GM · 2014. 12. 27. · 4 GM KWADRAAT GESCHIEDENIS GEOGRAFIE MONUMENTEN MUSEA In de periode...

32
GM KWADRAAT TIJDSCHRIFT OVER GESCHIEDENIS GEOGRAFIE  MONUMENTEN MUSEA UTRECHT JAARGANG 8  nuMMer 29 LENTE 2008 GM

Transcript of GM · 2014. 12. 27. · 4 GM KWADRAAT GESCHIEDENIS GEOGRAFIE MONUMENTEN MUSEA In de periode...

Page 1: GM · 2014. 12. 27. · 4 GM KWADRAAT GESCHIEDENIS GEOGRAFIE MONUMENTEN MUSEA In de periode 1750-1900 vindt een fundamentele verandering plaats in het denken over de natuur. Na de

GM KWADRAAT TIJDSCHRIFT OVER

GESCHIEDENIS

GEOGRAFIE 

MONUMENTEN

MUSEA UTRECHT

JAARGANG 8  n u M M e r 2 9   LENTE  2008

GM

Page 2: GM · 2014. 12. 27. · 4 GM KWADRAAT GESCHIEDENIS GEOGRAFIE MONUMENTEN MUSEA In de periode 1750-1900 vindt een fundamentele verandering plaats in het denken over de natuur. Na de

Natuurbeleving in de negentiende eeuw   |   4 

Museumweekend 2008   |   8 

In de webpeiling...   |   13

Symposium Cultuurlandschap op de digitale kaart gezet   |   14

Bond Heemschut   |   30

Het Utrechts Archief   |   24 

Gemeente utrecht   |   20Educatie en publieksbereik   |   18 

Nieuwe boeken   |   32

GM KWADRAAT JAARGANG 8 n

uM

Mer

29 LENTE 2008

GM KWADRAAT is een uitgave van Landschap Erfgoed Utrecht, Het Utrechts Archief,

de Provinciale Commissie Utrecht van de Bond Heemschut en de secties Cultuurhistorie

en Monumenten van de gemeente Utrecht en verschijnt 4x per jaar.

Landschap Erfgoed Utrecht Redactie: Fred Vogelzang en Jacquelien Vroemen.

Redactieadres: Bunnikseweg 25 3732 HV De Bilt Telefoon: 030 220 55 34 Fax 030 220 55 44

E-mail: [email protected] Internet: www.landschaperfgoedutrecht.nl

Het Utrechts Archief Contactpersoon: Nettie Stoppelenburg

Alexander Numankade 199-201, 3572 KW Utrecht Telefoon: 030-2866611

E-mail: [email protected] Internet: www.hetutrechtsarchief.nl

Provinciale Commissie Utrecht Bond Heemschut Contactpersoon: Hein Kuiper

Mijzijde 49, 3471 GP Kamerik Telefoon: 0348-401435 E-mail: [email protected] Internet: www.heemschut.nl/utrecht

Secties Cultuurhistorie en Monumenten van de gemeente Utrecht  Contactpersoon: René de Kam

Zwaansteeg 11, 3511 VG Utrecht Telefoon: 030-2863990

E-mail: [email protected] Internet: www.utrecht.nl/cultuurhistorie

Grafisch ontwerp www.ontwerpkantoor.nl Druk RotoSmeets GrafiServices ISSN 1571-442X

Page 3: GM · 2014. 12. 27. · 4 GM KWADRAAT GESCHIEDENIS GEOGRAFIE MONUMENTEN MUSEA In de periode 1750-1900 vindt een fundamentele verandering plaats in het denken over de natuur. Na de

Het eerste nummer van een nieuwe jaargang komt altijd uit vlak voor het museumweekend. Dit keer is het landelijke

thema ‘de kunst van de waarheid’. Dat thema is op veel manieren op te vatten: als waarheidsgetrouwheid of realisme

in kunstuitingen, als authenticiteit van het museumvoorwerp, maar ook in hoeverre kunstuitingen kunnen dienen als

middel om dieper tot de waarheid door te dringen. En op een nog basaler niveau: de waarachtigheid of echtheid van

de museale presentatie. Dat laatste uitgangspunt hebben wij gekozen in ons hoofdartikel: in hoeverre is het mogelijk of

wenselijk een zo waar mogelijke presentatie te bieden? Zijdelings komt dat thema ook aan de orde in het verhaal over

natuurbeleving. Wat willen we daarin beleven, in hoeverre wordt er een romantische deken gelegd over de ‘werkelijk-

heid’ van de natuur en hoe natuurlijk is onze wens, om de natuur in stand te houden?

Dit jaar is het Jaar van het Religieus Erfgoed. In een volgend nummer zullen we daar meer aandacht aan besteden, maar

de schaduw wordt reeds vooruitgeworpen door de excursie, die onze partner de Bond Heemschut organiseert langs

enkele bijzondere kerkgebouwen. Ook de gemeente Utrecht en Het Utrechts Archief zijn weer van de partij.

Een andere traditie die bij het eerste nummer van een jaargang hoort, is de acceptgiro. Het aantal abonnees van GM2

stijgt nog steeds. Daar zijn we erg trots op. We zijn ook trots op het feit dat velen van u op verschillende wijze uw waar-

dering voor het erfgoedblad van de provincie Utrecht laten blijken. Soms door te reageren, soms door eigen artikelen in

te sturen en verreweg de meeste van u door gebruik te maken van de mogelijkheid, vrijwillig een bijdrage te storten als

tegemoetkoming in de portokosten. We hopen dat we ook dit jaar op uw waardering mogen rekenen. De redactie

GMG M  KWADRAAT  T IJDSCHRIFT OVER GESCHIEDENIS GEOGRAFIE  MONUMENTEN MUSEA

Page 4: GM · 2014. 12. 27. · 4 GM KWADRAAT GESCHIEDENIS GEOGRAFIE MONUMENTEN MUSEA In de periode 1750-1900 vindt een fundamentele verandering plaats in het denken over de natuur. Na de

4

GM KWADRAAT GESCHIEDENIS GEOGRAFIE MONUMENTEN MUSEA

In de periode 1750-1900 vindt een fundamentele verandering plaats in het denken over de natuur.

Na de ontwikkeling van de romantische natuurbeleving verschuift de belangstelling naar actieve

natuurbescherming. Hoe kwam deze verandering tot uiting en wat is er al over bekend? Een verken-

ning aan de hand van een regionaal voorbeeld: de Utrechtse Heuvelrug.

Bosgezicht, BC Koekkoek, 1848 collectie Rijksmuseum Amsterdam

Lagchende heuvelen H

ans

Zij

lstr

a

Page 5: GM · 2014. 12. 27. · 4 GM KWADRAAT GESCHIEDENIS GEOGRAFIE MONUMENTEN MUSEA In de periode 1750-1900 vindt een fundamentele verandering plaats in het denken over de natuur. Na de

5

NUMMER 29 LENTE 2008

zigten’ in de omgeving van Nijmegen. Rond Arnhem

en op de Utrechtse Heuvelrug hebben schrijvers soort-

gelijke ervaringen. Eentonigheid is taboe. Van Meerten

schrijft in zijn Reis door het Koningrijk der Nederlan-

den (1822-1829) over de omgeving van Amerongen en

Doorn: “Schilderachtig is hier de afwisseling van heide

en bosch.” Nog in 1910 beschrijft Coenders de omgeving

van Utrecht als “een schat van natuurschoon in aller-

rijkste afwisseling.” Aan de hand van de vele reisgidsen

en plaatsbeschrijvingen kan dit natuurbeeld nader om-

schreven worden.

Het natuurbegrip is in deze periode niet los te zien

van kunst en cultuur. Nijhoff omschrijft de natuur

rond Arnhem als “door de leidende hand der kunst ver-

edeld.” Daarnaast ontstaat er echter waardering voor de

“woeste natuur” buiten de gebaande paden. Craandijk

merkt in zijn bekende Wandelingen op dat de ware

Bij ‘natuur’ denken we tegenwoordig al gauw aan bos.

Bomen hebben emotionele waarde en kappen stuit dik-

wijls op weerstand. Rond 1750 roept het begrip ‘natuur’

echter heel andere associaties op. Natuur is vooral een

onderzoeksobject: een buitengewoon interessant onder-

deel van de Schepping. Typerend voor deze zienswijze

is Martinet’s ‘Katechismus der natuur’. Bos is er in Neder-

land rond die tijd na eeuwen intensieve houtwinning

niet zoveel meer. Het overgebleven bos wordt vooral

gebruikt voor houtkap, voor de jacht of als voederplaats

voor het vee. De overige niet in cultuur gebrachte ge-

deelten van het land beschouwt de achttiende-eeuwer

als ‘woeste gronden’, zonder daar het predicaat ‘natuur’

op te plakken.

Bomen worden in deze periode niet zonder meer als ge-

zond beschouwd. Het is bijvoorbeeld nog maar de vraag

of het planten van bomen rond de steden wel zo’n goed

idee is. Bomen zouden de doorstroming van de lucht

belemmeren waardoor een ziekteverwekkende “menig-

te bederf” blijft hangen. De apotheker W. van Barneveld

schrijft echter in 1781, in zijn antwoord op een prijsvraag

van het Provinciaals Utrechts Genootschap: “Dat er tot

nog toe geen Plant gevonden wordt die de Lucht niet

verbetert.” Korte tijd later beschrijft Jan Ingenhousz het

proces van de fotosynthese, waarmee de natuur een be-

langrijke slag heeft gewonnen.

Natuurbeleving Na 1800 is vooral onder de burgerij

sprake van toenemende gevoeligheid voor de natuur.

Deze gevoeligheid is het resultaat van een veranderende

houding ten aanzien van de natuur sinds de Middeleeu-

wen. In de late Middeleeuwen kijkt men al anders tegen

bos aan dan in de voorafgaande eeuwen. Van een ge-

vaarlijke plek verandert het bos in een “bron van grond-

stoffen”.

In het romantische negentiende-eeuwse natuurbeeld

staan ‘eenvoud’ en ‘afwisseling’ centraal. Schrijvers van

reisgidsen beschrijven het landschap als ‘schilderach-

tig’ en ‘pittoresque’. Ze hebben een duidelijke voor-

keur voor de heuvelachtige streken rond Nijmegen en

Arnhem en ten oosten van Utrecht. Hoet beschrijft in

1828 ‘de ‘lagchen de heuvelen en schitterende verge-

Lagchende heuvelen

Pimpelmezen, uit: Sepp-Nozeman Nederlandsche vogelen 1770-1829, uitgave met een inleiding van Dr. A. Schierbeek, ’-s Gravenhage 1948

Page 6: GM · 2014. 12. 27. · 4 GM KWADRAAT GESCHIEDENIS GEOGRAFIE MONUMENTEN MUSEA In de periode 1750-1900 vindt een fundamentele verandering plaats in het denken over de natuur. Na de

6

goed voor het gestel. Volgens Van Zutphen’s beschrij-

ving van de provincie Utrecht “zijn de uitwasemende

dampen hier minder zwavelig en vochtig. De lucht is

hier dus droger en gezonder dan in Holland.” En even

verderop: “.. van hier hebben ook de meeste bewoners

een helderder en sterker voorkomen.” Nader onderzoek

naar dergelijke beschrijvingen is gewenst.

Gezonde natuur wordt in deze tijd geassocieerd met

Zwitserland. Hoogte staat gelijk aan zuiverheid en dat

leidt onder meer op de Utrechtse Heuvelrug tot chalet-

bouw en de vestiging van herstellingsoorden in de bos-

sen. Over de chaletbouw verscheen eerder een artikel

in GM2 (zomer 2007). De filosofie achter de ‘trek naar

buiten’ van herstellingsoorden en andere medische in-

stellingen is zeker nader onderzoek waard. Evenals de

verhouding tussen stad en platteland en het gezond-

heidsmotief dat leidt tot de ontwikkeling van tuinsteden

en ‘buiten wonen’. In de negentiende eeuw krijgt het

beeld van de stad als drukke, ongezonde omgeving een

krachtige impuls. Nijhoff schrijft in 1828 al voor lezers “...

wier geest verademing zoekt van het gewoel der groote

steden.” Het pastorale, ‘gezonde’, Zwitserland vormt

daarvoor een tegenwicht.

Natuur biedt ondertussen in de eerste plaats ontspan-

ning. Wat dat betreft is er niet zo veel veranderd. De

gejaagde stedeling komt door de eenvoud van de na-

tuurlijke omgeving tot rust. Craandijk schrijft dan ook

voor lezers “met een open oog voor het eenvoudig na-

tuurschoon.” Oud hoeft deze natuur niet te zijn. Ook

natuurliefhebber de ”kunstweg” mijdt:“... ook de onge-

baande wildernissen trekken hem aan.” Dit gevoel voor

‘natuur om de natuur’ is ook terug te vinden bij een

schilder als Rochussen. In de jaren ’60 schildert hij een

reeks bosgezichten in de buurt van Driebergen.

Invloed vanuit het buitenland speelt een belangrijke rol

bij het zich ontwikkelende natuurbegrip. De landschaps-

stijl is vooral geïnspireerd door Engelse voorbeelden.

De Zwitserse mode die na 1860 op de heuvelrug opgeld

doet, is terug te voeren op Duitse en Franse invloeden.

Zeker in de jaren na 1815 verschijnen in Nederland veel

reisbeschrijvingen van Zwitserland en bepaalde streken

in Duitsland: de Harz, de Eiffel en de Rijnoevers. Voor

een deel betreft dit vertalingen maar er zijn ook diverse

Nederlanders die de tocht naar de bergen wagen. In

Utrecht verschijnt bijvoorbeeld ‘Eene maand op reis

in Noord-Italië, Savoye en Zwitserland’ (Kemink & Zn.

1864). Systematisch onderzoek van deze beschrijvingen

kan het natuurbeeld aanscherpen. Zeker in vergelijking

tot andere landen.

Gezondheid Het Album der Natuur, dat vanaf 1852

in druk verschijnt, vormt daarvoor een interessante bron.

In het Album verschijnt in 1858 een bijdrage over ‘De

bosschen en hun invloed op den toestand des lands’.

