Getoetst aan een casestudy uit West-Afrika ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/275/439/RUG01... ·...

70
UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT POLITIEKE EN SOCIALE WETENSCHAPPEN Wetenschappelijke verhandeling Francesca Croes MASTERPROEF POLITIEKE WETENSCHAPPEN afstudeerrichting INTERNATIONALE POLITIEK PROMOTOR: PROF. DR. Jeroen Adam COMMISSARIS: DR. Thomas Vervisch ACADEMIEJAAR 2015 – 2016 Het voedselsoevereiniteitsdebat en haar contradicties. Getoetst aan een casestudy uit West-Afrika. aantal woorden: 23530

Transcript of Getoetst aan een casestudy uit West-Afrika ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/275/439/RUG01... ·...

Page 1: Getoetst aan een casestudy uit West-Afrika ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/275/439/RUG01... · Francesca Croes MASTERPROEF POLITIEKE WETENSCHAPPEN afstudeerrichting INTERNATIONALE

UNIVERSITEIT GENT

FACULTEIT POLITIEKE EN SOCIALE WETENSCHAPPEN

Wetenschappelijke verhandeling

Francesca Croes

MASTERPROEF POLITIEKE WETENSCHAPPEN afstudeerrichting INTERNATIONALE POLITIEK

PROMOTOR: PROF. DR. Jeroen Adam

COMMISSARIS: DR. Thomas Vervisch

ACADEMIEJAAR 2015 – 2016

Het voedselsoevereiniteitsdebat en haar contradicties.

Getoetst aan een casestudy uit West-Afrika.

aantal woorden: 23530

Page 2: Getoetst aan een casestudy uit West-Afrika ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/275/439/RUG01... · Francesca Croes MASTERPROEF POLITIEKE WETENSCHAPPEN afstudeerrichting INTERNATIONALE

Abstract Voedselsoevereiniteit is een concept dat reeds bestaat sinds de jaren 90, maar pas echt in de aandacht

komt door de voedselcrisis in 2007-2008. Voedselsoevereiniteit is het recht op voedsel voor iedereen.

Het plaatst de kleinschalige landbouwer centraal en pleit voor het bevorderen van duurzame lokale

economieën en markten. Dit opdat landen en zelfs gemeenschappen zelfvoorzienend kunnen worden op

vlak van voeding. Het biedt een alternatief aan voor het huidige door de agro-industrie gedomineerde

voedselregime. Dit onderzoek vormt eerst en vooral een synthese van de verschillende contradicties

binnen dit debat aan de hand van een literatuuronderzoek. Vervolgens wordt onderzocht hoe deze

contradicties tot uiting komen in een casestudy van de Economic Community of West African states

Agricultural Policy (ECOWAP). Dit is het regionale landbouwbeleid van de Economic Community of

West African States (ECOWAS). Eén van de doelen van ECOWAP is regionale voedselsoevereiniteit

bereiken. Het tweede deel van dit onderzoek vergelijkt het concept en de principes van

voedselsoevereiniteit met de doelstellingen van ECOWAP. Waar voedselsoevereiniteit amper openstaat

voor de bijdrage van internationale handel, krijgt dit in ECOWAP een centrale rol. De mogelijke

bijdrage van moderne landbouwtechnologieën worden binnen voedselsoevereiniteit niet onderzocht.

ECOWAP wil regionale voedselsoevereiniteit en competitiviteit bereiken door middel van een sterke

regionale integratie en een competitieve landbouwsector. Hetzelfde concept wordt in de realiteit dus

volledig anders toegepast en nagestreefd.

Page 3: Getoetst aan een casestudy uit West-Afrika ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/275/439/RUG01... · Francesca Croes MASTERPROEF POLITIEKE WETENSCHAPPEN afstudeerrichting INTERNATIONALE

Woord vooraf Ik wil hierbij eerst en vooral mijn promotor Prof. Dr. Jeroen Adam bedanken. Hij begeleidde mij waar

en wanneer nodig en gaf mij daarbij de vrijheid fouten te maken en een eigen onderzoek uit te werken.

Ook bedank ik hierbij mijn commissaris Dr. Thomas Vervisch om mijn masterproef te beoordelen.

Verder wil ik ook nog graag mijn mama, Marijke Seghers, bedanken voor de steun en het nalezen van

mijn thesis. Ook wil ik Charlotte Vienne bedanken voor de extra ondersteuning en motivatie.

Page 4: Getoetst aan een casestudy uit West-Afrika ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/275/439/RUG01... · Francesca Croes MASTERPROEF POLITIEKE WETENSCHAPPEN afstudeerrichting INTERNATIONALE

Inhoudsopgave

1. Inleiding .............................................................................................................................................. 1

2. Voedselsoevereiniteit .......................................................................................................................... 4 2.1 Wat is voedselsoevereiniteit? ........................................................................................................ 4 2.2. De voedselsoevereiniteitsbeweging (VSB) ................................................................................... 6 2.3. De voedselsoevereiniteitsprincipes .............................................................................................. 6 2.4. De voedselsoevereiniteitsbeweging als reactie op het huidig voedselregime .............................. 8

3. Contradicties binnen het voedselsoevereiniteitsdebat .................................................................. 12 3.1. Crisis ........................................................................................................................................... 12 3.2. Democratisch overleg ................................................................................................................. 13 3.3 Schaal .......................................................................................................................................... 14

3.3.1 Lokaal ................................................................................................................................... 15 3.3.2. Nationaal ............................................................................................................................. 15 3.3.3. Internationaal ....................................................................................................................... 18

3.4. De positie van de staat ............................................................................................................... 19 3.5. Vrijhandel ................................................................................................................................... 20 3.6. Familielandbouw ........................................................................................................................ 22 3.7. Recht op voedsel ......................................................................................................................... 23 3.8. Productieverhoging van de kleinschalige landbouwer .............................................................. 24 3.9. Agro-ecologie ............................................................................................................................. 26

4. Casestudy: Economic Community of West African States Agricultural Policy (ECOWAP) ... 29 4.1. Methodologie .............................................................................................................................. 29 4.2. Wat is ECOWAP ......................................................................................................................... 30 4.3. De implementatie van ECOWAP ................................................................................................ 31

4.3.1. De regionale programma’s .................................................................................................. 32 4.3.2. De nationale programma’s (PNIA) ..................................................................................... 32 4.3.3. Sectorale plannen ................................................................................................................ 33

4.4. ECOWAP getoetst aan de voedselsoevereiniteitsprincipes ........................................................ 33 4.4.1. Een focus op voedsel voor de mensen ................................................................................ 33

Wordt er binnen ECOWAP gefocust op een internationale, nationale of lokale schaal? ........................ 33 4.4.2. Het waarderen van voedselproducenten .............................................................................. 36

Is ECOWAP begaan met gendergelijkheid binnen de landbouw? ........................................................... 36 Wat is de positie van ECOWAP ten opzichte van de kleinschalige (familie)landbouw? ........................ 37

4.4.3. Het lokaliseren van voedselsystemen .................................................................................. 38 Wat is de positie van ECOWAP ten opzichte van GGO’s? ..................................................................... 38 Wat is de geprefereerde beheerstructuur van ECOWAP voor de landbouw? .......................................... 40

Page 5: Getoetst aan een casestudy uit West-Afrika ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/275/439/RUG01... · Francesca Croes MASTERPROEF POLITIEKE WETENSCHAPPEN afstudeerrichting INTERNATIONALE

Wat is de positie van ECOWAP ten opzichte van internationale handel in landbouwproducten? .......... 42 4.4.4. Lokale controle .................................................................................................................... 45

Wie hoort, volgens ECOWAP, de controle te hebben over natuurlijke grondstoffen? ............................ 45 Wat is de positie van ECOWAP over privatiseringen? ............................................................................ 46

4.4.5. Kennis en vaardigheden opbouwen .................................................................................... 47 Hoe staat de ECOWAP tegenover de vaardigheden en kennis van de lokale voedselproducenten? ....... 47

4.4.6. Samenwerken met de natuur ............................................................................................... 48 Wat is de visie van ECOWAP ten opzichte van (hoge) externe inputs? .................................................. 48 Wat is de ECOWAP positie over agro-ecologie? ..................................................................................... 49 Wat is de ECOWAP positie over moderne geïndustrialiseerde landbouwtechnologie? .......................... 49

5. Conclusie ........................................................................................................................................... 51

6. Bibliografie ....................................................................................................................................... 57

7. Bijlagen ............................................................................................................................................. 64

Page 6: Getoetst aan een casestudy uit West-Afrika ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/275/439/RUG01... · Francesca Croes MASTERPROEF POLITIEKE WETENSCHAPPEN afstudeerrichting INTERNATIONALE

1

1. Inleiding

De voedselcrisis van 2007-2008 en de stijgende voedselprijzen die daarmee gepaard gaan hebben

volgens sommige schattingen 105 miljoen mensen toegevoegd aan de armen, dit vooral in Zuid Azië en

Sub-Sahara-Afrika (Ivanic & Martin, 2008, zoals weergegeven in Agarwal, 2014). Het grootste segment

van de armsten ter wereld zijn de vrouwen, kinderen en mannen die in rurale gebieden leven. Dit zijn

de subsistentielandbouwers, herders, vissers, inheemse volkeren, etc. Zo geeft het rapport over rurale

armoede in 2011 aan dat globale armoede nog steeds voornamelijk een ruraal probleem blijft. 70% van

de 1.4 miljard extreem arme mensen wonen in rurale gebieden (International Fund for Agricultural

Development, 2011). De verwachtingen zijn dat de stijging van de voedselprijzen zal aanhouden,

gecombineerd met prijsvolatiliteit. Dit is een zeer problematisch vooruitzicht. De regionale concentratie

van graanproductie en –export zorgt voor een grote afhankelijkheid van landen met een voedseltekort,

daarbij maakt het hen kwetsbaar voor beleidsveranderingen in de exporterende landen. Het is in deze

context dat het voedselsoevereiniteitsidee aan aandacht won.

Voedselsoevereiniteit stelt een alternatief beleidskader voor, voor voedsel en landbouw. Het stelt de

producenten en consumenten van voedsel centraal in het controleren van de mechanismen en het beleid

van voedselproductie en –distributie. Voedselsoevereiniteit wil dus een antwoord bieden op het huidige

voedselregime dat door deze beweging wordt gezien als de oorzaak van de verpaupering van de

kleinschalige landbouwer. De voedselsoevereiniteitsbeweging streeft naar een nieuw voedselregime

waarbij de lokale kleinschalige familielandbouw centraal staat. Het biedt een alternatief voor het huidige

door de agro-industrie gedomineerde voedselregime. Voedselsoevereiniteit is niet enkel een concept, er

bestaat een internationale beweging rond, geleid door La Via Campesina. De beweging wordt echt een

politieke beweging nadat La Via Campesina de term gebruikt om zich op de Wereldvoedseltop in Rome

in 1996 te profileren als een internationale stem voor boerenorganisaties. De beweging wordt sinds dan

ook voornamelijk geleid door La Via Campesina. De voedselsoevereiniteitsbeweging groeit zo uit tot

een belangrijke macht om de rechten, waardigheid en inkomsten van miljoenen kwetsbare personen en

gemeenschappen te verdedigen.

Het probleem met het voedselsoevereiniteitsidee is dat er veel contradicties in tot uiting komen door het

gebrek aan nuance. Het is hier dat dit onderzoek bij aansluit. Het eerste grote deel van dit onderzoek

vormt een synthese van de bestaande literatuur rond voedselsoevereiniteit en haar contradicties. De

hoofdvraag waarop in dit eerste deel een antwoord wordt gegeven is:

Wat zijn de belangrijkste contradicties binnen het voedselsoevereiniteitsdebat?

Page 7: Getoetst aan een casestudy uit West-Afrika ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/275/439/RUG01... · Francesca Croes MASTERPROEF POLITIEKE WETENSCHAPPEN afstudeerrichting INTERNATIONALE

2

Om dit te beantwoorden zullen, aan de hand van het onderzoeken van primaire en secundaire literatuur,

de volgende deelvragen worden beantwoord:

1. Wat is voedselsoevereiniteit? Wat zijn hun voornaamste principes?

2. Waar reageert voedselsoevereiniteit op?

Om daarna te kunnen beantwoorden op deze eerste hoofdvraag.

In de eerste plaats wordt het concept en de definitie van voedselsoevereiniteit onder de loep genomen.

Alsook wordt er gekeken naar het huidige voedselregime en de voedselsoevereiniteitsbeweging als een

reactie hierop. Het laatste onderdeel van dit theoretische deel bekijkt de verschillende contradicties

binnen het debat.

Een van de grote contradicties binnen het voedselsoevereiniteitsdebat blijkt hun houding tegenover

internationale handel te zijn. Om dit en andere principes van voedselsoevereiniteit te toetsen aan de

realiteit wordt gebruik gemaakt van een casestudy, deze wordt onderzocht aan de hand van een

literatuurstudie. Er wordt gekozen voor het regionale landbouwbeleid van de Economic Community of

West African States (ECOWAS). Dit beleid, dat eigenlijk vooral een regionaal kader vormt voor het

nationaal beleid van de lidstaten, staat bekend onder de noemer van de Economic Community of West

African states Agricultural Policy (ECOWAP). Een van de centrale doelstellingen van ECOWAP is

voedselsoevereiniteit. Landbouw heeft binnen West-Afrika een cruciale rol voor de ontwikkeling van

het continent. De landbouw maakt zo een 35% uit van het regionale BBP en 60% van de actieve

bevolking is erin tewerkgesteld. Het probleem is dat de sector te maken heeft met een zeer lage

productiviteit en hoge armoede. Zo wordt er geschat dat 54% van de West Afrikanen onder de

armoedegrens leeft. Dit maakt dat armoedevermindering een belangrijke uitdaging is (Ojukwu, 2014).

Het is hier dat ECOWAP ten tonele verschijnt.

ECOWAS wil met dit regionale landbouwbeleid zorgen voor een verdere regionale integratie. Ook moet

het zorgen voor voedselzekerheid en voedselsoevereiniteit. Daarnaast moet dit regionale

landbouwbeleid een onafhankelijkheid creëren van externe voedselimporten. Dit door het opbouwen

van een moderne regionale landbouwsector en een commercieel intern en extern beleid. Het valt echter

op dat ECOWAP een heel andere uitwerking voor het bereiken van voedselsoevereiniteit voorstaat dan

La Via Campesina. Dit maakt van de ECOWAP een zeer interessante casestudy. Het tweede deel van

dit onderzoek toetst de contradicties van het voedselsoevereiniteitsdebat aan de realiteit. Dit door de

principes van La Via Campesina’s voedselsoevereiniteit te vergelijken met deze van ECOWAP. De

methodologie voor de casestudy wordt meer in detail uitgelegd verder in het onderzoek.

Page 8: Getoetst aan een casestudy uit West-Afrika ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/275/439/RUG01... · Francesca Croes MASTERPROEF POLITIEKE WETENSCHAPPEN afstudeerrichting INTERNATIONALE

3

De hoofdvraag voor dit tweede deel is de volgende:

Hoe komen deze contradicties tot uiting in de casestudy van de Economic Community of

West African states Agricultural Policy (ECOWAP)?

De deelvragen die hiervoor eerst beantwoordt moeten worden, zijn:

1. Onderschrijft ECOWAP de principes van voedselsoevereiniteit?

2. Waarom past ECOWAP deze principes al dan niet toe?

3. Wat zijn de verschillen in methoden om voedselsoevereiniteit te bereiken van de

voedselsoevereiniteitsbeweging in vergelijking met deze van ECOWAP?

Uit deze deelvragen volgt het antwoord op de tweede hoofdvraag. Om deze vragen te beantwoorden

wordt er eerst een inleiding gegeven over wat ECOWAP is en hoe dit beleid geïmplementeerd wordt.

Vervolgens worden de principes van voedselsoevereiniteit een voor een getoetst aan deze van

ECOWAP. In de conclusie van dit onderzoek worden de voedselsoevereiniteitsprincipes in een

schematische weergave tegenover dezen van ECOWAP geplaatst.

Page 9: Getoetst aan een casestudy uit West-Afrika ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/275/439/RUG01... · Francesca Croes MASTERPROEF POLITIEKE WETENSCHAPPEN afstudeerrichting INTERNATIONALE

4

2. Voedselsoevereiniteit

2.1 Wat is voedselsoevereiniteit?

Agarwal (2014) haalt aan dat er geen uniforme conceptualisering is van wat voedselsoevereiniteit nu

juist inhoudt. De definitie wordt gedurende de jaren verder uitgebreid. In 1996 legt La Via Campesina

(LVC)1 de focus op nationale zelfvoorziening en diversiteit in voedingssystemen:

“Long-term food security depends on those who produce food and care for the natural environment. As

the stewards of food producing resources we hold the following principles as the necessary foundation

for achieving food security....Food is a basic human right. This right can only be realized in a system

where food sovereignty is guaranteed. Food sovereignty is the right of each nation to maintain and

develop its own capacity to produce its basic foods respecting cultural and productive diversity. We

have the right to produce our own food in our own territory. Food sovereignty is a precondition to

genuine food security.” (La Via Campesina 1996, geciteerd in Patel, 2009)

Hoe meer het idee van voedselsoevereiniteit verspreid wordt hoe breder de definitie wordt. In 2002

wordt voedselsoevereiniteit als volgt omschreven (Patel, 2009, geciteerd in Agarwal, 2014, p. 1247):

“The rights of peoples to define their own food and agriculture; to protect and regulate domestic

agricultural production and trade in order to achieve sustainable development objectives; to

determine the extent to which they want to be self-reliant ....”

In 2007 wordt de definitie allesomvattend gedefinieerd in de Nyéléni verklaring op het

voedselsoevereiniteitsforum in Mali. Vandaag is dit de meest erkende definitie (Patel, 2009, geciteerd

in Agarwal, 2014, p.1248; Nyéléni, 2007 geciteerd in Burnett & Murphy, 2014, p.1067):

“Food sovereignty is the right of peoples to healthy and culturally appropriate food produced

through ecologically sound and sustainable methods, and their right to define their own food

and agriculture systems. It puts the aspirations and needs of those who produce, distribute and

consume food at the heart of food systems and policies, rather than the demands of markets and

corporations. It offers a strategy to resist and dismantle the current corporate and food regime

... It defends the interests and inclusion of the next generation ... Food sovereignty prioritises

local and national economies and markets, and empowers peasant and family farmer-driven

agriculture. ... It ensures ... the rights to use and manage lands ... [It] implies new social

1La Via Campesina is een internationale landbouwer beweging die 164 organisaties uit 73 landen verenigt. Ze komen op voor de familielandbouw, duurzame landbouw en voedselsoevereiniteit. Ze leveren een platform voor debat en formuleren een alternatief voor de macht van het kapitaal over de landbouwbevolking (Wittman, 2009).

Page 10: Getoetst aan een casestudy uit West-Afrika ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/275/439/RUG01... · Francesca Croes MASTERPROEF POLITIEKE WETENSCHAPPEN afstudeerrichting INTERNATIONALE

5

relations free of oppression and inequality between men and women, peoples, racial groups,

social and economic classes and generations.”

De definitie evolueert dus van een focus op het recht op zelfvoorziening van naties (1996) naar het recht

van mensen op binnenlandse productie en handel en het recht om zelf te bepalen in hoeverre men

zelfvoorzienend wil zijn (2002). Vervolgens omvat de definitie iedereen die betrokken is in de

voedingsketen, van producenten tot distributeurs tot consumenten (2007). De laatste definitie betrekt

ook andere rechten zoals het recht om eigen grond te beheren, familie landbouw en relaties die vrij zijn

van gender-gerelateerde en andere ongelijkheden (Agarwal, 2014).

Patel (2009) deed ook een onderzoek naar de definities van voedselsoevereiniteit. Over de definitie van

2002 is hij nog vrij positief. Dit is volgens hem een voorzichtige definitie die ook nog ruimte laat voor

discussie rond handel. De diversiteit aan meningen, posities, kwesties en politiek komt er duidelijk in

naar voor. Dit ziet hij als een belangrijke sterkte, voedselsoevereiniteit kan gezien worden als een grote

tent. De idee van een grote tent is dat uiteenlopende groepen zich erin kunnen herkennen. Wel belangrijk

is dat de tent gebouwd is op een basis van een consistente set van ideeën. De basis is echter nooit

duidelijk geweest, het is ook daarom dat de definitie van 2007 meer inconsistenties vertoont. Patel

(2009, p. 666-667) haalt er onder andere de volgende woorden uit, “those who produce, distribute and

consume food”. Deze wijzen dus eigenlijk op iedereen, ook de transnationale bedrijven, die dan weer

verworpen worden in de tweede helft van de zin, “rather than the demands of markets and

corporations”. Sommigen brengen daar tegenin dat “those who produce, distribute and consume food”

slaat op natuurlijke in plaats van rechtspersonen en bedrijven zijn geen mensen van vlees en bloed

(Bakan, 2004, zoals weergegeven in Patel, 2009).

Rosset (2003) maakt in zijn onderzoek een duidelijk onderscheid tussen voedselsoevereiniteit en

voedselzekerheid. Deze laatste term is volgens hem beroofd van al zijn betekenis. Voedselzekerheid

betekent dat elke mens de zekerheid moet hebben elke dag genoeg te eten te hebben. Dit concept zegt

echter niets over waar deze voeding vandaan moet komen en hoe het geproduceerd hoort te worden. Het

is hierin dat het concept voedselsoevereiniteit zich onderscheidt. Voedselsoevereiniteit legt een

duidelijke focus op lokale markten en economieën (Rosset, 2003; Burnett & Murphy, 2014). Rosset

(2003) gelooft sterk in de ideeën van voedselsoevereiniteit en pleit voor een gezamenlijke strijd tegen

het wereldhandelsbeleid, voor landbouwhervormingen en een meer participatief, duurzaam en lokaal

gecontroleerd voedselsysteem. Hij spreekt van het terugnemen van ons land en voedsel (Rosset, 2003).

Boyer (2010) maakt in zijn analyse over transnationale agrarische bewegingen ook het onderscheid

tussen voedselsoevereiniteit en voedselzekerheid. Volgens hem is ‘soevereiniteit’, in tegenstelling tot

voedselzekerheid, geen gepaste term om de zorgen van het dagelijkse rurale leven uit te drukken. Voor

sommigen zal de term soevereiniteit inderdaad het idee van autonomie opwekken, maar het kan

Page 11: Getoetst aan een casestudy uit West-Afrika ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/275/439/RUG01... · Francesca Croes MASTERPROEF POLITIEKE WETENSCHAPPEN afstudeerrichting INTERNATIONALE

6

evengoed verwarrend zijn voor de vele, vooral rurale bevolking, die soevereiniteit gelijkstellen aan de

staat. De semantische afstand tussen de term ‘soevereiniteit’ en het dagelijkse leven van de rurale

bevolking kan problemen veroorzaken voor de initiële aanvaarding van het idee.

2.2. De voedselsoevereiniteitsbeweging (VSB)

De voedselsoevereiniteitsbeweging is een relatief nieuwe transnationale sociale beweging en

belangenbehartigingsbeweging van boeren, vissers en andere bevolkingsgroepen die voor hun inkomen

afhankelijk zijn van landbouwproductie. De beweging kent zijn origine in Amerika en Europa en is dan

snel uitgebreid naar Azië en later naar Afrika en andere delen van de wereld (Holt-Gimenez, 2010, zoals

weergegeven in Burnett & Murphy, 2014). De beweging wordt pas politiek nadat La Via Campesina de

term gebruikt om zich op de Wereldvoedseltop in Rome in 1996 te profileren als een internationale stem

voor boerenorganisaties. De beweging wordt sinds dan ook voornamelijk geleid door La Via Campesina.

LVC representeert gemarginaliseerde rurale bevolkingsgroepen van 164 sociale bewegingen uit 73

landen (La Via Campesina, 2013). De beweging groeit zo uit tot een belangrijke macht om de rechten,

waardigheid en inkomsten van miljoenen kwetsbare personen en gemeenschappen te verdedigen.

Burnett en Murphy (2014) linken de opkomst van voedselsoevereiniteit en LVC gedeeltelijk aan een

verzet tegen de Agreement on Agriculture (AoA) van de Wereldhandelsorganisatie (WHO) en het

opdringen van een multilaterale handelsdiscipline. LVC verzet zich niet enkel tegen de AoA, maar ook

tegen elke overeenkomst met een impact op landbouw. Ze zien landbouw als hun ruimte als producenten

en dus zoeken ze naar een stem binnen het management van deze ruimte. LVC en het concept worden

verder geformaliseerd op het Forum voor Voedselsoevereiniteit (Nyéléni) in Mali in 2007.

