Handboek dataverzameling Meetbaar Beter versie …...2. Definities 7 2. Definities Het is belangrijk...

81
Handboek Dataverzameling 2015

Transcript of Handboek dataverzameling Meetbaar Beter versie …...2. Definities 7 2. Definities Het is belangrijk...

Page 1: Handboek dataverzameling Meetbaar Beter versie …...2. Definities 7 2. Definities Het is belangrijk dat alle aangesloten ziekenhuizen een uniforme definitie hanteren voor alle geselecteerde

Handboek Dataverzameling

    2015

Page 2: Handboek dataverzameling Meetbaar Beter versie …...2. Definities 7 2. Definities Het is belangrijk dat alle aangesloten ziekenhuizen een uniforme definitie hanteren voor alle geselecteerde

2

                 

                        Versie:    2015.3 Datum:   30 maart 2015    Voor informatie neem contact op met: Saskia Houterman  Manager Datamanagement Marloes Marteijn Business Analyst Stichting Meetbaar Beter Postbus 1350 5602 ZA Eindhoven E: [email protected] T: 040‐2396525 I: www.meetbaarbeter.com  © 2015 Stichting Meetbaar Beter Dit is een handboek van de stichting Meetbaar Beter. De stichting stelt zich tot doel het bijdragen aan de verdere verbetering van de kwaliteit van zorg voor hartpatiënten door het ontwikkelen, verspreiden en implementeren van een kwaliteitssysteem op basis van patiëntrelevante uitkomstindicatoren.  Foto voorkant: Amphia Ziekenhuis 

Page 3: Handboek dataverzameling Meetbaar Beter versie …...2. Definities 7 2. Definities Het is belangrijk dat alle aangesloten ziekenhuizen een uniforme definitie hanteren voor alle geselecteerde

3

Inhoudsopgave  1. Inleiding  5 2. Definities  7 3. Coronairlijden  19 3.1  Geconsolideerd coronairlijden  19 3.2  Coronaire bypasschirurgie (CABG)  19 3.2.1  Definitie ......................................................................................................................... 19 3.2.2  Uitkomstindicatoren ...................................................................................................... 19 3.2.3  Initiële condities ............................................................................................................ 21 

3.3  Percutane coronaire interventie (PCI)  21 3.3.1  Definitie ......................................................................................................................... 21 3.3.2  Uitkomstindicatoren ...................................................................................................... 21 3.3.3  Initiële condities ............................................................................................................ 22 

3.4  Conservatieve behandeling  24 3.4.1  Definitie ......................................................................................................................... 24 3.4.2  Uitkomstindicatoren ...................................................................................................... 24 3.4.3  Initiële condities ............................................................................................................ 25 

4. Aortakleplijden  26 4.1  Geconsolideerd aortakleplijden  26 4.2  Aortaklepvervanging (AVR)  26 4.2.1  Definitie ......................................................................................................................... 26 4.2.2  Uitkomstindicatoren ...................................................................................................... 27 4.2.3  Initiële condities ............................................................................................................ 28 

4.3  Transkatheter aortaklepimplantatie (TAVI)  29 4.3.1  Definitie ......................................................................................................................... 29 4.3.2  Uitkomstindicatoren ...................................................................................................... 29 4.3.3 Initiële condities ................................................................................................................... 30 

4.4  Conservatieve behandeling  31 4.4.1 Definitie ................................................................................................................................ 31 4.4.2 Uitkomstindicatoren ............................................................................................................. 31 4.4.3 Initiële condities ................................................................................................................... 32 

5. Gecombineerd coronairlijden en aortakleplijden  33 5.1  CABG + AVR  33 5.1.1  Definitie ......................................................................................................................... 33 5.1.2  Uitkomstindicatoren ...................................................................................................... 33 5.1.3  Initiële condities ............................................................................................................ 34 

6. Atriumfibrilleren  35 6.1  Geconsolideerd atriumfibrilleren  35 6.2  Katheter pulmonaal venen isolatie  35 6.2.1  Definitie ......................................................................................................................... 35 6.2.2  Uitkomstindicatoren ...................................................................................................... 35 6.2.3  Initiële condities ............................................................................................................ 37 

6.3  Minimaal‐invasieve chirurgische pulmonaal venen isolatie  38 6.3.1  Definitie ......................................................................................................................... 38 6.3.2  Uitkomstindicatoren ...................................................................................................... 38 6.3.3  Initiële condities ............................................................................................................ 39 

   

Page 4: Handboek dataverzameling Meetbaar Beter versie …...2. Definities 7 2. Definities Het is belangrijk dat alle aangesloten ziekenhuizen een uniforme definitie hanteren voor alle geselecteerde

4

7. Codeboek  41 7.1  Coronairlijden  41 7.1.1  Coronaire bypasschirurgie (CABG) ................................................................................ 41 7.1.2  Percutane coronaire interventie (PCI) ........................................................................... 44 7.1.3  Conservatieve behandeling ........................................................................................... 48 

7.2  Aortakleplijden  51 7.2.1  Aortaklepvervanging (AVR) ........................................................................................... 51 7.2.2  Transkatheter aortaklepimplantatie (TAVI) .................................................................. 54 7.2.3  Conservatieve behandeling ........................................................................................... 57 

7.3  Gecombineerd coronairlijden en aortakleplijden  59 7.3.1  CABG + AVR ................................................................................................................... 59 

7.4  Atriumfibrilleren  61 7.4.1  Katheter pulmonaal venen isolatie ............................................................................... 61 7.4.2  Minimaal‐invasieve chirurgische pulmonaal venen isolatie ......................................... 64 

 8. Overzicht wijzigingen  66  Bijlage: Bijdrage handboek  81 

Page 5: Handboek dataverzameling Meetbaar Beter versie …...2. Definities 7 2. Definities Het is belangrijk dat alle aangesloten ziekenhuizen een uniforme definitie hanteren voor alle geselecteerde

1. Inleiding

5

1. Inleiding 

Achtergrond Meetbaar  Beter  is  een  wetenschappelijk  onderbouwd  programma  dat  met  behulp  van patiëntrelevante uitkomstindicatoren op een arts gedreven én patiëntgerichte manier werkt aan de verbetering  van  kwaliteit  en  transparantie  van  zorg  in  de  deelnemende  hartcentra  en interventiecentra zonder cardiochirurgie (IZC). Binnen Meetbaar Beter worden de voor de patiënt meest relevante uitkomstindicatoren aan de hand van  een  evidence‐based methodologie  geselecteerd  (Value  Based Healthcare  (VBHC)  theorie). De gemeten resultaten worden volledig transparant gecommuniceerd. De inzichten in de resultaten van zorg die hierdoor verkregen worden, bieden de basis voor kwaliteits‐ en verbetercycli op basis van deze uitkomstindicatoren.  Medische condities Voor  patiënten  met  de  medische  condities  coronairlijden,  aortakleplijden,  gecombineerd coronairlijden  en  aortakleplijden,  en  atriumfibrilleren  zijn  uitkomstindicatoren  geselecteerd.  Alle medische condities, medische behandelingen en uitkomstindicatoren zijn voorzien van een concrete definitie.  Omdat  de  resultaten  van  zorg  niet  alleen  bepaald  worden  door  de  kwaliteit  van  de behandeling, maar ook door de gezondheidstoestand van de patiënt vóór de behandeling, zijn naast de uitkomstindicatoren ook de meest belangrijke initiële condities geselecteerd voor de betreffende patiëntgroepen. Deze  initiële  condities maken het mogelijk meer  specifiek  inzicht  te  krijgen  in de resultaten van zorg. Ook de initiële condities zijn van een concrete definitie voorzien.  Generieke regels dataverzameling Er geldt een aantal generieke regels voor alle medische condities: 1.   De follow‐up start op het moment van de interventie, c.q. start conservatieve behandeling.  2.   Gedurende de gehele follow‐up blijft de patiënt in eenzelfde cohort, tenzij er een specifieke 

uitzondering  geldt  zoals  bij  de  specifieke  interventie/behandeling  staat  beschreven. Ondergaat  een  patiënt  een  andere  interventie/behandeling  die  buiten  het  huidige  cohort valt, dan start ook voor die  interventie/behandeling de  follow‐up  in het andere cohort. De follow‐up gaat dan door in beide cohorten (tenzij er een specifieke uitzondering geldt, zoals bij de specifieke interventie/behandeling staat beschreven). 

4.   Ondergaat de patiënt  in een cohort voor de tweede keer een zelfde  interventie, dan wordt dat geteld als reïnterventie (tenzij er een specifieke uitzondering geldt zoals bij de specifieke interventie  staat  beschreven)  en  start  de  follow‐up  niet  opnieuw.  Eventuele  uitkomsten worden toegerekend aan de eerste interventie. 

5.   Per uitkomstindicator kan een event maar één keer voorkomen per patiënt, waarbij het eerst opgetreden event telt binnen die betreffende uitkomstindicator. 

 Dataverzameling In  2013  is  de  stichting Meetbaar  Beter  opgericht.  Deelnemende  hartcentra  en  interventiecentra zonder cardiochirurgie organiseren allen vanuit het eigen ziekenhuis de dataverzameling en zijn hier zelf verantwoordelijk voor. Vanuit de stichting Meetbaar Beter wordt een standaard Excel‐bestand aangeleverd waarin de gegevens voor de verschillende uitkomstindicatoren en initiële condities voor de betreffende medische behandeling verzameld kunnen worden. Ook kan gebruik gemaakt worden van  een  elektronisch  CRF  dat  speciaal  gebouwd  is  voor  deze  studie  middels  het datamanagementprogramma GLEAN. Op deze manier wordt gewaarborgd dat alle gegevens  in het gewenste format worden aangeleverd.       

Page 6: Handboek dataverzameling Meetbaar Beter versie …...2. Definities 7 2. Definities Het is belangrijk dat alle aangesloten ziekenhuizen een uniforme definitie hanteren voor alle geselecteerde

1. Inleiding

6

Leeswijzer In  dit  handboek  vindt  u  alle  gegevens  betreffende  de  dataverzameling  voor Meetbaar  Beter.  In hoofdstuk  2  staan  alle  definities  die  generiek  binnen  Meetbaar  Beter  gehanteerd  worden.  In hoofdstuk 3  t/m 6 worden per medische conditie de geselecteerde uitkomstindicatoren en  initiële condities  weergegeven  die  voor  de  betreffende  medische  behandelingen  verzameld  dienen  te worden.  Elk  hoofdstuk  is  zo  opgebouwd  dat  eerst  de  inclusiecriteria  van  de  medische  conditie worden  weergegeven,  gevolgd  door  een  definitie  van  de  medische  behandeling,  vervolgens  de uitkomstindicatoren  genoemd  worden  en  tot  slot  de  initiële  condities.  In  hoofdstuk  7  is  er  per medische  behandeling  een  codeboek  opgenomen  (deze  variabele  namen  zijn  gelijk  aan  die  in  de Excel  bestanden  gehanteerd  worden).  In  hoofdstuk  8  wordt  een  overzicht  gegeven  van  alle wijzigingen  die  doorgevoerd  zijn  in  deze  nieuwste  versie  van  het  handboek  ten  opzichte  van  de eerdere versie van de aparte manuals die op 16 mei 2014 verschenen  zijn. Tenslotte wordt  in de bijlage een overzicht gegeven van de outcomes teams, de medisch experts en het programma team die  hebben  meegewerkt  aan  de  totstandkoming  en  verbetering  van  de  indicatorensets.  Via  de website www.meetbaarbeter.com is tevens een totaal overzicht van de indicatorensets beschikbaar gesteld  met  daarin  alle  uitkomstindicatoren  en  initiële  condities,  uitgesplitst  naar  de  medische condities en behandelingen met daarbij de gehanteerde definities.   Vanwege de aansluiting van de interventiecentra zonder cardiochirurgie moet geregistreerd worden in welk  ziekenhuis de  interventie c.q. de behandeling heeft plaatsgevonden  (variabele  ziekenhuis), welk  ziekenhuis  de  patiënt  heeft  verwezen  (variabele  ziekenhuis_verwezen)  en  met  welk hartcentrum de hartteam bespreking heeft plaatsgevonden (variabele ziekenhuis_hartteam).  Indien een hartteam bespreking binnen een hartcentrum, dus zonder deelname van een interventiecentrum zonder  cardiochirurgie, heeft  plaatsgevonden,  dan  is  het  ziekenhuis  waar  de  interventie  heeft plaatsgevonden hetzelfde als het ziekenhuis waar de hartteam bespreking heeft plaatsgevonden. Bijvoorbeeld:  1)  voor  een  patiënt  die  een  PCI  ondergaat  in  een  interventiecentrum  zonder cardiochirurgie  (IZC)  wordt  bij  ziekenhuis  het  betreffende  IZC  geregistreerd  en  bij ziekenhuis_hartteam  dient  het  hartcentrum  geregistreerd  te worden waarmee  de  patiënt  in  het hartteam besproken wordt; 2) voor een patiënt die een PCI ondergaat in een hartcentrum en binnen dat  hartcentrum  besproken  is,  dient  voor  zowel  ziekenhuis  als  ziekenhuis_hartteam  hetzelfde hartcentrum geregistreerd te worden, en 3) voor een patiënt die na bespreking  in het gezamenlijke hartteam van het hartcentrum en het  IZC verwezen wordt vanuit een  IZC naar een hartcentrum en daar  een  PCI  ondergaat,  wordt  bij  ziekenhuis  het  betreffende  hartcentrum  geregistreerd,  bij ziekenhuis_hartteam  het  betreffende  hartcentrum  waarmee  de  hartteam  bespreking  heeft plaatsgevonden en bij ziekenhuis_verwezen dient het IZC geregistreerd te worden.  

  

Page 7: Handboek dataverzameling Meetbaar Beter versie …...2. Definities 7 2. Definities Het is belangrijk dat alle aangesloten ziekenhuizen een uniforme definitie hanteren voor alle geselecteerde

2. Definities

7

2. Definities 

Het  is  belangrijk  dat  alle  aangesloten  ziekenhuizen  een  uniforme  definitie  hanteren  voor  alle geselecteerde uitkomstindicatoren en initiële condities. Daarbij sluiten we zoveel mogelijk aan bij de definities die gehanteerd worden in (inter)nationale vooraanstaande bronnen. Hierbij is de volgende prioritering aangehouden: 

I. Nationale bronnen (richtlijnen, beroepsverenigingen (NVVC, NVT) II. Europese bronnen (European Society for Cardiology (www.escardio.org)) III. Internationale bronnen (Amerikaanse verenigingen en/of registraties)    

 In dit hoofdstuk worden alle algemene definities (in alfabetische volgorde) gepresenteerd die binnen Meetbaar Beter bij de verschillende medische condities gehanteerd worden.  

Anti‐aritmica (AAD)  

Anti‐aritmica  (in het  Engels  anti‐arrhythmic drugs  – AAD)  zijn  geneesmiddelen welke  anti‐aritmische  eigenschappen  hebben  en  daarom  gebruikt  worden  in  de  behandeling  van  ritmestoornissen,  zoals  atriumfibrilleren.  AAD’s  worden  onderverdeeld  in  4  verschillende klassen naar Vaughan Williams, gebaseerd op hun werkingsmechanisme.  

Klasse  I: membraanstabiliserende middelen  (quinidine, procainamide, disopyramide en flecainide) 

Klasse II: bèta‐receptor blokkerende sympathicomimetica (beta‐blokkers) † 

Klasse III: actiepotentiaalverlengende middelen (amiodaron, ibutilide, sotalol) 

Klasse  IV:  calciuminstroom  remmende  medicatie  (calcium‐blokkers  diltiazem  en verapamil) † 

 †  =  Belangrijk:  bèta‐blokkers  uit  klasse  II  en  anti‐aritmica  uit  klasse  IV  volgens  Vaughan Williams  worden  bij  de  behandeling  van  atriumfibrilleren  niet  beschouwd  als  een  anti‐aritmicum. Gebruik van bèta‐blokkers na zowel een katheter PVI als chirurgische PVI wordt daarom niet beschouwd als gebruik van een AAD (bèta‐blokkers zijn klasse II AAD volgens de Vaughan  Williams‐classificatie  maar  worden  binnen  de  elektrofysiologie  niet  als  zodanig beschouwd).   Bronvermelding: •  Vaughan Williams EM. Classification of antidysrhythmic drugs. Pharmacol Ther B 1975; 1: 115‐

138. •  Farmacotherapeutisch kompas (www.fk.cvz.nl) 

 

Atriumfibrilleren  

Betreft een ritmestoornis welke gekenmerkt wordt door: 1.  Irregulair RR‐interval (zonder de aanwezigheid van een repetitief patroon), en 2.  Afwezigheid van P‐golven op het oppervlakte ECG, en 3.  Variabele atriale cycluslengte (indien zichtbaar) en wordt op grond van de tijdsduur ingedeeld in volgende types:  Eerste episode van atriumfibrilleren: elke patiënt die zich voor het eerst presenteert met de diagnose  atriumfibrilleren,  ongeacht  de  duur  en/of  aanwezigheid  van  symptomen  en  die geen eerdere katheter of chirurgische PVI heeft ondergaan. Paroxysmaal  atriumfibrilleren:  het  voorkomen  van  meer  dan  één  episode  van atriumfibrilleren welke spontaan beëindigt binnen 7 dagen (≤ 7 dagen).  

Page 8: Handboek dataverzameling Meetbaar Beter versie …...2. Definities 7 2. Definities Het is belangrijk dat alle aangesloten ziekenhuizen een uniforme definitie hanteren voor alle geselecteerde

2. Definities

8

Persisterend  atriumfibrilleren:  het  persisteren  van  atriumfibrilleren meer  dan  7  dagen  en korter  dan  1  jaar  (7  dagen  <  atriumfibrilleren  <  365  dagen);  ook  een  elektrische  of farmacologische  cardioversie  binnen  7  dagen  (<  7  dagen)  wordt  als  persisterend geclassificeerd.  Langdurig persisterend: atriumfibrilleren bestaat sinds 1 jaar (≥ 365 dagen) of langer op het moment dat een ritmecontrole‐strategie wordt toegepast.  Permanent atriumfibrilleren: atriumfibrilleren bestaat sinds 1 jaar (≥ 365 dagen) of langer en wordt  door  patiënt  en  arts  geaccepteerd.  Er  wordt  geen  poging  tot  cardioversie  (meer) ondernomen. 

 Bronvermelding:  •  Camm AJ, Kirchhof P, Lip GY et al. Guidelines for the management of atrial fibrillation: the task 

force  for  the management  of  atrial  fibrillation  of  the  European  Society  of  Cardiology.  Eur Heart J 2010; 31: 2369‐2429. PMID 20801924. 

•  Calkins H, Kuck KH, Cappato R et al. 2012 HRS/EHRA/ECAS expert  consensus  statement on catheter  and  surgical  ablation  of  atrial  fibrillation:  recommendations  for  patient  selection, procedural  techniques,  patient  management  and  follow‐up,  definitions,  endpoints  and research trial design. Heart Rhythm 2012; 9: 632‐696. PMID 22386883. 

 

Bloeding  

Bloedingen worden naar gelang hun ernst ingedeeld volgens de gestandaardiseerde Bleeding Academic  Research  Consortium  (BARC)  classificatie.  De  volgende  categorieën  worden onderscheiden: 

BARC  type 1: bloeding waarvoor patiënt geen medische hulp  zoekt en welke geen verdere actie, follow‐up of behandeling behoeft. Voor Meetbaar Beter worden enkel bloedingen geregistreerd vanaf BARC type 2. 

BARC type 2: elke zichtbare bloeding die niet  in categorie 3 tot en met 5 valt, maar wel voldoet aan tenminste één van volgende criteria: 

‐ vereist  niet‐chirurgische, medische  behandeling  door  een  zorgverlener, en/of 

‐ leidt tot ziekenhuisopname of extra behandeling, en/of ‐ vereist medische nazorg of evaluatie. 

BARC  type  3a:  elke  zichtbare  bloeding  gepaard  gaande  met  2  tot  3  mmol/l hemoglobine daling en/of bloedtransfusie. 

BARC type 3b: elke zichtbare bloeding gepaard gaande met ≥3 mmol/l hemoglobine daling  en/of  harttamponade  en/of  bloeding  die  chirurgische  interventie  vereist (uitgezonderd tanden, neus, huid en hemorroïden) en/of toediening van vasoactieve intraveneuze medicatie. 

BARC type 3c: intracraniële bloeding (uitgezonderd microbloeding of hemorragische transformatie) en/of intra‐oculaire bloeding. 

BARC  type  4:  CABG‐gerelateerde  bloeding met  ofwel  peri‐operatieve  intracraniële bloeding  binnen  48h  en/of  re‐sternotomie  voor  hemostase  en/of  transfusie  ≥5 eenheden volbloed of packed cells binnen 48h en/of thoraxdrainproductie ≥2l binnen 24h. 

BARC  type  5a:  waarschijnlijk  fatale  bloeding  zonder  bevestiging  bij  autopsie  of beeldvorming. 

BARC type 5b: bewezen fatale bloeding door middel van autopsie of beeldvorming. Bronvermelding: •  Mehran R, Rao SV, Bhatt DL et al. Standardized bleeding definitions for cardiovascular clinical 

trials: a consensus report from the Bleeding Academic Research Consortium. Circulation 2011; 123: 2736‐2747. PMID 21670242. 

Page 9: Handboek dataverzameling Meetbaar Beter versie …...2. Definities 7 2. Definities Het is belangrijk dat alle aangesloten ziekenhuizen een uniforme definitie hanteren voor alle geselecteerde

2. Definities

9

Cardiale tamponade  

De aanwezigheid van >5 mm pericardvocht al dan niet met klinische (CVD‐verhoging, pulsus paradoxus,  hypotensie)  en/of  echocardiografische  (wijde,  niet  collaberende  vena  cava inferior, diastolische collaps van rechter atrium en/of ventrikel, >25% respiratoire variatie in mitralisklep  inflowpatroon,  >50%  variatie  in  tricuspidalisklep  inflow  patroon)  tekenen  van tamponade. Het betreft een cardiale tamponade als een  interventie (drainage) noodzakelijk is.  Bronvermelding: •  Maisch  B,  Seferovic  PM,  Ristic  AD  et  al. Guidelines  on  the  diagnosis  and management  of 

pericardial disease executive summary. Eur Heart J 2004; 25: 587‐610. PMID 15120056. 

 

CHA2DS2‐VASc score  

Stratificatiescore  op  een  schaal  van  0  tot  en met  9,  gebaseerd  op  leeftijd,  geslacht  en  het voorkomen  van hartfalen, hypertensie, diabetes,  cerebrovasculair  accident  en  vaatlijden. De score  geeft  een  inschatting  van  het  risico  op  trombo‐embolische  complicaties  bij atriumfibrilleren.   

  Risicofactor  Score 

C  Congestief hartfalen/linker kamer dysfunctie  1 H  Hypertensie  1 A2  Leeftijd ≥75 jaar  2 D  Diabetes mellitus  1 S2  CVA/TIA/trombo‐embolie  2 V  Vaatlijden  1 A  Leeftijd 65‐74 jaar  1 Sc  Vrouwelijk geslacht  1 

 

Bij het tot stand komen van deze stratificatiescore werd uitgegaan van de volgende definities:  Hartfalen: aanwezigheid van  tekenen of  symptomen van ofwel  rechter‐  (verhoogde  centraal veneuze druk, hepatomegalie, oedeem) ofwel linker‐ (inspanningsafhankelijke kortademigheid, hoesten, vermoeidheid, orthopnoe, paroxysmale nachtelijke dyspnoe  (als orthopnoe dan ook dyspnoe), cardiomegalie, crepitaties, gallop ritme, pulmonale veneuze congestie) hartfalen of beiden. Deze tekenen of symptomen zijn bevestigd door middel van (non)invasieve methoden welke objectief aantonen dat er cardiale dysfunctie is. Hypertensie: zie definitie hypertensie.  Diabetes mellitus: zie definitie diabetes mellitus.  Perifeer  vaatlijden:  de  aanwezigheid  van  één  of  meer  van  volgende  aandoeningen: intermitterende  claudicatio,  voorgeschiedenis  van  chirurgische  of  percutane  interventie  van abdominale aorta of onderste ledematen, abdominale of thoracale vaatheelkundige chirurgie, arteriële of veneuze trombose.  Bronvermelding:  •   Lip GY, Nieuwlaat R, Pisters R et al. Refining clinical risk stratification for prediction stroke and 

thromboembolism in atrial fibrillation using a novel risk factor‐based approach: the EuroHeart Survey on atrial fibrillation. Chest 2010; 137: 263‐272. PMID 19762550. 

•   Camm AJ, Kirchhof P,  Lip GY et al. Guidelines  for  the management of atrial  fibrillation:  the task force for the management of atrial fibrillation of the European Society of Cardiology. Eur Heart J 2010; 31: 2369‐2429. PMID 20801924. 

Page 10: Handboek dataverzameling Meetbaar Beter versie …...2. Definities 7 2. Definities Het is belangrijk dat alle aangesloten ziekenhuizen een uniforme definitie hanteren voor alle geselecteerde

2. Definities

10

Chronische Totale Occlusie (CTO)  

Atherosclerotische  occlusie  van  een  kransslagader  die  tenminste  3  maanden  bestaat  en waarbij een TIMI flow 0 of 1 bestaat.  

 

Cerebro Vasculair Accident (CVA)  Door een neuroloog vastgestelde permanente, neurologische dysfunctie als gevolg van focale ischemie  van hersenen,  ruggenmerg of  retina,  veroorzaakt door een  acuut  infarct  van het neurologische  weefsel  ten  gevolge  van  trombose,  embolie,  systemische  hypoperfusie  of bloeding.  Bronvermelding: •  Sacco RL, Kasner SE, Broderick JP et al. An updated definition of stroke for the 21st century: a 

statement for healthcare professionals from the American Heart Association/American Stroke Association. Stroke 2013; 44: 2064‐2089. PMID 23652265. 

