellen.Zodanig een keerpunt dat je laterkan zeggen: ik heb meer dan nleven gehad. Om een of andereduistere reden was het Alma diehem daarbij moest helpen. Zij wasdaartoe verdoemd. Weg Sonja, wegkinderen, weg slechte jeugd, weggeen werk, geen liefde en geenleven, welkom nieuw leven. Welkleven het zou zijn, in degevangenis, of de vlucht, wat danook, dat zou hij straks wel zien,eerst moest het nieuwe leven

  • geboren worden. Met behulp vaneen simpel instrument en eensimpel gebaar: een mes in het hartvan een vrouw die hem koud liet.Koud, ja zo zou zijn nieuwe levenzijn. Dat was het vorige ook al,maar het nieuwe zou nog kouderzijn, zo koud dat je het iederemoment van iedere dag zou kunnenvoelen.

    Jef sloeg simpelweg een ruitje inen werkte zich naar binnen. Decafruimte van Bij de Coureur wasnog zo goed als intact. Zijn cafwas veel mooier geweest, vond Jef.Maar hij hield zich in om dat soort

  • gedachten nog verder door zijn kopte laten gaan, hij had werk te doen.Waar zou de slaapkamer zijn in ditkrot? Waar zou Alma liggen teslapen? Zou hij haar eerst wakkermaken en dan steken of meteen, inhaar slaap, het mes erin? Datlaatste vond hij de beste oplossing.Wat kon het hem verdommen ofAlma zou beseffen of niet dat zestierf. Nee, het enige wat telde wasdat hij met een paar messteken degrens zou markeren tussen zijnoude leven, dat er geen was, enzijn nieuwe leven, dat er eindelijkeen zou zijn. Hij liep naar een trapen sloop naar boven. Het was

  • donker, maar Jef had hetmerkwaardige gevoel dat hij in hetdonker kon zien. Wat hij niet hadgevoeld was dat Alma was wakkergeworden en voetstappen op haartrap kon horen. Dat ze wasopgestaan uit haar bed en geheelvrij van schrik zich opzij van dedeur had geposteerd. Wat Jef niethad gevoeld was wat nooit iemandecht had gevoeld: dat Alma eenvrouw was zonder angst. Erbestaan weinig van die vrouwen,zeker niet in Lensbeke. Misschiennergens ter wereld bestaan ervelen van die vrouwen. Jef deed dedeur open, het mes in aanslag.

  • Ineens verloor hij het gevoel dat hijin het donker kon zien, ineens werdhij, toen het licht werdaangestoken, zo goed als blind.Alma kwam vanachter de deur, zagdat de insluiper die dronken lor vaneen Jef Kastel was met een mes inzijn ene hand en zijn andere handvoor zijn ogen geslagen. Het wasvan geen belang wie het was. Zijsprong naar de man toe, rukte hetmes uit zijn hand en stak hem meteen paar gewelddadige stekendood. Welkom nieuw leven.

  • Zuster Roza

    op de boerderij

    Niemand wist dat zuster Rozalesbisch was, behalve juffrouw

  • Emmy. Niemand wist dat juffrouwEmmy lesbisch was, behalve zusterRoza. Ze waren twee ouderedames die bij elkaar weieens opbezoek gingen, en geen mens diehet in zijn hoofd kreeg om tedenken dat de twee niet alleenkoffie dronken maar gedurende hetbezoek ook bij elkaar in bedkropen. Men veronderstelde datzuster Roza noch juffrouw Emmyooit getrouwd was vanwege haarberoep; ze hadden immers allebeieen beroep waarin wel meer oudevrijsters werkzaam waren: zusterRoza was een hoofdverpleegster enjuffrouw Emmy was een

  • hoofdonderwijzeres.

    Op een zaterdag eind april 1967,om vier uur 's middags, staptezuster Roza uit haar Ford Taunusen belde aan bij het huis vanjuffrouw Emmy, in de Boomdreef inBreeveld. Tijdens de rit vanKolegem naar Breeveld had zezitten nadenken. Over zichzelf. Zewist niet wat er de laatste tijd aande hand was met haar. Ze voeldezich zo onrustig. Haar gehele levenwas ze een toonbeeld van kalmteen evenwichtigheid geweest, maarde laatste weken, of misschien welmaanden, was haar geest verward.

