Henri Nottebaert Masterproef FINISHED · transacties toeneemt en de investeringen relatiespecifieke...
Transcript of Henri Nottebaert Masterproef FINISHED · transacties toeneemt en de investeringen relatiespecifieke...
1
Henri Nottebaert
20044823
Tweede Master Rechten
Promotor: Prof. Dr. C. Van der Elst
MASTERPROEF
Aandeelhouderschap: economisch-juridische analyse
Academiejaren: 2007-2009
2
Inhoudstafel
INLEIDING 5
HOOFDSTUK 1: DE EVOLUTIE VAN CONTROLE IN DE ONDERNEMING 9
Afd. 1: De vesrschillende vormen van controle 9
§1. De controle door bijna volle eigendom 9
§2. Meerderheidscontrole 10
A. Intercorporate control 11
§3. Controle door bepaalde legale mechanismen 11
§4. Minderheidscontrole 13
§5. Managementcontrole 17
Afd. 2: Scheiding van eigendom en controle in de 200 grootste ondernemingen van de VSA 19
Afd. 3: Conclusie bij dit hoofdstuk 21
HOOFDSTUK 2: DE AANWEZIGHEID VAN DE AANDEELHOUDER OP DE ALGEMENE VERGADERING 23
Afd. 1: Wie is er allemaal aanwezig op de AVA en in welke mate? 23
§1. Aandeelhouders 23
A. Niet meer beroepsactieve aandeelhouders 24
B. Andere types aandeelhouders 25
§2. Obligatiehouders 28
§3. Raad van bestuur en bedrijfsrevisoren 28
§4. Andere 28
Afd. 2: De aanwezigheid van de aandeelhouders en de evolutie 30
§1. Aanwezigheid van de aandeelhouders op de AVA begin jaren negentig 30
§2. Aanwezigheid van de aandeelhouders op de AVA begin 21e eeuw 33
§3. De evolutie in aanwezigheid van de aandeelhouder op de AVA 37
A. De evolutie en de verschillen 37
B. Hebben de nieuwe maatregelen van de wetgever invloed op
aanwezigheid? 38
Afd. 3: Conclusie bij dit hoofdstuk 39
3
HOOFDSTUK 3: DE RECHTEN VAN DE AANDEELHOUDER 42
Afd. 1: De basisrechten en basisplichten van de aandeelhouder 42
§1. De basisplichten van de aandeelhouder 42
§2. De basisrechten van de aandeelhouder 42
A. De lidmaatschaprechten 43
1. Deelnemingsrecht 43
2. Stemrecht 45
3. Vraagrecht 49
4. Informatierecht 50
5. Voorkeurrecht 51
6. Bijeenroepingsrecht 53
7. Minderheidsvordering 54
8. Deskundigenonderzoek 55
9. Onderzoeks- en controlebevoegdheid 55
10. Recht op vragen van ontbinding 56
B. De vermogensrechten 56
1. Recht op terugbetaling van inbreng 56
2. Winstdeelname en verliesbijdrage 58
Afd. 2: Enkele rechten die er het laatste decennium zijn bijgekomen 60
§1. Vernieuwingen van de wet 61
A. België 61
B. De Europese Unie 67
1. RL 2007/36/EG 68
2. De richtlijn vergeleken met wetgeving in VSA 70
3. Objectief van de richtlijn 71
§2. Corporate Governance in België 72
Afd. 3: De conclusie bij dit hoofdstuk 78
HOOFDSTUK 4: DE NIEUWE SOORT AANDEELHOUDERS, EEN VLOEK OF EEN ZEGEN? 79
Afd. 1: Inleiding 79
Afd. 2: De activistische aandeelhouders 80
§1. Private equity 80
A. Structuur 81
4
B. Evolutie 82
C. De voor-en nadelen 83
D. Regulering 83
§2. Hedge funds 85
A. Structuur 85
B. Strategieën 86
C. Hedge funds als activistische aandeelhouder 87
§3. Sovereign wealth funds 89
Afd. 3: De regulering 91
§1. De regulatie bij private equity 92
A. Zelfregulatie 92
B. Co-regulatie 94
C. Directe regulering 95
1. Risico’s 95
2. De wettelijke hulpmiddelen 97
§2. Regulering bij hedge funds 98
§3. Regulering van SWF’s 100
Afd. 4: De conclusie bij dit hoofdstuk 101
BESLUIT 103
BIBLIOGRAFIE 106
5
Inleiding
In mijn masterproef ga ik het aandeelhouderschap onder de loep nemen. Ik ga mij daarvoor vooral
toespitsen op de rechten van de aandeelhouder in de vennootschap en hoe de evolutie van deze
rechten is.
Ik heb voor dit onderwerp gekozen omdat er al geruime tijd een groot verschil is tussen de personen
die het kapitaal aanbrengen in de vennootschap en de personen die het voor het zeggen hebben in
de vennootschap. Zeker sinds 1973, toen het wetboek der vennootschappen werd veranderd, en aan
de raad van bestuur een residuaire bevoegdheid werd gegeven, terwijl aan de algemene vergadering
der aandeelhouders enkel nog exclusieve bevoegdheden toekwamen, bijvoorbeeld het
verschoonbaar verklaren van de raad van bestuur.
Daarom ga ik in mijn masterproef eerst de evolutie in controle en daarna de regelgeving grondig
uiteenzetten en onderzoeken. Daarbij ga ik de vraag stellen of de algemene vergadering der
aandeelhouders nog wel belang heeft in de vennootschap en ze niet enkel een loutere formaliteit is,
waar men geen aandacht moet aan besteden bij het bestuur van de vennootschap.
Uit de eerste vraag kan ik dan eigenlijk mijn hoofdvraag gaan afleiden van de masterproef, welke
macht heeft een aandeelhouder in de vennootschap? Deze vraag is heel actueel omdat men meer en
meer kan gaan zien dat er verschillende soorten aandeelhouders bestaan. Men heeft
aandeelhouders die zich passief gaan gedragen, en zich maar weinig tot niets met het beleid van de
vennootschap gaan bemoeien en men heeft de actieve aandeelhouder die zich heel gedreven met
het beleid van de vennootschap gaat bemoeien1. De laatste soort aandeelhouders kunnen er
bijvoorbeeld zelf voor zorgen dat de vennootschap wordt overgenomen of inefficiënte
bedrijfsonderdelen afgeschaft worden. Ook is er de opkomst van sovereign wealth funds in het
Westen en de vraag hoe het Westen zich daartegen moet opstellen. Gaan ze het allemaal zo laten of
is er nood aan regulering. In mijn masterproef ga ik daarom het probleem duidelijk proberen te
schetsen en enkele verschillende reacties van landen geven.
De vennootschap bestaat al langer dan vandaag, daardoor is er een evolutie geweest van theorieën
die de organisatie van de vennootschap en de positie van de aandeelhouder trachten te verklaren. In
deze inleiding ga ik een korte bespreking maken van de voornaamste theorieën.
Om te beginnen was er de neoklassieke theorie, deze theorie ging uit van een technische benadering.
Het besturen van de vennootschap had slechts één doel en dat was winstmaximalisatie. Het grote
nadeel van de theorie was dat ze van een perfecte markt uitging, dit is natuurlijk een utopie om
1 Bvb. activistische private equity funds en hedge funds.
6
zoiets te veronderstellen, daarom hield deze theorie niet stand. Er kwamen nieuwe theorieën die
onder één grote noemer vielen, de neo-institutionele theorieën.
De eerste theorie die ik van de neo-institutionele theorieën ga bespreken is de
transactiekostenbenadering. In deze theorie gaat men de marktorganisatie gaan bestuderen,
waarom gaan markten en vennootschappen zich gaan organiseren? De theorie zoekt een antwoord
op de vraag waarom de vennootschap sommige producten gaat aankopen op de markten en andere
dan weer zelf gaat produceren om door te verkopen. COASE, de grondlegger van de theorie, gaat dit
gaan verklaren door te stellen dat het gebruik van het prijsmechanisme kosten met zich meebrengt
die leiden tot de internalisering van transacties in de organisatie. De grootste kost volgens COASE is
de vaststelling van de relevante prijs. Hij stelt dat als de onzekerheid stijgt, het aantal repetitieve
transacties toeneemt en de investeringen relatiespecifieke kenmerken gaat vertonen waardoor er
meer internalisering gaat zijn.
De aandeelhouder wordt in deze theorie beschouwd als een passieve aanbrenger van het vermogen
in de vennootschap.
Een andere theorie is die van de prikkelgebonden theorie, deze theorie bestaat uit drie andere
theorieën, de informatie-assymetrie theorie, de agencytheorie, de theorie omtrent
eigendomsrechten.
De informatie-assymetrie theorie handelt over de informatie verstrekking door de bestuursorganen
van de vennootschap en de gevolgen daarvan. Als voorbeeld kan worden gegeven het feit dat de
koers van een aandeel gaat stijgen op het moment dat de vennootschap een inkoop van eigen
aandelen heeft aangekondigd. Dit komt er omdat de aandeelhouders gaan denken dat de
vennootschap in de toekomst meer gaat verwachten en dat de koers van haar aandeel nu lager ligt
dan wat ze in de toekomst verwachten te krijgen van dat aandeel2.
Bij de informatie-assymetrie is er tussen de verschillende financieringsinstrumenten een hiërarchie,
men noemt dit de ‘pecking order’. De vennootschap gaat steeds de hoogst mogelijke
financieringsvorm gebruiken van de hiërarchie.
De hiërarchie van de financieringsinstrumenten ( pecking order) is wel afhankelijk van door wie de
vennootschap wordt gecontroleerd. De bestuurders willen bijvoorbeeld dat er zo weinig mogelijk
mensen hen op de vingers kunnen tikken en ze aan zo weinig mogelijk verantwoording moeten
afleggen voor beslissingen die ze hebben genomen, vandaar dat bestuurders het liefst financieren
met interne middelen en pas is laatste instantie gaan overgaan tot het uitgeven van aandelen.
Een tweede theorie die valt onder de prikkelgebonden theorie is de agencytheorie. De agencytheorie
gaat over de scheiding van kapitaal en zeggenschap in de vennootschap.
2 C. VAN DER ELST, Aandeelhouderschap van beursgenoteerde vennootschappen:Economische-Juridische
Analyse in België en Europa , Gent, Larcier, 2001, 19.
7
Vennootschappen die beroep gaan doen op de kapitaalmarkt, in die vennootschappen gaat er een
scheiding komen tussen de bestuursorganen en de eigenaar-ondernemer van de vennootschap,
o.w.v. die scheiding kunnen er ook verschillende belangen ontstaan. Deze verschillende belangen
kunnen leiden tot conflicten, in de agencytheorie noemt men deze conflicten agencyconflicten.
Aangezien de bestuursorganen hard werken om de wist van de vennootschap te maximaliseren,
maar de winst naar de eigenaars gaat, gaan de bestuursorganen vinden dat ze eigenlijk voor niks de
winstmaximalisatie nastreven, want dat de winst toch niet naar hun gaat, hierdoor gaan ze zich
minder inspannen en zal de winst ook dalen. Een ander probleem is ook dat de eigenaars
(aandeelhouders) theoretisch gezien ook altijd bij de vennootschap blijven, want een vennootschap
blijft voortbestaan, terwijl de bestuurders maar voor een bepaalde tijd verkozen zijn. Dit gaat ervoor
zorgen dat bestuurders en eigenaars andere beslissingen gaan nemen, een bestuurder gaat niet
zover in de toekomst kijken als een eigenaar. Men gaat dit bijvoorbeeld zien bij de manier waarop
men over investeringen voor de vennootschap denkt.
De eigenaars kunnen de verschillende belangen op 2 manieren beperken. Vooreest door het bestuur
prikkels te geven die enkel in het belang zijn van de eigenaars en als tweede kan men ook veel
strenger op de bestuurders toezien.
Maar ook de bestuurders hebben er belang bij de eigenaars geen schade te berokkenen, want de
eigenaars kunnen de bestuurders ad mutum afzetten.
Toch gaan er steeds verschillen blijven tussen de beslissingen die het bestuur genomen heeft en
beslissingen die voor de eigenaars hun winst zou hebben gemaximaliseerd.
Deze drie types van kosten noemt men in de agencytheorie de agencykosten.
Er zijn ook nog andere agencyconflicten mogelijk, bijvoorbeeld met de werknemers. De werknemers
hebben andere belangen in de vennootschap dan de aandeelhouders. De werknemers willen meer
loon, waardoor de vennootschap meer zal moeten betalen en zo zal er minder winst zijn voor de
aandeelhouders. Ook hebben werknemers andere belangen dan de schuldeisers van de
vennootschap. Als de werknemers meer loon willen, zullen de schuldeisers een groter risico lopen
dat hun schuld niet wordt afgelost. Hetzelfde voor de bestuurders t.o.v. van de werknemers, als de
bestuurders te veel loon gaan uitkeren aan de werknemers, dan zullen de aandeelhouders ook niet
tevreden zijn en eventueel het bestuur ontslaan3.
En als laatste van de drie theorieën is er de theorie omtrent eigendomsrechten. Bij de theorie van de
eigendomsrechten gaat men de gevolgen die voortspruiten uit onduidelijke of niet toegewezen
eigendomsrechten op de houding van de betrokken partijen bestuderen. Over de positie van de
3 C. VAN DER ELST, Aandeelhouderschap van beursgenoteerde vennootschappen:Economische-Juridische
Analyse in België en Europa , Gent, Larcier, 2001, 28.
8
aandeelhouders gaat de theorie zich vooral gaan focussen op de voordelen die er ontstaan bij de
delegatie van bevoegdheid door de aandeelhouders aan het bestuur.
Het kapitaal van de vennootschap is samengebracht door de aandeelhouders, the owners. Als the
owners bij elke beslissing van de vennootschap zouden moeten worden betrokken zou dit veel te
lang duren en te veel kosten. Daarvoor gaat men de beslissingsbevoegdheid naar een kleinere groep
gaan delegeren, daarin kunnen eventueel wel aandeelhouders zitten. Deze groep heeft dan de
controle over de activa van de vennootschap, in de theorie noemt men deze groep de de facto
owners, zij vormen het management. De aandeelhouders worden in deze theorie niet meer als
owners beschouwd, ook al houden de aandeelhouders over een beperkt aantal beslissingen de
bevoegdheid, de aandeelhouders genieten een exclusieve bevoegdhied.
Dit was een korte samenvatting van de verschillende theorieën die er zijn over de organisatie van de
vennootschap en waar we juist de aandeelhouder daarin plaatsen.
De structuur van de masterproef zal er als volgt uitzien.
In het eerste hoofdstuk ga ik de evolutie van controle gaan onderzoeken, hiebij gaat ik me vooral
baseren op de studie van Berle en Means, maar komen er uiteraard ook andere studies aanbod.
In hoofdstuk twee bestudeer ik wie er allemaal op zo een algemene vergadering aanwezig kan of
moet zijn en of er een evolutie te merken is in de aanwezigheid van de aandeelhouders. Ik ga na wat
de factoren zijn die de aanwezigheid van de aandeelhouder gaat bepalen en wat de wetgever doet
om de aandeelhouders op de algemene vergadering te krijgen of dat ze toch hun stem kunnen
uitbrengen op de aandeelhoudersvergadering.
In het derde hoofdstuk bespreek ik de rechten en plichten van de aandeelhouder. Hoe deze zijn
geëvolueerd in de tijd en wat er de dag van vandaag allemaal wordt gedaan om de rechten van de
aandeelhouder te beschermen.
Het vierde en laatste hoofdstuk handelt over de nieuwe soort activistische aandeelhouders, wat ze
juist zijn en wat hun voordelen en nadelen zijn. Moeten deze aandeelhouders worden gereguleerd of
bestaat er reeds een regulering op deze soort aandeelhouders.
In mijn besluit ga ik dan een antwoord trachten te formuleren over de rode draad door geheel mijn
masterproef: “Heeft de aandeelhouder genoeg rechten?”
9
Hoofdstuk 1: De evolutie van de controle in ondernemingen
In dit hoofdstuk bespreek ik de evolutie van de controle die aandeelhouders vroeger in de
onderneming hadden en hoe die is geëvolueerd naar de dag van vandaag. Hierbij baseer ik mij
voornamelijk op het boek van BERLE en MEANS, the modern corporartion and private property, maar
ook het boek van HERMAN, Corporate control, corporate power, heeft mij geholpen bij het opstellen
van dit hoofdstuk, daar het een verder zetting is van BERLE and MEANS, met af en toe ook kritiek op
hun stellingen.
Afdeling 1: De verschillende vormen van controle
Terwijl het eigenaarschap over het bedrijfskapitaal meer en meer verspreid wordt, is ook de
eigendom over dat kapitaal en de controle erover minder en minder in dezelfde handen gaan liggen.
De controle over het bedrijfskapitaal wordt uitgeoefend met een minimum aan eigendomsbelang.
Eigendom over het kapitaal zonder er echt controle over te hebben en controle over het vermogen
zonder echt eigendom te hebben lijkt het logische gevolg van de bedrijfsstructuur de dag van
vandaag. Daarom moeten wel controle als iets los gaan zien van eigendom. Men kan dus stellen dat
men in een onderneming de eigenaars (aandeelhouders) heeft en de bestuurders, dit zijn vaak
verschillende personen. BERLE en MEANS gaan controle beschouwen als een individu of een groep
die de macht hebben om de raad van bestuur te kiezen of een meerderheid daarvan (via een
meerderheid van stemmen of een bepaalde structuur) ofwel door druk uit te oefenen dat hun keuze
beïnvloed. Uitzonderlijk is controle niet uitgeoefend door de keuze van bestuurders maar door de
macht om het beleid van de onderneming te bepalen en te zeggen wat het management moet doen.
Men kan vijf vormen van controle in de onderneming onderscheiden, maar het onderscheid is wel
niet altijd even duidelijk. Ook kunnen er nog enkele nuances op de indeling van Berle en Means
worden gemaakt. De soorten controle zijn:
10
§1. Controle door bijna volledige eigendom4
Hier is het een soort private onderneming, waarin een persoon of kleine groep van personen alle of
bijna alle aandelen heeft. Vanuit hun positie kunnen ze het bestuur kiezen en sturen. In deze
onderneming is eigendom en controle wel nog in dezelfde handen.
§2. Meerderheidscontrole5
Een eerste vorm van de spreiding eigendom-controle is de meerderheid van de aandelen hebben. Bij
een gewone bedrijfsstructuur is de eigendom van de meerderheid van de aandelen in handen van
een individu, familie of een kleine groep, dan heeft dat individu of die groep virtueel alle controle van
de onderneming die een eigenaar zou hebben en vooral bij het kiezen van de raad van bestuur. Maar
bij bepaalde controle is het niet voldoende om de loutere meerderheid te hebben, maar is er meer
vereist, vandaar dat een eigenaar dan meer controlerecht heeft. Deze vorm van eigendom kan wel
worden in toom gehouden door kleine aandeelhouders die zich kritisch gaan opstellen tegen de
meerderheidsaandeelhouder.
Maar we kunnen aannemen dat de minderheid in de meeste gevallen dezelfde belangen heeft als die
van de controlerende aandeelhouder(s), en over het algemeen beschermd zijn door hetzelfde belang
als dat van de controlerende aandeelhouder(s). Pas als er een verschil in belang is tussen de
minderheidsaandeelhouders en de meerderheidsaandeelhouders en er geen
beschermingsmechanismen voorzien zijn voor de minderheidsaandeelhouders, dan kunnen deze er
nadeel van ondervinden. Zo een probleem gaat zich wel niet vaak situeren. Om een grote
meerderheid in een onderneming, bvb. een beursgenoteerde, te hebben dan kost dat erg veel geld,
voor een relatief kleine eigendom in de onderneming.
Wel gaat het volgens HERMAN hier niet om ondernemingen die meer dan 50% hebben in een andere
onderneming, als de gecontroleerde onderneming niet langer wordt beschouwd als een individuele
onderneming maar als een onderdeel van de contolerende onderneming.6 Voor deze vorm van
controle is er een aparte onderverdeling die niet door BERLE en MEANS wordt beschreven, maar die
HERMAN toch van toepassing acht,men noemt dit de intercorporate control.
4 A. BERLE en G. MEANS, The modern corporation and private property, New York, The Macmillan Company,
1933, 70. 5A. BERLE en G. MEANS, The modern corporation and private property, New York, The Macmillan Company,
1933, 70. 6 E. HERMAN, Corporate control, corporate power, New York, Cambridge university press, 1981, 55.
11
A. Intercorporate control
De intercorporate control bestaat uit twee soorten controle, de proximate of directe controle en de
ultieme controle, dit is de controle vorm in de controlerende onderneming. Zo is een onderneming
die wordt gecontroleerd via een minderheidscontrole van een andere onderneming direct door die
controlerende onderneming gecontroleerd, maar de ultieme controle is afhankelijk van de contole
vorm die de controle heeft in de controlerende onderneming.
Proximate controle werd niet door BERLE en MEANS beschreven toch is het belangrijker dan dat men
denkt. Directe controle is belangrijk vanuit het standpunt van gedrag en prestaties van de
onderneming. Als voorbeeld zou men kunnen geven een door management controle gedomineerde
onderneming die controle heeft over een andere onderneming zal bijna nooit grote uitgaven gaan
aanmoedigen bij het gecontroleerde management, zelfs als het controlerende management zelf
grote uitgaven doet, en deze uitgaven zouden bijdragen tot een winst maximalisatie.7 Men kan
stellen dat intercorporate control erg veel gelijkenissen heeft met het piramidale-systeem.
§3. Controle door bepaalde legale mechanismen 8
In deze paragraaf is het niet nodig een meerderheid van aandelen te hebben, maar bekomt men de
controle door enkele legaal opgestelde mechanismen.
-Een daarvan is het ‘piramidale-systeem’, die vaak wordt toegepast in erg grote ondernemingen. Het
systeem gaat als volgt, een aandeelhouder heeft de meerderheid in één onderneming, en dus ook de
controle in die onderneming, terwijl die onderneming dan weer de controle heeft in een andere
onderneming. Dit systeem wordt zo verschillende malen herhaald. Op deze manier kan de
aandeelhouder die een meerderheid heeft in de eerste onderneming de gehele piramide
controleren, ook al bezit hij minder dan 1% van het totaal aantal aandelen van de gehele piramide.
-Een ander mechanisme is het uitgeven van aandelen zonder stemrecht, waardoor je enkel een
meerderheid moet hebben in de aandelen met stemrecht om controle te hebben over de
onderneming, hierdoor moet men veel minder investeren om toch controle te hebben over de
onderneming.
-Nog een ander mechanisme is een soort variant van het bovenstaande en bestaat eruit om aan een
bepaalde groep aandeelhouders aandelen te geven met een disproportioneel stemrecht ten opzichte
7 E. HERMAN, Corporate control, corporate power, New York, Cambridge university press, 1981, 61.
8 A. BERLE en G. MEANS, The modern corporation and private property, New York, The Macmillan Company,
1933, 72.
12
van hun waarde (= geïnvesteerde kapitaal). In dit mechanisme wordt dus afgeweken van het principe
one share one vote.
-Ook kan er worden gewerkt met een administratiekantoor9 die de aandelen van de onderneming
bezit, en degene die het administratiekantoor controleert, die controleert op zijn beurt de
onderneming.
Hier is controle en eigendom het meest van al gescheiden. Een ander groot verschil met de andere is
dat ze bepaald zijn en onvervreemdbaar, met bepaalde gedefinieerde en herkenbare
verantwoordelijkheden. Bij de andere kan de controle verkocht of gekocht worden, maar ook geërfd
worden. Ook moet de eigenaar niet publiek bekend zijn. Controle via een voting trust is openbaar,
niet makkelijk overdraagbaar en daarom verantwoordelijk (=aansprakelijk). Gezien deze
aansprakelijkheid is dit mechanisme dan ook aanvaard ook al is eigendom en controle gesplitst van
elkaar.
Financiële controle, is controle door commerciële of investeringsbanken, andere kredietverstrekkers
of financiële speculeerders. HERMAN vindt het bizar dat BERLE en MEANS geen extra onderverdeling
hebben gemaakt voor financiële controle, want voor hem is het verschil in belangen tussen eigenaars
en controlerende banken eind de jaren ’20 belangrijk genoeg om er extra aandacht te schenken. Bij
BERLE en MEANS werd die onderverdeling niet gemaakt, maar onder legal devices, of legaal
controlerende mechanismen, geplaatst. De legal devices concentreerden zich volgens HERMAN te
veel op de middelen van controle, dan op het verschil tussen de eigenschappen van de verschillende
controlerende partijen. Vandaar dat HERMAN de versie van BERLE en MEANS heeft aangepast in
tabel 1. In de tabel 1 kan men duidelijk het belang van de financiële controle zien, en vaststellen dat
BERLE en MEANS het belang van deze categorie hadden onderschat.
Tabel 1. De originele cijfers van Berle en Means en de extra categorie door Herman.10
Type van controle Origineel aantal
ondernemingen
Percentage van
ondernemingen
Aangepast aantal
ondernemingen
volgens Herman
Percentage aantal
ondernemingen
volgens Herman
Legaal
controlerende
mechanismen
41
20,5
9,5
4,8
9 Een voting trust.
10 E. HERMAN, Corporate control, corporate power, New York, Cambridge university press, 1981, 64.
13
Financiële
controle
--
--
23,5
11,8
De hierboven besproken types van controle gaan van eigendom en controle in dezelfde handen tot
eigendom en controle in totaal verschillende handen.
Naast de drie vormen van wettelijke controle, hierboven besproken, is er ook nog de feitelijke
controle. De feitelijke controle kan bestaan uit twee soorten, de minderheidscontrole of de
management controle.
§4. De Minderheidscontrole11
Er is sprake van een minderheidscontrole wanneer een individu of kleine groep van aandeelhouders
een bepaald aandelen belang heeft en door hun positie de onderneming kunnen domineren via hun
aandelen belang. Deze vorm van controle noemt men ook wel working control. Men spreekt van
minderheidscontrole als de controlerende groep 5% of meer heeft van de aandelen met stemrecht,
los van de belangrijkheid van de holding als controlerend vehikel.12
In het algemeen bestaat het uit de mogelijkheid om via sollicitaties ( proxies in de VS) volmachten te
verkrijgen van andere aandeelhouders en die samen met hun eigen aandelen te gaan gebruiken op
de algemene vergadering. Hierdoor kunnen er volmachtgevechten, of proxy fights, ontstaan. Proxy
fights kunnen in twee situaties voorkomen. Ofwel is de proxy fight er om controle over de
vennootschap te verwerven door de oude leden van de raad van bestuur te vervangen door nieuwe,
bijvoorbeeld omdat het management de vennootschap slecht runt of voor een overname te
vergemakkelijken, ofwel is het niet de bedoeling om de bestuurders te vervangen maar enkel om
stemmen te verzamelen tegen een beleidsvoorstel van de raad van bestuur, bijvoorbeeld een
verandering van beleid. 13 Algemeen kunnen we wel vaststellen dat er een tekort is aan
aandeelhouderscampagnes. Er is een algeheel te kort aan aandeelhouderscampagnes om
volmachten te verkrijgen om zo de verkiezingen van de raad van bestuur te kunnen beïnvloeden.
Met een gemiddelde van 32 campagnes per jaar, met daarvan een duidelijke minderheid van
campagnes die als doel hebben om de controle te verwerven in de vennootschap, dit is volgens
HARRIS veel te weinig. Een campagne om controle te verwerven heeft meestal als doel ofwel zo de
11 A. BERLE, en G. MEANS, The modern corporation and private property, New York, The Macmillan Company,
1933, 80. 12
E. HERMAN, Corporate control, corporate power, New York, Cambridge university press, 1981, 62. 13
A. PINTO, “The European Union’s shareholder voting rights directive from an American perspective: some
comparisons and observations”, Brooklyn Law School Legal Studies research papers 2008, (1) 23.
14
meerderheid te verkrijgen en op die manier nieuwe bestuurders te kunnen verkiezen, ofwel om op
die manier de verkoop van de onderneming aan een andere onderneming te kunnen
vergemakkelijken. Men is het ook nog niet zeker dat als men dan een volmachtenstrijd begint als
aandeelhouder(s), men die campagne ook zal winnen. De aandeelhouders die een campagne starten
winnen bijna in 40% van de gevallen, wat erop wil duiden dat aandeelhouders die een campagne
kunnen opstarten een redelijke verwachting mogen hebben van die te winnen, maar niks is zeker.
Deze twee zaken samen vragen om een wettelijke tussenkomst om het voeren van een proxy fight
aantrekkelijker te maken. Bijvoorbeeld door de uitdagers die een campagne starten een relatief
goede kans op een overwinning te geven. Wat ook de maatregel mag zijn, het moet een oplossing
bieden voor drie problemen, het aantal campagnes voor proxy fights doen stijgen, het aantal
campagnes om controle te verwerven in het bijzonder doen stijgen en als er dan door
aandeelhouders een campagne komt, zorgen dat het niet steeds dezelfde grote aandeelhouders zijn,
maar iedereen trachten warm te maken om een volmachtencampagne op te startenw want vaak zijn
het hedge funds die zo een campage opstarten.14
Er zijn drie factoren waarom er zo weinig proxy campagnes worden gevoerd. De eerst factor is een
wettelijke factor. De huidige regels voor het financieren van een aandeelhouderscampagne creëert
abnormale nadelen voor de aandeelhouders-uitdagers, dit kan één van de grote redenen zijn
waarom er zo weinig zijn. Terwijl het management voor haar volmachtencampagne wordt
gefinancierd door de vennootschap zelf, kunnen de uitdagers daar geen beroep op doen, maar
kunnen ze pas als ze gewonnen hebben het bedrag terugkrijgen van de vennootschap. Hierdoor zijn
de aandeelhouders-uitdagers in een groot nadeel. Zij zullen dus om te beginnen uit hun eigen alles
moeten betalen van de campagne, zonder de zekerheid dat ze hun geld ooit terug zullen zien.
Aangezien het management wordt gefinancierd door het vermogen van de vennootschap, gaat het
management meer gaan spenderen dan optimaal is voor de vennootschap om er zo alles aan te doen
om toch maar hun postje te behouden, hierdoor kan de vennootschap enkele verliezen lijden. Ook
als de aandeelhouders dan winnen, dan nog zijn ze niet zeker dat ze alles gaan terugkrijgen van de
vennootschap. Volgens de rechtbanken mogen succesvolle aandeelhouders enkel de kosten van hun
campagne terugkrijgen die een redelijk bedrag zijn en enkel de kosten die vennootschap zelf iets
heeft bijgedragen, daarom is de teruggave vaak niet veel. Er zijn ook andere zaken die de teruggave
van de kosten aan de succesvolle aandeelhouders beperken. Zoals de teruggave aan de uitdagers ook
afhankelijk is van een besluit van de raad van bestuur. Daardoor moet(en) winnende
aandeelhouder(s) vaak ook controle of een gedeeltelijke controle winnen over de vennootschap. Als
14 L. HARRIS, The shareholder right to campaign, working paper 2008, (1) 31.
15
de aandeelhouder(s) controle verwerft, dan kan hij de meerderheid van de raad van bestuur
vervangen door bestuurders die de winnende aandeelhouder(s) trouw zijn en die nieuwe raad van
bestuur zal dan een besluit goedkeuren tot de teruggave van de kosten. Ook al is er maar
gedeeltelijke controle dan nog kan er een besluit worden genomen over de teruggave van de kosten.
Als de winnende uitdagers geen controle of gedeeltelijke controle krijgen in de raad van bestuur dan
kan het zijn dat er geen besluit wordt genomen tot teruggave van de kosten. Dan gaan de
aandeelhouders de gemaakte kosten zelf moeten dragen. Dit kan één van de grote redenen zijn
waarom de aandeelhouders geen volmachtencampagne willen voeren, omdat ze niet zeker zijn dat
als ze winnen ze de kosten wel terugbetaalt zullen zien. Ook moeten de uitdagers die winnen hun
uitgaven worden goedgekeurd door de meerderheid van de aandeelhouders, terwijl dit voor het
management niet zo is. Aangezien het zo exuberant duur is een campagne te voeren en men nooit
de zekerheid heeft dat de kosten zullen worden terugbetaald, daarom is het ook de verklaring van
waarom er zo weinig diversiteit is in de aandeelhouders die een volmachtencampagne opstarten. Het
moeten aandeelhouders zijn die erg veel geld ter beschikking hebben, daarom zijn het vaak
institutionele investeerders15 die de uitdagers zijn en niet de kleine “arme” aandeelhouders.16
De tweede factor is een economische factor. Een volmachtencampagne kost ongelofelijk veel geld en
hierdoor worden vele aandeelhouders afgeschrikt, een campagne kan meer dan $6 miljoen kosten.
Dit creëert een free rider probleem in de zin dat de leiding van de campagne erg veel geld kost, maar
de return ervan wordt verdeeld over alle aandeelhouders. De activistische aandeelhouder(s) zal alle
kosten moeten betalen, maar de voordelen (aannemende dat de waarde van de vennootschap
groeit) van hun daden zal worden gespreid over alle aandeelhouders, ook diegene die niks hebben
bijgedragen in de kosten van de campagne. Aangezien de activistische aandeelhouders geen extra
voordelen krijgen bij het uitvoeren van deze dure operatie, zullen ze er eerst goed en lang over
nadenken alvorens ze deze dure volmachtencampagne opstarten.17
De derde factor zijn de sociale normen. Sommige aandeelhouders willen gewoon al niet deelnemen
aan een volmachtencampagne, omdat er een informele gedragscode is onder sommige
aandeelhouders. De aandeelhouders vinden bijvoorbeeld dat zo een campagne buiten de normale
bevoegdheden van aandeelhouders ligt, en dat de aandeelhouders zich niet op die manier moeten
bemoeien met het management. Of andere aandeelhouders vinden dat buiten de normen van een
geciviliseerd business houding ligt. Deze aandeelhouders gaan hun problemen met het management
liever op een andere manier gaan oplossen, via een minder formele weg. Ook is het vaak zo dat er
aandeelhouders zijn die de voorkeur geven aan andere activiteiten, dan het bestrijden van het
15 Bvb.: Carl Icahn in Motorola.
16 L. HARRIS, The shareholder right to campaign, working paper 2008, (1) 32-34.
17 L. HARRIS, The shareholder right to campaign, working paper 2008, (1) 35-37.
16
management. Vele institutionele investeerders, zoals pensioenfondsen, hebben als hoofdactiviteit
het kopen en verkopen van aandelen, en laten het deelnemen aan de business strategie links liggen.
Deze factor kan voor een deel verklaren waarom er zo weinig campagnes zijn. De investeerders
vermijden campagnes omdat ze vrezen dat zo een campagne voor negatieve publiciteit zal zorgen, en
het enkel maar negatief kan zijn voor hun investering. Deze factor verklaart ook veel over de
identiteit van de institutionele uitdagers, het zijn vaak hedge funds, want andere grote kapitaal
investeerders houden zich niet bezig met het bemoeien van het beleid, ook al hebben ze genoeg geld
om een campagne te financieren. Maar ook al hebben ze het geld en de nodige economische
motieven om een campagne op te starten, toch gaan ze een campagne trachten te vermijden o.w.v.
tijdsdwang en business normen.18
In relatief kleine ondernemingen, waar de aandelen niet erg verspreid zijn over verschillende
aandeelhouders, is het moeilijk om de minderheidscontrole te kunnen vasthouden, terwijl het in de
grote ondernemingen, waar de aandelen dan weer erg verspreid zijn over verschillende
aandeelhouders, het evidenter is een minderheidscontrole te hebben en ook vast te houden. In de
grote ondernemingen is het zo goed als onmogelijk om een meerderheid te krijgen, daar het veel te
veel geld zou kosten.
