HELDERSE VERENIGING VOOR SOCIALE GESCHIEDENIS · Het logo van de Morgen: Voor gebruikmaking van het...
Transcript of HELDERSE VERENIGING VOOR SOCIALE GESCHIEDENIS · Het logo van de Morgen: Voor gebruikmaking van het...
1
Bestu
Voorzitter:
W.F.H. v.d. Paard 0223-614023
Secretaris:
J.G. Kikkert 0223-612426
Noordzeestraat 3 Den Helder
Penningmeester:
H. v.d. Blom 0223-615541
2e Penningmeester:
C. Dalenberg 0223-641945
Bestuurslid: vacant
Redactie de Morgen:
Freek Bellinga 0223-618270
Dick Muller 0223-613249
Bert Heuvelman 0223-618470 (eindred.)
Webeditor:
H .Boerekamps 0223-669499
Internet: Natuurlijk is de HVSG ook via internet
bereikbaar. Onze website www.hvsg.net.
INHOUD DE MORGEN-MAART 2018
Pag.2 : Voorwoord - voorzitter
Pag.4 : Helders Jongeren Parlement (2)
Pag.7 : Geschiedenis Helderse Brandweer (2)
Pag.10: De kerk in het midden
Pag.13: Geschiedenis Odd Fellows
Contributie: het lidmaatschap van de H VSG
Contributie bedraagt minimaal € 12,50 per jaar. Voor elk volgend lid, woonachtig op het adres van een al ingeschreven lid, geldt een minimum contributie van € 2,50.
Verenigingsorgaan “De Morgen” verschijnt eens per 3 maanden en is bij de Koninklijke Bibliotheek geregistreerd onder Internationaal Standard Serial Number (ISSN) 1572-7378.
Het logo van de Morgen: Voor gebruikmaking
van het logo, zoals dat sinds medio 1993 wordt
gevoerd, is toestemming verkregen van de
Brusselse hoofdredactie van het Vlaamse
dagblad “De Morgen”.
Losse nummers à € 3,50. Eerder verschenen
nummers kunnen worden besteld door
overmaking van € 3,50. per gewenst exemplaar
op postrekening NL63 INGB 0000 700681 t.n.v.
HVSG, te Den Helder o.v.v. het/ de betreffende
nummer(s).
Aanmoedigingen, op- aanmerkingen en/of
klachten over De Morgen gaarne naar
[email protected] Inleveren kopij voor
“De Morgen”. Uw bijdrage dient samen met
ingescande foto’s/tekeningen op schijf, USB-
stick of via de E-mail aangeleverd te worden bij
de redacteur.
Inleverdata: Voor de 15e van de 2e, 5e, 8e, 11e
maand. Publicatie hoeft niet te betekenen dat
de daarin vermelde meningen het inzicht van de
redactie of van de vereniging weergeven.
Auteurs dragen de verantwoording voor de
inhoud van hun bijdragen. De redactie behoudt
zich het recht voor om ingezonden artikelen in
te korten of niet te plaatsen.
HELDERSE VERENIGING VOOR SOCIALE GESCHIEDENIS
Opgericht op 30 december 1991 en ingeschreven bij de Kamer Voor Koophandel voor Hollands
Noorderkwartier d.d. 22 september 1993, onder dossiernummer V 637339.
2
VOORWOORD
Loodsen naast de Opper Bouwmeester des
Heelals
Begraafplaatsen hebben een blijvende
betekenis voor ons, ook al krijgt cremeren meer
en meer de voorkeur. De een moet niets
hebben van begraafplaatsen, voor de ander is
het een plek van stilte, van rust, van bezinning.
Zelf bezoek ik om die reden regelmatig
Begraafplaats in Noorwegen
begraafplaatsen. Overigens zijn mensen niet in
twee groepen in te delen van’ voor’ of ‘tegen’
begraafplaatsen. Die voorkeur kan ook nog eens
per persoon gaan verschuiven. Als kind vind ik
begraafplaatsen eng, angstaanjagend. Het leven
leert ons om te gaan met sterven, en dus ook
met begraven of cremeren. Het min of meer
vertrouwd raken met de dood, brengt
begraafplaaten dichterbij.
Begraafplaats in Vlaanderen
Joodse begraafplaats Praag
Tijdens vakanties sla ik zelden een bezoek aan
een begraafplaats in binnen- of buitenland over.
Heel bekend is Père-Lachaise in Parijs, met
graven van Frédéric Chopin, Oscar Wilde, en
vele anderen. Op de begraafplaats in Havanna
trek je langs de geschiedenis van Cuba. De
naamgever van onze baco, onze Cuba libre,
meneer Emilio Bacardi, is daar prominent
aanwezig. Er zijn duizenden begraafplaatsen op
de wereld. De geschiedenis en de cultuur van
een land zie je daarin terug. Hoe zuidelijker, hoe
‘uitbundiger’. De sobere begraafplaatsen in
Scandinavië, de rijk gebeeldhouwde
grafmonumenten in zuidelijke landen, en de in-
betweens in Vlaanderen getuigen daarvan.
Indrukwekkend is de oude Joodse begraafplaats
in Praag. Ook de Algemene Begraafplaats te
Huisduinen is een historische plek.
