Globalisering en ongelijkheid in Afrika - De keerzijde van neoliberaal beleid in een verwaarloosd...

27
Globalisering en ongelijkheid in Afrika De keerzijde van neoliberaal beleid in een verwaarloosd continent Roel van Engelen Studentnummer 5796466 30 juni 2008 Schakelprogramma Politicologie

description

Roel van Engelen paper voor het vak Kernmodule Internationale Betrekkingen30 juni 2008

Transcript of Globalisering en ongelijkheid in Afrika - De keerzijde van neoliberaal beleid in een verwaarloosd...

Page 1: Globalisering en ongelijkheid in Afrika - De keerzijde van neoliberaal beleid in een verwaarloosd continent

Globalisering en ongelijkheid in Afrika

De keerzijde van neoliberaal beleid in een verwaarloosd

continent

Roel van Engelen

Studentnummer 5796466

30 juni 2008

Schakelprogramma Politicologie

Kernmodule Internationale Betrekkingen, WG7

Docent: drs. Said Rezaiyan

4775 woorden

Page 2: Globalisering en ongelijkheid in Afrika - De keerzijde van neoliberaal beleid in een verwaarloosd continent

Inhoudsopgave

Inleiding..............................................................................................................2

Exploitatie van slavernij tot onafhankelijkheid: Afrika onder het kolonialisme....4

Integratie van Afrikaanse staten in de wereldeconomie.....................................5

Economische globalisering in Afrika: ongelijkheid en zwakkere staten...............6

Structurele ongelijkheid in de wereldeconomie: de dependencia-these.............9

Politiek gemotiveerde ongelijkheid: Structural Adjustment...............................11

Conclusie...........................................................................................................13

Appendix: overzicht van de onderzochte landen..............................................16

Gebruikte literatuur...........................................................................................17

1

Page 3: Globalisering en ongelijkheid in Afrika - De keerzijde van neoliberaal beleid in een verwaarloosd continent

Globalisering en ongelijkheid in Afrika:

De keerzijde van neoliberaal beleid in een verwaarloosd

continent

Inleiding

Net als de rest van de wereld ziet Afrika, dat al sinds de eerste contacten met

andere continenten kampt met economische problemen als armoede,

ongelijkheid en een gebrek aan duurzame ontwikkeling, zich geconfronteerd met

het proces van globalisering. Het einde van de Koude Oorlog betekende het

begin van de alleenheerschappij van het neoliberale vrijhandelsdiscours, dat op

basis van de positieve resultaten in de rijkste landen tegenwoordig gezien wordt

als universeel recept voor economische ontwikkeling. Onder druk van

internationale financiële instellingen worden Afrikaanse landen aangespoord hun

economieën te openen, hun nationale overheden te verkleinen en zich te

incorporeren in de kapitalistische wereldeconomie. Omdat deze economische

integratie en liberalisering in westerse landen heeft geleid tot duurzame groei en

een ongekende welvaart, is het argument vóór globalisering in de door het

Westen gedomineerde internationale politiek en economie zeer sterk. Binnen dit

argument is echter onvoldoende aandacht voor de keerzijde van globalisering in

ontwikkelingslanden. Globalisering lijkt in het grootste deel van de niet-

geïndustrialiseerde wereld namelijk gepaard te gaan met toenemende

inkomensongelijkheid, zowel binnenlands als internationaal.

Landen in Sub-Sahara Afrika lijken, meer nog dan ontwikkelingslanden in Zuid-

Oost Azië of Latijns Amerika, slachtoffer te worden van de internationale

economische liberalisering die kenmerkend is voor het proces van globalisering.

Hoewel verschillende Afrikaanse landen sinds halverwege de jaren negentig een

netto economische groei realiseren (World Bank 2007: 26) gaat globalisering in

Afrika, anders dan in de rijke industrielanden, hand in hand met groeiende

economische ongelijkheid en een steeds kleinere rol van de overheid in het

faciliteren van sociale voorzieningen. De terugtrekking van de staat uit het

openbare leven ten gunste van de macht van de vrije markt lijkt in Afrika te

leiden tot economische stagnatie, zwakke staten en institutionele structuren,

2

Page 4: Globalisering en ongelijkheid in Afrika - De keerzijde van neoliberaal beleid in een verwaarloosd continent

toenemende honger, armoede en ongelijkheid, en groeiende kansen op

gewelddadige conflicten (Castells 2000: 82-83).

In dit paper wil ik de aandacht vestigen op deze keerzijde van globalisering in

Sub-Sahara Afrika. Ik wil onderzoeken welke verklaringen er te geven zijn voor

het uitblijven van duurzame economische ontwikkeling en welvaart in Afrikaanse

landen binnen de context van globalisering. Dit onderwerp is actueel en

maatschappelijk relevant, omdat te verwachten is dat de opkomst van China en

India als economische grootmachten en de groeiende belangstelling voor

Afrikaanse grondstoffen de economische integratie van Afrika in de

wereldeconomie in de toekomst alleen maar zal versnellen. Het is daarom zinvol

om na te denken over manieren waarop de negatieve gevolgen van globalisering

in Afrika kunnen worden beperkt, zodat Afrika, wellicht in het kielzog van China

en India, kan evolueren van een arm, achtergesteld, gewelddadig en

verwaarloosd continent tot een veelbelovend gebied waar economische

integratie hand in hand gaat met verbetering van de leefomstandigheden van

vijftien procent van de wereldbevolking.

Na een korte introductie op de geschiedenis van de Afrikaanse economie tot de

dekolonisatie en de integratie van Afrikaanse landen in de wereldeconomie, sta ik

stil bij het fenomeen globalisering en ga ik in op de stelling dat globalisering

negatief uitpakt voor economische ontwikkeling en welzijn in Afrikaanse landen.