Er is evenwel een serieuze beperking bij de minderheidscontrole en dat is dat het bestuur zich
vijandig kan gaan gedragen ten opzichte van de aandeelhouders. Zolang alles goed gaat kan men de
minderheidscontrole rustig behouden, maar in momenten van crisis ( zoals heden: de Fortis-case) of
momenten van conflict tussen bestuur en controle ( Fortis-case: Ping An heeft iets minder dan vijf
procent van de aandelen en heeft besloten tegen de verkoop van Fortis aan BNP PP te stemmen, iets
wat reeds door de raad van bestuur was afgesloten met BNP PP)19, dan kan er een sollicitatie gevecht
ontstaan en zal duidelijk worden in hoeverre de controlerende groep afhankelijke is van het
aangeduide bestuur.
Het bestuur is, in de meeste gevallen, verkozen op de jaarlijkse algemene vergadering van
aandeelhouders. Voor de algemene vergadering krijgen de aandeelhouders daar een bericht van, bij
dat bericht zit vaak een volmachtstrookje, waarbij men vraagt het te tekenen en terug te sturen.
Door dit te doen zorgt de aandeelhouder ervoor dat de twee of drie personen vernoemd in het
strookje zijn vertegenwoordigers worden op de algemene aandeelhouders vergadering, deze
personen mogen zijn aandelen dan gebruiken om te stemmen op de algemene vergadering. Hierdoor
18 L. HARRIS, The shareholder right to campaign, working paper 2008, (1) 38-39.
19 AVA van Fortis op 11 februari 2009.
17
gaat het management enkel die personen voordragen die dienstig zijn aan het management of
wanneer de raad van bestuur verkozen is door een controlerende minderheid zal het management
personen voordragen die de belangen van de controlerende minderheid dienen. De normale
onverschilligheid van de kleine aandeelhouder zal ervoor zorgen dat hij ofwel de volmacht niet geeft
maar ook niet komt naar de algemene vergadering ofwel de volmacht tekent en terugstuurt naar de
onderneming. Normaal krijgt de aandeelhouder slechts één volmacht verzoek per algemene
vergadering. Deze volmachten zijn dan ook enkel een soort bevestiging van de reeds gemaakte keuze
door de controle. Maar het probleem situeert zich als het management weigert de volmachten te
geven aan personen die dienstig zijn voor de controlerende minderheid. Het enige wat de
controlerende minderheid dan kan doen is door zelf een volmachtformulier ( sollicitatie) naar de
aandeelhouders te verzenden met andere personen in dan die die door het management zijn
voorgesteld aan de aandeelhouders. Dit is wel een zeer dure operatie voor de controlerende
minderheid, zoals hierboven reeds is uitvoerig besproken. Wanneer er zich zo een probleem
voordoet, is de feitelijke macht eens te meer afhankelijk van de wettelijke macht en zullen het de
aandeelhouders zijn die via hun stem of het geven van hun volmacht zullen beslissen over het
probleem.
Door dit probleem is het duidelijk dat er een verschil bestaat tussen minderheidscontrole en
management controle.
§5. Management controle20
Het laatste type van controle is de management controle. De controle bestaat erin dat de aandelen
zo verspreid zijn dat zelf geen individu of kleine groep van aandeelhouders een minderheidsbelang
kan hebben dat groot genoeg is om de gang van zaken in de onderneming te beïnvloeden. Wanneer
het grootste belang iets is van minder dan 1% dan is geen enkele aandeelhouder bij machte om druk
te zetten op het management of om met zijn aantal aandelen volmachten te gaan verzamelen om
een meerderheid te hebben op de algemene vergadering. Ook moet je er rekening mee houden dat
in de VS, zeker toen, maar ook nu nog, een aantal topmanagers zoals CEO en CFO ook bestuurders
zijn en via deze weg ook de zaak beïnvloeden. Hierdoor is er ook geen kritische controle op het
management. Het is eerder een feitelijke vaststelling dat de controle niet top-down is, zoals juridisch
gedacht maar in de praktijk bottom-up is met gespreid aandeelhouderschap.
20A. BERLE en G. MEANS, The modern corporation and private property, New York, The Macmillan Company,
1933, 84.
18
Waar ligt de macht dan?
Daarvoor moeten we de omstandigheden waarin de keuze van de bestuurders wordt gedaan van
dichter bij gaan bekijken. Bij de keuze van het bestuur heeft de aandeelhouder drie opties.
De drie opties zijn: - Afzien van zijn keuze.
- Naar de algemene vergadering van aandeelhouders gaan en stemmen.
- Een volmacht geven aan de perso(o)n(en) die door de raad ven bestuur van
de onderneming zijn voorgedragen.
De persoonlijke stem van de aandeelhouder zal niets tot weinig van belang hebben bij de stemming,
tenzij hij erg veel aandelen met stemrecht heeft, wat hier niet het geval is. Daardoor is de keuze van
de aandeelhouder maar beperkt tot twee moegelijkheden. Niet gaan stemmen of zijn volmacht
geven aan de personen die zijn voor gedragen door het management, en je als aandeelhouder dus
geen controle over hebt, want deze persoon is niet gekozen door de aandeelhouder maar door de
management. In geen enkel geval zal de aandeelhouder enige controle kunnen uitoefenen. De
controle ligt eerder bij de personen die het volmachtencomité hebben samengesteld. En aangezien
dat dit het management is die dat doet, ligt de macht bij dat management, men noemt dit daarom
management controle. Management controle kan dus worden gedefinieerd als de macht om knopen
door te hakken over sleutel beslissingen met toch maar een relatief klein belang in de onderneming,
maar toch kan domineren via een strategische positie in de onderneming.21 De sleutelbeslissing is
dus de macht om te zeggen wie de kandidaat bestuurders zijn, en dit via het volmachtencomité.
Management controle gebeurt dus het meeste waar de aandelen erg verspreid zijn. Maar een groep
vanbuiten de onderneming kan wel achter de controle in de onderneming aanzitten.
Als het management het niet goed doet is het mogelijk dat enkele aandeelhouders zich gaan
verzamelen en succesvol tegen het management ingaan waardoor er een nieuw bestuur kan komen.
Zoiets gaat maar uiterst zelden voorkomen, want vaak gaat de aandeelhouder een louter passieve rol
gaan spelen, want zijn stem, als hij die al heeft, zal slechts uitzonderlijk enige waarde hebben bij de
beslissingen van de onderneming.
De aandeelhouders kunnen samen wel een meerderheid hebben, maar omdat ze niet samen werken
kunnen ze ook geen controle hebben over de vennootschap, hierdoor laten ze de controle over aan
de managers, deze ondernemingen worden ook wel eens de ‘Berle Means onderneming’ genoemd.
Hier kan het verschil tussen eigenaar (aandeelhouder) en controle dus niet groter zijn. Het grootste
deel van de aandeelhouders hebben zo goed als niks van controle, terwijl degene die de controle
bezitten een verwaarloosbaar aandelenpakket hebben in de onderneming.
21 E. HERMAN, Corporate control, corporate power, New York, Cambridge university press, 1981, 54.
19
Soms is de feitelijke controle niet in handen van één enkele groep. Uit wat hierboven volgde hebben
we gezien dat een minderheidscontrole afhankelijk is van het management, maar we hebben ook
gezien hoe management afhankelijk is van de minderheidscontrole als ze beiden hun controle willen
blijven behouden. Daarom is het niet ongebruikelijk dat de twee groepen gaan samenwerken om hun
belang (controle) in de onderneming te kunnen behouden. In zo een geval, waar de controle is
gesplitst in twee soorten groepen, kan er worden gesproken van een joint control.
Ondernemingscontrole verschijnt dus in verschillende vormen, die relatief gedefinieerd zijn en
relatief stabiele wettelijke posities hebben, maar ook losse vormen die op feitelijke posities zijn
gebaseerd .
Elke vorm van controle staat niet op zichzelf en los van de anderen. Het is best mogelijk dat men van
een meerderheidscontrole overgaat omdat er verschillende aandeelhouders bijkomen en de
aandelen meer en meer worden verspreid.
Voor de volledigheid moet er nog worden opgewezen dat in BERLE en MEANS ook geen categorie
‘overheidscontrole’ is, terwijl die volgens HERMAN wel bestaat, maar de 200 grootste niet-financiële
ondernemingen van de VS worden beschouwd als allemaal private ondernemingen, wat ervoor zorgt
dat deze categorie hier verwaarloosbaar is. Deze private ondernemingen worden wel door de
overheid wettelijk geregeld, de ene al wat meer dan de andere.22
Afdeling 2: Scheiding van eigendom en controle in de 200 grootste ondernemingen in de VSA
In deze afdeling ga ik na hoe de evolutie van controle nu exact is gelopen, hierbij baseer ik me op
cijfers van BERLE en MEANS en HERMAN.23
Tabel 2. Verdeling van de controle volgens Berle en Means in de 200 grootste niet-financiële
bedrijven van de VSA in 1929-1930.
Aantal Activa
Managementcontrole 44% 58%
Controle via legaal mechanisme
21%
22%
Minderheidscontrole 23% 14%
22 E. HERMAN, Corporate control, corporate power, New York, Cambridge university press, 1981, 65.
23 A. BERLE en G. MEANS, The modern corporation and private property, New York, 1933, the Macmillan
company, 94.
20
Meerderheidscontrole 5% 2%
Private eigendom 6% 4%
In handen van ontvanger 1% Verwaarloosbaar
TOTAAL 100% 100%
Uit tabel 2 kan worden afgeleid dat eind de jaren ’20 65% van Amerika’s grootste bedrijven en 80%
van hun gezamenlijke kapitaal wordt gecontroleerd door het management of door een legaal
mechanisme, zoals piramide. Het kleine deel van aandelen dat men heeft in de onderneming duidt
aan hoe groot de evolutie is in de spreiding van eigendom en controle, maar een heel klein deel van
de ondernemingen worden nog gecontroleerd door een individuele aandeelhouder of een kleine
groep van aandeelhouders. Deze hebben de helft of meer van de aandelen van dat bedrijf.
Tabel 3. Verdeling van de controle volgens Herman in de 200 grootste niet-financiële ondernemingen
van de VSA op 31 december 1974.24
Type controle Aantal
ondernemingen
Percentage van
ondernemingen
Activa ( in
miljoenen)
Percentage van
activa
Managementcontrole 162 81,0 605,534 83,9
Meerderheidscontrole 3 1,5 5,978 0,8
Minderheidscontrole 25 12,5 77,509 10,7
Intercorporate control 8 4,0 25,428 3,5
Overheidscontrole 0 0 0 0
Financiele controle 1 0,5 3,028 0,4
Faillissement 1 0,5 4,271 0,6
TOTAAL 200 100,0 721,748 100,0
Het meest komt managementcontrole voor en daarna controle via verschillende legale mechanismen
zoals piramide, en het minst kwamen de private eigendommen voor (hiervoor had men al 80% van
de aandelen nodig). Hieruit kunnen we afleiden dat controle niet meer zoals vroeger afging van
eigendom alleen, maar dat het management, meer en meer de controle krijgt over de onderneming.
Deze trend heeft zich enkel maar verder gezet. Hoe management controle maar bleef stijgen, zo
daalde de private eigendom nog meer. Tussen 1900 en 1929 vielde de terugval al bij al nog mee,
maar vanaf 1929 tot 1975 was de val opmerkelijk groot. Ook moet er worden vastgesteld dat
24 E. HERMAN, Corporate control, corporate power, New York, Cambridge university press, 1981, 56.
21
financiële controle erg gezakt is. Deze daling kan te verklaren zijn doordat de jaren 1900-1901 en
1929, deze jaren bloeiende jaren waren voor de aandelenmarkt en er veel werd gespeculeerd in die
jaren, ook waren er vele fusies in die periode. De jaren voordien was er ook veel economische
instabiliteit geweest en was er de reorganisatie van de depressie van 1890. Daarom zijn de jaren
1900-1901 en 1929 waarschijnlijk hoogtepunten in de financiële controle, maar toch kan je er niet
omheen dat er een neerwaartse trend is van financiële controle. Ook al hadden BERLE en MEANS
niet de onderverdeling gemaakt van intercorporate control toch heeft HERMAN dit wel gedaan voor
het eerste kwart van de twintigste eeuw. Men kan dan tot de constatatie komen dat intercorporate
control eerst is gestegen om dan terug te dalen. Vooral tijdens de laten jaren 1920 was er een piek
van bedrijven die werden gecontroleerd door andere bedrijven. Veel van deze bedrijven waren
gebaseerd op speculatieve holdings met de bedoeling zo snel mogelijk te worden geliquideerd. In
1974-1975 waren er nog maar slechts 8 ondernemingen van de 200 grootste niet-financiële
ondernemingen in de VSA die werden gecontroleerd door een andere onderneming.
Afdeling 3: De conclusie bij dit hoofdstuk
Men zou dus kunnen concluderen dat o.w.v. de stijging van spreiding van de aandelen, er nieuwe
vormen van controle over de onderneming zijn ontstaan. Aangezien bedrijven groter en groter
worden en zo ook meer aandeelhouders gaan tellen, worden de individuele eigendommen steeds
kleiner en kleiner, vooral de grote familie blokken van aandelen die verschillende decennia hebben
gecontroleerd worden steeds minder belangrijk, het zijn nu meer fondsen die de plaats van de
families hebben ingenomen als eigenaars van grote aandelenpakketten. Het zijn niet langer
individuen die de controle hebben over de onderneming, de zogenaamde ‘dominante
aandeelhouders’, maar nu ziet men dat aandeelhouderschap en controle in de onderneming meer en
meer gespreid is geworden. De aandeelhouder heeft de dag van vandaag veel minder te zeggen dan
vroeger, maar deze evolutie is al lang aan de gang, men kan stellen dat vanaf het begin van de
twintigste eeuw de aandeelhouders hun controle zijn beginnen te verliezen in de ondernemingen. De
meerderheidscontrole was begin twintigste eeuw al relatief klein als je kijkt naar de andere vormen
van controle. Naast de grote groei van managementcontrole was er ook nog een groot deel
minderheidscontrole.
Waarschijnlijk is “joint control” het meest voorkomende, maar omdat er te weinig info beschikbaar
is, kan men het niet met honderd procent zekerheid zeggen. Joint control komt het meeste voor
omdat controle niet als één duidelijk iets kan worden omschreven zeker niet in grote ondernemingen
waar eigendom en controle vaak uit elkaar liggen en voorkomt in verschillende vormen.
22
Daarom is de conclusie die we uit dit hoofdstuk kunnen trekken dat vroeger eigendom en controle
als één geheel werd gezien maar dat controle nu geëvolueerd is in een factor die we los moeten zien
van eigendom.
Er moet wel een onderscheid worden gemaakt tussen het model in de VSA en Europa. In de VSA is
het model zoals hierboven is verklaard, het model waar eigendom over de vennootschap erg is
verspreid, en er geen aandeelhouders of groep aandeelhouders zijn die een significant percentage
aandelen hebben in de vennootschap. Daarom noemen we deze ondernemingen wel eens de ‘Berle
Means ondernemingen’, omdat eigendom en controle gespreid zijn in de onderneming. Het
Europees model is anders en wordt traditioneel gezien als meer geconcentreerde eigendom, waar de
groep van aandeelhouders, zoals families, ondernemingsgroepen of financiële instituties een groot
percentage van de aandelen bezitten. In vergelijking met de VSA is in Europa de meerderheid of
controlerende eigenaars vaak geconcentreerder, terwijl de publiek verhandelde aandelen ook
verspreid zijn, is dit toch een minderheid. De geconcentreerde aandeelhouders oefenen de controle
uit. Maar er is verandering in Europa, meer en meer gaat men ook naar het Berle en Means model en
gaat het aandeelhouderschap wijder verspreid zijn. Dit verschil in modellen, heeft ook een verschil in
wetgeving tot gevolg gehad. Als voorbeeld hiervan, de wijd verspreide aandelen laten de markten
toe om controle en overnames beter te ontwikkelen. In de VSA heeft de wetgeving al lang
geantwoord op deze ontwikkelingen. Zoals in de Williams Act in 1968, die de Securities and Exchange
Act van 1934 amendeerde. De Williams act was ontworpen om de aandeelhouders van de
doelwitvennootschap te beschermen. In Europa daarentegen ontwikkelde deze markt zich maar
traag en na vele malen proberen kwam er dan toch de Overname richtlijn.25 De verschillen tussen de
twee continenten is wel meer en meer aan het dicht groeien en we gaan naar het Berle en Means
Model voor beide continenten.
Ook is er de komst van nieuwe activistische aandeelhouders op de markt, de hedge funds, private
equity funds en de sovereign wealth funds. Deze institutionele aandeelhouders gaan zich erg
activistisch gaan gedragen in de vennootschap, wat de impact hiervan is zal verder in deze
masterproef aanbod komen.
25
A. PINTO, “The European Union’s shareholder voting rights directive from an American perspective: some
comparisons and observations”, Brooklyn Law School Legal Studies research papers 2008, (1) 6.
23
Hoofdstuk 2: De aanwezigheid van de aandeelhouder op de algemene
vergadering
Nu we in hoofdstuk één hebben gezien dat de macht vooral bij het management ligt en niet meer bij
de aandeelhouder zoals het formeel juridisch wel zou moeten zijn, stel ik me de vraag of
aandeelhouders dan nog wel naar de algemene vergadering gaan komen als ze hun macht toch
verloren hebben aan het management?
In dit hoofdstuk neem ik vooral de aanwezigheid van de aandeelhouders op de algemene
vergadering onder de loep, en ga ik kijken of er een evolutie te zien is in hun aanwezigheid. Alvorens
dit allemaal te doen, ga ik eerst na wie er allemaal op een algemene vergadering aanwezig mag of
moet zijn en hoe hun aantalen vertegenwoordigd is op een algemene vergadering.
Afdeling 1: Wie is er allemaal op de algemene vergadering en in welke mate?
Wie heeft er allemaal het recht om op de algemene vergadering te zijn en daar zijn stem uit te
brengen? Hoe is het profiel van die aanwezigen?
De aandeelhouders, de bestuurders en de bedrijfsrevisoren hebben het recht of de verplichting om
aanwezig te zijn op de algemene vergadering, maar er zijn ook nog anderen die aanwezig kunnen zijn
op de algemene vergadering.
§1. De aandeelhouders
Een der meest fundamentele rechten van de aandeelhouder bestaat erin aan de algemene
vergadering deel te nemen. RONSE noemde dit het “eerste recht” van de aandeelhouder.26
Daarom dat iedere eigenaar van aandelen die het kapitaal van de onderneming weerspiegelt, het
recht heeft zijn stemrechten op de algemene vergadering te laten gelden, het aantal stemrechten is
afhankelijk van hun bijdrage tot het kapitaal. Deze hebben dan ook automatisch het recht om de
algemene vergadering bij te wonen en te stemmen.
Eigenaars van aandelen zonder stemrecht hebben ook het recht om op de algemene vergadering
aanwezig te zijn, wel zullen die geen stem kunnen uitbrengen, daar zij enkel recht hebben op een
dividend. In enkele gevallen zullen ze toch mogen stemmen, als hun rechten ook op het spel staan,
26 J. LIEVENS, “De wettelijke bescherming van de minderheidsaandeelhouder.”, TRV bijzonder nummer 1988, I
– 14.
24
maar dit is slecht uitzonderlijk, bvb. wanneer er erg belangrijke statuten wijzigingen op de agenda
staat.27
In een empirisch onderzoek naar de werking van de algemene vergadering bij Belgische
beursgenoteerde vennootschappen door WYMEERSCH en VAN DER ELST zijn er enkele kenmerklijke
profielen van aandeelhouders op algemene vergaderingen naar voorgekomen en hoe zich dit
reflecteert in hun aanwezigheid op de algemene vergadering.
A. Niet meer beroepsactieve aandeelhouders
Één van deze categorieën zijn de niet meer beroepsactieve aandeelhouders, deze zijn bijna nooit
aanwezig op de algemene vergaderingen van kleine beursgenoteerde vennootschappen, terwijl ze op
de algemene vergaderingen van de grote beursgenoteerde vennootschappen bijna altijd aanwezig
zijn (Tabel 4). Hoe groter de vennootschap, hoe meer de gepensioneerde aandeelhouder aanwezig is
op de algemene vergadering. Een verklaring voor dit fenomeen kan door WYMEERSCH en VAN DER
ELST worden gegeven doordat de pensioneerde aandeelhouder een defensieve belegger is. Als ze
dan toch voor een risicovollere belegging gaan, zoals het beleggen in aandelen toch wel is, dan gaan
ze die belegging toch zo defensief mogelijk gaan benaderen en opteren voor aandelen in grote,
stabiele vennootschappen, alhoewel dit in het huidige economische klimaat met een korreltje zout
moet worden genomen. Een andere reden kan volgens de twee auteurs zijn dat de algemene
vergaderingen van de grote beursgenoteerde vennootschappen beter wordt aangeduid en ook
makkelijker te bereiken zijn dan de algemene vergaderingen van de kleine beursgenoteerde
vennootschappen. 28 Een derde reden is volgens mij ook dat de niet meer beroepsactieve
aandeelhouders ook simpelweg meer tijd hebben om aanwezig te zijn op algemene vergaderingen,
aangezien deze tijdens de gewone kantooruren doorgaan.
Tabel 4: Aanwezigheid van niet meer beroepsactieve.
Nooit Soms Regelmatig Frequent Altijd Totaal
< 1 mrd.
1-2 mrd.
2-5 mrd.
7
2
2
6
1
2
3
3
1
2
1
4
12
12
10
27 T. BAUMS en E. WYMEERSCH, Shareholder voting rights and practices in Europe and the United States,
Dordrecht, Kluwer, 1999, 25. 28
E. WYMEERSCH en C. VAN DER ELST, “De werking van de algemene vergadering in de Belgische
beursgenoteerde vennootschappen: Een empirisch onderzoek.”, TBH 1997, (72) 77.
25
5-10 mrd.
10-25 mrd.
25-50 mrd.
>50 mrd.
5
1
1
3
1
3
1
1
3
1
1
8
7
4
3
15
Total 9 15 16 8 15 63
B. Andere types van aandeelhouders
Een andere categorie van aandeelhouders heeft hetzelfde aanwezigheidspatroon als dat van de niet
meer werkende aandeelhouders, het patroon waarbij ze weinig tot niet aanwezig zijn op de
algemene vergadering van de kleine beursgenoteerde vennootschappen en zo goed als altijd
vertegenwoordigd zijn in de grote beursgenoteerde vennootschappen (tabel 5). Onder deze
categorie van aandeelhouders vallen verschillende onderverdelingen van aandeelhouders, zoals
beursvennootschappen, beleggingsclubs, de institutionele beleggers en sommige familiale- en
minderheidsaandeelhouders.29
Tabel 5: Aanwezigheid van andere beleggers.
Nooit Soms Regelmatig Frequent Altijd Totaal
<1 mrd.
1-2 mrd.
2-5 mrd.
5-10 mrd.
10-25 mrd.
25-50 mrd.
>50 mrd.
6
1
2
5
1
3
1
2
6
3
3
3
1
1
1
1
1
1
3
1
1
1
11
11
12
7
8
4
3
14
Totaal 7 12 19 3 18 59
Bij een globaal overzicht van de aanwezigheid van de institutionele beleggers, blijkt dat de
verzekeringsondernemingen het vaakst aanwezig zijn op de algemene vergaderingen van de
beursgenoteerde vennootschappen (tabel 6). Wel moet rekening worden gehouden met het patroon
dat hierboven is verklaard. Reden dat de verzekeringsondernemingen het meeste zijn
vertegenwoordigd zijn op de algemene vergadering van beursgenoteerde vennootschappen is omdat
29 E. WYMEERSCH en C. VAN DER ELST, “ De werking van de algemene vergadering in de Belgische
beursgenoteerde vennootschappen: Een empirisch onderzoek.”, TBH 1997, (72) 77.
26
de verzekeringsondernemingen vaak erg grote participaties in de beursgenoteerde vennootschappen
hebben.
Twee andere institutionele beleggers die minder vertegenwoordigd zijn op de algemene vergadering,
zijn collectieve beleggingsinstellingen en pensioenfondsen.
De pensioenfondsen hebben net hetzelfde patroon als dat van de niet werkende ondernemingen, de
reden hiervoor moet worden gezocht in het beleggingsbeleid van de fondsen die de nodige liquiditeit
nastreven. De beleggingsinstellingen zijn niet meer aanwezig op de algemene vergaderingen dan de
pensioenfondsen, maar de beleggingsfondsen volgen het patroon van aanwezigheid niet. De
beleggingfondsen zijn integenstelling tot de andere institutionele beleggers zo goed als gelijk
verdeeld in hun aanwezigheid op de algemene vergaderingen van zowel klein als grote
beursgenoteerde vennootschappen. De verklaring voor dit fenomeen zou kunnen worden gezocht in
de toenemende specialisatie van de beleggingsfondsen.
Ook zijn er nog de kredietinstellingen die toch ook wel geregeld vertegenwoordigd zijn op de
algemene vergaderingen beursgenoteerde vennootschappen.30
Tabel 6: Aanwezigheid van de Institutionele beleggers.
Verzekerings-
Ondernemingen
Beleggings-
Instellingen
Pensioen-
Fondsen
Banken en
kredietinstellingen
Kapitalisatie
<1 mrd.
1-2 mrd.
2-5 mrd.
5-10 mrd.
10-25 mrd.
25-50 mrd.
>50 mrd.
1
2
2
4
1
2
10
3
2
4
1
3
3
1
1
1
1
3
5
1
2
3
2
1
3
6
Aanwezigheid
Totaal steekproef
% aantal AVA
aanwezig
21
65
32,31%
13
65
20,00%
11
65
16,92%
17
65
26,15%
30 E. WYMEERSCH en C. VAN DER ELST, “De werking van de algemene vergadering in de Belgische
beursgenoteerde vennootschappen: Een empirisch onderzoek.”, TBH 1997, (72) 78.
27
En dan zijn er ook nog de buitenlandse aandeelhouders die de algemene vergadering van de
beursgenoteerde vennootschappen bijwonen (tabel 7). Hun aanwezigheid op de algemene
vergaderingen is niet bijster groot, enkel de buitenlandse institutionele investeerders lijken vaak
aanwezig te zijn op de algemene vergaderingen van de grootste beursgenoteerde vennootschappen,
wel met een kleine aandelenparticipatie.
Als men de tabel in zijn geheel bekijkt kan men wel stellen dat er toch een aantal buitenlandse
beleggers aanwezig zijn , zelf bij de beursgenoteerde vennootschappen met een kapitalisatie van
minder dan 1 miljard. Reden hiervan is volgens WYMEERSCH en VAN DER ELST de
aandeelhoudersstructuren die er heersen in de vennootschappen.
Tabel 7: Aanwezigheid van buitenlandse beleggers.
Totaal aantal
AVA’s met
buitenl. Beleggers
Institutionele
Beleggers
Natuurlijke
Personen
Andere
Kapitalisatie
<1 mrd.
1-2 mrd.
2-5 mrd.
5-10 mrd.
10-25 mrd.
25-50 mrd.
>50 mrd.
3
1
1
1
3
831
1
1
1
7
1
3
3
2
1
Aanwezig
Totaal steekproef
% aantal AVA
aanwezig
17
65
26,15%
10
65
15,38%
4
65
6,15%
6
65
9,23%
31 Op één algemene vergadering waren én een buitenlandse natuurlijk persoon én een andere belegger
aanwezig en op 2 andere algemene vergaderingen waren zowel buitenlandse institutionele beleggers als natuurlijke personen aanwezig.
28
§2. De obligatiehouders
De houders van obligaties mogen deelnemen aan de algemene vergadering, maar mogen niet
stemmen het enige wat ze hebben op de algemene vergadering is een raadgevende stem.32
§3. De raad van bestuur en de bedrijfsrevisoren
De raad van bestuur is verplicht om de algemene vergadering aanwezig te zijn, dit is het logische
gevolg van het feit dat de raad van bestuur verplicht is om tijdens de algemene vergadering de
vragen die er door de aandeelhouders worden gesteld te beantwoorden.
De bedrijfsrevisoren moeten er ook verplicht zijn om dezelfde reden als de raad van bestuur, dat als
er vragen worden gesteld op de algemene vergadering die handelden over een materie waarbij de
revisor nauw betrokken was, en dan vooral de jaarresultaten en dergelijke, het spreekt voor zich dat
de revisor aanwezig is op de algemene vergadering.33
§4. Anderen
Of er nog andere partijen aanwezig mogen zijn op de algemene vergadering hangt van twee factoren
af, één de statuten van de vennootschap en twee wat de algemene vergadering er zelf over beslist,
maar derden hebben nooit automatisch het recht om op de algemene vergadering aanwezig te zijn,
tenzij de statuten het anders bepalen. Als ze dan werden toegelaten op de algemene vergadering,
hebben ze zeker niet dezelfde rechten als een aandeelhouder, ze kunnen bijvoorbeeld geen vragen
stellen. Hun taak bestaat er hoofdzakelijk in de aandeelhouders te assisteren. Ook kan het zijn dat ze
worden uitgenodigd op de algemene vergadering om de een bepaalt onderwerp te komen
toelichten. Meestal gaat het om advocaten, boekhouders en journalisten. De algemene regel is dat
de toelating voor deze derden wordt gegeven door de vergadering zelf. Voor de pers is het de
traditie dat deze worden uitgenodigd of op zijn minst niet worden geweigerd.34
32
T. BAUMS en E. WYMEERSCH, Shareholder voting rights and practices in Europe and the United States,
Dordrecht, Kluwer, 1999, 25. 33 T. BAUMS en E. WYMEERSCH, Shareholder voting rights and practices in Europe and the United States,
Dordrecht, Kluwer, 1999, 26. 34
T. BAUMS en E. WYMEERSCH, Shareholder voting rights and practices in Europe and the United States,
Dordrecht, Kluwer, 1999, 26-27.
29
Journalisten zijn in 70% van de algemene vergaderingen vertegenwoordigd, en dit in alle sectoren
van de beursgenoteerde vennootschappen. Slechts in enkele categorieën van beursgenoteerde
vennootschappen is de helft van de journalisten niet aanwezig (tabel 8).35
Tabel 8: Aanwezigheid van journalisten.
Nooit Soms Regelmatig Frequent Altijd Totaal
<1 mrd.
1-2 mrd.
2-5 mrd.
5-10 mrd.
10-25 mrd.
25-50 mrd.
>50 mrd.
1
1
4
1
1
1
1
1
2
1
1
2
1
1
9
7
8
4
1
3
12
12
13
10
7
3
3
15
Total 2 7 6 4 44 64
Een andere categorie die soms aanwezig kan zijn op de algemene vergadering zijn de “syndicalisten”,
maar er is vastgesteld in het empirisch onderzoek dat deze categorie weinig tot nooit is
vertegenwoordigd op de algemene vergaderingen, slechts bij de grotere beursgenoteerde
vennootschappen waar veel bedienden werken zijn ze geregeld aanwezig op de algemene
vergadering ( tabel 9).36
Tabel 9: Aanwezigheid van werknemersafgevaardigden.
Nooit Soms Regelmatig Frequent Altijd Totaal
<1 mrd.
1-2 mrd.
2-5 mrd.
5-10 mrd.
10-25 mrd.
25-50 mrd.
>50 mrd.
10
10
8
6
3
3
6
1
2
2
1
1
1
1
2
1
4
11
12
10
7
4
3
15
Total 46 5 4 2 5 62
35
E. WYMEERSCH en C. VAN DER ELST, “De werking van de algemene vergadering in de Belgische
beursgenoteerde vennootschappen: Een empirisch onderzoek.”, TBH 1997, (72) 76. 36 E. WYMEERSCH en C. VAN DER ELST, “ De werking van de algemene vergadering in de Belgische
beursgenoteerde vennootschappen: Een empirisch onderzoek.”, TBH 1997, (72) 77.
30
Afdeling 2: De aanwezigheid van de aandeelhouders en de evolutie
Eerst ga ik kijken naar de aanwezigheid van de aandeelhouders begin jaren negentig en daarna naar
de aanwezigheid van de aandeelhouders aan het begin van de twintigste eeuw. De bedoeling hiervan
is om te zien of er een evolutie is.
§1. Aanwezigheid van de aandeelhouders op de algemene vergadering begin jaren negentig
Als we naar de tabellen 10 en 11 kijken, valt ons meteen op dat in de meeste gevallen er een
participatie van de aandelen is van 50%-74%, maar dat er dan toch maar gemiddeld 24,14 personen
fysiek aanwezig zijn op de algemene vergadering.
Tabel 10: Participatie van de aandelen op de algemene vergadering der aandeelhouders. (1994)37
0-25% 25-49% 50-74% 75-99% Totaal
Kapitalisatie
<1 mrd.
1-2 mrd.
2-5 mrd.
5-10 mrd.
10-25 mrd.
25-50 mrd.
>50 mrd.
1
2
1
4
2
3
7
4
6
5
3
4
1
6
3
3
2
1
10
12
9
7
4
4
14
Totaal 1 19 29 9 58
In de helft van de grootste Belgische beursgenoteerde vennootschappen was er zelf minder dan de
helft van de aandelen vertegenwoordigd op de algemene vergadering. Volgens WYMEERSCH en VAN
DER ELST stemt dit overeen met de aandeelhoudersstructuur van sommige van deze
beursgenoteerde vennootschappen van toen. Deze hebben geen meerderheidsaandeelhouders maar
37 E. WYMEERSCH en C. VAN DER ELST, “De werking van de algemene vergadering in de Belgische
beursgenoteerde vennootschappen: Een empirisch onderzoek.”, TBH 1997, (72) 74.
31
wel verschillende grootaandeelhouders, deze grootaandeelhouders hebben af en toe wel een
feitelijke controle.38
Tabel 11: Gemiddelde fysieke aanwezigheid van de aandeelhouders ( incl. rechtspersonen).39
Gemiddeld
Kapitalisatie
<1 mrd.
1-2 mrd.
2-5 mrd.
5-10 mrd.
10-25 mrd.
25-50 mrd.
>50 mrd.
9,25
8,77
9,10
9,71
56,00
26,25
57,07
Totaal 24,14
Als we tabel 11 bekijken, dan zien we duidelijk een verschil in fysieke aanwezigheid bij grote
beursgenoteerde vennootschappen in vergelijking met de kleine tot middelgrote beursgenoteerde
vennootschappen. Door deze verschillen gaat het gemiddelde van 24,14 fysieke aanwezigen op de
algemene vergadering wel een vertekend beeld geven. De algemene vergadering bij de kleine tot
middelgrote beursgenoteerde vennootschappen heeft een besloten karakter en zo gaan de meeste
aandeelhouders wegblijven, terwijl op bij de grote beursgenoteerde vennootschappen er een veel
opener karakter zal zijn en de aandeelhouders denken dat ze een meerwaarde kunnen bieden aan de
algemene vergadering. Men kan in de tabel duidelijk zien dat de beurskapitalisatie en de fysieke
aanwezigheid van de aandeelhouders op de algemene vergadering een positieve correlatie hebben.
