Griffels, Penselen, Paletten en Vlag en Wimpels...De Griffeljury 2017, bestaande uit: Margreet...

17
Juryrapport Griffels, Penselen, Paletten en Vlag en Wimpels 2017

Transcript of Griffels, Penselen, Paletten en Vlag en Wimpels...De Griffeljury 2017, bestaande uit: Margreet...

Juryrapport

Griffels, Penselen, Paletten en Vlag en Wimpels 2017

De Griffeljury 2017, bestaande uit:

Margreet Ruardi (voorzitter), Martijn Blijleven, Adry Prade, Nathalie Scheffer en Nina Schouten,

heeft de volgende boeken voorgedragen ter bekroning met een Zilveren Griffel of Vlag en Wimpel. De Stichting Collectieve Propaganda van het Nederlandse Boek heeft deze voordracht overgenomen.

Zilveren Griffels

Tot zes jaar Siens hemel – Bibi Dumon Tak Em. Querido’s Kinderboeken Uitgeverij

Tangramkat – Maranke Rinck Uitgeverij Lemniscaat Vanaf zes jaar Kinderen met een ster – Martine Letterie Uitgeverij Leopold

Vanaf negen jaar Naar het noorden – Koos Meinderts Uitgeverij Hoogland & Van Klaveren

Alaska – Anna Woltz Em. Querido’s Kinderboeken Uitgeverij

Informatief T.rex Trix in Naturalis – Daan Remmerts de Vries Uitgeverij Leopold

Baby’tje in mama’s buik – Bette Westera Uitgeverij Gottmer

Poëzie Geen voordrachten

Juryrapport Griffels 2017

3

De kinderboekenuitgevers in Nederland en Vlaanderen dienden in totaal 157 boeken in voor jurering door de Griffeljury 2017. In het jaar 2016 waren dat er 25 meer. Het aantal ingediende titels voor 2017 was daarmee ongeveer gelijk aan dat van 2015. De meeste titels werden ingediend in de categorie tot zes jaar, namelijk 55, de minste in de categorie poëzie. Aanvankelijk waren dat er maar twee, maar de categorie tot zes jaar bleek twee onmiskenbare poëziebundels te bevatten, zodat bij nadere beschouwing de verhoudingen anders kwamen te liggen dan volgens de indiening door de uitgevers. Ook met titels uit de andere categorieën heeft de jury in evidente gevallen geschoven. Enkele boeken kwamen reglementair niet in aanmerking voor jurering, onder andere omdat ze onder een andere titel al vóór 2016 waren verschenen.In de categorie vanaf negen jaar waren er zoveel goede boeken dat de jury daar met pijn in het hart een aantal titels terzijde moest schuiven. In deze categorie heeft de jury twee titels voor een Zilveren Griffel voorgedragen en drie voor een Vlag en Wimpel. Bij tot zes jaar en informatief droeg de jury in beide gevallen twee titels voor een Zilveren Griffel voor en twee voor een Vlag en Wimpel. Uit het zeer kleine aanbod poëzie werd geen enkele titel voorgedragen voor een Zilveren Griffel, wel een voor een Vlag en Wimpel. In de categorie

vanaf zes jaar droeg de jury één titel voor een Zilveren Griffel voor en geen enkele voor een Vlag en Wimpel. Voor meer bekroningen in deze categorie kon, ook na herlezing en uitvoerige bespreking, geen meerderheid in de jury worden gevonden. Overigens nam de jury met waardering kennis van het nieuwe initiatief Tijgerlezen voor deze leeftijdsgroep van beginnende lezers. Deze boeken zijn niet ingedeeld volgens niveaus van technisch lezen en kunnen ook goed worden voorgelezen. Het is – los van de vraag of het initiatief bekroonbare titels op gaat leveren - een verrijking van het aanbod voor deze leeftijdscategorie die zo sterk rekening moet houden met de leesvaardigheid van de kinderen.Al in een vorig jaar constateerde de Griffeljury de tendens dat er relatief veel kinderboeken worden uitgegeven waarvoor de beeldende kunst inspiratie is, bijvoorbeeld bij tentoonstellingen, en die in samenwerking met musea zijn gerealiseerd. Die trend heeft zich voortgezet en uitgebreid naar ook andere instellingen dan musea voor beeldende kunst. Twee van dergelijke boeken zijn dit jaar bekroond met een Zilveren Griffel. Een anderopmerkelijk gegeven is dat er dit jaar drie boeken bekroond zijn die op een prachtige manier het vertellen van een verhaal gethematiseerd hebben.

De Griffeljury

InleidingVlag en Wimpels

Tot zes jaar Een vriendje voor altijd – Eoin Colfer Uitgeverij De Fontein

Ik ben bij de dinosaurussen geweest – Edward van de Vendel Em. Querido’s Kinderboeken Uitgeverij

Vanaf zes jaar Geen voordrachten

Vanaf negen jaar Yuna’s maan – Hans Hagen Em. Querido’s Kinderboeken Uitgeverij

Lynn 3.0 – Anke Kranendonk Uitgeverij Lemniscaat

Eilanddagen – Gideon Samson Uitgeverij Leopold

Informatief Waarom zijn er zoveel blote mensen in de kunst? – Susie Hodge Uitgeverij Lemniscaat

De oma van de oma van mijn oma – Marc ter Horst Uitgeverij Gottmer

Poëzie Niets liever dan jij – Erik van Os & Elle van Lieshout Em. Querido’s Kinderboeken Uitgeverij

54

Zilveren Griffel

Siens hemel Auteur: Bibi Dumon Tak

Illustrator: Annemarie van Haeringen

Uitgever: Em. Querido’s Kinderboeken Uitgeverij

6

Een jongen krijgt, als hij zich verveelt, een tangrampuzzel. Hij gelooft niet dat je van de slechts zeven stukjes waaruit dit spel bestaat álles maken kunt. Het eerste probeersel is geslaagd: we zien het op de illustratie, eerst alleen als blauwe vorm. Een kat, raadt de lezer. Inderdaad, als we omslaan bevat diezelfde vorm ogen, snorharen en een staart. Onmiskenbaar een kat. Dan maakt de jongen een huis voor de kat, maar de kat loopt weg en moet gelokt worden. Waarmee? Zo ontstaat er een verhaal en dat zien we niet alleen, we lezen het ook in de overwegingen van de jongen. Hij fantaseert verder: een kat heeft een kattenvriendje nodig. Maar dat pakt anders uit dan bedoeld. Het vriendje blijkt een hond te zijn geworden. Kat en hond, ziedaar de ingrediënten voor een verhaal vol dynamiek waar de jongen zichzelf ook in fantaseert.Alles in het verhaal wordt geïntroduceerd zoals dat met kat gebeurde: eerst de blauwe tangramvorm en aan de andere kant van de pagina de ingetekende versie. Dat nodigt uit tot raden, en Maranke Rinck, die de gedachten van de jongen en zijn pogingen tot communicatie met de kat prachtig stem geeft in de tekst, geeft daar uiteenlopende voorzetten toe. Uiteraard zijn de illustraties van Martijn van der

Linden in dit boek van cruciaal belang, maar het kan niet anders of de verhaallijn in Tangramkat is in zeer nauwe samenwerking tussen illustrator en schrijver ontstaan. Rinck geeft glasheldere uitleg waar dat nodig is en het kattenverhaal vertelt ze heel levendig. Zoekende gedachten, vragen, aansporingen en uitroepen van verbazing, alles op de juiste plaats, maken van Tangramkat een heerlijk interactief voorleesboek.Van de zeven tangramstukken kun je dus écht alles maken, daar komt de jongen met hulp van Martijn van der Linden achter. De lezer kan zijn voorbeeld volgen, want achterin het boek is een tangramspel opgenomen: een blauw vierkant, zodanig versneden dat er geheel volgens de regels van het eeuwenoude Chinese spel vijf driehoeken en twee vierhoeken zijn ontstaan. Dat is een aantrekkelijk extraatje in dit boek. Echt bijzonder is dat Tangramkat speelt met het vertellen van een verhaal in een verhaal. Speels en aanstekelijk geeft het inzicht in het beeldend en verhalend scheppingsproces. Tangramkat is een superieure demonstratie verhalen vertellen. Maranke Rinck vond de perfecte woorden en toon om van Tangramkat een miraculeus prentenboek te maken.

Zilveren GriffelCategorie tot zes jaarCategorie tot zes jaar

Tangramkat Auteur: Maranke Rinck

Illustrator: Martijn van der Linden

Uitgever: Uitgeverij Lemniscaat

7

Als hond Sien sterft, zijn haar baasjes erbij. Het regent en het onweert, voor de lezer bijna hoorbaar in twee rollende rijmregels, maar zíj horen alleen hoe Sien haar laatste adem uitblaast. Dit is een indrukwekkend moment, zoveel is duidelijk. Ook uit de illustratie blijkt de concentratie op Sien. De bijna volledig zwarte bladzijde is, zien we bij verder bladeren, de vacht van Sien. Op de volgende bladzijden wordt verder uitgezoomd en zijn meer van haar contouren zichtbaar: de baasjes laten Sien los. Als ze het raam openen, schuiven de wolken even uit elkaar. Alsof ze Sien erdoor lieten, rechtstreeks de hemel in. Siens baasjes zijn een jongen en meisje – we zien hen op de illustratie - en hun Klein Broertje. De oudste kinderen – en klinkt buiten beeld ook de ouderlijke stem mee? - vertellen het verhaal in de wij-vorm. Ze hebben allen verdriet, al komt dat woord niet in het verhaal voor. Evenmin vloeien er tranen. Het beeld van het open raam en de regen die Siens baasjes in hun gezicht opvangen zegt echter genoeg, net als de zwarte bladzijden waarmee het boek begint. Maar er moet ook gehandeld worden. De oudste kinderen weten wat er moet gebeuren als een huisdier is overleden. In de regen graven zij een gat in de tuin. Klein Broertje denkt aan Sien. Hij bedekt haar met zijn jas en haalt een bal, voor als ze in de hemel spelen wil. Dan komen zijn vragen, eerst over Siens spullen. Wat te doen met de riem, de mand en

