Heilig. Gewoon nu

13
heilig. gewoon nu des hommes et des dieux II

description

Een inkijkexemplaar

Transcript of Heilig. Gewoon nu

he

ilig

. g

ew

oo

n n

ud

es

ho

mm

es

et

de

s d

ieu

x

II

he

ilig

. ge

wo

on

nu

XV

Des hommes et des dieux

Geheel onverwacht werd in Frankrijk de film Des hommes et des dieux (2010) een enorme publiekstrekker. De film vestigde al de aandacht op zich door op het filmfestival van Cannes (2010) de Grand Prix in de wacht te slepen. Daarna bleken er miljoenen Fransen de film, nu niet bepaald een typische film voor het grote publiek, te willen gaan zien.Des hommes et des dieux vertelt het waargebeurde verhaal van de broeders Trappisten in het Algerijnse Atlasgebergte, die besloten toch te blijven toen het geweld in de jaren 90 daar hoog oplaaide. Moslimfundamentalisten dreigden alle buitenlanders te doden. De broeders hadden het gevoel dat ze de Algerijnen – en hun roeping – in de steek zouden laten als ze zouden vertrekken. Helaas maakten de fundamentalisten hun bedreiging waar. Zeven van de monniken werden ontvoerd en later gedood (mei 1996). Veel indruk maakte het geestelijk testament van de prior, ruim twee jaar voor die ontvoering geschreven, waarin hij aangaf dat men vooral niet ‘de moslims’ de schuld moest geven en waarin hij zei bij voorbaat degenen te vergeven die hem en zijn broeders waarschijnlijk zouden ombrengen. De ontvoerders stelden eisen, die niet werden ingewilligd door de regering. Na verloop van tijd deelden de terroristen mee dat de monniken omgebracht waren en werden er zeven hoofden gevonden.

Standvastigheid, angst en moed

Regisseur Xavier Beauvois schetst een sober beeld van deze geschiedenis van stand-vastigheid en moed. Om te beginnen voert hij ons heel rustig in in het dagelijks leven in het dorp waar het klooster staat, Tibhirine. De Trappisten zijn volledig geïntegreerd in het dorpsleven. Dorpelingen en monniken gaan gemakkelijk met elkaar om. Als de spanning toeneemt, raken ze nog nauwer op elkaar betrokken. Een drietal broeders leren we beter kennen. De prior, Christian de Chergé (Lambert Wilson), is een zeer principiële maar ook nogal autoritaire figuur. Hij slaat ieder aanbod

01

he

ilig

. g

ew

oo

n n

ud

es

ho

mm

es

et

de

s d

ieu

x

van de militairen om het klooster te beschermen af. De andere broeders weten nog niet zo zeker of dat wijs is.Broeder Luc (Michael Lonsdale) is de arts van het klooster. En van het dorp. Hij is 82, astmatisch, nog maar net in staat om zijn werk te doen. Zeker nu er ook slachtoffers van de burgeroorlog geholpen moeten worden (ook de terroristen weten hem te vinden). Hij is in staat redelijk lakoniek met de dreiging om te gaan. Ten slotte is er veel aandacht voor broeder Christophe (Olivier Rabourdin), de jongste van de monniken, een veertiger. Hij is het meest van slag door wat er gebeurt. We zien hem totaal in paniek raken. Pure doodsangst! Alle broeders beseffen goed wat hun te wachten zou kunnen staan. Er worden heftige gesprekken gevoerd aan de kloostertafel. Wat voor zin heeft het ons hier te laten afslachten? Anderzijds: sinds wanneer laten wij ons de wet voorschrijven door mannen met wapens? En: welke herder laat zijn kudde in de steek op het moment dat het gevaarlijk wordt? Ze voelen zich verantwoordelijk voor hun dorp. De dorpelingen moeten niets van de terroristen hebben. Een mooi dialoogje maakt duidelijk hoe zij de monniken zien. De dorpelingen vragen de broeders: Blijven jullie? Antwoord: We weten het nog niet, wij zijn als vogels op een tak – wegvliegen of blijven zitten. De dorpelingen weer: Wij zijn de vogels, jullie zijn de tak!Langzaam groeit de gemeenschap naar het besluit toe om te blijven. Niemand van hen verlangt ernaar om te sterven. Ze zullen er alles aan doen om het niet zover te laten komen. Maar ze zijn het er op het laatst unaniem over eens. Vertrekken zou het verraden van hun roeping zijn, van precies dat waarvoor ze destijds monnik zijn geworden. Ze kunnen niet anders dan trouw blijven aan hun levensopdracht, aan elkaar, en aan de mensen die hun zijn toevertrouwd. Dan is dit het offer dat van hen gevraagd zou kunnen worden. Ze zijn ertoe bereid.

