heemkundeartikelen van Ferdinand Smulders over Tilburg en ...

148
1 FERDINAND W. SMULDERS Artikelen in de (Nieuwe) Tilburgse Courant 1950 - 1956 bewaard in Regionaal Archief Tilburg, 1105 documentatie Oisterwijk nr. 492

Transcript of heemkundeartikelen van Ferdinand Smulders over Tilburg en ...

Page 1: heemkundeartikelen van Ferdinand Smulders over Tilburg en ...

1

FERDINAND W. SMULDERS

Artikelen in de (Nieuwe) Tilburgse Courant

1950 - 1956

bewaard inRegionaal Archief Tilburg,

1105 documentatie Oisterwijk nr. 492

Windows
Tekstvak
Deze tekst is totstandgebracht door W. de Bakker & J. Sanders bij wie ook het copyright berust. Het copyright / kopieerrecht van deze PDF berust bij Stichting Cultureel Brabant
Windows
logo
Page 2: heemkundeartikelen van Ferdinand Smulders over Tilburg en ...

2

Page 3: heemkundeartikelen van Ferdinand Smulders over Tilburg en ...

3

overzicht

1. 04-11-1950 TILBURG ROND 1450 3I West- en Oost-Tilburg

2. 18-11-1950 Herdgangen 6

II Heuvel3. 25-11-1950 III Loven 84. 08-12-1950 IV Veldhoven 105. 30-12-1950 V Heikant 126. 06-01-1951 VI Hasselt 147. 18-01-1951 VII Hoeven, Rijt 168. 08-02-1951 VIII Korvel en Laar, Berkdijk 189. 21-02-1951 IX Oerle en Broekhoven 20

10. 28-02-1951 X Langs de Donge 2211. 16-03-1951 XI Goorle 2412. 07-04-1951 XII Ridderhof 2613. 12-05-1951 XIII idem 2914. 08-06-1951 Gemeynt van Haaren 3115. 22-06-1951 Heerbaan of Oosterwijkse baan 3316. 29-06-1951 I Keur van Oosterwijk 3517. 21-09-1951 II idem 3718. 26-09-1951 III idem 3919. 05-10-1951 IV idem 4120. 27-07-1951 Oude levenswijsheid 4321. 02-11-1951 Gemeynt van Huikelum 4522. 08-11-1951 I Oude familie namen 4723. 29-11-1951 II idem 4924. 12-12-1951 III idem 5125. 31-12-1951 IV idem 5326. 19-01-1952 I Grondheerlijkheid Berkel 5527. 02-02-1952 II idem 5728. 31-03-1952 III idem 5929. 10-04-1952 Tilburg in de 14de eeuw 6230. 03-05-1952 I Oude Herengoederen 6531. 07-05-1952 II idem 6732. 17-05-1952 III idem 6933. 14-06-1952 IV idem 7134. 07-07-1952 Uit het "Bosch Protokol" 7335. 30-08-1952 Ceciliënbrake in Enschot 7536. 20-09-1952 't Cijnsboek van Thorn 7737. 03-10-1952 De leengoederen van Thorn 7938. 30-10-1952 De leengoederen van Echternach 8139. 18-11-1952 Bandietenstreken rond Tilburg (18de eeuw) 83

05-12-1952 Correspondentie 8540. 20-12-1952 Jeugdige vagebonden (18de eeuw) 8641. 02-01-1953 Uit het "Bosch Protokol" 8842. 08-01-1953 idem 9043. 14-02-1953 Een brief uit de 15de eeuw 9244. 05-03-1953 Enige heel oude brieven 9445. 18-03-1953 Zoenakten na doodslag 9646. 04-04-1953 De Gelderse oorlog in 1512 9847. 31-12-1953 Het dorpsbestuur van Tilburg ouder dan de schepenbank(1453) 100

03-01-1953 Tilburg heeft reeds 500 jaar recht van zelfbestuur 1453 - 28 Maart - 1953 10248. 07-01-1954 De schepenbank van Tilburg 10449. 18-02-1954 De macht der naburen en de dorpsregering 10650. 27-03-1954 Heerlijkheid en dorpsbestuur (Moergestel) 10851. 02-04-1954 Allerlei over Moergestel 11152. 19-05-1954 De Heizense Gemeynt te Moergestel 11353. 09-07-1954 Mishandeling van Udenhout 11554. 21-10-1955 "VAN HEIDORP TOT INDUSTRIESTAD" 117

1. Riddershof en 't goed ten Dijk55. 22-10-1955 2. De Gemeynt van Haaren grensde aan die van Tilburg 11956. 18-11-1955 3. Nog enige kanttekeningen over oud-Tilburg 12157. 21-11-1955 4. Tilburgers in 't cijnsboek van Oisterwijk 12358. 00-00-1955 Genealogie 12559. 04-01-1956 Genealogie Otten (B.W. van Schijndel) 12760. 14-01-1956 I Het Zaal-land der Saliërs 12961. 04-02-1956 II idem 131

Wie was Ferdinand Smulders? 133

Page 4: heemkundeartikelen van Ferdinand Smulders over Tilburg en ...

4

1. 04-11-1950

Uit de historie van onze stadHoe was Tilburg rond 1450 opgebouwd?

I

Veel heeft men al geschreven over Tilburg, zijn heren, en zijn geschiedenis. Welkevoorstelling maakt men zich echter van het oude Tilburg? Hoe was deze plaatsopgebouwd? Waar lagen de buurten en waar stonden de huizen? Ik wil nu proberen,oud-Tilburg te schetsen mét behulp van gegevens uit het Algemeen Schepenprotocol vanOosterwijk.

Tal van oude namen leven nog voortTot ongeveer 1460 staat het protokol vol vanOosterwijk met gegevens over Tilburg enGoorle; immers: "Tilburg en Goorle"behoorden tot die tijd bij het gebied van deschepenbank van Oosterwijk, waaronder ookgelegen waren: Enschot, Huikelum, Berkel,Udenhout, Haaren en Belver.Waarschijnlijk heeft Helvoort vóór 1400 daarook bijgehoord, maar dit dorp heeftomstreeks 1400 al een eigen schepenbank.In een schepenprotokol heeft deschepenklerk of sekretaris alle soorten vanakten opgetekend, welke voor de schepenenverleden werden. Van belang voor deplaatselijke toestand zijn al die akten, waarinhuizen, landerijen, straten en waterlopenvermeld worden. Tot nu toe heeft men dezeakten te veel verwaarloosd. Zij geven ookeen rijke oogst van toponiemen ofveldnamen, welke dikwijls al heel oud zijn;soms bestaan zij nog, sommige zijn ietwatveranderd, andere zijn weer verdwenen. Hetschepenprotokol van Oosterwijk, dat nogover is begint in 1418.Ook na 1460 zijn er Tilburgse gegevens in tevinden.Wat ik nu over Tilburg wil gaan schrijven,berust dus op gegevens uit de 15de en 16de

eeuw; maar voornamelijk zal ik de gegevensuit de 15de eeuw gebruiken. Ik ga dus geengeschiedenis schrijven, maar de plaatselijketoestand schetsen van Tilburg rond 1450.De "Eeninghe van Oesterwijck", zoals hetgebied der Oosterwijkse schepenbankgenoemd werd, omvatte oorspronkelijk hethele gebied tussen de Donge en hetHelvoorts Broek. Duidelijk valt dit uiteen in

TWEE GROTE DELEN:West- en Oost-Tilburg. Dit blijkt b.v. uit deuitgifte (door de Hertog van Brabant) van deGemeijnt van Haaren in 1309 en van deGemeijnt van Westtilburg in 1329. Degrenzen van een gemeijnt geven aan, hoeverde oeroude gebruiksgemeenschappen zichuitstrekten. Want een gemeijnt is zeker ouderdan de zogenaamde uitgifte daarvan. Onderinvloed van het opkomende Romeinse rechten in navolging van de Keizer had de Hertogde woeste gronden aan zich getrokken,volgens de leuze: "Niemands land isHertogsland". Vervolgens gaf hij die gronden

weer aan de naburen ("vicini") tegen betalingvan een bepaalde jaarlijks bedrag voor hetgebruik daarvan.De Gemeijnt van Westtilburg omvatte hetgebied van Tilburg, Goorle en West-Enschoten in het Zuidwesten waarschijnlijk een stukvan Riel.De Gemeijnt van Haaen omvatte Oost-Enschot, Hoog en Laag Huikelum, Berkel,Udenhout, Zuid-Helvoort, Noord-Oosterwijken Haaren en Belver. De Leij was deZuidgrens van deze beide gemeijntes. Zoalsmen ziet, omsloten de palen de Gemeijnt vanHaaren de dorpen van Oosttilburg. Bovendienwaren er nog als aanhangsels: de Gemeijntvan Oosterwijk (ten zuiden van de Leij zichuitstrekkend langs de Locht en de Baast totde Huigevoort bij Middelbeers), verder deGemeijnt van Huikelum (eveneens ten Zuidenvan de Leij: het is de streek van deOosterwijkse Hoeve, Galgeven, Bakven enTrappistenabdij) en tenslotte de Gemeijntvan Helvoort, welke Noord-Helvoort(Distelberg) omvatte met een stuk noordelijkdaarvan. Deze drie laatste gebieden echterwaren grotendeels wildernis; er lagen geendorpen.De grens van de Gemeijntes van Westtilburgen Haaren was de “Hollandse Weg”(d.i. deMolenstraat en de Houtsestraat). Verder nahet zuiden is de grens moeilijk te bepalen.Volgens mijn gegevens liep de scheidinglangs de oude Enschotse kerk en deStreepstraat. Later kom ik hierop terug.Ook parochieel was West-Tilburg gescheidenvan Oost-Tilburg. Men zou dus in navolgingvan Dr. P.C. Boeren kunnen spreken van “deTwee Tilburgen”. Ik zal mij voornamelijkbezig houden met West-Tilburg, terwijl ik nuen dan het Oosttilburgse of Oosterwijksegebied daarbij zal betrekken.De uitdrukkingen parochie van Westtilburgenparochie van Tilburg komen afwisselend voortussen 1418 en 1500. In 1532 en 1533schrijft een klerk verschillende malen“Tielborgh”, (echt op z’n Tilburgs!).Eigenaardig is de volgende verbinding, welkenog al eens voorkomt: “in die prochie vanTilborch ter stede geheyten Westilborch”.Hieruit heeft men gemeend, te moetenopmaken dat de naam Westtilburg hetWesten van het tegenwoordige Tilburgaanduidde.

Page 5: heemkundeartikelen van Ferdinand Smulders over Tilburg en ...

5

Ook Dr. Leijden vergist zich daarin als hijWesttilburg beschouwt als een “nederzetting”ten Westen van de Spinderspad. Dat is nietjuist, want het hele Oosten van het huidigeTilburg tot aan de Houtsestraat wordtaangeduid als liggende onder Westtilburg,n.l. Loven, Ruijbraken, Heikant, St. Krijnstok,Kouwenberg, Vijfhuis enz. De uitdrukking “terstede geheyten “Westtilborch” staat er bij alseen verduidelijking, omdat met “prochie vanTilborch” in vroegere tijd (13de eeuw) ook deparochie Oosttilburg(-Oosterwijk) werdaangeduid. Zulk een uitdrukking zal dan ookovergenomen zijn uit een oude akte uit de13de of 14de eeuw. Zo iets is in de 15de eeuwal een antiquiteit De Prelaat van de St.Geertruijds abdij te Leuven beriep zichomstreeks 1650 daar nog op, toen hijbeweerde dat Helvoort begrepen was onder“Tilburg” (d.i. onder de parochie van Oost-Tilburg” of Oosterwijk). Helvoort n.l. hoordeonder de parochie Oosterwijk en werd latereen dochter parochie van Oosterwijk. In 1232had de abdij van St. Geertruid van HertogHendrik I het patronaatsrecht verkregen vande kerk van “Oosterwijk-en-Tilburg”.Dat betekent eenvoudigweg: parochie Oost-Tilburg, want omstreeks diezelfde tijd kreegde Abdij van Tongerlo het patronaatsrechtvan de kerk van West Tilburg.

In de 15de eeuw is de naam “Oost-Tilburg” al in onbruik geraakt. De naamOosterwijk had hem verdrongen. Zo waser ook geen reden meer om de naam“West-Tilburg” te gebruiken. Deze naamsterft ook langzamerhand uit, en als menhem nog in de 17de eeuw in eenverkoopakte tegenkomt, is hijovergeschreven van een oudere akte.

ENSCHOTEigenaardig is de ligging van Enschot op degrens van West- en Oost-Tilburg. De oudekerk schijnt op Oost-Tilburgs gebied gelegen

te hebben. De oudste vermeldingen geven devorm: Endeschot en Endeschit. Betekent hetwellicht: een omsloten stuk grond op heteind?. In 1419 vond ik de schrijfwijzeEynschit, welke ook voorkomt in het BoschProtokol van omstreeks 1380. In de 15de

eeuw wisselen de vormen Enschot en Enschitmet elkaar af. De vorm met “schot” is deoudste; “schit” is een vertoonlozing daarvan,zoals Asschit voor Asschot (in Udenhout) enGijsschit voor Gijsschot (tussen Haaren enHelvoort). Enige malen (in 1458, 1473 en1485) vond ik de vorm “Enschout”. HetHoogeind lag onder de parochie Enschot ,maar de woeste grond aldaar viel onder deGemeijnt van West-Tilburg. De Huijsinge “dieSwaen” lag ook onder de parochie Enschot,maar binnen de palen der Gemeijnt vanHaaren. Een stuk land genaamd “dieVarenbrake” in de parochie Enschot grenstmet de ene zijde aan de Gemeijnt vanHaaren en met de andere zijde aan deGemeijnt van Tilburg. Dit stuk lag bij deStreepstraat. Zoals men ziet vielen degrenzen van parochie, schepenbanksgebieden gemeijnt niet altijd samen. West-Enschotviel onder het gebied van de schepenbankvan Oosterwijk behalve de woeste grond, diebehoorde bij de Gemeijnt van West-Tilburg.Die woeste grond heette aldaar “deRuijbraken”, soms ook “de Wilde Braken”.Ook nadat West-Tilburg een eigenschepenbank gekregen had, vielen dehuizenen de teullanden van de parochieEnschot onder het gezag van de Oosterwijkseschepenbank, maar de woeste gronden vande Ruijbraken in West-Enschot bleven onderhet beheer der gezworenen der Gemeijnt vanWest-Tilburg. Na deze algemene inleiding wilik Tilburg meer in bijzonderheden gaanbehandelen: de buurten of herdgangen en develdnamen, die daar voorkomen.

Ferdinand W. Smulders

Page 6: heemkundeartikelen van Ferdinand Smulders over Tilburg en ...

6

2. 18-11-1950

Uit de historie van onze stad

Tilburg rond 1450

De Heuvel als een gemoedelijk boerepleintjeHet hartje van de huidige stad was nog tamelijk onbewoond

II

Het dorp Tilburg was een harmonisch opgebouwde plaats; het was een typisch Frankisch“hoevendorp”, hetgeen nog uitkomt in de namen Velhoven, Eindhoven, Broekhoven ende Hoeven. Uit een aantal hoeven ontwikkelde zich het gehucht . Een boerendorp bestaatdaarom altijd uit verspreide gehuchten. De hoeven lagen meestal rondom een driehoekigpleintje, met middenin een waterkuil, een poel of een ven, (ook wouwer of weijergenoemd). In de Zuidelijke Kempen heet zo’n pleintje “de Biest”, aldus genoemd nar demet biezen rondom begroeide waterplas.Rondom het gehucht lagen de akkers (“de eckeren”) en, als er een waterloop in denabijheid was, ook de beemden in ’t broek. Rondom de akkers lag

de gemeijntOp sommige plaatsen ook Aert of Vroentegenoemd. Ook in Tilburg was het zo: tussende gehuchten (dus het midden der huidigestad) was alles nog gemeijnt, d.i. woestegrond met hei en wilde grassen, waarop dekoeien, de schapen en de varkens hunvoedsel vonden. Een paar opgeschotenjongens stouwden het vee gezamenlijk degemeijnt op. Het stuk van de gemeijnt, datrondom een gehucht lag, was in het bijzonderbestemd voor de boeren van dat gehucht.Men mocht de hei afvlaggen; men haalde erplaggen of strouwsel; tegen een bepaaldbedrag mocht men leem steken, om dewanden der schuren met leem dicht tesmeren, om stenen te baken in eenveldoventje, en om lemen vloeren te maken.Het turfsteken werd meestal verpacht. Als denaburen rondom hun erven en landerijen opeen bepaalde breedte gemeijntewaartsmogen poten tengevolge van het Pootrecht,dan zijn de bomen en struiken het eigendomvan de aanplanter, maar de vruchten blevengemeenschappelijk. Denk hierbij aan deeikels voor de varkens! Zulk een gehucht ofbuurtschap noemde men de herdgang of deherdschap (op zijn Latijns: pastoria).Daaronder verstond men in ’t bijzonder hetgebied, waarop de herder zijn schapen mochtlaten weiden. Het woord is afgeleid van hetmiddeleeuwse woord “herde”, dat herderbetekende. Later heeft men daar een r achtergezet naar analogie van de beroepsnamenbakker, wever, jager enz.

Een dorp zoals Tilburg is ook opgebouwduit verschillende herdgangen

DE HEUVELWij zullen beginnen met de Heuvel. Stelt uvoor ,waarde lezers, een boerenpleintje meteen lindeboom in het midden. Misschienstaan er ook eikenbomen rond omheen. Het

pleintje is nog niet volgebouwd. Deboerderijen hebben hun hoven en boomgaardmet een beuken hofheg. Er is nog ruimtegenoeg. Voor de dorpsherberg staan enigehuivekarren, waarvan de paarden of ossen“gevoeierd” worden. Veel verkeer is er niet.De boeren werken op de akker; de vrouwenzijn aan ’t weven of spinnen. Ze hebben welwat anders te doen dan te lanterfanten. Aande heuvel stond het brouwhuis genaamd “hetHert”, waar men alreeds een goed pint kontappen voor de gasten.Het is helemaal niet zeker, of het groteverkeer van Den Bosch naar Antwerpenover de Heuvel kwam. We zullenverschillende zijtakken van de grotebanen naar de Heuvel gelopen hebben.Alle grond bij de Heuvel is nog nietontgonnen. In 1444 grenst een huis, staandeaan de Heuvel nog in het Noorden en hetZuiden aan de gemeijnt. Rondom de Heuvellag nog veel woeste grond. De Besterd wasnog gemeijnt. de Koestraat en deEnschotsestraat liepen grotendeels nog doorde gemeijnt; slechts hier en daar stond eenboerderij met wat landerijen. Ook ten westenvan de Heuvel lag nog veel gemeijnt. In hetZuiden lag “het Ven”; daar omheen stondenenige huizen. Ook wordt vermeld “hetKerckven achter den Hovel”, dat echtermeestal onder Oerle gerekend wordt. In deHeuvelstraat zullen ook enige huizen gestaanhebben. De Markt bestond nog niet.De markten werden gehouden op de Heuvel.Rondom de kerk stonden geen huizen; erlagen maar enkele akkers. Ten Zuiden van dekerk en Heuvel strekte zich zeer ver deherdgang van Oerle uit, welke voor hetgrootste deel nog niet ontgonnen was,(waarover later meer).

LANDERIJENAls landerijen bij de Heuvel vond ik vermeld“Wouter des Abdts hofstat” (1433) “dat

Page 7: heemkundeartikelen van Ferdinand Smulders over Tilburg en ...

7

Pypenhoefken”(1433), en “Huijsmanslant”(1449). Meer namen van landerijen vond ikniet vermeld. Het is opvallend, dat de oogstaan veldnamen bij de Heuvel zo schraal is!Alleen vond ik nog “die afterste weyde”(1444), welke lag “after den Hovel” bij descive”.Zoals men ziet: het hartje van Tilburg wastamelijk onbewoond.Er bestond ook een “Hovelchijns” welkebetaald moest worden aan de geburen van deHeuvel; het zal wel een bepaalde grondcijnsgeweest zijn. Bij de Heuvel moet ook eenkruispunt geweest zijn, want geregeld is ersprake van “die Cruijsstraat” bij de Heuvel.De weg van de Heuvel naar de Veldhovensemolen grenst in het Oosten aan de gemeijnt.De Koestraat, (reeds vermeld in 1443, 1444en 1449) zal de straat geweest zijnwaarlangs de “hoejers” het vee naar degemeijnt “stouwden”. (Viering van 500 jarigbestaan heeft de Koestraat zeker vergeten-Red. D.T.C.). Ook vond ik de Molenstraet eneen Molenwech; de ene kan naar deVeldhovense molen gelopen hebben, deandere naar de molen van Eindhoven. In1435 wordt vermeld “een cleijn straetken”,dat van de Groenstraat naar de Heuvel liep. ’tIs moeilijk uit te maken, welk straatje dat is.Ten Oosten van de Heuvel lag het BrabantsLeen “het goed te Eindhoven”. Ook daarzullen enige boerderijen hebben gestaan.

OUDE WEGENAls we nu deze gegevens samenvatten, zienwe dat bij de Heuvel enige wegensamenkwamen. Rond de Heuvel en het Venen aan de Heuvelstraat stonden enige huizen.Bij de kerk is alles nog leeg. Rondom dehuizen lagen de akkers van de Heuvel.Verderop was alles nog gemeijnt. DeOosterwijkse (of Antwerpse) Baan liepwaarschijnlijk met een zijtak over de Heuvel..ER moet ook een weg gelopen hebben van deHeuvel naar het Veldhovenplein. DeKoestraat en de Entschotsestraat bestondenal. de Pelgrimspad kwam misschien ook opde Heuvel terecht. Een verbinding met Oerleen Broekhoven moet er al geweest zijn.Misschien ook een pad naar de Schijf. VanafKorvel stroomde een waterloop ten Zuidenvan kerk en Heuvel en ’t Ven naarMoerenburg en de Leij. Daar zullen debeemden van de Heuvel langs gelegenhebben. Deze waterloop zal de zuidgrensgeweest zijn van de Heuvelse Herdgang,welke in het Westen door de Schijf, in hetNoorden door de Veldhoven en in het Oostendoor Eindhoven begrensd was volgens mijngegevens. Meer is er over de Heuvel niet tezeggen.

Ferdinand W. Smulders

Page 8: heemkundeartikelen van Ferdinand Smulders over Tilburg en ...

8

3. 25-11-1950

Tilburg rond 1450

De Herdgang LovenTal van oude namen die thans nog voortleven

III

In het Oosten van Tilburg lag de herdgang Loven. Deze naam komt overeen met die vande stad Leuven en met die van het westerhovense gehucht Loven (dat nu verkeerdelijk“Loveren” geschreven wordt). De betekenis zal wel zijn: een ven in het lo, een ven op enopen plek in ’t woud. Dit Lo-ven zal het oude middenpunt geweest zijn van dit gehucht;het is evenwel moeilijk te bepalen waar het gelegen heeft. Vermoedelijk op oud-Loven.De namen Oud (of groot) Loven en Klein Loven zijn van latere datum. In de 16de eeuwmaakte men dit onderscheid nog niet.

Wie kan nadere aanduidingen geven?Laat ons beginnen bij de Kommerstraat. Daarlagen “die hoge driesschen”. Deze buurt vielonder Loven. Dit blijkt ook uit de Cijns- enLeenboeken van het Brabants Leengoed “deOude Schouve” (nu genoemd deTorentjeshoef) in Berkel. Dit leengoed hadverscheidene huizen en landerijen alscijnsgoederen onder Loven liggen, o.a. eenhoeve aan de heuvel genaamd “den hogendries” bij de Kommerstraat. Verdergaandekomen we bij Moerenburg, waar de pastoorvan Tilburg woonde en een boerenbedrijf hadmet verschillende landerijen. Alsplaatsbepaling wordt “Moerenborch” vermeldin 1422, 1450 en 1483. We komen hier in destreek langs de Leij. Men noemde deze:Broecside of Leeghzijde. De Moerenburgsewaterloop, die van de pastoor van Tilburgwas, liep hierdoor de “ackeren geheyten teLoven” in de Leij. De Leij (genoemd die Leydeof Leije en ook die Aa) vormde de grenstussen Westtilburg en de gemeijnt vanHuikelum. Hier lag ook de Persoendijck ofPastoorsdijk (d.i de weg van de OisterwijkseBaan naar de Buunderbrug).

QUALENWIELVerderop heette deze dijk de Veedijk. Bij deLeij moet ook gelegen hebben “die oudeMolendijck”, die naar Qualenwiel liep.Qualenwiel was blijkbaar een oudemolenwiel van de watermolen te Qualen,die tezamen met de watermolens van deRovert en van Goorle vermeld wordt in1331 bij de uitgifte van de gemeijnt vanHilvarenbeek.Met de naam Qualenwiel duidde men ook eenstuk stroom aan (“die gemeyne stroemgeheyten Qualenwyei”). Deze watermolenvan Qualen bestond in de 15de eeuw nietmeer. Bij Qualenwiel lag de Qualenbeemptaan de Leij op ’t scheiden van Westtilburg ende Huikelumse gemeijnt. De term “Qualen”gebruikte men nog als plaatsbepaling. Zo lagb.v. des Vriesen beempt after Qualen neffenHeijstmansdijck. Van de Veedijk lagen “der

Gheyningen beempt” (genoemd naar defamilie van den Gheyn) neven de erfenisse ‘t“goer” en de beemden “diegroet donc” en“die hoech donc”.De Heijstmansdijck (ook genoemd: Jan Dijckvan Heijst) heet naar de familie van Heijst,die soms ook Heijstman genoemd wordt. Aande Heijstmansdijck en aan de Veedijck lag debeemd “de Cratte” omtrent de Huysinge vande pastorye van Tilborch, en de beemd “dehooge Craet” neven de Huikelumse gemeijnt.Ik vond ook vermeldingen van een weidegenaamd “die Aderplasch” ter stede geheyten“in den Aderplasch” bij Qualenwiel, grenzendoostwaarts aan de Huikelumse gemeijnt.Deze “Aderplasch” zal ook een watergatgeweest zijn, zoals Qualenwiel. Op de kaartvan Tilburg van 1760 (berustende op hetPaleis-Raadhuis) staan verschillende wielenter plaatse aangegeven. We vinden de OudeBeempt neven de Beckersbeempt, waar deLeij door loopt. Bij de Zwartrijt ten Noordenvan de Leij ligt de beemd “Scippershof”. DeZwarte Rijt loopt door de beemd “die Avoert”,die bij de Heerstraat ligt. Bij de Zwartrijt zijngelegen de Walravensacker een stuk land“die Bieshof”, een stuk land ’t “Sonderlock”aen die Heerstraat. De buurt aldaar heet ook’t Zonderlok. Bij ’t Zonderlok hing hetHeerhecken bij de Heerstraet; dat diende omhet vee van de grote baan af te houden. DeHoutacker grenst aen die gebuerstrate.Verder treffen we nog aan: die Huusacker, ’tSwartlant bij ’t Ordelven, de Stockacker, dieCoelhof en dat Haeckstuck. Bij “dat lant vanDongen” lagen die Paracker, dieSwaluwetonghe, ’t Land “dat Dal” en “datgoed te Loven”.

“VEKEN” EN FAMILIENAMENDe Vekenacker en ’t Land van Dongen lagenaan de Lijckwech. De Vekenacker heet naarhet Veken dat daar hing.Een veken is een hek. Het woord is nogover in de familienamen Vekemans,vander Veken, Valvekens en vanAkkerveken.

Page 9: heemkundeartikelen van Ferdinand Smulders over Tilburg en ...

9

De Lijkweg wordt in 1435 als volgtomschreven: “die ghemeyn gebuer lijcwech,gaende van de gemeynder straten aent laerneffen Jacobs erve vander Hoeven tottenloven ackeren waert in, uutgaende tusschendat lant van Donghen ende Jan Wevers erve”.Het hierbedoelde Laer moet men zoekenonder Veldhoven; het lag tussen dieHeijstraet (Veldhoven) en ’t “Goerken”. Erliep ook een “Laersche straet” langs het land“die Berckenhof” te Loven. Waar dezeLaersche straet liep, kan ik niet uitmaken.Waar het land van Dongen lag, evenmin. Hetland van Dongen zal naar een familie vanDongen genoemd zijn. Misschien moet menhet in het Noorderlijk deel van Loven zoeken.Verder vinden we een stuk land genaamd“Sent Oedenput” aan het Steenveken bij ’tland van Dongen. Zou dit naar een St.Odaput genoemd zijn? Zou St. Oda hierbijzonder vereerd zijn? Laaggelegenlanderijen zullen geweest zijn: “de Putten” en“die Mortel”. Onder Loven stond een huisgenaamd ’t “Hickspoer”. Er liep ook een“Hoge Weg”. We treffen nog aan in Loven delanderijen: de Heijgaershof, dieHoeckvonderen”, dat Nuwellijn”, “de Pankert”en “dat Bleck”. Door de Lovense akkeren liepde weg van Tilburg naar Enschot (deEnschotse Baan), de Vuchtpad (ook genoemdde Pelgrimspad), de Heerweck of Heerstrate(de Oosterwijkse Baan), en die Broeckstrate.Er waren nog andere straten, maar dezeworden niet met een bepaalde naamaangeduid. De cijnsgoederen van De OudeSchouwe van Berkel lagen voor zover ik uitde plaats aanduidingen in een 18de eeuwscijnsboek kan opmaken, aan de Pelgrimsweg,de Bossche Baan (d.i. de Oosterwijkse Baan),de Broekstraat, bij de Zwartrijt en bij deKommerstraat. Daaronder worden genoemdde Lange akker, de Kockakker, een akkerbij ’tQuaelgat enz. Het gedeelte van de gemeijntof Wildert van Westtilburg, dat onder Lovenen West-Enschot lag, heette die Rubraken ofRuijbraken, soms ook die Wilde Braken. TenNoorden daarvan lag de gemeijnt “aen den

Rugdike”. Een huis genaamd Quapshofstatlag (grenzend ten oosten aan de Ruijbraken)aan die Couderijt. Was deze Couderijtmisschien een zijtak van de Zwarte Rijt?Een erfenis genaamd “die Seven Buender” lagtussen die Ruijbraken en de gemeijnt aendenRugdike. Overzien we deze gegevens, danblijken de meeste teullanden en beemdenvan Loven te liggen tussen Oud-Loven, deZwartrijt, de Leij, Hoge Dries en ’t Goed teEindhoven. De buurt, waar nu de Lovensekerk staat, bestond grotendeels nog uitwoeste gronden. De huizen Loven stonden opOud-Loven, aan de Broekstraat, bijMoerenburg en de Kommerstraat. In hetNoorden en Noordwesten van Loven stondenmisschien enkele apart-gelegen woningen.Het Noorden van Loven was overigens noggrotendeels gemeijnt.

DE GRENZENMen zou de herdgang Loven op deze manierkunnen begrenzen: in het Noorden en hetOosten de Zwarte Rijt, in het Zuiden de Leij,in het Westen de Heikantse Baan, de Lovensestraat, ’t goed te Eindhoven en de HogeDriessen.Koningshoeven bestond nog niet. De wegnaar Moergestel liep over de Veedijk langshet Baksven. Temidden van de gemeijnt lagde Ridderhof (welke gerekend werd onder deparochie Enschot), langs de pad van deHemeltjes naar de Hazenest. Daar zal ik laterafzonderlijk over spreken.Op de kaart staat in ’t Noorden van Lovenaangegeven “de Nieuwe Warande”. Dezewordt echter voor 1500 niet genoemd. Hetzal een latere naam zijn. Zoals afgesprokenbehandel ik alleen de gegevens van rond1450.Als er mensen zijn, die de door mijgenoemde stukken land precies kunnenaanwijzen (liefst met kadastraalnummer) houd ik mij aanbevolen voorhun welwetendheid.

Ferdinand W. Smulders

Page 10: heemkundeartikelen van Ferdinand Smulders over Tilburg en ...

10

4. 8-12-1950

Tilburg rond 1450

DE VELDHOVENNoordelijk middenstuk van Tilburg was schaars bewoond

IV

Het is moeilijk van de Veldhoven een nauwkeurige begrenzing te geven. Mijn gegevensgeven hieromtrent geen oplossing, hoezeer ik ze van alle kanten bekeken heb. Met deindeling van de latere belastingdistricten kan ik geen rekening houden, daar dezeverdeling mij oorspronkelijk lijkt te zijn. In het algemeen kan men de Veldhovenbegrenzen door de herdgangen van Heuvel, Loven, Heikant, Stokhasselt, Hasselt en deHoeven, behandel ik hier bij de Veldhoven.

Wie weet, waar de Horevoort lag?Het Goorke bestond nog niet als woonbuurt.Misschien stonden er enige huizen aan hetzuidelijk deel van de Goorkestraat, maar derest van het Goorke was nog gemeijnt. In1435 wordt vermeld de gemeijnt genaamd“dat Goerken” liggende ten Oosten van deStokhasseltse straat. Aan de deze Noord-Westkant van de Veldhoven was dus nietsdan woeste grond en moeras, zoals de naam“Goor” al aanduidt. Ik vond slechts meldingvan één stuk land in Ebenhof, dat Westwaartsgrenst aan “die straet die uut den goerkencoemt” en zuidwaarts aan “die straet totVeldhoven”. Tussen ’t Goorken en dieHeydstraet lag ’t Laer. Aan ’t Laar lag “diegroet Heyhoeve”. Vanaf ’t Laar liep de Laarsestraat naar Loven. Van de straat aan ’t Laarliep de Lijkweg ook naar de Lovense akkers.

WELKE STRATENzouden hiermee bedoeld zijn? dat kan ik metmijn 15de eeuwse gegevens niet bepalen.Daar een stuk land in “den Groten Acker” ookaan de Lijkweg ligt (1435) en elders (1440)aen die Heijdside ten zuiden van de gemeijnt’t “cleyn Heyken” blijkt te liggen zou menkunnen denken, dat met Lijkweg bedoeldwordt de Hoefstraat-Lovense straat (het zalwel toeval zijn, dat men in die richtingverdergaande uitkomt bij…… ’t HeuvelsKerkhof!). Met “het Cleyn Heyken” zal menhet Lijnsheike bedoelen, denk ik. De naam“Spinderspad” heb ik nooit gevonden voor deHoefstraat en de Lovense straat. DeHeydstraet aan ’t Laer ligt onder Veldhoven.Misschien weet een of andere heemkundigein Tilburg dit nog ooit uit te pluizen metlatere gegevens uit het Tilburgseschepenprotokol. Aan de Heydstraet lagenCnobbenlant, die grote Heijhoeve en datnuwe Geloect. Een gelookt of gelukt is eenstuk land, dat met een wal is omgeven. Hethangt samen met het werkwoord luiken, datsluiten betekend (vgl. Beloken Pasen enontluiken = opengaan). Wanneer iemand eenstuk van de gemeijnt gekocht had, omsloothij dat met een wal en een sloot. Als hij dat

niet deed, liep het vee over zijn land. Het wastevens een teken, dat daar een stukparticulier erf lag. Maar laat ons nu, na dituitstapje naar de noordkant van deVeldhoven, het middenpunt gaan zoeken vandit gehucht. zou dit niet het Veldhovenpleinzijn? Stond daar oorspronkelijk ook niet dewindmolen van Veldhoven? Het is eendriehoekig plein; er lag ook een waterplas.Geregeld is er sprake van “dat Ven opVeldhoven. Bij de windmolen en ’t Venworden de meeste huizen vermeld. Ook vondik een stuk land genaamd “dat Diefven” bijde Veldhovense molen aan de Molenstraat.De tegenwoordige Molenstraat wordt reeds in1421 genoemd. Er waren overigensverschillende Molenstraten.

"DEN BIJSTER”Tussen de Heuvel en de Veldhovense molenlag een Molenstraetken; daaraan lagen deBremweije en een stuk land genaamd “denBijster”. De oude naam van den Besterd isook “den Bijster”. Bijster betekent wild ofwoest land. Bij de Veldhovense molen lag nogveel woeste grond; er was ook “een gemeijntvan die molen”. Er is sprake van “dieLeemputten” bij de Veldhovense molen tenzuiden van “die Heerstraet”. Er lag ook eensteenoven. Bij de molen aan de Molenstraatlag ’t Bonenhoefken. Er wordt maar één huisgenoemd tussen de Heuvel en deVeldhovense molen. Een ander huis stondaan de Kerckdijck. Behalve van Kerkdijk is erook sprake van een Kerckweih (de LangePad?). Verder vond ik enige huizen aan deHorevoort, die ook tot Veldhoven gerekendwordt.

Waar lag de Horevoort? Ik vroeg het aanverschillende personen, maar niemandwist het mij te zeggen. De Horevoortwas een straat over een water. “Hore”betekent modderpoel. Er is sprake vanmoer uitsteken bij de Horevoort. Naardeze straat is de buurt “Horevoort”genoemd, waaraan de familie Horrevortshaar naam ontleend zal hebben.

Page 11: heemkundeartikelen van Ferdinand Smulders over Tilburg en ...

11

De Horevoort moet gelegen hebben in hetNoorden van de Veldhoven (bij ’t Julianapleinen Hoefstraat??). Aan de Horevoort lagen eenstuck erfs “dat ghemeyntken”, deHoenkensbrake, die Ronde acker, die Langeacker, land “dat langh Venneken” inWysschartshoeve, die Vorste acker, en “datVen”. Tussen die Stockhasselt en dieHorevoort lag ’t “Goed ter Lijnden” al omende om in der gemeynten. Naar dit Goed terLinde zijn kennelijk genoemd het Lijnsheikeen de Lijnsestraat.Het schijnt daar ten Noorden van deVeldhoven een moerassige streek geweest tezijn; daar duiden de namen Goorke enHorevoort op.

WIE WEET HET?Welke Tilburger kan de oplossingbrengen van de ligging van deHorevoort?Dr. Leyden vergist zich wel ten zeerste, alshij denkt, dat “Lijnse straat” zou betekenen“lijnrechte straat”. Hij heeft geen rekeninggehouden met de plaatselijke streektaal.Want een linde noemde men een lijnde, zoalsmen kijnd zei voor kind. Dat is de oudeBrabantse uitspraak. Van een rosmolen hebik nooit een vermelding gevonden. Welkbelang Dr. Leijden aan die rosmolen hecht,ontgaat mij. Als er een Heerbaan gelopenheeft over de Enschotse baan langs hetRosmolenplein, liep deze niet naar de Heuvel,zou ik zo denken, maar door de Molenstraat,Veldhovenstraat, naar de Hasselt of naar deHoeven. Vandaar dat het verklaarbaar zouzijn, dat er op de Veldhoven en op de Hoevenmelding gemaakt wordt van een Heerbaan.Het is overigens hoogst onwaarschijnlijk, dater van het Rosmolenplein naar de Heuvel eenHeerbaan liep, daar deze straat van oudsKoestraat heet, d.w.z. een straat, waarlangs

men het vee naar de gemeijnt stouwde.Alleen als men ter markt ging, mocht menzijn vee over een Heerbaan drijven. Langseen Heerbaan moest men overal hekkenzetten op de hekkendammen; dat diende omte voorkomen dat het vee over de grote wegliep. Het grote verkeer mocht geen hinderhebben van loslopend vee. En nu zou juistdeze Koestraat tegelijkertijd een Heerbaanzijn?? Daar geloof ik niks van!Onder veldhoven lag ook “’s Bonten Hoeve”d.w.z. de hoeve van een familie de Bont; eenstuk land genaamd “die Paelsberch”; een huismet land aen die Steenen Camer. Nadereaanduidingen ontbreken. Tenslotte vond iknog

DE PIJLIJSERHOEVEliggende omtrent ’t Slot aan de Veldhoven(1557). Deze hoeve zal genoemd zijn naar defamilie Pijlijzer, welke ook elders in Tilburgbezittingen had. Naar deze familie zal ook dehuidige Pijlijzerstraat genoemd zijn.

Overzien we deze gegevens, dan blijkthet noordelijke middenstuk van Tilburgzeer schaars bewoond geweest te zijn.Het grootste gedeelte was nog gemeijnt:woeste grond, hei- en turfvelden. Rondhet Veldhovenplein en aan deMolenstraat stonden de huizen. Verderophier en daar een enkel huis met eenontginningske temidden van de hei. DeHoestraat, de Groeseindstraat, deHoutstraat, de Veldstraat worden voor1500 niet vermeld, ofschoon het mijoude straten lijken te zijn. De Heikantwas veel meer bewoond, zoals uit hetvolgend artikel zal blijken.

Ferdinand W. Smulders

Page 12: heemkundeartikelen van Ferdinand Smulders over Tilburg en ...

12

5. 30-12-1950

Tilburg rond 1450

Zó was de HeikantEen levendig bebouwde een bewoonde streek

V

Ofschoon uit latere tijd een indeling in Oost- en West-Heikant bekend is, kan ik daargeen rekening mee houden, omdat deze indeling rond 1450 onbekend was. Wat ik onderde Heikant ga behandelen, komt feitelijk overeen met de Oost-Heikant; ik behandel hieralleen de streek, die gelegen is ten Oosten van ’t Lijnsheike, ’t Moleneind en de weg naarLoon.

De betekenis van het woord “stock”Met de naam “Heydside” duidt men vóór1500 niet een gehucht of herdgang aan,maar alleen enige buurten in het Noordenvan Tilburg, die werkelijk ook tegen de heiaan lagen. Een enkele keer gebruikt men denaam Heydside ook voor een streek tenWesten van het Moleneind (bij deStokhasselt). Ik noem het hier te beschrijvengebied Heikant, omdat dit tegenwoordig degebruikelijke naam is. Dit Heikantse gebiedbestond uit verschillende gehuchten, n.l.Rugdijk, Kouwenberg, Haanberg, Vijfhuizenen Sint Quirijnstok. De akkers van dezebuurten sloten ongeveer bij elkaar aan methier en daar nog een heiveld er tussen.

LIJNSHEIKEUit de oude gegevens krijgt men deindruk van een levendig bewoonde enbebouwde streekHet Lijnsheike en de Lijnsestraat ontleendenhun naam aan het Goed ter Lijnden. HetLijnsheike en het omliggende terrein zal noggrotendeels gemeijnt geweest zijn, welke ikmeen terug te vinden in de gemeijnt ’t ”cleynHeyken”. Dit cleyn Heyken lag ten zuiden vande Grote Acker aen den dreyboem aen dieHeydside. Deze Grote Acker wordt ookvermeld als liggende aen de Heye en aen denLijcwech (welke Lijkweg ik reeds onderVeldhoven vernoemd heb). Bij den Dryboemaen die Heydside lag ook een stuk landgenaamd “den Hoff”.

Men zou kunnen denken, dat hetdriehoekige pleintje bij de Heikantsekerk de kern van deze buurt is geweest,maar dit blijkt niet uit de oude gegevens.De buurt en de straat in het midden van deHeikant heette de Rijdijck. Daar lagen dieOude Huijsinge (1419) en het huis genaamd“die Nuwe Hoeve” (1419) neven de heihoevevan Gerit van Boerden (d.i. van Beurden). Erlag ook een heiveld geheten “die Buenrc”. Inhet hertogelijk cijnsboek van 1380 wordt ookvermeld een “Venne” bij de Rugdijk, waaruiteen Herman Janszoon van Beurden een cijnsmoet betalen. Aan de Zuidoostzijde van de

Rugdijk lag de gemeijnt “aen den Rugdike”,welk stuk gemeijnt in het Zuiden grensde aande Ruijbraken. Er stonden verschillendehuizen aan de Rugdijk. De Moerstraat bij deRugdijk is al te vinden in 1421. Als mendaarlangs naar het Noorden gaat, komt menbij de Kouwenberg. Daar lag ’t Goed teCoudenberch, dat oorspronkelijk in het bezitwas van Aert Beijs Coelborns. Omstreeks1382 pacht Aert die Moelneer, zoon van AertSmoelneers, de helft van dit goed voor 3 mudrog per jaar van Lambrecht Beijs, (een zoonvan Aert Coelborne), van Berijs van Breda envan Erijt Wienric Erijtssone. In 1382 lag dezeontginning nog midden in de hei (“in derHeidingen”). In het cijnsboek van 1380 staateen cijns, vergolden uit dit goed doorbovengenoemde Aert de Molenaar (Arnoldusfilius Arnoldi Multoris de Westtilborch debonis de Coydenberch quondam BeijsCoelborne). Ik ben nogal goed ingelicht overde Kouwenberg, omdat een kleindochter vandeze Aert de Mulder getrouwd was met JanJanszoon van Eersel, wiens vader Jan, ook inhet cijnsboek van 1380 vermeld, destamvader was van het door mij nagezochtegeslacht van Iersel, dat in en rond Udenhoutwoont. Bij de Kouwenberg vinden we eenstuk land genaamd “die Veltbrake” en “diePutacker”, welke in Stelaerstshoeve lag. DezeStelaertshoeve was in 1440 van PeterStelaerts. Daar stond een huis en lagen deBerckacker”, ’t land “die Sulkerbraeck” en“die Stelt”. Neven de Berckacker lag de wei“Heijtgaershof”. ER was ook een Stelaerts-heydehoeve, welke grensde aan de gemeijnt“die Goerstrate”. Bij de Kouwenberg stondeen huis op ’t Goed ten Haenberch. Waartoede Bredeacker behoorde. Volgens hetcijnsboek van 1380 betaalt o.a. een Dionisiusde Bere een cijns uit het Goed ten Haanberg.Tussen de Kouwenberg en de Haenbergbevonden zich die Lange Acker en die Vorsteen die Afterste Dijcacker.Verderop komen we bij “die Vijfhuse”, alwaaroorspronkelijk wel vijf huizen gestaan zullenhebben. Daar lag de Bochtacker en de akkergenaamd “den Appel”.

Page 13: heemkundeartikelen van Ferdinand Smulders over Tilburg en ...

13

Er was ook een Goed ten Appel en een buurtdie “in den Appel” heette; deze lagenmisschien ook hier. Gaan we nu weer naarhet zuiden dan komen we bij de Quirijnstok,ook genoemd Sinte Crijnstock, waar ookenige huize stonden. Daar lagen ook nogenige heivelden. Hier zal een beeld van sintKrijn op een paal of aan een boom gestaanhebben. Dat de Sint Krijnstok in verbandstaat met de Ridderhof, lijkt mij een lozebewering.

DE “STOCK”Van dit verband is mij tenminste nietsbekend. Ten gevolge van een zekere kasteel-manie maakt men zich een verkeerdevoorstelling van de Ridderhof.

Over de betekenis van “stock” heeft menook nogal veel onzin geschreven. Deoorspronkelijke betekenis is zeker: paal,boom of stronkLaat ons eens zien, hoe men zulk een stok ineen Latijnse akte noemt. Bij de uitgifte vande Gemeijnt van Haaren door Jan II in 1309wordt de Sinterklaas-stok in Helvoort alsbegrenzing aldus omschreven: truncus, inquo consistit imago beati Nicolai (d.i. de paalof boomstam, waarop het St. Nikolaas-beeldstaat).Bij zulk een beeld op een paal of aan eenboom zal ook wel een offerblok geweest zijn,vooral bij een stok van Sinterklaas, depatroon der liefdadigheid. Misschien was deofferblok in of aan de paal. Een andereaanduiding van “stock” vond ik in hetBossche Schepenprotokol in ’t jaar 1388;daar staat: “gazofilacium dictum senter claesstoc”. Het Griekse woord gazohylaciumbetekent oorspronkelijk: schatbewaarplaatsof schatkamer, maar in het MiddeleeuwseLatijn betekent het: plaats waar de giftenvoor de armen verzameld worden.

Deze beide termen truncus engazophylacium duiden dus op eendubbele betekenis van “stock”. Maaroorspronkelijk zal men, bijvoorbeeld bijeen kruispunt van wegen, een beeld

tegen een lindeboom aangebrachthebben en dat een stokske genoemdhebben. Later kan zich daar eenkapelleke uit ontwikkelen dat nog“stokske” blijft heten. De betekenis“offerblok” lijkt mij eenbetekenisverschuiving oftewelmetonymie. Aan de Boschbane in deHarense akkers (tussen Haren enOosterwijk) stond ’t Heylich Boemken,tussen 1418 en 1600 altijd zo genoemd:‘t “Stocxken omtrent de Boschbane”.Dus…. stok is boom!In ’t Noorden bij de grens van Loon lag hetkommerven, dat aan de Heer van Loontoebehoorde.Op de grens van Tilburg en Udenhout lagende Loonse Molenstraat en de Houtse straat,beide reeds oude namen, ofschoon de anderenaam “Hollandse weg” was. De Hollandseweg, die de grens vormde tussen West- enOost-Tilburg, wordt nog vermeld in 1474,1488 en 1599. Als antikwiteit vinden we dezenaam nog in de 17de eeuw in het HertogelijkCijnsboek van Oosterwijk. Hij heette zoomdat hij over Waalwijk naar Dordrecht liep.

“HERSESTRAAT”Oudere mensen noemen de Houtse straatnog wel: de Herse straat. Dit is geenverbastering, maar staat in verband met hetHerlaer of Herlebosch, dat op de grenzen vanTilburg, Udenhout en Berkel lag. Bij ’tHerlebosch, lagen onder Tilburg de heivelden“die Nuwedijck” en “die Cleijn Hoeve”.“De Swaluwen” zijn rond 1450 al bekend. Hetzal daar nog wel hei geweest zijn. DeHemeltjes heb ik niet vermeld gevonden.Naar de kant van Loven en op de Zwaluwenen de Hemeltjes waren grote heivelden. Nogtot 1920 was daar alles nog hei en mastbos.Heel het hier behandelde gebied van deHeikant lag onder West-Tilburg, evenalsLoven, al lagen beide gehuchten ten Oostenvan de zogenaamde Spinderspad. Op dit puntheeft Dr. Leijden zich vergist.

Ferdinand W. Smulders

Page 14: heemkundeartikelen van Ferdinand Smulders over Tilburg en ...

14

6. 6-1-1951

Tilburg rond 1450

Hasselt, Stokhasselt en KraaivenEen levendig bebouwde een bewoonde streek

VI

Ofschoon ik alleen een vermelding vond van “die Heertganck van der Hasselt”, tekenende Hasselt, de Stokhasselt en dat Creyenvenne zich duidelijk af als drie verschillendegehuchten.

Daar had een apart dorp uit kunnengroeien!De kern van de Hasselt was het Hasseltpleinmet de waterplas en echt-Kempische Biest.Daaromheen groepten zich de huizen. Hierkwamen vijf of zes wegen bijeen, afgezienvan de verschillende akkerpaaikes. Dezewoonkern lag rondalom in de akkers. Langsde waterloop zal men enige weilanden gehadhebben. Het hooi haalde men in het TilburgseBroek langs de Donge. Langs de Hasseltstraatzullen maar enkele huizen gestaan hebben.Naar het zuiden strekte zich de herdgang vande Hasselt niet ver uit, want daar treffen wijal gauw de herdgang van de Hoeven.Al was de Hasselt niet groot, toch moetmen daarin een zeer oude woonkernzien.

“Straatdorp”Tegenover de Hasselt als “plein dorp” steektde Stokhasselt zeer scherp af als een“straatdorp”.Het Kraaiven was een losse verzamelinghoeven. Ofschoon jonger dan de Hasseltlijken zij allebei toch oude buurten. Laat onsbeginnen met de Stokhasselt. Misschien is denaam ontleend aan een stokske, dat hierstond. De naam kan niet in verband staanmet de tegenwoordige Hasseltse kapel; danzou de Hasselt eigenlijk Stokhasselt moetenheten. Stokhasselt kan ook genoemd zijnnaar een vroeger aldaar gelegenhoogstammig bosch: eiken-, beuke- ofessenbos, dat aangeduid werd met de naam“Stokt”. Hiermee houdt ook verband defamilienaam Stokmans of Stokkermans.Daartegenover staat de naam Hagemans ofHegemans, in Brabant beter bekend in devorm Heijmans, welke naam is afgeleid vande voornaam Hageman of Heijman: d.i.iemand die woonde bij een haagbos oflaagstammig bos (hakhout). De Stokhasseltkan ontstaan zijn langs de waterloop,genaamd die zoe of die Waterzoe. Daarlangsvond men laag land voor wei; men bouwdedar een huis bij en ontgon het woud achterhet huis tot teulland. Zo kwamen erverschillende huizen op één rij te staan,waarlangs een straat ontstond. De vorm vanzulk een nederzetting van

ontginningsbedrijven komt ook elders voor enis al vroegmiddeleeuws. Vanaf de Heikantbereikt men langs “die Cromstraet” deStokhasselt met die Stochasselsche straet.Ten Oosten daarvan strekte zich achter deakkers de gemeijnt “dat Goerken” uit, waarmen het vee kon laten weiden. Aan de Zoelag die Witte acker. Tussen de Kromstraat enLoon lag “die Loesbosch”. Daar was ook eendreijboom. De Pijlijzers hadden aldaarbezittingen.

AkkernamenOp de Stokhassel treffen wij de volgendeakkers aan: die Lege Acker, die Hoghe Acker,dat Willich Stuck (genoemd naar een wilg),die Straetmanshoeve, die Plucvelshoeve,(genoemd naar de families Straetman enPlucvel), en “der Heystingen Lant” (genoemdnaar de familie van Heijst). De Woytendijck(genoemd naar de een of andere Woyt ofWouter) lag ten Westen van de gemeijnt “datcleyn Goerken”. Een stuk van de gemeijntaldaar heet ook Woytendijck. Een enkelemaal vindt men een stuk land aen dieStochasselt, liggende aen die Heydside. DieBerchacker (ten Westen van de Stokhasseltsestraat) lag aen de Ronde Hasselt. Op deRonde Hasselt stonden ook huizen. Dit zalwel bij het zuidelijk stuk van deStokhasseltsestraat gelegen hebben. Omdatsommige landerijen aldaar ook tot de Hasseltgerekend worden. Op de Ronde Hasselt lagook de Stertshoeve (genoemd naar de familieStart of Stert). In Stertshoeve lagen dieVekensche acker en ’t land genoemd ’tGeloect. In het Noorden vinden we die Hoevevan Postel aent Creyeven aent dieCreyevensche straet. Op ’t Creyeven stondenettelijke huizen. Hier was ook eenGruenstraet. Op ’t Creyeven vinden we dieRoetse acker, die Eykacker, dat leegh stuckland, ’t land “die Heyninge” en dieCoermansacker. Een grondbezitter heet Jandie Heerde (d.i. de Herder; dit is het“heerde”, dat men in “herdgang” aantreft. defamilie Mutsart had vele bezittingen aan deStokhasselt en aan ’t Creyeven.Een Jan Laureynszoon Mutsaerts wasgetrouwd met Hilleke, een dochter van Jandie Heerde. Bij ’t Creyeven lag Jans Roden

Page 15: heemkundeartikelen van Ferdinand Smulders over Tilburg en ...

15

Hoeve (d.i. de hoeve van Jan de Rode of deRooij).Er lag ook een “des Royen Hoeve” bij deStokhasselt, welke misschien ook van Jan deRooij was. Daarbij vinden wie die Crommeacker. Diezelfde hoeve zal ook zijn: “Jan rodeZegers hoeve” aen die Heydside.Deze familie zal roodharig geweest zijn. In ’tCijnsboek van 1380 heet de vader van JanZegers: Segerus dictus Rufus (Zegergenaamd de Rode). Jan Zegers of Jan RodeZegers zone was getrouwd met Ida, eendochter van Aart de Mulder, de pachter vaneen hoeve op de Kouwenberg. In de oudeschepenregisters ziet men al deze families,om zo te zeggen levend optreden. Voor denaspeurder der oudheid worden zij goedeoude kennissen.

Hei en moerasWest- en noordwaarts strekte zich degemeijnt uit: eindeloze heivelden, zeergeschikt voor de schapen. Op de grens vanLoon lagen de moervelden van de Leyde ofLey (d.i. ’t Laaike) tussen de wildert van Loonen de wildert van Tilburg. Temidden van degemeijnt treffen we daar toch nog eenweiveld aan, genaamd “Vrancken leydeken”.Er zijn vermeldingen van moer op die Banenof tusschen bijde die Banen, maar dat isgrotendeels op Loons gebied. Men spreektdaar van “een boeyem moers”, zoalstegenwoordig van enen “heibojem”. TussenTilburg en Loon vond ik de plaatsaanduiding“bij ’t Cruys”. Op de grens en onder Loonlagen moervelden en heibodems, “aen diePlacken”. Bij Loon de heivelden aen denPottenberch. Laat ons nu naar de Hasseltgaan. Daar vinden we een huis genaamd“Croefshofstat”. In de 16de eeuw is er sprakevan die cleyne Hasselt, misschien eenafzonderlijk buurtje. In de Hasselteckervinden we ’t land “die Wouwerhof”. (Eenwouwer of weijer is een vijver of waterpoel),een weiveld ‘t “Block”(een blok, bolk of bilokeis een stuk omsloten met wal of grachtevenals “gelookt”), ’t land “Heyne lopensalt(dat precies één lopensaet of logense grootwas), verschillende landerijen in die Woyser,’t land “die oude Hof”, ’t land “dat

Busschelken”, Celenacker en ’t land “dieCranenberch”. Aan die Daneelstraet after dieHasselt lag een erfenis genaamd “dieMiddelste ijnde”. ’t Woord “ijnde” betekent“hek”. Men gebruikt de woorden Hecken,Veken en IJnde door elkaar. Ten Zuiden vande Hasselt vinden we een stuk land genaamd“die Lijnde” aan de waterloop ook genaamd“die Lijnde”. Tussen de Hasselt en denRodenberch bevond zich een stuk hei en welgenoemd “Jan Roelofsven”. Er was ook eenstuk land met de naam “Rodenberch”. Eenweiveld dat “Bleecsken” lag in die vennen aenden Rodenberch. Bij de Hasselt lagen ooklanderijen tussen een erfenis geheyten, “denEertborn” en dat Goerken Eertborn betekentletterlijk: aardbron; daar zal een watergatgeweest zijn. Deze naam vindt men opverscheidene plaatsen in de Meierij. Langs dewaterloop “die Zoe” lag die Lange acker in dieTeetenbraeck. ’t Land “die Sleehaghe” wasook gelegen aen die Hasselt in dieTheetenbraeck. Maar hier komen we in deherdgang van de Hoeven, waarover ik devolgende keer zal schrijven. Er bestond ookeen buurt, die men noemde: een stedegeheyten “die Hoeven ende die Hasselt”.

Druk bevolkte kernenIn het verre Westen lagen landerijen onderdie berghe bij Donghen; daar lag de erfenissegenaamd “die Hofstat”. Over ’t Groot Goorlag die Berckenenbeempt bij Dongen aan degemeijnt “t groet Goer”. Aan een weg naarDongen vinden we moervelden aen denVoscberch in de gemeijnt van Tilborch. Destreek langs de Donge (’t TilborchscheBroeck) zal ik afzonderlijk behandelen. ’t Godte Lichtenberch lag ook bij Dongen; dat isreeds genoeg bekend, naar ik meen.Overzien wij de oude gegevens, dan krijgenwij de indruk van drie levendig bevolktewoonkernen op de Hasselt, de Stokhasselt en’t Creijeven. Daar had een apart dorp uitkunnen groeien.De Hasseltse kapel, vond ik nooit vermeldevenmin als een kasteel. Daarover kan ik dusniets te berde brengen.

Ferdinand W. Smulders

Page 16: heemkundeartikelen van Ferdinand Smulders over Tilburg en ...

16

7. 18-1-1951

Tilburg rond 1450

De Hoeven, De Schijf en De RijtTilburg bezat ooit ’n aangekleed Lieve Vrouwe-beeldWaar is het gebleven?

VII

De Hertgang van de Hoeven lag ten Zuiden van de Hasselt. De naam zal in verband staanmet de verspreide hoeven van dit gehucht. Het woord “hoeve” duidt oorspronkelijk eenstuk land aan van 10 of 12 buunder. Daarom sprak men ook van “een hoeve lands”. Maarwie zulk een hoeve in bezit had, zal al spoedig daar een huis op gezet hebben.

Zo vinden wij al oudtijds melding van ’nhoeven, waarop een huis staat. Zulk eenhoeve zal altijd wel een ontginningsbedrijfgeweest zijn in het begin, maar de naam“hoeve” blijft in gebruik, al is het bedrijf alhonderden jaren oud. Het woord “hoeve” isverwant met “have”en betekent een bepaaldstuk dat iemand in bezit genomen heeft.

GEEN “GEMEYNT”’t Is dan ook geen wonder, dat we op deHoeven geen “gemeyn ackeren” aantreffen,zoals op Loven, de Hasselt en Korvel. De“gemeyn ackeren” zullen ouder zijn dan delosse “hoeven”. In het zuiden grensde dezeherdgang aan de Rijt en de Schijf, en in hetOosten aan de Veldhoven. De teullanden vande Hoeven, de Rijt en de Schijf sloten bijelkaar aan, afgezien van een stukskegemeynt hier en daar. Op de Hoeven vond ikmaar weinig veldnamen. Aan de kant van deHasselt lag de buurt “de Teetenbraeck”. In deTeetenbraeck lagen die Lange acker aen dieZoe, die Hoge Acker, een erfenis “dat Bleck”en een stuk land genaamd “die Thetenbrake”.In het Zuiden lag de buurt “die Bochamer”;daar vond ik de beemd, “die Martel”en ’t land“Trederose” of “Treerose”. Een stuk land “dieBochamer” grensde aan de Heerstal en aande Kerckwech. Die Heerstal lag op de grensvan de Hoeven en de Schijf. Aan de Heerstalwas gelegen de wei “die Gaershof”. Aan deHeerstalsstraet lag “Kathelijn Schelkensacker” bij die Leemputtenstraet. DeLeemputtenstraet ligt ook tegen de Hoevenaan. Bij den Heerstal vond ik een stukgemeijnt vermeld. Tussen de Hoeven deGemeijnt stond een dreiboom. In de Hoevenvond ik die Hoeveleerstraet, een Heerstraeten een Kerkwech. Bedoelt men met“Heerstraet” misschien de Papenweg? DeKerckwech liep van de Hoeven door de schijfnaar de kerk. Deze Kerkweg heet ook “dieKerckwech, die coemt van der Hoeve endevan Velthoven”. Hij liep langs de Wittenbergin de schijf. De Hoeve van Tongerlo lag aendie Hangenderijssche straet, genoemd naar“dat Hangende Rijs”, alwaar ook een stukgemeijnt lag. Er is mij ook een plaats bekend,

die “de Hangende Rijzen” heet, in Udenhoutaan de Oude Bossche Baan tegen deDrunense Duin.Ik geloof niet, dat er veel huizen gestaanhebben op de Hoeven.

DE SCHIJFDe Schijf wordt meestal genoemd “dieSchijve van Tilborch”, ter onderscheiding vande Schijven in Oosterwijk, Berkel enUdenhout. De Schijf grensde aan deVeldhoven, de herdgang van Heuvel-en-Kerk,Korvel, Rijt en Hoeven. In die Scijve aen dieRijt ligt een kerkweg die den Heertganevander Rijt toebehoert. Zoals we reedsgezien hebben, liep er ook een kerkweg vande Hoeven door de Schijf.Het is niet mogelijk een woonkern van deschijf aan te geven. Er worden geen huizengenoemd!De akkers lijken mij wel oud. Misschienwoonden de boeren rondom de akkers. Detiende van de Schijf bracht 80 mud rog op.De pastoor van Tilburg, heer Jan die Vysscherverpacht in 1419 de korentienden van deschijf en van de Broekhovense akkers,tezamen voor 56 gouden Hollandse schildenper jaar. In de Schijf treft men aan: DieStadeacker, die Haechacker, die Kiemackeren die Hoghe ackeren; verder nog devolgende landerijen: “dat Dorenstuc”(genoemd naar een dorenstruik, misschienwel naar de Doren, die bij de Kerk stond),“dat Waghenstucsken” en toernken”. ’t Land“die Crachtenpoel” lag in die Scijve aan deVlastraet, welke straat bij een waterloop door“die gemeyn scijve” liep. Als waterloop vondik “die Hoghe Zoe” vermeld, welke wel metde “Zooien” in de Teetenbroeck en bij deStokhasselt in verbinding zal gestaan hebben.Het woord Zoe of Zoije komt men elders ooktegen als aanduiding van een afvoerslootlangs een weg. Zo vond ik het voorschrift ,dat men een “soye” moet openhouden langsde Steenweg in Oosterwijk (§ 73 van hettweede deel van de “Keur van Oosterwijk”,een verzameling verordeningen, welke,ofschoon vele reeds ouder zullen zijn, in 1509

Page 17: heemkundeartikelen van Ferdinand Smulders over Tilburg en ...

17

opnieuw werden vastgesteld door schepenenen gezworenen van Oosterwijk).’t Hagelkruis vond ik pa in ’t begin der 16de

eeuw vermeld. In de schijf ligt ’t land “diecleyne Bedbuer” bij den Bedbuer. Alleentussen 1421 en 1455 trof ik de Bedbuer aan.Er loopt een gebuurweg heen. Men zal deBedbuer moeten zoeken in de buurt van deHeerstal , want een stuk land ligt aan dekerkweg en aan een gebuurweg naar deBedbuer. Een buurtje in de Schijf heet “aendie groet Eyck”. (In Oosterwijk stond ook eenConincseyck in de Schijf). Tussen de schijf ende Rijt lag ’t “groet geloect” Soms schijntmen de Rijt tot de Schijf te rekenen. Het landgenaamd “Gheerborgendal” lag in de Schijfbij die molen van Corvel (1440), maar in dejaren 1418 en 1422 ligt dit stuk aen diewijntmolen te Corvel (zonder vermelding vande Schijf). Er lagen landerijen in de Schijfafter Corvel, o.a. ter plaatse “aen denWerfft”. ’t Is vreemd, dat men achter Korvelnog “die schijve van Tilborch” aantreft, wantde Berkdijk viel geheel of gedeeltelijk onderde Herdgang van Korvel. ’t Is mij nietbekend, waar in deze jaren de Korvelsemolen stond. Ik vond overigens op deTopografische kaart een Schijfke tussen deRielse en de Goorlese weg.

DE RIJTOfschoon die Heertgane van der Rijtgenoemd wordt (1423), is er weinig over tevertellen, omdat er maar schaarse gegevensover te vinden zijn. De kern van dit gehuchtzal gelegen hebben aan de driehoek, waarverscheidene wegen samenkomen. Daarzullen enige huizen gestaan hebben,omgeven door het teulland. Bij de Rijt lagenlanderijen in “der Vellingen hoeve”, (1426)welke genoemd is naar Willem Peterszoon Velof Velleken.

We vinden hier hetzelfde achtervoegselals in “der Geymingen beempt” en “derHeystingen lant”. Het is een typischTilburgs verschijnsel dat menVelskinderen “de Vellingen” noemt,zoals Karolingen, Merovingen enz. In deandere plaatsen van de “Eeninge vanOostenrijk” treft men zoiets nooit aan.’t Is eigenlijk verwonderlijk, dat men inTilburg niet Vellinchen (of Vellikum) vindt,zoals een Bodikum in Boxtel en een Erlikemin Erp. Tilburg kende nog wel de ing-namen,maar het gebruik van “heim” of “heem” wasniet meer in zwang (Toch vinden we nog eenDaelhem bij de Donge, dat van oudere datumzal zijn!). Bij de hoeve van wijlen PeterVellekens lag “die Nuwe Hof” (1446). Aan deRijt lagen landerijen in ’t Nuwe Geloed neveneen weg naar Korvel. Dij Rijacker ofRijdeacker aen die Rijstraet heet in 1422 teliggen aan de Rijt aen den Corvelschen wechen in 1446 neffen die straet gaende ten Hovel

waert. Zal men de Rijacker niet moetenzoeken tussen de Boomstraat en de eersterRijtse zijstraat? Zoals ik reeds opmerkte,schijnt men de namen Rijt en Schijf niet goeduit elkaar gehouden te hebben in de oudeteksten. Misschien vormden zij samen éénherdgang. In ’t Westen stond een huis op eenontginningsbedrijf aen die Delmeer. Daar zalde Delmerweg naar heten. In het Cijnsboekvan 1380 betaalt Hubert Hendrikszoon Baxeen cijns uit de “Elmer”. ER lagen akkers enweiden bij dit goed aan d’Elmer of Delmer,dat in 1446 en 1451 alleen vermeldt wordt inhet Schepenprotokol van Oosterwijk. InMoergestel ligt “dat Almersgoet, vermeld inde 15de eeuw in het Schepenprotokol van dieplaats. Dit is alles wat ik van de Rijt weet.

AANGEKLEED MARIABEELDEn nu iets anders. In 1419 geeft WillemPeters Stelaerts een mud rog erfpacht uit eenhuis aan de Hoeven aan de kerkmeestersAert van Loet en Jan Wouter Bacs; daarvan iseen half mud bestemd voor de kerk, deandere helft moet als volgt verdeeld worden(N.B. 1 mud = 16 lopen): 2 lopen rog voor detafel van de H. Geest ten behoeve van dearmen, 2 lopen voor de persoon of pastoor, 2lopen voor de rector van het OLV altaar en 2lopen voor ’t OLV beeld om “onser vrouwenbeeldt daermede te cleden ende te verchierenende een lamp daervoor bornende tehouden”. En de pastoor moet bidden of doenbidden voor hem en “zijn wijf”en ben beidenin de zielbrief zetten na hun dood.

Wist gij lezer, dat de Tilburgse kerk eenaangekleed Lieve-Vrouwe-beeld gehadheeft? En weet gij waar het stond?Natuurlijk op ’t nieu-nieuwe (sic) altaarin ’t nieuwe koor der Tilburgse kerk.Verscheidene malen vond ik de vermeldingvan ’t nieuwe of O.L.V. altaar in ’t nieuwekoor. Dat nieuwe altaar en dat nieuwe koormoeten kort voor 1410 gebouwd zijn. In devolgende jaren geven verschillende personenrogpachten aan de Rector van ’t nieuwealtaar in ’t nieuwe koor nl. in 1430, 1445 en1451. Deze Rector heet heer Vranck vanGhestel. In 1520 bedroegen de inkomstenvan het Maria-altaar 14 mud rog. Waar zoudat aangeklede Maria-beeld gebleven zijn?Misschien is het moeten vluchten over destreep voor de nieulichters (sic), die zich inde 17de en 18de eeuw kwamen verrijken metde kerkelijke goederen, waaronder men heefdeftig een “Rentmeester der geestelijkegoederen” aanstelde. Vreemde nietsnuttersnoemden zich “Rector”en “kannunik enstreken met uitgestreken gezichten dekerkelijke inkomsten op . Toen begon debeschaving pas . . . . .

Ferdinand W. Smulders

Page 18: heemkundeartikelen van Ferdinand Smulders over Tilburg en ...

18

8. 8-2-1951

Tilburg rond 1450

’t Korvel, ’t Laar en de BerkdijkMéér huizen op Korvel dan op de Heuvel

VIII

Hier komen wij weer in een oud gebied, dat een dorp-op-zich-zelf vormde. De“Heertganck van Corvel” wordt in 1430 en 1440 vermeld. De kern is het Korvelpleinwaaromheen huizen stonden. Men noemde dit plein “die Hovel”(1443) of “de Plaets”(1450).

Hier treffen we weer een oud akkergebiedaan “die Corvels ackeren” of “die gemeynackeren van Corvel”. Daarin lagen dieSantsche Acker, die Venackeren, diePoelacker, Eefsendal, Smeetslant bij datMuggenzeel (dat is naar Oerle op aan), dieMoertstreep, en ’t land “die Hof”. Men vindter teulland in die Corvelaeracker en ind’Avontbraeck.Bij Korvel lag ook ’t land genaamd“Plucvelshoeve”, genoemd naar de oudeTilburgse familie Plucvel. Tussen ’t Korvel enOerle lag de Nevinckstraet of Nevenstraetgenoemd naar de familie Neve of Nevinck.Aan de Nevinckstraet lag een wei genaamdeen “gemeyne wech van Goerle”. Aan diePoelstraet lag in 1446 een eikenbos. Bij “diePoel” lagen aan de Poelstraat verschillendeweivelden, genaamd “die Poel” of ‘t“Poelken”. Er stond een huis op ‘t “Goed tenPoel”, dat wel bij de Poel zal gelegen hebben.In de richting van Oerle stond een huis aan“die Juupt”. Een stuk gemeynt genaamd “dieJuupt”, viel ook onder ’t Korvel. Dezevreemde naam wordt ook gespeld: die Duupt,die Quupt en Djuipet. Men wil er blijkbaareen stijgende tweeklank van aanduiden. InMoergestel lag ook een plaats, genaamd dieDuijpt waarvan ik vermeldingen vond in de15de eeuw in ’t Schepenprotokol van datdorp. Aan de Juupt lagen een wei ‘t “Ven” en“Molslant” (genoemd naar de familie Mol,later Mols, die reeds vermeld wordt in hetCijnsboek van 1380 onder Tilburg) DeJuupstraet lag binnen de Herdgang vanKorvel. Achter Korvel liggen landerijen “aendie Werfft”. Op ’t Loo vindt men akkers aan ’tZantsche Veken (of ’t Zantsche Hecken). DeLo-acker zal men ook daar moeten zoeken.Door ’t Loo liep een gemeyne pad. Dat menlanderijen bij en achter ’t Korvel tot Schijfrekent, hangt wellicht samen met oudetiendgrenzen . Achter ’t Korvel ontmoet menakkers in “dat Zantsche Lant” aan deHeerstraat. Hier zal men ook de akkers in datZantsche Geloect en in den Zantschen Hofmoeten zoeken.Bij de windmolen van Korvel lag dieMolenacker en dat cleyn Molenackerken en ’tland “Gheerborgendal”. In een Bossche

schepenbrief van 23 - 6 - 1350 staat te lezendat Hendrik Everdeij de helft van dewindmolen van Corvel (welke vroegergeweest was van Wauter van Goerle de Oudevoor 8 mud rog per jaar verpacht aan JanWauters van Goerle, die reeds de anderehelft bezit. Als plaatsaanduiding van demolen staat er: “in villa de Corvelle” (d.i. in ’tDorp Korvel). Evenals Berkel en Udenhoutdorpen van de parochie Oosterwijk waren,konden ’t Korvel en de Hasselt doorgaan voordorpen van de parochie West-Tilburg.

’t LAAR’t Laar wordt niet afzonderlijk vermeld; welde “Laersche Ackeren”, waarin gelegen warendat Cloetken, die Heyningen en die HogheBrake. Een stuk erf, ook genaamd “dieHeyninge” lig tussen die Laersackeren en degemeynt “aen Conincsvoert”.De Hoghe Brake heet ook te liggen aan ’tRylaer (wan men zal moeten verstaan als ’tRiel-laer). Behalve enige huizen vindt menopt ’t Rylaer: de Martelacker (aan deBergdijk), die Koeyen-Block, ’t geloect en ’tHeiveldacker, die Lange Acker, dieHazenacker, dat Evenhoefken dat“Maesheyhoeve”. Achter ’t Rylaer lagen ’tweiland “dat Watergoer” en, over dewaterloop onder Goorle, ’t heiveld, “datGoerken”. Die Rylaerstraet liep langs develden in ’t Gildscot, o.a. een Stelstucsken.Dat was een stuk dat in een smalle reepuitliep (“in eenre stelten uutgaende”, zegtmen in 1423). Er lag ook een land aan de Rijtin ’t Gildscot aan die Heytsche straet. Achter’t Korvel vinden we een erf genaamd “datOude Lant”, liggende in ’t Nuwe Geloect.Die Conincsvoert was een weg over descheidingsloop tussen Tilburg en Goorle. Deakkers van ’t Korvel en ’t Laer strekten zichtot daar toe uit.De Oostgrens van ’t Korvel zal de Trouwlaangeweest zijn, welke naar de Koningsvoortliep, als ik me niet vergis. Bij de Koningsvoortlagen weilanden en een stuk gemeynt. In deGoorlese akkers bij de Koningsvoort lag eenstuk hei genaamd “die Hoechbocht”. OnderGoorle lag de “Hoefkensdries” an dieHeerstraet op Conincsvoert. Deze Heerstraat

Page 19: heemkundeartikelen van Ferdinand Smulders over Tilburg en ...

19

zal wel over de Koningsvoort gelopenhebben. Wat voor een Heerbaan zou datgeweest zijn?

DE “BERCKDIJCK”Waarvan het grootste gedeelte onder deHerdgang van Korvel behoorde, is al eenoude weg met huizen. Aan de kant van ’tKorvel lagen die Oude Gaershof, erfenissengenaamd “dat Ven” en “die Vennen”, en dieMartelacker. Er stond een huis met de naam“Sponkersgoet”. We vinden daar een erf dat“Nuwelant” en een stuk land ‘t “Bosch” enlanderijen “aen die Printhage”. Er was ookhier en daar hei bij de Berkdijk. Misschienmag men de “Scaepsdijck”, vermeld in 1423,vereenzelvigen met de huidige Schaapstraat.Als we de Berkdijk en ’t Laar onder ’t Korvelrekenen, was deze herdgang begrensd doorde Rijt , de Schijf, Oerle en Goorle.Langs de Donge vond men hooiland enmoervelden. Dit Broekland zal ik afzonderlijkbespreken. Voor de Tilburgse boeren is ditbroek altijd van groot belang geweestevenals de beemden langs de Leij.

Er stonden op ’t Korvel rond 1450 zekerveel meer huizen dan aan de Heuvel,evenals er een veel uitgestrekterakkergebied rond ’t Korvel lag dan rondde Heuvel. Slechts hier en daar wordteen stukske hei genoemd en een stukeikenbos.Alleen aan de kant van de Donge zal een flinkstuk gemeynt gelegen hebben. Veel schapenzal men op ’t Korvel niet gehouden hebbenwant het was een echt gebied voorlandbouwers. De namen “Laar”en “Loo”duiden op bossen, welke hier vóór devestiging der Korvelaars gelegen moetenhebben. Maar in beide buurten treft men inde 15de eeuw al oud akkergebied aan.De naam “Heyningen” is een typischTilburgse benaming voor een omheind stuk.Elders in de Meierij van Den Bosch gebruikte

men dit woord zo goed als nooit. Het isontstaan uit “hagening” en hangt samen metde woorden haag en heg. In de Meierijgebruikt men doorlopend de woorden“beheyming””heymsel” voor afrastering. Dezezijn afgeleid van helm en heem. Ook hetwoord “tuyn” komt geregeld voor in debetekenis van heg of afsluiting. Voor hetnieuw Nederlandse “tuin” zei men op z’n goedBrabants “den Hof”. Men sprak altijd van“huys ende hof” of “huysinghe endehovinghe”. Bij de Korvelse Poel zal dewaterloop begonnen zijn, die ten Zuiden vande Heuvel naar Moerenburg liep.

’t Korvel valt op door zijn vreemde naamtegenover de andere meer doorzichtigeen begrijpelijke buurtnamen van Tilburg,zoals bijvoorbeeld de Hasselt, welkenaam Hazelnotenbos betekent. Eenverklaring van de naam “Korvel” is mijniet bekend.Misschien Korveloo?De naam van de scheidingsloop tussenTilburg en Goorle is niet te vinden in deOosterwijkse registers. In ’t Cijnsboek vanOosterwijk staat pas in de 17de eeuwvermeld: een heiveld, genaamd “Catsbocht”teynen het Laer onder Tilborch. Daaraan zaldeze waterloop zijn naam ontleend hebben.Een “bocht” is ook een omwald stuk zoals“gejookt” en “blok”. Daarom spreekt men vaneen “bocht lands” of een erfenisse in eenbocht gelegen.P.S. In het Bosch protokol vond ik in 1390een verpachting van een hofstad op Korvel,tussen de straat en de erfenissen geheten,“die gemeyn scyve”. In datzelfde jaarverpacht Gerard van Doorn (de Spina) aanPeter Jan Peymans de Weftacker op Korvel.De familie Paymans had van ouds bezittingenin Oosterwijk en Tilburg.

Ferdinand W. Smulders

Page 20: heemkundeartikelen van Ferdinand Smulders over Tilburg en ...

20

9. 21-2-1951

Tilburg rond 1450

Oerle en BroekhovenNamen, die ook nu nog niet alle onbekende zijn

IX

Zoals de Broekzijde bij Loven hoorde, zo schijnt ook Broekhoven een geheel gevormd tehebben met Oerle. Ik meen dat tenminste op te kunnen maken uit de oude gegevens. DeBroekhovense akker lagen eigenlik onder Oerle, evenals de Groenstraat en detegenwoordige Broekhovense weg. Onder Broekhoven verstaat men alleen de streek tenNoorden langs de Leij. Ik bespreek daarom eerst datgene, wat wordt aangeduid alsliggende in Oerle, en daarna het eigenlijke Broekhoven met het Leijbroek.

De buurt Oerle lag tussen ’t Korvel, Heuvel,en Kerk, Loven en Broekhoven. Er stondenhuizen aan de Groenstraat, aan ’t Kerckvenen aan Senter Clausstock. Het Oerleplein(waar de Oerlestraat, de Groenstraat en deNieuwe Goorlese weg samenkomen) vond ikniet uitdrukkelijk vermeld. Aan deGroenstraat loopt in de richting van de LeijOostwaarts en komt uit op Mal. Daar lagenveel beemden ter stede geheyten “afterMalle”, o.a. een wei “die Rijt” (aan deGroenstraat) en ’s Beckersbeempt.De beemden achter Mal liggen aan de Leij.Dit Mal zal dus gelegen hebben ten Noordenvan de Groenstraat. Het woord “Mal”betekent volgens de deskundigen,gerechtsplaats, vergaderplaats of markt.Maar wie zou daar een plaats voorgerechtelijke of ander bijeenkomtsen zoeken?Het blijft evenwel mogelijk dat we in dit Maleen overblijfsel uit oeroude tijden hebben.’t Kerckven schijnt een stuk gemeijntgeweest te zijn, ofschoon we aldaar enigehuizen en landerijen vinden. Waar ditKerkven lag, is mij niet bekend. Het doel vandeze opstellen is alleen in de oude gegevenste vermelden en niet een juisteplaatsbepaling te geven.Uit latere tijd is mij uit het TilburgseSchepenprotokol de volgende aanduidingbekend: “Oerl op Djuipet in den Kerckvenne”.De Jumpt lag tussen Oerle en Korvel, zoalswe gezien hebben..

