Handleiding hazelmuisbeheer - Zoogdierenwerkgroep · 2011. 10. 5. · HANDLEIDING Hazelmuisbeheer...

26
De natuur heeft je nodig. En vice versa. HANDLEIDING Hazelmuisbeheer Natuur.studie 2009 Handleiding hazelmuisbeheer Goedele Verbeylen

Transcript of Handleiding hazelmuisbeheer - Zoogdierenwerkgroep · 2011. 10. 5. · HANDLEIDING Hazelmuisbeheer...

Page 1: Handleiding hazelmuisbeheer - Zoogdierenwerkgroep · 2011. 10. 5. · HANDLEIDING Hazelmuisbeheer Natuur.studie 2009 Handleiding hazelmuisbeheer Goedele Verbeylen. Tekst: Goedele

De natuur heeft je nodig. En vice versa.

HANDLEIDING Hazelmuisbeheer Natuur.studie 2009

Handleidinghazelmuisbeheer

Goedele Verbeylen

Page 2: Handleiding hazelmuisbeheer - Zoogdierenwerkgroep · 2011. 10. 5. · HANDLEIDING Hazelmuisbeheer Natuur.studie 2009 Handleiding hazelmuisbeheer Goedele Verbeylen. Tekst: Goedele

Tekst: Goedele Verbeylen

Foto’s: Gerald Driessens, Marc Herremans, Griet Nijs, Rian Pulles, Dominique Verbelen, Goedele Verbeylen, Ludy Verheggen en Hugo Willocx

Vormgeving: Goedele Verbeylen

Wijze van citeren:Verbeylen G. (2009). Handleiding hazelmuisbeheer. Natuurpunt Studie (Zoogdierenwerkgroep), Mechelen, België.

In deze handleiding werd een heleboel informatie uit onze hazelmuisrapporten samengebracht, waarin je ook referenties naar de geraadpleegde literatuur kan terugvinden.

Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de Zoogdierenwerkgroep van Natuurpunt Studie vzw.

© 2009 Natuurpunt Studie (Zoogdierenwerkgroep) Coxiestraat 11 2800 Mechelen [email protected] www.hazelmuis.be

Handleiding hazelmuisbeheer

Page 3: Handleiding hazelmuisbeheer - Zoogdierenwerkgroep · 2011. 10. 5. · HANDLEIDING Hazelmuisbeheer Natuur.studie 2009 Handleiding hazelmuisbeheer Goedele Verbeylen. Tekst: Goedele

3

De hazelmuisen haar complexe

ecologische vereisten

Page 4: Handleiding hazelmuisbeheer - Zoogdierenwerkgroep · 2011. 10. 5. · HANDLEIDING Hazelmuisbeheer Natuur.studie 2009 Handleiding hazelmuisbeheer Goedele Verbeylen. Tekst: Goedele

4

Bij het nemen van beheermaatregelen ten voordele van de hazelmuis, is het belangrijk om te begrijpen waarom bepaalde ingrepen positief en andere negatief zijn. Daarom geven we hier eerst wat meer uitleg over de ecologische vereisten van deze soort.

De hazelmuis is de kleinste vertegenwoordiger van de familie van de slaapmuizen, waartoe ook de eikelmuis en de relmuis behoren. Ze heeft een lichaamslengte van 6-9 cm en een dicht behaarde staart van nog eens 5-8 cm. Een hazelmuis weegt gemiddeld 15-20 g, maar dit kan oplopen tot 43 g door het opslaan van vetreserves voor de winterslaap. De pels is oranjekleurig met een bleke crème-kleurige buikzijde. De jongen hebben een doffere, grijzere pels en dunner behaarde staart. De hazel-muis heeft grote, zwarte ogen en is met haar grijppootjes goed aangepast aan het leven in bomen en struiken. Haar verborgen, nachtelijke levenswijze onder het bladerdek maakt echter dat ze nauwelijks bekend is bij het brede publiek.

© G

oede

le V

erbe

ylen

Volwassen hazelmuis

Wegens de achteruitgang die de hazelmuis overal in Europa kent, heeft ze een beschermde sta-tus gekregen. Ze is opgenomen in de bijlage III van het Verdrag van Bern. Hierdoor is niet enkel de bescherming van het diertje vereist (met verplichting tot herintroductie indien noodzakelijk), maar ook van haar habitat.Daarnaast is de hazelmuis ook opgenomen in de bijlage IV van de Europese Habitatrichtlijn (van toepassing in Vlaanderen via het Soortenbesluit uit 2009). Hierdoor is ze strikt beschermd en is het verboden haar opzettelijk te vangen of te doden, opzettelijk te verstoren of haar voortplantings- of rustplaatsen te beschadigen of te vernielen. Er moet ook toezicht gehouden worden op het bij toeval vangen en doden, om vervolgens ervoor te zorgen dat dit niet nadelig is voor de soort.Op de Rode Lijst van de zoogdieren in Vlaanderen (1994) staat de hazelmuis als ‘bedreigd’ genoteerd. Op basis van onze recente inventarisaties zal dit bij een herziening van de Rode Lijst waarschijnlijk gewijzigd moeten worden naar ‘met uitsterven bedreigd’. De complexe ecologische vereisten verklaren waarom de hazelmuis zo kwetsbaar is.

Page 5: Handleiding hazelmuisbeheer - Zoogdierenwerkgroep · 2011. 10. 5. · HANDLEIDING Hazelmuisbeheer Natuur.studie 2009 Handleiding hazelmuisbeheer Goedele Verbeylen. Tekst: Goedele

5

Trage voortplantingHazelmuizen zijn – in tegenstelling tot de meeste andere knaagdieren – zogenaamde K-strategen: ze hebben weinig jongen per worp (1 tot 9, gemiddeld 4) die ze lang verzorgen (5-8 weken), ze leven lang (tot max. 4-6 jaar) en er wordt zelfs vermoed dat ze een langdurige paarband aangaan. Hierbij kunnen mannetjes wel met meerdere wijfjes paren, want In Engeland wees recent genetisch onderzoek uit dat jongen uit eenzelfde nest tot 3 verschillende vaders kunnen hebben, die soms van verre nestkasten (> 400 m) afkomstig zijn. K-populaties zijn kwetsbaar omdat ze minder veerkrachtig zijn en bijgevolg minder snel kunnen reageren op veranderingen in hun omgeving.

In onze streken hebben we enkel bewijzen van voortplanting in de periode augustus-oktober, wanneer de hazelmuizen en hun nestjes met jongen terug te vinden zijn in de lagere randvegetaties. Over de periode mei-juli ontbreekt echter alle informatie omdat de hazelmuizen dan hoog in de bomen zitten en moeilijk te bestuderen zijn. Hierdoor weet men niet of het vermoeden klopt dat er hier maar 1 worp (of maximaal 2) per jaar is. Een lager aantal worpen dan in sommige andere Europese landen (bv. vaak 2 en soms zelfs 3 in Litouwen) kan verklaard worden door een lager/later voedselaanbod, waardoor de wijfjes pas laat op gewicht komen. Dit wordt echter tegengesproken door het feit dat het actieve sei-zoen in Litouwen korter is dan hier (langere winter) en er ondanks dat toch al voortplanting optreedt in mei-juli. Niet enkel voor de voortplanting, maar ook voor de overleving is voldoende voedsel zeer belangrijk: de grootste sterfte treedt op bij dieren die slecht voorbereid de winterslaap ingaan.

Jonge hazelmuisjes op verkenning in de bramen

© G

oede

le V

erbe

ylen

Na het ontwaken uit de winterslaap in het voorjaar begeven hazelmuizen zich hoog in de bomen, waar ze zich tegoed doen aan bloesems, knoppen en insecten (zoals rupsen en bladluizen). In de late zomer zakken ze af naar de lagere randvegetaties, waar ze van de bessen en noten snoepen. Hierbij verkiezen ze de meest zonovergoten struiken en struwelen (op het zuiden, zuidoosten of zuidwesten gericht), waar de vruchtzetting het hoogst is.