Leven en liturgie

Een niet geringe rol spelen de teksten en de liederen die centraal staan in hun vierin-gen. Geloofsteksten uit de bijbelse Psalmen over angst, doodsnood, bedreiging door vijanden en daartegenover vertrouwen en standvastigheid zijn ineens heel herken-baar. Het verhaal van Jezus die zich overgaf aan de mensen die van plan waren om hem uit de weg te ruimen, idem. Bij de eucharistie denken zij niet langer alleen aan het bloed van Christus dat vergoten werd en aan zijn lichaam, gebroken als brood. Een prachtige, woordeloze scène aan het eind vormt een indrukwekkende il-lustratie bij hun houding. Er wordt muziek opgezet, er wordt wijn geschonken, kennelijk is er iets te vieren in het klooster. Maar het voelt alsof ze hun besluit om te blijven vieren. De wijn gaat rond. Ze zijn stil. Ze zijn zich bewust van hun samenzijn. Langzaam verschijnt er bij de een na de ander een lach op het gezicht. Het is goed zo. Alle heftige discussies die er waren – het is verleden tijd. Het angstig afwachten is niet weg, integendeel, maar het is goed zo. De prior, broeder Christian, ziet het gebeuren. Hij huilt. En dan breekt ook bij hem een lach door.

02

he

ilig

. ge

wo

on

nu

de

s h

om

me

s e

t d

es

die

ux

Mensen en goden

De film heet Des hommes et des dieux, Van mensen en goden. Er zijn verschillende goden. Er is die van de christelijke monniken, de God die mens geworden is met de mensen en van zijn volgelingen verwacht dat zij eveneens zonder voorbehoud mens zijn met de mensen om hen heen. Een nieuwe manier van bestaan moet in hun leven gestalte krijgen. Een voorbeeld is het moment dat broeder Christian gevraagd wordt om de gesneuvelde gia-leider die hem bedreigde, een beruchte moordenaar, te identificeren. Tot razernij van de legercommandant huilt hij bij het stoffelijk overschot en vouwt zijn handen in gebed.Dan is er de God van de islamisten, die een vorm van zuiverheid eist van zijn volgelingen die behoorlijk ver gaat, en die van hen schijnt te eisen dat zij anders-denkenden ombrengen.Ten slotte is er de God van de mensen uit het dorp. Evenals de islamisten lezen zij de Koran, maar hun Allah lijkt wel heel iemand anders. De film gaat vooral over mensen. Zijn kracht is erin gelegen dat hij deze ‘moderne heiligen’ als herkenbare figuren neerzet. De heroïsche beslissing waar deze film over gaat, wordt genomen door mensen die niet minder onzeker zijn dan anderen, die even koppig, drammerig, flauw, moedig, wanhopig, zorgzaam en oprecht kunnen zijn als ieder ander.

Uit het grote succes van de film in de bioscopen is af te leiden dat het publiek meer zag in deze monniken dan een stel dwazen die zo onverstandig waren om per se op hun plek te willen blijven zitten in een levensgevaarlijke oorlogssituatie.

Geloof, liefde en terreur

De geschiedenis van de kloostergemeenschap van Notre-Dame de l’Atlas, Tibhirine, was al eerder beschreven. John W. Kiser schreef in 2002 het boek The Monks of Tibhirine. Faith, Love and Terror in Algeria. In het Nederlands verscheen onder meer De droom van Tibhirine, een bundel met teksten van de broeders en korte beschouwingen van anderen, onder redactie van Ivo Dujardin (vierde druk, 2009). Dujardin is voormalig abt van de abdij van Westmalle, net als de gemeenschap van Tibhirine behorend tot de orde van de Trappisten.1

In het boek van Kiser is veel te lezen over de verbeten strijd tussen de regering en de moslimfundamentalisten. In 1993 begint het ook voor buitenlanders gevaarlijk te worden. Oktober 1993 stelde de gia een ultimatum aan alle buitenlanders in het land. Als ze niet meteen vertrokken, zouden ze het niet overleven. Het ulti-

1. Enzieophetinternetbijv.http://users.skynet.be/bs775533/Armand/wri/mystiek.htm,dewebversievanhetartikel‘Mystiekengeweld.Deboodschapvandezevenmon-nikenvanTibhirine’,doordomArmandVeilleuxocso,abtvanScourmont(Benedic-tijnsTijdschrift2006/2,50-67)

03

he

ilig

. g

ew

oo

n n

ud

es

ho

mm

es

et

de

s d

ieu

x

matum liep af op 1 december. Al snel daarna vond de eerste moordpartij onder buitenlanders plaats, en wel in de directe omgeving van de kloostergemeenschap. In 1994 en ’95 volgden verschillende aanslagen op religieuzen (monniken en non-nen), doorgaans met dodelijke afloop. De islamisten leken het speciaal gemunt te hebben op religieuzen die goede banden onderhielden met gewone Algerijnen in hun omgeving.