Weer een “Stock”Bij ’t Kerkven stond de “Senter Claus stock”.Ook daar waren enige huizen, waarvan heterf soms aan drie kanten grenst aan degemeijnt. Sinterklaas-stokken zijn mij bekendin Nuland, Helvoort en Haaren. (Met deHaarense bedoelt men misschien dezelfde alsde Helvoortse). Over het woord “Stock” heb ijnaar aanleiding van de sinter Krijnstock reedsgeschreven; daaraan wil ik nog dittoevoegen, dat het Latijnse woord “truncus”in de Middeleeuwen ook de betekenis“offerblock” had, (zoals het Franse woord

“tronc”); oorspronkelijk was het een holleboomstam.Bij de Sinterkaas-stok woonde een familieOerlemans, zoals we bij ’t Ven achter deHeuvel een familie Venmans aantreffen. DeSinterklaasstok zal wel langs eenverkeersweg gestaan hebben; dat zalmisschien de “Heerstraet” zijn, welke door degemeijnt van ’t Kerkven liep (RichtingKoningsvoort?). Aan de Heerbaan lag ’t land“die Bocht”. In ’t Zuiden ligt onder Oerle bij“dat Eselvenne” ’t land “Ydensbuscken” endie Wuestebeempt en andere landerijen, diesoms ook tot Broekhoven gerekend worden.We gaan weer naar ’t Noordenen vinden daardie Nustraet (1429) of die Nuwestraet(1443), die de waterloop van Korvel naarMoerenburg kruiste; vandaar dat we hier eenVoort, een Voerstraet en dat Voertsvekenaantroffen.Bij ’t Voortveken lagen die Voertacker, diehoech Voertbrake en die Swerte Acker. In debuurt van ’t Voertveken liep die Cruysstraet(de Trouwlaan?) of Oude Dijk? Vanaf ’tVoortveken liep een weg naar Broekhoven.Aan de Nieuwstraat stonden enige huizen.Een andere Voort lag meer Oostwaarts overdeze waterloop (Oude Beekse Dijk-Lancierstraat). Aldaar wordt later eenVoortven genoemd. Over deze streek vanOost Oerle heb ik geen gegevens, zodat menmag aannemen, dat er niets dan hei wasevenals op Koningshoeven. Daar zal eengroot stuk gemeijnt gelegen hebben. OnderOerle lagen landerijen bij ’t Kruis van Hendrikvan Broekhoven (1437).Er heeft ook een windmolen gestaan opOerle: dit blijkt uit een akte van 1385 in hetBosch Protokol, waarin de pastoor vanTilburg, heer Jan van Gestel, wegensdriejarige achterstalligheid. Aert Berthout, dezoon van Jan Backe van Tilborch, aanmaantde jaarlijkse 5 mud rog te leveren uit de helftvan de windmolens van Veldhoven en Oerle.Terzelfdertijd geeft de pastoor eenaanmaning wegens 6 mud achterstalligeerfpacht uit de helft van de windmolen inHelvoort en uit de goederen van wijlen Jan

Page 21: heemkundeartikelen van Ferdinand Smulders over Tilburg en ...

21

van Gestel te Ruimel (St. Michiels Gestel).Deze pastoor zal dus wel afkomstig zijn uitSt. MichielsGestel.

BroekhovenMaar laat ons nu naar Broekhoven gaan. Deakkers tussen Oerle en Broekhoven heten“die Broeckovense Ackeren”, welke in hetWesten aansloten bij de Korvelse Akkers.Als veldnamen vond ik daar alleen “dieCrombocht” en een akker genaamd “dieCorvelsche weck”. Ten Zuiden van ’t Ezelvenstonden enige huizen en lagen heien enmoervelden in ’t Stappengoer. Een stukaldaar heet ’t gemeijn “Stappengoer”.Gedeeltelijk lag ’t Stappengoor onder Goorle.Onder Broekhoven vond ik een stuk landgenaamd “Baxkenshof”. Er was eenaanzienlijke familie van Broekhoven. Er washier een dijk van de Vrouwe van Broeckhoven(“mijnre vrouwen dijc van Broekhoven”) eneen “Broekhovense Dijck”. Deze zullen doorhet Leijbroek gelopen hebben. Aan deBroekhovense dijk lagen de Spijckerbeemdeen de beemden “die Bloemaert”, “datGagelbroeck” en “den Brant”. In “datZantsche Broeck” in die Heeze lagenbeemden aan de Leij. Naast “derNevenbeempt” lag “die Kievitshorst”. Debeemd “dat Kievitslaer” wordt hier vermeldaan bij Abkoven onder Goorle. In de Heezelag ook al “des Beckersbeempt”. De familiede Becker had zeker veel beemden. Aan deRabautsche Dijck in die Heeze vond men debeemden, “dat Berenbroeck”, “die Heeze” en

“dat Rogghengoer”. (Er was een familieRogghen). Bij Abkoven onder Goorle treftmen de Rabautsche Dijk ook aan alsmede“die Heesbeempde”. Bij den Dorenbosch lag“dat Oeverven”. En er was een plaats, diemen aanduidde met de naam “die Hoocht”.Wellicht moet men “de Hoocht”. Wellichtmoet men de Hoocht en ’t Oeverven onderOerle zoeken omdat daar nu een Overstraaten een Hoogtestraat zijn. In vond geennadere gegevens over beide namen; zeworden zonder buurtnaam vermeld. Overzienwe deze gegevens, dan blijken deBroekhovense akkers aan te sluiten bij hetgrote akkergebied van Korvel. Het Leijbroekstrekt zich ten Zuiden uit tussen de Goorlesebeemden en die van de Lovense Broekzijde.Ten noorden en ten Oosten van de akkerslagen de heivelden van de gemeijnt, hier endaar tussen Oerle en de kerk onderbrokendoor enige huizen met ontginningen. Dehuizen van Broekhoven stonden ten Zuidenvan de akkers(Groenewoudstraat enBroekhoven). Door Oerle liep een Heerbaan.Deze is niet nader te bepalen, daar hij in hetNoorden door de gemeijnt liep. Of deHeiningstraat (zoals Dr. Leijdenveronderstelt) het vervolg is van deOosterwijkse Baan, kan ik niet beoordelen.De Oude Beekse Dijk vond ik niet vermeldevenmin als ’t Groenewoud.Hierna zal ik het Tilburgse Broek langs deDonge behandelen.

Ferdinand W. Smulders

Page 22: heemkundeartikelen van Ferdinand Smulders over Tilburg en ...

22

10. 28-2-1951

Tilburg rond 1450

Het broek langs de DongeWaar de Tilburgse naam Verbunt vandaan komt

X

In het Westen van Tilburg lang het Tilburgse Broek langs de Donge op de grensvan ’t Land van Breda. Hier was de westgrens van de Meierij. Aan gene kant vande Donge begon voor de Tilburgers het buitenland. Het Land van Breda hadsinds oude tijden een eigen Heer, terwijl de Meierij van Den Bosch rechtstreeksonder de Hertog stond.

Aanmoediging voor TilburgseHeemkundigenDe Meierij heet in ’t Latijn: Vilicatio deBuscoducis, omdat de Hertog vanBrabant dit gebied bestuurde door eenmeier (vilicus) of hoogschout. Hetkwartier van Oosterwijk heet in de 15de

eeuw soms ook nog “Meyerie vanOesterwijck”. De Donge heet in de oudeteksten die Dongaa of die DongenscheAa, soms ook die Leyde. Laat ons nu inhet Zuiden beginnen en danstroomafwaarts gaan.Ter stede geheyten “bij Ryel” liggen deSchoten, waar we verschillende wei- enhei velden aantreffen met de nam “dieSchoet”. Daar ligt ook een stuk gemeijnt.Naast “swyttenscoet”(genoemd naar defamilie de Wit) liggen dat Meerlant en dieZeept. Verderop vinden we moer-, hei,en weivelden, ook genaamd “die Schoet”in den Schoet bij Lievengoer. Daar liggenook ’t Dorschoet, ’t Gagelbroeck en deVellekensbeempt.“Lieve” is een waternaam, die ook eldersvoorkomt (b.v. Lievendaal). Debetekenis van Lievengoor zal zijn:biezen-moeras. Uit latere tijd is eenLievevoort bekend (ten Noorden vanRiel). Deze voort wordt reeds vermeld in1420 (aen die Voert aen Lyevengoer). Erliggen beemden in die Coelhove bijLievengoer, o.a. “des Bonten beempt”(genoemd naar die familie de Bont). Bijdie Cleyne Coelhof is een dreyboom.In ’t Brock van Lievengoor vinden weeen “Morenbroec”(genoemd naar defamilie Moor of Moren, die afstamt vaneen Moor of Maurits).Tussen Lievengoor en Maesdijck ligt deHubrechtsbeempt in ’t TilborchscheBroeck tegen Holten over. Holten is deoude naam van Hulten.

Tussen Lievengoor en Maesdijck liggenook ’s Beckersbeempt en die legheHeyninghe. Een ander Heyninghe vindenwe bij die Blootbeemden aan de Ley. DeBeckersbeempt ligt ten Noorden van deHaghaerstsbeempt bij de Blaatbeemden(in ’t Broek tussen Tilburg en Holten).In ’t Cynsboek van 1380 betaalt JanHagaert een cijns van een stukbroekland bij Hagaertsbeemd (propepratum Hagardi). Aan Maesdijck liggenheivelden in die Ledich Heyningen. DeMaasdijk is genoemd naar een Maas ofThomas, misschien naar MaesWoutgheers, als de Maasdijk dezelfde isals Maes Woutgheersdijck bij Dalen. Debrug over de Donge bij Dongewijk heetnu nog Maasbrug. Onder Gils ligt land inOudenhove aan de Donge.Onder Tilburg ter stede geheyten teHolten vinden we bij ’t Veken ’t land “dieTilborchsche Hayninghe. De beemden in’t Gochelbroeck aen den gemeynen dijcken aen den Lantgraft zal men ook bijLievengoor moeten zoeken.

’t Gilsche BroeckIn ’t Ghilsche Broeck onder Tilburgtreffen we aan de beemd “in ’tHoernicsken” (hoornik is hoek) neven debeemd “d’ elf buender” (van de herenvan Tongerlo) en grenzende aan “desJongen Graft”. Ten Oosten van “ClausErijts beempdeken “ ligt onder Tilburg“die Ghilsche Vucht” bij Symonsdijck.Claus Erijtsbeempt ligt neffen die Dongaen naast land van Maes Stert. In dieVucht (onder Gils) vinden we de beemd“dat Reck” aan die Gilsche Leyde.Tussen de Donge en de Leij ligt Dalem ofDaelhem. In het Broek van Dalem vindenwe die Cromme Beempt, liggende tenOosten van de Beempd “die Vier

Page 23: heemkundeartikelen van Ferdinand Smulders over Tilburg en ...

23

Buender” en ten Westen van MaesWoutgheersdijck (welke vroeger WillemReijnkensdijck hette); verder: beemdenin Hubrechts-dalem; beemden in dieBleeck op ’t Houtlaer aan dieNuwelijnsche Dijck.In de Buurt van de Nuwelijnsche Dijck(die aan de Heren van Tongerlotoebehoorde) ligt “Gherijts BontenReyninge)”. “In Dalem zijn verder tevinden: “des Sponkersbeempt”, “derHasselaerbeempt”, “derVrouwenbeempt”, en beemden in dieTwee Buender aan die Maijgraft.Sommige beemden in Dalem liggentussen de Maijgraft en ’t Land van Breda.De beemd “die Gestelman” bij Dalembehoort tot het Land van Breda. In ’tBroeck van Huesden (aan de Dongeonder Tilburg) vindt men “dieWyssenbeempt”(er was een familieWisse) aan den Ouden Dryboom.Tussen die Oude Dreyboom en dieHaystingstraet liggen deRomboutsbeempt en Peter NouwenHeyninge. In ’t Noorden bij Dongen vindtmen “der Berckenenbeempt”aan degemeynt ‘t “groet Goer” en de benden indie Sporct. Bij die Sporct ligt “WouterBacs Heyminge” onder Tilburg en “dieGrote Beempt” onder Gils.

De naam VerbuntAan die Broeckstraet op dat eynde vanDongen vinden we beemden genaamd“die Sporct”, grenzende aen dielantscydinge van Breda.In ’t Broeck van Tlborch omtrent Dongenliggen beemden in die Bunt aan deDonge en de beemd “die lege berckenHoernick”.

Er was ook een “Gemeyne Bunt”. Erbestond een familie “van der Bunt”,die naar deze Bunt genoemd is en nuVerbunt heet.En hiermee zijn we aan het eind vanonze wandeling door oud Tilburg. Hiernazal ik de parochie Goorle bespreken. Ikhoop, dat ik de lezers niet verveeld hebmet mijn dikwijls droge opsommingen.Het is moeilijk van al dit oud materiaaleen lieflijk vertelselke of een spannenderoman te maken.

Mijn bedoeling was niet alle veldnamennauwkeurig kadastraal op hun plaats tezetten, maar de oude namen uit hetSchepenprotokol van Oosterwijk mee tedelen ter nadere bestudering van deTilburgse heemkundigen of liefhebbersder oudheid.Ik heb geen tijd gehad om het TilburgseSchepenprotokol, die in 1500 begint,door te werken.

Dat is een werk van de Tilburgseheemkundigen zelf.Uit latere gegevens krijgt men weer eenbetere kijk op de ligging der genoemdestukken grond, daar de plaatsbepalinglater nauwkeuriger is.

Andere veldnamenIk heb verschillende veldnamen zonderbuurtaanduiding bij mijn 700 kaartjesvan Tilburg (waarvan ongeveer 160 vanGoorle). Deze veldnamen kon ik nietbehandelen bij de buurten. Dit zijn o.a.Moer in die Aesfoertsche Heyninge, denweert van Aesfoert toebehorende(1455); die Hasseleracker (1423)(waarschijnlijk bij die Hasselt; dieHoeffsteeghde (1569 Hoefstraat ?); ’tland “die Hoevenbraeck” (1419); ’t land“die Hoghe Brem (1429); land aendehool lijnde (1582); land in dieYsenbraeck (1554); land “dieKoytenbraeck” (1449); land in dieMiddelste Bosch (1505); die Ossenweij(1444); ’t Goed ten Pasch (1419); diePaschbeempt (1474); hoeve bij dePennincsberch (1445); die Rijsbeempt(1444); die Rupsdijck (1457); dieSaerbocht (1444); de beemd dieSmeyerman (1446); land bij deZwartenberch (1435); de beemd “datSwartlaer” (1436); ’t land dieVoetelenbrake (1418); enz. De jaartallengeven de oudste vermelding aan.Tenslotte een aanmoediging: Wie hetTilburgse Schepenprotokol tussen 1500en 1700 doorwerkt en de veldnamen opkaartjes zet, kan van mij de gegevensvan vóór 1500 overnemen. Wie heeft demoed en het geduld.?

Ferdinand W. Smulders

Page 24: heemkundeartikelen van Ferdinand Smulders over Tilburg en ...

24

11. 16-3-1951

Tilburg rond 1450

De parochie GoorleHet moet een oude nederzetting zijn

XI

Men mag wel aannemen, dat Goorle een oude nederzetting is. Het ligt zeer geschikttussen de Leij en die gemeyn ackeren van Goerle. De huizen stonden aen ’t dorp, aen denHovel of Gebuerhovel van Goerle, ook genoemd: aen die Plaetse; en verder aan deBakertant, aan die Abkoven (of Abbekoven, Abbichoven), en misschien aan ’t Ven. Er wasook een goed “te Goerle”.

Waar de naam Schellekens vandaankomtTen Noorden van ’t Dorp lagen die gemeynackeren, waarin we aantreffen die Mydacker,dat Vynstuck ten Oosten van de Papenwech,die Spoyt, dat Rijstucsken, dat Cloetken, dieCloetacker, die Merghengift, die Putacker, dieMortelacker aan de wetering, “die Mortel”, dieVenacker, land “dat Ryet” aan ’t Ven, land“die Wervenenbosch” aan de Venweg.Bij ’t Ven vinden we nog: die Coelhof aan dieKerckstraete en aan die Heerstraete, land indie Braeck, een erfenis, “te Straethoven”(van Tongerlo) dat vorst Block en deheihoeve “Aerts Heyninge”. Verder ligt in dieVensche ackeren die Wilsacker aan deVenweg.Die Papenwech loopt ten Oosten van dieBoeyacker en te Westen van dat Vynckstuck.Aan de Heerstraet lagen die Mortelacker, datMortelstucsken, die Everaertacker, dieHoeffkens dries (op Coninczvoert) en ’t Land“dat Oversche Veken” (in Lamel). Er liep eenlijcwech langst ’t land “dat Buchtken”, ookgenoemd: land in een bockt of geloectbegraven.Bij Abkoven in d’Abkovensacker vinden we ’tland “die Oestermerct”aan de Wouwer, landaan de Caddenbosch, land “den Brem in dieHoech heyningen, land “die aude Hof”, ’tBolant, die Breemacker en dat Bremstuc.

AKKERNAMENDaar veel akkers zonder plaatsbepalinggenoemd worden, ofschoon ze ook wel in deGoorlese akkers zullen liggen, laat ik ze hierop een rijtje volgen: dat Bedven, datBechven, dat Byesendal, dat Dorenstuc, huismet land “die Druutshof” (genoemd naarHenric die Druut van Ryel), dieEpenvenacker, die Hedericksacker, dieHubrechtsacker, die Coudenberch, dieCraeghacker, dat Cromstuc, die Cruysacker,dat Langelant bij dat Wagenboert. dieMortelstreep, dat Nuys schat, die audeSteghe (aan waterloop), die Overste Braeck,dat Zannenstucsken, die Quade streep, dieTickelberch, die Vlashof, die Voertberch, datVoshal, die Wolfsput, en Wouter Otten brake.

Bij Abkoven ligt de beemd “dat Kyevitslaer”aan den gemeynen dijck. (Er wordt ook een“Abcovens dijck” genoemd), die Heesbeempt,en een wei “die Rijt”.

BEEMDENIk vond de volgende beemden: dat Blocsken,die Brant, beemden aan de Brededijck en aande Dweerrijt, die Bredeheese Rijt, datDypengewat, die Donck (over de Leij), ’tGagelbroeck aan die Tyevoert, die HoegheBeempt aan det Tyevoert, die HogheTyevoert bij de Vloedbeemd aen die hoeghvonderen, die Coenritsonde,Comansmoerken, die lange beempt bij dieKyevitshorst, die Langvoert, beemden aan dieLudensvoert, die Nuwehuijsbeempt, dieOestervoert, (bij de watermolen), die Zaelde,Scippers beempt (over de Leij), beemden aenden smalendijck, die Weert (deze heeftuitweg over ’t Gopet van Oeyen), beemdenaan die Wenincsvoert, en beemden in ’tWildebroeck.Bij Aerle vinden we die steenbeempt bij dieSteenvoert, die Lauwersbeempt, dieDijckbeempt aan de dijk bij de Weteringe.Eris ee nCromme beempt bij de nOuden graveaan de Gemeijnt. Bij Lamel liggen de akkersdie Hoeve en die Uutschoet, en ’t heiveld “dieMoerputten”. Verder vond ik vermeld eenweiveld “die Hellen” aan ’t Afterste Ven, landop die Biest achter ’t dorp, een heiveld aandie Breheese Voert, hei en teulland“Dirckslant” in die Wildert bij ’s Papenlant,een wei, “die Heyninge” aan ’t Doncven in degemeijnt van Goerle, die beempt van Eyck bij‘t “goerken”, Godeken Goderts Hof in ’t Loo,een erfenis “die aude Heyninge”, een dries“die Hoechvelt” aan die Veltrijt, Jan BlyecsWouwer, die Coeweyde aan ’t Stappengoer,wei en land in die Comansmeer, land inLangh Meeus Hof, land “die Ldduwercbrake”,een wei “die Putten”, en weiveld in datRuven.

VELE “VOORDEN”Onder Goorle worden vermeld die RybautscheDijck en die Dorenwech. Een herberg heette“St. Jacop”(1555). Een stuk van Beek over de

Page 25: heemkundeartikelen van Ferdinand Smulders over Tilburg en ...

25

Leij behoorde onder de parochie Goorle.Daarom vindt men veel wei en hei onderBreehees vermeld.

Opvallend zijn de vele “voorden” bijGoorle; ik tel er minstens negen:Die Ludensvoort, die Oostervoort, dieRovoort, die Steenvoort, die Tievoort, en diewenincsvoort.Het Zuiden en het Zuid-Westen van Goorlewas, afgezien van de beemden enmoervelden langs beide stromen, en afgezienvan enige teullanden bij Aerle, nog gemeijnt,dus uitgestrekte heivelden. Tussen de akkersvan Goorle en de Korvelse akkers lag ook eenstuk gemeijnt.Volgens het Cijnsboek van 1380 betalen denaburen van Goorle 3 schillingen cijns van deheuvel, waar de Linde staat (de colle, ubi tiliastat). De Abt van Tongerlo betaalt cijns uitland bij Ludensvoert en uit de gemeijnt bijAlfen (sic: 1380).

De watermolens van de Rovert en vanGoorle worden al genoemd in 1331 bij deuitgifte van de Gemeijnt vanHilvarenbeek.In 1419 verkoopt Gherijt Berijszone vanOerle de helft van de coren- en de slagmolenin Goorle, met de dijk waartoe behorende,aan Simon Wouter Bacs Maeszone.Dit zijn dan de gegevens, voornamelijk uit de15de eeuw, die ik vond in het AlgemeenSchepenprotokol van Oosterwijk.De naam Bakerstand kan ik niet verklaren.Abkoven heette vroeger die Abbekoven ofAbichoven. Daar zal de hoeve geweest zijnvan de Abbingen ofwel de afstammelingenvan een Abbe of Ba (= Albert).In het Bosch Protokol omstreeks 1380 en1390 komt men geregeld mensen tegen, die“Albertus dictus Abe” heten. De namensamen gesteld met -bert of -brecht en met -brand kort men gewoonlijk zo af, bijv. Gijbvoor Gijsbert, Eb voor Embert, zeep voorZebrecht, Hap voor Hadubrand. Het afkortender voornamen is al een zeer oud gebruik.

HOE ZIJ HEETTENDe Goorlese mensen zullen misschien ookwillen weten, hoe de oude Goorlenaarsgeheten hebben. Ik heb echter in ’t bijzonderde veldnamen aangetekend, en niet degenen,die verkopen, kopen of erven.Een voorname familie schijnt geweest te zijnde familie Alewijns en Sculenborch. Zullenwel in verband staan met “AeiwinusSculenborchs” die in het cijnsboek van 1380voorkomt. De Alewijns waren leenmannenvan de Hertog van Brabant. Peter ClaesAelwijns verheft in 1444 een leen in Goorle,bestaande in enige beemden met een cijnsvan 12 oude groten en 12 hoendern. Over deLeij onder Beek lag het Brabantse Leengoed“Gorp” of “Gorop”, waarvan de leenhouder in1446 was Wauter Schellekens van Gorp, in1366 diens vader Wauter Schellenssoen vanGorp en in 1312 Godschalk Wauters vanGorp, diens vader. Deze laatste wordt ookgenoemd Scelken van Gorpe.

Van deze Godschalk of Schelkenstammen verschillende families"Schellekens" af.De leenmannen van Gorp hadden zelf ookeen leenhofje. Zo hield in 1440 JanWillemszoon van Wuestenbergh (getrouwdmet Katelijn Jan Wijnen dochter)verschillende landerijen bij Gorp te leen vanJan Wouter Schellekens van Gorp. Dat warendus achterlenen.Maar ik ben hier wat afgedwaald van Goorle.De bedoeling van deze opstellen was niet omde oude families te behandelen. Als erbelangstelling is voor de mensen, die huizenen land gehad hebben in Tilburg en Goorle,kan ik deze gemakkelijk opdiepen uit deOosterwijkse registers voor 1460.

Het nagaan van de latere gegevens uitde Tilburgse boeken beschouw ik als eentaak voor de Tilburgers zelf. Ik heb mijnhanden al vol met het overige gebiedvan Oosterwijk.

Ferdinand W. Smulders

Page 26: heemkundeartikelen van Ferdinand Smulders over Tilburg en ...

26

12. 7-4-1951

Tilburg rond 1450

De naam RidderhofHij duidt geen kasteel maar boerderij aan

XII

Aan de weg van de Hazennest naar de Hemeltjes ligt de Ridderhof, welke ik pas na 1500vermeld vond. Deze naam klinkt nogal ridderlijk, zodat men zich is gaan verbeelden, datdaar een kasteel gestaan heeft. Van een kasteel is mij echter niets bekend.

De familie de Ridder gaf er de naam aanMen moet op zijn hoede zijn bijdergelijke namen. Zo is er in Udenhouteen ’sRidershoeve, één der vier hoevenvan het Brabants Leengoed “dieStrijthoeven”. De andere drie hoevenheten: ‘sHeerdenhoeve,Scerpenberchshoeve en Loyaertshoeve.Deze namen nu zijn kennelijk ontleend aanfamilienamen. Deze hoeven werden telkensvoor 12 jaar verhuurd; men zal deze dannaar de huurders genoemd hebben. Zo hurenin 1421 Jan Peters die Ridder en zijn oomWillem die Ridder de twee achterste hoevenvan de Strijdhoeven (n.l. des heerdenhoeveen des riddershoeve) van Joffrouw Elisabethde weduwe van Roelof Taij. In 1433 zijn JanPeters die Ridder en zijn neef HermanWillems die Ridder weer huurders van devoornoemde twee achterste hoeven. DezeRiddershoeve zal dus genoemd zijn naar defamilie die Ridder, welke in Udenhout, Berkelen Enschot bezittingen had.

OOK IN BERKELOok in Berkel vond ik in 1445 en 1556 “desRidders hoeve” ter stede geheyten dieStroem (vermeld als begrenzend erf). Nukoopt Jan Peters die Ridder in 1443 land inde Berkelse akkers, neven grond van Clausvan Brakel, die sinds 1440 de leenhouder isvan de “Oude Schouwe”. Deze Riddershoevezal ook naar de familie die Ridder genoemdzijn. Men zoeke deze bij de Oude Schouwe,aan de waterloop door de Berkelse akkers.De Ridderhof onder Tilburg werd vroeger (tothet eind der 18de eeuw) gerekend tot hetgebied van Enschot; het exterritoriaal gebied,omsloten door Tilburgse gronden. Ook in demiddeleeuwen hoort de Ridderhof tot deparochie Enchot. Spijts vele nasporingen benik er niet in geslaagd een verklaring daarvoorte geven. In tijdsvolgorde zal ik deverschillende akten behandelen, diebetrekking hebben op de Ridderhof. Op 12april 1505 belooft Dirck wouter Bax aan AertJans die Meyer te vergelden een jaarlijkseerfpacht van 6 lopen rog op Lichtmis uit eenstede geheyten sriddershof, groot 7mudzaad, in de parochie Enschot tussen ’t erfvan Wouter van Esch en die gemynt “die

Ruijraeck”, en strekkende van ’t land van JanBrocken; verder uit een heiveld van 14lopense aldaar tussen land van Dirck dieBorchgreve en die gemijnt, strekkende vanland der zusters van Oosterwijk tot ’t landvan Jan Brocken; alsmede uit een halvebuunder moer in Venloen. Uit deze akte blijktverder, dat de Ridderhof nog belast is met 1pond paijment erfcijns aan de Heren(Kanunniken) van Korssendonck, met 1½mud rog erfpacht aan de erfgenamen vanScaepsdijck (een geestelijke, die in en rondOosterwijk enige beneficies had), met 6 lopenrog erfpacht aan de erven van AndriesHovelmans, met 6 lopen rog erfpacht aan dekerk van Enschot, met 2 ponden paijments inde kerk van Oosterwijk en met eengrondcijns aan de hertog. Op 12 Maart 1513draagt Elisabeth Willem Denijs, weduwe vanDirck Bacx, de tocht (= ’t vruchtgebruik) ineenre steden geheyten sridderhof, te wetenhuys, hof, lant, sant, beemden, heye endeweye (ligging en begrenzing zoals in 1505);in 14 lopensaet beyvelts en in een halvebuender moers (beide zoals in 1505) op aanhaar kinderen Willem, Jan, Geerlack enMarie.De Riderhof had Dirck Bacx vroeger gekochtvan Ariaen, Denijs en Augustijn, zonen vanSteven van der Amelvoert, zoals uit dezeakte blijkt. Op dezelfde dag dragen Willem enMarie de helft van bovenstaande stede opaan Jan en Geerlack, die 6 lopen rog erfpachtdaaruit zullen vergelden aan Willem en 6lopen idem aan Marie. Terzelfdertijd bepaaltElisabeth, dat Jan en Geerlack na haar doodal haar huisraad zullen erven, op voorwaarde,dat zij haar tijdens haar leven moetenonderhouden in cost, clederen, wollen, lijnen,hoesen en schoenen, en na haar dood haarschulden betalen.

VERKOPINGENOp 29 Oktober 1553 verkoopt DierickGheerlick Bacx aan Peeter Frans Vuchts eenheiveld in de parochie Enschot ter plaetsengenoempt sridderhof tussen land van Diericken land der erfgenamen van Mr. Dierck deBorchgreve.Op 12 December 1559 verkoopt DierickGheerlick Bacx aan Marcelis Wouter Nouwen

Page 27: heemkundeartikelen van Ferdinand Smulders over Tilburg en ...

27

een erfpacht van 1 mouwer rog uit huys endehoff en grond, genoempt sRiddershof, groot 2mudzaad lands, in de parochie Enschottussen Peeter Frans Vuchts en Bastiaen…..(onleesbaar), strekkende van de Ruijbraken,tot de erfenis van de weduwe van Jacop deMesmaker.Op dezelfde dag verkoopt Dierick GheerlickBacx aan Marcelis Woute Nouwen een stedegenoempt sriddershof, te weten huys, hoffende ander timmeringe met hunnen gronde,groot 2 mudzaad lands, in de parochieEnschot aan de Ruijbraken (begrensd alsvoor). Dierick had deze stede deels geërf bijde dood zijner ouders, en deels bij opdrachtgekregen van zijn zusters Margriet enElisabeth. Uit de akte blijkt verder, dat deRidderhof belast was met 2 mud en 6 lopenrog aan verschillende personen (o.a. aan ’tklooster van Korssendonk, aan ’t klooser vanOosterwijk, aan de kerk van Enschot) en metverschillende cijnsen (o.a. 4 stuiverhertogcijns, 4 stuiver erfcijns aan ’t kloostervan Korssendonk en 1 braspenning erfcijnsaan de

GEZWORENEN VAN HARENHet is vreemd hier de gezworenen vanHaren aan te treffenWaarschijnlijk hebben de bewoners van deRiddershof zich de gerechtigheid op ’t gebruikder Gemeijnt van Haaren aangekocht, zoalsmeer Enschotse mensen, die niet gerechtigdwaren in den Aert der gemeijnt van Haaren.In de cijnsboeken van Oosterwijk (16de en17de eeuw) wordt meermalen vermeld: eenstede omtrent de Ruijbraecke onder Tilborch,maar het blijkt nergens, dat daarmee deRidderhof bedoeld wordt. Er staan trouwensmeer cijnsen van Tilburgse erven in dezecijnsboeken.Op 11 Oktober 1566 draagt Cornelis Ariensdie Greve (getrouwd met Elisabeth Jacops dieMesmaker) op aan Jan Bertholomeeus van deBorch bij sriddershof neven de erfenis vanMarcelis Wouter Nouwen.Op 24 November 1671 wordt een geschilbeslecht tussen Gerit Janssen van Zon(getrouwd met Elisabeth, de weduwe vanAdriaen Jan Ghijsberts van Corcum,gemeynlijck genoempt Schoenmakers) enMarcelis Wouter Nouwen, alsnu proprietarisvan twee steden, genoempt sriddershof, in deparochie Enschot, aen de Ruijbraken. Hetgeschil ging over een erfpacht van een halfmud rog, te vergelden uit de 2 stedenvoornoemd. Marcelis belooft de achterstalligerogpachten te vergelden.Op 31 maart 1595 draagt Genofefa, op aanhaar kinderen de tocht in 2 lopensaetheijvelt, in de parochie Enschot, in deCorthoeven, liggende met één zijde nevenerfenisse genaempt sriddershof(toebehorende aan Marcelis Wouter Nouwen).

Dit zijn dan de door mij gevondengegevens over de Ridderhof. De naam“Ridderhof” heb ik vóór 1505 nietaangetroffen in de Oisterwijkseregisters.Wel vond ik het volgende.Op 2 mei 1496 draagt Elisabeth, WillemDenijs’dochter, weduwe van stevenVeramelvoert, op aan haar zoons AdriaenDenijs en Augustijn haar tocht in die oudehoevestede (d.di. hovestede of hofstad), n.l.huys, hof, met sijnen gronden endetoebehoerten, groot 7 mudsaet, (welkehofstede vroeger van haar vader WillemDenijs geweest was) in de parochie Enschottussen Wouter van Esch en die gemeijntgeheyten dier Ruybraken, strekkende vanPeter Berthouts en die susteren vanOosterwijck tot Jan Brocken; item eenheyvelt 14 lop. tussen Dirck die Borchgreveen die gemijnt, strekkende van de zustersvan Oosterwijck tot Jan Brocken; item eenhalve buunder moer in Venloen.Hier hebben we dan de hofstede, die de driezonen van Steven van der Amervoortverkochten aan Dirck Wouter Bacx (men ziede akten van 12-4-1505 en 12-3-1513hiervoor!) Deze hofstad heet later“sridderhof”. Elisabeth was vóór 1493 reedshertrouwd met Dirck Wouter Back, zoals uiteen akte blijkt. Deze Dirk zal in 1505 reedshoog bejaard geweest zijn. Hij kan een zoon(of kleinzoon) zijn van Wouter Bac, dietezamen met Peter en Willem in 1390vermeld wordt als kinderen van…………….Herman die Ridder (Den Bosch R. 1178 fol.298). Bij de verhuring van de twee achterstehoeven van de Strijdhoeven zagen wehierboven Jan Peters die Ridder, Willem dieRidder en zijn zoon Herman. Het gebeurtmeer, dat één zoon de bijnaam Back draagt.

Ik houd het er voor, dat ook deRidderhof genoemd is naar de familie dieRidder. Het was niet een kasteel, maareen hofstede.Er zijn nog wel boeren, die de Graaf, denHertog, de Keuning of de Keizer heten, zijwonen evenwel in boerderijen, en niet inpaleizen of kastelen.

Ferdinand W. Smulders

NASCHRIFTNa het schrijven van het bovenstaande vondik nog een erfdeling van 23-6-1466 tussen dekinderen van Willem die Ridder, n.l. Herman,Gijsbrecht, Adriana en Corstijn (Christina).Corstijn Willems die Ridder is alsdangetrouwd met … Willem Denijs. Dit kunnen deouders zijn van Elisabeth Willem Denijs, dieik hoervoor met haar twee mannenvermeldde.En wat erft Corstijn met haar man WillemDenijs ? Zij krijgt een huis, Enschot, tussenJan Brocken kijnder en land van WillemDenijs, strekkende met beide einden aan land

Page 28: heemkundeartikelen van Ferdinand Smulders over Tilburg en ...

28

van Herman die Ridder. Zoals men ziet, wasik nog niet uitgeridderd; want Elisabeth hadde Ridderhof geërfd van haar vader WillemDenijs, die getrouwd was met Christina deRidder.De familie de Ridder was, voor zover ik zie,een boerenfamilie, ofschoon ze wellicht welvan ridderlijken bloede geweest kan zijn. Inhet Cijnsboek van 1380 onder Oosterwijk c.a.

betaalt Herman Aerts die Ridder een cijns uithet erf van Bruijten van Den Bosch(Hermannus filius Arnoldi Militis de Berckel dehereditate Brustini de Busco). Ik hoop, datmen nut uitgefabeld is over dat kenkbeeldigekasteel.

Ferdinand W. Smulders

Page 29: heemkundeartikelen van Ferdinand Smulders over Tilburg en ...

29

13. 12-5-1951

Tilburg in vroeger dagenUit het grijs verleden

Nogmaals De RidderhofEn nog wat over Dirck Wouter Back

XIII

Om iets naders te vernemen van de Ridderhof en de bezitters daarvan, heb ik enigeschepenregisters van Oisterwijk doorgekeken. We zouden namelijk graag weten, hoeWillem Denijs, die getrouwd was met Christina de Ridder, in het bezit kwam van deRidderhof. Dit moet te vinden zijn, maar dan zou ik alle registers tussen 1418 en 1466moeten doorwerken. Over Willem Denijs vond ik tot nu toe niets. Maar wel over defamilie Back, waartoe Dirk Wouter Back zal behoord hebben.

Jan die Bruun, een onbekende pastoorvan West-TilburgIn het vorig opstel noemde ik een WouterBac, die een zoon was van Herman dieRidder. Ik heb verder geen gegevens overhem. Daar Dirck Wouter Back een zoonGeerlach heeft, kan beter een familie inaanmerking komen, waarbij de naam Gerlackof Geerlinck in gebruik was. Nu vond ik hetvolgende in een akte van 28 4 1459.Heer Wouter, priester, Gheerlec en Denijs,zonen van wijlen Wouter Back Gheerlicssvenen van Heilwich Joerden Brouwers, zijn“voerwijf” (d.i. eerste vrouw) doen afstandvan alle goederen die Wouter Back in zijnweduwestoel en bij Alijt Dirick Gerits, zijnnaewijf (2de vrouw), verteerd en vervreemdheeft of die hij verkregen heeft (en waarvanAlijt de tocht heeft), ten behoeve van Alijt enhaar kinderen: Dirck en Elsbene , metuitzondering van het derde deel in een“hoefken”(d.i. heufken, hofje), dat WouterBack verkregen had van Claeus wouterWijten. En Alijt met haar kinderen doetafstand van enige ragpachten uit huizen in deVrijheid Oosterwijk en van een hoefken,geheiten dat Hoersenhoefken, aldaar.De koop van dit “Hoersenhoefken”(genoemdnaar de familie Hoors) vond ik 29-9 1433. Deverkoper heet dan: Claus Wouter van denDael. Hij verkoopt een stuc lands geheitenHoersenhoefken, in libertate de Oesterwijck,aan Walterus Back, filius Gerlaci Back van derPoerten.We mogen wel aannemen, datbovengenoemde Dirck de tweede man is vanElisabeth Willem Denijs. Dit zou met meerakten kunnen en moeten bewezen worden.Maar daar het slechts zijdelings met deRidderhof te maken heeft, ga ik er nu niet opdoor.In 1418 vond ik een Gheerlec Wellens, diebezittingen heeft in de vrijheid Oosterwijk. In14322 dragen Wellen en Jan met Aleyt(getrouwd met Willem Willems vanderTongerepen), kinderen van wijlen GheerlicWellens, een huis in de vrijheid Oosterwijk op

aan Jan van Esch, zoon van Willem vanStrijp. Wellen is een gewone afkorting voorWalter (Wouter) en Walraven. In het Latijnmaakt men er Wellinus van. Het is verleidelijkom in Wellen, de zoon van Gheerlic Wellen,dezelfde persoon te zien als Wouter, de zoonvan Gerlich Back.

SLECHTS VERONDERSTELLINGAls we nu de naam “vander Poerten” in hetgeding brengen, en weten, dat een WilinusRover een broer is van Dirck van der Poertenen eveneens een broer van Jan van Engelen,alle drie zonen van heer Aert Rover(overleden vóó 1380), en dat Wellen Rover in1386 de goederen “Ter Borch” ,et dewatermolen in Oosterwijk gekregen heeft vanzijn broer Jan van Engelen (du gegoed is inOosterwijk), terwijl bovendien WellenRovervoornoemd o.a. een zoon had, genaaamdGerlacus, dan zouden we hier weer een gevalhebben van het opduiken van de bijnaamBack bij de familie van der poorten.

Ik geef dit alles als een veronderstelling,die mij bij het schrijven afkwamHet is overigens geheel verkeerd, dat weet ikwel, om zo maar enige losse gegevens aanelkaar te knopen. Maar de nodige gegevensontbreken ij. Bovendien: het boek vanBoeree over het geslacht Backx liet mij in desteek. Daar staan allerlei Backen in, maarniet één Gerlach!Nu ik het toch over de Backen heb, wil ikeven een onjuistheid rechtzetten, die ik vondin Boeree’s boek op blz. 499.Hij noemt daar een Elsbena als dochter vanBerthout Bac en Margriet Peter Putkuup. Datis goed.En verder twee Jannen en een Aert, als zonenvan Berthout Bac en Margreit Veermans. Datis verkeerd.Op de eerste plaats: heet deze vrouw nietVeermans, maar Venmans. Ik heb de doorhem aangehaalde akte van 8-3-1445opgezocht in het Bosch Protokol. Blijkbaar

Page 30: heemkundeartikelen van Ferdinand Smulders over Tilburg en ...

30

heeft hij het afkortingsteken op de everkeerd gelezen. Er staat Venmans.Op de tweede plaats: Berthout Bac heeft bijMargriet Ja nDirck Venmans minstens tweekinderen: Jan en Aert (zie Den Bosch R. 1215fol. 251 verso Ao 1445; en Oosterwijk R. 161fol. 19 verso Ao 1453).

Zoals men ziet is de naam Venmansreeds oud. In vond nog een LambrechtPete Venman, getrouwd met MargreitJans van Haeren, die in 1473 goederenin Haaren erft. Ook de naam van denVenne is oud, evenals Vendijcks (laterVennix)Als merkwaardigheid vermeld ik nog, dat in1421 Margriet Putkuup vond als dochter vanHillegond vanden Poel. Dergelijkeafwisselingen komen nog al eens voor. Somshebben zonen uit hetzelfde gezinverschillende toenamen, in verband met deplaats, het gehucht of het huis, waar zijnwonen, of met het beroep dat zijn hadden.

ONBEKENDE PASTOOR?In Huikelum ligt een stuk land genaamd ”DiePutkupe”, bij de Heerbaan. Melijs JanWalraven verkoopt het in 1433 aan ClausGhijsbrechts van Aerle.Nu ik met dit alles wel ver van de Ridderhofben afgedwaald, mag ik wel even meedelendat op Sint Margriet 1421 Jan JanszoonPeyman 23 mud rog belooft aan Aert vanLoet (d.i. van Leut) ten behoeve van heerJan die Bruun, pastoor van Westtilburg,vermoedelijk in verband met het pachtenvan een tiend. Is dit niet een onbekendepastoor?Om tot de Ridderhof terug te keren: zulk eennaam als “sriddershof” is kennelijk afgeleidvan een familienaam, volgens de gewoontevan de middeleeuwen. Als men een naamvindt als skeyserslant of skeysersbeempt,moet men niet denken aan de Keizer van ’tRijk en nog minder aan de Keizer van welkander gebied, maar aan een keizer van eengilde. Men vindt dan ook altijd een verbandmet een familie “die Keyser”. Hetzelfde geldtvoor de naam Conincshoeve in Vucht. Dezewordt verdeeld bij een erfscheiding van defamilie Coninc in 1421. In Oosterwijk lag“sdekensbroec”bij die Hoechborcht. Deze isgenoemd naar de familie sdekens.In Boxtel liggen “De Kosterse Hoeven” bijBalsvoort. De familie die Coster gaf daar zijnnaam aan.Verschillende Beckersbeemden in Tilburgstaan in verband met de familie die Becker.

Bij die Hoogstraat in Oosterwijk was een hek,genaamd Blocxheiken. Heeft dat iets met eenblok te maken? Neen, want in 1533 heet het:Adriaen Bloxveken.In Udenhout lag Brabantshoeve, doodgewoongenoemd naar de familie Brabant. Daar ligtnu nog een buurt genaamd Brabantshoek.In Helvoort lag een beemd genaamdBrabants Kempen, (die afkomstig was in1430 van Jan Brabant). De hoeve dieVriesdonck in Udenhout staat in verband metde familie die Vriese. De Houtappelsacker inBerkel heet naar de familie Houtappel.De Catwijcksbeempt in Oosterwijk isgenoemd naar Jan van Catwijck. HetKievitsblek ten Oosten van de Gemullehoekenin Oosterwijk zou misschien kievitten kunnenherbergen, maar heet naar de familie Kievits.Dat “Cupers gheloect” in Oosterwijk wasvroeger van Jan die Cuper (die misschienhelemaal geen kuiper was) Over deLangerbeensacker in Udenhout zou menkunnen fantaseren, dat men daarover metlange benen heen moest lopen, doch er waseen familie Langerbeen. Bij des MonycsBroeck in Helvoort kan men aan een monnikdenken, maar het is genoemd naar deBossche familie Monix (later Monx).De Mutsacker in Udenhout heet niet naar defraaie boerinnenmutsen in die buurt, maarnaar de familie Muts.De Neckersput in Oosterwijk tovert ons voorde ogen een put vol neckers (d.i. duveltjes!),maar heet naar de familie die Necker.De Zeelandersdijck in Moergestel doetdenkek aan een dijk, aangelegd doorZeelanders of Zeeuwen, maar is genoemdnaar de familie die Zeelander. Zou deStickersbeempt in Oosterwijk zo moerassiggeweest zijn, dat enige mensen daaringestikt zijn? Neen; hij is genoemd naar defamilie Sticker.Bij Bergeik ligt het Boksven, waaruit de GroteBeerze ontspringt; we vinden daar ook eenBokshoeve en een Boksheide. Het Boksvendoet denken aan dartele saters. Zou daar deHengstebron van ’t Kempeland zijn? Helaaswaarde lezer, ik moet u teleurstellng. Wantdeze drie namen staan in verband met de nunog in Bergeik levende familie Bocx (vroegerBack van Bergeyck).

Volgens ditzelfde principe vannaamgeving is het aan te nemen, dat“stridderhof” heel nuchter zijn naamontleend heeft aan de familie “deRidder”.

Ferdinand W. Smulders

Page 31: heemkundeartikelen van Ferdinand Smulders over Tilburg en ...

31

14. 8-6-1951

Tilburg rond 1450

De Westgrens van de Haarense GemeyntZij loopt midden door Enschot

Op 24 mei 1309 geeft Hertog Jan II de Gemeynt van Haaren uit De reen of grens looptlangs het kerkhof van de kerk van Helvoort, langs de Sinterklaasstok, langs de weg naarde windmolen van Gerard Vissers en naar de Vuchtervoort (d.i. de weg, die Haaren-Belver verbindt met Vucht en Esch; deze weg heet ook Esschervoort). De Ley vormt deZuidgrens. Dan staat er: usque ad aggerem Cristine dicte de Dijck. Verder ging de grenslangs de windmolen van Willem vanden Eynde in Enschot, langs de Hollandse weg totaan de waterloop van “ons bos” van Udenhout en van “ons bos” Leendonck, en dan weerlangs het Helvoortse kerkhof.

Van bovenvermelde uitgifte zijn alleen latere(dus slechte) afschriften over. De grens isduidelijk tot aggerem Cristine. Uit deverkopingen van stukken van de Gemeyntvan Haaren kan men opmaken, hoe ver dezegemeynt naar het Westen liep.Welnu, men verkoopt land aan de Craen inBerkel aan den Hollantschen wech; bij ’tWiltvenne bij De Zwaen in Enschot; bij ’tWeertvenne, dat in Huikelum ligt tussen deHeerbaan en een waterloop, ten Noorden vanden Bijgaert en van ’t Goed ten Eynde; bij dewatermolen van Huikelum; bij Schuttersroedeaan den Kerkweg in Enschot; en bijBruystendijck. Een stuk land, genaamd dievarenbrake, ligt in Enschot tussen degemeynt van Tilburg. Bij die Varenbrake ligt’t land “die Bolcken”. Die Bolcken liggen aande Keerswech, met drie zijden aan ’t goed“ter Wagen” (Soms staat er: aan denkercpat).’t Goed “ter Wagen” ligt in Hoog Enschot )d.i.’t Hoogeind) in de buurt van de Streepstraat.Een stuk land, genaamd “die hofstat” ligt inEnschot, streckende vander harensghemeinten totten ghemeinen kerckwege,gheheiten die Streepstrathe.De Streepstraat is dezelfde weg als deKerkweg, en vermoedelijk ook als deKeerswech. Want die Evenacker heet nu eenste liggen aan den Keerswech, en dan weeraen den Kerckwech. Als we nu weten, datlanderijen op ’t Hoogeind grenzen aan degemeynt van Tilburg, genaamd dieRuybraken, kunnen we gevoeglijk alsWestgrens aannemen: de Hollandse weg (vande Hemeltjes tot bij de nieuwe kerk vanEnschot en de Kerkstraat Streepstraat tot aande Heerbaan (Oosterwijkse baan)Keersweg zal wel betekenen: scheidingswegof grensweg. Men vergelijke hetmiddeleeuwse woord “keersman”, datscheidsman of scheidsrechter betekent.

HOE NAAR ’T ZUIDEN?Maar hoe liep de grens in het Zuiden? Laag-Huikelum hoort zeker onder de gemeijnt vanhaaren. Doch we zitten te kijken met dat

“aggerem Cristine”(In een ander afschriftvond ik: “ad aggerem Vltine”, wat ons nietveel wijzer maakt)We hebben evenwel gezien, dat stukken vande Haarense gemeynt verkocht werden bijBruystensdijck. Ik vermoed, dat men moetlezen: usque ad aggerm Brustini dictum dieDijck. Men heeft dan de middeleeuwsekleingeschreven -b- aangezien voor eenhoofdletter C. Afgezien van Bruysten van DenBosch kunnen wij ook een Bruysten vanAndel, die volgens het cijnsboek van 1380van een stuk land bij Huikelem. Hij heeft eenzoon Jan. Uit een verwijzing in eenOosterwijks schepenregister blijkt, datBruusten van Andel van Jan Bruustens, sinenneve, een mud rog erfpacht in 1410 gekochthad, dat geleverd moest worden op ’t Goedten Dijck in Enschot.Als we nu het Leenboek van griffier Strickopslaan, zien we, dat het Brabantseleengoed, “ten Dijk” sinds 1445 in bezit isvan Matheus, Willem en Jan, zonen vanwijlen Jan Bruystens. De oudere leenboekenzijn in Brussel; die heb ik niet geraadpleegd.Maar zoveel is wel duidelijk, dat deBruystensdijk met deze Bruystens in verbandstaat. In 1440 heet hij: Jan Bruystensdijck,en hij ligt bij die Dijckbroeck en bij denDorenbosch, welke twee stukken landonderhorig waren aan ’t Goed ten Dijk.Misschien kunnen we nog ooit aantonen, daten Bruysten van Andel reeds in 1309 hetGoed ten Dijk in leen had of anders goederenbezat in die buurt.En welke dijk is nu de Bruystensdijk> Datkan niets anders zijn, dan de weg, die van deZandstraat over de Enschotsche Brug loopt inde richting van het Baksven. Het leengoed“ten Dijk” heet dan naar deze dijk; en wekunnen nog wel nagaan waar het gelegenheeft. Sommige boeren noemen het nog deLeenhof. Het lag ten Zuiden van detegenwoordige “Eddyhoeve”. In de grondzitten nog fundamenten en een harde lemenvloer. Volgens het denombrement van 1532lag het huis, ook genoemd “dat Waterhuys”,tegen de beemden aan.

Page 32: heemkundeartikelen van Ferdinand Smulders over Tilburg en ...

32

Het Goed ten Dijk omvatte 10 buunder land,5 bunder beemden en 10 buunder broekland.Vier leenmannen hadden daarvan stukken teleen. Dit leengoed had tevens de visserij opde Ley, zover als het Goed ten Dijk langs deLey lag.Van 1468 tot in de 17de eeuw is het inhanden van de familie “van Haaren”. TenOosten daarvan lagen het Goed ten Einde en’t Goed ten Bijgaert, welke tezamen met deHuiklemse watermolen (alle drie BrabantseLenen) in ’t midden van de 15de eeuw in ’tbezit komen van de familie Back.Maar laat ons terugkeren naar:

DE BRUYSTENSDIJKDe Reen of grens van de gemeynt vanHaaren moet gelopen hebben van deEnschotse brug langs de Bruystendsdijk in derichting van de Streepstraat. De naburen vanHaaren, Udenhout en Berkel warengerechtigd in het gebruik der gemeynt vanHaaren. Andere mensen (uit Helvoort,Oosterwijk en Enschot) konden zich het rechtop dat gebruik kopen; ze kregen eenAertbrief, waarin stond dat zij zich gekochthadden in den aert der gemeynt van Haaren.De inwoners van Enschot en Huikelom warengerechtigd in de gemeynt van Huikelem, dieten Zuiden van de Ley lag. In het cijnsboekvan 1380 vinden we de vicini de Oesterwijc,die ieder van hun gemeynt een cijns betalen.Maar we vinden daarin ook: vicini deOestilborch et Hukelem, die voor hungemeynt van Huikelem een bedrag betalen.

Hieruit blijkt dat Enschot ook Oosttilburggenoemd werd, althans daarondergerekend werd.Om een voorbeeld aan te halen van eenAertbrief: In 1613 krijgt de hoeve van JonkerGeraert Bruynincx, welke ten Oosten grenstaan “den hollensen wech”, (in Enschot) hetrecht op het gebruik van de Haarensegemeynt.In 1626 vond ik een stuk land omtrentEnschot in ’t Werdtvenne, in de reen der

gemeynten van Haren. Daar blijkt uit de reenof grens dicht langs het Weertven liep.De Westgrens van de Haagse Gemeynt isdaarom van belang voor Tilburg, omdat mendan ook de Oostgrens van de gemeynt vanWesttilburg kan bepalen. Want bij de uitgiftedaarvan in 1329 wordt de Oostgrens bepaalddoor de terminus of uyterste palen van degemeynte van Haaren en die van Huikelem.

GRENS LANGS WEGMen zal het misschien vreemd vinden, datmen de grens langs een weg trekt; maar ditkomt geregeld voor. Zelfs wanneer er geenweg was en men palen op de grens zette, zalmen er later toch dikwijls toe zijnovergegaan, om langs de weg de “streep”een weg aan te leggen.Overigens lopen de grenzen veelal langsriviertjes, als die er zijn. Zo is de Ley deZuidgrens van de gemeyntes van Haaren envan Westtilburg, en tevens de Noordgrensvan de gemeyntes van Beek, van Huikelumen van Oosterwijk.Tussen de Bruystensdijk en de Hollandse wegliep de grens langs de windmolen van Willemvan den Eynde te Enschot. Het is mij echterniet bekend waar deze molen gestaan heeft.Hier vinden we weer een moeilijkheid. InEnschot is een Molenstraat, die door degemeynt “de Ruybraken” loopt. Dezemolenstraat wordt al in 1420 vermeldgevonden. Zodat we hiermee niet verderkomen.Het is in ieder geval duidelijk, dat deWestgrens der gemeynt van Haaren middendoor Enschot loopt. Op deze manier loopt degrens der Haarense gemeynt midden doorHelvoort. De grenzen van de gemeynt, deparochie en het schepenbanksgebied vallenniet samen. De begrenzing der gemeyntes isouder dan die der parochies, en die derparochies ouder dan die van het rechtsgebiedder schepenbanken.

Ferdinand W. Smulders

Page 33: heemkundeartikelen van Ferdinand Smulders over Tilburg en ...

33

15. 22-6-1951

Tilburg in vroeger dagen

De Heerbaan of Oisterwijkse BaanFouten van Dr. Leyden onder de loupe

In het Historisch Tijdschrift 16de Jaargang 1937 blz. 221 - 251 staat een artikel van eenpersoon, die zich Dr. Leyden noemt, over West-Tilburg en over verschillende oude wegenaldaar. In mijn vorige opstellen heb ik al enige onjuistheden rechtgezet, die hijverkondigt door zijn onbekendheid met de plaatselijke geschiedenis, met de plaatselijkesituatie en met de plaatselijke spreektaal.

Dr. Leyden zegt driemaal, dat Lijnse straatzou betekenen “lijnrechte straat”, ofschoondeze naam kennelijk in verband staat metLijnsheike en Lindse Hoek, genoemd naar dehoeve “ter Linde” of “ter Lijnde”.Dat het verlengde van de Spinderspad (nl.Hoestraat en Lovense straat) de grens zouvormen tussen Oost- en West-Tilburg, heb ikal weerlegd.

VERKEERD BEELDHet beeld dat Dr. Leyden tekent van Zuid-Tilburg is ook niet in overeenstemming metde schets, die ik gaf volgens oudearchiefstukken. Het is een loze bewering deSpinderspad “de wervelkolom van Tilburg” tenoemen. Trouwens de naam Spinderspad iseen naam uit latere tijd voor een pad tenNoorden van Tilburg.Verder laat Dr. Leyden de Pelgrimspad lopenvan de Tilburgse Lindeboom nar deOosterwijkse Linde.De oude naam van de Pelgrimspad is “dieVuchtpat”. In 1569 ligt de Breacker in denBijgaert aenden Pelgromswech, en in 1433ligt de Bygaertsacker in den Bijgaert in ’tNoorden aenden Vuchtpat en in ’t Zuiden aendie Heerstraet. Deze Vuchtpad wordtgeregeld vermeld. Pas in 1480 vindt men denaam Pelgromswech in Enschot en Huikelum(niet in Oosterwijk). In Oosterwijk liep deVuchtpad “in die Scyve afterOesterwijc”(1412). Een dergelijke aanduidingvinden we ook later. Als de Vuchtpad over deLind gelopen had, zou er gestaan hebben:“omtrent der lijnde” of ”aende Lijnde” ofäenden Lijnberen”.Dit komt evenwel nooit voor. De Vuchtpad(later ook genoemd “de Bossche Pad” liepdoor de Oosterwijkse Schijf (ten Noorden van’t station) en ging vervolgens over detegenwoordige Haavense weg, om bij deKoppenstraat links af te slaan ten Noordenvan de oude Toren in de richting vanHelvoort.

De Vuchtpad liep dus niet naar Boxtel,zoal Dr. Leyden fantaseert (hij laat dePelgrimspad naar Boxtel lopen), maarnaar Vucht en Den Bosch.

Als de Pelgrimspad inderdaad genoemd isnaar pelgrims, dan zou dit wijzen opbedevaarten van Tilburg naar Oosterwijk.Maar ’t kan ook zijn, dat die weg genoemd isnaar iemand die Pelgrom heette.Ook zoekt Dr. Leyden een verkeerdebetekenis achter de Pijlijzerstraat. Deze zalwel naar de familie Pijlijzer genoemd zijn,welke bezittingen in Tilburg had.Of “Schijf” als veld- en buurtnaam enjuridische betekeni heeft, is niet bewezen.Het betekent misschien gewoonweg “eenrond stuk land”. Behalve in Oosterwijk lag erook een Schijf in Udenhout en Berkel.

DE HEERBAANAfgaande op een 17de eeuwse kaart van Nic.Sanson beweert Dr. Leyden, dat het verkeervan Den Bosch en Oosterwijk over Enschot,Enschotse Baan, Oude Molenbochtstraat,Koestraat naar de Heuvel van Tilburg ging.Zulke oude kaarten echter zijn meestalonbetrouwbaar. Ze zijn fraai getekend engedrukt, maar nemen et niet zo nauw met dewerkelijkheid. Mij is bekend een 18de eeuwsekaart, waarop van Enschot af een riviertje bijOisterwijk in de Ley stroomt, om vervolgenseven verder daar weer uit te gaan en langsHelvoort naar het Noorden te stromen. Opdie kaart staat bij dat riviertje “de Nemer”.Het aardrijkskundige Woordenboek van vander Aa beweert: “De Nemer is een riviertjedat in Enschot ontspringt”. Latereaardrijkskundige woordenboeken schrijvendat over: en zo ontstaan de fabeltjes der20ste eeuw.Want de Nemer (vroeger den Emer of Amer)is de stroom, die ten Zuiden van Diessenbegint en dan langs Moergestel, Oosterwijk,Haaren naar Esch loopt. Tegenwoordig heetdie rivier bij Moergestel “de Reuzel”, ook eengeheel verkeerde naam, welke dooronkundige ambtenaren waarschijnlijk in ’tbegin der vorige eeuw aan de Nemer(vroeger ook genaamd de Dieze) gegeven is.Ik haal dit alles aan, om aan te tonen, datmen niet moet afgaan op oude kaarten enevenmin op van den Aa, maar dat de warenaam en de oude toestand te vinden zijn inde archieven, die men teveel verwaarloost.

Page 34: heemkundeartikelen van Ferdinand Smulders over Tilburg en ...

34

Het is nu eenmaal gemakkelijker allesstomweg over te schrijven zonder critiek.

En zo blijven die fabeltjes in de wereld.En ’t helpt niet veel, als men er tegenschrijft, want sommige mensen gelovenbotweg alles wat in gedrukte boekenstaat.

DE BRONNENMaar wat zeggen de bronnen? In hetSchepenprotokol van Oosterwijk vind ik in1440 een “Heerwech” in Enschot bij dieKeelacker aen dat Keelveken.In 1523 grenst diezelfde Keelacker omtrentden Keelhecken in het Zuiden aen dieherbaen van Tilborch. Daar de Strijpstraet(nu Streepstraat)van ’t Keelveken liep naardeEnschotse kerk, is het duidelijk dat dezeheerbaan, de OOSTERWIJKSE BAAN is.In 1443 vond ik een Heerwech in Enschot tenZuiden van ’t Land ‘t “Goirven”. Het Goorvenlag bij ’t akkerland “de Wagenplanck”, en DeWagenplank lag neven “den groten Bolck”inHeukelem. Dit zal ook de Lage ofOosterwijkse Baan zijn. Verder liep een“Heerwech” door ’t land “den Homberch” in.die ackeren van Enschot (1440). Uit andereakten is bekend, dat de Homberg aan dePelgrimspad lag. Dus ook deze heerbaanwijst op de streek ten Zuiden van Enschot. In1430 wordt vermeld een beempt “dieAvoert”, daer die Swartrijt doer loept, aen dieherstraet in Tilborch. De Avoort lag tussenTilburg en Huikelem aen die Broecside. ookhier is bedoeld de Oosterwijkse Baan. De“oude Schouw” van Berkel had verschillendecijnsgoederen liggen in Tilburg onder Lovenaan de Broekzijde; deze landerijen grenzenaan de Pelgrimsweg aan de Bossche Baan(d.i. Oosterwijkse Baan) en Broekstraat. Eenvan die cijnsgoederen was ook “de Avoort”.In een Leen- en Cijnsbalk van de OudeSchowe (nog aanwezig op de Torentjeshoefin Berkel) uit de 18de eeuw, wordt debegrenzing van die cijnsgoederen genoemdde Bosschebaan, zodat men daaruit kanopmaken, dat het Verkeer van Tilburg overOosterwijk naar Den Bosch toen nog gingover de Oosterwijkse Baan. In 1478 vond ikeen “Heerwech”bij den Voertacker bij datHeerlaer in Huculum (d.i. de OosterwijkseBaan ten Noorden van “de “Halders”). DeHalders liggen ten Oosten van Mie Pieterstussen de Ley en de Baan. In 1433 wordt

vermeld een Heerstraet ten Zuiden van denBijgaertsacker in Laag Huikelum. DeBygaertsacker lag ten Zuiden van dePelgrimspad. Dus… afijn, de oplettende lezerweet het nu wel!

OOK IN DE 17DE EEUWKan men talrijke vermeldingen vinden van deHeerbaan tussen Tilburg en Huikelum, langshet Weertven en langs den Bijgaard. Er zijnlanderijen, liggende tussen de Zandstraat ende Heerbaan (1633). Een huis metomliggende landerijen in Huyckelem omtrentden watermolen aent dwertvenne grenst in1634 in ’t Noorden aende gemeyne heirbane,en in ’t Zuiden aende gemeyne strate.

Ik geloof dat het nu voor iedereenduidelijk moet zijn, dat er van Tilburgeen Heerbaan liep langs Huikelum naarOosterwijk en verder.En dit was nog aldus omstreeks 1822, ten deaanleg van de huidige Bossche wegaanbesteed werd, nadat een plan om die wegover Oosterwijk naar Helvoort te leggenverworpen was. Blijkens een kaart, waaropde twee plannen getekend staan van die weg,die toen heette: “weg 1ste klasse Nr. 8 vanBrussel naar de Hannoverse grenzen”, liepomstreeks 1822 de oude weg van Tilburgover de Oosterwijkse Baan naar Oosterwijk,Lind, Haarense weg, Koppenstraat,Holleneind, Oude Baan, Helvoort enz. (Oudarchief Rijkswaterstaat Nr. 200).Vroeger liep hij in Haaren anders. Natuurlijkheeft er ook een baan gelopen van Tilburgnaar Enschot (de Enschotse Baan).Maar het grote verkeer zal niet die groteomweg over Enschot en nog over “tRosmolenplein (volgens Dr. Leyden) gemaakthebben. Dit kan maar een zijtak van de groteHeerbaan geweest zijn.Ik beschik over te weinig gegevens over eenHeerbaan door Enschot om er iets over teschrijven. Men zou kunnen denken, dat diezijweg langs de Druiventros en de Zwaannaar de Enschotse Baan gelopen heeft. Erwordt wel eens een baan vermeld bij deZwaan en op ’t Hoogeind. Maar de situatie ismij daar niet duidelijk. Misschien liep de Baanverder door de Molenstraat enVeldhovenstraat naar Dongen? De gegevenszijn echter te schaars om daaruit eenvaststaande gevolgtrekking te maken.

Ferdinand W. Smulders

Page 35: heemkundeartikelen van Ferdinand Smulders over Tilburg en ...

35

16. 29-6-1951

Tilburg e.o. in vroeger dagen

De keur van OisterwijkWat wel en vooral wat niet mocht

I

Op het Gemeente-archief in Oosterwijk berust een zestiende eeuws stuk, bevattende eenaantal verordeningen. Het eerste deel geeft 39 verordeningen betreffende de Gemeyntvan Oosterwijk en het tweede deel ongeveer 150 voorschriften betreffende de VrijheidOosterwijk. Het stuk lijkt mij een kopie, in het midden der 16de eeuw opgesteld, zoals uithet schrift op te maken is en uit sommige onnauwkeurigheden, die alleen ontstaankunnen bij het maken van een afschrift. Deze verordeningen vormen de Keur vanOosterwijk. Van verschillende plaatsen zijn keuren bekend. In de Antwerpse Kempenheeft men er verscheidene van uitgegeven. Men is ons daar weer voor. Om dezeverzameling enige bekendheid te geven, zal ik deze keur in onderdelen behandelen.

Interessante voorschriften voor hetturfstekenHet eerste deel is opgesteld in 1509, mettoevoeging van enige voorschriften in 1516.Veel van deze gemeynteverordeningen zullenwel ouder zijn; ze werden mondelingovergeleverd, totdat zij in 1509gecordificeerd werden. Het afschrift luidt: Ditis de ordinantie van den choren der gemeyntvan Oisterwyck, gemact ende geordineert bijden heeren schepenen ende gsworen vanOosterwijck inden jare XVC ende neghen.

TURFSTEKENParagraaf 1 begint al aanstonds over hetturfsteken. Men mag alleen turf slaan ofsteken, als de vorster (de “veldwachter” dergemeynt) in de kerk afkondigt, dat men kangaan turven.Wie buiten de turftijd turf slaat of steekt,verbeurt 6 pond (half voor den heer en halfvoor de vrijheid). Hoeveel was een pond? Hetwas 20 schillingen waard; en een schillingwas 12 penningen. Ofschoon de waarde vaneen pond meer was dan een gulden, was hetrond 1600 door devaluatie niet meer waarddan 14 of 15 stuivers). (De Carolus-guldenhad toen de waarde van 20 stuivers). Erwaren verschillende soorten turf: menonderscheidt bleckelinck, en treelinck. Menmocht geen tredelinck maken in de volgendevennen:die Gagelrijs (ten Zuiden vanNemerlaar) ’t Colckven, ’t Goer (= Goorven),’t Oisterven (niet te identificeren), ’tCruysven (dat later “van Esscheven” heet), ’tVen aenden verborden berch (=Brandven), ’tBelversven en in die Roesop tot Boxtel waertaen; wel in de “sterten” van voornoemdevennen en in de andere vennen waar devorster het uit te turven stuk zal aangeven.De boete bedraagt 3 pond. Een boete van 6pond staat op het slaan van groestorff in deRozep, in de Buender, in ’t Gagelrijs en voorWippenhout. Men mag de turf niet buitenOosterwijk verkopen of vervoeren. Als men

de turf wil verkopen aan Oosterwijkers, moetmen hem toch eerst in zijn eigen schuurbrengen. Boete 6 pond voor koper enverkoper.

Turf, die na St. Maarten nog op degemeynt staat te drogen, mag dooriedereen ongestraft opgehaald worden,tenzij anders verordend wordt, inverband met het weer bijvoorbeeldMen kan zijn turf laten ophalen door eenander, die ook tot de gemeynt behoort, tegende helft van de turf. Men mag zijn tredelinckof bleckelinck ook door een ander latenmaken, maar dan moet de opdrachtgever erzelf bij zijn of diens vertegenwoordiger. Endeze vertegenwoordiger moet voor demiddag al bij den arbeider aanwezig zijn.Boete 3 pond. Groestorff mag alleengestoken worden tot het maken van“borgputten”. Anders krijgt men 1 pond perkar. Wie een van deze voorschriftenovertreedt, verbeurt behalve de boete ook deturf, die half voor den heer is en half voor devrijheid.

TWAALF VRACHTEN PER JAARMen mag per jaar slecht 12 vrachten rossenbinnen zijn erf brengen “om oude gravendaer mede te vermaecken”. Anders kost het1 pond per vracht. Als men de rossen, diemen gestoken heeft, niet binnen drie wekenwegvoert, krijgt men een boete van 1 pondper vracht. Niemand mag zijn turf-dagengeven aan een ander. In vennen, waarondermoer is, mag men geen turf slaan. Om deturf uit de vennen te halen, legde mendammen daarin. Men verbeurt 6 pond, alsmen zulk een dam doorsteekt, zodat eenander niet met zijn turf daaruit kan rijden. Inde Rozep en in de andere stromen magniemand een dam leggen. Als kinderen datdoen, wordt de boete van 3 pond verhaald ophun ouders. Wie een dam aanlegt in een ven,om turf daaruit te voeren, moet deze

Page 36: heemkundeartikelen van Ferdinand Smulders over Tilburg en ...

36

dammen weer opruimen, als hij klaar is metturven. (Men schijnt nogal wat dammen tehebben laten zitten!)Ongelubde paarden, ouder dan 2 jaar, magmen niet houden op de gemeynt. Men maggeen vee, toebehorende aan mensen vanbuiten de gemeynt, op de gemeynt latenweiden. Er staat 1 pond boete op, als men“schitten” (schapenkeutels enz. raapt op degemeynt).Verder zijn er voorschriften betreffende het:

HOEDEN VAN SCHAPENOp sommige plaatsen (b.v. de Kleine Hei)mocht men niet met zijn schapen komen, enop andere plaatsen moest men op de wegblijven met zijn vee, of hoogstens op 5roeden aan beide zijden van de weg.Niemand mag zijn varkens ongeringd latengaan op de gemeynt. Wiens ongeringdvarken in de akkers en de tuinen komt, krijgteen dubbele boete (10 schilling). Schurftigepaarden mogen niet op de gemeynt komen.Men mag geen vlas roten in de stromen of insloten die in de stroom uitkomen. In deRozep mag men geen “vischcorven” leggen;wie deze aantreft, mag ze er uit halen enmeenemen. Tegen zijn erf mag men 2 rijenbomen planten op de gemeynt.Men mag geen rijs houwen op de wilgen vande vrijheid of wilgen omhakken; ook geenlaken daaraan nagelen. Iedereen moet zijnstuk dijk onderhouden op de Oosterwijksedijk (=Gemullehoekenweg). Op drie roedenvan de Banbrug op de Oosterwijkse dijk magmen geen goederen laden of lossen uit depleyten of schepen.Ook mag men geen pleyten stil laten liggenbij de Achterste Brug; de schipper ofpleytenaer moet doorvaeren of als hij bij diebrug wil stilliggen, moet hij zelf in zijn bootblijven. (Er was scheepvaart van Oosterwijknaar Den Bosch, zoals uit verschillendeandere stukken blijkt). Men mag op de

gemeynt geen “geweiren” zetten. Ieder die zevindt, mag ze opruimen. Tussen deKerkstraat en de Hoogstraat moet iedereenzijn huis en erf “loffbaerlyck heymen” voor enachter, zodat zijn buren geen schade lijden.De vorster kan vreemde beesten of schurftigvee uit de gemeynt ophalen en in de vroente(de schutskooi) brengen; hij krijgt het vierdedeel van de boete.

GEMEYNT TOT ± 1800De gemeynt was van groot belang voor deboeren. Vandaar dat men wel hier en daarstukken van de gemeynt verkoopt, maar tochhet grootste gedeelte der gemeynt laatliggen, zoals vanouds, tot omstreeks 1800.Voor de goede gang van zaken dienden dezevoorschriften, die desnoods in bijzonderegevallen uitgebreid konden worden metnieuwe verordeningen. Zo vond ik in hetSchepeprotokol van Oosterwijk in de 15de

eeuw een verbod, om met de schapen tekomen op enige met name genoemdeplaatsen, om te verhinderen dat het zandhing stuiven als de aanplanting vernield ofafgevreten werd. In de Gemeynt vanOosterwijk waren gerechtigd de naburen vanOosterwijken voor 1/3 ook die van Haren enBelver.Er zijn veel Aertbrieven over van mensen uitSpoordonk, Middelbeers, Haghorst enMoergestel, die zich in den aert der gemeyntvan Oosterwijk kochten.Wat de scheepvaart betreft, nog hetvolgende. Op 9 September 1628 krijgtGoossen Eymberts van der Borch verlof, omover de Dieze (=Achterste stroom) een brugaan te leggen; maar hij mag geen gebondenpalen in de stroom zetten; en hij moet debrug zo hoog maken dat de pleytvaart nietgehinderd wordt.

Ferdinand W. Smulders

Page 37: heemkundeartikelen van Ferdinand Smulders over Tilburg en ...

37

17. 21-9-1951

De keur van OisterwijkWat vroeger niet mocht en wèl moest

II

Het tweede deel der Keur bevat verordeningen van de Vrijheid Oosterwijk (d.i. de komvan ’t dorp). De titel luidt: “Dit sijn de choeren ende ordinantien der vrijheyt vanOisterwijck, gemaect bij den heeren schepenen ende gesworen van der vrijheytvoirscreven inden jare XVC ende neghen, ende zijn deze chueren geordineert ende in derkercken uytgelesen anna XVC endedarthien opten XIX dach van februario op densondach quinquagesime”. Ik zal de verschillende bepalingen in ’t kort behandelen.

Hoe knusjes lijkt thans het leven onzervóórouders!De boete, die in elke paragraaf genoemdwordt, laat ik achterwege, tenminste meestal.Men moet de akkers van ’t Kerkeind (tenwesten van de kerk) van de Schijve (tenNoorden van de Lind) en van ’t Moleneind(ten oosten van de Lind) houden in goedegereecke van heymingen ende van vekenen(d.i. van een hek en een goede afrasteringvoorzien). De hoven (of tuinen) moet men“loffbaerlyck maeken van heymingen”(d.i.goed afrasteren), zodat de varkens daar nietin kunnen komen.Wie van de weg door een hekken naar deakkers gaat of rijdt, moet het hek weerdichtmaken.Wie een hekken onderhoudt, moet er eenstaak achter aanzetten, zodat het hek vanzelfdichtvalt.Wie zijn vee over andermans akkers laatlopen, krijgt 1 pond boete; wie dat veeaanbrengt krijgt het derde deel van denbrueck (is boete); de aanbrenger wordt opzijn eed geloofd.Zonder toestemming van de gezworenen,mag niemand aan een ander toestaan, metzijn vee op zijn land te komen. Wie vreemdvee op zijn landt vindt, mag het “schutten”enopbrengen naar de schutskooi. Men magalleen takken afsnijden, heggen of hakhoutafhakken op zijn eigen erf.De ouders worden beboet, als hun kinderenhout afsnijden op andermans land. Beboetwordt degene, wiens vee in de schutskooi“geschut” wordt. Vreemd vee schutten magalleen de eigenaar van de grond of eenander, die zijn eed daarvoor gedaan heeft.Wie zijn beesten, die in de schutskooigebracht zijn, daar uithaalt of de schutskooibeschadigt, krijgt 6 pond boete (1.3 voor deHeer, 1/3 voor de Vrijheid en 1/3 voor deaanbrenger). Wie zijn vee afneemt van deschutter, die het naar de schutskooi brengt,of wie de schutte lastig valt krijgt 3 pondboete.Men mag de beer uit zijn mestput(“mescade”) niet over de straat laten lopen.Ieder huis moet een regenton hebben, maar

’t water daarvan mag niet over de straatlopen.Wie met zijn vee ter jaarmarkt komt, moetzijn beesten netjes over de heerbaanstouwen, zonder door de akkers te gaan;(akkerwegen mag men daarvoor nietgebruiken); als de heerweg door akkers looptmoeten de veedrijvers het vee uit het korenhouden. Ze moeten het vee daar in bedwanghouden.Wie met zijn vee over verboden akkerwegengaat, wordt beboet. De aanbrenger krijgt eenderde deel van de boete; hij wordt geloofd opzijn eed.Als kinderen met vee over verboden wegengaan, worden hun ouders beboet.

14 Voet diepMen moet de stroom (d.i. de Achterstestroom) van de Oosterwijkse dijk in derichting Esch met vegen en graven op eenbreedte van 14 voet houden, alsmede hethout opruimen, dat op de kant groeit,voorzover de stroom langs zijn erf loopt,“opdat die schepen ende pleytengevoechelijck mogen passeren tusschen DenBosch ende Oysterwijck”. Eveneens geldt ditvoorschrift voor de Molenstroom (is VoorsteStroom) en voor de Diese (d.i. AchtersteStroom) tussen Oisterwijk en Moergestel.Tussen de kerk en de dreyboom achter deLijnde mag men geen zand graven. Men maggeen takken aftrekken of afsnijden van deLindeboom en ook niet daarop klimmen. Deaanbrenger, die geloofd wordt op zijn eed,krijgt de helft van de boete. Als kinderenstenen of vuiligheid in de waterputten gooien,worden hun ouders beboet.Wie een oven heeft, moet zorgen , dat dezegoed dicht is. Na zonsondergang en voorzonsopgang mag niemand zijn ovens stoken.Bij inspectie van hogerhand moet men dedeur openen en de oven niet met leemdichtsmeren en geen brandbare dingen op 2voet van de oven laten liggen. Boven op deoven mag men geen brandbare rommelneerleggen.Op de zolder moet brandbare waar 4 voetvan de schoorsteen verwijderd blijven. De as

Page 38: heemkundeartikelen van Ferdinand Smulders over Tilburg en ...

38

moet minstens 1½ roede van het huis afgeworpen worden; de as mag ook niet bijheggen of houten afrasteringen komen teliggen. Iedereen moet goed op zijn vuurletten; en als er brand ontstaat en debewoner van dat huis dat verzwijgt, krijgt hijeen boete van 6 Rijnsgulden. Men krijgtboete, als men as, waarin nog vuur is, naarbuiten draagt en ook als men de as desnachts buiten werpt.Men mag alleen bij zijn huis hout op de straathebben liggen. Brandhout mag men nietlanger dan drie weken op de straat latenliggen.

Ladder en putTwee huizen moeten samen onderhoudenene “lange leere” van 18 voet en een“haeckleere” van 7 voet. Acht huizen moetensamen één put hebben. Men mag de laddersof regentonnen niet aan een ander uitlenen.Elk huis moet hebben een kuip met tweeoren; als ’t nodig is, mag men deze aananderen overgeven. Als ’t droog weer is,moet men die kuip voor de deur zetten metde lange ladders, de “haeckleeren” en volleregentonnen.Elke tien huizen moeten een brandmeesterhebben. Als er brand is, moeten debrandmeesters opkomen met inwoners vanhun blok. Iedereen moet met zijnbrandmeester meegaan en zijn gereedschapmeenemen op een boete van 6 Rijnsgulden.Als de brandmeester of enige geburen nietthuis zijn, moeten bij brand de sterkstenopkomen.De inwoners van 6 huizen aan beide zijdenvan het in brand staande huis en die van 8huizen aan de overzijde der straat, zijnvrijgesteld van het opkomen; (die moetenimmers voor hun eigen huizen zorgen!).