2.3. De voedselsoevereiniteitsprincipes

Van 23 tot 27 februari 2007 komen voedselproducenten, milieuactivisten, consumenten en stedelijke

bewegingen samen in Sélingué in Mali. Er wordt daar een debat gevoerd rond voedselsoevereiniteit om

de dialoog tussen sectoren en belangengroepen te versterken, het collectief inzicht te verbeteren en de

gemeenschappelijke strategieën en het actieplan te formuleren. Uit het Nyéléni2 forum worden de zes

2Nyéléni was de inspiratie voor de naam van het forum voor voedselsoevereiniteit in Sélingué in Mali. Nyéléni was een legendarische vrouw van het platteland die haar volk goed voedde door haar landbouw. Zij is de perfecte belichaming van voedselsoevereiniteit, dit door haar harde werk, innovatie en zorg voor haar volk (Nyéléni, 2007).

Page 12: Getoetst aan een casestudy uit West-Afrika ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/275/439/RUG01... · Francesca Croes MASTERPROEF POLITIEKE WETENSCHAPPEN afstudeerrichting INTERNATIONALE

7

pilaren van voedselsoevereiniteit opgesteld, in het synthese rapport (Nyéléni, 2007) worden ze als volgt

weergegeven:

1. Een focus op voedsel voor de mensen: voedselsoevereiniteit plaatst het recht op voldoende,

gezond en cultureel geschikt voedsel voor alle individuen, bevolkingsgroepen en

gemeenschappen -ook zij die honger leiden, bezet worden, in conflictgebieden wonen en

gemarginaliseerd worden- centraal in het voedsel-, landbouw-, veehouderij- en visserijbeleid.

Daarbij verwerpen ze het idee dat voedsel een normaal handelswaar is of een onderdeel is van

de internationale agro-industrie.

2. Het waarderen van voedselproducenten: voedselsoevereiniteit waardeert en ondersteunt de

bijdragen en respecteert de rechten van vrouwen en mannen, boeren en kleinschalige

familielandbouwers, herdersvolken, artisanale visserijvolken, bosbewoners, inheemse volken

en landbouw en visserij arbeiders –ook migranten die de voeding cultiveren, kweken, oogsten

en verwerken. Ze verwerpen beleid, acties en programma’s dat deze mensen onderwaardeert,

hun bestaan bedreigt en hun elimineert.

3. Het lokaliseren van voedselsystemen: voedselsoevereiniteit brengt voedselproducenten en –

consumenten dichter bij elkaar. Het plaatst de producenten en consumenten in het centrum van

de besluitvorming rond voedsel, het beschermt voedselproducenten voor het dumpen van

voedsel en voedselhulp in lokale markten. Daarbij beschermt het ook consumenten tegen slechte

kwaliteit en ongezonde voeding, ongeschikte voedselhulp en voedsel besmet met genetisch

gemanipuleerde organismen. De beweging verwerpt beheer structuren, overeenkomsten en

praktijken die vertrouwen op niet duurzame en oneerlijke internationale handel en die macht

geven aan afgelegen en ontoerekeningsvatbare bedrijven.

4. Lokale controle: voedselsoevereiniteit plaatst de controle over het territorium, grond, grazen,

water, zaden, vee en vis bij de lokale voedselproducenten en respecteert hun rechten. Ze kunnen

bovenstaande zaken gebruiken en delen op een sociaal en ecologisch duurzame manier die de

diversiteit ondersteunt. Men erkent dat lokale territoria vaak geopolitieke grenzen kruisen en

verzekert het recht dat lokale gemeenschappen hebben om deze territoria te benutten en

bewonen. De beweging bevordert positieve interactie tussen voedselproducenten in

verschillende regio’s en territoria en van verschillende sectoren. Dit helpt interne conflicten of

conflicten met lokale en nationale autoriteiten op te lossen. Ze verwerpt het privatiseren van

natuurlijke grondstoffen door middel van wetten, commerciële contracten en intellectuele

eigendomsrechten.

Page 13: Getoetst aan een casestudy uit West-Afrika ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/275/439/RUG01... · Francesca Croes MASTERPROEF POLITIEKE WETENSCHAPPEN afstudeerrichting INTERNATIONALE

8

5. Kennis en vaardigheden opbouwen: voedselsoevereiniteit bouwt op de vaardigheden en

lokale kennis van voedselproducenten en hun lokale organisaties die lokale voedselproductie en

oogstsystemen ontwikkelen, beheren en beschermen. Ze ontwikkelt daarvoor geschikte

onderzoek systemen om dit te ondersteunen en deze kennis over te dragen naar toekomstige

generaties. Ze verwerpt technologieën dat deze lokale kennis en vaardigheden ondermijnen,

bedreigen en besmetten, bijvoorbeeld genetische manipulatie.

6. Samenwerken met de natuur: voedselsoevereiniteit benut de bijdrage van de natuur in diverse,

lage externe inputs, agro-ecologische productie- en oogstmethoden. Deze maximaliseren de

toegevoegde waarde van ecosystemen en verbeteren de weerbaarheid en het

aanpassingsvermogen, dit zeker rekening houdend met de klimaatverandering. Men wil de

planeet genezen opdat de planeet ons kan genezen. De beweging verwerpt methoden die

voordelige ecosysteem functies ondermijnen, rekenen op energie intensieve monoculturen en

veeteeltfabrieken, schadelijke visserij praktijken en andere geïndustrialiseerde

productiemethoden die het milieu schaden en bijdragen tot de opwarming van de aarde.

(Nyéléni, 2007)

2.4. De voedselsoevereiniteitsbeweging als reactie op het huidig voedselregime

Algemeen kan men stellen dat de voedselsoevereiniteitsbeweging er kwam als reactie op het huidige op

bedrijven gerichte voedselregime. Het is een reactie op het model van globalisering geïnstitutionaliseerd

tijdens de Uruguay Ronde en de stichting van de WHO in 1995. Sinds het ontstaan van de WHO trekt

de voedselsoevereiniteitsbeweging de legitimiteit ervan, als een bestuur instituut voor voedsel en

landbouw, in twijfel. Het is ook hierdoor dat de beweging geassocieerd wordt met verzet tegen

internationale handel. Dit klopt niet volgens Burnett en Murphy (2014). De beweging is tegen de

bevoorrechte positie van handel binnen voedsel- en landbouwbeleid en –recht. Ook hebben ze zich

gekant tegen de multilaterale regels die handel beheren, maar ze zijn niet tegen handel an sich.

Het dominante productiemodel van het huidige voedselregime wordt omschreven als het door fossiele

brandstoffen gedreven, grootschalige, kapitaalintensieve industriële mega landbouwbedrijf (Akram-

Lodhi, 2015, p. 236). McMichael (2012) wijst het destabiliseren van kleine en middelgrote landbouwers

over de hele wereld toe aan het door subsidies gedreven goedkope voedselregime. Dit is geresulteerd in

cycli van depeasantization en verpaupering van een globale arbeidskracht. Voedselsoevereiniteit kan

dus ook gezien worden als een strategie om honger en rurale armoede te reduceren of verbannen. Honger

en ondervoeding konden tot de voedselcrisis van 2007-2008 echter niet puur verklaard worden door

voedseltekorten of –armoede. De voedselcrisis wordt door McMichael (2009) verklaard door te

Page 14: Getoetst aan een casestudy uit West-Afrika ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/275/439/RUG01... · Francesca Croes MASTERPROEF POLITIEKE WETENSCHAPPEN afstudeerrichting INTERNATIONALE

9

verwijzen naar de stijgende vraag naar biobrandstoffen en voedsel. Hij spreekt van een groeiende nieuwe

consumentenklasse in verschillende middeninkomenslanden. Deze groep bestaat onder andere uit

enkele recentere OESO (Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling) leden –Zuid-

Korea, Mexico, Turkije en Polen- en China en Indië. De tekenen van hun welvaart zijn het bezitten van

een auto en het consumeren van vlees. Hierdoor stijgt dus de vraag naar biobrandstoffen en

voedergewassen. De stijgende vraag naar deze gewassen zorgt voor het inpalmen van grond dat voordien

gebruikt werd voor voedselgewassen (McMichael, 2009). Daarbij hebben de stijgende prijzen

speculanten aangetrokken die het probleem nog verergeren. Door de interesse van de speculanten is de

vraag verder aangewakkerd en de prijs verder gestegen (Vandaele, 2008). De voedselstocks zijn in 2007-

2008 dus enorm gedaald door de groeiende vraag naar allerhande gewassen met als gevolg stijgende

voedselprijzen. Vanaf de voedselcrisis in 2007-2008 kan men voor het eerst spreken van een consumptie

die de productie overstijgt, dit komt niet door een dalende productie, maar dus wel door een stijgende

vraag.

Ondanks de stijgende vraag naar voedsel kan honger vandaag ook nog gedeeltelijk verklaard worden

door een problematische toegang tot voedsel, een tekort aan een deftig inkomen of middelen die ervoor

kunnen zorgen dat men voedsel kan produceren of aankopen. De ongelijke verdeling van voedsel, land

en andere grondstoffen kunnen dus ook gezien worden als een verklaring voor honger en ondervoeding

(Windfuhr & Jonsén, 2005). Meer dan 75% van ’s werelds armsten wonen in rurale gebieden en zijn

voor hun overleven volledig of gedeeltelijk afhankelijk van landbouw (Windfuhr & Jonsén, 2005; The

World Bank, 2016a). Het is wel belangrijk aan te geven dat in de toekomst de wereld ten minste 50%

meer voedsel zal moeten produceren om tegen 2050 de 9 miljard mensen te kunnen voeden (The World

Bank, 2016c). In het statement van La Via Campesina, ‘Food Sovereignty: A Future without Hunger’,

verklaren ze voedselsoevereiniteit als een vereiste om voedselzekerheid te bekomen. Het recht op

voedsel kan worden gezien als een manier om dit te bekomen (Windfuhr & Jonsén, 2005).

La Via Campesina (2004, zoals weergegeven in McMichael, 2012) claimt dat de macht binnen de

landbouwsector niet meer bepaald wordt door controle over grond, maar wel door de controle op de

relaties die de productie omringen. Enerzijds is dit een controle die uitgeoefend wordt over de leningen,

inputs en de verspreiding van nieuwe technologieën, maar anderzijds ook een uitoefening van de

controle over de nationale en internationale opslagplaatssystemen, transport, distributie en retail.

Ondertussen is dit, door de drievoudige crisis (financiële-, energie- en voedsel-), weer veranderd. Met

het vooruitzicht van stijgende energie- en voedselprijzen komt grond weer op de investeeragenda, maar

deze keer op die van de speculanten. Deze investeren in grond met de hoop op een stijgende waarde in

de toekomst door voedsel- en brandstoftoevoer tekorten (Vandaele, 2008).

Page 15: Getoetst aan een casestudy uit West-Afrika ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/275/439/RUG01... · Francesca Croes MASTERPROEF POLITIEKE WETENSCHAPPEN afstudeerrichting INTERNATIONALE

10

Bernstein (2015) waarschuwt echter voor de binaire voorstelling van vele auteurs, vooral van

McMichael, die onderzoek doen rond het voedselregime. Hij vindt de binaire voorstelling van het

globale agro-industriële kapitaal versus de kleinschalige landbouwers, vertegenwoordigd door La Via

Campesina, te simplistisch. Beide groepen kunnen niet gezien worden als homogene groepen. Het

vooropstellen van de kleinschalige landbouwer als de nodige en gewenste antithesis van een wereld

gedomineerd en vernietigd door de kapitalistische agro-industrie en handel is daarbij ook problematisch.

Ook vindt Bernstein (2014, zoals weergegeven in Jansen, 2015) het problematisch dat de kleine

landbouwer volledig buiten het vormen van het agrarisch kapitalisme wordt geplaatst, als een passieve

actor die enkel de gevolgen ervan ondergaat. Bernstein verwijst naar het agrarisch kapitalisme van

onderuit, hiervoor kijkt hij onder andere naar de rol van coöperatieven3. Dit alles om duidelijk te maken

dat de landbouw niet ondermijnd wordt door het voedselregime, maar dat ze het mee vorm heeft gegeven

en er zelf ook door gevormd is. Hiermee wil Jansen (2015) niet ontkennen dat er landbouwers

uitgesloten, gemarginaliseerd of uitgebuit worden in dit oneven proces of ontkennen dat grote bedrijven

dominant en machtig zijn geworden. Hij stelt zich wel de vraag of voedselsoevereiniteit het agrarisch

kapitalisme van onderuit erkent. Dit wil uiteindelijk zeggen dat de VSB een alternatief moet opbouwen

voor een zeer dynamisch en dominant systeem dat mee gevormd is door dezelfde doelgroep (of een deel

ervan) die de VSB centraal plaatst voor actie van binnenuit.

Ook heeft Bernstein (2014, zoals weergegeven in Jansen, 2015) het moeilijk met de neiging van de

voedselsoevereiniteit auteurs die het kapitalisme als alleen maar destructief bekijken. Hiermee negeren

ze volgens hem de productieve mogelijkheden van kapitalistische expansie. Hij heeft het daarbij ook

over de productiviteit van arbeid en de vraag van hoe de wereldbevolking kan gevoed worden. Hij stelt

de centrale rol, die de landbouwer in het voedselsoevereiniteitsverhaal krijgt, in vraag en betwijfelt of

de kleinschalige landbouwers wel in staat zouden zijn voldoende voedsel te produceren aan lage prijzen

buiten de kapitalistische productie en de marktstructuren om. Ook hier wijst hij weer op een binaire

voorstelling rond technologie in de voedselsoevereiniteitsliteratuur. Hij bekritiseert de weigerachtige

positie ten opzichte van moderne technieken en het ontbreken van een serieuze overweging van de

voordelen van moderne landbouwtechnologie voor kleine landbouwers.

In dezelfde trend geeft Jansen (2015) ook commentaar op de top down visie die de VSB heeft op ‘land

grabbing’.

Ook hier weer worden de landbouwers enkel gezien als passieve slachtoffers van de onteigening van

hun grond door grote bedrijven. Door dit te bekijken in het licht van kapitalistische uitbreiding, in

tegenstelling tot onteigening, wordt duidelijk dat er ook vele kleinschalige landbouwers de

3 De Coöperatieve Rabobank bijvoorbeeld is ontstaan uit spaar coöperatieven van lokale landbouwers en is nu de tweede grootste bank van Nederland met internationale operaties.

Page 16: Getoetst aan een casestudy uit West-Afrika ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/275/439/RUG01... · Francesca Croes MASTERPROEF POLITIEKE WETENSCHAPPEN afstudeerrichting INTERNATIONALE

11

marktmechanismen omarmen en op verschillende manieren inspelen op het kapitalisme. Zo zijn vele

gevallen van ‘land grabbing’ het gevolg van kleinschalige landbouwers die hun grond gewillig verkopen

of verhuren aan grote bedrijven. Hiermee wil Jansen (2015) deze praktijken niet goedpraten, maar eerder

aantonen dat de landbouwer niet gezien kan worden als passieve toeschouwer. Deze discussie sluit nauw

aan bij Bernsteins theorie over het agrarisch kapitalisme van onderuit.

Page 17: Getoetst aan een casestudy uit West-Afrika ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/275/439/RUG01... · Francesca Croes MASTERPROEF POLITIEKE WETENSCHAPPEN afstudeerrichting INTERNATIONALE

12

3. Contradicties binnen het voedselsoevereiniteitsdebat

Er is al veel geschreven over de contradicties binnen de VSB (onder andere door Jansen, 2015;

Bernstein, 2014; Agarwal, 2014, etc.), maar Desmarais (zoals weergegeven in Wittman, 2011) vindt het

belangrijk te beseffen dat de principes van de voedselsoevereiniteit geen checklist zijn van zaken die

moeten gebeuren, maar eerder geïntegreerde doelen die verschillend worden uitgewerkt afhankelijk van

organisatie, gemeenschap, regio, land en transnationale context. Hieronder wordt een synthese gevormd

van de meest voorkomende discussies en contradicties binnen het voedselsoevereiniteitsdebat.

3.1. Crisis

In de voedselsoevereiniteit literatuur hebben voorstanders het vaak over een ‘crisis’, een agrarische

crisis, voedselcrisis, accumulatie crisis, etc. (zoals onder andere gezien in McMichael, 2012). Deze

referenties naar een crisis zorgen voor een gevoel van urgentie waarbij de lezer gevraagd wordt een

bepaald politiek project te steunen. Daarbij stelt Jansen (2015) zich de vraag naar welke crisis er wordt

verwezen.

Zo verwijst McMichael (2014, zoals weergegeven in Jansen, 2015) naar hoe de voedselprijs inflatie

geleid heeft tot een ‘globale voedselcrisis’ en voedselopstanden in verschillende landen. McMichael

geeft daarbij aan dat deze opstanden rebellieën zijn tegen de politieke economie van het neoliberalisme.

Jansen (2015) vraagt zich af of deze inflatie wel echt, zoals McMichael (2014) het noemt, ‘een

culminatie van een diepere agrarische crisis’ van het voedselregime is. Als tegenreactie zegt Jansen

(2015) dat dit geen agrarische crisis is voor landbouwproducenten. Voor zowel de agro-industrie als de

kleinschalige landbouwers houden hogere prijzen voordelen in. Zo zijn hogere prijzen net voordelig

voor landbouwproductie en trekken investeerders aan. Zo is de recente prijsstijging een van de redenen

voor de hernieuwde interesse in de landbouw door instellingen zoals de Wereldbank. Hoewel

prijsschokken zeer problematisch kunnen zijn voor bepaalde producenten, leiden hogere prijzen niet

automatisch tot een algemene agrarische crisis. Wel kunnen prijsschokken belangrijke contrasten

blootleggen. Zo is de prijsstijging ideaal voor bepaalde producenten, maar voor andere, die een lage

productiviteit hebben en dus zelf nog voedsel moeten aankopen, is dit niet zo. Jansen (2015) wijst erop

dat McMichael deze contrasten in zijn opvattingen over de voedselcrisis en de agrarische crisis dreigt

te negeren.

Daarnaast gebruikt McMichael (2014) het woord crisis ook om te verwijzen naar het dumpen van

goedkoop voedsel door het voedselregime, dit zorgt voor lagere prijzen en onteigening van

onbeschermde landbouwers. Ten eerste, zegt Jansen (2015), kan men niet verwijzen naar zowel hoge

Page 18: Getoetst aan een casestudy uit West-Afrika ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/275/439/RUG01... · Francesca Croes MASTERPROEF POLITIEKE WETENSCHAPPEN afstudeerrichting INTERNATIONALE

13

voedselprijzen en het dumpen van voedsel als een en dezelfde agrarische crisis. Ten tweede linkt

McMichael het dumpen van voedsel te makkelijk aan de neoliberale staat. Zo is dumping historisch

gezien eerder een gevolg van gesubsidieerde landbouwproductie. Subsidies zijn vaak het resultaat van

populistische eisen en een sociaaldemocratische politiek om tegelijkertijd familielandbouw te

beschermen en goedkoop voedsel te kunnen leveren aan de stedelijke bevolking.

Als conclusie vraagt Jansen (2015) zich af hoe we dan kunnen spreken van een globale agrarische crisis

in de zin van een crisis van het huidige voedselregime. Hij spreekt van het huidige agrarische kapitaal

dat zeer dynamisch is in termen van productinnovaties, ecologie, etc. Dus van het perspectief van

kapitaal is er geen agrarische crisis. Hij vindt het een problematische gedachte dat alternatieve

bewegingen, zoals de voedselsoevereiniteitsbeweging, wachten op de automatische ondergang van het

oude systeem door zijn eigen interne contradicties4. Dus in deze zin zou men kunnen zeggen dat er geen

agrarische crisis plaatsvindt, als er een crisis is dan is het een crisis van het ‘peasantism’, een crisis van

dat deel van de landbouwbevolking die verliest in de context van een dynamisch agrarisch kapitalisme.

3.2. Democratisch overleg

Zoals reeds vermeld zegt zowel de definitie van 2002 als de definitie van 2007 iets over democratische

besluitvorming, de ene legt echt de nadruk op individuele keuze terwijl de andere eerder collectieve

besluitvorming en consensus5 benadrukt. Agarwal (2014) haalt aan dat er zowel over consensus als over

individuele keuze weinig uitleg wordt gegeven.

Agarwal (2014) wijst zo bijvoorbeeld op de moeilijkheid de definitie van 2007 te operationaliseren

aangezien er zeker landbouwers zullen kiezen voor opties die niet in lijn zijn met de visie van LVC.

Indien LVC kiest hen die keuze niet te laten zou dit strijdig zijn met hun democratische principes (die

ook benadrukt worden in de definitie van 2007). Kiezen om niet te bebouwen voor zelfvoorziening,

kiezen om geen voedingsgewassen te kweken, kiezen voor niet-organische landbouw – dit zijn allemaal

democratische keuzes. Dit kan zorgen voor een serieus conflict tussen de doelen van de VSB en de vrije

4 McMichael (2012) spreekt van een accumulatiecrisis in het neoliberale globaliseringsproces. De huidige land rush zou hier een symptoom van zijn. Dit past niet binnen de vrije markt retoriek van het neoliberalisme, maar wijst eerder op het Noordelijke kapitaal dat een nieuwe ruimte (door stijgende kosten van arbeid, energie en voeding) zoekt en botst op, onder andere, zijn ecologische grenzen. 5 Om dit te staven verwijst Agarwal (2014) naar een interview met Paul Nicholsons, een van de grondleggers van La Via Campesina, in 2009 over de visie van La Via Campesina: ‘We have to move forward, making sure that our decisions and declarations are made well. This requires long debates and reflection because decisions have to be made deliberately. Consensus is fundamental ... We have a long-term vision and this means that our declarations and prin- ciples require lots of discussion. For this reason, the internal process within La Via Campesina is very important. It has to be based on debate. ...’

Page 19: Getoetst aan een casestudy uit West-Afrika ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/275/439/RUG01... · Francesca Croes MASTERPROEF POLITIEKE WETENSCHAPPEN afstudeerrichting INTERNATIONALE

14

keuze van vele landbouwers (Agarwal, 2014).

Ook stelt Agarwal (2014) de vraag hoe ongelijkheden gebaseerd op gender, etniciteit en klasse

geadresseerd zouden worden. LVC bestaat uit 164 organisaties verspreid over 73 landen (La Via

Campesina, 2013). Dit is een zeer heterogene groep op vlak van al de bovenvermelde zaken en ook op

vlak van ideologie (Borras, 2008, zoals weergegeven in Agarwal, 2014). Borras (2008, zoals

weergegeven in Boyer, 2010) identificeert radicaal agrarisch populisme, verschillende Marxistische

stromingen, groepen met een anarchistische politieke traditie en leer, radicale milieuactivisten en

feministen die allemaal samen bestaan binnen La Via Campesina. Als concluderende vraag omtrent de

mogelijkheid van democratisch overleg, vraagt Agarwal (2014) zich af, of het bekomen van een

consensus in zo een verscheiden groep mogelijk is.

Als het gaat over vertegenwoordiging merkt Borras (2008, zoals weergegeven in Burnett & Murphy,

2014) op dat de beweging vrij afwezig is op nationaal en lokaal niveau. Ook hij vindt dat, ondanks hun

beste pogingen, de VSB faalt in het representeren van landbouwers van verschillende klassen,

geografische regio’s en politieke en ideologische stromingen. Windfuhr en Jonsén (2005) en Boyer

(2010) (zoals weergegeven in Burnett & Murphy, 2014) vinden dat de inspanningen op internationaal

niveau niet overeenkomen met de noden van de landbouwers in de praktijk.

3.3 Schaal

Binnen de voedselsoevereiniteitsbeweging zijn er doorheen de jaren evoluties geweest wat betreft de

ideale schaal om de voedselsoevereiniteit ideeën te realiseren. Zoals hierboven reeds vermeld, legt men

in 1996 de focus op de natie om dan in 2002 eerder te focussen op recht op lokale zelfvoorziening.

Agarwal (2014) stelt zich daarbij vragen over de schaal van ‘lokaal’. Verwijst dit naar huishoudelijke

zelfvoorziening of is het gericht naar het staatsbeleid binnen landen en tegen multinationals die de

voedselketen controleren? Hoe meer de ideeën van voedselsoevereiniteit verspreid worden, hoe breder

de definitie wordt. In 2007 omvat de definitie iedereen die betrokken is in de voedingsketen, van

producenten tot distributeurs tot consumenten (Agarwal, 2014).

In 2003 schreef Friends of the Earth6, als lid van de VSB, een paper over handel en

voedselsoevereiniteit. In die paper wordt duidelijk dat vele van de VSB’s ideeën zowel op het lokale,

nationale als internationale niveau duiden. Zo haalt men verschillende keren in de paper aan dat zowel

6 Friends of the Earth (FOE) omschrijft zichzelf als ‘s werelds grootste grassroot milieunetwerk. Ongeveer 75 organisaties zijn lid van dit netwerk. FOE’s activiteiten worden op de website onderverdeeld in vijf noemers: klimaat rechtvaardigheid en energie, economische rechtvaardigheid en het verzet tegen het neoliberalisme, voedselsoevereiniteit, bossen en biodiversiteit en mensenrechten (Friends of the Earth International, n.d.)