  • Daar moest wat aan gedaanworden, al was het voorlopig eenraadsel wat precies. Had hetuitsluitend met haar werk temaken? Had het ook met juffrouwEmmy te maken? Had het met ietsanders te maken, iets wat ze voorzichzelf voorlopig niet durfde tebenoemen? Had het met al diedingen samen te maken? ZusterRoza kwam er maar niet uit. Welhad ze schrik voor de mogelijkeconclusies.

    Zij was een rijzige vrouw, ja eenstatige vrouw, van n meterzesenzeventig voor tachtig kilo. Ze

  • had zilvergrijs haar dat ze steeds ineen dotje droeg, zoals het eenverpleegster betaamt. Ze was zogoed als altijd gekleed in een soberensemble, bestaande uit eendonkerblauwe rok tot onder deknie, een blauwe blouse tot boventoegeknoopt en zwarte platteschoenen, die niet kwaadaardigwaren voor haar voeten. Haarondergoed was wit, haar overjaswas zwart en net als de rest vanhoge kwaliteit. Zuster Roza kon zichkwaliteit permitteren, niet per sedankzij haar wedde alshoofdverpleegster, maar eerderomdat ze al haar hele leven rijk

  • was, zeker nadat haar ouderswaren overleden en haarachtergelaten hadden met iets watje een middelgroot fortuin zoukunnen noemen. Haar vader hadeen fabriek gehad waar piano'swerden gemaakt en een zaak waarze werden verhandeld. Vroegerwaren er mensen genoeg,welgestelde mensen, die een pianoin huis haalden, hetzij om deoudste dochter de gelegenheid tegeven de dure muzieklessen inthuispraktijk om te zetten, hetzijeenvoudigweg als meubel, want depiano's die Ets De Groot te koopaanbood waren inderdaad prachtige

  • meubels, die iedere kamer eencachet gaven dat ze zonder pianozou ontberen.

    Haar ouders waren gestorven voorde naderende tweede oorlog.Allebei van ouderdom. Ze haddende ellende, die ze van de eersteoorlog kenden, gelukkig niet nogeen keer moeten meemaken. Enevenmin dienden ze zich zorgen temaken over wat met hun enigedochter, Roza, zou gebeuren. Ziehadden haar middelen nagelatenom comfortabel te leven enbovendien was Roza altijd eenbraaf, hardwerkend, waardig meisje

  • geweest dat ook zonder haarouders niet in om het even welkeval zou trappen. Voor zijnwenkende dood had de oude heerDe Groot, die een wijs man wasmet veel inzicht in alles wat reildeen zeilde, en die aldus voorzien haddat het vasteland zou gaanbranden, een verblijf voor Rozageregeld in Engeland, bij zijnvakgenoot Woods, een schitterendinstrumentenbouwer en -handelaar,tevens een erudiet man met velehoogstaande liefhebberijen, die hijuitoefende samen met zijnprachtige vrouw Eugenia: schaken,paardrijden, autorijden, jagen,

  • lezen, noem maar op. Het echtpaarWoods, iets jonger dan hetechtpaar De Groot, was kinderloosgebleven en op hun prachtigelandgoed ten zuiden van Londenzou Roza welkom zijn, hoe lang dekomende oorlog ook zou duren.

    Op die manier overleefde Roza deoorlog - die inderdaad net zo wasgekomen zoals haar vader hetvoorspeld had - zonder een enkelprobleem, maar erna reisde ze zosnel mogelijk weer naar haarvaderland, niet omdat ze niet vanEngeland hield, maar wel omdat zeniet van het echtpaar Woods hield.

  • Het was haar een raadsel hoe haarvader en haar moeder vriendenhadden kunnen worden met dezetwee onprettige mensen. Vooral deheer Woods was een bijzonderverwerpelijk figuur. Zijn vrouw waseerder een sukkelachtig type, datzo goed als doof was en veel opbed lag. Maar haar man, SamuelWoods, was rampzalig. Hij kongeen twee minuten zijn mondhouden, hij dronk veel, hij schaakteals een blinde aap en hij wilde, hoesukkelachtiger zijn vrouw werd,Roza meer en meer betrekken bijactiviteiten die ze verafschuwde,vooral het jagen. Paardrijden was

  • haar een gruwel en ze had schrikvoor de jachthonden en het wild.Nee, dieren, en vooral dan honden,waren niet Roza's favoriete wezens.Ooit, toen ze klein was, had haarvader haar een puppy gekocht enze had gejengeld tot het beestjeweer werd weggedaan.

