Grote Rede nr. 15

36
NIEUWS OVER ONZE KUST EN ZEE DE GROTE REDE DE GROTE REDE Informatieblad uitgegeven door het Vlaams Instituut voor de Zee Een forum voor geïntegreerd kustzonebeheer Nummer 15 december 2005 NIEUWS OVER ONZE KUST EN ZEE DD DD MD ’Zeewoorden’ verklaard: Negenvaam’ & ‘loods‘ pag. 30-32 Vissen met toekomst Meeuwen en huisvuil: hoe pakken onze noorderburen dit probleem aan? De zeespiegelstijging meten, begrijpen en afblokken

description

Grote Rede nr. 15

Transcript of Grote Rede nr. 15

Page 1: Grote Rede nr. 15

NIEUWS OVER ONZE KUST EN ZEE

DE GROTEREDE

DE GROTEREDE

Informatiebladuitgegeven door het Vlaams Instituutvoor de Zee

Een forum voorgeïntegreerdkustzonebeheer

Nummer 15december 2005 NIEUWS

OVER ONZE KUST EN ZEE

DD

DD

MD

’Zeewoorden’ verklaard:‘Negenvaam’ & ‘loods‘ pag. 30-32

Vissen met toekomst

Meeuwen en huisvuil:hoe pakken onze noorderburendit probleem aan?

De zeespiegelstijging meten,begrijpen en afblokken

Page 2: Grote Rede nr. 15

2

EDITORIAAL

korvisserij, een techniek die zeer veelenergie verbruikt. Voor elke kilo verkoch-te vis (gemiddeld 4 EUR/kg opbrengst) is4-5 liter diesel nodig. Met de huidigebrandstofprijzen is de eigenlijkeopbrengst voor de visser en reder laagen komt de economische duurzaamheidvan de sector onder druk te staan. De Vlaamse vissersgemeenschap is kleinen vertegenwoordigt amper 1% van detotale Europese vangstcapaciteit. De laatste 10 jaar is de Vlaamse vlootmet 45% gereduceerd. Visbeperkingenbedreigen het voortbestaan van de volle-dige visserijsector en de visserscultuur.

Nochtans wil iedereen nog lang gezondevis kunnen eten, en wil men een leefbaretoekomst voor de visserijsector. De visserijis volledig afhankelijk van natuurlijke,hernieuwbare hulpbronnen. Daarom ishet van groot belang dat duurzaamwordt omgesprongen met de visbestan-den en het milieu waarin de vissen leven.Een duurzame visserij is een visserij dieop lange termijn, met respect voor denatuur en binnen ecologische randvoor-waarden, economisch rendabel

We eten met zijn allen steeds meer vis,schaal- en schelpdieren. Dat is lekker éngezond! Met de vissen in de zee gaathet echter een stuk minder goed.Visserijbiologen waarschuwen al jarenvoor overbevissing en het instorten vanvispopulaties als er geen strengere maatregelen genomen worden. De Voedsel- en Landbouworganisatie vande Verenigde Naties (FAO) rapporteerdein 2005 nog dat wereldwijd 76% van decommercieel geëxploiteerde vissoortenonder hoge druk staan door overbevis-sing; 24% hiervan staat zelfs op de randvan uitputting. Dit is bijvoorbeeld hetgeval voor bekende Noordzee-soortenals kabeljauw, wijting, schol en tot voorkort ook haring.

Daarbij komt dat sommige visserijtechnie-ken, zoals de boomkor, een zware fysi-sche verstoring van de zeebodem - en dedieren die er op en in leven - veroorza-ken. Ze kunnen ook schade toebrengenaan biologische structuren, zoals worm-bedden en oesterbanken. Ook ongewil-de, maar soms hoge bijvangst van niet-commerciële soorten, van té jonge vis,van ongewervelden en van zeezoog-dieren die dood of bijnadood terug over boordgaan, is een heikel punt.

Een bijkomend probleemvoor de Vlaamse vis-serijsector is dat zequasi volledigsteunt op de boom-

VISSEN MET TOEKOMST

De visserijsector is volledig afhankelijk van natuurlijke, hernieuwbare hulpbronnen. Het nastreven van duurzaamheid is niet alleen belangrijk voor de visstocks en de vis-sers, maar ook voor de handel en de visverwerkende industrie

DD

Voor u ligt het laatste nummer van de vijfdejaargang van ons gratis infoblad over kust enzee, De Grote Rede. En dat zal niet ongemerktvoorbijgaan! Voortbouwend op de krachtlijnenvan de nieuwe beheersovereenkomst 2005-2009 van het VLIZ met de financierendeVlaamse en provinciale overheden, werd beslistonze publicatiestrategie bij te sturen. Dit betekent dat we nog meer ‘gewicht’ zullengeven aan dit populaire zeeblad. Na vijf jaar,en zonder agressieve reclamecampagnes tevoeren, is het adressenbestand immers uitge-groeid tot 2400 en dagelijks komt er gemid-deld één nieuwe abonnee bij. Daarom is beslistom vanaf het eerstvolgende nummer - het eerstevan de jaargang 2006 - de Grote Rede in kleuruit te geven en verder uit te bouwen aan dehand van extra rubrieken. Concreet zal naastde drie hoofdartikels, de korte berichten (‘In de branding’) en de verklaring van ‘zee-woorden’, straks ook aandacht gaan naar‘duurzame visserij’, ‘prikkelende onderzoeksvra-gen’, ‘strandvondsten’ en komt er een fotoru-briek met prijsvraag. En: alles blijft gratis! Ook de redactie blijft groeien en zal straks 35 man/vrouw sterk zijn. Op die wijze strevenwe ernaar een levendig blad te blijven verzor-gen en een zo breed mogelijk interesseveld tebespelen.

Dit vijftiende nummer illustreert dit overigens oppassende wijze. In een eerste bijdrage vaningenieur Toon Verwaest en diens collega’s vande Vlaamse administratie Waterwegen enZeewezen krijgen we een uitvoerig overzichtvan hoe de zeespiegelstijging aan onze kustwordt gemeten en gecounterd. Ook geologeCécile Baeteman van de Belgische GeologischeDienst werkte mee aan deze bijdrage.Daarnaast gingen Hannelore Maelfait en KathyBelpaeme van het Coördinatiepunt DuurzaamKustbeheer bij onze noorderburen op zoeknaar oplossingen voor het probleem van meeu-wen die vuilniszakken open pikken. Nederlandheeft immers al veel langer ervaring in hetsamenleven met grotere populaties van dezezeevogels. Met de hulp van KIMONederland/België en VLIZ, werden 25Nederlandse kustgemeentes bereid gevondenhun ervaringen in deze te delen en u zult mer-ken: er bestaat wel degelijk een oplossing. In een derde hoofdbijdrage krijgt u - als consument van visproducten - eerlijke informatieover de duurzaamheid van het visserijgebeurenen hoe u actief kunt bijdragen aan een gezon-de (lees: sociale, economisch rendabele enmilieuvriendelijke) visserijsector. Tevens is ditartikel, van de hand van Nancy Fockedey, deaanzet voor de vaste rubriek rond duurzamevisserij, die vanaf het eerste Grote Rede num-mer ‘nieuwe stijl’ op u wordt afgevuurd.

Naar vaste gewoonte krijgt u ook opnieuwtwee ‘zeewoorden’ voorgeschoteld (loods,Negenvaam), naar betekenis en herkomstgeanalyseerd door een team van etymologen,historici en andere experten. In de rubriek ‘In de branding’ tenslotte, kunt u de actualiteitvolgen aan de hand van korte bijdragen overeen nieuwe zeeatlas, de ontmijning van onzestranden, het beschadigde oosterstaketsel teOostende, de marien beschermde gebieden eneen gevreesde, nieuwe zeeslak. Hoeft het noggezegd? Veel leesplezier!

Page 3: Grote Rede nr. 15

3

functioneert en de veiligheid, opleidingen tewerkstelling van jonge mensengarandeert. Het nastreven van duurzaam-heid is eveneens van groot belang voor de handel en de visverwerkendeindustrie.

Het doorbreken van de huidige, (lees:niet duurzame) bedrijfscultuur in de visse-rij is niet eenvoudig. In voorliggend arti-kel (met een vervolgrubriek in elk van dekomende ‘Grote Redes’) brengen wealvast duiding die hopelijk kan bijdragentot juiste en duurzame beslissingen in ditmoeilijke debat. In dit nummer serverenwe een voorproefje door een selectie vanvijf alternatieve soorten voor te stellen.Het betreft soorten die je met een gerustgemoed kunt eten, omdat hun stocksmomenteel behoorlijk groot zijn en degebruikte visserij- of kweektechniek nietal te veel negatieve bijwerkingen heeft.

Huidige vistechnieken

De Vlaamse vissersvloot bestaat uit 121 vaartuigen, met een totaal vermo-gen van 65.600 kW en een tonnagevan 22.700 GT. Het overgrote deel vandeze vloot - 93% - doet aan boomkor-visserij. Onze vissers zijn gespeciali-seerd in het vissen op platvis. 22% vanhet gewicht aangeland door Vlaamsevissers bestaat uit schol en 20% uittong. Bodembewonende rondvis, zoalskabeljauw en wijting, zijn bijvangst inhet boomkornet (totale aanvoer vandeze soorten is respectievelijk 8 en 2%van de totale aanvoer). Ook tongschar(5%), griet (2%), tarbot (2%), roggen(10%) en haaien (3%) worden meeopgevist. De helft van de opbrengst(besomming) in Vlaamse zeehavensbestaat echter uit tong; de waarde vanschol is veel geringer en deze soortbrengt slechts 10% op van de totalebesomming. Dicht bij de kust zijn kleine-re boomkorkotters actief in de garnaal-visserij. Jaarlijks landen zij ongeveer400 ton grijze garnaal aan, goed voor 2% van het totale aangevoerdegewicht en 1,5% van de totale besom-ming.

Meer duurzame vistechnieken

Om platvissoorten of garnaal te kunnenvangen is de boomkor nochtans niet deenige manier. Steeds meer zoekt mennaar alternatieve, meer milieuvriendelijkevisserijtechnieken die de ongewenste bijvangsten beperkt houden en het brand-stofverbruik matigen. Vissers met deboomkor passen nu reeds brandstof-beperkende maatregelen toe, o.a. doorhet installeren van een eco-toerenteller enhet gebruik van een kortere korrestok inde boomkor. Dergelijke maatregelen helpen misschien wel het economisch en

De Z183

op weg naar de visgronden

Een typisch boomkorvaartuig of bokker is aan elke zijde uitgerust met een bok of giek,waaraan telkens een boom-kornet voortgesleept wordt.

DD

Een boomkornet wordt opengehouden door een stalen buis of een korrestok(tot 12m lang), die aan beide uiteinden steunt op sloffen of korijzers die over de bodemglijden. Het net houdt contact met de bodem door een verzwaarde bollenpees.

Platvissen en garnalen diezich op of in de bodemschuil houden wordenopgeschrikt met behulpvan meerdere wekkerket-tingen of een wekkermat.Op zachte bodems door-ploegen deze kettingen debodem tot enkele centime-ters diepte.

HP

sociaal overleven van de visserijsector,maar dragen niet bij tot een duurzamevisserij op lange termijn.

Alternatieve vistechnieken zijn voorhan-den of in volle ontwikkeling. Voorbeeldenzijn outrigger visserij, twinrigging,

snurrevaad of spanzegen, longlining,staande netten en andere passieve tech-nieken, en de elektrische boomkor ofpulskor. Momenteel geven deze alterna-tieven nog niet steeds een even hoge visopbrengst (in kg). Maar ze hebbenwel andere voordelen: minder brandstof-

verbruik, een hogere kwaliteit vande gevangen vis, minder bijvangsten of minder verstoringvan het bodemleven. In iedergeval lijkt zich voor de Vlaamse

visserij een grotere diversiteit inde visserijtechnieken en het inzetten

van polyvalente vissersvaartuigenop te dringen.

Page 4: Grote Rede nr. 15

4

wen van de te grote vloot, een beterehandhaving en controle van de regels, enmeer inspraak door de visserijsector inhet beleid wil men nu de visserij inEuropese wateren verder stuwen in eenduurzame richting. Zo werkt men ookaan de uitbouw van een netwerk vanmariene beschermde gebieden (MarineProtected Areas of MPA’s). Dit soortgesloten gebieden kan er o.a. voor zorgen dat vis de gelegenheid krijgt omin alle rust te paaien en op te groeien.

We eten ook steeds meer vis, schaal- enschelpdieren die afkomstig zijn uit visse-rijen en kwekerijen van over heel dewereld. Ook daar is het beleid niet altijdtoereikend om een ecologisch, econo-misch en sociaal duurzame activiteit tegaranderen.

Als consument kan je ook ietsdoen!

Elke wakkere burger, restaurateur ofhandelaar kan zelf bewust kiezen vooreen duurzamer alternatief op zijn bord.Door bijvoorbeeld niet steeds dezelfdevissoort te kopen op de markt of bij devishandelaar, geef je de diversificatievan de visserij een duwtje in de rug. Jekunt natuurlijk ook bewust kiezen vooreen vissoort die minder onder druk staaten met duurzame technieken wordtboven gehaald. De vraag blijft: hoekom je als niet-kenner tot voldoendeinzicht in de visketen, van de vangst totde aankoop?

Geen nood, in oktober 2005 brachtenNatuurpunt en Stichting De Noordzee‘De Goede Visgids’ uit. Deze gids,geschreven door wetenschapsjournalistWouter Klootwijk en visserijbiologenChristien Absil en Carol Phua, geeft jeeen klaar beeld van hoe de vis op jebord scoort op een schaal van duur-zaamheid. Ook elders zagen gelijk-aardige gidsen het levenslicht en stimuleerden ze initiatieven rond het culinair verwerken van duurzame vis (www.seafoodchoices.com;www.mbayaq.org/cr/seafoodwatch.asp;www.msc.org). Dit gebeurde bijvoor-beeld aan de hand van kookboeken,kookdemonstraties, workshops, toeristi-sche arrangementen, festivals en beur-zen. Ook eco-labels helpen de consu-ment een bewust duurzame keuze temaken. Een dergelijk label geeft immersaan hoe de vis werd gevangen en/ofwaar hij vandaan komt. Informatie dieonontbeerlijk, is wil men een gewogenkeuze kunnen maken. Bovendien kan devraag van de consument naar gelabeldeproducten het gedrag van de visserijdoen veranderen en een verzekerdeafzetmarkt creëren. Kiezen, eventueelslechts tijdelijk, voor een goed en duur-

Zo moet het mogelijk worden in de ver-schillende gebieden van de Noordzeeop verschillende soorten te vissen. De toegepaste technieken zouden boven-dien kunnen wisselen naargelang het seizoen. Deze diversificatie zou de sectorals geheel minder kwetsbaar maken.

Wat er ook van zij, de afdelingZeevisserij van het Instituut voorLandbouw- en Visserijonderzoek (ILVO) inOostende maakt momenteel een inventa-ris op van alle alternatieve visserijtechnie-ken die wereldwijd worden toegepast enonderzoekt welke van deze techniekendoor de Vlaamse vissersvlootzouden kunnen toegepast worden. De studie is in vollegang. Meer over de resultaten zult u kunnen lezen in volgen-de nummers van de GroteRede.

De hoge brandstofprijzen hebben de boomkorvisserij aangezet tot het nemen vanbrandstofbeperkende maatregelen zoals het installeren van een eco-toerenteller of hetgebruik van een kortere korrestok. Dergelijke maatregelen helpen misschien wel het economisch en sociaal overleven van de visserijsector, maar dragen niet bij tot een duurzame visserij op lange termijn

Europees visserijbeleid aan herziening toe

De visserij in de Noord-Atlantische oce-aan en de Noordzee wordt de laatste 20 jaar op Europees niveau geregeld. Meer dan 30 soorten zijn gequoteerd enmogen slechts beperkt opgevist worden.Met het Europese GemeenschappelijkVisserijbeleid is gepoogd het tij van deoverexploitatie te doen keren, echter zonder veel succes.

Met een langetermijnplanning, meerbeperkingen in vaardagen, het (tijdelijk)

afsluiten van gebie-den voor de visserij,

het afbou-

DD

Page 5: Grote Rede nr. 15

ducten en schaal- en schelpdieren inbeschouwing.

We moeten er ons van bewust zijn dathet lijstje van duurzame visproductenjaarlijks opnieuw moet geëvalueerd worden. De visstocks groeien of slinkenjaarlijks (door natuurlijke variatie, maarook o.i.v. de visserij, de opwarming vande zee, enz.), de vangsttechnieken veranderen, nieuwe soorten komen op demarkt, nieuwe gegevens en onderzoeks-

5

zaam alternatief op je bord, geeft de visen zijn omgeving, de visconsument, devisserij en aquacultuursector alvast meerkansen voor de toekomst. Het internatio-nale ‘Marine Stewardship Council Label’(MSC), in 1997 opgericht door WWF enUnilever, is nu een onafhankelijk labeldat de consument wil helpen om duidelijkte kiezen voor die soorten die op eenduurzame wijze bevist worden. Voor het ogenblik kregen wereldwijdslechts 15 visserijen het MSC label (zie tabel). Recent deed ook deNederlandse garnaalvisserij een aan-vraag aan MSC om hun visserij te latendoorlichten op duurzaamheid.

Ons lijstje van vijf

Hieronder vind je vijf soorten die het nurelatief goed doen en die (minstens tijde-lijk) als ‘goede vis’ kunnen beschouwdworden. De visserij op elk van deze 5soorten heeft een duurzaam karakter, alsrekening wordt gehouden met bepaalderandvoorwaarden. Deze worden toege-licht bij elke soort. Naast verse vis,nemen we in ons lijstje ook diepvriespro-

Met behulp van ‘De Goede Visgids’ krijg je een klaar beeld van hoe de vis op je bord scoort op een schaal van duurzaamheid(www.goedevis.nl)

Het ‘Marine Stewardship Council Label’(MSC) helpt je als consument om bewust tekiezen voor een meer duurzaam alternatief(www.msc.org)

De Marine Stewardship Council erkent alleen duurzame visserijen, zoals de Alaska-visserij op de Alaska-koolvis. Unilever, Delhaize en Quick gaan alvast voorMSC-gelabelde vis in hun fish-sticks, visburgers en geprepareerde diepvriesproducten.Het kan dus: fast-food én duurzame vis (www.msc.org)

rapporten en nieuwe eco-labels komeneraan. Soorten die er vandaag slechtvoorstaan kunnen het, mits een goedbeheer, morgen weer beter stellen en zohun plaatsje heroveren op ons bord.Maar zeker is dat een meer duurzaambeheer dringend noodzakelijk is, willenwe ook in de verre toekomst lekkere viskunnen blijven eten!

