Governance van non-profitorganisaties: juridische aandachtspunten · Governance staat dus voor de...

101
Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2016-2017 Governance van non-profitorganisaties: juridische aandachtspunten Masterproef van de opleiding ‘Master in de rechten’ Ingediend door Evelyn Fiers Studentennr. 01201706 Promotor: Prof. Diederik Bruloot Commissaris: Tom Swinnen

Transcript of Governance van non-profitorganisaties: juridische aandachtspunten · Governance staat dus voor de...

Page 1: Governance van non-profitorganisaties: juridische aandachtspunten · Governance staat dus voor de verhouding tussen de bestuurlijke en de toezichthoudende taak, de invulling van deze

Faculteit Rechtsgeleerdheid

Universiteit Gent

Academiejaar 2016-2017

Governance van non-profitorganisaties: juridische aandachtspunten

Masterproef van de opleiding

‘Master in de rechten’

Ingediend door Evelyn Fiers

Studentennr. 01201706

Promotor: Prof. Diederik Bruloot

Commissaris: Tom Swinnen

Page 2: Governance van non-profitorganisaties: juridische aandachtspunten · Governance staat dus voor de verhouding tussen de bestuurlijke en de toezichthoudende taak, de invulling van deze

PERMISSION

Ondergetekende verklaart dat de inhoud van deze masterproef mag geraadpleegd en/of

gereproduceerd worden, mits bronvermelding.

Evelyn Fiers

Page 3: Governance van non-profitorganisaties: juridische aandachtspunten · Governance staat dus voor de verhouding tussen de bestuurlijke en de toezichthoudende taak, de invulling van deze

Woord vooraf

Na 5 jaar vormt deze masterproef het einde van mijn opleiding rechten aan de Universiteit van Gent.

Het schrijven van deze masterproef vergde veel tijd en werk. Het resultaat is echter niet alleen mijn

verdienste. Graag zou ik dit voorwoord dan ook willen gebruiken om enkele mensen te bedanken.

Eerst en vooral zou ik graag mijn promotor Professor D. Bruloot willen bedanken voor het aanreiken

van het onderwerp van deze masterproef en de vrijheid die ik heb gekregen bij het schrijven ervan.

Ook wens ik hem in het bijzonder te bedanken voor het nalezen van mijn masterproef en de wijze

raadgeving omtrent het onderwerp.

Mijn dank gaat eveneens uit naar mijn ouders. Ik wil hen bedanken voor de steun tijdens het

schrijven van deze thesis, maar ook voor alle bijstand de afgelopen jaren. Ook wens ik mijn familie en

vrienden te bedanken voor de morele steun die zij mij steeds hebben gegeven.

In het bijzonder wens ik mijn vriend te bedanken voor alle steun de voorbije jaren. Evenals voor het

nalezen van deze masterproef en de helpende hand bij het schrijven.

Grembergen, 15 mei 2017

Evelyn Fiers

Page 4: Governance van non-profitorganisaties: juridische aandachtspunten · Governance staat dus voor de verhouding tussen de bestuurlijke en de toezichthoudende taak, de invulling van deze

Inhoudsopgave

Woord vooraf .......................................................................................................................................... 3

Inleiding ................................................................................................................................................... 6

I. Definitie governance en non-profitsector ............................................................................................ 8

II. De problematiek van de Autocontrole .............................................................................................. 10

1. De samenstelling van de raad van bestuur ............................................................................... 10

2. De bevoegdheden van de raad van bestuur ............................................................................. 13

3. De beraadslaging van de raad van bestuur ............................................................................... 17

i. Collegiale besluitvorming ...................................................................................................... 17

ii. Het aanwezigheidsquorum ................................................................................................... 18

iii. Stemmingsmeerderheid van de raad van bestuur ................................................................ 19

iv. Vertegenwoordiging op de raad van bestuur ....................................................................... 20

4. Het orgaan van dagelijks bestuur .............................................................................................. 23

i. Algemeen ............................................................................................................................... 23

ii. Bevoegdheden van het orgaan van dagelijks bestuur .......................................................... 24

iii. Verhouding raad van bestuur en orgaan van dagelijks bestuur ........................................... 27

iv. Verhouding directiecomité en het orgaan van dagelijks bestuur ......................................... 28

5. Verantwoording van het bestuur, controle van de jaarrekening en kwijting ........................... 29

i. Controle door de algemene vergadering .............................................................................. 29

ii. Goedkeuring van de jaarrekening en de begroting ............................................................... 30

iii. De kwijting ............................................................................................................................. 33

6. Mogelijke gevaren bij de samenstelling van de algemene vergadering ................................... 34

i. Risico op autocontrole........................................................................................................... 34

ii. Maatregelen bij misbruik ...................................................................................................... 36

iii. Statutaire beschermingsmechanismen ................................................................................. 36

7. Specifieke kenmerken van het bestuur van gezondheidsinstellingen ...................................... 40

III. De problematiek van de vergoeding ................................................................................................ 42

1. Het niet winstgevende doel ...................................................................................................... 42

2. Wie kan een vergoeding toekennen? ........................................................................................ 45

3. De vergoeding ........................................................................................................................... 47

4. De onkostenvergoeding ............................................................................................................ 50

5. Kan de bestuurder een vrijwilligersvergoeding ontvangen? ..................................................... 52

6. De vergoeding in de praktijk ..................................................................................................... 53

7. Is er controle op de bestuurdersvergoedingen? ....................................................................... 53

8. Middelen bij misbruik ................................................................................................................ 54

IV. De problematiek van de transparantie ............................................................................................ 56

1. Definitie van kleine, grote en zeer grote vzw of stichting ......................................................... 56

Page 5: Governance van non-profitorganisaties: juridische aandachtspunten · Governance staat dus voor de verhouding tussen de bestuurlijke en de toezichthoudende taak, de invulling van deze

2. Specifieke boekhoud- en andere verplichtingen voor kleine vzw of stichting .......................... 59

i. Het dagboek .......................................................................................................................... 59

ii. De inventaris .......................................................................................................................... 60

iii. De jaarrekening ..................................................................................................................... 61

iv. Vrijwillige onderwerping aan boekhoud- en jaarrekeningregels van grote vzw/stichting/ VSO ............................................................................................................................................... 62

3. Specifieke boekhoud- en andere verplichtingen voor grote vzw of stichting ........................... 62

i. De boekhouding .................................................................................................................... 63

ii. De jaarrekening ..................................................................................................................... 64

iii. Neerlegging van de jaarrekening ........................................................................................... 64

4. Afwijkende of aanvullende bepalingen ..................................................................................... 65

5. Specifieke boekhoud- en andere verplichtingen voor VSO-CVBA ............................................. 66

6. Controle door de commissaris .................................................................................................. 66

i. Benoeming en ontslag .......................................................................................................... 66

ii. Voorwerp van de controle en onderzoeksbevoegdheden commissaris ............................... 68

iii. Onafhankelijkheid commissaris ............................................................................................. 72

iv. Bezoldiging commissaris........................................................................................................ 73

v. Kwijting commissaris ............................................................................................................. 73

7. Controle door de bedrijfsrevisor of accountant ........................................................................ 74

8. Inzagerecht van de leden .......................................................................................................... 75

9. Interne audit .............................................................................................................................. 77

10. Interne controle..................................................................................................................... 78

11. Specifieke regels betreffende transparantie bij gezondheidsinstellingen. ........................... 80

V. De problematiek van belangenconflicten ......................................................................................... 81

VII. Conclusie ......................................................................................................................................... 85

1. Conclusie wat betreft de autocontrole ..................................................................................... 85

2. Conclusie wat betreft de vergoeding ........................................................................................ 87

3. Conclusie wat betreft de transparantie .................................................................................... 88

4. Conclusie wat betreft de belangenconflicten ........................................................................... 88

Bibliografie ............................................................................................................................................ 90

Bijlage .................................................................................................................................................... 98

Page 6: Governance van non-profitorganisaties: juridische aandachtspunten · Governance staat dus voor de verhouding tussen de bestuurlijke en de toezichthoudende taak, de invulling van deze

6

Inleiding

Reeds sinds de jaren 90 is men veel belang beginnen hechten aan governance in het

vennootschapsrecht, met andere woorden Corporate governance. Na enkele grote schandalen

werden talrijke regels uitgewerkt om misbruik door bestuurders van vennootschappen te

verhinderen.1 Bovendien kwam er steeds meer aandacht voor de verschillende stakeholders.

Deze tendens tot regulering kwam echter minder aan bod in de non-profit sector. Omdat er in

dergelijke instellingen geen aandeelhouders zijn, werd lange tijd aangenomen dat er voor zulke

organisaties geen behoefte was aan elementen van corporate governance.

Echter staat de laatste jaren deugdelijk bestuur in non-profitorganisaties meer en meer in de kijker.

Organisaties in de non-profit doen steeds meer beroep op private donateurs. Deze geldschieters

zorgen voor een verandering van de non-profit.2 Ook wordt meer en meer aandacht besteed aan een

juist evenwicht tussen het beheer en management, alsook het evenwicht tussen de verschillende

partijen in de onderneming. Zo kan het belang van de leden en bestuurders verschillen, wat op zijn

beurt weer tot problemen van misbruik kan leiden. De vraag rijst of deze evenwichtsverhouding

geregeld dient te worden door de wetgever of dat zelfregulering een voldoende oplossing biedt.

Meer recent heeft men ingezien dat corporate governance meer omvat dan enkel regels omtrent

machtsverhoudingen tussen aandeelhouders en het bestuur. Het is een systeem van checks and

balances.3 In de non-profit sector zijn daarom ook enkele regels ingevoerd om zelfcontrole en

zelfbestuur te vermijden. Sommige beperkingen zijn echter betreurenswaardig en zorgen in praktijk

niet voor het gewenste effect.4

Over het bestuur in de non-profitsector zijn basiswerken te vinden die de juridische regels

weergeven. Veel van deze juridische regelingen beperken zich echter heel vaak tot de basisstructuur.

Er bestaat onduidelijkheid over het feit of de bestaande juridische regeling voldoende is om

1 S. MAQUET, G. LEMMENS, L. VAN EYLL, T. VANRAES, K. VAN ECHELPOEL, F. SOUDAIN, T. ANTONISSEN, M-L.

FRADET, L. CLAES, Running an international association in Belgium, Kortrijk, UGA Publishers, s.d., 83. 2 H. DAEMS, “De scheidingsmuur tussen profit en non-profit begint te barsten”, De Tijd, 19 december 2015,

http://www.tijd.be/opinie/analyse/De_scheidingsmuur_tussen_profit_en_non_profit_begint_te_barsten.9712300-2336.art?ckc=1. 3 S. MAQUET, G. LEMMENS, L. VAN EYLL, T. VANRAES, K. VAN ECHELPOEL, F. SOUDAIN, T. ANTONISSEN, M-L.

FRADET, L. CLAES, Running an international association in Belgium, Kortrijk, UGA Publishers, s.d., 84. 4 D. VAN GERVEN, Handboek verenigingen, Kalmthout, Biblio, 2004, 175-186.

Page 7: Governance van non-profitorganisaties: juridische aandachtspunten · Governance staat dus voor de verhouding tussen de bestuurlijke en de toezichthoudende taak, de invulling van deze

7

bijvoorbeeld autocontrole door de bestuurders te verhinderen. Dit is slechts één aspect van de vele

onduidelijkheden die heersen omtrent dit onderwerp. Door verduidelijking van deze aspecten van

het bestuur van de non-profitsector zullen de leden en het bestuur beter ingelicht zijn over wat het

kader hen juist wel of niet toelaat. Bovendien kunnen pijnpunten in het systeem duidelijk worden,

wat een signaal kan geven aan de wetgever om deze weg te werken.

In deze masterproef tracht ik deze regels weer te geven en daadwerkelijk na te gaan of de juridische

regeling die hierover bestaat wel voldoende is. Daarenboven probeer ik te kaderen wat er eventueel

verbeterd kan worden en waar de wetgeving al dan niet gebreken vertoont.

De verschillende bestuursthema’s zullen in deze thesis dieper worden bekeken. Per thema worden

steeds 3 categorieën non-profitorganisaties besproken. Meer bepaald betreft deze onderverdeling

verenigingen zonder winstoogmerk, stichtingen en als derde categorie de verenigingen met een

sociaal oogmerk die specifiek beschreven zijn vanuit het oogpunt van de coöperatieve vennootschap

met beperkte aansprakelijkheid.

In deze masterproef zal niet diep worden ingegaan op de bestaansvoorwaarden van non-

profitorganisaties, de concrete functies of concrete aansprakelijkheden. De focus ligt op de regels

betreffende het bestuur en de controle ervan.

Page 8: Governance van non-profitorganisaties: juridische aandachtspunten · Governance staat dus voor de verhouding tussen de bestuurlijke en de toezichthoudende taak, de invulling van deze

8

I. Definitie governance en non-profitsector

1. Governance staat voor besturen. Een andere veel gebruikte term is good governance. Het doel van

governance is om het goed bestuur van een rechtspersoon te waarborgen. Goed bestuur

veronderstelt intern toezicht op de bestuurders en verantwoording van diens handelingen.

Governance staat dus voor de verhouding tussen de bestuurlijke en de toezichthoudende taak, de

invulling van deze taken en de wijze waarop men hierover verantwoording aflegt.5 Good governance

zorgt voor de naleving van wetgeving, efficiëntie, de identificatie van problemen en een correcte

afhandeling ervan,… Met andere woorden is governance essentieel voor verenigingen en stichtingen

in de non-profit sector.

2. Voor stichtingen en verenigingen vinden we regels van governance in algemene wettelijke

regelingen, bijzondere wettelijke regelingen, in statuten en in reglementen. Voor bepaalde soorten

stichtingen en verenigingen of bepaalde sectoren zijn er governance codes die de algemene en

sectorale wetgeving aanvullen. Deze codes zorgen ervoor dat beginselen zoals transparantie,

kwaliteit, integriteit en professionaliteit van bestuurders en interne toezichthouders in de realiteit

kunnen worden gewaarborgd.

3. Verschillende verenigingen in de non-profit sector hebben reeds vrijwillig governance codes

aangenomen. Een voorbeeld hiervan is het onderwijs. Verschillende onderwijsniveaus in deze sector

hebben een code goedgekeurd (onder andere de code ‘goed onderwijsbestuur’ in het voortgezet

onderwijs).

4. Non-profit duidt op de afwezigheid van een winstoogmerk. Een non-profitorganisatie heeft niet als

doel om winst te maken. Het doel van dergelijke organisaties is ondersteuning van private of

publieke aangelegenheden voor niet-commerciële doeleinden. De non-profit betreft een brede

waaier aan sectoren zoals onderwijs, ontwikkelingshulp, kunst, etc. Onder de non-profit vallen drie

juridische vormen: de vereniging zonder winstoogmerk, de stichting en de vennootschap met sociaal

oogmerk. De vereniging zonder winstoogmerk en de stichting zijn beiden opgericht om een

belangeloos doel na te streven. Een vennootschap met sociaal oogmerk is een variant op een

gewone vennootschap en streeft geen verrijking van de leden na. Zij kan dus bepaalde

5 J.J.A. HAMERS, C.A. SCHWARZ en D.F.M.M. ZAMAN, Handboek stichting en vereniging: stichting, vereniging,

coöperatie en onderlinge waarborgmaatschappij, civielrechtelijk en fiscaalrechtelijk beschouwd, Zutphen, Parijs, 2015, 237.

Page 9: Governance van non-profitorganisaties: juridische aandachtspunten · Governance staat dus voor de verhouding tussen de bestuurlijke en de toezichthoudende taak, de invulling van deze

9

vennootschapsvormen aannemen maar heeft specifieke voorwaarden en verplichtingen met

betrekking tot haar sociaal oogmerk.

5. De focus van deze masterproef ligt voornamelijk op de grotere economische organisaties in de

non-profitsector zoals de organisaties in de gezondheidszorg (ziekenhuizen, psychiatrische

ziekenhuizen, bejaardenzorg, revalidatiecentra, thuisverpleging,…), scholen en niet-gouvernementele

organisaties waarbij er des te meer belang is aan een goed evenwicht tussen de verschillende

actoren. Ook heel wat culturele organisaties (musea) zijn non-profit organisaties. Ook veel grote

bekende organisaties voor goede doelen vallen onder de non-profit (bijvoorbeeld: Pink Ribbon vzw,

WWF België vzw,…).

Page 10: Governance van non-profitorganisaties: juridische aandachtspunten · Governance staat dus voor de verhouding tussen de bestuurlijke en de toezichthoudende taak, de invulling van deze

10

II. De problematiek van de Autocontrole

1. De samenstelling van de raad van bestuur

i. Wettelijke criteria

6. De Raad van bestuur in de vzw bestaat uit bestuurders. In principe kunnen andere personen de

vergadering van de raad van bestuur niet bijwonen, tenzij dit uitdrukkelijk wordt toegelaten. De

statuten kunnen echter wel bepalen dat bestuurders personen mogen uitnodigen op de vergadering

omwille van hun bijzondere kennis. Hierbij bepaalt men best uitdrukkelijk in de statuten dat deze

personen de vergadering enkel zullen bijwonen met raadgevende stem, zodat zij geen invloed

hebben op de beslissing. Tevens is het wenselijk dat alles wat besproken wordt op de vergadering

van de raad van bestuur, vertrouwelijk is.6

7. De wet van 27 juni 1921 betreffende de verenigingen zonder winstoogmerk, de internationale

verenigingen zonder winstoogmerk en de stichtingen (hierna genoemd: “V&S wet) bevat een aantal

specifieke bepalingen wat betreft de samenstelling van de raad van bestuur van de vzw. Artikel 13

eerste lid stelt dat de raad van bestuur een collegiaal orgaan is dat bestaat uit ten minste drie

personen. Deze regel volgt de vroegere praktijk waarbij verschillende vzw’s statutair bepaalden dat

de raad minimum drie bestuurders moest hebben, ook al stelde de wet dat het bestuur kon worden

waargenomen door slechts twee bestuurders.7 Door te opteren voor een oneven samenstelling

worden blokkades in de besluitvorming van de raad van bestuur vermeden.8 De statuten mogen een

hoger minimumaantal opleggen vermits de wet geen maximumaantal bepaalt.

8. Het eerste lid van artikel 13 bepaalt voorts dat de raad van bestuur is samengesteld uit slechts

twee bestuurders wanneer er maar drie personen lid zijn van de vzw. Het eerste lid van artikel 13

bepaalt ook dat “Het aantal bestuurders in elk geval altijd lager moet zijn dan het aantal personen

dat lid is van de vereniging”. Met deze regels tracht men autocontrole te vermijden en misbruik

6 K. VISSERS, De VZW naar Belgisch recht: een praktische handleiding bij de V&S-wetgeving, Kortrijk-Heule,

UGA, 2008, 148-149. 7 F. HELLEMANS, “Hoofdstuk 4: de organen van een vzw en hun werking” in M. DENEF (ed.), De VZW, Brugge,

Die Keure, 2015, (173) 212, nr. 71. 8 D. VAN GERVEN, Handboek verenigingen, Kalmthout, Biblo, 2003, 175, nr. 175.

Page 11: Governance van non-profitorganisaties: juridische aandachtspunten · Governance staat dus voor de verhouding tussen de bestuurlijke en de toezichthoudende taak, de invulling van deze

11

tegen te gaan.9 Indien de raad van bestuur bestaat uit alle werkende leden zou ze immers zichzelf

controleren.10

9. Aanvankelijk stelde men voor om het aantal leden van de raad van bestuur te beperken tot twee

derde van het aantal bestuurders van de algemene vergadering.11 Dit amendement werd echter niet

goedgekeurd en dus hield men het op een minder strenge regeling. Van Gerven meent dat de

beperking die in de huidige V&S-wet te vinden is niks aanbrengt. Het zal er volgens hem enkel toe

leiden dat in een vzw waar de leden zelf willen besturen, één iemand uit de boot zal vallen. Ook de

bepaling dat er slechts twee bestuurders zijn wanneer er maar drie leden zijn valt volgens hem te

betreuren. Zij zullen immers heel gemakkelijk in een impasse terechtkomen.

10. De wetgever beoogde met het tweede en derde lid van artikel 13 V&S-wet een bijkomende

daadwerkelijke externe controle op de raad van bestuur. F. Hellemans stelt dat bij vzw’s waarbij men

niet aan de vereiste voldoet men zal zoeken naar oplossingen voor deze vereiste zonder dat men het

doel van deze regel in acht neemt, namelijk een vorm van externe controle.12

11. In kleine vzw’s die maar uit drie leden bestaan en waarvan de raad van bestuur bijgevolg uit

slechts 2 leden mag bestaan, is het de facto wel mogelijk om een eenhoofdig bestuur te installeren.

Dit kan gebeuren door de toekenning in de statuten van een doorslaggevende stem aan de voorzitter

van de raad van bestuur in het geval van staking van stemmen. Een dergelijke clausule is in de

vennootschapswet expliciet ongeldig verklaard in artikel 518 §1 derde lid voor de NV. Hoewel deze

statutaire clausule dus op zich ook nietig zou moeten zijn bij de vzw, is dit niet als dusdanig expliciet

bepaald.

12. Artikel 34 §1 V&S-wet bepaalt dat bij de stichting, de raad van bestuur dient te bestaan uit

minstens drie leden die op collegiale wijze samen besturen. Vermits er bij de stichting geen

algemene vergadering bestaat die de raad van bestuur controleert heeft men op deze manier

wederzijdse controle van de bestuurders onderling trachten te bewerkstelligen.13 Bij voorkeur wordt

de raad van bestuur samengesteld uit een onpaar aantal bestuurders om staking van stemmen te

9 F. HELLEMANS, “Hoofdstuk 4: de organen van een vzw en hun werking” in M. DENEF (ed.), De VZW, Brugge,

Die Keure, 2015, (173) 212, nr. 71. 10

K. VISSERS, De VWZ naar Belgisch recht: een praktische handleiding bij de V&S-wetgeving, Kortrijk-Heule,

UGA, 2008, 135. 11

Amendement nr. 132 (M. HORDIES) op het wetsontwerp tot wijziging van de wet van 27 juni 1921, Parl. St.

Senaat, 1999-2000, 2-283/8, 9. 12

F. HELLEMANS, “Hoofdstuk 4: de organen van een vzw en hun werking” in M. DENEF (ed.), De VZW, Brugge,

Die Keure, 2015, (173) 212, nr. 71. 13 L. WEYTS, “De private stichting: een nieuwe uitdaging voor het notariaat”, T.Not. 2004, afl. 2, 83.

Page 12: Governance van non-profitorganisaties: juridische aandachtspunten · Governance staat dus voor de verhouding tussen de bestuurlijke en de toezichthoudende taak, de invulling van deze

12

vermijden. De statuten kunnen een hoger minimumaantal leden opleggen vermits de wet enkel een

minimum voorschrijft. De statuten kunnen een doorslaggevende stem toekennen aan de voorzitter

van de raad van bestuur of voorzien in een verplichte bevestiging of goedkeuring van de beslissing

door een ander orgaan.14

13. Wat betreft de VSO, moeten de desbetreffende regels van het vennootschapsrecht worden

gevolgd. Dit is afhankelijk van de juridische vennootschapsstructuur die zij aanneemt. Indien de VSO

de vorm aanneemt van een CVBA (coöperatieve vennootschap met beperkte aansprakelijkheid) stelt

artikel 378 wetboek vennootschappen dat “Bij stilzwijgen van de statuten wordt de coöperatieve

vennootschap bestuurd door één bestuurder, al dan niet vennoot, benoemd door de algemene

vergadering”.

ii. Bevoegdheid om bestuurders te benoemen en benoemingsvoorwaarden

14. Artikel 4 V&S-wet bepaalt uitdrukkelijk dat de algemene vergadering de exclusieve bevoegdheid

heeft om bestuurders van de vzw te benoemen. Van deze bevoegdheid kan men niet in de statuten

afwijken. De wet bepaalt geen andere criteria dan het minimum aantal bestuurders in artikel 13 van

de V&S-wet. De bestuurders die zetelen in de raad van bestuur hoeven dus niet noodzakelijk

werkelijk lid of toetredend lid te zijn, tenzij de statuten dit vereisen. De statuten kunnen

voorwaarden stellen om als bestuurder benoemd te mogen worden zoals leeftijd of bekwaamheid.15

Zowel natuurlijke personen als rechtspersonen kunnen tot bestuurder worden benoemd.16

15. Artikel 29 §1 V&S-wet stelt duidelijk dat de stichting rechtspersoonlijkheid verkrijgt vanaf de dag

dat de statuten en akten betreffende de benoeming van bestuurders worden neergelegd. Hiernaast

stelt artikel 28 5 a) V&S-wet ook uitdrukkelijk dat de statuten bij de oprichting minstens moeten

vermelden: “de wijze van benoeming, van afzetting en van ambtsbeëindiging van de bestuurders, de

omvang van hun bevoegdheden en de wijze waarop zij deze uitoefenen”. De stichters duiden de

bestuurders van de stichting dus aan bij de oprichting.17

16. De wet bepaalt echter niks over de wijze waarop de bestuurders tijdens het bestaan van stichting

benoemd dienen te worden. Normalerwijze zal dit door de statuten worden ingevuld. Deze kunnen

14

D. VAN GERVEN, Handboek stichtingen, Kalmthout, Biblo, 2004, 116-119, nr. 71-74. 15

D. AJ. COECKELBERGH, Praktijkboek VZW’s: Het referentiewerk over de nieuwe V&S-wet, Antwerpen,

Standaard Uitgeverij, 2005, 472-473, nr. 727-732. 16

D. VAN GERVEN, Handboek verenigingen, Kalmthout, Biblo, 2003, 174, nr. 174. 17

D. VAN GERVEN, Handboek stichtingen, Kalmthout, Biblo, 2004, 116-119, nr. 71-74.

Page 13: Governance van non-profitorganisaties: juridische aandachtspunten · Governance staat dus voor de verhouding tussen de bestuurlijke en de toezichthoudende taak, de invulling van deze

13

voorzien in hoedanigheidsvereisten zoals een bepaalde opleiding of een minimum- of

maximumleeftijd waaraan men moet voldoen om benoemd te kunnen worden als bestuurder. Ook

bepaalde quora betreffende aanwezigheden of beslissingen voor de benoeming van bestuurders

kunnen worden ingevoerd. Tevens is het mogelijk om een voorzitter van de raad van bestuur aan te

stellen in de statuten. 18

17. De bevoegdheid tot benoeming van een bestuurder kan in de statuten toevertrouwd worden aan

de stichter(s), de raad van bestuur zelf (coöptatie), een bepaald daartoe opgericht comité binnen de

stichting of aan een onafhankelijke derde.19 Indien niets in de statuten is bepaald, geschiedt de

benoeming van nieuwe bestuurders door de bestaande raad van bestuur zelf.20

18. Wat betreft de VSO, moeten de desbetreffende regels van het vennootschapsrecht worden

gevolgd. Dit is afhankelijk van de juridische vennootschapsstructuur die zij aanneemt. Indien de VSO

de vorm aanneemt van een CVBA (coöperatieve vennootschap met beperkte aansprakelijkheid) stelt

artikel 378 wetboek vennootschappen dat “Bij stilzwijgen van de statuten wordt de coöperatieve

vennootschap bestuurd door één bestuurder, al dan niet vennoot, benoemd door de algemene

vergadering”. De algemene vergadering is in dat geval dan ook benoemd om de bestuurders te

benoemen.

2. De bevoegdheden van de raad van bestuur

19. Artikel 13 tweede lid V&S-wet stelt het volgende: “De raad van bestuur bestuurt de vereniging en

vertegenwoordigt haar in en buiten rechte. Alle bevoegdheden die de wet niet uitdrukkelijk verleent

aan de algemene vergadering, worden toegekend aan de raad van bestuur”. De wet bepaalt dus

uitdrukkelijk dat de raad van bestuur beschikt over de residuaire bevoegdheden.

20. Artikel 4 V&S-wet lijst de uitdrukkelijk voorbehouden bevoegdheden van de algemene

vergadering op, deze zijn:

1. de wijziging van de statuten;

2. de benoeming en de afzetting van de bestuurders;

18

R. VAN BOVEN, “Vormvoorwaarden voor de oprichting van een stichting” in M. DENEF, J. DE LEENHEER, D. DESCHRIJVER en K. GEENS, Vzw en stichting, Brugge, die Keure, 2005, (555) 567-571, nr. 72-77. 19

L. WEYTS, “De private stichting: een nieuwe uitdaging voor het notariaat”, T.Not. 2004, afl. 2, 84-85. 20

M. DENEF J. DE LEENHEER, D. DESCHRIJVER en K. GEENS., Vzw en stichting, Brugge, die Keure, 2005, 567,

nr. 72 en 73.

Page 14: Governance van non-profitorganisaties: juridische aandachtspunten · Governance staat dus voor de verhouding tussen de bestuurlijke en de toezichthoudende taak, de invulling van deze

14

3. de benoeming en de afzetting van de commissarissen en het bepalen van hun bezoldiging

ingeval een bezoldiging wordt toegekend;

4. de kwijting aan de bestuurders en de commissarissen;

5. de goedkeuring van de begroting en van de rekening;

6. de ontbinding van de vereniging;

7. de uitsluiting van een lid;

8. de omzetting van de vereniging in een vennootschap met een sociaal oogmerk;

9. alle gevallen waarin de statuten dat vereisen.

Alle bevoegdheden die niet vooropgesteld zijn als exclusieve bevoegdheid van de algemene

vergadering in artikel 4, komen toe aan de raad van bestuur. D. AJ. Coeckelbergh meent dat het hier

echter gaat om de bevoegdheden die niet door de wet of door de statuten aan een ander orgaan zijn

toegewezen. Indien men het zou begrijpen als alle bevoegdheden die niet aan de algemene

vergadering zijn toegewezen, zou er geen mogelijkheid zijn om via de statuten bevoegdheden toe te

kennen aan andere organen.21

21. Over de bevoegdheden waarover de raad van bestuur beschikt kan alleen zij beslissen, tenzij de

statuten anders bepalen. De statuten kunnen dus de bevoegdheden van de raad van bestuur

beperken. Het is mogelijk dat de statuten vooropstellen dat de goedkeuring van de algemene

vergadering of een ander orgaan vereist is voor bepaalde beslissingen.22 Ook is het mogelijk dat de

bevoegdheid van de raad van bestuur wordt begrensd tot een bepaald bedrag. Door in de statuten

aan de algemene vergadering een groter arsenaal aan bevoegdheden toe te kennen, kan men een te

grote macht van de raad van bestuur vermijden. Dit weerhoudt echter niet het feit dat wanneer de

meeste bestuurders in de algemene vergadering zetelen en zij de meerderheid vormen, zij de facto

ook alleen zullen beslissen over de bevoegdheden van de algemene vergadering.

22. Artikel 13 derde lid V&S-wet stelt uitdrukkelijk dat de bevoegdheidsbeperkingen van de raad van

bestuur die voortvloeien uit de statuten, nooit tegenstelbaar zijn aan derden. Derden mogen zich

baseren op de algemene bestuursbevoegdheid. Enkel de wettelijke voorbehouden bevoegdheden

van de algemene vergadering kunnen hen worden tegengeworpen.23 Bij kwader trouw van de

derden, zal de vzw zich echter wel kunnen bevrijden wanneer de handeling door het onbevoegde

21

D. AJ. COECKELBERGH, Praktijkboek VZW’s: Het referentiewerk over de nieuwe V&S-wet, Antwerpen,

Standaard Uitgeverij, 2005, 479-484, nr. 744-754. 22

D. VAN GERVEN, Handboek verenigingen, Kalmthout, Biblo, 2004, 172-174, nr. 171-173. 23

D. AJ. COECKELBERGH, Praktijkboek VZW’s: Het referentiewerk over de nieuwe V&S-wet, Antwerpen,

Standaard Uitgeverij, 2005, 479-484, nr. 744-754.

Page 15: Governance van non-profitorganisaties: juridische aandachtspunten · Governance staat dus voor de verhouding tussen de bestuurlijke en de toezichthoudende taak, de invulling van deze

15

orgaan werd gesteld.24 De V&S-wet maakt in dit opzicht gebruik van de Prokura-leer.25 Volgens deze

leer hebben statutaire bepalingen met betrekking tot de bevoegdheid van een orgaan enkel interne

werking. De omvang van de externe bestuursbevoegdheid kan immers enkel worden beperkt bij

wet.26

23. De raad van bestuur moet wel binnen het statutaire doel handelen bij de uitoefening van zijn

bevoegdheden. De vzw is immers niet gebonden door handelingen gesteld buiten dit doel.27

24. De algemene vergadering beschikt dus over de bevoegdheid om bij het opstellen van de statuten,

de bevoegdheden van de raad van bestuur te bepalen zoals zij wil. Zij kan eveneens de raad van

bestuur geheel of gedeeltelijk ontslagen en nieuwe bestuurders benoemen. Het is echter niet

mogelijk dat de algemene vergadering zich mengt in het bestuur van de vzw, omwille van de

toegekende residuaire bevoegdheden.28 De algemene vergadering beschikt evenwel niet over de

mogelijkheid om de beslissingen van de raad van bestuur ongedaan te maken of aan de raad van

bestuur een verplichting op te leggen om iets te doen. Doet zij dit wel, dan is de gestelde beslissing of

handeling van de algemene vergadering nietig wegens schending van de wettelijke

bevoegdheidsverdeling.

25. Enkel door middel van een statutaire uitzondering of via een exclusieve bevoegdheid van de

algemene vergadering kan worden tussengekomen in het bestuur van de raad van bestuur. Zo heeft

de algemene vergadering de exclusieve bevoegdheid om het bestuur te beoordelen bij de jaarlijkse

kwijting en bij de controle van de jaarrekening. 29 De algemene vergadering is eveneens exclusief

bevoegd om de begroting vast te stellen. Op deze manier kan ze deels de grenzen en richting van het

bestuur bepalen. Het bestuur kan de begroting echter wel overschrijden (tenzij de statuten anders

bepalen) maar moet zich daarvoor kunnen verantwoorden.30

24

F. HELLEMANS, “Hoofdstuk 4: de organen van een vzw en hun werking” in M. DENEF (ed.), De VZW, Brugge,

Die Keure, 2015, (173) 233, nr. 104. 25

H. DE WULF, De nieuwe vzw-wet: de wet van 27 juni 1921 na de wet van 2 mei 2002, Gent, Academia Press,

2003, 28, nr. 79. 26

M. VAN DE LOOVERBOSCH, Tegenwerpelijkheid van het statutair doel: NV en VZW vergeleken, onuitg.

Masterproef Rechtsgeleerdheid Katholieke Universiteit Leuven, 2012-2013, 11, nr. 16 ; K. BYTTEBIER, E. DE

BATSELIER en E. JANSSENS, Een analyse van de nieuwe vzw wet, Antwerpen-Apeldoorn, Maklu, 2004, 82, nr.

25. 27

D. VAN GERVEN, Handboek verenigingen, Kalmthout, Biblo, 2004, 66-68, nr. 44-46. 28

D. AJ. COECKELBERGH, Praktijkboek VZW’s: Het referentiewerk over de nieuwe V&S-wet, Antwerpen,

Standaard Uitgeverij, 2005, 479-484, nr. 744-754. 29

D. VAN GERVEN, Handboek verenigingen, Kalmthout, Biblo, 2004, 172-174, nr. 171-173. 30

D. AJ. COECKELBERGH, Praktijkboek VZW’s: Het referentiewerk over de nieuwe V&S-wet, Antwerpen,

Standaard Uitgeverij, 2005, 479-484, nr. 744-754.

Page 16: Governance van non-profitorganisaties: juridische aandachtspunten · Governance staat dus voor de verhouding tussen de bestuurlijke en de toezichthoudende taak, de invulling van deze

16

26. Artikel 34 §1 V&S-wet stelt uitdrukkelijk dat “De raad van bestuur bevoegd is om alle handelingen

te verrichten die nodig of dienstig zijn tot verwezenlijking van de doeleinden van de stichting”. De

statuten kunnen deze bevoegdheid beperken. Wanneer dus niets bepaald is door de statuten

beschikt de raad van bestuur over de volheid van bevoegdheid. De statuten kunnen echter de

voorbehouden bevoegdheden van de raad van bestuur niet aan een ander orgaan overdragen.

Artikel 37 §1, §5 en §6 V&S wet stellen dat de goedkeuring van de jaarrekening en de begroting en

de benoeming van de commissaris een voorbehouden bevoegdheid is van de raad van bestuur. Ook

het opmaken van het verslag en de aanwijzing van de bedrijfsrevisor of accountant bij omzetting

naar een stichting van openbaar nut zijn voorbehouden bevoegdheden ingevolge artikel 44 §2 V&S

wet.

27. In tegenstelling tot de regeling van de vzw, heeft de wetgever niet expliciet in de wet voorzien

dat bevoegdheidsbeperkingen in de statuten van de stichting niet tegenwerpelijk zijn aan derden.31

In het oorspronkelijke wetsontwerp stond echter dat statutaire bevoegdheidsbeperkingen van

bestuurders niet aan derden kunnen worden tegengeworpen, ook al zijn ze bekend gemaakt.32 In het

regeringsamendement werd dit geschrapt zonder motivering. Desalniettemin stellen bepaalde

auteurs dat deze bevoegdheidsbeperkingen niet tegenwerpelijk zijn. 33 De toelichting bij het

amendement bepaalt uitdrukkelijk dat “De niet-tegenstelbaarheid van beperkingen van de raad van

bestuur een waarborg vormt ten behoeve van derden”.34 Men kan dus concluderen dat statutaire

beperkingen aan de bevoegdheid van de raad van bestuur niet tegenwerpelijk zijn aan derden.35

28. Artikel 34 §3 V&S wet bepaalt dat ook bij de stichting de raad van bestuur de bestuurstaken

onderling kan verdelen. Deze taakverdeling kan niet aan derden worden tegengeworpen.

