HERSTELLEN EN OPFRISSEN VAN RESTAURATIES...laesie na periodieke RX-opnames niet vergroot, kan men...
Transcript of HERSTELLEN EN OPFRISSEN VAN RESTAURATIES...laesie na periodieke RX-opnames niet vergroot, kan men...
Academiejaar 2009 – 2010
HERSTELLEN EN OPFRISSEN VAN RESTAURATIES
VERBEKE JANNES
Promotor: Prof. Dr. R. De Moor
Masterproef voorgedragen in de Tweede Master in het kader van de opleiding tot
TANDARTS
De auteur en de promotor geven de toelating deze Masterproef voor consultatie beschikbaar
te stellen en delen ervan te kopiëren voor persoonlijk gebruik. Elk ander gebruik valt onder
de beperkingen van het auteursrecht, in het bijzonder met betrekking tot de verplichting
uitdrukkelijk de bron te vermelden bij het aanhalen van resultaten uit deze Masterproef.
Datum
(handtekening student) (handtekening promotor)
(Naam student) (Naam promotor)
INHOUDSTAFEL
I.Abstract …………………………………………………………………………………….
II.Inleiding……………………………………………………………………………………
III.Doelstelling……………………………………………………………………………….
IV.Methodologie……………………………………………………………………………..
V.Resultaten en Discussie…………………………………………………………………...
V.1 Wat is een restauratie?.....................................................................................................................................
V.2 Redenen voor faling van een restauratie……………………………………………………………………..
V.3 Langleven van de verschillende restauraties………………………………………………………………...
V.4 Wat is het verschil tussen herstellen, opfrissen en vervangen van een restauratie?........................................
V.5 Hechtmechanismen:………………………………………………………………………………………….
V.5.1.Voorbehandeling van het substraat………………………
V.5.2.Mechanische hechting…………………………………….
V.5.3.Chemische hechting………………………………………
V.6 Herstellen en opfrissen van amalgaamrestauraties:………………………………………………………….
V.6.1.Met nieuw amalgaam……………………………………..
V.6.2.Met composiet…………………………………………….
V.6.3.Met glasionomeercement…………………………………
V.7 Herstellen en opfrissen van composietrestauraties:………………………………………………………….
V.7.1.Met composiet…………………………………………….
V.7.2.Met glasionomeercement…………………………………
V.8 Herstellen en opfrissen van glasionomeerrestauraties:………………………………………………………
V.8.1.Met composiet…………………………………………….
V.8.2.Met glasionomeercement…………………………………
V.9 Herstellen en opfrissen van kroon- en brugwerk:……………………………………………………………
V.9.1.Herstellen van porselein/keramiek met composiet………
V.9.2.Hechten aan een het metaaloppervlak……………………
VI.Besluit……………………………………………………………………………………..
VII. Referentielijst…………………………………………………………………………...
1
2
3
3
4
4
5
8
10
12
12
13
16
21
22
23
25
25
26
28
28
28
29
29
30
31
33
35
1
I.Abstract.
Doel
In deze masterproef is het de bedoeling om een soort handleiding te maken anno 2009-2010
waar ik de verschillende hersteltechnieken en oppervlaktebehandelingen bespreek zowel van
de plastische als van de indirecte vulmaterialen. Hierbij maak ik een onderscheid tussen
mechanische en chemische hechting, wat houdt dit juist in en wat zijn hierbij de voor- en
nadelen?
Methodologie
Ik begon mijn literatuurzoektocht met het zoeken van de keywords, dit deed ik met behulp
van MeSH. Daarna zocht ik op Pubmed en Web of Science relevante artikels. Door de
keywords te combineren met de verschillende vulmaterialen bekwam ik heel wat artikels. Via
de zoekmachine Google kon ik dan weer heel wat informatie over merknamen en materialen
opzoeken.
Resultaten en Besluit
De tandarts wordt dagelijks geconfronteerd met falingen van restauraties. Het dilemma dat
zich dan voordoet is of we de restauratie volledig vervangen, ze enkel herstellen of helemaal
niets doen en het probleem opvolgen.
Hedendaagse tandartsen zijn opgeleid om doordacht en “ minimaal invasief” te werken. Met
andere woorden de tandarts probeert om in de mond zo weinig mogelijk schade aan te richten.
Men zal overal waar mogelijk een restauratie proberen te herstellen of op te frissen, dit brengt
meestal weinig tot geen schade aan de tand met zich mee.
Door de komst van de adhesieve systemen en tal van oppervlaktebehandelingen slagen we
erin om verschillende materialen aan elkaar te hechten en dit met een voldoende grote
hechtsterkte.
Het komt er op neer om het hechtoppervlak zo goed mogelijk voor te bereiden op de hechting:
dit kan bijvoorbeeld door gebruik te maken van een sterk zuur zoals het fosforzuur of het
hydrofluoridezuur. Hierna wordt door middel van oppervlaktebehandelingen mechanische
en/of chemische retentie gecreëerd.
Technieken zoals zandstralen, silaniseren en tribochemische silicacoating worden
gecombineerd met verschillende primers en adhesieven.
2
II.Inleiding
De 21ste
eeuw is een eeuw van vernieuwing, een eeuw waar tijd een allesbepalende factor is
geworden en dus alles liefst zo snel maar toch zo goed mogelijk moet gebeuren.
In het laatste decennium is er een grote verandering in de aanpak merkbaar van herstel bij
verloren gegaan tandmateriaal en vulmateriaal, er is een shift van invasieve (macro)
tandheelkunde naar de minimaal invasieve tandheelkunde. (1;2)
Men stapt duidelijk over naar tandsparende alternatieven en materialen en dit wordt mede
mogelijk gemaakt door nieuwe hechttechnieken en hechtmaterialen. De nood aan
macroretentie is ondergeschikt geworden, de microretentieve en zelf nanoretentieve producten
nemen het voortouw in de hedendaagse restauratieve tandheelkunde.(3-5)
Deze aanpak geldt niet alleen voor het herstel van de tand maar ook voor het herstel van de
tandfuncties. Men kiest voor het herstel van restauraties in plaats van vervangen ervan, ook
dit is een vorm van minimale invasieve tandheelkunde. (2)
Door de komst van deze nieuwe materialen en technieken is het voor de tandarts veel
gemakkelijker om een restauratie te herstellen en op te frissen dan om deze helemaal te
vervangen. Uit meerdere studies blijkt dat kleine en beperkte defecten beter kunnen hersteld
en opgefrist worden, waarbij extra tandschade kan vermeden worden. (6-9)
De vraag is natuurlijk of deze restauraties dan ook dezelfde mechanische eigenschappen
bezitten en dus ook een even lang leven hebben.
Deze nieuwe tendens heeft onvermijdelijk voor- en nadelen en deze moeten afgewogen
worden alvorens te kiezen voor het herstel of de vervanging van een restauratie.
Uit meerdere studies blijkt dat meer dan de helft van de geplaatste restauraties nog altijd moet
vervangen of hersteld worden en dit door tal van uiteenlopende redenen zoals secundaire
cariës, breuk, microlekkage of slechte esthetiek. (6-13)
Meestal is de kennis en de vaardigheid van de tandarts hier een belangrijke factor, niet alleen
in het falen van een restauratie maar ook in de kennis en correct gebruik van de (nieuwe)
technieken. Ieder geval dient afzonderlijk bekeken te worden en de beste oplossing dient voor
elk geval afgewogen te worden.
3
III.Doelstelling
Vooraleer we de verschillende materialen bestuderen en vergelijken is het nodig om de term
“restauratie” te definiëren. Ook moeten we een onderscheid maken tussen de belangrijkste
restauratieve materialen: plastische vulmaterialen zoals amalgaam, composiet en
glasionomeercement enerzijds en keramische vulmaterialen zoals porselein anderzijds. Elk
materiaal bezit immers verschillende eigenschappen, die een invloed hebben op de faling en
het herstel.
Voor mij is het de bedoeling om een soort handleiding te maken anno 2009-2010 waar ik
eerst de verschillende hersteltechnieken en oppervlaktebehandelingen bespreek zowel van de
plastische als de indirecte vulmaterialen. Hierbij maak ik een onderscheid tussen de
mechanische en chemische hechting, wat houdt dit juist in en wat zijn hierbij de voor- en
nadelen? Hierna worden de verschillende mogelijkheden tot herstel per restauratief materiaal
besproken.
Als slot is het ook belangrijk de follow-up en het succes van de behandeling in acht te nemen,
waarbij de overlevingstijd en de slaagkans een belangrijke rol spelen.
IV.Methodologie
Aangezien het herstellen en zeker het opfrissen van restauraties een relatief recent gegeven is
in de tandheelkunde is het moeilijk om hier nu al uitgebreide reviews over te vinden. Het zal
er vooral op neer komen om gevonden technieken en methodes samen te bundelen en alzo een
handleiding voor het herstellen en vervangen van restauraties voor de hedendaagse tandarts te
maken.
Nadat ik de keywords via MeSH gevonden had ging ik op 2 verschillende zoekmachines,
(Pubmed en Web of Science) op zoek naar relevante artikels.
De met MeSH-gevonden belangrijkste keywords waren repair, replacement, restoration en
refurbishment.
Na wat zoekwerk zag ik al gauw dat de naam van de Scandinavische prof I.Mjör in de meeste
artikels over plastische materialen te voorschijn kwam, daarom besloot ik „Mjör‟ ook toe te
4
voegen aan mijn zoektermen. Zo vond ik heel wat interessante artikels (een 15tal om precies
te zijn) die vooral in het tijdschrift Operative Dentistry te vinden waren.
De naam Multu Ozcan vond ik dan weer terug in de merendeel van de artikels over herstellen
van kroon- en brugwerk met de nadruk op het herstel van porselein. Door het combineren van
verschillende MeSH-woorden met de specifieke materialen zoals amalgam, composite en
porcelain vond ik dan weer heel wat andere specifieke artikels. Zo bekwam ik een 60tal
bruikbare publicaties: ongeveer 40 publicaties over de plastische vulmaterialen en 20
publicaties over porseleinherstel. Aangezien bijna alle resultaten uit A1 en A2 tijdschriften
kwamen en bijna alles in het Engels gepubliceerd was, was het ook niet echt nodig om limits
toe te voegen. Telkens ik een interessant artikels las vond ik in de referentielijst terug nieuwe
en interessante referenties, zo kon ik nog enkele artikels toevoegen aan mijn eigen
referentielijst.