 

Diabetes mellitus  

Diabetes  mellitus  wordt  gekarakteriseerd  door  terugkerende  of  persisterende hyperglycaemie  en wordt  gediagnosticeerd  door  het  aantonen  van  één  van  de  volgende criteria: •  Nuchter plasmaglucosespiegel ≥ 7,0 mmol/l (≥ 126 mg/dl) •  Plasmaglucose  ≥  11,1  mmol/l  (≥  200 mg/dl)  twee  uur  na  inname  van  75g  orale 

glucose als in de glucosetolerantietest •  Symptomen van hyperglycaemie en terloops gemeten plasmaglucose ≥ 11,1 mmol/l 

(=200 mg/dl) •  Geglycosyleerd hemoglobine (HbA1c) ≥ 6,5%  Er  zijn  twee  types  diabetes  mellitus,  maar  voor  Meetbaar  Beter  wordt  daarin  geen onderscheid gemaakt.  

Diabetes mellitus type 1: terugkerende of persisterende hyperglycemie ten gevolge van een absoluut insulinetekort waarbij de behandeling bestaat uit insuline. 

Diabetes mellitus type 2: terugkerende of persisterende hyperglycemie ten gevolge van  insulineresistentie  waarbij  de  behandeling  bestaat  uit  dieet,  orale  medicatie en/of insuline. 

NB: Zwangerschapsdiabetes ten tijde van de interventie uitsluiten.  Bronvermelding: •  American  Diabetes  Association.  Diagnosis  and  classification  of  diabetes mellitus.  Diabetes 

Care 2013; 36 (Suppl 1): S67‐S74. PMID 23264425. •  Rydén L, Grant P, Anker SD et al. ESC guidelines on diabetes, pre‐diabetes and cardiovascular 

diseases developed  in collaboration with  the EASD. Eur Heart  J 2013; 34: 3035‐3087. PMID 23996285. 

        

Page 11: Handboek dataverzameling Meetbaar Beter versie …...2. Definities 7 2. Definities Het is belangrijk dat alle aangesloten ziekenhuizen een uniforme definitie hanteren voor alle geselecteerde

2. Definities

1 1

Diepe sternumwondinfectie  

Diepe  sternumwondproblemen mediastinitis  die  zich  ontwikkelen  binnen  30  dagen  na  de interventie: omvat spier, sternum, mediastinum en is positief als er sprake is van één of meer van de onderstaande criteria: •  Chirurgische drainage/refixatie •  Positieve wondkweken •  AB‐therapie vanwege de sternumwond  Bronvermelding: •  BHN Handboek v. 4.0 (1 januari 2014) 

 

Endocarditis  

Infectieuze ontsteking van het endocardium waarbij de diagnose gesteld wordt op basis van de gemodificeerde Duke criteria (zie tabel); deze criteria zijn gebaseerd op de aanwezigheid van micro‐organismen  in  de  bloedbaan  en/of  het  voorkomen  van  een  vegetatie,  abces  of dehiscentie  van  een  klepprothese  bij  echocardiografie  al  dan  niet  in  aanwezigheid  van klinische  kenmerken  (predisponerende  hartafwijking,  koorts,  vasculaire  afwijkingen  en/of immunologische fenomenen).  

Major Duke criteria   Microbiologie   Ten minste twee positieve bloedkweken van micro‐organismen die typisch zijn 

voor infectieuze endocarditis, zoals:  a. Streptococcen, met name Streptococcus viridans (S. sanguis, S. mutans, 

S.mitis); β‐hemolytische Streptococcen (S. pyogenes, S. agalactiae) en nonhemolytische Streptococcen (S. bovis) 

b. Stafylococcen, met name Stafylococcus aureus en coagulase –negatieve stafylococcen (voornamelijk S. epidermidis) 

c. Enterococcen (Enterococcus faecium, E. faecalis) d. Microorganismen uit de HACEK group (Haemophilus spp, Actinobacillus 

actinomycetemcomitans, Cardiobacterium hominis, Eikenella corrodens, Kingella kingae), Coxiella burnetii, Gram negatieve micro‐organismen en schimmels. 

 

Micro‐organismen overeenkomend met endocarditis verwekkers die herhaaldelijk geïsoleerd  zijn uit de bloedkweken. Met herhaaldelijk wordt het hebben afgenomen van twee positieve bloedkweken bedoeld (minimaal twaalf uur na elkaar) of het hebben afgenomen van minimaal drie positieve bloedkweken of meerdere positieve bloedkweken (met een minimale tijdspanne van 1 uur). 

Een enkele positieve bloedkweek waaruit Coxiella burnetii wordt geïsoleerd of een fase I IgG antilichaam titer voor C. burnetii groter is dan 1:800  

  Echocardiografie   Positieve echocoardiografische bevindingen, te weten 

a. Een (discrete) echorijke oscillerende intracardiale massa gelokaliseerd aan dezelfde zijde als de endocardiale laesie 

b. Een peri‐annulair abces c. Nieuwe dehiscentie van een kunstklepprothese d. Een nieuwe klepinsufficiëntie/lekkage (toename van een reeds bestaande 

insufficiëntie/lekkage is niet voldoende om als criterium gebruikt te worden) 

  

Page 12: Handboek dataverzameling Meetbaar Beter versie …...2. Definities 7 2. Definities Het is belangrijk dat alle aangesloten ziekenhuizen een uniforme definitie hanteren voor alle geselecteerde

2. Definities

12

 

Minor Duke criteria   Predispositie voor endocarditis, zoals bij bepaalde hartaandoeningen of 

intraveneus druggebruik 

Koorts >38,0°C 

Vasculaire verschijnselen (splinterbloedingen, conjunctivale bloedingen, Janeway laesies) 

Immunologische verschijnselen (glomerulonefritis, Osler’s noduli, Roth spots, reumafactor) 

Positieve bloedkweken van niet‐typische micro‐organismen  

De definitieve diagnose infectieuze endocarditis wordt gesteld bij de aanwezigheid van tenminste: 

2 major criteria 

1 major en 3 minor criteria 

5 minor criteria voor de waarschijnlijke diagnose zijn tenminste noodzakelijk: 

1 major en 1 minor criterium 

3 minor criteria 

 Bronvermelding: •  Li JS, Sexton DJ, Mick N et al. Proposed modification to the Duke criteria for the diagnosis of 

infective endocarditis. Clin Infect Dis 2000; 30: 633‐638. •  Mylokanis E, Calderwood SB. Infective endocarditis  in adults. N Engl J Med 2001; 345: 1318‐

1330. •  Habib G, Hoen B, Tornos P et al. Guidelines on  the prevention, diagnosis and  treatment of 

infective endocarditis. Eur Heart J 2009; 30: 2369‐2413. PMID 19713420. 

 Ejectiefractie (= linkerventrikelejectiefractie)  

Ejectiefractie  (EF)  wordt  in  de  fysiologie  gedefinieerd  als  het  quotiënt  van  slagvolume (einddiastolisch volume – eindsystolisch volume) gedeeld door het einddiastolisch volume. Er wordt  geen  onderscheid  gemaakt  tussen  gebruikte methode  om  de  ejectiefractie  vast  te stellen (linker kamer angiografie, SPECT, echocardiografie, MRI of CT).   De  geregistreerde  ejectiefractie  mag  niet  langer  dan  6  maanden  vóór  de interventie/behandeling  zijn  vastgesteld.  De  laatst  gemeten  waarde  vóór  de interventie/behandeling wordt geregistreerd.   

EF   

> 50%  goed 

30 t/m 50%  matig 

< 30%  slecht 

 EuroSCORE (logistisch)  

The  European  System  for  Cardiac  Operative  Risk  Evaluation  (EuroSCORE)  biedt  een risicostratificatie  om  de  operatieve  mortaliteit  van  cardiochirurgische  procedures  in  te schatten. Afhankelijk van de gekozen EuroSCORE  (I of  II), hangt de score af van een aantal kenmerken,  te  weten  leeftijd,  geslacht,  chronisch  obstructief  longlijden,  extracardiale atherosclerose,  neurologische  dysfunctie,  vroegere  cardiale  chirurgie,  serum  kreatinine, actieve  endocarditis,  kritieke  pre‐operatieve  toestand,  onstabiele  angina  pectoris, linkerkamerdysfunctie, recent myocardinfarct, pulmonale hypertensie, spoedingreep, aantal cardiale ingrepen, gelijktijdige aortachirurgie en postinfarct septumruptuur.  

Page 13: Handboek dataverzameling Meetbaar Beter versie …...2. Definities 7 2. Definities Het is belangrijk dat alle aangesloten ziekenhuizen een uniforme definitie hanteren voor alle geselecteerde

2. Definities

13

Voor  definities  en/of  berekening  van  de  EuroSCORE  wordt  verwezen  naar  de  website http://www.euroscore.org/calcold.html. 

 

EuroSCORE I   

< 10 %  laag 

10 t/m 20%  middel 

> 20%  hoog 

 Hypertensie  

•  Systolische bloeddruk ≥140 mmHg en/of diastolische bloeddruk ≥ 90 mmHg gemeten gedurende 3 of meer opeenvolgende momenten, onder rustomstandigheden, en/of 

•  Voorgeschiedenis  van  hypertensie  waarvoor  behandeling met medicatie,  dieet  of lichamelijke inspanning, en/of 

•  Actueel gebruik van antihypertensieve medicatie.  

Bronvermelding:  •  Cannon CP, Battler A, Brindis RG et al. American College of Cardiology key data elements and 

definitions  for  measuring  the  clinical  management  and  outcomes  of  patients  with  acute coronary syndromes. J Am Coll Cardiol 2001; 38: 2114‐2130. PMID 11738323. 

•  Mancia G,  Fagard  R, Narkiewicz  K  et  al.  2013  ESH/ESC Guidelines  for  the management  of arterial hypertension. J Hypertens 2013, 31: 1281–1357. PMID 23817082. 

 

Linkeratriumvolume index  

Het  linkeratriumvolume wordt gemeten aan het einde van de ventriculaire  systole, op het moment dat het atrium het grootst in volume is. Het volume gemeten met behulp van ECHO, CT of MRI en wordt berekend op basis van de “biplane area ‐length” methode. Deze methode is gebaseerd op het  linkeratriumoppervlakte gemeten  in apicale 4‐ en 2‐kamer opnames en de kortste  lengte van het atrium (in ofwel apicale 4‐ dan wel apicale 2‐kamer opname). Het linkeratriumvolume bedraagt dan 8/3• π • ((A1• A2)/L). De linkeratriumvolume index wordt gemeten in ml/m2 (geïndexeerd naar het lichaamsoppervlakte). 

 Bronvermelding: 

•  Lang RM, Bieriq M, Devereux RB et al. Recommendations  for chamber quantification. Eur  J Echocardiogr 2006; 7: 79‐108. PMID 16458610. 

 

Meervatslijden  

Coronaire atherosclerose met ofwel de aanwezigheid  van een hoofdstamstenose ofwel de aanwezigheid  van  een  stenose  in  tenminste  twee  kransslagaders;  de  stenose  dient  tot tenminste 50% diameterreductie te leiden of tot een drukverval (FFR) <80%. 

 

Mitraalkleplijden  

In  geval  van  insufficiëntie  van  de  mitralisklep  functioneert  het  sluitmechanisme  van  de hartklep  onvoldoende,  waardoor  er  tijdens  de  contractiefase  van  de  linkerhartkamer (systole) een gedeelte van het bloed terug lekt naar de linkerboezem. De mitralisklep is een complex apparaat, bestaande uit linkeratrium, annulus, klepbladen, chordae, papillairspieren en  linkerventrikel myocardium.  Indien er afwijkingen bestaan  in één of meerdere van deze componenten, kan er een insufficiëntie optreden. 

Page 14: Handboek dataverzameling Meetbaar Beter versie …...2. Definities 7 2. Definities Het is belangrijk dat alle aangesloten ziekenhuizen een uniforme definitie hanteren voor alle geselecteerde

2. Definities

14

De ernst van mitraalkleplijden wordt bepaald volgens de echocardiografische criteria, zoals vermeld  in  het  richtlijndocument  van  de  European  Society  of  Cardiology  (zie bronvermelding).  Omdat  er  verschillende  nomenclatuur  in  den  lande  gebruikt  wordt, onderscheiden we de volgende equivalenten:  

Graad  Ernst 

graad 0  geen mitraalkleplijden 

graad I  tracé/trivial 

graad II  mild 

graad III  moderate 

graad IV  severe  Bronvermelding:  

•  Vahanina A, Alfieri O, Andreotti et al. Guidelines on the management of valvular heart disease (version 2012). Eur Heart J 2012; 33: 2451‐2496. PMID 22922415 

 Myocardinfarct  

Stijging en/of daling van een of meerdere cardiale biomarkers (bij voorkeur troponine) met ten minste één waarde boven het 99e percentiel van de bovengrens waarbij tenminste één van de volgende symptomen: 

Symptomen  passende  bij  ischemie  (pijn  op  de  borst; misselijkheid/braken/transpiratie; kortademigheid t.g.v. linkerkamerfalen; duizeligheid/lichthoofdigheid/syncope), en/of 

Nieuwe significante ST‐segment of T‐golf afwijkingen of bundeltakblok, en/of 

Ontwikkelen van pathologische Q‐golven op het elektrocardiogram, en/of 

Met  beeldvorming  aangetoond  nieuw  verlies  van  viabel  myocardinfarct  of  nieuwe wandbewegingsstoornissen, en/of 

Identificatie van intracoronaire trombus bij angiografie of autopsie.  Speciale situaties (waaronder het periprocedurele infarct) zijn: 

Myocardinfarct binnen 48 uur na PCI (type 4 myocardinfarct): (voor diagnose van een myocardinfarct ná 48 uur is de algemene definitie van toepassing) De waarde van het troponine moet >5 keer de bovengrens van normaal (99e percentiel) zijn (indien de uitgangswaarde van het troponine normaal was) óf de waarde van het troponine moet >20% stijgen ten opzicht van de uitgangswaarde (indien de uitgangswaarde van het troponine verhoogd is) waarbij tevens één van volgende symptomen: a. Pijn op de borst gedurende ≥20 minuten b. ST‐segment afwijkingen passende bij ischemie of nieuwe pathologische Q‐golven c. Angiografisch bewijs voor verminderde flow in één der kransslagaders d. Met beeldvorming  aangetoond nieuw  verlies  van  viabel myocardinfarct of nieuwe 

wandbewegingsstoornissen 

Myocardinfarct binnen 48 uur na CABG (type 5 myocardinfarct): (voor diagnose van een myocardinfarct ná 48 uur is de algemene definitie van toepassing) De waarde van het troponine moet >10 keer de bovengrens van normaal (99e percentiel) zijn (indien de uitgangswaarde van het troponine normaal was) waarbij tevens één van volgende symptomen: a. Nieuwe pathologische Q‐golven of linkerbundeltakblok b. Angiografisch bewijs voor nieuwe occlusie van graft of natieve kransslagader c. Met beeldvorming  aangetoond nieuw  verlies  van  viabel myocardinfarct of nieuwe 

wandbewegingsstoornissen 

Page 15: Handboek dataverzameling Meetbaar Beter versie …...2. Definities 7 2. Definities Het is belangrijk dat alle aangesloten ziekenhuizen een uniforme definitie hanteren voor alle geselecteerde

2. Definities

15

Overlijden aan cardiale oorzaak zonder beschikbare biomarkers: nieuwe pijn op de borst of nieuwe ST‐elevatie volstaat voor de diagnose van myocardinfarct. 

Herinfarct: heeft  betrekking  op  een  acuut  myocardinfarct  binnen  28  dagen  na  een  eerder  acuut myocardinfarct.  Indien  de  uitgangswaarde  van  het  troponine  verhoogd  is,  dient  er  een stijging van >20% plaats te vinden. Voor wat betreft de electrocardiografische bevindingen, gelden enkel ST‐elevatie ≥0.1 mV of nieuwe pathologische Q‐golven als criterium (en dus niet ST‐depressie of nieuw linkerbundeltakblok). 

 Bronvermelding: •   Cannon CP, Battler A, Brindis RG et al. American College of Cardiology key data elements and 

definitions  for  measuring  the  clinical  management  and  outcomes  of  patients  with  acute coronary syndromes. J Am Coll Cardiol 2001; 38: 2114‐2130. PMID 11738323.  

•   Thygesen K, Alpert  JS,  Jaffe AS et al. Third universal definition of myocardial  infarction. Eur Heart J 2012; 33: 2551‐2567. PMID 22922414. 

 Nierinsufficiëntie 

 Het  voorafgaand  aan  de  ingreep  aanwezig  zijn  van  verminderde  geschatte  Glomerular Filtration Rate (eGFR) <60 ml/min/1,73 m2, gemeten met behulp van de Modification of Diet in Renal Disease (MDRD) formule.   De  geregistreerde  GFR  mag  niet  langer  geleden  dan  3  maanden  vóór  de interventie/behandeling  zijn  vastgesteld.  De  laatst  gemeten  waarde  vóór  de interventie/behandeling wordt geregistreerd.     Bij acute patiënten mag ook serum kreatinine tot 24 uur (≤ 24 uur) na de interventie geregistreerd worden.  Bronvermelding: •  Stevens PE, Levin A et al. Evaluation and management of chronic kidney disease: synopsis of 

the  kidney  disease:  improving  global  outcomes  2012  clinical  practice  guideline. Ann  Intern Med 2013; 158: 825‐830. PMID 23732715. 

 

NYHA functionele classificatie  Classificatie  opgesteld  door  de  New  York  Heart  Association  (NYHA)  is  gebaseerd  op  het  inspanningsvermogen van de patiënt. De volgende categorieën worden onderscheiden: 

Klasse  I:  Geen  beperking  van  het  inspanningsvermogen.  Voor  leeftijd  normale lichamelijke  activiteit    veroorzaakt  geen  overmatige  vermoeidheid,  palpitaties  of dyspnoe. 

Klasse  II: Enige beperking van het  inspanningsvermogen.  In  rust geen klachten maar voor  leeftijd  normale  lichamelijke  inspanning  veroorzaakt  overmatige  vermoeidheid, palpitaties of dyspnoe. 

Klasse  III:  Ernstige  beperking  van  het  inspanningsvermogen.  In  rust  geen  of weinig klachten maar  lichte  lichamelijke  inspanning  veroorzaakt  overmatige  vermoeidheid, palpitaties of dyspnoe. 

Klasse IV: Geen enkele lichamelijke inspanning mogelijk zonder klachten; ook klachten in rust. 

    

Page 16: Handboek dataverzameling Meetbaar Beter versie …...2. Definities 7 2. Definities Het is belangrijk dat alle aangesloten ziekenhuizen een uniforme definitie hanteren voor alle geselecteerde

2. Definities

16

Overgewicht en obesitas  De definitie van overgewicht en obesitas wordt afgeleid van de Body Mass Index (BMI). De BMI is het quotiënt van het gewicht  (in kg) en het kwadraat van de  lengte  (in meter). Afhankelijk van de waarde van het BMI is de door de WHO voorgestelde classificatie:  

BMI < 18,5 kg/m2  ondergewicht 

18,5 kg/m2 ≤ BMI < 25,0 kg/m2  normaal gewicht 

25,0 kg/m2 ≤ BMI < 30,0 kg/m2  overgewicht 

BMI ≥ 30 kg/m2  obesitas  Bronvermelding: •  Obesity: preventing and managing the global epidemic. Report of a WHO consultation. World 

Health Organ Tech Rep Ser 2000; 894: 1‐253. PMID 11234459. 

 Reanimatie  

Hartstilstand welke  cardiorespiratoire  reanimatie  (tenminste  2  borstcompressies,  of  open hart massage) en/of urgente defibrillatie  vereist. De  reanimatie  vindt plaats  in de periode tussen  het  begin  van  de  klachten  en  vóór  het  uitvoeren  van  de  interventie,  ongeacht  de plaats waar de reanimatie gestart is (dit wil zeggen binnen of buiten het ziekenhuis).  Bronvermelding: •  NCDR USA – Data elements CathPCI Registry 

(http://www.ncdr.com/webncdr/cathpci/home/datacollection) 

 Shock  

Het voorkomen van hypotensie  (systolische bloeddruk ≤90 mmHg gedurende  tenminste 30 minuten  óf  noodzaak  tot  ondersteunende maatregelen  om  de  systolische  bloeddruk  ≥90 mmHg  te  behouden)  waarbij  tekenen  aanwezig  zijn  van  hypoperfusie  van  eindorganen (koude extremiteiten en/of oligurie <30 ml/u en/of hartfrequentie ≥60 slagen per minuut). Het betreft shock op het moment van aanvang van de interventie. Dit betreft alleen de niet‐electieve patiënten.  Bronvermelding: •  Cannon  CP,  Battler  A,  Brindis  RG  et  al.  ACC  Key  data  elements  for measuring  the  clinical 

management  and  outcome  of  patients with  acute  coronary  syndromes.  J  Am  Coll  Cardiol 2001; 38: 2114‐2130. 

 

Target vessel revascularisatie (TVR)  

Revascularisatie  (gedefinieerd  als  behandeling  door  middel  van  PCI  of  CABG)  die  heeft plaatsgevonden in hetzelfde vat (of vaten) die behandeld zijn bij de PCI. Een geplande CABG of PCI welke onderdeel is van het initiële behandelingsplan (=staged procedure) met als doel het opheffen van dezelfde laesie wordt niet als TVR geregistreerd. Bij staged procedures start de follow‐up vanaf de eerste interventie.     

 

Page 17: Handboek dataverzameling Meetbaar Beter versie …...2. Definities 7 2. Definities Het is belangrijk dat alle aangesloten ziekenhuizen een uniforme definitie hanteren voor alle geselecteerde

2. Definities

17

Transient Ischaemic Attack (TIA)  Door een neuroloog  vastgestelde  tijdelijke neurologische dysfunctie,  als  gevolg  van  focale ischemie  van hersenen,  ruggenmerg of  retina,  veroorzaakt door een acuut  infarct  van het neurologische  weefsel  ten  gevolge  van  trombose,  embolie,  systemische  hypoperfusie  of bloeding.  Bronvermelding: •  Sacco RL, Kasner SE, Broderick JP et al. An updated definition of stroke for the 21st century: a 

statement for healthcare professionals from the American Heart Association/American Stroke Association. Stroke 2013; 44: 2064‐2089. PMID 23652265. 

 

Trombo‐embolie  

Plotse vasculaire insufficiëntie geassocieerd met klinische, radiologische en/of pathologische aanwijzingen  voor  occlusie  van  een  bloedvat,  in  afwezigheid  van  andere  verklarende aandoeningen zoals atherosclerose.   Bronvermelding: •  McNamara  RL, Brass  LM, Drozda  JP  et  al. ACC/AHA  Key data  elements  and definitions  for 

measuring the clinical management and outcomes of patients with atrial fibrillation. J Am Coll Cardiol 2004; 44: 475‐495. PMID 15261958. 

 Urgentie  

De urgentie van een ingreep wordt ingedeeld in 4 verschillende categorieën: •  Electief:  een procedure waarvoor een opname  via de polikliniek  gepland wordt of 

gepland  kan worden  zonder een  significant  risico op morbiditeit of mortaliteit. Als het een stabiel opgenomen patiënt betreft, dan wordt de procedure tijdens opname uitgevoerd voor comfort en gemak en niet omdat de procedure niet uitgesteld kan worden tot na het ontslag vanwege de toestand van de patiënt. 

•  Urgent: een procedure die wordt uitgevoerd bij een opgenomen patiënt vóór ontslag uit het ziekenhuis, omdat de patiënt anders een significant verhoogd risico  loopt op morbiditeit of mortaliteit. Patiënten die zich presenteren op de spoedeisende hulp of polikliniek  op  het  moment  dat  de  indicatie  voor  de  ingreep  wordt  vastgesteld, moeten worden opgenomen omdat hun toestand of klinische presentatie dit vereist. 

•  Spoed:  een  procedure  die  zo  snel mogelijk  wordt  uitgevoerd  vanwege  een  sterk verhoogd  risico  op morbiditeit  of mortaliteit.  “Zo  snel mogelijk” wil  zeggen  in  de eerst  beschikbare  ruimte  tijdens  kantooruren  of  op  afroep  van  het  behandelend team tijdens wachtdiensten. 

•  Redding: een procedure die als laatste redmiddel wordt beschouwd. De patiënt is bij aankomst op de  interventiekamer  in cardiogene shock en heeft voorafgaand aan de procedure  externe  cardiale  massage  gehad,  of  de  patiënt  wordt  (niet  electief) cardiorespiratoir  ondersteund  middels  beademing  of  extracorporele  bypass gedurende het transport naar de operatiekamer. 