    Het ergste aan de heer Woodswas dat hij Roza lichamelijk leek tebegeren. Roza walgde van hem enzijn pogingen om haar aan teraken, te kussen, te verleiden. Opeen dag, nota bene terwijl er overalboven Londen en omstreken meerMes-serschmitts vlogen dan ooit,

  • was het tussen Roza en de heerWoods tot een uitbarstinggekomen, in die zin dat Roza deheer Woods had toegeschreeuwddat, als hij nog n vinger naarhaar uitstak, zij het zou vertellentegen mevrouw Woods. Om een ofandere reden had meneer Woodsschrik voor zijn afgeleefde vrouw enhij liet Roza met rust, zij het dat deomgang tussen Roza en de heerWoods volledig verziekt was. Derest van de tijd vroeg hij haar nooitmeer om te schaken, laat staan tejagen. Roza kon daar alleen maargelukkig om zijn. Nog gelukkigerwas ze met een baantje dat ze kon

  • krijgen in een Londens ziekenhuis,weliswaar niet in haar eigenvakgebied, de psychiatrischeverpleegkunde. Wel was het eenjob als gewoon verpleegster in eengewoon ziekenhuis, waar zegewone zieken moest verplegen:mensen met breuken en wonden,mensen met kanker, mensen metoorlogsgevolgen. Zuster Roza wasniet dol op dit soort werk, maar hethield haar een groot stuk van dedag weg van het onaangenameechtpaar Woods.

    Na de oorlog, en weer thuis,vergat Roza het echtpaar meteen

  • en volledig. Zij haar klaarblijkelijkook, want ze hoorde nooit meervan hen. Roza kon aan de slag inhetzelfde instituut waar ze voor '40had gewerkt en ze ging weerwonen in haar statigefamilielandhuis, dat vrijwelongedeerd overeind was blijvenstaan. Gedurende de wrede jarenhadden er een paar hooggeplaatsteDuitse officieren kwartiergehouden, hoorde Roza, maar diehadden zich gedragen. Zelfs de DeGrootpiano stond nog op dezelfdeplaats in het grote salon. Niet datRoza ooit pianospeelde. Ze had ergeen aanleg voor. Dat was een

  • treurige constatering geweest voorhaar vader en haar moeder maar,goede mensen als ze waren,hadden ze er zich, toen Roza tienwas en al vier jaar vergeefsoefende, bij neergelegd, waarnaRoza de toetsen van de piano nooitmeer had aangeraakt. Wel vond zehet een prachtig meubel.

    Het instituut in Kolegem heette HetSint-Daphne Instituut voorGeestelijk Zieken, maar werd door

  • de volksmond Het Zothuis vanKolegem genoemd. Wat kon jeanders verwachten van devolksmond? Gestaag had zusterRoza zich opgewerkt en in 1964was ze uiteindelijkhoofdverpleegster geworden,vooral dankzij de nieuwe directeurdie in dat jaar was aangesteld endie Roza zeer genegen was, eengenegenheid die ze met mateprobeerde te retourneren. Hetprobleem was dat hij haar aan deheer Woods deed denken. Niet dathij Roza begeerde, maar hij rooktehetzelfde merk sigaren en dat wasvoor haar genoeg om iedere keer

  • als hij rook in haar gezicht blies deheer Woods in haar gedachten tezien opduiken.

    Eerwaarde heer Van Daele waseen oude priester-psychiater, diemet geesteszieken had gewerkt inhet eigen land, maar ook inFrankrijk, Zwitserland (gedurendede oorlog) en de Con-go. Rozaleerde veel van hem bij en was zijnopvattingen getrouw. Debelangrijkste daarvan was dat je jeniet te zeer mocht binden aan jepatinten, want dat het andersmisging. Eerwaarde heer Van Daeleen Roza hadden het te vaak

  • meegemaakt dat personeelsledenzo veel empathie voelden voor dezwakken en zieken dat zeeronderdoor aan gingen.

    En dit was nu net een van deaanwijsbare problemen van delaatste maanden: in tegenstellingtot ervoor begon zuster Rozagevoelens voor sommige patintente koesteren, werkhinde-rendegevoelens als betrokkenheid,mededogen en warmte.