Via Google kon ik dan weer wat meer informatie vinden over de verschillende
hechttechnieken en materialen vooral op wat meer commerciële sites, deze zijn niet altijd
even betrouwbaar maar kunnen wel nuttig zijn bij een vergelijking van de verschillende
materialen en om te zien wat er tegenwoordig op de markt te vinden is. (vb Panavia® F
(Kuraray Dental,New York, Amerika), Micro-etcher®( Danville Engineering,San Ramon Ca,
Amerika), Cojet-systeem(3M/ESPE, Seefeld Duitsland),…)
Aangezien ik in feite 3 zoekmachines gebruikte, heb ik nu een verscheidenheid aan literatuur
en kan ik alles dubbelchecken
V.Resultaten en Discussie
V.1.Wat is een restauratie?
Een restauratie is een gedeeltelijke of volledige herstelling van een tand waarbij men ernaar
streeft om de caviteit of kroonpreparatie zo goed mogelijk af te sluiten van het mondmilieu.
Waarbij de functie, de morfologie en de esthetiek van de oorspronkelijke tand zo goed
mogelijk benaderd wordt. Daarenboven moet dit gebeuren zonder of toch zeker met minimale
schade van de tand en het omliggende weefsel.(14) Een restauratie kan door tal van redenen
falen en moet dan ook op de gepaste manier hersteld worden. Men kan een restauratie
vervangen, herstellen of louter opfrissen.
5
Een restauratie kan geschieden met een plastisch materiaal zoals amalgaam, composiet of
glasionomeercement, of via indirecte technieken zoals porseleinen kronen, metalen (gouden)
inlays of onlays.
Met een „restauratie‟ verwijzen we eerder naar het herstel van een solitair element.
V.2.Redenen voor het falen van een restauratie
Meer dan de helft van de falingen bij geplaatste restauraties met plastische vulmaterialen heeft
als reden secundaire cariës, terwijl breuk van zowel bulkfracturen als kleine(occlusale of
marginale) barstjes verantwoordelijk is voor 25% van de falingen. Verkleuringen en kleine
oppervlakkige defecten komen op de derde plaats. (6-9;12;13;15)
Secundaire cariës
Secundaire cariës is een gelokaliseerde cariës die altijd naast of onder een bestaande
restauratie aanwezig is. De cariës wordt voornamelijk veroorzaakt door macrolekkage
langsheen de aanwezige (meestal slecht passende) restauratie. Microlekkage is in mindere
mate een factor bij dit soort cariës. De diagnose en ontwikkeling van secundaire en primaire
cariës lopen gelijk. De restauratie dient gedeeltelijk of volledig verwijderd te worden indien
zich hieronder actieve cariës persisteert. Actieve cariës wordt meestal onderscheiden van
inactieve of arrested cariës doordat deze zacht is. Donkere harde cariës hoeft niet altijd
verwijderd te worden, zeker niet indien men dan kans krijgt op pulpa-exponatie. Indien de
laesie na periodieke RX-opnames niet vergroot, kan men aannemen dat men te maken heeft
met arrested cariës.(7;8;16)
Secundaire cariës bevindt zich meestal cervicaal onder composietvullingen, of op plaatsen
waar de kans op macrolekkage het grootst is. De oorzaak is vooral de kunstharskrimp of de
slechte plaatsing van het vulmateriaal.(16;17)
Bij amalgaamvullingen met slecht passende randaanpassing en bij overhangende
amalgaamvullingen kan de plaqueaccumulatie verantwoordelijk zijn voor cariës.
Oppervlakkige (secundaire) cariës in de randspleten kan gemakkelijk verwijderd worden
waardoor de vulling kan hersteld worden, terwijl bij dieper gelegen cariës de vulling meestal
helemaal vervangen dient te worden. (16;17)
De practicus heeft meestal een groot aandeel in de aanwezigheid van secundaire cariës, naast
het onkundig plaatsen van restauraties en slechte overhangende vullingen door foutief
6
(of geen) gebruik van wigjes, is het onvoldoende verwijderen van (actieve) cariës alvorens de
vulling te plaatsen een vaak voorkomende fout. (7;8;16)
Uit recente studies blijkt dat bij composietrestauraties een veel groter risico bestaat op
secundaire cariës dan bij amalgaamrestauraties in het posterieure gebied(3,5x groter) en deze
zal bij composietrestauraties ook vroeger optreden.(10;11;16)
Dit is geïllustreerd in de volgende grafiek (afbeelding 1).
Afbeelding 1.Overlevingscurven van amalgaam en composietrestauraties over 7 jaar. Waarin secundaire cariës
en breuk de bepalende factoren zijn. Gegevens gehaald uit Survival and reasons for failure of amalgam versus
composite posterior restorations placed in a randomized clinical trial. Bernardo M. et al. JADA 2007;138:775-
783
Secundaire cariës is bij glasionomeercementrestauraties veel minder frequent aanwezig.
Door de vrijstelling van fluoride-ionen wordt dit proces gedeeltelijk ingedijkt. (8;9;16)
Deze restauraties zijn meestal ook tijdelijk of dienen als onderlaag onder composiet of
amalgaam. Een goed voorbeeld hiervan is het gecombineerd gebruik van glasionomeercement
met composiet in de “sandwich”-techniek. Bij een diepe box bijvoorbeeld zal het
glasionomeercement als een pulpavriendelijke en preventieve onderlaag gebruikt worden
waarop dan het slijtvastere composiet geplaatst wordt.(8;9)
Bij klasse III, IV en V vullingen met secundaire cariës blijkt herstel (en opfrissing) meestal te
volstaan, terwijl bij diepere klasse I en II vullingen meestal een volledige of gedeeltelijke
vervanging nodig blijkt. (8)(zie verder)
7
Randbreuken en bulkfracturen (isthmusbreuk)
Amalgaamrestauraties zijn gekend voor niet-carieuze bulkfracturen, waarbij de isthmusbreuk
de meest voorkomende is. Dit is een breuk, meestal voorkomend bij klasse II restauraties,
dwars door de amalgaamrestauratie ter hoogte van de overgang naar de mesiale of distale box,
waarbij de breukstukken op hun plaats worden gehouden door de omvattende caviteit. Deze
breuk leidt tot bacteriële invasie van het dentine.
Naast de isthmusbreuken zijn amalgaamvullingen gevoelig voor het afbreken van knobbels of
stukken niet-ondersteund glazuur. Wanneer dergelijke breuk plaatsvindt, is het eerst en vooral
noodzakelijk om de reden van de breuk op te sporen alvorens over te gaan tot reparatie.
Slechte occlusie of extreem bruxisme kunnen hiervan voorbeelden zijn.
Composietrestauraties kunnen breuk vertonen als gevolg van de kunstharskrimp, restauraties
met een grote C-factor (vb. diepe klasse I restauratie) vertonen een grotere krimp. De C-factor
of configuratiefactor van een caviteit verwijst naar de verhouding van het aantal gebonden
vlakken ten opzichte van het aantal niet gebonden vlakken. Hoe lager deze verhouding hoe
lager de kunstharskrimp. Deze krimp zal spanning opwekken ter hoogte van de
caviteitswanden en de restauratie, indien de spanning te groot blijkt, kunnen barsten in de
restauratie of in de tand te voorschijn komen.
Zoals in afbeelding 1 te zien, is het risico op breuk bij amalgaam en composietrestauraties
relatief gelijklopend over een langere periode.
Cracks en chipping
De meeste falingen van keramisch materiaal zoals porseleinen kronen komen tot stand door
de inherente broosheid van het materiaal. Kleine barstjes of cracks zullen grotere
bulkfracturen veroorzaken en zorgen voor chipping van het materiaal. Dit is het loskomen van
oppervlakkige porseleinlaagjes. Er zullen stukken van de porseleinen kroon afspringen, als
gevolg van inwendige stress in het materiaal.
Dit verschijnsel komt ook soms voor bij composietrestauraties, een voorbeeld hiervan is het
chippen van een composietfacet op een frontelement door een voordurende spanning.
Verkleuring en kleine oppervlakkige defecten
Composietrestauraties zijn dan weer meest gevoelig voor verkleuringen. Men maakt een
onderscheid tussen bulkverkleuring en oppervlakkige verkleuring van de restauratie.
8
Oppervlakkige verkleuringen veroorzaakt door gebruiksproducten zoals koffie, thee, tabak,
antibiotica en andere kleurstoffen kunnen aanleiding geven tot verkleuring van de vulling en
tand. Dit heeft meestal weinig functionele gevolgen: na licht polijsten en opfrissen kan dit
defect verdwenen zijn. Bulkverkleuringen daarentegen kunnen het gevolg zijn van lekkage
van de vulling waarbij ofwel vervangen ofwel herstellen van de vulling aangewezen is.
Cervicale randspleten
Een cervicale randspleet kan leiden tot bacteriële microlekkage van het dentine. De spleet
komt tot stand door de slechte hechting van het vulmateriaal (meestal composiet) aan het
tandmateriaal. Hierin spelen de kwaliteit van plaatsing, de uitharding, het conditioneren van
het tandmateriaal en de krimpfactor een belangrijke rol. De opleiding, kennis en vaardigheid
van de practicus is dus een uitermate belangrijke factor. Gedeeltelijke of volledige vervanging
van de restauratie zal meestal de optimale oplossing zijn voor dit defect.
Slijtage van het vulmateriaal.
De verschillende vulmaterialen bezitten telkens andere mechanische eigenschappen: de
slijtageweerstand van microfijn composiet is bijvoorbeeld hoger dan deze van de meeste
glasionomeercementen en dan ook weer veel lager dan deze van amalgaam en hybride
composieten.(9)
Het is dan ook belangrijk op plaatsen waar de restauratie grote krachten ondergaat een sterker
en slijtagevaster materiaal te gebruiken. In de posterieure regio zullen amalgaam en hybride
composieten dus de voorkeur krijgen op de microfijne composieten. De gewoontes van de
patiënt spelen hierin ook een bepalende factor. Zo zal een composietvulling veel vlugger
afslijten bij een hevige bruxist en bij een fervente coladrinker.
V.3.Langleven van de verschillende restauraties.
De gemiddelde leeftijd van een restauratie wordt bepaald door het opvolgen van een groot
aantal restauraties. De tijd die de restauratie in de mond verblijft zonder dat deze door een of
andere reden dient vervangen of hersteld te worden zal de gemiddelde leeftijd bepalen. Let
wel dit zijn gemiddelde waarden, indien een restauratie perfect geplaatst en er zich geen
falingen voordoen kan de restauratie soms meer dan dubbel zo lang overleven.(18)
9
De mondhygiëne van de patiënt, de mechanische eigenschappen van het vulmateriaal en de
grootte van de restauratie spelen hierin ook een voorname rol. Door bovengenoemde falingen
zoals secundaire cariës of breuk zal het langleven dan weer drastisch dalen. (8;18)
Met behulp van een grafiek in afbeelding 2 wordt het langleven van vijf verschillende
vulmaterialen besproken. Dit zijn het glasionomeercement (GIC), de composieten (C),
amalgaam(AA), kroon -en brugwerk (KB) en de indirecte restauraties (IR).
