Geschiedenis van de wetenschappen in België. 1815-2000

1124
Geschiedenis van de wetenschappen in België. 1815-2000 Wetenschappelijke leiding Robert Halleux, Geert Vanpaemel, Jan Vandersmissen en Andrée Despy-Meyer bron Robert Halleux, Geert Vanpaemel, Jan Vandersmissen en Andrée Despy-Meyer (red.), Geschiedenis van de wetenschappen in België. 1815-2000. Dexia, Brussel / La Renaissance du Livre, Tournai 2001 (2 delen) Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/hall014gesc02_01/colofon.htm © 2009 dbnl / Robert Halleux, Geert Vanpaemel, Jan Vandersmissen en Andrée Despy-Meyer

Transcript of Geschiedenis van de wetenschappen in België. 1815-2000

  • Geschiedenis van de wetenschappen inBelgi. 1815-2000

    Wetenschappelijke leiding Robert Halleux, Geert Vanpaemel,Jan Vandersmissen en Andre Despy-Meyer

    bronRobert Halleux, Geert Vanpaemel, Jan Vandersmissen en AndreDespy-Meyer (red.), Geschiedenisvan de wetenschappen in Belgi. 1815-2000. Dexia, Brussel / La Renaissance du Livre, Tournai

    2001 (2 delen)

    Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/hall014gesc02_01/colofon.htm

    2009 dbnl / Robert Halleux, Geert Vanpaemel, Jan Vandersmissen enAndre Despy-Meyer

  • 5

    Deel 1 Woord vooraf

    Tussen boeken en hun uitgevers bestaan soms onvoorziene verstandhoudingen.Zo beschreef het eerste deel van Geschiedenis van de wetenschappen in Belgihet wetenschappelijk leven in de oude Belgische provincies. Het was een uitgavevan het Gemeentekrediet van Belgi. Het tweede deel leidt ons van de stichting deruniversiteiten naar de wereldwijde netwerken. Het wordt gepubliceerd door eeninternationale groep Dexia Bank. De mondialisering betreft dus niet alleen hethandelswezen. Zoals indertijd de grote godsdiensten, voegen wetenschap eneconomie voortdurend nieuwe mazen toe aan hun reusachtig en complexspinnenweb.We vertrokken bij de Romeinen, en komen nu aan bij de 19de en 20ste eeuw,

    het tijdvak waarin Belgi zijn huidig aanzien kreeg. Het gevaar voor chauvinismewas groot, want te veel publicaties over lokale geschiedenis zijn een verheerlijkingvan plaatselijke beroemdheden. Daartegenover neemt dit boek ons op in hetmondiale wetenschapsavontuur. Wij begrijpen nu dat Belgi veel heeft gegeven enveel heeft gekregen, en dat het zijn succes dankt aan zijn bevoorrechte rol vanintellectueel kruispunt.Tot slot laat het boek ons inzien dat de wetenschap geen eiland is, dat zij

    onlosmakelijk verbonden is met de algemene evolutie van de samenlevingen, depolitiek, de ideen, zoals zij ook meer enmeer verbonden is met haar technologischetoepassingen en haar ethische implicaties.Ziehier een geschiedenisboek dat het heden aanspreekt. Iedere Belgische burger

    die Europeer of wereldburger wil worden, doet er goed aan het te lezen.

    Luc OnclinVoorzitter van het Directiecomit van Dexia Bank

    Geschiedenis van de wetenschappen in Belgi. 1815-2000

  • 7

    Woord vooraf

    Het Nationaal Comit voor Logica, Geschiedenis en Filosofie van deWetenschappenen zijn voor zitter Professor Robert Halleux hebbenmij vriendelijk verzocht het woordvooraf te schrijven bij het tweede deel van de Geschiedenis van de wetenschappenin Belgi, zoals ik dat ook heb gedaan voor het eerste deel. Met een waar genoegenaanvaard ik deze eer.Al diegenen die het eerste deel hebben gewaardeerd, wachtten met ongeduld

    maar ook met enige scepsis op de publicatie van het vervolg. Samen met henverwelkom ik, zoals dat hoort, het reusachtige werk dat werd gerealiseerd: eensynthese gebaseerd op ontelbare historische opzoekingen; goed geschreven teksten,geleerd maar toch toegankelijk; een zorgvuldig geselecteerde iconografie.Dit boek is ongetwijfeld een mijlpaal in onze nationale geschiedschrijving. Zowel

    voor de wetenschappers als voor alle Belgen zal het een onmisbaar referentiewerkzijn. De cordinatoren, de auteurs, hun medewerkers en het publicatieteam vanDexia Bank verdienen de erkenning van de overheid en, wat ons betreft, in hetbijzonder van het federale Wetenschapsbeleid.Dit boek, opgesplitst in twee delen, vertrekt bij de stichting van de universiteiten

    en houdt halt op de drempel van het derde millennium. Uiteraard werpt het heel watvragen op, want een dergelijke geschiedenis leidt onvermijdelijk tot reflectie overde toekomst, zowel die van Belgi als die van de wetenschap.Kort na onze onafhankelijkheid schreef Adolphe Quetelet in zijn Histoire des

    sciences mathmatiques et physiques chez les Belges: Laat ons hopen dat deonafhankelijkheid die ons land heeft verworven, met zijn oude neigingen ook zijnoude voorkeuren doet opflakkeren; dat het zal luisteren naar bekwame mensen omde weg te wijzen naar de vooruitgang en opnieuw onder de meest ontwikkeldevolkeren te verschijnen voor alles wat het intellect aanbelangt.Wij overdrijven niet wanneer wij erkennen dat de verwachtingen van Quetelet

    werden ingelost. De wetenschappers van Belgi, van zijn gemeenschappen engewesten, spelen een doorslaggevende rol in de stoffelijke en geestelijke ontwikkelingvan het land, maar werken ookmee aan de wereldwijde opbouw van de wetenschap.Het is de verdienste van dit boek dat het een scherpe beoordeling en analyse maaktvan deze verwezenlijkingen, rekening houdend met alle invalshoeken en belangen.In de tijd van Quetelet werd de wetenschap nog eensgezind gewaardeerd; de

    geleerden wekten enthousiasme en fierheid op. Zorgden zij niet voor vooruitgangen welvaart? Dan volgden de twee wereldoorlogen en veel andere tragedies. Zijhebben aangetoond dat de wetenschap niet altijd en exclusief in dienst staat vanhet goede. Velen werden overvallen door twijfel en angst ten aanzien van de nieuwewetenschappelijke ontwikkelingen. En toch, het moet herhaald, de wetenschap staatin dienst van de mensen wanneer de mensen dat werkelijk willen.

    Geschiedenis van de wetenschappen in Belgi. 1815-2000

  • 8

    Geconfronteerd met de ingrijpende intellectuele veranderingen van de 16de eeuwschreef Rabelais: Wetenschap zonder geweten brengt de ziel in verval. Moge denieuwe kennismaatschappij ook eenmaatschappij zijn met een geweten en zin voorverantwoordelijkheid.

    Yvan YlieffRegeringscommissaris

    voor Wetenschappelijk Onderzoek

    Geschiedenis van de wetenschappen in Belgi. 1815-2000

  • 9

    Ten geleide

    In oktober 1998 had het Nationaal Comit voor Logica, Geschiedenis en Filosofievan de Wetenschappen van de Academin het genoegen aan Z.K.H. Prins Laurentvan Belgi het eerste deel van de Geschiedenis van de wetenschappen in Belgite overhandigen. Het bestrijkt de periode van de Oudheid tot 1815. Drie jaar heefthet geduurd om de voorbije twee eeuwen van onze geschiedenis te overlopen. Zewaren immers getuige van meer veranderingen in de wetenschappen dan alleandere eeuwen samen.De periode 1815-2000 komt overeen met wat de klassieke historici de

    hedendaagse periode noemen. In de wetenschap is de relevantie van deze indeling,zowel voor- als achteraan in de tijd, afhankelijk van het domein waarop men zichricht: de politiek, de wetenschap of de instellingen.In de politiek is nu het concept Belgi van toepassing. Bij het verschijnen van het

    eerste deel werd een internationaal colloquium georganiseerd rond het themaWetenschapsgeschiedenis en nationale geschiedenis. Manipulatie, conflict ofdialoog?. Het is correct dat de wetenschap op zich geen grenzen of vaderland heeft.Maar in de praktijk opereert ze in een wisselende ruimte waarvan de grenzen doorde overheid worden bepaald. In het eerste deel werd de term Belgi eerdergemakshalve gebruikt. Maar vanaf 1815 zijn de zeven zuidelijke provincies van deNederlanden en het Prinsbisdom Luik politiek verenigd, eerst onder het regime vanWillem I van Oranje en vanaf 1830 in de onafhankelijke staat Belgi. Het is binnendat kader dat de wetenschappers tot het midden van de 20ste eeuw hun onderzoekvorm geven. Maar na de oorlog verschijnen twee wetenschappelijke polenwaartussen de wetenschappelijke gemeenschap aarzelend zijn weg zoekt: enerzijdsde supranationale entiteiten, met de creatie van een Europees onderzoek en deglobalisering van de big science; anderzijds de regionale pool, met de toenemendeautonomie van de gewesten en taalgemeenschappen. Daarnaast mag men nietvergeten dat het Belgische politieke landschap tussen 1876 en 1960 ook een deelvan Afrika omvat en de koloniale onderneming niet alleen de structuren maar ookde tendensen van het wetenschappelijk werk benvloedt.In de methoden en inhoud van de wetenschap is omstreeks 1815 geen echte

    breuk vast te stellen. Van Newton tot Becquerel werken de wetenschappers eigenlijkbewust aan nzelfde project: het mechanisch model van de wereld en van demens, opgebouwd aan de hand van experimenten en berekeningen. In de loop vande 19de eeuw bereikt dit model zijn perfectie dankzij innovaties en gedeeltelijkeherzieningen van diverse deeldomeinen: de opkomst van de niet-euclidischemeetkunde in de wiskunde; de beheersing van de elektromagnetische fenomenenin de natuurkunde; de exploitatie van het model van Lavoisier, de samenvoegingervan met het atoommodel, en de toepassing op de organische stoffen in descheikunde; de uitschakeling van het vitalisme, de ontwikkeling van de celtheorie,de opbloei van de experimentele fysiologie in de levenswetenschappen metdaarnaast de invoering van de lange termijn, de geboorte van de prehistorie, deevolutiegedachte. Op het einde van de 19de eeuw lijkt het op punt stellen van ditmodel voor velen slechts een kwestie

    Geschiedenis van de wetenschappen in Belgi. 1815-2000

  • 10

    van enkele decimalen. Maar omstreeks 1900 begint wat men de TweedeWetenschappelijke Revolutie zou kunnen noemen, enerzijds met de relativiteit ende kwantummechanica, die de grondvesten raken van het oneindig grote en hetoneindig kleine, anderzijds met de genetica, die de werkingsmechanismen van hetleven blootlegt en menselijk ingrijpen mogelijk maakt. Zo wordt een nieuw modelvan de macrokosmos en de microkosmos opgebouwd dat nog lang niet voltooid is.Wat de instellingen betreft, bestaat er een historische overeenstemming tussen

    de inhoud van de wetenschap en de instellingen waar zij beoefend wordt. Demiddeleeuwse universiteiten zijn het antwoord op de Grieks-Arabische wetenschap,de academin op de Eerste Wetenschappelijke Revolutie. In 19de-eeuws Belgiwordt de wetenschap beoefend aan de Acadmie royale, in geleerdegenootschappen, aan de universiteiten van Gent, Luik, Brussel en Leuven. DeAcademie knoopt opnieuw aan bij de Theresiaanse Academie, maar de universiteitenbehoren niet langer tot het Ancien Rgime. De wetenschappen zijn niet meer eenonderdeel van de filosofie, maar veroveren institutionele autonomie die vorm krijgtin een eigen faculteit. Anderzijds worden de universiteiten geflankeerd door specialescholen, waarmee aan de universiteiten de vorming van ingenieurs wordttoegewezen. De industrie start met de wetenschap een samenwerking, die in deloop van de eeuw steeds hechter wordt, naarmate de techniek steeds meerwetenschap nodig heeft. Maar nieuwe behoeften voortkomend uit de TweedeWetenschappelijke Revolutie zorgen op hun beurt voor institutionele veranderingen:de vorming van instellingen die uitsluitend aan onderzoek zijn gewijd, vervolgens,na de Tweede Wereldoorlog, het ontstaan van een echt beleid voor het beheer vande big science en de vorming van netwerken.Op het vlak van de mentaliteiten vertonen de 19de en de 20ste eeuw geen

    onderbreking met de Verlichting. De wetenschap is het voornaamste onderdeel vande moderniteit. Onlosmakelijk verbonden met haar toepassingen, vormt ze eenmachtsfactor. Ze streeft er naar de hele samenleving te organiseren. Maar na degruwelen van de oorlog wordt ze in vraag gesteld, niet meer om haarwaarheidsgehalte, maar om haar verhouding tot de samenleving, de waarden enhet milieu.Deze overwegingen bepalen de structuur van onderhavig boek. Rekening houdend

    met zowel de breuken als de continuteit, is het opgebouwd uit twee delen,gegroepeerd rondom de redevoering die Koning Albert I op 10 oktober 1927 teSeraing heeft gehouden naar aanleiding van de 110de verjaardag van de fabriekenvan John Cockerill. Die tekst ligt niet alleen aan de basis van het Nationaal Fondsvoor Wetenschappelijk Onderzoek, maar belichaamt ook een helder besef van deTweede Wetenschappelijke Revolutie en haar uitdagingen. Het Belgisch discoursover wetenschap wordt er lange tijd door bepaald.Aan weerszijden van dit scharnier vindt de lezer drie inleidende hoofdstukken,

    respectievelijk gewijd aan de ontwikkeling der ideen, de economische en socialecontext, en de instellingen. De