Alaska-koolvis Theragra chalcogramma Alaska (USA) - trawlsBering Zee - mid-water trawl

Alaska-zalm Oncorhynchus soorten Alaska (USA)

haring Clupea harengus Thames (Engeland) - drijfnetHastings (Engeland) - drijfnet

heek Merlucius hubbsi, M. merlucius Zuid-Afrika

hoki Macruronus novaezelandiae Nieuw-Zeeland kabeljauw Gadus macrocephalus Bering Sea en Aleutian Island

- longline visserij

kreeft Panulirus interruptus NW-MexicoPanulirus cygnus Australië

kokkels Cerastoderma edule Burry Inlet (Wales)

makreel Scomber scombrus ZW Engeland - lijnvisserijHastings (Engeland) - drijfnet

Noorse kreeft (scampi) Nephrops norvegicus Loch Torridon (Schotland)

‘Patagonian toothfish‘ Dissostichus eleginoides South Georgia (USA)

tong Solea solea Hastings (Engeland) - warrelnet

Page 6: Grote Rede nr. 15

6

Consumptie* Aanvoer door Vlaamse Score op de schaal van Kies voor een alternatief*** vissers in Vlaamse havens** duurzaamheid***

in ton in miljoen (2004) (2005) EUR (2005)

1 kabeljauw 1.589 4,1 Noordzee: ROOD koolvis, schelvis, tilapiaIJsland: ORANJEkweek: ORANJE

2 zalm - - wilde Schotse zalm: ROOD wilde (MSC) Alaska zalm, forel Schotse kweek: ORANJENoorse kweek: GEELChileense kweek: ROODwilde Alaska zalm: GROEN

3 tong 3.854 39,0 Noordzee: ROOD tongschar Baltische zee: ORANJE

4 victoriabaars - - ORANJE(1)

(zoetwater)

5 forel - - ORANJE (zoetwatercultuur)

6 roodbaars 2,1 0,002 ROOD koolvis, schelvis, dorade

7 pladijs/schol 4.128 8,0 ROOD schar, tongschar(vermijd schol in de winter wanneer de vis kuit schiet)

8 zalmforel(2)

- - ORANJE(zoetwatercultuur)

9 rog 1.906 3,2 ROOD

10 haring 5,9 0,002 GROEN

(*) Cijfers verkregen via de VLAM - visconsumptie België (Bron: GfK Panelservices Benelux)(**) Cijfers verkregen via het Ministerie van de Vlaamse gemeenschap - Dienst Zeevisserij(***) Walter Klootwijk (2005). De Goede Visgids – 2de editie(1) Soort is uitgezet in de Afrikaanse meren en heeft daar geleid tot het uitsterven van tientallen lokale vissoorten. Wordt nu voornamelijk voor export bevist(2) Zalmforel is vlees van de regenboogforel waar kleurstof is aan toegevoegd

Voor elke top-10-soort wordt weergegeven hoeveel door Vlaamse vissers in Vlaamse havens (Zeebrugge, Oostende enNieuwpoort) aangevoerd werd in 2005 en hoe ze scoren op een schaal van duurzaamheid. We volgen hierbij de lijst van de‘Goede visgids’, waarin met een kleurcode aangeduid wordt hoe de stocks of kweek er voorstaan: groen duidt op een prima toestand van de visbestanden of duurzame kweekmethodes, geel-oranje duidt op problemen met de visserij of kweek en rood wijstop een zeer slechte toestand. Vooral bij de laatste categorie wordt de bewuste consument aangeraden om een duurzamer alternatief te kiezen.

Consumptie van verse visproducten in België

Welke vis eten de Belgen? De gemiddelde Belg koopt als verse vis voor huishoudelijk gebruik bij voorkeur kabeljauw, zalm en tong. Verder in de top-10 staan victoriabaars, forel, roodbaars, pladijs of schol, zalmforel, rog en haring. Helaas scoren deze soorten - met uitzondering van haring en zalm uit Alaska - allemaal ‘oranje’ (problemen met visserij of kweek) tot ‘rood’ (niet duur-zaam bevist of gekweekt). In de onderstaande tabel geven we enkele duurzame alternatieven.

Consumptie van verse visproducten stijgtUit gegevens van de marketingdienst van VLAM (Vlaams Promotiecentrum voor Agro- en Visserijmarketing) blijkt dat de Belgsteeds meer verse vis, schaal- en weekdieren consumeert en dat niet alleen op restaurant. Het huishoudelijke verbruik steeg in2003 met 11% en in 2004 met 3%. Uit dezelfde navraag bleek dat 9 op de 10 Belgen in 2004 thuis verse vis, schaal- en schelpdieren gegeten heeft. Gemiddeld at de Belg 7,2 kg verse visproducten per persoon en gaf hij/zij hier gemiddeld 57 EURaan uit. Schaal- en weekdieren, waarvan mossel en garnaal het meest geliefd zijn, namen meer dan de helft van dit marktsegmentvoor hun rekening (58% van het gewicht). Naast verse visproducten zijn ook de verwerkte producten in trek bij de Belg. In 2004 werden per persoon ook 1 kg diepvriesvis, 0,5 kg schaal- en weekdieren uit de diepvries, 0,8 kg rookvis, 0,3 kg vis uitbokaal, en 0,8 kg bereidingen op basis van vis, schaal- en weekdieren genuttigd.

Page 7: Grote Rede nr. 15

7

Maximale lengte:45 cm, gewoonlijk 9-30 cmMinimum aanvoermaat:20 cm (Noordzee), 18 cm (Skagerrak)Maximaal gewicht: 1,05 kgMaximale leeftijd: 11 jaar; in deNoordzee wordt haring meestal nietouder dan 7 jaar.

Voeding: haring voedt zich vooral metkleine schaaldiertjes die in de water-kolom zweven (zoöplankton), maar zeeten - in hun latere leven - ook vislarvenen -eieren. Ze vinden hun voedsel metbehulp van hun goed ontwikkelde ogen.

Voorkomen: haring komt voor in deAtlantische oceaan, ten noorden van delijn die loopt van de Golf van Biskaje totSouth-Carolina in de Verenigde Staten. Er bestaan verschillende rassen. De haring afkomstig van de Baltische ende Witte Zee betreft twee aparte soorten(Clupea harengus membras en Clupeapallasii marisalbi).

Habitat: jonge haring (vanaf 5 cmgroot) komt dicht bij de kust en in rivier-mondingen voor. Na twee jaar trekt zenaar dieper water (tot 200 meter diep).Haring leeft in scholen. Ze zwemmenrond in de waterkolom, maar zelden vervan de zeebodem. ‘s Nachts verplaatsenze zich naar het wateroppervlak. In de loop van het jaar trekken de scho-len over grote afstanden in functie van devoedselbeschikbaarheid en de paaitijd.

Geslachtsrijpheid:vanaf een leeftijd van 2-3 jaar en eenlengte van ±25 cmPaaitijd: In de Noordzee: januari-april.Een wijfje legt jaarlijks 240-380 eierenper gram lichaamsgewicht. Voor een wijfje met een gewicht van 200 g komtdit al snel op 48.000–76.000 eitjes.

1Wetenschappelijke naam: Clupea harengus

herring (E), hareng (F), Hering (D)

Andere: jonge haring wordt lokaal o.a. bliek,maatje, noordwestwindsprot, paljas of pin genoemd

HARING

Haring is een zilverkleurige vis, met een donkerblauwe rug en zilvergrijze flanken. De buikvin staat recht onder de rugvin ingeplant. Dit in tegenstelling tot sprot, waar debuikvin vóór de rugvin ingeplant staat

Biologie

Paaigebieden: eieren worden afgezetop bodems van grind en schelpen, waar-boven een sterke stroming staat (15–40mdiep). In de Baltische Zee legt haring zijneieren tussen de zeegrassen en wieren. Kraamkamergebieden: bij het uitkomen, stijgen de 10 mm grote larvennaar het wateroppervlak, waar ze worden meegedragen met de stromingen terecht komen op plaatsen die ver vande paaigebieden verwijderd zijn. Verdubbeling van de populatie mogelijk op 1,4-4,4 jaar

Gemiddelde jaarlijkse vangsten (in aantal peruur vissen) van haring in de periode 1977-2005. Tijdens zijn eerste levensjaar (links-boven) blijft haring in water dat niet dieper isdan 100 m, vnl. in het zuidoosten van deNoordzee, het Kattegat en de kusten van hetVerenigd Koninkrijk. De haring van 2 jaar oud(rechtsboven) is meer verspreid over denoordelijke Noordzee. Geslachtsrijpe, 3 jaaroude haring (onder) vertoeft vooral in het westen van de Noordzee (ICES)

MD

Page 8: Grote Rede nr. 15

8

Voedingswaarde: vette vis, met hooggehalte aan omega-3 vetzurenPer 100 g: 18 g proteïne, 14 g vet, 888 kJ.Indien gerookt: 1062 kJ; indien gezou-ten: 832 kJ. Cholesterol: 58 mg (gezou-ten), 90 mg (gemarineerd)

Op de markt: ‘vers’, ingelegd in zuurof andere marinades, gezouten en (koud of warm) gerookt, geroosterd,gebakken, gedroogd of gefermenteerd.Ook verwerkt in vismeel en visolie.

De haring kan ‘vers’ gegeten worden ofna verdere verwerking. Vers moet je welmet een korreltje zout nemen. De soortbederft zeer snel en werd daarom tradi-tioneel, onmiddellijk na het vangen enschoonmaken, aan boord gepekeld.Tegenwoordig moet alle haring voor con-sumptie eerst de diepvries in, dit terbestrijding van een weinig voorkomende,maar voor de mens gevaarlijke parasiet:de haringworm. Haring wordt bij onsook gemarineerd. Bekendste voorbeeldhiervan is de ‘rolmops’ of ‘pekelharing’.Je kunt haring ook koud of warm roken(bokking, bokharing, brado, kipping) eneventueel daarna bakken, frituren ofroosteren (boekstring, boekstrink, boek-ring, leevaard, krakelo …). Kenners ver-kiezen zelfs een gerookte haringfiletboven een sneetje gerookte zalm! In Scandinavië wordt ‘rotte’ haring ofsurströmming dan weer als lekkernijbeschouwd: kleine haringen laat meneerst fermenteren in een vat. Daarna wor-den ze eventueel ingeblikt en blijven zeverder gisten: de blikjes gaan er zowaar bol van staan.

bouwen en streng toe te zien op devangstquota. Dit visserijbeleid zorgtervoor dat de haring het vandaag weerbeter doet. De soort blijft echter flirtenmet de veilige biologische referentie-waarden. Haring is zowat het uithang-bord voor het feit dat een goed visserij-beleid, waarin de quota jaarlijksgeëvalueerd worden, kan leiden tot eenherstel van de stock en een duurzameexploitatie van een soort!

Elk jaar worden delen van de Noordzeetijdelijk afgesloten voor alle visserij: dezogenaamde haring-boxen. Deze bevin-den zich ter hoogte van de Deense kust(afgesloten in juli-augustus om jongeharing te beschermen en hen de moge-lijkheid te geven om zich te ontwikkelen)en ter hoogte van de Engelse kust (afge-sloten van midden augustus tot eind sep-tember om waardevolle paaigronden tebeschermen). De haringvisserij in deThames met drijvende kieuwnetten, werdin 2005 beloond met een MarineStewardship Council label (MSC) omwillevan zijn duurzaam karakter.

Geen enkele Vlaamse visser vist gerichtop haring. Zelfs de Nederlanders, zotrots op hun maatjesharing en historischeen belangrijke haringnatie, hebbendeze visserij grotendeels overgelaten aande Noren en de Denen. In Nederland isharing voor de consument de meest populaire soort, maar in Vlaanderen kanharing culinair best wel een duwtje in derug gebruiken. Hier heeft haring een watoubollig imago en doet hij bij veel men-sen denken aan oorlogskost, een sterkegeur en veel dorst nadien...

Aquacultuur: haring wordt momenteelniet gekweekt.

Visgronden: verspreid over deNoordzee, met nadruk op het westelijkdeel (zie figuur). Voornamelijk bevistdoor de Denen en de Noren met behulpvan ringzegens en plankennetten.

Aanvoer in België (2004):•door Vlaamse vissers: slechts 8 tonaanvoer in Vlaamse havens (geen aan-voer in buitenlandse havens)•door buitenlandse vissers: haringwordt niet aangeland door buitenlandsevissers in Vlaamse havens

Quota België (2004): 9184 ton (dit isslechts 0,005% van de totale toegelatenvangsten in de Noordzee)Quota opgevist (2004): 8 tonQuota geruild (2004): 9100 ton;quota vnl. geruild voor tong, schol, tong-schar, kabeljauw en zeeduivel met Duits-land, Nederland en Verenigd Koninkrijk.Quota onbenut (2004): 76 ton

Hoe staat de stock ervoor? •Biomassa van de Noordzee-stock (geslachtsrijpe vissen in 2004):wordt geschat op ongeveer 2 miljoenton. Visserijbiologen waarschuwen voorde effecten van de zwakke jaarklassen2003-2005. De biologisch veilige referentiewaarde bedraagt 800.000 ton.•Visserijsterfte: 22% van de populatiewerd in 2004 bevist; dit sluit nauw aanbij de biologische referentiewaarde voorhet veilig bevissen van de stocks.

De stand van haring kan zeer sterkschommelen over de jaren. Dat is eenbiologisch verschijnsel, veroorzaakt doorjaarlijkse variaties in de watertempera-tuur, de stromingen, het aanbod en dekwaliteit van het voedsel. Maar deharing is ook niet ongevoelig voor over-bevissing en menselijke verstoring van degrindbedden die dienst doen als paai-grond. Haring heeft daarnaast ook eenzeer goed ontwikkeld gehoorvermogen,wat hen gevoelig maakt voor geluidshin-der door menselijke activiteiten op zee.

Haring heeft een moeilijke periode achterde rug in de Noordzee. In de jaren ’70van de vorige eeuw zwom nog slechts2% rond van wat er vóór Wereldoorlog IIaanwezig was. Het stilleggen van de vis-serij voor een aantal jaren maakte dat deharing zich wat herstelde, maar kortdaarna ging de visserij weer door alsvoorheen: op een niet-duurzame wijze.Er werd door de Noorse en Deense vlootweer volop op jonge haring gevist voorde vismeel- en veevoederindustrie, totbegin de jaren ‘90 zelfs gevreesd werdvoor het verdwijnen van de soort uit deNoordzee. In 1996 besliste Europa danook om de vangst van jonge haring af te

Het verloop van de haringstocks in de Noordzee (in 1000 ton). Duidelijk zichtbaar is het instorten van de populatie in de jaren ‘70 na een periode van overexploitatie. De stocks lagenver beneden de biologisch veilige referentiewaarde (horizontale stippellijn). Onder deze waardebestaat het gevaar dat de soort uitsterft of zich niet meer kan herstellen. De soort heeft zich reedstwee maal kunnen herstellen na een visserijstop. De visserijstop op het einde van de jaren ‘70 --begin jaren ‘80 had het verhoopte effect. De stocks herstelden zich en de visserij ging weer doorals voorheen. In de jaren ‘90 ging het weer fout met de haringstocks. In 1996 werd dan ookbeslist om op Europees niveau de vangst van jonge haring af te bouwen en streng toe te zien opde vangstquota. Met resultaat! (ICES)

1965 1970 1975 1980 1985 1990 1995 2000 20051960

2500

stilleggen van de visserij (78-79)nieuwe problemen met stocks begin jaren 90

instorting van stocks in de jaren 70

2000

1500

1000

500

0

SBB

in 1

000

to,

CulinairVisserij Noordzee

Page 9: Grote Rede nr. 15

Visgronden vnl. in het noorden van deNoordzee, met als zuidelijke grens de50 m dieptelijn. Met plankennettenbevist, vooral door de Schotten, en inmindere mate door de Engelsen, Denenen Noren.

Aanvoer in België (2004)•door Vlaamse vissers: 398 ton inVlaamse havens en 45 ton in buitenland-se havens (voor een totale waarde van561.000 EUR); vnl. in het najaar (augus-tus-oktober)

Zoals alle kabeljauwachtigen heeft de schelvis 3 rugvinnen en 2 anaalvinnen. De rug is donker groenbruin of paars, de flanken zijn zilverwit en de buik is wit. De vis is goed herkenbaar aan zijn korte kindraad, de zwarte zijlijn en de grote ovalezwarte vlek op de flanken, onder de eerste rugvin. Deze vlek wordt soms “Petrusvlek”genoemd, naar de duimafdruk van de Heilige Petrus

9

Wetenschappelijke naam:Melanogrammus aeglefinus

haddock (E), églefin (F), Schellfisch (D)

Andere: Petrusvis, Sint-Pieter, valse Sint-Pietersvis, (petrus)duim, schellevis, lisaat-je, pieper, faux Saint-Pierre, calevés

Maximale lengte: 100 cm, meestal50–75 cmMinimum aanvoermaat: 30 cm (EU)Maximaal gewicht: 16,8 kgMaximale leeftijd: 20 jaar

Voeding: voedt zich nabij de bodem eneet vooral bodemdieren en kleine vissen.

Voorkomen: in het noordelijke deelvan de Atlantische Oceaan.

Habitat: schelvis leeft dicht bij debodem; deze levenswijze noemt men‘demersaal’. De soort komt voor in scholen in water van 40-300 m diep. De overgrote meerderheid houdt zich opop 75-125 m diepte, bij temperaturenvan niet meer dan 6°C.

Geslachtsrijpheid: vanaf 2-3 jaar;vanaf 30 cm Paaitijd: februari-juni (piek in maart-mei)Paaigebieden: paairijpe schelvis trekt naar een diepte van 100-150 m,ten noorden van de Noordzee (tussenSchotse kust en Noorwegen). Een volwassen wijfje levert 500 eitjes pergram lichaamsgewicht. Een 4-jarig wijfjevan 40 cm (630 g) produceert dus jaar-lijks zo’n 300.000 eitjes. Kraamkamergebieden Noordzee:de larven verspreiden zich niet ver vande paaigronden. Ze komen de Noord-zee binnen via de ‘Färoer-ShetlandPassage’Verdubbeling van de populatie moge-lijk op 1,4-4,4 jaar

2 SCHELVIS

Biologie

Visserij Noordzee

De visserij op volwassen schelvis (groter dan30 cm) gebeurt voornamelijk in het noordenvan de Noordzee. De zwarte cirkels stellen degemiddelde jaarlijkse vangsten voor in deperiode 1977-2005 (uitgedrukt in aantal peruur gevist)(ICES)

• door buitenlandse vissers: geenaanvoer in 2004, dit in tegenstelling totbv. 2003 (42 ton) en 2002 (6 ton)

Quota België (2004): 826 ton (= 0,46% van de totaal toegelaten vang-sten in de Noordzee)Quota opgevist (2004): 509 tonQuota geruild (2004): 287 ton; vnl.geruild voor tong, schol, kabeljauw metDenemarken, Nederland en VerenigdKoninkrijkQuota onbenut (2004): 30 ton

In de Vlaamse vismijnen wordt schelvisnauwelijks aangevoerd. De soort verte-genwoordigt nauwelijks 2% van het tota-le aanvoergewicht en 0,6% van de totaleaanvoerwaarde. Schelvis wordt door deVlaamse vissers vooral gevangen als bijvangst in de boomkorvisserij. Er zijnslechts 2 Vlaamse vissers (van de 121 in2005) die specifiek op rondvis vissen. Zij vissen slechts sporadisch op schelvis.In het noorden van de Noordzee zijn hetvooral de Schotten die de scholen schel-vis exploiteren. Ze doen dat met zoge-naamde ‘otter-trawls’, ook bordenvisserijgenoemd, waarmee ze ook kabeljauwen koolvis vangen. Schelvis is ook bij-vangst van de visserij op Noorse kreeftjes(zie verder).