de etensbak? Daarna over de hemel: krijgt Sien daar brokjes, kan ze er zwemmen, of op katten jagen? De wij-vorm is hier zeer effectief. Het naïeve Klein Broertje tegenover de rationaliteit van de oudere kinderen levert een bijna poëtische opsomming van vragen op, met telkens hetzelfde antwoord: we weten het niet. Ook de psychologie daarvan is overtuigend. Aanvankelijk luisteren de oudere kinderen geduldig, maar ze krijgen genoeg van alle vragen en maken zich er een beetje vanaf. En als Klein Broertje Sien denkt te horen blaffen, doen ze net of ze luisteren, om aardig voor hem te zijn. Zijn onbevangen vragen laten hen echter niet onberoerd.Met de vragen zijn er de herinneringen aan een ravottende Sien, door Annemarie van Haeringen meesterlijk getekend in de ruimte die rond Siens silhouet bladzij voor bladzij verder vrijkomt en kleur krijgt. Het houdt op met regenen, de lucht klaart op, ook figuurlijk. De zwarte wolk op het eerste schutblad is op het laatste in een witte wolk veranderd. Bibi Dumon Tak vertelt het verhaal in prachtige beeldende taal en zinnen met grote zeggingskracht. ‘Sien was daar en Sien was hier. Ze was op twee plaatsen tegelijk met ons ertussenin.’ Op weergaloze wijze heeft zij in Siens hemel de tijd gevangen tussen het moment dat Sien sterft en de plek die zij krijgt in de voorstelling van haar baasjes. Siens hemel is een universeel verhaal over het raadsel van de dood en de troost van de herinnering.

Zilveren GriffelCategorie vanaf zes jaar

Kinderen met een sterAuteur: Martine Letterie

Illustrator: Rick de Haas

Uitgever: Uitgeverij Leopold

8

Naar het noorden speelt zich af in de hongerwinter. Hoofdpersoon Jaap, tien jaar aan het begin van het verhaal, zijn zusje Nel (vijftien) en broertje Kleine Kees zijn zo ondervoed dat ze - zoals veel kinderen uit steden in West-Nederland - geëvacueerd worden en ondergebracht bij gezinnen in Friesland, waar wel voedsel is. Hoezeer dat nodig was, wordt snel duidelijk. De kinderen worden erop uitgestuurd om tafellinnen te ruilen voor aardappels. Het is bitter koud. Meubels worden tot brandhout gehakt, ‘soms leek het of het niet alleen buiten maar ook binnen oorlog was’. Meinderts maakt de steeds heviger honger en kou voelbaar in schrijnende scènes, pijnlijke details en krachtige zinnen. Er is nog meer leed. Er wordt een zusje geboren, maar ze leeft slechts twee minuten. Ze wordt in een schoenendoos begraven. Ze blijft naamloos, maar Jaap noemt haar voor zichzelf Wiesje, dat klinkt als een zuchtje wind. Wiesje en wat bij haar hoort – haar wiegje, het houten engeltje – vormt een prachtig leidmotief in het boek.Jaap is een gevoelige jongen, vindt de moeder, daarom wil ze dat híj blijft. Maar Jaap wil zelf mee met de anderen. Ze gaan met een binnenschip, de luiken dicht voor de veiligheid. De stank wordt met het uur erger. Als ze na dagen van boord mogen, scheiden hun wegen. Jaap wordt, verzwakt en onder de luizen, ondergebracht bij het echtpaar Schut. Hij wordt ziek. Op school vecht hij zijn eigen oorlog met de buurjongen, die hem een uitslover vindt. Na een vechtpartij loopt Jaap in paniek weg. Hij weet Nel op te sporen. De brief die zij van de moeder heeft ontvangen zorgt voor een kentering. Het is alsof hij zijn moeder hóórt, hij zou háár willen zeggen dat ze zich geen zorgen hoeft te maken. Hij gaat terug naar de familie Schut. Alles wordt draaglijker. Subtiel trekt Meinderts de grauwsluier weg die tot dan over

alles hing. Jaap gaat zich zelfs gelukkig voelen. En dan, op een zondag, marcheren de soldaten van de bevrijders het dorp binnen, een gebeurtenis die Meinderts weergaloos beschrijft. Jaap is de ik-verteller van het verhaal. De gebeurtenissen vernemen we via hem in meesterlijke combinaties van observatie, commentaar, herinnering en gevoel. Ze tonen Jaap als een schrandere jongen die scherp registreert hoe de oorlog de verhoudingen tussen de mensen verandert, ook binnen het gezin. Gevoelig is Jaap ook, maar hij wil niet, hoeveel hij ook van zijn moeder houdt, een moederskindje zijn. Hij wil voor de familie zorgen, hij beurt Kleine Kees op en steelt hout uit een lege boerderij. Prachtig is hoe twee gevoelens met elkaar strijden op zijn elfde verjaardag: intens verlangt hij dat ze die niet vergeten zijn, maar bij voorbaat heeft hij er begrip voor als dat wel zo is. In het noorden moet Jaap zich voortdurend aanpassen, aan de strenge gastfamilie, de school, het Fries, het andere geloof. Meinderts vertelt dit met mooie nuances. Zo zijn mevrouw en meneer Schut streng, maar Jaap beseft dat ze goed voor hem zorgen en gaat hen steeds meer waarderen. Omgekeerd laat Meinderts in ontroerende passages de groeiende genegenheid van het gereformeerde echtpaar voor de katholieke jongen zien. Als ook het westen bevrijd is, kunnen de kinderen terug naar huis. Daar hebben ze moeite om hun draai te vinden en weer aan elkaar te wennen. Jaap realiseert zich dat hij alleen maar vooruit kan, maar ook wat de oorlog heeft aangericht. Was er maar nooit een naar het noorden geweest. Het is een gedurfd slot van een prachtig boek waarin Koos Meindert in sobere taal een indringend beeld van de ontwikkeling van een jongen in oorlogstijd geeft.

Zilveren GriffelCategorie vanaf negen jaar

Naar het noordenAuteur: Koos Meinderts

Illustrator: Annette Fienieg

Uitgever: Uitgeverij Hoogland & Van Klaveren

9

Kinderen met een ster bevat 29 korte verhalen over zes kinderen die in de Tweede Wereldoorlog in doorgangskamp Westerbork zaten. Het zijn elkaar afwisselende scènes uit het dagelijks leven van de kinderen in een losse chronologische volgorde. Ze zijn rond de vier als de oorlog begint. Via Bennie maken we de Duitse inval mee, via Klaartje het bevrijde Nederland. Pas in het derde verhaal valt het woord ‘joods’, als Klaartjes moeder uitlegt dat en waarom de familie eerder uit nazi-Duitsland naar Nederland vluchtte.Zo maakt Letterie duidelijk dat de kinderen uit het boek doodgewone kinderen zijn. Maar ze zijn joodse kinderen in de Tweede Wereldoorlog. Via Bennie, Rosa, Klaartje, Jules en Leo wordt verteld hoe de Duitse bezetter vanaf het begin van de oorlog steeds rigider anti-joodse maatregelen invoert. Verboden, verplichtingen en afzondering grijpen diep in het leven van de kinderen in. Ze mogen niet in de speeltuin, het zwembad, de dierentuin en de tram. Ze moeten naar speciaal geformeerde joodse klasjes. In de korte, meestal afgeronde, verhalen over al die ingrepen vertelt Letterie heel direct - ze gebruikt de tegenwoordige tijd – en onopgesmukt wat er gebeurt en vooral hoe de kinderen dit begrijpen en beleven. Vanaf het tweede oorlogsjaar zijn joden van zes jaar en ouder verplicht een davidster op hun kleren te dragen, om direct als joods herkenbaar te zijn. Joden worden opgepakt en weggevoerd. Klassen worden steeds leger. Ook Bennie, Rosa, Klaartje, Jules en Leo worden opgepakt en, al of niet met familie, weggevoerd naar Westerbork. Daar komen we ook het zesde kind, Ruth, tegen die hier al woonde omdat het kamp voor de oorlog een opvangkamp voor uit Duitsland gevluchte joden was. In Westerbork is ieders situatie anders. Zo moet Jules bij aankomst naar het weeshuis in het kamp. Rosa’s familie woont in barakken, haar

vader gescheiden van de rest. Ontroerend is, hoe de kinderen ondanks alles spelen. Ruth vindt een scherf van een spiegel en vangt er een zonnestraal mee op waarmee ze een zonnevlekje op de grond kan toveren. Het kan gehoorzamen als een hondje. Was er vóór Westerbork de voortdurende dreiging te worden opgepakt, in Westerbork is er de dreiging dat je naam op de transportlijst staat. Indringend beschrijft Letterie de angst die de kinderen bij hun ouders registreren. Ze tipt de rol van Westerbork aan. Zo denkt Rosa dat de wagons die ze op het terrein zag staan voor dieren zijn. Haar moeder moet huilen als ze dat hoort. De ergste verschrikkingen houdt Letterie, in dit boek voor een jonge doelgroep, verregaand buiten beeld. In het deel over de bevrijding horen we in een herinnering van Bennie over het kamp dat erger was dan Westerbork en waar zijn moeder is doodgegaan. Martine Letterie baseerde haar boek op interviews die medewerkers van Herinneringskamp Westerbork hadden met mensen die als kind de oorlog meemaakten. Ook verwerkte ze herinneringen aan Leo Meijer over wie ze al eerder Groeten van Leo schreef. Leo kwam om in Auschwitz. De andere kinderen uit Kinderen met een ster behoren tot de weinigen uit Westerbork die de oorlog overleefden, schrijft Letterie in het nawoord.De constructie van het boek dwingt bewondering af. Het is buitengewoon knap hoe Letterie via de concrete belevenissen en de beleving van de kinderen over de geschiedenis vertelt van de Jodenvervolging in de Tweede Wereldoorlog in Nederland. Kinderen met een ster is voor de beoogde jonge leeftijdsgroep vooral een voorleesboek, waarover nagepraat kan worden als er vragen zijn. Het is geschreven met veel gevoel voor zowel de jonge doelgroep als de historische gebeurtenissen en dat is een prestatie van formaat.

