gemeentelijk armoedebeleid - VNG · 7.6 Armoede Effect Rapportage (burgerinitiatief Almelo) 60 7.7...

40

Transcript of gemeentelijk armoedebeleid - VNG · 7.6 Armoede Effect Rapportage (burgerinitiatief Almelo) 60 7.7...

Page 1: gemeentelijk armoedebeleid - VNG · 7.6 Armoede Effect Rapportage (burgerinitiatief Almelo) 60 7.7 Projectleider armoedebeleid 61 7.8 Meten is weten 61 7.9 Intervisiedagen gemeentelijk
Page 2: gemeentelijk armoedebeleid - VNG · 7.6 Armoede Effect Rapportage (burgerinitiatief Almelo) 60 7.7 Projectleider armoedebeleid 61 7.8 Meten is weten 61 7.9 Intervisiedagen gemeentelijk

2

gemeentelijk armoedebeleid

Page 3: gemeentelijk armoedebeleid - VNG · 7.6 Armoede Effect Rapportage (burgerinitiatief Almelo) 60 7.7 Projectleider armoedebeleid 61 7.8 Meten is weten 61 7.9 Intervisiedagen gemeentelijk

5

Gemeentelijk armoedebeleid

4

5 Armoedebeleid en reïntegratie 515.1 Inleiding 515.2 Maatwerk 515.3 Werken lonend maken, tegengaan armoedeval 515.4 Vrijlating inkomsten uit arbeid 535.5 Sociale activering en onkostenvergoeding vrijwilligerswerk 535.6 Schuldhulpverlening als onderdeel van het reïntegratietraject 545.7 Werkervaring opdoen in projecten voor minima 54

6 Kosten en financiering 566.1 Inleiding 566.2 Kosten 566.3 Financiering 56

7 Uitvoeringsaspecten en instrumenten 587.1 Inleiding 587.2 Vereenvoudigde aanvraagprocedure 587.3 Armoedebeleidsmeter 597.4 Bijzondere Bijstandzoeker 607.5 Minima Effect Rapportage (Nibud) 607.6 Armoede Effect Rapportage (burgerinitiatief Almelo) 607.7 Projectleider armoedebeleid 617.8 Meten is weten 617.9 Intervisiedagen gemeentelijk armoedebeleid 61

Bijlage 1 Adressen en websites 63Bijlage 2 Publicaties 69Bijlage 3 Geraadpleegde deskundigen 70Bijlage 4 Prestatie-indicatoren 71Bijlage 5 Artikelen 35 en 36 WWB 73

Inhoudsopgave

1 Inleiding 5

2 Gemeentelijk beleidskader 82.1 Inleiding 82.2 Generiek inkomensbeleid versus gemeentelijk maatwerk 82.3 Relatie met aanpalende beleidsterreinen 92.4 Gemeenteraad en programmabegroting 112.5 Cliëntenraden, belangengroepen en burgerinitiatief 132.6 Maatschappelijke organisaties 132.7 Particulier initiatief 14

3 Lokale maatregelen 163.1 Inleiding 163.2 Bijzondere bijstand 163.3 Bevordering van maatschappelijke participatie 193.4 Beperken zorg- en ziektekosten en verkleinen sociaal-economische

gezondheidsverschillen 223.5 Preventie en tegengaan niet-gebruik 273.6 Kwijtschelding gemeentelijke belastingen 303.7 Schuldhulpverlening 323.8 Langdurigheidstoeslag 353.9 Beperken woonlasten en aanpak achterstandswijken 363.10 Toeslagen op de algemene bijstand 39

4 Doelgroepen 404.1 Inleiding 404.2 Het bepalen van de omvang en samenstelling van de doelgroep

in de gemeente 404.3 Ouderen 414.4 Jeugd 434.5 Chronisch zieken en gehandicapten 454.6 Allochtonen 464.7 Dak- en thuislozen 464.8 Werkenden in loondienst en zelfstandigen 484.9 Tot slot 50

Page 4: gemeentelijk armoedebeleid - VNG · 7.6 Armoede Effect Rapportage (burgerinitiatief Almelo) 60 7.7 Projectleider armoedebeleid 61 7.8 Meten is weten 61 7.9 Intervisiedagen gemeentelijk

7

Gemeentelijk armoedebeleid

6

2| Bij het ter perse gaan van deze publicatie is de WMO nog niet ingevoerd. Wel is de Tweede Kamerakkoord.

3| Deze masterclasses zijn een vervolgactie van het kabinet op het advies van de Denktank Armoede-bestrijding en jongeren (november 2004). Doel van deze masterclasses was om alle betrokken uit-voerders, vanuit het vertrekpunt van integraliteit van het armoedevraagstuk onder jongeren, vanelkaar te laten leren. Vervolginformatie uit de masterclasses is beschikbaar via www.armoedebeleid.nl

4| In bijlage 3 is een lijst met geraadpleegde deskundigen opgenomen.

inwoners. De gemeentelijke overheid is door de korte afstand tot de burger bij uitstekhet overheidsorgaan dat problemen bij individuele burgers kan onderkennen en hier-voor maatwerk kan leveren. Gemeenten kunnen bijvoorbeeld bijzondere bijstand verle-nen, voorzieningen in het leven roepen om maatschappelijke participatie mogelijk temaken, gezondheidsbeleid voeren, toeslagen geven op de bijstandsnorm en mensenhelpen met het oplossen van hun schulden. Het gemeentelijke maatwerk is een aan-vulling op het generieke inkomensbeleid van het Rijk.

De inzet van eigen gemeentelijke middelen, (semi-)overheidsinstanties van maatschap-pelijk werk en gezondheidszorg en particuliere (charitatieve) organisaties, maken eensterke regie door gemeenten wenselijk. Gemeenten kunnen daarbij rekening houdenmet de ontwikkelingen in het aantal huishoudens met een laag inkomen en de schul-denproblematiek, maar ook met de consequenties van politieke ontwikkelingen, zoalsde invoering van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO)2 , de wet Werk enInkomen naar Arbeidsvermogen (WIA) en de Wet Inburgering.

Totstandkoming van deze publicatie

In de masterclasses over lokaal armoedebeleid (2005) is gebleken dat lokale overhedenverschillende initiatieven nemen om armoede tegen te gaan 3. Tevens is er in de master-classes een behoefte onder verschillende lokale actoren geconstateerd om deze initia-tieven te inventariseren en verder te verspreiden. Met de publicatie GemeentelijkArmoedebeleid wordt hieraan invulling gegeven. De publicatie is geschreven doorStimulanSZ en SGBO, onderzoeks- en adviesbureau van de Vereniging van NederlandseGemeenten (VNG). Het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) en deVereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) ondersteunen dit initiatief.StimulanSZ en SGBO zijn verantwoordelijk voor de inhoud van de publicatie en de daar-in opgenomen voorbeelden van gemeentelijk beleid. Diverse deskundigen hebben com-mentaar en voorbeelden van gemeentelijk beleid aangedragen.4 Aan de totstandko-ming van deze publicatie is de grootst mogelijke zorg besteed. Het ministerie van SZW,de VNG, StimulanSZ en SGBO kunnen echter niet aansprakelijk worden gesteld vooreventuele onjuistheden, noch kunnen aan de inhoud rechten worden ontleend.

Leeswijzer

Zie voor een volledig overzicht van de hoofdstukken en paragrafen de inhoudsopgave.Deze is zo opgesteld dat u snel uw weg kunt vinden in deze publicatie.

1. InleidingOver deze publicatie

Deze publicatie is een algemene introductie in gemeentelijk armoedebeleid en beant-woordt vragen als: Wat is armoede? Welke verantwoordelijkheid heeft de gemeente bijde bestrijding ervan? Welke lokale maatregelen zijn mogelijk? Wat kost het en hoewordt het betaald en uitgevoerd?

Voor wie?

De publicatie is bedoeld voor wethouders en raadsleden; zij zijn verantwoordelijk voor hetbepalen van de visie op armoedebeleid en de vaststelling van een beleidsplan. Deze publi-catie biedt handvatten voor een efficiënt en effectief armoedebeleid. Gemeenten kunnenaan de hand van deze publicatie zelf hun armoedebeleid vormgeven.De publicatie is ook nuttig voor de beleidsmedewerker en anderen die zich met lokaal

armoedebeleid bezighouden. Er is naar gestreefd een zo volledig mogelijk beeld tegeven van de reikwijdte en mogelijke invulling van gemeentelijk armoedebeleid. Dediepgang is echter beperkt. Wel krijgt u aan het eind van elke paragraaf enkele sugges-ties voor verdieping aangereikt.

