Heidelandschap in ontwikkeling

24
Heidelandschap in ontwikkeling ontwikkeling+beheer natuurkwaliteit

description

 

Transcript of Heidelandschap in ontwikkeling

Heidelandschap in ontwikkeling

ontwikkeling+beheer natuurkwaliteit

Heidelandschap in ontwikkeling

De heide bestaat niet 3

De diepte in… 4

Nieuwe inzichten voor een 6oud landschap

Kansen in de droge heide 10

Ter verdieping 23

Uitgave:

OBN / VBNE

Tekst:

Marijn Nijssen en Joost Vogels (Stichting

Bargerveen)

Deskundigen en begeleidingscommissie:

Roland Bobbink, Rienk Jan Bijlsma,

Mark Brunsveld, Wouter van Heusden,

Henk Siebel, Wim Wiersinga

Coverfoto:

Geurt Besselink

Illustratie in hart brochure:

Gieb van Enckevort

Foto’s:

Geurt Besselink (pag. 14)

Rienk Jan Bijlsma (pag. 11, 16 l),

Roland Bobbink (pag. 7 b, 16 m, 16 r),

Harvey van Diek (pag. 19 b),

Peter Hoppenbrouwers (pag. 6 o),

Marijn Nijssen (pag. 3, 9, 15 r, 17, 19 lo,

20, 21, 22 lb, 22 lo)

Jap Smits (pag. 4, 18 r),

Joost Vogels (pag. 6 b, 8 o, 18 l, 18 m,

19 ro, 22 r)

Luchtfoto’s:

Geurt Besselink – www.GeMi.nu

2

OBN-brochure Heidelandschap in ontwikkeling

De heide bestaat niet…

Deze brochure is geschreven voor alle beheerders van heideterreinen; van kleine particuliere terreinen tot grote gebieden van terrein beherende organisaties. De tekst omvat drie belangrijke boodschappen voor herstel en ontwikkeling van het droge heidelandschap:• ‘Deheide’bestaatniet.Heideiseenverzamelnaam

voor een variatie aan vegetatietypen op niet ontgon-nen‘woeste’grondwaargeenofslechtsweinigbo-mengroeien.Hoewelheideeengrotevariatiekent,hoeftnietelkheideterreinzogevarieerdmogelijktezijn. Op basis van de gebiedseigen potenties kunnen heldere,afgebakendekeuzeswordengemaaktoverwat er wél en wat er niet in een heideterrein behou-denofontwikkeldkanworden.

• Omdepotentiesvaneenheideterreinteherkennen,is het noodzakelijk om niet alleen direct zichtbare informatie,maarookinformatieuitdieperelagen(bodem,grondwater)endegebruiks-enbeheerhis-torie te analyseren.

• Eenheideterreinisgeengeïsoleerdnatuurgebied,maar een onderdeel van een compleet heideland-schap. In dit landschap hebben de overgangen tussenverschillendeheidevegetaties,bossenencultuurlandenminstenszoveelwaardealsdeafzon-derlijke onderdelen: het geheel is meer dan de som der delen!

Deafgelopenjarenishetinzichtgegroeiddatheideter-reinen vroeger een veel grotere variatie in voedselrijk-dom,bufferingvandebodem,leeftijdengebruiksge-schiedenis kenden dan wat er nu resteert. Veel dieren die als karakteristieke heidesoorten worden bestem-peld,zijnafhankelijkvandezevariatie.Eenaantalka-dersindezebrochuregeeftderelatietussendiersoor-ten en de variatie in het heidelandschap weer.

Hetheidelandschapissterkdoormensenbeïnvloed.De invloed van de mens op de natuurlijke matrix van standplaatscondities leidde tot een versterking van

gradiënten:voedselarmtotmatigvoedselrijk,droogtotnat,zuurtotgebufferd.Devraagiswelkevandezegra-diënteninonzetijdnogaanwezigofweerteherstellenzijn en hoe we de potenties hiervoor zichtbaar kunnen maken.Indevormvanzeven‘kansenvoordrogeheide’biedt deze brochure handvatten om deze potenties te herkennenenindepraktijkteontwikkelen,endaarmeeookomjuistweinigeffectievemaatregelentevermij-den.

Deze brochure gaat over nieuwe inzichten voor beheer en ontwikkeling van droge heide. Om de brochure compacttehoudenwordenactievestuifzanden(ziedeOBN brochure van Riksen et al.2011)ennatteheideenvennen(zierevisieOBNvennensleutel2014)hierniet behandeld. Voor de praktische uitvoering van de beschreven maatregelen wordt hier verwezen naar het boek‘Heidebeheer’(Smits&Noordam2013)envoorverdieping over gebruik en ecologie van de heide naar ‘EconomyandEcologyofHeathlands’(Diemontet al. 2013).

Het referentiebeeld voor de droge heide als paarse vlakte is aan revisie toe. Het inzicht is gegroeid dat droge heide vroeger veel gevarieerder was dan wat nu resteert.

3

De diepte in…

Heidevegetatieswordenvaakgezienalspuurcultuur-historischfenomeen.Erkanookgesteldwordendatheide het meest natuurlijke onderdeel vormt van een ontginningsreeks op zandgronden. Wat wij nu nog als heidezien,zijndeminstvoedselrijkedelen‘woestegrond’.Dezezijnnooitontgonnen,omdaterweinigaanteverdienenviel.Begrazing,brandenvoordeboek-weitteelt en - op de iets rijkere gronden - het steken van plaggen waren de enige mogelijkheden om deze grondentebenutten,maarvormeninprincipeeenzeerextensieve vorm van landgebruik.De huidige kansen voor een verdere ontwikkeling van eenheideterreinenomgevingzijnafhankelijkvanzowel de natuurlijke uitgangssituatie als de gebruiks- en

beheerhistorie.Omdezepotentiesheldertekrijgen,iseen goede beschrijving en analyse nodig van het land-schap.Deinformatiehiervoorisinverschillende‘lagen’inhetlandschapaanwezig,zowelzichtbaarals–opheteerste oog - onzichtbaar. Direct zichtbare lagen zijn onder andere de versprei-dingvanplant-endiersoortenbinnenhetterrein,devariatieinstructuurvandevegetatie,bodemreliëf,dehuidige wijze van beheer en de ruimtelijke samenhang tussen landschapstypen. Gedetailleerde kennis over dezeonderwerpenheefteengrootvoordeel,maarook eenvoudig te verzamelen gegevens geven al veel inzicht.Antwoordenopvragenals‘waarbloeiengelebloemeninmijnheide’,‘waarstaatoudeheideenwaarjongeheide’,‘isdeheidehiermetpijpenstrootjeofbochtigesmelevergrast’en‘zijnernogrommelhoekjes,bloemrijkebermenofoudewegenaanwezig’vormenbelangrijke aanwijzingen voor de beoordelingen van de potenties voor een terrein.

