Groninger Museum Magazine 2011 - 3

68
03 2011 PRIJS € 1,00 AZZEDINE ALAÏA IN DE 21E EEUW ALAÏA

description

Museum magazine accompanying the Azzedine Alaïa exhibition. Also content about Iris van Herpen, Studio Job, Jan Altink and information about museum activities.

Transcript of Groninger Museum Magazine 2011 - 3

03 20

11

PRIJS € 1,00

AZZEDINE ALAÏA IN DE 21E EEUWALAÏA

2Azzedine Alaïa- Wie is Alaïa en wat maakt het werk van de

Tunesisch-Franse modeontwerper zo bijzonder en aantrekkelijk?

19Studio Job & het Groninger Museum

Een overzicht van de relatie tussen het beroemde designduo en het Groninger Museum

25Jan Altink - Over het werk van Jan Altink, herinneringen en verrassende combinaties als muziek en een column van de

Groningse dichter Jean Pierre Rawie.

46Iris van Herpen preview

49Museumsalon, Juniorclub, Zaalverhuur,

Rondleidingen & arrangementen en Ontwerpwedstrijd

57Vereniging van Vrienden

61Menkemaborg

AZZEDINE ALAÏASPRING 2008©AZZEDINE ALAÏA

Azzedine Alaïa werd geboren in Tunesië in juni 1940. Zelf weigert hij zijn exacte leeftijd te noemen, maar geeft hij aan “zo oud als de farao’s” te zijn. Hij groeide op in het huis van zijn grootouders, waar zijn twee-lingzus Afida hem leerde naaien en hem kennis liet maken met Franse modebladen. Zijn wens was om beeldhouwer te worden, en daarom ging hij een opleiding volgen aan de kunstacademie in Tunis. ’s Zomers nam hij een bijbaantje als assistent van een vrouw die gespecialiseerd was in het kopiëren van de Parijse haute-couture. Dit beviel zo goed, dat hij stopte met beeldhouwen en kleding ging maken voor de Tunesische chic. In 1957 vertrok Alaïa naar Parijs. “Ik wilde de geheimen ontdekken van de jurk, van de coupe. Het ging mij puur om de techniek, niet om de mode”, aldus de ontwerper. Hij werd aangenomen bij Dior, om na vijf dagen weer ontslagen te worden. Teleurstellend, maar het begin was daar. Alaïa zette zijn eigen mode-praktijk op en werkte vervolgens voor de Franse couturiers Guy Laroche en Thierry Mugler. Ook kreeg hij opdrachten van Cacharel, bekend van prêt-à-porter kleding, parfums en accessoires.

DOORBRAAK

Zijn doorbraak kwam begin jaren tachtig, nadat hij een opdracht

had gekregen van het Franse merk Charles Jourdan. Alaïa ontwierp een kleine collectie, met daarin onder andere een leren jas met zilverkleurige ringen en een tricot zwarte jurk met een grote rits. Te agressief voor de winkels, maar Nicole Crassat, moderedactrice bij Elle, was onder de indruk. Fotograaf Bill Cunningham legde haar vast in kleding van Alaïa, onderweg naar een modeshow. De foto kwam terecht in het Amerikaanse mode-dagblad WWD, met het onderschrift “Alaïa’s ontwerpen zullen de temperaturen van de jaren tachtig doen stijgen.” Niet lang daarna belde Bergdorf Goodman, of Alaïa misschien een show wilde komen geven. In 1982 verbrak het New Yorkse warenhuis alle records met de verkoop van zijn kleding.

LIEFDE VOOR DE VROUW

De mode in die periode was groot en breed, Alaïa daarentegen bleef dicht bij het vrouwenlichaam. Zijn nauw-aansluitende ontwerpen leverden hem de bijnaam ‘king of cling’ op: Alaïa als koning van de tweede huid. Zelf noemt hij zijn kleding een studie van het lichaam – een gevolg van zijn opleiding tot beeldhouwer. Nog voor het tekenen van patronen worden stoffen eerst op het lichaam gedrapeerd en gespeld, net zolang tot Alaïa er zeker van is dat de draagster er op haar voordeligst

uitziet. Kleding moet op de juiste plekken verhullen en accentueren. De vrouw moet wat hem betreft de aandacht trekken, niet de kleding. Daarnaast acht hij het belangrijk dat de draagster zich comfortabel voelt in zijn werk. Alaïa vindt het absurd om een vrouw veel geld te laten betalen voor iets waar ze zich niet lekker in voelt. Deze werk- en denk-wijze is typerend voor zijn liefde voor vrouwen. Hij koestert de vrouwen uit zijn familie, de beroemdheden die zijn kleding dragen en de modellen die hij vanaf hun begintijd onder zijn hoede genomen heeft. Dat betekent echter niet dat zijn kleding onge-schikt is voor vrouwen die niet over een modellenlichaam beschikken. Dankzij zijn maatwerk weet hij ook hen van de mooiste kleding te voorzien. “Een vrouw kan alles dragen, als ze maar goed in haar vel zit. Als ze iets met plezier draagt en zich niets aantrekt van anderen, is er niets aan de hand. Dik, dun of afwijkend, ik pas me als ontwerper wel aan.”

MATERIAALGEBRUIK

Belangrijk zijn ook zijn stoffen: materiaal is Alaïa’s grote kracht. Hij verwierf faam met zijn gebreide jurken van gekookt wol en de uitvin-ding van stretch. Door te experimen-teren met combinaties van verschil-lende weefsels, in dit geval lycra en viscose, werd stretchstof een feit.

ANNE-SOPHIE SCHOLTENS

Azzedine Alaïa, meesterbrein achter de tweede huid

3

Hiermee is hij ook de uitvinder van de legging. De gebreide jurken zijn tot stand gekomen door de nauwe samenwerking met een klein fabriekje in Florence. De aandacht voor materiaal blijkt ook uit zijn uit leer gelaserde kantmotieven, witka-toenen broderie, op bont lijkend fluweel en vervilte wollen tricots. Conventionele en vernieuwende materialen als leer met studs, dieren-huiden, polymeer, tweed, zijde en industriële ritsen maken eveneens deel uit van zijn collecties.

UIT DE PUBLICITEIT

Begin jaren negentig raakte Alaïa wat meer op de achtergrond. Zijn zus Afida overleed en hij wilde het rustiger aan doen. Alaïa distantieerde zich van de hectische modewereld. Er lag volgens hem te veel druk op

ontwerpers en daardoor kwam de essentie van mode in het gedrang. Vier collecties per jaar ontwerpen vond hij onmogelijk; het kostte al een half jaar om een nieuw silhouet te ontwikkelen en een eigen toon te vinden. Hij besloot jarenlang geen modeshows meer te geven en moest er dus op vertouwen dat zijn clientèle naar zijn atelier zou komen. Dat gebeurde, maar door niet langer mee te doen aan het systeem was het financieel niet altijd even makkelijk. Daarnaast ontwierp Alaïa geen brillen, tassen of parfums, alles wat een modehuis juist staande houdt. Bovendien adverteerde hij niet in de belangrijke tijdschriften (sterker nog: Alaïa sprak zich openlijk uit tegen Vogue-hoofdredactrice Anna Wintour, waardoor hij een plek in het invloedrijke blad wel kon vergeten).

Het gevolg van dit alles was dat de modepers hem links liet liggen. CREATIEVE VRIJHEID

In 1998 kwam Alaïa opnieuw in de spotlights, maar dan in een museale setting. Het Groninger Museum wijdde een overzichtstentoonstelling aan de legendarische ontwerper met werk van laatste twintig jaar. Alaïa ging met het museum in zee vanwege de schoonheid van het gebouw. Dat het gebouw tot stand is gekomen door de inzet van verschil-lende architecten kon de ontwerper waarderen. Bovendien gaven cura-toren Mark Wilson en Jim Cook hem volledige vrijheid, een verademing voor iemand die gewend is volgens de strikte regels van de mode te werken. Alaïa noemde het “oneindig veel leuker en interessanter dan het

AZZEDINE ALAÏA WINTER 2011©AZZEDINE ALAÏA

4

modecircus”. Negen maanden lang bereidde hij zich voor en koos hij zorgvuldig welke kleding en bijbe-horende kunstwerken hij wilde laten zien. Alaïa wilde zijn kleding namelijk tonen te midden van schilderijen en sculpturen van kunstenaars die hem geïnspireerd hadden. Het werd geen chronologisch retrospectief maar een aaneenschakeling van prachtige kleren in samenspel met kunstwerken van onder andere Andy Warhol, Julian Schnabel, Jean-Michel Basquiat en Picasso. Een feest voor het oog, dat is wat Alaïa wilde, en dat werd het ook. Twee jaar later werd dezelfde tentoonstel-ling getoond door het Guggenheim Museum in New York.

In 2000 verkocht hij een deel van zijn bedrijf aan Prada. Hij had geld

nodig om zijn archieven te bewaren en wilde zijn schoenen- en acces-soirecollecties uitbreiden. Sindsdien zorgt hij er ook weer voor dat hij zijn voor- en najaarscollecties op tijd levert, al maakt hij nog altijd geen tussencollecties, in tegenstelling tot bijna alle andere modelabels. Toen de zaken in 2007 weer aantrokken, kocht hij zijn bedrijf terug. Wel bleef hij aan het merk verbonden door de gezamenlijke ontwikkeling en productie van leren tassen, riemen en schoenen. Later sloot Alaïa zich aan bij het Zwitserse Richemont, bekend vanwege luxe horloges en sieraden. Voorwaarde was dat de Tunesische ontwerper creatieve vrijheid kreeg en dat er een fonds werd opgezet om zijn nalatenschap te behouden.

BEROEMDHEDEN

Deze creatieve vrijheid heeft ervoor gezorgd dat Alaïa anders is dan andere ontwerpers. Waar anderen opgejaagd worden door de mode-industrie en daardoor soms de creativiteit uit het oog verliezen, blijft Alaïa trouw aan zijn eigen silhouet. Dit silhouet staat al jaren voor glamour, sensualiteit, stijl, pasvorm, zelfvertrouwen, comfort en sexap-peal. Anno 2011 is er steeds meer belangstelling voor zijn doordachte, tijdloze en stijlvaste ontwerpen. In de GMcollector bij deze tentoonstel-ling, gratis voor bezoekers, zijn vele beroemdheden in ontwerpen van Alaïa opgenomen.

Anne-Sophie Scholtens is masterstudente

Kunsten, Cultuur en Media in Groningen en

stagiaire op de afdeling educatie

Een vrouw kan alles dragen, als ze maar goed in haar vel zit

5

ERIC BOS

Azzedine AlaïaHe’s A Genius!

6

Als de in Tunesië geboren, opvallend kleine coutu-rier Azzedine Alaïa zijn mannequins en modellen omhelst, reikt zijn hoofd tot aan hun borsten. In dat opzicht bevindt hij zich in een bevoorrechte positie. Hij heeft de oerbron van zijn kunstzinnige ontwerpen op ooghoogte, het absolute vrouwe-lijke, dat hij vervolgens in zijn creaties verwerkt en versterkt. In de japonnen van Azzedine Alaïa zijn vrouwen weer supervrouw, ongeacht hun leeftijd. Bijna al zijn kledingontwerpen lijken te roepen: kijk hoe mooi ik om deze heupen, deze taille en schou-ders, borsten en benen pas. Zelden is kleding in staat het lichaam zo te verhullen en tegelijkertijd de vrouwelijke vormen zodanig te accentueren als zijn japonnen. Bij de ontwerpen van Alalïa denk je zelfs bij de mooiste vrouw: alsjeblieft, niet uittrekken!

Pas in een kledingstuk van Alaïa wordt een vrouw optimaal sexy en verleidelijk.

SENSUALITEIT

Zijn stijl, de stoffen, de attributen, versieringen en accessoires, alles draagt bij Alaïa een sterke sensua-liteit uit, zonder altijd veel bloot te geven. Het zit ‘m in de pasvorm, in de in sommige collecties bestaande neiging van de ontwerper om vrouwen van top tot teen te verhullen. In die verhulling worden vaak perforaties aangebracht, openingen, danig ingekorte rokken, verwijderde mouwen of zomaar een superlaag decolleté, soms tot net boven de tepel, waardoor lichaam en stof in elkaar over lijken te gaan en één vorm worden, zodat je je begint af te vragen of de draagster er misschien mee geboren was.

7

Vooral de strakke, gebreide jurken hebben dat. Zelfs de modellen met tijger- of panterprint worden bij hem nooit ordinair en lijken eerder een vanzelfsprekende voortzetting van de menselijke huid. Met open mond kijk je ook naar stoffen en toepassingen die enigszins doen denken aan de SM-cultuur waar glanzend leer en metaal een rol spelen, verwerkt in een manteltje, een rugpand, geperforeerd of geribbeld (ridged) leder. Of met leren franjes (fringed) en studs aan de tailleband. Dat, met de brede metalen of opengewerkte leren gordels, geeft al die zachte, vloeiende sensualiteit in zijn ontwerpen ook een vleugje krijgshaftigheid. Dat soort kleding doet denken aan de outfits van Grace Jones, de Jamaïcaanse filmactrice, model en zangeres die inmiddels ook alweer de vijfenzestig nadert. Een van haar beroemdste outfits is de door Alaïa in de jaren tachtig ontworpen, een vuurrode, lange japon met capuchon van chiffron. Die is gebaseerd op vergelijkbare Noord-Afrikaanse kleding.

STERRENSTATUS

Ook op deze tentoonstelling komen we japonnen van chiffron tegen, dat fijne (kunst)zijden weefsel dat als een waterval van transparante sluiers over het lichaam vloeit. Het zijn ontwerpen die doen denken aan de jaren vijftig Hollywood-creaties van costume-designer Edith Head. Ze herinneren aan de filmsterren die ze met glans en gratie droegen en die in niet geringe mate hun sterrenstatus verhoogden. Films die zonder twijfel in de buurtbioscopen van Tunesië hebben gedraaid en die Azzedine Alaïa, toen nog een opgroeiende jongen binnen een familie van graanboeren, moet hebben gezien.Spectaculair in de geschiedenis van de mode zijn Alaïa’s gebreide ontwerpen, de nieuwste in de Wintercollectie van 2011, waarvoor hij een geheel nieuwe breitechniek ontwierp. Gebreide korte en lange japonnen die zo mooi strak om het lichaam sluiten, veel meer dan de vaak ongemakkelijk tegen de huid liggende breisels die we uit het gemiddelde kledingwarenhuis kennen. Een deel van het geheim ervan kan worden verklaard uit de vermen-ging van wol met lycra en stretch chenille.