Zoals u weet, is het motto van onze Helderse
Vereniging voor Sociale Geschiedenis: de
geschiedenis moet op straat liggen. Daarmee
bedoelen wij, dat iedereen de geschiedenis,
figuurlijk, moet kunnen oprapen. In het kader
van de Open Monumentendag staan er jaarlijks
rondleidingen op de Algemene Begraafplaats te
Huisduinen op het programma. De aandacht
gaat dan meestal uit naar de Joodse graven, en
die van walvisvaarders of zeeridders. Zelf ga ik
jarenlang op 1 mei naar deze begraafplaats. Het
3
ene jaar herdenk ik, met anderen, alle
overleden sociaaldemocraten, bij het graf van
Alexander Verstegen, en het daarop volgende
jaar bij het graf van Rein Boogaard. Plaatselijke
voorvechters in de strijd voor sociale
rechtvaardigheid. Eigenlijk weten wij allen dat
daar veel meer graven zijn van personen die een
boeiend leven hebben geleid. Nee, ik wil niets
tekort doen aan hen die begraven zijn en wier
levensgeschiedenis wordt gekoesterd in de
familieschoot. Tussen de graven die ‘aan de
vergetelheid zijn ontrukt’ en die van de vele
minder bekende stadsgenoten zijn er
grafmonumenten die de aandacht vragen. Soms
komt die geschiedenis bij toeval aan het licht.
Meestal zorgen daarvoor mensen die meer dan
een gemiddelde belangstelling hebben voor
geschiedenis in het algemeen, en deze
monumenten in het bijzonder, zoals Jan T.
Bremer, Jack Ambriola, Jan Kikkert of Lex
Duijvelshoff.
In dit Voorwoord beschrijf ik zo’n toevallige
‘vondst.’ Enige tijd geleden ontvang ik van Jan
Kikkert foto’s van twee grafmonumenten. Op
beide stenen staan vrijmetselaarssymbolen. Als
voorzitter van de vrijmetselaarsloge Willem
Frederik Karel is mijn belangstelling direct
gewekt. In de ‘teruggevonden’ graven rusten
Jacob Kuiper en Guurtje Kuiper-Kramer. In het
andere Pieter Kuiper en Frouwtje Kuiper-Kruk.
Vader en zoon zijn beiden vrijmetselaar. Enkele
gegevens staan in de notulenboeken van de
loge. In het jaar 1876 staat Jakob te boek als
leerling-vrijmetselaar, en in 1895 als meester-
vrijmetselaar. Naar aanleiding van zijn 86e
verjaardag is Jakob op 17 september 1914
toegesproken door de voorzitter. Voor zijn
verdiensten als lid van de loge is hij benoemd
tot Meester van Eer. Jacob is trots op zijn
beroep: op de steen staat gebeiteld
‘gepensioneerd loodsschipper 1e klas’.
Pieter Kuiper is de zoon van Jacob en Guurtje
Kuiper-Kramer. Hij staat op 17 april 1902
vermeld als meester-vrijmetselaar. Op 1 maart
1918 is hij gekozen in de functie van Dekker. Zijn
vader is hem voorgegaan in die functie. Pieter
trouwt op 27 april 1889 met Frouwtje Kruk. Hij
is dan 24 jaar; zij 26 jaar oud. De vader van
Frouwtje heet Cornelis Kruk en haar moeder
Frouwtje Duinker. Pieter en zijn Frouwtje gaan
wonen aan de Zuidstraat 24 in Den Helder. Na
het overlijden van Frouwtje hertrouwt Pieter
met Catharina Jacoba Winter. Na een loopbaan
als zeeman c.q. loodsschipper (evenals zijn
vader) en vele jaren vrijmetselaarschap is Pieter
Kuiper op 30 mei 1922, overleden, 57 jaar oud.
Graf Jacob Kuiper begraafplaats Huisduinen
Veel van dat wat wij willen bewaren, vraagt
onderhoud. De graven van Jacob en Pieter
Kuiper - van deze loodsen én vrijmetselaren –
moeten behouden blijven om te kunnen
getuigen van hun werk en overtuiging, nu en in
de toekomst.
Willem van der Paard
voorzitter
HELDERS JONGEREN PARLEMENT(2)
4
In het najaar van 1967 startte het Helderse
Jongeren Parlement(HJP). Er waren vier fracties:
De JOVD (jongerenafdeling van de VVD), de
JOKVP (jongerenafdeling van de KVP), de ARJOS
(jongerenafdeling van de ARP) en de FJG
(jongerenafdeling van de PVDA). In de vorige
aflevering (De Mogen-dec. 2017) hebben we
gezien dat het politieke landschap er totaal
anders uitzag dan nu: De PVDA, de
confessionele partijen en de VVD hadden meer
dan tweederde deel van de Kamerzetels.
Versplintering , zoals nu, was nog niet in grote
mate aanwezig.
Politieke werkweek Helderse Kweekschool 1966
Ook leefde eind jaren ’60 van de vorige eeuw bij
jong en oud de politiek veel meer. Het waren
roerige tijden: landelijke verkiezingen,
Maagdenhuisbezetting, “Baas in eigen buik”,
stakingen (o.a. grote demonstraties in
Amsterdam met de bestorming van het
Telegraafgebouw), de provo-beweging en een
opstand tegen het gevestigde gezag in het
onderwijs en culturele instellingen. Ook in Den
Helder was onder de jongeren grote
belangstelling voor de politiek. De
jeugdafdelingen van de politieke partijen
bloeiden en waren actief. Tussen 1967 en 1970
beleefde het HJP actieve jaren. Maandelijks
werd een bijeenkomst gehouden in het
Stadhuis. Elke bijeenkomst had een bepaald
thema en werd voorbereid door een fractie.
Vaak kwamen in de rondvraag nog actuele
zaken aan de orde, Ook werden regelmatig
moties ingediend en in stemming gebracht. De
plaatselijke pers (Helderse Courant en het
Noordhollands Dagblad) was meestal aanwezig
en de volgende dag stonden er verslagen in
deze kranten.