NB:  Voor  de  registratie  binnen Meetbaar  Beter worden  de  categorieën  spoed  en  redding samengevoegd.  Bronvermelding: •  NCDR USA – Data elements CathPCI Registry 

(www.ncdr.com/webncdr/cathpci/home/datacollection) 

 

Page 18: Handboek dataverzameling Meetbaar Beter versie …...2. Definities 7 2. Definities Het is belangrijk dat alle aangesloten ziekenhuizen een uniforme definitie hanteren voor alle geselecteerde

2. Definities

18

Vasculaire complicaties  

Major vasculaire complicaties  •  Elke  aortadissectie,  aortaruptuur,  annulusruptuur,  linkerventrikelperforatie,  of  een 

nieuwe apicale aneurysma / pseudoaneurysma OF •  Incisie  of  incisie‐gerelateerde  vasculaire  schade  (dissectie,  stenose,  perforatie, 

ruptuur,  arterioveneuze  fistel,  pseudoaneurysma,  hematoom,  onomkeerbaar zenuwletsel, compartiment syndroom, falen van het apparaat waarmee geprobeerd wordt  de  bloeding  percutaan  tot  staan  te  brengen)  die  tot  de  dood, levensbedreigende  of  ernstige  bloedingen,  viscerale  ischemie,  of  neurologische stoornissen leidt OF 

•  Distale  embolisatie  (non‐cerebraal)  van  een  vasculaire  bron  waarbij  operatie noodzakelijk  is  of  resulterend  in  amputatie  of  onomkeerbare  schade  van  een eindorgaan OF 

•  Het  plaatsvinden  van  een  niet‐geplande  endovasculaire  of  chirurgische  ingreep geassocieerd met  de  dood,  grote  bloedingen,  viscerale  ischemie  of  neurologische stoornissen OF 

•  Elke  nieuwe  ipsilaterale  ischemie  in  de  onderste  extremiteiten  welke  blijkt  uit  symptomen, lichamelijk onderzoek en / of verminderde of afwezige bloedtoevoer op het onderste extremiteitenangiogram OF 

•  Chirurgie voor incisie‐gerelateerde zenuwschade OF •  Permanente door een incisielocatie‐gebonden zenuwletsel Minor vasculaire complicaties •  Incisie  of  incisie‐gerelateerde  vasculaire  schade  (dissectie,  stenose,  perforatie, 

ruptuur,  arterioveneuze  fistel,  pseudoaneuysma,  hematoom,  falen  van  het hulpmiddel waarmee  geprobeerd wordt  de  bloeding  percutaan  te  stelpen), welke niet  tot  de  dood,  levensbedreigende  of  grote  bloedingen,  viscerale  ischemie,  of neurologische stoornis leidt OF  

•  Distale embolisatie behandeld met embolectomie en / of trombectomie en die niet leidt tot amputatie of onomkeerbare schade van een eindorgaan OF  

•  Elke niet‐geplande endovasculaire of chirurgische interventie die niet aan de criteria voor een belangrijke vasculaire complicatie voldoet OF  

•  Vasculair  herstel  of  de  noodzaak  voor  vasculair  herstel  (via  chirurgie, ultrasoundguided compressie, transkatheter‐embolisatie, of stent‐graft) 

  Bronvermelding: •  Kappetein AP, et al. Updated standardized endpoint definitions for transcatheter aortic valve 

implantation:  the  Valve  Academic  Research  Consortium‐2  consensus  document.  J  Thorac Cardiovasc Surg 2013;145:6‐23. 

Page 19: Handboek dataverzameling Meetbaar Beter versie …...2. Definities 7 2. Definities Het is belangrijk dat alle aangesloten ziekenhuizen een uniforme definitie hanteren voor alle geselecteerde

3. Coronairlijden

19

3. Coronairlijden  

Coronairlijden  is  gedefinieerd  als  coronaire  atherosclerose  welke  leidt  tot  progressieve lumenvernauwing van één of meerdere kransslagaderen (coronairen) met myocardiale  ischemie tot gevolg. Dit betreft patiënten met coronairlijden waarbij een CABG of PCI  is uitgevoerd en patiënten met coronairlijden die besproken zijn in een hartteam.  

3.1  Geconsolideerd coronairlijden  

 Patiënten  die  gediagnosticeerd  zijn met  coronairlijden  en  in  het  rapportagejaar  (2011‐2014)  een CABG,  PCI  of  conservatieve  behandeling  hebben  ondergaan,  worden  geïncludeerd  in  het  cohort coronairlijden  (geconsolideerd  coronairlijden).  Het  totaal  overzicht  van  de  indicatorensets  is  te verkrijgen  via  de  website  www.meetbaarbeter.com.  Dit  overzicht  geeft  alle  gehanteerde uitkomstindicatoren en  initiële  condities weer voor  zowel de medische behandelingen als voor de geconsolideerde  dataset.  De  geconsolideerde  dataset  wordt  door  Meetbaar  Beter  zelf samengevoegd  uit  de  aangeleverde  cohorten  voor  PCI,  CABG  en  conservatieve  behandeling  ,  en hoeft niet door de ziekenhuizen zelf als dataset aangeleverd te worden. 

3.2  Coronaire bypasschirurgie (CABG)  

3.2.1  Definitie 

 Definitie  CABG  =  elke  patiënt  die  voor  de  eerste  keer  een  geïsoleerde  coronaire  bypasschirurgie (CABG) ondergaat binnen de vastgestelde rapportageperiode (2010‐2014), zonder gelijktijdige klep‐ of  ritmechirurgie  of  andere  vormen  van  chirurgie  zoals  bijvoorbeeld  aortabifurcatieprothese, carotischirurgie, ventrikelaneurysma of longopera e†.  † = Een patiënt waarbij naast de CABG een gelijktijdige Bentall‐procedure of  linker hartooramputatie wordt uitgevoerd, wordt niet geïncludeerd in het CABG cohort.  

 NB: Patiënt mag maar één keer voorkomen in het CABG cohort, ontdubbelen dient het ziekenhuis zelf te doen. . 

3.2.2  Uitkomstindicatoren 

  120‐daagse mortaliteit 

Patiënten  die  ongeacht  doodsoorzaak  binnen  120  dagen  (≤  120  dagen)  na  de  interventie overlijden. Inclusieperiode: 2010 – 2014 

30‐daagse over‐/ondersterfte Verschil tussen verwachte en werkelijke cumulatieve sterfte binnen 30 dagen (≤ 30 dagen) na de  interventie.  Verwachte  sterfte  is  gebaseerd  op  de  risico‐inschatting  gebaseerd  op  de logistische EuroSCORE I. Inclusieperiode: 2010‐2014 

1‐jaars mortaliteit Patiënten  die  ongeacht  doodsoorzaak  binnen  1  jaar  (≤  365  dagen)  na  de  interventie overlijden. Inclusieperiode: 2010 – 2013 

Lange‐termijn overleving Patiënten die overleven als  functie van het aantal verstreken dagen na de  interventie met een maximale follow‐up duur van 5 jaar. Inclusieperiode: 2010‐2014   

Page 20: Handboek dataverzameling Meetbaar Beter versie …...2. Definities 7 2. Definities Het is belangrijk dat alle aangesloten ziekenhuizen een uniforme definitie hanteren voor alle geselecteerde

3. Coronairlijden

20

Kwaliteit van leven Kwaliteit van leven van de patiënt gemeten vóór en na de interventie.  Meting vóór  interventie = gemeten niet  langer geleden dan maximaal 2 maanden vóór de interventie. Meting na interventie = gemeten tussen 10‐14 maanden na de interventie.  Bij voorkeur gemeten met de SF36‐2, anders de SF12‐2.  Van spoedpatiënten kan géén kwaliteit van leven vlak voor de interventie gemeten worden. Inclusieperiode: 2010‐2013 

Chirurgische reëxploratie Iedere rethoracotomie na het initieel sluiten van de thorax binnen 30 dagen (≤ 30 dagen) na de interven e†.   

• Bloeding / cardiale  tamponade*:  rethoracotomie  t.g.v. een bloeding,  tamponade (hieronder  valt  ook  het  subxyphoïdaal  opheffen  van  een  tamponade  door  de thoraxchirurg). Punctie valt hier niet onder. •  Cardiale  problemen:  waarvoor  operatie  met  of  zonder  gebruikmaking  van extracorporele circulatie (ECC). Hieronder valt revisie van anastomose, reperfusie en dergelijke. Ook het verrichten van een nieuwe ingreep binnen 30 dagen (bijvoorbeeld een  CABG‐patiënt  die  na  enkele  dagen  toch  een  klepvervanging  of  nieuwe  CABG krijgt). • Anders:  alle  andere  oorzaken,  uitgezonderd  het  openen  van  het  sternum  i.v.m. drainage vanwege mediastinitis. † = Hierbij wordt er van uitgegaan dat de pa ënt teruggaat naar het behandelcentrum. 

3 categorieën: 0) geen chirurgische reëxploratie; 1) chirurgische reëxploratie en 9) onbekend Inclusieperiode: 2010‐2014 

Diepe sternumwondinfectie* Diepe  sternumwondinfectie  die  zich  ontwikkelt  binnen  30  dagen  (≤  30  dagen)  na  de interventie†. † = Hierbij wordt er van uitgegaan dat de pa ënt teruggaat naar het behandelcentrum. 3 categorieën: 0) geen diepe sternumwondinfectie; 1) diepe sternumwondinfectie en 9) onbekend Inclusieperiode: 2010‐2014 

CVA* Patiënten waarbij  zich een postoperatieve CVA ontwikkelt binnen 72 uur  (≤ 72 uur) na de interventie.  3 categorieën: 0) geen CVA; 1) CVA en 9) onbekend Inclusieperiode: 2010‐2014 

Periode vrij van coronaire reïnterventie Patiënten die vrij zijn van  reïnterventie  (zowel CABG als PCI  (in hetzelfde vat of een ander vat)) als functie van het aantal verstreken dagen na de interventie.  Inclusieperiode: 2010‐2014  

Periode vrij van myocardinfarct* Patiënten die vrij zijn van een recidief myocardinfarct als  functie van het aantal verstreken dagen na de interventie. Inclusieperiode: 2010‐2014        

Page 21: Handboek dataverzameling Meetbaar Beter versie …...2. Definities 7 2. Definities Het is belangrijk dat alle aangesloten ziekenhuizen een uniforme definitie hanteren voor alle geselecteerde

3. Coronairlijden

21

3.2.3  Initiële condities 

 

Diabetes mellitus* Patiënten die diabetes mellitus type 1 of type 2 hebben. 3 categorieën: 0) geen diabetes mellitus; 1) diabetes mellitus en 9) onbekend 

Ernstige linkerventrikeldysfunctie De linkerventrikelfunctie wordt uitgedrukt als ejectiefractie (EF)*. Spoedpatiënten worden geëxcludeerd. 4 categorieën: 1) EF > 50%; 2) EF 30‐50%; 3) EF < 30% en 9) onbekend  

Geslacht 3 categorieën: 1) man; 2) vrouw en 9) geen geslacht/onbekend (b.v. transgenders en androgyne personen). 

Leeftijd Leeftijd in jaren op het moment van start interventie. 

Logistische EuroSCORE I* Laatst bepaalde logistische EuroSCORE I gemeten vóór de interventie (continu gemeten in % met 2 decimalen nauwkeurig, bijv. 25,03%). 

Nierinsufficiëntie* Nierinsufficiëntie wordt  gedefinieerd  als  een  verminderde  glomerular  filtration  rate  (GFR) <60  ml/min/1,73  m2.  De  GFR  wordt  door  Meetbaar  Beter  berekend  volgens  de  MDRD formule. 

Urgentie van de procedure*  4 categorieën: 1) electief; 2) urgent; 3) spoed+redding en 9) onbekend  

* Uitgebreide definitie is terug te vinden in hoofdstuk 2 Definities 

3.3  Percutane coronaire interventie (PCI)  

3.3.1  Definitie 

 Definitie  PCI  =  elke  patiënt  waarbij  binnen  de  vastgestelde  rapportageperiode  (2011‐2014)  een percutane  coronaire  interventie  (PCI)  wordt  uitgevoerd  met  behulp  van  ballondilatatie  en/of stentplaatsing.   Regels met betrekking tot PCI: Wanneer een patiënt een herhaalde PCI na 365 dagen  (>365 dagen) ondergaat, dan  start nieuwe follow‐up. 

3.3.2  Uitkomstindicatoren 

 

30‐daagse mortaliteit Patiënten  die  ongeacht  doodsoorzaak  binnen  30  dagen  (≤  30  dagen)  na  de  interventie overlijden. Inclusieperiode: 2011 – 2014 

1‐jaars mortaliteit Patiënten  die  ongeacht  doodsoorzaak  binnen  365  dagen  (≤  365  dagen)  na  de  interventie overlijden. Inclusieperiode: 2011 – 2013   

Page 22: Handboek dataverzameling Meetbaar Beter versie …...2. Definities 7 2. Definities Het is belangrijk dat alle aangesloten ziekenhuizen een uniforme definitie hanteren voor alle geselecteerde

3. Coronairlijden

22

Kwaliteit van leven Kwaliteit van leven van de patiënt gemeten vóór en na de interventie.  Meting vóór  interventie = gemeten niet  langer geleden dan maximaal 2 maanden vóór de interventie. Meting na interventie = gemeten tussen 10‐14 maanden na de interventie.  Bij voorkeur gemeten met de SF36‐2, anders de SF12‐2.  Van spoedpatiënten kan géén kwaliteit van leven vlak voor de interventie gemeten worden. Inclusieperiode: 2011 – 2013 

Angiografisch succesvol Patiënten  waarbij  de  PCI  klinisch  succesvol  was  (=  bij  elk  behandeld  segment  is  het percentage reststenose, geschat op basis van de angiobeelden, ≤ 20%). Alleen succesvol als alle behandelde segmenten succesvol behandeld zijn.  3 categorieën: 0) angiografisch niet succesvol; 1) angiografisch succesvol en 9) onbekend Ook totaal aantal behandelde segmenten registreren en aantal behandelde segmenten met reststenose  ≤  20%.  Ieder  segment  dat  behandeld wordt  tellen,  er  kunnen  dus meerdere segmenten per bloedvat zijn.  Inclusieperiode: 2011 – 2014 

Optreden van TVR* Patiënten waarbij  revascularisatie  (gedefinieerd  als  behandeling  door  PCI  of  CABG)  heeft plaatsgevonden  in hetzelfde vat (of vaten) die behandeld waren bij de PCI, binnen 1 jaar (≤ 365  dagen)  na  de  PCI.  Elke  CABG  uitgevoerd  24  uur  na  PCI  telt  als  TVR  (urgente  CABG uitgevoerd ≤ 24 uur dient geregistreerd te worden als uitkomstindicator urgente CABG). Een geplande  CABG  of  PCI  welke  onderdeel  is  van  het  initiële  behandelingsplan  (=staged procedure) met als doel het opheffen van dezelfde laesie wordt niet als TVR geregistreerd.  3 categorieën: 0) geen TVR; 1) TVR en 9) onbekend Inclusieperiode: 2011 – 2013 

Urgente CABG Patiënten waarbij een CABG binnen 24 uur  (≤ 24 uur) na de  interventie wordt verricht  ten gevolge van acute complicaties  (zoals  tamponade) of voortdurende  ischemie, ongeacht de vaten  die  zijn  behandeld.  Een  geplande  CABG  welke  onderdeel  is  van  het  initiële behandelingsplan (=staged procedure) met als doel het opheffen van dezelfde  laesie wordt niet als urgente CABG geregistreerd.  3 categorieën: 0) geen urgente CABG; 1) urgente CABG en 9) onbekend Inclusieperiode: 2011 ‐ 2014 

Optreden van myocardinfarct* Patiënten  die  een  STEMI  of  non‐STEMI  ondergaan  binnen  30  dagen  (≤  30  dagen)  na  de interventie.  Patiënten  die  een myocardinfarct  krijgen  tijdens  de  interventie  worden  ook meegeteld.  In geval van meerdere myocardinfarcten, dan alleen het eerste myocardinfarct tellen. 3 categorieën: 0) geen myocardinfarct; 1) myocardinfarct en 9) onbekend Inclusieperiode: 2011 ‐ 2014 

3.3.3  Initiële condities 

 

Chronische totale occlusie* Een chronische totale occlusie van het behandelde vat, waar een geplande interventie voor geldt.  3  categorieën:  0)  geen  chronische  totale  occlusie;  1)  chronische  totale  occlusie  en  9) onbekend 

Diabetes mellitus* Patiënten die diabetes mellitus type 1 of type 2 hebben. 3 categorieën: 0) geen diabetes mellitus; 1) diabetes mellitus en 9) onbekend 

Page 23: Handboek dataverzameling Meetbaar Beter versie …...2. Definities 7 2. Definities Het is belangrijk dat alle aangesloten ziekenhuizen een uniforme definitie hanteren voor alle geselecteerde

3. Coronairlijden

23

Eerdere CABG Patiënten die een CABG hebben gehad voorafgaande aan de interventie gedurende het hele leven. 3 categorieën: 0) geen eerdere CABG; 1) eerdere CABG en 9) onbekend 

Eerder myocardinfarct* Patiënten die een myocardinfarct hebben gehad nog voor  start  interventie gedurende het hele leven. 3 categorieën: 0) geen eerder myocardinfarct; 1) eerder myocardinfarct en 9) onbekend 

Ernstige linkerventrikeldysfunctie De linkerventrikelfunctie wordt uitgedrukt als ejectiefractie (EF)*. Spoedpatiënten worden geëxcludeerd. 4 categorieën: 1) EF > 50%; 2) EF 30‐50%; 3) EF < 30% en 9) onbekend  

Geslacht 3 categorieën: 1) man; 2) vrouw en 9) geen geslacht/onbekend (b.v. transgenders en androgyne personen). 

Leeftijd Leeftijd in jaren op het moment van start interventie. 

Meervatslijden* Patiënten met meervatslijden. 3 categorieën: 0) geen meervatslijden;  1) meervatslijden en 9) onbekend 

Nierinsufficiëntie* Nierinsufficiëntie wordt  gedefinieerd  als  een  verminderde  glomerular  filtration  rate  (GFR) <60  ml/min/1,73  m2.  De  GFR  wordt  door  Meetbaar  Beter  berekend  volgens  de  MDRD formule. 

Reanimatie* De  reanimatie  vond  plaats  in  de  periode  tussen  het  begin  van  de  klachten  en  vóór  het uitvoeren van de interventie, ongeacht de plaats waar de reanimatie gestart is (dit wil zeggen binnen of buiten het ziekenhuis). 3 categorieën: 0) geen reanimatie; 1) reanimatie en 9) onbekend 

Shock* Het betreft shock op het moment van aanvang van de interventie. Dit betreft alleen de niet‐electieve patiënten. 3 categorieën: 0) geen shock; 1) shock en 9) onbekend 

Urgentie van de procedure*  4 categorieën: 1) electief; 2) urgent; 3) spoed+redding en 9) onbekend  

* Uitgebreide definitie is terug te vinden in hoofdstuk 2 Definities           

Page 24: Handboek dataverzameling Meetbaar Beter versie …...2. Definities 7 2. Definities Het is belangrijk dat alle aangesloten ziekenhuizen een uniforme definitie hanteren voor alle geselecteerde

3. Coronairlijden

24

3.4  Conservatieve behandeling  

3.4.1  Definitie 

 Definitie  conservatieve  behandeling  =  elke  patiënt  die  een  conservatieve  behandeling  ondergaat waarbij  ischemie  is vastgesteld op basis van MRI, FFR  (<80%), stressEcho of een SPECT  (alléén een fietstest  is dus niet voldoende bewijs), maar die niet binnen 90 dagen daarop volgend een PCI of CABG heeft ondergaan binnen de vastgestelde  rapportageperiode  (2011‐2014). De patiënt voldoet aan de onderstaande inclusiecriteria: 

1. Patiënt lijdt aan coronairlijden zoals gedefinieerd op pagina 19 2. Patiënt is besproken in een hartteam 3. Patiënt waarbij geen  ingreep wordt verricht conform de definitie zoals die gehanteerd  is bij 

inclusie van het PCI dan wel CABG cohort 4. Patiënt die komt te overlijden vóór het uitvoeren van een geplande interventie 

Het moment van diagnose (positieve test) is de startdatum van de follow‐up.  NB: Patiënt mag maar  één  keer  voorkomen  in het  conservatieve behandeling  cohort, ontdubbelen dient het ziekenhuis zelf te doen.  

3.4.2  Uitkomstindicatoren 

 

1‐jaars mortaliteit Patiënten  die  ongeacht  doodsoorzaak  binnen  1  jaar  (≤  365  dagen)  na  start  conservatieve behandeling overlijden. Inclusieperiode: 2011 – 2013 

Pijn op de borst Patiënten die pijn scoren op de Canadian Cardiovascular Society (CCS) grading scale gemeten tussen 10 en 14  maanden na start conservatieve behandeling. 6 categorieën: 0) geen pijn op de borst; 1) klasse I; 2) klasse II; 3) klasse III; 4) klasse IV en  9) onbekend Inclusieperiode:  2011‐2013 

Kwaliteit van leven Kwaliteit  van  leven  van  de  patiënt  gemeten  vóór  en  na  start  van  de  conservatieve behandeling.  Meting vóór interventie = gemeten niet langer geleden dan maximaal 2 maanden vóór start van de conservatieve behandeling. Meting na behandeling = gemeten tussen 10‐14 maanden na start van de conservatieve behandeling. Bij voorkeur gemeten met de SF36‐2, anders de SF12‐2.  Inclusieperiode: 2011 – 2013 

Periode vrij van MACE Patiënten die vrij zijn van: 

‐ Myocardinfarct* ‐ Interventie (CABG of PCI)  ‐ Overlijden ongeacht doodsoorzaak 

als functie van het aantal verstreken dagen na start conservatieve behandeling. Inclusieperiode: 2011‐2014      

Page 25: Handboek dataverzameling Meetbaar Beter versie …...2. Definities 7 2. Definities Het is belangrijk dat alle aangesloten ziekenhuizen een uniforme definitie hanteren voor alle geselecteerde

3. Coronairlijden

25

Optreden van myocardinfarct* Patiënten die een STEMI of non‐STEMI doormaken binnen 30 dagen  (≤ 30 dagen) na  start conservatieve behandeling.  In geval van meerdere myocardinfarcten dan alleen het eerste myocardinfarct tellen. 3 categorieën: 0) geen myocardinfarct; 1) myocardinfarct en 9) onbekend Inclusieperiode: 2011 ‐ 2014 

3.4.3  Initiële condities 

 

Diabetes mellitus* Patiënten die diabetes mellitus type 1 of type 2 hebben. 3 categorieën: 0) geen diabetes mellitus; 1) diabetes mellitus en 9) onbekend 

Eerdere CABG of PCI Patiënten  die  een  CABG  of  PCI  hebben  gehad  voorafgaande  aan  de  conservatieve behandeling gedurende het hele leven. 3 categorieën: 0) geen eerdere CABG of PCI; 1) eerdere CABG of PCI en 9) onbekend 

Eerder myocardinfarct* Patiënten die een myocardinfarct hebben gehad nog voor start conservatieve behandeling gedurende het hele leven. 3 categorieën: 0) geen eerder myocardinfarct; 1) eerder myocardinfarct en 9) onbekend 

Ernstige linkerventrikeldysfunctie De linkerventrikelfunctie wordt uitgedrukt als ejectiefractie (EF)*. 4 categorieën: 1) EF > 50%; 2) EF 30‐50%; 3) EF < 30% en 9) onbekend  

Geslacht 3 categorieën: 1) man; 2) vrouw en 9) geen geslacht/onbekend (b.v. transgenders en androgyne personen). 

Leeftijd Leeftijd in jaren op het moment van start conservatieve behandeling. 

Meervatslijden* Patiënten met meervatslijden. 3 categorieën: 0) geen meervatslijden;  1) meervatslijden en 9) onbekend 

Nierinsufficiëntie* Nierinsufficiëntie wordt  gedefinieerd  als  een  verminderde  glomerular  filtration  rate  (GFR) <60  ml/min/1,73  m2.  De  GFR  wordt  door  Meetbaar  Beter  berekend  volgens  de  MDRD formule.  

* Uitgebreide definitie is terug te vinden in hoofdstuk 2 Definities 

Page 26: Handboek dataverzameling Meetbaar Beter versie …...2. Definities 7 2. Definities Het is belangrijk dat alle aangesloten ziekenhuizen een uniforme definitie hanteren voor alle geselecteerde

4. Aortakleplijden

26

4. Aortakleplijden  

Deze medische conditie betreft geïsoleerd aortakleplijden waarbij een patiënt symptomatisch  is en voldoet aan ten minste één van de onderstaande criteria voor ernstige aortaklepstenose:  

  Aortaklepstenose 

Aortaklepoppervlak (cm2)  < 1,0 

Geïndexeerd  klepoppervlak  (cm2/m2 BSA) 

< 0,6 

Gemiddelde gradiënt (mmHg)  > 40a

Maximale jet snelheid (m/s)  > 4,0a

Snelheidsratio  < 0,25 BSA= body surface area (lichaamsoppervlak) aBij patiënten met normale cardiale output/transvalvulaire flow. 

 Dit betreft patiënten met aortakleplijden waarbij een AVR of TAVI  is uitgevoerd, en patiënten met ernstige aortaklepstenose die besproken zijn in een hartteam.  Bronvermelding: 

Guidelines on the management of valvular heartdisease (version 2012). Eur Heart J 2012; 33: 2451–2496 

4.1  Geconsolideerd aortakleplijden  

 Patiënten die  gediagnosticeerd  zijn met  aortakleplijden  en  in het  rapportagejaar  (2010‐2014)  een AVR,  TAVI  of  conservatieve  behandeling  hebben  ondergaan,  worden  geïncludeerd  in  het  cohort aortakleplijden  (geconsolideerd  aortakleplijden).  De  indicatorenset  voor  geconsolideerd aortakleplijden is samengesteld uit de overlappende uitkomstindicatoren en initiële condities van de individuele medische behandelingen van aortakleplijden. Het totaal overzicht van de indicatorensets is  te  verkrijgen  via  de  website  www.meetbaarbeter.com.  Dit  overzicht  geeft  alle  gehanteerde uitkomstindicatoren en  initiële  condities weer voor  zowel de medische behandelingen als voor de geconsolideerde  dataset.  De  geconsolideerde  dataset  wordt  door  Meetbaar  Beter  zelf samengevoegd  uit  de  aangeleverde  cohorten  voor  AVR,  TAVI  en  conservatieve  behandeling  ,  en hoeft niet door de ziekenhuizen zelf als dataset aangeleverd te worden.     

