Geo 1 brief - KNGMG · de historische binnenstad. Leuven heeft als oudste universiteitsstad der...

24
Jaarvergadering KNGMG, 14 april, Naturalis Vingboons kaarten in Kunsthal, Rotterdam Jan van Hinte: boegbeeld van het zeegaande onderzoek Promotie-onderzoek: de Rijn ontrafeld Geo brief 1 Geo.brief is de nieuwsbrief van KNGMG, ALW en KTFG Eenendertigste jaargang nummer 1, februari 2007 . De Tafelberg, aquarel van Johannes Vingboons (Bron: Atlas of Mutual Heritage)

Transcript of Geo 1 brief - KNGMG · de historische binnenstad. Leuven heeft als oudste universiteitsstad der...

Jaarvergadering KNGMG, 14 april,Naturalis

Vingboons kaarten in Kunsthal,Rotterdam

Jan van Hinte: boegbeeld van hetzeegaande onderzoek

Promotie-onderzoek: de Rijnontrafeld

Geobrief

1Geo.brief is de nieuwsbrief

van KNGMG, ALW en KTFG

Eenendertigste jaargang

nummer 1, februari 2007

.

De Tafelberg, aquarel van Johannes Vingboons (Bron: Atlas of Mutual Heritage)

2 Geo.brief februari 2007

Beste lezer(es),

Voor u ligt een nieuwe brief vanhet KNGMG, geen vertrouwdeNieuwsbrief maar een Geo.brief.Vorig jaar heb ik al voorzichtigaangekondigd dat we aan eennieuwe lay-out werkten en metmeer kleur wilden uitkomen. Met de hulp van het Hoofdbe-stuur en onze vaste vormgever inWageningen is het nu dan ookecht werkelijkheid geworden: een nieuwe vorm van de brief,volledig in kleur en onderweg naar een nieuwe lay-out, waarinwe mettertijd ook steeds meergeowetenschappelijk nieuws en

In de vorige aflevering van dit bladverscheen een kort, helder en even-wichtig artikel van Prof. HarryPriem over klimaatverandering. Ikga dat hier niet samenvatten, wantu kunt het beter allemaal zelf lezen,maar een punt waar ik op in wilgaan, is de door hem genoemdenoodzaak om ‘relevante empirischedata’ te verzamelen.

Zoals we zien is het klimaatdebatniet alleen een wetenschappelijkediscussie, waar geleerden zondervooroordeel of eigenbelang de feiten rangschikken, zeven en ver-werken, om vervolgens metbescheidenheid en aarzeling totkleine stapsgewijze conclusies te komen. Integendeel. Er dreigt eerder een sfeer te ontstaan vanwederzijdse verkettering. De emo-ties lopen op en het debat lijdtdaaronder. Zie ook het artikel vanprofessor Freek van Veen in num-mer 7-2006, waarin men kan lezenhoe de Amerikaanse oliegeologenmet verbaal geweld tegen de klimaatpessimisten optreden. Een schrijnend voorbeeld van hetspiegelbeeldige daarvan vond ik inmijn lijfblad SKEPTER (winter2005, jaargang 18, nr. 4) waar debejaarde astronoom van wereld-faam, professor Kees de Jager, aan het woord is. Ik citeer uit zijnartikel De hockeystick onder vuur(Broeden op het broeikaseffect),het volgende:

“Enige tijd geleden beluisterde ikeen lezing van een klimaatdeskun-dige. Hij begon zijn lezing met te

zeggen dat we natuurlijk allen wisten dat de aarde opgewarmdwordt door het broeikaseffect. Maarer zijn enkelen, vervolgde hij, diewij klimaatsceptici noemen, die ditniet doen, met President Bush voor-op. Gegrinnik in de zaal. De toonwas gezet want wie wil nou metBush in hetzelfde schuitje zitten?Aan het eind van de lezing vroeg ikaan hem wat hij dacht van het vol-gende: satellietmetingen, uitge-voerd in de laatste 25 jaar hebbengeen merkbare toeneming van deaardtemperatuur kunnen constate-ren. Hier klopt dus iets niet (.....)Het leek me een vraag die tot eeninteressante discussie aanleidingzou kunnen geven. Tot mijn teleur-stelling antwoordde de spreker:‘Kijk, met dit soort vragen komende klimaatsceptici steeds voor dedag’. Daarop ging hij over tot deorde van de dag zonder mijn vraagte beantwoorden”

Het lijkt dus of de wetenschapperselkaar niet meer geheel serieusnemen en dat ‘relevante empirischedata’ het veld moeten ruimen voorpolitieke slogans en goedkope populaire wetenschap. Zowel hetschreeuwerige broeikas-verzet uitAmerika als de volstrekte vanzelf-sprekendheid waarmee in Neder-land, zowel door de politiek alsdoor de journalistiek, ieder weer-kundig verschijnsel wordt toege-schreven aan ‘het opwarmen van deaarde’, stuiten me tegen de borst.Maar omdat de uitkomst van dezekwestie onder meer zou kunnenresulteren in plannen om geheelNederland 5 meter op te hogen,moeten we dit circus wel serieusnemen. Er staat heel wat op hetspel.Trouwens, die relevante empirischedata, zijn die er dan nóg niet in vol-doende mate en verscheidenheidom al tot conclusies te komen?Ik was verrast, om niet te zeggenverbijsterd, door een artikeltje inSCIENCE van 17 november 2006getiteld: False Alarm: Atlantic Conveyor Belt Hasn’t Slowed DownAfter All. Hierin wordt in het kortbeschreven dat men negentienkabels met meetapparatuur langs26.5° NB van West-Afrika tot de

Bahama’s heeft vastgezet. Na eenpaar maanden werd de diepte vande instrumenten van tijd tot tijd ver-anderd voor een paar ‘snapshots’van de Noord-Zuidstroming. Devoorlopige bevindingen tonen enorme variaties aan en zijn maarmoeilijk in te passen bij metingenvan vorige decades. De, ooit opsoortgelijke metingen gebaseerde,voorspelling van een nabije ijstijdzijn in alle geval ontkracht. Maarvoor verder onderzoek zijn decadesvan metingen nodig, wil het rele-vant kunnen zijn voor de huidigeklimaatdiscussie, concludeert hetartikel.En ik maar denken dat iets funda-menteels als de Golfstroom al honderden malen gemeten zou zijn op een schier oneindig aantalplaatsen, dieptes en tijden en datwe van die uiterst belangrijke component in de veel-dimensionaleklimaatmodellen vrijwel allesafwisten. Gegevens zijn nodig om iedereen teovertuigen van welke conclusiedan ook. Maar ja, research is nietaltijd een objectief jagen op feitenen hun samenhang, maar soms ook“a battlefield between contendingegos, uncomfortably constrained by reality”(Douglas Irwin).Professor de Jager besluit zijn artikel met het volgende:

“Iemand vroeg me onlangs of ikeen broeikasscepticus was. Neen,dat ben ik niet; ik ben een scepti-cus. Niets bijzonders, want iederewetenschapper is of moet dat zijn.Vol kritiek op eigen werk en op dat van anderen. Altijd onzeker.Wankelend, weifelend, vallend,opstaand en alsmaar tastend detrage weg gaande”

Vivat, crescat et floreat scientianostra!

Peter de Ruiter

.van de voorzitter

.van de redactie

een wat strakker doorgezette in-deling willen brengen.De redactie, het Hoofdbestuur ende vormgevers hopen dat u hemnet zo mooi vindt als zij, en dathet sterker dan voorheen hetgevoel geeft dat u er ook in wiltstaan met een ingezonden brief,een verslag van overzee of eensamenvatting van uw proefschrift.

U bent van harte welkom,

Dick van DoornHoofdredacteur

Meten is Weten

februari 2007 Geo.brief 3

De jaarvergadering van het KNGMGzal dit jaar gehouden worden opzaterdag 14 april 2007 in Natura-lis, Leiden. Het bestuur legt inhou-delijk en financiëel verantwoordingaf over het afgelopen jaar, en pre-senteert nieuwe plannen.Rondom de vergadering organi-seert de Paleobiologische Kringeen mini-symposium met alsthema ‘Hoe reageren soorten opklimaatsverandering?’ Ecoloog enbiogeograaf Rob Hengeveld begintmet een presentatie over recentwaargenomen migratiepatronen inplanten- en dierensoorten. Paleoe-coloog Bas van Geel zal vervolgenmet een voordracht over de oorza-ken en gevolgen van Holocene kli-maatsverandering, inclusief de

huidige opwarmingstrend. Deafsluitende lezing zal verzorgdworden door buitenlandse gast-spreker Kenneth Johnson, die de respons van koraalriffen op klimaatsverandering gedurende de laatste 30 miljoen jaar zalbehandelen.

Grijpt uw kans om een aantal bui-tengewoon interessante voor-drachten bij te wonen! (En hetbestuur aan de tand te voelenover uw KNGMG.) Voor degenendie de jaarvergadering en delezingen bijwonen is het Naturalismuseum gratis toegankelijk.

Zie voor meer informatie

www.kngmg.nl

Oude schoolplaten zijn in! Beetde familie Blokker de spits af met‘Het vooroudergevoel, vaderlandsegeschiedenis met schoolplatenvan Isings’, dit jaar gevolgd doorde Bijbelse geschiedenis in ‘Erwas eens een God’, nu brengt hetNationaal Onderwijsmuseum inRotterdam de tentoonstelling‘Verdwenen Nederland, Nederlandin oude schoolwandplaten’. Eententoonstelling die ons naar hetvooroorlogse Nederland laat kij-ken zoals dat destijds in de aard-rijkskundeles gebeurde. Eenbelangrijk hulpmiddel waren deplaten: het was niet vanzelfspre-kend dat elk kind zelf het heleland zou kunnen bereizen en zien.Verschillende onderwerpen komenaan bod: stads- en dorpsgezich-ten, maar vooral de verschillende

.aankondiging kngmg

.tentoonstellingen

Tentoonstelling Nationaal Onderwijsmuseum, Rotterdam • Tot en met 30 september 2007

‘Verdwenen Nederland, Nederland in oude schoolwandplaten’

De Staatsmijn Maurits bij Geleen. De plaat toont het complex van de Staatsmijn Maurits, één van de vier staats-

mijnen (naast acht particuliere). Hij wordt in 1925 geopend en is dan de modernste en grootste van Europa. De

mijn heeft drie ondergrondse verdiepingen op 391, 455 en 548 meter, later komen daar nog twee verdiepingen bij

op, respectievelijk, 660 en 810 meter diepte.

Links staan de twee betonnen schachttorens, rechts de 38 m hoge koeltorens; het rode gebouw is de gascentrale.

Daarvoor loopt een lange, overdekte luchtbrug waarover de mijnwerkers van en naar de schacht gaan. De brug is

overdekt zodat ze geen kou vaten als ze warm en bezweet uit de hete mijn komen. Op de voorgrond worden twee

treinen volgestort met kolen. De wagon staat op de weegbrug. Om te garanderen dat de afnemer de juiste hoe-

veelheid kolen krijgt, wordt de lading besproeid met kalk. Rechts ligt mijnhout om de schachten te stutten.

In 1967 is de mijn Maurits de eerste kolenmijn die gesloten wordt. Er werken dan nog 8000 mensen.

Dit is de (verkorte) beschrijving bij de plaat (1931). Bron: Nationaal Onderwijsmuseum.

Zaterdag 14 april 2007 • Naturalis Leiden • Jaarvergadering KNGMG met mini-symposium

‘Hoe reageren soorten op klimaatsverandering?’

Het programma

12.00 Deuren open voor koffie en koek13.00 Jaarvergadering KNGMG

Agenda en relevante stukken zullen zo spoedig mogelijk op dewebsite gepubliceerd worden.

14.00 Mini-symposium ‘Hoe reageren soorten op klimaatsverandering?’Rob Hengeveld (Vrije Universiteit Amsterdam)‘De niet-zonale respons van flora en fauna op klimaats-verandering’

Thee en koffie

15.00 Bas van Geel (Universiteit van Amsterdam)Het klimaat verandert: zijn wij wel schuldig?

15.45 Kenneth Johnson (Natural History Museum, Londen)‘The response of coral reef ecosystems to environmental change: a 30 million year experiment’

16.30 Borrel

lees verder op pagina 4

4 Geo.brief februari 2007

Op 9 maart 2007 organiseert dePaleobiologische Kring de tweedebijeenkomst rond het thema JongeOnderzoekers in de Paleobiologie(JOP), die bedoeld is voor geïnte-resseerde leden en niet-leden vanalle leeftijden. De bijeenkomstvindt plaats in het nieuwe Geo-instituut in Leuven en wordt voor-afgegaan door een geologischestadswandeling en een lunch inde historische binnenstad. Leuvenheeft als oudste universiteitsstadder lage landen (1425) vele fraaiegebouwen te bieden die opgetrok-ken zijn uit gesteenten uit deregio. De inleiding van deze bij-

eenkomst wordt verzorgd doorKoen Martens van het KoninklijkBelgisch Instituut voor Natuurwe-tenschappen (KBIN) te Brussel. De bijeenkomst wordt afgeslotenmet de jaarlijkse algemene leden-vergadering. De bijeenkomst isgratis voor leden van de Paleobio-logische Kring. Niet leden kunnenvoor € 10 lid worden voor 2007.

Het ochtendprogramma begint om 10.45 u, lunch om 12.00 u,vertrek per auto naar het Geo-instituut, Arenberg Campus, Cele-stijnenlaan 200E om 12.50 u.

.aankondigingen

landschapstypes, hun ontstaan enwaar van toepassing, het econo-misch gebruik dat er mee samenhangt. Van kleinschalig – moeras-ijzerertswinning in bijvoorbeeld deDrentse en Groningse veengebie-den, papiermolens en wasserijenlangs de Veluwerand (helder, kalk-arm water) – tot grootschalig –turfwinning, textielindustrie inTwente, de molens in de Zaan-streek. En natuurlijk de Staats-mijnen, de Pietersberg en ookSchoonebeek. Alles met veeldetails, want er moest veel te ver-tellen, en te leren, zijn. Bijzonderzijn de ‘in vogelvlucht’ afbeeldin-gen van de monding van hetNoordzeekanaal in IJmuiden.De tentoonstelling laat naast de78 oude platen een foto zien vandezelfde plek nu. Sommige ver-gelijkingen zijn spectaculair, opandere plaatsen lijkt er verrassendweinig veranderd te zijn. (En aanhet herstel van het afgegravenhoogveenlandschap wordt bijvoor-beeld in het Bargerveen zelfs alweer gewerkt!) De teksten bij deplaten zijn zo veel mogelijk geba-seerd op het door de uitgeverijendestijds meegeleverde lesmateri-

aal; met name bij de vergelijkingmet de huidige situatie had datwel wat meer mogen zijn. Hetfraaie, bij de tentoonstelling uitge-geven boek verschaft uitvoerigerinformatie.De platen werden voor het eerst in1881, op initiatief van Pieter Roe-lof Bos (van de Atlas), uitgegevendoor de uitgeverij Wolters. Laterwaagde ook uitgeverij Noordhoffzich op dit terrein, zij het metgering commercieel succes: heteducatieve aspect raakte daarnogal eens ondergeschikt aan hetartistieke!Kortom een leuke tentoonstelling.Wie tussen nu en 30 september2007 in Rotterdam is, moet erzeker even binnen lopen. En vanaf24 maart 2007 is er dan in het-zelfde museum nog meer te zien:‘Van Gewest tot Geweest, kolonia-le gebieden op Nederlandse, Duit-se, en Belgische schoolplaten’.