BEGEERLIJK

Maar los van alle stoffen en technische details is Alaïa een onmiskenbare vrouwenman die precies weet en aanvoelt wat vrouwen verlangen en waar ze behoefte aan hebben. Het bijzondere van zijn ontwerpen is dat een vrouw niet de aandacht trekt door haar Alaïajapon, maar dat die japon haar als geheel verandert in een begeerlijk wezen. Ze is als het ware die japon geworden, lichaam en stof vloeien in zijn creaties in elkaar over.Mij raken de ontwerpen waarbij stoffen en huid verliefd op elkaar zijn geworden, het meest. In dat opzicht is de stijl van Alaïa ware kunst die terecht in een museum gepresenteerd en geshowd wordt. Maar ook de meer

exuberante creaties, de brutaal blote ontwerpen voor de upper-class, het heftige silhouet dat ontstaat als de stoffen samen met het vrouwelijk lichaam een sculptuur vormen. Die zijn vergeleken met de creaties van Viktor & Rolf heel bescheiden maar openbaren zich meer dan object te zijn als een uitbundige ode aan het vrouwe-lijk lichaam.Wat te denken van de witte jurk uit de Lentecollectie van 2008, die lijkt te bestaan uit een getailleerd jakje over een superkorte rok, maar in wezen één geheel is en gebaseerd lijkt te zijn op laat 19de-eeuwse damesmode. Het meest revolutionaire aan dit historiserende model is dat de rok ver boven de knie eindigt en de afwezige mouwen niet zijn vervangen door lange, doorzichtige pofmouwen, zoals we die van 19de eeuwse voorbeelden kennen. Je verwacht aan de achterzijde een queue, maar die zou teveel de aandacht onttrekken aan de vrouwelijke vorm.

VROUWELIJKHEID

Opvallend is dat de fijne organza-achtige stof gewat-teerd lijkt te zijn in de verticale banen van rimpelstof. Deze japon associëren we met onschuld, doordat de stof wit en het ontwerp kinderlijk is. Het doet denken aan Alice in Wonderland, aan een witte Roodkapje, aan de vele geschilderde vrouwen in witte japonnen uit de kunstgeschiedenis van de 19de eeuw. Een Symphonie in White.In al die verfijnde ontwerpen spelen stiksels, ritsen, biezen, linten en naden een even grote artistieke rol, zoals ze onderdelen en lichaamsdelen accentueren, de vorm versterken, de vrouwelijkheid benadrukken. De kledinglijn van Alaïa staat niet op zichzelf. Bij dat alles behoort een scala aan accessoires, schoenen, tassen, Noord-Afrikaanse gordels in plaats van Westerse cein-tuurs. Tassen met petal-design, zoals het bloemblaad-jesmotief in de modewereld heet. En ook de tijgerprint, het fringed- en ridgedleather. De modewereld van Azzedine Alaïa is vol van fijnzinnige, bijna geheimzinnige verwijzingen naar de Berbercultuur en de haremroman-tiek. Maar steeds staat het vrouwelijk zelfbewustzijn voorop. Calvin Klein heeft het nadrukkelijk gezegd: ‘Alaïa? He’s a Genius!’ en de actrice Sigourney Wever, gekleed in een Alaïadress, zei hem dat letterlijk na.Geen wonder, zijn beroemde vrouwelijke klanten, zoals Madonna, Shakira en Victoria Beckham drukken hem aan hun borst. Alaïa dat is de in neutraal zwart geklede droomprins die sensuele en elegante koninginnen van ze maakt. En dat is zelfs voor een presidentsvrouw als Michelle Obama een flink stapje hoger in de vrouwelijke hiërarchie.

Eric Bos is beeldend kunstenaar, schrijver en lid van de redactieraad

8

AZZEDINE ALAÏA, COUTURE, COUTURE WINTER 2011, FOTO'S: ROBERT KOT 9

10

AZZEDINE ALAÏA, COUTURE ZOMER 2010

11

12

AZZEDINE ALAÏA, COUTURE WINTER 2008 13

14

AZZEDINE ALAÏA, COUTURE ZOMER 2009 15

16

AZZEDINE ALAÏA, WINTER 201017

Studio Job & het Groninger

MuseumJENNY KLOOSTRA

THE LAST SUPPER (THE GOSPEL), 2009GECORRODEERD GIETIJZER, KAARSCOLLECTIE STICHTING ZUIDERZEEMUSEUM, ENKHUIZENFOTO: ROBERT KOT

19

In 2001 maakte het Groninger Museum en het museumpubliek kennis met Studio Job. Voor de groepstentoonstelling Stroomversnelling maakten zij Excavator, een graafmachine van karton en papier-maché. Het was een symbolisch werk. Als een vrolijk gekleurde bulldozer maakte de Excavator de weg vrij voor het tegengeluid van Studio Job, die met hun nieuwe opvattingen vraagtekens zetten bij de geldende regels van design. Nu is er tot 4 maart 2012 een overzichtstentoonstelling van hun werk te zien in het Mendini 1 paviljoen en het Coop Himmelblau paviljoen.

Studio Job bestaat uit de ontwerpers Job Smeets (1970) en Nynke Tynagel (1977), die beiden afstudeerden aan de Design Academy in Eindhoven. Studio Job werd in 1998 opgericht door Smeets en in 2000 sloot Tynagel zich bij hem aan. Ze verwierven al snel internationale bekendheid met bijzondere ontwerpen op de grens tussen kunst en design. Juist dit snijvlak is een belangrijk aandachtsge-bied van het Groninger Museum. Het accent ligt hierbij niet op producten die eveneens in designwinkels te koop zijn, maar op bijzondere objecten en installaties die het begrip ‘design’ ter discussie stellen. Dit laatste is precies wat het werk van Studio Job doet.

Terwijl functionaliteit en bereikbaarheid door massapro-ductie belangrijke idealen waren in de twintigste eeuw, grijpen Smeets en Tynagel aan het begin van een nieuwe eeuw terug op het pre-industriële tijdperk. Zowel in hun vormentaal als opvallende materiaalgebruik refereren ze aan de decoratieve kunsten van voorbije tijden. Met een fascinatie voor de Europese decoratieve traditie kiezen ze niet voor functionaliteit, maar voor ambacht en betekenis. Ze ontwerpen niet voor massaproductie, maar maken vooral unieke stukken en voorwerpen in een gelimiteerde oplage.

BRONSVeel van de ontwerpen van Studio Job zijn uitgevoerd in brons, een gangbaar materiaal in de beeldhouwkunst, maar voor het maken van gebruiksvoorwerpen een ongebruikelijke materiaalkeuze. Het is te zwaar om goed hanteerbaar te zijn en veel te kostbaar voor massapro-ductie. Toch blijkt brons voor Studio Job het materiaal bij uitstek om hun ideeën en fantasieën vorm te geven. “Je gedachten vormen zowat de enige beperking,” zegt Smeets, “alsof je een sculptuur maakt”.1

Het sculpturale karakter van het werk van Studio Job is al duidelijk herkenbaar in hun eerste reeks bronzen ontwerpen. De serie Containers (2000) bestaat uit een

EXCAVATOR, 2001KARTON, PAPIER, HOUT, PU COATINGCOLLECTIE GRONINGER MUSEUM, FOTO'S ROBERT KOT

20

vijftal objecten met een kubistische inslag en verraadt de hand van de maker. In het bronzen oppervlak zijn de vingers die zich in het wassen model hebben gedrukt nog zichtbaar. De geabstraheerde vormen verwijzen naar gebruiksvoorwerpen, naar ketels, potten en pannen, maar werkelijk bruikbaar zijn ze niet. Smeets en Tynagel zijn met name geïnteresseerd in de icoonwaarde van reeds bestaande voorwerpen, die ze bewerken tot enkel de essentie, de oervorm overblijft. Zo bestaat de serie Craft (2001) uit een aantal massief bronzen voor-werpen, die doen denken aan de glimmende trofeeën in een prijzenkast. De objecten, waaronder ketels, hamers en sikkels, hebben de vorm van gebruiksvoorwerpen, maar zijn te zwaar om gemakkelijk hanteerbaar te zijn. Het zijn eerder monumenten voor gebruiksvoorwerpen, een ode aan arbeid en ambacht, die de toeschouwer confronteert met de schoonheid van het alledaagse.

MATERIAALKEUZEDeze confrontatie met het alledaagse, met de bete-kenis van de producten waarmee we ons iedere dag omringen, bewerkstelligt Studio Job op verschillende manieren. Bij de series Containers en Craft wordt dit effect bijvoorbeeld door de materiaalkeuze bepaald. Het feit dat een gebruiksvoorwerp van brons onbruikbaar

is benadrukt de iconische waarde. In andere series zoeken Smeets en Tynagel de confrontatie in een spel met schaal. Het gietijzeren servies The Last Supper uit de serie The Gospel (2009) is uitgevoerd in reuzenfor-maat. Alleen het dienblad heeft al een doorsnede van tweeënhalve meter. In samenwerking met Bisazza, het Italiaanse bedrijf dat bekend staat om zijn hoogwaardige glasmozaïek, creëerde Studio Job in 2007 Silverware, een installatie van alledaagse objecten als een theepot en een taartschaal. De objecten zijn manshoog en bedekt met ontelbare mozaïeksteentjes van witgoud. Dit alles levert een surreële scène op, waarin de toeschouwer zich als een dwerg in het huishouden van een reus kan wanen.2

DECORATIE

Naast dit spel met materiaal en schaal is decoratie een ander opvallend aspect in het werk van Studio Job. Smeets en Tynagel lijken hun driedimensionale ontwerpen op te vatten als schilderdoeken, waarop ze vaak een weelderige versiering van ingewikkelde patronen aanbrengen. Zo is het oppervlak van de tafel en het kabinet van Cat Furniture (2007) bedekt met een tekening van gestileerde kattenskeletten, ingelegd in gemoesteerd esdoorn tegen een achtergrond van

QUACK CABINET, 2011MARQUETERIE VAN INDISCH PALISSANDER, POLYCHROOM GEVERFD FINEER, MULTIPLEX, GEPO-LIJST EN GEPATINEERD BRONS, MESSING, GLAS, KURK, LABELS COLLECTIE N. EN J. VAN SINT FIET, MAASTRICHT

21

CANDLE MAN (POST CRAFT), 2002GEPOLIJST EN GEPATINEERD BRONS, KAARSENCOLLECTIE GRONINGER MUSEUM

ROCK TABLE (POST CRAFT), 2002GEPOLIJST EN GEPATINEERD BRONSCOLLECTIE GRONINGER MUSEUM PRIVATE DONATION / SCHENKING PARTICULIER, 2006

22

rio palissander. De gedetailleerde voorstelling werd uitgesneden met behulp van moderne lasertechniek, waarmee de eeuwenoude inlegtechniek nieuw leven werd ingeblazen. Het patroon van kattenskeletten werd door Studio Job ontwikkeld naar aanleiding van een opmerkelijk verhaal over de woning van de opdracht-gever. Een indringende geur van kattenurine – de vorige bewoonster was een groot kattenliefhebber – maakte een verbouwing noodzakelijk. Tijdens de werkzaam-heden werd achter de lambrisering een kattenlijkje aangetroffen. Deze vondst inspireerde Studio Job tot het persoonlijke ontwerp.3

In 2011 presenteerde Studio Job Quack Cabinet. Deze ‘kwakzalverskast’, uitgevoerd in een marqueterie van indisch palissander en polychroom gekleurd fineer, is gevuld met flesjes, schalen, tangen, scharen en ander medisch gereedschap. Uiteraard zijn deze objecten in brons gegoten en tot in detail uitgevoerd. De medicijn-flesjes zijn afgesloten met kurk en de labels tonen de aanprijzingen voor dubieuze wondermiddeltjes zoals Dr. Jekyll’s Whooping Cough Sirop: ‘Has Been Used and Tried for Years: It Never Fails to Give Relief’. De achter-wand van de kast toont de anatomie van een menselijke torso. De aderen waaieren echter naar alle kanten uit en

vormen samen met verdwaalde botten en chirurgische instrumenten een ingewikkeld en macaber patroon. Deze rijke decoratie wijkt duidelijk af van modernistische principes als Less is More of Ornament is a Crime. “Als ornament een misdaad is,” zegt Smeets, “zijn wij design criminals.”4

PRONKSTUKKEN EN MACHT

Het gebruik van decoratie beperkt zich niet alleen tot de meubelstukken van ingelegd hout. Ook Robber Baron (2007), een serie van vijf bronzen meubels, is bedekt met ingewikkelde patronen in reliëf en figuratieve ornamentatie. De titel Robber Baron verwijst naar de zakenlieden en industriëlen die in het 19de Amerika een ongekende rijkdom en macht verwierven door op meedogenloze wijze hun branche te domineren en hun welvaart met allerlei pracht en praal publiekelijk manifesteerden.5 Deze drang tot profilering wordt in Robber Baron onder meer tot uitdrukking gebracht in de uitvoering: het glimmende verguldsel tegenover het donkere patina schittert de toeschouwer tegemoet en de kwaliteit van het vakmanschap kan niemand ontgaan. De objecten stralen luxe en kostbaarheid uit. Het zijn pronkstukken. Niet in de laatste plaats omdat ze van brons zijn gemaakt.

CAT FURNITURE, 2007MARQUETERIE VAN RIO PALISSANDER EN GEMOESTEERD ESDOORN, GEPOLIJST EN GEPATINEERD BRONS, MULTIPLEX, PU COATING, MESSING PARTICULIERE COLLECTIE, BENTVELD

23

Robber Baron werd voor het eerst gepresenteerd bij Moss Gallery in New York met de ondertitel: Vertellingen over macht, corruptie, kunst en industrie. De verwij-zingen naar macht, kunst en industrie zijn ook volop in de objecten zelf aanwezig. Zo is de architectuur van de fabriek, die de basis van de tafel vormt, afgeleid van de AEG-fabriek van Peter Behrens en de Battersea Powerstation in Londen. Uit de schoorstenen stijgen rookpluimen op, die samen het tafelblad vormen. Het kabinet is geïnspireerd op een 17de-eeuwse kast van de Franse meubelmaker André-Charles Boulle. De klok bestaat onder andere uit een model van de Florentijnse Galleria degli Uffizi, waarop olievaten zijn gestapeld. Robber Baron moet echter niet opgevat worden als een eerbetoon aan de superrijken. De serie toont ook de keerzijde van de macht en rijkdom in de reliëfs met rokende schoorstenen, bommen, gasmaskers en kakkerlakken.

Objecten zoals Cat Furniture, Quack Cabinet en Robber Baron lijken op het eerste oog alle functionaliteit van meubelstukken te bezitten. De veelvuldige decoraties en verwijzingen stellen de meubelstukken echter niet in dienst van de functionaliteit, maar maken ze tot de drager van een boodschap. De delicate techniek

van marqueterie en de verfijnde vergulde reliëfs maken de stukken te kostbaar, te waardevol om daadwerkelijk te gebruiken. De ontwerpen van Studio Job vragen om een warme koestering in een samen-leving die koopt, meer koopt, wegwerpt en afdankt: de consumptiemaatschappij.