    Dat was bijzonder onhandig, zelfsonprettig en vooral: zuster Rozahad geen verklaring voor deze

  • verandering in de manier waaropze stond tegenover de patinten.Deze verandering joeg haar schrikaan.

    Vooral n patintje hield haar opeen niet-medische manier bezig:een ventje van een jaar of acht,een zwaar maar interessant geval,dat ook de professionele voorkeurgenoot van de directeur, eerwaardeheer Van Daele. Allemaal goed enwel, maar de laatste weken waszuster Roza zich op een wijze gaanbinden die niks met de verzorgingen de behandeling van deze patintte maken had. Ze kreeg bijna

  • tranen in haar ogen van hetmedelijden als ze naar hetmannetje keek. Zij, die in haarleven alleen had gehuild bij dedood van haar vader en wat later,zij het minder lang, nog een keerbij de dood van haar moeder. Zijmoest tegenwoordig maar denkenaan het leven en het lot van dekleine Franois Suy en ze kreegkippenvel. Acht jaar, debiel, jabijna monsterlijk, een vader diezich had verhangen, een moederdie in de gevangenis zat voormoord.

    Hoe getroffen door de Almachtige

  • kan iemand zijn?

    Juffrouw Emmy washoofdonderwijzeres op de lagereschool voor meisjes Sint-Rita inBreeveld. Zelf gaf ze nog les in hetzesde studiejaar. Ze was eengestrenge vrouw, die spaarzaamwas op glimlachen, hetwegschenken van complimenten ofhet delen van genoegens. Zeverwachtte van haar leerlingen datdie hun werk deden, dat zeaandachtig opletten en dat ze de

  • orde in de klas bewaarden. Inwezen vond ze hen oninteressant.In al die jaren van lesgeven,waartijdens duizenden kinderenaan haar gepasseerd waren, washet nooit ofte nimmer voorgevallendat er een kind bij zat van wiejuffrouw Emmy dacht: dit is eenspeciaal kind. Nooit. Ze vond hetmaar beter zo, ze had geen ideehoe ze met een speciaal kind zoumoeten omgaan.

    Zelf was juffrouw Emmy evenmineen speciaal kind geweest. Ze hadwelstellende ouders gehad, diehaar tweetalig opvoedden.

  • Nederlands had ze vooral geleerdvan haar priv-onderwijzers en vanhet huispersoneel. Haar moederhad altijd gezegd dat ze niet naarhet personeel mocht luisteren,want dat die krom praatten. Datkon Emmy zelf ook wel horen, datze krom praatten. Haar vader waseen procuratiehouder die goedboerde, vooral in de eerste oorlog.Hoe het kwam dat de familieVerdonk na die oorlog nog veelrijker was dan ervoor, daaroverwerd later nooit met een woordgerept. In die tijd zelfwas Emmy tejong om dat soort dingen tebeseffen en later hielden ze haar

  • evenmin bezig. Er was weinig wathaar bezighield. Ze was een saaievrouw en ze wist het van zichzelf.Het kon haar niks schelen. Allebeihaar ouders waren gestorven in dejaren dertig. Emmy wasonderwijzeres geworden, woondein de ouderlijke villa in deBoomdreef, samen met haarjongere broer, een vreemde eendin de bijt, die van jongs af de heletijd angstaanvallen had. Beginjaren vijftig was er met hem geenland meer te bezeilen geweest enEmmy had hem laten opnemen inSint-Daphne te Kolegem. Daarverrichtte men op een of andere

  • wijze wonderen met haar broer;binnen het jaar verdwenen zijnangstaanvallen, al maakten zeplaats voor aanvallen van euforie.Het was ongetwijfeld deze euforiedie hem ertoe bracht omhalsoverkop te trouwen met eenbijzonder jong ding, en met haarnaar de Congo te trekken. Nu endan kreeg juffrouw Emmy een kortebrief of een kaartje van haar broer,die volgens de informatieklaarblijkelijk het ene kind na hetandere verwekte bij zijn vrouw.Ook na de onafhankelijkheid vanCongo waren ze in Afrika gebleven.Juffrouw Emmy schreef nooit terug.

