Het belang van verschillende burchtkenmerken voor een...

31
Het belang van verschillende burchtkenmerken voor een classificatie van Thalassinidea (Crustacea, Decapoda) Daniel B. Blok September 2001 Begeleider Dr Eize J. Stamhuis Vakgrop Mariene Biologic Rijks universiteit Groningen

Transcript of Het belang van verschillende burchtkenmerken voor een...

Page 1: Het belang van verschillende burchtkenmerken voor een ...fse.studenttheses.ub.rug.nl/9203/1/Biol_Drs_2001_DBBlok.CV.pdf · Appendix 1 tabel gemiddelde gegevens Appendix 2 kenmerkentracering

Het belang van verschillende burchtkenmerkenvoor een classificatie van Thalassinidea

(Crustacea, Decapoda)

Daniel B. BlokSeptember 2001

Begeleider Dr Eize J. StamhuisVakgrop Mariene Biologic

Rijks universiteit Groningen

Page 2: Het belang van verschillende burchtkenmerken voor een ...fse.studenttheses.ub.rug.nl/9203/1/Biol_Drs_2001_DBBlok.CV.pdf · Appendix 1 tabel gemiddelde gegevens Appendix 2 kenmerkentracering

Het belang van verschillende burchtkenmerkenvoor een classificatie van Thalassinidea

(Crustacea, Decapoda)

Daniel B. BlokSeptember 2001

Begeleider: Dr Eize J. StamhuisVakgroep Mariene BiologicRijksuniversiteit Groningen

AJbeelding titelbiad door Karin Troost

1L)

Page 3: Het belang van verschillende burchtkenmerken voor een ...fse.studenttheses.ub.rug.nl/9203/1/Biol_Drs_2001_DBBlok.CV.pdf · Appendix 1 tabel gemiddelde gegevens Appendix 2 kenmerkentracering

Samen vatting

Thalassinidea zijn gravende kreeftjes die veel voorkomen in het littoraal en sublittoraal enkomen voor van de tropen tot de gematigde zones. Ze graven burchten die variëren vaneenvoudig tot zeer complex en van centimeters tot enkele meters diep. Veronderstelt wordtdat ze hun voedsel verzamelen door "filter feeding", "depositfeeding", bet eten vanorganische resten ("omnivorous scavening") en mogelijk ook via bet kweken van micro-organismen op organische resten ("gardening"). Door de verborgen levenswijze en de vaakingewikkelde vormen van de burchten is in het verleden relatief weinig onderzoek aan dezegroep gedaan. Recentelijk zijn echter steeds effectievere methoden gevonden om de natuur-historie van dit kreeftje vast te leggen. Veel onderzoek is gedaan naar de burchtopbouw en betgedrag van Thalassinidea en de invloed van deze op hun omgeving. Uit bovengenoemdeonderzoeken blijkt dat de burchten van Thalassinidea specifleke kenmerken hebben, die lijkente verschillen per geslacht of zelfl per soort.Door enkele onderzoekers is geprobeerd om een relatie te leggen tussen de burcht kenmerkenen de voedselverwerving van alle Thalassinidea, en dit samen te vatten in een modeLIn bet bier gepresenteerde onderzoek is eveneens getracht tot een indeling te komen vanThalassinidea aan de hand van burchtkenmerken. Echter met door vorming van een modelmaar door met bebulp van "parsimonie analyse" te komen tot groepen met groteovereenkomsten. Eveneens is getracht vast te stellen welke kenmerken bet belangrijkste zijnvoor de tot stand gekomen indeling.De voordelen van de parsimonie analyse zijn dat de kenmerken zonder interpreteren wordengebruikt om tot een indeling te komen. Bij de indelingen die door anderen zijn gemaakt zijnde kenmerken vaak geinterpreteerd en subjectiefgebruikt.Uit de parsimonie analyse komt naar voren dat burchttype, gemiddeld aantal openingen enaan- of afwezigheid van een opboping bet belangrijkste zijn voor de tot stand gekomenindeling en dat er in beperkte mate sprake is van overeenkomsten met indelingen door andereonderzoekers.

Page 4: Het belang van verschillende burchtkenmerken voor een ...fse.studenttheses.ub.rug.nl/9203/1/Biol_Drs_2001_DBBlok.CV.pdf · Appendix 1 tabel gemiddelde gegevens Appendix 2 kenmerkentracering

Inhoudsopgave

Inleiding I

Thalassinidea 1

Burchten I

Indelingen 2

Doe! 2

Parsimonie analyse 2

Methode 4

Resultaten 6

Beschrijving 100 % consensus bomen 6Beschnjving 50 % consensus bomen 7

Kenmerken tracering 8

70%analyse 8

Alle soorten analyse 9

Discussie & conclusies 12Consensus bomen 12

Kenmerkentracering 12

Vergelijking m andere indelingen 13

Parsimonie analyse 14

Literatuuropgave 15

Appendix

Appendix 1 tabel gemiddelde gegevensAppendix 2 kenmerkentraceringAppendix 3 samenvatting keninerkentracering

Page 5: Het belang van verschillende burchtkenmerken voor een ...fse.studenttheses.ub.rug.nl/9203/1/Biol_Drs_2001_DBBlok.CV.pdf · Appendix 1 tabel gemiddelde gegevens Appendix 2 kenmerkentracering

Inleiding

Thalassinidea

Thalassinidea zijn gravende kreefljes die veel voorkomen in het littoraal en sublittoraal (Mukai &Koike, 1984b; Branch & Pringle, 1987; Griffis & Chavez, 1988; de Vaugelas & Buscail, 1990; Griffis& Suchanek, 1991). Ze hebben een weidse verspreiding en komen voor van de tropen tot in degematigde zones (Griffis & Suchanek, 1991). Thalassinidea graven gangenstelsels (burchten) die meerdan 2,5 meter diep en erg uitgebreid en gecompliceerd kunnen zijn (Pemberton ef a!, 1975; Nash et a!,1984; Stamhuis et a!, 1997). Deze burchten bevinden zich soms in hard substraat, zoals koraal of eenspons, maar meestal in sediment (Scott et a!, 1988). Door de vaak uitgebreide bouw van hun burchtenen grote graafactiviteit leveren Thalassinidea een significante bijdrage aan de bioturbatie (Rowden &Jones, 1995). Eenmaal ingegraven verlaten de meeste Thalassinidea hun burchten nauwelijks of nieten ze vinden in de burcht voedsel en bescherming tegen predatoren. Verspreiding vindt waarschijnlijkplaats via een pelagische larvaal stadium (Griffis & Suchanek, 1991). Verondersteld wordt dat hetvoedsel wordt verworven door het filtreren van voedsel uit hot water ("filter feeding"), het eten vanorganisch materiaal uit hot sediment ("deposit feeding") of via hot consumeren van micro-organismendie worden gekweekt op organische resten ("gardening") of de organische resten zelf ("omnivorousscavenger"). Door de verborgen Ievenswijze en de vaak ingewilckelde vormen van de burchten is inhot verleden relatief weinig onderzoek aan deze groep gedaan (Vaugelas, 1985). Recentelijk zijnechter steeds effectievere methoden gevonden om de natuur-historie van dit kreeftje vast te leggen.Veel onderzoek is gedaan naar de burchtopbouw en hot gedrag van Thalassinidea en de mvloed vandeze op hun omgevrng (Astall et a!, 1997; Atkinson & Nash, 1985; Braithwaite & Talbot, 1972;Branch & Pringle, 1987; Cohn et a!, 1986; Devine, 1966; Dworschak, 1983, 1987; Dworschak &Pervesler, 1988; Farrow, 1971; Koike & Mukai, 1983; Murphy, 1985; Nash et a!, 1984; Nickell &Atkinson, 1995; Ott Ct a!,1976; Pemberton et a!, 1976; Peterson, 1977; Pohi, 1946; Posey, 1986a;Rowden & Jones, 1995; Scott et a!, 1997; Shinn, 1968; Stamhuis et a!, 1997, 1998; Suchanek, 1983;Thompson & Pritchard, 1969; Tudhope & Scoffin, 1984; Vaugelas, 1984, 1985; Vaugelas & Buscail,1990; Witbaard & Duineveld, 1989).

Burchten

Uit bovengenoemde onderzoeken blijkt dat de burchten van Thalassinidea specifieke kenmerkenhebben, die lijken te verschillen per geslacht of zelfs per soort. De vormen van de burchten variërenvan eenvoudige, ondiepe u-vormen tot diepe, ingewikkelde gangenstelsels met onder andere blindegangen, gangen met verschihlende diameters, kamers en meerdere openingen naar hot opperviak. Ookzijn er verschillen in de vormvastheid van de burchten. Sommige vormen, vooral de eenvoudigere,veranderen nauwelijks wanneer ze eemnaal voltooid zijn (Dworschak, 1983; Suchanek, 1985). Anderevormen, vooral de meer gecompliceerde, veranderen dagelijks van vorm doordat er voortdurendnieuwe gangen gegraven worden en oude afesloten worden door de bewoner zelf (Dworschak, 1983;Suchanek, 1985; Stamhuis et al,1998). Deze verschillende vormen van burchten zijn in te delen inklassen. De hier gebruikte indehing volgt grotendeels Dworschak (1983) en Nickehl & Atkinson(1995).Een veel voorkomende burcht is de eenvoudige "U/Y burcht" (flguur la). Deze bestaat uit een u-vonnig deel, met in sommige gevahlen op hot laagste punt een schacht die verder omlaag loopt. Insommige gevallen loopt er van hot laagste punt van de U een schacht honzontaal en dan verticaalomhoog naar hot opperviak, op die manier een tweede U vormend. Deze eenvoudige U/Y burchtenhebben 2 tot 3 openingen tot hot opperviak.Wanneer er sprake is van meerdere u-vormen, dan is er sprake van eon "meervoudige U" burcht(figuur ib).Eon ingewikkelde burchtvorm is de "netwerk burcht" (flguur ic). Burchten als deze bestaan ult eonnetwerk van gangen en kamers, met I tot 8openingen tot de oppervlakte.

I

Page 6: Het belang van verschillende burchtkenmerken voor een ...fse.studenttheses.ub.rug.nl/9203/1/Biol_Drs_2001_DBBlok.CV.pdf · Appendix 1 tabel gemiddelde gegevens Appendix 2 kenmerkentracering

Sommige burchten hebben maar 1 opening naar het opperviak , met mogelijk in het diepste gedeelteeen of meer vertakkingen (figuur Id). Deze worden "enkele schacht burcht" genoemd.Dan zijn er nog burchten met 1 of 2 tunnels die als een spiraal het sediment in gaan. In het geval vantwee tunnels ontmoeten deze elkaar op het diepste punt. Deze vorm wordt "spiraal burcht" genoemd(figuur le).

A B C E

Figuur 1: Vijf verschillende burchttypen. IA: een eenvoudige U/Y burcht (Upusilla, Dworschak, 1983) en met een tweedeU (U pusilla, Dworschak, 1983), 1 B: een meervoudige U burcht (Calocaris macandreae, naar Nash eta!., 1984), Ic: eennetwerk burcht (C subteiranea, naar Stamhuis et a!., 1997), 1 D: een enkelvoudige schacht (C major, PohI, 1946), 1 E: eenspiraalburcht (Jaxea nocturna, naar Pervesler & Dworschak, 1985).