Ik maak hierbij een eenvoudige statistische vergelijking van de effecten van

globalisering op economische ongelijkheid en overheidsuitgaven aan

welvaartsstaatvoorzieningen, voor enerzijds een representatieve groep van 24

Afrikaanse landen en anderzijds de 30 OESO-landen (zie appendix). Vervolgens

ga ik in op twee mogelijke verklaringen voor de significante verschillen die zich

tussen beide groepen manifesteren: een structurele verklaring die gegeven wordt

door de dependencia-these, en een politiek-economische verklaring, namelijk de

grote invloed van door westerse belangen gedomineerde internationale

financiële instellingen in het macro-economisch beleid van Afrikaanse landen. In

mijn conclusie zoek ik een synthese tussen beide verklaringen en worden enkele

aanbevelingen gedaan om de huidige instabiele, ongelijke en op termijn

onwenselijke situatie duurzaam te verbeteren.

In dit economisch georiënteerde paper hanteer ik een nauwe economische

definitie van de term globalisering, ontleend aan Garrett (2003: 941-942); ik

definieer globalisering als het proces van toenemende internationale integratie

van markten voor goederen, diensten en kapitaal. Met Afrika bedoel ik in dit

3

Page 5: Globalisering en ongelijkheid in Afrika - De keerzijde van neoliberaal beleid in een verwaarloosd continent

paper de landen van Sub-Sahara Afrika, ofwel alle landen ten zuiden van de

Sahara met een oorspronkelijk zwarte bevolking, als onderscheiden van Noord-

Afrika, dat om verschillende redenen tot de regio van het Midden-Oosten

gerekend kan worden.

Exploitatie van slavernij tot onafhankelijkheid: Afrika onder het

kolonialisme

Sinds de eerste contacten met Europeanen is de Afrikaanse geschiedenis er een

geweest van exploitatie door externe machten. De Portugezen waren halverwege

de vijftiende eeuw de eersten die de Afrikaanse kusten verkenden en

handelsposten vestigden; Engelsen, Spanjaarden, Nederlanders, Fransen en

Belgen volgden. Aanvankelijk werd gehandeld in goud, ivoor en kruiden. Later, na

de ‘ontdekking’ van Amerika, kwam hier een bloeiende slavenhandel bij die aan

miljoenen Afrikanen het leven heeft gekost en tevens een bron vormde van grote

rijkdom in Europa.

Vanaf de tweede helft van de negentiende eeuw begonnen de

industrialiserende Europese koloniale machten hun overzeese bezittingen te

consolideren en uit te breiden, waarbij vrijwel de gehele wereld door Europa

geclaimd werd (Gruffydd Jones 2003: 40). De imperialistische concurrentiestrijd

in Afrika is bekend geworden als de ‘Scramble for Africa’. Tijdens de Conferentie

van Berlijn in 1884-1885 verdeelden de Europese mogendheden vrijwel het

gehele Afrikaanse continent in invloedssferen, waarbij de economieën van de

koloniën volledig in dienst gesteld werden van het moederland. Inter-Afrikaanse

handelspatronen werden grotendeels afgebroken; de verbinding met het

moederland werd de belangrijkste externe economische verbinding voor de

koloniën. Afrika bleef voor de kolonisatoren een bron van grondstoffen voor de

groeiende Europese industrie en kende geen lokale industriële ontwikkeling

(Khapoya 1998: 134-143).

Het einde van de Tweede Wereldoorlog markeerde het begin van nationale

bevrijdingsstrijden in door Europese mogendheden gekoloniseerde gebieden.

Onder leiding van een op Europese universiteiten geschoolde koloniale elite, en

gesteund door bewegingen in de moederlanden zelf en de antikoloniale

opstelling van de Verenigde Staten, gingen ook de Afrikaanse koloniën streven

naar zelfbeschikking en onafhankelijkheid. Hoewel de transitie naar

4

Page 6: Globalisering en ongelijkheid in Afrika - De keerzijde van neoliberaal beleid in een verwaarloosd continent

onafhankelijkheid in de meeste gevallen relatief vreedzaam verliep, zijn er ook

enkele bloedige oorlogen uitgevochten met de voormalige kolonisatoren. De

eerste Sub-Sahara Afrikaanse kolonie die haar onafhankelijkheid verkreeg was

Soedan in 1956, het laatste land dat het koloniale juk afwierp was Robert

Mugabe’s Zimbabwe in 1980.

Integratie van Afrikaanse staten in de wereldeconomie

In de eerste jaren na de onafhankelijkheid experimenteerden verschillende

Afrikaanse landen met een socialistisch georiënteerd systeem, waarbij sprake

was van staatsregulering van de economie ter bevordering van economische

groei. Algemeen werd verondersteld dat overheidsregulering van de economie

noodzakelijk was om de onvoorspelbare en grillige effecten van de vrije markt te

beteugelen. Dergelijke experimenten werden mede ingegeven door de

interventionistische traditie van de koloniale tijd, maar vooral ook door

bewondering voor de prestaties van de Sovjet-Unie en China, die enkele decennia

eerder hadden laten zien hoe snel een natie zich met behulp van een

staatsgeleide economie kan omvormen tot een industriële grootmacht. Begin

jaren zeventig konden de meeste nieuwe staten in Afrika dan ook

gekarakteriseerd worden als gemengde economieën, waarin sprake was van een

flinke dosis overheidscontroles zoals tariefmuren, importbeperkingen, controles

op valutahandel, overheidssubsidies en garantieprijzen op basisbenodigdheden,

en een uitgebreide publieke sector (Perkins et al. 2001: 160-161).