Met de invloed van bos op het milieu is niet alleen de

gezondheid van de mens maar ook de ‘volksaard’ in het

geding. De negentiende-eeuwer legt namelijk een direct

verband tussen geografie en volkskarakter. Kort gezegd:

teveel vocht doet de mens geen goed, droogte is echter

GM KWADRAAT GESCHIEDENIS GEOGRAFIE MONUMENTEN MUSEA

Boomgroep op de heide bij Driebergen, Charles Rochussen, ca. 1855-1865

Page 7: GM · 2014. 12. 27. · 4 GM KWADRAAT GESCHIEDENIS GEOGRAFIE MONUMENTEN MUSEA In de periode 1750-1900 vindt een fundamentele verandering plaats in het denken over de natuur. Na de

7

NUMMER 29 LENTE 2008

ling van sierlijke parken en trotse bosschen eene onge-

meene bekoring voor den wandelaar….” De ‘ woeste

gronden’ lijken dan ineens ver weg. Al zou het areaal

aan heideveld rond een dorp als Doorn tot 1940 aan-

zienlijk blijven.

Natuurbescherming Natuurbeleving is rond 1900

een persoonlijke en individuele ervaring geworden. Het

is dan ook waard om de natuur te beschermen, niet al-

leen om de natuur zelf maar ook voor het welzijn van de

mens. De roep om natuurbescherming is eind negen-

tiende eeuw niet nieuw. In landen als de Verenigde

Staten en Engeland worden al eerder initiatieven geno-

men om diersoorten en landschappen te beschermen.

In Nederland wordt de bescherming van bepaalde

diersoorten in 1880 bij wet vastgelegd. Het betreft

hier echter soorten ‘nuttig voor Landbouw of Hout-

teelt’. Daarnaast klinkt al in 1840 een ander geluid.

Het Nederlandsch Magazijn spreekt dan haar afschuw

uit over de teloorgang van de bossen in Normandië

“door de winstzucht van eenige ondernemers en kapi-

talisten, die het schilderachtige van het oord aan hun

belang opofferen.” Juist deze schilderachtige, ‘nutte-

loze’ schoonheid van de natuur is rond 1900 reden om

actief te ijveren voor bescherming. De bedreiging van

het Naardermeer vormt de aanleiding om tot concre-

te actie over te gaan. In 1905 richten “natuurvrienden”

als Jac. P. Thijsse en E. Heimans de Vereniging Natuur-

monumenten op. Vanaf 1906 verschijnen de befaamde

Verkade-albums, als uiting van de groeiende belang-

stelling voor “alles wat groeit en bloeit”. Twee decennia

later krijgt de natuurbescherming ook in Utrecht vaste

voet aan de grond met de oprichting van Het Utrechts

Landschap. Vanaf dat moment is natuurbeleving een

publieke zaak. Natuur wordt middel tot algemeen wel-

zijn. Maar dat is een volgend hoofdstuk in de geschie-

denis van de natuurbeleving. •

de recent aangelegde natuur rond de hofstede Plat-

tenburg bij Maarn is volgens Van der Aa aantrekkelijk

voor “beminnaars der natuur”. Het toerisme dat in de

tweede helft van de negentiende eeuw aan populariteit

wint, richt zich behalve op culturele bezienswaardighe-

den vooral op natuur en landschap. De bossen bij Baarn

en Amersfoort en de heuvels tussen Zeist en Drieber-

gen trekken een groeiend publiek. Gerlach prijst voor dit

publiek de bossen aan, “rijk aan schaduw” en vol plek-

jes “om uit te rusten.” De opkomst van het toerisme, de

organisaties die erbij betrokken zijn en de toeristische

trekpleisters vereisen nader onderzoek.

Begin twintigste eeuw vloeien natuur- en cultuurland-

schap in elkaar over. Het besef dat de omringende na-

tuur vrijwel geheel door mensenhand is aangelegd

wint terrein. Tegelijk hoeft dit de waardering niet in de

weg te staan. Zo schrijft Evers in 1911 over de Drie-

bergse-straatweg: “De buitens vormen eene nagenoeg

onafgebroken keten en zijn door hunne rijke afwisse-

L I t E R a t U U R

- Buis, J., Historia Forestis: Nederlandse bosgeschiedenis, Wageningen 1985.

- Kloek, J.J. en Mijnhardt, W.W. , 1800: blauwdrukken voor een samenleving, Den Haag 2001.

- Loos, W. e.a. (red), Langs velden en wegen: de verbeelding van het landschap in de 18e en 19e eeuw, Amsterdam 1997.

- Moes, C.D.H., Architectuur als sieraad van de natuur. De architectuurtekeningen uit het archief van J.D. Zocher jr. (1791-1870)

en L.P. Zocher (1820-1915), Rotterdam 1991.

- Montijn, I., Naar buiten. Het verlangen naar landelijkheid in de negentiende en twintigste eeuw, Amsterdam 2002.

- Schama, S., Landscape and memory, Londen 1995.

- Thomas, K., Man and the natural world, changing attitudes in England 1500-1800, Harmondsworth 1984.

- Windt, H.J., En dan wat is natuur nog in dit land: natuurbescherming in Nederland 1880-1990, Amsterdam 1995.

- Woud, A. van der, Het lege land: de ruimtelijke orde van Nederland, 1798-1848, Amsterdam 1987.

U kunt reageren op dit artikel, e-mail: [email protected]

Ten oosten van Utrecht. Kaart uit Gids voor Utrecht, stad en provincie, E. Coenders, 1910.

Page 8: GM · 2014. 12. 27. · 4 GM KWADRAAT GESCHIEDENIS GEOGRAFIE MONUMENTEN MUSEA In de periode 1750-1900 vindt een fundamentele verandering plaats in het denken over de natuur. Na de

8

GM KWADRAAT GESCHIEDENIS GEOGRAFIE MONUMENTEN MUSEA

Jacq

uel

ien

Vro

emen

Lan

dsc

hap

Erf

go

ed

Utr

ech

t

en vertelt iets over de keizer. In historisch museum Het

Kleine Veenloo liggen twee breiboeken in een vitrine.

Duizenden van deze boeken zijn gebruikt en wegge-

gooid. Deze twee exemplaren mogen hun verdere le-

ven slijten achter glas, en zo dienen ter illustratie bij

het verhaal van de textielindustrie in Veenendaal. Het

eigenlijke verhaal achter de breiboeken (wie heeft ze

gebruikt, waarom zijn juist deze twee hier terechtge-

komen?) komen wij niet te weten en dat is hier ook

niet de bedoeling.

Een ander voorbeeld is een ambachtelijk stuk gereed-

schap zoals een blokschaaf, die zijn leven eindigt als

‘huiskamerkunstvoorwerp’ met een bosje droogbloe-

men erop. Zou deze schaaf in een museum terechtko-

men, wat zou zijn identiteit dan zijn: gereedschap of

huiskamerkunst?

Kortom, rond een object kunnen veel verschillende

waarheden ‘waar’ zijn. En het museum bepaalt welke

waarheden wij te zien en te horen krijgen.

Objecten of verhalen Niet altijd wordt gekozen

voor het vertellen van verhalen. Objecten kunnen ge-

woon in vitrines worden gelegd, met daarbij tekstkaart-

Wat is waar? De objecten die in historische musea

tentoongesteld worden zijn geen van alle voor dit doel

gemaakt. Ze zijn hun leven begonnen als gebruiksvoor-

werp en na gedane arbeid om uiteenlopende redenen

uitverkoren om bewaard en tentoongesteld te worden.

In het museum zijn de objecten dus uit hun natuurlijke

context gehaald. Dit feit alleen al maakt dat wij er met

andere ogen naar kijken. Het is de taak van het museum

om ons het ‘ware verhaal’ achter die objecten te vertel-

len. Maar welk verhaal? En moet dat eigenlijk altijd wel?

Soms zijn objecten alleen interessant als onderdeel van

een verhaal, en hebben ze ‘van zichzelf’ geen waarde.

De meeste voorwerpen in musea kennen een lange ge-

schiedenis. Een snuifdoos bijvoorbeeld, ooit gemaakt

als praktisch gebruiksvoorwerp, wordt in Kasteel Huis

Doorn tentoongesteld als onderdeel van de snuifdozen-

verzameling van Keizer Willem II. De snuifdoos wordt

dus gepresenteerd als verzamelobject, en niet als de

snuifdoos die hij oorspronkelijk was. Maar deze combi-

natie van snuifdozen is op zichzelf ook weer authentiek

Het Museumweekend van 2008 vindt plaats op 5 en 6 april en heeft als motto ‘de Kunst van

de waarheid’. Een interessante leuze: musea worden door het grote publiek gezien als zeer

betrouwbare instituten. Zij bezitten en beheren immers authentieke voorwerpen, en die liegen

niet. Voorwerpen staan in dat opzicht gelijk aan feiten: die zijn echt, en waar. Waarom dan twij-

fel zaaien met een oproep aan de musea om het publiek te tonen ‘hoe verwarrend echt kan zijn

en hoeveel verschillende waarheden rond een object waar kunnen zijn’ 1 ?

MUSEUMWEEKEND 2008

1 Nederlandse Museumvereniging, zie www.museumvereniging.nl

Page 9: GM · 2014. 12. 27. · 4 GM KWADRAAT GESCHIEDENIS GEOGRAFIE MONUMENTEN MUSEA In de periode 1750-1900 vindt een fundamentele verandering plaats in het denken over de natuur. Na de

9

jes met een zo volledig mogelijke beschrijving van het

object, compleet met de verwervingsgeschiedenis. Dat

is misschien voldoende bij heel bijzondere voorwerpen,

die door hun exclusiviteit alleen al drommen bezoekers

trekken (overigens worden daarbij toch wel verhalen

verteld; de context van de objecten wordt dan opgeroe-

pen met grote tekstborden aan de muren). Maar vaker

wordt ervoor gekozen om objecten op een zodanige

manier bij elkaar te plaatsen, dat ze samen een verhaal

vertellen.

Arja van Veldhuizen, teamleider Educatie en Publieks-

bereik bij Landschap Erfgoed Utrecht en al jaren werk-

zaam in de museale sector: ‘Als je de spullen alleen maar

in een vitrine legt, gaat men zelf associëren, dan heb je

niet in de hand wat mensen er allemaal omheen beden-

ken. Dan is het museum misschien wel objectief, maar

dan gaat het bezoek ermee op de loop. Daarom kiest het

museum er vaak voor om de associaties te sturen door de

objecten in een verhaal te plaatsen. En een van de doelen

van een historisch museum is toch, om het verleden toe-

gankelijk te maken (met behulp van authentieke histori-

sche objecten) en het historisch besef te bevorderen.’

Mensen gaan om verschillende redenen naar een mu-

links: De niet direct als inktpot herkenbare inktpotrechts: Breiboek in een vitrine in museum het Kleine Veenloo in Veenendaal

Page 10: GM · 2014. 12. 27. · 4 GM KWADRAAT GESCHIEDENIS GEOGRAFIE MONUMENTEN MUSEA In de periode 1750-1900 vindt een fundamentele verandering plaats in het denken over de natuur. Na de

10

‘Als je daarentegen wilt laten zien hoe men vroeger

schreef, kun je wél al die objecten tonen. Maar dan kun

je ook een filmpje vertonen over een met inkt en kroon-

tjespen schrijvend persoon, en de inktpot in een vitrine

erbij zetten.’

Enscenering De mate waarin een museum ‘ensce-

neert’ kan verschillen. Als de objecten de boventoon

moeten voeren, worden ze ‘alleen maar’ in een beteke-

nisvolle context bij elkaar gezet, zoals in het voorbeeld

met de inktpot en de kroontjespen, of, zoals in Museum

het Kleine Veenloo, waar een weefgetouw staat met

een half afgeweven lap stof erop. Als je al niet weet

waar een weefgetouw voor dient, kan die lap stof dat

waarschijnlijk wel duidelijk maken. Al gauw worden er

echter allerlei details toegevoegd, die het geheel ver-

levendigen en ‘echter’ maken. In museum het Schilder-

huis in Driebergen zien we een groot aantal poppen

bij elkaar zitten, gestoken in militaire galakostuums. De

objecten waar het om gaat, zijn de kostuums. Maar het

is een heel tafereel geworden: de heren en dames zit-

ten in een ‘salon’, er staan drankflessen en glazen op

tafel, een vaas met bloemen, en er is ook een dame in

avondtoilet, die met de tentoongestelde kostuums in

feite niets te maken heeft. De fantasie kan nog verder

seum. Ze willen ‘er iets van opsteken’, ze willen ver-

maakt worden, een verhaal ‘horen’, te weten komen

‘hoe het vroeger was’. Die verhalen breng je niet goed

over door slechts objecten te tonen. Objecten kunnen

nu eenmaal niet voor zichzelf spreken. Het museum

moet als het ware de natuurlijke context van het object

weer voor ons oproepen.

En de meeste musea doen dat dan ook. Gevolg hiervan

is, dat de individuele objecten minder aandacht krijgen,

sommige zullen zelfs compleet over het hoofd gezien

worden. Arja van Veldhuizen illustreert dit mechanisme

met een treffend voorbeeld: ‘Tijdens een college aan

studenten van de Universiteit in Nijmegen had ik een

inktpot bij me met een wat ongewone zandloperachti-

ge vorm. Geen van hen wist waar dit object voor diende.

Toen ik er een kroontjespen bij legde, ‘wisten’ ze alle-

maal meteen dat het een inktpot was. Toen legde ik er

nog een heel aantal objecten bij, zoals een inktlap, vloei-

papier en een inktvloeier; het verhaal was daardoor na-

tuurlijk completer, maar het opvallende was, toen ik de

inktpot weghaalde, werd die niet gemist!

‘De moraal van dit verhaal is, dat als je wilt laten zien

hoe inktpotten er uit zagen, je er niet teveel dingen om-

heen moet leggen; Anders wordt het eigenlijke object

ondergesneeuwd.

Een bijzondere vorm van enscenering is de stijlkamer Musea

hebben verschillende manieren om met behulp van hun col-

lectie (de objecten) een verhaal te vertellen. Wanneer ze dit

doen door bepaalde objecten in een cluster bij elkaar te zetten

waardoor deze elkaar versterken, spreken we van een ‘evoca-

tieve opstelling’ of een enscenering.