Jenny Kloostra is registrar en werkzaam op de afdeling collecties

van het Groninger Museum

1 Max Borka, Een Crimineel Evangelie, November 2009, beschikbaar

via http://www.lindavanwaesberge.be/doc/2010/0319_studio_Job.pdf

2 Sue-an van der Zijpp, ‘Nice Job’, Studio Job & the Groninger

Museum, Groningen, 2011, p. 23

3 NRC Weekend, 15 & 16 oktober 2011, p. 3

4 Max Borka, Een Crimineel Evangelie, November 2009

5 Sue-an van der Zijpp, ‘Nice Job’, Studio Job & the Groninger

Museum, Groningen, 2011, p. 24 – 25

FARM, 2008GEPOLIJST EN GEPATINEERD BRONS, INDISCH PALISSANDER, GLAS, LEER, ELEKTRISCHE ONDER-DELEN, MESSINGCOLLECTIE STICHTING ZUIDERZEEMUSEUM, ENKHUIZEN

24

Gistermorgen zijn Job en ik met de fiets over de Wolddijk in Zuidwolde gegaan. ’t Was prachtig weer. Langs die binnenweg die je kent terug. Bij een boerderij de fietsen neergezet. En toen een heel eind tot bijna aan de Noorddijk toe door bouwlanden gewandeld. Wat was het daar mooi. Door de vorst

was het riet hier en daar bevroren en oranjeachtig gekleurd. Dat leek prachtig met de zon erin. Ook het loof van andere gewassen werd al bruin, zooiets als van Engelsch leer. En dan daarbij het fijne violet van de grond en de blauwe verten; ‘t Was heel mooi. (8-10-1928)1

Iconen van het GroningerlandJan Altink (1885-1971)

JIKKE VAN DER SPEK

DE RODE BOERDERIJ, 1924WAS/OLIEVERF OP DOEK

BRUIKLEEN STICHTING DE PLOEG

25

Aan het woord is Jan Altink, die in een brief aan zijn vriend Henk Ongering in gloedvolle bewoor-dingen vertelt over een fietstocht die hij met Job Hansen ondernam. Lyrisch beschrijft hij het landschap; je zíet met hem de kleuren, voelt de kou en beleeft de weidse ruimte van het Groningerland om je heen. Net zo trefzeker was Altink in zijn schil-derijen, tekeningen en grafiek. Altink geldt bij uitstek als de landschaps-schilder binnen De Ploeg, waarbij vooral de periode 1924 tot 1930 tot hoogtepunt binnen zijn oeuvre wordt gerekend. In die periode ontstonden zijn karakteristieke expressionistisch gekleurde landschappen, met hoge horizonten en in de verte verdwij-nende sloten en wegen. Schilderijen die haast programmatisch zijn voor de wijze waarop kunstenaars van De Ploeg het Groninger land verhieven tot onderwerp bij uitstek. Maar Altinks oeuvre strekt verder dan dat.

Hij bleef zijn leven lang schilderen, waarbij zijn kleuren na de heftige expressionistische periode warmer en harmonieuzer werden. Zijn schil-derijen kregen een lyrisch impres-sionistische verfijning. Behalve landschappen schilderde hij veel portretten en stillevens en maakte hij gouaches, aquarellen, tekeningen en grafiek.

DE PLOEG

In de jaren tussen 1900 en 1911 volgde Jan Altink middels vele cursussen zijn opleiding tot kunste-naar en tekenleraar aan de Academie Minerva in Groningen. Zijn leraar F.H. Bach (1865-1956) oefende aanvankelijk grote invloed op hem uit, zoals bijvoorbeeld blijkt uit de grijze kleurgamma’s waarin Altink schilderde. Ook Bachs aanmoedi-gingen aan zijn leerlingen om buiten te gaan schilderen, waren bij Altink bepaald niet aan dovemansoren

gericht: zijn leven lang hield hij een grote voorliefde voor het schilderen en plein air. Daarnaast laten vroege tekeningen en schilderijen van Altink zijn grote bewondering voor Vincent van Gogh zien. In maart 1918 vond in de Picturazalen van het Groninger Museum de Pictura-Tentoonstelling van werk van Groningsche Kunstenaars en Amateurs plaats. Altink was op deze expositie verte-genwoordigd met vier schilderijen, maar een groot aantal jongeren, waaronder Jan Wiegers, George Martens en Johan Dijkstra werd afgewezen of zelfs niet eens uitgenodigd voor deze expositie. Ongenoegen over deze gang van zaken leidde tot het initiatief om te komen tot de ‘oprichting van een kunstkring onder Groninger artisten’, zoals het in de uitnodigingsbrief voor de oprichtingsvergadering luidde2. Altink was een van de onderteke-

VOORSTUDIE DE RODE BOERDERIJ, 1924POTLOOD/KRIJT OP PAPIER, COLLECTIE GRONINGER MUSEUM

26

naars van deze brief en dus van het begin af aan betrokken bij het reilen en zeilen van de kunstkring. Hij was zelfs de naamgever: ‘Omdat er in Groningen niet zoveel te doen was op kunstgebied dacht ik aan ontginnen en dus ook aan ploegen’, zo verklaarde hij later3.De kunstkring was vooral praktisch bedoeld en kende geen specifiek artistiek programma. De Ploeg telde dan ook binnen zijn gelederen kunstenaars van uiteenlopende plui-mage, die werkten in verschillende richtingen. Toch kwam in de jaren na 1921 in Groningen een expressionis-tische schilderstijl tot ontwikkeling, die wel specifiek als ‘Ploegkunst’ gezien wordt. Voor de introductie van dit expressionisme, in hoge mate schatplichtig aan het Duitse expressionisme, was Jan Wiegers verantwoordelijk. In 1920 vertrok hij om gezondheidsredenen naar Davos, waar hij bijna een jaar zou

verblijven. Hier raakte hij bevriend met Ernst Ludwig Kirchner, de belangrijkste schilder van de Duitse expressionistische kunstenaarsbe-weging de Brücke. Kirchner’s invloed blijkt ondermeer uit de krachtige nieuwe vormentaal met hoekige, vereenvoudigde en gedeformeerde vormen en een contrastrijk kleurge-bruik, die Wiegers ging toepassen in schilderijen, tekeningen en grafiek. Ook leerde hij van Kirchner een nieuwe techniek, het schilderen met wasverf. De olieverf werd vermengd met in benzine opgeloste bijenwas; dit gaf een karakteristiek mat uiterlijk aan het werk, terwijl de verf sneller droogde - ideaal voor het werken en plein air – in contrastrijke kleurvlakken. Terug in Groningen raakten veel van de collega’s binnen De Ploeg danig onder de indruk van de mogelijkheden die de nieuwe vormentaal bood. Zo ook Jan Altink, die vooral in de jaren 1924-1926 tot

bijzondere en vernieuwende schilde-rijen en grafiek zou komen, waarin hij het Groningerland op geheel nieuwe wijze zou weergeven.

GRONINGERLAND

Gisteren in sterke wind en zon een groot schilderij van blauw burchtje gemaakt. Ik moest de zaak met touwen vastmaken aan de grond. En toch ging me dat juist naar den zin. Er kwam geen sterveling voorbij. Dan kan het daar zoo eigenaardig woest zijn. Er komt in zoo’n ding toch wat anders als die uit ’t hoofd op ’t atelier worden gemaakt. Wat het beste is weet ik zoo niet, schreef Altink in een ongedateerde brief in de jaren twintig aan zijn vriend Henk Ongering. Sprake is hier van blauw burchtje, of Blauwborgje, een buurtschap aan het Reitdiep, ten noorden van de stad Groningen, waar de Ploegleden elkaar geregeld troffen. Het citaat is kenmerkend voor Jan Altink, die

BERGLANDSCHAP, 1959AQUAREL, BRUIKLEEN STICHTING DE PLOEG

27

genoot van de eenzaamheid, waarin hij de verschillende elementen van het ruige land op zich kon laten inwerken. Dit vond zijn weerslag zowel in ter plekke gemaakte schilderijen en tekeningen, waarin hij uitdrukking gaf aan zijn impressies, als in schetsen die hij later in zijn atelier uitwerkte. In deze periode, waarin de Groningers ‘schilderijen van de aarde’ gingen schilderen zoals Job Hansen het in een catalogus bij een Ploegtentoonstelling treffend verwoordde4, schilderde Altink in 1924 De rode boer-derij, een schilderij waarvan ook de schets die hieraan vooraf ging bewaard is gebleven. Het schilderij toont in een ‘warme weelde van kleur’5 de weidsheid van het Groningerland, door de vereenvoudigde vormentaal, en vooral door de hooggeplaatste horizon en de sterke perspectivische werking die uitgaat van de in de verte toelopende lijnen. In 1925 ontstonden vervolgens een aantal heel bijzondere schilderijen van Altink, die gelden als hoogtepunt binnen zijn oeuvre, waarin hij dit ‘beeldschema’ versterkte door het te combineren met menselijke figuren, die zich over een weg voortbewegen. Deze schilderijen, waarvan Fietsers langs het Boterdiep, Na het bezoek en Koopvrouw op landweg sterke voorbeelden zijn, hebben allemaal een staand formaat en een compositie opge-

bouwd uit diagonale vlakken. De horizon lijkt hierdoor nog hoger te liggen, en de weg verdwijnt eindeloos ver aan de einder in de diepte. Het bijzondere is dat Altink dit als het ware van een hoger standpunt waargenomen landschap, combineert met een ander perspectief, van waaruit de stevige figuren op de voorgrond op de rug gezien worden. Op geheel oorspronkelijke wijze vindt Altink hiermee een vorm om het voortbewegen van een menselijke figuur over de weg weer te geven.6 Na 1925 laat Altink dit thema weer los.

ZWOLSCHE KUNSTKRING

In de bij de tentoonstelling verschijnende publicatie Jan Altink – Iconen van het Groningerland werpt Mariëtta Jansen een interessant licht op de geschetste stilistische ontwikkelingen van Jan Altink rond 1925, en op het feit dat Altink daarna een andere weg insloeg. Jansen onderzoekt de mogelijkheid dat buiten de context van De Ploeg en de sterke invloed van Jan Wiegers, andere omgevingsfactoren van invloed zijn geweest op deze stijl-ontwikkelingen. Dit onderzoek spitst zich toe op Altinks reacties op de ontvangst van zijn werk, naar aanleiding van een expositie die hij met Jan Wiegers en Hendrik Nicolaas Werkman van december 1925 tot januari 1926 had bij de in 1924 opgerichte Zwolsche Kunstkring. In de

BIJ HET PATERSWOLDSE MEER, Z.J.OLIEVERF OP DOEK, BRUIKLEEN STICHTING DE PLOEG

28

brieven aan Ongering wordt in die periode regelmatig gerefereerd aan deze expositie, waarbij met name twee aspecten naar voren komen: het belang dat Altink hechtte aan de mening van pater Raymundus van Bergen en de frustratie die hij voelde bij het onbegrip voor zijn werk dat sprak uit journalistieke kritieken en de reactie van het publiek. Pater Raymundus van Bergen was behalve priester ook kunstenaar en maakte vooral glasmozaïeken. Van Bergen was bevriend met Henk Ongering. In 1924 was in de Thomaskerk in Zwolle een over-zichtsexpositie van Van Bergen te zien, en het is goed denkbaar dat Altink op de hoogte was van zijn artistieke ideeën en zijn tekeningen en ontwerpen voor gebrandschil-derd glas kende. En, zonder de uitspraken van de pater te kennen, uit Altinks brieven valt af te leiden dat de mening van Van Bergen Altink

zeker niet onverschillig liet. Daarbij is het een interessante gedachte dat naast inspiratiebronnen binnen De Ploeg, ook de specifieke kenmerken van glas-in-loodschilderingen - het staande formaat, de nadruk op tegenlicht, het frontaal afbeelden van figuren en het accent op vorm, kleur en contouren - de stilistische ontwikkeling van Altink beïnvloed kan hebben. Duidelijk wordt tevens dat onbegrip voor zijn werk Altink in die tijd behoorlijk dwars zat. Dat blijkt uit brieven waarin hij op cynische wijze refereert aan de mening van het publiek, ‘t Zal wel erg worden afge-kamd hè (28-12-1925), of wanneer hij zich op voor hem ongekend felle wijze weert tegen de kritiek: ‘… als men mocht denken dat ik b.v. die paarden, die ge van mij hebt, even goed in geel of blauw of rood had kunnen schilderen, dan verstaat men het schilderij niet of het is te zwak

van expressie. Ik voor mij geloof het eerste. …’. (ca. 1925-1926) Al met al wordt met het beschrijven van de verwikkelingen rond de Zwolse expositie zowel de bijzondere stilisti-sche ontwikkeling van Altink in 1925, als de veranderingen die vanaf 1926 optreden, vanuit een interessante nieuwe invalshoek belicht.

LANDSCHAPPEN NA 1926

De uitgesproken expressionisti-sche periode liet Altink vanaf 1926 achter zicht en hij keerde terug naar een lyrisch-impressionisme, een schilderstijl die van nature bij hem paste. Voor Altink zou altijd de waarneming en de impressie van landschappen uitgangspunt blijven, terwijl zijn bewondering voor dat wat hij waarnam zijn belangrijkste drijfveer vormde. Dat het expressio-nisme voor hem op de achtergrond raakte, blijkt ook uit het volgende briefcitaat: In het boek staan mijns

WINTERLANDSCHAP, 1928OLIEVERF OP LINNEN, PARTICULIERE COLLECTIE

29

inziens maar enkele goeie dingen. Chagall valt ook niet mee vind ik. ’t Lijkt mij zelfbedrog als het tenminste geen boerenbedrog is. De een is nog geweldiger als de andere. Ben jij expressief? Ik ben nog veel expres-siever. De heeren hebben zich van de werkelijkheid afgewend om toch vooral zich maar te onderscheiden. Van anderen. ’t Schijnt dat geen hunner meer bewondert. Men kan zichzelf niet grooter maken dan men is. (15-09-1927)In de impressionistisch getinte landschappen die vanaf 1926 ontstonden, bleven felle kleuren achterwege. Mens en dieren speelden niet meer een overheer-sende rol in de compositie, maar bovenal stond het landschap centraal. Vanzelfsprekend lag dat anders bij de portretten, zoals dat van Job Hansen, die hij in 1927 bij Blauwborgje portretteerde ‘als de bliksem met vuurkleuren’. (8-9-1927) Hij zette Hansen in snelle losse toetsen neer, in lichte harmoniërende kleurnuances; het portret maakt een luchtige, transparante indruk.Eind jaren twintig vond een belang-rijke verandering in Jan Altinks leven plaats, die naast de al geschetste invloeden, mogelijk ook heeft inge-werkt op de ontwikkeling van zijn oeuvre. In 1928 verloofde hij zich met Nelly Hubbeling, waarna het stel in 1930 in Den Helder, de woonplaats van Nelly, in het huwelijk trad. Door deze kennismaking leerde Altink de omgeving van Den Helder kennen, een deel van het land dat hem minder kon bekoren: ‘t Schilderen buiten komt hier niet zoo veel van. De duinen en de zee bekoren me niet zoo heel erg en het land hier ziet tamelijk dor en vlak, heel anders dan bij Zwolle of Groningen. (17-07-1929) Na hun bruiloft ging het jonge echtpaar in Groningen wonen aan Thomassen à Thuessinklaan. In 1933 volgde een verhuizing naar Helpman in het zuiden van de stad. Een gevolg hiervan was dat sinds die tijd behalve de Groninger landschappen, ook geregeld Drentse onderwerpen

en motieven voorkomen in Altinks werk. Een vergelijkbare verschuiving brachten na de oorlog, en helemaal na zijn pensionering van het onder-wijs in 1951, de reizen die hij kon gaan ondernemen met zich mee. Vanaf die tijd schilderde Altink ook bijvoorbeeld Franse en Zwitserse landschappen.

