Handleiding presentatie toekomstig decreet sociaal-cultureel ......2017/09/02 · geschreven...
Transcript of Handleiding presentatie toekomstig decreet sociaal-cultureel ......2017/09/02 · geschreven...
1
Handleiding presentatie toekomstig decreet
sociaal-cultureel volwassenenwerk
2
Slide 4: Bouwstenen van het decreet van 2003
Actualisering werksoorten: het decreet van 2003 betekende een grote vernieuwing in het
vormingslandschap. De regionale volkshogescholen werden opgericht en ‘diensten’ (zoals in het
decreet van 1995), werden niet meer gesubsidieerd. De sociaal-culturele bewegingen kregen wel
een plaats in het nieuwe decreet.
Van kwantiteit naar kwaliteit: Voor 2003 werd de sector vooral gevat in kwantitatieve normen die
objectief en neutraal konden worden benaderd: het minimum aantal deelnemers, het aantal
afdelingen, het aantal vormingsuren etc. waren de enige maatstaf. Dit zorgde voor een (te) grote
afstand tussen sector en overheid.
Vier functies en de sociaal-culturele methodiek: het decreet van 2003 wilde het sociaal-cultureel
werk duidelijker positioneren en de eigenheid van de sector versterken. De door academici
geschreven sociaal-culturele methodiek, en de vier functies (maatschappelijke activering,
gemeenschapsvorming, educatie en cultuur) vormen de vlaggen die de lading van de sociaal-
culturele praktijken moeten dekken. Het decreet van 2003 wees aan elke werksoort een aantal
functies toe.
Verantwoording via beleidsplannen: voortaan diende een erkende en gesubsidieerde organisatie
om de vijf jaren een beleidsplan in te dienen met daarin een inhoudelijke en financiële planning.
Tussentijds (jaarlijks) rapporteert men aan de administratie via de zogenaamde
voortgangsrapporten.
Beoordelingselementen: deze lijst van inhoudelijke criteria speelt in het huidige decreet een cruciale
rol bij het beoordelen van de verantwoordingsstukken én de vijfjaarlijkse visitatie. Het aantal en de
inhoud van de beoordelingselementen varieert per werksoort.
Stabiliteit qua erkenning en subsidiëring: wanneer een organisatie de erkennings- en
subsidiëringsprocedure succesvol heeft doorlopen, heeft ze recht op een zogenaamde enveloppe die
voor vijf jaar wordt ingezet voor de sociaal-culturele werking. Vermindering was enkel mogelijk bij
een negatieve visitatie, stopzetting bij het in gebreke blijven op vlak van erkenningscriteria.
Meer vrijheid in besteden: dit hangt samen met de bovengenoemde enveloppefinanciering en
beleidsplanning. Organisaties worden niet gefinancierd op basis van afzonderlijke realisaties, maar
op basis van meerjarenplannen.
3
Slide 6: vier tendensen die het decreet van 2003 onder druk zetten
Wat volgt is een korte omschrijving van een aantal tendensen die na verloop van tijd de kop
opstaken in het denken over het decreet door verscheidene waarnemers (politici, academici,
beleids- en veldwerkers, …)
Functies en rollen: de opkomst van burgerinitiatieven (vb. Ringland, het succes van themagerichte
werkingen (vb. voornamelijk bij de bewegingen en in toenemende mate ook bij de verenigingen
wordt één thema centraal gezet, denk maar aan Velt, Vrede, EVA, Cavaria…) de steeds prominentere
voorportaalfunctie (vb. de zeer laagdrempelige ondersteunings- en doorverwijsfunctie van etnisch-
culturele federaties), de hybridisering (vb. beweging die met lokale groepen werken) leidde er toe
dat men de verschijningsvorm van het sociaal-cultureel werk zoals die in het decreet van 2003 werd
gedefinieerd steeds meer als een keurslijf ging beschouwen. Bovendien stelde men vast dat de SC
4
methodiek niet meer uniek was voor onze sector. Ook in andere domeinen heeft het SC denken zijn
ingang gevonden.
In- en uitstroom: voor sommige werksoorten was het aantal nieuwkomers gelimiteerd, voor andere
niet. Verenigingen kenden een startsubsidie, anderen niet. Op korte termijn uit het decreet
verdwijnen was enkel mogelijk wanneer niet meer aan de erkenningscriteria werd voldaan. Bij een
negatieve beoordeling kon men immers max. 20% van de enveloppe verliezen. Hierdoor ontstond de
indruk dat het decreet ‘gebetonneerd’ was.
Mensen en middelen: de omvang van de organisatie of het volume aan activiteiten, programma’s of
campagnes heeft in het decreet van 2003 geen enkele impact op de subsidie-enveloppes. Die
enveloppes worden immers bij het binnenkomen in het decreet vastgeklikt. Dat er sinds 2003 ook
enkele besparingsrondes zijn doorgevoerd door de Vlaamse Regering voerde de druk enkel op.
Relatie met de overheid: ook hier is een evolutie vast te stellen tijdens het laatste decennium. De
relatie tussen de overheid en gesubsidieerde middenveldorganisaties is vaak ambigu: enerzijds wil de
overheid al te grote planlast voor organisaties vermijden (‘vertrouwen boven verantwoording’),
anderzijds tracht de overheid soms organisaties in te schakelen in haar beleid (instrumentalisering).
Hierdoor ontstond de nood om de dynamiek tussen overheid en sector te herbekijken.
5
6
Slide 8-9-10: beleidsdocumenten
De tendensen die hierboven werden opgesomd, gaven er mee aanleiding toe dat er in het beleid
steeds meer stemmen opgingen om werk te maken van een nieuwe regelgeving voor het sociaal-
cultureel werk.
Het regeerakkoord is de tekst waarin de regering haar voornemens voor een hele zittingsperiode
uiteenzet. De tekst wordt opgesteld bij het begin van een zittingsperiode door de partijen die samen
een meerderheid vormen in het parlement.
Een beleidsnota: elke Vlaamse minister dient bij het begin van een nieuwe zittingsperiode een
beleidsnota in. Daarin legt de minister uit hoe hij of zij zijn stukje van het regeerakkoord zal
uitvoeren. Beleidsnota’s worden in de commissies besproken.
Een beleidsbrief: als de jaarlijkse begroting wordt ingediend, voegt elke Vlaamse minister daar één
of meer beleidsbrieven bij over de domeinen waarvoor hij bevoegd is. In de beleidsbrief geeft de
minister o.a. een overzicht van de nieuwe decreten die hij/zij wil voorstellen dat jaar.
Slide 11: Nieuwe fundamenten van het toekomstig decreet sociaal-cultureel volwassenenwerk
In de volgende slides worden de grote lijnen van het toekomstig decreet belicht. Vanaf slide 26 wordt
er dieper ingegaan op de concrete regelgeving en de verplichtingen die het nieuwe decreet met zich
meebrengt voor sociaal-culturele volwassenenorganisaties.
7
Slide 13: De functiegerichte benadering
Volgens het huidig decreet wordt de sector sociaal-cultureel volwassenenwerk opgedeeld in
volgende werksoorten:
- Bewegingen
- Vormingsinstellingen (Landelijke vormingsinstellingen en Volkshogescholen)
- Verenigingen
In het huidig decreet is er ook sprake van 4 functies van het sociaal-cultureel volwassenenwerk:
educatieve, culturele, gemeenschapsvormende en maatschappelijk activerende functie. Het huidig
decreet bepaalt ook rond welke functies je als organisatie een werking moet uitbouwen. Zo moet
een vereniging een werking uitbouwen rond de 4 functies, een beweging daarentegen moet zich
enkel verplicht focussen op educatie en maatschappelijke activering.