Een stijlkamer is een kamer in een museum die in een bepaalde

historische stijl is ingericht. De meubels, voorwerpen, maar ook

het behang en de gordijnen, geven de bezoeker een beeld van

hoe men in een bepaalde tijd leefde. Voorbeelden hiervan zijn

te vinden in diverse musea in de provincie, onder andere Mu-

seum Oud-Soest, het Centraal Museum in Utrecht, het tabaks-

museum in Amerongen.

Een ensemble 2 is een verzameling waarvan de cultuurhistori-

sche meerwaarde wordt ontleend aan de relatie met de locatie

waar zij zich bevindt, een verzameling in situ dus. Dit kan een

historisch interieur zijn dat hoort bij het huis waarin het staat.

Voorbeelden hiervan in Utrecht zijn: Kasteel Amerongen, Slot

Zuylen, Kasteel Huis Doorn.

2 Omschrijving ontleend aan een rapport in opdracht van de Directie Cultureel Erfgoed van OCW uit 2004. Het rapport is te downloaden via www.erfgoedinspectie.nl/_media/publications/ Van_object_naar_samenhang.pdf

boven: Enscenering in Museum ’t Schilderhuis in Driebergenonder: Weefgetouw in Museum het Kleine Veenloo in Veenendaal

GM KWADRAAT GESCHIEDENIS GEOGRAFIE MONUMENTEN MUSEA

Page 11: GM · 2014. 12. 27. · 4 GM KWADRAAT GESCHIEDENIS GEOGRAFIE MONUMENTEN MUSEA In de periode 1750-1900 vindt een fundamentele verandering plaats in het denken over de natuur. Na de

11

NUMMER 29 LENTE 2008

worden uitgebreid met geluiden, geuren en zelfs leven-

de acteurs.

Slot Zuylen Een mooi voorbeeld van de dilemma’s

die komen kijken bij het inrichten, is Slot Zuylen. Op het

eerste gezicht lijken de keuzes hier gemakkelijk: hier

wordt immers ‘slechts’ getoond hoe ‘de’ bewoners van

dit kasteel ter plaatse gewoond hebben?

Zo eenvoudig is het echter niet: het slot kent een lange

(bewonings)geschiedenis en daarom zien we kamers,

ingericht in de stijlen van vele eeuwen, van de zeven-

tiende tot de twintigste eeuw. Conservator Hester Kuiper

vertelt: ‘Het slot was tot 1952 bewoond, toen hebben de

laatste bewoners er een museum van gemaakt. De fami-

lie ging in het koetshuis wonen en liet de meeste meu-

bels in het ‘grote huis’ staan. De inrichting was toen dus

zeer authentiek, precies zoals zij het had achtergelaten.

De laatste eigenaar was bovendien nauw betrokken bij

de rondleidingen. In de jaren ‘60 zijn er een paar kleine

aanpassingen gedaan; en in de jaren ‘80 was er een grote

restauratie en is er heel veel aangepast. Met name het in-

terieur van de zogenaamde Bellekamers is toen gerecon-

strueerd. En ja, waar baseer je je dan op? In haar brieven

schrijft Belle wel iets over haar vertrekken, onder andere

over een secretaire van donker hout, maar die meubels

waren er niet meer. We hebben dus moeten kiezen voor

andere meubels, die wel uit de tijd van Belle stammen.

Maar echt oorspronkelijk is de inrichting dus niet. De gid-

sen vertellen dat er altijd wel bij. Als mensen dan zeggen:

‘ohh heeft Belle in dat bed geslapen?’ dan zeggen zij:

nee, ze sliep in zo’n soort bed. Je kunt niet net doen alsof

een object authentiek is, als het dat niet is.’

Een ander voorbeeld is het zogenaamde voorraadkamer-

tje. ‘Dit bevindt zich naast het theekamertje en heeft een

plafondschildering uit de zeventiende eeuw. We weten

heel weinig van dit kamertje; wat het oorspronkelijke ge-

bruik ervan geweest is. Het grenst aan de eetkamer en

staat ermee in verbinding; maar deze eetkamer was in

de zeventiende eeuw geen eetkamer, maar ontvangst-

kamer. Tussen 1900 en 1952 was dit als voorraadkamer-

tje in gebruik; de vrouw des huizes had er de sleutel van,

en mat en woog elke ochtend de benodigde ingrediën-

ten en levensmiddelen af voor die dag. Ook werden er

soms nagerechten bereid, die van hieruit konden worden

uitgeserveerd. Het publiek vindt dit een erg leuk verhaal,

en wij hebben de ruimte dus als voorraadkamertje inge-

richt, zoals het dus in het begin van de twintigste eeuw

was. Maar evengoed zouden we het leeg hebben kunnen

laten, omdat we niet weten hoe het daarvoor gebruikt

werd. Maar hier was het verhaal dus duidelijk belangrijker.’

Theekamertje in Slot Zuylen. Het opengeslagen boek dat moet suggereren dat de bewoner net even is weggelopen ligt er inmiddels niet meer.

Stijlkamers: voor- en nadelen Een stijlkamer, dus

een nagebouwde museale opstelling, kan een mooi

tijdsbeeld geven, maar de kans dat dit ‘de waarheid’

geweld aan doet, is groot. Arja van Veldhuizen: ‘Ik

zag in Noorwegen een huis dat was nagebouwd,

uit de jaren ‘80. Dat voelde niet goed, het was te

clean. Een van de redenen was dat ze het helemaal

vol hadden gezet met meubels uit precies die tijd.

En dat klopt niet, aangezien er natuurlijk ook spul-

len uit daaraan voorafgaande tijden hadden moeten

staan. Nu kon ik dat zien, omdat ik een helder beeld

heb van een jaren ’80 interieur. Maar als je dit door-

trekt, zul je moeten erkennen dat dit ook zal gelden

voor een stijlkamer uit de zeventiende of achttiende

eeuw, waarvan wij de authenticiteit niet kunnen in-

voelen, en kun je dus met grote zekerheid zeggen

dat een stijlkamer meestal niet zal kloppen.’

Museumconsulent Behoud en Beheer Marianne de

Rijke (LEU): ‘Het publiek vindt het doorgaans leuk;

men krijgt een beeld (of fantasie) van een bepaalde

periode. Wel is het zo dat de meeste mensen een vi-

trine met objecten met tekstbordjes, als objectiever

beoordelen.’ Dat is niet geheel onterecht, blijkens

ook haar opmerking, dat stijlkamers meestal een

vervalsing zijn.

Page 12: GM · 2014. 12. 27. · 4 GM KWADRAAT GESCHIEDENIS GEOGRAFIE MONUMENTEN MUSEA In de periode 1750-1900 vindt een fundamentele verandering plaats in het denken over de natuur. Na de

Bellekamer in Slot Zuylen. Op het secretaire (niet van Belle geweest) ligt ‘haar’ schrijfpapier klaar om op verder te werken.

12

jammer dat we de traditie moeten onderbreken en we

dit mooie verhaal niet meer kunnen illustreren met de

echte bloemen.’

Nogmaals wat is waar? Hoewel een object van zich-

zelf waar en echt is, kan de context eromheen de feiten

toch verdraaien of verdoezelen. De museale context

maakt van objecten al iets anders dan ze oorspronkelijk

waren; stijlkamers doen dit in nog sterkere mate, door

de sfeer die ze oproepen en het beeld van historische

juistheid dat door een stijlkamer wordt opgeroepen.

Gelukkig zijn de conservatoren en tentoonstellingsma-

kers in onze musea zich wel zeer bewust van de verant-

woordelijkheid die op hun schouders rust, en koesteren

ze het aureool van betrouwbaarheid dat nog altijd om

musea hangt. Het is aan hen om te bepalen welke ver-

halen wij te horen krijgen. Voor het publiek is het inte-

ressant te weten, dat elk verhaal, hoewel ongetwijfeld

(in grote lijnen) waar, óók een keuze behelst, en dat er

over elk object dat ze te zien krijgen, nog veel meer te

vertellen is... •

Dan is er nog het dilemma van de bloemen. ‘Het is tra-

ditie dat er in het huis boeketten met bloemen uit de

eigen tuin stonden, en die traditie hebben wij in ere ge-

houden; elke week stellen vrijwilligers boeketten samen

die ze in verschillende vertrekken zetten. Het publiek

vindt dit prachtig. Maar uit oogpunt van conservering

zijn bloemen uit den boze. Ze trekken ongedierte aan,

vazen kunnen lekken, er valt stuifmeel van de bloemen.

Met name in de gobelinkamer, waar onze topstukken

hangen, is het gevaar van aantasting erg groot. Daar-

om hebben we voor die ruimte uiteindelijk, na hevige

discussie, gekozen voor zijden bloemen. Het is wel heel

Slot Zuylen Waarop zijn de keuzes gebaseerd, en is

de ene kamer ingericht met zeventiende-eeuwse meu-

bels, en de andere vrij modern?

Hester Kuiper: ‘De inventarissen die overgeleverd zijn,

zijn heel belangrijk. We hebben er een uit 1580, van

het middeleeuwse kasteel; een uit 1692, van Hendrik

Jacob Tuyll van Serooskerken, die toen het slot in zijn

familie kreeg via zijn vrouw; hij heeft duidelijk zijn

stempel op de inrichting van het kasteel willen druk-

ken, getuige de vooroudergalerij, de wandtapijten en

de plafondschilderingen van het theekamertje en het

voorraadkamertje. We hebben er een uit 1776, van Ja-

cob van Tuyll van Serooskerken, de vader van Belle, en

de opdrachtgever van de grootscheepse verbouwing

van 1752; een uit 1839 van Willem René van Tuyll van

Serooskerken, de broer van Belle, en een uit 1899 van

idem, de kleinzoon van bovengenoemde. Die inventa-

rissen zijn gemaakt op keerpunten in de geschiedenis

van het slot, het waren logische momenten om ze te

maken; en ze zijn voor ons zeer belangrijk. De vertrek-

ken zijn ingericht aan de hand van deze beschrijvin-

gen. Waarom de ene keer voor de ene, en de andere

keer voor een andere is gekozen, is afhankelijk van

verschillende factoren, zoals de aanwezigheid van be-

paalde objecten (het slot gebruikt nauwelijks bruikle-

nen) en van verhalen.

[ WE

B] P

EIL

ING

...

Vindt u dat musea gebruik moeten maken van stijlkamers?

a Nee, want ik vind ze vaak kunstmatig en

onrealistisch

b Ja, want door een stijlkamer krijg ik een goed

beeld van hoe het vroeger was

c Ja, omdat stijlkamers de sfeer van het verleden

goed weergeven

d Nee: stijlkamers leiden de aandacht af van de

objecten Breng uw stem uit op www.erfgoed-utrecht.nl

GM KWADRAAT GESCHIEDENIS GEOGRAFIE MONUMENTEN MUSEA

Page 13: GM · 2014. 12. 27. · 4 GM KWADRAAT GESCHIEDENIS GEOGRAFIE MONUMENTEN MUSEA In de periode 1750-1900 vindt een fundamentele verandering plaats in het denken over de natuur. Na de

NUMMER 29 LENTE 2008

Constateert u bij de bezoekers van De Veld-keuken een bijzondere belangstelling voor historische of streekeigen gerechten?“Jazeker, ik heb de indruk dat mensen daar

juist op af komen. Bij De Veldkeuken koken we

biolo gisch, en dat is voor veel mensen sowieso

belangrijk, maar daarnaast gebruiken we zoveel

mogelijk producten uit de eigen streek, dus ook

seizoensgebonden voedsel. De meeste produc-

ten die bij onze gasten op tafel komen, betrek-

ken we van de moestuinen van Amelisweerd,

het historische landgoed waarop onze keuken

ligt. In de eeuwenoude moestuinen van Amelis-

weerd bij de Aardvlo worden oude, bijna verge-

ten groenten verbouwd, denk aan pastinaken,

oerbiet, winterbroccoli. Straks leveren diezelfde

moestuinen ons weer zomerfruit; de aardbei-

tjes, aalbessen, rabarber en kruisbessen, voor

onze huisgemaakte jam en taarten.

Willen de bezoekers alleen maar historisch eten of willen ze ook meer weten over die historische gerechten?“Veel mensen vinden het zeker leuk om er

wat dieper in te duiken. Bij De Veldkeuken

orga niseren we zo’n één à twee keer per jaar

een historisch driegangenmenu van vergeten

groenten. Daaraan voorafgaand is er een cul-

tuurhistorische wandeling over het landgoed

en de moestuinen van de Aardvlo. Daar kunnen

per keer zo’n 25 à 30 personen terecht en die

diners zitten altijd vol. Dan ontvangen we de

mensen hier in de keuken. We serveren allerlei

historische specialiteiten, en de mensen kun-

nen dan zelf proeven en verrast worden door

de bijzondere smaken. Want dat weet ik uit ei-

gen ervaring; dit soort traditionele, streekeigen

gerechten smaken anders, en door ze te eten

verandert je eigen smaak mee.”

President Sarkozy wil de Franse keuken door de UNESCO laten erkennen als uniek culinair erfgoed. Zie jij de regionale Utrechtse keuken binnenkort ook de UNESCO-lijst sieren?“Nou, dat zie ik nog niet zo gauw gebeuren.

Maar ik vind wel dat traditionele en bijna verge-

ten groenten- en fruitsoorten meer eer verdie-

nen dan ze nu krijgen. Ik herinner me nog hoe

smaakvol de groenten uit de moestuin van mijn

grootouders waren. De keuken van vorige ge-

neraties heeft bij teveel mensen nog de asso-

ciatie van eenzijdig eten, van potten die veel

te lang op het vuur hebben staan sudderen. En

dat klopt niet. Alleen al een oerbiet kun je op

wel tientallen manieren klaarmaken, en allemaal

heerlijk.” •

IN DE [WEB]PEILING. . .Evelien Ham, landgoedkeuken De Veldkeuken

Onder een kleine minderheid van de stemmers bij deze webpeiling viert de liefde voor historische en

streekeigen gewassen hoogtij. Voor Evelien Ham is dat geen verrassing, zij heeft er in haar werk als kok

bij biologische keuken/bakkerij De Veldkeuken op landgoed amelisweerd dagelijks mee te maken.