De brandmeester, die met zijn gezellenhet eerste op een brandend huis klimt ende brand ook blust, krijgt met zijngezellen een ton biers.Als een brandmeester bij brand niet thuis is,moeten zijn gezellen meegaan met debrandmeester van het nevenliggende blok

van 10 huizen. Aan of bij zijn huis magniemand een est (droogschuur voor hop enz.)hebben. De est moet op ’t uiterste van ’t erfstaan.In huizen “met harden dack gedeckt sijnde”mag wel een est of droogoven aanwezig zijn.De brouwerss moeten hun brouwgetouwen zoplaatsen, dat men rondom de brouwketel vrijkan gaan en staan. Er moet een schouw zijn,6 voet hoog buiten de varst van ’t huis. Menmoet het brouwhuis en de ketels brandvrijmaken. Het dak van het huis moet 6 voetboven ’t bovenste hout van de ketel zijn. Hetdak moet brandvrij zijn.De brouwerijen worden gecontroleerd doorschepenen en gezworenen. De brouwhuizenmoeten zover mogelijk van het woonhuisgebouwd worden.Wie in de Torenstraat woont en tussen deHoogstraat en de Kerk (“van der Hoffstadttotter kercken”) mag zijn ashopen niet voorzijn huis op de straat gooien. Hier onderbreekik de keur even.

CATASTROFALE BRANDIn het Oosterwijkse Schepenprotocol van1567 staat voorin een aantekening over eenbrand op 14 Oktober 1567, waarbij 54 huizenverbrandden, (afgezien van vele schuren,stallen en achterhuizen) alsmede hetmanhuis, waarin ook één man verbrandde.De brand was aldus ontstaan: een meyskenmet ennige gebuermeyskens was inafwezigheid van de moeder aan ’tboekweitkoek bakken, en toen de moederplotseling thuis kwam, liep zij met de panonder het bed. Er zijn nog veel anderebranden in Oosterwijk geweest.In de Tachtigjarige oorlog stond er aan debuitenkant van Oosterwijk bijna geen enkelhuis meer overeind.Rond 1600 vindt men telkens verkopingenvan “een affgebrande hoffstadt”. Vroeger inde Gelderse oorlogen, was Oosterwijk ook aleens in brand gestoken. Vandaar, dat men debrandweer goed organiseerde, toen het dorpweer was opgebouwd in de 16de eeuw.

Ferdinand W. Smulders

Page 39: heemkundeartikelen van Ferdinand Smulders over Tilburg en ...

39

18. 26-9-1951

De keur van OisterwijkAlles geregeld in die “goede oude tijd”

III

In het tweede deel van de Keur van Oosterwijk vinden we verder de volgendeverordeningen.Niemand van buiten Oosterijk mag vis verkopen aan Oosterwijkse viskopers, om die tedoen verkopen. Niemand mag vis verkopen, die niet “van twee malen” is. (Dit duidtwellicht op de grootte van de vis). Twee schepenen of twee gezworenen moeten de viseerst keuren. Wie al zijn vissen niet uitstalt maar er enige in manden achterhoudt, zodatdie niet gekeurd kunnen worden, krijgt een boete.

Merkwaardige bepalingen over bier enbroodAls men schaepsbuiken verkoopt, mag menslechts drie kerven aan elke zijde geven enmoet men “dat cleyter” (ingewanden) daarinlaten, totdat men ze helemaal open snijdt.Men mag ze ook niet opblazen.Niemand mag ooien verkopen voor hamelenof “manieren daeraen maecken oftpeeseschurftige schapen verkopen, rickenwaren”. Niemand mag schurftige schapenverkopen. Men mag geen rammen snijdentussen Sint Jansmis en Kerstmis.

BIERDan volgen vele bepalingen over het bier.Niemand mag ’t bier duurder verkopen danvoor 2½ plack per quaert (een “kwart” is eenpaar pinten). Met toestemming van dekeurminderen bij bier van slechtere meestersmag men de prijs verminderen bij bier vanslechtere kwaliteit. De brouwers mogenslecht tweemaal per jaar “dobbel bier”brouwen.De keurmeesters zullen de waarde daarvanbepalen. Als de keurmeesters de prijs vaneen soort bier afzetten, dan moet de “weirtoft tepper” dat bier uittappen tegen devastgestelde prijs; hij mag het liet latenliggen of naar de brouwer terug brengen.Men mag geen ongekeurd bier tappen. Alsmen een ongekeurd vat wil aanslaan, moetmen eerst twee keurmeesters waarschuwen.Komen die niet, dan kan men dat bierongekeurd tappen.

Wie bier wil tappen dat over ’t watergekomen is, nl. Goutsbier, of Homburger,moet dat eerst laten keuren en de prijslaten vaststellen door de keurmeestersin tegenwoordigheid van tweeschepenen of twee gezworenen.Niemand mag twee soorten bier tegelijktappen, behalve als het Goudsbier ofHomburgerbier is. Dit vreemde bier mag menwel tegelijk uitschenken met het inheemseklein bier. De schout moet met tweeschepenen of twee gezworenen elke week

een rondgang doen, om te zien, of de tappersen brouwers twee soorten bier in hun kelderhebben. Naarmate de prijs van ’t korenvermindert, wordt ook de prijs van ’t bierverlaagd; en andersom bij verhoging van dekorenprijs.Wie niet de volle maat geeft van bier, wijn,mede (een honingdrank) of van andere waarof wie niet het volle gewicht geeft, krijgt eenboete. De tappers moeten tappen ingemerkte kannen, waar de volle maat ingaat.

DE TINNEN KAN UITDe keurmeesters moeten elke kan tekenenmet een merk, een duim breed in de kan,twee vingers breed beneden de boord van dekan. De maat van Oosterwijk gaat tot aan datmerk of pegel. Als de keurmeesters bevindendat de tappers ongemerkte kannengebruiken, moeten zij die kannen in tweeënslaan. Wie van een tapper niet de volle maatkrijgt, is verplicht dat aan de keurmeestersaan te geven. Wie bier verkoopt, moet vooraan de deurstijl een tinnen kan uithangen.Men mag alleen bier verkopen uit vaten,waarin minstens 96 Oosterwijkse quartengaan. Die vaten moeten gekeurd en geijktworden door de keurmeesters. Als een tonmeer dan 96 quarten inhoudt, wordt dat erop gezet of getekend. De brouwers mogenalleen tonnen uitvoeren, die getekend zijnmet ‘sheren brant”.Ze mogen niet brouwen met water uit degemeyn steen putten op de straat.

OVER HET BROODBAKKENNiemand mag vuns brood bakken, hetzijrogge of weitenbrood (weit = tarwe). Eenroggebrood moet 14 pond wegen, men mager geen zemelen in bakken.

Wie te licht brood verkoopt, wordtgedwongen het in tweeën te snijden envoor niks weg te geven (“om goy tegeven”).Een half brood moet 6½ pond en een kwartbrood 3 pond wegen. Als de rog per mud 36

Page 40: heemkundeartikelen van Ferdinand Smulders over Tilburg en ...

40

stuiver kost, komt de prijs van een heelbrood op één stuiver. Het brood moet vóór deverkoop gekeurd zijn door de keurmeesters.Wie zemelen, erwten, bonen of andere korenin het brood bakt, moet door dekeurmeesters de verkoopsprijs latenvaststellen. Het roggebrood moet met eenmerk getekend worden ter onderscheidingvan tarwebrood. Het weitebrood en ’tgebuideld brood moet het Bossche gewichthebben; verkoopt men ’t van te kleingewicht, dan krijgt men een boete en dekeurmeesters kunnen het brood voor niksweggeven. Blijft een weegmeester ingebreke, dan wordt hij beboet.Men mag niet “heymelyck” brood verkopen,maar men mag zijn brood uitstallen enverkopen tegen de door de weegmeestersvastgestelde prijs. Een pond boete verbeurt,wie weigert zijn brood te laten wegen door deweegmeesters. (3 pond boete) en moeten heteen week lang verkopen tegen de officieelvastgestelde prijs.

Wie zijn brood weigert te verkopentegen de vastgestelde prijs, mag eenjaar lang geen brood bakken.Wie dan toch bakt verbeurt 1 pond. Als mende keur- en weegmeesters uitscheldt of lastigvalt, verbeurt men 2 pond. De keur- enweegmeesters moeten Vrijdags rondgaan omhet brood te wegen. De keurmeestersmoeten alle overtredingen en boeten binnen8 dagen aanbrengen aan de heer en degezworenen. Wie weigert brood of dank aaniemand voor gereed geld te verkopen tegende prijs die hij aan anderen berekent, krijgt'n boete. Als er soldaten in Oosterwijkkomen, mag men bier, brood, haring, wijn,vis en andere eet- of drinkwaren niet duurderverkopen aan de "arme huysluyden" dan tevoren. Iedereen moet zijn el ijken volgens deijzeren el. De gewichten van de weegschaalmoeten de juiste zwaarte hebben. De schaalmoet een handbreed boven de toonbankhangen; daaronder mag men niets op detoonbank leggen. De "vetwaeriërs" mogenslechts wegen met loden of ijzeren gewicht.Binnen de dingbank van Oosterwijk mag menhet koren alleen meten met de maat van deVrijheid van Oosterwijk.

ZONDAGSHEILIGINGOnder de Hoogmis op Zondagen enHeiligendagen mogen de tappers geen bierverkopen en de "cremers"geen waar "veylhouden". Ook mag niemand dan peren,appels of ander fruit verkopen, zolang als dehoogmis en de preek duurt. Binnen een roede

van het kerkhof en van de Steenweg magmen "schoon brood" te koop hebben enevenmin andere koopwaar. Bij 't kerkhof magniemand ashopen of zand of rommelneerwerpen. Op de dag van de weekmarktmoet men zijn koopwaar eerst op de Lind tekoop aanbieden, voor men er elders meegaat venten. Geen Oosterwijker mag boter ofandere waren op de weekmarkt kopen tenbehoeve van mensen buiten. Op deweekmarkt mag men des zomers pas vanaf 9uur en des winters vanaf 10 uur zijn inkopendoen. Niemand mag op Zon- en feestdagenzijn erfgoed verkopen of doen veilen.Iedereen moet een loden gewicht met eenring hebben dat 2¼ pond weegt. Deschepenen en de klerk mogen op Zon- enfeestdagen vóór de noen geen aktenopmaken. Wijn romeneije en bastaert moetenin Oosterwijk verkocht worden tegen een halfoort per quaert minder dan in Den Bosch.Wie wijn wil uittappen, moet deze eerst doorde keurmeesters laten keuren.

Zij krijgen een pint wijn voor het keurenvan elk "legher wijns". Als men anderedrank door de wijn mengt, kunnen dekeurmeesters de prijs daar van omlaagzetten. Wie zijn wijn weigert te latenkeuren, verbeurt 2 pond.Als men van vreemde kooplui vette varkensof beesten met het gewicht koopt, moet menbinnen drie dagen aan de koopman dekoopsom geven naargelang van het gewicht.Als men dat niet doet, dan kan de koopmanmet de vorster de schuldenaar uitpandenvoor die schuld, tenzij de schuldenaar met dekoopsom een latere betalingovereengekomen is. Als men "ruyteren oftknechten" ingekwartierd krijgt, mag men deinkwartiering niet afkopen tot nadeel van deburen. Men mag alleen "vracken oftbesoopten herinck" verkopen, als hijgetekend is "met eenen roeyen lepken, bovenopte ton met eenen steck gesteken". Depekel mag men niet op de straat uitgieten,maar achter op zijn erf. De "vetwaercopers"moeten hun gewichten laten keuren. Alleenpoorters en poorterskinderen, alsmededegenen die onder de gemeynt vanOosterwijk behoren mogen vissen in 't waterder Vrijheid.

Zoals men ziet, is een officiëleprijsvaststelling niets nieuws. In degoede oude tijd was ook alles preciesgeregeld, tot de maat van de bierkantoe.

Ferdinand W. Smulders

Page 41: heemkundeartikelen van Ferdinand Smulders over Tilburg en ...

41

19. 5-10-1951

De keur van Oisterwijk.Verordeningen waren wèl streng maar niet flauw.

IV

Hier mogen we nog enige grepen uit de Keur van Oosterwijk volgen: Men mag geenschade toebrengen aan 't Raadhuis, aan de Lieve Vrouwe Kapel of aan enige andereonser vrouwen huyskens of aan sheylichs Cruys huysken. De boete bedraagt 1 pond endaarenboven de kosten van het herstelwerk. Ouders worden beboet als hun kinderen 'tRaadhuis en de kapellen beschadigen. 't Zelfde geldt ook bij beschadiging van de kerk ende kerkramen.

Keur weerspiegelt het hele dorpslevenNiemand mag 's nachts in 't Raadhuis "wakenvuer stoken oft sijn gevoeck daerinne doen".Men moet langs de Steenweg de grond 2 voetlager houden dan de weg. In de kerkstraatvan de Hoffstadt tot de kerk, mag men geenashopen uitdragen; men moet die achteruitbrengen. Men mag de as alleen op straatbrengen, als men achter zijn huis eenmesthoop heeft liggen. Iedereen moet zijn erflangs de Steenweg alle Zaterdagen "keieren".Men mag zijn laken niet drogen aan de muurvan de kerk. Evenmin mag men ashopen ofzand achter de kerk tegen de kerhofmuurwerpen. Langs de Steenweg moet men degoten tegen zijn erf open houden; en als ergeen goten zijn, moet men een soye(afvoergeul) openhouden. Als er veel regengevallen is, moet men het water van deKerkstraat tussen twee huizen door latenlopen over zijn erf. Bij de hoogstraat moetmen aan de zuidzijde achter de hoven tegenzijn erf een "waterlaet" houden, voor delossing van 't water. Het zand, dat men uit desloten langs de straten werpt, moet men opde straat gooien; men mag het nietwegvoeren.

GEEN GELAPTE DOODSKISTENDoodskisten moeten van heel hout zijn enongelapt. Wie zulke slechte doodskistenverkoopt, verbeurt een half pond, waarvanhet derde part ten goede komt aan wie metzulk een kist een lijk ter kerke dragen. Degesworenen zijn verplicht elk in hun jaar, opkosten van de Vrijheid, voor Maart 50 wilgen-of abelenpoten te planten alsmede 50 eiken,heesters op een plaats in de gemeente waardie het beste en voordeligste zal zijn. Depoten moeten zij met dorens of "bremen"ombinden.Alleen met verlof van schepenen engezworenen mag men "bidden metten sack"(bedelen) binnen de dingbank vanOosterwijk. De vier bedelorden mogen hetzonder verlof. Wie geen poorter is mag nietgaan "bidden op ennige sancten". Poortersmogen voor niet-poorters evenmin bedelenop die manier. Tweemaal per jaar moet men

zijn ashopen van de straat ruimen, vóór 1Mei en vóór de Lievevrouwe-omdracht.Zandhopen mag men niet op de straat latenliggen. Men mag alleen hout leggen op destraat voor zijn eigen erf en mettoestemming van een ander, voor diens erf;maar moet het opruimen binnen 14 dagen.Men krijgt boete, als men 's avonds na 10uur in de zomer "onredelyck oft crijten"en 'swinters na 8 uur. De vorster mag "gheenghedingen leggen oft gheen gheboy doen"inde kerk, voordat de mis geheel uit is.

EN OVERDAG ? ? ? . . . .Niemand mag 's nachts een anderaanranden of misdoen.(boete 2 Philipsgulden).Op de dinsdagen mag alleen binnen devierschaar komen, wie moet getuigen ofzweren of wie door schout of schepenenopgeroepen is. Iedereen moet zijn"heymelycheyt" op 2 voet van de straat vanzijn erf zetten (indien achter het huis geenplaats is), en er voor zorgen dat er geen"dreck" uitloopt. Maar aan de steenweg magniemand een "heymelycheyt" zetten. Beboetwordt degenen die in woord ofwerk "denweecker" (nachtwaker?) misdoet. Iedereenmoet binnen de vrijheid een "schup oftspaey" hebben, die goet ende loffbaer is. Alsmen van hogerhand beveelt een dijk temaken of het zand te stoppen(zandverstuitving tegengaan) dan magniemand vrouwen of kinderen zenden. Als ergeen mannen in huis zijn, zijn de vrouwenvrijgesteld, behalve de vrouwen, die "rijckgenoch zijn om een man te huren. Wie nietopkomt, wordt beboet. Bij de Hoogstraat magmen slechts op 4 voet afstand van zijn huisen erf staken zetten. De schepenen engezworenen van het lopende en van hetvorige jaar zijn verplicht op Sakramentsdagen bij de Maria-omdracht in de processie meete gaan, achter het H. Sakrament.

Wie niet meegaat, verbeurt 1 pond, datde andere schepenen en gezworenensamen kunnen verdrinken.

Page 42: heemkundeartikelen van Ferdinand Smulders over Tilburg en ...

42

Iedereen moet zijn huis van binnen met leembezetten tot de worm toe en op deslaapkamer een blaker ("een pijp met eenrebledden") hebben staan om daar een kaarsop te zetten.

"STAANDEBEENS ÉÉN GLAS"De volgende bepaling is gemaakt op 10maart 1525:Als een kind gedoopt is ("korsten gedaen is),mag geen van de vrouwen , die mee tendoop gegaan zijn, ten huize van dekraamvrouw blijven eten of drinken, tenzijstaandebeens één glas; dit geldt niet voor de"ghevaderlingen"(peter en meter).De mulder van Ter borcht mag 's zomers vanSt. Geertruid tot Bamis, slechts tot op depegel het water opstuwen. Niemand mag"closcloten" werpen op de straat (deHoogstraat) of in de akkers.Bomen langs wegen en straten moet men zoopsnoeien, dat karren met hooi of koren eronder door kunnen rijden. Als de eigenaarnalatig is, kan de wagenvoerder zelf debomen besnoeien.Lakens mag men niet spoelen op de brugover de Vloed, dat moet men doen op dedaarvoor bestemde planken, tenzij het opwater op de planken staat. Op 't voetpadlangs de Vloet (= Voorste Stroom) mag mengeen burries met natte lakens zetten.Wie een St. Anthonis-vercken houdt of eenvarken op naam van een andere heilige isverplicht het varken met ringen en jukken inbedwang te houden opdat de ingezetenenvan 't dorp daar geen schade doorondervinden. Ieder mag zo'n varken"schutten", als 't zijn land benadeelt. Alsiemand zo'n varken koopt van de "boey"vanSint Aanthonis of van andere "sancten", maghet niet zomaar blijven rondlopen in de naamvan die heiligen.Men moet alle straten en stegen op devereiste breedte houden en 't hout opruimen.De takken die hinderlijk zijn boven de weg,kunnen schout, schepenen en gezworenenafkappen, bij nalatigheid van de eigenaar, endat hout verzamelen op de daarvoorbestemde plaats. Niemand mag daar dat houtweghalen.Voor een halve stuiver per jaar mag men eengans houden op de gemeynt. Wie niet in degemeynt hoort, mag geen beesten daaroplaten weiden.De bedeheffers moeten twee maanden nahun aanstelling rekening en verantwoordingdoen voor schepenen en gezworenen en de

namen opgeven van mensen, die onwillig zijnte betalen.Aan beide zijden van de Voorste Stroom, VanColenbrugge tot de zusteren toe, moeten deaangelanden de dijken zo hoog maken, datmen droogvoets daarover kan gaan.Niemand ook geen gildeleden, mogenoverdag of 's nachts lopen met bessemen,daer bernende karssen in steken, ofbernende stroywissen dragen langs destraten binnen de Vrijheid, of pecktonnenborren op de straat of vueren stoken. Deboete is drie pond.

WIE OP'T KOOR MOGENOp Zon- en feestdagen mag niemand onderde hoogmis op 't hoge koor (=priesterkoor)komen dan clerken, schepenen, gezworenenof raadsheren. Als kinderen daar komen,krijgen hun ouders een boete, behalve als 'tmisdienaars zijn.De gildeleden van de broederschappen vanO.L. Vrouw, St. Barbara, St. Anthonis en St.Bastiaen mogen pas, als het lijk geheeloverlezen is, kaarsen nemen van de lijkbaar.De andere gilden mogen kaarsen bij 't lijkzetten, als de verwanten van de dode hetgoedvinden. Op 15 Januari 1572 is verordenddoor pastoor, schout, borgemeesteren enraadsheren dat de bovengenoemde viergilden ten tijde van de pest graven zullenmoeten delven op haeren behoirlycken salarisen ook voor de kaarsen , die zij van de lijkenafnemen; de gildedekens moeten zelf gravenof hun plaatsvervangers. De gezworenenmoeten hun rekening doen in April of eerder,als zij met Kerstmis zijn afgetreden. Alleenpoorters of poorterskinderen mogen in deVrijheid langs de huizen gaan bedelen "opennighe sancten oft sanctinnen". Vreemdepelgrims mogen zelf rondgaan maar mogengeen poorters van hen laten rondgaan. Totzover de Keur.

Aan 't eind staan nog 9 verordeningenop twee half - doorgescheurde folio's,die ik buiten bescoouwing laat, daar dezinnen niet in hun geheel te lezen zijn.Heel het dorpsleven weerspiegelt zich indeze keur. Als we de reglementen van degildes kenden, zouden we nog beter opde hoogte zijn van het doen en laten derOosterwijkers. De verordeningen zijnsoms wel streng, maar tocht reëel.Flauwiteiten komen er niet in voor.

Ferdinand W. Smulders

Page 43: heemkundeartikelen van Ferdinand Smulders over Tilburg en ...

43

20. 27-7-1951

Oude levenswijsheidSpreuken en gedichten uit registers der 16de en 17de eeuw

Wanneer men een schepenprotocol of een ander register ter hand heeft, om dat door telezen voor het vinden van een bepaald ding, hetzij een familie, hetzij een huis of hoeve,of wat dan ook, gebeurt het wel eens, dat men haast in slaap valt, omdat men hetgezochte niet vinden kan en alsmaar allerlei gewichtigs krijgt voorgeschoteld overpersonen of zaken, die ons geen klap kunnen schelen. Eerlijk gezegd: het overkomt mijniet dikwijls, daar er altijd wel wat bijzonders te vinden is. Ik vind veelal dingen, die ikniet zoek en die goed in mijn kraam te pas komen. Maar mocht het dan gebeuren, datmen bijkans indut, dan schrikt men, als het ware, van verrassing wakker bij hetontdekken van een randschrift van de schepenklerk, die zijn pen probeerde voor hij eenakte inschreef. Ofwel het is een stuk van een liedje of een heel gedicht, dat ons verrukttemidden van de ambtelijke rompslomp.

Hoe klerken of notarissen hun registersverlevendigden.Ter vermakelijkheid van de lezers zal ik enigevan die spreuken en rijmen overschrijven alseen lichte kost in deze vacantietijd, terafwisseling van zwaarwichtige betogen. Inhet register van de geestelijke-notarisGijsbert Coeverincx, die de aartsdiaken enkanunnik in de St. Jan was, (Den Bosch R.2332), vond ik na een akte van 9 Juli 1608twee bladzijden beschreven met spreuken enrijmen. Ik blijf er buiten, of deze notaris zelfof misschien een klerk deze bladzijdenbeschreef. De schrijver zal deze gedichtjesook nietzelf gemaakt hebben, maarbestaande liedjes geplunderd hebben. 'tBegint al met Adam.Adam, onsen alderiersten vader,Salomon, Samson alle gaderWaeren bedroegen van wijven,Wie sal den ombedroegen blijven?!Zo is het begin gemaakt dan volgt dezestroffe:Houden is eerlijck,Bidden is suerlijck,Winnen is vercierlijck,Minnen is natuerlijck.

DE BEDOELINGDe bedoeling hiervan zal zijn: houwen ofhuwen is een zaak, waar men eer meebehaalt, want als men moet bedelen omliefde, zonder succes of chance, moet menhet bezuren. De minne of de verliefheid isiets natuurlijks, dat komt van zelf; maar eenliefke te winnen voor zich: dat zet de kroonop het werk. De schrijver had blijkbaar geengoeie zin, want even later volgt de spreuk:Spes que differtur affigit animann (d.i. 't is depest om altijd uit te stellen waar men naarsnakt). Maar ondertussen valt hem ietsanders in:Die het bierken gern siet schuymenEnde smorgens lange leet op sijn pluymen,ick segge u bij alsulcken costuyme sonderspotten,

dat sijn cleeren van dyen niet sullen worddengeeten van den motten.Maar dan weer klaagt hij: Och hoe seer hijfeelt, die een ander sijn hart beveelt,ende sijnen sin daertoe keert, daer mensijnder niet en begheert.Even wordt hij stichtelijk:Haut uyt liefden Gods gebodtdat is van alle christenen het slodt.En hij prijst het "utile dulci":Altijt sorchfoldich maect swaer bloet.Bij maeten vroolijck lange leven doet.Maar de preektoon duikt weer op:Doet goet, ende latet quaet,Seyt die propheet David.Dat is des allerhoochstenoppersten raedt.En hij vervalt weer in sombere gedachten:Die met ossen hasen jaechtende sijn lijden dan doeven claechtende hem laet leyden vanden blynden,die sal selden troest vynden.

HOOP DOET LEVEN!Maar hij wordt weer optimistisch:Liefde dragen en is geen pijn,als liefde met liefden getoont mach sijn.Ja, hij is een trouwe knul. Volhouden maar!Hoop doet leven! En hij verzucht aldus:"t Is een goed advijs:die trou doet ende dat bewijst.Maar daarop volgt (kop op kerel!):"Mors adimit curas...." (d.i. de dood bevrijdtons van zorgen en gepieker).Foei, foei! niet zo somber! Alles gaat nietzomaar van een leien dakje. Men moetmedewerken met de genade , zouden deJezieten zeggen. En de klerk schrijft ookbraafjes:“Sine labore nihil”. (d.i. niets zonder moeiteen zweet, ofwel men bereikt geen dingzonder worsteling).En hij wordt weer monter. De kwaaie bui vanmoedeloosheid is geweken. Hij schrijft:“Amor vincit omnia”, (d.i. de liefde overwintalles, of Wie mint, die wint.)Goed zo jongen, ga zo door, mijn zoon. Watweet ge nog meer? Ik luister:

Page 44: heemkundeartikelen van Ferdinand Smulders over Tilburg en ...

44

“Schoon voor oogen, achter rugge als eenserpent. Eenen vrient achter rug, dat is eenvaste brug”.“Wie wil leeren leven met eeren, die leertspreecken maet myet seere”.“Want die tot armoede is geboeren, wat hijspaert, ’t is al verloeren”.“t Is al goet wat hij doet die men bemint,maer die men haet, ’t is al quaet wat hijbegint”.“t Is recht dan men bemint, die men altijt introuwe vynt”.“Geen jeuch, geen vreucht, geen excellentie,voer een geruste conscientie”.Tenslotte staat er deze spreuk:“Hodie mel, ras fel”. (d.i. vandaag honing,maar morgen gal).Slechts bij uitzondering vindt men twee helebladzijden met dergelijke spreuken enrijmen. Meestal duiken zij plotseling in huneentje op, zoals vooraan in een Rol van 1596- 1598 (Esch R. 5). Daar leest men:“Grandibus exigui sunt pisces piscibus esca”.En de vertaling van deze hexameter staat eronder: “Siet, soon, dit hebbe ick langgeweten, dat die groote visschen die cleyneeeten”.

NIETS NIEUWSIn een schepenprotokol van omstreeks 1583- 1593 (Moergestel R. 48, bij 1 Juni 1592)vond ik het volgende:

Ick hadde eenen vrient, also men dochte;maer doen ick vrintschappe aen hem sochte,so en was mijnen vrint nyet thuys.Alsoo hadde ick eenen vrient quanshuys.Daerom en welt neymant te veel betrouwen.Want anders souds u haemael wel berouwen.Anthonis Janssen, merckt altijd wel aen,want wel gescreven is veel gedaen.Als omslag om het volgende protokol vanMoergestel (R. 49) zijn twee perkamentenbladen van een middeleeuws missaalgebruikt, waarop o.a. de mis van EerstePinksterdag, maar niet met de tegenwoordigesequentie: “Veni sancte spiritus....” doch metde in de middeleeuwen gebruikelijke, n.l.“Sancti Spiritus assit nobis gratia”. Dezebeginregel nu komt ontelbare keren voor aanhet begin der schepenboeken. Veelschepenklerken beginnen een nieuw boek ofeen nieuw jaar met een spreuk, hetzij uit deliturgie, uit de bijbel of uit de literatuur. Eenklerk van Mierlo schrijft dreigend vóór in zijnprotokol van 1605 - 1620 (Mierlo R. 62): “Siquis in hunc librum furtivos miserit ungues,tortor et rutilo demetet ense caput”,(d.i. alsiemand zijn steelse klauwen in dit boeksteekt, dan zal de beul zijn kop afhakken methet zwaard, dat dan zal druipen van bloed).Dat is nogal!

Ferdinand W. Smulders

Page 45: heemkundeartikelen van Ferdinand Smulders over Tilburg en ...

45

21. 2-11-1951

Tilburg e.o. in vroeger eeuwen.

De Gemeynt van Huikelum.Wijbosch, Scherpenberg en Damenhoeve nog bekend?

We hebben reeds gezien, dat de Gemeynt van Haaren zich uitstrekte Westwaarts overHoog- en Laag Huikelum en Oost-Enschot. De Ley vormde de Zuidgrens, en een lijn vanafde Bruystensdijk (bij de Enschotse brug) lopende langs de Streepstraat - Kerkstraat inEnschot naar “de Hemeltjes”en de Houtsestraat, was deWestgrens.

Een taak voor Tilburgs Heemkunde-kringWe hebben ook uitgelegd, dat deBruijstendijk de weg is die over de EnschotseBrug loopt in de richting van Baksven. Eenandere naam voor deze weg is: Wouter vanHaren dijck (in de 16de en 17de eeuw) of Janvan Haren dijck. Hij werd toen genoemd naarde latere bezitters van ’t Goed ten Dijk, n.l.de familie van Haven, die sinds 1468 datleengoed bezat. Eerst komen er tweeWouters en dan een Jan van Haven. Stukkenland, die in de 15de eeuw heten te liggen aande Bruystensdijk, komen later voor alsgelegen aan: “Wouter van Haren dijk”.

Omgrenzing van 1327De Gemeynt van Huikelum nu ligt ten Zuidenvan de Ley; het zal geweest zijn het huidigegedeelte van de gemeente Berkel ten Zuidenvan de Ley. Als de gemeynt namens deHertog van Brabant in 1327 uitgegevenwordt, luidt de omgrenzing langs de gemeyntvan Oosterwijk (d.i. Moergestelse weg), danneven de galg, (denk aan ’t Galgeven), tot deweg van Qualen komt (de weg van deBuunderbrug langs ’t Baksven naar deMoergestelse weg?), dan tot Berthouts palen(grens Hilvarenbeek?), tot Quaredike( d.i.Qualredijck bij de watermolen te Qualen) endan neven Heuckelum (d.i. langs de Ley) totde gemeynt van Oosterwijk (d.i.Moergestelse weg.

De Gemeynt van Huikelum werd gebruiktdoor de naburen van Huikelum enEnschot, evenals de gemeynt van Haarendoor ‘t “Corpus van Haren” (d.i. de Kerk-en H. Geestmeesters en deborgemeesters of gezworene met nogenige voorname naburen van Haren).De schepenen van Oosterwijk hadden geenzeggenschap over de gemeentes van Haarenen Huikelum.Als het bestuur van deze gemeyntes stukkendaarvan verkoopt, wordt de verkoopakte welvastgelegd in het schepenprotocol vanOisterwijk, met de schepenen als getuigen,maar deze schepenen hebben er niets over tezeggen, evenmin als de schepenen van St.Michiels Gestel, Boxtel, St. Oedenrode enSchijndel iets te zeggen hadden over de“Bodem van Elbe” welke gemeynt gelegen

onder Schijndel, Boxtel en St. Oedenrodebeheerd werd door 8 gezworenen, dezogenaamde “Achtmannen”, twee uit elkdorp.

VERKOOP WEGENS OORLOGSSCHADEOp 13 Juli 1579 gaf koning Filips II, alsHertog van Brabant, verlof om 200 buundervan de gemeynt van Huikelum te verkopenwegens geleden oorlogsschade, welke meerdan 20.000 gulden bedroeg. Voor elkebuunder moesten de kopers 4 stuiversjaarlijks betalen op St. Thomasdag, dencijnsdag van Oosterwijk. De verkochtestukken werden ook aangetekend in ’tcijnsboek van Oosterwijk. In die verlofbriefstaat verder, dat als er 200 buunder verkochtzijn, nog wel 30.000 buunder overblijven,waartoe alleen gerechtigd zijn 6 of 7pachthoeven en ongeveer 50 vuursteden. Datgetal van 30.000 buunder lijkt mij wel erggroot. Zouden we niet moeten lezen 30.000lopenzaten? Dan zou de grootte zijn 5000buunder.Met de gegevens waarover ik beschik, kan ikdit raadsel niet oplossen, of ’t zou moetenzijn, dat de gemeynt van Huikelum zichverder naar het Zuiden heeft uitgestrekt dande huidige grens der gemeente Berkel. Maardaar is mij niets van bekend. En er blijkt ookniets van uit de verkopingen.

ANDERE VERKOPINGENOp 30 April 1580 verkopen de gezworenender gemeynt van Huikelum stukken grondachter het huis van Durendaal (Oost: deheirbane van Oisterwijck nae Gestel; Noord:een steeghde; Zuid: aan den waterloop ‘t“Rack”). Verder: bij de Tsovicken (heet nu:de Zeuverik (tussen de Ley en deOosterwijkse Hoeven); bij de hoeven; bij denNijen beempt aen den Molenstroom; bij denStrijphorst (Oost: neven een waterlaetvallende uut den Galghvenne; de Strijphorstligt ten Zuiden van de Ley aan deBruystensdijk); en tussen Baxdijck en deVeedijck.Op 30 September 1581 verkopen zij stukkenbij ’t Wolffsbleck tussen ’t Rack en ’t kasteelvan Durendaal; en omtrent Jan vanHarendijck achter Enschot (d.i. deBruystensdijk)

Page 46: heemkundeartikelen van Ferdinand Smulders over Tilburg en ...

46

In 1595 verkopen zij stukken: achter deHoeven; achter de watermolen; op te Hoevenneven erfenisse “den Brandschat”; aen ’tschooffbrucxken neven de waterlaet ‘t “Rack”en aende Baen; en in 1611 bij Damenhoeve;teynden den Veedijck; opt Huyckelemsheyken omtrent het Rack; opte Hoevenomtrent ’t Rack; op ’t Heyken bij ’t Rackomtrent het Schooffbrucxken (Oost: de banenae Gestel; Noord: de wech nae de Hoven);en after ’t Bosch (Zuid: de Boschsteghe;Oost: de Claisterdijck).De Moergestelse weg was de grens tussen degemeyntes van Huikelem en Oosterwijk. Ditblijkt ook uit de verkopingen van stukken vande Oosterwijkse gemeynt, bijvoorbeeld op 10December 1574; een stuk aan de Cleyn heyeaan het Schooffbrucxken; een ander stuk: opte Cleyn heye neven de gemeynt vanHuykelem, de heirbane nae Gestel tussenbeyde lopende. Het Schoofbrugske lagblijkbaar over de Rakloop in de weg tussenOosterwijk en Moergestel.

MEESTAL IN HET NOORDENZoals men ziet: de verkochte stukken van deHuikelumse gemeynt liggen meestal in ’tNoorden van de gemeynt. Het Zuiden zalmen hebben laten liggen als weideplaats voorde schapen en het vee.In 1601 verhuren de gezworenen derHuikelumse gemeynt enige stukken grondachter ’t heiveld “Dannenhoeve”; een stuk bijde Veedijk, tussen 5 persoonsdijck vanTilborgh ende enen varenwech comenden vanden Enschotsen dijck latende den Wijboschaende Oistersijde ende soe rechts nae denbergen toe, streckende van “de Bloecken” N.ten halven bergen toe Z. (Dit stuk schijnt duste liggen ten Noordwesten van het Baksven).En dan nog een stuk, eveneens van hungemeynt ter plaetse genoemt den Wijbosch,

beginnende aenden Scherpenberch ende soede bergen in ende soe totten waterlaetcomende uyten Bacxen ven W. ende de halffbergen mede te gebruyken, ende soe denwaterlaet in totten Wijbosch N., daer dedoelen oft palen te vorens geseth oftgesteken sijn, ende van dien waterlaet oftdoel aff totten uytersten doel toe, die gelegenis bij den wech comenden van denEnschotsen dijck ende lopende door descherpe bergen.

NOG BEKEND?Ik weet niet of de Wijbosch, deScherpenberg en Damenhoevetegenwoordig nog bekend zijn.Misschien weet de Heemkunde-kring vanTilburg dat nog na te vissen; ’t is immerseen gebied vlak bij Tilburg, ten Noordenvan het Bakse ven.

Met de Enschotse dijk is bedoeld hetverlengde van de Bruystensdijk. ’t Kasteelvan Durendaal hoorde niet onder Oosterwijk,zoals men meestal kan lezen in nieuwegeschriften, maar onder Huikelum.’t Was een vrij eigen of allodiaal goed.In het schepenprotokol van Oosterwijk heb ikgeen gegevens gevonden over het Zuidelijkgedeelte van de Huikelumse gemeynt,behalve enige ruzies met Moergestelsemensen, die ten onrechte gebruik maaktenvan de Huikelumse gemeynt.

Wat in “Het Hart van Brabant” gezegdwordt over de grens tussen de gemeyntvan Tilburg enerzijds en de gemeyntesvan Haaren en Huikelum anderzijds, isonjuist; wat de opmerkzame lezer albegrepen zal hebben denk ik.

Ferdinand W. Smulders

Page 47: heemkundeartikelen van Ferdinand Smulders over Tilburg en ...

47

22. 8-11-1951

We kunnen fier zijn op onze familie-namenOuder dan heel wat adel

I

De familienamen zijn al zeer oud in Brabant; vele zijn nu nog in gebruik, andere zijnverhuisd naar andere streken of weer verdwenen. Er kan een bepaalde reden zijn voorhet wegduiken van zo’n naam. De familie van den Bongaert in Schijndel heet naar debuurt, genoemd “den Bogaard” aldaar. In de 15de eeuw echter heette deze familie “vanden Voort”, kennelijk omdat dit geslacht woonde bij “de Voort” te Schijndel.

Terug tot het jaar 1300!Het wonen in een bepaalde buurt kan deoorzaak zijn van het wegduiken van eennaam, die echter later toch weer tevoorschijn treedt, bijv. bij debovengenoemde familie als: van denBogaert alias van de Voort. Ook moetmen er rekening mee houden, dat dekinderen heel dikwijls de naam dermoeder dragen in de Meierij van DenBosch.Zo leefde er in St. Michiels Gestel in de eerstehelft der 17de eeuw een zekere WillemDamen, die optreedt als stadhouder van dedrossaard als schepen en schepenpresident,als notaris, brouwer en herbergier. Hij haddrie huizen op de markt aldaar bij de kerk enin zijn herberg werden de vergaderingen derschepenen gehouden. Hij was de zoon vanDaem Peter Janszoon (van dit geslacht heb iktot nog toe geen familienaam kunnen vinden)en van Peterken Geraert Driessen.Zijn grootmoeder van vaderszijde heetteEerken (d.i. Aertken of Arnolda) dochter vanGeerlinck Lenaerts Schellekens. Een enkelemaal wordt hij naar zijn grootmoeder WillemDamen Schellekens genoemd, maar meestalheet hij kortweg: Willem Damen, en zelftekent hij plechtig: Willem Adams van Gestel,notarius.

Maar zijn kinderen en kinds kinderendragen de naam Schellekens ! . . .Er zijn verscheidene families in de Meierij vanDen Bosch, waarbij dit verschijnsel optreedt.Soms heten de kinderen daarom ook bijv.Wouter Lyën sone, naar de moeder Sofia,terwijl de afstammelingen van Wouter Fyensone de naam van zijn stammoeder dragen(bijv. van Zelant).Dit verschijnsel der moedernamen heeftniets te maken met onwettigheid vangeboorte want het gaat over wettigekinderen uit een wettig huwelijk.Deze metronymie of moedernamigheid ismisschien van matriarchale oorsprong, maarde oorzaak daarvan is wellicht te zoeken ineen cijnsplichtigheid, die langs de vrouwelijkelijnen overerfde, zoals bij sommige vrijwillig-horigen van Vlaamse kloosters het geval was.

Als voorbeelden van deze moedernamen haalik hier enige personen aan uit het hertogelijkcijnsboek van Helvoort van 1380: Henricusfilius Lise (dus Henrick Lizen zoon). Jan Ydenzoon, Aert Hadewigen, NiclaesWeyndelmoeden, Godevaert Grieten zoon,Jan Leyten Engbrekt Aven zoon (Engelbertusfilius Ave), Gerart Hillen (Gerardus filiusHille), Henrick Wouter Sophyen zoon,Hendick Truden, Peter Nezen (Nees is eenverkorting van Agnes).Dikwijls zijn deze moedernamen later vastefamilienamen geworden, zoals Leyten enHillen enz. Men moet veelal tot de 14de en15de eeuw teruggaan, om te kunnenvaststellen dat zulk een geslacht inderdaadnaar een dan levende voormoeder genoemdis.

VADERNAMENEr zijn ook patroniemen of vadernamen diereeds in de 14de eeuw ontstonden en daarnaeen vaste familienaam werden. Walraven is,zoals men weet, een voornaam (ookvoorkomende in de verkleiningsvorm Wellen).Nu woonde er in Enschot in het begin der15de eeuw een familie Walraven, bijv. eenMelis Jan Walraven. De naam “Walraven” isdan reeds een vaste familienaam zoals uit deteksten te bewijzen is. In Den Bosch leefdetot in de 18de eeuw een familie Loden ofLoyen. Deze heb ik nagezocht van 1700 tot1400. In de 17de eeuw was een grootgedeelte dezer familie beenhouwer ofknokenhouwer en velen ervan waren op debeurt deken, gezworene of keurmeester vanhet Beenhouwersgilde aldaar. Anderen,neven of achterneven, van debeenhouwerstak, oefenden een ander beroepuit, zoals kremer of koopman en timmermanenz. In de 16de eeuw houden zij zich ookbezig met bierbrouwen en nog eerder warenzij korenhandelaars (en pachtten dus veeltienden en hadden huizen en bewaarplaatsentussen de Lepelstraat en de wal, alwaar dekoren-stapelplaats was).In de 15de eeuw zijn er ook schepenen uit ditgeslacht Loden. Het was een voornaamgeslacht dat vele hoeven en landerijen bezatin de Meierij en levendig handelt en

Page 48: heemkundeartikelen van Ferdinand Smulders over Tilburg en ...

48

onderhandelt. Er is daarom zeer veel tevinden over deze familie in het BosscheSchepenprotokol (dat teruggaat totomstreeks 1365). Dat is wel plezierig; wanttot vervelens toe ziet, men deze Lodensoptreden. ’t Gaat ook veel over geldzaken.We komen tenslotte terecht bij ReynderLoden, zoon van Albert Lodenzoon. AlbertLoden zoon was reeds dood in 1392. Uit deaanduiding van de naam van deze Albertblijkt dat hij een zoon is van Lode ofLodewijk. Nu is het zo goed als zeker, datdeze Albert de zoon is van LodewijkAlbertszoon van Bussel, omdat Reynder, zoonvan Reynder Alberts Loden, als schepenhetzelfde zegel voert als Lodewijk van Bussel.Trouwens alles wijst er op, zoals ook denaam Albert. Precies bewijzen met de tekstenkan ik het op ’t Ogenblik niet, maar het isgemakkelijk aan te tonen als men het BoschProtokol doorkijkt. In ieder geval staat hetvast dat de naam Loden reeds vóór 1400 bijde kinderen van Albert Loden zoon een vastfamilienaam was. “Quod eratdemonstrandum” zouden de wiskundigenzeggen.

ALLERLEI MOGELIJKHEDENFamilienamen kunnen niet alleen afgeleid zijnvan vader- of moedernamen; of vanplaatsnamen of buurtnamen (zoals van Eerselof van Iersel, en van den Bogaert, van denLeempoel, Venmans enz.) Er zijn immers nogallerlei mogelijkheden voor de naamgeving.Hoedanigheden van alle slag kunnen daarinvastgelegd zijn; daarvoor zijn de bijvoeglijkenaamwoorden zeer geschikt: de Bont, DeGroot, de Cort. In Oosterwijk vind ik defamilienaam Boef in de 15de eeuw (Boefbetekent oorspronkelijk “een jonge knul”; ditwoord heeft dus nog niet de huidigeongunstige betekenis). Oude beroepsnamenzijn: die Moelneer (later die Molder) die Smitof Smits, Timmermans, die Jeger (d.i. Jager),die Becker (d.i. Bakker), die Segher (d.i.zager), Hanscoemeker (d.i.handschoenmaker), Keeskoper enz. Allemogelijkheden des levens weerspiegelen zichin de familienamen. En deze komen inBrabant reeds vroegtijdig voor.‘t Was evenwel de gewoonte om de naam vanvader en grootvader achter de voornaam tezetten; men sprak er van: Jan Peter WillemOerlemans zone of kortweg Jan Peter Willemszone (in de 15de eeuw dikwijls ook: Jan PeterWillems zone).Men wilde duidelijk de afstamming tekennen geven,om voornoemde Jan te

onderscheiden van Jan Peter JanOerlemans en van nog andere Jannenbijv. Jan Willem Jan Oerlemans enz.Het wegblijven van de familienaam is veelaltijdelijk; hij duikt wel ergens weer op.

DOOP EN TROUWBOEKENDe pastoors hadden de slechte gewoonte inde 17de eeuw de familienamen zeer dikwijlsweg te laten in de doop- en trouwboeken.Daarom moet men de Schepenregistersraadplegen: daar staan de mensen met hunechte naam te boek.Als de pastoor een Theodorus doopt, dan isdat geen Dorus, maar een Dirk, zoals men inde Schepenakten kan zien. De pastoorsverwarden de Germaanse naam Theodericus(Diederik of Dirk) met de Griekse naamTheodorus, welke in de middeleeuwen nooitvoorkomt.Iemand die tegenwoordig Dorus heet,kan er van verzekerd zijn, dat hijeigenlijk Dirk moet heten naar een zijnervoorvaderen van vóór 1880!De Nederlandse naam voor Arnolda wasAertken of Eerken (hetgeen ik kan bewijzen).Wat maken de doop- en trouwboeken er van?In Schijndel vond ik Honora (Ja “eer” is in ’tLatijn “honor”!).De Germaanse naam Heyliger wordtveranderd in Sanctior, (Ja, “heilig” is“sanctus”, “heiliger” is “sanch’or”.....) maarnog erger: tot Tossanus (dat is potjes-Latijnvoor ’t Franse: Toussaint!)Neen, mijnheertje uw voorvaders heettenniet Antonius of Godefridus of Arnoldus maardoodgewoon Antony, Goyaert en Aert, zoalsge zelf in Nederlandse schepenakten kuntzien, waarin ge ook meest al telkens defamilienaam aantreft. Genoeg hiervan.

VERDER DAN DE ADELDe nieuwbakken adel uit deze en vorige eeuwkan dikwijls niet verder terugkomen dan de17de eeuw. (Dat vinden ze in Holland al oud).Ook het zich zo noemende “Patriciaat” blijftveelal in de 16de en 17de eeuw steken (en danhebben die eens een familienaam).Maar de oude Brabantse geslachten (ook deboeren) gaan terug tot 1300 of in ieder gevaltot in de 14de eeuw. Ik vond al in ’t jaar 1300een Wouter Pigge in Berkel. In de streektussen Tilburg en Den Bosch vindt men in de14de en 15de eeuw familienamen, die daar nunog levend gebruik zijn. We kunnen daaromtrots zijn op onze eeuwenoude familienamen.

Ferdinand W. Smulders

Page 49: heemkundeartikelen van Ferdinand Smulders over Tilburg en ...

49

23. 29-11-1951

NOG EENS ONZE FAMILIENAMENZelfs ouder dan de Hollandse Gouden Eeuw

II

Vorig jaar heb ik uit Brussel twee hertogelijke Cynsboeken van 1380 naar Den Boschlaten komen, n.l. een van Oosterwijk e.o. en een van Oerle e.o. Van Helvoort heb ik allenamen der cynsgelders overgeschreven; ’t is een soort bevolkingsregister, althans eenlijst van grondbezitters. Van de andere plaatsen tekende ik alleen de merkwaardighedenaan. ’t Is jammer, dat ik alle Tilburgse namen daaruit niet heb overgenomen. Dat zoueen aardig overzicht geweest zijn van de Tilburgse mensen.’t Zou mij nu te pas gekomenzijn. Men kan daarin ook allerlei merkwaardige voornamen vinden, dikwijls in deverkleiningsvorm of als “koosnaam”.

Bent u hier familie van?’t Kan wel nuttig zijn uit de cijnsboeken van1380 enige namen aan te halen; want telkenskan men nog anno 1951 horen beweren, datNapoleon de familienamen heeft ingevoerd.Dat kunnen we niet in “bonam partem”opnemen, want Napoleon heeft alleenmaar de bestaande familienamen latenvastleggen in de Burgerlijke Stand (en inBrabant had iedereen toen al eenfamilienaam) en aan iedereen die noggeen familienaam had, de verplichtingopgelegd zulk een naam te kiezen en telaten vastleggen (in Brabant meestalalleen Joden).

Daar ik meen, dat de Tilburgers niet zoeenkennig zijn, om helemaal geenbelangstelling te hebben voor de nabij-gelegen plaatsen, waag ik het er op te gaanschrijven over de familienamen uit hetcijnsboek van Helvoirt omstreeks ’t jaar1380. De familienamen staan of wel in ’tNederlands of in ’t Latijn geschreven, maarhet Nederlandse komt onder dit vreemdekleed toch duidelijk te voorschijn, ook in devoornamen. Beertkinus klinkt heelindrukwekkend-Latijns, maar dit isdoodgewoon Beertken of Bertken, dus eenverkleinwoord van een der namen die op Berteindigen (Gijsbert, Lambert enz.).

EEN HELE RIJIk geef hier namen in het Nederlands. In hetene boek staan van blz. 30 tot 50 cijnzen inHelvoort op St. Thomas-dag. Ik beginvooraan en geef terloops enigeophelderingen.Aert van Lorevoert (de Loorvoort of Leurvoortligt aan de Zandley ten zuiden van Kromvoor)Willem Geritsz, Berkelman, Wouter Brocken,Aert Berwout (een Bosschenaar) AertCoelborne, Henrick Rosinc, Aert Koyt, GijbVette, Godevaert van der straten, Symon vanDiefhout, Jan van Poppel, Henrick Diedericsvan Gestel (het zuiden van Helvoirt heetteook Gestel) Aert Poynenborch (later:Pijnenburg), Hessel Goerlemans, Jan van

Helvoert, Gerit Hollander, Aert van denKerchove, Aelbrecht Sceenken, Wouter vanden Nuwenhuys (de Nuwenhuys is de oudenaam van de Haarense buurtschap Noenes)Jan van der Bruggen, Aert van den Bloc, Bacvan Corvel, Bits van Os (Bits is deNederlandse naam van Benedictus), GeritBrentens, Gijb Bollarts, Aert Daniëls, UterHautart, Willem Glavimans, Maarten, zoonvan Cop Govye (Cop is een afkorting vanJacob, Iets verder staat er in ’t Latijn:Coppo), Gerit Meelmans, Wouter Scampart,Marcelis van Cromvoert, Godevaert Loyart,Coel Woutgers van Liemde, Henrick vanMulsen (Mulsen is de oude naam van hetBoxtelse gehucht Munsel), Joffrouw Ermgardvan Weethuzen, Aert van Waderle (d.i. vanWaalre), Gielis Akerijns van Vucht, Jan vander Hoeven (d.i. Verhoeven), Everaert vanHintem, Jan Daniels van Essche, Jan van Lier,Jacop van Laerhoven, Lijsbeth vanHaseacker, Jan van Luzel (die van Luissel),Engbrecht van Loen, Godevaert Meyers,Meeus van Hoesden, Grielis Scoerwegge,Godevaert Hugenoys, Jan Spiker, Aert vanEijntoven, Elisabeth Weyhazen, Jan vanRijswijck, Jan van Uden, Engbrecht vanCrekelhoven, Elisabeth van den Venne,Engbrecht Zeghers (d.i. Zager, in ’t LatijnSarrator), Jan Nouden (dit kan betekenenJan, zoon van Noud of Arnold, maar daar erstaat: de hereditate Johannis Nouden, zal“Nouden” al een vaste familienaam zijn, laterNouwens), Aert van den Velde, Engbrecht dieWever, Grielis van den Dystelberch, PeterHoeft, Willem Coman, Gijsbrecht van denLeempoel, Oda van der Meer, Gerit VoskenHenrich Jongelinck, Godeschalck Roesmont(een Bosschenaar) Symon Bulle, (familie vanJohn Bull!), Gijsbrecht Maechgelman,Gijsbrecht Piggen, Nicolaes Scilders, JutteVlemincs, Gijsbrecht Koet, Jan Smeyerman,Grobelijn van den Berghe, Truda van denWoude (nu: van de Wouw) Gerit Spilmeker,Jan Noykens (Noyken is een verkleinwoordvan Noud of Arnold), Wouter van Oekel,Ghijsbrecht Beyer, Jan Bierman, Gerit Witloc,Wouter Toyt, Jan van der Vriesdonc,

Page 50: heemkundeartikelen van Ferdinand Smulders over Tilburg en ...

50

Gijsbrecht met gemake, Herman Back, Janvan Best, Godevaert Dachvelies, Henrick vander Voort, Willem Mol, Henrick van den StakeAleyt Coremans, Henrick Wergaren, Hermanvan Oerscot, Henrick van Zonderwijck,Niclaus van Aerle, Diederick die Bont, HenrickSticker, Peter van Yper, Henrick vanVeltecker, Jan Dicbier, Jan van der Rijt,Diederich Bolant, Jan van Wergershuzen,Hubrecht Steenwech, Margriet van Riel,Henrick van Berne, Henrick van Diest, Janvan den Dijck, Godevaert van Stratem, JanHollen, Jan Appel, Wouter Stocman, Jan Vos,Jan die Rademeker, Willem van Nulant, JanCoylaert, Ywan van den Grave, GielkenScutter, Jan die Ridder, Jan van Rode, Janvan Zijtwinnen, Jan van Eyck, Jan Passier,Wouter van Beke, Jan van Tiel, HenrickPotter, Jan Slotel, Jan Voet, Jan Straetman,Ceel Wirocs, Wouter Dorman, WouterMeynart, Henrick van Mierde, Weyndelmoetvan der Hullen, Willem van der Putte,Diederick Scolmont, Herman van Boerde (d.i.van Beurden), Rielof Koyt, HenrickBruuweder, Margriet van Gobertingen, Janvan Spul, Niclaes van Beerze, Aert die Snyder(kleermaker), Elisabeth Snoys, DiederickHacken, Gijsbrecht Peelmans, Henrick Corte,Ludeken Hagens, Bertout Stempels,Godevaert Posteel, Willem Coc, Diederick vanden Aker, Wauter vanden Loe, DiederickFloren, Jan Loze, Wauter van Duren, Willemvan Geffen.Willem van Laerven.

OOK IN TILBURG BEKENDTussen bovenstaande namen treft men erook aan, die in Tilburg, nu en vroeger,bekend zijn. Veel andere namen heb ikovergeslagen (van het type: Jan Nouden,Willem Floren), omdat het niet duidelijk is, ofhet al een eigenlijke familienaam was. Zelfsals zou blijken bij nader onderzoek, datsommige namen niet bestendig bleven inlatere tijd, dàn nog waren deze namentoentertijd de noemnamen van die mensen .Velen ervan leven nu nog, zoals vanLaerhoven, Berkelmans, Brocken, Witlocxenz. Talrijk zijn ook de namen, die men in de15de en 16de eeuw weer terugvindt in Helvoirtof omgeving.

Een Napoleon is er niet bij te pasgekomen. Onze beschaving is ouder danNapoleon, ja zelfs ouder dan deHollandse Gouden Eeuw.Wie in Holland (de randstad Holland) eenfatsoenlijke naam heeft, stamt uit Brabant ofGelderland. De eigenlijke Hollanders haddenvroeger meestal geen familienaam en kregenlater namen als: Pot, Bot, Kot enz. ofPieterse, Janssen en Willems. Zij hebbenmisschien wat aan Napoleon te danken, wijechter niet. Dus hulde aan onze Brabantsevoorvaderen!.

Ferdinand W. Smulders

Page 51: heemkundeartikelen van Ferdinand Smulders over Tilburg en ...

51

24. 12-12-1951

Tilburg e.o. in vroeger eeuwen

Oude familienamenVele namen zijn verkeerd vastgesteld

III

De vorige keer heb ik een hele waslijst met Helvoortse familienamen overgeschreven uiteen cijnsboek van 1380. Ik wil nog even wijzen op de tegenwoordige namen met eentweede-naamvals-s, die eigenlik niet bij de naam hoort. In de 14de en 15de eeuw heetiemand Gijsbert Berkelman. Als deze een zoon Jan had, heette die ook Berkelman. Omdatmen evenwel de vadersnaam liet volgen op de voornaam, werd zo iemand aangeduid als:Jan Gijsbert Berkelmans zone.

De namen van op -art of -aert vertonenhetzelfde verschijnsel als bovenvermeld. AlsPeter Mannart een Jan had, heette dienatuurlijk ook Jan Mannart, maar werd, omzijn afstamming aan te duiden ook genoemdJan Peter Mannarts zone.Zo zijn de tegenwoordige tweede-naamvalsvormen te verklaren. Ook bijv. JanPeters Beren zone (d.i. Jan die Beer, zoonvan Peter die Beer). Soms bleef deonverbogen vorm in gebruik bijv. Schraven(vroeger ook sGreven; de eigenlijke naamwas: die Greve d.i. de Graaf). Anderevoorbeelden daarvan zijn Schrauwen,Smulders, Smetsers (ontstaan uit de Grauw,die Molder, die Metser). Het is echterverkeerd uit het voorkomen van een JanDirck Sbonten zoon te besluiten, dat defamilienaam Sbonten was. Nee, die was: dieBont.

NOG EENS CIJNSBOEKEN VAN 1380Ik kan moeilijk aan de verleiding weerstaan,om nogmaals enige namen aan te halen uitde cijnsboeken van 1380. Ik heb echter maarenige dingen aangetekend, die ofwelmerkwaardig waren ofwel in mijn kraam tepas kwamen (bijv. veld- en gehuchtnamen).In werkelijkheid staan er veel meerfamilienamen in. Het ene boek (van deomgeving van Oosterwijk begint met Mierde.Daar woonde Aert Lachgart (Hij is de zoonvan Gerard Lachgart; maar ik zal de naamvan de vader weglaten ter bekorting). Ik daarook een Godevaert Nesen; (een van zijnvoormoeders zal Agnes geheten hebben). Erwas daar een Hornincmanshoeve; er zal dusvroeger een familie Hornincman (d.i.Hoekman) geweest zijn. Er woonde eenParidaen vander Beke en een PeterVerkijnder (d.i. van der Kinderen). Daarnavolgt Beek: daar vinden we Aert van Rovoert,Henrick Goerman, zoon van Noud vandenEynde, Jan Panis, Jacob van den Hove (of vanHoof), een familie Putman. Henrick van Baestalias van Gizel en Niclaes van Spaendonck.Dan volgt Helvoort. Daarna vinden we onderOosterwijk (waarbij Haaren, Udenhout,

Berkel, Enschot en Huikelom, benevens ookcijnsen in Tilburg): Aleyt dochter van NoudHagetissen, Aert van Crekelhoven, Aert Koyt,Gijb Vette, Diederick Wange, Aert Walraven(dit was een smid), Aert Cleynael (vanOorschotse familie), Jan Hoelbuyc, Aert vanBeke, Bruysten van Andel, Bruysten vandenBosche, Bruysten Palart, Henrick van denWoude (d.i. vande Wouw), Willem Costers,Elisabeth van Heyst, Elisabeth Otten,Engbrecht vanden Hezeacker, Gielis vanGoirle, Willem Glaviman, Erijt Proyser,Robbrecht van Wisschel, Jan Toyt, Jan Vos(een brouwer), Gielis van Doerne, NiclaesNerinc, Jan Stijnen (in de 15de en 16de eeuwwoonde er een familie Stijnen in Oosterwijk,die afstamt van Henrick Christinen vanEyndoven), Erijt Beer, Henrick Piggen,Godeken Necker, (Godeken is eenverkleinwoord van Godevaert of Godfried),Gerijt Hollander, Godevaert Poynenborch,Bartholomeeus van Amersvoert, Henrick dieCort, Henrick van Broechoven, Gijsbrechtvanden Hovel, Herman die Ridder, DiederickWolf, Gijsbrecht vanden Leempoel, Hendrickvander Scoer, Henrick Haen, Hessel Snabbe,Hessel vander Borch, Henrick vanden Broeck,Henrick Vierpenninc, Aert Broc, HenrickBloys, Henrick van Ele, Henrick van Boerden,Jan Honiman, Jan van den Dijck, Jan Boc, Janvan Eerssel, Wouter van Oekel, Jan vanHaren, Peter van den Pasghe, Jan Feytcoren,Henrick Plume, Jacob van Laerhoven, JanVleminc, Peter van den Pas (vgl. hiervoor vanden Pasghe d.i. vanden Passche), LambrechtVannijn, Matheeus Posteel Gerit van Berkel,Jan Brock, Jan Stert, Peter van Dovelo,Diederick Hixspoer, Peter Judas (later heet defamilie “Joden”.Dit zijn geen Joden, maarheten naar een voorvader die deapostelnaam Judas draagt), Ludeken Hagens,Jan Coptien, Roelof Roesmont, LaureynsCopal (dit is geen Franse naam, maarbetekent “koop-al”, iemand die van allesopkoopt), Stina Steenvoet, Franck vanBelver, Jan van Hemert, Peter Hoeft, GerijtNeve, Diederick die Rover, Willem van

Page 52: heemkundeartikelen van Ferdinand Smulders over Tilburg en ...

52

Liedevelt, Willem vanden Hoeck, WijtmanZwaens.

TILBURG EN GOORLEHet laatste gedeelte van dit boek bevat decijnzen van Tilburg en Goorle op St.Stevensdag. We vinden daar: AelwijnSculenborch, Aert Valent, Bac Bertouts, GeritStart, Denijs die Bere, Willem Busteel, ErijtRoekeloos, Franck Paen zoon van WauterSmits, Godevaert van Heyst, Amijs van derHasselt, Wauter van Maerle, Gerit Crillart, JanScellekens, Henrick die Cort, Jan Ommaten,Henrick Peyman, Henrick Everdey, Hermanvan Boerden, Henrick Wisse, Jan Stappart,Jan Hagart, Jan Betten, Peter vander Stegen,Peter Brune, Peter Velleken, GodevaertDercoman, Willem vander Wilt, Gijsbrecht dieVisscher, en Henrick Plucvel.Het andere cijnsboek omvatte de cijnzen vanOerle en omgeving. We zullen even een blikdaarin werpen en zien dan in Strijp: AertHorter, Gijsbrecht Kuyst, Henrick Quadepanten Roelof Borcoet.In Stratum woonden toen: Aert Gestelmanalias die Vrier (de Vrijer?!), ook al een JanCopal, Aet IJsbout, Aert Priem, HenrickSuperken (die luste-n-‘em!), GijselbrechtMaechgelman en Jan Porken. Onder Oerletreffen wij aan: Henrick Bloys en Maria vanCobbuyc.Onder de cijnsgelden onder Eersel (waarbijBergeik o.a.): Aert Muysters, ElisabethClepel, Elisabeth Box, Willem van Eechoven,Gerit vander Hobbelen, Gevaert Kempener,Gijsbrecht Hobbelmans (bij Rijthoven lag “deHobbel”), Spiring van Boge Henrick Smeke(d.i. Smedeke of Smidje; hij betaalt cijns uitzijn”smisse”), Jan Bierman, Jan Scof, LeytaSindbier (nou, nou) en Wouter van Berausel.Daarna volgt Lommel, dat ik oversla evenalsVessem. In “Winterle” vinden we een JanWinterman.Van Beerze heb ik geen familienamenaangetekend.Dan komen we bij Oorschot en vinden daarGijsbrecht van Audenhoven, Jan die Bresser,Jan die Cort, Jan van Raffendonc, HenrickOem; Jan Vleminc, Jan vanden Ven enz.

Familienamen zijn er genoeg in de 14de

eeuw, zoals men ziet.Twijfelachtige gevallen heb ik overgeslagen.Alleen een nader onderzoek zou kunnenuitmaken, of we met een echte familienaamte maken hebben of met een kortstondigebijnaam. Vooral bij de patroniemen of

vadernamen weet men niet op het eerstegezicht of die namen al vaste familienamenzijn. Als men dat nader heet uitgevist, blijktdikwijls van wel, zoals de namen vanWalraven, Otten Stijnen, Leynen enz. Defamilie Leynen woonde in Udenhout en stamtaf van Lambrecht Leynen (overleden vóór1461), welke een gelijknamige zoonLambrecht Leynen had. Deze laatsteLambrecht heet in 1472 ook Lambrecht inden Plasch; hij was o.a. kapelmeester inUdenhout. Vanwaar die naamsverwisseling?Hij heette naar “die Plas”. Hij kocht een cijnsuit de hoeve “ten Plas”.Zijn zoon Robbrecht draagt nog de naamLeynen. De kinderen van Robbrecht hetenLeynen, behalve een: Lambrecht,die zichnoemt Leynen vanden Plas of Leynen aliasvanden Plas. Van deze laatste Lambrecht, zalde bekende Udenhoutse familie van de Plaswel afstammen, denk ik.Nu ik het toch over de Udenhout heb, wil ikbesluiten met de familie Kruissen aldaar. In1542 leefde er een Symon Matheeuwsen, dievoor 1547 overleed. Hij had een zoon, dieAnthonis Simons heette. Deze was de vadervan Adriaen Thonis Simons. Deze familiewoonde in Udenhout en Berkel.Zoals men ziet: deze familie had nog geenfamilienaam; althans ik heb er vóór de 17de

eeuw geen familienaam van gevonden. Dezefamilie woonde zeker bij een of ander kruis,bijvoorbeeld een kruisbeeld dat opgerichtwerd op een plaats, waar iemand vermoordwas. Plotseling duikt de naam “Cruys” op in1633. Dan vinden we: Geraert sone wijlenJan Adriaen Cruyssen of Gerit Jan Cruysse.Soms is de naam ook Cruyce. Deze naamblijft gedurende de 17de eeuw soms weg,totdat hij in de latere tijd een vastefamilienaam wordt.

VOOR ALTIJD FOUT?Tegenwoordig is de familienaam vastgelegdin de Burgerlijke Stand,evenals de veld enbuurtnamen op het kadaster en deTopgrafische kaarten. Helaas zijn vele namen(ten eeuwigen dage?) helemaal verkeerdvastgelegd door onkundige vreemdelingen.Dit is nu eenmaal de stupiditeit oftewelhalsstarrige verstaring der 19de en 20ste

eeuw. Ambtenarij en eindelozestaatsbemoeiing. Vergeleken met demiddeleeuwen is het tegenwoordig eengereglementeerde, gemummificeerde dooieboel. ’t Is een soort ingeblikte beschaving.

Ferdinand W. Smulders

Page 53: heemkundeartikelen van Ferdinand Smulders over Tilburg en ...

53

25. 31-12-1951

Tilburg e.o. in vroeger eeuwen

Oude familienamenTilburgse en Goirlese namen omstreeks het jaar 1420

IV

Om een overzicht in hebben van de Tilburgse en Goorlse familienamen, heb ik het oudsteSchepenprotocol van Oosterwijk nog eens ter hand genomen. Dit begint in Augustus1418 en loopt door tot en met 1421. Ik ben blijven steken in 1420 wegens anderesnuffelarijen en ik behandel dus de jaren 1418, 1419, 1420.

Nog eens ’n greep in Oisterwijk’s oudsteSchepenprotocolDe eerste naam die we aantreffen is MathijsHoefkens, zoon van Aernt Hoefkens, die 1mud rog erfpacht verkoopt aan Jacob JanJacobs uit de Heesbeempt in Goerle, liggendetussen land van Ghijsbrecht Becker en landvan Jan van Bredehese. Daarna vinden weJan zoon van Wouter de Wit (er staat Janzoen wilneer Wouters Witten), die aan Janzoon van Wouter Back Ommatenverschillende landerijen verpacht o.a. landaan den Bercdijk tussen Heyn Peyman enGhijsbrecht van Ghierle; land bij dewindmolen van Corvel tussen Godert WouterBack Ommaten en Peter Cortrosijn (d.i. Peterde Kortrijkenaar); een stuk in een heihoeveneven land van Michiel Heynen; een beemdop te Dongaa neven Reynk Crillart; en eenbeemd tussen Henrick Moelneer en Katelijn,“wijf” van Wouter Back voornoemd.Dan volgt Katelijn dochter van Jan vanGhyerl, die aan Ghijselbrecht, zoon vanHenrick van Gierle verkoopt een stukbroekland bij Lievegoor tussen Gerijt dieScilder en Ghijsbrecht van Aerle; en eenbeemd in Dalem neven Wouter Landegoeds.Dan treedt op: Jacob zoon van Jan AertHoutappel.Jan Meynaert had drie zonen: Claes, Jan enGherijt en drie dochters: Lijsken (ongehuwd),Kathelijn, gehuwd met Jan Paep zoon vanPeter Start en Ida gehuwd met Willem Petersvanden Gheyn. Deze kinder verkopen aan JanAert Jan Aertszoon een stuk land aan deHasselt neven de erfenis van Gherijt zoonvan Rode Gherijt.Aldus was ik begonnen. Het zou eenprachtige overzicht worden.Ik voelde mij alzo’n beetje notarisklerk. Maar aangezien ikde veldnamen al behandeld heb, leek het mijoverbodig die namen te herhalen. Trouwenshet is nogal omslachtig werk en het duurde telang. Op die manier zou ik de helft van hetboek moeten overschrijven.

IN’T KORTDaarom heb ik de families in het kortopgetekend. We zien optreden een PeterBeyen (of liever Bey), Peter Haggart en Meus

lang Meusen zoon; Aernt van Loet en Jan vanden Eynde.Op fol. 3 Jan Henrics zoon van Boerden, dieaan Jan Janszoon van Eersel beemdenverkoopt, die hij verkregen had van WouterSceenken. In Goorle woont Mijs Weeldmanaan de Kerkweg evenals Willem Luyten.Sommige namen laat ik weg als ongeschiktvoor publikatie. In Tilburg woonde HenrickToyt, Maes Weyhaes en Goeswijn Stappertneven Back Gudelen. Verder: Vranck Poppenzoon en Wouter die Potter.Op fol. 4 verso zien wij verschijnen WijtmanJan Wijtmans, Heilwich Blocman, Jan Blieck,Wouter Jan Jacobs, Gherijt Kuycman, WouterOerleman en Willem Huben zoon van Riel.Op fol. 5 vinden we Jan zoon van Jan WouterMeus zoon in Goorle met Jan Hilgaerden enSimon Melis. Op ’t Korvel woonde Mathijs dieMolneer naast Heyn Smyt en Griet PeterSnijders dochter.Fol. 6. Alout zoon van Jan Smeyerman hadeen beemd achter Mal neven Beris van Oerleen Willem Reynkens. Hij verkoopt die aanGherijt Pyers zoon van Maes Peyers tenbehoeve van zijn broer Jan Smeyerman. Aande Groenstraat vinden we Meus Venman zoonvan Gherijt Moelner, Jan van Gochen Engbrecht zoon van Rode Wouter.In Goorle woonde Heylwick dochter van JanSoffaert, Willem Kepken en Jan vandenKerkhove.In Tilburg ontmoeten wij Jan Wouter Franszoon, Daneel zoon van Jan LanghDaneelszoon van der Stochasselt, ClausWouter Rode Gherijtzoon en Heyluick devrouw van Henrick Lang Daneelszoon. Janvan Heyst en Gherijt van Boerden zijn ookpresent. Maes zoon van Maes Gheenken enKathelijn vanden Laer treden op alsmedeHenrick Minneboeds en Kathelijn vandenRode.Fol 7. Bij de Horevort vindt men Moers(waarschijnlijk Mauritia) dochter van PeterEygheman, Gherijt Wisschart, Wouter Huben,Ghijb die Becker en Peter Stelaert.In Goorle (fol. 9) woonde Meus vandenZande, Jan Bellaert, Lambrecht vanden Laer,Peter vander Voert en Meus Jongelinx. Gherijtdie Bont was de zoon van Gherijt Bastaert.

Page 54: heemkundeartikelen van Ferdinand Smulders over Tilburg en ...

54

(Ook in Goorle) Bij ’t Korvel treffen we aan:Cleys die Volder, Willem Peter Noyens, JanPeyman en Heyn Neven.Bij de Voetelenbrake vinden we Alaert zoonvan Alout Smeyerman. Godevaert die Vettreedt op met Gillis Bacs, Lijn Scellekens enGijsbrecht van Aerle.Vanaf fol. 10 volgt het jaar 1419.Op fol. 11 zien we Peter Nouwen, MargrietVels, Aelwijn Sculenborch en Matheus JanPeymans zoon. Op de Veldhoven woondeDaneel Willem Grieten zoon en GodevaartVet. Bij het Korvel zal wel gewoond hebbenWillem Hendricks Smeets zoon van Korvel.Daar vinden we ook Wouter Torren, enBeyken Anchems.Op fol. 13 treffen we bij Broekhoven Henrickzoon van Jan Leyten.Op de Veldhoven (fol.14) Willem van Rielzoon van Lambrecht Wijns en Aert vanderScuren.In Goorle (fol. 15) Engbrecht Vanny zoon vanLambrecht Vanny, gehuwd met MargrietPeter Haermans dochter.In Tilburg verbleef Heyn Bloemmaert. BijOerle vinden we (fol. 16) Hendrick Neve,Willem Onmaten, Claus van Ethen en JanScuyten. Bij ’t Heesbroeck: Jan Roggen.Elders in Tilburg: Jan die Wever, en op LovenJan Lemans en Ghijb die Beer.Gherijt van Broechoven, verhuurt (fol. 18)aan Jan die Beye, zoon van Claes Nycoelseen huis en hof aan de Hovel in Tilburg voor9 jaar.De jaarlijkse huur bedroeg 23 lichtgulden(waarbij staat aangegeven dat 1 lichtguldende waarde had van 3 licht scilden). Dehuurder moet elk jaar voor eigen rekening op’t huis 4 vimmen stro dekken. Verderverhuurt voornoemde Gerit aan Jan tweeblokken van 21 lopensaten land (tegen 4lopen rog per jaar voor iedere lopense) eneen stuk land genaamd dat Dorenstuck in dieScyne (voor 6 lopen rog per jaar); verder nog9 lopense land in twee stuken in de Scyne(voor 3 lopen rog per jaar voor elke lopense).De huurder moet betalen de cijnzen, diedaaruit gaan, en mag die afhouden van dehuur. Deze akte is verleden op Dinsdag naSt. Geertruid 1419.Bij de Hasselt vinden wij het echtpaar PeterJan Haghaerts en Jan dochter van JanSavendonck.

Op fol. 19 zien we dat Kathelijn Venmans,dochter van Dirck Venmans opdraagt aanhaar zwager Peter Lambrecht Comans(getrouwd met Marie dochter van DirckVenmans) een stuk land aan ’t Ven inWesttilburg tussen Griet Venmans en EmkenVenmans. Men moet bij deze laatste naamniet denken aan Emma, want op fol. 35 heetdeze persoon Engbrecht Venmans (aldaar issprake van ditzelfde stuk land, dat weerverkocht wordt). Verder zien we op fol. 19verso optreden Elisabeth Jan StoepdochterJan uten Loe, Peter Tichelberch, WouterRobben en Dirck die Luwe (d.i. later deLouw). Aan de hoeven vinden we fol. 20 JanBorchman en Heilinck dochter van Jan dieLangwever.We bladeren nog wat verderen daar iswaarachtig Alijt van Buten, dochter vanGherijt van Buten. Zij is uit Goorle en treedtop met Jan van Dongen en Pauwels vanApkovenOp ’t Korvel woont het echtpaar Gerijt Hubenen Juet Rynckeleer. In Goorle woonde Idadochter van Gherijt der Kinderen(fol. 28) enDiderick Exerdey (fol. 29). In Tilburg woonde(fol. 30) toen al een Elisabeth Horevoerts. (Ofzij toen al Trappistenbier tapte, staat er nietbij) Op fol. 31 zien we een Godert Buckincsen Jan die Heerde. Op fol 38 MathijsCoremans. En iemand met de naam: Janmoeder yden zoon.In Goorle treft men Jan die Bie, zoon vanAnchem Otten. Bij de Veldhoven: Jan HenrickZomerszoon. Op fol. 40 blijkt dat Jan Jansz.van Arendonck getrouwd was met Sanne AertRoekeloos dochter. Jan van Oerle is een zoonvan jan Kegheleer.Op fol. 46 vinden we Wouter Back, zoon vanWillem Timmerman. Daar vinden we ookElisabeth Hebscaeps. Op fol. 53 treedt opheer Willem Witbol, priester, en Aert vandenValgaet. Willem van Haestrecht en Jan BackBertouts treden natuurlijk ook op.Dezelfde personen of hun familieledenworden meer dan eens genoemd in deschepenprotokol.De bedoeling van dit stukje is enige gedachtete geven van de families in Tilburg en Goorle.Ik ga er niet verder mee.Wie wil zoeken kanterecht op het Rijksarchief in Den Bosch. Enwie zoekt, die vindt altijd wat.

Ferdinand W. Smulders

Page 55: heemkundeartikelen van Ferdinand Smulders over Tilburg en ...

55

26. 19-1-1952

Tilburg e.o. in vroeger eeuwen

De Grondheerlijkheid BerkelUit oude geschriften

I

De bronnen, waaruit ik geput heb voor de volgende, zijn de boeken van het Leenhof vanBrabant, twee cijns- en leenboeken van “den Heer in Berkel”, nog aanwezig op deTorentjeshoef, en enige cijns- en leenboekjes van “den Heer in Berkel”, alsmede eenSchouw-kohier van Berkel (1549 - 1800), welke berusten in de verzamelinghandschriften van het Provinciaal Genootschap.

De Torentjeshoef aan de oude Kraanse straatin Berkel schijnt te staan op de plaats, waarvroeger een omwaterd huis, genaamd “deOude Schouwe” gebouwd was; dit huis met12 bunder land vormde een “hoeve lands”.Door de grachten van het huis stroomde eenwaterloop. De naam Oude “Oude Schouw”werd ontleend aan het “recht van schouw”over wegen, paden en waterlopen. Daaroverzal ik later meer vertellen.Hoe oud is dit goed? Dat lezen we op fol. 1van het “Leenregister vanden HeerlijckenLeenhove en Heerlickheyt in Berkel”(uit de18de eeuw)?Jan Hertog van Brabant, heeft in 1280 “bijuytgevinge van leen uitgegeven aan eenenCrijghman N: dit: Geerbrans gemoet sekeredistrickte van gronden ter plaetse OistTilborgh met jurisdictien, vrijheden enpreëminentien daeraern geannexeert, alsnogh eenighe gronden in Oisterwijck,Oirschot, Enschot en Tilborgh”.Deze krijgsman zal wel Gerbrand gehetenhebben. Omdat zijn zoon en opvolger DidacusGerrebrans heette heeft men daaruit in lateretijden afgeleid dat zijn vader Gerrebrans ofGeerbrans heette. Maar ’t zal wel eenGerbrand zijn. Deze kreeg dus deze grondenals beneficium. De Hertog gaf hem grond inplaats van geld voor zijn dappereheldendaden in de oorlog. Verder heet het,dat Gerbrand op de grond in Oost-Tilburg eenvilla, genoemd Berkel, heeft gebouwd. Meerdan 12 buunder grond hield hij aan zich zelf,en de overige gronden gaf hij uit in leen encijns. (Volgens mij zal er al een herenhuisgestaan hebben).We lezen nog, dat in 1440 de plaats OostTilburg genoemd werd “Berkel” naar die villa,en dat de villa sindsdien heette “die oudeschouwe”. Dit is niet juist: de naam “Berkel”voor het dorp is veel ouder. Want in 1214 iser reeds sprake van de kapel! Hieruit volgteveneens dat het niet juist kan zijn , datJonker Claes van Brakel omstreeks 1440grond afstond voor het bouwen van deBerkelse kapel. Misschien is toen die kapelvernieuwd of verbouwd. De kapel zou danaan St. Willebrord gewijd zijn, omdat deze

die plaats eertijds betreden heeft. Daar isgeschiedkundig niets van bekend.Misschien heeft men gedacht aan deschenking van Alfen door Engelbert aanWillebrord, in 709 waarvan de akte werdopgemaakt in “de Tilburgen” (Tilliburgis).

HEREN VAN BERKELLaat ons eerst eens nagaan wie er allemaal“Heer in Berkel”geweest zijn. In het cijnsboekvan 1723 van de Oude Schouw staan ze ineen lijst bij elkaar. Na Didacus Gerbrandsvolgt in 1396 Jan van Giessen (waarschijnlijkmoet men vóór deze Jan nog een persooninlassen). Tussen 1449 en 1517 vinden we dejonkers van Brakel. In 1517 volgt Robbrechtvan Grieken, getrouwd met Catharina vanBrakel, en de familie van Grieken, regeert inBerkel tot 1632. Dan wordt de familieMontens tot 1645 en de familie Soemeren tot1652. Daarna treedt op de familie Eelkens tot1723. Norbertus Hendricus Snelle jurisutriusque licentiatus, wordt in 1733 heer inBerkel, daarna diens zoon, de priesterNorbertus Gerardus Amandus Snelle in 1736.Al deze mensen waren leenmannen van deHertog van Brabant en later vn deHoogmogende Heren, die sinds de 16de eeuwer een “Leenhof van Brabant” in Den Haag opna hielden.De Hertog is in deze streek omstreeks 1200de bas geworden. Hendrik I geeft in 1214 eenderde deel der tienden van Berkel aan deBerkelse kapel.Wouter, ridder, edelman van Tilburg, geeft in1234 aan de Kanunniken van St. Geertruiduit Leuven (die de kerk van Oost-Tilburg ofOosterwijk bedienen) het derde deel van deoude tiend van Berkel, dat hij te leen hieldvan zijn broer Gilbert, ridder en edelman vanTilburg. Deze Gilbert krijgt van zin leenheerHendrik van Brabant verlof in 1244 om detiend van Tilburch (=Berkel) te verkopen aande abdij van St. Geertruid.Deze Gilbert met zijn familie zien we na 1200optreden als leenmannen van de Hertog inTilburg en in Berkel. Vóór 1200 waren zijheer van Tilburg. In 1192 geven Gijselbrecht,heer van Tilburg, en zijn moeder Aleysa een

Page 56: heemkundeartikelen van Ferdinand Smulders over Tilburg en ...