    Geschiedenis van de wetenschappen in Belgi. 1815-2000

  • 11

    wetenschappelijke disciplines worden in klassieke volgorde behandeld: wiskunde,natuurkunde en sterrenkunde, scheikunde, natuurwetenschappen,levenswetenschappen, menswetenschappen.Nu dit tweede deel is voltooid, willen wij onze diepe erkentelijkheid uitdrukken

    jegens de Federale Diensten voor Wetenschappelijke, Technische en CultureleAangelegenheden en onze uitgever Dexia Bank, die ons drie jaar lang zowelmaterieel als moreel hebben gesteund.De heer Regeringscommissaris Yvan Ylieff heeft het onderzoek voortdurend met

    belangstelling gevolgd, als geleerde maar ook als een toegewijde vriend.In de heer Eric Beka, secretaris-generaal, en zijn medewerkers, hebben wij steeds

    aandachtige, onbevooroordeelde en efficinte gesprekspartners gevonden.Onze uitgever, Dexia Bank, heeft voor dit werk grote materile en menselijke

    middelen ingezet. De teams van de diensten Uitgaven en Publicaties hebben erdermate aan meegewerkt dat zij dit boek ook als het hunne mogen beschouwen.De vast secretarissen van de Academin, de heer Lo Houziaux en de heer

    Niceas Schamp, hebben zich altijd welwillend getoond tegenover de initiatieven vanhet Nationaal Comit.Mevrouw Genevive Lacroix, onze iconografe, heeft met veel geduld en inzicht

    zeldzame en verrassende afbeeldingen verzameld, terwijl mevrouw FabienneHendric de logistiek van dit project heeft verzekerd met de haar kenmerkendeelegantie en doeltreffendheid.

    Robert HalleuxVoorzitter van het Nationaal Comit voor Logica,

    Geschiedenis en Filosofie van de Wetenschappen

    Geschiedenis van de wetenschappen in Belgi. 1815-2000

  • 12

    Dankwoord

    Het Nationaal Comit voor Logica, Geschiedenis en Filosofie van deWetenschappenbedankt alle wetenschappelijke instellingen en personen die hun verzamelingen,documentatie en kennis ter beschikking hebben gesteld van de auteurs van dit boek.Onze dank gaat in de eerste plaats naar volgende instellingen en personen: de

    Acadmie royale des Sciences, des Lettres et des Beaux-Arts de Belgique, de heerLo Houziaux, vast secretaris, mevrouw Batrice Denuit, mevrouw FranoiseThomas, mevrouwChristiane Raindorf en de heer Jean-Luc De Paepe; de KoninklijkeVlaamse Academie van Belgi voor Wetenschappen en Kunsten, de heer NiceasSchamp, vast secretaris, en de heer Pierre Verdoodt; de Koninklijke Academie voorOverzeese Wetenschappen en mevrouw Yola Verhasselt, vast secretaris; deUniversitaire Stichting en ridder Louis Baeck, gedelegeerd bestuurder; de AcademiaBelgica enmevrouw Jacqueline Hamesse, directrice; de Fondation Biermans-Laptre,de heer Fernand Morray, directeur, en mevrouw Michelle Jacobs; het Archief vanhet Koninklijk Paleis en de heer Gustaaf Janssens, archivaris.Binnen de federale wetenschappelijke instellingen gaat onze erkentelijkheid naar

    de Koninklijke Bibliotheek Albert I, de heer Pierre Cockshaw, hoofdconservator, deheer Hossam Elkhadem en de heerWouter Bracke; naar het Algemeen Rijksarchiefen de heer Ernest Persoons, algemeen rijksarchivaris; naar de Nationale Plantentuinvan Belgi en de heer Jan Rameloo, directeur; naar het Koninklijk Museum voorMidden-Afrika, de heer Philippe Marechal, mevrouw Sabine Cornelis en mevrouwFranoise Morimont; naar de Koninklijke Sterrenwacht van Belgi, de heer PaulPquet, directeur, en de heer Henri Van Boxmeer; naar het Koninklijk BelgischInstituut voor Natuurwetenschappen, de heer Daniel Cahen, directeur, de heerMichel Deliens en de heer Jean Le Bon; naar het Belgisch Instituut voorRuimte-Aronomie en de heer Joseph Lemaire, sectiehoofd; naar de KoninklijkeMusea voor Schone Kunsten van Belgi en mevrouw Eliane De Wilde,hoofdconservator.Het werk werd tot een goed einde gebracht dankzij de hulp van de universiteiten

    en de beheerders van hun wetenschappelijk en historisch patrimonium: het Archiefvan de Universiteit Gent, met mevrouw Anne-Marie Van der Meersch en mevrouwElienne Langendries; het Archief van de Katholieke Universiteit Leuven, met deheer Marc Derez en de heer Guido Cloet; het Archief van de Universit libre deBruxelles, met de heer Didier Devriese; het Archief van de Universit catholique deLouvain, met mevrouw Franoise d'Arras en mevrouw Franoise Hiraux; deBibliotheek van de Facult des Sciences agronomiques de Gembloux; de Bibliotheekvan de Universit de Lige, met mevrouw Carmlia Opsomer-Halleux; de CentraleBibliotheek van de Universiteit Gent, met mevrouw Lucie Zabeau-Van der Verre.Kostbare illustraties werden bezorgd door het Museum voor de Geschiedenis van

    deWetenschappen van de Universiteit Gent, dankzij de heer Maurice Dorikens; hetMaison de la Mtallurgie et de l'Industrie te Luik, dankzij de heer Pascal Lefbvre;het Heymans Instituut te Gent; de Archives Lematre van de UCL; het Centre deRecherches du Cyclotron van de UCL; het Institute of Cellular Pathology van deUCL; en de volgende instellingen: het Stadsarchief Brussel, het Centre d'Etudesdecrolyiennes, het Fonds Henri Storck, de RTBF Charleroi Indits, het KADOC teLeuven, het AMSAB Instituut voor Sociale Geschiedenis te Gent, de StadsbibliotheekAntwerpen, het Stadsarchief Antwerpen, het Muse des Beaux-Arts te Charleroi,het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten te Antwerpen, het Stedelijk MuseumVanderkelen-Mertens te Leuven, het Mundaneum te Mons, het Institut d'Histoireouvrire, conomique et sociale te Luik, het Instituut Emile Vandervelde te Brussel,

    Geschiedenis van de wetenschappen in Belgi. 1815-2000

  • Mira Sterrenwacht te Grimbergen, het Rijksmuseum te Amsterdam, CERN teGenve,het Niels Bohr Archief te Kopenhagen.Eminente personen hebben ons persoonlijke of familiale documenten bezorgd:

    Baron Gaston de Gerlache de Gomery, de heer Thomas Lavachery, de heer WalterFiers, de heer Jean Bourgain, de heer Johan Grooten en de heer Marcel De Jonghe.De heer Paul Bockstaele, ondervoorzitter van het Nationaal Comit, verbeterde deNederlandse terminologie.Tot slot gaat onze dank naar het team van het Centre d'Histoire des Sciences et

    des Techniques van de Universit de Lige: mevrouw Daniela Berariu, mevrouwFabienne Hendric, mevrouw Genevive Xhayet, de heer Pierre Bricteux en deheer Philippe Tomsin.

    Geschiedenis van de wetenschappen in Belgi. 1815-2000

  • 13

    Van de stichting der universiteiten tot deredevoering van Seraing

    Geschiedenis van de wetenschappen in Belgi. 1815-2000

  • 14

    Kaart van Europa na het Verdag van Wenen (1815), detail, Brussel, Koninklijke BibliotheekAlbert I. Kaarten en Plannen

    Geschiedenis van de wetenschappen in Belgi. 1815-2000

  • 15

    InleidingRobert Halleux

    De lange 19de eeuw heeft de wetenschappelijke moderniteit van Belgi op eenduurzamewijze gemodelleerd. Daarvan getuigen de straatnamen, de standbeeldenop de openbare pleinen, de majestueuze gebouwen her en der in deuniversiteitssteden Gent, Brussel, Leuven en Luik. Alle takken van de kennisbeleefden in dit tijdperk een voortdurende ontwikkeling, benadrukt door enweerspiegeld in de wereldtentoonstellingen van Antwerpen (1885, 1894), Brussel(1897, 1910), Luik (1905), Charleroi (1911) en Gent (1913).In 1905 besloot de regering, ter gelegenheid van de vijfenzeventigste verjaardag

    van de nationale onafhankelijkheid, een inventaris te maken van de geleerden enhun wetenschappelijke verwezenlijkingen. Zoals Cyrille Van Overbergh schrijft, zoudit een mijlpaal zijn in de opwaartse mars die ons intellect, belust op steeds grotereperfectie, beroerde.Deze inventaris kreeg gestalte in de tentoonstelling gewijd aan de wetenschappen

    die werd georganiseerd in het kader van de wereldtentoonstelling van Luik. Ze wasgeordend rondom een Marmerlaan waarlangs om de zes meter borstbeelden vande opmerkelijkste Belgische geleerden stonden opgesteld. Deze triomfweg leiddenaar het centrum van de tentoonstelling, het salon van de Koninklijke Academin,de hoogste wetenschappelijke instellingen van het land. Daaromheen lageneenendertig afdelingen. Grote salons waren voorbehouden aan de gemakkelijk teexposeren wetenschappen: de antropologie, de geologie, de dierkunde, de geografie,de sterrenkunde, de meteorologie, de bibliografie of het recht. Kleinere ruimtenwaren gewijd aan de filologie, de theologie, de statistiek, de geschiedenis, dearchitectuur, de medische wetenschappen, de wiskunde, de scheikunde of denatuurkunde.Het Livre d'Or verwoordt de indruk die de bezoekers moeten hebben gekregen:

    De indruk was unaniem: bij het verlaten van de salons was de Belg negen kansenop tien verbaasd over de plaats die onze geleerden bekleedden in dewetenschappelijke beweging. Wat de specialist betreft, die voelde bij het bekijkenvan de resultaten die zijn collega's hadden behaald in aanverwante specialiteiteneen gevoel van fierheid in hem opwellen. Iedereen herhaalde in overdrachtelijkezin de woorden waarmee Jules Lejeune ooit de opsomming van de ontelbareliefdadigheidswerken in ons land had bejubeld: Ik wist niet dat wij zo goed waren!.In het buitenland vroeg men zich af hoe een land nauwelijks zo groot als eenprovincie en ingesloten tussen drie reusachtige naties die het beste voorstaan vande drie rassen die de wereld leiden, in een tijdspanne van vijfenzeventig jaar zo'nwetenschappelijke oogst had geproduceerd!.Het zou verkeerd zijn in dit enthousiasme onbevangenheid te zien. In de 19de

    eeuw was Belgi opgeklommen tot de hoogste rang onder de geleerde naties. Ophet einde van de eeuw was het wetenschappelijk bouwwerk zowel binnen als buitenaangetast. Intern gingen de klassieke paradigma's van de materie en van de mensbarsten vertonen. Extern ontmantelden de Eerste Wereldoorlog en de Duitsebezetting de wetenschappelijke structuren van het land.