Indelingen

Door Suchanek (1985), Vaugelas (1990), Griffis & Suchanek(1991) en Nickell & Atkinson (1995) isgeprobeerd om een relatie te leggen tussen de burcht kenmerken en de voedselverwerving van alleThalassinidea, en dit samen te vatten in een model.Hierb komt Suchanek (1985) ann de hand van gegevens van 23 soorten eerst tot een indeling met drietrofische niveaus en drie daar bij behorende burchttypes. 1) Een groep "filter- of suspension feeders"met relatief simpele, permanente burchten die een typische U of Y vorm hebben. 2) Een groep"deposit/detritus feeders" die veel sediment verwerken en dus eon typische vulkaanvormige ophopinghebben rend een opening. 3) Een groep "seagrass/algae feeders" met simpele, lange en relatief rechte,diepe burchten.Later, in samenwerking met Griffls (1991) komen ze aan de hand van gegevens over 44 soorten uit 10geslachten tot zes groepen, waarbij er sprake is van de drie zelfde trofische niveaus, maar dan verdeeldover zes burchttypes.Vaugelas (1990) onderscheid vier verschillende trofische niveaus, namelijk 1) "deposit feeder", 2)"deposit/resuspension feeders", 3) "primarily filter feeders" en 4) "seagrass/algae feeders". De laatstehemoemde hij "omnivorous scavengers".Nickell en Atkinson (1995) stellen aan de hand van gegevens van drie soorten van drie geslachten eeningewikkelder model voor met als uitgangspunt de burchtkenmerken, welke ook uitkomt op drietrofische niveaus, namelijk 1) "deposit feeders", 2) "omnivorous scavengers" en 3) "suspensionfeeders".

Doel

Bij alle modellen werden er bepaalde burchtkenmerken gebruikt om te komen tot een indeling. In hothier gepresenteerde onderzoek is eveneens getracht tot eon indeling te komen van Thalassinidea aan dehand van burchtkenmerken. Echter niet door vorming van een model maar door met behulp van"parsimonie analyse" te komen tat groepen met grate overeenkomsten. Eveneens is getracht vast testellen welke kenmerken hot belangnjkste zijn voor de tot stand gekomen indeling.

Parsimonie analyse

Parsimonie analyse is een analyse die veelvuldig gebruikt wordt in de filogenie. Zoals eerder genoemdkan deze analyse ook gebruikt worden om soorten in te delen in groepen met grate overeenkomsten.

2

Page 7: Het belang van verschillende burchtkenmerken voor een ...fse.studenttheses.ub.rug.nl/9203/1/Biol_Drs_2001_DBBlok.CV.pdf · Appendix 1 tabel gemiddelde gegevens Appendix 2 kenmerkentracering

Hierbij wordt gezocht naar de meest eenvoudige cladogrammen waarbij er zo miii mogelijkveranderingen van kenmerken zijn tussen het begin en het eind van het cladogram. Dc uitkomst is eenof meerdere cladogrammen met daarin we! of niet meerdere groepen. Een cladogram ziet er uit als eenboom met één oorsprcng met vertakkingen die leiden naar de soorten. Aan de vertakkingen wordenper kenmerk waarden toegekend aan de hand van de waarden die de soort aan het eind van een takheeft. Aan takken die leiden naar soorten waarvoor geen waarde van een kenmerk bekend van is, wordeen waarde voor dit kenmerk toegekend aan de hand van de groep waarin ze zlJn ingedeeld en dewaarde die hun naaste buren voor dit kenmerk hebben. In het geval dat er meerdere waardes kunnenworden toegekend wordt geen waarde gegeven voor zo'n tak.In deze analyse kan ook vastgesteld worden hoe de kenmerkai verdeeld zijn over de bomen.Dc uitkomst van deze analyse werd vergeleken met de systematiek en met indelingen van anderen.

De voordelen van deze manier van het analyseren van de gegevens is dat de kenmerken zonderinterpreteren worden gebruikt om tot een undeling te komen. Bij de indelingen die door anderen zijngemaakt zijn de kenmerken vaak gemnterpreteerd en subjectiefgebruikt.

Page 8: Het belang van verschillende burchtkenmerken voor een ...fse.studenttheses.ub.rug.nl/9203/1/Biol_Drs_2001_DBBlok.CV.pdf · Appendix 1 tabel gemiddelde gegevens Appendix 2 kenmerkentracering

Methode

Van zoveel mogelijk soorten zijn de volgende kenmerken ult de literatuur gehaald (appendix I):sedimenttype, burchttype, burcht stabiliteit, gemiddelde diepte van de locatie van de burcht, burchtvolume, maximale burchtdiepte, gemiddeld aantal openingen, aan- of afwezigheid van een ophopingrond een opening, aan- of afWezigheid van een trechtervormige opening, aan- of afwezigheid van eenvemauwde opening, vethouding tussen het aantal aanvoer en afvoer openingen (aanvoer:afvoer),verhouding van de diameters tussen de aanvoer schachten en de afvoer schachten (aanvoer:afvoer),gemiddelde lengte van de schacht die in directe verbinding met het opperviak staat, gemiddeldesediment uitstoot per burcht, aan- of afwezigheid van een gangbekleding, textuur van de wanden,textuur van de vloer, aan- of af.vezigheid van kamers en aan- of afwezigheid van zeegras. Voor deanalyse zijn sommige kenmerken in klasses ingedeeld. Voor het kenmerk burchttype zijn de burchteningedeeld op basis van de algehele morfi)logie van de burcht, zoals eerder beschreven.In het geval dat er van een soort ult meerdere bronnen gegevens aflcomstig waren dan werden hiervande gemiddelden berekend. Hierbij werden de waarden ingedeeld in kiassen.Dc hierboven genoemde kenmerken zijn gebruikt om via de parsimonie analyse, uitgevoerd in PAUP3.1 (Swofford, 1993), te komen tot een indeling van de soorten. Hiervoor werden ann de waarden eengetal van 0 tot 7 toegekend en in MacClade ingevoerd. In PAIJP werd hiermee een "heuristic search"gestart, waarbij de kenmerken ongeordend waren. In Macdade 3.0 (Maddison & Maddison, 1992)werd vervolgens gekeken hoe alle kenmerken over het verkregen cladogram waren verdeeld.

Bij de analyse met alle soorten kwam geen meest parsimone oplossing naar voren. De analyse werd navorming van meer dan 10.000 bomen stopgezet. Om de interpretatie te vergemakkelijken werden uitdeze bomen met behulp van PALJP zowel een "strict consensus" cladogram alsook een "majority rule"(50 %) consensus cladogram gevormd. Dit zijn bomen die de vertakkingen laten zien die inrespectievelijk 100 % of in 50 % of meer van de gevonden bomen dezelfde vorm hebben.Vertakkingen van de bomen die in minder gevallen dan de eerder genoemde percentages voorkomen,worden met weergegeven in de consensus cladogrammen. Een analyse met de meest parsiinoneoplossing bestaande uit 66 mogelijke bomen werd gevormd door alleen die soorten mee te nemen inde analyse waarvan zeventig procent of meer van de kenmerken bekend waren. In deze analysewerden twaalf soorten meegenomen. Ook hiervan werden zowel een "strict consensus" cladogram(100% consensus boom) alsook een "majority rule" (50 %) consensus cladogram gevormd.

De resultaten van de kenmerkentracering (appendix 2) werden in een tabel samengevat (appendix 3).Het was de bedoeling om uit deze tabel af te leiden welke burchtkenmerken verantwoordelijk zijngeweest voor de indeling in groepen. Hiertoe werd per kenmerk bepaald of de verdeling van waardenover de soorten de indeling in groepen weerspiegelde. Om dit duidelijker te maken werd allereerstbinnen één van de twee (in het geval van de 70% verdeling) of drie (bij de verdelmg van 'allesoorten') groepen geteld welke waarde het meest voorkwam. Vervolgens werden alle waarden, die indie ene groep bet meest voorkwamen, gekleurd (inc tabellen I & 2). De overige waarden werdengekleurd met een andere kleur. Met behulp van de zo ontstane kleurindeling kon worden bepaaldwelke kenmerken de groepsindeling het beste weerspiegelden.Om erachter te komen welke kenmerken 'verantwoordelijk' zijn voor de tot stand gekomen indeling ingroepen werd gekeken naar drie eigenschappen van de kenmerken, en wel de pasvorm, de vulling enhet percentage uil de literatuur bekende waarden.Voordat de pasvorm bepaald kon worden, werd eerst per kenmerk een aanname gedaan: aangenomenwerd dat het betreffende kenmerk inderdaad (mede) verantwoordelijk was geweest voor de indeling ingroepen. Uit deze aanname volgt dat de kleurverdeling grotendeels de indeling in groepen zou moetenvolgen. In het geval van de 70% indeling zou het bijvoorbeeld betekenen dat de ene groep overwegendof geheel geel is gekleurd terwiji de andere grotendeels of geheel paars is gekleurd. Vervolgens werdhot aantal soorten geteld waarbij inderdaad deze verdeling werd gevolgd en dit aantal werd gedeelddoor hot aantal soorten waarvoor in de tabel een waarde gegeven wordt. Het resulterende getal werdvermenigvuldigd met 100 (%). Dit percentage werd de pasvorm genoemd. Het geeft per kenmerk weertot in hoeverre de verdeling van waarden over de soorten past bij de indeling in groepen.

4

Page 9: Het belang van verschillende burchtkenmerken voor een ...fse.studenttheses.ub.rug.nl/9203/1/Biol_Drs_2001_DBBlok.CV.pdf · Appendix 1 tabel gemiddelde gegevens Appendix 2 kenmerkentracering

Een hoge waarde voor de pasvorm betekent echter niet dat het kenmerk als 'verantwoordelijke'aangewezen kan worden. Ook is van betang voor hoeveel soorten een waarde is gegeven in de tabel.Voor de sedimentuitstoot in de 70%-tabel (tabel 1) bijvoorbeeld is de pasvorm 100% terwijl maar voortwee van de lien soorten een waarde is gegeven. Vanwege deze lage vulling van maar 20% kan tochgeen uitspraak gedaan worden over het belang van dit kenmerk voor een groepsmdeling. Verder is ockbet percentage van ult de literatuur bekende waarden berekend. Want wanneer wijwel alle waardenvoor een kenmerk zijn toegewezen door MacClade kunnen er vraagtekens gezet worden bij debetrouwbaarheid. In de tabel zijn de waarden die door MacClade zijn toegewezen gemarkeerd met eenster (*). Per kemnerk werd berekend voor hoeveel soorten, van alle soorten waarvoor in de tabel eenwaarde (=kleur) is gegeven, de waarde aflcomstig was uit de literatuur.Kenmerken worden als 'verantwoordelijk' beschouwd wanneer er waardes zijn van zeventig procentof hoger voor de pasvorm, de vulling en het percentage uit de literatuur bekende waarden.

5

Page 10: Het belang van verschillende burchtkenmerken voor een ...fse.studenttheses.ub.rug.nl/9203/1/Biol_Drs_2001_DBBlok.CV.pdf · Appendix 1 tabel gemiddelde gegevens Appendix 2 kenmerkentracering

Resultaten

Uit de literatuur zijn van 43 soorten uit 10 geslachten kenmerken genoteerd die betrekking hadden opde morfologie van een burcht.