ICONEN VAN HET GRONINGERLAND

Met de retrospectieve tentoonstelling Iconen van het Groningerland in het Ploegpaviljoen toont het Groninger Museum een overzicht van het oeuvre van Jan Altink, aan de hand van zo’n zestig schilderijen en een veertigtal werken op papier. Werk uit de collectie van het Groninger Museum en van de Stichting De Ploeg zijn hiervoor aangevuld met prachtige bruiklenen uit particuliere collecties en openbare instellingen. In het overzicht ligt de nadruk op de schilderkunst en grafiek uit de jaren twintig en dertig van de vorige eeuw. Maar daarnaast wordt de lijn door-getrokken naar latere jaren, terwijl ook het reclamewerk dat Altink veelvuldig gemaakt heeft aandacht krijgt, naast de gelegenheidsgrafiek en ander werk in opdracht dat hij vervaardigde. Bij de tentoonstelling verschijnt de catalogus Jan Altink – Iconen van het Groningerland, met hierin het al genoemde uitvoerige artikel waarin conservator Mariëtta Jansen inzoomt op het ontstaan van een aantal kenmerkende werken en de ontwikkeling van stijlkarakteris-tieken van Jan Altink in met name de jaren twintig. Deze ontwikkeling wordt gehouden tegen de achter-grond van de algemene ontwikke-ling van Altinks oeuvre. Daarnaast bevat de catalogus een uitvoerige biografische schets van de hand van Cees Hofsteenge en Jikke van der Spek. En vanzelfsprekend ontbreekt het catalogusdeel niet, met hierin een representatief overzicht van het oeuvre van Jan Altink.

Jikke van der Spek is projectassistent op de

afdeling twintigste-eeuwse kunst

1 Alle briefcitaten in dit artikel zijn afkomstig

uit de brieven van Jan Altink aan Henk (en

Tilly) Ongering. De originele brieven bevin-

den zich in het archief van de familie F.C.J.M.

Ongering en zijn voor een groot gedeelte

in kopievorm opgenomen in het Regionaal

Historisch Centrum Groninger Archieven

(NL-GnGRA), toegangsnummer 2536,

Catalogus van de verzameling archivalia en

documentatie betreffende De Ploeg en het

naoorlogse modernisme van het Groninger

Museum, catalogusnummer 434-441 (hierna

vermeld als: NL-GnGRA, Collectie De Ploeg

en het naoorlogse modernisme (tnr. 2536),

cat.nr. 434-441). In dit artikel wordt in de

tekst of tussen haakjes achter het briefcitaat

de datum van de brief vermeld.

2 Brief in kopievorm opgenomen in

NL-GnGRA, Collectie De Ploeg en het

naoorlogse modernisme (tnr. 2536), cat.nr.

858.

3 D.H. Couvée, Dr. W.J. de Gruyter, Jan

Altink 21 october 1885-6 december 1971,

Heemskerk 1978, deel 2 p. 60.

4 Catalogus Tentoonstelling Pictura 14 januari

1923, tekst Job Hansen, Groningen 1923,

geen paginering.

5 D.H. Couvée, Dr. W.J. de Gruyter, op.cit.

(noot 3), p 67.

6 Zie: Han Steenbruggen, ‘Hoge einders,

oplopende wegen – Jan Wiegers en Jan

Altink en de expressionistische landschaps-

schilderkunst in Groningen’, in: D. Sijens,

H. Steenbruggen, Ploeg Jaarboek 2003,

Groningen 2004, pp. 74-83. Zie ook: Han

Steenbruggen, De Ploeg – schilderijen van

de aarde, Groningen 2002, p. 24.

Bij de expositie verschijnt de catalogus

Jan Altink

Iconen van het Groningerland.

Deze publicatie is verkrijgbaar in de

museumwinkel voor € 29,25.

30

Dichter Jean Pierre Rawie groeide in de jaren vijftig op in het Groningse Winschoten, een plaats die niet geheel verstoken was van moderne kunst. Hoe heeft hij het culturele klimaat in die tijd ervaren? Rawie licht een tipje van de sluier op….

Mijn moeder verzamelde moderne kunst. Dat was in de jaren vijftig nog een duidelijk omschreven genre, meest abstract, maar meteen als kunst herkenbaar. Een beeld was een beeld, en schilderijen waren rechthoekig en hadden een lijst. Omdat wij niet rijk waren kon zij maar weinig echte olieverven kopen, en beperkte haar verzamelwoede zich noodgedwongen vooral tot gouaches, etsen, steendrukken en hout- of linoleumsneden, die wel altijd keurig door een passe-partout waren omgeven en achter glas zaten, dat met aluminium klemmen was vastgemaakt. Die etsen en dergelijke waren door de kunstenaar met potlood van een nummer voorzien, dat aangaf dat hij er slechts vijfendertig van had afgedrukt waarvan dit de achttiende was. Dat was een kwestie van blind vertrouwen.Mijn moeder liet zich in haar kunstkeuze leiden door een vriendin, tante Ina, een bloemenhandelaarster, die in het stadje waar mijn vader dominee was schuin tegenover ons een galerie dreef en een neus had voor jong talent. Het verhaal deed besmuikt de ronde dat haar belangstelling niet alleen het oeuvre van haar exposanten betrof, doch zich ook uitstrekte tot hun persoon. In ieder geval was zij zeer bezitterig, en zag ze het als verraad wanneer een door haar ‘ontdekte’ artiest zijn werk elders tentoonstelde. Ze

was dan ook met veel mensen gebrouilleerd (“Hoe lang kennen wij elkaar nu?” vroeg ze mijn moeder eens. “Zeker vijfentwintig jaar, Ina.” “Nou, in die tijd heb ik met iedereen ruzie gekregen, behalve met jou; dus dat moet wel aan die anderen liggen.”).Hoewel abstractie het kenmerk van het ware was, kon mijn moeder het niet laten een voorstelling in het kunstwerk te ontdekken. Een vroeg schilderij van Jo van Dijk, waarin je - als het dan perse moest - met enige goede wil vier felgekleurde bierpullen kon zien, stelde volgens haar een gezin met twee kinderen voor. Ik heb deze verrassende interpretatie later nog eens in het café aan de schilder voor trachten te leggen, maar die luisterde nooit. Soms kwamen zulke creatieve geesten bij ons over de vloer, en ofschoon zij voor het overige nogal behoudend en preuts was, kon mijn moeder veel van hen hebben. Afwijkend gedrag hoorde bij het kunstenaarschap en werd min of meer verwacht: homoseksualiteit (indertijd nog allerminst gewoon), drankzucht, samenhokken en veelwijverij, ze bezag het alles met vertedering. Zo’n kunstenaar stond immers aan allerlei psychische spanningen bloot, waar de gewone burger geen weet van had. (Toen haar zoon nadien een aantal dier gedragingen vertoonde, was ze een stuk minder begripvol.)Op haar oude dag heeft zij veel van wat zij verzameld had, weggegeven aan vreemden die dat volgens haar verdienden. Ik weet niet of die daar blij mee waren. De rest is na haar dood merendeels bij mij terechtgekomen; Ploegschilders zaten er niet bij. Die waren destijds al te oud voor tante Ina, vrees ik, en voor mijn moeder toen al te duur.

JEAN PIERRE RAWIE

Waarom ik geen werk van De Ploeg bezit

31

“Het is ongelooflijk hoe alles weer samenkomt. Het is een beetje een Tussen Kunst en Kitsch verhaal”, zegt Freek de Jonge met zijn bekende humoristische toon, maar ook oprecht gemeend. Hij heeft zojuist verteld hoe hij uitgezocht had wie de schilder was van het kunstwerk dat al vanaf zijn tiende jaar in het ouderlijk huis aan de wand hing, en waar hij tot dan toe “eigenlijk nooit met volle belangstelling naar had gekeken.” Jan Altink dus. En ongeveer op dat tijdstip belde hij met museumdirecteur Kees van Twist, die hem mededeelde dat er een grote overzichtstentoonstelling van Altink in voorbereiding was. En zo geschiedde dat het schilderij gerestaureerd werd en nu op de tentoonstelling in Groningen te zien is. Altinks Drents Landschap uit 1938 is overigens weer (tijdelijk) terug in Groningen, want Freek legt uit dat het oorspronkelijk in het bezit was van zijn grootvader van moederszijde, die wethouder in Groningen was. “Ik heb het vermoeden dat hij het bij zijn afscheid als wethouder gekregen heeft”, zegt hij. Toen zijn moeder naar een bejaardentehuis verhuisde, kwam het vervolgens in het

bezit van Freek en Hella de Jonge.Hij voegt er aan toe dat hij dit werk van Altink niet als een kunsthistorisch hoogtepunt beschouwt. “De anekdote wil dat zijn vrouw die veel over hem te zeggen had, af en toe riep dat hij maar weer eens een mooi schilderijtje moest maken. Daar behoort dit min of meer toe.” Maar hij is wel blij met de brief waarin toegelicht wordt hoe het werk is ontstaan. Uit de correspondentie tussen Altink en Henk Ongering is bekend dat Altink graag uitstapjes maakte naar kleine dorpjes en stille wegen in Noord Drenthe, vanuit de Groningse wijk Helpman waar hij woonde vanaf de jaren dertig. Altink schrijft er enthou-siast over, op 11 augustus 1938: “Vanmiddag maar weer eens probeeren in de hoop dat ’t mij gelukt de geest van Drente te realiseren.’t Is er heel stil en droomerig. Een gehuchtje tusschen Eelde en Peize met prachtige zandwegen en oude huizen.” Het schilderij van Freek en Hella de Jonge is hiervan een prachtige illustratie.

Steven Kolsteren is hoofd educatie en eindredacteur van het magazine

Drents LandschapSTEVEN KOLSTEREN

Pertret van Jan AltinkRoem is het riek

van dij kerel op diek!

Wat toch n wereld, hai gaait er te gast,

Klaaitert de kleuren en maait mit de kwast

over het douk, of dij hetzege haand

boas over ’t licht is en boas over ’t laand.

Smui smit zien smeugel de rook-

wolken oet,

kerel, het zit hom tot boven ien hoed:

‘t laand en dij lucht – ’t licht hom aal

deur de kop,

’t Leven! – hai gript het, het zel d’r nou op!

Wiend, dij hom hui deur de hoaren

hen jagt,

Wuilt ien hom wakker het willen, de macht!

Wolken en blommen, n hoeske, n heeg

hai legt ze vast ien ain enkele veeg

Wied van de hoezen, de mensen, de tied,

Stridt e mit ’t veujoar n eerleke stried,

elk mit zien goddelke goaven en den

willen ze zain, wel of ’t mooiste ken…

Dit is ’t petret van mien vrund Jan Altink,

zo as ik hom indertied lopen zaag over

Raitdaipsdiek, op weg noar zien twijde

tehoes: ’t Blauw Börgje. Slootgroavers en

mollevangers keken hom voak meedlie-

dend noa mit zien schildersezel en zien tas

mit vaarftubes, zien blauw kovvieklipske

en zien sneden roggebrood mit spek.

Doeknekt en kurend deur zien oogleden

sjokte doar zo’n vrijbuiter deur het wiede

veujoarslandschop op zuik noar … Ja

woarnoar ainlieks?

Hier was ja volgens mensen niks biezun-

ders te beleven, niks aans te zain as gras

en nog ais gras. “Neem moar ain grode pot

vol gruin mit!”raipen ze hom tou, “den heb

ie ’t aal wel bekeken”. Schilder stak den

even haand omhoog, ten taiken dat e heur

begrepen haar. Stumpers, ze wizzen nait

beter en zai zollen nooit zain, wat hai zaag.

Mien laand.Mien laand ligt bloot,

Mien laand is groot,

zo groot as open lucht.

Mien laand zit deur

en deur vol kleur

veur elk en ain dij zugt.

Mien laand is staark,

de wil veur ’t waark

kikt ja oet elke kloet.

Mien laand is land:

zai, zien verstand

dat wast er boven oet.

GrootsWied en open, nuchter en oetdoagend

laag doar dat grode lap laan dien ’t

Reitdaipsdaal, doar wie baaidend soort-

gelieke gedachten over haren. Machteg

mooi! Groots, moar hoast nait te griepen.

Den zaag je dij kaalme, gevuilege kerel

doar zien schildersezel henpoten ien

schoel van diek. Houd wipte achter op

zien kop en den begon e mit grode, drieste

vegen zien onnerwaarp of te boaken.

Wat er den ien zo’n bedoarde, stille netuur

omgaait, is stoer te paailen, moar dit is

wel zeker: ’t Is hom mait te doun om ’n

geliekenis van dat, wat e zugt. Den haar

hai beter zien fototoustel mitnemen kend.

Hai paailt daiper, zöcht noar de gaist van

dit gaaile landschop, noar het wezen van n

wereldje, dij nog moar deur n doodenkele

ontdekt is. Hai dringt er ien deur mit zien

fiene vuilhorens en as e het wezen, de

essentie, omvoamd het, den wordt er wat

ien hom löswuild, dat op haartstocht liekt.

Hai verlust homzulf ien dat, wat hai schil-

deren wol. De werkelekhaid bestaait veur

hom nait meer. Hai is ien ’t wezen van dij

wiede wereld verloren goan en mit grode

vegen en driftege bewegens woagt e zien

krachten aan n abstraktie, zo as hai allain

dij beleeft.

BovennatuurlijkProat mie nait over naturalistische

schilderkunst oet n verleden tied en over

abstrakte kunst, dij doar wied boven

oetstekt. Zo as Jan Altink en ook zien en

mien vrund Job Hansen heur aigen laand

tot ien zien daipste wezen bloot legden

ien haartstochteleke vegen en felle,

schienboar bovennetuurleke kleuren, dat

was bovennetuurleke kunst. Dizze baaide

kunstenoars hemmen mie de ogen opend

veur verburgen schatten van laandschops-

schoon, dij n gewone staarveling mit ’t

blote oog nooit te zain krigt. Wat zo’n

schilder daipbewogen op ’t douk smit, dat

welt bie n dichter op as woorden op blaank

pepier.

Ien wezen willen ze ’t zulfde: de groothaid

van ’t Grunneger laandschop griepen en

vasthollen ien volle vegen of ien willege

woorden. Moar ieder bod ervoaren ze noa

ofloop ’t zulfde: ’t Is bie perbaaiern bleven.

Wat ie tou ainmoal griepen wollen, was te

machteg te groots van opzet. Doar het n

aandere Schepper haan dien had.

JAN BOER

ONDER EIGEN MENSEN Vertaalstuk van een portret van Jan Altink.(Origineel in: Nieuwsblad van het Noorden, woensdag 14 februari 1973)

Portret van schilder Jan Altink.Ruim is het rijk

van die man op de dijk !

Wat een wereld, hij is daar te gast,

mengt de kleuren en zwaait met de kwast

over het doek, of die vurige hand

baas is over het licht en baas over het land.

Lenig gooit zijn pijp de rookwolken eruit,

man, hij zit er vol van:

het land en die lucht—het schiet hem

steeds door het hoofd,

Het leven! – het grijpt hem aan, het zal

nou gebeuren!

De wind, die luidruchtig door zijn

haren jaagt,

maakt de wil in hem wakker, de macht!

De wolken en bloemen, het huisje,

een heg,

hij legt ze vast in een enkele streek.

De wind van de huizen, de mensen, de tijd,

strijdt met het voorjaar een eerlijke strijd,

iedereen mit zijn goddelijke gaven en dan

willen ze zien, wie of het het mooiste kan

doen.

Dit is een portret van mijn vriend Jan

Altink, zoals ik hem destijds zag lopen over

de Reitdiepdijk, op weg naar zijn tweede

huis: ’t Blauw Borgje.