    Geschiedenis van de wetenschappen in Belgi. 1815-2000

  • 17

    1 De ontwikkeling der ideenRobert Halleux

    Wetenschapsbeoefening en ontwikkeling der ideen benvloedden elkaar in de 19deeeuw op twee niveaus. Op het niveau van de collectieve voorstellingen kwam dewetenschap steeds meer ter sprake in de verschillende ideologien die de publiekeopinie vormgaven en de politieke partijen inspireerden. Op het individuele niveaubezaten de geleerden een impliciete filosofie - een uitdrukking van Louis Althusser(1918-1990) -, maar ook een tijdens de eerste universiteitsjaren verplicht verworvenfilosofische vorming. In de tweede eeuwhelft werd over fysica ennatuurwetenschappen gedacht in een filosofische context.De krachtlijnen werden zichtbaar vanaf het begin van de eeuw: de erfenis der

    Verlichting werd verspreid door oud-leraars van de Centrale Scholen, die de kernvormden van de universiteiten. Zij zagen in de wetenschap de voornaamstecomponent van de moderniteit. De wetenschap moest het

    Koning Willem I ontmoet John Cockerill, Luik. Maison de la Mtallurgie et de l'Industrie

    despotisme bestrijden door de burger op te voeden; de wetenschap moest dedwalingen uitroeien die het fanatisme voedden en de priesters hunmacht verleenden;ze moest met haar toepassingen op kunsten en ambachten de algemene welvaartbevorderen. De onderwijspolitiek van de Hollandse en later Belgische regeringbracht de invloed uit Frankrijk in evenwicht met die uit Duitsland, van waar deNaturphilosophie en de institutionalisering van de experimentele methodeoverwaaiden. Uit Frankrijk kwamen de grote, door de wetenschap genspireerdeutopien zoals het saint-simonisme en het fourierisme. In de tweede helft van deeeuw speelde de tot ideologie bevorderde wetenschap een cruciale rol in de strijdtussen liberalen en katholieken en ging ze voor het eerst een partnership aan metde industrie.

    Van evenwichtspolitiek tot expansie-ideologie

    De eeuw der Verlichting, de Revolutie en het Keizerrijk hadden een Franstalig enfrancofiel patriciaat voortgebracht dat open stond voor invloeden uit Parijs. InVlaanderen bestuurde het een volk dat trouw bleef aan zijn tradities. De kinderenwerden opgevoed in het Frans; met het personeel en de huisdieren werd Vlaamsgesproken. Het was een echt obstakel voor het wetenschapsbeleid van Willem I(1772-1843).Op 25 juli 1816 stichtte Willem I drie universiteiten: Luik, Gent en Leuven. Bij

    gebrek aan beter werd lokaal personeel aangeworven. Zo nam men voor dewetenschappen en de geneeskunde te Luik een oud-leraar van de Centrale School,

    Geschiedenis van de wetenschappen in Belgi. 1815-2000

  • Jean-Michel Vanderheyden (1767-1836), en vier te Parijs opgeleide artsen,Nicolas-Gabriel-Antoine-Joseph Ansiaux (1780-1834), Dieudonn Sauveur(1766-1838),

    Geschiedenis van de wetenschappen in Belgi. 1815-2000

  • 18

    Joseph-Nicolas Comhaire (1778-1837), Jean-Charles Delvaux (1782-1863). Ookpolytechnicumingenieur Germinal Dandelin (1794-1847) was kort in dienst. Maarde regering probeerde al vroeg het personeel te vervolledigen met Nederlandse,Duitse of Luxemburgse professoren, die vaak in Frankrijk waren opgeleid.In zijn rapport over de toestand van de universiteiten in 1827 gaf Minister

    Antoine-Reinhard Falck (1776-1843) een duidelijke uitleg: De regering heeft haarverlangen om al wat echt nationaal is te bevorderen zo vaak geuit dat men haar erniet van kan verdenken enkele delen van het hoger onderwijs zonder grondigeredenen aan buitenlanders te hebben toevertrouwd [...]. Deze redenen hebben inde eerste plaats te maken met de moeilijkheid onder de Belgen een goede keuzete maken. Maar onafhankelijk van de noodzaak, heeft de regering andereoverwegingen van meer verheven aard in acht genomen. De wetenschappen vannu hebben met de beschaving van de eeuw waarin we leven gemeen dat ze nietlanger het domein zijn van n enkele natie, maar toebehoren aan hl Europa [...].Dat de keuze voornamelijk is gevallen op Duitse geleerden heeft als doel - naastde reden die we juist hebben gegeven - de literaire banden tussen de zuidelijkeprovincin en Duitsland aan te halen. De Franse literatuur had een haast absolute

    Minister van Openbaar Onderwijs, Handel en Kolonin Antoine-Reinhard Falck.Miniatuurportret op ivoor door Simon Jacques Rochard, Brussel, 1819. Amsterdam,Rijksmuseum

    invloed op deze contreien. Ze was voor een deel de literatuur van Belgi geworden.Welk middel kon doeltreffender zijn om het evenwicht te herstellen en in dit land degrote geschriften van het geleerde Duitsland te leren kennen dan enkele lieden vandeze natie bij ons te laten onderwijzen [...]. Zonder de buitenlandse professorenzouden de degelijke methoden uit Duitsland bij ons niet zijn gentroduceerd, terwijlmen toch mag zeggen dat het om methodes gaat die ons beslist uit de routinehebben bevrijd. De Walen hebben iets van de heldere en analytische ingesteldheidvan hun zuidelijke buren; maar hun instincten vereisen ook die sterke intellectuelediscipline en synthetische ideencordinatie die tot de voornaamste behoeften vande Germaanse rassen behoren.In 1843 stelde Minister van Binnenlandse Zaken Jean-Baptiste Nothomb

    (1805-1881), in het eerste rapport over het hoger onderwijs dat aan de BelgischeKamers werd voorgelegd, dat hoewel de keuze van deze professoren terecht de

    Geschiedenis van de wetenschappen in Belgi. 1815-2000

  • nationale gevoelens had opgehitst, het beroep op de Duitse wetenschap tochgerechtvaardigd was door het feit dat de tradities van de Franse universiteit alleenhet karakter en de intellectuele behoeften van de bevolkingsgroepen van Germaanseafkomst niet konden bevredigen.Dankzij deze handige evenwichtspolitiek ontving Belgi enkele vooraanstaande

    geleerden. Uit Duitsland kwamen juristen, geschiedkundigen, filologen,geneeskundigen, scheikundigen: Jean-George Wagemann (1782-1825), VincentFohmann (1794-1837), Leopold-August Warnkoenig (1794-1866) (Luik), ThodoreSchwann (1810-1882) (Leuven en Luik), Jean-Jacques Haus (1796-1881) en AugustKekul (1829-1896) (Gent), Georges Bekker (1792-1837), Johann-Michael-FranzBirnbaum (1792-1877) en Franois-Joseph Dumbeck (Leuven). Uit Frankrijk kwamenliteratoren, wiskundigen en naturalisten zoals Charles-Augustin Sainte-Beuve(1804-1869), Joseph-Louis-Charles-Auguste Lioult de Chnedoll (1797-1862),Jean-Nicolas Nol (1783-1867), Eugne Catalan (1814-1894) en ThodoreLacordaire (1801-1870) (Luik), Jean Chapeli (1792-1864) (Militaire School) enAuguste Baron (1794-1862) (Brussel).

    Geschiedenis van de wetenschappen in Belgi. 1815-2000

  • 19

    Inzake de rekrutering van hun corresponderende leden voerden de geleerdegenootschappen, zoals de Luikse Socit des Sciences, hetzelfde beleid. JongeBelgen die de fakkel geleidelijk moesten overnemen werden naar Parijs en de groteDuitse universiteiten gestuurd om zichzelf te vervolmaken. Zo bezocht de jongescheikundige Laurent-Guillaume De Koninck (1809-1887) de laboratoria vanLouis-Joseph Gay Lussac (1778-1850) en Louis-Jacques Thnard (1777-1857) inParijs, maar ook die van Eilhard Mitscherlich (1794-1863) en Justus von Liebig(1803-1873) in Duitsland. Er werden nog andere buitenlanders aangeworven, zoalsde Pimontese wiskundigeGaspard-Michel Pagani (1796-1855) en de LuxemburgersMichel Gloesener (1794-1876), Jean-Baptiste Brasseur (1802-1868), Antoine Schorn(1830-1898), Mathias Schaar (1817-1867) en Joseph Neuberg (1840-1926).Deze wetenschap had Belgische aspiraties en wilde aanknopen bij het glorierijke

    verleden. Zoals ieder land dat pas onafhankelijk is, wilde Belgi dringend een reeksvoorouders. De jonge staat moest in zijn verleden redenen tot fierheid zoeken, zijnplaats tussen de ontwikkelde naties opeisen en de weg naar toekomstige vooruitgangbepalen. Dat was ook het thema van Histoire des sciences mathmatiques etphysiques chez les Belges van AdolpheQuetelet (1796-1874) en van de verhandelingSur les inventions et perfectionnements dans l'industrie, depuis la fin du XVIIIe siclejusqu' nos jours van Natalis Briavoinne (1799-1869), op 8 mei 1837 bekroonddoor de Academie, waarin de auteur het concept industrile revolutie uitwerkt enzijn beweegredenen klaar en duidelijk uiteenzet: Men kan de voorbije vijftig jaarniet overzien zonder dat onmiddellijk duizenden herinneringen bovenkomen. Degebeurtenissen uit deze periode beperken zich niet tot slechts een deel van debeschaafde wereld; ze zijn niet te vatten in n enkel resultaat. Alle belangen, allebeginselen, alle landen daveren tegelijk op hun grondvesten; het betreft een revolutiein de politiek, maar ook in de oorlogvoering, in de instellingen, in de wetenschappen,in de industrie. Aan de twee uiteinden van deze halve eeuw is Belgi present, deeerste keer om zijn wetten en zeden te verdedigen, de tweede keer om zijn

    Programma van het zomersemester aan de Rijksuniversiteit Leuven, academiejaar1819-1820. Brussel. Algemeen Rijksarchief

    onafhankelijkheid te heroveren, en in de tussenperiode, hetzij wanneer degemoederen opflakkeren of het intellect zijn terrein uitbreid, zullen we Belginogmaals ontmoeten. En verder: Uit wat ik ga zeggen zal het bewijs volgen dat

    Geschiedenis van de wetenschappen in Belgi. 1815-2000

  • Belgi altijd nijverig is geweest en de arbeid heeft gekoesterd; dat hoewel zijninwoners niet altijd het initiatief hebben genomen in de schitterende geschiedenisder ontdekkingen, dat vooral te wijten is aan de dubbelzinnige politieke situatie diehet nationale vernuft zijn natuurlijk elan ontnam. Maar men kan gemakkelijkvaststellen dat het land, ondanks de hindernissen en belemmeringen, altijd alert enbedreven is geweest in het overnemen en verbeteren van de verschillendeuitvindingen waarvan Engeland de bakermat is geweest, en wel z dat het bijnaaltijd als eerste het continent ervan heeft voorzien.

    Geschiedenis van de wetenschappen in Belgi. 1815-2000

  • 20

    Henri De Caisne, Belgi kroont haar illustere telgen, 1839. Vermoedeliljk vernietigd of verlorenin 1940-1945. Brussel, Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van Belgi

    Geschiedenis van de wetenschappen in Belgi. 1815-2000

  • 21

    Tijdens de regeerperiode van Leopold II zou de zelfverzekerde nationale wetenschapworden gexporteerd. De Koning had grootse plannen over wetenschappelijke,technologische, industrile en commercile expansie. Een weerklank vinden we inde beroemde tekst: Een volk zo goed uitgerust als het onze, op het kruispunt vandrie brandpunten van verlichting en wetenschap, in verbinding met de Oceaan [...],zo'n volk is niet veroordeeld tot ondergeschikte taken. Het zou gevaarlijk zijn dathet zijn ambities op hun niveau afstemt. Het Congrs d'Expansion mondiale,georganiseerd te Mons in 1900, zag de wetenschap in dienst staan van de nationaleen Europese expansie.