De bestaande vier functies worden in het toekomstig decreet behouden, maar geactualiseerd:
- leerfunctie
- cultuurfunctie
- maatschappelijke bewegingsfunctie
- gemeenschapsvormende functie
In het toekomstig decreet zal er ook geen sprake meer zijn van werksoorten, maar mogen
organisaties zelf kiezen op welke functies ze willen inzetten. Het decreet schrijft voor dat je een
functiemix van minstens twee functies kiest, maar dit mogen er ook 3 of 4 zijn. Het is ook mogelijk
zelf reliëf aan te brengen in je functiemix en naast 2 prioritaire functies ook 1 of 2 ondersteunende
functies aan te geven.
Het decreet geeft ook aan dat de ontmoetings- en ontspanningsfunctie geen afzonderlijke functie is,
maar eerder een gemeenschappelijke basis voor de andere 4 functies.
Sociaal-culturele volwassenenorganisaties zetten dus nooit in op slechts één functie, maar werken
altijd vanuit een combinatie van functies. Net die mix van functies is typerend voor het sociaal-
8
cultureel volwassenenwerk. Ze stelt dus een eigen mix van minimaal twee functies samen, die
worden beschouwd als hun kernfuncties: dat zijn die functies waarvan kan aangenomen worden dat
indien één van die functies zou wegvallen, het uitzicht en de realisatie van missie en visie
fundamenteel zou veranderen.
Slide 14: Twee niveaus
Aangezien de werksoorten verdwijnen zal er in de toekomst niet meer gesproken worden over
verenigingen, bewegingen of vormingsinstellingen. Je hebt enerzijds organisaties die op een landelijk
niveau (Vlaanderen en/of Brussel) actief zien en deze worden aangeduid met de term: sociaal-
culturele volwassenenorganisatie (de vroegere verenigingen, bewegingen en landelijke
vormingsinstellingen).
Anderzijds heb je ook organisaties met een regionale werking en die worden aangeduid met de term:
sociaal-culturele volwassenenorganisatie met een werking binnen specifieke regio’s (de vroegere
volkshogescholen).
9
Slide 15: Dynamisch financieel kader
In vergelijking met het huidig decreet schept het toekomstig decreet een dynamischer financieel
kader. Op het einde van elke beleidsperiode zal er een subsidieadvies gegeven worden door een
beoordelingscommissie waarna de minister beslist over de uiteindelijke subsidie. Het is de
combinatie van het resultaat van de visitatiecommissie (die in jaar 3 langskomt) en de beoordeling
van je beleidsplan (dat je in jaar 4 hebt ingediend) die uiteindelijk zal bepalen welk subsidieadvies
gegeven wordt.
Het decreet somt de mogelijke combinaties op en de marge waarbinnen de subsidiebeslissingen
telkens kunnen worden genomen. Mogelijke subsidieadviezen zijn: stopzetting van de subsidies,
begrensd dalen (maximaal 25%), status quo of begrensd stijgen (maximaal 25%).
Je kan als organisatie dus nooit meer dan 25% stijgen of dalen in subsidies indien je organisatie
verder gesubsidieerd wordt. Voor organisaties waarvan de effectief toegekende subsidie-enveloppe
voor het laatste werkjaar van de voorafgaande beleidsperiode kleiner of gelijk is aan 260.000 euro,
bedraagt de maximale stijging 65.000 euro. Zij hebben dus de kans met meer dan 25 % te kunnen
groeien.
Een belangrijk uitgangspunt van dit decreet is het minimumsubsidiebedrag van 150.000 euro
waarop elke erkende organisatie recht heeft. Zelfs wanneer de beoordelingscommissie een daling in
het aantal subsidies adviseert, kan een organisatie niet minder dan 150.000 euro krijgen.
Let op: het subsidiebedrag waarop de beoordelingscommissie zich baseert in 2020 is een
samengesteld bedrag bestaande uit:
- je huidige subsidie-enveloppe sociaal-cultureel volwassenenwerk
- ex-gescomiddelen
- ex-dacmiddelen
- ex-provinciale middelen
De stijging of daling in subsidies zal dus berekend worden op basis van dit samengestelde bedrag en
niet enkel op basis van je huidige subsidie-enveloppe sociaal-cultureel volwassenenwerk. Dit
samengestelde bedrag is vanaf dan ook je subsidiebedrag. Er zal in de toekomst geen onderscheid
meer gemaakt worden tussen ex-gesco, ex-dac, …
10
Slide 16: Vlottere in- en uitstroom
Het toekomstige decreet legt geen kwantitatieve erkenningsvoorwaarden meer op (aantal
vormingsuren, aantal afdelingen, …).
Er is ook geen limiet op het aantal nieuwkomers. Elke vijf jaar kunnen nieuwe organisaties toetreden
tot het decreet. Deze organisaties dienen, net zoals de erkende organisaties, een subsidieaanvraag in
uiterlijk 31 december van het voorlaatste jaar van de beleidsperiode. Nieuwe organisaties moeten
wel aan een aantal voorwaarden voldoen alvorens zij erkend en gesubsidieerd kunnen worden
volgens het nieuwe decreet, onder meer:
- een aantoonbare sociaal-culturele werking van minstens 2 jaar
- een landelijke relevantie en uitstraling
- een werking in de vrije tijd
- …
In het toekomstig decreet zal de Vlaamse Regering in bepaalde gevallen ook kunnen beslissen om je
organisatie niet verder te subsidiëren. (dit wordt later nog concreet toegelicht aan de hand van een
combinatietabel)
- Wanneer je als organisatie niet meer voldoet aan één of meerdere elementaire
beoordelingselementen. (zie uitleg slide 33)
- Wanneer de visitatiecommissie in jaar 3 je werking positief met
aanbevelingen evalueert en je op het einde van de beleidsperiode een negatieve beoordeling
krijgt van je subsidieaanvraag, kan de Vlaamse Regering beslissen je organisatie niet verder te
subsidiëren.
- Belangrijke opmerkingen van de visitatiecommissie kunnen leiden tot een negatief advies en
de start van een remediëringstraject van maximaal 1 jaar in 2018 of 2 jaar vanaf de volgende
beleidsperiode. Aan het einde ervan wordt deze organisatie opnieuw gevisiteerd op basis van
een remediëringsrapport. Als de uitslag hiervan negatief is, stopt hier de decretale subsidie. Ook
indien je remediëring positief wordt geëvalueerd, kan de Vlaamse Regering beslissen je
subsidieaanvraag niet meer voor te leggen aan de beoordelingscommissie.
11
- wanneer je niet voldoet aan de subsidieverplichtingen (zie slide 39)
- vanzelfsprekend: wanneer je geen activiteiten meer ontplooit.
Slide 17: Sociaal-cultureel ondernemerschap
Het vzw-statuut is in het ontwerp van decreet niet langer meer verplicht. Dit om conform te zijn met
eventuele toekomstige wijzigingen in de vennootschapswetgeving. Organisaties dienen echter nog
steeds rechtspersonen te zijn waarbij de winst uitsluitend naar niet- commerciële doelen gaat.
Slide 18: Vrije tijd
Het nieuwe decreet subsidieert organisaties voor een sociaal-culturele werking die zich richt op
volwassenen in hun vrije tijd. Met vrije tijd wordt de tijd aangegeven die volwassenen niet hoeven te
12
besteden aan verplichte of noodzakelijke activiteiten zoals, betaalde arbeid, school- of
beroepsopleiding.