Begin 1970 ging het minder met het HJP: de
politieke belangstelling voor politiek
verminderde alras. Leden van jongerenafdeling
gingen buiten Den Helder studeren of werkten
en woonden elders. In 1971 werd het HJP (“met
stille trom”) opgeheven. Er waren andere
manieren om politiek te bedrijven.
De fracties van het HJP in 1968
5
Politiek Jongeren Café
Om toch jongeren te blijven trekken, werd een
politiek jongere café opgericht waar jongeren
(“onder het genot van een pilsje”) konden
discussiëren.
De ARJOS had dit plan opgevat en het HJP vroeg
medewerking aan de gemeente. Dit café kreeg
ruimte in de gemeentelijke gymzaal aan de
Pasteurstraat in de bovenverdieping (waar nu
Dun Hong is gevestigd).
In de bovenzaal van de gymzaal aan de Pasteurstraat
was enkele jaren het politiek jongeren café gevestigd
Door vrijwilligers werd deze ruimte smaakvol
ingericht en in het begin liep dit
jongerentrefpunt vrij goed. Dit café had al een
voorloper op initiatief van PSJW (jongeren afd.
van de PSP). In een ruimte achter een
bloemenzaak in de Wilhelminastraat kon elke
vrijdagavond al gepraat en gewerkt worden bij
“JOSJE”.
Ook het politiek jongere café ging na enkele
jaren ter ziele wegens gebrek aan belangstelling
6
en vrijwilligers. De tijden veranderden snel. In
het politieke landschap voltrokken zich enorme
veranderingen: de deconfessionalisering en de
opkomst van nieuwe (pragmatische partijen) en
de politieke ideeën op een andere manier naar
buiten brengen door middel van bezettingen,
actiegroepen, demonstraties e.d. Je had niet
altijd meer een politieke partij nodig….
Toch heeft het HJP nog een klein aantal mensen
gevormd die later daadwerkelijk in de politiek
gingen of een daaraan verwante baan kregen…
Bert Heuvelman
7
DE GESCHIEDENIS VAN DE HELDERSE
BRANDWEER (2)
De wildste geruchten deden de ronde en de
politie surveilleerde extra in de avond- en
nachtelijke uren. Een persoon die zich verdacht
ophield bij de schuur van Jan Winter aan de
Achtergracht Zuidzijde, werd door de politie
aangehouden. Na de arrestatie braken er geen
branden meer uit en de inwoners van Den
Helder konden weer gerust slapen. Na enige
maanden kwam de zaak voor de rechter in
Alkmaar. Er werd gepraat, bewezen, verdedigd
en beschuldigd, maar het resultaat was dat de
rechter de man vrij sprak. Maar de man bleef
voor de Helderse bevolking nog maandenlang
verdacht van die branden. De man zag zich in
enkele gevallen genoodzaakt aangifte te doen
wegens laster.
De Rode Haan kraait!
Van de vele branden en brandjes die de
Helderse brandweer in haar beginperiode te lijf
is gegaan, springen er een paar uit.
In de nacht van donderdag 10 op vrijdag 11
oktober 1872, brak er een hevige brand uit op
de zolder van de loodgieterswerkplaats van de
weduwe Van Den Ende en de
timmermanswerkplaats van J. van der Plas aan
de Broodsteeg (steeg heet nu Binnenhaven). De
brandweer was spoedig ter plaatse en kreeg
assistentie van manschappen van de Zr. Ms.
oorlogsschepen ‘Wachtschip’, ‘Wassenaar’,
‘Citadel van Antwerpen’, ‘Schorpioen’, ‘Vulkaan’
en ‘Ternate’. Ook een garnizoen mariniers was
aanwezig en personeel van de spoorwegen met
hun brandspuit. De Helderse brandweer zette
de spuiten 1, 2, 4, 5 en 6 in. Het lukte niet de
werkplaatsen te behouden. Zij brandden geheel
af. Wel konden de belendende percelen
worden behouden.
In de zeer vroege morgen van vrijdag 18 oktober
1872, klonk door het nog slapende Den Helder
het luid geroep van ‘brand’. In de haven lekten
de vlammen omhoog langs de masten van het
Noorse barkschip ‘Prins Frederik Oscar’. Deze
lag reeds geladen gereed voor vertrek naar
Indië.
Door de overvliegende vonken liepen de in de
buurt gemeerde schepen ook gevaar. Het vuur
greep zo snel om zich heen dat het dek open
barstte en de vonkenregen verergerde. De
havenmeester gaf opdracht de brandende bark
weg te slepen. Alzo geschiedde. De bark werd
uit de haven gesleept en droog gezet op de
Zuidwal. De brand duurde de gehele dag. Toen
men het vuur eindelijk had bedwongen was de
bark in een wrak veranderd. Later in de week
werden de geredde goederen en het
scheepswrak per opbod verkocht. De goederen
brachten 320 gulden op, het wrak 2190 gulden.
Op vrijdagmorgen 17 januari 1879 werd de
hemel plots gekleurd met een felle rode gloed.
Brand! In eerste instantie dacht men dat de
Westerkerk aan het Westplein in de brand
stond, maar het bleek de korenmolen ‘Het
8
Fortuin’ aan de Laan te zijn. In allerijl werden de
gemeentelijke brandspuiten naar de plaats des
onheils gesleept. Vanaf fort Erfprins kwamen de
infanteristen en artilleristen aanzetten om
assistentie te verlenen. De marine arriveerde
ook met een brandspuit. De met riet gedekte en
zeer hoog gebouwde molen brandde als een
fakkel. Een bijkomend en bizar schouwspel was,
dat de door de brand aangezogen lucht de
wieken van de molen deden draaien. Na enige
tijd begonnen de wieken steeds sneller te
draaien en het duurde dan ook niet lang voordat
de molen met donderend geweld in elkaar
stortte. Met gevolg dat een naastgelegen schuur
en stal ook brand vatte. Dat was gevaarlijk, want
ook de huizen aan de Laan liepen nu een risico.