Zilveren GriffelCategorie vanaf negen jaar

AlaskaAuteur: Anna Woltz

Uitgever: Em. Querido’s Kinderboeken Uitgeverij

10

Hoe komen we aan onze kennis over dinosaurussen? Dat is de kernvraag van T.rex Trix in Naturalis, waarin nauwgezet de opgraving wordt gevolgd van het tyrannosaurusskelet dat in mei 2013 gevonden werd in Montana en dat drie maanden later als T.rex Trix aankwam in Naturalis.Naturalis verrichtte samen met een gerenommeerd Amerikaans instituut de opgraving. Daan Remmerts de Vries vertelt in de lopende tekst over de expeditie: uit wie Team T.Rex bestond, hoe de tijdelijke nederzetting eruit zag en met welke soorten gereedschap er gewerkt werd. Hoe ging men te werk: minutieus wordt alles wat er te zien is vastgelegd, o.a. met laserscans om de precieze ligging te documenteren. Voorzichtig wordt er van buiten naar binnen gegraven. Het zand wordt gezeefd. Ieder bot wordt direct bewerkt met een krachtige lijm om uiteenvallen te voorkomen. Tijdens de opgraving worden al enkele botaandoeningen geconstateerd, waaronder bijtsporen. Jaarringen in de botten laten zien dat de T.rex oud is geworden, ruim dertig jaar. Dit deel van het boek wordt ruimschoots geïllustreerd met foto’s, zoals een luchtfoto van het terrein met de ligging van de fossiele resten. Heel interessant zijn de in toepasselijke kaders opgenomen aantekeningen van paleontoloog Anne Schulp die per dag verslag doet van de vondsten. Hij noteert, op grond van de dikke knobbel boven de oogkas, de ontdekking dat het om een dames-dino gaat. Vóór al deze informatie over de opgraving schrijft Remmerts de Vries een heel ander verhaal, dat zich 67 miljoen jaar geleden afspeelt, in het warme vochtige woud van het Laat-Krijt waar hij Trix uit haar ei laat kruipen. De strijd om het bestaan is hard is en Trix loopt op jacht naar vlees heel wat verwondingen op. De auteur volgt haar tot haar dood, 34 jaar later. ‘Alles wat hier wordt verteld is een mogelijkheid’, zo begint dat verhaal. Wat hij

over Trix vertelt, is een verhalende reconstructie waarin hij de vondsten en ontdekkingen van de opgraving heeft verwerkt. Hij benadrukt dat alles wat we tegenwoordig aannemen over de wereld van de dinosaurussen afkomstig is uit onderzoek, van fossielen van botten, door pootafdrukken, vraatsporen en uitwerpselen. Verder kan het leven van Trix alleen maar worden ingevuld met theorieën, en met vergelijkingen van wat we weten van andere dieren uit die tijd, en op dino’s gelijkende dieren die nu leven. Dat nu deed de auteur in deze biografie van Trix.Zo heeft het boek een spiegelconstructie, die goed laat zien hoe onderzoek de basis van alle dinokennis is. In T.rex Trix in Naturalis staat behalve de tekst over Trix’ leven en de opgraving nog veel meer. Er wordt uitvoerig ingegaan op de reconstructie van het skelet en het vervoer als bouwpakket naar Nederland. In aparte kaders wordt informatie gegeven over thema’s als het groeiproces en de kracht van de kaken. Tal van illustraties verhelderen de tekst, bijvoorbeeld die – met informatie - van dieren die in dezelfde tijd leefde als Trix. Veel aandacht is er voor het beroep van paleontoloog, de wetenschapper die er door onderzoek achter probeert te komen hoe de wereld er in voorbije tijden heeft uitgezien en hoe het tegenwoordige leven hieruit is ontstaan. Het boek toont hun deskundigheid, vakmanschap, precisie en bevlogenheid. Er staat een testje in het boek: is de lezer zelf geschikt om paleontoloog te worden? T.rex Trix in Naturalis is een rijk gevuld boek, waar de lezer dankzij de adequate vormgeving soepel doorheen geleid wordt. Het is door zijn interessante invalshoek en opbouw een dinoboek uit de hoogste categorie. Het munt uit in helderheid: van taal en van informatie-ordening. Het is een ode aan de nieuwsgierigheid.

Zilveren GriffelCategorie Informatief

T.rex Trix in Naturalis Auteur: Daan Remmerts de Vries

Uitgever: Uitgeverij Leopold

11

Alaska, zo heet de hond die vier maanden geleden nog van Parker was, maar weg moest vanwege de allergie van haar broertje. Parker mist Alaska vreselijk, helemaal na een gewelddadige overval op de fotozaak van haar ouders. Sindsdien heeft ze last van angsten. Haar familie is geblutst door de overval, vooral de vader die gewond raakte. Nu zit hij thuis de hele dag achter de computer beelden van de bewakingscamera te bekijken. Parker helpt haar moeder met het in het gareel houden van de drie broertjes. Op de eerste dag in de brugklas daagt klasgenoot Sven Parker zo uit dat zij zich voor schut gezet voelt. Zij heeft direct een hekel aan hem en dat is wederzijds. Sven heeft sinds een jaar ernstige epilepsie. Hij voelt zich gereduceerd tot zijn ziekte. Hij had op deze eerste schooldag willen opvallen door iets anders. Maar zover komt het niet, want in de les krijgt hij een kleine aanval. Vanaf nu is hij die zielige jongen uit 1b, denkt hij. Als Parker ontdekt dat Alaska nu de hulphond van Sven is, is de schok zo groot dat ze besluit Alaska in de nacht te ontvoeren. Alaska wordt beurtelings verteld vanuit Parker en Sven, in korte snelle hoofdstukken met een eigen toon. In zorgvuldig gedoseerde flarden bouwt Woltz een beeld van hun leven en achtergrond op, maar de lezer krijgt al snel een idee van hun persoonlijkheid. Svens toon is vaak cynisch maar daaronder is er wanhoop. Hij lijdt niet alleen aan epilepsie, hij lijdt onder alle maatregelen die hem beschermen mocht hij een aanval krijgen, wat ieder moment van de dag kan gebeuren. Ze isoleren hem en hij wil niet alleen zijn. Aan zijn hulphond kunnen mensen zien dat er wat met hem is, ze zien hem als een freak. Consequent noemt Sven Alaska ‘het beest’. Parkers

gedachten worden beheerst door misdaad. Ze kent er statistieken van, traint zich in observatie, is constant oplettend op straat en weet dat misdagers op ieder moment van de dag kunnen toeslaan. Ze is scherp en kritisch, vooral over de brugklastip die ze op internet las: wees vooral jezelf. Woltz buit het dubbele perspectief helemaal uit: het laat direct horen hoe de twee over elkaar denken en hoe verschillend ze dingen ervaren die ze beiden meemaakten. Helemaal geraffineerd wordt het als Parker incognito opduikt in de ontvoeringsnacht. Voor Sven zijn het fluisterende bivakmeisje en Parker twee verschillende personen waar hij verschillend over denkt. In de nacht vertellen ze over zichzelf en hun diepe angsten. Ondanks de verschillende situaties zijn er tal van parallellen, die samenkomen in de vraag hoe het is te leven met de angst dat er ieder moment iets ergs kan gebeuren. Alaska ontvoeren lukt Parker niet, maar ze heeft haar hond kunnen aaien. Dat, en wellicht ook de confrontatie met Svens situatie, geeft haar kracht iets te doen aan de situatie van haar familie. Haar observatievermogen leidt tot resultaten: Alaska is ook een spannende speurdersroman. En Sven heeft – met dank aan Alaska - eveneens baat bij haar opmerkingsgave. Alaska is een boek met veel verwikkelingen, maar door de bondige en beeldende stijl van Woltz – wat weet ze met verrassende woorden en uitdrukkingen veel duidelijk te maken – blijft het toch compact. Onderwerpen als ‘jezelf zijn’, ‘anders zijn’, ‘erbij willen horen’, ‘pesten’ en ‘de blik van een ander’ zijn er meesterlijk en eigentijds in uitgewerkt. Heel goed hebben de complexe gevoelens van beide hoofdpersonen in dit boek een plaats gekregen.