In de loop van de jaren zeventig bleek echter dat de Afrikaanse landen niet in

staat waren de socialistische beloften in te lossen en duurzame economische

groei en welvaart te realiseren. De staatsinterventies in de markt bleken niet

goed te werken, de industriële groei achter tariefmuren kwam slecht op gang,

maximumprijzen verminderden de voedselproductie en de uitgebreide publieke

sector leidde tot bureaucratie en corruptie bij het ambtenarenapparaat. In

combinatie met de sterke toename van de buitenlandse schulden als gevolg van

de oliecrises, leidde dit ertoe dat een grote en interventionistische overheid voor

de meeste landen niet langer te handhaven was (Perkins et al. 2001: 161-163).

Neoklassieke westerse ontwikkelingseconomen begonnen te wijzen op de

voordelen van marktgerichte en naar buiten toe georiënteerde economische

5

Page 7: Globalisering en ongelijkheid in Afrika - De keerzijde van neoliberaal beleid in een verwaarloosd continent

ontwikkeling. De kern van deze ideologie was de klassieke aanname dat vrije

marktwerking leidt tot concurrentie, die op haar beurt leidt tot groeiende

productiviteit en efficiënter gebruik van hulpbronnen, kapitaal en arbeid, en

hiermee tot economische groei en welvaart (Perkins et al. 2001: 163-166).

Hoewel het empirisch bewijs voor deze stelling zwak is en vrijhandel zeker niet

de enige voorwaarde is om economische groei te realiseren (ibid: 166-168), is de

neoliberale doctrine van de vrije markt sinds de jaren tachtig verworden tot

universeel recept voor economische ontwikkeling, zowel in rijke landen als in

ontwikkelingslanden. Met de komst van de zogenaamde Structural Adjustment

Programs (SAP’s) begonnen het IMF en de Wereldbank strikte voorwaarden

(conditionalities) te verbinden aan het verstrekken van leningen aan

ontwikkelingslanden, waarbij het neoliberale gedachtegoed grote invloed had.

Veel Afrikaanse landen, die grote schulden hadden opgebouwd bij de

internationale financiële instellingen, werden gedwongen tot een verregaande

liberalisering van hun voorheen gemengde economieën en tot sanering van hun

overheidsuitgaven. De mogelijkheden voor nationale overheden om het

economisch proces te reguleren werden hierdoor sterk beperkt.

Volgens de neoklassieke ontwikkelingseconomie zal een zo min mogelijk

gereguleerde markt er op termijn toe leiden dat elk land zijn economische

productie optimaliseert en zich specialiseert in datgene waarin het een

comparatief voordeel bezit, waardoor volgens de klassieke liberale econoom

Ricardo iedereen in staat wordt gesteld om groei te realiseren binnen zijn eigen

economische niche. De realiteit is echter dat veel ontwikkelingslanden, in het

bijzonder landen in Sub-Sahara Afrika, er sinds hun onafhankelijkheid niet in zijn

geslaagd het economische groeitempo van de rijke geïndustrialiseerde landen bij

te houden; ten opzichte van de Verenigde Staten is het BNP per hoofd in een

groep Afrikaanse landen in de periode 1973-1992 met maar liefst 23 procent

afgenomen (Castells 2000: 74-77). Er is sprake van ongelijke groei en dus van

een toenemende divergentie tussen de economische prestaties van rijke

geïndustrialiseerde landen en die van ontwikkelingslanden, met name de armste

landen in Afrika.

Economische globalisering in Afrika: ongelijkheid en zwakkere staten

Onder globalisering wordt in dit paper het proces van toenemende internationale

integratie van markten voor goederen, diensten en kapitaal verstaan. Deze

6

Page 8: Globalisering en ongelijkheid in Afrika - De keerzijde van neoliberaal beleid in een verwaarloosd continent

integratie wordt in de eerste plaats mogelijk door het wegnemen van politieke

barrières voor internationale handel, ofwel door het toepassen van een liberale

scheiding tussen het politieke en economische domein (Gilpin 1987: 26-27).

Volgens Scholte komt het bestuderen van globalisering in deze definitie feitelijk

neer op een debat over neoliberaal macro-economisch beleid. Aan de ene kant

van dit debat staan de neoliberalen, die stellen dat ‘wereldwijde economische

liberalisering, privatisering, deregulering en fiscale terughoudendheid uiteindelijk

zullen leiden tot welvaart, vrijheid, vrede en democratie voor iedereen’. Aan de

andere kant staan de ‘anti-globalisten’, die tegenwerpen dat een neoliberale

wereldeconomie op basis van het principe van laissez-faire juist leidt tot ‘meer

armoede, ongelijkheid, conflict, vernietiging van cultuur, ecologische schade en

ondemocratische situaties’ (Scholte 2005: 56).1

Binnen het in het Westen dominante discours wordt globalisering over het

algemeen gezien als een onvermijdelijk proces, dat een logisch gevolg is van

technologische ontwikkelingen. Deze ontwikkelingen zouden een enorm

potentieel bieden aan landen die meegaan met het proces van economische

liberalisering; het bewust niet meedoen met globalisering, door de nationale

economie geheel of gedeeltelijk af te sluiten van de internationale, zou juist

enorme economische kosten (opportunity costs of closure) met zich meebrengen

(Garrett 2003: 942-943). Het algemene argument vóór globalisering is de stelling

dat internationale vrijhandel goed is voor economische groei (ibid: 961). Hierbij

lijkt echter vooral gekeken te worden naar de effecten van internationale

handelsliberalisering in westerse landen. Bovendien wordt er te gemakkelijk van

uitgegaan dat economische groei gelijk staat aan stijgende welvaart, en wordt

onvoldoende aandacht besteed aan bemiddelingsfactoren zoals de regulerende

invloed van de nationale staten, die wellicht zelfs een voorwaarde zijn om

economische groei én stijgende welvaart te realiseren in omstandigheden van

internationale vrijhandel.