Wat is armoede?

Armoede is een complex verschijnsel met veelal samenhangende dimensies (inkomen,maatschappelijke participatie, opleidingsniveau, gezondheid, zelfredzaamheid, wonenen leefomgeving), waarin het toekomstperspectief een belangrijk onderscheidend ken-merk is, vooral in situaties waarin niet of nauwelijks uitzicht is op werk of veranderingvan leefsituatie. Armoede in deze brede betekenis is sociale uitsluiting. Armoede inenge zin wordt beschouwd als een tekort aan financiële middelen.1 In deze publicatiewordt de brede definitie gehanteerd.

Verantwoordelijkheid van gemeenten

Gemeenten hebben de mogelijkheden en de zorgplicht om de leefsituatie en het toe-komstperspectief van kwetsbare burgers te verbeteren. Een gemeente met minderarmoede en sociale uitsluiting creëert voor iedereen een beter leefklimaat. Dat bete-kent dat gemeenten alert moeten zijn op de geestelijke en financiële noden van hun

Voor raadsleden en wethouders:

De hoofdstukken 3 tot en met 6 beginnen met een samenvatting van de belangrijkstebeleidskeuzes.

1| Nationaal Actieplan ter bestrijding van armoede en sociale uitsluiting 2003, Ministerie van SZW2003.

Page 5: gemeentelijk armoedebeleid - VNG · 7.6 Armoede Effect Rapportage (burgerinitiatief Almelo) 60 7.7 Projectleider armoedebeleid 61 7.8 Meten is weten 61 7.9 Intervisiedagen gemeentelijk

9

Gemeentelijk armoedebeleid

8

5| Dit geldt ook voor regelingen die niet onder de bijzondere bijstand vallen en bijvoorbeeldgefinancierd worden uit eigen gemeentelijke middelen.

2 Gemeentelijk beleidskader2.1 InleidingDit hoofdstuk geeft aan binnen welk beleidskader gemeenten het armoedebeleid kun-nen uitvoeren. Algemeen, generiek inkomensbeleid is de verantwoordelijkheid van hetRijk en geen bevoegdheid van gemeenten. Gemeenten kunnen in aanvulling op hetinkomensbeleid met maatwerk individuele huishoudens met financiële problemenondersteunen bij bijzondere uitgaven. Gemeenten hebben daarbij veel beleidsvrijheid.In dit hoofdstuk wordt aangegeven welke wet- en regelgeving relevant is, op welkewijze het armoedebeleid gerelateerd is aan aanpalende beleidsterreinen en welke acto-ren een rol spelen bij de totstandkoming van armoedebeleid.

2.2 Generiek inkomensbeleid versus gemeentelijk maatwerkGeneriek inkomensbeleid is de verantwoordelijkheid van het Rijk. Jaarlijks wordt cen-traal de hoogte van het sociaal minimum vastgesteld. Deze norm geldt voor alle bur-gers van Nederland. Door bijzondere omstandigheden kan zich de situatie voordoen datdeze uitkeringsnorm niet volledig toereikend is om bepaalde noodzakelijke uitgaven tedoen. Op dat moment kan de gemeente een rol gaan spelen. Als een persoon voor der-gelijke kosten geen beroep kan doen op een voorliggende voorziening (zoals huurtoe-slag of studiefinanciering), kan de gemeente besluiten om bijzondere bijstand te ver-strekken. Hierbij levert de gemeente maatwerk: er moet worden vastgesteld of de uit-gaven noodzakelijk zijn en of ze daadwerkelijk gemaakt zijn.

Alleen aan chronisch zieken, gehandicapten en ouderen mogen gemeenten binnen dekaders van de WWB in het kader van bijzondere bijstand vaste bedragen verstrekkenzonder te controleren of de kosten noodzakelijk en daadwerkelijk gemaakt zijn.Dergelijke inkomensondersteunende regelingen worden ‘categoriale’ regelingengenoemd. Categoriale regelingen voor andere doelgroepen zijn niet mogelijk.5 Met deinvoering van de WWB zijn de mogelijkheden voor gemeenten om categoriale voorzie-ningen te treffen beperkt, omdat deze het landelijke inkomensbeleid doorkruisen. Doorde afschaffing van de categoriale bijzondere bijstand heeft de bijzondere bijstand demaatwerkfunctie terug. Een andere reden voor de afschaffing van categoriale regelin-gen was de armoedeval. De armoedeval treedt op wanneer iemand die gaat werken ofmeer gaat verdienen, er per saldo niet of nauwelijks op vooruitgaat, bijvoorbeeld van-wege het feit dat hij geen recht meer heeft op inkomensafhankelijke bijdragen.

De categoriale bijzondere bijstand is dus grotendeels afgeschaft. Gemeenten hebbennog wel speelruimte met betrekking tot andere categoriale voorzieningen:• Kwijtschelding van gemeentelijke belastingen en heffingen.

Beleidskeuzes armoedebeleid

Aan de hand van o.a. de volgende beleidskeuzes kunnen gemeenteraden het armoede-beleid bepalen:

Beleidskeuzes

• Kiest de gemeente voor individueel maatwerk of meer algemeengeneriek armoedebeleid (zonder daarbij het inkomensbeleid van hetRijk te doorkruisen)?

• Ligt bij het aanvragen van inkomensondersteuning het initiatief bij deburger (eigen verantwoordelijkheid) of biedt de gemeente deze pro-actief aan?

• Hoe groot is het gemeentelijke budget voor armoedebeleid?• Ligt de nadruk op betaald materiële ondersteuning of op immateriële

ondersteuning?• Ligt de nadruk op werk of op inkomen, zorg en welzijn?• Zijn er noodzakelijke kosten van bestaan die niet uit de bijstandsnorm

kunnen worden betaald?• Welke inkomensgrens en eigen bijdrage worden gehanteerd? • Zijn er doelgroepen of problemen waarvoor (extra) voorzieningen

noodzakelijk zijn?• Welke verhouding tussen uitvoeringskosten en kosten van verstrek-

kingen is wenselijk?• Met welke andere gemeentelijke beleidsterreinen moet het armoede-

beleid worden afgestemd?• Voert de gemeente preventief en/of curatief beleid voor mensen met

(dreigende) schulden?• Welke toeslagen en verlagingen op de bijstandsnorm zijn in individuele

gevallen wenselijk?• Voor welke periode geldt het beleid?• Welke meetbare doelstellingen worden geformuleerd?• Kiest de gemeente voor keuzevrijheid van de burger, of bepaalt de

gemeente voor welke kosten burgers een vergoeding kunnen krijgen?• Hoe gaat de gemeente om met particuliere initiatieven, zoals fondsen

en dergelijke?• Is maatschappelijke participatie een doelstelling in het armoedebeleid?

Welke vormen van participatie wil de gemeente stimuleren?• Hoe moet de gemeente omgaan met de concentratie van armoede in

bepaalde wijken?

Page 6: gemeentelijk armoedebeleid - VNG · 7.6 Armoede Effect Rapportage (burgerinitiatief Almelo) 60 7.7 Projectleider armoedebeleid 61 7.8 Meten is weten 61 7.9 Intervisiedagen gemeentelijk

11

Gemeentelijk armoedebeleid

10

8| Personen met een uitkering op basis van de Algemene Nabestaandenwet.9| Niet-uitkeringsgerechtigden.10| OECD, International Adult Literacy Survey (IALS).11| ‘Functioneel analfabeten’ zijn die Nederlanders die onvoldoende Nederlands kunnen lezen, schrij-

ven en rekenen om zich op een volwaardige manier in onze maatschappij te kunnen handhaven.

uitoefenen op het welzijn en het inkomen van minima. In paragraaf 3.9 wordt de rela-tie gelegd tussen armoedebeleid en huisvestingsbeleid.

Voorkomen van voortijdige schooluitval. Voortijdig schoolverlaters lopeneen verhoogd risico niet tot de arbeidsmarkt door te kunnen dringen. Voorkomen moetworden dat jongeren zonder startkwalificatie hun opleiding beëindigen. Kinderen met eenleer- of taalachterstand hebben meer moeite met het onderwijs, belanden in lagere school-typen en hebben een verhoogd risico op uitval en (daardoor) op een armoedesituatie.