Wat vindt u vanstreekeigen eten?

Wil

lem

ke L

and

man

Lan

dsc

hap

Erf

go

ed

Utr

ech

t

In dit blad stellen we een erfgoedkwestie aan de orde,

en op www.erfgoed-utrecht.nl kunt u erover stemmen.

In de volgende GM2 vindt u dan telkens de uitslag, én

het commentaar van iemand die vanuit de Utrechtse

erfgoedpraktijk reageert.

De uitslag van de laatste peiling:

‘Wat vindt u van streekeigen eten? ’

a  Ik hou niet van die oude gerechten: 6 stemmen

b  Het bereiden van oude gerechten is een tijdelijke hype

en gaat aan mij voorbij: 27 stemmen

c  Ik vind het extra bijzonder om een historisch gerecht

te eten: 26 stemmen

d  Oude gerechten zijn veel gezonder: 6 stemmen

Zie voor de nieuwe peiling de pagina hiernaast.

Breng uw stem uit op www.erfgoed-utrecht.nl

Page 14: GM · 2014. 12. 27. · 4 GM KWADRAAT GESCHIEDENIS GEOGRAFIE MONUMENTEN MUSEA In de periode 1750-1900 vindt een fundamentele verandering plaats in het denken over de natuur. Na de

14

GM KWADRAAT GESCHIEDENIS GEOGRAFIE MONUMENTEN MUSEA

Wil

lem

ke L

and

man

en

Ils

e H

enn

ink

Lan

dsc

hap

Erf

go

ed

Utr

ech

t

GOOGLE MaPS DOET ZIJN INTREDE IN DE WERELD VAN ERFGOED EN LANDSCHAP

Buiten in BeeldCarola Berkelaar:

‘Bij de bouw van de website van Buiten in Beeld werd vaak

tegen de grenzen van computertechnieken aangelopen.’

Hein Pasman:

‘Het aantal groene landschapselementen neemt af.”

In een duo-presentatie legden Carola Berkelaar (Provin-

cie Utrecht) en Hein Pasman (Landschap Erfgoed Utrecht)

uit hoe landschappelijke elementen ontsloten kunnen

worden en hoe de kwaliteit van dat landschap in kaart

gebracht kan worden. Buiten in Beeld streeft er naar een

basiskaart van het Utrechtse landschap te ontwikkelen,

aldus Berkelaar. De basis van alle kaarten op deze site

wordt gevormd door luchtfoto`s. Die informatie wordt

aangevuld met aardkundige waarden, hoogtekaarten,

inventarisaties van cultuur- en landschapselementen,

de cultuurhistorische hoofdstructuur en de kernkwaliteit

van het landschap. Buiten in Beeld is direct gekoppeld

aan databases van de provincie, waardoor mutaties van

de gegevens meteen worden verwerkt.

Elke kaart bestaat uit vier verschillende kennislagen die

informatie geven over respectievelijk het landschap, de

cultuurhistorie, de natuur, en bodem & water. Verder kan

in de nabije toekomst bij elke laag steeds het provinciale

beleid worden opgevraagd. Bij het ontwerp van de web-

site stond van meet af aan voorop dat deze eenvoudig in

gebruik moest zijn en toegankelijk voor projectontwikke-

laars, beleidsmedewerkers én het brede publiek.

Buiten in Beeld maakt onder andere gebruik van de in-

ventarisaties van Monitor Kleine Landschapselementen

(MKLE). Hein Pasman licht toe dat MKLE een initiatief is

van Landschapsbeheer Nederland in samenwerking met

Alterra. Landschap Erfgoed Utrecht is de uitvoerende

partner. De kleine landschapselementen zoals houtwal-

len, knotbomen, poelen, grafheuvels en houtsingels

verdwijnen in rap tempo. MKLE inventariseert de onder-

houdskwaliteit van landschapselementen, omdat ze be-

langrijke bouwstenen zijn van het landschap en een grote

rol spelen in de ecologische infrastructuur. De gegevens

worden vastgelegd in een database gekoppeld aan een

Geografisch Informatiesysteem (GIS). De kaart wordt ge-

bruikt door mensen die bezig zijn met de inrichting van

het landschap, planologen en politieke beleidsmakers.

Buiten in Beeld www.provincie-utrecht.nl/prvutr/inter-

net/natuur.nsf/all/buiteninbeeld-nieuw?opendocum

Monitor Kleine Landschapselementen www.mkle.nl

Donderdag 31 januari kwamen zo’n 180 mensen

samen in het voormalige politiebureau tolsteeg

in Utrecht, dat nu onderdak biedt aan het Louis

Hartlooper Complex. Het Rijksmonument uit

1928 van gemeentearchitect Planjer huisvestte

die dag een symposium over eCultuur en de

digitale ontsluiting van cultuurlandschap.

Page 15: GM · 2014. 12. 27. · 4 GM KWADRAAT GESCHIEDENIS GEOGRAFIE MONUMENTEN MUSEA In de periode 1750-1900 vindt een fundamentele verandering plaats in het denken over de natuur. Na de

15

NUMMER 29 LENTE 2008

Dagvoorzitter Frans ter Maten, directeur van Landschap

Erfgoed Utrecht, opende het symposium met de consta-

tering dat het onderwerp naadloos aansloot bij de mis-

sie van zijn nieuwe organisatie; het beter en duurzamer

ontsluiten van provinciaal erfgoed. Wat kunnen digitale

kaarten laten zien? Leren ze ons beter te kijken naar het

cultuurlandschap? In zes presentaties werd getracht

deze en andere vragen te beantwoorden.

Gemeenschappelijke problemen Onder leiding

van historisch-geograaf Hans Renes (Universiteit Utrecht

en Vrije Universiteit Amsterdam) vormden de sprekers

een discussiepanel, aangevuld met Ronald Wiemer van

het Kennissysteem voor Cultuurhistorie (KICH, www.kich.

nl). Bij veel projecten is de continuïteit van de website

een probleem, iets waar organisaties van te voren te

GOOGLE MaPS DOET ZIJN INTREDE IN DE WERELD VAN ERFGOED EN LANDSCHAP

WatWasWaar Job Gerlings:

`WatWasWaar biedt in tegenstelling tot Google Earth in-

formatie over meerdere tijdslagen`

www.WatWasWaar.nl WatWasWaar.nl is sinds oktober 2007 de opvolger van De

Woonomgeving. Ook deze website maakt gebruik van

een GIS-applicatie. WatWasWaar wil locatiegebonden

erfgoedgegevens uit het hele land digitaal ontsluiten

en toegankelijk maken met materiaal uit Nederlandse

archieven. De site is de poort tot een enorme hoeveel-

heid dateerbare en locatiegebonden informatie: onder

meer prentbriefkaarten, militaire luchtfoto`s uit 1943 en

1944, historische kaarten, de kadastrale kaart van 1832,

persoonsgegevens, perceelinformatie en militaire kaar-

ten. Deze informatie wordt aangeleverd door deelne-

mende instellingen, waaronder het Kadaster, regionale

archieven, het Rijksarchief en historische verenigingen.

Zij behouden het copyright op het materiaal. Niet ieder-

een vindt het echter gemakkelijk om oude kaarten te in-

terpreteren. Het verschil tussen WatWasWaar en Google

Earth is dat de laatste geen historische informatie biedt

en slechts de mogelijkheid geeft, op een bepaald punt

in te zoomen. In WatWasWaar kunnen grotere gebieden

worden geselecteerd. Ook streeft WatWasWaar ernaar de

optie te ontwikkelen dat men een kopie van de digitale

kaarten op eigen websites kan plaatsen, en daar eigen

gegevens aan te hangen. Die gegevens zijn zichtbaar op

de centrale website van WatWasWaar.

Page 16: GM · 2014. 12. 27. · 4 GM KWADRAAT GESCHIEDENIS GEOGRAFIE MONUMENTEN MUSEA In de periode 1750-1900 vindt een fundamentele verandering plaats in het denken over de natuur. Na de

16

symposi umbijvoorbeeld vanwege technische ontwikkelingen

(verouderde software) of vanwege het beëindigen van

de subsidie, de gegevens dan ook verloren zouden gaan.

Een ander verlangen dat onder de mensen in de zaal

leefde, waren meer mogelijkheden voor gebruikers-

GM KWADRAAT GESCHIEDENIS GEOGRAFIE MONUMENTEN MUSEA

weinig over nadenken. Ook moeten projecten de tijd

krijgen om hun waarde te bewijzen. Dat is ook van

belang bij het aanvragen van subsidie: daarin moet die

waarde duidelijk worden omschreven. Daarnaast blijkt

de techniek waarop de websites berusten, vaak roet in

het eten te gooien. Niet alleen kunnen aanpassingen

niet altijd gerealiseerd worden, ook blijkt een enkele

website niet goed te werken op de Microsoft Explorer

browsers van gebruikers.

De discussie werd geopend met de stelling van Gerlings,

dat een website over cultuurlandschap in ieder geval de

ontwikkeling in de tijd moet laten zien. De zaal reageer-

de met het voorstel, verschillende websites aan elkaar

te koppelen zodat ze elkaar aanvullen. Steven de Clerq

en Hans Voorbij vonden het doodzonde dat wanneer

een website niet langer in stand gehouden kon worden,

Venster op de VechtSteven de Clerq:

‘De historische gelaagdheid en schaal van landschappen

biedt de mogelijkheid het landschap als vierdimensionaal

dynamisch model te presenteren.’

Hans Voorbij: ‘Wees slim, zorg dat je digitale materiaal

hergebruikt kan worden. Dat is een belangrijk informa-

tiekundig principe.’

www.vensteropdevecht.nl Doel van Venster op de Vecht is een generiek model te

ontwerpen dat samenhangende ontsluiting van het cul-

tuurlandschap voor een breed publiek (onderwijs, bewo-

ners, bestuurders en toeristen) mogelijk maakt, zo legde

Steven de Clercq uit in zijn presentatie. Als casus is de

Vechtstreek gekozen. Venster op de Vecht is een initiatief

van de Vechtplassencommissie, de afdeling Informatica

van de Universiteit van Utrecht en Landschap Erfgoed

Utrecht.

Hoe kan de ontwikkeling van het Vechtlandschap on-

danks de grote hoeveelheid verhalen waaruit deze is

opgemaakt, gestructureerd worden? Hoe relateer je de

uiteenlopende informatie aan processen die het land-

schap hebben gevormd? En hoe kan die grote hoeveel-

heid informatie, afkomstig van diverse instellingen, digi-

taal gepresenteerd worden? Hans Voorbij benadrukte het

belang van `intelligent` hergebruik van reeds gedigitali-

seerde informatie. De inhoud moet niet afhankelijk zijn

van de houdbaarheid van software of beheerder. Verder

is goede navigatie absoluut noodzakelijk.

Data worden op de website op drie verschillende manie-

ren aan gebruikers aangeboden. Allereerst door middel

van een atlasfunctie. Bijzonder is de `Google Earth-kaart`

van de Vechtstreek, met de optie guided tour. Ten twee-

de wordt de inhoud van de website gepresenteerd aan

de hand van vijf processen: het ontstaan van het land-

schap, kolonisering door de mens, gebruik van het land-

schap: van ontginning tot verkaveling, de hydrologie, en

de natuur.

Tot slot heeft de site een archieffunctie waar zo veel mo-

gelijk materiaal, zoals afbeeldingen, over en afkomstig uit

de regio wordt aangeboden.

Page 17: GM · 2014. 12. 27. · 4 GM KWADRAAT GESCHIEDENIS GEOGRAFIE MONUMENTEN MUSEA In de periode 1750-1900 vindt een fundamentele verandering plaats in het denken over de natuur. Na de

17

symposi umparticipatie, bijvoorbeeld zoals Wikipedia. In een derge-

lijke opzet kan men eigen informatie toevoegen. Mensen

hebben vaak een sterke binding met het cultuurland-

schap waarin ze wonen, en willen mee kunnen praten

op een website die over ‘hun’ landschap gaat. Het is ook

een manier om de lokale kennis te ontsluiten.

Heikel punt is de vaak falende gebruiksvriendelijkheid.

Websites zijn, zeker voor de oudere generatie, niet altijd

even gemakkelijk te gebruiken. Om klachten te voorko-

men zouden sites, voordat deze de lucht in gaan, getest

moeten worden door gebruikerspanels. De laatste op-

merking uit de zaal betrof het advies aan cultuurhistorici

om planologen altijd streng te blijven controleren. Het

gevaar bestaat namelijk dat planologen cultuurhistori-

sche informatie anders interpreteren dan historici.

Een onderzoekje onder de aanwezigen toonde aan,

dat veel instellingen met digitale kaarten willen gaan

werken, maar dat er nog weinig inzicht is in concrete

gebruiksmogelijkheden. Willemke Landman, medewer-

ker eCultuur bij Landschap Erfgoed Utrecht en organisa-

tor van de middag zal daarom nieuwe initiatieven zoals

workshops, gaan organiseren. Bovendien houdt zij elke

week een adviesspreekuur voor eCultuur.

Wie de presentaties nog eens wil bekijken, kan terecht

op de website van Landschap Erfgoed Utrecht: www.

landschaperfgoedutrecht.nl •NUMMER 29 LENTE 2008

ZandstadIris Burgers:

‘De vraag is: hoe kunnen relicten, structuren en immate-

riële geschiedenis meegenomen worden in de planvor-

ming van de toekomst?’

www.zandstad.nlDe centrale vraag die ten grondslag lag aan het Zand-

stadproject kwam voort uit de Belvedère-gedachte. Deze

luidt: hoe kan de beeldvorming van het verleden een rol

spelen in het hedendaagse planvormingsproject voor de

regio Zandstad en hoe kan dit overgebracht worden op

de ontwerper? De regio Zandstad rond Eindhoven wordt

onder andere door uitbraken van varkenspest onderwor-

pen aan een grondige herstructurering. In opdracht van

het Stimuleringsfonds voor Architectuur en in samenwer-

king met de Vrije Universiteit is uiteindelijk een toolbox

voor ontwerpers en ontwerpers in opleiding gevormd,

waarbij de regio Zandstad als casus diende.