Frederique van Schijndel

Voor meer informatie:

www.onderwijsmuseum.nl

JOP seminars, Leuven • 9 maart 2007GEA – symposiummiddag voor donateurs

De GEA-symposiummiddag voor donateurs is op 24 februari 2007, inHet Hoekhuis, De Smidse 1 in Leusden (bij Amersfoort), van 13.00 u tot16.30 uur. De zaal is open vanaf 12.30 uur.

Het programma

13.00 – 14.00 Klimaatverandering en ruimtelijke inrichting: verdedigen of aanpassen? Drs. Mark Bokhorst

14.00 – 15.00 Middellandse Zee: zo zout, zo zoet. De intrigerendeMessinien-tijd nader bekeken. Dr. A.R. Fortuin

15.30 – 16.30 De technologie van de vroeghistorische ijzerproductie inNederland. Dr. I. Joosten

Informatie en aanmelding: mevrouw T. Hardeman, tel: 036-5335722.

Middagprogramma

13.20 u welkom (Openingslezing)

13.30 u Koen Martens (KBIN): 200 miljoen jaar zonder sex

JOP-lezingen

14.20 u Peter Van Roy (Universiteit Gent): Arthropoden van het Ordovicium van Marokko

14.45 u Menno Booi (Naturalis Leiden): Een vroege vertegenwoordi-ger van de zaadvaren Protoblechnum uit het Perm vanSumatra, Indonesië

15.10 u Stijn Goolaerts (K.U.Leuven): Spiralen uit de Krijtzee: Eensuccesverhaal zonder weerga, maar met een verdraaid einde

16.00 u Pieter Missiaen (Universiteit Gent): De Laat-Paleocene zoog-dieren van Subeng: een nieuw stukje voor een wereldwijde puzzel

16.25 u Anja Mourik (Universiteit Utrecht): Midden-Miocene kli-maatsveranderingen in de Middellandse Zee: wat laten fora-miniferen ons zien?

16.50 u Frederike Verbruggen (Universiteit Utrecht): Darwin’s mug-gen: op weg naar een multidisciplinaire reconstructie vanLaat-Glaciale en Holocene klimaatschommelingen in Europa

De jaarvergadering begint om 17.15 u

Informatie: www.bio.uu.nl/~palaeo/Paleobiologie

... vervolg van pagina 3

februari 2007 Geo.brief 5

Ortisei to the Seceda where asplendid view and a walk alongthe mountain crest to several out-crops will allow us to round offthe geological picture of the area.The Partner Programme on Satur-day will bring the group to Bozen(Bolzano) a small, pretty townand home of the Oetzi museum,the famous prehistoric man foundwell preserved in the ice, close tothe Austrian border.

A detailed programme and travel possi-

bilities will be sent to members in

February 2007. The same information

will then also be available on our web

site www.vsp-asp.ch

B. Gunzenhauser, Peter Burri and Werner Heckendorn

The 2007 Annual Convention isdedicated to the Geology of theDolomites in Southern Tirol.During the scientific session ofSaturday 23 June, the professorsDaniel Bernoulli (Basel), CarloDoglioni (Rome) and W. Schlager(Amsterdam) will give an intro-duction to regional geology, carbo-nate sedimentology and sequencestratigraphy and tectonics of thisclassical area. These experts willalso guide us during the excursionof June 24 and 25.

The Dolomites offer a uniqueoutside laboratory to study thegeological history of the Permo-Triassic of the southern Alps andthe depositional patterns of car-bonates. This classical region hasbeen extensively used by theinternational oil industry as amodel for their exploration con-

Ortisei, Val Gardena, Southern Tirol, Italy • June 23 – 25 2007

74th Annual Convention of VSP-ASP

cepts, and the area has recentlyalso been the target of a largeAAPG excursion.

Programme

Prof. Daniel Bernoulli (Basel) willshare with us his profound know-ledge of the large scale regionalaspects of the southern Alps.Prof. Carlo Doglioni (Rome) is astructural expert, who has intensi-vely studied the interplay betweensedimentation and tectonics inthe Dolomites. Prof. WolfgangSchlager (Amsterdam) will intro-duce us mainly to his core exper-tise, the carbonate sedimentologyand sequence stratigraphy.

These three main speakers willcover the subject in the lectureson 23 June and will also guide us in the excursion during the twofollowing days. The first excursion

day, 24 June, will take us by busaround the Sella Group, an Atollof Carnian age, where we will seethe transition from carbonateplatform to the basin in the formof spectacular clinoforms of reef-debris, interfingering with basinaldeposits. The outcrops will alsocover older carbonates of Anisian/ Ladinian age and their complexinterplay with older and contem-poraneous volcanics. Prof. Doglio-ni will cover the syn- and postde-positional tectonics. If weatherconditions allow, we will take acable car from Passo Pordoi tothe edge of the 3000 m highSella and walk over the platformtowards Piz Boé. This area maystill be partly snow covered inJune and appropriate clothing andshoes are required.The second day, 25 June, willbring us by cable car directly from

Langkofel Gruppe, Dolomieten, Italië

6 Geo.brief februari 2007

Gezicht op Cabo Corso an de Goudkust, Afrika (Bron: Atlas of Mutual Heritage)

De Kunsthal, Rotterdam • Tot en met 15 april 2007 • Land in zicht!

Landkaarten en aquarellen

Naast de eeuwenoude kunstwerken, zijner ook foto’s te zien. Speciaal voor dezetentoonstelling hebben tien bekendefotografen opnames gemaakt van stedenen kusten die Vingboons geschilderdheeft. Enkele foto’s vertonen een opval-lende gelijkenis met de oorpspronkelijkeaquarel: de Tafelberg in Zuid-Afrika isnog steeds dezelfde berg. Soms is alleende vorm van een baai nog te herkennen,of blijkt duidelijk dat er bitter weiniggebeurd is met een oud Portugees fortdat door de Nederlanders is ingenomen.Maar van Vingboons’ aquarel van Nieuw-Amsterdam – met molen, Hollandsehuisjes en galg – is niets meer terug tevinden in de huidige skyline van NewYork.

WelvaartDe Gouden Eeuw in Nederland: eenperiode van ongekende welvaart, be-roemde schilders (Rembrandt, Vermeer,Jan Steen), bekende architecten (Jacobvan Campen, Hendrick de Keyser), ver-maarde schrijvers (Vondel, Cats, Hooft),iets minder bekende componisten(Sweelinck, Huygens) en grote weten-schappers (Stevin, Leeghwater, Descar-tes, Van Leeuwenhoek). De Nederlandenondernemen ontdekkingsreizen naar deOost en de West, gaan een heersende rolspelen op de wereldzeeën ten koste vanPortugal en Spanje en leren veel over degeografie van grote delen van de wereld. Terwijl Leeghwater de NoordhollandseBeemster, Purmer en Schermer inpol-dert, en zo de weg vrijmaakt voor de Hol-landse deskundigheid op het gebied vanwaterwerken, duurt het nog een eeuwvoor de Schot James Hutton opduikt alseen van de eersten die geïnteresseerd isin geologie. Tweehonderd jaar na deGouden Eeuw komt de geologie pas wer-

kelijk tot bloei en gaat ook Nederlandgrote namen voortbrengen als Staringen, iets later, Moolengraaff en Dubois.

KaartenmakersEen zeevarende natie heeft veel kaartennodig. Zeekaarten – de zogenaamde‘paskaarten’ – om oceanen over te ste-ken, maar ook kaarten van kusten enkustaanzichten om nauwkeurig te kun-nen navigeren. De VOC, de VerenigdeOost-Indische Compagnie (opgericht in1609), heeft zijn eigen kaartenkamer enheeft zijn eigen kaartenmakers in dienst.Willem Blaeu is, na Hessel Gerritszoon,de tweede kartograaf die daar in diensttreedt. Zijn zonen Joan en Cornelisnemen na zijn overlijden in 1638 dezaak over. Rond diezelfde tijd treedtJohannes Vingboons in dienst bij defamilie Blaeu, een samenwerking dieeen kleine dertig jaar zal duren.Vingboons neemt – net als de gebroe-ders Blaeu – naast zijn werk voor deVOC, ook particuliere opdrachten aan.Zo maakt hij atlassen voor koningin Kris-tina van Zweden en stelt hij bijvoorbeeldook een atlas samen voor de familie DeMedici uit Florence, die plannen heeftom zelf een handelsmaatschappij op terichten. Hij kan daarvoor gebruik makenvan het archief van de VOC, dat dan alvier tot vijf decennia bestaat. Naastechte kaarten, maakt Vingboons ookaquarellen van het landschap. Hij haaltzijn inspiratie daarvoor uit origineelmateriaal dat van over de hele wereld bijde VOC terechtkomt. Tekeningen vaneen stad gemaakt om een verbouwingvoor te bereiden, van een fort dat lateringenomen is, of gewoon krabbels vaneen handelaar die een paar weken in eenhaven moest wachten en zich stierlijkverveelde. De meeste aquarellen zijn

februari 2007 Geo.brief 7

De zeventiende-eeuwse Johannes Vingboons, kartograaf en collega van de

beroemde kaartenmaker Joan Blaeu, heeft een indrukwekkende collectie

nagelaten van losse (sier)kaarten en atlassen die, naast kaarten, ook

aquarellen van havens en kustlijnen laten zien. In de Kunsthal in Rotterdam

is tot 15 april de tentoonstelling te bewonderen van Vingboons werk.

Pronkstuk van de collectie zijn de drie atlassen, ooit eigendom van koningin

Kristina van Zweden, die driehonderd jaar in het archief van het Vaticaan

hebben gelegen.

van Johannes Vingboons’

afbeeldingen van kusten geschilderdzoals die vanaf een schip te zien zijn.Havanna bijvoorbeeld aan een baai mettwee vreemd gevormde, stompe, bergenop de achtergrond. Het is opvallend dater ook veel vogelvluchtimpressies zijn,zoals van het kasteel van Osaka of vanfort Zeelandia op Formosa.

Gebroken wiekVan veel aquarellen zijn de origineletekeningen teruggevonden. Soms ge-bruikt Vingboons materiaal dat net bin-nengekomen is, maar hij put ook inspira-tie uit het boek van Van Linschoten datal in 1596 uitgegeven is door CornelisClaesz. (Van Linschoten was een Neder-landse zeevaarder die in dienst geweestis van de Portugezen.) Hij blijkt eenaccuraat schilder te zijn die nauwkeurighet origineel aanhoudt. Zelfs de foutenneemt hij mee. Zo blijkt het kasteel vanOsaka plotseling eigendom te zijn van deJapanse keizer (zo staat het op het origi-neel), terwijl het niet eens het bezit vaneen shogun geweest is. De aquarel van Nieuw-Amsterdam is eenuitzondering. Langs een vlakke kustlijnstaat een keurige rij Hollandse huisjesmet rode puntdaken; het fort op de ach-tergrond. Een molen steekt in de vertezijn wieken trots in de lucht en op delandtong staat een indrukwekkende galg.Een en al Hollandse welvaart en proper-heid. De oorspronkelijke tekening uit1650 laat echter iets anders zien. Dezewas gemaakt om de heren van de WIC,de West-Indische Compagnie, te latenzien hoe erbarmelijk verwaarloosd de

Nederlandse kolonie er uitzag. Eén vande wieken van de molen is afgebroken,de omwalling van het fort is kapot enhet fort zelf is een bouwval.

VaticaanDe drie ‘Kristina’ atlassen, driehonderdjaar verborgen geweest in het archiefvan het Vaticaan, vormen het middel-punt van de tentoonstelling. Verderbestaat de expositie uit de Vingboons-collectie van het Nationaal Archief en erzijn vier kaarten van het AmsterdamseScheepvaartmuseum te zien. Die laatstekaarten zijn zeer bijzonder. Het zijnwandsierkaarten, vier kaarten die tesa-men de wereld omvatten. Er is een kaartvan Azië en omstreken, een waar debeide Amerika’s op staan (Californië ishier nog een eiland), een kaart van deNoordpool en een van de Zuidpool. Veeldetails laten de laatste twee kaartenniet zien. Zij zijn gemaakt op perka-ment, geschikt dus om op te hangen engemaakt als sierkaarten. Het zijn deenige kaarten van Vingboons die ver-sierd zijn met allegorische figuren enpersonificaties èn het zijn de enigekaarten in Nederland die gesigneerdzijn. De drie ‘Kristina’ atlassen kennen eenunieke geschiedenis. Koningin Kristinavan Zweden aanvaarde in 1644 detroon. Onduidelijk is of zij de atlassenzelf besteld heeft bij Vingboons, of datzij ze cadeau gekregen heeft bij haarkroning. Zij was zeer geïnteresseerd inkunst en cultuur, ontving geleerdenzoals Descartes en Hugo de Groot aan

8 Geo.brief februari 2007

het hof, maar was een controversieel vorstin. Zij deed in 1654 afstand van detroon, bleek zich in het geheim bekeerdte hebben tot het katholieke geloof envestigde zich na veel omzwervingen inRome, waar zij veel invloed genoot. Nahaar dood kwamen de atlassen in hetarchief van het Vaticaan, waaruit zij nuvoor de eerste keer in bruikleen zijnafgestaan.

BeroemdOndanks alle kennis over Vingboons,blijven er vragen. Het is opvallend dat ergeen enkele atlas van de WIC bekend isvan de beide Amerika’s, terwijl die com-pagnie toch grote belangen gehad heeftin dat deel van de wereld. Kennis was ergenoeg. De atlassen van Kristina vanZweden laten zien hoeveel er bekendwas van de West. Daar staat tegenoverdat Vingboons ook plaatsen heeft gete-kend waar VOC noch WIC belangen heb-ben gehad. Er zijn bijvoorbeeld zeven ofacht kaarten bekend van Puerto Rico,waar Nederland slechts een jaar langeen fortje ingenomen heeft. Van Bataviais geen enkele Vingboons kaart bekend,terwijl dat juist een zeer belangrijke stadgeweest is. Vingboons is een goede en betrouwbarevakman geweest: geen beroemd kunste-naar – aquarelleren stond in lager aan-zien dan schilderen in olieverf – maareen kaartenmaker was een ambachts-man en kaarten waren een kostbaarbezit. Een atlas kostte veel geld, nietalleen de sieratlassen, maar ook de pas-kaarten die gebruikt werden op schepen.Alles wat hij ooit getekend en geschil-derd heeft, heeft hij gemaakt in de be-schutting van de kaartenmakerij in har-tje Amsterdam. Een kien reiziger is hijnooit geweest. Waarschijnlijk is hij nooitde stad uit geweest. Hij heeft in iedergeval nooit een palmboom ‘in levendelijve’ aanschouwd.