Zilveren GriffelCategorie Informatief

1312

Baby’tje in mama’s buikAuteur: Bette Westera

Illustrator: Jan Jutte

Uitgever: Uitgeverij Gottmer

Informatie of voorlichting verpakt in een verhaal pakt lang niet altijd gelukkig uit. Maar wel in Bette Westera’s Baby’tje in mama’s buik. In een voortreffelijk lopend verhaal, in ik-vorm verteld vanuit het vierjarige meisje Jip, vertelt Bette Westera alles over zwangerschap en geboorte. Jip hoort op een zondag bij het ontbijt dat er al drie maanden een baby’tje in haar moeders buik zit. Waarom zegt haar moeder dit nu pas? De moeder vertelt dat het baby’tje eerst zo klein was dat ze zelf niet in de gaten had dat het er zat. Zo klein als het kleinste hagelslagje dat de vader op het bord heeft uitgeschud – geen wonder dat mama niets in de gaten had. Het is de in heerlijke dialogen geschreven openingsscène van dit boek dat verder alle fasen van de zwangerschap volgt, vooral via de bezoeken van de moeder aan de verloskundige. Vragen van Jip komen in haar op in de wachtkamer, de supermarkt, of bij opa en oma als ze daar logeert als haar ouders de babykamer inrichten. De mededeling van de komst van een baby leidde al tot een reeks vragen, maar ieder antwoord daarop leidt tot nadenken – overtuigend verwoord door Bette Westera – en tot nieuwe vragen. Het ik-perspectief van Jip werkt zeer goed. Haar moeder zegt dat de armpjes en beentjes van de baby al te zien zijn. Zou je dan door haar navel naar binnen kunnen gluren? Van de echofoto wordt Jip niet wijzer, maar van de vergelijking met een Playmobilpoppetje wel. Natuurlijk is er snel de vraag hoe een baby in de buik komt. Jip stelt hem niet aan haar moeder, maar aan een andere zwangere vrouw in de wachtkamer van de verloskundige, in een geestige

passage die vooral de voorlezer zal doen glimlachen. Heel soepel en helder voegt Westera de informatie over seks in. De wetenschap over de eitjes en zaadjes blijft Jip bezighouden. Hoe wist haar eitje nou welk zaadje ze moest binnenlaten om háár te laten groeien en niet een ander meisje? De vader legt uit: ‘Gelukkig werd jij jij’.’ Een ander kind hadden ze niet gewild, maar Jip is niet voor een gat te vangen: en het nieuwe broertje dan? ‘Leuker dan jij kan hij niet worden’, zegt de vader. ‘Even leuk misschien, maar niet leuker. Onthoud dat maar goed.’ Lichte gevoelens van jaloezie, niet als zodanig benoemd maar als een ‘nee-bui’, zijn er als Jips kamer gereed wordt gemaakt voor het nieuwe broertje. Het boek volgt de stadia van een normaal verlopende zwangerschap, en in dat kader komen de belangrijke zaken en begrippen rond conceptie, zwangerschap, geboorte en bevalling aan de orde. Woorden als piemel, vagina, schede en spleetje vinden hier een volstrekt natuurlijke bedding. In zijlijnen van het verhaal is er aandacht voor kinderen van twee moeders of twee vaders en voor geadopteerde kinderen. Ook treurige dingen rond zwangerschap en geboorte komen voorbij, zoals miskramen en gestorven baby’s. Het maakt Baby’tje in mama’s buik tot een compleet en veelzijdig informatieboek. Het verhaal staat in dienst van de informatie, nergens wordt het geforceerd, integendeel: het perspectief van de vragende Jip maakt identificatie mogelijk. De levendige dialogen en de prachtig weergegeven gedachtegangen van het meisje maken het boek tot een heerlijk voorleesboek.

Er bestaan veel kinderboeken over kinderen met imaginaire vriendjes, maar waar deze vandaan komen en hoe hun leven eruit ziet, weten we niet. Daar heeft Eoin Colfer nu voorgoed verandering in gebracht met zijn originele verhaal over de verzonnen Mattie.Verzonnen vriendjes zweven licht als een veertje door de lucht, tot een eenzaam kind een vriendje wenst. Dan kan het zijn dat er een verzonnen vriendje verschijnt, alleen zichtbaar voor dat kind. Maar als dat kind een écht vriendje krijgt, verpietert het fantasievriendje om als een pluis terug te keren naar de lucht tot hij opnieuw wordt gewenst, door een ander kind. Mattie weet dat dit zijn lot is en hij accepteert het met bewonderenswaardige blijmoedigheid, maar intussen droomt hij van een vriendje voor altijd, dat van dezelfde dingen houdt als hij. Als Sam hem wenst lijkt die droom uit te komen. Toch is er telkens het knagende gevoel dat hij moet verdwijnen. Als Sam Sammie heeft ontmoet, bezweert hij Mattie dat hij hem nooit in de steek zal laten, maar Mattie weet dat zijn tijd er bijna op zit. Alles wordt echter anders als Mattie Maartje ontmoet, het fantasievriendje van Sammie. Het is een geweldig idee, een fantasievriendje als

hoofdpersoon, maar de ware vondst in Een vriendje voor altijd is het tweede verzonnen vriendje. Als ze met z’n vieren zijn, volgen er bijzondere ontwikkelingen. Ze houden allemaal van muziek. Ze vormen een strijkkwartet en treden zelfs op, maar hoe komt het dat de mensen in de zaal niet een kwartet, maar een duo zien? Zo zit het verhaal vol fijnzinnige humor, die wordt ondersteund door de grappige illustraties die echte kinderen in scherpe lijnen portretteren en verzonnen vriendjes in rasterpatronen met verschillende gradaties van vaagheid. Colfers typering van het zielenleven van de ijle wezentjes is prachtig. Ze mogen dan een ander levensritme hebben, bij nadere beschouwing zijn het net mensen. Er komen dingen voorbij die voor kinderen heel herkenbaar zijn, zoals jaloezie en angst om buiten te worden gesloten. Zo verkent Colfer de vriendschap. Klopt het dat er in een hart maar plek is voor één beste vriend?Een vriendje voor altijd is naast een sprankelend en lichtvoetig verhaal over de belevenissen van vier verschillende vrienden een verrassend verhaal over wat vriendschap is.

Vlag en Wimpel Griffeljury

Een vriendje voor altijdAuteur: Eoin Colfer

Illustrator: Oliver Jeffers

Vertaler: Koos Meinderts

Uitgever: Uitgeverij De Fontein

Oorspronkelijke titel: Imaginary Fred

Categorie tot zes jaar

1514

Yuna woont op een eiland waar de nacht van de volle maan wordt gevierd met alle bewoners. Oma zit dan op de zwarte ronde steen en vertelt een verhaal. Toen Yuna twaalf werd, vertelde oma dat die steen later voor Yuna is. Later breekt eerder aan dan Yuna hoopt. Als oma zich ernstig zorgen maakt als grootvader alsmaar niet terugkeert met zijn vissersboot vraagt ze of Yuna het de volgende nacht al van haar wil overnemen, dan kan ze alvast oefenen. Maar ook Yuna is bang dat opa niet terugkomt. Ze ziet ertegenop om te vertellen terwijl iedereen haar aanstaart. En waar zou ze het over moeten hebben? Ik vlieg nog liever naar de maan, denkt ze voor ze eindelijk in slaap valt. Dan gebeurt er iets wonderlijks. Arp verschijnt op het eiland, een reusachtige man die veel slaapt en hard snurkt. Hij vangt op miraculeuze wijze netten vol vis. En bij de volle maan is hij het die een verhaal vertelt. Wat hij vertelt, haalt hij van ver: hij hengelt scherven van de maan, scherven die stukjes van zijn verhalen zijn. Ze worden doorregen met versjes, vaak simpele of mysterieuze liedjes. De verhalen beginnen altijd op dezelfde manier: ‘Ooit, lang geleden, was er geen angst. Ooit, lang geleden, was er geen verlangen’ . Yuna moet van grootmoeder goed naar Arp luisteren, want ergens in haar zullen zijn zinnen

blijven hangen. Arps verhalen gaan over bedrog en valsheid, wreedheid en sluwheid, ruzie en wijsheid. Yuna leert dat alle verhalen eigenlijk over het zoeken naar liefde en het verliezen ervan gaan. Over gemis, over het bezweren van angst en verdriet. En: een verteller kan een eigen draai aan een verhaal geven. Arp hengelt scherven van de maan; Yuna weet dat ze niet alleen stukjes uit de werkelijkheid, maar ook uit haar fantasie kan gebruiken om verhalen te vertellen. Ook een begin is niet moeilijk.Hans Hagen vertelt dit verhaal over Yuna die haar stem als verteller vindt, in zorgvuldige, prachtig poëtische taal, rijk aan pakkende beelden en in een mooi ritme. Hoe belangrijk ritme en alliteratie zijn voor het vertellen van verhalen, laat Hagen zelf horen op de in het boek opgenomen cd. Yuna’s maan is, vanwege de surreële wending, een intrigerend verhaal. Die wending krijgt aan het eind van het boek een verklaring die direct uitnodigt tot herlezen met een andere blik. Mooi speelt Hagen met tegenstellingen als dag en nacht, zon en maan. Yuna leert niet alleen verhalen te vertellen, maar ook wat de kracht van verhalen is. Ze zijn een spiegel voor de luisteraars, die zich erin herkennen, of er hoop en troost in vinden. Alles verdwijnt of verslijt, behalve verhalen, die komen steeds weer naar boven.

Vlag en Wimpel Griffeljury

Yuna’s maanAuteur: Hans Hagen

Illustrator: Martijn van der Linden

Uitgever: Em. Querido’s Kinderboeken Uitgeverij

Categorie vanaf negen jaar

Nog vóór de titelpagina grijpt de jongen uit dit boek in de boekwinkel naar een boek dat Ik ben bij de dinosaurussen geweest heet. Dit droste-effect zet de toon: de eerste grap en wat een goede. Als de jongen het boek openslaat, wordt hij snel gegrepen door wat hij ziet. Een kleurige wereld vol dinosaurussen waar hij steeds verder in opgaat. Hij gaat zelfs op reis met de dinosaurussen. De overrompelende beelden van Floor de Goede sleuren ook de lezer mee in dit avontuur. De jongen is zo in het boek verdiept dat hij niet hoort dat zijn moeder hem voor het eten roept. Pas als ze schreeuwt heeft dat effect. Bij het eten vertellen de gezinsleden wat ze die dag hebben meegemaakt. Allemaal saaie dingen, vindt de jongen, hun dag had zoveel kleuriger kunnen zijn. Jammer dat ze niet bij de dinosaurussen zijn geweest. Een jongen die bij de dinosaurussen was? De reacties van de gezinsleden maken de jongen woedend.

De grote, afwisselende en expressieve tekeningen van Floor de Goede, vol grappige details en stripelementen vertellen dit verhaal fantastisch. Maar de verhaalopbouw en episode-indeling duiden ook op een intensieve samenwerking tussen illustrator en schrijver. De weinige tekst staat precies op de juiste plaats en is precies goed om van Ik ben bij de dinosaurussen geweest een prentenboek te maken dat zich geweldig laat voorlezen.Een feest dus ook voor de voorlezer, bij wie het boek ook nog het plezier zal loswoelen dat de meeste volwassenen zich zullen herinneren uit hun eigen kindertijd: helemaal ondergedompeld te zijn in de wereld van het boek. Dat dit een belevenis is waar je ook nog iets van opsteekt, bewijst Ik ben bij de dinosaurussen geweest zelf.