    Van Naturphilosophie tot experimenteel onderzoek

    De ontwikkeling van de wetenschap in de eerste helft van de 19de eeuw is benvloeddoor de Franse ideologen en door de Duitse Naturphilosophie. Michel Gloesenerin Luik was een aanhanger van Adrien-Marie Ampre (1775-1836). Zoals deideologen beproefde Ampre een classificatie van de psychologische fenomenenen de wetenschappen met een complexer analyse van het verstand dan die van deideologen. Myriam Scheidecker heeft aangetoond hoe zijn theorie van de materiebenvloedwerd door de platonische Timaios, becommentarieerd door Thodore-HenriMartin.Maar vooral het absolute idealisme van Johann Gottlieb Fichte (1762-1814) en

    de Identittsphilosophie van Friedrich Wilhelm Joseph von Schelling (1775-1854)gingen de leraars natuurlijke historie benvloeden. Ze deelden de romantische ideedat de Natuur en de Geest de twee gezichten zijn van de absolute Realiteit. Denatuur bestuderen is eigenlijk het bestuderen van een andere uitdrukking van hetuniek en eeuwig Principe.In 1818 wierf de Luikse universiteit Henri-Maurice Gade (1795-1834) uit Kiel

    aan. Hij had bij Schelling in Berlijn theologie gestudeerd. Zijn religieuze inspiratieblijkt uit zijn openingstoespraak uit 1818, De vero naturae indagatore (Over de wareonderzoeker van de natuur). In 1824 publiceerde hij Dieu dans la nature. Cinqdiscours dveloppant le vritable but de l'tude de l'histoire naturelle. Het plan vande Schepper in de relatie tussen de structuur, de functie en de aanpassing aan deomstandigheden van het milieu ziet hij zo: Wat betreft de organische lichamen dieonze Aarde bewonen, we zien ze als verschillend door ze nader te bestuderen inde verschillende regio's op aarde; dit verschil van de organische lichamen heeftdiverse oorzaken, in het bijzonder de aard van het klimaat en de bodem. Laat ons,rekening houdend met het klimaat en de bodem, eerst in het plantenrijk, vervolgensin het dierenrijk bekijken hoe de zaak eruitziet. De planten moeten terecht dezaligheden der schepping worden genoemd, want bij de contemplatie van hun kalmeleven geeft hun kalmte het zuiverste genot. De planten maken op geen enkelemanier wilde bewegingen zoals de dieren; ze vallen elkaar niet aan om zich tevoeden en hun leven door de dood van een ander in stand te houden.

    Geschiedenis van de wetenschappen in Belgi. 1815-2000

  • Henri-Maurice Gade, Dieu dans la nature: cinq discours, dveloppant le vritable but del'tude de l'histoire naturelle, Luik. 1824. Luik, Universit de Lige, CICB

    Geschiedenis van de wetenschappen in Belgi. 1815-2000

  • 22

    In de door Pagani uitgesproken grafrede werden zijn opvattingen goed verwoord:Het doel van de wetenschap was voor hem - naar het voorbeeld van Bernardin deSaint Pierre - niet het vermeerderen en klasseren van feiten die dienen om haardagelijks nog meer te verrijken; zo hij zich wapende met voorzichtigheid vooraleerconclusies te trekken, zo probeerde hij in de schitterende fenomenen van de natuurhet tastbaarste bewijs te vinden van de almacht en de oneindige wijsheid van deschepper. Hij meende dat het leven in latente toestand was bij de vorming van deaarde: eerst heeft het alleen gediend, zo zei hij, om er alle partijen mee te ordenenen te schikken, vervolgens heeft het zich veruitwendigd met de vorming van nieuweorganismen, kleine aardes, als men het zo mag zeggen, die zich losmaakten uit deprimitieve aarde waaraan ze hun oorsprong te danken hadden. Hij liet trouwenseen boek na over spiritualiteit, Stilleben aus dem innern Leben. Ook de hoogleraaroude literatuur, Jean-Dominique Fuss (1782-1860) had bij Schelling gestudeerd,en tevens in Halle bij Wolff. Hij had Schlegel ontmoet, die hem introduceerde bijMadame de Stal (1766-1817). De jurist en filosoof Bernard-Ignace Denzinger(1782-1862) was in Wurzburg een leerling van Andr Metz, een volgeling van Kant.Hoewel hij Schellings lessen had bijgewoond, werd hij er niet door benvloed.In de geneeskunde was het niet anders. Joseph-Antoine Spring (1814-1872),

    aangeworven in 1839, werd door Schellings denken benvloed aan de universiteitvan Mnchen. Van opleiding plantkundige, had Spring in 1838 een belangrijkeverhandeling gepubliceerd over de relaties tussen geslacht, soort en variteit in hetorganisch rijk. In dit werk ontwikkelde hij de opvatting: die Arten sind nicht, sondernsie werden.De Naturphilosophie paste goed bij de opdracht van de universiteit van Leuven

    zoals Monseigneur Pierre-Franois-Xavier de Ram (1804-1865) die in 1834 hadgedefinieerd: Om de godsdienst en de gezonde doctrines te beschermen, om deketterijen en aberraties van de vernieuwers te ontmaskeren, om iedere doctrine dievoortkomt uit de Heilige Apostolische Stoel te verwelkomen, om al wat niet ontspringtuit deze verheven bron te onderdrukken.Daarom wierf Leuven in 1839 Thodore Schwann aan. Schwanns voornaamste

    biograaf, Marcel Florkin (1900-1979), een vurig rationalist, zag de experimenterendeSchwann los van zijn geloof, dat werd toegeschreven aan een neurose. Inwerkelijkheid was het juist de Naturphilosophie die zowel Schwanns experimentelemethode als zijn religieus denken voedde.In zijn in handschrift bewaarde notities Ideen naturwissenschaftlichen Inhalts

    sprak hij vanaf 1860 over psychische toestanden van atomen, die hij verklaardemet de theorie van het behoud van energie, wat de algemene psychische toestandenvan de onderzochte organismen verklaarde. De mens heeft een lichaam dat bestaatuit atomen waaraan zich een andere, nieuwe, vrije substantie bindt, verbonden metde psychische toestanden van de atomen van de hersenen. Alle vrije en nietvrijekrachten hebben hun bestaan te danken aan de vrije Act van een persoonlijk wezen.De schepping is een uiting van Gods liefde.In 1835 publiceerde Marie-Charles-Dsir-Hippolyte Margerin (1799-1848) te

    Gent artikels in het tijdschrift Universit Catholique waarin de grote geologischevraagstukken werden verklaard aan de hand van de Bijbel. Joseph Plateau(1801-1883), een overtuigd christen, was altijd teleurgesteld als een geleerde zichberiep op de schitterende vooruitgang der wetenschap om materialistische ofantigodsdienstige doctrines te poneren: De godsdienst, zei hij, is een hemelsebalsem voor al het moreel en fysiek leed, en het is een misdaad jegens de mensheidte proberen de armen hier op aarde ervan te beroven. Hoemeer hij zelf de geheimen

    Geschiedenis van de wetenschappen in Belgi. 1815-2000

  • der natuur onderzocht, hoe meer respect hij kreeg voor de mysteries van hogereorde.De Universit libre de Bruxelles verdient nadere aandacht, want ze was misschien

    de laatste postkantiaanse spiritualistische universiteit. Dat was te danken aanHeinrich Ahrens (1818-1874) en zijn leerling Guillaume Tiberghien (1819-1901).Dankzij de studies van Pierre Daled weten we meer over hun spiritualisme. Ahrenswas een aanhanger van Karl C.F. Krause (1781-1832), ontwerper van een theoriebekend als het panenthesme. De wetenschap is een geheel van ware en zekerekennis, met

    Geschiedenis van de wetenschappen in Belgi. 1815-2000

  • 23

    Guillaume Tiberghien. In: Annuaire de l'Acadmie royale des Sciences, des Lettres et desBeoux-Arts de Belgique. 1923. Brussel, Acadmie royale de Belgique

    het systeem als vorm, de kennis als grondslag en de analytische en synthetischemethode als instrument.De Natuur is de materile wereld samengesteld uit de in de oneindige ruimte en

    tijd circulerende sterren, en uit de Geest die ook eeuwig is. Het Universum ismaterieel en spiritueel, en alleen verklaarbaar door God, tegelijk immanent entranscendent, tegelijk onbepaald en opperwezen. Tegenover de experimentelekennis staat de niet-waarneembare kennis. De toegepaste kennis is de synthesevan experimentele en niet-waarneembare kennis. Ze maakt het goddelijke in heteindige en de ideen in de dingen zichtbaar. Het panenthesme had grote invloedop Tiberghien, die tot laat in de 19de eeuw het athesme, materialisme en positivismebestreed. In 1890 brak Guillaume Tiberghienmet zijn leerling Georges Dwelshauwers(1866-1937), die in zijn aggregatieproefschrift positivistische ideen had verdedigd.Het zorgde voor heel wat opschudding. Tot de jaren 1860 werden de meestewetenschappers - om het even of hun politieke strekking liberaal of katholiek was -genspireerd door de Naturphilosophie. Met de experimentele methode werd in denatuur naar God gezocht.De invloed van de Naturphilosophie heeft zich vertaald in een vroege

    veralgemening van de experimentele methode in het universitair onderwijs. FranoisCaron heeft aangetoond dat de hervorming van de Duitse universiteiten in het beginvan de 19de eeuw niet zozeer neerkwam op een zorg voor technische aanpassingmaar eerder op een herziening van de onderwijsmethoden. Het kwam er niet meer

    Geschiedenis van de wetenschappen in Belgi. 1815-2000

  • op aan, zoals in de traditionele universiteiten, kennis over te dragen, maar zich teoefenen in experimentele methoden om de waarheid te achterhalen. Dezebenadering contrasteerde met de door Alfred Fouille (1838-1912) aanbevolendeductieve of dogmatische methodes, die veel werden gebruikt in Frankrijk. Menonderwees er eerst de theorie, die daarna met experimenten werd bevestigd.Het Duits experimentalistisch model zou het wetenschapsbeleid in Belgi

    voortdurend benvloeden. In 1873 bevestigde een anonieme brochure, Del'enseignement suprieur en Belgique (eigenlijk een werkje van de liberale rectorLouis Trasenster, 1816-1887), dat de Duitse universiteiten door hun totaleintellectuele en wetenschappelijke vrijheid de overwinnaars van Sadowa en Sedanhebben gevormd. Berlijn, Heidelberg, Bonn, kortom alle grote Duitse universiteiteninvesteren grote bedragen in laboratoria voor scheikunde, fysica, fysiologie enanatomie, in bibliotheken en in allerhande verzamelingen. Voor de polytechnischescholen bouwt men prachtige paleizen met al de nodige voorzieningen. Vergelekenbij de Duitse instituten geven alle instellingen in Belgi een vervallen indruk. Hetonderwijs van de observatiewetenschappen kan alleen maar ernstig, sterk enstimulerend voor het onderzoek zijn als het zich voortdurend op experimenten enfeiten baseert en men er de studenten nauw bij betrekt. In 1877 opende WalthreSpring (1848-1911) zijn cursus organische scheikunde met een lezing die de titelkreeg Des mthodes scientifiques et de la signification des thories de la scienceinductive.De grote universiteitsgebouwen voor scheikunde, fysiologie, anatomie die in het

    laatste kwart van

    Geschiedenis van de wetenschappen in Belgi. 1815-2000

  • 24

    Physikalisch-Technische Reichsanstalt. Berlijn, eind 19de eeuw. Luik, Centre d'Histoire desSciences et des Techniques

    Bibliotheek Solvay, Brussel, Leopoldpark

    de eeuw werden opgetrokken, waren qua inrichting en zelfs qua architectuur op deDuitse wetenschapspaleizen genspireerd. Lon Fredericq (1851-1935) en PaulHger (1846-1925) vonden in Berlijn en Straatsburg de modellen voor hun institutenvoor fysiologie. Fredericq sprak zijn bewondering uit in het artikel L'enseignementde la Physiologie l'Universit de Berlin, verschenen in Revue de Belgique.