De formulering “grotendeels binnen de vrije tijd” biedt organisaties de ruimte om vanuit hun eigen
maatschappelijke doelstelling hun werking buiten de vrije tijd te verantwoorden. Deze afwijking
dient wel verantwoord te worden op basis van de missie en visie van de organisatie.
Uiteraard staat het organisaties vrij om in het niet-gesubsidieerde deel van de werking andere
activiteiten te ontplooien buiten de vrije tijd, bijvoorbeeld in de arbeidstijd of in het kader van een
beroepsopleiding.
De organisatie moet in het beleidsplan inhoudelijk en zakelijk op een transparante manier aantonen
dat ze de subsidies die ze vanuit dit decreet aanvraagt en toegekend krijgt, hoofdzakelijk gebruikt
voor haar werking en voor haar activiteiten waaraan mensen deelnemen in hun vrije tijd.
Slide 19: Aangepaste verantwoordingsstukken
In tegenstelling tot het decreet van 2003, ben je voortaan verplicht slechts één voortgangsrapport
per beleidsperiode te schrijven. Dit telkens in het derde jaar (2018, 2023, 2028, …) Dit
voortgangsrapport zal wel meer informatie moeten bevatten, aangezien je over een langere periode
dient te rapporteren. Het belang van het document neemt ook toe, aangezien het de basis vormt
voor de visitatie (die overigens plaatsvindt in hetzelfde jaar als waarin je je voortgangsrapport
indient).
Aan de samenstelling van het beleidsplan is ook gesleuteld. Voortaan moet er expliciet een
afzonderlijk inhoudelijk én zakelijk deel worden in opgenomen. Welke onderdelen in beide delen aan
bod dienen te komen, behandelen we in slide 30 en 31.
13
Slide 20: drie rollen
Aangezien de sociaal-culturele methodiek wordt verlaten (wegens te complex en onvoldoende
exclusief geworden), ontwikkelde het nieuwe beleid een kader dat organisaties en sector toelaat de
eigen identiteit zichtbaar te maken en zich tegelijk ook maatschappelijk te legitimeren. Het doet dat
op basis van twee elementen: enerzijds de functies (zie eerder) en anderzijds drie sociaal-culturele
rollen. Hieronder volgt de omschrijving van de drie rollen (ze zijn ook opgenomen in de bijlage over
de functies en rollen):
De ‘verbindende rol’ verwijst naar processen waarbij actoren (mensen, groepen, gemeenschappen)
op elkaar betrokken geraken met wederzijdse erkenning, vertrouwen en wederkerigheid tot gevolg.
In relatienetwerken, groepen en gemeenschappen kunnen individuen zich actief verhouden op
anderen en de omgeving en er verantwoordelijkheid en eigenaarschap in opnemen. Individuen
ontwikkelen zo hun relationeel burgerschap. Daarin ligt de maatschappelijke betekenis van de
verbindende rol.
De ‘kritische rol’ verwijst naar processen van reflexieve waardering en stellingname ten aanzien van
de heersende cultuur en samenleving. Mensen worden zich bewust van kwesties, betrekken er zich
op en maken ze mee tot publieke kwestie. Individuen ontwikkelen zo hun kritisch burgerschap.
Daarin ligt de maatschappelijke betekenis van de kritische rol.
De ‘laboratoriumrol’ verwijst naar processen van maatschappelijke verandering als antwoord op
samenlevingskwesties. In maatschappelijk innoverende praktijken, zoeken en proberen mensen,
groepen, organisaties en gemeenschappen al lerend antwoorden te vinden op maatschappelijke
uitdagingen. Organisaties kunnen daartoe exploreren met nieuwe strategieën, methodes, thema’s
functiemixen, … en mogen daar ook in mislukken. Individuen ontwikkelen zo hun ondernemend
burgerschap. Daarin ligt de maatschappelijke betekenis van de laboratoriumrol
14
Slide 21: een decreet met een doel
We citeren uit het decreet:
“Dit decreet heeft tot doel om in het domein van het sociaal-cultureel volwassenenwerk organisaties
te subsidiëren die, vanuit een civiel perspectief en met respect voor de gemeenschappelijke sokkel van
waarden, fundamentele rechten en vrijheden, een betekenisvolle bijdrage leveren aan de emancipatie
en dialoog van mensen en groepen én aan de versterking van een duurzame, inclusieve, solidaire en
democratische samenleving door sociaal-culturele participatie en gedeeld burgerschap van
volwassenen te bevorderen en gedeelde samenlevingsvraagstukken tot publieke zaak te maken.
Hiervoor ontwikkelen en verspreiden zij praktijken die hierop een werkend antwoord kunnen bieden.”
15
Slide 24-25: een overzicht
Deze slides geven een korte overzicht van de belangrijkste stappen die een organisatie dient te
zetten in de huidige en de komende beleidsperiode(s). Indien er wegens tijdsgebrek niet kan worden
ingegaan op de meer gedetailleerde slides die volgen, kan je van deze twee overzichtsslides gebruik
maken om de belangrijkste elementen kort te bespreken. We verwijzen naar de volgende slides voor
meer toelichting.
16
Slide 26: De deadline voor het voortgangsrapport
De deadline voor het voortgangsrapport is 31/03/2018. Bij de opmaak van dit voortgangsrapport
baseer je je nog op de huidige beoordelingselementen. Dit is tevens het laatste voortgangsrapport
van de huidige beleidsperiode. In 2019 en 2020 hoef je geen voortgangsrapport in te dienen. Dit
voortgangsrapport geeft een stand van zaken over de uitvoering van het beleidsplan in 2017 en biedt
een vooruitblik op de geplande uitvoering van het beleidsplan van 2018 tot en met 2020.
Slide 27: De visitatie
In 2018 zal er ook een visitatiecommissie langskomen die op basis van je voortgangsrapporten, je
beleidsplan (2016 – 2020), je financiële verslagen, algemene informatie en kwantitatieve gegevens
met betrekking tot je werking je huidige werking zal beoordelen. Voor de kwantitatieve gegevens zal
de visitaiiecommissie zich baseren op de voortgangsrapporten van ’04, ’08, ’12 en ’16.
17
De visitatiecommissie zal je, net als in het huidige decreet, beoordelen aan de hand van de (huidige)
beoordelingselementen. Ze gebruiken daarvoor echter een iets andere werkwijze, waarbij ze aan elk
beoordelingselement de score voldoet-voldoet ten dele-onvoldoende zullen geven. Per werksoort
werden deze beoordelingselementen gespecifieerd in onderliggende evaluatiecriteria. De evaluatie
van de beoordelingselementen gebeurt aan de hand van deze criteria. Naast de
beoordelingselementen werden ook enkele zakelijke elementen van het decreet van 2003
geconcretiseerd in evaluatiecriteria. (het overzicht van de inhoudelijke en zakelijke criteria wordt op
papier uitgedeeld bij de start van de presentatie).
De visitatiecommissies worden samengesteld door de Vlaamse Regering en bestaan telkens uit vier
externe deskundigen en één deskundige van de administratie. Minstens twee van de vier externe
deskundigen brengen samen met de deskundige van de administratie, een bezoek ter plaatse bij de
organisatie. Net zoals in het verleden het geval was, zal worden samengewerkt met het steunpunt en
de sectorfederatie om de lijst van externe deskundigen samen te stellen. Deze deskundigen zijn
geselecteerd op basis van hun inhoudelijke en zakelijke expertise in het sociaal-cultureel werk. Het
secretariaat van de visitatiecommissie wordt opgenomen door de administratie. Voor de verdeling
van de dossiers over de visitatiecommissies zal rekening worden gehouden met de grootte van de
subsidie van de organisaties. Zowel in de visitatiecommissies als in de beoordelings- en
adviescommissie zijn ook deskundigen met expertise rond het werken met doelgroepen en
kansengroepen aanwezig.