Vlag en Wimpel Griffeljury

Ik ben bij de dinosaurussen geweestAuteur: Edward van de Vendel

Illustrator: Floor de Goede

Uitgever: Em. Querido’s Kinderboeken Uitgeverij

Categorie tot zes jaar

16

De twaalfjarige Jakob wordt door zijn moeder naar het Griekse eiland gestuurd waar zijn vader Yiannis een restaurant heeft. Hij zag hem vier jaar geleden voor het laatst. Yiannis heeft het druk, Jakob hangt, strips lezend, vooral binnen op de bank. Het leidt tot een botsing van vader en zoon. Maar dan ontmoet Jakob Michális, de stralende zoon van een Griekse moeder en Nederlandse vader. Hij laat Jakob het dorp zien en vanaf dan brengen ze zoveel mogelijk tijd samen door. Ze klimmen in bomen, zwemmen en praten. Michális’ levenslust is aanstekelijk. Binnenkort komt zijn Nederlandse vriendinnetje Puck, hij is verliefd en raakt niet uitgepraat over haar. Jakob vindt het fijn om Michális over haar te horen praten en om hem ‘ik ben verliefd’ te horen zeggen. Hij vraagt zich af of hijzelf dat ooit zo zal durven zeggen.Pucks komst maakt Jakob niet overbodig zoals hij vreest. Michális popelt om haar aan Jakob voor te stellen. Jakob vindt Puck leuk en mooi en hen samen ook. Hij realiseert zich dat hij nog nooit op die manier over iemand heeft gedacht. De dagen met Michális gaan als vanzelf over in de dagen met z’n drieën. Ze spelen en praten en soms zoenen Michális en Puck, tot lichte verwarring van Jakob. Ze kijken naar de sterren en als ze een vallende ster zien wenst Michális dat alles blijft zoals het nu is: zij met z’n drieën. Het wordt nog mooier. Na een feest op het dorpsplein gaan ze naar het strand en daar zoent Puck ook met Jakob. Michális vindt het goed, hij glimlacht. Jakob is overweldigd maar piekert ook of het zomaar kan, met Michális’ meisje zoenen. Maar Michális vindt dat ze er geen probleem van moeten maken. Hij zou het zo weer doen, zegt hij, en dat gebeurt dan ook. Die intense zoendagen waarop ze

met z’n drieën een eiland op een eiland zijn, noemt Jakob ‘eilanddagen’. Hij heeft zich nog nooit zo gelukkig gevoeld. Samson schreef Eilanddagen in een jij-perspectief, dat eigenlijk een sterk zelf-observerend of zelf-beschouwend ik-perspectief is, maar in veel passages ook op een intrigerende manier de lezer uitnodigt zich met Jakob te vereenzelvigen. Het perspectief zorgt voor een interessante innerlijke stem, die een scala aan gevoelens registreert en die heel goed laat horen hoe de gesloten Jakob, die het liefst onzichtbaar is, openbloeit. De vriendschap met Michális is voor Jakob al een bijzondere ervaring. Als Puck erbij komt is er eerst het speciale gevoel onvoorwaardelijk deel te zijn geworden van een drietal en later de overweldigende ervaring van het zoenen en de verliefdheid. Samsons zinnen bewegen zeer knap mee, worden sensitiever naarmate Jakob zijn zintuigen scherpt en bijna lyrisch om de intensiteit van het vervoerende moment te vangen. Tijdens de eilanddagen lijkt het wel alsof alles mag. Maar toch wordt er een regel overschreden en de drie-eenheid klapt uit elkaar. Jakob spoelt in zijn hoofd de beelden terug. Waar ging het mis? Misschien al met de eilanddagen, maar die had hij nooit willen missen. Eilanddagen is een ontwikkelingsroman pur sang. In de paar weken op het eiland is Jakob veranderd van een onzichtbare jongen die nog niet zolang geleden besloot nooit meer te dansen tot een jongen die door de straten van het Griekse dorp huppelt. Hij durft zich te laten zien en horen, want hij is het die het initiatief neemt om de anderen te herinneren aan hun bijzondere drie-eenheid. Gideon Samson heeft die ontwikkeling schitterend beschreven.

Vlag en Wimpel Griffeljury

EilanddagenAuteur: Gideon Samson

Uitgever: Uitgeverij Leopold

Categorie vanaf negen jaar

17

Lynn’s familie gaat niet met vakantie omdat het huis wordt verbouwd. Als daar iets vreselijk mee misgaat, verkassen Lynn en haar moeder tijdelijk naar een oude camping in de duinen. De moeder moet gewoon werken, Lynn slijt haar dagen vooral alleen. Ze heeft nauwelijks bereik en op de camping is geen elektriciteit. Ze heeft wel haar dagboek. Ze is verliefd op Joeri. Maar Joeri is in Italië en ook hij heeft nauwelijks bereik.Anke Kranendonk laat Joeri telkens in een andere rol opduiken: in dagdromen, sms’jes, apps en Lynns analyses. De dagboekvorm van Lynn 3.0 is bij uitstek geschikt voor al deze fantasieën, die meestal een mooie zweem zelfspot hebben, want smachten is niets voor de stoere Lynn. Geestig is hoe Lynn uitvoerig vertelt dat ze droomde van zoenen met Joeri, maar hoe er telkens wat tussenkwam. Eindelijk was daar de voorzichtige kus, op de afscheidsavond van de basisschool. Maar kusten ze nu echt?Lynns pogingen Joeri te bereiken en haar dagdromen over hem beheersen haar dagen. Tot ze haar vroegere klasgenoot Fenna meeneemt naar de camping. Als ze praten vraagt Lynn zich af hoe het kan dat ze acht jaar lang bij haar in de klas zat en niks van haar wist. Wel van haar grote familie, en dat ze wild was. ‘Jij staat aan de goede kant. Wij niet, wij mislukken altijd’, zegt Fenna. Haar broers waren betrokken bij een vechtpartij, een zit in de cel. Fenna wil dat Lynn een brief schrijft om hem vrij te krijgen. Lynn wil dat wel doen, maar het is eenvoudiger gezegd dan gedaan, en dan is er nog

Joeri. Lynn telt de dagen tot zijn terugkeer af. Maar Joeri is in Italië verliefd geworden op een ander, een jongen. Heel mooi vertelt Kranendonk hoe hij zijn ontluikende verliefdheid onder woorden brengt en hoe Lynn ermee omgaat. Aan Fenna’s brief heeft Lynn intussen helemaal niet meer gedacht, maar toch komt het goed, mede doordat Fenna’s familie en de hare meer bij elkaar betrokken blijken dan gedacht.Ken je iemand echt als je daar acht jaar mee in de klas zat, is de onderliggende vraag die Lynn 3.0 interessant maakt. Bij Fenna gaat het vooral om de beeldvorming. Iedereen lijkt elkaar na te praten over haar asociale familie. Het maakt de wilde, branieachtige Fenna defaitistisch en Lynn ziet dat en wil haar helpen met lukken. Wat Joeri betreft zijn er andere vragen. Lynn schrijft er tien op. Sinds wanneer weet je het, is de eerste. Joeri is duidelijk: dat weet hij niet. Die zoen was omdat alles op die dag zo speciaal was. Heel mooi heeft Kranendonk de twee verhaallijnen in Lynns dagboek samengebracht in een verhaal met dynamiek en diepgang dat ook vaak grappig of hilarisch is. Kranendonks dialogen zijn zeer levendig, vooral die met de ouders die met de verbouwing al zo veel aan hun hoofd hebben en ook nog hun tienerkinderen in het gareel moeten houden. Het zijn voor jonge lezers herkenbare maar ook invoelbare dialogen. Knap heeft Kranendonk in Lynn 3.0 de balans gevonden tussen dagboektaal en een fijn leesbaar verhaal.

Vlag en Wimpel Griffeljury

Lynn 3.0 Auteur: Anke Kranendonk

Uitgever: Uitgeverij Lemniscaat

Categorie vanaf negen jaar

Vlag en Wimpel GriffeljuryCategorie informatief

1918

Marc ter Horst stapt in De oma van de oma van mijn oma via zijn voorouders terug in de tijd. De opzet is duidelijk: in veertig hoofdstukken van twee bladzijden vertelt hij hoe het leven vroeger anders was dan nu. Uitgaand van oma’s en opa’s die in 1950 geboren zijn, beschrijft Ter Horst hun leven nu, dat van hún oma en opa en dat van hún oma of opa. Elke oma of opa neemt de lezer in dit boek zo’n vijftig jaar terug in de tijd. Het is een aansprekende en aantrekkelijke invalshoek. Regelmatig gaat Ter Horst in de oudste generatielaag nog meer oma’s en opa’s terug. Zo kon het gebeuren dat de oma van negentien oma’s terug in het bos beren tegenkwam, want die waren er toen op het grondgebied dat nu Nederland heet. En de opa die nu tegen vluchtelingen is, had negen opa’s terug een opa die zelf een vluchteling was. De veertig onderwerpen waar Ter Horst over vertelt, lopen uiteen. Van heel concrete dingen, zoals fietsen en speelgoed tot complexe zaken als het klimaat. Via een opa in de Javastraat en voorouders uit Suriname en Ghana geeft hij duidelijke informatie over kolonialisme en slavernij. De vormgeving van het boek – de introductie van ieder onderwerp in drie stappen, in vette gekleurde kapitalen – draagt zeer bij aan de overzichtelijkheid. Ter Horst slaagt er buitengewoon goed in om op slechts twee pagina’s telkens heldere informatie

te geven. De hoofdstukken zijn afwisselend geschreven, soms uitgaand van het verleden, soms van nu, afhankelijk van hoe het onderwerp zich pakkend laat vertellen. Hij voegt bij het onderwerp wassen een handleiding wassen in de teil in. Bij het onderwerp winkelen fantaseert hij - ‘bestonden er maar tijdmachines’ - hoe de oma van zijn oma zou reageren als ze anno nu boodschappen in een supermarkt zou doen. Zo heeft iedere tekst een eigen invalshoek wat, samen met de plezierige vertelstijl en de mooi gedoseerde grapjes, tot doorlezen stimuleert. De oma van de oma van mijn oma is echter ook een heerlijk boek om in te grasduinen om er zelf de onderwerpen die je aanstaan uit te kiezen. Naast doorlezen stimuleert het boek tot meedenken en doordenken, bijvoorbeeld over dwarsverbanden tussen de onderwerpen en hoe ontwikkelingen verder gaan. Want de onontkoombare conclusie die naar aanleiding van dit boek kan worden getrokken is dat de geschiedenis niet – want anders was jij er niet - bij jouw grootouders ophoudt. Er is maar één ding dat hetzelfde blijft: opa’s die vinden dat vroeger alles beter was. Marc ter Horsts plezierige vertelstijl maakt van De oma van de oma van mijn oma een heel fijn informatieboek dat glanst van helderheid en veelzijdigheid.