4.2  Aortaklepvervanging (AVR)  

4.2.1  Definitie 

 Definitie  AVR  =  elke  patiënt  die  voor  de  eerste  keer  een  geïsoleerde  aortaklepvervanging  (AVR) ondergaat  binnen  de  vastgestelde  rapportageperiode  (2010‐2014),  zonder  gelijktijdige  CABG  of andere hartchirurgie†. † = een patiënt waarbij naast de AVR een gelijktijdige aortaklepplastiek of geplande Bentall‐procedure wordt uitgevoerd, wordt niet geïncludeerd in het AVR cohort.   

 Ook type prothese van de AVR dient geregistreerd te worden: 

1) Bioprothese soort onbekend 2) Bioprothese ongestent 3) Bioprothese gestent 4) Mechanisch 5) Homograft 6) Autograft 9) Onbekend 

Page 27: Handboek dataverzameling Meetbaar Beter versie …...2. Definities 7 2. Definities Het is belangrijk dat alle aangesloten ziekenhuizen een uniforme definitie hanteren voor alle geselecteerde

4. Aortakleplijden

27

NB: Patiënt mag maar één keer voorkomen in het AVR cohort, ontdubbelen dient het ziekenhuis zelf te doen.  

4.2.2  Uitkomstindicatoren 

  120‐daagse mortaliteit 

Patiënten  die  ongeacht  doodsoorzaak  binnen  120  dagen  (≤  120  dagen)  na  de  interventie overlijden. Inclusieperiode: 2010 ‐ 2014 

Lange‐termijn overleving Patiënten die overleven als  functie van het aantal verstreken dagen na de  interventie met een maximale follow‐up duur van 5 jaar. Inclusieperiode: 2010‐2014 

Kwaliteit van leven Kwaliteit van leven van de patiënt gemeten vóór en na de interventie.  Meting vóór  interventie = gemeten niet  langer geleden dan maximaal 2 maanden vóór de interventie.  Meting  na  interventie  =  gemeten  tussen  10‐14  maanden  na  start  van  de conservatieve behandeling.   Bij voorkeur gemeten met de SF36‐2, anders de SF12‐2.  Van spoedpatiënten kan géén kwaliteit van leven vlak voor de interventie gemeten worden. Inclusieperiode: 2010‐2013 

NYHA klasse* De NYHA  (New York Heart Association) classificatie voor hartfalen gemeten vóór en na de interventie. Meting vóór  interventie = gemeten niet  langer geleden dan maximaal 3 maanden vóór de interventie. Meting na interventie = gemeten tussen 30 en 60 dagen na de interventie. 5 categorieën: 1) klasse I; 2)klasse II; 3) klasse III; 4) klasse IV en 9) onbekend Inclusieperiode: 2010‐2014 

Diepe sternumwondinfectie* Diepe  sternumwondinfectie  die  zich  ontwikkelt  binnen  30  dagen  (≤  30  dagen)  na  de interventie†. † = Hierbij wordt er van uitgegaan dat de pa ënt teruggaat naar het behandelcentrum. 3 categorieën: 0) geen diepe sternumwondinfectie; 1) diepe sternumwondinfectie en 9) onbekend Inclusieperiode: 2010‐2014 

CVA* Patiënten waarbij  zich een postoperatieve CVA ontwikkelt binnen 72 uur  (≤ 72 uur) na de interventie.  3 categorieën: 0) geen CVA; 1) CVA en 9) onbekend Inclusieperiode: 2010‐2014 

Implantatie nieuwe permanente pacemaker Postoperatieve  implantatie  van  een  nieuwe  (geen  vervangende)  permanente  pacemaker binnen 30 dagen (≤ 30 dagen) na de interventie. 3  categorieën: 0)  geen  implantatie nieuwe permanente pacemaker; 1)  implantatie nieuwe permanente pacemaker en 9) onbekend Inclusieperiode: 2010 – 2014 

Periode vrij van klepreïnterventie Patiënten die vrij zijn van een klepreïnterventie  (AVR of TAVI) aan dezelfde klep als  functie van het aantal verstreken dagen na de interventie.  Inclusieperiode: 2010 ‐ 2014  

Page 28: Handboek dataverzameling Meetbaar Beter versie …...2. Definities 7 2. Definities Het is belangrijk dat alle aangesloten ziekenhuizen een uniforme definitie hanteren voor alle geselecteerde

4. Aortakleplijden

28

4.2.3  Initiële condities 

 

Diabetes mellitus* Patiënten die diabetes mellitus type 1 of type 2 hebben. 3 categorieën: 0) geen diabetes mellitus; 1) diabetes mellitus en 9) onbekend 

Eerder CVA* Patiënten die een CVA hebben doorgemaakt voorafgaande aan de interventie gedurende het hele leven. 3 categorieën: 0) geen eerder CVA; 1) eerder CVA en 9) onbekend 

Eerdere hartoperatie Patiënten  die  een  hartoperatie  hebben  ondergaan  voorafgaande  aan  de  interventie gedurende  het  hele  leven  (dit  betreft  slechts  ingrepen  waarbij  het  pericard  geopend  is, conform de EuroSCORE I*). 3 categorieën: 0) geen eerdere hartoperatie; 1) eerdere hartoperatie  en 9) onbekend 

Endocarditis* Patiënten  waarbij  endocarditis  is  gediagnosticeerd  voorafgaande  aan  de  interventie gedurende het hele leven. 4 categorieën: 0) geen endocarditis; 1) endocarditis in de voorgeschiedenis;  2) patiënt wordt op het moment van de  interventie nog behandeld met een AB vanwege endocarditis en 9) onbekend 

Ernstige linkerventrikeldysfunctie De linkerventrikelfunctie wordt uitgedrukt als ejectiefractie (EF)*. Spoedpatiënten worden geëxcludeerd. 4 categorieën: 1) EF > 50%; 2) EF 30‐50%; 3) EF < 30% en 9) onbekend  

Geslacht 3 categorieën: 1) man; 2) vrouw en 9) geen geslacht/onbekend (b.v. transgenders en androgyne personen). 

Leeftijd Leeftijd in jaren op het moment van start interventie. 

Logistische EuroSCORE I* Laatst bepaalde logistische EuroSCORE I gemeten vóór de interventie (continu gemeten in % met 2 decimalen nauwkeurig, bijv. 25,03%). 

Nierinsufficiëntie* Nierinsufficiëntie wordt  gedefinieerd  als  een  verminderde  glomerular  filtration  rate  (GFR) <60  ml/min/1,73  m2.  De  GFR  wordt  door  Meetbaar  Beter  berekend  volgens  de  MDRD formule. 

Urgentie van de procedure*  4 categorieën: 1) electief; 2) urgent; 3) spoed+redding en 9) onbekend  

* Uitgebreide definitie is terug te vinden in hoofdstuk 2 Definities  

     

Page 29: Handboek dataverzameling Meetbaar Beter versie …...2. Definities 7 2. Definities Het is belangrijk dat alle aangesloten ziekenhuizen een uniforme definitie hanteren voor alle geselecteerde

4. Aortakleplijden

29

4.3  Transkatheter aortaklepimplantatie (TAVI)  

4.3.1  Definitie 

 Definitie  TAVI  =  elke  patiënt  die  voor  de  eerste  keer  binnen  de  vastgestelde  rapportageperiode (2010‐2014) een transkatheter aortaklepimplantatie (TAVI) ondergaat.    Ook de gebruikte toegangsweg van de TAVI dient geregistreerd te worden: 

1) Transfemoraal 2) Transapicaal  3) Via arteria subclavia 4) Direct transaortaal  5) Transaxillair 9) Onbekend 

 NB: Patiënt mag maar één keer voorkomen in het TAVI cohort, ontdubbelen dient het ziekenhuis zelf te doen.   

4.3.2  Uitkomstindicatoren 

 

Procedurele mortaliteit  Patiënten  die  ongeacht  doodsoorzaak  binnen  3  dagen  (≤  3  dagen)  na  de  interventie overlijden. Inclusieperiode: 2010 ‐ 2014 

30‐daagse mortaliteit Patiënten  die  ongeacht  doodsoorzaak  binnen  30  dagen  (≤  30  dagen)  na  de  interventie overlijden. Inclusieperiode: 2010 – 2014 

120‐daagse mortaliteit Patiënten  die  ongeacht  doodsoorzaak  binnen  120  dagen  (≤  120  dagen)  na  de  interventie overlijden. Inclusieperiode: 2010 ‐ 2014 

Lange‐termijn overleving Patiënten die overleven als  functie van het aantal verstreken dagen na de  interventie met een maximale follow‐up duur van 5 jaar. Inclusieperiode: 2010‐2014 

Kwaliteit van leven Kwaliteit van leven van de patiënt gemeten vóór en na de interventie.  Meting vóór  interventie = gemeten niet  langer geleden dan maximaal 2 maanden vóór de interventie. Meting na interventie = gemeten tussen 10‐14 maanden na de interventie.  Bij voorkeur gemeten met de SF36‐2, anders de SF12‐2.  Van spoedpatiënten kan géén kwaliteit van leven vlak voor de interventie gemeten worden. Inclusieperiode: 2010‐2013 

NYHA klasse* De NYHA  (New York Heart Association) classificatie voor hartfalen gemeten vóór en na de interventie. Meting vóór  interventie = gemeten niet  langer geleden dan maximaal 3 maanden vóór de interventie. Meting na interventie = gemeten tussen 30 en 60 dagen na de interventie. 5 categorieën: 1) klasse I; 2)klasse II; 3) klasse III; 4) klasse IV en 9) onbekend Inclusieperiode: 2010‐2014 

Page 30: Handboek dataverzameling Meetbaar Beter versie …...2. Definities 7 2. Definities Het is belangrijk dat alle aangesloten ziekenhuizen een uniforme definitie hanteren voor alle geselecteerde

4. Aortakleplijden

30

Vasculaire complicaties* Patiënten die binnen 30 dagen (≤ 30 dagen) na de interventie vasculaire complicaties krijgen (diagnose volgens de VARC‐2‐definities). 3  categorieën: 0) geen vasculaire  complicatie; 1) major vasculaire  complicatie(s); 2) minor vasculaire complicatie(s) en 9) onbekend Inclusieperiode: 2010 – 2014 

CVA* Patiënten waarbij zich een postoperatieve CVA ontwikkelt binnen 72 uur  (≤ 72 uur) na de interventie.  3 categorieën: 0) geen CVA; 1) CVA en 9) onbekend Inclusieperiode: 2010‐2014 

Implantatie nieuwe permanente pacemaker Postoperatieve  implantatie  van  een  nieuwe  (geen  vervangende)  permanente  pacemaker binnen 30 dagen (≤ 30 dagen) na de interventie. 3  categorieën: 0)  geen  implantatie nieuwe permanente pacemaker; 1)  implantatie nieuwe permanente pacemaker en 9) onbekend Inclusieperiode: 2010 – 2014 

Periode vrij van klepreïnterventie Patiënten die vrij zijn van een klepreïnterventie  (AVR of TAVI) aan dezelfde klep als  functie van het aantal verstreken dagen na de interventie. Alle klepreïnterventies gedurende follow‐up worden geregistreerd.  Inclusieperiode: 2010 ‐ 2014 

4.3.3 Initiële condities 

  Eerder CVA* 

Patiënten die een CVA hebben doorgemaakt voorafgaande aan de interventie gedurende het hele leven. 3 categorieën: 0) geen eerder CVA; 1) eerder CVA en 9) onbekend 

Eerdere hartoperatie Patiënten  die  een  hartoperatie  hebben  ondergaan  voorafgaande  aan  de  interventie gedurende  het  hele  leven  (dit  betreft  slechts  ingrepen  waarbij  het  pericard  geopend  is, conform de EuroSCORE I*). 3 categorieën: 0) geen eerdere hartoperatie; 1) eerdere hartoperatie  en 9) onbekend 

Eerder mitraalkleplijden* Patiënten  waarbij  mitraalkleplijden  is  gediagnosticeerd  voorafgaande  aan  de  interventie gedurende het hele leven. 6 categorieën: 0) graad 0; 1) graad I; 2) graad II; 3) graad III; 4) graad IV en 9) onbekend 

Ernstige linkerventrikeldysfunctie De linkerventrikelfunctie wordt uitgedrukt als ejectiefractie (EF)*. Spoedpatiënten worden geëxcludeerd. 4 categorieën: 1) EF > 50%; 2) EF 30‐50%; 3) EF < 30% en 9) onbekend  

Frailty Er is nog geen besluit genomen wat betreft het gebruik van een gevalideerde vragenlijst om frailty te meten bij TAVI patiënten, daarom  is besloten om de  initiële conditie frailty niet te verzamelen in 2015.  

Geslacht 3 categorieën: 1) man; 2) vrouw en 9) geen geslacht/onbekend (b.v. transgenders en androgyne personen). 

Leeftijd Leeftijd in jaren op het moment van start interventie. 

Page 31: Handboek dataverzameling Meetbaar Beter versie …...2. Definities 7 2. Definities Het is belangrijk dat alle aangesloten ziekenhuizen een uniforme definitie hanteren voor alle geselecteerde

4. Aortakleplijden

31

Logistische EuroSCORE I* Laatst bepaalde logistische EuroSCORE I gemeten vóór de interventie (continu gemeten in % met 2 decimalen nauwkeurig, bijv. 25,03%). 

Nierinsufficiëntie* Nierinsufficiëntie wordt  gedefinieerd  als  een  verminderde  glomerular  filtration  rate  (GFR) <60  ml/min/1,73  m2.  De  GFR  wordt  door  Meetbaar  Beter  berekend  volgens  de  MDRD formule. 

Urgentie van de procedure*  4 categorieën: 1) electief; 2) urgent; 3) spoed+redding en 9) onbekend  

* Uitgebreide definitie is terug te vinden in hoofdstuk 2 Definities 

4.4  Conservatieve behandeling  

4.4.1 Definitie 

 Definitie  conservatieve behandeling = elke patiënt die een  conservatieve behandeling ondergaat, maar  die  niet  binnen  90  dagen  daarop  volgend  een  TAVI  of  AVR  heeft  ondergaan  binnen  de vastgestelde  rapportageperiode  (2010‐2014).  De  patiënt  voldoet  aan  de  onderstaande inclusiecriteria: 

1. Patiënt lijdt aan aortakleplijden zoals gedefinieerd op pagina 26 2. Patiënt is besproken in een hartteam 3. Patiënt waarbij geen ingreep wordt verricht conform de definitie zoals die gehanteerd is 

bij inclusie van het AVR dan wel TAVI cohort 4. Patiënt die komt te overlijden vóór het uitvoeren van een geplande interventie 

Het moment van diagnose is de startdatum van de follow‐up.  NB: Patiënt mag maar  één  keer  voorkomen  in het  conservatieve behandeling  cohort, ontdubbelen dient het ziekenhuis zelf te doen.  

4.4.2 Uitkomstindicatoren 

  120‐daagse mortaliteit 

Patiënten die ongeacht doodsoorzaak binnen 120 dagen (≤ 120 dagen) na start conservatieve behandeling overlijden. Inclusieperiode: 2010 ‐ 2014 

Lange‐termijn overleving Patiënten die overleven als  functie van het aantal verstreken dagen na start conservatieve behandeling met een maximale follow‐up duur van 5 jaar. Inclusieperiode: 2010‐2014 

Kwaliteit van leven Kwaliteit  van  leven  van  de  patiënt  gemeten  vóór  en  na  start  van  de  conservatieve behandeling.  Meting vóór interventie = gemeten niet langer geleden dan maximaal 2 maanden vóór start van de conservatieve behandeling. Meting na behandeling = gemeten tussen 10‐14 maanden na start van de conservatieve behandeling. Bij voorkeur gemeten met de SF36‐2, anders de SF12‐2.  Inclusieperiode: 2011 – 2013    

Page 32: Handboek dataverzameling Meetbaar Beter versie …...2. Definities 7 2. Definities Het is belangrijk dat alle aangesloten ziekenhuizen een uniforme definitie hanteren voor alle geselecteerde

4. Aortakleplijden

32

4.4.3 Initiële condities 

  Eerdere hartoperatie 

Patiënten  die  een  hartoperatie  hebben  ondergaan  voorafgaande  aan  de  conservatieve behandeling  gedurende  het  hele  leven  (dit  betreft  slechts  ingrepen waarbij  het  pericard geopend is, conform de EuroSCORE I*). 3 categorieën: 0) geen eerdere hartoperatie; 1) eerdere hartoperatie  en 9) onbekend 

Ernstige linkerventrikeldysfunctie De linkerventrikelfunctie wordt uitgedrukt als ejectiefractie (EF)*. 4 categorieën: 1) EF > 50%; 2) EF 30‐50%; 3) EF < 30% en 9) onbekend  

Geslacht 3 categorieën: 1) man; 2) vrouw en 9) geen geslacht/onbekend (b.v. transgenders en androgyne personen). 

Leeftijd Leeftijd in jaren op het moment van start conservatieve behandeling. 

Logistische EuroSCORE I* Laatst  bepaalde  logistische  EuroSCORE  I  gemeten  vóór  de  start  van  de  conservatieve behandeling (continu gemeten in % met 2 decimalen nauwkeurig, bijv. 25,03%). 

Nierinsufficiëntie* Nierinsufficiëntie wordt  gedefinieerd  als  een  verminderde  glomerular  filtration  rate  (GFR) <60  ml/min/1,73  m2.  De  GFR  wordt  door  Meetbaar  Beter  berekend  volgens  de  MDRD formule. 

 * Uitgebreide definitie is terug te vinden in hoofdstuk 2 Definities      

Page 33: Handboek dataverzameling Meetbaar Beter versie …...2. Definities 7 2. Definities Het is belangrijk dat alle aangesloten ziekenhuizen een uniforme definitie hanteren voor alle geselecteerde

5. Gecombineerd coronairlijden en aortakleplijden

33

5. Gecombineerd coronairlijden en aortakleplijden 

5.1  CABG + AVR 

5.1.1  Definitie  

Definitie CABG + AVR = elke patiënt die voor de eerste keer een coronaire bypasschirurgie (CABG) ondergaat binnen de vastgestelde rapportageperiode  (2010‐2014), met gelijktijdige operatieve aortaklepvervanging  (AVR) of CABG en AVR  in combinatie met een  ingreep die niet als zelfstandige  ingreep geregistreerd dient  te worden bij de BHN, zoals een PM,  ICD, lead  of  niet‐cardiale  ingreep,  ongeacht  de  primaire  oorzaak. Aortaklepchirurgie  zoals  hier bedoeld  is  exclusief  plastieken  en  klepingrepen  van  het  type  ‘overige  ingreep’(voorbeelden hiervan  zijn  onder  andere:  refixatie  klepprothese,  een  ingreep  in  verband met  paravalvulaire  lekkage,  het verwijderen  van  thrombusmassa  wegens  een  disfunctionerende  klep,  verwijderen  van  pannus  rond 

klepprothese, etc.).  NB:  Patiënt  mag  maar  één  keer  voorkomen  in  het  CABG  +  AVR  cohort,  ontdubbelen  dient  het ziekenhuis zelf te doen.  Regels met betrekking tot CABG + AVR: 1.  Patiënten  die  gediagnosticeerd  zijn  met  coronairlijden  en  aortakleplijden  en  een 

combinatiebehandeling CABG + AVR hebben ondergaan, worden geïncludeerd.  2.  Patiënten die alleen een CABG of AVR hebben ondergaan worden geëxcludeerd. 3.  Patiënten  die  een  TAVI  of  een  hybride  operatieve  behandeling  voor  aortakleplijden 

ondergaan worden geëxcludeerd. 

5.1.2  Uitkomstindicatoren 

 

30‐daagse mortaliteit Patiënten  die  ongeacht  doodsoorzaak  binnen  30  dagen  (≤  30  dagen)  na  de  interventie overlijden. Inclusieperiode: 2010 ‐ 2014 

120‐daagse mortaliteit Patiënten  die  ongeacht  doodsoorzaak  binnen  120  dagen  (≤  120  dagen)  na  de  interventie overlijden. Inclusieperiode: 2010 ‐ 2014 

Lange‐termijn overleving Patiënten die overleven als  functie van het aantal verstreken dagen na de  interventie met een maximale follow‐up duur van 5 jaar. Inclusieperiode: 2010‐2014 

Kwaliteit van leven Kwaliteit van leven van de patiënt gemeten vóór en na de interventie.  Meting vóór  interventie = gemeten niet  langer geleden dan maximaal 2 maanden vóór de interventie. Meting na interventie = gemeten tussen 10‐14 maanden na de interventie.  Bij voorkeur gemeten met de SF36‐2, anders de SF12‐2.  Van spoedpatiënten kan géén kwaliteit van leven vlak voor de interventie gemeten worden. Inclusieperiode: 2010‐2013 

Diepe sternumwondinfectie* Diepe  sternumwondinfectie  die  zich  ontwikkelt  binnen  30  dagen  (≤  30  dagen)  na  de interventie†. † = Hierbij wordt er van uitgegaan dat de patiënt teruggaat naar het behandelcentrum. 

Page 34: Handboek dataverzameling Meetbaar Beter versie …...2. Definities 7 2. Definities Het is belangrijk dat alle aangesloten ziekenhuizen een uniforme definitie hanteren voor alle geselecteerde

5. Gecombineerd coronairlijden en aortakleplijden

34

3 categorieën: 0) geen diepe sternumwondinfectie; 1) diepe sternumwondinfectie en 9) onbekend Inclusieperiode: 2010‐2014 

CVA* Patiënten waarbij  zich een postoperatieve CVA ontwikkelt binnen 72 uur  (≤ 72 uur) na de interventie.  3 categorieën: 0) geen CVA; 1) CVA en 9) onbekend Inclusieperiode: 2010‐2014 

Bloedtransfusie nodig Patiënten die  een bloedtransfusie  krijgen  vanaf  start  interventie  t/m 3 dagen  (≤ 3 dagen) post‐OK. Het aantal eenheden rood bloedcelconcentraat (RBC) die de patiënt heeft gekregen wordt geregistreerd. NB:  Pre‐operatief  gegeven  bloedtransfusies  tellen  niet  mee,  per‐operatief  gegeven bloedtransfusies tellen wel mee. Inclusieperiode: 2010‐2014 

Periode vrij van reïnterventie Patiënten die vrij zijn van een AVR, PCI of een CABG reïnterventie als functie van het aantal verstreken dagen na de interventie.  Inclusieperiode: 2010 ‐ 2014 

5.1.3  Initiële condities 

 

Chronische longziekte Patiënten met een gediagnosticeerde chronische longziekte voorafgaande aan de interventie waarvoor zij langdurig gebruik maken van bronchusdilatoren of steroïden. 3 categorieën: 0) geen chronische longziekte; 1) chronische longziekte en 9) onbekend 

Diabetes mellitus* Patiënten die diabetes mellitus type 1 of type 2 hebben. 3 categorieën: 0) geen diabetes mellitus; 1) diabetes mellitus en 9) onbekend 

Ernstige linkerventrikeldysfunctie De linkerventrikelfunctie wordt uitgedrukt als ejectiefractie (EF)*. 4 categorieën: 1) EF > 50%; 2) EF 30‐50%; 3) EF < 30% en 9) onbekend  

Geslacht 3 categorieën: 1) man; 2) vrouw en 9) geen geslacht/onbekend (b.v. transgenders en androgyne personen). 

Leeftijd Leeftijd in jaren op het moment van start interventie. 

Logistische EuroSCORE I* Laatst bepaalde logistische EuroSCORE I gemeten vóór de interventie (continu gemeten in % met 2 decimalen nauwkeurig, bijv. 25,03%). 

Nierinsufficiëntie* Nierinsufficiëntie wordt  gedefinieerd  als  een  verminderde  glomerular  filtration  rate  (GFR) <60  ml/min/1,73  m2.  De  GFR  wordt  door  Meetbaar  Beter  berekend  volgens  de  MDRD formule. 

Recent myocardinfarct* Doorgemaakt myocardinfarct in de 90 dagen (≤ 90 dagen) voorafgaande aan de interventie.  3 categorieën: 0) geen recent myocardinfarct ; 1) recent myocardinfarct en 9) onbekend 

 * Uitgebreide definitie is terug te vinden in hoofdstuk 2 Definities   

Page 35: Handboek dataverzameling Meetbaar Beter versie …...2. Definities 7 2. Definities Het is belangrijk dat alle aangesloten ziekenhuizen een uniforme definitie hanteren voor alle geselecteerde

6. Atriumfibrilleren

35

6. Atriumfibrilleren  

Deze medische conditie betreft een ritmestoornis welke gekenmerkt wordt door: 1.  Irregulair RR‐interval (zonder de aanwezigheid van een repetitief patroon), en 2.  Afwezigheid van P‐golven op het oppervlakte ECG, en 3.  Variabele atriale cycluslengte (indien zichtbaar) 

6.1  Geconsolideerd atriumfibrilleren  

 Patiënten die gediagnosticeerd zijn met atriumfibrilleren en  in het  rapportagejaar  (2011‐2014) een katheter PVI of minimaal  invasieve chirurgische PVI hebben ondergaan, worden geïncludeerd  in het cohort  atriumfibrilleren  (geconsolideerd  atriumfibrilleren).  De  indicatorenset  voor  geconsolideerd atriumfibrilleren  is samengesteld uit de overlappende uitkomstindicatoren en  initiële condities van de  individuele  medische  behandelingen  van  atriumfibrilleren.  Het  totaal  overzicht  van  de indicatorensets  is  te  verkrijgen  via  de website  www.meetbaarbeter.com.  Dit  overzicht  geeft  alle gehanteerde uitkomstindicatoren en  initiële condities weer voor zowel de medische behandelingen als voor de geconsolideerde dataset.   De geconsolideerde dataset wordt door Meetbaar Beter zelf samengevoegd uit de aangeleverde cohorten voor katheter PVI en minimaal‐invasieve chirurgische PVI , en hoeft niet door de ziekenhuizen zelf als dataset aangeleverd te worden.     