De terroristen waar de gemeenschap van Tibhirine mee te maken kreeg, hadden hun schuilplaats in de naburige bergen. Als ze iets nodig hadden, daalden ze af naar de dorpen. De kloosterlingen wisten heel goed welk risico ze liepen van de kant van de ‘broeders van de bergen’ zoals ze de islamisten bleven noemen. Dat ze waren voorbereid op het ergste, blijkt uit brieven die de kloosterlingen stuurden en vooral uit het geestelijk testament dat de prior van het klooster, broeder Christian de Chergé, in december 1993 schreef (het is gedateerd 1 dec. 1993 – 1 jan. 1994).Kerstavond 1993 kreeg het klooster onverwacht, maar dus ook weer niet zeer onverwacht, bezoek van de terroristen. De regionale leider, de alom gevreesde Sayat-Attiya, verantwoordelijk voor een grote slachtpartij in de buurt, kort daar-voor, kwam met twee anderen eisen dat de kloosterlingen hem financieel zouden ondersteunen, dat ze hun arts mee moesten sturen de bergen in, en dat ze hun medicijnen zouden afgeven.Met een beroep op de religie van de monniken, eisten ze hun steun om in Algerije een religieus bewind aan de macht te brengen. De monniken weigerden. Hun huis was een huis van vrede. Ze konden zich niet laten betrekken bij de oorlog die nu plaatsvond. Ze zouden de extremisten niet steunen. (In de film is dit een indrukwekkende scène, met een terroristenleider die ongewild onder de indruk is van de standvastigheid van de prior.)De delegatie vertrok onverrichter zake, maar beloofde terug te komen. Ze kwamen terug, met andere eisen. Ze verlangden logistieke ondersteuning, wilden telefone-ren vanuit het klooster. Ook dat werd geweigerd. Geen collaboratie.Hun opdracht in die maatschappij waarin het geweld escaleerde was de tegenbe-weging gestalte geven. ‘Want slechts op één manier,’ zegt de prior ergens, ‘kunnen we ons dienstbaar maken om het geweld te helpen bezweren: door te leven, door sámen te léven.’ Het klooster van Tibhirine was ook een ontmoetingsplaats waar, op initiatief van de prior, een groep soefi-moslims en christenen, samen met enkele monniken, met elkaar baden en naar toenadering zochten. ‘Band van Vrede’ (Ribât es-Salâm), zo luidde de naam van de groep. De prior en de communiteit hoopten een bijdrage te kunnen leveren aan het we-derzijds verstaan van christenen en moslims, en zo een heel kleine, lokale, bijdrage te leveren aan de wereldvrede. Dat maakt het nog meer inzichtelijk dat ze per se wilden blijven. Al oefenden de autoriteiten grote druk op hen uit om of weg te gaan of in ieder geval gewapende bescherming te accepteren, zij wilden juist in

04

he

ilig

. ge

wo

on

nu

de

s h

om

me

s e

t d

es

die

ux

die zeer conflictueuze gewelddadige tijd een voorbeeld van vreedzaam samenleven zijn. Wat de doorslag gegeven moet hebben om te blijven, was dat zij hun roeping wilden volgen niet op een plaats waar dat het gemakkelijkste was, maar op de plaats waar ze horen en de plaats waar ze nodig zijn, kortom, op de plaats waar ze de jaren daarvoor gewoond hadden. Het is trouwens een vorm van stabiliteit die past bij hun orde. Het blijven waar je geplaatst bent, in figuurlijke of letterlijke zin, is één van de basisprincipes van de Trappistenorde.De jaren 1994 en 1995 gingen voorbij. En toen was het zover. Op 27 maart 1996 kwam tijdens een zorgvuldig voorbereide actie een groep gia-mannen de klooster-lingen halen. Ze deden het professioneel. De gasten in het gastenverblijf merkten er niets van. Zeven van de negen aanwezige broeders, onder wie de prior, werden aangetroffen en gesommeerd te volgen. De auto’s stonden klaar. Na enige tijd volgden de eisen. Gedetineerde terroristen moesten worden vrijgelaten, dan zouden de monniken vrijkomen. Zo niet, dan zouden ze worden vermoord. Er werd niet ingegaan op hun eisen, met instemming overigens van de familie van de kloosterlingen. Een volgend persbericht van de terroristen meldde, dat ze zich aan hun belofte hadden gehouden. De zeven monniken waren dood. Na ruim vijftig dagen, op 21 mei 1996, waren ze door hun ontvoerders om het leven gebracht.