Het keerpunt ligt duidelijk bij de beurskapitalisatie van 10 tot 25 mrd. Ook kan er worden opgewezen
dat als een onderneming in moeilijkheden verkeerd en er veel kritiek is op het bestuur van de
onderneming, er veel meer aandeelhouders op de algemene vergadering aanwezig zullen zijn, dan
als een onderneming het goed doet en er geen vorm van kritiek te bespeuren is.
Ook is er nog iets significant te melden over de vorm van de aandelen die op de algemene
vergadering aanwezig zijn. Begin de jaren negentig waren er nog geen gedematrialiseerde aandelen
en was er enkel de keuze tussen aandelen op naam en aandelen aan toonder. Het viel toen op dat de
38 E. WYMEERSCH en C. VAN DER ELST, “De werking van de algemene vergadering in de Belgische
beursgenoteerde vennootschappen: Een empirisch onderzoek.”, TBH 1997, (72) 74. 39
E. WYMEERSCH en C. VAN DER ELST, “De werking van de algemene vergadering in de Belgische
beursgenoteerde vennootschappen: Een empirisch onderzoek.”, TBH 1997, (72) 74.
32
grootaandeelhouders vooral in het bezit waren van de aandelen aan toonder, terwijl de kleine
belegger eerder aandelen aan toonder bezat. Hierdoor waren op de algemene vergaderingen ook het
overgrote deel van de aandelen die er waren, aandelen op naam.40
Er moet ook nog op gewezen worden dat er in die tijd erg veel gebruik gemaakt werd van de
stemrechten door te geven via volmachten. Uit tabel 12 kan men afleiden dat de
meerderheidsaandeelhouders vaak een bestuurder de volmacht gaven, maar het rare is dat de kleine
aandeelhouders ook hun volmachten gaven aan de bestuurders, hierdoor werd de macht van de
bestuurder nog groter en had hij bijna niks van tegenwind. Algemeen kan er worden gesteld dat het
stemmen via volmachten voorkomt in alle beursgenoteerde vennootschappen, maar dat de kleine
belegger er het wel het minste gebruik van maakt. Het nadeel van stemmen via volmachten is dat de
algemene aandeelhoudersvergadering nog anoniemer wordt gemaakt en er hierdoor minder
discussie is tussen de aandeelhouders en de raad van bestuur op de algemene vergadering. Het
voordeel van het stemmen via volmacht is dat de beursgenoteerde vennootschap zo aantrekkelijker
wordt voor buitenlandse investeerders.41
Tabel 12: Volmachthouders.42
Aandeel
volmachtstemmen
op totaal
aanwezige
stemmen
<1%
1-5%
5-10%
11-25%
25-50%
>50%
Bestuurder
Controle-AH
Andere partij
5
7
5
5
1
3
3
1
1
3
3
16
2
Totaal 12 10 4 5 6 18
Als algemene conclusie voor de aanwezigheid van de aandeelhouders op de algemene vergadering in
de jaren negentig zou ik kunnen stellen: hoe groter de beursgenoteerde vennootschap, hoe meer
aandeelhouders ze gaat hebben, en hoe meer aandeelhouders er aanwezig zullen zijn op de
40 E. WYMEERSCH en C. VAN DER ELST, “De werking van de algemene vergadering in de Belgische
beursgenoteerde vennootschappen: Een empirisch onderzoek.”, TBH 1997, (72) 75. 41
E. WYMEERSCH en C. VAN DER ELST, “De werking van de algemene vergadering in de Belgische
beursgenoteerde vennootschappen: Een empirisch onderzoek.”, TBH 1997, (72) 76. 42
E. WYMEERSCH en C. VAN DER ELST, “De werking van de algemene vergadering in de Belgische
beursgenoteerde vennootschappen: Een empirisch onderzoek.”, TBH 1997, (72) 76.
33
algemene vergadering. Deze conclusie is eigenlijk zeer logisch en er vallen maar weinig tot geen
uitzondering op te bemerken.
§2. Aanwezigheid van de aandeelhouders op de algemene vergadering begin eenentwintigste eeuw
Het gemiddelde aanwezigheidspercentage van de aandeelhoudersstemmen op de algemene
vergadering begin de eenentwintigste eeuw is 57%.43 Bij meer dan de helft van de algemene
vergaderingen was de stemmen opkomst meer dan 60%, maar op één algemene vergadering werden
er maar 0,1% van de aandelen gedeponeerd. Het meeste voorkomende is dat de
aandeelhoudersstemmen aanwezig zijn op de algemene vergadering voor een percentage tussen 55
en de 60. Voor dit fenomeen worden door VAN DER ELST twee mogelijke reden gegeven. De eerste
reden kan zijn dat er in de vennootschap enkele specifieke aandeelhoudersstructuren zijn, de andere
reden kan worden gevonden in de wet, waarbij een beslissing van de algemene vergadering pas als
geldig wordt genomen als er meer dan 50% van de stemmen ‘voor’ zijn.44 Ook moet er nog worden
op gewezen dat een groot deel van de algemene vergaderingen aandeelhoudersstemmen hebben
van meer dan 75%. Deze meerderheid is zelf voldoende voor een statutenwijziging. Als we naar tabel
13 kijken kunnen wel geen overduidelijk verband vastleggen tussen de aanwezigheid op de algemene
vergadering en de grote van de beursgenoteerde vennootschap.
Tabel 13: Aanwezigheid van aandelen en de grote van de vennootschap. (2004)45
Aanwezigheid aandelen Grote v/d vennootschap in €
miljoenen
Gemiddelde
Meridiaan
Maximum
Minimum
Aantal
57,20%
59,95%
92,81%
0,10%
70
1,503
105
21,762
0,95
70
We kunnen duidelijk vaststellen dat er een band bestaat tussen de grote van de aandeelhouder en
zijn aanwezigheid op de algemene vergadering. Hoe groter de aandeelhouder, hoe vaker, zo niet
43 C. VAN DER ELST, “Attendance of Shareholders and the impact of regulatory Corporate Governance Reforms:
An Empirical Assessement of the situation in Belgium.”, EBOLR 2004, (471) 483. 44
C. VAN DER ELST, “Attendance of Shareholders and the impact of regulatory Corporate Governance Reforms:
An Empirical Assessement of the situation in Belgium.”, EBOLR 2004, (471) 484. 45
C. VAN DER ELST, “Attendance of Shareholders and the impact of regulatory Corporate Governance Reforms:
An Empirical Assessement of the situation in Belgium.”, EBOLR 2004, (471) 485.
34
altijd, hij aanwezig zal zijn op de algemene vergadering. Het is pas uitzonderlijk dat een groot
aandeelhouder niet op de algemene vergadering is of niet al zijn aandelen deponeert, want hierdoor
heeft hij minder zeggenschap op de algemene vergadering waar hij wel aanwezig is maar niet met
zijn volle ‘gewicht’. De reden waarom de grote aandeelhouders niet al hun aandelen gaan deponeren
voor de algemene vergadering kan worden gezocht in twee zaken, maar toch is het niet 100% zeker
dat dit de redenen zijn. De eerste reden waarom de groot aandeelhouders niet geheel hun aandelen
deponeren voor de algemene vergadering moet worden gezocht in het feit dat als de aandeelhouder
zoveel dagen voor de algemene vergadering zijn aandelen deponeert hij die aandelen niet meer kan
verkopen tot na de algemene vergadering. En stel dat er in die korte periode waarin zijn aandelen
geblokkeerd zijn de waarde van die aandelen een ongelofelijke daling kennen, omdat er bijvoorbeeld
net voor de algemene vergadering het nieuws wordt verspreid dat een grote klant van de
vennootschap zijn contract met de vennootschap niet verlengd, dan kan de groot aandeelhouder erg
veel verliezen leiden zonder dat hij nog een kant uit kan met zijn aandelen en moet hij wachten tot
na de algemene vergadering om ze te verkopen en hopen dat tot die tijd de aandelenkoers niet
volledig de dieperik is ingegaan. De tweede reden voor het deponeren van maar een fractie van de
aandelen of gewoon geen kan worden gevonden in het feit dat de groot aandeelhouder gewoon
helemaal geen zin heeft om hem bezig te houden met het beleid van de vennootschap en hij zich als
groot aandeelhouder enkel maar ziet als een investeerder in de vennootschap en zeker niet als een
activistische aandeelhouder die zijn stem op de algemene vergaderingen wil gaan doordrukken.
Daarom gaat hij maar een deel van aandelen deponeren of zelf geen, omdat het beleid van de
vennootschap waarin hij investeert hem koud laat, hij wil enkel dat zijn investering hem geen
windeieren legt. Het blijft natuurlijk wel mogelijk dat deze aandeelhouders andere middelen gaan
gebruiken, waardoor ze wel op de algemene vergadering geen grote stem hebben of gewoon niet
aanwezig zijn, maar via een achterpoortje toch een grote invloed hebben op het beleid van de
beursgenoteerde vennootschap, voorbeelden hiervan zijn een vertegenwoordiger in de raad van
bestuur of privé vergaderingen. Zo slaat de groot aandeelhouder twee vliegen in één klap, zijn
aandelen blijven vrij voor handel en hij heeft invloed op het beleid van de vennootschap. In één op
de acht vennootschappen die door VAN DER ELST werden onderzocht werd vastgesteld dat de
grootste aandeelhouder maar een fractie van zijn aandelen had neergelegd of helemaal geen
aandelen had neergelegd.46 De conclusie die we trekken over de grote aandeelhouders en hun
46 C. VAN DER ELST, “Attendance of Shareholders and the impact of regulatory Corporate Governance Reforms:
An Empirical Assessement of the situation in Belgium.”, EBOLR 2004, (471) 495.
35
aanwezigheid (van hun aandelen) op de algemene vergaderingen mag dus wel niet als absoluut
worden aanschouwd, want er bestaan uitzonderingen op, zoals hier net aangegeven.47
Hierboven hebben we het gehad over het aantal aandelen die aanwezig zijn op de algemene
vergadering, hier gaan we het hebben over hoeveel personen er fysiek aanwezig zijn op de algemene
vergadering, want daar is duidelijk een verschil in, zoals in §1 reeds op opgewezen werd.
Het gemiddelde aantal fysiek aanwezige aandeelhouders op de algemene vergaderingen bij Belgische
beursgenoteerde vennootschappen ligt begin de eenentwintigste eeuw op 38.48 Deze 38 mag niet
verkeerd worden begrepen, want over de gehele lijn komen er veel minder aandeelhouders
opdagen, maar op één algemene vergadering kwamen er veel meer, waardoor het gemiddelde van
de fysiek aanwezige aandeelhouder significant omhoog werd getrokken. Dit kan je allemaal zien in
tabel 14. Ook had ik er even willen op wijzen dat bij niet-beursgenoteerde vennootschappen de
algemene vergaderingen over het algemeen veel meer aandeelhouders aanwezig zijn in vergelijking
met de beursgenoteerde vennootschappen, zie als voorbeeld de algemene vergadering van de Cera
Holding in 2003.49
Tabel 14: Aantal fysiek aanwezige aandeelhouders op de algemene vergadering. (2003)50
Aantal aanwezig op de AVA
Gemiddelde
Meridiaan
Maximum
Minimum
Aantal
38
13
350
1
54
Komen er kleine aandeelhouders naar de algemene vergadering of laat het hen koud om aanwezig te
zijn? Men zou denken dat op de algemene vergadering er zo goed als geen kleine aandeelhouders
zijn omdat deze er toch weinig of niks te zeggen hebben en dat alle grote aandeelhouders zeker
aanwezig zullen zijn op de algemene vergadering omdat zij er wel veel te zeggen hebben en zich erg
betrokken voelen met het beleid van de vennootschap en zich daarom activistisch gaan opstellen,
47 C. VAN DER ELST, “Attendance of Shareholders and the impact of regulatory Corporate Governance Reforms:
An Empirical Assessement of the situation in Belgium.”, EBOLR 2004, (471) 487. 48
C. VAN DER ELST, “Attendance of Shareholders and the impact of regulatory Corporate Governance Reforms:
An Empirical Assessement of the situation in Belgium.”, EBOLR 2004, (471) 490. 49
Cera Holding, Cera Vennotenbrief ( Juli 2003), 1. 50
C. VAN DER ELST, “Attendance of Shareholders and the impact of regulatory Corporate Governance Reforms:
An Empirical Assessement of the situation in Belgium.”, EBOLR 2004, (471) 490.
36
maar zoals hierboven reeds is verklaard is deze redenering zeker niet absoluut. Er is vastgesteld dat
de grote aandeelhouders zich wel activistisch gaan opstellen maar dit vaak via een andere weg gaan
doen dan via de algemene vergadering, want voor de groot aandeelhouders heeft zo een algemene
vergadering maar weinig nut, en gaan ze het veeleer gaan beschouwen als een formeel juridisch
orgaan. 51 De kleine aandeelhouders hebben natuurlijk niet de middelen zoals de grote
aandeelhouders om bijvoorbeeld iemand in de raad van bestuur te hebben, daarom moeten zij wel
naar de algemene vergadering gaan om toch wel hun mening te kunnen uiten over het beleid van de
vennootschap en de raad van bestuur erop te wijzen. Sommige van deze kleine aandeelhouders op
de algemene vergadering worden ‘financiële recreanten’ genoemd door VAN DEN HOEK, omdat ze
op de algemene vergadering eigenlijk gewoon maar een beetje gaan zitten luisteren zonder dat hun
stem enig belang heeft.52 Het is wel zo dat als er veel media aandacht is voor een algemene
vergadering, zoals die van Fortis bijvoorbeeld, en daar de kleine aandeelhouder zijn mening mag
uiten, en dit geregeld op een rechtstreeks aanvallende en beledigende manier, over het beleid dit
wel vaak in de media verschijnt en er zo toch meer aandacht wordt aangeschonken dan had de
algemene vergadering geen aandacht gekregen in de pers.53 Er zijn natuurlijk verenigingen die de
belangen van de kleine aandeelhouder gaan beschermen, zoals bijvoorbeeld Deminor, en
verenigingen krijgen dan soms ook de mogelijkheid om een bestuurder voor te stellen. Soms is het
goed dat er tegenkanting is van de kleine aandeelhouders, maar soms kan de tegenkanting ook zo
ridicuul zijn dat ze de algemene vergadering enkel maar rekt en ze helemaal niks constructiefs
bijbrengt.
Algemeen zouden we kunnen stellen dat hoe groter de vennootschap is, hoe meer aandeelhouders
er fysiek op de algemene vergadering aanwezig zijn. Deze stelling mag zeker niet als absoluut
worden aanzien, want er zijn uitzonderingen op. In het begin de jaren negentig was deze stelling ook
reeds van toepassing, dus over het decennium heen is er maar weinig veranderd op het vlak van
verband tussen de fysieke aanwezigheid van de aandeelhouders op de algemene vergadering en de
grote van de vennootschap.
51 E. WYMEERSCH en C. VAN DER ELST, “De werking van de algemene vergadering in de Belgische
beursgenoteerde vennootschappen: Een empirisch onderzoek.”, TBH 1997, (72) 74. 52
P. VAN DEN HOEK, ‘ De functie van de algemene vergadering’, in Instituut voor Ondernemingsrecht, ed.,
Corporate Governance voor Juriste , Deventer, Kluwer 1998, 1. 53
C. VAN DER ELST, “ Attendance of Shareholders and the impact of regulatory Corporate Governance
Reforms: An Empirical Assessement of the situation in Belgium.”, EBOLR 2004, (471) 496.
37
§3. De evolutie in de aanwezigheid van de aandeelhouder op de algemene vergadering der
aandeelhouders
In het beschouwen van de evolutie gaan we ook kijken of er nieuwe wetgeving is gekomen maar ook
nieuwe corporate governance en/of deze veranderingen ook veranderingen hebben meegebracht
voor de aanwezigheden op de algemene vergadering.
A. De evolutie en de verschillen in de aanwezigheid
Tabel 15: Evolutie in aanwezige aandelen op de algemene vergadering der aandeelhouders.54
1994 2003
Gemiddelde
Meridiaan
Minimum
Maximum
55,41%
55,41%
20,00%
95,00%
57,20%
59,95%
0,10%
82,81%
Aantal 54 70
Als we de gegevens die we hadden van de begin jaren negentig gaan vergelijken met de gegevens die
we hebben over het begin van het nieuwe millennium, dan moeten we in het algemeen vaststellen
dat er niet veel is veranderd, de aandelen aanwezig op de algemene vergadering zijn zo goed als
gelijk gebleven. Er is slechts een kleine wijziging naar boven toe maar deze is zeker niet significant te
noemen.55 Wat er wel erg is gestegen is het aantal aandeelhouders die fysiek aanwezig zijn op de
algemene vergadering.56 Op de cijfers mag je je zeker niet blind staren, want als je goed kijk zie je
dat de meridiaan wel hetzelfde is gebleven.57 Het hoge gemiddelde lag dus in het feit dat er meer
aandeelhouders vergaderingen waren waar er een grotere opkomst was van de aandeelhouders.58
Het verband van hoe groter de vennootschap is, hoe meer aandeelhouders er op de algemene
vergadering zullen aanwezig zijn houdt hier overduidelijk stand. Als we weten dat er
beursgenoteerde vennootschappen zijn die over het decennium heen verdubbeld zijn in grote en we
54 C. VAN DER ELST, “ Attendance of Shareholders and the impact of regulatory Corporate Governance
Reforms: An Empirical Assessement of the situation in Belgium.”, EBOLR 2004, (471) 505. 55
Het gemiddelde gaat van 55% aanwezige aandelen op de algemene vergadering naar 57,20%. Zie tabel 12. 56
Van gemiddeld 24 fysieke aandeelhouders per algemene vergadering naar gemiddeld 38 fysieke aandeelhouders per algemene vergadering. Zie tabel 13. 57
De meridiaan is 13 gebleven. Zie tabel 13. 58
C. VAN DER ELST,“ Attendance of Shareholders and the impact of regulatory Corporate Governance Reforms:
An Empirical Assessement of the situation in Belgium.”, EBOLR 2004, (471) 499.
38
weten dat de aandeelhouders ook meer aanwezig zijn op de algemene vergadering dan is dit het
bewijs dat het verband klopt. Natuurlijk mogen niet alle beursgenoteerde vennootschappen over
dezelfde kam worden geschoren.
B. Hebben de nieuwe maatregelen van de wetgever invloed gehad op de aanwezigheid van de
aandeelhouder op de algemene vergadering?
Vanaf 1991 heeft de wetgever door allerlei wetten en dergelijke getracht de aandeelhouder meer
macht te geven en het voor hem aantrekkelijker maken om naar de algemene vergadering te gaan,
want zoals in het eerste hoofdstuk werd besproken ligt de dag van vandaag de macht eerder bij het
management dan bij de aandeelhouder, degene die volgens de letter van de wet wel de macht zou
moeten hebben in de vennootschap. In het volgende hoofdstuk ga ik uitgebreid de rechten van de
aandeelhouder gaan bespreken daarom dat ik hier slechts ga kijken of één van de doelen van de
doelen van de wetgever, meer aandeelhouders op de algemene vergadering krijgen, is gelukt.
Enkele van de maatregelen die de wetgever heeft genomen zijn, de stemming per brief mogelijk
maken, nieuwe volmachten mechanismen invoeren, etc. Het is niet alleen de wetgever die
inspannigen heeft gedaan om meer aandeelhouders op de algemene vergadering te krijgen, ook de
vennootschappen zelf hebben individueel inspanningen gedaan om de aandeelhouders warm te
maken voor de activiteiten van de vennootschap. Dit werd vooral gedaan in het wijdt verspreiden
van de jaarrekeningen, ze meer toegankelijk maken voor de aandeelhouders, er meer informatie in
verwerken en ook meer aandacht gaan besteden in de presentatie ervan. Er is zeker wel geen
algemeen verspreide manier of systematische maatregel om de aanwezigheid van de
aandeelhouders op de algemene vergadering aan te wakkeren. De meeste vennootschappen
rekenen op hun grote aandeelhouders om er te zijn, de kleinere investeerders laten ze voor wat ze
zijn.59
Tabel 16: Evolutie in de fysieke aanwezigheid van de aandeelhouders op de algemene vergadering
der aandeelhouders.60
1994 2003
Gemiddelde
Meridiaan
24,8
13
38,0
13
59 T. BAUMS en E. WYMEERSCH, Shareholder voting rights and practices in Europe and the United States,
Dordrecht, Kluwer, 1999, 37. 60
C. VAN DER ELST, “Attendance of Shareholders and the impact of regulatory Corporate Governance Reforms:
An Empirical Assessement of the situation in Belgium.”, EBOLR 2004, (471) 506.
39
Maximum
Minimum
151
1
350
1
Aantal 64 54
Als we naar tabel 15 kijken, dan moeten we vaststellen dat de aanwezigheid van aandelen op de
algemene vergadering wel is gestegen maar dat het zeker niet spectaculair is en dat de wetgever via
zijn nieuwe wetten maar heel erg flauw in zijn doel is geslaagd. Kijken we dan weer naar tabel 16 dan
komen we tot de constatatie dat er meer aandeelhouders komen naar de algemene vergadering. En
moeten we besluiten dat de wetgever wel in een doel is geslaagd, maar zoals in punt A is uitgelegd
moeten de cijfers van op een correcte manier worden beschouwd.
Voor de volledigheid wil ik er nog aan toevoegen dat de Europese Unie in 2007 een nieuwe richtlijn
heeft uitgevaardigd, met als doel het bevorderen van de aandeelhoudersrechten in beursgenoteerde
vennootschappen.61 De richtlijn zal ten laatste op 3 augustus 2009 in het Belgische recht moeten
worden geïmplementeerd. De EU hoopt via deze richtlijn ook meer aandeelhouders op de algemene
vergaderingen te krijgen. Of ze daar in zal slagen valt nog af te wachten.
Afdeling 3: De conclusie bij dit hoofdstuk
Over het gehele hoofdstuk kunnen twee grote verbanden vaststellen en dat is het verband tussen de
grote van de vennootschap en het aantal aandelen op de algemene vergadering, en de grote van de
vennootschap met de aanwezigheid van de aandeelhouders op de algemene vergadering. Deze
verbanden zijn rechtevenredig met elkaar. Hoe groter de vennootschap, hoe meer aandelen er zullen
worden gedeponeerd voor de algemene vergadering der aandeelhouders. En hoe groter de
vennootschap, hoe meer aandeelhouders er fysiek op de algemene vergadering zullen zijn. Deze
twee verbanden lijken naar mijn mening maar heel erg logisch, want het is normaal dat als een
onderneming meer kapitaal heeft ze ook sowieso meer aandelen zal hebben en dat er daarom ook
meer aandelen kunnen worden gedeponeerd voor de algemene vergadering. Voor de
aandeelhouders is het hetzelfde liedje, hoe groter het kapitaal van een vennootschap, hoe meer
personen in het bezit kunnen zijn van aandelen en zo kunnen er ook meer personen naar de
algemene vergadering komen.
Een ander verband dat ik heb kunnen vaststellen is dat een groot aandeelhouder zo goed als altijd op
de algemene vergadering zal zijn. Dit verband sluit ook perfect aan bij het feit dat als er een groter
61
Richtlijn 2007/36/EG betreffende de uitoefening van bepaalde rechten van aandeelhouders in beursgenoteerde vennootschappen, PB.L.14 juli 2007.
40
kapitaal is er ook meer aandeelhouders kunnen zijn, aangezien er meer aandelen zijn, en om die
reden er ook meer aandeelhouders fysiek aanwezig kunnen zijn op de algemene vergadering. Maar
als die aandelen nu niet meer verdeeld zijn, maar gewoon groter pakketten in handen van de
verschillende aandeelhouders, dan zijn er meer groot aandeelhouders en daarvan weten we dat die
meer naar de algemene vergadering komen, dus de verbanden sluiten mooi bij elkaar aan.
Hetgeen hierboven werd geconcludeerd is, zoals verscheidene malen in dit hoofdstuk aangewezen,
niet sluitend voor alle aandeelhouders. Er bestaan grote aandeelhouders die niet naar de algemene
vergadering komen of die maar een fractie van hun aandelen neerleggen voor de algemene
vergadering.
Ik wil er ook nog op wijzen dat niet alle aandeelhouders, voor het merendeel kleine aandeelhouders,
hun rechten gaan gebruiken, daarmee bedoel ik naar de algemene vergadering gaan om daar hun
stem uit te brengen. Een groot deel van de kleine aandeelhouders, en ook enkele grotere
aandeelhouders, gaan niet naar de algemene vergadering gaan om te stemmen en laten de
beslissingen die erop de vergadering moeten worden genomen gewoon links liggen. Een reden kan
gevonden worden in het kostenplaatje van de algemene vergadering en het praktische ongemak zo
een algemene vergadering met zich meebrengt voor de aandeelhouder. Met het kostenplaatje wordt
er niet bedoeld de prijs om een algemene vergadering te organiseren, maar de kosten voor de
aandeelhouders zelfs, zoals bijvoorbeeld de vervoerskosten. Ook worden de algemene
vergaderingen in het merendeel van de gevallen gehouden op werkdagen tijdens de gewone
kantooruren waardoor de aandeelhouders die willen gaan naar de vergadering vrijaf moeten nemen
en aangezien er vaak maar weinig tot niks te zeggen is voor de kleine aandeelhouder gaat hij daarom
geen vrijaf nemen. Deze redenering steunt ook op de cijfers van de in afdeling 1 onderzochte
profielen van aandeelhouders op de algemene vergadering, dat niet meer werkende aandeelhouders
wel meer op de algemene vergaderingen aanwezig zijn aangezien zij daar tijd voor hebben en dit
voor hen geen praktische problemen oplevert. Een andere reden voor het niet gebruiken van de
stemmen kan liggen in het feit dat aandelen een soort financieel instrument is. De aandelen zijn een
investering die snel kan worden veranderd en worden doorverkocht. De aandeelhouders hebben de
aandelen gekocht omdat ze willen investeren in een vennootschap en zoveel mogelijk winst in return
krijgen, hun bedoeling is niet om de grote lijnen van het beleid van de vennootschap te gaan
uittekenen omdat een kleine aandeelhouder daar toch maar weinig in de pap te brokken heeft en er
ook maar weinig interesse van de aandeelhouder is.62 Hij wil enkel winst uit zijn investering zien.
Zoals hierboven reeds vermeld is het aantal aandeelhouders die de algemene vergadering bijwonen
in een decennium tijd sterk gestegen, maar het aantal aandelen op de algemene vergadering kende
62 C. VAN DER ELST, “Attendance of Shareholders and the impact of regulatory Corporate Governance Reforms:
An Empirical Assessement of the situation in Belgium.”, EBOLR 2004, (471) 507.
41
maar een zwakke stijging. Uit de verschillende cijfers blijkt dat de grote aandeelhouders bijna altijd
op de algemene vergadering aanwezig zijn, daarom niet altijd met al hun aandelen. Hierdoor gaan er
op de algemene vergadering maar weinig verrassende beslissingen worden genomen, aangezien de
grote aandeelhouders er voor zorgen dat zij iemand hebben in de raad van bestuur, en het de raad
van bestuur is die het beleid van de vennootschap uittekent.63 Het is vaak zo dat alvorens het beleid
voor de algemene vergadering wordt voorgelegd, dit beleid reeds is goedgekeurd tijdens privé
onderhandelingen met de grote aandeelhouders, hierdoor is de algemene vergadering er enkel en
alleen maar om het beleid officieel goed te keuren, want officieus is het allemaal al in kannen en
kruiken. Daarom zal de kleine aandeelhouder wel zijn opinie kunnen geven op de algemene
vergadering maar worden de beslissingen genomen door de grote aandeelhouders en de raad van
bestuur van de vennootschap.
De kleine aandeelhouder blijft dus weg van de algemene vergadering omdat hij het gevoel heeft er
toch maar weinig te kunnen doen en het enkel maar een tijdsverlies is. Is er daarom meer regulering
nodig zodat dat de kleine aandeelhouders wel naar de algemene vergaderingen zou komen of niet?
Op deze vraag kunnen er twee antwoorden worden gegeven, maar het exacte antwoord zal de tijd
moeten uitwijzen. Ofwel gaat de wetgever een beperkt aantal nieuwe wetten uitvaardigen die er
voor moeten zorgen de de algemene vergadering beter verloopt. Bijvoorbeeld door meer openheid
van informatie. Ofwel kan de wetgever het activistisch aandeelhouderschap trachten aan te
wakkeren door nieuwe wetten en mechanismen in het leven te roepen.
63 Een studie in 2000 heeft aangetoond dat 55% van de leden van de raad van bestuur er zitten als
vertegenwoordigers van controlerende aandeelhouders; C. VAN DER ELST, “Attendance of Shareholders and
the impact of regulatory Corporate Governance Reforms: An Empirical Assessement of the situation in Belgium.”, EBOLR 2004, (471) 508.
42
Hoofdstuk 3: De rechten van de aandeelhouder
In de vorige twee hoofdstukken heb ik de aandacht gevestigd op de evolutie in de controle van de
aandeelhouder en hoe zijn aanwezigheid is op de algemene vergaderingen. In hoofdstuk drie ga ik de
rechten van de aandeelhouder gaan bestuderen, eerst ga ik de basisrechten maar ook de
basisplichten van de aandeelhouder onder de loep nemen, om daarna te kijken naar welke rechten
er zo allemaal zijn bijgekomen de laatste jaren. Ik focus me vooral op de rechten van de
aandeelhouder in de N.V. en dus ook in beursgenoteerde vennootschappen, omdat doorheen gans
mijn masterproef de aandeelhouder in de N.V. het meeste aan bod komt.. Doel van dit hoofdstuk is
om een betere kijk te hebben op de rechten van de aandeelhouder om zo de algemene
onderzoeksvraag, “Is er voldoende bescherming voor de aandeelhouder?”, te kunnen beantwoorden.
Afdeling 1: De basisrechten en basisplichten van de aandeelhouder
§1. De Basisplichten van de aandeelhouder
De hoofdverplichting, als niet de enige verplichting, die de aandeelhouder heeft t.o.v. is dat de
aandeelhouder moet overgaan tot de storting van de toegezegde inbreng op het moment hij daartoe
verplicht is.64 Deze inbreng bepaalt tevens de maximumgrens van de aansprakelijkheid die de
aandeelhouder heeft in de vennootschap met beperkte aansprakelijkheid.65 Over de plichten van de
aandeelhouder ga ik niet verder uitbreiden, daar het niet relevant is voor dit werkstuk.
§2. De basisrechten van de aandeelhouder
Voor HARRIS hebben de aandeelhouders drie basisrechten: het recht om te stemmen, het recht om
de boeken in te kijken en het recht om vorderingen in te stellen.66
Om te beginnen moet erop worden gewezen dat de rechten van de aandeelhouder in twee soorten
kan worden opgesplitst. Er zijn de lidmaatschaprechten en de vermogensrechten.
De lidmaatschaprechten zijn de rechten die het recht geven om deel te nemen aan de interne
functionering van de vennootschap. Deze rechten worden dan vooral uitgeoefend op de algemene
vergadering der aandeelhouders.
64 Vgl. Luik, 1 april 1992, R.P.S., 1993, nr. 6619, 104.
65 M. WYCKAERT, Kapitaal in N.V.en B.V.B.A., vermogens- en kapitaalvorming door inbreng-rechten en plichten
van vennoten , Kalmthout, Biblo, 1995, 385. 66
L., HARRIS, The shareholder right to campaign, working paper 2008, 59.
43
De vermogensrechten van de aandeelhouder geven hem het recht op een deel van de winst van de
vennootschap, en dit zowel tijdens het bestaan van de vennootschap als bij de ontbinding en de
vereffening van de vennootschap.67
Soms kunnen de rechten van de aandeelhouder worden geschorst. Dit kan het geval zijn wanneer
een vennootschap zelf, via een tussenpersoon of via een dochter gaat intekenen op haar eigen
aandelen, dan gaan de aandelen waarop door de vennootschap is ingetekend worden geschorst uit
kracht van wet.68 Een andere situatie waar de rechten van de aandelen kunnen worden geschorst is
die waar de aandelen in mede-eigendom zitten, als dit het geval is dan kan de vennootschap de
rechten schorsen totdat er uit de onverdeeldheid is getreden. Een voorbeeld hiervan kan zijn waar
man en vrouw onder gemeenschap van goederen zijn getrouwd en ze onder dat stelsel aandelen
hebben gekocht, beide zijn dan eigenaar van de aandelen, de vennootschap kan dan de rechten van
de aandelen schorsen totdat er één van beide echtgenoten is aangeduid als de persoon die de
rechten zal uitoefenen.69
A. De lidmaatschaprechten van de aandeelhouder.
1. Het recht om deel te nemen aan de algemene vergadering70
Het recht op deelname aan de algemene vergadering is niet enkel belangrijk voor uw stemrecht te
gaan gebruiken, maar ook voor andere redenen. Naast het vraagrecht dat de aandeelhouder heeft
op de algemene vergadering, mag de aandeelhouder ook letterlijk zijn stem laten horen op de
algemene vergadering en zo ook zijn invloed op de besluitvorming laten gelden, en dit op straffe van
nietigheid.71
Aangezien de aandeelhouder het recht heeft om aanwezig te zijn op de algemene vergadering, moet
de aandeelhouder worden uitgenodigd voor deze algemene vergadering en dit volgens de in de wet
67 Cass., 6 februari 1953, Arr. Verbr., 1953, 388; R.P.S. 1953, nr. 4316, 245.
68 Art. 622, §1 W. Venn. zegt :” De stemrechten verbonden aan de aandelen of winstbewijzen die de
vennootschap bezit, of waarvan de vennoostchap de certificaten bezit die met haar medewerking werden uitgegeven, worden geschorst.”. 69
M. WYCKAERT, Kapitaal in N.V.en B.V.B.A., vermogens- en kapitaalvorming door inbreng-rechten en plichetn
van vennoten , Kalmthout, Biblo, 1995, 387. 70
Vgl. met art. 26 gewijzigd voorstel Vijfde Richtlijn ( PB.C., nr. 240, 9 september 1983, 25). 71
Zie ook art. 190bis; daarover, zeer volledig : B. TILLEMAN, De geldigheid van besluiten van de algemene
vergadering.
44
voorgeschreven modaliteiten, en eventueel ook overeenkomstig de statutaire bepalingen.72 Ook
degene zonder stemgerechtigde aandelen moeten worden uitgenodigd, want deze hebben ook het
recht om actief de vergadering bij te wonen, ze moeten er zeker bij zijn als er op de agenda van de
algemene vergadering ook materies staan waarvoor de niet-stemgerechtigende wel mogen
stemmen.73
Alle aandeelhouders die hun aandeelhouderschap kunnen bewijzen, hetzij via de voorlegging van
hun aandelen aan toonder, hetzij via de inschrijving op zijn naam van aandelen op naam in het
aandelenregister van de vennootschap, hetzij op grond van de neerlegging van een door de erkende
rekeninghouder of door de vereffeninginstelling opgesteld attest waarbij de onbeschikbaarheid van
de gedematerialiseerde aandelen op datum van de algemene vergadering wordt vastgesteld, moeten
worden toegelaten op de algemene vergadering, behoudens andersluidende wettelijke of statutaire
bepalingen.74 Artikel 536, lid 1 W. Venn. zegt ons: “ De statuten bepalen de formaliteiten die moeten
vervuld worden om tot de algemene vergadering te worden toegelaten.”.
