Guideline Timing and dose CRRT final 3-5-12.pdf

21
1 Aanbevelingen voor het moment van starten en voor de dosering van continue nierfunctievervangende therapie bij ernstig zieke intensive care patiënten H.M. Oudemans-van Straaten 1 , C.S.C. Bouman 2 , M. Schetz 3 , A.B.J. Groeneveld 4 , A.C. de Pont 2 , A.M. van Alphen 5 , H. de Geus 6 , W. Boer 7 . 1 Internist-intensivist, Afdeling Intensive Care, Onze Lieve Vrouwe Gasthuis, Amsterdam 2 Internist-intensivist, Academisch Medisch Centrum, Amsterdam 3 Intensivist-anaesthesioloog, Afdeling Intensieve Zorgen, Universitair Ziekenhuis Leuven, België 4 Internist-intensivist, Erasmus Medisch Centrum, Rotterdam 5 Internist-nefroloog, Afdeling nefrologie, Maasstad Ziekenhuis, Rotterdam 6 Internist-intensivist, Erasmus Medisch Centrum, Rotterdam, 7 Internist-nefroloog-intensivist, Ziekenhuis-Oost Limburg, Genk, België Contactpersoon HM Oudemans-van Straaten [email protected]

Transcript of Guideline Timing and dose CRRT final 3-5-12.pdf

Page 1: Guideline Timing and dose CRRT final 3-5-12.pdf

1

Aanbevelingen voor het moment van starten en voor de dosering van

continue nierfunctievervangende therapie bij ernstig zieke intensive care patiënten

H.M. Oudemans-van Straaten1, C.S.C. Bouman2, M. Schetz3, A.B.J. Groeneveld4, A.C. de Pont2, A.M. van Alphen5, H. de Geus6, W. Boer7.

1 Internist-intensivist, Afdeling Intensive Care, Onze Lieve Vrouwe Gasthuis, Amsterdam 2 Internist-intensivist, Academisch Medisch Centrum, Amsterdam 3 Intensivist-anaesthesioloog, Afdeling Intensieve Zorgen, Universitair Ziekenhuis Leuven, België 4 Internist-intensivist, Erasmus Medisch Centrum, Rotterdam 5 Internist-nefroloog, Afdeling nefrologie, Maasstad Ziekenhuis, Rotterdam 6 Internist-intensivist, Erasmus Medisch Centrum, Rotterdam, 7 Internist-nefroloog-intensivist, Ziekenhuis-Oost Limburg, Genk, België Contactpersoon HM Oudemans-van Straaten [email protected]

Page 2: Guideline Timing and dose CRRT final 3-5-12.pdf

2

1. Samenvatting Deze richtlijn is onderdeel van de grote richtlijn nierfunctievervangende therapie (NVT) bij IC patiënten. De huidige deel- richtlijn benoemt aanbevelingen voor het starten van continue nierfunctievervangende therapie (CNVT) bij IC patiënten met acute kidney injury (AKI). Er is bij stabiele IC patiënten ook een plaats voor intermitterende hemodialyse. Over de keuze continue of intermitterende therapie wordt in deze richtlijn niet gesproken. 1.1. Aanbevelingen voor het starten van continue nierfunctievervangende therapie (CNVT) bij

intensive care patiënten met acute kidney injury (AKI)

Absolute indicaties Wij bevelen aan om bij patiënten met AKI direct met CNVT te beginnen in geval van levensbedreigende aan AKI gerelateerde verstoringen van vocht- en elektrolyt huishouding, en van het zuur-base evenwicht. (1C)

Relatieve indicaties Wij suggereren om CNVT te beginnen als de patiënt, ondanks optimalisatie van de circulatie en andere ondersteunende maatregelen, AKI heeft en een

persisterende AKI gerelateerde metabole ontregeling en/of

ernstige overvulling met diuretica-resistente oligurie waarbij naar verwachting uremische complicaties en orgaanschade zullen ontstaan. (2C) Overweeg om CNVT te starten bij een patiënt met AKI en AKI-gerelateerde metabole ontregeling

voordat hij wordt blootgesteld aan een nieuwe risicofactor voor AKI (zie bijlage 2) met als doel zijn metabole en vocht status te verbeteren en zijn conditie te optimaliseren (geen gradering) Zie af van CNVT als

AKI mild is (weinig metabole ontregeling) en waarschijnlijk voorbijgaand. (2D)

de behandeling naar verwachting futiel is. (geen gradering) 1.2. Aanbevelingen voor de dosering van continue nierfunctievervangende therapie (CNVT) bij

intensive care patiënten met AKI

Wij bevelen aan om bij patiënten met AKI een effluente (filtraat+dialysaat) dosering te geven van tenminste 20 ml/kg/u. (1A) Om dit doel te bereiken adviseren wij een dosering van 25 ml/kg/u voor te schrijven ter compensatie van dosisverlies als gevolg van

onderbrekingen van filtratie/dialyse (down-time).

predilutie.

Wij bevelen aan om dagelijks de gegeven dosering te controleren en de voorgeschreven dosering aan te passen om het doel te halen. (1B)

De dosis kan individueel worden verhoogd om ernstige metabole ontregelingen sneller te corrigeren. (geen gradering)

Page 3: Guideline Timing and dose CRRT final 3-5-12.pdf

3

2. Summary This guideline is part of the guideline renal replacement therapy (RRT) in intensive care (IC) patients The present guidelines concerns recommendations for the initiation of continuous renal replacement therapy (CRRT) in IC patients with acute kidney injury (AKI). Intermittent hemodialysis is an alternative option for stable IC patients. However the considerations in making the choice for continuous or intermittent treatment are beyond the scope of this guideline. 2.1 Recommendations for the initiation of continuous renal replacement therapy (CRRT) in

intensive care patients with acute kidney injury (AKI)

Absolute indications We recommend initiating CRRT immediately in patients with life-threatening AKI-related symptoms of fluid, electrolyte and acid-base balance (1C)

Relative indications We suggest starting CRRT if, despite optimization of the circulation and other supporting interventions, the patient has AKI and

persistent AKI-related metabolic derangements and/or

severe diuretic-resistant fluid overload if and when uremic complications and organ damage are expected to develop (2C) Consider starting CRRT in a patient with AKI and AKI-related metabolic derangements

before the patient is being exposed to new risk factors for AKI (see addendum 2) to improve his metabolic and fluid status and optimize his condition (no grading)

Do not apply RRT if

AKI mild is (mild metabolic derangements) and probably transitory (2D)

Treatment is expected to be futile (no grading) 2.2 Recommendations for the dose of continuous renal replacement therapy (CRRT) in AKI

We recommend delivering an effluent (filtrate+dialysate) dose of at least 20-25 ml/kg/h for CRRT in AKI. (IA) We recommend to compensate decrease of dose due to

filter down-time

predilution We recommend assessing the actual delivered dose and adjust prescription to reach target. (1B) CRRT dose can be increased individually to correct severe metabolic derangements more rapidly (no grading)

Page 4: Guideline Timing and dose CRRT final 3-5-12.pdf

4

3. Definities De definitie van AKI in onderstaande richtlijn is die van de RIFLE criteria (Risk of een ernstiger vorm) (zie bijlage 3).