Opvallend bij het onderzoeken van de correlatie tussen globalisering enerzijds

en binnenlandse ongelijkheid en omvang van de welvaartsstaat anderzijds, is dat

de neoliberale redenering lijkt te kloppen voor OESO-landen, maar dat juist de

‘anti-globalisten’ een sterk argument lijken te hebben als gekeken wordt naar

1 Hoewel Scholte (2005: 59) niet zonder reden pleit voor een bredere en meer integrale benadering van het concept globalisering in termen van ‘toenemende wereldwijde verbondenheid tussen mensen’, is het economische aspect van globalisering juist het element waarin ik in dit paper geïnteresseerd ben. Voor het onderzoeken van de gevolgen van globalisering op de economische situatie van Afrikaanse landen is geen ruimere definitie van globalisering noodzakelijk; ik hanteer dus een louter economische definitie van het begrip.

7

Page 9: Globalisering en ongelijkheid in Afrika - De keerzijde van neoliberaal beleid in een verwaarloosd continent

Afrikaanse landen. In de 30 OESO-landen lijkt globalisering inderdaad te leiden

tot minder ongelijkheid en meer overheidsbemoeienis met het welzijn van de

burgers; in de 24 onderzochte Afrikaanse landen is een tegenovergesteld en

minder gunstig effect te zien. Dit laatste is in lijn met de visie van Castells, die

wijst op een toenemende ongelijkheid en sociale uitsluiting in de wereld als

gevolg van wat hij noemt ‘the rise of informationalism’, en Sub-Sahara Afrika

noemt als een van de regio’s waar het internationale vrijhandelskapitalisme

gepaard gaat met een verslechtering van leefomstandigheden (Castells 2000:

68-69).

In onderstaande strooidiagrammen met regressielijnen (figuur 1 en 2) komt dit

beeld duidelijk naar voren. Op de horizontale as is de mate van economische

globalisering weergegeven voor 2008, waarin enerzijds internationale handel,

buitenlandse directe investeringen (FDI) en portfolio-investeringen, en anderzijds

handelsbeperkingen in de vorm van importrestricties, tariefmuren, belastingen

op internationale handel en controles op kapitaalverkeer zijn opgenomen (KOF

Index of Economic Globalization, zie Dreher 2006). Op de verticale as zijn

metingen weergegeven voor allereerst binnenlandse economische ongelijkheid,

uitgedrukt in de Gini-coëfficiënt, waarbij een hogere waarde staat voor meer

ongelijkheid (figuur 1), en voor overheidsuitgaven aan sociale zekerheid en

welvaartsstaat, als percentage van het BNP (figuur 2) (Burgoon 2008).

Figuur 1. Correlatie tussen mate van economische globalisering en binnenlandse

economische ongelijkheid (Gini-coëfficiënt).

8

Page 10: Globalisering en ongelijkheid in Afrika - De keerzijde van neoliberaal beleid in een verwaarloosd continent

Figuur 2. Correlatie tussen mate van economische globalisering en overheidsuitgaven

aan de welvaartsstaat (% BNP).

Het is duidelijk dat globalisering in Afrika gepaard gaat met een grotere

ongelijkheid en niet met een grotere rol van de overheid in het verstrekken van

welvaartsstaatvoorzieningen. In OESO-landen blijkt globalisering juist positief te

correleren met de omvang van de welvaartsstaat en negatief met

inkomensongelijkheid. Dit resultaat verschilt enigszins met dat van Castells

(2000: 79-80) die, waarschijnlijk op basis van andere data of rekenmethoden,

concludeert dat historisch gezien ook in OESO-landen de ongelijkheid de laatste

decennia toeneemt. Een verklaring voor dit verschil valt helaas buiten het bestek

van dit paper, maar verdient zeker de aandacht in toekomstig onderzoek.

De suggestie, dat een zekere mate van overheidsbemoeienis met de economie

noodzakelijk is om een meer gelijke verdeling van de welvaart te realiseren,

dringt zich op. In OESO-landen gaat globalisering gepaard met een grotere rol

van de overheid in de welvaartsstaat, en het lijkt mede hierdoor te zijn dat deze

landen er beter in slagen de binnenlandse ongelijkheid terug te dringen. De

overheden van Afrikaanse landen anderzijds beschikken over het algemeen over

onvoldoende middelen, autonomie en legitimiteit, en zijn hierdoor slechter in

staat om met macro-economisch beleid de binnenlandse ongelijkheid te

beperken.

Op basis van bovenstaande figuren lijkt de conclusie gerechtvaardigd dat

globalisering zonder overheidsregulering leidt tot meer binnenlandse

ongelijkheid. Alleen een matigende en herverdelende invloed van de staat lijkt

ervoor te kunnen zorgen dat dit negatieve effect van globalisering wordt beperkt.

Waarom leidt globalisering in Afrika tot meer ongelijkheid en waarom zijn

9

Page 11: Globalisering en ongelijkheid in Afrika - De keerzijde van neoliberaal beleid in een verwaarloosd continent

Afrikaanse staten niet bij machte om, net als westerse landen, te profiteren van

globalisering en duurzame ontwikkeling en welvaart te realiseren? In het vervolg

van dit paper ga ik in op twee mogelijke verklaringen hiervoor.

Structurele ongelijkheid in de wereldeconomie: de dependencia-these

Volgens Castells ligt er een ‘structurele sociale causaliteit’ ten grondslag aan het

gelijktijdig optreden van globalisering en de verslechtering van de economische,

politieke en sociale situatie in Afrika. De exporten van Afrikaanse landen, die over

het algemeen langzamer groeien dan die van andere ontwikkelingslanden,

bestaan momenteel voor meer dan driekwart uit grondstoffen en

landbouwproducten, en het aandeel van industrieproducten in de totale export is

in de periode 1965-1985 gedaald van 7,8 naar 5,9 procent, terwijl het in veel

niet-Afrikaanse ontwikkelingslanden juist gestegen is. Als gevolg van de relatieve

toename van het aandeel van grondstoffen en landbouw in de export, in

combinatie met de structurele daling van grondstoffenprijzen op de wereldmarkt

sinds halverwege de jaren zeventig, heeft Afrika te maken met een significante

verslechtering van de ruilvoet. Deze ruilvoetverslechtering leidt tot een

structureel en groeiend tekort op de betalingsbalans en tot een afnemende

welvaart in arme landen, terwijl de welvaart in rijke landen toeneemt. Hierdoor is

het volgens Castells buitengewoon moeilijk voor Afrikaanse landen om

economische groei te realiseren op basis van een naar buiten toe georiënteerde

economie (Castells 2000: 83-87).