Gelukkig kwam het niet zo ver. Enige huizen
liepen waterschade op. De ravage van de
verbrandde molen was echter aanzienlijk.
Kritiek
Een dag na de brand verscheen er een artikel in
de krant waar het gemeentebestuur - en zeker
niet de brandweer - erg blij van werd. We
citeren een klein stukje van het artikel.
‘De ramp die wij vrijdag j.l. in onze gemeente
aanschouwden, namelijk de brand van den
molen ’t Fortuin’, deed zeer duidelijk de treurige
organisatie van onze brandweer tot uiting
komen. Hoe weinig orde in de behandeling der
spuiten, welk een grenzelooze verwarring op het
terrein(…). Het is of elk baas is, ieder schijnt
commandant te zijn, en die het moesten wezen,
loopen met hunne stokken als ware er parade.
Buitendien schijnt het getal der laatsten het
werkend personeel te overtreffen(…)’.
Dit had tot gevolg dat bij de eerstvolgende
raadsvergadering uitgebreid werd stilgestaan bij
de geuite kritiek. Het ging vooral over de
financiering van eventueel nieuw aan te kopen
spuiten. Maar ja, in 1879 had de gemeente geen
inkomsten meer. Er zat dus geen voorlopige
verbetering in. Een van de raadsleden opperde
om de oude spuiten te verkopen en van dat geld
er een nieuw voor terug te kopen. Werd niet
aangenomen. Dus alles bleef bij het oude. De
eerste gemechaniseerde brandspuit werd pas in
1935 aangekocht.
Wonder der techniek
In het jaar 1891 was er een particuliere
telefooncentrale opgericht. Dat was een van
‘wonderen der techniek’ waar iedereen met
ontzag naar keek. Ook de brandmeesters zagen
voordelen in deze telefoon. Een brandmelding
kon immers per telefoon veel sneller worden
overgebracht dan op de oude ‘klassieke’ manier.
Er ontstaat een briefwisseling tussen de
brandweer en het gemeentebestuur, met het
verzoek de brandmeesters een
telefoonaansluiting te geven. Resultaat: bijna
twintig!! jaar later krijgen de brandmeesters een
telefoonaansluiting. Zij krijgen ook een
ongevallenverkering voor het geval zij bij een
brand door een ongeval worden getroffen.
Ook de twee meter lange brandweerstokken
worden afgeschaft. Niet meer van deze tijd
9
wordt er gezegd. Een draagpenning komt
daarvoor in de plaats.
Het Koegras/Julianadorp
De polder ‘Het Koegras’ was tot 1909 – het
stichtingsjaar van Julianadorp – een betrekkelijk
dun bevolkt gebied. Al die tijd achtte het
bestuur het niet nodig daar een brandspuit te
detacheren. Toch waren er voordien tal van
boerderijbranden geweest, voornamelijk als
gevolg van hooibroei. In 1904 echter, waren er
langzamerhand een paar woonkernen gevormd
aan de Blauwe Keet. Er woonden genoeg
mensen bij elkaar om een brandspuit te
bedienen. De gemeente kocht een nog goede
spuit van de marine en stationeerde die op 16
mei 1905 naar de Blauwe Keet. De spuit kreeg
het nummer 5. Tevens werd besloten de
timmerman J. Smit, wonende aan de Blauwe
Keet te benoemen tot brandmeester. Verder
een onder- brandmeester en drie
personeelsleden. Op 11 september 1906 kwam
de spuit voor de eerste keer in actie bij de
boerderijbrand van P. de Boer. De brand was
ontstaan door hooibroei. Tegen de
boerderijbrand kon de spuit weinig uitrichten.
Deze brandde af. De spuitgasten konden alleen
nog maar het brandende hooi nat houden. In
het jaar 1905 was de organisatie van de
‘stadsbrandweer’ reeds veranderd in een
beroepsbrandweer. Die van Julianadorp bleef
ongewijzigd in vrijwillige brandweer. Twee
spraakmakende branden mogen in dit historisch
overzicht niet ontbreken. (De tweede
“spraakmakende” brand wordt besproken in
deel 3 in het juninummer van De Morgen, red.)
Brand bij Oudkerk & Van Praag
Het is vrijdag 19 december 1919. Den Helder
bereidt zich voor op het naderende kerstfeest.
De firma Oudkerk en Van Praag hebben een
winkel in textiel aan de Spoorstraat. In die tijd
de drukste winkelstraat van Den Helder. Om
kwart voor vier die middag sluit de winkel
wegens de naderende sabbat. Het magazijn
raakt door onbekende oorzaak in brand, die pas
later wordt opgemerkt als buren dikke
rookwolken achter de etalageruiten zien
verschijnen. Het is dan al te laat, met luid
gerinkel barstten de ruiten open en slaan de
vlammen hoog uit het pand. De Spoorstraat is
een smalle straat, zodat gevreesd wordt dat de
brand andere panden aansteekt. Er vliegen
stukken brandend textiel door de straat. Het
duurt dan ook niet lang of aan de overzijde
staan vier gevels in brand. De brandweer is er
zeer snel bij, maar staat machteloos. Er moet zo
spoedig mogelijk assistentie komen. De
stoomspuiten van de Rijkswerf en die van de
marine snellen te hulp. Het is één grote inferno
van vuur en rook. De spuitgasten moeten alle
zeilen bijzetten om een grote ramp te
voorkomen. Aan de overzijde staan de gevels
van drogisterij van Gleijsteen en de
manufacturenzaak van Ham in brand. Ook het
café van Woud had al vlam gevat. Uiteindelijk
wordt de brand bedwongen. De schade is echter
enorm. Den Helder had nog nooit zo’n grote
brand meegemaakt. Tot op de dag van vandaag
is een gevleugelde uitspraak (vooral bij de
ouderen onder ons) als er weer eens iets
ernstigs is gebeurd: ‘De brand bij Van Praag was
erger’. (Wordt vervolgd)
Rob Koningstein Bronnen: Twee Honderd Jaar
Helderse Brandweer, auteur G. H. van Heusden.
