geweld in relatie

16
Handreiking voor een regionaal handelingsprotocol ‘Sluitende aanpak kindermishandeling’ Klaas Kooijman, Marjolein Oudhof Nederlands Jeugdinstituut / NJi Utrecht Maart 2009

Transcript of geweld in relatie

Page 1: geweld in relatie

Handreiking voor een regionaal

handelingsprotocol ‘Sluitende

aanpak kindermishandeling’

Klaas Kooijman,

Marjolein Oudhof

Nederlands Jeugdinstituut / NJi

Utrecht

Maart 2009

Page 2: geweld in relatie

2

Inhoud

Inleiding …………………………………………………………………………………………..…3

Aanleiding..........................................................................................................................3

Doel ................................................................................................................................... 4

Doelgroep.......................................................................................................................... 4

Uitgangspunten van deze handreiking ........................................................................... 4

Opbouw van de handreiking.............................................................................................5

Instructie ……………………………………………………………………………………………..6

Hoe de handreiking te gebruiken .................................................................................... 6

De route van de handreiking naar een regionaal handelingsprotocol .......................... 6

Bijlage: ………………………………………………………………………………………..………8

Checklist regionaal handelingsprotocol ‘Sluitende aanpak kindermishandeling’........ 8

Blok 1. Werken en samenwerken in beleid ..................................................................... 8

Blok 2. Werken en samenwerken in de uitvoering........................................................10

Blok 3. Implementatie: zorgen dat het werkt ................................................................13

Bijlage: …………………………………………………………………………..…………………..16

Begripsverduidelijking: meldcode en protocol..............................................................16

Page 3: geweld in relatie

3

Inleiding

Aanleiding

Bij een sluitende aanpak van kindermishandeling werken meerdere instanties samen

rond kind en gezin. Snelle procedures, soepele communicatie, heldere verantwoorde-

lijkheden en gezamenlijke inzet van expertise zijn cruciaal. Hiervoor is het noodzakelijk

dat professionals en vrijwilligers weten hoe te handelen bij (vermoedens van)

mishandeling èn wie zij daarbij op welk moment kunnen inschakelen.

Op individueel niveau moeten professionals weten wat zij zelf moeten kunnen (wat van

hen verwacht wordt), en wanneer zij bij wie advies of consult moeten vragen c.q. naar

wie zij kunnen verwijzen bij welk type problematiek of vraag. Op regionaal niveau

dienen professionals en instellingen dit van elkaar te weten: waar kunnen zij anderen

op aanspreken en waar kunnen anderen hen op aanspreken? Kortom: bij een sluitende

aanpak van kindermishandeling gaat het om goed werken èn goed samenwerken.

De veronderstelling is dat het eigen handelen en de samenwerking worden

vergemakkelijkt wanneer organisaties een gezamenlijk regionaal handelingsprotocol

hanteren. Dit regionale protocol bevat afspraken over de kernvragen: ’ Wie doet wat

wanneer en is waarvoor verantwoordelijk?’ en ‘Wie voert de regie op beleids- en

uitvoeringsniveau?’ Een compleet regionaal handelingsprotocol ‘Sluitende aanpak

kindermishandeling’ bevat de volgende componenten:

1. Op beleidsniveau: samenwerkingafspraken en een convenant

2. Op uitvoeringsniveau:

- Samenwerkingsafspraken rond signaleren, verwijzen en toeleiden, melden en

zorgcoördinatie

- Een regionale meldcode (gericht op handelen bij een vermoeden van

kindermishandeling)

- Handelingsprotocollen voor de diverse betrokken instellingen

3. Afspraken over implementatie: zorgen dat het werkt

In schema:

Page 4: geweld in relatie

4

Doel

Doel van deze handreiking is het bieden van aanknopingspunten voor een per regio uit

te werken, op maat gesneden handelingsprotocol ‘Sluitende aanpak kindermishande-

ling’. De handreiking kan worden gebruikt ter toetsing van hetgeen regionaal al

geregeld is en waar nodig leiden tot aanvullingen daarop.