29. Wat betreft de VSO, moeten de desbetreffende regels van het vennootschapsrecht worden

gevolgd. Dit is afhankelijk van de juridische vennootschapsstructuur die zij aanneemt. Indien de VSO

31

M. DENEF et al., vzw en stichting, Brugge, die Keure, 2005, 596, nr. 137-138. 32

Parl. St. Kamer 1998-99, nr. 1854/1, 52. 33

M. DENEF et al., vzw en stichting, Brugge, die Keure, 2005, 572-573, nr. 81-82. 34

Amendement 243 van de Regering op het wetsontwerp tot wijziging van de wet van 27 juni 1921, Parl. St. Senaat 2000-2001, nr. 2-283/13, 31. 35

M. DENEF et al., vzw en stichting, Brugge, die Keure, 2005, 572-573, nr. 81-82 ; Art. 34 §4 V&S-wet stelt

uitdrukkelijk dat statutaire beperkingen van de vertegenwoordigingsbevoegdheid van bestuurders niet

tegenwerpelijk is aan derden. Dit is een toepassing van de Prokura-leer voor de stichting (A. AYDOGAN,

“[Private stichting] De private stichting in vogelvlucht”, Notariaat 2016, afl. 1, 1-8) ; Derden mogen uitsluitend

afgaan op de algemene bestuursbevoegdheid van de raad van bestuur (D. VAN GERVEN, Handboek

stichtingen, Kalmthout, Biblo, 2004, 115, nr. 69).

Page 17: Governance van non-profitorganisaties: juridische aandachtspunten · Governance staat dus voor de verhouding tussen de bestuurlijke en de toezichthoudende taak, de invulling van deze

17

de vorm aanneemt van een CVBA is er geen wettelijke bepaling terzake die de bevoegdheden van de

bestuurders bepaalt. De statuten bepalen dus best een regeling hieromtrent.36

3. De beraadslaging van de raad van bestuur

i. Collegiale besluitvorming

30. In wet van 27 juni 1921 werd eveneens geen specifieke regeling over de stemming en

beraadslaging van de raad van bestuur opgenomen. Wanneer men in de statuten de regels niet

omschrijft, wordt algemeen door de rechtsleer aangenomen dat men de algemene beginselen van

collegiale besluitvorming dient te volgen.37 Het feit dat de raad van bestuur functioneert als een

college kan ook impliciet uit artikel 13 V&S-wet worden afgeleid.38 Collegiale besluitvorming houdt in

dat de raad van bestuur slechts rechtsgeldig kan beraadslagen en beslissen wanneer minstens de

helft van de leden ofwel aanwezig ofwel geldig vertegenwoordigd is.39 In se is het dus niet mogelijk

dat één van de bestuurders alleen de beslissingen neemt.

31. Het collegiaal beslissen en uitvoeren van alle beslissingen van de raad van bestuur zorgt soms

voor problemen. De V&S-wet laat toe om specifieke regelingen uit te werken. Zo is het mogelijk dat

de raad van bestuur een bevoegdheidsverdeling uitwerkt onder de bestuurders. De overdracht kan

geen betrekking hebben op de volledige bestuursbevoegdheid, maar wel op een bepaalde

deelbevoegdheid. De bevoegdheidsverdeling die de raad van bestuur uitwerkt kan worden

uitgewerkt in de statuten.40 Artikel 13 derde lid V&S-wet stelt uitdrukkelijk dat deze interne

taakverdeling enkel intern geldt en niet aan derden tegenstelbaar is.

32. Ook wat betreft de vertegenwoordigingsbevoegdheid laat de wet nuances toe op het principe

van collegialiteit. Zo kunnen bepalingen stellen dat personen alleen of gezamenlijk kunnen optreden

door een vertegenwoordigingsclausule of via de instelling van een dagelijks bestuur.41 Deze clausules

zijn wel tegenstelbaar aan derden indien zij voldoen aan de vereisten van artikel 26novies §3 V&S-

36

H. GEINGER en N. HEIJERICK, Inleiding tot het vennootschapsrecht, Brugge, Die Keure, 2009, 240. 37

F. HELLEMANS, “Hoofdstuk 4: de organen van een vzw en hun werking” in M. DENEF (ed.), De VZW, Brugge,

Die Keure, 2015, (173) 223, nr. 88. 38

D. AJ. COECKELBERG, Het referentiewerk over de nieuwe V&S-wet, Antwerpen, Standaard Uitgeverij, 2005,

494-495, nr. 778 ; F. HELLEMANS, “Hoofdstuk 4: de organen van een vzw en hun werking” in M. DENEF (ed.),

De VZW, Brugge, Die Keure, 2015, (173) 216-217, nr. 80. 39

D. VAN GERVEN, Handboek verenigingen, Kalmthout, Biblo, 2003, 187, nr. 172. 40

F. HELLEMANS, “Hoofdstuk 4: de organen van een vzw en hun werking” in M. DENEF (ed.), De VZW, Brugge,

Die Keure, 2015, (173) 217-218, nr. 81-82. 41

F. HELLEMANS, “Hoofdstuk 4: de organen van een vzw en hun werking” in M. DENEF (ed.), De VZW, Brugge,

Die Keure, 2015, (173) 218-221, nr. 83-86.

Page 18: Governance van non-profitorganisaties: juridische aandachtspunten · Governance staat dus voor de verhouding tussen de bestuurlijke en de toezichthoudende taak, de invulling van deze

18

wet, wat vereist dat de clausules op behoorlijke wijze zijn bekendgemaakt in de bijlagen van het

Belgisch staatsblad.

33. Artikel 34 §2 V&S-wet stelt dat de raad van bestuur van de stichting in wezen een collegiaal

orgaan is. Het principe van collegialiteit zorgt ervoor dat het beheer van de stichting niet aan een

enkeling of een alleen handelende bestuurder kan toekomen. Dit principe is van dwingend recht

omwille van het feit dat er voor de stichting geen wettelijk toezichthoudend ledenorgaan is. Bijgevolg

is een organisatiestructuur nodig die ervoor zorgt dat er controle tussen de bestuurders onderling

is.42 In de statuten kan hiervan dus niet worden afgeweken. In het oorspronkelijke wetsontwerp

werd aan de bestuurders een concurrentiële bestuursbevoegdheid toegekend, maar uiteindelijk

werd dit idee vervangen door de huidige regeling.43

34. Wat betreft de VSO, moeten de desbetreffende regels van het vennootschapsrecht worden

gevolgd. Dit is afhankelijk van de juridische vennootschapsstructuur die zij aanneemt. Indien de VSO

de vorm aanneemt van een CVBA stelt artikel 378 Wetboek vennootschappen uitdrukkelijk dat

indien de statuten niets bepalen, de vennootschap bestuurd wordt door één bestuurder. Deze beslist

dan autonoom. Indien de statuten meerdere bestuurders aanwijzen maar niet bepalen hoe de

beraadslaging zal gebeuren, neemt men algemeen aan dat de bestuurders geen college vormen en

afzonderlijk kunnen beslissen.44

ii. Het aanwezigheidsquorum

35. In de statuten van de vzw kunnen bepalingen worden opgenomen die betrekking hebben op de

beraadslaging van de raad van bestuur. Via een bepaling in de statuten kan het quorum worden

versoepeld of verstrengd. 45 Indien men de aanwezigheidsquora versoepelt, is minstens de

aanwezigheid van één bestuurder vereist.46

36. Als men in de statuten een aanwezigheidsquorum voorziet, specifieert men best ook wat er

gebeurt indien op de eerste vergadering van de raad van bestuur onvoldoende bestuurders aanwezig

42

R. VAN BOVEN, “De Belgische private stichting als certificeringsvehikel: onbekend is onbemind”, TEP 2014,

afl. 2, 118-146. 43

P. LAVRYSEN, “De private stichting: een volwaardig alternatief voor de Nederlandse stichting-

administratiekantoor?”, TBH 2002, afl.9, 685. 44

H. GEINGER en N. HEIJERICK, Inleiding tot het vennootschapsrecht, Brugge, Die Keure, 2009, 240. 45

F. HELLEMANS, “Hoofdstuk 4: de organen van een vzw en hun werking” in M. DENEF (ed.), De VZW, Brugge,

Die Keure, 2015, (173) 225, nr. 92. 46

D. VAN GERVEN, Handboek verenigingen, Kalmthout, Biblo, 2003, 187, nr.192.

Page 19: Governance van non-profitorganisaties: juridische aandachtspunten · Governance staat dus voor de verhouding tussen de bestuurlijke en de toezichthoudende taak, de invulling van deze

19

zijn.47 In de praktijk is het gebruikelijk dat men inschrijft in de statuten dat wanneer de eerste raad

van bestuur niet in aantal is, de volgende raad van bestuur wordt samengeroepen en er dan geen

aanwezigheidsquorum geldt. Als een bestuurder dan alleen is, is het dus mogelijk dat deze

bestuurder zelf beslist voor die agendapunten.48

37. De besluiten van de raad van bestuur van de stichting dienen te worden genomen bij gewone

meerderheid van aanwezige of vertegenwoordigde leden. Er moeten minstens twee personen

aanwezig zijn opdat men van een beraadslaging kan spreken, gelet op het feit dat de raad maar uit

drie bestuurders bestaat.49 De bestuurders zijn dus in principe verplicht voorafgaandelijk overleg te

plegen. Artikel 34 §2 2e alinea V&S-wet bepaalt dat ook bij de stichting de statuten in een schriftelijke

besluitvorming kunnen voorzien. Dit kan enkel in de gevallen waar het belang van de stichting en de

dringende noodzakelijkheid dit vereisen.

iii. Stemmingsmeerderheid van de raad van bestuur

38. In de V&S-wet wordt geen stemmingsmeerderheid bepaald voor de raad van bestuur.

Normalerwijze bepalen de statuten van de vzw hoe de stemming zal gebeuren.50 Bij gebrek aan een

bepaling in de statuten gaat de rechtsleer uit van volgende redenering: omdat de raad van bestuur

handelt als een collegiaal orgaan, kan men er vanuit gaan dat een beslissing slechts kan worden

aangenomen indien goedgekeurd door een gewone meerderheid van uitgebrachte stemmen (met

andere woorden: de helft plus één of plus een half).51 Onthoudingen en blanco stemmen tellen niet

mee. De statuten kunnen in de mogelijkheid tot schriftelijke besluitvorming voorzien.52

39. Principieel heeft elke bestuurder één stem. Statutair kan men echter ook voorzien dat bepaalde

bestuurders een vetorecht krijgen.53 De voorzitter heeft bij een staking van stemmen (dit is een gelijk

aantal stemmen zowel vóór als tegen) geen doorslaggevende stem. In dat geval bepalen de statuten

best dat het punt verworpen is, dat de voorzitter toch een doorslaggevende stem heeft of dat een

47

K. VISSERS, De VZW naar Belgisch recht: een praktische handleiding bij de V&S-wetgeving, Kortrijk-Heule,

UGA, 2003, 149. 48

P. VANHUYSSE, Interview, 4 oktober 2016, Senior Legal Manager. 49

M. DENEF et al., vzw en stichting, Brugge, die Keure, 2005, 595, nr. 134. 50

D. AJ. COECKELBERGH, Praktijkboek VZW’s: Het referentiewerk over de nieuwe V&S-wet, Antwerpen,

Standaard Uitgeverij, 2005, 497-499, nr. 785-793. 51

K. VISSERS, De VZW naar Belgisch recht: een praktische handleiding bij de V&S-wetgeving, Kortrijk-Heule,

UGA, 2008, 150. 52

G. POPPE, C. BOERAEVE, R. DASNOIS en V. MELOTTE, Gids VZW, IVZW en stichtingen, Meerbeek-

Kortenberg, Uitgeverij voor Handel en Nijverheid NV, 2005, 105-106. 53

D. AJ. COECKELBERGH, Praktijkboek VZW’s: Het referentiewerk over de nieuwe V&S-wet, Antwerpen,

Standaard Uitgeverij, 2005, 497-498, nr. 785-786 ; K. BYTTEBIER, E. DE BATSELIER en E. JANSSENS, Een analyse van de nieuwe vzw wet, Antwerpen-Apeldoorn, Maklu, 2004, 76, nr. 20.

Page 20: Governance van non-profitorganisaties: juridische aandachtspunten · Governance staat dus voor de verhouding tussen de bestuurlijke en de toezichthoudende taak, de invulling van deze

20

bepaald aantal bestuurders een doorslaggevende stem bezitten.54 De statuten kunnen eveneens

bepalen dat bij een impasse een ander orgaan binnen de raad van bestuur zal beslissen of dat

bepaalde leden van de raad van bestuur minimaal moeten voorstemmen voor bepaalde

onderwerpen. Ook kunnen ze bijzondere meerderheden of zelfs unanimiteit opleggen voor bepaalde

beslissingen.55

40. Indien de wettelijke of statutaire verplichtingen wat betreft de samenstelling en/of beraadslaging

van de raad van bestuur niet worden nageleefd, kan elke belanghebbende de nietigverklaring

vorderen van het besluit.56

41. Artikel 34 §2 V&S-wet bepaalt uitdrukkelijk dat de stichting een collegiaal orgaan is. Beslissingen

worden genomen door aanwezigheid van de meerderheid van de bestuurders en met een gewone

meerderheid van aanwezige bestuurders. De statuten kunnen een strengere meerderheid voorzien

voor bepaalde of alle beslissingen. Wanneer een van de bestuurders afwezig is, en er dus beslist zal

worden door twee bestuurders is er een risico op blokkade. In de statuten kan men dan ook opteren

om bijvoorbeeld een doorslaggevende stem toe te kennen aan de voorzitter van de raad van

bestuur. Ook kunnen de statuten voorzien dat bij een impasse een onafhankelijke derde als

bestuurder ad hoc wordt aangesteld of dat men beroep zal doen op een bindende derdenbeslissing.

Het is tevens mogelijk om een meervoudig stemrecht te organiseren, voor zover men geen afbreuk

doet aan het collegialiteitsprincipe.57

42. Wat betreft de VSO, moeten de desbetreffende regels van het vennootschapsrecht worden

gevolgd. Dit is afhankelijk van de juridische vennootschapsstructuur die zij aanneemt. Indien de VSO

de vorm aanneemt van een CVBA beslist de aangewezen bestuurder (of eventueel bestuurders)

alleen.58

iv. Vertegenwoordiging op de raad van bestuur

43. In de wet van 27 juni 1921 is geen bepaling betreffende de vertegenwoordiging van bestuurders

opgenomen. Hiervoor dient men dus steeds te kijken naar de statuten of het huishoudelijk reglement

54

K. VISSERS, De VZW naar Belgisch recht: een praktische handleiding bij de V&S-wetgeving, Kortrijk-Heule,

UGA, 2008, 150. 55

D. AJ. COECKELBERGH, Praktijkboek VZW’s: Het referentiewerk over de nieuwe V&S-wet, Antwerpen,

Standaard Uitgeverij, 2005, 499-500, nr. 793-794. 56

F. HELLEMANS, “Hoofdstuk 4: de organen van een vzw en hun werking” in M. DENEF (ed.), De VZW, Brugge,

Die Keure, 2015, (173) 234, nr. 107. 57

R. VAN BOVEN, “De Belgische private stichting als certificeringsvehikel: onbekend is onbemind”, TEP 2014,

afl. 2, 218-146. 58

H. GEINGER en N. HEIJERICK, Inleiding tot het vennootschapsrecht, Brugge, Die Keure, 2009, 240.

Page 21: Governance van non-profitorganisaties: juridische aandachtspunten · Governance staat dus voor de verhouding tussen de bestuurlijke en de toezichthoudende taak, de invulling van deze

21

van de vzw. Indien hierover niets terug te vinden is, zijn er algemene richtlijnen die in de rechtsleer

worden aangenomen.

44. Het bestuursmandaat is persoonlijk (intuitu personae) en de bestuurder dient dus, bij het

stilzwijgen van de statuten, persoonlijk aan de raad van bestuur deel te nemen. In principe kan hij

dus geen volmacht geven aan een andere bestuurder of een derde.59 Het mandaat kan dus niet via

een tussenpersoon worden uitgeoefend.

45. De meerderheidsstelling60 in de rechtsleer neemt aan dat vertegenwoordiging door een andere

bestuurder enkel mogelijk is, indien een volmacht wordt gegeven aan de vertegenwoordigende

bestuurder en mits de statuten het uitdrukkelijk toelaten.61 Indien de statuten niks uitdrukkelijk

bepalen, moet volgens het collegialiteitsprincipe de helft van de bestuurders aanwezig zijn om

rechtsgeldig te kunnen beraadslagen. De vertegenwoordigende bestuurder moet zelf komen

opdagen. Hij moet de specifieke instructies die de volmacht bevat opvolgen. Het moet met andere

woorden gaan om een specifieke volmacht.62 De volmachtdrager spreekt namens de bestuurder en

neemt alle beslissingen in diens naam. ’T Kint (die de minderheidsstelling volgt) stelt echter dat

vertegenwoordiging door een andere bestuurder wettig is, zelfs indien de statuten het niet expliciet

toelaten, aangezien de wetgever dit niet uitdrukkelijk heeft verboden.63

46. In de statuten bepaalt men in de praktijk vaak dat er maximaal één volmacht per persoon kan

worden gegeven. Indien men nalaat dit te doen, maar wel inschrijft in de statuten dat een volmacht

kan worden gegeven, laat men toe dat één enkele bestuurder alle volmachten verzamelt en op die

manier alleen kan beslissen. Ook al gaat het telkens om een specifieke volmacht per raad van

bestuur, dan nog is het mogelijk dat deze bestuurder een belangrijke beslissing alleen neemt als er

een belangrijk agendapunt op de agenda staat.64 In dit opzicht is het dus aangewezen dat hiervoor

een wettelijke regeling wordt uitgewerkt.

59

D. VAN GERVEN, Handboek verenigingen, Kalmthout, Biblo, 2003, 186, nr. 191. 60

Zie o.m. D. VAN GERVEN, Handboek verenigingen, Kalmthout, Biblo, 2003, 186-187, nr. 191 ; AJ.

COECKELBERGH, Praktijkboek VZW’s: Het referentiewerk over de nieuwe V&S-wet, Antwerpen, Standaard

Uitgeverij, 2005, 492, nr. 770. 61

F. HELLEMANS, “Hoofdstuk 4: de organen van een vzw en hun werking” in M. DENEF (ed.), De VZW, Brugge,

Die Keure, 2015, (173) 224-225, nr. 90. 62

D. AJ. COECKELBERGH, Praktijkboek VZW’s: Het referentiewerk over de nieuwe V&S-wet, Antwerpen,

Standaard Uitgeverij, 2005, 492-493, nr. 771. 63

PH. ‘t KINT, Les associations sans but lucratif, Brussel, Larcier, 1999, 121. 64

P. VANHUYSSE, Interview, 4 oktober 2016, Senior Legal Manager.

Page 22: Governance van non-profitorganisaties: juridische aandachtspunten · Governance staat dus voor de verhouding tussen de bestuurlijke en de toezichthoudende taak, de invulling van deze

22

47. Een volmacht aan een derde kan slechts indien de statuten dit uitdrukkelijk toelaten. Er dient dan

een volmacht te worden opgesteld en de vertegenwoordiger dient persoonlijk op te dagen op de

raad van bestuur. Ook hier dienen de specifieke instructies in de volmacht te worden opgevolgd.

Vertegenwoordiging door een derde is uitzonderlijk en is enkel mogelijk als laatste uitweg.65 Dit is

logisch aangezien op de raad van bestuur informatie betreffende de vzw wordt besproken en men

normalerwijze deze informatie niet aan derden kan meedelen, tenzij met instemming van de raad

van bestuur zelf.66

48. Een rechtsgeldige vertegenwoordiger van een bestuurder heeft op de vergadering hetzelfde

stemrecht als elk ander lid en dient te worden meegeteld voor de berekening van het quorum.67

49. Ook bij de stichting is principieel het bestuursmandaat persoonlijk en kan het niet via een

tussenpersoon worden uitgeoefend. Zo kan een bestuurder dan ook in de regel geen volmacht geven

aan een medebestuurder die hem zal vertegenwoordigen op de raad van bestuur. Echter, indien de

statuten uitdrukkelijk bepalen dat een bestuurder een volmacht kan verlenen aan een andere

bestuurder, dan is vertegenwoordiging mogelijk. De volmachtdrager vertegenwoordigt in dat geval

de bestuurder. Hij spreekt namens de vertegenwoordigende bestuurder en kan namens hem ook alle

beslissingen nemen. Wanneer in de volmacht bijzondere instructies worden bepaald, dient de

volmachtdrager deze te volgen.68

50. De vergaderingen van de raad van bestuur bij de stichting zijn vertrouwelijk vermits men immers

beraadslaagt en informatie uitwisselt over uitsluitend private zaken betreffende de stichting. Zo

kunnen bestuurders aan derden geen inlichtingen verstrekken met betrekking tot deze informatie,

zonder dat het bevoegde orgaan van de stichting hiertoe instemt.69 Een volmacht aan een derde is

bijgevolg dan ook niet mogelijk.

51. De mogelijkheid om een volmacht te geven aan een andere bestuurder in de vennootschap met

sociaal oogmerk wordt beheerst door de wettelijke bepalingen die van toepassing zijn op de gekozen

65

D. AJ. COECKELBERGH, Praktijkboek VZW’s: Het referentiewerk over de nieuwe V&S-wet, Antwerpen,

Standaard Uitgeverij, 2005, 492-493, nr. 772. 66

D. VAN GERVEN, Handboek verenigingen, Kalmthout, Biblo, 2003, 187, nr. 191. 67

D. AJ. COECKELBERGH, Praktijkboek VZW’s: Het referentiewerk over de nieuwe V&S-wet, Antwerpen,

Standaard Uitgeverij, 2005, 493, nr. 773. 68

D. VAN GERVEN, Handboek verenigingen, Kalmthout, Biblo, 2004, 132, nr. 91 en R. VAN BOVEN, De

Belgische stichting, Gent, Larcier, 2011, 77, nr. 213. 69

B. TILLEMAN, “De plicht tot geheimhouding en discretie van bestuurders”, T.R.V., 1992, 285.

Page 23: Governance van non-profitorganisaties: juridische aandachtspunten · Governance staat dus voor de verhouding tussen de bestuurlijke en de toezichthoudende taak, de invulling van deze

23

vennootschapsvorm.70 Er heerst een algemeen vermoeden dat in vennootschappen het mandaat van

een bestuurder intuitu personae is. Een bestuurder in een vennootschap is namelijk gekozen omwille

van bepaalde persoonlijke capaciteiten. In de regel kan een bestuurder zich dan ook niet laten

vertegenwoordigen op de raad van bestuur, behoudens indien de statuten dit wel toelaten. Het

geven van een volmacht kan enkel in uitzonderlijke gevallen worden gegeven, namelijk wanneer men

daadwerkelijk verhinderd is om deel te nemen aan de raad van bestuur.71

4. Het orgaan van dagelijks bestuur

i. Algemeen

52. Art 13bis V&S-wet voorziet uitdrukkelijk in de mogelijkheid om statutair het dagelijks bestuur op

te dragen in de vzw aan “één of meer personen, al dan niet bestuurder of lid, die ofwel alleen, ofwel

gezamenlijk ofwel als college optreden”.

53. Opdat er dus sprake is van een orgaan van dagelijks bestuur moet men hierin statutair voorzien.

In de statuten van de vzw kan men de raad van bestuur de mogelijkheid geven om een orgaan van

dagelijks bestuur in te stellen, dan wel een verplichting om hierin te voorzien.72 Artikel 2 7 c) V&S-

wet stelt uitdrukkelijk dat de statuten ten minste moeten vermelden “in voorkomend geval, de wijze

van benoeming, ambtsbeëindiging en afzetting van de personen aan wie het dagelijks bestuur van de

vereniging is opgedragen overeenkomstig artikel 13bis, eerste lid, de omvang van hun bevoegdheden

en de wijze waarop zij die uitoefenen, ofwel alleen, ofwel gezamenlijk, ofwel als college”. Wanneer

het orgaan van dagelijks bestuur slechts uit één persoon bestaat, betekent dit dat hij/zij altijd alleen

kan beslissen over de bevoegdheden van het dagelijkse bestuur. Indien meerdere personen worden

aangesteld, moeten de statuten echter wel specifiëren of zij de bevoegdheid alleen, gezamenlijk of

als college uitoefenen.

54. Wat betreft de stichtingen stelt artikel 35 V&S-wet uitdrukkelijk dat “het dagelijks bestuur van de

stichting, alsook de vertegenwoordiging van de stichting wat dat bestuur aangaat, mogen op de wijze

bepaald in de statuten worden opgedragen aan één of meer personen, al dan niet bestuurders, die

70

Art 664 W. Venn. 71

B. TILLEMAN, Bestuur van vennootschappen: statuut, interne werking en vertegenwoordiging, Brugge, Die

Keure, 2005, 511-512, nr. 838. 72

D. AJ. COECKELBERGH, Praktijkboek VZW’s: Het referentiewerk over de nieuwe V&S-wet, Antwerpen,

Standaard Uitgeverij, 2005, 644, nr. 1091.

Page 24: Governance van non-profitorganisaties: juridische aandachtspunten · Governance staat dus voor de verhouding tussen de bestuurlijke en de toezichthoudende taak, de invulling van deze

24

alleen of gezamenlijk optreden”. Dergelijke statutaire beperking is tegenwerpelijk aan derden vanaf

de bekendmaking in het Belgisch Staatsblad.73

55. Artikel 35 V&S-wet bepaalt ook uitdrukkelijk dat de benoeming, afzetting en bevoegdheden van

het orgaan van dagelijks bestuur moeten worden geregeld door de statuten. Het orgaan van dagelijks

bestuur kan bestaan uit één of meer personen die niet noodzakelijk bestuurder moeten zijn.

Wanneer men ervoor kiest om het dagelijks bestuur te laten bestaan uit meerdere personen moet

men in de statuten bepalen of deze alleen, gezamenlijk dan wel als college optreden.74

56. Wat betreft de VSO, moeten de desbetreffende regels van het vennootschapsrecht worden

gevolgd. Dit is afhankelijk van de juridische vennootschapsstructuur die zij aanneemt. In het VSO-

statuut wordt niets specifiek bepaald wat betreft het orgaan van dagelijks bestuur. Wat betreft de

coöperatieve vennootschap met beperkte aansprakelijkheid is er geen uitdrukkelijke wettelijke

bepaling over het dagelijks bestuur. Zij kunnen echter wel via de statuten voorzien in de instelling

van een orgaan van dagelijks bestuur.75 ’T Kint meent echter dat men ook zonder statutaire bepaling

bevoegdheden van dagelijks bestuur mag delegeren wanneer men deze delegatie goed omschrijft.76

Het dagelijks bestuur kan worden toegekend aan éen of meer bestuurders of derden.77

ii. Bevoegdheden van het orgaan van dagelijks bestuur

57. Omwille van het feit dat het dagelijks bestuur kan worden toegekend aan één enkele bestuurder

is het belangrijk om na te gaan wat onder het dagelijks bestuur wordt verstaan. Hij/zij kan immers

alleen beslissen over die materies die het orgaan van dagelijks bestuur aangaat.

58. In de V&S-wet is geen enkele bepaling opgenomen die expliceert wat er onder “dagelijks

bestuur” moet worden verstaan. Ook in de rechtsleer is er geen beschrijving te vinden van wat nu

onder dagelijks bestuur moet worden verstaan. In de rechtspraak vindt men ook niets terug over dit

begrip bij de vzw’s. Bij de invulling van het begrip dagelijks bestuur bij de vzw, zal men wegens

gebrek aan precieze bepaling door de vzw-wet en specifieke rechtspraak hieromtrent, zich inspireren

op de invulling die door het Hof van Cassatie aan dit begrip werd gegeven in het kader van de NV.

73

Artikel 35 V&S-wet ; M. DENEF et al., vzw en stichting, Brugge, die Keure, 2005, 597-598, nr. 145. 74

D. VAN GERVEN, Handboek stichtingen, Kalmthout, Biblo, 2004, 143-144, nr. 105 en 106. 75

A. VAN HULLE en K. VAN HULLE, De Coöperatieve Vennootschap, Antwerpen, Kluwer, 1996, 340, nr. 486. 76

J. ‘T KINT en M. GODIN, Les sociétés coopératives, Brussel, Larcier, 1968, 239, nr. 714. 77

A. VAN HULLE en K. VAN HULLE, De Coöperatieve Vennootschap, Antwerpen, Kluwer, 1996, 340, nr. 486.

Page 25: Governance van non-profitorganisaties: juridische aandachtspunten · Governance staat dus voor de verhouding tussen de bestuurlijke en de toezichthoudende taak, de invulling van deze

25

59. In een Cassatiearrest van 17 september 1968 heeft het hof een beschrijving gegeven van het

dagelijks bestuur met betrekking tot een naamloze vennootschap.78 Het dagelijks bestuur betreft

volgens het hof handelingen of verrichtingen “die door het dagelijks leven van de vennootschap

worden vereist of die zowel wegens hun gering belang als wegens de noodzakelijkheid van een snelle

oplossing de tussenkomst van de raad van bestuur zelf niet rechtvaardigen”.

60. Uit deze rechtspraak van het Hof van Cassatie heeft D. Van Gerven een opdeling gemaakt van de

soorten handelingen die volgens deze omschrijving onder het dagelijks bestuur vallen.79 Uit die visie

blijkt dat het dagelijks bestuur bestaat uit 3 soorten handelingen:

1) handelingen die nodig zijn voor het dagelijks leven ;

2) handelingen die niet behoren tot categorie 1 maar die van gering belang zijn ;

3) handelingen die niet behoren tot categorie 1 en 2 maar van dringende aard zijn, zodanig dat

zij niet kunnen wachten op een tussenkomst van het bestuursorgaan.

61. Onder de eerste categorie vallen alle zaken die het dagelijks of regelmatig functioneren van de

vzw betreffen. Dit is afhankelijk van de specifieke activiteit van de vzw.80 Tot de tweede categorie

behoren de handelingen die niet nodig zijn voor het dagelijks bestuur van de vzw maar qua financieel

en strategisch oogpunt van gering belang zijn voor de vzw. Dit kan bijvoorbeeld het aanschaffen van

nieuwe computers betreffen voor nieuwe medewerkers of het aankopen van een wagen voor een

directeur.81 De derde categorie omvat alle hoogdringende beslissingen die indien zij zouden worden

uitgesteld, schade zouden toebrengen aan de vzw. Dit omvat onder andere het ontslag van een

werknemer om dringende redenen, het instellen van een gerechtelijke procedure omdat anders de

termijn zou verstrijken,…82

62. In een recenter Cassatiearrest van 26 februari 2009 heeft het Hof het dagelijks bestuur beperkt

tot (1) handelingen die nodig zijn voor de dagelijkse werking en (2) handelingen die dringend en van

gering belang zijn, zodanig dat zij niet kunnen wachten op een tussenkomst van het bestuursorgaan.

Met deze strengere omschrijving sluit men een reeks beslissingen uit het begrip dagelijks bestuur

waarvan aan de hand van oude Cassatiearresten werd aanvaard dat ze onder het dagelijks bestuur

78

Cass., 17 september 1968, A.C., 1969, 60 ; R.P.S., 1970, 197 en Pas., 969, 61 ; Cass., 21 februari 2000, J.T.T., 2000, 300 en T.R.V., 2000, 283. 79

D. VAN GERVEN, Handboek verenigingen, Kalmthout, Biblo, 2003, 194-197, nr. 204. 80

D. AJ. COECKELBERGH, Praktijkboek VZW’s: Het referentiewerk over de nieuwe V&S-wet, Antwerpen,

Standaard Uitgeverij, 2005, 657, nr. 1128. 81

D. AJ. COECKELBERGH, Praktijkboek VZW’s: Het referentiewerk over de nieuwe V&S-wet, Antwerpen,

Standaard Uitgeverij, 2005, 657, nr. 1128. 82

D. VAN GERVEN, Handboek verenigingen, Kalmthout, Biblo, 2003, 195, nr. 104.

Page 26: Governance van non-profitorganisaties: juridische aandachtspunten · Governance staat dus voor de verhouding tussen de bestuurlijke en de toezichthoudende taak, de invulling van deze

26

vallen. Het gaat hierbij om dringende handelingen die niet de dagelijkse werking betreffen en ook

niet van gering belang zijn.83 Ook voor wat betreft vzw’s zal men dus bij gebrek aan wettelijke

invulling van het begrip dagelijks bestuur, deze strengere invulling van het Hof van Cassatie volgen.

63. Het is niet mogelijk om de omvang van het dagelijks bestuur uit te breiden in de statuten of door

een beslissing van de raad van bestuur. Noch is het mogelijk om een ruimere bestuursbevoegdheid

te verlenen aan het orgaan van dagelijks bestuur vermits zij zich anders op het terrein van de raad

van bestuur zou begeven.84 Heel uitzonderlijk is het wel mogelijk om via de statuten bijzondere

bevoegdheden bovenop het dagelijks bestuur toe te kennen aan het orgaan van dagelijks bestuur. In

dat geval moet het echter gaan om concrete bevoegdheden die de algemene bestuursbevoegdheid

van de raad van bestuur geenszins beperken.85

64. Niets verhindert echter dat men de omvang van het dagelijks bestuur in de statuten kwantitatief

of kwalitatief beperkt. Voor die zaken die buiten de beperking vallen, is vervolgens een besluit van de

raad van bestuur vereist opdat de beslissing geldig is. Deze beperkingen hebben enkel intern volle

werking.86 Ten aanzien van derden zijn de beperkingen in de statuten wat betreft de bevoegdheid

van het orgaan van dagelijks bestuur ingevolge artikel 13bis tweede lid V&S-wet niet tegenwerpelijk.

65. Bij twijfel of een bepaalde handeling al dan niet onder het dagelijks bestuur valt, is het aan te

raden dat deze handeling wordt bekrachtigd door de raad van bestuur.87 De uitvoering van deze

bekrachtiging kan zowel voor als na het nemen van de beslissing door het orgaan van dagelijks

bestuur.88

66. Normalerwijze zal ingevolge de aangehaalde rechtsleer en rechtspraak, het orgaan van dagelijks

bestuur dus niet over fundamentele en zwaarwichtige zaken kunnen beslissen. Sinds het

Cassatiearrest van 26 februari 2009 is het niet langer mogelijk om door het toekennen van bijzondere

welomschreven bevoegdheden aan het orgaan van dagelijks bestuur, bepaalde zwaarwichtige

83

D. VAN GERVEN, Handboek vennootschappen: Algemeen deel, Gent, Larcier, 2016, 579, nr. 308. 84

D. VAN GERVEN, Handboek verenigingen, Kalmthout, Biblo, 2003, 195, nr. 104. 85

D. AJ. COECKELBERGH, Praktijkboek VZW’s: Het referentiewerk over de nieuwe V&S-wet, Antwerpen,

Standaard Uitgeverij, 2005, 659, nr. 1131. 86

F. HELLEMANS, “Hoofdstuk 4: de organen van een vzw en hun werking” in M. DENEF (ed.), De VZW, Brugge,

Die Keure, 2015, (173) 221-222, nr. 86. 87

D. VAN GERVEN, Handboek Verenigingen, Kalmthout, Biblo, 2003, 195, nr. 104. 88

D. AJ. COECKELBERGH, Praktijkboek VZW’s: Het referentiewerk over de nieuwe V&S-wet, Antwerpen,

Standaard Uitgeverij, 2005, 660, nr. 1133.

Page 27: Governance van non-profitorganisaties: juridische aandachtspunten · Governance staat dus voor de verhouding tussen de bestuurlijke en de toezichthoudende taak, de invulling van deze

27

beslissingen te laten nemen door één enkele bestuurder. Het is immers vereist dat het gaat

handelingen van gering belang.

67. Wat betreft de stichting bevat de V&S-wet geen omschrijving van het dagelijks bestuur. Net zoals

voor de vzw, volgt men de omschrijving ut supra die door het Hof van Cassatie werd gegeven. Ook bij

de stichting is het in geen geval mogelijk om het dagelijks bestuur uit te breiden in de statuten of via

een beslissing van de raad van bestuur. Wel is het mogelijk om los van het dagelijks bestuur,

bepaalde welomschreven bevoegdheden van gering belang toe te kennen die de algemene

bestuursbevoegdheid van de raad van bestuur onverlet laten.89 In principe is het dus daar ook niet

mogelijk dat een persoon bevoegd met het dagelijks bestuur, een zwaarwichtige beslissing neemt

vermits dit niet tot de bevoegdheden van het dagelijks bestuur kan behoren.