    Wetenschap en godsdienst

    Gedurende het grootste deel van de 19de eeuwwas de Belgische politiek verscheurddoor de strijd tussen katholieken en liberalen. Struikelblok was het onderwijs. Reedsin 1817 hadden de Belgische bisschoppen, op initiatief van de Gentse MonseigneurMaurice de Broglie (1766-1821), een omzendbrief uitgevaardigd tegen de drierijksuniversiteiten. De liberalen waren aan de macht van 1857 tot 1870 en van 1878tot 1884. De katholieken triomfeerden tussen 1884 en 1914. De benoemingen warenpolitiek gekleurd. Zo slaagden de liberalen Spring en Schwann er niet in Jean-ServaisStas (1813-1891) te laten benoemen voor de scheikundeleerstoel te Luik. Anderzijdswerden de liberale ideen sterk gesteund vanuit de vrijmetselarij.Toch plaatstenmaar weinig wetenschappers uit de eerste helft van de 19de eeuw

    de ontdekkingen van de wetenschap tegenover de dogma's van het geloof. In eenencycliek van 9 november 1846 had Pius IX (1792-1878, r. 1846-1878) verklaard:Hoewel het geloof boven de rede staat, kan tussen beide geen enkele tegenspraakzijn, net zomin als een echt meningsverschil, want zij komen beide voort uit n en

    Geschiedenis van de wetenschappen in Belgi. 1815-2000

  • dezelfde bron, de zeer goede en zeer grote God, die het beginsel is van de eeuwigeen onveranderlijke waarheid.De zaak Galilei was nog niet verteerd. In 1835 verdwenen Copernicus en Galilei

    wel uit de Index librorum prohibitorum, maar in 1820 slaagde kanunnik JosephSettele, leraar aan het Aartsgymnasium van Rome er niet in van de Meester vanhet Heilige

    Spotprent naar aanleiding van de affaire Brasseur, 1856. Gent, Centrale BibliotheekUniversiteit Gent

    Geschiedenis van de wetenschappen in Belgi. 1815-2000

  • 25

    Paleis, Pater Filippo Anfossi (?-1825), toestemming te krijgen voor de publicatievan een leerboek over copernicaanse astronomie. Hij vond uiteindelijk een anderimprimatur. In elk geval bleef Galilei een historisch argument. In 1853 beschuldigdeJean-Servais Stas de Oude Leuvense Universiteit ervan de wetenschapsbewegingin Belgi te hebben verlamd. Hij viseerde natuurlijk de nieuwe universiteit en kreegop 18 mei 1854 een vurige repliek van de Leuvense rector, de kanunnik en latereMonseigneur de Ram, in een toespraak voor de Classe des Lettres van de Acadmieroyale de Belgique.De Kerk waakte en haar invloed was groot. In 1856-1857 sprak de bekende Andr

    Dumont (1809-1857) in een redevoering aan het begin van het academiejaar overhet thema L'origine du monde physique et la thorie de sa formation. Dezetoespraak, waarin sommigen sporen van panthesme ontwaarden, werd nooitgepubliceerd.DeGentse hoogleraar natuurrecht Hubert Brasseur stelde in 1856 de goddelijkheid

    van Christus en de bovennatuurlijke aard van de Kerk in vraag. Daarop volgdentumult, klachten van studenten, een perscampagne, interpellaties in Kamer enSenaat, een veroordeling van de Gentse universiteit door de bisschoppen. Brasseurwerd gered door Hubert-Walthre Frre-Orban (1812-1896), die de academischevrijheid verdedigde: wat zou er van het onderwijs van de filosofie en de geschiedenisof zelfs van het onderwijs van de geologie geworden wanneer men het inovereenstemming zou moeten brengen met bepaalde culten?. Korte tijd later stondde geologie zelf ter discussie.Op 8 december 1864 vaardigde (de recent zalig verklaarde) paus Pius IX tegen

    het modernisme de encycliek Quanta cura uit, alsook de Syllabus, een catalogusvan tachtig dwalingen van het moment, bijna allemaal moderne vrijheden. Depauselijke houding werd nog strakker na het verlies van de Pauselijke Staten en deafkondiging van het dogma van de onfeilbaarheid op 18 juli 1870. Eugne Gobletd'Alviella (1846-1925) had gelijk wanneer hij zei dat het voortaan onmogelijk wasin politiek liberaal te zijn en in godsdienst katholiek. Het Belgisch liberalisme werdanti-katholiek, zelfs antigodsdienstig. In 1854 werd de eerste rationalistische envrijzinnige vereniging opgericht, L'Affranchissement, die in 1863 aan de wieg stondvan La Libre Pense, waaruit op zijn beurt op 26 december 1864 (14 dagen na deencycliek) de Ligue de l'Enseignement is voortgekomen. De eis voor een verplichten niet-confessioneel onderwijs hing samenmet de verheerlijking van de wetenschap,het enige middel tegen de godsdienst vermits werd aangenomen dat ze zekerhedenaanreikte.En sinds 1859 beschikte men met The Origin of Species van Charles Darwin

    (1809-1882) over een paard van Troje. In 1862 vertaalde Clmence Royer(1830-1902) het boek in het Frans. Het opende een nieuwe zaak Galilei aangezienhet Bijbelverhaal werd tegengesproken. De natuurlijke selectie, op maat gesnedenvan de kapitalistische wereld, was volledig in tegenspraakmet het Bemin uw naaste.Het zorgde tot het einde van de 19de eeuw voor felle debatten. Het recht van desterkste paste bijzonder goed bij de expansiemythologie. In 1879 kon de Luiksehoogleraar Alphonse Leroy (1822-1896) nog schrijven: vandaar zijn er uitverkorenrassen, aan wie de wereldheerschappij is voorbehouden, en verstoten rassen,voorbestemd tot geleidelijke verarming, tot de volledige uitroeiing.Tal van mensen uit wetenschap en bedrijfswereld vonden zich terug in het

    positivisme van Auguste Comte (1798-1857), wiens Cours de philosophie positiveverscheen tussen 1830 en 1842. De driefasen-wet gaf zekerheid dat men in hetpositieve stadium was beland. Men nam als regel enkel de materie en haar wettente kennen; de metafysica en de godsdienst werden verbannen naar het

    Geschiedenis van de wetenschappen in Belgi. 1815-2000

  • oncontroleerbare. Anderen sloegen het pad in naar het scintisme van MarcellinBerthelot (1827-1907). In 1885 stelde hij in Origines de l'alchimie: De wereld heefthaar geheimen prijsgegeven: de rationele opvatting pretendeert alles te verklarenen te begrijpen; ze spant zich in om voor alles een positieve en logische uitleg tegeven; en ze strekt haar fataal determinisme uit tot de morele wereld [...]. In iedergeval claimt de wetenschap het gehele universum, en niemand durft zich daartegente verzetten. Het begrip van het mirakel en het bovennatuurlijke is verdwenen alseen luchtspiegeling, een achterhaald vooroordeel.

    Geschiedenis van de wetenschappen in Belgi. 1815-2000

  • 26

    Internationale studentencongressen vonden plaats te Luik in 1865, te Brussel in1867 en te Gent in 1868. Positivistische, materialistische en athestische ideenkregen er een podium. Er werd aangekondigd dat voortaan alleen de experimentelemethode de bron van waarheid was.Maar vooral Ernest Solvay (1838-1922) zou met zijn morele en materile steun

    deze nieuwe godsdienst van de wetenschap geloofwaardig maken. In de brochureScience contre religion du point de vue social, gesigneerd met een doctor (1879),schrijft hij: De ochtend van een stralende dag is overal aangebroken en verjaagtmet toenemende kracht de metafysische duisternis van het verleden. Nadat eenontelbare massa, op het eerste gezicht disparate, gegevens is bijeengebracht, kanmen in elke wetenschapstak zien hoe zij steeds verder worden geklasseerd, geschikten op elkaar afgestemd zodat de aard van het definitieve monument dat zij moetenhelpen oprichten duidelijk wordt. Verwarring heeft plaatsgemaakt voor vorm, en metvaste hand kan men reeds het silhouet tekenen van deze ideale tempel derwetenschap, die zichzelf steen voor steen opbouwt, dat wil zeggen wet per wet,zonder architect [...]. En de strijd, de enig mogelijke strijd tegen dit duister spectrumuit het verleden, moet worden gevoerd aan de hand van de wetenschap, dat wilzeggen met de rede.Kortom, de oude leus van Maurits van Nassau en don Juan, namelijk Ik geloof

    dat twee plus twee vier is, werd het nieuwe credo van de liberale en socialistischevrijzinnige verenigingen die op het einde van de 19de eeuw overal opdoken.Nemen we als voorbeeld het gedicht Apologie van Jean Gueux:

    Ils ont combattu la sciencePar le fer, le feu, le poisonEt sur la libre conscienceDistillent toujours leur poisonLa raison, ils l'ont violeSouvent, aux bravos des crtinsIls ont condamn GalileLes prtres sont de fiers gredins...

    Een ander voorbeeld is het gebed van de vrijzinnigen door Renaud Struvay in hetvierde nummer

    Geschiedenis van de wetenschappen in Belgi. 1815-2000

  • Modelschool, gesticht door de Ligue de l'Enseignement met de hulp van Jonathan-RaphalBischoffsheim (1875). Brussel, Lemonnierlaan. Momenteel huisvest het gebouw depedagogische afdeling van de Haute Ecole Francisco Ferrer

    (mei) uit het jaar 1904 van zijn tijdschrift La Pense.

    Onze Vader,Wetenschap! Gij die de wereld wilt leiden, geheiligd zij uw naam, mogeuw rijk komen, uw koninkrijk zich vestigen op aarde, in de sterren en hetuniversum, geef ons dagelijks ons intellectueel brood en laat ons nietverblind worden door de oude religieuze of autoritaire tradities, maarverlos ons van het kwaad dat wordt verspreid door de priesters. Amen.

    In 1879 stichtte Christian-Adrien Marquet te Seraing de vrijzinnige vereniging LesDisciples de Berthelot. In Charleroi was de Temple de la Science het vastevergaderlokaal van La Libre Pense en van de Fdration Rationaliste.

    Geschiedenis van de wetenschappen in Belgi. 1815-2000

  • 27

    Het wetenschappelijk onderzoek heeft dankzij de wetenschapscultus zeker eenimpuls gekregen. In ieder geval is de ontwikkeling van de wetenschappen in hetonderwijs er door gestimuleerd. In 1879 liet Minister Pierre Van Humbeeck(1829-1890), een invloedrijk lid van de Ligue de l'Enseignement, een nieuweorganieke wet op het lager onderwijs stemmen die het programma uitbreidde metgeschiedenis, geografie, tekenen, geometrische vormen en natuurwetenschappen.Zoals Vauchez, secretaris van de Parijse kring van de Ligue zei: verwereldlijking,dat is wetenschap op school en godsdienstonderwijs in de kerk.Voor de katholieke wereld daarentegen was het conflict tussen geloof en

    wetenschap pijnlijk. In 1855 waarschuwde Monseigneur Flix-Antoine-FilibertDupanloup (1802-1878) zelfs voor de wiskunde: Uit de studie van de wiskundevolgt soms, door het samengaan van gevoeligheid en verbeelding, eenverschrikkelijke uitbarsting van passies. Op het Vaticaans Concilie van 1870bevestigde de constitutie Dei filius dat tussen rede en geloof geen conflict konbestaan, Nulla unquam inter fidem et rationem vera dissensio esse potest, waardoorde Kerk zich het recht voorbehield de dwalingen van de wetenschap te veroordelen.De dogmatische constitutie van het katholieke geloof preciseerde: De Kerk, die deapostolische taak heeft gekregen de mensen, de heilige zetel van het geloof, teinstrueren, ontleent aan God eveneens het recht en de plicht de (aldus foutiefgenoemde) wetenschap te veroordelen uit angst dat de mensen door de filosofieen door bedrog zouden worden verleid.De christenen verbonden zich dus tot een moeilijk concordisme; de Belgen

    speelden daarin een belangrijke rol.In 1875 stichtte Pater Ignace Carbonelle S.J. (1829-1889) de Socit scientifique

    de Bruxelles, die eerst de Annales en later - vanaf 1877 - het beroemde Revue desquestions scientifiques publiceerde. De Leuvense professor Louis-Philippe Gilbert(1832-1892), voorzitter van de Socit, verklaarde in 1876: Als u katholiek bent,danmoet u bewijzen dat u geleerde bent; indien u geleerde bent, danmoet u durvenaantonen dat u katholiek bent. Dominique Lambert heeft echter aangetoond dathet Revuemaar weinig copernicanisme bevatte; het zat zelfs heel vaak in het anderekamp.Bovendien was er een massale Belgische deelname aan de internationale

    wetenschappelijke congressen van katholieken, in 1888 gelanceerd door de rectorvan het Parijse Institut catholique Monseigneur d'Hulst (1841-1896), de geoloogAlbert de Lapparent (1839-1908) en de kanunnik Duilh de Saint Projet. De Gentsehoogleraar Paul Mansion (1844-1919) verdedigde er de nominalistische interpretatievan het copernicanisme, pater Joseph Van den Gheyn (1854-1913) de Aziatischeoorsprong van het zwarte ras. De Luikse professor Alfred Graf (1855-1907) namhet op voor de vrije wil tegen hypnose-experimenten. Georges Monchamp(1856-1907), leraar aan het seminarie van Sint-Truiden, zei er het volgende overde bewijzen voor het bestaan van God: Ja, dat de wetenschap zijn weg voortzet;uiteindelijk, of ze het nu wil of niet, zullen de oorspronkelijke vragen worden gesteld(is dat al niet zo?). Maar beter nog, ze zullen worden opgelost, en ze zullen wordenopgelost met thestische oplossingen, want we weten dat God de totale oorzaak isvan wat buiten Hem is, dat ieder eindig wezen door en door het stempel draagt vande goddelijke vervaardiging.De condities en grenzen van het concordisme zijn terug te vinden in volumineuze,

    wijdverspreide werken zoals Les questions controverses de l'histoire

    Geschiedenis van de wetenschappen in Belgi. 1815-2000

  • Medaille van de Socit scientifique de Bruxelles met de kenspreuk Nulla unquam interfidem et rationem vero dissensio esse potest. Brussel, Koninklijke Bibliotheek Albert I,Penningkabinet