Deze structurele verklaring voor de slechte economische prestaties van

Afrikaanse landen in een liberale wereldeconomie sluit aan op het gedachtegoed

van de dependencia-school, die internationale economische verhoudingen

analyseert in termen van een structurele afhankelijkheidsrelatie tussen centrum

en periferie. In de jaren zestig toonde de Argentijnse ontwikkelingseconoom

Prebisch een verband aan tussen de toename van de welvaart in een kleine

groep rijke landen (het centrum) en de afname van de welvaart in een grote

groep arme landen (de periferie). Volgens Prebisch is de liberalisering van de

internationale handel, die in het huidige neoliberale discours wordt gezien als een

belangrijke voorwaarde voor ontwikkeling, vooral in het voordeel van de

industrielanden en werkt ze het groeiende verschil tussen arm en rijk in de

wereld alleen maar in de hand (Prebisch 1964: 6). Onderontwikkeling en armoede

zijn niet slechts te wijten aan slecht economisch beleid van ontwikkelingslanden

10

Page 12: Globalisering en ongelijkheid in Afrika - De keerzijde van neoliberaal beleid in een verwaarloosd continent

maar zijn inherent aan structurele tekortkomingen van de internationale

economische orde, die zich volgens Prebisch kenmerkt door een ‘persistent

tendency towards imbalance’ (Prebisch 1964: 10).

De dependencia-theorie werd vanaf de jaren zestig populair, omdat ze de

problemen van onderontwikkeling in de Derde Wereld en de groeiende kloof

tussen rijk en arm beter verklaarde dan liberale en neo-Keynesiaanse visies.

Volgens Prebisch en andere dependentistas, veelal Latijns-Amerikanen, gaat

ontwikkeling in één gebied altijd gepaard met onderontwikkeling in een ander

gebied. Welvarende landen kunnen alleen welvarend blijven doordat er elders

arme landen zijn. Er is sprake van een internationale deling tussen centrum en

periferie, waarbij de arme periferie fungeert als grondstoffenleverancier en

afzetmarkt voor het rijke centrum. Het centrum houdt, door zijn dominantie van

het internationale systeem (op politiek, economisch, financieel en monetair

gebied) de periferie in een toestand van voortdurende afhankelijkheid. Als gevolg

van deze afhankelijkheid en de ontwikkeling van de ruilvoet is er binnen de

internationale economische orde sprake van een voortdurende ‘inkomens-aftap’

van de ontwikkelingslanden naar de industrielanden. De economieën van de

ontwikkelingslanden worden gedomineerd door buitenlandse ondernemingen,

waardoor de gemaakte winsten wegvloeien en niet beschikbaar zijn voor

herinvestering in lokale ontwikkeling.2 Volgens de dependencia-theorie zijn de

slechte economische prestaties van Afrikaanse landen een gevolg van de

inrichting van de internationale economische orde. Afrikaanse landen behoren als

grondstoffenleveranciers tot de periferie, en omdat ze in deze rol een cruciale

functie vervullen bij het in stand houden van de welvaart in het rijke centrum,

zullen zij zelf nooit tot dat centrum kunnen gaan behoren.

Politiek gemotiveerde ongelijkheid: Structural Adjustment

Op basis van bovenstaande analyse en de structurele benadering van de

internationale ongelijkheid van de dependencia-school lijkt de sleutel tot het

beperken van de negatieve gevolgen van globalisering, het tegengaan van

inkomensongelijkheid en het bewerkstelligen van duurzame economische

ontwikkeling, te liggen in sterke, competente en legitieme nationale staten in

2 Mijn uiteenzetting over de dependencia-theorie is gedeeltelijk gebaseerd op hoorcolleges aan de Universiteit Utrecht, van dr. W. van den Broeke (Groeimodellen, april/mei 2004) en dr. R.E.M. van Vuurde (Latijns-Amerikaanse geschiedenis, november 2003).

11

Page 13: Globalisering en ongelijkheid in Afrika - De keerzijde van neoliberaal beleid in een verwaarloosd continent

ontwikkelingslanden. Sterke overheden kunnen op nationaal niveau zorgen voor

een eerlijker verdeling van de welvaart en kunnen internationaal meer invloed

uitoefenen op de inrichting van de economische orde. Om Prebisch’ ‘presistent

tendency towards imbalance’ en de structurele ‘inkomens-aftap’ van periferie

naar centrum te doorbreken, is het noodzakelijk dat er internationale

maatregelen worden genomen om ontwikkelingslanden te compenseren voor de

ruilvoetverslechtering. Dergelijke structurele aanpassingen van de internationale

economische orde blijven echter uit omdat ze niet in het belang zijn van de rijke

landen en omdat ontwikkelingslanden internationaal onvoldoende macht hebben

om ze af te dwingen.3

De paradox van het huidige ontwikkelingsdiscours is dat juist de mogelijkheden

van overheden in ontwikkelingslanden om in te grijpen in de nationale economie

en invloed uit te oefenen in internationale economische onderhandelingen, onder

druk van het neoliberale vrijhandelsdenken schijnbaar bewust worden ingeperkt.