68. Vermits er voor de vennootschap met sociaal oogmerk geen specifieke bepalingen zijn hierover,

dient men terug te vallen op de wettelijke bepalingen die betrekking hebben op de aangenomen

vennootschapsvorm.90 Wat betreft de CVBA zijn er geen wettelijke bepalingen terug te vinden

omtrent het dagelijks bestuur. Ook op de CVBA is de gegeven definitie van het Hof van Cassatie (ut

supra) van toepassing. Alle handelingen die de dagelijkse gang van zaken in de onderneming

uitmaken, behoren tot het dagelijkse bestuur.91

iii. Verhouding raad van bestuur en orgaan van dagelijks bestuur

69. In de statuten kan worden beschreven hoe deze twee organen zich ten opzichte van elkaar

verhouden. Indien de statuten niets bepalen wordt algemeen aangenomen dat de delegatie van het

dagelijks bestuur aan het orgaan van dagelijks bestuur, de bevoegdheden van de raad van bestuur

niet beperken. Er is aldus geen exclusiviteit. De raad van bestuur blijft echter nog steeds bevoegd om

beslissingen van dagelijks bestuur te nemen.92

70. De bevoegdheidstoebedeling van het dagelijks bestuur is bijgevolg niet definitief. De raad van

bestuur is immers bevoegd om alles wat zij zelf wil beslissen, naar zich te trekken.93

89

D. VAN GERVEN, Handboek Stichtingen, Kalmthout, Biblo, 2004, 143, nr. 104. 90

Art 664 W. Venn. 91

A. VAN HULLE en K. VAN HULLE, De Coöperatieve Vennootschap, Antwerpen, Kluwer, 1996, 341, nr. 487. 92

D. VAN GERVEN, Handboek Verenigingen, Kalmthout, Biblo, 2003, 194-195, nr. 204. 93

D. AJ. COECKELBERGH, Praktijkboek VZW’s: Het referentiewerk over de nieuwe V&S-wet, Antwerpen,

Standaard Uitgeverij, 2005, 660-662, nr. 1134.

Page 28: Governance van non-profitorganisaties: juridische aandachtspunten · Governance staat dus voor de verhouding tussen de bestuurlijke en de toezichthoudende taak, de invulling van deze

28

71. Dit basisprincipe houdt dus ook in dat de raad van bestuur verantwoordelijk blijft voor het

dagelijks bestuur. Daarom zal de raad van bestuur tevens toezicht moeten uitoefenen op het

dagelijks bestuur. Bij gebrek hieraan kan er sprake zijn van aansprakelijkheid.94

72. Hetzelfde principe geldt ook voor de stichting. Door het dagelijks bestuur te delegeren, wordt de

raad van bestuur niet beperkt in haar bevoegdheden. De raad van bestuur kan nog steeds

beslissingen van dagelijks bestuur nemen.95

73. Ook voor een VSO die de vorm aanneemt van een CVBA blijft de raad van bestuur bevoegd naast

de aangestelde dagelijks bestuurders wat betreft het dagelijks bestuur.96

iv. Verhouding directiecomité en het orgaan van dagelijks bestuur

74. Art. 524bis W. Venn. voorziet in de mogelijkheid voor de NV om een directiecomité op te richten.

Het gaat om een facultatief orgaan. Het directiecomité kan worden beschouwd als een tussenschot

tussen het dagelijks bestuur en de raad van bestuur. Aan dit comité kunnen overdraagbare

bestuursbevoegdheden van de raad van bestuur worden toegekend. Het directiecomité staat onder

toezicht van de raad van bestuur en kan statutaire of via een beslissing van de algemene vergadering

worden opgericht.97

75. Wat betreft vzw’s, stichtingen en VSO-CVBA voorziet de wet niet uitdrukkelijk in dergelijke

mogelijkheid. De wet bevat enkel de mogelijkheid tot instelling van twee facultatieve organen : (1)

orgaan van dagelijks bestuur en (2) een orgaan van vertegenwoordiging. Naast deze organen is het

wel mogelijk om statutair andere comités in het leven te roepen. Let wel: comités zijn geen organen

van de vzw en bestaan louter voor de interne werking van de vzw of stichting. Statutair is het

mogelijk om deze comités een bijzondere vertegenwoordigingsbevoegdheid toe te kennen

overeenkomstig de regels van lastgeving. Op deze manier kan de vzw/stichting een directiecomité in

het leven roepen.

94 D. VAN GERVEN, Handboek Verenigingen, Kalmthout, Biblo, 2003, 194-195, nr. 204 ; D. AJ. COECKELBERGH,

Praktijkboek VZW’s: Het referentiewerk over de nieuwe V&S-wet, Antwerpen, Standaard Uitgeverij, 2005, 660-662, nr. 1134. 95 D. VAN GERVEN, Handboek Stichtingen, Kalmthout, BIBLO, 2004, 144-145, nr. 106. 96 A. VAN HULLE en K. VAN HULLE, De Coöperatieve Vennootschap, Antwerpen, Kluwer, 1996, 340, nr. 486. 97 J. DELANOTE, Inrichting van het directiecomité: Benoeming en ontslag van directieleden, bezoldiging van

directiecomitéleden en hun sociaalrechtelijk statuut, Brussel, Larcier, 2014, 20, nr. 34 en 36.

Page 29: Governance van non-profitorganisaties: juridische aandachtspunten · Governance staat dus voor de verhouding tussen de bestuurlijke en de toezichthoudende taak, de invulling van deze

29

76. Het directiecomité en het dagelijks bestuur kunnen bijgevolg naast elkaar bestaan. Het is echter

ook mogelijk om het dagelijks bestuur zelf op te dagen aan een directiecomité.98

5. Verantwoording van het bestuur, controle van de jaarrekening en kwijting

i. Controle door de algemene vergadering

77. Artikel 4 V&S-wet somt de exclusieve bevoegdheden van de algemene vergadering op. De raad

van bestuur beschikt over bevoegdheden die door de wet of de statuten niet uitdrukkelijk aan de

algemene vergadering zijn voorbehouden.99 Zij beschikt met andere woorden over de residuaire

bevoegdheden en dus de bevoegdheden die niet vermeld zijn in artikel 4.100 De raad van bestuur

moet onder meer de jaarrekening opmaken en de begroting.101 De algemene vergadering houdt

toezicht op het bestuur via haar wettelijke taken en bevoegdheden. Zo is de algemene vergadering

ook bevoegd om besluiten te nemen aangaande de benoeming en het ontslag van bestuurders.102 De

algemene vergadering beschikt echter niet over de bevoegdheid om zich te mengen in het bestuur

van de raad van bestuur, behoudens uitzonderingen die zijn opgenomen in de statuten.103 Omwille

van het feit dat de algemene vergadering niet kan tussenkomen in het bestuur van de raad van

bestuur en enkel middels haar statutair toegekende bevoegdheden controle kan uitoefenen, is de

controlebevoegdheid van de algemene vergadering dan ook beperkt. In principe heeft de algemene

vergadering geen inzicht in de verscheidene contracten die de raad van bestuur afsluit en is het op

die manier voor het bestuur mogelijk om voor zichzelf vrij gunstige regelingen in te schrijven. Deze

mogelijkheid wordt beperkt doordat men zich bij inzage en goedkeuring van de begroting en de

jaarrekening een beeld kan vormen van de handelingen die de raad van bestuur heeft verricht en de

omvang ervan. Wanneer een bepaalde handeling immers zodanig buitensporig is, zullen de financiële

implicaties hiervan zichtbaar zijn in de jaarrekening en de begroting.

98

D. VAN GERVEN, “De wet op verenigingen en stichtingen: bespreking van de wijzigingen aangebracht door

de wet van 2 mei 2002”, RW 2002, nr. 25, 961-980. 99

K. VISSERS, De VZW naar Belgisch recht: een praktische handleiding bij de V&S-wetgeving, Kortrijk-Heule,

UGA, 2008, 151. 100

F. HELLEMANS, “Hoofdstuk 4: de organen van een vzw en hun werking” in M. DENEF (ed.), De VZW, Brugge,

Die Keure, 2015, (173) 226, nr. 93. 101

Af te leiden uit het ontbreken van deze bevoegdheden in art. 4 V&S-wet dat de exclusieve bevoegdheden van de algemene vergadering opsomt. 102

J.J.A. HAMERS, C.A. SCHWARZ en D.F.M.M. ZAMAN, handboek stichting en vereniging: stichting,

vereniging, coöperatie en onderlinge waarborgmaatschappij, civielrechtelijk en fiscaalrechtelijk beschouwd, Zutphen, Parijs, 2015, 218. 103

K. VISSERS, De VZW naar Belgisch recht: een praktische handleiding bij de V&S-wetgeving, Kortrijk-Heule,

UGA, 2008, 119, nr. 205.

Page 30: Governance van non-profitorganisaties: juridische aandachtspunten · Governance staat dus voor de verhouding tussen de bestuurlijke en de toezichthoudende taak, de invulling van deze

30

78. Ook in de stichting dient de raad van bestuur binnen zes maanden na de afsluitingsdatum van het

boekjaar de begroting en de jaarrekening op te maken.104 In de stichting is er geen sprake van een

algemene vergadering, het bestuur beslist dus autonoom. Uit artikel 37 §6 V&S-wet, dat stelt dat de

door de raad van bestuur goedgekeurde jaarrekening dient te worden neergelegd bij de Nationale

Bank van België, moet de verplichting tot goedkeuring van de jaarrekening worden afgeleid.105 In de

statuten kan men bepalen dat de raad van bestuur de jaarrekening moet voorleggen aan een

adviesorgaan alvorens zij de jaarrekening goedkeurt. Eveneens kunnen de statuten stellen dat de

raad van bestuur de jaarrekening ter goedkeuring moet voorleggen aan een toezichtsorgaan. Voor

grote stichtingen is er in dit opzicht dus geen controle door een apart orgaan tenzij de statuten het

voorzien.

79. Wat betreft de vennootschap met sociaal oogmerk moet worden gekeken naar de specifieke

vennootschapsvorm die zij aanneemt.106 In de wet staat uitdrukkelijk dat het goedkeuren van de

jaarrekening, inclusief de toewijzing van het resultaat en de kwijting aan bestuurders en de

commissaris tot de bevoegdheid van de algemene vergadering behoort.107 Hiernaast kunnen de

statuten de bevoegdheid van de algemene vergadering wat betreft de CVBA vrij vastleggen en

uitbreiden of beperken. In de CVBA is de bevoegdheid van de raad van bestuur residuair. Dit houdt in

dat alle bevoegdheden die niet uitdrukkelijk aan het bestuur zijn toegekend, aan de raad van bestuur

toekomen.108

ii. Goedkeuring van de jaarrekening en de begroting

80. De verplichting om een jaarrekening op te maken houdt in dat men een overzicht opmaakt met

de staat van ontvangsten en uitgaven, alsook een bijhorende toelichting. Deze verplichting wordt

later in deze thesis uitgebreid besproken.109 De verplichting om een begroting op te maken houdt in

dat het bestuur een overzicht opstelt van alle verwachte inkomsten en uitgaven voor een bepaalde

periode.110 De begroting dient jaarlijks te worden opgesteld. In de vzw-wet werd geen specifieke

bepaling opgenomen met betrekking tot de vorm en de inhoud van de begroting. Het verslag aan de

104

Art. 37 §1 V&S-wet. 105

R. VAN BOVEN, De Belgische stichting, Gent, Larcier, 2011, 157, nr. 460. 106

Art. 664 W. Venn. 107

Art. 410 W. Venn. 108

A. VAN HULLE en K. VAN HULLE, De Coöperatieve Vennootschap, Antwerpen, Kluwer, 1996, 278-279, nr.

407. 109

Zie IV. Problematiek van de transparantie. 110

Art. 17 §1 V&S-wet ; Art. 37 §1 V&S-wet.

Page 31: Governance van non-profitorganisaties: juridische aandachtspunten · Governance staat dus voor de verhouding tussen de bestuurlijke en de toezichthoudende taak, de invulling van deze

31

koning111 raadt aan om de begroting op dezelfde wijze op te stellen als de statuten waaruit de

jaarrekening bestaat.112

81. Middels de taak van de algemene vergadering om de jaarrekening en de begroting goed te

keuren, kan zij controle uitoefenen op de raad van bestuur.113 In de regel worden de jaarrekening en

de begroting goedgekeurd op de jaarlijkse gewone algemene vergadering. Deze vergadering moet

binnen de zes maanden na de afsluitingsdatum van het boekjaar plaatsvinden, gezien binnen deze

termijn de begroting en de jaarrekening moeten worden voorgelegd ter goedkeuring. 114 De

jaarrekening en de begroting worden goedgekeurd door middel van een gewone meerderheid. Een

ruimere meerderheid kan worden vereist in de statuten.115

82. De controle op de boekhouding en de jaarrekening gebeurt zowel in grote als kleine vzw’s door

werkende leden of anderen. Het volstaat dat men hiertoe een schriftelijk verzoek richt aan de raad

van bestuur. Het tijdstip van controle wordt vervolgens onderling afgesproken. Via deze mogelijke

controle kunnen werkende leden zich voldoende informeren alvorens zij de jaarrekening goedkeuren

en kwijting verlenen.116 In dit kader is de algemene vergadering ook bevoegd om een accountant of

andere persoon te belasten met het onderzoeken van de balans en de staat van baten en lasten met

toelichting.117

83. Er zijn geen minimale vormvereisten opgelegd door de wetgever waaraan de begroting moet

voldoen. Aan de goedkeuring van de begroting is echter wel een rechtsgevolg verbonden. Wat

betreft de inkomsten heeft het tot gevolg dat het bedrag van de ledenbijdrage door de leden wordt

goedgekeurd. Wat betreft de uitgaven heeft de goedkeuring tot gevolg dat de raad van bestuur

gemachtigd wordt om binnen het budget en het uitgestippelde beleid, de vzw te besturen. Bij het

overschrijden van deze beperkingen kan dit zorgen voor persoonlijke aansprakelijkheid van de

111

Verslag aan de Koning bij het KB 26 juni 2003, BS 11 juli 2003, 37655. 112

Y. STEMPNIERWSKY, L. KETELS, J. CHRISTIAENS, C. VANHEE, A. KILESSE, E. VANDERSTAPPEN en J. DE LEENHEER, “Hoofdstuk 5: boekhouding, jaarrekening en controle” in DENEF, M. (ed.), De VZW, Brugge, Die

Keure, 2015, (235) 245, nr. 40. 113

Art.17 §1 V&S-wet ; F. HELLEMANS, “Hoofdstuk 4: de organen van een vzw en hun werking” in M. DENEF

(ed.), De VZW, Brugge, Die Keure, 2015, (173) 196, nr. 43. 114

Art.17 §1 V&S-wet. 115

F. HELLEMANS, “De nieuwe regels inzake boekhouding, jaarrekening en controle: meer verantwoording en

meer (mogelijkheid tot) toezicht”, TRV 2004, afl. 5, 460. 116

S. MATHEI, “De VZW stap voor stap”, Gent, Larcier, 2010, 229, nr. 472-474. 117

J.J.A. HAMERS, C.A. SCHWARZ en D.F.M.M. ZAMAN, handboek stichting en vereniging: stichting,

vereniging, coöperatie en onderlinge waarborgmaatschappij, civielrechtelijk en fiscaalrechtelijk beschouwd, Zutphen, Parijs, 2015, 219.

Page 32: Governance van non-profitorganisaties: juridische aandachtspunten · Governance staat dus voor de verhouding tussen de bestuurlijke en de toezichthoudende taak, de invulling van deze

32

bestuurders. Het is echter wel mogelijk voor de algemene vergadering om deze maatregelen te

bekrachtigen.118

84. In de vzw is er geen verplichting voor de bestuurders om een jaarverslag op te stellen, in

tegenstelling tot vennootschappen.119 Het ontbreken van die verplichting voor vzw’s is vermoedelijk

te wijzen op een onbedachtzame toepassing van de wetsbepalingen. Er is namelijk nog geen sprake

geweest van een debat over de verplichting tot het opstellen van een jaarverslag. Volgens A. Kilesse

en E. Vanderstappen valt het moeilijk te begrijpen waarom grote vzw’s aan zware boekhoudkundige

verplichtingen onderworpen zijn maar niet de verplichting hebben tot het opstellen of neerleggen

van een jaarverslag.120

85. Ook in de stichting dient de raad van bestuur binnen zes maanden na de afsluitingsdatum van het

boekjaar de begroting en de jaarrekening op te maken.121 In de stichting is er geen sprake van een

algemene vergadering en is het dus de raad van bestuur die haar eigen opgemaakte jaarrekening en

begroting goedkeurt, zonder enige controle. Uiteindelijk zal er echter wel controle zijn op de

financiële toestand, de jaarrekening, de verrichtingen vastgesteld in de jaarrekening en de

regelmatigheid in het licht van de wet en de statuten, doordat in grote stichtingen de verplichting

geldt tot aanstelling van een commissaris.122 De commissaris zal hierover dan een verslag uitbrengen,

bij voorkeur alvorens de jaarrekening en de begroting is goedgekeurd. Dit verslag zal ten slotte

worden neergelegd samen met de jaarrekening.123

86. Wat betreft de vennootschap met sociaal oogmerk moet worden gekeken naar de specifieke

vennootschapsvorm die zij aanneemt. Uit artikel 411 W. Venn valt af te leiden dat de raad van

bestuur van de coöperatieve vennootschap (met sociaal oogmerk) verplicht is om de jaarrekening en

het jaarverslag op te maken. De algemene vergadering zal deze dan vervolgens goedkeuren.

118

F. HELLEMANS, “De nieuwe regels inzake boekhouding, jaarrekening en controle: meer verantwoording en

meer (mogelijkheid tot) toezicht”, TRV 2004, 457-486. 119

P. VAN OMMESLAGHE en P. ’T KINT, “le droit des ASBL, tome 1: aspects civils et commerciaux”, Brussel,

Larcier, 2013, 373. 120

J. CHRISTIAENS en C. VANHEE, “hoofdstuk 5: boekhouding, jaarrekening en controle” in M. DENEF (ed.), De

VZW, Brugge, Die Keure, 2015, (235) 285, nr. 180. 121

Art. 37 §1 V&S-wet. 122

D. VAN GERVEN, Handboek Stichtingen, Kalmthout, Biblo, 2004, 229, nr.207. 123

Art. 37 §6 eerste lid V&S-wet.

Page 33: Governance van non-profitorganisaties: juridische aandachtspunten · Governance staat dus voor de verhouding tussen de bestuurlijke en de toezichthoudende taak, de invulling van deze

33

iii. De kwijting

87. Naast goedkeuring van de begroting en de jaarrekening heeft de algemene vergadering nog een

tweede controlebevoegdheid. Zij beschikt over de specifieke bevoegdheid om kwijting te verlenen

aan haar bestuurders.124 Kwijting is de erkenning door de algemene vergadering dat de bestuurders

hun taak naar behoren hebben uitgeoefend. 125 Kwijting kan zowel worden gegeven in een

afzonderlijke beslissing als impliciet via de goedkeuring van de begroting en de jaarrekening. Het is

echter wel raadzaam om het expliciet in de agenda en de notulen te zetten.126 Als de algemene

vergadering de kwijting verleent aan haar bestuurders, neemt zij afstand van een eventuele

aansprakelijkheidsvordering, tenzij in geval van bedrog. Nota Bene: de bevrijding van eventuele

aansprakelijkheid beperkt zich enkel tot wat men uit de jaarrekening kan afleiden. Andere zaken die

niet uit de jaarrekening af te leiden zijn, zijn slechts gedekt door kwijting indien ze ter kennis van de

algemene vergadering werden gebracht.127

88. Bestuurders hebben het recht om deel te nemen aan de algemene vergadering. Daar kunnen zij

het beleid dat zij hebben gevoerd verantwoorden.128 Het bestuur dient daarenboven aan de

algemene vergadering een verslag uit te brengen over het gevoerde beleid en de stand van zaken.129

89. Het ontbreken van een bepaalde weglating of verkeerdelijke opgave in de jaarrekening staat in

tegenstelling tot bij vennootschappen, de kwijting van bestuurders van de vzw niet in de weg.

Kwijting is ook niet gebonden aan het verval van de minderheidsvordering vermits die niet bestaat in

de vzw.130

90. Wat betreft de stichting bestaat er geen algemene vergadering die kwijting kan verlenen aan de

bestuurders. Het is wel mogelijk om in de statuten te voorzien in de aanstelling van een orgaan

bevoegd met het verlenen van kwijting aan bestuurders.131

124

Art.4 eerste lid 4° V&S-wet. 125

S. MATHEI, De VZW stap voor stap, Gent, Larcier, 2010, 224, nr. 458. 126

F. HELLEMANS, “De nieuwe regels inzake boekhouding, jaarrekening en controle: meer verantwoording en

meer (mogelijkheid tot) toezicht”, TRV 2004, afl. 5, 461. 127

F. HELLEMANS, “Hoofdstuk 4: de organen van een vzw en hun werking” in M. DENEF (ed.), De VZW, Brugge,

Die Keure, 2015, (173) 195, nr. 42. 128

F. HELLEMANS, “Hoofdstuk 4: de organen van een vzw en hun werking” in M. DENEF (ed.), De VZW, Brugge,

Die Keure, 2015, (173) 176, nr. 7. 129

J.J.A. HAMERS, C.A. SCHWARZ en D.F.M.M. ZAMAN, handboek stichting en vereniging: stichting,

vereniging, coöperatie en onderlinge waarborgmaatschappij, civielrechtelijk en fiscaalrechtelijk beschouwd, Zutphen, Parijs, 2015, 219. 130

J. CHRISTIAENS en C. VANHEE, “Hoofdstuk 5: boekhouding, jaarrekening en controle” in M. DENEF (ed.), De

VZW, Brugge, Die Keure, 2015, (235) 284-285, nr. 179. 131 D. VAN GERVEN, “De private stichting en de stichting van openbaar nut”, TBBR 2003, afl. 6, 360.

Page 34: Governance van non-profitorganisaties: juridische aandachtspunten · Governance staat dus voor de verhouding tussen de bestuurlijke en de toezichthoudende taak, de invulling van deze

34

91. Artikel 411 W. Venn. bepaalt het volgende voor de VSO die de vorm aanneemt van een CVBA: “de

algemene vergadering hoort het jaarverslag en het verslag van de commissarissen en behandelt de

jaarrekening. Na de goedkeuring van de jaarrekening beslist de algemene vergadering bij

afzonderlijke stemming over de aan de bestuurders en commissarissen te verlenen kwijting. Deze

kwijting is alleen dan rechtsgeldig, wanneer de ware toestand van de vennootschap niet wordt

verborgen door enige weglating of onjuiste opgave in de jaarrekening, en, wat verrichtingen betreft

die strijdig zijn met de statuten of dit wetboek, wanneer deze bepaaldelijk zijn aangegeven in de

oproeping”. De bestuurders moeten de vragen die de vennoten stellen over het verslag of de

agendapunten beantwoorden wanneer de mededeling van die gegevens geen ernstig nadeel zal

berokkenen aan de vennootschap, de vennoten of het personeel van de vennootschap.132

De controle door de commissaris wordt verder in deze masterproef besproken.

6. Mogelijke gevaren bij de samenstelling van de algemene vergadering

i. Risico op autocontrole

92. Uit artikel 6 V&S-wet kan men afleiden dat de algemene vergadering samengesteld is uit alle

leden van de vereniging. Hiermee bedoelt men de leden waarop de rechten en plichten van de V&S-

wet van toepassing zijn, met name de werkelijke leden.133 Zij hebben altijd het recht om deel te

nemen aan de algemene vergadering en hun stem uit te brengen.134 In de praktijk is er vaak een

quasi identieke samenstelling van de raad van bestuur en algemene vergadering, op één persoon

na.135

93. In de regel is er een gelijk stemrecht op de algemene vergadering voor alle leden.136 Om

verschillende redenen kan in de statuten hiervan worden afgeweken en een ongelijk stemrecht

worden georganiseerd.137 In de V&S-wet staat geen expliciet verbod op het toekennen van een

vetorecht. In principe is het dus mogelijk om een lid van de algemene vergadering statutair een

132

Art. 412 W. Venn. 133

G. POPPE, C. BOERAEVE, R. DASNOIS en V. MELOTTE, Gids VZW, IVZW en stichtingen, Meerbeek-

Kortenberg, Uitgeverij voor Handel en Nijverheid NV, 2005, 95. 134

F. HELLEMANS, “Hoofdstuk 4: de organen van een vzw en hun werking” in M. DENEF (ed.), De VZW, Brugge,

Die Keure, 2015, (173) 174-175, nr. 5. 135 P. VANHUYSSE, Interview, 4 oktober 2016, Senior Legal Manager. 136

Art. 7 V&S-wet. 137

Suppletief karakter bevestigd in de parlementaire voorbereidingen van de V&S-wet: Parl.St. Senaat 2000-01, nr. 283/15, p.6 en nr. 283/16, p.47.

Page 35: Governance van non-profitorganisaties: juridische aandachtspunten · Governance staat dus voor de verhouding tussen de bestuurlijke en de toezichthoudende taak, de invulling van deze

35

vetorecht toe te kennen. Het is dan wel raadzaam om dit recht tot bepaalde materies en personen te

beperken zodanig dat men er enkel gebruik van maakt in uitzonderlijke omstandigheden. 138

94. Bij de hypothese waarin er slechts drie werkelijke leden zijn, zetelen er twee in de raad van

bestuur.139 Als gevolg van het feit dat elk lid het recht heeft om te zetelen in de algemene

vergaderingen zal mogelijks twee derde van de algemene vergadering bestaan uit bestuurders. De

regel dat het aantal bestuurders steeds lager moet zijn dan het aantal leden van de vereniging

verhindert dus in feite niet dat er sprake is van autocontrole in kleine vzw’s. De algemene

vergadering beslist immers over de begroting, de jaarrekening en de kwijting met een gewone

meerderheid. In deze hypothese zullen de bestuurders, die in casu twee derde van de algemene

vergadering vertegenwoordigen, voor de door hen opgestelde begroting en jaarrekening stemmen

waardoor de meerderheid wordt behaald. Bijgevolg kunnen deze bestuurders zichzelf indekken op

de algemene vergadering en is er geen sprake van werkelijke controle.

95. In kleine vzw’s, zoals bijvoorbeeld een plaatselijke tennisclub, willen de oprichters vaak ook

allemaal lid zijn en in het bestuur zetelen. Wanneer ze vervolgens geconfronteerd worden met deze

verplichting dat het aantal bestuurders steeds lager moet zijn dat het aantal leden van de algemene

vergadering, betrekken ze er vaak een vriend of kennis bij. Deze persoon heeft dan vaak niet de

bedoeling om externe controle uit te oefenen.

96. Wat betreft de VSO-CVBA werd eerder aangehaald dat het bestuur bestaat uit 1 of meerdere

bestuurders. Bestuurders zetelen in de algemene vergadering wanneer zij tegelijkertijd vennoot zijn.

In dat geval hebben zij stemrecht. Wanneer zij enkel bestuurder zijn en geen vennoot, bezitten zij

wel het recht op toegang tot de algemene vergadering, maar beschikken zij niet over stemrecht.140

Wanneer bijgevolg niet alle bestuurders vennoten zijn, neemt het risico op autocontrole af vermits zij

in dat geval niet beschikken over stemrecht. Toch blijft er net zoals bij de VZW een risico op

autocontrole. Ook hier is het mogelijk dat de algemene vergadering de facto bestaat uit quasi alle of

zelfs alle bestuurders waardoor autocontrole mogelijk is.

138

F. HELLEMANS, “Hoofdstuk 4: de organen van een vzw en hun werking” in M. DENEF (ed.), De VZW, Brugge,

Die Keure, 2015, (173) 202-203, nr. 58. 139

Art. 13 eerste lid V&S-wet. 140

A. VAN HULLE en K. VAN HULLE, De Coöperatieve Vennootschap, Antwerpen, Kluwer, 1996, 275-277, nr.

402 en 403.

Page 36: Governance van non-profitorganisaties: juridische aandachtspunten · Governance staat dus voor de verhouding tussen de bestuurlijke en de toezichthoudende taak, de invulling van deze

36

ii. Maatregelen bij misbruik

97. Bij een ongeldige kwijting of afwezigheid van kwijting, beschikt de algemene vergadering over de

mogelijkheid om een aansprakelijkheidsvordering in te stellen ten opzichte van de bestuurders in

kwestie. Indien de raad van bestuur bijvoorbeeld een valse jaarrekening heeft voorgelegd, en haar

gebrekkig bestuur verdoezelt, zal de verleende kwijting niet geldig zijn omdat er sprake is van

bedrog.141 Kwijting moet immers gebeuren met kennis van zaken. Het nadeel is hierbij wel de

moeilijke bewijslast om bedrog aan te tonen. Een aansprakelijkheidsvordering kan worden ingesteld

als de meerderheid van de algemene vergadering hiertoe instemt. Een andere meerderheid kan

worden opgenomen in de statuten.142 Wanneer men bijgevolg de regel toepast dat het aantal

bestuurders van de raad van bestuur steeds lager moet zijn dan het aantal leden en er sprake is van

een quasi-identieke samenstelling, is het dus de facto onmogelijk voor het enkele lid, dat geen

bestuurder is, om een aansprakelijkheidsvordering namens de vennootschap te bekomen.

98. In het vzw-recht bestaat er geen equivalent voor de minderheidsvordering uit de

vennootschapswet. Op grond van dergelijke vordering hebben de bestuurders in een vennootschap

de mogelijkheid om een aansprakelijkheidsvordering in te stellen voor rekening van de vennootschap

in het geval dat zij minderheidsaandeelhouder zijn.143 Een individueel lid van de vzw kan wel het

initiatief nemen om het besluit nietig te laten verklaren. Een voorlopig bewindvoerder kan worden

aangesteld indien het bestuur omwille van onredelijke gronden weigert om de beslissing tot het

instellen van een aansprakelijkheidsvordering van een individueel lid te agenderen.144

In praktijk zal echter iemand die problemen heeft met de beslissingen van andere bestuurders,

ontslag nemen zonder echt een aansprakelijkheidsvordering in te stellen.145 Ontslag als lid is te allen

tijde mogelijk omwille van de vrijheid van ontslag.146

iii. Statutaire beschermingsmechanismen

99. In de statuten kunnen verschillende clausules worden opgenomen om de lacunes in de wetgeving

te verhelpen. Vanuit het oogpunt van ‘corporate governance’ is het aangewezen om een aantal

141

S. MATHEI, de VZW stap voor stap, Gent, Larcier, 2005, 457, nr. 976. 142 M. WAUTERS, “Hoofdstuk 7: aansprakelijkheid” in M. DENEF (ed.), De VZW, Brugge, Die Keure, 2015, (381)

397, nr. 31. 143

Art. 290 W.Venn. voor de BVBA, Art. 562 W.Venn. voor de NV, Art. 416 W.Venn. voor de CVBA. 144 M. WAUTERS, “Hoofdstuk 7: aansprakelijkheid” in M. DENEF (ed.), De VZW, Brugge, Die Keure, 2015, (381)

397, nr. 32. 145

P. VANHUYSSE, Interview 4 oktober 2016, Senior Legal Manager. 146

Artikel 2 Wet 24 mei 1921 tot waarborging der vrijheid van vereniging, BS 28 mei 1921 ; S. CAPPAERT,

“[Statuut] Hoe en wanneer kan men ontslag nemen als lid?”, VZW info 2015, afl. 7, 6-8.

Page 37: Governance van non-profitorganisaties: juridische aandachtspunten · Governance staat dus voor de verhouding tussen de bestuurlijke en de toezichthoudende taak, de invulling van deze

37

zaken in de statuten in te schrijven. Zo is het aangewezen om een groter aantal leden van de

algemene vergadering te bepalen dan dat er bestuurders zetelen in de raad van bestuur, om op die

manier autocontrole tegen te gaan. Ook is het raadzaam om in te schrijven dat bestuurders geen lid

van de algemene vergadering moeten zijn en om een aanwezigheidsquorum vast te stellen voor een

geldige algemene vergadering waarbij het aantal aanwezige leden minstens een bepaald percent

bestuurders bedraagt. Een beperking qua stemrechten is ook wenselijk (bijvoorbeeld: de bestuurders

hebben samen maximaal X percent van de stemrechten in de algemene vergadering). Bovendien kan

men ook voorzien in een voorwaarde wat betreft de aanstelling van bestuurders, bijvoorbeeld: de

helft van de bestuurders mag geen lid zijn van de algemene vergadering. 147

100. Hiernaast kan men nog verschillende algemene clausules inschrijven. Zo is het mogelijk om te

voorzien in een onveranderlijkheidsclausule. Met deze clausule kan men bepalen dat bepaalde

clausules in de statuten geheel of gedeeltelijk niet voor wijziging vatbaar zijn. De rechtsleer

aanvaardt dergelijke clausule. Let wel: slechts een beperkt deel van de rechtsleer aanvaardt de

toepassing van zo een onveranderlijkheidsclausule op de gehele statuten. Het is tevens mogelijk om

deze onveranderlijkheidsclausule te beperken in de tijd.148

101. Een andere veelgebruikte clausule betreft de clausule waarbij de wettelijke regels met

betrekking tot de statutenwijziging hetzij voor een deel van de statuten, hetzij voor het geheel,

worden verstrengd. Bij een statutenwijziging is het normaal zo dat men de algemene vergadering op

schriftelijke wijze uitnodigt en dat men duidelijk de dagorde aangeeft. Deze buitengewone algemene

vergadering moet vervolgens voldoen aan het aanwezigheidsquorum van tweede derden van de

leden (zelf aanwezig of geldig vertegenwoordigd). Bij de stemming moet men een twee derde

meerderheid behalen opdat men de statuten geldig kan wijzigen. Onthoudingen worden hierbij

meegeteld als tegenstemmen. Wanneer men het quorum niet bereikt, kan bij een twee derde

meerderheid worden beslist om een tweede algemene vergadering bijeen te roepen om alsnog de

statuten te wijzigen. Deze tweede vergadering mag ten vroegste na vijftien dagen volgend op de

eerste vergadering worden gehouden.149 Deze wettelijke verplichtingen mag men dus verstrengen.

147

D. COECKELBERGH, Praktijkgids vzw: Over ‘corporate governance’ of behoorlijk bestuur in de social-profitsector, Diegem, Kluwer, 2001,26. 148

D. DE LAETER, “Hoe kunnen we de oprichtingsakte en statuten gebruiken om problemen te voorkomen en

op te lossen?”, in in D. DE LAETER, E. DE LEMBRE, R. MATTHIJSSENS, S. RUYSSCHAERT, S. TUYTTEN, G. VANDEN ABEELE, M. VANDER LINDEN, C. VANHEE, Vzw in de praktijk, Kluwer, Mechelen, 2013,

www.jura.be/secure/documentview.aspx?id=VS300165536 ; R. VAN BOVEN, De Belgische stichting, Gent,

Larcier, 2011, 50-51, nr. 135. 149

Art. 8 V&S-wet.

Page 38: Governance van non-profitorganisaties: juridische aandachtspunten · Governance staat dus voor de verhouding tussen de bestuurlijke en de toezichthoudende taak, de invulling van deze

38

Let wel: het gaat hier om dwingende bepalingen die de vzw moet respecteren. De wettelijke

verplichtingen mogen dus niet versoepeld worden.150

102. Wat betreft de stichting moeten de statuten bepalen onder welke voorwaarden zij kunnen

worden gewijzigd.151 Bepaalde auteurs menen dan ook dat wanneer de statuten hieromtrent niets

bepalen, er een principieel verbod geldt om te statuten te wijzigen. Met het oog op een

statutenwijziging kan elke bestuurder zich vervolgens nog steeds wenden tot de rechtbank wanneer

de handhaving van de statuten gevolgen heeft die de stichter niet zou hebben gewild en de tot

statutenwijziging gemachtigde personen nalaten om de statuten te wijzigen.152 Wanneer de rechter

vervolgens de statuten wijzigt, waakt hij erover dat zo min mogelijk wordt afgeweken van de

bestaande statuten. In de statuten kan een verbod worden opgelegd om alle of bepaalde statutaire

clausules te wijzigen of om de voorwaarden tot wijziging te verstrengen. D. Van Gerven meent

daarenboven dat bepaalde clausules zo essentieel zijn dat zij enkel kunnen worden gewijzigd

wanneer de statuten uitdrukkelijk bepalen dat dit kan.153

103. Algemeen neemt men aan dat wanneer de statuten niet uitdrukkelijk bepalen dat men de

statuten van de CVBA kan wijzigen, er geen wijziging mogelijk is zonder dat alle vennoten eenparig

akkoord zijn. De CVBA kent geen afwijking zoals bepaald voor de NV en de BVBA dat stelt dat de

statuten kunnen gewijzigd worden door meerderheidsbeslissing. Men neemt aan dat in de statuten

in de mogelijkheid van een statutenwijziging kan worden voorzien.154 Ook hier kan men voorzien in

een onveranderlijkheidsclausule of strenge voorwaarden om de statuten te wijzigen.

104. Het is tevens mogelijk om te bepalen dat wanneer er sprake is van onenigheid, betwisting of

geschil dat men beroep zal doen op het al dan niet bindend advies van een derde of een bepaalde

instantie. De materies die in aanmerking komen voor dat advies moeten echter wel begrensd zijn. 155

105. Ook statutaire clausules met betrekking tot de residuaire bevoegdheden zijn mogelijk. Deze

kunnen echter geen betrekking hebben op alle bevoegdheden die niet exclusief aan de algemene

150

D. DE LAETER, “Statutenwijziging in strijd met dwingende wettelijke bepalingen”, VZW info 2014, nr. 11, 3-4 151

Art. 28 7 V&S-wet. 152

R. VAN BOVEN, De Belgische stichting, Gent, Larcier, 2011, 50-51, nr. 135. 153

D. VAN GERVEN, Handboek Stichtingen, Kalmthout, Biblo, 2004, 104, nr. 59. 154

A. VAN HULLE en K. VAN HULLE, De Coöperatieve Vennootschap, Antwerpen, Kluwer, 1996, 68-69, nr. 79. 155

D. DE LAETER, “Hoe kunnen we de oprichtingsakte en statuten gebruiken om problemen te voorkomen en

op te lossen?”, in in D. DE LAETER, E. DE LEMBRE, R. MATTHIJSSENS, S. RUYSSCHAERT, S. TUYTTEN, G. VANDEN ABEELE, M. VANDER LINDEN, C. VANHEE, Vzw in de praktijk, Kluwer, Mechelen, 2013, www.jura.be/secure/documentview.aspx?id=VS300165536.