56

derde deel der tienden van hun abbodiumHellevort (d.i. Helvoort) aan de pastoor van“Oostelijk Tilburg” (d.i. Oosterwijk) tenbehoeve van de rector van de Helvoortsekapel, als die gebouwd wordt. Merkwaardigis, dat uit de leenboeken van De OudeSchouw blijkt, dat de Gijzelse tiend inHelvoort leenroerig is aan de Oude Schouw.Die oude heren van Tilburg zullen bezittingengehad hebben in Tilburg, Berkel en Helvoort.Zouden zij ook niet heel het gebied van deOude schouw bezeten hebben? Zouden dieGijsberten en Wouters eigenlijk niet “Back”geheten hebben?In het midden van de 14de eeuw had Matthijszoon van Ghiselbrecht Back een Brabantsleengoed bij Berkel, dat hij verkregen hadvan Wouter Jacobs van Giessen.In 1396 zien we een Jan van Giessen in hetbezit van de Oude Schouw. Men zou kunnendenken dat Jan dat goed weer van Mathijsgekregen heeft. Wat er ook van zij: na 1200zien we de Hertog als heer van dit gebiedoptreden, terwijl de vroegere “heren vanTilburg” dan als leenman van de hertogverschijnen. Deze zullen hun bezittingen aande Hertog opgedragen hebben.De hertog zal “Berkel” na 1200 zelf beheerdhebben en het dan in 1280 gegeven hebbenaan Jonker Gerbrand. Ondertussen kan hijgedeelten daarvan geschonken hebben alsapart leengod aan anderen. Hier kom ik laternog op terug.

LEENBOEKEN OUDE SCHOUWLaat ons nog eens bezien wat de Leenboekenvan de Oude Schouw inhouden. Dit leengoedhad een leenhof met vier leenmannen. Deonderhorigen lenen bestonden uit tweehoeven in Huikelum, (elk een vol leen), deGijzelse Tiend bij Helvoort, een buunderhooiland in Wippenhout bij de BalsvoortseHoeve (op de grens van Oosterwijk enOorschot), 6 lopense land in Kerkhoven(Oosterwijk) en nog enige landerijen onderHuikelum en Enschot.De “Heer van Berkel” had eengewincijnsboek. De cijnzen moesten betaaldworden op St. Andries uit hoeven enlanderijen in Berkel, Enschot en Loven(Tilburg). De cijnzen brachten 30 oude grote

schillingen op. Verder had hij het recht vanschouw: d.i. de inspectie van alle heymingen,straten, binnenwegen, molenwegen,voetpaden, stoepen, de Ley en dewaterlopen.De schouw droeg hij op aan vier “laten, dieschepenen of gezworenen genoemd werden,en aan een “exploteur”.Hier kom ik nog opterug.De hoeve “de Oude Schouw” was gerechtigdin den Aert van Tilburg en Huikelum (bedoeldzal hiermee zijn de Gemeynt van Huikelum,want er staat bij dat die Aert ligt in derichting van Gestel en Hilvarenbeek). Degrootte der landerijen van degrondheerlijkheid Berkel was volgens hetSchouwboek 312 mergen (dat is omtrent 78buunder). Dit is dan de grootte vanGerbrands goed. Vroeger kan dat gebiedgroter geweest zijn; want het is mogelijk, datde Hertog stukken daarvan heeft uitgegevenals leengoed aan anderen. Daarover latermeer. Het leenhof van de Oude Schouw hadeen griffier, die optrad bij leenverheffingen.In het midden der 15de eeuw vond ik dezevier leenmannen: Jan van Haren, Dirck dieBorchgreve, Hendrik Back en GodevaertRombouts of Reymbouts. Bij haardenombrement op 3 Maart 1496 schrijftKatelijne Boxhoerens, weduwe van Geerlickvan Brakel, dat zij te leen houdt van deHertog van Brabant (zij als tochtersse ofvruchtgebruikster en haar dochter Katlijnevan Brakel als “erfwijf”): een huys, eenschuere, ende een hoeve lants van omtrenttwelf boenderen: die oude schouw vanBerkel; vier mannen van leene, dairaf ickd’een ben (zij had dus zelf een onderhorigehoeve in gebruik) ende 30 schillingen goetsgelts, gelegen te Berkel in de prochie vanOisterwijk”.Zij somt enige landerijen op en noemt haardrie leenmannen: Jan van Haren, die deGijzelse Tiend in Helvoort heft; heer Willemvan Andel, die en hofstad heeft in deparochie Tilburg (sic); en Machtelt, weduwevan Jan van Tielroy, die een hoeve inHuikelum heeft, waarbij ook hoort de beemdbij Wippenhout.

Ferdinand W. Smulders

Page 57: heemkundeartikelen van Ferdinand Smulders over Tilburg en ...

57

27. 2-2-1952

Tilburg e.o. in vroeger eeuwen

De Grondheerlijkheid BerkelDe leen- en de cijnsgoederen

II

Volgens het 18de eeuwse Leenboek van deOude Schouw bestonden de leengoederen uitzeven lenen. Het eerste volle leen was eenhoeve in Huikelum met de volgendelanderijen: een wei genaamd “het Heyvelt”,teulland “de hoge Bocht”; teulland “deVoorste Koppel”; teulland “de Wageplank”;teulland “het Braak”; teulland “dePeperkoek”; teulland “de Hoge Bocht”;teulland “de magere Braak”en nog enigestukken (samen ongeveer 50 lopense).Het tweede volle leen was ook een hoeve inHuikelum met de landerijen de grote Bocht,de kleine Bolk, de achterste Koppelakker, dePeerdsakker, de Krugelhoek, de Putkuip, hetBijltje, en enige beemden (samen omtrent 70lopense).Het derde leen was een weide met eenheuveltje, genaamd “het Kruisweijke” groot 5lop. Het vierde leen bestond uit 9 lopenseland met de Lange Weide, met een drieskenen een schaarbosken, te Enschot.Het zesde leen werd gevormd door 1 buunderhooiland onder Oorschot bij Balsvoort.Het zevende leen was de Leenakker, groot 6lop. in Kerkhoven bij Oosterwijk.

DE CIJNSGOEDERENDe cijnsgoederen van de Oude Schouwbestonden uit twee huizen en drie hoeven inLoven onder Tilburg met verschillendelanderijen aldaar aan de Bossche Baan, aande Pelgrimsweg, aan de Zwartrijt, aan deBroekstraat en aan de Hoge Dries bij deKommerstraat. Als veldnamen vond ik daarbijvermeld de lange Akker, de Kokakker, hetOrdelven, ’t Kwaadgat en de Daver (d.i.waarschijnlijk de Avoort).Verder in Berkel vijf huizen en de hoevegenaamd “de Leempoel” met verscheidenelanderijen. Tenslotte de hoeve “de Zwaan” inEnschot.De grootte der cijnsgoederen is moeilijk tebepalen, daar geen grootte is opgegeven vande hoeven. De hoeven schijnen in dit gebiedgeen 12 buunder groot. De losse landerijenzijn samen 125 lopense groot. Deleengoederen hebben samen de omvang vanongeveer 13 buunder en 137 lopense (deTorentjeshoef inbegrepen). Als men debuunder op 8 lopense rekent (zoals in Berkelgebruikelijk geweest schijnt te zijn), dankomen we op de grootte van 74 buunder. Hetschouwboek vermeldde de grootte van 312morgen of 78 buunder. Het bepalen van de

waarde van de buunders en lopensen enandere landmaten is even lastig als devaststelling van de geldwaarde der oudemunten. De munten verloren aan waarde inde loop der eeuwen en de landmatenverschilden van streek tot streek.Een Bossche buunder was 6 lopense Bosschemaat. Deze maat is gebruikelijk in een deelder Meierij. Daarnaast heeft men dezogenaamde kleine lopense: daarvan gingener 8 in een buunder. Aldus schijnt het ook inBerkel geweest te zijn. Want we lezen in eenoud leen- en cijnsboekje van Berkel uit de15de en 16de eeuw, dat in het kwartierOosterwijk de roede 20 voet is, en de lopense50 roeden; vervolgens dat 100 roeden eenzesterzaad vormen; (elders zien we dat 1zesterzaad twee lopensen is; dat komt dusuit); tenslotte dat een buunder bestaat uitvier zesterzaad (dus 8 lopense).’t Zesterzaad heet ook dagmaal of zille; somsook morgen.Dezelfde moeilijkheid ondervindt men bij deinhoudsmaten. Zo is 1 Bosch mud gelijk aan8 Bossche lopen. Een Bossche zester is dus 2Bossche lopen. Maar 1 Bosch mud is maar 14Kempense of Peelse lopen. Terwijl 1 Kempensof Peels mud gelijk is aan 12 Kempense ofPeelse lopen. Gelukkig staat er in de aktenmeestal bij welke maat men bedoelt (Bosschemaat , Oerlese maat enz.) Maar ik wil delezer niet langer vervelen met dezerekenkunstige sommetjes.Wat de Oude Schouw is voor Berkel, Enschoten Huikelum (en Loven), dat is het goedVosselaar met zijn leen- en cijnsgoederen inUdenhout voor het Udenhoutse gebied, enhet goed Kerkhoven met leen- encijnsgoederen voor Oosterwijk.

HOORDE ALLES BIJ ELKAAR?In Udenhout zien we daarnaast vijf of zesBrabantse lenen en veel Brabantsecijnsgoederen; In Oosterwijk eveneens. Enhoe is het in Berkel? We vinden een Brabantsleen bij de Berkelse kapel (in de 15de eeuwvan Dirck die Borchgreve), en verder devolgende Brabantse lenen: een huis met 6lop. land in Enschot; het goed ten Dijk inEnschot (dit heeft wel drie leenmannen, maardeze hebben alleen maar enige stukkenland); ’t goed ten Einde, ’t goed ten Bijgaerten de watermolen in Huikelum. Het komt mijvoor dat het hele gebied van Berkel,Enschot en Huikelum goed bij elkaar

Page 58: heemkundeartikelen van Ferdinand Smulders over Tilburg en ...

58

gehoord kan hebben vóór 1200; maar deHertog zal enige hoeven en landerijendaarvan afgenomen hebben, om die alsaparte lenen te geven aan zijn vriendjes. InUdenhout zal het ook zo geweest zijn. Wat erin Berkel overbleef, n.l. de Oude Schouw metleen- en laathof, heeft hij daarvan gegevenaan Gerbrand, de krijgsman, in 1280. het feitdat het schouwrecht over Berkel met deinkomsten der boetes vastzit aan de OudeSchouw, wijst er ook op, dat de Oude Schouwof Torentjeshoef een oud bestuurscentrumwas. De laatbank verminderde in betekenis,door dat verschillende vroegerecijnsgoederen daaraan onttrokken waren enaan de Hertog cijns betaalden; en eveneensdoor de grote bevoegdheid van de nieuweschepenbank van de Eninge van Oosterwijk,Hetzelfde is het geval in Udenhout.

Dat men in 1811 bij de instelling vannieuwe gemeenten Berkel-Enschot-Huikelum samenvoegde tot ééngemeente en ook Udenhout in zijngeheel afscheidde van het gebied vanOosterwijk, zal niet zo maar in het wildeweg gebeurd zijn, maar men zal elk oudafgerond geheel tot een nieuwegemeente gemaakt hebben.Dat de schouw van Berkel oorspronkelijk ookover Huikelum gehouden werd, zou menkunnen opmaken uit het vermelden van “deLey” in het schouwboek en in een leenboek.De oeverbewoners van de Ley moesten diestroom kuisen of zuiver houden en zorgen datde breedte 15 à 16 voeten bedroeg.

Voor de waterlopen geeft men een kleinerebreedte op. Maar ik zal nog terugkomen ophet schouwboek. Ik vestig er alleen deaandacht op, dat volgens de Keur vanOosterwijk de Ley en de Achterste Stroommoesten gehouden worden op een breedtevan 14 voet. ’t Zou toch wel verwonderlijkzijn, dat er in Berkel een stroom was, diebreder of even breed moest zijn als deOosterwijkse Ley!

TER OVERWEGINGAls men een landgoed wil zoeken voor deoude Heren van Tilburg, neme men niet hetgoed ten Dijk (want dit betekende niet veel),en evenmin een ander los goed, maar hethele gebied van Berkel-Enschot-Huikelum,waarvan ik het bezit van de Oude Schouwaanzie als een overblijfsel.Die Heren van Tilburg hadden ook Helvoort inbezit en ook een of ander goed in Tilburg.Van wie Udenhout is geweest is vóór 1200, ismij niet bekend. Ik beveel deze misschienenigszins overmoedige reconstructie van degrondheerlijkheid Berkel aan deheemkundigen aan ter overweging. Degronden over Loven, die Berkels cijnsgoedzijn, kunnen oorspronkelijk (dus omstreeks1200) onderhorig geweest zijn aan het goed“Eindhoven” in Tilburg. Zij zouden door deHertog daarvan gescheiden kunnen zijn, omte dienen als vergoeding voor Huikelemsegoederen; dus om de “ekonomie”van deOude Schouw weer in evenwicht te brengen.

Ferdinand W. Smulders

Page 59: heemkundeartikelen van Ferdinand Smulders over Tilburg en ...

59

28. 31-3-1952

De Grondheerlijkheid Berkel

Het schouwkohier 1549 - 1800Wat niet mocht en moestEen merkwaardige veroordeling

III

In het Schouwboek van Berkel vinden we op fol. 3 een vertaald afschrift van een aktevan 1280, waarbij Hertog Jan I van Brabant aan zijn lieve ende getrouwe Gerbrandwegens zijn menigvuldige diensten het recht verleent om te beleiden ende tebecalangieren (d.i. beboeten) de schouwe over de plaats Oost-Tilburg, zover als dieplaats zich uitstrekt, met de macht om daartoe te benoemen vier laten, die schepenen ofgezworenen genoemd moeten worden, en een exploteur (of vorster), om de schouw tevoeren over alle wegen, stegen, straten, heiningen, binnenwegen, molenwegen,voetpaden, stoepen, de Ley en de waterlopen; en verder alles, waardoor de naburenschade of hinder ondervinden.

De boete bedraagt 1 pond. Als iemandonwillig is, om een weg of een waterlaat inorde te brengen, wordt dat werk aanbesteed“op dobbelen wederpenning”. De schouwmoet een week of iets eerder door deexploteur afgekondigd worden aan de kerk.Verder lezen we, dat als de Schouwe vanBerkel gebannen wordt, uit ieder huis éénmanschap moet komen op het Herenhuis “deOude Schouw” en “present” moet roepen, alszijn naam wordt afgelezen. De afwezige vaneen huis wordt beboet met 1 pond. deaanwezigen moeten meegaan op de schouwom getuige te zijn van de overtredingen. Wieniet meegaat krijgt 1 pond boete.De breedte der wegen en paden moet zijnaldus: een molenweg met zakken (metpaard) 8 voet; een molenweg met karren 12voet. Een open weg of drijfweg 24 voet; eenbruytweg 12 voet; een kerkweg 6 voet. Eensloot moet 3 voet diep zijn en boven 5 voeten onder 4 voet breed.De Leystroom moet een breedte hebben van15 en 16 voet en een diepte naar advenant.Er waren:

VERSCHILLENDE VERORDENINGENHet was verboden in de Ley dammen teleggen of de Ley te “stijgeren”. Boete 3gulden. Men mocht de Ley niet verleggenzonder verlof, en geen waterlopen afsluiten ofdempen. Men moest het erf bij zijn huisvrijen en beheymen: eveneens de landerijenafsluiten vanaf 1 April tot de tijd, dat deoogst van het land af was. Wie zijn vee, opde wegen laat loslopen, krijgt een boete van1 pond voor elk beest. Wiens vee schadetoebrengt aan andermans landerijen, wordtbeboet met 3 gulden en 10 stuiver en moetde schade vergoeden. Wie zijn vee doorvelden of beemden stouwt, zonder dat hetgemuilband is, moet 3 gulden betalen en deschade vergoeden.

Het bedrag der boete is half “voor detafel van den heer”, half voor deaanbrenger.Wie over ongerechte wegen gaat of rijdt ofstouwt over andermans land of erf, verbeurt3 gulden en moet de schade betalen.Wie grachten, wallen, heggen of hekkensdoorbreekt of beschadigt, is verplicht totschadevergoeding en moet als boete 3 guldenbetalen.Niemant en magh met brandende pijpengaan in binnenweghen neffens de huyse offteschuere op pene van drie guldens voor deeerste reys. Als iemand de boete niet wilbetalen, kan de heer hem uitpanden tot hetbedrag der boete. Ouders moeten instaanvoor hun kinderen en de meesters offtemeestersen voor hun dienstboden.Bij het voeren van de schouw vraagt de Heerof Zijn gelaste, wie dat hek moetonderhouden, of wie verplicht zijn een weg ofwaterloop in orde te houden. Dat wordt danaangetekend. De vorster int de boetes ofpandt de schuldigen uit. Als waterlopenworden genoemd: de Ley beginnende op degrens van Tilburg bij het Hemelken enlopende langs de straat naar de Berkhoek;een loop langs de straat, die van de Craen ineen andere loop stroomt; een loop in deCraen, nemende sijnen aenvanck over dendronck, lopende nevens den Rijnkant; eenloop in de stegen door de Eecken bij deBerkelse kerk; een loop komende vanEnschot, die in de Dode Kraan over de straatbegint in een kuil of wiel genaamdBoekelhoek en naar de Kreitehei loopt opUdenhouts gebeid; een loop, komende vanEnschot door de Swaeneweyde en eindigendein de Sen; een loop komende van het hof“Lovesvoort”. Daarna lezen we, dat Berkel isgroot 312 morgen en betaalt in dehertogsbeden 236 gulden 7 stuiver en 8

Page 60: heemkundeartikelen van Ferdinand Smulders over Tilburg en ...

60

penningen en in de verpondingen 1248gulden.In 1579 stelen Spaanse ruiters velehoornbeesten en paarden en in 1580 veelhooi en stroo in Berkel. Op 15 November1745 geeft de Heer-in-Berkel verlof aan Janvan Besouwe om een put te graven bij zijnpas-getimmerd huis “de Roskam” in Berkel.De oudste schouw-aantekening in dit boekluidt aldus: “Op huyden heb ick Robbert vanGrieken, heerschap, in presentie en tenoverstaen van mijne Laeten Peter Prieme,Klaes Peter Ariens, Adriaen Elis en Lambertde Mijer de schouwe gebannen in bijwesenvan mijnen vorster Jan Daniels 4 Maij 1549.

MERKWAARDIGE BOETESTelkens worden de boetes aangetekendwegens het niet-opmaken van een weg,wegens de gebrekkigheid van een hek,wegens de verstopping van eenwaterloop, wegens te geringe diepte vaneen loop, wegens het niet vegen van eenloop en wegens een schoor of beer (overeen loop), waaraan gebreken waren.Sommige mensen krijgen het bevel omeen beer of schoor te maken bij deKrijtehei. Anderen moeten ergens eenstuk weg ophogen.Op 31 mei 1568 werd Dirk Houtsegersbeboet wegens een hek en een weg. Hijturbeerde de schouw en sprakbeledigende woorden tegen hetHeerschap; de schouw werdonderbroken en de driftkop kwamvergiffenis vragen aan de Heer te zijnhuize (de Torentjeshoef). Hij werdveroordeeld tot het maken van eennieuw glas in de kerk van Berkel bovende zijdeur aan de noordkant, met ditopschrift op het glas: “Dit glas isgemackt tot een amende, omdat hijturbatie gedaen heeft in de schou vanBerckel en injurie (een woordonleesbaar) aan heerschap van de schouvan Berckel. Dirck Houtseger 1568”.Dat glas is ook inderdaad gemaakt! Want inhet Schouwboek is aangetekend: “Dit glasstaet nogh te sien”.In 1611 willen de Leymeesters de Leybeschouwen langs Berkel en Udenhout, maarde Heer-in-Berkel verdrijft hen daaruit metde mededeling, dat zij zich daar niet meemoeten bemoeien. Het schijnt in de 17de

eeuw de gewoonte geweest te zijn tweemensen van de Kraan en twee mensen vande Heikant te benoemen tot schepenen ofgezworenen. Na de Schouw nam Daniel vanGrieken de schepenen en de vorster mee termaaltijd en hij was de eerste (zoals hij zelfaantekent), die in 1612 een half ton bier gafaan de “gemijnte”, na de schouw.Bij een onenigheid over ’t gebruik van eenweg bij de hoeve de Leempoel naar deHeuvel en de Holstraat, vraagt de Heer aanoude personen, hoe het vroeger daarmee

gesteld was; de weg wordt “openbaar”verklaard voor alle laten.Tussen 1624 en 1644 was de pachter van hetLeenhof (de oude schouw), Willem HendrikSegers door de Heer gemachtigd om deschouw te voeren; de boetes zijn voor deHeer, maar de pachter mag de onkostenafnemen van het bedrag der boetes zijn voorde Heer, maar de pachter mag de onkostenafnemen van het bedrag der boetes.In 1647 gaf Mr. Gerard van Zoemeren, heerin Berkel, aan de kerkmeesters 12eikeheesters om te laten poten op hetkerkhof van St. Willebrord.Op 25 Juli 1648 is de kerk van Berkelontruimd en ontbloot van alle ornamentendoor de kerkmeesters in aanwezigheid dervier schepenen. Het was de gewoonte in Meide wegen, paden en hekken enz. tebeschouwen en in ’t najaar de waterlopen.Tussen 1703 en 1713 was er geen schouwwegens oorlog en confiscatie. Na 1738 isCornelis Hamers exploteur en leenvinder vanhet leenhof van Berkel, na de dood van FransVuchts.In 1738 zende de Heer (Norbertus GerardusSnelle, priester) aan de kerkmeester JacobCornelis vanden Hoven eenen roodenkoopere haen, wegende derdhalf pont incoper en is vergult met sijn goud, om die opde toren van Berkel te plaatsen. Hij werddaarop geplaatst op 16 augustus 1738.

PLAATSEN WAAR GESCHOUWD WERDIn 1749 werden de volgende plaatsengenoemd, waar geschouwd werd: hetHuneyndt, de doye Craen. In de Craen aande Hogeweg, aen het Maentie aan de hoeve“de Leempoel”, aan de Pigh (d.i. bij deBerkhoek), de Biesweye, aan de Spie van denRijnkant, de Rijnkant, de Boght, de quadeweye (bij de Holstraat en de Reckloop), deBoschakker, de Leege akker, de schoolpat bijde doodde Craan, de BoschweydeSwaeneweyde en aan de Krijteheyde.Op de vraag van de onderrentmeester van deDomeinen wordt in 1750 geantwoord, dat destraat komende van Enschot langs de doodeKraan naar de Heste straat tot de weduweJan Witlokx aan beide zijden Berkelse grondis en verder noordelijk (tot café deHemeltjes) half Tilburg, half Berkel. Aandezelfde rentmeester wordt in 1751medegedeeld, welke de uiterste wegen zijnwelke door den Heer-in-Berkel geschouwdworden. Men begon bij de plaats waarvroeger de molen van Jan van den Eyndegestaan had (ongeveer bij de nieuweEnschotse kerk). Vandaar tot dicht bij hetHemeltje is de grond aan weerszijden van deweg Berkels; vanaf het Steenovensveld tothet Hemeltje is de grond westelijk vanTilburg, Oostelijk van Berkel (wat hetschouwrecht betreft!).Vanaf het Leuweke langs het Herlebosch enlangs de Slimstraat (vanaf het Hemeltje

Page 61: heemkundeartikelen van Ferdinand Smulders over Tilburg en ...

61

getekend ongeveer 750 meter) wordt de wegaan twee kanten door Berkel geschouwd. Dangaat men de Slimstraat een eindje terug, omlangs een stuk groes genaamd Sint AnthonisCapel (toebehorende aan de Gilde van St.Sebastiaan van Berkel) en langs het Hemeltjenaar de Berkhoek te gaan (“soo den wegh opDen Bosch leydt”) tot de eerste voet van dekreitemolen incluis. Daar zijn de straten aanbeide zijden Berkels. Daarna vanaf deKreitemolen naar het zuiden tot de “beer”liggende in de Baan naar Oosterwijk; dan deoude weg langs de huizen bij ’t Rond Lock,naar den gereformeerden graff (ookgenoemd: de Guese-graft); dan lijnrecht naarhet huis van Arnoldus Storymans, en verdertot de windmolenplaats. Daarbinnen wordenook alle wegen en waterlopen geschouwd,ofschoon op veel plaatsen de schouw derwaterlopen zich verder uitstrekt danbovengenoemde omgrenzing. Ook delanderijen van Berkel liggen nog weldaarbuiten bij Enschot en Udenhout.Sommige mensen krijgen in 1752 een boete,omdat ze geen bomen geplant hebben langsde weg of op een voorhoofd. Het dorp Berkelkrijgt een boete van 14 stuivers, omdat deweg van Berkel naar Enschot niet opgemaaktis (in 1752). De schouw wordt ook begaan bijde Peperkoek en bij Greeveceur.Tot 1754 voert Norbertus Gerardus Snellenog schouw. In 1756 is het J. Marsmans, alscurateur over Stephanus Snelle, heer-in-

Berkel. In 1758 is het L. Ripping als gelastevan Johanna Maria Snelle als vrouwe inBerkel. Tussen 1766 en 1798 is Michiel vande Ven de geautoriseerde; en i 1799 en1800Arnoldus Pijnenburg namens JohannesJosephus van Velddriel, heer in Berkel.De 4schepenen in 1799 - 1800 zijn: FransVermeer, Adriaan Huybert Piggen, Jakobus P.van Iersel en Peeter N. Piggen.In 1759 wilde een zeker heertje, genaamdvan ’s Gravensande, een “beer” nietvernieuwen onder het voorwendsel: “Dieboeren zijn zat. Die hebben het g......... voljenever”. Hoe het afliep staat er niet bij. In1751 kreeg Marien van den Bijgaert,borgemeester van Berkel, een boete van 200gulden, binnen 6 dagen te voldoen, omdat hij11 Juli van dat jaar met “klockegeslagh” deschouw had afgekondigd, zonder eenbehoorlijk zegel gebruikt te hebben, en ookomdat die schouw niet tot zijn “appartement”behoorde, maar “privativelijck iscompeterende aen den heere in Berckel”.Ten slotte nog dit. Als de Heer-in-Berkeloverleden was, werd dat plechtigaangekondigd door klokgelui “volgensprevilegien, oude gerechtigheden en usantie.

Ferdinand W. Smulders

P.S. Wie weet de ligging van ’t Ronde Lockvan de Geuzegraft en van ’t Lieve-Vrouwe-Stokske?

Page 62: heemkundeartikelen van Ferdinand Smulders over Tilburg en ...

62

29. 10-4-1952

Tilburg in de 14de eeuwOude folianten spreken

We steken onze neus deze keer nog eens in oud-Tilburg. Op Lichtmis 1395 (kerstmisstijl)doet Jan die yoede Peterssoen afstand van de Gruyt der dorpen Tilborch en Goerle envan al het geld dat betaald moet worden voor het altaar gebouwde en gedronkengruytbier en hopbier en voor de andere aldaar verdronken bieren; hij doet die afstandvoor onbepaalde tijd ten behoeve van Gielis Jan Bac van Tilborch, Reyneer vanBroechoven, Aelwijn Gerijts Seulenborch, Jan vanden Veke, Jan Peterssoen vanden Laer,Henrick Artssoen en Arnt van Loet. De verkrijgers beloven hem op Sint Remeys (d.i. 1October 1395 400 Hollandse guldens te betalen.

Een aantal verkopingenHet vreemde hierbij is, dat er drie keer indeze tekst staat: de dorpen Tilborch enGoerle en heel hun rechtsgebied (jurisdictio),genoemd dincbank van Tilborch en Goerle.Omstreeks 1480 is er pas en officiëleschepenbank in Tilburg.Zou er misschien vóór 1480 al een ouderedingbank geweest zijn? Dat zal dan een oudejaarbank geweest moeten zijn, welke ik totnog toe niet vermeld vond. (De akte staat inDen Bosch R. 1180 blz. 294) BovengenoemdeJan Petersz. Joeden is geen Jood, al staat ersoms een bepalend lidwoord voor zijn naam.“Joden” is een patronymikon. De vader vanJan heet eigenlijk Peter Judas. Dezevadernaam is dus afgeleid van eenapostelnaam (Judas Taddeus). Er is eenBrabantse Rentmeester van deze naam enverder vindt men de familie “Joden” aan deMaaskant bij Alem en ten Noorden daarvan,(Vgl. Lidt de Jeude).Op 5 Januari 1397 verkoopt GerardGieliszoon van den Wiel, man van KatharinaHenrics Wisse, aan Wouter Bac zoon vanwijlen Jan van Broechoven, Jan van derBeyststraten n Henrick Boudens: het goedgenaamd “tot Coervel” in Westilborch metgebouwen, akkers, beemden, weiden,visserijen, behalve de molen om demolenweg; en tevens met alle jaarlijksecijnzen, die op dat goed rechtens vergoldenmoeten worden. Dit goed was vroeger vanMatthijs Bac van Corvel, rentmeester vanDen Bosch, zoals erbij vermeld staat. Alslusten rusten op delen van dit goed enigehertogcijnzen en een pacht van 2 mud rogaan de erfgenamen van Gijsbrecht van Doorn(de Spina).Voornoemde verkoper had het goedverkregen door zijn huwelijk met KatharinaMathijs Bac van Corvel, had het goedverkocht aan zijn schoonbroer (Sororius)Henrick Wisse. (Den Bosch R. 1180 blz. 655).De cijnzen welke aan de bezitter van ’t goedbetaald moeten worden, kunnen grondcijnzenzijn. Als het grondcijnzen zijn, dan wijzen dieop een grondheerlijkheid Korvel. Hetgeen nietonwaarschijnlijk is. Merkwaardig is, dat dit

goed in 1444 nog vermeld wordt als bonaHenrici Wysse in quadam villa dicta Corvel inparochia de Westtilborch (Den Bosch R. 1214fol. 30v.).In een Boschbrief van 23 Juni 1350 wordtmelding gemaakt van de windmolen, dietoebehoord had aan Wouter van Goirle, invilla de Corvelle.(Oosterwijk R. 229 fol. 34) ’tKorvel zal een afgerond geheel gevormdhebben (wellicht een apartegrondheerlijkheid) zodat het een dorp (villa)genoemd kon worden.

DEN HEUVELEn nu gaan we naar de Heuvel. HuybrechtArnt en Wouter, zonen van wijlen HenrickBacke verkopen op Maandag na Passiezondag1389 aan Reynken Gerits van Broechoveneen veld achter den Hoevel in Westtilborchtussen land van Tongerlo en land van Woutervan den Laer, strekkende van HubrechtWoutersz. Becker tot een weg van Tongerlo.Als lasten rusten daarop tweederde deel van1 oude grote hertogcijns en 44 lopen of vatenrog aan Tongerlo. Op dezelfde dag verkopenzij aan Jan Henricx van Ghierle een beemd inWesttilburg tussen land van Tongerlo en vande erfgenamen van Pauwels Vrancken.Hieruit moet jaarlijks een cijns aan Tongerlo.Daarna verkopen zij nog aan Gerijt vanBroechoven een stuk land genaamd “die oudehofstat” in Westtilburg tussen een weg vanTongerlo en die ghermeyn heerwerk,strekkende van Tongerlo tot Willem Molle.Daaruit moet jaarlijks vergoden worden aande hertog een cijns van 1/3 oude grote enaan Tongerlo een pacht van 4 lopen rog.(Den Bosch R. 1178 fol. 97).In September 1385 verkoopt Jan Bye zoonvan Vranck Panen aan Reyneer vanBroechoven een huis aan den Hoevel inTilborch tussen land van de Tafel van de H.Geest in Tilburg en de straat. Hieruit moetjaarlijks een grondcijns (aan wie staat er nietbij; maar het zal geen Hertogcijns zijn, wantdan staat er altijd (census domini ducis) ennog 1 oude grote vergolden worden. (DenBosch R. 1177fol.207).

Page 63: heemkundeartikelen van Ferdinand Smulders over Tilburg en ...

63

Op Donderdag na Nieuwjaar 1387 verkooptGoedevaerts van Spulle aan GodevaertEngbrechts Goden soen een pacht van 4lopen rog Bossche maat, te leveren opLichtmis in Den Bosch, uit “des Vetshoeve”bij Velthoven in Tilburg. Deze hoeve, liggendetussen de erfgenamen van Wouter Becker ende erfgenamen van Jan Wascart is nog belastmet een grondcijns en met een pacht van 1mud rog (er staat niet bij aan wie). (DenBosch R. 1177 fol. 330v).Op Donderdag na St. Jacob 1387 heeft ArntDiericx van Loet opgedragen aan zijnschoonzoon Henrick vanden Kerchove eenjaarlijkse erfpacht van 1 mud rog Bosschemaat uit een pacht van 4 mud rog Bosschemaat, welke Arnts grootvader: RoelofReyncersz., die Becker beurde uit een pachtvan 5 mud rog; hiervan moest Zegher zoonvan Rode Gerijt op St. Andries 3 mud en opLichtmis 2 mud leveren aan Willem vanGhestel uit een hoeve in Westtilborgh bij deVroensberch, liggende tussen DiederickAppelman en een gemeynt aldaar. Roelof dieBecker voornoemd had die 4 mud (Den BoschR. 1177 fol. 384).Op 10 Februari 1389 verkopen Jan, Arnt enDiederick, zonen van Diederick van Loet, aanRoelof uyt der Hagen de voornoemde pachtvan 4 mud rog. die zie geërfd hadden vanhun grootvader Roelof die Becker. (DenBosch R. 1178 fol. 86).Op 21 Juli 1388 zien we optreden WillemGieliszoon, Zeelmaker. Hij draagt op aan JanNiclaesz. Broedeken de helft in een jaarlijksecijns van 21 penningen uit het goed “tenNadervenne” in Tilborch; (Willem en Arnt vanGhewanden hadden de hele cijns verkregenvan Gijsbrecht vanden Hasenbossche);verder de helft in 1 lopense land uit een stukvan 7 lopense in ’t Ghilscot; en tenslotte dehelft in 4/5 van de overige 6 lopense aldaar.(Willem en Arnt hadden de voornoemdestuken gekocht van Diederick en Jan zonenvan Diederick Claessoen en Jan Tychelman).Daarna draagt Margriet, weduwe van ClaesBrodeken, haar vruchtgebruik in ¼ deel vanClaes hoeve in Tilburg op aan Willem Grielisz.Zeelmaker. (Den Bosch R. 1178 fol. 46).Op Donderdag na St. Andries 1393 doetGerijt Gerijts van Broechoven ten behoevevan Jan Venman afstand van 3 lopensegerstland genaamd die Weyde, in de parochieWestilborch bij dat Venne tussen ’t erf vanJan Coepalle en de straat. (Den Bosch R.1180 blz. 44).

NOG MEER VERKOPENIn 1389 verkoopt Henrick zoon van ThomasBacke, zoon van Henrick Backe, aan GrielisJan Backe Bertouts soen van Tilborch destraten en wildernissen in Westilborch, welkhij tegen een cijns verkregen had van ArntBerthout van Westilborch (een vroegererentmeester van de Hertog in de Meierij vanDen Bosch), alsmede een halve buunder

wildernis of heuvel in Westilborch, ookverkregen als voor (Den Bosch R 1178 fol.101v.)Op Donderdag na de 2de Zondag van deVasten 1395(Kerststijl) verhuurt Reyneer vanMechelen, zoon van Arnt Hessels, aan GhijbMeynnart een hoeve in Tilborch voor 11 jaar.De huur is jaarlijks, half op Lichtmis en halfop St. Jan Baptist 24½ oude gebrese guldenen 2½ oude groten.Daarenboven belooft Gijb aan Reyneer metPasen over 11 jaar te zullen betalen 29 oudegebrese gulden en 1 mud en 1½ lopen rog en1 zester vlaszaad. (Den Bosch R. 1180 blz.328). De familie Meynart, is niet dezelfde alsde familie Mannaert, welke in demiddeleeuwen voorkomt in Oss, Erp, Breugelen Mierlo.Op 9 September 1395 verkoopt HermanHermans Vrieze aan Jan Walraven vanOesterwijc de helft in een beemd in Tilborchin Quael rebroec, belast met 5½ penningnieuwe Hertogcijns.Jan Walraven belooft aan Herman Vrieze 39½oude Gelrese gulden te betalen met deeerstkomende vasten. (Den Bosch R. 1180blz. 356).Arnt Bac, zoon van Jan Bac Bertouts soenvan Tilborch, heeft den 21 September 1395opgedragen aan Jan vanden Dijck (die reedsde andere helft bezit) ten behoeve van zijnzoon Jan vanden Dijck: de helft van dewindmolens van Corvel en Velthoven en welvoor de tijd van één jaar. (Den Bosch R.1180 blz. 359).Wouter Henricx vanden Venne van Tilborchverkoopt op Donderdag na St. Remeys 1396aan Reyner Gerijts van Broechoven vanTilborch een pacht van 1½ mud rog uit 8buunder erfenis, genaamd ’t fenne, achterden Hovel in Tilborch tussen Jan Venman enWouter Bac Thomaszoon en de erfgenamenvan Laureyns Coepal, strekkende van denMolendijc tot de erfgenamen van Willemvanden Gheyn en van Wouter Oerleman.(Den Bosch R. 1180 blz. 593).Jan Venman van Westilborch verkoopt op 23November 1396 aan Willem, zoon van Reynerde Mulder, een pacht van 1 mud rog uit 3lopense rogland in die Oerlemans brake inTilborch tussen de kinderen van JanOerleman en Diederick Ywans en uit landaldaar tussen Hadwych Coppens en WouterBac Maessoen (Den Bosch R. 1180 blz. 630).Na deze Tilburgse verwikkelingen gaan we

EEN FRISSE DUIKnemen. Op 9 September 1395 draagt GeritRuter op aan Jan de Beer, Jan Peterssoen enJan die Meyer een stuk moer in Oesterwijc bij’t Stalberchvenne tussen de moervelden vanJan Broc en consorten en de moervelden vanWillem van den Hezeacker c.s. strekkendevan die Leye tot Heydeberch toe opvoorwaarde dat deze opdracht slechts geldtvoor de tijd, gedurende welke wijlen

Page 64: heemkundeartikelen van Ferdinand Smulders over Tilburg en ...

64

Goedscalck Roesmont ’t Stalberchvennegehuurd had van ’t dorp Oosterwijk. Deverkrijgers beloven aan Gerit Ruter in driegedeelten 209 gerese gulden te betalen. (DenBosch R. 1180 blz. 357). GodschalkRoosmont kocht het Brabantse Leengoed “tenKerchove”in Oosterwijk in 1380 van Diederickvan(niet leesbaar). Oosterwijk had in de 14de

eeuw ’t Staalbergven verhuurd voor vijftigjaren aan Godschalk Roosmont en anderen.Op Donderdag na “Miscricordia”1396 draagtRutgher Buerinc (dat is iemand die thuishoortin Esch of Vught) op aan Claes van Luysselde helft in een vierde deel in de helft van eenstuk moer, dat toebehoorde aan Henrick Baczoon van Godescalk Roesmont, en aan zijnmoeder Mechtelt, in ’t Stalberchvenne inOesterwijc. Dit hele stuk van Henrick Back is

650 roeden groot en ligt ij een ander stukmoer, groot 700 roeden. Henrick Backvoornoemd had de helft van dat stukverkocht aan Rutgher Buerine, Jan AertGielijssoen, Ghijb Jan Heester en Willem Janvan den hezeacker. Claes van Leyssel belooftaan rutgher Buerine gedurende drie jaar elk12¼ nieuwe gelrese gulden te betalen opKerstmis (Den Bosch R. 1180 blz. 432).

Zo hebben we weer het een en anderbekeken van oud-Tilburg en Oosterwijk.We zijn weer op zoek naar iets anders.Er sluimeren nog genoeg gegevens in deoude folianten.

Ferdinand W. Smulders

Page 65: heemkundeartikelen van Ferdinand Smulders over Tilburg en ...

65

30. 3-5-1952

Tilburg e.o. in vroeger eeuwen

OVER OUDE HERENGOEDERENZij waren een staat in het klein

I

Er is al verschillende malen gevraagd om er iets meer over te geven. Ik zal dus enigebeschouwingen geven over oude Herengoederen of domeinen, over Vroonhoven enVroonland en over de latere ontwikkeling dezer goederen tot leengoed van de Hertogvan Brabant.

De ontwikkeling tot leengoedMen zal er wel van uit moeten gaan, dat in deFrankische tijd vóór Karel de Grote deeigenaars der grote hoeven en landgoederenvrije boeren waren, die onder hun gezageen aantal onvrijen en halfvrijen hadden terbebouwing van het land en ter verzorgingvan het vee.Ook grote heren waren in ’t bezit vandergelijke goederen . Maar de vrije boerenstonden op gelijke lijn met de grote herenwat hun bezit betrof. Zulk een boer was heerop zijn eigen terrein; hij woonde in eenomwaterd huis terwijl zijn landerijendaaromheen of daarbij gelegen waren. Zijnbezit kon ook min of meer verspreid zijn. Deonvrijen vormden een aparte stand: zemochten het terrein niet verlaten zonderverlof van hun heer, ze mochten zonderverlof ook niet trouwen met iemand van eenander landgoed, hun heer kon hen verkopenaan een andere grondbezitter, maardaartegenover was hun heer verantwoordelijkvoor het wel en wee: hij moest henbeschermen, moest hen vertegenwoordigenen verdedigen voor het gravengerecht. Zehoefden zich niet veel zorgen te maken zewaren veilig geborgen in de hoede van hunheerschap. Ze woonden in kleine hutten enhadden geen grondbezit, behalve een tuinmisschien. Als zij goed werkten en zichverdienstelijk maakten, gaf hun hofheer hunenige stukken land tegen betaling van eenjaarlijkse cijns, aanvankelijk bestaande uiteen gedeelte van de opbrengst van hunkeuterijtje, later meestal omgezet in eengeldelijke bijdrage.

VAN ONVRIJEN TOT HORIGENZo konden deze onvrijen opklimmen tot destand der horigen. Dit ging gepaard met eenplechtige opheffing der onvrijheid inaanwezigheid van alle hofgenoten. Soms koneen onvrije ook horige worden door tetrouwen met een horige, natuurlijk metgoedvinden van de hofheer. Andere onvrijenverkregen hun vrijheid door cijnsman teworden van een klooster. De horigen warenhalfvrijen, d.w.z. ze waren persoonlijk vrij,maar waren gebonden aan de grond van een

heer; het waren dus grondhorigen. Mennoemt ze ook “laten”. Ze vormden weer eenafzonderlijke stand en moesten hun zakenbedisselen voor de laatbank voorzover diebetrekking hadden op de grondhorigheid.De hofheer of later zijn meier was de“voorzitter” van de laatbank en de latenmoesten zelf het recht vinden volgensovergeleverde gebruiken.Bij de gewone zittingen (bijv. bij hetjaargeding) oordelen alle omstaanders,d.w.z. alle horigen, die stonden rondom de“bank”, zijnde een ruimte afgepaald methoutwerk, waarbinnen de hofheer of demeier, al of niet vergezeld van een klerk,gezeten was. Bij “geboden gedingen”, diegehouden werden om een bijzondere reden,als men niet kon of wilde wachten op hetjaargeding, oordeelden slechts een bepaaldaantal (bijv. een zevental) personen, diereeds vroegtijdig schepenen heten. Dezevragen echter telkens advies aan deomstaanders. Bij het jaargeding moesten allelaten of horigen verschijnen. Op zulk eenzitting van de laatbank werden onenighedenbetreffende hofhorige gronden bijgelegd,konden de horigen stukken hofgrondoverdragen aan elkaar en beslechtte men ookkleinere misdrijven.De vrijheid der horigen was iets minderbeperkt dan die der onvrijen. Ze mochtenhun landerijen, die cijnsplichtig waren aan dehofheer, niet overdragen aan een persoonvan buiten de “ederen” d.i. buiten deomheining of omwalling van het herengoed.Voor de duidelijke afgrenzing van het gebiedwas rondom zulk een afgerond grondbezitvan een heer of vrije boer een wal ofomtuining aangebracht, die hier in de Meierijvan Den Bosch soms ook “Eder” genoemdwordt, ook in latere tijd. Voor grotemisdrijven moest de hofheer de misdadigeruitleveren aan het gravengerecht, waar hijzijn onderdanen, zo mogelijk met raad endaad moest bijstaan. De heer kon zijnonderhorige ook loskopen van devrijheidsstraffen, opgelegd door de Graaf. Hijdroeg dan verder de verantwoording voor hetgedrag van zijn horige.

Page 66: heemkundeartikelen van Ferdinand Smulders over Tilburg en ...

66

STAAT IN ’T KLEINZo’n oud herengoed, beheerd vanuit deVroonhof of Herenhof, was dus een staatin ’t klein; de heer of de vrije boer, was“koning” op eigen terrein, hij wasgrondheer en rechter. Eigen zakenwerden bedisseld zonder bemoeienis vanbuiten, behalve bij grote misdaden en bijgeschillen van horigen van ’t ene goedmet horigen van ’t ander.Zulk een grondgebied is eengrondheerlijkheid. De heer of vrije boerwoont op zijn ontwaterd huis (later kasteel);zijn onvrijen of lijfeigenen bewerken hetherenland of vroonland (ook genoemdZeelland: terra salica), de onvrije vrouwen enmeisjes bewerken zijn vlas, weven enspinnen enz.; zijn horigen, die zijn later ofcijnsmannen zijn, zitten op van hemverkregen grond en krijgen, als zij goedoppassen een bijzonder baantje(bijvoorbeeld) paardenknecht (maarschalk)of moeten voor de muziek zorgen opfeestdagen. De heer van de Vroonhof is baasin eigen huis. Alleen de koning of de keizerstaat boven hem. Hoe is nu de

LATERE ONTWIKKELINGvan zulke herengoederen? De koning hadvele van dergelijke goederen in zijn bezitgekregen door schenkingen, doorconfiscatie,van ontrouwe lieden, eerlozen enbastaarden.Reeds van ouds had de koning grotegoederen die het koningshof moestenvoorzien van hun voorbrengselen. De tijdenwaren dikwijls erg verward en onzeker dooroorlog en invallen van vreemde piraten. Omnu zeker te zijn van bescherming van dekoning of van een hertog of een graaf, droegmen zijn bezittingen op aan de koning of aaneen voorname heer en kreeg dan zijn goedterug als een erfelijk leengoed, en moest alsvazal zijn leenheer bijstaan in oorlogstijd.

Andere eigenaars van landgoederen droegendie op aan een bisschop of aan een kloosteren kregen hun goed terug in erfleen ofweltegen een jaarlijkse cijns.Ook ziet men in die tijden vrije mannen zichonder de bescherming of voogdij stellen vaneen grotere heer; zij werden dus niet horig,maar betaalden aan hun voogd een voogdij-accijns, (dikwijls bestaande in eenvastenavondhoen); zij bleven eigenaars vanhun gronden. Wanneer echter de voogdgrondheer werd van een dorp, dan werden zijhorigen van hem.Wanneer een abdij als bezitter van eenherengoed haar horigen geheel vrij gemaakthad (de cijns bleef natuurlijk bestaan!),werden dus deze vrije grondbezitters, dievrije voogdijlieden van een heer warengeworden, automatisch horigen van hunvoogd, als die abdij dat herengoed overdeedaan die heer, die dan grondheer werd. Veelherengoederen kwamen langzamerhand in ’tbezit van een koning of keizer, van eenhertog of graaf, en van kloosters en kerken.Iedereen moest een heer hebben. Het werdeen hele hierarchie met aan de top de keizer,als leenheer van de Hertog, die dan weerleenheer was over een aantal boeren enedele, terwijl deze edelen wederomleenmannen onder zich hadden.Zeer veel grond werd zodoende ofwelleengoed ofwel cijnsgoed; vrij-eigen allodiallegoederen zijn er evenwel altijd welovergebleven, zoals het kasteel Durendaalonder Huikelum en het adellijke goed“Broekhoven” onder Tilburg. Veel hoeven enbouwland werden “ten cijns” uigegeven. Deoude cijnslieden zijn dikwijls aanzienlijkeboeren of grondbezitters.Hoe de toestand zich verder ontwikkelde,zullen we de volgende keer uitleggen.

Ferdinand W. Smulders

Page 67: heemkundeartikelen van Ferdinand Smulders over Tilburg en ...

67

31. 7-5-1952

Tilburg e.o. in vroeger eeuwen

Oude HerengoederenDe toestand in de 10de en 11de eeuw

II

We hebben gezien, dat veel goederen leengoed werden of cijnsgoed. Vele vrije liedenvervielen ook tot horigheid, hetzij vrijwillig hetzij gedwongen. Hoe was nu de toestandgeworden in de 10de en 11de eeuw?. Men had toen vrije mensen en onderhorige mensen.

1ste. De vrije mensen waren ofwelcijnsplichtige vrijen op rijkshoven of oprijksgrond; ofwel allerlei vrijgelatenen (vanuiteenlopende oorsprong) op rijksgrond.Hieruit ontwikkelden zich de Rijksridders, deRijksburgers in de Rijkssteden en deRijksboeren (alle “Reichsfreie Leute”), ook alsde grond aan andere heren (bijv. een graaf)kwam. Zij staan alle onder de voogdij van delandsheer. Sommige van deze vrijevoogdijlieden waren echter tegelijkertijdhorigen van een klooster, zoals de St.Pietermannen die onder Brabantse voogdijstonden (anno 1122). We spreken nog welvan ’t Rijk van Nijmegen d.i. het Nijmeegsegebied dat van ’t Rijk was. Aldaar ook hetRijkswoud. Later wordt de Hertog vanBrabant, als vertegenwoordiger van de Keizerin ’t Westen, aldaar de baas. Een rijksstadwas ook Aken, waarover de hertog vanBrabant eveneens voogd was. In Haps lageen vrije heerlijkheid, genaamd “Conincxvrij”,die in de 15de eeuw in ’t bezit was van RidderJan van Bacxem. In de onrustige tijd derGelderse oorlogen werd deze vrijeheerlijkheid opgedragen aan de Heren vanCuijk; zij werd toen een “vrij-leen”. Deheerlijkheid Bokstel (behalve het KasteelStapelen en dat Brabants leen was) was eenvrije rijksheerlijkheid, evenals Gemert.Wie zich echter niet kon opwerken totrijksridder of tot rijksboer of tot rijksburger(door naar de steden te verhuizen; destadslucht maakte vrij!), werd gewoon boeren verviel tot horigheid, werd dus horige vande landsheer.

DE ONDERHORIGEN2de. De onderhorigen of zogenaamde"eigenlieden” bestonden ten eerste uit dehorigen, die dienstman of ministeriaalgeworden waren. Dat waren de hogere enlagere ambtenaars in dienst van koning,hertog of graaf (drossaard, wijnschenker,maarschalk en kamerheer, ook dekunstenaars en vaklieden zoals goudsmedenenz. enz.) Wanneer zij hun ambt erfelijkwisten te maken, werden zij ridders;aanvankelijk bleven zij horig; omstreeks1300 worden zij vrije ridders, veelal ookleenman. De hofdienst wordt ridderdienst.

Het hofrecht verandert in leenrecht. Dezevormden dus de lagere adel in tegenstellingmet de hoge adel voortgekomen (behalve denieuwbakken adel natuurlijk!).Wie zich echter niet kon omhoogwerken vande minsterialiteit tot de ridderschap, werdweer boer en verviel tot horigheid.De tweede groep eigen-lieden valt in drieënuiteen. Daar waren de vrije cijnslieden, dieniet onderworpen waren aan eenGrundherrschaft, maar aan eenSchutzherrschaft. Deze vrije voogdijliedenwaren in deze toestand gekomen ofwel doorgeboorte op “schutzhörige” grond ofwel doorvrije keuze. Wie van hem niet ridder ofstadsburger werd, verviel weer tot degrondhorige boevenstand.Verder waren daar nog de grondhorigen, dehalfvrije “laten”, die persoonlijk vrij warenmaar op onvrije grond zaten. Degrondhorigen van ’t Rijk en van de kloostersstonden hoger in rang dan de overigen.Tenslotte waren er dan nog de onvrijen oflijfeigenen. Velen van hen verkregen hunvrijheid door opklimming tot horigheid ofdoor cijnsman te worden van een klooster. InBrabant is de onvrijheid in ’t midden der 13de

eeuw afgeschaft. Nieuwe onvrijen konden erkomen door verovering (denk aan ’t Oostenin de Slavische landen) of door vrijwilligonvrij te worden of door vestiging op eenonvrij goed of door straf.In Brabant was men de andere Europeselanden ver voorbij de afschaffing deronvrijheid!

VOGELVRIJENDe derde groep bestond uit de rechtloze,onbeschermde mensen-zonder-heer, dezogenaamde vogelvrijen of Bijstervrijen (bijv.Joden). Volgens het vreemdelingenrechtverviel hun goed bij hun dood aan de Koning.Dit geldt natuurlijk niet voor vreemdelingenof reizigers die zich tijdelijk ergens bevonden.Velen kozen een heer of voogd. Anders wasde koning hun voogd. Later komt ditvreemdelingenrecht (jus albinagii of droitd’aubaine) aan de landsheren (bijv. deHertogen) of aan kloosters. Velen van zulkevogelvrijen zijn uit eigenbelang horigen vaneen heer geworden; dat was veiliger.

Page 68: heemkundeartikelen van Ferdinand Smulders over Tilburg en ...

68

We hebben alzo gezien, dat mensen uit aldeze verschillende groepen opklommen ofvervielen tot horigheid, derhalve tot de grotemenigte “laten” of “cijnslieden”, waarvan velerond 1300 tot de gegoede boerenstandbehoorden. In de verdere ontwikkelingontstaat daaruit wederom een tamelijk vrijeboerenstand, die eigenaar wordt van hungronden, waaruit ze toch nog tot het eind vande 18de eeuw een cijns blijven vergelden, eencijns welke een gewone “grondrente”geworden was. Deze heerlijke cijns was nietaflosbaar, maar evenmin verhoogbaar. Doorde waardevermindering van het geld was heteen luttel bedragje. De heerlijke cijnzen zijndus van verschillende oorsprong:horigencijns, voogdijcijns, en cijns van vrijeboeren uit een verkregen stuk herengrond.Dit zijn de oude cijnzen in tegenstelling metde nieuwe of noval cijnzen, die vergoldenmoesten worden uit grond, verkregen van degemeynt, dus uit nieuw-ontgonnen grond.In de cijnsboeken van de Hertog van Brabanten in die van de kleine en kleinere herenstaan beide cijnzen geboekt. Het is dus

EEN GROVE VERGISSINGte menen dat in die cijnsboeken alleennieuwe cijnzen staan uit nieuw-ontgonnengronden, verkregen van de gemeynt of devroente. Dat is geheel en al maar bazelpraatvan oppervlakkige ondeskundigen. ER staanimmers vooreerst vele oude cijnzen in uitoude hoeven en bouwlanden eveneens

cijnzen voor ’t leggen van een brug over eenstroom enz.Ook is het onjuist te beweren, dat groteheren, bijvoorbeeld ridders die een Brabantsleen bezitten, geen cijns betalen aan dehertog of een andere boer. Men sla decijnsboeken maar open! De Heer van Herlaerbetaalde een cijns aan de Hertog van Brabantvoor de visserij in de Dommel langs Vucht.Andere heren betalen cijns aan de Hertogvoor een hertogelijk cijnsgoed, dat in hunbezit gekomen is. De cijnzen, die men moestvergelden aan de abdij van Echternach, zijnook heerlijke cijnzen uit hoeven en gronden,die vroeger aan die abdij toebehoord hebben.Deze werden ook pas aflosbaar omstreeks1800. Soms moesten de cijnsgelders op dejaarlijkse cijnsdag aan de rentmeester op debeurt een maaltijd geven, zoals in Esch hetgeval was. Elders moest de cijnsheer op decijnsdag een maaltijd geven aan zijncijnsmannen; zoals de Heer van Herlaan enSt. Michielsgestel op St. Maartensdag op deGrote Wielse Hoeve bij Germonde. (Dit zoueen voogdij-cijns kunnen zijn, want demeeste cijnzen heeft de Heer van Herlaar opSt. Michielsdag en enige cijnzen onder Vuchtop St. Lambert).De volgende keer gaan we verder met debehandeling van de Herengoederen en vande Leengoederen.

Ferdinand W. Smulders

Page 69: heemkundeartikelen van Ferdinand Smulders over Tilburg en ...

69

32. 17-5-1952

Tilburg e.o. in vroeger eeuwen

Oude HerengoederenHet ontstaan van de Leengoederen

III

Verschillende manierenWe hebben gezien dat in de loop der eeuweneen hele ontwikkeling heeft plaats gevonden.Hoe ontstonden nu de Leengoederen? Hetleenstelsel (feodaliteit) ontstond al heel vroegen telkens ging dat systeem verder enbreidde zich hoe langer hoe meer uit. DeHertog was een Leenman van de Keizer, enhad weer leenmannen onder zich.De twee meest voorkomende manieren vanontstaan zijn de volgende:De hertog geeft aan iemand die zichverdienstelijk heeft gemaakt in de oorlog ofaan het hof of als gezant of onderhandelaar,een stuk grond of een heel landgoed als eenerfleen in plaats van uitbetaling in geld.Zo gaf de Hertog in 1280 aan een zekereGerbrand, een krijgsman, een hoeve lands,groot over de 12 buunder, in Oost-Tilburg(d.i. Berkel) “met jurisdictien”alsmede enigegronden in Oosterwijk, Oorschot, Enschot enTilburg (Loven). Het hele gebied is natuurlijkveel groter dan 12 buunder (dit is de groottevan de herenhoeve zelf zonder deonderhorigheden). De jurisdictie duidt op deLaathof. Zulk een leen is ontstaan doorbeneficium.Een andere wijze van ontstaan van een Leenis die door opdracht van een goed aan eenHeer, die dan dat goed aan de opdrager alseen erfleen teruggeeft; dus doorVassalliteit.Men stelde zich hierdoor onder debescherming van die Heer, maar moest alsvazal die Heer ook helpen in tijd van oorlogenz.

“NEMERLAAR”Aldus heeft heer Jan die Rover, ridder, eenhofmeester aan het hertogelijk hof, zijn goed“Nemerlaar” in Haaren, met de visserij vande watermolen ter Borcht tot de watermolenvan Luissel, opgedragen aan HertoginJohanna van Brabant op 22 Maart 1358(n.st.). Hij kreeg dat goed en die visserijterug als een Brabants leen; de hertoginschold hem kwijt de cijns van één “oudegrote” jaarlijks uit die visserij, en gaf hem inmeerdernisse zijn leens de aan de hertogentoekomende jacht van Oosterwijk, (metonderhorigheden), Haaren, Helvoort en Esch.Dit landgoed Nemerlaar (vroeger denAmelaer) was dus oorspronkelijk een vrijeigen of allodiaal goed. Jan die Rover had hetverkregen van Willem van den Bossche,

ridder, die het weer verkregen had van heerGeerlinck van den Bossche, ridder Hertog JanII gaf aan de hoevenaars van Geerlinckwegens de vele diensten die de Hertogen vanhen hadden moegen erlangen, vrijdom vanallerlei lasten, op Driekoningen 1304. OokWillem van den Bossche kreeg de bevestigingvan die vrijheid van lasten in 1334 enHertogin Johanna bekrachtigt die ook in 1358(o.a. vrijheid van eeningen, vrijdheid vanschepenen te worden. D.w.z. de hoevenaarsvielen buiten de jurisdictie der schepenbanken hadden hun eigen oude Laatbank!).Deze twee manieren lijken mij devoornaamste. Er waren nog andere, die ikvoorbij ga. Ook kon een leen ontstaan doorverpanding van een goed of van een dorp. Zogaf Hertogin Johanna in 1387 aan Pauwelsvan Haestrecht Tilburg, Goorle, Drunen en deLoonse Tol voor de 4000 oude Franseschilden die hij haar geleend had. Eenpandheerlijkheid werd als een leenbehandeld. Tilburg werd nooit ingelost. Als deHertog de pandsom terugbetaalde, was depandheer weer heertje af.De Hertog kon ook een dorp met alle rechtenen inkomsten verkopen; de koper werd danpandheer en ’s hertogen leenman, totdat depandsom gelost werd. Aldus verkocht Filips IIals Hertog van Brabant het dorp Helvoort methoge middelbare en lage justitie, met allerleiandere rechten en inkomsten aan HenrichBloyman voor 3527 pond en 12 shillingen in1560. Filips II deed dit om aan geld te komenvoor de oorlogvoering. Bij de verkoping werdbepaald: dat de heerlijkheid te leen moestgehouden worden van de Hertog, totdat hetdorp gelost zou worden door terugbetalingvan de koopsom, (hetgeen geschiedde in de17de eeuw). We zullen nog even door gaanmet de leengoederen

OOK EEN HELE STREEKNiet alleen een stuk land, een hoeve of eendorp of een hele streek kon een leen zijn.Volgens het oudste Brabantse leenboek hetzogenaamde “Latijnsboeck”, (begin 14de

eeuw) behoorden tot de Lenen o.a. ook:molens, brouwerijen, bossen, wijngaarden,vijvers, waterlopen, tienden, cijnzen, tollen,visserijen, ’t weiderecht in ’t Zoniënwoud, dewind voor een mlen, enz. enz. Hier ziet menuit, dat door de verdere ontwikkeling allerleizaken leenroerig konden worden. Ookambten werden leen. Er is nog een manier

Page 70: heemkundeartikelen van Ferdinand Smulders over Tilburg en ...

70

van ontstaan: de Hertog ga aan iemand geld,dat dan omgezet moest worden in een leen-rente of dat men moest gebruiken om eenallodiaal goed te kopen, dat dan eenleengoed werd. Bij vererving kwam hetkasteel of het huis aan de oudste zoon, dieook nog 2/3 der rechten behield. Hetovergebleven derde deel was voor de anderekinderen. De oudste dochter erfde (als ergeen zoon was) zoals de oudste zoon.Sterven de ouders dan erven de kinderen. Deweduwe of weduwnaar behoudt alleen hetvruchtgebruik. Na een leengoed geërfd ofgekocht te hebben, moest men aan hetLeenhof een bepaald bedrag betalen voor deleenheffing. Volle lenen d.w.z. lenen met eenopbrengst van 10 “ridders” per jaar of eenevenhoge leen-rente, betaalden aan deHertog als “hergeweyde” 10 ridders of 10kronen voor de griffie(“Camerlinckgelt enBoeckrecht”).Kleine of smalle lenen betaalden bij deleenverheffing de inkomsten van een jaar(natuurlijk niet meer dan 10 “ridders” ofandere munt). Vorsten betalen geen“hergeweyde”, maar geven bijvoorbeeld eenraspaard aan de hertog. Want ook vorstenkonden leenman zijn bijv. de Graaf van Gelrehield de Bommelerwaard, de Tielerwaard,Oosterbeek en de Veluwe te leen van deHertog van Brabant.De leenverheffing moest binnen een bepaaldetijd geschieden. Wie als vazal ontrouw werdaan zijn leenheer verloor zijn leengoed.

ONDERLENENAls een leen gespleten werd, bleven de delenleenroerig. Grote leengoederen hadden zelfweer onderlenen. Dus de leenman was zelfweer leenheer over de leenmannen en hadook een leenhof. Ook kleinere lenen haddendikwijls een leenhof en een laathof. Een volle

leenhof (ook voor geschillen overleengoederen) bestond uit 7 mannen. Wiegeen vol leenhof heeft, leent zo lang mannenvan een naburig leenhofje.Een leenbank bestond uit 4 of 5 mannen. Bijde verheffing van geërfde lenen gebruikte deleenheer of zijn stadhouder twee leenmannenals getuigen; bij verkochte of verpande lenenechter vier. De lagere leenhoven stondenonder het Leenhof van Brabant. Hoger beroepen advies zocht men bij de hogere hoven.De leenmannen vormden een aparte stand.Iedereen kon oorspronkelijk zo maar nietleenman worden. In tijd van oorlog moestende leenmannen met hun leenheer mee op de“heervaert” of moesten een plaatsvervangermet paard uitrusten. Ook moesten zijoorspronkelijk hun onderhorigen aanvoerenin de strijd.In 1470 moest de bezitter van een leengoedmet een jaarlijkse opbrengst van 200Rijnsgulden één soldaat met drie paardenleveren.In 1536 moest een bezitter van een leengoedmet een opbrengst van 200 Rijnsgulden, éénsoldaat met 3 paarden leveren, een leengoedvan 400 Philipsgulden echter twee soldatenenz.Om dit stukje te besluiten, vermeld ik nog alsBrabantse Lenen: het Recht van de Gruyt(een belasting op de doorvoer van bieren) inde Eeninge van Oosterwijk, in Tilburg,Goorle, Moergestel, Helvoort en Esch. En ’tAmbacht van de verkens te bezien in staden meierij van Den Bosch. Beide lenen warenin de 17de en 18de eeuw in ’t bezit van deleenhouders van de Heerlijkheid Vosselaar inden Udenhout. Door dit praatje hoop ik delezers enig inzicht in de Leenzaken gegevente hebben.

Ferdinand W. Smulders

Page 71: heemkundeartikelen van Ferdinand Smulders over Tilburg en ...

71

33. 14-6-1952

Tilburg e.o. in vroeger eeuwen

Oude HerengoederenOisterwijk vormde een klein Meierijtje

IV

We hebben in de vorige opstellen gezien, hoe talloze vrije goederen door allerleiomstandigheden en om velerlei redenen, vrijwillig ofwel gedwongen onderhorig werdenaan een heer; hoe zij ofwel vrijeigen bleven ofwel leengoed ofwel cijnsgoed.Machtige heren, zoals de Hertogen, kregen vele van deze landgoederen in hun bezit.Omstreeks 1200 zien we de Hertog in deze streek optreden als heer van talrijke grote enkleine landgoederen en dorpen. Zo had al eerder de Koning of Keizer vele vroonhoven inzijn bezit gekregen door overerving, door inbeslagneming, door aanhuwelijking.

Hoe een dorp vroeger bestuurd werdEen grote Heer, die zovele en ver van elkaarliggende landgoederen en dorpen bezat, lietde bijeenliggende goederen beheren enbesturen door een meyer of rentmeester.Uit de oude hoeven waren langzamerhanddorpen (en steden) gegroeid. In de 12de en13de eeuw betekent “villa” gewoon “dorp”. Alseen verzameling van dorpen en landgoederentezamen door de meier beheerd en bestuurdwerden, noemde men dit gebied: villicatio (ofmeierij; elders spreekt men van Ambt ofschoutambt).De villicus of meier had de lagere justitie(over kleinere misdrijven en gewone“dorpszaken”). De “graaf” had de hogejustitie. Aanvankelijk was de meier zowelrechter als rentmeester. Hij was dus schoutin rechtzaken en beheerder en rentmeesterover de inkomsten van de landgoederen.Later kwam er een afzonderlijke schout voorrechtszaken en een afzonderlijke meier, dieeen economische functie had. De schouten ofmeiers kregen als honorarium een stuk grondof een landgoed en wisten dikwijls hun ambterfelijk te maken. Ze werden “heer” van eendorp en als zodanig leenman van hunopperheer; en stelden zelf dan een schoutover dat drop aan.

KONINGSGOEDERENOorspronkelijk waren de koningsdomeinenveelal een aaneengesloten bezit integenstelling met dat der hertogen engraven. Deze laatsten wisten veel gebiedenonder hun macht te krijgen, zodat zij hunbezittingen konden afronden. DeKoningsgoederen daarentegen werdenuiteengerukt door schenkingen aan hundienstmannen. Ofwel werd een gedeelte vanhet vroonland weggeschonken zonder devroonhof (die soms Pals heet, als de koningop zijn reizen daar de boel kwamoppeuzelen), ofwel de vroonhof aan deze enhet vroonland aan anderen.Meen heeft raar omgesprongen met diegoederen, zodat het in de 13de en 14de eeuw

dikwijls niet meer is na te gaan, hoe alles bijelkaar gehoord heeft. De meier zetelde op devroonhof van het door hem te beheren goedof op een der vroonhoven, als hijverscheidene dorpen en gehuchten, ontstaanuit landgoederen en hoeve, te besturen had.Het vroonland bij de andere vroonhoven werdaan boeren in gebruik gegeven. Als een Heereen nog groter gebied bezat, was de meieronderworpen aan de hoofdschout, die zeteldeop de hoofdvroonhof. Deze laatste had ookde hoge justitie.Door de talrijke wegschenkingen enbeleningen viel zulk een gebied uiteen. Somsverpachtte de heer zijn goed of gaf het tencijnsrechte uit. De meers of schouten kregende vroonhof te leen (later dikwijls eenkasteel).Als de hertog in ’t midden der 13de eeuw deonvrijheid opheft, treedt een nieuweontwikkeling in. Al bleven de cijnzen bestaanals grondlasten het oude hofverband werdopgelost en in sommige plaatsen werd deLaatbank tot Schepenbank.In andere plaatsen richtte de hertog eenschepenbank op, die de rechtspraak had oververscheidene dorpen en gehuchten.Zo had men de “Eeninge” van Weelde,waartoe ook Poppel en Ravels behoorden. Erwas de “Eeninge” van Hilvarenbeke, waarinmen nog de onderdelen: Hilvarenbeek,Diessen, Westelbeers, de Biest (en misschienook Westerwijk), Gorp, Tulden, Esbeek enRiel. En dan hebben we de “Eeninge vanOosterwijk, met als onderdelen: Oosterwijk,Haaren-Belveren, (voor 1400 misschien ookHelvoort), Udenhout, Berkel,-Enschot,Huikelum, Tilburg en Goorle.In Tilburg zouden weer onderafdelingen aante wijzen zijn: Broekhoven, Korvel, (in de14de eeuw verscheidene malen genoemd:villa de Corvelle!), de Rijt, de Hasselt en deVeldhoven.

NIEUWE TOESTANDNa 1200 zien we een nieuwe toestand: deschepenbank van Oosterwijk had zoveel

Page 72: heemkundeartikelen van Ferdinand Smulders over Tilburg en ...

72

rechtsmacht namens de Hertog, dat de kleineLaatbankjes hun oorspronkelijke lagererechtspraak te loor zagen gaan. In ’t beginziet men in de 13de eeuw bij overdracht vanvroeger hofhorig goed (dus land dat ondereen Laathof behoorde) naast de schepenenook enige censuarü (cijnsmannen of “laten”)optreden. Al spoedig verdwijnen zij van hettoneel. Alleen in De Baronie ziet men nog inde 16de eeuw bij overdracht van grond, diebehoorde aan de abdij van Thorn, naastbijvoorbeeld de schepenen van deschepenbank van Gils optreden tweeschepenen van den Ouden Hof van Mevrouwevan Thorn.In de Baronie was men dus ouderwetser danin de Meierij van Den Bosch, ofschoon ook inde Meierij in de 14de eeuw landgoederenvoorkomen met een eigen lagere rechtspraak(er staat dan bij: cum jurisdictione).In de Meierij behoorde dit tot een bijzondervoorrecht, verleend door de hertog . Zulk eenhoeven-complex, zulk een landgoed was watmen noemt een immuniteit en was aan derechtsmacht der dorps-schepenbankonttrokken. Dit wil niet zeggen dat de kleineLaathoven of Laatbanken verdwenen; neen,die bleven tot het eind der 18de eeuw, vrijwelmachteloos en betekenisloos bestaan,evengoed als de kleine Leenhofjes.

De “Eeninge” van Oosterwijk vormde eenklein meierijtje en was de kern van het laterekwartier van die naam ( in de 15de eeuw nogwel een Meyerie van Oesterwijck genoemd).De andere dorpen hangen er rondom aan enwaren meestal heerlijkheden: (Drunen, Loon,Waalwijk, Hilvarenbeek, Bokstel en St.Michiels Gestel); daarbij dan nog Mierde enEsch. Vught werd er ook bijgevoegd.De meierij van Oosterwijk stond onder deKwartierschout; boven hem stond deHoogschout van Den Bosch met de hogererechtspraak.

KWARTIER KEMPENLANDHet Kwartier Kempenland schijntoorspronkelijk één “Eeninge” geweest te zijnonder één schout.In ’t jaar 1203 zien Otto II, Graaf van Gerle,af van het recht dat hij zeide te hebben in de“Eeninge” van heel Kempeland (in unitatetotius campiniae quae unitas vulgaritoreninge dicitur); hij staat dat recht af aan deHertog van Brabant. In latere tijden is hetook opvallend dat in een dorp als Eersel geenschout is, maar alleen een stadhouder van deschout van Kempeland.

Ferdinand W. Smulders

Page 73: heemkundeartikelen van Ferdinand Smulders over Tilburg en ...

73

34. 7-7-1952

Enige akten uit “het Bosch Protokol”Op de Heuvel werd peperkoek verdeeld

Onlangs heb ik in ruim 5 weken een boek van 774 folio-bladzijden doorgelezen, n.l. hetBosch Protokol van de jaren 1390 - 1394, om te zien, of ik daarin weer wat nieuws konvinden over verscheidene dorpen. Wat ik over Tilburg gevonden heb, is het volgendeOnbelangrijke akten laat ik achterwege.

Enkele goederen uit stad en dorpOp donderdag na Kerstmis 1390 verkooptPeter die Bruyn van Westtilborch aan Geritvanden Woude: een pacht van 10 lopen roguit huis en hof aen den Hoevel in Tilborchtussen de kinderen van Godevaert EngheleGoden saen en de straat. Dat huis is al belastmet 3 obolen nieuwe cijns, met 1 lopen rogaan de H. Geest van Tilborch en met 10vlieguyt aan de gemeynt van Tilborch (DenBosch R. 11779 blz. 26).

PEPERKOEK AAN DE HEUVELOp ’t Oktaaf van Sakramentsdag 1391verpacht Peter Jansz. die Bruyn aan zijnzuster Margriet: een huis, erf en hof aen denHoevel in Tilborch, tussen Reyner vanBroechoven en Ermgart Hasselmans,strekkende van de straat tot de kinderen vanGodevaert Engelgoeden soen, voor eenjaarlijkse pacht van 10 lopen rog. De anderelasten komen overeen met die van blz. 26(behalve dat de 10 vlieguyt hier heten 10schillingen licht geld). Bovendien rust op dithuis de last, de naburen te vergezellen omop Pasen een peperkoek te verdelen (ddlibum dictum peperkoec in die pascedistribuendum). Op dezelfde dag verkooptPeter die Bruyn voornoemde pacht van 10lopen rog aan Gerit vanden Woude (DenBosch R. 1179 blz. 43).Ook op ’t Oktaaf van Sakramentsdag 1391draagt Jan Peter Brocke op aan HenrickLange Danelszoon: een pacht van ½ mudrog, Oosterwijkse maat, op Lichtmis televeren in Berkel, uit het goed “Haenberch”optie Hasselt in Westilborch. De opdrager haddie pacht verkregen van Jan Pupprechts, manvan Heylwich dochter van Margriet Copkens(ibid. blz. 53).Op dezelfde dag in 1391 heeft Elizabeth,weduwe van Godevaert Enghel Goiden soenvan Broechoven, opgedragen aan haarkinderen Henrick en Elizabeth en aan haarschoonzoon Peter Oer: haar vruchtgebruik ineen pacht van 17 lopen rog uit 1½ mudzakland in Westilborch, n.l. uit de erfenis vanTruda, weduwe van Claes Sculenborch.Daarna verkopen Elizabeth en haar kinderenen schoonzoon die pacht aan Jan Kuychman,zoon van wijlen Claes Sculenborch. Dat landvan Truda lag tussen Zegher Stappen en

Heymken van Broechoven (ibid. blz. 56 en58).

KORVEL, LOVEN EN KERKHOVENOp Donderdag na Petrus en Paulus 1393treedt op: Gerit Gielisz. van Veen, man vanKathelijn Henrics Wysse van Westilborch. Hijverkoopt aan Jan vander Byestraten vanGhilze een pacht van 14 lopen rog Tilburgsemaat uit twee stukken land bij Corvel inWestilborch, n.l. uit “die Hanghbossche”tussen Jan Aelwijns en Jan van Afterloc, enuit “die Strepe” tussen Jan Raet en GeritHubrechts. De vergelder van deze pacht isJan Aelwijns, die vroeger van Henrick Wyssede twee stukken land in erfpacht gekregenhad. ER staat bij, dat die pacht op Lichtmisgeleverd moest worden op “die Hofstat vanCorvel”.Zoals we reeds een vorige keer gezienhebben, was Gerit van Veen in deze tijd debezitter van ’t goed “Corvel”, als erfgenaamvan Henrick Wysse (ibid. blz. 572).Op Donderdag na Beloken Pasen 1393verpacht Jan van Dordrecht een hoeve inTilborch te Loeven aan Zibbrecht Bloemartvoor 6 jaar. De pachter moet op St. PetersSt?el” 11 mud rog op St. Jan-Geboorte 5goede Gelrese gulden en 12 el linnen leverenin Den Bosch. (Jan van Dordrecht was eenBosch burger). Hij moet ook voor deverpachter 6 kapoenen houden, die hemgeleverd zullen worden. Om de gebouwen teonderhouden, zal de verpachter het hout enhet ijzerwerk leveren (ibid. blz. 667).Dezelfde Jan van Dordrecht had ook eengoed in Oosterwijk. Op Vrijdag na Maria-Hemelvaart 1391 draagt hij op aan zijnschoonzoon Jan Gielisz. vanden Grave, manvan Elizabeth van Dordrecht: ’t goed“Karrickhoven” in Oesterwijc met de daartoebehorende cijnzen en cijnsgoederen; alsmedeeen stuk land in Os en een pacht in Dynther.Deze opdracht, die geschiedde bij wijze vanhuwelijksgift, zal slechts geldig zijn, zolangde verkrijger leeft.De verkrijger belooft aan de opdrager 100oude schilden op aanmaning te betalen; dochde opdrager belooft dat geld niet te zullenopvragen, zolang de verkrijger leeft.Na de dood van Jan van Dordrecht of zijnerfgenamen (ibid. blz. 86).

Page 74: heemkundeartikelen van Ferdinand Smulders over Tilburg en ...

74

ZWANENBERCH IN OESTERWIJCOp maandag na St. Gielis (en niet Grielis,waarde zetter!) 1391 verkoopt Jan van Wijflitaan Jan van Dordrecht: een cijns van 10Hollandse gulden, te betalen op Remeys, uiteen hofstad, genaamd “Zwanenberch” inOesterwijc. ’t Gebeurt zelden, dat men ietsvindt over Zwanenberg of Zwanenburg. Nuwe toch weer in Oosterwijk verzeild geraaktzijn, gaan we maar weer naar ’tStaalbergven.Op St. Jans Onthoofding 1391 heeft eendeling plaats van moer, genaamd “Stalberch”in Oesterwijc. Roelof Godscales Roesmont enJacob van Nuys, man van Elizabeth RoelofsRoesmont krijgen ieder een helft van eenstuk van 700 roeden en van een stuk van725 roeden. Mechtelt, weduwe van GodscalckRoesmont, en haar zoon Henrick Bac krijgensamen een stuk van 650 roeden.(ibid. blz. 93).Op Donderdag na Pinksteren 1395 draagt JanSteympel op aan Willem Henrics Vos vanBeilver: ¼ deel in een stuk moer, dattoebehoord had aan Jacob Henrics van Nuys,in ’t Stalberchsvenne in Oesterwijc tussenmoer van Gerit Ruver en moer van RoelofGodscales Roesmont (ibid. blz. 179) HenrickHenrick Matheuszoon had dat hele stuk moerin Stalberchvenne op Siztus-dag in 1394opgedragen aan Jan steympel, Aert Bac, JanBroc en Claes Spyerinc zoon van Corstiaenvanden Velde (ibid. blz. 761).Kathelijn, weduwe van Aert Bac. draagt opDonderdag na Pinksteren 1395 haar ¼ deelop aan Joorden zoon van Godevaert Vos vanBeilver (ibid. blz. 179).Op Drievuldigheids-zondag 1395 heeftHenrick Bac zoon van Godscalck Roesmontopgedragen aan Jan Aert Gielijssoen, RutherBuerinc, Ghijb Jan Heester, en Willem Jansz.vanden Hezeacker: de helft van een stukmoer, groot 650 roeden, in Stalberchvenne.

De verkrijgers beloven tezamen aan HenrickBac 97 nieuwe Gelrese gulden te betalen opKerstmis gedurende 4 jaren (ibid. blz. 183).