De resulterende regionale protocollen moeten vervolgens aantoonbaar tot snelle en

goede (waar nodig: snellere en betere) acties leiden op het moment dat er zorgen over

kinderen ontstaan, er al vermoedens van kindermishandeling zijn, of hulpverlening

wordt ingezet.

Doelgroep

De handreiking is primair bedoeld voor regiocoördinatoren Regionale aanpak

kindermishandeling en, in het verlengde daarvan, voor de regionale regie- of

stuurgroepen (met een participatie van gemeente, provincie en uitvoerende

organisaties) die beleidsverantwoordelijk zijn voor de sluitende aanpak van

kindermishandeling in de regio.

De resulterende regionale handelingsprotocollen zijn bedoeld voor alle instellingen en

beroepskrachten in de keten, die werken met kinderen van -9 maanden tot 19 jaar

en/of hun (toekomstige) ouders.

Uitgangspunten van deze handreiking

Deze handreiking gaat uit van de volgende gedachtegang:

� Regio’s moeten, kunnen èn willen zelf invulling geven aan een regionale sluitende

aanpak van kindermishandeling in hun regio.

� Ook de daarbij behorende samenwerkingsafspraken tussen alle betrokken partners

en de daarbij behorende producten moeten en kunnen het beste regionaal ‘op maat’

worden gemaakt.

� Er zijn inmiddels in veel regio’s (aangestuurd door centrumgemeenten en /of

provincies) al samenwerkingafspraken vastgelegd in plaatselijke of regionale

convenanten, meldcodes en protocollen. Een regionaal handelingsprotocol moet

hier zo goed mogelijk op aansluiten.

� Er zijn inmiddels ook diverse landelijke, sector- of beroepsgroepgerichte richtlijnen

of meldcodes met betrekking tot kindermishandeling. Deze landelijke afspraken en

producten zijn alle goed bruikbaar als uitgangspunt en toetsingskader voor

regionale afspraken, en dienen daarvoor ook te worden gebruikt.

Uiteindelijk is het dus de verantwoordelijkheid van de instellingen èn zelfstandig

werkende professionals in regio’s zelf, onder regie van de centrumgemeenten in

samenwerking met provincies, om een samenhangend pakket van samenwerkingaf-

spraken en daarbij behorende producten te maken.

De handreiking wil hierbij behulpzaam zijn, door de hierna genoemde instrumenten en

informatie aan te bieden.

Page 5: geweld in relatie

5

Opbouw van de handreiking

De handreiking bestaat uit drie onderdelen:

1. De kern van de handreiking bestaat uit een beknopt model voor een regionaal

handelingsprotocol. Dit model is opgedeeld in drie blokken: 1) Werken en

samenwerken in beleid, 2) Werken en samenwerken in de uitvoering, 3)

Implementatie: zorgen dat het werkt.

2. Een nadere uitwerking van dit model is te vinden in de Checklist regionaal

handelingsprotocol ‘Sluitende aanpak kindermishandeling’ (zie bijlage). Hierin

staan voor elk van de drie blokken meerdere resultaten en bijbehorende aandachts-

en actiepunten geformuleerd. Aan de hand van deze checklist kunnen regio’s

nagaan hoe voor hen de actuele situatie is wat betreft een sluitende aanpak van

kindermishandeling, en betreffende welke lacunes eventueel nog actie nodig of

gewenst is.

3. Ten slotte bevat de handreiking uitgebreide digitale informatie, die - in aanvulling

op en ter ondersteuning van de checklist - een selectie biedt van goede producten

(richtlijnen, convenanten, meldcodes, handreikingen voor ketensamenwerking etc.)

en good practices. Deze informatie is uitsluitend te raadplegen via de besloten

website voor regiocoördinatoren op www.aanpakkindermishandeling.nl. Het betreft

korte teksten, met verwijzingen (‘links’) naar meer gedetailleerde digitale

informatie.