Beschrijving van de 100 % consensus bomen (figuur 2)

In de analyse waarbij van de meegenomen soorten 70 % van de kenmerken bekend was, werd eengrote groep gevormd. Twee soorten, Callianassa bouvieri en Callianassa truncata, vielen buiten dezegroep. In de grote groep was er nog een kleine subgroep bestaande ult Callianassa californiensis enUpogebia pugettensis.In de analyse waarbij alle soorten werden meegenomen werd er ook een grote groep gevormd. Eénsoort, Axiopsis serrarifrons, viel daarbuiten. Binnen deze grote groep waren er twee subgroepen. Eenkleine, bestaande uit A xi us serralus en Calocaris macandreae, en een wat grotere, bestaande uit zevenUpogebiidae soorten.

Cai.aiiassa flouver,

_________ ________________—

Ax.opsS sorratitroosAx, rerratusc.a1- car. macand'...

_________________

— CaIl,enassa Stanthochic,,-atu,a,ar'-a.al,k,rn,Ons,S -—-

________________

— Cailiartassa aflnis- ---- —-- --__________ — Ca bifomiS

-- ---— — CaII,ana.sa boumleri—— — Catcarfassa OaUtorn,ensis— —— Ui ojobo

—— — Califarlassa flihofi- - -

___________________

— C.,iianasr.a gI)aI.

________________

— Caflanassa uadracuta— - - - *1 •lh.l'F -, sArte ,aflc,a — Caua,,acs,s qcJ.isnriir,.

__________________________

- —— C atl,anassa ;amacer.se-

_________________———

- - -- — CaU,anassa jaconca

__________

- - Casanassa krauiCa.-,:: --i:. ii ..- -________ ——--—-- -——-— ——— Caihanassa IongventI.

__________

-- -—— -—— CaIIcmc,0as i,Uib:.0 OrniI',fl— —---— —- Calanessa cr,jor

— C a?i,. Ins,,-*.--an I -- turnS —— -———— CaUianassa rnthbon,e

— - - - —— - ———-----— -———— — C.i,IIj,si nasa I yv let-a— — — —— Cafiarassu sut,laIc,,I...,

- —— C.; lflfl.'.fl trInunta

____________

- Jp.geo.'. deIta-.,ra - . — (,t-ijr. Uriroti.f.l- ————-— _.___ .l! til,

- - -- — —----———— Caiici.ruc. nUr..O

_________

— ——— (-4ypitns.. 'no iuf.Ore

________________

—— -

—- -_- — )pc.çjeb.& anna-

—-- Upogoba pusiIa-- . —________ — Jpy.b.. t 'S

—— Ueigoba ar,-,bOfle,5.m-

___________________

— )p_tg'.h.a ep-aruu}ataU1. ogetta CutletS Upogebta synagelas?

________________

—- Ucagebla Jet'aora

_____________

— Up,geba puSliltI

_______________________

— Upogebia SteliataUp.mgrloa syr gelS'? ___——— -- Cpogeta typctl

-—-—-- —- - --

______________________—

Upogakas nac2ntleoru"—- — UpogetAa mafor

________________

— t - Ian sea tflJI' ala —- — _. —— .Jpogebia pugetteflas

Flguur 2: 100 o conssus van de 70 O, analyse (links) i Van de analyse md alle sood (rethls). Dc sooctat binrnsi het ijzekad,.r 'a oi-d,si hesdiouwd als , groq. sooit,i binnu s iidabcok, grijs kad als suhgroq.

6

Page 11: Het belang van verschillende burchtkenmerken voor een ...fse.studenttheses.ub.rug.nl/9203/1/Biol_Drs_2001_DBBlok.CV.pdf · Appendix 1 tabel gemiddelde gegevens Appendix 2 kenmerkentracering

Axius serrus

calocafls macandreae

Callianassa kraussi

Callianassa biformis

Callianassa guassEtingafl 1— Callianassa

Callithirus islagrande— r

Upogebla africans

Upogebia m.cgInII.orumjj upogebia major

L_____ Upogebia carinicauda

I- Caiiianassajamaicens.

Callianassa major

Thalassina anomala

N.axius ap.

Calllanaua acatihochirus

96 Jax.. noduma

56Calilanassa suenanea

Callianassa porlica

Callichirus laurae

Callianassa Iliholi

Callianassa tyrrhena

Callisnassa bouvierl

56 — Cilianassa affinis

— Upog.bia pugdt.nsis

96 Upogebia amboin.nsis

Upogebia opercuIa— : L____ upog.bia synagslas

71: Upog.bla delIma

________:

Upogebla pusitla

— Upog.bla typic.

Upogebia delaura

Upogebia aThnis

Jaxea noCtUrna• Cailianassa califomisnsis

L_ Callianaus japonica

Caflianassa gigas

Cailisnass. gu.dr.cLEamacandreae

2 r— Cailianassa longiv.rrisj Callianassa rhbunae— GIyurus metupor.

CaUianassa tuciceta Callianassatruncita

Calhichirus armus

Figuur 3:50 % consensus bomen van de 70 % analyse (links) en de analyse met alle soorten (rechts). De getallen bij detakken geven aan in hoeveel van de bomen de betreffende ink voorkomt. Dc kaders met nuinmeting geven de verschillende

groepen weer.

Beschrijving van de 50 % consensus bomen (figuur 3)

In de analyse waarbij van de meegenomen soorten 70 % van de kenmerken bekend was, waren er tweegroepen gevormd (hierna genoemd groep I en 2, zoals in figuur 3a) en twee soorten die daar buitenvielen. In de analyse waarbij alle soorten werden meegenomen, werden drie groepen gevormd (hiernagenoemd groep 1, 2 en 3, zoals in figuur 3b) en een soort die buiten alle groepen valt.

Ca Iianasa bouvofl AxiOpsis wrIfrons

ljpogebia puSlia

UpDqeha cie taura

po9eb a seIata

62

Jr-ogeb a operuIata

ipoqbi synagelas 1

2

— —Ca lianassa subterranea

I

3

Page 12: Het belang van verschillende burchtkenmerken voor een ...fse.studenttheses.ub.rug.nl/9203/1/Biol_Drs_2001_DBBlok.CV.pdf · Appendix 1 tabel gemiddelde gegevens Appendix 2 kenmerkentracering

Groep 2 had nog een onderverdeling met drie subgroepen en drie soorten die buiten deze subgroepenvielen. De soorten die bij de 70 % analyse buiten de twee groepen vielen, vielen in de analyse met allesoorten we! in een groep. Callianassa bouvieri zat daar in groep 2 en Callianassa truncata zat in groep3. De soorten in groep 1 en in groep 2 in de 70 % analyse zaten ook in de analyse met alle soorten inrespectievelijk groep 1 en groep 2.Groep 1 bestond in beide analyses voor het groetste dee! uit Upogebia, met enkele Callianassidae.Groep 2 bestond in de 70 % analyse uit drie geslachten. In de analyse met a!le soorten zaten in groep 2acht geslachten, met een meerderheid van Callianassidae.Groep 3 werd al!een in de analyse met alle soorten gevormd en bevatte Callianassa truncata die in de70 % analyse buiten de gevormde groepen viel. In deze groep zaten drie ges!achten, met eenmeerderheid van Callianassidae.

Kenmerkentracering

In de 70 % analyse is er een indeling in twee groepen. De kenmerken waarbij van meer dan tachtig procentvan de soorten een waarde bekend is, die een pasvorm hebben van meer dan zeventig procent enwaarbij van meer dan tachtig procent van de soorten een waarde bekend is uit de literatuur zijn burchtstabiliteit, burchttype, gemiddeld aantal openingen, aan- of afwezigheid van een ophoping, aan- ofafwezigheid van een trechtervormige opening, aan- of awezigheid van een vernauwde opening,burchtvolume en de lengte van de oppervlakte schacht.

Bij de 70 % analyse zijn er kenmerken die een hogere waarde dan zeventig procent hebben voor depasvorm, maar die voor de vullmg en/of een waarde bekend een lagere waarde hebben dan tachtigprocent. Dit zijn de verhouding tussen de diameter van de aanvoer en afvoer schachten, de verhoudmgtussen het aanta! aanvoer en afvoer schachten, textuur van de vloer en textuur van de wand.Dc rest van de kenmerken hebben een pasvorm met een waarde lager dan zeventig procent.

label la: samenvatting kenmerkentracering van de 70 % analyse. * = waarde toegekend door MacClade

*

rulhng(°o) 10(1 141(1 10(1 100 20

pasrorm (.) - - - - 1440

waardebekend(°.) 80 100 80 60 100

60 100 90 70 10(4

80 94 90 90 1440 89 1(4) 1(3 70 8') 1(6 70

c 100 67 100 66 29 100

8

(pogehia iJ1i

Upogebia sh//cJt

I pogehia pusilla

Upogehia deltau ra

( iI/jo no.'.'u cal,forniensis

*

*

A [

80

89

50

Page 13: Het belang van verschillende burchtkenmerken voor een ...fse.studenttheses.ub.rug.nl/9203/1/Biol_Drs_2001_DBBlok.CV.pdf · Appendix 1 tabel gemiddelde gegevens Appendix 2 kenmerkentracering

label ib: legenda samenvatting kenmerkentracering van de 70 % analyse.

Itiiirrkrd irs

#(çe1wen >4 >1-3

bwãqe(a, >50 0-50

bwpc ovig U/Y

bkrdWvokuie (au3) >200 <200

kw,5 ja nLengte opp.cchatht (cm) >30-50 0-20

opJsopà ja ir,tio# >1 0-1

rioø >1-3 1

seámwtype kuiml/sjxiis b/slibbig rand

abid n ja

te*1oer gind ruw

t11, fUW glad

b-ed Wer ja nsioW(c4nd'dag) 0-10 >30-50wg n ja

swtdbekkth, ja

srtertIqWe (m) >30 0-30

zeqr n ja

In de analyse met alle soorten is er een indelmg in drie groepen. Dc kenmerken waarbij van meer dantachtig procent van de soorten een waarde bekend is, die een pasvorm hebben van meer dan zeventigprocent en waarbij van meer dan tachtig procent van de soorten cen waarde bekend is uit de literatuur zijnburchttype, waterdiepte, gemiddeld aantal openingen en aan- of afwezigheid van een ophoping.

Bij de analyse waarbij alle soorten gebruikt zijn, zijn er kenmerken die een hogere waarde danzeventig procent hebben voor de pasvorm, maar die voor de vulling en/of een waarde bekend eenlagere waarde hebben dan tachtig procent. Dit zijn de verhouding tussen de diameter van de aanvoeren afvoer schachten, sediment uitstoot, aan- of afwezigheid van een gangbekledin aan- ofafwezigheid van kamers.De rest van de kenmerken hebben een pasvorm met een waarde lager dan zeventig procent.

9

Page 14: Het belang van verschillende burchtkenmerken voor een ...fse.studenttheses.ub.rug.nl/9203/1/Biol_Drs_2001_DBBlok.CV.pdf · Appendix 1 tabel gemiddelde gegevens Appendix 2 kenmerkentracering

Tabel 2: samenvatting kenmerkentz-acering van de analyse met alle soorten. * = waarde toegekend door MacClade.