    Geschiedenis van de wetenschappen in Belgi. 1815-2000

  • 28

    et de la science (Brussel, Vromant; Parijs, Sunard et Derangeon; Brussel, SocitBelge de Librairie, 1894). Volgens de auteurs is het zekerste criterium om foutegeschiedenis en foute wetenschap te herkennen bij de auteur van een boek eengoed geformuleerde haat vast te stellen tegen het katholicisme. De Bijbel, degeologie, de prehistorie, de antropologie, de fysica, de Evangelies, dekerkgeschiedenis, de geschiedenis van het ancien rgime en de fysiologie werdenminutieus herbekeken en in overeenstemming gebracht met het geloof.Albert de Lapparent sprak in een inleiding met de titel La science et les

    demi-savants over een complot tegen Kerk en samenleving: Als we in n woordde eeuw zouden moeten omschrijven waarin ons lot ons heeft ondergedompeld,dan zou men kunnen zeggen dat zij al wat ooit tot het meest respectvolle van demensheid leek te behoren hardnekkig in diskrediet wil brengen en vernietigen. Haarpad ligt bezaaid met gebroken scepters, omgegooide tronen, beschadigde of vanhun sokkel

    Frontispice van deOpera omnia van Thomas van Aquino. heruitgegeven tijdens het pontificaatvan Leo XIII, 1882, Brussel, Koninklijke Bibliotheek Albert I

    Geschiedenis van de wetenschappen in Belgi. 1815-2000

  • gestoten beelden. De tronen en altaren hebben trouwens haar vernielzucht nog nietbekoeld. Ze heeft de hand gelegd op de natuurgodsdienst alsook op de filosofie,en haar aanvallen hebben zelfs de zo lang onbetwistbaar geachte beginselen waaroptot nu toe het bestuur van samenlevingen berustte niet gespaard.Leo XIII (1810-1903, r. 1878-1903) zou met de encyclieken Aeterni Patris uit 1879

    en Providentissimus Deus uit 1893 de dialoog tussen Kerk en Wetenschap terugopstarten. De encycliek uit 1893 bevestigde dat het ware het ware niet kontegenspreken; die uit 1879 gaf aan de christelijke wetenschap een zo stevig mogelijkeepistemologische basis door terug te grijpen naar Sint-Thomas van Aquino. Hadde Doctor Angelicus immers niet een andere wetenschappelijke crisis, die van hetaverrosme, bedwongen?In 1882 begon de Leuvense rector Monseigneur Constant F.J. Pieraerts

    (1881-1887) op uitdrukkelijke vraag van Leo XIII met een hoger onderwijs voorthomistische wijsbegeerte. Dit onderwijs werd gerealiseerd door priester en laterkardinaal Dsir-Joseph Mercier (1851-1926). In 1887 stichtte Georges Monchampaan het Seminarie van Sint-Truiden een Academie voor christelijke, thomistischefilosofie, waar de beste leerlingen in het licht van Sint-Thomas omstredenvraagstukken uit de wetenschappelijke, filosofische, sociale en politieke actualiteitbespraken. In 1894 was het neo-thomistisch onderwijs zo verspreid dat Mercier hetHoger Instituut voor Wijsbegeerte oprichtte. De fysica en natuurwetenschappenkwamen er ruim aan bod. Het invloedrijke Revue No-Scolastique was het hart vaneen nieuwe filosofieschool die haar stempel zou drukken op het Leuvens ninternationaal wetenschappelijk onderzoek.Op het einde van de 19de eeuw verzwakte de strijd. Aan wetenschappelijke zijde

    stelden de relativiteit en de kwantummechanica de fundamenten van de fysischewereld in vraag. Aan de kant van de mentaliteiten sprak de eloquente FerdinandBrunetire (1849-1906), hoofdredacteur van Revue des Deux Mondes, van hetfailliet van de wetenschap. Het oeuvre van Georges Lematre is het zuiverste productvan dit nieuwe denken.

    Geschiedenis van de wetenschappen in Belgi. 1815-2000

  • 29

    Buste van luitenant-generaal Jean Chapeli door Charles Van Oemberg. Brussel, KoninklijkMuseum van het Leger en de Krijgsgeschiedenis

    Mythe en realiteit van de nuttige wetenschap

    De Belgische onafhankelijkheid viel samen met de opbloei van de industrilerevolutie. Belgi introduceerde als eerste land op het continent het nieuwe technischesysteem dat op punt was gesteld in Engeland: cokesgietijzer vervinghoutskoolgietijzer, stoommachines kwamen in de plaats van waterraderen enverschillende nijverheden werden gemechaniseerd. De wetenschap had eenminiemaandeel in deze veranderingen. De nieuwe patroons waren groothandelaars, en deingenieurs waarmee ze zich omringden waren ploegbazen die hun stiel haddengeleerd op de werkvloer. Hoewel de Luikse universiteit en het Etablissement Cockerillbeide in 1817 werden gesticht, kwamen de universitaire ingenieurs niet in de industrieterecht, maar bij grote staatsdiensten, de mijnbouw, bruggen en wegen, later despoorwegen. De oude eigenaars van hoogovens waren het er trouwens over eensdat drie dingen een industrieel konden runeren: vrouwen, gokspelen en ingenieurs.Het eerste was het leukst, het laatste het zekerst.Anderzijds deelden wetenschappers en politici sinds de Verlichting de diepe of

    toch goed gefundeerde overtuiging dat de wetenschap zich kon enmoest toeleggen

    Geschiedenis van de wetenschappen in Belgi. 1815-2000

  • op het verbeteren van de kunsten en ambachten om zo bij te dragen tot de algemenewelvaart. De wetenschap zou de ambachtslieden uit de routine bevrijden door zeeen opleiding te geven. Sommigen eisten zelfs dat de samenleving via dewetenschap zou worden georganiseerd.In feite kon de wetenschap gezien haar toestand de industrie nog niet sturen. Pas

    rond 1830 paste Nicolas Lesoinne (1774-1839) Lavoisiers theorie overzuurstofreductie zelf toe op de werking van een hoogoven. Maar deze ideologieprikkelde de activiteit van de wetenschappers.Het ideaal van de nuttige wetenschap inspireerde het programma van de

    ingenieursscholen en van de Koninklijke Militaire School. Ht model was de ParijseEcole polytechnique. De toekomstige practici moesten de meest solidefysisch-wiskundige basis krijgen. De Militaire School verdient bijzondere aandacht.Op 18 januari 1834 diende generaal en Minister van Oorlog Louis-Auguste-FrdricEvain (1775-1852) een wetsontwerp in over de organisatie van de School, die vanafjuli 1834 functioneerde onder de leiding van de Franse luitenant-generaal JeanChapeli. Die schreef in 1838: Na het eerste jaar besloot ik dat de School die ikhad gesticht de evenknie van de Ecole polytechnique moest worden. Ik had ook hetgrote geluk dat een klein land de theorien en de toegepaste richtingen in nbundel kan concentreren; ik wilde het theoretisch onderwijs zoals dat werdgeanalyseerd aan de Ecole polytechnique en de toegepaste cursussen zoals diein Metz aan de artillerie en de genie werden onderwezen in n Schoolsamenbrengen.Via hogere algebra, analytische meetkunde, infinitesimaalanalyse drong de

    wetenschap zich op aan de techniek. Het model gold ook voor de

    Geschiedenis van de wetenschappen in Belgi. 1815-2000

  • 30

    universiteiten. De techniek had behoefte aan de wetenschap, die toegepast kon enmoest zijn.De Belgen zagen wel wat in de ideen die Franois Arago (1786-1853) in 1837

    vurig verdedigde tijdens een debat over een wet op het openbaar onderwijs in deFranse Kamer van Volksvertegenwoordigers: ... Het is niet met mooie woorden datmen van suikerbieten suiker maakt; het is niet met alexandrijnen dat men uit zeezoutsoda haalt. Niet minder juist is dat de wetenschappelijke studies enkel de materilebelangen dienen. Door hun fakkel zijn de meeste vooroordelen waaronder debevolking gebukt ging in rook opgegaan; door de wetenschappen zijn devooroordelen tot niets herleid;... Maar goed: dat men, zo men wil, hun nut voor dematerile behoeften reduceert;... Dat de mineralogie de verschillende bodemsoortenwaaruit de aardkorst is samengesteld mag blijven klasseren en de kapitalisten deplaatsen mag blijven aanwijzen waar hun onderzoek kan leiden tot de ontdekkingvan deze of gene andere mineraalsoort; dat de scheikunde de geneeskunde magverrijken met simpele geneesmiddelen, steeds hetzelfde samengesteld, die degeneeskunst een zekerder koers moeten bieden; dat ze de producten van onzelandbouwnijverheid mag manipuleren om ze te transformeren in voedings- ofindustriestoffen die we wegens ons klimaat ontberen; dat de fysica uit de studie vande elektrische krachten, onophoudelijk in samenspel met het binnenste der aarde,de diverse verbeteringen mag halen die de metaalnijverheid zo nodig heeft; dat zede meteorologische fenomenen aandachtig mag volgen om ze te leren voorkomenof om hun verwoestingen te verminderen; dat ze in de studie van de mysterieuzeschommelingen van het aardmagnetisme de middelen mag vinden om de schipperzekerheid te geven wanneer een bewolkte hemel de sterren verbergt; dat deverbeterde optica, toegepast op de bouw van vuurtorens, ook mag dienen om devele wrede schipbreuken te voorkomen; dat de astronomie mag doordringen tot deverste hoeken van de ruimte, niet, zo men wil, om te komen tot de stichting vannieuwe werelden, evenmin om te ontdekken of de omstandigheden van onszonnestelsel het een onbepaalde duur verzekeren, maar om de scheepvaartmogelijkerwijs een nieuwe perfectie te geven; dat de mechanica dagelijks meer enbeter profijt mag halen uit de natuurkrachten en z de miljoenen lotgenoten magontlasten van de zware arbeid die hen gelijkstelt met barbaren, hun gezondheidverwoest en onvermijdelijk leidt tot een voortijdige dood; dat ze zonder ophoudenmagwerken aan het verbeteren, vereenvoudigen en verlichten van de stoommachine,een der mooiste, verbazingwekkendste scheppingen van het menselijk verstand.En, als al deze verbeteringen gerealiseerd zijn, dan heeft de wetenschap zich voorhet vaderland erg verdienstelijk gemaakt ....Door het toenemend belang van de wetenschappen moesten de middelbare

    studies worden aangepast. Het systeem zou bijna anderhalve eeuw standhouden.Het onderwijs in de athenea werd opgedeeld in klassieke (Grieks-Latijnse en Latijnse)en moderne humaniora. De Grieks-Latijnse humaniora was een voorbereiding opde vrije beroepen en het openbaar ambt. In de Latijnse humaniora was het Grieksvervangen door wetenschappen en wiskunde. Ze was een voorbereiding op despeciale scholen van de universiteiten. In de moderne humaniora waren de oudetalen vervangen door moderne. De hogere jaren telden een wetenschappelijke eneen economische afdeling die voorbereidden op respectievelijk industrile encommercile carrires. Door de debatten over het al of niet behouden van het perdefinitie overbodige Latijn werd het scintistisch utilitarisme extra beklemtoond.De wetenschap was ook de sluitsteen van het saint-simonisme en het fourierisme,

    de grote sociale en politieke utopien die in Belgi ingang vonden. Volgens degeschiedfilosofie van Claude-Henri de Rouvroy, graaf van Saint-Simon (1760-1825)