’T GOED TE HILT IN MOERGESTELTenslotte vermeld ik een akte van 23November 1391, waarbij Leunis de Raet dehelft van ’t goed te Hilt in Gestel bijOesterwijc verpacht aan zijn schoonbroerHerman Aerts Cleynnael, die reeds de anderehelft bezit, voor 9 mud 4 lopen rog per jaar.Leunis had dat goed geërfd van zijnschoonvader Aert Cleynnael. De hele hoeve isbelast met grondcijnzen, met een cijns van25 schillingen oud geld aan de erfgenamenvan Ghijsbrecht vanden Doren (de Spina) en1 mud rog aan de erfgenamen van Aert vanBrede.De erfpachten kunnen lang duren. Zo blijktuit een latere aantekening in margine van 14November 1606, dat toen heer Ghijsbert vanGhesel priester 4 mud afloste van de 9 muden 4 lopen rog. De aflossing geschiedde inhanden van Willem Arnts van Meyselfoirt, alsgemachtigde van Jonkvrouw Marie vanRoome en haar man her Jan vanden Broecke(ibid. blz. 116). Maar ik zie daar nog een aktevan Sakramentsdag 1393 waarbij Jan dieYoede Peterssoen te cijns geeft aan WellenRover en zijn kinderen: een erfenis genaamd“die Vloet” in Oesterwijc, gelegen tussenJan Joden en Jan van Enghelen, enstrekkende van de Molendijc tot de dijkgenaamd “Swanendonc”. De verkrijgersmoeten op St. I?mbrecht een cijns van 40schillingen betalen aan Jan Joden, die echterde visserij daarin aan zich houdt (ibid. blz.569).Hiermee hoop ik weer mijn tot aan deheemkunde betaald te hebben. Ik hoop, datde lezer er niet bij in slaap is gevallen.

Ferdinand W. Smulders

Page 75: heemkundeartikelen van Ferdinand Smulders over Tilburg en ...

75

35. 30-8-1952

CECILIËNBRAKE IN ENSCHOTWelke personen er zoal bijbetrokken waren

In de Ceciliaparochie Enschot lag een huis met land, genaamd Ceciliënbrake. Daar men“Cely” zei in vertrouwelijke omgang, is het te verklaren, dat de naam van dit huismeestal “Ceciliënbrake” luidt. Er komen maar weinig vrouwen met de naam Cecilia naarEnschot.

Familie-naam Piggen kwam reeds in de14de eeuw voorJan Wouter Bach had een dochter Cecilia,meestal genaamd Cely; zij was getrouwd metEngbrecht van Bloclant. (Oosterwijk R. 162fol. 9 anno 1454). Op 4 Augustus 1456verkrijgt Margriet weduwe van Willem vanBrakel, (bij koop) van Peter Peters Pigge eenpacht van ½ mud rog uit een huis en hof enaanliggende erfenissen, groot 12 lopense,genaamd Celienbraeck, in Enschot, tussenDirc die Ram en Jan Piggen; alsmede uit 4lopense weiland aldaar.Op 25 Januari 1492 verkoopt de vorster vanOosterwijk Jan van der Stegen op verzoekvan Heylwich Willems van Brakel, weduwevan Ghijsbrecht Jan die Becker, wegensachterstalligheid van 5 lopen rog vanvoornoemde pacht, de onderpandengenaamd Celiënbraeck aan GhijsbrechtHuysmans. Deze moet 5 lopen rog leveren ende proceskosten betalen, en tevens voort dathalfmud jaarlijks daaruit blijven vergelden(Oosterwijk R. 197 fol. 19). Op 2 Maart 1504heeft Ghijsbrecht zoon van GhijsbrechtHuysmans en van Heylwich Willems vanBrakel, opgedragen aan zijn broer Willem enaan Henrick Lambrechts van Gorcum: eenpacht van 4 lopen rog, te vergelden deels uitvoornoemde pacht van ½ mud rog uit”Selyenbraeck” en deels uit een pacht vanhalf mud uit land in Berkel. (Oosterwijk R.208 fol 7v).Peter Peters Piggen verkoopt op 19 Maart1455 aan Anchem Henrick Roggen 2 lopenseen 13 roeden van Celyenbraeck in Enschot.De koper moet binnen een jaar een huisdaarop zetten en jaarlijks een pacht van 1mud rog leveren aan Laureijns van derHeyden (Oosterwijk R. 163 fol. 9).Laureijns Willems van der Heyen had diepacht van 1 mud rog verkregen van devolgende personen: Heymerick, Henrick,Elysabeth en Yda, kinderen van PeterHeymans; Else Peter Heymans, weduwe vanWillem Reineersss; Jan die Voecht, Reineer,Gielijs en Elysabeth, kinderen van Else enWillem voornoemd; (Else is een afkorting vanElsebeen, zoals uit de akte blijkt); AdriaenJan Goetscalcs, man van Sophie, en GerartGoeyarts van den sande, man van Kathelijn,beide dochters van Else en Willemvoornoemd; Jan van Hukelum, man van Eva,en Gherijt van Huculum, man van Heylwich,

beide dochters van Peter Heymerix en WillemWouter Colen.Daarna had Jan Zeghers van Gheldrop, manvan Margriet Luureijns van der Heyen, diepacht verkregen van zijn schoonvader; en op6 Augustus 1462 draagt Jan Zeghers diepacht uit “Celyenbrake” op aan Claes Henricsvan den Dijck (Oosterwijk R. 169 fol. 17).Op 15 April 1485 treden op: Wouter ClaeusWouter Huben, man van Margriet Peter Pig,ook voor Peter Pigghen, (die blijkbaar nietwel bij hoofd is, want er staat bij: “sijnresinnen niet wael mechtisch wesende”); JanChyb Meeus; Jan Willem Wijten, man vanGheertruut dochter van Ghijb Meeus, ookvoor Peter Ghijb Meeus; Laureyns WouterLeijten, man van Oey (d.i. Oda) dochter vanMargriet Peter Pig; Peter, Jan en Ghijsbrecht;Alijt en Yda, kinderen van Margriet Peter Pig.Zij verkopen aan Claeus Claeus zoon van denEinde een huis en hof met aanliggendeerfenis, grond 4 lopense, genaamd“Celeynbrake” in Enschot. De verkopershadden dat huis enz. geërfd van MercclijsPighen en diens vrouw Alijt Ghijb Meeus.Mercelis had het gekocht van Jan PeterPigghen. ’t Huis is belast met 112 lopen rogaan Peter Pigghen en Wijtman GheritWillems; 7 lopen rog aan de kerk in Enschot,2 lopen rog aan de H. Geest in Enschot en ½lopen rog aan de vier bedelorden (OosterwijkR. 191 fol. 13). Claeus Henrics van den Dijck,die op 6 Augustus 1462 - mud rog erfpachtuit een deel van Celienbrake verkregen hadverkoopt die pacht op 13 September 1462aan Agnes, weduwe van Ghijsbrecht JanGhijsbrecht van Hannen soen, en hun zoonHenrick (Oosterwijk R. 169 fol. 18v).Voornoemde Henrick draagt die pacht op aanWillem Henrick Nellen op 24 December 1473.(Oosterwijk R. 179 fol. 44).Mercelijs Peter Pig belooft op 20 Februari1475 een pacht van 7 lopense rog tevergelden uit Sunt Celiënbrake in Enschotaan Wijtman zoon van wijlen Gherit WillemHeinen soen. Mercelijs kan die pacht na 4jaar lossen met 9 Peters en 10 stuiver.(Oosterwijk R. 181 fol. 8). Gherit WillemHenrick Maes soen draagt op aan WauterWanters van Gorp op den 27 Januari 1478een pacht van 4 lopen rog uit een stuk landgenaamd “Celyenbrake” in Enschot. Gherithad die pacht verkregen van Peter enJan,zonen van Jan Pigghen. (Oosterwijk R.

Page 76: heemkundeartikelen van Ferdinand Smulders over Tilburg en ...

76

184 fol. 4v). De hiervoor reeds genoemdeAnchem Henrics Roggen en zijn vrouwKethelijn Jacop Robben hadden al hungoederen in hun testament vermaakt aanLuytgart Corstiaens die Bont. Op 27 April1515 dragen voornoemde Luytgart en haarman Adriaen zoon van Jacop Goeyarts op aanPeter Peters van den Loe 2 lopense en 13roeden land, met een huis er op, genaamd“Celiënbraeck” in Enschot. Dit stuk wasafgedeeld van het bezit van Peter Piggen. Alslast wordt vermeld 1 mud rog aan de RectorvanSt. Severinus-altaar in Oosterwijk. ’t Huismag Peter van den Loe niet afbreken ofverkopen. Een verdere voorwaarde is nog:Adriaen sal moegen gebruijken een byehuysop der voers erffenissen staende tien jarenlanck ende die bien sceppen eude hanteren(Oosterwijk R. 219 fol. 22).Op 5 Januari 1541 draagt Willem Jansz.Vermeer, man van Elisabeth, weduwe vanCornelis Vermeer, op aan Jan, Henrick enAnna, kinderen van Corn. Vermeer enElisabeth voornoemd, en aan Leunis WouterKeeck, man van Engel, dochter van Cornelisen Lijsken voornoemd, ’t vruchtgebruik in 7lopen rog uit huis enz. genaamd “SinteCeciliën-brake” in Enschot, ,groot 4 lopense.Elisabeth had die pacht geërfd van haarvader Wijtman Gherit Willems, die haarverkregen had, zoals hiervoor reeds vermeld,van Marcelis Peter Pig. Op dezelfde dag (5Januari 1541) dragen Jan, Henrick en AnnaVermeer en Leunis Wouter Keeck, ooknamens Wijtman, zoon van Corn. Vermeer enLijsken, die pacht op aan Joest Jansz. vanEersel )Oosterwijk R. 245 fol. 93).Op 13 Augustus 1559 treedt op Jan doutste,zone wijlen Joost Janss. van Eerssel en vanMarie Wijman Willems. Hij draagt die pachtvan 7 lopen rog uit huis de “SinteCelilienbrake” in Enschot op aan zijn broerHendrick Joost Jansz. van Eerssel (OosterwijkR. 263 fol. 57v). Latere gegevens heb ik niet.

Oorspronkelijk was “Celiënbrake”, groot 12lopense, met nog 4 lopense wei erbij, vanPeter Piggen, zoon van Peter Piggen. Dezeverkoopt 2 lopense 13 roeden daarvan aanAncem Roggen in 1455. Dit is een stuk aande Oostkant tussen Peter Piggen westwaartsen Marie, weduwe van Peter van den Wiel,oostwaarts.In 1485 verkoopt Wouter Claeus WouterHuben, man van Margriet Peter Pig, een stukvan 4 lopense, waarop een huis staat: datkan de bovengenoemde wei zijn. Dit stukjeligt tussen de straat en Wouter Hubrechts enstrekt van Gherit Willems tot WouterHuberechts. Het hele stuk van 12 lopense ligttussen Peter Piggen en Dirck de Ram, enstrekt van de straat tot Peter van den Wiel.Wouter Hubrechts zal dezelfde zijn als deman van Margriet Peter Piggen. Het schijntdaar allemaal familie geweest te zijn, wantGherit Willems is dezelfde persoon als GheritWillem Henrick Maes, de man van Mariedochter van Wouter van den Wiel (OosterwijkR. 181 fol. 6v).Uit de mij beschikbaar zijnde gegevens blijktniet, waar precies Celiënbrake gelegen was;maar ik denk midden in Enschot. Want alshet iets verder van de kerk gelegen was, zouer wel een nadere plaatsbepaling bijgestaanhebben.Gherit Willem Henrick Maes was in 1475kerkmeester van Enschot, tezamen metAdriaen Gijsbrecht Mesmakers. (OosterwijkR. 181 fol. 19).De familie Piggen komt vanouds voor in dezestreek, reeds in de 14de eeuw.Ik heb de bij Ceciliënbrake betrokkenpersonen uitvoerig weergegeven; zo kan menzien, hoe de mensen in Enschot in dievroegere tijden heetten. Hiermede hoop ikEnschotse mensen van dienst geweest tezijn.

Ferdinand W. Smulders

Page 77: heemkundeartikelen van Ferdinand Smulders over Tilburg en ...

77

35. 20-9-1952

Uit vroeger eeuwen

’t Cijnsboek van Thorn te Baarle en Omstreken’t Laathof van Thorn te Baarle

De abdij van Thorn (Limburg) had vele bezittingen en rechten in de dorpen rondomBreda. Zij had deze verkregen in de 10de eeuw van Hilsondus, gravin van Strijen. Dezegoederen vielen onder twee laatbanken van Thorn; een in Gils, waaronder behoorden degoederen der abdij in Gils, Ginneken, Prinsenhage, Etten enzovoort; en een in Baarle. Dejaargedingen in Baarle werden gehouden op Dinsdag na Beloken Pasen en daags na SintDenijs . De Laatbank van Thorn te Baarle bestond uit 7 schepenen van wie er vier teBaarle, één in Goorle, één in Weelde en één in Merksplas woonachtig waren. De Laatbankwerd voorgezeten door een meier. Op de dagen dat de Laatbank gespannen werd,kregen de schepenen een gul onthaal op kosten der abdij.

Een reeks oude namenDaar de abdij van Thorn ook cijnsgoederenbezat in Goorle, is het wellicht niet ongepast,om niet alleen die cijnsgoederen in Goorle,maar ook de andere cijns goederen,behorende onder het Laathof van Baarle, tebespreken, althans een overzicht daarvan tegeven. In ’t Archief van de “Commissie vanBreda” (ingesteld in 1798 om teonderhandelen met de Fransen over deinbeslaggenomen goederen; daarna dienendeter administratie van die goederen tot 1810)bevindt zich een cijnsboek van Thorn,begonnen in ’t eind der 17de eeuw envoortgezet tot 1810. Cijnsboeken zijn zeerconservatief; bij het aanleggen van eennieuw cijnsboek schreef men de posten vanhet volgeraakte boek over. Zelfs als een cijnsvervallen was of als de rentmeester niet meerwist, waar het cijnsplichtige stuk gelegenwas, zelfs dan schreef hij in zijn nieuwe boekde naam van ’t perceel op zonder er iets uitte beuren. Ofschoon voornoemd cijnsboekdus tamelijk jong is, is dit geen bezwaar,omdat de jongere cijnsboeken teruggaan opde oudere. De cijnzen van dit Thornsecijnsboek van Baarle werden geïnd daags naSint Denijs, dus op 10 October. Hierbij daneen overzicht daarvan.

CIJNZEN IN BAARLEDe cijnzen in Baarle gingen uit de volgendestukken: de beemden in de Worrebeken, landaan de Heimolen in de Hees, een “aenstede”aan de Reth, land “de lange Bedden” aan de“Casselacker”, dries, “het Veen” aan de Rethland in de Sittart akker in St. Salvatorsakker,beemd in de Vloed, de Dorenakker in deLovense akker, de lange akker in de Nieuwe-Molense akker, beemd “de Mosdonk” aan denAert”, de “Raeckbeempt” aan de Baarlbrugge,de Rabbats-beemd onder Merksplas, deRijakker omtrent de Nieuwe Molen, een erfaan ’t Kerkhof, akker in de Wijthof, deLijnenakker, akker “de Molenhof”, deDorenakker in de Heesakker,“Misselteersacker”, land in Loven, land ’t

Hoolken” omtrent de Heeze, land bij deBraak, de Breemakker in de Heesakker,akker “de Strijpe” omtrent de Gierelboom,land in de Gierelstraat, land in de Weyhyning,land in de Leeuwerkebrake, huizen in deHeerstraat, beemd in Zondereigen en deHoutakker. Op verscheidene van dezepercelen stond een huis.

KOUTER-CIJNZEN IN BAARLEHierna volgt een aparte van de Kouter -cijnzen in Baarle. Kouter is de naam vooroud-akker gebied. Deze cijnzen evenwel gaangrotendeels uit huizen in ’t centrum vanBaarle, enige daarbuiten.Hier volgen ze, ’t Huis “de Oude Kroon” eenhuis achter de Toren, een hof omtrent dekerk, een hof aan “Sheerenstraet”, een huisaan de kerk, twee huizen aan de Katerstraat(Katerstraat houd ik voor een nieuwere vormvan Kouterstraat). Een huis “de Keizer”omtrent de kerk, een dries aan deKaterstraat,huis “de Nieuwe Kroon” aan deSingel, een huis aan de Plaatse, huis “deEngel” aan de kerk en nog verschillendehuizen en land in de Sittart. Verder nog uiteen beemd in de Vloed, een beemd in deWeersdonk, een huis in Ulecoten, en Meerle(n.l. de Sildonk en in Heerle aldaar).De plaatselijk-deskundigen kunnen dit hetbeste uitzoeken,waar dat allemaal ligt.

CIJNZEN ONDER MERKSPLASUit het gebied ten Zuiden van Baarle hief deAbdij cijnzen uit landerijen in de Bosakker,indeWijakker, bij het Bosstraatje, op ’t Lipeind,bij de Zondereigense brug, op Ginhoven, InZondereigen op ’t Rot,bij Baarlebrug enz.

CIJNZEN IN WEELDEIn Weelde hief de Abdij cijnzen uit: de Vucht,op ’t Geeneind, uit de Rabbatsbocht omtrentde kerk van Weelde bij de Elzestraat bij deKoningstraat, aan ’t Laar enz. Hierbij ookhuizen.

Page 78: heemkundeartikelen van Ferdinand Smulders over Tilburg en ...

78

CIJNZEN IN GOORLEOnder Goorle waren cijnsplichtig: de Langeakker, de Biesakker, de Mostertakker, dePutakker, de Kloot, de Wermenbos, ’tLangland, de Wolfput, de Mortelsrijpen, deBremakker aan de groene weg, de nog enigelanderijen en huizen. De cijnzen onder Goorlebrachten te zamen op 29 stuiver en 2 oortomstreeks 1800.

CIJNZEN IN ALFEN EN KAAMOnder Kaam waren cijnsplichtig 1½ buunderbeemd en nog 2 buunder beemd in deWijschot.Onder Alfen: 2 akkers aan ’t Zand en ½buunder land op de Goedentijd omtrent ’tZand. Daarna volgen een huis met 3 buundergrond in Gestel bij Meer (ten N.W. vanHoogstraten) en een hoeve en goederen in ’tvoornoemde Gestel.De Ooserom-cijnzen onder Alfen gaan uit devolgende stukken: een stede achter deToren, nog een stede, een heiveld bijPapenakker, 1 buunder hei genaamd“Karnediheininge” aan ’t Eindse Veken,½buunder hei genaamd “de Krabbe” in ’t Zand,een stede in Alfen-Oosterwijk, 2 lopense wei,1 buunder land, ½ buunder hei in deHeerstraat, een stuk erf genaamd ”deVoorste Brusselman”.De cijnzen onder Alfen en Kaam belopen, alsmen ze optelt, ongeveer 26 stuivers. In 1762werd echter slechts ongeveer 5 stuiversontvangen. De cijnzen werden omstreeks1800 aflosbaar gesteld. Zo werd de cijns van

3¾ stuiver uit de Langeakker in Goorle in1816 afgelost met de betaling ineens van 3gulden en 15 stuiver (dus tegen de penningtwintig). Men beschouwde dus de cijns alseen rente van 5% van een denkbeeldigehoofdsom. Deze hoofdsom verkrijgt men doorde cijns met 20 te vermenigvuldigen.Bij de stede onder Alfen-Oosterwijk staataangetekend, dat die stede “gevest is in denouden hove van Thoor tot Barel op den 17Julij 1666 volgens het vestboek”. Met ditoude hof bedoelt men ’t Thornse Laathof inBaarle.In 1810 waren er nog 40 cijnzen te vergeldenaan Thorn in ’t cijnsboek van Baarle; zijbrachten toen op: 10 gulden 2 stuivers en 6penningen (of 21 frank en 41 cent). Bijverkopingen van cijnsgoederen van Thorn enbij andere akten met die goederen stondentwee schepenen van ’t Laathof van Thorndaarover, naast twee schepenen van dedorps-schepenbank, zoals men zien kan in deVestboeken van de dorpen der Baronie vanBreda. Elders worden de heerlijke cijnzenafgelost omstreeks 1800 tegen de penning 162/3 of de penning 33 1/3. Bij de aflossingmoet dan tevens de boete betaald wordenvoor achterstallige cijnzen en natuurlijk dieachterstallige cijnzen zelf.Ik hoop, dat men hierdoor een overzichtgekregen heeft van de Thornse cijnsgoederenonder de Laatbank van Baarle.

Ferdinand W. Smulders

Page 79: heemkundeartikelen van Ferdinand Smulders over Tilburg en ...

79

37. 3-10-1952

Uit vroeger eeuwen:

De leengoederen van ThornOok enige lenen in de Biest bij Hilvarenbeek

In ’t archief van de “Commissie vanBreda” (aanwezig op het Rijksarchief inDen Bosch) bevindt zich een L e e n b o ek der abdij van Thorn. Daar ik uit enigeopstellen over Hilvarenbeek moetopmaken dat de heemkundigen aldaarniets weten over betrekkingen tussenThorn en Beek, althans niets over deThornse leengoederen in de Biest, is hetwellicht niet overbodig iets uit datLeenboek mee te delen. De Biest ligtdicht bij Tilburg. Tevens geef ik eenoverzicht van ’t hele leenboek. DitThornse Leenboek bevatleenverheffingen van de 15de tot de 18de

eeuw (niet volledig).

Lenen in GilzeEen leen van 8 buunder hei te Verhoven teGilze op ’t Raakeinde wordt in de 15de eeuwgespleten in vier lenen van 2 buunder. Bijbezitsovergang moest men de 8 buunderaanvankelijk verheffen en verheergewadenmet 1 zester rog. De leemerheffingen van de4 gespleten lenen gaan slechts tot het eindvan de 16de eeuw.In 1491 verheft Jan Jan Wircx 2 veertelenroghs erffsleenpacht op 4 buunder hei, zijndede helft van voornoemde 8 buunder.dan was er nog een volleen, bestaande uit“een hoeff wilderden” in de parochie Gilsonder den Rijen en 4½ buunder broekgenaamd “dat Bredebroek”. Dit wordtverheven in 1495 door Jan van Nederven dieJonge Janssoen en in 1565 door Jonker Philipde Gruytheere (kleinzoon van Jan vanNederven), beide ambachtsheer vanDirksland. (Gaat niet verder).

Lenen in GinnekenVan 1447 tot 1783 staan de leenverheffingenaangetekend van de Tienden van Heusenhout(Kleine tiend, middeltiend, hoge tiend).

Lenen in BaarleHet eerste leen bestaat uit 2 lopense landaan de Zoe bij de Stapakker; 1 lop. land teLoven in de Grote Vlucht; ½ lap wei achterde schuur te Loven; en ½ lap land ook teLoven. Philips vander Lecken, daarna Hewickvander Leck alias van Loven zijn de bezitters.Later Henrick van Bruhese en in 1529 Agathavan Ruheze (Hierbij wordt soms vermeld 2lop. land in de Heesakker).Het tweede leen bestaat uit 1 lopense land inde Katerstraat neven de waterzoe in de“Heysacker”. Het derde leen: 2 lop. land in de

Heesakker. Het vierde leen: ½ buunderbeemd op den Aert.Het vijfde leen: 2½ honderd roeden land inde Katerstraat (met huis). Het zesde leen: 80roeden akker in de Heesakker. Het achtsteleen: 40 of 50 roeden land aan “sherenweck”,aan de “Heyssenpath”. Het negende leen: 2veertelen rog op een beemd in de Houtheze.Het tiende leen: ¾ buunder in de Houtheze(ook genoemd “het Santschelleke” in ’t Broekomtrent de Elshout). Het elfde leen: ¼buunder beemd “de Zantschelle” in ’t Broek“aen de Merck”. Het dertiende leen: 94roeden land in de Heesakker. Het 14de leen:De Vlinkenbeemd, groot 6 buunder, neven deMankegooren.Verder nog: land bij de Katerstraat; deKromme Akker in de weiheininge enz.

Lenen in EttenVier gemeten land in “Caterhove” (1503) enelf gulden hellingen en 6 kronen op deHeerlijkheid Steenbergen (1503).

Lenen onder Hilvarenbeek1. Hendrick Schijven houdt te leen ½

lopense land aan de Biest; daarna PeeterAerts doncker; dan in

1621 Aert Peeter de Doncker en van 1636tot 1734 de familie Pluym.2. Een lopense land in de Biestakker aan de

Hoge weg (Wouter Jan Claus Celen sone aliasvanden

Broeck (16de Eeuw).3. Claes Jan Claes Celen sone alias vanden

Broeck houdt te leen 1½ lop. land in ’t broekgeheten

“het lant van Hese”. (16de eeuw).4. Aert Aert fiers: 1 dagmaal beemd aan de

Aa.5. Jan Hendrik van Trier: 3 lop. land op de

Biest.6. Peter Aert Fierssone: 2 lopense dries.7. de leenakker, groot 4 lopense, aan de

westerwijk (aen de grootte Westrick) nevende loop.8. Een beemd aan de Biest aan de stroom.9. Een beemt Leynde de Biestgemeynte

over de stroom (neven de beemd “deSlootmaker”).10. Den Nieuwen Acker groot 3 lopense opden Lijsenweg. (Door Wouter Bogaerts in1477 verkocht

aan Adriaen Adriaens de Bussere).11. Een beemd groot ¾ dagmaal aan deBiest.

Page 80: heemkundeartikelen van Ferdinand Smulders over Tilburg en ...

80

12. Drie lopense land met huis en schuur aande Biest (tegenover de H. Geest hoeve).13. Een beemd groot 2 lopense aan de Biestaan de stroom..Het waren maar klein leentjes in de Biest,zoals men ziet. Maar de grootte doet niets terzake.De Abdij van Thorn had dus niet alleen inde nabijheid van Hilvarenbeek cijns- enleengoederen, maar óók goederen in deBiest, dus in Hilvarenbeek zelf.

VLAGZEISSIEEnige opmerkingenIk zag enige tijd geleden dat degene die overoude gebruiken en toestanden schrijft in deN.T.C. in ’t onzekere was over ’t woord“vlagzeis”. Dit verwondert mij ten zeerste.Het Brabantse woord voor “plag” is immers“vlag”. Men spreekt van “de hei afvlaggen”.Dit komt men een paar honderd jaar geledenal tegen in oude registers. Daar vindt menook (bijvoorbeeld in inventarissen) het woord“vlagseyssie”,

De spelling der namenWanneer men een straat noemt naar iemanduit vroegere tijden, is het niet nodig despelling uit bijv. de 16de eeuw te gebruiken.de familienamen worden in alle eeuwengespeld volgens de dan gangbare spelling.

Heet een straat naar een burgemeester“vanden Hoevel”, dan moet men heden tendage spellen: van den Heuvel. Anders gaatmen die naam verkeerd uitspreken. Menmoet niet te puriteins zijn op dit gebied.De spelling - oe - kan dikwijls een - eu -aanduiden, zoals in soeven, voel, spoelen,toelen (d.i. zeven, veel, telen, spelen). Het isverkeerd deze woorden met een oe uit tespreken!. Dit naar aanleiding van eenbespreking van straatnamen in de N.T.C.

DelmerwegBij een bespreking van straatnamen vond ikin de N.T.C. over de Delmerweg de meninguitgesproken, dat de naam Delmer niet zoerg oud zou zijn en dat hij in verband zoustaan met Dalem.Beide meningen zijn onjuist. Bij eenbespreking van de verschillende buurten vanTilburg rond 1450, heb ik al vermeld dat denaam Delmeer reeds voorkomt in 1446 en1451 (Oosterwijk R. 156 fol. 27 enOosterwijk R. 159 fol. 15). En in ’thertogelijke cijnsboek van 1380 komt ookreeds “Eelmer” voor (Rekenkamer Brussel Nr.45072 fol. 85) Delmer is ontstaan uit “deElmer” of d’Elmer. Met Dalem heeft dezenaam niets te maken.

Ferdinand W. Smulders

Page 81: heemkundeartikelen van Ferdinand Smulders over Tilburg en ...

81

38. 30-10-1952

DE LEENGOEDEREN VAN ECHTERNACH TEDIESSENDe rechten liepen nog tot ’t einde der 18de eeuw

In een Leenboek van het Leenhof van Echternach, (Nr. 190 v.d. Commissie van Breda)vond ik leenverheffingen uit de 17de en 18de eeuw van goederen, tienden, beneficies enz.(ook van de kerken van Gemert en Alfen) in de vier kwartieren van de Meierij van DenBosch alsmede in Gemert en Alfen. Tussen folio 226 en 249 staan de leengoederen inDiessen. Het zijn tien verschillende lenen, tezamen 27 lopense groot. Dit zijn geen groteleengoederen; maar de grootte doet niets ter zake. Het is er mij om te doen, duidelijkaan te tonen, dat Echternach tot het einde van de 18de eeuw nog rechten had als gevolgvan de schenkingen in de 8ste eeuw in Diessen.

De leenmannen te DiessenDe meeste lenen zijn stukken grond in deVroonakker, somtijds genoemd de Leenakker,te Diessen in ’t Schildeke, n.l. 15 lopense inde Vroonakker; verder 2 lopense teulland(zonder naam) in ’t Schildeke; een stuk landgenaamd ’t Vierkant Leenke, groot 2 lop, ookin ’t Schilderke; 2 lop akkerland genaamd“het Langleerke” gelegen onder d’Elder; hetmolenbemdeke of Aabemdeke aan de Reyt,groot 2 lop aan de Aa, en nog twee stukjeszonder naam.De leenverheffing geschiedt voor destadhouder van het Leenhof van Echternachen voor twee leenmannen (in Diessenmeestal: Diessense leenmannen); tijdens deconfiscatie in ’t eind der 17de eeuw gebeurtdat voor de rentmeester der BrabantseDomeinen en (soms voor de rentmeester derGeestelijke goederen).

DE LEENMANNENWie waren nu de leenmannen van Echternachin Diessen? Hier volgen ze met het jaartal derleenverheffing. Daar men het leenverhef introebele tijden soms achterwege liet,somtijds wel drie keer na elkaar, vindt menop een bepaalde datum een vierdubbelleenverhef gerekend, terwijl er dan bij staat,wie ondertussen sinds het vorige verhef datleen gehad hebben. Darbij ontbreken dejaartallen nog al eens.Eerste leen: Arnoldus Timmermans, nadiens dood Johan in der Velde (wonende teHolsteyn), man van Elisabeth Timmermans1694; daarna bij koop Cornelis LauwrijnsCools 1715; dan diens zoon Wilbort Cools1762.Tweede leen: 1688 Claes Otto na de doodvan zijn broer Andries Otten; 1700 GerritNiclaas Otto; 1714 Gerard van Osch bij koop;1725 Joseph Bayens, man van JennekeGerrits van Osch; 1785 Hendrik JospehBayens.Derde leen; 1689 Johan Joachims na doodvan zijn vader Joachim; 1707 Gerrit JoachimBonaerts; 1725 Cornelis Laurijns Cools bijkoop; 1762 Wilbort Cornelisse Cools.

Vierde leen: 1690 Jacobus van deKerckhoven; 1725 een zekere van Doore,man van Anna van den Kerkhove, bij erfenis,en Jacob de Busson bij koop; ook in 1725Cornelis Noyens bij koop tegen Jac. deBusson of Bussut 1762 Gerrit CornelisseNoyens; 1775 Peter van winteroy bij koop.Vijfde leen: 1662 Lambrecht Michielssen vanden Nieuwenhuisen na dood van zijn vaderGijsbrecht (Wordt niet verder vervolgd).Zesde leen: 1691 Gijsbert Mighiel van denNieuwenhuyse na dood van Mighiel Gijsbertsvan den Nieuwenhuyse; (wordt niet verdervervolgd).Zevende leen: 1686 Nicolaes Janssen nadood van zijn vader Jan Joosten Cuyper;1715 Jan Nicolaas Kuypers; 1719 AdriaanSteven van Lil (neef van vorige); 1762Antonie Stevens van Lil (na dood van zijnbroer Adriaan); 1785 Martinus Willem Pellenbij koop.Achtste leen: Geerit Claes Otten bij koop(17de eeuw) daarna 1725 Andries Otten, alserfgenaam van vorige; 1763 Gerard JanMoonen bij deling na de dood van zijnoudoom Andries Otten.Negende leen: 1695 Henrick Dierck Bartels,man van Maria, enige dochter van SymonClaessen, na de dood van Symon Claessen;1715 Maria Jansse van den Eynde bij koop;1762 jan van Dommelen na de dood van devoornoemde Maria “syn moeytje”; 1785Adriaan Jansse van Dommelen.Tiende leen: de vier kinderen van Anneken,de weduwe van Jan Claes Geraerts, na dedood van hun moeder. (Hun voogd PaulusHenricx treedt voor hen op); 1707 NeelkenJan Claessen (een der voornoemde kinderen,thans meerderjarig); 1719 Servaes CornelisSebreghts bij koop; daarna diens zoonWalterus Cools; 1765 Gerrit Otten bij koop;1767 Peter Gerards Otten.Deze leenmannen behoorden tot deaanzienlijkste inwoners van Diessen.

LEENRECHTENBij bezitsovergang moest het leen verhevenworden; de leenman legde de eed-van-trouw

Page 82: heemkundeartikelen van Ferdinand Smulders over Tilburg en ...

82

af en moest de leenrechten betalen. Ditgebeurde soms in Den Bosch, soms op eenandere plaats; meestal toch wel in het dorp,waar het verheffen leen lag (tenminste bijEchternachse lenij).Bij leenrechten maakt het verschil of meneen vol leen verheft of een smalleen.Een volleen bijvoorbeeld was 1 klamp tiende;of twee kolven in Waalre. Daarvoor betaaldemen, gerekend in guldens, stuivers enpenningen (1 gulden was 20 stuivers; 1stuiver was 16 penningen):Voor den heer (den Abt) 43 - 10 - 0stadhouder 13 - 1 - 0leenmannen 0 - 16 - 0Acte 0 - 15 - 0Zegel 0 - 12 - 0Aardvergunning 3 - 3 - 0

samen 61 - 17 - 0

De stadhouder der Echternachse Lenenmoest aan de Officier in Den Bosch deaardvergunning betalen (dat was voor devergunning om de eed-van-trouw te mogenafnemen van de leenmannen). Voor vollelenen bedroegen die aardvergunning 1ducaton of 3 gld. 3 stuiver; voor smalle lenende helft daarvan.Daar in Diessen alleen smalle of klein lenenlagen, waren de leenrechten ook minder. Inde 18de eeuw berekende men dit volgens hetaantal lopensen.Voor de leenrechten bijv. van 2 lopense in deVroonakker moest de leenman betalen:

aan de heer (den Abt) 2 - 10 - 0stadhouder 1 - 13 - 0leenmannen 0 - 16 - 0Acte 0 - 15 - 0Zegel 0 - 6 - 8Aardvergunning 1 - 11 - 8

samen 7 - 12 - 0

ALFENTot slot nog iets over Alfen.In dit leenboek staan de prelaten vanTongerlo tussen 1631 en 1781 als leenmaningeschreven, voor de belening met deCollatie van Alfen.In ’t jaar 1175 had de abt van Echternach dekerk van Alfen overgegeven aan de abt vanTongerlo tegen een jaarlijkse betaling van 1mark zilvers. In de 18de eeuw betaaldeTongerlo daarvoor elk jaar op 4 October inhet cijnsboek van Bakel te Deurne (als vazal-cijns) 7 gulden en 4 stuivers. Na de dood vande prelaat van Tongerlo liet diens opvolgerdeze Collatie van Alfen verheffen voor destadhouder van ’t Leenhof van Echternach.De leenrechten bedroegen in de 18de eeuwtezamen 13 gulden en 4 stuivers. De laatsteleenverheffing geschiedde op 25 April 1781door Urbanus Voet, landdeken en pastoor teWaalwijk als gemachtigde voor abtGodefridus Hermans na de dood van abtSiardus van den Nieuweneynde.

Ferdinand W. Smulders

Page 83: heemkundeartikelen van Ferdinand Smulders over Tilburg en ...

83

39. 18-11-1952

Uit vroeger tijden

Bandietenstreken rond Tilburg in de 18de eeuwOverval op Jan Moonen

Onlangs wilde ik iets nakijken in de schepenboeken van Hilvarenbeek. Wat ik zocht, vondik niet. Maar wel trof ik enige akten met verklaringen over allerlei dieverij in een registermet Attestaties (Hilvarenbeek R. 208).

Huybrecht Lichtenberg en zijn vrouwAdriaentje, wonende te Riel verklaren opverzoek van Jacobus Coeraets, de drossaardvan Beek, op 27 Mei 1713: dat op 25 Mei l.l.na zonsondergang drie personen aan hunhuis kwamen “eysschende eenen pot bier”,welke de vrouw ging tappen.Toen zei een der mannen (die we X zullennoemen - Red.) tegen Lichtenberg:“Lichtenbergh, wel u vrouw en wort niet out”.Met het bier aankomend zegt de vrouw:“Wel, hoe kent gij mij? Hebde gij dan welmeer hier geweest?” Hij antwoordde: “Welja.” De vrouw zegt dan: “Wel, bent gij hier openen avont niet eens ingekomen, dat ick bijde lamp koussens sat en lapten? Maer doenhad gij nogh een bij u, die ick niet kende”,waarop X: “Welja, dat is soo; doen ben ickhier geweest”. Y behorende bij dat drietalzegt: “Wel, dat was ick, die der doen bijwas”. De vrouw zegt dan: “Wel, U en ken ickniet”. X vraagt vervolgens: “Wel hebde geenvlees gekoocht?” En de vrouw: “Wel neen;daer is so weynigh te doen, dat ick daer geenstaet toe en stel, om iemant te eeten tegeven”.X: “Wel, zij pleeght voor desen noghwel watin huys te hebben”. De vrouw: “Wel, wildewat eeten; men sal voor u wel wat eyerenhalen daarover is een winckel”. X: “Wel, datdoet..... Dat is daerover eene smit.... Doettetniet”.De vrouw: “Welja, maar hij en doet dat nietmeer”. Zij gaat eieren kopen, kookt die enzet ze aan het drietal voor. X vraagt: “Wel,hoe heeft hem Jan Aerden al?”(d.i. hoemaakt die het). De vrouw: “Al wel”. De vrouwbegint te vermoeden dat het “quaat volk” is,omdat zij hem wel eens had gezien bij dezogenaamde “Moscoviten”. Daarom zegt zij:“Daer gaet alle nachten hier de wacht”. En X:“Wel, het quaet volk begint te lopen. Daer ishier laest Jan Moonen sijn gelt afgenomen.De vierlieden sijn gespolleert. En wij hebbendaer voor desen eens moeyte om gehadt, soodat wij nu moeten oppassen”. X vraagt: “Wel,hoeveel gelt is Jan Moonen wel afgenomen?”De vrouw: “Drie gulden. - Wel hoe kent gijJan Moonen?”

ARRESTATIEHet drietal betaalt het gelag gaat om 10 uurweg, maar wordt door enige ingezetenen met

geweer opgehouden en aan Hilvarenbeekgebracht.Op 27 Mei 1713 ondervraagt de drossaard degevangenen. Y zegt, dat de vrouw vanLichtenberg, toen zij in Riel kwamen,vroeg:”Wel X, ik heb u in lange niet gesien.Waer treckte naer toe?” X antwoordde: “naerDen Bosch”. Y zegt in ’t vorige jaar ook bijLichtenbergh geweest te zijn, toen hij met Xnaar Tilburg ging. Ze sliepen aan de kant vanWaalwijk, waar ze de volgende dag naar toegingen. Daar sliepen ze in een wagenhuis.Daarna gingen ze naar “Dort”, waar zesliepen bij de “Vuylpoort”. Vandaar gingen zenaar Utrecht, vandaar naar Antwerpen. Hiermaakten ze ’t plan om naar Den Bosch tegaan. Aldus kwamen ze in Riel bijLichtenberg. Ze wisten die avond niet, waarze zouden gaan slapen; maar één van ’tdrietal , genaamd Z, wist wel eenslaapplaats, had hij gezegd. Hij verklaart, dathij nog nooit in hechtenis geweest is.X zegt dat de verklaring van Y onwaar isevenals die van Lichtenberg en vrouw.Op 29 Mei 1713 wort Y weer verhoord. Hijhad op 28 Mei het slot van de handboeienafgebroken met de kram, waar de kettingaan vast was. Met de bout van de boeien hadhij het slot aan de benen afgebroken. Hijhaalde dan ’t zeel van de klok op en liet zichdaaraan afzakken aan de Westzijde van detoren door een lichtgat en zo ontkwam hij.Enige naburen met een riek achtervolgdenhem. Maar hij riep: “Comt niet nader, enkeert wederom, of dat gaetter deur”, terwijlhij hun zijn zakpistool voorhield. Maar hij konniet ontkomen en werd weer op de torengebracht. Hij zegt het pistool pas ontdekt tehebben, toen hij naar Beek gebracht werd, inde “rechter tes” van zijn rok. X met wie hij ’snachts op ’t stro geslapen had, zal dat wel inzijn zak gestoken hebben. Maar hij had nooitgeweten dat X pistolen had.Op 10 mei 1713 geven Jan Moonen en zijnknecht Michiel Adriaen Maes een verslag vande roofoverval op Woensdag voor Pasen, toenzij met een kar met drie paarden van Bredagekomen waren op de weg tussen Gils enRieldervoort. Daar ontmoetten zij tweepersonen met wie zij voortgaande watpraatten. Dan pakt een van hen de knecht bijde haren en dwingt hem op de knieën , gaatmet het pistool voor hem staan en zegt:

Page 84: heemkundeartikelen van Ferdinand Smulders over Tilburg en ...

84

“Blijft sitten, of ick schiet u door de kop”. Deandere komt met 2 pistolen in de hand bijMoonen: “Comt van ’t peert,of dat gaetterdoor”. Moonen moest naast zijn knecht gaanzitten: “Sa, steeckt u handen van u uyt, ensoo gij die aeen u lijf steeckt, soo schietenwij u voor de kop”. Zij tasten hun zakken afen ontnemen aan Moonen 4 gulden, een mes,een vork, een vuurslag, een slaapmuts eneen “blaes” met tabak. Een van hen snijdt dekarhuif en de rijgtouwen aan stukken endoorzoekt de kar, terwijl de ander met tweepistolen voor hen blijft staan.Moonen zegt dan: “Mesieurs, gij hebt nu mijngelt wegh; geeft mijn tabak en vuurslaghwederom, dat ick onderwegen eens canroocken”. Een van hen zegt: “Wel, ich hebeen vuerslagh in de sack; dat is wat te saght.Soo u beter is, sal ick u het mijne geven”. Hijprobeert de vuurslag: “Wel, dat is even als demijn. Waer hebde gij dat gekocht?” Moonen:“Inden Oudenbosch”. De ander: “Wel, daerheb ik het mede gekoght”. Hij geeft eenvuurslag terug. Moonen weet niet, of het zijneigen vuurslag is, daar beide even groot enblank geslepen waren.De knecht verklaart Y te herkennen als eender overvallers. Moonen kan dat zo vast nietzeggen, maar meent toch, dat hij hemherkent aan zijn spraak, zijn lengte, haar enogen.

EEN ANDERE OVERVALOp 2 juni 1713 treden op: Walraeff vanKerkwijk, wonende in de herberg “in denStockvis” buiten de Vuchterpoort bij DenBosch. Zij verklaren dat op Palmzondag ’savonds om 9 uur enige vagebonden bij henzijn geweest, juist toen het licht wasaangestoken. Zij doen de bewoners in dekelder gaan met de handen op de rug en debenen bijeen gebonden. Zij openen kisten enkasten, doorzoeken ’t hele huis. Na 3 uurvertrekken zij met de buit na ’t lichtuitgeblazen te hebben. Walraaf en zijn vrouwherkennen de bendeleider. ’t Hemd dat hij

aan heeft is van Walraaf. ’s Morgens had deleider met een van zijn “medemakkers” voor3 stuiver aan drank geconsumeerd. Om 7 uurkwamen zij weer langs. Walraaf zei toen:“Goeden avond” tegen hen.Op 10 Juni 1713 zijn er nog enigeverklaringen van bewoners van “DeStockvis”. Toen de bendeleider met 5personen binnen was op die avond kwam devrouw (Marie) thuis. Haar gouden ring, haargouden oorbellen en ander zilverwerkontneemt men haar. Zij moest ook de kelderin, maar neemt haar kind eerst uit de wieg.De dieven nemen ook geld, linnen en wollenmee. Zij spijkeren de kelderdeur dicht.Op 10 Juni 1713 herkennen tweegerechtsdienaars van Kempeland de driegevangenen, die November j.l. op een hoevein Steensel in ’t hooi lagen. Bij visitatie grijptde bandiet een van de gerechtsdienaars bijde keel, de anderen beginnen ook te vechtenen met messen te steken. Door de bewonersvan ’t huis worden de tweeontzet; ook doorhet trekken van de klok. De hoevenaarherkent de aanvaller,die wel meer metlandlopers bij hem is komen slapen. Voor 3weken waren zij weer bij hem en verwetenhem, dat hij hen verraden had. Hij moest hengeld geven om ze weg te krijgen.

TUSSEN LOON EN WAALWIJKFrans Tielens uit Valkenswaard reed inNovember l.l. met Jan Jan Laureijsse in debergen tussen Loon en Waalwijk,en zijwerden overvallen door de drie gevangenen,die zij herkennen. Zij ontnamen hun 40gulden en 40 daalderstukken, maar gavenaan ieder 1 daalder terug, zeggende: “Daerconde onderwegen van teeren”. Frans Tielensvraagt om meer geld. Het antwoord luidde:“Maekt u voort, of wij geven u nogh de huytvol slagen! Dit is enigszins bekort, de inhoudvan een aantal “attestaties”, die ik in eenBeeks schepenregister vond.

Ferdinand W. Smulders

Page 85: heemkundeartikelen van Ferdinand Smulders over Tilburg en ...

85

5-12-1952

Correspondentie

Geachte heer Fr. S.Enige tijd geleden (zie 3-10-1952) plaatste U een aanmerking in dit blad op onze veronderstellingdat “vlagzeis en afvlaggen” oorspronkelijk zouden zijn geweest: vlakzeis en afvlakken. U beweerdedaartegenover, dat U beide woorden met g heb aangetroffen in boeken of geschriften van een paareeuwen terug. Dat nemen wij gaarne van U aan, maar het gaat er niet om hoe lang ze zo bestaan,maar wat de oorsprong ervan is geweest. In ieder geval zo niet, want dan zijn ze zinloos. Met onswoordje vlag hebben ze niets te maken, wel vlak. De zeis staat om zo te zeggen vlak, d.i.horizontaal aan de steel. Het daarmede verrichtte werk is “afvlakken” vlak maken. Maar er is nogeen andere mogelijkheid n.l. dat de afleiding is ontstaan van het Duitse woordje “flach” en danzoudt U gelijk kunnen hebben, maar wij ook. L.v.d. M.

Page 86: heemkundeartikelen van Ferdinand Smulders over Tilburg en ...

86

40. 20-12-1952

Jeugdige vagebonden in de 18de eeuwVan schooien en stelenEen avontuurlijke geschiedenis

In Register 208 van Hilvarenbeek vond ik nog een avontuurlijke geschiedenis bij eenverhoor door de drossaard van enige gedetineerden in September 1713.

Peter van de B. geboortig van Antwerpen,oud ongeveer 12 jaar diende eerst alskoewacht bij Jan de W. in Tieldonk tussenMechelen en Leuven, maar ging na een halfjaar lopen.Dan woonde hij te Overvelt onder Weesmaelbij Philip de Vois maar ging er na 4 maandenweer vandoor. Hij kwam 8 dagen geleden bijJan uit Hilvarenbeeken Francijn Abrahams inde buurt van Tilburg. Hij gaat samen met henschooien, komt in Lage Mierde, ontmoet 2personen, die vragen om mee te gaan omkelders te bestelen. Zij gaan mee. Brekeneen kelder open, stelen boter en mik, diemen legde in de korf van Francijn. ’s Nachtsaten zij daarvan. Gingen dan naar de Rovert,waar zij aangehouden worden door degroenroede van Brussel. Bij ’t stelen in dekelder moest Jan met een pistool opschildwacht staan. De anderen hadden tegenhen gezegd dat ze niet moesten gaan lopen,maar malkanderen getrouw zijn.Francijn Abrabams, geboren te Waelderen(Waalre) oud 18 jaar verklaart van jongs afgebedeld te hebben in ’t Land van Luik,Brabant en Ravenstein. Zij “logeerde” altijddaar, waar bedelaars hun optrek hadden. Zijis onder hen bekend als Grietes-Jan-zuster.Haar broer Grietes-Jan was ook eenkelderbreker; daarom ging zij van hem weg.Zij verdiende de kost met bedelen en liedjeszingen.Zij heeft nooit dieverij begaan, behalve eensin ’t Land van Overmaas waar zij een hemdstal van een blekerij en twee kammen op deplaats, waar zij ’s nachts geslapen had. .’tRijglijf dat zij aanheeft heeft zij gekocht in ’tLand van Luik van de Lange Ketrien voor eenspeci-ducaton. Zij kwam bij Jan uit Beek bijden Buter in Hulsel op Maandag naPalmzondag 1713. Zij spreken af liedjes tegaan zingen.Op donderdag l.l. dwongen driemanspersonen hen mee te gaan om kelderste gaan bestelen. De boter en de mik doen zein de bedelzak van Jan en in haar korf.Daarna op de weg naar Reusel, komen zeenige mensen tegen. De drie kerels zeggen:“Blijf hier; wij moeten een boodschap doen”.Maar zij, Francijn en Jan gaan er vandoormet de boter en de mik. Zij eten pas op deTulderhoef, gaan dan naar de Rovert enworden daar gearresteerd. Zij heeft vroegerook omgang gehad met Jan uit Maaseik, die

van een kwade ziekte gestorven is, daarnamet Nol uit Brussel, en dan met Baey de S.Een zekere Jan uit Hilvarenbeek oud 18 jaarontmoette op Palmzondag voornoemdeFrancijn. Ze rookten in ’t veld samen een pijptabak.

“Brood bidden”Hij ging met haar naar zijn boot midden in deMeierij en ’t Land van Luik. Francijn kooptdaar een rijglijf voor 1 ducaton van eenvrouw. ’t Wordt betaald met dubbeltjens,stuijvers en Luikse oortjens. Hij droeg 3 à 4oortjens bij. In Udenhout ontmoetten zijPeter v.d. B., gingen naar Lage Mierde enontmoetten drie personen die hen vroegenwat zij deden om de kost te winnen. Zezeggen: “Ick hael mijn cost om Godtswil”. Deanderen antwoordden: “Gij bent te groot omte gaan schoeyen; gij moet met ons gaenkelders bestelen”. Ze worden gedwongenmee te gaan. Ze zeggen tegen Jan, dat hijniet moet gaan lopen. Jan antwoordt: “Ick salniet gaen loopen; ich heb wel een goet mes,daer sal ick het mijne genoegh mee doen”.Deze verklaringen zijn van 5 September1713. Daarna op 8 September verklaartFrancijn, dat zij een witte deken met blauwestrepen in Lage Mierde verruild heeft aanWillem den Schoenmaker voor een paarschoenen, die Jan nu aan heeft. De deken diezij gekocht heeft in Loo in ’t Land van Luikvoor 9 permissie-schellingen. Bij de ruil inLage Mierde kreeg zij nog 9 of 10 stuiversterug. Nu zegt zij, dat het rijglijf en deborstrok, die zij aan heeft voor 2 maandengestolen werden door Jan, haar “pretenseman”, na de brand van Breda, samen metAnthonettens-Jan, een korte dikke gezettekerel, bruinblond haar, die bij zich had zekereAnnemie, en Jan St., die zwart krulhaar had,en die bij zich had een zekere Catharien metzwart haar, en Claes uit ’t Land van Luik, dievoor 5 weken bij Den Bosch is ter executiegebracht en die bij zich had een zekere B metdonkerbruin haar.Jan, haar man verkocht te Diest de zilverenknopen van haar hemdrok voor 9 schellingenwaar voor zij de deken kocht. Ook had Janenige ellen saaie stof gebracht, waarvan zijnu een rok aan heeft.Zij werd in Waelderen geboren, toen haarmoeder aldaar haar brood ging schooien. Zijging van jongs af haar brood bedelen in ’t

Page 87: heemkundeartikelen van Ferdinand Smulders over Tilburg en ...

87

Land van Luik, Brabant, Gelderland, Hollanden Ravenstein en elders. Gedurende 2maanden heeft zij liedjes gezongen samenmet Marie de V. Maar zij heeft nooit gestolenbehalve in ’t Land van Overmaas een hemden twee kammen.Zij heeft ook verkeerd met Jan D., pokdaligvan aanzicht , lang van postuur, hebbendekastanjebruin haar; deze is van een kwadeziekte gestorven; en met Nol uit Brussel, eenkorte dikke kerel, die tegenwoordig verkeertmet Speul-B. ergens in de Meierij van DenBosch.De Beekje Jan bevestigt zijn vorige verklaringen voegt daar aan toe, dat hij ontmoet heeftzekere manspersoon genaamd X., smal vantronie en zwart van haar, oud omtrent 19jaar, die bij zich had zekere Wilhelmien, oud19 jaar, kort dik van postuur en pokdalig.Omtrent Pinksteren werden gestolen van eenkar, die van Breda kwam, enige rijglijven en3 stukkken “voederstoffen”, een hoed, eenbuiltje rozijnen en een kwaad rei’szakske,waarin was een “klippeltie peperkoek”; Eengouden ring en een gouden slot, dat om dehals hing aan een “tour kraelen” en een witteneusdeuk van de vrouwen die bij de karhoorden. Van de mannen werd gestolen: eenrok en een kamizool die hij nu aan heeft, eenborstrok met zilveren knopen, een paarzilveren broekknopen, een paar zilverengespen en verder geld. Jan had het paardvastgehouden met een bloot mes in zijnhand. De anderen hadden gezegd: “Soo derimant u te na komt, snijt hem maer over sijnlijff; wij zullen u bijstaen”. Daarna dronken zijenige wijn uit een vaatje, dat op de kar lag.Zij tapten de wijn in hun hoeden. Dan gingenzij naar de kant van Antwerpen, waar zij degoederen deelden. Jan kreeg enige goederenen 3 kwade schellingen, ging naar ’t Land vanLuik aan genen kant van Lommel en verlietdat gezelschap. Met Peter van den Broeckkwam hij 14 dagen geleden in den Udenhout.Met hem gaat hij naar Lage Mierde en zijstelen daar boter en mik uit een kelder. Peterv.d. B. heeft al 4 jaar gebedeld met Jan enGuilliam. Hij kroop bij Herentals door een gatin een muur en stal boter en brood.

Schooien in BrabantDaarna ging hij in Brabant de kost verdienenmet schooien zoeken samen met Cool denijsere uit Antwerpen, en diens vrouw Beth.Dan ging hij met Laurijske uit Leuven eenmaand zijn brood op ’t land zoeken. Bij eensmid bij Leuven stal hij een mes. Twee jaarging hij om met Adriaan uit Antwerpen. InAalst (bij Eindhoven) nam hij eenvrouwenhemd van een heg. Vier of 5 wekenhad hij omgang met een zekere Rogus uit

Niel bij Antwerpen. Daarna is hij met Mariegaan schooien. Hij stal een paar wanten bijeen huis. Dan ging hij enige dagen op stapmet een vrouw geheten Jen. Tenslotte metde Beekse Jan en met Francijn van Ulvenhoutgegaan naar Lage Mierde. Maken een planom een kelder open te breken. Dat misluktedoor het gerucht der huisgenoten. ’s Nachtsdaarna ingebroken in een kelder enmeegenomen 2½ weg boter en een kant mik.Dan gegaan over de Tulderhoeve naar deRover, waar zij aangehouden werden door degroenrolde van Brussel.In deze jaren, begin 18de eeuw, is het opsommige dorpen zeer slecht. ook in Beekheerst grote armoede omstreeks 1720: velehuizen stonden leeg, veel land lagonbebouwd, veel mensen trokken naarelders. Ze konden de belasting niet betalen.Vee goed wordt in beslag genomen wegensachterstallige belasting. Er kwamen aldusveel zwervers en bedelaars.

Ferdinand W. Smulders

Briefwisseling De Vlagzeissie

Aan Lowie van Dorrus Misters.Gij vraagt mij, wat de oorsprong is van dewoorden “vlagzeissie” en “afvlaggen”. Datmeen ik de vorige keer toch al verduidelijktte hebben. Als gemeenschappelijkbestanddeel zit in die twee woorden hetBrabantse woordje “vlag”. In Westbrabantzowel als in Oostbrabant, in oude Limburgseteksten zowel als in het Nederduits (d.i. hetduits dat gesproken wordt ten Oosten van deNederlandse grens) betekent “vlag” (in demiddeleeuwen vlagge; in ’t NederduitsFlagge) gewoonweg “plag”.De vorige keer heb ik daar al op gewezen,dat ik vlagzeissie en afvlaggen gevonden hadin oude schepenboeken. “Vlag” is dus eenoude nevenvorm van “plag” . Dit woord“vlag” moet bij de Tilburgse boeren toch ookbekend geweest zijn! Deze woorden zijn dusniet zinloos, zoals gij schrijft.Met “vlak” hebben ze niets te maken,tenminste niet in zoverre de zeis vlak staat.Van het Duitse “flach” is dit woord “vlag” nietafgeleid; dat is onzin, taalkundig bekeken. Gekunt het woord “vlag” in de betekenis van“plag” vinden in ’t MiddelnederlandsWoordenboek en eveneens in ’t GrootNederlands Woordenboek. Plag is in de verteverwant met plak (een plakje kaas). Wellichtis er in nog verdere verte ook verwantschaptussen vlag ( = plag) en vlak. Zodat gij langsomweg nog gelijk zult krijgen, misschien.

Ferdinand W. Smulders

Page 88: heemkundeartikelen van Ferdinand Smulders over Tilburg en ...

88

41. 2-1-1953

Nog enige vondsten uit het Bosch ProtokolTransacties van een aantal oude families

Tijdens het donkere weer in de laatste tijd ben ik weer eens door een BoschSchepenbudel van 577 folio’s (dat is 1154 bladzijden) heengezwoegd. En daarna heb ikweer een ander ter hand genomen. Enige vondsten wil hiermee vastleggen.

FAMILIE VENMANSOp 10 Mei 1487 geeft Elisabeth weduwe vanHenrick Gerit Meeus Venmans, aan haarkinderen Wouter Gerit, Peter, Jacop, Johannaen Cornelia haar vruchtgebruik in een pachtvan ½ mud rog uit huis, hof en erf, groot 2mudzaad (dat is omtrent 5 buunder ) inTilborch onder Oerle.Op dezelfde dag hebben voornoemdekinderen die pacht opgedragen aan PeterClaesz. van den Eynde. Er staat bij vermeld,dat Henrick Gerit Meeus Venmans Goyaertsdie Rueper.(Den Bosch R. 1256 fol. 64).

DE RODE LEEUW TE HILVARENBEEKHenrick Joost Kepken van Nuwelant verkooptop 26 Juli 1487 aan Mr. Jan Back, cantor derBeekse kerk, een cijn van 8 Rijnsgulden uitde huizen, erven en aangelag, genaamd “denRoden Leeuwe” aan die Plaetse inHilvarenbeke; uit een bocht (d.i. eenomheind stuk land) aldaar, en uit een hoevevan verkoper op Broeckhoven in Tilborch. Deverkoper kan die cijns (d.i. rente) binnen 6jaar lossen met 100 Rijnsgulden (Den BoschR. 1256 fol. 87).

JAN WILLEMSZ. VAN SPAENDONCKHad in 1487 land in Tilborch aen dieHeyzijde. Dat land wordt slechts alsbelending vermeld; ik kan er dus niet meervan zeggen (ibid. fol. 384a).Deze familie, ook voorkomende in en rondomDiessen, schijnt genoemd te zijn naar de“Spaendonck” bij Diessen bij de Haghorst.In 1423 wordt vermeld Goeswijn Willemsz.van der Spaendonck; hij had land inWestillborch in die Scijve bij Velthoven(Oosterwijk R. 144 fol. 4).

’T GOED TER LIJNDENOp 14 October 1452 heeft BartholomeusHenrics van Wickevoert opgedragen tenbehoeve van Willem van Oesterwijck de Helft(van Barth.) in een hoeve (vroeger vanHenrick van Wickevoert) genaamd ‘t “goet terLijnden” in Tilborch, alsmede zijnvruchtgebruik in de andere helft daarvan;tevens een heiveld aldaar; en een gedeelte ineen pacht van 6 mud rog uit de helft vanvoornoemde hoeve. ’t Goed is belast met eenpacht van 6 mud rog., welke Bartholomeusvan Wickevoert beloofd had te zullen

vergelden aan Henrick Croeck, slachter. (DenBosch R. 1223 fol. 4v).’t “Goed ter Lijnden” was vóór 1367 vanReyner van Mechelen. ’t was omstreeks 1367in pachting bij een zekere Wouter, wiensverder naam onleesbaar is (Den Bosch R.1175 fol. 76v).Aert Jan Wijns zoon heeft op 2 December1452 opgedragen aan Meeus Meeus Stevenssoen van der Maervoert een huis, erf en hofaen den Hoevel in Tilborch tussen Margriet,weduwe van Joost die Droge, en Wouter dieComan enerzijds, en Aert Aerts van Luetanderzijds. Aert had dat huis verkregen vanMarselis Alartsz. Brandeborch. (Den Bosch R.1223 fol. 4v).Op 9 April 1453 n.d. draagt voornoemdeMeeus dat huis aen den Hoevel weer op aanAert Back, nat. zoon van wijlen Berthout Back(ibid. fol. 64).

DE RODE GERITNaast een Rode Gerit vinden we in Tilburgeen Rode Zegher. Zou er niet een familie deRooy afstammen van hen? De familie deRooy (vroeger: die Rode) is te onderscheidenvan de familie van Roy (vroeger: van Rode).In Latijnse teksten heet de eerste gewoon dieRode (“die” is het middeleeuwse lidwoord“de”) en de tweede “de Rode”(d.i. van Rode).De tweede is genoemd naar een plaats Rode(bijv. St. Oedenrode).In November 1452 heeft Gerit Peter RoyGeritszoon opgedragen aan zijn broerPauwels Peter Roy Geritszoon een stuk landaan die Rondhasselt in Tilborch tussen GeritWouter Roy Geritszoon , strekkende van destraat tot Ghijsbrecht Peter Roy Geritszoon;en een stuk land geheten den Cranenberchbij de Rondhasselt neven Jan Meeus RoyGeritszoon.Gerit Peter Roy Geritszoon had die stukkengeërfd van zijn broer Michiel Peter RoyGeritszoon (Den Bosch R. 1223 fol. 10). In1453 wordt vermeld 6 lopense land genaamd“Sent Oeden Put” aan dat Steenveken inWetilborch (ibid. fol. 76v).In mijn beschouwingen over Tilburg rond1450 heb ik die St. Oda-put reeds vermeld.Bij mijn verdere onderzoekingen heb ik nogniets gevonden, wat die nam hier in Tilburgverklaren kan. ’t Zou ook een put van St.Odo (of Otto) kunnen zijn. Odo is denederduitse vorm; en Otto is de hoogduitse

Page 89: heemkundeartikelen van Ferdinand Smulders over Tilburg en ...

89

vorm daarvan. In 1453 wordt genoemd eenhoeve aan Claes Bredeken aen die Rijt bij ’tZand (juxta arenam) in Tilborch (ib.d. fol;96v). Maar we wippen even naarOosterwijk.Op 17 Februari 1453 n.st. verpachtGodevaert Godevaert van Hulsel aan AndriesWillem Sappeelszoon een huis genaamd “denRoden Scilt” in Oesterwijck voor 4 mud rogper jaar, te leveren op Lichtmis, ende lasten(’t huis is nogal zwaar belast met cijnzen enpachten (Den Bosch R. 1223 fol. 44).

DE OOSTERWIJKSE HOEVENOp 24 November 1452 lossen 5 families eencijns af die zij op St. Thomas vergeldenmoesten aan Lucas van Erpe zoon an JanZerijssoen van Erpe uit hun erfenissen op dieHoeven in de parchoe Oesterwijck (ib.d. fol.12). De 5 genoemde personen heten: Aleyt,weduwe van Aert Herman Nouden soen;Ermgart, weduwe van Ghijsbrecht dieMesmeker; Jacob Erijt sBeren zoon met zijnbroers en zusters; Elisabeth, weduwe vanPauwels van Goerle; en Wouter GhijsbrechtsBeren zoon. Deze vijf families zullen hunhoeven tegen die cijns gekregen hebben vanLucas van Erpe of zijn voorgangers. deafgeloste cijnzen belopen tezamen 7 oudegraten 8½ pennig en 4 cijnshoenderen. Diecijnzen moesten op H. Thomas gebrachtworden op een hofstad genaamd “dieMyspelboem” bij de kerk in Oosterwijk. DeMispelboom-cijnzen werden geïnd door Lucasvan Erpe en ’t Groot zieken-gasthuis van DenBosch, want eveneens op 24 November 1952dragen de meesters en bestuurders van datGasthuis op aan Lucas van Erpe 1/6 deel (tenbedragen 17 cromstert) in de Mispelboom-cijnzen, welke ’t Gasthuis en Lucas te zamenbeurden op de hofstad “die Myspelboem”.

DE MISPELBOOM-CIJNSHad ik al eerder vermeld gevonden in deOosterwijkse protokollen. Hij wordt o.a.

geheven van landerijen in Huikelum tennoorden van de Leij, alsmede uit erfenissenten zuiden van de Ley in de buurt van de“Oosterwijkse Hoeven”; verder uit “dieLangbraeck” in Berkel en andere erfenissente Berkel. Ook ‘t “goet ten Myspelboem” bider kerken van Oesterwije vond in één keerin 1421 vermeld in de Oosterwijkse boeken,maar ’t was mij toen niet duidelijk hoe allessamenhing. In Berkel lag ook een stuk landgenaamd “in den Mispelboem” in 1507; eneen stuk land geheten “Jan Myspelboemhof”in 1452. In hoeverre deze landerijensamenhangen met de mispelboom-cijnzenkan ik nu niet beoordelen. Misschien is deoorsprong van de Oisterwijkse hoeven tezoeken in een uitgifte van gronden (tegeneen cijns) door een bezitter van deMyspelboom.In 1452 worden 5 bezitters van goederen(waarschijnlijk hoeven) aldaar genoemd. Degronden, die onderhorig waren aan deMispelboom, die dus door een bezitter van deMispelboom zijn uitgegeven tegen betalingvan een cijns, schijnen aanvankelijkgeorganiseerd te zijn geweest als een soortjonge grondheerlijkheid, zoals men dat in de15de eeuw wel meer aantreft. In tegenstellingmet de oude grondheerlijkheden gebeurdehet echter wel eens, dat de grondcijnzen doorde grondheer aflosbaar werden gesteld, zoalsook bij de Oosterwijkse Hoeven geschied is. ’tIs jammer dat ik niet een overzicht kangeven van alle gronden in Huikelum enBerkel, die cijnsplichtig waren aan deMispelboom. Zulke gebieden zijn belangrijk,om de ontwikkeling na te gaan van onzeboerengrond.De bezitter van de Mispelboomcijnzen zaloorspronkelijk die gronden van de hertog vanBrabant gekregen hebben, zou men kunnenvermoeden. Men heeft het grondbezit nog teweinig bestudeerd.

Ferdinand W. Smulders

Page 90: heemkundeartikelen van Ferdinand Smulders over Tilburg en ...

90

42. 8-1-1953

Nog enige sprokkels uit het Bosch-ProtokolTransacties van oude families uit onze streek

Na het doorwerken van de twee oudste schepen-protokollen van Den Bosch, wil ik enigegegevens daaruit vastleggen. ’t Oudste protokol loopt van 1367 tot 1372. De schepenenvan Den Bosch hadden het recht te staan over akten betreffende goederen in de Meierijvan Den Bosch; tevens ook over akten, waarbij een cijns of pacht gevestigd wordt opgoederen in de Meierij en enige aangrenzende streken (n.l. ’t Land van Ravenstein, ’tGraafschap Megen, ’t Gebied van Gemert, en Poppel, Weelde en Ravels). Hier volgen danenige “nieuwtjes” uit de oude tijd.

In 1368 verpachten Gerit en Henrick, zonenvan wijlen Lambrecht Rijcken, aan HenrichGerits van Broeckhoven een hoeve bij Oerlein Westilborch. De verpachters hadden diehoeve verkregen van Henrick Steenwech.(Den Bosch R. 1175 fol. 95).Arnt Kegheleer van Tylborch verkoopt in deweek van Pinksteen 1368 aan Reyner vanBaerlam de “Hannaertshoeve” in Tylborch,liggende tussen ’t goed “ten Hanenberch”enChristina van Mechele; verder 4 lopense landnaast ’t goed ten Hanenberch; en nog eenstuk rogland aan de Stochasselt. AertKegheleer had de Hannaertshoeve gekochtvan Hubrecht vanden Kerchove van Tylborch.(Den Bosch R. 1175 fol. 161). In 1383verkoopt Jan die Harde, smid, aan Steesken(d.i. Eustacius) van Hedrichusen, smid, eenpacht van 1 mud rog, op Lichtmis te leverenin Den Bosch, uit een huis, hofstad en hof(van Henrick Blanden en den Ysemacker.(DenBosch R. 1176 fol. 330). Dat was dus eensmid aan den Heuvel, die zijn huis bezwaardemet een roggepacht, welke men kanbeschouwen als een rente voor gekregengeld. Hij moest dus zolang, die pacht betalen,tot hij ’t gekregen geld had terugbetaald.Gerrit Gielisz vanden Wyel man van KathelynHenrics, verkoopt op Zaterdag na Agnes1384 aan Arnt Dierck Jan Riggehelmanssoen, ten behoeve van diens vader Dierck,een stuk erfenis gnaamd “die Conincsvoert”inWestilborch; en verschillende cijnzen encijnshoenderen, welke Henrick Wysse beurdein den herdgang Riel, en uit enige hofstedenen landerijen in Corvel te Tilborch, (p,a. uiteen hofstad van Gerit Sculenborch in Corvelen uit Aelwijns-hofstad in Corvel. (Den BoschR. 1176 fol. 340).Hier hebben we dus weer eenvermelding van Henrick Wisse, die eenbelangrijk man geweest is in Korvel.Over het algemeen kan men zeggen dat deTilburgers voor 1460 akten lieten maken voorde schepenen van Ooterwijk. Er staan welTilburgse akten in ’t Bosch Protokol, maar dehoeveelheid daarvan valt erg tegen. DeTilburgers hadden blijkbaar vooral de gangnaar Oosterwijk.

DE MOLEN VAN KERKHOVENMarcelis zoon van wijlen heer Godevaert vanOs, ridder draagt in 1369 op aan Engbrechtzoon van wijlen Dierck Smyt van Oesterwijc;de helft van de windmolen bij Karrichoven inOesterwijc.Engbrecht belooft aan Marcelis en diensvrouw Joffrouw Margriet Aerts Heyme tebetalen een lijfrente van 40 pond; en tevens3000 pond eens te betalen half op St. Jan,half op St. Remeys e.k. (Den Bosch R. 1175fol. 173). Jacob Jansz. Loze verkoopt aanArnt Bac in 1370 een pacht van 4 mud rog uit’t goed te Kerrichoven in Oesterwijc opKerrichoven Jan Loze had die pachtverkregen van Arnt Bac. Spilmeker. Dezeakte betekent een aflossing van die pacht,wat nog verduidelijk wordt door hetonderschrift: Arnt Bac belooft aan Jacob Loze56 dobbel mottoen van vilvoordense munt tebetalen op Kerstmis e.k. Deze Arnt Bac wasde bezitter van dat goed op Kerkhoven. (DenBosch R. 1175 fol. 220). Een ander goed opKerkhoven winden we in een akte van 1381:Jan Jansz. van Ele van Oosterwijc draagt opaan Jan Wijtman, zijn schoonzoon, een goedgenaamd Carlychoven in Oosterwijc. Deopdrager Jan Jansz. van Ele had dat goed tepacht gekregen van ’t klooster Porta Celi derWilhelmieten bij Den Bosch (Den Bosch R.1176 fol. 168).

HUIKELUMIk wil er toch ook wat bijvoegen over hetgoede oude dorp Huikelum.Jan vanden Eynde van Hukelum geeft in 1369te cijns aan Dierck Tielman Vos een huis enhof in Hukelum, tussen Arnt Enneken, demulder, en Henrick Bont, schoonzoon vanArnt Enneken, voor een jaarlijkse cijns van20 schilling en 6 penningen (Den Bosch R.1175 fol. 208). Pauwels Haest, man vanKathelijn Jan Brodeken, geet te cijns aanPeter Arnts moelner alle erfenissen inHukelem, welke Elisabeth vanden Dijc,moeder van voornoemde Kathelijn, geërfdhad van haar ouders en van haar nichtLuytgart Peters vanden Dijc, voor een cijnsvan 16 pond. Dit geschiede in 1370 (DenBosch R. 1175 fol. 224). De familie Haest en

Page 91: heemkundeartikelen van Ferdinand Smulders over Tilburg en ...

91

Brodeken vinden we als grondbezitters ook inOosterwijk en Boxtel (Luissel).En nu nog wat over Enschot. Gielis Henricsvan Herlaer, mulder, verpacht in 1378 voor 4mud rog aan Groet Wijtman, nat. zoon vanJan vanden Eynde, ¼ deel in een hoeve inEnschit, welke hoeve vroeger van Woutervanden Laer geweest was. (Jan vandenEynde had dat vierde deel als huwelijksgiftgegeven aan Margriet, vrouw van GielisHenricz van Herlaer). Wijtman belooftbovendien aan Gielis 32 Brabants dobbel opaanmaning te betalen (den Bosch R. 1176 fol.55).

DE WINDMOLEN IN MOERGESTELNu springen we een eind terug. Op vigilie vanSt. Matheus anno 1309 heeft Henrick vanLevedale opgedragen aan Godevart Borgraveeen pacht van 5½ mud rog te vergelden uitde windmolen van Ghestelle (bij Oisterwijk),welke molen indertijd was van Wouter deBye. (Den Bosch R. 1803 fol. 360) In 1521 iser een opwinningsakte wegens die pacht.Over die windmolen vond ik nog dezemerkwaardige akte.Op zaterdag na Agatha 1392 beloven WillemVos, zoon van wijlen Henrick van dr Bruggen,en Henrick vander Bruggen aan Meeus ClaesSpyerine Meus soen, dat zij de windmolen totGhestel bij oesterwijc vóór Pasen zij aanMeeus Claes Spyerine 100 Hollandse guldenbetalen op Pasen eerstkomend. (Den BoschR. 1179 fol. 773). Om nu weer naar Tilburgterug te keren, belanden we bij de

Sinterklaas-stok aldaar; op die plaats staateen huis aan de straat, dat met 1 eind grenstaan de gemeynt genaamd “den Hovel”. In de16de eeuw is er een opwinningsproces voerdat huis. (Den Bosch R. 1805 fol. 42).toch vind ik hier nog iets ouds overHuikelum. Op Zaterdag na St. Severijn 1338heeft Lode van Bladel verkocht aan HenrickMoelen zoon van wijlen Gerit de draaier(tornator) een pacht van 3 mud rog uitlanderijen in die Bigart; uit land in de akkersvan Huculem; uit de woning van Wijtman vanHuculem en uit den Molenhof naast diewoning; alsmede uit de Slysebeemt groot 2buunder naast de molendijk van Huculem(Den Bosch R. 1800 fol. 248).Nu we het toch over molens hebben, tot slotnog iets over de watermolen op de Leydaarbij was in ’t midden der 14de eeuw vanArnt Rover zoon van Claes van Ouden OpZondag na Sinterklaas 1353 gaf Arnt Rover ’tgoed ten Bosch met de watermolen en enigegoederen elders te cijns aan Jan van Engelenvoor een cijns van 111 pond. (Den Bosch R.1800 fol. 253).

Hiermee heb ik weer mijn tol betaaldaan de oudheid. Hoe meer men zoekt inde oude protokollen des te meerklaarheid komt er over de oudegoederen en hun bezitters Het laatstewoord is daarover nog niet gezegd.

Ferdinand W. Smulders

Page 92: heemkundeartikelen van Ferdinand Smulders over Tilburg en ...

92

43. 14-2-1953

Tilburg e.o. in vroeger eeuwen

EEN BRIEF UIT DE 15DE EEUWKlerk verzocht ’n vaste baan

Tussen de velerlei akten in het schepenprotokol liggen soms losse papieren. Dezebevatten nu eens een testament, dan weer een andere akte, of een afrekening. ’tGebeurt wel eens, dat die akten geschreven staan op de adreszijde van een brief; menschreef namelijk aan de ene zijde van ’t papier de brief, vouwde die dan eerst overlangsen dan nog eens overdwars dicht, en schreef dan aan de achterzijde het adres. Men slootde brief met lak aan de omgevouwen randen en zegelde die. Men gaf hem mee aan eenpostdienst, als die bestond of aan een voerman of aan een reiziger. De ontvanger moestde porto betalen.

Schrijven van een oude secretaris v.OisterwijkIn de schepenbank van de jaren 1422 en1423 vond ik een brief als boven bedoeld.(Oosterwijk R. 144 tussen fol. 27 en 28).Het adres luidt:“Den eerberen ende besceyden Willem vanScadewijck, weert in die Cat tot Bruessel,minen lieven geminden meester”.De brief is geschreven door HubrechtGodevaerts van Oosterhout, klerk van Willemvan Acadewijck. Hubrecht treedt in laterejaren op als sekretaris van Oosterwijk, Hetjaar, waarin de brief geschreven werd, staatniet in de brief; ’t zal geweest zijn omstreeks1420. Hubrecht had het “scrijfambacht”der Meyeryen van Oesterwijck” voor 12Arnhemse gulden per jaar gepacht; van wieis niet duidelijk; Jan van Beerze ontvangt hetgeld in 1419 (Oosterwijk R. 143 fol. 71).

DE INHOUD VAN DE BRIEFNa enige mededelingen over geldzaken volgteen verzoek om een vast klerkenbaantje,omdat hij van ’t kerkbestuur ontslaggekregen heeft. Hij had blijkbaar zijn baantjebij ’t kerkbestuur verwaarloosd, doordat hijzich te veel op de sekretarie ophield omschepenbrieven te schrijven. Wat voor eenbaan hij bij ’t kerkestuur had, blijkt niet uitde brief. Jan van Beerze, hiervoor genoemd,is wellicht een tussenpersoon; Hubrecht heeftmisschien ‘t “Scrijfambacht” of sekretariaatgepacht van Willem van Scadewijc, die teBrussel woonde.Ik laat hier de letterlijke tekst volgen. Enigeafkortingen heb ik voluit geschreven. De - u,- die voor een - v - staat heb ik vervangendoor - v - voor de duidelijkheid. Wat deuitspraak betreft: de - ae - duidt een lange -a - aan;de - oe - duidt een lange - o - aan;soms - eu - (boeren = beuren); men sprekede - oe - alleen als de - oe - van “koe” uit, alsin het tegenwoordige een - oe - uitgesprokenwordt.De brief luidt aldus:“Minen willighen dienst ende so wes ic goetsvermach, alle gonst voer die groet voerseyt.

Lieve geminde meester, U ghelieve te weten,hoe dat ick Roveren uwen neven van uweweghen betaelt heb VI gulden te XIIIboedrager n den huse. Ende dat die selveRover meynde voert van mij gheboert tehebben die somme, die u tot Kerstmislestleden aen mij verscheen, diewelc ic hemnyet doen en woude, overmids dat ic gheenbeveel van u daeraf en had, noch umeyndinghe daeraf nyet en wytst, wetendedat ic daertoe bereet toe wesen sal, tgheltdat ic u sculdich ben uut te reycken ende tebetalen, soo wanneer dat ghij uwen synnemij daeraf crijft, ende ic bij u gecomen can,waerbij lieve geminde meester ic uwedervriendelic bid, dat u geweerde mijweder te scriven of te laten weten mettenbrenger des briefs, soe wanneer dat ic u opeen zeker stede sal mogen vynden, omaldaer bi u te comen ende u betalinge vanuwen gelde te doen ende oec mede met u tespreken van punten, die ic u op dese tijt nyetgescriven en can. Voertmeer bid ic u te wetenhoe dat ic nu van der kercken dienst gesetworde, dien ic tot hier toe gehadt heb om deswil dat ic mij metten scrijfambacht becommerende behelpe. Ende want ic een arm man benende mijn broet moet verdienen, soe eestlieve gemindemeester, dat ic aen u scriveseer vriendelic biddende om mijns ewichsdiensts wille, dat ghi mij dat scrijfambachtenen zekeren termijn van jaren toeseggenende verlenen wilt, mij daer mede tebehelpen . dat ic mijn dinghen daernabestellen mach, wetende dat ic hoep denScepenen ende den goeden luden aldaerbinnen den ambt geseten wel te wil te wesen,Ende dat oec nyement noch over mijgheclaecht en heeft, als ghi wel vernemenselt. Ende hope oec mede - of god wil - datampt voert alsoe te regeren ende teverwaren, dat ghi tot ghenen verantwoerdendaeraf staen en selt. Oec mede mach u waelte dencken sijn, dat ghi mij lestwerf toeseghde, dat ghij mij niet lichtelic en soudetversetten, ende hieraf, lieve meester, uwegoede antwoerde mij wilt laten weten mettenbrengersbriefs, Ende lieve meester, of ghi

Page 93: heemkundeartikelen van Ferdinand Smulders over Tilburg en ...

