Gepersonaliseerd leren JE MOET HET IN VERHOUDING ZIEN · Wat leg je vast? MAATSCHAP PELIJKE ......

36
MAGAZINE VOOR KATHOLIEK EN CHRISTELIJK ONDERWIJS Nr.8 | juni 2015 FOCUS: OVEREEN- KOMSTEN Wat leg je vast? MAATSCHAP- PELIJKE BETROKKEN- HEID als succesvol onderwijsconcept VERUS 2015 Katholieke/christelijke identiteit is inclusief denken ONDERWIJS- TOEZICHT Waarheen leidt de weg? Gepersonaliseerd leren JE MOET HET IN VERHOUDING ZIEN

Transcript of Gepersonaliseerd leren JE MOET HET IN VERHOUDING ZIEN · Wat leg je vast? MAATSCHAP PELIJKE ......

MAGAZINE VOOR KATHOLIEK EN CHRISTELIJK ONDERWIJSNr.8 | juni 2015

FOCUS: OVEREEN­KOMSTENWat leg je vast?

MAATSCHAP­PELIJKE BETROKKEN­HEIDals succesvol onderwijsconcept

VERUS 2015Katholieke/christelijke identiteit is inclusief denken

ONDERWIJS­TOEZICHTWaarheen leidt de weg?

Gepersonaliseerd leren

JE MOET HET IN VERHOUDING ZIEN

de klas van...

De klas van...

NAAM:

VERONIQUE DAMOISEAUX FUNCTIE: STUDIELOOPBAAN­BEGELEIDERLEEFTIJD: 45PLAATS: ZWOLLEGROEP: DEELTIJD 3 BVRIJE TIJD: TUINIEREN, LEZEN, HARDLOPEN, TEKENEN EN SCHILDEREN

drie of vier weken ook nog een hele zaterdag. Ze lopen een dag per week stage en sommigen hebben daarnaast ook nog eens een baan. Dit is een traject voor volhouders. Als mensen uitvallen, is het ook meestal omdat ze de opleiding qua tijd moeilijk kunnen combineren met hun privéleven. Zodra er in de privésfeer iets gebeurt wat extra tijd gaat kosten, bijvoorbeeld een ouder voor wie ineens mantelzorg nodig is, gaat het vaak mis. In deze klas zijn er ongeveer tien mensen voortijdig gestopt. Bij het vak Zingeving, esthetiek en ethiek komt ook het geloof aan bod. Waar kun je in geloven, wat voor beeld heb jij bij God, wat is hopen? Bij dit vak worden allerlei aan het geloof gerelateerde vraagstukken besproken en de studenten moeten daarover ook een essay schrijven. Dat leidt dan weer tot veel discussie. Ik vind het bijzonder leuk om deze mensen te mogen begeleiden. Ze groeien niet alleen uit tot gedreven professionals, maar groeien ook op persoonlijk gebied. Het is mooi om daar een bijdrage aan te leveren én het houdt mij ook een spiegel voor, waardoor ik ook mezelf blijf ontwikkelen.’’ •

‘‘Deze klas zit in het eerste jaar van de verkorte pabo-opleiding. De studenten hebben allemaal al een hbo- of acade mische opleiding achter de rug. Een opleiding tot sportleraar bijvoorbeeld, onderwijskunde, journalistiek of een muziekopleiding. De meesten hebben al gewerkt, doorgaans buiten het onderwijs. De sfeer is heel goed. Het zijn allemaal volwassenen die al een eigen leven hebben opgebouwd en allerlei keuzes hebben gemaakt. Dat zorgt voor een wat andere sfeer dan in een reguliere paboklas. Hier worden andere gesprekken gevoerd. Mensen durven zich in deze klas kwetsbaar op te stellen. Deze studenten zijn ook al wat reflectiever. Ze zoeken ook duidelijk de verbinding tussen wat ze zien in hun stageschool en wat ze hier op de opleiding leren. Ze kunnen goed nadenken over hun eigen handelen en kijken kritisch naar hoe de lessen hier worden aangepakt. Ze gaan ook met elkaar in gesprek over hoe dat anders zou kunnen. Wat ook een verschil maakt: de studenten zijn allemaal gemo tiveerd, want ze volgen een tweejarige, intensieve opleiding. Ze komen iedere dinsdag en donderdag naar school en eens in de

Tekst: Marijke Nijboer | Fotografie: Ruben Schipper

“DIT IS EEN GROEP VAN VOLHOUDERS”

2

inhoud

3

IN DEZE EDITIE

29181610 24

COLOFON Nr.8 | juni 2015 VERUS MAGAZINE VOOR KATHOLIEK EN CHRISTELIJK ONDERWIJS

VERUS, vereniging voor voor katholiek en christelijk onderwijs.Wij verenigen schoolleiders van meer dan 3.500 scholen en bestuurders en toezichthouders van ruim 700 scholenorganisaties in PO, VO, MBO en HO. Voor hen zijn wij in de ontwikkeling van eigentijds katholiek en christelijk onderwijs de vernieuwende sparringpartner en de vertrouwde belangenbehartiger.

ISSN: 2352-5320

REDACTIE Marijke Nijboer (redacteur)Guido de Bruin (hoofdredacteur)Corine de Reus (bladmanager, eind- en beeldredacteur)

REDACTIEADRES Houttuinlaan 5b, Postbus 381, 3440 AJ [email protected].

VERUS DIGITAAL Het magazine kan als pdf gedownload worden van www.verus.nl.

VORMGEVING Ontwerpwerk, Den HaagDRUK Ten Brink, MeppelCOVERFOTO Jan van der Meijde

Verus Magazine verschijnt zes keer per jaar. ABONNEMENTEN (excl. 6% btw)Verus Magazine is voor leden gratis en kost voor niet-leden 50.Voor niet-leden wordt het abonnement zonder schriftelijke opzegging (per e-mail of post) na een jaar automatisch verlengd voor onbepaalde tijd. Er geldt een opzegtermijn van drie maanden. Voor informatie en losse nummers: 0348 74 44 44 of [email protected].

COPYRIGHT Voor overname van artikelen of gedeelten daarvan graag voorafgaand contact met de redactie.

DISCLAIMER Aan de informatie in dit magazine kunnen geen rechten worden ontleend.

GEPERSONALI­SEERD LEREN 4Dankzij slimme toepassingen kunnen leerlingen steeds beter ‘onderwijs op maat’ krijgen. Maar wat betekent dat voor de school, voor de relatie tussen leraar en leerling?

VERUS 2015TERUGBLIK 8, 9, 30, 31

MAATSCHAPPE­LIJKE BETROK­KENHEID 10Christelijk College Zeist heeft een moeilijke situatie benut om een succesvol onderwijsconcept te ontwikkelen.

FOCUS:OVEREENKOM­STEN: WAT LEG JE VAST? 16Wat leg je vast in overeenkomsten die schoolorganisaties sluiten met het oog op samenwerking? En hoe?

VERUS 2015: INCLUSIEF DENKEN 18Deze tijd van uitsluiting en andere grote maatschappelijke problemen vraagt van katholiek en christelijk onderwijs inclusief denken en handelen.

VERUS VERDIEPT: GEPERSONALI­SEERD LEREN: EEN LEERZAME F(R)ICTIE 24Als gepersonaliseerd leren alleen maar betekent dat je het onderwijs afstemt op de aanleg van de leerling, zie je paradoxaal genoeg de persoon van de leerling over het hoofd. ONDERWIJSTOE­ZICHT: WAAR­HEEN LEIDT DE WEG? 28De Wet op het onderwijstoezicht moet in de uitwerking echt beter, vindt ook de architect van de WOT.

WWZ STELT SCHOOL­BESTUREN VOOR PUZZEL 29De Wet Werk en Zekerheid zorgt voor problemen met invalkrachten en onbevoegde leraren.

DE RONDVRAAG: VAL KINDEREN NIET LASTIG MET EEN ZOMER­SCHOOL 34Verus poneert een stelling. Betrokkenen uit het onderwijs reageren.

RUBRIEKENDE KLAS VAN… 2

COLUMN WIM KUIPER 12

DIENSTVERLENING IN DE

PRAKTIJK 13

MIJN VERHAAL 14

OPINIE 21

GA JIJ JE MAAR EENS

MELDEN... 22

JURIDISCHE KWESTIE 32

LEDENVOORDEEL 33

CORRECTIEIn het artikel In het onderwijs moet geld verspild worden in Verus Magazine 7 (mei 2015) is op pagina 7 per abuis een verkeerd stuk tekst geplaatst. De juiste versie van het artikel leest u in de pdf van Verus Magazine mei die u vindt op www.verus.nl onder downloads.

3

4

“Zeker in het christelijk onderwijs moeten we inzien dat ieder mens een eigen roeping heeft, en proberen hen te helpen die te vinden.”

4

coverstory

“Ik wens mijn groep een goedemorgen en een heel fijn weekend. Dat zijn mijn centrale momenten in de klas. Verder zijn er geen centrale momenten meer. Ik beweeg mij tussen de leerlingen, kijk op mijn dashboard om te zien waar zij mee bezig zijn.” Aan het woord is een docente Duits uit Emmen die werkt met een ICT-methode voor geperso-naliseerd leren. Ze deelt haar enthousiasme daarover in een video op Kennisnet (www.kennisnet.nl/themas/personaliseren).Personaliseren: het is haast een mantra in het onderwijsveld. Leerlingen moeten veel meer op maat bediend worden in hun onderwijsbehoeften, en dankzij slimme digitale toepassingen is dat ook steeds meer mogelijk. Waarom dan nog klassikaal allemaal hetzelfde doen op hetzelfde moment? De geciteerde docente roept het beeld op van een bergwandeling, waarbij de klassieke

leraar de rol van de reisleider had, die zijn reisgezelschap in een kluitje de makkelijkste weg naar de top wees.“Die reisleider is weg, je bent nu een expe ditie-leider. Sommige mensen kunnen harder lopen, die laat je vooruit lopen over smalle paadjes. Anderen moeten over een brede weg, en hebben soms een duwtje nodig. We komen allemaal bij de top, maar wel allemaal anders. Dat is hoe de rol van docent veranderd is.”

OnvervangbaarErik Borgman was vroeger zo’n leerling die soms wat sneller liep, en graag op eigen houtje de smalle paadjes naar de top had ontdekt. Anderzijds was hij licht dyslectisch, dus het kwam hem zeker niet aanwaaien. “Ik viel in veel opzichten wat buiten de gebruikelijke categorieën”, herinnert hij zich

JE MOET HET IN VERHOUDING ZIEN

>

DANKZIJ SLIMME TOEPASSINGEN KUNNEN LEERLINGEN STEEDS BETER ‘ONDERWIJS OP MAAT’ KRIJGEN. MAAR WAT BETEKENT DAT VOOR DE SCHOOL, VOOR DE RELATIE TUSSEN LERAAR EN LEERLING? THEOLOOG ERIK BORGMAN VERZET ZICH TEGEN DE CONTROLEDRANG: “MENSEN ZIJN NIET GEBAAT BIJ HET IDEE DAT ER EEN WEG VOOR HEN UITGESTIPPELD IS.”

GEPERSONALISEERD LEREN:

met een glimlach. Hij heeft zijn weg gevonden, is gerenommeerd katholiek theoloog en hoogleraar aan de Universiteit van Tilburg, spreekt en schrijft daarbij geregeld over de betekenis van goed onderwijs.Gepersonaliseerd onderwijs, een leraar als expeditieleider – dat was dus op het eerste gezicht wel iets voor hem geweest. Maar in zekere zin heeft hij dat ook gehad, vertelt hij. “Er waren steeds die paar leraren die iets in me zagen, me een duwtje in de goede richting gaven, me stimuleerden, inspi reerden. Dat is sowieso een onvervangbaar aspect van het leraarschap. Onderwijs gaat over veel meer dan het geven van het juiste antwoord op een som. In zijn diepste kern is onderwijs altijd een gepersonifieerde verhouding. Dat wist de goede leraar of lerares altijd al.”