  • Toen haar broer Henry in Sint-Daphne verbleef was ze welgeregeld bij hem langsgegaan, enop die manier leerde juffrouwEmmy zuster Roza kennen. Zehadden geen woorden nodig om tebeseffen dat ze allebei waren zoalsze waren. Al de eerste keer datzuster Roza bij juffrouw Emmy opbezoek kwam gingen ze na dekoffie met mekaar naar bed. Beidenwerden hierdoor ontmaagd. Geenvan beiden vonden ze hetuitzonderlijk prettig of aangenaam,maar wel voor herhaling vatbaar.

  • Op die zaterdag in april '67 opendejuffrouw Emmy de deur, en zei:'Dag Roza.'

    'Dag Emmy,' zei zuster Roza.

    Ze gaven elkaar drie kussen op dewang. Roza volgde Emmy de mufruikende gang door tot ze in hetmuf ruikende salon aankwamen.Roza deed haar overjas uit, hingdie over een stoel en ging zitten ineen ouwerwetse fauteuil. 'Ik haalde koffie,' zei Emmy.

    Vroeger had Roza niet echtstilgestaan bij het samenkomen

  • van Emmy en haarzelf. Hetgebeurde gewoon, alsof het zohoorde. Tegenwoordig stond ze erwel bij stil, en het was eenverontrustend stilstaan, dat inRoza's geest zorgde voor ongemak.Ze stelde zich soms zelfs vragen als'Houd ik eigenlijk van Emmy?' Eenvraag die vroeger nooit bij haar zouzijn opgekomen en indien wel zouze haar als absurd hebbenweggewuifd. Nu vond ze die vraagniet zo absurd, vooral omdat heteerlijke antwoord was: 'Nee, ikhoud niet van Emmy. Emmy laatmij volkomen koud. Mocht zemorgen sterven, ik zou met

  • tegenzin naar haar begrafenisgaan.' Uiteraard vertelde ze overdeze hoofdbrekens niks aan Emmy.

    Emmy kwam het salon binnen meteen dienblad. Ze zette de kopjes optafel, zo ook de koffiekan en eenschaaltje met plakjes cake. Ze gingzelf zitten, en schonk de koffie in.Werktuiglijk deed ze in Roza's kopjeeen wolkje melk en n klontje, inhaar eigen kopje twee klontjes,geen melk.

    'Nog nieuws?' vroeg Roza, terwijlze roerde.

  • 'Ik heb deze week een meisjebetrapt dat in het wc wilde roken,'zei Emmy.

    'Nee toch,' zei Roza vlak, en zeschrok op toen ze dacht: laat diekinderen toch roken, trut.

    'Wat is er?' vroeg Emmy.

    'Niks. Hoezo?'

    'Ik dacht dat je van iets opschrok.'

    'Nee hoor. Dat heb je je verbeeld.Hoe heb je het kind gestraft?'

  • 'Vijftien slagen met het rietje.'

    'Waar?'

    'Op het blote achterwerk.'

    Beide dames voelden een zekeregeilheid opkomen. Zwijgendstonden ze op, en liepen achterelkaar, Roza op kop, de trap opnaar Emmy's slaapkamer. Zekleedden zich elk aan een kant vanhet bed uit en kropen onder delakens. Eikaars mond zoenenhadden ze nooit gedaan, dus dathoefde nu ook niet. Wel kusten zeeikaars borsten en voelden ze met

  • hun handen aan eikaars vagina.

    Ineens riep Emmy: 'Roza! Wat doeje nu!'

    Roza was onder het dekengekropen en wilde Emmy's vaginakussen. Dat was nog nooitgebeurd! Het was eenstilzwijgende afspraak om dat niette doen, omdat het vies was. Maarnu deed Roza het wel! Watbezielde haar? Emmy trok zich wegen verliet zelfs het bed. Wat meerwas, ze trok meteen haar klerenweer aan.

  • 'Ik dacht dat het...' begon Roza,maar ze hield zich in. Waarom zouze zich verantwoorden? Trouwens,wat moest ze zeggen? Ze wist zelfniet waarom ze ineens haar tong ineen vagina had willen stoppen.Liefst niet in de vagina van Emmy,maar... Plots realiseerde Roza zichdat ze wl wist waarom ze eenvagina wilde likken. Plotsrealiseerde ze zich waarom ze zovreemd deed. Het was niet echteen realiseren, maar eindelijk eentoegeven aan wat ze al langer danvandaag wist, wat ze al een paarweken wist. Dat ze verliefd was.Voor het eerst in haar leven. Niet

  • op Emmy natuurlijk. Op iemandanders. Een jong meisje. Hetmooiste jonge meisje van dewereld.