De hervormingen die in het kader van de SAP’s aan Afrikaanse landen zijn

opgelegd betekenden een beperking van overheidsuitgaven, versobering van

monetair beleid door hoge rentes en beperking van de toegang tot kapitaal,

afschaffing van overheidssubsidies op voedsel en andere basisgoederen,

privatisering van overheidsbedrijven en het wegnemen van handelsbeperkingen

en controles op internationale kapitaalstromen (Naiman & Watkins 1999).

Hierdoor nam de invloed van de nationale staten op het binnenlandse

economisch proces af, waardoor de overheid steeds minder in staat was om de

groeiende binnenlandse ongelijkheid als gevolg van globalisering te beperken. De

SAP’s hebben ervoor gezorgd dat de economische autonomie van

ontwikkelingslanden sterk is verminderd. Nationale overheden beschikken over

steeds minder middelen en worden steeds meer afhankelijk van economische

hulp uit het Westen; hierdoor hebben en houden de rijke landen een aanzienlijke

invloed op het macro-economisch beleid van ontwikkelingslanden.

De redenering achter de SAP’s is dat macro-economische stabiliteit en eerlijke

concurrentie een land op termijn aantrekkelijk maken voor buitenlandse

investeringen, die vervolgens zorgen voor economische groei en ontwikkeling. De

keerzijde van de afnemende invloed van de overheid op de economie is echter

dat er steeds minder bescherming is voor de economisch zwakkeren in de

3 Een verregaande poging om de internationale economische orde te hervormen op basis van rechtvaardiger handelsverhoudingen tussen rijke en arme landen in de jaren zeventig (de Nieuwe Internationale Economische Orde, NIEO) bleef uiteindelijk zonder succes, niet in de laatste plaats als gevolg van de onwelwillende opstelling van belangrijke industrielanden (van Engelen 2006).

12

Page 14: Globalisering en ongelijkheid in Afrika - De keerzijde van neoliberaal beleid in een verwaarloosd continent

samenleving. Binnen de SAP’s is geen plaats meer voor een sociaal georiënteerd

overheidsbeleid. De empirie lijkt dan ook te suggereren dat vooral de

kortetermijneffecten van de SAP’s zich in Afrikaanse landen in grote hevigheid

manifesteren: er is sprake van een groeiende kloof tussen rijk en arm, stijgende

prijzen voor voedsel en andere basisgoederen, afnemende lokale

werkgelegenheid en een afname van reële inkomens en koopkracht (Ferguson

2006: 70). Naiman en Watkins wijzen erop dat de Afrikaanse landen die SAP’s

hebben geïmplementeerd over de periode 1991-1995 een lagere economische

groei hebben gerealiseerd dan landen die niet hebben deelgenomen aan deze

programma’s, en dat in sommige SAP-landen het BNP per hoofd zelfs is

afgenomen. Daarnaast zijn de sociale uitgaven in de SAP-landen drastisch

gedaald terwijl de behoefte aan voorzieningen als gezondheidszorg en onderwijs

juist gestegen is (Naiman & Watkins 1999). Dit beeld wordt bevestigd door mijn

strooidiagrammen, waaruit duidelijk wordt dat Afrikaanse landen met een hogere

mate van globalisering inderdaad minder besteden aan welvaartsstaat-

voorzieningen.

Tegelijkertijd zijn de voorspelde gunstige langetermijneffecten van de

‘structurele aanpassingen’, zoals economische groei door buitenlandse

investeringen, grotendeels uitgebleven. In de jaren tachtig en negentig zijn de

buitenlandse directe investeringen (FDI) in Afrikaanse landen, zowel absoluut als

relatief, zelfs afgenomen (Castells 2000: 90). Waar wel sprake is van

buitenlandse investeringen lijken deze zich, in lijn met de dependencia-these, te

beperken tot de kapitaalintensieve exploitatie van olie en mineralen door

multinationale ondernemingen in kleine enclaves, waarbij de opbrengsten direct

wegvloeien naar het Westen. Deze enclaves blijven grotendeels geïsoleerd van

de nationale economieën van Afrikaanse landen en beïnvloeden de economische

situatie van de lokale bevolking daarom niet of nauwelijks (Ferguson 2006: 36-

40).

Doordat de in het vooruitzicht gestelde duurzame economische ontwikkeling en

algemene welvaart als gevolg van economische liberalisering uitblijven en

Afrikanen in alle hevigheid te maken hebben gekregen met de negatieve

kortetermijneffecten van het neoliberale beleid zoals toenemende armoede en

ongelijkheid, is er onder grote delen van de bevolking van Afrikaanse landen

grote teleurstelling ontstaan over de mogelijkheden van de politiek om

economische groei en welvaart te genereren. Ferguson wijst erop dat het

terugdringen van de invloed van de staat, die in veel Afrikaanse landen niet eens

13

Page 15: Globalisering en ongelijkheid in Afrika - De keerzijde van neoliberaal beleid in een verwaarloosd continent

territoriaal geconsolideerd was, heeft geleid tot diepe politieke crises en een

afnemende capaciteit van nationale staten om zichzelf te legitimeren. Het gevolg

van de SAP’s is daarom volgens Ferguson niet méér economische efficiëntie en

groei door mínder staatsinterventie, maar mínder welvaart, mínder orde, mínder

vrede en mínder veiligheid in Afrikaanse landen (Ferguson 2006: 37-39).

Conclusie

Het proces van globalisering gaat wereldwijd gepaard met toenemende

internationale handelsopenheid, op basis van de redenering dat internationale

vrijhandel het beste recept is om economische groei te bewerkstelligen. Deze

redenering lijkt echter alleen te kloppen voor westerse landen, waar een sterke

overheid aanwezig is om het proces van globalisering in goede banen te leiden

en meer welvaart en minder ongelijkheid te realiseren. In Afrikaanse landen is

over het algemeen juist een tegenovergesteld beeld te zien. Uit de

strooidiagrammen in dit paper is naar voren gekomen dat globalisering in Afrika

leidt tot meer economische ongelijkheid en minder invloed van de staat op de

economie, met alle politieke, economische en maatschappelijke gevolgen van

dien. Deze keerzijde van globalisering krijgt onvoldoende aandacht in het debat

over handelsliberalisering, zoals dat in het Westen gevoerd wordt.