93

anders yet wilt, des ic vermach, daer wit mijaltijt bereet, dat kenne God, die u altijt moetbewaren in enen heyligen zaligen leven.Gescreven des Woensdaghs na Pynxstdach.Tot uwer liefden bereet: hubrecht Godevaertssoen, u clerc toesterwijck”.Die zes gulden zullen de helft van depachtsom van ’t schrijfambacht geweest zijn.De gulden wordt hier gerekend op 13Boddragers. Henrick Boef was in 1420 en1421 schepen in Oosterwijk, De inhoud vanhet verzoek zal daarop neerkomen, datHubrecht verlenging of bestendinging vraagtvan het klerkenbaantje. Hubrecht schrijft eennette hand, ook in ’t schepenprotokol. Dat iseen heel verschil met een latere sekretarisdie geweldig onduidelijk schrijft.

EEN ANDER BRIEFJEEen onbekende (want een stuk is van de briefafgescheurd) schrijft over ’t verpachten van ’tschrijfambacht van Eelde. ’t Is een stukjepapier in ’t schepenprotokol van 144-0(Oosterwijk R. 152 tussen fol. 11 en 12). Hetbovenste deel dat nog over is, bevat devolgende zinsneden:

Godert Hessels, guede vrient, want ghij waelwit ende nu wel siet, dat Dirck vandenKyeboem nyet en doet, dat hij geloeft heeftende daervoer ghij ende Henric van Loenborghe sijt, ende dat hij mij aldus dicke terleder set, ende engheen gelove en helt, endemij dunct dat hij langhe genoegch met mijgheghect heeft, soe bid ic u vriendelijc op alleminen dienst, dat ghij wilt betemmen, datmen tot Weelde in der kercken op ensondage kundige, dat ic nu int ierste genechttot Weelde - of God wil - sal comen om datscrijfambacht te verpachten”.Verder gaat het briefke niet. Hij verzocht duste laten afkondigen in de kerk van Weelde,dat hij ’t sekretariaat verpachten zal in heteerstkomende genecht, d.i. deveertiendaagse zitting van de dingbank. ’tWoor “genecht” of “genacht” is afgeleid van“nacht”. ’t Is een zitting om de veertien“nachten”, wij zeggen nu om de veertiendagen. In den ouden tijd rekende men met“nachten” in plaats van met dagen.

Ferdinand W. Smulders

Page 94: heemkundeartikelen van Ferdinand Smulders over Tilburg en ...

94

44. 5-3-1953

Enige heel oude brieven

Een jonkman, die van zijn meisje afwilde

In het schepenprotokol van 1506 ligt tussen fol. 41 en 42 een briefje(Oosterwijk R. 210) Het is gericht aan een “meester Jan”; dat zal zijn desekretaris Jan Lombaert. ’t Is ondertekend door “den Camerline”. ’t Gaartwellicht over achterstallige pachten en cijnzen. “Penciers-fauten” zal beteken“pitanciers -fauten”. Fauten zijn achterstallige pachten en cijnzen. De Pitanciervan Tongerlo komt wel meer voor in de schepenboeken van Oosterwijk. EenPitancier is de schaftmeester, degene die voor ’t eten zorgt in een klooster. ’tZou dus kunnen zijn, dat hier sprake is van cijnzen en pachten, die aan de abdijTongerlo betaald moesten worden. De brief is geschreven op 9 November. Eenjaarstaat er niet bij. De datum zal omstreeks 1506 zijn, enige jaren eerdermisschien. Ik laat de brief hier volgen; de lezers kunnen zo eens bekijken, hoemen vroeger schreef.

“Meester Jan, u zal believen te wetene,hoe dat ic u bidde van mijns heerenweghen, als dat ghij u neerstichelt wouddoen van pensiers-fauten om te crighenteghen sondach naestcomende, dan salic tot Tilborch sijn om die te boeren voermijnen heer, ende sonderlinghe crighethetgheen dat onder Haren endeOosterwijck is, als ghij wel weet, endewil et oec eenen brede seynden, ic sallen(d.i. zal hem) loenen, ot Waelwijck,Drunen ende Cuyck als ghij wel weet. Icheb Ghijsken Beerten ghesonden oeceenen brieff als dat hij tot Tilborchmanen woude teghen sondach, want icsal ten lanxten en saterdach savonts totTilborch sijn, ic soude noe oudecostumen op sunte meertens dach totTilborch sijn, maer ic moet dan noch totNyeuweland blijven, ende vandaer naeLoen trecken ende costy enich gelt nochmeer ghecrighen aengaende mijnenheer, dat mochty mede brengen. Nyetmeer, dan blivet met Gode die u altijtgesparen wille etc.Ghescreven tot Nyeuweland IXnovembris bij den Camerlinck”.

NOG EEN BRIEFAan Mr. Jan Lambaerts vond ik losliggende in ’t protokol van 1495(Oosterwijk R. 200 tussen fol. 35 en 16).Deze brief is van 20 augustus 1496. ’tGaat over een afschrift van ’t verdragtussen Den Bos en ’t Land van Loon. Deschrijver Victor vander Molen, zegt weldat Jan Lombarts kan geven wat hij wil,maar hij schrijft een regel eerder tochmaar fijntjes dat Eindhoven één

Utrechtse gulden betaalt voor eenafschrift!Het opschrift aan de ommezijde luidt:“Eerbaren wijzen ende voorsieningenmeester Janne Lombarts tot Oesterwijckmijnen lieven geminden vriendt”.En nu volgt de brief:“Eerbare wijze voirsienige gemindevrient, Ick gebiede mij tuwarts ende ugelieve te wetene, dat ick u zeyndemetten brengere van desen die copievanden tractaet tussen dese stadt endepensionarisse ter eenre, ende diegedeputeerde slants van Loen ter anderezijden gemaict, besegelt metter stadt selad legata, die wellic ghij tanderen tijdenbegeert hebt, ende her Andries Emmenmet meer anderen. Ick heb ennigescepenen deser stadt te vriende gehadt,die mij die copie besegelt hebben, metmeer anderen copien die ick her gemaicthebbe, Dirck van Haestrecht soude desewael willen hebben, maer ic en soudeegen meer besegelt cunnen crigen heten soude een stuck gouts moetencosten, Ick heb oick een gemaect voeredie van Eyndhoven, die sullen geveneenen Utrechts gulden, maer ghij sultgeven dat u belieft, het en dreegt elkenniet vele , h.. is u soe vel als ’tprincipael, hiermede sijt Gode bevolen,gescreven in shertogenbossche XXaAugusti XIIIIC XCVI jair.

EEN ARRESTATIEIn 1401 arresteerde Jan vander Steghen,de vorster van Oosterwijck, op verzoekvan Dirck van Haestrecht een zekereWouter die Stoepmaker, die woonachtigwas in Hamont.

Page 95: heemkundeartikelen van Ferdinand Smulders over Tilburg en ...

95

Wat was de reden van deze arrestatie?Deze gebeurde wegens zekere renten,die Dirck van Haestrecht op ’t Land vanLoon had. (Oosterwijk R. 196 fol. 2). ’tLand van Loon valt ongeveer samen metde provincie Belgisch Limburg. Die manuit Hamont zal in hechtenis genomenzijn om op hem die renten te verhalen,door bijvoorbeeld zijn goederen in beslagte nemen. ’t Kan een koopman geweestzijn.Dergelijke vergeldingsmaatregelentreft men in de vroegere tijden dikwijlsaan in tijden van oorlog. Omdat hijrenten beurde uit het Land van Loon, zalDirck van Haestrecht, de Heer vanTilburg, ook belangstelling gehad hebbenvoor het verdrag, dat in debovenstaande brief vermeld wordt.

NOG EEN BRIEFJEIn het protokol van 1459 vond ik nogeen briefje (Oosterwijk R. 167 tussenfolie 2 en 3)Het adres aan de achterkant luidt:“mijnen zeer gheminden zwagherClaueus den Wolf in Besoyen”.Het briefke handelt over een afrekeningvan 6 vaten bier. Een vat had 15 stuivergekost; de andere vaten kostten elk 13stuiver.Zo schrijft Jacob van der Elst:“Sunderlinge zeer gheminde zwager,weet dat ic u seinde mekt brengher desbriefs van Beerthout Backs weghentghelt van 6 vaten biers, te weten voerdie V vaet voer elc vat XIII st.ende voertseste XV stuver ende ic seinde u diedavids silveren penninghe voerWilhelmustuyn, alsoe Icse van seinenwegen ontfangen hebbe, niet meer.Onse heer God sij met u.Ghescreven toesterwijc etc.Ja(cop) (vander) Elst

altijt bereet tot uwer liefden”.Het briefje zal wel van omstreeks 1459zijn.

MELO-DRAMATISCHIn ’t protokol van 1465 vond ik op eenlos papier een zeer melodramatischebrief. (Oosterwijk R. 172 tussen folie 17en 18).

De brief is te Leuven geschreven doorJan Back aan de pastoor van Oosterwijk.Het jaartal ontbreekt. Deze brief zal welvan omstreeks 1465 zijn. Het opschriftluidt: “Aen den erbaren wisen endevoersienigen man, her persven vanoesterwijck”. Hij laat de pastoor weten“dat Gherlijck mijn lieve broeder hem tekennen gegeven had,l met wenendenoghen”, dat hij en zijn “meyschen” aande pastoor beloofd hadden te Paesschenopten hoghen altaer te samen tetrouwen van lieve”.Geerlik was dus officiëel verloofd, d.w.z.ondertrouwd en had dus beloofd met hetmeisje uit liefde (van lieve) te trouwen.Nu vraagt Jan Back aan de pastoor, dathij de ondertrouw ongedaan wil maken.De pastoor moet maar eens met het“meyschen” praten en hen beiden “vaneen helpen”.Hij schrijft ook nog: “Lieve her persoenen wilt u toch niet belichgen, dat ic hiermijnen seghel niet open seet; k hebmijnen seghel verloren tusschen Lovenende Broesschel”. Het einde luidt: “Gotmoet sijn met u metter haest te Lovenop sunte marien magdalenen dach, denZXII dach in Juliio. Jan Back u-lie vrient,altijt tot u bereet”. Het is een dramatischepistel. Hij herhaalt elkens hetzelfde.

Ferdinand W. Smulders

Page 96: heemkundeartikelen van Ferdinand Smulders over Tilburg en ...

96

45. 18-3-1953

Zoenakten na doodslagMerkwaardige voorwaarden om tot verzoening te komen

Wanneer er een vechtpartij had plaats gehad, al of niet gevolgd door een doodslag, ofwelwanneer iemand zo verwond was bij een “stoei”-partij, dat hij aan de bekomenverwondingen bezweek, dan volgde er in de vroegere tijden een zoen tussen de vrienden(d.w.z. verwanten) van de overledene en de vrienden van de “misdagighe”.

Allerlei straffen van godsdienstige aardNu was er een “ongheval van doetslage”geschied in Oosterwijk:Gheryt Vastraert Wysse werd doodgeslagen.Op 28 Maart 1444 worden de zoen-voorwaarden vastgelegd in een schepenakte(Oosterwijk R. 154 fol. 22). Enige personentreden op als “baersculdigen” van dedoodslag; vier andere personen zijn dezeggeren en keerslude (de scheidsrechters).Enige personen treden op als zeggeren “vander dader hant wegen”.De uitspraak luidt: de baersculdigen (d.w.z.de kennelijk schuldigen) moeten 600zielmissen laten lezen binnen één jaar voorde zielerust van de vermoorde. Zij moetenaan de schepenen het bewijs leveren (goedbethoen bringen) dat de missen gelezen zijn.Twee schuldigen moeten “selve metten live”en bedevaart doen tot Sente Peters endeSente Fauwels ten hoegen Romen. Zemoeten op eerstkomende Zondag vertrekken(porren ende gaen) uit Oosterwijken een halfjaar daaruit blijven. Ze krijgen overigens 3weken tijd om hun zaken in Oosterwijk teregelen.Ze moeten een bewijs meebrengen,dat de bedevaart volbracht is.Een van voornoemde twee schuldigen magnooit in een herberg komen in Oosterwijk (nazijn terugkomst uit Rome) als daarfamilieleden van de vermoorde aanwezig zijn.Twee anderen mogen binnen een jaar niet ineen herberg komen aldaar, waarin verwantenvan den vermoorde zitten. Als de schuldigenzelf in een herberg zitten dan hoeven zijechter niet daaruit vertrekken bij hetbinnnenkomen van verwanten van devermoorde.Een derde schuldige moet een bedevaarthouden naar St. Matthijs te Trier, binnen eenjaar.

EEN ANDERE ZOENWerd gemaakt op 29 November 1433, nadatClaus Peter Belarts zoen “van live ter doetcomen” was. De verwanten van de gedode endie van de moordenaar kiezen elk 4 “goedemans”. Deze acht “keerslude” bepalen dat deschuldige binnen 1 jaar 4000 zielmissen moetlaten lezen bij de vier bedelorden, en eenbewijs moet tonen, dat die geschied zijn. Deschuldige moet een bedevaart doen naar St.

Peter en Pauwels ten hoghen Rome; hij moetbinnen drie maanden vertrekken uit deparochies Oosterwijk en Gestel en mag daarniet terug, vóór de bedevaart volbracht is,(en bewijs meebrengen!). Daarna moet hijbinnen 6 weken vertrekken op bedevaartnaar “Sent Thewouts in Elseten (d.i.Elzas).Als hij daarvan terug is moet hij weer binnenweken vertrekken, om op bedevaart te gaannaar “Sente Joes optie zee”(dat is in Zeeland,geloof ik). Daarna moet hij een eed doen enzweren dat hij de drie bedevaarten “selvemetten live” gedaan heeft. Hij moet tevens125 Gelderse guldens (“hertoghe Aertsgulden”) betalen aan de verwanten van degedode, nl. 75 “binnen veertien nachten”eerstkomende, en 50 op St. Andries over eenjaar. Dit geld moet in het bijzijn derschepenen gebracht worden op ’t Maria-altaarin de kerk van Oosterwijk. Enige personenbeloven,als borgen voor de misdadige,bepaalde geldsommen. De schuldige mag nahet doen van de bedevaarten in geen herbergkomen, waar de broers of de kinderen van degedode aanwezig zijn. Als hij zelf in eenherberg zit, mag hij blijven zitten bij hetbinnenkomen van de verwanten van degedode.(Maar die zullen er dan wel uitblijven,denk ik). Ook moet hij gedurende twee jaarna de bedevaarten uit de parochiesOosterwijk en Gestel blijven; en aan de kerkvan Gestel moet hij 2 Gelderse guldensgeven. (Oosterwijk R. 148, los stukken fol.35 en 36).

EEN VERZACHTING VAN DE STRAFEen zekere moordenaar mocht niet in deMeierij komen. Na een zeker tijd vinden deverwanten van de vermoorde goed, dat hijweer in de Meierij komt; mar zij stellen devolgende voorwaarden op 22 September1465: Hij mag in 2 jaar niet onder mistijdkomen op Zon- en feestdagen in de parochieOosterwijk, tenzij op de vier hoogtijden; hijmag gedurende die tijd niet komen in dekapel van Berkel of op een bruiloftfeest(bruyspens) in Berkel of op de Berkelsekermis. Ook mag hij dan niet komen bij eengelag, waar de verwanten van de vermoordeaanwezig zijn. (Ooterwijk R. 172 fol. 21v).

Page 97: heemkundeartikelen van Ferdinand Smulders over Tilburg en ...

97

NOG EEN VERZACHTINGIemand had zijn broer doodgeslagen. Hijmoest een bedevaart naar Rome maken.Maar daarna vinden de weduwe en dekinderen van de vermoorde goed, dat hij diebedevaart achterwege laat, omdat hij 7Rijnsgulden voor hen had uitgegeven voor deuitvaart en de maaltijd daarna. 14 Mei 1482,(Oosterwijk R. 188 fol. 20).

NOG EEN ZOENBij een vechtpartij sneuvelde iemand. Dekeerslieden zes in getal (drie van elke kant)bepalen, dat de moordenaar één dertigstemoet doen celebreren en nog driehonderdzielemissen laten lezen waar hij verkiest.Binnen 17 weken moet hij kunnen aantonendat die missen gelezen zijn. Hij moet drietortijsen (grote kaarsen) leveren en tweebedevaarten doen: naar ’t H. Bloed teWilssenaecken en naar de H. Driekoningen inKeulen. Hij moet binnen een jaar vertrekken,één wassen kaars van 1 pond offeren aan deDriekoningen en bewijs meebrengen. Hij magbeide bedevaarten in één reis doen. Hij magnooit binnen de vier “dreybomen” van devrijheid Oosterwijk komen; hij mag ook nietwonen op ’t gebied der dingbank vanOosterwijk. Hij mag niet komen in eenherberg waar verwanten van de vermoordezitten, “als die Wert hem de weet daarafdoet”. In plaats van een “voetval” voor deverwanten (waar de moordenaar niet aanwilde), wordt als boete bepaald, dat hij eenwassen kaars van 1½ pond moet zetten voor’t H. Sacrament in de kerk van Oosterwijk.Tevens moet hij binnen een drietal zeventienweken 42 zoengulden betalen (n.l. 14 binnende eerstkomende zeventien weken enz.)Deze zoen is van omstreeks 1517 (OosterwijkR. 221, voorin).

EEN ANDER GEVALOp 3 April 1435 n.st. vindt een verzoeningplaats tussen een beledigde schepen eniemand, die “dreyghelijke woerden” tegenhem gezegd had. (Oosterwijk R. 149 fol. 16).De driftkop had gezegd, dat die schepen inzijn eigen belang zelf schepenbrieven zouverzegeld hebben. Maar men mag in de“goeden vredelike lande van Brabant”niemand bedreigen en ook niet een schepenzo maar zonder bewijs beschuldigen vanonrechtmatige handelingen. Wier dat doet,verbeurt lijf en goed. De schepen liet een“waerheyt” houden (d.w.z. een officieelonderzoek met ondervraging van getuigen)en hij kon zijn handjes in onschuld wassen.En de voorbarige smader moest bekennen“vellich te wesen”, dus schuldig te zijn. Maarde schepen wil toch “ aensien dergoedertierenheit ende den loen van onsenlieven Here” en wil van strafmaatregelenafzien op voorwaarde dat de kritikaster moetzweren geen wraak te dragen op de schepen.Indien hij zijn eed breekt, dan zal hij zijn“witteloes, trouweloes ende erenloes”, en danzal hij zijn lijf en goed verbeurd hebben, waarhij dan ook wonen zal, onverschillig onderwelke heer. Ik vond ook een geval over Gielisvan Dusel, priester. Deze vraagt om Gods wilvergiffenis aan Dirck Boest, de pastoor vanOosterwijk, om wat hij de pastoor “misseeghtheeft opten predicstoel”. Hij geeft de schuldaan Willem Brock, priester, die hem verkeerdingelicht heet. Wat hij de pastoor miszegdhad, weet ik niet(Oosterwijk R. 145 fol. 34anno 1426).Zo zien we allerlei twist en tweedracht endaarna een verzoening. Want de vrede is degrootste schat: “pax optima rerum”.

Ferdinand W. Smulders

Page 98: heemkundeartikelen van Ferdinand Smulders over Tilburg en ...

98

46. 4-4-1953

DE GELDERSE OORLOG IN 1512Tilburgers als krijgsgevangenen in de stad Bommel

Omstreeks 1512 zijn er weer schermutselingen tussen Brabant en Gelderland. Ook hetvolk uit de dorpen van de Meierij van Den Bosch moet mee optrekken ter verdedigingvan Brabant en tot afstraffing van de Geldersen.Ook het dorp Tilburg zond enige mensen, die met de andere burgers en ingezetenen vande stad en de meierij van Den Bosch moesten meetrekken. ’t Liep voor de Tilburgsetroepen ongelukkig af: want voor de stad Bommel werden zij door de Geldersengevangen genomen.

Ze procedeerden tegen ’t dorp omschadevergoedingDe gevangen konden zich evenwelloskopen uit de krijgsgevangenschap:maar dat heeft hun een aardig duitjegekost. Hoeveel het kostte, staat niet telezen in een overeenkomst, welke devoormalige krijgsgevangenen sluitenmet de schepenen, gezworenen,kerkmeesters, H. Geestmeesters en deandere naburen “des dorps van Tilborh”.(Oosterwijk R. 220, los papier voorin).De krijgsgevangenen waren de volgendepersonen: Jan Peter Crillart, Berthout WillemZegers, Marten Jan Gerijts, Willem JanMeliszoen, Willem Laurwreijs den ouden endeWillem zijn zoen den jongen,Lambrecht AertSibbensoen, Jan Michiel Quaps, Peter JanCorstkens, Gerijt Gerijt Reynen soen, CornelisJanssoen Veramervoert, Wouter DenijsFranssen, Jan Willem Berijs soen, Jan Janss.van Boerden, Lenart Verbunt, Daneel ClaesBoets soen, Gerijt Jan Heysten soen, GerijtJan Hagarts, Mathijs Henrick Beerten soen,Henrick Beerten,Symon Matheeus soen,Marten Pauwels Deckers, Wouter AnthonijsFranssen soen, en Anthonijs van Boerden.

Deze deden ’t dorp Tilburg een procesaan voor de Raad van Brabant teBrussel: ze wilden schadevergoedinghebben.Hangende van het proces verschijnen zij voorde schepenen van Oosterwijk “om alletweedracht ende discoeder te scuwen, endeomme alle vriendschap, minne ende goedenaebuerscap” met de andere naburen vanTilburg te onderhouden. Zij zien van hetproces af, even als van hun recht opschadevergoeding. Maar zij maken ditvoorbehoud als in de toekomst vanwege dehertog schadevergoeding betaald wordt aande gevangenen van Den Bosch en ’t kwartiervan Oosterwijk, dan vinden zij dat goed.Maar als Den Bosch en de ingezetenen vande dingbank van Oosterwijk, Hilvarenbeek enBokstel aan de gevangenen wegens hunloskoopsom een vergoeding geven, dan moetTilburg dat ook doen, “nae advenant”. AlsDen Bosch, Oosterwijk, Hilvarenbeek en

Bokstel geen uitkering doen, dan hoeftTilburg aan de voornoemde cisers ook nietste betalen.Dit akkoord werd gesloten op 7 April 1516voor de Oosterwijkse schepenen HenrickGijsbrechts vanden Scaendijck en AelbrechtWillem Aelbrechts. Daarna volgde nog: “dit isgesciet tot Tilborch in den huyse van Jannevanden Wouwere ende die schoutet vanTilborch heeft hen van sheeren wegen vanTilborch die erde verleent als Jan van denWouwer, Jan Berss en de Peter Crillant dieJonge, scepenen tot Tilborch dat tuychenende zeden.De schout van Tilburg gaf dus aan deschepenen van Oosterwijk verlof, om opTilburgs grondgebied over dezeovereenkomst te staan. Volgens destadsrekeningen van Den Bosch waren 900man uit de Meierij voor ’t beleg van Zalt-Bommel in 1510. De stad Bommel was in1510 bezet door Karel van Gelder. In 1512duurt het beleg door de Meierijers nog voort.

WEDDENSCHAPPENIn de schepenboeken kan men in oorlogstijdweddenschappen vinden tussen tweepersonen die bijvoorbeeld wedden om eenzeker geldbedrag, dat de stad Venlo al of nietvoor een bepaalde datum door deSpanjaarden ingenomen zal worden. Wie deweddenschap verliest, moet het voor deschepenen vastgelegde bedrag aan dewinnaar betalen. Deze soort weddenschappenkan men nogal een aantreffen. Een andersoort weddenschap is de volgende: iemandbelooft 22 gulden te betalen, terstond alsKarel de Stoute, hertog van Brabant enBourgondië weer binnen het land van Brabantgekomen zal zijn. Deze akte werd gemaakt in1484. Toen was Karel de Stoute echter algesneuveld. Misschien wilde men het berichtvan zijn dood de kop indrukken. Enige malenkomt men zulk een weddenschap tegen inverband met Karel de Stoute (Oosterwijk R.190 fol. 5 u).Claeus Adriaen Heven belooft op 22 April1483 n.st. aan Gherijt Peters van den Wiel 50kronen, “terstont wanneer Kaerle, hertogevan Bourgondiën ende van Brabant, doen hij

Page 99: heemkundeartikelen van Ferdinand Smulders over Tilburg en ...

99

uut den lande toich (= trok) wederopenbaerlijk levende binnen den land vanBrabant comen sal sijn”(Oosterwijk R. 189 fol. 21). De sekretarissenschreven voor in ’t protokol dikwijls:

SPREUKENGedurende de tachtigjarige oorlog vond ik in1593: Tandem bona causa tromphat(d.i.Tenslotte overwindt de goede zaak)(Oosterwijk R. 288) En in 1625: Multisterribilis caveto multos (d.i. Hij voor wie veelmensen schrik hebben, moet ook op zijnhoede zijn voor velen) (Oosterwijk R. 319)Maar de spreuken zijn niet allemaal politiek-getint.In 1597 vond ik: “Tendit in gerdua virtus (d.i.Mannelijke flinkheid kloutert tegen een bergvan moeilijkheden op) (Ooosterwijk R. 292).In 1595: “Littere immortalitatem pariunt (d.i.De letterwn baren de ontsterfelijkheid(Oosterwijk R. 290).In 1567: “Sanntorum sanctis benedictusapplicat astris (d.i. de zegen der heiligen doetde mensen wonen tussen de heilige sterren.(Oosterwijk R. 271).Verder vindt men meer dan eens despreuken: “Gralia nobiscum sit semperSpiritus Almi” (d.i. De genade van de H.Geest zij altijd met ons) en “Assit adinceptum Sancta Maria meum”, (d.i. De H.Maria sta mij bij in mijn onderneming).Tenslotte nog een rijmpje. Op een los papiervoor in ’t protokol van 1499 vond ik hetvolgende rijm (Oosterwijk R. 204).

“Mijn vader heeft gheooftdat hij lange heeft gesocht,

een tellende pert’t en is niet drie milen wert”.

Daarna volgt: Aa Bb (’t hele alfabet) en danPater noster qui es.

EEN EIGENAARDIG CHONIKONOp een los papiertje tussen fol. 75 en 76 van’t protokol van 1422 (Oosterwijk R. 144)staat een tijdspreuk of Chronikongeschreven. Op zij leest men.

MC C C

V V V V VI I I I

En aan het slot staat:M. CCC. XLIX.Het doelt dus op het jaar 1349. Deze spreuk(een hexameter, zoals de Latinisten zullenzien, evenals enige van de andere latijnsespreuken latijnse versregels vormen).Deze spreuk luidt aldus: “Ex vi Juda cadit,mors vastat. grex cruce vadit”. Wat hetbetekent en in welk verband het chronikongemaakt is, weet ik niet. Men zou het kunnenvertalen : “Juda stort neer uit zijn machtigepositie: de dood richt verwoesting aan; de(christelijke) kudde gaat voort door de machtvan ’t Kruis”. De Chronikon-maker heeft voor’t jaartal de 3-d-’s verwaarloosd.

Ferdinand W. Smulders

Page 100: heemkundeartikelen van Ferdinand Smulders over Tilburg en ...

100

47. 31-12-1953

Uit vroeger eeuwen

Het Dorpsbestuur van Tilburg ouder dan deSchepenbank

Het onderscheid tussen de verschillende lichamen

In een dagblad (N.v. h. Z.) van 25 October 1952 las ik een beschouwing over het feit, datTilburg 300 jaar geleden een schepenbank kreeg. In dat opstel worden verschillendedingen verward. Daarover wil ik hier iets te berden brengen. Vooraf een korte inleiding.

Op ’t ogenblik kennen wij verschillendegemeenten met een gemeentebestuur. Voorde rechtspraak zijn er de kantongerechten,die verschillende gemeenten omvatten,zonder inbreuk te maken op dezelfstandigheid der gemeenten; en derechtbanken die nog grotere gebiedenbestrijken.Bovendien hebben we de waterschappen ende polderschappen, die weer zelfstandigelichamen zijn, waarvan het bestuur (denk aande heemraden) gekozen wordt door deingelanden (dat zijn de grondbezitters in ’tgebied van een polder). Zulk een polder heefteen eigen begroting en treedt zelfstandig op.’t Is mogelijk dat verschillende gemeentengeheel binnen het gebied van zo’n polderliggen; maar ’t komt ook voor, dat slechtsgedeelten van gemeenten daarin vallen.Een grondbezitter in één gemeente kanwegens zijn gronden behoren tot tweeverschillende polderschappen. De gemeenteen de polder kunnen dus eenzelfde gebiedomvatten, zonder aan alkaars machtenbevoegdheidafbreuk te doen, wegens hetverschillende doel van gemeente enpolderschap.Zo kennen we ook het wegschap alsafzonderlijk lichaam, dat verschillendegemeenten geheel of ten dele kan omvatten,zonder aan de afzonderlijke gemeentenafbreuk te doen. We hebben verder deelectriciteitsmaatschappij, de waterleiding enin West-Brabant het bestuur der Domeinen.We moeten dus terdege deze verschillendelichamen uit elkaar houden. We moetenorganisch denken: er kunnen verschillendezelfstandige lichamen naast elkaar op ééngebied bestaan. Zo is het tegenwoordig, enzo was het vroeger.

DE SCHEPENEN ZIJN RECHTERS.Een onjuiste opvatting is het, te denken, datde schepenbank de taak had van hetdorpsbestuur en de tegenwoordigegemeenteraad. Er zijn allerlei zaken vandorpsbestuur, waarmee de schepenen zichniet bemoeien. De borgemeester(s)zorgde(n) voor de financiën en maakte degemeenterekening op. In het oud-archief van

Berkel zijn drie aparte gemeente-rekeningenvan Berkel, Enschot en Huikelum. Op ’tRaadhuis van Udenhout zijn nogdorpsrekeningen vanaf het einde der 16de

eeuw tot het einde der 18de eeuw.Wanneer de dorpen geld nodig hadden,traden zij zelfstandig op. We zien dan bijv. ’tCorpus van Huikelum (bestaande uit éénborgemeester en enige naburen) verschijnenin Den Bosch om tegen rente geld op tenemen van een of andere geldschieter (ziehet Bosch protokol). Deze dorpen zondenieder een afgevaardigde naar dekwartiersvergadering in Oosterwijk (dusHuikelum zond evengoed een afgevaardigdeals Enschot).

Wanneer dusTilburg in 1453 het rechtverkrijgt van een eigen schepenbank,betekent dit dat Tilburg voortaan, wat derechtbank betreft, zelfstandig wordt,ofschoon er al vroeger zeker eennaburengerecht is geweest, waaroverwe niet veel te weten kunnen komen,daar er bijna niets over is aangetekend.’t Is dus onjuist te zeggen: “Tilburg heeft nu500 jaar zelfbestuur”. Neen, dat klopt niet.Tilburg heeft wel 500 jaar een eigenrechtbank volgens het schependomsrecht,maar had reeds langer een eigendorpsbestuur bestaande uit eenborgemeester en 7 gezworenen en enigeandere naburen. Dus vóór 1453 had Tilburgevengoed een eigen dorpsbestuur met eeneigen financiële begroting, als Huikelum! Na1453 behoren echter ook de schepenen vanTilburg tot het Corpus van Tilburg.Waarschijnlijk had Tilburg pas omstreeks1460 schepenen, omdat de Tilburgse aktenongeveer tot dat jaar doorlopen in ’tOosterwijkse schepenprotokol.

SCHEPENBANK OOSTERWIJKTilburg en Goirle waren dus twee dorpen meteigen bestuur, die tot het gebied van deschepenbank van Oosterwijk behoord hebbentot omstreeks 1453, d.w.z. inzake van civieleen vrijwillige rechtspraak tot een grotergebied behoorden. Dorpsbestuur enrechtspraak zijn twee verschillende zaken!.

Page 101: heemkundeartikelen van Ferdinand Smulders over Tilburg en ...

101

Men kan de schepenbank van Oosterwijk hetbeste vergelijken met een soortkantongerecht. Alle vergelijkingen gaanmank, maar de welwillende lezer zal dit hetbeste op deze wijze begrijpen kunnen. Alledorpen zijn niet op dezelfde manier ingericht.Het dorpsbestuur valt niet altijd samen methet beheer van de gemeynt. In Haaren enBelveren, die ieder één gezworene hebbenvoor ’t beheer van de gemeynt van Haaren,(die zich veel verder uitstrekte dan deparochie van Haaren) zijn deze gezworenenteven borgemeester, de ene van Haaren ende andere van Belveren. Maar ’t zijn tweebevoegdheden; ze zouden ook gescheidenkunnen voorkomen. In Udenhout waren tweeborgemeesters en twee gezworenen. Opandere plaatsen (Eersel) vindt men ookheemraden. De namen verschillen ook soms.De schepenen van Oosterwijk horen bij ’tCorpus van Oosterwijk en treden en tredenals zodanig dan ook op bij verkopingen van“uitvangen” of nieuwe erven van de gemeyntvan Oosterwijk, die ten zuiden van de Lei lag.’t Corpus van Haaren, (twee gezworenen,kerkmeesters en H. Geestmeesters vanHaaren) treedt alleen en zelfstandig op bijverkopingen van stukken van de gemeyntvan Haaren, die ten noorden van de Lei lag.De schepenen van Oosterwijk bemoeien zichdaar niet mee, zelfs niet als ’t Corpus vanHaaren stukken van de Haarense gemeyntverkoopt, in de parochie van Oosterwijk enop Oosterwijks gebied (rondom Kerkhoven entussen de Kerkstraat en de Lei). Van zulk eenverkoping werd een officiële akte opgemaakt,met twee Oosterwijkse schepenen alsgetuigen, maar dat is alleen om een officiëleverkoopakte te hebben. Met de Haarensegemeynt bemoeiden de Oosterwijkseschepenen zich niet. Evenmin met degemeynt van Huikelum. Wanneer iemand een

boete opliep wegens turven in de geslotentijd of een andere overtreding van deverordeningen der Haarense gemeynt, daninden de gezworenen van Haaren de boete;wilde de overtreder niet betalen, dan namenzij een pand van hem (een stoel of tafel, ofeen stuk vee) en verkochten dat bij opbod,om daarop het bedrag der boete te verhalen.De schepenen van Oosterwijk kwamen hierniet bij te pas. Mocht er een grotereonenigheid ontstaan, dan kon men gaanprocederen. Daar Haaren geen schepenbankhad, gebeurde zo’n proces voor de schepenenvan Oosterwijk, omdat men nu eenmaal eenrechtbank daartoe nodig had.

EEN EIGEN TILBURGS BESTUURZo was het ook in Tilburg met zijn gemeynten zijn zeven gezworenen. Het gebied van deTilburgse gemeynt omvatte Tilburg en Goirleen tevens de woeste gronden in Westelijk-Enschot (Enschotsebaan, Huibraken en dewoeste gronden onder de jurisdictie van Beek(n.l. de gronden rondom Riel). De gemeyntvan Tilburg ging haar eigen gang en regeldehaar eigen zaken.Tilburg had dus al vóór 1453 een eigendorpsbestuur en een eigen beheer van zijngemeynt!Er zal ook een eigen naburengerecht vanouds geweest zijn (daartoe kan men rekenenhet optreden tegen overtreders van deverordeningen der gemeynt). Voor derechtspraak volgens schependomsrechtmoesten de Tilburgers naar Oosterwijk,evenals voor het officieel vastleggen(certificatie) van allerlei akten met tweeschepenen als getuigen (de z.g. vrijwilligerechtspraak).Dat veranderde dus alleen in 1453.

Ferdinand W. Smulders

Page 102: heemkundeartikelen van Ferdinand Smulders over Tilburg en ...

102

3-1-1953 Tilburgsche Courant

Tilburg heeft reeds 500 jaar recht van zelfbestuur1453 - 28 Maart - 1953

Op 28 maart 1953 is het vijf eeuwen geleden, dat de gemeente Tilburg, of beter deheerlijkheid “Tilborch ende Goerle” zeflbestuur kreeg van Philips de Goede, hertog vanBrabant, die aan de heer dezer heerlijkheid, Paulus van Haestrecht, het recht gaf zevenschepenen te benoemen, die hij jaarlijks naar goeddunken allen of gedeeltelijk dooranderen kon laten vervangen. Bovendien werd toen een secretaris benoemd,die voor deadministratie zorgde. Tilburg heeft dus door deze acte van de Hertog nu reedsvijfhonderd jaar zelfbestuur!

Begin van “Stads-regering"Reeds vóór 1453 was Tilburg de grootstegemeente van Brabant geworden.Oorspronkelijk was deze plaats niet veelmeer dan een territcriaal gebied rond hetkasteel met de aangrenzende gebieden, intotaal twaalf “herdgangen”. In 1329 echterdeed de Hertog van Brabant een belangrijkeuitgifte in de vorm van woeste gronden,heide,duinen en moergronden ten Zuiden enten Westen van het eigenlijke dorp. Er zouechter nog meer dan een eeuw overheengaan, voordat Philips de Goede, aan dezeheerlijkheid het recht van zelfbestuur zouverlenen.De heer Paulus van Haestrecht steeg hierdoorin aanzien, terwijl de bewoners van deheerlijkheid niet langer afhankelijk waren vanrechters uit andere plaatsen van Brabant.Het recht, door Philips van Brabant verleend,was eigenlijk een voortzetting van het reedsdoor de hertog in 1329 verleende, toen zevenmannen benoemd werden om de toegewezengronden te besturen.

RAADHUIS IN DE HERBERGGeregeld vergaderden Schout en Schepenenin de herberg-gemeentehuizen, waarvan “DeZwaard” aan het Marktveld bij de Heikensekerk wel de meest bekende is. Er waren vijfschepenen voor Tilburg benoemd en tweevoor Goirle. Over Tilburgse zaken kwamen zijin de hoofdplaats bij elkaar. Voor Goirlesekwesties trok de schout naar Goirle, om daarmet de twee aparte schepenen teberaadslagen.Het duurde ruim twee-honderd jaar voordatTilburg een eigen gemeentehuis zou krijgen.In 1679 werd een verzoek gericht aan deRaad van Brabant om een nieuwgemeentehuis te bouwen. Waarschijnlijk hadmen er bezwaar tegen om altijd en eeuwig inhet herberg-raadhuis geld uit te geven voorverteringen.

DORPSHUIS IN DE KERKEen oplossing meende men toen gevonden tehebben in de Heikense kerk, die toen door de

protestanten gebruikt werd. De oude torenwerd al gebruikt voor het gemeente-archief.De Raad van Brabant keurde het planonmiddellijk goed en ook de toenmalige heervan Tilburg en Goirle, baron vanGrobbendonck was er een groot voorstandervan. Hij liet een gedeelte van de kerkombouwen als gemeentehuis tot grootongenoegen van de predikant derGereformeerde kerk van Tilburg, aan wiemen blijkbaar niets gevraagd had.Hij protesteerde tenminste ineen officieelschrijven, waarin te lezen staat, dat “zonderconsent van predicant, kerckeraet endekerckmeesters, jae sonder deselve daeroveroyt gehoord te hebben”, begonnen was methet “maecken ende doen metselen endetimmeren van een raet- of dorpshuys in dekerck vanTilborgh”.

ONDER DE TORENHij vond dat “oock binnen Tilborgh bequaemeplaetse is omme een raethuys te stellen als inden hoek van fabrique kercke”. De notaris,die op onderzoek uit moest, zag warempeldat “twee arbeyders besich waren metstampen van sant” in de kerk.Men werkte echter gewoon door. De kerk wasimmers toch gemeente-eigendom.In 1683 kwam men dan toch tot eenvergelijk. Er werd toen officieel besloten om“seeckeren rommelhoeck gelegen bij endetendeele onder den thoren in onse kercke(waarin vroeger een doopvont gestaan haden waarin een lege hoek een Latijnse schoolvan de Jezuiten ondergebracht was) tot eengemeentehuis soude kunnen wordentoegestaan.Dit is het eerste officiële gemeentehuis vanTilburg geweest.

PASTORIE-RAADHUISHet tweede zou moeten komen op de Heuvel.Dit op aandrang van koning LodewijkNapoleon, die in 1809 Tilburg tot stadverheven had. De pastorie van de Heuvelwerd voor dit doel aangekocht, maar hetwerd nooit als raadhuis of stadhuis gebruikt.Er was inmiddels namelijk een plan om een

Page 103: heemkundeartikelen van Ferdinand Smulders over Tilburg en ...

103

nieuw gemeentehuis te bouwen, wat echterniet door kon gaan in verband met depolitieke toestand.Er werd toen besloten om de protestantsepastorie op de Markt, die eigendom van degemeente was, als gemeentehuis tevorderen. Het typische van dit huis was, dathet leenroerig geweest is aan de koning vanGroot-Brittanië. Voor die tijd hadden demonniken van Tongerlo het in eigendomgehad. De predikant moest het huis verlaten.de kerkraad protesteerde zelfs in Parijs,omdat Nederland toen bij Frankrijk ingelijfdwas, maar zonder resultaat. Tilburg had in1811 wederom een eigen raadhuis.De idee van een nieuw stadhuis werd echterniet opgegeven vooral niet toen KoningWillem II zich in Tilburg vestigde en eenPaleis liet bouwen. Het pastorie-stadhuis wasinmiddels ook weer veel te klein geworden.

EENNIEUWGEBOUW EN

HET PALEISDe Tilburger H. van Tulder, die zijn opleidingin België genoten had, kreeg opdracht. En in1847 werd het gebouw aanbesteed. In 1849wed het in gebruik genomen door destedelijke regering van Tilburg. Hiervoormoesten het oude stadhuis en hetNederlandsche koffiehuis afgebroken worden.In 1847 liet koning Willem II in deze stad ookzijn Paleis bouwen, dat op 1 October 1864aan de gemeente Tilburg werd geschonkenom ingericht te worden voor een Rijks HogereBurgerschool onder de naam “Koning WillemII”. Tot 1935 is het Paleis HBS gebleven. Degemeenteraad besloot toen om hetvoormalige paleis tot representatief Raadhuisin te richten.

De acte van 28 Maart 1453

..........”in den voirs dorpen van Tilborch ende Goerle gesetenvoirtaen te ewigen dagen solen mogen kiesen oft bijhueren scouthet aldair doen kiesen setten ende sevenwettige mede die wijste de rechtveerdigste die sij sullenkonnen vinden men tot scepen aldair te sijn en die selvescepen oft een deel daeraf te moghen ontsetten...... Endedes’t oirconden hebben wij voor ons en onse nacomelingenonsen segel aen desen brief doen hangen.Begeven acht en twintigh daghen in Meert in ’t jaar onssesheren dusent vier hondert drie en viftich”.

Page 104: heemkundeartikelen van Ferdinand Smulders over Tilburg en ...

104

48. 7-1-1954

DE SCHEPENBANK VAN TILBURGDorpsbestuur en rechtbank mogen niet verward worden

We hebben onlangs gezien, dat na 1453 alleen verandering kwam op ’t gebied van derechtspraak volgens schependomsrecht. Want Tilburg had van te voren al lang een eigendorpsbestuur zoals de andere dorpen van de Eninge van Oosterwijk.’t Is dus onjuist te zeggen: Tilburg heeft 500 jaar ’t bestuur in eigen handen. Want aldusverwart men dorpsbestuur met de rechtbank.

Nog enige onjuistheden recht gezetMen schrijft vroeger Westilborch enOestilborch. Als men nu het meervoudgebruikt, moet men schrijven (en schreefmen ook) Tilborgen of Tilborghen. Deschrijfwijze “Tilborghen” getuigt van onkundeop ’t gebied van de middeleeuwse spelling.Zo kon men in een onlangs verschenenproefschrift lezen “het leenhove en de Radevan Brabant”. Dat moet zijn het leenhof ende Raad van Brabant. Dit zijn tweeverschillende instellingen, die men weleensmet elkaar verwart.De bovenvermelde fout is ontstaan uit hetniet begrijpen van de verbogen vormen;immers men vindt in de teksten meestal...........: “van of aen den leenhove ende denRade van Brabant”. maar dit zijn verbogenvormen. In de eerste naamval is het leenhofen Raad. dit tussen haakjes.Ik las verder op 25 October 1952: “BeideTilburgen waren hertogelijk domein,waarover de hertogen van Brabant de scepterzwaaiden”. Ziet ge ze zwaaien, lezer?! Dehertogen hadden zeker niets anders te doendan maar te zwaaien met hun scepter in deTilburgen. Ze hadden zeker veel op met dezeplaats. Hier stelt de schrijver zich datallemaal voor? Dit gebied werd namens dehertog bestuurd door een meier of schout.Later is dat de kwartierschout met bovenhem de hoogschout in Den Bosch. De oudemeiers waren tevens rentmeester. Later komter een afzonderlijke rentmeester. Met descepter zwaaien is een wijds gebaar; maar dewerkelijkheid is nuchterder: de hertog liet diten andere gebieden besturen doortussenpersonen, en dit alleen nog maar voorwat de grote zaken betreft.De dorpen bestuurden zich zelf na ’tverkrijgen van de vrijheid; voor het gebiedaan de hertog kwam, zullen er verschillendegrondheren geweest zijn, (die dan met hunsceptertje zwaaiden!).Ik lees verder: “Heel Tilburg had dus tedansen naar de pijpen van de in Oisterwijkgevestigde schepenen, die ook rechtsprakenenz. enz. Deze voorstelling van zaken isonjuist.De schepenen spraken recht; goed (nietook). Maar zij bemoeiden zich niet met hetdorpsbestuur van Tilburg en Goorle. Dan leesik, dat Tilburg in 1329 in gebruik kreeg alle

gemene gronden in Westtilborch en (nu komthet!) “ook in Oosttilborch, voor zover althansdie gelegen waren ten Westen van de lijnHaaren-Heukelom”. Dit is onjuist. ’t Isdomweg nageschreven uit “Het Hart vanBrabant”! De oostgrens van de gemeijnt vanTilburg viel samen met de westgrens van degemeijntes van Haaren en Huikelum. En waarlag die grens? Langs de Hantsestraat, deHollandse weg, de Keersweg (die wel iets tenwesten van de Kerkstraat - Streepstraat inEnschot liep) tot de Lei bij de Bruystensdijk(bij de Enschotse brug) en verder langs deLei tot de grens van Hilvarenbeek. Dewestgrens van Haaren liep dus midden doorEnschot. De Lei was de grens tussen degemeynten van Tilburg en Huikelum. Dus eris geheel geen sprake van recht opOosttilburgs gebied!Men vergeet er echter bij te zeggen, dat degemeynt van Tilburg en Goorle ook nogomvatte de streek rondom Riel, gelegenonder de jurisdictie van Beek. Riel hoordeimmers onder de schepenbank vanHilvarenbeek. Vandaar ook dat bij dezogenaamde uitgifte van de gemeynt vanTilburg en Goorle niet alleen de hertog vanBrabant optreedt, maar ook de heer vanHilvarenbeek, juist omdat het gebied tenZuiden en ten Westen van Riel behoorde totde heerlijkheid en de schepenbank vanHilvarenbeek. Anders zou die hier niets meete maken hebben gehad.Verder volgt nog: “Eerst in 1387 isWesttilborch ontslagen uit het rechtstreeksebestuur van de hertog van Brabant”. Wat iseen rechtstreeks bestuur? Was de hertogsoms geen burgemeester van Tilburg? Welkeen rare voorstelling maakt men zich van dehertog, die op honderden plaatsen tegelijkeen ”rechtstreeks” bestuur uitoefende!

De hertog had wel zijn mannekens daarvoor.En hoe klopt dat rechtstreekse bestuur vande hertog met het eerder vermelde “bestuur”(sic) van de schepenen van Oosterwijk. Deschrijver verwart hier weer verschillendedingen door elkaar. Dorpsbestuur,schepenbank van Oosterwijk enHeerlijkheidsrechten zijn drie verschillendedingen.Dat staat er: “Pauwels van Haestrecht werdaldus de eerste heer van Tilburg”. En de heer

Page 105: heemkundeartikelen van Ferdinand Smulders over Tilburg en ...

105

van Tilburg van rond 1200 dan? En als dehertogen de pandpenningen terug haddenbetaald, was hij weer heertje af geweest.De hertogen maakten overigens toch noginbreuk op zijn (grond-) heerlijkheid , want alkreeg de heer de Stevens-cijns van dehertog, de hertog behield de cijnzen, die in ’tboek van Oosterwijk vergolden moestenworden. En dat bleef later ook nog zo.In 1453 wordt Tilburg losgemaakt van “hetgezag en het bestuur der schepenbank vanOosterwijk”. Hoe zit dat nu weer? In 1387gaat Tilburg over van ‘t “rechtstreeksbestuur” van de hertog in ’t “bestuur” van deheer. En nu lezen we weer dat Tilburg pas in1453 wordt losgemaakt van ’t “bestuur” derschepenen van Oosterwijk! Daar klopt ietsniet. Geen wonder, want als men allesdooreen klutst, wordt het een ononwarbarehutspot.

Dorpsbestuur, heerlijkheidsrechten enschepenbank-rechtspraak zijn drieverschillende zaken!De heerlijkheid van Tilburg en Goorle steeg inbelangrijkheid (aldus lees ik) door hetverkrijgen (in 1453) . . . . van "zelfbestuur”(neen, dat had Tilburg al), maar wel door eeneigen schepenbank.En die schepenen maakten geen inbreuk ophet bestaande dorpsbestuur. Ik lees in hetaangehaalde stuk niets over het dorpsbestuur

(niets over de burgemeester). Was de schoutwel het “hoofd der dorpsbestuurders”. Hijwas veeleer officier van justitie.Elders in hetzelfde blad lees ik dat Tilburg in1453 (door ’t verkrijgen van een eigenschepenbank) “een zelfstandige gemeente”werd. Dat is een onjuist gebruikt woord. Menmoet veeleer zeggen: toen kreeg Tilburg eeneigen rechterlijke organisatie. Het woord“gemeente” is hier verkeerd gebruikt.De schepenen van Tilburg behoren natuurlijkwel tot het Corpus van Tilburg, want datbestaat uit alle gezaghebbers (gezworenen,burgemeesters, kerkmeesters en H. Geest-meesters).Samenvattend kan men aldus een overzichtvan Tilburg geven: naast elkaar bestaan hetdorpsbestuur en het beheer van de gemeynt,de heerlijkheid , de schepenbank, deparochie, de armenbank. Wellicht ook een ofmeer laatbanken, waarover niets te vinden is,daar zij al vroeg in verval zijn gekomen. (DeSt. Stevencijnzen wijzen op een apartegrondheerlijkheid en een laatbank hoort bijeen grondheerlijkheid). Maar nog na 1453behoren verschillende landerijen en huizen inTilburg,Goorle en Riel onder de cijns-kringvan Oosterwijk en bleven cijns doorbetalenaan Oosterwijk. Maar dit maakte geeninbreuk op de zelfstandigheid van Tilburg.

Ferdinand W. Smulders

Page 106: heemkundeartikelen van Ferdinand Smulders over Tilburg en ...

106

49. 18-2-1954

De macht der naburen en de dorpsregeringInvloed was lang niet gering

Een vorige keer schreef ik over het oude dorpsbestuur van Tilburg. Ik wil daar nog eensop terugkomen en wel naar aanleiding van de 22 mannen. Wellicht kunnen we, door detoestand in andere plaatsen als voorbeeld te gebruiken, een duidelijker inzicht krijgen inde Tilburgse dorpszaken.

We zullen uit moeten gaan van de oudevolksvergadering, waaraan alle mondigemannen deelnamen, om zaken van algemeendorpsbelang te bespreken en zekerevertegenwoordigers aan te wijzen, diesommige dorpszaken moesten beheren.Een volgende ontwikkeling zal geweest zijndat de verschillende buurten een of meerafgevaardigden aanwezen, die tezamen dedorpszaken regelden. Deze afgevaardigdenkunnen weer bijzondere personen benoemdhebben als gezworene, of burgemeester enz.Over deze vergadering der naburen kunnenwe maar weinig te weten komen uit de onsnu ter beschikking staande registers enprotocollen. In de 17de eeuw echter zien wede dorpsreglementen opnieuw vastgesteldworden door de befaamde Ho: No: Heren.Deze dorpsreglementen zijn natuurlijk ouderdan de 17de eeuw. Sommige dingen werdenveranderd in verband met hetprotestantisme, maar raakten het wezen vande oude geplogenheden niet (als ik dat zomag zeggen).In Eerstel werd in 1662 het Reglement vanEersel, Steensel en Duizel weer vastgestelden goedgekeurde. Voor ons doel zijn vanbelang de volgende punten. de achtherdgangen van Eersel, die verdeeld zijn invier groepen van 1:1:3:3:, kiezen achtpersonen uit hun midden als “Achtmannen”.Elk jaar treden twee Achtmannen af enkomen er twee nieuwe. In Eersel zijn maardrie schepenen. Alle drie schepenen en deAchtmannen kiezen met eenvoudigemeerderheid van stemmen deverpondingbeurders, de borgemeester, dezetters en de heemraden (of schutters), enook de arm- en kerkmeesters, alsmede tweegezworenen en keurmeesters ( “als vanouds”, staat er bij).In zaken van algemeen dorpsbelang (bijv.geldleningen) “sullen de schepenen endeachtmannen gelijcke macht hebben”. Deachtmannen zullen daarbij nergensuitgesloten zijn. Tevens moeten deschepenen en achtmannen altijd ruggespraakhouden met de meest-verstandige enaanzienlijke naburen of dorpelingen. Derechtspraak echter komt uitsluitend toe aande schepenen.De achtmannen hebben dus niets te makenmet de rechtspraak; dat is natuurlijk debijzondere taak van de schepenen.

De borgemeesters mogen geen betalingendoen tenzij met voorkennis en verlof vanschepenen en achtmannen. Alle rekeningenworden nagezien door schepenen enachtmannen in ’t publiek, zodat iederedorpeling zijn aanmerkingen kan maken.Steensel en Duizel hadden elk tweeschepenen en Vier-mannen en verder wasdaar alles zoals in Eersel.In Bergeik kozen de 5 herdgangen de Tien-mannen, welke Tienmannen samen met de 3schepenen kiezen de borgemeester en deandere functionarissen met eenvoudigemeerderheid van stemmen. In Oorschot heeftmen de Achtmannen en in Vechel deTienmannen.

DE 22-MANNENIn Tilburg kozen de 11 herdgangen de twee-en-twintig-mannen. Zij hadden dezelfdebevoegdheid, als hierboven vermeld. Uit deze22-mannen kwamen voort de 4rekenmeesters of raadsmannen, die met deschepenen de verschillende rekeningennakeken. Deze raadsmannen treden ook opbij geldleningen en bij zaken rakende degemeynt.In Goorle had men de Zesmannen, gekozendoor de Goorlenaars.In zaken van algemeen dorpsbelang beslistenin Tilburg (na 1453) de vijf schepenen en de22-mannen en in Goorle 2 schepenen en deZesmannen.Zoals men ziet zijn de schepenen in deminderheid. De schepenen kunnen hunplannen niet eigenmachtig uitvoeren, want de22-mannen kunnen hen gemakkelijkoverstemmen.Maar de schepenen zijn een nieuwigheid vanTilburg.Voor 1453 zullen de afgevaardigdenvan de herdgangen alleen de macht gehadhebben.Daarna werd de macht van de schepenenbeperkt door de 22-mannen (behalve inrechtszaken).

DE BORGEMEESTEREen vorige keer kwam ook hetborgemeesterschap ter sprake.Nu weet ik heel goed, dat men de oudeborgemeester niet mag gelijkstellen met detegenwoordige burgemeesters. Maar de oudeborgemeesters waren toch wel méér danallen “ontvanger (zoals men ze dikwijls

Page 107: heemkundeartikelen van Ferdinand Smulders over Tilburg en ...

107

aanduidt). Want in dorpen, die geenschepenen hebben, zoals Udenhout, zijndeborgemeesters de leiders van devolksgemeenschap op politiek, financiëel enmilitair gebied.Daar er elk jaar twee andere borgemeesterswaren, die het al druk genoeg hadden methun “ontvangerschap” en de algemene zakenminder goed verzorgden, daarvan benoemende regeerders (n.l. 2 borgemeesters en 2bedezetters) en de naegeburen van Udenhoutin 1626 een dorpsgenoot tot “voorgange envoorstander” des dorps, die detelkenswisselende borgemeesters moet bijstaan inpolitieke en militaire zaken, moet verschijnenop de kwartiers- en de dorpsvergaderingen,aantekening moet houden van alles en debelangrijke stukken bewaren. Hij krijgt 10stuivers per dag op kosten van ’t dorp(Oosterwijk R. 320 fol. 135). Als deschepenen lang afwezig waren, traden deborgemeesters op als getuigen bij hetopmaken van akten, zoals in ’t begin der 17de

eeuw in Eersel en elders het geval was. Demacht van de meeste borgemeesters, wasgroter dan men gewoonlijk aanneemt, in dedorpen die geen schepenen hebben. Zijn erwel schepenen dan vermindert het gezag vande borgemeesters.

Als Tilburg dus voor 500 jaar schepenenkrijgt, wil dat niet zeggen, dat Tilburgtoen pas een eigen dorpsbestuur kreeg,maar wel, dat Tilburg zijn eigenrechterlijke macht kreeg volgensschependomsrecht. Want de gezworenenen de burgemeesters waren het oudedorpsbestuur van Tilburg en Goorle.

De 22 mannen zijn niet door de Hollandersingevoerd, maar gehandhaafd. De schepenenmoesten vanaf de 17de eeuw protestant zijn,(als er tenminste protestanten waren); maarde afgevaardigden van de herdgangen warenkatholiek. Als de Hollanders deze 22-mannenhadden ingevoerd,zouden zij ietstegenstrijdigs gedaan hebben met hun“politieke reformatie”. Vijf protestantseschepenen vormen een minderheid tegenovertwee-en-twintig afgevaardigden van denaburen. ’t Is veeleer zo, dat men die 22-mannen later heeft willen wegwerken. Devergadering van de schepenen met deraadsmensen kan men enigszins vergelijken(niet gelijkstellen!) met een vergadering vanonze wethouders met de raadsleden. Dewetgevende macht berustte bij dievergadering gezamenlijk. De uitvoerendemacht bij de borgemeester (gezworenen ende andere functionarissen) en deels bij deschepenen, die een soort dagelijks bestuurvormden. De rechterlijke macht lag alleen inhanden van de schepenen.Ik heb hier deze zaken in ’t kort samengevat.Wellicht al te kort. Want men mag alleeeuwen zo maar niet door elkaar klutsen.Maar hier en daar kan men amper een spoorvinden van de raadsmannen, of ze nuachtmannen of tienmannen heten of anders.Doch dit weinige is genoeg om te ziendat de macht van de naburen,vertegenwoordigd door hunafgevaardigden niet gering is geweest.

Ferdinand W. Smulders

Page 108: heemkundeartikelen van Ferdinand Smulders over Tilburg en ...

108

50. 27-3-1954

Heerlijkheid en ’t DorpsbestuurDe gebuurkens van Moergestel

In verband met onze beschouwingen over de macht der naburen en het dorpsbestuur,wil ik ook nog iets te berde brengen over de heerlijkheid. Daar men altijd spreekt over deheerlijkheid Moergestel en andere heerlijkheden, wekt men de indruk, dat eenheerlijkheid iets heel anders en veel voornamer is dan een gewoon (hertogs-(dorp).Deze verkeerde indruk, berustend op een onjuiste opvatting, zou ik willen uit de wegruimen. Ambachtsheerlijkheden, ontstaan uit een erfelijk schout ambacht, zijner niet inde meierij van Den Bosch. We vinden zulke ambachtsheerlijkheden, die alleen de l a g eheerlijkheden hebben, wel in Sprang en Besooien. De hoge justitie wordt daaruitgeoefend door een baljuw, namens de graaf van Holland. Afgezien van heerlijkheden,ontstaan door voogdij over kloosterbezittingen (bijv. St. Michiels-Gestel, Waalre,Valkenswaard, de halfheerlijkheid Hilvarenbeek en enige oude heerlijkheden, die dooropdracht aan de hertog van Brabant Brabantse lenen geworden zijn. (bijv. Heeze enLeende) zijn de meeste heerlijkheden ontstaan door verpanding of verkoping door denhertog.

Wat is een heerlijkheid?De pandheer, die dan leenman is gewordenvan de Hertog, beurt de inkomsten derdorpsheerlijkheid als een rente voor depandsom. Hij treedt dus in de rechten van deHertog. Betaalt de hertog de pandsom terugdan is de pandheer weer heertje af. Wat voorverschil is er nu tussen een hertogsdorp eneen heerlijkheid (of herendorp?). Tussendeze dorpen is onderling geen verschil: deheerlijkheid heeft geen invloed op het dorpals zodanig, dus geen invloed op hetdorpsbestuur en het beheer der gemeynt.Wat de heer is van de heerlijkheid, is deschout en de hoogschout voor hethertogsdorp. Zowel boven de kleine of smalleheer als boven de schout staat de grote heer,de hertog. Met al dat gepraat overheerlijkheden vergeet men maar al tegemakkelijk dat de hertog van Brabant degezagshoogheid heeft over het hele gebiedvan Brabant. Zou nu zulk een heer (zoals deKoning van Pruissen die heer was vanTurnhout in de 18de eeuw) de tegenpartij vande hertog kiezen in tijd van oorlog, dan werdhem eenvoudig zijn heerlijkheid ontnomenwegens ontrouw. Zo verloor de koning vanPruissen de heerlijkheid Turnhout, omdat hijtegen Oostenrijk oorlog voerde. (De keizerinvan Oostenrijk was toen tevens hertogin vanBrabant,dus opperleenvrouwe van deBrabantse lenen).De heer van het dorp treedt dus wel insommige heerlijkheidsrechten van de hertog,(hij beurt de heerlijke cijnzen en krijgt eendeel der boeken enz.); maar de opbouw vanhet dorp verandert niet. Hertogsdorp enheerlijkheid hebben dezelfde opbouw uitherdgangen, hebben hetzelfde dorpsbestuuren er zijn dezelfde soort besturen van degemeynt. ’t Lijkt er soms wel op, of men metde term “heerlijkheid” wil aanduiden dat

zoiets ver uitsteekt boven een hertogsdorp. ’tIs juist andersom.De hertogsdorpen hebben een veelmodernere registratie en administratie. Deheerlijkheden maken een ouderwetse indruk.Maar juist dit ouderwetse is een waarborg,dat in de heerlijkheid de oude dorpsbesturenovereenkomen met die van dehertogsdorpen.

HOE WAS HET IN MOERGESTEL?Volgens de schepenprotokollen vanMoergestel waren daar vier herdgangen:Kerkeind, Heizen, Heuvel en Over ’t Water.De Hilt, ’t Stokske en de Heikant behoordentot de herdgang over ’t water. Er waren tweeborgemeesters (ieder over 2 herdgangen) Deene voor ’t Kerkeind en Over ’t Water , deandere van de Heizen en de Heuvel. Zewerden in de 17de eeuw aangesteld door dedrossaard en de schepenen (vermoedelijk opvoordracht der naburen). In 1589 wordt eenborgemeester bijgestaan door een geestelijke. De “gemeyne zaken” werden behartigd doorde 1ste de schout en de schepenen; 2de denaburen (aldus anno 1589) Deze naburenzullen afgevaardigden gekozen hebben, zoalselders met de Achtmannen, Tienmannen enz.geschiedde. Ik meen die afgevaardigden vande naburen terug te vinden in de Twaalfgedeputeerden of gecommitteerden, diesamen optreden in 1584 met schepenen,kerk- en H. Geestmeesters bij eenmachtiging tot het sluiten van eengeldleningvoor ’t dorp. Blijkbaar werden driepersonen van elke herdgang afgevaardigd. ’tZal dus in Moergestel hetzelfde geweest zijnals in de andere dorpen. Tevens vond ikmelding gemaakt van de volksvergadering.Bij zaken van algemeen belang, zoals eengeldlening van ’t dorp, ’t herstel van de kerkenz. treden ook de naburen op, die dan ingroten getale vergaderd zijn (in 1583) of

Page 109: heemkundeartikelen van Ferdinand Smulders over Tilburg en ...

109

(zoals het een andere keer luidt): degemeyne naegeburen alle samen bijeengebeden wesende op eenen heylighenSondach op den kerckhove van Gestelle (in1558, als de naburen van Kerkeind, Heijsenen Hovel samen met drie gezworenen en 7schepenen en de schout een stukske van degemeynt verkopen aan heer Jan van Merkt).Op een andere keer in 1564 ziet menoptreden: de schout, de schepenen, de Kerken H. Geestmeesters ende gemeynenaegebueren ende ingesetenen des dorps derheerlycheyt van Gestel bij Oosterwyck,nadien sij alomme met eene Sondachsgeboeden bijeen sijn geboden geweest, zijmachtigen dan personen om een akkoord tesluiten met de 4 kwartieren van de Meierijvan Den Bosch over de levering van paardenenz.

DE GEMEYNTENVoor zover ik zie waren er in Moergestel driegemeyntes. [Brabants Heem IX (1957), 17]De herdgang over ’t water had de gemeyntover het water in gebruik. De herdgang vande Heizen gebruikte de gemeynt van Heizen.Een gemeynt ten westen van Moergestel wasin gebruik bij de naburen van de drieherdgangen van Kerkeind, Heizen en Heuvel.Deze gemeynten waren in gebruik geven aandie naburen door een heer van Moergestel.Wanneer men geld nodig heeft, bijv. voor ’therstel van de Kerk in de Tachtigjarigeoorlog, verkoopt men enige stukken van degemeyntes met octrooi van de heer vanMoergestel. Dat octrooi is wel een fraaieformaliteit, waaraan de naburen zichonderwerpen;’t was een teken dat degemeynt alleen in gebruik was bij denageburen en dat de heer eigenlijk heteigendomsrecht had. Maar dit spitseonderscheid uit het Romeinse recht hebbende naburen nooit begrepen, daar het in strijdis met het germaanse rechtsbegrip. ’tGebruiksrecht vonden zij ’t voornaamste. Hetakademische eigendomsrecht interesseerdehen niet! Bij de andere gemeyntes vinden weook zulk een octrooi of verlof om stukken vande gemeynt te verkopen. ’t Is dan een octrooivan de hertog of een verlof van deRekenkamer. Nu is het natuurlijk wel zo, datde grondheerlijkheid bij de middelbareheerlijkheid behoorde; en in Moergestel is degrond zeker van een oude heer geweest, dieook wel verlof heeft gegeven aan de naburenom de gemeynt te gebruiken . Anders washet boerenbedrijf ook onmogelijk geweest.Wellicht zou de heer van Moergestel nooiteen officiële akte hebben laten makenwaarbij hij aan de naburen de gemeyntuitgaf, als de hertog van Brabant ook nietzulke akten rondom 1300 over de gemeyntliet opstellen. De heer wilde nietachterblijven. (misschien bang, dat dehertog, zoals in andere heerlijkheden soms,aanspraak zou maken op zijn

opperheerlijkheid van de grond). Dergelijkeuitgiftebrieven zijn maar formaliteiten,schijnheilig machtsvertoon onder het momvan goedgeefsheid, omdat er feitelijk nietsveranderde. De naburen gebruikten dewoeste gronden allang. Ze moesten nu voorteen jaarlijks cijns daarvoor opbrengen. “Alswe ons gemeynt maar mogen blijvengebruiken, dan vinden we het allang goed.Desnoods kan hij er nog een korf eieren bijkrijgen”. Aldus dachten de goedegebuurkens! Bij de verkopingen van stukkenvan de gemeynt treden alleen de gezworenenop en soms alle met name genoemdenaburen. In 1640 machtigen de naburen vande Heizen twee personen om enige percelenvan hun gemeyne erfenissen te verkopen, omdaarmee te betalen hun aenplant in derestauratie van den Thooren.

KAPEL VAN SINTE BRIGITTAIn 1644 verkopen twee gezworenen en tweegemachtigden van de naburen van de Heizendrie stukskes van de gemeynt van de Heizentot de restauratie van het vervallenCapelleken aenden Winckenberch. Dit is eenKapel van Sinte Brigitta. Schutjes wist denaam van de patroonheiligen niet, maar hierduikt die dan op. Ik denk, dat ik het weet.Jacob aanden Doren was schout inMoergestel in de 16de eeuw. In die tijd wasdie familie vanden Doren (de Spina) goedvertegenwoordigd in Moergestel. Dezestamde af van Jan vanden Doren vanAerschot, rentmeester van ’t kapittel vanOorschot, die op 5 October 1426 het Brigitta-altaar stichtte in de Maria Kapel. De familievanden Doren zal die verering van Brigittamee naar Moergestel gebracht hebben. Somstreden op twee gezworenen en 4 naburenvan de Heizen, gemachtigd door de gelijkenaegeburen, om een stukje gemeynt teverkopen (in 1646). De andere gemeyntenmachtigen ook een of meer personen om eenstuk aan de gemeynt te verkopen; in 1633gebeurt dit bij de gemeynte der drieherdgangen. De naburen van Moergestelsoms genoemd die gebuerkens van Gestel,vonden hun kleine wereldje van herdgang engemeynt een stadje-op-zich. Dat Moergesteleen heerlijkheid was, dat wisten ze wel, maardat bracht geen verandering in deeigengereidheid der naburen. ’t Is van belangom op te merken, dat bij de verkopingen vande gemeyntes geen schepenen optreden. Ditgebeurde alleen als ’t hele dorp en allegemeyntes tezamen optraden. ’t Is eenmisvatting van Noorderlingen, die hoogopgeven over de eeuwenoude zichzelfbesturende markegenootschappen in Drenteen Noord-Oost-Nederland, en geen inzichthebben in de Brabantse gemeyntes die zekereven oud en even belangrijk zijn als demarken in Noord-Oost-Nederland.Eigendomsrecht, gebruiksrecht..... welk eenspitsvoudigheid van Romeinse juristerij! De

Page 110: heemkundeartikelen van Ferdinand Smulders over Tilburg en ...

110

naburen hadden groot gelijk dat ze er zichniets van aantrokken en er niets vansnapten. De juristerij van de 19de eeuw heeftde eenvoudige heldere zaak der gemeyntestotaal verduisterd met diepzinnige vertogen

over “communale gronden” (dat is Frans, engeen Nederlands).

Ferdinand W. Smulders

Page 111: heemkundeartikelen van Ferdinand Smulders over Tilburg en ...

111

51. 2-4-1954

Allerlei over MoergestelDe herbouw van de kerk in 1610.

Soldaten (“volck van oorloge”) die in garnizoen lagen op ’t Kasteel van Bokstel en indienst waren van de Koning van Spanje, hadden in 1583 de kerk van Moergestel met alleornamenten grondelijk afgebrand.De pastoor , de schout en ’t Corpus van Gestel stellen in de 4 hardgangen een persoonaan om geld op te nemen tot de restauratie van de kerk en om hout, leien, planken,nagelen, ijzerwerk en andere materiaal te kopen. Deze geldlening en die restauratiehadden plaats in 1610.

Mr. MIchiel Janssen, Molenmeester is debouwmeester, die op 18 Maart 1610 voor 575gulden 2½ ton bier, vrije huishuur en vrijebrand van de afval en de spaanders,aanneemt de afgebrande kerk met kruiskooren buik en afhang weer op te bouwen.Tevens leverde hij het hout. In 1612 schijnthij al klaar te zijn, want dan wordt hem deaannemingssom betaald.Omstreeks de tijd van 1583 - 1588 schijnthet nogal gespannen te hebben in ’t kwartierOosterwijk.De heer van Bokstel eiste allerlei servitiën ofdiensten van de dorpen. Hij eiste vanOosterwijk en Moergestel, van Hilvarenbeeken de twee dorpen van Mierde dat zij beddenzouden leveren op ’t kasteel van Bokstel.Vucht en Esch moesten elk 2 ponden“keerssen” leveren enz. enz. Sommigedorpen werden geëxecuteerd door desoldaten, die op ’t Huis van Bokstel lagen. ’tDorp Moergestel leent in 1610 o.a. geld vanDaniel Jansz. de Bresser (een voorvader vande Tilburgse Bressers-familie) n.l. 125Carolus-gulden tegen 6¼% op 24 Februari1610.Tevoren in 1607, had het dorp al 200 guldenontvangen van Daniel de Bresser door middelvan Jaspar Jan Donckers uit Den Bosch, eenlakenkoper, met wie hij al eerder geldzakenafdeed. Daniel de B. was in die jarenschepen.

GEVANGEN IN HEUSDENOmstreeks 1583 waren de schout vanMoergestel en 12 Moergestelse ingezetenen(o.a. Daniel Jan de Bresser) gevangen gezetbinnen Heusden door de kastelein engouverneur der stad Heusden, omdat dekastelein ontevreden was over ’t gedrag derMoergestelaars. De naburen van Gestelbeloven 700 gulden te betalen om degevangenen weer vrij te krijgen in 1583.Met Heusden waar de Noordelijke partij zat,boterde het niet altijd goed. Om de kasteleinvan Heusden milder te stemmen, bracht menhem allerhande fijne hapjes, zoals hammen,eieren, eendvogels enz. Volgens deborgemeestersrekening van Jacob Janssoonde Roey van 1608 naar Heusden , om hem in

plats van den os, die hij elk jaar eiste, inHollands geld 20 gulden te geven. Hij gingsamen met Daniel Janssen de Bresser, dietoen schepen in Gestel was, en ze“nacheerden” drie dagen in Heusden, voor 6stuiver per dag, dus samen 1 gulden en 16stuiver. Voor de huur van het paardgedurende drie dagen rekenden zij 18stuiver.

’t ALLEMANS VENTen Zuiden van ’t Kolkven bij deMoergestelse Heikant ligt het Allermansven.Reeds in de 18de eeuw wordt het aldusgenoemd in een Bossche schepenakte(geregistreerd in Moergestel R. 80 fol. 134).In de middeleeuwen en later zal men dezenaam nooit vinden. We vinden in de 15de en16de eeuw wel vermeld:

HET ALMERSGOEDIn 1602 vond ik een huis genaamd “die Leur”aen den Heycant omtrent het Colckvenne.Dat huis grenst in ’t Noorden aan de straat enin ’t Westen o.a. aan het dalmersgoe. Er ligtook een wal bij, die totten almersgoet toeloopt (Moergestel R. 49 fol. 167).De vorm dalmersgoed is ontstaan uit ’tAlmersgoet.In 1574 verschijnt weer ’t huis “die Luere”aenden Heycant omtrent het Colcvenne,grenzende in ’t Westen aen het Dalmaersgoe(Moergestel R. 45 2de deel fol. 135).In 1537 gaat het over den gemeynen wechlopende doer damergoet, ook in de buurt van’t Colckvenne (Moergestel R. 42 fol. 12). Opfol. 141 staat aen dat Heyeynde nevendalmersgoet (anno 1543).In 1498 vinden we een moervelt intAlmergoet (Moergestel R. 39 2de deel fol. 9),in 1499 alsulcke wateren ende visscherijen indat Almersgoet (ibid. 3de deel fol. 5) entenslotte blijkt in 1500 dat verscheidenepersonen cijns betalen uit dat Almersgoet(ibid. 4de deel fol. 17).Wat nu hiervan te denken? Bij mijn navrageter plaatse bleek, dat oudere mensen nog welspreken van ‘t “Allermansgoed” als zij ’tallemansven met omgeving bedoelen.

Page 112: heemkundeartikelen van Ferdinand Smulders over Tilburg en ...

112

We zullen hier dus wel te maken hebbenmet een zogenaamdevolksetymologische vervorming vanAlmersgoed.Bij dit goed hoorde een moer en eenviswater; dat zal het Allemansven zijn. Denaam “Almersven” zal men niet meerbegrepen hebben en zo heeft men er“Allemansven” van gemaakt. Er bestaat weleen familie Alleman, en dat kan er invloed opuitgeoefend hebben. De naam Almersgoedzal afgeleid zijn van almeer of almaer, watwel een waternaam zal zijn, denk ik. Hiermeete vergelijken is de “Elmer” in Tilburg,waarnaar de Delmerweg genoemd is.

DE LUCIA-KAPELAan de Moergestelse Heikant heeft ook eenkapel gestaan toegewijd aan St. Lucia, in1641 vermeld als het kappelleken van SintLucia aenden Heycant, (Moergestel R. 53 op8 Juni 1641). Misschien is dit dezelfde kapelals de Capell in de Katerstraete (in 1653). DeMoergestelaars zullen dat zelf het bestekunnen uitmaken!In 1638 wordt een persoon gearresteerd, diegevlucht was op de Vrijthoeffve van Tilborchalhier (in Moergestel). Deze Vrijhoeve wordtnog enige malen genoemd. Zij lag bij deHeizen, naar ik meen. Waarom zij zo heet, ismij niet bekend.

RUZIE MET HUIKELUMOver de gemeynt zijn er natuurlijkgrensgeschillen ontstaan; dat hoort erbij! Erwaren zelfs grens-incidenten. De schuttersder gemeynt van huikelum namen vee vanMoergestelse mensen in beslag, enomgekeerd.In 1596 sluiten de drie Gestelse herdgangenHeize, Heuvel en Kerkeind een overeenkomstmet de borgemeester, twee gezworenen ende naburen van Huikelum (N. 48`17 15Januari 1596).Zoals men weet, strekte deHuikelumse gemeynt zich uit ten Zuiden vande Lei tot achter de Trappisten. Er wasonenigheid over een gedeelte, liggende

tussen Moergestel en Tilburg. De betwisteplaats wordt middendoor gedeeld. De drieGestelse herdgangen zullen de Zuidelijkehelft mogen gebruiken met de heyseysie entorffbijll en die mogen beweiden. De naburenvan Hueckelem zullen de Noordelijke helftmogen gebruiken. De Gestelsen zullen echterwel die Huikelumse helft mogen beweidenmet beesten en schapen en zullen ook mogengebruiken het Berckvenne ende rontsommede driehoek daerbij liggende. Huikelum zalhet Berkven en de Driehoek wel mogenverhuren voor het turven. Dit akkoord zal 12jaar duren. Gestel betaalt 100 gulden eensaan Huikelum om een obligatie te lichten aanCaerll Viruly tot Turnhout, welke obligatieHuikelum hem verleend had wegensverschoten geld. (Viruly zal als procuteur vanHuikelum opgetreden zijn in het proces overdeze zaak). Na 12 jaar moet Huikelum die100 gulden aan Gestel teruggeven.

NOG MEER PROCESSENReeds in 1566 is er een proces van de Raadvan Brabant aan de gang tussen de drieherdgangen van Gestel en Huikelem eneveneens een proces tussen Gestel enOosterwijk over de gemeynt van Oosterwijk.Ook tussen de Biest en Moergestel was af entoe onenigheid. Er slopen dikwijls misbruikenin, omdat de grens-afpaling der verschillendegemeyntes in het verloop van de tijdenonduidelijk was geworden. Dan gaat menweer greppels graven en zandhopen opgooienen palen zetten. Een grenspaal op de grensvan Oosterwijk en Moergestel heette de paalaan de Eén Hand. Daarbij lag het Eén-hands-ven (bij den Oorschotsen dijk).Dikwijls waren een stroom of een wegeen duidelijke grens van de gemeynt.Maar als de stroom al kronkelend zijnbedding allenskes verlegde, was er weereen aanleiding tot onenigheid.En dan maar procederen!

Ferdinand W. Smulders

Page 113: heemkundeartikelen van Ferdinand Smulders over Tilburg en ...

113

52. 19-5-1954

De Heizense Gemeynt te MoergestelHoe de grensaanduiding was

De naam Heizen wordt verschillend gespeld in de loop der eeuwen: in 1384 Heynse, laterHeyssene, Heysen en Heysie. Men moet onderscheid maken tussen de herdgang Heizenen de Heisense gemeynt.De eigenlijke Heizense gemeynt, ook genaamd “het Hoge Broeck” werd in 1384 doorJohan, heer vander Leike en Breda, erfelijk uitgegeven aan de ingezetenen van deHerdgang Heizen (Zie: Oosterwijk R. 910 notaris Beens 25-5-1687).

De hertgang Heizen omvat de buurten deBroeksie, de Sijl, de Kleine Heuvel en deVinkenberg. In de 18de eeuw treffen we al deschrijfwijze Broeksie aan. Zo is ook detegenwoordige uitspraak.In vroegere eeuwen schreef men Broecksijde.In plaats van Zijl schrijft de schepenklerk inde 17de eeuw ook wel: Zijdel, wat wel eenhypercorrecte vorm zal zijn!.In de 18de eeuw was er onenigheid over dehoutschat, een belastink op de verkoop vanhout. Meestal kregen de naburen het rechtvan voortpoting door middel van eenzogenaamde Pootkaart. Ze mochten danrondom hun erven hout planten op eenzekere breedte en wel op de grond van degemeynt. Waneer iemand met zijn landgrensde aan de gemeynt, kon hij dus bomenplanten op dat stuk gemeynt, grenzende aanzijn grond. Dit voorpotingsrecht bestaat hieren daar nog; alleen is het nu een recht om opde kant van gemeentewegen, die langs ’tland lopen, bomen te planten. ’t Is nu nietalleen een voorpotingsrecht maar deprovincie heeft er een voorpotingsplicht vangemaakt; het recht vervalt nu, als men nietmeer plant.Dikwijl proberen gemeentelijke autoriteitentegenwoordig het voorpotingsrecht teontfutselen aan de rechthebbenden, door vangemeentewege bomen langs de wegen teplanten. Als men verstandig is, moet men degemeente een proces aandoen. De gemeentezal het altijd verliezen, want voor derechtbank geldt het eeuwenoude pootrechtnog altijd!Wanneer men dit hout verkocht, moest mendaarvan de “houtschat” betalen aan de heerof aan de rentmeester-generaal (van dehertog).Nu zijn er wel gebieden, die geen houtschathoeven te betalen (bijv. Giersbergen, maardat was ook een vrije grondheerlijkheid).Ook sommige goederen of hoeven zijnvrijgesteld van houtschat.De houtschat van de drie herdgangen Over ’tWater, Heuvel en Kerkeind kwam toe aan deHer van Moergestel. Maar de ingezetenen vande Herdgang Heizen hadden zelf ’t profijt vande houtschat over ’t verkochte hout binnenhun grenzen.