Tekst: Anton de Wit | Fotografie: Jan van der Meijde en Sjaak Verboom (Borgman)

5

“Personaliseren raakt de ziel van ons onderwijs”

Dick Lieftink, bestuursvoorzitter van de Bisschop Möller Stichting, koepel van 31 katholieke basisscholen in Friesland: “Personaliseren een mode-verschijnsel? Zo zie ik dat absoluut niet! Het is juist heel fundamenteel, het raakt aan de ziel van het katholiek onderwijs. Voor mij heeft het alles te maken met het mensbeeld dat je koestert. Wij verzetten ons tegen een mechanistische opvatting, waarbij onderwijs er slechts voor bedoeld is om kinderen bepaalde competenties bij te brengen. Wij stellen heel de mens centraal, willen bijdragen aan een brede vorming van de persoon. Daar draait het uiteindelijk om. Hoe onze scholen daar vervolgens precies vorm aan geven is aan hen. Je moet niet enerzijds personalisme prediken en vervolgens een blauwdruk willen opleggen.”

wel vraagt hoe het met je gaat, maar intussen alleen maar naar de monitor staart. Dan weet je: hier klopt iets niet. In het onderwijs geldt hetzelfde.”“Een leerling voortdurend monitoren is niet goed; het kind krijgt daardoor het gevoel onder curatele te staan. Kinderen worden alleen zelfstandig als ze zich soms aan het toeziend oog kunnen onttrekken. Volledige doorzichtigheid is de grootste dictatuur. Bovendien dreigt een situatie waarin leer-lingen nauwelijks nog samenwerken en de leerkracht de enige is die het geheel overziet. Willen wij een samenleving waar iedereen zogezegd rechtstreeks met zijn chef en niet met collega’s in gesprek is?”

JazzorkestZo kan al te zeer op maat gesneden onder-wijs ertoe leiden dat de leerzame dynamiek van het groepsonderwijs verloren gaat, vreest Borgman. Wat je dan overhoudt is een muziekles, waarin iedereen op eigen tempo zijn of haar deuntje speelt: een ka kafonie dus. Moet de leerkracht dan een klassieke dirigent zijn, die de individuele stemmen tot een harmonisch koor maakt? “Nee, die tijd is voorbij. Dat past ook gewoon niet bij hoe onze samenleving

Dus dat het onderwijs nu zoekt naar nieuwe manieren om die individuele benadering te versterken, juicht Borgman van harte toe. Toch spreekt de theoloog ook meteen een belangrijke bedenking uit: laat zo’n persoon-lijke relatie zich wel vangen in een systeem, een methode? “Mensen zijn volgens mij helemaal niet gebaat bij zelfs maar het idee dat er een weg voor hen uitgestippeld is, ook al is die individueel. Het leven bestaat nu eenmaal uit situaties waarin je zelf je weg moet vinden. Het is niet ideaal, maar juist dan kan het soms mogelijkheden scheppen. Het maakt creatief.”

WantrouwenOok is Borgman sceptisch over de centrale rol die ICT speelt in het hedendaagse gepersonaliseerde leren. Moeiteloos kan een docent beschikken over zeer gedetailleerde informatie over de prestaties van iedere leerling. Maar is die informatie betrouw-baarder dan de menselijke inschatting? En wat doet het met hun verstandhouding als de leraar de vorderingen van de leerling op de voet volgt via een dashboard op een computerscherm? “We kennen ook de verschrikking van de dokter die in het ziekenhuis langskomt, en die voor de vorm

Erik Borgman

6

“Voor verschillen is lang te weinig oog geweest”

Johan van Keulen, locatiedirecteur van de christelijke praktijkschool De Faam in Zaandam: “Het is een open deur, maar zeker in het praktijkonderwijs en in het vmbo zie je dat elk kind zo verschillend is. Daar is lang te weinig oog voor geweest. Mensen zijn in het verleden vaak vreselijk gehinderd in hun ontwikkeling doordat ze niet in het systeem pasten. Dus een indivi-duele aanpak is hoognodig. Wij zijn er druk mee bezig dat te realiseren. Natuurlijk denken we nog steeds te weten wat kinderen nodig hebben. Maar vroeger dachten we bijvoorbeeld: iedereen heeft drie uur per week rekenles nodig. Waarom eigenlijk? Niemand die het kan uitleggen. We kunnen het wél uitleggen aan een leerling die stage loopt in een winkel en niet bij de kassa mag zitten omdat hij slecht rekent. Die zal ook absoluut gemotiveerd zijn, zeker wanneer we zijn lessen toespitsen op rekenen met geld. Dat is de grote stap die we moeten maken.”

“We moeten niet doorslaan in individualisme”

Arend Eilander, bestuursvoorzitter van PricoH, koepel van acht christelijke basis scholen in Hoogeveen: “De term personali seren behoeft vulling. Als je eronder verstaat dat je elk kind serieus neemt, en vertrekt bij waar het kind zich bevindt, dan is het feitelijk al een oud didactisch principe. Maar tegenwoordig gaat het vooral over het ontwikkelen van individuele leertrajec-ten voor kinderen. Wat ik mij afvraag: is ons onderwijs daar wel op toegerust? En moeten we het willen? De kracht van meer groeps-gewijze benaderingen is nu net dat je kinderen leert omgaan met hun medemens, dat zij leren van elkaar, dat zij leren geven en nemen – belangrijke waarden binnen het christelijk onderwijs. Natuurlijk moeten we ons programma zoveel mogelijk afstemmen op individuele behoeften. Maar we moeten niet doorslaan in individualisme. Voor mij betekent een persoonlijke benade-ring: ieder kind echt zien. ’s Ochtends bij de deur staan om het te begroeten, weten dat zijn oma net ontslagen is uit het zieken-huis, dat soort dingen. Dáár begint het.”

vandaag de dag is. Iemand die wacht op de dirigent heeft een groot probleem, want er blijkt geen dirigent te zijn.”“Ik gebruik liever het beeld van het jazz-orkest. Daar bestaat de muziek in feite uitsluitend uit improvisaties ten opzichte van elkaar. De een doet iets, de ander antwoordt. Soms neemt de een de lead, soms de ander. De weg wordt gezamenlijk gezocht, zelfs wat goede muziek is blijkt een wisselwerking. Er is geen partituur, maar het is zeker niet willekeurig. Er zijn afspraken, het is niet zo dat alles zomaar goed is, of dat je niets hoeft te kunnen. Maar je kunt ook leren doordat je door anderen vooruit getrokken wordt.”Wat is in deze metafoor de plaats van de docent? Die speelt mee, is orkestleider, gangmaker. “De leraar moet overzicht hebben en soms net de goede noot in brengen. Niet iemand die erbuiten staat, uit de hoogte aanstuurt, beoordeelt. Je moet begrijpen dat je onderdeel bent van de situatie. Dat je al doende de toekomst aan het vinden bent met die kinderen. En evenmin de uitkomst weet. Dat heb ik tegen op die metafoor van de expeditieleider naar de bergtop. Ook leraren en schoolbestuurders zien de berg-top niet. We weten feitelijk niet waarvoor we kinderen opleiden, wat ze straks precies nodig gaan hebben, wat die snel verande-rende samenleving van ze zal vragen. De grote paradox van het onderwijs is dat we mensen op het onverwachte voorbereiden.”

RoepingGepersonaliseerd onderwijs, besluit de theoloog, zou daarom méér moeten betekenen dan kinderen, weliswaar elk langs z’n eigen weggetje, naar steeds dezelfde eindbestemming te helpen – het diploma, een goede baan. Dat is te smal. “Zeker in het christelijk onderwijs moeten we bovenal inzien dat ieder mens een eigen roeping heeft, en proberen hen te helpen die te vinden. Daar moet het om draaien.” •

7

coverstory

Guido de Bruin en Erik Borgman tijdens de viering in de Goede Herderkerk in Naarden.

VIERING

Petra van Wijnen Bestuurslid van basisscholen De Bron (Bruchem) en De Rank (Kerkwijk)

‘We hebben als onderwijs veel te geven’

“Ik vind het heel mooi dat ze dit doen, de dag met een viering beginnen. Ik verwacht dat ook wel van een organisatie die het christelijk geloof als basis heeft. Maar toch: vaak schieten zulke momenten van bezinning erbij in. Heel vaak gaat het om praten, vergaderen, besturen. Maar uiteindelijk moeten we steeds weer terug naar de basis: kinderen meegeven dat ze mogen zijn wie ze zijn. Het christelijk geloof heeft op dat punt een meerwaarde. Mooi dat Erik Borgman de kunst van het geven bena-drukte: we hebben in het onderwijs veel te geven. Niet vanuit onszelf; we krijgen veel en houden ook veel over. In het school-bestuur vragen we ons weleens af: kunnen we het wel, doen we het goed? Dat zal bij leerkrachten niet anders zijn. En ja, denk ik dan: we kunnen het, we mogen het.”

8

2015

Tekst: Marijke Nijboer, Bert van der Kruk en Peter Louwerse | Fotografie: Ruben Schipper en Fotoburo Brabant

Nieke Jansen @NiekeJansen · Mei 21 Vieren en leren vandaag in breed gezel-schap. Het volle Spant is klaar voor een frisse kijk op onderwijs. #verus2015

Erik Renkema ‏@erikrenkema · Mei 21Omgaan met elkaar, stilte, bezinning op drijfveren, liefdevol leiderschap: eigen aan christelijk onderwijs? #verus2015 #paulvangeest

Elisabeth v Seventer‏ @JijbentUniek · Mei 21Mooie workshop ‘Pedagogische tact’ van Luc Stevens. #verus2015 ‘Het gaat niet om je competenties als leraar, maar het gaat om wie je bent.’

Josje Verbeeten ‏@josjeverbeeten · Mei 21Leuke eerste kennismaking #verus2015 Narratieve identiteitsbenadering of te wel: wat is het verhaal van jouw school?

Bernard Goede en Imco Struiksma informeren aanwezigen over de aansprakelijkheid van scholen en bestuurders.

Jos van Genugten vertelt hoe je kunt beschouwen wat gaande is, op enige afstand van de drukke, dagelijkse arbeid.

#VERUS2015 TRENDING TOPIC

WORKSHOP: AANSPRAKELIJK HEID VAN SCHOOL INSTELLING EN BESTUURDERS

Annet de RuiterPenningmeester van de Van Brienenoordschool in Rotterdam

‘Dit is wel een aandachtspuntje voor ons’

“Interessant om te horen, vooral omdat wij een eenpitter zijn. Onze school heeft geen bureau dat zich overal in kan verdiepen, dus ook niet in de vraag hoe het precies met aansprakelijkheid zit. Daarom heb ik wat aantekeningen gemaakt. Bijvoorbeeld over vrijwilligers en de WEGAS-verzekering. Dat is wel een aandachtspuntje voor onze school. Morgen is er een schoolreisje naar De Efteling, en dan rijden er altijd ouders achter de bus aan. Als er onderweg iets gebeurt, zijn wij als school wel aansprakelijk. Het gaat al jaren goed, maar toch – daar moet ik eens achteraan. Het is belangrijk om in de richting van ouders goed te communiceren wat er qua aansprakelijkheid wel en niet geregeld is. En om, zodra er iets misgaat, dat altijd te melden aan de ver zekering. Ik weet niet of dat nu gebeurt, want iedereen heeft het altijd druk.” •

Henk Post over de verbinding in de samenleving.

WORKSHOP: VERBINDING IN DE SAMENLEVING

José de JongDirecteur van cbs Op Dreef in Bruinisse

‘Het gaat inderdaad niet om de hoofddoeken’

“Mooi dat Henk Post zegt dat het niet om de smalle identiteit gaat, dus niet om de hoofddoeken. Het gaat erom dat je er als christen moet zijn voor anderen, wat voor identiteit ze ook hebben. En dat je kan laten zien dat het geloof iets moois is. Bij het tot stand brengen van de verbinding kan je geloof je helpen. Daar haal jij je kracht uit.Ik heb veel leerlingen met hoofddoeken in de klas gehad. Graag, want dat zijn vaak heel lieve leerlingen. Henk Post verwoordt het treffend: Waarom is die jongen, die veel radicaler is, wel welkom? En dat meisje, dat misschien veel rustiger is, niet? Alleen omdat ze een hoofddoek heeft? Een reformatorische vriendin kwam bij allemaal gehoofddoekte meisjes in de klas en ontdekte ineens dat die over een heleboel dingen hetzelfde denken als zijzelf. Er zijn meer overeen-komsten dan verschillen.”

Aanwezigen bij de workshop De sociale kant van samenwerken en fuseren.