Axiopsis serratifrons

lxxus serratusCalocaris macandreae

Callianassa kraussi

Callianassa biformis

Upogehia africanapogebia macginitieorum

Upogebia major

L'vogebia cannicauda

Calizanassa louisianensis

Callianassa guassetinga

Cathch;rus islagrande

Callianassa jamaicense

Cathanassa maji.'!

Thalassina anomala

Neczr,us sp.

('aIl,anassa acanthochinis

Jaxea nocturnaCallianassa suhierranea

Callianassa pontica

Callichinis laurae

Caihanassafliholi

Calhanass,a tyrrhena

('illianassa houvieri

Callianassa affinisUpogehia pugettensis

Upogebia amboinens,s

Upogehia operculata

(]j,ogebia

t'ti,JciUpogehia tiia

Upogebia deltauraUpogehia affinis

Caihanassa californiensis

Callianassajaponica

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

S

*

*

*

*

*

*

*

S

*

*

*

*

*

*

S

*

S

*

*

*

*

S

S

*

*

* ::::* * *

• * *

* *

* * *

* * $

* * *

*

*

*

*

S

*

S

*

S

*

S

*

*

*

S

*

*

*

*

S

*

*

S

*

*

* *

* *

* *

* .*

S

*

S

*

*

*

*

* *

* *

:: ::* :'D'1— *

:

_____

* :II: : $

. . :

*

*

*

*

*

S

*S

*

*

('allianassa 1o,' *

( 'allianassa rathr *

ilpturus inotupe *

Caihanassa truncata *

Callichirus armatus * * * *

* S *

* S * S * S

* * * * * *

• * * * *

* * *

* *:vulling(°o) 98 91 81 98 i" 100 86 86 93 67 93 95 98 93 84 98

pasvorm(0) 60 - - 69 1 70 79 79 98 100 70 83 93 - 63 86 98 - -

,vaardebekend('o) 67 46 86 81 93 91 88 42 16 49 40 21 3 66 67 23 19 26

10

Page 15: Het belang van verschillende burchtkenmerken voor een ...fse.studenttheses.ub.rug.nl/9203/1/Biol_Drs_2001_DBBlok.CV.pdf · Appendix 1 tabel gemiddelde gegevens Appendix 2 kenmerkentracering

Tabel 2b: legenda samenvatting kenmerkentracering van de analyse met alle soorten.

Innrk geel l.ars hww#openu'en 1-2 >2

burda'ãej*e (an) >100-200 >0400burt*w)Iwne (3) >200 <200

burdVtpe cig U'Y

kamers nec ja

1efeopp.sdPa*(cm) 0-10 >10-50

ja nec

mo# 0-1 >1-2

,yxtjoø >1-3 1

semeipe zarwJ thbbg sail ovaig

1abid ja

14oe,- glad ruw

te*iwrmd glal ruw

t,rthter ja nec

uioo (g(m&&zg) 0-50 >100

wmamô nec ja

wI,ekkth ja nec

iteithqrve n) >5-30 0-5 >30

eefras nec ia

11

Page 16: Het belang van verschillende burchtkenmerken voor een ...fse.studenttheses.ub.rug.nl/9203/1/Biol_Drs_2001_DBBlok.CV.pdf · Appendix 1 tabel gemiddelde gegevens Appendix 2 kenmerkentracering

Discussie & conclusies

Consensus bomen

In beide analyses bestaan de groepen voor het merendeel uit één geslacht. Groep 1 bestaat in de 70 %analyse en in de analyse met alle soorten voor respectievelijk 86 en 69 procent uit Upogebiidae. Inbeide analyses bestaat de rest van de groep uit Callianassidae. Groep 2 bestaat in de 70 % analyse uiteen mengeling van drie geslachten. In de analyse met alle soorten bestaat deze groep voor een kleinemeerderheid van 48 procent uit Calhanassidae. 17 Procent van groep 2 bestaat uit Upogebiidae en nogeens 30 procent bestaat uit zes andere genussen, namelijk Axius, Calocaris, Callichirus, Thalassina,Neaxius en Jaxea. De buitenstaander Callianassa truncata in de 70 % analyse valt in de analyse metalle soorten in groep 3. Deze bestaat voor 67 procent uit Callianassidae en voor 33 procent uit eenmengeling van twee andere genussen, namelijk (3lypturus en Callichirus.Hieruit is af te leiden dat Callianassa soorten onderling en dat ook Upogebia soorten onderling veelovereenkomsten hebben in hun burchtkenmerken.

Kenmerkentracering

Van uit de kenmerkentracering volgt dat groep 1 grotendeels burchten hebben met een U/Y vorm,waar weinig aan verandert na voltooimg, met een klein volume, meer dan twee openmgen tot hetopperviak, zonder ophoping en trechtervormige opening, met een vernauwde opening en een korteschacht naar het oppervlak.Groep 2 heeft dan burchten met een andere vorm dan een enkelvoudige U/Y burcht, die veranderlijkvan vorm is, met een groot volume, minder dan twee openingen, met en zonder een ophoping en eentrechtervormige opening, zonder een vemauwde opening en een lange schacht naar de oppervlakte.Groep 3 heeft dan burchten met een U/Y vonn, waar weinig aan verandert na voftooiing, met eenklein volume, één tot vijf openingen, een ophoping en trechtervormige opening, zonder vemauwdeopening en met een lange oppervlakte schacht.

De invloed van de kenmerken die voor de vulling en/of een waarde bekend een percentage lager dan80 procent hebben en die voor de pasvorm wel een waarde hoger dan zeventig procent hebben zullenminder bepalend geweest zijn voor het tot stand komen van de indeling. Conclusies aan de hand vandeze kenmerken moeten dan ook voorzichtiger gedaan worden.Volgend uit de verdeling van deze konmerken kan dan gezegd worden dat groep 1 ook een gelijkaantal aanvoer en afvoer schachten heefi met een gehjke diameter, een hoge sediment uitstoot engladde muren, ruwe vloeren en zonder kainers.Groep 2 heeft ook meer aanvoer dan afvoer schachten waarbij de aanvoer schachten een groterediameter hadden, een lage sediment uitstoot en ruwe wanden, gladde vloeren en kamers.Groep 3 heeft dan een gelijk aantal aanvoer en afvoer openingen, nauwere afvoer dan aanvoerschachten, een hoge sediment uitstoot, gangbekleding en kamers.

De kenmerken die het beste de indeling, voortkomend uit dit onderzoek, verkiaren, zijn die kenmerkenwaarvan het meest bekend is en die de mdelmg het beste volgen. Kenmerken die bet meest aan dezespecificatie voldeden zijn burchttype, gemiddeld aantal openingen en aan- of afwezigheid van eenophoping. Bij beide analyses is voor deze kenmerken van minimaal tachtig procent van de soorten eenwaarde bekend, volgen ze de indeling in groepen voor minimaal zeventig procent en hebben ze eonvulling van minimaal tachtig procent. Andere kenmerken hadden wel hun invloed op de indeling maarvan deze kenmerken was dan van niet zo veel soorten wat bekend of ze volgden de indeling in degroepen niet zo sterk.

12

Page 17: Het belang van verschillende burchtkenmerken voor een ...fse.studenttheses.ub.rug.nl/9203/1/Biol_Drs_2001_DBBlok.CV.pdf · Appendix 1 tabel gemiddelde gegevens Appendix 2 kenmerkentracering

Vergelijking met andere indelmgen

Vergeleken met het model en de daaruit voortvloeiende mdelmg m groepen van soorten van Griffis &Suchanek (1991) zijn er in de parsimonie analyse vier soorten die Griffis & Suchanek niet benoemen.Van de soorten die in de 70 % analyse in groep I vallen benoemen Griffls & Suchanek eenenzeventigprocent als "filter/suspension feeder" (tabel 2). De soorten die vallen in groep 2 benoemen zij allemaalals "deposit/detritus feeder". In de analyse met alle soorten benoemen zij de soorten die in groep Ivallen voor zevenenzeventig procent "filter/suspension feeder" en voor drieentwintig procent als"deposit/detritus feeder". De soorten die vallen in groep 2 benoemen zij voor achtenveertig procent"deposit /detritus feeder", voor vijfendertig procent "filter/suspension feeder" en voor negen procent"seagrass/algae feeder". De soorten in groep 3 benoemen zij voor zevenenzestig procent"deposit/detritus feeder" en voor zeventien procent "seagrass/algae feeder".

Indien de soorten ult deze analyse door het model van Nickell & Atkinson gevoerd worden, dan komttweeënveertig procent, bijna de helft, van de soorten gebruikt in de parsimonie analyse terecht bijmeerdere trofische niveaus. De rest van de soorten komen uit bij de drie trofische niveaus die Nickell& Atkinson benoemen. Van de soorten die in de 70 % analyse in groep 1 vallen benoemen Nickell &Atkinson vijfenzeventig procent als "suspension feeder" en vijftwintig procent als "omnivorousscavenger" (tabel 2). De soorten in groep 2 benoemen zij voor honderd procent tot "deposit feeder". Inde analyse met alle soorten benoemen zij de soorten die in groep 1 vallen voor eenenzeventig procent"suspension feeder", voor veertien procan als "deposit feeder" en voor veertien procent "onmivorousscavenger". De soorten die vallen in groep 2 benoemen zij voor vierenvijftig procent "deposit feeder",voor achtendertig procent "suspension feeder" en voor acht procent omnivorous scavenger". Desoorten in groep 3 benoemen zij voor honderd procent "deposit feeder".

In een cluster analyse uitgevoerd door K. Troost (niet gepubliceerd) werden er twee clusters gevormd.Zesentachtig procent van de soorten die in de 70 % analyse in groep 1 vallen, vallen in de clusteranalyse in cluster 2 en veertien procent komt terecht in cluster 1 (tabel 2). Van groep 2 komtzevenenzestig procent in cluster 1 en konit drieendertig procent in cluster 2 terecht. In de analyse metalle soorten valt zevenenzeventig procent van groep 1 in cluster 1 en drieentwintig procent in cluster 2.Van groep 2 valt achtenveertig procent in cluster 1 en tweeenvijftig procent in cluster 2. Van groep 3komt drieentachtig procent in cluster I en zeventien procent in cluster 2 terecht. Groep I lijkt sterkovereen te komen met cluster 2. Groep 2 lijkt daarentegen gelijk verdeeld te zijn over beide clusters.Groep 3 heeft een grote overeenkomst met cluster 1. Helemaal op elkaar aansluitend zijn de clusteranalyse en de parsimony analyse echter niet.