Afbeelding 2. Langleven van de meest gebruikte restauraties in de tandheelkunde in aantal gemiddelde jaren. Gemaakt op basis van gegevens uit Herstel en vervanging van restauraties, Arkens C. et al Tandheelkundige
Tijdingen 2005,33(4);221-252; Survival and reasons for failure of amalgam versus composite posterior
restorations placed in a randomized clinical tria. Bernardo M. et al. JADA 2007;138:775-783.;Long-term
evaluation of extensive restorations in permanent teeth Journal of Dentistry, Van Nieuwenhuysen 2003
Aug;31(6):395-405 en Failure, Repair, Refurbishing and Longevity of Restoration. Mjör I. et al.Operative
Dentistry.2002.27,528-534.
Glasionomeercement (GIC):
Glasionomeercementen hebben het kortste leven in de mond met slechts een gemiddelde van
3 tot 4 jaar, dit voornamelijk door de lage slijtageweerstand. Betere mechanische
eigenschappen en dus ook een langer leven, worden bereikt indien gebruik gemaakt van
kunstharsversterkte glasionomeercementen.(vb. Fuji IX® (GC Corporation, Tokyo, Japan))
0 5 10 15 20 25
GIC
C
AA
KB
IR
Langleven van restauraties
10
Composiet(C):
Sterk afhankelijk van de samenstelling van het composiet en de vulstof hebben de nieuwe
hybride composieten een gemiddeld leven van 7-8 jaar. Microfijne composieten halen een
gemiddelde van 5-6jaar.
Amalgaam(AA):
Met ongeveer 10-11jaar is amalgaam nog altijd het plastisch vulmateriaal met het langste
leven, dit mede door de goede mechanische eigenschappen en de lagere kansen op faling
zoals secundaire cariës.
Kroon- en Brugwerk(KB):
Het langleven van solitaire kronen op vitale elementen is het hoogst. Na 20 jaar follow up zijn
er in 75% van de gevallen nog geen problemen vastgesteld. De levensduur neemt af naar mate
meer elementen betrokken zijn en wanneer de pijlers avitaal zijn. De meeste volkeramische
kronen bezitten een minder lang leven dan metaalversterkte kronen of volledig metalen
kronen. (19;20)
Zirconiumkronen combineren een goede esthetiek en biocompabiliteit met goede
mechanische eigenschappen. De zirconiumkronen zijn dan ook de laatste jaren aan een grote
opmars bezig in de dagelijkse tandheelkunde. Er is echter nog weinig onderzoek naar de
levensduur van deze restauraties.(21)
Indirecte restauraties(IR)(zoals bv. gouden onlays en inlays):
Deze restauraties beschikken over de beste mechanische eigenschappen en hebben dan ook
het langst leven van ongeveer 18-20jaar. Meestal wordt goud of een andere edele legering
gebruikt, onedele legeringen hebben dan weer een minder lang leven.(22;23)
V.4.Wat is het verschil tussen herstellen, opfrissen en vervangen van een restauratie?
Een vulling vervangen betekent dat de volledige restauratie verwijderd wordt en vervangen
wordt door een nieuwe. De vervanging kan gebeuren door hetzelfde materiaal of indien nodig
door een ander vulmateriaal. Tegenwoordig worden bijvoorbeeld veel oude
amalgaamvullingen vervangen door composietvullingen.(14)
11
Doordat men hierbij de tand opnieuw aanboort en deze dus zal verzwakken, wordt vervanging
indien niet noodzakelijk best vermeden. Een deel van de vullingen moet soms
noodgedwongen vervangen worden, dit bijvoorbeeld als er secundaire cariës aanwezig is
onder de ganse restauratie. (8;9)
Zoals eerder vermeld zullen in de tijdsgeest van de minimale invasieve tandheelkunde meer
en meer vullingen hersteld en opgefrist worden. Hoe meer tandweefsel er gespaard wordt hoe
beter. (2;24)
Bij een herstelling wordt een deel van de oorspronkelijke restauratie behouden en zal meestal
met hechttechnieken de restauratie terug tot het gewenste resultaat hersteld worden. De ernst
van de faling en de klinische context zal dan bepalen hoeveel van de restauratie behouden
blijft en hoeveel hersteld zal moeten worden.
Sealen is het eenvoudig afdichten van een defect zoals een randspleetje of andere
oppervlakkige defecten in de vulling. Sealen gebeurt meestal zonder verdoving en soms is
boren ook overbodig. Een vloeibaar kunsthars wordt na een oppervlaktebehandeling (etsen
met fosforzuur en spoelen) in het defect aangebracht om vervolgens uitgehard te worden.
Sommige sealings gebeuren met een glasionomeercement, dit heeft het nadeel van minder
diep in het defect te dringen, het wordt vnl. gebruikt indien de restauratie moeilijk droog te
houden is of als tijdelijke oplossing.(25)
Verkleuringen, overhangende vullingen, slechte anatomische vormen en andere kleine
oppervlakkige defecten kunnen meestal opgefrist worden. Het opfrissen van een restauratie
kan snel en zonder veel moeite gebeuren, hierbij is geen verdoving nodig en zal meestal geen
extra tandweefsel opgeofferd worden.
Bij oppervlakkige verkleuringen of defecten zal men gebruik maken van aluminiumoxide
polijstschijfjes en rubber of silicone polijstboortjes.
Met interproximale strips, polijstschijfjes of EVA- tips®(Dentatus, Spanga, Zweden) kan een
overhangende vulling bijgewerkt worden en zal dit zorgen voor een verminderende
plaqueaccumulatie inter-dentaal. Slechte anatomische vormstructuren in de vulling kunnen
bijgewerkt worden met carbide polijstboren en aluminiumoxide schijfjes.
Indien het defect niet oppervlakkig ligt, zal een eenvoudige herstelling aangewezen zijn.(6;9)
12
V.5.Hechtmechanismen.
De mogelijkheden om restauraties te herstellen evolueerden parallel met de ontwikkeling van
hechtingstechnieken van composieten. Composiet is een kunsthars die niet alleen hecht aan
ander composiet maar ook aan metaal, amalgaam en porselein. Ieder materiaal heeft echter
andere eigenschappen en er zijn dus ook telkens andere procedures te volgen. Hierbij is het
voorbereiden van het hechtingoppervlak een belangrijke stap, dit kan op verschillende
manieren die naderhand besproken zullen worden. Hoe groter en ruwer het hechtoppervlak,
hoe sterker de hechting.(21;26-28)
De hechting kan geschieden door mechanische of chemische interacties maar het is bijna
altijd een samenspel van beide.
De mechanische hechting zal vooral geschieden door retenties en ondersnijdingen al of niet
extra aangebracht op het hechtoppervlak. De chemische hechting grijpt plaats door primaire
ionische, covalente of metallische en zwakke secundaire bindingen.
V.5.1. Voorbehandeling van het substraat.
Naast glazuur en dentine hebben sommige materialen zoals composieten,
glasionomeercementen en porselein nood aan een voorbehandeling alvorens er chemisch (en
of mechanisch) gehecht kan worden. Dit gebeurt meestal door applicatie van een zuur. Men
maakt onderscheid tussen twee soorten zuren die in de volgende paragraaf worden
beschreven.
Etsen met behulp van fosforzuur.
In de tandheelkunde is fosforzuur het meest gekende zuur, dit zuur wordt in concentraties van
30 tot 40% in de tandpraktijk gebruikt om effectief glazuur en dentine te etsen.(29)
Fosforzuur wordt soms nog gebruikt bij het creëren van hechting aan conventioneel
glasionomeercement. ScotchBond etchgel®(3M/ESPE, Seefeld, Duitsland) en Etch-
Rite®(Pulpdent Corporation, Watertown MA, USA) zijn enkele voorbeelden van
veelgebruikte etsgelen op basis van fosforzuur. Etsen met deze etsgelen gedurende een 15tal
seconden zal volstaan om een goed etspatroon te bekomen in het tandoppervlak. Etsen van
glasionomeercement gebeurt best maximaal 30seconden. (29)(30)
13
Etsen met behulp van hydrofluoridezuur (HF).
Voor het etsen van composiet(restauraties) en porseleinen kronen is echter een sterker zuur
nodig, hiervoor wordt meestal het hydrofluoride zuur (HF) gebruikt. De concentraties van het
zuur liggen tussen de 1,25 en 10% afhankelijk van de fabrikant. De vulstofcomponent van de
composieten en porseleinen kronen lossen gedeeltelijk op en in de kunststofmatrix vullen de
opgeloste glaspartikels de gecreëerde holtes op. (31)
Doordat het hydrofluoridezuur een zeer sterk zuur is, worden de producten altijd in een
redelijk vaste gelconsistentie geleverd, doch is het ten stelligste aan te raden een rubberdam
en beschermbril te gebruiken indien er hogere concentraties van het zuur aanwezig zijn (>5%
HF). Het voordeel van dit sterker zuur(tot 10%HF) is de kortere duur van inwerking die nodig
is om een zelfde resultaat te bekomen. Bij producten met 1-2% HF is een langere periode, tot
4-5minuten, van applicatie noodzakelijk.(14;29;31)
Enkele voorbeelden van hydrofluoride etsgelen zijn Porcelain Etch ®(Ultradent, South Jordan
UT, USA) 1,25 en 9,5%HF, Porcelock®(Denmat, Santa Maria CA,USA) 2,5%HF, Choice
Porcelain Etchant Gel®(Bisco, Schaumburg Illinois, USA) 8%.
V.5.2.Mechanische hechting.
Opruwen van het contactoppervlak met roterend instrumentarium.
Het opruwen van het contactoppervlak kan gebeuren met een (diamant) boor of met een ruw
papierschijfje. Dit is een veel gebruikte techniek.
Wanneer er echter een grote hechtsterkte gewenst is, dit op bijvoorbeeld zware
occlusiedragende tanden, is het zeker aangewezen om ook andere oppervlaktebehandelingen
zoals zandstralen en tribochemische silicacoating te gebruiken.(zie verder)
Retentieve groeven en ondersnijdingen.
Vooral bij het herstellen van amalgaam zal het belangrijk zijn om extra mechanische retentie
te vinden, voornamelijk ter hoogte van de zwakke isthmus. Dit kan geschieden door ter
hoogte van de overgang van de box naar het occlusale vlak extra retentiegroeven te boren, de
14
zogenaamde “zwaluwstaart”.
Bij grote composietvullingen, bijvoorbeeld bij grote klasses II of IV kan het maken van
ondersnijdingen of groeven ook een bevorderend effect hebben op de retentie.(16)
Retentieve pinnen en (wortelkanaal) stiften.
Soms worden bij het herstel van grote amalgaam (of composiet) restauraties retentieve pinnen
geplaatst, deze worden meestal geplaatst ter hoogte van een te herstellen knobbel of vlak. De
pin wordt in het tandmateriaal geboord of geplaatst op de plaats waar er extra retentie
noodzakelijk is.