6.2  Katheter pulmonaal venen isolatie   

6.2.1  Definitie 

 Definitie  katheter  PVI  =  elke  patiënt waarbij  voor  de  eerste  keer  een  instrument  in  het  veneuze systeem  ingebracht wordt binnen de vastgestelde  rapportageperiode  (2011‐2014) met de  intentie om een geïsoleerde endocardiale katheter PVI te verrichten†.  † = een patiënt die een katheter PVI krijgt ter behandeling van een typische flutter (cavotricuspidale  isthmus afhankelijke  flutter)  wordt  niet  geïncludeerd  in  het  katheter  PVI  cohort.  Ook  een  patiënt  waarbij  een geïsoleerde LAA sluiting wordt verricht wordt niet geïncludeerd in het katheter PVI cohort. Een patiënt waarbij tijdens de katheter PVI procedure een LAA sluiting wordt verricht wordt wel geïncludeerd  in het katheter PVI cohort.  

 Ook de ablatie methode dient geregistreerd te worden: 

1) Conventioneel point‐by‐point RF ablatie 2) PVAC RF‐ablatie 3) Cryo‐ablatie  9) Onbekend  

NB:  Patiënt  mag  maar  één  keer  voorkomen  in  het  katheter  PVI  cohort,  ontdubbelen  dient  het ziekenhuis zelf te doen. 

6.2.2  Uitkomstindicatoren 

  30‐daagse mortaliteit 

Patiënten  die  ongeacht  doodsoorzaak  binnen  30  dagen  (≤  30  dagen)  na  de  interventie overlijden. Inclusieperiode: 2011 – 2014 

Kwaliteit van leven Kwaliteit van leven van de patiënt gemeten vóór en na de interventie.  Meting vóór  interventie = gemeten niet  langer geleden dan maximaal 2 maanden vóór de interventie. Meting na interventie = gemeten tussen 10‐14 maanden na de interventie.  Bij voorkeur gemeten met de SF36‐2, anders de SF12‐2.  

Page 36: Handboek dataverzameling Meetbaar Beter versie …...2. Definities 7 2. Definities Het is belangrijk dat alle aangesloten ziekenhuizen een uniforme definitie hanteren voor alle geselecteerde

6. Atriumfibrilleren

36

Van spoedpatiënten kan géén kwaliteit van leven vlak voor de interventie gemeten worden. Inclusieperiode: 2011 – 2013 

Trombo‐embolische complicaties Patiënten  waarbij  een  trombo‐embolische  complicatie  optreedt  (CVA*  /  TIA  */  trombo‐embolie*) binnen 1 jaar (≤ 365 dagen) na de interventie.  3 categorieën: 0) geen trombo‐embolische complicaties; 1) trombo‐embolische complicaties en 9) onbekend Inclusieperiode: 2011‐2013 

Bloedingscomplicaties* Patiënten die gedurende de ziekenhuisopname van de interventie een bloedingscomplicatie krijgen (volgens de BARC‐classificatie vanaf BARC type 2) die gerelateerd is aan de interventie (exclusief cardiale tamponade*). 3 categorieën: 0) geen bloedingscomplicaties; 1) bloedingscomplicaties en 9) onbekend Inclusieperiode: 2011‐2014 

Cardiale tamponade* Patiënten  waarbij  zich  binnen  30  dagen  (≤  30  dagen)  na  de  interventie  een  cardiale tamponade ontwikkelt waarvoor een interventie (drainage) noodzakelijk is. 3 categorieën: 0) geen cardiale tamponade; 1) cardiale tamponade en 9) onbekend Inclusieperiode: 2011‐2014 

Herhaalde PVI binnen 1 jaar Patiënten waarbij binnen 1 jaar (≤ 365 dagen) na de interventie een herhaalde PVI (katheter PVI of  chirurgische PVI) wordt uitgevoerd  (cavotricuspidale  isthmus  afhankelijke  flutter  en ablatie om heel andere reden bijvoorbeeld ventriculaire tachycardie worden geëxcludeerd). Dit  betreft  zowel  een  uitgevoerde  herhaalde  PVI  binnen  1  jaar  als  een  herhaalde  PVI  die binnen 1 jaar na de interventie gepland is (dus op de wachtlijst is geplaatst) om uitgevoerd te worden. Een geplande herhaalde PVI welke onderdeel  is van het  initiële behandelingsplan (=staged  procedure) met  als  doel  het  opheffen  van  atriumfibrilleren  en wordt  uitgevoerd binnen 3 maanden na de eerste  interventie wordt niet als herhaalde PVI geregistreerd. Er wordt  vanuit  gegaan dat de eerste  interventie op  zichzelf niet  adequaat  genoeg  is om de klachten te verhelpen en het uitvoeren van een geplande herhaalde PVI binnen 3 maanden na de eerste interventie noodzakelijk is.  3  categorieën: 0)  geen herhaalde PVI binnen 1  jaar; 1) herhaalde PVI binnen 1  jaar  en 9) onbekend Inclusieperiode: 2011‐2013 

Herhaalde PVI binnen 3 jaar Patiënten  waarbij  binnen  3  jaar  na  de  interventie  een  herhaalde  PVI  (katheter  PVI  of chirurgische PVI) wordt uitgevoerd  (cavotricuspidale  isthmus afhankelijke  flutter en ablatie om  heel  andere  reden  bijvoorbeeld  ventriculaire  tachycardie  worden  geëxcludeerd).  Dit betreft zowel een uitgevoerde herhaalde PVI binnen 3 jaar als een herhaalde PVI die binnen 3  jaar  na  de  interventie  gepland  is  (dus  op  de wachtlijst  is  geplaatst)  om  uitgevoerd  te worden. Een geplande herhaalde PVI welke onderdeel  is van het  initiële behandelingsplan (=staged  procedure) met  als  doel  het  opheffen  van  atriumfibrilleren  en wordt  uitgevoerd binnen 3 maanden na de eerste  interventie wordt niet als herhaalde PVI geregistreerd. Er wordt  vanuit  gegaan dat de eerste  interventie op  zichzelf niet  adequaat  genoeg  is om de klachten te verhelpen en het uitvoeren van een geplande herhaalde PVI binnen 3 maanden na de eerste interventie noodzakelijk is.  3  categorieën: 0)  geen herhaalde PVI binnen 3  jaar; 1) herhaalde PVI binnen 3  jaar  en 9) onbekend Outcomes team heeft besloten om deze uitkomstindicator niet te registreren voor Meetbaar Beter rapportage 2015.  

Page 37: Handboek dataverzameling Meetbaar Beter versie …...2. Definities 7 2. Definities Het is belangrijk dat alle aangesloten ziekenhuizen een uniforme definitie hanteren voor alle geselecteerde

6. Atriumfibrilleren

37

Vrijheid van AF‐gerelateerde klachten na 1 jaar Er worden een aantal elementen voor deze uitkomstindicator verzameld  (onafhankelijk van een wel/niet uitgevoerde herhaalde PVI binnen 1 jaar) welke gemeten worden tussen 10‐14 maanden na de interventie:  

‐ Klachten†: 0) geen klachten; 1) klachten en 9) onbekend ‐ Aangetoond AF*: 0) geen aangetoond AF; 1) aangetoond AF en 9) onbekend) ‐ Meting  uitgevoerd  (10‐14  maanden  na  de  interventie):  0)  geen  meting 

uitgevoerd, 1) ECG; 2) holter; 3) event‐recorder; 4) reveal en 9) onbekend ‐ Gebruik AAD: 0) geen gebruik van AAD; 1) gebruik van AAD en 9) onbekend 

† = Aan de hand van het polibezoek kan bepaald worden of de patiënt 1 jaar na de interventie vrij is geweest  van  voor  de  patiënt  herkenbare  klachten  veroorzaakt  door  AF,  zoals  hartkloppingen, moeheid, verminderde inspanningstolerantie, kortademigheid of angst. 

Inclusieperiode: 2011‐2013 

6.2.3  Initiële condities 

 

CHA2DS2‐VASc Score* 

Laatst  bepaalde  CHA2DS2‐VASc  Score  gemeten  voorafgaande  aan  de  interventie  op  een schaal van 0 tot en met 9. 

Duur persisterend AF* Aantal maanden dat patiënt medisch  is gediagnosticeerd met persisterend AF of  langdurig persisterend AF*. De tijdsduur starten vanaf het moment dat AF is vastgesteld/aangetoond. Categorie ‐1) niet van toepassing 

Eerdere ablatie voor AF 

Patiënten  die  een  eerdere  ablatie  (zowel  katheter  PVI  als  chirurgische  PVI)  vanwege atriumfibrilleren  hebben  ondergaan  voorafgaande  aan  de  interventie  gedurende  het  hele leven. 3 categorieën: 0) geen eerdere ablatie; 1) eerdere ablatie en 9) onbekend 

Ernstige linkerventrikeldysfunctie De linkerventrikelfunctie wordt uitgedrukt als ejectiefractie (EF)*. 4 categorieën: 1) EF > 50%; 2) EF 30‐50%; 3) EF < 30% en 9) onbekend 

Linkeratriumvolume index* Volume van het linker atrium gemeten via ECHO, CT of MRI in ml/m2. 

Eerder mitraalkleplijden* Patiënten  waarbij  mitraalkleplijden  is  gediagnosticeerd  voorafgaande  aan  de  interventie gedurende het hele leven. 6 categorieën: 0) graad 0; 1) graad I; 2) graad II; 3) graad III; 4) graad IV en 9) onbekend 

Obesitas* De lengte (in cm) en het gewicht (in kg) van de patiënt worden gemeten en daaruit wordt de Body Mass Index (BMI) van de patiënt bepaald. 

Type AF* 6  categorieën:  1)  eerste  AF  incident;  2)  paroxysmaal;  3)  persisterend;  4)  langdurig persisterend; 5) permanent en 9) onbekend 

 * Uitgebreide definitie is terug te vinden in hoofdstuk 2 Definities  

  

Page 38: Handboek dataverzameling Meetbaar Beter versie …...2. Definities 7 2. Definities Het is belangrijk dat alle aangesloten ziekenhuizen een uniforme definitie hanteren voor alle geselecteerde

6. Atriumfibrilleren

38

6.3  Minimaal‐invasieve chirurgische pulmonaal venen isolatie   

6.3.1  Definitie 

 Definitie minimaal‐invasieve  chirurgische PVI  =  elke patiënt die  voor de  eerste  keer  een wegens atriumfibrilleren  uitgevoerde  minimaal‐invasieve  chirurgische  pulmonaal  venen  isolatie  (PVI) ondergaat  binnen  de  vastgestelde  rapportageperiode  (2011‐2014)  door  middel  van  een thoracoscopische benadering (dus niet de katheter benadering) met of zonder box laesie†.  † = Dit betreft minimaal‐invasieve chirurgische PVI  ingrepen waarbij alleen een  ritme  ingreep wordt verricht (met  of  zonder  gelijktijdige  LAA  resectie)  en  niet  in  combinatie  met  andere  ingrepen  zoals  klep‐  of coronairchirurgie.  

 NB:  Patiënt  mag  maar  één  keer  voorkomen  in  het  minimaal‐invasieve  chirurgische  PVI  cohort, ontdubbelen dient het ziekenhuis zelf te doen.  

6.3.2  Uitkomstindicatoren 

  30‐daagse mortaliteit 

Patiënten  die  ongeacht  doodsoorzaak  binnen  30  dagen  (≤  30  dagen)  na  de  interventie overlijden. Inclusieperiode: 2011 – 2014 

Kwaliteit van leven Kwaliteit van leven van de patiënt gemeten vóór en na de interventie.  Meting vóór  interventie = gemeten niet  langer geleden dan maximaal 2 maanden vóór de interventie. Meting na interventie = gemeten tussen 10‐14 maanden na de interventie.  Bij voorkeur gemeten met de SF36‐2, anders de SF12‐2.  Van spoedpatiënten kan géén kwaliteit van leven vlak voor de interventie gemeten worden. Inclusieperiode: 2011 – 2013 

Trombo‐embolische complicaties Patiënten  waarbij  een  trombo‐embolische  complicatie  optreedt  (CVA*  /  TIA*  /  trombo‐embolie*) binnen 1 jaar (≤ 365 dagen) na de interventie.  3 categorieën: 0) geen trombo‐embolische complicaties; 1) trombo‐embolische complicaties en 9) onbekend Inclusieperiode: 2011‐2013 

Bloedingscomplicaties* Patiënten die gedurende de ziekenhuisopname van de interventie een bloedingscomplicatie krijgen (volgens de BARC‐classificatie vanaf BARC type 2) die gerelateerd is aan de interventie (exclusief cardiale tamponade*). 3 categorieën: 0) geen bloedingscomplicaties; 1) bloedingscomplicaties en 9) onbekend Inclusieperiode: 2011‐2014 

Cardiale tamponade* Patiënten waarbij zich binnen 30 dagen (≤ 30 dagen)   nadat de patiënt een AF‐ablatie heeft ondergaan,  een  cardiale  tamponade  ontwikkelt  waarvoor  een  interventie  (drainage) noodzakelijk is. 3 categorieën: 0) geen cardiale tamponade; 1) cardiale tamponade en 9) onbekend Inclusieperiode: 2011‐2014 

Herhaalde PVI binnen 1 jaar Patiënten waarbij binnen 1 jaar (≤ 365 dagen) na de interventie een herhaalde PVI (katheter PVI of  chirurgische PVI) wordt uitgevoerd  (cavotricuspidale  isthmus  afhankelijke  flutter  en ablatie om heel andere reden bijvoorbeeld ventriculaire tachycardie worden geëxcludeerd). Dit  betreft  zowel  een  uitgevoerde  herhaalde  PVI  binnen  1  jaar  als  een  herhaalde  PVI  die 

Page 39: Handboek dataverzameling Meetbaar Beter versie …...2. Definities 7 2. Definities Het is belangrijk dat alle aangesloten ziekenhuizen een uniforme definitie hanteren voor alle geselecteerde

6. Atriumfibrilleren

39

binnen 1 jaar na de interventie gepland is (dus op de wachtlijst is geplaatst) om uitgevoerd te worden. Een geplande herhaalde PVI welke onderdeel  is van het  initiële behandelingsplan (=staged  procedure) met  als  doel  het  opheffen  van  atriumfibrilleren  en wordt  uitgevoerd binnen 3 maanden na de eerste  interventie wordt niet als herhaalde PVI geregistreerd.. Er wordt  vanuit  gegaan dat de eerste  interventie op  zichzelf niet  adequaat  genoeg  is om de klachten te verhelpen en het uitvoeren van een geplande herhaalde PVI binnen 3 maanden na de eerste interventie noodzakelijk is. 3  categorieën: 0)  geen herhaalde PVI binnen 1  jaar; 1) herhaalde PVI binnen 1  jaar  en 9) onbekend Inclusieperiode: 2011‐2013 

Vrijheid van AF‐gerelateerde klachten na 1 jaar Er worden een aantal elementen voor deze uitkomstindicator verzameld  (onafhankelijk van een wel/niet uitgevoerde herhaalde PVI binnen 1 jaar) welke gemeten worden tussen 10‐14 maanden na de interventie:  

‐ Klachten†: 0) geen klachten; 1) klachten en 9) onbekend ‐ Aangetoond AF*: 0) geen aangetoond AF; 1) aangetoond AF en 9) onbekend) ‐ Meting  uitgevoerd  (10‐14  maanden  na  de  interventie):  0)  geen  meting 

uitgevoerd, 1) ECG; 2) holter; 3) event‐recorder; 4) reveal en 9) onbekend ‐ Gebruik AAD: 0) geen gebruik van AAD; 1) gebruik van AAD en 9) onbekend 

† = Aan de hand van het polibezoek kan bepaald worden of de patiënt 1 jaar na de interventie vrij is geweest  van  voor  de  patiënt  herkenbare  klachten  veroorzaakt  door  AF,  zoals  hartkloppingen, moeheid, verminderde inspanningstolerantie, kortademigheid of angst. 

Inclusieperiode: 2011‐2013 

6.3.3  Initiële condities 

  CHA2DS2‐VASc Score

* Laatst  bepaalde  CHA2DS2‐VASc  Score  gemeten  voorafgaande  aan  de  interventie  op  een schaal van 0 tot en met 9. 

Duur persisterend AF* Aantal maanden dat patiënt medisch  is gediagnosticeerd met persisterend AF of  langdurig persisterend AF*. De tijdsduur starten vanaf het moment dat AF is vastgesteld/aangetoond. Categorie ‐1) niet van toepassing 

Eerdere ablatie voor AF Patiënten  die  een  eerdere  ablatie  (zowel  katheter  PVI  als  chirurgische  PVI)  vanwege atriumfibrilleren  hebben  ondergaan  voorafgaande  aan  de  interventie  gedurende  het  hele leven. 3 categorieën: 0) geen eerdere ablatie; 1) eerdere ablatie en 9) onbekend 

Ernstige linkerventrikeldysfunctie De linkerventrikelfunctie wordt uitgedrukt als ejectiefractie (EF)*. 4 categorieën: 1) EF > 50%; 2) EF 30‐50%; 3) EF < 30% en 9) onbekend 

Linkeratriumvolume index* Volume van het linker atrium gemeten via ECHO, CT of MRI in ml/m2. 

Eerder mitraalkleplijden* Patiënten  waarbij  mitraalkleplijden  is  gediagnosticeerd  voorafgaande  aan  de  interventie gedurende het hele leven. 6 categorieën: 0) graad 0; 1) graad I; 2) graad II; 3) graad III; 4) graad IV en 9) onbekend 

Obesitas* De lengte (in cm) en het gewicht (in kg) van de patiënt worden gemeten en daaruit wordt de Body Mass Index (BMI) van de patiënt bepaald.  

Page 40: Handboek dataverzameling Meetbaar Beter versie …...2. Definities 7 2. Definities Het is belangrijk dat alle aangesloten ziekenhuizen een uniforme definitie hanteren voor alle geselecteerde

6. Atriumfibrilleren

40

Type AF* 6  categorieën:  1)  eerste  AF  incident;  2)  paroxysmaal;  3)  persisterend;  4)  langdurig persisterend; 5) permanent en 9) onbekend 

 * Uitgebreide definitie is terug te vinden in hoofdstuk 2 Definities  

Page 41: Handboek dataverzameling Meetbaar Beter versie …...2. Definities 7 2. Definities Het is belangrijk dat alle aangesloten ziekenhuizen een uniforme definitie hanteren voor alle geselecteerde

7. Codeboek

41

7. Codeboek 

7.1  Coronairlijden 

7.1.1  Coronaire bypasschirurgie (CABG) 

 NAAM VARIABLE  OMSCHRIJVING  CODERING 

ALGEMEEN 

patientnr  patiëntnummer   

ziekenhuis  ziekenhuis waar interventie c.q. behandeling plaatsvindt 

1=Catharina 2=Antonius 3=AMC 4=UMCG 5=OLVG 6=Amphia 7=UMCU 8=Isala 9=MST 10=MCL 11=Haga 12=Erasmus MC 13=MUMC 14=Radboud UMC 

ziekenhuis_verwezen  patiënt verwezen uit een ander ziekenhuis  0=niet verwezen 1=Catharina 2=Antonius 3=AMC 4=UMCG 5=OLVG 6=Amphia 7=UMCU 8=Isala 9=MST 10=MCL 11=Haga 12=Erasmus MC 13=MUMC 14=Radboud UMC 15=Albert Schweitzer ziekenhuis 16=Atrium Medisch Centrum Parkstad 17=Canisius‐Wilhelmina Ziekenhuis 18=Jeroen Bosch Ziekenhuis 19=Maasstad Ziekenhuis 20=MCH Westeinde 21=Meander Medisch Centrum 22=Medisch Centrum Alkmaar 

Page 42: Handboek dataverzameling Meetbaar Beter versie …...2. Definities 7 2. Definities Het is belangrijk dat alle aangesloten ziekenhuizen een uniforme definitie hanteren voor alle geselecteerde

7. Codeboek

42

23=Rijnstate Ziekenhuis Arnhem 24=Scheper Ziekenhuis 25=Tergooi Ziekenhuis 26=TweeSteden Ziekenhuis 27=VieCuri Medisch Centrum 28=ZorgSaam Zeeuws Vlaanderen 30=overige ziekenhuizen 999=onbekend 

ziekenhuis_hartteam  met welk hartcentrum  heeft de  hartteam bespreking plaatsgevonden? (hartteam bespreking = iedere vorm van multidisciplinaire communicatie tussen cardiologen en/of cardiothoracaal chirurgen) 

1=Catharina 2=Antonius 3=AMC 4=UMCG 5=OLVG 6=Amphia 7=UMCU 8=Isala 9=MST 10=MCL 11=Haga 12=ErasmusMC 13=MUMC 14=Radboud MC 999=geen hartteam bespreking 

intv_dat  datum interventie  dd‐mm‐jjjj 

UITKOMSTINDICATOREN 

reexplor  chirurgische reëxploratie   0=geen chirurgische reëxploratie 1=chirurgische reëxploratie 9=onbekend 

DSWI  diepe sternumwondinfectie  0=geen diepe sternumwondinfectie 1=diepe sternumwondinfectie 9=onbekend 

CVA  CVA   0=geen CVA 1=CVA 9=onbekend 

follow‐up uitkomstindicatoren 

MI  recidief myocardinfarct gedurende follow‐up 

0=geen recidief myocardinfarct 1=recidief myocardinfarct 9=onbekend 

MI_dat  datum recidief myocardinfarct  dd‐mm‐jjjj 

followupMI_dat  datum follow‐up MI  dd‐mm‐jjjj 

reinterv_CABG  nieuwe CABG verricht gedurende  follow‐up  

0=geen nieuwe CABG 1=nieuwe CABG 9=onbekend 

Page 43: Handboek dataverzameling Meetbaar Beter versie …...2. Definities 7 2. Definities Het is belangrijk dat alle aangesloten ziekenhuizen een uniforme definitie hanteren voor alle geselecteerde

7. Codeboek

43

reinterv_CABG_dat  datum reïnterventie CABG  dd‐mm‐jjjj 

followupCABG_dat  datum follow‐up CABG  dd‐mm‐jjjj 

reinterv_PCI  nieuwe PCI verricht gedurende follow‐up   

0=geen nieuwe PCI 1=nieuwe PCI 9=onbekend 

reinterv_PCI_dat  datum reïnterventie PCI  dd‐mm‐jjjj 

followupPCI_dat  datum follow‐up PCI  dd‐mm‐jjjj 

vitaliteit  vitaliteitsstatus van de patiënt op 30‐04‐2015 

0=levend 1=overleden 2=lost to follow‐up 9=onbekend 

vitaliteit_dat  vitaliteitsdatum: indien levend 30‐04‐2015, indien overleden overlijdensdatum, indien lost to follow‐up datum laatste contact 

dd‐mm‐jjjj 

vraag1_T0 . . . Vraag36_T0 

Score op de kwaliteit van leven vragen vóór de interventie (de score per individuele vraag dient geregistreerd te worden)  

999=onbekend 

vraag1_T1 . . . Vraag36_T1 

Score op de kwaliteit van leven vragen na de interventie (de score per individuele vraag dient geregistreerd te worden)  

999=onbekend 

INITIËLE CONDITIES 

geb_dat  geboortedatum  dd‐mm‐jjjj 

leeftijd  leeftijd  999=onbekend 

geslacht  geslacht  1=man 2=vrouw 9=geen geslacht / onbekend 

diabetes  diabetes mellitus  0=geen diabetes mellitus 1=diabetes mellitus 9=onbekend 

urgentie  urgentie van de procedure  1=electief 2=urgent 3=spoed+redding 9=onbekend 

kreat  kreatinine niveau (μmol/l)  9999=onbekend 

LVEF  linkerventrikel ejectiefractie  1=EF >50% 2=EF 30‐50% 3=EF <30% 9=onbekend 

Euroscore  logistische EuroSCORE I (in %, 2 decimalen)  999,99=onbekend 

Page 44: Handboek dataverzameling Meetbaar Beter versie …...2. Definities 7 2. Definities Het is belangrijk dat alle aangesloten ziekenhuizen een uniforme definitie hanteren voor alle geselecteerde

7. Codeboek

44

7.1.2  Percutane coronaire interventie (PCI) 

 NAAM VARIABLE  OMSCHRIJVING  CODERING 

ALGEMEEN 

patientnr  patiëntnummer   

ziekenhuis  ziekenhuis waar interventie c.q. behandeling plaatsvindt 

1=Catharina 2=Antonius 3=AMC 4=UMCG 5=OLVG 6=Amphia 7=UMCU 8=Isala 9=MST 10=MCL 11=Haga 12=Erasmus MC 13=MUMC 14=Radboud UMC 15=Albert Schweitzer ziekenhuis 16=Atrium Medisch Centrum Parkstad 17=Canisius‐Wilhelmina Ziekenhuis 18=Jeroen Bosch Ziekenhuis 19=Maasstad Ziekenhuis 20=MCH Westeinde 21=Meander Medisch Centrum 22=Medisch Centrum Alkmaar 23=Rijnstate Ziekenhuis Arnhem 24=Scheper Ziekenhuis 25=Tergooi Ziekenhuis 26=TweeSteden Ziekenhuis 27=VieCuri Medisch Centrum 28=ZorgSaam Zeeuws Vlaanderen 

ziekenhuis_verwezen  patiënt verwezen uit een ander ziekenhuis 

0=niet verwezen 1=Catharina 2=Antonius 3=AMC 4=UMCG 5=OLVG 6=Amphia 7=UMCU 8=Isala 9=MST 10=MCL 