Reïntegratie, sociale activering en vrijwilligerswerk. Gemeenten zijnin het kader van de WWB verantwoordelijk voor de reïntegratie van bijstandsgerechtig-den, ANW’ers8 en Nug’ers9 . Armoedebeleid kan bijdragen aan reïntegratie; denk aanschuldhulpverlening, sociale activering en onkostenvergoedingen voor werkgerelateer-de uitgaven. Onder het motto ‘iedereen moet meedoen’ spoort het Rijk gemeenten aanom, in het kader van hun beleid vrijwillige inzet, in te zetten op het verbeteren van depositie van vrijwilligers. Dat kan bijvoorbeeld door deskundigheidsbevordering, maarook door het subsidiëren van een collectieve aansprakelijkheidsverzekering voor vrijwil-ligers. In hoofdstuk 5 wordt hierop verder ingegaan.

Inburgering van oud- en nieuwkomers. Oud- en nieuwkomers vormeneen kwetsbare groep. Voorlichting over geldzaken en inkomensondersteuning en hulpbij aanvragen kan door de gemeente worden ingebouwd in alle inburgeractiviteitenvan de gemeente en uitvoerende instanties.

Maatschappelijke opvang en verslavingszorg. Een belangrijk deel van dedak- en thuislozen heeft problematische schulden of kan niet op eigen kracht voorzienin de normale kosten van bestaan. Inkomensondersteuning voor deze groep vraagt omeen specifieke aanpak en afstemming met zorg en hulpverlening. Centrumgemeentenontvangen een specifieke uitkering voor maatschappelijke opvang. In paragraaf 4.7wordt ingegaan op de relatie met maatschappelijke opvang en verslavingszorg.

Jeugdbeleid. Gemeenten zijn verantwoordelijk voor het bevorderen van hetwelzijn van hun jeugdige burgers. In het kader van (preventief) lokaal jeugdbeleidgebeurt dit onder andere door het bieden van voorzieningen en activiteiten op hetgebied van scholing, cultuur en vrije tijdsbesteding. Speciale aandacht is nodig voorjeugdigen waar het niet zo goed mee gaat, bijvoorbeeld als gevolg van opvoed- enopgroeiproblemen in gezinnen, waarbij een slechte financiële situatie vaak mede oor-zaak is van maatschappelijke isolatie van jeugdigen. Zie paragraaf 4.4.

Volwasseneneducatie. In Nederland kunnen ongeveer 1 miljoen volwassenenniet of nauwelijks lezen en schrijven.10 Zij hebben een verhoogd risico om in een situa-tie van sociale uitsluiting te belanden. Naar schatting zijn onder hen zo’n 250.000‘echte’ analfabeten. De overigen zijn functioneel analfabeet. 11

Er zijn nog meer relaties te bedenken tussen armoedebeleid en – wellicht minder voorde hand liggende - beleidsterreinen. De kortingspas van de gemeente Delft bijvoor-

6| Bij het ter perse gaan van deze publicatie is de wettekst voor de WMO nog een concept.7| Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten.

• Voorzieningen voor maatschappelijke participatie.• Collectieve aanvullende ziektekostenverzekering.• De berekening van de draagkracht en het hanteren van een drempelbedrag.• Categoriaal beleid voor chronisch zieken, gehandicapten en ouderen.

Gemeenten moeten dus maatwerk leveren. Het is echter wel mogelijk om beleidsregelsop te stellen voor de uitvoering van de bijzondere bijstand. Hiermee wordt bewerkstel-ligd dat de beoordeling van de persoonlijke omstandigheden en de kosten die kunnenworden vergoed, tot op bepaalde hoogte wordt gestandaardiseerd. Dit bevordert derechtsgelijkheid, rechtszekerheid en de doelmatigheid van de uitvoering.

2.3 Relatie met aanpalende beleidsterreinenDe meest kwetsbare burgers zijn personen met een cumulatie van armoederisico’s,zoals een combinatie van slechte arbeidsmarktpositie, problematische schulden, laagopleidingsniveau, dakloosheid, en gezondheidsproblemen. Uitsluitend financiële onder-steuning is voor de meest kwetsbare burgers niet genoeg. Binnen het kader van hetgemeentelijk armoedebeleid hebben gemeenten de mogelijkheid om (eventueelgekoppeld aan activering) maatwerk te leveren. Dit vereist een sluitende keten vanvoorzieningen. De gemeente is als geen ander in staat de regie over de keten te voerenen om witte vlekken, overlap en aansluitingsproblemen te signaleren.

Het is dus belangrijk dat armoedebeleid beleidsmatig en op uitvoerend niveau wordtafgestemd met andere taken van de gemeente. Hiermee kan al in het collegeprogram-ma rekening worden gehouden. In deze paragraaf worden een aantal aanpalendebeleidsterreinen genoemd en de wijze waarop daarmee afstemming kan plaats vinden.Daarbij wordt verwezen naar andere hoofdstukken in deze publicatie.

WMO en gezondheidsbeleid. Gemeenten zijn verantwoordelijk voor de invullingen uitvoering van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO).6 De huidigeWelzijnswet en de WVG gaan met ingang van 1 januari 2007 samen met HuishoudelijkeZorg uit de AWBZ 7 op in de WMO. Individuele voorzieningen kunnen een grote kostenpostzijn voor burgers. Denk bijvoorbeeld aan de kosten van thuiszorg, mantelzorg, aangepastvervoer of woningaanpassing. De keuzes die gemeenten maken bij de invulling en uitvoe-ring van de WMO hebben dus veel invloed op de positie van minima. Ook welzijnszakenzoals de inzet van vrijwilligers en jeugdbeleid worden straks opgenomen in de WMO.Minima hebben een slechtere gezondheid dan niet-minima. Gemeenten kunnen met lokaalgezondheidsbeleid sociaal-economische gezondheidsverschillen verkleinen. In paragraaf 3.4wordt ingegaan op de relatie tussen de WMO, gezondheidsbeleid en armoedebeleid.

Huisvestingsbeleid. De gemeente heeft de prijs, kwaliteit en beschikbaarheidvan betaalbare woningen deels in de hand en kan met het huisvestingsbeleid invloed

Page 7: gemeentelijk armoedebeleid - VNG · 7.6 Armoede Effect Rapportage (burgerinitiatief Almelo) 60 7.7 Projectleider armoedebeleid 61 7.8 Meten is weten 61 7.9 Intervisiedagen gemeentelijk

13

Gemeentelijk armoedebeleid

12

12| De gemeenteraad moet een toeslagenverordening vaststellen (WWB art 25 t/m 29).

• Ligt de nadruk op werk of op inkomen, zorg en welzijn?• Zijn er noodzakelijke kosten van bestaan die niet uit de bijstandsnorm kunnen

worden betaald?• Welke inkomensgrens en eigen bijdrage worden gehanteerd? • Zijn er doelgroepen of problemen waarvoor (extra) voorzieningen noodzakelijk zijn?• Welke verhouding tussen uitvoeringskosten en kosten van verstrekkingen is wen-

selijk?• Met welke andere gemeentelijke beleidsterreinen moet het armoedebeleid wor-

den afgestemd?• Voert de gemeente preventief en/of curatief beleid voor mensen met (dreigende)

schulden?• Welke toeslagen en verlagingen op de bijstandsnorm zijn in individuele gevallen

wenselijk?12

• Voor welke periode geldt het beleid?• Welke meetbare doelstellingen worden geformuleerd?• Kiest de gemeente voor keuzevrijheid van de burger, of bepaalt de gemeente voor

welke kosten burgers een vergoeding kunnen krijgen?• Hoe gaat de gemeente om met particuliere initiatieven, zoals voedselbanken,

fondsen en dergelijke?• Hoe gaat de gemeente om met de concentratie van armoede in bepaalde wijken?

Nadat deze keuzes zijn gemaakt, is het aan B&W en de sociale dienst om op gedetail-leerd productniveau keuzes te maken, passende regelingen te ontwerpen en vorm tegeven aan de uitvoering.