Door de komst van de chemische hechttechnieken wordt deze techniek minder vaak gebruikt.
Deze techniek heeft ook nog als groot nadeel dat de pin in dunne restauraties in composiet
meestal door de restauratie zal doorschemeren, wat de esthetiek niet echt ten goede komt.(vb.
in frontregio)
Retentieve stiften worden in een ontzenuwd wortelkanaal geplaatst en zorgen voor extra
retentie in het wortelkanaal. Voor het plaatsen van een retentieve stift zijn er een aantal
belangrijke regels die in acht genomen moeten worden, dit om faling zo veel mogelijk te
beperken.(32)
Bij preparatie moet men er op bedacht zijn om zo weinig mogelijk tandmateriaal op te
offeren. De diameter van de kroon bij de hals moet minimaal 1,3mm zijn. Men dient zo veel
mogelijk tandweefsel te omvatten zodat de resistentie groter wordt. Dit wordt beschreven als
het ferrule-efect. Ook dient er apicaal in het kanaal nog 4 tot 5mm gutta-percha aanwezig te
zijn alvorens de stift te plaatsen. De breedte van de stift mag niet meer zijn dan een derde van
de breedte van de wortel. De biologische breedte van het parodontaal weefsel mag echter ook
niet in gevaar gebracht worden en de kroon/wortelstift verhouding dient best zo groot
mogelijk te zijn. Met andere woorden de lengte van de stift is best even groot of zelfs kleiner
dan die van de kroon. Het einde van de stift dient zich onder het niveau van de botrand te
bevinden.(32)
Indien de stift niet goed in het midden van het wortelkanaal geplaatst wordt, is er een grote
kans op breuk of beschadiging van de tand.(32)
15
Zandstralen
Deze methode is voornamelijk geschikt voor oppervlaktebehandelingen van porselein, metaal
en composieten. Intra-oraal zandstralen van een amalgaamrestauratie zal een kleine verhoging
van de hechtsterkte met het composiet geven. (33)
Het zandstralen met aluminiumoxidekorrels verhoogt het beschikbaar hechtingsoppervlak, de
vrije oppervlakte-energie en zorgt voor micromechanische retentie. Zeker ter hoogte van een
metalen oppervlak is het zandstralen zeer efficiënt. De fijne aluminiumoxidekorrels, met
diameter 27 of 50 micrometer, verwijderen de oxides en de neerslag op het metaaloppervlak
en zullen een ruwer oppervlak creëren.(34)
Het grootste nadeel van deze techniek is het inademen door de patiënt en de tandarts van de
zeer fijne schadelijke deeltjes. Het is dus zeker aan te raden te werken met rubberdam en een
gespecialiseerd afzuigsysteem zoals de Sand-Trap®(3M/ESPE, Seefeld, Duitsland). Dit is een
toebehoren van transparante kunststof dat op de aspiratie past. Zo kan de werking van de
abrasieve partikels geconcentreerd worden en kunnen ze tegelijkertijd tijdens het zandstralen
door afzuiging verwijderd worden. Het dragen van een beschermbril door zowel patiënt als
tandarts is hierbij ook nog steeds aan te raden. Het nadeel is wel dat men door de
beschermkap niet altijd ziet wat men aan het doen is.(35)
Voorbeelden van intraorale zandstraalapparaten zijn Micro-etcherII ®(Danvill Engineering),
en de Handiblaster®(Chameleon Dental Products, Kansas City, USA).
Tinplating
Op gezandstraalde metalen oppervlakken kan in het geval van een edelmetaal (vb. gouden
onlays) de retentie verder worden verbeterd door aansluitend op het zandstralen te vertinnen.
Het daardoor afgezette laagje tinoxide, met een dikte van gemiddeld 0,3 micrometer, zal
zorgen voor een verdere oppervlaktevergroting waardoor een betere hechtsterkte bekomen
wordt. Uit een Amerikaanse studie blijkt dat kunstharsverstevigde glasionomeercement de
beste hechting aan edele metaallegering vertoonde na tinplating met Microtin® (Danville
Engineering) gecombineerd met zandstralen.(36)
16
V.5.3.Chemische hechting.
Silaniseren van oppervlakken.
Silaankoppelaars, ook wel organische siliconen of silanen genoemd, bevorderen de hechting
van composiet aan metaal of keramische materialen. Silaniseren is alleen effectief als het te
behandelen oppervlak voldoende oxides bevat. De silanen zijn bifunctionele monomeren met
een functionele organische radicaal die kunnen copolymeriseren met het zuur van een
adhesief. Bovendien zijn er drie alkoxygroepen beschikbaar, deze worden eerst
gehydrolyseerd om daarna te reageren met een hydroxylgroep op het hechtoppervlak.
M.a.w. door contact met een zuur wordt het organosilaan omgezet in het reactieve
organosilanol, dit zal dan op zijn beurt een permanente covalente verbinding maken met
siliciumoxide en andere oxides.(34)
De belangrijkste functie van silaan op metalen oppervlakken is de binding mogelijk maken
van het adhesief. Het silaan zal binden aan water en aan de zure oxiden op het
metaaloppervlak enerzijds en aan de methacrylaatgroepen van het adhesief anderzijds. (zie
afbeelding 3)
Porselein of Metaal
Silaan
Adhesief
Composiet
Afbeelding 3: Schematische weergave van de hechting tussen porselein/metaaloppervlak en composiet door
silanisatie en een toepasselijk adhesief. De hechting komt tot stand doordat d.m.v. oppervlaktebehandeling
retentie verkregen wordt, waarna silaan en een adhesief aangebracht worden.
De verkrijgbare silanen zijn onder te verdelen in drie hoofdgroepen:
1.Niet-gehydrolyseerde enkelvoudige vloeistof zoals Clearfil Porcelain Activator®(Kuraray
Dental, Frankfurt, Duitsland)
en Porcelain Primer®(Kerr,Bioggio,Zwitserland)
2.Een vooraf gehydrolyseerde enkelvoudige vloeistof zoals Silane Porcelain Primer®(Bisco)
en Scotchprime Ceramic Primer®(3M/ESPE)
17
3. Twee of drie vloeistoffen die met elkaar moeten worden gemengd zoals Bis-
Silane®(Bisco)
De gehydrolyseerde vorm heeft een kortere houdbaarheid. De niet-gehydrolyseerde vorm
wordt pas geactiveerd na contact met een zuur, dat meestal in de bijhorende bonding zit, en is
dan ook langer houdbaar.
Veel keramische hechtsystemen vereisen een aparte silaanbehandeling voordat de bonding en
de composiet worden aangebracht.
Sommige fabrikanten voegen de silaanbehandeling toe aan hun hechtsysteem door het te laten
mengen met de bonding en dit in één keer aan te brengen (Clearfil Porcelain Bond
Activator®(Kuraray Dental) en Clearfil SE Bond® (Kuraray Dental)).
Hoewel silanen kunnen hechten aan organische en anorganische oppervlakken, kan silaan op
zichzelf geen stevige hechting verkrijgen. (31;34;37;38)
Daarom wordt aanbevolen silaan altijd in combinatie met andere methoden van
oppervlaktebehandeling toe te passen zoals zandstralen bijvoorbeeld. Voor metalen
oppervlakken kan naast de silanisering ook een tribochemische silaancoating toegepast
worden met behulp van het Cojet-Systeem (3M/ESPE). (zie verder)
Oppervlaktecoatings
Bij deze oppervlaktebehandeling wordt gebruik gemaakt van een combinatie tussen
mechanische en chemische hechting. Hierbij worden met siliciumbeklede aluminiumoxide
partikels gebruikt. Deze zullen bij inslag op het oppervlak net zoals bij zandstralen, een
verruwing van het vlak geven. Na verwijdering van de partikels blijft echter een deel van de
siliciumbekleding achter (zie afbeelding 4), deze zal op zijn beurt een chemische hechting
mogelijk maken met een tweede silaanlaag. Het meest gekende systeem op de markt is
CoJet®- Systeem ( 3M/ESPE). Het is een combinatie van producten voor de intraorale
restauratie van composietvullingen, vaste prothetische voorzieningen en voor de
voorbehandeling van restauraties voor adhesieve of conventionele bevestiging. Het systeem
bestaat uit 4 verschillende producten die na elkaar gebruikt dienen te worden.(34;38)
18
1. CoJet®Sand: Het coatingstraalmiddel (de met siliciumbeklede aluminiumoxidekorrels)
voor de silicatisering van restauraties van metaal, keramiek of composiet.
2.ESPE® Sil: De silaanvloeistof voor het silaniseren van gesilicatiseerde oppervlakken van
metaal, keramiek of composiet.
3.Visio® Bond: Hechtmiddel tussen keramiek of composiet restauraties en composiet
vulmateriaal.
4.Sinfony® Opaquer: Voor het afdekken van het opake metaal.
Afbeelding 4: Schematische weergave van de tribochemische silicacoating met behulp van CoJet®-Sand en de
verschillende materialen van het Cojet®-systeem(3M/ESPE).
Silicoater Classic®, Silicoater MD®, Rocatec® en het Silocsysteem®, allen gemaakt door de
firma Heraeus-Kulzer (Hanau, Duitsland), zijn andere silicacoating systemen die kunnen
gebruikt worden in combinatie met het silaniseren van oppervlakken.
Het Kevloc System® (Heraus-Kulzer, Hanau, Duitsland) is vergelijkbaar met de eerder
beschreven silicacoating techniek. Net als het Cojet-Systeem(3M/ESPE) wordt een
micromechanische retentie gecombineerd met een chemische binding. Bij dit systeem wordt
de binding mede door acrylisatie tot stand gebracht. De gebonden lagen in dit systeem bestaan
19
uit een gesmolten laag van de starre acrylonitril en een laag van de waterdichte, cross-linked
urethaan kunsthars. Beide lagen worden versterkt door de directe acrylisatie. Bij deze
techniek is er echter warmte-activatie met warme lucht noodzakelijk. (39)
Metaalprimer
In het laatste decennium zijn er veel nieuwe metaalprimers verkrijgbaar zoals Alloy
Primer®(Kuraray), Metal PrimerII® (GC Corp, Tokyo, Japan) en Cesead Opaque Primer®
(Kuraray) waarbij de hechting aan metalen daadwerkelijk kan worden verbeterd. De primers
worden aangebracht op een gezandstraald metalen oppervlak en verhogen de hechtsterkte bij
edele en onedele legeringen. (40;41)
Metalen inlays, onlays, kronen en bruggen kunnen gehecht worden met het dentale cement
Panavia F2.0(Kuraray) door het gezandstraalde oppervlak te conditioneren met een
metaalprimer (Alloy Primer®(Kuraray)).(zie verder)
Terwijl bondingagents zoals Clearfil Porcelain Bond® (Kuraray)of Clearfil Liner bond
2V®(Kuraray) samen met de metaalprimer gebruikt worden om gebroken kronen op
kunstharsbasis en metalen kronen en bruggen met een porseleinlaag te herstellen.