Tweede doel was de uitwerking van het concept ‘Biogra-

fie van het Landschap’. Het verhaal van een landschap

wordt visueel ruimtelijk verteld en kan ook interpretaties

bevatten van het landschap, zoals legendes en de wijze

waarop mensen het landschap beleven.

Wie zich meldt op de website kan de biografie op ver-

schillende manieren lezen: aan de hand van een tijdlijn,

transformatiemomenten, thema`s of datavisualisaties.

Aardig is de zogenaamde stankcirkelanimatie, die

precies aangeeft hoe groot het stankbereik van de

varkensboerderijen in de regio is. Zeven groepen

studenten van verschillende universiteiten en oplei-

dingen hebben de website eind 2006 getoetst op zijn

bruikbaarheid als toolbox voor planologische ontwer-

pen. De toekomstvisies van de regio die de studenten

met behulp van zandstad.nl hebben geschreven zijn

op de site gepubliceerd.

HEt IS OOK EEN MaNIER

OM DE LOKALE KENNIS

tE ONtSLUItEN

Page 18: GM · 2014. 12. 27. · 4 GM KWADRAAT GESCHIEDENIS GEOGRAFIE MONUMENTEN MUSEA In de periode 1750-1900 vindt een fundamentele verandering plaats in het denken over de natuur. Na de

18

GM KWADRAAT GESCHIEDENIS GEOGRAFIE MONUMENTEN MUSEA

Eefj

e Sm

it e

n C

aro

lin

e M

atla

Lan

dsc

hap

Erf

go

ed

Utr

ech

t

ken geschiedenis, aardrijkskunde, natuur/techniek en

taal. De projecten zijn lesstofvervangend en vakoverstij-

gend voor zowel het basis- als voortgezet onderwijs. Dit

houdt concreet in dat sommige bladzijden uit de regu-

liere methoden geschrapt kunnen worden en vervangen

door verhalen en opdrachten waar de eigen omgeving

een rol speelt. De projecten worden voor elke plaats

op maat gemaakt. Hierin onderscheidt Landschap Erf-

goed Utrecht zich van (de meeste) andere aanbieders.

Voor scholen betekent dit in de praktijk zeer weinig ex-

tra werk en voorbereiding en doorgaans enthou siastere

leerlingen.

Jet en Jan Voor groep 5 is er het succesvolle onder-

wijsproject genaamd, ‘Jet en Jan, jong in 1910’, dat zich

voornamelijk richt op de geschiedenis van de woon-

plaats van de kinderen. Aan de hand van een verhaal

over leeftijdsgenootjes Jet en Jan, wordt een beeld ge-

schetst van het leven in 1910. De beroepen van de va-

der en broer van Jet en Jan zijn geografisch bepaald.

De verschillende geografie betekent ook verschillende

landschappen en dus verschillen in werk: denk aan pan-

nenbakkers, tabakstelers of vissers. Jet en Jan vervangt

de hoofdstukken over grootmoeders tijd uit de lesme-

thoden. De leerlingen gaan op bezoek bij een museum

over de regionale geschiedenis in hun woonplaats of zij

maken, als er niet zo’n museum in de buurt is, een histo-

rische speurtocht door het centrum, waarbij ze gebruik

maken van afbeeldingen en foto’s uit 1910.

Langs de Limes Het project ‘Langs de Limes’ voor

groep 6 gaat over de Romeinse rijksgrens (de Limes)

die zich ooit over de gehele breedte van de provin-

cie Utrecht langs de Oude Rijn uitstrekte. De leerlingen

ontvangen vijf ansichtkaarten uit Utrechtse plaatsen

langs de Limes, waardoor zij een ruimtelijk beeld van de

Limes krijgen en kaartvaardigheden ontwikkelen. Op

de ansichtkaarten staat bovendien informatie over de

Romeinen die niet altijd juist is. De leerlingen moeten

onderzoeken wat klopt en wat niet.

tastbare tijd Tastbare Tijd is een nieuw project voor

de onderbouw van het voortgezet onderwijs. Leerlingen

Inderdaad, erfgoed én landschap, want ook al liggen de

‘roots’ van de educatieve afdeling bij het erfgoed, land-

schap komt in het lesmateriaal vaak om de hoek kijken.

Het Nederlandse cultuurlandschap is immers door onze

voorouders gemaakt en door de eeuwen heen vermaakt

tot wat het nu is. Landschap is dus een vorm van cultu-

reel erfgoed en erfgoed is vaak landschapsgebonden.

Met het lesmateriaal wil LEU niet alleen kennis, maar

ook ‘liefde voor’ landschap en erfgoed overbrengen.

De eigen omgeving van de leerlingen wordt in alle

projecten ingezet om de geschiedenis tot leven te

brengen. Het materiaal is inzetbaar binnen de vak-

Meer dan 10 jaar geleden startte het voormalige

Erfgoedhuis Utrecht met erfgoededucatie en de

afdeling Cultuur en School. In de loop der jaren

werd er met succes lesmateriaal ontwikkeld, dat

provinciaal en zelfs landelijk bekendheid kreeg.

Ook na de fusie met Landschapsbeheer Utrecht

tot Landschap Erfgoed Utrecht gaat de afdeling,

inmiddels onder de naam Educatie en Publieks-

bereik, door met het ontwikkelen en uitzetten

van lesmateriaal op het gebied van erfgoed en

landschap.

Hoe zie je dat?

Page 19: GM · 2014. 12. 27. · 4 GM KWADRAAT GESCHIEDENIS GEOGRAFIE MONUMENTEN MUSEA In de periode 1750-1900 vindt een fundamentele verandering plaats in het denken over de natuur. Na de

19

Erfgoed komt bij KC zijdelings aan bod, maar wordt altijd

vanuit een kunstzinnig oogpunt bekeken. Vanwege deze

raakvlakken zijn LEU en Kunst Centraal in 2007 tot een

samenwerkingsovereenkomst gekomen.

Ook aan de landschapskant is er een organisatie actief

met educatie; het gaat om het IVN-consulentschap, dat

tot doel heeft het werken aan een duurzame samen-

leving door mensen te betrekken bij natuur, milieu en

landschap. Het doet dat middels centra voor natuur- en

milieu-educatie (NME). Hoewel IVN zich dus vooral met

natuur en landschap bezighoudt, zijn er ook raakvlakken

met erfgoed. ‘Overlap met enkele LEU-projecten bestaat,

maar hoeft, mits goed afgestemd, geen probleem te vor-

men. Wie weet kunnen we in de toekomst elkaars pro-

jecten versterken door ze bijvoorbeeld gezamenlijk aan

te bieden’, zegt Sandra van Breemen van het IVN-Consu-

lentschap Utrecht. •

leren de geschiedenis van het landschap in de buurt van

hun school lezen en gaan op zoek naar plaatsen waar ‘de

tijd nog tastbaar is’. Tijdens een buitenopdracht wordt al

snel duidelijk dat het huidige landschap het resultaat is

van een wisselwerking tussen de natuurlijke ondergrond

en menselijk ingrijpen. De vergaarde informatie wordt

op het eind van het project door de leerlingen zelf in een

digitale kaart (denk aan Google Earth) van hun onder-

zoeksgebied verwerkt. Dit project wordt in 2008 getest

en zal vanaf schooljaar 2008/2009 voor scholen in de

hele provincie beschikbaar zijn.

Samenwerkingsovereenkomst Landschap Erf-

goed Utrecht is in de provincie Utrecht niet de enige

aanbieder van lesmateriaal over landschap en erfgoed.

Aan de erfgoedkant raakt het werkveld aan dat van

bijvoorbeeld Kunst Centraal. Daar worden projecten

ontwikkeld binnen het domein kunstzinnige vorming.

Hoe zie je dat?EDUCatIE EN PUBLIEKSBEREIK

Voor meer informatie

over het lesmateriaal

van Landschap Erfgoed

Utrecht kunt u contact

opnemen met de afde-

ling Educatie en Publieks-

bereik via: 030-2205534 of

info@landschaperfgoed-

utrecht.nl

Page 20: GM · 2014. 12. 27. · 4 GM KWADRAAT GESCHIEDENIS GEOGRAFIE MONUMENTEN MUSEA In de periode 1750-1900 vindt een fundamentele verandering plaats in het denken over de natuur. Na de

20

Mic

hel

Hen

dri

ksen

Cu

ltu

urh

isto

rie

/Mo

nu

me

nte

n U

tre

cht

en doorgangen in eenen grooten omtrek, met

wagens en rijtuigen zijn versperd, waarmede de

bedevaarders en pelgrims hier heen gebracht

waren. […] De secretaris ziet als getuigen van de

wonderen de met dankschriften beklede kerk-

muren en de gouden en zilveren offergiften. Hij

heeft het aan Maria toegewijde altaar met veel

zwachtels en breukbanden omhangen gezien.

Breukbanden bestonden uit een driehoekige

plaat met leren riempjes, waarmee het plaat-

gedeelte tegen de breuk kon worden gedrukt.

Hoe het zestiende-eeuwse exemplaar van de

Hoge Weide er precies heeft uitgezien, kan niet

meer worden achterhaald, omdat van de ca.

3 mm dikke ijzeren basisplaat slechts de linker-

bovenhoek bewaard is gebleven. Eén van de

doorgaans twee gespen die er opzitten, is van

messing en is door middel van een eveneens

messing klinknagel aan de plaat bevestigd. Aan

de voorzijde van de gespbeugel zit een rolhuls

waardoor de riem zeer strak kon worden aan-

getrokken. Zo zat één riem om het middel en

de andere, die vast zat aan de andere riem ter

hoogte van de ruggengraat, ging tussen de be-

nen door. Het geheel zal allerminst comfortabel

hebben gezeten. Uit Den Bosch zijn twee negen-

tiende-eeuwse exemplaren bekend die overtrok-

ken zijn geweest met leer, wat het draagcomfort

misschien iets verbeterde. Of dit ook het geval is

geweest bij het exemplaar uit Leidsche Rijn valt

niet meer vast te stellen, maar is wel aanneme-

lijk. Hoe het ook zij: hopelijk heeft de breukband

de zestiende-eeuwse bewoner van de Hoge

Weide ietwat verlichting gebracht... •

Tijdens het uitdiepen van een zestiende-eeuw-

se greppel werd iets gevonden dat op een stuk

harnas leek. Het fragment werd ingemeten, ge-

administreerd, in een vondstzakje gedaan en

naar de archeologische dependance in Leidsche

Rijn gebracht. Toen het zakje tijdens de onder-

zoeksuitwerking weer op tafel kwam, bleek het

echter niet om een deel van een harnas te gaan,

maar om een veel delicater voorwerp: een lies-

breukband.

Een hernia inguinalis of liesbreuk is een uitstul-

ping van het buikvlies in de liesstreek waardoor

organen die normaal in de buikholte zitten gaan

uitpuilen. De patiënt is in de meeste geval-

len een man, al komen liesbreuken, maar dan

van het ‘femorale’ type, ook wel bij vrouwen

voor. Omdat een liesbreuk niet vanzelf her-

stelt en in de loop van de tijd zelfs kan vererge-

ren, is een operatie nodig. Tegenwoordig is dat

geen probleem maar in vroegere tijden was een

breukband het enige wat voorhanden was. Het

gebruik van breukbanden gaat waarschijnlijk

terug tot de Romeinse tijd maar werd pas alge-

meen toegepast vanaf de late achttiende eeuw,

toen Petrus Camper (1722-1789) een sterk ver-

beterd exemplaar ontwikkelde. De tot nu toe

in Nederland gevonden exemplaren zijn echter

allemaal negentiende-eeuws, maar als we de

norbertijn Augustinus Wichmansen mogen ge-

loven, werden ze in ieder geval ook al vóór 1632

gebruikt. Dat blijkt uit een getuigenis van een

pastoor uit Reusel over Maria Hemelvaart die

de norbertijn opschreef: Op den feestdag van

Maria’s ten Hemelopneming is de toestroming

des volks hier zó groot geweest, dat alle wegen

foto boven: Het deel van een zestiende-eeuwse liesbreuk-band met messing gesp dat tijdens archeologisch onder-zoek in Leidsche Rijn werd aangetroffen.

foto onder: Deze negentiende-eeuwse liesbreukband leek waarschijnlijk veel op het gevonden zestiende-eeuwse exemplaar.

Bij de meeste archeologische opgravingen in Leidsche Rijn worden voorwerpen aange-

troffen die iets vertellen over de toenmalige bewoners. Vaak worden die voorwerpen

al tijdens de opgraving door de specialisten in het veld op hun juiste waarde geschat,

maar soms vergist ook een specialist zich wel eens. Dat gebeurde met een vondst die

vorig jaar werd gedaan bij een opgraving aan de Hoge Weide in Leidsche Rijn.

liesbreukEen zestiende-eeuwse

Page 21: GM · 2014. 12. 27. · 4 GM KWADRAAT GESCHIEDENIS GEOGRAFIE MONUMENTEN MUSEA In de periode 1750-1900 vindt een fundamentele verandering plaats in het denken over de natuur. Na de

21

NUMMER 29 LENTE 2008

Bet

tin

a va

n S

ante

n C

ult

uu

rhis

tori

e/M

on

um

en

ten

Utr

ech

t

Joachimus Pieter Fockema Andreae werd

geboren in 1879 in Leiden en studeerde daar

rechten. In 1904 werd hij als ambtenaar in

Utrecht belast met volkshuisvesting en ruimte-

lijke ordening. Deze beleidsvelden waren met

de invoering van de Woningwet in 1901 een

overheidstaak geworden en stonden nog in de

kinderschoenen. Ze waren echter Fockema An-

dreae’s grote passie. In 1907 werd hij dan ook

door burgemeester Reiger gevraagd om wet-

houder Openbare Werken te worden. Vanwege

zijn grote belangstelling voor de nieuwe disci-

pline van stedenbouw, onderhield hij contac-

ten met belangrijke stedenbouwkundigen in

binnen- en buitenland. Het resulteerde in 1912

in een publicatie, getiteld ‘De Heedendaagsche

Stedebouw’, waarin hij zijn visie neerlegde ‘hoe

een stad er uit behoort te zien’. Na twee ter-

mijnen wethouderschap, werd hij in 1914 be-

noemd tot burgemeester van Utrecht. Utrecht

werd onder zijn bewind een belangrijk centrum

van het land en de burgemeester bemoeide

zich actief met de ontwikkeling van zijn stad,

niet in het minst door het uitnodigen van de

nestor van de Nederlandse stedenbouw H.P.