Page 20: Getoetst aan een casestudy uit West-Afrika ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/275/439/RUG01... · Francesca Croes MASTERPROEF POLITIEKE WETENSCHAPPEN afstudeerrichting INTERNATIONALE

15

‘gemeenschappen, bevolkingsgroepen als landen het recht hebben op …’ (Friends of the Earth, 2003, p.

6). Elders in de paper staat ook dat ‘landbouw, op elk niveau, lokaal, regionaal of internationaal,

duurzame doelen moet halen’ (Friends of the Earth, 2003, p. 5). Verwijzingen als deze zijn alom

vertegenwoordigd in het voedselsoevereiniteitsdebat en zorgen voor veel verwarring over waar nu net

de focus van de beweging ligt.

Wittman (2011) spreekt ook van de verschillende niveaus aanwezig in het voedselsoevereiniteitsdebat.

Wie mag soeverein zijn? Wie is verantwoordelijk voor het conceptualiseren en afdwingen van de

rechten op het voedselbeleid? De VSB focust op lokale en regionale autonomie, maar rekent ook op het

nationale niveau voor het afdwingen van de handelsregulering en ondersteunend landbouwbeleid.

Op het Nyéléni forum in 2007 wordt door deelnemers gezegd dat het belangrijk is een

gemeenschappelijk kader te hebben, maar er is geen sprake van een pad of voorschrift om

voedselsoevereiniteit te bekomen. Het is dus de taak van individuele regio’s, naties en gemeenschappen

om, gebaseerd op hun unieke situatie, te bepalen wat voedselsoevereiniteit voor hen betekent. Dit is een

mooie gedachte, maar kan wel zorgen voor vele verschillen binnen de beweging (zie hieronder over

genetisch gemanipuleerde organismen, pesticiden, technologie, etc.).

3.3.1 Lokaal

Enerzijds kan men stellen dat de focus van de beweging duidelijk op het lokale niveau ligt. Ze leggen

de voorkeur bij lokale marktuitwisselingen, boven wereldwijde handel (Rosset 2006, Nyéléni 2007,

Wittman et al. 2010, zoals weergegeven in Burnett & Murphy, 2014). Volgens Rosset (2003) is lokale

economische ontwikkeling de enige duurzame manier om honger en armoede te verbannen. Een manier

om dit te bekomen is via lokale circuits van productie en consumptie. Burnett en Murphy (2014) wijzen

op de derde van de zes voedselsoevereiniteitspilaren, zijnde gelokaliseerde voedselsystemen. Deze

pilaar bevordert onder andere het herlokaliseren van besluitvorming (IPC, 2009, zoals weergegeven in

Burnett & Murphy, 2014).

3.3.2. Nationaal

Maar als je terugkijkt in de tijd wordt er voornamelijk veel nadruk gelegd op het nationale niveau. Het

voeden van een bevolking is dan een kwestie van nationale veiligheid, een kwestie van soevereiniteit

(Rosset, 2003). Ook Burnett en Murphy (2014) halen dit aan door te verwijzen naar de originele definitie

van voedselsoevereiniteit, geformuleerd door LVC in 1996. In die definitie ligt de nadruk op het recht

van de naties om hun eigen voeding producerende capaciteiten te ontwikkelen. De reden voor de eis

voor meer autonomie hieromtrent is volgens Burnett en Murphy (2014) de structuren van

landbouwproductie en –handel die liberaliseren en privatiseren bevorderen. Deze worden door

sommigen binnen de VSB aanzien als zeer schadelijk voor kleinschalige landbouwers.

Page 21: Getoetst aan een casestudy uit West-Afrika ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/275/439/RUG01... · Francesca Croes MASTERPROEF POLITIEKE WETENSCHAPPEN afstudeerrichting INTERNATIONALE

16

Agarwal (2014) analyseert de mogelijkheid tot nationale zelfvoorziening als alternatief voor

internationale handel. Agarwal (2014) haalt daarbij de voedselcrisis van 2007-2008 aan en de stijgende

voedselprijzen die daarmee gepaard gaat. Zo is er sprake van een bijna verviervoudiging van de

tarweprijzen en een verdrievoudiging van de maïs prijzen tussen 2000 en 2008. De nadelige effecten

van deze prijsstijging worden vooral gevoeld in de graan importerende landen en de netto aankopers

van granen binnen landen (Quisumbing et al. 2008; von Braun, 2008-09, zoals weergegeven in Agarwal,

2014). De armen, en dan zeker de vrouwen en kinderen in de armere huishoudens, worden hier dan het

meest getroffen. De stijgende prijzen hebben, zeggen sommige schattingen, 105 miljoen mensen

toegevoegd aan de armen, dit vooral in Zuid Azië en Sub-Sahara-Afrika (Ivanic & Martin, 2008, zoals

weergegeven in Agarwal, 2014). De verwachtingen zijn dat de algemene opwaartse voedselprijs trend

zal voortgezet worden gecombineerd met prijsvolatiliteit. Een belangrijke factor in de

voedselprijsstijging is de regionale concentratie van graanproductie en –export. Zo wordt er in 2008

90% van de wereldrijstproductie geproduceerd door Aziatische landbouwers. De meeste van die landen

consumeren wat ze produceren, dit wil zeggen dat de rijstexport dus komt van enkelen (Thailand,

Vietnam, Indië en Pakistan). Als er wordt gekeken naar de totale graanexport, is er waar te nemen dat

65% ervan uit Noord-Amerika en Europa komt (zie figuur 1). Deze regionale concentratie zorgt niet

enkel voor over afhankelijkheid van landen met een voedseltekort, maar het maakt hen daarenboven

kwetsbaar voor beleidsveranderingen in de exporterende landen. Zo zou de toevoer van granen zakken

en de prijzen ervan stijgen als bijvoorbeeld de exporterende landen kiezen om over te schakelen op

biobrandstoffen of kiezen om minder te exporteren om te voorzien in de noden van hun eigen bevolking,

etc.

Page 22: Getoetst aan een casestudy uit West-Afrika ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/275/439/RUG01... · Francesca Croes MASTERPROEF POLITIEKE WETENSCHAPPEN afstudeerrichting INTERNATIONALE

17

Figuur 1: Productie, export en import van graanproducten per regio, 2008 (in percentages) door

Agarwal, 2014, gebaseerd op FAO-statistieken.

Het is in dit scenario dat de nadruk op nationale zelfvoorziening van La Via Campesina aanlokkelijk

klinkt. Daarbij vraagt Agarwal (2014) zich wel af hoe landen met een voedseltekort, zeker dan zij die

het meest kwetsbaar zijn voor de gevolgen van de klimaatsverandering (Zuid-Azië en Sub-Sahara-

Afrika), de transitie naar zelfvoorziening kunnen verwezenlijken. Agarwal (2014) vindt het belangrijk

van bij het begin te erkennen dat het onmogelijk is dat elk land voorziet in zijn eigen voeding. Dit door

beperkingen veroorzaakt door limieten in bewerkbare grond, irrigatiewater en andere grondstoffen, etc.

Dus, zegt Agarwal (2014), handel kan onmogelijk geëlimineerd worden, het zou zelfs zeer onwenselijk

zijn omdat de verdeling van productie over de wereld ook zijn voordelen heeft (onder andere

klimatologische en ecologische voordelen).

Windfuhr en Jonsén (2005) halen een van de essentiële argumenten van voedselsoevereiniteit aan, zijnde

dat er nood is aan het heropbouwen van nationale beleidsruimte om beleid te controleren dat de levens

van rurale bevolking beïnvloedt. Het probleem met dit argument is dat er niet genoeg discussie is rond

de vraag of het nationale beleidsniveau wel in staat is beleid met lokale inbreng te leveren. Het is echter

zo dat in vele landen grote conflicten bestaan tussen lokale autonomie en de nationaal gecentraliseerde

macht. Dit noemt men het interne risico aan eender welke lokale soevereiniteitsstrategie.

Page 23: Getoetst aan een casestudy uit West-Afrika ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/275/439/RUG01... · Francesca Croes MASTERPROEF POLITIEKE WETENSCHAPPEN afstudeerrichting INTERNATIONALE

18

3.3.3. Internationaal

Zoals hierboven reeds is vermeld staat LVC zeer kritisch tegenover de WHO. Ze stellen daarom de

Verenigde Naties (VN) en meer specifiek de Food and Agriculture Organization (FAO) voor als een

geschikter forum voor de verantwoordelijkheid rond het beheren van de globale voeding en landbouw

(Burnett & Murphy, 2014). Zo vindt de VSB de VN meer democratisch, toegankelijker en daardoor dus

meer geschikt om de belangen van verschillende belanghebbenden te vertegenwoordigen. Burnett &

Murphy (2014) gaan hiermee akkoord omdat een organisatie die alle aspecten van landbouw omvat, ook

de handel, beter is. De VN heeft hiervoor een basis en zou handel kunnen integreren in een bredere visie

op landbouw en voeding waarbij het politieke, culturele en materiële belang ervan erkend wordt. Wel

zijn Burnett en Murphy (2014) niet overtuigd van het voorstel van de VSB om van de FAO het

internationale forum te maken. De FAO heeft geen mandaat om de handel in landbouwproducten te

beheren. Het idee van beleid rond de handel in landbouwproducten te scheiden van het algemene

landbouwbeleid is geen goed idee, maar het andere extreem, landbouwhandelsbeleid scheiden van de

rest van het handelsbeleid is minstens even problematisch (Burnett & Murphy, 2014). Dit is zeker zo

omdat vandaag handel op zoveel domeinen van de economie inspeelt; arbeid, intellectuele eigendom en

investeringen. Op de een of andere manier zullen de regels rond landbouwhandel in overeenstemming

moeten zijn met andere sectoren en economische prioriteiten en tegelijkertijd ook landbouw en zijn

bijzonderheden respecteren. Burnett en Murphy (2014) concluderen daarom dat de FAO niet uitgerust

is om zo een geïntegreerde discussie te voeren. Wel vinden ze de strijd om de VN terug te versterken

zeker belangrijk, maar als doel op kortere termijn vinden Burnett en Murphy (2014) en Windfuhr en

Jonsén (2005) het beter te focussen op landen die de WHO willen veranderen van binnenuit. Burnett en

Murphy (2014) vinden het risicovol niet op dit kortere termijn doel in te gaan omdat de VSB zo

opportuniteiten misloopt. Zo hebben bijvoorbeeld Indië en Brazilië beiden goed ontwikkelde

maatschappelijke middenveldorganisaties die actief zijn in het beïnvloeden van het nationaal beleid.

Deze landen zouden dus ook het WHO-beleid kunnen beïnvloeden meer in lijn met de

voedselsoevereiniteitsprincipes. Als de VSB deze opportuniteit negeert laten ze andere, en zeker de

industriële landbouw, toe beleid te beïnvloeden. Burnett en Murphy (2014) stellen dus voor om

tegelijkertijd te duwen voor veranderingen binnen de VN maar ook duwen voor veranderingen die

zouden kunnen leiden tot nieuwe multilaterale handelsregels binnen de WHO.

De discussies rond een nieuw forum voor het beheren van globale voeding en landbouw wijzen er dus

op dat het internationale niveau ook een besluitvormingsrol krijgt binnen het

voedselsoevereiniteitsverhaal. Dus de VSB pleit tegelijkertijd enerzijds voor een internationale

organisatie die de globale voeding en landbouw beheert en anderzijds voor het herlokaliseren van de

besluitvorming.

Page 24: Getoetst aan een casestudy uit West-Afrika ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/275/439/RUG01... · Francesca Croes MASTERPROEF POLITIEKE WETENSCHAPPEN afstudeerrichting INTERNATIONALE

19

Dit alles maakt dat, wat betreft het doel en de uitwerking van de ideeën van voedselsoevereiniteit waarbij

het aankomt op welke schaal men die wil verwezenlijken, zorgen voor veel verwarring. Er wordt binnen

de beweging zowel gesproken van lokale markten en economieën, lokale zelfvoorziening, lokale

besluitvorming als over nationale autonomie en verantwoordelijkheden en tevens over een

internationaal orgaan dat de globale voeding en landbouw zou moeten beheren.

3.4. De positie van de staat

De positie van de staat binnen de VSB is volgens verschillende auteurs onduidelijk. Windfuhr en Jonsén

(2005) halen aan dat de VSB zich geprofileerd heeft als een beweging die streeft naar meer autoriteit

voor de nationale overheid voor het nationaal reguleren van belangrijk nationaal beleid, zoals handel,

biodiversiteit, voedsel, etc. Zo haalt de beweging aan dat de nationale beleidsruimte sterk verminderd is

sinds internationale normen voorschrijven wat mogelijk is op nationaal niveau. Dit is vooral zichtbaar

in de WHO-overeenkomsten waar aan het einde van de Uruguay ronde (1993) een set van

overeenkomsten aanvaard wordt met verschillende subsidiaire overeenkomsten. Deze reguleren vele

gebieden, zoals voedselkwaliteit, classificatie van voedingssupplementen, etiketteren, regels over de

origine, etc., die voorheen gereguleerd werden door nationaal beleid. Daarbij wordt de

bewegingsvrijheid van nationale overheden ook aangetast door de sterke onderhandelingspositie van

buitenlandse bedrijven. Landen die buitenlandse investeringen willen aantrekken hebben slechts weinig

ruimte voor het opstellen van bepaalde voorwaarden met betrekking tot bijvoorbeeld tewerkstelling. De

sterkte van de VSB is dat dit probleem dus wel zeker wordt aangekaart. Een deel van de essentie van de

beweging is namelijk beleidsruimte terugwinnen voor nationale overheden.

Windfuhr en Jonsén (2005) hebben het over het gebruik van de term ‘soevereiniteit’. Hiermee zouden

twee problemen gepaard gaan. Is het gebruik van deze term in tijden van globalisering nog mogelijk?

Ze stellen zich daarbij de vraag of het geen verouderde, geromantiseerde visie is die zich niet openstelt

voor het idee van open economieën en de nood aan internationale uitwisseling van ideeën, goederen,

diensten, etc. Een tweede vraag die Windfuhr en Jonsén (2005) hieraan koppelen is of het nog wel nut

heeft om te verwijzen naar de natiestaat als agent voor beleidsontwikkeling. Ze stellen zich vragen bij

de hedendaagse relevantie van de staat. Hoe nuttig kunnen de voedselsoevereiniteit beleidsvoorstellen

nog zijn als deze gebaseerd zijn op natiestaten? De auteurs geven op enkele van deze laatste vragen zelf

al een antwoord. Zo wijzen ze erop dat voedselsoevereiniteit niet per se verwijst naar de soevereiniteit

van de natiestaat. De VSB verwijst naar een modernere notie. Hiermee wil men het recht om beleid te

controleren en het recht op een eerlijke verdeling van grondstoffen en nationale en internationale

Page 25: Getoetst aan een casestudy uit West-Afrika ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/275/439/RUG01... · Francesca Croes MASTERPROEF POLITIEKE WETENSCHAPPEN afstudeerrichting INTERNATIONALE

20

besluitvorming opeisen voor zij die direct beïnvloed worden door deze beslissingen. De term wijst dus

eerder op lokale democratie en participatieve ontwikkeling dan op nationale beleidsvorming.

Ook al is er geen consistente definitie over wat voedselsoevereiniteit is, toch eisen ze allemaal meer

democratie en gelokaliseerde voedsel- en landbouwsystemen. De beweging wijst op de schadelijke

inmenging van internationaal beleid op de levens van lokale gemeenschappen en kleinschalige

landbouwers. Maar zoals hierboven aangegeven, wordt de term ook gebruikt om duidelijk te maken dat

de rol van de natiestaat nog belangrijk is en dat het nodig is te overwegen wat er lokaal, nationaal en

internationaal gereguleerd moet worden. Toch blijft er een potentieel conflict bestaan tussen het

benadrukken van lokale controle en soevereiniteit en de voordelen van een open blik te behouden

tegenover een nieuwe internationaal gecontroleerd beleid (Windfuhr en Jonsén, 2005). Die open blik is

wat de visie van de VSB vaak mankeert, vinden Windfuhr en Jonsén (2005).

Windfuhr en Jonsén (2005) wijzen verder ook op de bias richting beleidsveranderingen op internationaal

niveau. De belangrijkste focus van de VSB is om beleidsruimte voor de natiestaat uit te breiden binnen

internationale regimes zoals het handelsregime. Nationale verantwoordelijkheden worden niet even

uitgebreid besproken. Ze gaan er daarbij vanuit dat als de ruimte gecreëerd wordt deze onmiddellijk zou

worden ingenomen door nationale overheden. Of en onder welke voorwaarden nationale overheden deze

ruimte zullen innemen, wordt niet besproken. Het klopt wel dat het dagelijkse leven vaak sterk beïnvloed

wordt door internationaal beleid. Windfuhr en Jonsén (2005) vinden wel dat er ook een actieplan moeten

worden uitgewerkt voor nationale overheden.

3.5. Vrijhandel

De vrijhandelstheorie staat voor een verdeling van arbeid en specialisatie. Dit zou leiden tot

productiesystemen gebaseerd op comparatieve voordelen die op hun beurt zorgen voor maximale

efficiëntie en verlaging van de kosten. Zo claimt vrijhandel dat het verwijderen van

overheidsinterventies zoals tarieven, subsidies en andere markt beschermende maatregelen

consumenten zal toelaten hun economisch zelfbelang te volgen. Zo zou dan de beste eengemaakte markt,

waar welzijn gemaximaliseerd is, ontstaan. Burnett en Murphy (2014) ontkennen het belang van deze

theorie niet, maar vinden het wel niet overtuigend om verschillende redenen. Zo zouden markt actoren

eerder irrationeel handelen en heerst er een ongelijke verdeling op vele zogenaamde vrije markten

(Thaler & Sunstein, 2009 en Stiglitz, 2007, zoals weergegeven in Burnett & Murphy, 2014). De handel

in landbouwproducten wordt gekarakteriseerd door grote politieke en economische

machtsasymmetrieën en wordt gedomineerd door productiemethoden die vele ecologische uitdagingen

inhouden (Clapp, 2009; Koning & Pinstrup-Andersen, 2007; Morrison & Sarris, 2007, zoals

weergegeven in Burnett & Murphy, 2014). Ondanks deze limieten, zowel in de theorie als in de praktijk,

Page 26: Getoetst aan een casestudy uit West-Afrika ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/275/439/RUG01... · Francesca Croes MASTERPROEF POLITIEKE WETENSCHAPPEN afstudeerrichting INTERNATIONALE

21

blijft internationale handel wel belangrijk, vinden Burnett en Murphy (2014). Het is al vitaal gebleken

voor rijken, landen, gemeenschappen in vele delen van de wereld. Handel kan zorgen voor een

opvangnet als een lokale oogst mislukt, het kan zorgen voor menselijke nederzettingen op plaatsen waar

men geen voedsel kan produceren, etc. Dus, stellen Burnett en Murphy (2014), handel is in een of andere

vorm vanzelfsprekend geworden. De uitdaging ligt erin de handelsregels te stroomlijnen met de brede

principes van voedselsoevereiniteit. De VSB heeft een reputatie van anti internationale handel te zijn.

Dit idee wordt uitvergroot door enkele stemmen binnen de beweging die zeer kritisch staan tegenover

internationale handel. Zo heb je bijvoorbeeld een onderzoek van het Oakland instituut dat zegt dat er

een directe link bestaat tussen de productie van koffie, cacao, etc. (exportgewassen) en honger en

armoede (Oakland Institute, n.d., zoals weergegeven in Burnett & Murphy, 2014). Of Rosset (2006,

zoals weergegeven in Burnett & Murphy, 2014) die aantoont dat export georiënteerde handel de

belangen van grootschalige welvarende landbouwers dient ten koste van kleinschalige landbouwers.

Holt-Gimenez en Shattuck (2011, zoals weergegeven in Burnett & Murphy, 2014) uiten dan weer kritiek

op wat zij zien als ‘mainstream fair trade’ en zien het als deel van het huidige voedselregime.

Het is dan ook zo dat er, vooral op het vlak van internationale handel, moeilijk gesproken kan worden

van een homogene positie van de voedselsoevereiniteitsbeweging. Er is wel sprake van verwarring over

welk soort van handel aanvaardbaar is voor de VSB, al wordt dit de laatste jaren steeds duidelijker

(Burnett & Murphy, 2014).

Burnett en Murphy (2014) wijzen erop dat de beweging handel niet echt afwijst, maar ze wordt wel

geassocieerd met een sterke voorkeur voor lokale markten (Burnett & Murphy, 2014). Ze aanvaarden

handel onder bepaalde voorwaarden. Zo zouden ze handel aanvaarden waar de binnenlandse productie

de noden niet kan vervullen en waar eerst voorrang wordt gegeven aan het voeden van de binnenlandse

bevolking om dan het surplus te exporteren. Ook willen ze handelsregels die zorgen voor de

bescherming van kleinschalige landbouwers en die mechanismen zoals toevoer management, quota’s,

etc. toelaten. Zo ook vermeldt La Via Campesina dat voedselsoevereiniteit voorrang geeft aan

markttoegang voor de lokale producenten. Dit in tegenstelling tot geliberaliseerde handel die

markttoegang biedt op basis van macht en lage prijzen en dus zo lokale producenten afsluit van hun

eigen markten (La Via Campesina, 2002, zoals weergegeven in Rosset, 2003; Burnett & Murphy, 2014).

Burnett en Murphy (2014) raden daarom de VSB aan hun positie over internationale handel te

verduidelijken en beter af te wegen. Hun positie zou de verschillende noden en belangen van honderden

miljoenen kleinschalige landbouwers moeten omvatten. Het is zo dat het voedselsoevereiniteitsprincipe

dat zegt dat landbouw bestaat voor het voeden van lokale gemeenschappen meer dan voor de handel in

haar producten, zorgt voor onduidelijkheden rond wat nu de plaats is van exportgewassen zoals onder

andere cacao. Zo wordt 90% van de wereld cacao geproduceerd door vijf miljoen kleinschalige

landbouwers (Fairtrade Foundation, 2013, zoals weergegeven in Burnett & Murphy, 2014). Hun

Page 27: Getoetst aan een casestudy uit West-Afrika ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/275/439/RUG01... · Francesca Croes MASTERPROEF POLITIEKE WETENSCHAPPEN afstudeerrichting INTERNATIONALE

22

inkomsten zijn vaak afhankelijk van deze exportmarkten en zij willen vaak niet per se afstand nemen

van internationale markten. Vele kleinschalige landbouwers zijn namelijk niet erg bezig met de kritieken

op de globale machten en zijn meer geïnteresseerd in hun rechten als economische actoren. Zo willen

ze hun onderhandelingspositie in de markten verbeteren, wetten die hun belangen vertegenwoordigen

bekomen, bescherming tegen tussenpersonen en dumping, etc. (Murphy, 2012, zoals weergegeven in

Burnett & Murphy, 2014). Er is weinig bewijs dat de VSB echt werkt voor kleinschalige landbouwers

afhankelijk van export en er is dus geen duidelijke agenda voor hen binnen de beweging. Zo heeft de

VSB geen duidelijk plan voor hoe deze producenten dan een overgang zouden moeten maken naar

andere gewassen als dit een verandering is die ze zouden willen maken.

De omstandigheden onder dewelke handel aanvaardbaar is voor de beweging blijven hierdoor

onduidelijk, ook legt dit enkele contradicties bloot. Burnett en Murphy (2014) vinden het dan ook

risicovol dat handel zo onderbelicht blijft, dit zou kunnen zorgen voor het marginaliseren van miljoenen

kleinschalige landbouwers. Het zorgt daarbij ook voor het missen van een kans om handelsregels meer

te vormen in lijn met de voedselsoevereiniteitsprincipes. Dit zorgt dat het scenario waar handel

noodzakelijk is voor voedselzekerheid niet eens geëxploreerd wordt door de VSB.

3.6. Familielandbouw

De Nyéléni verklaring benadrukt gendergelijkheid en een erkenning van de rol en de rechten van

vrouwen in voedselproductie. Tegelijkertijd geeft de verklaring ook een centrale rol aan

familielandbouw. Dit is, volgens Agarwal (2014), problematisch om verschillende redenen. Ten eerste

worden vele van de familie landbouwbedrijven feitelijk beheerd door vrouwen, maar hebben de meeste

geen directe rechten op de grond of ander bezit. Daarbij steunt familielandbouw vaak op de onbetaalde

arbeid van vrouwen. Agarwal (2014) vreest dat een nadruk op de familielandbouw de gendergelijkheid

zou kunnen tegenwerken, tenzij ongelijkheden binnen de huishoudens ook aangepakt worden. Daarbij

komt ook nog dat familie landbouwbedrijven geen autonomie verlenen aan vrouwelijke arbeiders. Dus

een korte verwijzing naar gendergelijkheid is niet genoeg. De problemen van vrouwelijke landbouwers

zijn structureel en vereisen dus echt een specifieke aanpak. Om dit te bereiken is er nood aan een veel

complexere aanpak van productie, gender en de staat dan La Via Campesina tot nog toe heeft uitgewerkt.