Slide 28: Mogelijke evaluaties visitatiecommissie
De visitatiecommissie kan tot volgende evaluaties komen:
- Positieve evaluatie zonder aanbevelingen
- Positieve evaluatie met aanbevelingen
- Negatieve evaluatie met aanbevelingen
18
In tegenstellingen tot de visitaties in de volgende beleidsperiodes is er geen directe mathematische
link tussen het aantal aanbevelingen en één van bovenstaande evaluaties.
Je krijgt uiterlijk 35 kalenderdagen na de visitatie een voorlopig visitatieverslag waarop je binnen de
termijn van 28 kalenderdagen kan reageren. De visitatiecommissie kan op basis daarvan het verslag
nog aanpassen tot een definitief visitatieverslag. het definitief verslag ontvang je binnen een termijn
van 49 werkdagen na het voorlopig verslag.
Wanneer je een positieve evaluatie met aanbevelingen hebt gekregen, moet je een plan van aanpak
schrijven waarin je aangeeft op welke manier je bent omgegaan met de aanbevelingen. Het plan van
aanpak maakt deel uit van je beleidsplan voor de volgende beleidsperiode.
Wanneer je een negatieve evaluatie hebt gekregen, start er een remediëringstraject van maximaal 12
maanden. Deze termijn begint te lopen van zodra het visitatieverslag met een negatieve evaluatie
met aanbevelingen aan jouw organisatie is bezorgd. Hier wordt verder dieper op ingegaan.
Slide 29: Subsidieaanvraag
Alle organisaties, ook zij die in een remediëringstraject zitten, dienen ten laatste op 31/12/2019
elektronisch een subsidieaanvraag in. Deze bestaat uit een beleidsplan en de nodige documenten
waaruit blijkt dat aan de ontvankelijkheidsvoorwaarden wordt voldaan.
Het beleidsplan bestaat uit:
- een inhoudelijk deel voor de volgende beleidsperiode
- een zakelijk deel voor de volgende beleidsperiode
- de omvang van de huidige werking + resultaten (kerngegevens en cijfers van het 2de en 3de jaar
over financiën en van het 3de en 4de jaar over personeel en werking van de lopende beleidsperiode)
- een zelfevaluatie van de werking van de voorbije jaren van de lopende beleidsperiode
- het gevraagde subsidiebedrag op jaarbasis voor de komende beleidsperiode
19
- desgevallend een plan van aanpak
- een managementsamenvatting: hier kan je de kern van je eigen verhaal nog eens kernachtig en
overtuigend samenvatten. De managementsamenvatting bevat immers de belangrijkste inhoudelijke
en zakelijke ambities en doelstellingen die de organisatie wil realiseren ten aanzien van de werking
tijdens de vorige beleidsperiode.
Slide 30: Het inhoudelijk deel
Het inhoudelijk deel van het beleidsplan wordt getoetst aan de volgende beoordelingselementen:
1. De bijdrage van de missie en de visie van de sociaal-culturele organisatie tot het doel van het
decreet. Je geeft op die manier aan dat je past binnen de sector van het sociaal-cultureel
volwassenenwerk.
Dat wil zeggen dat:
- je een duidelijke en geëxpliciteerde missie en visie schrijft
- je aangeeft hoe je de sociaal-culturele participatie van volwassenen bevordert
- je aangeeft welke samenlevingsvraagstukken je wil behandelen en tot de publieke zaak maakt
- je aangeeft hoe en welke maatschappelijke praktijken je zal ontwikkelen om hierop een werkend
antwoord te bieden. De organisatie kan hier ook toelichten of en hoe ze een internationale werking
vormgeeft.
2. De relatie van de missie en de visie van de sociaal-culturele organisatie tot de door de organisatie
omschreven actuele maatschappelijke context.
Dat wil zeggen dat:
- je een maatschappelijke contextanalyse schrijft waarin je uitlegt welke ontwikkelingen voor jou als
organisatie relevant zijn (in relatie tot je missie en visie). Ook hier kunnen de internationale aspecten
aan bod komen.
- je aangeeft welke maatschappelijke ontwikkelingen je effectief als uitdaging wil aangrijpen om een
werking te ontplooien in de volgende beleidsperiode en welke impact je nastreeft.
20
3. De bijdrage van de sociaal-culturele organisatie tot de realisatie van de drie sociaal-culturele
rollen (de verbindende rol, de kritische rol en de laboratoriumrol). Je schrijft je visie neer ten aanzien
van de 3 sociaal-culturele rollen en geeft aan hoe je ze de komende jaren in je werking zal
waarmaken.
4. De strategische en operationele doelstellingen van de sociaal-culturele organisatie;
5. De verduidelijking van de keuze voor een functiemix van minstens twee sociaal-culturele functies
en de uitwerking daarvan in relatie tot de missie en de visie van de sociaal-culturele organisatie. In
tegenstelling tot het huidige decreet wordt in het nieuwe decreet niet meer gesproken van
werksoorten. Verenigingen, bewegingen, landelijke vormingsinstellingen worden allemaal sociaal-
culturele organisaties die een eigen functiemix kunnen samenstellen van 2, 3 of 4 functies. De 4
functies waaruit er kan gekozen worden zijn: (de omschrijving van deze functies wordt op papier
uitgedeeld bij de start van de presentatie)
- Leren
- Maatschappelijk bewegen
- Gemeenschap vormen
- Cultuur
6. De werking met een relevantie en uitstraling voor het Nederlandse taalgebied en het tweetalige
gebied Brussel-Hoofdstad of de werking met een relevantie en uitstraling voor het Nederlandse
taalgebied. Je toont dit aan aan de hand van kerngegevens en cijfers over zichtbaarheid
aanwezigheid, bereik en/of effect van je reeds eerder gerealiseerde werking.
7. Een gesubsidieerde werking die zich grotendeels afspeelt binnen de vrije tijd; (tijd die
volwassenen niet hoeven te besteden aan verplichte of noodzakelijke activiteiten zoals betaalde
arbeid, school of beroepsopleiding). Hoewel het decreet zich in eerste instantie richt tot
volwassenen, kunnen organisaties ervoor kiezen om hier ook intergenerationele praktijken te
ontwikkelen.
Dus:
- uit je beleidsplan blijkt dat de werking waarvoor je een subsidieaanvraag doet zich hoofdzakelijk en
aantoonbaar afspeelt binnen de vrije tijd van volwassenen
- je omschrijft en verantwoordt het (eventuele) gedeelte van je gesubsidieerde werking dat zich
afspeelt buiten de vrije tijd vanuit je missie en visie.
8. De keuze tussen 8a of 8b
a) De werking naar het brede publiek en de keuzes daarin naar gemeenschappen, doelgroepen of
kansengroepen;
Dat wil zeggen:
- je legt in je beleidsplan uit hoe je werkt voor het brede publiek en welke keuzes je daarbinnen
maakt om bepaalde doelgroepen, kansengroepen of gemeenschappen te bereiken.
- binnen die keuzes leg je uit en verantwoord je je beleid en de manier waarop je zal nastreven dat
iedereen sociaal-cultureel kan participeren.
21
b) De werking naar kansengroepen en de keuzes daarin naar gemeenschappen, doelgroepen of het
brede publiek;
Dat wil zeggen:
- je legt in je beleidsplan uit hoe je werkt voor (een) specifieke kansengroep(en) en welke keuzes je
daarbinnen maakt om bepaalde doelgroepen, gemeenschappen of het brede publiek te bereiken.