Als er toch discussie is over het feit of men de aandeelhouder mag toelaten op de algemene
vergadering of niet. Dan is het de algemene vergadering die op onaantastbare wijze gaat beslissen of
72 Daaromtrent Kh. Verviers, 28 april 1986, T.B.H., 1987, 541 ( deze vereiste moet met enige redelijkheid
worden geïnterpreteerd); Kh. Veurne, 22 maart 1990, T.B.H., 1991, 909; J. LIEVENS, “ De jaarlijkse algemene
vergadering”, in Algemene vergadering van vennootschappen, ESHAL-FHS-Seminarie, 17 maart 1989, 25-27; P.
VAN OMMESLAGHE en X. DIEUX, “Examen”, R.C.J.B., 1993, p. 797 e.v., nr. 134-135, p. 803, nr. 140; K. GEENS en
H. LAGA, “Overzicht”, T.P.R., 1993, p. 1071, nr. 163-164. 73
Art. 542 W. Venn.; M. WYCKAERT, Kapitaal in N.V.en B.V.B.A., vermogens- en kapitaalvorming door inbreng-
rechten en plichten van vennoten , Kalmthout, Biblo, 1995, 388. 74
Artikel 536, lid 2 e.v. W. Venn. zegt ons:”Het recht om deel te nemen aan de algemene vergadering van een
vennootschap die een publiek beroep op het spaarwezen doet of heeft gedaan, wordt slechts verleend, hetzij op grond van de inschrijving van de aandeelhouder in het register van de aandelen op naam van de vennootschap, hetzij op grond van de neerlegging van de aandelen aan toonder, hetzij op grond van de neerlegging van een door de erkende rekeninghouder of door de vereffeningsinstelling opgesteld attest waarbij de onbeschikbaarheid van de gedematerialiseerde aandelen op datum van de algemene vergadering wordt vastgesteld, op de plaatsen aangegeven in de oproepingsbrief, zulks binnen de statutair vastgestelde termijn, maar ten minste drie werkdagen en ten hoogste zes werkdagen voor de bijeenkomst van de algemene vergadering. Bij gebreke van enige vermelding ter zake in de statuten verstrijkt de termijn op de derde dag voor de datum bepaald voor de bijeenkomst van de algemene vergadering. De statuten van een beursgenoteerde vennootschap kunnen bepalen dat de aandeelhouders aan de algemene vergadering kunnen deelnemen en er hun stemrecht kunnen uitoefenen, met betrekking tot de aandelen waarvan zij op de registratiedatum om 24 uur houder zijn, ongeacht het aantal aandelen waarvan zij houder zijn op de dag van de algemene vergadering. Deze registratiedatum kan niet vroeger dan op de vijftiende dag en niet later dan vijf werkdagen voor de algemene vergadering worden vastgesteld. In een door de raad van bestuur aangewezen register wordt ingeschreven over hoeveel aandelen elke aandeelhouder beschikt op de registratiedatum om 24 uur. Bij de oproeping tot de algemene vergadering wordt de dag van de registratie vermeld alsmede de wijze waarop de aandeelhouders zich kunnen laten registreren. E.v.”. Let wel op dat met ingang van 1 januari 2014 de aandelen aan toonder verdwijnen.
45
de aandeelhouder is toegelaten.75 Elke belangenhebbende partij kan dit besluit van de algemene
vergadering dan voor de rechtbank brengen, de rechtbank kan dan het eventuele eigendomsgeschil
beslechten. Afhankelijk van de uitspraak van de rechter kan het zijn dat de beslissingen op die
algemene vergadering dan als nietig worden beschouwd.76
Voor de volledigheid moet erop worden gewezen dat een aandeelhouder steeds het recht heeft om
zich door een lasthebber op de algemene vergadering te laten vertegenwoordigen. De statuten van
de vennootschap kunnen wel beperkingen opleggen m.b.t. de persoon die als lasthebber fungeert en
het aantal aandelen men in volmacht geeft.77
2. Het stemrecht van de aandeelhouder78
Het stemrecht is de grootste bron van macht voor de aandeelhouder, volgens HU en BLACK.79 Het
stemrecht kent twee kanten , aan de ene kant is het een prerogatief van de aandeelhouder,
waardoor de aandeelhouder zijn patrimonium die hij in de vennootschap heeft kan beschermen en
aan de andere kant is het stemrecht het instrument bij uitstek voor de aandeelhouder om zich te
mengen in de besluitvormingen van de vennootschap. Hierdoor krijgt het aandeel een discretionaire
bevoegdheid, maar ook een functionele bevoegdheid. Een beslissing van de algemene vergadering
wordt als een partijbeslissing beschouwd.
Het stemrecht is één van de belangrijkste rechten van de aandeelhouder in de vennootschap,
daarom ook dat het zo streng gereglementeerd is.80
In de vennootschap kan men aandelen hebben zonder stemrecht en aandelen met stemrecht. Bij
aandelen met stemrecht kan men ook het onderscheid maken tussen volgestorte aandelen en niet-
volgestorte aandelen.
75 P. VAN OMMESLAGHE en X. DIEUX, “Examen”, R.C.J.B., 1993, p. 799, nr. 135, p. 80; K. GEENS en H. LAGA,
“Overzicht”, T.P.R., 1993, 1075, nr. 168 en de uitgebreide verwijzingen. 76
M. WYCKAERT, Kapitaal in N.V.en B.V.B.A., vermogens- en kapitaalvorming door inbreng-rechten en plichten
van vennoten , Kalmthout, Biblo, 1995, 389. 77
M. WYCKAERT, Kapitaal in N.V.en B.V.B.A., vermogens- en kapitaalvorming door inbreng-rechten en plichetn
van vennoten , Kalmthout, Biblo, 1995, 390. 78
Vgl. met art. 33.1 gewijzigd voorstel Vijfde Richtlijn,PB.C., nr. 240, 9 september 1983, 28. Dit artikel schrijft evenredigheid voor tussen het stemrecht en het door het aandeel vertegenwoordigde gedeelte van het geplaatste kapitaal. De discussie naar Belgisch recht omtrent de waardeberekening van aandelen zonder nominale waarde wordt daarmee niet beslecht, vermits niet wordt aangegeven op welke wijze men deze vertegenwoordiging moet berekenen; M. Wyckaert, Kapitaal in N.V.en B.V.B.A., vermogens- en
kapitaalvorming door inbreng-rechten en plichetn van vennoten , Kalmthout, Biblo, 1995, 391. 79
H.T.C. HU en B.S. BLACK, “The new vote buying: empty voting and hidden (morphable) ownership.”, 79
Southern California Law Review 2006, (811) 814. 80
M. WYCKAERT, Kapitaal in N.V.en B.V.B.A., vermogens- en kapitaalvorming door inbreng-rechten en plichten
van vennoten , Kalmthout, Biblo, 1995, 391.
46
Bij volgestorte aandelen zijn de principes normaal gezien, één aandeel, één stem en is het stemrecht
proportioneel aan de kapitaalvertegenwoordigende waarde van het aandeel. Deze principes zijn er
gekomen omdat er vroeger grote misbruiken waren die vooral bestonden in de totale discrepantie
tussen het ingebrachte kapitaal en de zeggenschap dat men had in de vennootschap. Daarom heeft
de wetgever in 1934 het principe van de proportionaliteit van het stemrecht ingevoerd.81 De regel de
dag van vandaag is “Wanneer aandelen gelijke waarde hebben, geven zij elk recht op één stem.”.82
“Zijn zij niet van gelijke waarde of is hun waarde niet uitgedrukt, dan geven zij elk van rechtswege
recht op een aantal stemmen naar evenredigheid van het gedeelte van het kapitaal dat ze
vertegenwoordigen, met dien verstande dat het aandeel dat het laagste bedrag vertegenwoordigt,
voor één stem wordt aangerekend; gedeelten van stemmen worden verwaarloosd, behoudens in de
bepaald in artikel 560 W. Venn.”.83 Wel kan hierop een uitzonderingen worden ingevoerd door de
statuten van de vennootschap, in artikel 544 van het Wetboek van Vennootschappen staat er : “ De
statuten kunnen het aantal stemmen waarover iedere aandeelhouder beschikt, beperken, op
voorwaarde dat die beperking verplicht van toepassing is op iedere aandeelhouder zonder
onderscheid van het effect waarmee hij aan de stemming deelneemt.”.84
Bij niet-volgestorte aandelen is de situatie niet anders en gelden dezelfde principes. Voor het
Belgische recht is er geen enkel verschil tussen het stemrecht van de volgestorte en dat van de niet-
volgestorte aandelen. Een aandeel dat voor 25% is volgestort heeft dezelfde stemkracht als dat van
een volgestort aandeel. Hierop bestaat wel één uitzondering en dat is als de aandeelhouder niet aan
zijn hoofdverplichting voldoet, onder het niet voldoen aan de hoofdverplichting wordt verstaan dat
de aandeelhouder het behoorlijk opgevraagde en opeisbare volstorten van zijn aandelen niet doet.
Het stemrecht dat dan aan deze aandelen is verbonden kan dan worden geschorst.85 Als deze regel er
niet was zouden aandeelhouders die niet aan hun verplichtingen voldoen, toch evenveel te zeggen in
de vennootschap als de medeaandeelhouders van de vennootschap. Het gaat hier wel om een
tijdelijke sanctie die verbonden is aan het aandeel en niet aan de aandeelhouder.86
81
M. WYCKAERT, Kapitaal in N.V.en B.V.B.A., vermogens- en kapitaalvorming door inbreng-rechten en plichten
van vennoten , Kalmthout, Biblo, 1995, 391-394. 82
Art. 541, lid 1 W. Venn. 83
Art. 541, lid 2 W. Venn. 84
Art. 544 W. Venn. 85
Art. 541, lid 3 W. Venn. 86 M. WYCKAERT, Kapitaal in N.V.en B.V.B.A., vermogens- en kapitaalvorming door inbreng-rechten en plichten
van vennoten , Kalmthout, Biblo, 1995, 404.
47
Aangezien er nood was aan een middel die toeliet een kapitaalsverhoging door te voeren, maar dat
de bestaande machtsverhoudingen behouden bleven zijn er de aandelen zonder stemrecht in het
leven geroepen. Deze soort aandelen waarborgt de bestaande aandeelhoudersstructuur in de
vennootschap. Aandelen zonder stemrecht zorgen voor een afwijking van het principe “one share,
one vote”, daarom is het niet in alle Europese landen toegestaan aandelen zonder stemrecht uit te
geven, zoals bijvoorbeeld in Nederland, maar in België kunnen ze sinds 1991 wel worden uitgegeven.
Aandelen zonder stemrecht zijn volwaardige aandelen, met als enige en grote verschil dat ze aan de
houder geen stemrecht verlenen, in ruil voor dit gebrek krijgen de houders van de aandelen zonder
stemrecht bepaalde patrimoniale voordelen. D.w.z. dat het stemrecht a.h.w. wordt toegekend van
zodra deze patrimoniale voordelen niet meer kunnen worden verzekerd. Wel moet hierop een
nuance worden gemaakt. De onthouding van het stemrecht aan die aandelen is evenwel niet
absoluut, want de aandeelhouders van aandelen zonder stemrecht mogen wel stemmen over
aangelegenheden die hun belangen aangaan.87 De vennootschap gaat in haar statuten zelf bepalen in
hoever ze stemrecht aan die aandeel houders toekent.88
Een vennootschap die aandelen zonder stemrecht gaat uitgeven moet aan een aantal voorwaarden
voldoen, deze voorwaarden zijn vastgelegd in artikel 480 van het Wetboek van Vennootschappen. De
voorwaarden zijn:89
- De vennootschap die de aandelen zonder stemrecht uitgeeft, mag er niet meer uitgeven dan 1/3
van het maatschappelijk kapitaal van de vennootschap. Als deze grens wordt overschreden, dan
herwinnen alle aandelen zonder stemrecht hun stemrecht.90
- de houder van aandelen zonder stemrecht heeft recht op een bevoorrecht dividend, recht op
uitkering van het winstoverschot, voorrecht van de terugbetaling van de kapitaalinbreng en een
recht op de uitkering van het na vereffening overblijvende saldo.91
87
M. WYCKAERT, Kapitaal in N.V.en B.V.B.A., vermogens- en kapitaalvorming door inbreng-rechten en plichten
van vennoten , Kalmthout, Biblo, 1995, 408. 88
Art. 542, lid 1 W. Venn. luidt:” De statuten bepalen of en in hoever stemrecht wordt toegekend aan de houders van winstbewijzen.”. 89
C., VAN DER ELST, Aandeelhouderschap van beursgenoteerde vennootschappen; economische-juridische
analyse, Gent, Larcier, 2001, 245-246. 90
Art. 480, 1° W. Venn. zegt:” In geval van uitgifte van aandelen zonder stemrecht: - mogen zij niet meer dan één derde van het maatschappelijk kapitaal vertegenwoordigen.”. 91
Art. 480, 2° en 3° W. Venn. zegt:”In geval van uitgifte van aandelen zonder stemrecht: - Moeten zij in geval van uitkeerbare winst in de zin van artikel 617 W. Venn. recht geven op preferent en, behoudens andersluidende bepalingen in de statuten, overdraagbaar dividend waarvan het bedrag wordt vastgesteld bij de uitgifte, alsmede op een recht in de uitkering van het winstoverschot, waarvan het bedrag niet langer mag zijn dan dat uitgekeerd aan de houders van aandelen met stemrecht. - Moeten zij een voorrecht verlenen op de terugbetaling van de kapitaalinbreng, in voorkomend geval vermeerderd met de uitgiftepremie, alsook een recht bij de uitkering van het na vereffening overblijvende saldo, waarvan het bedrag niet lager mag zijn dan dat uitgekeerd aan de houders van aandelen met stem recht.”.
48
De overige rechten die aan aandelen verbonden zijn blijven dezelfde. De Belgische wetgever achtte
het noodzakelijk de aandeelhouders zonder stemrechten te compenseren voor de ontstentenis van
dit belangrijke lidmaatschaprecht, hij heeft dit gedaan door de aandeelhouders zonder stemrecht
een recht te geven op een preferent en behoudens andersluidende bepaling in de statuten,
opvorderbaar dividend.92
Aandelen zonder stemrecht worden in normale omstandigheden niet meegerekend voor de
vaststelling van het aanwezigheids- en meerderheidsquorum van de algemene vergaderingen.93 Het
wetboek van vennootschappen zegt dat voor de vaststelling van de voorschriften inzake
aanwezigheid en meerderheid die in de algemene vergadering moeten worden nageleefd, er geen
rekening wordt gehouden met de preferente aandelen zonder stemrecht, behalve in de gevallen
waar stemrecht is toegekend en er moet ook geen rekening worden gehouden met de geschorste
aandelen.94 Volgens de wetgever zijn er vier gevallen waarin de aandelen zonder stemrecht toch
stemrecht hebben en waarin de statuten van de vennootschap niet kunnen in afwijken. Deze vier
gevallen zijn:
- Als er niet meer is voldaan aan de voorwaarden gesteld in artikel 480 van het Wetboek van
Vennootschappen. Wanneer evenwel artikel 480, 1° W. Venn., niet wordt nageleefd, sluit de
herkrijging van het stemrecht de toepassing van het 2° en 3° van hetzelfde artikel uit95;
- Het geval bedoeld in artikel 560 van het Wetboek van Vennootschappen96;
- Wanneer de algemene vergadering zich moet uitspreken over een opheffing of een beperking van
het voorkeurrecht, over de toekenning van de bevoegdheid aan de raad van bestuur om het kapitaal
te verhogen met opheffing of beperking van het voorkeurrecht, over de vermindering van het
maatschappelijke kapitaal, over de wijziging van haar doel, over de omzetting van de vennootschap,
of over de ontbinding, de fusie of de splitsing van de vennootschap97;
- Wanneer, om welke reden ook, de preferentie en de overdraagbare dividenden gedurende drie
opeenvolgende boekjaren, niet volledig betaalbaar werden gesteld en dit tot wanneer die
achterstallige dividenden volledig zijn uitbetaald.98
92
C. VAN DER ELST, Aandeelhouderschap van beursgenoteerde vennootschappen; economische-juridische
analyse, Gent, Larcier, 2001, 246. 93
M. WYCKAERT, Kapitaal in N.V.en B.V.B.A., vermogens- en kapitaalvorming door inbreng-rechten en plichten
van vennoten , Kalmthout, Biblo, 1995, 409. 94
Art. 543 W. Venn. 95
Art. 481, 1° W. Venn. 96
Art. 481, 2° W. Venn. 97
Art. 481, 3° W. Venn. 98 Art. 481, 4° W. Venn.
49
TYTECA vindt dat men via de statuten van de vennootschap al in een betere bescherming van de
aandeelhouder zonder stemrecht zou kunnen voorzien, door gewoon het stemrecht te geven in meer
gevallen dan dat de wet eist of door de voorwaarden voor het krijgen van stemrecht minder streng
te gaan maken.99 De wetgever gaat het geven van stemrecht gaan beschouwen als de beste
bescherming voor de aandeelhouder zonder stemrecht, daarbij is de wettelijke regeling de minimum
bescherming en kan in de statuten van de vennootschap in een ruimere bescherming worden gezien.
3. Het vraagrecht van de aandeelhouder
Sinds de Wet van 5 december 1984 beschikken de aandeelhouders over een vraagrecht op de
algemene vergadering.100 De aandeelhouders hebben het recht om aan de bestuurders vragen te
stellen met betrekking tot hun verslag en de agendapunten. Deze vragen moeten worden
beantwoord door de bestuurders, voor zover de mededeling van gegevens of feiten niet van die aard
is dat zij ernstig nadeel zou berokkenen aan de vennootschap, de aandeelhouders of het personeel
van de vennootschap.101 Ook de commissarissen geven antwoord op de vragen die hun door de
aandeelhouders worden gesteld met betrekking tot het verslag dat ze hebben opgesteld. De
commissarissen hebben het recht ter algemene vergadering het woord te voeren in verband met de
vervulling van hun taak.102 Dit recht hebben de aandeelhouders zowel op de gewone, de bijzondere
als de buitengewone algemene vergadering. Dit recht is het beste instrument voor de aandeelhouder
om zijn stem te laten horen op de algemene vergadering en desgevallend ook zijn ongenoegen te
uiten.103
Het recht van vragen te stellen wordt zo goed als niet gebruikt door de
meerderheidsaandeelhouders, aangezien zij via andere kanalen al genoeg betrokken zijn bij het
beleid van de vennootschap. Dit recht wordt nog het meeste gebruikt door de natuurlijke personen
gevolgd door de institutionele beleggers als die al op de algemene vergadering aanwezig zijn. Het is
normaal dat de natuurlijke personen dit recht het meeste gebruiken omdat dit vaak de enige manier
is voor hen om hun stem te laten horen. De vragen die er meestal worden gesteld zijn van algemene
aard, maar ook vragen over het bestuursverslag worden geregeld gesteld. Er worden dan wel veel
vragen gesteld op de algemene vergadering, toch zijn die vaak storend en hebben ze niks
99
J. TYTECA, “ Aandelen zonder stemrecht en winstbewijzen- Converteerbare obligaties en warrants”, in N.V.
en B.V.B.A. na de Wet van 18 juli 1991, 111, nr. 28; M. WYCKAERT, Kapitaal in N.V.en B.V.B.A., vermogens- en
kapitaalvorming door inbreng-rechten en plichten van vennoten , Kalmthout, Biblo, 1995, 413. 100
M. WYCKAERT, Kapitaal in N.V.en B.V.B.A., vermogens- en kapitaalvorming door inbreng-rechten en plichten
van vennoten , Kalmthout, Biblo, 1995, 456. 101
Art. 540, lid 1 W. Venn. 102
Art. 540, lid 2 W. Venn. 103
K. BYTTEBIER, P. PIU en S. ROELAND, Corporate Governance:eigendom, bestuur en controle van de
vennootschap, Antwerpen, Maklu, 2003, nr. 217.
50
constructiefs bij te brengen tot de algemene vergadering, daarom worden ze vaak snel afgehandeld
zonder enige vorm van dialoog. De vertegenwoordigers van institutionele beleggers stellen dan vaak
nog de beste vragen op de algemene vergadering.104
Er zijn vennootschappen die ervoor pleiten om de vragen die er op de algemene vergadering zullen
worden gesteld op voorhand mee te delen of aan de raad van bestuur het recht geven om de
irrelevante vragen te weigeren, en dit buiten de gevallen die in de wet zijn opgesomd. Wat het eerste
betreft zou dit een eventuele mogelijkheid kunnen zijn, maar sowieso zullen er op de algemene
vergadering ook vragen mogen worden gesteld die niet op voorhand werden aangekondigd. Wat de
tweede optie betreft, zou men kunnen stellen dat deze ook enigszins mogelijk is, maar dat dan wel
een mechanisme moet komen dat willekeur van de raad van bestuur tegengaat. Wettelijk is over
deze voorstellen wel niks voorzien.105
Het vraagrecht kan niet statutair worden beperkt of aan enige formaliteit worden onderworpen. Het
is afdwingbaar in rechte, eventueel in kort geding. Het is niet omdat een aandeel stemrecht heeft of
niet, ze al dan niet is volgestort, of de aandeelhouder gehoor heeft gegeven aan de oproep tot
storting, sowieso gaat de aandeelhouder zijn vraagrecht blijven behouden. Tenzij natuurlijk dat de
aandeelhouder geen recht heeft om aan de algmene vergadering deel te nemen, dan zal de
aandeelhouder ook automatisch niet zijn vraagrecht kunnen uitoefenen.106
4. Het Informatierecht van de aandeelhouder
Omdat de aandeelhouder op de algemene vergadering relevante en constructieve vragen zou
kunnen stellen, is het noodzakelijk dat de aandeelhouder goed geïnformeerd naar de algemene
vergadering kan komen.107 Vandaar dat de aandeelhouder een informatierecht heeft, waarbij hij met
104 K. BYTTEBIER, P. PIU en S. ROELAND, Corporate Governance:eigendom, bestuur en controle van de
vennootschap, Antwerpen, Maklu, 2003, nr. 218. 105
K. BYTTEBIER, P. PIU, S. ROELAND, Corporate Governance:eigendom, bestuur en controle van de
vennootschap,Antwerpen, Maklu, 2003, nr. 219. 106
M. WYCKAERT, Kapitaal in N.V.en B.V.B.A., vermogens- en kapitaalvorming door inbreng-rechten en plichten
van vennoten , Kalmthout, Biblo, 1995, 457. 107
Art. 535 W. Venn. zegt: “Samen met de oproepingsbrief, wordt aan de houders van aandelen op naam, aan de bestuurders en aan de commissarissen een afschrift toegezonden van de stukken, die hen krachtens dit wetboek moeten worden ter beschikking gesteld. Er wordt ook onverwijld een afschrift van de stukken gezonden aan degenen die, uiterlijk zeven dagen voor de algemene vergadering, hebben voldaan aan de formaliteiten, door de statuten voorgeschreven om tot de vergadering te worden toegelaten. De personen die deze formaliteiten na dit tijdstip hebben vervuld, krijgen een afschrift van deze stukkenop de algemene vergadering. Ierdere aandeelhouder, obligatiehouder, warranthouder of houder van een certificaat dat met de medewerking van de vennootschap werd uitgegeven, kan, tegen overlegging van zijn effecten, vanaf vijftien
51
het oog op de jaarlijkse algemene vergadering van de vennootschap, het recht heeft bepaalde
stukken in te kijken.108
Naast de algemene plicht om bepaalde stukken in te kijken is er voor bepaalde specifieke
beslissingen, een bijzondere rapporteringspicht, het gaat ondermeer om het geval van quasi-inbreng,
de goedkeuring van het toegestaan kapitaal, de uitgifte van nieuwe aandelen zonder
waardevermelding onder de pari-waarde van de oude aandelen, een kapitaalsverhoging door
inbreng in natura, een kapitaalverhoging buiten voorkeurrecht, inkoop van eigen aandelen door de
raad van bestuur bij ernstig en dreigend nadeel, de wijziging van de respectieve rechten van soorten
van aandelen, bij een doelswijziging, bij de uitgifte van converteerbare obligaties of warrants en de
alarmbelprocedure.109 Verder in dit hoofdstuk gaat de informatieplicht van de vennootschappen nog
meer aan bod komen.
5. Het Voorkeurrecht van de aandeelhouder
Volgens WYCKAERT kan het voorkeurrecht worden omschreven als het recht van de aandeelhouders
van een vennootschap om, als de vennootschap overgaat tot een kapitaalsverhoging door extrene
inbreng van geld, als eersten op de aandelen uitgegeven tegen deze inbreng, in te schrijven, en zulks
elk naar verhouding tot het kapitaal dat hun huidige aandelenbezit vertegenwoordigt, bij niet-
uitoefening van het inschrijvingsrecht komt de vermogenswaarde die het vertegenwoordigt, in
principe toe aan de houder van het voorkeurrecht.110
De ratio legis van het voorkeurrecht of inschrijvingsrecht steunt op twee gronden: aan de ene kant
de bestaande aandeelhouders de kans geven om de beslissingsmacht die ze reeds hebben in de
vennootschap te kunnen bewaren en aan de andere kant er voor te zorgen dat er geen
vermogensverlies wordt geleden door de bestaande aandeelhouders, doordat de waarde van de
dagen voor de algemene vergadering ter zetel van de vennootschap kosteloos een afschrift van de stukken krijgen.”. 108
Art. 553 W. Venn. zegt: “Vijftien dagen voor de algemene vergadering mogen de aandeelhouders, houders van obligaties, warrants en certificaten die met medewerking van de vennooschap werden uitgeschreven, ter zetel van de vennootschap kennisnemen van: 1° de jaarrekening; 2° in voorkomend geval, de geconsolideerde jaarrekening; 3° de lijst der aandeelhouders die hun aandelen niet hebben volgestort, met vermelding van het getal van hun aandelen en van hun woonplaats; 4° de lijst der openbare fondsen, aandelen, obligaties en andere effecten van vennootschappen die de portefeuille uitmaken, 5° het jaarverslag en het verslag van de commissarissen. Het jaarverslag en het verslag van de commissarisen worden ter beschikking gesteld […] overeenkomstig artikel 535 W. Venn.”. 109
M. WYCKAERT, Kapitaal in N.V.en B.V.B.A., vermogens- en kapitaalvorming door inbreng-rechten en plichten
van vennoten , Kalmthout, Biblo, 1995, 456. 110
Art. 592 W. Venn.; M. WYCKAERT, Kapitaal in N.V.en B.V.B.A., vermogens- en kapitaalvorming door inbreng-
rechten en plichten van vennoten , Kalmthout, Biblo, 1995, 419.
52
aandelen die nieuw worden uitgeven onder de intrinsieke waarde van de oude aandelen ligt.111 Dit
waardeverlies van de aandelen of verlies in stemkracht noemt men ook wel verwatering of dilutie.
Het voorkeurrecht kan onder bepaalde omstandigheden worden opgeheven en het voorkeurrecht
kan enkel worden gebruikt bij kapitaalsverhogingen tegen inbreng in geld. Het voorkeurrecht is van
dwingend recht, en kan dus niet door een statutaire clausule worden beperkt of uitgeschakeld.112 Het
voorkeurrecht is van toepassing bij alle uitgiften van aandelen, of van effecten die op aandelen recht
geven, bijvoorbeeld converteerbare obligaties, warrants. Als het een kapitaalsverhoging is door
inbreng van natura of er geen nieuwe inbrengen gebeuren, bijvoorbeeld incorporatie van reserves,
dan is het voorkeurrecht natuurlijk niet van toepassing, aangezien er geen nieuwe aandelen worden
uitgegeven of slechts bonusaandelen worden uitgegeven.113
Het is niet altijd de beste oplossing voor een vennootschap om te blijven vasthouden aan het
voorkeurrecht bij een kapitaalsverhoging. Daarom zijn er in het Wetboek van Vennootschappen ook
enkele beperkingen op het voorkeurrecht. Daarom is in de wet aan de algemene vergadering de
bevoegdheid gegeven, om met de meerderheden vereist voor de statutenwijziging, van het
voorkeurrecht te kunnen afwijken en dit in het belang van de vennootschap. De algemene
vergadering heeft de bevoegdheid om het voorkeurrecht op te heffen, of te beperken.114 Dit kan het
geval zijn zijn als de vennootschap dringend vers geld nodig heeft, maar de bestaande
aandeelhouders het niet kunnen financieren, maar er een bepaalde nieuwe aandeelhouder is die wel
alles wil financieren. Daarvoor zal eerst het voorkeurrecht moeten worden opgeheven of beperkt.
Een andere situatie waarbij de algemene vergadering het best afstapt van het voorkeurrecht is
wanneer de vennootschap, met de nieuw uit te geven aandelen, een andere vennootschap zou
willen overnemen, in ruil voor aandelen, of nog wanneer de nieuwe aandelen op de internationale
kapitaalmarkt, of bij institutionele beleggers wordt geplaatst.115 Vaak gaat er aan het personeel ook
aandelen worden aangeboden en dit tegen een voorkeurstarief, buiten het voorkeurrecht.
Als er nieuwe aandelen worden uitgegeven voor een bepaalde partij, die geen personeel is, dan
verlangt de wetgever dat de identiteit van de begunstigde wordt bekendgemaakt aan de algemene
vergadering en dat de nieuwe aandelen niet worden uitgegeven tegen een prijs die lager ligt dan de
111
M. WYCKAERT, Kapitaal in N.V.en B.V.B.A., vermogens- en kapitaalvorming door inbreng-rechten en plichten
van vennoten , Kalmthout, Biblo, 1995, 416. 112
Art. 595 W. Venn. 113
H. DE WULF, Handboek Vennootschaps- en Vereningingsrecht, losbladig, 147. 114
Art. 596 W. Venn. 115
H. DE WULF, Handboek Vennootschaps- en Vereningingsrecht, losbladig, 146.
53
beurskoers van dat aandeel, of lager dan de intrinsieke waarde van het aandeel als het niet om een
beursgenoteerde vennootschap gaat.116 Doel van de wetgever is de financiële dilutie tegen te gaan.
Er moet ook nog worden op gewezen dat het voorkeurrecht van toepassing is bij een
kapitaalsverhoging door toegestaan kapitaal, maar de algemene vergadering kan in een clausule
inzake toegestaan kapitaal de raad van bestuur tevens de machtiging geven om af te wijken van
voorkeurrecht. De raad van bestuur zal dan wel bij de kapitaalsverhoging een verslag moeten
opmaken dat verantwoordt dat dit in het belang van de vennootschap is.117
Het opheffen of beperken van het voorkeurrecht kan zowel goede redenen hebben, slechte,
bijvoorbeeld de wil om een bevriende partij tegen goedkope voorwaarden aandelen te laten
verwerven , en dit op kosten van de andere aandeelhouders.118
6. Het recht van de aandeelhouder om de algemene vergadering bijeen te roepen
De raad van bestuur en de commissarissen, als die er zijn, moeten de algemene vergadering
bijeenroepen als de aandeelhouders die een vijfde van het maatschappelijk kapitaal
vertegenwoordigen erom verzoeken.119 De aandeelhouders zullen dan eveneens de agenda van de
algemene vergadering kunnen vaststellen. Het bestuur is tevens op straffe van strafrechtelijke
sancties verplicht binnen de drie weken op dergelijk verzoek in te gaan. Dit recht is van openbare
orde, hierdoor kunnen enkel soepelere statutaire afwijkingen. Voor de uitoefening van dit recht
worden de aandelen zonder stemrecht op dezelfde wijze behandeld als de aandelen met
stemrecht.120
7. Het recht van de aandeelhouder om een minderheidsvordering in te stellen
Men weet dat de aansprakelijkheid van de bestuurders, onder meer voor bestuurfouten, behoort tot
één van de belangrijkste sanctioneringmechanismen in het vennootschapsleven. De
aansprakelijkheid van de bestuurders kan enkel ter sprake worden gebracht op de algemene
vergadering. Het is de algemene vergadering die beslist over het instellen van de vordering. Maar
aangezien de bestuurders vaak vertegenwoordigers zijn van de grootste aandeelhouders, zal er maar
116
Art. 598 W. Venn. 117
Art 596, lid 2 W. Venn. 118
H. DE WULF, Handboek Vennootschaps- en Vereningingsrecht, losbladig, 147. 119
Art. 532 W. Venn. 120
M. WYCKAERT, Kapitaal in N.V.en B.V.B.A., vermogens- en kapitaalvorming door inbreng-rechten en plichten
van vennoten , Kalmthout, Biblo, 1995, 457-458.
54
weinig tot niet overgegaan worden tot het instellen van een vordering om de bestuurders
aansprakelijk te stellen. Hierdoor blijft de bestuurdersaansprakelijkheid een nogal theoretisch
instrument, behalve bij een faillissement.121
Op deze gang van zaken kwam er heel wat kritiek en de wetgever heeft dan ook een nieuw
mechanisme in het leven geroepen, waarbij een kleine aandeelhouder ook aan
aansprakelijkheidsvordering kan instellen.122 De minderheidsvordering werd opnieuw ingevoerd via
de wet van 18 juli 1991, want door een onachtzaamheid van de wetgever was ze in 1913 uit het
Wetboek van Vennootschappen geschrapt. Wel zijn er enkele voorwaarden aan verbonden om de
vordering in te stellen. De vordering kan enkel worden ingesteld door aandeelhouders die effecten
bezitten die ten minste 1% vertegenwoordigen van de stemmen verbonden aan het geheel van de op
die dag bestaande effecten, of op diezelfde dag effecten bezitten die een gedeelte van het kapitaal
vertegenwoordigen ter waarde van minsten € 1.250.000 Ook mogen de instellers van de vordering
niet zelf hebben gestemd voor de kwijting van de aansprakelijkheid. Een grote rem op dit actiemiddel
is, dat de kosten van de vordering moeten worden voorgeschoten door de aandeelhouder die de
vordering instelt. Hij kan de kosten dan enkel terugvorderen van de vennootschap als de vordering in
zijn voordeel uitdraait.123 Is de uitkomst van de vordering negatief voor de insteller dan gaat hijzelf de
kosten moeten dragen. 124 Een ander groot nadeel van dit mechanisme is dat de eventuele
schadevergoeding die door de bestuurder zou moeten betaald worden, aan de vennootschapskas zal
worden gestort, waaruit de instellers van de vordering slechts een klein percentage zullen krijgen,
dit is al in het beste geval, want de vennootschap moet eerst nog eens beslissen of ze de sommen zal
uitkeren.125
Door al deze gebrekken het mechanisme heeft, zal de minderheidsvordering maar weinig succes
kennen.