De metaalprimers worden ook vaak gebruikt in tandheelkundige labo‟s om de metalen
structuur van partiële protheses te herstellen of aan te passen.
Om het principe uit te leggen van de metaalprimers, wordt de Alloy Primer®(Kuraray) als
voorbeeld genomen.(40;42) De voornaamste bestanddelen in deze primer zijn:
- Aceton
- 10-methacryloyloxydecyl-dihydrogeenfosfaat (MDP)
- 6-(4-vinylbenzyl-n-propyl)amino-1,3,5-triazine-2,4-dithion (VBATDT)
De grotere hechtkracht komt tot stand door het MDP-monomeer en het VBATDT-monomeer,
die in de metaalprimer zijn verwerkt. Bij edele metalen verbinden zwavelatomen van de
VBATDT zich chemisch met atomen van het edelmetaal, terwijl de dubbele bindingen aan het
andere einde van het molecuul copolymeriseren met de kunstharsmonomeren. De
aanwezigheid van MDP helpt de reactie tussen VBATDT en edele metalen, resulterend in een
grotere hechtkracht. Bij onedele metalen bindt de fosforzuurgroep van MDP zich chemisch
aan de onedele-metaalatomen, terwijl de dubbele bindingen aan het andere einde van de
20
molecule copolymeriseren met de kunstharsmonomeren. Ook hier is een grotere hechtkracht
het resultaat.
De applicatie van de metaalprimer gebeurd best op een gezandstraald oppervlak, het volstaat
om een dun laagje aan te brengen en het daarna te doen drogen
Panavia F 2.0
Panavia F 2.0(Kuraray) is een recent adhesief composietcement die in de hedendaagse
tandheelkunde gebruikt wordt om in- en onlays, kronen en bruggen van metaal, porselein,
composiet, etsbruggen, amalgaamrestauraties en veneers te cementeren of te herstellen. Het
cement beschikt immers over een goede hechting aan glazuur en dentine, metalen,
gesilaniseerd porselein en gepolymeriseerd composiet. (43-46)(zie afbeelding 5)
Het product kan zowel chemisch als lichtuithardend gebruikt worden. Panavia F 2.0(Kuraray)
hardt onder anaërobe omstandigheden volledig uit. Wanneer het cement aan de randen wordt
afgedekt met Oxyguard II(Kuraray) (een product bijgeleverd bij de Panavia set) begint direct
de anaërobe uitharding. Het cement bevat echter ook een lichtuithardende katalysator,
waardoor de randen van de restauratie nu ook met een polymerisatielamp betrouwbaar
uitgehard kunnen worden.(43;44)
De voorbehandeling van glazuur en dentine bestaat uit het aanbrengen van de ED
primer(Kuraray) (ook aanwezig in de set). De ED primer(Kuraray) is een zelfetsende primer,
hierdoor zal de smeerlaag opgelost worden en kan de hybridelaag gevormd worden. De ED
primer(Kuraray) bevat het MPD monomeer en een polymerisatieversneller. Indien het glazuur
nog onbeslepen is, is het nodig om het eerst te etsen met een fosforzuur (vb. K-etchant
gel®(Kuraray)).(43;44)
Het product zorgt ook voor een fluoride-afgifte dit mede omdat de pasta een oppervlakte
behandeld natriumfluoride bezit.
De pasta is beschikbaar in 4 kleuren: tandkleurig, opaak kleurig, wit en licht kleurig.
21
Afbeelding 5 : Een overzicht van de verschillende mogelijkheden van Panavia F 2.0(Kuraray) en de gebruikte
producten bij de verschillende te hechten oppervlakken.
Composiet en Kunsthars Primers
Voor de hechting van composiet aan kunsthars zijn enkele primers ontwikkeld zoals de
acrylische primer Artglass Connector®( Heraus-Kulzer) die het oppervlak zouden reactiveren.
Na etsen wordt de lichtuithardende primer aangebracht, waarna een bonding geappliceerd
wordt. Hierdoor ontstaat een chemische verbinding met de bonding en de composiet.
Het appliceren van speciale composiet-primers zoals Special Bond II® (Ivoclar
Vivadent,Ontario Canada), blijken weinig effectief te zijn. De applicatie van een gewone dun-
vloeibare bonding blijkt de reparatiesterkte echter wel te verhogen.(47)
V.6.Herstellen en opfrissen van amalgaamrestauraties
Herstellen van een amalgaamrestauratie kan gebeuren door middel van nieuw amalgaam maar
dit kan ook plaatsvinden met composiet door gebruik te maken van een adhesief al dan niet
met voorafgaande oppervlaktebehandelingen. Naast composiet kan ook glasionomeercement
gebruikt worden om amalgaamrestauraties te herstellen.
Kleinere defecten in amalgaamrestauraties (zie hoger beschreven in hoofdstuk V.2) kunnen
ook door middel van een sealing hersteld worden, dit kan ofwel een flowable composiet zijn
ofwel een glasionomeercement. Sommige defecten kunnen gemakkelijk opgefrist worden dit
22
is bijvoorbeeld het geval bij overhangende amalgaamranden, deze kunnen bijgepolijst worden
met interproximale strips, polijstschijfjes of EVA-tips®(Dentatus).
V.6.1.Herstellen met nieuw amalgaam.
Veel onderzoekers hebben de reparatiesterkte van amalgaam hersteld met nieuw amalgaam
onderzocht. Er werden sterk uiteenlopende resultaten bekomen. Bij de meeste onderzoeken
was de sterkte van het herstelde amalgaam echter lager dan 50% van de oorspronkelijke
restauratie.(33;48-50)
De klinische betekenis van deze uitkomsten heeft een invloed op de uitbreiding van
bijvoorbeeld een grote klasse I-restauratie of een klasse II-restauratie. Het zal niet volstaan
een box te prepareren en daarin amalgaam te condenseren tegen de klasse I-restauratie. Op de
meest kwetsbare plaats, de isthmus(zie hoger), zou de restauratie echter veel te zwak worden
waardoor veel vlugger een breuk of andere faling kan optreden. Aanvullende retentie moet
worden verkregen door het aanbrengen van retentiegroeven, zoals „de zwaluwstaart‟, in de
restauratie en/of door gebruik te maken van een oppervlaktebehandeling zoals het
zandstralen.(16;33)
Zoals in afbeelding 6 te zien is, heeft men onderzocht bij welk soort oppervlaktebehandeling
de grootste reparatiesterkte bekomen wordt. Hieruit blijkt dat bij het ruw maken van de oude
amalgaamrestauratie door middel van een carbideboor of door te zandstralen de grootste
reparatiesterkte bekomen wordt. (33)
Na het opruwen en uitbreiden van de caviteit wordt het nieuwe amalgaam aangebracht en
gecondenseerd.
23
Afbeelding 6. Gemiddelde reparatiesterkte van Amalgaam door middel van verschillende
oppervlaktebehandelingen uitgedrukt in MPa .Kolom 1 stelt het intacte amalgaam voor, terwijl kolom 6 geen
behandeling onderging .Opruwen van het oppervlak met een( nr.557 carbide) boor(2) heeft betere resultaten
dan gebruik maken van zandstralen(3) met aluminiumoxidekorrels van 50µm of van twee retentieve
ondersnijdingen(4) of van een adhesief zoals Amalgambond plus® (5).(Gegevens gehaald Jessup et al. Effects of
surface treatments on amalgam repair. Operative Dentistry 1998;vol:23 iss:1 pg:15 -20.).
V.6.2.Herstellen met composiet.
Ook composiet kan gebruikt worden om een gefaalde amalgaamrestauratie te repareren.
Door esthetische redenen en de verbeterde mechanische eigenschappen van een
composietrestauratie blijken meer en meer tandartsen te kiezen voor de reparatie van
amalgaam met composiet. Uit onderzoeken is gebleken dat het herstellen van
amalgaamrestauraties met composiet goede resultaten kan opleveren. Er zijn echter wel
bepaalde oppervlaktebehandelingen nodig om voldoende hechtsterkte te verkrijgen.
(8;9;13;33;49;50) Aangezien het hier gaat om een hechting tussen metaallegering en een
composiet zal deze niet vanzelfsprekend zijn en zullen er aangepaste materialen en technieken
moeten aangewend worden.(26)
Uit verschillende studies blijkt dat het gebruik van een adhesief, al dan niet na zandstralen,
een significant positief effect vertoont op de hechtsterkte tussen de 2 materialen. (26;48;50)
Andere nieuwere technieken zoals het Cojet-systeem(3M/ESPE)(zie hoger) blijken ook goede
alternatieven te zijn. (34;38)
0
20
40
60
80
100
120
140
160
180
1 2 3 4 5 6
Oppervlaktebehandelingen AA
24
Onderzoek heeft aangetoond dat de hechting van composiet aan vers amalgaam met/zonder
oppervlaktebehandeling en met/zonder adhesief veel te laag te zijn. (26)
Klinisch hebben we in de meeste gevallen te maken met oudere amalgaamvullingen.
Hier blijkt de hechtsterkte tussen amalgaam en composiet wel toe te nemen na voorafgaande
behandelingen en adhesieven, wat dan ook ten voordele komt van de mechanische
eigenschappen van de herstelde restauratie.(14)
Zoals eerder aangegeven zijn er verschillende hechtmethoden. Hieronder worden twee vaak
gebruikte en via onderzoek goed bevonden technieken besproken.(26)
Techniek 1. Herstel van amalgaam met behulp van een metaal-primer
(vb.Alloy-primer(Kuraray)).(26;49)
Door middel van oppervlaktebehandelingen, zoals het opruwen met een boor of zandstralen,
wordt het amalgaamoppervlak voorbereid. Hierna wordt best het glazuur en dentine
behandeld met de zuurets-techniek. De metaalprimer wordt vervolgens aangebracht ter hoogte
van het amalgaamoppervlak. Het adhesief zal op zijn beurt hechten aan de primer waardoor
na applicatie van het composiet een voldoende grote hechtsterkte bekomen wordt.
Uit studies blijkt dat de beste hechtsterkte bekomen wordt door gebruik te maken van het
Panavia F 2.0(Kuraray) cement als adhesief. (43;49;49)
De hechtsterkte is ook deels afhankelijk van het al of niet gebruiken van een opaker, deze kan
gebruikt worden om het amalgaam te maskeren. Wanneer een te dikke laag opaker wordt
aangebracht zal dit zorgen voor een daling van de hechtsterkte.