Slootgravers en mollenvangers keken hem

vaak meewarig na met zijn schildersezel

en zijn verftas met verftubes, zijn blauwe

koffiekruikje en zijn sneden roggebrood

met spek.

Ineengedoken en met zijn ogen turend

door zijn oogleden, sjokte daar zo’n vrij-

buiter door het wijdse voorjaarslandschap

op zoek naar…… ja waar eigenlijk naar

toe?

Volgens de mensen was hier niets bijzon-

ders te beleven, niets anders te zien dan

gras en nog eens gras. “Neem maar een

grote pot met groen mee!”, riepen ze naar

hem, “dan heb je het al wel gezien.” De

schilder stak dan even zijn hand omhoog,

ten teken dat hij hen had begrepen. De

stumpers wisten niet beter en zij zouden

nooit dat zien wat hij wel zag.

Mien laand.Mijn land ligt er bloot,

mijn land is groot,

zo groot als de open lucht.

Mijn land zit door

en door vol kleur

voor iedereen die het ziet.

Mijn land is sterk,

de wil om te werken

kijkt je aan vanuit elke kluit.

Mijn land is land:

kijk naar zijn verstand

Dat er bovenuit groeit.

GrootsWijd en open, nuchter en uitdagend lag

daar dat grote stuk land in het Reitdiepdal,

waar we beiden eenzelfde gedachte over

hadden. Machtig mooi! Groots, maar haast

niet te bevatten. Dan zag je die kalme,

gevoelige man, daar zijn schilderezel

opzetten in de luwte van de dijk. Zijn hoed

wipte achter op zijn hoofd en dan begon hij

met grote, drieste vegen zijn onderwerpen

af te bakenen.

Wat er dan in zo’n bedaarde, stille natuur

omgaat, is moeilijk te peilen, maar dit is

wel zeker:

Het gaat hem er niet om een gelijkenis te

maken van wat hij ziet. Dan had hij beter

zijn fototoestel mee kunnen nemen. Hij

peilt dieper en zoekt naar de geest van dit

vruchtbare landschap, naar het wezen van

een wereld, die nog maar door een enke-

ling ontdekt is.

Hij dringt er in door met zijn fijne voelho-

rens en als hij het bestaan, de essentie,

omarmd heeft, dan wordt er wat in hem los

gemaakt, dat op hartstocht lijkt.

Hij verliest zichzelf in dat, wat hij wil schil-

deren. De werkelijkheid bestaat niet meer

voor hem. Hij is in het bestaan van die

wijde wereld verloren gegaan en met grote

halen en driftige bewegingen waagt hij zijn

krachten aan een abstractie, zoals hij dat

alleen beleeft.

BovennatuurlijkHeb het niet over naturalistische schilder-

kunst uit het verleden en over abstracte

kunst, die daar ver bovenuit steekt, zoals

Jan Altink en ook zijn en mijn vriend Job

Hansen hun eigen land tot in het diepste

bestaan bloot leggen in hartstochtelijke

penseelstreken en felle, schijnbaar

bovennatuurlijke kleuren: dat was boven-

natuurlijke kunst. Deze beide kunstenaars

hebben mijn ogen geopend voor de

verborgen schatten van het landschaps-

schoon, die een gewone sterveling met

het blote oog niet krijgt te zien. Wat zo’n

schilder uit de grond van zijn hart op het

doek smijt, dat komt bij een dichter boven

als woorden op blank papier.

Eigenlijk willen wij hetzelfde, de grootsheid

van het Groninger landschap grijpen en

vast houden in volle penseelstreken of in

gewillige woorden. Maar elke keer ervaren

ze na afloop hetzelfde: Het is bij proberen

gebleven. Wat men eigenlijk wilde grijpen

was te groots van opzet. Daar had een

andere Schepper zijn hand in gehad.

JAN BOER

(Dit stuk is vertaald van het Gronings in het Nederlands door Sies Woltjer. Bij de vertaling van de gedichten is een vrijwel woordelijke vertaling gebezigd om de leesbaarheid voor iedereen te bevorderen, maar waarbij de rijm aan het eind van de regels “geweld” aangedaan is)

Op zondag 27 november vond er in het Groninger Museum een bijzondere muzikale avond plaats, Groninger Museum Live. Enkele nationale en internatio-nale bands en muzikanten die een bijdrage leverden aan de nieuwe muziektour van het Groninger Museum kwamen op deze avond bij elkaar in het museum en verzorgden een sfeervolle avond vol muziek en beeldende kunst.

De bands en muzikanten waren gevraagd om een nummer te schrijven naar aanleiding van een kunstwerk uit de tentoonstelling Iconen van het Groningerland. Jan Altink 1885-1971. Deze speciaal geschreven nummers kun je beluis-teren terwijl je een schilderij bekijkt. Waar in musea een audiotour gebruikelijk is, kiest het Groninger Museum er bewust voor om een muziektour te organiseren om verschillende kunstdisciplines bij elkaar te brengen. Voor de bezoeker kan dit verrassende effecten ople-veren.

MUZIEKAVOND

Op de muziekavond van 27 november waren Will Samson (DUI), Homemade Empire (NL), Ryan Lee Crosby (USA) en Siskiyou (CAN) te bewonderen. De locaties van de optredens waren verspreid in het gebouw. Zo trad Ryan Lee Crosby op tussen de schilderijen van Jan

Altink en speelde Homemade Empire in het nieuwe informatie-centrum. Will Samson speelde in de eveneens nieuwe Job Lounge en de Candese band Siskiyou trad op in het auditorium. Door deze verschillende locaties en de dubbele sets ontstond een sfeervolle avond waarbij de bezoekers van bandje naar bandje konden lopen langs de schilderijen van Jan Altink. Het initiatief om een muziekavond te organiseren leverde uiteindelijk voor zowel de GMinsiders (student-vrijwilligers), de muzikanten, het Groninger Museum als het publiek een leuke, levendige avond op waar kunst en muziek een interactie met elkaar aangingen.De volgende muziek /kunst avond staat gepland op zaterdag 21 januari is samenwerking met Wishful Music naar aanleiding van hun eenjarig bestaan. Wishful Music, bekend van intieme huiskamerconcerten, leverde ook artiesten voor de muziektoer, onder wie de Noorse band Philco Fiction en House of Cosy Cushions (Groningen/ Amsterdam). Zij zullen die avond speciale optredens verzorgen.

GMINSIDERS

Het idee om een muziekavond te organiseren kwam voort uit de samenwerking van het Groninger Museum met een nieuwe groep jonge vrijwilligers. Sinds het voor-jaar van 2011 werk het museum

samen met een enthousiaste groep studenten met verschillende achtergronden. Deze GMinsiders ontwikkelen samen met het museum verschillende activiteiten, muziekavonden en workshops en verbeteren het contact tussen het museum en studenten. Door de week staan ze regelmatig de muse-umbezoekers te woord bij de nieuwe tentoonstellingen. Een deel van deze enthousiaste vrijwilligers heeft zich onder leiding van Steven Kolsteren, hoofd educatie bij het Groninger Museum, beziggehouden met het samenstellen van de nieuwe muziektour en het organiseren van de muziekavond Groninger Museum Live. Deze ‘muziekgroep’, bestaande uit Tommy Voortman (student Literary and Cultural Studies), Roos Wijnen (studente Cultureel Erfgoed) Wieteke Groot (studente International Business), Marit Jongsma (afgestudeerd vormgever aan Academie Minerva) en Maurits van Putten (student Geschiedenis en afgestudeerd aan Minerva), benaderde diverse bands en muzikanten met de vraag of ze een nummer wilden schrijven naar aanleiding van een kunstwerk uit de tentoonstelling van Jan Altink. Ook verzorgden zij het begeleidende publieksboekje, de vormgeving van de muziekavond en contacten met de studentenwereld, muzieksites en social media.

GRONINGER MUSEUM LIVEMAURITS VAN PUTTEN

37

MUZIEKTOER

Roos Wijnen, één van de vijf studenten uit de muziekgroep, is erg trots op de muziektour en muziek-avond. “Door dit speciale project van het Groninger Museum kreeg ik de mogelijkheid om muzikanten een nieuw platform aan te bieden. Voor velen was het een nieuwe manier van werken maar voornamelijk een uitdagend en inspiratievolle opdracht om een schilderij als uitgangspunt voor een liedje te gebruiken.” Ook Tommy Voortman is positief over het project: “Het leuke aan muziek vind ik dat je er eigenlijk nooit klaar mee bent. Er blijven nieuwe muziekstromingen ontstaan, er zijn altijd jonge bands die naam proberen te maken.” De muziek-toer en avond in het Groninger Museum zijn een podium waar deze bandjes zich kunnen laten zien en in contact kunnen komen met andere muzikanten, publiek en beeldende kunst. “Mede hierom wilde ik graag meewerken aan de audiotour van het museum,” vertelt Tommy. “Namen als Trespassers William en Basia Bulat waren voor mij nog volstrekt onbekend, maar die namen heb ik door de audiotour aan mijn playlist kunnen toevoegen.” Een win-win situatie dus. “Ook is het goed dat het Groninger Museum voor de tentoonstelling rond Jan Altink enkele bekende namen aan zich heeft weten te binden, dit zorgt voor een goede mix van ‘ervaren’ en ‘jongere’ bands. ” Steven Kolsteren voegt toe: “In sommige gevallen herkende de muzikant iets van de

sfeer of thematiek van het schilderij, een persoonlijke emotie, in een eigen liedje. Een aangrijpend voor-beeld is het liedje van Chloe Roth, een lieftallige én scherpzinnige Joodse zangeres uit Californië bij Altinks Na het bezoek. Het afscheid deed haar denken aan een persoon-lijk verlies en het al dan niet afscheid kunnen nemen. Het schilderij roept een ervaring op, het liedje weer een andere: het is aan de kijker/luiste-raar daar weer zelf op te reageren. Daar gaat dit project over.”De GM Insiders, die de muziektour organiseerden samen met het Groninger Museum, hebben voor de bezoekers ieder één nummer uit de muziektour uitgelicht als luistertip.Rond de Kerst zal het Groninger Museum een speciale muziek-download op de website plaatsen. Op de download staan bijdrages van o.a. Will Samson (UK/D), Homemade Empire (NL), I am Oak (NL), Siskiyou (CAN), Ryan Lee Crosby (USA) en Roommate (USA). De download is gratis.

Maurits van Putten is GMinsider

DEELNEMERS MUZIEKTOER

1. Angus & Julia Stone2. Lotte & Diets3. Daan Kleijn4. Stranded Horse5. Awkward i6. Jean Koolen & Peter Arends7. Bird on the Wire8. Roy Santiago9. Hélène Renaut10. Will Samson11. Chloe makes music12. Lauw13. Roommate14. Rykarda Parasol15. Homemade Empire16. Great Lake Swimmers17. Philco Fiction18. Ryan Lee Crosby19. Leendert20. The Bear that wasn’t21. New Red Fading22. Wouter van Veldhoven23. Marisa Yeaman24. Siskiyou25. Lou Leeuw26. Oliver Oat27. Cedarwell28. Birdie Busch29. Patrick Duff30. Emily Jane White31. Elfin Saddle32. Trespassers William33. House of Cosy Cushions

In het voorjaar van 2012 zullen ook muziekavonden in samenwerking met het Van Gogh Museum in Amsterdam georganiseerd worden.

38

Voor Steven Kolsteren neemt het nummer I know where my journey ends van Rykarda Parasol bij het schilderij Koopvrouw op de landweg een bijzondere plek in. Het schilderij uit de collectie van het Groninger Museum is één van de meesterwerken van Altink uit het midden van de jaren twintig. “Altink beschrijft in een brief aan zijn vriend Henk Ongering hoe hij de vrouw zag zeulen met een zware tas op een natte weg. Deze impressie werkte hij uit in een staand formaat, met de vrouw in tegenlicht op de voorgrond, en een hoge horizon met een lange natte weg. Ver weg op de achtergrond is een boerderij met kale bomen te zien. Zodoende is de sfeer die van een mistroostige, natte herfstdag met weinig uitzicht op vrolijkheid. De kleuren zijn dan ook somber. Rykarda Parasol - ze heet echt zo - heeft dat meesterlijk uitgewerkt in haar liedje. Ze beschrijft in de tekst een vrouw die eenzaam rondzwerft op zoek naar vastigheid, en betrekt zo het beeld op zichzelf.De Amerikaanse zangeres is de dochter van een Zweedse moeder en een Poolse vader, die de holocaust

overleefde. Ze woonde een tijdje in San Francisco en Los Angeles, maar is ook vaak in haar tweede vaderland Polen en in Israël. Tegenwoordig verblijft ze in Parijs. Haar liedjes zijn donker en somber, rock noir, maar door de teksten klinkt zelfspot en humor, en in haar zware zangstem en spaarzame piano en gitaarbegeleiding zit een scherp randje. Zelf is de multi-getalenteerde zangeres - ze kan bijvoorbeeld ook goed kunstschaatsen - een opvallende verschijning met haar geblondeerde haar plus chique kleding en uitstraling. (Wat dat betreft past ze uiterlijk meer bij Alaïa, innerlijk meer bij Altink). Haar artistieke invloeden geven ook al een richting aan: Edith Piaf, The Doors, Velvet Underground, Serge Gainsbourg, Oscar Wilde en Quentin Tarantino. Ze heeft zelf twee cd’s uitgebracht, Our Hearts first meet (2006) en For Blood and Wine (2010). Rykarda heb ik leren kennen dankzij wederzijdse vriendin Emily Jane White en ik hoop dat zij in het voorjaar op een van de muziek / kunstavonden in het museum komt optreden.”

39

Roos Wijnen tipt het nummer Hello Friends, Goodbye Friends van Will Samson.“Stuk voor stuk zijn het bijzondere nummers, maar het liedje van Will Samson (UK/D) springt er voor mij echt uit. Enkele maanden geleden had ik nog nooit van Will Samson gehoord, maar ik ben in korte tijd erg fan geworden van deze zanger. Dankzij de luisterpaal van 3voor12 kwam ik in contact met zijn muziek. Na zijn plaat Hello Friends, Goodbye Friends een paar keer beluisterd te hebben, heb ik hem met vol enthousiasme benaderd voor het Groninger Museum. Dit leverde een leuk e-mailcontact wat uiteindelijk resulteerde in het nummer Hello Friends, Goodbye Friends. Will Samson heeft als uitgangspunt het schilderij Het witte paard van Jan Altink gekozen. Wat ik zo bijzonder vind aan deze

muzikale bijdrage is dat Will echt naar het schilderij heeft gekeken en zich heeft afgevraagd wat ervoor en na het schilderij zou zijn gebeurd. Wat zijn de gesprekken die ze voerden? Waar komen ze vandaan en waar gaan ze naar toe? Het nummer is geheel (op de zang na) op oude taperecorders opgenomen, wat zorgt voor een uniek geluid. Dit pastorale nummer neemt je mee in het schilderij om het vervolgens niet meer los te laten. Will Samson: ‘The story goes; the couple in the foreground decided to leave the city in search of a life more real, fulfilling - and to try and become kinder, happier, better people. The man on the right side of the horse is speaking to his tired friend, reminding him that “there’s just some things you can’t rush”.