4. Uitgangsvraag

Deze richtlijn is onderdeel van de grote richtlijn nierfunctievervangende therapie (NVT) bij IC patiënten. De huidige deel-richtlijn benoemt aanbevelingen voor het starten van continue nierfunctievervangende therapie (CNVT) bij IC patiënten met acute kidney injury (AKI). Er is bij stabiele IC patiënten ook een plaats voor intermitterende hemodialyse. Over de keuze continue of intermitterende therapie wordt in deze richtlijn niet gesproken. Doel van de huidige richtlijn is om antwoord te geven op de vraag wanneer bij ernstig zieke intensive care (IC) patiënten gestart moet worden met continue nierfunctievervangende therapie (CNVT) en welke dosering CNVT moet worden toegediend.

5. Inleiding

Acute nierinsufficiëntie ontstaat bij IC patiënten meestal in het kader van multipel orgaanfalen als gevolg van sepsis, shock of trauma. In de Engelstalige literatuur wordt tegenwoordig de term AKI gebruikt. AKI staat voor acute kidney injury of acute kidney impairment. Als wij deze term in onderstaande richtlijn gebruiken, bedoelen wij hiermee Risk of AKI volgens de RIFLE criteria (1.5x toename van serum creatinine of diurese van minder dan 0.5 ml/kg gedurende 12 uur) of een ernstiger klasse (zie bijlage 3). AKI is vaak omkeerbaar als de oorzakelijke aandoening herstelt of uitlokkende factor wegvalt (zie bijlage 2). Of de nierfunctie herstelt, heeft te maken met de ernst van chronische nierinsufficiëntie, en met de duur, de ernst van en het aantal oorzakelijke condities. Om de periode van AKI te overbruggen wordt nierfunctievervangende therapie (NVT) toegepast. Vanwege hemodynamische instabiliteit is dit bij ernstig zieke IC patiënten vaak continue nierfunctievervangende therapie (CNVT). De huidige richtlijn betreft CNVT. Beperking van evidence based richtlijnen Het niveau van een aanbeveling is gebaseerd is op het bewijs dat geleverd wordt door klinische studies. De aanbeveling betreft de gedefinieerde populatie en uitkomstmaten van de studie. Belangrijke uitkomstmaten in studies naar CNVT zijn overleving van de patiënt en herstel van nierfunctie. Omdat overleving bij IC patiënten van veel meer factoren afhankelijk is dan van de CNVT, kunnen alleen heel grote studies hierop een antwoord geven. Omdat in deze studies meestal alle patiënten met AKI en een indicatie voor CNVT worden onderzocht en geen specifieke patiëntengroepen, zijn er veel confounders. Verder is het zo dat in grote multicenter studies het aantal confounders door verschillen in de overige behandeling groter is dan in single center studies. Als gevolg hiervan is het effect van een mogelijk gunstige interventie in grote multicenter studies kleiner. Het zou kunnen dat in geselecteerde populaties, bijvoorbeeld post cardiochirurgie of septische shock, een bepaalde dosering of vroege start mogelijkerwijs betere resultaten geeft. Tot op heden betreft onderzoek in geselecteerde populaties kleinere groepen of een minder sterk studieontwerp en geeft daarmee een lager niveau van bewijs. Andere klinisch relevante doelen van CNVT zijn metabole controle en vochtonttrekking. Naar deze eindpunten zijn vrijwel geen gecontroleerde studies gedaan. Bij het stellen van deze indicaties in de kliniek moet een individuele afweging worden gedaan van verwachte voordelen

Page 5: Guideline Timing and dose CRRT final 3-5-12.pdf

5

en mogelijke risico’s voor de patiënt. Aanbevelingen betreffende deze doelen zijn in de richtlijn niet gegradeerd. Ten slotte zijn er geen gecontroleerde studies naar vitale indicaties voor CNVT zoals hyperkaliemie met geleidingsstoornissen, terwijl er consensus is over de indicatie. Aanbevelingen betreffende deze doelen zijn in de richtlijn niet gegradeerd, maar worden wel stellig gegeven. Effecten van nierfunctievervangende therapie CNVT is een ondersteunende behandeling en niet een curatieve. Wij moeten die dus toepassen als het nodig is en proberen een onnodige behandeling achterwege te laten. Met CNVT kunnen wateroplosbare moleculen worden verwijderd (voor zover zij het membraan passeren en niet eiwit gebonden zijn), zuur/base- en elektrolytstoornissen worden gecorrigeerd, en kan iso-osmotisch vocht worden verwijderd. Met het gegeven dat de mens enige tijd zonder nierfunctie kan overleven en dat de nierfunctie kan herstellen als de oorzakelijke aandoening is verholpen, is het tijdstip van starten van de behandeling niet zonder meer duidelijk. Overwegingen bij tijdstip van starten Vroege toepassing van CNVT kan het metabole evenwicht, de lichaamstemperatuur en de volume status van de patiënt verbeteren en hierdoor mogelijkerwijs de circulatie stabiliseren en de klinische uitkomst verbeteren. Anderzijds stelt vroege toepassing van CNVT de patiënt bloot aan mogelijke bijwerkingen van een behandeling die wellicht onnodig is als de nierfunctie op korte termijn herstelt. Bij late toepassing kan de conditie van de patiënt als gevolg van circulerende toxines, metabole ontregeling en vochtaccumulatie echter verslechteren. Ter bepaling van de noodzaak tot CNVT worden daarom verschillende factoren overwogen:

de etiologie en de verwachte korte-termijn reversibiliteit van de nierinsufficiëntie,

de diurese in het licht van de vochtstatus en vochtbehoefte van de patiënt,

de ernst van overvulling en de nadelige effecten hiervan (bijv. op gaswisseling, weefseldoorbloeding en zuurstofafgifte aan de cel)

de ernst van de metabole ontregeling en de nadelen hiervan voor de patiënt (bijv. effecten van acidose op ademhaling, circulatie en oxidante stress)

de trend van de nierfunctie (de helling van de stijging van het serum creatinine bij grafische weergave (een afname van de stijging wijst op een verbeterde de klaring van de nier) en

de afhankelijkheid van de circulatie van vulling en vasopressoren Bedenk dat de nierfunctie niet snel zal herstellen als de risicofactoren voor AKI (zie bijlage 2) persisteren en nieuwe risicofactoren te verwachten zijn. Overweeg ook dat met ultrafiltratie iso-osmotisch grote hoeveelheden vocht kunnen worden onttrokken zonder de elektrolytstoornissen die ontstaan tijdens vochtonttrekking met diuretica. Tot slot kan de functionele reserve van andere organen, in het bijzonder van hart en longen, ook een bepalende factor zijn in de timing van CNVT. Bedenk ook dat CNVT een dure en complexe extracorporele behandeling is, waarbij onvermijdelijk bloedactivatie plaats vindt, een katheter moet worden geplaatst, antistolling moet worden gegeven, bloedingen, stolling en metabole ontregelingen kunnen ontstaan. Overwegingen bij dosering Nadat de beslissing om met CNVT te starten is genomen, moet de juiste dosering worden voorgeschreven en daadwerkelijk worden gegeven. De dosering van CNVT wordt globaal bepaald door de effluente flow (het volume van dialysaat+ultrafiltraat per tijdseenheid bij continue venoveneuze hemodialyse of hemodialfiltratie (CVVHD(F), of het volume ultrafiltraat bij continue venoveneuze hemofiltratie (CVVH)) gecorrigeerd voor lichaamsgewicht. De grote studies gebruikten ofwel het gewicht voor de acute ziekte (1) ofwel het gewicht bij randomisatie (2). De dosering van CNVT (25-60 ml/min) is altijd minder dan de normale nierfunctie, waarvan de