9

VERUS 2015

Linda van Ravesteijn en Bert Reinders, Christelijk College Zeist

Focus op maatschappelijke betrokkenheid trekt kwijnende school uit dal

Behalve bovenschools directeur van CCZ is hij ook directeur van een praktijkschool, ook van scholengoep CVO; daar ligt ook zijn achtergrond.

Waardevolle plekVan oudsher heeft de school een sterk zorgprofiel. Het merendeel van de leerlingen heeft een lwoo-beschikking, en veel leerlingen komen uit milieus met sociale problematiek. “Dat betekent dat het docenten corps altijd sterk is geweest in het begeleiden van individuele leerlingen. We zijn een hecht team dat altijd een stapje extra zet voor de leer-lingen. Lesgeven kun je hier alleen met je hart doen, we zijn allemaal mensen-mensen”, vertelt Van Ravesteijn.Directeur Reinders beaamt dat. “We streven ernaar dat de klassen niet groter worden dan achttien leerlingen en willen daarom ook niet teveel groeien; 350 leerlingen vinden wij prima.

HET CHRISTELIJK COLLEGE ZEIST HEEFT EEN MOEILIJKE SITUATIE BENUT OM EEN SUCCESVOL ONDERWIJSCONCEPT TE ONTWIKKELEN. “WE WILLEN DAT JONGEREN ALLE ASPECTEN VAN DE SAMENLEVING LEREN KENNEN EN WETEN HOE ZE MET MENSEN VAN VERSCHILLENDE LEEFTIJD EN ACHTERGROND OM GAAN”, VERTELT DOCENTE LINDA VAN RAVESTEIJN.

Onze docenten zijn geen doorsneedocenten. Docenten die alleen met hun vak bezig zijn, zijn bij ons niet op hun plaats. Een tweede-graadsbevoegdheid is niet genoeg. Leerlingen hebben veel aandacht nodig. Bij binnenkomst in het klaslokaal krijgen ze bij ons eerst allemaal een hand. Wij willen hun het vertrouwen geven dat ze een waarde-volle plek in de samenleving kunnen hebben. Nieuwe docenten zijn hier altijd op proef, om te zien of ze aan dat ‘extra’ inhoud kunnen geven.”

Leren door te doenEén van de opbrengsten van het nieuwe onderwijsconcept is de Doe-vakschool. In de eerste twee leerjaren volgen leerlingen drie dagen algemeen vormende vakken, en twee dagen leren ze door te doen en maken ze kennis met zoveel mogelijk sectoren. De nadruk ligt op basiskennis, het ontwik-kelen van basisvaardigheden en een

Het Christelijk College Zeist is een vmbo-school in de Zeister wijk Kerckebosch. Een paar jaar geleden hadden de school en de buurt het erg moeilijk. De school leed onder een slecht imago waardoor het leerling-aantal terugliep, van 550 naar 230. Docenten hebben de handschoen opgepakt en gekeken naar wat de leerlingen echt nodig hebben. Rode draad in het onderwijs-concept is maatschappelijke betrok kenheid geworden. Inmiddels is het leerlingenaantal weer gestegen naar 330. Een van de docenten die aan de basis van dat succes staan is Linda van Ravesteijn. Zij wist als zesjarige al dat ze automonteur wilde worden en heeft dat vak jaren uitge-oefend. Maar er bleef iets knagen, vooral als ze in aanraking kwam met jongeren. Ze werd docent techniek, geeft rekenlessen en is nu ook coördinator van de Doe-vakschool. Directeur Bert Reinders kwam twee jaar geleden naar de school.

10

Tekst: Gerrit-Jan Meulenbeld | Fotografie: wUrck Rotterdam

Focus op maatschappelijke betrokkenheid trekt kwijnende school uit dal

basishouding, “en het leren ontdekken van wat bij je past”, vertelt Reinders. “Dat kan alleen door het te ervaren, bij voorkeur nog voor je in het derde en vierde leerjaar stage gaat lopen”.In het tweede leerjaar lopen leerlingen daarom bijvoorbeeld een maatschappelijke stage in een woonzorginstelling in de buurt, waar ze allerlei activiteiten met de bewoners doen: wandelen, een boek voorlezen, een spelletje of de bingo begeleiden. De leer-lingen worden voorbereid door de school en de instelling. “Het begint er al mee dat ze leren hoe ze iemand in een rolstoel een jas aandoen”, vertelt Van Ravesteijn. “Wij hadden al een maatschappelijke stage voordat die verplicht werd. Die is er op gericht dat jongeren alle aspecten van de samenleving leren kennen en weten hoe ze met mensen van verschillende leeftijd en achtergrond om gaan.”

Blik naar buitenVanuit de focus op maatschappelijke betrokkenheid participeert de school in het wijkinitiatief ‘Toast op oost’, waarbij leerlingen in het verleden bijvoorbeeld rollatorcontroles deden. Onlangs hebben leerlingen van de afdeling Techniek fietsen van basisschool-leerlingen gecontroleerd voor hun verkeers-examen, vogelhuisjes gemaakt voor een begraafplaats en picknickbanken voor een nabijgelegen bos met bomen uit hetzelfde bos. “Leerlingen zijn vanaf het allereerste begin betrokken bij het proces”, zegt Reinders.Inmiddels is de school lid van het netwerk ‘Samen voor Zeist’ waarin allerlei maat-schappelijke organisaties en bedrijven

verenigd zijn en expertise en inzet uitwis selen. Zo kunnen leerlingen van het eerste leerjaar tijdens muzieklessen een aantal weken een muziekinstrument uitproberen van de muziekschool die tijdelijk in school is gehuis-vest. De maatschappelijke betrokkenheid uit zich ook in de aandacht voor duurzaamheid. Zo heeft de school een pannaveld dat energie oplevert door de wrijving van spelers-bewegingen op te vangen. Ook leveren planten op het dak de stroom voor een wifi-hotspot.Het is allemaal niet zo ingewikkeld. Met de blik naar buiten is er van alles mogelijk, maar dan moet die er wel eerst zijn. •

De maatschappelijke betrokkenheid uit zich ook in de aandacht voor duurzaamheid. Het pannaveld wekt energie op en planten op het dak leveren stroom voor de wifi-hotspot.

“Lesgeven kun je hier alleen met je hart doen”

11

interview

rubriekcolumn

Hoe ver wil je gaan als school? Veel organisaties bezinnen zich van tijd tot tijd op hun kerntaken. Voor scholen lijkt dat een vanzelfsprekendheid; je kerntaak is altijd het geven van ‘goed onderwijs’. Maar daarmee ben je er natuurlijk nog lang niet. Om te beginnen zul je moeten definiëren wat dat dan precies is; op zijn minst ruim voldoen aan de normen van de overheid, aan eigen normen die

daar bovenuit stijgen. Het gaat om kennis en vaardigheden, brede vorming zelfs. Het gaat ook om het creëren van de goede condities, zodat kinderen dat goede onderwijs ten volle kunnen genieten; dus het realiseren van een omgeving met liefde en aandacht, naast disci-pline, veiligheid, rust en regelmaat.

En wat als die kinderen dan met een lege maag naar school komen, of als je merkt dat wat je hun probeert mee te geven aan waarden en normen, thuis en op straat weer net zo hard wordt afgebroken? En als de buurt waarin de school staat verloedert, of als je merkt dat er in de wijk veel eenzame ouderen wonen naar wie niemand omkijkt? Of, om iets te noemen wat iedereen aangaat, als de school in deze geïndividualiseerde samenleving nog zo’n beetje de enige plek is waar gemeenschap gesticht en gevierd wordt?

Als je er zo over nadenkt, worden die kerntaken van scholen, in het bijzonder scholen die op een christelijk geïnspireerde manier willen werken, veel ruimer. Daarbij past ook bijvoorbeeld het aangaan van een verbinding met de thuissituatie van de leerlingen door het brengen van huisbezoeken. Op Verus 2015 heb ik er daarom aandacht voor gevraagd. Om hierover het gesprek aan te gaan in scholen waar docenten nooit op huisbezoek gaan of waar het ooit is afgeschaft. En om er vooral mee door te gaan als het wel gedaan wordt, ook al kost het natuurlijk veel tijd en energie. Deze tijd vraagt van ons inzet tot ver buiten het schoolplein vanuit een brede opvatting over de kerntaken die samenhangen met goed onderwijs. •

Wim Kuipervoorzitter Verus

Reageren? Mail naar [email protected]

“ HOE VER WIL JE GAAN?”

12

dienstverlening in de praktijk

Meer weten over deze dienstverlening van Verus? Neem contact op met Jochem Duijnhouwer via 0348 74 41 25 en/of [email protected].

DE INVOERING VAN DE WET GOED ONDERWIJS GOED BESTUUR IN 2011 BETEKENDE VOOR DE STICHTING KATHOLIEK ONDERWIJS VOLENDAM MEER DAN HET VERANDEREN VAN EEN PAAR DETAILS. HET NIEUWE UITVOERENDE BESTUUR BESLOOT DE PUNTJES OP DE ‘I’ TE ZETTEN BINNEN HET SAMENWERKINGS­VERBAND VAN TIEN BASISSCHOLEN EN ÉÉN MIDDELBARE SCHOOL. VERUS TOONDE ZICH HIERBIJ EEN STEUN EN TOEVERLAAT.

DIENSTVERLENING IN DE PRAKTIJKAanpoten mét resultaat

Dik Mooijer,voormalig bestuurder SKO Volendam

“Mijn collega en ik werden in 2012 benoemd in het tweekoppige uitvoerende bestuur. We ontdekten al snel dat de organisatie op enkele gebieden een professionaliseringsslag kon gebruiken. Een functiebouwwerk en HRM-functionaris ontbraken bijvoorbeeld. Het financieel beheer lag in de vertrouwde handen van een ervaren administrateur, maar was niet transparant voor anderen. En dat terwijl de administrateur met pensioen ging. Daarnaast kregen we te maken met krimp in het basisonderwijs, waardoor een school moet sluiten. De middelbare school behoefde juist uitbreiding. We wilden bovendien zo snel mogelijk plaats-maken voor een permanent uitvoerend bestuurder. Want dit werk is op den duur niet vol te houden voor twee vrijwilligers. We zijn zeer tevreden met de hulp die Verus op deze en andere gebieden heeft geboden. Niet vreemd dus dat de permanente bestuurder, die sinds februari in dienst is, met Verus in gesprek is over verdere ondersteuning.”

Jochem Duijnhouwer,adviseur Verus

“Samen met collega’s van Verus en mensen van SKO Volendam heb ik sinds 2012 onder andere aan een financieel meerjarenbeleid gewerkt met een heldere doelstelling. We zijn ook bezig geweest met een functieboek en organisatie-ontwerp, een strategisch beleidsplan, een personeelsbeleidsplan voor het basisonderwijs en straks gaan we aan de slag met het voortgezet onderwijs. Verder hebben we het gesprek op gang gebracht over de professionalisering van de leerkrachten als gevolg van de nieuwe onderwijs-cao’s. Ik leverde mijn bijdrage gemiddeld twee dagen per week in de rol van bestuurssecretaris. Het was een intensief traject. Op de diverse deel-aspecten waarmee we in Volendam aan de slag zijn geweest, bieden we wel vaker ondersteuning. Maar zo integraal als hier de afgelopen jaren is gebeurd: dat is uniek. Het was soms aanpoten, maar het resultaat mag er zijn.” •

Tekst: Noël Houben

13

HOE ONDERWIJS EEN ROEPING WERD

1. Wie, wat of welke gebeurtenis is bepalend of betekenisvol voor jou (geweest)? Waarom?

Eigenlijk wilde ik helemaal niet in het onder-wijs gaan werken. Je hebt van die docenten die als kind al schoolmeestertje speelden. Ik in ieder geval niet. Rommelen in de keuken, taarten bakken of lekkere hapjes maken en uitserveren – dat deed ik als kind wel. Maar de horeca, dat vonden mijn ouders geen goed idee. Want dat betekende werken op zondag. En bij mij thuis, in de jaren zestig, werd de zondag anders beleefd dan nu.Als ik bijvoorbeeld op zaterdag met tennis een halve finale speelde, gaf ik bij match-point de overwinning weg, simpelweg omdat ik op zondag de finale niet mocht spelen. Toen ik voor het eerst op zondag tenniste, kneusde ik mijn duim. Het eerste wat ik dacht was: God straft onmiddellijk.