Als het gaat over collectieve en individuele rechten maakt Paul Nicholson, een van de grondleggers van

LVC, duidelijk dat collectieve rechten de bovenhand krijgen als het gaat over grondrechten (Wittman,

2009, zoals weergegeven in Agarwal, 2014). Alweer wordt er weinig uitleg gegeven door LVC over

wat dit zou betekenen in de praktijk. Hoe zou men individuele eigendom omzetten in collectieve

rechten? Hoe kan men de nadruk op familielandbouw rijmen met collectieve rechten? In tegenstelling

tot LVC geeft Agarwal (2014) in zijn onderzoek enkele mogelijke oplossingen waar individuele rechten

Page 28: Getoetst aan een casestudy uit West-Afrika ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/275/439/RUG01... · Francesca Croes MASTERPROEF POLITIEKE WETENSCHAPPEN afstudeerrichting INTERNATIONALE

23

samengaan met een collectieve aanpak, zoals bijvoorbeeld het poolen van productiemiddelen zonder

individuele rechten ervan op te geven. Dit alles gaat dan wel voorbij het model van individuele

familielandbouw dat LVC voorstelt. Agarwal (2014) kijkt in zijn analyse ook naar de optie van

coöperatieven om zo het probleem van beperkte middelen bij individuele landbouwers te overwinnen.

Hij wil daarmee niet zeggen dat coöperatieven het enige goede alternatief zijn voor het dominante model

van individuele familielandbouw, maar dat het een model is dat weinig aandacht krijgt binnen het

voedselsoevereiniteitsdebat.

Bernstein (2015) wijst op de onduidelijkheid rond de term ‘peasant’, die zeer veel gebruikt wordt in het

voedselsoevereiniteitsverhaal. Ten eerste vraagt hij zich af wie zijn de ‘peasants’ waarover men het

heeft en wat zorgt ervoor dat zij de subjecten zijn van onze tijd en het kapitaal van anderen? Het

probleem is dat er geen precieze theorievorming of specificatie van ‘peasants’ of de vele synoniemen

ervan; kleine landbouwers, kleinschalige landbouwer, keuterboer, bestaat binnen het

voedselsoevereiniteitsdebat. Dit maakt het moeilijk te begrijpen wie men bedoelt, waar en wanneer.

Volgens Bernstein (2014, zoals weergegeven in Jansen, 2015), Wittman (2011) en Patel (2009) negeren

de auteurs van voedselsoevereiniteit de contrasten en contradicties tussen en binnen agrarische klassen

(kapitalisten, keuterboeren, subsistentie landbouwers, etc.). Ze construeren een ‘peasant’ die tegenover

van het kapitaal staat en erdoor bedreigd wordt. Dit is weer een te binaire voorstelling van de realiteit.

Wittman (2011) vestigt de aandacht op het feit dat er binnen het voedselsoevereiniteitsdebat weinig

aandacht wordt besteed aan stedelijke voedselsoevereiniteit. Er is meer onderzoek nodig naar hoe het

stedelijke en consumenten element kan opgenomen worden in de voedselsoevereiniteit.

3.7. Recht op voedsel

Ook Windfuhr en Jonsén (2005) hebben het over het contrast tussen collectieve en individuele rechten.

Zij wijzen erop dat de beweging een op de rechten gebaseerde taal gebruikt, bijvoorbeeld het recht op

voedsel. Dit doen ze om hun politieke eisen te ondersteunen. Zij willen aantonen dat, het

voedselsoevereiniteitsprincipe moet geïmplementeerd worden, wilt men de basisrechten respecteren.

Het voedselsoevereiniteitskader omvat zowel de rechten van individuen als die van de mensen als een

geheel. Windfuhr en Jonsén (2005) wijzen erop dat beide aanpakken mogelijk zijn, maar vinden dat er

meer verduidelijking nodig is in het gebruiken van de op de rechten gebaseerde taal. Ze vinden het

risicovol deze reeds wettelijk bindende rechten te politiseren. Zo verklaart de VSB terecht dat het recht

op voedsel een fundamenteel mensenrecht is voor elk individu en elke gemeenschap, dit recht zou nu al

opgeëist kunnen worden in de rechtbank. Windfuhr en Jonsén (2005) wijzen erop dat dit bestaand

mensenrecht apart verwezenlijkt dient te worden van een meer conceptuele vorm van het woord ‘recht’

Page 29: Getoetst aan een casestudy uit West-Afrika ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/275/439/RUG01... · Francesca Croes MASTERPROEF POLITIEKE WETENSCHAPPEN afstudeerrichting INTERNATIONALE

24

in de politieke context, zoals het recht op het produceren van voedsel of het recht op

voedselsoevereiniteit. Deze twee laatste rechten zijn namelijk niet internationaal erkend. De auteurs

raden de VSB aan het politiek gebruik van de rechten terminologie te scheiden van de wettelijke. Ze

raden dit aan opdat het niveau van erkenning dat het recht op voedsel al heeft in het internationaal recht

niet verlaagd wordt door het te koppelen aan de politieke rechten.

Patel (2009) haalt daarbij aan dat voedselsoevereiniteit eigenlijk neerkomt op een strijd voor recht op

rechten, meer bepaald het recht op voedsel. Het moderne voedselregime is gevormd door enkele

geprivilegieerde mensen. Voedselsoevereiniteit vindt dit onwettig omdat het ontwikkelen van ons

sociaal systeem een recht van iedereen is. Door het gebruiken van deze op het recht gebaseerde taal eist

de VSB dat deze rechten worden gerespecteerd en beschermd. Patel (2009) vindt echter dat deze rechten

taal niet geschikt is voor de VSB. Zoals Bentham (2002, zoals weergegeven in Patel, 2009) aanhaalt

moet er een instantie zijn die de rechten waarborgt en een systeem implementeert van plichten. En zoals

al eerder aangehaald, is er veel onduidelijkheid over op welk niveau nu net de soevereiniteit ligt binnen

het VSB en zodoende is het dus ook niet duidelijk wie deze rechten zal waarborgen. Zoals Bentham

(2002, zoals weergegeven in Patel, 2009) ook aanhaalt een recht benoemen betekent nog niet dat het

nageleefd zal worden. De kracht van het gebruiken van rechten taal is net dat een recht een specifieke

last of plicht legt bij een specifieke instantie, het is net dit wat ontbreekt binnen het

voedselsoevereiniteitsdebat.

3.8. Productieverhoging van de kleinschalige landbouwer

Er bestaan twee veelbesproken modellen als het gaat over het voeden van de wereldbevolking en de

productieverhoging die hiervoor noodzakelijk is. Het ene kijkt naar de grote industriële landbouw die

de steeds groter wordende stedelijke bevolking voedt, het andere ziet heil in de vele kleinschalige

landbouwers die hun productiviteit verhogen. La Via Campesina gelooft in dit laatste. Agarwal (2014)

haalt aan dat nationale zelfvoorziening niet mogelijk is voor elke natie.

Zo hebben de meeste kleinschalige landbouwers te maken met een lage productiviteit. Dit is zeker zo in

Azië en Afrika waar bijna 60% van de bevolking betrokken is bij landbouw en bijvoorbeeld in Afrika

niet eens meer bijdraagt dan maximum 20% van het Bruto Binnenlands Product (BBP). Deze divergentie

tussen de bijdrage van landbouw aan het BBP en het deel van de bevolking dat erop rekent, betekent dat

velen afhankelijk zijn van lage opbrengst subsistentie landbouw. De Afrikaanse landbouwopbrengsten

zijn bij de laagste van de wereld (The World Bank, 2016b). Bij dit probleem komt dan nog eens het

probleem van genderongelijkheid bovenop. Zo zijn het vooral vrouwen die afhankelijk zijn van

landbouw voor hun overleven en zijn er veel vrouwen die werken in de landbouw (in Afrika is bijna

Page 30: Getoetst aan een casestudy uit West-Afrika ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/275/439/RUG01... · Francesca Croes MASTERPROEF POLITIEKE WETENSCHAPPEN afstudeerrichting INTERNATIONALE

25

50% van de landbouw arbeidsbevolking vrouw). Het aandeel van vrouwen in de landbouw blijft groeien

(met Europa als uitzondering). Men spreekt van een ‘vervrouwelijking van de landbouw’ (een stijging

in de proportie van vrouwen in de totale landbouw arbeidsbevolking, zelfs al blijft het absolute aantal

in vele landen de helft of lager) (Agarwal, 2014, p. 1252). Kleinschalige landbouwers in het algemeen

hebben te maken met vele beperkingen; onzekere landrechten, onzekere watertoevoer, weinig toegang

tot formele kredieten en een gelimiteerde toegang tot inputs zoals meststoffen, informatie of technologie.

Vrouwen hebben te maken met nog bijkomende beperkingen. Weinigen onder hen bezitten grond. De

meesten werken dus als onbetaalde arbeiders op grond dat eigendom is van mannelijke leden van hun

familie of anderen. Zo is er onder andere in Afrika sprake van substantiële genderverschillen in toegang

tot land. In Kenya bijvoorbeeld maken vrouwen slechts 5% uit van geregistreerde grondbezitters.

Daarbij hebben vrouwen ook minder toegang tot essentiële inputs en diensten voor landbouw.

Deze beperkingen in toegang tot land, inputs en technische ondersteuning kunnen de productiviteit van

alle kleinschalige landbouwers aantasten, maar zeker die van de vrouwelijke landbouwers. Zo maakt

Agarwal (2014) een analyse van 22 studies in Sub-Sahara-Afrika rond productiviteitsverschillen tussen

vrouwelijke en mannelijke landbouwers. In de meerderheid van de 22 studies vindt hij terug dat de

opbrengst op vrouwelijke landbouwpercelen lager is dan bij mannelijke percelen.

Om dit alles nu te linken aan het idee van voedselsoevereiniteit komt Agarwal (2014) tot verschillende

conclusies. Ten eerste zullen, om de voedingsoutput van kleinschalige landbouwers te verhogen, vele

van de ontwikkelingslanden grote inspanningen moeten leveren in het overwinnen van de

productiebeperkingen van kleinschalige landbouwers, en zeker in die van de vrouwelijke landbouwers.

De VSB zal dus veel meer moeten focussen dan voorheen op hoe deze beperkingen, verschillend per

land en regio, kunnen worden overwonnen. Windfuhr en Jonsén (2005) stellen zich hier ook vragen bij.

Zullen kleinschalige landbouwers de globale productie voldoende kunnen opkrikken? Kan dit met

behulp van agro-ecologie (zie 3.8)? Zal nieuw beleid, dat gericht is op de belangen van de kleinschalige

landbouwer, genoeg gericht zijn op de toekomstige nood van productieverhoging om te

wereldbevolking te kunnen voeden?

Ook Windfuhr en Jonsén (2005) hebben het over de beperkingen van de kleinschalige landbouwers,

meer specifiek over de marginale stukken grond (ver weg van de infrastructuur, slechte bodem, etc.) dat

ze vaak bezitten, en de aanpak van de voedselsoevereiniteitsbeweging. De beweging is succesvol in het

aantonen van de grootste problemen van de kleinschalige landbouwers, maar er wordt te veel gesteund

op beleidsopties die niet genoeg zijn uitgewerkt. Zo wordt bijvoorbeeld de familielandbouw, gebaseerd

op de agro-ecologie, in de beleidsdocumenten van de VSB voorgesteld als de redder in nood. De

specifieke beleidsvoorstellen hiervoor focussen meer op de internationale dimensies van de problemen

van kleinschalige landbouwers. Zo wijst de VSB op het globale probleem van toegang tot grond voor

kleinschalige landbouwers en opteren ze voor familielandbouw als een alternatief voor de huidige

Page 31: Getoetst aan een casestudy uit West-Afrika ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/275/439/RUG01... · Francesca Croes MASTERPROEF POLITIEKE WETENSCHAPPEN afstudeerrichting INTERNATIONALE

26

concentratie van grond en de controle over andere inputs. Windfuhr en Jonsén (2005) wijzen er daarom

op dat de al dan niet goede aanpak van de problemen met dewelke kleinschalige landbouwers te maken

hebben ook nood heeft aan specifieke nationale beleidsvoorstellen.

3.9. Agro-ecologie

In het idee van voedselsoevereiniteit wordt er een sterke nadruk gelegd op agro-ecologie als het

alternatief voor de geïndustrialiseerde landbouw met zijn monoculturen en nood aan vele inputs. Dit zou

leiden tot bodemdegradatie, verlies van voedingsstoffen, milieuvervuiling en verlies van biodiversiteit

(Weis, 2010, zoals weergegeven in Jansen, 2015). Zo beschouwen Martínez-Torres en Rosset (2014,

zoals weergegeven in Jansen, 2015) agro-ecologie als een van de drie kern pilaren van

voedselsoevereiniteit, dit naast de bescherming van grond, territorium en van de nationale en lokale

markten. Daarom vindt Jansen (2015) het belangrijk dit van dichterbij te bekijken en de technologische

claims te onderzoeken. Agro-ecologie verzamelt en ontwikkelt kennis rond de voedingsstofcyclus,

plaag-plant interacties, de rol van plant kenmerken en de energie efficiëntie van en de biodiversiteit in

landbouwsystemen. Ook brengt het de kennis van de landbouwer terug in de ecologische en landbouw

studies. Agro-ecologie is een zeer brede term, met verschillende definities die gaan van een alternatieve

aanpak voor technologie ontwikkeling tot een meer systeemgerichte aanpak voor landbouwstudies, een

omschrijving van duurzame landbouw of een synoniem voor organische landbouw.

Jansen (2015) stelt de mogelijkheid van het voeden van de gehele wereldbevolking met agro-

ecologische landbouw in vraag. De agro-ecologie is goed in het voorstellen hoe ze het anders zouden

aanpakken, maar zeggen vaak weinig over hoeveel er door deze techniek kan geproduceerd worden.

Jansen verwijst naar de vergelijkende studie van Ponti, Rijk, and Van Ittersum uit 2012. Deze studie

vergelijkt de opbrengst van organische landbouw met die van conventionele landbouw. Uit die studie

wordt geconcludeerd dat de wereldwijde voedselproductie zou dalen met 20%. Men zou kunnen stellen

dat dit geen sterke daling is. Jansen (2015) wijst op de enorme effecten dat dit zou hebben op onder

andere de voedselprijzen. Dus alvorens de VSB lage externe input agro-ecologie zouden aanzien als

enige optie zouden er vele vragen beantwoord moeten worden. Zo gaat een verhoging van opbrengsten

van organische landbouw vaak samen met het gebruik van externe inputs zoals mest en meststoffen voor

organische voedingsstoffen, bescherming van de gewassen, etc. Wanneer organische landbouw hoge

opbrengsten voortbrengt, zou dit evengoed het resultaat kunnen zijn van natuurlijk rijke

voedingsbodems. Deze omstandigheden zijn niet reproduceerbaar in de marginale regio’s van de wereld.

Ook zou een hogere opbrengst te maken kunnen hebben met meer arbeid.

Daarnaast wijst Jansen (2015) erop dat als men agro-ecologie zou bekijken op een langere termijn, het

Page 32: Getoetst aan een casestudy uit West-Afrika ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/275/439/RUG01... · Francesca Croes MASTERPROEF POLITIEKE WETENSCHAPPEN afstudeerrichting INTERNATIONALE

27

misschien minder voordelen zou voortbrengen doordat dit systeem nood heeft aan braakliggende

periodes en groenbemesters 7. Dit alles om aan te tonen dat er nog veel vragen zijn rond de agro-ecologie

en de claims dat het hogere productiviteit zou veroorzaken en dat het dus niet vanzelfsprekend mag zijn

dat dit een alternatief is voor kapitalistische landbouw.

Lage input landbouw wordt ook vaak voorgesteld als een kwestie van autonomie. Zo verdedigen

Martínez-Torres en Rosset (2013, zoals weergegeven in Jansen, 2015) een transitie weg van de

conventionele landbouw, waar families afhankelijk zijn van de input markten. Maar, haalt Jansen (2015)

aan, in vele systemen worden er nu eenmaal hoge opbrengsten gehaald juist met behulp van externe

inputs, zeker daar waar de natuurlijke omstandigheden niet meezitten (bodems met lage fosfor levels,

zure bodems, droge regio’s, etc.). Vele landbouwers zoeken net toegang tot deze externe inputs om zo

hun productiviteit te verhogen. Deze wens is geen gevolg van een misleiding door het bedrijfskapitaal

om hun inputs aan te kopen, maar wel omdat deze inputs een effect hebben op hun velden. Het resultaat

is wel vaak dat hun landbouwsystemen afhankelijk worden van deze externe inputs. Jansen (2015) zegt

daarop dat deze onderling afhankelijke wereld het resultaat is van de verdeling van arbeid en de

technologische complexiteit van vandaag.

Hetzelfde kan gezegd worden van genetisch gemanipuleerde organismen (GGO). De adoptie van GGO’s

door kleinschalige landbouwers wordt door de VSB ook gezien als een misleiding door grote bedrijven.

Jansen (2015) en Wittman (2011) halen verschillende cases aan om dit tegen te spreken, onder andere

een waar GGO’s worden gebruikt door kleinschalige landbouwers om de kosten van arbeid, nodig voor

het onkruid te verdelgen, te drukken. Vele kleinschalige landbouwers tonen interesse in sommige van

de voordelen van de nieuwe GGO’s. De radicale anti-GGO-houding van de VSB laat weinig ruimte

voor reflectie of strategisch denken over hoe en onder welke omstandigheden moderne biotechnologie

nuttig kan zijn.

De nadruk binnen de agro-ecologie op kennis van de landbouwers is niet altijd te rijmen met de agro-

ecologie principes. Kerr, Nyantakyi, Lupafya en Dakishoni (2016) verwijzen hiervoor naar de

traditionele praktijk van het verbanden en ontbossen van landbouwgrond, dit strookt niet met de

ecologische principes van de agro-ecologie. Ook de van-landbouwer-op-landbouwer uitwisseling van

kennis, een belangrijk principe binnen de agro-ecologie, brengt niet altijd praktijken voort in

overeenstemming met de agro-ecologie. Zo haalt Stone (2007, zoals weergegeven in Jansen, 2015) de

case aan waar de onderlinge verspreiding van kennis onder kleinschalige landbouwers in India de

belangrijkste reden was voor het planten van verschillende genetisch gemanipuleerde gewassen. Jansen

(2015) wil hiermee wijzen op het feit dat, net zoals in de wetenschap, er niets inherent is in de

7 Groenbemesten is het tijdelijk telen van een plant om het percentage stikstof en organische stoffen te verhogen, daarna worden er weer opbrengstgewassen geplant.

Page 33: Getoetst aan een casestudy uit West-Afrika ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/275/439/RUG01... · Francesca Croes MASTERPROEF POLITIEKE WETENSCHAPPEN afstudeerrichting INTERNATIONALE

28

traditionele landbouwerkennis en lokale landbouwer praktijken dat het ecologisch maakt.

Het narratief van de agro-ecologie rond traditionele, lokale kennis kan aantrekkelijk zijn voor korte

termijn mobilisatie en inspirerend werken, maar het heeft vele beperkingen voor het oplossen van

complexe problemen. Het zou beter kunnen zijn de diversiteit in de agro-ecologische praktijken te

aanvaarden en de wetenschap te zien als een nuttig instrument om mogelijke productieprocessen te

identificeren, vergelijken en testen (Jansen, 2015).

Page 34: Getoetst aan een casestudy uit West-Afrika ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/275/439/RUG01... · Francesca Croes MASTERPROEF POLITIEKE WETENSCHAPPEN afstudeerrichting INTERNATIONALE

29

4. Casestudy: Economic Community of West African States

Agricultural Policy (ECOWAP)

4.1. Methodologie

Zoals gezien hierboven bestaan er vele contradicties tussen de verschillende principes van de VSB. Er

wordt onderzocht hoe de contradicties van het voedselsoevereiniteitsdebat worden uitgespeeld in de

realiteit. Dit door de principes van de VSB te toetsen aan de ECOWAP. Er wordt gekeken, aan de hand

van beleidsdocumenten en secundaire bronnen, hoe ECOWAS het voedselsoevereiniteitsidee integreert

in hun regionaal landbouwbeleid ECOWAP. Binnen ECOWAP wordt letterlijk het doel van

voedselsoevereiniteit geuit, maar ze zijn ook duidelijk geïnteresseerd in een commercialisering van hun

landbouw. Hoe combineren zij dit binnen dit beleid? Binnen het voedselsoevereiniteitsdebat is een van

de meest besproken thema’s de onduidelijke positie van de VSB tegenover internationale handel. Binnen

ECOWAP wordt handel gecombineerd met het streven naar voedselsoevereiniteit, in de casestudy wordt

duidelijk hoe ECOWAP dit nastreeft.

Landbouw is een zeer belangrijke en winstgevende sector voor het continent, zo zorgt het voor 35% van

het BBP in West-Afrika. Het merendeel van de landbouwproductie in West-Afrika is afkomstig van de

kleinschalige landbouw. Het probleem is dat West-Afrika te kampen heeft met een te lage productiviteit

om de bevolkingsgroei te kunnen opvangen. Het feit dat de regio te kampen heeft met een grote arme

bevolking en een lage productiviteit, maar tegelijk beschikt over een enorm potentieel maakt van West-

Afrika en zijn ECOWAP een zeer interessante casestudy. Voedselsoevereiniteit is voor het continent

zeer belangrijk door de afhankelijkheid voor hun voedsel van buitenlandse import. Ook wordt er

gekozen voor West-Afrika omdat hier vooral veel kleinschalige familielandbouwers zorgen voor de

landbouwproductie. Deze zijn zeer afhankelijk van de landbouw voor hun inkomsten. De kleinschalige

familielandbouwer staat bij de voedselsoevereiniteit centraal. Is dit ook zo binnen ECOWAP en hoe

gaan zij ervoor zorgen dat de productie opgekrikt wordt?

Voor dit onderzoek wordt gebruik gemaakt van een casestudy. Eerst en vooral werden hierboven de

voedselsoevereiniteitsprincipes en haar contradicties onderzocht. Hiervan werd een boomstructuur

opgesteld (zie bijlage 1). Deze is gestructureerd rond de zes principes, vastgelegd op de Nyéléni

Conferentie, van de voedselsoevereiniteit. De principes worden hier niet verder besproken aangezien dit

hierboven reeds uitvoerig is gebeurd. Om de principes te kunnen operationaliseren worden er enkele

sleutelwoorden uit geëxtraheerd (zie boomstructuur in bijlage 1). De volgende stap is rond deze

sleutelwoorden vragen op te stellen die dan onderzocht worden aan de hand van de casestudy.

Page 35: Getoetst aan een casestudy uit West-Afrika ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/275/439/RUG01... · Francesca Croes MASTERPROEF POLITIEKE WETENSCHAPPEN afstudeerrichting INTERNATIONALE

30

De operationaliseringsvragen zijn de volgende:

Een focus op voedsel voor de mensen

1. Wordt er binnen ECOWAP gefocust op een internationale, nationale of lokale schaal?

Het waarderen van voedselproducenten

1. Is ECOWAP begaan met gendergelijkheid binnen de landbouw?

2. Wat is de positie van ECOWAP ten opzichte van de kleinschalige (familie)landbouw?

Het lokaliseren van voedselsystemen

1. Wat is de positie van ECOWAP ten opzichte van GGO’s?

2. Wat is de geprefereerde beheerstructuur van ECOWAP voor de landbouw?

3. Wat is de positie van ECOWAP ten opzichte van internationale handel in landbouwproducten?

Lokale controle

1. Wie hoort, volgens ECOWAP, de controle te hebben over natuurlijke grondstoffen?

2. Wat is de positie van ECOWAP ten opzichte van privatiseringen?

Kennis en vaardigheden opbouwen

1. Hoe staat ECOWAP tegenover de vaardigheden en kennis van de lokale voedselproducenten?

Samenwerken met de natuur

1. Wat is de visie van ECOWAP ten opzichte van (hoge) externe inputs?

2. Wat is de ECOWAP positie ten opzichte van agro-ecologie?

3. Wat is de ECOWAP positie ten opzichte van moderne geïndustrialiseerde

landbouwtechnologie?

4.2. Wat is ECOWAP

ECOWAS is in 1975 gecreëerd door 15 landen: Benin, Burkina Faso, Kaapverdië, Ivoorkust, Gambia,

Ghana, Guinee-Conakry, Guinee-Bissau, Liberia, Mali, Niger, Nigeria, Sierra Leone, Senegal en Togo.