Page 45: Handboek dataverzameling Meetbaar Beter versie …...2. Definities 7 2. Definities Het is belangrijk dat alle aangesloten ziekenhuizen een uniforme definitie hanteren voor alle geselecteerde

7. Codeboek

45

11=Haga 12=Erasmus MC 13=MUMC 14=Radboud UMC 15=Albert Schweitzer ziekenhuis 16=Atrium Medisch Centrum Parkstad 17=Canisius‐Wilhelmina Ziekenhuis 18=Jeroen Bosch Ziekenhuis 19=Maasstad Ziekenhuis 20=MCH Westeinde 21=Meander Medisch Centrum 22=Medisch Centrum Alkmaar 23=Rijnstate Ziekenhuis Arnhem 24=Scheper Ziekenhuis 25=Tergooi Ziekenhuis 26=TweeSteden Ziekenhuis 27=VieCuri Medisch Centrum 28=ZorgSaam Zeeuws Vlaanderen 30=overige ziekenhuizen 999=onbekend 

ziekenhuis_hartteam  met welk hartcentrum  heeft de  hartteam bespreking plaatsgevonden? (hartteam bespreking = iedere vorm van multidisciplinaire communicatie tussen cardiologen en/of cardiothoracaal chirurgen) 

1=Catharina 2=Antonius 3=AMC 4=UMCG 5=OLVG 6=Amphia 7=UMCU 8=Isala 9=MST 10=MCL 11=Haga 12=ErasmusMC 13=MUMC 14=Radboud MC 999=geen hartteam bespreking 

intv_dat  datum interventie  dd‐mm‐jjjj 

UITKOMSTINDICATOREN 

angsucces  angiografisch succesvol    0=angiografisch niet succesvol 1=angiografisch succesvol 9=onbekend 

segm_aantal  aantal behandelde segmenten  999=onbekend 

segm_succes  aantal behandelde segmenten met een reststenose ≤ 20% na PCI 

999=onbekend 

emergCABG  urgente CABG  0=geen urgente CABG 

Page 46: Handboek dataverzameling Meetbaar Beter versie …...2. Definities 7 2. Definities Het is belangrijk dat alle aangesloten ziekenhuizen een uniforme definitie hanteren voor alle geselecteerde

7. Codeboek

46

1=urgente CABG 9=onbekend 

follow‐up uitkomstindicatoren 

TVR  optreden van TVR binnen 365 dagen  0=geen TVR 1=TVR 9=onbekend 

TVR_dat  datum TVR  dd‐mm‐jjjj 

MI  Myocardinfarct binnen 30 dagen    0=geen myocardinfarct 1=myocardinfarct 9=onbekend 

vitaliteit  vitaliteitsstatus van de patiënt op 30‐04‐2015 

0=levend 1=overleden 2=lost to follow‐up 9=onbekend 

vitaliteit_dat  vitaliteitsdatum: indien levend 30‐04‐2015, indien overleden overlijdensdatum, indien lost to follow‐up datum laatste contact 

dd‐mm‐jjjj 

vraag1_T0 . . . Vraag36_T0 

Score op de kwaliteit van leven vragen vóór de interventie (de score per individuele vraag dient geregistreerd te worden)  

999=onbekend 

vraag1_T1 . . . Vraag36_T1 

Score op de kwaliteit van leven vragen na de interventie (de score per individuele vraag dient geregistreerd te worden)  

999=onbekend 

INITIËLE CONDITIES 

geb_dat  geboortedatum  dd‐mm‐jjjj 

leeftijd  leeftijd  999=onbekend 

geslacht  geslacht  1=man 2=vrouw 9=geen geslacht/onbekend 

diabetes  diabetes mellitus  0=geen diabetes mellitus 1=diabetes mellitus 9=onbekend 

urgentie  urgentie van de procedure  1=electief 2=urgent 3=spoed+redding 9=onbekend 

kreat  kreatinine niveau (μmol/l)  9999=onbekend 

LVEF  linkerventrikelejectiefractie  1=EF >50% 2=EF 30‐50% 3=EF <30% 9=onbekend 

multiv  meervatslijden  0=geen meervatslijden 1=meervatslijden 9=onbekend 

vorigAMI  eerder MI  0=geen eerder MI 1=eerder MI 

Page 47: Handboek dataverzameling Meetbaar Beter versie …...2. Definities 7 2. Definities Het is belangrijk dat alle aangesloten ziekenhuizen een uniforme definitie hanteren voor alle geselecteerde

7. Codeboek

47

9=onbekend 

vorigCABG  eerdere CABG  0=geen eerdere CABG 1=eerdere CABG 9=onbekend 

CTO  chronische totale occlusie  0=geen chronische totale occlusie 1=chronische totale occlusie 9=onbekend 

shock  shock   0=geen shock 1=shock 9=onbekend 

reanimatie  reanimatie   0=geen reanimatie 1=reanimatie 9=onbekend 

Page 48: Handboek dataverzameling Meetbaar Beter versie …...2. Definities 7 2. Definities Het is belangrijk dat alle aangesloten ziekenhuizen een uniforme definitie hanteren voor alle geselecteerde

7. Codeboek

48

7.1.3  Conservatieve behandeling 

 NAAM VARIABLE  OMSCHRIJVING  CODERING 

ALGEMEEN 

patientnr  patiëntnummer   

ziekenhuis  ziekenhuis waar interventie cq. behandeling plaatsvindt 

1=Catharina 2=Antonius 3=AMC 4=UMCG 5=OLVG 6=Amphia 7=UMCU 8=Isala 9=MST 10=MCL 11=Haga 12=Erasmus MC 13=MUMC 14=Radboud UMC 15=Albert Schweitzer ziekenhuis 16=Atrium Medisch Centrum Parkstad 17=Canisius‐Wilhelmina Ziekenhuis 18=Jeroen Bosch Ziekenhuis 19=Maasstad Ziekenhuis 20=MCH Westeinde 21=Meander Medisch Centrum 22=Medisch Centrum Alkmaar 23=Rijnstate Ziekenhuis Arnhem 24=Scheper Ziekenhuis 25=Tergooi Ziekenhuis 26=TweeSteden Ziekenhuis 27=VieCuri Medisch Centrum 28=ZorgSaam Zeeuws Vlaanderen 

ziekenhuis_verwezen  patiënt verwezen uit een ander ziekenhuis 

0=niet verwezen 1=Catharina 2=Antonius 3=AMC 4=UMCG 5=OLVG 6=Amphia 7=UMCU 8=Isala 9=MST 10=MCL 11=Haga 12=Erasmus MC 13=MUMC 

Page 49: Handboek dataverzameling Meetbaar Beter versie …...2. Definities 7 2. Definities Het is belangrijk dat alle aangesloten ziekenhuizen een uniforme definitie hanteren voor alle geselecteerde

7. Codeboek

49

14=Radboud UMC 15=Albert Schweitzer ziekenhuis 16=Atrium Medisch Centrum Parkstad 17=Canisius‐Wilhelmina Ziekenhuis 18=Jeroen Bosch Ziekenhuis 19=Maasstad Ziekenhuis 20=MCH Westeinde 21=Meander Medisch Centrum 22=Medisch Centrum Alkmaar 23=Rijnstate Ziekenhuis Arnhem 24=Scheper Ziekenhuis 25=Tergooi Ziekenhuis 26=TweeSteden Ziekenhuis 27=VieCuri Medisch Centrum 28=ZorgSaam Zeeuws Vlaanderen 30=overige ziekenhuizen 999=onbekend 

ziekenhuis_hartteam  met welk hartcentrum  heeft de  hartteam bespreking plaatsgevonden? (hartteam bespreking = iedere vorm van multidisciplinaire communicatie tussen cardiologen en/of cardiothoracaal chirurgen) 

1=Catharina 2=Antonius 3=AMC 4=UMCG 5=OLVG 6=Amphia 7=UMCU 8=Isala 9=MST 10=MCL 11=Haga 12=ErasmusMC 13=MUMC 14=Radboud MC 999=geen hartteam bespreking 

intv_dat  datum ischemietest  dd‐mm‐jjjj 

UITKOMSTINDICATOREN 

CCS  pijn, gemeten volgens CCS‐classificatie  

0=geen pijn op de borst 1=klasse I 2=klasse II 3=klasse III 4=klasse IV 9=onbekend 

follow‐up uitkomstindicatoren 

PCI  PCI gedurende follow‐up  0=geen PCI 1=PCI 9=onbekend 

PCI_dat  datum PCI  dd‐mm‐jjjj 

followupPCI_dat  datum follow‐up PCI  dd‐mm‐jjjj 

CABG  CABG gedurende follow‐up  0=geen CABG 1=CABG 

Page 50: Handboek dataverzameling Meetbaar Beter versie …...2. Definities 7 2. Definities Het is belangrijk dat alle aangesloten ziekenhuizen een uniforme definitie hanteren voor alle geselecteerde

7. Codeboek

50

9=onbekend 

CABG_dat  datum CABG  dd‐mm‐jjjj 

followupCABG_dat  datum follow‐up CABG  dd‐mm‐jjjj 

MI  MI gedurende follow‐up  0=geen myocardinfarct 1=myocardinfarct 9=onbekend 

MI_dat  datum MI  dd‐mm‐jjjj 

followupMI_dat  datum follow‐up MI  dd‐mm‐jjjj 

vitaliteit  vitaliteitsstatus van de patiënt op 30‐04‐2015 

0=levend 1=overleden 2=lost to follow‐up 9=onbekend 

vitaliteit_dat  vitaliteitsdatum: indien levend 30‐04‐2015, indien overleden overlijdensdatum, indien lost to follow‐up datum laatste contact 

dd‐mm‐jjjj 

vraag1_T0 . . . Vraag36_T0 

Score op de kwaliteit van leven vragen vóór de interventie (de score per individuele vraag dient geregistreerd te worden)  

999=onbekend 

vraag1_T1 . . Vraag36_T1 

Score op de kwaliteit van leven vragen na de interventie (de score per individuele vraag dient geregistreerd te worden)  

999=onbekend 

INITIËLE CONDITIES 

geb_dat  geboortedatum  dd‐mm‐jjjj 

leeftijd  leeftijd  999=onbekend 

geslacht  geslacht  1=man 2=vrouw 9=geen geslacht/onbekend 

diabetes  diabetes mellitus  0=geen diabetes mellitus 1=diabetes mellitus 9=onbekend 

kreat  kreatinine niveau (μmol/l)  9999=onbekend 

LVEF  linkerventrikelejectiefractie  1=EF >50% 2=EF 30‐50% 3=EF <30% 9=onbekend 

multiv  meervatslijden  0=geen meervatslijden 1=meervatslijden 9=onbekend 

vorigAMI  eerder MI  0=geen eerder MI 1=eerder MI 9=onbekend 

vorigCABG  eerdere CABG   0=geen eerdere CABG 1=eerdere CABG 9=onbekend 

vorigPCI  eerdere PCI   0=geen eerdere PCI 1=eerdere PCI 9=onbekend 

Page 51: Handboek dataverzameling Meetbaar Beter versie …...2. Definities 7 2. Definities Het is belangrijk dat alle aangesloten ziekenhuizen een uniforme definitie hanteren voor alle geselecteerde

7. Codeboek

51

7.2  Aortakleplijden 

7.2.1  Aortaklepvervanging (AVR) 

 NAAM VARIABLE  OMSCHRIJVING  CODERING 

ALGEMEEN 

patientnr  patiëntnummer   

ziekenhuis  ziekenhuis waar interventie c.q. behandeling plaatsvindt 

1=Catharina 2=Antonius 3=AMC 4=UMCG 5=OLVG 6=Amphia 7=UMCU 8=Isala 9=MST 10=MCL 11=Haga 12=Erasmus MC 13=MUMC 14=Radboud UMC 

intv_dat  datum interventie  dd‐mm‐jjjj 

prothese_type  type prothese  1=bioprothese soort onbekend 2=bioprothese ongestent 3=bioprothese gestent 4=mechanisch 5=homograft 6=autograft 9=onbekend 

UITKOMSTINDICATOREN 

NYHA_base  NYHA klasse vóór de interventie  1=klasse 1 2=klasse 2 3=klasse 3 4=klasse 4 9=onbekend 

NYHA_1  NYHA klasse na 30‐60 dagen   1=klasse 1 2=klasse 2 3=klasse 3 4=klasse 4 9=onbekend 

DSWI  diepe sternumwondinfectie  0=geen diepe sternumwondinfectie 1=diepe sternumwondinfectie 9=onbekend 

pacemaker  implantatie nieuwe permanente pacemaker  

0=geen implantatie nieuwe permanente pacemaker 1=implantatie nieuwe permanente pacemaker 9=onbekend 

CVA  CVA  0=geen CVA 

Page 52: Handboek dataverzameling Meetbaar Beter versie …...2. Definities 7 2. Definities Het is belangrijk dat alle aangesloten ziekenhuizen een uniforme definitie hanteren voor alle geselecteerde

7. Codeboek

52

1=CVA 9=onbekend 

follow‐up uitkomstindicatoren 

reinterv_klep  klepreïnterventie verricht gedurende follow‐up 

0=geen klepreïnterventie 1=klepreïnterventie 9=onbekend 

reinterv_klep_dat  datum klepreïnterventie  dd‐mm‐jjjj 

followupklep_dat  datum follow‐up klepreïnterventie  dd‐mm‐jjjj 

vitaliteit  vitaliteitsstatus van de patiënt op 30‐04‐2015 

0=levend 1=overleden 2=lost to follow‐up 9=onbekend 

vitaliteit_dat  vitaliteitsdatum: indien levend 30‐04‐2015; indien overleden overlijdensdatum; indien lost to follow‐up datum laatste contact 

dd‐mm‐jjjj 

vraag1_T0 . . . Vraag36_T0 

Score op de kwaliteit van leven vragen vóór de interventie (de score per individuele vraag dient geregistreerd te worden)  

999=onbekend 

vraag1_T1 . . . Vraag36_T1 

Score op de kwaliteit van leven vragen na de interventie (de score per individuele vraag dient geregistreerd te worden)  

999=onbekend 

INITIËLE CONDITIES 

geb_dat  geboortedatum  dd‐mm‐jjjj 

leeftijd  leeftijd  999=onbekend 

geslacht  geslacht  1=man 2=vrouw 9=geen geslacht / onbekend 

diabetes  diabetes mellitus  0=geen diabetes mellitus 1=diabetes mellitus 9=onbekend 

Euroscore  logistische EuroSCORE I (in %, 2 decimalen) 

999,99=onbekend 

endocarditis  endocarditis  0=geen endocarditis 1=endocarditis in de voorgeschiedenis 2=patiënt wordt op het moment van interventie nog behandeld met een AB vanwege endocarditis 9=onbekend 

vorigHartop  eerdere hartoperatie  0=geen eerdere hartoperatie 1=eerdere hartoperatie 9=onbekend 

kreat  kreatinine niveau (μmol/l)  9999=onbekend 

urgentie  urgentie van de procedure  1=electief 2=urgent 

Page 53: Handboek dataverzameling Meetbaar Beter versie …...2. Definities 7 2. Definities Het is belangrijk dat alle aangesloten ziekenhuizen een uniforme definitie hanteren voor alle geselecteerde

7. Codeboek

53

3=spoed+redding 9=onbekend 

vorigCVA  eerder CVA   0=geen eerder CVA 1=eerder CVA 9=onbekend 

LVEF  linkerventrikelejectiefractie  1=EF >50% 2=EF 30‐50% 3=EF <30% 9=onbekend 

Page 54: Handboek dataverzameling Meetbaar Beter versie …...2. Definities 7 2. Definities Het is belangrijk dat alle aangesloten ziekenhuizen een uniforme definitie hanteren voor alle geselecteerde

7. Codeboek

54

7.2.2  Transkatheter aortaklepimplantatie (TAVI) 

 NAAM VARIABLE  OMSCHRIJVING  CODERING 

ALGEMEEN 

patientnr  patiëntnummer   

ziekenhuis  ziekenhuis waar interventie c.q. behandeling plaatsvindt 

1=Catharina 2=Antonius 3=AMC 4=UMCG 5=OLVG 6=Amphia 7=UMCU 8=Isala 9=MST 10=MCL 11=Haga 12=Erasmus MC 13=MUMC 14=Radboud UMC Vlaanderen 

intv_dat  datum interventie  dd‐mm‐jjjj 

procedure_type  type procedure  1=transfemoraal 2=transapicaal  3=via arteria subclavia 4=direct transaortaal  5=transaxillair 9=onbekend 

UITKOMSTINDICATOREN 

NYHA_base  NYHA klasse vóór de interventie  1=klasse 1 2=klasse 2 3=klasse 3 4=klasse 4 9=onbekend 

NYHA_1  NYHA klasse na 30‐60 dagen   1=klasse 1 2=klasse 2 3=klasse 3 4=klasse 4 9=onbekend 

vasc_compl  vasculaire complicaties  0=geen vasculaire complicatie  1=major vasculaire complicatie(s) 2=minor vasculaire complicatie(s)  9=onbekend 

pacemaker  implantatie nieuwe permanente pacemaker   

0=geen implantatie nieuwe permanente pacemaker 1= implantatie nieuwe permanente pacemaker 9=onbekend 

CVA  CVA  0=geen CVA 

Page 55: Handboek dataverzameling Meetbaar Beter versie …...2. Definities 7 2. Definities Het is belangrijk dat alle aangesloten ziekenhuizen een uniforme definitie hanteren voor alle geselecteerde

7. Codeboek

55

1=CVA 9=onbekend 

follow‐up uitkomstindicatoren 

reinterv_klep  klepreïnterventie verricht gedurende follow‐up 

0=geen klepreïnterventie 1=klepreïnterventie 9=onbekend 

reinterv_klep_dat  datum klepreïnterventie  dd‐mm‐jjjj 

followupklep_dat  datum follow‐up klepreïnterventie  dd‐mm‐jjjj 

vitaliteit  vitaliteitsstatus van de patiënt op 30‐04‐2015 

0=levend 1=overleden 2=lost to follow‐up 9=onbekend 

vitaliteit_dat  vitaliteitsdatum: indien levend 30‐04‐2015, indien overleden overlijdensdatum, indien lost to follow‐up datum laatste contact 

dd‐mm‐jjjj 

vraag1_T0 . . . Vraag36_T0 

Score op de kwaliteit van leven vragen vóór de interventie (de score per individuele vraag dient geregistreerd te worden)  

999=onbekend 

vraag1_T1 . . . Vraag36_T1 

Score op de kwaliteit van leven vragen na de interventie (de score per individuele vraag dient geregistreerd te worden)  

999=onbekend 

INITIËLE CONDITIES 

geb_dat  geboortedatum van de patiënt  dd‐mm‐jjjj 

leeftijd  leeftijd  999=onbekend 

geslacht  geslacht  1=man 2=vrouw 9=geen geslacht / onbekend 

kreat  kreatinine niveau (μmol/l)  9999=onbekend 

Euroscore  logistische EuroSCORE I (in %, 2 decimalen) 

999,99=onbekend 

urgentie  urgentie van de procedure  1=electief 2=urgent 3=spoed+redding 9=onbekend 

vorigCVA  eerder CVA   0=geen eerder CVA 1=eerder CVA 9=onbekend 

vorigHartop  eerdere hartoperatie  0=geen eerdere hartoperatie 1=eerder hartoperatie 9=onbekend 

vorigMitrklep  eerder mitraalkleplijden  0=graad 0 1=graad I 2=graad II 3=graad III 4=graad IV 9=onbekend 

Page 56: Handboek dataverzameling Meetbaar Beter versie …...2. Definities 7 2. Definities Het is belangrijk dat alle aangesloten ziekenhuizen een uniforme definitie hanteren voor alle geselecteerde

7. Codeboek

56

LVEF  linkerventrikelejectiefractie  1=EF >50% 2=EF 30‐50% 3=EF <30% 9=onbekend 

Page 57: Handboek dataverzameling Meetbaar Beter versie …...2. Definities 7 2. Definities Het is belangrijk dat alle aangesloten ziekenhuizen een uniforme definitie hanteren voor alle geselecteerde

7. Codeboek

57

7.2.3  Conservatieve behandeling  

NAAM VARIABLE  OMSCHRIJVING  CODERING 

ALGEMEEN 

patientnr  patiëntnummer   

ziekenhuis  ziekenhuis waar interventie c.q. behandeling plaatsvindt 

1=Catharina 2=Antonius 3=AMC 4=UMCG 5=OLVG 6=Amphia 7=UMCU 8=Isala 9=MST 10=MCL 11=Haga 12=Erasmus MC 13=MUMC 14=Radboud UMC 

intv_dat  datum start conservatieve behandeling 

dd‐mm‐jjjj 

UITKOMSTINDICATOREN 

follow‐up uitkomstindicatoren 

vitaliteit  vitaliteitsstatus van de patiënt op 30‐04‐2015 

0=levend 1=overleden 2=lost to follow‐up 9=onbekend 

vitaliteit_dat  vitaliteitsdatum: indien levend 30‐04‐2015; indien overleden overlijdensdatum; indien lost to follow‐up datum laatste contact 

dd‐mm‐jjjj 

vraag1_T0 . . . Vraag36_T0 

Score op de kwaliteit van leven vragen vóór de interventie (de score per individuele vraag dient geregistreerd te worden)  

999=onbekend 

vraag1_T1 . . . Vraag36_T1 

Score op de kwaliteit van leven vragen na de interventie (de score per individuele vraag dient geregistreerd te worden)  

999=onbekend 

INITIËLE CONDITIES 

geb_dat  geboortedatum  dd‐mm‐jjjj 

leeftijd  leeftijd  999=onbekend 

geslacht  geslacht  1=man 2=vrouw 9=geen geslacht / onbekend 

Euroscore  logistische EuroSCORE I (in %, 2 decimalen) 

999,99=onbekend 

vorigHartop  eerdere hartoperatie  0=geen eerdere hartoperatie 

Page 58: Handboek dataverzameling Meetbaar Beter versie …...2. Definities 7 2. Definities Het is belangrijk dat alle aangesloten ziekenhuizen een uniforme definitie hanteren voor alle geselecteerde

7. Codeboek

58

1=eerder hartoperatie 9=onbekend 

kreat  kreatinine niveau (μmol/l)  9999=onbekend 

LVEF  linkerventrikelejectiefractie  1=EF >50% 2=EF 30‐50% 3=EF <30% 9=onbekend 

 

Page 59: Handboek dataverzameling Meetbaar Beter versie …...2. Definities 7 2. Definities Het is belangrijk dat alle aangesloten ziekenhuizen een uniforme definitie hanteren voor alle geselecteerde

7. Codeboek

59

7.3  Gecombineerd coronairlijden en aortakleplijden 

7.3.1  CABG + AVR 

 

NAAM VARIABLE  OMSCHRIJVING  CODERING 

ALGEMEEN 

patientnr  patiëntnummer   

ziekenhuis  ziekenhuis waar interventie cq. behandeling plaatsvindt 

1=Catharina 2=Antonius 3=AMC 4=UMCG 5=OLVG 6=Amphia 7=UMCU 8=Isala 9=MST 10=MCL 11=Haga 12=Erasmus MC 13=MUMC 14=Radboud UMC 

intv_dat  datum interventie  dd‐mm‐jjjj 

UITKOMSTINDICATOREN 

CVA  CVA   0=geen CVA 1=CVA 9=onbekend 

DSWI  diepe sternumwondinfectie  0=geen diepe sternumwondinfectie 1=diepe sternumwondinfectie 9=onbekend 

bloedtransfusie  aantal eenheden rood bloedcelconcentraat 

999=onbekend 

follow‐up uitkomstindicatoren 

reinterv_AVR  nieuwe AVR verricht gedurende follow‐up 

0=geen nieuwe AVR 1=nieuwe AVR 9=onbekend 

reinterv_AVR_dat  datum reïnterventie AVR  dd‐mm‐jjjj 

followupAVR_dat  datum follow‐up reïnterventie AVR  dd‐mm‐jjjj 

reinterv_CABG  nieuwe CABG verricht gedurende follow‐up 

0=geen nieuwe CABG 1=nieuwe CABG 9=onbekend 

reinterv_CABG_dat  datum reïnterventie CABG  dd‐mm‐jjjj 

followupCABG_dat  datum follow‐up reïnterventie CABG  dd‐mm‐jjjj 

reinterv_PCI  nieuwe PCI verricht gedurende follow‐up 

0=geen nieuwe PCI 1=nieuwe PCI 9=onbekend 

reinterv_PCI_dat  datum reïnterventie PCI  dd‐mm‐jjjj 

followupPCI_dat  datum follow‐up reïnterventie PCI  dd‐mm‐jjjj 

vitaliteit  vitaliteitsstatus van de patiënt op 30‐04‐2015 

0=levend 1=overleden 

Page 60: Handboek dataverzameling Meetbaar Beter versie …...2. Definities 7 2. Definities Het is belangrijk dat alle aangesloten ziekenhuizen een uniforme definitie hanteren voor alle geselecteerde

7. Codeboek

60

2=lost to follow‐up 9=onbekend 

vitaliteit_dat  vitaliteitsdatum: indien levend 30‐04‐2015, indien overleden overlijdensdatum, indien lost to follow‐up datum laatste contact 

dd‐mm‐jjjj 

vraag1_T0 . . . Vraag36_T0 

Score op de kwaliteit van leven vragen vóór de interventie (de score per individuele vraag dient geregistreerd te worden)  

999=onbekend 

vraag1_T1 . . . Vraag36_T1 

Score op de kwaliteit van leven vragen na de interventie (de score per individuele vraag dient geregistreerd te worden)  