Ik heb dit mijn ouders nooit verweten. Het hoorde bij die tijd. De horeca werd het dus niet. Dan maar de Pedagogische Academie, met als bijgedachte dat ik later iets anders zou gaan doen dan werken in het onderwijs. Maar toen ik klaar was met de opleiding en mijn vervangende dienstplicht moest vervullen, kon ik aan de slag in Rotterdam, waar een groot tekort aan onderwijsgevenden was. Dat moest ik vijf jaar volhouden om niet alsnog in militaire dienst te moeten. Het werden zeven prachtige jaren in Crooswijk, toen één van de achterbuurten van Rotterdam. Daarna ben ik gaan werken in het voortgezet speciaal onderwijs, met leerlingen die leer- of opvoedingsproblemen hadden. Zestien jaar later werd ik directeur van een vmbo-school in Spangen, ook al zo’n ‘probleemwijk’. Als ik terugkijk op die jaren, is dat de rode draad: werken met

Leraren, medewerkers en school-leiding van CSG Willem de Zwijger gingen in gesprek over vier vragen. In zijn opening beantwoordde Mees Hakkenberg die eerst zelf.

Mijn verhaal

Wat is het verhaal dat Nederlandse schoolleiders, bestuurders en toezicht-houders onlangs vertelden of deelden om anderen te inspireren? Wat willen zij overbrengen op leerlingen, studenten, leraren, ouders en andere bij hun school of organisatie betrokken mensen? ‘Mijn verhaal’ is een rubriek waaruit u als lezer ook naar hartenlust inspiratie mag putten. Deze keer:

Mees Hakkenbergrector CSG Willem de Zwijger in Schoonhoven, tijdens een inspiratiedag van schoolleiding, leraren en medewerkers onder begeleiding van Verus.

14

Tekst: Mees Hakkenberg | Fotografie: Thinkstock

mijn verhaal

HOE ONDERWIJS EEN ROEPING WERD

‘probleemleerlingen’. Pas later realiseerde ik me dat ik dat van thuis heb meegekregen: sociale bewogenheid, oog hebben voor je medemens, vrijwilligerswerk, klaar staan voor mensen in nood. Daar ben ik mijn ouders nog steeds dankbaar voor.

2. Hoe zou jij zelf herinnerd willen worden door de leerlingen, collega’s en/of ouders? Waarom?

Het verhaal dat ik verteld heb, bepaalt ook hoe ik herinnerd wil worden. Als iemand die oog had voor zijn medemens. Die de leer-lingen als mensen zag en benaderde. Die hen tot hun recht heeft laten komen en uit hen heeft gehaald wat erin zat. Die hen heeft laten groeien in hun eigenwaarde. Die hen heeft laten voelen dat ze er mogen zijn.Hetzelfde geldt in relatie tot ouders. Dat ik aandacht en betrokkenheid heb getoond. Want we hebben het meest waardevolle van die ouders in onze handen. Geef hun dan ook de waarde die daarbij past. Ik hoop dat ik dat ook heb waargemaakt in relatie tot de medewerkers. Dat ik tijd en aandacht voor hen heb gehad. Dat ik de mens achter de functie heb gezien.

3. Wat wil jij leerlingen het liefste meegeven? Welke droom heb jij voor hen? Waarom?

Toen ik in de tweede klas van de hbs zat en een spreekbeurt moest houden, liet mijn docent mij na een halve minuut ophouden en gaf mij een 1 omdat ik onverstaanbaar was. Deze docent zag niet de dyslectische leerling die ik was. Hij zag een luie, slordige en domme leerling. Dit mogen we leerlingen niet aandoen. Deze ervaring is een drijfveer geweest om ervoor te zorgen dat leerlingen in het onderwijs tot hun recht komen en hun eigen waarden ontwikkelen. Wij moeten hen daarin begeleiden, zodat ze volwassenen worden die zich kunnen handhaven in de maatschappij.

4. Hoe zie jij de relatie tussen je antwoorden op de vorige vragen en de identiteit van de school? Dus: wat vind jij vanuit jouw persoon en waarden belangrijk voor de identiteit van de school?

Ik ben gaan beseffen dat mijn geloof een steeds grotere rol is gaan spelen in mijn leven en dus ook in mijn werk. Ik heb afstand

genomen van het geloof van geboden en verboden. Geloven is niet dwang maar vrijheid. Ik geloof niet in een God die mij voorschrijft wat ik wel of niet mag. Ik geloof in een God die mij aan het denken zet over wat ik wel of niet moet doen. Die mij een grote verantwoordelijkheid geeft. Wat betekent dit voor mijn werk? Ik leg dat vaak uit met de woorden evangelisch en missionair. Evangelisch betekent voor mij de ander overtuigen – van buiten naar binnen. Missionair is voor mij getuigen – van binnen naar buiten: er zijn in deze wereld, in wat er gebeurt rondom je school en daarin je verantwoordelijkheid nemen. Als christen in deze wereld staan en aan je houding en daden laten zien wat het geloof voor jou betekent. De ander in zijn waarde laten en niet jouw wil opleggen. Er zijn voor de ander.

“Geloven is niet dwang maar vrijheid”

15

FOCUS: CONTRACTEN IN HET VO

Wat leg je vast in een overeen­komst?

16

focus

Hier zullen de leerlingen en de oudergeleding van de (G)MR graag over mee willen praten. Vergeet daarbij de identiteit van de school niet. Wat mag er gevraagd worden van de samenwerkingspartner op dit terrein, en van diens personeel?

OplossingenDe meest voorkomende vormen van samenwerking vinden plaats tussen scholen van het voortgezet onderwijs. Soms is dat symbiose, tussen een praktijkschool en een vmbo-school. Ook de krimp-problematiek noopt soms tot oplossingen in de infrastruc-turele sfeer. Dat kan betekenen dat leerlingen een deel van de lessen elders volgen, of opleidingen worden uitgeruild, dit alles met het doel het onderwijsaanbod in de regio in stand te houden. De artikelen 25a en 72 WVO zijn daarbij van groot belang.Met het mbo worden vergelijkbare overeen-komsten gesloten. Dan moeten ook de bepalingen van de Wet educatie en beroepsonderwijs in acht worden genomen.

ConsequentiesWanneer de wettelijke bepalingen die te maken hebben met het sluiten van overeen-komsten tussen schoolbesturen niet zorg-vuldig in acht worden genomen, kan dat leiden tot heel vervelende consequenties. Uit een recente uitspraak van de Raad van State blijkt dat wanneer de inhoud van de samenwerkingsovereenkomst niet (hele-maal) aan de wettelijke bepalingen voldoet, dit consequenties kan hebben voor de bekostiging.

Schoolbesturen doen er dan ook verstandig aan, alvorens allerlei zaken in overeen-komsten vast te leggen, zich door een van onze onderwijsjuristen te laten bijstaan. Een advies over de do’s en dont’s is de moeite waard en verdient zich dubbel en dwars terug. •

Bij de totstandkoming van overeenkomsten moeten partijen zich altijd afvragen wat ze willen bereiken. Als er overeenstemming is over de bedoeling van de overeenkomst kan het handelen van de partijen in de fase van de totstandkoming van het contract daaraan worden getoetst. Redelijkheid en billijkheid gelden nadrukkelijk ook in de fase voor het contract daadwerkelijk is gesloten. Daarom moeten beide partijen ook dan rekening houden met de belangen van de andere partij, en kunnen onderhandelingen over de overeenkomst niet zomaar worden afgebroken.

Samenwerking heeft gevolgenHet aangaan van duurzame samenwerking met een andere onderwijsinstelling heeft bijna altijd gevolgen voor de financiën. Als er leerlingen heen en weer gaan van de ene school naar de andere, of als er opleidingen worden uitgeruild, of als twee scholen gezamenlijk een gebouw betrekken, kan het niet anders of dat heeft financiële conse-quenties voor beide partijen. En wie in een school financiën zegt, zegt personeel. Dit moet goed geregeld worden, vaak ook in samenspraak met (de personeelsgeleding) van de (G)MR, en soms is het zelfs nood-zakelijk met vakbonden te overleggen.Natuurlijk zijn ook leerlingen en hun ouders hierbij betrokken. Zij zullen soms naar andere gebouwen moeten, of krijgen gastleerlingen die ze nog niet kenden in hun klas.

Tekst: mr. Kees Jansen, adviseur medezeggenschap Verus, en mr. Elise Visser-Buizert, advocaat Verus

NAGENOEG IEDEREEN SLUIT VRIJWEL DAGELIJKS WEL EEN OVEREENKOMST AF. IMMERS MET HET KOPEN VAN EEN BROOD BIJ DE BAKKER SLUIT U EEN KOOP ­OVEREENKOMST MET DEZE BAKKER. MEER SPECIFIEK GERICHT OP HET ONDERWIJS DENKT U WAAR SCHIJNLIJK AL GAUW AAN HET SLUITEN VAN EEN ARBEIDSOVER­EENKOMST, EEN SERVICECONTRACT OF EEN OVEREENKOMST MET EEN VERVOERDER.IN DE FOCUS VAN DIT MAGAZINE WILLEN WE VERSCHILLENDE VORMEN VAN SAMEN­WERKING ONDER DE AANDACHT BRENGEN EN DUS GAAT HET OM OVEREENKOMSTEN DIE TUSSEN SCHOOLORGANISATIES WORDEN GESLOTEN MET ALS DOEL SAMEN TE WERKEN BIJ HET ONDERWIJSAANBOD. WAT MOET ER DAN WORDEN AFGESPROKEN EN IN WELKE VORM LEGGEN WE DEZE AFSPRAKEN VAST? EN AAN WELKE EISEN MOETEN WE ONS HOUDEN?

Wilt u meer weten over dit onderwerp? Download de pdf met het volledige focusartikel op www.verus.nl/focus8-15. Eventuele vragen kunt u mailen naar mr. Kees Jansen, [email protected] of mr. Elise Visser-Buizert, [email protected]

17

voor de sportclub. “We hebben als school een extra verplichting om rijkdom toe te voegen”, zei de bestuurder, daarbij vooral doelend op geestelijke rijkdom, zoals boeken uitlenen.Onder leiding van presentator Frank du Mosch gingen de panelleden Jan Wiertz, René Tromp, Paul van Geest en Dick den Bakker in debat. Niet overal in Nederland is de situatie zo schrijnend als in Rotterdam, maar toch. René Tromp, bestuurder van GPO-WN (25 gereformeerde basisscholen in West-Nederland) merkt dat er minder geld is voor excursies. Rector Jean Wiertz van het Eckartcollege in Eindhoven ziet steeds meer gezinnen met financiële zorgen. “De samenleving is niet zo maakbaar als we soms dachten”, meent Wiertz daarom.Dat ontlokte hoogleraar theologie Paul van Geest de uitspraak: “Je kunt alleen achter de komma wat dingen doen.” Wat niet wegneemt dat de schoolleiders het er roerend over eens zijn dat je als school in

DEZE TIJD VAN UITSLUITING EN ANDERE GROTE MAATSCHAPPELIJKE PROBLEMEN VRAAGT VAN KATHOLIEK EN CHRISTELIJK ONDERWIJS INCLUSIEF DENKEN EN HANDELEN. ZELFBEWUST, OOK AL IS EEN UITGESPROKEN CHRISTELIJKE OF KATHOLIEKE IDENTITEIT NIET MEER VANZELFSPREKEND. NIET HET VERSCHIL MET ANDERE DENOMINATIES DOET ERTOE, MAAR HET EIGENE. OP VERUS 2015 KLONK DIE BOODSCHAP IN DIVERSE TOONAARDEN.

Met armoede en radi cali-sering introduceerde de talkshow De School Draait Door in de eerste ronde twee actuele thema’s waar scholen mee te maken kunnen krijgen. “Als je mensen vastpint op één onderdeel van hun identiteit, stimuleer je dat zij zich in dat aspect van hun identiteit terug -trekken.”