Divers voedselaanbod

Page 6: Handleiding hazelmuisbeheer - Zoogdierenwerkgroep · 2011. 10. 5. · HANDLEIDING Hazelmuisbeheer Natuur.studie 2009 Handleiding hazelmuisbeheer Goedele Verbeylen. Tekst: Goedele

6

Veel voedselplanten voor hazelmuis: Gelderse roos, kardinaals-muts, meidoorn, braam, bosrank, adelaarsvaren, hop, hondsroos, sleedoorn, hazelaar, rode kornoelje, zoete kers, haagbeuk, eik, es,

esdoorn, Spaanse aak, hulst, brem, wegedoorn, ...

© D

omin

ique

Ver

bele

n

Om hun volledige actieve seizoen door (april-mei tot oktober-november) voldoende voedsel te vin-den, hebben hazelmuizen dus een grote verscheidenheid aan voedselplanten nodig. Dit kunnen we vinden in structuurrijk loofbos met een goed ontwikkelde ondergroei, bij voorkeur vochtminnende bosgemeenschappen op lössleem- en verweringsgronden. Mantelzoomvegetaties langs bosranden en bospaden, bramenrijke struweelbegroeiingen op open plekken en houtkanten met een hoge diver-siteit aan bes- en vruchtdragende soorten zijn ideaal habitat voor hazelmuizen. Dergelijke dichtbe-bladerde en/of doornige struwelen zijn niet enkel geschikt om in te foerageren, maar ook als dekking om zichzelf en hun bolvormige nestjes veilig in te verstoppen. Ook de aanwezigheid van boomholten (of vervangende nestkasten) is belangrijk als nestgelegenheid, zeker bij gebrek aan dichte struwelen. Daarnaast zijn ook jonge aanplanten, kapvlakten en hakhoutpercelen interessant, hoewel deze een secundair habitat vormen omdat ze afhankelijk zijn van cultuuringrepen en opener en ijler worden na successie. Hazelmuizen komen echter ook voor in habitats die op het eerste zicht niet interessant zijn (naaldbossen, bossen zonder ondergroei of mooi ontwikkelde bosrand, rietvelden en wilgenstruwe-len, ...) of waar tijdens bepaalde delen van het jaar geen voedsel aanwezig lijkt te zijn (zoals puur slee-doornstruweel in oktober-november nadat alle bessen verdwenen zijn). Men vermoedt dat bloesems en insecten hier een zeer belangrijke voedselbron vormen.

Door de hoge eisen die hazelmuizen stellen aan hun habitat, kunnen ze slechts in lage dichtheden voorkomen. In het buitenland worden gemiddeld 1 à 2 volwassen dieren/ha aangetroffen, tot 7/ha in de beste habitats. Lokaal (op de beste plekjes binnen een gebied) kan dit echter oplopen tot 16/ha. Meer nestgelegenheid zou tot hogere dichtheden leiden. In Nederland en Vlaanderen worden 1-2 nesten per 100 m bosrand gevonden in kerngebieden. Dit komt overeen met een maximale dichtheid van 1-3 dieren/ha. De gemiddelde dichtheid wordt in Nederland echter geschat op 0,1 dieren/ha.

Lage dichtheden

Klein leefgebiedVolwassen hazelmuizen zijn zeer plaatstrouw en territoriaal tijdens het voortplantingsseizoen. Ze hebben een klein leefgebied van 1 ha, wat gecompenseerd wordt doordat ze het in 3 dimensies gebrui-ken. Tijdens het ganse actieve seizoen gebruiken ze verschillende delen van dit leefgebied, afhankelijk van waar op een bepaald moment voedsel beschikbaar is. Ze brengen vaak de ganse nacht in dezelfde boom door en gaan meestal minder dan 50-100 m ver van het nest om te foerageren (waarbij manne-tjes verder gaan dan wijfjes). Dit betekent dat hazelmuizen niet enkel een grote soortendiversiteit aan voedselplanten nodig hebben, maar ook dat deze aanwezig moet zijn op een zeer kleine oppervlakte.

Page 7: Handleiding hazelmuisbeheer - Zoogdierenwerkgroep · 2011. 10. 5. · HANDLEIDING Hazelmuisbeheer Natuur.studie 2009 Handleiding hazelmuisbeheer Goedele Verbeylen. Tekst: Goedele

7

Houtkant tussen Konenbos en Veursbos:mooi ontwikkeld, maar onderbroken

© G

oede

le V

erbe

ylen

© D

omin

ique

Ver

bele

n

Het klepelen of bespuiten met herbiciden van randve-getaties is zeer nadelig voor de hazelmuis, zeker in de herfst als ze er haar nest met jongen heeft

Laag dispersievermogenHazelmuizen zijn hoofdzakelijk boom- en struikbewonend. Korte afstanden (slechts 100 m) kunnen sterke dispersiebarrières zijn als er geen boomverbindingen zijn. Om een kleine open ruimte te over-bruggen, maken ze liever een lange omweg langs bomen en struiken dan rechtdoor over de grond te lopen. Voor Zuid-Engeland wordt een maximale dispersieafstand van 1500 m vermeld, maar dit was voor een gebied waar de bossen verbonden waren door goed ontwikkelde houtkanten. Binnen bosge-bieden kunnen hazelmuizen zelfs tot 3300 m ver gaan. In Duitsland werd dispersie over een afstand van 250-500 m over open grond waargenomen.

Terwijl vroeger gesteld werd dat hazel-muizen zo goed als nooit op de grond komen en een onderbreking van 1 m in een houtkant al voldoende is om hen tegen te houden, blijkt uit recent onderzoek dat ze toch meer kunnen dan men dacht. In Litouwen vond men dat hazelmuizen regelmatig een bosweg van 5-6 m en een weidestrook van 20 m + beek overstaken en dat ze nestkastengebruikten die aan een paal 50 m buiten het bos hingen in een heel jonge aanplant (waarbij de boom-pjes amper zichtbaar zijn en elkaar niet raken en ertussen enkel wat gras en onkruid groeit). In Groot-Brittannië was er uitwisseling van hazelmuizen tussen heel kleine habitatstroken op de middenberm van en langs een weg (waarbij het tussenliggende wegdek 8 m breed was). Ook vond men hazelmui-zen in habitatplekken die door wegen van ca. 5 en 10 m geïsoleerd waren. Eveneens was er een locatie waar de hazelmuizen zich verplaatsten over een parking tussen een bosje en een baanbegeleidende struweelstrook. Ook in Vlaanderen en Nederland treft men regelmatig hazelmuizen aan in graften die enkele tientallen meter buiten het bos in een weiland of akker liggen en er niet mee verbonden zijn.Korte afstanden blijken dus geen absolute barrières te vormen, wat niet wil zeggen dat er geen goede verbindingen nodig zijn om het de hazelmuizen zo gemakkelijk mogelijk te maken en de kans op pre-datie zo laag mogelijk te houden. Er is zeker nog diepgaander onderzoek nodig naar welke afstanden jonge en volwassen hazelmuizen kunnen overbruggen, met welke frequentie ze dat doen, of dit afhangt van tussenliggend substraat (weiland, akker, asfalt, ...) en wat de invloed hiervan is op de overleving van de hazelmuispopulatie over verschillende tijdspannes. Bij barrières die zelden overbrugd worden, kan een kleine habitatplek een ecologische val vormen, waar af en toe hazelmuizen terechtkomen uit een nabije grotere populatie maar nooit een volwaardige populatie kan ontwikkelen en overleven.