Berlage voor het maken van een visionair uit-

breidingsplan. Maar Fockema Andreae was

niet alleen gericht op de toekomst, hij was ook

een groot liefhebber van de geschiedenis. Zo

stond hij aan de wieg van de oprichting van

de Vereniging Oud-Utrecht, was voorzitter van

het Provinciaal Utrechts Genootschap (PUG)

en stond met zijn neus vooraan bij de opgra-

vingen op het Domplein en de vondst van het

Utrechtse schip aan de Van Hoornekade in Zui-

len. Zijn inzet voor de stad en de burgers was

ongekend, hij werkte bijna dag en nacht. Dat

weten we omdat hij een persoonlijk archief

heeft nagelaten van meer dan 30 dozen met

plakboeken waarin hij al zijn activiteiten van

dag tot dag bijhield. Na driemaal herbenoemd

te zijn tot burgemeester van Utrecht, verliet hij

in 1933 tot groot verdriet van de Utrechters de

stad om commissaris van de koningin te wor-

den in Groningen.

In het Centraal Museum komt zijn burgemees-

terschap in al zijn aspecten aan de orde en

zijn diverse voorwerpen te zien, die hij aan het

museum heeft nagelaten. In het Architectuur-

centrum staat vooral zijn stedenbouwkundige

interesse centraal in combinatie met beelden

van Utrecht uit de jaren 1914-1933. •

foto boven: Fockema Andreae drukte als burgemeester van 1914 tot 1933 een belangrijk stempel op de ontwikkelingen die Utrecht in die tijd door-maakte. foto’s rechts: In 1912 publiceerde hij ‘De Heedendaagsche Stedebouw’, waarin hij zich uitsprak over hoe een stad er naar zijn idee moest uitzien.

van formaat

Fockema andreae is bij menig Utrechter nog slechts bekend vanwege de bus-

lijn met zijn naam als eindbestemming. toch heeft deze burgemeester aan het

begin van de twintigste eeuw een grote stempel gedrukt op de stad. Vanaf

7 maart tot begin mei 2008 is er een dubbeltentoonstelling over deze opmer-

kelijke burgervader in het Centraal Museum en architectuurcentrum aorta.

Een burgemeester

Page 22: GM · 2014. 12. 27. · 4 GM KWADRAAT GESCHIEDENIS GEOGRAFIE MONUMENTEN MUSEA In de periode 1750-1900 vindt een fundamentele verandering plaats in het denken over de natuur. Na de

22

tabaksdoos

GM KWADRAAT GESCHIEDENIS GEOGRAFIE MONUMENTEN MUSEA

Mar

ijke

van

den

Heu

vel

Cu

ltu

urh

isto

rie

/Mo

nu

me

nte

n U

tre

cht

wen, het is best aannemelijk. Deze wijk werd

immers gekenmerkt door kleine bedrijvigheid

van bijvoorbeeld een oude melkinrichting aan

de Kapelstraat of een Cadillac-garage aan het

begin van de Goedestraat. Maar niets is min-

der waar. De radiateurenfabriek is in 1907 door

J.A. van Reijsen ontworpen als kerk voor de

Hersteld Apostolische Zendingsgemeente en

heette in de volksmond De Oude Tabaksdoos.

De naam slaat vermoedelijk op de vorm van het

gebouw met de afgekante hoeken, kenmer-

kend voor een tabaksdoos, die vaak in het vest

of de binnenzak gedragen werd. De galerij in

het interieur was waarschijnlijk bedoeld voor

de vrouwen van deze zendingsgemeente, die

vanaf deze plek de diensten van dichtbij kon-

den volgen, terwijl ze toch gescheiden konden

staan van de mannelijke gemeenteleden. Voor

de wand waar geen galerij is, stond waarschijn-

lijk de voorganger van het kerkje. Volgens de

huidige eigenares, die het gebouw heeft ver-

bouwd tot een stedelijke binnentuin met een

grote opening in het dak, heeft het niet lang

als kerk gediend. Voordat Bloksma zijn radiateu-

renfabriek begon, is het gebouw eerst nog in

gebruik geweest als taxicentrale en als deegwa-

renfabriek. Een veelbewogen geschiedenis dus

voor een gebouw dat nu een oase van rust is. •

Gelegen op de kop van een woonblok tussen de

Kapelstraat, de Obrechtstraat en de Gildstraat

heeft het gebouw een symmetrische opbouw.

In zowel de Kapelstraat als de Obrechtstraat

zijn twee grote laadpuien, beide met een sta-

len latei met rozetten. Opvallend is het grote

aantal vensters en de eenvoudige architectuur

met decoratie in de vorm van sierbanden in het

metselwerk. Boven de vensters op de begane

grond is een strook van het metselwerk blauw

geverfd. Gaat daaronder misschien de naam

van de oorspronkelijke fabriek schuil?

Een foto uit 1976 geeft het geheim prijs: Stol-

wijk b.v. RADIATEURENFABRIEK. Uit bouwte-

keningen blijkt dat het gebouw in 1935 ook

al als radiateurenfabriek werd geëxploiteerd

door R. Bloksma uit Amsterdam. Op de begane

grond bevonden zich een klein kantoor en een

grote werkvloer met onder meer een aam-

beeld, een lasapparaat, een boormachine en

een pomp met een ketel. Een eerste verdieping

was er niet, maar wel een galerij aan drie zijden

van het gebouw. Daar stonden het vertinbad

en de radiateurenwals. Stolwijk b.v. herstelde

en fabriceerde koelelementen voor auto’s.

Een radiateurenfabriek aan de rand van de

negentiende-eeuwse woonwijk Wittevrou-

Foto links:De huidige eigenaars heb-ben de radiateurenfabriek kortgeleden verbouwd tot een stedelijke binnentuin.

Foto rechts:Een foto uit 1976 geeft de naam prijs van het bedrijf dat op dat moment daar gevestigd was.

Foto onder:De gevel van het pand op de kop van de Kapelstraat geeft noch de huidige noch de oorspronkelijke functie prijs.

Sommige gebouwen geven in hun uiterlijk niets prijs over hun oorspronkelijke functie. De aanblik van de

gevels en ook historische foto’s zetten de toeschouwer op een volledig verkeerd spoor. Dat bleek afgelo-

pen zomer toen voor de inventarisatie van het industriële erfgoed binnen de gemeente Utrecht de wijk Wit-

tevrouwen werd bezocht. Het gebouw Kapelstraat 103 sprong meteen in het oog: dat moest wel een oude

werkplaats zijn.

De Oude

Page 23: GM · 2014. 12. 27. · 4 GM KWADRAAT GESCHIEDENIS GEOGRAFIE MONUMENTEN MUSEA In de periode 1750-1900 vindt een fundamentele verandering plaats in het denken over de natuur. Na de

23

NUMMER 29 LENTE 2008

Aan de Bemuurde Weerd en de Gruttersdijk

staat een aantal karakteristieke panden, die in

de negentiende eeuw dienst deden als heren-

huis met bijbehorend koetshuis. Was dit ge-

biedje aan de rand van de binnenstad lange

tijd een plek waar veel bedrijven en kantoren

gevestigd waren, het laatste decennium vindt

er een grote verandering plaats. Bedrijven ma-

ken plaats voor woningbouw, soms in combi-

natie met (bestaande) kantoren. Omdat een

aantal panden monument is, wordt tijdens de

planvorming altijd een onderzoek ter plekke

gedaan door medewerkers van Monumenten-

zorg. Ditmaal was het de beurt aan de panden

Gruttersdijk 25-26. Aan de buitenkant echte

koetshuizen en van binnen vooral hoge, lege

ruimten met een verdieping erin. Met behulp

van een ladder werd de zolder van nummer 26

bekeken: een verlaten ruimte met her en der

achtergelaten spullen. Een oud schrift dat op

de grond lag trok de belangstelling. Het bleek

een kasboekje te zijn van een bedrijf met de

naam Jongerius. Nu is dit een bekende naam

in het Utrechtse en behoort tot op de dag van

vandaag aan een grote familie met vele ver-

takkingen. Juist de laatste twee jaar staat met

name de ‘villa Jongerius’ veel in de belangstel-

ling: het prachtige woonhuis uit 1938 van Jan

Jongerius aan de Kanaalweg, oprichter van de

N.V. Ford Jongerius. Aan welk bedrijf dit kas-

boek precies toebehoorde was niet onmid-

dellijk duidelijk, maar de naam Jongerius was

interessant genoeg om het in de achterzak te

steken. Er bleek nog meer te liggen: een aantal

kasboeken uit de periode 1932 tot 1952, inclu-

sief die uit de jaren 1940-1945. Een eerste blik

leert dat het vooral gaat om levering van pro-

ducten aan alle mogelijke bedrijven in Utrecht

en daarbuiten. Vele bekende namen komen er

in voor: Lumax, Hoeijenbosch, Lekkerkerker,

De Volkskrant, Bredero’s Bouwbedrijf, de ge-

broeders Staffhorst tot en nog in 1944 met de

Koninklijke Shell.

Een snelle blik in enkele adresboeken leert

dat er alleen in 1940 sprake was van een J.A.

Jongerius, wonende op de Bemuurde Weerd

O.Z.13bis, het woonhuis dat hoort bij de Grut-

tersdijk 25-26. Het adresboek slaat de oorlog

over en begint weer in 1952, maar dan is er

geen spoor meer van een Jongerius aan de

Bemuurde Weerd of de Gruttersdijk. Voorlopig is

het nog een raadsel hoe deze stukken hier ge-

komen zijn en van welk bedrijf het is geweest.

Maar wie weet, is er wel een interessante

bron ontdekt voor een publicatie die op korte

termijn over Jan Jongerius geschreven gaat

worden... •

vondstBij bouwhistorisch onderzoek komen naast bouwsporen soms hele andere zaken aan

het licht. Zelfs in onbewoonde staat blijken panden vaak nog gevuld met allerlei ach-

tergebleven ‘rommel’. Een bron van lering en vermaak voor wie er oog voor heeft.

IntrigerendeB

etti

na

van

San

ten

Cu

ltu

urh

isto

rie

/Mo

nu

me

nte

n U

tre

cht

Foto boven:Soms blijken er historisch gezien waardevolle dingen tussen de achtergebleven spullen in leegstaande panden.

Foto onder:Kasboeken van een bedrijf van de Utrechtse familie Jongerius.

Page 24: GM · 2014. 12. 27. · 4 GM KWADRAAT GESCHIEDENIS GEOGRAFIE MONUMENTEN MUSEA In de periode 1750-1900 vindt een fundamentele verandering plaats in het denken over de natuur. Na de

24

GM KWADRAAT GESCHIEDENIS GEOGRAFIE MONUMENTEN MUSEA

Net

tie

Sto

pp

elen

bu

rg H

et

Utr

ech

ts A

rch

ief

Speciaal voor het onderwijs Omdat Het Utrechts

Archief vooral ook scholen wil uitnodigen om de ‘ge-

schiedenis dichtbij’ te leren kennen, heeft het archief

een ultramoderne educatieve ruimte ingericht waar

(school)groepen actief aan de slag kunnen met diverse

lesprogramma’s.

Met ingang van het schooljaar 2008-2009 biedt Het

Utrechts Archief op deze bijzondere locatie een nieuw

pakket programma’s aan voor het basisonderwijs en het

voortgezet onderwijs.

Speuren in Ruimte en tijd Voor de groepen 5-6

en 7-8 van het basisonderwijs zijn twee programma’s

ontwikkeld die aansluiten op de kerndoelen Ruimte en

Tijd bij verschillende vensters uit de Nederlandse canon.

Kinderen leren aan de hand van deze programma’s om-

gaan met historische bronnen zoals foto’s en oude kaar-

ten en maken via verhalen over Utrechtse personen en

gebeurtenissen kennis met de verschillende tijdvakken

uit de geschiedenis. Zo speelt in het programma voor

groep 5-6 de weesjongen Leendert Stuuroort een grote

rol. Het weeshuis stuurde hem als scheepsjongen naar

de oost en gaf hem zijn uitrusting mee, variërend van

twee goudse kazen tot slaapmutsen. Groep 7-8 kan zich

verdiepen in de Utrechtse helden, van Trijn van Leemput

tot Marco van Basten.

Leren verzamelen en onderzoeken De program-

ma’s voor het voortgezet onderwijs richten zich niet

alleen inhoudelijk op historische thema’s en lokale ge-

Een nieuw huis vol geschiedenis De vaste opstel-

ling geeft een historisch overzicht van Utrecht, stad en

provincie aan de hand van 16 personages uit de Utrecht-

se geschiedenis, die elk hun eigen verhaal vertellen.

Daarnaast markeren bijzondere hoogte- en dieptepun-

ten 2000 jaar Utrecht, waarin ook bekende en minder

bekende plaatsen van betekenis worden uitgelicht. Een

groeikaart toont de ontwikkeling van de stad door de

eeuwen heen. En natuurlijk ontbreken – temidden van

alle interactieve toepassingen – ook de topstukken uit

de collectie niet.

De rijke historie van de locatie zelf, die gaat van middel-

eeuwse Paulusabdij tot en met het Paleis van Justitie,

wordt ook belicht. Hierbij spreken de oude muren boek-

delen, in de meest letterlijke betekenis.

Zelf aan de slag Bezoekers kunnen zelf hun eigen

spoor terug volgen: met een digitale vingerafdruk kun-

nen gaandeweg leuke weetjes worden ‘verzameld’,

samengebracht tot een persoonlijke historische krant,

die na afloop van het bezoek naar huis kan worden ver-

zonden of ter plaatse uitgeprint.

