het Dokken testen De toegankelijkheiD testen · 2016-02-05 · het Dokken testen 1. Voor een...

2
HUSQVARNA AUTOMOWER® 320/330X BEKNOPTE HANDLEIDING www.automower.com 115 49 25-36 DE ROBOTMAAIER AANPASSEN AAN DE GROOTTE VAN UW GAZON Het maairesultaat is afhankelijk van de maaitijd. Pas de maaitijd van uw tuin aan via de Timer functie. Als de robotmaaier te veel maait: het gazon zal er platgetrapt uitzien. Wanneer de robotmaaier te weinig maait: het gazon wordt niet goed gemaaid. TIMER HET DOKKEN TESTEN 1. Voor een veilige werking is het belangrijk dat de robotmaaier makkelijk dokt in het laadstation. Gebruik de Installatie > Vind laadstation > Overzicht > Test functie om dit te testen. Als de robotmaaier moeite heeft om te dokken, moet de positie van het laadstation worden herzien. Zie hoofdstuk 3.2 in de gebruikershandleiding. DE TOEGANKELIJKHEID TESTEN 2. Als er smalle doorgangen in de tuin zijn, kan de robotmaaier moeite hebben het laadstation te vinden. Gebruik de Installatie > Tuindekking > Overzicht > Test functie om te testen of de robotmaaier door de smalste doorgangen heen rijdt. Als de test mislukt, moet de positie van de begeleidingsdraad worden herzien en moeten instellingen mogelijk handmatig worden gewijzigd. Zie hoofdstuk 3.6 en 6.8 in de gebruikershandleiding. HET DOKKEN EN DE TOEGANKELIJKHEID TESTEN Zie hoofdstuk 3.6 en 6.8 in de gebruikershandleiding, Hier vindt u een aantal tips over de plaatsing van de begeleidingsdraad in smalle doorgangen en instellingen die het gedrag van de maaier in smalle doorgangen bepalen. DE ROBOTMAAIER AANPASSEN AAN UW TUIN Zie hoofdstuk 6 in de gebruikershandleiding. Hier vindt u een aantal tips over belangrijke instellingen voor uw robotmaaier. Alle instellingen voor uw robotmaaier worden via de menufuncties ingesteld. U bepaalt op welke tijdstippen van de dag de robotmaaier moet werken. De robotmaaier maait ongeveer 135 m² per uur en dag (ongeveer 90 m² voor Automower® 320). Bijvoorbeeld: als uw tuin uit een gazon van 1.200 m² bestaat, moet de robotmaaier gemiddeld 9 uur per dag werken (13 uur voor Automower® 320). AUTOMOWER® is een handelsmerk van Husqvarna AB. Copyright © 2013 HUSQVARNA. Alle rechten voorbehouden. STARTEN EN STOPPEN Zie hoofdstuk 4.3 en 4.4 in de gebruikershandleiding. STARTEN 1. Open de klep door op de STOP -knop te drukken. 2. Zet de hoofdschakelaar in stand 1. De eerste keer dat u dit doet, wordt er een startprocedure opgestart waarbij u onder meer een viercijferige PIN-code moet selecteren. 3. Druk op de START- knop. 4. Sluit de klep. STOPPEN Druk op de STOP- knop. 1 2 6 7 5 3

Transcript of het Dokken testen De toegankelijkheiD testen · 2016-02-05 · het Dokken testen 1. Voor een...

Page 1: het Dokken testen De toegankelijkheiD testen · 2016-02-05 · het Dokken testen 1. Voor een veilige werking is het belangrijk dat de robotmaaier makkelijk dokt in het laadst ation.

husqvarna auTOMOWEr®320/330X

BEKnOPTE hanDLEIDInG

www.automower.com115 49 25-36

De robotmaaier aanpassen aan De grootte van uw gazonHet maairesultaat is afhankelijk van de maaitijd. Pas de maaitijd van uw tuin aan via de Timer functie.Als de robotmaaier te veel maait: het gazon zal er platgetrapt uitzien.Wanneer de robotmaaier te weinig maait: het gazon wordt niet goed gemaaid.

timer

het Dokken testen1. Voor een veilige werking is het belangrijk dat de robotmaaier makkelijk dokt in het laadstation. Gebruik de Installatie > Vind laadstation > Overzicht > Test functie om dit te testen. Als de robotmaaier moeite heeft om te dokken, moet de positie van het laadstation worden herzien. Zie hoofdstuk 3.2 in de gebruikershandleiding.

De toegankelijkheiD testen2. Als er smalle doorgangen in de tuin zijn, kan de robotmaaier moeite hebben het laadstation te vinden. Gebruik de Installatie > Tuindekking > Overzicht > Test functie om te testen of de robotmaaier door de smalste doorgangen heen rijdt. Als de test mislukt, moet de positie van de begeleidingsdraad worden herzien en moeten instellingen mogelijk handmatig worden gewijzigd. Zie hoofdstuk 3.6 en 6.8 in de gebruikershandleiding.

hET DOKKEn En DE TOEGanKELIjKhEID TEsTEnZie hoofdstuk 3.6 en 6.8 in de gebruikershandleiding,Hier vindt u een aantal tips over de plaatsing van de begeleidingsdraad in smalle doorgangen en instellingen die het gedrag van de maaier in smalle doorgangen bepalen.