Een testament

Een paar dagen later, 24 mei 1996, Pinksteren, werd het geestelijk testament van de vermoorde prior, broeder Christian de Chergé, door diens familie geopend. Hij had het al in 1994 bij hen achtergelaten, in een envelop met als opschrift: ‘Quand un à-Dieu s’envisage’ (Als een a-Dieu een gezicht krijgt). Hij schrijft: (de vertaling komt uit het hierboven genoemde boek van Dujardin)

‘Als ik ooit – en dat kan vandaag al gebeuren – het slachtoffer word van het ter-rorisme, dat nu blijkbaar alle vreemdelingen wil treffen die in Algerije wonen, dan zou ik graag hebben dat mijn gemeenschap, mijn kerk en mijn familie zich herinneren dat mijn leven gegeven was aan God en aan dit land. Dat ze aanvaarden dat de enige Heer van alle leven niet vreemd kan zijn aan dit bruuske einde. Dat ze voor mij bidden, want hoe kan ik een dergelijk offer waardig bevonden worden? Dat ze de band kunnen leggen tussen deze dood en de even gewelddadige dood van veel andere mensen waaraan men onverschillig voorbijgaat omdat de slachtoffers naamloos blijven. Mijn leven is niet meer waard dan dat van een ander. Ook niet minder. In elk geval heeft het niet de onschuld van de kindertijd. Ik heb voldoende geleefd om te weten dat ik mee schuld heb aan het kwaad dat in de wereld, helaas, lijkt te zegevieren, zelfs aan het kwaad dat me blindelings zou treffen. Ik zou graag, als het zover is, in een flits de luciditeit hebben die me in staat stelt vergiffenis te vragen aan God en aan mijn mensen-broeders, en tegelijk van ganser harte hem te vergeven die mij ombrengt. Ik kan een dergelijke dood niet wensen. Het lijkt

05

he

ilig

. g

ew

oo

n n

ud

es

ho

mm

es

et

de

s d

ieu

x

me belangrijk dit uitdrukkelijk te zeggen. Ik zie immers niet hoe ik mij erover zou kunnen verheugen dat dit volk, waarvan ik houd, zonder onderscheid van mijn dood wordt beschuldigd.’ In het vervolg gaat broeder Christian verder in op dit aspect. Hij houdt van Algerije en heeft altijd respect gehad voor de islam. Het zou verkeerd zijn als zijn dood haatgevoelens tegenover moslims zou oproepen. De godsdienst van Algerije, de islam, is de ziel van dit land en dient niet gelijkgesteld te worden met het fundamentalisme van de extremisten. Hij is ervan overtuigd dat voor God zijn moslimkinderen even waardevol zijn als de christenen.

Hij sluit zijn testament af met een dankwoord.

‘Een verloren leven. Helemaal van mij, helemaal van hen [van de Algerijnen, BD]. Ik dank God die het blijkbaar in zijn geheel voor die vreugde bestemd heeft, ondanks alles. In dit dank u, waarmee nu alles over mijn leven gezegd is, sluit ik jullie natuurlijk in, mijn vrienden van gisteren en van vandaag, en jullie, mijn vrienden van hier, die samen met mijn moeder en mijn vader, met mijn zusters en mijn broers en hun familie het honderdvoudige zijn dat mij geschonken werd, zoals beloofd was! En ook jou, mijn vriend van het laatste ogenblik. Je zult niet geweten hebben wat je deed. Ja, dit dank u en dit a-dieu zijn ook gericht tot jou in wie ik het gezicht van God zie. Moge het ons gegeven zijn dat wij, gelukkige moordenaars die we zijn, elkaar weervinden in het paradijs – als het God belieft, die ons beider Vader is.’