Techniek 2. Herstel van amalgaam restauraties met behulp van oppervlaktecoatings zoals het
Cojet-systeem(3M/ESPE).(14;26;38)
Het mechanisme van het Cojet-systeem(3M/ESPE) werd reeds besproken in hoofdstuk V.5.3,
het systeem bestaat zoals vermeld uit 3 of 4 materialen die na elkaar dienen geappliceerd te
worden.
De amalgaamrestauratie zal opgeruwd worden door middel van zandstralen met het Cojet®-
systeem, al dan niet gecombineerd met het gebruik van een boor. Daarna dient het oppervlak
droog geblazen te worden om het Cojet®-Sand(3M/ESPE) te verwijderen. Na de behandeling
25
van het glazuur en dentine wordt er een aangepaste silaanlaag (ESPE® Sil(3M/ESPE)) op het
amalgaamoppervlak aangebracht, deze zal op zijn beurt hechten aan de primer en het adhesief
die bijgeleverd zijn met het systeem. Tenslotte wordt het composiet aangebracht en
afgewerkt.
V.6.3.Herstellen van amalgaam met glasionomeercementen.
Het is al lang gekend dat glasionomeercementen een hechting aan glazuur vertonen, maar na
onderzoek blijken deze ook even sterk te hechten aan hoogkoperamalgaam. (14;51)
Dit met een hechtsterkte van ongeveer 8MPa, wat hoger is dan de hechtsterkte van
glasionomeercementen aan dentine. Er zijn echter wel cohesieve als adhesieve falingen
merkbaar, deels afhankelijk van het type amalgaam.(51)
Klinisch kunnen glasionomeercementen gebruikt worden om de slechte randaanpassingen en
randspleten op te vullen van de amalgaamrestauraties. Hierbij onstaat zowel een hechting aan
het glazuur als aan het amalgaam. Een extra voordeel bij gebruik van glasionomeercementen
is de langdurige fluoridenafgifte.
V.7.Herstellen en opfrissen van composietrestauraties
Composiet kan, zoals eerder aangegeven, falen door tal van factoren. De oorzaak van de
faling zal mede bepalen hoe de restauratie dient hersteld te worden. Zo zullen kleine falingen
zoals lichte porositeiten, oppervlakkige verkleuringen en randdefecten gemakkelijk hersteld
worden, terwijl bij secundaire cariës, grote breuk of verkleuring de restauratie gedeeltelijk of
volledig dient vervangen te worden.
In de meeste gevallen dient een deel van de composietrestauratie verwijderd te worden om
vervolgens plaats te maken voor nieuw composiet of voor een glasionomeercement.
Afhankelijk van de plaats of aard van de faling dient er meer of minder composiet
weggenomen te worden.
Met de nieuwe hechttechnieken kunnen we efficiënter en vlotter composietrestauraties
herstellen. Tal van indicaties en methodes worden in het volgende hoofdstuk beschreven.
26
V.7.1.Herstellen van composiet met nieuw composiet
Het herstel van een bestaande composietrestauratie hangt niet enkel af van de aard van de
faling, maar ook van de tijdsduur na het plaatsen van de originele vulling en van de
composietsoort die gebruikt wordt. Zo zullen hybride composieten anders hersteld worden
dan microfijne composieten. (4;17;30)
Bij het plaatsen van composiet blijft het altijd belangrijk om droog te werken, het isoleren van
het werkveld is dus zeker aan te raden. Niet alleen voor de vochtcontaminatie kan rubberdam
gebruikt worden, maar ook om de gingiva en de slijmvliezen te beschermen tegen agressieve
zuren zoals het hydrofluoridezuur. Ook bij het zandstralen is plaatsen van een rubberdam en
dragen van een beschermbril aangewezen.
Bij het corrigeren van een zopas gelegde composietrestauratie hoeft men geen extra
hechttechnieken te gebruiken. Het kan bijvoorbeeld dat bij aanbrengen van composiet een
luchtbel ingesloten wordt. Doordat er nog voldoende vrije radicalen aanwezig zijn in het
zopas aangebrachte composiet is het voldoende om een bonding te appliceren en daarop terug
composiet aan te brengen.
Indien de composietrestauratie reeds beslepen is dient eerst de smeerlaag verwijderd te
worden, dit kan door kort etsen met fosforzuur( max.20seconden), waarna applicatie van de
bonding en composiet kunnen geschieden.
Hechting aan composietmateriaal dat al enige tijd in de mond aanwezig is, dient op een
andere manier te gebeuren. Het composiet heeft immers al water opgenomen en is chemisch
minder actief dan net geplaatste composiet.(4)
Hiervoor zijn verschillende oppervlaktebehandelingen voor handen die zorgen voor een
betere hechtsterkte. Afhankelijk van het soort composiet zal een andere techniek gebruikt
worden. Zowel micromechanische als macromechanische retentie zullen bijdragen tot de
hechtsterkte.
Bij de hybride composieten en de meeste conventionele composieten, kortom composieten
die veel glasdeeltjes bevatten zal het etsen met hydrofluoridezuur (zie hoger) zorgen voor
aanzienlijke verruwing van het oppervlak. (27;28;31)
Het effect hiervan, zoals eerder vermeld, is niet alleen afhankelijk van het oppervlak maar ook
van de concentratie van het etsmiddel en de etstijd.
27
Er zijn verschillende studies waarbij onderzocht werd welke oppervlaktebehandelingen
zorgen voor de beste hechting tussen oud en nieuw aangebracht composiet.
De meeste studies (27;28;31)tonen aan dat bij hybride composieten silicacoating of
silanisering van het contactoppervlak samen met de applicatie van een goede bonding zorgen
voor de beste hechting. Al dan niet kan er voor het silaniseren geëtst worden met een sterk
zuur zoals het hydrofluoridezuur. Indien gebruik gemaakt wordt van het Cojet-
systeem(3M/ESPE)(silicacoating) zal de inslag van de aluminiumoxidekorrels zorgen voor de
verruwing van het oppervlak, zodoende zal applicatie van een zuur nog weinig effectief zijn.
Zandstralen na etsen op zijn beurt zorgt voor afvlakking van het etspatroon, dit dient dus
zeker vermeden te worden.(27;28;31)
Microfijne composieten bevatten minder keramisch materiaal, wat etsen met
hydrofluoridezuur weinig effectief maakt. Deze composieten worden best gezandstraald,
waarbij het Cojet-systeem(3M/ESPE) toch ook de voorkeur verdient. Het silaniseren zal
bijkomend zorgen voor een extra hechtsterkte.(27;28;31)
Het appliceren van een bonding zal de hechtsterkte doen vergroten, waarbij dun-vloeibare
gefosfateerde bonding in vergelijking met een stroperige glazuurbonding een beter resultaat
oplevert.(52)
Gebruik van composietprimers daarentegen heeft op alle verschillende composietsoorten
weinig nut.(47)
Wanneer de tandarts niet op de hoogte is van welk type composiet er gebruikt werd, wordt
best geopteerd voor het achtereenvolgens zandstralen (eventueel met Cojet®-
Sand(3M/ESPE)), silaniseren, appliceren van de bonding en het nieuw composiet. Indien men
niet over een zandstraler of een Cojet-systeem(3M/ESPE) beschikt is het aangewezen om
eerst de composiet op te
ruwen met een boor. Indien er voldoende ruimte aanwezig is kunnen er ook macroretentieve
ondersnijdingen aangebracht worden. Vervolgens dient men te etsen (hydrofluoridezuur
verdient de voorkeur) en te silaniseren. Om daarna de bonding en het composiet te
appliceren.(17;30;53)
28
V.7.2.Herstellen van composiet met glasionomeercement.
Deze techniek wordt slechts zelden gebruikt, vermits het glasionomeercement een veel lagere
slijtageweerstand bezit dan composiet. (54) Het glasionomeercement vertoont een mindere
hechting aan composiet in vergelijking met nieuw composiet aan oud composiet.(54) In de
literatuur is er hierover bijna niets te vinden. Het omgekeerde wordt soms wel toegepast,
wanneer men een glasionomeervulling herstelt of gedeeltelijk vervangt door een
composietvulling. (Zie volgende hoofdstuk.)
V.8.Herstellen en opfrissen van glasionomeercementrestauraties
Hoewel hedendaagse vullingen op basis van glasionomeercementen meestal bedoeld zijn als
voorlopige vulling of afdichting, zijn er toch meer en meer kunstharsversterkte
glasionomeercementen zoals Fuji Plus®(GC Corp) die gebruikt worden als definitieve
restauratie. Faling van dit soort restauraties vraagt voor herstel met glasionomeercementen of
met composieten. Hierbij wordt meestal toch geopteerd voor vervanging van de gehele
restauratie.
Het onderwerp blijkt niet zo populair in de literatuur, aangezien weinig onderzoek is gedaan
naar de verschillende mogelijkheden tot herstel. Daarom zijn enkel de voornaamste
mechanismen hieronder weergegeven.(55)
V.8.1.Herstellen van glasionomeercement met composiet.
De meeste composieten bezitten een hogere slijtageweerstand dan de conventionele
glasionomeercementen. Het ligt dan ook voor de hand dat in de meer esthetische zones de
voorkeur zal uitgaan naar het herstel met composiet. Als slijtage de reden is van de faling zal
het voldoende zijn om enkel composiet toe te voegen. Indien het daarentegen gaat om een
verkleurde vulling of een barst zal een groot deel moeten weggeprepareerd worden om ruimte
te maken voor het composiet.
Ook bij glasionomeercementen moet een onderscheid gemaakt worden tussen conventionele
cementen en hybride of kunstharsversterkte glasionomeercementen.
Bij conventionele cementen volstaat het om het oppervlak maximaal 30 seconden te etsen met
fosforzuur al dan niet voorafgegaan door een lichte beslijping van de restauratie. Langer etsen
wordt afgeraden wegens te veel verzwakken van het cement.(55)
29
Vervolgens dient bonding aangebracht te worden die zorgt voor de hechting tussen het
glasionomeeroppervlak en de composiet. (30;54;56)
Bij hybride glasionomeercementen zal het effect van het fosforzuur te miniem zijn, het
beslijpen met een boor, aanbrengen van ondersnijdingen en zandstralen zijn hiervoor beter
oppervlaktebehandelingen. Ook hier zal bonding moeten aangebracht worden alvorens
composiet aan te brengen. Hybride glasionomeercementen zullen een beter hechtsterkte
vertonen aan composiet dan conventionele glasionomeercementen.(54;56)
Het plaatsen van composiet op glasionomeercement wordt meer en meer gezien bij diepe
vullingen, hierbij wordt de zogenaamde „open of gesloten sandwichtechniek‟ toegepast.
Hierbij worden de voordelen van het glasionomeercement zoals de fluoridenafgifte,
zelfuitharding en de weefselvriendelijke eigenschappen gecombineerd met de goede
mechanische eigenschappen van het composiet.
V.8.2.Herstellen van glasionomeercement met glasionomeercement.