Aukjen Nauta

Bij de tentoonstelling verschijnt het boek Land in

Zicht! Vingboons tekent de wereld van de 17e

eeuw, door Martine Gosselink, uitgegeven bij Waan-

ders Uitgevers, ISBN 10: 9040082928 / ISBN 13:

9789040082924, prijs € 22,50.

Op de website: www.nationaalarchief.nl/amh/ zijn

kaarten, prenten, tekeningen en schilderijen te vin-

den van plaatsen die wat voor relatie dan ook gehad

hebben met de VOC en de WIC. Ook Vingboons

aquarellen zijn hier te zien. Er kan op verschillende

manieren gezochten worden binnen de website (op

maker, geografische locatie, etc.).

Het ‘geromantiseerde’ beeld van Nieuw Amsterdam (Bron: Atlas of Mutual Heritage)

februari 2007 Geo.brief 9

De enorme toename van kennis inde dertien jaar tussen 1992 (1eeditie) en 2005 blijkt uit de aan-gehaalde referenties en de inhoudvan de uitgebreide en vernieuwde2e editie van het boek The Geolo-gy of England en Wales. Vooralhet betere begrip van plaatbewe-gingen maakt het steeds betermogelijk vast te stellen hoe ditleidde tot korstdeformaties. Dereeksen dynamische geologischegebeurtenissen en de klassiekestratigrafische opeenvolgingen encorrelaties in Engeland en Waleszijn sleutelonderdelen in dehoofdstukken waarin de verschil-lende systemen worden bespro-ken.Veertig auteurs werken mee aan18 hoofdstukken. De editors ope-nen het werk (hoofdstuk 1) meteen breed overzicht van de Laat-Precambrische Neoproterozoïscheterranes van Oost-Avalonië en deFanerozoïsche geologische syste-men. Per systeem wordt de geolo-gie van Engeland en Wales ach-tereenvolgens in een wereldwijden een regionaal raam geplaatst.De regionale ontwikkeling wordtper bekken besproken waarbijoffshore met landgeologie is geïn-tegreerd. Waar relevant wordt ookeen sectie gewijd aan de econo-mische geologie. Het boek besluitmet speculaties over de toekomst(hoofdstuk 18). Zo wordt eentijdspanne van 700 miljoen jaaruit het verleden en 200 miljoenjaar in de toekomst omvat. Eensectie met ongeveer 2800 litera-tuurreferenties tot 2005 en eenonderwerp index besluiten ditboek.Omdat in Engeland en Wales deCambrische, Ordovicische, Siluri-sche en Devonische systemenvoor het eerst werden gedefi-nieerd is kennis van de geologievan Engeland en Wales basisken-

nis voor alle geologen wereldwijd.Daarom is het goed dat dit werk,bijgewerkt met de nieuwsteinzichten, nu voorhanden is. Deillustraties zijn speciaal hiervoorontworpen en van goede kwaliteit. De hoofstukken 2 en 3 over Laat-Precambrische terranes en de tec-tonostratigrafische evolutie vanOost-Avalonië beschrijven de aan-groei van terranes toen Avaloniënaar Laurentië bewoog. Er wordtaandacht besteed aan resulteren-de lineamenten en de stratigrafievan de Welsh en Midland bek-kens, evenals het geassocieerdevulkanisme en sedimentairesequenties. In hoofdstuk 4 wordtde Silurische extensietektoniekbesproken en de geassocieerdezeespiegelfluctuaties die de sedi-mentatie beïnvloeden. Hoofdstuk5 is gewijd aan het Laat-Paleozoï-cum van het Lake District, deIerse Zee en het eiland Man waarzich forelandbekkens met vulkani-sche bogen hebben gevormd. Danvolgt de Laat-Caledonische Mid-Devoon Acadische deformatie(hoofdstuk 6) van de Engelse enWelsh leisteengordels. De Caledo-nische intrusieven in Noord-Enge-

land en de Midlands spelen eenbelangrijke rol tijdens de laterevorming van extensionele bekkensin het Carboon en het Perm-Trias(hoofdstuk 7). De rijk geïllustreer-de alluviale Old Red zandsteenaf-zettingen zijn in groot detail be-schreven in hoofdstuk 8. Inhoofdstuk 9 volgt een minutieuzebeschrijving en interpretatie vangroeiende delta’s en steenkool-moerassen uit het Carboon. Toenoverheerste in Engeland en Waleseen tektonisch regime dat deoblieke dextrale botsing tussenGondwana en Laurussia weerspie-gelt. Bio- en sequentiestratigrafiehelpen met de correlatie van dekolenproducerende en ‘barren’intervallen tussen de bekkens.Devoon en Carboon bekkenvullin-gen worden in de hoofdfase vanhet Varistische Orogeen vervormd(hoofdstuk 10), waarbij veel aan-dacht wordt gegeven aan de rela-tie tussen de geologie van Enge-land en Wales en die van Frank-rijk en Spanje. In hoofdstuk 11worden de Carboon-Perm Cornu-bische granieten en mineralisatiesbehandeld. Dan volgt een gede-tailleerde bespreking van woe-stijn- en hypersaline zeeafzettin-gen uit het Perm die – vooral inde Noordzee – economisch vanbetekenis zijn als reservoir vanolie en gas (hoofdstuk 12). Deafwisseling van woestijn-, rivier-en meerafzettingen (hoofdstuk13) kenmerken de Trias. Dandoorsnijden een aantal, door rekveroorzaakte riftbekkens, hetCaledonische en het Varistischebasement. Schoksgewijze daling,bekkenvorming en een terugke-rende zee hangen samen met hetopenen van de westelijke Tethysin de Jura (hoofdstuk 14). Kli-maatfluctuaties en daarmee geas-socieerde biotische ontwikkelin-gen, vooral van ammonieten, wor-den benadrukt. De Krijtgeologie(hoofdstuk 15) is bepaald doorverder opbreken van Pangea, eenzee die tot een Fanerozoïschhoogtepunt stijgt, en een over-heersend ‘greenhouse’ klimaat.Dit beheerst de biologische evolu-tie totdat de KT-gebeurtenis daar-op diep ingrijpt. Hier wordt ook

.boekbespreking

besproken of dat de enige gebeur-tenis was. In hoofdstuk 16 passe-ren Alpiene Paleogene en Neoge-ne compressionele perioden engeassocieerde opheffingen derevue evenals de veranderendeklimaatsomstandigheden. Metverschillende vormen van strati-grafie worden continentale sedi-menten gecorreleerd en gedateerdmet mariene. De uitvloeiendestollingsgesteenten van de IJs-landse hotspot krijgen ruim daaandacht en de paleogeografischeen paleoklimatologische ontwikke-lingen, regionaal en lokaal, wor-den stap voor stap gevolgd. Inhoofdstuk 17 wordt het Kwartairbehandeld met de gevolgen vande ijsbedekking. De problematiekvan datering van land- en marieneafzettingen en de correlatie ervanneemt een deel van dit hoofdstukin beslag, evenals de positie vande vele stratigrafische grenzen.Kort wordt ingegaan op archaeolo-gische vondsten van menselijkeresten vanaf het Midden-Pleisto-ceen tot de Kopertijd. Tenslottewordt in hoofdstuk 18 vooruitge-keken naar de toekomst van hetklimaat, het zeespiegelgedrag,mogelijke glaciaties en de ver-plaatsing naar het noorden van deBritse eilanden.

De auteurs hebben met veel suc-ces een dynamisch regionaal enlokaal beeld geschetst van degeologie van Engeland en Walesover 700 miljoen jaar, daarbij metsucces gestreefd naar een geba-lanceerde benadering die detailsscheidt van de grote lijn. De zeeruitgebreide en recente referentie-lijst garandeert dat de nieuwsteonderzoeksresultaten zijn ver-werkt, waardoor dit boek aanwaarde wint. Het wordt hartgron-dig aanbevolen aan elke geoloogdie zich bezighoudt met de geolo-gie van West-Europa, maar ookgeologen elders kunnen hier pro-fijt van hebben.

T.J.A. Reijers

The Geology of England and Wales• 2nd ed., edited by P. J. Brenchley & P. F. Rawson

• The Geological Society, 2006,559 pp.

• ISBN – 10 1- 86239-199-8 (hard-back) £85,00 (£42,50 for membersof qualifying societies);• 1-86239-200-5 soft back £35.00(£27,50 for members of qualifyingsocieties).

10 Geo.brief februari 2007

.zaken overzee

opzichte van de onderliggende plaat. Debeweging vond plaats via opschuivingenin een 120 kilometer brede zone, dwarsdoor de Andaman Zee. Wereldwijd is eenverticale beweging gemeten van tweecentimeter.Tijdens de ‘naschok’ van maart 2006,met een epicentrum dat meer naar hetzuiden lag, dichtbij het Indonesischeeiland Nias, bleek opvallend genoeg datde vierde plaat verschoven was.Zoals iedereen weet, heeft de tsunamina de aardbeving rondom de IndischeOceaan voor een ongeëvenaard verliesaan levens gezorgd en een enorme scha-

De status van dewetenschap

De skyline van Perth, Australië

Twee sessies van de AAPG-conferentie • 5-8 oktober 2006 • Perth, Australië

De aardbeving op Tweede Kerstdag2004 had een grootte van 9,3 op deschaal van Richter, een kracht die gelijkstaat aan tien jaar ‘gewone’ seismischeactiviteit wereldwijd. Hij werd, zoalsbekend, veroorzaakt door het naar elkaartoe bewegen van de Indische plaat en deAziatische plaat (huidige snelheid 5,4cm per jaar). Het epicentrum lag preciesop het punt waar vier subplaten bijelkaar komen; drie van de vier platenzijn op 26 december verschoven. Deoverschuivende plaat heeft een verticaleverplaatsing gehad van 20 meter en eenlaterale verplaatsing van 15 meter ten

De eind vorig jaar in Perth, Australië, gehouden conferentie van de American Association of Petroleum Geologists

kende naast de uitwisseling van technische informatie een speciale sessie gewijd aan de Sumatra-aardbeving van

26 december 2004, geologisch gezien de meest extreme gebeurtenis van de afgelopen jaren in het Aziatische gebied.

Een verslag van Jeroen Peters (Shell, SIEP EPB) en Harry Doust (VU-Amsterdam).

de veroorzaakt. Duizenden kilometersverder, bijvoorbeeld in Somalië, warende golven nog tien meter hoog.

WaarschuwingDe meeste slachtoffers vielen in BandarAtjeh, de meest noordelijke punt vanSumatra. Relatief weinig mensen heb-ben daar geprobeerd, of de kans gekre-gen, om te vluchten naar hoger gelegengronden toen het zeewater zich terugtrok– zo karakteristiek voor een tsunami. Ophet eiland Simelue echter, meer naarhet zuiden, herkenden veel mensen devoorspellende signalen wel en vluchtten

naar de heuvels, zodat daar weinigslachtoffers zijn gevallen. Hoe komt hetdat er zo verschillende gereageerd is opdeze twee plaatsen? Op de Mentawai Eilanden, waar zowelNias als Simelue deel van uitmaken, isin de afgelopen jaren een internationalesurfkolonie ontstaan. De plaatselijk auto-riteiten hadden daarom posters op deeilanden opgehangen, in het Indone-sisch èn in het Engels, met een waar-schuwing voor de gevaren van tsunami’sen mogelijke vluchtroutes als zich eendergelijk ramp zou voordoen. Precies optijd! Het heeft ervoor gezorgd dat deinformatie vers in ieders geheugen lag.De discussie tijdens deze AAPG-sessierichtte zich dan ook op de vraag hoe jezo’n advies levend kunt houden in hetgeheugen van een plaatselijke bevolking.De eilandbewoners weten niet hoe eenaardbeving ontstaat – mogelijk hebbenzij hele andere, meer fatalistische, ver-klaringen – en realiseren zich niet dataardbevingen ook generaties lang wegkunnen blijven.

De status van wetenschapHet was een journalist die het dilemmaaangaf: communicatie met mensenwereldwijd gebeurt tegenwoordig via demedia, met name via televisie en kran-ten. Feitelijke informatie (inclusiefwetenschappelijke verklaringen) ishelaas te complex en te saai voor hetovergrote deel van de mensen en wordtdaarom slechts zelden door de mediaverspreid. Men wordt meer geraakt door

‘emotioneel’ nieuws, door verhalen overandere mensen (vooral beroemde), overrelaties en zaken die over ‘goed’ en‘slecht’ gaan. Er is erg weinig interessevoor wetenschap – er zal geen krantmeer om verkocht worden – en dus komtkennis over plaattektoniek en over demogelijke gevolgen van een aardbevingmaar mondjesmaat bij het publiekterecht. Dat het dan ook meteen weervergeet. Een kleine aanwijzing van destatus die wetenschap in onze Westersesamenleving (laat staan in Indonesië)heeft, is af te leiden uit het feit dat erop de lijst van de top-100 mensen “diede wereld hebben gemaakt tot wat dienu is” maar zestien wetenschappers endenkers staan. De journalist die de dis-cussie op gang had gebracht, kwam metde pessimistische analyse dat weten-schappers en media-mensen elkaarsdoelstellingen niet begrijpen en dat hetvoor wetenschappers een enorme uitda-ging zal blijven om wetenschappelijkgefundeerde waarschuwingen uit te dra-gen naar een groot publiek.