8. Het recht van de aandeelhouder om een deskundigenonderzoek in werking te stellen
Aandeelhouders die ten minste 1% hebben van het aantal stemmen, of die een gedeelte van het
kapitaal hebben ter waarde van ten minste € 1.250.000 kunnen bij de rechtbank verzoeken één of
meer deskundigen aan te stellen om de boeken en de rekeningen van de vennootschap na te zien en
verrichtingen die organen van de vennootschap hebben gedaan. Daartoe is wel vereist dat de
121 H. DE WULF, Handboek Vennootschaps- en Vereningingsrecht, losbladig, 149–150.
122 Art. 562 W. Venn.
123 Art. 567, lid 2 W. Venn.
124 Art. 567, lid 1 W. Venn.
125 H. DE WULF, Handboek Vennootschaps- en Vereningingsrecht, losbladig, 150.
55
aandeelhouders aanvoeren en geloofwaardig maken dat er aanwijzingen zijn dat de belangen van de
vennootschap op ernstige wijze in gevaar komen of dreigen te komen.126
De vordering kan worden ingesteld, hetzij op een proces ten gronde, hetzij in het kader van een
lopend geding. Het verslag van de deskundigen is in beginsel vertrouwelijk en beperkt tot de partijen,
doch de rechtbank kan daarover anders beslissen.127
Aangezien de minderheidsaandeelhouders vaak maar weinig weten van wat er zich intern in de
vennootschap afspeelt is zo een deskundigenonderzoek ideaal om bepaalde wantoestanden die in de
vennootschap aan de gang zijn aan het licht te brengen, maar ook om zo meer argumenten te
kunnen verzamelen in een procedure.
9. Het recht van de aandeelhouder om de onderzoeks- en controlebevoegdheid van de
commissaris uit te oefenen
Volledigheidshalve moet er nog worden op gewezen dat kleine vennootschappen geen orgaan van
toezicht moeten aanstellen.128 Deze vennootschappen kunnen steeds, vrijwillig of statutair, een
dergelijk controle orgaan instellen. Als ze dat dan doen dan moet de commissaris steeds een revisor
zijn die is aangesloten bij het Instituut der bedrijfsrevisoren. Als er geen benoeming is van een
commissaris dan heeft elke vennoot het recht toezicht uit te oefenen zoals een commissaris die
heeft. Hier kan men dan ook spreken van een ‘toeziende vennoot’. Vennootschappen die niet vallen
onder de criteria van kleine vennootschap, moeten een commissaris aanstellen.129
10. Recht van de aandeelhouder om de onbinding te vorderen
Iedere aandeelhouder kan om wettige redenen aan de rechter vragen de vennootschap te
ontbinden. In artikel 45 W. Venn. worden enkele voorbeelden gegeven van wettige voorbeelden.130
B. De vermogensrechten van de aandeelhouder
Naast de lidmaatschaprechten vertegenwoordigt het aandeel ook de vermogensrechten van de
aandeelhouder in de vennootschap. Het aandeel vertegenwoordigt wel niet het vermogen als
126 Art. 168 W. Venn.
127 Art; 169 W. Venn.; H. DE WULF, Handboek Vennootschaps- en Vereningingsrecht, losbladig, 151.
128 “Kleine” vennootschappen zijn deze die niet meer dan één der volgende criteria overschrijden:
- jaargemiddelde van personeelsbestand: 50 - jaaromzet, exclusief B.T.W.: € 6.250.000 - balanstotaal: € 3.125.000, tenzij het jaargemiddelde meer dan 100 werknemers bedraagt. 129
H. DE WULF, Handboek Vennootschaps- en Vereningingsrecht, losbladig, 134-135. 130 Art. 45 W. Venn.
56
dusdanig van de vennootschap, maar wel een roerend recht sui generis, een “ droit corporatif, le
droit du membre sur le patrimoine du groupe auquel il appartient”.131 De terbeschikkingstelling aan
de vennootschap van de inbreng was immers gekoppeld aan de verwerving van vermogens- en
lidmaatschaprechten. Het vermogensrecht geeft het recht om te delen in de winst van de
vennootschap, het recht op terugbetaling van de inbreng en het recht op een liquidatiesaldo als dat
mogelijk is.132 Uit deze rechten kan men afleiden dat het vennootschappelijk vermogen, zolang de
vennootschap niet vereffend is, exclusief eigendom blijft van de vennootschap.
1. Het recht van de aandeelhouder op de terugbetaling van zijn inbreng
Als men iets inbrengt in de vennootschap, dan gaat de inbreng naar het vennootschaprechtelijke
vermogen van die vennootschap en kan de inbrenger zijn beschikkingsrecht t.o.v. wat hij heeft
ingebracht niet meer uitoefenen, in ruil voor zijn inbreng krijgt de inbrenger aandelen. Het aandeel is
geen schuldvordering op de vennootschap, wel is het een bezit dat de aandeelhouder het recht geeft
op de terugbetaling van zijn inbreng, althans als die nog niet verloren is gegaan door de
vennootschapsactiviteiten. Het terugkrijgen van zijn inbreng is voor de aandeelhouder, wel geen
winst aangezien hij louter terugkrijgt wat hij heeft ingebracht. 133
Het recht op de terugbetaling van de inbreng gaat maar tot het effectief gestorte gedeelte ervan. Als
dat niet het geval is, gaat het erom dat de aandeelhouder terug het volledige beschikkingsrecht
verwerft over het goed dat hij had ingebracht, maar nooit effectief ter beschikking had gesteld van
de vennootschap. Ook moet men weten dat de vennootschap niet de verplichting heeft om het
ingebrachte en effectief ter beschikking gestelde vermogensbestanddeel als dusdanig terug te
betalen, ze mag ook de tegenwaarde in geld of een ander goed geven. Het gaat hier om een recht op
de waarden die op het moment van de ontbinding in het vennootschapsvermogen aanwezig en
beschikbaar zijn, de omvang van de storting zal enkel maar dienst doen als eerste maatstaf. De
terugbetaling van de inbreng gebeurt aan de nominale waarde of aan de fractiewaarde van het
aandeel. Het recht op terugbetaling van de inbreng is zeker niet onvoorwaardelijk, want aangezien
de aandeelhouder enkel voor zijn inbreng in de vennootschap het risico draagt, weet de
aandeelhouder ook dat zijn inbreng volledig teniet kan gaan door het beleid van de vennootschap en
131
J. HEENEN, ”Nature des droits de l’associé sur l’actif d’une société commerciale avant et après la dissolution
– Persistance de la personne morale après la dissolution”, noot onder Cass., 2 december 1952, R.C.J.B., 1953, 293, nr. 3, onder verwijzing naar MICHOUD; J. VAN RYN, Principes, I, 1954, nr. 361-362, 253ev.; C. RESTEAU 1953, nr. 4308, p. 199-200, nr; 7-8; voor het roerend karakter zie art. 529 B.W. 132
M. WYCKAERT, Kapitaal in N.V.en B.V.B.A., vermogens- en kapitaalvorming door inbreng-rechten en plichten
van vennoten , Kalmthout, Biblo, 1995, 461-462. 133
M. WYCKAERT, Kapitaal in N.V.en B.V.B.A., vermogens- en kapitaalvorming door inbreng-rechten en plichten
van vennoten , Kalmthout, Biblo, 1995, 462.
57
dat hij zijn inbreng nooit meer zal terugzien. De aandeelhouder zal dan geen vordering kunnen
instellen tegen de vennootschap om zijn inbreng terug te vorderen.134
De restitutieverplichting bestaat wel niet bij inbreng van een genotsrecht, aangezien in dat geval
alleen het genot van een zaak of een geldsom werd ingebracht, heeft de vennootschap enkel de
verplichting om de zaak zelf terug te geven samen met het genotsrecht dat eraan verbonden is. Als
het gaat om verbruikbare goederen dan moet de vennootschap gelijkaardige zaken restitueren.135
Ten slotte moet er nog worden op gewezen dat voor reeds volgestorte inbrengen de mogelijkheid
bestaat om vervroegd terug te betalen aan de inbrenger en dit aan de hand van bedragen die
vatbaar zijn voor uitkering aan de aandeelhouders. Als de inbrengen vervroegd worden terugbetaald
dan worden de aandelen vervangen door bewijzen van deelgerechtigheid, die dezelfde
lidmaatschaprechten en vermogensrechten behouden als een gewoon aandeel met als uitzondering
het recht op terugbetaling van de inbreng, wat maar logisch is. Aangezien de houders van bewijzen
van deelgerechtigheid het risico niet meer hebben dat ze hun inbreng niet meer zullen terugzien, is
er voor de gewone aandeelhouder, die zijn inbreng nog niet terugbetaald heeft gehad en dus nog
steeds het risico loopt, een compensatie ingevoerd door die aandeelhouders een prioritair dividend
te geven, waarvan de omvang statutair moet worden vastgelegd.136
2. Winstdeelname en verliesbijdrage van de aandeelhouder
Een aandeel geeft recht op een deel van de winst en verplicht tevens tot participatie in de verliezen
van de vennootschap. De aandeelhouder heeft ook nog het recht om bij het einde van de
vennootschap een aandeel te hebben in een deel van het liquidatiesaldo.137
De oprichters zij geheel vrij te bepalen op welke wijze zij de winsten en de verliezen zullen verdelen,
wel mag er geen leeuwenbeding zijn. Wanneer de akte van de vennootschap niet heeft bepaalt hoe
de verdeling is van de winsten en verliezen bij een aandeel, dan is ieders aandeel in de winsten en
134 M. WYCKAERT, Kapitaal in N.V.en B.V.B.A., vermogens- en kapitaalvorming door inbreng-rechten en plichten
van vennoten , Kalmthout, Biblo, 1995, 464. 135
M. WYCKAERT, Kapitaal in N.V.en B.V.B.A., vermogens- en kapitaalvorming door inbreng-rechten en plichten
van vennoten , Kalmthout, Biblo, 1995, 463. 136
M. WYCKAERT, Kapitaal in N.V.en B.V.B.A., vermogens- en kapitaalvorming door inbreng-rechten en plichten
van vennoten , Kalmthout, Biblo, 1995, 464. 137
M. WYCKAERT, Kapitaal in N.V.en B.V.B.A., vermogens- en kapitaalvorming door inbreng-rechten en plichten
van vennoten , Kalmthout, Biblo, 1995, 466.
58
verliezen evenredig aan de inbreng in de vennootschap.138 Men oordeelt dat deze verdeelsleutel met
de billijkheid overeenkomt.
De verhouding tussen de winstverdeling en de last van de verliezen is meestal proportioneel
verdeeld, maar afwijken kunnen worden toegelaten. In vele gevallen zullen de statuten een van de
algemene evenredige verdeling van de winst voor aandelen afwijken, maar het vaak nalaten tevens
te bepalen hoe hun bijdrage tot de verliezen is geregeld. Daarom dat men aanneemt dat de verleis
bijdrage evenredig is met de winstbijdrage, men gaat ervan uit dat de vennoten een evenredige
gelijkheid hebben gewenst.139 Afwijkingen op de evenredigheid zijn bijvoorbeeld, het preferentieel
dividend, wanneer er winst is zal een eerste schijf worden afgenomen en verdeeld onder alle houders
van zo een preferentieel dividend, de rest zal daarna over alle aandeelhouders worden verdeeld. Het
preferentieel dividend wordt vaak gekoppeld aan aandelen zonder stemrecht. Een ander voorbeeld is
terug te vinden in artikel 31 W. Venn. waarbij men de winstverdeling door een vennoot of een derde
laat vaststellen, zo een regeling komt vaak voor in buitenlandse advocatenkantoren. Als de verdeling
kennelijk onbillijk is, dan kan men naar de rechter stappen en vragen de verdeling “marginaal te
toetsten”, als de rechter de verdeling ook onbillijk vindt dan kan hij die vernietigen en treedt het
suppletiefrecht in werking.140
Op de vrije verdeling van winsten en verliezen geldt er maar één uitzondering en die uitzondering is
terug te vinden in artikel 32 W. Venn., dit artikel houdt het verbod op een leeuwenbeding in. Een
leeuwenbeding is een beding dat aan één van de aandeelhouders de gehele winst toekent. Een
leeuwenbeding is niet enkel de verdeling van de winsten aan één aandeelhouder, maar ook de
gevallen waar één van de aandeelhouders volledig van de winst wordt afgesloten. Maar een
leeuwenbeding kan ook gaan om de verdeling van het dragen van het verlies, het is ook verboden
een aandeelhouder alle verliezen te laten dragen of een aandeelhouder uit te sluiten van de
verliezen. In de praktijk komt uitsluiten van de winst niet vaak voor, maar het uitsluiten van het risico
van verliezen komt wel vaak voor.141
Ieder jaar zal uit de resultatenrekening blijken of een vennootschap winst of verlies heeft gemaakt,
dit is het ‘resultaat’ van de vennootschap. In de resultatenrekening zit er ook de
resultaatsbestemming. Daar de resultatenrekening een onderdeel is van de jaarrekening, is het aan
138
Art. 30 W. Venn. 139
M. WYCKAERT, Kapitaal in N.V.en B.V.B.A., vermogens- en kapitaalvorming door inbreng-rechten en plichten
van vennoten , Kalmthout, Biblo, 1995, 498. 140
Art. 31 W. Venn. 141 H. DE WULF, Handboek Vennootschaps- en Vereningingsrecht, losbladig, 69.
59
de raad van bestuur om een ontwerp op te maken, dat door de algemene vergadering dan moet
worden goedgekeurd of afgekeurd bij gewone meerderheid.142 Daarom is het in de regel zo dat er
jaarlijks één winstverdeling is.143
De bestemming van de winst behoort tot de exclusieve bevoegdheid van de algemene vergadering,
deze bevoegdheid kan nooit worden gedelegeerd aan de raad van bestuur, want we weten dat de
winstbestemming deel uitmaakt van de resultatenrekening, en dat de resultatenrekening op haar
beurt deel uitmaakt van de jaarrekening. En het is enkel de algemene vergadering die de
jaarrekening mag goedkeuren of afkeuren.144 Binnen deze grenzen besluit de algemene vergadering
in principe discretionair over de winstbestemming. Het besluit van de algemene vergadering is wel
vatbaar voor vernietiging overeenkomstig de algemene nietigheidsgronden voor beslissingen van de
algemene vergadering, bijvoorbeeld als de algemene vergadering besluit tot reservering van alle
winsten puur en alleen om een minderheid uit te hongeren, dan kan dat besluit worden vernietigd.145
Indien er winst is gemaakt, dan kan de algemene vergadering aan de winst verschillende
bestemmingen geven:
- De winst kan worden overgedragen naar volgend boekjaar, hierdoor neemt men nog geen
definitieve beslissing over de winstbestemming;
- Zij kan als een reserve worden geplaatst, zoals wettelijke reserve, beschikbare reserve en
onbeschikbare reserve 146;
- De winst kan worden uitgekeerd aan de aandeelhouders, men spreekt dan van ‘dividenden’;
- Een ander deel van de winst kan worden uitgekeerd aan de bestuurders, dit zijn ‘tantièmes’.147
De vennootschapswet en de boekhoudwet verplichten wel dat er jaarlijks moet worden vastgesteld
of er winst is of niet, maar dit impliceert wel niet dat ieder jaar verplicht de winst zal moeten worden
uitgekeerd. Deze beslissing ligt bij de algemene vergadering.
Door te zeggen dat de aandeelhouder moet bijdragen in de verliezen bedoelt men niet dat de
aandeelhouder moet bijdragen in de schulden die de vennootschap heeft, een aandeelhouder die in
142
Art. 92, §1 W. Venn. 143
H. DE WULF, Handboek Vennootschaps- en Vereningingsrecht, losbladig, 137. 144
Art. 554 W. Venn. 145
M. WYCKAERT, Kapitaal in N.V.en B.V.B.A., vermogens- en kapitaalvorming door inbreng-rechten en plichten
van vennoten , Kalmthout, Biblo, 1995, 467; Art. 64 W. Venn. 146 Art 616 W. Venn. zegt : “Jaarlijks houdt de algemene vergadering een bedrag in van ten minste een
twinstigste van de nettowinst voor de vorming van een reservefonds; de verplichting tot deze afneming houdt op wanneer het reservefonds een tiende van het maatschappelijk kapitaal heeft bereikt.”. 147
H. DE WULF, Handboek Vennootschaps- en Vereningingsrecht, losbladig, 138.
60
de vennootschap zijn aandelen heeft volgestort heeft aan zijn verplichtingen t.o.v. derden voldaan.
Met bijdragen in het verlies bedoelt men dat na de betaling van alle derdeschuldeisers, en de
vennootschap niet meer voldoende vermogen heeft om aan al haar aandeelhouders de terugbetaling
van hun inbreng te geven. Daarom zal de aandeelhouder een deel van zijn inbreng verloren zien
gaan. Dit is het logische gevolg van het feit de een N.V. beperkte aansprakelijkheid heeft en de
schuldeisers enkel aanspraak kunnen maken op het vermogen van de vennootschap zelf en niet op
dat van de aandeelhouders, om die reden gaat de aandeelhouder wel geheel zijn inbreng kunnen
verliezen, maar nooit zijn eigen vermogen. Ook het niet krijgen van het jaarlijkse dividend is voor de
aandeelhouder een bijdrage in de verliezen van de vennootschap, want er is niet genoeg vermogen
om de aandeelhouders een dividend uit te keren. Hier gaat ook de evenredigheid meespelen, als een
aandeel recht gaf op veel winst invergelijking met andere aandelen die door de vennootschap waren
uitgegeven, dan gaat op het moment dat er door de algemene vergadering wordt beslist om geen
winst uit te keren voor dat boekjaar, de aandeelhouder van het aandeel dat meer winst zou krijgen,
ook evenredig delen in de verliezen van de vennootschap. Men zegt dat de verliesbijdrage
evenredige is met de winstbijdrage, als de verliesbijdrage niet specifiek is geregeld.
Afdeling 2: Enkele rechten die er voor de aandeelhouder zijn bijgekomen het laatste decennium
In de Verenigde Staten en Europa hebben recent academici en wetgevers verschillende voorstellen
gedaan om de macht terug bij de aandeelhouders te krijgen, want deze was teveel naar het
management toegegaan. Deze maatregelen moeten de agency costs reduceren tussen eigendom
over de vennootschap en controle over de vennootschap, maar moeten ook de aandeelhouders
meer inspraak geven tegenover het management. Als men aandeelhouders meer macht wil geven is
dit ook gelinkt aan de corporate governance. De aandeelhouder meer macht geven komt neer op
twee grote topics:
- De interesse van de aandeelhouder moet opnieuw worden aangewakkerd om te komen stemmen
op de algemene vergaderingen en het stemproces moet veranderen.
- De aandeelhouders meer rechten gaan geven.148
148
C. VAN DER ELST, “ Attendance of Shareholders and the impact of regulatory Corporate Governance
Reforms: An Empirical Assessement of the situation in Belgium.”, EBOLR 2004, (471) 501.
61
§1. Vernieuwingen in de wet
A. België
Sinds 1991 is de wetgever reeds bezig de rechten van de aandeelhouder te verbeteren. Dit deed hij
door verschillende nieuwe artikels in het wetboek van vennootschappen in te voeren. Om te
beginnen voerde hij artikel 550 in, dat stelt dat als de statuten het toestaan iedere aandeelhouder
per brief kan stemmen door middel van een formulier waarvan de vermeldingen ook in de statuten
zijn ingeschreven. Bij het berekenen van het quorum wordt alleen rekening gehouden met de
formulieren die de vennootschap ontvangen heeft voor de bijeenkomst van de algemene
vergadering, wel moeten de termijnen die in de statuten zijn bepaald in acht worden genomen.149
Daarbij voerde de wetgever ook nog eens een regeling in voor het openbaar verzoek van verlening
van volmachten. In het artikel staan de voorwaarden waaraan het openbaar verzoek tot verlening
van volmachten is onderworpen:
- 1° de volmacht wordt slechts gevraagd voor één algemene vergadering, zij geldt evenwel voor
opeenvolgende algemene vergaderingen indien deze dezelfde agenda hebben;
- 2° de volmacht kan worden herroepen;
- 3° het verzoek tot verlening van een volmacht bevat ten minste de volgende gegevens:
a) de agenda, met opgave van de te behandelen onderwerpen en de voorstellen tot besluit;
b) de mededeling dat de bescheiden van de vennootschap ter beschikking staan van de
aandeelhouder die erom verzoekt;
c) de mededeling in welke zin de gemachtigde zijn stem kan uitoefenen;
d) een omstandige omschrijving en verantwoording van de doelstelling van degene die om een
volmacht verzoekt.
De gemachtigde kan van de instructies van zijn lastgever afwijken, hetzij wegens omstandigheden die
op het tijdstip dat de instructies zijn gegeven niet bekend waren, hetzij wanneer de uitvoering van
die instructies de belangen van de lastgever kunnen schaden. De gemachtigde moet zijn lastgever
daarvan in kennis stellen.
Wanneer het verzoek tot verlening van een volmacht een vennootschap betreft die een publiek
beroep op het spaarwezen doet of heeft gedaan, wordt drie dagen voor de openbaarmaking van het
verzoek tot verlening van de volmacht een afschrift van dat verzoek aan de CBFA medegedeeld.
Oordeelt de CBFA dat het verzoek de aandeelhouders onvoldoende voorlicht of hen in dwaling kan
brengen, dan verwittigt de CBFA degene die om de volmacht verzoekt.
149
Art. 550 W. Venn.
62
Als er met de gemaakte opmerkingen geen rekening gehouden wordt, dan kan de CBFA haar advies
bekendmaken.
In het openbaar verzoek tot verlening van volmachten mag overeenkomstig artikel 30 van het
koninklijk besluit nr. 185 van 9 juli 1935 op de bankcontrole en het uitgifteregime voor titels en
effecten geen gewag worden gemaakt van het optreden van de CBFA.150
Een derde maatregel die door de wetgever werd ingevoerd was de minderheidsvordering die door
een aandeelhouder die minimum 1% van de stemmen heeft of een aantal aandelen die 1.250.000
van het kapitaal vertegenwoordigen.151 Zoals hierboven reeds verklaard is kent deze maatregel maar
weinig succes. Het was pas in 2003 dat de eerste minderheidsvordering werd ingesteld voor een
rechtbank.152
De voting caps werden optioneel in 1991, want daarvoor waren ze verplicht voor publiek onbeperkte
aansprakelijke vennootschappen in België. Het aantal stemmen dat de grootste aandeelhouder zou
kunnen neerwerpen werd gereduceerd naar 40% van het totaal aantal stemmen die de algemene
vergadering vertegenwoordigen.
Aandeelhouders die een totaal stemmenpakket hadden van niet meer dan 0,1% konden daarvoor
anoniem stemmen, d.w.z. zonder geïdentificeerd te moeten worden in het aanwezigheidsregister.
Deze maatregel werd wel opgeheven in 1995.153
En als laatste voerde de wetgever in 1991 het recht voor de vennootschap in om aandelen uit te
geven zonder stemrecht.154 Op deze nieuwe maatregel kwam er veel kritiek, maar toch bleef de
maatregel tot nu behouden. De houders van aandelen zonder stemrecht hebben in ruil voor het niet
hebben van een stem extra financiële rechten in de vennootschap. De exacte voordelen en nadelen
kwamen in afdeling 1 reeds aanbod.155
De meeste van deze nieuwe regelen die in 1991 werden ingevoerd hadden maar weinig succes. Er
was bijna geen enkele vennootschap die het stemmen via brief in haar statuten opnam als
mogelijkheid om te stemmen op de algemene vergadering. De weinige vennootschappen die het dan
150 Art. 549 W. Venn.
151 Art. 562 W. Venn.
152 Kh. Kortijk, 19 februari 2003, Tijdschrift voor Rechtspersonen en Vennootschappen 2003, 417, noot J.
VANANROYE: “De minderheidsvordering: onterecht onbemind?”. 153
C. VAN DER ELST, “Attendance of Shareholders and the impact of regulatory Corporate Governance
Reforms: An Empirical Assessement of the situation in Belgium.”, EBOLR 2004,(471) 502. 154 Art. 480 W. Venn.
155 Zie afdeling 1, §2, A, 2.
63
wel hadden laten opnemen in het statuten, hebben het in 2003 laten schrappen uit hun statuten.
Ook het aantal publieke verzoeken op volmachten is verwaarloosbaar.156 De enige maatregel die
succes had was de afschaffing van de voting caps.
In de wetswijzigingen van 1995 lagen de vernieuwingen niet zozeer bij de aandeelhouder en het
verbeteren van zijn rechten, wel kwam er een nieuwe maatregel, de squeeze-out rule of de
uitkoopregeling.157
Het komt vaak voor dat in vennootschappen minderheden voorkomen, als deze minderheden dan
maar 5% van de vennootschap bezitten, is het dan niet beter dat die minderheden hun aandelen
verkopen of inruilen tegen aandelen van de moedervennootschap die de overige 95% heeft? Voor
vennootschappen die een openbaar bod op de beleggers hebben gedaan, daar is de wanverhouding
nog schrijnender, wat de aanwezigheid van van een kleine groep aandeelhouders heeft een
wezenlijke kosten verhoging voor de vennootschap tot gevolg. De vennootschap zal zal bijkomende
publicaties moeten verrichten, het verstrengde vennootschapsrecht volgen dat van toepassing is op
vennootschappen die op het spaarwezen beroep hebben gedaan. Om al deze redenen heeft de
wetgever de squeeze out rule in het leven geroepen. Hierdoor kunnen grootaandeelhouders – een of
meerdere aandeelhouders die gezamenlijk 95% van de vennootschap bezitten-, de overige
aandeelhouders verzoeken aan hen hun aandelen over te dragen, en als de kleine aandeelhouders
niet willen ,dan kunnen de groot aandeelhouders horen bevelen dat de aandelen van rechtswege aan
de grootaandeelhouders moeten worden overgedragen.158 De niet aangeboden effecten worden na
afloop van de procedure, geacht van rechtswege op die persoon te zijn overgegaan met consignatie
van de prijs, en dit ongeacht of de eigenaar zich heeft kenbaar gemaakt. Voor de niet-aangeboden
effecten aan toonder worden dan van rechtswege omgezet naar effecten op naam en worden door
de raad van bestuur ingeschreven in het register van de effecten op naam. Aangezien de effecten aan
toonder op 1 januari 2014 volledig verdwijnen, zal dit artikel ook op die dag moeten worden
aangepast.159
Er moet wel worden opgewezen dat de uitkoopregeling voorlopig enkel maar van toepassing is voor
de vennootschappen, die op het spaarwezen beroep hebben gedaan. Voor besloten
vennootschappen is het nog wachten op een uitvoeringsbesluit.
156
C. VAN DER ELST, “Attendance of Shareholders and the impact of regulatory Corporate Governance
Reforms: An Empirical Assessement of the situation in Belgium.”, EBOLR 2004, (471) 502. 157
Art. 513 W. Venn. 158
H. DE WULF, Handboek Vennootschaps- en Vereningingsrecht, losbladig, 151. 159 Art. 513, §1 W. Venn.
64
Verder kwam er ook een nieuwe regel die de aandeelhouders, en dan vooral de kleine
aandeelhouders, beter moet beschermen tegen beslissingen die de raad van bestuur zou nemen over
het hoofd van de aandeelhouders heen. De regel stelt dat beursgenoteerde vennootschappen voor
bepaalde beslissingen een comité moeten oprichten van onafhankelijke directeuren. Deze regel ligt
vervat in artikel 524 W. Venn. en vertelt ons: “ §1. Op elke beslissing of elke verrichting gedaan ter
uitvoering van een beslissing van een beursgenoteerde vennootschap, wordt voorafgaandelijk de
procedure toegepast die is vastgelegd in de §§ 2 en 3, wanneer ze verband houdt met:
1° betrekkingen van de genoteerde vennootschap met een vennootschap die daarmee verbonden is,
met uitzondering van haar dochtervennootschappen;
2° betrekkingen tussen een dochtervennootschap van de genoteerde vennootschap en een
vennootschap die met die dochtervennootschap verbonden is maar geen dochtervennootschap is
van de dochtervennootschap.
Met een genoteerde vennootschap wordt gelijkgesteld de vennootschap waarvan de effecten
toegelaten zijn tot een markt die gelegen is buiten de EU en door de Koning erkend als gelijkwaardig
voor de toepassing van dit artikel.
Dit artikel is niet van toepassing op:
1° de gebruikelijke beslissingen en verrichtingen die hebben plaatsgevonden onder de voorwaarden
en tegen de zekerheden die op de markt gewoonlijk gelden voor soortgelijke verrichtingen;
2° beslissingen en verrichtingen die minder dan één procent van het netto-actief van de
vennootschap vertegenwoordigen, zoals dat blijkt uit de geconsolideerde jaarrekeningen.
§2. Alle beslissingen of verrichtingen bepaald in §1, moeten voorafgaandelijk onderworpen worden
aan de beoordeling van een comité van drie onafhankelijke bestuurders. Dit comité wordt bijgestaan
door één of meer onafhankelijke experts, die door het comité zijn aangesteld. De expert wordt door
de vennootschap vergoed.
Het comité omschrijft de aard van de beslissing of verrichting, beoordeelt het bedrijfsmatige voor- of
nadeel voor de vennootschap en voor haar aandeelhouders. Het begroot de vermogensrechtelijke
gevolgen ervan en stelt vast of de beslissing of verrichting al dan niet van aard is de vennootschap
een nadeel te berokkenen dat in het licht van het beleid dat de vennootschap voert, kennelijk
onrechtmatig is. Indien het comité de beslissing of verrichting niet kennelijk onrechtmatig bevindt,
doch meent dat zij de vennootschap benadeelt, verduidelijkt het comité welke voordelen de
beslissing of verrichting in rekening brengt ter compensatie van de vermelde nadelen.
Het comité brengt een schriftelijk gemotiveerd advies uit bij de raad van bestuur, onder vermelding
van elk van de voormelde beoordelingselementen.
65
§3. De raad van bestuur, na kennis te hebben genomen van het advies van het comité bepaald in §2,
beraadslaagt over de voorgenomen beslissing of verrichting. In voorkomend geval is artikel 523 W.
Venn. van toepassing.
De raad van bestuur vermeldt in zijn notulen of de hiervoor omschreven procedure werd nageleefd,
en, in voorkomend geval, op welke gronden van het advies van het comité wordt afgeweken.
De commissaris verleent een oordeel over de getrouwheid van de gegevens die vermeld staan in het
advies van het comité en in de notulen van de raad van bestuur. Dit oordeel wordt aan de notulen
van de raad van bestuur gehecht.
Het besluit van het comité, een uitreksel uit de notulen van de raad van bestuur en het oordeel van
de commissaris worden afgedrukt in het jaarverslag.
§4. In de onderneming waar een ondernemingsraad werd ingesteld in uitvoering van de wet van 20
september 1948 houdende de organisatie van het bedrijfsleven, wordt de benoeming van de
kandidaten tot onafhankelijk bestuurder voorafgaand aan de benoeming door de algemene
vergadering, ter kennis aan de ondernemingsraad medegedeeld. Eenzelfde procedure is vereist bij
hernieuwing van het mandaat.
De onafhankelijke bestuurders, in de zin van §2, eerste lid, dienen op zijn minst te voldoen aan
volgende criteria:
1° gedurende een tijdvak van twee jaar voorafgaand aan hun benoeming, noch in een daarmee
verbonden vennootschap of persoon zoals bepaald in artikel 11 W. Venn., een mandaat of functie
van bestuurder, zaakvoerder, lid van het directiecomité, dagelijks bestuurder of kaderlid hebben
uitgeoefend; deze voorwaarde geldt niet voor de verlenging van het mandaat als onafhankelijk
bestuurder;
2° geen echtgenoot of persoon met wie zij wettelijk samenwonen of bloed- of aanverwanten tot de
tweede graad hebben die in de vennootschap of in een daarmee verbonden vennootschap of
persoon zoals bepaald in artikel 11 W. Venn., een mandaat van bestuurder, zaakvoerder, lid van het
directiecomité, dagelijks bestuurder of kaderlid uitoefent, of een financieel belang heeft zoals
bepaald in 3°;
3° a) Geen maatschappelijke rechten bezitten die één tiende of meer vertegenwoordigen van het
kapitaal, van het maatschappelijk fonds of van een categorie aandelen van de vennootschap;
b) indien zij maatschappelijke rechten bezitten die een quotum van minder dan 10%
vertegenwoordigen:
- mogen die maatschappelijke rechten die samen met de maatschappelijke rechten die in dezelfde
vennootschap worden aangehouden door vennootschappen waarover de onafhankelijke bestuurder
controle heeft, geen tiende bereiken van het kapitaal van het maatschappelijk fonds of van een
categorie aandelen van de vennootschap; of
66
- mogen de daden van beschikking over deze aandelen of de uitoefening van de daaraan verbonden
rechten niet onderworpen zijn aan de overeenkomsten of aan eenzijdige verbintenissen die de
onafhankelijke bestuurder heeft aangegaan;
4° geen relatie onderhouden met een vennootschap die van aard is hun onafhankelijkheid in het
gedrang te brengen.
Het benoemingsbesluit maakt melding van de motieven op grond waarvan de hoedanigheid van
onafhankelijk bestuurder wordt toegekend.
De Koning, alsook de statuten kunnen in bijkomende of strengere criteria voorzien.
§5. Beslissingen en verrichtingen betreffende betrekkingen die een niet genoteerde Belgische
dochtervennootschap van een genoteerde Belgische vennootschap onderhoudt met
vennootschappen die met die genoteerde vennootschap verbonden zijn, mogen eerst na
toestemming van de moedervennootschap plaatsvinden. Voor die toestemming geldt de procedure
vermeld in de §§ 2 en 3. De §§ 6 en 7 alsook artikel 529, tweede lid W. Venn. zijn van toepassing op
de moedervennootschap.
§6. De vennootschap kan de nietigheid vorderen van beslissingen of verrichtingen die hebben
plaatsgevonden met overtreding van de in dit artikel bepaalde regels, indien de wederpartij bij die
beslissingen of verrichtingen van die overtreding op de hoogte was of had moeten zijn.
§7. De genoteerde vennootschap vermeldt in haar jaarverslag de wezenlijke beperkingen of lasten
die de moedervennootschap haar tijdens het besproken jaar heeft opgelegd, of waarvan zij de
instandhouding verlangd.”.160
Een analyse het aangetoond dat de bovenstaande procedure niet vaak voorkomt, maar de analyse
kan niet aantonen of vennootschappen deze procedure gewoon ontwijken, of gewoon onachtzaam
zijn in het gebruik van deze procedures of in het onthullen van de informatie.161
In 2000 gaf het Belgische corporate governance commissie, dat bestaat uit mensen van de politieke,
academische en business wereld, een rapport uit dat uiteindelijk resulteerde in de Corporate
Governance wet van 2002. Deze wet moedigde de betrokkenheid van de aandeelhouder in het beleid
van de onderneming aan. Het eerste wat ze deed was een registratiedatum vastleggen voor
beursgenoteerde vennootschappen. 162 Hierdoor konden de houders van aandelen op de
registratiedatum , stemmen op de algemene vergadering, ongeacht het aantal aandelen waarvan ze
houder zijn op dag van de algemene vergadering. Dus als de aandeelhouder zijn aandelen heeft
verkocht tussen de registratiedatum en de dag van de algemene vergadering dan nog zal hij kunnen
160 Art. 524 W. Venn.
161 C. VAN DER ELST, “Attendance of Shareholders and the impact of regulatory Corporate Governance
Reforms: An Empirical Assessement of the situation in Belgium.”, EBOLR 2004, (471) 502. 162
Art. 536, derde lid W. Venn.