    Geschiedenis van de wetenschappen in Belgi. 1815-2000

  • was de mensheid op spiritueel vlak in het wetenschappelijk tijdperk en op wereldlijkvlak in het industrieel tijdperk beland. Echt van tel in de samenleving waren deproducenten of industrilen (geleerden, ondernemers, bankiers, handelaars,arbeiders) en zij moesten de macht hebben, niet alleen de economische maar ookde politieke. De politiek was de wetenschap van de productie, de regering dezaakgelastigde van de samenleving, de natie n groot industriebedrijf. De

    Geschiedenis van de wetenschappen in Belgi. 1815-2000

  • 31

    saint-simonisten kwamen in industrile kringen overtuigend over, bijvoorbeeld in despoorwegkringen rond de Chemins de Fer du Nord. Het waren zij die in 1831Sainte-Beuve naar de Luikse universiteit uitnodigden, een invitatie die de Franseschrijver aanvaardde in 1848-1849.De saint-simonist en dichter Thodore Weustenraad (1805-1849), die tot de

    entourage van Charles Rogier (1800-1885) behoorde, stak de loftrompet over dewetenschap en de industrie, die op aarde vrede en welvaart brachten. Tergelegenheid van de inhuldiging van de treinlijn Brussel-Luik schreef hij in 1840 hetgedicht Le Remorqueur:

    Symbole intelligent de force cratriceDu canon dtrn sublime successeur,Hraut d'un avenir de paix et de justiceSalut, noble remorqueur!

    In 1844, vergeleek Le Haut-Fourneau het industrieel complex met Gods werk:

    Ah! l'industrie est noble et sainteSon rgne est le rgne de Dieu.

    Het promethesch karakter van de industrie werd onderlijnd:

    L haut, dans leur splendeur, se droulent les cieux,Dans cette ombre l-bas, gt la terre ou nous sommesVoil l'oeuvre de Dieu, voil l'oeuvre des hommesQuelle est la plus grande des deux?

    De dichter werd een celebrant:

    Clbrer aux pieds de la scienceDans sa pompe farouche et son sombre puissanceL'industrie en travail.

    Ook in Fouriers utopisch socialisme was de wetenschap de hefboom van de industrieen de vooruitgang. Het werd in Belgi verspreid door Zo Gatti de Gamond(1806-1854), Jean-Guillaume de Colins (1783-1859) en de Fransman VictorConsidrant (1808-1893), die in 1845 enkele lezingen gaf voor politici en professorenvan de Universit libre. In 1847 stichtte Considrant mee de Phalange fraternelle(later Runion fraternelle) om de phalanstre-gedachte uit te dragen. EdouardDucptiaux (1804-1868) was voorzitter en Jean-Baptiste Liagre (1815-1891), laterdirecteur van de Koninklijke Militaire School, secretaris. Jean-Charles HouzeaudeLehaie (1820-1888) was diep onder de indruk van het fourierisme. In het handschriftEssai sur l'ge de l'humanit (ARB papiers Tiberghien) legt hij in navolging vanFourier uit dat het doel van de mensheid macht door wetenschap is. Harmoniewordt gerealiseerd door verdeling van krachten. Karl Marx (1818-1883) was van 9februari 1845 tot 3 mei 1848 in Brussel en schreef er het in 1848 verschenenManifest. Zijn invloed in Belgi was evenwel verwaarloosbaar.

    Geschiedenis van de wetenschappen in Belgi. 1815-2000

  • Het Institut Montefiore te Luik. Luik, Centre d'Histoire des Sciences et des Techniques

    Geschiedenis van de wetenschappen in Belgi. 1815-2000

  • 32

    De tweede industrile revolutie

    Het industrile landschap onderging in het derde kwart van de 19de eeuw enkeleingrijpende veranderingen. IJzer werd vervangen door Bessemer-, Thomas- enMartinstaal. De gasmotoren werden veralgemeend in de fabrieken, de oliemotorenop de weg en in de lucht. De uitvinding van de dynamo garandeerde een groteelektriciteitsproductie. Het nieuwe technische systeem bracht een ommekeer teweegin het denken. Het tijdperk van de autodidacten, van geniale knutselaars zoalsThomas Alva Edison (1847-1931) en Znobe Gramme (1826-1901), was ten einde.Het tijdperk van de universitaire ingenieur, uitgerust met een solide wetenschappelijkebasis, begon. Technische vooruitgang was niet langer mogelijk zonder voorafgaandewetenschappelijke studie.Walthre Spring gaf dit goed weer in zijn toespraak bij de opening van het nieuwe

    Institut de Chimie te Luik: Tot op heden is onze bodemrijkdom het voornaamstelevensmiddel van onze industrile bedrijvigheid geweest; vooral hij ligt aan deoorsprong van ons fortuin en is de reden voor de oprichting van zoveel fabriekenen metaalbedrijven op ons grondgebied. Welnu, deze bodemschatten stevenen afop een onomkeerbare uitputting. Al onze ertsmijnen zijn reeds leeg, tal vansteenkoolmijnen zijn gesloten en de exploitatieproblemen van die welke nog actiefzijn nemen van dag tot dag en met de verdieping der werken toe. Buitenlandssteenkool treedt hier in concurrentie met dat van ons. Het dient gezegd, in eenonbepaalde toekomst zal ons land nieuwe bronnen moeten aanboren, zoniet stelthet zich bloot aan een crisis met mogelijk verschrikkelijke gevolgen. Deze nieuwebronnen zal men alleen vinden in de verstandig voorbereide ontwikkeling van descheikunde en de mechanica.Maar tezelfdertijd stelt men vast dat de toepasbare wetenschap de niet-toepasbare

    wetenschap steeds meer aan de kant ging schuiven. Hier ligt de oorsprong van hetnog steeds onopgeloste conflict tussen fundamenteel en toegepast onderzoek.Kenmerkend in dit verband is de structurele aanpassing van de ingenieursscholen.

    Ze evolueerden van Speciale Scholen als annex van de universiteiten tot TechnischeFaculteiten en uiteindelijk tot Faculteiten voor Toegepaste Wetenschappen. HetInstitut Electrotechnique Montefiore te Luik, in de nasleep van dewereldtentoonstelling te Parijs door mecenas Georges Montefiore-Levi in 1883opgericht, realiseerde exact dit programma: het vormde ingenieurs-elektriciens diezeer bedreven waren in de fysisch-wiskundige methoden.De tendens om al wat niet onmiddellijk toepasbaar was uit het onderwijs der

    wetenschappen te bannen werd steeds sterker.Na 1870moest generaal Liagre, vast secretaris van de Academie, zich verdedigen

    tegen sommigen die, kort na de oorlog van 1870, voorstander waren van eenMilitaireSchool met een minder wetenschappelijk, eerder direct professioneel karakter: DeMilitaire School is geen opleidingscentrum dat tot doel heeft het leger onmiddellijkbruikbare officieren te leveren. Trouwens, wat ze ook doet, ze zal er nooit in slagen.Haar echte missie is verhevener [...]. Haar doel is, in n woord, de integraleontwikkeling van het intellect, en het instrument dat zij hanteert om dit doel tebereiken, is het theoretisch onderwijs... Alle studies kunnen het intellect en hetoordeelsvermogen ontwikkelen, maar nooit z als de exacte wetenschappen, wantdie laatste leiden altijd tot volledige besluiten waarover ontwikkelde en eerlijkemensen akkoord moeten zijn; ze laten niet toe - in tegenstelling tot andere takken- het pro en het contra talentvol aan de orde te stellen.De ingenieursscholen of Technische Faculteiten werden in 1890 grondig

    gereorganiseerd. Als gelijke van de universiteiten, konden ze de graad van kandidaat

    Geschiedenis van de wetenschappen in Belgi. 1815-2000

  • ingenieur, mijningenieur en burgerlijk ingenieur toekennen. In Gent had men nogde gespecialiseerde diploma's van scheikundig ingenieur en mechanica-ingenieur.In Luik zorgde het vastleggen van de programma-inhoud voor felle polemieken

    tussen de scheikundige Walthre Spring, een voorstander van fundamenteelonderzoek, en Louis Trasenster, hoogleraar mijnontginning, voorzitter van deAssociation des Ingnieurs de l'Universit de Lige en een machtig industrieel.

    Geschiedenis van de wetenschappen in Belgi. 1815-2000

  • 33

    Het was ook de tijd waarin overheids- en priv-instanties ingenieursscholen stichttendie rechtstreeks inspeelden op de industrile realiteit: het polytechnisch instituutvan Glons nabij Luik in 1892; het Institut Meurice-Chimie-eerst in Charleroi, daarnain Elsene - in 1892; de Ecole suprieure des Textiles te Verviers in 1894; het Institutcommercial des Industriels du Hainaut te Mons in 1899; de door Paul Pasturopgerichte Universit du Travail te Charleroi in 1901.Het elan dat zo was ontstaan werd plots afgebroken door de EersteWereldoorlog.

    Dat na de oorlog er nood was aan een nieuwe injectie van wetenschap in de industriewas duidelijk, met name voor de industrilen in de entourage van Albert I. Op 1oktober 1927 vierde de Koning te Seraing de 110de verjaardag van het bedrijf vanJohn Cockeril. De Redevoering van Seraing heeft het Belgisch wetenschapsbeleideen halve eeuw lang benvloed.

    De wetenschap en de bevrijding van het volk

    Het was een opvatting van de Verlichting dat de opvoeding, in het bijzonder dewetenschappelijke, bijdraagt tot de materile en morele verheffing van de lagereklassen. Artikel 25 van het Besluit op het hoger onderwijs van 1816, een werkstukvan Falck, stipuleerde: Om in het algemeen de smaak en de verlichting tebevorderen, zal een wetenschap in aanmerking komen voor openbare lessen,gegeven door professoren over dat deel van hun wetenschap dat binnen het bereikligt van een niet-geletterd publiek. Vanuit dit perspectief organiseerde de Staatpublieke cursussen aan het Museum voor Wetenschappen en Letteren te Brussel,opgericht op initiatief van Falck middels een koninklijk besluit van 27 december1826. Bij de installatie van het museum, op 3 maart 1827, hieldAuguste-Alexis-Floral Baron (1794-1862), n van de oprichters van de Universitlibre, de inaugurale rede La science est un sr instrument d'amlioration sociale.Quetelet publiceerde zijn Thories des probabilits in de Encyclopdie populaire,

    die werd uitgegeven door de Socit pour l'Emancipation populaire. De term populairverdient enige verduidelijking: het publiek bestond uit de kleine burgerij, dehandelaars, de ambachtslieden; het proletariaat bleef grotendeels buiten bereik.In feite gaven het onderwijs en de verspreiding van de wetenschappen in de

    lagere klassen een antwoord op een dubbel probleem. De technologischevooruitgang had nood aan steeds beter geschoolde arbeiders. Anderzijds had hetonderwijs een sterk regulerende functie in het leven, tegen alcoholisme enzedenverwildering. In vooruitstrevende liberale kringen dacht men datwetenschappelijke opvoeding de massa uit de ideologische greep van de cleruskon bevrijden.Rudimentaire wetenschap, zoals rekenen en technisch tekenen, werd verstrekt

    in technische scholen die de fabriekseigenaars zelf organiseerden (mijnschool teSeraing). Voor de vorming van meestergasten kregen enkele middelbare scholenspeciale afdelingen, gewijd aan handel, nijverheid of landbouw. De regering wildezo de middelbare studies een karakter geven dat beter paste bij de noden van denieuwe tijd; ze heeft vooral de middenklasse een echt praktische en direct bruikbareopleiding willen geven. Er ontstond ook een door de patroons genspireerdewetenschappelijke vulgarisatieliteratuur zoals de Cathchisme des chauffeurs delocomotives van de AILg.Anderzijds vonden rationalisme en promotie van kennis elkaar in de vrijzinnige

    verenigingen, die banden hadden met de progressieve liberalen en later met het

    Geschiedenis van de wetenschappen in Belgi. 1815-2000

  • socialisme. Men zag de wetenschap niet langer als een middel om de waarheid tezoeken maar als de exclusieve bron van menselijk geluk in de toekomst. Met dedoor Fourier en Saint-Simon genspireerde Jean-Guillaume de Colins (1783-1859)werd het rationalisme verbonden aan het socialisme. Hij had veel invloed op devrijzinnige Agathon De Potter (1827 1906), auteur van de Cathchisme du LibrePenseur (1854) en op Csar De Paepe (1842-1890), stichter van de BelgischeWerkliedenpartij. De Brusselse Libre Pense stimuleerde trouwens in 1864 deoprichting van de Ligue de l'Enseignement, waarin Charles Potvin (1818-1902) enCharles Buls (1837-1914) zich opwierpen als de verdedigers van het verplicht,wereldlijk onderwijs.