Page 39: Governance van non-profitorganisaties: juridische aandachtspunten · Governance staat dus voor de verhouding tussen de bestuurlijke en de toezichthoudende taak, de invulling van deze

39

vergadering zijn toebedeeld.156 Bij de stichting is de raad van bestuur bevoegd om alle handelingen te

stellen die noodzakelijk zijn voor het doel van de stichting. Die bevoegdheid kan ook worden beperkt

in de statuten.157

106. Het ideologisch doel kan worden beschermd door bepaalde statutaire regels in te schrijven. Zo

kan men het voorwerp beschermen door een onveranderlijkheidsclausule in te schrijven of een

clausule waarbij men moeilijker de statutaire regels kan veranderen. Zo is het ook mogelijk om met

betrekking tot het stemrecht een vetorecht te geven aan bepaalde leden uit de algemene

vergadering voor bepaalde stemmingen of een gedifferentieerd stemrecht te voorzien ten voordele

van bepaalde leden voor agendapunten met ideologische inhoud. Het is tevens mogelijk om het

beleid met betrekking tot het doel volledig toe te kennen aan de algemene vergadering via een

statutaire clausule en het materiële (zakelijke) beleid aan de raad van bestuur.158 Zo is het dan ook

mogelijk om te bepalen dat de algemene vergadering een geheel andere samenstelling heeft dan de

raad van bestuur, zodanig dat het bestuur zich niet kan inlaten met kwesties die betrekking hebben

op het doel. Ofwel kan men bepalen dat alle bestuurders lid zijn van de algemene vergadering maar

dat men via een gedifferentieerd stemrecht of vetorecht hun macht in de algemene vergadering

beperkt.159

107. Ook met betrekking tot de problematiek omtrent de volmacht kan statutair in een oplossing

worden voorzien. Men kan zich beschermen tegen een te grote concentratie aan volmachten in één

hand door statutair te bepalen dat een lid ten hoogste één (of twee of drie) ander lid (leden) mag

vertegenwoordigen. Ook kan men zich beschermen tegen papieren leden door statutair te bepalen

dat enkel leden die gewoonlijk op de vergadering komen opdagen, stemrecht hebben of door te

stellen dat men zich slechts kan laten vertegenwoordigen wanneer men ten laatste tijdens de

algemene vergadering het bewijs levert dat de afwezigheid beantwoordt aan bepaalde criteria die

vooraf zijn bepaald. Tevens kan de vzw of stichting om zich te beperken tegen het fenomeen van

volmachtenstemming statutair inschrijven dat wanneer er niet minstens één derde van de aanwezige

156

D. DE LAETER, “Hoe kunnen we de oprichtingsakte en statuten gebruiken om problemen te voorkomen en

op te lossen?”, in in D. DE LAETER, E. DE LEMBRE, R. MATTHIJSSENS, S. RUYSSCHAERT, S. TUYTTEN, G. VANDEN ABEELE, M. VANDER LINDEN, C. VANHEE, Vzw in de praktijk, Kluwer, Mechelen, 2013, www.jura.be/secure/documentview.aspx?id=VS300165536. 157

R. VAN BOVEN, De Belgische stichting, Gent, Larcier, 2011, 73, nr. 203. 158

F. DEWALLENS, W. KENNES, R. TORFS, V.Z.W. – Statuten. Nieuwe voorstellen voor doeltreffende statuten

van een Vereniging Zonder Winstoogmerk, Kalmthout, Biblo, 1993, 24. 159

D. DE LAETER, “Hoe kunnen we de oprichtingsakte en statuten gebruiken om problemen te voorkomen en

op te lossen?”, in in D. DE LAETER, E. DE LEMBRE, R. MATTHIJSSENS, S. RUYSSCHAERT, S. TUYTTEN, G. VANDEN ABEELE, M. VANDER LINDEN, C. VANHEE, Vzw in de praktijk, Kluwer, Mechelen, 2013, www.jura.be/secure/documentview.aspx?id=VS300165536.

Page 40: Governance van non-profitorganisaties: juridische aandachtspunten · Governance staat dus voor de verhouding tussen de bestuurlijke en de toezichthoudende taak, de invulling van deze

40

of vertegenwoordigde leden zelf aanwezig is, de algemene vergadering opnieuw zal moeten worden

bijeengeroepen.160

7. Specifieke kenmerken van het bestuur van gezondheidsinstellingen

108. De gecoördineerde wet op de ziekenhuizen en andere verzorgingsinrichtingen van 10 juli

2008161 geeft vorm aan de interne basisstructuur van een ziekenhuis. Hiernaast zijn er nog andere

specifieke KB’s die voorzien in de verplichte aanstelling van een aantal comités en een

ombudsfunctie.162

109. Allereerst dient elk ziekenhuis te voorzien in de aanstelling van een beheerder. Deze is belast

met de taak om het algemeen beleid van het ziekenhuis vast te stellen. De beheerder is ook belast

met de algemene en uiteindelijke verantwoordelijkheid voor de ziekenhuisactiviteit op vlak van

organisatie, werking alsook op het financiële vlak.163

110. Daarnaast men ook verplicht een directeur te benoemen. Deze is rechtstreeks verantwoordelijk

tegenover de beheerder.164 De directeur is belast met de dagelijkse werking en de algemene leiding

van het ziekenhuis.165

111. Verder verplicht de wet om een medische raad samen te stellen. 166 Dit is een

vertegenwoordigend orgaan bestaande uit ziekenhuisartsen, bedoeld om de ziekenhuisartsen te

betrekken bij de besluitvorming in het ziekenhuis.167 Zij verlenen hun medewerking met betrekking

tot een aantal maatregelen168 en verlenen advies wanneer verplicht door de ziekenhuiswet169 of

wanneer de beheerder dit vraagt. Deze adviesprocedure kan worden vervangen door een procedure

van rechtstreeks overleg via het permanent overlegcomité.170

160

D. DE LAETER, “Hoe kunnen we de oprichtingsakte en statuten gebruiken om problemen te voorkomen en

op te lossen?”, in in D. DE LAETER, E. DE LEMBRE, R. MATTHIJSSENS, S. RUYSSCHAERT, S. TUYTTEN, G. VANDEN ABEELE, M. VANDER LINDEN, C. VANHEE, Vzw in de praktijk, Kluwer, Mechelen, 2013, www.jura.be/secure/documentview.aspx?id=VS300165536.. 161

De gecoördineerde wet op de ziekenhuizen en andere verzorgingsinrichtingen van 10 juli 2008, BS 7 november 2008 (hierna: de ziekenhuiswet van 10 juli 2008). 162

Zie o.m.: De patiëntenrechtenwet 2002, het KB van 4 maart 1991 en het KB van 23 oktober 1964. 163

Art. 16 ziekenhuiswet van 10 juli 2008. 164

Art. 17 ziekenhuiswet van 10 juli 2008. 165

C. IMSCHOOT, Corporate governance in ziekenhuizen, onuitg. Masterproef Bedrijfseconomie Universiteit

Gent, 2013-2014, 13. 166

Art. 132 ziekenhuiswet van 10 juli 2008. 167

Art. 133 ziekenhuiswet van 10 juli 2008. 168

Voor een opsomming van deze maatregelen: art. 136 ziekenhuiswet van 10 juli 2008. 169

Art. 137 ziekenhuiswet van 10 juli 2008. 170

Art. 142 ziekenhuiswet van 10 juli 2008.

Page 41: Governance van non-profitorganisaties: juridische aandachtspunten · Governance staat dus voor de verhouding tussen de bestuurlijke en de toezichthoudende taak, de invulling van deze

41

112. Voorts dient het ziekenhuis te voorzien in een financiële commissie met het oog op de financiële

doorzichtigheid van geldstromen. De financiële commissie bespreekt de jaarlijkse

begrotingsramingen, de jaarrekening, het verslag van de bedrijfsrevisor en de aard van de

aangerekende kosten.171

113. Ziekenhuizen beschikken verder nog over de mogelijkheid om een directiecomité op te richten.

Wanneer zij daartoe beslissen, moet het minstens bestaan uit: de directeur, de hoofdgeneesheer en

het hoofd van het verpleegkundig departement.172

114. De ziekenhuiswet bevat geen specifieke bepalingen wat betreft het bestuur van het ziekenhuis.

Hiervoor dient men de regels te volgen met betrekking tot de rechtsvorm die zij aanneemt

(doorgaans een vzw).173

171

Art. 143 ziekenhuiswet van 10 juli 2008. 172

A. CROMMELYNCK, K. DEGRAEVE en D. LEFEBRE, “De organisatie en financiering van ziekenhuizen”,

informatie-fiche CM, september 2013, 13. 173

Ik verwijs hiervoor naar de uiteenzetting over het bestuur in de vzw supra.

Page 42: Governance van non-profitorganisaties: juridische aandachtspunten · Governance staat dus voor de verhouding tussen de bestuurlijke en de toezichthoudende taak, de invulling van deze

42

III. De problematiek van de vergoeding

115. Men kan zich de vraag stellen of een vergoeding voor bestuurders of management in de non-

profit in overeenstemming is met het niet winstgevend doel van de vereniging, stichting of VSO-

CVBA. Hiernaast zijn er onduidelijkheden omtrent het reglementair karakter en de fiscale aspecten

van dergelijke vergoedingen. Daarenboven is het ook belangrijk na te gaan of er

controlemechanismen zijn die voorzien in een rem op deze vergoedingen en hoe dit alles zich in de

praktijk situeert. In dit hoofdstuk wordt verder ingegaan op deze aspecten.

1. Het niet winstgevende doel

116. Art. 1 derde lid V&S-wet definieert de vzw als volgt: “de vzw is die welke niet nijverheids- of

handelszaken drijft en welke niet tracht een stoffelijk voordeel aan haar leden te verschaffen”. Dit is

de wettelijke specialiteit van de vzw en omvat twee aspecten die elk afzonderlijk zullen worden

besproken.

1) Geen nijverheid- of handelszaken drijven

117. Art. 1 Wetboek van koophandel definieert als kooplieden zij die daden uitoefenen, bij de wet

daden van koophandel genoemd, en daarvan, hoofdzakelijk of aanvullend hun beroep maken.

Vermits in de wettelijke definitie van de vzw expliciet staat dat de vzw geen nijverheids- of

handelsdaden mag stellen, kan hieruit worden afgeleid dat zij dus nooit als een handelaar kan

worden gekwalificeerd.

118. De meerderheid174 in de rechtsleer neemt aan dat een vzw die bijkomstige nijverheids- en

handelsdaden stelt geldig is, mits men drie voorwaarden naleeft:

1. de economische activiteit dient kwantitatief ondergeschikt te zijn aan de niet-economische

activiteit;

2. er moet een rechtstreekse of onrechtstreekse band zijn van mindere of meerdere

noodzakelijkheid tussen beide activiteiten;

174

M. DENEF, “Hoofdstuk 1: situering en algemene kenmerken van de vzw” in M. DENEF (ed.), De VZW,

Brugge, Die Keure, 2015, (1) 24, nr. 41 ; I. DEMEYERE, M. GOVERS, G. POPPE, R. VAN HECKE en J.P. VINCKE,

Vandemecum voor de vzw, Antwerpen, Intersentia, 2012, 14 ; K. VISSERS, De VWZ naar Belgisch recht: een

praktische handleiding bij de V&S-wetgeving, Kortrijk-Heule, UGA, 2008, 42, nr. 45 ; P. ’T KINT, Les associations

sans but lucratif, Brussel, Larcier, 1999, 89-90, nr. 66 ; P. HOEDT, Oprichting en bestuur van een vzw,

Antwerpen-Apeldoorn, Garant, 2003, 29-30.

Page 43: Governance van non-profitorganisaties: juridische aandachtspunten · Governance staat dus voor de verhouding tussen de bestuurlijke en de toezichthoudende taak, de invulling van deze

43

3. de opbrengsten van de economische activiteit moeten worden aangewend voor het niet-

economische doel.

119. Een vzw dient dus ingevolge deze visie een ideologische doelstelling te hebben, waarbij men om

het doel te bereiken gebruik mag maken van bijkomstige handelsactiviteiten waarvan de opbrengst

louter toekomt aan dit belangeloos doel. 175 Deze visie wordt de theorie van de letterlijke

bijkomstigheid genoemd.176

120. De minderheid van de rechtsleer stelt dat onbeperkte economische activiteiten toegelaten zijn

op voorwaarde dat men alle opbrengsten zal gebruiken voor het niet-economische doel van de vzw

en geen verrijking van de leden tot gevolg heeft. Deze visie wordt de theorie van de figuurlijke

bijkomstigheid genoemd.177 Met de afschaffing van het winstoogmerk voor handelsvennootschappen

is deze stelling op de helling komen te staan.178 In de toekomst is men voornemens om deze

strekking te volgen en onbeperkte economische activiteiten voor de vzw’s en stichtingen toe te

laten.179

121. Wanneer een vzw handelt in strijd met dit wettelijk verbod, houdt dit niet in dat zij noodzakelijk

de hoedanigheid van handelaar verwerft. Dat kan immers enkel wanneer in het statutaire doel een

handelsactiviteit staat ingeschreven of in het geval van veinzing waarbij haar werkelijke doel een

handelsactiviteit is.180 In dat geval kan de vzw nietig worden verklaard.181

2) Geen stoffelijk voordeel aan de leden verschaffen

122. Een vzw mag daarenboven ook geen stoffelijk voordeel aan haar leden verschaffen. Het is dan

ook voor de vzw verboden om rechtstreekse vermogensvoordelen aan de leden toe te kennen.

Algemeen wordt aangenomen dat het wel toegelaten is om onrechtstreekse vermogensvoordelen na

175

I. DEMEYERE, M. GOVERS, G. POPPE, R. VAN HECKE en J.P. VINCKE, Vandemecum voor de vzw,

Antwerpen, Intersentia, 2012, 14. 176

K. VISSERS, De VWZ naar Belgisch recht: een praktische handleiding bij de V&S-wetgeving, Kortrijk-Heule,

UGA, 2008, 42, nr. 45 177

K. VISSERS, De VWZ naar Belgisch recht: een praktische handleiding bij de V&S-wetgeving, Kortrijk-Heule,

UGA, 2008, 42, nr. 45 178

M. DENEF, “Hoofdstuk 1: situering en algemene kenmerken van de vzw” in M. DENEF (ed.), De VZW,

Brugge, Die Keure, 2015, (1) 25, nr. 43. 179

K. GEENS, De sprong naar het recht voor morgen: hercodificatie van de basiswetgeving, 6 december 2016,

www.koengeens.be/beleid/hercodificatie. 180

D. VAN GERVEN, Handboek verenigingen, Kalmthout, Biblo, 2002, 60-61, nr. 41 ; D. AJ. COECKELBERGH,

Praktijkboek VZW’s: Het referentiewerk over de nieuwe V&S-wet, Antwerpen, Standaard Uitgeverij, 2005, 47, nr. 43. 181

Art. 3bis V&S-wet.

Page 44: Governance van non-profitorganisaties: juridische aandachtspunten · Governance staat dus voor de verhouding tussen de bestuurlijke en de toezichthoudende taak, de invulling van deze

44

te streven zoals professionele belangenbehartiging, vermijden van verliezen,…182 Slechts enkele

auteurs hebben hier bedenkingen bij. 183 In het Cassatie-arrest van 9 december 1940 (Carbocide-

arrest) werd bevestigd dat het verkrijgen van onrechtstreekse vermogensvoordelen toegelaten is.184

123. Een vzw die haar wettelijke specialiteit schendt, kan worden ontbonden185 of kan het voorwerp

uitmaken van een vordering tot staking.186

124. Een stichting dient te worden opgericht voor een specifiek maatschappelijk doel. Dit moet

worden opgenomen in de statuten.187 Een stichting is hetzij van openbaar nut, hetzij privaat. Beiden

beogen de verwezenlijking van een belangeloos doel.188 Een private stichting beoogt een belangeloos

doel maar niet het algemeen belang. Een stichting van openbaar nut beoogt het algemeen belang.

Enkel die stichtingen opgericht voor de verwezenlijking van een werk van filantropische,

levensbeschouwelijke, religieuze, wetenschappelijke, artistieke, pedagogische of culturele aard

kunnen worden erkend als zijnde van openbaar nut.189 De stichting mag dus een economische

bedrijvigheid voeren, zolang dit gebeurt zonder een winstoogmerk, met andere woorden zolang de

opbrengst uit die activiteit wordt aangewend voor het belangeloos doel.190

125. Ook voor de stichting is het verboden om stoffelijke voordelen te verschaffen aan de stichters,

bestuurders of enige andere persoon, behalve in dit laatste geval indien dit kadert in de

verwezenlijking van het belangeloos doel.191 Dit verbod betreft enkel de rechtstreekse materiële

vermogensvoordelen en niet de onrechtstreekse vermogensvoordelen. Gaat de stichting toch over

tot uitkering van winst, dan kan iedere belanghebbende de nietigverklaring van die rechtshandeling

vorderen, alsook de ontbinding of de nietigverklaring van de stichting.192

182

K. VISSERS, De VWZ naar Belgisch recht: een praktische handleiding bij de V&S-wetgeving, Kortrijk-Heule,

UGA, 2008, 43, nr. 46 ; M. DENEF, “Hoofdstuk 1: situering en algemene kenmerken van de vzw” in M. DENEF

(ed.), De VZW, Brugge, Die Keure, 2015, (1) 26, nr. 46 ; I. DEMEYERE, M. GOVERS, G. POPPE, R. VAN HECKE en

J.P. VINCKE, Vandemecum voor de vzw, Antwerpen, Intersentia, 2012, 15. 183

M. DENEF, “Hoofdstuk 1: situering en algemene kenmerken van de vzw” in M. DENEF (ed.), De VZW,

Brugge, Die Keure, 2015, (1) 26, nr. 46. 184

Cass. 9 december 1940, RPS 1947-48, 50-51, noot J. GOEDSELS. 185

Art. 18 V&S-wet. 186

M. DENEF, “Hoofdstuk 1: situering en algemene kenmerken van de vzw” in M. DENEF (ed.), De VZW,

Brugge, Die Keure, 2015, (1) 26-27, nr. 47 en 50. 187

M. DENEF et al., vzw en stichting, Brugge, die Keure, 2005, 562-563. 188

Art. 27 eerste lid van de wet van 27 juni 1921 betreffende de verenigingen zonder winstoogmerk, de internationale verenigingen zonder winstoogmerk en de stichtingen (hierna: vzw-wet). 189

Art. 27, vijfde lid V&S-wet. 190

D. VAN GERVEN, Handboek verenigingen, Kalmthout, Biblo, 2004, 50, nr. 23. 191

Art. 27 eerste lid V&S-wet. 192

R. VAN BOVEN, De Belgische stichting, Gent, Larcier, 2011, 26-27, nr. 71.

Page 45: Governance van non-profitorganisaties: juridische aandachtspunten · Governance staat dus voor de verhouding tussen de bestuurlijke en de toezichthoudende taak, de invulling van deze

45

126. Hiernaast zijn er vennootschappen die de vorm aannemen van een vennootschap met een

sociaal oogmerk. Een VSO streeft in beginsel geen winstoogmerk na en wordt gezien als een

alternatief voor de vzw. De vorm van een VSO kan interessant zijn voor vzw’s met belangrijke

economische activiteiten. De regelgeving betreffende VSO’s is strikter dan deze van de vzw.193 Een

belangrijk verschil met de vzw ligt in het feit dat een VSO haar activiteit uitoefent met een louter

sociaal oogmerk. Een VSO mag in beperkte mate winst nastreven voor haar vennoten in tegenstelling

tot de vzw die dit in feite niet mag.194 De wet voorziet in de mogelijkheid om een vzw om te zetten in

een vennootschap met een sociaal oogmerk.195

2. Wie kan een vergoeding toekennen?

127. Hoewel de wet zich niet uitdrukkelijk uitspreekt over bestuurdersvergoedingen wordt algemeen

aangenomen dat dit een bevoegdheid is van de algemene vergadering die voortvloeit uit artikel 4 2

en 7 V&S-wet. De algemene vergadering is bevoegd om zelf de vergoedbaarheid en de concrete

vergoeding van het mandaat te bepalen.196 Deze bevoegdheid kan niet aan de algemene vergadering

worden ontnomen. De vergoeding van een bestuurder is immers rechtstreeks verbonden met de

omvang en de uitoefeningsmodaliteiten van het bestuursmandaat.197 In de statuten zelf, krachtens

een beslissing van de algemene vergadering of in het benoemingsbesluit kan een bezoldiging worden

voorzien. De uitvoering zelf kan worden gedelegeerd naar organen, bepaalde personen of zelfs naar

een derde.198

128. Toch sluit niet alle rechtsleer zich hierbij aan. Sommigen menen dat ook andere organen de

bevoegdheid betreffende de vergoeding van de bestuurders kunnen krijgen omwille van het feit dat

deze bevoegdheid niet expliciet opgesomd is bij de voorbehouden bevoegdheden van de algemene

vergadering.199 Bepaalde rechtsleer gaat hierin zelfs verder en meent dat ook de raad van bestuur de

vergoeding kan bepalen. Bij dit laatste is er dan sprake van een belangenconflict, wat niet wegneemt

193

M. DENEF et al., vzw en stichting, Brugge, die Keure, 2005, 20-21. 194

D. VAN GERVEN, Handboek verenigingen, Kalmthout, Biblo, 2004, 337-341. 195

Art. 26 bis et seq. V&S-wet. 196

D. AJ. COECKELBERGH, Praktijkboek VZW’s: Het referentiewerk over de nieuwe V&S-wet, Antwerpen,

Standaard Uitgeverij, 2005, 511-516. 197

D. DE LAETER, “Raad van bestuur: de vergoeding” in D. DE LAETER, E. DE LEMBRE, R. MATTHIJSSENS, S.

RUYSSCHAERT, S. TUYTTEN, G. VANDEN ABEELE, M. VANDER LINDEN EN C. VANHEE, vzw in de praktijk,

Mechelen, Kluwer, 2013, www.jura.be. 198

D. AJ. COECKELBERGH, Praktijkboek VZW’s: Het referentiewerk over de nieuwe V&S-wet, Antwerpen,

Standaard Uitgeverij, 2005, 511-516. 199

D. AJ. COECKELBERGH, Praktijkboek VZW’s: Het referentiewerk over de nieuwe V&S-wet, Antwerpen,

Standaard Uitgeverij, 2005, 511-516

Page 46: Governance van non-profitorganisaties: juridische aandachtspunten · Governance staat dus voor de verhouding tussen de bestuurlijke en de toezichthoudende taak, de invulling van deze

46

dat het wel mogelijk is.200 Verder in deze thesis zal de problematiek rond belangenconflicten in de

vereniging, stichting en VSO-CVBA worden besproken.201

129. Indien niks is bepaald in de statuten omtrent de vergoeding van de bestuurders meent de

rechtsleer dat het mandaat niet vergoed wordt. ’T Kint meent dat omwille van het feit dat het

mandaat als bestuurder in feite lastgeving inhoudt, het mandaat in de regel onbezoldigd is.202 Van

Gerven meent echter dat het kosteloos is omwille van het feit dat uitsluitend de algemene

vergadering de bevoegdheid bezit om in een vergoeding te voorzien.203

130. De wet geeft niet aan wie bevoegd is om de vergoeding vast te stellen van de bestuurders van

de stichting. De rechtsleer adviseert dan ook om dit in de statuten te regelen. Indien de statuten

hierover niets voorzien, zal de bevoegdheid in de regel toekomen aan de raad van bestuur.204

Idealiter voorziet men best statutair in de oprichting van een ad-hoc orgaan dat de bevoegdheid

krijgt om de bestuurdersvergoeding vast te stellen.205

131. Wie de bevoegdheid tot het vaststellen van bestuurdersvergoedingen heeft bij een VSO is

afhankelijk van de vennootschaps- of verenigingsvorm die zij aanneemt. Meestal zal een VSO de

vorm aannemen van een CVBA, gezien bij deze vennootschapsvorm de wetgever in een specifieke

regelgeving heeft voorzien. Bij een CVBA is het ook zo dat de algemene vergadering de bevoegdheid

heeft om bestuurders te benoemen en ontslaan.206 Zij heeft tevens de bevoegdheid om een

bestuurdersbezoldiging toe te kennen ingevolge het vermoeden van bezoldiging bij

vennootschappen, indien de statuten daar niet in voorzien. Men baseert deze exclusieve

bevoegdheid van de algemene vergadering op het algemeen rechtsbeginsel dat stelt dat een

lasthebber nooit als tegenpartij mag optreden. Deze toekenning moet gebeuren in een aparte

beslissing of kan impliciet gebeuren door goedkeuring van de jaarrekening waarin er een vergoeding

200

K. BYTTEBIER, E. DE BATSELIER en E. JANSSENS, Een analyse van de nieuwe vzw wet, Antwerpen-Apeldoorn,

Maklu, 2004, 164. 201

P. 74 “V. Belangenconflicten”. 202

PH. ‘t KINT, les associations sans but lucratif, Brussel, Larcier, 1999, 119. 203

D. VAN GERVEN, Handboek verenigingen, Kalmthout, Biblo, 2003, 180. 204

P. LAVRYSEN, “De private stichting: een volwaardig alternatief voor de Nederlandse stichting-

administratiekantoor?”, TBH 2002, afl. 9, 667-697. 205

R. VAN BOVEN, De Belgische stichting, Gent, Larcier, 2011, 77-78. 206

H. GEINGER en N. HEIJERICK, Inleiding tot het vennootschapsrecht,Brugge, Die Keure, 2009, 239-243.

Page 47: Governance van non-profitorganisaties: juridische aandachtspunten · Governance staat dus voor de verhouding tussen de bestuurlijke en de toezichthoudende taak, de invulling van deze

47

voor bestuurders is opgenomen. Binnen de vennootschap is de raad van bestuur bevoegd om de

onkostenvergoedingen vast te leggen van zijn bestuurders.207

132. De exclusieve bevoegdheid van de algemene vergadering in de vennootschap omtrent het

bepalen van de vergoeding strekt zich enkel uit tot het globale bedrag. De raad van bestuur zelf staat

in voor de verdeling van het globale toegekende budget. In de corporate governance zijn reeds

verschillende suggesties naar voren getreden die aanraden om gespecialiseerde comités op te

richten, zoals compensation comittees en audit-comittees die instaan voor de verdeling van het

globale bedrag van de bezoldigingen. Natuurlijk kunnen deze geen bindende beslissing nemen

omwille van de verplichte collegiale besluitvorming, maar zij kunnen wel aan de raad van bestuur

een voorbereidende verdeling voorleggen die zij kunnen volgen.208

3. De vergoeding

i. Bestaan en omvang van de vergoeding

133. Algemeen wordt over de vergoeding van bestuurders in de vzw niets bepaald in de Wet van 27

juni 1921 op de vzw’s, niets bepaald. In beginsel wordt aangenomen dat het mandaat van bestuurder

in de vzw onbezoldigd is.209 Omwille van het feit dat een betalend mandaat de uitzondering is op de

regel dient dit expliciet te worden beslist.210

134. In de praktijk zijn mandaten van bestuurders bij een vzw meestal onbezoldigd, voornamelijk bij

kleine vzw’s die werken met vrijwilligers. In grotere professionele verenigingen is het mandaat soms

wel bezoldigd.211 In een uitzonderlijk geval is een mandaat als bestuurder betalend. In dergelijke

verenigingen betaalt men om bestuurder te mogen zijn, dit is onder andere het geval bij vzw’s waar

er voldoende kandidaten zijn om bestuurder te zijn.212

207

B. TILLEMAN, F. TILLEMAN, G. LAUWERS en J. WERBROUCK, Selectie van juridische, fiscale en sociale vragen

over bestuurdersvergoedingen bij de aanvang van, tijdens en bij het einde van een bestuurdersmandaat, Diegem, Ced.Samson, 1997, 11-13 en 16-17. 208

B. TILLEMAN, F. TILLEMAN, G. LAUWERS en J. WERBROUCK, Selectie van juridische, fiscale en sociale vragen

over bestuurdersvergoedingen bij de aanvang van, tijdens en bij het einde van een bestuurdersmandaat, Diegem, Ced.Samson, 1997, 16-17. 209

F. HELLEMANS, “Hoofdstuk 4: de organen van een vzw en hun werking” in M. DENEF (ed.), De VZW, Brugge,

Die Keure, 2015, (173) 233, nr. 105. 210

D. AJ. COECKELBERGH, Praktijkboek VZW’s: Het referentiewerk over de nieuwe V&S-wet, Antwerpen,

Standaard Uitgeverij, 2005, 511-516, nr. 827. 211

P. VANHUYSSE, Interview, 4 oktober 2016, Senior Legal Manager. 212D. AJ. COECKELBERGH, Praktijkboek VZW’s: Het referentiewerk over de nieuwe V&S-wet, Antwerpen,

Standaard Uitgeverij, 2005, 512, nr. 828.

Page 48: Governance van non-profitorganisaties: juridische aandachtspunten · Governance staat dus voor de verhouding tussen de bestuurlijke en de toezichthoudende taak, de invulling van deze

48

135. Dergelijke vergoeding dient redelijk te zijn, gezien het gaat om mandaten in de vzw waarbij men

de wettelijke specialiteit, meer specifiek het verbod op uitkering van winst aan de leden, dient te

respecteren. Indien het gaat om een hoge vergoeding komt dit volgens de rechtsleer namelijk in

aanvaring met het verbod om de leden een stoffelijk vermogensvoordeel te verschaffen.213 De Laeter

meent echter dat een vergoeding voor een bestuurder niks te maken heeft met een vergoeding voor

leden, tenzij de bestuurders allen lid zijn en quasi alle leden toevallig ook bestuurder zijn.214 Bijgevolg

zou een hoge vergoeding volgens hem niet in strijd zijn met het doel van de vzw. Indien de

vergoeding van bestuurders zou meeschommelen naargelang de inkomsten of netto-overschotten

van de vzw kan de vergoeding wel in strijd zijn met het doel van de vzw.

136. Toegekende vergoedingen worden dus beperkt door enerzijds de wettelijke specialiteit en

anderzijds de statutaire specialiteit. Dit laatste houdt in dat de vzw geen verbintenissen kan aangaan

of rechten kan verkrijgen die buiten het statutair omschreven doel vallen. Indien men dan toch

dergelijke handelingen stelt, kunnen zij niet worden toegeschreven aan de vzw.215 Hieruit valt naar

mijns mening dan ook af te leiden dat de toekenning van vergoedingen aan het bestuur en het

management van de vzw, gebonden is door het doel van de vzw, evenals door de wettelijke

specialiteit. Wanneer men een zodanig hoge bestuurdersvergoeding uitkeert, dat zij geen verband

meer houdt met de uitgevoerde taken van de vennootschap, is zij volgens mij in strijd met de

wettelijke specialiteit van de vzw, namelijk het verbod op uitkeren van winst. De sanctie voor het

niet naleven van de wettelijke specialiteit is de ontbinding van de vzw. De handeling waarbij een

dergelijke vergoeding wordt toegekend aan de bestuurder, kan vervolgens ook worden vernietigd.216

137. Omwille van het verbod voor de stichting om aan zijn bestuurders stoffelijke voordelen te

verschaffen, meent Lavrysen dat het bestuursmandaat verplicht kosteloos is. Hij stelt wel dat het

mogelijk is voor bestuurders om terugbetaling te bekomen van gemaakte kosten in hoofde van hun

bestuursopdracht.217 Toch moet volgens Denef et al. en Van Boven worden aangenomen dat

bestuurders een vergoeding mogen krijgen voor geleverde prestaties zolang deze in verhouding is

213

F. HELLEMANS, “Hoofdstuk 4: de organen van een vzw en hun werking” in M. DENEF (ed.), De VZW, Brugge,

Die Keure, 2015, (173) 233, nr. 105. 214

D. DE LAETER, “Raad van bestuur: de vergoeding” in D. DE LAETER et al., vzw in de praktijk, Mechelen,

Kluwer, 2013, www.jura.be. 215

M. DENEF, “Hoofdstuk 1: situering en algemene kenmerken van de vzw” in M. DENEF (ed.), De VZW,

Brugge, Die Keure, 2015, (1) 16, nr. 27. 216

Art. 18 2 V&S-wet. 217 P. LAVRYSEN, “De private stichting: een volwaardig alternatief voor de Nederlandse stichting-

administratiekantoor?”, TBH 2002, afl. 9, 667-697.

Page 49: Governance van non-profitorganisaties: juridische aandachtspunten · Governance staat dus voor de verhouding tussen de bestuurlijke en de toezichthoudende taak, de invulling van deze

49

met de geleverde prestaties.218 Deze tweede strekking stelt namelijk dat het verbod op uitkering

enkel slaat op gelden die bestuurders verkrijgen zonder hiervoor ook maar enige tegenprestatie te

leveren.219 Verschillende sancties zijn mogelijk voor de toekenning van een onevenredige vergoeding

die onverzoenbaar is met het uitkeringsverbod en het belangeloos doel. De stichter, een van zijn

rechthebbenden, een of meer bestuurders of het openbaar ministerie kunnen de ontbinding

vorderen voor een stichting die haar vermogen of inkomsten aanwendt voor andere doeleinden dan

waarvoor zij is opgericht. Ook afzetting van de bestuurders kan worden uitgesproken.220

138. In een vennootschap met sociaal oogmerk is het op zich niet verboden om winst uit te keren.

Het uitkeren van winst mag niet het voornaamste oogmerk zijn, bijgevolg moet het dus gaan om een

bijkomstige vergoeding. De wet stelt wel dat de statuten van de VSO moeten bepalen dat het

beperkte rechtstreekse vermogensvoordeel dat de vennootschap aan de vennoten uitkeert, niet

hoger mag zijn dan de rentevoet vastgesteld door de Koning (6%, ingevoerd bij KB op 25 februari

1996).221 Deze regeling is ingevoerd om misbruiken in dit kader te voorkomen.222 Een VSO mag dus

winst uitkeren aan de bestuurders zolang deze beperkt blijft.223 Bijgevolg is een vergoeding in

verhouding tot het behaalde winstresultaat niet verboden. De winstbesteding van een VSO dient

verplicht statutair omschreven te zijn.224

139. Bij een vennootschap met sociaal oogmerk dient men uiteraard in het achterhoofd te houden

dat het in se nog om een vennootschap gaat. Bij vennootschappen geldt er geen vermoeden van

kosteloosheid van het mandaat, zoals bij verenigingen, omwille van het feit dat het mandaat

professioneel wordt uitgeoefend. Er geldt zelfs in dergelijke gevallen een weerlegbaar vermoeden

van bezoldiging.

ii. Bestuurdersvergoeding en managementvergoeding

140. Er zijn twee soorten vergoedingen mogelijk: enerzijds de bestuurdersvergoeding en anderzijds

de managementvergoeding. Een bestuurdersvergoeding betreft de vergoeding die men toekent aan

officiële bestuursmandaten. Het gaat hier om vergoedingen toegekend aan bestuurders,

bedrijfsleiders, zaakvoerders,… Een managementvergoeding omvat alle vergoedingen die worden

218

Naar dezelfde mening: D. VAN GERVEN, Handboek verenigingen, Kalmthout, Biblo, 2004, 54, nr. 26. 219

R. VAN BOVEN, De Belgische stichting, Gent, Larcier, 2011, 77-78. 220

M. DENEF et al., vzw en stichting, Brugge, die Keure, 2005, 575-576. 221

Art. 661 lid 1 5 W.Venn. 222

D. VAN GERVEN, Handboek verenigingen, Kalmthout, Biblo, 2004, 348-354. 223 S. TUYTTEN, “Vrijwilligers en vso’s: parlementaire vraag schept duidelijkheid, ook voor vzw’s”, VZW info

2014, afl. 5, 1-2. 224

Art. 661 eerste lid 3 W.Venn.

Page 50: Governance van non-profitorganisaties: juridische aandachtspunten · Governance staat dus voor de verhouding tussen de bestuurlijke en de toezichthoudende taak, de invulling van deze

50

toegekend voor het beheer en/of management de niet onder officiële mandaten kunnen worden

geplaatst.225

141. Wat betreft de fiscale aanvaardbaarheid van bestuurdersvergoedingen hanteert de fiscus het

principe van marktconformiteit. Men dient de vergoeding te onderbouwen. Men raadt dan ook aan

om de vergoeding van een gewone bestuurder niet hoger te stellen dan deze van een gedelegeerd

bestuurder en dienen de bezoldigingen binnen eenzelfde categorie ongeveer overeen te stemmen.