Het herstellen van een glasionomeercement met nieuw glasionomeercement heeft weinig
voordelen, er wordt meestal geopteerd voor volledige vervanging. De mechanische
eigenschappen zullen immers nog lager liggen dan die van de originele vulling. (55)
Indien toch voor herstel geopteerd wordt bestaat de mogelijkheid glasionomeercement te
gebruiken na behandelen van het achtergebleven oppervlak zoals in het vorige hoofdstuk
weergegeven is. Na applicatie van bonding kan dan een nieuw glasionomeercement
aangebracht worden.(55)
In de literatuur is hierover weinig beschreven.
V.9.Herstellen en opfrissen van kroon- en brugwerk.
Indirecte restauraties zoals kroon- en brugwerk hebben zoals reeds aangegeven een langere
levensduur.
Dergelijke restauraties kunnen echter ook falen, waarvan breuk of chipping slechts enkele
voorbeelden zijn. Uit onderzoeken blijkt dat het voorkomen van een fractuur in metaal-
keramieken restauraties tussen de 5 à 10% ligt over een functionele periode van 10jaar.(34)
Voor de patiënt zou het een financiële opdoffer zijn moest elke faling van zijn kroon- of
brugwerk resulteren in een volledige vervanging. Ook hier zijn verschillende technieken
30
voorhanden om op een juiste manier het kroon- of brugwerk te herstellen. Een breuk in een
porseleinen kroon kan onder meer hersteld worden door composiet of door een porseleinen
veneer. Indien de breuk tot de metaalstructuur loopt of het metaaloppervlak bloot komt tel
liggen, moet er ook aan metaal gehecht worden. Het overkappen van een kroon met een kroon
kan aangewezen zijn wanneer te veel porselein verloren is gegaan. In de volgende paragrafen
worden de verschillende technieken uitvoerig besproken.
V.9.1.Herstellen van porselein/keramiek met composiet.
Net als bij het herstellen van composietrestauraties zijn er verschillende
oppervlaktebehandelingen die kunnen zorgen voor een betere hechtsterkte. Er zijn wel grote
verschillen tussen de beide materialen.
Bij het opruwen en aanbrengen van retenties met een diamantboor in de keramische of
metaallaag dient men er zich van bewust te zijn dat kleine nieuwe microfracturen kunnen
geïnduceerd worden.
Dit kan op zijn beurt zorgen voor microlekkage,slechte integratie en hechting van het
eventueel aangebrachte adhesief. Het is daarom beter grofkorrelige polijstschijfjes of andere
oppervlaktebehandelingstechnieken te gebruiken.(34;46)
Net als bij de behandeling van composiet wordt bij voorkeur voor het zandstralen (met
aluminiumoxide of siliciumoxide korrels) en etsen met hydrofluoridezuur gekozen.
Onderzoeken tonen aan dat het combineren van beide technieken met daaropvolgend een
applicatie van silaan voor het beste resultaat zorgen.(34;37;45;46)
Het porseleinen oppervlak wordt eerst gezandstraald: dit kan geschieden door middel van
aluminiumoxidekorrels zoals met de Micro-etcher®(Danville engineering) of
Handiblaster®(Chameleon Dental Products) (zie hoger) of door middel van siliciumbeklede
aluminiumoxidekorrels zoals bij het Cojet-systeem(3M/ESPE). Dit laatste blijkt de voorkeur
te genieten doordat het systeem zorgt voor een beter hechting met het silaan en het adhesief.
(34;37)
Het gezandstraalde oppervlak kan al dan niet geëtst worden met hydrofluoridezuur.
Bij het etsen is de etstijd een zeer belangrijke factor. Te kort etsen zal zorgen voor een
onvoldoende verruwing terwijl te lang etsen (meer dan 5minuten) dan weer zal zorgen voor
een verzwakking van het porselein. Afhankelijk van de concentratie (1,25-9,5%) zal de tijd
31
tussen de 30 seconden en de 5 minuten liggen. De inwerkingtijd van het zuur bij porselein is
langer dan deze bij composiet. Etsen van het porseleinoppervlak leidt tot oplossen van de
glasmatrix van het porselein waardoor een poreus oppervlak ontstaat dat een goede
microretentie geeft.(30;34;46;57)
Op sommige, nieuwere porseleinen heeft het hydrofluoridezuur weinig effect. Dit onder
andere door de sterkere (kern)structuur. Zo zal Dycor keramiek geëtst moeten worden met
amoniumbifluoride. In-Ceram kronen (Vita®, Bad Säckingen,Duitsland) of de nieuwe
Procera kronen van NobelBiocare® (Zurich,Zwitserland) zijn wat moeilijker te behandelen,
dit omdat deze kronen gemaakt worden uit aluminiumoxide. Om dergelijke kronen te
herstellen maakt men best gebruik van een fosfaatmonomeerbevattend cement zoals Panavia
F 2.0(Kuraray) dat op het gezandstraalde oppervlak dient aangebracht te worden. (zie
hoger)(30;43;44)
Zoals in afbeelding 3 te zien is zorgt silaan voor de chemische verbinding tussen het
porseleinoppervlak en de bonding. Het silaniseren van het oppervlak blijkt uit studies zeker en
vast bij te dragen aan de hechtsterkte. Nieuwere systemen zoals het Cojet-systeem(3M/ESPE)
zullen het zandstralen en de silaanbehandeling op een efficiënte manier combineren en zorgen
voor goede hechtsterkte.(37;45;46)
De wijze van applicatie van het silaan hangt af van merk tot merk en dient nauwkeurig
opgezocht te worden in de handleiding.
Na het silaniseren volgt de applicatie van de bonding agent en het composiet die vervolgens
dient afgewerkt te worden.
V.9.2.Hechten aan het metaaloppervlak.
Soms moet er naast het porselein ook aan het metaal gehecht worden, dit wanneer
bijvoorbeeld bij een VMK-kroon het metaal bloot komt te liggen of wanneer er een
breuk/barst loopt tot aan het metaaloppervlak van de kroon.
De hechting tussen metaal en een composiet verloopt heel wat complexer, het zal niet
volstaan om mechanisch op te ruwen en daarna composiet aan te brengen.(34)
Zoals in hoofdstuk V.5 aangegeven, zijn er tal van nieuwe technieken die de hechting van
composiet aan metaal zullen verbeteren. De twee voornaamste methoden worden beschreven.
32
Gebruik van een metaalprimer.
Uit onderzoek blijkt dat metaalprimers de hechting van composieten aan metaal bevorderen.
(41) De metaalprimer bevat actieve bifunctionele monomeren die verantwoordelijk zijn voor
de metaal-bondingsagent-composietverbinding.
Vooraleer de metaalprimer aangebracht wordt dient het metaaloppervlak gezandstraald te
worden. Dit zal de hechtsterkte doen toenemen. Na het etsen van het eventueel nog aanwezige
porselein met hydrofluoridezuur en het spoelen en drogen van het oppervlak wordt de
metaalprimer aangebracht en gedroogd. Dit enkel op het metaaloppervlak. Op het
porseleinoppervlak kan best ook silaan aangebracht worden. Na het aanbrengen van primer
(enkel wanneer er dentine-expositie is) en bonding op het metaal- en porseleinoppervlak kan
een opaker op het metaaloppervlak geplaatst worden. Deze opaker wordt in een dunne laag
aangebracht en heeft als functie de donkere kleur van het metaal te maskeren. Zoals eerder
vermeld is het belangrijk om de hoeveelheid opaker te beperken, dit om de hechtsterkte niet
drastisch te doen dalen.(30;34;42)
Als laatste stap wordt het composiet geplaatst, uitgehard en afgewerkt.
Gebruik van het Cojet-systeem(3M/ESPE).
Het nieuwere Cojet-systeem(3M/ESPE) is een alternatieve methode voor het gebruik van de
metaalprimer en zal zorgen voor een toename van de hechting tussen het metaal en het
composiet. (34;38) Hierbij wordt het metaal- en porseleinoppervlak met siliciumbeklede
aluminiumoxidekorrels gezandstraald. Het mechanisme en de verschillende onderdelen
werden reeds uitvoerig besproken in hoofdstuk V.5.3.
Na de isolatie van het werkveld wordt het resterende porselein gebeveld. Waarna het metaal
en het gebevelde porselein met het Cojet®-Sand(3M/ESPE) worden gezandstraald.
Na het zandstralen dient het oppervlak enkel met (olievrije) lucht droog geblazen te worden.
Indien er dentine bloot ligt, wordt deze afzonderlijk geëtst en geprimed.
Op het gezandstraalde oppervlak wordt een laagje Espe®-Sil(3M/ESPE) aangebracht, deze
silaanlaag moet 1 tot 3 minuten verdampen en wordt niet droog geblazen. Ook hier wordt best
een opaker aangebracht om het donkere metaal te bedekken. (Sinfony®-opaker(3M/ESPE))
Op het gehele oppervlak wordt bonding gelegd en daarna wordt het composiet
geplaatst.(14;34;38)
33
De voornaamste nadelen van deze techniek zijn de hoge kostprijs van het systeem en de vele
voorbereidende stappen om het werkveld te isoleren en de patiënt en de tandarts te
beschermen.
VI.Besluit .
De tandarts wordt dagelijks geconfronteerd met falingen van restauraties. Het dilemma dat
zich dan voordoet is of we de restauratie volledig vervangen, ze enkel herstellen of helemaal
niets doen en het probleem opvolgen. De keuze wordt grotendeels bepaald door de kennis en
vaardigheid van de practicus en door de motivatie van de patiënt. Andere factoren zoals de
mondhygiëne van de patiënt, de leeftijd van de patiënt, de plaats in de mond van de
restauratie, de grootte van de restauratie, … spelen ook een rol.
Hedendaagse tandartsen zijn opgeleid om doordacht en “ minimaal invasief” te werken.
Met andere woorden de tandarts probeert om in de mond zo weinig mogelijk schade aan te
richten. Men zal overal waar mogelijk een restauratie proberen te herstellen of op te frissen,
dit brengt meestal weinig tot geen schade aan de tand met zich mee.
Door de komst van de adhesieve systemen en tal van oppervlaktebehandelingen slagen we
erin om verschillende materialen aan elkaar te hechten en dit met een voldoende grote
hechtsterkte.
Het komt er dan op neer om het hechtoppervlak zo goed mogelijk voor te bereiden op de
hechting: dit kan bijvoorbeeld door gebruik te maken van een sterk zuur zoals het fosforzuur
of het hydrofluoridezuur. Hierna wordt door middel van oppervlaktebehandelingen
mechanische en/of chemische retentie gecreëerd.
Technieken zoals zandstralen, silaniseren en tribochemische silicacoating worden
gecombineerd met verschillende primers en adhesieven.