Deze laatste zin verwijst naar de beschrijving in het evangelie van Lucas van de kruisiging van Christus. Volgens het verhaal spreekt één van de misdadigers die naast Christus is gekruisigd, uit dat hij verkeerd heeft gehandeld. Hij heeft spijt van zijn misdaden. Dat late inzicht wordt hem geschonken door de aanwezig-heid naast zich van de onschuldig gestrafte Christus. Wanneer deze hoort wat de berouwvolle moordenaar zegt, zegt hij hem dat zij beiden na hun dood in het Paradijs zullen zijn. Christian vergelijkt zichzelf én zijn toekomstige moordenaar met deze berouwvolle misdadiger uit het evangelie. Hij, de christelijke monnik, is geen beter mens dan de islamist met bloed aan zijn handen die hem zal ombrengen. Geen mens is onschuldig. Maar ook: geen mens is verloren. Ook de zin ‘je zult niet geweten hebben wat je deed’ verwijst naar de kruisiging. Jezus bad zijn Vader om vergeving voor degenen die hem kruisigden. Zij beseften niet wat ze aan het aan het doen waren. Evenzo bidt Christian bij voorbaat om vergeving voor zijn moordenaar.Christian eindigt zijn testament met een afsluiting die nog eenmaal de ‘band van vrede’ tussen christenen en moslims aanduidt:

06

he

ilig

. ge

wo

on

nu

de

s h

om

me

s e

t d

es

die

ux

‘Amen! In sha’a Allah!’

Later is er discussie ontstaan over de precieze toedracht van de ontvoering en de moord. Sommigen beweerden dat niet de gia, maar het Algerijnse leger of de ge-heime dienst de monniken om het leven heeft gebracht, of daar op zijn minst bij betrokken was. De moord op deze bij uitstek vredelievende communiteit zou een geweldige manier zijn om hun vijand, de gia, nog verder in diskrediet te brengen. Hier lijkt het laatste woord nog niet over gesproken te zijn.

Drie broeders

Er is veel bekend over de broeders van Tibhirine. Van de drie die in de film het meest prominent naar voren kwamen, Christian, Luc en Christophe, is het vol-gende te vinden.Christian de Chergé (1937-1996) had een langdurige relatie met Algerije. Hij bracht er zijn jeugd door, in de Tweede Wereldoorlog. Zijn vader was commandant van de Algerijnse eenheid van het Franse leger, dat werd ingezet bij de bevrijding van Europa. Na de oorlog werd hij gepromoveerd tot generaal. De familie verhuisde naar Parijs. Christian keerde naar Algerije terug in zijn diensttijd. Het waren – eind jaren 50 – de nadagen van de Franse overheersing en het ontbrak niet aan geweld-dadige confrontaties. Bij één daarvan verloor hij een goede vriend, Mohammed. Deze had hem beschermd toen hij een troep gewapende mannen tegenover zich vond. De volgende dag werd Mohammed teruggevonden met doorgesneden keel. Hun vriendschap was onder meer gebaseerd op hun gedeelde geloof, al was Mohammed dan moslim en Christian christen.Christian voelde zich aangetrokken tot de vanzelfsprekende wijze waarop mos-lims hun geloof in hun leven integreren. Hij studeerde toen al theologie. Hij had een voorkeur voor een radicaal christelijk leven, het liefst in de nabijheid van de armen. Zijn eerste standplaats als priester was echter het welvarende Montmartre. Hij voelde zich er niet thuis. Het was toen dat hij besloot – tot onbegrip van zijn familie – om Trappist te worden. Hoogstwaarschijnlijk viel de keuze op deze orde, omdat die in Algerije actief waren. Want hij wist eind jaren 60 zeker dat hij naar Algerije terug wilde. Na een weinig succesvolle start – hij was waarschijnlijk te radicaal en te onge-duldig voor de gemeenschap die er op dat moment zat – keerde hij terug naar Europa om te studeren. Hij verdiepte zich twee jaar lang in de islam en in de geschiedenis van Algerije. In zijn visie was het belangrijk te werken aan een wederzijds verstaan van de beide godsdiensten. De vormen waren anders, maar zij vereerden dezelfde God. In 1974 kwam hij terug naar Tibhirine en nu voor-goed. Hij legde zijn gelofte af, wat in de traditie van de Trappisten, zoals ge-zegd, tevens een gelofte is om trouw te blijven aan je roeping op die plaats. Het begin was moeilijk. Niet alle broeders stonden te juichen bij Christians idee van een gezamenlijke zoektocht van christenen en moslims. Desondanks rolde

