Hegel Tent Am Ten
-
Upload
jorgisdenaam -
Category
Documents
-
view
26 -
download
9
Transcript of Hegel Tent Am Ten
Het abstracte recht was op zich niet genoeg: onrecht geen bemiddeling algemeen bijzonder.. Willen
dat zich van de bijzonderheid naar het algemene richt. Moraliteit is bemiddeling van algemeen en
bijzonder. Moraliteit is abstract. Moraliteit blijft een sollen. Het goede, als synthese van recht en
welzijn, blijkt abstract te zijn en dient daarom bepaaldheid te ontvangen door de subjectiviteit. Maar
deze subjectiviteit als op zich gesteld, als geïsoleerde gewetenssubjectiveit, blijkt niet in zich teh
hebben om aan het goede bepaaldheid te geven. Geen norm voor goede of kwade bepaling.
Hoe garanderen: subjectiviteit het goede bepalen. Abstract recht en moraliteit zijn eenzijdigen
benaderingen van de concrete vrijheid. Het zijn momenten. Het goede krijgt bepaaldheid, en het
subject bevrijd van zijn willekeur. Want ze hebben een grond, dat wat het gehele proces draagt en
mogelijk maakt.
Goede is meer dan een ideaal (sollen). Het goede is idee. Het is in de werkelijkheid en wij moeten het
lezen. In het zijn zelf. Zedelijkheid is de concrete algmeeenheid, de eenheid van algemeen en
bijzonder. Het is de concrete idee van de vrijheid.
Dat recht en moraltieti begrepen moeten worden als momenten van een hoger concrete
werkelijkheid, betekent tevens dat de voortgang die we tot nu toe gevolgd hebben in feite een
terugwaartse beweging is, die ons voert naar de grond vanwaariut beide abstracties begrepen
moeten worden. Door te ontwikkelen wat abstract recht en moraliteit allemaal impliceren, zijn we
doorgestoten tot de werkelijkheid van waaruit ze mogelijk zijn. deze werkelijheid is hun waarheid.
Zedelijkheid is een gemeenschapsleven dat op een bepaalde wijze is geordend. Eenheid van
algemeen en bijzonder. Geen abstracte eis. Maar levende werkelijkheid. Objectieve orde die niet los
staat van subjectiviteit. Zedelijkheid verwijst naar ordening van structuren die het individu
overstijgen en tegelijk door het individu bemiddeld worden. Objectief én subjectief. (daarom familie
niet genoeg) objectieve eenheid van objectief en subjectief, subjectieve eenheid van subjectief en
objectief. Zichzelf en zijn andere zijn. vanuit zichzelf met de andere synthetiseren.
Objectief;instituties. Maar gedragen door het bewustzijn van individuen. Institutties zijn in en van de
individuen zelf.
Subjectief -> objectief. Verwerkelijking van vrijheid van individu zelf”zelfgevoel, erkenning, behoefte
bevrediging.
De plicht wordt ontdaan van zijn formalisme vanwaaruit alles te rechtvaardigen was. Het geweten
kan nu reëel de instantie worden die aan het goede bepaaldheid geeft. Geen eigenzinnigheid. Niet
onafhankelijk zijn van dat wat substantieel is.De enkeling weet dat het algemene zijn doel en zijn
beginsel is, en dat de eigen bijzonderheid gegrond is in dat algemene. Hierin ligt het verschil met de
moraliteit. De bestaanswijzen van het begrip was nog onderscheiden van het begrip. Vandaar dat dit
de sfeer was van de scheiding en van het sollen. Hier in de zedelijkheid is het bestaan adequaat aan
het begrip.
Geen abstractie
De zedelijke orde die de wil bindt, voor die wil geen beperking is. Ze kan als een beperking
verschijnen, voorzoverre de bijzndere wil zich fixeert op zijn bijzonderheid of zich verhardt in
natuurlijkheid en willekeur. Dan repressief. Daartegenover vertegenwoordigt de zedelijkheid een
nieuwe en ware bezustzijnstoestand. Het realiseren van eigen wezen. Positieve wijze in zijn zelf zijn
in willen en handelen tot uitdurkking te brengen in plaats van onbepaald te blijven, allekanten uit te
kunnen of als iets onwerkelijks louter in zichzel opgelsoten te zjin.
Griesk en modern. Identiteit van individu en gemeenschap verwerkelijkd wordt doorheen de
bijzondere subjectiviteit = ware zedelijkheid.
Familie.
Relatieve zelfstandigheid. Zelfstandig en waarlijk moment van geheel, op elkaar betrokken.. Eeheid
zedelijk is niet onmiddellijk. De familie., objectivering van de onderscheden moment van het ene
begrip. Elke objectivering vertegenwoordigt de eenheid van algemeen en bijzonder in een bepaalde
modus. In de familie blijf het moment van bijzonderheid impliciet. De eenheid van algemeen en
bijzonder is er onmiddellijk. In de burgermaatschappij wordt deze onmiddelijke eenheid verbroken.