De bestuurdersvergoeding wordt niet enkel betaald ter vergoeding van prestaties die de bestuurder

effectief heeft geleverd, maar ook bijvoorbeeld een vergoeding voor de bijkomende

aansprakelijkheid. Dit neemt niet weg dat het steeds belangrijk is dat er effectieve prestatie

tegenover deze vergoedingen staan.226

142. Managementvergoedingen vallen niet onder het bestuurdersmandaat. Daarom dienen zij dan

ook effectieve prestaties te vergoeden die daarenboven stevig moeten worden onderbouwd. Zij

kunnen dan ook best contractueel worden bepaald. Ook moet men steeds de prestaties waarvoor

een vergoeding wordt toegekend kunnen achterhalen. Net zoals bij bestuurdersvergoedingen, dient

de vergoeding marktconform te zijn. Bij managementvergoedingen is er dus sprake van een

zwaardere bewijslast ten opzichte van de fiscus en dus een strengere controle.227

4. De onkostenvergoeding

143. In de rechtsleer zijn hier verschillende opinies over. De ene strekking meent dat bestuurders

altijd recht hebben op terugbetaling van gemaakte onkosten voor rekening van de vzw. De andere

strekking228 stelt dat men er recht op heeft mits ze worden gemaakt voor rekening van de vzw in de

uitoefening van het bestuurdersmandaat en op voorwaarde dat ze worden verantwoord. De

bestuurder dient hiertoe de nodige bewijsstukken voor te leggen.229

225

R. VAN HEMELEN, “Management- en bestuurdersvergoedingen: de verschillen toegelicht”, Acc. Act. 2014,

nr. 20, 1-3. 226

R. VAN HEMELEN, “Management- en bestuurdersvergoedingen: de verschillen toegelicht”, Acc. Act. 2014,

nr. 20, 1-3. 227

R. VAN HEMELEN, “Management- en bestuurdersvergoedingen: de verschillen toegelicht”, Acc. Act. 2014,

nr. 20, 1-3. 228

Onder meer: S. MATHEI, De vzw stap voor stap: oprichting en werking, Gent, Larcier, 2010, 185-186, nr. 366

; K. VISSERS, De VZW naar Belgisch recht: een praktische handleiding bij de V&S-wetgeving, Kortrijk-Heule,

UGA, 2008, 108-109,nr. 181. 229

D. VAN GERVEN, Handboek verenigingen, Kalmthout, Biblo, 2003, 180.

Page 51: Governance van non-profitorganisaties: juridische aandachtspunten · Governance staat dus voor de verhouding tussen de bestuurlijke en de toezichthoudende taak, de invulling van deze

51

144. Deze laatste tendens wordt verdedigd door Coeckelbergh die een aantal cumulatieve

voorwaarden vooropstelt die moeten worden vervuld opdat men recht heeft op een

onkostenvergoeding. Men dient allereerst te kijken of de bestuurder een contractuele beperking

heeft wat het bedrag van de vergoeding betreft. Uitzonderlijk zullen alle kosten gemaakt voor de vzw

vergoed worden door middel van een forfaitaire vergoeding.230

145. Hiernaast moeten de kosten door de bestuurder worden verantwoord door het voorleggen van

bewijsstukken (binnen een redelijke termijn).231 De gemaakte kosten moeten in naam en voor

rekening van de vzw tijdens en naar aanleiding van de uitoefening van het mandaat gemaakt zijn. Het

is dus niet mogelijk terugbetaling van persoonlijke kosten te verkrijgen.232

146. Tevens vermeldt Coeckelbergh dat de vzw het bedrag van de uitgaven kan toetsen. De uitgaven

dienen immers in verband te staan met de inkomsten van de vzw.233 Zo bedragen buitensporige

restaurantkosten voor een zakenlunch géén normale kost die door de vzw geheel moet worden

gedragen.

147. Er zijn verschillende mogelijkheden om in vergoeding van de kosten te voorzien. De bestuurder

kan de kosten voorschieten of achteraf terugbetalen. De vzw kan ook een kredietkaart ter

beschikking stellen van de bestuurder. Deze laatste methode biedt natuurlijk meer gelegenheid tot

oneigenlijk gebruik van vzw-middelen. Bij terugbetaling gaat men in praktijk uit van een redelijke

termijn van 30 dagen.234

148. In de stichting aanvaarden beide strekkingen van de rechtsleer (supra) dat de bestuurder steeds

terugbetaling kan bekomen van de kosten die hij/zij heeft gemaakt in het kader van hun

bestuursmandaat.235

149. Bij de vennootschap met sociaal oogmerk dient men hiervoor terug te vallen op het

vennootschapsrecht omdat in dit speciale statuut hierover niks specifiek is bepaald. De

230

D. AJ. COECKELBERGH, Praktijkboek VZW’s: Het referentiewerk over de nieuwe V&S-wet, Antwerpen,

Standaard Uitgeverij, 2005, 511-516. 231

D. VAN GERVEN, Handboek verenigingen, Kalmthout, Biblo, 2003, 180. 232

D. AJ. COECKELBERGH, Praktijkboek VZW’s: Het referentiewerk over de nieuwe V&S-wet, Antwerpen,

Standaard Uitgeverij, 2005, 514. 233

D. AJ. COECKELBERGH, Praktijkboek VZW’s: Het referentiewerk over de nieuwe V&S-wet, Antwerpen,

Standaard Uitgeverij, 2005, 514. 234

D. AJ. COECKELBERGH, Praktijkboek VZW’s: Het referentiewerk over de nieuwe V&S-wet, Antwerpen,

Standaard Uitgeverij, 2005, 514. 235

R. VAN BOVEN, De Belgische stichting, Gent, Larcier, 2011, 77-78, nr. 216.

Page 52: Governance van non-profitorganisaties: juridische aandachtspunten · Governance staat dus voor de verhouding tussen de bestuurlijke en de toezichthoudende taak, de invulling van deze

52

vennootschap moet de bestuurders vergoeden voor de gemaakte onkosten, zelfs indien het

bestuursmandaat niet bezoldigd is. De rechtsgrond hiervoor is te vinden in de wetgeving omtrent

het gemeenrechtelijk mandaat.236

5. Kan de bestuurder een vrijwilligersvergoeding ontvangen?

150. In de circulaire van 5 maart 1999 wordt de hoedanigheid van een vrijwilliger gedefinieerd als

een natuurlijke persoon die, op onbaatzuchtige wijze, onbezoldigd en in een georganiseerd of

gereglementeerd verband, zijn activiteiten uitvoert.237 Op een vraag omtrent de kwalificatie van

bestuurders als vrijwilligers antwoordde de minister van financiën (vertegenwoordigd door J.E.

Vandenbosch) dat deze omschrijving een statutair onbezoldigd bestuurder van een aan de

rechtspersonenbelasting onderworpen vzw niet expliciet uitsluit.238

151. Vervolgens stelde de minister in zijn antwoord het volgende: “wanneer de forfaitaire

vergoedingen evenwel de aard hebben van presentiegelden die worden toegekend bijvoorbeeld voor

deelname aan de raad van bestuur, dan is niet aan de voorwaarden van voormelde circulaire

voldaan. Presentiegelden worden in principe als belastbare beroepsinkomsten in de zin van artikel

23, § 1, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 aangemerkt. Zij zijn aan de

bedrijfsvoorheffing onderworpen en moeten naargelang het geval op een fiche 281.10, 281.20 of

281.30 worden vermeld”. Een bestuurder kan dus wat betreft zijn presentiegelden niet als vrijwilliger

worden gekwalificeerd waardoor deze gelden belastbare beroepsinkomsten zijn.

152. In een vzw is het dus mogelijk om een vrijwilligersvergoeding te ontvangen als onbezoldigd

bestuurder voor het meewerken aan activiteiten van de vzw anders dan deze in het kader van het

bestuursmandaat. Een vergoeding van het mandaat als bestuurder kan echter niet via een

vrijwilligersvergoeding omdat een bestuurder hier niet als vrijwilliger wordt beschouwd.239 Indien de

vergoeding die een bestuurder in de stichting of VSO-CVBA krijgt aangeduid wordt als presentiegeld,

kan hier ingevolge het antwoord van de minister ook geen sprake zijn van een

vrijwilligersvergoeding.

236

B. TILLEMAN, F. TILLEMAN, G. LAUWERS en J. WERBROUCK, Selectie van juridische, fiscale en sociale vragen

over bestuurdersvergoedingen bij de aanvang van, tijdens en bij het einde van een bestuurdersmandaat, Diegem, Ced.Samson, 1997, 45. 237

Circ. 5 maart 1999 nr. Ci.RH.241/509.803. 238

Vraag 600 van 22 oktober 2012 van de heer Vercamer, Kamer, 2011-2012, nr. 091, blz. 134-135. 239

S. DEBLAUWE, ‘Ontvangen van vrijwilligersvergoeding als bestuurder van een vzw, mogelijk of niet?’, in Not-

for-profit & Publieke sector, 16 september 2013, www.alaska-group.eu/ontvangen-van-vrijwilligersvergoeding-als-bestuurder-van-een-vzw-mogelijk-of-niet.

Page 53: Governance van non-profitorganisaties: juridische aandachtspunten · Governance staat dus voor de verhouding tussen de bestuurlijke en de toezichthoudende taak, de invulling van deze

53

6. De vergoeding in de praktijk

153. In de praktijk is er vaak geen sprake van zeer grote vergoedingen in de non-profit sector. Bij

vzw’s met een zekere grootorde neemt men vaak iemand in dienst als technisch of zakelijk directeur.

Deze persoon ontvangt hiervoor dan een loon. In heel kleine vzw’s zijn bestuurders vaak onbezoldigd

en is er enkel sprake van een vrijwilligersvergoeding. Bij Alaska Group, een juridische organisatie die

zich bezighoudt met de bijstand van vzw’s en stichtingen bij het regelen van hun juridisch kader en

statuten, zijn er quasi geen gevallen bekend waarbij de vergoeding duidelijk onevenredig is met de

vorm van de onderneming of waarbij er een verdoken vergoeding zou worden uitgekeerd.240 Dit

neemt niet weg dat misbruik in praktijk wel mogelijk is.

154. In ziekenhuizen is het bestuurslidmaatschap vrijwillig. Toch wordt vaak in een compensatie

voorzien met name een aanwezigheidsvergoeding in publieke ziekenhuizen of een

onkostenvergoeding in 50% van de private ziekenhuizen. In 35% van de private ziekenhuizen en 62%

van de publieke ziekenhuizen, krijgt de voorzitter van de raad van bestuur een bijkomstige

compensatie.241 In een aantal case studies werd aangetoond dat het al dan niet verkrijgen van een

vergoeding verschilt van ziekenhuis tot ziekenhuis. In het UZ Gent krijgen bijvoorbeeld enkel externe

leden een vergoeding voor hun lidmaatschap242 terwijl in het Onze-Lieve-Vrouw ziekenhuis in Aalst

de bestuurders geen enkele vergoeding ontvangen en in het Algemeen Stedelijk Ziekenhuis een

zitpenning gegeven wordt van €200.243 Wettelijke zijn er geen concrete richtlijnen wat betreft de

vergoeding van bestuursleden in ziekenhuizen. Hierbij dient men bijgevolg ook terug te vallen op de

principes zoals uiteengezet voor de vzw (ut supra).

7. Is er controle op de bestuurdersvergoedingen?

155. Bij een vennootschap met sociaal oogmerk dienen de bestuurders of zaakvoerders jaarlijks een

bijzonder verslag uit te brengen over de manier waarop de vennootschap toezicht heeft uitgeoefend

op haar oogmerk. In dit verslag moeten zij aangeven dat de uitgaven betreffende de investeringen,

werkingskosten en bezoldigingen, gemaakt zijn om het sociale oogmerk van de vennootschap te

verwezenlijken. Dit verslag wordt bijgevoegd bij het jaarverslag.244

240

P. VANHUYSSE, Interview, 4 oktober 2016, Senior Legal Manager. 241

C. IMSCHOOT, Corporate governance in ziekenhuizen, onuitg. Masterproef Bedrijfseconomie Universiteit

Gent, 2013-2014, p. 35. 242 De externe leden ontvangen een vergoeding van €2.871 per jaar en €278 presentiegeld per vergadering, evenals een vergoeding voor de reiskosten verbonden aan de uitvoering van hun mandaat. 243

C. IMSCHOOT, Corporate governance in ziekenhuizen, onuitg. Masterproef Bedrijfseconomie Universiteit

Gent, 2013-2014, p. 35. 244 S. TUYTTEN, “Vennootschap met sociaal oogmerk: statutaire bepalingen”, VZW info 2007, deel 1: afl. 8, 1-2,

deel 2: afl. 9, 4-5, deel 3: afl. 10, 1-3.

Page 54: Governance van non-profitorganisaties: juridische aandachtspunten · Governance staat dus voor de verhouding tussen de bestuurlijke en de toezichthoudende taak, de invulling van deze

54

156. Het doel van dit verslag is ervoor te zorgen dat men de vennootschap niet op een oneigenlijke

manier gebruikt. Men wilde vermijden dat op verdoken wijze winst zou worden uitgekeerd aan de

vennoten of bestuurders van de VSO. Om overdadige bestuurdersvergoedingen te voorkomen

bepaalt men zelfs best uitdrukkelijk dat naast de kosten ook de bezoldigingen moeten worden

verantwoord. Het niet opstellen of slecht opstellen van het bijzonder verslag kan aanleiding geven

tot hoofdelijke bestuurdersaansprakelijkheid voor alle schade ten gevolge van overtreding van

toepasselijke wettelijke en statutaire bepalingen.245

157. In grotere vzw’s, stichtingen en VSO-vennootschappen, dient een commissaris te worden

aangesteld. Deze heeft als taak de boekhouding en de jaarrekening te controleren. Hij maakt elk jaar

een verslag op met zijn bevindingen. Bij zijn controlebevoegdheden houdt hij in het bijzonder

rekening met de juiste waardering van schulden in de openingsbalans. De commissaris moet nagaan

of de waardering van onder andere de bezoldigingen van de raad van bestuur wel naar behoren is

gebeurd. In kleinere vzw’s en stichtingen waar men niet verplicht is een commissaris te voorzien, kan

men opteren om een externe accountant aan te stellen die de controle van de rekeningen voor zich

neemt. Diens opdracht en modaliteiten moeten worden vastgelegd in de statuten. Deze twee

controleorganen zorgen voor een onafhankelijke kijk op de boekhouding en de jaarrekening.

Wanneer overmatig grote bestuurdersbezoldigingen uitgekeerd worden, zal dit blijken uit de

boekhouding en de verslagen van de vereniging, stichting of VSO-vennootschap. Normalerwijze

zullen deze hoge uitkeringen, vragen doen rijzen bij buitenstaanders.246 Let hierbij wel op het feit dat

de aanstelling van een externe accountant in kleinere vzw’s en stichtingen vrijblijvend is. Indien een

kleine vzw hiervoor niet opteert is er geen externe controle aanwezig op deze vergoeding. De leden

beschikken dan wel nog steeds over hun inzagerecht om deze onregelmatigheden op te sporen.

8. Middelen bij misbruik

158. De algemene vergadering beschikt over de mogelijkheid om een aansprakelijkheidsvordering in

te stellen ten opzichte van de bestuurders in kwestie. De meerderheid van de algemene vergadering

dient daartoe in te stemmen opdat men een aansprakelijkheidsvordering namens de vzw kan

instellen. Wanneer men dergelijke meerderheid niet haalt, is er geen minderheidsvordering die men

kan instellen. Een voorlopig bewindvoerder kan worden aangesteld indien het bestuur omwille van

245

Steunpunt WSE, Onderzoeksproject 2008: Juridische aspecten eigen aan de ondernemingen in de sociale economie, mei 2008, www.werk.be/onderzoek/onderzoeksprojecten/onderzoeksprojecten-2007-2011/onderzoeksproject-2008-juridische-aspecten-eigen-aan-de-ondernemingen-de-sociale-economie. 246

A. KILESSE en E. VANDERSTAPPEN, “De commissaris”, in M. DENEF (ed.), De vzw, Brugge, Die Keure, 2015,

304, 315.

Page 55: Governance van non-profitorganisaties: juridische aandachtspunten · Governance staat dus voor de verhouding tussen de bestuurlijke en de toezichthoudende taak, de invulling van deze

55

onredelijke gronden weigert om de beslissing tot het instellen van een aansprakelijkheidsvordering

van een individueel lid te agenderen.247

159. Een individueel lid van de vzw kan echter wel het initiatief nemen om het besluit nietig te laten

verklaren. In praktijk zal echter iemand die problemen heeft met de beslissingen van andere

bestuurders, ontslag nemen zonder echt een aansprakelijkheidsvordering in te stellen.248

247 M. WAUTERS, “Hoofdstuk 7: aansprakelijkheid” in M. DENEF (ed.), De VZW, Brugge, Die Keure, 2015, (381)

397, nr. 32. 248

P. VANHUYSSE, Interview 4 oktober 2016, Senior Legal Manager.

Page 56: Governance van non-profitorganisaties: juridische aandachtspunten · Governance staat dus voor de verhouding tussen de bestuurlijke en de toezichthoudende taak, de invulling van deze

56

IV. De problematiek van de transparantie

160. Bij governance in de non-profit sector speelt transparantie een belangrijke rol. Opdat het

evenwicht tussen de verschillende stakeholders behouden zou blijven, moet men immers een vorm

van toezicht/controle hebben op het hele verenigingsgebeuren. Dergelijke controle zal misbruiken

aan het licht brengen en zorgt voor een disciplinerende werking. In dit hoofdstuk zal onder meer

dieper worden ingegaan op de boekhoudkundige verplichtingen van de vzw, de stichting en de VSO-

CVBA. Ook zal de regeling omtrent de commissaris, het inzagerecht van de leden, controle door de

accountant/bedrijfsrevisor, de interne audit en interne controle worden toegelicht.

1. Definitie van kleine, grote en zeer grote vzw of stichting

161. Art 17 §2 en §3 V&S-wet stelt dat een vzw als kleine vzw te beschouwen valt wanneer zij

wanneer zij maximaal één van de volgende criteria overschrijdt:

1. het equivalent, gemiddeld over het jaar, van 5 voltijdse werknemers ingeschreven in het

personeelsregister dat wordt gehouden overeenkomstig het KB nr. 5 van 23 oktober 1978

betreffende het bijhouden van sociale documenten;

2. in totaal 312.500 EUR aan andere dan uitzonderlijke ontvangsten, exclusief de belasting over

de toegevoegde waarde;

3. een balanstotaal van 1.249.500 EUR.

Wanneer een vzw echter ten minste twee van de drie criteria overschrijdt, is zij als een grote vzw te

beschouwen.

162. Problematisch is echter wel dat artikel 17 §3 V&S-wet stelt dat pas bij afsluiting van het

boekjaar dient te worden nagegaan of een vzw deze criteria overschrijdt. Algemeen neemt men aan

dat dit artikel dient te worden begrepen in die zin dat men zich pas als grote vzw dient te gedragen

vanaf het volgende boekjaar na de vaststelling van het voldoen aan minstens twee criteria.249

163. Artikel 17 §5 V&S-wet bepaalt wanneer er sprake is van een zeer grote vzw:

- ofwel: “wanneer het aantal tewerkgestelde werknemers, gemiddeld over het jaar, het

equivalent van 100 voltijdse werknemers ingeschreven in het personeelsregister dat wordt

249 F. HELLEMANS, “De nieuwe regels inzake boekhouding, jaarrekening en controle: meer verantwoording en

meer (mogelijkheid tot) toezicht”, TRV 2004, 457-486 ; S. MATHEI, De vzw stap voor stap: oprichting en

werking, Gent, Larcier, 2010, 292, nr. 569 ; Deze visie sluit aan bij het verslag van de Koning dat aan het KB van 19 december 2003 voorafgaat vermits dit bepaalt dat de regels voor grote vzw’s van toepassing zijn zodra men op het einde van het boekjaar de criteria heeft bereikt zodanig dat men niet retroactief aan de verplichtingen moet voldoen.

Page 57: Governance van non-profitorganisaties: juridische aandachtspunten · Governance staat dus voor de verhouding tussen de bestuurlijke en de toezichthoudende taak, de invulling van deze

57

gehouden krachten het KB nr. 5 van 23 oktober 1978 betreffende het bijhouden van sociale

documenten te boven gaat”,

- ofwel: “wanneer de vereniging bij de afsluiting van het boekjaar met betrekking tot ten

minste twee van de volgende drie criteria de onderstaande cijfers te boven gaat:

1) het equivalent, gemiddeld over het jaar, van 50 voltijdse werknemers ingeschreven in

het personeelsregister dat wordt gehouden overeenkomstig het voormelde koninklijk

besluit nr. 5 van 23 oktober 1978;

2) in totaal 7.300.000 EUR aan andere dan uitzonderlijke ontvangsten, exclusief de

belasting over toegevoegde waarde;

3) een balanstotaal van 3.650.000 EUR”.

164. Verplichting tot aanstelling van een commissaris in zeer grote vzw’s geldt slechts vanaf het

eerstvolgende boekjaar, namelijk vanaf de eerste gewone algemene vergadering volgend op de

vaststelling dat men voldoet aan de criteria van een zeer grote vzw. 250

165. Hiernaast zijn er nog verschillende vzw’s die onderworpen zijn aan bijzondere boekhoudkundige

en andere verplichtingen.251 Art 17 §4 V&S-wet stelt uitdrukkelijk dat §2 en §3 niet van toepassing

zijn op verenigingen die wegens de aard van hun hoofdactiviteit onderworpen zijn aan bijzondere

wetgeving betreffende het houden van hun boekhouding en hun jaarrekening die minstens

gelijkwaardig zijn aan deze vervat in V&S-wet en zijn uitvoeringsbesluiten. De vzw’s die onderworpen

zijn aan bijzondere boekhoudkundige en andere verplichtingen moeten echter nog steeds de

jaarrekening voorleggen ter goedkeuring aan de algemene vergadering binnen de zes maanden na

het afsluiten van het boekjaar. Daarnaast blijven zij tevens onderworpen aan de

openbaarmakingsformaliteiten, alsook aan de verplichting om een commissaris aan te stellen.252

166. De vraag stelt zich echter ook of bij vzw’s onderworpen aan bijzondere wetgeving er een

verplichting geldt tot neerlegging van de jaarrekening bij de Nationale Bank van België. De rechtsleer

250

F. HELLEMANS, “De nieuwe regels inzake boekhouding, jaarrekening en controle: meer verantwoording en

meer (mogelijkheid tot) toezicht”, TRV 2004, 457-486 ; S. MATHEI, De vzw stap voor stap: oprichting en

werking, Gent, Larcier, 2010, 292, nr. 569. 251

Opsomming van deze vzw’s zie Hand. Kamer 1998-1999, 12 april 1999, nr. 1854/7, 51-52. Het gaat onder meer over scholen en ziekenhuizen. 252

S. MATHEI, De vzw stap voor stap: oprichting en werking, Gent, Larcier, 2010, 293-294, nr. 575 ; D. VAN

GERVEN, Handboek verenigingen, Kalmthout, Biblo, 2004, 276, nr. 312.

Page 58: Governance van non-profitorganisaties: juridische aandachtspunten · Governance staat dus voor de verhouding tussen de bestuurlijke en de toezichthoudende taak, de invulling van deze

58

is hierover zeer verdeeld.253 D. VAN GERVEN meent dat art 17 §6 V&S-wet ook van toepassing is op

deze vzw’s op voorwaarde dat het gaat om grote vzw’s. 254 Ook F. Hellemans stelt dat alle grote vzw’s

in feite aan die neerleggingsplicht zijn onderworpen, gezien het feit dat art 17 §4 V&S-wet enkel stelt

dat §2 en §3 niet van toepassing zijn en gezien het feit dat het volgens hem onlogisch zou zijn om

grote vzw’s met bijzondere regelgeving vrij te stellen.

167. Artikel 37 V&S-wet voert eenzelfde verdeling in voor stichtingen. Het onderscheid tussen kleine,

grote en zeer grote stichtingen is gesteund op dezelfde criteria als bij vzw’s.

168. Samenvattende tabel wat betreft de verplichtingen jaarrekening en boekhouding voor de kleine, grote en zeer grote vzw/stichting

Kleine vzw/stichting Grote vzw/stichting Zeer grote vzw/stichting

Criteria Slechts voldoen aan 1 van

deze 3 criteria:

- het equivalent,

gemiddeld over het

jaar, van 5 voltijdse

werknemers;

- in totaal 312.500 EUR

aan andere dan

uitzonderlijke

ontvangsten, exclusief

de belasting over de

toegevoegde waarde;

- een balanstotaal van

1.249.500 EUR.

Minstens voldoen aan 2

van de 3 criteria van een

kleine vzw, zonder aan de

criteria van een grote vzw

te voldoen

Minstens voldoen aan 2 van de

drie volgende criteria:

- het equivalent, gemiddeld

over het jaar, van 50 voltijdse

werknemers;

- in totaal 7.300.000 EUR aan

andere dan uitzonderlijke

ontvangsten, exclusief de

belasting over toegevoegde

waarde;

- een balanstotaal van

3.650.000 EUR.

OFWEL

100 of meer voltijdse

werknemers tewerk stellen

Boekhouding Vereenvoudigde

boekhouding

- bijhouden van een

dagboek

- jaarlijkse inventaris

- opmaken van de

jaarrekening met

toelichting

Dubbel boekhouden

- volledige

boekhouding voeren

- opmaken van de

jaarrekening met

toelichting

Dubbel boekhouden

- volledige boekhouding

voeren

- opmaken van de

jaarrekening met toelichting

Verplichte

aanstelling

commissaris

Nee Nee Ja

253

C. FISCHER en B. THEUNISSEN, “Les obligations des ASBL en matière de comptabilité et de comptes

annuels”, Non-Marchand 2003, nr. 12, 92-93. Zij menen dat vzw’s die aan bijzondere wetgeving zijn onderworpen, niet onderworpen zouden zijn aan de neerleggingsverplichting. 254

D. VAN GERVEN, Handboek verenigingen, Kalmthout, Biblo, 2004, 277, nr. 313.

Page 59: Governance van non-profitorganisaties: juridische aandachtspunten · Governance staat dus voor de verhouding tussen de bestuurlijke en de toezichthoudende taak, de invulling van deze

59

Mogelijkheid

tot

aanstelling

accountant

Ja ja Ja

Publicatie Nee Ja Ja

2. Specifieke boekhoud- en andere verplichtingen voor kleine vzw of stichting

169. Artikel 17 §2 V&S-wet stelt dat kleine vzw’s “een vereenvoudigde boekhouding voeren die ten

minste betrekking heeft op de mutaties in contant geld of op de rekeningen, overeenkomstig een door

de Koning vastgesteld model”. Artikel 37 §2 V&S-wet bepaalt hetzelfde voor stichtingen.

170. De basisverplichtingen voor kleine vzw’s en stichtingen werden uitgewerkt door de Koning in

het KB van 26 juni 2003 betreffende de vereenvoudigde boekhouding van bepaalde verenigingen

zonder winstoogmerk, internationale verenigingen zonder winstoogmerk en stichtingen255.

171. Het KB van 26 juni 2003 vermeldt allereerst al een aantal algemene boekhoudregels. De

boekhouding moet vooreerst aangepast zijn aan de aard en de omvang van de activiteit van de

onderneming.256 Daarnaast moeten de verrichtingen met betrekking tot mutaties in contant geld of

op rekeningen zonder vertraging, getrouw en volledig en naar tijdsorde worden verwerkt in een

ongesplitst dagboek.257

i. Het dagboek

172. Kleine vzw’s hebben dus de verplichting om een dagboek bij te houden. Het KB 26 juni 2003

bevat in artikel 3 een opsomming van de voorwaarden waaraan dit dagboek moet voldoen.258 Het

dagboek is genummerd en wordt geïdentificeerd op naam van de vereniging.259 Het mag worden

gehouden door ingebonden of ingenaaide registers of geïnformatiseerde systemen. Wanneer een

dagelijks bestuurder werd benoemd, mag men aannemen dat het ondertekenen van het dagboek tot

diens bevoegdheden behoort.260

255

KB van 26 juni 2003 betreffende de vereenvoudigde boekhouding van bepaalde verenigingen zonder winstoogmerk, internationale verenigingen zonder winstoogmerk en stichtingen, BS 11 juli 2003 (hierna: KB 26 juni 2003). 256

Art. 1 KB 26 juni 2003. 257

Art. 2 KB 26 juni 2003. 258

In bijlage A van het KB 26 juni 2003 heeft de Koning een inhoudelijk model voorzien waaraan het dagboek dient te voldoen. Deze indeling is slechts een minimale voorziening en kan steeds worden uitgebreid maar niet worden ingeperkt. 259

Art. 3 §1 KB 26 juni 2003. 260

F. HELLEMANS, “De nieuwe regels inzake boekhouding, jaarrekening en controle: meer verantwoording en

meer (mogelijkheid tot) toezicht”, TRV 2004, 457-486.

Page 60: Governance van non-profitorganisaties: juridische aandachtspunten · Governance staat dus voor de verhouding tussen de bestuurlijke en de toezichthoudende taak, de invulling van deze

60

173. Artikel 3 KB 26 juni 2003 vermeldt voorts dat men dit dagboek bijhoudt “naar tijdsorde, zonder

witte vlakken, noch weglatingen”. Zo wenst de Koning de materiele continuïteit, regelmatigheid en

onomkeerbaarheid van de boekingen te waarborgen. Wanneer men een correctie doet, moet de

oorspronkelijke boeking ook steeds leesbaar blijven.261 Elke boeking dient te worden verantwoord

door middel van een gedagtekend verantwoordingstuk. Hiernaar moet men steeds verwijzen bij de

boeking. Deze verantwoordingstukken die strekken tot bewijs moeten worden opgeborgen en

bewaard voor zeven jaar in origineel en afschrift.262

174. Het dagboek zelf moet in originele vorm worden bewaard gedurende zeven jaar vanaf 1 januari

van het jaar volgend op de afsluiting ervan.263

175. De bepalingen van het KB 26 juni 2003 gelden ook ten aanzien van stichtingen.264

ii. De inventaris

176. Artikel 5 KB 26 juni 2003 stelt dat de vzw geacht wordt minstens jaarlijks op de gekozen datum

een inventaris op te maken “van de bezittingen, vorderingen, schulden en verplichtingen van welke

aard ook, van de vereniging”. 265 Een ‘inventaris’ is een opgave met daarin alle bezittingen van de vzw

in de vorm van geld, vorderingen, roerende goederen, onroerende goederen evenals de

verplichtingen op een bepaald moment.266 De inventaris geschiedt normalerwijze op het einde van

het boekjaar ofwel bij het begin van een nieuw boekjaar.267

177. De beweegreden tot het invoeren van deze verplichting was dat een buitenstaander de

mogelijkheid kreeg om een globaal beeld te vormen over de financiële toestand van een vzw.

Daarnaast is deze inventaris het uitgangspunt waarop de ‘staat van vermogen’ is gebaseerd. Dit

261

Art. 3 §3 KB 26 juni 2003. 262

Art. 4 KB 26 juni 2003. 263

Art. 3 §4 KB 26 juni 2003. 264

Art. 16 KB 26 juni 2003 ; D. VAN GERVEN, Handboek stichtingen: de private stichting, de stichting als

administratiekantoor, de stichting van openbaar nut en de buitenlandse stichting, Kalmthout, Biblo, 2004, 220, nr. 202. 265

In het KB werd geen model van inventaris opgenomen. Verschillende rechtsleer stelt voor om het model voor inventaris onrechtstreeks te funderen op het model voor staat van vermogen. 266

D. A.J. COECKELBERG, Praktijkboek vzw's : het referentiewerk over de (nieuwe) vzw-wet (deel 2),

Antwerpen, Standaard Uitgeverij, 2005, 833, nr. 1507. 267

D. A.J. COECKELBERG, Praktijkboek vzw's : het referentiewerk over de (nieuwe) vzw-wet (deel 2),

Antwerpen, Standaard Uitgeverij, 2005, 834, nr. 1509.

Page 61: Governance van non-profitorganisaties: juridische aandachtspunten · Governance staat dus voor de verhouding tussen de bestuurlijke en de toezichthoudende taak, de invulling van deze

61

laatste is een onderdeel van de jaarrekening die men jaarlijks moet neerleggen. Ook speelt deze een

rol bij de bepaling van het ‘balanstotaal’ bij de afbakening of men een grote of kleine vzw is. 268

178. Het bestuur moet de nodige opnemingen, verificaties, onderzoekingen en waarderingen laten

doen voor de inventaris vast te stellen.269 De waarderingen die men doet moeten voldoen aan de

voorwaarden van voorzichtigheid, oprechtheid en goede trouw.270

179. De waarderingsregels die worden gebruikt voor de inventaris moeten elk boekjaar dezelfde zijn.

Wanneer niet langer mogelijk is om op basis van die waarderingsregels te voldoen aan de criteria van

voorzichtigheid, oprechtheid en goede trouw dan mogen zij wel worden aangepast.

180. De bepalingen van het KB 26 juni 2003 gelden ook ten aanzien van stichtingen.271

iii. De jaarrekening

181. Het bestuur van de vzw dient ook steeds jaarlijks een jaarrekening op te maken. Deze

jaarrekening omhelst de staat van ontvangsten en uitgaven en een toelichting. Beide stukken vormen

een geheel. De opgenomen bedragen zijn uitgedrukt in euro, zonder decimalen.272 De jaarrekening

moet voorzichtig, oprecht, te goeder trouw en op duidelijke wijze worden opgesteld. Wanneer de

bepalingen uit het KB niet voldoen moet het bestuur ervoor zorgen dat in de toelichting bijkomende

informatie wordt gegeven.273

182. Een eerste deel van de jaarrekening betreft de staat van ontvangsten en uitgaven. Deze staat

vloeit rechtstreeks voort uit het dagboek als bedoeld in artikel 2 KB 26 juni 2003. De staat vermeldt

stelselmatig de aard en het bedrag van de ontvangsten en de uitgaven van de vereniging. Bij vzw’s

die een vereenvoudigde boekhouding voeren, staan deze uitgaven centraal. Het is mogelijk om via de

uitgaven inzicht te krijgen op hoe de vereniging of de stichting handelt.

268

S. MATHEI, De vzw stap voor stap: oprichting en werking, Gent, Larcier, 2010, 316-317, nr. 606. 269

F. HELLEMANS, “De nieuwe regels inzake boekhouding, jaarrekening en controle: meer verantwoording en

meer (mogelijkheid tot) toezicht”, TRV 2004, 457-486. 270

Art. 8 KB 26 juni 2003. 271

Art. 16 KB 26 juni 2003 ; D. VAN GERVEN, Handboek stichtingen: de private stichting, de stichting als

administratiekantoor, de stichting van openbaar nut en de buitenlandse stichting, Kalmthout, Biblo, 2004, 221, nr. 202 ; De Koning heeft voor deze staat van ontvangsten en uitgaven een model opgenomen in bijlage B bij het KB van 26 juni 2003. Het gaat hier weer om een minimale inhoud die steeds kan worden uitgebreid maar niet kan worden vereenvoudigd. 272

Art. 9 KB 26 juni 2003. 273

Art. 11 KB 26 juni 2003.

Page 62: Governance van non-profitorganisaties: juridische aandachtspunten · Governance staat dus voor de verhouding tussen de bestuurlijke en de toezichthoudende taak, de invulling van deze

62

183. Een tweede deel van de jaarrekening betreft de toelichting. Deze omvat informatie uit art. 6, 7,

11 en 14 KB 26 juni 2003, evenals een staat van vermogen van de vereniging.274 De staat van

vermogen vloeit rechtstreeks voort uit de inventaris.275 Zij moet op de datum van de afsluiting van

het boekjaar consequent de aard en het bedrag van de totaliteit van bezittingen en schulden

vermelden.

184. Ook in de stichting dient de raad van bestuur jaarlijks, ten laatste binnen de zes maanden na

afsluitingsdatum van het boekjaar, de jaarrekening op te maken van het afgelopen boekjaar.276 De

bepalingen van het KB 26 juni 2003 gelden ook ten aanzien van stichtingen.277

iv. Vrijwillige onderwerping aan boekhoud- en jaarrekeningregels van grote vzw/stichting/ VSO

185. Het is hiernaast mogelijk voor een kleine vzw of stichtingen om zich vrijwillig te onderwerpen

aan de boekhoud- en jaarrekeningregels van grote vzw’s.278 Indien men ervoor kiest om die regels te

hanteren moet men alle regels toepassen die voor grote vzw’s of stichtingen gelden. De beslissing tot

omschakeling moet daarenboven worden vermeld en verantwoord in de toelichting bij de

jaarrekening.279 Evenwel volstaat het dat de kleine vzw haar jaarrekening neerlegt op de griffie van

de rechtbank van koophandel waar men het verenigingsdossier houdt. Het is niet noodzakelijk dat

men neerlegt bij de Nationale Bank van België.280

186. De keuze voor onderwerping aan het systeem voor grote vzw’s geldt voor ten minste drie

opeenvolgende boekjaren.281

3. Specifieke boekhoud- en andere verplichtingen voor grote vzw of stichting

187. Grote vzw’s dienen ingevolge artikel 17 §3 V&S-wet “hun boekhouding te houden en hun

jaarrekening op te maken, overeenkomstig de bepalingen van de wet van 17 juli 1975282 met

274

De Koning heeft wat betreft deze toelichting dan ook een minimaal schema voorzien waaraan deze moet voldoen. 275

Art. 14 KB 26 juni 2003. 276

Art. 37 §1 V&S-wet. 277

Art. 16 KB 26 juni 2003 ; D. VAN GERVEN, Handboek stichtingen: de private stichting, de stichting als

administratiekantoor, de stichting van openbaar nut en de buitenlandse stichting, Kalmthout, Biblo, 2004, 221-225, nr. 202-204.. 278

Art. 15 KB 26 juni 2003. 279

Art. 15 tweede lid KB juni 2003. 280

F. HELLEMANS, “De nieuwe regels inzake boekhouding, jaarrekening en controle: meer verantwoording en

meer (mogelijkheid tot) toezicht”, TRV 2004, 457-486. 281

Art. 15 tweede lid KB juni 2003. 282

Men refereert in de V&S-wet nog steeds naar de wet van 17 juli 1975. Deze wet is ondertussen genomen in het Wetboek Economisch Recht, Boek III (hierna: Boek III WER).