Grondwaterkwaliteiten-stromen,bodemontwikkelingen de chemie van bodem en planten zijn te karakterise-ren als onzichtbare lagen. Deze lagen zijn zichtbaar te makenmetbehulpvanmetingen,boringenofonder-zoeknaarhetlokalehydrologischfunctioneren.Hierismeerspecialistischekennisvoornodig,maarlevertessentiëleinformatieopvooreengoedeanalysevandekwaliteit en potenties van een terrein.

>

Om de potenties van een heideterrein goed in te schatten is een analyse van de verschillende ‘lagen’ van het terrein nodig; zowel de zicht-bare lagen (o.a. soorten, habitattypen en reliëf) als de onzichtbare lagen (o.a. bodem en grondwater) en de gebruiks- en beheer-historie.

>>

Het bepalen van het bodemprofiel geeft veel informatie over de histori-sche ontwikkeling van de heide én over de potenties voor de toekomst.

4

OBN-brochure Heidelandschap in ontwikkeling

Hiertusseninvaltdegebruikshistoriealslaag.Hethis-torische gebruik is in het verleden volgend geweest op denatuurlijkevariatieinbodemcondities,maarheeftzelfookeenbelangrijkesturendeinvloedgehadopbodemeigenschappen.Degebruikshistorieheeftdeelsduidelijkinhetveldzichtbaresporennagelaten,maarkanook‘onzichtbaar’bepalendzijnvoorhetfunctio-nerenvanbodem,chemischeprocessenenhydrologie.Hetgebruikvanoudetopografischeenkadasterkaarten,gedetailleerde hoogtekaarten en oude beschrijvin-gen kunnen een groot deel van deze gebruikshistorie ophelderen.

Om de potenties van een heideterrein optimaal te be-nutten,moetmeneengoedbegriphebbenvanhetbe-staanenaardvanaldezelagen,zoweldezichtbarealsde onzichtbare. Voor het plannen van herstelmaatrege-lenisvoldoendekennisvandeonzichtbarelagenzelfsessentieel. In deze brochure wordt een overzicht van de huidigekennisgepresenteerd,waarbijdeverschillendelagen aan bod zullen komen.

Soms laat de historie zeer duidelijk zichtbare gebruikssporen na in het landschap. Grafheuvels van ruim 3000 jaar oud, historische wegen en pa-den en recente plagplek-ken zorgen hier voor een grote variatie in bodem en vegetatie.

5

Nieuwe inzichten voor een oud landschap

Hetheidelandschapisvanoorsprongzeergevarieerd,maarheeftdelaatsteeeuweenmetamorfoseonder-gaan. De van nature meest voedselrijke en sterkst gebufferdedelenvandeheidezijntotheteindevandeeerstehelftvandevorigeeeuwgrotendeelsomgezetinlandbouwgrondenbos.Daarnaheeftgrootschaligeverzuring opgetreden van het resterende heideareaal door de sterk toegenomen neerslag van zwavel- en stikstofverbindingenuitdelucht.Hetbeheerheeftzichlange tijd noodgedwongen gericht op het verwijderen vanvoedingsstoffen,hetterugdringenvanmonocultu-ren van hoge grassen en tegengaan van boomopslag. Veel dier- en plantensoorten die gezien worden als zeer karakteristiekvoordeheide–zoalskorhoen,veldleeu-werik,veldkrekelenstekelbrem–zijnondanksdezein-spanningen verder achteruit gegaan. Mogelijke redenen hiervoor zijn o.a. een onbalans in nutriëntenhuishou-dingvandrogeheide,slechtgebufferdebodemseneenhomogene vegetatie- en bodemstructuur die kunstma-tigineenrelatiefjongstadiumwordengehouden.

De laatste jaren is het inzicht gegroeid dat een hei-delandschapzowelintensiefgebruiktestandplaatsenkent,maarookrelatiefonbeheerde,oudebodemsen vegetaties met geleidelijke ontwikkeling naar bos. Beide gebruikstypen maar ook de geleidelijke gra-diënt tussen deze typen leveren totaal verschillende levensgemeenschappen op. Naast de echt voedselarme heidevegetatieshorenookvoedselrijkereplekken,zoalsakkertjes thuis in het heidelandschap. De gradiënten invoedselrijkdom,gebruikendynamiekhebbeninhetverleden sterk bijgedragen aan de hoge diversiteit van het heidelandschap en zijn een belangrijke sleutel voor het huidige herstel.

Verschillende onderzoeksresultaten en publicaties vor-men de basis voor deze inzichten:

• Hetreferentiebeeldvaneenheidelandschapalseeneeuwenlang “bevroren” arcadisch landschap van in-tensiefbeweidepaarsevlaktesopeenvoedselarmeen zure bodem is onjuist gebleken. Historisch enarcheologisch onderzoek heeft aangetoonddat hetgebruik en aanzicht van de heidelandschappen be-duidend gevarieerder en dynamischer zijn geweest. Perioden van overmatig landgebruik en relatieve rustvolgdenelkaarop, inhetzelfderitmealsdeopen neergaande perioden in de regionale sociaaleco-nomischeontwikkeling(Bieleman,1987,1992;Biele-man et al.,1995;Spek,2004).

• Oudeheidemeteengoedontwikkeldbodemprofielen humuslaag kent een ander microklimaat dan jon-geheide,waardooreranderekarakteristiekesoortenplanten,mossenenkorstmossenvoorkomen(Bijlsma

>>

De gladde slang is een soort van oudere, grazige heide.

>>

Gevarieerde droge heide kent naast heide ook open bodem, grassen en bosopslag.

6

OBN-brochure Heidelandschap in ontwikkeling

<<

Rozenkransje is een soort van heischrale, gebuf-ferde bodems. De soort kwam vroeger algemeen voor, maar kent nu nog slechts twee groeiplaat-sen in het binnenland op plekken waar leem aan de oppervlakte zit.

et al.,2009;Bijlsmaet al.,2012).Ook faunagemeen-schappen wijken sterk af ten opzichte van jongeheide(Vogels,2012;Versluijset al.,2014).Dezeoudeheide component is een wezenlijk en belangrijk on-derdeel van een gevarieerd heidelandschap.

• Verzuring van de bodem, met name in de tweedehelftvandevorigeeeuwdoorneerslagvanzwavel-verbindingenenammoniak,isinheidelandschappeneen even groot probleem voor de biodiversiteit als vermesting. Verzuring moet hierbij niet enkel worden gezien als een verlaging vandepH vandebodem,maarvooralalseenachteruitgangvandebuffercapa-citeitdooruitspoelenvandekationencalcium,mag-nesium en kalium.Natuurlijk herstel van de buffer-capaciteit is een zeer langdurig proces. Bovendien is de jaarlijkseneerslagvanverzurendestikstofverbin-dingen nog steeds boven de kritische waarden voor heidelandschappen. Plantensoorten van zwakgebuf-ferde omstandigheden gaan in heideterreinen nogsteedssterkachteruit,zoalsvalkruid,rozenkransjeenheidekartelblad maar ook soorten als stekelbrem en havikskruiden zijn tegenwoordig minder algemeen. Niet voor niets zijn het juist de bijensoorten die van dezekruidachtigenafhankelijkzijndiedeafgelopendecenniazeersterkzijnafgenomeninheideterreinen(Peeters et al., 2001 (Dorland et al., 2000; Bobbinket al.,2004;DeGraafet al.,2004;Siepelet al.,2009;Loeb et al.,2013;Bobbinket al.,2014).