999=onbekend 

INITIËLE CONDITIES 

geb_dat  geboortedatum  dd‐mm‐jjjj 

leeftijd  leeftijd  999=onbekend 

geslacht  geslacht  1=man 2=vrouw 9=geen geslacht / onbekend 

diabetes  diabetes mellitus  0=geen diabetes mellitus 1=diabetes mellitus 9=onbekend 

Euroscore  logistische EuroSCORE I (in %, 2 decimalen) 

999,99=onbekend 

LVEF  linkerventrikel ejectiefractie  1=EF >50% 2=EF 30‐50% 3=EF <30% 9=onbekend 

chr_longziekte  chronische longziekte  0=geen chronische longziekte 1=chronische longziekte 9=onbekend 

kreat  kreatinine niveau (μmol/l)  9999=onbekend 

vorigMI  recent MI   0=geen recent myocardinfarct 1=recent myocardinfarct 9=onbekend 

  

Page 61: Handboek dataverzameling Meetbaar Beter versie …...2. Definities 7 2. Definities Het is belangrijk dat alle aangesloten ziekenhuizen een uniforme definitie hanteren voor alle geselecteerde

7. Codeboek

6 1

7.4  Atriumfibrilleren 

7.4.1  Katheter pulmonaal venen isolatie 

 NAAM VARIABLE  OMSCHRIJVING  CODERING 

ALGEMEEN 

patientnr  patiëntnummer   

ziekenhuis  ziekenhuis waar interventie cq. behandeling plaatsvindt 

1=Catharina 2=Antonius 3=AMC 4=UMCG 5=OLVG 6=Amphia 7=UMCU 8=Isala 9=MST 10=MCL 11=Haga 12=Erasmus MC 13=MUMC 14=Radboud UMC 

intv_dat  datum interventie  dd‐mm‐jjjj 

ablatie_methode  ablatie methode  1=conventioneel point‐by‐point RF ablatie 2=PVAC RF‐ablatie 3=cryo‐ablatie  9=onbekend 

UITKOMSTINDICATOREN 

mnd_diagn  aantal maanden persisterend AF  ‐1=niet van toepassing 999=onbekend 

trombo  trombo‐embolische complicaties  0=geen trombo‐embolische complicaties 1= trombo‐embolische complicaties  9= onbekend 

bloeding  bloedingscomplicaties  0=geen bloedingscomplicaties 1=bloedingscomplicaties 9=onbekend 

tamponade  cardiale tamponade  0=geen cardiale tamponade 1=cardiale tamponade 9=onbekend 

follow‐up uitkomstindicatoren 

klachten  klachten 1 jaar na behandeling  0=geen klachten 1=klachten 9=onbekend 

AF  met behulp van een meting aangetoond dat patiënt AF heeft 1 jaar na behandeling 

0=geen aangetoond AF 1=aangetoond AF 9=onbekend 

meting_AF  gebruikte meting om AF aan te tonen 1 jaar na behandeling 

0=geen meting uitgevoerd 1=ECG 

Page 62: Handboek dataverzameling Meetbaar Beter versie …...2. Definities 7 2. Definities Het is belangrijk dat alle aangesloten ziekenhuizen een uniforme definitie hanteren voor alle geselecteerde

7. Codeboek

62

2=holter 3=event‐recorder 4=reveal 9=onbekend 

AAD  gebruik van AAD 1 jaar na behandeling 

0=geen gebruik van AAD 1=gebruik van AAD 9=onbekend 

re_PVI  herhaalde PVI binnen 1 jaar  0=geen herhaalde PVI binnen 1 jaar 1=herhaalde PVI binnen 1 jaar 9=onbekend 

followupPVI_dat  datum follow‐up PVI  dd‐mm‐jjjj 

vitaliteit  vitaliteitsstatus van de patiënt op 30‐04‐2015 

0=levend 1=overleden 2=lost to follow‐up 9=onbekend 

vitaliteit_dat  vitaliteitsdatum: indien levend 30‐04‐2015; indien overleden overlijdensdatum; indien lost to follow‐up datum laatste contact 

dd‐mm‐jjjj 

vraag1_T0 . . . Vraag36_T0 

Score op de kwaliteit van leven vragen vóór de interventie (de score per individuele vraag dient geregistreerd te worden)  

999=onbekend 

vraag1_T1 . . . Vraag36_T1 

Score op de kwaliteit van leven vragen na de interventie (de score per individuele vraag dient geregistreerd te worden)  

999=onbekend 

INITIËLE CONDITIES 

geb_dat  geboortedatum  dd‐mm‐jjjj 

leeftijd  leeftijd  999=onbekend 

geslacht  geslacht  1=man 2=vrouw 9= geen geslacht / onbekend 

lengte  lengte (cm)  999=onbekend 

gewicht  gewicht (kg)  999=onbekend 

ablatieAF  eerdere ablatie voor AF  0=geen eerdere ablatie voor AF 1=eerdere ablatie voor AF 9=onbekend 

LVEF  linkerventrikelejectiefractie  1=EF >50% 2=EF 30‐50% 3=EF <30% 9=onbekend 

type_AF  type AF  1=eerste AF incident 2=paroxysmaal 3=persisterend 4=langdurig persisterend 5=permanent 9=onbekend 

Page 63: Handboek dataverzameling Meetbaar Beter versie …...2. Definities 7 2. Definities Het is belangrijk dat alle aangesloten ziekenhuizen een uniforme definitie hanteren voor alle geselecteerde

7. Codeboek

63

grootte_atrium  Linkeratriumvolume index in ml/m2  999=onbekend 

VAS  CHA2DS2‐VASc Score  99=onbekend 

vorigMitrklep  eerder mitraalkleplijden  0=graad 0 1=graad I 2=graad II 3=graad III 4=graad IV 9=onbekend 

 

Page 64: Handboek dataverzameling Meetbaar Beter versie …...2. Definities 7 2. Definities Het is belangrijk dat alle aangesloten ziekenhuizen een uniforme definitie hanteren voor alle geselecteerde

7. Codeboek

64

7.4.2  Minimaal‐invasieve chirurgische pulmonaal venen isolatie 

 NAAM VARIABLE  OMSCHRIJVING  CODERING 

ALGEMEEN 

patientnr  patiëntnummer   

ziekenhuis  ziekenhuis waar interventie cq. behandeling plaatsvindt 

1=Catharina 2=Antonius 3=AMC 4=UMCG 5=OLVG 6=Amphia 7=UMCU 8=Isala 9=MST 10=MCL 11=Haga 12=Erasmus MC 13=MUMC 14=Radboud UMC 

intv_dat  datum interventie  dd‐mm‐jjjj 

UITKOMSTINDICATOREN 

mnd_diagn  aantal maanden persisterend AF  ‐1=niet van toepassing 999=onbekend 

trombo  trombo‐embolische complicaties  0=geen trombo‐embolische complicaties 1= trombo‐embolische complicaties  9= onbekend 

bloeding  bloedingscomplicaties  0=geen bloedingscomplicaties 1=bloedingscomplicaties 9=onbekend 

tamponade  cardiale tamponade  0=geen cardiale tamponade 1=cardiale tamponade 9=onbekend 

follow‐up uitkomstindicatoren 

klachten  klachten 1 jaar na behandeling  0=geen klachten 1=klachten 9=onbekend 

AF  met behulp van een meting aangetoond dat patiënt AF heeft 1 jaar na behandeling 

0=geen aangetoond AF 1=aangetoond AF 9=onbekend 

meting_AF  gebruikte meting om AF aan te tonen 1 jaar na behandeling 

0=geen meting uitgevoerd 1=ECG 2=holter 3=event‐recorder 4=reveal 9=onbekend 

AAD  gebruik van AAD 1 jaar na behandeling 

0=geen gebruik van AAD 1=gebruik van AAD 9=onbekend 

Page 65: Handboek dataverzameling Meetbaar Beter versie …...2. Definities 7 2. Definities Het is belangrijk dat alle aangesloten ziekenhuizen een uniforme definitie hanteren voor alle geselecteerde

7. Codeboek

65

re_PVI  herhaalde PVI binnen 1 jaar  0=geen herhaalde PVI binnen 1 jaar 1=herhaalde PVI binnen 1 jaar 9=onbekend 

followupPVI_dat  datum follow‐up PVI  dd‐mm‐jjjj 

vitaliteit  vitaliteitsstatus van de patiënt op 30‐04‐2015 

0=levend 1=overleden 2=lost to follow‐up 9=onbekend 

vitaliteit_dat  vitaliteitsdatum: indien levend 30‐04‐2015; indien overleden overlijdensdatum; indien lost to follow‐up datum laatste contact 

dd‐mm‐jjjj 

vraag1_T0 . . . Vraag36_T0 

Score op de kwaliteit van leven vragen vóór de interventie (de score per individuele vraag dient geregistreerd te worden)  

999=onbekend 

vraag1_T1 . . Vraag36_T1 

Score op de kwaliteit van leven vragen na de interventie (de score per individuele vraag dient geregistreerd te worden)  

999=onbekend 

INITIËLE CONDITIES 

geb_dat  geboortedatum  dd‐mm‐jjjj 

leeftijd  leeftijd  999=onbekend 

geslacht  geslacht  1=man 2=vrouw 9=geen geslacht / onbekend 

lengte  lengte (cm)  999=onbekend 

gewicht  gewicht (kg)  999=onbekend 

ablatieAF  eerdere ablatie voor AF  0=geen eerdere ablatie voor AF 1=eerdere ablatie voor AF 9=onbekend 

LVEF  linkerventrikelejectiefractie  1=EF >50% 2=EF 30‐50% 3=EF <30% 9=onbekend 

type_AF  type AF  1=eerste AF incident 2=paroxysmaal 3=persisterend 4=langdurig persisterend 5=permanent 9=onbekend 

grootte_atrium  linkeratriumvolume index in ml/m2  999=onbekend 

VAS  CHA2DS2‐VASc Score  99=onbekend 

vorigMitrklep  eerder mitraalkleplijden  0=graad 0 1=graad I 2=graad II 3=graad III 4=graad IV 9=onbekend 

Page 66: Handboek dataverzameling Meetbaar Beter versie …...2. Definities 7 2. Definities Het is belangrijk dat alle aangesloten ziekenhuizen een uniforme definitie hanteren voor alle geselecteerde

8. Overzicht wijzigingen

66

8. Overzicht wijzigingen 

In onderstaande tabel staan alle essentiële wijzigingen weergegeven ten opzichte van vorige versie, uitgesplitst naar definities en de verschillende medische condities.  

GENERIEKE WIJZIGINGEN 

  Omschrijving  oude versie 2015.1 

Omschrijving nieuwe versie 2015.2 

ziekenhuis_hartteam  met welk ander ziekenhuis is de patiënt besproken in het hartteam? (indien hartteam bespreking niet met een ander ziekenhuis heeft plaatsgevonden, dan bij ziekenhuis_interventie en ziekenhuis_hartteam hetzelfde ziekenhuis invullen) 

met welk hartcentrum  heeft de  hartteam bespreking plaatsgevonden? (hartteam bespreking = iedere vorm van multidisciplinaire communicatie tussen cardiologen en/of cardiothoracaal chirurgen) 

ziekenhuis_verwezen    Variabele toegevoegd 

ziekenhuis  ziekenhuis_interventie  Naam variabele aangepast 

  Omschrijving  oude versie 16 mei 2014 

Omschrijving nieuwe versie 2015.1 

Kwaliteit van leven    Toegevoegd specificatie termijn van invullen,  voorkeur SF36‐2 en uitsluiten spoedpatiënten: Kwaliteit van leven van de patiënt gemeten vóór en na de interventie.  Meting vóór interventie = gemeten niet langer geleden dan maximaal 2 maanden vóór de interventie. Meting na interventie = gemeten tussen 10‐14 maanden na de interventie.  Bij  voorkeur  gemeten  met  de  SF36‐2, anders de SF12‐2.  Van spoedpatiënten kan géén kwaliteit van leven vlak voor de interventie gemeten worden. 

CVA  Patiënten waarbij zich een postoperatieve CVA ontwikkelt in het eigen ziekenhuis (waar de interventie heeft plaatsgevonden) binnen 72 uur na de interventie. 

Definitie aangepast: Patiënten waarbij zich een postoperatieve CVA ontwikkelt binnen 72 uur (≤ 72 uur) na de interventie. 

Ernstige linkerventrikeldysfunctie 

  Toegevoegd: Spoedpatiënten  worden  geëxcludeerd indien de  initiële conditie urgentie wordt verzameld. 

ziekenhuis_verwezen  verwezen  Naam variabele aangepast 

ziekenhuis_hartteam  met welk hartcentrum  heeft de  hartteam bespreking plaatsgevonden? 

Toegevoegd aan codeboek 

variabelen kwaliteit van leven 

FF_base etc.  De uitkomsten van alle vragen dienen geregistreerd te worden: 

Page 67: Handboek dataverzameling Meetbaar Beter versie …...2. Definities 7 2. Definities Het is belangrijk dat alle aangesloten ziekenhuizen een uniforme definitie hanteren voor alle geselecteerde

8. Overzicht wijzigingen

67

vraag1_T0, vraag2_T0, etc vraag1_T1, vraag2_T1, etc 

          

DEFINITIES 

  Omschrijving  oude versie 16 mei 2014 

Omschrijving nieuwe versie 2015.1 

Anti‐aritmica    Toegevoegd:  * Belangrijk: bèta‐blokkers uit klasse II en anti‐aritmica  uit  klasse  IV  volgens Vaughan  Williams  worden  bij  de behandeling  van  atriumfibrilleren  niet beschouwd  als  een  anti‐aritmicum. Gebruik  van bèta‐blokkers na  zowel  een katheter  PVI  als  chirurgische  PVI  wordt niet beschouwd als gebruik van een AAD (bèta‐blokkers  zijn  klasse  II AAD  volgens de  Vaughan  Williams‐classificatie  maar worden  binnen  de  elektrofysiologie  niet als zodanig beschouwd).  

Atriumfibrilleren  Paroxysmaal  atriumfibrilleren: het  voorkomen  van meer  dan één  episode  van atriumfibrillatie  welke spontaan  beëindigt  binnen  7 dagen  (≤  7  dagen).  Episoden van atriumfibrillatie die minder dan 48 uur  (≤ 48 uur)duren en beëindigd  werden  door elektrische  of  farmacologische cardioversie  worden  ook  als paroxysmaal geclassificeerd. Persisterend  atriumfibrilleren: het  persisteren  van atriumfibrillatie  meer  dan  7 dagen  en  korter  dan  1  jaar  (7 dagen  <  atriumfibrillatie  <  365 dagen);  ook  een  elektrische  of farmacologische  cardioversie na  48  uur  (>  48  uur)  maar binnen  7  dagen  (≤  7  dagen) worden  als  persisterend geclassificeerd. 

Definitie paroxysmaal en persisterend atriumfibrilleren aangepast: Paroxysmaal  atriumfibrilleren:  het voorkomen  van  meer  dan  één  episode van  atriumfibrilleren  welke  spontaan beëindigt binnen 7 dagen (≤ 7 dagen).  Persisterend  atriumfibrilleren:  het persisteren  van  atriumfibrilleren  meer dan 7 dagen en korter dan 1 jaar (7 dagen < atriumfibrilleren < 365 dagen); ook een elektrische  of  farmacologische cardioversie binnen 7 dagen  (< 7 dagen) wordt als persisterend geclassificeerd. 

Bloeding    Bij BARC type 1 toegevoegd: Dit type wordt niet geregistreerd. 

Cardiale tamponade  Cardiale tamponade of effusie  Naamgeving aangepast van cardiale tamponade of effusie naar cardiale tamponade. Laatste gedeelte definitie met onderverdeling weggehaald, is niet relevant aangezien we dat niet 

Page 68: Handboek dataverzameling Meetbaar Beter versie …...2. Definities 7 2. Definities Het is belangrijk dat alle aangesloten ziekenhuizen een uniforme definitie hanteren voor alle geselecteerde

8. Overzicht wijzigingen

68

registreren. Toegevoegd  dat  het  alleen  een  cardiale tamponade  betreft  als  een  interventie (drainage) noodzakelijk is. 

CHA2DS2‐VASc score    Uitleg hypertensie en diabetes mellitus conform definitie gegeven in hoofdstuk 2.

Diabetes    Toegevoegd: Zwangerschapsdiabetes ten tijde van de interventie uitsluiten. 

DSWI  De infectie betreft het diepliggende weefsel van de incisie (fascie of spier) én ontstaat binnen 30 dagen na de operatie in afwezigheid van een niet humaan implantaat of binnen 1 jaar na de operatie met implantaten van niet humane oorsprong en er is sprake van één van de volgende bevindingen:  •  pus uit de diepe incisie, óf: •  abces of ander teken van infectie bij observatie, heroperatie, histopathologisch of radiologisch onderzoek, óf •  tenminste één van de volgende klinische verschijnselen:  o  pijn of gevoeligheid o  lokale zwelling o  roodheid  o  warmte o  koorts > 38 °C  én  •  spontane wonddehiscentie of wond geopend door de chirurg en de wondkweek is positief of niet gekweekt. 

Definitie aangepast: Diepe  sternumwondproblemen mediastinitis die zich ontwikkelen binnen 30 dagen na de  interventie: omvat spier, sternum, mediastinum en is positief als er sprake  is  van  één  of  meer  van  de onderstaande criteria: 

•  Chirurgische drainage/refixatie 

•  Positieve wondkweken •  AB‐therapie  vanwege  de 

sternumwond  

Ejectiefractie    Toegevoegd: De ejectiefractie mag geregistreerd worden niet langer geleden dan 6 maanden vóór de interventie, waarbij de laatst gemeten waarde wordt gebruikt.  Categorieën aangepast van hoog, middel en laag naar goed, redelijk/matig en slecht. 

Infectie    Te algemene definitie, eruit gehaald.  

Page 69: Handboek dataverzameling Meetbaar Beter versie …...2. Definities 7 2. Definities Het is belangrijk dat alle aangesloten ziekenhuizen een uniforme definitie hanteren voor alle geselecteerde

8. Overzicht wijzigingen

69

Linkeratriumvolume index 

Linker atrium volume  Naam aangepast. 

Mitraalkleplijden    Definitie toegevoegd. 

Urgentie    Definitie aangepast: De  urgentie  van  een  ingreep  wordt ingedeeld in 4 verschillende categorieën: •  electief: een procedure waarvoor 

een  opname  via  de  polikliniek gepland  wordt  of  kan  worden zonder  een  significant  risico  op morbiditeit of mortaliteit. Als het een  stabiele  opgenomen  patiënt betreft,  wordt  de  procedure tijdens  opname  uitgevoerd  voor comfort en gemak en niet omdat de procedure niet uitgesteld  kan worden  tot  na  het  ontslag vanwege  de  toestand  van  de patiënt. 

•  urgent: een procedure die wordt uitgevoerd  bij  een  opgenomen patiënt  vóór  ontslag  uit  het ziekenhuis,  omdat  de  patiënt anders  een  significant  verhoogd risico  loopt  op  morbiditeit  of mortaliteit.  Patiënten  die  zich presenteren op de  spoedeisende hulp of polikliniek op het moment dat  de  indicatie  voor  de  ingreep wordt  gesteld,  moeten  worden opgenomen omdat hun  toestand of  klinische  presentatie  dit vereist. 

•  spoed: een procedure die zo snel mogelijk  wordt  uitgevoerd vanwege  een  sterk  verhoogd risico  op  morbiditeit  of mortaliteit. “Zo snel mogelijk” wil zeggen  in  de  eerst  beschikbare ruimte  tijdens kantooruren of op afroep  van  het  behandelend team tijdens wachtdiensten. 

•  redding:  een  procedure  die  als laatste  redmiddel  wordt beschouwd.  De  patiënt  is  bij aankomst op de interventiekamer in  cardiogene  shock  en  heeft voorafgaand  aan  de  procedure externe  cardiale massage  gehad, of de patiënt wordt (niet electief) cardiorespiratoir  ondersteund 

Page 70: Handboek dataverzameling Meetbaar Beter versie …...2. Definities 7 2. Definities Het is belangrijk dat alle aangesloten ziekenhuizen een uniforme definitie hanteren voor alle geselecteerde

8. Overzicht wijzigingen

70

middels  beademing  of extracorporele bypass gedurende het  transport  naar  de operatiekamer. 

NB: Voor de  registratie binnen Meetbaar Beter  worden  de  categorieën  spoed  en redding samengevoegd. 

    

 

     

CORONAIRLIJDEN 

CORONAIRE BYPASSCHIRURGIE (CABG) 

  Omschrijving  oude versie 16 mei 2014 

Omschrijving nieuwe versie 2015.1 

Definitie CABG    Toegevoegd: Een  patiënt waarbij  naast  de  CABG  een gelijktijdige  Bentall‐procedure  of  linker hartooramputatie  wordt  uitgevoerd, wordt  niet  geïncludeerd  in  het  CABG cohort.  

1‐jaars mortaliteit    Uitkomstindicator toegevoegd. 

Chirurgische reëxploratie 

Patiënten bij wie binnen dezelfde ziekenhuisopname (inclusief het verblijf in het eventueel verwijzend ziekenhuis) een heroperatie van het sternum nodig is wegens een bloeding, (met of zonder tamponade), graft occlusie, of andere cardiale oorzaak.  

Definitie aangepast: Iedere rethoracotomie na het initieel sluiten van de thorax binnen 30 dagen (≤ 30 dagen) na interventie.  Dit geldt voor alle oorzaken, uitgezonderd het openen van het sternum in verband met mediastinitis of refixatie van het sternum*.  •  Bloeding  /  cardiale  tamponade*: rethoracotomie  t.g.v.  een  bloeding, tamponade  (hieronder  valt  ook  het subxyphoïdaal  opheffen  van  een tamponade  door  de  thoraxchirurg). Punctie valt hier niet onder. • Cardiale problemen: waarvoor operatie met  of  zonder  gebruikmaking  van extracorporele circulatie (ECC). Hieronder valt  revisie  van  anastomose,  reperfusie en dergelijke. Ook het verrichten van een nieuwe  ingreep  binnen  30  dagen (bijvoorbeeld  een  CABG‐patiënt  die  na enkele dagen toch een klepvervanging, of nieuwe CABG krijgt). •  Anders:  alle  andere  oorzaken, uitgezonderd  het  openen  van  het sternum  i.v.m.  drainage  vanwege mediastinitis. * = Hierbij wordt er van uitgegaan dat de patiënt teruggaat naar het behandelcentrum. 

Page 71: Handboek dataverzameling Meetbaar Beter versie …...2. Definities 7 2. Definities Het is belangrijk dat alle aangesloten ziekenhuizen een uniforme definitie hanteren voor alle geselecteerde

8. Overzicht wijzigingen

7 1

PERCUTANE CORONAIRE INTERVENTIE (PCI) 

  Omschrijving  oude versie 2015.2 

Omschrijving nieuwe versie 2015.3 

TVR  Optreden van TVR gedurende follow‐up 

Optreden van TVR binnen 365 dagen 

followupTVR_dat    Variabele verwijderd 

  Omschrijving  oude versie 2015.1 

Omschrijving nieuwe versie 2015.2 

MI  MI gedurende follow‐up  MI binnen 30 dagen Variabele MI_dat en followupMI_dat verwijderd uit codeboek. 

  Omschrijving  oude versie 16 mei 2014 

Omschrijving nieuwe versie 2015.1 

Regels met betrekking tot PCI 

  Aangepast: Alle regels vervangen door: Wanneer een patiënt een herhaalde PCI na 365 dagen (>365 dagen) ondergaat dan start nieuwe follow‐up. Bij de definitie voor TVR staat een  uitgebreide  definitie  voor  deze betreffende uitkomstindicator. 

Kwaliteit van leven    Uitkomstindicator toegevoegd. 

Optreden van TVR  Patiënten waarbij revascularisatie (gedefinieerd als behandeling door PCI of CABG) heeft plaatsgevonden in hetzelfde vat (of vaten) die behandeld waren bij de PCI, binnen 1 jaar na de PCI. Elke CABG ≥ 30 dagen na PCI telt als TVR, ongeacht de vaten die zijn behandeld.   

Definitie aangepast: Patiënten  waarbij  revascularisatie (gedefinieerd als behandeling door PCI of CABG) heeft plaatsgevonden  in hetzelfde vat (of vaten) die behandeld waren bij de PCI,  binnen  1  jaar  (≤  365  dagen)  na  de PCI. Elke CABG uitgevoerd 24 uur na PCI telt  als TVR  (urgente CABG uitgevoerd  ≤ 24 uur dient geregistreerd  te worden als uitkomstindicator  urgente  CABG).  Een geplande CABG of PCI welke onderdeel is van  het  initiële  behandelingsplan (=staged  procedure)  met  als  doel  het opheffen  van  dezelfde  laesie wordt  niet als TVR geregistreerd. 

Optreden van TVR  Regels CABG inclusie: Elke CABG ≥ 30 dagen na PCI telt als TVR 

Nieuwe regels CABG inclusie: Elke CABG uitgevoerd 24 uur na PCI telt als TVR (urgente CABG uitgevoerd ≤ 24 uur betreft een urgente CABG), ongeacht de vaten die zijn behandeld. Een geplande CABG of PCI welke onderdeel is van het initiële behandelingsplan (dat een staged procedure omvat) met als doel het opheffen van dezelfde laesie wordt niet als TVR geregistreerd. 