In januari 2005 wordt de landbouwpolitiek, ECOWAP, van de organisatie gevormd. ECOWAP vormt

een kader voor het in de praktijk brengen van het landbouwluik van de New Partnership for Africa’s

Development (NEPAD) in de regio. Het landbouwbeleid steunt op de volgende visie: ‘het vormen van

een moderne en duurzame agricultuur gebouwd op de efficiëntie en effectiviteit van de familielandbouw

en de bevordering van landbouwbedrijven met behulp van de privésector. Door haar productiviteit en

competitiviteit op de interne en internationale markten moet ze voedselzekerheid en deftige inkomens

voor de actieve landbouwer bevolking verzekeren’ (ECOWAS, 2008a, p. 9).

Het algemene doel van ECOWAP wordt als volgt omschreven: ‘een bijdrage leveren aan het bevredigen

van de voedingsbehoeftes van de bevolking op een duurzame manier, aan de economische en sociale

Page 36: Getoetst aan een casestudy uit West-Afrika ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/275/439/RUG01... · Francesca Croes MASTERPROEF POLITIEKE WETENSCHAPPEN afstudeerrichting INTERNATIONALE

31

ontwikkeling en aan de armoedevermindering binnen de lidstaten alsook aan de ongelijkheden tussen

de territoria, zones en landen’ (Direction de l’Agriculture et du Développement Rural (DADR), 2012a).

Dit algemene doel is verder opgedeeld in zeven kleinere doelen:

1. Het bekomen van voedselzekerheid voor de bevolking.

2. Het verlagen van de voedselafhankelijkheid in het licht van voedselsoevereiniteit.

3. De integratie van de producenten in de markten.

4. Het scheppen van werkgelegenheid met een gegarandeerd inkomen en daarnaast het verbeteren

van de levensomstandigheden van de plattelandsbevolking alsook het verbeteren van de

diensten op het platteland.

5. Een duurzame intensifiëring van productiesystemen.

6. Het verminderen van de kwetsbaarheid van de West-Afrikaanse economieën door het

verminderen van de regionale instabiliteits- en onzekerheidsfactoren.

7. Het aannemen van geschikte financiële mechanismen.

(DADR, 2012a)

ECOWAP steunt op drie interventiepijlers:

1. Een stijgende productiviteit en competitiviteit van de landbouw.

2. De uitvoering van een intracommunautair commercieel regime.

3. De aanname van een commercieel buitenlands regime.

(Inter-réseaux, 2010).

Men gaat voor een sterke regionale integratie gecombineerd met een gedifferentieerde bescherming.

Eén van ECOWAP’s doelen is dus ook het bereiken van een duurzame voedselsoevereiniteit. Het grote

verschil is dat men hiervoor binnen de ECOWAS-zone niet enkel steunt op het produceren van

voedselgewassen, maar ook op het verhogen van de competitiviteit en productiviteit van de landbouw.

ECOWAP vormt daarbij een kader voor het definiëren van de investeringsprioriteiten. ECOWAP ziet

de handel en competitiviteit op de internationale markt als een hulpmiddel om de honger in West-Afrika

te bestrijden. Zoals in de literatuuranalyse rond de VSB al vermeld is, wordt het scenario waar handel

kan bijdragen tot voedselsoevereiniteit niet geëxploreerd binnen de VSB. ECOWAS doet dit in zijn

regionaal landbouwbeleid wel.

4.3. De implementatie van ECOWAP

Voor de operationalisering van ECOWAP wordt er in 2005 een regionaal plan uitgewerkt. Op

middellange en korte termijn wordt de uitvoering van het beleid, in elk van de 15 lidstaten, ondersteunt

door nationale landbouwinvesteringsprogramma’s (PNIA). Ook wordt er een complementair regionaal

Page 37: Getoetst aan een casestudy uit West-Afrika ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/275/439/RUG01... · Francesca Croes MASTERPROEF POLITIEKE WETENSCHAPPEN afstudeerrichting INTERNATIONALE

32

programma uitgerold (mobiliserende programma’s). De verantwoordelijkheid hiervoor ligt bij de

ECOWAS. Op kortere termijn heeft de ECOWAS in 2008 ook een ‘Offensief voor de productie van

voeding en tegen de honger’ uitgerold, dit om onmiddellijk te kunnen reageren op de voedselcrisis

(Inter-réseaux, 2010).

4.3.1. De regionale programma’s

Het doel van de regionale programma’s is om initiatieven uit te werken die makkelijker en beter

regionaal aangepakt kunnen worden. Het regionale programma is onderverdeeld in zes thematische

sub-programma’s:

1. Een verbetering van het waterbeheer.

2. Een verbetering van het beheer van andere natuurlijke grondstoffen.

3. De preventie en het beheer van voedselcrises en andere natuurrampen.

4. Een duurzame ontwikkeling van de landbouw.

5. De ontwikkeling van de landbouwsectoren en de bevordering van de markten.

6. Een institutionele versterking.

Deze sub-programma’s zijn opgebouwd rond drie kernpunten:

1. Het bevorderen van strategische producten voor de voedselsoevereiniteit.

2. Het bevorderen van een gunstige mondiaal klimaat voor de ontwikkeling van een regionale

landbouw.

3. Het verminderen van de voedselonzekerheid en het bevorderen van een duurzame toegang tot

voedsel.

Om dit in de praktijk te brengen worden volgende instrumenten voorgelegd:

1. Maatregelen die voor de producenten de toegang tot inputs en apparatuur bevorderen opdat een

duurzame intensivering van de productie kan plaatsvinden

2. Marktreguleringen: grensmaatregelen en andere maatregelen voor regionaal marktbeheer

3. Sociale beschermingsinstrumenten die de voedseltoegang voor kwetsbare bevolkingsgroepen

verbetert

(Inter-réseaux, 2010)

4.3.2. De nationale programma’s (PNIA)

De nationale investeringsprogramma’s zijn geconcentreerd rond strategische prioriteiten die een reactie

vormen op noodsituaties. Tegelijkertijd ondersteunen ze structurele hervormingen die een massale

landbouwtransformatie moeten veroorzaken (DADR, n.d.a). Ze erkennen de nood aan financiering voor

interne publieke middelen en externe middelen ter ondersteuning van de groei van de landbouwsector

en om de armoedevermindering te bewerkstelligen (Inter-réseaux, 2010).

Page 38: Getoetst aan een casestudy uit West-Afrika ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/275/439/RUG01... · Francesca Croes MASTERPROEF POLITIEKE WETENSCHAPPEN afstudeerrichting INTERNATIONALE

33

De nationale lidstaten werden in het ECOWAS-pact ook herinnerd aan hun toewijding om 10% van hun

nationale budgetten te investeren in landbouw. Hierbij een vrije vertaling: ‘De belofte gemaakt tijdens

de Conferentie van de staatshoofden en de overheden van de Afrikaanse Unie in Maputo, in juli 2003,

om ten minste 10% van de nationale budgetten te investeren in de ontwikkeling van de landbouwsector

om zo de productiviteit te verhogen en voedselonzekerheid te verminderen’ (Pacte régional de

partenariat pour la mise en œuvre de l'ECOWAP, 2009, p. 8-9).

4.3.3. Sectorale plannen

Aangezien er enkele sectoren zijn die nood hebben aan een eigen aanpak kiest men ervoor, naast de

nationale plannen, ook sectorale actieplannen op te stellen (DADR, n.d.a). Deze zijn georganiseerd rond

volgende sectoren: vee, vis, meststof, pesticiden, biotechnologie/bio veiligheid en zaden.

Als conclusie kan men stellen dat ECOWAS zich met ECOWAP vooral focust op regionale

voedselsoevereiniteit. ECOWAP verzamelt de verschillende investeringsstrategieën. In tegenstelling tot

de internationale VSB ziet ECOWAP een toenemende agrarische competitiviteit op de internationale

markt naast een toenemende autonomie ook als een strategie voor het bereiken van

voedselsoevereiniteit.

Hieronder bouwt het onderzoek verder op de zes principes van de voedselsoevereiniteitsbeweging. Er

wordt onderzocht hoe de principes worden toegepast in het regionale landbouwbeleid en in hoeverre de

principes van ECOWAP in overeenstemming zijn met die van de VSB.

4.4. ECOWAP getoetst aan de voedselsoevereiniteitsprincipes

4.4.1. Een focus op voedsel voor de mensen

Wordt er binnen ECOWAP gefocust op een internationale, nationale of lokale schaal?

De ECOWAP valt onder het Comprehensive Africa Agriculture Development Programme (CAADP)

dat dan weer een deel uitmaakt van het overkoepelende New Partnership for Africa’s Development

(NEPAD). NEPAD moet ervoor zorgen dat Afrika de volledige controle neemt over haar

ontwikkelingsagenda (New Partnership for Africa’s Development, 2016). Dit wijst toch wel op een

vorm van emancipatie weg van het internationale niveau. Ze willen regionale autonomie.

Page 39: Getoetst aan een casestudy uit West-Afrika ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/275/439/RUG01... · Francesca Croes MASTERPROEF POLITIEKE WETENSCHAPPEN afstudeerrichting INTERNATIONALE

34

Men spreekt in een document, geschreven door ECOWAS naar aanleiding van de Conferentie over de

regionale landbouwpolitiek van West-Afrika, over de regionale ruimte (al spreekt men ook vaak over

ECOWAS als een ‘sous-region’, dus een sub-regionaal niveau) als het best passende niveau om een

ontwikkelingsstrategie voor de landbouwsector in West-Afrika uit te werken (ECOWAS, 2008a).

Hiervoor geeft men in hetzelfde document verschillende redenen:

1. De verschillende productie en consumptie regio’s zijn complementair. Dit komt omdat er een

grote diversiteit bestaat tussen de verschillende agro-ecologische zones die sterk bepaald zijn

door de regenval gradiënt. Deze loopt van 300 mm in het Noorden van de regio tot 4000 mm

per jaar in het Zuiden.

2. De verschillende natuurlijke grondstoffen (rivieren, biodiversiteit reserves, etc.) zijn verdeeld

onder de landen. Het goede beheer van deze grondstoffen bestaat uit een gemeenschappelijk en

gecoördineerd beheer.

3. In de context van de mondialisering van de economieën en de handel is de regionale integratie

essentieel. Dit om de regio een plaats te geven binnen de internationale context. West-Afrika is

geëngageerd om de vrije beweging van mensen en goederen in te stellen. Daarbij beschikt de

regio door het gemeenschappelijke externe tarief (le tarif extérieur commun, TEC) over een

unieke externe handelspolitiek.

4. De nieuwe internationale context gekenmerkt door de hoge prijzen zorgt voor een unieke kans

voor het heroprichten van een basis voor de agrarische ontwikkeling van de regio. Deze kans

kan enkel benut worden in een regionaal kader aangezien deze de verschillen in belangen van

de landen kan overstijgen.

Dus enerzijds wordt er een grote verantwoordelijkheid gelegd bij het regionale niveau als het meest

geschikte niveau voor het beheren van een landbouwbeleid. Anderzijds is het ook zo dat de eigenlijke

implementatie wel nog bij de lidstaten zelf ligt. De lidstaten zijn verantwoordelijk voor het opstellen

van nationaal beleid in lijn met het regionale landbouwbeleid. Tevens kunnen ze, op basis van nationale

prioriteiten, ook wel kiezen waarop de interventies focussen (Sy Traore, 2014). Inter-réseaux (2016)

geeft, in een artikel over de West-Afrikaanse landbouwpolitiek tien jaar na de implementatie van de

ECOWAP, aan dat de strategieën voornamelijk nationaal gericht blijven. Ondanks de evoluties blijven

er nog obstakels voor de regionale vrijhandel in voedsel en landbouw (taksen, verstoringen aan de

grenzen, divergerende normen, etc.) die de integratie afremmen. Daarbij zijn de meeste van de nationale

investeringsplannen gebaseerd op een visie die de nationale ruimte begunstigt en wordt er weinig

rekening gehouden met de regionale complementariteit. Zo geeft Inter-réseaux (2016) aan dat er vele

kuststeden aangeven nationale zelfvoorziening na te streven.

Page 40: Getoetst aan een casestudy uit West-Afrika ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/275/439/RUG01... · Francesca Croes MASTERPROEF POLITIEKE WETENSCHAPPEN afstudeerrichting INTERNATIONALE

35

Men gaat voor een focus op de regionale schaal met partnerschappen met internationale agentschappen.

Het probleem is dat deze partnerschappen vaak ook om de nationale en regionale investeringsplannen

heen werken en zo de coördinatie van de ECOWAP dus ondermijnen (zie hierover meer onder 4.4.3.).

Over het lokale niveau of de lokale markt wordt binnen de ECOWAP bitter weinig gezegd. Het gaat

altijd over het regionale beheer van de grondstoffen, regionale competitieve landbouw, regionale

markten, regionale voedselzekerheid en regionale voedselsoevereiniteit. Er wordt wel gesproken van

lokale opslagsystemen binnen het Stock Project van ECOWAS (hierover onder 4.2.3. meer). Het is wel

mogelijk dat het lokale niveau eerder aan bod komt binnen de nationale investeringsplannen, dit ligt

echter buiten het onderzoeksveld van dit onderzoek. Een belangrijk principe binnen de ECOWAP is de

subsidiariteit tussen de verschillende niveaus. Er wordt in het Pacte régional de partenariat pour la

mise en œuvre de l'ECOWAP (2009) onder de gemeenschappelijke engagementen letterlijk gezegd dat

dit principe moet gerespecteerd worden op regionaal, nationaal en lokaal niveau. Dit is een van de enige

keren dat het woord ‘lokaal’ wordt vermeld in dit document. Theoretisch gezien zou dus wat beter kan

gebeuren op lokaal niveau ook lokaal moeten gebeuren. Het lijkt in de praktijk toch voornamelijk op

regionaal en nationaal niveau te gebeuren.

Over het algemeen kan gezegd worden dat ECOWAP echt de focus legt op de regionale integratie en

regionale voedselsoevereiniteit. Zo wordt deze overtuiging uitdrukkelijk meegedeeld op een

vergadering van het Directoraat Agricultuur en rurale ontwikkeling van ECOWAS over ECOWAP:

“L’Afrique de l’ouest peut (doit) atteindre son autosuffisance et pourrait même dégager un surplus

exportable – Cela n’est possible que dans le cadre d’un PARTENARIAT régional” (Sy Traore, 2014).

Men vindt het regionale niveau dus duidelijk het enige geschikte kader om regionale zelfvoorziening te

bekomen. Wel wil men via ECOWAP en de verhoogde competitiviteit van het continent meer inspraak

hebben op internationale onderhandelingen (Food and Agriculture Organisation (FAO), 2015).

Men poogt samenwerking en gemeenschappelijk beheer te bekomen op het regionale niveau met de

eigenlijke implementatie ervan op nationaal niveau. Over het internationale en lokale niveau wordt

weinig gezegd. Wat hier problematisch is en wat al duidelijk tot uiting komt, is dat een regionale

coördinatie niet betekent dat het internationaal beleid automatisch zal volgen. Zo gebeurt het al dat

internationale partners om de regionale structuren van ECOWAS en ECOWAP heen werken (Oxfam,

2015).

Ook de WHO zorgt voor een beperking van de beweegruimte van ECOWAS. Zo zijn de huidige

ontwerpen voor gemeenschappelijke regionale externe tarieven een probleem voor landen zoals Senegal

die ook onder de regelgeving van de WHO-tarieven vallen. Dit zou dus betekenen dat zij in

onderhandeling moeten gaan met andere WHO leden omdat ze anders daar in de problemen geraken.

Daarnaast is de regio ook betrokken in de Economische Partnerschap Akkoorden met de E.U. Deze

Page 41: Getoetst aan een casestudy uit West-Afrika ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/275/439/RUG01... · Francesca Croes MASTERPROEF POLITIEKE WETENSCHAPPEN afstudeerrichting INTERNATIONALE

36

zullen ook een impact hebben op de landbouwsector van West-Afrika (de Roquefeuil, 2013). Van een

anti-WHO-houding zoals bij de internationale VSB, is binnen de ECOWAS of ECOWAP-documenten

geen letterlijke uitspraak te vinden. Wel is duidelijk dat men een regionale aanpak sterk verdedigt.

4.4.2. Het waarderen van voedselproducenten

Is ECOWAP begaan met gendergelijkheid binnen de landbouw?

Zoals in het eerste deel van dit onderzoek reeds vermeld, is er in de landbouw veel sprake van

genderongelijkheid. Zo zijn het vooral vrouwen die voor hun overleven afhankelijk zijn van landbouw

en zijn er veel vrouwen die werken in de landbouw. In Afrika is bijna 50% van de landbouw

arbeidsbevolking vrouw. Weinigen onder hen bezitten grond. De meesten werken dus als onbetaalde

arbeiders op grond dat eigendom is van mannelijke leden van hun familie of anderen. Daarbij hebben

vrouwen ook minder toegang tot essentiële inputs en diensten voor landbouw (Agarwal, 2014).

De rol van vrouwen wordt binnen de ECOWAP duidelijk erkent. Men spreekt in de beschrijving van de

regio binnen het Pacte régional de partenariat pour la mise en œuvre de l'ECOWAP (2009) over de

belangrijke plaats die vrouwen innemen in het productie-, transformatie- en commercialiseringsproces

van de landbouwproducten. Ze vermelden daarbij ook dat, tot nog toe, de rol van de vrouw weinig

erkenning krijgt in de ontwikkelingspolitiek en de moderniseringstechnieken binnen de landbouw. Ook

vermelden ze dat ze slecht vertegenwoordigd zijn binnen de beheers- en onderhandelingsorganisaties.

ECOWAP wil daar verandering in brengen. Zo is een van de zes prioritaire zaken die ECOWAP

vermeldt het opbouwen van instituties, dit onder andere door een gendergevoelige aanpak. Verder wordt

er in dit pact weinig gezegd over deze gendergevoelige aanpak.

In het besluit A/DEC./01/05 over de aanneming van de landbouwpolitiek van ECOWAS komen de

zeven specifieke doelen van ECOWAP uitgebreider aan bod. Zowel in doelstelling drie als in

doelstelling vier heeft men het over de vrouwen. Doelstelling drie heeft het over een verbeterde

economische en commerciële integratie van de landbouwsector in de nationale, regionale en

internationale markten opdat de inkomsten van de landbouwbevolking verhogen en in het bijzonder die

van de vrouwen. Doelstelling vier heeft het over het verbeteren van de rurale diensten om de

levensomstandigheden te verbeteren met ook hier weer een prioriteit voor de vrouwen.

Een strategie die gendergelijkheid betrekt is de West Africa Agricultural Productivity Programme

(WAAPP), deze is in overeenkomst met de actieplannen van ECOWAP. WAAPP’s doel is om

verbeterde technologieën te verspreiden in de landbouwsector. Het voorziet producenten in

technologieën om de competitiviteit van de belangrijkste sectoren in elk land te verbeteren. Het

programma wordt gefinancierd door de Wereldbank. Enkel landen die voldoen aan bepaalde criteria

(onder andere rond goed bestuur) komen in aanmerking. Deze strategie werkt met quota’s, zo moet in

Page 42: Getoetst aan een casestudy uit West-Afrika ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/275/439/RUG01... · Francesca Croes MASTERPROEF POLITIEKE WETENSCHAPPEN afstudeerrichting INTERNATIONALE

37

elk land 40% van de begunstigden vrouwen zijn. De meeste van de geselecteerde landen haalden deze

quota en gingen er zelfs boven. Zo haalde Gambia de beste resultaten, 70% van de begunstigden daar

waren vrouwen. Andere landen zitten onder de quota: Mali (25%), Togo (32%), Senegal (38,6%), Benin

(39,1%) en Ghana (39,2%) (Programme de Productivité Agricole en Afrique de l’Ouest, 2015a).

Binnen het pact wordt de genderongelijkheid wel erkend, ook wordt er kort meer inclusiviteit

voorgesteld. Van een uitgewerkte strategie of concrete aanpak is binnen het pact echter geen sprake. Het

erkennen van het probleem houdt nog geen oplossing in. Toch blijkt men dit te geloven binnen de

ECOWAP. Er zijn uiteraard veel strategieën binnen de regio die deze problematiek aanpakken, maar

deze vallen buiten het kader van ECOWAP, en dus buiten dit onderzoek, en zijn dus niet specifiek

gericht op genderongelijkheid in de landbouw.

Wat is de positie van ECOWAP ten opzichte van de kleinschalige (familie)landbouw?

De algemene visie van de ECOWAP is letterlijk ‘het vormen van een moderne en duurzame agricultuur

gebouwd op de efficiëntie en effectiviteit van de familielandbouw en de bevordering van

landbouwbedrijven met behulp van de privésector. Door haar productiviteit en competitiviteit op de

interne en internationale markten moet ze zorgen voor voedselzekerheid en deftige inkomens voor de

actieve landbouwbevolking verzekeren’. Het belang en de bijdrage van de familielandbouw wordt dus

wel erkent, maar tegelijkertijd wordt ook de nood aan een moderne landbouw, landbouwbedrijven en

de privésector vermeld. Het tweede regionale programma, zoals weergegeven in het Pacte régional de

partenariat pour la mise en œuvre de l'ECOWAP (2009, p. 7), geeft letterlijk aan uit te zijn op een

‘transformation massive des systèmes de production et des filières agricoles’. Hoe deze stelling kan

samengaan met het erkennen van het belang van de familielandbouw blijft onduidelijk. Enerzijds wordt

de kleinschalige landbouw erkent, maar anderzijds zijn ze ook uit op een grote transformatie van dit

systeem.

Dit wordt door verschillende auteurs/instellingen als zeer contradictorisch gezien (Goicoechea, 2014;

Inter-réseaux, 2016). Het is inderdaad een contradictorische gedachte om enerzijds familielandbouw te

benadrukken en anderzijds de modernisering en intensivering ervan. Houdt de modernisering en

intensivering van de familielandbouw ook niet het einde ervan in?

Inter-réseaux (2016) haalt ook aan dat vele regionale organisaties van producenten en

familielandbouwers (bijvoorbeeld ROPPA) melden dat ze vandaag meer zeggenschap hebben binnen

de regionale discussies, waardoor ze het belang van de familielandbouw kunnen blijven aankaarten. Ze

halen ook aan dat vele individuele staten echter wel verleid worden tot een model dat meer gericht is op

de agro-industrie.

In de visie van ECOWAP wordt de nadruk gelegd op een moderne landbouw gebouwd op de

modernisering van de familielandbouw. De nationale investeringsprogramma’s geven hier soms een

Page 43: Getoetst aan een casestudy uit West-Afrika ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/275/439/RUG01... · Francesca Croes MASTERPROEF POLITIEKE WETENSCHAPPEN afstudeerrichting INTERNATIONALE

38

draai aan en deze worden dan zo geïmplementeerd dat de familielandbouw wordt gezien als een sociaal

probleem van de landbouwsector. Er worden dan oplossingen als vermindering van de armoede en het

verhogen van hun inkomsten aangereikt. De economische prestaties (toevoer en export) worden

verwacht van de agro-industrie (Inter-réseaux, 2016). Dit is niet in lijn met de visie die zegt dat de

landbouwsector van ECOWAS moet gebaseerd zijn op de modernisering van de familiale landbouw.

Dit past dus niet binnen het voedselsoevereiniteitsplaatje. ECOWAP legt in zijn visie veel meer nadruk

op het verbeteren van de competitiviteit en productiviteit door het moderniseren van de

familielandbouw. Voor de VSB is de familielandbouw zoals ze is de beste optie voor het bekomen van

een duurzame voedselsoevereiniteit. ECOWAP ziet meer heil in een strategie van investeringen opdat

de competitiviteit en productiviteit van de landbouwers verhoogd om zo tot voedselsoevereiniteit te

komen. ECOWAP gaat voorbij het idee van alleen maar voedselsoevereiniteit, zij leggen daarbij ook

nadruk op het betreden van de internationale markten. Dit ook met het doel om inkomsten te bekomen

voor de actieve landbouwbevolking.

Modernisering van de landbouw wordt binnen de internationale VSB niet besproken, in de ECOWAP

daarentegen wordt het gezien als cruciaal wil men de bevolking kunnen voeden. De nationale

investeringsplannen houden blijkbaar geen rekening met de regionale visie en focussen de investeringen

vooral op de grotere landbouwbedrijven (Inter-réseaux, 2016). Volgens een studie van ROPPA, Apess

en RBM wordt 20% van het krediet gericht op de economische sector geïnvesteerd in de landbouw,

daarvan wordt slechts 2% geïnvesteerd in de familielandbouw (Inter-réseaux, 2016, p. 5).