10
Geschiedenis van de brandweer in Nederland, auteur A. C. Broeshart
DE KERK IN HET MIDDEN (1) ‘De kerk in het midden laten’: af en toe wordt die uitdrukking wel gebruikt. ‘De kerk in het midden van het dorp laten of houden’ betekent volgens het klassieke standaardwerk van Dr. F.A. Stoett over Nederlandse spreekwoorden en gezegden zoveel als ‘een zaak laten waar die behoort, haar niet overdrijven’ en bovendien ‘een geschil zoo bijleggen, dat beide partijen tevreden zijn.’ Volgens de traditionele norm is dus de plaats van de kerk in het midden van het dorp of van de stad. De kerk vormde vanouds niet alleen figuurlijk maar ook letterlijk het hart van een gemeenschap, dat wil zeggen zowel vanuit een sociaal als vanuit een geografisch oogpunt gezien. En inderdaad staat nog steeds in het midden van dorpen en steden in Nederland en eigenlijk in alle van origine christelijke landen meestal een mooie oude kerk, vaak aan een plein, waar de markt gehouden kan worden en waaraan soms ook een stadhuis en andere openbare gebouwen gelegen zijn. Iedereen kan wel voorbeelden bedenken van op die manier gestructureerde dorps- en stadscentra. Maar op elke regel zijn uitzonderingen en zo ook op deze. Want wat te denken van Den Helder? Om te beginnen: wat is het hart van Den Helder? Het geografische middelpunt van de gemeente moet ergens midden in de weilanden zijn tussen de Doggersvaart en Julianadorp. En misschien zullen sommigen het huidige stadhuis en omgeving het centrum van Den Helder noemen. Doch het moderne kantorengebied en industrieterrein rondom dat voormalige complex voor bejaarden aan de Doctorandus F. Bijlweg zullen anderen maar met moeite als het echte hart van de stad kunnen betitelen. Maar laten wij hier de kerk maar in het midden houden! Want het is nu eenmaal het lot van een gemeente als Den Helder, die ontstaan is uit verschillende dorpen en nederzettingen aan het einde van een schiereiland en bovendien getekend is door de verwoestingen uit de tijd van de Tweede Wereldoorlog, dat er eigenlijk geen oorspronkelijk, geen historisch stadshart
is. Er is in Den Helder geen Grote Markt en geen Oude Kerk. De oudste nog bestaande kerk van de gemeente heet - merkwaardig genoeg - Nieuwe Kerk. Die kerk ligt enigszins excentrisch aan de noord-oostelijke rand van de binnenstad, halverwege een weg die - overigens ook weer opmerkelijk - de naam Weststraat draagt. Dat is natuurlijk omdat die straat vlak ten westen van de oude Rijkswerf loopt. De Nieuwe Kerk werd in 1839 juist daar gebouwd, als nieuwe wijkkerk van de Nederlandse Hervormden, om het groeiend aantal gelovigen in die nieuwe buurt rondom de werf en de haven de lange voettocht te besparen naar de bestaande Hervormde kerk in de westelijke en oorspronkelijke kern van de gemeente, de ‘oude Helder’. Ter vervanging van die bestaande, te klein en bouwvallig geworden oude stolpkerk uit 1679 op de ‘Conijnsberg’ - die gesitueerd was om en nabij het begin van de huidige Jacob van Heems-
Nieuwe Kerk, Weststraat 58 (1839)
11
kerckstraat - werd in 1845 bovendien een nieuw bedehuis in gebruik genomen, dat Westerkerk gedoopt werd. De oude kerk op de Conijnsberg werd toen afgebroken, maar tot 1944, toen bijna de gehele oude Helder op last van de Duitse bezetter met de grond gelijk gemaakt werd, bleef nog de naam Oude Kerkstraat herinneren aan dat vroegere godshuis. De Westerkerk lag aan het Westplein, dat in 1935 werd omgedoopt tot Helden der Zeeplein, en wel aan de zuidkant, ongeveer ter hoogte van de hoek met de huidige, na-oorlogse, Willem Barentszstraat. Ook de Westerkerk werd in 1944 gesloopt. Wijlen Wim Kalkman (zie over hem het artikel in De Morgen van September) beweerde wel dat hij op ‘heilige grond’ woonde, want op de plek van die vroegere Westerkerk. Het Westplein lag aan het westelijke einde van het Helders Kanaal, terwijl de oude Helderse kerk op de Conijnsberg aan de andere kant van het oude dorp lag, dus nog westelijker en weer niet helemaal in het midden. Waterstaatskerken aan het Helders Kanaal Wél in het midden, dat wil zeggen ongeveer tussen de negentiende-eeuwse westelijke en oostelijke woonkernen van de gemeente Den Helder, halverwege het deel van het Helders Kanaal dat parallel loopt aan de dijk, werd in 1840 de rooms-katholieke kerk van de Heiligen Petrus en Paulus voltooid. Ook die kerk kwam in de plaats van een kleinere en oudere kerk in de oude Helder, in de Langestraat, die gewijd was aan de heilige Nicolaas en die uit 1785 dateerde. De kerk aan de Kerkgracht - eerder overigens het Jaagpad genaamd - is net als de Nieuwe Kerk, haar slechts een jaar oudere zuster, een in classicistische stijl vormgegeven zogenaamde ‘Waterstaatskerk’. De Westerkerk aan het Westplein was ook een Waterstaatskerk, maar de bouwstijl van die kerk was anders. Kerken uit de periode van 1824 tot circa 1870 worden aldus aangeduid, omdat toen het ontwerp en de bouw van kerken, soms met subsidie van de Nederlandse staat, gecontroleerd werd door de Rijksdienst van de Waterstaat. De Petrus en