Naast de permanente opstelling zijn er wisselexposities,

een filmzaal voor vertoning van historische films, een

studiezaal voor onderzoekers genealogie en huizenon-

derzoek, een auditorium voor bijeenkomsten en activi-

teiten en een geschiedeniswinkel. Het Utrechts Archief

ontwikkelt rond de permanente presentatie en wissel-

exposities een activiteitenprogramma.

van UtrechtHet leukste leslokaal In juni 2008 opent Het Utrechts archief zijn nieuwe bezoekerscentrum, gelegen in de historische

binnenstad van Utrecht. Met dit nieuwe huis – vol van Utrechtse geschiedenis –wil het archief met

name ook jongere bezoekers verleiden met het verleden. aan de hand van multimediale presenta-

ties kan jong en oud zelf ondervinden hoe spannend en dichtbij geschiedenis kan zijn, vooral als je

zelf actief op zoek gaat. Men kan Utrecht binnenstappen en proeven van wat het archief hierover

kan laten zien en horen.

Page 25: GM · 2014. 12. 27. · 4 GM KWADRAAT GESCHIEDENIS GEOGRAFIE MONUMENTEN MUSEA In de periode 1750-1900 vindt een fundamentele verandering plaats in het denken over de natuur. Na de

25

LEERLINGEN VERDIEPEN ZICH IN UTRECHTSE HELDEN,

VAN tRIJN VaN LEEMPUt TOT MaRCO VaN BaStEN.. .

Het leukste leslokaal

NUMMER 29 LENTE 2008

Page 26: GM · 2014. 12. 27. · 4 GM KWADRAAT GESCHIEDENIS GEOGRAFIE MONUMENTEN MUSEA In de periode 1750-1900 vindt een fundamentele verandering plaats in het denken over de natuur. Na de

26

De leerlingen uit 4 havo en 4-5 vwo kruipen in de huid

van de echte historicus. Rond een onderzoeksvraag als

industrialisatie in Utrecht in de negentiende eeuw of de

opvang van vluchtelingen onderzoeken ze in groepjes

historische bronnen. Ook voor een zelfstandig onder-

zoek, bijvoorbeeld voor het profielwerkstuk geschiede-

nis, zijn leerlingen van 5 havo en 6 vwo bij Het Utrechts

Archief aan het goede adres.

Een kijkje vooraf? In de periode mei-juni worden de

onderwijsprogramma’s getest. Voor de programma’s van

de basisscholen hebben zich al veel scholen opgegeven,

voor de programma’s voor het voortgezet onderwijs

zoeken wij nog enkele testscholen. Heeft u belangstel-

ling om met uw klas een bijzondere geschiedenisles

‘mee te maken’? Wilt u meer informatie of alvast reser-

veren voor schoolbezoeken vanaf september 2008? •

schiedenis, maar zijn vooral bedoeld om leerlingen te

leren informatie te verzamelen, met historische bronnen

om te gaan en te interpreteren en de vondsten uit hun

(onder)zoektocht vorm te geven in een heldere verslag-

legging.

Leerlingen van het vmbo en onderbouw havo-vwo vol-

gen bijvoorbeeld de historische ontwikkeling van ‘ar-

beid’ vanaf de Middeleeuwen en verzamelen uit de

expositie informatie voor een digitale krant. Met een

praktische workshop zegels maken, komen ze nog dich-

ter bij de bron van de gilden. Leerlingen uit onderbouw

vwo en 4 havo proeven aan de historische reportage,

waarbij ze er in het archief op uit gestuurd worden om

rond verschillende historische thema’s zoals ‘nijverheid

en industrie’, ‘protesten door de eeuwen’ heen of ‘mis-

daad’, als verslaggever te werk te gaan. Hun werk wordt

gepubliceerd in een digitale krant.

Voor meer informatie kunt

u contact opnemen met:

Het Utrechts Archief / afdeling Educatie,

Nettie Stoppelenburg,

telefoon (030) 286 66 82

of [email protected]

De uitrusting van Leendert Stuuroort.Het weeshuis stuurde hem als scheepsjongen naar de oost en gaf hem zijn uitrusting mee, variërend van twee goudse kazen tot slaapmutsen.

GM KWADRAAT GESCHIEDENIS GEOGRAFIE MONUMENTEN MUSEA

Page 27: GM · 2014. 12. 27. · 4 GM KWADRAAT GESCHIEDENIS GEOGRAFIE MONUMENTEN MUSEA In de periode 1750-1900 vindt een fundamentele verandering plaats in het denken over de natuur. Na de

27

Flo

ort

je t

uin

stra

He

t U

tre

chts

Arc

hie

f

door de bewaarders van de Openbare registers en

Hypotheken. In de provincie Utrecht bevonden zich

twee kantoren van bewaring: één in Utrecht en één in

Amersfoort. Enigszins verwarrend wordt de bewaarder

meestal kortweg als Hypotheekbewaarder aangeduid,

terwijl hij toch heel wat meer bewaart dan uitsluitend

hypotheekakten. In 1838 werden de kantoren van de

Hypotheekbewaarders samengevoegd met de kantoren

van bewaring van het Kadaster, die sinds 1832 operatio-

neel waren.

Waarom pas sinds 1832 en niet sinds 1811? Van elke

grondeigenaar moest bekend zijn hoeveel grond hij

bezat en wat daarvan de belastbare opbrengst was. Dat

was makkelijker gezegd dan gedaan. Eerst moest name-

lijk het hele land in kaart worden gebracht en worden

opgedeeld in percelen. Dit gebeurde per gemeente

met behulp van driehoeksmeting. Vervolgens moest de

belastbare opbrengst worden geschat en worden vast-

gesteld wie de eigenaar op dat moment was. Deze hele

operatie duurde van 1811 tot 1832. Toen was de basis

ARCHIEVEN VAN HET

Het Kadaster en de Openbare registers stammen evenals

een deel van onze wetgeving, het decimale stelsel, de

bevolkingsregisters en de burgerlijke stand in oorsprong

uit de Franse Tijd. In Nederland werd in 1812 de Franse

kadasterwetgeving van kracht. Het eerste achterliggen-

de doel was het vormen van een heldere grondslag voor

de heffing van grondbelasting. Het tweede doel was om

voor iedereen inzichtelijk te maken wie op een bepaald

moment eigenaar van een bepaald perceel was en of er

hypotheek op berustte.

Wie onroerend goed koopt of verkoopt kan er niet

omheen. De notaris is verplicht elke koopakte en hypo-

theekakte bij het Kadaster in te laten schrijven in de

Openbare Registers. Het eerste doel hiervan is dat elke

belanghebbende kan nagaan of iemand die beweert de

eigenaar te zijn van een bepaald perceel dat ook daad-

werkelijk is. Ook kan een bank zien of op een bepaald

huis al hypotheek berust, zodat er niet onverhoeds een

dubbele wordt afgesloten. De registers met de akten

worden sinds 1811 per Arrondissement bijgehouden

NUMMER 29 LENTE 2008

Sinds augustus 2007 zijn op de studiezaal

van Het Utrechts archief de archieven

van de Dienst voor Kadaster en de Open-

bare Registers uit de periode 1832-1987

beschikbaar. Een gouden bron voor

huizen onderzoek of lokaal-historisch on-

derzoek. Maar ook eentje waar je de tijd

voor moet nemen en moet oppassen on-

derweg niet de draad kwijt te raken.

Page 28: GM · 2014. 12. 27. · 4 GM KWADRAAT GESCHIEDENIS GEOGRAFIE MONUMENTEN MUSEA In de periode 1750-1900 vindt een fundamentele verandering plaats in het denken over de natuur. Na de

28

GM KWADRAAT GESCHIEDENIS GEOGRAFIE MONUMENTEN MUSEA

voor het Kadaster klaar. De in 1832 geldende situatie

werd visueel op kaart vastgelegd op de Oorspronkelijke

Minuutplans en cijfermatig in de Oorspronkelijke Aanwij-

zende Tafel (OAT).

Aan de Oorspronkelijke Minuutplans en de Oorspronke-

lijke Aanwijzende Tafels mocht niets gewijzigd worden.

Maar uiteraard veranderde er regelmatig iets in de situ-

atie. Stukken grond werden doorverkocht aan een ander,

of er veranderde iets aan de omvang of de bebouwing

van het perceel.

Dat moest natuurlijk wel ergens worden bijgehouden.

Hiervoor werd een heel stelsel van registers ontwikkeld,

waarvan de Kadastrale legger de belangrijkste was. Alle

overige registers verwijzen op de een of andere manier

hiernaar terug. Van elke gemeente werd een aparte

legger bijgehouden. In deze legger kreeg elke eigenaar

of andere rechthebbende een eigen artikelnummer,

vergelijkbaar met een ID-nummer van een record in een

moderne database.

Het artikel, dat minimaal een hele bladzijde besloeg,

bevatte behalve naam, beroep en woonplaats van

de eigenaar, een lijst van alle percelen die hij in die

gemeente bezat. In de kolommen erachter stond

aangegeven op grond van welke akte in de Openbare

Registers hij het perceel verkregen had, hoe groot het

was, wat de belastbare opbrengst was en of er verande-

ringen hadden plaatsgevonden. Voor de details van de

veranderingen werd meestal weer verwezen naar allerlei

hulpregisters. Als een verandering impliceerde dat het

oppervlak van een perceel veranderde, bijvoorbeeld

doordat er maar een klein stukje van werd verkocht,

moest het perceelnummer worden gewijzigd. De beide

helften konden immers niet onder hetzelfde nummer

verder gaan. Ze kregen allebei een geheel nieuw num-

mer. Het perceel op het artikel werd dan in zijn geheel

doorgestreept. Vervolgens werd het onderaan het lijstje

weer bijgeschreven, onder vermelding van het nieuwe

nummer en de nieuwe oppervlakte. Ook geheel nieuw

verworven percelen werden onderaan het lijstje bijge-

schreven. Heel belangrijk voor het onderzoek naar de

geschiedenis van het eigendom van het perceel zijn de

laatste twee kolommen in een leggerartikel: daarin staan

de verwijzingen naar de artikelnummers van de vorige

eigenaar (‘waaruit getrokken”) en de volgende eigenaar

(“waarheen overgebracht”).

Een perceel is zo door de tijd heen te volgen, van heden

naar verleden en eventueel ook andersom. De leggers

zijn tot midden jaren tachtig van de twintigste eeuw op

papier bijgehouden. Het Kadaster schakelde toen over

op een geautomatiseerd systeem: het AKR. Het artikel-

nummer als verbindende schakel kwam te vervallen.

De oude leggers en de nadere toegangen op perceels-

nummer, alsmede een aantal hulpregisters, zijn nu in

gescande vorm raadpleegbaar op de studiezaal van Het

Utrechts Archief. De registers met koopakten moeten

vooralsnog in origineel uit het depot worden gehaald.

De ervaring leert dat wie het systeem eenmaal door-

heeft, al snel verslaafd raakt. Van de ene eigenaar spring

je naar de vorige, steeds verder terug in de tijd. Als

kadasteronderzoeker ben je voor je het weet even gretig

als een stamboomonderzoeker. Met kleine stapjes kom

je steeds meer te weten over het lapje grond van jouw

speciale interesse. Onderweg moet je echter wel steeds

goed aantekeningen maken. Voor je het weet heb je bij

het goochelen met cijfertjes een perceelnummer met

een artikelnummer verwisseld of zit je in het Arrondis-

sement Utrecht te kijken in plaats van in het Arrondis-

sement Amersfoort. Met weer even een stapje terug is

dit vaak snel opgelost. Met de fiscale historie van het

kadaster in het achterhoofd kunnen we zeggen: makke-

lijker kunnen we het niet maken, leuker wordt het altijd,

hoe langer je er mee bezig bent!

De Werkgroep kadastrale atlas provincie Utrecht werkt

sinds 1995 aan de uitgave van deze oorspronkelijke

minuutplans en de OATs. In de reeks zijn ondertussen

15 delen verschenen met per gemeente een uitgebreide

lokaal-historische inleiding. De reeks wordt in de toe-

komst op internet voortgezet. Een landelijke site voor de

raadpleging van Oorspronkelijke Minuutplans en OAT’s

is www.WatWasWaar.nl. •

Page 29: GM · 2014. 12. 27. · 4 GM KWADRAAT GESCHIEDENIS GEOGRAFIE MONUMENTEN MUSEA In de periode 1750-1900 vindt een fundamentele verandering plaats in het denken over de natuur. Na de

29

Wist u dat...• Het kadaster alleen eigenaren registreert en geen bewoners? Daarvoor moet u in een adresboek of bevolkingsregister zijn.

• Het kadaster met secties en perceelnummers werkt en niet met adressen?

• Je via www.kadaster.nl makkelijk aan een actueel perceelnummer kunt komen?

• Van de Hypotheekbewaarder nauwelijks registers van hypotheekakten bewaard zijn gebleven maar vooral registers van

akten van eigendomsovergang (‘koopakten’)?

Het archief van het kadaster is een prachtige bron voor het beschrijven

van oude foto’s. In het voorjaar van 2008 komt in Oudewater weer een

nieuw fotoboekje uit met foto’s van de negentiende-eeuwse fotograaf

E.C. Rahms. Voor het schrijven van de teksten is veel gebruik gemaakt van

het kadasterarchief.

Deze foto is genomen vanaf de Donkere Gaard in de richting van de Kromme Haven.

Het water is de Linschoten, die binnen Oudewater wordt aangeduid als ‘de Haven’.

Over de Haven is een boogbruggetje zichtbaar. In de overlevering is dat bekend als het

bruggetje van Van Aelst die op deze manier naar zijn pakhuizen aan de Donkere Gaard

ging. Maar waar woonde deze Van Aelst en was dit misschien de geschiedschrijver Van

Aelst?

In Oudewater woonden in de negentiende eeuw drie generaties Adrianus Cornelis van

Aelst. De oudste was als gepensioneerd kapitein naar Oudewater gekomen. Zijn zoon

Adrianus Cornelis (1808-1871) was daar geboren. Van Aelst sr. woonde aan de Markt

en bezat daar de percelen 544, 545 en 546, het huidige Markt Oostzijde 10. Voor zijn

zoon kocht hij de percelen 647 en 648 aan de Leeuweringerstraat, met een tuin die

strekt tot de Haven. Het gaat om het huidige perceel Leeuweringerstraat 43. A.C. van

Aelst was koopman van beroep en bezat een pakhuis op een achterterrein van de

Donkere Gaard, precies in het verlengde van zijn tuin. De derde Adrianus Cornelis van

Aelst (1835-1915) werd in het huis aan de Leeuweringerstraat geboren en liep als kind

ongetwijfeld vaak over dit bruggetje. Hij was net als zijn vader koopman, maar was ook

actief als wethouder. Bovendien had hij een grote belangstelling voor de geschiedenis

van zijn geboortestad en hij publiceerde in 1893 de ‘Schets der staatkundige en ker-

kelijke geschiedenis en van den maatschappelijken toestand der stad Oudewater’, een

geschiedenis van Oudewater tot het jaar 1575.