Wat ook vreemd is aan de algemene visie is dat deze kennelijk alleen maar verwijst naar

voedselzekerheid en inkomsten voor de actieve bevolking: ‘(…) moet ze voedselzekerheid en deftige

inkomens voor de actieve landbouwer bevolking verzekeren’. Uiteraard is ECOWAP een

landbouwbeleid en focussen ze zich op de landbouwbevolking, maar toch is dit een opvallende

uitspraak.

4.4.3. Het lokaliseren van voedselsystemen

Wat is de positie van ECOWAP ten opzichte van GGO’s?

ECOWAP staat duidelijk niet zo weigerachtig tegenover GGO’s. Een van de sectorale plannen is gericht

op het opstellen van een actieplan voor de biotechnologie en de bioveiligheid. Als men het hier heeft

over de moderne biotechnologie dan houdt dit dus duidelijk een actieplan voor GGO’s in. Men stelt drie

prioriteiten op:

1. De ontwikkeling van de biotechnologie

2. De aanname van een regionale aanpak voor bioveiligheid

3. De bevordering van informatie en communicatie tussen de betrokken partijen

(DADR, 2012b).

Page 44: Getoetst aan een casestudy uit West-Afrika ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/275/439/RUG01... · Francesca Croes MASTERPROEF POLITIEKE WETENSCHAPPEN afstudeerrichting INTERNATIONALE

39

De uitvoering van het actieplan wordt gezien als een belangrijk aspect van de ECOWAP omdat het kan

helpen bij het aanpakken van de complexe uitdagingen van de voedselveiligheid binnen de regio. Het

actieplan, aangenomen in 2007, is het resultaat van lange onderhandelingen met verschillende actoren

die betrokken zijn bij de toepassing van de biotechnologie in de landbouw. Men consulteerde

wetenschappers, organisaties van landbouwers, de media en de besluitvormers. Het actieplan ziet de

biotechnologie als een ondersteuning voor het verhogen van de landbouwproductiviteit en de

competitiviteit, dit alles rekening houdend met het behouden van de natuurlijke grondstoffen (DADR,

2012b). De biodiversiteit van West-Afrika laat de opbouw van een winstgevende biotechnologie markt

toe (Conseil Ouest et Centre Africain pour la Recherche et le Développement Agricoles (CORAF),

2007). Dit actieplan wordt gefinancierd door USAID en uitgevoerd door CORAF (Olayiwola, 2012).

CORAF (2007) geeft duidelijk aan dat er in het actieplan evenveel nadruk wordt gelegd op de

bescherming van de mensen en het milieu, op de bioveiligheid dus. Daarbij benadrukken ze ook dat

iedereen toegang moet hebben tot deze producten. Er wordt vermeld dat de groei in productie in de

meeste West-Afrikaanse landen te wijten is aan de uitbreiding van bewerkte grond. De biotechnologie

zou hier verandering in kunnen brengen. Een opvallende uitspraak binnen de uitwerking van het

actieplan door CORAF (2007) is dat door het regionale bioveiligheid kader het gemakkelijker zou zijn

te zorgen voor een veilige inzet van de moderne biotechnologie die van buiten de sub-regio zou komen

of biotechnologie die door het nationale landbouwresearch systeem (SNRA) zou geproduceerd worden.

De internationale VSB is tegen het gebruik van GGO’s omdat dit afhankelijkheid en schade aan het

milieu zou creëren. Het feit dat de ECOWAP voorziet in het vergemakkelijken van de toegang van

biotechnologie van de ‘grote ontoerekeningsvatbare bedrijven’ uit het buitenland en dat de regio een

winstgevende sector wil opbouwen gebaseerd op de biodiversiteit strookt al helemaal niet met de

principes van de VSB.

De studies uitgevoerd door CORAF hebben aangetoond dat de biotechnologie een bijzondere bijdrage

kan leveren aan de landbouw- en vee productie. Dit door bepaalde vaccins voor de preventie van

epidemieën te ontwikkelen, door technologieën te ontwikkelen die een regelmatige toevoer van zaden

zouden verzekeren en door herbebossing en door het gebruik van genetische technologieën te

ondersteunen (CORAF, 2007).

Niet iedereen is voor dit actieplan. Zo uit de landbouwer organisatie ROPPA hier openlijk kritiek op.

Zij zijn tegen de opname van GGO’s in West-Afrika. Toch zijn er al enkele landen die GGO’s toelaten.

Zo is er bijvoorbeeld Burkina Faso die genetisch gemanipuleerde katoen produceerde, geïntroduceerd

door de Amerikaanse multinational Monsanto. Ibrahima Coulibaly, vicepresident van ROPPA, haalt

daarbij aan dat als de West-Afrikaanse landen GGO’s zouden aannemen ze gewoon een nieuwe markt

worden voor de Amerikaanse zaden (Diédri, 2016). Burkina Faso heeft echter recentelijk besloten de

productie van de genetisch gemanipuleerde katoen stop te zetten. Dit omdat volgens de producenten de

Page 45: Getoetst aan een casestudy uit West-Afrika ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/275/439/RUG01... · Francesca Croes MASTERPROEF POLITIEKE WETENSCHAPPEN afstudeerrichting INTERNATIONALE

40

kwaliteit van de katoen veel slechter is. De volledige verdwijning van de genetisch gemanipuleerde

katoen in Burkina Faso zou in 2018 zijn. De drie grote katoenbedrijven en de nationale katoen

landbouwer organisatie van Burkina Faso vragen aan Monsanto 82 miljoen dollar ter compensatie voor

de verloren oogst (Gongo, 2016).

Momenteel kan elk land binnen ECOWAS nog kiezen al dan niet GGO’s toe te laten. Volgens een

artikel in Jeune Afrique zou dit binnenkort kunnen veranderen. Na jaren van uitstel voor de aanname

van een reglement rond biotechnologie zou dit in 2015 een duw in de rug gekregen hebben met een

project genaamd ‘reglement over de preventie van de risico’s van de biotechnologie in West-Afrika’

(Carayol, 2016). Carayol (2016) laat weten dat de inhoud ervan veel gunstiger staat tegenover GGO’s

dan de titel doet uitschijnen. Zo zou elk land GGO’s moeten toelaten als blijkt dat het legaal

geproduceerd en gecommercialiseerd is in het land van herkomst. Een ander artikel binnen het reglement

zegt dat de GGO’s vrij kunnen circuleren binnen de ECOWAS (GRAIN, 2014; Carayol, 2016).

Wat is de geprefereerde beheerstructuur van ECOWAP voor de landbouw?

Het zesde regionale thematische sub-programma bestaat eruit de instituties te versterken (Inter-réseaux,

2010). Dit programma krijgt een extra duw in de rug door de voedselcrisis in 2008. In 2009 worden de

belangrijke actoren verzameld rond een gemeenschappelijk doel, namelijk dat van het leiderschap en de

coördinatie van alle regionale interventies in de voedsel- en landbouwsector. In 2010 wordt dan een

institutioneel kader gevormd voor het besturen, uitvoeren en financieren van het regionale

landbouwinvesteringsplan (RAIP) van de ECOWAP. Dit kader bestaat uit het Regionale Agentschap

voor Agricultuur en Voedsel (RAAF) en het Regionale Voedsel en Agricultuur Ontwikkelingsfonds

(ECOWAPDF) en andere raadgevende instituties. Op hetzelfde moment houdt ECOWAS zich naast het

regionale plan ook bezig met gelijkaardige processen in de lidstaten, onder andere voor de implementatie

van de nationale investeringsplannen.

Zoveel jaar later blijkt echter dat de integratie van al de verschillende projecten binnen een coherent

beleid een zeer complexe oefening is. Niet alle belanghebbenden nemen deel aan de coördinatie

pogingen en sommige gaan zelfs zo ver als het steunen van parallelle interventies (zo heb je bijvoorbeeld

het L’Aquila Food Security Initiative door de G8 of de Scaling Up Nutrition (SUN) Movement). De

verschillende initiatieven zijn niet afgestemd op elkaar of met ECOWAP. Dit geldt vooral op het vlak

van de prioriteiten of het type van landbouwmodel dat ondersteund wordt. Er zijn nog twee andere

factoren aangehaald door Oxfam (2015) die hiertoe bijdragen. Ten eerste heeft ECOWAS blijkbaar vele

van zijn financiële verplichtingen in de voedsel- en landbouwsector niet nageleefd. Dit om andere

dringende prioriteiten rond veiligheid (crisis in Mali en Nigeria) en gezondheid (Ebola epidemie) aan te

pakken. Met als gevolg dat het regionale fonds nooit gefinancierd is door ECOWAS, maar voornamelijk

door de ontwikkelingspartners. Ten tweede blijft de RAAF een hele jonge structuur met een incompetent

Page 46: Getoetst aan een casestudy uit West-Afrika ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/275/439/RUG01... · Francesca Croes MASTERPROEF POLITIEKE WETENSCHAPPEN afstudeerrichting INTERNATIONALE

41

team dat nog geen invloed kan uitoefenen. Er doet een visie de ronde onder de ontwikkelingspartners

dat de RAAF nog niet genoeg autonomie heeft van de ECOWAS Afdeling van Landbouw, Milieu en

Water Grondstoffen. Daarbij heeft het niet de capaciteiten de verschillende grootschalige projecten te

beheren (Oxfam, 2015).

Een ander probleem met de beheerstructuur is dat de United States Agency for International

Development (USAID), Agencia Española de Cooperación Internacional para el Desarrollo (AECID)

en het Agence Francaise de Developpement (AFD) tot nu toe al het huidige management en andere

personeel van de RAAF hebben gefinancierd. ECOWAS belooft om dit, na enkele jaren van externe

financiering, over te nemen. Oxfam (2015) wijst erop dat deze initiële financiering waarschijnlijk wel

nodig was. Toch zijn er waarnemers die erop wijzen dat een gedeelde inspanning van ECOWAS en de

ontwikkelingspartners beter zou zijn. Door de afwezigheid van een gedeeld plan is er een risico dat de

partners bepaalde posities, die beantwoorden aan hun korte termijn behoeften, eerst zullen financieren.

In bijlage 2 bevindt zich een duidelijke schematische weergave van de ECOWAP-beheerstructuur. Deze

geeft ook duidelijk de betrokkenheid van de vele externe ontwikkelingspartners en de privésector weer.

Zo draagt onder andere de Wereldbank bij aan het strategisch operationeel plan, USAID en Spanje aan

de operationalisering en het personeel van de RAAF, Spanje en de Food and Agriculture Organisation

(FAO) aan het opbouwen van de regionale capaciteiten (Sy Traore, 2014).

Samenvattend kan men dus stellen dat het originele plan was dat ECOWAS het beheer zou doen van de

ECOWAP-implementatie. Deze gaf echter de stok door aan de RAAF. RAAF wordt echter niet aanzien

als een capabele instelling. Dit zorgt voor een grote fragmentatie van de verschillende projecten. Ook

was er de initiële bedoeling van een regionaal beheer te hebben. Het probleem is dat dit regionale beheer

grotendeels gefinancierd wordt door buitenlandse donoren, die zo dus toch nog hun invloed kunnen

uitoefenen op het regionale landbouwbeleid.

Het grote doel van ECOWAS en ECOWAP was autonomie en regionale zelfvoorziening, maar dit blijkt,

als je achter de schermen kijkt, niet echt te lukken. Momenteel is het dus een zeer contradictorisch beeld:

het doel van zelfvoorziening en daar tegenover de grote betrokkenheid van externe donoren en de

privésector. Ook deze idealen (autonomie en zelfvoorziening) van de internationale VSB blijken in de

praktijk dus niet realiseerbaar, zij het door gebrek aan politieke wil en financiële middelen of door

onmacht. Door de verschillende initiatieven is er geen eensgezinde aanpak voor het agrarische

vraagstuk. Bij de VSB is het probleem van coördinatie vooral te wijten aan een vage omschrijving en

het ontbreken van een concreet actieplan. Waar er bij de VSB te weinig concrete plannen waren, zijn er

binnen de regionale ruimte waarschijnlijk teveel die elkaar soms tegenwerken. Dit ook als gevolg van

het gebrek aan concrete beleidsopties die worden aangereikt in het internationale

voedselsoevereiniteitsverhaal. De eigenlijke toepassing van voedselsoevereiniteit kan dus sterk

Page 47: Getoetst aan een casestudy uit West-Afrika ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/275/439/RUG01... · Francesca Croes MASTERPROEF POLITIEKE WETENSCHAPPEN afstudeerrichting INTERNATIONALE

42

verschillen per regio, land en organisatie en zo elkaar sterk tegenwerken. Er bestaat geen eensgezindheid

over de toepassing van de voedselsoevereiniteitsprincipes.

Wat is de positie van ECOWAP ten opzichte van internationale handel in landbouwproducten?

Internationale handel

Zoals blijkt uit de doelen van de ECOWAP steunt het bekomen van zelfvoorziening en regionale

voedselsoevereiniteit op het verhogen van de competitiviteit van de landbouwsector in de nationale,

regionale en internationale markten. Van de lokale markten is geen sprake.

De positie van ECOWAP ten opzichte van internationale handel kan vrij letterlijk gevonden worden in

een van de zes prioriteiten: ‘de ontwikkeling van de landbouwsectoren en de bevordering van de

markten, meer precies houdt dit het volgende in: de ontwikkeling van de verschillende sectoren

(voeding, semi-stedelijke landbouw, exportgewassen, agrobosbouw, artisanale visvangst en

aquacultuur, etc.); de ontwikkeling van het transformeren van producten; de versterking van

ondersteuningsdiensten en de promotie van de nationale, regionale en internationale handel’. De

landbouwers die exportgewassen produceren krijgen binnen ECOWAP dus een duidelijkere plaats als

binnen de VSB. Er wordt gesproken van West-Afrika dat door de ECOWAP zijn zelfvoorziening

kan/moet bekomen en dat daarbij zelfs, door de toekomstige toegenomen productiviteit door de

modernisatie van de productiesystemen, een surplus kan exporteren (ECOWAS, 2008a; Sy Traore,

2014).

De drie interventiepijlers waar ECOWAP op steunt zijn daarbij alle drie zeer commercieel gericht:

1. Een stijgende productiviteit en competitiviteit van de landbouw.

2. De uitvoering van een intracommunautair commercieel regime.

3. De aanname van een commercieel buitenlands regime.

(Inter-réseaux, 2010).

Het verhogen van de productiviteit en de competitiviteit van de landbouw is een wederkerend thema in

het regionale landbouwbeleid.

Zelfvoorziening

Enerzijds wordt er dus een sterke nadruk gelegd op het verhogen van de regionale

landbouwcompetitiviteit opdat men kan meespelen op de internationale markt. Anderzijds is er ook,

meer in lijn met de internationale VSB, sprake van een gedifferentieerde bescherming van de regionale

markt (Club du Sahel et de l’Afrique de l’Ouest (CSAO) 2006; Pacte régional de partenariat pour la

mise en œuvre de l'ECOWAP, 2009; ECOWAP, 2008). De pogingen om nationale markten af te sluiten

voor de import van landbouwproducten zijn tot nog toe gefaald. Een soortgelijke aanpak op regionaal

niveau zou wel kunnen werken (de Roquefeuil, 2013). Het beschermen van een grotere, meer

Page 48: Getoetst aan een casestudy uit West-Afrika ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/275/439/RUG01... · Francesca Croes MASTERPROEF POLITIEKE WETENSCHAPPEN afstudeerrichting INTERNATIONALE

43

competitieve markt, gecombineerd met inspanningen aan de toevoerzijde, zou de weg naar

zelfvoorziening kunnen zijn voor West-Afrika. Deze gedachtegang is duidelijk aanwezig binnen

ECOWAP. Zo is West-Afrika van plan hun productiecapaciteiten op te bouwen en een comparatief

voordeel op te bouwen in onder andere de rijstproductie. Een ander voorbeeld is het opbouwen van

regionale voedselreserves.

In de derde interventiepijler van ECOWAP, ‘de aanname van een commercieel buitenlands regime’,

wordt gesproken over de bescherming van de markt. ECOWAP aanvaardt, in het licht van dit regime,

bescherming van de markt in drie situaties:

• Bij het ontbreken van een levensvatbaar WHO-akkoord rond landbouwproducten die subsidies

elimineert of beperkt, is een unilaterale beschermactie op het regionale niveau gerechtvaardigd

als een middel om marktverstoringen op de internationale markt te compenseren

• Een vergelijkbare gedifferentieerde bescherming is toegelaten bij onzekerheden gelinkt aan

fluctuaties van de markt die kwetsbare bevolkingsgroepen treft

• Ook is een bescherming gerechtvaardigd met het oog op het beschermen van investeringen in

bepaalde sectoren in dewelke de regio potentiële comparatieve voordelen heeft

(Annexe à la Décision A/DEC./01/05, zoals weergegeven in CSAO, 2006).

Aansluitend hierbij is de goedkeuring van een Gemeenschappelijk Extern Tarief (Common External

Tariff, CET) in 2006. De CET bestaat binnen de West-Afrikaanse Economische en Munt Unie

(WAEMU) al sinds 2000. Niet al de ECOWAS leden zijn hier lid van. Eén van de redenen voor de

aanname hiervan binnen ECOWAS is dat dit een vereiste is voor het tekenen van een Economisch

Partnerschapsakkoord (EPA) met de E.U.. De CET bestaat uit vier tarief banden waarin alle

geïmporteerde producten worden onderverdeeld. De tarieven gaan van 0% in de eerste band tot 20% in

de vierde band. Essentiële sociale goederen zitten in de 0% tariefband, inputs en intermediaire producten

in de 5% en 10% banden en goederen die voor eindverbruik bestemd zijn in de 20% band. De aanname

van dit gemeenschappelijk tarief betekent voor vele landen een tariefreductie van bepaalde producten,

zo heeft Ghana bijvoorbeeld een tarief van 20% op rijst, onder de CET zou dit vallen onder een tarief

van 10%. De goedkeuring van de CET heeft geleid tot veel discussie en verschillende landen zoals

Nigeria (hoge importtarieven) en belanghebbenden zoals ROPPA eisen een extra vijfde tariefband

binnen de ECOWAS. In 2009 wordt deze vijfde band met een tarief van 35% aangenomen. Deze bestaat

uit goederen die bijdragen aan de economische ontwikkeling van het continent (Hollinger & Staatz,

2015). Ook laat de CET beschermingsmaatregelen toe op bepaalde landbouwproducten die een groot

strategisch belang hebben en bedreigd worden door goedkopere importen. Landen kunnen er dan voor

kiezen een uitzonderlijk tarief te installeren voor dat specifiek product. Verschillende producenten

Page 49: Getoetst aan een casestudy uit West-Afrika ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/275/439/RUG01... · Francesca Croes MASTERPROEF POLITIEKE WETENSCHAPPEN afstudeerrichting INTERNATIONALE

44

organisaties klagen over belangrijke producten die niet opgenomen zijn in de vijfde band, zoals rijst

bijvoorbeeld (Inter-réseaux, 2016).

In het kader van de voedselsoevereiniteit van de regio wordt er binnen ECOWAP een focus gelegd op

bepaalde voedselgewassen. Zo vermelden ze in het Pacte régional de partenariat pour la mise en œuvre

de l'ECOWAP (2009) dat men eerst en vooral voorrang verleent aan de productie van enerzijds rijst,

maïs en maniok en vee-vlees en afgeleiden anderzijds. De redenen hiervoor zijn dat deze producten

beantwoorden aan de veranderende voedingsgewoonten, aanzienlijk productiepotentieel hebben en dat

ze het voorwerp zijn van invoer van buiten de regio. Andere producten moeten bevorderd worden in een

tweede programmagolf. Inter-réseaux (2016) meldt dat deze strategie van prioritaire gewassen zorgt

voor een hogere productie. Zo is de rijstproductie met 95% gestegen tussen 2000 en 2012, de

maïsproductie steeg nog spectaculairder met 130% (Inter-réseaux, 2016, p.4).

Eén van die strategische producten voor voedselzekerheid in West-Afrika is rijst. De consumptie van

rijst is ten gevolge van de populatiegroei, verstedelijking en de stijgende koopkracht zeer snel gegroeid.

De gemiddelde consumptie per capita gaat van 32 kg in 1990 naar 49 kg in 2012. Het is vandaag het

meest geconsumeerde graanproduct in de regio. Het probleem is dat West-Afrika een structureel

rijsttekort heeft. Dit toevoertekort wordt aangevuld met rijstimport. Door het belang van rijst hebben

vele landen nationale rijstontwikkeling strategieën ontwikkeld. Ook binnen het kader van ECOWAP is

er een strategie ontwikkeld: het rijst offensief. Dit om de rijstproductie op te drijven en zelfvoorziening

in rijstproductie te bekomen tegen 2025. ECOWAP zal dit doen aan de hand van het leveren van bijstand

aan de nationale strategieën om de productiesystemen te moderniseren en door de regionale handel in

rijst te vergemakkelijken. Dit opdat men de afhankelijkheid van het buitenland kan afbouwen (Fofana,

Goundan & Magne Domgho, 2014).

Een ander project voor het ondersteunen van de regionale voedselsoevereiniteit is het Stock Project van

ECOWAS. Dit is een project grotendeels financieel ondersteund door de Europese Unie voor het

opzetten van een regionale voedselstock in West-Afrika. Het voornaamste doel hiervan is een bijdrage

leveren om effectief te kunnen reageren op voedselcrises en de weerbaarheid van huishoudens te

verhogen in een context van zekerheid en duurzame regionale voedselsoevereiniteit. Men doet dit door

urgentie voedingsreserves op te bouwen op verschillende schalen. Het project bestaat uit vijf grote

componenten:

1. Het ondersteunen van de opzetting van regionale voedselzekerheid reserves.

2. Het ondersteunen van nationale opslagsystemen.

3. Het ondersteunen van lokale opslagsystemen.

4. Het ondersteunen van nationale en regionale landbouw informatiesystemen en onderzoek naar

voedselveiligheid.

Page 50: Getoetst aan een casestudy uit West-Afrika ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/275/439/RUG01... · Francesca Croes MASTERPROEF POLITIEKE WETENSCHAPPEN afstudeerrichting INTERNATIONALE

45

5. Het ondersteunen van de bestaande hulp voor de besluitvorming en capaciteitsopbouw van de

ARAA.

(Agence Régionale pour l'Agriculture et l'Alimentation, 2014)

Men kan dus concluderen dat de ECOWAP zowel inzet op internationale handel als op het beschermen

van de markt, beide in het licht van voedselsoevereiniteit en onafhankelijkheid. Men wil met ECOWAP

dus duidelijk voorbij zelfvoorziening gaan en een competitieve speler worden op de internationale markt

van landbouwproducten. In tegenstelling tot de internationale VSB geeft ECOWAP een duidelijk

actieplan waar internationale handel geïntegreerd is in een strategie van voedselsoevereiniteit. Dat

ECOWAS een bewijs is dat dit werkt is misschien nog te vroeg om te concluderen. Over de bevordering

van lokale handel wordt er, in tegenstelling tot de internationale voedselsoevereiniteitsprincipes, in het

Pacte régional de partenariat pour la mise en œuvre de l'ECOWAP (2009) niets gezegd. Handel, zowel

regionaal als internationaal, wordt in de ECOWAP gezien als de motor voor ontwikkeling.

4.4.4. Lokale controle

Wie hoort, volgens ECOWAP, de controle te hebben over natuurlijke grondstoffen?

De werkgroep die aangesteld wordt om de ECOWAP te ontwikkelen, identificeren grond en het

management van de natuurlijke grondstoffen als zaken die thuishoren binnen het regionale

landbouwbeleid. Onzekere grondrechten spelen een rol in de lage investering en productiviteit in de

West-Afrikaanse landbouw. Daarbij is een gebrek aan goed beheer van natuurlijke grondstoffen, zeker

gemeenschappelijke grondstoffen, een potentiële oorzaak van conflict. De werkgroep benadrukt dus de

noodzaak aan een grensoverschrijdend beheer van grondstoffen. Dit is dan ook de motivatie van de

nadruk op een regionaal beheer van de natuurlijke grondstoffen binnen ECOWAP (CSAO, 2006).

Zo steunt het tweede regionale mobilisatie programma van de ECOWAP op ‘het bevorderen van een

gunstige mondiale omgeving voor de ontwikkeling van de regionale landbouw’. Dit programma bevat

vier componenten. Het tweede component hiervan heeft betrekking op de natuurlijke grondstoffen

namelijk het naar voor schuiven van een geïntegreerd beheer van de gedeelde grondstoffen

(waterwegen, biodiversiteit, etc.). Het regionale niveau is hiervoor het meest geschikt (ECOWAS,

2008a). Het regionale programma is onderverdeeld in zes sub-programma’s. Twee daarvan vermelden

ook letterlijk het beheer van de grondstoffen. Het eerste, ‘de verbetering van het waterbeheer’ houdt een

bevordering van de irrigatie in en een geïntegreerd beheer van het water. Het tweede sub-programma,

‘een verbetering van het beheer van de andere natuurlijke grondstoffen’, houdt de organisatie van

transhumance8 en de aanleg van de routes en een duurzaam beheer van het bos- en visbestand in

(ECOWAS, 2008a).