40

Tommy Voortman heeft het nummer Yellow Brick Road van het Australische duo Angus and Julia Stone uitge-licht als luistertip. “Hun karaktervolle singer/songwriter muziek is een aangename mengeling van elementen uit de folk en blues, maar ook meer hedendaagse poprock. Hierdoor liggen hun liedjes prettig in het gehoor, maar bezitten ze tegelijkertijd een intimiteit waardoor je als luisteraar voortdurend geboeid blijft. In een tijd waarin muziek steeds commerciëler wordt en grotendeels draait om het voortbrengen van succesvolle singles, maken Angus and Julia Stone bovenal albums, coherente en gelaagde platen die met iedere draaibeurt aan kracht toenemen. Het nummer Yellow Brick Road, dat het tweetal uitleende aan de audiotour, is een goed voorbeeld van hun muziek. Het begin is zeer ingetogen, met alleen de stem van Angus omlijst door enkele gitaren, maar

gaandeweg zorgen piano, drums, bas en de achter-grondzang van Julia ervoor dat het volume en de diepte van het nummer alsmaar toeneemt. Het resultaat is een soort muzikale trip, die wordt afgesloten door een bijna drie minuten durend instrumentaal slotstuk met in de hoofdrol een rauwe en jankende gitaar. Ook tekstueel is het liedje een reis over een geel bestrate weg door het zonnige Californische landschap. Het duo herkende in het schilderij Bloeiende pereboom in Euvelgunne van Altink dezelfde ingrediënten als in hun muzikale bijdrage. Het landschap is in staat de kunstenaar elders te vervoeren, naar een plek waar alles draait om de verbeelding. Het schilderij heeft vele kleuren die een sterk beeld oproepen en een bepaalde sfeer creëren en Yellow Brick Road helpt de toeschouwer daar te komen.”

41

De luistertip van Marit Jongsma is het nummer Spinning Time van de Groningse band New Red Fading.“Als luistertip heb ik gekozen voor een nummer van New Red Fading, die het liedje Spinning Time hebben geschreven bij het schilderij Dijk langs het Reitdiep van Jan Altink. Op het vijfenzestigste verjaardagsfeest van de bekende Groningse muzikant Lourens Leeuw (die overigens ook in de muziektoer opduikt) zag ik New Red Fading spelen. De band bestaat uit enthousiaste jonge jongens met een bijpassend fris en stevig geluid! Ze speelden als een van de laatsten op die avond en vele bandjes/muzikanten waren hen al voor geweest, maar ze bleven mij goed bij. Toen we begonnen met het

selecteren van bands voor de Jan Altink tentoonstelling moest ik ook meteen aan New Red Fading denken. Ik vind het natuurlijk ook extra leuk dat ze uit Groningen komen en zich laten inspireren door de prachtige schil-derkunst van de Groningse Jan Altink. Na het telefoontje van één van de bandleden met de mededeling dat het nummer af was en dat ze het opgestuurd hadden, ben ik uiteraard meteen gaan luisteren en ik werd er erg blij van! Het nummer heeft iets vrolijks met een open kijk op de wereld en naar de toekomst. Ik ken de jongens eigenlijk niet echt goed, maar ik ben toch een beetje trots op ze! Ik hoop dat bezoekers ook blij worden van het nummer!”

42

Luistertip van Wieteke Groot: "Mijn luistertip is het nummer Frost van The Bear That Wasn’t. Het nummer heeft als thema ‘desolaatheid,’ welke past bij de eenzame sfeer die naar voren komt in het schilderij. De somberheid van de muziek komt tot uitdrukking in de weidse uitgestrektheid en de onstrakke lijnen van het kunstwerk. Het mooie aan dit nummer vind ik de sensi-tieve sfeer die gecreëerd wordt door de akoestische gitaar en de kwetsbare woorden van singer-songwriter Nils Verresen (1986). Het is niet verbazend dat Verresen juist voor dit schilderij heeft gekozen, omdat de winter een grote inspiratiebron voor zijn werk is. Zo is het album And So It Is Morning Dew (2010), met op de voor-kant een poppetje met een muts op, een echte winter-plaat. Het beste kan dit prachtwerk gedraaid worden in een knusse huiskamer terwijl het buiten sneeuwt en waait. De artiestennaam is ontleend aan een kinderboek van Frank Tashlin. Een erg toepasselijke naam, omdat

Verresen met zijn teksten vaak verhaaltjes vertelt en zo een echte sprookjessfeer weet te creëren. Zijn zachte fluisterstem spreekt tot de verbeelding en weet je echt te raken. De muziek van The Bear that Wasn’t kent veel gelijkenissen met Sufjan Stevens, ook een artiest die regelmatig bovenaan mijn Windows Media Player lijst staat. Zo worden de nummers ondersteund door een grote verscheidenheid aan instrumenten die op een subtiele manier de liedjes extra mooi laten klinken. Tevens worden de nummers van Verresen, net zoals van Stevens betiteld met opvallende teksten als Ballad of two raindrops of The exciting adventures of a bad bet, a bad alliteration and mister consequence.Dat Verresen een bijzondere jongen is, blijkt uit het feit dat hij in 2009 met enkel een fiets en gitaar een jaar rondtrok door België. In ruil voor een concert kreeg hij onderdak bij 365 Facebook vrienden."

43

Door middel van de GMcollector kunt u thuis genieten van uw favo-riete kunstwerken uit het Groninger Museum. In de online-catalogus kunt u de complete collectie van de museumbibliotheek en bijna alle kunstwerken en objecten online bekijken. Dit kan in het informatie-centrum van het Groninger Museum maar ook thuis via de Groninger Museum website (klik op leren > informatiecentrum, scroll naar bibli-otheekcatalogus en klik op de link of door http://collectie.groningermu-seum.nl/search.aspx in te typen.

Al in 1993 zijn medewerkers van wat toen nog de museumbibliotheek heette, bezig om gegevens van de

boeken en tentoonstellingscatalogi te verwerken in de computer. Enkele jaren later is begonnen de gegevens van de museumcollectie digitaal op te slaan. Inmiddels is de gehele bibliotheekcollectie gedigitaliseerd en bijna alle museumobjecten. Het ene object is uitvoeriger beschreven dan de andere. Veel objecten zijn inmiddels gefotografeerd zodat u ze ook online kunt bekijken. Meer dan 40.000 publicaties en bijna 35.000 objecten kunt u raadplegen. Bijna dagelijks komen er nieuwe publica-ties en objecten bij.

Op de tentoonstelling Iconen van het Groningerland. Jan Altink (1885-1971) ziet u het schilderij Portret van

Johan van Zweden. Wat u echter op zaal niet kunt zien, maar wel in de online catalogus, is dat de achter-kant ook beschilderd is. Tevens vindt u verwijzingen naar literatuur over dit kunstwerk. Uiteraard zijn deze boeken te vinden in de biblio-theek van het museum. Van dinsdag t/m vrijdag zullen medewerkers van het informatiecentrum graag de boeken voor u uit de bibliotheek te voorschijn halen.Het informatiecentrum van het Groninger Museum is open dinsdag t/m zondag en is te vinden op nivo 0, bij ovaal west.

Rob Dijkstra is coördinator van het

informatiecentrum

Informatiecentrum en adlibROB DIJKSTRA

44

Opvallend zijn de grote kleur-vlakken: het groene gezicht met de blauwe haren en brillenglazen, het paarsgroene jasje en de achter-grond met delen van een tapijt en een schilderij. De afgebeelde persoon met de pijp losjes in de mond is aan het schilderen. Hij kijkt aandachtig in de richting van de maker van dit portret, hetgeen suggereert dat hier sprake is van een duelportret (beide kunstenaars schilderen elkaar tegelijkertijd). De invloed van E.L. Kirchner en Jan Wiegers is in de stijl en in het kleur-gebruik duidelijk waarneembaar. Dit is goed te zien in de groene contourlijnen van de schilderende rechterhand, een detail dat direct ontleend lijkt aan Kirchner. Van Zweden was een geliefd model en een goede vriend van Jan Altink en Wiegers (die hem in 1925 portret-teerde). Dit portret werd in mei 1925 geëxposeerd op de jaarlijkse

Ploegtentoonstelling.Het schilderij op de achtergrond is door kunsthandelaar en Ploegkenner Cees Hofsteenge geïdentificeerd als een zelfportret van H.N. Werkman, uit dezelfde tijd, dat in het bezit van Altink was. Mogelijk hing het in de kamer aan de J.W. Frisostraat waar Altink en Van Zweden woonden. Het werk is verdwenen, maar Altink beschrijft en tekent het in een brief in 1945 als een ‘gezicht zonder oogen’.

Interessant is ook de achterzijde van dit portret. De Ploegschilders gebruiken vaak ook de achterzijde, soms uit gebrek aan nieuw schil-dersmateriaal. De voorstelling van een voerman met een paard past binnen het experimenteren met het expressionisme in het begin van de jaren twintig in Groningen. De figuur is net als bij de portretten frontaal weergegeven, met een directheid

en rauwheid die doen denken aan schilderijen van Wiegers uit 1924 als Twee mannen in de sneeuw (collectie Groninger Museum).

Johan van Zweden (1896-1975) uit Winschoten, kreeg in 1921 een aanstelling als onderwijzer in Groningen en begon toen lessen te volgen aan Academie Minerva. In het verenigingsjaar 1923-24 was hij aspirant lid van De Ploeg; in 1924 werd hij aangenomen als werkend lid. In augustus van dat jaar betrok hij een kamer bij Jan Altink. Beiden kenden elkaar dus heel goed. Ook andere Ploegleden maakten sympa-thieke portretten van Sjanghai Bobby, zoals hij genoemd werd vanwege zijn Aziatische trekken (zijn moeder was Chinees-Indisch). Later, in 1935, zou hij samen met Wiegers Kirchner gaan bezoeken in Davos.

Portret van Johan van Zweden1924

STEVEN KOLSTEREN

45

IRIS VAN HERPENRADIATION INVASION, 2009

FOTOGRAAF: MICHEL ZOETER46

Van 24 maart tot 23 september 2011 presenteert het Groninger Museum de eerste grote soloten-toonstelling van Iris van Herpen met een overzicht van haar werk. Iris van Herpen (1984) is een van de opvallendste modetalenten van dit moment. Van Herpen studeerde in 2006 af aan de ArtEZ Hogeschool voor Kunsten in Arnhem, liep stage bij onder meer Alexander Mc Queen en trad in mei 2011 als jongste gastlid ooit tot de prestigieuze Chambre Syndicale de la Couture.

Iris van Herpen staat bekend om haar opvallende crea-ties waarbij zij traditioneel vakmanschap combineert met gedetailleerd handwerk en innovatieve technieken als rapid prototyping. Ongebruikelijke materiaalkeuzes zoals speciaal bewerkte leersoorten, synthetische boot-garens en baleinen van kinder-parapluutjes creëren een sculpturaal en verbluffend visueel effect, dat zowel organisch als futuristisch aandoet. In tegen-stelling tot veel andere ontwerpers, is Van Herpen niet op zoek naar de perfecte pasvorm of een nieuw silhouet. Haar werk is sterk persoonlijk van karakter en kan beter getypeerd worden als een veruitwendiging

van haar innerlijke leven en als een materialisatie van de wijze waarop zij de realiteit ervaart. Elke collectie heeft zijn eigen verhaal en draagbaarheid is daarbij niet het uitgangspunt.

Een voorbeeld daarvan is de collectie Synesthesia. Deze collectie heeft als uitgangspunt een neurologisch verschijnsel waarbij een vermenging van zintuigelijke waarnemingen optreedt. Zo zijn er mensen die muziek niet alleen horen, maar ook zien. Ook Van Herpen heeft dit vermogen in zekere mate en verwerkte dit gegeven tot een collectie. Andere collecties als Radiation Invasion gaat over de onzichtbare straling en signalen om ons heen die bijvoorbeeld alle telecommunicatie mogelijk maken. Refinery Smoke is gebaseerd op het dualistische en ongrijpbare karakter van de rokerige uitstoot van raffinaderijen. Het Groninger Museum verwierf dertien outfits afkomstig uit zes verschillende collecties: Chemical Crows, Refinery Smoke, Mummification, Synthesia, Radiation Invasion en Crystallization.

Sue-an van der Zijpp is conservator eigentijdse kunst

Iris van HerpenSUE-AN VAN DER ZIJPP

47

Wat begon als een project in het Groninger Museum in het vereni-gingsjaar 2005-2006 groeide uit tot een heuse museumsalon, die tweemaal per jaar plaatsvindt en gemiddeld zo’n 120 deelnemers trekt. Wat is een museumsalon eigenlijk? Wie organiseert dit, hoe ziet zo’n avond er uit en wat is de achterliggende gedachte?

Studievereniging IK, de vereniging van de opleiding Kunsten, Cultuur en Media (KCM), beschikt vanaf 2007 over een museumcommissie. Deze commissie, bestaande uit vijf IK-leden, is verantwoordelijk voor de museumsalons die in samenwerking met het Groninger Museum georga-niseerd worden. Een salon bestaat doorgaans uit een rondleiding, een act (bijvoorbeeld in de vorm van een modeshow of dansact) of workshop, een lezing en een borrel. Om een voorbeeld te geven: de afgelopen salon stond in het teken van de Chinese fotograaf Chi Peng, waar bezoekers naar een vertelkunstenaar konden luisteren, deel mochten nemen aan een fotografieworkshop en konden genieten van themage-relateerde hapjes. Met name over de interactiviteit van de workshop waren bezoekers erg te spreken. In de workshop moesten deelnemers het werk van de Chinese kunstenaar zorgvuldig bekijken en proberen een soortgelijk effect te creëren. De museumcommissie besloot dit actieve element toe te voegen in de hoop nog meer verdieping aan de museumsalon te geven.Het publiek van zo’n avond is geva-rieerd: er komen veel KCM’ers en andere studenten, maar de salon is toegankelijk voor iedereen die geïnteresseerd is in kunst en die het leuk lijkt om tegen een laag tarief

extra verdieping te krijgen op één van de lopende tentoonstellingen van het Groninger Museum. De museum-commissie van IK beoogt een breed publiek en hoopt ook mensen die minder bekend zijn met het museum of met kunst aan te spreken en een bijzondere avond te bezorgen.

SAMENWERKING

Museumsalons organiseert de museumcommissie samen met het Groninger Museum in mei en december. Tweemaal per jaar gaat de commissie met Steven Kolsteren, hoofd Educatie van het museum, om de tafel. Hij legt uit welke tentoonstel-lingen verwacht worden en wat deze inhouden, waarna de museumcom-missie besluit aan welke tentoon-stelling een salon gewijd wordt. Vervolgens moet nagedacht worden over een leuke en interessante programmering die de avond tot een succes maakt. Dit succes komt zowel door de inspanningen van de commissie als die van het museum. Zo is de commissie verantwoordelijk voor de inhoud en de aankleding van de avond en zorgt het museum voor rondleiders, technische hulpmid-delen en andere ondersteuning.