• Veel plantensoorten van droge zwakgebufferde enheischrale vegetaties hebben een kort levende zaad-bankeneen slecht verspreidingsvermogen.Hetbe-houden van bronpopulaties is dan ook essentieel en waargeenbronpopulatiesmeervoorkomen,isherin-troductie van soorten door middel van het inbrengen vanzadenofmaaiselvangoedontwikkeldevegeta-ties essentieel (Loeb et al.,2013).

• In tegenstelling tot branden, maaien en begrazenwordt met het plaggen van de bodem niet alleen stikstofafgevoerd,maarookalledaarinopgeslagenandereelementen,waaronder fosfaatenbufferstof-fen.Plaggenleidtdaardooralsneltoteenversterkingvan de onbalans in het voedselaanbod van planten entotsterkematevanuitspoelingvanbufferstoffen.Deze onbalans in nutriënten speelt via een verander-de chemische samenstelling van de planten door in het hele voedselweb. Plaggen wordt in droge heide steeds minder uitgevoerd en levert vrijwel alleen po-sitieve resultaten als er niet tot de minerale bodem wordtgeplagdendaarnabufferstoffenwordentoe-gevoegd (De Graaf et al. 2004; Vogels et al., 2011,2013).Doorkleinschaligofincomplexestructurenteplaggenontstaaterveelvariatieinreliëfenvegeta-tiestructuur,watgunstigisvoorveeldiersoorten.

<

Plagmaatregelen hebben in het verleden op grote schaal vergrassing terug-gedrongen, maar leverden soortenarme en mono-tone heidevegetaties op.

7

Door in complexe structu-ren te werken kan er op vrij grote schaal geplagd worden, terwijl dit wel de grote variatie in reliëf en vegetatiestructuur ople-vert dat met kleinschalig plaggen wordt bereikt.

8

OBN-brochure Heidelandschap in ontwikkeling

Plaggen tot op de mine-rale bodem (links) heeft een grote kans op ver-snelde verzuring en een zeer langzame ontwikke-ling naar vrij soortenarme droge heide tot gevolg. Door het sparen van een dunne organische laag (rechts) treedt er een snellere successie op naar een meer gevarieerdere heidevegetatie.

• Devoedselkwaliteitvanplantenopdeheideisvoorherbivoren zeer laag. Bewijs stapelt zich op dat dit niet alleen het gevolg is van het verdwijnen van voed-selrijkere, bloemrijkere standplaatsen in het heide-landschap als gevolg van ontginning (een zichtbare laag), maar eveneens een gevolg is van verzuringen vermesting van nog bestaande vegetaties (vaak een onzichtbare laag). Beide processen uiten zich in lageredichthedenvan (metname)herbivoreon-gewervelden, zoals veel soorten loopkeversenveelkarakteristieke soorten dagvlinders. Uiteindelijk leidt dit tot een lager aanbod van ongewervelden als voed-sel voor insectivore vogels (oa. korhoen en veldleeu-werik:Vogels,2013;Vogelset al.,2013).Alsgevolgvanstikstofdepositieenverzuringveranderendeche-mischeeigenschappenvanzwakgebufferdebodemssterk.Dit leidt tot een verschuiving van stikstof (N)naarfosfor(P)alsbeperkendelementvoordegroeivanplanten.Eenafnamevandesoortenrijkdomvandevegetatieishetgevolg,maarookveranderingenin de kwaliteit van planten die ogenschijnlijk minder sterk te lijden hebben van verzuring en vermesting. De verschuiving in de verhouding tussen N en P in deplantneemtsterktoeenditheeftnegatieveeffec-ten op de kwaliteit van de vegetatie voor herbivore soorten. Veldkrekels die leven op een dieet met een hoge N:P-ratio leggen veel minder eieren dan soort-genoten die leven op planten met een lage N:P-ratio (Vogels et al.,2011,2013).

• Gradiënteninlandgebruikleverendiversiteitop.Zeersterkbegraasdeofopanderewijzesterkdynamischeterreindelenbevatten andere,maar zeker nietmin-der karakteristieke soorten insecten dan extensiefofonbegraasdeheide.Diersoortenvandrogeheidezijn vaak warmteminnend en bestand tegen droogte. Doordat ze zich snel voortplanten, zeermobiel zijnofzich ingraven,vormtdeverstoringdie intensievebegrazing met zich meebrengt geen probleem (Wal-lis de Vries et al.,2013;Versluijset al.,2013).

• Jeneverbessen hebben zich lange tijd nauwelijksverjongd in Nederlandse heideterreinen. Onderzoek heeft aangetoonddat eenopenbodemmetgoedebodemkwaliteit(lichtebuffering)noodzakelijkisvoorkieming. Daarnaast levert oud jeneverbesstruweel naast nestgelegenheid een uniek microklimaat en groeiomstandighedenwaarin specifiekemossen enkorstmossenkunnengroeien(Lukassen,2012;Hom-mel et al.,2013).

<<

Veldkrekels leggen veel minder eieren als ze leven op plantaardig voedsel waarin relatief weinig fosfor aanwezig is.

<

Verjonging van jeneverbes vindt enkel plaats op een open bodem met licht ge-bufferde omstandigheden.

9

Kansen in de droge heide

uit te voeren. Als vuistregel geldt dat al het beheer hier extensieverofkleinschaligerengefaseerduitgevoerddient te worden om geen soorten kwijt te raken. Maar in kleine terreinen kan vaak minder variatie in heide-typengerealiseerdworden,enzullendekeuzendiegemaaktmoetenworden“harder”vanaardzijn.Hetisindatgevalnogmeernoodzakelijkomvoorafeengoed beeld te hebben van de bestaande waarden in het gebied,demeestzichtbarelaag:hebikvooraltemakenmet(soortenvan)“oudeheide”dievaneenstabiel,ex-tensiefbeheerkunnenprofiterenofjuist“jongeheide”met vooral warmte- en droogteminnende soorten die eenintensiever,meerdynamischbeheernodighebben?Daarnaast is ook de ligging van het heidelandschap bin-nen Nederland van belang: het Brabantse en Limburgse zandlandschapheefteenanderebasiskwaliteitenandere verzuringsgeschiedenis dan de noordelijke zand-gronden en alleen daarom al verschillen zij in potenties. Vandaar dat altijd begonnen moet worden met een goede analyse van de verschillende lagen van het land-schap. Door het uitvoeren van een Landschapsecologi-schesysteemanalyse(LESA)kanwordenbepaaldwatwelenwatnietbinneneenheideterreinnagestreefdkan worden en waar de beste kansen liggen voor het ontwikkelen van de verschillende typen droge heide.