67
stemmen op de algemene vergadering. Dit liet toe dat internationale institutionele investeerders
konden deelnemen aan de algemene vergadering door hun stem te gebruiken in de plaats van hun
“voeten”.163
De tweede vernieuwing was dat de gewone algemene vergadering kon verlopen per brief, de
aandeelhouders moesten wel akkoord gaan met deze procedure.164
Een andere verandering kwam er in artikel 533 W. Venn., dit artikel zegt dat de agenda van de
algemene vergadering ongeveer dertig dagen voor algemene vergadering openbaar moet worden
gemaakt. In de agenda moeten de te behandelen onderwerpen staan, maar voor de
vennootschappen die een openbaar beroep op het spaarwezen doen of hebben gedaan moeten er
ook in de agenda de voorstellen tot besluit staan. Deze maatregel laat toe dat er meer kan worden
gestemd over de grenzen heen, maar zorgt er ook voor dat aandeelhouders nog eens goed kunnen
nadenken over hoe ze gaan stemmen op de algemene vergadering. De aandeelhouders gaan zich ook
beter kunnen informeren over de onderwerpen die op de algemene vergadering zullen aanbod
komen, omdat er meer tijd is.
B. De Europese Unie
1. De richtlijn betreffende de uitoefening van bepaalde rechten van aandeelhouders in
beursgenoteerde vennootschappen, RL 2007/36/EG.
Op 14 juli 2007 werd in het publicatieblad van de Europese Unie de Richtlijn betreffende de
uitoefening van bepaalde rechten van aandeelhouders in beursgenoteerde vennootschappen
gepubliceerd. 165 Deze richtlijn heeft tot doel het bevorderen van de uitoefening van
aandeelhoudersrechten in beursgenoteerde vennootschappen. Er zitten verschillende redenen
achter het ontstaan van deze richtlijn. In grote delen van Europa is er nog geen lange traditie van het
gemakkelijk stemmen via een volmacht, daarom wil de richtlijn deze vorm van stemmen bevorderen.
Ook was er de vooruitgang in goeie corporate governance door meer participatie van de
aandeelhouders bij de stemming, de bescherming van EU aandeelhouders die niet wonen in het land
waar de onderneming is gevestigd waarin ze aandelen hebben, de bescherming van individuele
163
C. VAN DER ELST, “Attendance of Shareholders and the impact of regulatory Corporate Governance
Reforms: An Empirical Assessement of the situation in Belgium.”, EBOLR 2004, (471) 503. 164
Art 536, vierde lid W. Venn. 165
Richtlijn 2007/36/EG betreffende de uitoefening van bepaalde rechten van aandeelhouders in beursgenoteerde vennootschappen, PB.L.14 juli 2007.
68
kleine aandeelhouders, de bezorgdheid om het feit dat de stijging van buitenlandse investeerders
ervoor kan zorgen dat in de vennootschappen meer passieve aandeelhouders gaan zetelen, de
erkenning van meer grensoverschrijdende investeringen en het belang van geïntegreerde markten.
De richtlijn betreffende de uitoefening van bepaalde rechten van aandeelhouders in
beursgenoteerde vennootschappen erkent dat vorige richtlijnen al voor meer openbaarheid naar de
aandeelhouders toe hadden gezorgd, maar dat er nood is aan bepaalde minimum standaards om de
investeerders te beschermen en het uitoefenen van het stemrecht te bevorderen. De grootste
obstakels voor de Commissie waren, dat bij grensoverschrijdende stemming de aandelen
geblokkeerd waren voor de algemene vergadering, dat er moeilijk en vaak te laat toegang werd
verleend tot informatie die relevant was voor de algemene vergadering en de complexiteit van het
grensoverschrijdende stemmen via volmachten. Daarom is deze richtlijn ontwikkeld om enkele
minimum vereisten te verlenen.
De richtlijn bevat een mix van beginselen, lastgevingregels en regels die de vennootschap voorzien
van opties. Er zijn zes sleutelvoorzieningen:
- Gelijke behandeling van de aandeelhouders zowel in de participatie als in de stemming op de
algemene vergadering;166
- Oproeping tot de algemene vergadering uiterlijk de 21e dag voor de dag dat de vergadering moet
uitgaan en samen met bepaalde vereiste informatie;167
- Het recht om punten op de agenda van de algemene vergadering te plaatsen en ontwerpresoluties
in te dienen;168
- Het verwijderen van de vereisten van enige blokkeringmechanismen, zoals het deponeren van
aandelen om te kunnen delen aan de algemene vergadering;169
- Het recht om vragen te stellen met betrekking tot de punten op de agenda van de algemene
vergadering, deze moeten worden beantwoord;170
- Het toelaten en vergemakkelijken van het stemmen bij volmacht, zowel individueel als via
effectenrekening.171
166
Art. 4, Richtlijn 2007/36/EG betreffende de uitoefening van bepaalde rechten van aandeelhouders in beursgenoteerde vennootschappen, PB.L.14 juli 2007. 167
Art. 5, Richtlijn 2007/36/EG betreffende de uitoefening van bepaalde rechten van aandeelhouders in beursgenoteerde vennootschappen, PB.L.14 juli 2007. 168
Art. 6, Richtlijn 2007/36/EG betreffende de uitoefening van bepaalde rechten van aandeelhouders in beursgenoteerde vennootschappen, PB.L.14 juli 2007. 169
Art. 7, Richtlijn 2007/36/EG betreffende de uitoefening van bepaalde rechten van aandeelhouders in beursgenoteerde vennootschappen, PB.L.14 juli 2007. 170
Art. 9, Richtlijn 2007/36/EG betreffende de uitoefening van bepaalde rechten van aandeelhouders in beursgenoteerde vennootschappen, PB.L.14 juli 2007.
69
De richtlijn tracht ook te werken met het internet, daarom was één van de doelen van de richtlijn
“het verwijderen van alle wettelijke obstakels om elektronisch te kunnen deelnemen aan de
algemene vergadering.”. O.w.v. bezorgdheden rond de technologie en veiligheid is deze regeling
rond elektronische deelname aan de algemene vergadering niet verplicht.172 Wel verzoekt de richtlijn
voor het posten van informatie op het internet, zoals het totaal aantal aandelen en stemrechten op
de datum van oproeping, tekst van ontwerpresoluties en aanverwante documenten en formulieren
die moeten worden gebruikt voor het stemmen bij volmacht en voor het stemmen bij brief.173
Vragen kunnen worden gesteld voorafgaand aan de algemene vergadering en het antwoord kan als
gegeven worden beschouwd als de relevante informatie beschikbaar is op de website van de
vennootschap. 174 Volmachthouders kunnen worden aangewezen langs elektronische weg. 175
Aandeelhouders moeten kunnen per brief stemmen voordat de algemene vergadering plaatsvindt.
De enigste vereisten en beperkingen die er kunnen worden gesteld zijn die noodzakelijk zijn voor het
waarborgen van de identificatie van de aandeelhouders en die in verhouding staan tot de beoogde
doelstelling.176
2. De richtlijn vergeleken met de wetgeving in de VSA.
De richtlijn betreffende de uitvoering van bepaalde rechten van aandeelhouders in beursgenoteerde
vennootschappen is erg gespiegeld aan de US federal law en state law, maar heeft ook significante
verschillen. De voorzieningen van gelijke behandeling, voordien duidelijke oproeping, het
verwijderen van blokkeringmechanismen en vergemakkelijking van de stemming bij volmacht is gelijk
aan dat van de VSA. De voorziening dat aandeelhouders het recht geeft om vragen te stellen over de
agendapunten en deze vragen beantwoordt moeten worden, heeft niks gelijkaardigs in de VSA. In de
VSA is het wel vaak voorkomend dat er discussies zijn over hangende zaken op de algemene
vergadering en er vragen mogen worden gesteld door de aandeelhouders van beursgenoteerde
vennootschappen, maar als een onderneming weigert te antwoorden op een vraag dan is het wel
niet duidelijk of er dan sprake is van een inbreuk op de wet. Wel kan men stellen dat het niet
171
Art. 10, Richtlijn 2007/36/EG betreffende de uitoefening van bepaalde rechten van aandeelhouders in beursgenoteerde vennootschappen, PB.L.14 juli 2007. 172
Art. 8, Richtlijn 2007/36/EG betreffende de uitoefening van bepaalde rechten van aandeelhouders in beursgenoteerde vennootschappen, PB.L.14 juli 2007. 173
Art. 5, lid 4, Richtlijn 2007/36/EG betreffende de uitoefening van bepaalde rechten van aandeelhouders in beursgenoteerde vennootschappen, PB.L.14 juli 2007. 174
Art. 9, Richtlijn 2007/36/EG betreffende de uitoefening van bepaalde rechten van aandeelhouders in beursgenoteerde vennootschappen, PB.L.14 juli 2007. 175
Art. 11, Richtlijn 2007/36/EG betreffende de uitoefening van bepaalde rechten van aandeelhouders in beursgenoteerde vennootschappen, PB.L.14 juli 2007. 176 Art. 12, Richtlijn 2007/36/EG betreffende de uitoefening van bepaalde rechten van aandeelhouders in
beursgenoteerde vennootschappen, PB.L.14 juli 2007.
70
beantwoorden van een vraag tegen de gebruiken ingaat, vandaar dat zo een gedrag onwaarschijnlijk
is.177
Het recht om punten op de agenda te plaatsen zorgde voor enkele problemen. Momenteel laat niet
iedere EU lidstaat toe om punten op de agenda te plaatsen. Onder de richtlijn moet het recht
geïmplementeerd worden in de wetgeving van de lidstaat en hierdoor de aandeelhouders het recht
geven om het uit te voeren. In Europa wordt er algemeen aangenomen dat de aandeelhouders meer
rechten hebben om binnen de algemene vergadering te handelen in vergelijking met de
aandeelhouders in de VSA, daarom ook dat de Europese aandeelhouder de mogelijkheid moet
krijgen om punten op de agenda te plaatsen. Het recht om punten op de agenda te plaatsen is een
verder zetting van het recht van de aandeelhouder om een aandeelhouders vergadering samen te
roepen. Als een aandeelhouder in de VSA iets op de agenda van de algemene vergadering wil
plaatsen, dan gaat deze mogelijkheid moeten voorzien zijn in de wet van de staat. Maar in de VSA
hebben aandeelhouders via een andere methode getracht om punten op de agenda te plaatsen, en
dit via de weg van volmachtgevechten. De gevechten houden het voorstellen van niet-bindende
resoluties in om de raad van bestuur te beïnvloeden. Omdat deze resoluties niet de opdracht geven
tot het nemen van acties in de onderneming, maar omdat ze enkel de raad van bestuur
aanbevelingen geven, gaan deze resoluties de wettelijke autoriteit van de raad van bestuur wel niet
gaan aantasten. Deze gevechten kunnen gaan over het sociale aspect van de onderneming,
corporate governance problemen en de ondernemingsstrategie. Dit recht heeft al veel het gedrag
van de onderneming beïnvloed.178
De stijging van het gebruik van het internet wordt weerspiegeld in de richtlijn, maar ook in het recht
van de VSA wordt met het internet rekening gehouden. Als voorbeeld wordt in Delaware de
deelname van de aandeelhouder aan de algemene vergadering toegestaan via communicatie op
afstand of het gebruik van online vergaderingen. Ook kan de aandeelhouder de volmachthouder
benoemen via elektronische middelen. Gelijkaardig in beide continenten is de vereiste dat de
vennootschappen en andere personen die solliciteren naar volmachten op een publiek toegankelijke
website bepaalde belangrijke informatie moeten plaatsen zodat de aandeelhouder op de hoogte
blijft. Aandeelhouders hebben nu de keuze om te kiezen met welk middel ze de volmacht geven via
het internet of gewoon via de schriftelijke kant. Vennootschappen kunnen nu uit verschillende opties
177
A. PINTO, “The European Union’s shareholder voting rights directive from an American perspective: some
comparisons and observations”, Brooklyn Law School Legal Studies research papers 2008, nr. 117, 23. 178
A. PINTO, “The European Union’s shareholder voting rights directive from an American perspective: some
comparisons and observations”, Brooklyn Law School Legal Studies research papers 2008, nr. 117, 25-26.
71
kiezen in hoe ze het volmachten materiaal gaan aanbieden als de aandeelhouder niet voor de
schriftelijke wijze kiest. Raar genoeg hebben in de VSA een aantal vennootschappen gekozen om via
de schriftelijke manier te blijven werken, aangezien men vaststelde dat door het gebruik van e-voting
de deelname aan de algemene vergadering door kleine aandeelhouders reduceerde en er zo meer
macht kwam voor de grote institutionele investeerders.179
Als we kijken naar de richtlijn en die dan vergelijken met het Amerikaanse recht, dan moeten we
vaststellen dat over het algemeen het Amerikaanse recht en de richtlijn veel gelijkenissen hebben,
maar de gehele benadering ervan wel significante verschillen bezit.180
3. Objectief van de richtlijn
De richtlijn heeft verschillende objectieven, maar het algemene objectief van de richtlijn is om meer
aandeelhoudersdemocratie te hebben binnen de ondernemingen in de Europese Unie. Dit tracht ze
te verwezenlijken door elementen toe te voegen die de deelname van de aandeelhouders aan de
besluitvorming op de algemene vergadering moet aanwakkeren. Deze elementen zijn bijvoorbeeld
één registratiedatum voor alle beursgenoteerde vennootschappen en de garantie dat de oproep voor
de algemene vergadering gebeurt op een snel toegankelijke en niet-discriminerende manier.181
Vele van de onderwerpen die in de richtlijn worden geregeld zijn door de Belgische wetgever reeds in
het recht geïmplementeerd – zoals sommige hierboven reeds verduidelijkt is -, maar er moeten toch
ook nog enkele aanpassingen komen, de wetgever heeft daarvoor de tijd tot 3 augustus 2009.182 Of
al deze maatregelen vruchten zullen afwerpen blijft voorlopig nog even koffie dik kijken.
§2. Corporate Governance in België
België heeft al veel corporate governance codes gehad, ‘soft law’. Drie bekende codes van vroeger
werden alle drie gepubliceerd in 1998. Het gaat om:
- The corporate governance code of the commission of the Brussels Stock exchange;
179
A. PINTO, “The European Union’s shareholder voting rights directive from an American perspective: some
comparisons and observations”, Brooklyn Law School Legal Studies research papers 2008, nr. 117, 27. 180
A. PINTO, “The European Union’s shareholder voting rights directive from an American perspective: some
comparisons and observations”, Brooklyn Law School Legal Studies research papers 2008, nr. 117, 28. 181
http://usgjuristen.nl/nieuws.asp?nid=381. 182
Art. 15, Richtlijn 2007/36/EG betreffende de uitoefening van bepaalde rechten van aandeelhouders in beursgenoteerde vennootschappen, PB.L.14 juli 2007.
72
- The code of the Banking and Finance Commission related to the disclosure of information
concerning corporate governance; en
- The corporate governance code of the Federation of Enterprises in Belgium.
De drie corporate governance codes gaven aan de aandeelhouders geen extra rechten, het enige wat
de drie corporate governance codes voor zorgden was dat er meer informatie openbaar werd
gemaakt. Door meer informatie uit te geven konden de aandeelhouders zowel de interne als externe
positie van de vennootschap beter inschatten en zo een meer onderbouwde menig hebben over de
vennootschap en haar bestuur. Doordat ze een meer onderbouwde menig gaan hebben, gaat men
meer naar de aandeelhouders vergaderingen komen om hun stem te laten horen. Dit was toch de
idee van de opstellers van de codes, dat ze de aandeelhouders niet meer rechten moesten geven,
maar enkel meer informatie en hierdoor de aandeelhouders meer geneigd zouden zijn om hun stem
te laten horen op de algemene vergaderingen. Opdat er meer aandeelhouders naar de algemene
vergadering gaan, gaat de raad van bestuur er ook meer rekening mee houden en zo gaan de
aandeelhouders toch meer zeggenschap krijgen in de vennootschap. De informatie die publiek moest
worden gemaakt was: de resultaten van de vennootschap, de efficiëntie van de interne controle in
de vennootschap, de vooruitzichten, de afwijkingen in het dividenden beleid, etc.183
Op Europees vlak kwam er in 2001 een commissie van verschillende experten die als taak hadden
een actieplan te ontwikkelen voor het ondernemingsrecht, deze commissie werd de “Winter groep”
genoemd. In 2003 kwam er dan de “Modernising Company Law and Enhancing Corporate
Governance in the European Union – A plan to move Forward” ook wel “ CLAP” genoemd. Dit werd
gepubliceerd door de Europese Commissie op basis van de aanbevelingen van de Winter groep.184
CLAP behandelde verschillende problemen, waaronder 1) corporate governance; 2) handhaving van
het wettelijk kapitaal en de wijziging; 3) ondernemingsgroepen; 4) herstructurering en mobiliteit; 5)
nieuwe Europese business formules; en 6) het aanmoedigen van meer transparantie. Maar de
grootste bezorgdheid van de Commissie was corporate governance. Er kwamen meteen voorstellen
voor de corporate governance problemen die in CLAP werden besproken, waaronder de Europese
richtlijn betreffende de uitoefening van bepaalde rechten als aandeelhouder in beursgenoteerde
vennootschappen. 185 In België zelf kwamen er ook initiatieven voor een betere corporate
governance.
183
C. VAN DER ELST, “ Attendance of Shareholders and the impact of regulatory Corporate Governance
Reforms: An Empirical Assessement of the situation in Belgium.”, EBOLR 2004, (471) 504. 184
A. PINTO, “The European Union’s shareholder voting rights directive from an American perspective: some
comparisons and observations”, Brooklyn Law School Legal Studies research papers 2008, nr. 117, 17. 185
A. PINTO, “The European Union’s shareholder voting rights directive from an American perspective: some
comparisons and observations”, Brooklyn Law School Legal Studies research papers 2008, nr. 117, 18.
73
In 2004 werd er een nieuwe commissie corporate governance in het leven geroepen. Doel van deze
commissie was om een nieuwe corporate governance code in het leven te roepen die de vorige drie
zou vervangen. Er kwamen twee nieuwe codes, de code Buysse en de code Lippens.
De code draagt de naam Buysse, omdat de voorzitter van de werkgroep die de code heeft gemaakt
Baron Paul Buysse was. De code Buysse is er voor niet-beursgenoteerde ondernemingen,
familiebedrijven en KMO’s. Het doel van de code is bijdragen tot grotere dynamisering van het
bestuur, betere bedrijfsresultaten, een duurzame ontwikkeling en een grotere continuïteit van het
bedrijf.
De inhoud van de code Buysse is eerst algemeen hoofdstuk, een hoofdstuk met specifieke
aanbevelingen voor familiale ondernemingen en tot slot de zeer concrete en vernieuwende best
practices voor kleine ondernemingen. Zelfregulering en sensibilisering staan centraal in deze code.
Maar ook de externe juridische en economische adviseurs spelen een belangrijke rol. De code bevat
een aantal nieuwe voorstellen en pleit terecht voor een ‘corporate governance’ verklaring.186
De code Buysse gaat uit van zes principes:
- een performant senior management;
-creatie van nuttige structuren (o.a. raad van bestuur);
- de aanwezigheid van betrokken aandeelhouders;
- een vlotte samenwerking en wisselwerking tussen bestuur, management en aandeelhouders;
- een oordeelkundig beroep op externe deskundigen;
- een expliciete visie en missie als referentiekader voor de bedrijfsvoering.187
Ook voor niet-beursgenoteerde ondernemingen is het belangrijk om rekening te houden met de
aandeelhoudersstructuren die er in de onderneming heersen, de band tussen de aandeelhouders,
management en bestuur en de responsabilisering van de ondernemer. In deze code wordt er veel
aandacht besteed aan de aandeelhouder en hoe zijn band is met de vennootschap, en hoe die meer
betrokken bij de vennootschap kan worden. De code wil een band creëren tussen de drie grote
spelers in de vennootschap.188
186
www.corporategovernancecommittee.be 187 www.corporategovernancecommittee.be
188 De drie grote spelers zijn: Aandeelhouders, Raad van Bestuur en het Management.
74
De code Lippens is er gekomen vanaf 1 januari 2005, en is genoemd naar Graaf Maurice Lippens. De
code Lippens is voor beursgenoteerde vennootschappen. De code moet niet verplicht door de
beursgenoteerde vennootschap worden overgenomen, maar als er delen zijn die de vennootschap
niet wil overnemen van de code, dan moet de vennootschap wel uitleggen waarom, men noemt dit
het comply or explain-principe. De CBFA, de raad van bestuur van de vennootschap, de
aandeelhouders en de financiële markten letten op de toepassing van de code Lippens. Het grote
nadeel van deze code is dat er bij niet naleving van deze code in geen enkele sanctie is voorzien. Als
er slechte bestuurders zijn, dan kan men via de code niks tegen hen ondernemen. De vraag is dan
natuurlijk, wat de kracht van de code dan is?
De Code Lippens kunnen we herleiden tot acht doelstellingen:
- Reglementen uitschrijven: rol, samenstelling, bevoegdheid en werking van alle relevante
vennootschapsorganen, inclusief de comités.
- Transparantie organiseren: interne reglementen en de andere informatie over corporate
governance moeten een belangrijk onderdeel worden van het jaarverslag en de website.
- Evaluatieprocedure uitwerken: consistente en consequente evaluatiecultuur tot op het niveau van
de raad van bestuur.
- Benoemingsprocedure uitwerken: onafhankelijke en integere bestuurders die ook kritische vragen
durven en kunnen stellen.
- Vergoedingsbeleid vaststellen: degelijk remuneratiebeleid. De vergoeding van de raad van bestuur
zal moeten gemeld worden, de individuele vergoeding van de bestuurders en de leden van het
directiecomité moet wel niet worden vermeld.
- Interne controle uitbouwen: professionaliseren van de interne controle en audit.
- Interne relaties formaliseren: bevoegdheidsafspraken tussen raad van bestuur en management.
- Aandeelhouders betrekken: verhogen van de interactie tussen raad van bestuur, aandeelhouders
en institutionele investeerders.189 Principe acht van de Code Lippens: “De vennootschap respecteert
alle rechten van aandeelhouders en moedigt hun aanwezigheid aan.”.
In deze code komen wederom de aandeelhouders en hun belangen naar voor, de algemene
doelstelling van de code is de aandeelhouders zo goed mogelijk te informeren en te beschermen
tegen het eventuele machtsmisbruik van de raad van bestuur en het management. Het is vooral voor
de kleine aandeelhouder van belang, want de grote aandeelhouders hebben zo goed als altijd een
189 www.corporategovernancecommittee.be
75
mannetje in de raad van bestuur zetelen. De code Lippens wil de vennootschap voor de
aandeelhouder veel transparanter maken en de raad van bestuur en het management meer aan een
onafhankelijke evaluatie onderwerpen.
Omdat de commissie corporate governance vermoedde dat de corporate governance zou
veranderen, o.w.v. de veranderende handels omstandigeheden en de internationale financiële
voorwaarden. Heeft de commissie besloten om de corporate governance code Lippens aan te passen
aan de verzoeken van dit moment. In september 2007 startte de commissie corporate governance
met de veranderingen van de code, hierbij ging ze in twee stappen te werk. In een eerste stap ging
de commissie bij de gebruikers van de code Lippens gaan vragen wat er kon worden veranderd en
hoe ze de code juist gebruikten. In de tweede stap ging de code rekening houdende met de
opmerkingen en amendementen gaan maken in de code Lippens. Die amendementen ging men dan
aan het oordeel van de gebruikers gaan voorleggen. Beide van de raadplegingen waren wel voor het
uitbreken van de financiële crisis, hierdoor heeft men er wel mee moeten rekening houden dat de
vereisten nu enigszins zullen veranderd zijn, dan ten tijde van voor de financiële crisis. Door de
financiële crisis kreeg de corporate governance code veel kritiek te slikken en werd er meer verzocht
naar een wettelijke interventie.
De commissie corporate governance benadrukt het belang van zelfregulatie. Zelfregulatie vult de
wetgeving goed aan en zorgt voor meer flexibiliteit, hierdoor kunnen de bedrijven de wetgeving
beter aanpassen aan hun noden en aan de evolutie in de business wereld. De financiële crisis heeft
getoond hoe belangrijk vertrouwen in een onderneming is. Goed bestuur, dat gebaseerd is op meer
transparantie en verantwoordelijkheid, moet het vertrouwen van de investeerders en de
financierders weer omhoog trekken, hierdoor gaan de aandeelhouders ook voordelen gaan genieten.
Ik ga nu de eerste raadpleging gaan bespreken en kijken welke conclusies men kon trekken uit de
raadpleging die werd gehouden bij de vennootschappen die de code Lippens daadwerkelijk
gebruiken. Men ging aan de vennootschappen vragen hoe hun kijk op de code was, en dan vooral
wat ze vonden van de doeltreffendheid, structuur en het werkterrein van de code, de comply-or-
explaine rule en de transparantievereisten. En wat kon er aan de code worden verbeterd volgens
hen. Als algemene conclusie uit de verschillende antwoorden kon men stellen dat de code voor meer
bewustzijn heeft gezorgd, maar ook voor het stimuleren van beter bestuur. Over het algemeen had
de code een positieve invloed op de doeltreffendheid van de raad van bestuur. Vele
vennootschappen vonden wel dat het tijd was om de code te verbeteren hier en daar, dit zou beter
76
zijn voor de continuïteit en ontwikkeling van de ondernemingen. Drie topics konden eruit gehaald
worden die het meest dringend waren om te verbeteren.
(1) De code zou moeten worden aangepast aan de nieuwe Europese richtlijnen en Belgische
wetgeving, maar hierbij moet men ook rekening houden met de buurlanden hun corporate
governance.
(2) Er moet een betere uitleg komen tussen complementariteit van de code en de relevante
wetgeving.
(3) Speciale aandacht voor het verschil tussen regels en guidelines, want regels eisen een verklaring
terwijl de guidelines dit niet doen.
De commissie corporate governance heeft rekening gehouden met al deze opmerkingen en heeft
daarom een analyse gemaakt van de Europese en Belgische regelgeving en de impact die het had op
de corporate governance, daarbij heeft ze ook gekeken naar de veranderingen in corporate
governance codes in andere EU landen. De uitkomst van dit onderzoek heeft geleid tot verschillende
amendementen. Deze amendementen werden dan aan een tweede raadpleging onderworpen.
De veranderingen in de Code konden worden opgesplitst in verschillende topics:
- Evaluatie van de raad van bestuur;
- Eerlijk en verantwoorde remuneraties;
- Een gezonde balans in de leiderschap van de onderneming;
- Sociaal verantwoorde business;
- de rol van de raad van bestuur en het management meer openbaar maken;
- en voor deze masterproef de belangrijkste verandering : dat de onderneming een dialoog zal
aangaan met de aandeelhouders en de potentiële aandeelhouders.
Voor de commissie corporate governance blijven zelfregulatie en transparantie de twee belangrijkste
zaken voor een goede werking van de vennootschap. De amendementen houden rekening met zowel
Europese en Belgische regelgeving, als met de corporate governance in andere EU lidstaten. De
comply-or-explain rule is ook gebleven, want de Europese richtlijn 2006/46/EC herkent dit principe.
Het principe zorgt voor meer flexibiliteit en betere aanpassing aan elke onderneming individueel. Er
wordt verwacht dat de vennootschappen de regels van de code overnemen, maar ze moeten die niet
allemaal overnemen als ze kunnen uitleggen waarom ze dat niet doen. Zoals hierboven reeds is
verklaard heeft de Belgische wetgeving, en dan vooral vennootschapsrecht en financieel recht, ook
erg veel regels over de leiding van een vennootschap. Daarom moet de vernieuwde code steeds
worden gezien in het licht van de wetgeving. De commissie heeft de code gebaseerd op bestaande
77
wetgeving, hierdoor mag de code nooit strijdig met de wetgeving worden geïnterpreteerd, wel kan
de code verder gaan dan de Belgische wetgeving.
De nieuwe code is inwerking getreden in maart 2009. Er wordt van de ondernemingen verwacht dat
ze de veranderingen aannemen in hun beleid, wel moet er rekening worden gehouden met het
comply-or-explain rule.190
Principe acht van de code is voor de aandeelhouder en zijn rechten de belangrijkste, er moet wel
worden opgemerkt dat de code niet aan de aandeelhouders is gericht, maar dat de code naar de
vennootschap is gericht en het die vennootschap is die ervoor moet zorgen dat er meer wordt
gedaan voor de aandeelhouders. De aandeelhouders kunnen het via de code niet afdwingen.
Principe acht wil voor meer dialoog zorgen tussen de vennootschap en de aandeelhouders en
potentiële aandeelhouders.191 Ook verzoekt de code dat de grote aandeelhouder(s) respect zullen
hebben voor de kleine aandeelhouders, de raad van bestuur van de vennootschap moet hier op
toezien.192 Het principe acht van de code heeft gelijke doelen als dat van de Europese richtlijn
betreffende de uitoefening van bepaalde rechten van aandeelhouders in beursgenoteerde
vennootschappen.193 Deze richtlijn moet in het Belgische recht worden omgezet ten laatste op 3
augustus 2009, hierop is het dus nog even wachten.194 De richtlijn betreffende de uitvoering van
bepaalde aandeelhoudersrechten in beursgenoteerde vennootschappen werd hierboven reeds
uitvoerig besproken.
Afdeling 3: De Conclusie bij dit hoofdstuk
De rechten van de aandeelhouder hebben gedurende een lange periode op een laag pitje gestaan en
er werd niet te veel aandacht aan geschonken, maar o.w.v. van het fenomeen dat de Berle Means
ondernemingen ook in Europa steeds meer de bovenhand begonnen te halen is men ook gaan inzien
dat de aandeelhouder meer rechten moet krijgen en de bescherming ervan moest ook beter worden.
Daarom is er sinds begin jaren ’90 een evolutie gekomen van extra rechten voor de aandeelhouder.
Het grote objectief is dat de aandeelhouder zich weer meer gaat betrokken voelen bij de
vennootschap, de wetgever heeft dit vooral trachten te doen door meer transparantieregels in te
190 http://www.corporategovernancecommittee.be
191 Principe 8 van de nieuwe Code.
192 Art. 8. 11 van de nieuwe Code.
193 Richtlijn 2007/36/EG betreffende de uitoefening van bepaalde rechten van aandeelhouders in
beursgenoteerde vennootschappen, PB.L.14 juli 2007. 194
Art. 15, Richtlijn 2007/36/EG betreffende de uitoefening van bepaalde rechten van aandeelhouders in beursgenoteerde vennootschappen, PB.L.14 juli 2007.
78
voeren, meer openbaarheid van informatie zodat de aandeelhouder goed geïnformeerd naar de
aandeelhouders vergadering kan gaan, maar ook door het gemakkelijker te maken om te gaan
stemmen op de algemene vergadering. Al deze zaken moeten de aandeelhouder aanwakkeren om
meer betrokken te zijn bij de vennootschap, en zo de macht terug te laten vloeien naar zoals het
oorspronkelijk en wettelijk ook hoort, bij de aandeelhouder.
Al deze mechanismen werden in het leven geroepen via wetgeving of corporate governance codes,
de laatste nieuwe richtlijn betreffende de uitvoering van bepaalde rechten van aandeelhouders bij
beursgenoteerde vennootschappen heeft ook als hoofdobjectief de aandeelhouder meer bij de
vennootschap te betrekken, in de richtlijn staan wel maatregelen die reeds in de Belgische wetgeving
zijn opgenomen, maar toch moeten er nog andere worden geïmplementeerd of deze maatregelen
hun doel zullen verwezelijken valt evenwel nog af te wachten.
79
Hoofdstuk 4: De nieuwe soort aandeelhouders, een vloek of een zegen?
Afdeling 1: Inleiding
Sinds het laatste decennium komen er nieuwe spelers op de markt die zich actief gaan bezighouden
met het beleid van de vennootschap. Het zijn de institutionele investeerders. Hedge funds en private
equity spelen meer en meer een belangrijke rol in de financiële industrie en in de corporate
governance van zowel Europa als de VSA. Activistische hedge funds en private equity firms hebben
een gelijkaardige investeringsstrategie ontwikkelt, dat ontworpen is om de corporate governace en
de structuur van beursgenoteerde vennootschappen te beïnvloeden. Een groot aantal hedge funds
bijvoorbeeld hebben als strategisch plan om een grote positie in de publieke vennootschap te
verwerven, om op die manier beter op het management te kunnen toezien. Activistische hedge
funds maken vaak directe interventies in de corporate governance van de doelwitvennootschap, ze
confronteren het management met het verzoek naar specifieke acties, zoals veranderingen in het
management, de kapitaalstructuur van de onderneming, dividenden beleid en
ondernemingsstrategie, en dit allemaal om de waarde te laten stijgen voor de aandeelhouder. Één
van de investeringsstrategieën van de private equity funds is de buyout (BO) van beursgenoteerde
vennootschappen, deze privatiseren voor een periode van herstructureringen en
bestuursveranderingen. Uiteindelijk zal de onderneming terug publiek worden gemaakt ofwel
worden verkocht aan een strategische koper of andere investeerder. De activistische hedge funds en
private equity firms zijn onlangs aan een kritisch onderzoek onderworpen geweest door de
regelgevers, de regelgevers zijn bezorgt om het effect dat deze strategieën zullen hebben op de
onderneming zelf, maar ook op de kapitaalmarkten waarin ze opereren.
Wat zijn de problemen met activistische aandeelhouders?
- Het past niet in het huidige vennootschapsrecht met een duidelijke scheiding aandeelhouders en
bestuurders;
- Het zijn vaak buitenlandse aandeelhouders die actief zijn, waardoor de vennootschap haar
nationale identiteit verliest;195
- De activistische aandeelhouders zijn alleen maar geïnteresseerd in op korte termijn zoveel mogelijk
winst maken, wat er daarna met de vennootschap staat te gebeuren laat de fondsen koud;196
195 België werkt wel aan een fonds voor verankering, het Belgisch Verankeringsfonds.
196 Bvb.: ontslaan van personeel, grote verkoop van activa van de vennootschap etc.
80
- Er komt zo een verschuiving van het ‘corporate governance probleem’ tussen verschillende
aandeelhouders.
Maar er zijn ook voordelen aan verbonden. Economische studies hebben aangetoond dat er een
positieve correlatie bestaat tussen de private equity investeringen en de waarde van de
vennootschap, maar ook de prestaties van de vennootschap. De private equity investeringen zorgen
bijvoorbeeld voor een stimulans van de product- en marktontwikkeling.
De vraag naar regulatie zal natuurlijk stijgen als blijkt dat deze fondsen enkel en alleen in een
vennootschap gaan investeren om die daarna leeg te zuigen, waardoor ze de andere aandeelhouders
en werknemers in de kou laat staan. Daarom is de grote vraag nu of we deze fondsen meer moeten
gaan reguleren en op welke wijze, door wettelijke regulatie, door zelfregulatie of door een mix van
beide? Deze reguleringen moeten er niet enkel komen om de portfolio ondernemingen te
beschermen, maar ook de aandeelhouders in de fondsen zelf.
In dit hoofdstuk ga ik eerste de private equity fondsen, hedge fondsen en ook kort de sovereign
wealth fondsen gaan bespreken. Om daarna te kijken naar de regelgevening die er is en wat het
beste zou zijn, zelfregulatie, co-regulatie of regulatie door wetgevers.