Rijkdom toevoegenIn Nederland groeien 400.000 kinderen op in armoede. In een gefilmde bijdrage vertelde collegevoorzitter Kees Terdu van PCBO Rotterdam-Zuid wat dit veront-rustende feit concreet betekent voor kinderen van de Bogermanschool in de Rotterdamse achterstandswijk Hillesluis: te weinig geld voor gezond eten, meerdere kinderen slapen dwars in bed, geen geld

VERUS 2015

Katholieke/christelijke identiteit is inclusief denken

DSDD I “Stimuleer radicaal denken”

Wim Kuiper

18

Tekst: Peter Louwerse | Fotografie: Ruben Schipper

actie moet komen wanneer ze armoede signaleert. “Het punt is alleen dat er veel onzichtbare armoede is,” meent Tromp. “Mensen hebben moeite om hun kwets-baarheid te tonen en dan is helpen moeilijk.’’

Niet labelenNet zo actueel en minstens zo urgent is het probleem van de radicalisering van jongeren met een moslimachtergrond. Arabiste Petra Stienen bracht vanuit de zaal nuancering in de discussie. “Het is fantastisch dat mensen radicaal durven te denken. Dit betekent dat ze buiten de lijntjes durven te kleuren.” Ze noemde Steve Jobs een boegbeeld van het radicale denken. “Ik vind dat je dit moet aanmoedigen, maar je moet de docenten wel de tools geven om daarmee om te gaan.” Paul van Geest sloot daarop aan met de opmerking “radicaliteit schuurt aan tegen eigenheid. Maar pas op voor het labelen van de ander, want dan gaat het fout.” Hij deed een oproep om de overeenkomsten tussen mensen te benoemen: leven, lijden, lief-hebben en sterven. Mensen vastpinnen op één onderdeel van hun identiteit is vragen om problemen, meende Stienen, met een verwijzing naar het begrip ‘moorddadige

identiteit’. “Zo stimuleer je dat mensen zich in dat aspect van hun identiteit terugtrekken.” Wat kunnen scholen hier in de praktijk mee? Een protocol helpt niet, en extra geld ook niet. Wat dan wel? De school van Jean Wiertz leidt docenten op om beter om te gaan met jongeren die radicale ideeën koesteren. Volgens Dick den Bakker, directeur onder-wijs en identiteit van Verus, ontbreekt het in schoolteams aan gesprekken over verschillen. Dat merkte Den Bakker onlangs tijdens een studiedag over identiteit. “Sommige docenten liepen weg omdat hun standpunten niet werden geaccepteerd. Hoe kun je dingen oplossen als je niet eens samen in gesprek gaat?”Volgens Den Bakker demonstreert Terdu in Rotterdam-Zuid hoe inclusief christelijk onderwijs kan zijn. “In Rotterdam zijn er politieke partijen die groepen uitsluiten. Terdu zegt: wij hebben als christelijk onder-wijs de taak om te verbinden.”

>

VERUS 2015

Katholieke/christelijke identiteit is inclusief denken

DSDD I “Stimuleer radicaal denken”

V.l.n.r.: Dick den Bakker, René Tromp, Frank du Mosch, Jean Wiertz en Paul van Geest.

Petra Stienen reageert.

Paul van Geest

19

vieren.” Volgens hoogleraar theologie Chris Hermans, wetenschappelijk directeur van Verus, moet de identiteitsvraag niet gaan over het anders zijn: “Ik zeg wie ik zelf ben, en wat de bedoeling van míjn leven is.” Zo kan een mens zijn verhouding tot de ander bepalen en verhelderen.

TegendraadsHet eigene van katholiek en christelijk onderwijs is volgens Hermans zeker ook gelegen in de bron, het evangelie. “Maar”, benadrukte hij, “het evangelie is geen bezit, het is een opgave.” Én het is tegendraads. Dat mag het christelijk en katholiek onderwijs daarom ook wel wat meer zijn. “We zijn te braaf. Als we worden gedreven door de boodschap van Christus, moeten we lastige vragen stellen.” Tiggelaar hield het christelijk en katholiek onderwijs een spiegel voor. “We gaan te veel boven de religies staan”, betoogde hij na het zien van een film over een school in Rotterdam waar de Bijbel naast de Koran en een aantal theekopjes staat. “We lijken ons te excuseren voor ons geloof. Tegenover de buitenwereld stralen we uit dat het niet veel voorstelt. Maar we mogen Jezus Christus niet tekortdoen. Waar staat Hij in het verhaal van onze christelijke en katholieke scholen? Als je de bron niet identificeert, wat blijft er dan nog over?” Maar volgens Joost Kentson, rector van het Oosterlicht College in Nieuwegein, ligt het genuanceerder. “Het is niet zo moeilijk om te zeggen: dit is onze identiteit, en daar moet je het mee doen. Maar dat is exclusief denken. Wij kiezen voor inclusief denken.” Wat Tiggelaar onder identiteit verstaat,

noemt Kentson de grondslag. “De identiteit is meer de invulling in de praktijk.” Hermans vindt dat elke schoolleider daar uitvoerig bij stil moet staan. “Identiteit is het ijkpunt van je besluiten. Het voorkomt dat je alleen reactief bezig bent.”

Leraren zijn je kapitaalHoe maak je de vertaalslag naar de praktijk, wilde Du Mosch weten. “Vanuit je eigen waarden,” antwoordde Makker. “Leerlingen laten terugkijken op een schooltijd die ertoe doet.” Daarbij is de rol van de leraar cruciaal, meent Kentson. “De leraren zijn je kapitaal. Je moet met hen bespreken wat hen drijft. Maak het tastbaar, anders loop je het risico dat het vrijblijvend wordt.” Daar was Tiggelaar het mee eens. “Identiteit staat of valt met de leraren.” Het blijft altijd nood-zakelijk om over identiteit na te denken, besloot Tiggelaar met een verwijzing naar een citaat van de beroemde management-denker Stephen Covey: “De sleutel tot de mogelijkheid te veranderen is een onveran-derlijk geloof in wie je bent, waar je heen gaat en wat je belangrijk vindt.” •

DSDD II “We zijn te braaf”Hoe ga je als katholieke of christelijke school op het vlak van de identiteit de verbinding aan met ouders, docenten en leerlingen? Dat was de centrale vraag van de tweede ronde van De School Draait Door. “De identiteitsvraag moet niet gaan over het anders zijn. Ik moet me afvragen wat de bedoeling van míjn leven is.”

Hogere waardenTijdens zijn presentatie voorafgaand aan de De School Draait Door II was schrijver en ‘managementgoeroe’ Ben Tiggelaar nog uitgebreid ingegaan op het belang van hogere doelen. Mensen presteren volgens Tiggelaar doorgaans beter in een organisatie die hogere waarden nastreeft waar ze zelf achterstaan. Gespreksleider Frank du Mosch kon daarna moeiteloos een brug getje slaan naar de hogere doelen van de panelleden: “Wat is jullie why, jullie waarom?” Saskia Makker, voorzitter Verenigde Scholen J.A. Alberdingk Thijm in Hilversum, wil vooral bijdragen aan de ontwikkeling van jonge mensen. De katholieke identiteit van de school is niet meer zo manifest als zestig jaar geleden, toen leer lingen van katholieke scholen (volgens hoogleraar Paul van Geest) herkenbaar waren aan de glimmende plekken op de knieën van hun terlenka broek – van het knielen. “De identiteit is meer impliciet,” vindt Makker. ‘Niet zozeer kenbaar uit de inhoud, maar meer uit het gedrag. Dus hoe we met elkaar omgaan, hoe we het leven

V.l.n.r.: Chris Hermans, Ben Tiggelaar, Frank du Mosch, Saskia Makker en Joost Kentson.

Ben Tiggelaar

20

opinie

KWALITEITSZORG:

Leraren zijn niet het probleem maar de oplossing

DE ONDERNEMERSORGANISATIE VNO­NCW WEET HET ZEKER: PRESTATIEAFSPRAKEN IN HET HOGER ONDERWIJS ZORGEN VOOR BETERE BASIS­KWALITEIT EN HOGER RENDEMENT. ALDUS EEN PERSBERICHT VAN EIND APRIL. IEDEREEN HEEFT RECHT OP EEN EIGEN MENING, MAAR IS ER ENIG BEWIJS DAT ER EEN RELATIE LIGT TUSSEN PRES TATIEAFSPRAKEN EN KWALITEIT? NEE!

We weten wél zeker dat het huidige systeem van kwaliteitszorg niet werkt. En dat komt doordat het ervan uitgaat dat leraren het probleem zijn. Diep in het DNA van kwaliteitszorg zit een wantrouwen in het handelen van leraren. Die moeten worden gecontroleerd aan de hand van indicatoren die meetbaar en objectief zijn.

De verantwoordelijkheid voor het verza melen van de gegevens voor deze indi catoren ligt niet bij de leraren maar bij de organisatie. De indicatoren zijn volledig (we missen geen relevantie informatie). De verklaring van het rendement op basis van deze indicatoren maakt het handelen van de leraren volkomen transparant. Als de managers vooraan in het proces aan de juiste knoppen draaien, kunnen ze sturen op rendementsverbetering. Rendement is maakbaar. En via contracten met prestatie- indicatoren zitten professionals gevangen in een (on)vrijwillige zelfbinding aan een systeem dat hen wantrouwt.

De bevrijding uit deze houdgreep begint met de constatering: leraren zijn niet het probleem maar de oplossing. Inspiratie voor deze gedachte ontleen ik aan Margriet Schneider, hoogleraar interne geneeskunde in Utrecht. In haar oratie Dat beloof ik! beschrijft zij kwaliteitszorg als een proces van ‘verwonder- en verbetertrajecten’.

Kwaliteitszorg begint bij verwondering van de leraar dat ‘dingen niet gaan zoals ze zouden moeten gaan’. Deze verwondering is vrij gemakkelijk om te zetten in overzich-telijke kortetermijnverbeteringen binnen de eigen invloedssfeer. Leraren bepalen zelf de randvoorwaarden en de aanpak.

Bij complexe problemen doen de leraren onderzoek naar het praktijkprobleem. Zij komen zelf op basis van praktijkgericht onderzoek tot verbetertrajecten. Leraren zoeken zelf naar de juiste indicatoren die de effecten van het leren inzichtelijk maken. Binnen de handelingscyclus

worden indicatoren van kwaliteit in hun onderlinge verband gezien omdat het integrale proces van kwaliteitszorg meer is dan de som van de losse indicatoren.

Verwonder- en verbetertrajecten veronder-stellen een collectieve professionele verant-woordelijkheid. En ten slotte verantwoorden de leraren als team het rendement naar buiten (ouders, samenleving) en naar binnen (organisatie) toe.

Is dit een droom? Op veel plaatsen in het in het onderwijs wordt hieraan gewerkt. Maar het lukt alleen als er een kanteling komt in ons denken: leraren zijn niet het probleem maar de oplossing van kwaliteit(szorg). •

Tekst: Chris Hermans, wetenschappelijk directeur Verus | Fotografie: Ruben Schipper

21

Ga jij je maar eens melden…

22

ga jij je maar eens melden…

Een leerling die dat te horen krijgt, kijkt meestal niet zo blij. In Verus Magazine

juist wel. Zoals deze keer Deborah Rutgers (12) uit groep 8 van de hervormde basisschool Koningin Juliana in Barneveld. Zij voelt directeur Ageeth Russcher aan de tand.

“Het is creatief werk”Waarom bent u directeur geworden?“Ik ben heel lang juf geweest van groep 7 en 8. Dat vond ik erg leuk. Ik heb er niet van gedroomd om directeur te worden, maar het is op mijn pad gekomen. Toen er op een andere school een kleine directeursbaan vrijkwam, dacht ik: dat ga ik eens proberen.”

Wat vindt u leuk aan onderwijs?“Dat je de hele dag met mensen werkt. Het is ook creatief werk: niet alles ligt vast, je kunt zelf iets van je lessen maken. Het is fijn om kinderen te zien groeien, en te zien dat ze bijvoorbeeld goed met elkaar leren omgaan.”

Wat was de eerste straf die u gaf?“Ik geef niet vaak straf, maar laat kinderen die iets hebben gedaan wat niet mag, wel bij me komen om er met hen over te praten. Ik laat kinderen niet nablijven, dat helpt volgens mij niet.”

Nee, nablijven moeten we afschaffen. Weet u een leukere straf?“De leukste straf vind ik om kinderen de getallen van 1 tot en met 1000 te laten opschrijven. Maar ik heb het liefst dat kinderen inzien dat ze straf verdiend hebben.”