Vroeger was er heel wat industrie in de binnenstad die we tegenwoordig als uitermate

hinderlijk zouden ervaren. Zo is op deze foto één van Oudewaters oudste grutterijen

te zien. Links het woonhuis van de grutter, perceel 1059, en perceel 1060, daarnaast,

met de openstaande luiken, is de grutterij. Natuurlijk is er wel het één en ander aan

verbouwd sinds de zeventiende eeuw, toen Marten Eymbertse hier grutter was. Dat

geldt ook voor het buurpand, rechts van het midden. Dat is een samenvoeging van de

panden van de vroegere Bank van Lening: de twee oude gevels zijn samengevoegd

en bepleisterd.

In de negentiende eeuw was Martinus Verkleij grutter op deze plaats als opvolger

van zijn vader en grootvader. Na zijn dood in 1866 erfde zijn dochter het complex.

Zij verkocht het en in de daarop volgende jaren veranderde de grutterij nogal eens

van eigenaar. Geen van de eigenaren was grutter van beroep en zij hadden meestal

veel onroerend goed in eigendom. Dat geeft aan, dat het pand moet zijn verhuurd. In

1913 kocht graanhandelaar Hendrik Schouten de grutterij. Hij liet het pand verbouwen

tot woonhuis. Drie van zijn ongehuwde kinderen, waaronder de schilder en historicus

Johan Schouten, hebben hier tot aan hun overlijden gewoond.

CursussenEen klein beetje makkelijk maken we het wel, namelijk door het organiseren van cursussen. De cursus in maart en april is reeds

volgeboekt, maar in het najaar zal er weer een worden georganiseerd.

Page 30: GM · 2014. 12. 27. · 4 GM KWADRAAT GESCHIEDENIS GEOGRAFIE MONUMENTEN MUSEA In de periode 1750-1900 vindt een fundamentele verandering plaats in het denken over de natuur. Na de

30

lieke bouwkunst, de moderne hervormde

architectuur en de antroposofische wijze van

bouwen.

Waar gaan we heen? Een van de te be-

zoeken gebouwen is de Vrije Hogeschool

Antropia aan de Hoofdstraat in Driebergen,

ontworpen door J. Risseeuw in 1979. Hier be-

gint en eindigt de excursie. Twee andere voor-

beelden van antroposofische bouwkunst zijn

het nabijgelegen kantoor van de Triodosbank

aan de Utrechtseweg in Zeist en het gebouw

van het Wereldnatuurfonds aan de Drieberg-

seweg, eveneens in Zeist. Beide zijn van de

hand van architect Thomas Rau. Ook bezoe-

ken we de Rafaelkerk, het kerkgebouw van de

De Utrechtse commissie van de Bond Heem-

schut heeft in het kader van het landelijk jaar-

thema 2008 ‘religieus erfgoed’ gekozen voor

een excursie naar een aantal jonge religieu-

ze monumenten aan de oostkant van de stad

Utrecht op zaterdag 5 juli 2008. De excursie is

ook open voor niet-leden. De selectie van de te

bezoeken objecten is extra interessant omdat

zij tegelijkertijd een bijzonder licht werpt op de

discussie rond de lijst met mogelijke wederop-

bouwmonumenten van minister Plasterk.

Het naoorlogse verzuilde Nederland heeft

zich in zijn religieuze bouwkunst op heel veel

verschillende manieren uitgedrukt. In de Bilt,

Driebergen en Zeist zijn dat de rooms-katho-

De Utrechtse commissie van de Bond Heemschut heeft in het kader van het landelijk jaarthema 2008

‘religieus erfgoed’ gekozen voor een excursie naar een aantal jonge religieuze monumenten aan de

oostkant van de stad Utrecht op zaterdag 5 juli 2008. De excursie is ook open voor niet-leden.

Mar

tha

de

Wit

Bo

nd

He

em

sch

ut

EXCURSIE NAAR JONGE

religieuzemonumenten

Page 31: GM · 2014. 12. 27. · 4 GM KWADRAAT GESCHIEDENIS GEOGRAFIE MONUMENTEN MUSEA In de periode 1750-1900 vindt een fundamentele verandering plaats in het denken over de natuur. Na de

31

christengemeenschap aan de Van Tetslaan in

Zeist, door architect Henk Hupkes in 1963 in

dezelfde antroposo fische stijl gebouwd.

Sterk contrasterend daarmee zijn de rooms-

katholieke Michaelkerk aan de Biltse Kerklaan

(architect gebr Koldewey, bouwjaar 1954) en

de hervormde Thomaskerk van Marius Duintjer

uit 1961, gelegen aan de Oranje Nassaulaan

in Zeist. De Biltse Michaelkerk grijpt terug op

de vroegchristelijke basiliekvorm met een van

rondbogen voorzien voorgevelfront en –aan

het einde van de kerkzaal- een halfcirkelvor-

mig apsis. Bijzonder is dat deze kerk in de

plaats is gekomen van een neogotische voor-

ganger uit de negentiende eeuw.

De Thomaskerk in Zeist is een gaaf voorbeeld

van de bijna ascetische wijze waarop de her-

vormden met hun kerkgebouwen omgingen.

Iedere verwijzing naar kerkenbouw uit het ver-

leden is vermeden: de bouwmaterialen zijn

als het ware ruimte en licht; alleen een op het

christelijke kruis geïnspireerde houtplastiek

buiten de kerk duidt op de religieuze functie

van het gebouw.

Het Antropiagebouw in Driebergen en de Ra-

faelkerk in Zeist echter zijn doordesemd van

de antroposofische symboliek; het zijn beide

als het ware driedimensionale plastieken, die

in situering en oriëntatie, maar evenzeer in de

plattegrond, in de gevels en in de detaillering

het antroposofische gedachtegoed verhevigd

uitdrukken.

Al met al logenstraft een korte rondgang langs

deze gebouwen de gedachte dat de architec-

tuur van de tweede helft van de twintigste

eeuw gespeend zou zijn geweest van spiritu-

ele inspiratie. Deze gebouwen, alle te jong om

op de monumentenlijst van het Rijk te prijken,

zijn toch zeker monumentaal te noemen.

Kenmerkend voor de grote veranderingen in

monumentenland is het feit dat alle vier ge-

bouwen wel door de betrokken gemeenten

zijn aangemerkt als gemeentelijk monument.

Kennelijk zijn de gemeenten zich van hun ver-

antwoordelijkheid voor de jonge bouwkunst

beter bewust dan de rijksoverheid dat kan zijn.

aanmelden Belangstellenden kunnen zich tot 1 juni 2008

per e-mail aanmelden bij het secretariaat van

de Bond Heemschut in Utrecht:

[email protected].

Aanmelden per post kan ook:

Heemschut Utrecht H.F. Kuiper, Mijzijde 49,

3471 GP Kamerik. De inschrijving stopt bij

honderd deelnemers.

De kosten voor deze excursie bedragen 39,50

euro p.p. (inclusief lunch en vervoer naar de

objecten per touringcar). Dit bedrag svp over-

maken naar giro 2096263 tnv Heemschut

Utrecht te Zeist.

Na binnenkomst van aanmelding en het ver-

schuldigde bedrag wordt het gedetailleerde

programma toegezonden. •

NUMMER 29 WINTER 2008

foto’s linkerpagina:Vrije Hogeschool Antropiain Driebergen

foto geheel boven:Hervormde Thomaskerk in Zeist

foto boven:Rafaelkerk in Zeist

Page 32: GM · 2014. 12. 27. · 4 GM KWADRAAT GESCHIEDENIS GEOGRAFIE MONUMENTEN MUSEA In de periode 1750-1900 vindt een fundamentele verandering plaats in het denken over de natuur. Na de

Ben Remie heeft opnieuw een boekje geschreven over de ge-

schie d enis van Vreeswijk. Dit keer is het onderwerp de Handels-

kade, een middenstandersgebied dat ontstond na de aanleg van

het Merwedekanaal. Toen werd de oude sluis bij Vreeswijk, het

economisch hart van het dorpje, buiten gebruik gesteld en werd

de scheepvaart via het nieuwe kanaal en een nieuwe sluis rich-

ting de Lek geleid.

De schuttijden waren, door de enorme drukte (het kanaal was

een van de belangrijkste binnenvaartroutes door Nederland),

lang en dat gaf de schippers de gelegenheid de benen te strek-

ken en met een goed glas wederwaardigheden uit te wisselen.

De vrouwen gingen intussen inkopen doen. Na de aanleg van

het Amsterdam-Rijnkanaal werd het stil rond de sluis bij Vrees-

wijk en stortte de handel in. Het boekje is ingericht als een MIP-

boek: een voor een worden de huizen langs de Handelskade

beschreven. Jammer genoeg ontbreekt een index op namen. De

informatie die is verzameld is waardevol: hopelijk gaat deze uit-

gave dienen als grondstof voor nieuwe artikelen.

In de reeks Utrechtse stadsgeschiedenissen verscheen het lang-

verwachte deel over de scholen in de stad, van de hand van

Bettina van Santen. Van Santen is een van de grote kenners van

de bouwkunst in Utrecht en dit boek geeft een prachtig beeld

van de ontwikkelingen in de scholenbouw vanaf 1800. Feitelijk

weerspiegelt de architectuur van de school ook het denken over

het onderwijs, over opvoeding, over gezondheid maar ook de

financiële en politieke spankracht van de samenleving. Daarmee

geeft het boek niet alleen mooie inkijkjes in de opzet en inde-

ling van scholen, maar ook van het onderwijs zelf. Utrecht blijkt

op het terrein van onderwijsbouw een vooraanstaande rol te

spelen. Beroemde architecten werden gevraagd voor deze stad

schoolgebouwen te ontwerpen, lokale politici stonden op de

bres om de modernste inzichten te vertalen in steen en glas, en

onderwijshervormers kregen de kans te experimenteren met de

indeling van lokalen, gangen, wc’s, hallen en gymnastiekruimtes.

In het boek wisselen historische en moderne foto’s elkaar af en

dat geeft een grappig effect. Een aanrader voor iedereen die ge-

interesseerd is in architectuur, lokale geschiedenis of onderwijs.

Amersfoort lag aan zee is de uitdagende titel van een echte

kroniek van de waterschapsgeschiedenis van het Eemland. Zoals

een kroniek betaamt, is het boek chronologisch opgebouwd en

wordt telkens bij een jaartal een gebeurtenis opgetekend. Zo

worden we door de tijd geleid en zien langzaam het huidige

Eemland vorm krijgen. Dat gebeurt niet als een lineair proces:

soms worden woeste gebieden onttrokken aan de natuur om la-

ter toch weer prijsgegeven te moeten worden aan bijvoorbeeld

het oprukkend zeewater. De rivier de Eem blijkt van vrij recente

datum. Het huidige gebied tussen de Veluwe en de Utrechtse

Heuvelrug moet veeleer gezien worden als een enorm moeras.

Eigenlijk begon dat moeras al bij de huidige Waddeneilanden:

de Zuiderzee was een ondiepe plas, die bij bepaalde wind en

in bepaalde seizoenen gedeeltelijk droog viel. De invloed van

de zee was gering, pas na het vallen van grote gaten tussen de

Waddeneilanden (die vanaf dat moment pas echt eilanden wer-

den) kreeg de zee meer invloed en kwam er een duidelijke getij-

denwerking. Vanaf de A12 bij Woudenberg tot ver in het noor-

den was het Eemland dus een moerassig gebied, met plassen,

zandopduikingen, veengebieden en stroompjes, die nauwelijks

een vaste bedding hadden. Pas nadat het waterpeil begon te

zakken, werden beken en riviertjes gevormd en eerst vanaf dan

kunnen we spreken over de rivier de Eem. Een opvallend nieuwe

interpretatie die veel stof zal doen opwaaien.

Amersfoort, althans het gebied rondom de Eem net buiten de

stad, is opnieuw onderwerp van studie in Het kwartier is om. De

titel slaat op het Eemkwartier, waar al sinds 1850 industrie aan-

wezig is. Het begon met enkele molens, maar daarna versche-

nen zeepfabrieken, een luciferfabriek, een sigarenfabriek, een

linnenweverij en een kleurstoffenfabriek. Rondom die bedrijven

werden arbeiderswoningen gebouwd, die zoals vaak in de peri-

ode aan het einde van de negentiende eeuw, voor de Woning-

wet, van slechte kwaliteit waren. Het boek geeft per periode (het

beslaat de tijd 1850-2000) steeds een algemeen overzicht van

de ontwikkelingen, om vervolgens een aantal individuele bedrij-

ven te beschrijven. Ook enkele biografietjes van kooplieden en

ondernemers ontbreken niet. Het boek is rijk geïllustreerd. Wat

verwarrend zijn de eerste regels van de alinea’s, die vetgedrukt

de indruk wekken van tussenkoppen. Niet altijd dekken ze de

inhoud van het navolgende. De kaarten zijn zeer verhelderend

en de oude foto’s zijn vaak prachtig.

Fred

Vo

gel

zan

g L

and

sch

ap E

rfg

oe

d U

tre

cht

• Margriet Mijnssen-Dutilh, amersfoort lag aan zee, Waterschapskroniek Vallei & Eem 777-1616 isbn 978-80-5479-071-6

• Ben Remie, De Handelskade in Vreeswijk, Ontstaan, bouwers, eigenaars en bewoners• Henk van der Lee, Het kwartier is om, Industrie en bedrijvigheid in het Eemkwartier isbn 90-810296-2-9

• Bettina van Santen, Scholen en schoonheid, tweehonderd jaar Utrechtse basisscholen isbn 978-90-5345-286-8