- je legt uit en verantwoordt je beleid en de manier waarop je zal nastreven om de sociaal-culturele
participatie van deze kansengroepen in de praktijk te brengen.
9. De plaats van vrijwilligers in de organisatie en de manier waarop ze betrokken en ondersteund
worden in relatie tot de visie en missie van de organisatie;
Dat wil zeggen:
- je geeft in je beleidsplan aan welke taken en rollen vrijwilligers zullen opnemen in je organisatie of
werking in de volgende beleidsperiode.
- je legt uit hoe je je vrijwilligers zal ondersteunen (je beleid), hoe je ze zal betrekken, inspraak geven
en laten participeren in de volgende beleidsperiode.
De beoordelingselementen in het rood zijn elementaire beoordelingselementen. Indien je als
organisatie hier ‘onvoldoende’ op scoort, kom je niet in aanmerking voor subsidie.
Slide 31: Het zakelijk deel
Het zakelijk deel van het beleidsplan wordt getoetst aan de volgende beoordelingselementen:
1. Een geïntegreerd zakelijk kwaliteits- en financieel meerjarenbeleid.
Dat wil zeggen:
- je expliciteert een onderbouwd en realistisch financieel meerjarenbeleid voor de volgende
beleidsperiode.
- je expliciteert hoe je in de komende beleidsperiode een integraal kwaliteitsbeleid zal voeren
22
(kwaliteit van het leiderschap, de strategie en het beleid, het beleid ten aanzien van medewerkers en
desgevallend freelancers, de ingezette middelen en de processen).
2. De toepassing van principes van goed bestuur
Dat wil zeggen:
- je geeft aan hoe je transparantie en verantwoording van en in het bestuur van je organisatie zal
organiseren de komende beleidsperiode.
- je expliciteert vanuit de missie en doelen van de organisatie de samenstelling van de
bestuursorganen en hun rol- en bevoegdheidsverdeling.
- je geeft aan hoe het bestuur interne en externe stakeholders betrokken heeft in strategische
beslissingen die genomen zijn in het kader van het ingediende beleidsplan.
3.De afstemming tussen het inhoudelijke en zakelijke deel van het beleidsplan
Dat wil zeggen:
- je verantwoordt hoe de organisatie haar financiën, mensen en middelen zal inzetten de komende
beleidsperiode ter realisatie van de strategische en operationele doelstellingen.
Slide 32: ontvankelijkheidsvoorwaarden
De administratie onderzoekt of je subsidieaanvraag voldoet aan de volgende
ontvankelijkheidsvoorwaarden:
- de subsidieaanvraag is uiterlijk op 31 december van het voorlaatste jaar van de beleidsperiode
ingediend;
- de aanvrager beschikt over rechtspersoonlijkheid met een niet-commercieel karakter;
- de aanvrager is gevestigd in het Nederlandse taalgebied of in het tweetalige gebied Brussel-
Hoofdstad;
- de aanvrager beschikt over minstens een voltijds equivalent personeelslid of omschrijft hoe de
aanwerving van een voltijds equivalent personeelslid zal gebeuren binnen de drie maanden na het
23
begin van de beleidsperiode;
- de subsidieaanvraag is in het Nederlands opgesteld
- de aanvrager toont een sociaal-culturele werking aan die beantwoordt aan het doel van dit decreet,
vermeld in artikel 3 van minstens twee jaren onmiddellijk voorafgaand aan de aanvraag.
Slide 33: De beoordelingscommissie
Indien de subsidieaanvraag ontvankelijk wordt verklaard, bezorgt de administratie deze aan een
beoordelingscommissie. De beoordelingscommissie is een samenvoeging van 2 visitatiecommissies.
De administratie, die nog wel vertegenwoordigd was in de visitatiecommissie, maakt echter geen
deel uit van de beoordelingscommissie.
De beoordelingscommissie zal de werking en de plannen van een twintigtal sociaal-culturele
organisaties beoordelen. In elke commissie zijn deskundigen met expertise rond het werken met
doelgroepen en kansengroepen aanwezig. Voor de verdeling van de dossiers over de visitatie- en
beoordelingscommissies, zal in de eerste plaats rekening worden gehouden met de grootte van de
subsidie van de organisaties.
De beoordelingscommissies beoordelen de inhoudelijke en zakelijke kwaliteit van de
subsidieaanvraag en maken een advies op met een voorstel over de subsidie-enveloppe voor de
volgende beleidsperiode. Zij doen dit aan de hand van:
-het visitatieverslag, alle elementen vervat in het beleidsplan, algemene informatie en gegevens met
betrekking tot de werking en desgevallend voor organisaties met een negatieve evaluatie een
tweede visitatieverslag
- op basis van de beoordelingselementen
De beoordelingscommissie zal de verschillende beoordelingselementen beoordelen. Volgende
uitkomsten zijn mogelijk: voldoet, voldoet ten dele of onvoldoende.
24
De beoordeling zal gebeuren aan de hand van beoordelingscriteria per beoordelingselement. Elk
beoordelingselement bestaat uit verschillende criteria (het overzicht van deze criteria wordt op
papier uitgedeeld bij de start van de presentatie).
- Een beoordelingselement zou het oordeel “voldoet” krijgen als op alle onderliggende criteria ”
voldoende” is gescoord.
- Een beoordelingselement zou het oordeel ‘voldoet ten dele’ krijgen als op minstens één van de
onderliggende criteria voor dat beoordelingselement ‘voldoet ten dele’ is gescoord.
- Een beoordelingselement zou het oordeel ‘onvoldoende’ krijgen, als op minstens één van
onderliggende criteria voor dat beoordelingselement ‘onvoldoende’ is gescoord. Dit houdt in dat er
een aanbeveling zal geformuleerd worden.
Je zal dus per beoordelingselement een score “voldoet”, “voldoet ten dele” en “onvoldoende”
krijgen. - Wanneer je op elk beoordelingselement voldoet of voldoet ten dele scoort, krijg je een
“positieve beoordeling”.
- Als de beoordelingscommissie één tot vier aanbevelingen formuleert, krijgt de organisatie een
“positieve beoordeling met aandachtspunten”.
- Van zodra de beoordelingscommissie vijf of meer aanbevelingen formuleert, krijgt de organisatie
een “negatieve beoordeling met aandachtspunten”.
Let op: Er zijn ook 4 elementaire beoordelingselementen. Indien je als organisatie hier op één of
meerdere van deze elementen ‘onvoldoende’ scoort, kom je niet in aanmerking voor subsidie. Deze
elementaire beoordelingselementen zijn:
- Werking in de vrije tijd
- Keuze van de functiemix
- Relevantie en uitstraling van de werking
- Geïntegreerd zakelijk kwaliteitsbeleid
25
Slide 34-35: De optelsom
De beoordelingscommissie maakt nu de match tussen je visitatie-oordeel en de beoordeling van je
beleidsplan. Dit kan tot de volgende combinaties leiden:
- begrensd stijgen (maximaal 25% stijgen ten opzichte van je huidige middelen) (een uitzondering
hierop zijn organisaties waarvan de effectief toegekende subsidie-enveloppe voor het laatste
werkjaar van de voorafgaande beleidsperiode kleiner of gelijk is aan 260.000 euro. Voor hen
bedraagt de maximale stijging 65.000 euro.)
- status quo
26
- begrensd dalen (maximaal 25% dalen ten opzichte van je huidige middelen)
- stopzetting van de subsidies.