Het model voor een regionaal handelingsprotocol ‘Sluitende aanpak kindermishande-

ling’ ziet er als volgt uit:

Blok 1. Werken en samenwerken in beleid

1. De regionale situatie is in kaart gebracht

2. Er zijn samenwerkingafspraken gemaakt tussen alle betrokken partijen in de

regio

3. Er is een Convenant ‘Regionale aanpak kindermishandeling’ gesloten met alle

betrokken partijen

Blok 2. Werken en samenwerken in de uitvoering

Er zijn heldere, gezamenlijke en goed gecommuniceerde afspraken gemaakt over:

1. Signalering, risicotaxatie, ernst- en veiligheidstaxatie

2. Handelen bij zorgen en vermoedens: bespreekbaar maken en overleg

3. Verwijzen, toeleiden en terugkoppelen

4. Advies vragen en melden

5. Hulp en bescherming

6. Zorgcoördinatie

Blok 3. Implementatie: zorgen dat het werkt

1. Er is sturing en regie vanuit gemeente en/of provincie

2. Er is draagvlak gecreëerd in de keten

3. Het regionale handelingsprotocol is geïmplementeerd en geëvalueerd

4. Het regionale handelingsprotocol is geborgd

5. De instellingsprotocollen zijn geïmplementeerd en geëvalueerd

6. Er zijn afspraken gemaakt over deskundigheidsbevordering in de regio en er is

kwalitatief goede scholing georganiseerd

Page 6: geweld in relatie

6

Instructie

Hoe de handreiking te gebruiken

1. Allereerst bekijkt de coördinator samen met de regionale regie- of stuurgroep het

model en gaat vervolgens - waar nodig en gewenst – in de checklist systematisch de

geformuleerde resultaten en bijbehorende aandachts- en actiepunten na. Van

belang hierbij is dat in de regionale stuurgroep of het regionaal samenwerkingsver-

band alle relevante partijen in de keten zijn betrokken. De regiocoördinator speelt

een belangrijke uitvoerende rol, ondersteund door de implementatieadviseur van

het NJi.

2. Als de regionale stuurgroep of het regionaal samenwerkingsverband vaststelt dat op

een of meer aspecten de regionale samenwerking c.q. de sluitende aanpak van

kindermishandeling lacunes vertoont, raadpleegt men de digitale bijlagen om te

zien welke informatie, producten of good practices op dit gebied voorhanden zijn.

3. Omwille van de praktische bruikbaarheid en leesbaarheid is de kern van de

handreiking (het model) beknopt gehouden. De checklist in de bijlage biedt de

mogelijkheid om het model diepgaander te bestuderen voor de eigen regio. Uit de

onderliggende informatie op de website is vervolgens nog specifiekere kennis te

halen, vanuit de gedachte: laat informatie die u niet nodig heeft voor wat die is.

Betrokken partijen in de regio kunnen dit alles gebruiken (ter toetsing of als

inspiratie) bij het verbeteren van eigen beleid en uitvoering, of voor het maken van

nog ontbrekende regionale producten. De implementatieadviseur van het

Nederlands Jeugdinstituut kan hierbij ondersteuning bieden.

De route van de handreiking naar een regionaal handelingsprotocol

De route van deze handreiking naar een feitelijk en functionerend regionaal

handelingsprotocol ziet er (idealiter) als volgt uit:

� Bij het uitwerken en invoeren van het regionale handelingsprotocol richten de

regiocoördinatoren zich in de eerste plaats op uitvoerende organisaties, op het

niveau van de professionals. Na het gezamenlijk vaststellen van lacunes wordt

professionals uit verschillende instellingen in de regio gevraagd actief mee te

werken aan het opstellen van de regionale afspraken.

� Bestuurders van de betrokken instanties dienen de professionals de ruimte te geven

om tot - tot dan toe wellicht ongebruikelijke - samenwerkingsafspraken te komen.

Afspraken die tot aantoonbare positieve resultaten leiden worden door de

bestuurders bekrachtigd in het regionale handelingsprotocolN

.

� De implementatieadviseurs van het Nederlands Jeugdinstituut begeleiden de

regiocoördinatoren bij het vervullen van hun rol. De coördinatoren worden

toegerust met implementatiestrategieën voor een regionale invoering van de

afspraken en het protocol.