Tabel 3: vergelijking met mdelrngen van andere onderzoekers.

cIaancaIie Gruepen

Overeenknn (%)

70% analy!e

Creep I Groep2

ABe uurten anal3ne

Creep I Croep2 Croep3

(is & Suchek depceiffeedrng

.ruspenswnfee&ng

drift caiching

17 100

3 0

o o

25

75

0

52

3)(

10

)0

20

Nickdll & Aj&iinon drpositfeethng

fikerfeeding

o,nn,voroits scavenging

o 1(3)

75 0

25 o

14

71

14

54

38

8

100

0

0

(1eeZctvsc cluster! 14 67 25 i g

cluster2 33 ' 52 17

In tegenstelling tot mdelingen van anderen is er bij de parsimonie analyse sprake van drie groepen enathoewel er met geen van de hierboven genoemde indelingen honderd procent overeenkomst is, komtgroep 1 grotendeels wel overeen met respectievelijk filter feeders (75 %), suspension feeders (71 %)en cluster 2 (86 %). Groep 3 komt grotendeels overeen met deposit feeders (67 en 100 %) en cluster I(83 %). Groep 2 heeft in alledrie de gevallen evenveel overeenkomsten met zowel filter/suspension

13

Page 18: Het belang van verschillende burchtkenmerken voor een ...fse.studenttheses.ub.rug.nl/9203/1/Biol_Drs_2001_DBBlok.CV.pdf · Appendix 1 tabel gemiddelde gegevens Appendix 2 kenmerkentracering

feeder en deposit feeder (38 en 38% en 52 en 54 %), als ook met cluster 2 en 1 (48 en 52 %). Uit deparsimonie analyse komen dus twee groepen (groep I en 3) die overeenkomen met wat door anderensuspension feeder en deposit feeder genoemd zijn. Ook is er een gemengde groep (2) die bestaat uitzowel suspension feeder en deposit feeder alsook omnivorous scavengers. Mogelijk zijn de soorten diein groep 2 vallen grensgevallen die meerdere voedingsmechanismen kunnen gebruiken, waardoor zeburchtkenmerken kunnen hebben van beide soorten voedselverwervers. In het geval dat deze soortenin de praktijk niet van meerdere voedingsmechanismen gebruik maken dan zou het niet mogelijk zijnom deze soorten alleen op basis van hun burchtkenmerken in te delen in de verschillende trofischeniveaus waar ze volgens anderen toe zouden behoren, aangezien ze in geen van beide groepen terechtkomen. In dit geval zouden trofische niveaus toegewezen aan Thallassinidea aan de hand vanburchtkenmerken geen zin hebben.Groep 3 lijkt qua soorten overeen te komen met wat anderen deposit feeders noemen. Maar de soortenin groep 3 graven stabiele, kleine burchten. Deze kenmerken zijn juist typisch zijn voor filter feedersen komen niet overeen met wat gebruikelijk is voor deposit feeders (Atkinson & Nash, 1985). Dekenmerken die de burchten van groep I hebben komen daarentegen wel overeen met wat de typischekenmerken zijn voor filter feeders, namelijk een U/Y vorm en stabiele vorm (Suchanek, 1985). Quaburchtmorfologie lijken de burchten van groep 2 meer op de burchten die als konmerkend wordengezien voor deposit feeders, namelijk met ingewikkelde vonnen burchten en met eon vaakveranderende vorm (Suchanek, 1985).Drie kenmerken leken het meest van belang voor hot komen tot de indeling die voortvloeide uit deparsimonie analyse. Dit waren het burchttype, het gemiddeld aantal openingen aan het opperviak enaan- of afwezigheid van een ophoping.Bij Griffis & Suchanek was de aan- of afwezigheid van een ophoping het belangnjkste kenmerk omtot een mdeling te komen. Een kenmerk wat ock bij parsimonie analyse een belangrijk kenmerk isvoor hot komen tot een indelmg. Het door Griffis & Suchanek gebruikte aan- of afwezigheid vanzeegras leek in de parsimonie analyse niet van doorsiaggevend belang.Nickell & Atkinson gebruikten twaalf verschillende burchtkenmerken in hun model. De driekenmerken die in deze analyse hot meest van belang waren komen ook in hun model terug in de vormvan een 'tight layered lattice" en een "U or Y shape" als burchttype, "deep burrows" als maximaleburchtdiepte en "many burrow openings" als gemiddeld aantal openingen aan hot oppervlak. Ook derest van de door hun gebruikte kenmerken, op "subcircular tunnel cross section" en "circular tunnelcross section" na, zijn in de "parsimonie analyse gebruikt. De laatste kenmerken hadden echter nietzoveel invloed als de eerder genoemde drie kenmerken.Uit de analyse uitgevoerd door Troost kwamen ook drie kenmerkai naar voren als de belangrijkstekenmerken die voor een indeling zorgen van Thallassinidae aan de hand van burchtkenmerken. Ditwaren hot burchttype, hot gemiddeld aantal openingen aan bet oppervlak en aan- of afwezigheid vaneen ophoping. Dit zijn dezelfde drie kenmerken die ook in hot hier gepresenteerde onderzoek naarvoren komen.Uit zowel bet onderzoek van Griffis en Suchanek, hot onderzoek van Troost alsook uit de parsimonieanalyse komt bij alledrie aan- of afwezigheid van een ophoping naar voren als eon belangrijk kenmerkom tot eon mdeling te komen van Thallassinidea.

Parsimonie analyse

De kracht van deze parsimonie analyse is echter beperkt aangezien er bij zowel de 70 % analyse als deanalyse met alle soorten nog veel (66) tot heel veel (>10.000) bomen mogelijk waren. Ook waren in de100 % consensus (strict) bomen geen groepen te onderscheiden. De groepen die hier besproken zijn,waren alleen aanwezig in de 50 % consensus bomen.

14

Page 19: Het belang van verschillende burchtkenmerken voor een ...fse.studenttheses.ub.rug.nl/9203/1/Biol_Drs_2001_DBBlok.CV.pdf · Appendix 1 tabel gemiddelde gegevens Appendix 2 kenmerkentracering

Literatuurlijst

1. Astall, C.M., A.C. Taylor & R.J.A. Atkinson, 1997: "Behavioural and physiological implications of aburrow-dwelling lifestyle for two species of Upogebiid mud-shrimp (Crustacea: Thalassinidea)." Estuarine,Coastal and Shelf Science, 44: 155-168.

2. Atkinson, R.J.A. & C.J. Chapman, 1984: "Resin casting: a technique for investigating burrows in sublittoralsediments." Progr. Underwat. Sci., 10: 109-115.

3. Atkinson, RJA & RD.M. Nash, 1990: "Some preliminary observations on the burrows of Callianassasubterranea (Montagu) (Decapoda: Thalassinidea) from the west coast of Scotland." Journal of NaturalHistory, 24: 403-413.

4. Atkinson, RJ.A., C. Froglia, E. Amen & B. Antolini, 1998: "Observations on the burrows and burrowingbehaviour of Brachynotus gemmellari and on the burrows of several other species occurring on Squi i/agrounds off Ancona, Central Adriatic." Sc! entia Marina, 62(1-2): 91-1 00.

5. Berkenbusch, K. & A.A. Rowden, 1999: "Factors influencing sediment turnover by the burrowing ghostshrimp Callianassafilholi (Decapoda: Thalassinidea)." Journal of Experimental Marine Biology andEcology, 238: 283-292.

6. Biffar. TA.. 1971: "The genus Call! anassa (Crustacca, Decapoda, Thalassinidea) in South Florida, withkeys to the western Atlantic species." Bulletin of Marine Science, 21(3): 63 7-715.

7. Braithwaite, C.J.R. & M.R Talbot, 1972: "Crustacean burrows in the Seychelles, Indian (ean."Palaeogeography, Palaeoclimatology, Palaeoecology, 11: 265-285.. Branch, G.M. & A. Pringle, 1987: "The impact of the sand prawn Callianassa kraussi Stebbing on sedimentturnover and on bacteria, meiofauna, and benthic microflora." Journal of Experimental Marine Biology andEcology, 107: 2 /9-235.

9. Cohn, P.L., T.H. Suchanek & G. McMurty. 1986: Water pumping and particulate resuspension byCallianassids (Crustacea: Thalassinidea) at Enewetak and Bikini Atolls. Marshall Islands." Bulletin of.'tIarine Science, 38(l): 19-24.

10. Devine, CE.. 1966: "Ecology of Callianassafllholi Mime-Edwards 1878 (Crustacea. Thalassinidea)."Trans. R. Soc. N. Z., Zool., 8: 93-110.

/1. Dworschak, P.C.. 1981: "The pumping rates of the burrowing shrimp Upogebia pusilla (Petagna)(Decapoda: Thalassinidea)." Journal of Experimental Marine Biology and Ecology, 52: 25-35.

12. Dworschak, P.C., 1983: "The biology of Upogebiapusilla (Petagna) (Decapoda, Thalassinidea) - I. Theburrows." Marine Ecology, 4(1): 19-43.

13. Dworschak, P.C., l987a: "Feeding behaviour of Upogebia pusilla and Callianassa tyrrhena (Crustacea,Decapoda, Thalassinidea)." mv. Pesq., 51(1): 42/-429.

14. Dworschak, P.C.. 198Th: "Burrows of Mediterranean decapoda." Invest! gacion Pesquera, 51(1): 264.15. Dworschak, P.C. & P. Pervesler, 1988: "Burrows of Callianassa bouvieri Nobili 1904 from Safaga (Egypt,

Red Sea) with some remarks on the biology of the species." Senckenbergiana Maritima, 20(1-2): 1-7./6. Farrow, G.E., 1971: "Back-reef and lagoonal environments of Aldabra Atoll distinguished by their

crustacean burrows." Symp. Zoo!. Soc., London, 28: 455-500.17. Felder, D.L.. J.L. Staton, & RB. Griflis, 1990: "Relationships of burrow morphology to population

structure in the estuarine ghost shrimp Lepidothaimus loulsianensis (Decapoda, Thalassinidea)." Am. Zoo!.,30(4): 137A.

18. Forbes, A.T.. 1973: "An unusual abbreviated larval life in the estuamine burrowing prawn Ca/li anassakraussi (Crustacea: Decapoda: Thalassinidea)." Marine Biology, 22: 361-365.

19. Frey. RW. & J.D. Howard, 1975: "Endobenthic adaptations ofjuvenile thalassimdean shrimp." Bull. Geol.Soc. Den., 24: 283-29 7.

20. Griffis. RB., 1988: "Behavioral interactions between burrowing shrimp: effects on distribution of sympatricthalassinids."Am. ZooL, 28(4): 179A.

21. Gniffis. RB. & F.L. Chavez. 1988: "Effects of sediment type on burrows of Callianassa cahforniensis Danaand C. gigas Dana." Journal of Expert mental Marine Biology and Ecology, 117: 239-253.

22. Gniffis. RB. & T.H. Suchanek, 1991: "A model of burrow architecture and trophic modes in thalassinideanshrimp (Decapoda: Thalassinidea)." Marine Ecology Progress Series, 79: 171-183.

23. Hertweck, G., 1972: "Georgia coastal region, Sapelo Island, U.S.A.: Sedimentology and biology. V.Distribution and environmental significance of Lebensspuren and in-situ skeletal remains."Senckenbergiana maritima, 4: 1 25-167.

24. Hill, B.J. & B.R Allanson, 1971: Temperature tolerance of the estuarine prawn Upogebia africana(Anomura, Crustacea)." Marine Biology, 11: 33 7-343.

25. Hill, B.J., 1971: "Osmoregulation by an estuarineanda marine species of Upogebia(Anomura. Crustacea)."Zool. Afr., 6(2): 229-236.

15

Page 20: Het belang van verschillende burchtkenmerken voor een ...fse.studenttheses.ub.rug.nl/9203/1/Biol_Drs_2001_DBBlok.CV.pdf · Appendix 1 tabel gemiddelde gegevens Appendix 2 kenmerkentracering

26. Howard, J.D. & R.W. Frey, 1975: "Estuaries of the Georgia Coast. U.S.A.: Sedimentology and biology II.Regional animal-sediment characteristics of Georgia estuaries." Senckenbergiana maritima, 7: 33-103.