Hoewelerveelheideareaalvanhogekwaliteitverlorenisgegaan,zijnernogsteedsveelgroteenkleinehei-deterreinen aanwezig. Deze huidige terreinen bieden vaak(maarnietaltijd)deruimteendekansenomtestreven naar variatie in standplaatsen. Deels bestaan er kansen door “vergeten elementen” terug te vinden endezeteherstellenofverderteontwikkelen,zoalsvoormaligekeuterontginningen,visvijversenveldwe-gen.Daarnaastzijnerooknieuwegebruiksfunctiesdie een belangrijke rol kunnen spelen in de ontwikke-lingvansoortenrijkegemeenschappen,zoalszand-enschelpenpaden,brandgangenenbloemrijkebermenlangs doorgaande wegen. Bovendien is er een groeiend aandeel van uit productie genomen agrarische gronden grenzendaanheideterreinen,diedoorslimbeheereenmatigvoedselrijkebufferkunnenvormenenbovendieneen rijk aanbod aan nectarplanten geven. De bodem van(voormalige)naaldbosbeplantingenisverstoordgeweestengeeftdusmeerruimtevoorhetmakenvanandere keuzen dan “droge heide”.

Hetisnietmogelijkomalledoelenvoorsoortenvandroge heide op één locatie te verwezenlijken: verschil-lend beheer en verschillende uitgangssituaties leiden nu eenmaal tot verschillende uitkomsten. Dit vraagt om hetnemenvanheldere,goedoverwogenkeuzen,envervolgens het instellen van een stabiel en consequent doorgevoerd beheerplan gebaseerd op deze keuzen. In vergelijking met kleine terreinen is in grote heide-terreinenbijnaperdefinitiemeervariatieaanweziginhet landschap en de onderliggende bodemcondities. Beheerkeuzeszijningroteterreinenrelatiefgemakke-lijknaastelkaaruittevoerenendekansdatspecifiekeplanten-ofdiersoortenuithethelegebiedverdwijnenals gevolg van beheermaatregelen is klein. Voor kleine terreinen is het veel lastiger om de juiste maatregelen

In de tekening in vogelperspectief op bladzijde 12 en 13 zijn de kansen voor ontwikkeling van het droge heidelandschap verbeeld.

10

OBN-brochure Heidelandschap in ontwikkeling

Kans 1: Kies voor jonge óf oude heide

Heidewordtvaak gezien als een strikt cultuurland-schapwaarvrijintensiefmoetwordenbeheerd.Oudeheidemeteenextensiefbeheerisechtereenwezenlijkonderdeel van een gevarieerd heidelandschap. Oude heidekanoptweemanierenwordengedefinieerd:Heidebestaanduitoudeheidestruiken(eenzicht-barelaag),enheidegekarakteriseerddooreenoud,ongestoordontwikkeldpodzolprofiel(eennietdirectzichtbarelaag).Heidedieouderwordt,bouwteenhogevegetatiestructuur en een dikke strooisellaag op. Deze oude heide herbergt vaak een rijke mossenflora en begroeiingmetbosbessen,maarkentookeentotaalverschillendefaunagemeenschapdanopen,drogeenwarme heide. Deze heidevegetaties zijn vaak ook het rijkstaanreptielenenamfibieën,enherbergteenfaunadiegebaatisbijrelatiefgebufferde,vochtigeomstan-digheden. Opvallend veel “noordelijke” soorten vinden hierhunoptimumhabitat.Na30tot40jaarvallenoudestruikheidepollenvanouderdomuitelkaar,waardoorook andere plantensoorten zich kunnen vestigen. Hetandereuitersteisdezeeropenendrogestuif-zandheide. In dit type hebben vele warmteminnende soorten van heidelandschappen hun optimum. Vaak zijn deze typen tegenwoordig nog te vinden rondom voormaligeveldwegenen/ofzandverstuivingenenzijn

daardoor veel dynamischer van karakter gebleven. Deze pionierheides zijn ook vrij eenvoudig te realiseren door eenhogegraasdrukintezetten,welkezorgtvoorhetafbreken van de gesloten struiklaag. Deze heidetypen vragen juist om een intensiever beheer naar terugzet-tingenbehoudvandynamischeprocessen.Eenbeheergerichtopnietsdoen–behalvehetverwijderenvanbosopslag - leidt ook hier uiteindelijk door dichtgroeien naardeontwikkelingvangeslotenoudeheide,maarditis een langzaam proces. Voor een weloverwogen keuze is het van belang om naar de onzichtbare laag van bodemontwikkeling tekijken.Intensiefbeheerde,dynamischerheideisvaak het meest voor de hand liggend in de hoogst en droogstgelegenheide,zoalsdekzandruggen,heideopvoormaligestuifzandenofopandereinhetverledenverstoordebodems,zoalsbijvoorbeeldheidecorridors.Op plekken met oude heide en een mooi ontwikkelde heidebodem(haarpodzolen)kanervoorgekozenwor-denomalleenextensiefintegrijpen,bijvoorbeelddoormiddel van extensieve begrazing en het verwijderen van(eendeelvan)debosopslag.Lichtebegrazingkanzorgenvooreenrelatiefopenstructuurenoptermijn(nahetstervenenopenenvanoudestruikheide)kanzich een bosbesheide ontwikkelen.

<<<

Op bodems met een goed ontwikkeld podzol is ont-wikkeling naar oude heide aan te raden.

<< <

Wanneer droge heide ouder wordt, vallen struik-heidepollen uit elkaar en treedt er verjonging op door afliggende stengels. Door de opbouw van een dik humusprofiel ontstaan er in oude heide mogelijk-heden voor plantensoor-ten van iets vochtigere condities, zoals dopheide, veenbies en bosbessen.

11

Overgang naar natte heide

KANSEN VOOR HET DROGE HEIDELANDSCHAP

Kans 1 Kies voor oude heide op een onverstoorde haarpodzolbodem

Kans 6 Gebruik paden voor het maken van corridors naar een klein heideterrein

Kans 2 Geleidelijke overgang van heide naar bos

Kans 5 Koppeling van voedselarme heide met voedselrijke akkers is belangrijk voor veel diersoorten

Kans 4 Op oude ontginningen en in bermen zijn soortenrijke heischrale vegetaties te ontwikkeleni

Ontwikkeling oude heide

Corridor langs pad

Paden en wegen

Ontwikkeling naar bos

Kleine plagplekken

Verbinding met agrarisch natuurbeheer

12

OBN-brochure Heidelandschap in ontwikkeling

Stuifzandheide

Kans 7 Begrazing in hoge tot lage graasdruk geeft de meeste variatiei

Kans 5 Akkertjes op de heide leveren voedsel voor diersoorteni

Kans 4 Op oude ontginningen en in bermen zijn soortenrijke heischrale vegetaties te ontwikkeleni

Kans 6 Rommelhoekjes zoals een oude huisplaats met ruige vegetatie geven variatiei

Kans 1 Kies voor jonge heide op verstoorde of geplagde bodemsi

Kans 3 Verbind het heidelandschap met het aanliggende cultuurlandschap van het beekdali