Dus als je van u straf krijgt, dan heb je het echt verknald?“Dat denk ik wel ja.”

Is het moeilijk om schooldirecteur te zijn?“Je moet veel verschillende dingen goed kunnen: financiële zaken regelen, allerlei regeltjes weten, plannen en met mensen omgaan. Je moet ook goed weten waar je met de school naartoe wilt en mensen daarin zien mee te krijgen.”

Zou u dit beroep opnieuw kiezen?“Ik geloof dat de dingen op je pad komen. Misschien komt er wel eens iets anders. Ik vermoed dat ik ooit wel weer juf van groep 7 of 8 word. Of ik altijd in het onderwijs blijf werken, weet ik niet. Ik houd het open.”•

Tekst: Guido de Bruin | Fotografie: Ruben Schipper

23

Geruchten of waarheid?In actuele discussies worden veel praatjes verkondigd. “Duizend geruchten door elkaar, valse en ware, die een stroom aan praatjes rond doen waaien”, schreef Ovidius al. Verus Magazine zoekt uit waar het echt om gaat. Het praatje deze keer: gepersonaliseerd leren.

Verusverdiept

24

>

Verus verdiept

ALS GEPERSONALISEERD LEREN ALLEEN MAAR BETEKENT DAT JE HET ONDERWIJS AFSTEMT OP DE AANLEG VAN DE LEERLING, ZIE JE PARADOXAAL GENOEG DE PERSOON VAN DE LEERLING OVER HET HOOFD. HOE HOUD JE GEPERSONALISEERD LEREN IN BALANS?

door de gemeente zelf gesticht). En de eerste brede scholengemeenschap van ons land, de toenmalige Osdorper School Gemeenschap, was ook haar werk. Allemaal resultaten van eigen beleid, dat vrij snel na de Tweede Wereldoorlog werd ingezet. Onze hedendaagse slagzinnen als ‘eruit halen wat in de leerling zit’ en ‘ieder kind heeft recht op onderwijs dat aansluit bij zijn kunnen en leerbehoeften’, hebben dus tamelijk oude papieren. Die dateren al van voor de oorlog, toen reformpedagogen zich afkeerden van het klassikaal onderwijs dat nogal massaal oogde. Was het toen misschien idealisme dat mensen dreef en tegenwoordig meer ‘talentmanagement’,

MaatwerkBijna dertig jaar geleden nam de gemeente-raad van Amsterdam een nota aan met de veelzeggende titel Onderwijs op maat. Ik heb niet onderzocht of dit de eerste keer was dat een overheid zich zo over het onderwijs uitsprak, maar het zou mij niets verbazen.Deze stad liep daar namelijk mee voorop, dat wil zeggen: ze deed al langer pogingen het eigen openbaar onderwijs meer te variëren, in de hoop dat elk kind er zijn plekje zou vinden. Een vijfde van de openbare basis-scholen heeft de montessorimethode, er zijn een paar daltonscholen en alle denkbare vormen van speciaal onderwijs (meestal

eigenlijk is de wens dezelfde: passend onderwijs, ofwel gepersonaliseerd leren.

Gepersonaliseerde zorgHet is een trend. Ergens las ik dat ook de medische zorg gepersonaliseerd zal worden, want patiënten zijn immers uniek. Dat kan door hun genoom te lezen, wat tegenwoordig binnen een dag is gepiept en niet veel kost. Maar de betekenis daarvan dringt pas door als het genoom van heel grote groepen patiënten en gezonde mensen ook gelezen wordt en met behulp van de wiskunde vergeleken. De over-vloedige informatie van het genoom wordt zo gefilterd, waarna patronen (verbanden

Tekst: Nico Dullemans en Taco Visser (kader), adviseurs identiteit Verus | Fotografie: Thinkstock

GEPERSO ­NALISEERD LEREN: EEN LEERZAME F(R)ICTIE

25

Personaliseren in de polderHet streven naar gepersonaliseerd leren lijkt prima te passen bij het hedendaagse ideaal van autonomie en zelfontplooiing. Maar, zo maakt Taco Visser duidelijk: gepersonaliseerd leren doe je niet alleen.

In de Eemlandpolder boeren twee goede buren heel verschillend. In een technisch hoogstaande megastal boert hoeve ’t Witte Schaap volgens een uniformerend, wereldeconomisch industrieel model. Om maximaal te renderen worden de behoeften van de koeien efficiënt gemanaged. Het meest opvallende is de melkrobot, die elke koe in de stal zodanig ‘kent’ dat hij die ‘op maat’ kan bedienen. Elke koe kan zich op haar tijd en snelheid laten melken. De Eemlandhoeve heeft een bio logisch, diversiteitsbevorderend, op de regio en de gemeenschap gericht bedrijfs-model. De vleeskoeien kunnen de wei in. Hun vlees wordt naar biologische normen regionaal verkocht. Het land is ingericht voor biodiversiteit. Er zijn allerlei activiteiten, ook educatieve, om individuele stedelingen te verbinden met het platteland om gemeenschaps-ervaring op te doen.

Er zijn conferentieruimtes, een biologische winkel, restaurant en zorgboerderij, en er komt een stiltebelevingscentrum.

Individu of mens?Als we beide hoevebeelden betrekken op ‘de leerling als persoon’, wat levert dat dan op? Van hoeve één zou je met behulp van hedendaagse onderwijstaal kunnen zeggen, dat koeien daar ‘gepersonaliseerd’ leren. Toegepast op het onderwijs volgen leer-lingen een individuele leerroute, die veelal digitaal plaatsvindt, op basis van de eigen leerbehoeften en leerkenmerken. Ze kunnen naar behoefte sneller en langzamer gaan. Gepersonaliseerd betekent hier echter ‘geïndividualiseerd’: geschikt gemaakt voor het individu.Hoeve twee lijkt niet gericht op gepersonali-seerd leren, maar op gemeenschapsleren. De hoeve creëert ontmoetingen tussen diverse mensen: zorgenden, leerlingen, volwassenen, stedelingen, bioconsumenten, conferentiegangers enzovoorts. Zijn al die ontmoetingen echter niet een vorm van gepersonaliseerd leren? Omdat je meer als mens dan als individu wordt gezien? Omdat een mens in de gemeenschap met anderen persoon wordt? Omdat ontmoeting van diversiteit tot identiteit leidt?Wat gepersonaliseerd leren is, hangt dus af van we bedoelen met het ‘persoon-zijn’ van de leerling. Moet die door middel van ‘gepersonaliseerd leren’ zo effectief mogelijk leren om zich te kwalificeren voor het economische leven? En in hoeverre is er in dit beeld eerder sprake van individu-zijn in plaats van persoon-zijn? Of moet een

leerling door middel van ‘gemeenschaps-leren’ leren om persoon te worden? Is ‘gepersonaliseerd leren’ dan het ontdekken van jouw persoonlijke identiteit?

Leerzame frictieOnderwijspedagoog Gert Biesta reikt naast Winfried Böhm (zie Dullemans) een tweede kader aan om de hoevebeelden te duiden voor het onderwijs. Volgens hem lijkt veel onderwijs op hoeve één. Leeractiviteiten zijn erop gericht om leerlingen te kwalificeren, zodat zij een diploma halen en een beroep vinden. In diverse publicaties brengt Biesta het onderwijs in herinnering dat de school nog twee andere functies heeft: socialisatie (leren van culturele/maatschappelijke ge bruiken, normen, waarden en tradities) en subjectificatie (persoonsvorming: een verantwoordelijk handelende persoon worden). Hoeve twee legt in de gemeen-schapsactiviteiten de nadruk op deze twee functies. Gepersonaliseerd leren zou een mix moeten zijn van hoeve één en twee. Natuurlijk is (digitale) aansluiting op individuele leerbe-hoeften wenselijk. Maar het is ook nodig dat leerlingen door middel van gemeenschaps-leren persoon leren worden. Het is zoeken naar een leerzame frictie tussen kwalificatie, socialisatie en persoonsvorming. Om die frictie uit te houden is er in scholen een morele ruimte nodig waarin men het gesprek voert over goed onderwijs en gepersonaliseerd leren.

26

Verus verdiept

“De school voedt jonge mensen op, geen hersenen”

tussen oorzaak en gevolg) herkend kunnen worden. Maar voor zulke (mondiale) data-banken ontbreekt nog de politieke wil.Terwijl de diagnoses dus nog een stuk beter kunnen, wordt er toch geweldig veel druk gezet op de therapieën, om verschillende redenen. De (farmaceutische) industrie wil ten minste haar investeringen terugver dienen, wetenschappers willen (en moeten) hun naam vestigen, zorgverleners moeten behandelen, media zoeken het spektakel, en publiek en politiek zijn ongeduldig.

LeerchipZo kan het gebeuren dat de Amerikaanse gedragsgeneticus Robert Plomin ons met veel aplomb de leerchip in het vooruitzicht stelt, omdat hij sterke verbanden vermoedt tussen genen en (cognitief) gedrag. Zijn werk heeft nog geen resultaat, maar groot-schalig vergelijkend onderzoek naar het genoom zal, verwacht hij, leiden tot een betrouwbare voorspelling van iemands genetische kracht en zwakte. Daarna zal kunstmatige intelligentie (de chip, een kleine robot die op deficiënte hersencellen actief is) voor compensatie zorgen.Michael Madeja, een neurofysioloog die in Duitsland op het snijvlak van neuroweten-schappen en onderwijs werkt, is een stuk terughoudender. Wetenschap gaat over gemiddelden en waarschijnlijkheden.

Die kunnen nodig zijn om gefundeerd te spreken over ‘de groep leerlingen’, maar in individuele gevallen zijn ze niet zo bruikbaar.Bovendien, het is twijfelachtig of de hersen-functie voldoende uitmaakt voor zo iets veelzijdigs als het leren op school. “De school voedt jonge mensen op, geen hersenen”, schrijft Madeja in een van de kranten. Bedenk ook dat het natuurweten-schappelijk experiment per definitie een aanzienlijke vereenvoudiging van de werke-lijkheid is. En onderwijs is complex.

PersoonWetenschap en technologie bieden natuur-lijk grote kansen, ook voor het onderwijs. Maar pas op, want behalve dat we indivi-duen, kinderen, als biologische wezens kunnen zien (Wij zijn ons brein), zijn we ook, sociologisch bekeken, acteurs: we hebben rollen, we zijn functioneel.Kinderen zijn leerlingen, zijn kinderen van ouders, zijn consumenten, doen aan sport, maken deel uit van een jeugdcultuur. Maar behalve dat allemaal, zijn kinderen ook een persoon. Het is Winfried Böhm, een Duits pedagoog, die op dit fundamentele onder-scheid wijst: we zijn individu, acteur en persoon. Dit onderscheid is geworteld in het persona-lisme, een cultuurkritische beweging in de jaren dertig van de vorige eeuw die uit diverse bronnen putte, waaronder het christendom. Als individu moeten we rekening houden

met wat de natuur van ons gemaakt heeft, onze aanleg. Als acteur hebben we te maken met omstandigheden, voorwaarden en verwachtingen. Denk aan scholen, bedrijven en sportverenigingen die verwach-ten dat we de rol van leerling, werknemer, voetballer spelen.Natuur en samenleving geven ons mogelijk-heden en perken ons in. We zijn hun producten. Maar daarmee is ons verhaal nog niet af. Als persoon geven wij er kleur aan, een ieder op zijn eigen manier. Dit gaat over zijn bestemming die de mens in vrijheid kiest. Böhm schrijft: “Daar wordt mijn geschiedenis door de natuur geschreven of door de maatschappij gedicteerd, hier ben ik in de ware zin van het woord de auteur van mijn eigen geschiedenis.” De eigenlijke grond van opvoeding en onderwijs is deze persoonswording, deze zelfbestemming, rekening houdend met wat de natuur heeft meegegeven en de grenzen die een samenleving stelt. Alleen in die samenhang is onderwijs zinvol. Pas dus op dat we de leerling slechts functioneel bena-deren of dat we hem alleen maar proberen af te stemmen op zijn aanleg. Dan zien we zijn persoon niet. •

27

28

ONDERWIJSTOEZICHT: WAARHEEN LEIDT

DE WEG?DE WET OP HET ONDERWIJSTOEZICHT MOET IN DE UITWERKING OP ONDERDELEN ECHT BETER. DAT STELT DE ARCHITECT VAN DE

WOT, FERDINAND MERTENS, IN ZIJN BOEK DE LANGE WEG NAAR EEN WET OP HET ONDERWIJS TOEZICHT.

van de scholen buiten beeld blijven. Ook blijkt dat de focus op scholen die onder de basiskwaliteit (dreigen te) zakken, ten koste kan gaan van de aandacht voor het onderwijsproces op de overige scholen (met een basisarrangement).Moet de inspectie dan overgaan tot gedif-ferentieerd toezicht (Toezicht in transitie) en een school beoordelen als ‘voldoende’, ‘goed’, of – via een andere weg – excellent? Op deze wijze zouden de scholen maximaal gestimuleerd worden zich te verbeteren. Het gaat niet langer om het oordeel of het onderwijs goed genoeg is (basiskwaliteit: voldoet aan de deugdelijkheidseisen), maar het oordeel over goed onderwijs voor iedere school.