Al deze factoren maken dat de hazelmuis zwaar te lijden heeft onder bosversnip-pering, het gebrek aan variatie binnen onze bossen in boomleeftijd en aantal boom- en struiksoorten en degradatie van mantelzoomvegetaties, houtkanten en hagen. Ook het uitvoeren van beheer-werkzaamheden op een foutieve manier of in de verkeerde periode kan fatale gevolgen hebben.

Page 8: Handleiding hazelmuisbeheer - Zoogdierenwerkgroep · 2011. 10. 5. · HANDLEIDING Hazelmuisbeheer Natuur.studie 2009 Handleiding hazelmuisbeheer Goedele Verbeylen. Tekst: Goedele

8

Een bijkomend probleem dat de komende jaren vermoedelijk sterk zal spelen, zijn de winterse perioden met aanhoudende relatief hoge temperaturen. Hierdoor zullen hazelmuizen regelmatig ontwaken uit de winterslaap, waarbij hun metabolisme verhoogt en de vetreserves versneld worden opgebruikt met een lagere overlevingkans tot gevolg. Ook een afwisseling van periodes met dooi en vries (afwisselend natte en bevroren grond) is nadelig. Positief is een vroeg en dik sneeuwdek (minder predatie) op droge grond. De optimale overwinteringstemperatuur van hazelmuizen ligt vermoedelijk tussen 1 en 4 °C. Hierdoor zijn ze, net als een aantal vleermuissoorten, vermoedelijk een zeer goede bio-indicator voor klimaatverandering. Een voordeel van warmere winters zou echter wel kunnen zijn dat er bij het begin van de winter langer meer voedsel beschikbaar is (bv. insecten), waardoor de winteroverleving weer verhoogt door meer vetreserves.

© G

riet

Nijs

Hazelmuis in torpor (4-11-06)

© D

omin

ique

Ver

bele

n

Nog steeds niet in winterslaap...(5-12-06, Rozenhof, Zuid-Limburg, Nederland)

Koude en/of voedselarme periodes overbruggen hazelmuizen door in winterslaap (van oktober-novem-ber tot april-mei) of torpor te gaan. De winterslaap brengen ze door in een zelfgebouwd, dicht gevlochten nest op een voldoende vochtige plaats, om te vermijden dat ze uitdrogen (volgens de literatuur meestal op noord-, noordwest- of noordoosthellingen en dalen in het bos). In een bepaald onderzoek bevonden de winternesten zich binnen de 50 m van nestkasten gebruikt in november en werden er tot 8 verschil-lende winternesten gebruikt door een hazelmuis tijdens eenzelfde winter. Winternesten bevinden zich op grondniveau, onder mos of dode bladeren of soms tussen boomwortels, houtblokken, in een onder-gronds holletje (bv. van andere knaagdieren), in hakhoutstoven gevuld met bladeren of aan de basis van een oude hakhoutknoest, en zelfs in hooischuren e.d. In deze fase zijn hazelmuizen vrij kwetsbaar, o.a. voor vertrappelen door reeën, herten, everzwijnen of koeien of predatie door vos, marterachtigen, everzwijn, wilde kat of das. De totale wintersterfte door allerlei factoren (te lage vetreserves, predatie, ...) is zeer groot: in de literatuur worden waarden van 56 tot 80 % van de herfstpopulatie gegeven.

Torpor is een toestand met verminderde lichaams-functies, te vergelijken met winterslaap maar min-der diep, die vooral optreedt in voorjaar en vroege zomer, maar ook kort voor de winterslaap. In tor-por gaan heeft ook nadelen: het actieve seizoen wordt korter, wat leidt tot een lager aantal worpen en minder tijd voor zowel ouders als jongen om voldoende vetreserves op te slaan voor de winter, met een lagere overleving voor gevolg. De torpor wordt, in tegenstelling tot de winterslaap, vaak doorgebracht in holle bomen of nestkasten, waar de hazelmuizen blootgesteld zijn aan predatie door wezel, hermelijn, bosmuis of zelfs soortgenoten of verstoring door de mens.

Bedreigingen genoeg dus. Na het lezen hiervan zal je je waarschijnlijk afvragen waar-om de hazelmuis niet al lang uitgestorven is in Vlaanderen. Als we niet snel gericht ingrij-pen, zal dit vermoedelijk ook niet zo lang meer duren…

Page 9: Handleiding hazelmuisbeheer - Zoogdierenwerkgroep · 2011. 10. 5. · HANDLEIDING Hazelmuisbeheer Natuur.studie 2009 Handleiding hazelmuisbeheer Goedele Verbeylen. Tekst: Goedele

9

Hazelmuisvriendelijkebeheermaatregelen

Page 10: Handleiding hazelmuisbeheer - Zoogdierenwerkgroep · 2011. 10. 5. · HANDLEIDING Hazelmuisbeheer Natuur.studie 2009 Handleiding hazelmuisbeheer Goedele Verbeylen. Tekst: Goedele

10

Beheer uitvoeren specifiek voor de hazelmuis heeft natuurlijk enkel zin in gebieden waar nog hazel-muizen aanwezig zijn of in gebieden in de omgeving daarvan die in de toekomst opnieuw gekoloniseerd kunnen worden. Voor Vlaanderen betekent dit enkel de gemeente Voeren (tenzij men er ooit zou aan denken om herintroducties uit te voeren in verder gelegen gebieden). Op basis van onze hazelmuis-inventarisaties en habitatkartering maakten we een toekomstvisie op voor de verdere ontwikkeling van de hazelmuispopulatie in de Voerstreek (zie kaart hiernaast). Door de zeer beperkte aanwezigheid van optimale habitatplekken kunnen we met vrij grote zekerheid zeggen dat er hier geen enkel actueel duurzaam netwerk meer voorkomt. Behoud en verbetering van de habitatkwaliteit in de omgeving van waar nu nog hazelmuizen voorkomen, is dringend en prioritair voor de kortetermijnoverleving van de hazelmuis in Vlaanderen.

Daarnaast is het belangrijk om de gebieden onderling (beter) te verbinden, omdat de meeste niet groot genoeg zijn om een duurzame hazelmuispopulatie te bevatten. Op het ogenblik kunnen we in de Voerstreek 3 deelpopulaties onderscheiden:

1. Teuvenerberg/Gulpdal/Obsinnich – Spoorwegberm 1 – Spoorwegberm 2 (aansluitend bij de Nederlandse hazelmuispopulatie)2. Veursbos/Roodbos/Vossenaerde – Konenbos – Broekbos – Spoorwegberm 3 – Spoorwegberm 43. Vrouwenbos/Stroevenbos/Sint-Gillisbos – Lobos

Deze deelpopulaties zijn op zich potentieel duurzaam, indien de habitatkwaliteit verhoogd wordt en de verschillende onderdelen beter verbonden worden. Deze verbindingen zijn vrij eenvoudig te reali-seren (corridors 1 op de kaart).Om het netwerk nog groter en robuuster te maken, zijn secundaire verbindingen tussen deelpopula-ties 2 en 3 aan te raden (corridors 2 op de kaart). Het maken van dergelijke verbindingen lijkt haalbaar op korte termijn gezien de niet al te grote afstanden.Optimaal zou dit complex verder verbonden moeten worden met deelpopulatie 1 (corridor 3 op de kaart). De helft van deze verbinding wordt reeds ingevuld door Spoorwegberm 2, waardoor het maken van een volledige verbinding op korte termijn haalbaar moet zijn. Door de vrij grote lengte van deze corridor zouden enkele stapstenen (kleine bosjes die dienst doen als habitatplek en waar reproductie van enkele individuen mogelijk is) moeten voorzien worden (om de 250-500 m).