Page 63: Governance van non-profitorganisaties: juridische aandachtspunten · Governance staat dus voor de verhouding tussen de bestuurlijke en de toezichthoudende taak, de invulling van deze

63

betrekking tot de boekhouding van de ondernemingen”. Het tweede lid van art 17 §3 V&S-wet geeft

de Koning de bevoegdheid om de verplichtingen die voortvloeien uit die wet aan te passen aan de

bijzondere aard van hun werkzaamheden en hun wettelijk statuut. Hetzelfde wordt in artikel 37 §3

V&S-wet bepaald voor stichtingen.

188. Ter uitvoering van deze bepalingen heeft de Koning de precieze verplichtingen van grote vzw’s,

wat betreft de boekhouding, vastgelegd in het KB van 19 december 2003.283 Grote en zeer grote

vzw’s zijn beiden onderworpen aan dezelfde boekhoudkundige verplichtingen. Enkel met betrekking

tot de externe audit van de vzw en de voorstelling van de jaarrekening zijn er afwijkende bepalingen.

Zo is een grote vzw verplicht om een commissaris aan te duiden en een jaarrekening te houden

volgens het volledig schema.284

189. Principieel is het dus zo dat grote vzw’s en stichtingen hun boekhouding voeren en hun

jaarrekening opmaken in overeenstemming met de verplichtingen van boek III WER.

i. De boekhouding

190. Grote vzw’s en stichtingen zijn verplicht om een ‘dubbele boekhouding’ te houden. In een

brochure uitgebracht in opdracht van de Minister van Justitie wordt verder verduidelijkt wat

hieronder wordt verstaan.285

191. Men moet de boekhouding voeren door gebruik van een stelsel van boeken en rekeningen met

naleving van de regels van het dubbel boekhouden. Zo moeten alle verrichtingen zonder uitstel,

getrouw, volledig en naar tijdsorde worden ingeschreven in een ongesplitst dagboek of

hulpdagboek.286 De boeken moeten bewaard worden voor een periode van zeven jaar, te rekenen

vanaf de eerste januari van het jaar dat volgt op de afsluiting.287 Elke boeking gebeurt op basis van

een gedagtekend verantwoordingsstuk, waarnaar zij moet verwijzen.288

283

Koninklijk besluit van 19 december 2003 betreffende de boekhoudkundige verplichtingen en de openbaarmaking van de jaarrekening van bepaalde verenigingen zonder winstoogmerk, internationale verenigingen zonder winstoogmerk en stichtingen, BS 30 december 2003 (hierna: KB 19 december 2003). 284

J. CHRISTIAENS en C. VANHEE, “Hoofdstuk 5: boekhouding, jaarrekening en controle” in M. DENEF (ed.), De

VZW, Brugge, Die Keure, 2015, (235) 248, nr. 50. 285

Brochure “Het nieuw boekhoudkundig stelsel van de grote en zeer grote verenigingen”, 26 september 2010, Publicatie van de FOD Justitie, p. 10, http://justitie.belgium.be/nl/publicaties/het_nieuw_boekhoudkundig_stelsel_van_de_grote_en_zeer_grote_verenigingen. 286

Art. 1 KB 19 december 2003 met verwijzing naar art. III.84 eerste en tweede lid boek III WER (art. 4 wet 17 juli 1975). 287

Art. 1 KB 19 december 2003 met verwijzing naar art. III.88 §2 boek III WER (art. 8 §2 wet 17 juli 1975). 288

Art. 1 KB 19 december 2003 met verwijzing naar art. III.86 boek III WER (art. 6 wet 17 juli 1975).

Page 64: Governance van non-profitorganisaties: juridische aandachtspunten · Governance staat dus voor de verhouding tussen de bestuurlijke en de toezichthoudende taak, de invulling van deze

64

192. Elk jaar dient de grote vzw of stichting een volledige inventaris op te maken van haar

bezittingen, vorderingen, schulden en verplichtingen van welke aard ook.289

ii. De jaarrekening

193. Art 17 §1 en art 37 §1 V&S-Wet bepalen dat de raad van bestuur, elk jaar en ten laatste binnen

de zes maanden na de datum van afsluiting van het boekjaar, de jaarrekening ter goedkeuring

voorlegt aan de algemene vergadering.290

194. De jaarrekening behelst de balans, de resultatenrekening en de toelichtingen. Deze bescheiden

vormen één geheel.291 De jaarrekening dient daarenboven een getrouw beeld te geven van het

vermogen, de financiële positie en het resultaat van de vzw of stichting.

195. Elk jaar dient de voorstelling van de jaarrekening identiek te zijn als de voorgaande jaarrekening.

De voorstelling wordt daarentegen gewijzigd wanneer - onder meer wegens een belangrijke wijziging

in de structuur van het vermogen, de opbrengsten en de kosten van de vennootschap - zij niet meer

beantwoordt aan de voorwaarde van het getrouw beeld.292

iii. Neerlegging van de jaarrekening

196. Binnen 30 dagen na de goedkeuring door de algemene vergadering moeten grote vzw’s en

stichtingen hun jaarrekening neerleggen bij de Nationale Bank van België, namelijk de

Balanscentrale.293 De tekst van de vermelding wordt vervolgens door de Balanscentrale overgemaakt

aan de rechtbank van koophandel waar het bij het verenigingsdossier zal worden gevoegd.294 Bij

grote of zeer grote stichtingen van openbaar nut wordt de jaarrekening opgemaakt volgens het

289

Art. 1 KB 19 december 2003 met verwijzing naar art. III.89 §1 boek III WER (art. 9 §1 wet 17 juli 1975). 290 Het KB van 19 december 2003 verduidelijkt voort de verplichtingen wat betreft de vorm en inhoud van de

jaarrekening. 291

Art. 9 KB 19 december 2003 met verwijzing naar art. 22 KB 30 januari 2001 ter uitvoering van het wetboek van vennootschappen. 292

Art. 9 KB 19 december 2003 met verwijzing naar art. 86 KB 30 januari 2001 ter uitvoering van het wetboek van vennootschappen. 293

Art. 17 §6 V&S-wet en art. 37 §6 V&S-wet ; Deel III van het KB van 19 december 2003 bevat nadere regels wat betreft de openbaarmaking van de jaarrekening. 294

Art. 17 §6 tweede lid V&S-wet en art 37 §6 tweede lid V&S-wet ; Deze regel werd ingevoerd om een dubbele formaliteit te vermijden.

Page 65: Governance van non-profitorganisaties: juridische aandachtspunten · Governance staat dus voor de verhouding tussen de bestuurlijke en de toezichthoudende taak, de invulling van deze

65

verkort of volledig schema voor verrekeningen maar dient dit niet te worden neergelegd bij de

Nationale Bank van België maar bij de griffie van de rechtbank van koophandel.295

197. Door de neerlegging wordt de jaarrekening openbaar waardoor derden deze kunnen

raadplegen. Dit zorgt voor een disciplinerende werking vermits men immers weet dat alle informatie

uit de jaarrekening openbaar zal worden gemaakt.

4. Afwijkende of aanvullende bepalingen

198. Voor vzw’s die wegens de aard van hun activiteit onderworpen zijn aan bijzondere regels die

voortvloeien uit wetgeving of uit een overheidsreglement betreffende het houden van de

boekhouding en een jaarrekening, zijn vrijgesteld van de bepalingen wat betreft de boekhouding uit

art. 17 §2 en §3 V&S-wet.296 Hetzelfde wordt bepaald in art. 37 §4 V&S-wet voor stichtingen. In de

voorbereidende werken geeft men een indicatie welke sectoren hieronder zouden vallen, onder

meer297:

rusthuizen met een VZW-statuut in Vlaanderen;

hogescholen met een VZW-statuut in Vlaanderen of in de Waalse Gemeenschap;

ziekenhuizen met meer dan 24 bedden met een vzw statuut in Belgie;

instellingen met een vzw-statuut erkend in het kader van het fonds voor medische, sociale en

pedagogische zorg voor gehandicapten in Vlaanderen.

199. Hiernaast bevat de specifieke regelgeving ook vaak bepalingen omtrent de boekhouding en de

controle naast de voorzieningen in de V&S-wet. Zo voorziet de gecoördineerde wet op de

ziekenhuizen van 10 juli 2008 in de controle door een bedrijfsrevisor op de boekhouding en de

jaarrekening, alsook op de activiteiten van de dienst die de centrale inning doet.298 Wat betreft de

universiteiten van de Vlaamse gemeenschap vindt men de regels tevens terug in het Besluit van 21

december 2007.299 Voor rust- en verzorgingstehuizen vindt men eveneens de verplichting tot

controle door een bedrijfsrevisor of onafhankelijke derde terug in het KB van 21 december 2004.300

295

M. VAN DER LINDEN, “De jaarrekening: neerleggen van de jaarrekening” ” in D. DE LAETER, E. DE LEMBRE,

R. MATTHIJSSENS, S. RUYSSCHAERT, S. TUYTTEN, G. VANDEN ABEELE, M. VANDER LINDEN, C. VANHEE, Vzw in de praktijk, Kluwer, Mechelen, 2013, www.jura.be/secure/documentview.aspx?id=VS300165534#fulltext. 296

Art. 17 §4 V&S-wet. 297

Verslag VERHERSTRAETEN, Parl. St. Kamer 1998-99, nr. 1854/7, 51-52. 298

Art. 86 ev. ziekenhuiswet van 10 juli 2008. 299

Het besluit van de Vlaamse Regering betreffende de boekhouding, de jaarrekening, het rekeningenstelsel en de controle voor de universiteiten in de Vlaamse Gemeenschap van 21 december 2007, BS 17 april 2008. 300

KB van 21 september 2004 houdende de vaststelling van de normen voor de bijzondere erkenning als rust- en verzorgingstehuis [, als centrum voor dagverzorging of als centrum voor niet aangeboren hersenletsels, BS 28 oktober 2004.

Page 66: Governance van non-profitorganisaties: juridische aandachtspunten · Governance staat dus voor de verhouding tussen de bestuurlijke en de toezichthoudende taak, de invulling van deze

66

200. De ziekenhuiswet van 10 juli 2008 verplicht elk ziekenhuis om een eigen boekhouding te

voeren.301 Het KB van 19 juni 2007 verklaart boek II van het Wetboek van vennootschappen van

toepassing op ziekenhuizen.302.

5. Specifieke boekhoud- en andere verplichtingen voor VSO-CVBA

201. Ook de VSO-CVBA dient zoals alle andere vennootschappen een volledige boekhouding te

voeren overeenkomstig het dubbel boekhouden, tenzij het gaat om een kleine vennootschap zoals

omschreven in art. 15 W. Venn. Zij volgt dan ook de bepalingen uitgezet in boek III WER zoals

hiervoor reeds uiteengezet.

6. Controle door de commissaris

i. Benoeming en ontslag

202. De V&S-wet voorziet in de verplichte aanstelling van een commissaris voor heel grote vzw’s en

stichtingen en de mogelijkheid tot aanstelling van een commissaris in kleine en grote vzw’s en

stichtingen.

203. De commissaris wordt voorgedragen door de ondernemingsraad wanneer de vzw of de stichting

wettelijk een ondernemingsraad moet instellen. Dit is het geval wanneer de vzw of de stichting

gemiddeld 100 werknemers tewerkstelt. 303 Indien er geen ondernemingsraad is, gebeurt de

voordracht door de raad van bestuur.304

204. In de vzw beschikt de algemene vergadering over de exclusieve bevoegdheid om de commissaris

te benoemen.305 Wat betreft de stichting komt het toe aan de raad van bestuur om deze te

benoemen. Vermits dit zowel voor de vzw als de stichting een exclusieve bevoegdheid is van dat

orgaan brengt de benoeming door een ander orgaan de nietigheid met zich mee.306

301

Art. 83 ev. Ziekenhuiswet van 10 juli 2008. 302

KB van 19 juni 2009 betreffende de jaarrekeningen van ziekenhuizen, BS 29 juni 2007. 303

Art. 3 §1 van het Koninklijk besluit van 15 mei 2003 betreffende de ondernemingsraden en de comités voor preventie en bescherming op het werk, BS 4 juni 2003 ; Art. 15 bis derde lid wet 20 september 1948 houdende de organisatie van het bedrijfsleven, BS 27 september 1948. 304

D. AJ. COECKELBERGH, Praktijkboek VZW’s: Het referentiewerk over de nieuwe V&S-wet, Antwerpen,

Standaard Uitgeverij, 2005, 699, nr. 1209. 305

Art. 17 §5 in fine V&S-wet en art. 37 §5 in fine V&S-wet. 306

R. VAN BOVEN, De Belgische stichting, Gent, Larcier, 2011, 165, nr. 479 ; K. VISSERS, De vzw naar Belgisch

recht: een praktische handleiding bij de gewijzigde vzw-wetgeving, Heule, UGA, 2008, 165, nr. 327.

Page 67: Governance van non-profitorganisaties: juridische aandachtspunten · Governance staat dus voor de verhouding tussen de bestuurlijke en de toezichthoudende taak, de invulling van deze

67

205. De V&S-wet bepaalt daarenboven dat de commissaris gekozen uit de leden, natuurlijke

personen of rechtspersonen, van het Instituut van de Bedrijfsrevisoren. Wanneer een commissaris

wordt benoemd die niet is ingeschreven in het openbaar register van het Instituut van de

Bedrijfsrevisoren, is deze benoeming vernietigbaar. Hetzelfde geldt voor de statutaire clausule die de

titel toekent aan een persoon die niet aan deze voorwaarde voldoet.307

206. Kleine of grote vzw’s of stichtingen die niet verplicht zijn om in de aanstelling van een

commissaris te voorzien kunnen er voor kiezen om een niet-revisor aan te duiden die niet de titel van

commissaris draagt. In dat geval zullen de regels van het W. Venn. niet van toepassing zijn en speelt

het inzagerecht door de leden.308

207. Wanneer men geen commissaris aanduidt of indien alle commissarissen zich in de

onmogelijkheid bevinden om hun taak uit te voeren, voorziet de algemene vergadering in de vzw

onmiddellijk in de benoeming of vervanging van de commissaris(sen).309

208. Wanneer het gaat om een bedrijfsrevisor die zijn activiteiten beoefent door middel van een

revisorenvennootschap, moet de vzw de revisorenvennootschap benoemen als commissaris. Die

moet dan weer op haar beurt een vertegenwoordiger benoemen die belast wordt met de

uitoefening van de opdracht van commissaris voor naam en rekening van de vennootschap.310

209. De commissaris wordt benoemd voor een hernieuwbare termijn van drie jaar.311 Deze termijn

geldt zowel als minimum- en maximumtermijn.312

210. Enkel wegens wettige redenen kan de commissaris worden ontslagen.313 Ook vzw’s die vrijwillig

overgaan tot de aanstelling van de commissaris dienen alle regels na te leven, alsook de bepalingen

van de vennootschapswet die art 17 §7 V&S van toepassing verklaart.

307

J. CHRISTIAENS en C. VANHEE, “Hoofdstuk 5: boekhouding, jaarrekening en controle” in M. DENEF (ed.), De

VZW, Brugge, Die Keure, 2015, (235) 292, nr. 191. 308

K. VISSERS, De vzw naar Belgisch recht: een praktische handleiding bij de gewijzigde vzw-wetgeving, Heule,

UGA, 2008, 166, nr. 327. 309

K. VISSERS, De vzw naar Belgisch recht: een praktische handleiding bij de gewijzigde vzw-wetgeving, Heule,

UGA, 2008, 166, nr. 328 ; J. CHRISTIAENS en C. VANHEE, “Hoofdstuk 5: boekhouding, jaarrekening en controle”

in M. DENEF (ed.), De VZW, Brugge, Die Keure, 2015, (235) 296, nr. 196. 310

J. CHRISTIAENS en C. VANHEE, “Hoofdstuk 5: boekhouding, jaarrekening en controle” in M. DENEF (ed.), De

VZW, Brugge, Die Keure, 2015, (235) 296, nr. 197 ; R. VAN BOVEN, De Belgische stichting, Gent, Larcier, 2011,

166, nr. 482. 311

Art. 17 §7 V&S met verwijzing naar art. 135 W.Venn. 312

B. TILLEMAN, Het statuut van de commissaris, Brugge, Die Keure, 2007, 103, nr. 183.

Page 68: Governance van non-profitorganisaties: juridische aandachtspunten · Governance staat dus voor de verhouding tussen de bestuurlijke en de toezichthoudende taak, de invulling van deze

68

211. Tenzij er sprake is van gewichtige persoonlijke redenen, mag de commissaris geen ontslag

nemen tijdens zijn opdracht. Hij kan dit echter wel ter algemene vergadering nadat hij hen op

schriftelijke wijze heeft ingelicht over de redenen van zijn ontslag.314 Er is sprake van ontslag van

rechtswege wanneer de commissaris overlijdt, dit omwille van het intuitu personae karakter van het

mandaat. 315 Ook de ontbinding van de revisorenvennootschap zal in principe leiden tot de

beëindiging van rechtswege van het commissarismandaat.316

212. De benoeming of het ontslag dient te worden meegedeeld aan de Kruispuntbank van

Ondernemingen voor de vermelding in het rechtspersonenregister.317

213. Ook voor wat betreft de VSO-CVBA is er geen afwijking voorzien op de bepalingen van de

commissarisplicht. Men dient dus de beginselen omtrent de commissaris die gelden voor gewone

vennootschappen, na te leven.318 De commissaris wordt benoemd door de algemene vergadering van

de vennootschap op voordracht van de raad van bestuur of de ondernemingsraad.319 Zij heeft tevens

de bevoegdheid om te bepalen hoeveel commissarissen men zal aanstellen.320 Hetzelfde geldt wat

betreft de ontstentenis om een commissaris te benoemen of de onmogelijkheid om hun taak uit te

voeren.321 Ook wat betreft het ontslag en de termijn gelden dezelfde regels.322

ii. Voorwerp van de controle en onderzoeksbevoegdheden commissaris

214. Het voorwerp van de controle is zowel voor de stichting, de vzw en de VSO-CVBA nagenoeg

hetzelfde. Dit wordt aldus ook samen besproken in deze thesis.

215. De commissaris is bevoegd voor “de controle in vennootschappen, op de financiële toestand, op

de jaarrekening en op de regelmatigheid, ten aanzien van dit wetboek en de statuten, van de in de

jaarrekening weergegeven verrichtingen”.323 Hoewel er tussen de bepaling in het wetboek van

vennootschappen en de bepaling in de V&S-wet lichte tekstuele verschillen te vinden zijn, moet

313

Art. 17 §7 V&S-wet dat verwijst naar art. 135 en 136 W. Venn. 314

Art. 17 §7 V&S-wet met verwijzing naar art. 135 W.Venn. 315

B. TILLEMAN, Het statuut van de commissaris, Brugge, Die Keure, 2007, 109, nr. 192. 316

B. TILLEMAN, Het statuut van de commissaris, Brugge, Die Keure, 2007, 109, nr. 193. 317

Art. 6 §3 wet 16 januari 2003 tot oprichting van een Kruispuntbank van Ondernemingen, tot modernisering van het handelsregister, tot oprichting van erkende ondernemingsloketten en houdende diverse bepalingen, BS 5 februari 2003. 318

B. TILLEMAN, Het statuut van de commissaris, Brugge, Die Keure, 2007, 3, nr. 3 ; Art. 142 W. Venn. 319

Art. 130 W. Venn ; Art. 156 W. Venn. ; Art 130 §2 W. Venn. 320

B. TILLEMAN, Het statuut van de commissaris, Brugge, Die Keure, 2007, 37, nr. 60. 321

Art. 131 W. Venn. 322

Art. 132/1 W. Venn. ; Art 135 & 136 W. Venn. 323

Art. 142 W. Venn. en Art. 17 §5 en §7 V&S-wet en art. 37 §5 en §7V&S-wet.

Page 69: Governance van non-profitorganisaties: juridische aandachtspunten · Governance staat dus voor de verhouding tussen de bestuurlijke en de toezichthoudende taak, de invulling van deze

69

volgens A. Kilesse en R. Van Boven worden aangenomen dat de formulering van de opdracht van de

commissaris dezelfde is.324 De commissaris treedt dus op als externe controleur die nagaat of de

opgestelde documenten een getrouw beeld geven van de gebeurde verrichtingen en de werkelijke

toestand. De commissaris is niet verplicht is de naleving van andere wettelijke bepalingen buiten zijn

specifiek toezicht (bijvoorbeeld fiscaal recht, sociaal recht,…) te controleren, zolang de niet-naleving

ervan geen impact heeft op de regelmatigheid van de jaarrekening en de financiële toestand.325

216. Omwille van de specifiek omschreven taak van de commissaris, is de commissaris niet bevoegd

om zich uit te spreken over de begroting die ter goedkeuring aan de algemene vergadering moet

worden voorgelegd of over de manier waarop de vereniging haar middelen heeft aangewend. De

commissaris kan zich tevens niet inlaten met het bestuur van de onderneming. Hij kan wel advies

verlenen met betrekking tot bepaalde administratieve, boekhoudkundige en financiële problemen,

maar het blijft de raad van bestuur die de verantwoordelijkheid draagt met betrekking tot de

beslissing. Bij dit advies dient de commissaris zijn onafhankelijkheid in acht te nemen.326

217. De commissaris beschikt over de bevoegdheid om op elk moment ter plekke inzage te nemen

van de boeken, brieven, notulen en in het algemeen van alle documenten en geschriften van de

vennootschap.327 Hij beschikt niet over het recht om deze documenten mee te nemen. Sommigen

menen zelfs dat de commissaris zelfs geen kopie mag nemen. Algemeen wordt aanvaard dat dit

echter wel kan.328 Ondanks het feit dat de commissaris het recht heeft om op onderbroken wijze zijn

onderzoek uit te oefenen, houdt dit echter niet in dat hij een permanente controle op de

boekhouding moet uitoefenen.329

218. Het controlerecht van de commissaris betreft niet louter de boekhoudkundige

verantwoordingstukken of notulen, maar echt alle documenten van de vennootschap (inclusief

contracten wanneer deze nodig zijn voor de controle) die noodzakelijk zijn in het kader van deze

324

A. KILESSE en E. VANDERSTAPPEN, “De commissaris”, in M. DENEF (ed.), De vzw, Brugge, Die Keure, 2015,

301, nr. 211. 325

C. VANHEE, Praktijkgids vzw: De commissarisfunctie in verenigingen en stichtingen, Mechelen, Kluwer,

2012, 23. 326

C. VANHEE, Praktijkgids vzw: De commissarisfunctie in verenigingen en stichtingen, Mechelen, Kluwer,

2012, 24. 327

Art. 137 §1 W. Venn. en art. 17 §7 V&S-wet en art. 37 §7 V&S-wet. 328

B. TILLEMAN, Het statuut van de commissaris, Brugge, Die Keure, 2007, 195, nr. 315. 329

C. VANHEE, Praktijkgids vzw: De commissarisfunctie in verenigingen en stichtingen, Mechelen, Kluwer,

2012, 25 ; Dit permanent recht op controle dient te worden begrepen in die zin dat hij onmiddellijk in kennis moet worden gesteld van elke gebeurtenis die van belang is in het kader van zijn opdracht.

Page 70: Governance van non-profitorganisaties: juridische aandachtspunten · Governance staat dus voor de verhouding tussen de bestuurlijke en de toezichthoudende taak, de invulling van deze

70

controle.330 Het Instituut van de Bedrijfsrevisoren stelt dat de onderzoeksbevoegdheid zich tevens

uitstrekt tot de verstuurde mails binnen de onderneming.331 Het betreft documenten met betrekking

tot het lopende boekjaar alsook documenten met betrekking tot vorige boekjaren wanneer dit

essentieel is om de jaarrekening van het afgelopen boekjaar te begrijpen.332

219. De commissaris kan van het bestuursorgaan, van de gemachtigden en van de aangestelden van

de vennootschap alle inlichtingen en verduidelijkingen vorderen en alle verificaties doen die hij nodig

acht.333 De commissaris beschikt tevens over de bevoegdheid te vorderen om op de zetel van de

vennootschap inlichtingen te verkrijgen aangaande verbonden vennootschappen of andere

vennootschappen waarmee er een deelnemingsverhouding bestaat, wanneer deze informatie

noodzakelijk is voor de controle van de financiële toestand.334

220. Hij kan van derden een bevestiging vragen van de som van vorderingen, schulden of andere

betrekkingen met de vennootschap die zij controleert.335

221. Wanneer meer dan één commissaris werd benoemd, vormen deze een college. Het is ook

mogelijk dat zij de controle onder elkaar verdelen.336 Wanneer zij handelt als een college dienen de

beslissingen genomen te worden na gezamenlijke beraadslaging. Er wordt door het college enkel één

verslag opgesteld, ook al is er sprake van een meningsverschil tussen de leden.337

222. Minimaal halfjaarlijks bezorgt het bestuursorgaan de commissaris een boekhoudkundige staat

die opgesteld is naar de schema’s van de balans en de resultatenrekening.338

223. De commissaris stelt naar aanleiding van de jaarrekening een omstandig schriftelijk verslag op.

Het bestuursorgaan overhandigt dan ook de nodige stukken minstens één maand voordat het verslag

moet worden voorgelegd.339

330

B. TILLEMAN, Het statuut van de commissaris, Brugge, Die Keure, 2007, 195, nr. 316. 331

Instituut van de Bedrijfsrevisoren, Jaarverslag 2001, Brussel, p. 113-114, https://www.ibr-ire.be/nl/publicaties/actuele_reeksen/jaarverslag/Documents/Jaarverslag%202001.pdf. 332

B. TILLEMAN, Het statuut van de commissaris, Brugge, Die Keure, 2007, 196 nr. 318. 333

Art. 137 §1 W. Venn. en art. 17 §7 V&S-wet en art. 37 §7 V&S-wet. 334

Art. 137 §1 tweede lid W. Venn. en art. 17 §7 V&S-wet en art. 37 §7 V&S-wet. 335

Art. 137 §1 derde lid W. Venn. en art. 17 §7 V&S-wet en art. 37 §7 V&S-wet. 336

Art. 137 §2 W. Venn. en art. 17 §7 V&S-wet en art. 37 §7 V&S-wet. 337

Instituut van de Bedrijfsrevisoren, De vennootschap en haar commissaris: praktische toepassingsgevallen, 2004, Brussel, p. 38, https://www.ibr-ire.be/nl/publicaties/afgesloten_reeksen/ibr_studies/Documents/Recht/De%20vennootschap%20en%20haar%20commissaris%20-%20Praktische%20toepassingsgevallen.pdf. 338

Art. 137 in fine W. Venn. en art. 17 §7 W. Venn. en art. 37 §7 V&S-wet.

Page 71: Governance van non-profitorganisaties: juridische aandachtspunten · Governance staat dus voor de verhouding tussen de bestuurlijke en de toezichthoudende taak, de invulling van deze

71

224. Het verslag bestaat uit drie delen: een inleiding, een eerste deel dat een verklaring bevat over

de jaarrekening en een tweede deel met bijkomende verklaringen en inlichtingen.

225. Het verslag bevat minstens340:

de wijze waarop de commissaris zijn controletak heeft uitgevoerd en/of het bestuursorgaan

en de aangestelden van de vzw alle verduidelijkingen en inlichtingen hebben verschaft die de

commissaris heeft gevraagd;

of de boekhouding gevoerd is en de jaarrekening opgesteld is volgens de wettelijke

voorschriften;

of naar het oordeel van de commissaris de jaarrekening een getrouw beeld geeft van het

vermogen, de financiële toestand en de resultaten van de vennootschap rekening houdend

met de wettelijke en boekhoudkundige bepalingen die erop van toepassing zijn, en/of een

correcte verantwoording werd gegeven in de toelichting;

of zij kennis konden nemen van de gedane verrichtingen of genomen beslissingen met

overtreding van de statuten of de bepalingen van de V&S-wet/Vennootschapswetboek.

226. Het verslag wordt vervolgens ondertekend en gedagtekend door de commissaris(sen).341 Samen

met de neerlegging van de jaarrekening, wordt een stuk neergelegd met de namen en voornamen

van de bestuurders en de commissaris(sen) alsook het verslag van de commissaris.342 Dit laatste geldt

enkel voor grote en zeer grote vzw’s of stichtingen die hun jaarrekening hebben opgemaakt volgens

art. 17 §3 V&S-wet en art 37 §3 V&S-wet. Deze verplichting wordt niet opgelegd in de

vennootschapswet voor wat betreft de VSO-CVBA. Het bestuursorgaan van de vzw en de stichting is

verantwoordelijk voor de publicatie. De commissaris zal steeds nagaan of de publicatie aansluit bij de

door hem gecontroleerde jaarrekening.343

227. Het is daarenboven zo dat de commissaris de algemene vergadering dient bij te wonen wanneer

deze zich moet uitspreken over het commissarisverslag.344 Bij de stichting dient de commissaris in

dergelijk geval de raad van bestuur bij te wonen.345 De commissaris bij de VSO-CVBA moet

339

Art. 143 W. Venn. en art. 17 §7 W. Venn. en art. 37 §7 V&S-wet. 340

Art. 144 W. Venn. en art. 17 §7 W. Venn. en art. 37 §7 V&S-wet. 341

Art. 144 §1 in fine W. Venn. en art. 17 §7 W. Venn. en art. 37 §7 V&S-wet. 342

Art. 17 §6 tweede lid V&S-wet en art 37 §6 tweede lid V&S-wet 343

C. VANHEE, Praktijkgids vzw: De commissarisfunctie in verenigingen en stichtingen, Mechelen, Kluwer,

2012, 67. 344

B. TILLEMAN, Het statuut van de commissaris, Brugge, Die Keure, 2007, 185, nr. 300-301; Art. 412 W. Venn.

en art. 17 §9 V&S-wet ; Art. 412 W. Venn. 345

Art. 37 §9 V&S-wet.

Page 72: Governance van non-profitorganisaties: juridische aandachtspunten · Governance staat dus voor de verhouding tussen de bestuurlijke en de toezichthoudende taak, de invulling van deze

72

antwoorden op de gestelde vragen die betrekking hebben tot het commissarisverslag.346 Maar hij

moet geen antwoorden verschaffen met betrekking tot informatie die geen verband houdt met zijn

opdracht. Hij kan tevens weigeren te antwoorden omwille van dwingende redenen.347

228. De bedrijfsrevisor dient tijdens de uitoefening van zijn mandaat de wettelijke en reglementaire

bepalingen en de gebruikelijke controlenormen van het Instituut van de Bedrijfsrevisoren na te

leven. Soms houdt hij ook rekening met de uitgevaardigde aanbevelingen.348

iii. Onafhankelijkheid commissaris

229. Personen die zich in een staat bevinden die een onafhankelijke taakuitoefening volgens de

regels die gelden voor het beroep van bedrijfsrevisoren, in gedrang kunnen brengen, kunnen niet

benoemd worden als commissaris. Na hun benoeming moeten commissarissen erop toezien dat zij

niet in een dergelijke positie worden geplaatst. Onafhankelijkheid van de commissaris is vereist in elk

geval zowel tijdens de periode waarop de te controleren jaarrekening betrekking heeft als op de

periode waarin die controle wordt uitgeoefend.349

230. Zo is het dan ook onmogelijk voor commissarissen om een andere taak of mandaat te

aanvaarden in de vennootschap die aan hun controle is onderworpen of een ermee verbonden

vennootschap, tijdens hun mandaat als commissaris in die vennootschap wanneer dit de

onafhankelijke uitvoering van hun commissaristaak in het gedrang kan brengen.350

231. De V&S-wet bevat geen expliciet verbod dat stelt dat de commissaris geen lid mag zijn van de

vzw. Omwille van de onafhankelijkheid van het mandaat is wel aan te raden dat men deze situatie

vermijdt.351 Volgens D. AJ. Coeckelbergh kan de commissaris geen werkend lid zijn omdat hij niet aan

zichzelf als lid van de algemene vergadering verslag kan uitbrengen en kwijting verlenen. Dit zou

deontologisch niet verantwoord zijn.352

346

Art. 412 tweede lid W. Venn voor de CVBA. 347

B. TILLEMAN, Het statuut van de commissaris, Brugge, Die Keure, 2007, 187, nr. 303-304. 348

B. TILLEMAN, Het statuut van de commissaris, Brugge, Die Keure, 2007, 181, nr. 295. 349

Art. 133 W. Venn. en art. 17 §7 W. Venn. en art. 37 §7 W. Venn. 350

Art. 133 §2 W. Venn. en art. 17 §7 W. Venn. en art. 37 §7 W. Venn. 351

A. KILESSE en E. VANDERSTAPPEN, “De commissaris”, in M. DENEF (ed.), De vzw, Brugge, Die Keure, 2015,

306, nr. 223. 352

D. AJ. COECKELBERGH, Praktijkboek VZW’s: Het referentiewerk over de nieuwe V&S-wet, Antwerpen,

Standaard Uitgeverij, 2005, 724, nr. 1262.

Page 73: Governance van non-profitorganisaties: juridische aandachtspunten · Governance staat dus voor de verhouding tussen de bestuurlijke en de toezichthoudende taak, de invulling van deze

73

iv. Bezoldiging commissaris

232. De bezoldiging van de commissaris wordt vastgesteld door de algemene vergadering van de vzw

en de VSO-CVBA.353 Het is niet mogelijk om deze bevoegdheid aan een ander orgaan toe te kennen,

vermits dit een exclusieve bevoegdheid van de algemene vergadering is.354 In de stichting beslist het

bestuursorgaan over de bezoldiging van de commissaris.355 Ook daar betreft het een exclusieve

bevoegdheid van het bestuursorgaan.356 In de notulen van het benoemingsbesluit dient het bedrag

van de bezoldiging te worden vermeld evenals in de toelichting bij de jaarrekening.357

233. Het honorarium van de commissaris bestaat uit een vast bedrag in geld. Deze bezoldiging dient

voldoende te zijn om de commissaris de mogelijkheid te bieden zijn opdracht in alle

onafhankelijkheid en met naleving van de beroepsnormen en aanbevelingen uit te oefenen.

234. De vastgestelde bezoldiging geldt voor drie controlejaren. Dit bedrag kan niet worden gewijzigd

dan door wederzijdse instemming van de partijen.358 Proratering kan echter wel conventioneel

worden bedongen.359

v. Kwijting commissaris

235. In de vzw is het zo dat de algemene vergadering de bevoegdheid heeft om kwijting te verlenen

aan de commissaris(sen).360 Wat betreft de stichting bepaalt de V&S-wet niet welk orgaan de

bevoegdheid heeft om kwijting te verlenen aan de commissaris(sen). Algemeen valt aan te nemen

dat deze bevoegdheid toekomt aan het bestuursorgaan of een ander statutair daartoe bevoegd

orgaan.361

236. De V&S-wet geeft echter niet aan wanneer kwijting moet worden verleend. In de regel zal dit

worden gegeven bij het einde van het mandaat als commissaris.362 Statutair kan men echter wel

353

Art. 4 eerste lid 3 V&S-wet. 354

D. VAN GERVEN, Handboek verenigingen, Kalmthout, Biblio, 2004, 300, nr. 207. 355

Art. 37 §7 V&S-wet juncto art. 135§1 W. Venn. 356

D. VAN GERVEN, Handboek verenigingen, Kalmthout, Biblio, 2004, 233, nr. 261. 357

Instituut van de Bedrijfsrevisoren, Jaarverslag, 2004, Brussel, p. 112, https://www.ibr-ire.be/nl/publicaties/actuele_reeksen/jaarverslag/Documents/Jaarverslag%202004.pdfv; Art. 134 §2 W. Venn. juncto art. 17 §7 V&S-wet en art. 37 §7 V&S-wet. 358

Art. 134 §2 W. Venn. 359 B. TILLEMAN, Het statuut van de commissaris, Brugge, Die Keure, 2007, 159, nr. 262. 360

Art. 4 3 V&S-wet. 361

R. VAN BOVEN, De Belgische stichting, Gent, Larcier, 2011, 175, nr. 511. 362

A. KILESSE en E. VANDERSTAPPEN, “De commissaris”, in M. DENEF (ed.), De vzw, Brugge, Die Keure, 2015,

308, nr. 229 ; R. VAN BOVEN, De Belgische stichting, Gent, Larcier, 2011, 175, nr. 512.

Page 74: Governance van non-profitorganisaties: juridische aandachtspunten · Governance staat dus voor de verhouding tussen de bestuurlijke en de toezichthoudende taak, de invulling van deze

74

bepalen dat men op regelmatige tijdstippen kwijting zal verlenen.363 Kwijting dient niet noodzakelijk

te gebeuren via afzonderlijke stemming en kan dus stilzwijgend gebeuren, bijvoorbeeld door

goedkeuring van de jaarrekening.364

237. Kwijting slaat enkel op de zaken die in de jaarrekening zijn opgenomen. De kwijting slaat niet op

de zaken die niet openbaar zijn gemaakt en men niet redelijkerwijze behoorde te kennen.365

238. Voor de VSO-CVBA vindt men in art. 411 W. Venn. meer terug over de kwijting. Deze gebeurt

door de algemene vergadering. De kwijting wordt verleend door middel van afzonderlijke stemming

na goedkeuring van de jaarrekening. Er is enkel sprake van een rechtsgeldige kwijting wanneer de

ware vennootschapstoestand niet wordt verborgen door enige weglating of onjuiste opgave van de

jaarrekening.