Exploratiesucces In een van de meest interessante techni-sche sessies werden de recenteexploratiesuccessen in Noordwest-Bor-neo besproken met betrekking tot hunmigratie-, reservoir- en sealingsystemen.Zowel het moedergesteente als de olie-accumulaties zijn hier gevonden in diep-water turbidietzanden. Het moederge-steente bestaat uit grote hoeveelhedenhoger plantmateriaal. Er waren al duide-

lijke bewijzen dat grote hoeveelhedenterrestrisch organisch materiaal met troe-belingsstromen getransporteerd zijn naarde diepzeemilieus van Tertiaire tropischedelta’s. Toch waren de meeste explora-tiegeologen er tot zeer recent van over-tuigd dat er geen grote hoeveelhedenplantkerogenen (het olie-genererendemateriaal) aanwezig zouden zijn. Dealgemene verwachting was dat er alleengas (en wat condensaat) gevonden zouworden. Recente olievondsten op Kalimantan, enook op Sabah, hebben echter aangetoonddat dit niet het geval is. Er is een over-vloed aan cuticulaire bladfragmenten diekerogen (de voorloper van olie) opleve-ren. Op Sabah blijken de Miocene turbi-dietsedimenten tot 60% TOC (total orga-nic carbon) te bevatten met hoge water-stof-indicator waardes. OliemaatschappijMurphy Oil liet bewijzen zien dat de res-ten van plantenbladeren geconcentreerdzijn in de zandige turbidieteenheden, ter-wijl de omliggende hemi-pelagische klei-en slechts weinig organische materiaalbevatten. Een afwijking dus van het stan-daard model: de bron van de koolwater-stoffen ligt niet in fijnkorrelige sedimen-ten, zoals in de meeste gevallen, maarbevindt zich in de grofkorrelige klasti-sche ‘reservoir’ afzettingen. Iets om eensgoed over na te denken!Ondanks de aanwezigheid van ‘olie-ker-ogenen’ vormt zich toch voornamelijk gasin deze diepwater–terrestrische syste-men. De recente vondst van olieaccumu-laties heeft daarom nog wel enige extrauitleg nodig. Geologen van Murphy Oilmerkten op dat breuken mogelijk eencruciale rol spelen bij de migratie vanolie en gas van moedergesteente naarreservoir in dergelijke deltaïsche–diepwa-ter klastische afwisselingen van zandenen schalies. Zij suggereerden dat hoemeer breuken zich in het ondiepe deelvan de sectie bevinden, hoe groter demigratie en ontsnapping van gas tenopzichte van olie zou zijn. Dit mechanis-me was volgens hen de verklaring voor deverticale stratificatie van ondiepe gasac-cumulaties boven diepere olieaccumula-ties. Op grotere dieptes, waar de afslui-tende kleien sterker gecompacteerd zijnen dus hun afsluitende eigenschappenverbeteren, zal het gas niet kunnen ont-snappen, en zal de hoeveelheid gas in deaccumulatie weer overheersen.

Een recente beschrijving van de eigenschappen van

het koolwaterstof genererende materiaal is te vinden

in het artikel van Saller et al. in het AAPG-Bulleting

90(10) 2006: 1585-1608.

februari 2007 Geo.brief 11

12 Geo.brief februari 2007

De Rijn ontrafeld

“Unravelling the Rhine: response of

the Rhine-Meuse fluvial system to

climate change, sea-level oscillation

and glaciation”. Freek Busschers

schrijft over zijn promotie-

onderzoek, waar hij dit voorjaar op

hoopt te promoveren bij de Vrije

Universiteit Amsterdam.

.promotie

Gedurende mijn promotieonderzoek hebik mij bezig gehouden met de sedimen-taire ontwikkeling van het Nederlandsedeel van het Rijn-Maassysteem geduren-de de laatste twee 100-kyr glaciaal-interglaciale klimaatcycli van het Pleis-toceen (Laat-Saalien/Eemien – Weichse-lien/Holoceen). Afzetting van veelalgrofzandige Rijn-Maasafzettingen vondplaats onder geleidelijk dalende condi-ties in het zuidelijk deel van het Noord-zee (rift)bekken. Omdat een groot deelvan de Nederlandse ondergrondgevormd wordt door deze fluviatieleafzettingen (Kreftenheye Formatie e.a.)en er meer inzicht nodig was in de

samenstelling en ontstaanswijze ervan,is er in 2002 een onderzoek gestart doorde Vrije Universiteit Amsterdam, TNO-Bouw en Ondergrond en RijkswaterstaatDienst Weg- en Waterbouwkunde, waar-van hier een aantal resultaten wordengepresenteerd.

KlimaatDiverse goed gedateerde records latenzien dat het Noordwest-Europese kli-maat van de laatste 200 kyr wordtgekenmerkt door een groot aantal kli-maatoscillaties van verschillende inten-siteit en amplitude en dat er meerdereScandinavische en Britse ijsuitbreidings-fasen hebben plaatsgevonden.Het zeespiegelniveau volgde ruwwegdezelfde trend(s) en tijdens lage zee-spiegelstand(en) kwam het continentaal(Noordzee) plat droog te liggen waardoorde Rijn zijn loop verlegde. Het hoofddoelvan dit promotie-onderzoek was om meerinzicht te krijgen in de invloed van dezeveranderingen op het Rijn-Maassysteemdoor een gecombineerde sedimentaireen (numeriek) modelmatige aanpak. Het onderzoek is gebaseerd op een setnieuwe continu-gestoken 20-50 m diepekernen die verzameld zijn op een aantalkritieke (transect)locaties in centraal- enOost-Nederland. Tevens is er gebruik ge-maakt van een grote hoeveelheid gege-vens uit de DINO-database van TNO-B&O. De monsters zijn sedimentolo-gisch, lithologisch en petrologisch ge-analyseerd en op een groot aantal mon-sters is Optische Gestimuleerde Lumi-nescentie (OSL) toegepast om de afzet-tingen absoluut te kunnen dateren.

RivierlopenDe analyse-resultaten van het sedimentlaten zien dat de Rijn-Maassedimentenbestaan uit 5-10 m dikke gesuper-poneerde Rijn-, Maas- en Rijn-Maas-sequenties die worden begrensd doorscherpe grensvlakken (‘bounding sur-faces’).

Het promotie-onderzoek van Freek S. Busschers

Positie van de Laat-Pleistocene Rijn-Maas afzettingen in Nederland in relatie tot de tektonische en

(Laat-Saalien) glaciale morfologie (Busschers et al., in press).

Uit de positie en ouderdom van dezesequenties kon worden afgeleidt dat er,als gevolg van de ijsuitbreidingen tijdenshet laat-Saalien, een grootschalige reor-ganisatie van het (oude) ZO-NW-georiën-teerde Midden-Pleistocene drainage-patroon plaatsvond en dat het Rijn-Maassysteem tijdelijk fungeerde als eenijsmarginaal riviersysteem. Na afzettingvan een aantal grofzandige en soms zeergrindrijke sequenties, verlegde de Rijnzijn loop aan het einde van deze glacia-tie naar Oost-Nederland, terwijl de Maasoverbleef in West-Nederland, een situ-atie die in stand bleef tot ongeveer 60kyr jaar geleden. Zeespiegelstijging beïn-vloedde sedimentatie gedurende het vol-gende Eemien interglaciaal en delen van het Vroeg-Glaciaal. Delen van dezerecord laten een opvallend sterke sedi-mentaire overeenkomst zien met afzet-tingen uit de eerste helft van het huidigeinterglaciaal (Holoceen). Sterke erosieen omwerking van mariene sedimenten(een effect van zeespiegelverlaging enafvoerveranderingen) markeerden hetbegin van het Pleniglaciaal waarna ermeerdere grofzandige sequenties werdenafzet die het grootste deel uitmaken vanwat we nu lithostratigrafisch aanduidenals Kreftenheye Formatie. Geleidelijkesedimentatie in Oost-Nederland ver-oorzaakte dat 40 kyr geleden de Rijndefinitief zijn loop door het noorden vanNederland verliet. Een belangrijk nieuwgegeven, wat uit het onderzoek naarvoren is gekomen, is dat korstbewegin-gen, gerelateerd aan de ijsuitbreidingenop Scandinavië en Groot-Brittanië, delaterale dynamiek en het insnijdings-gedrag van de Rijn en Maas hebben

beïnvloed. Effecten van deze zogenaam-de glacio-isostatische bewegingen op deRijn-Maasrecord zijn aangetoond voorhet (Laat-)Saalien (daling-opheffing) enLaat-Pleniglaciaal (opheffing-daling),maar mogelijk heeft het ook een rolgespeeld gedurende een andere ijsuit-breidingsfase waarvan de grootte totvoorkort is onderschat (Vroeg-Pleniglaci-aal).

CHILDNaast de sedimentaire studie is metbehulp van een 3D numeriek model(CHILD) de invloed van klimaatver-andering op het Rijn-Maasgebied nader onderzocht. Hierbij is gekeken naar hetgehele Rijnstroomgebied en is er gebruikgemaakt van een digitaal hoogtemodel(DEM) om in drie dimensies zand- engrindtransport te simuleren. Het modellaat zien dat de invloed van een (eenvou-dige) klimaatverandering en gerelateerdeafname in vegetatiedek en/of neerslagkan leiden tot een ruimtelijke zeer com-plex erosie-sedimentatie patroon. De resultaten tonen aan dat, vanwege degrootte (en vorm) van het Rijnstroomge-bied, het meerdere duizenden jarenduurt voordat significante veranderin-gen, als gevolg van klimaatverandering,worden geregistreerd in het Nederlandse(benedenstroomse) deel. De conclusieluidt dan ook dat het voor een groot sys-teem zoals de Rijn gevaarlijk is om één-op-één relaties te leggen tussen insnij-dingsgedrag en klimaatverandering. De resultaten van dit proefschrift welkeik in het voorjaar hoop te verdedigen opde Vrije Universiteit tonen aan dat erzeer veel sedimentaire differentiatie aan-

februari 2007 Geo.brief 13

Compilatie van de Noordwest-Europese klimaat-, zeespiegel- en glaciale geschiedenis van de laatste 140.000 jaar (Busschers et al., in press).

wezig is in deze Rijn-Maasrecord en datde variatie het resultaat is van een grootaantal verschillende factoren. Ondanksdat de bevindingen van dit proefschriftvan belang zijn voor bijvoorbeeld nieuwefaciës- en korrelgroottemodellen van deNederlandse ondergrond, is er nieuwonderzoek nodig om tot een vollediginzicht te komen in de Rijn-Maasontwik-keling gedurende de laatste Pleistoceneinterglaciaal-glaciale cycli. Het verzame-len van nieuw (steek)materiaal op metname het continentale plat zal hierbijvan groot belang zijn.

Freek S. Busschers

Literatuur

• Busschers, F.S., Kasse, C., Van Balen, R.T., Van-

denberghe, J., Cohen, K.M., Weerts, H.J.T. & Wal-

linga, J. (in press): Late Pleistocene evolution of the

Rhine in the southern North-Sea Basin: imprints of

climate change, sea-level oscillations and glacio-iso-

stacy. Accepted for publication in Quaternary Scien-

ce Reviews.

• Busschers, F.S., van Balen, R.T. & Tucker, G.E.,

in prep. Non-linear response of a large river catch-

ment to climate change. (in prep.).

Jan van Hinte (1935) studeert geologiein Utrecht bij professor Von Koenigs-wald. Hij promoveert (cum laude) in1962, ook in Utrecht, op de biostratigra-fie van een tektonisch complex gebied inOostenrijk dat nu een ‘pull-apart basin’genoemd zou worden. Zijn begeleider isdr. Drooger. Halverwege de jaren zestiggaat hij werken in de olie-industrie, eerstin Bordeaux (Frankrijk), met als werkge-bied West-Afrika, dan in Calgary (Cana-da), waar hij in het Arctische gebied,aan de Pacifische westkust en de Atlan-tische oostkust werkt, en daarna inHouston (VS), waar hij wereldwijd inge-zet wordt. In 1975 wil het gezin – Jan,echtgenote Dorine en kinderen Maartenen Monique – graag terug naar Europa.Hij blijft werken voor Esso Research,maar gaat nu als ‘senior’ vanuit Bor-deaux naar exploratieboringen in Noord-Afrika (Egypte en Libye) om op sleutelni-veaus de stratigrafie – ouderdom enafzettingsmilieu – van de gesteenten tebepalen. Het gezin gaat in Zuid-Frank-rijk op zoek naar een eigen huis, bijvoor-beeld ‘een leuke oude molen’. Het wordtChâteau de Blagnac, een kasteeltje in debuurt van Bordeaux aan de Dordogne,met schitterende 16e-eeuwse, mogelijkzelfs 14e-eeuwse, kelders en een

opbouw die van na de Franse revolutiestamt.

‘A touch of turbidite’In 1970 vaart Van Hinte, dan in dienstbij Imperial Oil (de Canadese Esso), alsscientist mee aan boord van de GlomarChallenger op Leg 12 van het Ameri-kaanse Deep Sea Drilling Project(DSDP). De theorie van de plaattekto-niek is al bekend, maar de ideeën overhet hoe en waarom zijn nog heel pril. Deopdracht van deze tocht is om de hypo-these van ‘seafloor spreading’ te toetsen.Van Hinte: “Er was toen niet veelbekend over de topografie van de oce-anen. Het idee van de mid-oceanischerug bestond wel, maar ‘gezien’ was hijnog niet. Je moet je realiseren dat er nade Tweede Wereldoorlog voor het eerstsystematisch aero-magnetische metin-gen gedaan zijn over de Atlantische Oce-aan. Toen waren er pas kleine vliegtuig-jes die de oversteek net konden halen endus dwars over de mid-Atlantische rugvlogen. Pas toen werden de symmetri-sche anomalie-patronen gevonden aanweerszijden van de rug. Klopte de sprei-dingstheorie, dan moest het basement,en dus ook de basis van het pelagischesediment, naar de rug toe steeds jongerworden. Dat sediment konden we date-ren. Het was echt pionierswerk. En detheorie klopte, dat is wel gebleken.”Wetenschappelijk is het grensverleggendonderzoek; onderzoek waar ook sommigeoliemaatschappijen het belang vaninzien en in participeren. Bijzonder ishet ook: twee maanden op een schip opzee zonder aan land te gaan. De beman-ning vormde een geïsoleerde, internatio-nale gemeenschap met allerlei soortenwetenschappelijke specialisten en allemogelijke analytische apparatuur. Allegelegenheid om je volledig op de weten-schappelijke vraagstelling concentreren.En dat was zeer inspirerend vond VanHinte. “Er kwam een stratigrafisch log

14 Geo.brief februari 2007

Oliegeoloog en wetenschapper Jan van Hinte

Boegbeeld van het zeegaandgeologisch onderzoek

Jan E. van Hinte wordt eind 1978

hoogleraar Paleontologie-

Stratigrafie aan de Vrije

Universiteit van Amsterdam. Als

hij daar aankomt, is het nog niet

duidelijk welke hoofdstedelijke

universiteit, Universiteit van

Amsterdam of Vrije Universiteit,

haar faculteit Aardweten-

schappen mocht behouden. Het

wordt de VU. Daar heeft Van

Hinte de succesvolle, inter-

universitaire Werkgroep Mariene

Geologie opgebouwd. Hij heeft

met zijn groep aan de basis

gestaan van de Nederlandse

deelname aan grote, inter-

nationale, zeegaande projecten,

met als hoogtepunt de Snellius-

II-expeditie naar Indonesië.

.voetlicht

19

81

19

82

19

83

19

84

19

85

19

86

19

87

19

88

19

89

19

90

19

91

19

92

19

93

19

94

19

95

19

96

19

97

0

20

40

60

80

100

120

staffstudentstechn.