    'Het spijt me,' zei Roza. Zekleedde zichzelf ook weer aan, enwat later nam ze afscheid van deboze Emmy. Terwijl ze in haarTaunus stapte en de oprijlaan naarde villa afreed, dacht ze: ik ga nooitmeer met die Emmy naar bed.

  • Al jaren en jaren had zuster Roza 'savonds veel last van eenzaamheid.Naar de radio luisterde zij nietgraag, de televisie stond somsweken na elkaar niet aan omdat erniks van betekenis op was, enlezen... een mens kon toch nietaltijd lezen.

    Zuster Roza had weinig directeburen. Toen ze ooit had moetenkiezen welke eigendommen vanhaar ouders ze zou aanhouden, hadze voor het landhuis in deBernarduslaan gekozen. De resthad ze verkocht. De Bernarduslaan

  • bestond vooral uit weiden envelden, boerderijen en paar statigepanden, waarvan de woonst vanRoza er een was. Honderd meterbij haar vandaan had vroeger eenkapitein-ter-zee gewoond, maarooit was zijn in koloniale stijlopgetrokken villa afgebrand. Laterwas het stuk grond gekocht dooreen jong boerengezin, dat er eenboerderij opzette, een huis enstallingen bouwde en de eveneensaangekochte velden eromheenbewerkte of tot weiden zaaide.

    In het begin had Roza geencontact met dit gezin, maar op een

  • avond, toen de eenzaamheid haarte veel werd, trok ze haar stouteschoenen aan en ging ze vragen ofze een paar eieren kon kopen. Deboer en de boerin vielen haar mee.Ze hadden een klein zoontje, eennog kleiner dochtertje en de boerinwas zwanger van haar derde. Sindsdie avond ging Roza geregeld bij deOversteegens langs en eigenlijkverkoos ze hun gezelschap bovendat van juffrouw Emmy. Al jaren enjaren.

  • Na het debacle bij Emmy ging Rozaop bed liggen, in de hoopvergetelheid te vinden in enigeuren slaap, maar dat lukte niet enze staarde met haar ogen wijdopennaar het plafond. Verliefd, ik benverliefd, dacht ze steeds, en datmag niet. Dat kan niet. Het isonmogelijk.

    Het voorwerp van haarverliefdheid was de jongste dochtervan Oversteegen, een kind dat zehad zien geboren worden, dat zeaan de borst van de moeder hadzien liggen (een mooie borst, had

  • Roza gevonden, maar behalve eenbeetje controleerbare geilheid hadze voor boerin Oversteegen nooitiets gevoeld), een kind dat ze hadzien opgroeien tot... tot ze, nietlang geleden, tijdens een avondlijkbezoek op het erf naar dat kind hadgekeken en een bliksemflits doorhaar lijf had voelen schichten. Hetvolgende moment was ze duizeligopgestaan en had ze gemompeld:'Ik heb hoofdpijn, ik ga meer weereens naar huis.'

    Ja, verliefd was ze, nu al weken.Op Patricia, veertien jaar, blond, enrijp, en geil, en prachtig en... Van

  • alles. De eerste week na debliksemflits had ze niet meer opbezoek durven gaan bij deOversteegens, maar op een dagwas de boerin bij haar komenaankloppen en had gevraagd of erwat scheelde met zuster Roza.

    'Nee,' had die gezegd, 'ik benalleen nogal moe.'

    'Kom vanavond bij ons langs,' zeide boerin, 'we hebben vers brooden verse kaas gemaakt.'

    Wat te doen? Zuster Rozaverzamelde haar moed, negeerde

  • de bliksemflits en trok die avondnaar de Oversteegens. Ze zagPatricia en voelde de tweedebliksemflits. En de derde, de vierde,de vijfde. Verwarder dan ooit gingze weer zo snel mogelijk naar huisen ze besloot om de bliksemflitsente ontkennen. Ze waren er nooitgeweest. Bliksemflitsen bestondenalleen in de lucht, niet in je lijf.Patricia is een dom klein wicht, demoeite van het bekijken nietwaard. Ik ben zuster Roza, en ikben sterk. Er is met mij niks aan dehand.