27. Kensley, B., 1980: "Notes on Axiopsis (Axiopsis) serrahfrons (A. Mime Edwards) (Crustacea. Decapoda.Thalassinidea)." Proc. Biol. Soc. Wash., 93(4): 1253-1263.

28. Kleemann, K.K., 1984: "Lebensspuren von Upogebia operculata (Crustacea, Decapoda) in karibischenSteinkorallen (Madreporaria, Anthozoa)." Beitr. Palaeontol. Osierr., 11: 35-57.

29. Koike. I. & H. Mukai, 1983: "Oxygen and inorganic nitrogen contents and fluxes in burrows of the shrimpsCallianassajaponica and Upogebia major." Mar. EcoL Prog. Ser., 12: 185-190.

30. MacGinitie, G.E. & N. MacGinitie, 1968: "Natural History of marine animals" 2nded., McGraw-Hill, NewYork, 473pp.

31. Maddison, W. P. and D.R. Maddison, 1992. MacClade: Analyse of phylogeny and character evolution.Version 3.0. Sinauer Associates, Sunderland, Massachusetts.

32. Manning, RB., 1975: "Two methods for collecting decapods in shallow water." Crustaceana, 29: 317-319.33. Manning, R.B., 1987: "Notes on Western Atlantic Callianassidae (Crustacea; Decapoda; Thalassinidea)."

Proc. Biol. Soc. Wash., 100(2): 386-401.34. Mukai, H. & I. Koike, 1984a: "Behavior and respiration of the burrowing shrimps Upogebia major (Dc

Haan) and Callianassajaponica (Dc Haan)." Journal of Crustacean Biology, 4(2): 191-200.35. Mukai, H. & I. Koike. 1 984b: "Pumping rates of the mud shrimp Callianassajaponica." Journal of the

Oceanographical Society of Japan, 40: 243-246.36. Nash, R.D.M., C.J. Chapman, RJ.A. Atkinson & P.J. Morgan, 1984: "Observations on the burrows and

burrowing behaviour of Calocaris macandreae (Crustacea: Decapoda: Thalassinoidea)." Journal of ZoologyLondon, 202: 425-439.

37. Nickell. L.A. & RJ.A. Atkinson, 1995: "Functional morphology of burrows and trophic modes of threethalassinidean shrimp species, and a new approach to the classification of thalassinidean burrowmorphology." Marine Ecology Progress Series, 128: 181-19 7.

38. Ohshima. K., 1967: "Burrows of Japanese Thalassimdea." Chikyu Kagaku, 21(1): 11-18.39. Ott, J.A.. B. Fuchs, R. Fuchs & A. Malasek, 1976: "Observations on the biology of Callianassa stebbingi

Borrodaille and Upogebia litoralis Risso and their effect upon the sediment." SenckenbergianaMaritima,8(1-3): 61-79.

40. Pearse. A. S.. 1945: "Notes and comment - Ecology of Upogebia affinis (Say)" Ecology, 26(3): 303-305.41. Pemberton, G.S., M.J. Risk & D.E. Buckley, 1976: "Supershrimp: deep bioturbation in the Strait of Canso.

Nova Scotia." Science, 192: 790-791.42. Pervesler, P. & P.C. Dworschak, 1985: "Burrows of Jaxeanocturna Nardo in the Gulf of Trieste."

Senckenbergiana Maritima, 17(1-3): 33-53.43. Peterson, C.H., 1977: "Competitive organization of the soft-bottom macrobenthic communities of southern

California lagoons." Marine Biology, 43: 343-359.44. Phillips. P.J.. 1971: Observations on the biology of mud-shrimps of the genus Callianassa (Anomura:

Thalassinidea) in Mississippi Sound." Gulf Res. Reps., 3: 1 65-196.45. Pohi. ME.. 1946: "Ecological observations on Callianassa major Say at Beaufort, North Carolina."

Ecology, 2 7(1): 71-80.46. Poore, G.C.B. & T.H. Suchanek, 1988: "Glypturus motupore, a new callianassid shrimp (Crustacea;

Decapoda) from Papua New Guinea with notes on its ecology." Rec. Aut. Mus., 40. 197-204.47. Rice, A.L. & C.J. Chapman, 1971: "Observations on the burrows and burrowing behavior of the mud-

dwelling crustaceans, Nephrops norvegicus and Goneplax rhomboides." Afar. Biol., 10: 330-342.48. Roberts. R.R, T.H. Suchanek & W.J. Wiseman, 1982: "Lagoon sediment transport: the significant effect of

Callianas.sa bioturbation." Proc. 4" mt. Coral Reefs Symp., Manila.49. Rodrigues, S. do A., 1966: "Estudos sôbre Callianassa. Sistemàtica, biologia e anatomia." Dissertation,

University of São Paulo, Brazil, 168 pp.50. Rodrigues. S. de A., 1971: "Mud shrimps of the genus Callianassa Leach from the Brazilian coast

(Crustacea. Decapoda)." Arq. Zool., São paulo, 20(3): 191-223.51. Rowden, A.A. & M.B. Jones, 1995: "The burrow structure of the mud shrimp Callianassa subterranea

(Decapoda: Thalassinidea) from the North Sea." Journal of Natural History, 29: 1155-1165.52. Rowden, A.A., MB. Jones & A.W. Morris, 1998: "The role of Callianassa subterranea (Montagu)

(Thalassinidea) in sediment resuspension in the North Sea." Cont. Shelf Res., 18: 1365-1380.53. Sankolli, K.N., 1962: "On the occurence of Thalassina anomala (Herbst), a burrowing crustacean in

Bombay waters, and its burrowing methods. .J. Bombay. Nat. Hist. Soc., 60(3): 671-682.54. Scott, P.J.B., H.M. Reiswig & B.M. Marcotle, 1987: "Ecology, functional morphology, behaviour, and

feeding in coral- and sponge-boring species of Upogebia (Crustacea: Decapoda: Thalassinidea)." CanadianJournal of Zoology, 66: 483-495.

16

Page 21: Het belang van verschillende burchtkenmerken voor een ...fse.studenttheses.ub.rug.nl/9203/1/Biol_Drs_2001_DBBlok.CV.pdf · Appendix 1 tabel gemiddelde gegevens Appendix 2 kenmerkentracering

55. Shinn, E.A., 1968: "Burrowing in recent lime sediments of Florida and the Bahamas." I. PaleontoL, 42'4).8 79-894.

56. Slamhuis, E.J., C.E. Schreurs & J.J. Videler, 1997: "Burrow architecture and turbative activity of thethalassinid shrimp Callianassa subterranea from the central North Sea." Marine Ecology Progress Series,151: 155-163.

57. Stevens, B.A.. 1929: "Ecological observations on Callianassidae of Puget Sound." Ecology, 10(4): 399-405.58. Suchanek, T.H., 1983: "Control of scagrass communities and sediment distribution by Callianassa

(Crustacea, Thalassinidea) bioturbation." Journal of Marine Research, 41: 281-298.59. Suchanek, T., 1985: "Thalassinid shrimp burrows: ecological significance of species-specific architecture."

Proceedings of the fth International Coral Reef Congress, Tahiti, vol. 5.60. Swinbanks, D.D. & J.L. Luternauer, 1987: "Burrow distribution of thalassinidean shrimp on a Fraser delta

tidal flat, British Columbia." J. Paleont., 61(2): 3 15-332.61. Swofford, D.L., 1993. PAUP: Philogenetic Analysis Using Parsymony. Version 3.1. Computer program

distributed by the Illinois History Survey, Champaign, Illinois62. Tamaki, A., 1988: "Effects of the bioturbating activity of the ghost shrimp Ca/li anassajaponica Ortmann

on migration of a mobile polychaete." Journal of Experimental Marine Biology and Ecology, 120: 81-95.63. Tamaki, A., B. Ingole, K. Ikebe, K. Muraniatsu, M. Taka & M. Tanaka, 1997: "Life history of the ghost

shrimp. Ca/li anassa japonica Ortmann (Decapoda: Thalassinidea), on an intertidal sandflat in westernKyushu, Japan." Journal of Experimental Marine Biology and Ecology, 210: 223-250.

64. Thompson, RG. & A.W. Pritchard, 1969: "Respiratory adaptations of two burrowing crustaceans,Callianassa calforniensis and Upogebiapugertensis (Decapoda, Thalassinidea)." Biol. Bull., 136: 2 74-28 7.

65. Tudhope, A.W. & T.P. Scoffin, 1984: "The effects of Callianassa bioturbation on the preservation ofcarbonate grains in Davies Reef Lagoon, Great Bather Reef. Australia." Journal of Sedimentary Petrology,54(4): 1091-1096.

66. Vaugelas, J. de, B. Delesalle & C. Mother, 1986: "Aspects of the biology of Cal/i chi rus armatus, A. MilneEdward 1870 (Crustacea, Thalassinidea) from French Polynesia." Crustaceana, 50: 204-216.

67. Vaugelas, J. de, 1990a: "Sediment reworking by Callianassid mud-shrimp in tropical lagoons: A reviewwith perspectives." Proc. 5k" mt. Coral Reef Congress, Tahiti, vol. 6.

68. Vaugelas, J.V. de. 1990b: "Ecologic des callianasses (Crustacea, Decapoda, Thalassinidea) et milieu récifalIndo-Pacifique. Consequences dii remaniement sédimentaire sur Ia distribution des matieres humiques, demétaux trace Cl des radionucléides." Mémoire présenté a 1 'Université de Nice, p 1-269.

69. Vaugelas, J. de & M. de Saint Laurent, 1984: "Premieres donnécs sur l'écologie de Callichirus Iaurae (doSaint Laurent), sp. nov.. (Crustacea, Thalassinidea): son action bioturbatrice sur les formationssédimentaires dii Golfe d'Aqaba (Mer Rouge)." C.r. Acad. Sd., Paris 1.298, ser. 111, 6: 147-152.

70. Vaugelas, J. de & B.. Buscail, 1990: "Organic matter distribution in burrows of the thalassinid crustaceanCallichirus laurae, Gulf of Aqaba (Red Sea)." Hvdrobiologia. 207: 269-277.

" Westinga, E. & P.C. Hoetjes, 1981: "The intrasponge fauna of Spheciospongia vesparia (Porifera,Demospongiae) at Curacao and Bonaire." Mar. Biol., 62: 139-150.

72. Weimer. R.J. & J.H. Hoyt, 1964: "Burrows of Cal/i anassa major Say, geologic indicators of littoral andshallow neritic environments." Journal of Paleontology, 38(4): 761-76 7.

73. Williams, A.B., 1986: "Mud shrimps, Upogebia, from the eastern Pacific (Thalassinoidea: Upogebiidae)."Society of Natural History San Diego, Memoir 14.

74. Witbaard, R. & G.C.A. Duineveld, 1989: "Some aspects of the biology and ecology of the burrowing shrimpCalliana.ssa subterranea (Montagu) (Thalassimdea) from the southern North Sea." Sarsia, 74: 209-219.