Kans 3 Verbind het heidelandschap met het aanliggende cultuurlandschap van het beekdali

Begrazing

Akkertjes

Ontwikkeling heischraal

Jeneverbesstruweel

Oude huisplaats

Natuurontwikkeling op voormalig landbouwgrond

Jonge heide

Kapvlakte

13

Spontaneontwikkelingvanbosenhetbeheervan(half)open droge heide staan vaak op gespannen voet met elkaar. Geleidelijke overgangen naar bos zijn echter zeer waardevol in een heideterrein en solitaire bomen bieden belangrijke uitkijk- en zangposten voor soorten alsroodborsttapuit,grauweklauwierennachtzwa-luw.Zichuitbreidendebosrandenkunnengefaseerdwordenteruggezet,waarbijeen‘rommelige’afwerkingmet inhammen en het laten liggen van dood hout een groterevariatieaanleefomstandighedenvoordierenoplevert.Bijgeïsoleerdstaandebosjeskanopslagaande zuidwest-zijde worden toegestaan en een even groot deelaandenoordoost-zijdewordengekapt,waardoorditbosjelangzaamdoorhetterreinkan‘wandelen’.Hierdoorzijndecennialangaltijdverschillendestadia

van bosontwikkeling aanwezig zonder dat het heideter-rein dicht groeit. Vooral de ontwikkeling van gelei-delijke overgangen aan de zuidwest zijde van bossen metrelatiefveelzoninstralingleverteengradiëntopvan sterk opwarmende struikvegetatie die geleidelijk overgaat in een gematigd microklimaat dieper in de vegetatie.Debosontwikkelingkanzowelmetloof-alsnaaldbomen plaatsvinden en ook hier geldt dat variatie hierin meer biodiversiteit oplevert. De vorming van eikenbosopzandgrondenheeftvaakeenmeerwaardebovennaaldbossen,aangezienloofbomenvoormeerongewervelden als voedselbron kunnen dienen dan naaldbomen en eiken langzamer groeien en minder opslagveroorzaken,waardoorhetbeheerextensieverkan plaatsvinden.

Bosopslag is niet alleen een bedreiging voor de heide, maar levert ook geleidelijke gradiënten op in het landschap die voor veel planten en diersoor-ten belangrijk zijn.

Kans 2: Ontwikkel geleidelijke overgangen naar bos

14

OBN-brochure Heidelandschap in ontwikkeling

Kans 3: Open het heidelandschap

Eengrootdeelvandegradiënteninhetheidelandschapzijn verdwenen doordat heideterreinen vaak worden omslotendoorbos.Hierdoorzijndezezowelgeïsoleerdvanandereheideterreinen,alsookvanhetomliggendevoedselrijkere cultuurlandschap. Hetopenenvaneenterreindoorhetcreërenvancor-ridors en kapvlaktes vergroot zowel het areaal aan open vegetatie als de kans op uitwisseling van dierpo-pulaties. Kleine heideterreinen die in de buurt liggen van grote terreinen kunnen door corridors ontsloten worden,zonderhuneigenkleinschaligekarakterteverliezen.Door het openen van het heidelandschap is het vaak ook mogelijk om verbindingen tussen heide en begelei-dendelandschappen,zoalsbeekdalenenescomplexente herstellen. Wanneer dit gekoppeld kan worden aan hetinstellenvannatuurvriendelijkbeheerinakkers,bijvoorbeelddooragrarischenatuurverenigingen,ofdooreigenbeheerinspanningen,wordendehistorischeverbindingentussenheide,beekdalenenakkersinerehersteld.Diteffectkanwordenversterktdoorinhetbeheer van de kapvlaktes te kiezen voor verschillende heidetypen:oudeheide,jongeopenheide,heischraalgraslandofextensieveheideakkers.Hetanalyserenvan

de bodemchemie en bodemontwikkeling (onzichtbare laag)endegebruiks-enbeheerhistorievanhetterreinzijn hiervoor noodzakelijk.Ook het omzetten van intensieve landbouwgrond naar natuurfunctieaanderandenvanheideiseenvormvanhet‘openen’vaneenheideterreinnaardeomgeving.Steedsmeervoormaligelandbouwgrondendietegenheideterreinenaanliggenwordenalsnatuurterreinofalsbufferzonerondomnatuurterreinenbeheerdendeervaring met het omvormen van deze landbouwgron-den groeit (zie o.a. themanummer De Levende Natuur juli2013).Hierbijmoetenineersteinstantievoedings-stoffenwordenafgevoerd.Ditkanzoweldoorafgravenvan de bovenste bodemlaag als door uitmijnen en maaien van de vegetatie. Deze laatste optie kost veel meertijd(10-20jaar),maarismeestalveelgoedkoper.Bovendien kan in de tussentijd de steeds extensie-verelandbouwgrondfungerenalsvoedselbronvoorvogelsoortenenbloembezoekers.Eenderdeoptieisompermanent een extensievere vorm van akkerbeheer in deze landbouwgronden in te stellen. Deze beheervorm kan zeer waardevol zijn voor het creëren van geschikt habitat voor veel zeldzaam geworden heide- en ak-kervogels.

<<

In veel gevallen is het mogelijk om heideter-reinen door middel van natuurontwikkeling weer te verbinden met het omliggende cultuurland-schap.

<

Door bij natuurontwik-keling niet zeer sterk op verschraling in te zetten kunnen zich, zoals hier op overgang naar vochtige heide kruidenrijke vegeta-ties ontwikkelen die een belangrijke aanvullende waarde hebben voor het heidelandschap.

15

Kans 4: Geef geel de ruimte

Nietalleheideiszuurenarmaannutriënten.Hei-schrale graslanden komen voor op matig voedselarme standplaatsenmeteengoedezuurbuffering,diewordtgeleverddooruitwisselingvandekationenkalium,calcium en magnesium met de bodem. Deze locaties zijnzeldzaamgewordeninhetNederlandselandschap,zowel door ontginning als door vermesting en verzu-ring.Dekleinelocatiesdienoggoedontwikkeldzijn,liggenopbijzondereplekkeninhetlandschap,waarkeileemofkalklagenzeerdichtonderdeoppervlakteaanwezigzijn,ofwaardoormenselijkhandelendezebufferingleverendestoffendichtaandeoppervlakteliggen(onzichtbareenhistorischelaag).Gelebloemen,zoalsvalkruid,maarookbrem,gewoonbiggekruidverschillendesoortenhavikskruidenentormentil,gevenaandateenplekpotentiesheeftvooreenheischraleontwikkeling. Andere kenmerkende soorten zijn onder anderetandjesgras,borstelgrasenhondsviooltje(zicht-barelaag).Alsookallegelebloemenzijnverdwenen,letdanopvergrassingmetstruisgrassen,bochtigesmele en opslag van braam. Dit duidt vaak op aanwezig-heid van een iets leemrijkere bodem met moderpodzo-len; hier is ontwikkeling naar heischrale componenten makkelijker uitvoerbaar en logischer. Als herstelmaat-regel zijn vaak wel ingrijpende maatregelen nodig. Dit zijn maatregelen die gericht zijn op het herstel van de geschiktebodemcondities,zoalstoedieningvankalkof–nogonderwerpvanonderzoek–langzaamwerkendmaar ook elementenrijker steenmeel.