Twee verklaringen voor het uitblijven van economische ontwikkeling en

welvaart in Afrikaanse landen in een context van internationale vrijhandel zijn de

revue gepasseerd. Allereerst is er de structurele verklaring van de

dependentistas, die stelt dat er in de internationale economische orde sprake is

van een structurele en toenemende ongelijkheid tussen een klein aantal rijke

industrielanden in het centrum en een groot aantal arme

grondstoffenleveranciers in de periferie. Hoewel de dependencia-these kritiek

heeft gekregen omdat ze de economische ontwikkeling van enkele succesvolle

ontwikkelingslanden (zoals de Asian Tigers) onvoldoende kon verklaren, kan de

groeiende divergentie tussen de economische prestaties van OESO-landen en

Afrikaanse landen en het toenemende verschil in groeitempo tussen deze twee

groepen landen nog altijd goed worden verklaard aan de hand van deze

afhankelijkheidstheorie.

Vervolgens heb ik laten zien dat het neoliberale vrijhandelsdiscours, dat de

nadruk legt op het verkleinen van de overheid als universeel recept om tot

economische ontwikkeling te komen, de kansen op het doorbreken van deze

14

Page 16: Globalisering en ongelijkheid in Afrika - De keerzijde van neoliberaal beleid in een verwaarloosd continent

situatie bewust lijkt te ondermijnen. Sterke staten zijn noodzakelijk om de

negatieve gevolgen van globalisering te beperken, maar worden in het kader van

de SAP’s juist ondermijnd. Het streven naar vrijhandel en kleinere overheden lijkt

slechts in het belang te zijn van westerse landen en hun ondernemingen, terwijl

het in Afrika gepaard gaat met steeds meer economische ongelijkheid.

De structurele en de politiek gemotiveerde verklaring voor de slechte

economische prestaties van Afrikaanse landen vullen elkaar aan en versterken

elkaar. De politieke en economische positie van Afrikaanse landen in de

internationale orde wordt door het dominante Westen bewust zwak gehouden,

waardoor de structurele afhankelijkheid van deze landen ten opzichte van de

rijkste landen voortbestaat en zelfs toeneemt. Het is voor Afrikaanse landen, die

veelal afhankelijk zijn van de export van grondstoffen en landbouwproducten,

zeer moeilijk om in omstandigheden van internationale vrijhandel hetzelfde

groeitempo te realiseren als de geïndustrialiseerde landen in het Westen. De

door Prebisch al in de jaren zestig gesignaleerde ‘persistent tendency towards

imbalance’ in de internationale economie lijkt voor de relatie tussen Afrikaanse

landen en OESO-landen nog altijd van toepassing en duurt zelfs voort als gevolg

van bewuste macro-economische politiek van de rijkste landen.

Een van de belangrijkste conclusies van dit paper is dat enige mate van

staatsinterventie in de economie noodzakelijk lijkt om de negatieve gevolgen van

economische liberalisering te beperken. Globalisering zonder overheidsregulering

leidt tot meer binnenlandse ongelijkheid, terwijl een sterke staat ervoor kan

zorgen dat er voorzieningen zijn voor de economisch minder bedeelden. Niet de

vrije markt, maar slechts de nationale overheid is in staat economische groei en

welvaart op een rechtvaardige manier te verdelen, mits zij hiervoor over

voldoende middelen, legitimiteit en instrumenten beschikt. Het paradoxale van

globalisering in Afrika is echter dat de invloed van de staat als gevolg van de

SAP’s juist sterk is afgenomen. Doordat een sterke staat in de meeste Afrikaanse

landen afwezig is, heeft globalisering in Afrika een negatieve invloed op de

gelijke verdeling van de welvaart.

De SAP’s lijken niet ingesteld te zijn vanuit een oprechte intentie de

economische problemen van veel Afrikaanse landen structureel aan te pakken,

maar lijken in de eerste plaats een instrument voor westerse landen om via

voorwaarden voor het verstrekken van leningen invloed te behouden op het

macro-economisch beleid van Afrikaanse landen. De de jure politieke

onafhankelijkheid van Afrika is sinds de dekolonisatie weliswaar een feit; van

15

Page 17: Globalisering en ongelijkheid in Afrika - De keerzijde van neoliberaal beleid in een verwaarloosd continent

werkelijke economische onafhankelijkheid is nog lang geen sprake. Met hun

dominante positie in internationale financiële instellingen kunnen westerse

landen de macro-economische beslissingen van Afrikaanse landen manipuleren

in het voordeel van hun eigen multinationale ondernemingen. De SAP’s dienen

voornamelijk westerse belangen en bieden geen perspectief voor duurzame

ontwikkeling in Afrika.

Om de vicieuze cirkel van ongelijkheid, economische problemen en

schuldenlast in Afrikaanse landen te doorbreken is het noodzakelijk dat de rijke

landen erkennen dat alleen vrijhandel voor ontwikkelingslanden geen goed

recept is om economische groei en welvaart te realiseren. Er zal een einde

moeten komen aan het streven naar een zo klein mogelijke staat en een zo groot

mogelijke invloed van de markt; in plaats hiervan zal gestreefd moeten worden

naar invloedrijke, competente en transparante overheden, met voldoende

legitimiteit en middelen om de leefomstandigheden van de bevolking te

verbeteren.