Opmerkelijk bij schelvis is dat de vang-sten van jaar tot jaar kunnen variëren inkwantiteit en kwaliteit. Na een bijzondergoed jaar en nadat veel broed de tijdheeft gekregen om op te groeien, is devisserij overvloedig en wordt schelvis zuidelijker gevangen dan gewoonlijk.

MD

Page 10: Grote Rede nr. 15

10

Hoe staat de stock ervoor? •Biomassa van Noordzee-stock(geslachtsrijpe vissen in 2004): geschatop 289.000 ton. Men spreekt van eengezonde populatie als de geschatte biomassa boven de 100.000 ton ligt. •Visserijsterfte: in 2004 werd 31%van de populatie opgevist, d.i. een stukonder de biologisch veilige referentie-waarde van 57%.

De visserijdruk op deze soort is jarenlanghoog geweest, maar sinds 2001 gaat het goed met de schelvis in deNoordzee. Door recente maatregelen inhet Verenigd Koninkrijk en Noorwegen -zoals het toepassen van het voorzorgs-principe en het vergroten van de maas-wijdte van 100 naar 120 mm - is de vis-serijdruk op schelvis veel lager gewordenen kon de ongewenste bijvangst aanzien-lijk worden verminderd. De huidige visse-rij op schelvis (met otter-trawls) kan danook als een duurzame visserij beschouwdworden.

Aquacultuur: experimentele kweek inCanada, Schotland en Noorwegen

Voedingswaarde: magere visPer 100 g: 17 g proteïne, 0,1 g vet, 324 kJ.Indien gerookt: 21 g proteïne, 0,4 g vet,412 kJ. Lever: 7 g proteïne, 44 g vet,1774 kJ. Cholesterol: 91 mg (vers); 340mg (schelvislever)

Op de markt: vers op ijs, als diepvries-filets, schelvislever in olie (blik),gedroogd, gepekeld en gerookt. Wordt ook verwerkt in vismeel en dierenvoeding. Komt in Engeland vaakterecht in de ‘fish & chips’. Schelvis is bijhet publiek een sterk ondergewaardeer-de vis. Dit is jammer want schelvis is eenzeer lekkere vis, waarvan de smaak vergelijkbaar is met die van kabeljauw. Het visvlees is enkel wat losser van structuur en er moet wat voorzichtigermee omgegaan worden tijdens het bereiden. Maar schelvis kan goed gebakken, gefrituurd, gestoofd en gerookt worden.

Het verloop van de grootte van de schelvisstock (uitgedrukt als de totale biomassa vangeslachtsrijpe vissen binnen de populatie in 1000 ton) met aanduiding van de biologisch veilige referentiewaarde (stippellijn). In 2004 werd de stock van schelvis in de Noordzeegeschat op 289.000 ton (ICES)

Culinair

In het noorden van de Noordzee zijn het vooral de Schotten die de scholen schelvis exploiteren. Ze doen dat met zogenaamde otter-trawls, ook wel borden-visserij genoemd. (Bron: www.frs-scotland.gov.uk)

Page 11: Grote Rede nr. 15

11

Wetenschappelijke naam: Theragra chalcogramma

walleye pollock (E), lieu d’ Alaska (F),Polar Kabeljau (D)

Andere: bigeye

Maximale lengte: 90 cmMinimum aanvoermaat: niet gekendMaximaal gewicht: 1,4 kgMaximale leeftijd: 15 jaar

Voeding: Alaska-pollak voedt zich nabijde bodem en eet voornamelijk vis en garnaalachtigen.

Voorkomen: noordelijke kusten van deStille Oceaan (vanaf 68°N), zowel in hetoosten (Alaska tot Californië) als in hetwesten (Japan tot Rusland)

Habitat: de soort komt voor tot op eendiepte van 1280 m en leeft meestal dichtbij de bodem.

Geslachtsrijpheid: vanaf het 3

delevensjaar en een lengte van 30 cm

Paaitijd: voornamelijk in de late winteren voorjaarPaaigebieden: de soort vormt grote ‘paai-scholen’ op een diepte van50-250 meterKraamkamergebieden: ondiepebaaien en kustgebiedenVerdubbeling van de populatie moge-lijk op 4,5-14 jaar

Visgronden: zowel langs de oostelijkeals westelijke kusten van de StilleOceaan wordt Alaska-pollak bevist doorde grootschalige industrievisserij; gevan-gen vis wordt aan boord verwerkt totdiepvriesfilet. Alaska-pollak wordt voor-namelijk bevist door Rusland, Japan,Korea en de Verenigde Staten.

Aanvoer Europa: voornamelijk als(gepaneerd) diepvriesproduct

Aanvoer in België: ingevoerd alsdiepvriesfilet, fish-sticks en surimi

Quota: niet van toepassing

Aquacultuur:momenteel niet gekweekt.

Hoe staat de stock ervoor?Bij de keuze voor duurzaam gevangenkoolvis of pollak, zou je als consumentmoeten kunnen weten waar de soortexact vandaan komt. En voor het ogen-blik is dat niet steeds mogelijk. Er zijnimmers belangrijke verschillen tussen devisserijen in de Noordzee, Rusland enAlaska.

De koolvis die in België het meest verkocht wordt, is de Alaska-koolvis.Rusland is de grootste producent vanAlaska-koolvis, maar daar gaat het nietgoed met de stocks. De Alaska-koolvisdie bij ons op de markt komt is meestalafkomstig van Rusland en is dus geenduurzame keuze! In Alaska gaat het wél goed met de koolvis-stocks en de visserij wordt er duurzaam beheerd. De Alaskavisserij heeft er zelfs een keur-merk voor gekregen: het MSC label (zie hoger).

De koolvissen die in de Noordzee voor-komen zijn andere soorten: de zwartekoolvis Pollachius virens en de witte kool-vis Pollachius pollachius. Deze bevindenzich momenteel binnen de veilige biologische grenzen, maar in IJsland ende Färoer-eilanden wordt de soort overbevist. Ook hier zou je als bewustconsument dus moeten kunnen wetenwaar de soort exact vandaan komt. Voor het ogenblik bestaat nog geengedetailleerd herkomstlabel. “Gevangenin de noordoostelijke Atlantische

Oceaan” of “Noordzee” is soms deenige plaatsaanduiding en geeft te weinig detail om een gegronde aankoopte kunnen doen.

Voedingswaarde: magere visPer 100 g: 18 g proteïne, 0,7 g vet, 356 kJ.Indien gerookt: 22 g proteïne, 407 kJ.Cholesterol: 60 mg.De levertraan heeft een hoog gehaltevitamine A.

Op de markt: als diepvriesfilets of verwerkt als fish sticks, fish burgers, blokjes visfilet, surimi sticks, levertraan.Alaska-pollak wordt ook verwerkt in vismeel.

3 ALASKA-KOOLVIS OF ALASKA-POLLAK(enkel mét MSC label)

Alaska-koolvis heeft een groen tot bruine rug die vaak gevlekt is, zilverachtige flanken met een donkere zijlijn en een lichte buik. De soort behoort tot de kabeljauw-achtigen en heeft dus 3 rugvinnen en 2 anaal vinnen, die grijs tot zwart gekleurd zijn.De soort heeft geen kindraad

Biologie

Visserij

Culinair

RfE

Page 12: Grote Rede nr. 15

12

Wetenschappelijke naam: Nephrops norvegicus

Norway lobster (E), langoustine (F),Kaisergranat (D), scampo/ scampi (I),cigala (ES)

Andere: kreeftjes, gatjes, bietel, écrevisse, zandkreeft, Desmoiselles deCherbourg, Dublin Bay prawn, vlo (kleineNoorse kreeft)

Maximale lengte: 25 cm zonder scharen, meestal 10-20 cmMinimum aanvoermaat: 7,0 of 8,5of 13,0 cm (EU, naargelang het vis-gebied)Maximaal gewicht: 0,3 kgMaximale leeftijd: mannetjes tot 15 jaar, wijfjes tot 20 jaar

Voeding: wormen, schaal- en schelp-dieren. Als ze de kans zien eten ze ookhun eigen jongen op. Daarom verschui-len de jongen zich in die delen van hetgangensysteem waar de volwassen dieren niet kunnen komen.

Voorkomen: noordoost AtlantischeOceaan, van IJsland tot Marokko,Middellandse en Adriatische Zee

Habitat: leeft in U-vormige gangen, in modderige of zandige zeebodems, op een diepte van 20-800 m (meestal 50-300 m)

Geslachtsrijpheid: geslachtsrijp op3–4 jaar bij een lengte van 6,5–11 cm. Paaitijd: wijfjes die eieren meedragenworden hoofdzakelijk in de herfst en winter aangetroffen. Een volwassen wijfjezet jaarlijks 1000–4500 eitjes af, die 5-9 maanden onder het achterlijf wordenmeegedragen. Paaigebieden: niet van toepassing, deeieren worden meegedragen door hetwijfjeKraamkamergebieden Noordzee:de larven verblijven ongeveer 50 dagenin de waterkolom. Dankzij lokale en seizoensgebonden systemen van circulai-re waterstromen (de zogenaamde gyres)blijven de planktonische larven boven de ouderpopulatie ronddrijven en wordtvoorkomen dat de larven verloren gaanvoor de populatie.Verdubbeling van de populatie: niet gekend

Visgronden: door Vlaamse vissersgevangen in het Botney Gut – Silver Pitgebied in de centrale Noordzee; daaromonder Vlaamse vissers ook wel de ‘kreef-tenput’ genoemd

Aanvoer in Europa: met een jaarlijkseaanvoer van ca. 55.000 ton, is langous-tine één van de belangrijkste commercië-le soorten in de Europese wateren

Aanvoer in België (2004)•door Vlaamse vissers:157 ton aangevoerd in Vlaamse havensen 65 ton in buitenlandse havens (samenter waarde van 803.000 EUR). Wordt het ganse jaar door aangevoerd,met een piek in juni-oktober.•door buitenlandse vissers:50–70 ton per jaar, in hoofdzaak doorNederlandse vissers

Quota België (2004): 993 ton (bijna2% van de totale toegestane vangsten inNoord- en West-Europese wateren)Quota opgevist (2004): 222 tonQuota geruild (2004): 595 ton;quota vnl. geruild voor tong, schol enkabeljauw met Duitsland, Nederland enDenemarkenQuota onbenut (2004): 176 ton.

Hoe staat de stock ervoor?Met uitzondering van de langoustine-stocks rond het Iberisch Schiereiland(Cantabrië, Galicië, Alentejo, Algarve),is de soort op Europese schaal onderbe-vist en heeft ze heel wat vangstpotentieel.De Noorse kreeft wordt voornamelijkbevist met scheerborden-netten die lichtover de bodem slepen, en in minderemate met fuikmanden. Gedurende deperiode dat de wijfjes eitjes meedragen,blijven ze vooral in de gangen en zijn zeniet zo vatbaar om opgevist te worden.

Vangsten bestaan dan voornamelijk uitmannetjes. De Nephrops visserij heeftwel een probleem met de bijvangst vano.m. kabeljauw, wijting, heek (Golf vanBiscaje) en de traag groeiende platvisschar. De Nephrops visserij - met fuik-manden - in Loch Torrindon in Schotlandverkreeg het MSC-label.

Aquacultuur: Langoustine wordt nietop commerciële schaal gekweekt.

Voedingswaarde: mager tot matig vetPer 100 g: 19 g proteïne, 0,6 – 2,0 gvet, 125 kJ. Cholesterol relatief hoog(220 mg per 100g), maar vnl. in de kopvan het dier aanwezig.

Op de markt: levend (zelden), op ijs,gekookt (volledig of enkel de staartjes),diepvries, ‘scampi fritti’ (diepvries).Aan de Vlaamse kust worden Noorsekreeftjes ook wel ‘gatjes’ genoemd,omdat de staartjes vaak apart verkochtworden. Scampi worden in de keukensoms verward met grote, tropische garna-len of gamba’s. Door de Franse naam‘langoustine’ worden ze ook wel verwardmet langoesten of schaarloze kreeften(Palinuridae). Naamsverwarring kan ookoptreden met de Zuid-Amerikaanse 'lang-ostinos', die een vergelijkbare vorm heb-ben maar tot een gans andere groep vankreeftachtigen behoren. Schaaldierenhebben een hoger cholesterolgehalte dande meeste vis en weekdieren. Toch moetmen kreeften en garnalen niet catalogerenals gevaarlijk voor hart- en bloedvaten. Zebevatten immers weinig verzadigde vetzu-ren, die het bloedcholesterolgehalte kun-nen doen stijgen, en veel poly-onverzadig-de n-3 vetzuren, waaraan gunstigeeffecten worden toegeschreven op hart- enbloedvaten.

4 LANGOUSTINES, NOORSE KREEFTOF SCAMPIS

De langoustine behoort tot de kreeftachtigen en heeft twee grote, slanke scharen, die vaak rode en witte strepen vertonen en bezet zijn met forse tanden. Langoustineshebben een bleekroze, roze of oranjerode schaal en niervormige ogen

Biologie

Visserij Noordzee

Culinair

MD

Page 13: Grote Rede nr. 15

13

Wetenschappelijke naam: Mytilus edulis

Gewone mossel, blauwe mossel (B, NL),blue mussel (E), moule commune (F),Miesmuschel (D)

Andere: niet gekend

Maximale lengte: 20 cm, meestal 3-4 cm (wild) tot 4-8 cm (kweek)Minimum aanvoermaat: mosselenvoor consumptie zijn gebruikelijk minimum 5-6 cm langMaximaal gewicht: niet van toepas-singMaximale leeftijd: 10-15 jaar

Voeding: kleine wiertjes (fytoplankton),gefilterd uit de waterkolom

Voorkomen: kusten van de oostelijkeen westelijke Atlantische Oceaan, vanNoorwegen tot Spanje-Portugal, en dekusten van de Verenigde Staten. Ook aanwezig in de Baltische enMiddellandse Zee. Tot 20 m diep.

Habitat: de mossel heeft een groot verspreidingsgebied, doordat ze zeerwarmte- en koudebestendig is. Ze voeltzich het best in zout water, maar komtook voor in brakke milieus. Groeit hetsnelst in open zee, maar kan overleven inhet intergetijdengebied of gedurendeenkele uren op het droge. Leeft in grotegroepen (mosselbanken), waarbij ze zichvasthecht op een ondergrond of aanelkaar met kleverige baarddraden, dieter hoogte van de voet geproduceerdworden.

Geslachtsrijpheid: na 12-18 maand Paaitijd: eind april tot oktober, met eenpiek in het voorjaar. Een volwassen wijfjeproduceert 5-10 miljoen eicellen. Paaigebieden: ter hoogte van de mosselbanken, daarna gaan de larvenmee met de stromingen. Spatval daarwaar geschikte overlevingsomstandig-heden zijn.Kraamkamergebieden Noordzee:de Waddenzee (Nederland, Duitsland,Denemarken) is het belangrijkste kraam-kamergebied in de Noordzee.Verdubbeling van de populatie: nietgekend

Visgronden Noordzee: de visserij op wilde mosselen gebeurt op mossel-banken voor de kust of in het intergetij-dengebied en estuaria.

De mens nuttigde reeds wilde mosselen6000 jaar voor onze tijdrekening. Ze waren ook in de Romeinse tijd en demiddeleeuwen populair. In verschillendelanden, zoals Denemarken en Frankrijk,worden ze nog steeds in het wild getrok-ken. Bij ons is het echter verboden om alsparticulier wilde mosselen te oogsten!Wereldwijd wordt 80% van de mosselengekweekt in aquacultuur.

Aanvoer Europa: 500.000 ton uitaquacultuur en 135.000 ton uit het wild;het ganse jaar door met uitzondering vande periode tussen april en begin juli(wanneer niet geschikt voor consumptiedoor voortplantingsproces). De aanvoervarieert in de verschillende kweekzones.

Aanvoer in België •door Belgische kwekers: mosselenworden (nog) niet gekweekt doorVlaamse kwekers. Vier schelpdierproduc-tiegebieden zijn aangeduid in Belgischemariene wateren voor de installatie vanhangmosselculturen: één in de nabijheid

van de radartoren op de Oostdyck zandbank, één t.h.v. de meetpaal op de Westhinder, één voor Nieuwpoort (D1-boei) en één t.h.v. het te installerenwindmolenpark op de Thorntonbank•door buitenlandse kwekers(2000): 28.500 ton, voornamelijk uitNederland, maar ook uit Frankrijk,Ierland, Denemarken, Noorwegen enCanada

Quota: niet van toepassing

Hoe staat de stock ervoor?In de Waddenzee, waar de overgrotemeerderheid van het mosselzaad voor deNederlandse, Duitse en Deense kweekwordt gehaald, is het beheer van de mos-selbedden recentelijk aangescherpt. De stock was immers gedaald van 4000ha (jaren ’70) naar slechts 200 ha (eindde jaren ’90). In Belgische wateren zijnquasi alle natuurlijke mosselbanken tus-sen de zandbanken verdwenen door deintensieve boomkorvisserij. De stand vande natuurlijke stocks wordt niet opge-volgd. Wel worden jaarlijks mosselenvan op verschillende plaatsen langs deVlaamse kust onderzocht op de aanwe-zigheid van vervuilende stoffen.