7. Controle door de bedrijfsrevisor of accountant

239. Vzw’s en stichtingen die niet verplicht zijn om een commissaris aan te stellen, hebben de

mogelijkheid om een externe accountant aan te stellen voor de controle van hun rekeningen. De

controle door een externe accountant geldt als een bevestiging ten aanzien van derden. Deze draagt

dan niet de titel van commissaris maar van controlerende accountant.366

240. De taak van de accountant en de modaliteiten van zijn opdracht moeten worden vastgelegd

door middel van een overeenkomst tussen de vzw en de accountant of in de statuten.367

241. De vraag rijst dan ook of de verslagen die de accountant opstelt in het kader van zijn/haar

opdracht tevens moeten worden neergelegd bij de Nationale Bank van België. A. Kilesse meent dat

dit wel het geval is. Art. 17 §6 en art. 37 §6 V&S-wet zijn immers algemene bepalingen die betrekking

363

D. VAN GERVEN, Handboek verenigingen, Kalmthout, Biblo, 2004, 158, nr. 146. 364

A. KILESSE en E. VANDERSTAPPEN, “De commissaris”, in M. DENEF (ed.), De vzw, Brugge, Die Keure, 2015,

308-309, nr. 229. 365A. KILESSE en E. VANDERSTAPPEN, “De commissaris”, in M. DENEF (ed.), De vzw, Brugge, Die Keure, 2015,

309, nr. 230. 366

Y. STEMPNIERWSKY, L. KETELS, J. CHRISTIAENS, C. VANHEE, A. KILESSE, E. VANDERSTAPPEN en J. DE LEENHEER, “Hoofdstuk 5: boekhouding, jaarrekening en controle” in DENEF, M. (ed.), De VZW, Brugge, Die

Keure, 2015, (235) 323, nr. 264 ; Dit blijkt ook uit de voorbereidende werken bij de Programmawet (Parl. St. Kamer 2003-04, nr. 1138/001, 49). 367

Y. STEMPNIERWSKY, L. KETELS, J. CHRISTIAENS, C. VANHEE, A. KILESSE, E. VANDERSTAPPEN en J. DE LEENHEER, “Hoofdstuk 5: boekhouding, jaarrekening en controle” in DENEF, M. (ed.), De VZW, Brugge, Die

Keure, 2015, (235) 324, nr. 265.

Page 75: Governance van non-profitorganisaties: juridische aandachtspunten · Governance staat dus voor de verhouding tussen de bestuurlijke en de toezichthoudende taak, de invulling van deze

75

hebben op alle gevallen waarin men een beroepsbeoefenaar aanstelt ter controle van de

rekeningen.368

242. De controleopdracht betreffende het nazien en corrigeren van boekhoudstukken dat leidt tot

een attest voor derden kan enkel worden toevertrouwd aan een externe accountant of

bedrijfsrevisor en niet aan een interne accountant.369 De externe accountant moet immers voldoen

aan strengere onafhankelijkheidsvereisten.370 Hij leeft de algemene controlenormen van het Instituut

van de Accountants na bij de uitoefening van zijn opdracht.371

8. Inzagerecht van de leden

243. In het vennootschapsrecht voorzien art 166 en 167 W. Venn. een individuele onderzoeks- en

controlebevoegdheid van de vennoten in het geval dat er geen commissaris is aangesteld. In het

wetsontwerp werd voorzien in een vergelijkbare bepaling in art. 17 §7.372 Maar door Amendement

nr. 20 werd deze paragraaf geschrapt.373

244. In art. 10 V&S-wet werd echter een tweede lid ingevoerd waarin staat dat:

“Alle leden kunnen op de zetel van de vereniging […] raadplegen, alsmede alle notulen en beslissingen

van de algemene vergadering, van de raad van bestuur en van alle personen, al dan niet met een

bestuursfunctie, die bij de vereniging of voor rekening ervan een mandaat bekleden, evenals alle

boekhoudkundige stukken van de vereniging. De Koning bepaalt de nadere regels waaronder dit

inzagerecht wordt uitgeoefend. Deze bepalingen zijn niet van toepassing ingeval de vereniging een

commissaris heeft benoemd”.

245. Met deze bepaling tracht de wetgever dan ook de interne controle in vzw’s te verbeteren.374 In

deze bepaling voorziet men niet in de mogelijkheid voor de leden om zich te laten

vertegenwoordigen door een accountant. Er is geen sprake van een individueel onderzoekrecht van

368

A. KILESSE, “Aspects du contrôle” in A. BENOIT-MOURY, O. CAPRASSE, N. CHAUVIN, J. DE LEENHEER, e.a.,

A.S.B.L., fondations et associations internationales, Brugge, Die Keure, 2004, 421. 369

Art. 37 wet 22 april 1999 betreffende de boekhoudkundige en fiscale beroepen, BS 11 mei 1999. 370

Art. 9-15 Koninklijk besluit van 1 maart 1998 tot vaststelling van het reglement van plichtenleer der accountants, BS 31 maart 1998. 371

Art. 2 Koninklijk besluit van 1 maart 1998 tot vaststelling van het reglement van plichtenleer der accountants, BS 31 maart 1998. 372

Parl. St. Kamer 1998-99, nr. 1854/1, 43 en 87. 373

Parl. St. Kamer 1998-99, nr. 1854/4, 1-5 (Er werd geen reden van weglating aangehaald). 374

Verslag VERHERSTRAETEN, Parl. St. Kamer 1998-99, nr. 1854/7, 36-37.

Page 76: Governance van non-profitorganisaties: juridische aandachtspunten · Governance staat dus voor de verhouding tussen de bestuurlijke en de toezichthoudende taak, de invulling van deze

76

de leden wanneer er een commissaris is aangesteld. Dit valt te verklaren door het feit dat een

commissaris uit naam en voor rekening van alle leden zal optreden.375

246. Is het mogelijk om vervolgens in de statuten te bepalen dat, ondanks het feit dat een

commissaris zou aangesteld zijn, de leden toch beroep kunnen doen op hun inzagerecht? Deze

parlementaire vraag werd door de minister bevestigend beantwoord.376 Het is dus mogelijk, ook al is

er een commissaris aangesteld, dat de statuten aan de leden een inzagerecht geven.377 Het is aan te

raden dat de specifieke omstandigheden worden bepaald waarin het inzagerecht kan worden

uitgeoefend. Tevens is het belangrijk dat de normale uitoefening van de opdracht van de

commissaris in geen geval in het gedrang komt door dit inzagerecht.378

247. De voorwaarden die de koning heeft vastgesteld tot toegang tot de stukken zijn te vinden in

artikel 9 van het KB van 26 juni 2003.379 Artikel 9 bepaald dat: “De leden […] richten een schriftelijk

verzoek aan de raad van bestuur met wie zij een datum en het uur van de raadpleging van de

documenten en stukken overeenkomen. Deze kunnen niet worden verplaatst”. Vermits deze tekst vrij

kort is, rijzen er uiteraard nog andere vragen zoals: is het lid onderworpen aan een of andere vorm

van beroepsgeheim? Mag het afschrift nemen van de documenten? Kan de vertegenwoordiger de

inzage van een bepaald stuk weigeren?380 Men neemt aan dat de leden geen recht hebben om

kopieën te maken van de stukken die zij hebben ingekeken.381

248. Het inzagerecht van de leden zelf is dus vrij ruim. Het gaat dan ook op bepaalde vlakken verder

dan de vennootschapsrechtelijke regeling. Zo kan een lid van een vennootschap zich niet beroepen

op het inzagerecht wanneer een commissaris is aangesteld, in tegenstelling tot de vzw waarbij dit

375

J. CHRISTIAENS en C. VANHEE, “hoofdstuk 5: boekhouding, jaarrekening en controle” in M. DENEF (ed.), De

VZW, Brugge, Die Keure, 2015, (235) 286-287, nr. 183. 376

Vr. en Antw. Kamer, 16 maart 2010 (Vr. nr. 567 S. VERCAMER). 377

S. TUYTTEN, “[Statuten] Kunnen leden inzagerecht krijgen als er een commissaris is aangesteld?”, VZW info

2010, nr. 2, 1-2 ; Het inzagerecht dient te worden verleend of bevestigd na de inwerkingtreding van 9 juli 2004, indien niet, vervalt het eerder toegekende recht. 378

Y. STEMPNIERWSKY, L. KETELS, J. CHRISTIAENS, C. VANHEE, A. KILESSE, E. VANDERSTAPPEN en J. DE LEENHEER, “Hoofdstuk 5: boekhouding, jaarrekening en controle” in DENEF, M. (ed.), De VZW, Brugge, Die

Keure, 2015, (235) 288, nr. 183. 379

Koninklijk besluit van 26 juni 2003 betreffende de openbaarmaking van akten en stukken van verenigingen zonder winstoogmerk, van internationale verenigingen zonder winstoogmerk, van stichtingen en van organismen voor de financiering van pensioenen, BS 27 juni 2003. 380

Y. STEMPNIERWSKY, L. KETELS, J. CHRISTIAENS, C. VANHEE, A. KILESSE, E. VANDERSTAPPEN en J. DE LEENHEER, “Hoofdstuk 5: boekhouding, jaarrekening en controle” in DENEF, M. (ed.), De VZW, Brugge, Die

Keure, 2015, (235) 290, nr. 185. 381

K. BYTTEBIER, E. DE BATSELIER en E. JANSSENS (eds.), Een analyse van de nieuwe vzw wet, Antwerpen,

Maklu, 2004, 155, nr. 73.

Page 77: Governance van non-profitorganisaties: juridische aandachtspunten · Governance staat dus voor de verhouding tussen de bestuurlijke en de toezichthoudende taak, de invulling van deze

77

ingevolge een statutaire bepaling wel mogelijk is. Hierop is dan ook kritiek gekomen door onder

andere de rechtsleer aangaande het vennootschapsrecht.382 A. Kilesse en E. Vanderstappen menen

tevens dat dit stelsel te ver gaat en dat men dit beter zou beperken overeenkomstig het stelsel in de

bepalingen van het Wetboek van vennootschappen.383 Ook de werkgroep opgericht door de

Senaatscommissie om de boekhoudkundige aspecten te onderzoeken, stelde voor om dit inzagerecht

te beperken tot de beslissingen van de raad van bestuur en de notulen.384

249. In tegenstelling tot de vzw is er voor de stichting geen artikel in de V&S-wet dat een dergelijk

inzagerecht zou toekennen aan de leden vermits de stichting in beginsel geen leden heeft. 385

250. Wat betreft de VSO bepaalt de wet geen bijzondere zaken wat betreft het inzagerecht. Bijgevolg

dienen de regels van het vennootschapsrecht die betrekking hebben op de gekozen rechtsvorm,

gevolgd te worden. De regeling in het vennootschapsrecht is te vinden in art 166 en 167 W. Venn. De

vennoten beschikken ook hier over de mogelijkheid om zich te laten bijstaan door een accountant.386

251. Wat kan het lid vervolgens met de verkregen informatie doen? Het lid mag alleszins de

verkregen informatie niet gebruiken of misbruiken op een zodanige wijze dat daardoor schade

berokkend wordt aan de vzw. De informatie verkregen uit het inzagerecht dient enkel om het lid te

helpen bij zijn lidmaatschapsrechten, namelijk zijn stemgedrag betreffende de goedkeuring van de

begroting en de jaarrekening, de kwijting van bestuurders, enz.387

9. Interne audit

252. Interne audit wordt bijna volledig gereguleerd door het ‘Institute of Iternal Auditors (IIA)’. De

laatste jaren besteden zij ook meer aandacht aan de non-profitorganisaties. De werkzaamheden

382

Zo moeten de aandeelhouders op een geschikte manier en met eerbiediging van het maatschappelijk belang gebruik maken van de toegekende rechten. Ook zijn ze hierbij onderworpen aan het beroepsgeheim en is er

een mogelijkheid tot vervolging voor rechtsmisbruik (R. PRIOUX, “L’information des actionnaires de sociétés

anonymes est-elle satisfaisante ?” in Actualités en droit des affaires, Brussel, Van Ham & Van Ham, 2003, 650, nr. 93). 383

Y. STEMPNIERWSKY, L. KETELS, J. CHRISTIAENS, C. VANHEE, A. KILESSE, E. VANDERSTAPPEN en J. DE LEENHEER, “Hoofdstuk 5: boekhouding, jaarrekening en controle” in DENEF, M. (ed.), De VZW, Brugge, Die

Keure, 2015, (235) 290, nr. 186. 384

Parl. St. Senaat 2000-2001, nr. 283/16, 154-155. 385

K. BYTTEBIER, E. DE BATSELIER en E. JANSSENS (eds.), Een analyse van de nieuwe vzw wet, Antwerpen,

Maklu, 2004, 156, nr. 76. 386

A. VAN HULLE en K. VAN HULLE, De Coöperatieve Vennootschap, Antwerpen, Kluwer, 1996, 382-383, nr.

547. 387 M. DENEF, “Hoofdstuk 3: de oprichting van een vzw” in DENEF, M. (ed.), De VZW, Brugge, Die Keure, 2015,

139-140, nr. 74 ; D. VAN GERVEN, Handboek Verenigingen, Kalmthout, Biblo, 2004, 129, nr. 103.

Page 78: Governance van non-profitorganisaties: juridische aandachtspunten · Governance staat dus voor de verhouding tussen de bestuurlijke en de toezichthoudende taak, de invulling van deze

78

worden uitgeoefend door medewerkers van de organisatie zelf, namelijk personen uit dezelfde

juridische eenheid maar ook specialisten uit eenzelfde groep. De audit dient objectief en

onafhankelijk te gebeuren. 388 De interne auditor mag daarom dan ook geen ondergeschikte functie

krijgen. De interne auditor houdt bovendien toezicht op de procedures, maatregelen,

gegevensverwerking en beheers-informatie met als objectief het informeren en adviseren van de

directie. 389 De interne audit heeft een preventief karakter en het ontmoedigt fraude en

misbruiken.390

253. De interne audit voert een controle uit op het interne controlesysteem in de vereniging. Zij

evalueert het efficiënt en doelmatig functioneren van deze organen.391

254. In verscheidene non-profit organisaties wordt interne audit opgelegd. Dit is namelijk het geval

voor het Rode Kruis392, ziekenfondsen, landsbonden van ziekenfondsen393, enzovoort. De grootte op

zich, is niet bepalend of men een ‘internal auditor’ zal aanstellen.

255. In de vzw en de stichting zal de interne audit onder meer toezien op het al dan niet bereiken van

de doelen die de organisatie vooropstelt. Hiernaast ziet de interne audit tevens toe op efficiëntie en

administratieve/accountingcontroles, alsook op de betrouwbaarheid van de informatie,…394

10. Interne controle

256. Een belangrijk aspect inzake ‘corporate governance’ betreft de creatie van een interne

auditfunctie.395 Interne controle omvat het geheel van handelingen en procedures ter bescherming

388

C. BALESTRA, J. CHRISTIAENS, M-C. DEBROUX-LEDDET, Audit in de vzw-context, Brugge, Die Keure, 2004,

173, nr. 245-247. 389

C. BALESTRA, J. CHRISTIAENS, M-C. DEBROUX-LEDDET, Audit in de vzw-context, Brugge, Die Keure, 2004,

176, nr. 253. 390

E. DE LEMBRE en C. VANHEE, “Controle op de boekhouding” in D. DE LAETER, E. DE LEMBRE, R.

MATTHIJSSENS, S. RUYSSCHAERT, S. TUYTTEN, G. VANDEN ABEELE, M. VANDER LINDEN, C. VANHEE, Vzw in de praktijk, Kluwer, Mechelen, 2013, www.jura.be/secure/documentview.aspx?id=VS300165577&state=changed. 391

F. DE NOYETTE, Praktijkonderzoek naar de audit in vzw’s, Scriptie toegepaste economische wetenschappen

Universiteit Gent, 2002-03, 16. 392

Huishoudelijk reglement van het Belgische Rode Kruis voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, p. 28. 393 Art. 31 tweede lid van de wet van 6 augustus 1990 betreffende de ziekenfondsen en de landsbonden van

ziekenfondsen, BS. 28 september 1990 ; Koninklijk besluit van 14 juni 2002 tot uitvoering van artikel 31, tweede lid, van de wet van 6 augustus 1990 betreffende de ziekenfondsen en de landsbonden van ziekenfondsen, BS. 26 juni 2002. 394

C. BALESTRA, J. CHRISTIAENS, M-C. DEBROUX-LEDDET, Audit in de vzw-context, Brugge, Die Keure, 2004,

184, nr. 277. 395

D. COECKELBERGH, Praktijkgids vzw: Over ‘corporate governance’ of behoorlijk bestuur in de social-

profitsector, Diegem, Kluwer, 2001, 39.

Page 79: Governance van non-profitorganisaties: juridische aandachtspunten · Governance staat dus voor de verhouding tussen de bestuurlijke en de toezichthoudende taak, de invulling van deze

79

van het actief van de onderneming en ter vrijwaring van getrouwe informatie. Interne controle is

verbonden aan het management en betreft de controle door of namens het bestuur van de

organisatie.396

257. Bescherming van het actief omvat veel zaken. Zo behelst zij onder meer het vermijden van

belangenconflicten en misbruik van de waren van de onderneming, het opsporen of vermijden van

fraude en vergissingen, het respecteren van wetten en reglementen, enzovoort.397 De interne

controle zorgt tevens voor het vrijwaren van getrouwe informatie.398

258. Het basisprincipe van interne controle stelt dat niemand discretionair een bepaalde macht mag

uitoefenen zonder enige vorm van controle. Het is dan ook aangewezen om een onderscheid te

maken tussen verschillende functies in de administratieve organisatie. Meer specifiek een

onderscheid tussen de leidinggevende functie, de beherende functie, de bewarende functie, de

registrerende functie en de controlerende functie. Het komt toe aan de raad van bestuur om

dergelijke interne controle te organiseren en controleren.399

259. Bij de interne controle houdt men toezicht op het bestaan, de volledigheid, de geldigheid, de

juistheid en de waardering van de goederen van de organisatie.400 Dit kan gebeuren door gebruik van

verschillende controlemaatregelen. Onder meer kan men bevoegdheden laten delegeren waarna

vervolgens verantwoording dient te worden afgelegd. Regelmatige en behoorlijke opvolging van het

budget en cijfercontroles zijn evenzeer een goede financiële beveiliging. Daarnaast is een ‘audit trail’

ook mogelijk. Dit laatste houdt in dat elke transactie van de organisatie vanaf haar ontstaan tot haar

complete realisatie moet op te sporen zijn.401

396

C. BALESTRA, J. CHRISTIAENS, M-C. DEBROUX-LEDDET, Audit in de vzw-context, Brugge, Die Keure, 2004,

157, nr. 203 ; F. DE NOYETTE, Praktijkonderzoek naar de audit in vzw’s, Scriptie toegepaste economische

wetenschappen Universiteit Gent, 2002-03, 15. 397

C. BALESTRA, J. CHRISTIAENS, M-C. DEBROUX-LEDDET, Audit in de vzw-context, Brugge, Die Keure, 2004,

158, nr. 204. 398

C. BALESTRA, J. CHRISTIAENS, M-C. DEBROUX-LEDDET, Audit in de vzw-context, Brugge, Die Keure, 2004,

158, nr. 205. 399

D. COECKELBERGH, Praktijkgids vzw: Over ‘corporate governance’ of behoorlijk bestuur in de social-

profitsector, Diegem, Kluwer, 2001,39. 400

C. BALESTRA, J. CHRISTIAENS, M-C. DEBROUX-LEDDET, Audit in de vzw-context, Brugge, Die Keure, 2004,

158, nr. 206. 401

C. BALESTRA, J. CHRISTIAENS, M-C. DEBROUX-LEDDET, Audit in de vzw-context, Brugge, Die Keure, 2004,

160-162, nr. 208-216.

Page 80: Governance van non-profitorganisaties: juridische aandachtspunten · Governance staat dus voor de verhouding tussen de bestuurlijke en de toezichthoudende taak, de invulling van deze

80

11. Specifieke regels betreffende transparantie bij gezondheidsinstellingen.

260. De ziekenhuiswet van 10 juli 2008 verplicht ziekenhuizen om een bedrijfsrevisor aan te

stellen.402 De revisor is gehouden om de boekhouding en de jaarrekening van het ziekenhuis te

controleren. Daarnaast houdt de financiële commissie toezicht op de financiële doorzichtigheid van

geldstromen.403

261. De bedrijfsrevisor kan op elk moment inzage nemen van boeken, brieven en alle andere

documenten en geschriften van het ziekenhuis die hij nodig acht voor zijn opdracht. Hij kan alle

inlichtingen en ophelderingen vragen, en alle verificaties verrichten die nodig zijn voor de uitvoering

van zijn opdracht.404

262. Hij stelt in het kader van zijn opdracht een omstandig verslag op over het resultaat van zijn

controle. 405 In het verslag maakt de revisor melding van zijn voorbehouden/bezwaren en

verduidelijkt hij de reden. Het controleverslag wordt toegevoegd bij de jaarrekening die ter

goedkeuring aan een statutair bevoegd orgaan van het ziekenhuis zal worden voorgelegd.406

263. De opdracht van de bedrijfsrevisor tot controle omvat de activiteiten van de dienst die de

centrale inning doet. Wat dit betreft, stelt de revisor een verslag op dat wordt overgemaakt aan de

ziekenhuisbeheerder en aan de voorzitter of afgevaardigde van de medische raad.407

264. Rust- en verzorgingstehuizen hebben ingevolge het KB van 21 september 2004408 nadere

boekhoudkundige verplichtingen.

402

Art. 86 ziekenhuiswet van 10 juli 2008. 403

Art. 143 ziekenhuiswet van 10 juli 2008. 404

Art. 87 ziekenhuiswet van 10 juli 2008. 405

Art. 88 ziekenhuiswet van 10 juli 2008 vermeldt de zaken die in het bijzonder in dit verslag moeten worden vermeld. 406

Art. 89 ziekenhuiswet van 10 juli 2008. 407

Art. 90 ziekenhuiswet van 10 juli 2008. 408 KB van 21 september 2004 houdende vaststelling van de normen voor de bijzondere erkenning als rust- en

verzorgingstehuis [, als centrum voor dagverzorging of als centrum voor niet aangeboren hersenletsels], BS 28

oktober 2004.

Page 81: Governance van non-profitorganisaties: juridische aandachtspunten · Governance staat dus voor de verhouding tussen de bestuurlijke en de toezichthoudende taak, de invulling van deze

81

V. De problematiek van belangenconflicten

265. Belangenconflicten kunnen zich ook voordoen in vzw’s. Behoorlijk bestuur vereist dat er in

dergelijke situaties procedures worden voorzien om de belangen van de vereniging te behartigen. In

de V&S-wet is echter geen enkele uitdrukkelijke regeling hieromtrent opgenomen, in tegenstelling

tot bij vennootschappen en stichtingen.

266. Het louter verschillen van de belangen van de vereniging en de bestuurder doet niet

noodzakelijk een belangenconflict ontstaan. Vereist is dat er sprake is van een tegenstrijdig belang.

Er is sprake van zo een tegenstrijdig belang wanneer cumulatief volgende elementen aanwezig zijn:

Er is een rechtstreeks of onrechtstreeks belang;

Er is een belang van vermogensrechtelijke aard;

Dit belang is strijdig met een handeling of beslissing die behoort tot de bevoegdheid van de

raad van bestuur.409

267. Het Wetboek vennootschappen voorziet zowel voor de NV als voor de BVBA in een

uitdrukkelijke procedure bij belangenconflicten. 410 Volgens die regeling dient de betrokken

zaakvoerder/bestuurder het tegenstrijdig belang mee te delen aan de andere

bestuurders/zaakvoerders vóór de raad van bestuur een besluit neemt. Dit moet vervolgens duidelijk

genotuleerd worden zodanig dat het uiteindelijk gepubliceerd wordt in het jaarverslag. Wanneer de

vennootschap een commissaris heeft aangesteld, moet deze eveneens op de hoogte worden

gebracht en dient in het commissarisverslag een afzonderlijke omschrijving van het belangenconflict

te staan.

268. Het Wetboek vennootschappen voorziet dus geen onthouding van beraadslaging door de

bestuurder of zaakvoerder met het tegenstrijdig belang. Deze moet enkel voldoende duidelijkheid

verschaffen.411 Enkel in NV’s die een publiek beroep op het spaarwezen doen of hebben gedaan, mag

de bestuurder met het tegenstrijdig belang niet aan de beraadslaging en de stemming deelnemen

over het punt waarop het belangenconflict slaat.412

409

S. TUYTTEN, “Tegenstrijdig belang en behoorlijk bestuur”, VZW info 2009 afl. 17, 6-9. 410

Art. 523 W. Venn. voor de NV en art. 259 W. Venn voor de BVBA. 411

S. TUYTTEN, “Tegenstrijdig belang en behoorlijk bestuur”, VZW info 2009 afl. 17, 6-9. 412

S. CAPPAERT, “Aanpassing statuten. Belangenconflicten”, VZW info 2006, afl. 3, 1-2.

Page 82: Governance van non-profitorganisaties: juridische aandachtspunten · Governance staat dus voor de verhouding tussen de bestuurlijke en de toezichthoudende taak, de invulling van deze

82

269. In het licht van het behoorlijk bestuur kan natuurlijk wel gesteld worden of het niet wenselijk is

dat de bestuurder of zaakvoerder met het tegenstrijdig belang in alle gevallen niet deelneemt aan de

beraadslaging en de stemming met betrekking tot het punt waarover het belangenconflict gaat. Op

deze manier kan men immers geen enkele invloed op de beslissing uitoefenen.413

270. De procedure van het Wetboek van vennootschappen is evenwel niet van toepassing wanneer

de beslissingen betrekking hebben op gebruikelijke activiteiten die plaats hebben onder voorwaarde

en tegen zekerheden die doorgaans gelden op de markt voor soortgelijke verrichtingen.414

271. Het tegenstrijdig belang kan eveneens bestaan bij andere organen van de vereniging.

272. Bij de vzw’s is er zoals eerder aangehaald geen specifieke regeling voorzien. Beraadslaging door

de raad van bestuur zal dus in de regel niet noodzakelijk ongeldig zijn wanneer een bestuurder met

een tegenstrijdig belang aan de beraadslaging heeft deelgenomen.415 Het is echter wel mogelijk dat

men die bestuurder een bestuursfout kan verwijten, namelijk het niet handelen als een goed

bestuurder en misbruik van macht. Om deze redenen is het bijgevolg aangewezen om statutair te

voorzien in een regeling omtrent belangenconflicten.416

273. Een aangewezen statutaire clausule is de volgende:

“Indien een bestuurder, rechtstreeks of onrechtstreeks, een belang van vermogensrechtelijke aard

heeft dat strijdig is met een beslissing of een verrichting die tot de bevoegdheid behoort van de raad

van bestuur, moet hij dit meedelen aan de andere bestuurders vóór de raad van bestuur een besluit

neemt. Wanneer de vereniging een commissaris heeft aangesteld, moet de bestuurder dit

tegenstrijdig belang ook meedelen aan de commissaris.

De bestuurder met het tegenstrijdige belang verwijdert zich uit de vergadering en onthoudt zich van

de beraadslaging en van de stemming over de aangelegenheid waarop het betrekking heeft.

Voormelde procedure is niet toepasselijk op gebruikelijke verrichtingen die plaatshebben onder de

413

S. TUYTTEN, “Tegenstrijdig belang en behoorlijk bestuur”, VZW info 2009 afl. 17, 6-9. 414

Art. 523 §3 in fine W. Venn. voor de NV en art. 259 §3 in fine W. Venn. voor de BVBA. 415

D. VAN GERVEN, Handboek Verenigingen, Kalmthout, Biblo, 2004, 188, nr. 194. 416 S. CAPPAERT, “Aanpassing statuten. Belangenconflicten”, VZW info 2006, afl. 3, 1-2 ; D. DE LAETER, “Wat te

doen bij belangenconflicten bij werkende leden van de vzw?” in D. DE LAETER, E. DE LEMBRE, R. MATTHIJSSENS, S. RUYSSCHAERT, S. TUYTTEN, G. VANDEN ABEELE, M. VANDER LINDEN, C. VANHEE, Vzw in

de praktijk, Kluwer, Mechelen, 2013, www.jura.be/secure/documentview.aspx?id=VS748668&state=changed.

Page 83: Governance van non-profitorganisaties: juridische aandachtspunten · Governance staat dus voor de verhouding tussen de bestuurlijke en de toezichthoudende taak, de invulling van deze

83

voorwaarden en tegen de zekerheden die op de markt gewoonlijk gelden voor soortgelijke

verrichtingen.” 417

274. Naast het uitwerken van een statutaire regeling omtrent belangenconflicten kan men tevens in

het huishoudelijk reglement van de vereniging bepalen dat bestuurders en leden met een

tegengesteld belang dit melden en zich van elke beïnvloeding of commentaar moeten onthouden.418

275. Wanneer men niets specifiek voorziet in de statuten of het huishoudelijk reglement, zijn er

verschillende meningen. Sommigen menen dat de bestuurder, wat de interne besluitvorming betreft,

niet mag deelnemen aan de beraadslaging en de stemming van de raad van bestuur.419 Toch zijn er

ook anderen die menen dat het geen probleem is en men toch aan de beraadslaging mag

deelnemen. Wanneer men dan op bedrieglijke en onrechtmatige wijze een voordeel bekomt, zal de

vzw hem hiervoor tot schadevergoeding kunnen aanspreken. 420 Toch is het idealiter dat de

bestuurder met tegenstrijdige belangen niet mag deelnemen aan de beraadslaging en de

stemming.421

276. Bij de stichting is de wijze van regeling van belangenconflicten één van de verplichte statutaire

vermeldingen.422 Zo is een statutaire bepaling essentieel vermits de stichting in de regel slechts uit

één orgaan namelijk de raad van bestuur bestaat en er dus geen controle op het bestuur voorhanden

is.423 Ook bij de stichting is er dus op zich geen algemeen beginsel dat een bestuurder met een

belangenconflict verbiedt om deel te nemen aan het beraad. Er is wel sprake van een fout wanneer

die bestuurder een handeling stelt of een beslissing neemt dat strijdig is met het belang van de

stichting.424

417

S. CAPPAERT, “Aanpassing statuten. Belangenconflicten”, VZW info 2006, afl. 3, 1-2 verwijst naar M. DENEF

als opsteller van deze statutaire clausule ; S. TUYTTEN, “Tegenstrijdig belang en behoorlijk bestuur”, VZW info

2009 afl. 17, 6-9. 418 D. DE LAETER, “Wat te doen bij belangenconflicten bij werkende leden van de vzw?” in D. DE LAETER, E. DE

LEMBRE, R. MATTHIJSSENS, S. RUYSSCHAERT, S. TUYTTEN, G. VANDEN ABEELE, M. VANDER LINDEN, C.

VANHEE, Vzw in de praktijk, Kluwer, Mechelen, 2013,

www.jura.be/secure/documentview.aspx?id=VS748668&state=changed. 419

M. DENEF, “De wetten tot wijziging van de VZW-wet: Van open doelkansen, gemiste penalty’s en veel rode

kaarten,”, T.R.V. 2004, nr. 5, 395-404 ; J. LINDEMANS, Verenigingen zonder winstoogmerk, Brussel, Larcier,

1958, 218, nr. 508. 420

D. VAN GERVEN, Handboek Verenigingen, Kalmthout, Biblo, 2004, 188, nr. 194. 421

Steunpunt WSE, Onderzoeksproject 2008: Juridische aspecten eigen aan de ondernemingen in de sociale economie, mei 2008, p. 72-73, www.werk.be/onderzoek/onderzoeksprojecten/onderzoeksprojecten-2007-2011/onderzoeksproject-2008-juridische-aspecten-eigen-aan-de-ondernemingen-de-sociale-economie. 422

Art. 28 8 V&S-wet. 423

D. VAN GERVEN, Handboek Stichtingen, Kalmthout, Biblo, 2004, 135, nr. 97. 424 D. VAN GERVEN, Handboek Stichtingen, Kalmthout, Biblo, 2004, 135, nr. 97.

Page 84: Governance van non-profitorganisaties: juridische aandachtspunten · Governance staat dus voor de verhouding tussen de bestuurlijke en de toezichthoudende taak, de invulling van deze

84

277. De wet bepaalt verder niet welke specifieke regels in de statuten moeten worden opgenomen.

Het is raadzaam om een coherent geheel van regels uit te werken die op alle gevallen van

belangenconflicten kan worden toegepast. Bij de regeling moet men ook aangeven of deze enkel van

toepassing is op belangenconflicten met betrekking tot bestuurders of ook op andere

bestuursleden.425 Ook hier is het mogelijk om inspiratie op te doen bij de vennootschapsrechtelijke

regeling van belangenconflicten zoals hierboven reeds uiteengezet. De statuten kunnen voorzien dat

wanneer het strijdig belang zich voordoet bij de meerderheid van de bestuurders, de beslissing moet

worden genomen door een onafhankelijke derde of een toezichtsorgaan of dat de betrokken

bestuurders met een belangenconflict niet mogen meestemmen. Dergelijke bevoegdheidsdelegatie

kan echter niet met betrekking tot voorbehouden bevoegdheden.426

278. De wetgeving met betrekking tot de vennootschap met sociaal oogmerk bevat geen specifieke

bepalingen omtrent belangenconflicten. Hiervoor dient men dus de regeling na te gaan van de

concrete rechtsvorm die zij aanneemt. De CVBA kent geen specifieke wettelijke regeling voor

belangenconflicten. Statutaire bedingen hieromtrent kunnen worden opgenomen. Men kan zich hier

ook laten inspireren op de vennootschapsrechtelijke belangenconflictenregeling die geldt voor de NV

of BVBA. Wanneer men hieromtrent geen specifieke regels bepaalt, is het regime van toepassing op

de NV, niet toepasselijk op de CVBA. Wanneer er meerdere bestuurders zijn, dient de beslissing te

worden genomen door de andere bestuurders zonder belangenconflict.427 Wanneer men ten

gevolge van het belangenconflict een onregelmatige beslissing neemt, kan de bestuurder met het

conflicterend belang aansprakelijk worden gesteld. De vennootschap kan tevens de nietigheid

vorderen van het genomen besluit wanneer de wederpartij van de beslissing op de hoogte was of

zou moeten zijn van het belangenconflict.428

279. De ziekenhuiswet van 10 juli 2008 bevat geen specifieke bepalingen met betrekking tot

belangenconflicten van het bestuur. Bijgevolg dient men hiervoor terug te vallen op de specifieke

rechtsvorm die het ziekenhuis aanneemt (doorgaans een vzw).429

425

D. VAN GERVEN, Handboek Stichtingen, Kalmthout, Biblo, 2004, 135, nr. 97. 426

R. VAN BOVEN, De Belgische stichting, Gent, Larcier, 2011, 52, nr. 139. 427

A. VAN HULLE en K. VAN HULLE, De Coöperatieve Vennootschap, Antwerpen, Kluwer, 1996, 342-343, nr.

490. 428

Art. 259 §2 W. Venn. en art. 523 §2 W. Venn. 429

Zie hiervoor de uiteenzetting over belangenconflicten bij de vzw ut supra.

Page 85: Governance van non-profitorganisaties: juridische aandachtspunten · Governance staat dus voor de verhouding tussen de bestuurlijke en de toezichthoudende taak, de invulling van deze

85

VII. Conclusie

279. In deze masterproef werd onderzocht hoe het wettelijke bestuurskader in de non-profitsector

eruit ziet en welk effect dat deze regels teweeg brengen op het bestuur in deze sector. Dit werd

uitgewerkt in vier concrete hoofdstukken. Aldus zullen mijn bevindingen dan ook in vier verschillende

deelconclusies worden besproken.

1. Conclusie wat betreft de autocontrole

280. Het huidige wetgevend kader geeft op bepaalde vlakken een mogelijkheid tot autocontrole.

281. Een eerste tekortkoming betreft artikel 13 eerste lid V&S-wet.430 Hoewel dit artikel specifiek is

ingevoerd om autocontrole te vermijden in de vzw, biedt het onvoldoende waarborg tegen

autocontrole. Men zal steeds zoeken naar oplossingen om aan de vereiste van samenstelling te

voldoen, zonder dat men het daadwerkelijke doel van de regel in acht neemt, namelijk een vorm van

externe controle.

282. Een tweede minpunt is het ontbreken van een wettelijke verbodsbepaling van een statutaire

doorslaggevende stem voor de vzw. Dit is echter wel het geval voor de NV. Bij gebrek aan een

dergelijke bepaling in de V&S-wet, is het de facto mogelijk om een eenhoofdig bestuur te installeren

wanneer er slechts twee leden zijn in de vzw. In de stichting vormt dit echter geen probleem, vermits

het bestuur daar dient te bestaan uit minstens drie leden. Bij een CVBA is het zelfs mogelijk om een

eenhoofdig bestuur te installeren. Die bestuurder kan dan alleen beslissen over alle bevoegdheden

van de raad van bestuur. Deze bevoegdheden worden niet uitdrukkelijk opgesomd voor de CVBA. In

de wet staan een aantal specifieke bevoegdheden van de algemene vergadering. Bij de CVBA

beschikt de algemene vergadering over de residuaire bevoegdheden.

283. Vervolgens is het mogelijk dat in de algemene vergadering, de bestuurders van de vzw de

meerderheid vormen en op die manier alleen beslissen over de bevoegdheden van de algemene

vergadering. In dergelijk geval wordt de controlerende functie van de algemene vergadering buiten

spel gezet. Mechanismen die moeten verhinderen dat het bestuur uit de bocht gaat (zoals de

goedkeuring van de jaarrekening, kwijting,..), zijn in dat geval niet meer effectief. Ook bij de VSO-

CVBA is het de facto mogelijk dat quasi alle of zelfs alle aangestelde bestuurders zetelen in de

430

“De raad van bestuur bestaat uit ten minste drie personen. Als evenwel maar drie personen lid zijn van de vereniging, bestaat de raad van bestuur uit slechts twee personen. Het aantal bestuurders moet in elk geval altijd lager zijn dan het aantal personen dat lid is van de vereniging.”