    Geschiedenis van de wetenschappen in Belgi. 1815-2000

  • 34

    Geschiedenis van de wetenschappen in Belgi. 1815-2000

  • Geschiedenis van de wetenschappen in Belgi. 1815-2000

  • Geschiedenis van de wetenschappen in Belgi. 1815-2000

  • Vulgariserende werken uit de Bibliothque Gilon, met publicaties van Camille Flammarion,Les tremblements de terre (1885), Tableau de l'astronomie (1885). Varits scientifiques(1887), en Dr. Csar Fredericq. Les accidents (1881) en Hygine populaire (1881). Brussel.Koninklijke Bibliotheek Albert I

    Geschiedenis van de wetenschappen in Belgi. 1815-2000

  • 35

    Volksbibliotheken, vulgariserende voordrachten, goedkope boeken over wetenschapzijn stuk voor stuk aspecten van een beweging die mee het wetenschappelijklandschap heeft gevormd.In 1861 opende de liberale schepen Victor Henaux de eerste volksbibliotheek

    van Luik: Al wie Engeland, Schotland, Zwitserland heeft bezocht, vertelt wat eengenot het was te zien hoe arbeiders van alle leeftijden 's avonds na de arbeid lezendtot ontspanning komen. De tijd die zij zouden verloren hebben, maken ze tot nut;het geld dat ze zouden hebben uitgegeven, besparen ze; hun rede die misschienverstoord zou worden, verlichten ze. Van gemeente naar gemeente reizen kleinebibliotheken; in de nederigste haardstee worden de beste en nieuwste boekenaangeboden. Met spoed moeten we onze zo intelligente, rustige, moedigearbeidersbevolking analoge hulpbronnen aanbieden. [...] Daarommoet in onze stadeen volksbibliotheek worden gecreerd; volks, ja, en zonder dat het woord verbaastof afschrikt. Iedereen heeft er baat bij dat het volk zichzelf schoolt. Maar om het volksneller middelen te geven om zichzelf te scholen moet men de hogere klassendwingen niet blind te blijven. Heden zijn verkwisting en luxe algemeen verspreid,en wordt iedereen er door uitgedaagd. Het past dat onze bevolking mannelijker endeftiger gewoonten krijgt aangeleerd [...]. Deze gewoonten worden overigens mindermoeilijk aangenomen en behouden dan men denkt. Wie drinkt, blijft drinken zegthet spreekwoord; ik zeg Wie leest, blijft lezen. Wie n maal het genot van dekennis heeft geproefd, kan er niet meer onderuit. Al lang hebben de beroemdsteschrijvers deze opmerking gemaakt: dat de studie, dat het oefenen van het denken,hoe kort het ook duurt, zowel het lichaam, het intellect als de onverschilligheid

    Geschiedenis van de wetenschappen in Belgi. 1815-2000

  • aanpakt; dat hij zich mag wijden aan het lezen van een nuttig boek, en dat men detoestand van zijn geest vergelijkt wanneer hij wakker wordt. In het eerste geval zalhij verveeld, chagrijnig zijn; in het tweede geval zal hij gelukkig, verlicht zijn? Enwaarom? Omdat hij er zich bewust van zal zijn dat hij zijn intellectuele vermogensheeft vergroot. Ja, het is weldadig, het is heilzaam, het is hyginisch in te slapenmet een goede gedachte, die de ziel toestaat uit te rusten, te kalmeren, zich teherstellen van het vermoeiende actieve leven... Laat me daar nog aan toevoegendat de oprichting van een volksbibliotheek eigenlijk een poging tot nationaleopvoeding is.De inhoudmoest wat hem betreft zorgvuldig worden bepaald. Alle boekenmoesten

    een trouwe weergave bieden van de recentste vorderingen van de wetenschap. Zemoesten de moderne opvattingen weerspiegelen: Onze bibliotheek is niet opgerichtom het publiek te vermaken, maar om het te onderwijzen. Het is geen leesvertrekdat open staat voor nietszeggende onbenulligheid: het is een plek voor studie, meernog, voor zware studie. Tot nu toe hebben we er alleen ernstige werken toegelaten,en dat zal in de toekomst zo blijven. De voornaamste werken handelen over dewetenschappen, de ambachten, de politieke economie. Dat wil echter niet zeggendat we alles wat niet met industrile vaardigheden te maken heeft, willen uitsluiten:alle takken van de menselijke kennis zijn vertegenwoordigd. Volgens ons past hetzelfs dat althans in het begin boeken worden aangeboden die door nut nontspanning dubbel aantrekkelijk zijn, zodat zij zo

    Geschiedenis van de wetenschappen in Belgi. 1815-2000

  • 36

    Geschiedenis van de wetenschappen in Belgi. 1815-2000

  • Geschiedenis van de wetenschappen in Belgi. 1815-2000

  • Standbeelden van Znobe Gramme nabij de Pont de Fragne te Luik

    de nieuwsgierigheid van de bevolking wekken, in het belang van de bevolking zelf.De volksvoordrachten en -lezingen door bekende geleerden waren een onmisbare

    aanvulling op de volksbibliotheken. Te Luik nam opnieuw Victor Henaux in 1861het initiatief. Hij viseerde nadrukkelijk de werkende klassen, zij die door de materilelevensvereisten hun opvoeding niet hadden kunnen voltooien. Het publiek bestondvoornamelijk uit handwerklieden. Na de lezing werden boeken ontleend van debibliotheek. In 1879 organiseerde de Brusselse Libre Pense de Cercle des soirespopulaires rationalistes. Overal in het land kwam dit soort kringen tot stand. Op heteinde van de 19de eeuw kende de in Groot-Brittanni ontstane UniversityExtension-beweging ook een verspreiding in Belgi, met lezingen van universitairestrekking te Gent in 1892 en te Brussel in 1893.De liberale kringen waren erg actief. Speciale aandacht verdient de Bibliothque

    Gilon, opgericht door de Vervierse senator Ernest Gilon, een progressief liberaalen autodidact die volkseducatieve kringen, concerten en wetenschappelijke excursiesorganiseerde. Op de wereldtentoonstelling te Parijs in 1889 redigeerde hij het rapportover sociale economie. Hij wilde zorgen voor een goede, gezonde literatuur binnenieders bereik en publiceerde een reeks van tweehonderd gele boekjes die werdenverkocht aan 60 centiemen per stuk. Zoals in de prospectus staat vermeld, wasdaarmee iedereen, hoe bescheiden ook, in staat deze publicatie te bezitten, zonderhet minste offer; de betaling van zestig centiemen per maand is miniem en van dieaard dat geen enkel huishoudbudget, hoe klein ook, er iets van zou kunnen merken.De Bibliotheek werd gepatroneerd door de raad van de Ligue de l'Enseignement.Onder de auteurs vinden we de grote Franse vulgarisators van het scintisme, zoalsCamille Flammarion (1842-1925), Emile Combes (1835-1921) en Stanislas Meunier

    Geschiedenis van de wetenschappen in Belgi. 1815-2000

  • (1843-1925), het kruim van de Belgische liberale intelligentsia, zoals de historicusThodore Juste (1818-1888), de godsdiensthistoricus Eugne Goblet d'Alviella, dearts Csar Fredericq, de econoom Emile de Laveleye (1822-1892), de ingenieursLouis Trasenster en Armand Stvart (1840-1905), de wiskundige Jean-BaptisteLiagre, de schrijver Camille Lemonnier. Wat betreft de wetenschappelijkeonderwerpen, waren de industrile vraagstukken (steenkool, aardolie, glas) minderbelangrijk dan brandende kwesties zoals de astronomie, het darwinisme, demicrobenof de volksgezondheid.Het is verkeerd de geschiedenis van het technisch onderwijs, het

    volwassenenonderwijs en de vulgarisatie te verwaarlozen. Znobe Gramme enErnest Solvay waren er de zuiverste producten van.

    Geschiedenis van de wetenschappen in Belgi. 1815-2000

  • 37

    2 De economische en sociale contextMichel Oris

    In deze bijdrage neem ik de vrijheid enige afstand te nemen van de door decordinatoren voorgestelde terminus a quo. Vanuit economisch en sociaal standpuntbekeken is 1798, het begin van de industrile revolutie, een passender datum dan1815. Het is wel degelijk deze ingrijpende verandering van de productiestructurendie de lange 19de eeuw vormgeeft en er een originele periode, een breuktijdperkgekenmerkt door vooruitgang van maakt. Opmerkelijk genoeg is deze vreedzameomwenteling al meteen als revolutionair erkend door tijdgenoten, tegelijk acteursen toeschouwers bij de opbouw van een nieuwe wereld. En zij hebben ook snel inde uitbouw van de wetenschap n (zo niet de belangrijkste) oorzaak gezien vande uitzonderlijke economische groei die van het kleine Belgi omstreeks 1850 zoniet de tweede dan toch wel de derde industrile grootmacht van de wereld maakte.

    Een onrustige halve eeuw (1798-1852)

    Toch is de industrile revolutie fundamenteel een technologische en geenwetenschappelijke revolutie. Daaronder verstaan we dat ze haar opbouw niet aangrote ontdekkingen dankt maar aan de wil en het vermogen om de verworven kennisin dienst te stellen van de productie. Behalve de zinknijverheid is de technologischeknowhow in Belgi ingevoerd, in het bijzonder vanuit Groot-Brittanni en door Britten.Iedereen kent de grote figuren: Lieven Bauwens (1769-1822) die over het Kanaaleen echte industrile spionagemissie leidde en met de binnengesmokkeldetechnologie de Gentse textielindustrie dooreen schudde; William Cockerill(1754-1832) die zijn diensten aanbood aan de grote families van lakenhandelaarsuit Verviers; zijn zoon John Cockerill (1790-1840) die de moderne siderurgie metcokes op het Europese continent introduceerde; Thomas Bonehill (1796-1858) diein dienst vanminstens 15 verschillende werkgevers hoogovens en fabrieken bouwdein het Entre-Sambre-et-Meuse, het bekken van Charleroi en daarna in Frankrijk enDuitsland, en tenslotte te Marchiennes-au-Pont de Laminoirs de l'Esprance stichtte.Maar zoals Pierre Lebrun en Herman Van der Wee hebben benadrukt: niets waszomaar transponeerbaar; alles moest heruitgevonden, aangepast, geacclimatiseerdworden, hetzij omwille van de verschillende aard van het erts of de kolen, hetzijomwille van de cultuur van de arbeiders en werkgevers. Het

    Geschiedenis van de wetenschappen in Belgi. 1815-2000

  • Felix Cogen, Portret van Lieven Bouwens. Brussel, Koninklijke Musea voor Schone Kunstenvan Belgi

    Geschiedenis van de wetenschappen in Belgi. 1815-2000

  • 38

    Ontginningsverslag van de zinkmijn van Moresnet, opgesteld door Jean-Jacques Dony.Luik. Maison de la Mtallurgie et de l'Industrie

    buitengewone succes van de Belgische economie in de eerste helft van de 19deeeuw vindt zijn oorsprong in de openheid van geest, de ondernemingszin en devasthoudendheid.De band tussen wetenschap en technologie in de industrile revolutie in Belgi

    is weinig onderzocht. In een recente studie schetst Robert Halleux de rol van descheikunde als wetenschappelijke discipline in de genese van de eerste industrilerevolutie. Het procd van de extractie van zin