Aquacultuur: de meerderheid van dein Europa geconsumeerde mosselen (0,5

5 GEWONE MOSSELOF BLAUWE MOSSEL

Mosselen behoren tot de tweekleppige schelpdieren en hebben een typische langwer-pige driehoekige schelp. De kleur varieert van blauwzwart, al dan niet met strepen, tot groen of doorschijnend geel. De binnenzijde van de schelp is parelmoerkleurig. Voor meer informatie rond de biologie, ecologie en kweek van de mossel verwijzenwe naar een uitgebreid dossier over de blauwe mossel in ‘De Grote Rede 13’

Biologie

Visserij

MD

Page 14: Grote Rede nr. 15

voor de mossel en zijn vlees. Voor de verkoop doorlopen mosselen een zuive-ringsproces in puur water, de mossel-klompen worden uit elkaar gehaald enontdaan van allerlei aangroeisels.

Mosselen worden nog steeds verkeerde-lijk aanzien als cholesterolbommen. Ze bevatten gemiddeld niet meer choles-terol dan andere dierlijke producten. De vetten behoren tot de onverzadigdevetzuren en dragen dus niet bij tot de verhoging van het cholesterolgehalte inhet bloed.

Particulieren mogen aan onze kust geenwilde mosselen plukken. Dit is bij wet verboden en moet de mens beschermentegen vervuilende stoffen die aanwezigkunnen zijn in het mosselvlees. Mosselenkunnen immers toxines opnemen diemogelijkerwijs leiden tot allergische reac-ties en verlammingsverschijnselen. Dit is ook de hoofdreden waarom, daarwaar mosselindustrie gevestigd is, hetwater steeds strikt gecontroleerd dient teworden.

Nancy Fockedey

met dank aan: Frank Redant, DaanDelbaere, Hans Polet en ElsVanderperren (ILVO- Zeevisserij)

14

streeks uit de onmiddellijke omgevingervan. Deze techniek wordt daarom aanzien als de meest duurzame maniervan mosselkweek. De kweek vanVlaamse hangmosselen aan onze kust,o.a. in de zones waar windmolenparkeningeplant zullen worden, behoort tot demogelijkheden.

Voedingswaarde: mager.Per 100 g: 10 g proteïne, 2 g koolhy-draten, 2,5 g vet, 293 kJ.Cholesterol: 90 mg

Op de markt: voornamelijk levend,diepgevroren, in glas of in blik

Mosselen zijn zeer gegeerd in deBelgische keuken. Ze worden meestalgekookt, gebakken, gefrituurd of ingelegd in marinades, maar echte smulpapen eten ze ook rauw of op debarbecue.

Tussen de gekookte mosselen vindt mensoms het kleine, witte tot oranje erwten-krabbetje (Pinnotheres pisum) terug. Dit diertje woont bij de mossel in zijnschelp, maar veroorzaakt er geen schade. Op de mosselen groeien vaakwieren, zeepokken en mosdiertjes. Ook deze organismen zijn onschadelijk

miljoen ton) wordt gekweekt, vnl. inSpanje, Nederland, Frankrijk enDenemarken. Daarnaast zijn culturen ookin opmars in Schotland, Ierland, Noor-wegen, de Verenigde Staten en Canada.De mossel uit de Spaanse kweek is eenandere soort (Mytilus galloprovencalis),te herkennen aan de grotere en bredereschelp en het meer oranje gekleurde mosselvlees.

De mosselkweek gebeurt met bodemcul-turen (Nederland), op palen in het intergetijdengebied (Frankrijk, UK), inbaaien met hangculturen vanop vlotten(Spanje) of op volle zee op touwen opge-hangen aan boeien (Nederland, experi-menteel langs de Vlaamse kust).

Mosselen zijn prima te kweken zonderde omgeving zwaar te belasten. De mos-selindustrie is dus duurzaam te noemen,mits het mosselzaad op een duurzamemanier geoogst wordt. De Zeeuwse mos-selindustrie in de Oosterschelde haalt hetmosselzaad op zaadbanken in deWaddenzee, waardoor de natuurlijkedraagkracht van het systeem daar achter-uit gaat. De mosselval op uitgezette net-ten of in kweekinstallaties aan land latengebeuren, zijn mogelijke alternatieven. In de Spaanse hangculturen zet men hetmosselzaad over op touwen die aan drijvende structuren vasthangen. Daarnaast komt het mosselzaad recht-

Culinair

MD

Page 15: Grote Rede nr. 15

15

De zeespiegel stijgt als gevolg van de wereldwijde opwarming van het klimaat. Hoe men die stijging meet aan de Belgische kust en welke problemen bij de inter-pretatie om het hoekje komen kijken, komt in deze bijdrage aan bod

Dat de zeespiegel stijgt ten gevolge van de wereldwijde opwarming van het klimaat is genoegzaam bekend. Hoe men die stijging meet en welke pro-blemen bij de interpretatie om het hoekjekomen kijken, komt echter zelden aanbod. In volgende bijdrage nemen debevoegde Vlaamse experts je mee naarde kust voor een les ‘hoe meet en interpreteer je de zeespiegelstijging enhoe kunnen we er ons tegen wapenen?’.

Het relatieve van zeeniveau-metingen

“Alles is relatief”, zei de misschien welberoemdste wetenschapper ooit: AlbertEinstein. Ook voor het niveau van dezeespiegel is dat het geval. Enerzijds steltde leek zich de vraag waar en wanneerdient te worden gemeten. Anderzijdsheeft spreken over hét niveau van de zee-spiegel enkel betekenis als er bij gezegdwordt ten opzichte van welk nulniveaugemeten wordt. Zo blijken er minstensdrie verschillende benaderingen van de‘relatieve zeespiegel’ gangbaar te zijn:je kunt meten t.o.v. het huidige landni-veau, t.o.v. een vast meettoestel op dezeewering of t.o.v. het niveau van eenondergrondse, geologisch oudere laag ofsokkel.

Een eerste benadering meet het niveauvan de zeespiegel ten opzichte van hetniveau van het aardoppervlak langs dekustlijn, landwaarts van de zeewering(zie figuur). Dit aardoppervlak kan zelfook in beweging zijn, bijvoorbeeld doorinklinking van de bodem ten gevolge vandrainage van de polders. Het kan dusperfect dat je met deze benadering eenrelatieve zeespiegelstijging meet, terwijlhet eigenlijke zeeniveau stabiel is geble-ven maar het land is ‘gezakt’. Het is ditrelatief niveauverschil dat een belangrijkgegeven is bij de bescherming van hetland tegen de zee door kustverdediging.Een voldoende hoge en sterke zeeweringaanleggen en onderhouden is de basisvan de kustverdediging. Langs onze kust

DE ZEESPIEGELSTIJGING METEN, BEGRIJPEN EN AFBLOKKEN

Wanneer men de relatieve zeespiegelmeet kan dit op verschillende manierengeschieden. Eén ervan is door de hoogtevan een gemiddeld zeeniveau in te schatten ten opzichte van het niveau vanhet aardoppervlak langs de kustlijn(figuur WLH; foto afdeling Kust)

KUSTZONE

LAND

relatieve zeespiegel

ZEE

ZEEWERING

MD

Page 16: Grote Rede nr. 15

indicatieve grootte en typische schalenvoor de Belgische kust. Deze tabel maaktvooral duidelijk hoe complex en relatiefhet gegeven van ‘het zeeniveau’ wel is… Diverse processen, allemaalmet hun eigen tijds- en ruimte-schalen en groottes, werken doorelkaar heen en bepa-len samen het uitein-delijke, gemeten zee-niveau.

16

zijn de duinen de natuurlijke zeewering.In badplaatsen en havens is deze natuur-lijke zeewering vervangen door construc-ties zoals zeedijken en kaaimuren. Welk soort zeewering het ook is, dehoogte van de relatieve zeespiegel iseen bepalende factor bij het beoordelenvan de overstromingsrisico’s. Ter illustratie: voor de Belgische kust is derelatieve zeespiegel bij een gemiddeldejaarlijkse storm (met een stormpeil van+5,5 m TAW, d.i. het vertikaal referentie-vlak voor België) van de orde van groot-te van 2 m boven het landoppervlak vande kustzone. Dit wordt geïllustreerd inbovenstaande figuur, berekend op basisvan het Digitaal HoogtemodelVlaanderen.

Voor een bepaalde kustzone varieert derelatieve zeespiegel voortdurend in detijd ten gevolge van een waaier van fysische processen die zich afspelen optijdsschalen van enkele seconden tot duizenden jaren en meer, en op ruimte-schalen van enkele tientallen meter overduizenden kilometer tot wereldwijd. De tabel op pagina 17 geeft een over-zicht van de belangrijkste processen diehet zeeniveau beïnvloeden met hun

De Vlaamse polderstreek en het Oostvlaamse krekengebied bevinden zich gemiddeld ca. 2 m lager dan het niveau van een gemiddelde jaarlijkse storm (van +5,5 m TAW). Bepaalde komgebieden, zoals de Moeren te Veurne en de Lege Moerente Meetkerke, liggen zelfs nog 1-2 m lager dan dit omliggende niveau (DHM-Vlaanderen met raster 100 m, product OC-GIS Vlaanderen).

0 30 60 kilometers

< - 5

- 5 - -2

- 2 - 0

0 - 1

1 - 2

2 - 3

3 - 4

OOSTENDE

BRUGGE

GENT

Page 17: Grote Rede nr. 15

17

PROCES GROOTTE TIJDSCHAAL RUIMTESCHAAL

Golven Cyclisch met amplitude tot Periode van enkele seconden Enkele 10-tallen meterenkele meter

Effect wind en atmosfeerdruk Cyclisch met amplitude -1m Periode van uren, dagen Hoge en lage drukgebieden in de omgeving van W-Europa

Eb en vloed Cyclisch met amplitude - 4 m Ongeveer elke dag 2 x hoog Draaiing rond amfidromisch water en 2 x laag water punt in de zuidelijke Noordzee*

Springtij -- doodtijcyclus in fase Cyclisch met amplitude van Periode van ongeveer Wereldwijdmet de positie van de maan enkele dm 2 weken

Effect op de getijamplitude Cyclisch met amplitude van Periode van ongeveer Wereldwijdvan de variabele afstand enkele dm 4 wekentussen aarde en maan (vanwege elliptische en niet circelvormige baan van maan rond aarde)

Hoek van de zon ten opzichte Cyclisch met amplitude van Periode van 6 maanden Wereldwijdvan de evenaar enkele dm (in maart-april en september-

october komen de grootste getijamplitudes van het jaar voor: dit is bij de zogenaamde equinoxen, als de zon zich in het vlak van de evenaar bevindt)

Saros cyclus** Cyclisch met amplitude Periode van 18,61 jaar Wereldwijdvan enkele cm

Vervormingen en kantel- Actuele trend in de orde van Trend zet zich 1000-den Werelddeelbewegingen van aardplaten enkele mm per eeuw jaren door(isostasie en tektoniek)

Toename van het volume Actuele trend in de orde van Trend zet zich 1000-den Wereldwijdwater in de oceanen enkele dm per eeuw. jaren door(door afsmelten ijs, Mogelijks in de toekomstthermische uitzetting water) significant versterkt ten gevolge (eustasie) van het broeikaseffect

Compactie van de ondergrond Actuele trend 100-den jaren Kustzone= verdichting onder eigen gewicht, in de hand gewerkt door drainage

Regressie-transgressie Actueel geen evolutie Periode van 1000-den jaren KustzoneSedimentatie-erosie vanwege het gefixeerd zijn

van de kustlijn door dezeewering

* voor verklaring amfidromisch punt en getij: zie artikel in ‘Grote Rede’ 6, consulteerbaar via: http://www.vliz.be/docs/groterede/GR06_mysterie.pdf** Saros cyclus: cyclus die de langzame variatie van de hoek tussen aarde, zon en maan bepaalt

Voor een bepaalde kustzone varieert de relatieve zeespiegel voortdurend in de tijd ten gevolge van een waaier van fysische pro-cessen die zich afspelen op tijdsschalen van enkele seconden tot duizenden jaren en meer, en op ruimteschalen van enkele tiental-len meter over duizenden kilometer tot wereldwijd. In dit overzicht zijn de belangrijkste processen weergegeven die het zeeniveaubeïnvloeden, met hun indicatieve grootte en typische schalen voor de Belgische kust (WLH)

Page 18: Grote Rede nr. 15

18

In het meetstation Oostende, dat zich bevindt ter hoogte van de ingang van het Montgomerydok, wordt met een maregraaf (A) het relatieve zeespiegelniveau gemeten. Dit gebeurt door de registratie van de hoogte van een vlotter die zich in de dempingsbuis (B)bevindt. De dempingsbuis zorgt ervoor dat de waterstanden kunnen gemeten worden zonder al te veel storende ruis van golven of voorbijvarende schepen. De geregistreerde waterstand wordt regelmatig gecontroleerd met een meetlint (C) dat een geluidsignaal geeftbij contact met water (Vlaamse Hydrografie)

Wanneer men de relatieve zeespiegel meet kan dit op verschillende manieren geschieden. Zo kan de hoogte van een gemiddeld zeeniveau, in plaats van met het landniveau,ook worden vergeleken met het niveau van een vast meettoestel op de zeewering, de mare-graaf (WLH)

Hoe meet men het relatieve zeeniveau aan onze kust?

De dienst ‘Vlaamse Hydrografie’ (endiens voorlopers) meet al bijna 200 jaarde evolutie van de relatieve zeespiegel inde tijd. Men gebruikt hierbij als meet-instrument de maregraaf (van het latijnse‘mare’ = zee, en het griekse ‘grafein’ =schrijven). Langs de Belgische kust zijn ermaregrafen te Nieuwpoort, Oostende enZeebrugge. Deze maregrafen registrerende relatieve veranderingen van de zee-spiegel ten opzichte van constructies diedeel uitmaken van de zeewering in dehavens, zoals kaaimuren. Ze maken dusgebruik van een andere definitie van‘relatieve zeespiegel’ dan die hoger ver-meld (d.i. t.o.v. het land), zoals geïllus-treerd in bovenstaande figuur. Vermits deze constructies ‘meebewegen’met het land, is ook deze benaderingonderhevig aan veranderingen in hetlandniveau (bv. door compactie van deondergrond waarop de maregrafengefundeerd zijn).

Maregrafen bevinden zich in havensomdat ze daar beschut zijn tegen de golven. Het is immers niet de bedoelingmet deze maregrafen de hoogfrequentewaterstandbewegingen door de golvente meten. Een dempingsbuis, waarbinnende registrerende vlotter op en neer kanbewegen, zorgt ervoor dat de invloedvan de golven op de meetregistratieszoveel mogelijk wordt beperkt. De getijmeetpost te Oostende (zie fotorechts) beschikt op dit moment over delangste reeks van metingen en wordtbeschouwd als het voornaamste meetsta-tion aan onze kust.

A

B

C

KUSTZONE

ZAND

MAREGRAAFrelatieve zeespiegel

ZEEWERING

Page 19: Grote Rede nr. 15

19

Van ruwe metingen naar bruikbare eindcijfers

Voor de berekening van een gemiddeldewaterstand is het van belang om overeen lange reeks van meetdata te kunnenbeschikken. Zeker als men trends van eengemiddelde waterstand over een langereperiode wil berekenen, is een langereeks van metingen noodzakelijk.Bovendien moeten deze metingenbehoorlijk gedocumenteerd zijn. Zo is hetvoor de interpretatie van de resultatenvan groot belang om ook het gebruiktevertikale referentievlak exact te kennen.Ook de eventuele hoogtevariaties (doorcompactie bodem of wegzakken land-massa) waaraan het tijstation onderhevigis moeten regelmatig door waterpassingingemeten en indien nodig gecorrigeerdworden. Voor het opvolgen van de lig-ging van de tijmeter ten opzichte van hetvertikale referentievlak werkt de Vlaamsehydrografie sinds 1995 ook met GPS-metingen, naast de regelmatige klassiekewaterpassingen. Samen met het regel-

Historiek van de waterstandmetingen te Oostende

De eerste gekende tijmetingen te Oostende dateren al uit de periode 1820-1834. Deze metingen worden wel beschreven in oudere publicaties, maar helaas zijn er geen resul-taten van bewaard gebleven. Een tweede reeks van metingen dekt de periode 1835-1852.Van deze metingen zijn enkel de maandelijkse gemiddelde standen van hoog water en laagwater bewaard. Uit deze gegevens kan met een behoorlijke nauwkeurigheid de waterstand die overeenkomtmet een gemiddelde waterstand berekend worden. Tussen 1866 en 1871 werden ook getijmetingen uitgevoerd, maar ook hiervan zijn de resultaten verloren gegaan. Tot die tijdwerden de waterstanden afgelezen van een getijmeetlat (zoals op foto rechts). In latere metingen maakte men gebruik van een vlottergetijmeter met automatische registratieop papier. Deze methode geeft een volledige registratie van de hele getijcurve, wat beteremogelijkheden biedt voor een latere analyse en verdere berekeningen.Een volgende periode van metingen loopt van 1878 tot 1914. Deze eerste periode vanmetingen met vlottergetijmeters wordt gekenmerkt door talrijke onderbrekingen. Bovendien iser geen documentatie beschikbaar waarin het vertikale referentievlak dat gebruikt werd voorde metingen vermeld wordt. Door de talrijke onderbrekingen enerzijds, en het onbekendereferentievlak anderzijds is het moeilijk om deze data betrouwbaar te interpreteren voor watbetreft de berekening van de gemiddeldewaterstand.De recentste metingen dekken de periodevan 1925 tot 2005. Dit zijn kwalitatief debeste metingen. De continuïteit van demetingen is, op een aantal jaren na (geendata voor 1941-1943; onderbrekingen inmetingen voor 1925-26 en 1940), heelgoed.

Tijmeetlat van het loodswezen met de klink-nagel DH4-III. Het hok op de achtergrondbeschermt een vlottergetijmeter (Tijdschrift der Openbare Werken van België,jg. 105, afl. 3, juni 1952)

In Oostende dateren de eerste waterstand-metingen uit de periode 1820-1834. Echt betrouwbare gegevens zijn pas beschik-baar sinds 1925. De illustratie toont een uittrek-sel uit de ‘Observations marégraphiques’ uitjanuari 1927 (Vlaamse hydrografie)

matig nazicht en onderhoud van de getijmeters dragen deze metingen bij tothet garanderen van kwalitatief goedemetingen.