Page 6: Guideline Timing and dose CRRT final 3-5-12.pdf

6

klaring 120 ml/min bedraagt. De dosering moet minimaal voldoende zijn om de AKI gerelateerde metabole ontregelingen te corrigeren (zie bijlage 1). Een te lage dosering zal de AKI gerelateerde toxines onvoldoende klaren en de metabole acidose onvoldoende corrigeren (3). De productie van uremische toxines kan bij een hypermetabole septische patiënt hoger zijn dan bij een patiënt met cardiogene shock en laag metabolisme. Anderzijds zullen bij een te hoge dosering zullen nuttige stoffen, zoals wateroplosbare vitamines en medicijnen onnodig worden verwijderd. Voorgescheven vs. geleverde dosering: down-time en predilutie Daarnaast is het belangrijk om in de praktijk te controleren of de voorgeschreven dosering ook daadwerkelijk is gegeven. Zogenaamde down-time van de CNVT wordt veroorzaakt doordat lege zakken dialysaat of substitutievloeistof en/of het circuit na stolling pas na enige vertraging weer worden vervangen, doordat de flow stagneert door katheter- of stollingsproblemen of doordat de behandeling wordt onderbroken voor onderzoek of interventies.. De voorgeschreven dosering moet voor down-time worden gecorrigeerd, in de praktijk is dit vaak 20-25%. Daarnaast geldt de aanbevolen dosering voor de postdilutie situatie. Bij predilutie is het bloed in het filter, en daarmee het effluent, verdund en moet hiervoor, afhankelijk van de verhouding tussen de bloed flow (Qbloed) en de predilutieflow (Qpredilutie), worden gecorrigeerd. De correctiefactor bedraagt Qbloed /(Qbloed+Qpredilutie). Dosering betreft dosering van klein-moleculaire stoffen Tot slot, dosering van CNVT beschrijft de klaring van klein-moleculaire stoffen die het membraan vrijelijk passeren. Dosering doet geen uitspraak over de klaring van midden-moleculaire stoffen. Verder is de klaring van midden-moleculen relatief groter wanneer hemofiltratie wordt toegepast in vergelijking met hemodialyse. Voor dit verschil kan het gebruik van een membraan met grotere poriën bij CVVHD deels compenseren. Overwegingen bij de aanbeveling Dit alles overwegende is het niveau van aanbeveling gebaseerd op het niveau van bewijs in de literatuur, de fysiologische effecten, en de risico’s en de kosten van de behandeling.

6. Methode

6.1 Search

Voor de aanbevelingen betreffende het tijdstip van starten hebben wij een literatuur search gedaan van MEDLINE, Pubmed, Embase en van de Cochrane Central Registry naar gerandomiseerde klinische studies en, omdat het aantal gerandomseerde studies beperkt is, ook naar cohortstudies die het tijdstip van starten van CNVT bij volwassen intensive care patiënten met AKI onderzochten, gepubliceerd in de Engelse taal en verschenen vanaf het jaar 1985. Voor zoektermen verwijzen wij naar de recente meta-analyses (4-6). Voor de aanbevelingen betreffende de dosering hebben wij ons beperkt tot gerandomiseerde studies.

6.2 Beoordeling van de literatuur en bepaling van het niveau van de aanbeveling

Allereerst moeten wij ons realiseren dat CNVT niet dubbelblind kan worden uitgevoerd. Dubbelblind is dus geen criterium in de beoordeling van studies naar CNVT. Verder hebben bij het formuleren van deze richtlijnen de volgende overwegingen een rol gespeeld: de wens om overeen te stemmen met internationale richtlijnen op het gebied van (acute) nierziekten (KDIGO), de kwaliteit van het bewijs dat de behandeling effectief is voor de betreffende uitkomstmaat en de risico’s van de aandoening en van de behandeling (provide more good than

Page 7: Guideline Timing and dose CRRT final 3-5-12.pdf

7

harm). In dit kader is het belangrijk te weten dat er geen gecontroleerde studies zijn naar de toepassing van CNVT met als indicatie metabole controle of vochtonttrekking, terwijl dit wel een duidelijke en soms vitale indicatie is om de behandeling toe te passen. Dit beteken dat het niveau van aanbeveling voor deze indicaties niet direct gerelateerd is aan de wetenschappelijke waardering van de literatuur. Het kan zo zijn dat wij een krachtige aanbeveling geven CNVT te starten, en dat deze aanbeveling niet met literatuur is ondersteund, maar gebaseerd is op consensus onder vakbroeders op grond de fysiologische effecten van de behandeling. Binnen de aanbevelingen voor richtlijnen van de Nederlandse Vereniging van Intensive Care (NVIC) is dit onderscheid niet mogelijk. Volgens deze aanbevelingen is het niveau van aanbeveling direct gerelateerd aan de waardering van de literatuur. Op grond van deze overwegingen hebben wij besloten wel de literatuur te beoordelen op grond van de aanbevelingen van de Nederlandse Vereniging van Intensive Care (NVIC), maar de aanbevelingen te graderen in overeenstemming met de KDIGO richtlijnen (www.kdigo.org). Deze zijn afgeleid van de GRADE classificatie (7), die ook in de sepsisrichtlijnen is gebruikt. KDIGO staat voor Kidney Disease Improving Global Outcomes, een initiatief van de National Kidney Foundation. De KDIGO richtlijnen betreffende de klinische praktijk van de behandeling AKI zijn recent opgesteld onder leiding J.A. Kellum and N. Lameire. Deze richtlijn is nog niet gepubliceerd maar wel in concept bij de auteurs van de huidige bekend. De gradering van de aanbeveling verschilt principieel van het NVIC richtlijnenadvies. In het KDIGO/GRADE systeem bestaat de mogelijkheid een krachtige aanbeveling te doen, terwijl het bewijs vanuit de literatuur op wetenschappelijke gronden niet sterk is. Een voorbeeld is de toepassing van CNVT voor refractaire hyperkaliëmie. De kwaliteit van de het ondersteunende bewijs wordt weergegeven als niveau A, B, C of D (Tabel 1) en de graad van aanbeveling als niveau 1, niveau 2 of geen niveau (Tabel 2).