Op basis daarvan adviseert de beoordelingscommissie een subsidiebedrag. (het overzicht van alle
mogelijke combinaties zie je op slide 36) Hier sta je best even stil bij de combinatie ‘positieve visitatie
met aanbevelingen’ en ‘negatieve beoordeling van je beleidsplan’. Deze combinatie kan namelijk
leiden tot een stopzetting van de subsidie.
Een belangrijk uitgangspunt van dit decreet is het minimumsubsidiebedrag van 150.000 euro waarop
elke erkende organisatie recht heeft. Zelfs wanneer een begrensde daling door de
beoordelingscommissie geadviseerd wordt, kan een organisatie niet minder dan 150.000 euro
krijgen.
Het subsidiebedrag waarop de beoordelingscommissie zich baseert in 2020 is een samengesteld
bedrag bestaande uit:
- je huidige subsidie-enveloppe sociaal-cultureel volwassenenwerk
- ex-gescomiddelen
- ex-dacmiddelen
- ex-provinciale middelen
Slide 36: Schriftelijke reactie
De beoordelingscommissie maakt per sociaal-culturele volwassenenorganisatie een gemotiveerd
preadvies op. De administratie brengt in het preadvies de aanvrager van een subsidie op de hoogte
van het subsidieadvies van de beoordelingscommissie. In het preadvies aan organisaties die de
voorbije beleidsperiode al gesubsidieerd werden vanuit dit decreet of het decreet van 4 april 2003,
wordt eveneens een indicatie van de evolutie van de subsidie-enveloppe voor de nieuwe
beleidsperiode geadviseerd. In het preadvies aan nieuwe organisaties wordt geadviseerd inzake de al
dan niet toekenning van een subsidie-enveloppe.
27
Een aanvrager van een subsidie kan een schriftelijke reactie indienen op het preadvies. De
schriftelijke reactie is gebaseerd op het oorspronkelijk ingediende dossier. Deze schriftelijke reactie
kan geen nieuwe inhoudelijke of zakelijke elementen bevatten.
Een schriftelijke reactie op het positief preadvies van de beoordelingscommissie kan enkel
betrekking hebben op feitelijke onjuistheden. Een schriftelijke reactie op een positief preadvies
wordt voor definitief voorgelegd aan dezelfde beoordelingscommissie, uitgebreid met één
bijkomend lid.
Bij een schriftelijke reactie op het negatief preadvies wordt de subsidieaanvraag, het preadvies en
de schriftelijke reactie op het preadvies voor definitief advies voorgelegd aan een andere
beoordelingscommissie dan degene die de subsidieaanvraag oorspronkelijk behandelde.
De administratie brengt de aanvrager van een subsidie op de hoogte van het definitieve advies van
de beoordelingscommissie. De kennisgeving bevat een voorstel van subsidie-enveloppe van de
beoordelingscommissie voor de sociaal-culturele volwassenenorganisatie. Dit voorstel houdt
rekening met de totale subsidie-enveloppe zoals door de Vlaamse Regering is bepaald.
Uiterlijk op 1 oktober 2020 beslist de Vlaamse Regering over je subsidie-enveloppe.
Als de toegekende subsidie-enveloppe afwijkt van je gevraagde subsidie-enveloppe beschik je over
de mogelijkheid om voor 1 april een geactualiseerd beleidsplan in te dienen, dat afgestemd is op de
omvang van de toegekende subsidie-enveloppe.
Slide 37: De adviescommissie
De adviescommissie bewaakt de eenvormigheid van de beslissingen. Ze let er dus op dat iedereen op
min of meer dezelfde manier beoordeeld wordt.
28
Concrete opdrachten:
- een visie en methodiek ontwikkelen om het gemeenschappelijk beoordelings- en visitatiekader te
verfijnen en kwaliteitsvol uit te voeren
- het proces van de inhoudelijke en zakelijke beoordeling door visitatie- en beoordelingscommissies
evalueren
Slide 38: remediëring
Organisaties in een remediëringstraject krijgen vanaf het definitief visitatieverslag maximaal 12
maanden de tijd om hun werking bij te sturen (let op: vanaf de visitatie in 2023 is de maximale
remediëringstermijn 24 maanden). Na afloop van het remediëringstraject stellen zij een
remediëringsrapport op. Hierin tonen zij aan hoe zij als organisatie met de aanbevelingen zijn
omgegaan, welke processen en acties er uit zijn voortgevloeid en welke resultaten er gerealiseerd
zijn.
Na het verstrijken van de remediëringstermijn worden deze organisaties opnieuw gevisiteerd door
de visitatiecommissie (bekend volk, want deze commissie heeft indien mogelijk dezelfde
samenstelling als bij het eerste bezoek). De commissie focust zich deze keer op het
remediëringsrapport. Ze onderzoekt de kwaliteit en de effectiviteit van de ondernomen processen en
acties in het remediëringsrapport. Op basis hiervan formuleert de commissie een positief of negatief
advies aan de Vlaamse Regering.
In tegenstelling tot de eerste visitatie kan je deze keer niet reageren op het visitatieverslag en zal het
visitatieverslag bijgevolg ook niet worden aangepast.
- Bij een positief advies kan de Vlaamse Regering beslissen om de subsidieaanvraag van je
organisatie voor te leggen aan de beoordelingscommissie. Op basis van het advies van de
beoordelingscommissie beslist de Vlaamse Regering over je subsidie-enveloppe. Wanneer die
beslissing valt, hangt af van wanneer je in 2018 werd gevisiteerd. In ieder geval verneem je in de loop
29
van 2019 of 2020 het antwoord van de Vlaamse Regering. Je subsidie-enveloppe zal maximum
hetzelfde zijn als je subsidie in 2020, maar kan ook minder zijn.
De Vlaamse Regering kan echter ook beslissen je organisatie niet verder te subsidiëren hoewel je
remediëringstraject positief werd beoordeeld. Dit betekent automatisch ook de stopzetting van de
erkenning. De stopzetting van de subsidie gaat in vanaf de start van de nieuwe beleidsperiode. (Let
op: vanaf de volgende beleidsperiode gaat de stopzetting na een remediëringstraject in in het jaar
volgend op de beslissing van de Vlaamse Regering).
- Bij een negatief advies kan de Vlaamse Regering beslissen om de subsidie stop te zetten, wat
automatisch ook de stopzetting van de erkenning betekent. De stopzetting van de subsidie gaat in
vanaf de start van de nieuwe beleidsperiode.
Onafhankelijk van je remediëringstraject dien je net als alle andere organisaties een
subsidieaanvraag in op 31/12/2019.
Het remediëren en dus ook de behandeling van het remediëringsrapport zal gebeuren in functie van
de volgende beleidsperiode in een combinatie van verschillende sets van beoordelingselementen.
Het lijkt de bedoeling dat de remediëring zich vooral toespitst op beoordelingselementen die nog
relevant zullen zijn in het licht van het ‘nieuwe’ decreet.
Slide 39: Gesubsidieerde organisaties hebben een aantal verplichtingen
- In het derde jaar van de beleidsperiode tijdig een volledig voortgangsrapport in het Nederlands
indienen vóór 1 april.
- Je dient jaarlijks vóór 1 april een financiële afrekening een balans, en bijhorende toelichting bij het
voorbije werkjaar en een begroting voor het lopende jaar in op het sjabloon dat door de
administratie wordt aangereikt, waaruit blijkt dat de sociaal-culturele volwassenenorganisatie
sluitend of met batig saldo kan werken. Positieve financiële resultaten van de organisatie kunnen
30
uitsluitend naar het maatschappelijk doel van de organisatie gaan.
- Jaarlijks alle nuttige en noodzakelijke gegevens in het Nederlands over de werking verstrekken in de
gevraagde vorm. Dit betekent onder meer dat alle sociaal-culturele volwassenenorganisaties jaarlijks
alle beleidsrelevante gegevens aanleveren via de webtoepassing Sisca.