De meeste plantensoorten van heischrale omstandighe-den hebben een kort levende zaadbank en een slecht verspreidingsvermogen. Verspreiding van zaad over groteafstandentussenterreinen(versnippering)vindtdan ook nauwelijks plaats. De bottleneck bij het herstel van de heischrale graslanden wordt dan ook gevormd door de beschikbaarheid van zaad van met name de karakteristieke,zeldzamesoorten.Herstelmaatrege-len moeten tijdig worden uitgevoerd bij voorkeur in aanwezigheid van restpopulaties die bij de uitvoering vandemaatregelenwordengespaard(zichtbarelaag).Deze restpopulaties kunnen vervolgens nog enige jaren fungerenalszaadbron.Alsergeenzaadbronmeeraanwezig is dan zal er nieuw bronmateriaal moeten wordeningebrachtindevormvanzaadofmaaiselvanandere,goedontwikkeldeheischralegraslanden.Deeerste jaren na plaggen treedt in veel gebieden een piek in de ammoniumconcentratie in het bodemvocht op. Tijdens deze periode is het ammoniumgehalte van de bodem te hoog voor vestiging van de heischrale soorten.Doordirectnaplaggenbufferendekationenin de vorm van kalk en mogelijk ook steenmeel toe tevoegen,wordtdezeammoniumpiekgemitigeerden kan er wel ontwikkeling naar heischrale vegetatie optreden. Goede metingen aan de bodemchemie en bodemopbouw(onzichtbarelaag)helpenomdegoedeplagdiepteenmineralengifttebepalen.Vervolgbeheerindevormvanmaaienofbegrazenblijftnodig.

>> >>>

Metingen aan bodemche-mie zijn essentieel voor een goede ontwikkeling van natuur op voorma-lige landbouwgronden. Indien te weinig wordt afgegraven ontstaan er grasruigtes. Het opbren-gen van maaisel na herstel van de bodem levert een aanzienlijk betere ontwik-keling naar soortenrijke schraallanden op.

>

Een soortenrijk mozaïek van oudere droge heide en heischrale vegetaties, ontstaan door extensieve begrazing van een door bochtige smele gedomi-neerde locatie.

16

OBN-brochure Heidelandschap in ontwikkeling

De vrij voedselarme droge heide op zure bodem die grote

delen van het Nederlandse heidelandschap beslaat, is arm

aan bloeiende planten. Alleen in de nazomer wanneer

de struikheide bloeit is er korte tijd een groot bloemaan-

bod. Veel karakteristieke diersoorten van heideterreinen

hebben echter in andere delen van het jaar bloemaanbod

nodig, of zijn gespecialiseerd op andere plantensoor-

ten. Heischrale vegetaties zijn vaak de meest bloemrijke

plekken in het landschap en met name gele composieten

als havikskruiden leveren een belangrijk voedselaanbod

voor bloembezoekende insecten zoals de kleine en grote

roetbij en kleine vuurvlinders. Bijen die vroeg in het jaar

vliegen, zoals de grijze zandbij en de wespbij foerageren

vaak op wilgen die vaak aan randen van heiden staan

op de overgang naar cultuurland. Om te nestelen maken

deze soorten wel gebruik van de open bodem in de heide.

Ontwikkeling van een groot en divers bloemaanbod in het

heidelandschap door herstel van heischrale vegetaties,

akkers of bloemrijke wegbermen levert zo een zeer hoge

biodiversiteit van ongewervelden op.

Grijze zandbij.

Kleine en grote roetbij

op gele composiet.

Kleine vuurvlinders op

boerenwormkruid.

Wespbij op kruipwilg.

171717

Tijdelijke akkers en schraalgraslanden kwamen vroeger algemeenvoorinhetheidelandschap,metnameopdegrens tussen heide en andere landbouwgronden. Deze relatiefvoedselrijkeendynamischeplekkenhebbeneen grote bijdrage geleverd aan de biodiversiteit van de voedselarmeheideterreinen,metnamevoordefauna.Ook in het huidige heidelandschap kan het herstellen vanoudeakkercomplexenofhetaanleggenvannieuweakkerseengrotebijdrageleverenaandebiodiversiteit,zowelopkortetermijn(aangetoondvoorloopkevers)als na braaklegging en aanvullende begrazing (aange-toondvoorsprinkhanen).Vogelsoortenalsveldleeu-werik,kneuengeelgorsmakenveelgebruikvandezeakkers en gebruik van het historische drieslagsysteem (afwisselingvantweesoortengewassenenbraaklig-ging)leverteengrotevariatieaanprooisoortenenzaden voor deze diersoorten. Inrichten van extensieve akkersisrelatiefeenvoudigdooreeneenmaligegiftvan10-20tonvastestalmestperha,waarop2jaargewassenmetlagemestbehoeftezoalseveneofboekweitgeteeldkunnen worden De beste locaties zijn voormalige ak-kercomplexenwaarnogrelatiefveelfosfaat,bufferstof-fenenorganischestofindebodemaanwezigisenwaarmeestal van nature een gunstige waterhuishouding is.

Ook aangeplante naaldbossen kunnen worden omgezet inakkers,aangezienhierdebodemalsterkverstoordisenomvorminggeenintactepodzolprofielvernietigt.Doordemestgiftlaagtehoudenkanverschralingsbe-heer(maaienen/ofbegrazen)leidentotvormingvanheischrale graslanden. Deze locaties zijn vaak nog in hetterreinteherkennen(zichtbarelaag)ofandersmetbehulp van historische kaarten terug te vinden.Voormalige intensieve landbouwgronden die tot na-tuuromgevormdworden,hebbenalsvoordeeldatzijdoorjarenlangebekalkingmeestalgoedgebufferdzijn,terwijlveelnatuurreservatenonderinvloedvanstikstofdepositievaaktezuurzijngeworden.Voor-waarde voor de ontwikkeling van droge heischrale graslanden op landbouwgronden is wel dat er vóór de herinrichtingvoldoendenutriëntenzijnafgevoerd.Deafwezigheidvansoortenvanheischralegraslanden,zowel in de zaadbank als in de directe omgeving van de interichtenvoormaligelandbouwgronden,kanechtereen probleem vormen voor de ontwikkeling van de vegetatie.Eenoplossinghiervoorkanzijnommaaiselofzaaduitgoedontwikkeldegebiedenaantebrengen.Daarnaastkanbodemfaunawordeningebrachtomdebodemgemeenschap te verbeteren.

Kans 5: Koppel voedselarme en voedselrijke delen

>

Kleine akkertjes vormden vroeger een onderdeel van veel heideterreinen. Actieve akkers met boek-weit of evene leveren veel voedsel op voor karakte-ristieke diersoorten van de heide. >>

Oudere, braakliggende akkertjes ontwikkelen zich naar bloemrijke schraal-landen.