Tabel 1 Verantwoording van het niveau van bewijs

Niveau van bewijs Therapie Diagnose Etiologie en prognose

A1 Systematische review van tenminste twee onafhankelijk van elkaar uitgevoerde onderzoeken van A2-niveau

A2 Gerandomiseerd dubbelblind vergelijkend klinisch onderzoek van goede kwaliteit van voldoende omvang

Onderzoek ten opzichte van een referentietest (een ‘gouden stan-daard’) met tevoren gedefinieerde afkapwaarden en onafhankelijke beoordeling van de resultaten van test en gouden standaard, betreffende een voldoende grote serie van opeenvolgende patiënten die allen de index- en referentietest hebben gehad

Prospectief cohort onderzoek van voldoende omvang en follow-up, waarbij adequaat gecontroleerd is voor ‘confounding’ en selectieve follow-up voldoende is uitgesloten.

B Vergelijkend onderzoek, maar niet met alle kenmerken als genoemd

Onderzoek ten opzichte van een referentietest, maar niet met alle

Prospectief cohort onderzoek, maar niet met alle kenmerken als

Page 8: Guideline Timing and dose CRRT final 3-5-12.pdf

8

onder A2 (hieronder valt ook patiënt-controle onderzoek, cohort-onderzoek)

kenmerken die onder A2 zijn genoemd

genoemd onder A2 of retrospectief cohort onderzoek of patiënt-controle onderzoek

C Niet-vergelijkend onderzoek

D Mening van deskundigen

Tabel 2. Verantwoording van het niveau van aanbeveling (volgens KDIGO)

Gradering aanbeveling Implicaties

Patiënt Arts

Niveau 1 Wij bevelen aan.. ..moeten…

De meeste mensen in uw situatie zouden genoemde behandeling willen en slechts een enkeling niet.

De meeste patiënten moeten deze behandeling krijgen.

Niveau 2 Wij suggereren..

De meeste mensen in uw situatie zouden genoemde behandeling willen maar velen niet.

De keuze van de behandeling hangt af van de individuele patiënt. Iedere patient heeft hulp nodig om te komen tot de behandeling die past bij zijn voorkeuren en waarden.

Geen niveau Richtlijn gebaseerd op gezond verstand ofwel een onderwerp dat een toepassing van bewijs niet toelaat. Hoewel geformuleerd als bewering, is de aanbeveling niet sterker dan niveau 1 of 2.

7. Literatuur betreffende het moment van start van CNVT 7.1 Literatuur De literatuur is samengevat in een tabel 3 die de verschillende gecontroleerde studies beschrijft en een beschrijving van een recente meta-analyse (4). Na publicatie van de meta-analyse is nog één cohortstudie verschenen (4;8).

Page 9: Guideline Timing and dose CRRT final 3-5-12.pdf

9

Tabel 3: Karakteristieken van de studies naar het effect van het tijdstip van starten van continue nierfunctievervngende therapie op mortaliteit Auteur (ref) Periode Ontwerp Nr Type Populatie Definitie Verstorende Overlevings Niveau Jaar NVT Vroeg Laat factor voordeel Bewijs Gettings (9) 1989- retro 100 - na ureum<21.4 mmol/L ureum>21.4 mmol/L dosis niet ja B 1999 1997 trauma beschreven Honore (10) case retro 20 ernstige septische refractaire septische - HVHF 35 L ja B 2000 series shock shock in 4 u Bouman (11) 1998- RCT 106 CVVH oliguur AKI <12h na start ureum>40 mmol/L no nee A2 2002 2000 & MOF oligurie of K

+ >6.5 mmol/L

<180ml/6u of ernstig longoedeem Elahi(12) 2002 retro 64 - na CPB diurese<100 ml in 8 u ureum>30 mmol/L dosis niet ja B 2004 or SCr≥250 µmol/L beschreven or K

+ > 6.5 mmol/L

Demirkilic (13) 1992- retro 61 - post CPB diurese<100 ml in 8 u SCr≥250 µmol/L dosis niet ja B 2004 2001 K

+ > 5.5 mmol/L beschreven

Sugahara (14) 2001- RCT 28 - post CPB diurese <30ml/h ged 3u diurese<20ml for 2h - ja B 2004 Jiang (15) - 2002 RCT 37 - ernsige <48h na start >96u na start - ja B 2005 pancreatitis buikpijn buikpijn Liu (16) 1999- cohort 243 - gemengde ICU ureum<27.1 mmol/L ureum≥27.1 mmol/L - ja B 2006 2001 Piccinni (17) 1996- retro 80 - septisch oliguur ≤12 h na ICU ureum>35 mmol/L dosis vroeg>> ja B 2006 2004 AKI and ALI opname SCr≥600 µmol/L dosis laat Ostermann (18) 1989- retro 1847 - gemengde ICU SCr≤309 µmol/L SCr≥309 µmol/L - nee B 2007 1999 pH<7.2 pH<7.2 Wu(19) 2002- retro 80 - AKI & acuut ureum<28.6 mmol/L ureum>28.6 mmol/L - ja B 2007 2005 post lever falen

Page 10: Guideline Timing and dose CRRT final 3-5-12.pdf

10

Manche (20) 1995- retro 71 IHD post CPB diurese<0.5 ml/kg refractair AKI - ja B 2008 2006 Iyem (21) 2004- retro 185 CVVH & post CPB diurese≤0.5 ml/kg/u 48 u na oligurie - - B 2009 2007 IHD en 50% toename en 50% toename preop ureum / SCr preop ureum / SCr Bagshaw (22) 2000- prosp. 1238 - gemengde ICU SCr≤309 µmol/L SCr≥309 µmol/L - nee B 2009 2001 cohort ureum≤24.2mmol/L ureum≥24.2mmol/L Shiao (23) 2002- retro 98 CVVH & na RIFLE≤ risk RIFLE≥ injury - ja B 2009 2005 IHD abdominale chirurgie Payen(24) 2002 retro - - septisch AKI < 2 d na ICU ≥ 2 d na ICU - ja B 2009 opname opname Carl (25) 2000- retro 147 - septisch AKI ureum<35.7 mmol/L ureum>35.7 mmol/L - - B 2010 2004 Chou (8) 2002- retro 370 CVVH & septisch AKI RIFLE≤ risk RIFLE≥ risk dosis niet nee B 2011 2009 SLED (SCr criteria) (SCr criteria) beschreven Ji (26) 2004- retro 58 CVVHD post CPB <12u tussen >12u tussen dosis niet ja B 2011 2009 oligurie en CVVHD oliguria en CVVHD beschreven

(<0.5ml/kg/h) (<0.5ml/kg/h)

Vats (27) 1999- retro 230 CNVT gemengde ICU AKI diagnose tot AKI diagnose tot dosis niet nee B 2011 2006 CNVT < 6 days CNVT > 6 days beschreven Nr: aantal patiënten; NVT: nierfunctievervangende therapie; RCT: gerandomiseerde klinische studie; CVVH: continue venoveneuze hemofiltratie; AKI: acute kidney injury; MOF: multipel orgaanfalen; K