Beleidsnota armoedebeleidBeleidskeuzen voor de langere termijn kan de raad vastleggen in een kaderstellendenota. Het opstellen van een afzonderlijke beleidsnota armoedebeleid is geen verplich-ting, maar wel nuttig. Het biedt de mogelijkheid om het armoedebeleid in een brederperspectief te plaatsen, te relateren aan aanpalende beleidsterreinen en langetermijn-plannen vast te leggen. Het opstellen van een afzonderlijke nota nodigt uit tot debatmet maatschappelijke organisaties en belangengroepen, en tot het formuleren van eeneenduidige, langetermijnvisie. In de nota kunnen de hoofdlijnen van de programmabe-groting verder worden gespecificeerd en toegelicht. Voor de ambtelijke organisatiebiedt het de mogelijkheid om te laten zien hoe de beleidskeuzes zijn vertaald naar deuitvoering. Tot slot kunnen in de nota ook evaluaties van het armoedebeleid wordengepresenteerd.Het is van belang dat het debat over het te voeren lokale minimabeleid niet beperktblijft tot de gemeenteraad. Het is zinvol om maatschappelijke organisaties en uitke-ringsgerechtigden hierbij te betrekken. In een aantal gemeenten gebeurt dat tijdens

beeld is ontwikkeld met het budget voor armoedebeleid, maar ook met het budgetwaarmee de stad zich profileert als kennisstad.De lijst met onderwerpen is dus niet uitputtend; op diverse beleidsterreinen kunnenbeleidswijzigingen gevolgen hebben voor minima en het armoedebeleid. In Almeloworden alle gemeentelijke beleidsplannen getoetst op de effecten ervan voor mensenmet een laag inkomen. Dit noemen ze de Armoede Effect Rapportage. Meer hierover inparagraaf 7.6.

2.4 Gemeenteraad en programmabegrotingGemeenten zijn binnen het duale stelsel verplicht met een jaarlijkse programmabegro-ting te werken. De programmabegroting bestaat uit twee soorten documenten: de pro-grammaplannen voor de raad en de productenraming voor het college. Per vastgesteldprogrammaplan en bijbehorend budget moet het college meer gedetailleerd op pro-ductniveau in de productenraming aangeven wat de ambtelijke organisatie gaat doenom programmadoelstellingen te realiseren en wat het mag kosten. De producten-raming autoriseert de ambtelijke organisatie, bijvoorbeeld de sociale dienst, om bepaal-de producten te leveren om daarmee de doelstellingen van de raad te realiseren.

Duaal besturen betekent in essentie dat de raad beleid controleerbaar vastlegt en hetmaatschappelijke effect ervan achteraf beoordeelt aan de hand van een resultaatme-ting. Dit zijn de eerste en laatste stap in een beleidscyclus. De tussenliggende stappen(plannen, uitvoeren en meten) worden door college en ambtelijk management inge-vuld. Die verdeling plaatst de raad prominenter dan voorheen in een sturende rol. Omde sturende rol waar te kunnen maken moet de raad zijn doelen zodanig stellen datdaarover heldere verantwoording mogelijk is. Daarnaast moet sprake zijn van eengoede informatievoorziening. Het ambtelijk management moet daarmee aan de slag.In bijlage 4 vindt u voorbeelden van meetbare beleidsdoelstellingen en prestatie-indi-catoren die door de raad kunnen worden vastgesteld en door het college en de socialedienst kunnen worden gebruikt als leidraad bij de verantwoording.

Hieronder staan de belangrijkste keuzes die de gemeenteraad moet maken. Op basisdaarvan wordt de programmabegroting gemaakt.

Welke kaderstellende keuzes moet de gemeenteraad maken? • Kiest de gemeente voor individueel maatwerk of meer algemeen generiek armoedebe-

leid (zonder daarbij het inkomensbeleid van het Rijk te doorkruisen)?• Ligt bij het aanvragen van inkomensondersteuning het initiatief bij de burger (eigen

verantwoordelijkheid) of biedt de gemeente deze pro-actief aan?• Hoe groot is het gemeentelijke budget voor armoedebeleid?• Ligt de nadruk op betaalde materiële ondersteuning of op immateriële ondersteuning?

Page 8: gemeentelijk armoedebeleid - VNG · 7.6 Armoede Effect Rapportage (burgerinitiatief Almelo) 60 7.7 Projectleider armoedebeleid 61 7.8 Meten is weten 61 7.9 Intervisiedagen gemeentelijk

15

Gemeentelijk armoedebeleid

14

14| In bijlage 1 vindt u contactgegevens van landelijke koepelorganisaties.

De gemeente kan ervoor zorgen datinformatie over gemeentelijke inko-mensondersteuning bij deze organi-saties beschikbaar is voor medewer-kers en burgers.

Andere voorbeelden van maatregelenwaarbij maatschappelijke organisa-ties kunnen worden betrokken:• Decanen van scholen worden

geïnformeerd over de bijdragevoor schoolkosten.

• Woningcorporaties melden ver-huizing; minima krijgen verhuis-kostenvergoeding.

• Informatie van de sociale dienstin de nieuwsbrief van deouderenbond.

2.7 Particulier initiatief Vrijwel elke gemeente kent organisa-ties, zoals kerken en moskeeën, parti-culiere fondsen en voedselbanken, diefinanciële ondersteuning of hulp innatura bieden aan mensen met eenlaag inkomen. Een voorbeeld is deStichting Leergeld, die huishoudensmet weinig geld helpt om kosten te betalen die kinderen in dat huishouden moetenmaken in verband met het volgen van onderwijs. Het kan gaan om boekengeld, excur-sies of een fiets om naar school te gaan. Een ander voorbeeld is de stichtingJeugdsportfonds, waar begeleiders van jeugdigen voetbalschoenen of andere voorzie-ningen kunnen aanvragen voor jongeren waarvan de ouders te weinig geld hebben omdeze voorzieningen te betalen.

Er zijn ongeveer 500 fondsen in Nederland. Verreweg het merendeel daarvan is particu-lier. Fondsen leveren meestal een bijdrage aan een maatschappelijke activiteit of doel-groep op het terrein van welzijn, onderwijs, jeugd, ouderen, cultuur, volksgezondheid ofwetenschap.

Voorbeelden van maatschappelijke organisaties14

GG&GDBibliotheekBureau JeugdzorgBureau voor RechtshulpBuurtwerkCentrum voor AlcoholverslaafdenGeestelijke gezondheidszorgGehandicaptenorganisatieHumanitasJongeren Informatie PuntJongerencentrumLeger des HeilsKerk en moskee KredietbankMaatschappelijk werkNutsbedrijfOpvangcentrum voor daklozenPolitie en stadswachtSociaal raadsliedenSportverenigingStichting Welzijn OuderenSchoolThuiszorgVakbondswinkelVerzorgings- of verpleeghuisVluchtelingenwerkWoningbouwcorporatieZiekenhuis

13| In bijlage 1 vindt u contactgegevens van landelijke koepelorganisaties.

hoorzittingen die door de gemeenteraad, door een commissie uit de gemeenteraad ofdoor enkele fracties uit de gemeenteraad zijn georganiseerd. Dat geeft betrokkeneneen mogelijkheid om hun ervaringen en hun visie in te brengen, alvorens de gemeente-raad tot een besluit komt. In de volgende paragrafen gaan we verder hierop in.

2.5 Cliëntenraden, belangengroepen en burgerinitiatiefCliëntenraden en andere belangengroepen hebben een belangrijke signaleringsfunctie.Zij kennen de armoedeproblemen in de gemeente, in het bijzonder natuurlijk die vande eigen achterban. Zij kunnen daarom een belangrijke inhoudelijke bijdrage leverenaan het armoedebeleid. Door hen daar actief bij te betrekken, ontstaat er bovendiendraagvlak. Cliëntenraden en andere belangengroepen nemen overigens ook vaak detaak op zich om hun achterban voor telichten over inkomensondersteunendemaatregelen en andere (geld)zaken. Ookkunnen zij betrokken worden bij de ver-betering van de dienstverlening van degemeente aan cliënten (bijvoorbeeld alsaanvulling op een klanttevredenheids-onderzoek). Veel gemeenten maken ove-rigens ook gebruik van burgerpanels bijde voorbereiding of evaluatie van beleid.

2.6 Maatschappelijke organisatiesElke gemeente kent tal van maatschap-pelijke organisaties, die op een of andere manier te maken hebben met de doelgroepvan het lokale armoedebeleid. Deze organisaties hebben een belangrijke signalerings-en doorverwijsfunctie. Ook kunnen zij de doelgroep voorlichten over inkomensonder-steunende maatregelen of budgetvoorlichting geven. Veel maatschappelijke organisa-ties staan dichter bij de doelgroep dan de gemeente en zij kunnen de doelgroep bena-deren op een manier die bij de doelgroep past. Het is daarom belangrijk om alsgemeente regelmatig kennis en ervaringen uit te wisselen met deze organisaties enhen bijvoorbeeld uit te nodigen voor lokale sociale conferenties.