07

he

ilig

. g

ew

oo

n n

ud

es

ho

mm

es

et

de

s d

ieu

x

zijn naam uit de bus toen er in 1984 een nieuwe prior gekozen moest worden.Broeder Luc (1914-1996), in het gewone leven Paul Dochier, was een oudgediende in Tibhirine. Hij was er aangekomen in 1946. Een halve eeuw lang was hij de dokter van het stadje Medea en het dorp van het klooster, Tibhirine. Hij had destijds als student medicijnen vriend en vijand verbaasd, en zijn vader diep teleurgesteld, door te melden dat hij ervoor gekozen had in te treden bij de Trappisten. Hij stond eerder bekend als iemand van het goede leven dan als een uitgesproken religieus persoon. Bij het klooster kreeg hij te horen dat hij welkom was, maar wel eerst zijn studie af moest maken. Evenals Christian kwam ook hij in zijn militaire diensttijd in Noord-Afrika terecht, hij in Frans Marokko. En ook hij voelde zich aangetrokken tot deze cultuur. De kern van zijn roeping was dat hij dienstbaar wilde zijn voor anderen, en dan bij voorkeur voor degenen die dat het meest nodig hadden. In het dorp Tibhirine werd hij op handen gedragen. De mensen waren dol op zijn schijnbaar knorrige, altijd opgewekte manier van doen. Hij was soms kortaangebonden, maar mensen ken-den hem als door en door betrouwbaar. Hij was een vertrouwenspersoon speciaal voor de vrouwen en meisjes van het dorp. Zijn lievelingslied was Edith Piafs Non, je ne regrette rien – ik heb nergens spijt van.Broeder Christophe, Christophe Lebreton (1950-1996) was de jongste monnik van de gemeenschap. Hij vervulde zijn vervangende dienstplicht in Algiers, waar hij verstandelijk gehandicapten verzorgde. Tijdens zijn verblijf daar bracht hij een keer een bezoek aan het klooster van Tibhirine. In 1968 deed hij in de straten van Parijs mee aan de studentenrevolte, maar hij voelde zich toch niet thuis in het linkse studentenwereldje. De zomers bracht hij door bij de fameuze Abbé Pierre, de stichter van de Emmausbeweging. Abbé Pierre maakte naam door de daklozen van Parijs te verzamelen en hun een nieuwe levensinvulling te geven. Hij kwam op voor hun rechten en gaf hun hun waardigheid terug door samen met hen woon- en werkgemeenschappen op te zetten. Christophes verlangen om solidair te zijn met de armen bracht hem ertoe te kiezen voor een leven in gemeenschap en armoede. Binnen de Trappisten, waar deze waarden in principe voor allen gelden, zijn er rijkere en armere kloosters. Christophe wilde per se naar de armoedige kloostergemeenschap van Tibhirine. Hij kwam er in 1975, maar vertrok al snel weer. Het klikte niet met de gemeenschap die er toen zat. In 1987 kwam hij alsnog. Nu was het een andere gemeenschap, onder leiding van broeder Christian, in wie hij een geestverwant herkende. Hij was uitgenodigd omdat de gemeenschap nieuwe aanwas nodig had. Christophe werd verantwoordelijk voor de tuin oftewel de voedselvoorziening van het klooster.

08

he

ilig

. ge

wo

on

nu

de

s h

om

me

s e

t d

es

die

ux

Interview met broeder Bernardusabt van Koningshoeven

Kort nadat ik de film gezien had, ging ik op bezoek bij broeder Bernardus, de abt van Koningshoeven, het klooster van de Trappisten bij Tilburg. Broeder Bernardus en de zijnen zijn dus ordegenoten van de gemeenschap van Tibhirine. Ik was op het internet zijn ‘Weblog van de abt’, editie november 2010, tegengekomen, waarin hij schreef over Des hommes et des dieux (zie www.koningshoeven.nl). In zijn weblog beschreef hij hoezeer hij onder de indruk was van de film en maakte hij melding van enkele filmavonden die door het klooster waren georganiseerd. Hij was graag bereid mij te ontvangen en meer over de film en de achterliggende geschiedenis te vertellen.

‘Broeder Bernardus, ik zag dat u een aantal filmavonden hebt georganiseerd over deze film. Hoe zijn die tot stand gekomen?’