+: serum kalium concentratie; CPB: cardiopulmonale bypass chirurgie; pros: prospectief; ICU: intensive care unit; SCr: serum creatinine; retro: retrospectieve; IHD: intermitterende

hemodialyse; ALI: acute lung injury; preop: preoperatief; HVHF: hoog-volume hemofiltratie; SLED: sustained low-efficiency dialysis and CVVHD: continue venoveneuze hemodialyse; CNVT continue nierfunctievervangende therapie

Page 11: Guideline Timing and dose CRRT final 3-5-12.pdf

11

7.2 Bespreking en conclusies literatuur

Uit genoemde studies blijkt dat er geen eenduidige definitie bestaat voor het tijdstip van starten van CNVT bij intensive care patiënten met AKI. Een van de redenen is dat een vroege start in de verschillende studies anders wordt gedefinieerd: vroeg met betrekking tot het ontstaan van oligurie (8;11;12;14), de mate van volume-overbelasting (28), de hoogte van het serum kreatinine of ureum (9;16;22), een combinatie (21), of de RIFLE of AKIN klasse (8;18;23;27) (zie bijlage 3), of vroeg met betrekking tot IC opname (3;17;24). Zo kan bij een patiënt met al langer bestaande AKI en hoge concentraties van uremische toxinen kort na IC opname met CNVT worden gestart, of bij een patiënt met late sepsis vroeg in de fase van AKI. Is de interventie daarmee vroeg of laat? Het is ook aangetoond dat patiënten die AKI ontwikkelen later tijdens hun IC opname (ondanks intensive care therapie) een slechtere overleving hebben dan de patiënten die met AKI worden opgenomen. De laatste groep heeft meer kans op een behandelbare onderliggende aandoening (22;29). Bovendien worden in de meeste cohort studies de patiënten die geen CNVT krijgen maar soms wel AKI hebben niet geïncludeerd. Alleen indien wordt gerandomiseerd op het moment dat patiënten met AKI aan bepaalde criteria voldoen, en de criteria voor vroeg en laat duidelijk zijn omschreven, kan een antwoord worden verkregen op de vraag of een vroege start beter is dan een late start. De enige studie die dat heeft gedaan vond geen verschil in uitkomst (11). Aanbevelingen wanneer te starten kunnen derhalve nauwelijks worden gedaan op grond van bovenstaande studies en berusten daarom overwegend op de mening van deskundigen.

Ondanks de lage kwaliteit van studies en de verschillende criteria voor ‘vroeg starten’ is er recent een meta-analyse gedaan. In deze meta-analyse van 15 studies (2 gerandomiseerde studies, 4 prospectieve en 9 retrospectieve cohort studies) vonden Karvellas et al. dat een vroege start in vergelijking tot een late geassocieerd was met een significant lagere 28-dagen mortaliteit (odds ratio 0.45; 95% CI 0.28 to 0.72) (4). Er bestond een significante heterogeniteit tussen de 15 studies. Het effect op mortaliteit was niet verschillend na stratificatie voor de subgroepen chirurgische (n = 8) vs. gemengde ICU populatie (n = 7), of voor studie ontwerp, prospectief (n = 10) vs. retrospectief (n = 5). Een meta-regressie die corrigeerde voor ernst van ziekte (Acute Physiology And Chronic Health Evaluation II), serum creatinine and serum ureum bij start liet ook geen verschil zien in behandeleffect. Van de studies die secundaire eindpunten rapporteerden vonden 5/7 studies een beter herstel van nierfunctie, 7/8 studies rapporteerden een kortere duur van de CNVT in de vroege groep en 5/6 studies een kortere opnameduur in vergelijking met de late. Echter een vroege start had geen invloed op dialyse afhankelijkheid na ontslag uit het ziekenhuis (OR 0.62; 95% CI 0.34 to 1.13). De methodologische kwaliteit van de studies was over het algemeen slecht. De auteurs concluderen dat een vroege start van CNVT bij ernstig zieke patiënten met AKI wellicht een gunstig effect heeft op overleving. Deze conclusie is echter gebaseerd op een heterogene groep studies met verschillende kwaliteit waaronder slechts twee gerandomiseerde studies. Zonder nieuw bewijs afkomstig van goed ontworpen gerandomiseerde studies kan een definitieve aanbeveling niet worden gedaan.

8. Literatuur dosering van CNVT

De verschillende gerandomiseerde studies naar dosering zijn samengevat in een tabel 4. Daarnaast refereren we naar een recent klinisch overzichtsartikel dat de bevindingen van de meest recente studies bespreekt (30) en een meta-analyse naar het effect van een zeer hoge dosering CNVT bij patiënten met AKI (5;6).

Page 12: Guideline Timing and dose CRRT final 3-5-12.pdf

12

Tabel 4. Karakteristieken van de gerandomiseerde studies naar het effect van de dosering van continue nierfunctievervangende therapie op mortaliteit en herstel van nierfunctie Auteur (ref) Periode Randomisatie gem. geleverde dosering Mortaliteit P Duur P Herstel P Niveau Jaar ml/kg/u Kt/V (%) waarde behandeling waarde nierfunctie waarde bewijs [dagen] [%] Bellomo (2) 2005- CVVHDF 40 ml/kg/u 33.4±12.8 - 44.7 0.99 6.3±8.7 0.35 6.8

* 0.14 A2

2009 2008 [n=721] CVVHDF 25 ml/kg/u 22±17.8 - 44.7 5.9±7.7 4.4 [n=743] Palevsky (1) 2003- Intense NVT 35.8±6.4 1.32±0.36

# 53.6 0.47 - - 6.0±0.4

** 0.07 A2

2008 2007 [n=563] Minder intense 22±6.1 1.32±0.36

## 51.5 7.0±0.4

[n=563] Ronco (31) 1994- CVVH 45 ml/kg/u 42 - 42 0.008 12±7 NS 90

*** NS A2

2000 1999 CVVH 35 ml/kg/u 34 - 43 13±8 92 CVVH 20 ml/kg/u 19 - 59 11±6 95 Saudan (32) 2000- CVVH 42 ml/kg/u 34 61 0.03 - - 23±7

‡ NS A2

2006 2003 [n=104] CVVHDF 25 ml/kg/u 22 41 22±9 [n=102] Tolwani (33) 2003- CVVHDF 35 ml/kg/u 29 60 0.47 10±9.8 0.68 63

‡‡ 0.65 A2

2008 2006 [n=100] predilution CVVHDF 20 ml/kg/u 17 45 9.7±11.3 69 [100] predilution Bouman (11) 1998- VHV 4L/u [n=35] 48 26 0.8 8.6 0.55 100

‡‡‡ NS A2

2002 2000 VLV 1.5 L/u [n=35] 20 25 8.6 97 LLV 1.5 L/u [n=36] 19 31 11.6 100

Page 13: Guideline Timing and dose CRRT final 3-5-12.pdf

13

Zhang (34) 2004- EHVHF [n=141] 85 58.3 NS 9.38±12.06 NS 9.8

$ NS A2

2009 HVHF [n=139] 50 57.4 8.88±10.79 7.0 CVVHDF: continue venoveneuze hemodiafiltratie ; NVT: nierfunctievervangende therapie ; CVVH: continue venoveneuze hemofiltratie ; NS: niet significant ; VHV: vroeg hoog volume ; VLV: vroeg

laag volume ; LLV: laat laag volume; EHVHF: extra hoog-volume hemofiltratie; # 5.4 sessies per week

## 3.0 sessies per week; * % NVT afhankelijke overlevenden op dag 90;

** NVT vrije dagen tot

dag 28; ***

% overlevenden met volledig herstel 15d na staken NVT; ‡ NVT vrije dagen op dag 28;

‡‡ % overlevenden met herstel van nierfunctie op de ICU;

*# geen NVT op dag 28;

$ % NVT

afhankelijke overlevenden.