Pauluskerk aan de Kerkgracht is de oudste gewijde en nog in gebruik zijnde kerk van het bisdom Haarlem-Amsterdam en de noordelijkst gelegen kerk van de gemeente Den Helder en van het Noord-Hollandse vasteland. Het kruis op
Interieur Petrus- en Pauluskerk 1900
Petrus- en Pauluskerk, Kerkgracht 55, uit 1840 N.B.: Wilt u Vriend van de PP worden? Tel. 0223-612550
12
E-mail: [email protected] Site: www.mariasterrederzee-denhelder.nl het torentje steekt fier boven de dijk uit en is van verre zichtbaar als symbool van meer dan ‘twaalf eeuwen katholicisme aan het Marsdiep’, om woorden te gebruiken van wijlen de heer Meindert Hoogenbosch, prominent parochiaan en lokaal historicus. Intussen haast ik mij voor meer informatie te verwijzen naar het uitgebreide artikel in het
blad Levend Verleden van September 2017 van Hans van Rossum over die tweede oudste overlevende kerken van onze stad, dus beide Waterstaatskerken in een zelfde stijl, gebouwd onder architectuur van Hermanus Hendrik Dansdorp (1788-1873) en beide rijksmonument. De kerken zijn het beslist waard om zorgvuldig gekoesterd, bewaard en behouden te worden!
Het waard om behouden te worden is zeker ook het op drie na oudste nog bestaande kerkgebouw van onze stad, dat ook aan de Kerkgracht ligt, op slechts kleine afstand van de Petrus en Pauluskerk, namelijk de Doopsgezinde vermaning. Het is een schilderachtig zaalkerkje uit 1853, met een deels nog authentiek interieur en een schitterend orgel van Flaes en Brünjes uit 1863. De kerk is gebouwd door Leendert den Berger. Voor meer informatie over de Vermaning verwijs ik natuurlijk naar het boeiende en doorwrochte artikel over de geschiedenis van de Helderse Doopsgezinden van Freek Bellinga in De Morgen van December 2017. Ook de Doperse kerk diende overigens, net zoals de Roomse, ter vervanging van een gebouw in de oude Helder, waar trouwens tot in de twintigste eeuw ook nog een Oud-Katholieke kerk en een Hersteld-Lutherse kerk waren, respectievelijk in de Langestraat en in de Middenstraat. Maar er zijn meer kerken in Den Helder die het waard zijn behouden te worden. Daarover in de volgende afleveringen van De Morgen! Dick Muller Geraadpleegde bronnen: G.H. van Heusden, Van Nieuwediep tot Groot Den Helder (Den Helder 1954) M.J. Hoogenbosch, 12 Eeuwen Katholicisme aan het Marsdiep (Heiloo 1966), Site Reliwiki
Doopsgezinde Kerk, Kerkgracht 49 (1853) N.B. Wilt u Donateur van de Stichting Behoud Helderse Doopsgezinde Vermaning worden? Zie de site: http://driemaster-denhelder.nl
13
ODD FELLOWS IN NEDERLAND EN DEN HELDER
The Independent Order of Odd Fellows’ (IOOF) is een internationale Orde met een filosofisch-humanitaire grondslag. De Orde is opgericht in 1819 te Baltimore (VS) door Thomas Wildey.
In Nederland en België bestaan ongeveer honderd plaatselijke Odd Fellowverenigingen die wij loges noemen. Dit woord komt van het Engelse ‘lodge’, dat oorspronkelijk tent of onderkomen betekende. In Nederland en België hebben zij ongeveer 4.000 leden, verdeeld in loges voor mannen en voor vrouwen. De leden noemen elkaar broederen en zusteren. Wereldwijd zijn er honderdduizenden Odd Fellows die in cultureel, religieus, maatschappelijk en politiek opzicht van elkaar verschillen. De loges vormen een wereldwijde
vereniging van mensen die willen bijdragen aan grotere harmonie onder de mensen, aan verdraagzaamheid en compassie. Het logo van de Odd Fellows bestaat uit drie met elkaar verbonden schakels, die symbool staan voor Vriendschap, Liefde en Waarheid. Het zijn de idealen die zij in hun dagelijks leven willen nastreven. Binnen het wereldwijde gedachtegoed van de Odd Fellows voelen mensen met zeer verschillende achtergronden zich thuis. De Orde is niet afhankelijk van of gebonden aan een bepaalde kerk, geestelijke stroming of politieke partij. Den Helder kent een tweetal Loges. De broederen zijn verenigd in de Neptunus loge en de zusteren in de Falga Rebekkah Loge.
Historisch overzicht van de Neptunus-club, opgericht 25 april 1928.