Afdeling 2: De nieuwe activistische aandeelhouders
§1. Private Equity
De private equity industrie heeft het laatste decennium een ongelofelijk groei gekend, gaande van
minder dan $10 biljoen wereldwijd in 1991 tot meer dan $180 biljoen in 2000. En bijna één
decennium later zijn er nog steeds geen teken dat de private equity zal verminderen, want in 2006
was de totale private equity wereldwijd gelijk een $460 biljoen. Vroeger was private equity meer in
VSA vertegenwoordigd, maar nu stelt men vast dat het meer in Europa voorkomt. Over de laatste 25
jaar is private equity gegroeid tot meer dan 9000 fondsen die samen $1.9 triljoen kapitaal
verzamelen van institutionele en andere investeerders. Private equity kan worden omschreven als
het investeren in niet-beursgenoteerde vennootschappen voor verschillende jaren ( gem. 5-6 jaar).
Het doel van de investering is verandering brengen in de onderneming om zo van de onderneming
een toprendement te krijgen. De private equity firm wil een grote invloed hebben in de
onderneming, waardoor ze belangrijke veranderingen kan doorvoeren die ervoor gaan zorgen dat de
vennootschap in waarde zal stijgen, daarna verkoopt de firm haar deel in de vennootschap voor
meer geld.
81
A. Structuur
Bij de private equity heeft men een kant die zorgt voor het kapitaal waarmee men dan kan
investeren en heeft men een kant waarin het interessant is om in te investeren.197 Private equity
firms zoeken naar target ondernemingen waarbij er een fundamenteel onevenwicht is tussen
marktkapitalisatie en de waarde van de onderneming.198
De “supply side” bestaat uit twee delen, ten eerste de investeerders of limited partners. Onder de
limited partners bevinden zich onderandere pensioenfondsen, verzekeringsfondsen, rijke individuen
etc. Ten tweede zijn er de professionele fonds managers ( general partners) die het geld dat is
samengebracht gaan investeren in verschillende ondernemingen, samen noemt men die de portfolio
companies. Tussen beide partijen is er een limited liability partnership (LLP), dit is in het Belgische
vennootschapsrecht een commanditaire vennootschap. De managers brengen hun services in en de
limited partners brengen kapitaal in. De managers krijgen een management fee ( de beheerskosten)
plus carried interest. De limited partners krijgen natuurlijk ook een return afhankelijk van hun
inbreng. De waarde van de investering kan zowel naar beneden als naar boven gaan afhankelijk van
de return van de verschillende investeringen. Deze investeringen worden gekenmerkt door hoge
verwachtingen en hoge risico’s. Er zijn verschillende redenen om in private equity te investeren,
bijvoorbeeld omdat zo het risico over verschillende investeerders wordt gespreid en via deze weg
hebben investeerders ook toegang tot markten waar uw kapitaal kan groeien.
Aan de “demand side” kan het kapitaal worden geïnvesteerd in ondernemingen die in verschillende
stadia verkeren. Private equity kan de vorm aannemen van venture capital. Venture capital funds zijn
de grootste financieringsbron geworden voor ondernemingen die nog moeten opstarten of gaan
uitbreiden en die in een sector zitten die een grote economische groei zal kennen of kent, hier is
natuurlijk een erg hoog risico aan verbonden. Aan de andere kant zijn er de buyout funds. Buyout
funds kopen meestal een controlerend belang in een reeds bestaande onderneming of in één van zijn
productielijnen, hierbij worden gefinancierd door schulden. Deze buyout funds kunnen beslissen om
een onderneming te kopen van een verkoper ( een institutional buyout). Er is ook leveraged buyout,
leveraged buyout is een financieringsmethode waarbij de overname van een bedrijf voornamelijk
berust op geleend geld, dat door het overgenomen bedrijf moet worden terugbetaald. De activa van
het overgenomen bedrijft worden als onderpand van de lening gebruikt. Het is mogelijk dat het
private equity fund het bestaande management bijstaat (management buyout) of het nieuwe
197 Supply side en demand side.
198 Voorbeelden van private equity firms zijn o.a. The Carlyle group, Kohlberg Kravis Roberts en Goldman Sachs
Principal Investment Area.
82
management bijstaat (management buyin) in de overname van niet-beursgenoteerde
vennootschappen. En als laatste kunnen private equity funds beslissen om aandelen te kopen van
een publieke vennootschap, dit is de zogenoemde public-to-private buyout. Buyout fuds gaan typisch
gaan investeren in oudere ondernemingen waar men een redelijke zekerheid heeft over de
inkomsten van die onderneming en waar maar weinig risico aan verbonden is. Hierdoor hebben de
investeerders meer zekerheid en kunnen ze een minimum return vragen alvorens ze de winsten
moeten delen met de managers. Dus algemeen genomen bestaat de private equity funds uit twee
types: venture capital en buyout funds.199 Er is een groot verschil in organisatorische structuur tussen
dat van venture capital en buyout funds. Buyouy funds gaan een gehele niet-beursgenoteerde
onderneming overnemen of enkele bedrijfsonderdelen. Hierdoor krijgt de private equity firm direct
invloed in die onderneming. Daarna wordt vaak overgegaan in een sanering van de kosten en worden
bedrijfsonderdelen afgestoten. Na de sanering gaat de private equity firm de veel efficiënter
werkende onderneming gaan verkopen of naar de beurs brengen. Deze verkoop of beursgang zal de
private equity firm dan normaal gezien winst op leveren. De private equity kan ook beursgenoteerde
vennootschappen kopen die ze dan gaan privatiseren om daarna hetzelfde stramien te volgen.
B. De evolutie
Buyout funds kennen de laatste jaren een flinke groei. Opmerkelijk is wel dat op de Europese markt
de laatste jaren Amerikaanse private equity firms een veel prominentere rol zijn gaan spelen als
investeerders op de buyout market.200 In Groot-Brittanië nemen de institutionele investeerders wat
gas terug voor private equity investeringen in de toekomst, behalve voor buyouts. In Continentaal
Europa daarentegen zijn de institutionele investeerders van plan om in alle vormen van private
equity meer te investeren. Over het algemeen worden meer dan de helft van alle fondsen in de
private equity sector geïnvesteerd in MBOs en MBIs. In de jaren ’80 kende de LBO een boom in de
VSA, maar dezer dagen ligt het zwaartepunt van de LBOs in Europa. Dit is geen verrassing, want sinds
’80 is de Europese economie fel verbeterd. In het midden van de 2007 was er een piek van buyouts,
maar deze stortte snel in na het begin van de kredietcrisis in de laatste helft van 2007. In Europa
steunden buyout funds bijna exclusief op banken om hun investering te financieren. De
economische impact van private equity op de financiële markten is significant geweest gezien het
grote kapitaal dat werd verzameld voor de hoge LBOs van het laatste decennium. Gezien de
financiële crisis zijn de buyouts ook sterk gedaald in aantal. Gezien het huidige economische klimaat,
199
J. McCAHERY en E.P.M. VERMEULEN, “Private Equity and Hedge Funds Activism: Explaining the Differences
in Regulatory Responses”, EBOLR 2008, (535) 545. 200
M. WRIGHT, “Leveraged buyouts in the UK and Continental Europe: Retrospect and Prospect.”, Finance
Working Paper 2006-126.
83
zijn er maar weinig incentives voor private equity fondsen om investeringen te doen en het geld van
hun klanten te gaan gebruiken. Dit houdt in dat veel van het nieuw ingezamelde kapitaal door de
private equity fondsen ongeïnvesteerd blijft.201
C. Voor- en nadelen van private equity
Er is veel verwarring rond de vraag wat private equity fondsen momenteel aan het veroorzaken zijn
in de financiële wereld en in de corporate governance. Men weet niet of private equity een positief
of een negatief effect heeft. Het antwoord hierop is dat het zowel negatieve als positieve effecten
heeft.202
Voor een vennootschap waarin door een private equity firm wordt in geïnvesteerd is deze
investering normaal gezien positief voor die vennootschap. Aangezien het private equity fonds
hoofdzakelijk wordt gefinancierd met schulden, rust er erg veel druk op de target vennootschap en
zullen de managers ervan enkel zeer goede investeringen moeten doen, waardoor de onderneming
winst kan maken. Voor de aandeelhouders is het zeker positief, want de private equity firm wil de
waarde van de vennootschap doen stijgen. Andere positieve effecten zijn: MBOs bevorderen nieuwe
product- en marktontwikkeling, MBOs resulteren in een meer doeltreffend gebruik van de R&D
uitgaven, MBOs zorgen voor meer ondernemende activiteiten, MBOs leiden tot stijging van de
werkgelegenheid en loon in de efficiënte bedrijfstakken, werknemers hebben meer vakkennis. De
efficiënte bedrijfsonderdelen gaan niet worden verkocht en zullen op een intensieve en efficiënte
wijze worden gebruikt. Men krijgt een renderende vennootschap.203
Maar er zijn natuurlijk ook nadelen verbonden aan de private equity fondsen die investeren in een
vennootschap. Aangezien een private equity firm enkel is gericht op winst maken en voor de rest
geen enkele affiniteit heeft met de ondernemingen waarin ze investeren zullen enkel de efficiënte
bedrijfsonderdelen mogen blijven bestaan en zullen de niet renderende bedrijfsonderdelen worden
gesaneerd ook al hebben die een historische waarde voor de onderneming. Als de men werknemer
is in een minder efficiënt bedrijfsonderdeel dan is de kans groot dat men ontslagen zal worden en
men dat bedrijfsonderdeel zal opdoeken, in het slechtste geval wordt de werknemer ontslagen, maar
het kan ook zijn dat zijn arbeidsvoorwaarden alleen verslechten. Wel moet er worden op gewezen
201
J. McCAHERY en E.P.M. VERMEULEN, “Private Equity and Hedge Funds Activism: Explaining the Differences
in Regulatory Responses”, EBOLR 2008, (535) 546-547. 202
J. McCAHERY en E.P.M. VERMEULEN, “Private Equity and Hedge Funds Activism: Explaining the Differences
in Regulatory Responses”, EBOLR 2008, (535) 547. 203
http://nl.wikipedia.org/wiki/Private_equity.
84
dat er over het algemeen wel geen bewijs is dat door de komst van een private equity firm veel
ontslagenen vallen, maar er gaan ook geen nieuwe werknemers bijkomen. Niet alleen voor de
werknemers kan het een nadeel zijn ook voor de klanten en de toeleveranciers van de
doelwitonderneming. Het kan zijn dat de private equity firm van de toeleveranciers gaat eisen dat ze
producten tegen een verlaagde prijs kunnen kopen, zo niet mag de toeleverancier opstappen.
Andere nadelen zijn bijvoorbeeld dat het bij LBOs zal het leiden tot een verlaging van de R&D
uitgaven, werkgelegenheid zal dalen in MBIs.204 Aangezien dat vele private equity firms buitenlands
zijn verliest de target onderneming ook haar nationale karakter. Er zijn zelf sommigen die zeggen dat
private equity een groot deel heeft bijgedragen tot de economische malaise die er de dag van
vandaag heerst, want zeggen ze, de ondernemingen die privé zijn genomen kunnen nu
herfinanciering nodig hebben, en tenzij de financiële wereld terug begint te functioneren, kunnen
deze ondernemingen insolvabel worden. Deze kredietcrisis wordt gezien als de ultieme test voor de
private equity industrie.
D. Regulering
Doordat er nog zoveel vragen zijn rond de vraag of private equity fondsen positief of negatief zijn,
zijn er ook veel vragen rond de regulering ervan. Er zijn verschillende risico’s van private equity
fondsen waartegen we ons beter kunnen beschermen? De risico’s zijn onder andere misbruik van de
markt, belangenconflicten, een erg hoge schuldenberg, onzekerheid over wie het economische risico
draagt, markttoegankelijkheid, verlaging van de algemene kapitaalmarkt efficiëntie. Tegen al deze
risico’s zouden we een regulering moeten hebben, maar welke manier is de beste?
Gezien het contactuele mechanisme – limited partnership agreement - dat overheerst in het bestuur
van zowel de private equity fondsen als de hegde funds, is een handen-af benadering misschien het
beste om mee te beginnen. Waar moet er ook nog rekening mee worden gehouden, dat private
equity steeds meer aan het evolueren is in een transparant investeringsvehikel. Ten eerste vragen
institutionele investeerders een beter risicomanagement, waardoor er betere
waarderingstechnieken komen en controles. Ten tweede gaan buyout groepen trachten hun imago
op te poetsen door bij respectabele verenigingen aan te sluiten, zoals bijvoorbeeld het British
Venture Capital Association. Het doel van deze verenigingen is om te zorgen voor meer onderzoek
en, het belangrijkste, om informatie te voorzien aan investeerders, de overheid en andere
geïnteresseerden. En als laatste hebben de private equity fondsen ook de bedoeling om
204
E.P.M. VERMEULEN, “ Aandeelhoudersactivisme: een juridische puzzel?”, presentatie voor het tijdschrift
voor privaatrecht, Gent.
85
beursgenoteerd te worden om zo meer stabiel kapitaal in te zamelen. Als ze op de beurs worden
genoteerd zijn ze automatisch ook verbonden aan extra toezicht.
Het van nature contractuele karakter van de private equity fondsen in combinatie met de trend
richting zelfregulatie suggereert dat de gesofisticeerde spelers in private equity de mogelijkheid
hebben om het opportunistische gedrag van de fondsmanagers zelf bij te benen. Deze strategie
verzekert dat mogelijke regels in lijn zijn met zowel de bestaande praktijken als de standaards die
worden gebruikt in de wereld van private equity. Over regulering zien we verder in dit hoofdstuk
meer.205
§2. Hedge Funds
A. Structuur
Een hedge fund is een soort beleggingsfonds dat als doel heeft zoveel mogelijk winst te genereren en
dit onafhankelijk van de richting van de beurs, hiervoor gebruiken ze speciale strategieën. De hedge
funds gaan investeren in beursgenoteerde vennootschappen terwijl private equity eerder gaat
investeren in niet-beursgenoteerde vennootschappen. Deze fondsen zijn aan veel minder regelgeving
onderworpen in vergelijking met de gewone beleggingsfondsen, omdat er vaak een beperkte
openstelling is voor de particuliere aandeelhouders. De hedge funds streven naar een ‘absolute
return’, ze willen onder alle omstandigheden een positieve return hebben. Omdat er ogenschijnlijk
maar weinig risico aan verbonden is en er geen correlatie is met de rest van de markt, zijn de hedge
funds erg geliefd bij grote beleggers. De hedge funds gebruiken allerlei financiële instrumenten om
hun winst te verzekeren, waaronder aandelen, converteerbare obligaties, opties etc.
Enkele voorbeelden van hedge funds zijn:
- The Children Investment (TCI), dit hedge fund is bekend van de verwikkelingen met ABN AMRO.
- Long Term Capital Management, dit is het fonds waarvan de Nobelprijswinnaars Scholes en Merton
medeoprichters waren. Het fonds is eind jaren ’90 ten onder gegaan.
- Centaurus Capital en Paulson Capital beide fondsen zijn ondermeer bekend van Stork.
Structuur.
Een hedge fund bestaat uit een management company, deze gaan het hedge fund gaan beheren, en
uit de investeerders, deze gaat het hegde fund van geld voorzien. Het hedge fund wordt wel voor een
205 J. McCAHERY en E.P.M. VERMEULEN, “Private Equity and Hedge Funds Activism: Explaining the Differences
in Regulatory Responses”, EBOLR 2008, (535) 548.
86
groot deel gefinancierd door schulden. De management company vormt binnen het hedge fund de
general partner. Het management krijgt een management fee, d.w.z. beheerskosten vergoeding,
naast de management fee krijgen ze ook nog een carried interest, dit is een percentage op de winst
die ze hebben gemaakt. De beheerskosten in een hedge fund liggen wel een pak hoger dan bij de
gewonen beleggingsfondsen.
B. Strategieën
Er zijn verschillende strategieën die de hedge funds toepassen, afhankelijk van de situatie en soort
hegde fund zal er voor een bepaalde strategie worden gekozen. Enkele voorbeelden van strategieën
zijn:
- Global Macro: men verwacht verschillen in rendementen in verschillende beleggingscategorieën.
Bijvoorbeeld een hedge fund gaat geld lenen bij een bank om aandelen te kopen, dan gaat het hedge
fund winst maken als het rendement van de aandelen meer is dan rente die aan de bank moet
worden betaald.
- Equity long-short: hier verwacht men een verschillend rendement tussen diverse aandelen of
categorieën van aandelen. Hier kan als voorbeeld worden gegeven is een hedge fund dat gaat
beleggen in aandelen ( “longposition”), maar aan de andere kant gaat de vennootschap ook andere
aandelen gaan lenen, die ze tegen een voorafgaande overeengekomen prijs verkocht heeft doch ze
heeft die aandelen nog niet geleverd ( “shortposition”). Als de eerste aandelen een hogere
koersstijging hebben dan de tweede groep aandelen, dan geeft dat een positief resultaat, dan gaat
het hedge fund een voordeel hebben. Het hedge fund gaat de eerste aandelen dan verkopen om het
resultaat binnen te halen, met dat resultaat worden de tweede aandelen dan gekocht om tegen de
overeengekomen prijs te leveren aan de koper van die tweede aandelen. Er is hier sprake van “empty
voting” aangezien het economische risico niet bij het hedge fund ligt, maar het hedge fund enkel het
stemrecht heeft. In extreme gevallen kan het zelf zijn dat de stemmer een negatief economisch
belang heeft, en daarom een prikkel heeft om te stemmen tegen een goed voorstel, waardoor de
prijs van de aandelen van die onderneming dalen. Er bestaat ook hidden ownership, dat is waar de
aandeelhouder meer economisch risico heeft, dan dat hij stemrechten bezit. Deze twee vormen
worden door HU en BLACK samen “the new vote buying” of “decoupeling” genoemd.206
- Fixed income arbitrage: men maakt gebruik van prijsverschillen op diverse markten voor
vastrenderende waarden en derivaten.
206 H.T.C. HU, en B.S. BLACK, “The new vote buying: empty voting and hidden (morphable) ownership.”, 79
Southern California Law Review 2006, 811-908.
87
- Merger arbitrage: Men koopt aandelen in een onderneming, omdat je verwacht dat er een
overnamebod komt op die onderneming. Een overnamebod zorgt meestal voor een stijging van de
aandelen koersen.
- Distressed securities: het hedge fund koopt aandelen van een onderneming die in moeilijkheden
verkeerd, omdat het hedge fund vermoedt dat de onderneming haar moeilijkheden zal te
bovenkomen.
- Convertible arbitrage: men tracht voordeel te halen uit de prijsverschillen die zich voordoen tussen
gerelateerde converteerbare obligaties, aandelen en opties.207
C. Hedge funds als activistische aandeelhouder
De hedge funds gaan zich ook meer en meer activistisch gaan gedragen, ze gaan het
ondernemingsbeleid van de raad van bestuur gaan beïnvloeden met als doel zoveel mogelijk de
waarde van de aandelen te laten stijgen. Hierdoor ontstaan er vragen over de rol van de hedge funds
in de relatie tot het management en andere aandeelhouders en kredietverstrekkers. Deze fondsen
streven naar ongelofelijke winsten en dit niet enkel door de vennootschap te onderzoeken en
inzichtelijke analyses te maken, maar ook door actief de portfolio ondernemingen te herschikken in
hun business beleid. Sommige auteurs zijn ervoor om de hedge funds nog meer te betrekken bij het
managen van de vennootschap, omdat de waarde van de aandelen van zulke vennootschappen
stijgt, maar ook de prestaties van de vennootschap stijgen.208 Andere auteurs zijn de mening
toegedaan dat de het te gevaarlijk is de hedge funds te betrekken bij het dagelijkse bestuur van de
vennootschap omdat de hedge funds meer stemmen hebben dan economsich risico en zo soms te
opportunistische ideeën gaan uitvoeren, en enkel maar gaan kijken naar de korte termijn winsten.
Aangezien er veel kritiek komt op de hegde funds door managers en aandeelhoudersverenigingen
zal de regelgever geneigd zijn om meer regelgeving in te voeren naar de hedge funds toe. Maar er is
een studie geweest van BRAV, JIANG, PARTONY en THOMAS in 2008 deze studie vond geen enkel
bewijs dat activstische hedge funds de waarde van de vennootschap vernietigen of enkel maar een
short-term focus hebben.209 De auteurs stelden zelf vast dat de hedge funds in sommige sectoren zelf
voor lange termijnen in de vennootschap bleven en erg lange periodes wachten om hun
investeringen te innen. De auteurs stelden nog drie andere zaken vast, activistische hedge funds
willen de waarde doen stijgen door de agency costs te verlagen, de hedge funds slagen erin
207 http://nl.wikipedia.org/wiki/Hedgefund
208W. KIM, W. KIM en K. KWON, “Value of shareholder activism: evidence from the switchers.”, KDI School
Working Paper Series 2007, 1-33. 209
E.P.M. VERMEULEN, “ Aandeelhoudersactivisme: een juridische puzzel?”, presentatie voor het tijdschrift voor privaatrecht, Gent.
88
meerwaarde te creëren en als men het succes samen neemt met het agency cost probleem, zal deze
activistisch aandeelhouder een permanente plaats krijgen in de bedrijfswereld.210 Het verschil met
gewone aandeelhouders is dat deze aandeelhouder ook een team van managers heeft die het
management van de vennootschap op de vingers gaat tikken als ze het fout doen en zeggen op welke
manier dat zij willen hoe de vennootschap haar beleid eruit ziet. De activistische managers gaan
rechtstreeks ingrijpen in het bestuur van de onderneming door bijvoorbeeld kritiek te leveren op het
business plan van de target onderneming. Ze gaan vaak het management van de target
vennootschap specifieke eisen gaan stellen om de waarde van de aandelen om hoog te krikken.
Hierdoor leven het management van de hedge funds vaak op gespannen voet met het management
van de target vennootschap. Afhankelijk van wat de reactie is van het target management kan het
zijn dat het hedge fund haar aandeel in de vennootschap gaat vergroten of naar bondgenoten
zoeken om zo haar bestuurobjectieven te verwezenlijken. Eens men zich heeft toegewijd aan
bepaalde ondernemingsacties, zal het hedge fund een krachtige drijfveer zijn voor de managers om
de waarde van de vennootschap op te drijven. Als bijvoorbeeld een vennootschap slecht wordt
beheerd of ondermaats presteert, dan kan het hedge fund haar kapitaal gaan gebruiken om nieuwe,
verschillende en potentieel effectiever strategieën op te leggen. Hedge fund activisme heeft de
laatste jaren al geleid tot een groot aantal fusies, bedrijfsherstructureringen, herziening van het
dividendenbeleid en de vervanging van onbekwame managers en bestuurders. Wel niet alle hedge
funds tussenkomsten zijn succesvol. Het slagen van de interventies hangt van verschillende factoren
af, zoals bijvoorbeeld de andere aandeelhouders te kunnen overtuigen. Een recente studie heeft
aangetoond dat activistische hedge funds gemiddeld 6,6% in de doelwitvennootschap bezitten.
Activistische hedge funds hebben een vaste tactiek ontwikkeld. Ze beginnen met een grote
participatie te nemen in de target vennootschap, daarna kondigen ze hun aandeel in de
vennootschap publiek aan, daarna bekritiseren ze de business strategie en bestuursbeleid van de
target, en daarna stellen ze aan het management van de target voor om acties te ondernemen die de
waarde van de aandelen doet stijgen. De kritiek kan er komen op verschillende wijzen en kan soms
heel erg grof zijn en waabrij de doelwitvennootschap maar moeilijk kan reageren.211 Onderzoeken
hebben aangetoond dat het hedge fund aanbevelingen zal geven aan de doelwitvennootschap om
acties te ondernemen die moeten leiden tot waardevermeerdering op korte termijn, en ze zullen
blijven investeren in de doelwitvennootschappen voor twee jaar of meer. Hieruit volgt dat de
210 J. McCAHERY en E.P.M. VERMEULEN, “Private Equity and Hedge Funds Activism: Explaining the Differences
in Regulatory Responses”, EBOLR 2008, (535) 549. 211
Bvb.: een openbrief aan de raad van bestuur, de publicatie van een herstructureringsplan, artikels in kranten, etc.
89
periode waarin een hedge fund in de target blijft gestegen is van gemiddeld één jaar naar gemiddeld
twee tot drie jaar.
Toch moet er op gewezen worden dat er verschillende uitkomsten zijn en dat de verzoeken van de
fondsen niet altijd positieve zaken voor de andere aandeelhouders opleveren, maar soms enkel
positief zijn voor het hedge fund. Dit gezegd zijnde, zijn activistische hedge funds normaal gezien wel
korte termijn investeerders, maar ze blijven in de vennootschap totdat ze hun voorop gestelde
doelen hebben verwezenlijkt. Het principe van de hedge funds blijft de focus op strategieën met
betrekking tot liquide effecten.212
§3. Sovereign Wealth Funds.
Sinds circa 2000 kennen de sovereign wealth fondsen (SWF) een groei en zijn ze meer en meer terug
te vinden op de kapitaalmarkten. Een sovereign wealth fund (of staatsfonds) is een beleggingsfonds
dat beheerd wordt door de overheid van een land en waardoor de overheid een grote zeggenschap
heeft in het beleggingsbeleid van dat fonds. Dit beleggingsfonds gaat de activa gaan beleggen in
buitenlandse ondernemingen. De middelen van het fonds zijn veelal afkomstig uit opbrengsten van
delfstoffen, maar ook wel belastingsinkomsten met de inwinning van delfstoffen of van
begrotingsoverschotten. Doordat de sovereign wealth fondsen bestaan uit vooral opbrengsten uit
delfstoffen zijn het dan ook meestal olie-exporterende landen die een sovereign wealth fund
hebben, maar de laatste jaren komen er ook meer en meer Aziatische sovereign wealth funds op de
markt. Er bestaan dus grofweg twee soorten SWF’s. De eerste soort betreft landen die beschikken
over aanzienlijke natuurlijke bronnen. In deze landen fungeert de SWF’s als een soort buffer voor de
overheid om de exportinkomsten te stabiliseren, aangezien de prijzen van delfstoffen erg kunnen
fluctueren. Een verwant motief bij deze soort is sparen voor toekomstige generaties, aangezien de
bronnen op termijn uitgeput kunnen raken, zo zouden toekomstige generaties niet meer van de
inkomsten kunnen genieten. De tweede soort bestaat uit landen die SWF’s hebben opgericht uit
hoofde van een explosieve groei van deviezenreserves. Het gaat hier dan vooral om opkomende
Aziatische economieën die door een strak geleide wisselkoers en stevige exportgroei enorme
reserves hebben opgebouwd bij hun centrale banken. Er is maar een klein deel van de reserves nodig
als buffer om eventuele belastingsproblemen aan te kunnen. Aangezien de reserves nooit zoveel
opbrengen dan de het geld in een SWF te stoppen heeft men dat voor een groot deel gedaan.213
212
J. McCAHERY en E.P.M. VERMEULEN, “Private Equity and Hedge Funds Activism: Explaining the Differences
in Regulatory Responses”, EBOLR 2008, (535) 553. 213
X, “Financiële stabiliteit: vormen Sovereign Wealth Funds een bedreiging?”, DNB 2007,(26) 26-27.
90
Een sovereign wealth fonds moet onderscheiden worden van de reservefondsen die door de centrale
banken van ieder land worden beheerd. Het doel van deze reservefondsen is de valuta van dat land
stabiel te houden en te gebruiken bij het monetaire beleid. Sovereign wealth funds hebben een
ander doel voor ogen, het fonds gaat duurzaam gaan beleggen en op lange termijn om daarna er
winst uit te halen, ze gaan geen gebruik maken van schuldhefboomwerking.
De financiële instrumenten waarin het sovereign wealth funds kan beleggen is zeer ruim gaande van
obligaties en aandelen tot onroerend goed. De beleggingsdoelstellingen kunnen wel verschillend zijn.
Enerzijds kan een sovereign wealth fund gericht zijn op een zoveel mogelijk rendement op de lange
termijn, zonder dat van verdere oogmerken sprake is. Anderzijds kan een sovereign wealth fund een
rol toebedeeld zijn bij het bevorderen van het algemene macro-economische belang van het
betreffende land, waarbij een onmiddellijk positief rendement van minder belang wordt geacht.214
Er is kritiek op de sovereign wealth funds omdat men vindt dat ze niet transparant genoeg zijn en dat
men de fondsen kan gebruiken voor politieke doeleinden, aangezien de sovereign wealth funds
zoveel kapitaal hebben vreest men voor een machtsmisbruik. Er zal steeds meer directe en indirecte
participaties komen door SWF’s en dit kan een bron worden van politieke spanningen. Deze
spanningen zouden kunnen negatieve gevolgen hebben voor de economie en het financiële systeem
als dergelijke spanningen uitmonden in financieel protectionisme. Er is reeds heel wat kritiek
gekomen van regeringsleiders vanuit zowel Europa als de VS, beide continenten vinden dat er meer
transparantieregels moeten komen voor sovereign wealth funds, het IMF zo daarin kunnen
bijdragen.215 Buiten Noorwegen is er bijna geen openheid over de activiteiten van de SWF’s.
Daardoor hebben de financiële markten weinig zicht op het gedrag en de doelen van de SWF’s,
hierdoor kunnen verkeerde verwachtingen ontstaan en leiden tot marktinefficiënties. Meer
transparantie is ook belangrijk voor de koersen, want geruchten kunnen een aandeel sterk doen
stijgen maar ook de dieperik insturen. Een andere zorg is dat de SWF’s hun beleggingsstrategie
kunnen omgooien en op die manier de kapitaalmarkten verstoren, maar dit risico is misschien wel
wat te voorbarig aangezien in het verleden zoiets nog nooit is gebeurd en de bij SWF’s er geen
kuddegedrag is vast te stellen, ze investeren op lange termijn.216
Sommige landen beschikken over instituties die de investeringen van SWF’s onder bepaalde
omstandigheden kunnen bepreken. In de VSA is er bijvoorbeeld de US Committee on Foreign
214
http://nl.wikipedia.org/wiki/Sovereign_wealth_fund 215
E.P.M., VERMEULEN, “ Aandeelhoudersactivisme: een juridische puzzel?”, presentatie voor het tijdschrift
voor privaatrecht, Gent. 216
X, “Financiële stabiliteit: vormen Sovereign Wealth Funds een bedreiging?”, DNB 2007, (26) 28-29.
91
Investment dat de president kan adviseren om buitenlandse directe investeringen tegen te houden
indien deze een bedreiging vormen voor de nationale veiligheid.217
De SWF’s kunnen ook positief zijn vanuit economisch perspectief, zolang de beslissingen worden
genomen vanuit rationeel economische overwegingen. Hierdoor ontstaat er een efficiënte allocatie
van mondiale besparingen en investeringen. Ook de landen waarin wordt geïnvesteerd kunnen hun
graantje meepikken, want door de investering kunnen de financieringskosten bijvoorbeeld worden
gereduceerd, en zo is er meer geld voor investeringen en productie. Deze zijn op hun beurt weer
goed voor de meer werkgelegenheid en een hogere economische groei.
Momenteel is de top drie van grootste sovereign wealth fondsen ter wereld:
1. Abu Dahbi Investment Authority, dit sovereign wealth fund ontstond in 1976 en had in 2007 een
kapitaal van $875 biljoen.
2. Goverment Pension Plan – Global is een sovereign wealt fund van Noorwegen, dit fonds ontstond
in 1990 en heeft een kapitaal van $320 biljoen.
3. Governement of Singapore Investment Corporation, het fonds werd in 1981 opgericht en heeft
een kapitaal van $215 biljoen.218
Er komen nog steeds sovereign wealth fondsen bij. In maart 2009 werd door Aabar Investments, een
dochter van het staatsinvesteringsfonds International Petroleum Investment Company van Abu
Dahbi, voor €1,95 miljard een belang van 9,1% in Daimler gekocht. Dit kan als voorbeeld gelden
waarom het Westen een zekere vrees kent voor de SWF omdat ze gaan investeren in nationale
bedrijven, zoals Daimler, en men niet goed weet wat hun bedoeling exact is.219
Afdeling 3: De regulering
De kredietcrisis heeft de activiteiten van de private equity en hedge funds doen vertragen en dit
resulteerde in een stijging van kritisch onderzoek van regelgevers, overheid en juristen. Er zijn
verschillende opties die kunnen gekozen worden gaande van zelfregulering tot directe regulering,
maar allemaal hebben ze hetzelfde doel en dat is het risiconiveau zo laag mogelijk houden. Er moet
zowel rekening gehouden worden met de verhouding investeerders – fonds, als de verhouding fonds
217 X, “Financiële stabiliteit: vormen Sovereign Wealth Funds een bedreiging?”, DNB 2007, (26) 27-28.
218 E.P.M. VERMEULEN, “ Aandeelhoudersactivisme: een juridische puzzel?”, presentatie voor het tijdschrift
voor privaatrecht, Gent. 219
http://nl.wikipedia.org/wiki/Sovereign_wealth_fund.
92
– portfolio companies. Wie en wat moet er worden gereguleerd? Op al deze vragen ga ik in deze
alfdeling een antwoord trachten te formuleren.
§1. Regulatie bij Private Equity
A. Zelfregulatie
In dit onderdeel verklaar ik de functie van soft-law en industrieële standaards speciaal ontworpen
voor private equity funds om de general partners en limited partners te helpen bij het overwinnen
van sommige problemen en onzekerheden die verbonden zijn aan private equity. De algemene vraag
die we stellen is of er verschillende richtlijnen moeten zijn voor de verschillende sectoren of men
best eerder kiest voor een algemene code?
Het antwoord op deze vraag kan worden gevonden in reeds bestaande practices, deze tonen aan dat
er onderscheid is tussen de verschillende richtlijnen voor private equity firms. Een voorbeeld van
deze soft-law is de European Venture Capital Association (EVCA) Corporate Governance Guidelines
for Management of Privately Held Companies dat werd gepubliceerd in 2005. De guidelines zijn
ontwikkeld samen met experten, de guidelines voorzien een aantal mogelijke maatregelen dat zich
focussen op het speculeren van de investeringsbeslissingen bij venture capital en private equity
funds, maar ook op de contractuele omstandigheden rond de investeringen. Deze corporate
governance aanbevelingen zijn extra bij de andere standaards en richtlijnen om in nog meer
transparantie te voorzien bij venture capital. Bijvoorbeeld de ontwikkeling van een systeem van
rapportering, rekening houdende met de jaarlijkse rapporten en financiële situatie van het venture
capital dat op de website van de onderneming verschijnt. De guidelines verzoeken een transparantie
van het fonds, waarbij het risico en de schulden, de objectieven en het beleid duidelijk worden
vermeld. Deze informatie moet op geregelde tijdstippen openbaar worden gemaakt.220
Op nationaal niveau zijn er ook industrieel gebaseerde guidelines verschenen. Als voorbeeld een
aparte code voor private equity funds die geïntroduceerd zijn door de Nederlandse Private Equity en
Venture Capital associatie in 2007. De code moedigde meer transparantie aan. Eerst was er de twijfel
of de equity firms de code wel zouden aanvaarden, maar de code is verplicht geworden voor alle
partijen die lid zijn van de associatie. Met de code wou de associatie meer professionalisme in de
private equity firms stoppen door het aanmoedigen van het aanvaarden van gestandaardiseerde
220
J. McCAHERY en E.P.M. VERMEULEN, “Private Equity and Hedge Funds Activism: Explaining the Differences
in Regulatory Responses”, EBOLR 2008, (535) 557.