8 Dit wil zeggen dat de landbouwers in de zomer met hun vee naar hogere gebieden trekken omdat het in het dal dan vaak te warm en te droog is.

Page 51: Getoetst aan een casestudy uit West-Afrika ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/275/439/RUG01... · Francesca Croes MASTERPROEF POLITIEKE WETENSCHAPPEN afstudeerrichting INTERNATIONALE

46

Zo is er binnen de ECOWAS een reglement samengesteld rond het harmoniseren van de regels over de

controle van de zaden in West-Afrika. De ECOWAS leden ondertekenen unaniem het ‘Règlement

C/REG. 4/05/2008 portant harmonisation des règles régissant le controle de qualité, la certification et

la commercialisation des semences végétales et plants das l’espace CEDEAO’. De brede doelen van dit

reglement gaan voornamelijk over het vergemakkelijken van de lokale productie van zaden, de handel

ervan tussen de lidstaten faciliteren, zorgen dat de landbouw een makkelijkere toegang heeft tot zaden,

een gunstig investeringsklimaat creëren voor privé zaadbedrijven en publieke-private partnerschappen

vergemakkelijken (DADR, 2014b).

Opvallend is dat ECOWAP duidelijk een regionaal beheer van de natuurlijke grondstoffen voorstaat in

tegenstelling tot de internationale VSB dat eerder opteert voor een lokale controle. De natuurlijke

grondstoffen behoren toe aan de lokale producenten. Volgens ECOWAP behoren de natuurlijke

grondstoffen toe aan de regio. Regionale handel in zaden en vis bijvoorbeeld zullen de toegang

vergemakkelijken voor de landbouwers. Alweer is hier een sterk geloof in de handel te herkennen. Ook

de commercialisering van de zaden en het creëren van een gunstig klimaat voor de privésector passen

niet binnen het idee van de voedselsoevereiniteit.

Wat is de positie van ECOWAP over privatiseringen?

Over het algemeen zoekt de ECOWAP veel ondersteuning van de privésector. In de visie van ECOWAP

staat letterlijk vermeld dat er betrokkenheid moet zijn van de privésector. Vertegenwoordigers van

sommige lidstaten geven aan dat de privésector meer en meer bijdraagt tot het landbouwbeleid en het

financieren van de nationale investeringsprogramma’s. Zo hebben Ivoorkust en Nigeria dit al vermeld,

maar ook Sierra Leone vermeldt dit en heeft ondertussen een balie voor de privésector (van Seters,

2013).

Zoals hierboven reeds staat beschreven, streven ze ook naar het creëren van een gunstig klimaat voor

privé zaadbedrijven. Ook staat in het Pacte régional de partenariat pour la mise en œuvre de l'ECOWAP

(2009) dat er een reglementair kader moet komen dat gunstig staat tegenover de betrokkenheid van de

commerciële banken (onder andere de Ecobank) en verzekeringsinstituten in de productie, transformatie

en de regionale handel in landbouwproducten.

Daarnaast worden er ook veel partnerschappen aangegaan met de privésector voor de implementatie van

het regionale landbouwbeleid. Zo haalt Sy Traore (2014) de samenwerking met CropLife (multinational

die zich bezighoudt met pesticiden en biotechnologie) aan voor pesticides.

Page 52: Getoetst aan een casestudy uit West-Afrika ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/275/439/RUG01... · Francesca Croes MASTERPROEF POLITIEKE WETENSCHAPPEN afstudeerrichting INTERNATIONALE

47

De ECOWAP staat, in tegenstelling tot de VSB, duidelijk wel open voor betrokkenheid van de

privésector. Men stimuleert de regionale commercialisering van zaden, vis, etc. binnen de ECOWAS.

ECOWAP wil enerzijds de lokale productie van zaden stimuleren, maar tegelijkertijd wordt er ook input

gevraagd van de privésector. Men spreekt ook van publiek-private partnerschappen, een optie die door

de VSB genegeerd wordt. Je kan je afvragen of de focus binnen ECOWAP nog wel bij de kleinschalige

landbouw ligt? De internationale VSB is tegen de commercialisering van zaden, dit is een collectief

goed dat gebruikt en gedeeld moet kunnen worden door de kleinschalige landbouwers. De

commercialisering van zaden zorgt, volgens de internationale VSB, voor een afhankelijkheid van de

kleinschalige landbouwer van de ‘grote ontoerekeningsvatbare bedrijven’.

4.4.5. Kennis en vaardigheden opbouwen

Hoe staat de ECOWAP tegenover de vaardigheden en kennis van de lokale voedselproducenten?

Het is ook hier tekenend vast te stellen dat ECOWAP enerzijds de voedselsoevereiniteitsprincipes

onderschrijft en anderzijds uit is op een moderne landbouwsector die steunt op de efficiëntie en

effectiviteit van de familielandbouw. Woorden als moderniteit, efficiënte, commercialisering en

intensivering komen in de beleidsdocumenten zeer veel voor. De Direction de l’Agriculture et du

Développement Rural (n.d.a) geeft aan dat de nationale investeringsplannen een massale transformatie

van de landbouw moet veroorzaken. Wetende dat de landbouw in Afrika vooral het terrein is van de

kleinschalige landbouwers is dit geen teken van het ondersteunen van hun traditionele vaardigheden en

kennis. Men is erop uit moderne technologieën te introduceren via programma’s als het West Africa

Agricultural Productivity Program (WAAPP) (WAAPP, 2015). Dit programma, reeds geïmplementeerd

in 13 van de 15 lidstaten, is gericht op de ontwikkeling van landbouwtechnologie en de verspreiding

ervan. Het gaat hem dus vooral over het delen van moderne technologieën.

ECOWAP’s dubbele focus, moderniteit en familielandbouw, laat verschillende interpretaties en

toepassingen toe. Ghana (exportgericht) bijvoorbeeld legt in zijn implementatie van ECOWAP letterlijk

de nadruk op het gebruiken van moderne technologieën om de productiviteit te verhogen. Ook staat er

letterlijk ‘het transformeren van kleinschalige landbouw om de moderniteit te omarmen’ (Ghana

ECOWAP/CAADP Compact, 2009). Veel waarde wordt er in Ghana dus niet gehecht aan de traditionele

kennis van de kleinschalige landbouwer.

Over het algemeen kan men stellen dat de regionale landbouwpolitiek de nadruk legt op een landbouw

gebouwd op de familielandbouw, maar dit wordt in de praktijk gerealiseerd via de introductie van

moderne technologieën opdat de regionale landbouw competitiever wordt.

Page 53: Getoetst aan een casestudy uit West-Afrika ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/275/439/RUG01... · Francesca Croes MASTERPROEF POLITIEKE WETENSCHAPPEN afstudeerrichting INTERNATIONALE

48

4.4.6. Samenwerken met de natuur

Wat is de visie van ECOWAP ten opzichte van (hoge) externe inputs?

Het gebruik van inputs wordt duidelijk gestimuleerd door ECOWAP. Als je kijkt naar de CET, dan zie

je dat inputs laag getaxeerd worden, tegen 5%. West-Afrika heeft ondanks al zijn potentieel een van de

laagste opbrengsten per hectare in de wereld (USAID, 2015). De West-Afrikaanse landbouw wordt

gekenmerkt door een extensief productiemodel met een laag gebruik van meststoffen (USAID, 2015;

Pacte régional de partenariat pour la mise en œuvre de l'ECOWAP, 2009). Men vermeldt in een

document opgesteld door de ECOWAS (2008a) onder een titel van grote beperkingen binnen de regio

dat ‘de drie belangrijkste productiefactoren - zaden, meststoffen en landbouwmachines - amper

voorkomen bij de meeste landbouwers’. De ECOWAP heeft als doel hier verandering in te brengen door

een intensivering en modernisering van de landbouw voorop te stellen. Dit door onder andere subsidies

en leningen te bevorderen voor machines, zaden, meststoffen en pesticides (ECOWAS, 2008b)

De bevordering en verspreiding van inputs en technologieën gebeurt voornamelijk door technologische

partners van ECOWAS. Zo heeft USAID bijvoorbeeld het West African Fertilizer Program (WAFP).

Dit programma heeft als doel de productiviteit van de landbouwers te verhogen door hen betere toegang

te verlenen tot hoge kwaliteit en betaalbare meststoffen. Het programma versterkt de toevoer en

verspreiding capaciteiten van de privésector en voorziet regionale besluitvormers met advies, een

subsidieprogramma en impact informatie (USAID, 2015). Ook binnen andere programma’s wordt het

gebruik en de verspreiding van meststoffen en pesticides gestimuleerd, zoals bijvoorbeeld in het

Regional Offensive for sustainable and sustained recovery of Rice production in West Africa

Programme (UEMOA Commission, ECOWAS Commission & NEPAD Planning and Coordinating

Agency, 2014).

Er zijn ook reglementen over bepaalde inputs binnen de ECOWAS. Net zoals ECOWAS een reglement

heeft over zaden, bestaat er een gelijkaardig reglement rond pesticiden. Het ‘Règlement

C/REG.3/08/2008’ heeft enerzijds als doel de bevolking te beschermen tegen schadelijke pesticiden en

anderzijds wilt het ook zorgen voor het bevorderen van de intracommunautaire handel ervan, een plaats

geven aan de privésector en publieke-private partnerschappen bevorderen. Er bestaan zo verschillende

lijsten met pesticiden die toegestaan zijn, pesticiden die verboden zijn en pesticiden met sterke

regelgevingen, etc (DADR, 2014c).

ECOWAP staat dus duidelijk niet weigerachtig tegenover externe inputs zoals pesticiden, zaden,

meststoffen, etc. Zelfs het gebruik van GGO’s wordt niet uitgesloten binnen de ECOWAP. Het

stimuleren van het gebruik van externe inputs heeft te maken met de lage opbrengsten per hectare en

tegelijkertijd de groei van de bevolking. ECOWAP ziet het gebruik van externe inputs en de

intensivering van de landbouw als noodzakelijk wil men de bevolking kunnen voeden.

Page 54: Getoetst aan een casestudy uit West-Afrika ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/275/439/RUG01... · Francesca Croes MASTERPROEF POLITIEKE WETENSCHAPPEN afstudeerrichting INTERNATIONALE

49

VSB daarentegen verwerpt het hoge gebruik van externe inputs. Men wil zoveel mogelijk met de natuur

samenwerken. Ook heeft het te maken met het behouden van de autonomie van de landbouwer.

Wat is de ECOWAP positie over agro-ecologie?

Nergens in het Pacte régional de partenariat pour la mise en oeuvre de l’ECOWAP (2009) wordt er

gerefereerd naar de agro-ecologie. Zoals hierboven al vermeld, rekent men binnen de ECOWAP eerder

op de moderne landbouwtechnologie en op externe inputs zoals pesticides, meststoffen, de

biotechnologie, etc. Allemaal niet erg agro-ecologisch.

Er is binnen de regionale programma’s wel een doel dat er enigszins bij aansluit. ECOWAS heeft onder

zijn regionale landbouw implementatieplannen drie doelen. Een daarvan is ‘de bevordering van een

mondiaal milieu dat gunstig is voor de regionale landbouwontwikkeling’. Onder dit doel heeft het

tweede component ervan te maken met klimaatverandering: ‘mechanismen die een aanpassing aan de

klimaatveranderingen verzekeren en integratie mechanismen voor gedeelde grondstoffen’. Dit, zo wordt

vermeld in het pact, ‘is gebaseerd op drie activiteiten: (i) het versterken van regionaal onderzoek om de

gewasproductie aan te passen aan klimaatverandering; (ii) capaciteiten opbouwen voor een geïntegreerd

beheer van de natuurlijke grondstoffen; en (iii) verzekeringsmechanismen implementeren om klimaat-

en milieurisico’s te verzachten’ (Pacte régional de partenariat pour la mise en oeuvre de l’ECOWAP,

2009).

ECOWAS heeft recentelijk een West-Afrikaanse Climate-smart Agriculture Alliance opgericht om

ervoor te zorgen dat klimaat-slimme agricultuur volledig wordt geïntegreerd binnen de regionale

plannen (Knaepen, Torres & Rampa, 2015). De FAO-definitie hiervoor spreekt over drie pilaren:

voedselzekerheid, aanpassing aan klimaatverandering en de verzachting van de klimaatverandering

(Tissier & Grosclaude, 2016). Het is een vrijwillig, niet-bindend, participatief en inclusief partnerschap

kader om de productiviteit en landbouwerinkomens te verhogen op een duurzame en billijke manier.

Binnen ECOWAS wordt het toegepast om de aanpassing en weerbaarheid aan de klimaatveranderingen

te verbeteren, ook zijn ze erop uit de de broeikasgasemissies te verminderen (Toure & Fane, 2015). Een

belangrijk element dat hierin nog ontbreekt is de familielandbouw, deze staan hier niet centraal, in

tegenstelling tot in de agro-ecologie en de VSB.

Wat is de ECOWAP positie over moderne geïndustrialiseerde landbouwtechnologie?

West-Afrika wordt geplaagd door een lage opbrengst per hectare, een van de laagste ter wereld (The

World Bank, 2016b). Een verhoging van de productie werd in het verleden behaald door meer en meer

hectaren grond in te zetten. Hierin wil men, binnen het kader van ECOWAP, door middel van moderne

technologieën en een focus op intensivering in plaats van extensivering verandering in brengen (DADR,

2012c). In plaats van een focus en het waarderen van de familielandbouw zoals in de VSB, focust men

binnen ECOWAP net op het moderniseren van die familielandbouw en op een duurzame intensivering

Page 55: Getoetst aan een casestudy uit West-Afrika ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/275/439/RUG01... · Francesca Croes MASTERPROEF POLITIEKE WETENSCHAPPEN afstudeerrichting INTERNATIONALE

50

van de productiesystemen. ECOWAP is een kader dat zeer sterk gericht is op investeringen voor

ontwikkeling. Zoals hierboven reeds vermeld schuwt men binnen de ECOWAP niet het gebruik van

moderne biotechnologie, een commercialisering van zaden, pesticiden en meststoffen. De

familielandbouw alleen kan in hun ogen niet voldoen aan de noden van de groeiende regionale

bevolking. Ook de verstedelijking zorgt ervoor dat er steeds minder mensen in de landbouw werken.

Vandaag woont 45% van de West-Afrikaanse bevolking in steden (OESO, 2015). Men zoekt dus heil

in de moderne landbouwtechnologie.

Een belangrijk, veelbesproken project binnen ECOWAP is het West African Productivity Program

(WAAPP). Dit programma bevat drie componenten: het opzetten van Nationale Centra van Specialisatie

(NCOS), technologie creatie en toepassing en coördinatie, management, controle en evaluatie.

De nationale centra van specialisatie zijn gericht op het opbouwen van landbouwonderzoeksinstituties,

infrastructuur en trainingen. Deze versterking van de capaciteiten zal gebeuren rond zo een nationaal

centrum van specialisatie. Wat dan zal uitgroeien tot een regionaal centrum van expertise om de sub-

regio bij te staan. Er kan slechts één NCOS zijn voor een specifiek handelsgoed in de sub-regio. Op

basis van de prioriteitsgewassen zijn er negen NCOS: geïrrigeerd en door regen gevoede rijst voor

laagvlakten en plateaus in Mali, mangrove rijst in Sierra Leone, wortels en knollen in Ghana, fruit en

groenten in Burkina Faso, weegbree in Ivoorkust, Maïs in Benin, gedroogde granen in Senegal, vee in

Niger en aquacultuur in Nigeria.

Het technologie creatie en toepassing component gaat over het creëren en versterken van nationale

onderzoek fondsen voor ontwikkeling. Het gaat ook over de ontwikkeling van zaadsystemen om

genetisch groenten- en dierenmateriaal toegankelijk te maken in de landen.

Het laatste component, de coördinatie, het management en de evaluatie, gaat over het opbouwen van de

capaciteiten van instellingen die betrokken zijn bij de implementatie, financiering, administratie,

controle, evaluatie, training alsook het communicatiemanagement van het project (Programme de

Productivité Agricole en Afrique de l’Ouest, 2015b).

Page 56: Getoetst aan een casestudy uit West-Afrika ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/275/439/RUG01... · Francesca Croes MASTERPROEF POLITIEKE WETENSCHAPPEN afstudeerrichting INTERNATIONALE

51

5. Conclusie

Voedselsoevereiniteit is een alom omschreven begrip en beweging. Hierdoor is er dus geen uniforme

conceptualisering van wat voedselsoevereiniteit nu net inhoudt. De definitie wordt gedurende de jaren

verder uitgebreid. Zo evolueert de definitie van het recht op nationale zelfvoorziening (1996) naar het

recht van mensen op binnenlandse productie en handel en het recht om zelf te bepalen in hoeverre men

zelfvoorzienend wil zijn (2002). In 2007 wordt iedereen die betrokken is in de voedingsketen, van

producent tot distributeurs tot consument, betrokken in de definitie. De term voedselsoevereiniteit biedt

ook een alternatief voor de term voedselzekerheid. Waar voedselzekerheid niets zegt over waar de

voeding vandaan moet komen en hoe het geproduceerd hoort te worden, heeft voedselsoevereiniteit een

voorkeur voor lokale markten en lokale economieën. Het streeft een omwenteling van het huidige

voedselregime na en streeft naar een lokaal model waar de kleinschalige familielandbouw centraal staat.

Voedselsoevereiniteit is niet enkel een begrip, maar het is ook een beweging ontstaan in de VS en Europa

om zich dan verder te verspreiden over de rest van de wereld. Het is een relatief nieuwe transnationale

beweging bestaande uit boeren, vissers en andere bevolkingsgroepen die voor hun inkomen afhankelijk

zijn van landbouwproductie. Het wordt pas een politieke beweging nadat La Via Campesina de term

gebruikt om zich op de Wereldvoedseltop in Rome in 1996 te profileren als de stem van de

voedselsoevereiniteitsbeweging.

De voedselsoevereiniteitsbeweging is ontstaan als een reactie op het huidige op bedrijven gerichte

voedselregime. Het uit kritiek op het door fossiele brandstoffen gedreven, grootschalige,

kapitaalintensieve industriële mega landbouwbedrijf. Verschillende van de voedselsoevereiniteit

sympathisanten schrijven het wereldwijd destabiliseren van de kleinschalige landbouwer toe aan het

door subsidies gedreven goedkope voedselregime. Dit leidde tot wereldwijde verpaupering van de rurale

bevolking. Voedselsoevereiniteit kan dus ook worden gezien als een strategie om honger en rurale

armoede te reduceren of verbannen.

Het probleem is dat de beweging een mooi idee aanreikt, maar dat de werkbaarheid ervan door vele

auteurs in vraag wordt gesteld. Dit vooral door de contradicties die zijn terug te vinden binnen het idee.

Om de contradicties binnen het voedselsoevereiniteitsdebat weer te geven wordt er gebruik gemaakt van

onderstaande tabel. Deze geeft, samengevat, de belangrijkste contradicties weer, geplaatst tegenover de

relevante voedselsoevereiniteitsprincipes.

Page 57: Getoetst aan een casestudy uit West-Afrika ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/275/439/RUG01... · Francesca Croes MASTERPROEF POLITIEKE WETENSCHAPPEN afstudeerrichting INTERNATIONALE

52

Voedselsoevereiniteit Contradicties

Agro-industrie <-> kleinschalige landbouwer

Binaire voorstelling

Kleinschalige landbouwer als slachtoffer van het kapitalisme/huidig voedselregime

- Agrarisch kapitalisme van onderuit - Productieve mogelijkheden van het kapitalisme

Kleinschalige landbouwer als voeder van de wereldbevolking

- Haalbaarheid? - Stedelijke voedselsoevereiniteit? - Aanpak productiebeperkingen kleinschalige landbouwer

Nadruk op de familielandbouw - Nadruk op familielandbouw <-> nadruk op gendergelijkheid

- Nadruk op familielandbouw <-> nadruk op collectieve rechten

‘Peasant’ - Contrasten en contradicties binnen deze term De agrarische crisis Dé agrarische crisis bestaat niet, eerder crisis van het peasantism

Democratische keuze - Vrije keuze <-> voedselsoevereiniteitsprincipes

- Consensus mogelijk?

Lokaliseren van productie - Huishoudelijk of nationale niveau? - Focus op lokale, nationale als internationale niveau =

verwarrend Nationale zelfvoorziening Onmogelijk voor alle landen Nationale beleidsruimte Ruimte creatie ≠ inname van die ruimte

VSB = Internationale organisatie - Internationale principes <-> noden van de kleinschalige landbouwers in de praktijk

- Vooral beleidsopties op internationaal niveau <-> VSB focus op lokale niveau

Verwerpen de WHO. FAO als alternatief Binnen FAO geen geïntegreerde discussie mogelijk

Soevereiniteit - Welk niveau? - Relevantie staat?

Verwerpt volledige vrijhandel van landbouwproducten

- Positie over internationale handel onduidelijk - Plaats kleinschalige exportgewas landbouwer?

Nadruk op rechten - Individuele rechten en rechten van alle mensen - Geen onderscheid tussen politieke rechten en wettelijk

bindende rechten - Wie waarborgt de rechten? Op welk niveau?

Agro-ecologie - Autonomie - Kennis landbouwer + overdragen

kennis

Realistisch? - Sommige landbouwers kiezen GGO’s - Strookt niet altijd met principes agro-ecologie

Gesloten visie over mogelijkheden moderne landbouwtechnologie voor de kleinschalige landbouwer

Page 58: Getoetst aan een casestudy uit West-Afrika ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/275/439/RUG01... · Francesca Croes MASTERPROEF POLITIEKE WETENSCHAPPEN afstudeerrichting INTERNATIONALE

53

De contradicties teruggevonden en samengevat in dit onderzoek kunnen worden gestructureerd onder

vier grote valkuilen:

1. Zwart-wit voorstelling van de realiteit: de VSB wordt door verschillende auteurs verweten een

te binaire en homogene blik te werpen op de realiteit.

2. Onrealistische neigingen: een utopische, nostalgische blik die vaak de huidige situatie negeert.

3. Nuance ontbreekt: vaak, en misschien bewust, een vage omschrijving van termen en principes.

Waardoor er veel verwarring ontstaat over waar hun focus nu net ligt.

4. Top-down: ondanks dat het een beweging is bestaande uit kleinschalige landbouwers lijkt het

erop dat vele van de wensen en noden van bepaalde kleinschalige landbouwers in de praktijk

genegeerd wordt. Het is een beweging die de focus legt op het lokale niveau maar om dit te

bereiken vooral internationale beleidsopties en problematieken aanreikt.

De onduidelijke focus en de contradicties van de voedselsoevereiniteitsbeweging zorgen uiteindelijk

voor een verlies aan slagkracht voor de VSB. Ook wekt het vragen op rond de al dan niet realistische

aard van deze visie. De veranderende, steeds meer omvattende definitie wordt door Patel (2009) ‘een

definitie opgesteld door het bestuur’ genoemd. Met andere woorden een definitie waar een

verscheidenheid van mensen zich in kan vinden. Het voordeel hiervan is dat het vele verschillende

individuen en groepen aanspreekt, maar het maakt de definitie wel minder werkbaar in de praktijk.

Toch is het uiteraard belangrijk dat de discussie gevoerd wordt en zorgt het voor een wake-up call voor

de ecologische en andere risico’s van vele moderne landbouwtechnologieën. Ook wijst het ons op de

nood voor het opbouwen van diversiteit, ecologie en gemeenschap. Het is een eerste aanzet in het durven

denken buiten het huidige systeem.

Om de voedselsoevereiniteitsprincipes en -contradicties te toetsen aan de realiteit wordt een casestudy

uitgevoerd aan de hand van literatuuronderzoek. Er wordt een onderzoek gedaan naar het regionale

landbouwbeleid, Economic Community of West African States Agricultural Policy. Om de resultaten

van het vergelijkende onderzoek weer te geven wordt gebruik gemaakt van onderstaande tabel. Deze

vat de principes van de voedselsoevereiniteit samen en zet ze tegenover deze van ECOWAP. Beide

streven voedselsoevereiniteit na, maar op een zeer, bijna tegenovergestelde manier.

Page 59: Getoetst aan een casestudy uit West-Afrika ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/275/439/RUG01... · Francesca Croes MASTERPROEF POLITIEKE WETENSCHAPPEN afstudeerrichting INTERNATIONALE

54

Voedselsoevereiniteit ECOWAP

‘Lokaal’ Regionale schaal

Gendergelijkheid Competitiviteit

Familielandbouw centraal Modernisatie centraal

Verwerpen GGO’s Staan open voor bijdrage GGO’s

Lokale landbouwer centraal in beheer Regionaal beheer niveau

Onduidelijke visie over internationale handel,

eerder negatief

Internationale handel draagt bij aan de

modernisering en competitiviteit van de regio

Controle natuurlijke grondstoffen ligt bij

kleinschalige landbouwer

Controle natuurlijke grondstoffen ligt bij

regionale niveau

Tegen privatisering - Privésector als partners.