Daarna zou het netwerk nog kunnen worden uitgebreid (via corridors 4-7 op de kaart) om zo op ter-mijn te komen tot een grote, levensvatbare hazelmuismetapopulatie.Heel belangrijk is ook om een verbinding te maken tussen Spoorwegberm 4 en Spoorwegberm 5 (van elkaar gescheiden door de spoorwegbrug in Sint-Martens-Voeren), waardoor de hazelmuispopulatie zich kan uitbreiden naar het zeer vele geschikte habitat langs Spoorwegberm 5.

Hazelmuizen zitten vaak in overgangsbiotopen, zoals in een bosrand grenzend aan een akker of wei-land, of een houtkant naast een wandelpad, autobaan of spoorweg. Beheer van deze biotopen is vaak noodzakelijk, enerzijds om te vermijden dat struwelen zich te ver gaan uitbreiden over het naastlig-gende land waardoor dit zijn functie verliest, anderzijds om de randvegetaties op zich te onderhouden en bv. te voorkomen dat ze te sterk gaan verbossen. Om ervoor te zorgen dat dit noodzakelijke beheer geen negatieve impact heeft op de hazelmuispopulatie, is het uitermate belangrijk dat het klein-schalig en gespreid in tijd en ruimte uitgevoerd wordt. Hierdoor verdwijnen niet alle voedselplanten gelijktijdig en vormt het beheerde gedeelte geen onoverkomelijke barrière voor verplaatsingen tussen de naastliggende gebieden. Daarnaast kan er ook voor gezorgd worden dat bosranden en houtkanten breder worden en minder dicht tegen het naastliggende land aanliggen (bv. door terugzetting van de boomlaag), waardoor beheer om dit land te vrijwaren minder vaak hoeft te gebeuren.

Page 11: Handleiding hazelmuisbeheer - Zoogdierenwerkgroep · 2011. 10. 5. · HANDLEIDING Hazelmuisbeheer Natuur.studie 2009 Handleiding hazelmuisbeheer Goedele Verbeylen. Tekst: Goedele

11

Toek

omst

visi

e ha

zelm

uism

etap

opul

atie

met

prio

ritei

t (1

-7) v

an d

e aa

n te

legg

en c

orrid

ors

(paa

rs =

act

ueel

bez

et b

os; r

ood

= hi

stor

isch

e w

aarn

emin

-ge

n, p

oten

tiee

l bez

et b

os; g

roen

= g

een

hist

oris

che

waa

rnem

inge

n, w

aars

chijn

lijk

onbe

zet

bos)

.

Page 12: Handleiding hazelmuisbeheer - Zoogdierenwerkgroep · 2011. 10. 5. · HANDLEIDING Hazelmuisbeheer Natuur.studie 2009 Handleiding hazelmuisbeheer Goedele Verbeylen. Tekst: Goedele

12

Middelhout- en hakhoutbeheer:hoe meer variatie, hoe beter

Hazelmuizen verkiezen bossen en bosranden met een zo groot mogelijke variatie aan boom- en struiksoorten, zodat er een continue opeenvolging van bloemen en vruchten is van april tot november. Uniforme aanplantingen van bomen die even ver uiteen staan en allemaal dezelfde leeftijd hebben, zijn dus uit den boze, vooral als het gaat om slechts 1 boomsoort. Dergelijke aan-planten zullen in het begin, wanneer de bomen nog jong zijn, verschillende jaren geen zaden (en dus weinig voedsel) voortbrengen. Tijdens de zaaddragende periode zal de vruchtzetting voor alle bomen simultaan verlopen, waardoor er op dat moment wel veel voedsel is, maar niet tijdens de rest van het jaar. Wanneer de aanplant het climaxstadium bereikt, zal de kroonlaag zich vol-ledig sluiten. Dit zorgt voor goede verbindingen tussen de boomkruinen zelf, maar tegelijk ook te

© G

oede

le V

erbe

ylen

Uniform beukenbos met bijna geen kruid- of struiklaag: weinig dekking en verplaatsingsmo-gelijkheden voor hazelmuis

weinig licht in het bos, waardoor de kruidlaag (o.a. braamstruweel) ijler wordt of zelfs volledig verdwijnt en de struiken meer verticaal georiën-teerde takken krijgen. Indien de bomen echter voldoende ver uit elkaar staan, kan zich wel een mooie kruid- en struiklaag ontwikkelen, die zorgt voor extra voedsel en verbindingen.

Goed hazelmuisbeheer moet leiden tot een continu (van april tot november) hoge voedselbeschik-baarheid en een geschikte fysische structuur van de bossen en de tussenliggende verbindingen (meer verplaatsingsmogelijkheden, meer dekking en dus minder predatie). Dit kan bereikt worden door de aanwezigheid van veel verschillende soorten voedselplanten en een hoge leeftijds- en structuur-variatie binnen het bos en van brede, soortenrijke, aaneensluitende houtkanten tussen de bossen. Beschaduwing van kruid- en struiklaag (braamstruweel, hazelaar, …) moet vermeden worden, zodat deze een dichte structuur krijgt en er een betere vruchtzetting is. Struiken moeten breed kunnen uit-groeien met vele laterale takken.

Hieronder geven we enkele voorbeelden van welke beheermaatregelen mogelijk zijn om minder geschikte situaties te verbeteren.

© G

oede

le V

erbe

ylen

Door hoge bomen met sterk overhangende tak-ken wordt de bosrand sterk beschaduwd en ver-dwijnt de randvegetatie (in dit geval nog eens versterkt door beschaduwing door de maïs op de

zeer nauw aansluitende akker)

De randvegetatie van het bos zelf en van aan-grenzende percelen wordt ook alsmaar ster-ker beschaduwd bij het ouder worden van het bos. Steilere takken, ijlere struwelen en een geringere vruchtzetting betekenen voor de hazelmuizen een lager voedselaanbod, minder verplaatsingsmogelijkheden en minder dekking (dus verhoogde kans op predatie).

Page 13: Handleiding hazelmuisbeheer - Zoogdierenwerkgroep · 2011. 10. 5. · HANDLEIDING Hazelmuisbeheer Natuur.studie 2009 Handleiding hazelmuisbeheer Goedele Verbeylen. Tekst: Goedele

13

In de meeste bossen is het hakhoutbeheer al jarenlang stopgezet met alle gevolgen van-dien. Als voorbeeld geven we hier de Rolwei (Vlaams-Brabant), waar de beschaduwing toenam door het stopzetten van het haze-laarhakhoutbeheer in 1995 en het inplanten van een nieuw populierenbos. Het gevolg hiervan was dat de zeer goed ontwikkelde kruidlaag en mantel- en zoomvegetatie met dichte braamsingels verdwenen, evenals de vroeger aanwezige hazelmuispopulatie.©

Dom

iniq

ue V

erbe

len

Rolwei (24-9-05): door het dichtgroeien van de boomlaag is de kruidlaag zo goed als verdwenen

Dergelijke toestand kan verbeterd worden door zowel binnen het bos als aan de bosrand variabel te kappen en te dunnen. Middelhoutbeheer of het opnieuw uitvoeren van hakhoutbeheer zal zorgen voor meer voedsel en structuurvariatie. Zoals al gezegd, moet hazelmuisbeheer kleinschalig en gespreid in tijd en ruimte uitgevoerd worden. Zo mag een bosrand niet in zijn geheel aangepakt worden, maar bv. het eerste jaar de eerste 100-150 m, na 5-10 jaar de volgende 100-150 m, enzovoort. Ook mag er per gebied maximaal 30 are aaneengesloten terrein in beheer genomen worden, en een aantal jaren daarna

© G

oede

le V

erbe

ylen

Door het terugzetten van de boomlaag over 25 m ontwikkelde zich een mooie randvegetatie

de volgende 30 are, enzovoort. Een beperkt aan-tal overstaanders (eik, es, esdoorn, …) en het zoveel mogelijk ontzien van kruid- en struiklaag (hazelaar, vlier, sleedoorn, meidoorn, braam, bos-rank, rode kornoelje, Gelderse roos, …) zorgen ervoor dat er nog voedsel en dekking beschik-baar blijft voor de hazelmuizen. Zo krijgen we overal verschillende regeneratiestadia. Ook is het gelijktijdig kappen van alle oude bomen niet wenselijk, omdat zich hierin de meeste boom-holten bevinden en dus nestgelegenheid voor o.a. hazelmuizen. Als alternatief voor een (tijde-lijk) verminderde nestgelegenheid kunnen nest-kasten opgehangen worden. Ook kan men i.p.v. actief te beheren, het bos op natuurlijke wijze laten ontwikkelen tot een gevarieerd bos, waar-bij door het omvallen van oude of zwakke bomen open plekken met meer ondergroei ontstaan.