N

Informatie over hoe kan worden bepaald of positieve resultaten worden geboekt is te vinden op het besloten

deel voor regiocoördinatoren van www.aanpakkindermishandeling.nl, rubriek ‘Implementatie: zorgen dat het

werkt’.

Page 7: geweld in relatie

7

� Het ministerie voor Jeugd en Gezin zal de betrokken sectoren en beroepsgroepen

actief stimuleren om het gebruik van het regionale handelingsprotocol vast te leggen

in hun kwaliteitscriteria. Betrokken Inspecties kunnen vervolgens toezien op het

gebruik ervan.

Page 8: geweld in relatie

8

Bijlage:

Checklist regionaal handelingsprotocol ‘Sluitende aanpak kindermishandeling’

Blok 1. Werken en samenwerken in beleid

Resultaten

1. De regionale situatie is in kaart gebracht

2. Er zijn samenwerkingafspraken tussen alle betrokken partijen in de

regio

3. Er is een Convenant ‘Regionale aanpak kindermishandeling’ met alle

betrokken partijen

(De bolletjes zijn uit te voeren acties behorend bij het genoemde resultaat)

1. De regionale situatie is in kaart gebracht

• Gebruik hiervoor de al voorhanden zijnde gegevens uit de eerder uitgevoerde

Startfoto Regionale aanpak kindermishandeling met betrekking tot:

o Al bestaande regionale samenwerkingsverbanden/ convenanten

o Al bestaande regionale verwijsprotocollen en afspraken betreffende

samenwerking en informatie-uitwisseling in de keten

o Wat goed en minder goed werkt in de regionale keten. Waar moet samenwer-

king tussen schakels worden verbeterd? Waar zitten lacunes?

2. Er zijn samenwerkingsafspraken tussen alle betrokken partijen in de

regio

• Zorg voor een goed werkende beleidsstructuur in de regio voor een gezamenlijke,

sluitende aanpak van kindermishandeling (bijv. een regionale regie- of

stuurgroep Jeugdbeleid of Aanpak Kindermishandeling)

• Geef prioriteit aan een verscherpte ketenaanpak (om versplintering in de aanpak

van kindermishandeling tegen te gaan)

• Betrek alle relevante organisaties bij dit overleg c.q. bij beleidsafspraken over een

gezamenlijke aanpak van kindermishandeling

• Maak samenwerkingsafspraken tussen organisaties in de hele keten van

signalering, (vroegtijdige) interventies en geïndiceerde zorg

(Voor de concrete invulling hiervan, zie blok 2)

Page 9: geweld in relatie

9

• Maak afspraken over een regionaal registratiesysteem

• Zorg hierbij voor aansluiting bij bredere regionale afspraken in het kader van

CJG, EKD, ZAT, VIRO

• Zorg eveneens voor aansluiting bij bredere regionale afspraken over de aanpak

van huiselijk geweld

• Geef in de regionale beleidsstructuur en samenwerkingsafspraken speciale

aandacht aan de rol van het BJZ/AMK

3. Er is een Convenant ‘Regionale Aanpak Kindermishandeling’ met alle

betrokken partijen afgesloten

• Stel gezamenlijke, bij voorkeur SMARTIE=P

geformuleerde, doelen vast

• Verwerk alle hierboven onder 2 genoemde aspecten in het convenant

(samenwerkingsafspraken)

• Beschrijf de wijze waarop de samenwerkingsafspraken worden uitgevoerd

• Beschrijf de wijze en het tijdstip waarop overleg plaatsvindt:

o afspraken over een regelmatig gestructureerd beleidsoverleg tussen

instellingen

o afspraken over een regelmatig gestructureerd uitvoeringsoverleg tussen

instellingen

• Maak afspraken over hoe knelpunten en aanbevelingen vanuit de uitvoering

worden vertaald naar beleidsniveau

• Zorg dat alle betrokken partijen het Convenant ondertekenen

• Ga na of alle organisaties de verantwoordelijkheid nemen om het Convenant

intern te borgen

• Maak ten aanzien van het Convenant afspraken over:

o wie is verantwoordelijk voor de monitoring en evaluatie?

o wie is verantwoordelijk is voor controle van en het aanspreken op taken?

o wie is verantwoordelijk voor het eventueel bijstellen van afspraken?

o welke eventuele sancties kunnen, bij het niet nakomen van afspraken, worden

opgelegd en door wie?