DE rOBOTMaaIEr aanPassEn aan uW TuInZie hoofdstuk 6 in de gebruikershandleiding.Hier vindt u een aantal tips over belangrijke instellingen voor uw robotmaaier.Alle instellingen voor uw robotmaaier worden via de menufuncties ingesteld.

U bepaalt op welke tijdstippen van de dag de robotmaaier moet werken. De robotmaaier maait ongeveer 135 m² per uur en dag (ongeveer 90 m² voor Automower® 320). Bijvoorbeeld: als uw tuin uit een gazon van 1.200 m² bestaat, moet de robotmaaier gemiddeld 9 uur per dag werken (13 uur voor Automower® 320).

AUTOMOWER® is een handelsmerk van Husqvarna AB. Copyright © 2013 HUSQVARNA. Alle rechten voorbehouden.

sTarTEn En sTOPPEnZie hoofdstuk 4.3 en 4.4 in de gebruikershandleiding.

starten1. Open de klep door op de STOP-knop te drukken.2. Zet de hoofdschakelaar in stand 1. De eerste keer dat u dit

doet, wordt er een startprocedure opgestart waarbij u onder meer een viercijferige PIN-code moet selecteren.

3. Druk op de START-knop.4. Sluit de klep.stoppenDruk op de STOP-knop.

1

2

6

7

53

Page 2: het Dokken testen De toegankelijkheiD testen · 2016-02-05 · het Dokken testen 1. Voor een veilige werking is het belangrijk dat de robotmaaier makkelijk dokt in het laadst ation.

20 cm

5 cm

30 cm

aan DE sLaG MET husqvarna’s rOBOTMaaIEr

1. Open de aansluitklemmen en leg de draaduiteinden in de uitsparingen op elke aansluitklem.

2. Druk de aansluitklemmen samen met een tang.3. Knip overtollige begrenzingsdraad weg. Knip op 1 tot 2 cm

boven de aansluitklemmen af.4. Druk de aansluitklemmen op de contactpennen,

gemarkeerd met A, op het laadstation. Het is belangrijk dat de rechterdraad is aangesloten op de aansluitpen rechts en dat de linkerdraad is aangesloten op de pen links.

1. Als er smalle doorgangen in de tuin zijn, kan de robotmaaier moeite hebben het laadstation te vinden. De robotmaaier kan via de begeleidingsdraad naar afgelegen delen van de tuin worden geleid. De begeleidingsdraad helpt de robotmaaier ook om het laadstation snel te vinden.

2. Leg de begeleidingsdraad onder het laadstation en minimaal 2 meter in een rechte lijn vanaf de voorste rand van het laadstation.

3. Leid de begeleidingsdraad naar het punt op de begrenzingsdraad waar de aansluiting wordt gemaakt. Leg de draad niet in scherpe bochten.

4. Knip de begrenzingsdraad met een draadtang af in het midden van het oogje dat bij stap 2.3 is gemaakt.

5. Sluit de begeleidingsdraad op de begrenzingsdraad aan met behulp van de meegeleverde koppelingen. Druk elke koppeling stevig samen met behulp van een tang.

6. Bevestig een aansluitklem aan het andere uiteinde van de begeleidingsdraad. Bevestig de aansluitklem op de aansluitpen, gemarkeerd met G1, op het laadstation.

hET LaaDsTaTIOn PLaaTsEn En aansLuITEnZie hoofdstuk 3.2 in de gebruikershandleiding.

DE accu OPLaDEn En DE BEGrEnzInGsDraaD PLaaTsEnZie hoofdstuk 3.3 en 3.4 in de gebruikershandleiding,

1. Plaats het laadstation centraal in het werkgebied, met veel open ruimte vóór het laadstation en op een relatief vlakke ondergrond.

2. Sluit de laagspanningskabel van de transformator aan op het laadstation en de transformator.

3. Sluit de transformator aan op een stopcontact van 230 V.

1. Plaats de robotmaaier in het laadstation om de accu op te laden terwijl de begrenzingsdraad wordt gelegd. Zet de hoofdschakelaar op stand 1.

2. Leg de begrenzingsdraad zodanig dat deze een lus rond het werkgebied vormt.

3. Maak een oogje op het punt waar de begeleidings-draad later wordt aangesloten (zie stap 4.5).

Laadstation Transformator Laagspanningskabel Begrenzingsdraad en koppelingen

Krammen Aansluitklemmen Meetlat

DE BEGrEnzInGsDraaD aansLuITEnZie hoofdstuk 3.5 in de gebruikershandleiding.

DE BEGELEIDInGsDraaD PLaaTsEn En aansLuITEnZie hoofdstuk 3.6 in de gebruikershandleiding.

1. Hoofdschakelaar2. STOP-knop3. Laadstrip4. Led voor de controle voor de

werking van de begrenzings- en begeleidingsdraden

5. Display6. Toetsenbord

0 cm/0”

10 cm/4”

35 cm/14” min. 2 m/7 ft

min. 30 cm/12”

30 cm/12”

10 cm/4”

3

4

1

22

5

7

2

2

3

2

13

3

3

4

21

5

6

1

2

3

3

4