Grootschalige onderhoudswerkzaamheden aan bosranden waarbij takafval in de bosrand gedumpt wordt, zorgen voor een verstikking van de randve-getatie. Omdat de voor hazelmuizen geschikte randvegetatie sowieso al zeer beperkt is, moet dit te allen tijde vermeden worden. Daarom kan snoeihout best afgevoerd worden of kunnen er takkenhopen of takkenrillen mee aangelegd wor-den (op plaatsen waar geen geschikt struweel aanwezig is). Een andere optie is het verhakselen en uitstrooien van snoeiafval, waarbij struwelen ook weer ontzien worden. In de winter kan dit uit-strooien best zeer breed gebeuren, om te vermij-den dat winterslapende hazelmuizen bedekt wor-den door een dikke, verstikkende strooisellaag.

© D

omin

ique

Ver

bele

n

Takafval in de bosrand dumpen, verhindert de ontwikkeling van het braamstruweel

Page 14: Handleiding hazelmuisbeheer - Zoogdierenwerkgroep · 2011. 10. 5. · HANDLEIDING Hazelmuisbeheer Natuur.studie 2009 Handleiding hazelmuisbeheer Goedele Verbeylen. Tekst: Goedele

14

Indien het om een grote oppervlakte gaat waarbij alle bomen overgroeid zijn door bos-rank, waardoor de ondergroei wegens gebrek aan licht verdwenen is, kan het wel interes-sant zijn om hier en daar een opening in de bosrank te maken of een boom te kappen.

© G

oede

le V

erbe

ylen

Deze met bosrank overgroeide bosrand ziet er zeer mooi uit, maar geschikte ondergroei ontbreekt

Niet enkel in de bosrand, maar ook in het bos zelf moet verstikking van de onder-groei door takafval vermeden worden. Wil men het takafval toch laten liggen, dan kan het best zoveel mogelijk op hopen gestapeld worden, zodat er voldoende open plekken overblijven waar zich sneller geschikt struweel kan ontwikkelen.

© D

omin

ique

Ver

bele

n

Vermijd het achterlaten van verstikkend takaf-val, zowel in de bosrand als binnenin het bos

© G

oede

le V

erbe

ylen

Door het kappen van bomen kunnen de bos-rankstruwelen die erdoor ondersteund worden zwaar beschadigd worden

© G

oede

le V

erbe

ylen

De aanwezigheid van dergelijke takkenhopen kan ook voordelen hebben. Ze zijn bruikbaar als overwinterings- en nestplaatsen, zeker als ze overgroeid worden door nog aanwezige bramen en bosrank en er zo voor zorgen dat er sneller een hoger struweel ontstaat (maar mogelijk is hier de kans op predatie groter). Ze kunnen ook gebruikt worden om jonge struik-jes (zoals hazelaar) die zich na het kappen ontwikkelen te beschermen tegen overmatige vraat door bv. reeën.

Bij het kappen van bomen en struiken moeten de aanwezige voedselplanten en struwelen zoveel mogelijk ontzien worden. Bomen en struiken die overgroeid zijn door bv. bosrank of braam kunnen beter blijven staan.

Page 15: Handleiding hazelmuisbeheer - Zoogdierenwerkgroep · 2011. 10. 5. · HANDLEIDING Hazelmuisbeheer Natuur.studie 2009 Handleiding hazelmuisbeheer Goedele Verbeylen. Tekst: Goedele

15

Bij hakhoutbeheer wordt best gewerkt in een mozaïekpatroon dat jaarlijks afgewisseld wordt en met een voldoende lange cyclus (10-15 jaar), zodat er geen groot, aaneensluitend ongeschikt gebied gecreëerd wordt. Het afzetten van de struiklaag en jonge bomen gebeurt best gefaseerd, met maxi-maal 50 % in hetzelfde jaar en waarbij voedselplanten als sleedoorn, meidoorn, braam, wegedoorn, rode kornoelje, Gelderse roos, brem en hondsroos gespaard worden. Hazelaars met veel vruchten bie-den een belangrijke voedselbron voor hazelmuizen. De hakhoutcyclus mag dus niet te kort zijn, zodat er enkele jaren zijn met een goede oogst. In sommige bossen is dit na 5 jaar, in andere pas het tiende jaar. Daarom wordt voor hazelaar een hakhoutcyclus aangeraden van 15-20 jaar. De vruchtzetting kan versneld worden door niet op grondniveau maar op ca. 1,5 m af te zetten.

Ook voor aan bosranden grenzende graften, singels en holle wegen is een gefaseerd en kleinscha-lig hakhoutbeheer aan te raden. Door een extra strook (5-15 m) langs de rand te voorzien kan aan weerszijden een mantelzoomvegetatie ontwikkelen. Het hakhout wordt best periodiek afgezet met overstaanders (oude bomen 3-4/10 are, 30-60 % kroonbedekking) in een cyclus van 10-25 jaar over een lengte van maximaal 50 m. Hierbij kan men niet enkel bomen tot de grond afzetten, maar is ook knotten een goede optie. Struwelen en jonge bomen (< 10 jaar) worden beter niet afgezet.

We weten in vele gevallen nog niet precies wat de beste maatregelen zijn (bv. exacte termijnen voor het uitvoeren van terugkerende beheermaatregelen, zoals rotatietijden voor het afzetten van hak-hout). Daarom is ‘adaptive management’ en overleg met specialisten op het terrein vóór de daadwer-kelijke uitvoer van een beheermaatregel aan te raden, om zo het beheer bij te sturen indien nodig. De beheermaatregelen moeten plaats per plaats bekeken worden in functie van de realistische en praktische haalbaarheid en van de intrinsieke kenmerken en hoedanigheden van elk van de gebieden. Op sommige locaties zullen keuzes gemaakt moeten worden (beheer voor hazelmuizen is bv. niet verzoenbaar met beheer voor orchideeën).

© G

oede

le V

erbe

ylen

Workshop hazelmuisbeheer: overleg tussen terreinbeherende organisaties (ANB, INBO, ...) en Nederlandse en Vlaamse hazelmuisspecia-listen

© D

omin

ique

Ver

bele

n

Overleg op het terrein tussen vertegenwoordi-gers van Infrabel en hazelmuisspecialisten van de

Zoogdierenwerkgroep

Page 16: Handleiding hazelmuisbeheer - Zoogdierenwerkgroep · 2011. 10. 5. · HANDLEIDING Hazelmuisbeheer Natuur.studie 2009 Handleiding hazelmuisbeheer Goedele Verbeylen. Tekst: Goedele

16

Ontwikkeling en behoud vangeschikte bosranden

Bosranden zijn vaak ongeschikt door het ontbreken van een mantelzoomvegetatie. In goed ontwikkelde randvegetaties vin-den hazelmuizen in het najaar voedsel en nestgelegenheid.