Het zandstralen en de tribochemische silicacoating (het Cojet-systeem(3M/ESPE)) is vooral
effectief om te hechten aan amalgaam, composiet en veldspaatporselein. Het hieropvolgens
silaniseren zal zorgen voor nog een toename van de hechtsterkte. Er is ook een mogelijkheid
om composiet aan een metaaloppervlak te doen hechten door middel van metaalprimers of
door gebruik te maken van het Cojet-systeem(3M/ESPE).
In onderstaande tabel zijn de verschillende mogelijkheden en stappen om een restauratie te
herstellen weergegeven.
34
MATERIAAL
Opruwen
boor/schijfjes
Fosforzuur
(37%) HF(1-10%)
Zandstralen
(Al203) Tinplating
Oppervlakte
Coating(Cojet) Silaniseren
Adhesief/Panavia
F.2.0®
Metaal
primer
AMALGAAM
Techniek 1
Techniek 2
1 (1) 3(PF.2.0) 2
(1)
1 2 3
COMPOSIET
Hybride 1 (2) 2 3 4
Microfijn 1 (2) 2 3 4
Onbekend 1
(2)
2 3 4
GIC
Conventioneel 1 2 3
Hybride 1
2
3
PORSELEIN
Veldspaat
Procera/Inceram
1 3 2 2 4 5
1
2 (PF.2.0)
METAAL
Onedel 1 (1) 2 3(PF.2.0)
Edel 1 (2) 3 4(PF.2.0) 2
OPM: bijna elk oppervlak kan beslepen worden met een diamantboor en voorzien worden van ondersnijdingen.
Fosforzuur kan dienen als tussentijdse reininigingvan het oppervlak. Na de oppervlaktebehandelingen wordt het
gepaste herstelmateriaal aangepast. Dit kan composiet, glasionomeercement, amalgaam of een porseleinveneer
zijn.
Samenvattende tabel:
Reparatiemethoden en volgorde van de te nemen stappen voor de verschillende
restauratiematerialen.
35
VII.Referentielijst.
(1) Ricketts DN et al. Traditional operative treatment options. Monographs in Oral
Science 2009;21:164-173.
(2) Mount GJ et al. Minimal intervention Dentistry: Rationale of cavity design. Operative
Dentistry 2003;28:92-99.
(3) Dall Oca S et al. Repair potential of a laboratory-processed nano-hybrid resin
composite. Journal of Oral Science 2008;50(4):403-412.
(4) Rinastiti M et al. Immediate repair bond strengths of microhybrid, nanohybrid and
nanofilled composites after different surface treatments. Journal of Dentistry
2010;38(1):29-38
(5) Cetin R et al. One-year clinical evaluation of direct nanofilled and indirect composite
restorations in posterior teeth. Dental Materials Journal 2009; 28(5): 620-626 .
(6) Gordan VV et al. 2-year clinical evaluation of alternative treatments to replacement of
defective amalgam restorations. Operative Dentistry 2006;31(4):418-425.
(7) Deligeorgi V et al. An overview of reasons for the placement and replacement of
restorations. Primary Dental Care 2001;8(1):5-11.
(8) Mjör IA et al. Failure, repair, refurbishing and longevity of restorations. Operative
Dentistry 2002;27(5):528-534.
(9) Mjör IA et al. Repair versus replacement of failed restorations. International Dental
Journal 1993;43(5):466-472.
(10) Bernardo M.et al. Survival and reasons for failure of amalgam versus composite
posterior restorations placed in a randomized clinical trial. Journal of American Dental
Association 2007;138(6):775-783.
(11) Levin L et al. Cross-sectional radiographic survey of amalgam and resin-based
composite posterior restorations. Quintessence International 2007; 38(6): 511-514.
(12) Mjör IA et al. Placement en replacement of restorations in general dental practice in
Iceland. Operative Dentistry 2002;22:127-132.
(13) Moncada G et al. Sealing, Refurbishment and Repair of Class I and Class II Defective
Restorations. Journal of American Dental Association 2009;140: 425-432.
(14) Arkens C et al. Herstel en vervanging van restauraties,Tandheelkundige Tijdingen
2005,33(4);221-252
(15) Blum IR et al. The Repair of direct composite restorations:an international survey of
teachng of operative techniques and materials. European Journal of Dental Education
2003;7; 41-48.
(16) Penning CH. Reparatie en revisie 1. Repareren of vervangen van amalgaam.
Nederlands Tijdschrift Tandheelkunde 2001,108: 46-49.
(17) Opdam NJM. Reparatie en revisie 2. Repararen of vervangen van composiet.
Nederlands Tijdschrift Tandheelkunde 2001,108: 90-93
(18) Van Nieuwenhuysen JP et al. Long-term evaluation of extensive restorations in
permanent teeth . Journal of Dentistry 2003;31(6):395-405.
(19) De Backer H et al. Long-term survival of complete crowns, fixed dental prostheses,
and cantilever fixed dental prostheses with posts and cores on root canal-treated teeth.
Int Journal of Proshodont 2007;20(3):229-234.
(20) De Backer H et al. An up to 20-year retrospective study of 4-unit fixed dental
prostheses for the replacement of 2 missing adjacent teeth. International Journal of
Proshodontics 2008;21(3):259-266.
36
(21) Cömlekolu M et al. Evaluation of bond strength of various margin ceramics to a
zirconia ceramic. Journal of Dentistry 2008;36(10):822-827.
(22) Manhart J et al. Review of the clinical survival of direct and indirect restorations in
posterior teeth of the permanent dentition. Operative Dentistry 2004; 29(5):481-508.
(23) Ivar A et al. Reasons for placement and replacement and age of gold restorations in
selected practices. Operative Dentistry 1993;18:82-87.
(24) Moncada G et al. Increasing the longevity of restorations by minimal intervention: a
two-year clinical trial. Operative Dentistry 2008;33(3):258-264.
(25) Gordan VV et al. Two-year clinical evaluation of repair versus replacement of
composite restorations. Journal of Esthetic and Restorative Dentistry 2006;18(3), 144-
153.
(26) Ozcan M et al. Bond strength of resin composite to differently conditioned amalgam.
Journal of materials science Materials in Medicine 2006;17(1) :7 -13.
(27) Papacchini F et al. Composite-to-composite microtensile bond strength in the repair of
a microfilled hybrid resin: effect of surface treatment and oxygen inhibition. The
Journal of Adhesive Dentistry 2007; 9(1):25-31.
(28) Ozcan M et al. Effect of surface conditioning methods on the microtensile bond
strength of resin composite to composite after aging conditions. Dental Materials
2007;23(10) :1276-1282.
(29) http://www.bisco.com/catalog/default.asp?Cat=7. laatste update april 2010.
(30) Roeters J, De Kloet H. Handboek voor Esthetische Tandheelkunde 2005.STI Book
b.v. Nijmwegen,Hoofdstuk 9:175-192
(31) Sayaka H et al. Effect of Hydrofluoric Acid Etching on Shear Bond Strength of an
Indirect Resin Composite to an Adhesive Cement. Dental Materials Journal
2008;27(4):515-522.
(32) Baba NZ et al. Restoration of endodontically treated teeth: the seven keys to success.
General Dentistry 2009;57(6):596-603.
(33) Jessup JP et al. Effects of surface treatments on amalgam repair. Operative Dentistry
1998; 23(1):15-20.
(34) Ozcan M et al. Methoden voor het intraoraal repareren van metaal-keramieken
restauraties. Het Tandheelkundig Jaar 2006;1-19.
(35) http://www.deprophar.be/Pages%20cat-NL/Klein%20Materieel/1-
Microzandstralen.htm#etcher. laatste update april 2010
(36) Swartz JM et al. Tensile bond strength of resin-modified glass-ionomer cement to
microabraded and silica-coated or tin-plated high noble ceramic alloy. Journal of
Prosthodontics 2004;9(4):195-200.
(37) Passos SP et al. Does adhesive resin application contribute to resin bond durability on
etched and silanized feldspathic ceramic? The Journal of Adhesive Dentistry
2008;10(6 ):455-460.
(38) http://www.3m.com/Product/information/ESPE-CoJet-Surface-Treatment.html. laaste
update april 2010
(39) http://www.cda-adc.ca/jcda/vol-64/issue-7/resin.html#8. laatste update april 2010
(40) Watanabe I et al. Effect of two metal primers on adhesive bonding with type IV gold
alloys . The Journal of Prosthetic Dentistry 1995;73(3), 299-302.
(41) Yoshida K et al. Effect of three adhesive primers for a noble metal on the shear bond
strengths of three resin cements. Journal of Oral Rehabilitation 2001;28(1),14-19.
(42) http://www.acacia.nl/Bondingsyst_en_accesoires/Alloy_Primer.htm. laatste update
april 2010
(43) http://www.acacia.nl/adhesieven_cementen_htm/Panavia_F_2_0_Alg__inf.htm.
laatste update april 2010
37
(44)
http://www.kuraraydental.nl/site/images/procedures/procedure%20jul09/Source/Adhe
siefcement/PANAVIA%20F2/01%20Keramiek%20veneer.pdf. laatste update april
2010
(45) Valandro LF et al. Effect of testing methods on the bond strength of resin to zirconia-
alumina ceramic: microtensile versus shear test. Dental Materials Journal 2008;27(6):
849-855.
(46) Ozcan M et al. Fracture strength of indirect resin composite laminates to teeth with
existing restorations: an evaluation of conditioning protocols. The Journal of Adhesive
Dentistry 2009; 11(5):391-397.
(47) Imamura GM et al. Enhancement of resin bonding to heat-cured composite resin.
Operative Dentistry 1996;21(6):249-256.
(48) Giannini M et al. Effect of surface roughness on amalgam repair using adhesive
systems. Brazilian Dental Journal 2002;13(3):179-183.
(49) Ozer F et al. Amalgam repair: evaluation of bond strength and microleakage.
Operative Dentistry 2002;27(2):199-203.
(50) Shen C et al. Repair strength of dental amalgams. Operative Dentistry 2006;31(1):122
-126.
(51) Aboush Y et al. The bonding of glassiomer cements to dental amalgam. Britsch Dental
Journal 1989;166(7):255-257.
(52) Puckett AD et al. Strength of posterior composite repairs using different
composite/bonding agent combinations. Operative Dentistry 1991;16(4):136-40.
(53) Opdam NJM et al. Voids and porosities in class I micropreparations filled with various
resin composites. Operative Dentistry 2003;28(1), 9-14.
(54) LI J et al. Flexure strength of resin-modified glass ionomer cements and their bond
strength to dental composites. Acta Odontologica Scandinavica 1996;54(1):55-58.
(55) Para M et al. Shear bond strength of repaired glass ionomers. American Journal of
Dentistry 1992;5(3):133-136.
(56) Shaffer et al. Repairability of three resin-modified glass-ionomer restorative materials.
Operative Dentistry 1998;23(4):168-172.