Het samenlevin staat er in het teken van bijzonderheid die samengaat met een slechts formele en als
uitwendig ervaren algemeenheid. In de staat, zijn algemeen en bijzonder op volwaardige en
expliciete wijze met elkaar bemiddeld. Singulariteit.
De familie is geen kleine maatschappij meer, maar ene persoon die een uitwendige realiteit in een
eigendom heeft. Bepalend is de liefde, een eenheid die gevoelsmatig van aard is. De familie in
onmiddelijke zedelijkheid. Gevoelsband overwint differenties. Het bedtreft hier een vorm van
eenheid waarin de bijzonderheid en de daarmee samenhangende differnties nog niet tot volledige
ontplooiing zijn gekomen. Deze essentiele onderschedingen, van familie en burgerlijke maatschappij
onderling, en van beide gezamenlijk en de staat, stellen nogmaal het belang van de categorie
sittlichkeit in het licht. De zedelijkheid is de concrete eeneheid, dat wil zeggen EEENHEID IN
DIFFERNETIES. Om de werkelijheid van het zedelijke te denken schiet het schema legaliteit-moraliteit
tekort. Positief recht en individuele moraal, veronderstellen de concrete rationaliteit die een
gemeenschapsleven draagt.
Kleinburgelijke familie. Element dat eenheid garandeerd: liefde. Geen complex proces. In de familie
bne in ik lid van een levende gemeenschap die wordt samegheouden door de band van een
vertrouwvolle liefde. Eenheid wordt gevoeld. Affectief. Ze bstaat niet op grond van wetten.
Zedelijheid in gedragen Ide vorm van natuurlijke: nat. Sex diff. En spontane affect. Maar geestelijke
werkelijkheid.huwelijk: natuurlijke fysiek, omgevormd tot geestelijke eenheid: liefde. Liefde is
redelijkheid in een bepaald moment: gevoel. Liefde is eenheid in de veelheid. Voor verstand is het
ongeziene tegenspraak.
Paradox: in de liefde geef ik mijn eigen zelfstandigheid op en besta ik nu verder in eenheid met de
anderen. Maar, en dat typeert een liefdevolle verhouding, dit verlies wordt door mij ervaren als wat
me als dit idividu bevredigt, en mij het gevoel geeft iets te beteken. Geen afspraken maken.
Substantieel:
Waar individuele rachtin in het geding worden gebracht, is datgene wat de familie in Hegels visie tot
familie maakt, aan het onbidnen.
Motieven zijn uitwendig en subjectief. Essentieel is: de vrije overeenstemming van personen om in
het vervolg een persoon te zijn.
Het relatief geringe belang dat Hegel toekent aan de situatie vanwaauit de personen zich op vrije
wijze aan elkaar binden, kian op iets anders wijzne. Geinteresseerd in datgene wat een huwelijk tot
huwelijk maakt. Niet louter fysieke eenheid, noch louter contract. Verliefdheid is toevallige eenheid.
De puur fysieke sekusele differentieatie, moet ook de natuurlijke affectiviteit opgenomen worden in
een hogere eenheid. Daardoor wordt het huwelijk tot een zedelijke werkelijkheid, dat wil zeggen,
een werkelijke en nietlouter toevallige eenheid tussen personen.
Het monogaam karakter van het huwelijk alsook de principiële onontbinbaarheid ervan, zijn geen
aan het huwelijk uitwendige of vreemde normen. Niets meer dan het wezen van deze zedelijke
eeneheid zelf komt erin tot uitdrukking.
De natuurlijke basis is geen negatief gegeven, maar iets wat opgenomen wordt in een geestelijke
eenheid, en zich daarin ook laat opnemen.
Het huwelijk is an sich onontbindbaa, omdat het gebaseerd is op een wankel gevoel. Kan mogelijk
uiteenvallen. Er is geen recht om te dwingen samen te blijven, wanneer vervreemd. Als het gevoel
fundamenteel is verdwenen kan gescheiden wroden. De scheiding moet door een derde
uitgesproken worden. Het gaat om zedelijkhei. Het is de taak van deze derde macht de substantiële
band van het huwelijk te beschermen door toe te zien of het gaat om een puur tijdelijke stemming
dan wel om een werkelijke vervreemding. Ook hier, waar de begrendsheid van het huwelijk als vorm
van zedelijke eenheid naar voren treedts blijft Hegeld nadruk leggen op het substantieel karakter
ervan.
Het huwelijk is het zedelijke idee echter nog op een onmiddelijke manier gerealiseerd, het kan
uiteenvallen. Het is nog sollen. Toevalligheid is nog aanwezig, blijft wel onderworpen aan derde ore .
Familiaal vermogen.
Blijvend en verzekerd bezit, en is de belichaaming van de famieliale eenheid in een uitwendige zaak.
De bijzonderheid die in de eigendom als zodanig impliciet bleef, komt hier expliciet naar voor. Ze
functioneert echter binnen een zedelijke eenheid. De behoeften zijn nu opgenomen in het algemene,
inde liefdevolle zorg van de leden van de familie voor elkaar. Het egoisme van de begeerte verandert
daardoor in een zorg voor het gemeenschappelijke, aldus Hegel. Dit onderscheidt het familiale
vermogen van wat in de burgerlijke maatschappij het kapitaal genoemd zal worden. Kapitaal staat in
het teken van het bijzonder belang. In de familie is de interesse voor bezittingen georiënteerd op iets
wat de loutere bijzonderheid overstijgt. De zorg voor het gemeenschappelijk bezit impliceert verder
een interne organisatei van taken en verantwoordelijkheden. Het algemene prevaleert.