O

Afkortingen: CJG = Centra voor Jeugd en Gezin; EKD = Elektronisch Kind Dossier; ZAT = Zorg- en Advies

Team; VIR = Verwijs Index Risicojongeren; BJZ = Bureau Jeugdzorg; AMK = Advies- en Meldpunt

Kindermishandeling P

SMARTIE = Specifiek, Meetbaar, Acceptabel, Realistisch, Tijdsgebonden, Inspirerend en Engagerend

Page 10: geweld in relatie

10

Blok 2. Werken en samenwerken in de uitvoering

Resultaten

Er zijn heldere, gezamenlijke en goed gecommuniceerde afspraken gemaakt

over:

1. Signalering, risicotaxatie, ernst- en veiligheidstaxatie

2. Handelen bij zorgen en vermoedens: bespreekbaar maken en overleg

3. Verwijzen, toeleiden en terugkoppelen

4. Advies vragen en melden

5. Hulp en bescherming

6. Zorgcoördinatie

1. Signaleren, risicotaxatie, ernst- en veiligheidstaxatie

Besteed aandacht aan de volgende deelresultaten en onderneem zo nodig actie:

• Voor alle betrokken instellingen en beroepskrachten is duidelijk welke

rol/verantwoordelijkheden zij hebben bij signalering en bij de taxatie van risico’s,

ernst en veiligheid van het kind

• Elke instelling c.q. beroepskracht gebruikt de bij hun rol passende, best mogelijke

instrumenten en methoden voor signalering van risico’s op kindermishandeling,

feitelijke kindermishandeling en taxatie van veiligheid van het kind

• Er is uniformiteit en transparantie in de hiervoor gebruikte instrumenten

• Beroepskrachten zijn deskundig in het toepassen van deze instrumenten en

methoden

2. Handelen bij zorgen en vermoedens: bespreekbaar maken en overleg

Besteed aandacht aan de volgende deelresultaten en onderneem zo nodig actie:

• Voor alle betrokken instellingen en beroepskrachten is duidelijk welke

rol/verantwoordelijkheden zij hebben in het handelen bij (verschillende maten

van ernst van) signalen van kindermishandeling

• Beroepskrachten zijn, naar gelang hun rol en verantwoordelijkheid, deskundig in

het bespreekbaar maken van zorgen en vermoedens bij ouders en/of kinderen

• Elke instelling c.q. beroepskracht heeft mogelijkheden voor intern overleg (in

team en/of met aandachtsfunctionaris) bij zorgen of vermoedens

• Elke instelling c.q. beroepskracht heeft mogelijkheden voor extern overleg bij

zorgen of vermoedens en heeft daarover duidelijke (samenwerkings)afspraken

met externe partners in de keten (waaronder het BJZ/AMK)

• Afspraken op dit gebied sluiten aan bij bredere regionale afspraken in het kader

van huiselijk geweld, CJG, EKD, ZAT en VIR

• Zaken als meldrecht en privacyaspecten m.b.t. informatie-uitwisseling zijn

bekend bij alle beroepskrachten

Page 11: geweld in relatie

11

3. Verwijzen, toeleiden en terugkoppelen

Besteed aandacht aan de volgende deelresultaten en onderneem zo nodig actie:

• Voor alle betrokken instellingen en beroepskrachten is duidelijk welke

rol/verantwoordelijkheden zij hebben bij verwijzen, toeleiden en terugkoppelen

• Afspraken hieromtrent zijn vastgelegd in (protocollen met) verwijs- en

consultatieroutes, eventueel met (digitale) routekaart

• Knelpunten en aanbevelingen vanuit de uitvoering worden vertaald naar

beleidsniveau en worden daar opgepakt

• Afspraken op dit gebied sluiten aan bij bredere regionale afspraken in het kader

van huiselijk geweld, CJG, EKD, ZAT en VIR

• Zaken als meldrecht en privacyaspecten m.b.t. informatie-uitwisseling zijn

bekend bij alle beroepskrachten

4. Advies vragen en melden

Besteed aandacht aan de volgende deelresultaten en onderneem zo nodig actie:

• Er zijn in de regio heldere en onderling gecommuniceerde afspraken over advies

vragen en melden (bij vermoedens) van kindermishandeling bij het AMK

• Hierbij is duidelijkheid over functie, rol en positie van het AMK ten opzichte van

de rollen en positie van het Advies- en Steunpunt Huiselijk Geweld, de Raad voor

de Kinderbescherming en de politie

• Deze afspraken (gekoppeld aan die onder punt 1, 2 en 3 van dit blok) zijn

vastgelegd in een regionale meldcode voor handelen bij (vermoedens van)

kindermishandeling

• Elke instelling heeft een instellingsprotocol voor handelen bij (vermoedens van)

kindermishandeling ontwikkeld en ingevoerd (zie verder blok 3, punt 5)

• De regionale meldcode en instellingsprotocollen sluiten aan bij landelijke

sectorale en/of beroepsgerichte meldcodes en richtlijnen

• De regionale meldcode en instellingsprotocollen sluiten aan bij actuele wetgeving

betreffende privacy en bij privacyreglementen van instellingen zelf

• De regionale meldcode en instellingsprotocollen besteden ook aandacht aan

preventie van c.q. handelen bij vermoedens van meisjesbesnijdenis (o.a. het

landelijk gespreksprotocol)

• De regionale meldcode en de instellingsprotocollen zijn voorzien van een

(digitale) routekaart, waarin is aangegeven welke (consulterende) stappen

professionals moeten volgen en waarin tevens een sociale kaart met namen van

instellingen, contactpersonen en bereikbaarheidsgegevens is opgenomen

• Afspraken op dit gebied sluiten aan bij bredere regionale afspraken in het kader

van huiselijk geweld, CJG, EKD, ZAT, VIR en de rol van BJZ/ AMK

• Zaken als meldrecht en privacyaspecten m.b.t. advies vragen en melden zijn

bekend bij alle beroepskrachten.

Page 12: geweld in relatie

12

5. Hulp en bescherming

Besteed aandacht aan de volgende deelresultaten en onderneem zo nodig actie:

• Er zijn duidelijke en gecommuniceerde afspraken vastgelegd over de rol en

verantwoordelijkheden van de diverse instellingen in de regio wat betreft te

verlenen zorg, hulp en bescherming

• Er zijn duidelijke en gecommuniceerde samenwerkingsafspraken vastgelegd

tussen voorliggende voorzieningen (waaronder het CJG), BJZ/AMK en

voorzieningen voor geïndiceerde zorg en jeugdbescherming

• Bij deze afspraken wordt aangesloten bij ontwikkelingen en opbrengsten van

LAAKQ

en Beter BeschermdR

6. Zorgcoördinatie

Besteed aandacht aan de volgende deelresultaten en onderneem zo nodig actie:

• Er zijn duidelijke en gecommuniceerde afspraken vastgelegd over de drie taken

van zorgcoördinatie:

1. besluiten tot coördinatie van zorg, na vaststelling van de zorgbehoefte en

raadpleging van het zorgadviesteam of ander multidisciplinair overleg;

2. de zorg coördineren, inclusief zo nodig (bij meer, zwaardere en complexere

problematiek of ‘vastlopende zorgverlening’) opschalen en eventueel inzetten

van afzonderlijke procescoördinatie en / of doorzettingsmacht;

3. afschalen, evalueren en volgen

• Het is duidelijk wie de zorgcoördinatie uitvoert (bijv. JGZ en/of schoolmaat-

schappelijk werk op gemeentelijk niveau, Bureau Jeugdzorg bij geïndiceerde zorg

of maatregel voor jeugdbescherming of –reclassering)