Page 86: Governance van non-profitorganisaties: juridische aandachtspunten · Governance staat dus voor de verhouding tussen de bestuurlijke en de toezichthoudende taak, de invulling van deze

86

algemene vergadering waardoor er geen sprake meer is van daadwerkelijke controle door de

algemene vergadering.

284. Ook met betrekking tot de mogelijkheid tot het geven van een volmacht dient men oplettend te

zijn. Ondanks het feit dat een volmacht betrekking moet hebben op een specifieke raad van bestuur,

is het nog steeds mogelijk dat één enkele bestuurder in de vzw of de stichting alle volmachten

verzamelt en de belangrijke beslissing die op de agenda staat, op die wijze alleen neemt. Daarom is

het dan ook aan te raden dat de statuten voorzien dat maximaal 1 volmacht per persoon kan worden

gegeven.

285. Een specifiek probleempunt met betrekking tot de stichting is het feit dat de raad van bestuur,

indien de statuten niks uitdrukkelijk bepalen, de bevoegdheid heeft om haar eigen jaarrekening en

begroting goed te keuren. Doordat er geen algemene vergadering is in de stichting die toezicht

uitoefent, is hierop bijgevolg geen controle. Het is mogelijk om een controlebevoegdheid toe te

kennen aan een ad-hoc orgaan. Dit is dan ook aan te raden. Let wel in bepaalde stichtingen moet

men verplicht voorzien in de aanstelling van een commissaris, waardoor er weer sprake is van

financiële controle op het bestuur.

286. Er zijn echter niet enkel slechte aspecten aan de huidige regelgeving. Het huidig wetgevend

kader voorziet ook mogelijkheden om dergelijke autocontrole daadwerkelijk te verhinderen of te

signaleren.

287. Zo heeft de raad van bestuur de bevoegdheid om alleen te beslissen over de residuaire

bevoegdheden. Door in de statuten aan de algemene vergadering een groter arsenaal aan

bevoegdheden toe te kennen, kan mogelijks een te grote macht van de raad van bestuur worden

vermeden wanneer er geen meerderheid van bestuurders zetelt in de algemene vergadering.

288. Hiernaast kan worden gesteld dat bij de inzage en de goedkeuring van de begroting en de

jaarrekening, de algemene vergadering wel enigszins een beeld heeft van de handelingen die door de

raad van bestuur worden verricht en de omvang ervan. Indien een bepaalde handeling zodanig

buitensporig is, zullen de financiële implicaties hiervan immers zichtbaar zijn in de jaarrekening en de

begroting. Hiernaast is er ook een grondige financiële controle op de boekhouding door de

commissaris in grotere vzw’s en stichtingen, alsook in de VSO-CVBA. Een andere vorm van controle

gebeurt bij de VSO-CVBA via het verplichte jaarverslag, waarin bestuurders hun beleid

verantwoorden met betrekking tot het sociale oogmerk.

Page 87: Governance van non-profitorganisaties: juridische aandachtspunten · Governance staat dus voor de verhouding tussen de bestuurlijke en de toezichthoudende taak, de invulling van deze

87

289. Wat betreft het dagelijks bestuur hoeft men niet te vrezen. Zelfs al duidt men slechts één

bestuurder aan om het dagelijks bestuur waar te nemen, dan nog gaat het enkel om beslissingen

omtrent dagdagelijkse handelingen of handelingen van gering belang. De dagelijks bestuurder

beschikt namelijk niet over de mogelijkheid om zeer zwaarwichtige bestuurshandelingen op die

manier alleen te nemen.

290. In de toekomst lijkt het mij aangewezen dat de wetgever meer bepalingen vastlegt omtrent de

mogelijkheid tot zelfbestuur in de non-profit. Zo is het raadzaam om de samenstelling van de

algemene vergadering ten opzichte van de raad van bestuur te herbekijken voor de vzw, te voorzien

in een verplicht controleorgaan voor de stichting en de mogelijkheid tot het verzamelen van

volmachten te beperken.

2. Conclusie wat betreft de vergoeding

291. Doordat in de V&S-wet geen regeling voorzien is met betrekking tot de vergoeding van

bestuurders in vzw’s of stichtingen, heerst er hierover verdeeldheid in de rechtsleer. Persoonlijk ben

ik van mening dat dit toch een problematische lacune is in de wetgeving. De huidige regeling geeft te

veel vrijheid wat betreft de vergoeding van bestuurders.

292. Ten eerste is het onduidelijk of enkel de algemene vergadering over de bevoegdheid beschikt

om de vergoeding vast te stellen van bestuurders. Anderzijds rijst de vraag of de algemene

vergadering deze bevoegdheid niet kan delegeren en of de raad van bestuur zelf in haar eigen

vergoeding kan voorzien. In de stichting is het zelfs zo dat indien de statuten niks bepalen, de raad

van bestuur haar eigen vergoeding regelt. Dit kan aanleiding geven tot misbruiken.

293. Ten tweede is het onduidelijk of een hoge vergoeding in strijd is met het verbod om leden een

stoffelijk vermogensvoordeel te verschaffen. Gaat het hierbij enkel om een onredelijk hoge

vergoeding? Bij de stichtingen zien we tevens een tweestrijd in de rechtsleer. Door het gebrek aan

een wettelijke regeling weet men niet of het louter uitkeren van een vergoeding in strijd is met het

verbod om leden vermogensvoordelen te verschaffen. Wat betreft vzw’s en stichtingen is het ook

onduidelijk waar men de grens trekt. Enkel in het kader van de VSO is een duidelijke grens voorzien

van het bedrag van de vergoeding.

294. Ten derde rijzen er vragen bij de regeling van de onkostenvergoeding. Heeft men nu altijd recht

op terugbetaling of moet men steeds bewijzen voorleggen dat het specifiek ter uitvoering van het

Page 88: Governance van non-profitorganisaties: juridische aandachtspunten · Governance staat dus voor de verhouding tussen de bestuurlijke en de toezichthoudende taak, de invulling van deze

88

mandaat is bij de vzw? Bij de stichtingen vindt men deze discussie niet terug en neemt men aan dat

terugbetaling kan van de gemaakte kosten in kader van het bestuursmandaat.

295. Bovenstaande vragen rijzen veel minder in het kader van een VSO. Dit omwille van het feit dat

de regeling betreffende de verenigingen met sociaal winstoogmerk een aanvullende regulering is

naast de vennootschapswetgeving.

296. De controle op de bezoldigingen door de commissaris of revisor in de vzw en stichting, en de

controle via het verslag in de VSO biedt reeds een grote bescherming tegen misbruiken. Toch is het

raadzaam om stil te staan bij de aangehaalde lacunes. Bij de oprichting van een non-profit is het dus

wenselijk om een regeling te treffen over de vergoeding.

297. In de toekomst lijkt het mij aangewezen dat de wetgever de vergoedingsregeling beter uitwerkt

voor de non-profit. Dit zou bovendien kunnen bijdragen tot de transparantie van het bestuur. Ook de

toepassing van niet-dwingende corporate governance codes kan bijdragen tot goed bestuur in de

non-profit.

3. Conclusie wat betreft de transparantie

298. Transparantie in de non-profit sector speelt een belangrijke rol. De controle op grote vzw’s,

grote stichtingen en de VSO-CVBA gebeurt onder meer door de verplichte openbaarmaking van de

boekhouding, wat een disciplinerende werking tot gevolg heeft. Hiernaast moet in sommige vzw’s,

stichtingen of VSO-CVBA’s ook verplicht een commissaris worden aangesteld die controle houdt op

de financiële toestand. Naast de verplichte controle, zijn er ook verschillende alternatieve

controlemechanismen die ingesteld kunnen worden om toezicht te houden, zoals onder meer een

externe accountant. In vzw’s en VSO-CVBA’s waar men bovendien geen commissaris moet

aanstellen, voorziet de wet in een inzagerecht voor de leden.

299. De wet voorziet in voldoende controlemechanismen op de vzw, de stichting en de VSO-CVBA

wat betreft de boekhouding en financiële toestand. Via deze controleorganen kan men naar mijn

mening daadwerkelijk misbruiken opsporen.

4. Conclusie wat betreft de belangenconflicten

300. In de V&S-wet is geen enkele regeling opgenomen wat betreft belangenconflicten in de VZW.

Hierbij dient men zich te inspireren op de regeling zoals uitgewerkt in het Wetboek

Page 89: Governance van non-profitorganisaties: juridische aandachtspunten · Governance staat dus voor de verhouding tussen de bestuurlijke en de toezichthoudende taak, de invulling van deze

89

Vennootschappen voor de NV en BVBA. Om die reden is het dan ook aangewezen om statutair te

voorzien in een regeling omtrent belangenconflicten. Wanneer men statutair of in het huishoudelijk

reglement niets specifiek voorziet, zijn de meningen verdeeld. De ene strekking meent dat in dat

geval bestuurders toch niet mogen deelnemen aan de beraadslaging en de stemming. De andere

strekking meent dat dit geen probleem vormt en men toch mag deelnemen aan de beraadslaging. In

dit opzicht heerst er dus onduidelijkheid. Het lijkt mij dan ook aangewezen dat de wetgever wat

betreft vzw’s een duidelijke belangenconflictenregeling uitwerkt om zo alle onduidelijkheden te

verhelpen.

301. In de stichting voorziet de V&S-wet in de verplichte statutaire vermelding van een

belangenconflictenregeling. Een dergelijke statutaire bepaling is des te meer belangrijk bij de

stichting, omdat men daar geen controle op het bestuur heeft door de algemene vergadering. Bij

gebrek aan een dergelijke bepaling in de statuten, speelt ook hier geen algemeen beginsel dat een

bestuurder verbiedt om deel te nemen aan het beraad. Omwille van de wettelijke verplichting om te

voorzien in een belangenconflictenregeling, lijkt het mij hier minder noodzakelijk dat de wetgever

een concrete belangenconflictenregeling uitwerkt. Dit neemt niet weg dat het uiteraard praktisch

zou zijn moest de wetgever dit toch concreet uitwerken en een uniforme regeling omtrent

belangenconflicten vastleggen.

302. De wetgeving omtrent de VSO bevat geen concrete bepalingen omtrent belangenconflicten.

Ook voor de CVBA is er geen specifieke wettelijke regeling voorzien. Men kan zich ook hier laten

inspireren op de vennootschapsrechtelijke belangenconflictenregeling zoals uitgewerkt voor de NV

of de BVBA. Deze regeling is echter niet zonder meer van toepassing op de CVBA. Bijgevolg is het

aangewezen dat de wetgever ook voor de CVBA een belangenconflictenregeling in de wetgeving

inschrijft om zo deze lacune te verhelpen.

Page 90: Governance van non-profitorganisaties: juridische aandachtspunten · Governance staat dus voor de verhouding tussen de bestuurlijke en de toezichthoudende taak, de invulling van deze

90

Bibliografie

Voorbereidende en parlementaire stukken en regeringsbesluiten

Amendement 132 (M. HORDIES) op het wetsontwerp tot wijziging van de wet van 27 juni 1921, Parl.

St. Senaat, 1999-2000, 2-283/8.

Amendement 243 van de Regering op het wetsontwerp tot wijziging van de wet van 27 juni 1921,

Parl. St. Senaat 2000-2001, nr. 2-283/13.

Parl. St. Senaat 2000-2001, nr. 283/15 en 283/16.

Parl. St. Kamer 1998-99, nr. 1854/1.

Parl. St. Kamer 1998-1999, nr. 1854/7, Verslag VERHERSTRAETEN.

Parl. St. Kamer 2003-04, nr. 1138/001.

Parl. St. Kamer 2011-2012, nr. 091, Vraag 600 22 oktober 2011 van de heer VERCAMER.

Circ. 5 maart 1999 nr. Ci.RH.241/509.803.

Vr. en Antw. Kamer, 16 maart 2010 (Vr. nr. 567 S. VERCAMER).

Verslag aan de Koning bij het KB van 19 december 2003 betreffende de boekhoudkundige

verplichtingen en de openbaarmaking van de jaarrekening van bepaalde verenigingen zonder

winstoogmerk, internationale verenigingen zonder winstoogmerk en stichtingen, BS 30 december

2003.

Het besluit van de Vlaamse Regering betreffende de boekhouding, de jaarrekening, het

rekeningenstelsel en de controle voor de universiteiten in de Vlaamse Gemeenschap van 21

december 2007, BS 17 april 2008.

Rechtspraak

Cass. 9 december 1940, RPS 1947-48, 50-51, noot J. GOEDSELS.

Page 91: Governance van non-profitorganisaties: juridische aandachtspunten · Governance staat dus voor de verhouding tussen de bestuurlijke en de toezichthoudende taak, de invulling van deze

91

Cass., 17 september 1968, A.C., 1969, R.P.S., 1970, 197 en Pas., 969, 61.

Cass., 21 februari 2000, J.T.T., 2000, 300 en T.R.V., 2000, 283.

Rechtsleer

AYDOGAN, A. , “[Private stichting] De private stichting in vogelvlucht”, Notariaat 2016, afl. 1, p. 1-8.

BALESTRA, C. , CHRISTIAENS, J. , DEBROUX-LEDDET, M-C., Audit in de vzw-context, Brugge, Die Keure,

2004, p. 350.

Brochure “Het nieuw boekhoudkundig stelsel van de grote en zeer grote verenigingen”, 26

september 2010, Publicatie van de FOD Justitie,

www.justitie.belgium.be/nl/publicaties/het_nieuw_boekhoudkundig_stelsel_van_de_grote_en_zeer

_grote_verenigingen.

BYTTEBIER, K. , DE BATSELIER, E. en JANSSENS, E. , Een analyse van de nieuwe vzw wet, Antwerpen-

Apeldoorn, Maklu, 2004, p. 233.

CAPPAERT, S. , “Aanpassing statuten. Belangenconflicten”, VZW info 2006, afl. 3, p. 1-2.

CAPPAERT, S. , “[Statuut] Hoe en wanneer kan men ontslag nemen als lid?”, VZW info 2015, afl. 7, 6-

8.

COECKELBERGH, D. AJ., Praktijkboek VZW’s: Het referentiewerk over de nieuwe V&S-wet, Antwerpen,

Standaard Uitgeverij, 2005, p. 1600.

COECKELBERGH, D. , Praktijkgids vzw: Over ‘corporate governance’ of behoorlijk bestuur in de social-

profitsector, Diegem, Kluwer, 2001, p. 130.

CROMMELYNCK, A. , DEGRAEVE, K. , en LEFEBRE, D. , “De organisatie en financiering van

ziekenhuizen”, informatie-fiche CM, september 2013, p. 44.

DAEMS, H. , “De scheidingsmuur tussen profit en non-profit begint te barsten”, De Tijd 19 december

2015,www.tijd.be/opinie/analyse/De_scheidingsmuur_tussen_profit_en_non_profit_begint_te_barst

en.9712300-2336.art?ckc=1.

Page 92: Governance van non-profitorganisaties: juridische aandachtspunten · Governance staat dus voor de verhouding tussen de bestuurlijke en de toezichthoudende taak, de invulling van deze

92

DEBLAUWE, S. , ‘Ontvangen van vrijwilligersvergoeding als bestuurder van een vzw, mogelijk of

niet?’, in Not-for-profit & Publieke sector, 16 september 2013, www.alaska-group.eu/ontvangen-van-

vrijwilligersvergoeding-als-bestuurder-van-een-vzw-mogelijk-of-niet.

DE LAETER, D. , “Hoe kunnen we de oprichtingsakte en statuten gebruiken om problemen te

voorkomen en op te lossen?”, in in DE LAETER, D. , DE LEMBRE, E. , MATTHIJSSENS, R. ,

RUYSSCHAERT, S. , TUYTTEN, S. ,VANDEN ABEELE, G. , VANDER LINDEN, M. en VANHEE, C. , Vzw in de

praktijk, Kluwer, Mechelen, 2013, http://www.jura.be/secure/documentview.aspx?id=VS300165536.

DE LAETER, D., “Raad van bestuur: de vergoeding” in DE LAETER, D. , DE LEMBRE, E. , MATTHIJSSENS,

R. , RUYSSCHAERT, S. , TUYTTEN, S. , VANDEN ABEELE, G. , VANDER LINDEN, M. EN VANHEE, C. , vzw

in de praktijk, Mechelen, Kluwer, 2013, www.jura.be.

DE LAETER, D. , “Statutenwijziging in strijd met dwingende wettelijke bepalingen”, VZW info 2014, nr.

11, p. 3-4.

DE LAETER, D. , “Wat te doen bij belangenconflicten bij werkende leden van de vzw?” in DE LAETER,

D. , DE LEMBRE, E. , MATTHIJSSENS, R. , RUYSSCHAERT, S. , TUYTTEN, S. , VANDEN ABEELE, G. ,

VANDER LINDEN, M. EN VANHEE, C. , Vzw in de praktijk, Kluwer, Mechelen, 2013,

www.jura.be/secure/documentview.aspx?id=VS748668&state=changed.

DE WULF, H. , De nieuwe vzw-wet: de wet van 27 juni 1921 na de wet van 2 mei 2002, Gent,

Academia Press, 2003, p. 34.

DELANOTE, J. , Inrichting van het directiecomité: Benoeming en ontslag van directieleden, bezoldiging

van directiecomitéleden en hun sociaalrechtelijk statuut, Brussel, Larcier, 2014, p. 63.

DENEF, M. , “De wetten tot wijziging van de VZW-wet: Van open doelkansen, gemiste penalty’s en

veel rode kaarten,”, T.R.V. 2004, nr. 5, p. 395-404.

DENEF, M., DE LEENHEER J., DESCHRIJVER, D. en GEENS, K., Vzw en stichting, Brugge, Die Keure,

2005, p. 683.

Page 93: Governance van non-profitorganisaties: juridische aandachtspunten · Governance staat dus voor de verhouding tussen de bestuurlijke en de toezichthoudende taak, de invulling van deze

93

DENEF, M. , “Hoofdstuk 1: situering en algemene kenmerken van de vzw” in DENEF, M. (ed.), De

VZW, Brugge, Die Keure, 2015, p. 1-70.

DENEF, M. , “Hoofdstuk 3: de oprichting van een vzw” in DENEF, M. (ed.), De VZW, Brugge, Die Keure,

2015, 139-140, nr. 74 ; D. VAN GERVEN, Handboek Verenigingen, Kalmthout, Biblo, 2004, p. 111-172.

DE NOYETTE, F. , Praktijkonderzoek naar de audit in vzw’s, Scriptie toegepaste economische

wetenschappen Universiteit Gent, 2002-03, p. 73.

DEMEYERE, I. , GOVERS, M. , POPPE, G. , VAN HECKE, R. en VINCKE, J.P. , Vandemecum voor de vzw,

Antwerpen, Intersentia, 2012, p. 457.

DEWALLENS, F. , KENNES, W. en TORFS, R. , V.Z.W. – Statuten. Nieuwe voorstellen voor doeltreffende

statuten van een Vereniging Zonder Winstoogmerk, Kalmthout, Biblo, 1993, p. 135.

FISCHER, C. en THEUNISSEN, B. , “Les obligations des ASBL en matière de comptabilité et de comptes

annuels”, Non-Marchand 2003, nr. 12, p. 92-93

GEENS, K. , De sprong naar het recht voor morgen: hercodificatie van de basiswetgeving, 6 december

2016, www.koengeens.be/beleid/hercodificatie.

GEINGER, H. en HEIJERICK, N., Inleiding tot het vennootschapsrecht, Brugge, Die Keure, 2009, p. 253.

HAMERS, J.J.A., SCHWARZ, C.A. en ZAMAN, D.F.M.M., Handboek stichting en vereniging: stichting,

vereniging, coöperatie en onderlinge waarborgmaatschappij, civielrechtelijk en fiscaalrechtelijk

beschouwd, Zutphen, Parijs, 2015, p. 580.

HELLEMANS, F. , “De nieuwe regels inzake boekhouding, jaarrekening en controle: meer

verantwoording en meer (mogelijkheid tot) toezicht”, TRV 2004, afl. 5, p. 457-486.

HELLEMANS, F., “Hoofdstuk 4: de organen van een vzw en hun werking” in DENEF, M. (ed.), De VZW,

Brugge, Die Keure, 2015, p. 173-234.

HOEDT, P. , Oprichting en bestuur van een vzw, Antwerpen-Apeldoorn, Garant, 2003, p. 227.

Page 94: Governance van non-profitorganisaties: juridische aandachtspunten · Governance staat dus voor de verhouding tussen de bestuurlijke en de toezichthoudende taak, de invulling van deze

94

IMSCHOOT, C. , Corporate governance in ziekenhuizen, onuitg. Masterproef Bedrijfseconomie

Universiteit Gent, 2013-2014, p. 88.

Instituut van de Bedrijfsrevisoren, controleaanbeveling, 6 juni 1997, www.ibr-

ire.be/nl/regelgeving/normen_en_aanbevelingen/normen/Documents/6529_Bevestigingen-van-de-

leiding-van-de-entiteit.pdf.

Instituut van de Bedrijfsrevisoren, De vennootschap en haar commissaris: praktische

toepassingsgevallen, 2004, Brussel, www.ibr-

ire.be/nl/publicaties/afgesloten_reeksen/ibr_studies/Documents/Recht/De%20vennootschap%20en

%20haar%20commissaris%20-%20Praktische%20toepassingsgevallen.pdf.

Instituut van de Bedrijfsrevisoren, Jaarverslag, 1985, Brussel, www.ibr-

ire.be/nl/publicaties/actuele_reeksen/jaarverslag/Documents/Jaarverslag%201985.pdf.

Instituut van de Bedrijfsrevisoren, Jaarverslag 2001, Brussel, https://www.ibr-

ire.be/nl/publicaties/actuele_reeksen/jaarverslag/Documents/Jaarverslag%202001.pdf.

Instituut van de Bedrijfsrevisoren, Jaarverslag 2004, Brussel, www.ibr-

ire.be/nl/publicaties/actuele_reeksen/jaarverslag/Documents/Jaarverslag%202004.pdfv

KILESSE, A. , “Aspects du contrôle” in A. BENOIT-MOURY, O. CAPRASSE, N. CHAUVIN, J. DE LEENHEER,

e.a., A.S.B.L. , fondations et associations internationales, Brugge, Die Keure, 2004, p. 633.

KILESSE, A. en VANDERSTAPPEN, E. , “De commissaris”, in M. DENEF (ed.), De vzw, Brugge, Die Keure,

2015, p. 235-324.

‘t KINT, PH., Les associations sans but lucratif, Brussel, Larcier, 1999, losbl.

‘t KINT, J. en GODIN, M., Les sociétés coopératives, Brussel, Larcier, 1968, p. 340.

LAVRYSEN, P., “De private stichting: een volwaardig alternatief voor de Nederlandse stichting-

administratiekantoor?”, TBH 2002, afl.9, p. 667-697.

Page 95: Governance van non-profitorganisaties: juridische aandachtspunten · Governance staat dus voor de verhouding tussen de bestuurlijke en de toezichthoudende taak, de invulling van deze

95

LINDEMANS, J. , Verenigingen zonder winstoogmerk, Brussel, Larcier, 1958, p. 252.

MATHEI, S., “De VZW stap voor stap”, Gent, Larcier, 2010, p. 494.

MAQUET, S., LEMMENS, G., VAN EYLL, L., VANRAES, T., VAN ECHELPOEL, K., SOUDAIN, F.,

ANTONISSEN, T., FRADET, M-L. en CLAES, L., Running an international association in Belgium, Kortrijk,

UGA Publishers, s.d., p. 155.

POPPE, G., BOERAEVE, C., DASNOIS, R. en MELOTTE, V., Gids VZW, IVZW en stichtingen, Meerbeek-

Kortenberg, Uitgeverij voor Handel en Nijverheid NV, 2005, p. 500.

PRIOUX, R. , “L’information des actionnaires de sociétés anonymes est-elle satisfaisante ?” in

Actualités en droit des affaires, Brussel, Van Ham & Van Ham, 2003, p. 631-654.

STEMPNIERWSKY, Y. , KETELS, L. , CHRISTIAENS, J. , VANHEE, C. , KILESSE, A. , VANDERSTAPPEN, E. en

DE LEENHEER, J., “Hoofdstuk 5: boekhouding, jaarrekening en controle” in DENEF, M. (ed.), De VZW,

Brugge, Die Keure, 2015, p. 235-324.

Steunpunt WSE, Onderzoeksproject 2008: Juridische aspecten eigen aan de ondernemingen in de

sociale economie, mei 2008, www.werk.be/onderzoek/onderzoeksprojecten/onderzoeksprojecten-

2007-2011/onderzoeksproject-2008-juridische-aspecten-eigen-aan-de-ondernemingen-de-sociale-

economie.

TILLEMAN, B. , Bestuur van vennootschappen: statuut, interne werking en vertegenwoordiging,

Brugge, Die Keure, 2005, p. 806.

TILLEMAN, B. , “De plicht tot geheimhouding en discretie van bestuurders”, T.R.V., 1992, p. 277-289.

TILLEMAN, B. , Het statuut van de commissaris: benoeming, beëindiging, bezoldiging en

onderzoeksbevoegdheden , Brugge, Die Keure, 2007, p. 220.

TILLEMAN, B. , TILLEMAN, F. , LAUWERS, G. en WERBROUCK, J. , Selectie van juridische, fiscale en

sociale vragen over bestuurdersvergoedingen bij de aanvang van, tijdens en bij het einde van een

bestuurdersmandaat, Diegem, Ced.Samson, 1997, p. 128.

Page 96: Governance van non-profitorganisaties: juridische aandachtspunten · Governance staat dus voor de verhouding tussen de bestuurlijke en de toezichthoudende taak, de invulling van deze

96

TUYTTEN, S. , “[Statuten] Kunnen leden inzagerecht krijgen als er een commissaris is aangesteld?”,

VZW info 2010, nr. 2, p. 1-2.

TUYTTEN, S. , “Tegenstrijdig belang en behoorlijk bestuur”, VZW info 2009 afl. 17, p. 6-9.

TUYTTEN, S. , “Vennootschap met sociaal oogmerk: statutaire bepalingen”, VZW info 2007, afl. 8, p.

1-2.

TUYTTEN, S. , “Vrijwilligers en vso’s: parlementaire vraag schept duidelijkheid, ook voor vzw’s”, VZW

info 2014, afl. 5, p. 1-2.

VAN BOVEN, R. , “De Belgische private stichting als certificeringsvehikel: onbekend is onbemind”, TEP

2014, afl. 2, p. 108-147.

VAN BOVEN, R. , De Belgische stichting, Gent, Larcier, 2011, p. 230.

VAN BOVEN, R. , “Vormvoorwaarden voor de oprichting van een stichting” in M. DENEF et al., vzw en

stichting, Brugge, die Keure, 2005, p. 683.

VAN DE LOOVERBOSCH, M. , Tegenwerpelijkheid van het statutair doel: NV en VZW vergeleken,

onuitg. Masterproef Rechtsgeleerdheid Katholieke Universiteit Leuven, 2012-2013, p. 32.

VAN DER LINDEN, M. , “De jaarrekening: neerleggen van de jaarrekening” in DE LAETER, D. , DE

LEMBRE, E. , MATTHIJSSENS, R. , RUYSSCHAERT, S. , TUYTTEN, S. , VANDEN ABEELE, G. , VANDER

LINDEN, M. EN VANHEE, C. , Vzw in de praktijk, Kluwer, Mechelen, 2013,

www.jura.be/secure/documentview.aspx?id=VS300165534#fulltext.

VAN GERVEN, D. , “De private stichting en de stichting van openbaar nut”, TBBR 2003, afl. 6, p. 347-

368.

VAN GERVEN, D. , “De wet op verenigingen en stichtingen: bespreking van de wijzigingen

aangebracht door de wet van 2 mei 2002”, RW 2002, nr. 25, 961-980.

VAN GERVEN, D. , Handboek Stichtingen, Kalmthout, Biblo, 2004, p. 442.

Page 97: Governance van non-profitorganisaties: juridische aandachtspunten · Governance staat dus voor de verhouding tussen de bestuurlijke en de toezichthoudende taak, de invulling van deze

97

VAN GERVEN, D. , Handboek vennootschappen: Algemeen deel, Gent, Larcier, 2016, p. 1322.

VAN GERVEN, D. , Handboek verenigingen, Kalmthout, Biblo, 2003, p. 576.

VAN GERVEN, D. , Handboek verenigingen, Kalmthout, Biblo, 2004, p. 576.

VANHEE, C. , Praktijkgids vzw: De commissarisfunctie in verenigingen en stichtingen, Mechelen,

Kluwer, 2012, p. 163

VAN HEMELEN, R. , “Management- en bestuurdersvergoedingen: de verschillen toegelicht”, Acc. Act.

2014, nr. 20, p. 1-3.

VAN HULLE, A. en VAN HULLE, K. , De Coöperatieve Vennootschap, Antwerpen, Kluwer, 1996, p. 875.

VAN OMMESLAGHE, P. en ’t KINT, P. , “le droit des ASBL, tome 1: aspects civils et commerciaux”,

Brussel, Larcier, 2013, p. 938.

VISSERS, K. , De VZW naar Belgisch recht: een praktische handleiding bij de V&S-wetgeving, Kortrijk-

Heule, UGA, 2008, p. 335.

WAUTERS, M., “Hoofdstuk 7: aansprakelijkheid” in DENEF, M. (ed.), De VZW, Brugge, Die Keure,

2015, p. 381-418.

WEYTS, L., “De private stichting: een nieuwe uitdaging voor het notariaat”, T.Not. 2004, afl. 2, 78-

103.

Interviews

VANHUYSSE, P., Interview, 4 oktober 2016, Senior Legal Manager.

Page 98: Governance van non-profitorganisaties: juridische aandachtspunten · Governance staat dus voor de verhouding tussen de bestuurlijke en de toezichthoudende taak, de invulling van deze

98

Bijlage

VZW STICHTING VSO-CVBA

Samenstelling raad

van bestuur

Art 13 lid 1 V&S-wet:

minstens drie personen

Slechts twee wanneer maar

drie personen lid zijn van de

vzw.

Het aantal bestuurders moet

steeds lager zijn dat het

aantal leden.

Art 34 §1 V&S-wet:

minstens drie leden

Geen specifieke

bepaling VSO

CVBA: Art 378 W. Venn.:

één bestuurder, tenzij

afwijkende bepaling in

de statuten

Statutaire

doorslaggevende

stem aan een

bestuurder van de

raad van bestuur

mogelijk?

Ja, mogelijk Ja, mogelijk Ja, mogelijk

Bevoegdheid tot

benoeming van het

bestuur

Algemene vergadering De stichters bij de

oprichting of door een

ander statutair bevoegd

orgaan ná de oprichting

Geen specifieke

bepaling VSO

CVBA: art. 378 W. Venn:

door de algemene

vergadering

Bevoegdheden raad

van bestuur

Residuaire bevoegdheden Volheid van

bevoegdheid, tenzij

statuten iets anders

bepalen (art. 34 §1 V&S-

wet)

Geen specifieke

bepaling VSO

CVBA: geen wettelijke

bepaling; statuten

regelen dit

Procura-leer van

toepassing

Ja (art. 13 derde lid V&S-wet) Ja (onrechtstreeks via

art. 34 §4 V&S-wet)

Nee, geen specifieke

wettelijke bepaling die

dit stelt voor CVBA.

Page 99: Governance van non-profitorganisaties: juridische aandachtspunten · Governance staat dus voor de verhouding tussen de bestuurlijke en de toezichthoudende taak, de invulling van deze

99

Besluitvorming raad

van bestuur

Collegiaal: minstens helft van

de leden

aanwezig/vertegenwoordigd

+ goedkeuring bij gewone

meerderheid van

uitgebrachte stemmen

Collegiaal: minstens

helft van de leden

aanwezig/vertegenwoor

digd + goedkeuring bij

gewone meerderheid

van uitgebrachte

stemmen

Geen specifieke

bepaling VSO

CVBA: art. 378 W.

Venn.: één bestuurder

beslist autonoom

Vetorecht mogelijk

voor een bestuurder

van de raad van

bestuur?

Ja, kan worden voorzien. Ja, kan worden

voorzien.

CVBA: Ja, kan worden

voorzien.

Vertegenwoordiging

via volmacht

mogelijk?

Geen wettelijke bepaling

Meerderheidsstelling

rechtsleer:

aan bestuurder: Ja, mits

volmacht + uitdrukkelijke

toestemming statuten

aan derde: Ja, mits

volmacht + uitdrukkelijke

toestemming statuten +

enkel als laatste uitweg

Ja, mits volmacht +

uitdrukkelijke

toestemming statuten

Maar: geen volmacht

aan derden!

Geen specifieke

bepaling VSO

CVBA: ja, mits volmacht

+ uitdrukkelijke

toestemming statuten

(enkel in uitzonderlijke

gevallen!)

Orgaan dagelijks

bestuur

Kan worden voorzien in de

statuten (art. 13bis V&S-wet)

Kan worden voorzien in

de statuten (art. 35

V&S-wet)

Geen specifieke

bepaling VSO

CVBA: geen specifieke

wettelijke bepaling

dagelijks bestuur; maar

kan wel statutair

worden voorzien.

Controlebevoegdheid

algemene

vergadering

Art 4 V&S-wet via de

goedkeuring van de

jaarrekening en de begroting

en de kwijting

NVT. CVBA: Art 410 W. Venn.

via de goedkeuring van

de jaarrekening en de

begroting en de kwijting

Page 100: Governance van non-profitorganisaties: juridische aandachtspunten · Governance staat dus voor de verhouding tussen de bestuurlijke en de toezichthoudende taak, de invulling van deze

100

Bevoegdheid om

bestuurders-

vergoeding toe te

kennen

Meerderheid van de

rechtsleer: algemene

vergadering (afgeleid uit art.

4, 2 en 7 V&S-wet)

Geen wettelijke

bepaling. Indien niet

nader bepaald in de

statuten neemt de

rechtsleer aan dat de

raad van bestuur

bevoegd is.

Geen specifieke

bepaling VSO

CVBA: algemene

vergadering

Voorwaarden en

omvang van de

bestuurders-

vergoeding

Expliciet in de statuten (want

het principe is kosteloosheid)

+ redelijke vergoeding

(omwille van het verbod op

uitkering van winst (=

wettelijke specialiteit) en

statutaire specialiteit)

2 strekkingen

rechtsleer:

geen vergoeding

mogelijk, enkel

kostenvergoeding

want principe is

kosteloosheid

vergoeding mogelijk

als in verhouding

met geleverde

prestaties

Vermoeden van

bezoldiging (zelfs indien

de statuten niets

bepalen)

+ winstuitkering mag

niet het voornaamste

oogmerk zijn bij de VSO

+ statuten moeten

bepalen dat de

vergoeding niet hoger

mag zijn dan de

maximum rentevoet

vastgesteld door de

koning

onkostenvergoeding 2 strekkingen:

ja, altijd recht op

onkostenvergoeding

ja, mits de kosten voor

rekening van vzw zijn

gemaakt + verantwoord

worden

Ja, altijd terugbetaling

mogelijk

Geen specifieke

bepaling VSO

CVBA: ja, altijd

vergoeding gemaakte

kosten

Controle op de

vergoeding

Door de commissaris in

grote en zeer grote vzw’s

Via inzagerecht leden in

kleine vzw’s

Via vrijwillige aanstelling

externe accountant

Door de

commissaris in

grote en zeer grote

stichtingen

Via inzagerecht

leden in kleine

VSO: jaarlijkse

verplichting om een

bijzonder verslag op te

maken over hoe men

toezicht heeft

gehouden op het sociale

Page 101: Governance van non-profitorganisaties: juridische aandachtspunten · Governance staat dus voor de verhouding tussen de bestuurlijke en de toezichthoudende taak, de invulling van deze

101

stichtingen

Via vrijwillige

aanstelling externe

accountant

oogmerk

CVBA: door de

commissaris, externe

accountant of via het

inzagerecht van de

leden

Verplichte

boekhouding?

Ja, afhankelijk van de grootte

via het stelsel van

vereenvoudigd boekhouden

of dubbel boekhouden

Ja, afhankelijk van de

grootte via het stelsel

van vereenvoudigd

boekhouden of dubbel

boekhouden

Volledig boekhouden,

tenzij het gaat om een

kleine vennootschap in

de zin van art. 15 W.

Venn.

Commissaris Enkel verplicht voor zeer

grote vzw’s

Enkel verplicht voor

zeer grote stichtingen

CVBA: Verplicht aan te

stellen

Aanstelling van een

accountant mogelijk?

Ja Ja Ja

Publicatie van de

jaarrekening

Enkel voor grote en zeer

grote vzw’s bij de Nationale

Bank van België

Enkel voor grote en zeer

grote stichtingen bij de

Nationale Bank van

België

Verplichte publicatie bij

de Nationale Bank van

België

Inzagerecht van de

leden

ja nee ja

Regeling voor

belangenconflicten?

Geen wettelijke regeling.

2 strekkingen wanneer men

geen statutaire regeling

bepaald:

Gemeenrechtelijke

belangenconflictenregels

spelen: niet deelnemen

aan beraadslaging en

stemming

Men mag deelnemen aan

de beraadslaging

Geen wettelijke regeling

maar de wijze van

regeling van

belangenconflicten is

een verplichte

statutaire vermelding

Geen specifieke

bepaling VSO.

CVBA: geen specifieke

wettelijke regeling.