CMA weeks at sea

year

num

ber

of

wee

ks

op tafel, of een seismisch profiel en dediscussies brandden los. Open en eer-lijk. Deze tocht, leg 12, had een speels,creatief team. We hadden het bijvoor-beeld over ‘a touch of turbidite’, feno-menen die ver buiten het gebied van eenturbidiet te vinden zijn. Wij hadden hetidee dat ze er wel aan gerelateerd waren.Pas later is gebleken dat turbidieteninderdaad een wolk van fijn materiaalboven zich hebben die veel hoger en ver-der komt dat de werkelijke turbidiet.”

Absolute ouderdommenTijdens zijn eerste zeereis – hij maakt ervele – werkt Van Hinte onder anderesamen met Bill Berggren van het WoodsHole Instituut. Beide geologen werkenop dat moment aan de publicate van een‘absolute’ (= numerieke) lineaire tijd-schaal. Van Hinte heeft een schaal voorhet Krijt ontwikkeld met (behalve voorhet allerbovenste deel) een primitievemagetostratigrafische kolom gebaseerdop landgegevens. Berggren is bezig metzijn eerste versie van een numeriekeCenozoische schaal. Hij neemt daarbijals uitgangspunt de pas verschenenHeirtzlerschaal van de Atlantische mag-netische anomaliën. Hij gaat er vanuitdat de spreiding van de mid-Atlantischerug met een constante snelheid plaats-vindt en gebruikt dat voor een lineaireextrapolatie tussen de weinige radiome-trisch gedateerde niveaus. Eerdereideeën om absolute ouderdommen toe tekennen aan een stratigrafische kolommaakten gebruik van de aanname vaneen constante sedimentatiesnelheid of

gingen ervan uit dat elke ammonietzoneeven lang geduurd had. Maar met allenieuwverworven kennis over de magneti-sche patronen aan beide zijden van demid-Atlantische rug, gecombineerd metabsolute dateringen, was het mogelijkom tot een betere benadering te komen. Van Hinte: “Er werd in die dagen nietcontinu gekernd. We gebruikten denumerieke tijdschalen aan boord omsedimentatiesnelheden uit te rekenen.Zo konden we de diepte bepalen waar devolgende ‘spotcore’ genomen moest wor-den om een voorspelde ouderdom te ker-nen. De constructie van een, voor dietijd, hoge-resolutie numerieke lineairetijdschaal, gelieerd aan magnetostrati-grafie en de conventionele chrono- enbiostratigrafie, betekende een revolutie‘from art to science’. Het bracht de geo-logische geschiedenis in proportie enmaakte het mogelijk om snelheden vangeologische en biologische processen teberekenen.” Van Hinte is de getallen gaan gebruikenbij olieboringen om de ouderdom vaneen bepaalde reflector te voorspellen enom discordanties te berekenen. “Datwas een ontzettend leuk spel. Al heb ikook wel eens op een boorschip in mijnkooi gelegen omdat we er volgens mijnvoorspellingen ‘nog lang niet waren’ entoen de dreun hoorde van de beitel ophet basement.”

KrijtzeeAls Van Hinte bij de VU komt, wil hijNederlandse instituten gaan betrekkenbij het zeegaand onderzoek. Hij ziet

grote mogelijkheden voor de ontwikke-ling van de sedimentaire geologie, metname voor paleoceanografisch en paleo-klimatologisch onderzoek van post-Jura-gesteenten. Bovendien, zo vindt hij, zieje op zee pas echt welke processen erspelen. Het is dynamisch: je voelt debeweging van het water, je ziet stromin-gen bij elkaar komen, je meet de tempe-ratuursschommelingen van het water. Opzee leer je werkelijk in vier dimensiesdenken. Actuo-micropaleontologie werdeen belangrijk onderdeel van het pro-gramma.“De eerste reizen van de groep”, zegtVan Hinte, “in 1981 zijn min of meervaarlessen. Dan gaat het naar de Middel-landse Zee, die een goed model is voorde Krijtzee, met warm en diep water.Daar is van 1982-1987 een uitgebreidprogramma van raaien gevaren, benthosverzameld en er is seismiek geschotenbij Kreta om onderzoek te doen naar deverticale bewegingen in dat deel van deMiddellandse Zee. In 1986 en 1988zijn er twee belanrijke expedities naar deAtlantische Oceaan. Bovendien stappenwe ook op bij derden, zoals bij de bio-loog Van der Spoel van de Universiteitvan Amsterdam, die ons de actuo-methodes leert. En we participeren inhet internationale diepzee boorprogram-ma (ODP)”.

Snellius-IIIn 1984 wordt het echt bijzonder. De RVTyro vaart van Nederland naar Indonesiëom daar een jaar te blijven. Het is deSnellius-II-expeditie die in 1985 plaats-vindt (de Snellius-I-expeditie was in1929/1930 met professor Kuenen alsenige geoloog). De Snellius-II is een ini-tiatief van het LIPI (Indonesian Instituteof Sciences) dat door de NederlandseRaad voor Zeeonderzoek (NRZ) gehono-reerd is. Het ambitieuze programmaheeft vijf thema’s: Geology and geophy-sics of the Banda Arc and adjacentareas; Ventilation of deep basins; Pela-gic systems; Coral reefs; en River inputinto ocean systems.Van Hinte is de Nederlandse coördinatorvoor het eerste thema (de Banda Arc) enstelt in samenwerking met de Indonesi-sche coördinator (Hartono) het program-ma samen uit voorstellen vanuit beidelanden. Het bijzondere aan deze expedi-tie is dat er zowel op zee als op het landonderzoek gedaan wordt. Bovendienmoet er tegenover ieder Nederlandsonderzoeksvoorstel een Indonesischetegenhanger zijn. Dat maakt deze expe-ditie tot een logistiek gecompliceerdgeheel en zorgt voor flink wat frustraties

februari 2007 Geo.brief 15

Jan van Hinte tijdens een van zijn reizen.

als voorstellen geweigerd worden bijgebrek aan Indonesische ‘counterparts’.Maar het legt wel de basis voor eenhechte samenwerking tussen Indonesi-sche en Nederlandse wetenschappers.Er is met name gewerkt in het oostelijkedeel van Indonesië. Er is offshore seis-miek geschoten en er zijn onder andereraaien gekernd. Op land is geomagne-tisch en vulkanologisch onderzoekgedaan en er zijn verschillende eiland-secties bemonsterd, waarbij met nameaandacht besteed is aan de extreemsnelle, verticale bewegingen die in ditgebied plaatsvinden. In 1987 is er een groot congres over deexpeditie, die, naast twee volumineuzecongresverhandelingen, talloze publica-

ties, vele promoties en langdurige, posi-tieve contacten heeft opgeleverd. “Voormij was het zeer bevredigend dat hetons gelukt is dat er, na jaren van post-herstruktureringsstrijd, gemotiveerdeNederlandse geo-onderzoekers vandiverse pluimage en affiliatie op éénplatform stapten om broederlijk metelkaar en met hun Indonesische colle-ga’s samen te werken om wetenschap-pelijke vragen over de eilandenboog ende geschiedenis van de oceaan en hetklimaat te attaqueren.”

PeugeootjeNaast het op poten zetten van het inter-nationale zeeonderzoek in Nederland, isVan Hinte in die tijd ook actief in com-missies en vervult hij verschillendebestuurlijke functies. Hij bezoekt boven-dien de tweedejaars veldwerken in Mid-den-Spanje en de doctoraalveldwerkenin Zuid-Spanje, en vernielt daarbij deschokbrekers van het Peugeootje 304cabrio van zijn vrouw Dorine. Als in april 1998 onverwacht blijkt datmet een reorganisatie zijn leerstoelPaleontologie-Stratigrafie en zijn Afde-ling Pal-Strat-Marien opgeheven wordenom op te gaan in een andere groep, is

hij zeer teleurgesteld. Hij stopt na 20jaar als hoogleraar bij de VU, maar blijftals gastmedewerker verbonden aan hetinstituut. Toch houdt Van Hinte zich nogsteeds bezig met geologie. Hij heeft nogtwee promovendi, geeft geo-adviezen,doet redactioneel werk en heeft nog zit-ting in commissies. En hij zoekt de rusten de financiering om nog een aantalpublicaties af te ronden. Hij woont afwisselend in Amsterdam enin Frankrijk, waar zijn kasteel al 25 jaar‘s zomers gastvrijheid verleent aan artis-tieke en wetenschappelijke workshops,master classes en seminars. Met hemmee ‘heen en weer’ gaan zijn vrouw enhun kat, één van de kittens van de poesvan de gardien van het kasteel (de mandie op het kasteel let als de kasteelheerniet aanwezig is). De kat heet Isabelle –een lapjeskat is een isabelle in het Frans– of gewoon ‘poes’ in Amsterdam. Zij iseen uitstekende mollenvanger. Dat zijnalle lapjeskatten volgens de Fransen.Van Hinte heeft nog nooit een mol op dedrempel van de kasteelpoort gevonden,maar het gazon van het kasteel ziet erpuntgaaf uit en dat was vóór Isabelle welanders.

Aukjen Nauta

16 Geo.brief februari 2007

• NWO-persbericht • 19 december

2006 •

De Nederlandse Organisatie voorWetenschappelijk Onderzoek(NWO) heeft dertig excellentewetenschappers een zogehetenVici-subsidie toegekend. Dezesubsidie bedraagt maximaal1.250.000 euro. Hiermee moethij of zij in vijf jaar tijd een eigenonderzoeksgroep opbouwen.De Vici-subsidie is bestemd voorexcellente, zeer ervaren onderzoe-kers die met succes een vernieu-wende onderzoekslijn hebben ont-wikkeld. De wetenschappers beho-ren tot de top van hun onderzoeks-veld. Daarnaast hebben ze bewe-zen dat ze als coach voor jongeonderzoekers kunnen optreden.

In totaal schreven 166 onderzoe-kers een beknopte vooraanvraag.NWO nodigde 66 onderzoekers uitom hun aanvraag verder uit te wer-ken. De onderzoekers moesten hunvoorstel onder andere mondelingkomen toelichten voor een beoor-delingscommissie. Op basis vaninternationale en nationale advie-zen werden uiteindelijk 30 voor-stellen voor honorering geselec-teerd. Onder de geselecteerde kan-didaten bevinden zich zes vrou-wen, dat is twintig procent. NWObetaalt bijna zeventig procent vanelke subsidie. De universiteit ofhet instituut draagt ruim dertigprocent bij. Alles bij elkaar gaathet om circa 37,5 miljoen euro. De Vici-subsidie is een van de

.nwo

Vici-toekenningen voor dertig Nederlandse toponderzoekers

drie subsidievormen van de Ver-nieuwingsimpuls. De andere tweesubsidies zijn de Veni-subsidie(voor pas gepromoveerden) enVidi-subsidie (voor ervaren post-docs). De Vernieuwingsimpuls isopgezet in samenwerking met hetMinisterie van OCW, de KNAW ende universiteiten.

Vici-toekenningen in de aard-

wetenschappen

Methaan, broeikaseffect en planten •

prof. dr. T. (Thomas) Röckmann • Gei-

lenkirchen (Duitsland), UU - Fysische

Geografie

Methaan is een belangrijk broei-kasgas. Uit recent onderzoekblijkt dat planten methaan pro-

duceren. De onderzoekers gaan analyseren of en hoe plantenmethaan kunnen vormen en welkerol dit speelt in de methaankring-loop in de atmosfeerAanpassing aan een warmere wereld •

Prof. dr. M.E. (Marcel) Visser • Den

Haag, NIOO-KNAW - Populatiebiologie

van Dieren

Door klimaatsverandering zijn veeldieren niet langer aangepast aanhun verander(en)de omgeving.Om niet te verdwijnen, zullen zeook moeten veranderen. Maar hoe snel past een soort als dekoolmees zich aan, kunnen zehun wereld bijhouden?

.voetlicht (vervolg)

‘Op zee leer je werkelijk in vier dimensiesdenken’

februari 2007 Geo.brief 17

Schokland is een voormalig eilandin de Zuiderzee, sinds 1939 gele-gen in de Noordoostpolder. In deloop van de geschiedenis is heteiland steeds kleiner gewordendoor kustafslag. Uiteindelijk is hetin 1859 op last van Willem-III ont-

.nwo

.ktfg

ruimd. Nu wordt het eilandbedreigd door inklinking. De lageregrondwaterstand in de omringendepolder veroorzaakt compactie enoxidatie van het veen in de onder-grond van het eiland. Om dit tegente gaan en om het archeologische

erfgoed te beschermen, heeft menin 2003 kunstmatig het grondwa-terpeil rondom Schokland ver-hoogd. In 1995 is het voormaligeiland Schokland door de UNES-CO aangewezen als Werelderfgoed.

Tijdens de excursie zullen we degeologische opbouw van Schoklandbestuderen. We gaan daarbij vanoud naar jong. We beginnen bij dekeileemafzettingen uit de SaaleIJstijd. Deze 150.000 jaar oudeafzettingen zijn ontsloten in deGesteentetuin aan de westkant vanhet voormalige eiland. Vervolgensgaan we rivierduinafzettingen uitde laatste IJstijd aanboren aan dezuidkant. Deze afzettingen daterenuit de Jonge Dryasperiode en zijnongeveer 12.000 jaar oud. De dui-nen zijn als welvingen herkenbaarin het huidige landschap. Zowel dekeileem als de duinen zijn gebruiktdoor steentijdbewoners (6500-3100 jaar voor heden), omdat zerelatief hoog in een landschap

lagen. Dit landschap werd gedomi-neerd door de rivieren Kuinder,Tjonger, Vecht en IJssel (niet ver-bonden met de Rijntakken). DeHolocene afzettingen zullen webekijken door middel van enkeleboringen. Deze afzettingen begin-nen met een pakket veen (grofwegvan 5000 tot 1200 jaar geledengevormd), gevolgd door geulafzet-tingen (Middeleeuws), en tenslottejonge silten en kwelderkleien neer-gelegd door de Zuiderzee.

Leiding: Ronald van Balen en Ko van

Huissteden. Datum: 13 mei 2007;

verzamelen om 11:00 bij restaurant

Schokkererf te Nagele. Voor wie met

het openbaar vervoer wil komen, ver-

trekt er om 10:30 uur een busje vanaf

het station te Kampen.

Aanmelden: vóór 1 mei bij Ko

van Huissteden, e-mail:

[email protected];

tel: 020-5987354

Gaarne met vermelding van telefoon-

nummer of (e-mail) adres, en aan-

geven of u gebruik wilt maken van

het busje vanaf station Kampen.

Aantal deelnemers minimaal 5,

maximaal 25. Kosten: € 10,00 voor

leden van het KNAG of de KTFG, €

12,00 voor overige deelnemers.