© G

oede

le V

erbe

ylen

Overgangen tussen het bos en de naastliggende akker zijn meestal te scherp door bewerking van de akker tot vlak tegen het bos.

© D

omin

ique

Ver

bele

n

Geen mantelzoomvegetatie: de akker is bewerkt tot vlak tegen het bos

© G

oede

le V

erbe

ylen

© R

ian

Pulle

s

Ook toegangswegen (bv. langs boomgaarden of jonge aan-plantingen) of wandelpaden lopen vaak vlak naast de bos-rand, waardoor de ontwikke-ling van een mantelzoomvege-tatie onmogelijk is.

Page 17: Handleiding hazelmuisbeheer - Zoogdierenwerkgroep · 2011. 10. 5. · HANDLEIDING Hazelmuisbeheer Natuur.studie 2009 Handleiding hazelmuisbeheer Goedele Verbeylen. Tekst: Goedele

17

Bij weilanden wordt het raster ook meestal vlak naast de bosrand geplaatst en ont-staan er door overbegrazing concave i.p.v. convexe bosranden.

© D

omin

ique

Ver

bele

n

De mantelzoomvegetatie verdwijnt bij overbegrazing door koeien

Het bewerken van akkers tot vlak tegen de bosrand is nog nadeliger als er op de akker hoge gewassen (zoals maïs) gezet worden, waardoor de bosrand beschaduwd wordt en de randvegetatie te weinig licht krijgt om zich goed te ontwikkelen.

© R

ian

Pulle

s

© R

ian

Pulle

Ria

n Pu

lles

Beschaduwing van de bosrand door akkergewassen verhindert de ontwik-keling van een geschikte randvegetatie

Page 18: Handleiding hazelmuisbeheer - Zoogdierenwerkgroep · 2011. 10. 5. · HANDLEIDING Hazelmuisbeheer Natuur.studie 2009 Handleiding hazelmuisbeheer Goedele Verbeylen. Tekst: Goedele

18

Bij het beheer van randvegetaties (bv. open-houden van wegen en wandelpaden) wordt vaak geklepeld, terwijl een maaizuigcombi-natie beter is vanuit hazelmuisoogpunt (om te vermijden dat door hoger nutriëntenaan-bod stikstofminnende soorten toenemen). Het maaien van de randvegetaties gebeurt soms meer en uitgebreider dan echt nood-zakelijk om de weg vrij te houden.

© G

oede

le V

erbe

ylen

© G

oede

le V

erbe

ylen

© G

oede

le V

erbe

ylen

© G

oede

le V

erbe

ylen

Braamstruwelen langs de rand van weilan-den worden regelmatig kortgezet (want dat ‘ziet er properder uit’), terwijl dit in vele gevallen helemaal niet nodig is. Waar het toch om de een of andere reden noodza-kelijk zou zijn, moet vermeden worden dat de ganse rand in 1 keer kortgezet wordt en de volledige voor hazelmuizen geschikte randvegetatie verdwijnt: kleinschaligheid en fasering in tijd en ruimte is de boodschap.

Maai struwelen langs wandelpaden niet meer dan noodzakelijk is om de weg vrij te houden

Het maaisel wordt regelmatig op het naastliggende struweel gegooid, waar-door dit verstikt wordt. Het afvoeren ervan of deponeren op plaatsen waar geen struweel groeit (bv. onder de ach-terliggende boomlaag) is aangewezen.

Mooi braamstruweel langs een weiland wordt na volledig maaien voor lange tijd

ongeschikt voor hazelmuizen

Gooi geen maaisel op het struweel

Page 19: Handleiding hazelmuisbeheer - Zoogdierenwerkgroep · 2011. 10. 5. · HANDLEIDING Hazelmuisbeheer Natuur.studie 2009 Handleiding hazelmuisbeheer Goedele Verbeylen. Tekst: Goedele

19

Ook worden er vaak herbiciden gebruikt om te voorkomen dat de randvegetatie zich uitbreidt tot op de akker of tegen de omheining of het elektrisch raster, of waai-en er herbi- of insecticiden in het struweel vanuit de naburige akker. Bij een omhei-ning is het verwijderen van het braam-struweel echter niet nodig. Een elektrisch raster kan een paar meter van de bosrand geplaatst worden om de randvegetatie kans te geven zich te ontwikkelen.

© G

oede

le V

erbe

ylen

Behandeling van de bosrand met herbi-ciden om de omheining of het elektrisch raster vrij te houden: geen randvegetatie voor hazelmuizen

© G

oede

le V

erbe

ylen

© G

oede

le V

erbe

ylen

Als maaien of klepelen van randvegetaties noodzakelijk is, vermijd dan de periode dat

hazelmuizen er hun nestjes hebben(augustus-november)

© R

ian

Pulle

s

Als deze ingreep dan nog eens uitgevoerd wordt in de periode dat er hazelmuizen zitten (augus-tus-november), dan worden niet enkel de hazel-muizen zelf weggemaaid, maar ook hun nestjes met jongen. De winterperiode (december-maart) is de beste periode om ingrepen in randvegeta-ties uit te voeren: de hazelmuizen zijn dan elders in winterslaap en de randvegetatie krijgt tijd om zich te herstellen tegen het volgende najaar.

Men geeft best de voorkeur aan behoud en verbetering van randvegetaties op zon-beschenen plaatsen (op het zuiden, zuid-oosten en zuidwesten gerichte randen), omdat hier de vruchtzetting (en dus ook het voedselaanbod) het hoogst is en de mantelzoomontwikkeling beter zal zijn.

© G

eral

d D

riess

ens

Page 20: Handleiding hazelmuisbeheer - Zoogdierenwerkgroep · 2011. 10. 5. · HANDLEIDING Hazelmuisbeheer Natuur.studie 2009 Handleiding hazelmuisbeheer Goedele Verbeylen. Tekst: Goedele

20

Een andere mogelijkheid om opnieuw een voor hazelmuizen geschikte bosrand te krijgen, is het niet bewerken van de randzone (2-15 m) van de aangrenzende akker of verplaatsen van bestaande rasters. Enerzijds kan het raster verplaatst worden tot in de bosrand (oud raster opruimen), waarna deze wordt opgenomen in een extensief begrazingsregime met een begrazingsintensiteit die afgestemd is op de ontwikkeling van een mantelzoomvegetatie (< 0,5 rund/ha bij jaarrondbeweiding, 0,5-1,5 rund/ha bij seizoensbeweiding). Dit kan al of niet in combinatie met dunning en hakhoutbeheer gebeuren.

Anderzijds kan het raster juist verder buiten de bosrand geplaatst worden (op een afstand van 5-15 m), zodat er zich spontaan een mantel-zoomvegetatie kan ontwikkelen. Bij een dich-te grasmat kan het hier en daar openrijten ervan de ontwikkeling van struweel versnellen. Dit kan eventueel gecombineerd worden met inplanting van bes- en vruchtdragende stru-welen of gemengd loofbos (met bv. meidoorn, eik, sleedoorn, es, hazelaar, zoete kers, mirabel, haagbeuk, kardinaalsmuts, Gelderse roos, rode kornoelje, hulst). Na 5-10 jaar niets doen, moet dan kleinschalig hakhoutbeheer of een exten-sieve begrazing worden ingesteld om successie (te sterke verbossing waardoor de mantel-zoomvegetatie weer verdwijnt) tegen te gaan.