DE GRENSBEPALINGDit gebied dat vrij is van de houtschat, wordtaangeduid en begrensd met de volgendezeven palen. Deze afpaling strekt zich verderuit dan het Hoge Broek (de Heizensegemeynt in engere zin), maar omvat ook deBroeksei, de Zijl, de Kleine Heuvel en deVinkenberg. De eerste paal stond bij deBoydonck of Boedonck aan de Cruysstraat opde Hagorst. De tweede paal stond bij deAmervoort, ter plaatse waar de Grote Stroomen de Leyestroom in malkanderen zijnloopende. Dat is dus bij de plaats, waar deBeekse Lei en de Amer of Reuzel in elkaarlopen. Met de Lei bedoelt men delegendarische “Hilver”. De Amer is een vande oude namen van de stroom, die ook welDieze genoemd werd in de middeleeuwen,dus de stroom, die van Diessen naarMoergestel loopt. De naam Reuzel voordeze stroom is volkomen onzinnig envermoedelijk uitgedacht door ambtenarenvan de provincie ten tijde, dat gouverneurvan den Bogaerde een kaart van NoordBrabant wilde laten samenstellen. Hij heeftwel slechte adviseurs gehad! Waarom zoudenwe in deze heemkundige tijd de oude naamAmer of Dieze niet weer gaan gebruiken? Deriviernaam Reuzel heeft geen enkelehistorische waarde en moet uitgeroeidworden! De derde paal stond opBrouwershoef, waar voor 1730 een huisgestaan heeft. De vierde paal stond bijWillem Petershuis aan de Heistraat tussen deherdgang Heuvel en de Heizen. De Heistraatliep naar de hei in de richting van Tilburg. Devijfde paal stond bij een huis op de grens vanHeizen en Heuvel, n.l. bij de bocht van dekinderen Goyaart Corst Roosen (in 1731). Degrens liep langs de Putten en langs dewaterloopke tot in de Kreitestraat. Volgenseen andere omschrijving liep de grens: langsde beer of het loopken in de Krijtestraat bij ’thuis van Cornelis van Arendonck (in 1731),vandaar voorts streckende door zekerperseeltje genaamd de Banke. De zesde paalstond bij de Schabbert over de heiloop. Metde heiloop zal men de Rozep bedoelen, diewel meer genoemd werd ‘t “cleyn

Page 114: heemkundeartikelen van Ferdinand Smulders over Tilburg en ...

114

heystroomken”. Vandaar liep de grens weernaar de Boydonk bij de Haghorst (zieOosterwijk R. 923 oud nummer van NotarisDirck van Wijck 11-6-1731 en 20-9-1731).

BINNEN DEZE PALENIs de Heizense gemeynt gelegen, die zich dusverder uitstrekte dan ’t Hoge Broek.De ingezetenen van de Heizen dreven hunbeesten elken dag over deze gemeynt. Veelhout groeide er niet: hier en daar een wilg eneen “kalterboom” langs de wegen. Bij dehuizen en hoven, landerijen en weidengroeide meer hout op wegen en straten. Dehoutschat hiervan moest betaald worden aande gezworenen van de Heizen.Bij de ruilverkaveling van ’t MoergestelsBroek in de dertiger jaren is ook de laatsterest van de Heizense Gemeynt verdeeld.Als men omstreeks 1930 van de Hilt langs deGoijaartsdijk in de richting van Haghorstreed, had men aan zijn rechterkant een grootveld liggen, 1½ km. lang en 1 km. breed. Dat

was de gemeynt. ’t Was maar slecht weilandmet in ’t Zuiden lage, waterachtige gedeeltenvol biezen en in ’t Noorden enige hogerestukken (meer zand dan wei).Dit stuk is toen verdeeld onder de mensenvan de Heizen. En nu ziet het er beterverzorgd uit.Ieder heft zijn stuk goed bewerkt enonderhouden.In 1656 protesteren de Heizensenaburen tegen de zetters vanMoergestel, die tegen het oud gebruik in,de gemeynte van Heizen durfden tezetten en te taxeren in de belasting.De gemeyntes in Moergestel waren altijdvrij geweest van ’t betalen van dorps- enlands-lasten. De “nieuw orde” van 1648zal hier wel invloed op gehad hebben,zou ik denken. Want nieuwe heren,nieuwe wetten.

Ferdinand W. Smulders

Page 115: heemkundeartikelen van Ferdinand Smulders over Tilburg en ...

115

53. 9-7-1954

Mishandeling van UdenhoutNaam “Odenhout” (bos van Odo) bestond wel

Laatst heeft een verslaggever in een bepaald dagblad een artikel geschreven overUdenhout. Het was een overzicht over het huidige dorp. Maar het was verkeerd zulk eenartikel aan te vangen meteen kort overzicht van het verleden, want dat komt meestalneer op het nachrijven van naschrijvers. Ook de mensen in de dorpen en zelfs dikwijls dedorpsbestuurders zijn veelal niet op de hoogte van de oude toestand. Dikwijl moet mendan ook wel en rare indruk krijgen van de heemkunde. Op een onkundige manier, doorhet kritiekloos overschrijven van allerlei verouderde opvattingen e.d. brengt men deheemkunde in discrediet, want heemkunde is op de eerste plaats een kunde of kenniswel van het heem.

Het dorp heeft nooit tot OisterwijkbehoordIk laat hier een stukje volgen uitbovengenoemd opstel: “Udenhout, op hetzand, is een van onze vroegstenederzettingen. Toch duurt het nog tot 1232,dat er in een ons bekende kroniek sprake isvan Endenhout. In 1232 toch gaf hertogHendrik I de houthak van het bos Endenhoutaan de abdij van Tongerlo. Het hoordevroeger bij Oisterwijk en pas in 1722 werdUdenhout kerkelijk van Oisterwijk gescheidenen kreeg het zijn eerste eigen pastoor. Deburgerlijke “voogdij” van Oisterwijk duurdenog veel langer, want tot 1811 maakteUdenhout met de dorpen Berkel, Enschot,Heukelum en Haaren deel uit van de vrijheidOisterwijk..................Vooreerst: Udenhout op het zand, watbetekent dat?Udenhout is bekend om zijn leemgrond;vandaar ook zijn eikebossen. Maar Udenhoutop het zand lijkt me niet erg deskundiguitgedrukt. Of ’t zou moeten zijn, dat hetbetekent “Udenhout”aan het zand” (d.w.z.aan den Duin), zoals Loon op Zand. Maar ikheb dat nog nergens in oude stukkengevonden.Welke is die bekende kroniek? Er zijn weloorkonden uit die tijd o.a. van Tongerlo,maar een kroniek uit die tijd is mij onbekend.Als een kroniek uit latere tijd is bedoeld, dankan men die niet als bron aanhalen wegenhet voorhanden zijn van oorkonden.

NOOIT “ENDENHOUT”’t Zou gemakkelijk zijn, als er kroniekenwaren, door tijdgenoten geschreven. Menmaakt zich toch wel een erg primitievevoorstelling van die oude tijd. Allemaalkroniekjes nakijken (en naschrijven), eengezellig werkje op een achtermiddag!. Hetgeschiedkundig onderzoek gaat echter stapvoor stap, van brokstuk naar brokstuk. Degeschiedenis moet opgebouwd worden uitdikwijls losse vondsten uit oorkonden,rekeningen, cijnsboeken, schepenprotocollen.Men zou onderhand denken dat dat onzinnige

“Endenhout”van het toneel verdwenen was.Maar neen; weer komt het voor de dag.De naam “Endenhout” berust op eenverkeerde lezing. In ’t Oorkondenboek vanTongerlo, verzorgd door de heer Erens, O.Praem., staat onder Nr. 106 die akte van1232, waarbij de hertog aan de abdijTongerlo de tiende van Westtilburg geeft metde volledige houthak in ’t bos van Odenhout(cum sago plenario in silver de Odenhout).Onder Nr. 111 volgt een overzicht derbezittingen van Tongerlo van 1233: Usagiumnemoris de Odenhout (’t gebruik van ’t bosvan Udenhout). Odenhout en Udenhout zijnde oudste vormen, die we kennen van ditdorp. ’t Zal betekenen: ’t bos van Odo ofUdo. Udo en Odo zijn afkortingen voor eennaam als Udalrik (= Ulrik, Duits Ulrich).De vorm Endenhout is een uitvindsel vanlatere “kroniekschrijvers” of kompilatoren.Soms vindt men ook Oedenhout (uit tespreken als Odenhout!); dit is maar eenandere spelling voor Oldenhout. Weg dus metEndenhout, een paskwil uit de pruikentijd, enLeve den Udenhout!

EIGEN DORPSBESTUURWat lezen we verder: “Het hoorde vroeger bijOisterwijk”. Hoe nu? Hoorde het dorpUdenhout bij het dorp Oisterwijk? Dat kanniet, evenmin als het dorp Rijen bij het dorpGilze hoort. Hoorden dan Udenhout als eengehucht bij het dorp Oosterwijk? Ook niet.Want het dorp Oosterwijk omvatte in ’tNoorden alleen de buurt Kerkhoven en nietverder. Hoe zit het dan? Wel, beste lezer, hetdorp Udenhout had zijn eigen dorpsbestuur,het had twee burgemeesters, vier zetters entwee gezworenen, maar het had geen eigenschepenen (al was er wel een laathof met 40laten van Vosselaar). Voor de civiele envrijwillige rechtspraak moest men dus bij deOosterwijkse schepenen zijn. Het dorp van deOosterwijkse schepenbank. Naar deschepenbank van Oosterwijk was geendorpsbestuur van Udenhout! Udenhout werdin 1722 kerkelijk van parochie Oosterwijkgescheiden. Dat is wel juist, maar de

Page 116: heemkundeartikelen van Ferdinand Smulders over Tilburg en ...

116

schrijver bracht maar eventjes hetdorpsbestuur, de parochie en deschepenbank door elkaar! “De burgerlijkevoogdij van Oisterwijk duurde veel langer”Alsmen met het “burgerlijke” het dorpsbestuurbedoelt, is die uitlating onjuist; (zie boven).De twee burgemeesters en de tweegezworenen van Udenhout voerden deschouw over waterlopen en wegen inUdenhout, in latere tijd wel samen met deonderentmeester, maar in ieder geval zonderde schepenen van Oisterwijk, En er zijn nogdorpsrekeningen van Udenhout over vanafeind der 16de eeuw tot omstreeks 1800.Welke was dan die voogdij? Dat is allemaalonzinnig geklets.

OVER “DE VRIJHEID”Wat volgt er dan.Dat Udenhout en de andere dorpen tot 1811deel uitmaakten van de Vrijheid Oosterwijk.Alweer mis. Die dorpen behoorden tot hetrechtsgebied van de schepenbank vanOosterwijk. En de Vrijheid omvatte alleen dekom van Oosterwijk. In de 17de en 18de eeuwschrijven de vreemde secretarissen wel:Udenhout in de vrijheid Oosterwijk, maar datis fout. Alleen de inwoners der vrijheid (depoorters) konden schepen worden. AlsUdenhout tot de Vrijheid behoorde, zoudende Udenhoutse mensen ook schepenenhebben kunnen worden; wat nooit het gevalwas!De Vrijheid van Oosterwijk is kleiner dan hetdorp Oosterwijk. Dat moet menonderscheiden.

Men heeft dus de Vrijheid Oosterwijk (dekom), het dorp Oosterwijk (met Kerkhovenen omliggende terreinen en met de Locht),de gemeynt van Oosterwijk (ten zuiden vande lei, zich gedeeltelijk uitstrekkend opOorschots gebied en Middelbeers gebied totde Huigevoort toe!), de parochie Oosterwijk(waarbij Oosterwijk, Udenhout, Berkel enHeukelum) en het gebied van deschepenbank van Oosterwijk (waaronderOosterwijk, Haren en Belveren, Udenhout,Berkel, Enschot en Heukelum en voor 1453ook Tilburg en Goirle). Dit zijn allemaalverschillende grootheden, die men moetonderscheiden. Daarenboven is er hetkwartier (op de Meierij) van Oosterwijk,waaronder nog meer dorpen hoorden.Als men deze verschillende lichamen meteigen bestuur en bevoegdheden niet uitelkaar houdt, moet men er liever maar nietover schrijven. Want dan blijven dieonuitroeibare misverstanden een eigenwijs,maar dom leven genieten, wat zij niet waardzijn! Weg dus met datminderwaardigheidscomlex, ontstaan doorslecht begrijpen en halve kennis. En deheemkunde weze deskundig; anders noememen ze heem-onkunde.

Ferdinand W. Smulders

Toegevoegde opmerking:1269 akte Loon op Zand Venloen bij hetbosch Eundenhout. Eudenhout (=Udenhout)foutief als "n" gelezen!

Page 117: heemkundeartikelen van Ferdinand Smulders over Tilburg en ...

117

54. 21-10-1955 Nieuwe Tilburgse Courant

De Ridderhof en ’t goed ten Dijk tweeverschillende goederen

Een vergissing van Mr. Hardenberg

“Van Heidorp tot Industriestad”In het pas verschenen boek “Van Heidorp tot Industriestad” bestudeert Mr. H.Hardenberg het oudste Tilburg in zijn opstel over “Het ontstaan van de Vrijheid Tilburg”,blz. 29 - 74.

Bij het zoeken naar de plaats van eenprefeodale burcht noemt hij eerst hetRosmolenplein, de Schans en de Rugdijk.Het Rosmolenplein kunnen we uitschakelen,want de fantasiën van de zogenaamde Dr. F.Leyden zijn niet veel waard.De Schans wordt in de middeleeuwen nietvermeld wel de Rugdijk. Maar beide zullenook wel niets met een burcht te makenhebben. Er zijn zoveel schansen ofverdedigingswerken uit de 18de en 19de eeuw.En dijken zijn er overal in overvloed. Datalles heeft met een prefeodale burcht nietsuit te staan.Op blz. 35 noemt de schrijver de Ridderhof,die weliswaar op ’t gebied van Tilburg lag,maar toch onder de parochie Enschotbehoorde.Deze zogenaamde ridderhof, in de 16de eeuwgenoemd “Sriddershof”, lag midden in de heiaan de “Ruybraken”.Over deze ridderhof heb ik enige jarengeleden al in dit blad geschreven. Dierickzoonvan wijlen Geerlick Bacx verkoopt in 1559een stede, geheten “Sriddershoff”, groot 2mudzaet lands, aen de Ruybraken in deparochie Enschot aan Marcelis WouterNauwen (Oosterwijk R. 263 fol. 76v.).In 1571 blijkt Marcelis Wouter Nauwenbezitter te zijn van twee steden genoemdSriddershof” (Oosterwijk R. 275 fol. 38v) In1513 geeft Elisabeth, weduwe van Dirck Bacxaan haar kinderen Willem Jan Geerlack enMarie haar vruchtgebruik in een stedegeheyten Sriddershoff, groot 7 mudsaetlants. Daarbij wordt vermeld, dat Dirck Bacxvoornoemd dat goed gekocht had van dekinderen van Steven vander Amelvoert(Oosterwijk R. 217, fol. 6v) Het hele goed zaldus wel 7 mudzaet groot geweest zijn, dusongeveer 17 buunder, (als ik het goeduitgerekend heb). Ik heb vroeger deveronderstelling uitgesproken, dat dit goedgenoemd zal zijn naar een familie “dieRidder”. Ik heb geen nieuwe vondsten meergedaan over dit goed in de 14de en 15de

eeuw. Hoewel dit goed later de Ridderhofgenoemd wordt, geloof ik toch niet, dat meneen burcht moet gaan zoeken midden in dehei.

We lezen vervolgens in het opstel van Mr.Hardenberg, dat in de 15de en 16de eeuwseBrabantse leenakten deze ridderhofvoorkomt als de hof “ten Dijck” (blz. 35).Welk bewijs levert de schrijver voor devereenzelviging van de Ridderhof met hetgoed”ten Dijk”? Geen enkel.Dit is een vergissing van de schrijver, wanthet leengoed, “ten Dijk” ligt in ’t Zuiden vanEnschot aan de Lei bij de Bruystensdijck,(terwijl de Ridderhof ten Noordwesten vanEnschot ligt!).Wat lezen we in het denombrement No. 4163(Leenhof van Brabant te Brussel) van ’t jaar1531?Wouter van Haeren geeft als leengoed op:een huis met hof en gracht geheten het “guetden Dijck in de parochie Enschot, groot1½buunder liggende met een zijde aan eenstraat en met de andere zijden en beideeinden aan de beemden van voornoemdeWouter; verder: 3 buunder bremd aan deDijk strekkende van “dat Waterhuys” tot dieAa samen met een visserij, voor zover ’t goedlangs de Aa ligt; nog een beemd “het Goer”groot 2 buender, een beemd “den hoogenSchot” groot 1¼ buender; ½ buender land“die Dijckbraede” en ½ lopense land “denUuthoff”. Daarna vermeldt Wouter zijn“leenmannen”, drie houden tezamen te leenden Leenacker, groot een buunder en 2lopense, in ’t Huykelomse ackeren; hettweede leen is 3 lopense land in de Lovenseakkers onder Tilburg; en dan is er nog eenJuffrouwe Ghijselen, die te leen houdt: 2buunder beemd ‘t “Goer”en een buunderbeemd aan de Aa.Tenslotte Gertrut weduwe Jan Meeus houdt teleen: 3 buunder beemd “Legenschot” aan deAa; 1¼ buunder beemd aan de Aa; ½buunder land “die Dijcbraeck” bosch naastden Uuthoff; en ½ buunder land ookgenoemd de Dijckbraeck.De grootte aan ’t goed ten Dijk is iets minderdan 9 buunder; waarbij komen de lenensamen 9¼ buunder en 5 lopense. Alles bijelkaar geteld, is de grootte iets minder dan18 buunder.Zulk een bar belangrijk leengoed was hetgoed ten Dijk toch niet. Ik kan er geen restvan een oude burcht in zien!

Page 118: heemkundeartikelen van Ferdinand Smulders over Tilburg en ...

118

De lezers kunnen zelf wel beoordelen of deRidderhof in de hei van de Ruybrakenhetzelfde is als ’t goed ten Dijk, dat tenZuiden van Enschot aan de Lei ligt nabij deBruystendijk, later genoemd Wouter van-Haren-dijk. Deze dijk liep over de Enschotsebrug in de richting van het Baksven. De dijkwerd genoemd naar de bezitters van ’t goedten Dijk.Het is dus niet zo dat dit goed genoemd zouzijn naar een dijk in de betekenis van “wal”?(blz. 35). Engelse aanhalingen bewijzenniets.Want in Brabant is een dijk een rechte wegdoor de hei of door laag land. En een walheet een wal. Wat voor bijzonders is er tochwel aan een wal? Elke ontginning midden inof aan de kant van de hei had een omwalling.En waarom zou een burcht naar zijn

omwalling heten? Elke burcht zal een wal eneen gracht gehad hebben.Tenslotte wil ik nog iets zeggen overMoerenburg. Hardenberg is er niet zeker van,of dit wel een echte burgnaam is, omdat opeen 18de eeuwse kaart van Tilburg de naamals Moerenberg wordt gespeld. Wat bewijsttoch wel een 18de eeuwse kaart? Het is tochbekend, welk een eigenwijze, om niet tezeggen onzinnige spelling der toponiemengebruikt wordt in de 18de eeuw. Zulk eenspelling Moerenborch, evenals Tilborch.Waar lag dan die oude burcht? zal menvragen. Ja, dat weet ik ook niet!Misschien toch in...... Oosterwijk?Misschien kunnen opgravingen uitkomstbieden.

Ferdinand W. Smulders

Buunder lopense buunder lopense1½ 1 23 32 21¼ 1½ 3

½ 1¼8¼ ½ ½

½9¼ 5

TOTAALbuunder lopense8¼ ½9¼ 5

17½ 5½ (6 lopense is 1 buunder)

iets meer dan 18 buunder

Page 119: heemkundeartikelen van Ferdinand Smulders over Tilburg en ...

119

55. 22-10-1955 Nieuwe Tilburgse Courant

”VAN HEIDORP TOT INDUSTRIESTAD”

De Gemeynt van Haren grensde aan die vanTilburgNog eens de Hollandse weg

Enige onjuistheden rechtgezetIn dit blad heb ik vroeger al uiteengezet, watde Hollandse weg was. Naar aanleiding vanhet opstel van mr. H. Hardenberg in het boek“Van Heidorp tot Industriestad” moet ik weereens over die Hollandse weg schrijven, wantwat in zijn bijdrage vertelt wordt klopt niet.Over het goed “Ter Borch” in Oisterwijk zegtde schrijver bladzijde 55, dat het ligt, niet vervan het kruispunt op de Lind van de oudeverbindingsweg naar Holland langs deGemullenhoekenweg en de Heusdense Baanmet de weg van Tilburg naar Orthen. Dat dieHeusdense Baan een oude weg naar Heusdenen verder is, kan men aannemen. Maar het isvolstrekt onjuist deze weg (de HeusdenseBaan) te vereenzelvigen met de “ViaHollandie (noot 75).Want de Hollandse weg, die een grensvormde van de Gemeynt van Haren, lietvan de tegenwoordige Enschotse kerklangs café“ de Hemeltjes” en langs deHoutse straat en de Loonse Molenstraatover de Roestelberg naar Waawijk.

VERKEERD GEDACHTHoe komt men er toe, de Hollandse weg tezoeken in de Heusden baan?. Dat begrijp ikwel In de uitgifte van de Gemeynt van Harenwordt die weg als grens genoemd. Nu, danneemt men een kaart en, daar men in dewaan verkeert, dat die gemeynt binnen deparochie Haren moet liggen verondersteltmen zo maar zonder meer, dat de HeusdenseBaan dezelfde weg is als de Hollandse weg;immers, zo denkt men, ook nu is dieHeusense Baan gedeeltelijk de grens van deparochie en de tegenwoordige gemeenteHaren. Maar dat alles berust op eenmisverstand. Want de Gemeynt van Harenstrekte zich uit ten noorden van de Lei overHaren en Belver, over het zuiden vanHelvoirt, over Udenhout en Berkel enHuikelum en over een deel (minstens hetoostelijke) van Enschot, alsmede overOisterwijk, alles ten noorden van de Lei.De juristen willen die gemeynt vanHaren natuurlijk zo ver mogelijk vanTilburg verwijderd houden. Maar al komthet niet in hun kraam te pas, tochgrensde de Gemeynt van Haren aan deGemeynt van Tilburg.De Gemeynt van Haren wordt dan ookdoodgezwegen bij de behandeling van hetgebied van Oost- en West-Tilburg. Dit levert

namelijk grote moeilijkheden op. Men kanwel aannemen, dat Haren en Belver nietbehoorden tot de oude heerlijkheid Tilburg(blz. 38). De Harense kerk was eendochterkerk van Moergestel. Het St. Jans-kapittel bezat het patronaatsrecht van deHarense kerk reeds in 1147. Haren is zekereen oude nederzetting. Het St. Jans-kapittelbezat in Haren ook goederen en gaf dezeover aan Tongerlo. In 1309 verkoopt dehertog aan de mensen van Haren eengemeynt. De Zuid-grens was de A of Lei. In ’tWesten strekte deze gemeynt zich uit tot deBruystensdijk en tot de molen van Willemvan den Eynde (staande op een plaats tenNoorden van de huidige Enschotse kerk). Endan verder langs de Hollandse weg (op detegenwoordige grens van Udenhout enTilburg). Te voren in 1300 had de hertog aande mensen van Oisterwijk een gemeyntgegeven, die zich uitstrekte ten Zuiden vande Lei (Bij Enklaar 177 staat en onvolledigebedorven tekst). Deze gemeyntes zijnnatuurlijk ouder dan de zogenaamdeuitgiften. Waarom zou de hertog, als hij eennog niet bestaande gemeynt zou hebbenafgepaald, de gemeynt van Haren déze vormgegeven hebben??. Als hij heer en meesterwas en naar willekeur stukken woeste grondkon weggeven, dan had hij toch evengoedaan de inwoners van Udenhout en Berkelieder een stuk kunnen toewijzen! Maar datdeed hij niet. De mensen van Haren haddennatuurlijk heel dat gebied van ouds gebruikt.De middeleeuwen zijn conservatief. Menmaakte zo maar geen inbreuk op aloudegeplogenheden. De grondheerlijkheid is aande hertog gekomen, toen hij hier heer enmeester werd. Al die uitgiften van gemeynteszijn slechts een vastlegging van oudetoestanden en rechten, hetgeen ook uitsommige uitgiften blijkt. Maar wat voorgevolgen heeft dit voor de heerlijkheid derpredeodale heren van Tilburg? Als Haren enBelver niet onder die heerlijkheid vielen,maar onder een heerlijkheid (van Moergestel)en Haren; en als de Harense mensen vanouds een gebruiksgemeenschap vormden, diede woeste gronden ten Noorden en tenWesten van Haren in gebruik had, dan moetdit gebied van woeste gronden gehoordhebben bij de “grondheerlijkheid van Haren.In dit gebied lagen particuliere bedrijven enbezittingen, deze vielen buiten de gemeynt.

Page 120: heemkundeartikelen van Ferdinand Smulders over Tilburg en ...

120

Oosterwijk, Huikelum en Enschot haddengeen rechten op die gemeynt.

HELVOORTIn Helvoort had de heer van Tilburg eenallodium, zoals blijkt uit een akte van 1192.De grens van de Gemeynt van Haren lieplangs de Helvoortse Molenstraat, langs deSinterklaas-stok en dan langs de kerkpad dieten Zuiden van de Helvoortse oude kerk naar’t Westen loopt. Een deel van de Achterstraatviel nog binnen de palen van deze gemeynt.Het vrijeigen goed der oude Tilburgse Herenkan men dus vrij goed bepalen. Het was hethart van Helvoort langs de Helvoortse straat.De Leendonk in ’t Westen van Helvoort wordtin de oudste akten onder Udenhout gerekend.Het Waud van Udenhout, later in ’t bezit vande hertog, is misschien oorspronkelijk eenrijksgoed geweest. In Berkel was minstenssinds 1280 een grondheerlijkheid (de OudeSchouw). Maar van een gronheerlijkheidEnschot is geen spoor te vinden. Het isallemaal niet zeker, dat de oude TilburgseHeren het hele gebied van Oost-Tilburg tothun heerlijkheid konden rekenen.Ik meen, dat de Gemeynt van Haren er ookbuiten viel, minstens de hele Kreitehei. Dezepuzzle bied ik dan aan de geleerden teroplossing!

NOG EEN ONJUISTHEIDOp blz. 49 lees ik dat de weg van Waalwijknaar Moergestel de grens zou geweest zijnvan de parochies Oost- en West-Tilburg. Alsdat zo was, zou een deel van Huikelum onderWest-Tilburg gevallen zijn. Dat kan niet.Want Huikelum hoorde en hoort bij deparochie Oisterwijk. De oude kerk vanEnschot stond binnen de palen van deGemeynt van Haren, want deze gemeynt gingop z’n minst tot de Streepstraat, die ookKerkstraat heette, zoals blijkt uitbegrenzingen en verkopingen van stukkenvan de gemeynt. Ik heb altijd de indrukgehad, dat er een grens loopt midden door

Enschot, want bij verkopingen van stukkenvan de gemeynt van Haren heb ik nog nooitstukken gevonden, die ten Westen van deKerkstraat - Streepstraat - Bruystensdijkliggen. Als grens zou ik dus deze wegenwillen aanhouden (voorlopig), en in ’tNoorden de Hollandse weg - Houtse straat.De weg langs de Zwaan, de Druiventros ende Pierenberg naar Moergestel was zekergeen grensweg (blz. 49 - 50).

’t GOED TEN DIJKOver ’t goed ten Dijk nog het volgende: Ditlag niet binnen de parochie West-Tilburg (53)maar ten Zuiden van Enschot. Dezevergissing wreekt zich in het hele opstel. Dathet hof ten Dijk in verpondingskohieren vanEnschot en op de kaart van Zijnen aangeduidwordt als de Ridderhof, is natuurlijk onjuist.Het zijn twee goederen (’t Goed ten Dijkstaat op de kaart van Zijnen onder rechter bijde Heibij de Bruystensdijk. Het ligt zeker driekilometer van de Ridderhof!!). Het goed tenDijk was niet een immuniteit in deheerlijkheid Tilburg (55). Lees: de Ridderhof.Wat mr. Hardenberg schrijft over de herenvan Randenrode, Bokstel en Tilburg, is zeerinteressant. Men zou er nog meer over willenweten, maar de gegevens zijn schaars.Tenslotte wil ik de aandacht vestigen op detwee verschillende cijnzen in Tilburg: de St.Stevens-cijns en de St. Thomas-cijns. Deeerste zal na 1387 aan de pandheer vanTilburg gekomen zijn. Maar de St. Thomas-cijns, die in Oisterwijk betaald moest worden,was in de 17de eeuw nog in handen van dehertog of zijn opvolgers. Deze tweeverschillende cijnzen in Tilburg duiden op eenverschillende herkomst op twee verschillendecijns-kringen. Hierop hoop ik later eens terugte komen.En nu ga ik de rest van het Tilburg-boek eenslezen, want ik kon het niet nalaten eerstenige onjuistheden van mr. Hardenberg rechtte zetten.

Ferdinand W. Smulders

Page 121: heemkundeartikelen van Ferdinand Smulders over Tilburg en ...

121

56. 18-11-1955

Uit vroeger eeuwen

Nog enige kanttekeningen over oud-TilburgWeer enkele onjuistheden

Een uitzonderlijke situatie te UdenhoutHet is verheugend dat een boek zoals “Van Heidorp tot Industriestad” is uitgekomen. Opallerlei gebieden geeft het wetenswaardigheden. Het is dan ook niet om de waarde vandit boek te verkleinen dat ik enige opmerkingen ten beste geef.

De “Sente Oedenput” wordt ook in 1444vermeld als plaatsbepaling (Den Bosch R.1214 fol. 176v). ’t Gaat in die akte over eenrogpacht uit een huis in Westilborch terplaatse geheten Teynthoven, gelegen aan deweg in die Lovenackeren; uit twee stukkenland in die Lovenackeren; uit ’t land“Doerdelven” in die Lovenackeren; uit land bijSente Oedenput en nog enige anderelanderijen. De st. Odenput lag bij ’tSteenveken onder Loven en mag dus nietvereenzelvigd worden met de Witlox-wouwerbij de Hazennest!

WAT BETEKENT TILBURG?’t Is gemakkelijker te zeggen wat een naamniet betekent, dan aan te tonen, welk nu juistwel de betekenis is. De afleiding van “til” datin Duitse plaatsnamen voorkomt, moetverworpen worden. Immers Tilburg ligt nietin het Hoog-Duitse gebied. De naam zouDilburg moeten zijn, als hij verwant was metde Duiste namen Tillenberg en Tilbeck. In hethoog-Duits heeft namelijk eenklankverschuiving plaats gehad.Aan het Nederlandse en Neder-Duitse “tal”.Voorzover ik weet “is Tilburg geen hoog-Duitse plaats.Nu kan men wel dit “til” gaan verwarren metons woord dal of del, mar dat is geen goedemanier, om taalkundig te werk te gaan. Zelfsals de rivier de Dijle afgeleid zou zijn van eenof andere “tille”, dan bewijst dit nog nietsaangaande Tilburg; want dit heet toch nietDilburg. Men moet ook niet alles door elkaargaan klutsen. Dan lijkt het veel op taakkundeuit de pruikentijd.Wat Tilburg dan wel betekent? Dat weet ikniet. Non Liquet. Maar zouden we niet veeleermoeten uitgaan van Tilburg? Want in de 17de

en 18de eeuw wordt de naam soms ookgespeld als “Tielborgh”. Dit kan overigensook een latere rekking zijn, want voor Gilzevinden we ook “Giels”. Al zou er dan geenpersoonsnaam kunnen schuilen in Tilburg,toch zou men een element , dat inpersoonsnamen voorkomt, niet mogenverwaarlozen. We kennen namen als Tillo,Tilfrid, Tilimir, en in onze eigen streekTielman, Tiel en Tijl. Dit element “til” brengtmen in verband met het oud-Germaanse(gotische) “tils”, in de betekenis van

“passend, geschikt, flink”. Als Tilburg hiermeesamengesteld is, zou het betekenen “Goedewoonplaats”.

DE GESTEL IN HELVOORTHet Zuiden van Helvoort viel onder degemeynt van Haren. Het St. Janskapittel inLuik bezat goederen in Moergestel en inHaren, Bever en Gesel. Met Gesel is deHarense Gijzel bedoeld, die later de Raamheet; (dus niet de Helvoortse Gijzel).De Harense kerk was een dochterkerk vanMoergestel [Oorkonden abdij Tongerlo IVHelvoirtse kerk dochterkerk van Oisterwijk];beide kerken waren voor de 14de eeuw in ’tbezit van d’t voornoemde St. Janskapittel inLuik.De heerlijkheid van Moergestel zal ten delegeweest zijn in handen van Jan van Gestel,die de goederen van ’t St. Janskapittel in de13de eeuw ten erfcijns bezit en ten dele vaneen andere heer (in de 14de eeuw blijkt datWillem van den Bossche te zijn die ook degoederen Amerlear en Eyndoven bezat inHaren). In het Harense gebied zal Jan vanGestel (later Wouter Volkart) de heerlijkheidgehad hebben, geheel of ten dele.Nu is het wel treffend, dat het Zuidelijk deelvan Helvoort, dat valt onder de gemeynt vanHaren, de naam had van “die Gestel”. Daarlag het Gestelheike, de Gestelstraat en hetGestels straatje. Het is het gebied tussen deAchterstraat en de Molenstraat in Helvoort.Deze Gestelse hei vormde dus eentegenstelling met het Tilburgse gebied inHelvoort. Het is een veelzeggende naam. HetTilburgse gebied is dus beperkt in Helvoort.De Locht en de Distelberg ten Noorden vande Zandlei vallen er uiten evenals deLeendonk. Dat de Bossche baan een grenszou zijn, is niet juist. De Zandlei was ook inlatere tijd een grens tussen ’t Molenstraatsedeel en ’t Distelbergse deel, met ieder eenaparte burgemeester; dus twee financieelgescheiden delen.

HET GOED “TER AA”Het goed “Ter Aa” in Zelissel onder Bokstelwas in de middeleeuwen een Bokstelsleengoed (en ten dele cijnsgoed). Het kanniet liggen aan de Kleine Aa, want deherdgang Zelissel strekte zich niet uit tot de

Page 122: heemkundeartikelen van Ferdinand Smulders over Tilburg en ...

122

Kleine Aa, (daar ligt Tongeren); het lag aande Dommel. Het is ook niet naar de Aagenoemd, maar zoals zovele goederen naarhun bezitters, naar de familie van der Aa.Dat de “bosrijke streek” van Oost Tilburgeen natuurlijke voortzetting zou zijn van hetVuchter bos, lijkt mij een al te boudebewering. Op de eerste plaats ligt op degrens van Helvoort en Vucht het HelvoortsBroek. (een natuurlijke grens). Op de tweedeplaats kan ik geen verband zien tussen hetWoud van Udenhout en het Woud vanLeendonk enerzijds en het heigebied tussenHelvoort en Vucht. De Wouden van Udenhouten Leendonk waren natte loofbossen opleemgrond. In Vucht zouden we zulk een bosalleen kunnen terugvinden in het Bos vanMaurik. Op de hei tussen Vucht en Helvoortkan wel wat struikgewas gestaan hebben,mar geen bos. ER is dus geen verband tussenUdenhout en Vucht.Het is niet goed aan te nemen, datUdenhout in de 13de eeuw noggrotendeels onontgonnen was. Want hoeis het dan te verklaren dat er inUdenhout in de 14de eeuw al zulke flinkegoederen en hoeven lagen? Hoe kan datzo ineens?.Ook in de 14de eeuw waren er nog veelbeemden en loofbossen. Zo kan het ook al inde 13de eeuw geweest zijn. Wie Udenhoutkent, begrijpt, dat het bestaan van bossenten Noorden van de Groenstraat en de BiezeMortelse straat en aan weerszijden van deSchoorstraat niet in strijd behoeft te zijn methet bestaan van welvarende hoeven. Bij deleengoederen in Udenhout behoorden ookveel bossen. Dat de naam nemus of silvagebruikt wordt in verband met Udenhout, iszelfs nu nog niet vreemd, voor wie Udenhoutkent. Maar dat wil niet zeggen, dat er inUdenhout geen mensen woonden of dat ergeen grote hoeven waren! In Udenhout zijnhet altijd bosmensen geweest, bosboeren, dienaast de landbouw zich ook bezighielden metde bosbouw. Het terrein leent zich daar ookvoor. men kan zich niet goed indenken, dater zulke eikebossen als in Udenhout gegroeidzouden hebben op de Hoge Berkelse akkersof op de Enschotse akkers! Men moetrekening houden met de grond.Daarom is het verkeerd om Udenhout enBerkel met elkaar in verband te brengen,door te schrijven: “Nog in 1232 is vanhet bos Udenhout sprake; te Berkel ismet de bebossing (bedoeld is zeker

ontbossing) vermoedelijk eerder eenbegin gemaakt”.Zulk een uitspraak berust op een niet-kennenvan de streek. Verbeeld U, waarde lezer, datmen in Udenhout nu eens de boel hadkaalgehakt: denkt gij dan, dat hetUdenhoutse Broek (zoals het woud vanUdenhout ook genoemd wordt) ineens zoukunnen veranderen in een gebied van Hogeakkers, zoals in Berkel? Het zou eenmetamorfose zijn, die Oridius had moetenbezingen”!.In de 14de en 15de eeuw vindt men geregeldakten, waarbij de bezitters van hoeven inUdenhout eikebomen verkopen Bosbouw enlandbouw kunnen samengaan. Het huidigelandbouwonderwijs, te zeer op Hollande leestgeschoeid, heeft helaas de boerenboomschuw gemaakt. Maar zo was het niet invroegere tijden. Als trouwens Udenhout nietsdan bos was, zou dit dorp in de 14de eeuwgeen namens het dorp optredendegezworenen gehad hebben. Want als er geenmensen woonden en als het bos hertogelijkgoed was, zou men eerder hertogelijkeambtenaren aldaar verwachten. Men kan ookiet zeggen, dat Udenhout in de 14de eeuwachterstaat bij Berkel. Er was in Udenhoutzeer weinig gemeynt; het grootste delbestond uit akkers, beemden en loofbossen.We moeten dan ook de zaak van een anderekant bekijken. In Udenhout was in de 14de

eeuw zeker 90 precent van de grond inparticulier bezit; in Helvoort naar schattingmaar 40 procent. Ook in Haren en Belver zalmaar de helft van de grond in particulierehanden geweest zijn. In Berkel, Enschot enHuikelum vinden we in de 14de eeuw veelstukken gemeynt; maar de helft van degrond zal wel particulier bezit geweest zijn.Zo krijgen we toch wel een andere kijk opdeze plaatsen. En hoe was het in Tilburg?Daar was zeker meer dan de helft van degrond nog gemeynt.Udenhout vormt dus in deze omgevingeen uitzondering met zijn 90 procentparticulier grondbezit!!! Udenhout haddan ook wel goede vette grond; dat zalzeker veel mensen hebbenaangetrokken.Er was zelfs zo weinig gemeynt, dat deboeren van de Biezemortel de Hoge Hei vanHelvoort gebruikten, natuurlijk mettoestemming van de Helvoortenaars.

Ferdinand W. Smulders

Page 123: heemkundeartikelen van Ferdinand Smulders over Tilburg en ...

123

57. 21-11-1955 Nieuwe Tilburgse Courant

Tilburg in vroeger eeuwen

Tilburgers in ’t Cijnsboek van OosterwijkWaar lagen al die erven?

De hertog van Brabant hief cijnzen uit Tilburgse erven op St. Stevensdag en op St.Thomasdag. De St. Stevenscijnzen staan in de 14de eeuw nog in de cijnsboeken van dehertog, maar zullen late aan de pandheer van Tilburg gekomen zijn, denk ik. De St.Thomascijnzen moesten in ’t cijnsboek van Oosterwijk betaald worden, aanvankelijk opde dag van st. Thomas (altera Thome), later vervroegd op ST. Matheus. Op hetRijksarchief zijn enige cijnsboeken uit de 17de eeuw , waaruit ik hier een overzicht wilsamentellen over de Tilburgers, die in ’t boek van Oosterwijk cijns betalen uit hun ervenin Tilburg.

In 1629 komt al de naam Mannarts voorOm niet te zeer in kleinigheden te vervallenzal ik meer een samenvatting geven uit hetcijnsboek, dat loopt van 1646 tot 1651(R.G.D. 221). Hierbij worden genoemd 13percelen hei aan de Ruybroecken een huisaan de schrant aende Ruybroeck, een huis,van Jan Cornelis Vennix in Loven en eenhoeve lands van 70 lopense van erfgenamenvan Sieur Jacques de Bont (die in 1629Jacques Verbont heet) aan Bacxdijck onderLoven. Verder in die buurt: een akker ‘t“Oirdeelven” en een wei en een akker inLoven. Bij Sinte Crijnstock waren cijnsplichtig 7 huizen en een stuk hei, bij deVijfhuizen twee huize en een hoeve (van 24buunder), aan de Heikant een huis en eenwei, twee stukken hei aan de Langdijk en vierakkers aan de Lochtenberch. Ook enigestukken land aan de Houtse Straat en eenstuk hei in de Lege Hoeve. Verder tweestukken hei aan de Goorstraat en een stukhei an de Groenstraat. In de Vosberch vindenwe drie stukken hei.Eén daarvan is al in 1629 van AnthonisJan Denis Mannarts, (dat is al eenvroege Mannarts in Tilburg!)Cornelis Gerart Jan Smitten betaalt cijns uiteen wei aan de Veldhoven. De kinderen vanDirck Michiel Aelen betalen een cijns uit eenhuis aan de Schutsboom onder Oerle bij deH. Geesthoeve. Ook vinden e een huis op deStokhasselt en een wei in Lievegoersgat, eenstuk hei “Catsbocht” onder Tilborch t’ynend’Laer en een De kinderen van Reynder Joostbeemd in de Dalum aan de Leije. Reijnenbetalen uit een stuk hei “de Verborde Weijde”omrent Dongen en de Leijstroom.Cornelis Anthonis Bartholomeus Verbunt aliasNeel de Cooman wordt als cijnsbetalervermeld voor 3 bunder uytfancx ergens inTilburg. Tenslotte is er nog een huis omtrentde kercke groot ½ lopense.Het ligt tussen Claes Pauwels en JoachimJanssen Verschueren, en strekt zich uit vaneen straat tot de Kerkpad. Dat huis is van deweduwe van Cornelis Janssen de With (in ’tCijnsboek van 1629: de weduwe van Wouter

Cornelis de Ruijter). In Goorle wordenvermeld een huis en enige heivelden aan deSmalendijk. In de Seepten achter Riel waseen stuk hei cijnsplichtig. Aan PeterBeijendijk vier heivelden. Ook in Riel warenpersonen die in ’t Boek van Oosterwijk cijnsbetaalden.In het cijnsboek van 1380 staan ookverschillende Tilburgers, die St. Thomas-cijnsbetalen. Daar worden genoemd de Rubrake,Loven en ’t Ven. Verder worden er zeerweinig percelen met namen aangeduid. Overhet algemeen waren er maar weinig oudecijnzen; meestal waren het stukken hei die inde 15de en 16de eeuw verkocht waren. Daarde oudere cijnsboeken in Brussel zijn (1400 -1600), hebben we er geen goed overzichtvan. ’t Beste zal zijn het cijnsboek van 1520,dat een grote samenvatting geeft, eens naarhier te laten komen.

DE ST. STEVENSCIJNSBlijkens de cijnsboeken van 1340 en 1380,die slechts weinig perceelnamen geve, werdde Sint Stevens cijns betaald in Tilburg uit devolgende erven: Bij de Hasselt, in Lievegoer,bij Overvenne, Oerle, bij ’t steenveken, uit deCrat, op Ludenvoert, uit een gemeynt bijAlfen, uit het goed ten Haenberghe,Wiltbroec, Brant, velthoven, Hovel, ’t Venne,Bredewater, Heyningen, Weijdebroec, bij deRucdijck, uit ’t goed Corvel, uit Eelmer, uitKegelersbrake, uit de molen van Corvel, uitbeemden achter Malle, uit een goed in Loven,Kivitslaer, Gagelbroec, Donkerstrate,Diefvenne, Dalem, Qualem, van de Hovel vanGoerle, Heijnkensbrake, Cauderijt, etc. etc.De cijnzen waren dus overal verspreid.Tevens werden de St. Stevenscijnzengeheven uit een goed van Bertken zoon vande lange Wijtman in Enscit en uit een goedvan Gerrit zoon van de korte Wijtman inEnscit; verder uit een hei en uit “deooievaarsnest” in Berkel, (van Jan Lisscapzoon van Thomas Valant), en uit een erf inHelvoert van de kinderen van Jan Hermasvan Boerden. De geburen van Tilburg betalen

Page 124: heemkundeartikelen van Ferdinand Smulders over Tilburg en ...

124

in het St. Stevenscijnsboek ook hun cijnsvoor hun gemeynt.

MERKWAARDIG!Het is wel merkwaardig, dat Helvoort,Berkel en Enschot vertegenwoordigd zijnin het cijnsboek van Tilburg! Zou de St.Stevenscijns wellicht geheven wordenvan de gronden, die toebehoord hebbenaan de prefeodale heren van Tilburg?Zouden dit niet de cijnzen zijn van eenaparte grondheerlijkheid? Zou dan ookniet het gebied van de grondheerlijkheidBerkel toebehoord hebben aan die oudeheren van Tilburg?Volgens de overlevering in het Cijnsboek vanBerkel is de grondheerlijkheid door de hertogvan Brabant uitgegeven in 1280. Degrondheren van Berkel hieven accijnzen opSt. Andries uit verscheidene huizen enlanderijen in Loven onder (West)-Tilburg,uit goederen in Berkel en uit de hoeve “dezwaan” in Enschot. In het leen boek vanBerkel staat twee hoeven in Huikelum, enigelanderijen in Huikelum, Enschot, Oorschot(bij Balsvoort) en in Kerkhove (Oosterwijk),alsmede de Gijzelse Tiend in Helvoort. Wezien dus, dat de grondheer van Berkelrechten had in Tilburg en Helvoort. Zoudende goederen van de oude heren van Tilburgooit in tweeën gesplitst zijn, zodat de enehelft West-Tilburg en de andere helft Oost-Tilburg werd genoemd?

WAT WAS OOST-TILBURG?Hier moeten wij onderscheid maken tussende plaats Oosttilburg en de parochieOosttilburg.De parochie wordt genoemd naar de plaatswaar de kerk staat. De parochie Gemonde isniet hetzelfde als de herdgang Gemonde inSt. Michiels Gestel. De kerk stond onder St.Michiels Gestel in ’t Zuiden van de herdgangGemonde, tegen de grens van Bokstel,Schijndel en St. Oedenrode.Zo ook moet het bij Oosttilburg gegaan zijn.Wanneer in 1192 de kerk van Oosttilburg alsde moederkerk van de Helvoortse kapel werdgenoemd, blijkt daaruit wel, dat de parochieOosttilburg zich ook over Helvoort uitstrekte,maar dat wil niet zeggen dat Helvoort tot deplaats Oost-Tilburg behoorde. In 1296 heetde Helvoortse kapel afhankelijk te zijn van dekerk van Oosterwijk. Hieruit volgt niet, datHelvoort tot de plaats of het dorp Oosterwijkbehoorde. Of daarmee dezelfde kerk (bedoeldals kerkgebouw) wordt aangeduid, zou menkunnen betwijfelen, daar Oosterwijk passinds 1212 tot hoofdplaats gebombardeerdwas. Sindsdien was de kerk van Oosttilburgverenigd met die van Oosterwijk (zoals ookde kerk van Enschot met die van West-Tilburg verenigd werd in 1319).Welke plaats is dan met Oost-Tilburgbedoeld? In 1652 verwijst men naar een akte

van 1231 over het jus patronatus der kerkvan Oosterwijk en Tilborg, waarmee enkel deparochie Oosterwijk bedoeld is (R.G.D. 16).Zo wordt ook in 1244 gesproken van detiende van Tilborch, terwijl men Berkelbedoelt. In 1296 het de Helvoortse kapelafhankelijk te zijn van de moederkerk vanOosttilburg en Oosterwijk. ’t Is toch welmerkwaardig dat men deze twee namen tezamen gebruikt. In ’t cijnsboek van 1380betalen de geburen van Oostilborch enHukelem een cijns voor hun gemeynt d.i. degemeynt van Huikelum, waarin de mensenvan Enschot en Huikelum gerechtigd waren.De hoeve “de Oude schouw” in Berkel wasevenwel ook gerechtigd in “den Aert vanTilburgh en Huyculem”, verder aangeduid als“legende nae Gessel en Hilvarenbeek”, dusdat is ook de gemeynt van Huikelum en metTilborgh bedoelt ment Oosttilburg (:Leenboekvan Berkel 1740 fol. 5). Sinds 1280 voerdehet “heerschap in Berkel” de schouw over deplaats Oosttilburg, (bedoeld is Berkel!)(Schouwboek van Berkel fol. 3).De oudste grondheer van Berkel had in 1280sekere districte van gronden gekregen van dehertog ter plaetse Oost-Tilborgh (en dat wasBerkel!). (Leenboek van Berkel fol 1).Volgens de overlevering in de Berkelse leen-en cijnsboeken is Oost-Tilburg dus Berkel. Enomdat de gemeynt van Huikelum genoemdwordt de gemeynt van Oosttilburg enHuikelum, moet ook Enschot gerekendworden bij Oosttilburg, minstens voor dehelft.

VERLEGD ZWAARTEPUNTIn Berkel was ook een overlevering, dat SintWillebrord in Berkel geweest was. Vandaardie heilige als patroon der Berkelse kapel.Door het opkomen van Oosterwijk is hetzwaartepunt verlegd naar Oosterwijk. Dekerk heette eerst nog de kerk van Oosttilburgen Oosterwijk, ter aanduiding van devereniging van twee kerken Ik houd het ervoor, dat Oosttilburg eigenlijk Berkel (-en Enschot) is.De parochie Oosttilburg strekte zichnatuurlijk veer verder uit, ook overOosterwijk, waar voor de 13de eeuwmisschien wel een kapel geweest, maar datvoor die tijd een onbelangrijke uithoekgeweest zal zijn. Ik heb ook een aantekeninggemaakt over de vereniging der kerken vanOosttilburg en Oosterwijk, maar kan diehelaas niet terugvinden, nu ik dit schrijf.Als we uitgaan van eengrondheerlijkheid Oost-Tilburg, meteigen kerken, gesticht door degrondheren, dan zitten alle zaken van ditgebied veel duidelijker in elkaar, vooralook omdat een heer van Tilburg ook eenkapel stichtte in Helvoort.

Ferdinand W. Smulders

Page 125: heemkundeartikelen van Ferdinand Smulders over Tilburg en ...

125

58. 4-1-1956

Van verleden tot heden

Genealogie Zibbekunde, en FamiliegeschiedenisZij werden beoefend bij alle volken in alle tijden

Vanouds heeft men zijn voorouders in ere gehouden; men bezong de heldendaden vanhet voorgeslacht in liederen en sagen; de flinkheid en vroomheid van de overledenouders en grootouders stelde ment ten voorbeeld aan zijn kinderen en kleinkinderen. Ditvinden wij bij alle volken en in alle tijdvakken van de geschiedenis. Ik zal mij beperkentot Europa en hier slecht terloops melding maken van de gedenkstenen der Perzen enMeden, van de heldenzangen der Assyriërs en Babyloniërs, van de Hiërogliefen in Egypte,en van de Oud-Indische heldenliederen. Ik spreek veder ook niet over de talrijkekronieken met familiegeschiedenissen. De geschiedenis van een volk wordt dikwijlsbehandeld als een familiegeschiedenis van het vorstenhuis.

Zonder heemkunde was een eposonmogelijkHoe was het bij de Grieken? In de Ilias en deOdyssee wordt telkens vermeld wie de vader,wie de ouders en soms de grootouders zijnvan de bezongen helden. Als de dichter eenpersoon laat optreden, is dat een goedegelegenheid voor hem, om te verhalen, hoede ouders van die man met elkaar inverbinding kwamen. Zonder kennis van deafstamming der helden en heldinnen kan menniets begrijpen van de beroemde treurspelen,die veelal familiegeschiedenissen enfamiliedrama’s behandelen. Pindaros heeftheel wat lofliederen gedicht om sportheldente huldigen; maar hij zal altijd aangeven, vanwie die sportman afstamt, ja zelfs hij gaatnog verder de stamboom na, tot aan destamvader, een of andere halfgoed ofvergoddelijkte flinke kerel. Zo ziet men het:zelfs geen sportlied zonder genealogie.

BIJ DE ROMEINENDe voorouders-verering der Romeinen isbekend. Afbeeldingen der voorouders werdenmet zorg bewaard. Oude jaarboeken intelegram-stijl vermelden de oudegebeurtenissen. Bij de Romeinse schrijversvinden wij telkens melding gemaakt van eenstamboom: ’t waren bekranste beeldjes dervoorouders, met hun naam erop. Als iemandverheven werd tot een hoog ambt liet hij inde oude jaarboeken nazoeken, wie van zijnvoorvaderen ook hoge ambten had bekleed.Trouwde zo iemand met een dochter van eenconsul, dan maar weer aan ’t snuffelen inoude paperassen, om aanzienlijke vooroudersvan vrouw-lief op te duiken. Bij Vergilius inde Aenels treffen we weer eenfamiliegeschiedenis, waarin ook zijdelingsover andere mensen en hun afstamminggesproken wordt. Ook de plaatse, waariemand vandaan komt, wordt aangeduid: eenjageres komt uit een osrijke woeste streek.Ook in de latere Latijnse heldendichtenvinden wij deze wijze van vertellen met

tussenvoeging van kortere verhaaltjes overde streek, waarvandaan iemand komt.Trouwens Homeros heeft ook dergelijkegenoegelijke zijsprongen. (De modernezakelijkheid maakt alles eenvormig, eentonigen saai). We vinden soms een helestamboom zie bijvoorbeeld Aenei’s VII 45 envolgende. Latinus, koning van Laurentuur, iseen zoon van Faunus en de nimf Marka.Faunus is een zoon van Picus, die afstamtvan Saturnius ??. Niet alleen vinden we bijVergilius de voorouders der helden vermeldmaar in de onderwereld voorzeggen deoverleden helden ook, wier er later zullengeboren worden; het is als het ware eengenealogie-in-de-toekomst! Bij Silius Italicusvinden we weer die schone uitweidingen overde afkomst naar geslacht en streek vanpersonen, die in ’t verhaal optreden.Zonder heemkunde is een eposonmogelijk!

SLECHTS EEN GREEPIk kan alle dichters niet behandelen, maarverwijs in het kort naar Valerius Flaceus enStatius, in wier heldendichten allerleigenIealogische stof voorhanden is. Men zouzelfs kunnen beweren, dat men de Griekse enLatijnse dichters niet kan begrijpen zonderkennis der genealogie der behandelendepersonen. Suetonius schreef een boek over ’tLeven der eerste Romeinse vorsten vanafCaesar tot Domitiaan. Hij zal nooit nalaten deherkomst van een familie aan te duiden zowelnaar de plaats als naar de stamvader. Hijverhaalt in ’t kort de voornaamste daden dervoorouders en vertelt ook waar de vrouwenvandaan komen. Hij vermeldt soms ook debronnen, waaruit hij zijn kennis geput heeft.Claudianus schreef verscheidene lofdichtenop vorsten en roemde luidruchtig de heerlijkeheldendaden hunner voorouders. En daar iser de sierlijk schrijvende Cassiodorus, die inzijn staatsstukken als hoofdklerk van deOost-Gotisch koning Diederik en die nooitnalaat in een benoemingsbrief de nieuwe

Page 126: heemkundeartikelen van Ferdinand Smulders over Tilburg en ...

126

consul of praetor te herinneren aan deflinkheid van diens vader en grootvader.

BIJ DE GERMANENIn liederen werden de voorouders bezongenbij de Germanen, evenals trouwens bij allevolken. Veel van die oude liederen hebbenhun sporen nagelaten in de middeleeuwseheldendichten. Jammer genoeg was Lodewijkde Vrome zo puriteins, dat hij allevoorhanden zijnde liederen liet verzamelenen vernietigen. Maar dat hielp natuurlijk nietveel. Want men kende vele liederen vanbuiten! En zo zijn er in de middeleeuwsegedichten nog wel sporen van te vinden. Inhet Nevelingenlied, dat dramatischeheldendicht (zoals er in ’t middeleeuwseFrans géén bestaat!), in ’t Duits“Nibelungenot” geheten, vinden wij eenhartstochtelijke familiegeschiedenis.

“Daar leefde in Nederland eens edelenkoninges kind;

Zijn vader die heit Siegemond, zijn moederSiegeling.

Aldus begint het tweede bedrijf, dat de heldSiegfried aan de lezers voorstelt.Men leze dit gedicht dat is betere kost dandie flauwe speurderverhaaltjes en leerzamerdan die mislukte vertelsels vol Freudiaanseonzin. In ons middelnederlands bezitten wede schone “roman van Limborch”. Het zoumij te vervoeren om alles in onderdelen tebehandelen. Dit weinige moge volstaan.

IN DE BIJBELMaar ik heb nog niets gezegd over de Bijbel.Nu, daar kan men hele lange stambomenvinden van Adam tot Abraham en nog veelverder. In het boek Ecclesiasticus lezen we:“Nu wil ik de vrome mannen prijzen, onzevaderen naar hun geslachten”.En verder: “Hun aandenken blijft voor immer,hun gerechtigheid wordt niet vergeten.In vrede werd hun lichaam begraven, maarhun naam leeft voort van geslacht totgeslacht”.In het Nieuw Testament vinden we zelfs tweegenealogieën van Abraham tot Jozef en vanAdam tot Jozef. (Mattheus I en Lucas III).

IN DEZE TIJDMen zou een hele berg krijgen als men alletijdschriften en boeken, handelende overgenealogie, van de vorige en van deze eeuwop elkaar legde! Men zou iemand daaronderkunnen verpletteren!

En toch waren er enige tijd geleden, toen devrijheid losbrak, sommige bollebozen, diemeenden, dat de genealogie in 1940uitgevonden was. Het spreekwoord luidt:“Schoenmaker, blijf bij uw leest”. Ja, zet dezolen recht op de schoen en trap niet met uwschoen op het recht. De schipper kanoordelen over de winden, de boer over delandbouw en de timmerman over dehoutsoorten. Men moet niet alles op zijn kopzetten. Want dan kan de dichter P.C. Hooftterecht uitroepen in zijn Granida (861-862):

“O rechten zonder reën!o wetten sonder weten!

Met recht mach ’t opperst rechtwel ’t opperst onrecht heten!”

Inderdaad: Summum jus summa injuvia. Endat alleen omdat een schoenlapper niet bijzijn leest blijft, maar te oordelen krijgt overhet nazoeken van familie-geschiedenis . Ja,zo iemand vindt de genealogiestaatsgevaarlijk, omdat hij verkeerd isingelicht. Als ongeletterden moeten oordelenover geletterden, dan kunnen we alleen maarzeggen: “Ik zou u kunnen verpletteren ondergenealogische boek en tijdschriften uitNederland van vóór 1940”. En zij verbaasdkijken natuurlijk! En het niet geloven! Ditstukje dient alleen maar, om ’t geheugen vanons al te snel levende geslacht wat op tefrissen. De geschiedenis begint niet in 1945zij is veel ouder. En de beoefening dergenealogie is zo oud als het mensdom. En hetis nodig, dat we in Brabant ook eens eengoed overzicht krijgen van onze aloudefamilies Teveel heeft men vroegergeschreven over de adel en overvreemdelingen. En we kunnen dikwijls tot de14de eeuw terug in Brabant, wat over ’talgemeen drie eeuwen verder terug is dan inHolland. Ginder blijven ze meestal steken inhun Gouden Eeuw, die niet onze GoudenEeuw is. Zonder Genealogie kan men degeschiedenis niet begrijpen, evenmin degeschiedenis van een streek, van een dorp,van een ambtelijke baantjes en van degoederen. In sommige genealogischejaarboeken verlangt men er naar, dat eronderhand eens meer loskomt uit Brabant.Daarom nog eens: “Schoenmaker blijf bij uwleest”. Het vervalsen van de geschiedenis iseen vergeefse poging om zichzelf gelijk tegeven. Al is de leugen nog zo snel , dewaarheid komt toch weer in tel!Thersites moet het afleggen tegen Homeros.

Ferdinand W. Smulders

Page 127: heemkundeartikelen van Ferdinand Smulders over Tilburg en ...

127

59. 21-1-1956

Uit vroeger eeuwen

Genealogieën van enige Brabantse familiesTwee boeken van B. W. v. Schijndel

Vorig jaar verscheen van de hand van de Waalwijkse Brusselaar B.W. van Schijndel, eenwerk in twee grote delen, getiteld: “Genéalogie Otten dit Otto de Mentock avec noticessur les familles alliées”. Het werk is prachtig uitgegeven van personen, gebouwen,zegels en afdrukken van oude akten.

Het eerste deel handelt over de familie Ottenin Hilvarenbeek en Diessen. Een tak van dezefamilie vestigde zich te Leuven in de 16de

eeuw. Genealogie begint al in de 14de eeuw,zoals we kunnen verwachten bij een aloudeBrabantse familie. De schrijver geeft nietalleen een opsomming van personen,vergezeld van een jaartal, maar geeft allerleibijzonderheden, geput uit leenboeken,cijnsboeken en schepenprotokollen enz. Hijheeft ook vele schepenakten vanHilvarenbeek en Den Bosch en andereplaatsen in extenso opgenomen tussen destamlijsten. Juist het opnemen van zulkeakten geeft een bijzondere waarde aan eendergelijk werk. Want daarin kan de een ofandere speurder weer andere dingen van zijngading vinden; hij kan daar iemand integenkomen die hij juist nodig heeft; of eenander vindt daarna bijzonderheden over dehuizen en landerijen, dikwijls met een oudenaam; nog andere kunnen daarin dingenvinden over ’t erfrecht; (dat is wellicht zeernuttig voor sommige Hollanders die heelgeleerde theorieën verkondigen zonder deoude teksten te kennen).Er zijn zelfs zeer lange akten bij: ééndelingsakte, (een erfscheiding ofboedelscheiding) bestaat zelfs 14 bladzijden(blz. 109 tot 123).Het huis Groenendaal in Hilvarenbeek komtverscheidene keren ter sprake. Van deDiessense tak der familie Otten warenverschillende leden leenman van Echternach.’t Zou interessant zijn om na te gaan of zijook vóór de 17de eeuw leenman waren vandie keizerlijke abdij; maar jammer genoeg iser van de oude leenboeken van Echternach,niets over, geloof ik.Het huis “de Craenbraek” in Hilvarenbeek enDiessen waren wellicht Echternachtsecijnsgoederen.Dit ter aanvulling.

HET TWEEDE DEELHet tweede deel bevat genealogieën vanfamilies, die door een huwelijk in verbandkwamen met de familie Otten. Het is welgoed om die families even op te noemen.Behandeld worden: van Berkel, Bogaerts,Bruers, de Cort, van Gorop, aliasSchellekens, Lemmens, alias van Tulder,

Loeff vander Sloot, Moonen, van Opstal,Schilders, van Thulden, van Winteroy,Wijnants, Wijten, (alle uit onze streek) enenige families van over de streep. De familiede Cort is een zeer wijdvertakte stam;daarover is het laatste woord nog nietgezegd.De familie Schellekens heet aanvankelijk vanGorop (van Gorp), maar werd naar eenGodschalk van Gorp eerst Schelkens en danSchellekens genoemd. Dat is een heelduidelijk patroniem.’t Is dus pure fantasie wanneer men inSt. Michielsgestel beweert, dat deSchellekens afstammen van eenhertogelijke nar met schellen aan zijnmuts!Sommige mensen zijn werkelijkonuitsprekelijk in het verzinnen van devernuftigste verklaringen, die echter welgeleerd lijken, maar verkeerd blijken. Deverklaring moet nu eenmaal in werkelijkheid;dan is zij pas waar. Vandaar ook de naametymologie.Hoe vernuftig, hoe logisch ook opgesteld,toch valt zulk een luchtkasteel in puin bij deminste aanraking met de werkelijkheid vande taal en de genealogie. (Hetzelfde istrouwens het geval met de verklaringenvolgens van buitgeleerde psychologischefoefjes; de werkelijkheid en het levendeleven is altijd sterkerk dan die dooiehersenspinsels).

HET HAAGHUIS TE DIESSENNaar aanleiding van de familie Schilders (blz.377) kan ik deze aanvulling geven. Het boekvan B. van Schijndel is in ’t Fransgeschreven. Walraven Schilders heet dusWaleran; deze overleed voor 1504 en had alszonen o.a. Jan, Willem en Aert (blz. 381).Walraven moet al vóór 1492 overleden zijn,zoals blijkt uit ’n akte van 5 April 1492 n.st.(Den Bosch R. 1261 fol. 226 v). Op die datumheeft Willem zoon van wijlen Wellen Scilderaan zijn broer Aert opgedragen: huysingen,hovyngen, beemden en landeryen, aan elkaargelegen genaamd “da Hoegehuys” in Dyessentussen een erf van heer Bruysten Scilder endie Broeckstraet. Dat huis was vroeger vanJan vanden Roy. Wellen is een veelvoorkomende vleinaam voor Walraven.

Page 128: heemkundeartikelen van Ferdinand Smulders over Tilburg en ...

128

Verder lezen we nog in die akte, dat JanWellens Scilder dat huis in erfpacht gekregenhad van zijn broer Willem; maar volgens eenfamilie-overeenkomst was ’t huis na Jan’sdood weer in handen van Willem gekomen.Men wil altijd zo volledig mogelijk zijn bij hetsamenstellen van een genealogie, maar altijdzijn er aanvullingen mogelijk; een tak kanmen uit het oog verloren hebben, omdat dienaar elders verhuisd is; soms boort mennieuwe bronnen aan, die weer enigeverheldering geven op sommige duisterepunten.

MOEIZAAM WERKOver ’t algemeen is de kritiek dikwijlsonbillijk. Hoeveel werk is er voor nodig, omtussen 1300 en 1800 een heel geslacht na tesporen; hoeveel moeite kost het om allesoverzichtelijk op te stellen; hoe lastig is hetom sommige leemten aangevuld te krijgen.Naar beste weten schrijft men zijngenealogie; en aanstonds staar er liedenklaar, die ergens een fout ontdekt hebben.Nu goed! Is er iets verkeerd,verbeter hetdan. Maar doe dan ook eens enige moeite omde archieven na te pluizen; maar daar hebtge geen tijd voor, betweter, zoals gij zegt. Ikgeloof eerder, dat gij niet het geduld hebt omalle eeuwen te doorvorsen. Meestal is het zo,

waarde lezer, dat men het oude schrift nieteens kan lezen, en dat men geen Latijnverstaat. Sommige heertjes laten een anderzoeken, maar brengen zelf het door die andergevondene op schrift, kwansuis archiefmuis.Anderen zijn er nog die maar niet begrijpenkunnen, hoe wij, Brabantsearchievennaspeurders, de families zóverkunnen nazoeken. Dat zijn de aanbidders vandoopboeken, die eigenlijk veel beter dood-boeken konden heten, want zeker de helftvan de kinderen stierf op jeugdige leeftijd. Zezitten dus allemaal te zoeken tussen dooiekinderen, ofwel zij kennen deschepenprotokollen en de leen- encijnsboeken niet; ofwel zij hebben geen lustzich daarin te verdiepen; en dan vragen zijverbaasd: “Staan er ook vrouwen in ’tSchepenprotokol?” En de archivistenschrikken de mensen af door te zeggen: ’t iszoeken als een naald in een hooiberg”. Neen,waarde lezer, in de protokollen is het hooizoeken in de hooiberg!Het boek van B. van Schijndel zal nog veelgeraadpleegd worden als naslagwerk enwellicht zonder bronvermelding nageschrevendoor die brave kritikasters.

Ferdinand W. Smulders

Page 129: heemkundeartikelen van Ferdinand Smulders over Tilburg en ...

129

60. 14-1-1956

Uit vroeger eeuwen

Het Zaal-land der SaliërsNieuwe gezichtpunten over de Salische Heerlijkheid

IIn 1954 verscheen bij Nauwelaerts te Leuven als deel VII van “Standen en Landen” eenwerk van J.Balon onder de titel: “Les Fondements du Régimen Foncier au noyen Agedepuis la chute de l’Empire romain en Occident”. Ik kan niet nalaten mijn instemming enmijn vreugde over dit boek openbaar te maken.

Het boek handelt over de grondslagen vanhet grondbeheer-stelsel in de middeleeuwenna de val van ’t Romeinse Rijk in West-Europa.Het hoofdpunt dezer verhandeling is: aan tetonen, dat de sala en terra salica niet is een“huisje met een tuintje” zoals vele geleerdentot nog toe aannamen, maar een grootgrondgebied met een zaalhofen met deheerlijkheid. In deze en vorige eeuw zijn veleoorkondenboeken verschenen alsmedeuitgaven van cartularia, leen- en cijnsboeken,zodat we op ’t ogenblik beter van hetgrondbezit op de hoogte zijn dan in de vorigeeeuw. Men dacht toen, dat er in sommigestreken (bijv. Normandië) geen allodiumbestond. Als men alle oude akten goedbekijkt, dan blijkt, dat er wel allodiatiegoederen bestonden.De schrijver toont aan, dat terra salica (d.i.zaalland, zeelland) vereenzelvigd moetworden met alad (d.i. allodium, vrij-eigengoed). We moeten deze zaken van boven-afbekijken. Dan zien we die allodialezaalgoederen zich aftekenen. Van onder-oplijkt het wel, dat er geen of heel weinigallodium was; dat komt omdat de groteheren grote lappen weggegeven hebben alsleengoed.Dikwijls hebben die heren alleen nog hunkasteel, waar tevens de zetel is van het hogegericht, met het omringende land in eigenbezit. Daarom heeft men in de vorige eeuwgedacht, dat “sala” slechts betekende “eenhuisje met een tuintje”. Welk eenmisverstand is dat! Want men vergeetrekening te houden met de hoge heerlijkheiddie nog altijd in handen was van zulk eenheer. De heerlijkheid behoort bij deontstoffelijke salische markt! De schrijver legtdat alles uit in een nuchtere en zakelijke taal.

DE MARKERECHTEN DER GEBURENIn ’t Germaanse gebied vinden we het rechtder geburen (vicini) en bepaalde gronden: dedorpsakker, de beemden en de gemeynt.Door de latere ontwikkeling der heerlijkheidzijn deze geburenrechten onder de macht vaneen heer gekomen.Deze geburenrechten bleven natuurlijk welbestaan met al hun rechtsgewoonten en

werden opgenomen in een grondheerlijkheid.Onder geburen of naburen hebben we teverstaan de bewoners van een buurtschap ofvan een dorp. Ons woord “boer” is trouwenshetzelfde woord als “buurt”.In “boer” is de oud-Germaanse klankbewaard.De akkers duidt men aan als “die gemeijnackeren”, omdat in verband met hetdrieslagstelsel de werkzaamheden tegelijkgedaan moesten worden. Iedere gebuur ofboer had in de verschillende akkerafdelingenzijn eigen stuk en meestal ook een eigen stukin de beemden. Alleen de gemeijnt was voorgemeenschappelijk gebruik. Dit gebruiksbezitder geburen vormde een onderdeel van de“villa”, die dikwijls samenvalt met onzetegenwoordige dorpen. De geburen betaaldeneen cijns aan de grondheer en moesten eenaantal dagen werken op het herenland, hetzaalland.Over eigendommen kan men beter nietspreken; ’t is beter te zeggen: de geburenhadden het gebruiksbezit. De grondhereneerbiedigden de aloude geburenrechten dierechtsgewoonten werden: natuurlijkvorderden zij van de geburen een cijns of eendienst voor die erkenning.De rechtsgewoonten der geburen wordentoegepast in het Laathof. De schepenen zijnde vertegenwoordigers der geburen. Degrondheer of zijn plaatsvervanger (meier ofschout) oordeelt met de schepenen overzaken, die de grond en de gewoonten dergeburen betreffen. De grondheer treedt opals beschermer der geburen en handhavervan hun rechtsgewoonten. De boerenbehielden dus hun gebruikersbezit en hunrechtsgewoonten onder de “bescherming”van de grondheer, die verder ook de hogererechtsmacht bezat oer heel zijn gebied.In ‘t (laat)-hof van de grondheer kwamenalzo tegenover elkaar te staan: de heerlijkemacht van de heer en de plaatselijke rechtenvan de “gemeijne gebueren”.In streken waar de heerlijkheid zich nietzozeer ontwikkeld heeft, bijv. in Overijsel,treffen we natuurlijk vrijemarktgenootschappen aan, ofschoon ookdaar enige hofhorige marken te vinden zijn.Toen de Saliërs ofwel Salische Franken door

Page 130: heemkundeartikelen van Ferdinand Smulders over Tilburg en ...

130

onze streken naar Gallië getrokken waren,hebben zij,wel de oude villae geëerbiedigd,maar het overige grondgebied onder elkaarverdeeld. Dat was hun allad (d.i. heel-bezit),dat was hun terra salica of zaalland

De Salische heerlijkheid hangt onverbrekelijksamen met dit Salische eigengoed.Tegenover het eigengoed (met heerlijkheid)staat het erfelijk goed, het boerenerf. Deboeren kregen hun cijnsgoed erfelijk in bezit.Het allodium dat vereenzelvigd kan wordenmet terra salica, betekende een hoog heerlijkrecht en vervolgend ook een eigendomsrechtop een groot grondgebied. In verband methet erfrecht ontstond de “reserve”, heteigenlijke zaalland, het van de oudersgeërfde goed der heren, dat zoveel mogelijkonverdeeld bleef terwijl de verworven,aangekochte goederen wel verdeeld kondenworden onder de kinderen.De hoge heerlijkheid was in Westeuropa inhanden van de Saliërs, de salische adel. Erontstond een eenheid van recht enrechtsinstellingen in heel Westeuropa, tot inSpanje, Frankrijk en Noord-Italië toe.Doordat de heren grote stukken van hungrondgebied uitgaven in leen, lijkt het, datalleen de “reserve” of soms slechts hetkasteel met omgeving het allodiale zaallandis. Aanvankelijk waren zowel de “reserve” alsde latere “tenures” (de hoeven en deleengoederen) te rekenen tot het allodium.

Over heel het gebied hoe versnipperd inlenen en achterlenen, hield de oude heer dehoge heerlijkheid, die vanouds een wezenlijkbestanddeel van ’t allodium was.In de 8ste eeuw werd het grondbezit deronderhorigen erfelijk. Voor die tijd moet alleswat de heer zelf , door betaalde krachten endoor horigen uitbaatte en liet bewerken,gerekend worden tot het allodium. In oudeteksten vinden we de gelijkstelling vanallodium met terra salica al bijv. in 1215:“allodia que vulgo dicuntur selgut”.Er bestaat natuurlijk een verband tussen deverbreiding van de salische of allodialeheerlijkheid en de verbreiding van de machtder Saliërs van Childerik en Clovis.Bij de verdeling kreeg de een van dekinderen de villa, de andere een “mausus”maar beide met de heerlijkheid. Later gaatmen op een andere manier delen: de eenkrijgt de reserve op ’t zaalland met kasteelmet de rechtsmacht daarover; de ander krijgtde hoge de middelbare of de lagerechtsmacht, een derde alleen eengrondheerlijkheid of een vierde een rente op’t geheel of een deel van ’t hele goed.Deze delingen van rechten en goederendienden om aan één erfgenaam de hogeheerlijkheid over ’t hele vroegere allodium inhanden te geven.(Wordt vervolgd).

Ferdinand W. Smulders

Page 131: heemkundeartikelen van Ferdinand Smulders over Tilburg en ...

131

61. 4-2-1956 N.T.C.

Uit vroeger eeuwen

Het Zaal-land der SaliërsIets over de cijnsgoederen

(Vervolg) II(vervolg op artikel N.T.C. 14 januari l.l.)De bisschoppen van Gallië begroeten de Salische Franken als redders, omdat de Salische

wetgeving van Clovis, na de warboel van ’t einde van ’t Romeinse Rijk, weer de ordeherstelde. De Saliërs namen de grote fiscale gebieden in hun bezit en ook de grotedomeinen, die onbeheerd waren blijven liggen. De oude villae bleven bestaan geheel ofin delen.

De Lex Salica schijnt bedoeld te zijn als eenwet ter regeling van de erfopvolging voor deSaliërs (met uitsluiting van de geburen). Hetallodium stond tegenover demarkgenootschap der boeren. Het allodium ishet recht om over iets te beschikken, zonderaan iemand daarvan rekenschap te geven.Elke heerlijkheid was aanvankelijk allodiaal. ’tIs een groot misverstand te denken, dat deheerlijkheid haar ontstaan dankt aan hetleenstelsel. Een allodiale heer gaf een dorp ofeen gebied met de heerlijke macht aan eenander. Van bovenaf bezien blijft dit eenallodiaal gebied, ook al geeft de leenmanweer stukken als achterleen weg. Hetallodium is veel ouder dan het leenstelsel! Devroegere leenmannen hadden ook allodiaalbezit; daarom juist werden zij ook alsvazallen aangenomen door een hogere heer.Tot het einde van de 18de eeuw behoudt deheerlijkheid haar allodiale karakter, als mende zaken goed beschouwt. Allerlei delingenen wegschenkingen en weeronderverdelingen maken dat de zaak zeeringewikkeld wordt en verward lijkt, maar vanbovenaf bekeken is het oude allodium tochduidelijk te overzien. Op de achtergrond zienwe de grondheerlijkheden met hun laathof enhun eigen rechtsgewoonten. Zelfs dezaalhoeven werden verdeeld en als cijnsgoeduitgegeven en komen dan onder eenvroonhof. Het horige hoevengebied wordtmet heerlijkheid soms apart aan iemandgegeven en zo ontstaat er weer een nieuweheerlijkheid met een hof (curtis). Dikwijlsblijven de horige hoeven deel uitmaken vande villa, maar worden in vieren gedeeld enlater nog meer versnipperd, en blijvencijnsgoed. Na alle verdelingen zien wij eenstelsel van gebieden, die onderling van elkaarafhangen, d.w.z. A. hangt af van B., en B.hangt af van C. enzovoort tot aan eenHoofdhof.Maar niet tegenstaande deze versnipperingvan de grond blijft de hoge allodialeheerlijkheid over ’t hele oorspronkelijkegebied van kracht.De zetel van derechtsmarkt evenals de zetel van de lagererechtsmarkten was meestal het kasteel, dat

met zijn onmiddellijke omgeving eenvrijgebied was; het heet dan ook meestalzaalland, zeelland.Dat laatste restje vrij zaalland (soms is heteen marktplein in een dorp: denk aan devrijthoven!) was vrij van alle lasten. De heerhad dat nodig voor de vrije uitoefening vanzijn rechtsmacht; zelfs de grondheer had zulkeen vrij stukje grond. Als hij het niet had(doordat hij het wegens geldgebrek hadweggegeven) moest hij van een andere heereen vrij stukje grond lenen, dus een“aardvergunning” vragen, om zijnrechtsmacht uit te oefenen in diens “hof”. Zozien we bijvoorbeeld, dat het gebied rondomhet kasteel van Oud-Herlaar, waar ’t Leen- enlaathof der grondheerlijkheid St.Michielssgestel gevestigd was, vrij was vanalle lasten, zowel landlasten als boeten.

DE GRONDHEERLIJKHEIDAls de grondheer alleen maar cijnzen beurdevan de uitgegeven stukken grond, zou hijgelijk staan met een verhuurder, die de huurint. De grondheer had echter meer macht.Zijn cijnslieden of laten moesten hem eenboete betalen, als ze de cijns niet betaalden,en die boete verdubbelde elk jaar.Bij overgang van cijnsgoed van ouders opkinderen of van verkoper op koper moest deverkrijger een “gewin” betalen. Daaromheten de heerlijke grondcijnzen te staan testaan te boete en te gewinne; (census; (quista) ad jus p? levii).Daarenboven moest de cijnsman zijncijnsgoed opdragen in handen van degrondheer of diens plaatsvervanger, metverzoek dat goed te willen overgeven aandegene die de koper was. Zulke opdrachtengeschiedden in het Laathof ten overstaan vande grondheer of zijn plaatsvervanger (schout)en de schepenen, die uit de cijnsliedengekozen werden. Dat bracht natuurlijk geldop voor de grondheer.Verder werden alle zaken en geschillenbetreffende de cijnsgoederen beslecht in hetLaathof; de schepenen onder leiding van deheer of de schout oordeelden volgens deplaatselijke rechtsgewoonten. Dat bracht

Page 132: heemkundeartikelen van Ferdinand Smulders over Tilburg en ...

132

allemaal geld in ’t laatje van de grondheer.Overtredingen van de rechtsgewoontenwerden berecht in het Laathof. Als iemandlange tijd zijn grondcijns niet betaald had,kon de grondheer een geding aanhangigmaken in het Laathof, om dat cijnsgoed op tewinnen. De schepenen doen uitspraak. Deheer krijgt die grond dan weer in handen enkan die als hij wil, weer uitgeven.