KTFG-excursie: Geologie van Schokland

• NWO-persbericht • 19 december

2006 •

De Nederlandse Organisatie voorWetenschappelijk Onderzoek(NWO) heeft 25 jonge veelbelo-vende wetenschappers een Rubi-con-subsidie toegekend. Pasgepromoveerde Nederlandse on-derzoekers krijgen zo de kans omonderzoekservaring op te doen inhet buitenland. Ook kunnen bui-tenlandse wetenschappers onder-zoek in Nederland verrichten.In totaal schreven 99 onderzoe-kers een onderzoeksvoorstel. Deaanvragen werden beoordeelddoor drie multidisciplinaireadviescommissies. De succesvollekandidaten werden geselecteerdvanwege hun talent voor het doen

NWO geeft 25 onderzoekers Rubicon-subsidie voor buitenlandervaring

De 25 onderzoekers krijgen bijelkaar ongeveer 1,8 miljoen euro.Hieruit wordt een onkostenvergoe-ding voor verblijf van een half jaartot twee jaar aan een buitenlandsinstituut bekostigd van maximaal80.000 euro. Bij verblijf van eenjaar aan een Nederlands instituutkrijgt het instituut maximaal55.000 euro.De Rubicon-subsidie gaat voorafaan de Veni-subsidie. De naamkomt van de rivier de Rubicon.Julius Caesar stak deze rivier overvoordat hij aan zijn zegereeksbegon die leidde tot de uitspraak‘veni, vidi, vici’. De Rubicon-subsidie is bedoeld voor pasge-promoveerde onderzoekers. Deze groep mist vaak net de

onderzoekservaring om een Veni-subsidie te krijgen.

Rubicon-subsidie in de aard-

wetenschappen

Physics of extreme storm formation •

dr. H. de Vries (m) • University of

Reading (UK), 24 maanden.

Zoveel stormen, zoveel onopgelos-te vragen. En dat terwijl de huidi-ge weermodellen steeds beterworden. Op zoek naar het ultieme“waarom” van de extreme stormworden fundamentele, nieuwetechnieken ontwikkeld en vervol-gens toegepast op beruchte histo-rische stormen uit de recentegeschiedenis.

Schokland, voormalig eiland in de Zuiderzee, nu uitstekend boven

de vlakke Noordoostpolder

van innoverend en grensverleg-gend onderzoek aan een excellentinstituut in binnen- of buitenland.Het merendeel van de succesvollekandidaten is in Nederland gepro-moveerd. Andere kandidaten zijnafkomstig uit Europa, India, Cana-da en de Verenigde Staten. Bijnaeen derde van de onderzoekersvoert het onderzoek uit aan eenkennisinstelling in Amerika. Ande-re kandidaten starten in Engeland,Duitsland, België, Zwitserland,Australië, Zweden en Canada. 26wetenschappers voeren hun onder-zoek uit in Nederland. Een derdevan de gehonoreerden is vrouw.Dit is overeenkomstig met het per-centage vrouwen dat een aanvraagheeft ingediend.

18 Geo.brief februari 2007

De door mij gebruikte tijdreeksenmaken deel uit van het GHCN3; ineen gebruikersvriendelijk formatis de data beschikbaar via deGISS-website4. Aan gezien deHohenheim-data niet publiekelijkgearchiveerd was, schreef ik deauteur. Na wat aandringen kreegik de data, onder de vreemde con-ditie dat ik niets mocht publice-ren zonder voorafgaande toestem-ming. Afijn, binnen vijf minutenna ontvangst van de data bleek aldat er een enorme discrepantiebestond tussen Hohenheim en deLabrijnreeks5, en tussen Hohen-heim en de Hohenpeissenberg-reeks. Tussen Labrijn en Hohen-peissenberg heerst goede over-eenkomst: in feite correleren allejaargemiddelden in het gebiedtussen Wenen en Nederland nogvrij aardig.Ik schreef een kort technisch com-ment, bood dat aan het tijdschriftaan, die het tot mijn stomme ver-bazing afwees. Na vergeefsepogingen bij andere tijdschriften,omdat het een comment op eenander tijdschrift betrof, werd mijnmanuscript tenslotte geaccepteerd

voor publicatie in Energy andEnvironment, verwachte publica-tiedatum: januari 2007. Al met aleen heel jaar voor een eenvoudigetechnische comment. Het moetgezegd worden dat de review stan-daard van Energy and Environ-ment niet hoog is; er zijn contro-versiële artikelen gepubliceerd diestellen dat het broeikaseffect eengevolg is van de massa van deatmosfeer6 en dat de recente toe-name van de mondiale CO2 eengevolg is van temperatuurtoenameen niet van fossiele brandstof7.Dit merkwaardige standpunt, datstrijdig is met diffusiefysica, wordtook ingenomen door de Noorsegeochemicus Tom Segalstad8.Daarentegen zijn er wel goede arti-kelen verschenen over de klimaat-reconstructies9 en economischeaannamen10 die aan de basis lig-gen van de klimaatmodellen.

Ben ik een uitzondering in kli-maatland? Helaas niet; het isinmiddels bekend dat de tijd-schriften Nature en Science eenbehoorlijke veer hebben gelatenvoor wat hun geloofwaardigheid

Science, zonder overigens zijnresultaten digitaal te publiceren,dat deed hij pas twee jaar later14.Hier werd het jaar 2003 als een‘unprecedented’ jaar gepresen-teerd. Als we echter de gere-construeerde periode voor 1700vergelijken met recent verkregenwijnoogst-data15, zien we dat dezomers van de 16e eeuw hele-maal niet zo koud waren. Inder-daad, we hebben ook dagboek-aantekeningen uit 1540 waariniemand de Rijn bij Keulen perpaard doorwaadt en de stad lave-loos was van het hoge alcoholge-halte in de Rijnwijn16. Overigenszijn deze data ten enenmaleongeschikt om pieken met elkaarte vergelijken17.

Gore

En dan is er de film An Inconve-nient Truth van Al Gore: hetbroeikaseffect veroorzaakt meertropische cyclonen, Groenlandsmelt en Nederland komt zevenmeter onder water te staan. DeWorld Meteorological Organisation(WMO) heeft er al stelling opgenomen18 dat de trend in het

.ingezonden brief

met betrekking tot publicaties ophet gebied van klimaatweten-schap. Als het maar onheilspel-lend is, wordt er al snel tot publi-catie overgegaan.

Hockey stick

Een aantal jaren geleden kwam ikStephen McIntyre tegen op eeninternetforum die vroeg of iemandwel eens de berekening achter deklimaatreconstructie van Mann11

had nagetrokken. Wat volgde waseen strijd om data en methodes teverkrijgen die zijn weerga in dewetenschap niet gekend heeft12.En tot op de dag van vandaag zijnniet alle stappen bekend die tot degrafiek en de bijbehorende fout-marges hebben geleid. Een belang-rijke berekening is de verificatie-statistiek: je kijkt hoe goed jemodel aan de input voldoet. Voorde vroegste gedeeltes is dat 0.0,wat wil zeggen dat je data in hetgeheel niet meer correleert met jemodel. Deze gegevens zijn altijdverzwegen geweest. Een soortgelijke hockeystick zienwe ook in Europa. Luterbacher13

presenteerde zijn reconstructie in

1 Volker Wulfmeyer and Ingeborg Henning-Mül-ler, 2005, The climate station of the Univer-sity of Hohenheim: Analysis of Air Tempera-ture and Precipitation Time Series Since1878 Int. J. Climatol. 26: 113–138 (2006)Published online in Wiley InterScience(www.interscience. wiley.com). DOI:10.1002/joc.1240

2 home.casema.nl/errenwijlens/co2/europe.htm3 R. S. Vose, R. L. Schmoyer, P. M. Steurer, T.

C. Peterson, R. Heim, T. R. Karl, and J. K.Eische, 1992, The Global Historical Climato-logy Network: Long-Term Monthly Temperatu-re, Precipitation, Sea Level Pressure, andStation Pressure Data, Oak Ridge NationalLaboratory, Oak Ridge, Tennessee, USAOnline:http://cdiac.esd.ornl.gov/epubs/ndp/ndp041/ndp041.html

4 GISS website station data http://data.giss.nasa.gov/gistemp/station_data/

5 A van Engelen and Nellestijn, JW, 1996,Monthly, seasonal and annual means of airtemperature in tenths of centigrades in DeBilt, Netherlands, 1706-1995. KNMI report

from the Climatological Services Branch. Online (with permission): home.casema.nl/ errenwijlens/co2/LABRIJN.xls

6 Jelbring H., The “Greenhouse Effect” as aFunction of Atmospheric Mass, Energy &Environment, Volume 14, Numbers 2-3, 1May 2003, pp. 351-356(6)

7 Rörsch A.; Courtney R.S.; Thoenes D., GlobalWarming and the Accumulation of CarbonDioxide in the Atmosphere Energy & Environ-ment, Volume 16, Number 1, January 2005pp. 101-126(26)

8 Tom V. Segalstad, Carbon cycle modellingand the residence time of natural and anthro-pogenic atmospheric CO2: on the construc-tion of the “Greenhouse Effect Global War-ming” dogma. in: Bate, R. (Ed.): “GlobalWarming: The Continuing Debate”, EuropeanScience and Environment Forum (ESEF),Cambridge, England (ISBN 0-9527734-2-2),pages 184-219, 1998.folk.uio.no/tomvs/esef/ESEF3VO2.htm

9 McIntyre S.; McKitrick R., Corrections to theMann et. al. (1998) Proxy Data Base and

Northern Hemispheric Average TemperatureSeries Energy & Environment, Volume 14,Number 6, 1 November 2003, pp. 751-771(21)

10 Castles I.; Henderson D, The IPCC EmissionScenarios: An Economic-Statistical CritiqueEnergy & Environment, Volume 14, Numbers2-3, 1 May 2003, pp. 159-185(27)www.ingentaconnect.com/content/mscp/ene/2003/00000014/F0020002/art00004

11 Mann, M.E., R.S. Bradley, and M.K. Hughes.1998. Global-scale temperature patterns andclimate forcing over the past six centuries.Nature, 392, 779-787. www.ncdc.noaa.gov/paleo/pubs/mann1998/frames.htm

12 www.climateaudit.org13 Jürg Luterbacher, Daniel Dietrich, Elena

Xoplaki, Martin Grosjean and Heinz Wanner,European Seasonal and Annual TemperatureVariability, Trends, and Extremes Since1500, Science, Vol 303, Issue 5663, 1499-1503 , 5 March 2004

14 ftp://ftp.ncdc.noaa.gov/pub/data/paleo/histori-cal/europe-seasonal.txt

15 Chuine, I., P. Yiou, N. Viovy, B. Seguin, V.Daux, and E. Le Roy Ladurie. 2004. Graperipening as a past climate indicator. Nature,Vol. 432, 18 November 2004.www.ngdc.noaa.gov/paleo/pubs/chuine2004/chuine2004.html

16 Herrmann von Weinsberg, Das Buch Weins-berg. Kölner Denkwpürdigkeiten aus dem 16.Jahrhundert Bd. 1 Leipzig 1886 (NachdruckDüsseldorf 2000) p150&151 Scan p150“Vom Hitzigen Somer” home.casema.nl/errenwijlens/co2/weinsberg1.gifScan p151 “Angefangen Vil zu drinken”home.casema.nl/errenwijlens/co2/weins-berg2.gif

17 D. J. Keenan, Grape harvest dates are poorindicators of summer warmth, Theor. Appl.Climatol. 87, 255–256 (2007) DOI10.1007/s00704-006-0197-9 www.informath.org/pubs/TAC06a.pdf

18 WMO Statement on Tropical Cyclones andClimate Change. www.wmo.ch/web/arep/press_releases/2006/iwtc_statement.pdf

Wat is er aan de hand met het klimaatonderzoek?

Op 6 januari 2006 verscheen een nieuwe compilatie van de temperatuurgeschiedenisvan Stuttgart-Hohenheim1 waarvan wordt geclaimd dat de serie homogeen is en vrij vanhet Urban Heat Island effect. Omdat lange homogene tijdreeksen in Europa schaars zijnen ik al enige jaren met het onderwerp bezig ben2, besloot ik (schrijver dezes, HansErren) de claims die in het artikel werden gedaan aan nader onderzoek te onderwerpen.

februari 2007 Geo.brief 19

niet valt bij de stijging van dewaarde van onroerend goed, endat er cyclische effecten in decyclonen zitten die nog nietbegrepen zijn.Het ijskappenverhaal berust op eenmeting van enkele jaren19, waarbijvoor het gemak vergeten wordt dathet in de jaren veertig veel warmerwas op Groenland20, zonder dat diteen effect had op de zeespiegel.Onze Nederlandse glacioloog HansOerlemans heeft om dit soortdoemwetenschap het IPCC al derug toegekeerd21. Maar de bankenprofiteren er van: “Wat doe je metje geld nu de ijskap smelt”. Een ander controversieel ijskapjeis de berg Kilimanjaro in Tanzaniawaar Lonnie Thompson enkele ijs-kernen heeft geboord22 en eendramatische voorspelling heeftgedaan. De Kilimanjaro is alleenniet aan het opwarmen, maar aljaren aan het uitdrogen23, en valter aan de datering van het ijs ooknog wel het een en ander op temerken24. Thompson is overigenseen notoire opstapelaar van datazonder die te publiceren. Er liggennog meters ongedocumenteerdeijskernen in zijn vriezer in Ohio.

Zijn antwoord op een verzoek:

Dear Hans: Just returned fromChina! Unfortunately, those logsare all hand done. These datawhere not put on electronic for-mat. We have just redrilled theQuelccaya ice cap in 2003 andbrought back two frozen ice coresand will be producing a new logbased on this new data. Unfortu-nately, right now we are proces-

sing Bona-Churchill ice cores andthe new Quelccaya and Coropunacores are in the cue.Sorry I can not be more helpfulon these old data sets.

best wishes, Lonnie25

De IPCC-scenario’s

Naast de doemdenkers zien weook de opkomst van de bagatelli-seerders: Carter in Australië26 enKroonenberg in Nederland27:“Waar maken we ons druk over, in het verleden is het veel ergergeweest”. Inderdaad maar toenwoonden er geen zes miljard men-sen op aarde. Waar het echter omgaat is dat de scenario’s die doorhet IPCC worden geschetst voordeze eeuw sterk afhankelijk zijnvan een aantal basisaannamenover CO2-emissies, CO2-opslag enCO2-klimaatgevoeligheid, en dat –afhankelijk welke aanname jeneemt – het eindresultaat catas-trofaal of onmerkbaar wordt.De toekomstige CO2-emissies wor-den geschilderd in de SRES-sce-nario’s28. De sterke emissies zijngebaseerd op een bevolkingsver-dubbeling in 2100, een getal datuiterst onwaarschijnlijk is29.Met emissie alleen zijn we er nogniet, het aanwezige overschotwordt al langs natuurlijke wegafgevoerd in de sinks, ongeveer45% per jaar30. Nu zijn er weten-schappers die speculeren dat destijging van 380 ppm naar 560ppm voldoende is om het hele diffusieproces af te remmen31,terwijl standaard diffusiefysicajuist leert dat dan de diffusie toe-

neemt, wat overigens al vijftig jaarwordt waargenomen32. CO2-opslagis daarom water naar de zee dra-gen.Dan is er de climate sensitivity:Hoeveel stijgt de temperatuur bijeen verdubbeling van CO2. Hierhebben we nog steeds de erfenisuit de jaren zeventig toen we wer-den bang gemaakt met afkoelingdoor aerosolen33. Het probleem isdat over de kracht van de mense-lijke aerosolen geen zinnig woordte zeggen is. Alle theorieën strij-den met elkaar en er is zelfs geengemiddelde waarde mogelijk34.CO2 alleen veroorzaakt bij verdub-beling een graad verwarming35,maar er wordt zoveel gespeculeerdover meekoppeling van waterdampen koeling van aerosolen dat deklimaatmodellen varieren van eentot drie graden36.Maar als we dan de resultaten vande Dutch Challenge zien37, is erweer reden voor hoop. Gebruikmakend van het ‘business asusual’ SRES A1B-scenario is vooreen verdubbeling van CO2 ook eengraad verwarming berekend. Ietswat verre van catastrofaal is maarnooit het nieuws heeft gehaald,want goed nieuws is geen nieuws.Overigens gaat het A1B-scenariouit van een sinkverzadiging.