• De zorgcoördinatie voldoet aan de nodige kwaliteitscriteria (zie informatie op

www.aanpakkindermishandeling.nl, besloten deel voor de regiocoördinatoren)

Q

LAAK = Landelijk Actieprogramma Aanpak Kindermishandeling R

Beter Beschermd = programma met als doel de kwaliteit van de jeugdbescherming te vergroten

Page 13: geweld in relatie

13

Blok 3. Implementatie: zorgen dat het werkt

Resultaten

1. Er is sturing en regie vanuit de gemeente in samenwerking met de

provincie

2. Er is draagvlak gecreëerd in de keten

3. Het regionaal handelingsprotocol is geïmplementeerd en geëvalueerd

4. Het regionaal handelingsprotocol is geborgd

5. De instellingsprotocollen zijn geïmplementeerd en geëvalueerd

6. Er zijn afspraken gemaakt over deskundigheidsbevordering en er is

kwalitatief goede scholing georganiseerd

(De bolletjes zijn uit te voeren acties behorend bij het genoemde resultaat)

1. Er is sturing en regie vanuit de gemeente in samenwerking met de

provincie

Actiepunten specifiek voor gemeente en/of provincie:

• Neem het initiatief voor een implementatieplan van het regionaal handelingspro-

tocol

• Wijs een organisatie aan die verantwoordelijk is voor het implementatietraject en

voor coördinatie- en ondersteuningstaken

• Financier (aanvullend) ontwikkel-, implementatie-, monitor- en scholingsactivi-

teiten waar nodig en mogelijk

• Zie er op toe (bijv. in subsidiecontracten) dat instellingen een protocol

kindermishandeling opnemen in het hun kwaliteitsbeleid

• Bevorder aansluiting bij het bredere beleid t.a.v. huiselijk geweld, CJG, EKD,

ZAT, VIR, BJZ/AMK, LAAK en Beter Beschermd

2. Er is draagvlak gecreëerd in de keten

• Betrek alle relevante partijen (management en uitvoerenden) bij de ontwikkeling

van het regionale handelingsprotocol

• Sluit aan bij al bestaande instellingsprotocollen binnen de regio

• Sluit aan bij samenwerkingsafspraken die in de regio al bestaan rondom de

aanpak van kindermishandeling

3. Het regionale handelingsprotocol is geïmplementeerd en geëvalueerd

Maak met alle betrokken partijen afspraken over:

• Een stapsgewijze introductie, begeleiding van afspraken en evaluatie

• Het verstrekken van informatie over het regionale handelingsprotocol aan alle

instellingen c.q. beroepskrachten (bv. door middel van informatiebijeenkomsten)

Page 14: geweld in relatie

14

• Het aanstellen van een aandachtsfunctionaris binnen elke instelling, die o.a.

implementatie en borging van het regionale handelingsprotocol als taak heeft

• Het organiseren van een vraagbaak voor alle betrokken instellingen en

beroepskrachten voor vragen rondom het regionale handelingsprotocol

• Hoe geëvalueerd gaat worden en aan de hand van welke registratie- en

monitoractiviteiten (zowel regionaal als binnen de betrokken instellingen)

• Het uivoeren van een praktijktoets:

a) Worden afspraken nagekomen?

b) Wat zijn de conclusies over de bruikbaarheid van het regionale handelings-

protocol?

c) Leidt het regionaal handelingsprotocol tot aantoonbaar snellere en betere

acties vanaf het moment dat er zorgen over kinderen ontstaan of er vermoe-

dens van kindermishandeling zijn?

d) Zijn eventueel bijstellingen nodig?

e) Worden getoetste werkzame bestanddelen geborgd?