Page 14: Guideline Timing and dose CRRT final 3-5-12.pdf

14

8.1 Bespreking en conclusies betreffende de dosering van MVT Op grond van bovengenoemde gerandomiseerde studies is er geen bewijs dat een hogere dosering van CNVT (35-45 ml/kg/u) toegepast in een algemene IC populatie met AKI een overlevingsvoordeel heeft dan een dosering van 20-25 ml/kg/u. Het voordeel van een hogere dosering (35-45 ml/kg/u vs. 20 ml/kg/u) dat in eerdere studies werd gevonden (31;32), wordt door de meest recente grote multicenter gerandomiseerde studies niet bevestigd (1;2). Ook bij subgroep analyse van de twee grootste studies is er geen statistisch significant voordeel in één van de groepen. De hogere dosering deed het ook niet slechter. Wij moeten ons wel realiseren dat bij voorschrijven van de lage dosering (20 ml/kg/u) het risico bestaat dat door down-time van de CNVT patiënten daadwerkelijk een te lage dosering krijgen. Bij een te lage dosering worden de metabole doelen niet gehaald (3). Bedenk dat in grote gerandomiseerde studies met een vaste dosering behandeld werd, die alleen is gecorrigeerd voor lichaamsgewicht en niet aangepast aan de aard van de ziekte of de hoogte van het metabolisme. Deze studies zijn ook niet ontworpen om eventuele pleiotrope effecten van CNVT bij patiënten met sepsis te onderzoeken. Een kleine gerandomiseerde studie en enkele observationele studie bij patiënten met septische shock suggereren dat vroege hoog-volume hemofiltratie een eerdere stabilisatie van de circulatie geeft (11). Tot op heden is er echter geen bewijs dat zeer hoog-volume hemofiltratie bij sepsis een betere overleving geeft (34-36). In de IVOIRE studie (www.clinicaltrials.gov/ct2/sho/NCT00241228), die bij patiënten met septische shock en AKI een CVVH dosering van 70 ml/kg/u vergeleek met 25 ml/kg/u was de overleving tussen de groepen niet verschillend, maar in beide groepen beter dan voorspeld. Belangrijk is ons te realiseren dat bij zeer hoog-volume hemofiltratie ook de klaring van essentiële antibiotica en andere nuttige stoffen toeneemt, waardoor het risico bestaat dat een eventueel voordeel teniet wordt gedaan door ongewenste bijwerkingen zoals te lage antibioticaspiegels of verlies van (micro)nutriënten.

9. Niet-renale indicaties voor CNVT Het bespreken van niet-renale indicaties van CNVT voert verder dan deze richtlijn. Wij geven hiervoor alleen een aanbeveling met verwijzing naar review(s) in de literatuur. Intoxicaties Overweeg CNVT in geval van intoxicaties met wateroplosbare medicamenten zoals metformine of lithium, indien hemodialyse niet beschikbaar is. Voor de klaring van eiwit-gebonden stoffen is albumine dialyse noodzakelijk. CNVT is hiervoor niet geschikt (37). Rabdomyolyse Indien CNVT wordt toegepast in geval van rhabdomyolyse of ernstige invasculair hemolyse valt het gebruik van een hoog-permeabel filter met een grote poriën te overwegen (38-40). Septische shock Op grond van de huidige literatuur is er onvoldoende bewijs om routinematig CNVT toe te passen bij patiënten met sepsis of septische shock (36). In individuele gevallen kan overwogen worden om CNVT te starten in geval van ernstige metabole ontregeling en diuretica-resistente oligurie. In die gevallen is er echter vrijwel steeds sprake van AKI, die door een sterk positieve vochtbalans pas later wordt gediagnosticeerd Zie af van zeer hoog volume hemofiltratie buiten onderzoeksverband.

10. Aanbevelingen 10.1. Aanbevelingen voor het starten van continue nierfunctievervangende therapie (CNVT) bij

intensive care patiënten met acute kidney injury (AKI)

Page 15: Guideline Timing and dose CRRT final 3-5-12.pdf

15

Absolute indicaties Wij bevelen aan om bij patiënten met AKI direct met CNVT te beginnen in geval van levensbedreigende aan AKI gerelateerde verstoringen van vocht- en elektrolyt huishouding, en van het zuur-base evenwicht. (1C)

Relatieve indicaties Wij suggereren om CNVT te beginnen als de patiënt, ondanks optimalisatie van de circulatie en andere ondersteunende maatregelen, AKI heeft en een

persisterende AKI gerelateerde metabole ontregeling en/of

ernstige overvulling met diuretica-resistente oligurie waarbij naar verwachting uremische complicaties en orgaanschade zullen ontstaan. (2C) Overweeg om CNVT te starten bij een patiënt met AKI en AKI-gerelateerde metabole ontregeling

voordat hij wordt blootgesteld aan een nieuwe risicofactor voor AKI (zie bijlage 2) met als doel zijn metabole en vocht status te verbeteren en zijn conditie te optimaliseren (geen gradering) Zie af van CNVT als

AKI mild is (weinig metabole ontregeling) en waarschijnlijk voorbijgaand. (2D)

de behandeling naar verwachting futiel is. (geen gradering) 10.2. Aanbevelingen voor de dosering van continue nierfunctievervangende therapie (CNVT) bij

intensive care patiënten met AKI

Wij bevelen aan om bij patiënten met AKI een effluente (filtraat+dialysaat) dosering te geven van tenminste 20 ml/kg/u. (1A) Om dit doel te bereiken adviseren wij een dosering van 25 ml/kg/u voor te schrijven ter compensatie van dosisverlies als gevolg van

onderbrekingen van filtratie/dialyse (down-time).

predilutie.

Wij bevelen aan om dagelijks de gegeven dosering te controleren en de voorgeschreven dosering aan te passen om het doel te halen. (1B)

De dosis kan individueel worden verhoogd om ernstige metabole ontregelingen sneller te corrigeren. (geen gradering)

Page 16: Guideline Timing and dose CRRT final 3-5-12.pdf

16

11Literatuur

Page 17: Guideline Timing and dose CRRT final 3-5-12.pdf

17

Bijlage 1.