Toekomst van Nederland

Nederland zal zich ernstig moetenberaden wat te doen nu hetNederlands aardgas zijn eindenadert. Gaan we door op de oudeweg en gaan we het Russischaardgas in Slochteren opslaan?Blijven we afhankelijk van hetMidden-Oosten en Rusland voor

onze energie38, of gaan we alter-natieven stimuleren, meer aard-warmte misschien meer kernener-gie? Wat van de Nederlandse kli-maatwetenschappers verwachtwordt, is dat ze iets zinnigs zeg-gen over de frequentie en sterktevan stormen als het broeikaseffectsterk blijkt te zijn, maar ook als dezon een nieuw Maunder-minimuminduikt39. Als je dan toch met hetvoorzorgsbeginsel schermt, zul jeook rekening moeten houden meteen plots inzettende kou. Een win-ter als 1963 zal tegenwoordig hetland volledig platleggen.

Hoe nu verder

Openheid in de aannames, publi-catie van methodes door turnkeyapplicatie bijvoorbeeld in de taalR40. Publieke archivering vandata, methode en resultaten, voor-afgaand aan publicatie, en dit ookals een strikte minimumeis stellenals voorwaarde voor publicatie:Geen archief, geen publicatie.Het aangaan van interactieve dis-cussies in Nederland bijvoorbeeldop wetenschapsforum.nl41. Het isvan de zotte dat bijna geen enkelewetenschapper de discussie opinternet aandurft, dit is het medi-um waar wetenschappers al eeu-wen van dromen en het wordt nietgebruikt! Zo kan een wetenschap-pelijk debat drastisch worden ver-sneld in volle openheid en duurthet geen jaren maar weken vooreen lopende controverse wordt uit-gepluist42. Maar ja, dan moet jewel met de billen bloot durven.Tot ziens op wetenschapsforum, ikben er klaar voor.

Hans Erren

19 Steffen, K., S.V. Nghiem, R. Huff, and G. Neu-mann, The melt anomaly of 2002 on the Green-land Ice Sheet from active and passive micro-wave satellite observations, Geophys. Res. Lett.,31(20), L2040210.1029/2004GL020444,2004. http://cires.colorado.edu/science/groups/steffen/greenland/melt2005/

20 www.ferdinand-engelbeen.be/klimaat/greenland_temp.html

21 Barbara van Erp, Een hardnekkig hogedruk-gebied, interview met Hans Oerlemans, VrijNederland, 3 december 2005 www.vrijnederland.nl/ vn/show/id=47022

22 Lonnie G. Thompson, Ellen Mosley-Thomps-on, Mary E. Davis, Keith A. Henderson, HenryH. Brecher, Victor S. Zagorodnov, Tracy A.Mashiotta, Ping-Nan Lin, Vladimir N. Mikha-lenko, Douglas R. Hardy, Jürg Beer, Kiliman-jaro Ice Core Records: Evidence of HoloceneClimate Change in Tropical Africa Science 18October 2002: Vol. 298. no. 5593, pp. 589– 593 DOI: 10.1126/science. 1073198www.sciencemag.org/cgi/content/abstract/298/5593/589

23 Georg Kaser, Douglas R. Hardy, ThomasMölg, Raymond S. Bradley And Tharsis M.Hyera Modern Glacier Retreat On Kilimanja-ro As Evidence Of Climate Change: Observa-tions And Facts Int. J. Climatol. 24:329–339 (2004) Published online in WileyInterScience (www.interscience.wiley.com).DOI: 10.1002/ joc.1008 www.richel.org/grk/Kilimanjaro/kaser_et_al_IJC24(2004).pdf

24 www.climateaudit.org/?p=40825 home.casema.nl/errenwijlens/ co2/quelc-

caya.htm26 Bob Carter, Deep Time to Our Time: The

Scale Factor in Climate Change, Internationalseminar meeting at KTH, Stockholm 11-12September 2006

27 Kroonenberg, S De menselijke maat: de aardeover tienduizend jaar – 2006www.delta.tudelft.nl/archief/j37/n39/20479

28 www.grida.no/climate/ipcc_tar/wg1/519.htm www.grida.no/climate/ipcc_tar/wg1/521.htm

29 Lutz, W., W.Sanderson and S.Scherbov, Theend of world population growth. Nature, vol.412, 543-545 (2 August 2001).

muller.lbl.gov/teaching/physics10/old%20physics%2010/pages01/Lutz%20population%20Nature.pdf

30 home.casema.nl/errenwijlens/co2/sink.htm31 Joos F and M. Bruno A short description of

the Bern Model September 1996 www.cli-mate.unibe.ch/~joos/model_description/model_description.html

32 Dietze P, Little Warming with new Global Car-bon Cycle Model www. john-daly.com/ car-bon.htm

33 Schneider S. & Rasool S., “Atmospheric Car-bon Dioxide and Aerosols - Effects of LargeIncreases on Global Climate”, Science,vol.173, 9 July 1971, p.138-141

34 IPCC TAR figure 9 Level of scientific under-standingwww.grida.no/climate/ipcc_tar/wg1/figts-9.htm

35 home.casema.nl/ errenwijlens/co2/how-much.htm

36 K. AchutaRao et al., An Appraisal of CoupledClimate Model Simulations, Laurence Liver-more Laboratories

August 16, 2004 www-pcmdi.llnl.gov/model_appraisal.pdf home.casema.nl/errenwijlens/co2/tcscrichton.htm

37 Michael Kliphuis, Frank Selten & Henk Dijks-tra Technical Report Dutch Computing Chal-lenge Project Simulation of extreme weatherevents present and future December 15th2004 www. knmi.nl/onderzk/CKO/Challenge/Techrep_DCCP.pdfDutch Challenge Project www.knmi.nl/onderzk/CKO/Challenge/

38 Verslag wetgevingsoverleg commissie EZ overontwerp-gaswet www.nieuwsbank.nl/inp/2000/03/0313R009.htm

39 K. H. Schatten, W. K. Tobiska Solar ActivityHeading for a Maunder Minimum? 34th SolarPhysics Division Meeting, June 2003www.aas.org/publications/baas/v35n3/spd2003/18.htm

40 climate2003.com/scripts/MM03/redo.mann.txt www.climateaudit.org/?p=926

41 www.wetenschapsforum.nl42 www.climateaudit.org/?cat=36

20 Geo.brief februari 2007

structie te maken van de planten-zoneringen: van landplanten naaroeverplanten, moerasplanten enwaterplanten.Renate Rubenstein, ook onder-zoeker aan het museum, gaf hettweede praatje. Daarin kwam uit-gebreid aan bod hoe men eenreconstructie heeft gemaakt vaneen primaat, Europolemur kelleri.Niet alleen van het totale skelet,maar ook van de kleur van devacht en de ogen, de woonomge-ving, de manier van voortbewegenetc…Marita Felder, ook verbonden aanhet museum, vertelde over desedimenten van het maarmeer,die een afwisseling zijn van orga-nisch-rijke schiefers – ook welolieschiefers – en siderietrijkelagen. De olie in de schiefersbestaat voornamelijk uit algenma-teriaal, en uit haar onderzoek isgebleken dat bacteriële afbraakvan het organische materiaalmethanogenese veroorzaakte, watde siderietvorming verklaart.Prof. Volker Mosbrugger, directeurvan het museum, vertelde overhet Eocene klimaat van Europa enhoe planten ons helpen met hetreconstrueren van dat klimaat.Verschillende methodes zijn erbeschikbaar: allerlei verschillendebladkenmerken zeggen iets overdat klimaat. De verhouding in eenflora van bladeren met een gaverand en een getande rand verteltde gemiddelde jaartemperatuur.Een andere methode is deNearest Living Relative Approach:van iedere plantensoort in eenfossiele flora is de levende, meestverwante soort, (nearest livingrelative) te bepalen. Alle levendesoorten hebben hun eigen voor-waarden aan klimaatsparameters.Als van alle levende soorten wordtbekeken wat die voorwaarden zijn,is er een interval te reconstruerenwaarin alle soorten voorkomen.Dat interval bepaalt dan de kli-maatsparameters van de fossieleflora. Wat duidelijk te zien wasaan de reconstructies is dat hetklimaat tijdens de broeikasaardeveel warmer en natter was inEuropa vergeleken met nu. Ditgold in extreme mate voor de

.kringen

De Messelgroeve, een Unescowerelderfgoed, was reden genoegom richting Frankfurt te verkassenvoor deze meeting van de Paleo-biologische Kring. De Messelgroe-ve is bekroond om zijn prachtigbewaard gebleven fossielen inolieschiefers. Dit kleine stukjepaleobiotoop (800 m. in diame-ter) geeft een overzicht van hetleven in het Midden-Eoceen (rond47 Ma) van Europa, een tijd dater op aarde een hothouseklimaatheerste, de zogenaamde broeikas-aarde. Dit was een periode (bij-voorbeeld gedurende het laat-Krijten vroeg-Paleogeen) dat de Aardezo warm was dat er zich geenwezenlijke ijskappen op de polenbevonden. De Messelgroeve is eigenlijk eenopgevuld maarmeer dat is ont-staan door een vulkanische explo-sie. De krater vulde zich met

water en leven verscheen in ditmeer. Ook de flora en fauna dieaan de randen van de krater leef-den, vielen soms in het meer enkonden bewaard blijven. Specialeomstandigheden op de bodem vanhet meer zorgden ervoor dat floraen fauna in een zo uitzonderlijkgoede staat bewaard zijn geble-ven.

De lezingen

De praatjes op vrijdag in hetSenckenberg Museum te Frank-furt, speelden allemaal in op hetPaleogeen, de tijd van de broei-kasaarde. De eerste spreker vande dag is Volker Wilde, onderzoe-ker aan het Senckenberg Muse-um. Hij liet ons zien welk eenweelde er aan plantenfossielen tevinden is in de Messelgroeve,50% van alle vondsten zijn blade-ren. Er is een duidelijke recon-

Life and death in the hothouse: warm climates during the Paleogene

Paleobiologische kring

Messel Symposium

2006

• 8 en 9 december

Propalaeotherium parvulum – soort oerpaard uit de Messel groeve.

februari 2007 Geo.brief 21

hogere breedtegraden, waarvanhet warme klimaat (nog) niet doorde huidige generatie klimaatsmo-dellen kan worden voorspeld. Vol-ker Mosbrugger speculeerde datde invloed van de vegetatie op dehydrologische cycli de ontbreken-de component zou kunnen zijn.

Lucas Lourens, cyclostratigraaf entijdschalenspecialist aan de uni-versiteit van Utrecht, sprak overde plaatsing van het Paleoceen-Eoceen Thermaal Maximum(PETM) en de Eocene Laag vanMysterieuze Oorsprong (ELMO) inhet cyclostratigrafisch kader.Tuning van kleilaagjes in verdercarbonaatrijke sedimenten uit dediepzee met behulp van eccentri-citeit (het niet-cirkelvormig zijnvan de baan van de aarde om dezon) en precessie (het ‘zwabbe-ren’ van de aardas) geven het ideedat er tijdens de broeikasaardenog eens voor korte tijd zeerextreem warme omstandighedenhebben geheerst. De PETM is eenvoorbeeld van zo’n hyperthermalevent, maar ook ELMO en andereevents worden nu herkend. DePETM ligt precies op de Paleo-ceen-Eoceen overgang. De P/Egrens wordt dan ook gedefinieerddoor een grote verandering in iso-topensignatuur, de Carbon Isoto-pe Excursion of CIE. Het uitster-ven van vele op de zeebodemlevende foraminiferen werd medeveroorzaakt door anoxia, maar

deze uitslag in δ13C-isotopen waseen aanwijzing voor de oorzaak.Heel veel lichte 12C isotopen kwamen opeens in de atmosfeerterecht, het CO2-gehalte steeg eneen hyperthermal was daar.Vervolgens gaf Prof. Robert Spe-ijer van de Katholieke UniversiteitLeuven een lezing over zeespie-gelveranderingen in een broeikas-wereld en in het bijzonder rond dePaleoceen-Eoceen grens. De para-dox is dat er een ogenschijnlijkeustatische zeespiegelveranderingwordt gevonden van zó’n magnitu-de en snelheid dat ze alleen doorhet smelten en aangroeien vanijskappen verklaard kan worden.Dat laat zich niet combineren metde bovengenoemde definitie vande broeikasaarde en dus zitten wehier nog met een intrinsiek pro-bleem.Het voorlaatste praatje, doorJudith Barke, handelde over deovervloedige groei van Azolla inde Arctische Oceaan tijdens hetMidden- en Laat-Eoceen. Dehypothese is dat er tijden warenmet beperkte influx van vers oce-aanwater, en dat er juist veelzoetwater via rivieren werd aange-voerd. Tijdens die periodes vaneen ‘arctisch meer’ kon Azolla,een zeer snelgroeiende, drijvendezoetwaterplant die hedentendageook in onze sloten voorkomt(kroosvaren), grote oppervlaktesbevolken. Tijdens zo’n periodevan grote bloei werkte Azolla dan

als zeer effectieve koolstof enstikstof sink.Het laatste en waarschijnlijkmeest indrukwekkende verhaalkwam van ‘special guest’ Prof.Phil Gingerich van de universiteitvan Michigan. Hij doet onderzoeknaar invloed van de PETM op hetleven op het land, met de nadrukop zoogdieren in het BighornBasin in Wyoming, VS, een klas-siek zoogdierpaleontologischgebied, met de beste terrestrischeisotopenrecord over de PETMheen. In dit bekken is een duide-lijke afwisseling van witte en rodelagen te zien. In een overstro-mingsgebied vond kalkafzettingplaats en de rode lagen bevattenpaleosols, bodems die zich in dedroogliggende afzettingen hebbengevormd. Op de top van een rodelaag vindt men een dun kleilaagjeterug, een verspoelingshorizont,waarin men de kaken en kiezenvan zoogdieren terugvindt. In detop van het Paleoceen wordt eenandere zoogdierfauna gevondendan in de basis van het Eoceen.Van één zoogdiergenus Ectocionworden over de PETM continukiezen en stukjes kaak gevonden,maar het bijzondere is dat er éénlaag is, precies in de CIE waariner een duidelijke dwergvorm isontstaan, die na de CIE weer ge-wone proporties aanneemt. Hiernavolgde een helaas veel te kortbezoek aan de tentoonstelling vande prachtig bewaard geblevenMesselfossielen. Paardjes, kroko-dillen, schildpadden, allerlei an-dere reptielen, maar ook insecten,vogels, vleermuizen en planten.