LEUK EN LEERZAAM

Waarom studievereniging IK de samenwerking met het Groninger Museum belangrijk acht? Het museum is volgens de vereniging toonaangevend en neemt een zeer belangrijke positie in de provincie Groningen in. De vereniging vindt het belangrijk om haar activiteiten niet geïsoleerd van de kunstwereld te organiseren en grijpt graag de kans aan met culturele instellingen samen te werken, in plaats van deze van buitenaf te bestuderen. IK is dan ook heel blij met de samenwerking

met het Groninger Museum. De studievereniging sluit met de museumsalon tevens aan bij het vak Beeldende Kunst, dat in de opleiding KCM gedoceerd wordt. Dit biedt KCM-studenten de mogelijkheid opgedane kennis in het museum toe te passen op de daar tentoon-gestelde kunst. Verder kan studie-vereniging IK zich goed vinden in de doelstellingen van het museum: het verwonderen van een breed publiek en het aanzetten tot meningsvor-ming. Museumsalons bieden de kans om op een laagdrempelige manier kennis te maken met beeldende kunst en geven tegelijkertijd verdie-ping. Met deze verdieping hoopt de museumcommissie dat deelnemers een eigen mening vormen en met elkaar in discussie gaan. Op zijn beurt vindt het Groninger Museum de samenwerking met de studiever-eniging van KCM ook heel waardevol. De vereniging zorgt voor nieuwe bezoekers en weet elk jaar tot twee keer toe een bijzondere avond met een interessante invulling neer te zetten, die zowel leuk als leerzaam is.De eerstvolgende museumsalon vindt plaats op 14 december. Dan zullen deelnemers meer te weten komen over het designduo Studio Job en de Tunesische modeontwerper Azzedine Alaïa. De museumcommissie heeft voor deze twee tentoonstellingen gekozen om de discussie aan te zwengelen over de plaats van disciplines als design en mode in een museale context. Er vindt een debat plaats tussen vijf belangrijke spelers uit de kunst-, mode- en designwereld rondom de vraag ‘zijn mode en design kunst?’. De commissie heeft voor deze opzet gekozen omdat deze discussie erg actueel is en het museum deze disci-plines veelvuldig toont.

Museumsalon, Leuk en LeerzaamANNE-SOPHIE SCHOLTENS

49

MASTERCLASSTijdens de tentoonstelling van Ruud van Empel beleeft de JuniorClub een wel heel speciale masterclass: een rondleiding over de tentoonstelling door de kunstenaar zelf. Ruud ontvangt de kinderen in de hal van het Groninger Museum. Voordat de rondleiding begint, eerst op de foto natuurlijk! Net als een schoolklas, netjes in een rijtje. ‘Ouderwets’, vinden de kinderen dat. Ruud van Empel legt uit dat hij houdt van de manier waarop kinderen vroeger op de foto gingen. In de rondleiding ontdekken de kinderen dat de foto’s van Ruud van Empel niet zo ouderwets zijn, maar juist heel modern; want alle foto’s zijn met de computer gemaakt. Het gezicht van één kind bestaat uit de gezichten van wel tien verschillende kinderen. De kinderen die je op de foto’s van Ruud van Empel ziet, bestaan niet echt. Ook wat je op een foto ziet, is dus niet altijd waar. Ruud van

50

Empel wil de JuniorClubleden tijdens deze bijzondere masterclass graag op de foto zetten. Wie weet is er straks een Juniorclubneus terug te vinden in een echte Ruud van Empel!

WORKSHOPGeïnspireerd geraakt tijdens de masterclass, ontstaan de mooiste portretten in het kinderatelier:

DE JUNIORCLUBDe JuniorClub is een club voor kinderen van 7 tot en met 12 jaar. Het telkens veranderende tentoonstellings-programma en de bestaande collecties van het museum bieden fantastische mogelijkheden om kinderen voor het museum enthousiast te maken. Juniorclubleden worden meegenomen naar de tentoon-stellingen en stropen de mouwen op in het atelier. Als

lid ontdek je de geheimen van het museum, ben je bij een speciale kinderopening of zie je je eigen kunstwerk terug op de site. Beleef je een museumnacht? Ontmoet je kunstenaars of word je uitgenodigd voor workshops in kunstenaarsateliers? Het kan allemaal zomaar gebeuren. Je hebt je eigen JuniorClubwebsite, je bezoekt andere musea, organiseert een tentoonstelling, snuffelt in het depot en beleeft spannende dingen zoals een ontsnapping via de nooduitgangen.

JUNIORCLUB.GRONINGERMUSEUM.NL

51

Het Groninger Museum is een geweldige locatie om gasten te ontvangen voor een vergadering, zakelijke bijeenkomst, borrel of diner. Omringd door unieke kunstwerken en prachtige zalen bieden wij gastvrijheid op hoog niveau. Een ontvangst in het Groninger Museum biedt uw gasten entertainment en inspiratie. Het combineert de mogelijkheid om rustig te dwalen tussen de kunst-werken en gastvrijheid in prachtig ontworpen omgeving.De ligging is ideaal: direct tegenover het station en in de binnenstad van Groningen.

Het gebouw is kleurrijk en een kunstwerk op zich. De zalen hebben door het design een unieke uitstraling die verrassen en inspireren. In de Job Lounge kunt u terecht voor vergaderingen, borrels, diners en trouwce-

remonies. De Ontvangsthal, met de prachtige trap van Mendini als blikvanger, is ideaal voor informele borrels en zakelijke buffetten. Het Auditorium is zeer geschikt voor lezingen, cursussen en trainingen.De catering is in handen van het MendiniRestaurant. De voortreffelijke Italiaanse en mediterrane keuken staat garant voor kwaliteit, smaak en versheid.

ContactVoor informatie kunt u contact opnemen met Ademiek Gerritsma, coördinator Ontvangsten & Marketing, bereikbaar via 050 3666 555 of via agerritsma@ groningermuseum.nl

Meer informatie: zie www.groningermuseum.nl: groepsbezoek en zaalverhuur

RONDLEIDINGENOnze professionele gidsen leiden u graag rond over de tentoonstellingen en door het gebouw.Rondleiding 60 minuten € 4 p/p excl. entreeRondleiding 90 minuten € 5 p/p excl. entreeToeslag Engels/Duits € 1 p/pVanaf 15 personen

BOEKINGENRondleidingen en arrangementen zijn te boeken via de afdeling Boekingen, bereikbaar via 050 3666555 of via [email protected] Voor rondleidingen en arrangementen geldt een minimale groepsgrootte van15 personen. Alle bedragen zijn exclusief museumentree.

ARRANGEMENTENVoor groepen vanaf 15 personen hebben we speciale arrangementen: een rondleiding gecombineerd met lekkernijen in de nieuwe ontvangstruimte Job Lounge.

Rondleiding & kopje koffie met gebak€ 10 p/p excl. entreeRondleiding & kopje koffie met museumfriandises€ 11 p/p excl. entreeRondleiding & lunchvanaf € 16 p/p excl. entree

Meer informatie: zie www.groningermuseum.nl

Rondleidingen en arrangementen in het Groninger Museum

Zaalverhuur in het Groninger Museum: ontvangsten tussen de kunst

53

55

Het Groninger Museum organiseert vanaf februari 2012 i.s.m. het Dagblad van het Noorden een Fashion ontwerpwedstrijd voor jong en oud.De opdracht is om een jurk te ontwerpen voor Barbie, geïnspireerd op de tentoonstellingen van Azzedine Alaïa of Iris van Herpen in het Groninger Museum. Barbie is de ultieme mannequin en daarmee de perfecte basis voor ontwerpers. De wedstrijd staat open voor

iedereen, jong en oud. Ook scholen mogen deelnemen. Alle ontwerpen worden beoordeeld door een deskundige vakjury met Iris van Herpen en er komt een feestelijke prijsuitreiking met aantrekkelijke prijzen.

Meer weten? Ga dan naar www. groningermuseum. nl of stuur een e-mail naar fashion@ groningermuseum.nl

FashionOntwerpwedstrijd

(IRIS VAN HERPEN, CHEMICAL CROWS, 2008, FOTOGRAAF: MICHEL ZOETER)

Dicky Bijlstra-van der Zee weet veel te vertellen over de rijke historie van het Groninger kunstleven van voor de Tweede Wereldoorlog tot nu. Logisch, want haar vader was en is een van de meest bekende en gewaardeerde kunstenaars van het Groningse kunstenaarsgenootschap De Ploeg.

Als dochter van Jan van der Zee kwam Dicky van jongs af aan in aanraking met kunstenaars uit Groningen en omgeving, die bij haar ouders over de vloer kwamen. Als je met haar praat zijn deze kunstenaars geen mensen waarover je een monografie leest of waarvan je een schilderij bewondert, maar in de eerste plaats mensen van vlees en bloed. Jan Altink bijvoorbeeld kwam regelmatig bij de Van der Zees thuis en schilderde onder andere haar moeder. Over en weer werd ook veel werk geruild tussen de kunstenaars, waarmee te verklaren is dat Bijlstra-van der Zee niet alleen over mooie werken van haar vader beschikt, maar ook van andere Ploegleden. Maar haar kennis en liefde gaat toch vooral uit naar het werk van haar vader. Moeiteloos schudt ze data uit de mouw over de totstandkoming van een werk.Dicky Bijlstra-van der Zee werd ook zelf regelmatig door haar vader geschilderd. Voor het eerst als baby bij haar moeder aan de borst in 1926. Later als tiener en volwassen vrouw. Blij was ze niet altijd als haar vader haar als model koos, vertelt ze, want talent voor stilzitten had ze niet echt. Het poseren duurde haar veel te lang. Maar de resultaten zijn indrukwekkend.

DE PLOEG VOOR EN TIJDENS DE TWEEDE

WERELDOORLOG

Ze kenschetst de vooroorlogse Ploeg, waartoe haar vader in 1923 als lid toetrad, als een hecht stel kunstenaars, die samen op pad gingen en veel samen

optrokken. Naar haar mening was deze periode de meest succesvolle van De Ploeg. Tijdens de Tweede Wereldoorlog legde De Ploeg zichzelf (op eigen initi-atief) stil. Aan het eind van de oorlog werd befaamd Ploeg-lid H.N. Werkman gearresteerd en tenslotte gefusilleerd. Van der Zee zag zich in het laatste oorlogsjaar gedwongen om onder te duiken. Al aan het begin van de oorlog had Van der Zee geweigerd lid van de Kultuurkamer te worden. Daardoor kon hij ook niet aan goede schildersmaterialen komen. Hij moest dus veel improviseren, maakt zijn eigen verven en schildert op jute. Ook werd er natuurlijk weinig werk verkocht. Zakenman Pieter Roelf Roelfsema, directeur van kalkzandsteenfabriek Albino te Smilde, was een trouw afnemer. Hij was groot kunstliefhebber en kocht bijvoorbeeld constructivistische schilderijen van Van der Zee. Roelfsema organiseerde in de oorlog op zondagmiddagen een soort verkooptentoonstellingen. Later is Roelfsema waarschijnlijk verraden voor zijn

Jan van der Zee (1898-1988) en het Groninger kunstenaarsklimaat VVGM-lid Dicky Bijlstra-van der Zee vertelt over haar vader en beeldende kunst in GroningenINA BOS

DICKY BIJLSTRA-VAN DER ZEE NAAST HET DOOR HAAR VADER GESCHILDERDE PORTRET VAN HAAR MOEDER EN DE PASGEBOREN DICKY.

57

ondergrondse activiteiten. Hij werd naar het befaamde Scholtenshuis te Groningen overgebracht en is daar in november 1944 vermoord. Een gebeurtenis die, evenals de moord op Werkman, hard aankwam bij het gezin Van der Zee.

HET NARRENSCHIP

Na de oorlog was de flair van De Ploeg verbleekt. Als een soort opvolger werd in 1950 het Narrenschip opgericht, een nieuwe poging om eigentijdse kunst weer nieuw leven in te blazen. Maar tevens bedoeld om tegenwicht te bieden tegen het gevestigde kunst-beleid in Groningen. De groep exposeerde ook buiten Groningen, in bijvoorbeeld Haarlem en Leeuwarden. In 1957 werd het Narrenschip opgeheven. Materieel gezien was ook de naoorlogse periode geen vetpot, aldus Bijlstra-van der Zee. Er was geen sociaal vangnet voor kunstenaars. Velen van hen moesten daarom naast hun kunstenaarschap andere activiteiten ontplooien. Verschillende kunstenaars gaven bijvoorbeeld tekenles. Van der Zee ontwierp voor de oorlog advertenties en ander reclamemateriaal en richtte zich na de oorlog steeds meer op monumentale opdrachten van onder andere de gemeente Groningen. Zo kon hij in het levens-onderhoud van hem en zijn gezin voorzien.Een grote stimulans voor de moderne kunstenaars was de benoeming van W. Jos de Gruyter tot directeur van het Groninger Museum in 1955. Bijlstra-van der Zee benadrukt het belang van deze directeur voor het toenmalige kunstleven in Groningen. Hij had oog voor vernieuwende kunst en kocht als eerste werk van Ploegleden aan voor het museum. In 1956 organiseerde hij de expositie 35 jaar moderne kunst in Groningen.

NU

In maart 1959 werd opnieuw een vernieuwende kunste-naarsgroep opgericht: NU. De Gruyter werd als de geestelijk vader van de groep gezien. Ook Van der Zee

werd lid, evenals onder anderen Jan Jordens, Henri de Wolf en Martin Tissing. Dicky Bijlstra-van der Zee werd secretaris/penningmeester. Deze kunstenaars-groep stierf rond 1974 een stille dood. Aan voormalig secretaris Dicky Bijlstra-van der Zee is het te danken dat het archief in 2009 aan het Groninger Museum werd overgedragen.

VERNIEUWEN

Jan van der Zee was gedurende zijn gehele carrière een kunstenaar die zich bleef vernieuwen. In de late jaren twintig gebruikte hij een constructivistische stijl die hij even makkelijk als overtuigend verving door een realisti-sche stijl, waarin hij portretten, dorps- en stadstaferelen schilderde. In de zestiger jaren ging hij in toenemende mate abstract werk maken. Zijn dochter benadrukt hoe belangrijk deze vernieuwingen voor hem waren. Hij wilde niet dat een bepaalde stijl ‘een kunstje, een maniertje’ werd. Hij keek ook nauwelijks terug op zijn ‘oude’ werk, maar was vooral geïnteresseerd in zijn nieuwe werk. Van der Zee zette verschillende technieken, zoals olieverf, gouache en (Oost-Indische)inkt in als middel om zijn artistieke ideeën vorm te geven. Daarnaast gebruikte hij grafische technieken zoals hout – en linodrukken, die prachtige resultaten opleverden. Hij maakte dit grafisch werk niet om hoge oplages van zijn werk te kunnen maken, aldus zijn dochter, maar omdat het een geschikt medium was voor zijn werk. Meestal maakte hij niet meer dan hoogstens een zestal afdrukken van een werk.

NAWOORD

Behalve pleitbezorgster van het werk van haar vader, is Dicky Bijlstra-van der Zee zelf ook een gedreven kunstenaar. Ze volgde, evenals haar vader, de schil-dersopleiding aan Academie Minerva. Ook exposeert ze regelmatig en is nog steeds actief als kunstschilder. Als bewijs laat ze ons een aantal nieuwe werken zien.

Graag wil ik Dicky Bijlstra-van der Zee en Mariëtta Jansen danken voor hun enthousiaste medewerking.