De oprichting van de Neptunus Club werd via het Odd-Fellow-Blad van 5 mei 1928 wereldkundig gemaakt. Het adres van de Neptunus-club was Koningstraat 108 te Den Helder en broederen van de Victoria –Loge nr. 50 te Alkmaar vormden de eerste clubleden.
Het bestuur bestond uit de brn. T. Joman, voorzitter: A. Zuidervliet, Dijkstraat 43 te Den Helder, secretaris; en K. Tiemes, penningmeester.
Het annonceren werd gedaan door de toenmalige Groot-Sire Dr. P. IJssel de Schepper en de Groot Secretaris W.H. Elles.
In het Odd- Fellow-Blad d.d. 19 mei 1928 stond het volgende artikel:
Neptunusclub te Helder. Op woensdag 2 mei werd deze nieuwe club door den D.G.G.M. (District gedeputeerd
Thomas Wildey
14
Grootmeester) br. S. Goezinne van Zaandam plechtig geïnstalleerd. Het was een buitengewoon goed gelukte samenkomst. Twaalf Brn. van de Moederloge uit Alkmaar waren overgekomen, om de installatie bij te wonen. Veel hartelijke woorden zijn over en weer gesproken. Na de plechtigheid bood de nieuwe Club een eenvoudig soupertje aan. Aan tafel heerschte een gezellige geest. Helder en Alkmaar noodigde elkaar tot een bezoek met de vrouwen uit, om elkaar van de typische eigenaardige schoonheid dezer twee zoo geheel verschillende steden met omstreken te doen genieten. Br. Goezinne verzocht, ook andere loges in Noord-Holland boven het IJ daartoe uit te nodigen; aan dit verzoek zal natuurlijk gevolg gegeven worden. Nog eens, het was een èchte avond; allen hadden het gevoel, onder warme vrienden aan te zitten; het was plechtig en toch zonder eenig spoor van stijfheid; los van toon en tòch op hoog beschaafd peil.De nieuwe club begint met 8 leden; deze week worden nog 2 gerecipieerd; dat wordt 10.Wij zullen onze schouders er onder zetten opdat wij spoedig “loge” kunnen heeten.
Br. Groeten, De Secretaris A.Zuidervliet Dijkstraat 43 Helder.
In het Odd-Fellow-Blad d.d. 29 december 1928 werd het bestuur van de club bekend gemaakt:
Voorzitter: F. Joman
Onder-Voorzitter: A. Zuidervliet
Secretaris: B.D.K. Meyer
Adres: Kanaalweg 97, Den Helder
2e Seretaris: F.B. Zeilstra
Penningmeester: K. Tiemes
In 1936 bestond het bestuur uit de brn. : Voorzitter: K. Tiemes
Onder-Voorzitter: A.J. de Vries
Secretaris: J. Boon
Adres: Herzogstraat 3 Den Helder
2e Secretaris: J. Bakker
Penningmeester: F. v. Peperzeel
Als Clubbestuur was dit het laatste bestuur, maar deze brn. bleven in dezelfde functies functioneren toen de club op woensdag 29 januari in 1936 “promoveerde” tot Loge.
Ook toen waren het de Groot-Sire br. Dr. P. IJssel de Schepper en br. J.H.Gaukstert
als Groot-Secretaris, die de Stichting van de Loge in het bulletin: Officieele Mededeeling Aan Ondergeschikte Loges en Clubs in Nederland, Ned.Oost-Indië en België- de stichting bekend maakten.
In bijvoegsel nr. 407 van de Staatscourant van vrijdag 11 en zaterdag 12 juni1937 nr. 110 werd officieel de Neptunus Loge aan de wereld voorgesteld. Hierbij werd I.O.O.F. vertaald als Onafhankelijke Orde van Vrije Broederen, het officiële Koninklijk Besluit was gedateerd 23 april 1937, no. 66. Alle Loges en Clubs uit de jurisdictie werden voor de plechtigheid uitgenodigd en deze vond plaats in het Odd Fellowhuis aan de Javastraat 124.
Hier waren veel Loges aanwezig, enkele moesten echter afzeggen, o.a. door moeilijke verbindingen, maar deze stuurden toch bericht om “hartelijke gelukwenschen met de stichting uwer Loge te doen toekomen”.
15
Historisch overzicht Neptunus Loge 1936-2018
Op 25 januari 1956 werd het 20 jarige bestaan van de Neptunus Loge gevierd.
Br. A.J. de Vries hield op verzoek van het toenmalige Logebestuur een kort praatje over wat hij, als één van de oudere leden van de Neptunus Loge, zich over deze periode wist te herinneren. Laten we de notulen van deze dag doorlezen om iets van de periode van voor- , tijdens- en direct na de oorlog te weten komen.
Volgens deze notulen zei br. De Vries het volgende:
De Neptunus Loge bestond eerst in clubverband en heette toen de Neptunus Club.
Aan deze club bewaart hij aangename herinneringen, maar de bijeenkomsten waren toch niet te vergelijken met de huidige (lees januari 1956) officiële logezittingen.
Op 29 januari 1936 kwam het tot de stichting van de Neptunus Loge nr.58. (goedgekeurd bij Koninklijk Besluit 23-04-1937, Staatsblad nr.66).
Op het moment van de Duitse inval was br. A.J. de Vries de Voorzittend Meester van de Loge en stond, bij de komst van de Duitsers, op het punt alle de Orde betreffende papieren te verbranden. Maar het bulletin waarin de oprichting van de Neptunus Loge stond werd op het laatste moment uit de vlammen gered en bleef voor verbranding gespaard.
Tijdens het bestaan als club vond het recipiëren van de nieuwe leden steeds bij de Alkmaarse Victorie Loge plaats, zodat deze Alkmaarse Loge in feite onze Moederloge is.