De oma van de oma van mijn oma Auteur: Marc ter Horst

Illustrator: Eliane Gerrits

Uitgever: Uitgeverij Gottmer

In Waarom zijn er zoveel blote mensen in de kunst? legt Susie Hodge uit dat kunstenaars zichzelf allerlei vragen stellen terwijl ze aan het werk zijn. Het helpt ze om iets nieuws en anders te maken. Maar wie naar kunst kijkt, vraagt zichzelf ook vaak wat af. Waarom is sommige kunst bijvoorbeeld zo raar? En hoe komen kunstenaars op hun ideeën? Blijf vragen, is de boodschap die Hodge met haar boek overbrengt. Kunst en vragen hangen nauw met elkaar samen. Kunst wil mensen op nieuwe manieren laten nadenken. De 22 hoofdstukken van het boek hebben telkens een vraag als titel, bijvoorbeeld ‘Waarom schildert iemand een uitzicht?’, over landschappen, ‘Waarom is alles wazig?’, over impressionisme en ‘Wat stelt het eigenlijk voor?’, over abstracte kunst. Er zijn ook hoofdstukken die niet direct over de afbeelding of het ambacht gaan, maar bijvoorbeeld over de waarde van kunst en over het beoordelen van kunst. Susie Hodge beantwoordt - kort en duidelijk - de vragen van haar hoofdstukken aan de hand van in totaal 88 kunstwerken, die ook in het boek zijn afgebeeld. Van de afbeelding van Nebamoen op hoenderjacht op diens grafkapel in Egypte uit ca. 1350 v. Chr. tot Nimbus Dumont, een foto van

Berndnaut Smilde van een door hemzelf gemaakte wolk in een kamer uit 2014. Regelmatig wijst ze op dwarsverbanden tussen onderwerpen.Hodge stelt zelf ook weer vragen over de getoonde kunst aan de lezer. Of Henry Moore’s Liggende figuur vertrouwen uitdrukt. Ziet zij er zorgzaam uit? Kun je erbij schuilen? En bij Piet Mondriaans Compositie met rood, blauw, zwart, geel en grijs vraagt ze de lezer of deze denkt dat er een lijst om dit schilderij hoort. Aan de hand van diverse andere schilderijen vertelt ze hoe schilders uit verschillende stromingen over lijsten dachten. Sommigen vonden dat lijsten een soort muren tussen het kunstwerk en de toeschouwer waren, anderen wilden met lijsten de aandacht trekken. De invalshoek van het boek: de vragen die je aan kunst kunt stellen, is origineel. Die invalshoek maakt ook de brede benadering van kunst mogelijk die dit boek bijzonder maakt. Susie Hodge geeft veel interessante informatie over allerlei onderwerpen en vele werken uit de kunstgeschiedenis. Als je het boek uit hebt, weet je een heleboel meer. En misschien het belangrijkste: Waarom zijn er zoveel blote mensen in de kunst? leert je niet alleen vragen stellen, maar ook om heel goed naar kunst te kijken.

Vlag en Wimpel Griffeljury

Waarom zijn er zoveel blote mensen in de kunst?Auteur: Susie Hodge

Vertaler: Jesse Goossens

Illustrator: Claire Goble

Uitgever: Uitgeverij Lemniscaat

Categorie informatief

Vlag en Wimpel Griffeljury

20

Categorie poëzie

Niets liever dan jij is een poëzieprentenboek voor jonge kinderen, met twintig gedichten die alle geschreven zijn vanuit een kinderlijk ik-perspectief. Het zijn vooral gedichten die over het dagelijks kleuterleven gaan: in de speeltuin, jarig zijn, op mama’s hakken lopen en naar bed gaan. Maar ook een gedicht over de dood van oma maakt deel uit van de bundel. Veel gedichten gaan over de band met de ouders en de grootouders. De bundel opent met een tweeluik: Antwoord van papa en Antwoord van mama – wat zeggen zij als de ik vraagt Ik wilde wel eens horen/waarom ik ben geboren? De vader maakt in de ogen van de ik een grapje, de moeder zoent de ik en zegt na de zoveelste zoen Om de wereld/een groot plezier te doen. In het volgende gedicht Blij wordt het plezier vastgehouden: alles rond de ik is blij. De pakjes, het pakpapier, de zon, de slingers en – in het leuke perspectief van dit gedicht, dat steeds dichter bij ‘ik’ komt – de vingers van de ik. Maar er is ook een droevig gedicht: de dood van oma, waardoor de vader moet huilen en de ik hem troosten wil. En er is klein leed: een kruimeltje verdriet, noemt de ik het, als je bij een glaasje appelsap geen koekje krijgt. Er zijn grappige woordspelingen: de ik huilt dat het giet. Of heeft knopen vol met veters gestrukt.

Lief zijn, lief gevonden worden, is zoals de titel van de bundel al suggereert een belangrijk thema. In De liefste heeft de moeder net tegen de ik gezegd dat deze de liefste is, maar tegen het zusje zegt ze precies hetzelfde. De ik brengt de verbazing in mooie eenvoud onder woorden: Maar mama,/hoe kan dat nou?/Volgens mij/ben IK de liefste/volgens jou. In het titelgedicht piekert de ik wie de liefste is: mama, papa, oma of opa? De vraag, voorgelegd aan de moeder, zorgt voor een grappige omkering: de ik heeft veel keus, maar de moeder weet alleen wie/liever dan de liefste is./Die staat hier/voor mijn neus. Ook in andere gedichten speelt de omkering een rol: de ik die in de speeltuin geen zin heeft om de oma achterna te gaan, die op alle toestellen speelt. Voor de ik echter geen geglij en geschommel: Ik zit op de bank/van de speeltuin/en speel/dat ik oma ben. De gedichten bestaan uit korte, vaak afgebroken regels. Ze bevatten rijm in wisselende schema’s, het metrum is ook per gedicht anders en verandert soms in het gedicht. Nergens wordt het een dreun. In Net op tijd ondersteunt het, als in de Minutenwals, de snelheid die in de inhoud van het gedicht verschijnt. De variatie in vormen en onderwerpen maakt van Niets liever dan jij een fijne, warme, mooi opgebouwde voorleesbundel.

Niets liever dan jij Auteurs: Erik van Os en Elle van Lieshout

Illustrator: Marije Tolman

De Penseel- en Paletjury 2017, bestaande uit:

Saskia de Bodt (voorzitter), Irma de Bruijne, Jaap Friso, Judith Hessels en Jessica Jongbloed,

heeft de volgende boeken voorgedragen ter bekroning met een Zilveren Penseel, Zilveren Palet of Vlag en Wimpel. De Stichting Collectieve Propaganda van het Nederlandse Boek heeft deze voordracht overgenomen.

Zilveren PenselenMilja Praagman Omdat ik je zo graag zie Uitgeverij De Eenhoorn

Martijn van der Linden Tangramkat Uitgeverij Lemniscaat

Zilveren PalettenMattias De Leeuw Circusnacht Uitgeverij Lannoo

Carson Ellis Kek iz tak? Uitgeverij Leopold

Vlag en Wimpels

The Fan Brothers De tuinman van de nacht Uitgeverij Leopold

Kitty Crowther Jan Toorop - Het lied van de tijd Uitgeverij Leopold

Yoko Heiligers Wauw Pauw Uitgeverij Marmer

Juryrapport Penselen en Paletten 2017

21

22 23

Ook dit jaar kreeg de Penseel- en Paletjury weer een grote hoeveelheid prachtige inzendingen te beoordelen. Met veel plezier hebben we de bijna tweehonderd boeken de revue laten passeren. Van ‘snel’ en suggestief geïllustreerde leesboeken, tot de meest kleurrijke en verfijnde prentenboeken. Groot en klein, dik en dun. Iedere keer als we een boek opensloegen kwamen we in een totaal nieuwe wereld terecht, een wereld vol kleur – of juist zwart wit –, een drukke wereld vol fantasie of juist een rustige wereld. Direct aansprekend of wat moeilijker te doorgronden.

Een van de dingen die meteen ook dit jaar weer duidelijk werden, is dat Nederlandse kinderboekuitgevers zeer veel aandacht besteden aan de vormgeving. De bladspiegel, de kleuren, alles is een lust voor het oog en over de meeste boeken is goed nagedacht. Je ziet duidelijk dat er voor veel van die geïllustreerde kinderboeken is samengewerkt door de verschillende partijen: door de illustrator, de schrijver en de vormgever. Daar zit een duidelijke positieve lijn in. Dat geldt ook voor de typografie. Zag je in het verleden nog te vaak grove, vette of anderszins detonerende letters dwars op een wit vlak, of - erger nog - half door een illustratie geknald, het lijkt erop dat dit barbarisme meer en meer verleden tijd wordt. Zorgvuldigheid is de teneur en er wordt duidelijk naar gestreefd de illustraties zo goed mogelijk tot hun recht te laten komen. We hebben het vorig jaar ook al geconstateerd: prentenboeken worden meer en meer een bijzonder object, een echt cadeau dat je niet zomaar tussen je speelgoed op de grond kan laten rondslingeren.