Om meerjarige trends in de evolutie vande relatieve zeespiegel te kunnen aflei-den uit de maregraafmetingen is hetnodig om het effect van de verschillendecyclische processen die spelen op tijds-schalen kleiner dan één jaar (zoals golven, wind, atmosfeerdruk en tij) wegte filteren. Na filtering bekomt men eengemiddelde waarde voor de relatievezeespiegel die representatief is voor eenbepaald jaar. We lichtten reeds toe hoed.m.v. de plaatsing in havens en hetgebruik van een dempingsbuis de invloedvan de golven kan worden tenietgedaan.De invloed van de astronomische krach-ten kan dan weer worden uitgefilterddoor gebruik te maken van de kennis vande getijperioden. Ingenieurs kunnen heteffect van de astronomische krachtenimmers relatief goed benaderen als eensommatie van drie sinusoïdale variaties

met periodes van 12u25m14s (hoogwater - laag water cyclus), 14,765dagen (springtij - doodtij cyclus) en27,322 dagen (elliptische baan van demaan om de aarde). Het effect van dehalfjaarlijkse en de jaarlijkse astronomi-sche cycli kan worden weggewerkt doorvoor elk jaar hetzelfde seizoen tebeschouwen voor de berekening van eengemiddelde zeewaterstand. Het effectvan schrikkeljaren om de vier jaar is verwaarloosbaar.

Het wegfilteren van het effect van demeteorologische krachten (wind, lucht-druk, golven) is het moeilijkst. De eenvou-digste aanpak hiervoor is om enkel demaregraaf-metingen te beschouwen vande zomermaanden mei, juni, juli, augus-tus. Tijdens deze maanden is de invloeden de variatie van de meteorologischekrachten beduidend kleiner dan in deoverige maanden van het jaar. Daarbij veronderstelt men gemakshalvedat het gemiddelde meteorologischeeffect in de zomermaanden elk jaar even

Page 20: Grote Rede nr. 15

De zeespiegelstijging aan deBelgische kust in harde cijfers:+15 cm op 85 jaar tijd

Het resultaat van een eenvoudige analy-se van de maregraafgegevens teOostende voor de periode 1925-2004 iste zien op onderstaande grafiek. Hieruit blijkt dat het relatieve zeeniveau(bij hoog water) te Oostende op 85 jaartijd met ca. 15 cm is gestegen.

Toch is deze evolutie niet rechtlijnig. De evolutie van de jaarlijkse representa-tieve hoog waters voor de observatiepe-riode 1925-2004 bestaat immers uit eensuperpositie (= de ‘optelling’) van eengemiddelde lineaire stijging van 18 cmper eeuw en een sinusoïdale schomme-ling met een amplitude van ongeveer 3,5 cm en een periode van 18,61 jaar(o.i.v. de Saros cyclus, die de langzamevariatie van de hoek tussen aarde, zonen maan bepaalt). Het resultaat vanbeide is de golvende trendlijn die glo-baal een stijgend patroon toont. Omwillevan het gelijktijdig optreden van dezetwee fenomenen is het dus níet zo dat dezeespiegel (bij hoog water) elk jaargemiddeld een beetje stijgt. Wél wisse-len periodes van ongeveer 9,3 jaar zee-spiegelstijging af met periodes van onge-

veer 9,3 jaar geringerezeespiegeldaling, met alsnetto resultaat wel een stij-ging. Gedurende stijgen-de jaren is de snelheidvan zeespiegelstijgingongeveer 10 mm per jaaren gedurende de dalende

jaren is de snelheid vanzeespiegeldaling ongeveer 6 mm

per jaar. Het netto resultaat is daneen stijging met een snelheid van

ongeveer 2 mm per jaar.

Op de grafiek is een relatief grote onver-klaarde variabiliteit van de jaarlijkserepresentatieve hoog waters te zien, meteen standaarddeviatie van ongeveer 2 cm (de 'bolletjes' op de grafiek schom-melen enkele centimeters rond de doorlo-pende trendlijn). Deze "ruis" is voor hetgrootste deel veroorzaakt door de jaar-lijkse variabiliteit van de meteorologischecondities, waarmee geen rekening isgehouden bij de analyse. Ten gevolgevan deze overblijvende variabiliteit is hetalsnog niet mogelijk om een eventueel inde laatste decaden opgetreden versnel-ling van de zeespiegelstijging te detec-teren. Er is tot op heden geen bewijs datde zeespiegelstijging aan de Belgischekust aan het versnellen is. Evenmin is erhet bewijs van het tegendeel. Er is dusverder onderzoek nodig. Wellicht kaneen meer gesofisticeerde analyse van‘hindcasting’ (het reconstrueren van histo-rische condities - het omgekeerde dus

20

groot is. Een veel meer gesofistikeerdeaanpak bestaat erin om met een hydro-meteorologisch model het effect van deweercondities op de zeewaterstand teberekenen. Dergelijke methode is tot opheden nog niet gebruikt omwille van hetcomplexe karakter ervan.

Evolutie van de relatieve zeespiegel van 1925 tot 2004, zoals met maregraaf gemeten teOostende. De punten geven de gefilterde metingen weer. De vloeiende lijn is de trendlijn door-heen die punten. Deze trendlijn wordt bepaald door de combinatie van een gemiddelde lineaire stijging van 18 cm per eeuw, met een sinusïodale schommeling (van 3,5 cm over eenperiode van 18,61 jaar) conform de Saros cyclus, d.i. de natuurlijke cyclus die de langzamevariatie van de hoek tussen aarde, zon en maan stuurt (Verwaest & Verstraeten 2005)

TAW als ‘Belgisch’ vertikaal referentiepeil

Als vertikaal referentiepeil wordt op ditmoment voor alle tijmetingen langs de Belgisch kust ‘TAW’ (TweedeAlgemene Waterpassing) gebruikt. De TAW referentiehoogte werd in 1947vastgesteld door het NationaalGeografisch Instituut als vertikaal referen-tievlak voor heel België.

Representief hoogwater (zomerwater)

1920 1930 1940 1950 1960 1970 1980 1990 2000 2010

440

435

430

425

420

415

410

405

400

cm (

TAW

)

• gefilterde metingen trendlijn

Page 21: Grote Rede nr. 15

Een analyse van zeeniveaumetingen op diverse Europese locaties gedurende de laatste 300 jaar, toont niet alleen een zeespiegelstijging. Er blijkt zich ook een versnelling van die stijging, a rato van enkele tienden van een millimeter per jaar per eeuw (0,3 - 0,9 mm per jaarper eeuw) te hebben voorgedaan (IPCC 2001)

21

van ‘forecasting’ of voorspellen - a.d.h.v.modellen en gekende condities) metbehulp van een hydrometeorologischmodel duidelijker maken of er nu een versnelling van de zeespiegelstijgingoptreedt of niet.

Het ‘Intergovernmental Panel on ClimateChange’ (IPCC afgekort; http://www.-ipcc.ch/) heeft in kaart gebracht dat dezeespiegelstijging in de 20ste eeuwgemiddeld ongeveer 1 à 2 mm per jaarbedroeg. Deze vaststellingen zijn geba-seerd op wereldwijde metingen m.b.v.maregrafen en zijn dus gelijklopend metwat gevonden is voor de Belgische kust.

Voor een aantal Europese meetlocatieszijn er 300 jaar metingen beschikbaar(zie figuur). Uit analyses van deze langemeetreeksen blijkt dat er over deze volledige periode een versnelling van de zeespiegelstijging is opgetreden in de grootteorde van enkele tienden van een millimeter per jaar per eeuw(0,3 - 0,9 mm per jaar per eeuw). Zulke kleine versnelling is zeer moeilijk tedetecteren. Tot op heden heeft men danook nog geen zwart op wit bewijzen kun-nen aandragen voor een versnelling inde laatste honderd jaar.

Maar het kan ook anders: hoegeologen de geschiedenis van dezeespiegelstijging achterhalen

We vermeldden reeds dat de zeespiegelkan gemeten worden in relatie tot hetachterliggende land of t.o.v. een vastmeettoestel op de zeewering, maregraafgenoemd. De Quartairgeoloog daarente-gen gebruikt zeespiegelindicatoren die inde ondergrond aanwezig zijn. De over-gang van de laatste (Pleistocene) ijstijdnaar het Holoceen (laatste 10.000 jaar)is gekenmerkt door een wereldwijde stijging van de zeespiegel ten gevolgevan het smelten van de ijskappen en hetthermisch uitzetten van het zeewater.Aansluitend met de stijging van het zee-niveau, verhoogde ook de grondwater-spiegel op het land, in die mate zelfs dat

zoetwatermoerassen ontstonden waarinveen accumuleerde. Dit veen wordt hetbasisveen genoemd. Naarmate de zee-spiegel, en dus ook de grondwater-spiegel bleven stijgen, ontwikkelde hetzich steeds hogerop en meer landwaartsbovenop de Pleistocene ondergrond. Dit basisveen, bedekt door Holoceneafzettingen, werd in het kader van uitgebreid geologisch onderzoek in deBelgische kustvlakte d.m.v. radiokoolstofen op verschillende dieptes gedateerd.Tevens probeerde men het toenmalig zeeniveau te achterhalen door de kiezel-wieren in de bodem te onderzoeken. Dit resulteerde in een zeespiegelcurve(zie hierna grafiek uit Baeteman & Declercq, 2002). Het basisveen vormteen ideale zeespiegelindicator omdat hetnog steeds op zijn oorspronkelijk niveauligt. De Pleistocene ondergrond in dewestelijke kustvlakte is immers niet onder-hevig aan inklinking, dit in tegenstellingmet de Holocene afzettingen.

De Quartairgeoloog gebruikt zeespiegelindicatoren die in de ondergrond aanwezig zijn om een zeespiegelcurve op te stellen. Met name het basisveen vormt een ideale zeespiegelindicator omdat het nog steeds op zijn oorspronkelijk niveau ligt. Dit basisveen, bedektdoor Holocene afzettingen, werd in het kader van uitgebreid geologisch onderzoek in de Belgische kustvlakte d.m.v. radiokoolstof en op verschil-lende dieptes gedateerd. Tevens probeerde men het toenmalig zeeniveau te achterhalen door de kiezelwieren in de bodem te onderzoeken(WLH)

PLEISTOCENE ONDERGROND PLEISTOCENE ONDERGROND PLEISTOCENE ONDERGRONDZEE ZEE ZEE

ZEEWERING

relatieve zeespiegel

relatieve zeespiegel

begin holoceen midden holoceen einde holoceen

Page 22: Grote Rede nr. 15

treden. Maar, om de geologische cijfersover de relatieve zeespiegelstijging tenopzichte van de Pleistocene ondergrondte kunnen vergelijken met de maregraaf-cijfers over de relatieve zeespiegelstij-ging ten opzichte van het huidige aard-oppervlak (de top van de Holoceneafzetting), dient ook de compactie vande Holocene afzettingen beschouwd teworden, meer bepaald de compactie vande ondergrond waarop de maregrafengefundeerd zijn (zie figuur hierboven). Helaas zijn daarover geen eensluidendecijfers voorhanden. Er blijft dus nog veelonduidelijkheid hierover. De mate waarinde relatieve zeespiegelstijging zich in de

21ste eeuw zal doorzetten heeft belangrij-ke gevolgen voor de kustverdediging.Een relatief kleine zeespiegelstijging kanimmers de risico's van schade door dezee bij storm sterk doen toenemen. Zo is berekend dat bij een zeespiegel-stijging van een halve meter de risico'smet een factor 10 toenemen, wat uiter-aard niet toelaatbaar is. Daarom voorziethet Vlaamse Gewest in het compenserenvan een stijging van de zeespiegel meteen structurele verhoging en versterkingvan de zeewering. Dit kan best door mid-del van het uitvoeren van zandsuppletiesop het strand en op de vooroever. Om één kilometer kust zo te beschermen

22

Basisveen (zwarte laag) bovenopPleistocene zandafzettingen (onder-liggende laag), komt nagenoeg over-al voor in de ondergrond van deVlaamse kustvlakte. Het is een idealezeespiegelindicator omdat het vrijstabiel op de al even stabielePleistocene ondergrond rust

De zeespiegelcurve toont dat de relatievezeespiegelstijging gedurende de laatste10.000 jaar ongeveer 20 meterbedroeg. Maar er is ook duidelijk eengeleidelijke vertraging van de zeespie-gelstijging vast te stellen. In de afgelopenmillennia bedroeg de snelheid van dezeespiegelstijging slechts ongeveer 7 à 10 cm per eeuw, terwijl tussen10.000 en 7.500 jaar geleden de snel-heid - met ongeveer 70 cm per eeuw -veel groter was.

Volgens het IPCC zal er in de 21ste eeuw -voor een gemiddeld te verwachten scena-rio - ten gevolge van het broeikaseffecteen wereldwijde versnelling van de zee-spiegelstijging plaatsvinden van gemid-deld 2 mm per jaar per eeuw. Dit zou betekenen dat de huidige nettozeespiegelstijging van ongeveer 2 mmper jaar tegen het jaar 2050 geleidelijkaan zal toenemen tot ongeveer 3 mm perjaar. Dergelijke kleine versnelling is zeermoeilijk te detecteren. Wanneer de rela-tieve zeespiegelstijging zoals aange-toond met de maregraafdata (ongeveer15 à 20 cm per eeuw) vergeleken wordtmet de relatieve zeespiegelstijging afge-leid uit de geologie van de kustvlakte(ongeveer 7 à 10 cm per eeuw voor dejongste periode), dan blijkt er voor onzekust wel degelijk een versnelling op te

De zeespiegelcurve, zoals berekend door Quartairgeologen voor de laatste 10.000 jaar, toonteen globale stijging van 20 meter. Ook is duidelijk een geleidelijke vertraging van de zeespie-gelstijging vast te stellen. In de afgelopen millennia bedroeg de stijging slechts ongeveer 7 à 10cm per eeuw, terwijl tussen 10.000 en 7.500 jaar geleden de snelheid nog ongeveer 70 cmper eeuw bedroeg (Baeteman & Declercq, 2002)

Om de geologische cijfers over de relatieve zeespiegelstijging ten opzichte van de Pleistoceneondergrond te kunnen vergelijken met de maregraafcijfers over de relatieve zeespiegelstijgingten opzichte van het huidige aardoppervlak (de top van de Holocene afzetting), dient ook decompactie van de Holocene afzettingen beschouwd te worden. Helaas zijn daarover geeneensluidende cijfers voorhanden (WLH)

CB

Altitude

15 à 20 cm/eeuwvolgens maregraafmetingen

5 cm/eeuw volgensgeologisch onderzoek

compactiesnelheidholocene afzetting ?

ZEEWERING

PLEISTOCENE SOKKEL

ZEELAND

m TAW

hoog

te

Tijd (in 1000 jaar)

Page 23: Grote Rede nr. 15

23

dat de overstromingsrisico's niet toene-men, is er een suppletievolume nodig inde orde van grootte van 100.000 m3

zand per 10 cm zeespiegelstijging. Ineen gemiddeld scenario van zeespiegel-stijging (+60 cm tegen het jaar 2100)betekent dit voor onze 65 km lange kust-lijn dat er in de loop van de 21ste eeuwstructurele verstevigingen van onze zan-dige kust gerealiseerd dienen te wordenmet een volume in de orde van groottevan 40 miljoen m3. Dit komt overeen meteen gemiddelde jaarlijkse aanvoer van400.000 m3 zand, wat equivalent is aanhet laadvolume van ongeveer 40.000vrachtwagens (zogenaamde ‘dumpers’)of 3 x de huidige zandsuppletietoevoer.Voor de verschillende scenario's van zeespiegelstijging geeft onderstaandefiguur een indicatie van de benodigdesuppletievolumes ter compensatie van dezeespiegelstijging in de 21

steeeuw.

Eén en ander wordt nader toegelichtdoor de verantwoordelijke binnen deafdeling Kust in het kaderstuk’Meegroeien met de zee’.

Hoe reageert de kust zelf op eenzeespiegelstijging?

Een belangrijke vraag is in welke matede ‘zachte’ zeewering door natuurlijkeprocessen vanzelf zal aangroeien of ero-deren bij een bepaalde zeespiegel-stijging. Elke verandering in zeeniveaukan immers het patroon van stroming engolfinslag wijzigen, waardoor ook deafzetting of het wegspoelen van zandvan op het strand evolueert. Hoe meereen natuurlijke aangroei van de vooroe-vers, stranden en duinen zal optreden,des te minder zal het nodig zijn om doormiddel van kustverdedigingmaatregelenin te grijpen om de overstromingsrisico'sniet te laten toenemen.

Europees onderzoek uitgevoerd voor deNederlands-Duits-Deense Waddenregio,leert dat de natuurlijke aangroei van dezeewering sterk afhankelijk is van desnelheid van de zeespiegelstijging. Men kwam er tot de verrassende bevin-ding dat - als de zeespiegelstijging evolu-eert volgens het aannemelijk scenariovan 25 cm stijging in de eerstvolgende 50 jaar - dit kustsysteem in de eerstvol-gende vijftig jaar geen substantiële ver-anderingen zal ondergaan, noch morfo-logisch, noch ecologisch! De benodigdeinspanningen voor de kustverdedigingzouden dan maar met ca. 10 % toene-men. Daarentegen zouden de scenario'sdie momenteel waarschijnlijk wordengeacht voor de laatste decaden van de21ste eeuw (namelijk 50 cm stijging in 50 jaar) wel aanleiding geven tot ingrij-pende morfologische en ecologische veranderingen van het kustsysteem van

’Meegroeien met de zee’

“Dat is wat we zullen doen om de stijging van de zeespiegel op te vangen. Als verantwoor-delijken voor de kustverdediging houden we rekening met verschillende scenario's, al danniet met een versnelling van de zeespiegelstijging. Zelfs in het meest pessimistische scenariovan de klimaatspecialisten blijft de stijging van de zeespiegel een eerder traag proces. In het allerslechtste geval spreekt men over een stijging van bijna 1 m tegen het einde vandeze eeuw. Dat zou dan een vervijfvoudiging betekenen van de snelheid waarmee de zee-spiegel momenteel stijgt. Zelfs dergelijke sterk versnelde zeespiegelstijging zouden we kun-nen compenseren door het versterken van de zeewering. Weliswaar zullen daarvoor belang-rijke extra financiële middelen vrijgemaakt moeten worden”.

“Ons sterkste wapen zijn de zandsuppleties. Daarmee kunnen we waar nodig de strandenen de vooroevers verhogen. Door gelijktijdig met een verhoging van de zeespiegel een verhoging te realiseren van strand en vooroever door middel van zandsuppletie, bekomenwe dat de overstromingsrisico's niet toenemen. Met de techniek van de zandsuppleties heb-ben we in de afgelopen 10-tallen jaren al prachtige successen geboekt. Dan denk ik aan destructurele strandverhogingen die we hebben gerealiseerd over de gehele kustlengte vanKnokke-Heist, in het centrum van De Haan en nu recent ook in het centrum van Oostende.Weliswaar is het nodig om deze stranden te onderhouden, maar in vergelijking met de complexiteit om constructies zoals zeedijken te beheren valt dit erg mee. Omdat er een zeergrote onzekerheid bestaat onder de klimatologen over de mate waarin we een versnellingvan de zeespiegelstijging kunnen verwachten in de toekomst, hebben wij vandaag de dageen houding van "wait and see" als het gaat over het uitvoe-ren van zandsuppleties. Een groot voordeel van zandsupple-ties is immers dat het een heel flexibele techniek is. Het verho-gen en verbreden van de natuurlijke zeewering (bestaande uitonze stranden, vooroevers en duinen) is bouwkundig een een-voudige operatie: zand aanbrengen bovenop zand. Een ver-sterking van constructies als zeedijken daarentegen, is veelomslachtiger en dus kostelijker. Vergelijk de suppleties gerustmet een nieuwbouwproject, waarvan we allen weten dat hetniet noodzakelijk duurder uitvalt dan de renovatie of uitbrei-ding van een woning. Bovendien is het bij een structurele versterking van een zeewerende infrastructuur ingewikkelderom aan alle beperkende randvoorwaarden van inpassing inde stedenbouwkundige en ecologische omgeving te voldoen”.