93
praktijken, zoals fonds managers die de investeerders voorzien van duidelijk informatie over hun
plannen en investeerings beslissingen, en het verbeteren van het vertrouwen door rekening te
houden met de bedenkingen van andere belangengroepen.221
Bij buyouts verplicht de code het fonds om een plan met de transacties openbaar te maken binnen
de zes maanden. Als extra wordt er van buyout funds vereist dat ze zich schikken met de traditionele
corporate governance maatregelen met betrekking tot de internationale organisatie van de
onderneming, deze werden ontwikkeld om de relaties tussen de partijen te verbeteren, het
beperken van de potentiële agency problemen en het bevorderen van de ondernemingsprestaties.
Als derde moet de private equity firm respect hebben voor de andere aandeelhouders van de
portfolio onderneming, de code vereist bijvoorbeeld dat de aandeelhouders openbaar maken wat
hun beslissingsmacht is. En ten laatste om belangenconflicten tussen fonds managers en fonds
investeerders tegen te gaan moet de raad van bestuur van de private equity firm bekwame leden
hebben die onafhankelijk kunnen handelen. Om beter te kunnen werken is het noodzakelijk dat de
raad van bestuur alle informatie bezit over de investeerders en management overeenkomsten.
In 2007, werden gelijkaardige guidelines over openbaarheid en transparantie in the privat equity van
Groot-Britanië ingebracht door Sir David Walker’s werkgroep voor het British Venture Capital
Association (BVCA). De guidelines, die op basis van de comply or explain-rule moesten worden
geïmplementeerd, vereisten grotere openbaarheid bij de private equity firms en hun portfolio
companies. Deze comply-or-explain maatregelen bekleden drie grote onderwerpen. Ten eerste
voorzien de guidelines in transparantie vereisten voor de private equity firms. Ten tweede moeten
de general partners een jaarlijks overzicht publiceren, dat ook beschikbaar is op hun website, het
overzicht moet ook dienst doen als communicatie middel voor het beleid van de firm en de
bestuursstructuren van hun portfolio ondernemingen. Als laatste is er de vereiste dat de private
equity firms de BVCA, weliswaar op vertrouwelijke basis, voorzien van enkele belangrijke data over
het vorige jaar. De Walker Group verwacht dat het soft-law zal versterkt worden door de
controlerende rol die de BVCA nu speelt en er hierdoor voldoende incentives zijn voor de private
equity firms om de guidelines in acht te nemen.
Het voordeel van zelfregulerende maatregelen is de fexibiliteit en aanpassing aan de regels. De
private equity firms kunnen zich op die manier beter aanpassen aan hun eigen noden, maar zo ook
rekening houden de voorgestelde maatregelen.222
221 J. McCAHERY en E.P.M. VERMEULEN, “Private Equity and Hedge Funds Activism: Explaining the Differences
in Regulatory Responses”, EBOLR 2008, (535) 557.
94
B. Co-regulering
Het is een uitdaging om de juiste mix te vinden tussen soft-law en directe regulering die de fondsen
aanmoedigt om effectief zaken openbaar te maken en hun limited partners en de markt te
informeren over hun prestaties, hun investeringsstrategie, en de waardering van hun investeringen,
schulden en fees aan de managers.
Co-regulatie is een combinatie van wettelijke en niet-wettelijke regels, dit houdt het voordeel in van
de voorspelbaarheid en zekerheid van wetgeving samen met de flexibiliteit en aanvaarding van
zelfregulering.
In Groot-Britanië heeft de Treasury Select Committee aanbevolen dat de Walker Guidelines zouden
moeten worden geïmplementeerd, en dat er nog ruimte is om de guidelines uit te breiden voor het
vergemakkelijken van de portfolio management standaards (communicatie van bestuur naar de
aandeelhouders toe en manier van investeren in de portfolio ondernemingen), openbaarheid bij de
general partners (openbaarheid van de resultaten en waarderingsmethoden), en transparantie van
de structuur en de schulden. En de Treasury Select Committee bevestigde ook het extra
onafhankelijk toezicht op de ctoepassing van de code.223
Dit zal resulteren in een grotere consistentie van openbaarheid tussen de fondsen, waarbij niet enkel
de institutionele investeerders voordeel zullen bij hebben, maar ook ongetwijfeld het
vergemakkelijken voor de fondsen om geld in te zamelen bij de investeerders. Ook zullen enkele
praktijken van binnen de private equity firms worden beknot door het toezicht van de onafhankelijke
toezichtcommissie, denk maar aan belangenconflicten.
Er kan met een zekerheid worden gesteld dat zelfregulering en co-regulering effectiever werken dan
directe regulering, gezien de complexe en verschillende soorten activiteiten dat een private equity
fund uitvoert. Als men wil dat co-regulatie slaagt, dan gaat men moeten kijken om de incentives te
verhogen waardoor partijen zich gaan vasthouden aan de industriële standaards, want er zijn o.a.
222 J. McCAHERY en E.P.M. VERMEULEN, “Private Equity and Hedge Funds Activism: Explaining the Differences
in Regulatory Responses”, EBOLR 2008, (535) 559. 223
J. McCAHERY en E.P.M. VERMEULEN, “Private Equity and Hedge Funds Activism: Explaining the Differences
in Regulatory Responses”, EBOLR 2008, (535) 560.
95
bewijzen dat als men de co-regulering volgt men ook betere resultaten gaat bekomen op lange
termijn.224
C. Directe regulering
In dit stuk onderzoeken we de omstandigheden waarin directe regulering handig kan zijn als
supplement in de mix van contractuele en zelfregulering strategieën.225
1. Risco’s
Er zijn een paar risico’s verbonden aan de private equity buyouts waar het misschien wel het beste is
dat de wetgever deze materies regelt, aangezien dit voor de andere vormen van regulatie moeilijker
is. De Financial Services Authority’s van Groot- Brittannië hebben een analyse gemaakt van deze
risico’s en er ook een graad aan verbonden, gaande van een laag risico tot een hoog risico. Bij het
geven van de graad van risico hield de FSA rekening met twee zaken, de impact (de potentiële schade
die er kan zijn) en de kans (hoe waarschijnlijk is het dat zich voordoet).226 De studie van de FSA is
vooral van toepassing op LBO’s.
Één van de risico’s is dat ze veel te grote schulden hebben, leverage. Het risico is dat met de
financiële crisis, er een groot aantal ondernemingen hun schulden niet gaan kunnen afbetalen en dit
dan een grote impact zal hebben op de financiële markten. Het merkwaardige hiervan is dat de
banken en andere kredietverleners worden blootgesteld aan ongelofelijk hoge schulden en dit een
nadelig effect kan hebben op de balans van die banken. Wat typisch is voor LBO’s is dat door de
grote schulden die ze heeft afgeschoven op de doelwitvennootschap, die doelwitvennootschap erg
gevoelig is voor wat de interestvoet doet.
Een andere probleem gaat over de onduidelijkheid van wie nu juist het economische risico draagt.
Zowel private equity als hedge funds steunen op complexe financiële transacties en andere
risicotransfers, al deze transacties kunnen zorgen voor verergering van de bestaande structurele
zwakheden en leiden tot onduidelijkheid over wie het economische risico draagt. Volgens een studie
van Financial Services Authority (FSA) blijkt dat de hoge schulden en de onduidelijkheid over de
224
J., McCAHERY and E.P.M., VERMEULEN, “Private Equity and Hedge Funds Activism: Explaining the
Differences in Regulatory Responses”, EBOLR 2008, (535) 561. 225
Contractueel: de limited liability agreement. 226
E. FERRAN, “Regulation of Private Equity – Backed Leveraged Buyout Activity in Europe.”, Law Working
Paper 2007, 84.
96
economische eigendom ervoor zorgen dat er geen positieve voorspellingen zijn voor de economie en
deze risico’s kunnen gecatalogeerd worden als middelmatig tot hoog risico.
Een derde probleem is dat aangezien de private equiy firm handelt in alle geheimhouding, er
problemen kunnen ontstaan t.o.v. zogenaamde belangenconflicten tussen de managers van het
private equity fund en de investeerders. Het is bijvoorbeeld mogelijk dat de managers deelnemen
aan transacties waarin het private equity fund ook reeds aan deelneemt, men is bang dat de
managers de grootste winstbronnen zullen binnenrijven voor henzelf op de kosten van de andere
investeerders. Een andere voorbeeld is dat een private equity firm verschillende managers heeft die
ze willen gebruiken in de portfolio companies om zoveel mogelijk winst te generen, maar er kan een
potentieel belangenconflict ontstaan als een manager van de ene portfolio company wordt
getransfereerd naar een andere portfolio company.227 Het is zelf zo dat de managers kunnen
beschuldigd worden van belangenconflict, omdat ze als bestuurder van een doelwitvennootschap
handelen, terwijl deze vennootschap in handen is van de private equity firm. Voor de FSA hebben
belangenconflicten een hoog risico.
Het risico van markt misbruik dat kan voorkomen in de context van buyout transacties, is ook een
probleem waar de wetgever moet trachten een oplossing op te vinden. Veel aandacht wordt er
gegeven aan de mogelijkheid dat interne informatie openbaar wordt gemaakt en zo een negatieve
effect heeft op de investeerders. Markt misbruik heeft voor de FSA een hoog risico.
In de studie van de FSA zijn er ook lage en middelgrote risico’s, zoals bijvoorbeeld een verlaging van
de gehele kapitaalmarkt efficiëntie, moeilijkheden voor toegang tot de markt etc.
We moeten vaststellen dat de strenge regelgeving tot nu toe niet op de private equity van toepassing
is, de private equity heeft tot nu toe van strenge regelgeving gespaard kunnen blijven, o.w.v. drie
redenen. Als eerste omdat de private equity wordt geclassificeerd als een alternatieve investering
waarin de fondsen wel moeten voldoen aan dezelfde vennootschaps-, belastings- en
bestuursvereisten als die van alle vennootschappen. Als tweede kan worden gewezen op het feit dat
private equity normaal niet betrokken zijn bij het uitgeven van effecten en schulden op de publieke
markt, hierdoor zijn ze grotendeels vrij van wettelijk toezicht. En als derde gaan de meeste firm
managers gaan contracteren met klanten die zelf erg veel weten over hun rechten en plichten en dit
227 E. FERRAN, “Regulation of Private Equity – Backed Leveraged Buyout Activity in Europe.”, Law Working
Paper 2007, 84.
97
dan ook perfect contractueel kunnen vastleggen waardoor er geen wetgeving moet tussen komen.
om al deze redenen blijven de private equiy firms voor groot deel buiten de bestaande wetgeving.228
2. De wettelijke hulpmiddelen
Er is de tweede richtlijn gekomen, en in artikel 23 van die tweede richtlijn staat dat publieke
vennootschappen niet mogen helpen bij de financiering die als doel heeft aandelen te verwerven van
die vennootschap.229 Dit lijkt voor LBO’s een doorn in het oog, want dit is juist hun manier van
werken, maar ENRIQUES zegt dat dit artikel toch niet zo een grote impact kan hebben, aangezien de
cijfers niet dalen.230 Ook voor MBO’s is dit hinderlijk, zoals men weet is een MBO de verrichting
waarbij het management de aandelen koopt van de vroegere eigenaars, bv. De familie, om aldus de
zaak verder te zetten. Meestal gaan de managers daarvoor ontlenen, de bank zal dan zekerheden
vragen, doch de vennootschap mag deze niet verlenen. Vandaar dat er allerlei
ontwijkingmechanismen worden uitgedacht. Deze zijn niet veilig, temeer nu de bepaling
strafrechtelijk wordt gesanctioneerd.231
Er zijn ook vier verschillende wettelijke hulpmiddelen die we kunnen gebruiken in de problemen met
de deelnemers en de transacties in de private equity markt.232
2.1. Het verbeteren van de openbaarheid en fondsrapportering
Gezien de structuur van de private equity firms, kan openbaarheid van financiële en operationele
informatie, waaronder ook de waardering van hun investeringen in de jaarrekeningen, vele
voordelen verlenen aan de investeerders en kan het ook zorgen dat de misbruiken van de managers
worden beknot.
2.2. Verbeteren van de markttoegang en het beperken van buitenlandse investeringen
Onderzoek heeft aangetoond dat de kwaliteit van wetgeving een belangrijke factor speelt in het
verzamelen van geld in het fonds.233 Door het feit dat sommige markten worden gekarakteriseerd
228 J. McCAHERY en E.P.M. VERMEULEN, “Private Equity and Hedge Funds Activism: Explaining the Differences
in Regulatory Responses”, EBOLR 2008, (535) 561-564. 229
Art. 629 W. Venn. 230
E. FERRAN, “Regulation of Private Equity – Backed Leveraged Buyout Activity in Europe.”, Law Working
Paper 2007, 84. 231
H. DE WULF, Handboek Vennootschaps- en Vereningingsrecht, losbladig, 142. 232
E.P.M. VERMEULEN, “ Aandeelhoudersactivisme: een juridische puzzel?”, presentatie voor het tijdschrift
voor privaatrecht, Gent.
98
door een klein aantal dominerende ondernemingen die de toegang tot die markt beperken, en dit
vooral in het nadeel van de kleine investeerders, is het nodig dat de wetgever de markten meer
openzet en er zo meer competitie kan zijn. Een grote publiek markt is nodig. Maar de regulering
moet ook zorgen voor beperkingen van buitenlandse investeringen, aangezien het nationale karkater
van de vennootschap dan verloren gaat.
2.3. Bestuur en investeerders beschermen
Slecht bestuur heeft geleid dat de reguleerders een verbod instelden voor interne handel en
marktmanipulatie. Niet alleen de markt had eronder te lijden maar ook de investeerders die veel geld
verloren en hierdoor hun vertrouwen verloren in de markten. Het beste middel om
marktmanipulatie en slecht bestuur tegen te gaan is de bestaande mix van effecten regulering.
Voordeel hiervan is gezien het aantal betrokken partijen en de complexiteit van de transacties dat ze
onder toezicht staan van één centraal orgaan.
2.4. Belastingen
Een goed belastingsregime is een belangrijke factor voor een goede ontwikkeling van het private
equity milieu. Daarom is het belangrijk om geen onaantrekkelijke belastingsmaatregelen te nemen
voor zowel de investeerders als de managers, want dit zal zeker leiden tot extra druk op de private
equity markt.234
§2. Regulering bij hedge funds
Gezien de impressionante groei van hedge funds die door hun activistische gedrag meer gewicht in
de schaal leggen en zo macht in de onderneming terug naar de aandeelhouders brengen, weliswaar
enkel naar het hegde fund, hebben de wetgevers de laatste jaren enkele verschillende mechanismen
in het leven geroepen om te voorkomen dat de activistische aandeelhouders een significante invloed
zouden hebben op de ondernemingsbeslissingen. De meeste restricties op aandeelhoudersmacht
zijn: regels van transparantie en openbaarheid in verband met grote holdings, regels over de
aandeelhoudersstemmen en communicatie en speciale dividenden voor aandeelhouders die voor
een lange termijn in de vennootschap blijven. De regels worden gesteund door de gedachte dat
stijgende aandeelhoudersmacht waarschijnlijk zal leiden tot veranderingen in de oriëntatie van de
233
Studie van Lerner en Schoar in 2005. 234 J. McCAHERY en E.P.M. VERMEULEN, “Private Equity and Hedge Funds Activism: Explaining the Differences
in Regulatory Responses”, EBOLR 2008, (535) 555-565.
99
onderneming waarbij één groep aandeelhouders wel zal bij varen en dit op kosten van de andere
aandeelhouders die voor een lange termijn investeren in de onderneming.
Vele wetten over effecten en overnames werden ontworpen om de aandeelhouders te beschermen
tegen opportunistisch handelen van de managers en controleren aandeelhouders. De acting-in-
concert wet heeft als doel het verkrijgen van informatie over aandeelhouders die een substantieel
deel van de aandelen hebben verworven in de onderneming en dit op een korte periode, en dit kan
leiden tot een verandering in controle over de vennootschap. De verplichte openbaarheidregel laat
de aandeelhouders toe, om binnen een korte periode en mogelijk slecht geïnformeerd een beslissing
te nemen of ze hun aandelen al of niet afstaan, om hun mening te uiten over het aanbod en dit op
een informele manier. Een voorbeeld hiervan is in de VSA de “13-D filings” dit is als een persoon of
groep 5% of meer verkrijgt van een publieke onderneming. Aangezien hedge funds de aandelen
bezitten, maar niet de eigenaar van zijn vallen ze niet onder 13D, maar 13G, daarom hoeven zij dat
niet openbaar te maken.235 Ook al is deze wetgeving van het beginpunt eigenlijk ontwikkeld als
bescherming voor de aandeelhouders in de doelwitvennootschap, toch kan men ervan uitgaan dat
het management van de doelwitvennootschap ook voordeel haalt uit de vroege kennis van
informatie.236
In de bescherming tegen hedge funds kan men ook de keuze maken tussen zelfregulering en directe
regulering. Er zijn landen die opteren voor eerder zelfregulering en er zijn landen die opteren voor
directe regulering.
In Groot-Brittannië heeft men gekozen voor zelfregulering. Daar was er de Hedge Fund Working
Group.237 Deze groep heeft verschillende aanbevelingen gedaan en in een code gegoten. Deze code
valt terug onder de comply-or-explain rule. Het doel is een stijging van transparantie, en dit via
openbaarheid van de holdings van complexe effecten, waarderingsmethoden en een beleid over hoe
er wordt omgegaan met belangenconflicten tussen de investeerders en de managers. Ook zijn er de
principes voor aandeelhouders gedrag en activisme, deze principes bestaan uit drie delen.
Openbaarheid over de ‘derivate’ posities, beleid over het stemmen bij volmacht en aandelen zouden
235
H.T.C. HU en B.S. BLACK, “The new vote buying: empty voting and hidden (morphable) ownership.”, 79
Southern California Law Review 2006, (811) 867-871. 236
J. McCAHERY en E.P.M. VERMEULEN, “Private Equity and Hedge Funds Activism: Explaining the Differences
in Regulatory Responses”, EBOLR 2008, (535) 567-568. 237
www.hfwg.co.uk
100
niet mogen worden geleend om er mee te kunnen gaan stemmen, want zo bekomt men empty
voting.238
In Nederland is er dan bijvoorbeeld wel directe regulering. De Wet op het Financieel Toezicht (Wft)
bevat in artikel 5:38 de verplichting voor entiteiten met grote holdings in beursgenoteerde
ondernemingen om de Autoriteit Financiële Markten (AFM) en de onderneming zelf op de hoogte te
stellen van de grote holdings. De sancties als ze dat niet doen zijn: niet geldig verklaren van de
besluiten die genomen werden op de algemene vergadering, en die niet zouden zijn aangenomen
geweest als de holding niet mee had gestemd. De holding wordt ook voor drie jaar geschorst om nog
te stemmen.239 Er werd ook nog een andere regel ingevoerd, als een manager verschillende fondsen
runt en die fondsen allemaal in dezelfde vennootschap investeren, dan moeten alle stemmen die de
fondsen hebben samen worden geteld en moet de manager dit aangeven. Hierdoor gaan de fondsen
de ondernemingen niet meer kunnen verrassen door plots uit het niets allemaal samen te spannen
en zo bijvoorbeeld de vennootschap te verkopen, zoiets was wel voorgevallen bij Storck. Door de
implementatie van de Overname richtlijn werd er een nieuw aspect toegevoegd aan het handelen in
onderling overleg, zoals het invoeren van een verplicht bod (mandatory bid rule) en een definitie van
acting-in-concert.240 Integenstelling tot wat men zou vermoeden is niet de AFM bevoegd om te kijken
over er een verplicht bod moet komen of niet, maar is de Kamer van Koophandel in Amsterdam
bevoegd.241
§3. Regulering bij de sovereign wealth funds
In het deel over sovereign wealth funds hierboven hebben we het reeds gehad over de voor- en de
nadelen van zo een sovereign wealth fund en de vraag naar regulering in het Westen. In de VSA heeft
men al de US Committee on Foreign Investment , maar ook in Europa pleit men voor regulering ten
aanzien van SWF’s, met name door regels op te stellen ten aanzien van de sectoren waarin ze mogen
investeren en de wijze waarop ze dat moeten doen.242 Men eist vooral meer transparantie, want op
Noorwegen na is er maar weinig tot geen transparantie in de SWF’s. de bescherming tegen de SWF’s
is nog onder constructie, maar er zijn landen en auteurs die het toelaten en er zijn er die het
verbieden.
238 E.P.M. VERMEULEN, “ Aandeelhoudersactivisme: een juridische puzzel?”, presentatie voor het tijdschrift
voor privaatrecht, Gent. 239
Art. 5:52 Wft. 240
Art. 1:1 en 5:70 Wft. 241
J. McCAHERY en E.P.M. VERMEULEN, “Private Equity and Hedge Funds Activism: Explaining the Differences
in Regulatory Responses”, EBOLR 2008, (535) 571-573. 242
X, “Financiële stabiliteit: vormen Sovereign Wealth Funds een bedreiging?”, DNB 2007, (26) 27-28.
101
Hier enkele voorbeelden.
GILSON en MILHAUPT vinden dat investeringen door buitenlandse overheden moeten worden
toegestaan, maar die aandelen hun stemrecht dan moeten verliezen.
Canada houdt het op een “ National Security Check”.
Spanje vindt dat investeringen van buitenlandse overheden moet worden toelaten, maar dat die wel
moeten worden gelimiteerd. Duitsland denkt eraan om een speciale commissie in het leven te
roepen om de toelaatbaarheid van investeringen door buitenlandse overheden te bepalen.
In Mexico zijn investeringen door buitenlandse overheden en door de staat beheerde
ondernemingen verboden in bepaalde sectoren.
In IJsland is het voor buitenlandse overheden verboden te investeren, tenzij ze een speciale toelating
verkrijgen.243
Afdeling 3: De conclusie bij dit hoofdstuk.
Terwijl institutionele investeerders reeds geruime tijd dominant zijn op de kapitaalmarkten, is het
pas sinds enkele jaren dat ze een grote invloed gaan uitoefenen op de handelingen van de raad van
bestuur en het van management.
Er wordt verwacht dat in rechtsgebieden waar er een trend is naar meer private equity deals en
multipartijen transacties, de nationale wetgevers onder druk zullen komen te staan. Het is denkbaar
dat er een mix komt van hervormingen die zich op verschillende zaken gaan toeleggen, zoals
strengere openbaarmaking vereisten voor private equity funds en general partners, een verbetering
van de corporate governance en beschermingsmaatregelen voor de aandeelhouders, en als laatste
een andere benadering in waardering en belastingen. Ook al wint de soft-law in belang dan nog gaat
de soft –law vaak niet aanvaardbaar zijn o.w.v. politieke en economische redenen.
Voor hedge funds hebben we gezien dat de laatste jaren de regelgevers meer en meer regels hebben
uitgevaardigd om te voorkomen dat activistische aandeelhouders een significante invloed zouden
hebben op de beslissingen van de onderneming. Deze beslissingen zouden enkel positief zijn voor de
activistische aandeelhouders en enkel op korte termijn tot een positief resultaat leiden. Deze
beslissingen zouden dan worden genomen op kosten van de lange termijn aandeelhouders. De regels
eisen vooral meer openbaarheid van de fondsen, dit is zowel positief voor de aandeelhouders van de
243
E.P.M. VERMEULEN, “ Aandeelhoudersactivisme: een juridische puzzel?”, presentatie voor het tijdschrift
voor privaatrecht, Gent.
102
doelwitvennootschap als voor de managers van die vennootschap. De regels hebben het voordeel
dat ze obstakels vormen voor handelingen in onderling overleg, maar dat ze toch niet kunnen
voorkomen dat de activistische aandeelhouders acties kunnen ondernemen tegen de
doelwitvennootschap.
Voor de sovereign wealth funds is men er nog steeds niet uit, er zijn landen tegen en er zijn landen
voor. Het valt af te wachten voor wat er in de toekomst zal gebeuren, tevens zullen dan de ware
doelstellingen van de SWF’s naar het oppervlakte zijn gekomen.
Er is meer empirisch onderzoek nodig: Wat vinden de ondernemingen nu zelf van de nieuwe soort
investeerders? De optimale mix in de regulering zou zijn voor mij een mix van contractuele
overeenkomsten, zelfregulering en co-regulering. Er is geen enkele regulering op zich voldoende
sterk voor de nieuwe activistische aandeelhouders. het is de bedoeling dat we uit elk deel het goede
halen en dat samen brengen in een optimale mix. Bij het contractuele is dat bijvoorbeeld dat er
minimale interventie is door rechters, terwijl zelfregulering flexibel is en aanpasbaar in een snel
veranderende industrie. En bij co-regulering is één van de voordelen bijvoorbeeld dat het door de
overheid wordt gecontroleerd.
103
Algemeen besluit
In deze masterproef heb ik uit de vier hoofdstukken die werden onderzocht, telkens een klein besluit
kunnen trekken die me hebben geholpen bij het vinden van een antwoord op mijn onderzoeksvraag:
“Is de aandeelhouder de dag van vandaag voldoende beschermd?”.
In het eerste hoofdstuk kon ik vaststellen dat de macht van de aandeelhouder in de loop der jaren
significant is geslonken en dat het nu de managers zijn die de controle over de vennootschap
hebben, en niet meer de eigenaars zoals het oorspronkelijk was. Door de grote verspreiding van de
aandelen gaan er zich geen grote aandeelhoudersblokken meer kunnen vormen, hierdoor zijn het de
managers die de controle hebben over de onderneming en gaan de managers maar weinig toezicht
ondervinden van de aandeelhouders.
Aangezien de vennootschap nu over het algemeen onder controle staat van de managers, zou men
gaan vermoeden dat het aantal aanwezige aandelen op de algemene vergadering maar flauw zal
zijn, maar hoofdstuk tweede toonde aan dat er toch gemiddeld meer dan de helft van de aandelen
vertegenwoordigt zijn op de algemene vergadering. Wel moet er worden vastgesteld dat ook na vele
pogingen van de wetgever om meer aandeelhouders naar de algemene vergadering te lokken het
aantal aandeelhouders op de algemene vergadering maar licht is gestegen.
Ik kwam tot de conclusie in hoofdstuk drie dat regelgevers de laatste decennia er alles aandoen om
het tij te keren en regels uitvaardigen om de aandeelhouders warm te maken om te gaan
stemmenen op de algemene vergadering, de regelgevers doen dit via verschilldende manieren
gaande van meer informatie tot het vergemakkelijken om een volmacht geven. De bedoeling is om
zo de aandeelhouders hun macht terug te geven i.p.v. alle macht bij de managers te laten, die dan
doen met de vennootschap wat ze willen zonder dat ze er eigenaar van zijn en er enige controle op
hen wordt uitgeoefend.
Er zijn een nieuwe soort aandeelhouders op de markt, die zich erg actief en soms zelf aggressief gaat
gedragen. Deze aandeelhouders hebben wel veel macht/invloed, maar deze macht gebruiken ze
enkel voor hun eigen voordeel, wat de andere aandeelhouders hun lot is laat hen koud, het enige
wat ze willen is winst en dat ten koste van alles. Deze nieuwe aandeelhouders zijn weliswaar niet
alleen kommer en kwel, maar de juiste balans moet nog worden gezocht. De regelgevers zelf weten
ook niet goed hoe ze moeten reageren op de komst van deze activistische aandeelhouders. Er zijn
104
verschillende mogelijkheden en afhankelijk van regelgever tot regelgever reageert men met andere
maatregelen.
Als ik aan het begin van mijn masterproef had gedacht om na de verschillende studie’s een sluitend
antwoord te vinden op mijn onderzoeksvraag dan kwam ik na mij onderzoek bedrogen uit, aangezien
er voor mij geen sluitend antwoord bestaat op mijn onderzoeksvraag, voor mij is het niet antwoord
zwart of wit. Het economisch-juridische landschap veranderd zo snel, en zeker de dag van vandaag,
dat de regels om de aandeelhouder te beschermen erg dynamisch en flexibel moeten zijn om zo het
beste aangepast te zijn aan de veranderende situaties.
Aangezien we zijn geëvolueerd naar een management control, waar de aandeelhouder zo goed als
niks meer hebben te zeggen heeft de wetgever ingegrepen door meer en meer regels uit te
vaardigen die de aandeelhouder meer macht moeten geven, dit doet de regelgever niet door de
aandeelhouders rechtstreeks meer macht toe te kennen, maar hij dit doet door terug naar de bron te
gaan, de aandeelhouders vergadering, en dit door de aandeelhouder via nieuwe regels te gaan
stimuleren om te komen stemmen en zo op te komen tegen de managers die boven het hoofd van
de kleine aandeelhouder alles beslissen. Sinds de laatste twee decennia heeft de regelgever via
allerlei verschillende regels gaande van richtlijnen tot soft-law, getracht om de aandeelhouder meer
rechten te geven. Maar naar mijn mening heeft de aandeelhouder wel genoeg rechten de dag van
vandaag, maar niet genoeg macht om ze ook af te kunnen dwingen. Het is het management en de
grote aandeelhouders die alle belangrijke knopen gaan doorhakken in een vennootschap, de kleine
aandeelhouder mag dan nog naar de algemene vergadering gaan en daar zijn stem uitbrengen, toch
zal dit weinig invloed hebben op de beslissing. Daarom vind ik persoonlijk dat er extra regels moeten
komen voor de kleine aandeelhouders, niet om ze meer rechten te geven maar meer macht. De
kleine aandeelhouders moeten de mogelijkheid hebben om tegen een beslissing die nadelig is voor
hen te kunnen optreden, hierbij is de minderheidsvordering niet voldoen daar die te veel gebreken
vertoond. De aandeelhouder heeft wel een heleboel rechten, maar er moet een betere manier
worden gevonden om die te kunnen afdwingen.
Met de komst van de nieuwe activistische aandeelhouders, die als doel hebben om zoveel mogelijk
winst te maken op een korte periode, is het aan de regelgever om ervoor te zorgen dat de
minderheidsaandeelhouders een goeie bescherming genieten. De regelgever moet ervoor zorgen dat
er een gezond evenwicht onstaat tussen de bescherming van de kleine aandeelhouders in een
doelwitvennootschap en er nog voldoende incentives zijn voor de activistische aandeelhouders om
toch te blijven investeren en de ondernemingen waarin ze investeren opnieuw rendabel te maken.
105
De regels moeten het goede van deze activistische aandeelhouders distileren en samenbrengen met
een voldoende bescherming voor de andere aandeelhouders.
Er nood aan een goede mix tussen contractuele regulering, zelfregulering en co-regulering. Alleen zo
kan men beide partijen tevreden stellen en blijven de regels flexibel voor het constant veranderende
economisch-juridische landschap.
106
Bibliografie:
BAUMS, T., en E., WYMEERSCH, Shareholder voting rights and practices in Europe and the United
States, Dordrecht, Kluwer International, 1999.
BAYNE, D., The philosophy of corporate control, Chicago, Loyola university press, 1986, 414p.
BEBCHUK, L.A., “The Myth of the Shareholder Franchise”, Virginia Law Review 2007, 675-732.
BERLE, A. en G. MEANS, The modern corporation and private property, New York, The Macmillan Press, 1932.
BRAECKMANS, H., “Nieuwe regelen voor aandeelhouders en bestuurders: belangenconflicten, minderheidsvordering, nieuwe regelen bij houden van algemene vergadering,
deskundigenonderzoek”, Het gewijzigde Vennootschapsrecht 1991, H., BRAECKMANS en E. WYMEERSCH (eds.), Antwerpen, Maklu, 1992, 325-371.
BRAV, A., W., JIANG, F., PARTNOY en R., THOMAS, “Hedge Fund Activism, Corporate Governance, and Firm Performance”, Journal of Finance 2008, 1129-1175.
BYTTEBIER, K., P., PIU, en S., ROELAND, Corporate Governance: eigendom, bestuur en controle van
de vennootschap, Antwerpen, Maklu, 2003, nr. 217-219.
DE WULF, H., Handboek Vennootschaps- en Vereningingsrecht, losbladig, 155p.
FERRAN, E., “Regulation of Private Equity – Backed Leveraged Buyout Activity in Europe.”, Law
Working Paper 2007, 84.
HARRIS, L., The shareholder right to campaign, working paper 2008, 59p.
HERMAN, E., Corporate control, corporate power, New York, Cambridge university press, 1981, 432p.
HU, H.T.C. en B.S., BLACK, “The new vote buying: empty voting and hidden (morphable) ownership.”, 79 Southern California Law Review 2006, 811-908p.
KAHAN, M., “The Limited Significance of Norms of Corporate Governance”, University of
Pennsylvania Law Review 2001, 1881-1900.
KIM, W., KIM, W. en KWON, K., “Value of shareholder activism: evidence from the switchers.”, KDI
School Working Paper Series no. 08-09, 2007.
LIEVENS, J., “De wettelijke bescherming van de minderheidsaandeelhouder.”, TRV bijzonder nummer 1988, I – 14.
LIEVENS, J., “ De jaarlijkse algemene vergadering”, in Algemene vergadering van vennootschappen,
ESHAL-FHS-Seminarie, 17 maart 1989, 25-27
107
McCAHERY, J., en VERMEULEN, E.P.M., “Private Equity and Hedge Funds Activism: Explaining the Differences in Regulatory Responses”, EBOLR 2008, 535-578.
PINTO, A., “The European Union’s shareholder voting rights directive from an American perspective: some comparisons and observations”, Brooklyn Law School Legal Studies research papers 2008, nr. 117, 35.
THOMPSON, R., The Limits of Hedge Fund Activism, Working paper beschikbaar op: http://works.bepress.com/robert_thompson.
TYTECA, J., “ Aandelen zonder stemrecht en winstbewijzen- Converteerbare obligaties en warrants”, in N.V. en B.V.B.A. na de Wet van 18 juli 1991, 111, nr. 28
VAN DEN HOEK, P., ‘ De functie van de algemene vergadering’, in Instituut voor Ondernemingsrecht, ed., Corporate Governance voor Juristen, Deventer, Kluwer, 1998, 1p.
VAN DER ELST, C., Aandeelhouderschap van beursgenoteerde vennootschappen; economische-
juridische analyse, Gent, Larcier, 2001, 397p.
VAN DER ELST, C., “ Attendance of Shareholders and the impact of regulatory Corporate Governance Reforms: An Empirical Assessement of the situation in Belgium.”, EBOLR 2004, 471-510.
VAN WATERSCHOOT, J., “Corporate Governance: de aandeelhouders achter de beursgenoteerde bedrijven”, Tijdschrift voor Bank- en Financiewezen 1997, 429-434.
WYCKAERT, M., Kapitaal in N.V.en B.V.B.A., vermogens- en kapitaalvorming door inbreng-rechten en
plichetn van vennoten , Kalmthout, Biblo, 1995, 803p.
VERMEULEN, E.P.M., “ Aandeelhoudersactivisme: een juridische puzzel?”, presentatie voor het tijdschrift voor privaatrecht, Gent.
WRIGHT, M., “Leveraged buyouts in the UK and Continental Europe: Retrospect and Prospect.”, Finance Working Paper 2006, 126.
WYMEERSCH, E., en VAN DER ELST, C., “De werking van de algemene vergadering in de Belgische beursgenoteerde vennootschappen: Een empirisch onderzoek.”, TBH 1997, 72-92.
X, “Financiële stabiliteit: vormen Sovereign Wealth Funds een bedreiging?”, DNB 2007, 26-29.
108