Voorbeelden van belangengroepen13

Chronisch zieken en gehandicaptenraadCliëntenbond GGZCliëntenraadDiaconieOuderenbondVereniging van mantelzorgersVrouwenbondWAO-beraadWerklozenbondWoonbond en huurdersvereniging

Page 9: gemeentelijk armoedebeleid - VNG · 7.6 Armoede Effect Rapportage (burgerinitiatief Almelo) 60 7.7 Projectleider armoedebeleid 61 7.8 Meten is weten 61 7.9 Intervisiedagen gemeentelijk

17

Gemeentelijk armoedebeleid

16

15| In bijlage 5 vindt u de letterlijke wettekst.

3 Lokale maatregelen3.1 InleidingIn dit hoofdstuk worden een aantal maatregelen gepresenteerd die gemeenten kunnennemen ter bestrijding van armoede. Deze maatregelen zijn een aanvulling op het lan-delijk beleid.

3.2 Bijzondere bijstand

In het volgende wordt ingegaan op bijzondere bijstand. Daarbij wordt onderscheidgemaakt tussen individuele en categoriale bijzondere bijstand.

Individuele bijzondere bijstand

Door bijzondere omstandigheden kan zich de situatie voordoen dat de bijstandsnorm(of een ander inkomen op dat niveau) niet toereikend is om noodzakelijke uitgaven tedoen. Als de gemeente vindt dat deze uitgaven wel noodzakelijk zijn en niet uit de bij-standsnorm of andere middelen kunnen worden betaald, kan bijzondere bijstand wor-den verleend.15 Bijzondere bijstandsverlening is geregeld in artikel 35 van de WWB. Debijzondere bijstand gaat uit van maatwerk: de gemeente moet bij elke aanvraag vast-stellen of er sprake is van uitgaven die voortvloeien uit bijzondere omstandigheden, ofde uitgaven noodzakelijk zijn en of ze daadwerkelijk gemaakt zijn.

Voor regelingen voor chronisch zieken, gehandicapten en ouderen geldt dat maatwerkniet. Voor deze groepen mag de gemeente binnen de kaders van de WWB categoriaalbeleid maken.

Categoriale bijzondere bijstand

Voor chronisch zieken, gehandicapten en ouderen mogen gemeenten categoriale bij-zondere bijstand verstrekken. Bij categoriale bijstand krijgen deze groepen een bedragzonder dat gecontroleerd wordt waaraan het geld wordt uitgegeven. Categoriale bij-

Beleidskeuzes

• Welke inkomensgrens en eigen bijdrage wordt gehanteerd?• Wordt er een drempelbedrag gehanteerd?• Zijn er noodzakelijke kosten van bestaan die niet uit de bijstandsnorm kunnen wor-

den betaald?

Gemeenten gaan op verschillen-de manieren om met deze parti-culiere initiatieven. Er zijngemeenten die inkomensonder-steuning (of ondersteuning innatura zoals bij voedselbanken)beschouwen als een verant-woordelijkheid van de overheid,en het particulier initiatief zienals een doorkruising van hetinkomensbeleid. Particulierehulp leidt tot rechtsongelijkheidtussen burgers, zo vinden dezegemeenten. Andere gemeentenzien het particulier initiatiefjuist als een welkome of nood-zakelijke aanvulling op hetarmoedebeleid. Een deel vandeze gemeenten faciliteert enondersteunt daarom particulie-re initiatieven.

Meer informatie • Fondsenboek 2004/2005,

Vereniging van Fondsen inNederland (FIN). Kijk opwww.verenigingvanfondsen.nl.

Overheid en voedselbanken

“Het Rijk en gemeenten garanderen een toerei-kend bestaansminimum waarbij mensen eenberoep kunnen doen op voorliggende voorzie-ningen en de algemene en bijzondere bijstand.Naast de rol van het Rijk en de lagere overhedenhebben particuliere instellingen, zoals de voed-selbank, de ruimte om persoonlijke aandacht tegeven aan mensen in nood. Wij hechten aandeze rolverdeling tussen Rijk en particuliereinstelling.”Bron: Antwoorden van minister De Geus opKamervragen over de begroting SZW voor het jaar2006, 9 december 2005.

NB: Op 3 maart 2006 heeft de staatssecretarisvan SZW gerapporteerd aan de Tweede Kamerover een onderzoek naar de omvang en deachterliggende problematiek van mensen diegebruikmaken van de voedselbanken.

Voedselbank Rotterdam

In Nederland voorzien voedselbanken wekelijksduizend huishoudens van kratten voedsel. De groot-ste voedselbank, in Rotterdam, neemt vijfhonderdhuishoudens die met moeite rondkomen, voor zijnrekening. De kratten zijn onder meer gevuld metbrood, groente, fruit, koffie en koekjes. Afkomstigvan bedrijven, veilingen en winkels die het wildenweggooien. Omdat het etiket scheef zat bijvoor-beeld of omdat het artikel de uiterste houdbaarhei-dsdatum naderde. Het enige criterium om in aan-merking te komen voor een voedselpakket, is dat erbij de cliënt na aftrek van de vaste lasten niet meervan het inkomen overblijft dan e 150 per maand ometen en kleding van te kopen. Per volwassene komtdaar e 50 bij, per kind e 25.Bron: Utrechts Nieuwsblad, 19 mei 2004.

Page 10: gemeentelijk armoedebeleid - VNG · 7.6 Armoede Effect Rapportage (burgerinitiatief Almelo) 60 7.7 Projectleider armoedebeleid 61 7.8 Meten is weten 61 7.9 Intervisiedagen gemeentelijk

19

Gemeentelijk armoedebeleid

18

17| Langdurigheidstoeslag: zie paragraaf 4.8.18| Om te voorkómen dat een sterke armoedeval optreedt, kan de gemeenten ervoor kiezen om het

recht op een bijdrage geleidelijk af te bouwen. In paragraaf 6.2. wordt aandacht besteed aan dearmoedeval en het verzachten daarvan.

19| Dit drempelbedrag geldt per 1 januari 2006.

Eigen bijdrage minimaDe gemeente kan zelf bepalen of minima een deel van de kosten zelf moeten betalen.De gemeente kan de hoogte van de eigen bijdrage van de aanvrager afhankelijk latenzijn van de hoogte van zijn inkomen, zijn vermogen en de Langdurigheidstoeslag.17 Veelgemeenten hebben in hun beleid bepaald dat huishoudens met een inkomen ondereen bepaalde norm, bijvoorbeeld 110% van de bijstandsnorm, de kosten volledig ver-goed krijgen. Bij huishoudens met een hoger inkomen wordt gekeken naar het verschiltussen dat inkomen en de norm van 110%. De gemeente kan bepalen dat een deel (bij-voorbeeld 25%) van dat verschil door de aanvrager moet worden aangewend als eigenbijdrage.18

DrempelbedragDe gemeente kan ervoor kiezen om een drempelbedrag van maximaal e 114 per jaar19

in te voeren. Dat betekent dat uitgaven onder dat bedrag niet worden vergoed. Om uit-voeringstechnische redenen is het aan te bevelen om wel een drempel te hanterenvoordat een aanvraag wordt ingenomen. Zodra iemand over de drempel heen is (metoptelling van alle nota's), wordt het hele bedrag in behandeling genomen. Hiermeewordt voorkomen dat er veel administratieve kosten worden gemaakt voor de vergoe-ding van zeer kleine bedragen. De gemeente kan ook kiezen voor een selectieve toepas-sing van het drempelbedrag. Dit betekent dat sommige doelgroepen wel en andereniet voor de toepassing van het drempelbedrag in aanmerking komen. Dit onderscheidmoet wel objectief te rechtvaardigen zijn. Ook kan het drempelbedrag voor bepaaldekostensoorten niet van toepassing worden verklaard. Een andere mogelijkheid is dat degemeente besluit alleen een drempelbedrag te hanteren voor die situaties, waarin de(mede)oorzaak van de noodzakelijke kosten geheel of gedeeltelijk moeten worden toe-geschreven aan verwijtbare gedragingen van de aanvrager.