4. Het regionale handelingsprotocol is geborgd

Maak gezamenlijk met alle betrokken partijen afspraken over:

• Wie verantwoordelijk is voor de coördinatie rondom de borging; zorg hierbij voor

een duidelijke afstemming met afspraken vastgelegd in het Convenant (zie blok 1,

punt 3)

• Het actueel houden van het protocol. Maak hierover met elkaar werkafspraken en

wijs taakverantwoordelijken aan

• Zorg dat wegvallende sleutelpersonen worden vervangen en contacten en kennis

geborgd worden voor alle ketenpartners

• Onderhoud een monitorsysteem

• Zorg voor een jaarlijkse evaluatie, rapportage en financiële verantwoording

5. De instellingsprotocollen zijn geïmplementeerd en geëvalueerd

Besteed aandacht aan de volgende deelresultaten en onderneem zo nodig actie:

• Alle beroepskrachten zijn op de hoogte van en in staat om het eigen

instellingsprotocol toe te passen

• Binnen elke instelling is de functie van aandachtsfunctionaris ingevuld

• Beroepskrachten zijn voldoende geschoold, ook in gespreksvaardigheden

• Zaken als meldrecht en privacyaspecten m.b.t. informatie-uitwisseling zijn

bekend bij alle beroepskrachten

• Beroepskrachten hebben voldoende tijd om het instellingsprotocol uit te voeren

• Er is beleid op het gebied van veiligheid en ondersteuning van de beroepskrach-

ten

• Het protocol is actueel en werkafspraken en aangewezen taakverantwoordelijken

zijn helder

Page 15: geweld in relatie

15

• Het is duidelijk wie verantwoordelijk is voor het monitoren en waarborgen van

het gebruik van het protocol

• Er is een registratiesysteem volgens de afspraken die zijn vastgelegd in het

Convenant (zie blok 1, punt 3)

• Ketenpartners zijn op de hoogte van het protocol

• Cliënten zijn op de hoogte van het instellingsbeleid rondom kindermishandeling

6. Er zijn afspraken gemaakt over deskundigheidsbevordering in de regio

en er is kwalitatief goede scholing georganiseerd

• Zie hiervoor de handreiking Scholingsplan Regionale aanpak kindermishandeling

van het Nederlands Jeugdinstituut (www.aanpakkindermishandeling.nl, besloten

deel voor regiocoördinatoren)

Page 16: geweld in relatie

16

Bijlage:

Begripsverduidelijking: meldcode en protocol

Er zijn in de afgelopen jaren diverse meldcodes en protocollen kindermishandeling

ontwikkeld. Zowel voor beroepsgroepen als voor bepaalde sectoren of werkvelden.

Overigens is de terminologie af en toe verwarrend. Daarom hier een definitie van

termen zoals wij die hanteren:

� Een meldcode is een algemene richtlijn, d.w.z. een document met aanbevelingen,

adviezen en handelingsinstructies ter ondersteuning van professionals, gericht op

het doeltreffend en doelmatig handelen bij vermoedens van kindermishandeling.

� Een regionale meldcode is een meldcode voor professionals die werkzaam zijn in

een bepaalde regio. De aanbevelingen, adviezen en instructies voor handelen bij

vermoedens van kindermishandeling zijn gebaseerd op gezamenlijke afspraken van

regionale partijen.

� Een protocol is een vertaling en concretisering van een meldcode naar

instellingsniveau of de lokale situatie van de professional. Het gaat hier om een

stappenplan waarin duidelijk en gedetailleerd is vastgelegd hoe beroepskrachten

dienen om te gaan met vermoedens van kindermishandeling: wie moet wanneer en

hoe handelen op de werkplek.

� Een regionaal handelingsprotocol bevat op regionaal niveau vastgelegde, tussen

alle betrokken partijen afgestemde, afspraken over een regionaal sluitende aanpak

van kindermishandeling. Deze afspraken bestaan uit drie componenten:

- samenwerkingafspraken op beleidsniveau (een convenant)

- samenwerkingafspraken op uitvoeringsniveau (inzake signaleren, handelen,

verwijzen/toeleiden, advies vragen en melden, hulp en bescherming en

zorgcoördinatie), inclusief een regionale meldcode

- afspraken over implementatie en borging