De laatste tijd staat het monumentale werk van Jan van der Zee volop in de belangstelling, helaas is de aanleiding echter niet altijd een vrolijke. Een wand-schildering in het UMCG kon vanwege nieuwbouw helaas niet gespaard blijven. De wandschildering in de voormalige analistenschool aan de Poortstraat wordt bedreigd. Het ontwerp voor deze wandschil-dering is nog steeds in bezit van de Dicky Bijlstra- van der Zee. De karakteristieke monumentale trap die aan de oostzijde van de Grote Markt te bewonderen is, kan bij de bouw van het Forum in de verdruk-king komen.

DICKY NAAST HET SCHILDERIJ DAT JAN ALTINK VAN HAAR MOEDER MAAKTE.

58

ACTIVITEITENOVERZICHT VVGM

9 januari 2012 Nieuwjaarsbijeenkomst

31 januari 2012Sue-an van der Zijpp vertelt over modeontwerper Azzedine Alaïa. De tentoonstelling over Alaïa kan aansluitend worden bezichtigd.

Februari 2012 (indien mogelijk)Avondbezichtiging /excursie naar Drents Museum ‘De Gouden Eeuw van China’

28 maart 2012Christiaan Jörg houdt een lezing over de Famille Verte-expositie in het Philippe Starck-paviljoen. De tentoonstelling kan vervolgens worden bezocht.

April 2012 (exacte datum nog onbekend)Excursie (bestemming is nog niet bekend)

15 mei 2012 Ledenjaarvergadering. Na de vergadering wordt een inleiding gegeven op de tentoonstelling van modeontwerpster Iris van Herpen, waarna de expositie kan worden bekeken.

Eind juni 2012Vriendenavond in het kader van de expositie van Yin Xiuzhen

Vergeet niet uw lidmaatschapspasje mee te nemen naar een VVGM-activiteit! Uiteraard ontvangt u te zijner tijd via post of e-mail nog een uitnodiging voor de vriendenlezingen, de excursie en de jaarvergadering. U kunt u pas opgeven als u een uitnodigingsbrief heeft ontvangen. Onze activiteiten zijn ook na te lezen op de site van het Groninger Museum: www.groningermuseum.nl linksboven in het openingsscherm vindt u een link naar de VRIENDEN.

Ook lid worden? Achterin het magazine staat een aanmeldingsbon. Aanmelden kan ook via de website www.groningermuseum.nl

VRIENDENGESCHENKKAART

Weet u geen passend geschenk voor een verjaardag of andere heuglijke gelegenheid?

Dan is een jaarlidmaatschap van de VVGM een goed idee!

Leuk om te geven, want u kunt nu de lidmaatschapskaart in cd-geschenkverpakking verkrijgen via ons emailadres: vrienden@ groningermuseum.nl. U betaalt het lidmaatschap voor een jaar. Daarna wordt het lidmaatschap automatisch beëindigd, tenzij het nieuwe VVGM-lid het lidmaatschap wil verlengen.

59

Een witte kerst met sfeervol kaarslichtIDA STAMHUIS

61

Evenals de afgelopen jaren kan ook dit jaar de stijlvolle tuin van de Menkemaborg bedekt zijn met een deken van sneeuw. Zeker is het dat op beide kerstdagen kaarsen worden aangestoken waardoor de volledig inge-richte vertrekken sfeervol worden verlicht.

MUZIEK IN DE BORG

Nog tot en met 31 december staat ‘Muziek’ centraal in de borg. Dit thema werd gekozen ter gele-genheid van de restauratie van het bijzondere kabinetorgel. De Amsterdamse orgelbouwers H.A. Groet en J.J. Vool bouwden het orgel in 1777. De oorspronkelijke eigenaar was Sebo Hendriks van Houten uit ’t Waar bij Nieuwolde. Hij was naast landbouwer en houthan-delaar ook leraar van de plaatselijke doopsgezinde gemeenschap. In 1844 werd het orgel uitgebreid door de Groninger orgelmaker H.E. Freytag. Het kabinetorgel is familiebezit gebleven tot het door Sebo van Houten in 1914 verkocht werd aan de Doopsgezinde kerk te Zijldijk. Na twintig jaar bleek het als kerkorgel niet meer te voldoen, omdat ‘het ouwe mensch nog al veel last had van verkoudheid…’ en werd het in 1935 geschonken aan het Groninger Museum met bestemming de Menkemaborg. In de jaren zestig van de vorige eeuw bleek de toestand van het orgel dusdanig slecht, dat de orgelpijpen opgeslagen werden op zolder. In de jaren tachtig van de vorige eeuw werd de kast gerestaureerd en dit jaar kon eindelijk, mede dankzij de vele subsidies van overheden en fondsen, het orgel ook geres-taureerd worden. Iedereen kan nu weer de warme 18de-eeuwse klanken horen.

ETEN & DRINKEN IN DE 18DE EEUW

Het zal niemand ontgaan zijn, dat Groningen Hoofdstad van de Smaak is in 2011. Eten en drinken in de 18de eeuw sluit daarbij aan en

in diverse kamers wordt ingegaan op aspecten van dit thema. Zo dronken dames een kopje thee in de voorkamer en de heren een kopje koffie in de herenkamer. Beide dranken waren nieuw en kostbaar en zorgden voor een grote variëteit aan nieuwe voorwerpen. Uniek is het 18de-eeuwse kookboek in het archief van de familie Alberda, die de borg van 1682 tot 1902 bewoonden als hun zomerhuis. In de keuken geeft een selectie van recepten uit dit kookboek inzicht in wat er gegeten werd. Ook nu worden er in de keukentuin groenten verbouwd, als artisjok en asperge, omdat ze genoemd worden in dit kookboek. In de visvijvers, de ‘viskenij’ en het ‘snoekegat’, die nog aanwezig zijn in de weilanden rond de buitensingel, werd vis vers gehouden om te gebruiken voor één van de vele visrecepten. Ook een gevulde duif stond op het menu en een duivenslag staat ook nu nog in het weiland naast de oprijlaan. Het vele gebruik van, voor dit tijd nog kostbare, specerijen geeft aan dat de smaak van die tijd veranderd was en de familie Alberda meeging met haar tijd.

HET GRONINGER MUSEUM EN DE

MENKEMABORG

In 1921 schonken de erfgenamen van de laatste bewoner, Gerhard Alberda van Menkema en Dijksterhuis, het landgoed aan het Groninger Museum. Na restauratie van de tuinen, de gebouwen en de inrichting daarvan, werd de borg in 1927 opengesteld voor bezoe-kers. Het gebouw heeft een lange bouwgeschiedenis vanaf de 14de eeuw en heeft vandaag de dag de vorm van de laatste ingrijpende verbouw uit het begin van de 18de eeuw. Diverse families hebben de borg bewoond, zoals de Menkema’s en de familie Clant van Menkema tot dat in 1682 Mello Alberda het landgoed koopt en het in bezit blijft in deze familie tot 1902. Veel authentieke interieurelementen zijn

nog aanwezig in de borg, waaronder de imposante schouwen van barok houtsnijwerk, schilderingen en een staatsieledikant bekleed met Chinese zijdedamast. De in de borg aanwezige collectie is voor het grootste deel eigendom van het Groninger Museum. Veel van de voorwerpen en schilderijen zijn oorspronkelijk afkomstig van andere Groninger borgen of uit Groninger families. Voor de thema’s worden jaarlijks aanpassingen gedaan en voorwerpen toegevoegd of terug-gebracht naar het depot. Sinds 1969 zorgt de Stichting Museum Menkemaborg voor de exploitatie en beheer van het museum. Het schathuis, de voor-malige boerderij naast de borg, is gedeeltelijk bewaard gebleven en hierin is nu een café restaurant ’t Schathoes gevestigd.

2012: JAAR VAN DE HISTORISCHE

BUITENPLAATSEN

Het komende jaar staan de historische buitenplaatsen in Nederland volop in de aandacht. De Menkemaborg is een buitenplaats, namelijk het zomerhuis van de familie Alberda. In 2012 zal in de Menkemaborg de bewonersge-schiedenis centraal staan onder de titel ‘Wie waren zij. De bewoners van de Menkemaborg in de 18de eeuw’. In de borg en tuin wordt een beeld gegeven van het leven en wonen in de 18de eeuw. De manier van inrichten is levendig en het lijkt daardoor of de bewoners even weg zijn. In de audiotour komen ze terug en vertelt een echtpaar Alberda en in junior audiotour twee van hun kinderen over hun leven op de borg. Ook de meiden komen aan het woord en vertellen over wat zij allemaal moeten doen. Ook hiermee wordt een beeld gegeven van hoe wij nu denken over die tijd, maar wie waren de Alberda’s? Aan de hand van archiefmateriaal, waaronder anekdotes en reisver-halen en natuurlijk de portretten, zal de verborgen geschiedenis van

62

de Alberda’s toegelicht worden. Ook andere families waarvan de portretten of voorwerpen met hun familiewapen aanwezig zijn in de Menkemaborg zullen in het voetlicht worden gezet.

Meer informatie over de Menkemaborg en Het jaar van de Historische Buitenplaatsen is te vinden op www.menkemaborg.nl en www.buitenplaatsen2012.nl.

Ida Stamhuis is directeur-conservator

Adres:Menkemaborg

Menkemaweg 29981 CV Uithuizen

tel 0595 431970info www.menkemaborg.nl

Open:Huis en tuin zijn open tot en met

december van dinsdag tot en met zondag van 10.00 tot 16.00 uur.

Eerste en Tweede Kerstdag: van 12.00 tot 16.00 uur kaarslicht

(normale entreeprijs)

De Menkemaborg is eenvoudig te bereiken per auto (via de N46 richting Eemshaven of de N361-

N363 via Winsum en Warffum) of per trein richting Roodeschool (station Uithuizen) en ca. 10 minuten lopen.

63

Groninger MuseumMuseumeiland 1, 9711 ME Groningen Geopend: dinsdag t/m zondag 10-17 uur maandag gesloten

Mendini RestaurantMuseumeiland 1, 9711 ME Groningen Geopend di t/m zo en feestdagen vanaf 9.30 uur. De keuken sluit om 22.00 uurgesloten op zondagavond, maandag, 1 januari en 25 decemberwww.mendinirestaurant.nl

Voor entreeprijzen en actuele informatie, zie www.groningermuseum.nl

ColofonGroninger Museummagazine Jaargang 24, no 3, 2011

RedactieSteven Kolsteren

Redactie vriendenpagina’s:Ina Bos

RedactieraadEric Bos, Ina Bos, Steven Kolsteren, Nienke Noorman, Lisette Pelsers, Ruud Schenk

Grafisch ontwerpRudo Menge, Esther Fledderman

CoverAzzedine Alaïa, collectie 2003

Foto’sDeelnemende kunstenaars en musea tenzij anders vermeld. Van werken van beeldende kunstenaars aangesloten bij een CISAC-organisatie is het auteursrecht geregeld met Pictoright te Amsterdam.© C/O PICTORIGHT AMSTERDAM 2006

Oplage: 25.000Frequentie: vier keer per jaar

UitgeverUitgeverij IntermedJohan van Zwedenlaan 11, 9744 DX GroningenTelefoon/fax: 050 3120042 / 050 3139373E-mail: [email protected] Kon. Ver. M.K.B. Ned. Lidnr. 0173785Advertentieverkoop: Uitgeverij IntermedE-mail: [email protected]

DrukkerijScholma DrukISSN: 1572-0713

DE UITGEVER IS NIET AANSPRAKELIJK VOOR ZETFOUTEN, REDACTIONELE FOUTEN EN IS OP GEEN ENKELE WIJZE AANSPRAKELIJK VOOR DE WERKZAAMHEDEN VAN DE DRUKKER.

© 2011

NIETS UIT DEZE UITGAVE MAG WORDEN VERVEELVOUDIGD EN/OF OPENBAAR GEMAAKT DOOR MIDDEL VAN DRUK, FOTOKOPIE, MICROFILM OF OP WELKE ANDERE WIJZE DAN OOK, ZONDER VOORAFGAANDE TOESTEMMING VAN DE UITGEVER.

INTERMED-1011/3

Wil je op de hoogte blijven van alle nieuwtjes in en rondom het Groninger Museum, meld je dan aan voor de digitale nieuwsbrief via www.groningermuseum.nl

De vriendenpas biedt u bovendien de volgende voordelen:• Gratis toegang tot het museum (soms kan, bijv. bij speciale

tentoonstellingen, een toeslag gevraagd worden)• Gratis toegang tot lezingen en voorbezichtigingen van de VVGM• Gratis toezending van het Groninger Museummagazine• Gratis toegang tot de Kunsthalle in Emden en het Horst Janssen-

museum te Oldenburg.• Korting van 10% op artikelen uitgegeven door het GM (alleen in de

museumwinkel)• Tegen kostprijs mee op door VVGM georganiseerde excursies

JA, ik word lid van de VVGM

Naam (Dhr./Mevr.) _______________________________ Voorletter(s) _______________________________Geboortedatum _______________________________Adres + Postcode _______________________________E-mail _______________________________

individueel lidmaatschap (€ 30 per jaar)partnerlidmaatschap – 2 personen (€ 50 per jaar)studentenlidmaatschap (€ 15 per jaar)

Naam partner _______________________________Voorletter(s) partner _______________________________Studentennummer* _______________________________

Handtekening _______________________________Datum: _______________________________

* Invullen indien je gebruik wilt maken van de speciale studentenprijs

Stuur uw aanmelding naar:Vereniging van Vrienden van het Groninger MuseumAntwoordnummer 6579700 WB Groningen (een postzegel is niet nodig)of mail: [email protected]

Word lid van de Vrienden van het Groninger Museum (VVGM) en ondersteun daarmee het Groninger Museum (GM)

Lift / Elevator / Aufzug

NIVEAU 0MENDINI 0

NIVEAU 1MENDINI 1

NIVEAU 1STARCKPAVILJOEN

NIVEAU 2COOP HIMMELB(L)AU PAVILJOEN

COOP HIMMELB(L)AUPAVILJOEN

MENDINI 1 STARCK PAVILJOEN

MENDINI 0 PLOEG PAVILJOEN

NIVEAU 0PLOEGPAVILJOEN

NIVEAU 0

NIVEAU 1

NIVEAU 0 NIVEAU 0

NIVEAU 1 NIVEAU 1

NIVEAU 2

CENTRUM

INGANG

INGANG

NS STATION

OVAAL WESTOVAAL OOST

1

9

17

2

10

18

3

3419 12

20

5

14

6

13

7

1516

Garderobe / Cloakroom Toilet / Toilette Trap / Stairs / Treppe

1 ingang / entrance / eingang 2 kassa / cash desk / kasse 3 centrale trap / central stairway / zentrale treppe 4 winkel / shop / laden 5 MendiniRestaurant 6 infobalie / infodesk / info-theke 7 winkel 8 garderobe / cloakroom 9 infobalie / infodesk / info-theke

10 collectie zaal 11 ploegpaviljoen / ploeg pavilion / ploeg pavillon 12 starckpaviljoen / starck pavilion / starck pavillon 13 Info Center 14 Job Lounge 15 kinderatelier / children’s studio / kinderatelier 16 auditorium 17 mendini 0 - paviljoen / pavilion / pavillon 18 mendini 1 - paviljoen / pavilion / pavillon 19 prentenkabinet / print gallery / kupferstichkabinett 20 coop himmel(b)lau - paviljoen / pavilion / pavillon

11

8