Dit laatste lijkt op het eerste gezicht niet direct in het belang van het Westen;

westerse ondernemingen in Afrika kunnen bijvoorbeeld te maken krijgen met

stijgende loonkosten en sociale belastingen. In plaats van slechts de westerse

handelsbelangen te dienen zou de wereldeconomie echter in dienst moeten

staan van de gehele mensheid, en teneinde de mondiale levensstandaard te

verbeteren is een paradigmawijziging in het economisch denken vereist. Geen

structurele aanpassing van Afrikaanse economieën op basis van westerse

belangen, maar structurele aanpassing van de internationale economische orde

is hiervoor noodzakelijk. Alleen als het Westen erkent dat de wereldeconomie

niet duurzaam kan worden georganiseerd op basis van het egoïstische principe

van eigenbelang en individuele winstmaximalisatie, kan er ruimte ontstaan voor

een economische orde op basis van mondiale solidariteit, waarmee een eerlijke

en rechtvaardige verdeling mogelijk wordt van de enorme rijkdom en welvaart

die de mensheid als geheel genereert.

Appendix: overzicht van de onderzochte landen

Voor de statistische analyse in dit paper zijn twee groepen landen met elkaar

vergeleken: 24 landen in Sub-Sahara Afrika en 30 OESO-landen. De

strooidiagrammen (figuur 1 en 2) zijn gebaseerd op data over de volgende

landen (Dreher 2006 en Burgoon 2008):

16

Page 18: Globalisering en ongelijkheid in Afrika - De keerzijde van neoliberaal beleid in een verwaarloosd continent

Afrikaanse landenBotswanaBurundiC.-Afrikaanse RepubliekGhanaGuinee-Bissau (1)

Ivoorkust (1)

Kameroen (2)

KeniaMadagascarMalawiMaliNamibië (1)

NigerNigeriaOegandaRwandaSenegalSierra LeoneTanzaniaTogo (2)

Tsjaad (2)

ZambiaZimbabweZuid-Afrika

OESO-landenAustraliëBelgiëCanadaDenemarkenDuitslandFinlandFrankrijkGriekenlandHongarijeIerlandIJsland (1)

ItaliëJapanLuxemburgMexicoNederland

Nieuw-ZeelandNoorwegenOostenrijkPolenPortugalSlowakije (2)

SpanjeTsjechië (2)

TurkijeVerenigd KoninkrijkVerenigde StatenZwedenZwitserlandZuid-Korea

(1) Voor deze landen was geen data beschikbaar over de Gini-coëfficiënt.

(2) Voor deze landen was geen data beschikbaar over welvaartsstaatuitgaven.

17

Page 19: Globalisering en ongelijkheid in Afrika - De keerzijde van neoliberaal beleid in een verwaarloosd continent

Gebruikte literatuur

Burgoon, Brian. 2008. ‘Dataset Kernmodule Internationale Betrekkingen’,

(ongepubliceerd),

gedownload van UvA Blackboard (02-06-2008).

Castells, Manuel. 2000 [1998]. ‘The Rise of the Fourth World: Informational Capitalism,

Poverty, and

Social Exclusion’, in Castells, End of Millennium. Volume III. The Information Age:

Economy, Society and Culture. 2e druk; Malden: Blackwell Publishing: 68-168.

Dreher, Axel. 2006. ‘Does Globalization Affect Growth? Evidence from a new Index of

Globalization’, Applied Economics 38, 10: 1091-1110. Updated in Dreher, Axel,

Noel Gaston & Pim Martens. 2008. Measuring Globalization – Gauging its

Consequences. New York: Springer.

van Engelen, Roel. 2006. ‘Een gemiste kans op een rechtvaardiger wereld: De opkomst

en

plotselinge ondergang van de Nieuwe Internationale Economische Orde in de jaren

zeventig’, ongepubliceerd paper, Universiteit Utrecht.

Ferguson, James. 2006. Global Shadows: Africa in the Neoliberal World Order.

Durham/Londen:

Duke University Press.

Garrett, Geoffrey. 2003. ‘Causes of Globalization’, International Organization 52 (4): 787-

824.

Gilpin, Robert. 1987. ‘Chapter Two: Three Ideologies of Political Economy,’ in Gilpin, The

Political Economy of International Relations. Princeton: Princeton University Press:

25-64.

Gruffydd Jones, Branwen. 2003. ‘The Civilised Horrors of Over-Work: Marxism, Imperialism

& Development of Africa’, Review of African Political Economy 30 (95, ‘Africa,

Imperialism & New Forms of Accumulation’): 33-44.

Khapoya, Vincent B. 1998 (1994). The African Experience. Upper Saddle River: Prentice

Hall.

Naiman, Robert & Neil Watkins. 1999. A Survey of the Impacts of IMF Structural

Adjustment in

Africa: Growth, Social Spending, and Debt Relief’, Washington: Center for

Economic and Policy Research (CEPR): http://www.cepr.net/index.php/a-survey-of-

the-impacts-of-imf-structural-adjustment-in-africa/ (geraadpleegd 17-06-2008).

Perkins, Dwight H., Steven Radelet, Donald R. Snodgrass, Malcolm Gillis & Michael

Roemer.

2001 (1983). Economics of Development. Fifth Edition; New York: W.W. Norton &

Company.

18

Page 20: Globalisering en ongelijkheid in Afrika - De keerzijde van neoliberaal beleid in een verwaarloosd continent

Prebisch, Raúl. 1964. Towards a new trade policy for development. Report by the

Secretary-General

of the United Nations Conference on Trade and Development. New York: United

Nations Publication: 6.

Scholte, Jan Aart. 2005 [2000]. ‘Chapter 2. Defining Globalization’, in Scholte,

Globalization. A Critical Introduction. Houndmills: Palgrave Macmillan: 49-84.

World Bank. 2008 [2007]. Africa Development Indicators 2007. Washington: World Bank:

http://siteresources.worldbank.org/INTSTATINAFR/Resources/adi2007_final.pdf

(geraadpleegd 23-06-2008).

19