LAGE CIJNSSinds de cijnsgoederen erfelijk gewordenwaren in de 9de eeuw, kan de heer diegronden niet afnemen, als de bezitter op tijdzijn cijns betaalt. Die cijns was heel laag,omdat het geld in waarde verminderd was,en omdat aanvankelijk (om mensen aan tetrekken) een lage cijns was vastgesteld bij deuitgifte van ontginningsgronden.Volgens de berekeningen van Génicot (LesLeigneuries foncières) was het tijdvak 1100 -1400 de waarde van de grondcijns slechts 2tot 5% van de werkelijke huurwaarde van degrond. De heer zou dus meer kunnen beuren,als hij de grond gewoon verhuurde ofverpachtte; maar dat is juist het schone, datwillekeurig machtsmisbruik van de heeruitgesloten is, zodat hij de cijnslieden in hetrustig bezit van hun cijnsgoederen laat,zolang zij de cijns betalen. Het is dan ookgeheel en al onjuist, te zeggen, dat deheerlijke cijnzen zwaar drukten op de boeren.

De goederen, die te zwaar belastzijn,lijden niet onder de grondcijnzen,maar onder de renten wegens geleendgeld. Want men moet onderscheidmaken tussen de heerlijke grondcijnzen(ook genoemd gewincijnzen ofgrondgewincijnzen), en de renten, dieook erfcijnzen genoemd worden.Vele grondbezitters konden gemakkelijk aangeld komen van stadsburgers, die hun geldvruchtbaar wilden maken. Zo stapelt de enerente zich op de andere. Aflossen doet menniet. Totdat bij misoogst of oorlog die rentenniet meer betaald kunnen worden.

De heren geven in de latere middeleeuwenwel het hun overgebleven deel van ’tzaalgoed geheel of in delen in huur of pachtvoor een bepaalde tijd. Maar dat is eenandere zaak. Ze geven zelf hun vroonhof intijdpacht aan hun schout of ze verhuren heelhun grondheerlijkheid aan een ander. Maardan zijn we al in de late middeleeuwen. Maarde cijnsgoederen blijven wat ze zijn enworden nog uitgebreid met de nieuwe erven,die ook een grondcijns aan de grondheerbetalen moeten.Wie een nieuw erf van de gemeynt koopt,betaalt de koopsom aan de gezworenen vande gemeynt, maar moet elk jaar aan degrondheer een grondcijns betalen.

Van wie was dan de gemeynt??Natuurlijk in ’t gebruiksbezit van de geburentegen een betaling van een cijns aan degrondheer ter erkenning van zijn dominiumderectum. Sommige Hollanders schijnen ditmaar niet te kunnen begrijpen; ze hebbendan ook weinig verstand van wat eengrondheerlijkheid is.Wat in ’t boek van J. Balon goed uitkomt, isde eenheid op rechtsgebied in West-Europaspijts grenzen en afstanden. Dit schoneevenwichtige stelsel was te danken aan deSaliërs. Maar op de ondergrond vinden we deverschillen der plaatselijke rechtsgebruiken.Alles zat evenwichtig in elkaar. Staatkundigcentralisme, zich bemoeiend met de kleinsteonderdelen, bestond er gelukkig niet.Eeuwenlang heeft dit stelsel bestaan. Nu wesinds 1800 een nieuw tijdperk beleven, zegtBalon, vertonen onze wetten en instellingenal tekenen van ontbinding en veroudering. DeSaliërs schiepen een nieuw recht; toen zij inGallië kwamen, bezaten ze al eeneeuwenoude rechtskultuur (blz. ?0: lors deleur entrée dans l’histoire les Germainspossédaient déjà) une vieille culturejuridique) Hun stelsel bleef eeuwenlangbestaan, evenwichtig, goeddoordacht enwerkelijk groots (blz. 158).

Ferdinand W. Smulders

Page 133: heemkundeartikelen van Ferdinand Smulders over Tilburg en ...

133

Wie was Ferdinand Smulders?*

Stilte in de leeszaal!Ferdinand Smulders (1907-1972) en het Rijksarchief in Noord-Brabant

door: J.G.M. Sanders

Die het bierken gern siet scuijmenEnde smorgens lange leet op sijn pluijmenIck segge u bij alsulcken costuijme sonderspottenDat sijn cleeren van dyen niet sullen worddengeeten van de motten.1

InleidingIn 1978 overleed Hein Mandos. Hij was leraarNederlands aan het Lyceum Augustinianum teEindhoven, maar genoot in Brabant vooralbekendheid als heemkundige, volkskundigeen expert op het gebied van de Brabantsedialecten, in het bijzonder de spreekwoordenen gezegden. Zijn woordenboek van Noord-Brabantse spreekwoorden beleefdeverscheidene drukken.2 Na de dood van zijnvrouw vielen zijn bibliotheek en archiefkrachtens testamentaire beschikking toe aanhet Rijksarchief in Noord-Brabant. Daar werdzijn nalatenschap geordend en beschreven.Een van de dossiers die erin werdaangetroffen, behelst zijn contacten metFerdinand Smulders, als dichter bekendonder het pseudoniem Paul Vlemminx. Daarinbevond zich een schoolschriftje met tiengedichten van zijn hand uit 1957.3 Dit trokmijn aandacht omdat het over hetRijksarchief in Noord-Brabant ging, mijnwerkkring tot 2005, toen het rijksarchiefopging in het Brabants Historisch InformatieCentrum.Twee gedichten hieruit zijn al gepubliceerd.4

Ze werden echter niet méér met elkaar inverband gebracht dan dat het gedichten vanFerdinand Smulders waren. De gedichten inhet schriftje staan echter niet los van elkaar:Smulders schreef ze in het bestek van enkeleweken. In welk verband schreef hij ditschriftje vol? Wat waren aanleiding en redenvoor hem om naar de pen te grijpen? Tegenwelke achtergrond moeten we zijn persoonplaatsen? En welke gegevens over hetrijksarchief van die dagen moeten we paraathebben om deze gedichten te kunnenbegrijpen en de nu eens meer dan weerminder verborgen personen en karakterstevoorschijn te kunnen halen? Dit artikel metGroot-Brabant in de hoofdrol past goed ineen bundel voor een Brabantminnaar.5

Het Rijksarchief in Noord-BrabantHet rijksarchief was de Tweede Wereldoorlogredelijk ongeschonden doorgekomen, zo

schreef rijksarchivaris mr. J.P.W.A. Smit inzijn jaarverslag van 1944, in ieder geval invergelijking met andere gebouwen in de stad.Tot aan de bevrijding van de stad op 27oktober leed het gebouw weinig schade.Twee Duitse granaten die die ochtend terechtkwamen op de zolder van hetadministratiegebouw, richtten echter op heteind van de oorlog nog veel schade aan,schade die ten gevolge van binnenlopendwater en ‘baldadigheid der te weiniggecontroleerde straatjeugd’ de maandendaarop alleen maar verergerd werd. 6 Dekomende jaren werden de vernielingenlangzaamaan verholpen en kreeg het gebouwaan de Waterstraat in Den Bosch zijn oudeluister terug.De laatste jaren van zijn loopbaan alsrijksarchivaris, die in 1913 begonnen was,bleef Smit klagen dat het rijksarchief een tekrappe personeelsbezetting had: een binder-conciërge, wiens werk vrijwel volledigbestond uit het binnenlaten van bezoekers,halen en brengen van stukken op de leeszaal,letten op de verwarming en boodschappendoen; een adjunct-commies, wiens tijdopging aan administratie en het verzorgenvan uitleningen en afschriften; eenchartermeester en een rijksarchivaris die nietmeer aan inventarisatiewerkzaamhedentoekwamen en dit vrijwel geheel moestenoverlaten aan volontairs. Deze laatsten warenmeestal archivarissen in opleiding, die hetwerk in de praktijk leerden en vervolgens eenexamen aflegden voor wetenschappelijkarchiefambtenaar der eerste klasse (eenexamen dat uit twee delen bestond) dan welvoor wetenschappelijk ambtenaar der tweedeklasse. De stagebegeleiding kostte Smit teveel tijd naar zijn zin: ‘Ik leid belangeloos op,omdat het in mijn diensttijd geschiedt, ikgaarne dienst bewijs en mij verheug, als hetgoed gevolg heeft, maar eigenlijk word ik vanmijn eigen werk afgetrokken en doe ik meerdan van mij verlangd kan worden.’ 7

De archieven die tijdens de oorlog omveiligheidsredenen in de vochtige kelderswaren gestouwd, waren daarna, weliswaarklammer dan voorheen maar verdernagenoeg ongeschonden, weer op hun plaatsin het depot gezet. De inventarisatie wasweer ter hand genomen, ondanks klachtenvan Smit over tijdgebrek. De leeszaal wasweer opengesteld voor het publiek, maar de

Page 134: heemkundeartikelen van Ferdinand Smulders over Tilburg en ...

134

bezoekers kwamen de eerste jaren niet ingroten getale terug. Er bestond vooralbelangstelling voor het genealogischonderzoek uit de doop-, trouw- enbegraafboeken en de Burgerlijke Stand, maardie was gering vergeleken bij de oorlogsjarentoen belangstelling voor afstamming hetniveau van hobby noodzakelijkerwijze teboven ging.Dit was grof geschetst de instelling die drs.Elisabeth Korvezee in 1949 als rijksarchivarisin Noord-Brabant kreeg te bestieren.Elisabeth Helena Korvezee was geboren in1898 in het Friese Wijnaldum als eerste kindvan predikant Willem Korvezee en BoukjeAndringa. Korte tijd later werd het gezinuitgebreid met nog een meisje, AntoniaElisabeth. In 1900 verhuisde het gezin naarDen Haag, waar Elisabeth opgroeide in hetvolle bewustzijn van haar Friese afkomst. Nahaar HBS-B examen ging ze in Leidengeschiedenis studeren. Haar zus ging na demiddelbare school naar Delft. Zij bracht hetdaar tot eerste vrouwelijke hoogleraar.Elisabeth ging na haar studie geschiedenis alsstagiaire naar het Algemeen Rijksarchief enbehaalde in 1927 het ‘radicaal’wetenschappelijk ambtenaar der eersteklasse. Ze klom langzaam op in het vak,vanaf de bodem. In 1949 werd ze totrijksarchivaris in Noord-Brabant benoemd.Zoals haar zus de eerste vrouwelijkehoogleraar in Delft was, was zij de eerstevrouwelijke rijksarchivaris in Nederland. Haarbenoeming deed niet zozeer om die redenstof opwaaien. Waarom was zij (vrijzinnighervormd) niet benoemd in Friesland waar opdat moment eveneens de post vanrijksarchivaris was opengevallen? Daar werdnota bene de katholieke kerkhistoricus vanRotterdamse komaf Van Buijtenen geplaatst.Ongetwijfeld heeft dit zowel in het Friese alsin het Brabantse tot gefronste wenkbrauwengeleid.8

Evenmin als haar voorganger Smit zat‘juffrouw Korvezee’, zoals ze altijd genoemdwerd, niet ruim in het personeel.9 Ze erfde op1 maar 1949 van Smit een vacature alschartermeester, de binder-conciërge W. deBouter (die nog steeds nauwelijks tijd had omte binden), de commies, later archivist B.van Son (voor de administratie, financiën,afschriften en huishoudelijke dienst metnauwelijks tijd om te inventariseren),10 dehoofdcommies, later hoofdarchivist L. Kruijff(leeszaal, inlichtingen, inventarisatie) en debibliothecaresse mejuffrouw C. Moubis. Hetjaar erop kon ze juffrouw Van den Broek alsrijkswerkvrouw eraan toevoegen. Bovendienerfde ze in zekere zin ook Smit zelf. Hij bleefhaar letterlijk nabij, want op het moment vanzijn aftreden als rijksarchivaris werd hijbenoemd tot provinciaal archiefinspecteurvoor de gemeente- en waterschapsarchieven,kantoorhoudend in het rijksarchief. Hij hielddeze functie tot en met 1954. Drs. J. ten Cate

kon in 1951 de vacante plaats vanchartermeester invullen. De komende jarenzouden verscheidene volontairs dit teamterzijde staan.Het opgekalefaterde gebouw waarin Korvezeesinds 1949 kantoor hield, was al snel te kleinom er de archieven op een verantwoordewijze te bergen. Ook andere rijksarchievenkampten met ruimtegebrek. In 1952 zou terleniging van deze nood een voormaligebunker van de Duitsers in de bossen teSchaarsbergen bij Arnhem voor derijksarchiefdienst vrijkomen. Toch hoefdeKorvezee daar de eerste jaren geen gebruikvan te maken. Maar in 1957 klaagde ze dathet gebouw volledig vol was, terwijl degewenste nieuwbouw op de lange baangeschoven was.De materiële verzorging van de archievendoor conciërge-binder De Bouter ging vooraluit naar de doop-, trouw- en begraafboeken.Door de toenemende genealogischeinteresse, niet in het minst tijdens deoorlogsjaren, werden deze registers veelgeraadpleegd. Korvezee slaagde erinzogeheten ‘werkloze hoofdarbeiders’ via degemeente Den Bosch te kunnen aantrekkenom deze registers te indiceren, ‘klapperen’ inhet jargon. Chartermeester ten Catebegeleidde hen en hoofdarchivist Kruijff wasin die jaren opgedragen een inventaris vandeze registers te vervaardigen. Intussen wasook de Kerk van Jezus Christus van deHeiligen der Laatste Dagen ingeschakeld. Eenfotograaf van deze religieuze groepering wasin het rijksarchief aan de Waterstraatgestationeerd om deze archiefstukken opmicrofilm te zetten. Naast de doop-, trouw-en begraafboeken vormden de registers vande Burgerlijke Stand een uitgebreidwerkterrein.Verdere inventarisatie geschiedde doorKorvezee zelf (kaartenverzameling Adan,kwartiers- en belastingarchieven), Ten Cate(domeinarchieven, notariële archieven) en dereeks volontairs. Nadat in 1924 dearchiefopleiding wegens bezuinigingenopgeheven was, kwam in 1955 opnieuw eenarchiefschool, verbonden aan het AlgemeenRijksarchief, van de grond, een grote wensvan de toenmalige algemene rijksarchivarisHardenberg. De studenten gingen opzaterdag in Den Haag naar school,doordeweeks waren ze geheel of deels alsvolontair werkzaam bij een openbarearchiefinstelling. De nadruk lag er sterk opinventarisatie. Korvezee begeleidde haarstudenten met de afstandelijkheid van eenHaagse joffer. De latere stadsarchivaris vanDen Bosch en vervolgens rijksarchivaris dr.Louis Pirenne, die in die tijd als volontair hetrijksarchief bezocht, kan hiervan meepraten.11 De inventarisatie van de grotekloosterarchieven die ten gevolge vanarchiefruil met België in 1953 aan Noord-Brabant waren gekomen (bijv. Duitse Orde in

Page 135: heemkundeartikelen van Ferdinand Smulders over Tilburg en ...

135

Gemert. Mariënkroon in en Mariëndonkbuiten Heusden) zou nog enige jaren op zichlaten wachten.12

Studiezaal en inlichtingenwerk warenhoofdzakelijk voorbehouden aan L. Kruijff. Inde loop van de jaren vijftig schommelde hetaantal bezoekers per jaar tussen 250 en 275met een aantal jaarlijkse bezoeken tussen ca.1400 en 1650. De aantallen stegen gestaag.In 1957 werd het aantal van 303 bezoekersen 1821 bezoeken bereikt en kwam hetregelmatig voor dat alle stoelen in de leeszaalbezet waren. En al deze personen moestennatuurlijk van stukken voorzien worden. Eenvan deze personen was Ferdinand Smulders.

Ferdinand SmuldersWie was deze bijzondere leeszaalbezoeker?13

Ferdinand Wijnand Smulders werd in 1907geboren in Schijndel. Hij was het oudste kindin het grote gezin van de Schijndelse huisartsJohannes Nicolaas Josephus Smulders.Ferdinand kreeg zijn voornamen van zijngrootvader die in de negentiende eeuwhuisarts in Sint-Michielsgestel was. In 1912verhuisde het gezin naar Udenhout, waarvader Smulders geneesheer-directeur vanHuize Assisië werd, eenzwakzinnigeninrichting voor jongens enmannen. Evenals destijds zijn vader gingFerdinand na de lagere school naar het Klein-Seminarie Beekvliet in Sint-Michielsgestel. Hijbleek een moeilijk karakter te hebben, datzich niet gemakkelijk liet plooien. In sommigeopzichten was hij een briljante leerling.Muziek en klassieke talen boeiden hem vanjongs af aan. Op Beekvliet hield hij het nietuit. Na op een ochtend alle registers van hetorgel in de kapel van Beekvliet opengezet tehebben –Ferdianand was er organist14-,vluchtte hij diezelfde middag weg, zonder ditook maar met iemand overlegd te hebben.Hij maakte zijn middelbare school af op hetOdulphuslyceum in Tilburg, waar hij vialeraren als P.C. de Brouwer en F. Siemer inaanraking kwam met de ideeën die later depijlers zouden worden van de bewegingBrabantia Nostra, en waar zijn vriendschapontstond met zijn medeleerling Hein Mandos.Na Tilburg ging hij klassieke talen studerenaan de Katholieke Universiteit in Nijmegen,waar hij ook Mandos als student terugzag.Ook dit stramien paste hem niet.Studentenverenigingen noch studieroosterskonden hem bekoren. Inmiddels was hijgedichten gaan schrijven en las hij zijngeliefde klassieke schrijvers. Begin 1930 gafhij er de brui aan en keerde terug naar zijnouderlijk huis in Udenhout: beter dan in deMeierij van Den Bosch voelde hij zichnergens. Vervolgens studeerde hij nogjarenlang Nederlands aan de R.K. Leergangente Tilburg op de vrijdagavonden enzaterdagen, maar ook dat gaf hij ten slotteop. Hij liet zich in geen enkele structuurstoppen.

Hij las, studeerde, schreef gedichten,vertaalde en kocht van het geld dat hij alsorganist op Huize Assisië verdiend had, eenstukje grond bij Oisterwijk waar hij zich ineen hutje kon terugtrekken. Als dichternoemde hij zich Paul Vlemminx naar een vanzijn voormoeders van zijn vaders kant. Vanaf1931 publiceerde hij zijn gedichten enlangzaamaan kreeg hij enigenaamsbekendheid in literaire kringen. Zijnbundels Den Hof der Jonkheid (1931),Speciosa Deserti (1933), Ontginningen(1935) en Land der Zuidwandelaars (1938)werden wisselend ontvangen. Hij beschreefer zijn liefde voor het Meierijse platteland in,zijn eenzaamheid en zoektochten enidyllische vertedering voor de gewoneongekunstelde mens.Zijn liefde voor Brabant en de idylle brachtenhem vanzelfsprekend bij de al eerdegenoemde beweging Brabantia Nostra. Daarontmoette hij zijn vroegere leraar P.C deBrouwer, de geestelijke leidsman vanBrabantia Nostra, zijn leraar Siemer, vurigpleitbezorger van deze beweging, en oudevrienden uit het Tilburgse en Nijmeegse,zoals Hein Mandos.Brabantia Nostra was een katholiekeBrabantse emancipatiebeweging. Opgericht in1935 probeerde ze het eigene van Brabant teonderstrepen, hetgeen uitliep op anti-Hollandse sentimenten. Het katholicismehoorde daarbij, dus al wat anders was, wastegelijk anti-Brabants. De late middeleeuwenwaren de jaren van Brabants bloei. Brabantwas daarna door lafhartige aanvallen vanuithet protestantse Holland van zijnkatholicisme en Brabantse wortels beroofd envanaf 1648 als Generaliteitsland door deHollanders bewust uitgebuit en stelselmatigleeggeroofd. Brabantia Nostra (‘Brabant aanons’) probeerde de Brabantse identiteit nieuwleven in te blazen en de Brabanders hungelijkwaardigheid ten opzichte van Holland bijte brengen.15 Het gelijknamige tijdschrift wasspreekbuis voor de ideeën van dezebeweging en Smulders voldeed graag aan hetverzoek bij aanvang van het tijdschrift toe tetreden tot de redactie. Hij publiceerde ervooral gedichten tot hij in 1938 in aanrakingkwam met justitie ten gevolge van zijngedicht ‘De Goede Stad Oss’. In Oss enomstreken hield in die tijd de bende van Toonde Soep huis. Om die voor eens en altijd opte rollen was de marechaussee (Hollanders!)eropaf gestuurd. Die had het echter niet bijToon de Soep en zijn bende gehouden, maarwas aan het wroeten gegaan in enkeleonfrisse zaken waar de clerus mee van doenhad: voor Smulders het zoveelste bewijs vanHollandse inmenging in Brabantse enkatholieke zaken. Zijn hekeldicht in BrabantiaNostra kwam hem duur te staan. De oplagewerd in beslag genomen en hij werdveroordeeld wegens smaad.

Page 136: heemkundeartikelen van Ferdinand Smulders over Tilburg en ...

136

Al met al ging het Smulders met zijndichterschap niet voor de wind. Ookfinancieel waren het zware tijden. Politiekdreef hij steeds verder naar rechts. HetVerdinaso, het Verbond van DietscheNationaal-solidaristen van Joris van Severen,was hem niet onwelgevallig. Zijn gedichtengingen meer en meer Blut-und-Boden-trekjesvertonen. Na de Duitse inval werd hij lid vanhet extreemrechtse, op het Italiaansefascisme georiënteerde Nationaal Front vanArnold Meijer: dat zou naar zijn mening deregering moeten overnemen. De oorlogbezorgde hem werk, en nog wel betaald. Hijpubliceerde in het tijdschrift ‘De Schouw’ vande Kultuurkamer en in hetnationaalsocialistische maandblad‘Frankenland’ en kreeg een baan alsambtenaar van de distributie. In 1943 kwamhij in dienst van de Landstand (soortverplichte vakvereniging voor de boeren) eneen jaar later in dienst van de CentraleDienst voor de Sibbekunde, waar hij zijnliefde voor genealogie kon uiten. Uiteindelijkwerkte hij aan een afzonderlijk bijgehoudenlandelijke registratie van joden. Kort na deoorlog werd hij opgepakt. Naar zijn directeurverklaarde waren Smulders’ genealogischeonderzoeken zuiver van wetenschappelijkeaard geweest. Tot 19 juli 1946 was hijgeïnterneerd in het Bewarings- enInterneringskamp Wezep. Pas op 10 augustus1948 werd hij buiten vervolging gesteld.Hoe nu verder? Hij had geen enkele opleidingafgerond of serieuze werkervaringopgebouwd. Wegens zijn oorlogsverleden hadzijn carrière als dichter voorlopig geen kansmeer. Hij leefde voor een deel van de geldenvan zijn zus. Dankzij zijn belangstelling voorarchieven, die al voor de oorlog gegroeidwas, kon hij de komende jaren een magerloontje bijeen schrapen. De komendedecennia zou hij een vaste plek bezetten inde leeszaal van het Rijksarchief in Noord-Brabant. Vrijwel iedere morgen meldde hij erzich. Voor gemeenten en particulierenspeurde hij tegen geringe betaling inarchieven.16 En ook voor zijn eigen plezier.De middeleeuwen, toen Brabant nog grootsen het eenvoudige landleven nogoverzichtelijk, eerlijk en idyllisch was, haddenzijn voorkeur. Hij spitte de middeleeuwsearchieven van de Meierij, die zich toen noggrotendeels in het rijksarchief bevonden,grondig door, ondertussen aantekeningenmakend in schoolschriftjes en op losse, uitschrijfmappen gescheurde bladen van alleswat hij interessant vond, zoals naamkunde,toponymie, handmerken etc.Via zijn vriend Hein Mandos17 probeerde hijaan betaald werk te komen. In 1948verzuchtte hij: ‘Heeft de Heemkundekring heteen of ander op te zoeken, na te sporen of teexcerperen, dan houd ik mij aanbevolen. Aaneen baantje is niet te komen; er is andersniets te verdienen. Tegen één gulden per uur

wil ik het wel doen.’18 En: ‘Ik verdien wel watmaar te weinig. Iets anders is er niet om aante pakken.’19 Of Mandos misschien viaGeldropse fabrikanten gelden zou kunnenlospeuteren?20 De opdrachtjes die hij kreegwaren meestal niet veel omvattend. Enkelewat grote opdrachten uit die tijd betreffeneen onderzoek naar de familie(s) van Iersel(van Kessel)21 en opdrachten van gemeentenals Esch, Oisterwijk22 en Eersel (onderzoeknaar Teuten).23 Hij dacht er op een gegevenmoment zelfs over naar Tilburg te verhuizen:‘Met archiefwerk kan men zijn kost nietverdienen. ’s Is treurig maar waar.’24 Tochbleef hij in Den Bosch. Hij klaagde over zijnogen die zwaar vermoeid waren wegens hetdoorlezen van de Bossche protocollen: ‘’t Isvan te voren betaald, anders schêe ik er meeuit.’25 Intussen maakte zijn moeder zich grotezorgen om hem. Sinds 1939 was ze weduwe.Ze moest haar jongste zoon die in Groningenstudeerde en een thuiswonende zoon die inTilburg zijn opleiding volgde, onderhouden ensprong ook Ferdinand financieel bij. Zijnzuster betaalde zijn pension voor een deel. In1953 wendde ze zich tot de commissaris vande Koningin om hem aan een betaaldebetrekking te helpen.26

Naast dit werk dat hem bescheideninkomsten opleverden vlooide hij dearchieven van vele plaatsen louter uitnieuwsgierigheid door. Tilburg, Goirle,Udenhout, Oisterwijk, Helvoirt, Eindhoven,Oerle, Bergeijk, Eersel: heel de Meierij vanDen Bosch had zijn warme belangstelling.Opgewonden raakte hij bij ontdekkingenzoals het verband tussen Esch enEchternach.27

Mandos probeerde hem te strikken voor hetin 1948 opgerichte blad Brabants Heem.Dankzij Smulders uitgebreide archiefkenniszou hij veel voor het blad kunnen betekenen.Smulders wist zijn eigen krachten enzwakheden op hun juiste waarde te schatten.Hij was er de man niet naar om groteartikelen te schrijven, lijnen in de historie teontdekken, vanuit bijzonderheden algemeneconclusies te trekken. Hij vond dat dit laatsteveel te veel gebeurde, zeker ook vanuit deofficiële wetenschap, op basis van veel teweinig kennis van het bijzondere. Hij hieldhet bij mededelen van het bijzondere, dedetails.28 Die leverde hij de komende jaren ingroten getale aan tijdschriften als BrabantsHeem en De Kleine Meijerij, hetheemkundeblad van zijn oude woongebiedrond Udenhout. Naast het inbrengen van dekennis die hij gaandeweg rechtstreeks vanuitde bronnen had opgedaan, tikte hijregelmatig in zijn befaamde ‘Kapittelstokjes’anderen hardhandig op de vingers.Fijnbesnaardheid en diplomatieke conversatiezijn er ver te zoeken. Altijd is het snoeihardekritiek, zeker als personen met een zekerewetenschappelijke achtergrond ergens boude

Page 137: heemkundeartikelen van Ferdinand Smulders over Tilburg en ...

137

beweringen over het Brabantse neergependhadden.Inmiddels had de wetenschappelijke wereldhem wel gevonden. Hij correspondeerde metFrenken. Via Dr. Van Hagendoorn van hetAlgemeen Rijksarchief in Brussel wist hij decijnsboeken van de Meierij ter raadplegingnaar Den Bosch overgezonden te krijgen.29

Hij was blijkbaar zodanig kind aan huis bijhet rijksarchief, dat hij tot hem kondoordringen. Weijnen strikte hem voor eenartikel over de toponymie van Haaren enBelveren in de Nomina Geographica.30

Wampach ontdekte Smulders’ artikel over debanden tussen Echternach en Esch en zochtcontact met hem.31 Smulders stuurde hemeen hele reeks verbeteringen: ‘Overigens zijnde kopregesten boven de afgedrukteoorkonden ook nogal eens niet juist; dat hebik hem niet meegedeeld. De professor heeftzeker af en toe gedut.’ Toch besloot hij: ‘’t Iseen schoon werk. Ik heb het in 8 dagen (ook’s morgens op ’t archief) uitgelezen, om hemvlug mijn opmerkingen te kunnen zenden.’32

Een vaste baan in het archiefwezen wees hijvan de hand. Blijkbaar had hij het daarovermet Mandos gehad, want in 1948 schreef hijhem: ‘Tegen ordenen van archieven sta ikerg sceptisch, daar volgens de nieuwe wet,meen ik, vereist wordt archiefexamen 2e klas.En men moet ook den rijksarchivaris in N.Brabant mee hebben; deze heeft hetoppertoezicht over alle archieven’.33 Erschemert al de vraag in door of hij detoenmalige rijksarchivaris Smit mee zoukunnen krijgen als hij al de archiefkant opwilde. Niet dus, want kort daarna schreef hij:‘Het archiefwerk is eigenlijk in strijd met dedichtkunst. De Rijksarchivaris wil niet hebbendat ik het oud-archief van Oorschot etc. gaordenen. Hij eist archiefexamen. Hetarchiefwezen is door de juristerij eengeweldig bureaucraties gedoe.’34 Een paarjaar later bij het overschrijven uitinventarissen van de oud-rechterlijkearchieven: ‘Als ik het niet goed volgens determinologie doe van het archief, wordt Mr.Smit boos….’35 Ook in dit wereldje hadSmulders inderdaad absoluut niet gepast.’s Middags hield hij het er niet meer uit enpakte hij de fiets om het Brabantse land teverkennen en rond te fietsen door degebieden waarover hij die ochtend in dearchieven gelezen had. Bovendien bezocht hijopgravingen bij Eindhoven, in Esch en op deHogerd in Gemonde.36

Zijn liefde voor de muziek en de klassiekenbleef hem altijd bij. In de avonduren las hijzijn geliefde klassieken nog wel, maar hijklaagde dat ‘met al dat archiefgesnuffel’ zijnEpikourosstudie op de achtergrond raakte.37

Dagelijks speelde hij piano vanuit demuziekboeken van zijn moeder, zelf eenbegaafd pianiste die hem in zijn jeugd lesgegeven had.

Door zijn intensieve onderzoeken in deBrabantse middeleeuwse geschiedenis wasvoor hem nog meer dan voorheen vastkomen staan dat de Brabantse geschiedenisdoor Brabanders geschreven moest worden.Hij zette zich steeds meer af tegen deHollandocentrische geschiedschrijving vanBrabant. Eind 1956 gaf hij ongezouten zijnvisie op de een te organiseren congres overde geschiedenis van de Kempen. We zienvele raakvlakken met wat hij een jaar laterover het Rijksarchief in Noord-Brabantschreef. Dat het congres georganiseerd werdin Belgisch-Nederlandse samenwerking vondhij verwerpelijk. Hij hoefde die samenwerkingniet: ‘Waarom dan ook niet uitgenodigd deRijksarchivaris te Leeuwarden, het hoofd vande B.B. te Alkmaar, de rector van hetgymnasium te Amersfoort, en de historici inWallonië? De Kempische geschiedenis moetgemaakt worden door groot-Kempischedeskundigen. Daarbij horen niet:Hardenberg, Korvezee, Cerutti. Waarom welKorvezee uitgenodigd en niet mr. Smit, die35 jaar rijksarchivaris in Noord-Brabantgeweest is? Omdat zij nu toevalligrijksarchivaris in Noord-Brabant is? De eerstetaak van een archivaris is de ordening derarchieven, volgens de wet. Als die dangeordend zijn, kunnen de snuffelaars diebronnen benutten.’ Vervolgens kreegHardenberg, de toenmalige algemenerijksarchivaris van Nederland en sterkgeïnteresseerd in toponymie ennederzettingsgeschiedenis, ervan langs: ‘Zijngefantaseer op taalkundig en toponymischgebied is ook maar een waardeloze lading diedoor zijn hoge funktie gedekt moet worden.’En hij vervolgde: ‘Het is een beleidsfout dieeen motie van afkeuring verdient, omHardenberg uit te nodigen. Het is dan niet inte zien waarom men Niermeyer, Enklaar,Rogier en andere Noordelingen niet heeftuitgenodigd om er een gezellig Hollandsonderonsje van te maken.’ Cerutti,rechtshistoricus, overigens geboren in Breda,met een sterke voorliefde voor West-Brabant,betitelde hij om enkele leesfouten als eendomkop. Waar het hem werkelijk om ging?‘Al lang genoeg is de Brabantse geschiedenisdoor een Hollandse bril bekeken door mensendie niets weten van Brabantserechtsgebruiken en daarom alles bekijkenmet een Hollands oog met oogkleppen’. ‘Nouweet ge hoe ik erover denk’.38

Uiting van ongenoegen in 1957De leeszaal van het rijksarchief waarSmulders zich iedere ochtend bij het raamnestelde voor zijn middeleeuwse protocollenen dan vooral zijn Bossche protocol, was inde loop der tijd langzaam drukker geworden.Het jaar 1957 was een topjaar vergelekenmet eerdere jaren. Het rijksarchief kon dezedrukte amper aan. Het aantal aangevraagdestukken steeg sterk. Het rustige geroezemoes

Page 138: heemkundeartikelen van Ferdinand Smulders over Tilburg en ...

138

van de leeszaalbezoekers was luidergeworden, nu ze met meer waren en datstelde niet iedereen op prijs. Er moestenblijkbaar maatregelen getroffen worden vanhogerhand. De gevoelige snaar die daarmeewerd getroffen bij Smulders leidde tot zijn‘Mortel-zangen door Watertrapper’ (hetrijksarchief stond in de Bossche wijk DeMortel aan de Waterstraat). Hij schreef ditbundeltje met tien gedichten over de Bosscheleeszaal tussen 17 november en 10 december1957. Hoewel hij aanvankelijk niet wilde datze gepubliceerd of vermenigvuldigd worden,stuurde hij er toch enkele in kopie aan paterTarcisius van Schijndel.39 Een publiceerde hijzelf.40

Twee maatregelen werden afgekondigd omde toestand in de drukke studiezaal ondercontrole te houden. Een ervan was hetophangen van twee bordjes met ‘STILTE’.Voorheen konden bezoekers elkaar helpen.Ook Smulders werd regelmatig om raadgevraagd door de vaste bezoekers van deleeszaal. Het spreekverbod betekende eenzware inbreuk op de gezellige overlegcultuuren leidde tot zijn eerste gedicht. Aan ge- enverboden had hij een broertje dood!

S… S… S… STILTE! (Befehl ist Befehl)

In het stinkend Waterstraatje,op den tochtgen Mortelhoek,houden snuffelaars hun praatje,wachtend op ‘t gevraagde boek.

Dan gaan zij weer ijvrig speurenin een schepenprotokol.-D’ambtenaars maken met hun zeurenover puzzels d’uren vol.

Maar wij zitten stil te zoeken;en wij vinden allerleinieuwtjes in die oude boeken.Daarom zijn wij altijd blij.

Als er een iets niet kan lezen,vraagt hij ’t aan zijn overbuur.Deze zal ten dienst hem wezen.-’t Ambtenaartje kijkt dan zuur.

Lachen doen wij ook; wij levenvoor de leut. ’t Is hier geen graf,waar wij treurig moeten sneven.’t Leven is voor ons geen straf.

Want wij zijn rijksvrije mannen,die alleen doen wat ons lust.Laat loonslaven zich inspannen,wier werkvreugde is geblust.

Doden, die het leven haten,liggen op de loer altijden zij willen hen, die praten,zwijgen doen in eeuwigheid.

“STILTE”, zo gebiedt d’oekaze

van ’t hoogmogende Den Haag.Met plakkaten en met frazenlegt men ons een hinderlaag.

Maar…. ’t bevel geldt ook voor kletsersmet diploma-B op zak.Zwijgend zitten deze zwetsersOp hun praatstoel nu te kak.

Stilte heerst voort in d’ archieven.Schoenen uit! loop op uw teen!Hoest niet meer, om te gelievenoude mummies van voorheen.

uit het generaliteitsland…

17 Nov. 1957

Niet alleen voor de bezoekers gold hetstiltegebod, ook de dienstdoendeleeszaalambtenaar moest zwijgen en was datniet gemakkelijk voor Kruijf,archiefambtenaar der tweede klasse, dieblijkbaar tevoren zijn mondje danig geroerdhad.Naast de stilte die voortaan op de studiezaalmoest heersen werd een beperking van hetaantal aan te vragen stukken ingevoerd.Voortaan mochten nog slechts drie stukkentegelijk worden aangevraagd. Tegen dezemaatregel richtte Watertrapper zich devolgende dag in zijn tweede gedicht.Was men met schepenprotocollen ofcijnsboeken bezig, dan was het nieuwesysteem zo’n ramp niet, maar genealogen diesnel in hun bron gezien hadden of er iets vanhun gading bij zat, waren zwaardergedupeerd. Kruijff moest vaker dan voorheenheen en weer lopen en werd er niet vrolijkerop. Hij remde bezoekers juist in hunonderzoek af. Maar lezen we dat er middelenwaren om hem meer vaart te laten maken?41

ARCHIEF-IDYLLE

Men mag niet meer dan drie registersaanvragen tegelijk.Dit geldt voor doctors en magisters,voor burgemeesters en ministers.Zo wil de wet van ’t Rijk.

De wet althans ten rijksarchievekent deze pinnigheid.Het moet dus wel de speurders grieven,dat men hun nimmer wil gerievenmet meer aanminnigheid.

Bij doop en trouw en overlijdenis men heel spoedig klaar,zodat men –’t is niet te vermijden-telkens een aanvraagbrief moet wijdenaan drie registers maar.

’t Gevolg is, dat de hele morgendie arme archivistvoor nieuwe boeken steeds moet zorgen.

Page 139: heemkundeartikelen van Ferdinand Smulders over Tilburg en ...

139

(Hij zou die gulzigaards wel worgen,Als hij daar kans toe wist).

Vraagt iemand naar een boedeldelingin ’t schepenprotokol,dan heeft hij door de mededeling:“speld in een hooiberg: wa ’n verveling!”genoeg reeds van de lol.

Hoevelen worden met een kluitjein ’t riet gestuurd, helaas.Hooi in een hooiberg, en een duitjein ’t duitenzakje vindt zo’n guitjeveel beter dan de baas.

Nu heerst beperking van bestedingbij ’t arme koninkrijk.Daarom slechts één boek ter ontledingper morgen! Da’s genoeg bevreding!Slechts één boek tegelijk!

Of beter nog: ’t archief bezoekenmag men slechts ééns per week!Dan slijten al die goede boekenveel minder! –Rust in alle hoekenvan de bibliotheek….

R.I.P.

18 Nov. 1957

Het werd stil op de leeszaal van hetrijksarchief, slaapverwekkend stil. In hetvolgende gedicht voerde hij derijksarchivaris, juffrouw Korvezee, van wie hijtoch al geen hoge pet op had, ten tonele: eenvrouw die de broek aan heeft! In het derdecouplet van achteren kwam ook het anderepersoneel aan de beurt: Ten Cate(Kaathovens bron), Kruijff (kruifhaar) en VanSon, archivist, administrateur. Erboven staateen notenbalk getekend met ‘largomisterioso’. Ieder geluid was voortaan uit denboze in de leeszaal!

SLAAPLIEDJE VOOR ’T ARCHIEF

Slaap, kiendje, slaap.Uw vader is een aap.Uw moeder is een loeder;zij voedt u met melkpoeder.Slaap, kiendje, slaap.

Rust, rakker, rust;want veilig is de kust.Er zijn geen boze speurdersen ook geen oude zeurders.Rust, rakker, rust.

Maf, meisje, maf;want anders krijgt ge straf.Gij stoort mij met uw gilletjes;ik geef u voor uw billetjes.Maf, meisje, maf.

É, dédé, cé.

Nu moet gij naar de plee.Maar laat vooral geen windjes;dat doen geen brave kindjes.É, dédé, cé.

Stik, vlegel, stik.Nu hebt ge weer de hik.Ik zal u laten schrikken;dan zult ge niet meer kikken.Stik, vlegel, stik.

Barst, rotzak, barst.Nu schreeuwt gij op uw hardst.Nu kan papa niet slapen;moe ligt op apegapen.Barst, rotzak, barst!

Loop naar de maan.Wat heeft uw moe gedaan?Zij heeft zowaar de broek aan.Nu moet ik in de hoek staan.Loop naar de maan.

Wij leven vrijhier in de meierij,zolang de zwakke sekseons maar niet komt beheksen.Wij leven vrij.

In ’t verkenskotis ’t nu dood in de pot.Ze mogen niet meer knorren,niet sloebren en niet morrenin ’t verkenskot.

In het kippenhokzit elke hoen op stok.De haan mag niet meer kraaien,geen kippetje meer aaienin ’t kippenhok.

In ’t rijksarchiefontvangt men ons zo lief.Met honds geblaf en tierenlijkt het een park voor dierenin ’t rijksarchief.

Kaathovens bronmet kruifhaar in de zonbesprenkelt de priëlen,waar wij zoet moeten spelen,of…. op de bon.

Aan ’t eind der weekdan staat de Zondagspreekvan “stilte” op de borden.De boeken staan op ordeaan ’t eind der week.

Slaap nu maar door,zo zuchten wij in koor.In al dat stof der eeuwenmoogt gij geruisloos geeuwen.Slaap eeuwig door!

--------------

Page 140: heemkundeartikelen van Ferdinand Smulders over Tilburg en ...

140

Coda

Wel te rusten, hartedief,rijksarchief.Van achter lyceum,van voren museum.-‘k Zoek een levendiger lief.

-Maf ze.-

20 nov. 1957

De nadering van Sinterklaas bracht hem ineen andere stemming. Sint en zijn Piet zullende booswichten, die de stilte handhaven opde leeszaal en de bezoekers als kleutersbehandelen, streng straffen. In debooswichten herkennen we drie ambtenaren.De juf van de kleuterschool of kakschool, deschoolfrik, is natuurlijk weer Kruijff, deleeszaalambtenaar die de stilte moethandhaven. Die wordt na tevergeefs verhaalte hebben gehaald bij de burgemeesteres(Korvezee) in het cachot gestopt, samen metde pedel (conciërge-binder De Bouter) enGust-de-Domme.42

SINTERKLAASLIEDJE VOOR DE KAKSCHOOL

Zie, de maan schijnt door de bomen.Makkers, staakt uw wild geraas.Op de kakschool zullen komenZwarte Piet en Sinterklaas.Vol verwachting klopt ons hart,wie de koek krijgt, wie de gard.

Wie gepiest heeft in zijn broekieof de vloer heeft volgeplast,krijgt een muilpeer en geen koekie;hij moet in de donkre kast.Wie gegierd heeft om een bak,moet al grienend in de zak.

Wie gepraat heeft met zijn burenen niet goed heeft opgelet,moet het nu maar eens bezurenen moet zonder bam naar bed.Maar de meester met zijn stoksluiten wij in ’t kolenhok.

Want de schoolfrik is een kletser,ik bedoel: een sauwelkont;hij is zo’n onnoozle zwetsermet een veel te grote mond.Als een driftkop in zijn sas43

raast hij in de kleuterklas.

Daarom zal hij moeten vegenal de pleetjes op de plaats.Ook al kan hij daar niet tegen,hij moet boeten voor veel kwaads.Stinken zal die fijne manals een echte charlatan.

Daarna jagen wij die piasmet ons allen uit de school.

Zie, hij klaagt als Jeremias,maar de kleuters hebben jool.Nagejouwd door ’t kleine grutvalt hij in een diepe put.

Druipend van het vieze waterkomt hij rillend uit de sloot.Maar dan springt die vuile katerop de burgemeesteres haar schoot.Jongens, Jongens, wat een feest:in ’t cachot moet nu het beest.

Daar kan hij gaan zitten brommentegen muggen rond zijn brits.De pedel en Gust-de-Dommevormen daar met hem een trits.Want zij drieën, sapperloot,slaan de kindren hallef-dood.

Uitgehongerd van het vastenzitten zij al uren languit te kijken, of er gastenhen bezoeken in ’t gevang.Maar wie komt tot hun verdriet?’t Is de Sint met Zwarte Piet!

Pieter legt hen op zijn knieënen hij timmert op hun broek.En de Sint hangt voor hen drieëneen wit bordje in den hoek.Daarop staat: “Heb eens het hart….“STILTE!” in een duidlijk zwart.

Streng verboden is het janken,ook al slaat Piet op hun kont.En zij bijten in de plankenvan hun bed met bittre mond.Zo wordt goed de les geleerdwie de kleuters koejonneert.

En nu zitten zij te pruilen,mokkend in stilzwijgendheid.Och, zij zouden willen huilenop de schoot der kindermeid.Maar hun rijk is nu gedaan:kleuters lachen vrij voortaan.

22 nov. 1957

De aanleiding tot het stiltegebod vinden we inhet gedicht dat Smulders de volgende dagschreef. Een bezoeker van de leeszaal, ‘eenheertje’, had een klacht ingediend bij derijksarchivaris, juffrouw Korvezee, over hetgeroezemoes dat zijn concentratie blijkbaardanig stoorde. Korvezee huisde op de eersteverdieping en gaf meteen gehoor aan zijnklacht. Smulders’ afkeer van dikdoenerij enwetenschappelijkheid had een uitlaatklepnodig. Wie was dit heertje overigens? Wedenken dat het de priester L. Merkelbach vanEnkhuizen was, een klein, driftig mannetje uitde noordwesthoek van Brabant, uit deomgeving van Zevenbergschen Hoek-Moerdijk. Hij was historicus en archivaris van

Page 141: heemkundeartikelen van Ferdinand Smulders over Tilburg en ...

141

het bisdom Breda. Het thema van zijnonderzoek destijds blijft ons duister.

BALLADE

Er kwam lestmaal een heertje,een heertje uit Den Hoek,een snoezig, poezig beertje,bij ons op snelbezoek.

Hij kwam een onderzoekjezeer “wetenschapplijk” doenover een heel klein broekjevan moffrikaans fatsoen.

’t Was in de tijd der Fransen,dat dit schandaal ontstond,toen profiteurs hun kansengebruikten t’elker stond.

Het wetenschapplijk ventjebesteede maar één dagaan dit amuzementje.Ik zeg dit met ontzag.

Want andren zoeken dagenen weken aan één stuk,en zullen gans niet klagenbij ’t zwoegen in één ruk.

Er waren acht gezellenin het vertrek bijeen;zij lazen ongetelderegisters achtereen.

Zij praatten met malkanderover hun onderzoek.Wat d’een niet weet, weet d’ander:“Neem toch een schepenboek.

“Daar vindt gij wel een delingofwel een testament.”-Zij kenden geen vervelingin deze fijne tent.

Maar ’t heertje was verbolgenover hun zacht gepraat,dat hij niet eens kon volgen;zo zacht was ’t inderdaad.

hij snelde toen naar bovennaar d’opperste bazin.Zij moest zijn ijver loven;die was zeer naar haar zin.

’t Gevolg is, dat een bordjemet opschrift zwart op wit-zo wit als haar wit schortje-nu op ons donder zit.

Want “STILTE” wordt bevolenin deze studiezaal.-Voor onderaardse holenis dit het ideaal.

Daar heerst het diepste zwijgen

als in een grafspelonk.Daar bloesemen geen twijgen;daar staat geen bloem te pronk.

Daar is geen levend wezen,geen stem, geen ademtocht.Daar heerst slechts een verwezendoodstilte in zo’n krocht.

Maar op de schone aarde,die heftig groeit en bloeit;in deze groene gaarden,waar ’t dartle veulen stoeit;

hier, waar in alle bomenhet vogellied weerklinkten waar in wilde stromende zeemeerminne zingt,

hier zouden mensen zwijgen,alsof zij niet bestaan?!Wij zijn niet klein te krijgen,wilt g’ons met stomheid slaan.

Wij zullen blijven pratenmet veel gezelligheid.Wij kunnen dat niet laten.Nu weet ge ons bescheid.

Wij zijn geen dooie donders,wij zijn geen ambtenaar.Die hebben niets biezonderste vragen aan elkaar.

Waar mensen zijn is levenen mededeelzaamheid.De stilte zij verdreven.Lang leve het laweit!

23 Nov. 1957

Noemde hij de leeszaal eerder al eenkakschool, in het volgende gedicht vergeleekhij het rijksarchief met een door zustersgeleide kleuterschool met de stilte alspatrones: Sint Silentiana. De waarde moeder(Korvezee) gebiedt dat de kinderen (deleeszaalbezoekers) stil zijn. De zustersFloriberta en Kathelijn (destudiezaalambtenaren Kruijff en Ten Cate)houden streng toezicht. Met zijn liefde voorde klassieken dichtte hij de laatste couplettenin het Latijn. Waar hij het Grieks gebruiktevergeleek hij de rijksarchivaris met Demeter,het rijksarchief met haar tempel (de tempelvan de mysteriën van Eleusis) en dearchiefambtenaren die de woorden van derijksarchivaris in praktijk moesten brengendoor de stilte in de leeszaal te handhaven,met de ingewijden in haar geheimen.

DE KLEUTERSCHOOL “SINT SILENTIANA”

Bij zuster Floribertaen zuster Kathelijn-die blaffen kan als Hertha-44

Page 142: heemkundeartikelen van Ferdinand Smulders over Tilburg en ...

142

daar is het wonderfijn!Daar zitten vele kleutersen heel piepjonge peuterste freublen in de klas.Zie hen daar met een echtejeugdijver matjes vlechten.Hoe zij zij in hun sas!

Zonder eens op te kijkenknutslen zij ijvrig door.Zij weten van geen wijken.Zij kletsen nooit niet, hoor.Hoe braaf zijn toch die kindjes,die allerliefste vrindjes,op deze kleuterschool.Hoe zijn die robbedoezenzo zonder roezemoezenen zonder luide jool.

Och, Sint Silentianais immers hun patroon.Haec verba sunt arcana.45

De Stilte zit ten troon.ook kent de Waarde Moederhet kunstje van opvoederzo goed, dat zij de jeugdvan treiterende benglenmaakt tot de braafste englenin alle eer en deugd.

Omnes linguis favetein hac infantia.Tacete nunc, siletemagna constantia.Os non aperietur.Silentium serveturmaxime serio.Vos, Mystae, euphèmeite,Dèmètros philoi eitein hoc mysterio.46

Boni Matris in aulainfantes Maximaedormitis, ut in caulaoves missitimae.Harpocratem silentemamatis, qui tacentembeat muneribus,qui ditat omnibùs voset cupidinibùs nosnecnon veneribus.47

Templo in Eleusinoadepti muneraridetis, hac omninofelices gratia.Beati vos infantesqui –numquam petulantes-siletis dulciter.Deus vos munerabit,nec mors vos jam necabit.O sors beata ter!48

25 Nov. 1957

En net voor Sinterklaas dichtte hij in dezelfdetrant zijn zevende gedicht, met verwijzingnaar het jezuïetenklooster dat vroeger op deplek van het rijksarchief had gestaan.49

BIJ EEN ZOETHOUDER (surprise op 5 Dec.)

Aan deze fiep, aan deze speenmoet men de lieden zuigen laten,die al te luid hier durven praten.

Bedenk toch wel: hier stond voorheende kloosterschool der Jezuïeten;dat waren brave Zwarte Pieten.

Conventui silentiumquadrat in saecla saeculorum.Loquax est semper gens stultorum.50

Silescat in perpetuumplebs nugipolyloquidarumsacris in aedibus umbrarum.51

Sinterklaas

Dec. 1957

En nog was Smulders niet klaar. Zijnvolgende twee gedichten52 zijnkwaadaardiger. Hij gaf af op de hoogsterijksambtenaren in Brabant die net zoals inde generaliteitsperiode niet-Brabants waren,gepersonifieerd in de figuur van derijksarchivaris, wier benoeming in Brabant in1949 al vragen had doen rijzen. Ook deandere ambtenaren ten rijksarchieve haddenweinig Brabants: ‘een Hollander’ (Ten Cateuit Amsterdam), ‘een Sas’ (Kruijff kwam uitSassenheim), ‘een vreemde binder’ (DeBouter uit Utrecht). Alleen Van Son kon alsenige Brabander én katholiek door debeugel.53Liever had Smulders andereambtenaren op het rijksarchief gezien, échteBrabanders, zoals ‘een Brekelman’ (FransBrekelmans, de latere gemeentearchivarisvan Breda), die toch ook vollediggediplomeerd was. De Brabantia-Nostra-mentaliteit die streed tegen de onderdruktepositie van Brabant klinkt in alle toonaardendoor. Anti-Hollands en antiprotestants vochtSmulders ervoor Brabant zijn middeleeuwsekoppositie weer te laten innemen: toen stakBrabant met kop en nek boven Holland uit,was de edele Brabantse hertog en zijnonderdanen de Hollandse graaf en zijnkaaskoppen veruit de baas.

BRABANTS ARCHIEF

Wat vinden wij in ’t Brabants landop ’t Bossche rijksarchief?Het is waarachtig grote schanden ook terecht een grief!

Want wie is d’opperste bazin?Wie deelt de lakens uit?

Page 143: heemkundeartikelen van Ferdinand Smulders over Tilburg en ...

143

Een hollands juffertje! Bezinwat dit voor ons beduidt.

Zoals bij de rijkswaterstaatis ’t ook op ’t rijksarchief.Het is waarachtig grote schanden ook terecht een grief.

Hier duurt de Generaliteitnu nog na eeuwen voort.Zo’n smaad voor Brabants eigenheidverbaast al wie het hoort.

En ’t ander personeel? Dat iseen Hollanders, een Sas,een vreemde binder en …gewisslechts één van Brabants ras.

Die Brabander is katholieken anders ook niet één.Hij reddert heel de rommelkliekder ambtenaarlijkheên.

Stel u eens voor, dat in Den Haageen Brabander, een Twent’t archief beheren zoûn vandaagtezamen met een Drent.

Gans Holland zou gewis te kleinvoor het gelamenteervan de verdrukte onschuld zijn.Het kwam gans in ’t geweer!

Of stel u voor: op ’t rijksarchiefte Leeuwarden een Zeeuwals opperbaas. De Fries zou liefdan brullen als een leeuw.

Brabants en Limburgs personeelzou nog meer woeden doendie stoere Friezen op ’t toneelvan ’t vaderlands fatsoen.

Maar moeten wij dan altijd weerzijn achteruit-gezet?Het is te hopen, dat een keerveranderd wordt de wet.

Wij hebben toch een Brekelman-met A- en B-diploom-die breken kan die starre banvan ’t hollandse symptoom.

9 Dec. 1957

In het volgende protestgedicht ging hijspecifiek in op de Hollandse namen. Bij hetdoornemen van de schepenprotocollen vanDen Bosch en de dorpen in de Meierij was hijgestoten op het verschijnsel dat zovelefamilies in stad en Meierij in de veertiendeeeuw al vaste achternamen hadden. Rond1950 schreef hij zijn vriend Mandos: ‘Defamilienamen uit Haaren en Helvoirt klinkenal heel gewoon. Merkwaardig is, dat dieboeren al een familienaam hebben.’54 Hij zag

dit als een hogere beschavingsvorm invergelijking met de Hollanders die in die tijdnog hoofdzakelijk met patroniemen werkten.De Brabantse namen die hij als voorbeeldnoemt (Brekelmans, van Iersel, Berkelmans,de Kort, de Haan en Bressers) kwamen vanzijn heemkundige vrienden en kennissen.

PROTEST

Wie luidt de klok? Wie slaat alarm?Niet één, och-arm.Wie protesteert in naam van ’t recht?Niemand die vecht.

Wat is men toch een suffer hier,wa ’n dooie pier!Geen, die zijn mond durft opendoenuit braaf fatsoen

Ze vinden hier maar alles goed,wat men ook doet.Ze willen onderdanig zijn;ze zijn zo klein.

De bluffers spelen hier helaasaltijd de baas.De profiteurs verdienen aande beste baan.

De vreemden delen als hun buitde lakens uit.Maar Brabant is -‘schoon eigen land-nu overmand.

Ze weten van geen boe of ba,zo ’n pierlala,zo’n onbenullig-domme nuf,zo’n saaie juf.

Ze willen de geschiedenis,die d’onze is,verdraaien tot hun eigen roemen onze doem.

Aanbidders van den Polder-Graafwillen ons braafdoen bukken. Onze hertog Janmoet in de ban.

De polder-kaffers heten Potof Bot of Sprot.Maar beter was de naam: Kees Kontof Saartje Stront.

Zij hadden geen familienaam,toen onze faamin de veertiende eeuw zeer wijdal was verbreid.

Zij zaten naamloos in het slik;zij hebben schrikvan ‘t middeleeuwse namenvoldorpsprotokol.

Daar zien zij onze namen staan

Page 144: heemkundeartikelen van Ferdinand Smulders over Tilburg en ...

144

de Kort, de Haan,van Iersel, Bressers, Berkelmansen Brekelmans.

Die leven nòg in deze streekzoals hun bleek.Daar zitten zij –maar lang niet graag-mee in hun maag.

Het Bossche schepenprotokolstaat nog steeds volmet menige familienaam,thans nog vol faam.

Die namelozen snappen niethoe dit geschiedt,dat Brabants boerenstamaan namen kwam,

en hoe in dit zeer eedle landde ridderstandzo wijd verbreid was in hùn tijdvan horigheid.

Bij hen in ’t middeleeuwse slijkof langs de dijkvan ’t polder-graafschap waseen naamloos ras.

Dat ras van rovers haalde uitBrabant zijn buitvan kerkbezit, tot baantjesjachtBrabant ontkracht.

Daar ligt nu ’t rijke land terneer,dat al te zeerdoor hen gekneveld werd door lastop last getast.

Dan spreken zij op trotse toonhun domme hoontegen het werk van eigen handin dit goed land.

Maar nòg is dit hun niet genoeg;‘t is nog te vroegom op hun lauwe kunstlaurierte rusten hier.

Het beste baantje houden zijvoor zich wel vrij.Ze willen heersen met ontzagtot deze dag.

Bij rijks-archief en -waterstaatvinden zij baat.Daar past geen Brabants ambtenaar.Dat is wel klaar.

Wanneer zal deze tirannievan Huichel-Mieen Roddel-Jan en Piet-van-Schijnverdreven zijn?

Zijn eigen land dan, als weleeris Brabant weer,

bevrijd van het ondraaglijk jukvan Pietje-Puk,

van Kaas-Kop en van Malle-Gijsen Lange-Lijs.Er is zo’n heerlijk vrolijk feestlang niet geweest.

Dan vieren wij drie weken langmet schoon gezangeen feest met honderd tonnen biermet sier en zwier!

Want dan herleeft de glorie weerhier van weleerals ’t vrije Brabant wordt weeromeen Hertogdom!

9 Dec. 1957

Maar ook Smulders bukte. De maatregelen inde leeszaal konden zijn liefde voor hetsnuffelen in de archieven niet wegnemen. Delaatste Mortelzang van Watertrapper is eenode aan de archieven. Ze laat zien wat zijnbelangstelling had: stamboomonderzoek,toponymie, lokale geschiedenis opgedetailleerd niveau en de middeleeuwsestructuren van het leenstelsel en hetcijnsbedrijf. Over cijnzen had hij zojuist nogeen zeer instructief artikel geschreven.55 Despreuken of gedichten waarnaar hij verwijst,hebben te maken met het verzoek vanMandos aan hem deze zoveel mogelijk teverzamelen en hem op te sturen. De spreukbij de aanhef van dit artikel is er één van.

BESLUIT

Wij zullen blijven zoekenin al die oude boekennaar genealogieen naar toponymie.

Wij willen blijven speurennaar ’t klein of groot gebeurender dorpsgeschiedenis,die onbekend nog is.

Wij vinden testamenten,erfdelingen en rentenof zoen en bedevaartof soms een oude kaart.

Wij vorsen naar de kerkenen naar de goede werkenvan ons vroom voorgeslacht,dat ons heeft voortgebracht.

Wij vinden weddenschappentussen twee dronkelappen,hoeveel vet men verwacht,als men een varken slacht.

Wij vinden scheldpartijenof ook nachtvrijerijen,

Page 145: heemkundeartikelen van Ferdinand Smulders over Tilburg en ...

145

een spreuk of een gedichtof uitspraak van ’t gericht.

De middeleeuwen leven;zij zijn zeer goed beschreven.Wij weten alles vande leenheer en leenman.

Wij zien grondheerlijkhedenen ’t cijnsbedrijf optredenmet boete en gewin.Dat alles is vol zin.

Wij zien onze voorvaadrenzich in den echt vergaadren,die hun veel kindren geeft.-De Doden zijn herleefd…!

10 Dec. 1957

SamenlevingscontractDe rust keerde blijkbaar weer. Smulders gingde volgende jaren hartstochtelijk door methet napluizen van de protocollen en hetschrijven van puntige artikeltjes endonderende kapittelstokjes. L. Pirenne,stadsarchivaris van Den Bosch, was op hetidee gekomen de inmiddels door Smulders56

opgedane kennis te kanaliseren en voor eengroter publiek bruikbaar te maken. Maar hoedeze eigenzinnige dichter-onderzoeker in eenambtelijke structuur te plaatsen? Tegen hogeoverheden, gezag, titels en ambtenarij hadhij zich zijn hele leven afgezet. Toch wistenPirenne en Korvezee hem over te halen toteen langlopend project op betaalde basis. Ditbetekende de start van het indiceringprojectvan het Bosch’ Protocol, dat toen nog in hetrijksarchief bewaard werd. Vanaf 1961 totaan zijn dood in 1973 zette hij van de oudsteakten de belangrijkste gegevens (datum,persoonsnamen, toponiemen,rechtshandeling) op fiches, die vervolgensgeordend werden op Den Bosch (personen enstraten) en op de dorpen die in het protocolvoorkwamen. Omdat het overgrote deel vanalle akten uit die periode plaatsen buiten DenBosch betreft, hoofdzakelijk de Meierij, en deserie vrijwel ononderbroken vanaf 1365 tot1811 doorloopt, is het Bosch’ Protocol eenuiterst belangrijke bron voor dit gebied.Smulders begon bij het protocol van 1500 enwerkte zo terug met de bedoeling te eindigenbij het begin van de serie in 1365. Toen hijplotseling stierf was hij aangekomen bij1423.57 Mechelien Spierings heeft zijn werkdaarna afgemaakt.Kreunend en steunend legde Smulders zich infebruari 1961 neer bij zijn inlijving in hetloonslavencorps, hoewel het voorstel voor hetproject naar zijn zeggen van zíjn kant kwam.Dat de overgang erg groot voor hem wasbewijzen enkele brieven van hem aan zijnvriend Hein Mandos. Hij deed daarin zijnbeklag: ‘Maandag begin ik met een nieuwarchiefwerk, dat ik heb aangenomen. Ze

dwingen mij tot iets, wat ik eigenlijk niet wil.’Smulders wilde het werk wel doen, maarliever op zijn oude manier. Hij had Pirennevoorgesteld de huizen van Den Bosch tussen1365 en 1500 uit het Bosch’ Protocol teverzamelen. Op zijn vraag of de stad dat konfinancieren (‘Er staat nog 15.000 gulden opde begroting voor de geschiedenis van DenBosch waar toch niets van komt!’) hadPirenne geantwoord dat dat zomaar niet ging.Er zou een regeling via Sociale Zakengemaakt moeten worden, waar Smuldersniets voor voelde. Toch begon hij alvastmaar.58 Het was werk voor hele dagen en ookdat was een probleem voor Smulders. Dehele dag in die protocollen kijken vond hij erglang. ‘Hoe houd ik dat uit ’s middags van 2tot 5½!!’ Hij had bovendien maar één goedoog, maar ‘halve dagen ging niet volgens diebarre ambtenarij.’Ook over de betaling was hij niet tevreden.Hij zou eerst een laag salaris krijgen, maarspoedig zou er een stadsambtenaar komenom zijn werk te schatten zodat hij in dehoogste klasse zou komen. Hij wilde minstens400 gulden per maand verdienen: ‘detypisten van Remmington Rand verdienenzeker al 300 gulden in de maand.’ Naast definanciële perikelen en voltijdse baan zag hijer ook tegenop (hij noemde het een lugubergrapje), dat het werk onder toezicht van derijksarchivaris stond die hij enkele jarentevoren zo uitgebreid bezongen had in zijnMortelzangen. Hij vreesde conflicten methaar. De achterdeur om te ontsnappen hadhij om al deze redenen al open staan: ‘Als ’tmij niet bevalt en als men mij teveel bevit,schei ik er mee uit.’59

Een week later kon hij opgelucht schrijven:‘Nu ben ik aan het werken, dat de stukken eraf vliegen. Afgezien van de lange werktijd,valt het toch mee, omdat de Bazin mij nietsheeft voorgeschreven (d.w.z. geenformalistische richtlijnen heeft gegeven).’ Zeging inderdaad omzichtig met hem om en datbesefte hij terdege. Hij mocht zijn oudeplaats in de leeszaal aan het raam behouden.Als het werk te vermoeid werd voor zijnogen, mocht hij ’s middags de taalkundigegegevens die hij uit het Bosch’ Protocolgehaald had op kaartjes zetten ten behoevevan prof. Weijnen.60 Zijn opdracht was aluitgebreid, klaagde hij een week later. Nietalleen de Bossche huizen, ook gegevens vanandere dorpen moest hij uit het protocolhalen. Nu hij toch bezig was, kon hij mooi hethele protocol indiceren. Hij zag daar weltegenop, omdat dan zijn project van deBossche huizen erg lang zou gaan duren.Administrateur van Son stak hem echter eenhart onder de riem: ‘Dat geeft niets (…) wantzo kunt ge er uw pensioen mee halen’. EnSmulders eindigde: ‘Zo zal het misschien nogmeevallen. En desnoods kan ik er altijd vanaf.’61

Page 146: heemkundeartikelen van Ferdinand Smulders over Tilburg en ...

146

Maar Smulders ging er niet meer van af.Blijkbaar schikte hij zich in de nieuwesituatie. We horen geen wanklanken meervanuit de Waterstraat. Zowel bezoekers alsambtenaren62 stond hij met raad en daad endaad bij. Aanvankelijk knorrig enterughoudend, maar behulpzaam en to thepoint als ze tenminste de juiste snaar bij hemwisten te treffen. Ook in zijn persoonlijkleven voltrok zich in 1961 een verandering.Hij trad in het huwelijk en beëindigdedaarmee zijn leven als kamerbewoner. In1963 volgde Pirenne Korvezee op: tenminsteeindelijk een katholieke Brabander aan hetroer! Soepeler werd Smulders door dit allesoverigens niet. In zijn ogen atheïstischepriesters (zoals de theoloog Schillebeeckx ende progressieve bisschop van ’s-Hertogenbosch Bluijssen) vormen een nieuwesteen des aanstoots voor hem: hij hoordeliever ‘leergezag dan leutergezaag’.63 In 1967schreef hij naar aanleiding van een artikel dathij geschreven had over Ravenstein en Megenalleen maar zakelijke reacties in te wachten‘en geen napraterij en naschrijverij vandomme Hollanders. Sommigestreekarchivarissen gedragen zich Klein-Hollands en anti-Brabants. Daarom is hetgoed dat Frenken weer eens iets publiceertover die uitzuigerij en die profiteurs!’64 Ookzijn kapittelstokjes bleven fel en venijnig alsvoorheen, soms zelfs op het vileine af. Alseen kind zo blij was hij toen het rijksarchiefeen aantal leen- en cijnsboeken infotokopievorm van het Algemeen Rijksarchiefin Brussel wist te verkrijgen. Naast zijnBosch’ Protocol-werk maakte hij indexen opdeze middeleeuwse registers.65

Toen Smulders de 65-jarige leeftijd naderdebesefte Pirenne dat hij niet gemakkelijk eenvervanger voor dit werk zou kunnen krijgen.Hij had al een regeling voor hem invoorbereiding, toen Smulders onverwachtsgetroffen werd door een ziekte die op heteerste oog niet ernstig leek. Op 26 juni 1972werd deze hem echter fataal.

BesluitFerdinand Smulders’ loopbaan in hetarchiefwezen is zeker bijzonder te noemen.Met zijn afgebroken opleidingen en zijnvrijheidsdrang paste hij in geen enkelsysteem. Zijn jeugdliefde voor de klassiekenheeft hij altijd behouden, maar niet kunnenontwikkelen tot een tastbare nalatenschap.

Zijn liefde voor de dichtkunst daarentegenheeft hij onder het pseudoniem PaulVlemminx omgezet in vele gepubliceerde enongepubliceerde gedichten. Naast een aantaluitgegeven dichtbundels zijn ze te vinden indiverse literaire en andere tijdschriften. In debeweging en het gelijknamige tijdschriftBrabantia Nostra kwamen zijn poëtischeaanleg en de liefde voor zijn geboortegrondBrabant goed uit de verf. Ze vormden eenpodium voor zijn antiprotestantse en anti-Hollandse ideeën. Terwijl deze emancipatoirebeweging conservatief-reactionair was enbleef, trok Smulders in de oorlogsjarenpolitiek gezien verder naar rechts en leendezich voor diensten aan de bezetter.Na de oorlog brak er voor hem een moeilijketijd aan. Zijn houding voor en tijdens dezeperiode werd hem niet in dank afgenomen.Had hij als dichter voor de oorlog de kost alniet kunnen verdienen, nu ging het hemalsmaar slechter. Zijn liefde voor de gewoneBrabantse man in zijn Brabantse, vooralMeierijse natuurlijke omgeving, dreef hemnaar de middeleeuwse lokale bronnen waarhij deze fenomenen meende te vinden. Alsautodidact ging hij de in het Rijksarchief inNoord-Brabant voorhanden bronnen te lijf enontwikkelde zich tot specialist bij uitstek indeze materie. Nooit schroomde hij anderenop de vingers te tikken, vooral als hetprotestanten, wetenschappers en Hollandersbetrof. Erg fijnzinnig ging hij daarbij niet tewerk. In dat kader is het begrijpelijk dat hijniet veel op had met de ambtenaren van hetrijksarchief in de jaren vijftig, een in zijnogen Haags bolwerk en protestantse uitingvan onderdrukking. Via zijn Mortel-zangen,zijn gedichten naar aanleiding van hetstiltegebod in de leeszaal, kon hij stevig naarde Waterstraat trappen.Gelukkig voor het Brabantse archiefwezen énvoor Smulders wisten ze toch tot elkaar tekomen. Hoewel aarzelend en argwanend inhet begin liet Smulders zich inlijven in hetarchiefwezen, weliswaar met een statusaparte, zodat het voor hem houdbaar was.Naast de vele kleine artikeltjes -hij moest hetvan het detailniveau hebben- is zijn grootsteoeuvre de klapper op het Bosch’ Protocol, die,voltooid door Mechelien Spierings en hoeonvolkomen ook, de bezoeker van hetstadsarchief van ’s-Hertogenbosch tot op dedag van vandaag ter beschikking staat.

1 Stadsarchief ‘s-Hertogenbosch, Bosch’ Protocol R 2332 na akte van 9-7-1608.2 Zie voor Hein Mandos en zijn vrouw: J. de Bruijn, De blik op het zuiden. Het heem van Hein Mandos en MiepMandos-van de Pol 1907-1996 (Alphen aan de Maas [2006]).3 Concepten van deze gedichten bevinden zich in de Universiteit van Tilburg, Brabantcollectie, CollectieFerdinand Smulders (hierna ‘concept’), doos 2.4 Het eerste gedicht in Met Gansen Trou 32 (1982) 153-154. In het voorwoord wordt abusievelijk aangekondigddat het derde gedicht gepubliceerd wordt. Het laatste gedicht publiceerde hij zelf in dit tijdschrift 8 (1958) 10.5 Voor inlichtingen over Ferdinand Smulders en de interpretatie van zijn gedichten ben ik dank verschuldigd aanW. de Bakker, W. Lindemann, L. Pirenne, J. Vriens, G. Hopstaken en in het bijzonder A. Smulders, broer vanFerdinand.

Page 147: heemkundeartikelen van Ferdinand Smulders over Tilburg en ...

147

6 Verslagen omtrent ’s Rijks Oude Archieven (VROA), tweede serie, 17 (1946) 28-29.7 VROA 18 (1946) 22-23 en volgende jaren.8 L.P.L. Pirenne, ‘In memoriam Mejuffrouw drs. E.H. Korvezee 1898-1993’, Nederlands Archievenblad 97 (1993)326-328 en idem, ‘Elisabeth Korvezee (1898-1993) archivaris’, in P. Timmermans e.a. (red.), BrabantseBiografieën 5 (’s-Hertogenbosch 1999) 66-70.9 Getrouwde mevrouwen in die tijd moesten wegens hun huwelijk het werk buiten de deur neerleggen. Detoestand van het Rijksarchief in Noord-Brabant tussen 1949 en 1957 is gebaseerd op de jaarverslagen,gepubliceerd in VROA 22-30 (1950-1958).10 Van Son vertelde, toen hij in 1967 zijn 50-jarig jubileum bij het rijksarchief vierde, dat hij in die halve eeuwslechts twee keer de adem had ingehouden: de eerste keer toen hij tijdens de oorlogsjaren onder granaatvuuren inslagen de veiligheid van het gebouw moest waarborgen; de tweede keer toen Korvezee als rijksarchivarisaantrad. ‘Historisch opgevoed als wij zijn, dachten we meteen aan namen als Xantippe en Kenau van Hasselaar,om nog niet te spreken van de kanten kleedjes en perzen, waarop je verradelijk zou kunnen uitglijden.’Achteraf viel het alleszins mee, naar zijn zeggen (BHIC, personeelsdossier Van Son).11 Pirenne, ‘In memoriam…Korvezee’, 327-328.12 De inventaris van het archief van de Duitse Orde in Gemert werd gepubliceerd in 1977, die van de kloostersMariënkroon en Mariëndonk in 1972.13 De biografie van Smulders is indien niet anders aangegeven gebaseerd op Marcel van der Heijden, ‘FerdinandSmulders (1907-1972). Dichter (Paul Vlemminx), heemkundige en archiefvorser’, Brabants Heem 53 (2001)62-75 en H. Mandos, ‘In memoriam Ferdinand Smulders’, Brabants Heem 24 (1972) 44-52.14 Ferdinand was een begaafd pianist en organist. Hij kon, aldus zijn broer Albert, een aan hem uitgereiktpianomuziekstuk à vue spelen. Geruime tijd was hij als vaste organist verbonden aan de kapel van HuizeAssisië en als waarnemend organist aan de plaatselijke parochiekerk.15 Het archief van Brabantia Nostra berust in het BHIC. Zie uitgebreider over deze beweging: J.L.G. vanOudheusden, Brabantia Nostra: een gewestelijke beweging voor fierheid en ‘schoner leven’ 1935-1951 (Tilburg1990).16 Universiteit van Tilburg, Brabantcollectie, Collectie Ferdinand Smulders, Agenda’s (voortaan ‘Agenda’ en hetdesbetreffende jaar). Zijn agenda’s geven een summier beeld wat hij de ochtend, de middag en de avond deed.Hij vermeldde er de tijd die hij besteedde aan zijn opdrachten. Ook het archief van de Godshuizen bezocht hijkort na de oorlog vaak: daar werd in tegenstelling tot het rijksarchief de kachel gestookt!17 In het archief van Hein Mandos, dat in het BHIC bewaard wordt, bevindt zich onder inventarisnummer 3 eenpak ingekomen stukken van Ferdinand Smulders. Daarin bevindt zich een twintigtal brieven. Naar deze brievenzal in dit artikel verwezen worden met ‘Mandos’ en de datum van de desbetreffende brief.18 Mandos 6-4-1948.19 Mandos 17-12-1948 en 19-10-1949. Korte tijd later reageerde hij op een advertentie die Mandos hem hadtoegespeeld. Dat is de enige vermelding van een sollicitatie van hem (Mandos 30-10-1949).20 Mandos 17-3-1949.21 Mandos 17-12-1948. ‘Op het ogenblik heb ik het te druk om een opstel over schoolmeesters-kosters in de18e E. te schrijven. Ik verkeer, om zo te zeggen, in een zibbekundige krisistoestand: ik moet beslissingennemen, om de zaak-van-Iersel tot een goed of aannemelijk einde te brengen. Want ik moet het onderzoek dezemaand beeindigen. En het is heel lastig.’ (Mandos 7-1-1949).22 Mandos 6-9-1950.23 Mandos 27-11-1953: ‘Eersel geeft subsidie. Dus ik ga weer teuten.’ Bij deze brief bevinden zich verscheidenevellen met aantekeningen over teuten, onder meer uit de Eerselse archieven.24 Mandos 2-8-1949.25 Mandos 5-3-1951.26 BHIC, De Quaij, inv.nr. 1451.27 Mandos 26-4-1950.28 Mandos 17-12-1948.29 Mandos 31-3-1950, 11-4-1950 en 26-4-1950.30 Mandos 5-3-1951. Het artikel werd pas in 1954 geplaatst.31 Mandos 1-1-1952.32 Mandos 1-2-1952. Het betreft Wampachs Urkunden- und Quellenbuch zur Geschichte der altluxemburgischenTerritorien bis zur burgundischen Zeit.33 Mandos 24-5-1948.34 Mandos 17-12-1948.35 Mandos 15-3-1950. Smit had blijkbaar nog steeds invloed op het rijksarchief.36 Mandos 26-4-1950 en 22-4-1952.37 Mandos 24-5-1948.38 Mandos 1-12-1956.39 Een van de veelschrijvers in het heemkundeblad Met Gansen Trou, dat zijn hoofdzetel in de cisterciënzerabdijMariënkroon te Nieuwkuijk had.40 Zie noot 4.41 Agenda 1957 18 november: ‘sav. spotdicht op ’t archief’.42 Wie is Gust-de-Domme? Ten Cate of Van Son? Agenda 1957 22 november: ‘(Sinterklaasliedje op ’t archief)’.43 Concept: ’Als een driftkop en een Sas’. De Sas was Kruijff. Hij komt als zodanig ook voor in het gedicht‘Brabantse Archief’.44 De hond in het ouderlijk huis van Smulders in Udenhout heette Hertha.45 Vertaling: Deze woorden zijn mysterieus.46 Vertaling: Gij allen, weet uw mond te houden bij dit spreekverbod. Zwijgt nu, weest stil met grotestandvastigheid. Uw mond moet dicht blijven. Stilte moet in acht genomen worden met diepe ernst. U,ingewijden van de mysteriën, bewaart een eerbiedig stilzwijgen, weest Demeter welgevallig bij deze geheimeeredienst.

Page 148: heemkundeartikelen van Ferdinand Smulders over Tilburg en ...

148

In het concept staan na dit couplet de initialen van de dichter (PV) en de datum 25 november 1957. Blijkbaarheeft hij hier het gedicht willen beëindigen en zijn de laatste coupletten er in tweede instantie aan toegevoegd.47 Vertaling: Jullie, brave kinderen [letterlijk: zij die niet kunnen of mogen spreken] van de Waarde Moeder,slaapt in de zaal als de allerliefste schapen in hun schaapskooi. Jullie houden van de zwijgende Harpocrates[god van de stilte], die de zwijger begiftigt met gunsten, die u verrijkt met alles en ons met begeerte enverlangen.48 Vertaling: Gij die in de tempel van Eleusis begiftigt zijt met geschenken, gij lacht, volmaakt gelukkig metdeze giften. Gij, gelukkige kinderen die -nooit uitgelaten- braafjes zwijgt. God zal u belonen en de dood zal unu niet treffen. O driewerf zalig lot!49 Agenda 1957 3 december: ‘sav. geschreven (Mortelzangen)’ en ‘periphèmo’.50 Vertaling: Stilte past een klooster tot in de eeuwen der eeuwen. Babbelziek is altijd de massa der dommen.51 Vertaling: Dat het volk der praatjesmakers eeuwig stil is in het heilige huis der schimmen.52 Agenda 1957 9 december: ‘Sav. Twee spotgedichten gemaakt’.53 BHIC, personeelsdossiers.54 Mandos ongedateerd. Op de achterkant staat een aantal woorden uit het dialect van Udenhout en omgeving.55 F.W. Smulders, ‘Gewin en boete bij het cijnsbedrijf’, Brabants Heem 9 (1957) 129-132.56 ‘(…) een daartoe alleszins bevoegde kracht (…)’ (VROA 34 (1961) 45).57 L.P.L. Pirenne, ‘In memoriam F. Smulders’, Nederlands Archievenblad 76 (1972) 169-171. Daar wordt hetlaatste gedicht uit Mortel-zangen door Watertrapper opnieuw afgedrukt.58 Agenda 1961 27 februari.59 Mandos 24-2-1961.60 Ten behoeve van diens woordenboek van de Brabantse dialecten.61 Mandos 1-3-1961.62 Een van degenen die veel baat gehad heeft van Smulders naspeuringen is dr. Camps, die toen op hetrijksarchief het eerste deel van het oorkondenboek van Noord-Brabant (over de Meierij) samenstelde. Smulderswist door zijn jarenlange ervaring zowat iedere zandkorrel in de Meierij te liggen.63 Over Bluijssen Mandos 19-11-1967. Op 10 februari van dat jaar had Smulders Mandos al een sarcastischgedicht over de kersverse bisschop gestuurd. Over Schillebeeckx Mandos 22-10-1967 en 19-11-1967.64 Mandos 1-2-1967.65 BHIC, Rijksarchief in Noord-Brabant, inv.nr. 79 (jaarverslag 1970).

* Gepubliceerd in De Kleine Meijerij jrg 58 (2007), 129-153 met toestemming van uitgever en schrijver nadathet begin van dat jaar eerder verscheen in LACH (Liber Amicorum Coppens Herman) te Brussel.Over Ferdinand Smulders verscheen eerder in De Kleine Meijerij jrg 23 (1972) nr 3 een in memoriam-nummer.Hij was er een van de belangrijkste medewerkers van.

Windows
logo