- Aanmoedigen van publiek-private

partnerschappen.

Vaardigheden lokale producent centraal Modernisering familielandbouw

Anti-hoge externe inputs Stimuleren inputs voor verhogen productiviteit

Agro-ecologie is de oplossing Agro-ecologie wordt amper vermeld

Moderne geïndustrialiseerde landbouw is slecht Moderne geïndustrialiseerde landbouw zal

zorgen voor voedselzekerheid en regionale

competitiviteit

De vage omschrijvingen en contradictorische voedselsoevereiniteitsprincipes zorgen ervoor dat

verschillende regio’s, landen, organisaties een andere toepassing hebben van het begrip. Of dit al dan

niet de bedoeling is van de voedselsoevereiniteitsbeweging laten we in dit onderzoek in het midden.

ECOWAP vormt een kader voor het stroomlijnen van nationaal landbouwbeleid binnen de regio.

ECOWAP vermeldt het bereiken van regionale voedselsoevereiniteit letterlijk als een van zijn doelen.

Hetzelfde doel brengt binnen ECOWAP echter een heel ander beleid voort. Zo hoopt ECOWAS met het

regionale landbouwbeleid voedselsoevereiniteit en regionale ontwikkeling te bekomen. Dit door het

Page 60: Getoetst aan een casestudy uit West-Afrika ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/275/439/RUG01... · Francesca Croes MASTERPROEF POLITIEKE WETENSCHAPPEN afstudeerrichting INTERNATIONALE

55

stimuleren van nationale, regionale en internationale handel. De productieverhoging willen ze bereiken

via moderne technologieën en ze schuwen het gebruik van GGO’s, pesticides, biotechnologie of

meststoffen duidelijk niet. Op regionaal niveau wordt ECOWAP samengesteld met behulp van

landbouwer organisaties en andere belanghebbenden, maar op nationaal niveau lijkt de interpretatie en

de uitwerking ervan zeer verschillend. In de ECOWAP visie staat de familielandbouw dus wel centraal,

maar in de uitwerking ervan is dit niet de belangrijkste economische motor van de ontwikkeling.

Concepten zoals modernisering en intensivering zijn synoniemen geworden voor commerciële

landbouw en agro-industrie. De opstelling van ECOWAP was een inclusief proces, de uitwerking ervan

ligt bij de nationale staten en blijkt minder inclusief te zijn. Is ECOWAP niet eerder in lijn met een

nieuwe Groene Revolutie voor Afrika of is het een realistische toepassing van voedselsoevereiniteit?

Binnen de ECOWAS zorgt de ECOWAP ook wel voor duidelijke contradicties. Enerzijds dringen ze

aan op regionale voedselsoevereiniteit en competitiviteit in de internationale markten, maar

tegelijkertijd werken ze nauw samen en zijn ze zelfs financieel afhankelijk van het Westen. Men streeft

onafhankelijkheid na met de hulp van net diegene waarvan men onafhankelijk wil worden.

Een van de grotere discussies binnen het voedselsoevereiniteitsdebat gaat over de internationale handel.

Binnen ECOWAP integreert men internationale handel binnen het voedselsoevereiniteitsprincipe.

ECOWAP denkt veel meer binnen de bestaande structuren en wil daar deel van uitmaken. De

voedselsoevereiniteitsbeweging probeert zich daar net van te distantiëren. De toepassing van

voedselsoevereiniteitsprincipes in de realiteit is dus totaal verschillend van de theorie. De ECOWAP

streeft voedselsoevereiniteit na met behulp van de internationale handel en moderniteit. Een andere

regio, land of organisatie zou dit waarschijnlijk weer heel verschillend nastreven.

Het nut van onderzoek rond de contradicties van het voedselsoevereiniteitsdebat is dat het kan bijdragen

tot het verder uitwerken van het actieplan van de VSB. Het blootleggen van contradicties heeft niet als

doel de beweging af te breken, maar draagt net bij tot het volwassen worden ervan. Als de beweging

deze goed benut, kan het zorgen voor een versterking en uitvoerbaarheid van hun strategie. Een

vergelijking met een beleid, ECOWAP, dat effectief in contact staat met de realiteit maakt duidelijk dat

de realiteit zorgt voor een verschillende aanpak. Door de internationale voedselsoevereiniteitsbeweging

te vergelijken met ECOWAP en de contradicties te zien in de realiteit kan een bijdrage geleverd worden

aan de verdere uitwerking van de principes. Het voedselsoevereiniteitsdebat heeft dringend nood aan

meer specifieke beleidsplannen en een meer genuanceerde en realistische uitwerking ervan. Een

casestudy als deze van ECOWAP kan daartoe bijdragen. Het valt op dat casestudies over bestaand beleid

rond voedselsoevereiniteit schaars zijn, dit onderzoek probeert hierin al een eerste stap te zetten.

Uiteraard dreigt dit onderzoek en ook de conclusies, net zoals het voedselsoevereiniteit idee, te neigen

naar een simplificatie van de realiteit. De ECOWAP en de internationale

Page 61: Getoetst aan een casestudy uit West-Afrika ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/275/439/RUG01... · Francesca Croes MASTERPROEF POLITIEKE WETENSCHAPPEN afstudeerrichting INTERNATIONALE

56

voedselsoevereiniteitsbeweging zijn op zich veel genuanceerder dan in dit onderzoek en de

concluderende tabellen wordt voorgesteld. Er wordt binnen dit onderzoek bewust gekozen voor een

simplificatie, dit om de grote beleidslijnen uit zowel het voedselsoevereiniteitsidee als de ECOWAP te

extraheren. Een simplificatie maakt een vergelijking immers makkelijker en duidelijker. Het opzet van

dit onderzoek is niet om beide debatten volledig uit te spitten, het is eerder de bedoeling een meta-

onderzoek te doen.

Dit onderzoek kijkt voornamelijk naar de grote beleidslijnen binnen ECOWAP. Hieruit wordt duidelijk

dat internationale handel, commercialisering, privatisering, moderne biotechnologie, agro-industrie, etc.

allemaal een plaats hebben binnen ECOWAP.

Is dit een bewuste strategie vanuit een geloof dat dit allemaal zal bijdragen tot voedselsoevereiniteit en

regionale zelfvoorziening? Of is dit eerder het bewijs dat de kleinschalige landbouwers het onderspit

moeten delven en dat het de internationale agro-industrie is die het binnen dit beleid voor het zeggen

heeft? Wat zijn de resultaten van dit beleid? Is de productiviteit verbeterd en is dit te linken aan de

ECOWAP? Dit zijn allemaal vragen die buiten dit onderzoek vallen, maar wel zeer interessant zijn en

kunnen bijdragen tot het voedselsoevereiniteitsdebat en dus verder onderzocht horen te worden.

Page 62: Getoetst aan een casestudy uit West-Afrika ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/275/439/RUG01... · Francesca Croes MASTERPROEF POLITIEKE WETENSCHAPPEN afstudeerrichting INTERNATIONALE

57

6. Bibliografie

A/DEC. /01/05 Portant adoption de la politique agricole de la CEDEAO. (2005, januari 19).

Geraadpleegd via http://hubrural.org/IMG/pdf/cedeao_decision_ecowap.pdf

Agarwal, B. (2014) Food sovereignty, food security and democratic choice: critical

contradictions, difficult conciliations. Journal of Peasant Studies, 41(6), 1247-1268. doi:

10.1080/03066150.2013.876996

Agence régionale pour l'agriculture et l'alimentation (2014). Projets et Programmes régionaux de

l'ECOWAP/PDDAA. Geraadpleegd via http://www.araa-raaf.org/projets.html

Akram-Lodhi, A.H. (2015). Land grabs, the agrarian question and the corporate food regime.

Canadian Food Studies, 2(2), 233–241. doi: 0.15353/cfs-rcea.v2i2.94�

Bernstein, H. (2015, april). Food regimes and food regime analysis: a selective survey. Paper

gepresenteerd op Land grabbing, conflict and agrarian-environmental transformations:

perspectives from East and Southeast Asia, Chiang Mai University. Geraadpleegd via

http://www.iss.nl/fileadmin/ASSETS/iss/Research_and_projects/Research_networks/LDPI/

CMCP_1-_Bernstein.pdf

Boyer, J. (2010). Food security, food sovereignty, and local challenges for transnational agrarian

movements: the Honduras case. Jounral of Peasant Studies, 37(2), 319-351. doi:

10.1080/03066151003594997

Burnett, K., & Murphy, S. (2014). What place for international trade in food sovereignty?

Journal of Peasant Studies, 41(6), 1065-1084. doi: 10.1080/03066150.2013.876995

Carayol, R. (2016, mei 12). OGM : bientôt un boulevard en Afrique de l’Ouest ? Jeune Afrique.

Geraadpleegd via http://www.jeuneafrique.com/mag/320509/societe/ogm-bientot

boulevard-afrique-de-louest/

Club du Sahel et de l’Afrique de l’Ouest. (2006). La souveraineté alimentaire en Afrique de

l’Ouest: des principes à la réalité. Document samengesteld in het kader van het Forum

régional sur la souveraineté alimentaire organisé par le ROPPA, Niamey. Geraadpleegd via

http://www.oecd.org/fr/csao/publications/38525905.pdf

Page 63: Getoetst aan een casestudy uit West-Afrika ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/275/439/RUG01... · Francesca Croes MASTERPROEF POLITIEKE WETENSCHAPPEN afstudeerrichting INTERNATIONALE

58

Conseil Ouest et Centre Africain pour la Recherche et le Développement Agricoles. (2007).

Action plan for the development of biotechnology and bio-safety in the ECOWAS sub

region. Geraadpleegd via

http://coraf.org/documents/Action%20Plan%20for%20Biotech%20of%20ECOWAS.pdf

De Roquefeuil, Q. (2013, maart 26). Dilemmas for West Africa’s agricultural and trade policies.

European Centre for Development Policy Management (ECDPM). Geraadpleegd via

http://ecdpm.org/talking-points/dilemmas-west-africas-agricultural-and-trade-policies/

Diédri, A. (interviewer) & Coulibaly, I. (interviewee) (2016, april 20). Entretien avec Ibrahima

Coulibaly (2ème partie) : «L’Afrique n’a pas besoin des OGM» [Interview transcript].

Geraadpleegd via https://www.grain.org/fr/bulletin_board/entries/5447-entretien-avec

ibrahima-coulibaly-2eme-partie-l-afrique-n-a-pas-besoin-des-ogm

Direction de l’Agriculture et du Développement Rural. (n.d.a). Plans d’action sectoriels.

Geraadpleegd via http://agric.comm.ecowas.int/ECOWAP/Plans-Nationaux-d

Investissement/?lang=fr

Direction de l’Agriculture et du Développement Rural. (n.d.b). ECOWAP+10. Geraadpleegd via

http://www.ecowas-agriculture.org/fr/ecowap10

Direction de l’Agriculture et du Développement Rural. (2012a). ECOWAP, une politique

régionale. Geraadpleegd via http://agric.comm.ecowas.int/ECOWAP/?lang=fr

Direction de l’Agriculture et du Développement Rural. (2012b). Biotechnologie et biosécurité.

Geraadpleegd via http://agric.comm.ecowas.int/ECOWAP/Plans-d-action-sectoriels

14/Biotechnologie-Bio-Securite/

Direction de l’Agriculture et du Développement Rural. (2012c). Le plan régional

d’investissement agricole. Geraadpleegd via http://agric.comm.ecowas.int/ECOWAP/Plan

Regional-d-Investissement/?lang=fr)

Direction de l’Agriculture et du Développement Rural. (2014a). Agence régional pour l’agriculture

et l’alimentation. Geraadpleegd via

http://agric.comm.ecowas.int/ECOWAP/Formation/?lang=fr

Page 64: Getoetst aan een casestudy uit West-Afrika ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/275/439/RUG01... · Francesca Croes MASTERPROEF POLITIEKE WETENSCHAPPEN afstudeerrichting INTERNATIONALE

59

Direction de l’Agriculture et du Développement Rural. (2014b). Réglementation des semences en

Afrique de l’Ouest. Geraadpleegd via http://agric.comm.ecowas.int/Reglementation/semences/

Direction de l’Agriculture et du Développement Rural. (2014c). Réglementation des pesticides en

Afrique de l’Ouest. Geraadpleegd via

http://agric.comm.ecowas.int/Reglementation/pesticides/?lang=fr

ECOWAS. (2008a). Regional agricultural policy for West Africa: ECOWAP. Document

samengesteld naar aanleiding van de Conference on the Regional Agricultural Policy for West

Africa. Geraadpleegd via http://www.diplomatie.gouv.fr/fr/IMG/pdf/01_ANG-

ComCEDEAO.pdf

ECOWAS. (2008b). The regional agricultural policy (ECOWAP) and the offensive for food

production and against hunger. Paper opgesteld voor een thematische vergadering, Parijs.

Geraadpleegd via http://www.diplomatie.gouv.fr/fr/IMG/pdf/03_Intensification-v_ang.pdf

Fofana, I., Goundan, A., Magne Domgho, L. V. (2014). Impact simulation of ECOWAS rice self

sufficiency policy. IFPRI Discussion Paper 01405. Geraadpleegd via

http://ebrary.ifpri.org/cdm/ref/collection/p15738coll2/id/128894

Food and Agriculture Organisation (2015). Policies, programmes and agricultural investments in West

Africa: what analyses and perspectives are there? Geraadpleegd via

http://www.fao.org/fsnforum/west-africa/policies-programmes-and-agricultural-investments-

west-africa-what-analyses-and-perspectives-are-ther

Friends of the Earth. (n.d.). Homepage. Geraadpleegd via http://www.foei.org

Friends of the Earth. (2003). Trade and people’s food sovereignty. Geraadpleegd via

http://www.foei.org/wp-content/uploads/2014/12/newfinallowres.pdf

Ghana ECOWAP/CAADP Compact. (2009). Geraadpleegd via http://www.nepad-

caadp.net/sites/default/files/CAADP-Compacts/Ghana-Signed-Compact.pdf

Goicoechea, S. (2014, augustus 19). West Africa: allocating land for food sovereignty or for

exports? Environmental Justice Organisations, Liabilities and Trade. Geraadpleegd via

http://www.ejolt.org/2014/08/west-africa-allocating-land-for-food-sovereignty-or-for-exports/

Page 65: Getoetst aan een casestudy uit West-Afrika ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/275/439/RUG01... · Francesca Croes MASTERPROEF POLITIEKE WETENSCHAPPEN afstudeerrichting INTERNATIONALE

60

Gongo, S. (2016, april 14). Monsanto GM cotton banned by top African producer of crop.

Bloomberg. Geraadpleegd via http://www.bloomberg.com/news/articles/2016-04-14/africa-s-

top-cotton-producer-stops-growing-monsanto-s-gm-seeds

GRAIN (2014, september 18). Déclaration de l’ASPSP concernant l’adoption imminente du

règlement visant l’introduction des OGM en Afrique de L’Ouest. Geraadpleegd via

https://www.grain.org/bulletin_board/entries/5017-declaration-de-l-aspsp

concernantladoption-imminente-du-reglement-visant-l-introduction-des-ogm-en afrique-de-l

ouest

Hollinger, F. & Staatz, J. M. (2015). Agricultural growth in West Africa. Market and policy

drivers. Geraadpleegd via http://www.fao.org/3/a-i4337e.pdf

Inter-réseaux. (2010, januari). La politique agricole de la CEDEAO: ECOWAP. Geraadpleegd via

http://www.inter-reseaux.org/vie-du-reseau/archives-des-groupes-de-travail/gt-politiques-

agricoles-560/article/la-politique-agricole-de-la-cedeao

Inter-réseaux. (2016, maart). Quel bilan pour la politique agricole ouest-africaine, dix ans après son

adoption? Bulletin de synthèse souveraineté alimentaire. N° 19, maart 2016. Geraadpleegd via

http://www.inter-reseaux.org/IMG/pdf/bds19_ecowap_mars2016.pdf

International Fund for Agricultural Development. (2011). Rural poverty. [PowerPoint slides].

Geraadpleegd via

http://www.un.org/en/globalissues/briefingpapers/ruralpov/pdf/ifad_rural_poverty.pdf

Jansen, K. (2015). The debate on food sovereignty theory: agrarian capitalism, dispossession and

agroecology. Journal of Peasant Studies, 42(1), 213-232. doi: 10.1080/03066150.2014.945166

Knaepen, H., Torres, C. & Rampa, F. (2015). Making agiculture in Africa climate-smart. From

continental policies to local practices. ECDPM Briefing note. N° 80, november 2015.

Geraadpleegd via http://ecdpm.org/wp-

content/uploads/BN80_CSA_Making_Agriculture_Africa_climate_Smart.pdf

Kerr, R. B., Nyantakyi-Frimpong, H., Lupafya, E., & Dakishoni, L. (2016). Food sovereignty,

agroecology and resilience: competing or complementary frames? Paper gepresenteerd op

Global governance/politics, climate justice & agrarian/social justice: linkages and challenges:

An international colloquim, Den Haag. Geraadpleegd via

http://www.iss.nl/fileadmin/ASSETS/iss/Research_and_projects/Research_networks/ICAS/65

-ICAS_CP_Kerr_et_al.pdf

Page 66: Getoetst aan een casestudy uit West-Afrika ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/275/439/RUG01... · Francesca Croes MASTERPROEF POLITIEKE WETENSCHAPPEN afstudeerrichting INTERNATIONALE

61

La Via Campesina. (2013, juni). Our members. Geraadpleegd via

http://viacampesina.org/en/index.php/organisation-mainmenu-44/our-members-mainmenu-71

McMichael, P. (2009). The world food crisis in historical perspective. Monthly Review, 61(3), 32-47.

Geraadpleegd via http://monthlyreview.org/2009/07/01/the-world-food-crisis-in-historical-

perspective/

McMichael, P. (2012). The land grab and corporate food regime restructuring. Journal of

Peasant Studies, 39(3-4), 681-701. Doi 0.1080/03066150.2012.661369

New Partnership for Africa’s Development. (2016). About CAADP. Geraadpleegd via

http://www.nepad-caadp.net/about-us

Nyéléni. (2007). Synthesis report. Samenvattende paper van het Nyéléni forum voor

voedselsoevereiniteit, Sélingué, Mali. Geraadpleegd via

http://nyeleni.org/IMG/pdf/31Mar2007NyeleniSynthesisReport-en.pdf

Ojukwu, C. (2014, november 7). Realising West Africa’s true agricultural potential. Geraadpleegd via

http://www.afdb.org/en/blogs/measuring-the-pulse-of-economic-transformation-in-west-

africa/post/realising-west-africas-true-agricultural-potential-13740/

Olayiwola, W. (2012). Mise en oeuvre de l’ECOWAP. [PowerPoint slides]. Geraadpleegd via

http://www.inter-reseaux.org/IMG/pdf/_ECOWAP-1.pdf

Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling. (2015). ECOWAP+10: Dix ans de la

politique agricole commune. Geraadpleegd via

http://www.oecd.org/fr/csao/dossiers/ecowap10.htm

Oxfam. (2015). ECOWAP: a fragmented policy. Oxfam briefing paper. Geraadpleegd via

https://www.oxfam.org/sites/www.oxfam.org/files/file_attachments/bp-ecowap-fragmented-

policy-131115-en.pdf

Pacte régional de partenariat pour la mise en œuvre de l'ECOWAP. (2009, november 12).

Geraadpleegd via http://www.oecd.org/fr/csao/publications/44482258.pdf

Page 67: Getoetst aan een casestudy uit West-Afrika ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/275/439/RUG01... · Francesca Croes MASTERPROEF POLITIEKE WETENSCHAPPEN afstudeerrichting INTERNATIONALE

62

Patel, R. (2009). Food sovereignty. Journal of Peasant Studies, 36(3), 663-706. doi:

10.1080/03066150903143079

Programme de Productivité Agricole en Afrique de l’Ouest. (2015a) [Grafiek van de vrouwelijke

begunstigden]. Women beneficiaries of WAAPP activities. Geraadpleegd via

http://www.waapp-ppaao.org/en/content/women-beneficiaries-waapp-activities-0

Programme de Productivité Agricole en Afrique de l’Ouest. (2015b). Composantes. Geraadpleegd via

http://www.waapp-ppaao.org/fr/content/composantes

Rosset, P. (2003). Food Sovereignty, global rallying cry of farmer movements. Backgrounder, 9(4), 1-

4. Geraadpleegd via http://foodfirst.org/publication/food-sovereignty-global-rallying-cry-of-

farmer-movements/

Sy Traore, A. (2014). Major achievements in the implementation of the CAADP in ECOWAS.

[PowerPoint slides]. Geraadpleegd via

http://pages.au.int/extradocuments/caadpyoa/ADWG/ppt%20-

ECOWAP%20CAADP%20Implementation%20Overview%20ADWG%20Addis%202014.pdf

The World Bank. (2016a). Agriculture & rural development [Data file]. Geraadpleegd via

http://data.worldbank.org/topic/agriculture-and-rural-development

The World Bank. (2016b). Fact sheet: The World Bank and agriculture in Africa. Geraadpleegd via

http://web.worldbank.org/WBSITE/EXTERNAL/COUNTRIES/AFRICAEXT/0,,contentMD

K:21935583~pagePK:146736~piPK:146830~theSitePK:258644,00.html

The World Bank. (2016c, maart). Food security overview. Geraadpleegd via

http://www.worldbank.org/en/topic/foodsecurity/overview#1

Tissier, J., & Grosclaude, J. Y. (2016). What about climate-smart agriculture?. In Climate

Change and Agriculture Worldwide (pp. 313-324). Netherlands: Springer.

Toure, S. & Fane, M. (2015). Alliance for climate-smart agriculture launched in West Africa.

Geraadpleegd via https://ccafs.cgiar.org/blog/alliance-climate-smart-agriculture-launched-

west-africa#.Vzw5aMcr7BI

Page 68: Getoetst aan een casestudy uit West-Afrika ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/275/439/RUG01... · Francesca Croes MASTERPROEF POLITIEKE WETENSCHAPPEN afstudeerrichting INTERNATIONALE

63

UEMOA Commission, ECOWAS Commission & NEPAD Planning and Coordinating Agency.

(2014). Accelerating the ECOWAP/CAADP implementation. Regional offensive for

sustained recovery of rice production in West Africa. Document met conclusies en

aanbevelingen van de vergadering van de Regional Monitoring Group of the technical and

financial feasibility study, Burkina Faso. Geraadpleegd via

http://www.hubrural.org/IMG/pdf/releve_conclusions_gr_ouaga_02_angl_-1.pdf

USAID. (2015). West african fertilizer program. Geraadpleegd via https://www.usaid.gov/west-africa-

regional/fact-sheets/west-african-regional-fertilizer-program-wafp

Vandaele, J. (2008, augustus 27). Financiële speculatie mee verantwoordelijk voor voedselcrisis. MO*

Magazine. Geraadpleegd via http://www.mo.be/artikel/financiele-speculatie-mee-

verantwoordelijk-voor-voedselcrisis

Van Seters, J. (2013). West Africa on the move to accelerate the implementation of its regional

agricultural policy (ECOWAP). Geraadpleegd via http://ecdpm.org/talking-points/west-africa-

regional-agricultural-policy-ecowap/

West Africa Agricultural Productivity Program. (2015). Who we are. Geraadpleegd via

http://www.waapp-ppaao.org/en/content/who-we-are

Windfuhr, M. & Jonsén, J. (2005). Food sovereignty towards democracy in localized food

systems. Warwickshire: ITDG Publishing.

Wittman, H. (2009). Reworking the metabolic rift: La Vía Campesina, agrarian citizenship, and food sovereignty. Journal of Peasant Studies, 36(4), 805-826. doi: 10.1080/03066150903353991

Wittman, H. (2011). Food sovereignty: a new rights framework for food and nature? Environment and Society: Advances in Research, 2(1), 87-105. doi: 10.3167/ares.2011.020106

Page 69: Getoetst aan een casestudy uit West-Afrika ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/275/439/RUG01... · Francesca Croes MASTERPROEF POLITIEKE WETENSCHAPPEN afstudeerrichting INTERNATIONALE

64

7. Bijlagen

Bijlage 1: Boomstructuur van de operationalisering van de voedselsoevereiniteitsprincipes

Page 70: Getoetst aan een casestudy uit West-Afrika ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/275/439/RUG01... · Francesca Croes MASTERPROEF POLITIEKE WETENSCHAPPEN afstudeerrichting INTERNATIONALE

65

Bijlage 2: Actoren betrokken bij de uitvoering van ECOWAP door DADR, n.d.b