© D

omin

ique

Ver

bele

n

Door het raster buiten de bosrand te plaatsen, kan er zich een mantelzoomvegetatie ontwikkelen

Alles zo goed mogelijk verbinden

© L

udy

Verh

egge

n

Grootschalige verwijdering van de struiklaag: minder voed-sel en verplaatsingsmogelijkheden voor hazelmuis

Verwijderen van kruid- en struiklaag (wat soms gebeurt op grote schaal), is zeer nadelig voor hazelmuizen. Hierdoor verdwijnt een belangrijke voedselbron en wordt het voor de hazelmuizen ook veel moeilijker om zich te verplaatsen. Hoge bomen (zoals eik) zouden het ganse jaar door ver-bonden moeten zijn via de kruinen en de ondergroei (struiken of corridors), want ze vormen belangrijke voedsel-bronnen voor hazelmuizen in bepaalde seizoenen. Als bv. alle ondergroei weg-gekapt wordt in de winter, wordt de toegang tot hoge bomen op een cruci-aal moment in de lente veel moeilijker.

Door dichte bossen te dunnen kan de ontwikkeling van een continue ondergroei gestimuleerd worden. De bomen gaan dan ook breder uitgroeien met vele overlappende en bijna horizontale takken ertus-sen. De top van de struiklaag zou moeten overlappen met de onderste takken van de boomlaag.

Zoals hiervoor al vermeld, kan struweelvorming in de bosrand gestimuleerd worden door het dunnen van de boomlaag langs deze rand (tot 15-25 m diep).

Page 21: Handleiding hazelmuisbeheer - Zoogdierenwerkgroep · 2011. 10. 5. · HANDLEIDING Hazelmuisbeheer Natuur.studie 2009 Handleiding hazelmuisbeheer Goedele Verbeylen. Tekst: Goedele

21

Door de aanleg of het verbreden van bospaden (of wegen) tussen 2 stukken bos die voedsel bieden op verschillende tijdstippen van het jaar, ontstaat een barrière voor hazelmuizen indien de boomkruinen elkaar niet meer raken boven het pad. Dergelijke bospaden kunnen overbrugd worden door tak-ken aan weerszijden van het pad naar beneden te trekken en aan elkaar vast te binden over het bospad, bv. om de 50 m. Ook worden hagen en houtkan-ten soms onderbroken, bv. door een toegang tot een weiland of akker. Hier kan ook een luchtverbinding gemaakt worden met takken (die men eventueel laat overgroeien door bv. bosrank).

Niet enkel binnen het bos maar ook tussen de bossen zijn verbindingen nodig. Vroeger waren de bossen veel groter en beter verbonden via allerlei houtkanten en hagen. Nu zijn de meeste bossen klein en geïsoleerd, wat een belang-rijke rol zal gespeeld hebben in de achteruitgang van de hazelmuis. Bossen vergroten is waarschijnlijk in de meeste

© G

oede

le V

erbe

ylen

Bospaden vor-men een barrière indien de boomkrui-nen elkaar niet raken boven het pad

© D

omin

ique

Ver

bele

n

gevallen niet meer mogelijk, maar het aanleggen van brede hagen of houtkanten als verbindingen vaak wel. Dergelijke verbindingen zouden minstens 10 m breed moeten zijn. Als de afstand tussen de gebieden meer dan 250 m bedraagt, wordt best een verbindingsstrook in com-binatie met een stapsteen (groter bosje dat dienst doet als habitat-plek en waar reproductie van enkele individuen mogelijk is) aangelegd.

© D

omin

ique

Ver

bele

n

© D

omin

ique

Ver

bele

n

Openingen in houtkanten dichten zodat er een aaneensluitende ver-

binding is tussen 2 bosgebieden

Mooi ontwikkelde graften met het bos verbinden maakt ze gemakkelijker bereikbaar voor hazelmuizen

Page 22: Handleiding hazelmuisbeheer - Zoogdierenwerkgroep · 2011. 10. 5. · HANDLEIDING Hazelmuisbeheer Natuur.studie 2009 Handleiding hazelmuisbeheer Goedele Verbeylen. Tekst: Goedele

22

Houtkanten en hagen:zowel verbindingen als woongebied

Houtkanten en hagen zijn zeer belangrijk voor hazelmuizen, als corridor of permanente woonplaats. Naast het verdwijnen van vele houtkanten zal gewijzigd beheer ervan waarschijnlijk een grote invloed gehad hebben op de achteruitgang van de hazelmuis. De houtkanten worden nu meestal mechanisch en vaker (jaarlijks) gesnoeid, wat nadelig is voor de bloem- en vruchtproductie. Als dit in het najaar gebeurt, worden hazelmuizen en hun nesten met jongen mee weggemaaid of -geklepeld. In houtkan-ten die niet onderhouden worden, ontstaan openingen, waardoor hun corridorfunctie vermindert.

Hoe breder (bij voorkeur minstens 5-6 m), hoger (bij voorkeur minstens 4 m) en soor-tenrijker een houtkant is, hoe geschik-ter voor hazelmuis. Omdat de afgelegde afstanden ook in houtkanten zeer klein zijn en dus niet voldoende compenseren voor het zeer smalle habitat, betekent dit dat er in houtkanten een hogere voedseldicht-heid moet zijn om te overleven op een kleine oppervlakte. Om het voedselaanbod in houtkanten te verhogen, kan het noodza-kelijk zijn om vruchtdragende struiken aan te planten (bv. hazelaar, sleedoorn, kam-perfoelie, zoete kers, meidoorn, rode kor-noelje, Gelderse roos, hondsroos, mirabel, haagbeuk, Spaanse aak, kardinaalsmuts).

Indien de houtkanten of hagen los staan van de bosrand of indien er gaten in zijn, kunnen de openin-gen gedicht worden door struweelvormers (bv. meidoorn, sleedoorn, hazelaar, Gelderse roos) aan te planten. Soms is dit niet mogelijk omdat er een weg door loopt of een doorgang moet zijn voor vee of landbouwmachines. In dat geval kan een verbinding via de lucht gemaakt worden met overhangende takken die men eventueel laat overgroeien met bv. bosrank.

© G

oede

le V

erbe

ylen

© G

oede

le V

erbe

ylen

Houtkanten moeten breed, soortenrijk en ononderbroken zijn

Page 23: Handleiding hazelmuisbeheer - Zoogdierenwerkgroep · 2011. 10. 5. · HANDLEIDING Hazelmuisbeheer Natuur.studie 2009 Handleiding hazelmuisbeheer Goedele Verbeylen. Tekst: Goedele

23

Behalve waar veiligheid of toeganke-lijkheid het beletten, zou een houtkant maximaal om de 3 jaar en bij voorkeur pas elke 5-6 jaar gesnoeid mogen wor-den. Houtkanten snoeien aan beide zijden, aan de top of aan beide zijden en de top is nadelig voor hazelmuizen. Best is snoeien aan 1 zijde, en 2-3 jaar later aan de andere, zodat alle oude takken met bloe-men en vruchten niet tegelijk verwijderd worden. Een andere optie is gefaseerd snoeien binnen elke zijde, waarbij niet meer dan 50 m tegelijk wordt gesnoeid.

In Groot-Brittannië worden op basis van het voorgaande de volgende aanbevelingen gegeven voor het beheer van houtkanten:• laat een gedeelte van de houtkanten (bv. minstens 30 %) groeien voor minstens 7 tot 10 jaar• snoei niet alle houtkanten hetzelfde jaar, zodat er altijd houtkanten met veel vruchten aanwezig zijn• vermijd klepelen• gebruik ‘coppicing’ (hakhout) of beter ‘laying’ (stammen worden aan de basis gedeeltelijk doorge-

sneden of schuin gebogen en plat gelegd en hieruit schieten nieuwe scheuten op) om houtkanten te beheren die openingen beginnen te vertonen of geen dichte takken hebben aan hun basis

• als de grootte beperkt moet worden: vermijd de top te snoeien en snoei slechts 1 zijde• bij een nieuwe aanplant: gebruik minstens 5 en liefst 7 verschillende struik/boomsoorten.