Opvoeding
Kinderen zijn ook belichaming van eenheid. Kinderen zijn geen zaken. In kinderen is de liefdevolle
eeneheid van de echtgenoten niet meer louter subjectief en inwendig. Ze wordt nu als iets objectiefs,
als een zelfstandig bestaan, voor de ourders gesteld. Maar kinderen zijn meer dan slechts de
objectiviering van de liefde van de ouders voor elkaar. De eenheid neemt er de vorm aan van een fur
sich seiende existenz. Het zijn geen zaken waarover de ouder kunnen beschikken. Geen eigendom.
Een kind is de expressie van de partners in hun onderlinge verbondheid als en in wezen vrije persoon
die tegenover de ouders staat. Kinderen zijn dan ook dragers van rechten.
Uitgroeien tot zelfstandige personen.
Het is de belichaming van de eenheid van de ouders en tegelijk, als zelstandige werklijkheid, draagt
het in zich de keim van ontbinding van het familiale verband. Opvoeding moet de kinderen in staat
stellen uit te treden uit de natuurlijke eenheid van de familie. Bij het zelfstandig uittreden is de
ontbinding van de familie zedelijk. Noodzakelijke bestemming.
Onder de titel burgerliche gesellschaft wordt een tweede essentieel moment van de zedelijke idee
besproken, waaraan evenzeer een eigen vorm van gemeenschapsleven beantwoordt. Het wezenlijke
van een moment in de speculatieve zin van de term is, dat het geenzins een deel uitwendig is
tegenover andere delen, maar op een bepaalde wijze de totaliteit van de verhouding is. zo is de
familie de hele zedelijkheid in de modus van de onmiddelijkheid en het gevoel. Moment-zijn
impliceert een intrinsieke verhouding tot de andere momenten. Zo veronderst de familie de
burgelijke maatschappij en de staat.
In die zin is er een gelijkenis met de overgang van het abstracte recht naar de moraliteit. Deze
overgang was gelegen in het feit dat de algemeenheid van het recht nog abstract bleef, zodat een
ander wezenlijk moment van de vrijheid, namelijk de bijzonderheid, daarin nog niet opgenomen was.
De overgang van de familie naar de burgelijke maatschappij is op analoge wijze gestructureerd. Er is
hier geljikenis en verschil. Het verschil zal duidelijk zijn. De familie is een vorm van dezelijkheid, dus
van eenheid van alemgeen en bijzonder. Abstract recht niet. De bijzonderheid is wel opgenomen
maar verdwijnt in de eenheidsband van de liefde. Deze onmiddelijkheid brengt met zich mee dat de
familie nog niet de volledig gerealiseerde zedelijkheid is. Deze is immers concrete algmeenheid. Deze
algemeenheid is slechts werklijkheid, als er eerst een oppositie is van algemeen en bijzonder en als
vervolgens de eenheid van beide voortkomt uit deze oppositie. In de familie is er geen ruimte voor
dit epliciet stellen van de bijzonderheid en dus niet voor de oppositie die wezenljk is voor de
eenheid.
Wanneer de bijzonderheid als eigen werklijkheid in het bestaan treed, wordt de substantiële eenheid
van de familie dan ook buiten werking gesteld. Van eenheid ontstaat differentie, de familie valt
uiteen in een veelheid van families die zich als zelfstandige concrete personen verhouden.
Vrijkomen van bijzonderheid => burgermaatschappij aanvankelijk als een sfeer waar zedelijkheid
verloren gaat. De zedelijkheid die verloren gaat is de onmiddelijke zedelijkheid van de familie. Dit
verloren gaan is voor de volle werkelijkheid van de zedelijke idee evenzeer noodzakelijk. Als de
bijzonderheid geen volle ruimte toegemeten krijgt, kan de algemeenehid van de zedleijkheid nooit
concreet zijn.
Kinderen worden volwassen en verlaten het ouderlhijk huis. Hiermee komt een proces op gang
waarin vele families gesticht worden. Vorming van volk. Vrije associaties tussen famileies. De niewue
sociale sfeer waarin de familie (logisch) overgaat, en waarbinnen ze in de moderne tijd gevat is, staat
niet meer in het teken van de liefde, het gevoel en het wederzijds vertrouwen. Overheersen worden
nu het verstand dat berekent, het bijzonder belang en de eigen behoefte. De intimiteit van het
gezinsleven wordt afgelost door de publiciteit van het moderne economische leven.
De sfeer waar het individu zijn bijzonderheid kan uitleven. Recht. Deze concrete persoon stelt zichzelf
als behoeftig tot doel van zijn handelen. De burgerlijke maatschappij is de sfeer van het egoisme, van
een activiteit die competatief en exculderend is.