>>>

Boekweit is een van de ge-wassen die vroeger vaak op heideakkertjes werden verbouwd. De bloei-ende boekweit vormt een interessante voedselbron voor bloembezoekers van de heide, zoals deze goudwesp.

18

OBN-brochure Heidelandschap in ontwikkeling

Een aantal typische vogelsoorten van het heideland-

schap maakt gebruik van verschillende plekken om te

broeden en te foerageren. Hierbij is de droge heide

met open of schaars begroeide bodem tussen be-

schutting een zeer goede nestgelegenheid voor soor-

ten als nachtzwaluw en leeuweriken, aangezien hier

weinig predatoren voorkomen. Voor hun voedsel zijn

deze soorten afhankelijk van andere plekken in het

landschap. De nachtzwaluw maakt ‘s nachts gebruik

van een groot jachtgebied en kan tot kilometers van

de nestlocatie foerageren langs bosranden en bij cul-

tuurlanden, beekdalen en vennen. Kleine zangvogels

als de veldleeuwerik kunnen slechts enkele honder-

den meters van het nest af foerageren. Het aanleggen

van akkers in of aan de randen van heide levert een

groot voedselaanbod op waar ook soorten als kneu

en geelgors gebruik van maken. Het broedsucces van

veldleeuweriken in een heidelandschap met akkers is

vele malen hoger dan in een eenvormig droge heide

of in regulier cultuurland.

Nest van een veldleeuwerik.

Veldleeuwerik.

Geelgors.

1919

Kans 6: Gebruik medegebruik

Oudeontginningen,ruiterroutes,oudestartbanenvanvliegvelden,bermenvanwegen,fiets-enwandelpadenen‘rommelhoekjes’inheideterreinenhebbenmeestaleenvoedselrijkereenbetergebufferdebodemdandeomliggende heide. Veel van deze plekken hebben een heischrale tot grazige vegetatie en daardoor een grote meerwaarde voor het droge heidelandschap. Door het beheervanderandenvanpadenterichtenopbrede,kruidenrijke bermen wordt op een logische manier aan-gesloten bij het landschap. Ook voor het verbinden van heideterreinen middels corridors is het vaak verstandig omdezelangswegenenpadeninterichten,aangezienhiervaakalrijkere,ruderalerevegetatiesaanwezigzijnen het logistiek makkelijk is om deze met materiaal

aanteleggenenteonderhouden.Bovendienfunctio-neren de schrale zandbermen van de paden tegelijk als brandgang. Andere belangrijke kleinschalige elementen dievannaturevoorkomeninheideterreinen,maarookdoor(mede)gebruikzijnontstaan,zijnzandigesteil-randen, microreliëf,doodhoutenoudeopengevallenstruikheidepollen. De aanwezigheid van deze elemen-tenzorgtvooreengroterevariatieinmicroklimaat,nest- en schuilgelegenheid en voedsel en zijn van groot belangvoortalvanplanten-,mos-endiersoorten.Be-heer kan er op gericht zijn om dit soort elementen meer teontwikkelenineenheideterrein,maarminstenszobelangrijk is om bij de uitvoering van beheer te zorgen dat de nog aanwezige elementen niet verdwijnen!

>>

Wegen, fiets- en wan-delpaden vormen een vast onderdeel van het moderne heidelandschap. De voedselrijkere, vaak beter gebufferde bermen leveren een extra vari-atie op in het landschap. Daarnaast kunnen deze lijnelementen worden ge-bruikt voor het maken van corridors of brandgangen.

>

Zowel de middenberm als de steile randen van zand-paden leveren belangrijke nestgelegenheid op voor insecten.

20

OBN-brochure Heidelandschap in ontwikkeling

Veel diersoorten maken tijdens hun leven gebruik van

meerdere plekken in het landschap. Op plekken waar

oude gebruikssporen aanwezig zijn of waar nog steeds

medegebruik van het heidelandschap plaats vindt, is

vaak een grote landschappelijke variatie aanwezig. Deze

plekken kennen vaak eeen ruderale vegetatie met opslag

van kruiden, bramen en bos, terwijl de paden en bermen

schraal en open zijn.

De zadelsprinkhaan is een typische soort van droge heide

met een grote structuurvariatie. De vrouwtjes leggen de

eieren in kale bodem, terwijl de volwassen mannetjes het

liefst zingen vanuit hoge struikheide of andere middel-

hoge opslag als braam, berk of brem. Naast deze vegetatie

vormen ook grassen,kruiden en kleine ongewervelden als

rupsen een deel van hun voedsel. De locatie moet sterk

worden opgewarmd door de zon, waarbij hogere begroei-

ing aan de noordkant gunstig lijkt om deze warmte vast te

houden. De eieren komen pas na twee of drie jaar uit, dus

de open zandige plekken mogen niet te snel dichtgroeien.

Aangezien de zadelsprinkhaan niet erg mobiel is, moet

deze variatie op een vrij klein oppervlak aanwezig zijn.

Kleinschalig beheer om deze variatie te behouden werkt

goed om de soort te behouden. Grootschalig plaggen of

sterke verruiging van de vegetatie maken het leefgebied

ongeschikt.

Zadelsprinkhaan.

2121

Kans 7: Graas in gradiënten

Heideisenblijftgrotendeelseenbegrazingslandschap.Begrazing kan voor verschillende doelen en op veel ver-schillendemanierenwordenuitgevoerd.Erisnietéénvorm van begrazing die gunstig is voor alle heidesoor-ten. Als vuistregel geldt dat het werken met gradiënten in graasdruk de meeste variatie in vegetatiestructuur oplevert,waarvaneengrootaantalplantenendierenkanprofiteren.Voorontwikkelingnaaroudeheideisextensieve jaarrond begrazing met grote grazers zeer geschikt,zekeralserookhertenaanwezigzijndiealsbrowsers de boomopslag extra tegen gaan. Bij een te sterke opslag kan deze aanvullend handmatig worden verwijderd. Bij sterke vergrassing kan worden gekozen om eerst een gecontroleerde beheerbrand uit te voeren en daarna direct te begrazen. Door de brand verdwijnt eendeelvandestikstofuithetsysteem,maarblijfteengrootdeelvandemineralenenbufferstoffenachter.Devrijgekomen nutriënten veroorzaken een sterke groei

vangrassen(dezogenaamde‘greenflush’);brandendient dan ook alleen te worden uitgevoerd met begra-zing als vervolgbeheer.Voor het herstellen en versterken van aanwezige gra-diënten in het landschap is het werken met een door een herder aangestuurde schaapskudde (gescheperde begrazing)hetmeestgunstig.Doordebegrazingtesturen,ontstaanzowelextensiefbegraasdealszeerin-tensiefbegraasdevegetaties.Beidevormenkennenhuneigen bijdrage aan een karakteristieke heidegemeen-schap.Metnameindrogeheideblijkteen(tijdelijke)overbegrazing zeer gunstig te zijn voor warmtemin-nendekarakteristiekemiersoortenvanheide,terwijldiersoortenvanvochtigeheide,zoalslevendbarendehagedis en groot dikkopje juist heel gevoelig zijn voor begrazing. Bij intensievere vormen van begrazing is een juiste timing een vereiste.