  • Jawel, dacht Roza, naar het plafondstarend, er is met mij wel iets aande hand. Heel mijn leven ligtoverhoop. Ik denk anders overalles, ik zie alles anders, ik wil allesanders. Laat ik mezelf verder geenzand meer in de ogen strooien. Ikbegeer Patricia. Ik ben verliefdzoals nog nooit een vrouw als ikverliefd is geweest. Laat deontkenning varen, laat de wroegingvaren, laat de angst varen. Ikbegeer Patricia en ik ben eenandere vrouw dan ik was.

  • Wat ze voelde was opluchting.Tintelingen overal. Helderzelfinzicht. Weg sufheid, wegverwardheid, weg paniek. Maar ofdit iets oploste? Hoe kon ze haardagelijkse bestaan aanpassen aanhaar nieuwe gevoelens, aan haarnieuwe zelfbeeld? Dat wist ze nogniet. Het was aan de toekomst omoplossingen te brengen.

    Ze stond op van het bed, en nameen lang heet bad. Ze trok eenverse rok aan en een verse blouse,een witte. Ze deed parfum op enlippenstift. Ze keek in de spiegel enze begon te huilen. Ze besloot haar

  • bezoek aan de Oversteegens uit testellen tot een andere dag. Ze gingweer naar bed. Die nachtmasturbeerde ze voor het eerstsinds eeuwen.

    Zuster Roza keek naar Franois enprobeerde contact met het ventjete krijgen. Ze had hem in eenkamer apart genomen, weg van deanderen, en fleemde tegen hem:'Jij bent Franois, ja jij bent

  • Franois.' Hij spitste zijn oren, zoleek het. Eerwaarde heer VanDaele had bepaald welke medicatiedeze patint moest wordentoegediend, maar uiteraardhaalden de pillen niet veel uit,behalve dat ze het kind zo sufmogelijk hielden. Eigenlijk, zoschoot het door Roza's gedachten,wordt hier niks anders gedaan dande mensen platspuiten of hen opeen andere manier verdoven.Vroeger zou ze opgeschrokken zijnbij dat soort gedachten, maar nuniet meer. Ze schrok zelfs niet opbij de volgende gedachte: VanDaele is een afgeleefd wrak dat

  • van zijn vak zoveel af weet als eenaap. Ze glimlachte zelfs bij diegedachte.

    'Ja, jij bent de kleine Franois, jaja. En ik ben zuster Roza. Zus-terRo-za. Zus-ter Ro-za is lief voor dekleine Franois. Klei-ne Franois islelijk, maar dat kan zus-ter Ro-zaniks sche-lenHet kind trok zijnmisvormde mond in een nog mis-vormder grijns. Ik heb contact,dacht Roza, hij hoort mij. Ze stakhaar hand uit. Franois dook inelkaar, maar na een tijdje leek hijzijn angst te verliezen, verving zedoor nieuwsgierigheid en ten slotte

  • legde hij zijn linkerhandje in dievan Roza. 'Kom, we gaan wandelenin de tuin,' zei Roza.

    Wat later zat ze op een bank in detuin. De kleine liep een einddaarvandaan op het gras enprobeerde vogeltjes te vangen. Vandeze immense tuin werd veel teweinig gebruikgemaakt, oordeeldeRoza. De patinten, wat hunziektebeeld ook was, werden altijdbinnen gehouden. Op zo'n prachtigelentedag als deze verdienden zefrisse lucht, zoals iedereen.

    Eerwaarde heer Van Daele kwam

  • op haar toegestapt, de eeuwigesigarenstomp in zijn hand. Ouwezak, dacht Roza en al weerglimlachte ze. Huilen, glimlachen,dat soort uitingen van gevoelens,ze gingen haar tegenwoordig primaaf. Daar moest ze zo oud voorgeworden zijn. Maar hoe dan ook,beter laat dan nooit. Allemaaldankzij Patricia. Na die nachtwaarin ze de tranen over haarhoofdkussen had vergoten entevens voor de eerste keer in haarleven was klaargekomen, had zebesloten om haar verliefdheid voorPatricia te koesteren zonder eriemand mee lastig te vallen,

  • Patricia het minst van al. Deverliefdheid zelf was voldoende. Deverliefdheid zelf deed Rozaopbloeien zonder dat zegeconsumeerd moest worden. Rozawas niet stom, natuurlijk, enbesefte dat een jong meisje alsPatricia nooit zou vallen voor eenoude vrouw als zij, al had ze tijdenshaar laatste bezoeken ondervondendat Patric