De Messelgroeve

Marita Felder gaf de volgende dageen zeer enthousiaste rondleidingin de Messelgroeve. Het verhaalstart met de exploratie van degroeve. Al in 1871 werd er oliegewonnen en uit het restproductvan de schiefer werd ook nogijzererts gehaald. In de jaren 70van de 20ste eeuw werd deexploitatie gestopt, omdat na eenevaluatie bleek dat men met alleolie aanwezig in de groeve heelDuitsland voor slechts een dagvan energie zou kunnen voorzien.

De kosten wogen dus niet optegen de baten. Het gat dat wasontstaan door de winning werd alseen mooie stortplaats voor afvalgezien, maar hiertegen kwam veelprotest door de inwoners van Mes-sel. Langzaamaan begon men ookin te zien hoe zeldzaam een vind-plaats van zulke uitzonderlijkgoed bewaard gebleven fossielenis. In 1996 plaatste UNESCO deMesselgroeve op de werelderf-goedlijst. Er waren nog wel watproblemen, de wanden van degroeve bleken aan het verglijdente zijn. Men moest constantgrondwater blijven wegpompen ofer zou weer een meer ontstaan.Verder had men eigenlijk geenidee hoe het meer was ontstaan.Daarom werd er een kern geboordin het centrale deel van de groe-ve. Deze boorkern van 400 mlang toonde de verschillende sta-dia van het ontstaan van eenmaarmeer. Eerst de opvulling vande krater met geëxplodeerd vulka-nisch materiaal, dan de brecciesmet erosiemateriaal van de krater-wanden, langzaamaan het rustigerworden van het milieu en deafzetting van de kleien en het veleorganische materiaal, die uitein-delijk de olieschiefers zijn gewor-den. Het probleem van deze schiefersen de fossielen die erin gevondenworden is dat ze een heel hoogwaterpercentage hebben. Tweeuur na opgraving is het water uitde stukken verdampt en zijneventuele goede fossielen geheeluiteengevallen. Dit vergt extratechnieken om de fossielen tebewaren. Alle vondsten wordendirect met epoxyhars overgoten,de hars dringt in de fossielen,maar niet in de schiefer, en nauitharding kan de schiefer danworden afgekrabd.

Jorinde Sprong

Op zoek naar fossielen in de olieschiefers van de Messelgroeve.

22 Geo.brief februari 2007

Tot 15 april 2007

Tentoonstelling in het Archeolo-gisch Museum Haarlem ‘Hoornsebodemvondsten’. Info:http://www.museumjaarkaart.nl(verder zoeken op plaats of naam).

15 februari 2007

2e Vlaams-Nederlandse Natuur-steendag, Utrecht. Info:[email protected] of [email protected], www.tno.nl/natuursteendag.

17 februari 2007

Leidse Geologische Vereniging(LGV)-lezingen “dino’s, dodo’s endolfijnen” en LGV jaarvergaderingin Naturalis, aanvang 10 uur. Infoen aanmelden bij ab-actis LGV:Thea van de Graaff-Trouwborst:[email protected]

24 februari 2007

GEA – symposiummiddag voordonateurs, Het Hoekhuis, De

Smidse 1 in Leusden (bij Amers-foort), van 13.00 u tot 16.30uur. De zaal is open vanaf 12.30uur. Informatie en aanmelding:mevrouw T. Hardeman, tel: 036-5335722. Zie ook pagina 4 van dezeGeo.brief.

8 maart 2007

Lezing Babet Schipper (faculteitGeowetenschappen, UU) over ‘Opzoek naar olie en gas in meteo-rietkraters‘. Aanvang: 19.30 uur.Museum Sterrenwacht Sonnen-borgh, Zonnenburg 2, Utrecht.Aanmelden: 030-2302818. Info:www.sonnenborgh.nl.

9 maart 2007

Wetenschappelijke aftrap IPY in Nederland: Polar Symposium2007, Groningen, 10:00 - 18.00 u. Informatie: www.nwo.nl/ polarsymposium2007

9 maart 2007

Tweede JOP-meeting (JongeOnderzoekers in de Paleobiologie)van de Paleobiologische Kringmet stadsgeologische excursie en jaarvergadering. Plaats: Katholieke Universiteit Leuven. Informatie: www.bio.uu.nl/~palaeo/Paleobiologie/

14 april 2007

KNGMG jaarvergadering in Natu-ralis. Thema: Hoe reageren orga-nismen op klimaatsverandering.Zie ook pagina 3 van dezeGeo.brief.

14-25 april 2007

Petrologische en geologischeexcursie naar Utah en Colorado.Stroomopwaarts van de GrandCanyon bezoeken we ontsluitin-gen die goed te vergelijken zijnmet een Groningen gasveld of het Brent olieveld. Olie/gasveldanalyse, produktieplan.

Ook: bezoek aan oa DinosaurNational Monument. Deelname:kijk op www.georeizen.nl/pages/prog2007lang.php

15-18 april 2007

Carbon in Peatlands: State-of-the-Art and Future Research,Wageningen, the Netherlands. Informatie: www.peatnet.siu.edu/CC07MainPage.html

15-20 april 2007

European Geosciences Union(EGU), Wenen, Oostenrijk. Informatie: http://meetings.copernicus.org/egu2007/

26-29 april 2007

Leidse Geologische Vereniging(LGV)-excursie naar Boulonnais.Info bij ab-actis LGV: Thea van de Graaff-Trouwborst:[email protected]

.personalia

.agenda

Adreswijziging

Drs. T (Thijs) BroersmaVletweide 1643981 ZP Bunnik

Drs. R.A.F. (Rory) DalmanMeloenstraat 202321 GZ Leiden

Ir. J.P. (Jean-Paul) van GestelBP NorwayGodesetdalen 84065 StavangerNoorwegen

Drs. A.H. (Aline) te LindeFokke Simonszstraat 6-III1017 TG Amsterdam

Dr. N. (Nicole) van VugtCoebelweg 52324 KX Leiden

Drs. M. (Marjolein) van der LindenPedro de Medinalaan 1841086 XR Amsterdam

Drs. A.M.(Marcel) RompelmanGeraniumstraat 18013 TJ Zwolle

Drs. J.R.G. (Joost) van SummerenWittevrouwenstraat 23512 CT Utrecht

Dr. J.C. (Johan) VarekampEarth & Environmental ScienceDepartmentExley Science Center 451Wesleyan UniversityMiddletown CT 06459USA

drs. H.J.F van der VeenKasteel 137741 GC Coevorden

Nieuwe leden

Behzad Ansari BscAmetisthorst 2552592 HK Den Haag

Universiteit UtrechtFaculteit GeowetenschappenR. Klein Breteler (bachelor, fysische geografie, 28-11-2006)P.C Wehrens (bachelor geologie, 28-11-2006)

.universiteiten

J. (Joris) Graaf MscPJ Noel Bakerstraat 209728 WC Groningen

Dr. T.B. (Tom) van HoofNormandië 123524 RK Utrecht

Dr. B.M.L. (Bart) MeijningerOudegracht 3 B3511 AB Utrecht

P. (Pedro) van MeursVan Meurs CorporationPO Box CR-56766 # 1261 NassauBahamas

Prof. dr. ir. A. VerruijtMerwehoofd 13351 NA Papendrecht

Ir. H.G.P. (Gerhard) WibbensZeemandreef 73146 BV Maasluis

Overleden

23 januari 2007Dr. H.W. Frikken

februari 2007 Geo.brief 23

28 april 2007

Stichting Geologische Aktivitei-ten. Mineralen-werkdag over o.a.micromounts van de Wannenköp-fe, Eifel. TNO-gebouw, Princeton-laan 6, Utrecht. Informatie:www.gea-geologie.nl

6-9 mei 2007

AAPG Hedberg Research Confe-rence ‘Basin Modeling Perspecti-ves: Innovative Developments andNovel Applications’ to be held inThe Hague. Information:http://www.aapg.org/education/hedberg/netherlands/index.cfm

13-15 juni 2007

Fifth international symposium‘Spatial Data Quality 2007’, ITCEnschede. Informatie:http://www.itc.nl/issdq2007/

30 mei-1 juni 2007

European Geothermal CongressEGC 2007. Tevens gelegenheidom de installaties van de aard-warmte-installatie in Unter-haching (in de buurt van Mün-chen, Duitsland) te bezichtigen.Contact: www.egc2007.de

www.kngmg.nl

Het wachtwoord voor het be-schermde download-gedeelte van het KNGMG-web voor dekomende periode is: Bemmelen

In de rubriek Web-mededelingenvan de website (klik op berichten)kunt u de meest actuele informa-tie vinden aangaande lezingen,excursies en andere zaken vanwetenswaardig belang.

Geo.brief is een gezamenlijke uitgave van hetKoninklijk Nederlands Geologisch Mijnbouw-kundig Genootschap (KNGMG), het NWOgebiedsbestuur voor Aarde en Levensweten-schappen (NWO-ALW) en de Kring van Toe-gepaste Fysische Geografie (KTFG).Verschijnt 8 maal per kalenderjaarISSN 1572 2031

Oplage: 1700

Redactie: Drs. Th.H.M. van Doorn (TNO,Utrecht), KNGMG, hoofdredacteurDrs. M.J.M. van der Meer (NWO-ALW)Drs. H. van den Ancker (KTFG) Drs. F.S. van Schijndel-Goester (KNGMG)Eindredactie: Drs. A. Nauta, [email protected]

Vormgeving: Grafisch Atelier WageningenGen. Foulkesweg 72, 6703 BW Wageningentel. 0317 425880; fax 0317 425886e-mail: [email protected]

Druk: Drukkerij Modern, Bennekom

Kopij/verschijningsdata 2007

Nr. 2 2 maart 4 aprilNr. 3 13 april 16 meiNr. 4 25 mei 27 juniNr. 5 3 augustus 5 septemberNr. 6 7 september 10 oktober

Nr. 7 12 oktober 14 novemberNr. 8 16 november 19 december(wijzigingen voorbehouden)

Kosten lidmaatschap van het KNGMG

72,50 gewoon lid50,- AiO/OiO19,25 studentlidmaatschapHet lidmaatschap is inclusief de Nieuwsbriefen het tijdschrift Netherlands Journal of Geos-ciences/ Geologie en Mijnbouw. Het lidmaat-schap loopt van 1 januari tot 31 december. Opzegging dient drie maanden voor het eindevan het kalenderjaar te geschieden.Deze Nieuwsbrief wordt verspreid aan alleleden van het KNGMG en van de KTFG entevens naar ca. 300 geadresseerden van NWO-ALW. Losse abonnementen zijn niet mogelijk.

Advertenties: Voor het plaatsen van adverten-ties kunt u contact opnemen met het Bureauvan het KNGMG, tel. 030 2532412, e-mail:[email protected], of met het Grafisch Atelier /Uitgeverij Blauwdruk, tel. 0317 425880, e-mail: [email protected]. 2007: Tarieven bij eenmalige plaatsing1/1: 625,– 185 x 255 mm1/2: 350,– 185 x 125, 90 x 255 mm1/4: 210,– 185 x 60, 90 x 125 mm1/8: 154,– 185 x 25, 90 x 60 mmbedragen ex 19% btw

Hoofdbestuur KNGMG

Drs. P.A.C. de Ruiter, voorzitterDrs. L. van de Vate (TNO), secretarisDrs. A.G. Marschall-Wesselingh, penningm.Dr. H. de Bresser (UU)Dr. J.C.M. de CooDrs. F.S. van Schijndel-Goester

Secretariaat KNGMG

Postbus 80123, 3508 TC Utrechttel: 030 2532412 / fax: 030 2535523e-mail: [email protected] postbanknummer 40517 tnv KNGMG Utrecht

Adres NWO-ALW

Laan van Nieuw Oost-Indië 3002593 CE Den HaagPostbus 93510, 2509 AM Den Haagtel: 070 3440 619 / fax: 070 3819033e-mail: [email protected]

Bestuur NWO-ALW

Prof.dr.ir. Rudy Rabbinge (voorzitter)Prof.dr. Paul A.M. Andriessen (vice-voorzitter)Prof.dr. Marcel DickeProf.dr. Lubbert DijkhuizenDrs. Rien HerberProf.dr. Marian JoëlsProf.dr. Gerbrand J. KomenProf.dr. C.M. MarianiProf.dr.ir. Marcel Stive

.colofon

.internet

Bodem, Water en Atmosfeer: www.bbw.wur.nlGAIA: www2.vrouwen.net/gaia/Geochemische Kring: /www.kncv.nl/website/nl/page313.asp?color=3Geologisch tijdschrift van de NGV: www.grondboorenhamer.geologischevereniging.nlIngenieurs-Geologische Kring: www.itc.nl/%7Eingeokri/IODP – Intergrated Ocean Drilling Pogramme: www.iodp.org/KNGMG:www.kngmg.nlNederlands Centrum voor Luminescentiedatering: www.ncl-lumdat.nl/Nederlandse Geologische Vereniging, NGV: www.geologischevereniging.nlNederlandse Kring Aardse Materialen: www.nkam.nlPalynologische Kring: sheba.geo.vu.nl/~palkring/wat_is_PK.htmPaleobiologische Kring: www.bio.uu.nl/~palaeo/Paleobiologie/index.htmPetroleum Geologische Kring: www.pgknet.nlStichting Geologische Activiteiten, GEA: www.gea-geologie.nl/Studievereniging GAOS (UvA): www.svgaos.nlTU-Delft: Centre for Technical Geoscience: www.ctg.tudelft.nlUniversiteit Utrecht: www.geo.uu.nlUniversiteit van Amsterdam: www.studeren.uva.nl/aardwetenschappenVrije Universiteit Amsterdam: www.falw.vu.nl