Wat is goed onderwijs?De cruciale vraag is natuurlijk: wat is goed onderwijs? Het is niet aan de inspectie om de norm voor goed onderwijs direct of indirect (via het eigen toezichtkader) te bepalen. Laat staan de norm te toetsen én sancties op te leggen bij niet-naleving. Terecht wijst SGP-Kamerlid Bisschop erop dat in de Kwaliteitswet (1998) al belang-rijke elementen van de verbetercultuur in deugdelijkheidseisen zijn vervat. Tot slot merkt Mertens op dat het toezicht

teveel gericht is op de kwaliteit van het onderwijs in de zin van opbrengsten. Dat blijkt ook uit de voornoemde evaluatie: schoolleiders en bestuurders vinden dat de ‘cognitieve opbrengsten’ nog te zwaar wegen ten opzichte van de ‘sociale opbrengsten’.Om met Mertens te spreken: daar moet wat gebeuren. Het aangepaste wetvoorstel-van Bisschop e.a. biedt waarschijnlijk soelaas door te kiezen voor een bredere opvatting van kwaliteit. De inspectie mag in dat voor-stel geen oordeel meer geven over kwaliteit en heeft de taak om de kwaliteit in bredere zin te stimuleren. De inspectie houdt alleen toezicht op de naleving van de wettelijke voorschriften. Dat is de weg voorwaarts.

Prof. dr. Ferdinand J.H. Mertens, De lange weg naar een wet op het onderwijstoezicht, Oisterwijk: Wolfpublishers 2014. •

Nog niet eens zo heel lang geleden werd het toezicht nog uitgeoefend door indivi duele functionarissen, veelal afkomstig uit het onderwijsveld zelf, die regionaal verschillend opereerden. Op grond van de vrijheid van onderwijs ontbraken wettelijke normen over kwaliteit. Mertens schetst hoe geleidelijk aan het begrip ‘kwaliteit van het onderwijs’ zijn intrede deed in praktijk en wetgeving, naast de deugdelijkheidseisen, de minimum-waarborgen voor het onderwijs.Met de WOT (2002) krijgt de inspectie naast het toezicht op – én de handhaving van – de naleving van de wet- en regelgeving, ook de taak toezicht te houden op de kwaliteit van het onderwijs. De inspectie onderzoekt ieder jaar of er aanwijzingen zijn dat een school onvoldoende kwaliteit levert, zowel onderwijs-kundig als financieel (risicogericht). Het kwaliteitsoordeel ’basiskwaliteit’ geeft aan dat de kwaliteit voldoende is.

Buiten beeldVolgens Mertens is anno 2014 de vraag aan de orde welke risico’s in het onderwijs de aandacht van het inspectietoezicht verdienen. De laatste jaren is de aandacht sterk uitgegaan naar de (zeer) zwakke scholen. Uit een recente evaluatie blijkt dat de ontwikkelingen bij de grote meerderheid

Tekst: Thérèse Penders, adviseur onderwijsrecht Verus

28

Tekst: Peter Louwerse | Fotografie: Nancy Zwaal

DE WET WERK EN ZEKERHEID STELT SCHOOLBESTUURDERS VOOR EEN ENORME PUZZEL. IN HET PO WORDT HET LASTIGER OM MET INVAL­KRACHTEN TE WERKEN. IN HET VO ZORGT DE INZET VAN ONBEVOEGDE LEERKRACHTEN VOOR HOOFDBREKENS.

binnen twee jaar in vaste dienst nemen, tenzij er tussenpozen zijn van meer dan zes maanden. “Er is geen geld om al die inval-lers te benoemen”, zegt Jan Morsink, lid van het college van bestuur van Konot. En ook al heeft het po een jaar uitstel gekregen – de oude cao die afwijkt van de wettelijke regel loopt nog een jaar door –, Konot heeft al een aantal maatregelen in gedachten. Konot neemt samen met acht andere katho-lieke schoolbesturen in Twente deel aan een zogeheten ‘megapool’, waarin de invallers worden ondergebracht. De flexwerkers kunnen in twee jaar drie keer worden ingezet binnen één schoolbestuur, maar ze kunnen ook voor andere schoolbesturen werken. Door de grootte van de onder-wijspool (“de kracht van het getal”) hopen de schoolbestuurders genoeg vervangers te kunnen blijven inzetten. Verder richt Konot een eigen invalpool op voor zes invallers van 0,6 fte die een vast dienstverband krijgen.

Veel creativiteit verwachtBij Fenneke Scholten van Aschat, arbeids-jurist bij Verus, komen veel vragen van schoolbestuurders over de WWZ binnen. “Het po kan nog een jaar op de oude voet

voortgaan”, zegt ze. “Het blijft relatief gemakkelijk om korte vervangingen te regelen. Maar het probleem is vooruit-geschoven, niet opgelost.” Scholten van Aschat ziet dat schoolbesturen naast flexpools zogeheten ‘min-maxcontracten’ toepassen waarin het minimum- en maxi-mumaantal uren van een leerkracht wordt vastgelegd.In het vo ligt het probleem vooral bij de onbevoegde docenten. Die mogen nu niet in vaste dienst zijn, maar wel een tijdelijk contract van twee jaar krijgen, met een uitloop van twee keer een jaar. Binnen die periode kan de docent meestal zijn diploma halen. Onder de nieuwe wet mag de onbevoegde docent nog maar twee jaar in tijdelijke dienst zijn.“Er wordt van scholen veel creativiteit verwacht als ze onbevoegden niet kwijt willen”, zegt Scholten van Aschat. Een nieuwe cao zou de oplossing kunnen brengen, denkt ze. “De huidige cao loopt eind augustus af. Het wordt spannend of het gaat lukken. De onderhandelingen lopen stroef.” •

De Wet Werk en Zekerheid (WWZ), bedoeld om flexwerkers meer zekerheid te geven, heeft ingrijpende gevolgen voor het Nederlandse onderwijs. Schoolbesturen zoeken naarstig naar oplossingen. Een van die onderwijsinstellingen is Konot, een katholiek schoolbestuur met 22 basis-scholen in Twente.

‘Megapool’Door de invoering van de WWZ moeten scholen invalkrachten na de vierde oproep

Nieuwe wet zorgt voor problemen met invallers en onbevoegden

Advocaten en juristen van Verus zitten na een cursus over het onderwerp klaar voor al uw vragen over de Wet Werk en Zekerheid.

29

THEATER: ONTMOET…BIJBELSE PERSONAGES OVER INSPIRATIE EN IDENTITEIT

Hijme Tieleman docent godsdienst op het Bogerman College in Sneek

‘Het verhaal komt zo heel dichtbij’

“Leuk om de Bijbel op het podium eens heel anders voorbij te zien komen. Ik denk dat het een van de sleutels is om het verhaal te openen, voor leerlingen, maar ook voor collega’s. Er zit humor in, creativiteit. Het verhaal komt zo heel dichtbij. Er spreekt durf uit, om God voor te stellen als vrouw. Ook heel mooi om zo’n grote Bijbel op het podium te zetten en daar Maria, Jezus en Petrus uit te laten komen. Zo komen de verhalen letterlijk tot leven en maak je duidelijk dat de Bijbel geen stoffig boek is, maar over mensen gaat. Wij geven als docenten gods-dienst ook weleens aan leerlingen de opdracht een Bijbelverhaal te herinterpre-teren en vervolgens te spelen. Dan gaan ze helemaal los, vooral als je ze veel ruimte geeft. Dat heb ik hier net ook gezien. Kunnen we die theatermensen ook inhuren?” (dat kan, via Verus, [email protected], 06 23 63 38 49).

Tekst: Marijke Nijboer, Bert van der Kruk en Peter Louwerse | Fotografie: Ruben Schipper en Fotoburo Brabant

2015

Petra Stienen Awraham Soetendorp

Een van de personages van Theater in Feite.

WORKSHOP: CRISISCOMMUNICATIE, SCHOOL IN DE MEDIA

Bert Tukvoorzitter CvB CSG De Waard, Oud Beijerland

‘Een genuanceerde boodschap kan kennelijk tóch werken’

“De school van Wim Drenth figureerde onlangs in het programma ‘Project P: stop het pesten’ van Johnny de Mol. Drenth ging naar het programma van Humberto Tan om zijn verhaal te vertellen. Hij wilde kwijt dat de manier waarop het programma tot stand was gekomen, met stiekeme opnames gemaakt door een gepest meisje, tegen alle integriteitsprincipes in ging. Maar hij stelde ook het welbevinden van het meisje centraal. Drenth gaf ruiterlijk toe dat het pesten door het programma was vermin-derd. Ik vond het heel bijzonder dat hij niet in de verdediging schoot, een neiging die velen zouden hebben. Bovendien bracht hij een genuanceerde boodschap. Mij is tijdens een crisis op mijn school afgeraden om een genuanceerde boodschap te communi-ceren. Het frappante is echter dat het Wims verhaal juist sterker maakte.”

WORKSHOP: EEN PAKKEND BEGIN VAN UW PRESENTATIE

Frits Hoekstrarector/bestuurder Bornego College, Heerenveen

‘Je moet eerst zorgen dat de mensen naar je willen luisteren’

“We kregen technieken aangereikt om de aandacht te trekken van het publiek. Het was een heel aansprekende presentatie, die bij mij de basistechnieken uit de retorica weer heeft wakker geroepen. Het gaat erom dat mensen graag naar je willen luisteren, dat heb ik er vooral uit meegenomen. Ik besef nu dat ik meer tijd moet besteden aan het bedenken hoe ik de aandacht trek. Ik ben zelf geneigd snel de inhoud in te gaan, terwijl er eenvoudige technieken zijn om de wens op te roepen bij het publiek om naar je te luisteren en vervolgens je verhaal goed neer te zetten. Je kunt beginnen met een anekdote die past bij je verhaal, of een stevige opmerking die mensen uitdaagt om te luisteren. Humor is ook een manier, maar daar moet je mee uitkijken: als je grap niet overkomt, gaat het mis. Ik heb over deze dingen eigenlijk nooit nagedacht. Ik heb de inhoud van de presentatie goed bewaard en ga deze tips zeker toepassen.” •

Petra Stienen ‏@petra_stienen · Mei 21Elke ontmoeting is een kans. Bij elke ontmoeting zie je god in de pupillen vd ander. Awraham Soetendorp over Tekenen v Hoop bij #verus2015

Mark-Jan Zwart‏ @jmzwart · Mei 21 Heftig verhaal van @petra_stienen. Terreur achter de voordeur eist 60 kinderen per jaar. ‘Huiselijk geweld klinkt te gezellig’. #verus2015

Anko van Hoepen @ankovanhoepen · Mei 21Wat ongelooflijk inspirerend @BenTiggelaar_BT te horen spreken, ook in rondetafelge-sprek, over identiteit #verus2015

Peter Hulsen @Peter_Hulsen · Mei 21Felicitaties aan @VerusNL en VKO met de fusie vandaag. Samen één in verscheidenheid! Goed om vandaag bij #verus2015 te zijn.

#VERUS2015 TRENDING TOPIC

Jelle Koolstra en Wim Drenth tijdens de workshop Crisiscommunicatie

Tommy Hopstaken vertelt hoe een pakkend begin van uw presentatie direct de aandacht trekt.

Frank du Mosch tijdens het in debat over het toerusten van de leraar met Albert Weishaupt en Joany Krijt.