Ernstige AKI gerelateerde verschijnselen

Diuretica resistente overvulling (positieve vochtbalans), bloedingsneiging, cardiale toxiciteit, ritme of geleidingsstoornissen als gevolg van hyperkaliemie, gedaald bewustzijn.

Bijlage 2. Risicofactoren voor het ontstaan van AKI

Patient gerelateerd Acute ziekte gerelateerd Interventie gerelateerd

Hoge leeftijd Sepsis/SIRS Hartchirurgie

Chronische nierinsufficientie Shock Grote (vaat) chirurgie

Hartfalen Trauma Radiocontrast

Leverfalen Rhabdomyolyse Nephrotoxische medicatie

Diabetes mellitus Tumorlyse Transplantatie (nier/lever)

Anemie Intravasculaire hemolyse

Maligne hypertensie Intra-abdominale hypertensie

Bijlage 3 Classificatie van acute kidney injury (AKI) Er zijn twee classificatiesystemen voor AKI. Het RIFLE systeem is ontworpen door het Acute Dialysis Quality Initiative (ADQI) (41). RIFLE is een acronym voor Risk, Injury Failure, Loss en End stage kidney disease. De drie graden van ernst worden gedefinieerd op grond van veranderingen in serum kreatinine of diurese of van GFR, waarbij het slechtste van de drie criteria geldt. De laatste twee zijn uitkomst criteria die gedefinieerd worden door de duur van de uitval. Het AKIN classificatie system is ontworpen door het Acute Kidney Injury Network (42). De periode waarin de veranderingen moeten plaats vinden is 48 uur of minder. De RIFLE en AKIN classificatie zijn ontwikkeld om patiëntengroepen in studies beter te beschrijven en blijken bijzonder goed bruikbaar om de prognose van AKI in patiënten cohorten te voorspellen. Zij zijn niet bruikbaar ter bepaling van de individuele prognose van de patiënt, noch als criterium voor de bepaling van de noodzaak tot CNVT.

RIFLE graad Serum Kreatinine

Diurese (mL/kg/h)

GFR

Risk 1.5x uitgangswaarde < 0.5 gedurende 6 u

afname > 25%

Injury 2x uitgangswaarde < 0.5 gedurende 12 u

afname > 50%

Failure 3x uitgangswaarde of SCr>350 µmol/L met een acute stijging > 44 µmol/L < 48 u

< 0.3 gedurende 24 u of anurie gedurende 12 u

afname > 75%

Loss Blijvend verlies van nierfunctie gedurende > 4 weken

ESRD Dialyse afhankelijk gedurende > 3 maanden

GFR, glomerular filtration rate; AKI, acute kidney injury

AKI graad Serum kreatinine Diurese (mL/kg/h)

Page 18: Guideline Timing and dose CRRT final 3-5-12.pdf

18

1 Absolute toename 26.4 µmol/L of

1,5-2x uitgangswaarde of een absolute stijging met 26,4 µmol/L

< 0.5 gedurende 6 u

2 2-3x uitgangswaarde

< 0.5 gedurende 12 u

3 3x uitgangswaarde of

SCr > 350 µmol/L met een

acute stijging > 44 µmol/L 24h of toepassing van nierfunctie vervangende therapie.

< 0.3 gedurend 24 u of anurie gedurende 12 u

Reference List

(1) Palevsky PM, Zhang JH, O'Connor TZ, Chertow GM, Crowley ST, Choudhury D, et al. Intensity

of renal support in critically ill patients with acute kidney injury. N Engl J Med 2008 Jul 3;359(1):7-20.

(2) Bellomo R, Cass A, Cole L, Finfer S, Gallagher M, Lo S, et al. Intensity of continuous renal-replacement therapy in critically ill patients. N Engl J Med 2009 Oct 22;361(17):1627-38.

(3) Brause M, Neumann A, Schumacher T, Grabensee B, Heering P. Effect of filtration volume of continuous venovenous hemofiltration in the treatment of patients with acute renal failure in intensive care units. Crit Care Med 2003 Mar;31(3):841-6.

(4) Karvellas CJ, Farhat MR, Sajjad I, Mogensen SS, Leung AA, Wald R, et al. A comparison of early versus late initiation of renal replacement therapy in critically ill patients with acute kidney injury: a systematic review and meta-analysis. Crit Care 2011 Feb 25;15(1):R72.

(5) Van Wert R, Friedrich JO, Scales DC, Wald R, Adhikari NK. High-dose renal replacement therapy for acute kidney injury: Systematic review and meta-analysis. Crit Care Med 2010 May;38(5):1360-9.

(6) Adhikari NK, Van Wert R., Scales DC, Wald R, Friedrich JO. High-dose renal replacement therapy for acute kidney injury: Systematic review and meta-analysis--addendum. Crit Care Med 2010 Dec;38(12):2424-5.

(7) Atkins D, Best D, Briss PA, Eccles M, Falck-Ytter Y, Flottorp S, et al. Grading quality of evidence and strength of recommendations. BMJ 2004 Jun 19;328(7454):1490.

(8) Chou YH, Huang TM, Wu VC, Wang CY, Shiao CC, Lai CF, et al. Impact of timing of renal replacement therapy initiation on outcome of septic acute kidney injury. Crit Care 2011 Jun 6;15(3):R134.

(9) Gettings LG, Reynolds HN, Scalea T. Outcome in post-traumatic acute renal failure when continuous renal replacement therapy is applied early vs. late. Intensive Care Med 1999 Aug;25(8):805-13.

(10) Honore PM, Jamez J, Wauthier M, Lee PA, Dugernier T, Pirenne B, et al. Prospective evaluation of short-term, high-volume isovolemic hemofiltration on the hemodynamic course and outcome in patients with intractable circulatory failure resulting from septic shock. Crit Care Med 2000 Nov;28(11):3581-7.

(11) Bouman CS, Oudemans-van Straaten HM, Tijssen JG, Zandstra DF, Kesecioglu J. Effects of early high-volume continuous venovenous hemofiltration on survival and recovery of renal function in intensive care patients with acute renal failure: a prospective, randomized trial. Crit Care Med 2002 Oct;30(10):2205-11.

Page 19: Guideline Timing and dose CRRT final 3-5-12.pdf

19

(12) Elahi MM, Lim MY, Joseph RN, Dhannapuneni RR, Spyt TJ. Early hemofiltration improves survival in post-cardiotomy patients with acute renal failure. Eur J Cardiothorac Surg 2004 Nov;26(5):1027-31.

(13) Demirkilic U, Kuralay E, Yenicesu M, Caglar K, Oz BS, Cingoz F, et al. Timing of replacement therapy for acute renal failure after cardiac surgery. J Card Surg 2004 Jan;19(1):17-20.

(14) Sugahara S, Suzuki H. Early start on continuous hemodialysis therapy improves survival rate in patients with acute renal failure following coronary bypass surgery. Hemodial Int 2004 Oct 1;8(4):320-5.

(15) Jiang HL, Xue WJ, Li DQ, Yin AP, Xin X, Li CM, et al. Influence of continuous veno-venous hemofiltration on the course of acute pancreatitis. World J Gastroenterol 2005 Aug 21;11(31):4815-21.