75. Ziebis, W., S. Forster. M. Huettel & B.B. Jorgensen, 1996: "Complex burrows of the mud shrimpCa/li anassa truncata and their geochemical impact in the sea bed." Nature, 382: 619-622.

17

Page 22: Het belang van verschillende burchtkenmerken voor een ...fse.studenttheses.ub.rug.nl/9203/1/Biol_Drs_2001_DBBlok.CV.pdf · Appendix 1 tabel gemiddelde gegevens Appendix 2 kenmerkentracering

App

endi

x I

aIle

43

soor

ten

en h

un b

urch

tken

mer

ken

(sub

= s

ublit

oraa

l. Li

tera

tuur

: 1)

in D

wor

scha

k 19

83, 2

)= in

Grif

fis &

Suc

hane

k 19

91,

3) in

de

Vau

gela

s I 9

90a)

.

.4x,

u.c

terr

ains

C'a

JI,,a

tass

a ac

wtth

ochb

'us

Cd/

twa

dna

affi

nis

Cal

hw,a

.ssa

bifo

imis

Col

hwaa

ssa

boo

vEer

,C

a/JE

w,a

ssa

callf

orns

ensg

s('a

l/sw

, dna

fltho

liC

alliw

i 033

0 gl

gao

CaJ

l,wea

nagu

adra

cuta

('all,

., as

ia g

uoss

.tlng

o('a

ils.,

0350

jan

o,cr

s.C

alls

wia

naja

psm

sca

Cal

ls..

ossa

h'a

usss

Cai

lsw

aass

o ka

sglv

.str

isC

all,.

,asi

alO

uE3E

1Jtw

,SE

3

Co/

law

, asi

a m

ajor

Cal

Jsaa

tass

aps

mi:c

aC

oihw

,o.n

a ra

thbi

ma.

Ca/

li.. o

sso

j,4bh

errw

,.aC

oOl..

wa

b'a,

,coi

aC

al/lw

, 033

0

Cal

lld,ir

usa,

s,al

usC

alhd

,Ens

s E

slag

rsm

d.

Cal

lach

arus

laur

a.C

aloc

aras

mac

asdr

.oe

(;&

psw

lism

otup

ore

.lo.x

to n

ocal

ma

Nea

x,us

ip

Thu

/ass

ma

1 ta

nG/a

('pog

elna

affu

als

I pc

'geb

,oaf

rscw

,a

I/,o

gehl

a w

nh,,,

n.ns

,,I

Ipog

ebsa

car

ansc

auda

Upo

gebs

o dc

/saw

-a

I 'r'

geh:

uln

flg:n

hl:e

'nun

Upo

gebt

a m

ajor

iogs

h,.j

/?Ik

)QII

gtL

I!p

og.b

so p

uss/

la

I'pog

.bta

ste

//ala

I rm

og.b

so s

snag

.las

oost

\S3

-9,

525

0I

0-

--

--

0I

('anb

isch

c ci

i,u

nd5

2-

100

2I

I-

..

I

W.IV

Sgr

ind

II

0-

--

--

--

-

000t

VS

slab

4I

-I

0-

.-

.-

0-

Rod

eZau

sand

II

010

II2

II

2,2

5,6

-ru

w-

0

wes

t VS

slib

-zan

dI

20

4851

2,1

0I

16.0

34,7

00

Nw

Zee

land

zand

4-

0,75

--

2I

--

4539

,8I

0-

wes

t VS

slab

-zan

dI

-0

7525

2,4

I0

1)'

11,4

0

Can

bisd

te c

ii.,a

odI

-5,

5-

-2

II

-•-

SS

--

-

Bra

nlje

-3

20

--

20

0-

.-

-0

Bza

nlie

-3

-0

--

I0

0-

--

.-

S-

0

Japa

nsh

b-za

ndI

20

38,5

.2

I0

I-

-I

-0

0

zAfr

ika

sand

3-

0-

200

II

I0

--

-'

--

-I

-

Can

biac

he c

iiza

ndI

6,5

-IS

O2

00

-'

-.

-S

S-

S

Can

bast

hel.

-3

-0

-25

01,

50

0-

--

--

--

0

soul

VS

zand

3•

0-

212

I0

00

--

10-

glad

glad

00

Mci

jitci

Tan

ea-

62

--

791.

5I

-.

--

--

--

0-

Car

ibis

clte

cii

sand

I.

22,5

-IS

O3,

5I

0-

0,4

30,0

923

--

-I

-

Nrd

zee,

w S

chot

land

shb

42

3132

564

5,6

II

02,

52,

334

,42,

270

--

I0

Med

itcir

anea

sand

I-

8,5

6050

3I

02

1,8

10,0

21-

--

II

Med

itciT

anea

sand

4-

0.4

5025

3,5

I-

-2,

5-

3.0

32,8

0-

-0

I

Rod

e le

esl

ih-z

and

--

--

--

--

-32

7-

.-

sold

VS

3-

0-

.1,

50

0-

--

--

--

--

0

Rod

elee

zand

4.

18.2

5-

-2

I-

0-

-36

I-

-0

I

w S

thot

land

sub

2-

2347

721

54,

80

I0

--

13,'

'-

--0

I

Papu

aNw

Ow

nea

sand

--

IS-

ISO

5.5

II

-0,

6-

-13

76I

--

II

w S

chot

i. M

editc

iTsl

ab5

211

,25

2442

913

II

0-

-42

,5.

-na

wgl

adI

I

Indi

a-

'-

--

43I

0-

--

-.

--

--

--

3-

--

240

II

0-

--

..

--

.-

ooat

VS

slab

II

0-

504,

50

0-

--

--

I-

--

zAth

kasl

abI

.0

-60

20

0-

--

S-

.-

--

0

Aus

tral

ieko

raal

2-

sub

-6

40

0-

-S

--

-I

0

Indi

a-

I-

0-

-2

00

--

--

--

--

0

W S

chot

land

slab

-san

dI

I20

-28

2,5

00

II

I19

,5-

0gl

ad0

-

wes

tVS

-I

-0

-60

20

0-

-.

--

--

0

Japa

nza

ndI

I0

'30

20

00

--

-.

I-

00

Can

b.sc

/meà

lko

rsal

-I

134

II3

00

I-

-8,

1-

0ru

wro

wI

wes

t VS

I0

1685

892.

30

0I

--

37,7

-I

glad

glad

00

Med

itesr

anea

slab

-san

dI

0-su

b14

374

2,4

00

I-

18-

0gl

adro

w0

I

WSd

aotla

ndsl

abI

I3.5

9524

2,5

0I

II

I15

,7-

0gl

ad-

0-

Can

bisd

ieci

lsp

ona

2I

2612

82

00

I-

-3,

1-

0-

-I

'.1,1

(1.

I45

5

41

3340

'48

5598

59 30

23>

IS

21, 3

0, 4

3, 5

7, 6

0, 6

4

5, 1

0

21,5

758

, 59

30')

49',S

O'

34, 3

3,62

,03

8, 1

8

58,5

917

2,44

245

,72 12 58

3,37

.51,

56,7

4 75 39

66"

442)

69. 70 36 46

37, 4

216

0

53 I

)

1921

.26

2), 4

0

24, 2

5 282

53

20, 7

334

381) 54

30,

57,6

0, 6

4. 7

3

12.13

. I4'

, 39

1,37 54

Page 23: Het belang van verschillende burchtkenmerken voor een ...fse.studenttheses.ub.rug.nl/9203/1/Biol_Drs_2001_DBBlok.CV.pdf · Appendix 1 tabel gemiddelde gegevens Appendix 2 kenmerkentracering

Appendix 2: Resultaten kenmerktraccring

tjdldo

• Cdo

• Cndi,nWfl,

Cd.,

CAu,,

•.••. Cd.,,.

Uj•.CIo.,nmC.,h gl,frCC—we

,. CVl.h.,mC.,Ef,,roCpo.m.,

.. Cdld...•

Up.dt,m,,< • U,.,.thoU,,m,

• L'op,,.d

• CRit,• CRI•.

W'OIMDO.• Ct,wC.hmtu rerrrtjfronj

(o• Cb6nrn.,• Tafr,canj

• Ct,wtaaCth ,

shbsbbb zand

— zand— koraal

soonstwiifathtw

— c/vmeavoudiae U

— kek sdiath- ndwk

sniraalbwthttwiifeladitia

Page 24: Het belang van verschillende burchtkenmerken voor een ...fse.studenttheses.ub.rug.nl/9203/1/Biol_Drs_2001_DBBlok.CV.pdf · Appendix 1 tabel gemiddelde gegevens Appendix 2 kenmerkentracering

• • Cndih.,uU

Up.il4

Ugdhz,

Cd,

Cdo

C thf,,,

stdbthtál v & burtht

— stab,d— vandbik

tw,fdathtig

ndddde watdite

Up.L

UdJm,

• Uo,nd.Z

— m— 5-30met

30 mtwufdacht

• Cdo'

••

— 0_in—

twilfeatht1Q

Page 25: Het belang van verschillende burchtkenmerken voor een ...fse.studenttheses.ub.rug.nl/9203/1/Biol_Drs_2001_DBBlok.CV.pdf · Appendix 1 tabel gemiddelde gegevens Appendix 2 kenmerkentracering

4—a,.,Cd,

C I,aaa,,OCh

lbi a,,..doan

CanoN horho,oJava malansa(nEleflaIvoC

C InECbo.a,aCW

t'tw.ns

C

(nb

Cd.

• • Cbo.nqgfl ruaxiflIun lircirtIl_p.

Ccd,hnvnuu

t'p.aI,VUnm

U,th

.•

• Uuana,da,

Cdo

. Cffi.'aI,tb

—0-2can— 2-50 an>i075an— 7-I00an

>100-200 an>200 antwiifdaditia

eanidddd aantal ot)tI((IILa(• Cba,w.M

• Cndifon,..,

• Up.dtn.W

'• Up.,djb

,.

,. Usd1

(do .*aI,a,*av

• Java ,,a,t.,a,,

. Cflwaa

— >1-2>2-3

— >3-4

twiifelathba

aanwghad van nun ceLl _:r'r Ii..• Cba,nW,,

. Cnd,in..,,

,.

Up.utha

'. Uèft• UbdiNa

Cda •.-

• C.êftm,.na

.•

— aaflWZ12— atiain

twiifeladdia

Page 26: Het belang van verschillende burchtkenmerken voor een ...fse.studenttheses.ub.rug.nl/9203/1/Biol_Drs_2001_DBBlok.CV.pdf · Appendix 1 tabel gemiddelde gegevens Appendix 2 kenmerkentracering

C4.,CCbjk,.,tT

• C fuaIseflnVa•.• cfln..