De educatieve component in de boeken viel de jury dit jaar ook op en deze was groter nog dan eerdere jaren. We zagen veel encyclopedie-achtige boeken langskomen, rijk geïllustreerd en niet zelden flink van formaat. Mooie, luxueuze boeken over planten, dieren, techniek, aardwetenschappen; meestal vertaald. Maar het lijkt wel of voor deze feitenboeken de regel opgaat dat hoe groter ze zijn, hoe minder ziel erin zit. Uitzonderingen daargelaten, maar het zou goed zijn als óók illustratoren van educatieve onderwerpen op de een of andere manier een

persoonlijk stempel op dit soort boeken probeerden te drukken.De toename van non-fictie voor kinderen bevestigt ook de verbijzondering van het boek. Sommige educatieve uitgaven zijn echte coffee-table books geworden, die bij wijze van spreken op de boekenplanken in de ontvangstruimte van de koning, tussen zijn boeken over kunst en cultuur voor volwassenen, niet zouden misstaan.

Het aantal titels van geïllustreerde leesboeken voor oudere kinderen was dit jaar nogal beperkt (het werd duidelijk dat Scandinavië en Engeland het Nederlands taalgebied hierin toch nog steeds overtreffen). Maar daar staat tegenover dat er bij de inzendingen dit jaar relatief veel fraaie ‘boeken zonder woorden’ zaten. Tekstloos of met een minimum aan tekst. En dat waren niet alleen boeken over zoiets elitairs als kunst, maar juist ook meer sociale onderwerpen, over armoede en vluchtelingen bijvoorbeeld.

Het afgelopen jaar leken meer illustratoren dan ooit geïnspireerd door de strip. Dit gebeurt niet zozeer door het gebruik van tekstwolkjes die de sequentie van beelden bepalen en het verhaal dragen, maar wel door de plaatsing van kleine, opeenvolgende scènes op één pagina, ter afwisseling tussen de ‘traditionele’ paginagrote prentenboekillustraties.

De Penseel- en Paletjury kijkt vooral; het beeldend aspect is het allerbelangrijkst. Dat betekent natuurlijk niet dat de tekst of het verhaal niet meetelt. Sterker nog: hoe mooi/goed illustraties ook kunnen zijn, als ze gepaard gaan met een rammelende, minder goede tekst, komen ze niet voor een Penseel of Palet in aanmerking. De Penseeljury heeft vooral gekeken naar continuïteit binnen één boek, continuïteit in stijl en niveau. Eigenheid was ook een belangrijk criterium. Boekillustraties staan altijd op de een of andere manier in een traditie, maar ze moeten wel een duidelijk eigen signatuur hebben om voor bekroning in aanmerking te komen. Kortom: het gaat om boeken met een visie.

De Penseel- en Paletjury 2017

Inleiding Zilveren Penseel

Omdat ik je zo graag zie

Illustrator en auteur: Milja Praagman

Uitgeverij: Uitgeverij De Eenhoorn

Omdat ik je zo graag zie van Milja Praagman is een bedrieglijk eenvoudig boek. Het gaat over onvoorwaardelijke liefde: de liefde van een grootmoeder voor haar kleindochter. De grootmoeder neemt haar in het roze geklede kleindochtertje mee op stap. Ze gaan samen met de metro naar de stad. Voor het kleine meisje is dat een soort van wereldreis. ‘We gaan naar de stad’ staat er nadrukkelijk in roze letters in de tekst. Die tekst, ook van Praagman, is net zo to the point als de bladzijde vullende illustraties dat zijn. En de roze kleur komt, heel subtiel, in tekst en beeld telkens terug: het is niet alleen het roze van het jurkje van het meisje, van haar wangetjes en die van oma, maar ook van het grappige hondje dat af en toe opduikt. En niet te vergeten van belangrijke zinnen als: ‘In het museum raken we de weg kwijt’. Er gebeurt veel in dit boek, maar eigenlijk ook weer niet. Het hangt ervan af uit welk perspectief je het bekijkt. De plaatsen waar ze komen – het station, de winkelstraten, het museum en het park, zijn vooral

bevolkt door mensen. Alle soorten en maten: oud, jong, dun, dik, suf, klassiek, ondeugend, uitdagend, zwanger, serieus, speels, zwart, wit en alles ertussenin. De illustraties zijn strak gehouden, hebben bijna schematische vormen. Ze hebben geen contouren; al die mensen in de stad worden vooral door kleurvlakken gekarakteriseerd. Iedereen op straat leeft in zijn eigen wereld en oma en het kleine meisje kijken er samen naar. Ze vormen een aparte eenheid in de drukte. Het meisje wordt er moe van en valt in de overvolle metro terug naar huis in slaap. Die op één na laatste pagina is typerend voor Omdat ik je zo graag zie. Je ziet hier goed geobserveerde, geabstraheerde figuren met bijna schematische koppen en toch o zo herkenbaar. Niet alleen de mensen in de wereld zijn herkenbaar, ook – of juist – de grootmoeder en het meisje. Hun liefdevolle relatie vormt de rode draad in dit prachtige, mooi getekende en tijdloze prentenboek.

24 25

Wat een vaart zit er in Circusnacht, dit prachtige prentenboek van de jonge Belgische illustrator Mattias De Leeuw (1989). Wat een schwung, wat een beweging! Het is een boek tussen droom en daad. Een meisje in een blauwe jurk verlaat haar blauwe bed om in de blauwe nacht circusje te spelen in haar slaapkamer. Ze is bezeten, dat zie je zo, maar op een prettige manier. Want als je de eerste ruim opgezette bladzijde omslaat, waarin ze een kleine zwarte hond door het raam naar binnen laat, zie je een spread met 24 kleine vierkante illustraties waarin het meisje aan de gang gaat: ze jongleert, hoepelt, ze temt het hondje en laat hem kunstjes doen en ze balanceert over de gordijnrails. Die snel getekende scènes van Mattias De Leeuw zijn prachtig. Ze zijn sober gehouden (blauw met zwart en een enkel geel of vaag oranje accent), en o zo trefzeker. De houdingen van de hond en het meisje spreken boekdelen. Ze dansen en balanceren tot ze erbij neervallen. Alleen deze bladzijden al zijn een Palet ten volle waard. Maar daar blijft het niet bij. Er gebeurt al snel iets ingrijpends in dit boek, zeker visueel gezien. Een karavaan van intens rode circuswagens komt op de volgende bladzijden in de donkere nacht aanrijden. De witte pierrot, die we al op een affiche aan de muur van de slaapkamer zagen, komt tot leven.

Hij wordt steeds groter en ontpopt zich tot een soort van GVR uit het verhaal van Roald Dahl. De clown grijpt het slapende meisje en voert haar op zijn handpalm mee de donkere nacht in. Naar het circus. Circusnacht is een fiks boek, dat in alle opzichten groot is gedacht. Op de ene na de andere dubbele pagina komen alle deelnemers van het circus tot leven; de evenwichtskunstenaars, de jongleurs, de muzikanten, de dompteurs en de dieren geven de ene flitsende show na de andere in de grote circustent. En ook het meisje speelt daarin een rol. Ergens in haar droom. Of is het allemaal werkelijkheid?De jury was onder de indruk van de trefzekere tekenstijl van Mattias De Leeuw. Mooi uitgewerkt is het verschil tussen de wat afstandelijke, stereotiepe clown en het bevlogen meisje dat enthousiast en leergierig tussen de professionals meedoet. Mooi is ook de afwisseling tussen de overrompelende circusbladzijden en de rustigere pagina’s met de kleinere scènes. Circusnacht is een prentenboek waar het plezier vanaf spat. Kalmpjes bladeren en kijken in dit boek vol beweging zou het drukste kind wel eens tot rust kunnen brengen. En niet alleen dat. Het kan ook zijn horizon verbreden. Want: als je iets érg graag wilt en er helemaal voor gaat, dan zijn er mogelijkheden te over in het leven.

Zilveren Palet

CircusnachtIllustrator: Mattias De Leeuw

Uitgeverij: Uitgeverij Lannoo

Zilveren Penseel

TangramkatIllustrator: Martijn van der Linden

Auteur: Maranke Rinck

Uitgeverij: Uitgeverij Lemniscaat

Een smetteloos wit vierkant. Iets uit het midden staart een lapjeskat ons aan. Zijn precies vierkante kattenkop staat op één punt. Dit vierkant wordt bekroond door twee identieke driehoekige oren. Zijn lichaam bestaat uit drie grotere driehoeken en een parallellogram. Daar is hij: de Tangramkat.Begeleid door een minimum aan woorden komt hij in allerlei vormen terug in dit grappige boek van illustrator Martijn van der Linden en schrijver Maranke Rinck. De kat speelt de hoofdrol, al wordt het verhaal niet vanuit zijn optiek bekeken. Om te beginnen wordt hij gereduceerd tot zijn kern: zeven lichtblauwe geometrische tangramstukken. Die stukken vormen samen een vierkant, het vierkant waar je volgens het aloude tangramspel de hele wereld uit kunt vormen. Dat gebeurt hier ook.Maar omdat Tangramkat niet in eerste instantie een spel is, maar een boek, is er tekst nodig om het verhalende aspect te benadrukken. De ‘ik’, de verteller, legt met de zeven stukken telkens iets waarmee hij de Tangramkat wil pleasen.