(16) Liu KD, Himmelfarb J, Paganini E, Ikizler TA, Soroko SH, Mehta RL, et al. Timing of initiation of dialysis in critically ill patients with acute kidney injury. Clin J Am Soc Nephrol 2006 Sep;1(5):915-9.

(17) Piccinni P, Dan M, Barbacini S, Carraro R, Lieta E, Marafon S, et al. Early isovolaemic haemofiltration in oliguric patients with septic shock. Intensive Care Med 2006 Jan;32(1):80-6.

(18) Ostermann M, Chang RW. Acute kidney injury in the intensive care unit according to RIFLE. Crit Care Med 2007 Aug;35(8):1837-43.

(19) Wu VC, Ko WJ, Chang HW, Chen YS, Chen YW, Chen YM, et al. Early renal replacement therapy in patients with postoperative acute liver failure associated with acute renal failure: effect on postoperative outcomes. J Am Coll Surg 2007 Aug;205(2):266-76.

(20) Manche A, Casha A, Rychter J, Farrugia E, Debono M. Early dialysis in acute kidney injury after cardiac surgery. Interact Cardiovasc Thorac Surg 2008 Oct;7(5):829-32.

(21) Iyem H, Tavli M, Akcicek F, Buket S. Importance of early dialysis for acute renal failure after an open-heart surgery. Hemodial Int 2009 Jan;13(1):55-61.

(22) Bagshaw SM, Uchino S, Bellomo R, Morimatsu H, Morgera S, Schetz M, et al. Timing of renal replacement therapy and clinical outcomes in critically ill patients with severe acute kidney injury. J Crit Care 2009 Mar;24(1):129-40.

(23) Shiao CC, Wu VC, Li WY, Lin YF, Hu FC, Young GH, et al. Late initiation of renal replacement therapy is associated with worse outcomes in acute kidney injury after major abdominal surgery. Crit Care 2009;13(5):R171.

(24) Payen D, Mateo J, Cavaillon JM, Fraisse F, Floriot C, Vicaut E. Impact of continuous venovenous hemofiltration on organ failure during the early phase of severe sepsis: a randomized controlled trial. Crit Care Med 2009 Mar;37(3):803-10.

(25) Carl DE, Grossman C, Behnke M, Sessler CN, Gehr TW. Effect of timing of dialysis on mortality in critically ill, septic patients with acute renal failure. Hemodial Int 2010 Jan;14(1):11-7.

(26) Ji Q, Mei Y, Wang X, Feng J, Cai J, Zhou Y, et al. Timing of continuous veno-venous hemodialysis in the treatment of acute renal failure following cardiac surgery. Heart Vessels 2011 Mar;26(2):183-9.

(27) Vats HS, Dart RA, Okon TR, Liang H, Paganini EP. Does early initiation of continuous renal replacement therapy affect outcome: experience in a tertiary care center. Ren Fail 2011;33(7):698-706.

Page 20: Guideline Timing and dose CRRT final 3-5-12.pdf

20

(28) Bouchard J, Soroko SB, Chertow GM, Himmelfarb J, Ikizler TA, Paganini EP, et al. Fluid accumulation, survival and recovery of kidney function in critically ill patients with acute kidney injury. Kidney Int 2009 Aug;76(4):422-7.

(29) Guerin C, Girard R, Selli JM, Perdrix JP, Ayzac L. Initial versus delayed acute renal failure in the intensive care unit. A multicenter prospective epidemiological study. Rhone-Alpes Area Study Group on Acute Renal Failure. Am J Respir Crit Care Med 2000 Mar;161(3 Pt 1):872-9.

(30) Prowle JR, Schneider A, Bellomo R. Clinical review: Optimal dose of continuous renal replacement therapy in acute kidney injury. Crit Care 2011 Mar 18;15(2):207.

(31) Ronco C, Belomo R, Homel P, Brendolan A, Dan M, Piccinni P, et al. Effects of different doses in continuous veno-venous haemofiltration on outcomes of acute renal failure: a prospective randomised trial. EDTNA ERCA J 2002;Suppl 2:7-12.

(32) Saudan P, Niederberger M, De Seigneux S, Romand J, Pugin J, Perneger T, et al. Adding a dialysis dose to continuous hemofiltration increases survival in patients with acute renal failure. Kidney Int 2006 Oct;70(7):1312-7.

(33) Tolwani AJ, Campbell RC, Stofan BS, Lai KR, Oster RA, Wille KM. Standard versus high-dose CVVHDF for ICU-related acute renal failure. J Am Soc Nephrol 2008 Jun;19(6):1233-8.

(34) Zhang P, Yang Y, Lv R, Zhang Y, Xie W, Chen JH. Effect of the intensity of continuous renal replacement therapy in patients with sepsis and acute kidney injury: single-center randomized clinical trial. Nephrol Dial Transplant 2011 Sep 2.

(35) Bouman CS, Oudemans-van Straaten HM, Schultz MJ, Vroom MB. Hemofiltration in sepsis and systemic inflammatory response syndrome: the role of dosing and timing. J Crit Care 2007 Mar;22(1):1-12.

(36) Latour-Perez J, Palencia-Herrejon E, Gomez-Tellot V, Baeza-Roman A, Garcia-Garcia MA, Sanchez-Artola B. Intensity of continuous renal replacement therapies in patients with severe sepsis and septic shock: a systematic review and meta-analysis. Anaesth Intensive Care 2011 May;39(3):373-83.

(37) de Pont AC. Extracorporeal treatment of intoxications. Curr Opin Crit Care 2007 Dec;13(6):668-73.

(38) Naka T, Jones D, Baldwin I, Fealy N, Bates S, Goehl H, et al. Myoglobin clearance by super high-flux hemofiltration in a case of severe rhabdomyolysis: a case report. Crit Care 2005 Apr;9(2):R90-R95.

(39) Sorrentino SA, Kielstein JT, Lukasz A, Sorrentino JN, Gohrbandt B, Haller H, et al. High permeability dialysis membrane allows effective removal of myoglobin in acute kidney injury resulting from rhabdomyolysis. Crit Care Med 2011 Jan;39(1):184-6.

(40) Zhang L, Kang Y, Fu P, Cao Y, Shi Y, Liu F, et al. Myoglobin clearance by continuous venous-venous haemofiltration in rhabdomyolysis with acute kidney injury: A case series. Injury 2010 Sep 13.

(41) Bellomo R, Ronco C, Kellum JA, Mehta RL, Palevsky P. Acute renal failure - definition, outcome measures, animal models, fluid therapy and information technology needs: the Second International Consensus Conference of the Acute Dialysis Quality Initiative (ADQI) Group. Crit Care 2004 Aug;8(4):R204-R212.

(42) Mehta RL, Kellum JA, Shah SV, Molitoris BA, Ronco C, Warnock DG, et al. Acute Kidney Injury Network: report of an initiative to improve outcomes in acute kidney injury. Crit Care 2007;11(2):R31.

Page 21: Guideline Timing and dose CRRT final 3-5-12.pdf

21