Redenen om af te zien van een drempel, kunnen zijn:• Bij andere instanties wordt vaak ook al een eigen bijdrage gevraagd.• De psychologische barrière om bijzondere bijstand aan te vragen wordt verkleind.• De duidelijkheid naar de belanghebbende wordt vergroot.• De bijzondere bijstand is de laatste voorziening welke voor belanghebbende

openstaat. De betalingscapaciteit die de aanvrager dan nog heeft, zou als vol-doende kunnen worden aangemerkt voor het vaststellen van de eigen bijdrage.

Bijzondere bijstand voor duurzame gebruiksgoederen en inrichtingskostenDe kosten van duurzame gebruiksgoederen behoren tot de kosten die uit de bijstands-norm betaald moeten worden. Wanneer er niettemin reden is tot bijstandsverlening

16| Memorie van Toelichting bij de WWB, pagina 13.

zondere bijstand is niet mogelijkvoor andere groepen personen.Dat geldt ook voor regelingen dieniet betaald worden uit de bij-zondere bijstand en deel uitma-ken van het eigen gemeentelijkbeleid.

Beleidsregels

De bijzondere bijstand gaat dusuit van zoveel mogelijk maatwerk. Gemeenten kunnen beleidsregels opstellen voor deuitvoering van de bijzondere bijstand.16 Hiermee wordt bewerkstelligd dat de beoorde-ling van de persoonlijke omstandigheden en de kosten die kunnen worden vergoed, totop bepaalde hoogte worden gestandaardiseerd. Dit bevordert de rechtsgelijkheid,rechtszekerheid en de doelmatigheid van de uitvoering. De beleidsregels kunnen ondermeer betrekking hebben op:• Omstandigheden waaronder bepaalde kosten als bijzondere noodzakelijke kosten

van het bestaan worden aangemerkt.• Kosten die in die omstandigheden kunnen worden vergoed.• Tot welk bedrag deze kosten niet kunnen worden voldaan uit de norm en de aan-

wezige betalingscapaciteit.

De noodzaak ervan moet welindividueel worden getoetst. Datkan op een manier die degemeente niet veel extra tijd,personeel en geld kost en dievoor de burgers ook toegankelijkis. Gemeenten kunnen er bijvoor-beeld voor kiezen om formulie-ren te gebruiken waarbij eenaantal voorzieningen overzichte-lijk op een rij zijn gezet. Mensenkunnen dan aankruisen op welkevoorzieningen ze denken recht tehebben en vervolgens een aan-

vraag indienen. Zeker bij cliënten die al bekend zijn bij de sociale dienst is zo’n formu-lier eenvoudig te toetsen.

Individueel of categoriaal

Individuele bijzondere bijstand kan alleen worden ver-leend voor daadwerkelijk gemaakte kosten. Bij cate-goriale bijstand krijgen groepen een bedrag zonderdat gecontroleerd wordt waaraan het geld wordt uit-gegeven. Gemeenten mogen alleen nog categorialebijstand verstrekken aan chronisch zieken, gehandi-capten en ouderen.

Controleren of de kosten daadwerkelijk zijngemaakt“Het is aan de gemeente om te bepalen hoe wordtvastgesteld dat de belanghebbende de kosten daad-werkelijk heeft gemaakt. De gemeente kan bijvoor-beeld kiezen voor steekproefsgewijze controle, cont-role boven een bepaald bedrag, en/of controle opbasis van risicoprofielen. Ook kan de gemeente er voorkiezen om de controle niet afzonderlijk uit te voeren,maar die te laten samenvallen met een ander contactmet de cliënt, bijvoorbeeld bij een heronderzoek.”De staatssecretaris van SZW in de Nota naar aanleid-ing van het Verslag Wet werk en bijstand, pagina 71.

Page 11: gemeentelijk armoedebeleid - VNG · 7.6 Armoede Effect Rapportage (burgerinitiatief Almelo) 60 7.7 Projectleider armoedebeleid 61 7.8 Meten is weten 61 7.9 Intervisiedagen gemeentelijk

21

Gemeentelijk armoedebeleid

20

Een laag inkomen kan een belemmering zijn voor maatschappelijke en culturele partici-patie. Onvolwaardige deelname aan de maatschappij heeft een negatieve invloed ophet gevoel van eigenwaarde, waardoor mensen in een maatschappelijk en sociaal isole-ment terecht kunnen komen en er bijvoorbeeld gezondheidsproblemen kunnen ont-staan.22

Het brede gemeentelijke beleid is er dan ook op gericht de participatie van burgers aande lokale samenleving te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door het aanbieden vanvoorzieningen en activiteiten op het gebied van welzijn, sport en cultuur. Zij die daarom wat voor reden dan ook behoefte aan hebben, krijgen ondersteuning in materiëleof immateriële zin.

Participatie van kinderen en jongeren

Veel kinderen uit ‘arme’ gezinnen staan langs de zijlijn en kunnen niet meedoen aanschoolfeesten, sportactiviteiten en schoolreisjes. Om jeugd op school te laten participe-ren is het mogelijk een bijdrage te verstrekken in de kosten van bijvoorbeeld schoolreis-jes en sportkleren. Hierbij geldt wel dat er sprake moet zijn van een individuele benade-ring (maatwerk). Ook moet rekening worden gehouden met voorliggende voorzienin-gen.23 In paragraaf 4.4 wordt uitgebreider ingegaan op maatregelen voor jongeren enkinderen uit arme gezinnen.

Bijdrage in de kosten

Om mensen volwaardig deel tekunnen laten nemen aan hetmaatschappelijk proces kunnenmensen met een minimuminko-men een bijdrage krijgen in dekosten van activiteiten op hetgebied van sport, cultuur en edu-catie. Gemeenten kunnen bij-voorbeeld korting geven op het

abonnement van een dagblad, een computer verstrekken aan arme gezinnen of contri-butieregelingen instellen voor (deelname aan) sportclubs. Veel gemeenten hebben eenkortingspas24 of een declaratieregeling waarmee een korting op of vergoeding voormaatschappelijke activiteiten kan worden verkregen.

Voor al deze voorzieningen geldt dat de gemeente niet de noodzakelijkheid van de kos-ten hoeft te toetsen. Wel dienen de voorzieningen uitsluitend betrekking te hebben opsociaal-culturele en sportieve activiteiten. De gemeenten dienen te controleren of deverstrekte financiële bijdragen daadwerkelijk aangewend worden voor de betreffendeactiviteiten op het gebied van participatie. Het kan dus niet zo zijn dat onder de noe-

22| Doen en meedoen, Aanbevelingen van de Denktank armoedebestrijding, 2004.23| Zie TK, vergaderjaar 2003-2004, 28 870, nr. 105.24| Ook wel bekend onder de noemers minimapas of stadspas.

Declaratiefonds in Woerden

Alle burgers van Woerden met een inkomen tot 110%van de bijstandsnorm komen in aanmerking voor eenvergoeding van maximaal e 170,- per persoon per jaarvoor de betaling van contributies, lesgelden, deelne-mersbijdragen etc. Aanvragen kunnen na afloop vanhet kalenderjaar worden ingediend. Voor een dagblad-abonnement schiet de gemeente op verzoek de helftvan de kosten voor.

20| ‘Om niet’ betekent dat die personen het bedrag niet hoeven terug te betalen (zoals bij leenbijstandwel het geval is).

21| Tweede Kamer, vergaderjaar 2003-2004, 29 218, nr. 21, blz. 30.

dan geldt een lening bij de kredietbank als een voorliggende voorziening. Als de kre-dietbank geen lening of een te lage lening verstrekt, kan er bijstand worden verleend inde vorm van een lening, borgtocht of bijstand om niet20.Gemeenten kunnen in beleidsregels vastleggen onder welke bijzondere omstandighe-den wel bijzondere bijstand voor inrichtingskosten en duurzame gebruiksgoederen omniet kan worden verstrekt. Er zijn bijvoorbeeld gemeenten die het hebben van een lang-durig inkomen op bijstandsniveau beschouwen als een bijzondere omstandigheid diemaakt dat dergelijke kosten niet uit de bijstandsnorm kunnen worden betaald. De ach-terliggende gedachte is dat zo wordt voorkomen dat de toch al moeilijke inkomenspo-sitie van klanten extra onder druk komt te staan door aflossing van de leenbijstand.Deze regeling draagt wel bij aan de armoedeval (zie paragraaf 5.3).