>>>

Hoewel schapenbegrazing vaak wordt gezien als het herstellen van cultuurhis-torie kan het ook op een moderne manier worden toegepast.

> >>

Het groot dikkopje (foto boven) is een soort die zeer gevoelig is voor een hoge graasdruk, terwijl de heivlinder (onder) juist van begrazing kan profiteren.

22

OBN-brochure Heidelandschap in ontwikkeling

Ter verdieping

van herstelbeheer in heide en heischrale graslanden. 2004/288-O,EC-LNV,Ede,219pag.

Dorland,E.,R.Bobbink,E.Brouwer,C.J.H.Peters,P.J.M.vanderVen,P.Vergeer,G.M.Verheggen&J.G.M.Roelofs2000.Herintroductie en bekalking van het inzijg-gebied – Aanvulling bij effectgerichte maatregelen in heischrale milieus.Utrecht/Nijmegen,118pag.

Hommel,P.W.F.M.,R.Haveman,H.P.J.Huiskes&R.WdeWaal2013.Herstel van Jeneverbesstruwelen. Resultaten OBN-onderzoek2007-2011.Rapportnr.2013/OBN157-DZDenHaag.

Loeb,R.,A.vanderBij,R.Bobbink,J.Frouz&R.vanDigge-len,2013.Ontwikkeling van droge heischrale graslanden op voormalige landbouwgronden.Eindrapportagefase1.Rapportnr.2013/OBN176-DZ,DenHaag

Peeters,T.M.J.,M.Nijssen&H.Esselink,2001.Bijen in Ne-derlandse heidelandschappen. De Levende Natuur 102-4: pp.159-165

Siepel,H.,H.Siebel,T.Verstrael,A.VandenBurg&J.Vogels2009.Herstel van lange termijn effecten van verzuring en vermesting in het droog zandlandschap. De Levende Natuur110:124-129.

Vogels,J.,A.VandenBurg,E.Remke&H.Siepel2011.Ef-fectgerichte maatregelen voor het herstel en beheer van faunagemeenschappen van heideterreinen – Evaluatie en ontwerp van bestaande en nieuwe herstelmaatregelen (2006-2010).DKI-EL&I,DenHaag,238pag.

Vogels,J.J.2013.Voedsel van korhoenkuikens onder het vergrootglas – De relatie tussen plantkwaliteit en dicht-heid van ongewervelde fauna op de Sallandse Heuvelrug. StichtingBargerveen,Nijmegen,34pag.

Vogels,J.J.,H.A.H.Jansman,R.Bobbink,J.W.H.Weijers,E.Verbaarschot,P.G.A.TenDen,R.Versluijs&S.Waasdorp2013.Herstellen van akkers als onderdeel van een intact heidelandschap – de koppeling tussen arme heidegebieden en rijkere gronden. DirectieAgrokennis,MinisterievanEconomischeZaken,DenHaag,175pag.

Weijters,M.,M.Nijssen,J.Vogels,R.Haveman&L.Kuiters,2009.Branden als EGM maatregel.DirectieKennis,Minis-terievanLNV,Ede.

Interessante websites:Kennis over natuurbeheer en herstel: www.natuurkennis.nlNatuurbeheer voor ongewervelden: www.nev.nl/thijsseHistorischkaartmateriaal:www.watwaswaar.nlAlgemeen hoogtebestand van Nederland: www.ahn.nl

Beheermaatregelen in de praktijk:Smits,J.&Noordijk,J.2013.Heidebeheer.Moderneme-

thodenineeneeuwenoudlandschap.KNNVUitgeverij,Zeist.163pp.

Ontwikkeling en ecologie van heidesystemen:Bieleman,J.1987.Boerenophetdrentsezand1600-1910.

Een nieuwe visie op de ‘oude’ landbouw. Landbouwuni-versiteitwageningen,Wageningen.

Bieleman,J.1992.Geschiedenis van de landbouw in Ne-derland 1500-1950 – veranderingen in verscheidenheid. Boom,Meppel-Amsterdam.

Bieleman,J.,J.H.N.Elerie&P.C.M.Hoppenbrouwers1995.Anderhalve eeuw Gelderse landbouw. De geschiedenis van de Geldersche maatschappij van landbouw en het Gelderse platteland.RegioPRoject,Groningen.

Diemont,W.H.,W.J.M.Heijman,H.Siepel&N.R.Webb(eds.)2013.Economy and ecology of heathlands. KNNV Publishing,Zeist.

Spek,T.2004.Het Drentse esdorpenlandschap. Een histo-risch-geografische studie. Matrijs,Utrecht.

Vogels,J.J.,H.H.Siepel&N.R.Webb,2013.Impact of changed plant stoichiometric quality on heathland fauna composition. InDiemont,W.H.,H.H.Siepel,W.J.M.He-ijmanandN.R.Webb(eds).KNNVpublishing.Zeist.

OBN en overige onderzoek:Bijlsma,R.J.,R.W.deWaal&E.Verkaik2009.Natuurkwali-

teit dankzij extensief beheer nieuwe mogelijkheden voor beheer gericht op een veerkrachtig bos- en heideland-schap. Alterra,Wageningen,112pag.

Bijlsma,R.J..Vogels,J.Siebel,H.N.Burg,A.Vanden&Waal,R.W.de,2012.Van heidegebruik naar beheer. Nieuwe in-zichten voor het herstel van droge heide. Vakblad Natuur BosLandschap9-6.

Bobbink,R.,E.Brouwer,J.TenHoopen&E.Dorland2004. Herstelbeheer in het heidelandschap: effectiviteit, knelpunten en duurzaamheid.In:G.J.VanDuinen,R.Bobbink,C.VanDam,H.Esselink,H.Hendriks,M.Klein,A.Kooijman,J.Roelofs,andH.Siebel,editors.Duurzaamnatuurherstel voor behoud biodiversiteit. 15 jaar herstel-maatregelen in het kader van het overlevingsplan bos ennatuur.Pag33-70.ExpertisecentrumLNV.Ede.

DeGraaf,M.,P.Verbeek,S.Robat,R.Bobbink,J.Roelofs,S.deGoeij&M.Scherpenisse2004.Lange-termijn effecten

23

Kennisnetwerk OBN wordt gecoördineerd door de VBNE en gefinancierd door het ministerie van Economische Zaken en BIJ12

Vereniging van Bos- en Natuurterreineigenaren (VBNE)

Princenhof Park 93972 NG Driebergen

0343-745250

drs. W.A. (Wim) WiersingaAdviseur Plein van de kennis/

Programmaleider Kennisnetwerk OBN0343-745255 / 06-38825303

[email protected]

M. (Mark) Brunsveld MScProgramma-medewerker OBN0343-745256 / 06-31978590

[email protected]