- Alle verantwoordelijken beschikken over een actieve kennis van het Nederlands
- De subsidie gebruiken voor de uitvoering van het beleidsplan op basis waarvan de subsidie is
toegekend.
- Een boekhouding voeren volgens het genormaliseerde boekhoudkundige stelsel en die zo
organiseren dat de financiële controle op de aanwending van de subsidies mogelijk is.
- De principes van goed bestuur naleven.
- De principes en de regels van de democratie en het Europees Verdrag inzake de Rechten van de
Mens toepassen in de werking.
De subsidie van je organisatie kan stopgezet, verminderd of teruggevorderd worden als aan één of
meerdere van deze verplichtingen niet is voldaan.
Slide 40: voortgangsrapport
In het derde jaar van de beleidsperiode dien je als gesubsidieerde organisatie een
voortgangsrapport in. In vergelijking met het huidige decreet wordt (omwille van de
planlastvermindering) slechts 1 voortgangsrapport opgevraagd (je zal wel nog jaarlijks de financiële
documenten moeten insturen).
Inhoud van het voortgangsrapport:
- Je geeft aan hoe de doelstellingen uit het beleidsplan in de eerste 2 jaar van de beleidsperiode vorm
hebben gekregen.
- Je werpt een kritische blik op de werking van de voorbije 2 jaar.
- Je geeft aan op welke manier je in het lopende jaar en de komende 2 jaar het beleidsplan zal
uitvoeren.
31
In welke maand je in 2023 het voortgangsrapport moet indienen is nog niet duidelijk.
Slide 41: Visitatie
De visitatiecommissie brengt in jaar 3 van de nieuwe beleidsperiode (2023) een bezoek aan je
organisatie om je werking te evalueren. De commissie doet dit op basis van je lopende beleidsplan
(2021-2025), het voortgangsrapport, de begrotingen, de financiële verslagen, de algemene
informatie en gegevens met betrekking tot de werking. Ze evalueren je huidige werking aan de hand
van de beoordelingselementen die in het nieuwe decreet staan.
De samenstelling van deze commissie bestaat net zoals vorige keer uit 4 externe deskundigen en 1 lid
van de administratie. Minstens twee van de vier externe deskundigen brengen samen met de
deskundige uit de administratie, een bezoek ter plaatse bij de organisatie. Voor de verdeling van de
dossiers over de visitatiecommissies zal rekening worden gehouden met de grootte van de subsidie
van de organisaties.
De visitatiecommissie evalueert je werking aan de hand van de beoordelingselementen en -speciaal
voor de visitatie- geformuleerde onderliggende evaluatiecriteria. (het overzicht van deze criteria
wordt op papier uitgedeeld bij de start van de presentatie) Deze criteria verschillen van de
beoordelingscriteria die gehanteerd werden door de beoordelingscommissie. Net zoals bij de
beoordelingscommissie worden deze criteria gescoord met voldoet, voldoet ten dele en
onvoldoende.
- Een beoordelingselement zou het oordeel “voldoet” krijgen als op alle onderliggende criteria ”
voldoende” is gescoord.
- Een beoordelingselement zou het oordeel ‘voldoet ten dele’ krijgen als op minstens één van de
onderliggende criteria voor dat beoordelingselement ‘voldoet ten dele is gescoord. In beide gevallen
kan de visitatiecommissie niet bindende verbetersuggesties formuleren die de organisatie kan
opnemen om haar werking te versterken, beter te maken.
- Een beoordelingselement zou het oordeel ‘onvoldoende’ krijgen, als op minstens één van
onderliggende criteria voor dat beoordelingselement ‘onvoldoende’ is gescoord. In dat geval is het
32
de bedoeling om de visitatiecommissie een bindende, dwingende aanbeveling te laten formuleren
over dat beoordelingselement.
- Wanneer je op elk beoordelingselement voldoet of voldoet ten dele scoort, krijg je een “positieve
evaluatie”.
- Als de visitatiecommissie één tot vier aanbevelingen formuleert, krijgt de organisatie een “positieve
evaluatie met aanbevelingen”.
- Van zodra de visitatiecommissie vijf of meer aanbevelingen formuleert of je scoort onvoldoende op
één of meerdere elementaire beoordelingselementen, dan krijg je een “negatieve evaluatie met
aanbevelingen”.
Let op: De evaluatie van de elementaire beoordelingselementen speelt een belangrijke rol voor de
beoordelingscommissie in 2025. Indien je op 1 van deze 4 beoordelingselementen in 2023 voldoet
ten dele of onvoldoende zou gescoord hebben, dan worden deze opnieuw beoordeeld in 2025.
Scoorde je tijdens de visitatie in 2023 op alle 4 voldoet, dan worden deze niet meer beoordeeld in
2025.
Slide 42: de rekenmachine van de commissie
Volgens deze tabel wordt bepaald hoe de drie mogelijke evaluatieoordelen, die de visitatiecommissie
kan formuleren, worden bepaald.
Als alle beoordelingselementen voldoen of ten dele voldoen, geeft de visitatiecommissie een
positieve evaluatie zonder aanbevelingen.
Als één tot vier beoordelingselementen als onvoldoende worden beoordeeld, geeft de
visitatiecommissie een positieve evaluatie met aanbevelingen.
33
Als één van de vier beoordelingselementen die als onvoldoende zijn geëvalueerd een elementair
beoordelingselement is, geeft de visitatiecommissie een negatieve evaluatie met aanbevelingen. De
visitatiecommissie geeft dus een negatieve evaluatie met aanbevelingen wanneer voor één van de
elementaire beoordelingselementen een onvoldoende wordt gehaald of wanneer voor minstens vijf
andere beoordelingselementen een onvoldoende wordt gehaald.
Slide 43: Remediëring
Organisaties in een remediëringstraject krijgen vanaf het definitief visitatieverslag maximaal 24
maanden de tijd om hun werking bij te sturen (let op: vorige beleidsperiode was de maximale
remediëringstermijn nog 12 maanden). Na afloop van het remediëringstraject stellen zij een
remediëringsrapport op. Hierin tonen zij aan hoe zij als organisatie met de aanbevelingen zijn
omgegaan, welke processen en acties er uit zijn voortgevloeid en welke resultaten er gerealiseerd
zijn.
Na het verstrijken van de remediëringstermijn worden deze organisaties opnieuw gevisiteerd door
de visitatiecommissie (bekend volk, want deze commissie heeft indien mogelijk dezelfde
samenstelling als bij het eerste bezoek). De commissie focust zich deze keer op het
remediëringsrapport. Ze onderzoekt de kwaliteit en de effectiviteit van de ondernomen processen en
acties in het remediëringsrapport. Op basis hiervan formuleert de commissie een positief of negatief
advies aan de Vlaamse Regering.
In tegenstelling tot de eerste visitatie kan je deze keer niet reageren op het visitatieverslag en zal het
visitatieverslag bijgevolg ook niet worden aangepast.
- Bij een positief advies kan de Vlaamse Regering beslissen om je subsidieaanvraag door te spelen
aan de beoordelingscommissie. Op basis van dit advies beslist de Vlaamse Regering uiterlijk op 31
december van het eerste jaar van de nieuwe beleidsperiode over je subsidie-enveloppe. Indien een
eventuele negatieve beslissing valt in het eerste jaar van de nieuwe beleidsperiode behouden deze
34
organisaties in het eerste jaar van de nieuwe beleidsperiode hun subsidiebedrag van de vorige
beleidsperiode. Indien die beslissing valt binnen de lopende beleidsperiode, dan verlies je je subsidie
vanaf de start van het daaropvolgende jaar.