Bijzondere bijstand voor aanschaf identiteitspapierenDe kosten voor de aanschaf van de verplichte identiteitsdocumenten zijn kosten die inbeginsel uit de eigen middelen dienen te worden voldaan. Het ministerie van Justitieheeft echter meegedeeld, dat gemeenten bij verordening kunnen bepalen dat gehele of

gedeeltelijke kwijtscheldingwordt verleend al naar gelang debetalingscapaciteit van betrok-ken persoon en conform de fis-cale invorderingswet.21 Verderhebben gemeenten de bevoegd-heid om in bijzondere individu-ele omstandigheden en rekeninghoudend met de genoemdekwijtscheldingsmogelijkheid,voor deze kosten geheel ofgedeeltelijk bijzondere bijstandte verlenen. Dit moet door degemeente van geval tot gevalworden beoordeeld.

3.3 Bevordering van maatschappelijke participatie

Gemeente Hof van Twente vergoedt identiteits-kaart minima

Vanaf 1 januari 2005 is iedere inwoner van Nederlandvan 14 jaar en ouder verplicht een identificatiebewijsbij zich te dragen. Voor inwoners met een minimum-inkomen kan het problemen geven wanneer zij wor-den geconfronteerd met aanzienlijke kosten indien zijéén of meer identificatiedocumenten moeten aan-schaffen. Daarom heeft de gemeente Hof van Twentebesloten om voor inwoners met een minimum-inkomen de kosten van een identiteitskaart te vergoe-den. De vergoeding die de gemeente biedt, isgebaseerd op de legeskosten van de Nederlandseidentiteitskaart (NIK).

Beleidskeuzes • Is maatschappelijke participatie een doelstelling in het armoedebeleid?• Welke vormen van maatschappelijke participatie wil de gemeente stimuleren?

Page 12: gemeentelijk armoedebeleid - VNG · 7.6 Armoede Effect Rapportage (burgerinitiatief Almelo) 60 7.7 Projectleider armoedebeleid 61 7.8 Meten is weten 61 7.9 Intervisiedagen gemeentelijk

23

Gemeentelijk armoedebeleid

22

3.4 Beperken zorg- en ziektekosten en verkleinen sociaal-economische gezondheids-verschillen

Er zijn structureel verschillen in gezondheid tussen groepen met een hoge sociaal-eco-nomische status (een hoog inkomen en een hoge opleiding) en groepen met een lagesociaal-economische status (een laag inkomen en een lage opleiding). Onderzoek wijstuit dat mensen met een hoge opleiding en een hoog inkomen gemiddeld twaalf jaarminder ziek zijn en drie tot vijf jaar langer leven dan mensen met een minimuminko-men.

De relatie kan ook omgekeerd liggen: een slechte gezondheid of handicap kan leidentot een lage economische status. Om gezondheidsverschillen te verkleinen is het nodigom vooral de oorzaken van de gezondheidsverschillen aan te pakken: die blijken ingrote mate in de sociaal-economische status van mensen te liggen. Werken aan hetverkleinen van gezondheidsverschillen betekent verbeteringen aanbrengen in de leef-omgeving, woon- en werksituatie, scholing en (ongezonde) levensstijl van mensen.Daarmee worden niet alleen gezondheidsproblemen aangepakt, maar er gaat ook eenpreventieve werking van uit.

Gezondheidsverschillen

sociaal-economische status laag hoog

Geboortegewicht 3190 3424 (gemiddeld in grammen)Lichaamslengte 175 180 (volwassen mannen)Chronische aandoeningen 46 29 (aantal per 100 personen)Ernstige beperkingen 19 6 (% personen met >1)Arbeidsongeschiktheid 18 3 (gemiddeld aantal)Obesitas 14,2 4,5 (%)Bron: RIVM, 2002

Beleidskeuzes • Welke mogelijkheid heeft de gemeente om voor burgers ondersteuning te garan-

deren?• Dient het lokale WMO-beleid te worden getoetst op de gevolgen ervan voor minima?

25| Zie Nota naar aanleiding van het Verslag Wet werk en bijstand, pagina 71.26| www.vng.nl > werk en inkomen > sociale activering.

mer 'voorziening voor maat-schappelijke participatie' bijvoor-beeld duurzame gebruiksgoede-ren worden verstrekt.25

KortingspasOm een verantwoorde verhou-ding tussen uitvoeringskosten envoordeel voor minima te creëren,is bij kortingspassen de benodig-de schaal (aantal gebruikers) overhet algemeen groter dan bijdeclaratiefondsen. Dit komt door-dat bij kortingspassen de vastekosten relatief groot zijn (voor hetdrukken van passen, het acquire-ren van activiteiten bij aanbiedersen dergelijke).

Veel gemeenten bieden de kor-tingspas ook tegen betaling aanniet-minima aan. De redenenhiervoor kunnen zijn het verwer-ven van een breed draagvlak enhet tegengaan van stigmatise-ring. Bij een groot gebruik tredenbovendien eerdergenoemdeschaalvoordelen op.

Sociale activering

Sociale activering valt buiten het kader van deze handreiking. De afstemming met hetarmoedebeleid is echter wel belangrijk in verband met mogelijke overlap van de doel-groep. Op de website van de VNG is meer informatie over dit onderwerp te vinden.26

Meer informatie• Dossier participatie, www.armoedebeleid.nl.

FC Twente helpt Hengelose achterstandswijk

Het aanbieden van werkervaringsplaatsen, sport-promotie, gezondheidsbevordering, een website eneen project voor voortijdige schoolverlaters. Dit zijnzaken waarmee voetbalclub FC Twente de Hengeloseherstructureringswijk Berflo Es gaat helpen.Hengelo en de club hebben daartoe een raamovereen-komst voor de komende drie jaar getekend. Het pro-ject is ‘FC Twente, scoren in de wijk’ gedoopt.Voetballers van de profclub gaan voor jeugdigensportclinics geven om het voetballen en sporten inhet algemeen te promoten. Samen met het ROC doetde club een project met een combinatie van sport-training en onderwijs voor leerlingen die voortijdigdreigen af te haken.

De Rotterdampas in Spijkenisse

Spijkenisse biedt haar inwoners de Rotterdampas aan.De pas is bedoeld voor minima, maar kan door iedereburger gekocht worden. De pas kost e 55,- en geeftkorting op diverse culturele en recreatieve activiteitenin Rotterdam en voor een deel ook in Spijkenisse.Minima betalen e 5,- voor de pas. Elk jaar wordt eenboekje met de kortingen en coupons uitgegeven. Deuitvoering wordt verzorgd door de StichtingRotterdampas.

Page 13: gemeentelijk armoedebeleid - VNG · 7.6 Armoede Effect Rapportage (burgerinitiatief Almelo) 60 7.7 Projectleider armoedebeleid 61 7.8 Meten is weten 61 7.9 Intervisiedagen gemeentelijk

25

Gemeentelijk armoedebeleid

24

28|Op grond van artikel 16 lid 1 WWB.29| Artikel 10, tweede lid, Invoeringswet WWB.

Bijzondere bijstand voor ziektekos-

ten

In de WWB is geregeld dat er geenrecht op bijstand bestaat als eenberoep kan worden gedaan op eenvoorliggende voorziening die,gezien aard en doel, geacht wordtvoor de belanghebbende toerei-kend en passend te zijn (artikel 15WWB). Volgens de ministeries vanSZW en VWS worden de kostenvoor de nominale ziektekostenpre-mie gerekend tot de algemeennoodzakelijke kosten van hetbestaan. Daarnaast wordt de zorg-toeslag aangemerkt als een toerei-kende en passende voorliggendevoorziening. Dat betekent dat er inprincipe geen bijzondere bijstandkan worden verstrekt voor de zorg-verzekeringspremies van de basis-verzekering. Dit geldt ook wanneerde aanvrager van bijzondere bij-stand (ondanks de verplichtingdaartoe) geen basisverzekeringheeft afgesloten. Alleen als er zeerdringende redenen zijn kan degemeente besluiten wel bijzonderebijstand te verstrekken.28 Voor kos-ten die buiten het basispakket val-len kan wel bijzondere bijstand

worden verstrekt. Hierbij gelden dezelfde voorwaarden als bij de individuele bijzonderebijstand (zie paragraaf 3.2). Gemeenten mogen ook een categoriale regeling treffenvoor de betaling van de ziektekostenpremie, bijvoorbeeld in de vorm van een collectieve(aanvullende) ziektekostenverzekering.