‘Het initiatief ging uit van Greco Idema, een jonge theoloog, de man achter de website Bruggenbouwers. Dat is een website bedoeld voor de ondersteuning van de interreligieuze dialoog. Idema wilde met deze avonden een gesprek tussen moslims en christenen op gang brengen over de film. Dat is niet echt gelukt, er bestaat aan moslimzijde te weinig voorkennis wat het monastieke leven aangaat. Het lukte niet goed om over te brengen wat de monniken bezielde.Ikzelf wilde met deze film met name de geschiedenis van de monniken van Tibhirine, medebroeders Trappisten, breed onder de aandacht brengen. Het is een uitzonderlijke geschiedenis die nog veel te weinig bekend is. Natuurlijk is voor ons als medebroeders Trappisten de geschiedenis belangrijk, maar wat die man-nen gedaan hebben is zo bijzonder en zo kenmerkend voor waar wij voor willen staan, dat wij hopen dat zo veel mogelijk mensen er bekend mee raken. Als de film op dvd uitkomt, zullen we hem zeker gebruiken om gasten van ons klooster iets over onze idealen te vertellen.Wij leefden destijds heel erg mee toen de gemeenschap van Tibhirine onder vuur kwam te liggen en helemaal toen de monniken ontvoerd werden. Wij waren juist op dat moment bezig een heel moeilijke beslissing te nemen met betrekking tot de toekomst van ons klooster. We moesten besluiten dat we de gemeenschap zouden splitsen in een jonger deel dat de kloostergemeenschap nieuwe toekomst moest geven en een ouder deel dat in een verzorgingshuis zou gaan wonen, het was een moment van grote crisis in ons kloosterbestaan en dit was een noodzakelijke, maar ook heel moeilijke en pijnlijke beslissing. Op de avond dat we zouden stemmen, kwam het telefoontje met het bericht dat de monniken van Tibhirine ontvoerd waren. Telkens als wij aan onze eigen recente geschiedenis denken, komt ook de ge-schiedenis van Tibhirine in onze gedachten. Hier in de kloostertuin hebben we een monumentje ingericht: een altaar en een beeld van een wereldbol op een braambos.

09

he

ilig

. g

ew

oo

n n

ud

es

ho

mm

es

et

de

s d

ieu

x

Aanvankelijk werd er in de Nederlandse kranten, met name het blad Trouw, heel negatief over de broeders van Tibhirine geschreven. Zo van: ze hadden beter moeten weten. Ze hadden niet zo dom moeten zijn daar per se te willen blijven. Ze hebben het martelaarschap opgezocht. Helemaal in de sfeer van: boontje komt om zijn loontje.

Al in de jaren 30 waren er Trappisten in Algerije. De orde had kloosterlingen uit Joegoslavië en Frankrijk uitgenodigd om in Algerije landbouwprojecten uit te voeren. Het was geen groot succes. De Joegoslaven en Fransen begrepen elkaar niet echt. Dit duurde tot de jaren 60. Toen vond de leiding van de orde het tijd worden het klooster te sluiten. Men verwachtte er weinig meer van. Op dat moment wa-ren er toch een paar broeders die zeiden in Algerije te willen blijven. Als een soort gedoogbeleid is hun toen toegestaan het klooster voort te zetten.Dankzij Christian de Chergé is deze gemeenschap een nieuwe richting ingesla-gen, gesteund door de Dominicanen en de Witte Paters zette hij fanatiek in op de dialoog met de islam. Hij was een soort “Boer Koekoek” van de interreligieuze dialoog. Christian de Chergé was een moeilijke man, die soms meer oog had voor zijn stokpaard dan voor de mensen om hem heen. Dat viel niet altijd goed in de gemeenschap van Tibhirine, waar hij in de jaren 70 was terechtgekomen, maar er was in feite geen ander die voor prior in aanmerking kwam. Hij heeft zich overigens in zijn leiderschap goed ontwikkeld. In het begin neemt hij heel autoritair zelf be-slissingen. Als zijn broeders protesteren, geeft hij toe dat beslissingen gezamenlijk genomen moeten worden en toont hij zich ook in staat naar iedereen te luisteren.’

‘Hoe is er bij u in de abdij gereageerd op het drama?’

‘Het heeft bij ons de discussie losgemaakt over wat onze gelofte van stabiliteit (één van de vaste gelofte in het monastieke leven) voor ons in de Nederlandse situatie betekent. Die gelofte houdt in dat je trouw bent, niet alleen aan de gemeenschap van monniken waar je bij hoort, maar ook aan de plaats waar die gemeenschap zich bevindt. In onze vestigingen in Indonesië en Afrika is het samen leven met de plaatselijke bevolking een vanzelfsprekend onderdeel van het kloosterleven. Voor de broeders van Tibhirine was het een belangrijke reden om niet te vertrekken. Maar in Nederland leven wij eigenlijk veel meer afgezonderd van de wereld. Wij besloten toen dat we ook hier veel meer open wilden staan voor de maatschappij in een positieve betrokkenheid op de samenleving. Andersom, wilden wij zelf intern veel meer een afspiegeling zijn van de maat-schappij van nu. De kloosters in Nederland hadden een sterk regionaal karakter. Wij in Koningshoeven waren een gemeenschap van Brabanders. We besloten dat te veranderen. Als de maatschappij multicultureel is, dan willen wij dat ook zijn. Wij zijn nu met zeventien mensen van acht nationaliteiten. Wij oefenen hier thuis hoe het is om met mensen van meer culturen samen te leven. Anders dan in het

10

he

ilig

. ge

wo

on

nu

de

s h

om

me

s e

t d

es

die

ux

verleden moet een Trappistenklooster geen vesting meer zijn, maar zal het een ontmoetingsplaats zijn tussen God en mens maar ook tussen mensen onderling, broeders, mensen die hier werken, gasten, anderen.’