Interview met Peter De Wolf, celhoofd bij de afdeling Kust

Voor de verschillende scenario's van zeespiegelstijging geeft deze figuur een indicatie van de benodigde suppletievolumes aan zand ter compensatie van de zeespiegelstijging in de 21ste eeuw aan de Vlaamse kust (WLH)

Toename suppletie-intensiteit 21ste eeuw ter compensatie van zeespiegelstijging

supp

letie

-inte

nsite

it (m

3/ja

ar)

gemiddeld scenario versnelde zeespiegelstijgingoptimistisch scenario versnelde zeespiegelstijgingpessimistisch scenario versnelde zeespiegelstijging

Page 24: Grote Rede nr. 15

24

zandbanken, relatief brede vooroeversen stranden, en duinen die op vele plaat-sen door menselijke ingrepen afgesnedenzijn van het strand. Immers de zanduit-wisseling tussen strand en (restanten vande) duinen is zo goed als onbestaande inde badplaatsen waar constructiesgebouwd zijn tot tegen het strand.

Gedurende de voorbije tientallen jarenwerd de morfologische evolutie van destranden en vooroevers in detail gemoni-tored. De zeespiegelstijging bedroeg indeze periode gemiddeld 1,5 à 2 mm perjaar. De morfologische evolutie in dezeperiode was verschillend voor de west-kust, de middenkust en de oostkust. De westkust (Franse grens totNieuwpoort) is globaal eerder stabiel: er is over het algemeen een beperkte ero-

de Wadden. Daarbij zou ook het beno-digde budget voor de kustverdedigingkunnen verdubbelen. Dit voorbeeld voorde Waddenzee toont aan dat, als desnelheid van zeespiegelstijging een zeke-re kritische waarde overschrijdt, dit toteen trendbreuk kan leiden in het kustbe-heer.

En wat in België?

Hoe verwachten we nu dat de Vlaamsekust morfologisch zal reageren op eensnellere zeespiegelstijging? De Vlaamsekust is morfologisch sterk verschillend vande Waddenkust. Men kan dan ook ver-wachten dat de reactie op een snellerezeespiegelstijging navenant zal verschil-len. Onze zandige kust wordt geken-merkt door een ondiepe zeebodem met

sie van de vooroever en een beperkteaangroei van de stranden, in de ordevan grootte van 1 miljoen m3 zand perdecade, die elkaar vrijwel compenseren.De middenkust (Nieuwpoort totBlankenberge) is globaal erosief: er iseen gemiddelde erosie van ca. 10 miljoen m3 zand per decade. De oostkust(Zeebrugge tot Nederlandse grens) isglobaal aangroeiend a rato van ca. 10miljoen m3 zand per decade. Algemeenwordt aangenomen dat dit een gevolg isvan de uitbouw van de havendammenvan Zeebrugge die tot 3,5 km uitge-bouwd zijn in zee.Over wat de natuurlijke morfologischerespons zal zijn van de verschillendezones aan onze kust op een versneldezeespiegelstijging is nog weinig geweten. Het is een belangrijke onder-

Over wat de natuurlijke respons zal zijn van onze kust op een versnelde zeespiegelstijging is nog weinig geweten. Met ‘zachte zeeweringtechnieken’ (zandsuppleties) hoopt men alvast de zee een stapje voor te blijven en het achterland te beschermentegen hoge waterstanden. Op de foto zijn dergelijke zandopspuitingen op het strand te zien, hier ter hoogte van het zogenaamde‘noodstrand’ te Oostende

AK

Page 25: Grote Rede nr. 15

25

zoeksvraag voor de komende jaren. Veel van deze vragen stellen zich ookinternationaal. Daarom neemt België ookdeel aan grensoverschrijdende projectenwaarin antwoorden worden gezocht opdeze vragen. Zo is er het Europees project ‘SAFECoast’ waarin de vraagbehandeld wordt ‘Hoe zullen we onzekusten langs de Noordzee beheren in2050?’ (zie kader). Wordt ongetwijfeldvervolgd!

Bronnen:• Baeteman C., 1999. The Holocene depositional histo-ry of the IJzer palaeovalley (western Belgian coastalplain) with reference to the factors controlling the forma-tion of intercalated peat beds. Geologica Belgica 2/3-4: 39-72.• Baeteman C. & Declercq P.Y., 2002. A synthesis ofearly and middle Holocene coastal changes in the wes-tern Belgian lowlands. Belgeo, 2• CPSL, 2001. Final report of the Trilateral WorkingGroup on Coastal Protection and Sea Level Rise.Wadden Sea Ecosystem No. 13. Common WaddenSea Secretariat, Wilhelmshaven, Germany.• Denys L. & Baeteman C., 1995. Holocene evolutionof relative sea level and local mean high water spring tides in Belgium - a first assessment. Marine Geology124,1-19.• Eurosense, in opdracht van AWZ-afdelingWaterwegen Kust, 1998. Studie over de versteiling vande vooroever langs de Vlaamse kust.• IPCC, 2001: Climate Change 2001: The ScientificBasis. Contribution of Working Group I to the ThirdAssessment Report of the Intergovernmental Panel onClimate Change (Houghton, J.T.,Y. Ding, D.J. Griggs,M. Noguer, P.J. van der Linden, X. Dai, K. Maskell, andC.A. Johnson (eds.)).• Van Cauwenberghe C., 1999. Relative Sea level Risealong the Belgian Coast: analyses and conclusions withrespect to the high water, the mean sea level and thelow water levels. Infrastructuur in het leefmilieu 3/99:513-539.• Van Ypersele J.P. & Marbaix Ph. (onder leiding van),Greenpeace, 2004. Impact van de klimaatveranderingin België.• Verwaest T. & Verstraeten J., 2005. Measurements ofsea-level rise at Oostende (Belgium). In Baeteman C.(ed.), abstract book, Late Quaternary Coastal Changes:Sea Level, Sedimentary Forcing and AnthropogenicImpacts, a joint INQUA-IGCP Project 495 Conference,Dunkerque, June 28-July 2,2005.• Waterbouwkundig Laboratorium, 2000. Effecten vaneen mogelijke klimaatverandering op het zeespiegelni-veau, de rivierafvoer en de frequentie van hoogwatersen stormen. Literatuurstudie. • www.ipcc.ch• www.safecoast.org

Toon Verwaest1, Peter Viaene1, JohanVerstraeten2, Frank Mostaert1

1 afdeling Waterbouwkundig Laboratorium enHydrologisch Onderzoek, Berchemlei 115, 2140Antwerpen-Borgerhout (Ministerie van de VlaamseGemeenschap)2 afdeling Kust, Vrijhavenstraat 3, 8400 Oostende(Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap)

Het project SAFECoast is dit jaar opgestart als opvolger van het COMRISK project. In COMRISK (2002-2005) bogen overheden uit de Noordzee-oeverstaten het VerenigdKoninkrijk, Duitsland, België, Denemarken en Nederland, zich over gemeenschappelijke strategieën om het risico op overstromingen in laag gelegen kuststreken in te perken.‘SAFECoast’ heeft als gezamenlijke missie om kennis uit te wisselen over overstromingsrisi-co's vanuit zee. Vanuit België zijn de afdeling Kust en de afdeling WaterbouwkundigLaboratorium en Hydrologisch Onderzoek deelnemende partners voor het Vlaamse Gewest.In het project SAFECoast gaat speciale aandacht uit naar het anticiperen op toekomstige klimaatswijzigingen en ruimtelijke ontwikkelingen in de 21ste eeuw. Hierdoor komen de laag-gelegen gebieden langs de Noordzee meer onder druk te staan. Door het grensoverschrij-dende karakter van het project is EU subsidie vanuit het regionale ontwikkelingsfonds toegekend. ‘SAFECoast’ loopt tot medio 2008.

Page 26: Grote Rede nr. 15

26

Gelezen op 9 augustus 2005 in een‘kwaliteitskrant’: “Meeuwen vallenbadgasten aan: afval van kusttoeristenlokt agressieve vogels”. In de zomer-maanden zijn er wel vaker berichten telezen over meeuwen - veelal Zilver-meeuwen - die overlast veroorzaken.Meeuwen zijn zeer behendig in hetopenscheuren van afvalzakken.Aangezien niet overal het afval in goedafgesloten containers aangeboden wordt,geeft het meeuwen de kans om dezevoedselresten te onderzoeken. Gevolg: veel rommel blijft op straatachter tot ergernis van gemeente-personeel en lokale bewoners.

Daarom gingen het CoördinatiepuntDuurzaam Kustbeheer en het VlaamsInstituut voor de Zee (VLIZ) op zoek naarmogelijke tips en remedies om deze vorm van ongemak zo veel mogelijk in te perken. In Nederland, een land datgekenmerkt wordt door een populatievan zilvermeeuwen die ettelijke kerengroter is dan de Belgische populatie (zie onder), worden meeuwen en de hinder die ze veroorzaken al van oudsher bestreden. Wij legden voor ditartikel dan ook ons oor te luisteren bij deNederlandse kustgemeentes, die reedslanger ervaring hebben met dezematerie.

.

Ernstige overlast in deNederlandse kustgemeentes?

Op basis van een enquête bij deNederlandse kustgemeentes onder-zochten we in eerste instantie hoe ernstigde meeuwenoverlast in Nederland is. Uit de antwoorden van 25 gemeenteskwam naar voor dat 57% van de kust-gemeentes geen echte overlast doormeeuwen ervaart, 42% vond dat deoverlast een prioriteit was of behoorlijkstoorde (zie figuur). Meer dan twee derde (68%) van deondervraagde kustgemeentes ondervindthet meeste hinder van meeuwen die

MEEUWEN EN HUISVUILHOE PAKKEN ONZE NOORDERBUREN DIT PROBLEEM AAN?

Niet iedereen heeft het zo begrepen op meeuwen. Vooral in de zomermaanden zijn erwel vaker berichten te lezen over meeuwen die overlast veroorzaken. Om te achterhalen hoe bijvoorbeeld best kan worden omgesprongen met meeuwendie vuilniszakken openscheuren, gingen het Coördinatiepunt Duurzaam Kustbeheer enhet Vlaams Instituut voor de Zee te rade bij Nederlandse kustgemeentes. Die hebben immers al veel langer ervaring met deze vogels dan onze kustgemeentes

Vergelijking tussen Nederlandse en Belgischekust voor wat betreft de lengte van de kustlijnen het aantal broedparen Zilvermeeuw in2004 (bron: Grote Rede 12: ‘Meeuwen: echt een probleem?)

België Nederland

Lengte Kust 65 km 523 kmAantal broedparen 2300 65.000 Zilvermeeuw (2004)

Meer dan de helft (56%) van de bevraagde Nederlandse kustgemeentes ervaren de overlastveroorzaakt door meeuwen als ‘geen probleem’ of ‘niet echt een groot probleem’. De overige42% vinden het wel een prioritair probleem of ervaren het toch minstens als ‘behoorlijk storend’

DD

geen overlast24 %

prioriteit8 %

behoorlijk storend36 %

niet echt een groot probleem32%

Page 27: Grote Rede nr. 15

27

afvalzakken openpikken en afval ver-spreiden, waardoor meer zwerfvuil opstraat rondslingert. Andere vormen vanoverlast die worden waargenomen zijn:uitwerpselen van meeuwen dieterechtkomen op pas gereinigde ramenof auto’s en het nestelen op daken metals gevolg geluidsoverlast en geblok-keerde dakgoten.

Van alle tijden en seizoenen?

Vaak wordt er gezegd dat er nu meermeeuwen voorkomen dan vroeger.Hoewel wetenschappelijke cijfers dittegenspreken (zie o.a. nummer 12 van‘De Grote Rede’, ‘Meeuwen: echt eenprobleem’: http://www.vliz.be/docs/-groterede/GR12_meeuwen.pdf) vroegenwe ons af of onze Nederlandse burensoms ook dit ‘gevoel’ hebben. Uit derondvraag blijkt alvast dat dit niet hetgeval is (zie figuur): slechts 21% van deondervraagde gemeentes ervaren numeer overlast dan vroeger. De overigekustgemeentes merken geen veranderingof ondervonden vroeger meer hinder dan nu.

Uit de enquête komt naar voor dat dekustgemeentes meer overlast opmerken inde zomer dan in de winter. Tiengemeentes ervaarden meer problemen in de zomer, geen enkele gemeentemeldde meer overlast in de winter, en 9 gemeentes gaven op dat het probleemzich ‘gans het jaar’ stelt. Toch blijkt uitwetenschappelijk onderzoek dat het aan-tal zilvermeeuwen niet wezenlijk veran-dert in de loop van het jaar. Het is mogelijk dat de hinder meer wordtopgemerkt in de zomer door de winke-liers en restaurantuitbaters die eenpropere straat willen. Voor de horeca ishet zwerfvuil een doorn in het oog omdatze zo dreigen klandizie te mislopen. In de zomermaanden is er ook meerhuisvuil op straat te vinden. Dit is deels tewijten aan de vele vakantiegangers, diedaarenboven soms niet precies wetenwaar en wanneer het huisvuil wordtopgehaald.

Nederlandse methoden tegenoverlast

Eerst de succesvolle…

De Nederlanders hebben in het verledenverschillende technieken uitgeprobeerdom de overlast in te perken. En watblijkt? De beste methoden zijn deze diede meeuwen de toegang tot huishoudelijkafval bemoeilijken.

Niet minder dan 63% van doormeeuwen geplaagde kustgemeentesmaakt gebruik van containers om dezevogels de toegang tot het huisvuil te ver-

Uit een bevraging van Nederlandse kustgemeentes blijkt dat slechts 21% van de ondervraagdegemeentes nu meer overlast ervaren dan vroeger. De meerderheid ziet geen verandering of eerder een verbetering

DD

45%

37%

vroeger meer overlast nu meer overlast merken geen verandering

42%

21%

40%

35%

30%

25%

20%

15%

10%

5%

0%

perc

enta

ges

gem

eent

es

Page 28: Grote Rede nr. 15

28

Een bevraging van Nederlandse kustgemeentes geeft aan dat zo’n twee derde (63%) van doormeeuwen geplaagde gemeentes gebruik maakt van containers om deze vogels de toegang tot het huisvuil te verhinderen. Ook het extra beschermen van vuilniszakken met zeilen en korven blijkt erg succesvol

hinderen. Ook het extra beschermen vanvuilniszakken met zeilen en korven blijkterg succesvol. De redenen voor hetgebruik van een afvalcontainer voor hetophalen van huishoudelijk afval is vaaktweeledig. De containers stoppen de ver-spreiding van huisvuil door meeuwen.Maar vaak blijkt dat containers ook eengeschikte inzamelmethode zijn voor hetselectief ophalen van afval. Soms wordtzelfs per huis een minicontainer voorzien.Eén gemeente (Vlieland) kiest er zelfsvoor om alle afval in containers in te

De beste methoden om overlast door meeuwen in de vorm van rondslingerend afval en opengereten vuilniszakken te verminderen, is de toegang tot afval te bemoei-lijken

Wat niet of slechts tijdelijk helpt

Uit de bevraging blijkt al bij al weinigervaring te bestaan met alternatieve tech-nieken om meeuwen weg te houden vanafval. Uit de beperkte ervaring met audi-tieve (met geluid) en visuele (met vormenen kleuren) afschrikmiddelen, zijn ergeen aanwijzingen dat die op langeretermijn succesvol zijn. Eén gemeente(Delfzijl: zie ook kadertje) heeft ooitgeprobeerd met geluid meeuwen af teschrikken, maar deze techniek na éénjaar stopgezet omdat er gewenningoptrad bij de vogels.

Meeuwen actief bestrijden is - zonderspeciale vergunning - niet alleen bij wetverboden, het blijkt ook weinig succesvol.In heel Europa heeft de zilvermeeuw eenbeschermde status in het kader van deEuropese vogelrichtlijn. De Zilvermeeuwis ook opgenomen in de Vlaamse ‘RodeLijst’ van broedvogels. Dit heeft tot gevolgdat het doden van meeuwen bij wet ver-boden is. Vroeger is er wel legaal of ille-gaal aan actieve bestrijding vanmeeuwen gedaan, of werden eierengeschud en/of nesten weggehaald. De gemeente Den Haag probeerde ooitmet valken en valkeniers de meeuwen teverjagen, maar met weinig of geen suc-ces. De meeuwen kwamen terug zodrade valken en valkeniers warenvertrokken…

Een middelbare school in de gemeenteHaarlem was het beu om steeds gestoordte worden door krijsende meeuwen dieverzamelden op het dak van de school.De oplossing kwam vanuit de knutselles.Er werden levensgrootte neproofvogelsgemaakt uit vliegerpapier. De nepdierenhingen via een touwtje en een stok vastop het dak en wapperden in de wind. De nepvogels zorgden aanvankelijk vooreen goed resultaat, maar al snel tradgewenning op bij de meeuwen. Na eenweek of twee zaten er weer evenveelmeeuwen op het dak van de school alsvoorheen.

zamelen en geen zakken meer los aan tebieden. Verschillende kustgemeentesorganiseren nachtelijke ophaalrondeszodat de tijdspanne tussen het buiten-zetten en het ophalen van de vuilnis-zakken zo klein mogelijk blijft. Bovendien wordt de bevolking aan-gemoedigd om de vuilniszakken laterbuiten te zetten. Slechts één gemeente(Westland) maakt gebruik van extrasterke vuilniszakken en dit gedurende dezomermaanden.