Urgente CABG    Definitie aangepast: Patiënten  waarbij  een  CABG  binnen  24 uur  (≤  24  uur)  na  de  interventie  wordt verricht  ten  gevolge  van  acute complicaties  (zoals  tamponade)  of 

Page 72: Handboek dataverzameling Meetbaar Beter versie …...2. Definities 7 2. Definities Het is belangrijk dat alle aangesloten ziekenhuizen een uniforme definitie hanteren voor alle geselecteerde

8. Overzicht wijzigingen

72

voortdurende  ischemie,  ongeacht  de vaten  die  zijn  behandeld.  Een  geplande CABG welke onderdeel  is van het  initiële behandelingsplan  (=staged  procedure) met  als  doel  het  opheffen  van  dezelfde laesie  wordt  niet  als  urgente  CABG geregistreerd. 

Chronische totale occlusie 

  Toegevoegd: Het betreft het behandelde vat, waar een geplande interventie voor geldt. Atherosclerotische occlusie van een kransslagader die tenminste 3 maanden bestaat en waarbij een TIMI flow 0 of 1 bestaat. 

Reanimatie    Toegevoegd: Het betreft reanimatie vóór start van de interventie. 

Shock    Toegevoegd: Het betreft shock op het moment van aanvang van de procedure. Dit betreft alleen de niet‐electieve patiënten. 

CONSERVATIEVE BEHANDELING 

  Omschrijving  oude versie 16 mei 2014 

Omschrijving nieuwe versie 2015.1 

Definitie conservatieve behandeling 

Definitie  OMT  voor coronairlijden  = medicamenteuze  behandeling van patiënt waarbij ischemie is vastgesteld  op  basis  van  MRI, FFR (<80%) of een SPECT, maar die  niet  binnen  90  dagen daarop volgend een PCI of CABG heeft ondergaan  (alléén een  fietstest is dus niet voldoende bewijs). Het  moment  van  diagnose positieve test is de startdatum. Regels  met  betrekking  tot OMT: 1. Alleen patiënten die middels OMT behandeld zijn binnen het eigen hartcentrum. 2.  Als  patiënt  na  ≥  90  dagen, maar  binnen  de  gestelde follow‐up duur een CABG of PCI ondergaat, stopt  daarmee  de  follow‐up voor  OMT.  De  patiënt  start  in het  betreffende  CABG  of  PCI cohort. 

Definitie  conservatieve  behandeling  = elke  patiënt  die  een  conservatieve behandeling  ondergaat  binnen  de vastgestelde  rapportageperiode  (2010‐2014), waarbij de patiënt voldoet aan de onderstaande inclusiecriteria: 

1. Patiënt  lijdt  aan aortakleplijden  zoals gedefinieerd op pagina 26 

2. Patiënt  is  besproken  in  een hartteam 

3. Patiënt waarbij geen  ingreep wordt  verricht  conform  de definitie zoals die gehanteerd is bij inclusie van het AVR dan wel TAVI cohort 

4. Patiënt die komt te overlijden vóór  het  uitvoeren  van  een geplande interventie 

Het  moment  van  diagnose  is  de startdatum van de follow‐up. 

Kwaliteit van leven    Definitie aangepast: 

Page 73: Handboek dataverzameling Meetbaar Beter versie …...2. Definities 7 2. Definities Het is belangrijk dat alle aangesloten ziekenhuizen een uniforme definitie hanteren voor alle geselecteerde

8. Overzicht wijzigingen

73

Kwaliteit  van  leven  van  de  patiënt gemeten  vóór  en  na  start  van  de conservatieve behandeling.  Meting  vóór  behandeling  =  gemeten tijdens  eerste  polibezoek.  Meting  na behandeling  =  gemeten  tussen  10‐14 maanden  na  start  van  de  conservatieve behandeling. Bij  voorkeur  gemeten  met  de  SF36‐2, anders de SF12‐2.  

Optreden van myocardinfarct 

  Uitkomstindicator toegevoegd. 

          

AORTAKLEPLIJDEN 

  Omschrijving  oude versie 2015.1 

Omschrijving nieuwe versie 2015.2 

ziekenhuis_hartteam    Variabele verwijderd 

  Omschrijving  oude versie 16 mei 2014 

Omschrijving nieuwe versie 2015.1 

NYHA klasse    Toegevoegd specificatie termijn van invullen: Meting vóór interventie = gemeten niet langer geleden dan maximaal 3 maanden vóór de interventie. Meting na interventie = gemeten tussen 30 t/m 60 dagen na de interventie. 

NYHA_base  0=cat 1 1=cat 2 2=cat 3 3=cat 4 

Codering aangepast: 1= klasse 1 2= klasse 2 3= klasse 3 4= klasse 4 9=onbekend 

NYHA_1  0=cat 1 1=cat 2 2=cat 3 3=cat 4 

Codering aangepast: 1= klasse 1 2= klasse 2 3= klasse 3 4= klasse 4 9=onbekend 

followupklep_dat    Toegevoegd aan codeboek (i.p.v. follow‐up dat). 

AORTAKLEPVERVANGING (AVR) 

  Omschrijving  oude versie 2015.2 

Omschrijving nieuwe versie 2015.3 

Type prothese    Toegevoegd: 9) Onbekend 

  Omschrijving  oude versie 16 mei 2014 

Omschrijving nieuwe versie 2015.1 

Definitie AVR    Toegevoegd: † = een pa ënt waarbij naast de AVR een gelijktijdige aortaklepplastiek of geplande 

Page 74: Handboek dataverzameling Meetbaar Beter versie …...2. Definities 7 2. Definities Het is belangrijk dat alle aangesloten ziekenhuizen een uniforme definitie hanteren voor alle geselecteerde

8. Overzicht wijzigingen

74

Bentall‐procedure  wordt  uitgevoerd, wordt  niet  geïncludeerd  in  het  AVR cohort.   

Type prothese    Toegevoegd: 1) Bioprothese soort onbekend 2) Bioprothese ongestent 3) Bioprothese gestent 4) Mechanisch 5) Homograft 6) Autograft 

Endocarditis  4 categorieën: 0) geen endocarditis; 1) binnen 3 weken na diagnose (hartteambespreking) behandeld met antibioticum; 2) endocarditis (overig) en 9) onbekend 

Definitie categorieën aangepast: 4 categorieën: 0) geen endocarditis; 1) endocarditis in de voorgeschiedenis;  2) patiënt wordt op het moment van interventie nog behandeld met een AB vanwege endocarditis; 9) onbekend 

TRANSKATHETER AORTAKLEPVERVANGING (TAVI) 

  Omschrijving  oude versie 16 mei 2014 

Omschrijving nieuwe versie 2015.1 

Procedurele mortaliteit 

..binnen 72 uur…  …binnen 3 dagen… 

120‐daagse mortaliteit    Uitkomstindicator toegevoegd. 

Eerder CVA    Initiële conditie toegevoegd. 

Frailty    Er is nog geen besluit genomen wat betreft het gebruik van een gevalideerde vragenlijst om frailty te meten bij TAVI patiënten, daarom is besloten om de initiële conditie frailty niet te verzamelen in 2015. 

STS score    Initiële conditie verwijderd. 

procedure_type  1=transfemoraal 2=transapicaal 3=subclavian 4=direct aortic 9=onbekend 

Naamgeving categorieën aangepast: 1=transfemoraal 2=transapicaal  3=via arteria subclavia 4=direct transaortaal  5=transaxillair 9=onbekend 

CONSERVATIEVE BEHANDELING 

  Omschrijving  oude versie 2015.2 

Omschrijving nieuwe versie 2015.3 

Definitie conservatieve behandeling 

  Toegevoegd: maar die niet binnen 90 dagen daarop volgend een TAVI of AVR heeft ondergaan binnen de vastgestelde rapportageperiode (2010‐2014). 

  Omschrijving  oude versie 16 mei 2014 

Omschrijving nieuwe versie 2015.1 

    Deze behandeling toegevoegd aan handboek dataverzameling. 

     

Page 75: Handboek dataverzameling Meetbaar Beter versie …...2. Definities 7 2. Definities Het is belangrijk dat alle aangesloten ziekenhuizen een uniforme definitie hanteren voor alle geselecteerde

8. Overzicht wijzigingen

75

     

CABG + AVR 

  Omschrijving  oude versie 2015.1 

Omschrijving nieuwe versie 2015.2 

ziekenhuis_hartteam    Variabele verwijderd. 

  Omschrijving  oude versie 16 mei 2014 

Omschrijving nieuwe versie 2015.1 

Definitie CABG + AVR  Elke patiënt die voor de eerste keer een coronaire bypasschirurgie (CABG) ondergaat binnen de vastgestelde rapportageperiode, met gelijktijdige operatieve aortaklepvervanging (AVR). 

Elke patiënt die voor de eerste keer een coronaire bypasschirurgie (CABG) ondergaat binnen de vastgestelde rapportageperiode (2010‐2014), met gelijktijdige operatieve aortaklepvervanging (AVR) of CABG en AVR in combinatie met een ingreep die niet als zelfstandige ingreep geregistreerd dient te worden bij de BHN, zoals een PM, ICD, lead of niet‐cardiale ingreep, ongeacht de primaire oorzaak. Aortaklepchirurgie zoals hier bedoeld is exclusief plastieken en klepingrepen van het type ‘overige ingreep’(zoals door de BHN geregistreerd). 

Lange‐termijn overleving 

  Uitkomstindicator toegevoegd. 

Diepe sternumwondinfectie 

  Uitkomstindicator toegevoegd. 

Bloedtransfusie nodig  Patiënten die een bloedtransfusie hebben gehad op de dag van de operatie en/of de eerste postoperatieve dag. 

Definitie aangepast: Patiënten die een bloedtransfusie krijgen vanaf  start  interventie  t/m 3 dagen  (≤ 3 dagen)  post‐OK.  Het  aantal  eenheden rood  bloedcelconcentraat  (RBC)  die  de patiënt  heeft  gekregen  wordt geregistreerd. 

Periode vrij van reïnterventie 

…vrij van een klep reïnterventie, PCI of een CABG… 

…vrij van een AVR, PCI of een CABG… 

Atriumfibrilleren    Initiële conditie verwijderd. 

Ernstige linkerventrikeldysfunctie 

  Initiële conditie toegevoegd.  

          

ATRIUMFIBRILLEREN 

  Omschrijving  oude versie 2015.1 

Omschrijving nieuwe versie 2015.2 

ziekenhuis_hartteam    Variabele verwijderd 

  Omschrijving  oude versie 2015.1 

Omschrijving nieuwe versie 2015.2 

meting  Meting uitgevoerd om AF aan te tonen 

Info uit deze variabele komt ook terug bij variabele meting_AF, dus variabele 

Page 76: Handboek dataverzameling Meetbaar Beter versie …...2. Definities 7 2. Definities Het is belangrijk dat alle aangesloten ziekenhuizen een uniforme definitie hanteren voor alle geselecteerde

8. Overzicht wijzigingen

76

meting verwijderd 

  Omschrijving  oude versie 16 mei 2014 

Omschrijving nieuwe versie 2015.1 

Trombo‐embolische complicaties 

5 categorieën: 1) 0; 2) 1; 3) 2; 4) meer dan 2 en 9) onbekend 

Codering aangepast: 3 categorieën: 0) geen trombo‐embolische complicaties; 1) trombo‐embolische complicaties en 9) onbekend 

Bloedingscomplicaties  Patiënten die gedurende de ziekenhuisopname van de interventie een bloedings complicatie krijgen (volgens de BARC classificatie) die gerelateerd is aan de interventie, waardoor het noodzakelijk is om tijdens de ingreep een conversie te doen, of in de postoperatieve fase een (re‐) thoracotomie te doen of een drain in te brengen waarbij bloed gedraineerd wordt. Informatie wordt gehaald uit het operatieverslag of de complicatieregistratie.  

Definitie aangepast: Patiënten die gedurende de ziekenhuisopname van de interventie een bloedingscomplicatie krijgen (volgens de BARC‐classificatie vanaf BARC type 2) die gerelateerd is aan de interventie (exclusief cardiale tamponade*). 

Herhaalde PVI binnen 1 jaar 

Een herhaalde PVI procedure binnen 1 jaar na de vorige procedure, gedefinieerd als elke ablatie voor AF / AFL met uitzondering van cavotricuspidale isthmus. 

Definitie aangepast: Patiënten  waarbij  binnen  1  jaar  (≤  365 dagen)  na  de  interventie  een  herhaalde PVI  (katheter  PVI  of  chirurgische  PVI) wordt  uitgevoerd  (cavotricuspidale isthmus afhankelijke flutter en ablatie om heel  andere  reden  bijvoorbeeld ventriculaire  tachycardie  worden geëxcludeerd).  Dit  betreft  zowel  een uitgevoerde herhaalde PVI binnen 1  jaar als een herhaalde PVI die binnen 1 jaar na de  interventie  gepland  is  (dus  op  de wachtlijst  is  geplaatst) om uitgevoerd  te worden.  Een  geplande  herhaalde  PVI welke  onderdeel  is  van  het  initiële behandelingsplan  (=staged  procedure) met  als  doel  het  opheffen  van atriumfibrilleren  en  wordt  uitgevoerd binnen  3  maanden  na  de  eerste interventie wordt  niet  als  herhaalde  PVI geregistreerd. Er wordt vanuit gegaan dat de  eerste  interventie  op  zichzelf  niet adequaat  genoeg  is  om  de  klachten  te verhelpen  en  het  uitvoeren  van  een geplande  herhaalde  PVI  binnen  3 maanden  na  de  eerste  interventie noodzakelijk is. 

Page 77: Handboek dataverzameling Meetbaar Beter versie …...2. Definities 7 2. Definities Het is belangrijk dat alle aangesloten ziekenhuizen een uniforme definitie hanteren voor alle geselecteerde

8. Overzicht wijzigingen

77

Herhaalde PVI binnen 3 jaar 

Een herhaalde PVI procedure binnen 3 jaar na de vorige procedure, gedefinieerd als elke ablatie voor AF / AFL met uitzondering van cavotricuspidale isthmus. 

Definitie aangepast: Patiënten  waarbij  binnen  3  jaar  na  de interventie  een  herhaalde  PVI  (katheter PVI of chirurgische PVI) wordt uitgevoerd (cavotricuspidale  isthmus  afhankelijke flutter  en  ablatie om  heel  andere  reden bijvoorbeeld  ventriculaire  tachycardie worden geëxcludeerd). Dit betreft  zowel een uitgevoerde herhaalde PVI binnen 3 jaar  als  een  herhaalde  PVI  die  binnen  3 jaar na de  interventie gepland  is  (dus op de wachtlijst  is geplaatst) om uitgevoerd te worden.  Een  geplande  herhaalde  PVI welke  onderdeel  is  van  het  initiële behandelingsplan  (=staged  procedure) met  als  doel  het  opheffen  van atriumfibrilleren  en  wordt  uitgevoerd binnen  3  maanden  na  de  eerste interventie wordt  niet  als  herhaalde  PVI geregistreerd. Er wordt vanuit gegaan dat de  eerste  interventie  op  zichzelf  niet adequaat  genoeg  is  om  de  klachten  te verhelpen  en  het  uitvoeren  van  een geplande  herhaalde  PVI  binnen  3 maanden  na  de  eerste  interventie noodzakelijk is. 

Vrijheid van AF‐gerelateerde klachten na 1 jaar 

Patiënten waarbij aangetoond géén complete remissie (vrijheid) van AF (atrium fibrilleren) / AFL (atrium flutter) / AT (atriale tachycardie), als beoordeeld vanaf het eind van de 3 maanden durende onderdrukkingsperiode tot 12 maanden volgend op de ablatie procedure.  Dit moet minimaal 24 uur gemeten worden middels Holter registratie of geïmplanteerde recorder. Een holter op 12 maanden hoeft alleen te worden verricht indien er geen andere objectieve aanwijzigen voor recidief AF zijn, zoals een ECG met AF. Van alle patiënten wordt vastgelegd of ze met of zonder medicamenteuze anti‐aritmische therapie (AAD) behandeld worden.  

Definitie aangepast: Er  worden  een  aantal  elementen  voor deze  uitkomstindicator  verzameld (onafhankelijk  van  een  wel/niet uitgevoerde herhaalde PVI binnen 1 jaar) welke  gemeten  worden  tussen  10‐14 maanden na de interventie:  ‐ Klachten†:  0)  geen  klachten;  1) 

klachten en 9) onbekend ‐ Aangetoond AF: 0) geen aangetoond 

AF;  1)  aangetoond  AF  en  9) onbekend) 

‐ Meting  uitgevoerd  (10‐14  maanden na  de  interventie):  0)  geen  meting uitgevoerd;  1) meting  uitgevoerd  en 9) onbekend 

‐ Zo  ja, welke meting: 0)  geen meting uitgevoerd,  1)  ECG;  2)  holter;  3) event‐recorder;  4)  reveal  en  9) onbekend 

‐ Gebruik  AAD:  0)  geen  gebruik  van AAD;  1)  gebruik  van  AAD  en  9) onbekend 

†  =Aan  de  hand  van  het  polibezoek  kan bepaald worden  of  de  patiënt  1  jaar  na  de interventie vrij is geweest van voor de patiënt 

Page 78: Handboek dataverzameling Meetbaar Beter versie …...2. Definities 7 2. Definities Het is belangrijk dat alle aangesloten ziekenhuizen een uniforme definitie hanteren voor alle geselecteerde

8. Overzicht wijzigingen

78

herkenbare  klachten  veroorzaakt  door  AF, zoals hartkloppingen, moeheid,  verminderde inspanningstolerantie,  kortademigheid  of angst. 

Inclusieperiode: 2011‐2013 

Duur persisterend AF    Toegevoegd: … of langdurig persisterend AF*. De duur starten vanaf het moment dat AF is vastgesteld/aangetoond. Categorie ‐1) niet van toepassing. 

Eerder CVA    Initiële conditie verwijderd. 

Eerder mitraalkleplijden 

Mitralisklep insufficiëntie: Zwakte van de klepbladen waardoor lekkage ontstaat. 5 categorieën: 1) graad 1; 2) graad 2; 3) graad 3; 4) graad 4  en 9) onbekend 

Definitie aangepast: Patiënten waarbij mitraalkleplijden is gediagnosticeerd voorafgaande aan de interventie gedurende het hele leven. 6 categorieën: 0) graad 0; 1) graad I; 2) graad II; 3) graad III; 4) graad IV en 9) onbekend 

Linkeratriumvolume  Volume van het linker atrium gemeten via ECHO of CT in ml/m2. 

Naamgeving aangepast naar linkeratriumvolume. Definitie aangepast: Volume  van  het  linker  atrium  gemeten via ECHO, CT of MRI in ml/m2. 

Type AF  5 categorieën: 1) eerste AF incident; 2) paroxysmaal; 3) persisterend (tussen de 7 dagen en 1 jaar); 4) permanent (langer dan 1 jaar) en 9) onbekend 

Categorieën aangepast: 6 categorieën: 1) eerste AF incident; 2) paroxysmaal; 3) persisterend; 4) langdurig persisterend; 5) permanent en 9) onbekend  

Klachten  Remissie  Aangepaste uitkomstindicator: 0=geen klachten 1=klachten 9=onbekend 

AF  met behulp van een meting aangetoond dat patiënt AF heeft  

Nieuwe variabele: 0=geen aangetoond AF 1=aangetoond AF 9=onbekend 

meting  meting uitgevoerd om AF aan te tonen 

Nieuwe variabele: 0=geen meting uitgevoerd 1=meting uitgevoerd 9=onbekend 

meting_AF  gebruikte meting om AF aan te tonen 

Nieuwe variabele: 0=geen meting uitgevoerd 1=ECG 2=holter 3=event‐recorder 4=reveal 9=onbekend 

followupPVI_dat    Toegevoegd aan codeboek (i.p.v. follow‐up dat). 

effusie    Naam variabele aangepast in codeboek: 

Page 79: Handboek dataverzameling Meetbaar Beter versie …...2. Definities 7 2. Definities Het is belangrijk dat alle aangesloten ziekenhuizen een uniforme definitie hanteren voor alle geselecteerde

8. Overzicht wijzigingen

79

Tamponade (i.p.v. effusie) 

KATHETER PULMONAAL VENEN ISOLATIE (PVI) 

  Omschrijving  oude versie 2015.2 

Omschrijving nieuwe versie 2015.3 

Ablatie methode    Toegevoegd: 9) Onbekend 

  Omschrijving  oude versie 16 mei 2014 

Omschrijving nieuwe versie 2015.1 

Definitie katheter PVI  Elke patiënt die voor de eerste keer een wegens atriumfibrilleren uitgevoerde katheter Pulmonaal Venen Isolatie (dus niet de chirurgische takken) ondergaat binnen de vastgestelde rapportageperiode. 

Elke patiënt waarbij voor de eerste  keer een  instrument  in  het  veneuze  systeem ingebracht wordt binnen de vastgestelde rapportageperiode  (2011‐2014)  met  de intentie om een geïsoleerde endocardiale katheter PVI te verrichten†.  † = een patiënt die een katheter PVI krijgt ter behandeling  van  een  typische  flutter (cavotricuspidale isthmus afhankelijke flutter) wordt  niet  geïncludeerd  in  het  katheter  PVI cohort.  Ook  een  patiënt  waarbij  een geïsoleerde LAA sluiting wordt verricht wordt niet geïncludeerd  in het katheter PVI cohort. Een  patiënt  waarbij  tijdens  de  katheter  PVI procedure  een  LAA  sluiting  wordt  verricht wordt wel  geïncludeerd  in  het  katheter  PVI cohort.   

Ablatie methode    Toegevoegd: 1) Conventioneel point‐by‐point RF ablatie 2) PVAC‐ablatie 3) Cryo‐ablatie 

Cardiale tamponade  Patiënten waarbij zich binnen 30 dagen een significante pericardeffusie ontwikkelt nadat de patiënt een AF‐ablatie heeft ondergaan. 

Definitie aangepast: Patiënten waarbij zich binnen 30 dagen (≤ 30 dagen) nadat de patiënt een AF‐ablatie heeft ondergaan, een cardiale tamponade ontwikkelt waarvoor een interventie (drainage) noodzakelijk is. 

Obesitas    Initiële conditie toegevoegd. 

MINIMAAL‐INVASIEVE CHIRURGISCHE PULMONAAL VENEN ISOLATIE (PVI) 

  Omschrijving  oude versie 2015.2 

Omschrijving nieuwe versie 2015.3 

Ablatie methode    Verwijderd, alleen van toepassing bij katheter PVI. 

Klachten  Klachtenvrij: 0=niet klachtenvrij 1=klachtenvrij 9=onbekend 

Klachten: 0=geen klachten 1=klachten 9=onbekend 

  Omschrijving  oude versie 16 mei 2014 

Omschrijving nieuwe versie 2015.1 

Definitie minimaal‐invasieve chirurgische PVI 

Elke patiënt die voor de eerste keer een wegens atriumfibrilleren uitgevoerde 

Elke patiënt die voor de eerste keer een wegens  atriumfibrilleren  uitgevoerde minimaal‐invasieve  chirurgische 

Page 80: Handboek dataverzameling Meetbaar Beter versie …...2. Definities 7 2. Definities Het is belangrijk dat alle aangesloten ziekenhuizen een uniforme definitie hanteren voor alle geselecteerde

80

minimaal invasieve chirurgische Pulmonaal Venen Isolatie (dus niet de catheter benadering) ondergaat met of zonder box laesie.  

pulmonaal venen isolatie (PVI) ondergaat binnen  de  vastgestelde rapportageperiode  (2011‐2014)  door middel  van  een  thoracoscopische benadering  (dus  niet  de  katheter benadering) met of zonder box laesie*.  *  =  Dit  betreft  minimaal‐invasieve chirurgische PVI  ingrepen waarbij alleen een ritme  ingreep wordt  verricht  (met of  zonder gelijktijdige  LAA  resectie)  en  niet  in combinatie met  andere  ingrepen  zoals  klep‐ of coronairchirurgie.  

Cardiale tamponade    Uitkomstindicator toegevoegd. 

    

Page 81: Handboek dataverzameling Meetbaar Beter versie …...2. Definities 7 2. Definities Het is belangrijk dat alle aangesloten ziekenhuizen een uniforme definitie hanteren voor alle geselecteerde

Bijlage: Bijdrage handboek

81

Bijlage: Bijdrage handboek 

Coronairlijden   Dhr. E. Daeter        St. Antonius Ziekenhuis Dr. B. Rensing        St. Antonius Ziekenhuis Dr. G. Brueren         Catharina Ziekenhuis Dr. B. van Straten      Catharina Ziekenhuis  

Aortakleplijden   Dr. M. Vis        AMC Dr. P. den Heijer      Amphia Ziekenhuis Dr. M. Bentala        Amphia Ziekenhuis Dhr. T. de Kroon      St. Antonius Ziekenhuis Dr. G. Brueren        Catharina Ziekenhuis Dr. B. van Straten      Catharina Ziekenhuis Dr. D. Veldman‐Schulz      Catharina Ziekenhuis    

Gecombineerd coronairlijden en aortakleplijden Dr. G. Brandon Bravo Bruinsma   Isala Dhr. J. Koster        UMCG Dhr. T. Waterbolk      UMCG    

Atriumfibrilleren   Dr. P. van Dessel      AMC Dhr. A. Driessen      AMC Mevr. U. Hopman‐van Zaanen    AMC Dr. J. Balt        St. Antonius Ziekenhuis Dr. L. Boersma         St. Antonius Ziekenhuis Dr. T. Simmers        Catharina Ziekenhuis Dr. P. van der Voort      Catharina Ziekenhuis Dr. W. Stooker        OLVG    

Medisch Experts Meetbaar Beter Dhr. J. Matola         Dr. P. Houthuizen        Programma team Meetbaar Beter Dhr. D. van Veghel      Programma Directeur Dr. P. van der Nat      Manager Ontwikkeling & Implementatie Dr. S. Houterman      Manager Datamanagement Dhr. D. de Waard      Manager Communicatie Mevr. M. Marteijn      Business Analyst