• C_,_. 1_1•.•'••• C

C po.TCM1

• CPIh• Ct.,#*'n•• Cbo..wfl

•• Up.Wt.,W,•• t'.,êoU,.,i,•• Uow,nda••• UIdI•. Up.J•. Utwi••.•••••• C.wc.wca•• Czi•••. Ck.i,.,vfl,•.•• cw••

ch,

unwhád an i U&1tavomue ooawR

tJpJJa

Utdi.s

-- afwtwnfththu

13

CboM,,, anwhád vanauwde ooannai

Cd4froi,,

Up.1o

U.dkta

Cdi, h• Jao

b• Cinstea

— aaflWe2— afwa

twilfatht1Q

•• CbaMmvahoudma aantal aanvo& afro dathtns

Up.WtnW.,

• Vj.a

•• t,z_a

• INdlea

twufdadlh

Cio

.• Cempa

Page 27: Het belang van verschillende burchtkenmerken voor een ...fse.studenttheses.ub.rug.nl/9203/1/Biol_Drs_2001_DBBlok.CV.pdf · Appendix 1 tabel gemiddelde gegevens Appendix 2 kenmerkentracering

Cd

U—

C1.aCd.C

Th wa

• CaU,n,waCpNkaCd.C MhICtw,t.. CbwmCWLUi

Un..w.. Us_.. UJUti—.C*WOl*llC—C,,,taCk,wfllVfl,

ciw -• Cb

.. C4' r..àCblb.I,

tTCM.w,,CR=.lCd, lilwl,frCCb,,Thl

Jalta flOCtUflk,CnttenwwaC lllllVlCth F

C lIFhoi,

C

••

LtdIl

C w,CIis,CR.-,"Ck,Fw,Wll,• C,,fri'cjw

Cd, ,,wsedimaUwtstoot

C bo.,,,

C opnndaa

9. % I (Iowa/CawCi.W.oC1w,I,ü

• C,.SIê..,• cw woo• CInnOa• Cd.iI.

vahoudino (3 aanvoaafvo adiachtaiCba.M,fl

UpwEt,,.rn

Up..Ua

Uvdht

Uonda

Cdi,

• C.èAo,r.'

• Ct,,a1a

— 1-3twwfad0ig

Iaiate Van de aweivIaktncl, -• CbwW,F

• Cod4hnUarW,

UwJa

Udaii,a

LItdI.a

Uo,.,nSa

-• C1o

-• C,ã..owao

I•

• CtnIJa

— 0-tO an— lO-20an

-2O-30 an— .-30-50a,i

twl(feIatl2

17

LIIIIll

U%dta

Co.•

Ja,o•

Ct,wtra

— 0-tO a md (lao— l0-3Oaindda

30-5Oamddaa— I0Oamddao

twmifdadmtio

Page 28: Het belang van verschillende burchtkenmerken voor een ...fse.studenttheses.ub.rug.nl/9203/1/Biol_Drs_2001_DBBlok.CV.pdf · Appendix 1 tabel gemiddelde gegevens Appendix 2 kenmerkentracering

Cbo.n.,n vn vanvbdded.a

,.

. tJ•a•

Uop,n.Xa

'• UnCdv

Jva ,.vmv,a

Cvdjnin'd.,

. tJa'• USSJaa

Cdv

.. .ana..,.a

— aanwivafwezivtwtifdadThv

C!pwr.Sa

(ctuw van dv wandai

— dad

twiifdaditi

• tflnu van dv

C vdiv,w,

,.

— alad— ruv

tviddvchbg

Cdv

Jaan ..n.v

Page 29: Het belang van verschillende burchtkenmerken voor een ...fse.studenttheses.ub.rug.nl/9203/1/Biol_Drs_2001_DBBlok.CV.pdf · Appendix 1 tabel gemiddelde gegevens Appendix 2 kenmerkentracering

— aanwena— afwcn

twi,feJathtia

Cdi, ii.,frn

C.,4,q.,,,,.,

Ct,wi,

21

Cbo.M.fl aanwehid van kams 4and,e dan kni,kanin in ik harcht

Cidth,.-irn,

Cope,ridaa

•.

(Il LSi,iYCJnk

— aanwrwafwe1Qt,vafdathtia

aanwgbad van zixi,ra. in dc burcht

C rd,h,,W,mn

UdLa

Uo.,nnd,Za

Cdi, .in,i*Ca..bQ,,,a,.,a

Page 30: Het belang van verschillende burchtkenmerken voor een ...fse.studenttheses.ub.rug.nl/9203/1/Biol_Drs_2001_DBBlok.CV.pdf · Appendix 1 tabel gemiddelde gegevens Appendix 2 kenmerkentracering

Appendix 3: samenvatting kenmerkentracering; 70%

I .t .I . I

SE3

-C

.5.8

Soon

iI.,ar,c pna a,drtjt

Jaxta nochama

,JI,tnzs;,,h:grr,mea

Lpog.b,opugeii.tsis

(pg./'a op../aSa

(pogeb.a swogeIas

1pog.ba sit/Iota

lpog.b,opus,/Ia

Upogabia d.Itoa,a

b

,b-zand

>5-30

>5.30

>30 net

ja

is

net

-

0-10

>1-3

>1-3

-

instabd

àietabitl

mU

spiraal

nwuk

>4-5

>2.3

>5

jg

ja

ja

ja

is

is

net

net

net

>200.550

>550

>200-550

>10.20

>30.50

>30-50

-

>2

>200

>50.75

>50-75

ruw

- nsa

glad js

- ja

koiial

shb-nd

0-5

>5-30

>5-30

>5-30

35

nec

net

nec

net...-

jg

j-

-

-

I-

-

I

:

etabiel

5d:stabiel

LI/Y

mU

U/Y

'2-3

>2-3

>1-2

23

net

nsa

net

net

net

net

etc

ja

35

js

>550-•

>50.100

>50-100

>50-100

>30.50

0.10

0-10

>10.20

-

Qj

0-1

>75.100

0-25

0-25

0-25

glad

niw

glad

glad net•ruw ja

mshb-zsnd >5-30 nec is - I ,lsbid Li/Y >2-3 nec net >100-200 >10.20 >1-2 >50-75 glad ruw net

>5- ' ii - I stalid lilY >2-3 net net is - >10-20 0.1 >25.50 glad net

sbb-zand 0-5 nec is >30-50 j ut,th,d li/Y '2-3 i. net ja 0-50 >10-20 - >50-7 gg4 - net

Page 31: Het belang van verschillende burchtkenmerken voor een ...fse.studenttheses.ub.rug.nl/9203/1/Biol_Drs_2001_DBBlok.CV.pdf · Appendix 1 tabel gemiddelde gegevens Appendix 2 kenmerkentracering

Appendix 3: samenvatting kenmerkentracering; alle soorten

Soon

4 serratifrons

-lxius serratns

Cc ma can dreae

C kraussz

C bifornns

U africana

o macgintheorvm

U major

U canrnc'auS

C louisianensis

Cgiwssetinga

Cch islagrande

Cjamazcense

C major

T anomala

.\'earws sp.

C acanthoch,rus

J nocturna

C subterranea

Cpontzca

Cch Iaurae

Cfilholz

C tv,rhena

C bouvien

C affinis

U pugeffensls

U o,nboEnensis

U operculata

U svnagelas

U stellata

U puszlla

U hpca

U deltaura

U affinis

C calzforniensis

Ciaponica

Cg:gas

Cguadracuta

C longn'entns

C rathbunae

G motupore

C truncata

Cch armatus

I I •t j •r7 ___I___ - I I i

a

ais

ais

ais

33

a

>50>200

>200

>50-75

>50-75

>50-73

a . QLt >2-3

is >5-30 nec sdlsthl 1

>5-30 mU >4-3 nec

is0-5 ne mU I nec

- T netwnt - I

nec 0-S flee U/Y >1-2 !1nec 0-5 nec U/Y >1-2

nec 0-5 nec U/Y >1-2 nec

nec 0-5 flee U/Y >1-2

flee 0-5 nec sthatht >1-2 nz 0-S S sdiatht >1-2

05 - iIe; -I2 ius

nec 0-5 nec sdiatht I

nec 0-5 nec scdadfl I nec

nec ediitht I i

>200

nec

zand

2nedshband

mnd

IlcaM

caM

2aM

g1g401

gIsdQl

�k QIQ

>1-3

>1-3 >10-20

0-10

0-10

0-10

?U 0:10

0:10

>1-30:10

�1 0:19

>1-3 0:19

>1-30:19

?J. 0-10

0:19

0:19

i3 >502i >30-50

>1-3 >30-50

'-I-i >30-50

'1-3 0-10

'1-3 0-10

is

is >200

is-i >200

>25-50

nec >75-100

nec >50-75

nec >50-75

nec >15-100

a - -

is sls >200-550 ii

is >200-550 js nec

a >200-550 is nec

g4 >200-550 - >50is gg4 >200-550 nec fl

>200-550 nec lis g >200-550 nec nec ?is gl >200-550 nec la ok4 >200-550 nec nis >200-550 i nec >50is >200-550 nec i

g >200-550 nec MS

ja glad >200-550 nec nec

a >200-550 - >30-50

is g4 >200-550 i- - is -

glad >550 is is -

nec gg >200-550 nec 0-10

- gl >200-550 nec -

is >200-550 is nec >30-50

ja g >200-550 is nec >30-50

lies - 0-50 j nec >30-50

jg nIw 0.50 nec nec 30-50

0:2 nec i

ja >5-30 js emaI >1-2

ja '5-30 ja spirsal >2-3 nec

is >30 Ja net-wak - >5 nec

- sdcdfl >1-2

>5-30 is nwnt >1-2 nec

is 0-5 is nwmt >1-2

>25-50 is 0-5 is nwmt >3-4

35 0-25 js 0-5 is -1-2

-0-i

>2

gig4 0-I

— 33 -

>75-100

korsal is 0-25

koasal ia 0-23

spoils is 0-25

slib-zand 0-25

is >50-75

zand >25-50

ebb-rand ia >25-50

ebli-rand is >23-50

eth-rand nec >50-15

ebb-rand - nec 0-5

ebb-rand 0-23 nec 0-5

MS 0-5

nec 0-5 nec

nec >5-30 nec

nec >5-30 ii >5-30 nec

is >5-30 rnec >5-30 nec

nec >5-30 nec

nec >5-30 nec

nec 0-5 inec 0-5 is

WY

WY

mU

mU

WY

WY

WY

WY

WY

WY

is

>2-3 is

>3—I is

>2-3 is

>1-2 is

>2-3

-2-7 is

>2-3

>2-3 is

>4-5 is

>2-3

1I

I

I

- - - MSfl00

>30-50 is glad >500 nec nec

0:19 flI >50-100 nec 33

0-10 nec new >50-100

0-10 nec 13130 0-50

>10-20 i >50-100 nec

>10-20 nec ruw >100-200 nec

>10-20 >50-100 nec nec

>10-20 MU - >50-100 nec

?i0:20 ja - >50-100 a

>10-20 nec - ja nec

0->50 nec nec

>10-20 is >50-100

>30-50

-30-50

>30-50

>30-50

210:19

>30-50

gj4 0-I

glad 0-I

- 0-I

cuw 0-I

- 0-I

glad 0-!

glad >1-2

glad 0-I

WY >1-2

w WY )7.nec

raM is - ja >3-30 iuij WY >1-2 MS �12 - is >50-100 is is 1 0:1rand is >100-200 nec >5-30 nec lilY '-1-2 -

- >50-100 is �1I& 1 0:1rand is >100-200 nec >5-30 isL lilY >3-4 ?j>20-30 - >50-100 jg is >l00 0-Irand is >100-200 is >5-30 is L >5 - >50-100 is is >100 0-1

rand a >3-30 Li/Y 2 rm >1 3 0-10 a >50-100 10-30 glrand is>is - is[QtX 2-3 rec19 0:19 is >50-100 - >100 0:1