‘Zijn voor u de broeders van Tibhirine voorbeeldfiguren? Zijn het heiligen?’

‘Er is een proces gaande om de broeders van Tibhirine heilig te verklaren, met vijfentwintig anderen die in Algerije zijn omgekomen. Van onze orde hoefde dat niet zo. Wat ik zo waardeer aan deze film, is dat de broeders er helemaal niet in naar voren komen als stoere geloofshelden. Je ziet in de film hoe gewoon, be-scheiden, haast onbenullig het dagelijkse kloosterleven is. De mannen zelf zijn al even gewoontjes. Soms gaat het er kalm en gemoedelijk aan toe, soms irriteren ze elkaar en maken ze ruzie. Ik beschouw hen helemaal niet als heilige in de zin van verheven figuren. Heilig zijn ze voor mij alleen in de betekenis: volledig toegewijd. In de film worden drie personen extra belicht. Eigenlijk ben ik nog het meest benieuwd naar die anderen, die niet voor het voetlicht komen. Hoe hebben zij het ervaren? Een van de zeven vermoorde broeders is Bruno, die helemaal niet bij de gemeenschap hoorde, maar er op bezoek was. Hoe heeft hij zich gehouden?

Ik spreek dan liever over een voorbeeldgemeenschap dan over bepaalde voorbeeld-broeders. Zij zijn dat omdat ze in alle radicaliteit de waarden van het evangelie hebben laten zien. Hun trouw aan hun roeping, hun toewijding aan de taak een gemeenschap van vrede te zijn, hun verbondenheid met de mensen die op hen vertrouwden en die zij niet in de steek wilden laten, hun bereidheid daarvoor eventueel zelfs hun leven te geven en het feit dat zij zelfs hun vijanden, die hun naar het leven stonden, bleven zien als kinderen van God en dus als broeders. Het bekende “heb je vijanden lief” uit het evangelie wisten zij in praktijk te brengen. Zij hebben diep doordacht wat het martelaarschap betekende en het aanvaard. Getuige zijn testament hoopte Christian de Chergé zijn moordenaar te kunnen vergeven. Heel sprekend vind ik daarom ook het einde van de film. De monniken en de ontvoerders lopen in een lange rij langzaam uit beeld, ze verdwijnen in de mist. Er wordt niemand aangewezen als schuldige. Ze verdwijnen in het onnoembare. In de bijbel staat het verhaal van Henoch: aan het eind van zijn leven wandelde hij met God en was er niet meer. Zo wandelden ook de broeders van Tibhirine met God.’

Watikzowaardeeraandezefilm,

isdatdebroederserhelemaalnietinnaar

vorenkomenalsstoeregeloofshelden.

11

he

ilig

. g

ew

oo

n n

ud

es

ho

mm

es

et

de

s d

ieu

x

‘Op welke manier kan de film van invloed zijn op ons denken over de islam, de discussie die op dit moment in Nederland plaatsvindt?’

‘In ieder geval zie je heel goed hoe eenzijdig de opvatting is dat dé islam geweld-dadig is. De vredelievende moslims van het dorp hebben niets op met het funda-mentalisme van de terroristen. De broeders zijn van harte welkom bij het besnij-denisfeest in het dorp en ze vieren van harte mee. Het is een betekenisvolle scène. De besnijdenis is het teken van het verbond: het verbond dat God met Abraham sloot en waar zowel joden, christenen als moslims zich bij betrokken voelen. Beschouwen wij als christenen de moslims eveneens als deelgenoten aan het verbond? In Tibhirine was de achterkant van het gebouw van de kerk de moskee van het dorp. Kunnen wij islam en christendom beschouwen als twee manieren om dezelfde God te dienen? Onze orde is geneigd die vraag bevestigend te beant-woorden. Het is heel goed mogelijk om samen met moslims te bidden. In onze samenleving is er op dit moment weinig ruimte voor dit gevoel van verbondenheid. Ook aan moslimzijde bestaan er soms barrières om tot gesprek te komen. Maar het is goed om die principiële verbondenheid vast te houden.’

12