De Vlaamse Regering kan echter ook beslissen je organisatie niet verder te subsidiëren hoewel je
remediëringstraject positief werd beoordeeld. Dit betekent automatisch ook de stopzetting van de
erkenning. De stopzetting van de subsidie gaat in in het jaar volgend op de beslissing van de Vlaamse
Regering.
- Bij een negatief advies kan de Vlaamse Regering beslissen om de subsidie stop te zetten, wat
automatisch ook de stopzetting van de erkenning betekent. De stopzetting van de subsidie gaat in in
het jaar volgend op de beslissing van de Vlaamse Regering.
Hier wordt geen schriftelijke reactie voorzien.
Onafhankelijk van je remediëringstraject dien je net als alle andere organisaties een
subsidieaanvraag in op 31/12/2023.
Slide 44: Projecten
In het decreet wordt ook de mogelijkheid ingebouwd om projectsubsidies te geven voor een periode
van maximaal drie jaar aan erkende organisaties. Dit gebeurt op basis van beleidsprioriteiten die de
minister formuleert. Deze projectregeling start al in 2018, telkens voor een periode van maximaal
drie opeenvolgende jaren. Zowel erkende en gesubsidieerde sociaal-culturele
volwassenenorganisaties met een werking in het Nederlandse taalgebied (al dan niet inclusief een
werking in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad) en sociaal-culturele volwassenenorganisaties
met een werking binnen specifieke regio’s als niet-erkende en niet-gesubsidieerde sociaal-culturele
35
volwassenenorganisaties of -initiatieven met een bovenlokaal karakter komen in aanmerking voor
projectsubsidies.
Via een projectregeling wil de Vlaamse Regering enerzijds de laboratoriumrol in het sociaal-cultureel
volwassenenwerk stimuleren en anderzijds mogelijkheden voor het sociaal-cultureel
volwassenenwerk creëren om in te spelen op zeer actuele maatschappelijke uitdagingen. Hierbij
wordt bijvoorbeeld gedacht aan de vluchtelingencrisis in 2015-2016. Er wordt gewerkt via een
projectoproep zodat de Vlaamse Regering jaarlijks prioriteiten kan bepalen en in functie daarvan
nadere regels kan vastleggen met betrekking tot de inhoudelijke en vormelijke voorwaarden
waaraan het projectdossier moet voldoen, zoals ontvankelijkheidsvoorwaarden,
beoordelingscriteria, de datum waarop projecten kunnen worden ingediend, de doorlooptijd van
aanvragen, de manier waarop de aanvraag moet worden samengesteld en hoe de beoordeling en
verantwoording moet gebeuren, het toezicht en de sancties.
Om te bewaken dat projecten in de geest van het decreet passen, worden er in dit artikel al een
aantal ontvankelijkheidsvoorwaarden en beoordelingscriteria vastgelegd.
De gehanteerde beoordelingscriteria zijn als volgt:
1° De aanvrager draagt via het project bij tot het doel van het decreet; de aanvrager verantwoordt
welke positie het project heeft in de sector van het sociaal-cultureel volwassenenwerk.
2° De aanvrager maakt een keuze voor minstens twee sociaal-culturele functies, licht deze toe en
werkt deze uit in relatie tot het project.
3° De aanvrager geeft aan welke actuele maatschappelijke ontwikkelingen relevant zijn in relatie tot
het project.
4° a) De aanvrager kan er voor opteren om een project in te dienen dat een bijdrage levert aan de
invulling van de laboratoriumrol. De aanvrager kan daarbij een maatschappelijk innoverende praktijk
voorop stellen die ofwel een eerder experimenteel karakter heeft ten opzichte van de reguliere
werking van de organisatie dan wel eerder een experimenteel karakter heeft als sociaal-culturele
praktijk in Vlaanderen
b) De aanvrager kan er evenzeer voor opteren om een project in te dienen dat een bijdrage levert
aan de door de Vlaamse overheid bepaalde prioriteiten, zoals vastgelegd in de projectoproep.
5° Het project overstijgt het lokaal, gemeentelijk belang en heeft minimaal een relevantie en
uitstraling op bovenlokaal niveau.
6° Het project moet zich voornamelijk richten op volwassenen in hun vrije tijd. Met vrije tijd wordt de
tijd aangegeven die volwassenen niet hoeven te besteden aan verplichte of noodzakelijke activiteiten
zoals betaalde arbeid, school- of beroepsopleiding. De aanvrager moet inhoudelijk en zakelijk op een
transparante manier aantonen dat ze de projectsubsidies die ze vanuit dit decreet aanvraagt en
toegekend krijgt, hoofdzakelijk gebruikt voor activiteiten en acties binnen de vrije tijd van mensen.
Uitzonderlijk en op een verantwoorde manier kan ze met de haar toegekende projectsubsidies ook
activiteiten of acties organiseren buiten de vrije tijd van mensen.
36
Slide 45: fusies
Organisaties kunnen tijdens de lopende beleidsperiodes fuseren met het behoud van hun subsidie-
enveloppes op voorwaarde dat de middelen worden aangewend voor de uitvoering van de
doelstellingen zoals die in de beleidsplannen zijn goedgekeurd,
De subsidiebedragen van organisaties die in de loop van 2016-2020 fuseren worden samengeteld. Bij
het bepalen van het subsidiebedrag voor de periode 2021-2025 wordt uitgegaan van dit
samengetelde bedrag. De stijging of daling is begrensd op 25% van dat samengetelde bedrag.
Slide 47: Hoe gaat het nu verder?
37
Het voorontwerp van decreet werd een eerste keer principieel goedgekeurd op de Vlaamse Regering
van 23 december 2016. De sociale partners en de Strategische Adviesraad Cultuur (SARC) brachten
inmiddels een advies uit. De tweede principiële goedkeuring volgde op de Vlaamse Regering van 17
maart 2017. Vooraleer het voorontwerp een derde keer wordt goedgekeurd bekijkt ook de Raad van
State het. De derde principiële goedkeuring vond plaats op 5 mei en vervolgens wordt het
voorontwerp besproken in het parlement. Een definitieve goedkeuring vond plaats op 14 juli. Op die
dag werd ook een eerste versie van het uitvoeringsbesluit goedgekeurd. De SARC sprak hierover
begin september een advies uit. De goedkeuring van de definitieve versie wordt verwacht in de loop
van oktober. Het traject rond het visitatieprotocol is gestart.
Slide 48-49: Begin alvast na te denken over…
38
Vanaf 2017 zullen organisaties zich stilaan beginnen voorbereiden op het nieuwe decreet en de
volgende beleidsperiode. Zowel FOV, Socius als Scwitch kunnen organisaties helpen om de omslag te
maken naar het nieuwe decreet.
Bij FOV kan je vooral terecht met vragen over het voortgangsrapport, de visitaties, hoe het decreet
kijkt naar het zakelijk beleid en goed bestuur (we proberen hier ook duidelijke én hanteerbare
afspraken over te maken met de overheid), overwegingen rond de keuze van de rechtspersoon of
een mogelijke fusie, …
Bij Socius kan je zeker ook terecht met vragen over de invulling van de rollen, de functiemix, je
verhouden tot het doel van het decreet, zelfevaluatie, … Socius maakt weldra zijn aanbod voor 2017
en 2018 bekend.
Bij Scwitch kan je terecht met vragen en begeleiding op maat in verband met goed bestuur, zakelijk
beleid, keuze van de rechtspersoon, een mogelijke fusie, …