DD

14

10

12

8

6

4

2

0

aant

al g

emee

ntes

1 1

12

2

3

extra sterkevuilzakken

verplichtingenlater buitenzetten

afvalin containers

nachtophalinghuisvuil

afdekken metzeilen/korven

Page 29: Grote Rede nr. 15

29

De bevolking informeren

De hinder die meeuwen veroorzaken kan alleen bestreden worden door eengoede samenwerking tussen inwoners,vakantiegangers en dagjestoeristen. Vaakvormen de bewoners en horeca-uitbatersde eerste schakel bij het oplossen van hetprobleem. Huisvuil in containers bewarenen buitenzetten vormt de beste garantietegen meeuwenoverlast. Als er toch ge-werkt wordt met plastieken zakken is hetbelangrijk om huisafvalzakken zo goedmogelijk dicht te maken. Door huisafval inafvalzakken te doen, ze goed dicht tebinden en ze net voor het ophaalmomentbuiten te zetten, wordt de gelegenheidom de zakken open te pikken vermin-derd. Organisch afval, een belangrijkevoedselbron voor meeuwen, wordt bestuit de afvalzakken geweerd.Thuiscomposteerders zijn dus in hetvoordeel. Als er geen alternatief is voorhet organisch afval, zorg dan dat etens-resten eventueel dubbel verpakt worden.Ook van de toeristen wordt enige disci-pline verwacht. De vakantiegangersmoeten op de hoogte worden gesteld vande reglementering rond ophaaldiensten.

De gemeenten dragen in deze pro-blematiek een grote verantwoordelijkheid.Een stipte en regelmatige ophaling vanrestafval en het schoonhouden van eenstad voorkomt voedselgelegenheden voormeeuwen. Nacht- of avondophalingen,waarbij het huisvuil pas ’s avonds laat opstraat wordt geplaatst, kunnen het pro-bleem helpen oplossen. Bij het herinrichtenvan een straat of dijk kan een gemeenteopteren om stevige, met deksel afgeslotenvuilnisbakken te plaatsen.

Ook het sensibiliseren en voorlichten vande bewoners en bezoekers over hetvoorkomen en tegengaan van overlast iseen belangrijk aandachtspunt.Vakantiegangers moeten weten wat deregels zijn betreffende het recycleren en

Alternatieve technieken zonder succes: enkele voorbeelden

In de gemeente Delfzijl was de meeuwen-overlast geconcentreerd nabij een stortplaatsop anderhalve kilometer van de kust. Eengespecialiseerde firma probeerde de vogelste verjagen met geluiden van meeuwen indoodstrijd. Verder maakte men ook gebruikvan lawaaierig vuurwerk, de zogenaamde‘gillende keukenmeiden’. Deze methode hadeen redelijk resultaat, zij het dat er na eenhalf jaar gewenning optrad. Het is ook dui-delijk dat deze vorm van bestrijding mis-schien occasioneel kan gebruikt worden vooreen stortplaats of een vliegveld, maar nietgeschikt is voor een bebouwde omgeving.De gemeente Sluis hoopte het probleem sim-pel te kunnen oplossen. Er was een geruchtdat de overlast verminderde als je de kleurvan de vuilniszak veranderde, waarbij groene vuilniszakken de beste resultaten zouden geven. Prompt verving men alle blauwe vuilniszakken door groene. Jammer genoeg leverde ook dit experiment geen merkbare resultaten op. De proef was maar van korte duur. De reden hiervoor was dat men de gelegenheid kreeg om alle vuilniszakken met loshangende zakken te vervangen door afgesloten korfbakken… waarmee het probleem definitief van de baan was!

deren van de overlast veroorzaakt doormeeuwen in de buurt van afval. Een bijkomend pluspunt van containers isdat ze uitermate geschikt zijn voor hetgoed selecteren van afval. Andere won-dermiddelen blijken er niet te bestaan. En zoals voor elk afvalprobleem blijkt ookin deze problematiek: beter voorkomendan genezen. Of nog, de gelegenheidmaakt de dief: geef de meeuwen niet dekans om afval te pikken.

Wilt u meer info over meeuwenen overlast?

In nummer 12 (december 2004) van ‘De Grote Rede’ verscheen het artikel‘Meeuwen: echt een probleem’. Dit artikel is te downloaden(http://www.vliz.be/docs/groterede/GR12_meeuwen.pdf) en bevat de bevindin-gen van een gemengde Belgisch-Nederlandse ‘meeuwenexperten-meeting’op 8 oktober 2003 gehouden in degebouwen van het Vlaams Instituut voorde Zee

Met dank aan KIMO en de gemeentes Ameland,Beverwijk, Bloemendaal, Borsele, Delfzijl, De Marne,Den Haag, Dongeradeel, Eemsmond, Goedereede,Harlingen, het Bildt, Hoek van Holland, Katwijk,Oostburg, Schiermonnikoog, Terneuzen, Texel, Vlieland,Vlissingen, Wassenaar, Westland, Westvoorne,Wieringen en Zandvoort.

Hannelore Maelfait en Kathy Belpaeme

De hinder die meeuwen veroorzaken, kan alleen bestreden worden door een goedesamenwerking tussen inwoners, vakantiegangers en dagjestoeristen

de ophaalregeling in elke kustgemeente.Dag- en weekendtoeristen moeten voldoende vuilnisbakken ter beschikkinghebben om hun restafval in te kunnenachterlaten. Een mooi initiatief in dit ver-band is het aanleggen van drie onder-grondse containers in de gemeenteZeebrugge waar bewoners en bezoekersop alle tijden hun afval kwijt kunnen.

Samengevat

Ervaringen vanuit Nederlandse kustge-meentes tonen aan dat het probleemmeest effectief kan worden aangepaktdoor gebruik te maken van rolcontainersen aangepaste vuilnisbakken. Hoewelcontainers misschien niet altijd evenhandig zijn in gebruik, zijn ze zonderdiscussie het meest effectief in het vermin-

DD

DD

Page 30: Grote Rede nr. 15

30

De Negenvaam is een vrij diepe geul(20-25 m beneden gemiddeld laagstelaagwaterniveau), gelegen op zo’n vijftien kilometer uit de kust tussenOostende en Nieuwpoort. Ze is NNO-ZZW geöriënteerd en bevindt zich tussende Kwinte- en de Middelkerke Bank. De vroegste vermelding konden we trace-ren in de zeeatlas de ‘Nieuwe GrooteLigtende Zeefakkel’ (van Keulen, 1728)waar letterlijk staat:

“Tussen negen Vadems-bank, Calbank,Strooms en Revensbank, is een bravewyte genaemt negen Vadems-diep, alsNieupoort Z.O. ten Z. en Z.Z.O. van uis/ of als de Vuer-toorn van Nieupoort in’t midde van de stad gebragt is; en dan11/2 myl buyten de wal Zynde: daer is ’t heel goed legge en goede anker-grond/daer blyft met ’t laegste water 9 vadem.”

Opmerkelijk genoeg verdwijnt de naamvervolgens voor meer dan tweehonderdjaar van het toneel, om pas weer op teduiken op een lodingplan uit 1935, enop de officiële zeekaart ‘Mer du Nord –Banc des Flandres’ (1/100.000) van1932-1939. De naam zinspeelt zondertwijfel op de diepte van de geul ten tijdevan de naamgeving: negen vadem ofvaam, zijnde 9 x 6 voet of ca. 16,5 m.

Een vadem of vaam (ca. 1,8 m) is deafstand die een gemiddelde man met zijnuitgestrekte armen afmeten kan, vandaarook de uitdrukking: “Ik kan het nietomvademen”. De vrij grote diepte vandeze geul, midden in een wirwar vanondiepten en zandbanken, maakte deNegenvaam tot een geliefde vaarrouteen/of ankergrond, zoals ook blijkt uitbovenstaande passage. De grootste diep-ten in deze geul reiken tegenwoordig tot24,5 m beneden het nulni-veau. Uit oud kaartmate-riaal blijkt dat dezeebgeul sinds 1801 eerstwat ondieper en smallerwerd, vervolgens (vanaf 1866-1870 tot1924-1929) weer ver-diept en verbreedt, omnadien vrij stabiel te blijven. In 1866 noemde de cartograafStessels deze geul nog dePasse du Nord, verwij-zend naar haar functie om de kustvaart vanuit deZuydcootepas voor Duinkerkenaar diepere en noordelijker wateren teleiden. Die functie heeft de Negenvaamvandaag overigens nog altijd.

Hebt u zich wel eens afgevraagd waarom de zandbank ‘Trapegeer’ zo heet, of hoe de ‘Kabeljauw’ aan zijn naam gekomen is?Of bent u veeleer benieuwd naar de persoon achter de ‘Thorntonbank’ of naar de ontstaansgeschiedenis van de maritieme term‘kraaienest’? Geen nood, wij zochten de betekenis van de meest intrigerende zeewoorden voor u op en presenteren hieruit pereditie van De Grote Rede twee termen: telkens één naam van een zandbank of geul op zee, en één niet-toponym. Met de hulpvan een experten-team waagt De Grote Rede zich nu ook op het gladde ijs van de historische en etymologische woordverklaringen laat u meegenieten van de ‘best professional judgment’ van deze zeewoordenaars.

Een speurtocht naar de naamsverklaring van zandbanken, geulen en andere ‘zee-begrippen’

Roland Desnerck

Magda Devos

Willem Lanszweert

Jan Haspeslagh

Jan Parmentier

Jan Seys

Tomas Termote

Carlos Van Cauwenberghe

JohanTermote

Z E E WO O R D E N

NEGENVAAM

Page 31: Grote Rede nr. 15

31

De Negenvaam is nu (zie onder)een vrij diepe geul (20-25 mbeneden gemiddeld laagste laag-waterniveau), gelegen op zo’nvijftien kilometer uit de kust tussenOostende en Nieuwpoort, en inNNO-ZZW richting binnendrin-gend tussen de Kwinte- en deMiddelkerke Bank. De vroegstevermelding konden we traceren inde zeeatlas, de ‘Nieuwe GrooteLigtende Zeefakkel’ (van Keulen,1728)(zie boven). De naam ver-wijst ongetwijfeld naar de diepte -negen vadem of vaam, zijnde 9 x 6 voet of ca. 16,5 m - tentijde van de naamgeving.Hierdoor was deze geul van ouds-her een geliefde vaarroute en/ofankergrond (actuele zeekaart –Vlaamse Hydrografie; uittreksel uit‘Zeefakkel’)

Page 32: Grote Rede nr. 15

32

Beloodsing: een greep uit de vroegste vermeldingen enanecdotesWanneer heeft men in de scheepvaartvoor het eerst een beroep gedaan opde diensten van een loods? Wellicht ishet antwoord op deze vraag datbeloodsing, logischerwijze, moet ont-staan zijn bij het op gang komen van hetallereerste maritieme transport. Het loods-bedrijf vindt dus wellicht zijn oorsprongin de noodzaak om een vreemd schipergens langs een ondiepe kust te begelei-den of in een - moeilijk te bereiken -haven binnen te brengen. De Feniciërs,destijds gevestigd in het huidige Libanon,waren in de Oudheid niet alleen grotescheepsbouwers en ervaren zeevaarders.Het waren ook bekwame karavaanbege-leiders en succesvolle zeehandelslieden.Zo hadden zij nauwe banden met deChaldeeërs en de Assyriërs. Hun acti-viteiten bleven niet beperkt tot deMiddellandse Zee. Zij trokken voorbij deStraat van Gibraltar in de AtlantischeOceaan tot het Kanaal en de Oostzee inhet noorden en tot de Azoren in het zui-den. Fenicië had ook nauwe contactenmet Mesopotamië en de havens van dePerzische Golf. In dit verband kregen deFeniciërs ook vele opdrachten van o.m.de Egyptenaren. Van hen is bekend datzij loodsen gebruikten om hun schepenveilig in de havens te brengen. Zo warener in de tijd van aartsvader Abraham(ca. 3800 jaar geleden) reeds loodsen inUr op de benedenloop van de Eufraat(Mesopotamië, thans Irak). In de codexvan Hammoerabi (koning van Babylon,regerend van 1792 tot 1750 v.Chr. -tevens tijdgenoot van Abraham), vindtmen o.m. wetsbepalingen over het hono-rarium van de toenmalige loods. Ook inde Grieks-Latijnse literatuur zijn de loodsen aan de orde. Zo zou MarcusAurelius Carausius, een Menapiër uitBelgisch Gallië, ooit een Scheldeloodsgeweest zijn! In die hoedanigheid kreeghij van de Romeinse keizer Maximianuseen vlootcommando in Gesoriacum (nu Boulogne) om de Frankische enSaksische zeerovers te bestrijden. Nadat hij in ongenade was gevallen ophet vasteland, trok hij naar de Romeinsekolonie Brittania, waar hij zich in 286 totkeizer uitriep. In 293 werd hij echter ver-moord door een tegenstander.

In de 12de

eeuw had ‘l’Ile d’Oléron’,gelegen nabij de monding van deCharente in de Atlantische Oceaan, eenvoorspoedige en welvarende gemeen-schap van zeevarenden. Deze beschiktenreeds over een goed gereglementeerde

zeecode, gebaseerd op de toenmaligetradities en de gebruiken van de zeelie-den. De vrij grote weerklank hiervanbeïnvloedde in hoge mate gelijksoortigeverzamelingen die elders ontstonden.Naarmate de scheepstrafiek en ook degrootte van de schepen toenam, kwam ereen georganiseerd loodsensysteem invoege. In hoofdzaak waren de perso-neelsleden ervan locale bootslieden ofvissers. Niet zelden maakten ze echtermisbruik van hun functie en ontpoptenzich als rasechte piraten. Ze maaktenzich schuldig aan het plunderen of kapenvan de schepen die “onder hun hoedewaren”, en lieten vaartuigen met opzetschipbreuk lijden of stranden. De wettenvan Oléron waren dan ook onverbidde-lijk voor dergelijke lieden: de bemanningvan het belaagde schip was immersgemachtigd om de schuldige loods open-baar te onthoofden…

Ook ten tijde van de grote ontdekkings-reizen waren loodsen van de partij. De Venetiaan Marco Polo (1254-1324)zou Arabische zeelui en hun kaarten heb-ben gebruikt om zich te laten leiden naarhet verre Oosten. Vasco da Gama(1469-1524) schakelde in 1498Arabische ‘leidsmannen’ in bij zijn eerstereis naar Calicut (Indië) via Kaap deGoede Hoop. Ook ten tijde vanColumbus (1451-1506) was het aanne-men van ‘stuurmannen’ een vastegewoonte bij het ondernemen van verrereizen. Zo voer Juan de la Costa, deeigenaar van het vlaggenschip ‘SantaMaria’, als eerste piloot mee tijdens deeerste twee reizen naar de NieuweWereld.

En vanwaar komt het woord‘loods’?

Je hoort het vaak en het klinkt heel aan-nemelijk: het woord zou afgeleid zijn vanlood, de benaming van het handlood datmen gebruikte bij het peilen van dewaterdiepte. Een andere verklaring gaatterug op de ‘Encyclopédie navale’ van

Fournier. Volgens deze bron zou hetwoord pilote afgeleid zijn van hetLatijnse woord pilleus, verwijzend naar

een kap of kleinen vilten muts, meerbepaald de ‘bonnet’ die de toenmali-

ge loodsen droegen alsteken van hun waardigheid

(Legein, 1972).

Tot spijt van wie hetbenijdt, is de werkelij-ke verklaring een stuk

minder idyllisch. Loodsheeft niets van doen met

het metaal lood, maar is wel deverkorting van het Middelneder-

landse lootsman (eerste attestatie: 1389).Het is een ontlening aan hetMiddelengelse loadsman, dat 'stuurman'betekende. Loadsman is samengesteld uitman en het Middelengelse zelfstandignaamwoord lode, dat teruggaat op hetOudengelse laad, met betekenis 'weg,koers, route, traject'. Loadsman betekentdus letterlijk: ‘de man die de weg, deroute bepaalt’. Het eerste deel van deEngelse samenstelling komt dus niet vaneen werkwoord(stam), maar van een zelf-standig naamwoord dat in zijn voorge-schiedenis wél verwant is met het werk-woord leedan, d.i. de Middelengelsetegenhanger van ons werkwoord leiden.

Naast dat leenwoord kende het Middel-nederlands ook een inheemse benamingvoor de loods, namelijk leitsaghe. Ook daarin is het eerste deel in oor-sprong een zelfstandig naamwoord,namelijk het Germaanse laidha, dat netals het Oudengelse laad ook 'weg,koers, enz.’ betekende. Dat zelfstandignaamwoord is ten nauwste verwant methet werkwoord leiden, maar wàt uit wàtis afgeleid (het werkwoord uit het zelf-standig naamwoord of andersom), is nietduidelijk. In leitsaghe is het tweede deelook een zelfstandig naamwoord, eenafleiding namelijk van het werkwoordzeggen. Met andere woorden: een leitsa-ge zou iemand zijn die "de weg zegt",begrijp: "iemand die de weg toont".

Met dank aan de (gepensioneerde) lood-sen Yves Campana, André Missuwe enRoland Simoen voor het ter beschikkingstellen van heel wat bronmateriaal.

Bronnen* Yves Campana. Kennismaking met de Loodsdiensten.Uittreksel uit “50 jaar Beroepsvereniging van Zee- enKustloodsen”. 1995.* Jean De la Varende. Romantische Scheepvaart.Elsevier Pockets. 1960.* W. Barlett-Prince, Pilot-Take Charge – a guide for pilo-tage candidates. Brown, Son & Ferguson, Ltd.,Glasgow, S.1. Second Edition. 1970* Edmond Legein. Het Belgisch Loodswezen. Neptunus,20e jaargang, nummers 137, 138, 139, 140 en 141.1972.* Vereniging Nederlandse Loodsen Sociëteit teVlissingen. Een eeuw loodsen op en om de Schelde (van1884 tot 1984). 1984.

LOODS

Page 33: Grote Rede nr. 15

Gezocht: dood of levend

Onlangs ontdekte men op het dek van eenNederlandse eurokotter die gevist had voor de kustvan Scheveningen enkele exemplaren van een zeeslak waarvan men voorheen het bestaan in deNoordzee niet kende. Kort daarna vistenNederlandse vissers in het centrale deel van de zuidelijke Noordzee nog een exemplaar van dezelfde onbekende zeeslak op. Dit exemplaar vondzijn weg naar het aquarium van het Visserijmuseumte Breskens. De geaderde stekelhoorn - zoalsNederlandse schelpenkenners deze ‘Rapana venosa’doopten - is een roofslak oorspronkelijk afkomstig uitzuidoost-Azië. Niets bijzonders zul je misschiendenken, ware het niet dat dit schelpdier zeer vraat-zuchtig is en het daarbij vooral gemunt heeft opandere schelpdieren… Wordt deze nieuwe soort eenramp voor de oester- en mosselvisserij was dan ookeen eerste bedenking die werd gemaakt.