Het leuke is dat de abstracte, lichtblauwe vormen die uit de puzzelstukken worden gelegd, telkens wanneer je de bladzijde omslaat, zeer realistisch zijn ingeschilderd. Dus de abstracte krokodil krijgt opeens een schubachtige huid, een waterig oog en zaagtanden. De stier wordt pas in tweede instantie eng, net als de vele vogels met hun priemende ogen. Ze zijn overigens niet alleen ingekleurd en realistisch gemaakt, maar krijgen ook een duidelijk expressieve kracht.Tangramkat is een prachtig idee, dat vooral visueel is uitgewerkt. Er zit een mooie lijn in dit groots opgezette boek, dat aan het eind bovendien nog echte tangramstukken bevat. In dezelfde kleur en maat als op de plaatjes. Een tikje té educatief misschien om als fictie te fungeren, maar dit boek roept in ieder geval echt op tot actief kijken. Niet te snel de bladzijden omslaan dus. Spelenderwijs abstraheren en analyseren. Wat wil je nog meer? Omdat het een puzzel is, blijft het intrigeren. Tangramkat laat je niet los.

26 27

De tuinman van de nacht speelt in een ietwat onbepaalde verleden tijd (iets waar Engelse en Amerikaanse illustratoren zo goed in zijn) en het is gesitueerd in een onbepaald stadje, vol overhangende elektriciteitsdraden en gammele schuttingen en hekjes. De paar geparkeerde auto’s wijzen op de jaren ’30 of ’40 - ’50 misschien. Zeker is dat het geen erg welvarende omgeving betreft, een beetje kleurloos ook.In het stadje lopen veel kinderen rond en er staat ook een blokvormig bakstenen weeshuis. Daar woont de levendige, positief denkende Willem. Elke ochtend rent hij naar buiten om te constateren dat de bomen in de stad een metamorfose hebben ondergaan. De ene dag is de groene kruin van de boom naast het weeshuis ’s nachts in een reuze uil veranderd. De volgende dag staat er ergens een enorme kat en dan weer een konijn. De hele stad komt ernaar kijken en bij elk nieuw dier worden de illustraties kleurrijker en lijken de mensen blijer. En in het allerschitterendste meesterwerk, een enorme draak, hangen de mensen lampionnen en zo houden ze een drakenfeest.

The Fan Brothers, Terry en Eric Fan, houden er een precieze tekenstijl op na, bijna klassiek. Van de helder groene bomen, die in dit boek natuurlijk erg belangrijk zijn, is elk blaadje tot en met de nerven heel secuur getekend. De vele figuren uit het publiek en ook de huizen hebben een andere stijl. Hier zie je een subtielere aanpak met fijne lijntjes en schakeringen, een stijl die terugwijst naar grote tekenaars als Edward Gorey. Er is veel te zien en alle details kloppen en toch blijft alles enigszins afstandelijk. Het zijn ingetogen tekeningen, echte illustraties in, om het nog maar eens te benadrukken, de klassieke zin van het woord. Van bladzijde naar bladzijde wordt duidelijk wat er gebeurt. Je ziet dat er een oude tuinman ’s nachts met een grote schaar aan het werk is. Je ziet ook dat Willem hem op een gegeven moment gaat helpen. Maar door de tekenstijl en de afwisseling van dag en nacht blijft er iets van mystiek hangen. Die bomen: het blijft een wonder.

Kek iz tak? van Carson Ellis is op het eerste gezicht een grappig boek, een mooi vormgegeven royaal boek, vol relatief kleine illustraties die grote delen van de pagina’s leeg laten. Het is een boek waar je je voor open moet stellen. Zo onduidelijk als de titel is, zo helder is het beeld. De kevertjes, vliegjes en vlinders, de rupsen en insecten en ook de wandelende tak, ze zijn opgebouwd uit contourloze vlakken en vlakjes. Ze zijn ingetogen van kleur (tinten bruin en beige, grijsblauw) en heel gedetailleerd. Het boek gaat over de seizoenen en ze zijn dan ook in het begin met zijn allen voortdurend in de weer rond een groen sprietje. Op het omslag van het boek komt dat nog maar net uit de grond en heeft het twee beginnende blaadjes. Maar elke bladzijde wordt het sprietje groter en groter. De hele microkosmos bemoeit zich ermee: ze klimmen erin, hangen er touwen in, zetten er ladders tegen. Ze maken hele hijssystemen, terwijl boven hun hoofd een prachtige, exotische bloem groeit en groeit. Maar die bloem is voor de kleine beestjes te groot en te ver om te doorgronden.

Het absurde – en zeer grappige - van dit boek van Carson Ellis is dat er voortdurend geluiden klinken. Onbegrijpelijke woorden en zinnetjes worden door al die beestjes steeds herhaald.’ ‘Trabladdur!’ Soms begrijp je ze bijna, vooral als je ze uitspreekt: ‘Kek iz tak?’ ‘Weedk nietoor.’ Ze lispelen en mompelen en roepen dat het een lust is. Ook als je alleen maar kijkt in dit boek hoor je van alles. Wanneer de reuzebloem in de herfst begint af te sterven en neerzinkt naar de aarde, zie je mooie muzieknoten opstijgen naar de maan. Ze worden geproduceerd door een vioolspelend insect dat er een soortgenootje mee verleidt.Kek iz tak? is een heerlijk boek over een fantasiewereld vol gekke woorden, die door Imme Dros adequaat zijn vertaald. Fonetisch? Bijna. Een ramp voor dyslecten? Juist niet waarschijnlijk. Het geeft het niet-dyslectische deel van de mensheid waarschijnlijk juist een idee van de relativiteit van het geschreven woord. ‘Kek iz tak?’ ‘Tak!’

Kek iz tak? Illustrator en auteur: Carson Ellis

Uitgeverij: Uitgeverij Leopold

Oorspronkelijke titel: Du Iz Tak?

Vertaling: Imme Dros

Zilveren Palet Vlag en Wimpel Penseel- en Paletjury

De tuinman van de nacht Illustratoren en auteurs: The Fan Brothers

Vertaling: Rindert Kromhout

Uitgeverij: Uitgeverij Leopold

Oorspronkelijke titel: The Night Gardener

Wauw Pauw van Yoko Heiligers is een boek bijna zonder woorden. In een elegante stijl volgen de breed opgevatte pagina’s elkaar op: we zien mooie groenen en gelen met kobaltblauwe accenten. Dat stevige blauw vormt in het begin de leidraad van het beeldverhaal; het is de kleur van de lijven van de pauwenfamilie waartoe het hoofdpersoontje, een klein pauwtje, behoort. Maar de veren van dit kleine pauwtje zijn helemaal wit. Hij ziet er erg naakt uit, heeft geen ogen. Alleen twee echte ogen waarvan je er meestal maar één ziet, omdat hij bijna altijd en profiel verschijnt. Dit in schril contrast tot zijn familieleden die een waterval van ogen in hun overdadige staarten laten zien, ontelbare gele/groene/blauwe ogen.

Geholpen door een vlinder (ook al met ogen!) krijgt ook het witte pauwtje tenslotte – in ieder geval voor eventjes – een brede staart met ogen, met vlinderogen, dat wel. Maar de grote medepauwen zijn er toch van onder de indruk.Wauw Pauw is zwierig en elegant getekend, zeer decoratief en een lust voor het oog. De illustraties zijn goed doordacht, mooi van vorm, de stijl is consequent volgehouden, kortom, er zit een mooie lijn in het boek. Complimenten, niet alleen voor de illustrator, Yoko Heiligers, maar ook voor Uitgeverij Marmer, die dit bijna bibliofiele boek het licht heeft doen zien. Een Vlag en Wimpel, die in dit geval duidelijk ook als aanmoediging bedoeld is, als een aansporing om meer boeken van dit niveau op de markt te brengen.

Vlag en Wimpel Penseel- en Paletjury

Wauw Pauw Illustrator: Yoko Heiligers

Uitgeverij: Uitgeverij Marmer

28

De veel gelauwerde Belgische illustrator Kitty Crowther heeft, in opdracht van het Gemeentemuseum in Den Haag, een prachtig en opvallend kunstprentenboek gemaakt. Het maakt deel uit van de fameuze en inspirerende reeks prentenboeken bij actuele tentoonstellingen, waarbij de illustrator mag reageren op het tentoonstellingsthema of de betreffende kunstenaar. De stijl van Kitty Crowther past wonderwel bij haar onderwerp: de art nouveau kunstenaar Jan Toorop (1858-1928), pointillist en symbolist. Ze gebruikt dezelfde expressieve deinende lijnen, die ingekaderd in het vlak, alle kanten opgaan. De schutbladen van Jan Toorop - Het lied van de tijd in fel gekleurde lijnen, de parallelle slingerende en uitwaaierende lijnen van de haren van de ‘twee prinsessen’, die de leidraad van het verhaal vormen, ze komen uit dezelfde geest.Jan Toorop, die in Nederlands-Indië werd geboren en op zijn 11de naar Nederland verhuisde, was een mysticus en één van de belangrijkste

vertegenwoordigers van het symbolisme, de stijl waarin het onderbewuste centraal staat. Kitty Crowther, die ook in eerder werk al met dominante lijnen en in pointillistische toets werkte, is nu geheel in de huid van Toorop gekropen. In haar blad vullende tekeningen verwerkte ze talloze citaten uit bekende werken van de kunstenaar. Bijna elke bladzijde is een feest van herkenning. De fel gekleurde eindeloze landschappen en bosgezichten vol paradijselijke bloemen en wezens worden afgewisseld door donkere landschappen van de ziel, scènes die op de grens van angstaanjagend zijn. Maar zo gaat dat met kunst. Soms lijkt het decoratief, maar kunst die echt iets te zeggen heeft gaat veel dieper. Dat is Kitty Crowther allerminst uit de weg gegaan. Daarmee kan Jan Toorop - Het lied van de tijd, zich meten met veel van haar eerdere, ‘vrije’ werk, waarin evenmin psychologische diepgang wordt geschuwd. Een prachtig en consequent boek over de zieleroerselen van een kunstenaar.

Vlag en Wimpel Penseel- en Paletjury

Jan Toorop - Het lied van de tijd Auteur en illustrator: Kitty Crowther

Vertaling: Studio Bos

Uitgeverij: Uitgeverij Leopold | Gemeentemuseum Den Haag

29

Postbus 10576

1001 EN Amsterdam

juni, 2017