Volop ruimte voor ontmoeting.

Met je collega’s op de foto.

VERUS 2015

rubriek

Heeft u vragen over dit onderwerp? Of over andere juridische zaken? Onze juristen staan u graag te woord. Neem contact op met de juridische helpdesk van Verus, T 0348 74 44 60, [email protected].

SOLLICITANTE

LOOGOVEROPLEIDINGEen sollicitante vertelt in strijd met de waarheid, dat ze staat ingeschreven

voor een lerarenopleiding. De tijdelijke benoeming als leraar Engels raakt ze

daardoor alsnog kwijt. De Commissie van Beroep verwerpt haar beroep.

Tekst: Emmanuel Naaijkens m.m.v. mr. Jolien Janse, advocaat bij Verus.

Het sollicitatiegesprek was prima verlopen. De kandidate voor de vacature van tweede-graads docent Engels had een goede indruk gemaakt op de sollicitatiecommissie. Er lag bovendien een positieve referentie van een oud-collega. Twee dagen later al werd de brief voor een tijdelijke benoeming van een jaar door beide partijen getekend. Zes weken later zou het dienstverband ingaan. Maar zover is het niet gekomen, de kandidate heeft niet één dag voor de klas gestaan. Want nog geen drie weken na de onderteke-ning van de benoemingsbrief besloot de werkgever per direct tot opzegging van het tijdelijk dienstverband. Dit op grond van een bepaling in de CAO VO (artikel 10.a.5. sub 7) dat een dienstverband kan worden opgezegd als een sollicitant opzettelijk onjuiste of on volledige inlichtingen verstrekt, zonder welke handelwijze er geen benoeming zou zijn geweest. Die onverwachte wending was het gevolg van het feit dat de sollicitatiecommissie later via een andere referent ter ore was gekomen dat de sollicitante de werkgever niet naar waarheid had geïnformeerd over haar studie. De kandidate had namelijk gemeld – zowel mondeling als schriftelijk – dat ze was ingeschreven bij een lerarenopleiding en spoedig zou afstuderen. Voor de sollicitatie-commissie een belangrijke voorwaarde om met de kandidate in zee

te gaan. In het sollicitatie-gesprek was extra benadrukt dat de school waarde hechtte aan de bevoegdheid. De docente in spe liet het er niet bij zitten. Ze tekende bij de Commissie van Beroep voor het Christelijk VO beroep aan tegen het ontslag. De kern van haar betoog was dat alles op een misverstand berustte en dat er geen opzet in het spel was. De Commissie verklaarde het beroep van de sollicitante onge-grond omdat ze voorafgaand aan haar benoeming opzettelijk onjuiste informatie had verstrekt

aan haar toekomstige werkgever. De Commissie overwoog daarbij – samengevat – dat volgens bestaande jurisprudentie, een werk-gever in beginsel mag afgaan op de juistheid van de door een solli-citant verstrekte informatie. De Commissie constateerde net als de werkgever dat de sollicitante helemaal niet stond ingeschreven bij de lerarenopleiding, terwijl zij dit bij herhaling had verklaard tijdens de gesprekken. De leden van de sollicitatiecommissie hadden hierover een eensluidende verklaring tegenover de Commissie van Beroep afgelegd, toen de Commissie hen als getuigen hoorde. Aan het verzoek van de Commissie om een inschrijvingsbewijs te overleggen, had de sollicitante niet voldaan. Ze liet slechts een kopie van een intakeformulier zien. De Commissie van Beroep oordeelde daarom dat de sollicitante de werkgever opzettelijk onjuist had geïnformeerd over haar studie. Ze had door haar gedrag bovendien het vertrouwen van de werk-gever ernstig geschaad en daarmee een grond gegeven voor het beëin digen van het dienstverband. •

32

juridische kwestie

Heeft u vragen over de ondersteuning van Verus bij inkoop en aanbesteding? Neem dan contact op met Pascal van Onna, 0348 74 44 36, [email protected]. Of kijk op www.verus.nl/ledenvoordeel/inkoop.

LEDENVOORDEEL: INKOOP

Er valt veel meer uit inkoop te halen

keuze te maken wanneer je een nieuw contract afsluit. Maar ook om tijdig bij te sturen als een leverancier niet doet wat hij heeft beloofd.”

ContractbeheerHet begint er volgens Van Onna mee dat de scholenorganisatie bedenkt wat ze met haar inkoop wil bereiken. “Idealiter sluit dit nauw aan op het primaire proces. Stel dat de school te maken krijgt met krimp. Je zou bij de inkoop dan kunnen focussen op kosten-

reductie, om zo de financiële pijn deels op te vangen.” Stap twee is een gedegen analyse wat een school aan leveranciers in huis heeft en welke bedragen hiermee gemoeid zijn. “De derde stap is inzicht krijgen in de contracten zelf, zodat je deze tijdens de looptijd beter kunt monitoren, benutten en de risico’s kunt inschatten.”

SpendanalyseGebrek aan tijd en expertise verhindert scholen vaak om actiever aan de slag te gaan met inkoop. Verus beschikt over diverse diensten om leden te ondersteunen. Zo kunnen ze een spendanalyse aanvragen die inzicht geeft in de inkoopkosten en waar eventueel winst te behalen valt. Van Onna: “Voor praktische vragen is er een inkoop-helpdesk. Aanbestedings- en inkoop-trajecten kunnen wij desgewenst voor scholen begeleiden. Meer waar voor schaars onderwijsgeld: dat is ons streven.” •

DE MEESTE SCHOLEN DENKEN PAS AAN HUN INKOOPBELEID WANNEER ER EEN AANBESTEDINGS­PROCEDURE OF CONTRACTVERLENGING OP DE ROL STAAT. MET WAT EXTRA AANDACHT EN FOCUS VALT ER ECHTER VEEL MEER UIT INKOOP TE HALEN, BETOOGT VERUS­ADVISEUR PASCAL VAN ONNA.

Tekst: Noël Houben | Fotografie: Thinkstock

Gemiddeld is tien procent van de leveran-ciers verantwoordelijk voor tachtig procent van de inkoopomzet bij scholen. “Er gaan dus grote bedragen naar een beperkt aantal bedrijven”, zegt Van Onna. “Des te belang-rijker is het om ook tijdens de looptijd van een contract de ogen en oren open te houden. Biedt de leverancier voldoende kwaliteit? Zijn de facturen conform afspraak? Maken wij voldoende gebruik van de expertise van dit bedrijf? Deze informatie kun je gebruiken om een weloverwogen

33

ledenvoordeel

34

VAL KINDEREN NIET LASTIG MET EEN ZOMERSCHOOL

Robert Weijmans Conrector Zwijsen College Veghel

“Extra steuntje in de rug”

“Doe dat zeker wel. Een aantal van onze leerlingen beseft aan het einde van het schooljaar soms té laat dat er net wat harder gewerkt had moeten worden. Of ze komen door andere omstandigheden in de knel met hun eindresultaat. Juist deze leerlingen dragen wij voor. Onze boodschap is dan ook: ‘Wat fantastisch dat jij mee mag doen aan de Zomerschool, leraren hebben dus vertrouwen in jou!’ De Zomerschool heeft bij ons geleid tot een vermin dering van het aantal zittenblijvers met meer dan 50%. Acht van de tien Zomerschoolleerlingen blijken ook het jaar daarná succesvol te zijn. Dat betekent dat de zomer-school het extra steuntje in de rug geeft om succesvol door te stromen richting diploma.”

Ton van HaperenDocent economie Rythovius College Eersel en publicist

“Zomerscholen, het is iets om tegen te zijn”

Leerlingen en leraren verdienen rust als de zon schijnt. Alles wat geleerd en gebeurd is, kan dan bezinken. Want die laatste maand voor de vakantie is het bij velen wel op. Terwijl in september de leerbaarheid weer enorm is. Toch biedt de zomerschool in onze bizarre afrekencultuur ook een uitweg. 73.000 leerlingen doubleren een keer. In havo-4 blijft zelfs achttien procent zitten. Dat zijn schokkende cijfers wanneer we het met andere landen vergelijken. Onacceptabel dus. Als het niet anders kan, dan moet het de zomerschool maar de oplossing bieden. Doubleren kost namelijk jaar-lijks ook nog eens 500 miljoen euro. Grotendeels weggegooid geld.”

IN DE RONDVRAAG PONEERT VERUS EEN STELLING. BETROKKENEN UIT HET ONDERWIJS GEVEN HUN MENING.

Tekst: Loek Mulder

34

de rondvraag

VAL KINDEREN NIET LASTIG MET EEN ZOMERSCHOOL

Karin SlippensMoeder van Diede, volgde vorig jaar twee weken Summerschool op het Zwijsen College Veghel

“Onze dochter kwam een paar puntjes tekort voor wiskunde en Engels”

We vonden het erg jammer dat ze vanwege dat kleine verschil zou blijven zitten en een heel jaar over zou moeten doen. Doel van de Summerschool was de onvoldoendes weg te werken. Dat is gelukt. De training was bovendien sterk gericht op haar examenjaar. Dat heeft zeker zijn vruchten afgeworpen. Natuurlijk vond Diede het in eerste instantie helemaal niet leuk, maar ze was wel blij met de extra begeleiding en uiteindelijk vond ze het allemaal wel prima. En omdat de Summer-school samenviel met de periode van projectweken en boeken inleveren viel het aantal vakantiedagen dat ze moest opofferen nogal mee.”

Diede Slippens (17, havo 5), volgde vorig jaar twee weken Summerschool op het Zwijsen College Veghel

“Het was natuurlijk wel balen”

Al je vriendinnen hebben vakantie en jij moet nog even door, iedere dag van half negen tot een uur of drie. Maar ja, liever twee weken extra werken, dan een heel jaar opnieuw, dat realiseerde ik me ook wel. Wilde ik overgaan, dan moest ik de Summerschool wel doen. Al was deelname geen garantie voor overgaan, want ik moest wel de toet-sen op de Summerschool halen. Het heeft me al met al echt geholpen. Ik kreeg bijna één-op-één begeleiding en de klas was klein. Omdat de aandacht vooral was gericht op mijn zwakke vakken heb ik ook in het afgelopen jaar waarin ik examen heb gedaan er zeker voordeel van gehad.” •

Emiel van DoornOntwikkelingspsycholoog Stichting ter Bevordering van de Cognitieve Ontwikkeling (StiBCO)

“Laat vakanties zijn waarvoor ze zijn bedoeld”

“In veel landen om ons heen wordt beter onderwijs gegeven in minder tijd. En wat bedenken wij als oplos-sing? Een zomerschool voor de zittenblijvers en examentrainingen voor examenkandidaten. Laten we onderwijs geven op die momenten dat leerlingen in de klas zitten. En laat vakanties waarvoor ze zijn bedoeld: buiten spelen, vriendschappen opdoen, vakantiebaantjes, je vervelen. Het is de tijd die kinderen nodig hebben om zich op een niet school-se-manier te ontwikkelen. Geen enkel kind dat te horen krijgt dat het blijft zitten zegt uit zichzelf dat hij in de vakantie aan school gaat werken. Als docenten, begeleiders en ouders hebben we deze oplossing bedacht. Maar laten we nu eens onze leerlingen vragen naar hun eigen oplossing en serieus naar hun antwoord luisteren.”

35

SINDS21 MEIZIJN WIJ

“Kwaliteit van onderwijs kan niet zonder visie op wat van waarde is”

IDENTITEIT | BELANGENBEHARTIGING DIENSTVERLENING | LEDENVOORDEEL

Verus voor goed onderwijs

35362_VERUS corporate_WT.indd 1 07-05-15 14:11

Verus voor goed onderwijs

Wij zijn Verus, vereniging voor katholiek en christelijk onderwijs. Verus verbindt enverenigt schoolleiders van meer dan 3500 scholen en bestuurders en toezicht-houders van ruim 700 schoolorganisaties in het primair, voortgezet, middelbaar en hoger onderwijs. Verus vertegenwoordigt hiermee ruim 1,3 miljoen leerlingen. Bijna 60% van de leerlingen in Nederland gaat naar een katholieke of christelijke school.

Brochure bestellen of downloadenWilt u weten wat Verus voor u kan betekenen, vraag dan deze brochure aan via 0348 74 44 44 of [email protected] of download de pdf op www.verus.nl.