De geaderde stekelhoorn bezit een fraaie schelp enis vooral herkenbaar aan zijn wijde mondopeningdie fel oranje van kleur is (zie illustratie). De volwas-sen dieren worden iets groter dan de wel bekende,inheemse wulk. Net zoals de wulk legt de geaderdestekelhoorn een heleboel eikapsels. Daaruit komendan vrijlevende larven die een heel tijdje kunnenrondzwemmen alvorens zich op de zeebodem tevestigen. Dat en zijn grote tolerantie voor verschillenin temperatuur, zoutgehalte en vervuiling, maken desoort tot een succesvolle immigrant. De introductie in

andere streken gebeurt waarschijnlijk via aangehechte eikapsels (aan oesters bv.) of via larven meegevoerd in ballastwater. De soort kent zijn oorsprong in de Gele enJapanse Zee en verscheen rond 1940 voor het eerst in deZwarte Zee, waar ze heel wat schade aanrichtte aan de lokaleschelpdiervisserij. Later dook de soort op in de AdriatischeZee, in de Chesapeake Bay in Noord-Amerika en langs dekusten van Argentinië. Er zijn ook waarnemingen dichterbijhuis, van de baai van Quiberon in Bretagne.

De geaderde stekelhoorn is een echte opportunist die weinigspeciale eisen stelt aan zijn milieu en bovendien snel groeit. Ze kan zich zeker thuis voelen in de zandige bodem van de

33

Deze geaderde stekelhoorn is een van oorsprong Aziatischeroofslak die sinds kort ook in Nederlandse zeewateren isopgedoken en mogelijk een toekomstige bedreiging vormtvoor de oester- en mosselkweek (R.J.Vink NatuurhistorischMuseum Rotterdam)

Boek ‘Een zee van ruimte’: de Belgische kust nu en in de toekomst

Dat onze 67 km lange Belgische kust een toeristisch mekka isen mede hierdoor niet aan de verkavelingsdrift is ontsnapt, zal niemand ontkennen. Minder gekend is dat ook op zee heelwat gebruikers actief zijn, en dat ook hier van tijd tot tijd spanningen tussen gebruikers kunnen optreden. In het GAUFRE project (PODO II initiatief FederaalWetenschapsbeleid: 2002-2004) werkten drie onderzoeks-teams van de Universiteit van Gent en Ecolas nv., o.l.v. hetMaritiem Instituut, aan een ruimtelijke visievorming voor eenstructuurplan voor het Belgisch deel van de Noordzee. Dit project leidde tevens tot de productie van een boek: ‘Een zee van ruimte’. Het boek telt 204 pagina’s en schetst, in woord en beeld, hoe dit deel van de Noordzee wordtgeëxploiteerd en hoe er in de toekomst zou kunnen wordenmee omgegaan. Van dit puike werk zijn nog een beperkt aantal exemplaren te verkrijgen via het redactieadres van deGrote Rede (afhalen ter plaatse).

Noordzee. Het feit dat ze nu ook in de Noordzee is aangetrof-fen, is een veeg teken. Welke precies de gevolgen zullen zijnvalt moeilijk te voorspellen. Zo kan deze stekelhoorn mogelijkde mossel- en oesterteelt bedreigen. Alleszins is er voedselgenoeg voorhanden, zeker in de uitgebreide populaties vande ook al ingevoerde Amerikaanse zwaardschede…

Omdat het belangrijk is de aanwezigheid en de verspreidingvan deze slak goed op te volgen, hebben we ook jouw hulpnodig. Daarom deze oproep om attent te zijn op het voorko-men van deze roofslak in vangsten of tussen wulken, en waar-nemingen van verdachte exemplaren te melden, en - indienmogelijk - te bewaren (in de diepvries of op alcohol) voor ver-der wetenschappelijk onderzoek. Meldingen kunnen gebeurenbij het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen/BMM op één van volgende telefoonnummers: 059/ 70 01 31;GSM 0477/25 90 06 of 0473/ 95 30 59.

Francis Kerckhof

IN D

E BRA

ND

ING

Page 34: Grote Rede nr. 15

34

Ontmijning stranden in volle beweging

De twee wereldoorlogen hebben onze kust met een loodzwareén gevaarlijke erfenis opgezadeld. Tot op vandaag bevindenzich nog steeds vliegtuigbommen en springtuigen onder onzestranden. Sommige daarvan staan nog op scherp, en blijkensoms hooguit een halve meter diep te zitten. De problematiekkwam in een stroomversnelling toen Tele Danmark in 1994telefoonkabels aan land wou brengen in De Panne enKoksijde. De Nieuwpoortse firma NV M. & J. Braet, die deopdracht kreeg voor de aanlandingswerken, wees de Denentoen op het mogelijke gevaar van springtuigen onder hetzand.

Vanaf 1996 is de Vlaamse overheid (AWZ - afdeling Kust)gestart met het systematisch verwijderen van die oorlogstuigen.Daartoe maakt ze jaarlijks 1,5 miljoen EUR vrij. Op diemanier wordt telkens een bepaalde strandsectie volledig ont-mijnd. Zo’n delicate opdracht is uiteraard specialistenwerk. De NV M. & J. Braet, die na aanbesteding de huidig lopendezuiveringsopdracht kreeg toegewezen, doet hiervoor beroepop een zeer performant detectiesysteem en op ontmijners die

Tot op vandaag bevinden zich nog steeds vliegtuigbommenen springtuigen onder onze stranden. Vanaf 1996 is deVlaamse overheid (AWZ - afdeling Kust) gestart met het syste-matisch verwijderen van die oorlogstuigen. Indien er effectiefeen explosief is gevonden, wordt DOVO, de ontmijnings-dienst van het Belgische leger, onmiddellijk ingeschakeld. Zij beslissen of ze het oorlogstuig meenemen of ter plaatsezullen ontmijnen. Dat laatste kan bv. gebeuren door hetspringtuig zo dicht mogelijk bij de laagwaterlijn te brengen,en het dan bij hoog water tot ontploffing te brengen, uiter-aard na het nemen van alle nodige veiligheidsmaatregelen.Zoiets gaat vaak gepaard met een ‘fontein’ die spectaculairebeelden oplevert. Op het tweede beeld is een mortiergranaat(+/- 30 cm) te zien zoals die op onze stranden wordt gevon-den (AWZ-afdeling Kust)

o.a. ervaring hebben opgedaan in Koeweit en Cambodja. Om de explosieven op te sporen wordt gebruik gemaakt vanveranderingen in het magnetisch veld van de aarde door deaanwezigheid van metalen voorwerpen. Daarbij kan men hetgewicht en de diepte van het voorwerp nauwkeurig bepalen.Men is echter nooit zeker of het om een onschuldig stukschroot gaat, of om een gevaarlijke bom. Elk voorwerp wordtdaarom met uiterste omzichtigheid uitgegraven door de ontmij-ners. Nonchalance kan daarbij letterlijk levensgevaarlijk zijn!

Indien er effectief een explosief is gevonden, wordt DOVO, deontmijningsdienst van het Belgische leger, onmiddellijk inge-schakeld. Zij beslissen of ze het oorlogstuig meenemen of terplaatse zullen ontmijnen. Dat laatste kan bv. gebeuren door hetspringtuig zo dicht mogelijk bij de laagwaterlijn te brengen, inte graven, op te hogen met zand en het dan bij hoog water totontploffing te brengen. Zoiets gaat vaak gepaard met een‘fontein’ die spectaculaire beelden oplevert. Vandaag is hetdroogvallend strand van De Panne praktisch volledig ontmijnden zijn ook grote delen van het strand van Oostende opge-ruimd. Momenteel zijn er ruimingwerken bezig te Bredene.Het spreekt voor zich dat prioriteit gaat naar recreatieve stranden, omdat daar de meeste toeristen komen. Er is echternog heel wat werk te doen vooraleer alle Vlaamse strandenbommenvrij zullen zijn.

Miguel Berteloot & Leen Vermeersch

De eerste Belgische mariene beschermde gebiedenzijn afgebakend

Recent werden in het Belgische deel van de Noordzee vijfmariene beschermde gebieden aangeduid. Dit gebeurde doorhet Koninklijk Besluit van 14 oktober 2005 tot instelling van despeciale beschermingszones (Belgisch Staatsblad van31/10/2005; zie http://www.staatsblad.be/ - na ingevenvan datum van publicatie).

Het gaat om drie gebieden die zijn afgebakend in het kadervan de Europese Vogelrichtlijn (de zogenaamdeVogelrichtlijngebieden). Deze gebieden beogen vooral debescherming van enkele vogelsoorten, zoals Fuut, Visdief,Grote stern en Dwergmeeuw. Voorts zijn twee specialebeschermingszones afgebakend in het kader van deHabitatrichtlijn (Habitatrichtlijngebieden), respectievelijk terhoogte van de ondieptes van de Vlakte van de Raan en deTrapegeer-Stroombank. Voor al deze gebieden zijn er ookbeschermingsmaatregelen genomen: zo kan men hier bijvoor-beeld geen nieuwe infrastructuurwerken plannen. Met verschil-lende gebruikersgroepen, zoals de watersportrecreanten, kunnen overeenkomsten worden afgesloten waarin de sectorzich engageert om verstoring te vermijden. Per beschermdgebied dient de bevoegde instantie een beleidsplan op te stel-len, dat toelaat de genomen beschermingsmaatregelen te eva-lueren op hun deugdelijkheid.

De wettelijke basis voor de afbakening van mariene bescherm-de gebieden is de ‘Wet van 20 januari 1999 ter beschermingvan het mariene milieu in de zeegebieden onder de rechtsbe-voegdheid van België’ (Belgisch Staatsblad 12/03/1999).Om een rechtsbasis te geven aan de vrijwillige gebruiksover-eenkomsten werd de wet recent gewijzigd door de Wet van17 september 2005 (Belgisch Staatsblad 13/10/2005). Devoorwaarden voor de gebruikersovereenkomsten en debeleidsplannen werden verder uitgewerkt in een Koninklijk

Page 35: Grote Rede nr. 15

35

Besluit van 14 oktober 2005 (Belgisch Staatsblad van31/10/2005).

Aan de afbakening van de gebieden ging een intensieve over-legronde vooraf met de diverse gebruikers van het marienemilieu en met de lokale besturen. Dit is een belangrijk elementin het creëren van een draagvlak voor de instelling van dezebeschermde gebieden. Ook de vrijwillige gebruiksovereenkom-sten kunnen daar zeker toe bijdragen. Een tekortkoming in dewetgeving is dat, indien de instandhoudingsdoelstellingen nietworden gehaald voor deze speciale beschermingszones, ergeen mechanisme is voorzien om dit op te vangen (eventueelaan de hand van dwingende bepalingen)…

An Cliquet

Afbraak oosterstaketsel Oostende in 2006?

In het voorjaar van 2005 trad bij een zware storm ernstigeschade op aan het Oostendse oosterstaketsel (daterend uit1968). De situatie was ronduit gevaarlijk geworden voor wan-delaars en sportvissers. Daarom besliste de AdministratieWaterwegen en Zeewezen (afdeling Maritieme Toegang) uitveiligheidsoverwegingen om het staketsel niet langer toegan-kelijk te houden voor het publiek. Het staketsel is bovendienhavengebied, waardoor het in principe verboden terrein isvoor onbevoegden. Voor de storm het staketsel beschadigde,werd passieve recreatie echter oogluikend toegelaten.Recreatie op het huidige oosterstaketsel behoort nu dus defini-tief tot het verleden. De herstellingen die intussen aan het oudestaketsel zijn uitgevoerd, zijn immers slechts tijdelijke maat-regelen, in afwachting van een definitieve afbraak van het staketsel … en de bouw van een nieuwe oostelijke dam.

De afbraak van het oosterstaketsel en de lage havendam isnodig om de uitbreiding van de haven van Oostende mogelijkte maken. De huidige vaargeul is gebogen en beperkt degrootte van schepen die Oostende kunnen binnenvaren. Na het verdwijnen van het oosterstaketsel zal men de vaargeulrechttrekken en kunnen ook grotere schepen Oostende aan-doen. De afbraak is reeds voorzien voor de lente van 2006. In een latere fase wordt aan de oostelijke kant een nieuwehavendam gebouwd, die het sluitstuk zal vormen van dehavenuitbreiding. Deze nieuwe oostelijke dam zal trouwens optermijn voor elk wat wils bieden: niet alleen wordt die opnieuw

toegankelijk gemaakt voor wandelaars, er zullen ook specifieke vissersplatforms worden voorzien. De dam zelfwordt zodanig aangelegd dat ecologie en natuur alle kansenkrijgen. Economie, recreatie en natuur zullen er dus hand inhand gaan.

Leen Vermeersch & Miguel Berteloot

Het in 1968 gebouwde, en in 2005 zwaar beschadigde oosterstaketsel van Oostende, wordt straks afgebroken. Op termijn komt in de plaats een nieuwe oostelijke dam, waarop ook ruimte zal zijn voor recreatie en natuur

VL

Page 36: Grote Rede nr. 15

36

Het VLIZ stuurt, ondersteunt en informeert

Het Vlaams Instituut voor de Zee vzwwerd in 1999 opgericht door de Vlaamseregering, de provincie West-Vlaanderenen het Fonds voor WetenschappelijkOnderzoek Vlaanderen en ontvangt binnen het kader van een beheersover-eenkomst een jaarlijkse toelage van hetMinisterie van de Vlaamse Gemeenschapen van de provincie.

Het VLIZ heeft als centrale taak het weten-schappelijk onderzoek in de kustzone teondersteunen en zichtbaar te maken.Hiertoe bouwt het een coördinatieforum,een oceanografisch platform en hetVlaams Marien Data- en Informatie-centrum uit. Daarnaast fungeert het insti-tuut als internationaal aanspreekpunt enverstrekt het adviezen op vraag van deoverheid of op eigen initiatief. Het VLIZstaat ook in voor wetenschapspopularise-ring, sensibilisering en de verdere uit-bouw van een mariene mediatheek. Het VLIZ heeft een interfacefunctie tussenwetenschappelijke middens, overheids-instanties en het grote publiek.

Vanuit die taakstelling en gedrevenheidwil het VLIZ een katalysator zijn voor hetgeïntegreerd kustzonebeheer. Het aanbie-den van informatie over de kust, hetbevorderen van contacten tussen gebrui-kers, wetenschappers en beleidsmakersen het helpen sturen en ondersteunen vande onderzoekswereld zijn immers nood-zakelijke ingrediënten voor geïntegreerdkustzonebeheer.

Wie interesse heeft in alles wat metonderzoek in de kustzone te maken heeft,kan individueel of als groep aansluiten alssympathiserend lid.Uitgebreide informatie over het VlaamsInstituut voor de Zee is beschikbaar op dewebsite (http://www.vliz.be) of op hetsecretariaat (e-mail: [email protected]).

Colofon

‘De Grote Rede’ is een informatieblad over deVlaamse kust en aangrenzende zee uitgege-ven door het Vlaams Instituut voor de Zee(VLIZ). Deze uitgave wil informatie aanbieden en opi-nies aan bod laten komen i.v.m. actuele thema’s aansluitend bij het concept ‘geïnte-greerd kustzonebeheer’. ‘De Grote Rede’ wordt opgesteld door eenzelfschrijvende redactie van dynamischekrachten, met ervaring in de onderzoekswe-reld of met het kustzonebeleid, en gerecru-teerd uit verschillende disciplines en onder-zoeksvelden. De leden zetelen in de redactieten persoonlijke titel en niet als vertegenwoor-digers van de instantie waarbij ze zijn tewerk-gesteld. Noch de redactie, noch het VLIZ zijnverantwoordelijk voor standpunten vertolktdoor derden. ‘De Grote Rede’ verschijntdriemaal per jaar en kan gratis worden bekomen door aanvraag op onderstaandadres. Reacties op de inhoud zijn steeds welkom bij de redactie. Overname van artikelen is toegelaten mits bronvermelding.

Verantwoordelijke uitgeverJan Mees, VLIZWandelaarkaai 7B-8400 Oostende, BelgiëCoördinatie en eindredactieJan Seys, VLIZ059 34 21 [email protected] Belpaeme, Miguel Berteloot, Dirk Bogaert, Dries Bonte, An Cliquet, Steven Degraer, Samuel Deleu, Wim Demaré,Nancy Fockedey, Jan Haelters, Francis Kerckhof, Hannelore Maelfait, Frank Maes, Jan Mees, Filip Merckx, Frank Monsecour, Theo Notteboom, Sam Provoost, Frank Redant, Jan Seys, Björn Van de Walle, Els Verfaillie, Leen VermeerschZeewoordenteamRoland Desnerck, Magda Devos, Nancy Fockedey, Jan Haspeslagh, Willem Lanszweert, Jan Seys, Johan Termote, Tomas Termote, Carlos Van Cauwenberghe, Jan ParmentierVormgevingJohan MahieuFoto’s en grafiekenadministratie Waterwegen en Zeewezen –afdeling Kust (AK), Baeteman & Declercq 2002,Cecile Baeteman (CB), DHM-Vlaanderen vanOC-GIS Vlaanderen, Misjel Decleer (MD),Danny De Kievith (DD), ICES, Hans Polet (HP),Intergovernmental Panel on Climate Change(IPCC), RFE, Tijdschrift der Openbare Werkenvan België, Verwaest & Verstraeten 2005,Vlaams Instituut voor de Zee (VL),www.msc.org, www.goedevis.nl; R.J.VinkNatuurhistorisch Museum Rotterdam, VLAM,administratie Waterwegen en Zeewezen –afdeling Waterbouwkundig Laboratorium enHydrologisch onderzoek (WLH), VlaamseHydrografie, ZeefakkelCartoonsJan-Sebastiaan DebusschereDrukkerijDe Windroos nvGedrukt op biosetpapier 90 g, in een oplage van 3000 ex.Algemene informatieVLIZ vzwWandelaarkaai 7B-8400 OostendeTel.: 059 34 21 30Fax: 059 34 21 31e-mail: [email protected]://www.vliz.beISSN 1376-926X

Vlaams Instituut voor de Zee

Ministerie van deVlaamse Gemeenschap

De naam ‘De Grote Rede’ vraagtenige verduidelijking. We hopen metde nodige ‘rede’ (Van Dale: ‘samen-hangende uiting van gedachten overeen bepaald onderwerp, gericht totpubliek’) een toegang te creëren naareen zo groot mogelijke stroom aaninformatie. En zoals de Grote Rede op de zee-kaarten - een geul ten noorden vanOostende - een belangrijke aanloop isvan en naar onze kust, wil dit infobladbruggen slaan tussen de Vlaamse(kust) en federale (zee) bevoegdhe-den, tussen diverse sectoren, tussengebruikers sensu stricto en genieters,tussen onderzoekers, beleidslui en hetgrote publiek. Tenslotte kan dit bladook wel fungeren als een rustigeankerplaats of rede in onze vaak woe-lige zeewateren.