© G

oede

le V

erbe

ylen

© G

oede

le V

erbe

ylen

© G

oede

le V

erbe

ylen

Een mast van zachte (bessen) en harde (zaden) vruchten vraagt verschillende omstandigheden. Voor bessen is het belangrijk dat er openingen in de houtkanten zijn (die dan wel overbrugd moeten wor-den met takken of palen om geen barrières te veroorzaken voor de hazelmuizen), waardoor er minder competitie is en meer lichtinval. Snoeien gebeurt best om de 3 jaar. Voor de hoeveelheid zaden is het snoei-interval het belangrijkste: overgaan van jaarlijks naar 8-jaarlijks snoeien, doet de productie 90 % stijgen (deze is laag tot 5 jaar en stijgt dan steil tot 8 jaar).

Hagen over grote afstanden volledig kortzetten maakt ze voor vele jaren ongeschikt voor hazelmuizen

Links: kortgezette haag, rechts: goed ontwikkel-de haag overgroeid door bosrank en bewoond

door hazelmuizen

Onder: kortgezette haag, boven: goed ontwikkel-de graft overgroeid door bosrank en bewoond door hazelmuizen

Page 24: Handleiding hazelmuisbeheer - Zoogdierenwerkgroep · 2011. 10. 5. · HANDLEIDING Hazelmuisbeheer Natuur.studie 2009 Handleiding hazelmuisbeheer Goedele Verbeylen. Tekst: Goedele

24

Timing van de werken

Aangezien hazelmuizen gedurende verschillende periodes van het jaar andere onderdelen van het bos gebruiken, zal de beste uitvoeringsperiode afhangen van de plaats van de werken. In voorjaar en zomer (april-augustus) bevinden hazelmuizen zich voornamelijk hoog in de bomen, in het najaar (augustus-november) in de randvegetaties (waar ze zich ook voortplanten) en in de winter (november-april) slapen ze op grondniveau op locaties die voldoende vochtig zijn.

Beheermaatregelen die ingrijpen op de boomlaag kunnen dus best in het najaar (september-novem-ber) en de winter (december-maart) uitgevoerd worden. Beheermaatregelen in randvegetaties gebeu-ren best in de winter (december-maart) of desnoods in het voorjaar-vroege zomer (april-juli, pro-ductiviteit mantel- en zoomvegetaties nog laag, hazelmuizen zitten minder in bosranden dan in late zomer-najaar, maar broedseizoen voor vogels!). Omdat hazelmuizen in voorjaar-vroege zomer soms ook randvegetaties gebruiken (zeker op plaatsen waar weinig bomen staan, zoals houtkanten, graften, spoorwegbermen, ...) en in het najaar mogelijk soms ook hoog in de bomen zitten (verder onderzoek moet uitwijzen in welke mate dit het geval is), is de winter (december-maart) de beste periode voor alle beheer. Hoe vroeger op het jaar de beheerwerken uitgevoerd worden, hoe beter ontwikkeld (en dus meer dekking/voedsel voor hazelmuizen) de vegetatie in het najaar zal zijn.

Bij zachte winters, die vermoedelijk meer en meer gaan optreden (in 2006 werd er bv. nog een wak-kere hazelmuis aangetroffen op 5 december!), is het beter om later te starten en vroeger te stoppen met de werken (bv. 15 december-15 maart of 1 januari-1 maart).

De uitvoering dient ook in de winter met de nodige zorg te gebeuren, zodat winterslapende hazelmui-zen niet vertrappeld worden, bedolven door deponeren van allerlei materiaal (grond, keien, verhak-selde snoeiresten, ...) of overreden met zware machines. Bij een bevroren bosbodem is de verstorings-kans het geringste. Deze verstoringskans zal het hoogste zijn op vochtige plekken aan de noordzijde van het bos, die de hazelmuizen opzoeken om de winter door te brengen. De beschikbare informatie over waar hazelmuizen exact overwinteren is echter zeer beperkt (enkel vochtige noordhellingen of ook elders?). Diepgaander onderzoek zou een grote hulp zijn bij het beter inschatten van wanneer waar welke beheermaatregelen best genomen worden.

© H

ugo

Will

ocx

Pas op voor winterslapende hazelmuizen in de bladlaag

Page 25: Handleiding hazelmuisbeheer - Zoogdierenwerkgroep · 2011. 10. 5. · HANDLEIDING Hazelmuisbeheer Natuur.studie 2009 Handleiding hazelmuisbeheer Goedele Verbeylen. Tekst: Goedele

25

Voor- en nadelen voor andere soorten

Beheer dat de hazelmuis ten goede komt, is ook positief voor een hele reeks ande-re dier- en plantensoorten. Zo zijn rijk gestructureerde mantelzoomvegetaties aan bosranden o.a. ook goed voor kruis-bladwalstro, boshavikskruid, purperorchis, wilde marjolein, struiksprinkhaan, bruine eikenpage, sleedoornpage, kleine ijsvogel-vlinder, geelgors, grauwe klauwier, levend-barende hagedis en hazelworm.

Anderzijds vragen sommige andere soorten een ander beheer: bv. brede zonnige paden en grote open plekken in het bos voor vlinders of orchideeën of grote blokken jonge hazelaar na hakhoutbeheer voor de nachtegaal. Dergelijke habitats zijn niet geschikt voor hazelmuizen, maar hazelmuizen hebben toch voordeel bij een beheer dat veel licht op de struik- en kruidlaag toelaat (bv. door de ontwikkeling van een mooie randvegetatie langs of rond dergelijke open plekken).

© M

arc

Her

rem

ans

Kleine ijsvogelvlinder

© G

oede

le V

erbe

ylen

Beheer voor orchideeën in het Veursbos: verwijderen van de bladlaag

We worden graag op de hoogte gehouden van uitgevoerde ingrepen in en in de omgeving van door hazelmuis bezette gebieden, om een volledig beeld te krijgen van de getroffen maatregelen en de effecten ervan op de hazelmuispopulatie te kunnen opvolgen. Ook kan je bij ons terecht voor meer advies omtrent geplande ingrepen.

Page 26: Handleiding hazelmuisbeheer - Zoogdierenwerkgroep · 2011. 10. 5. · HANDLEIDING Hazelmuisbeheer Natuur.studie 2009 Handleiding hazelmuisbeheer Goedele Verbeylen. Tekst: Goedele

De Zoogdierenwerkgroep van Natuurpunt houdt zich bezig met de inventarisatie en de bescherming van alle inheemse zoog-

dieren in Vlaanderen. Voor heel wat projecten werken we samen met overheden, instituten of universiteiten. Bescherming van

een bedreigde soort begint echter steeds bij het in kaart brengen van de verspreiding. Het zijn de gegevens uit het veld, geleverd

door de vrijwilligers, die de basis vormen voor wetenschappelijk onderzoek of voor het opstellen van soortbeschermingsplannen.

Hamsterburchten en hazelmuisnesten opsporen, braakballen pluizen, met behulp van valletjes kleine zoogdieren inventariseren

in een natuurgebiedje, met een zaklamp op zoek naar grote zoogdieren op een avondlijke tocht… Het is maar een greep uit

de activiteiten van de Zoogdierenwerkgroep. Daarnaast trachten we zoveel mogelijk informatie te verzamelen rond ecologie,

inventarisatiemethodes, bescherming en zelfs bestrijding van allerlei zoogdiersoorten, zowel via literatuur als door eigen onder-

zoek. Om vrijwilligers hierover te informeren worden er ook allerlei educatieve activiteiten georganiseerd, zoals infoavonden en

thematische excursies. De vele inventarisaties die we uitvoeren, leiden na opslag van alle gegevens in de Zoogdierendatabank en

na verwerking onder andere tot allerlei publicaties, zoals deze handleiding.