De huisvesting leverde de Neptunus club nogal eens moeilijkheden op (er werd als club met V.M. de br. K. Tiemes, directeur van de Middenstandsbank vergaderd in het kantoor
van deze bank, in restaurant “de Pool”, en als Loge in het eigen gebouw aan de Javastraat ).
Logegebouw aan de Javastraat 1936-1940 (Later was dit Dansschool Siebeling)
Toen na het stichten van de Loge tegelijk een nieuw logegebouw in gebruik werd genomen, betekende dit heel wat voor de brn. Door vrijwel alle brn. werd aan de totstandkoming van dit gebouw meegewerkt, hetzij als lid van de bouwcommissie, als lid van de commissie voor de inrichting of als lid van de financiële commissie.
Op de stichtingsdag genoot men van een overweldigende belangstelling van andere Loges en deze dag werd besloten met een diner in het toenmalige Musis Sacrum, dat tot laat duurde. De betere huisvesting deed het aantal leden omhoog vliegen. Men had nu een prachtig logegebouw in de Javastraat. Het was speciaal
16
voor de Loge gebouwd, maar dit bleef wel eigendom van een br. die het geheel had gefinancierd. Deze br. liet echter geen huurovereenkomst tekenen waaruit het recht van de Loge op het huren bleek.
Op 2 september 1935 werd de eerste steen door de br. Tiemes voor het O.F,-huis. gelegd en werd onder de dorpel eveneens een loden koker met een oorkonde ingemetseld. Wat er op de oorkonde geschreven staat is niet bekend, doch het handelt over “dankbaarheid”. Tijdens deze feestelijke bijeenkomst werd ook een tekst uigesproken die luidde: “Bismillahi – Arrachmani – Arrahinu”, wat betekent: in den naam van God, de barmhartigen en weldoenden. De Neptunus Loge is gesticht, moge zij groeien en bloeien en een zege zijn voor allen.” (De koker bevindt zich nog steeds onder de dorpel van het pand aan de Javastraat, plannen om hem in 1968 weg te halen stuitte echter op financiële bezwaren).Tijdens de oorlog werd de tempel leeggeroofd en door de bezetter uitgebroken, de definitieve klap kwam toen het gebouw tijdens de bezetting door de br. eigenaar werd verkocht aan een “Kameraad” partijgenoot waardoor het gebouw voor de Loge juridisch verloren ging Berooid was men; bij de komst van de vrede bezat de Neptunus loge niets meer. Bovendien waren de brn. niet meer gewend te vergaderen en kostte het eerst veel moeite brn. uit hun huiselijke gewoonten te sleuren en weer tot bijeenkomsten te bewegen. Eén der brn., wonende in de Javastraat, (br. A.J. de Vries) stelde een deel van zijn huis ter beschikking voor het houden van zittingen en de nazittingen.
Na de oorlog zijn vaak zittingen gehouden. Omdat er meer sociale voorzieningen gekomen waren, werd er veel minder aan maatschappelijk werk gedaan dan voor de oorlog. Maar de naoorlogse zittingen waren beslist veel rijker aan ethiek dan de voorgaande jaren”-.
Tot zover volgens de notulen van 25 januari 1956, de gehouden toespraak van br. De Vries.
N.B.: De tussen haakjes ( ) geplaatste tekst heb ik toegevoegd om een verduidelijking van de tekst te verkrijgen. Ook zijn de zinnen hier en daar voor de leesbaarheid anders gesteld.
Laat ik aan de hand van het archief proberen de bovenstaande notulen aan te vullen, trachten feiten vanuit de oorlog te vinden en het logeleven tot heden, plus nog wat andere (eigen)aardigheden boven water te halen.
Tijdens de inval in mei 1940 bestond de Loge uit 33 leden, waarvan de gekozen ambtenaren waren:
Grootvertegenwoordiger: : br. K. Tiemes
Ex-Meester : br. K. Tiemes
Voorzittend Meester : br. A.J. de Vries
Onder Voorzittend Meester: br. J. Adolfs
Prot. Secretaris : br. J. Boon
Fin. Secretaris : br. F.A. Oosterhout
Penningmeester : br. F. van Peperzeel
Voorspel Op 31 mei 1940 ging een schrijven uit van het Groot Bestuur waarin – “uitdrukkelijk werd medegedeeld dat tot nader bericht alle werkzaamheden en maatregelen stopgezet moesten worden en blijven. w.g. Arie de Vries, ass. Gr. Secretaris”-.
Na de oorlog meenden de brn. dat zij door deze mededeling op een dwaalspoor waren gebracht; er waren immers geen duidelijke instructies gegeven en was men argeloos geworden; hierdoor had de Loge geen juiste maatregelen genomen en was alles in handen van de bezetter gevallen. Op 23 Mei 1940 komt bericht binnen van het Groot Secretariaat dat: In afwachting van hetgeen hier te lande omtrent onze Orde zal worden beslist, draagt het Groot-Bestuur aan alle Orde-organen op alle arbeid tot nader bericht volledig te staken en hiervan aan
17
alle leden mededeling te doen.Op 10 juni 1940 werd door het Ministerie van Binnenlandse Zaken de brn. nog eens een extra portie zand in de ogen gestrooid. Het ministerie deelde namelijk mede dat uit niets bleek dat een eventueel verbod der I.O.O.F. was te verwachten Men werd er wel op gewezen tijdens de werkzaamheden terughoudendheid te betrachten. Dat was alles wat het Nederlandse bewind nog te zeggen had, daarna werd het doodstil...
Freek Bellinga
(Wordt vervolgd)