Collectieve ziektekostenverzekering

Gemeenten mogen alleen in bijzondere omstandigheden medische kosten vergoeden,die niet in het basispakket vallen. Maar gemeenten mogen wel een collectieve (aanvul-lende) ziektekostenverzekering afsluiten.29 Dit betekent dat de gemeente een basisver-

Cursus ‘Goede voeding hoeft niet veel te

kosten’ in Maastricht

Om mensen te leren hoe ze schulden in detoekomst kunnen voorkomen, volgen schuld-hulpverleningsklanten in Maastricht verplicht debudgetteringscursus ‘Rondkomen met inkomen’.Eén van de tien bijeenkomsten van deze cursusdraagt de titel ‘Goede voeding hoeft niet veel tekosten’. Naast een bijeenkomst krijgen deelnemerseen rondleiding in een supermarkt, waarin o.a. uit-leg gegeven wordt over het lezen van etiketten enhet vergelijken van diverse merkproducten en huis-merkproducten qua prijs en kwaliteit. Mensen krij-gen vaardigheden aangeleerd om zelf gezondekeuzes te kunnen maken.Bron: TIS/gemeente Maastricht.

Niet verzekerd tegen ziektekosten

In de periode 2001-2004 steeg het aandeelonverzekerden van 1,1 tot 1,4 procent van de bevolk-ing. Er zijn verschillende redenen voor het nietverzekerd zijn tegen ziektekosten. Sommigemensen willen zich om principiële redenen nietverzekeren. Anderen worden om economische rede-nen - zoals achterstallige premiebetaling -geweigerd door verzekeringsmaatschappijen. Eenderde groep bestaat uit dak- en thuislozen en alco-hol- en drugsverslaafden. Verder is het denkbaardat kleine zelfstandigen, in het bijzonder de zoge-heten kleine zelfstandigen zonder personeel, uitkostenoverwegingen ervoor kiezen onverzekerddoor het leven te gaan.Bron: CBS 2005.

Gezondheidsverschillen naar geslacht

sociaal-economische status laag hoog verschil

VrouwenLevensverwachting 79,5 82,1 -3Zonder beperkingen 64,7 73,3 -9Goed ervaren gezondheid 54,2 68,2 -14

MannenLevensverwachting 73,1 78,0 -5Zonder beperkingen 63,8 73,7 -10Goed ervaren gezondheid 52,9 68,7 -16Bron: RIVM, 2002

Hoe kan het dat de sociaal-economische status zo van invloed kan zijn op de gezond-heid? Een paar voorbeelden:• Mensen met een smalle beurs wonen meestal in slechtere huizen: deze zijn min-

der goed geïsoleerd en daardoor is er meer last van tocht. Ze wonen bovendienvaker in buurten met (verkeers)lawaai, meer uitlaatgassen, minder groen en wei-nig mogelijkheden voor kinderen om buiten te spelen.

• Ongeschoold of laag opgeleid werk is vaker fysiek zwaar werk.• Gezonde voeding is meestal duurder. Dat geldt niet alleen voor biologische pro-

ducten, maar ook bijvoorbeeld voor een mager runderlapje in vergelijking meteen speklapje.

• Ook allerlei mentale of psychische factoren spelen een rol: wie niet bij elk dubbel-tje dat wordt uitgegeven hoeft te piekeren, heeft een meer ontspannen en gezon-der leven. Maar ook het gevoel buitengesloten te worden, komt de gezondheidniet ten goede. Sociale contacten, een sportclub (bewegen) of hobby kosten geld.

• Stress (als gevolg van armoede) brengt niet zelden ongezonde gewoonten metzich mee, zoals roken en drinken.

• Men kan niet altijd de zorg inkopen die nodig is. Veel minima zijn bijvoorbeeldniet aanvullend verzekerd voor o.a. tandheelkunde of fysiotherapie.

Er zijn verschillende lokale maatre-gelen te nemen om de sociaal-economische gezondheidsverschil-len te verkleinen. Een aantal maat-regelen passeren in het volgendede revue.

Sociaal-economische gezondheidsverschillen

De concentratie van mensen met een lage sociaal-economische status in bepaalde wijken, maakt datde postcode een voorspeller kan zijn van de levens-verwachting in een wijk.

Page 14: gemeentelijk armoedebeleid - VNG · 7.6 Armoede Effect Rapportage (burgerinitiatief Almelo) 60 7.7 Projectleider armoedebeleid 61 7.8 Meten is weten 61 7.9 Intervisiedagen gemeentelijk

27

Gemeentelijk armoedebeleid

26

In het wetsvoorstel WMO is sprake van een ‘compensatiebeginsel’. Het compensatiebe-ginsel geeft gemeenten de verplichting om beperkingen te compenseren die iemandervaart bij het voeren van een huishouden, bij het ontmoeten van mensen of in het ver-voer. De gemeente kijkt samen met de cliënt welke voorzieningen en hulpmiddelennodig zijn om de hindernissen weg te nemen. Het gaat daarbij om hindernissen in-en-om het huis, in het plaatselijk vervoer en in het sociale verkeer.

Gemeenten zijn verplicht om burgers de keuze te bieden tussen een voorziening innatura, een financiële tegemoetkoming of een persoonsgebonden budget. Dit geldtdan voor alle individuele voorzieningen.

Veel informatie over voorzieningenis te lezen in folders of op internet.De gemeente dient zorgloketten inte richten als laagdrempelige voor-ziening waar mensen zich persoon-lijk kunnen informeren over debeschikbare zorg en de mogelijkhe-den die ze hebben. Wie een aan-vraag wil doen voor zorg die onderde WMO valt, kan dat ter plekkedoen en zonodig hulp krijgen bij hetinvullen van de formulieren. Ookeen duidelijke verwijzing tussenAWBZ- en WMO-loket is noodzake-lijk. De gemeente kan ten slotteoverwegen om de aanvraag van bij-zondere bijstand mogelijk te makenbij het zorgloket. Door de zorgloket-ten op wijkniveau te organiseren, isde drempel voor een bezoek laag enhebben burgers geen reiskosten.

Meer informatie• Brochure Lokaal gezondheidsbeleid voor verkleinen sociaal-economische gezondheids-

verschillen, Sjakuus/NIGZ 2003.• NIGZ-Steunpunt Aanpak Lokale Gezondheidsverschillen, www.slag.nu. met informatie

over bijeenkomsten, methodieken en literatuur.• Dossier nieuw zorgstelsel VNG, www.vng.nl > werk en inkomen > nieuw zorgstelsel• Brochure Ik heb wat, krijg ik ook wat?, Wegwijzer bij kosten van handicap en ziekte.

Min. VWS 2004.

Interventie ‘armoede en gezondheid’

GGD West-Brabant

De GGD-Jeugdgezondheidszorg in West-Brabantonderzoekt regelmatig alle jeugdigen. Dit gebeurtin de basisschoolleeftijd in de groepen 2 en 7.Wanneer blijkt dat een kind een gezondheids-achterstand heeft dat gerelateerd is aan geld-gebrek, wordt een vervolgafspraak gemaakt.Ouders krijgen een advies over hoe de gezondheidvan hun kind het beste bevorderd kan worden.Denk aan deelname aan een bepaalde sport van-wege een probleem in de motoriek of vanwegeovergewicht, stevige schoenen vanwege(dreigende) voetafwijkingen of deelname aan eenclub voor een sociaal geïsoleerd kind. De oudersgaan met het advies naar de afdeling Sociale Zakenvan de gemeente. Sociale Zaken gaat volgens degebruikelijke procedures na of de ouder in aan-merking komt voor bijzondere bijstand of anderegemeentelijke voorzieningen waarvan nog geengebruik wordt gemaakt.Bron: GGD West-Brabant.

30| De gemiddelde uitgaven aan bijzondere bijstand voor medische kosten lopen uiteen van 5 tot 40euro per minima per jaar. Bron: Benchmark WWB.

31| Op grond van artikel 57 lid 1 WWB.

zekering en/of aanvullende verzekering afsluit voor een grote groep minima. Omdat ditvoor een verzekeraar veel nieuwe klanten oplevert, is deze meestal bereid om een lagerepremie of een breder pakket voor dezelfde prijs aan te bieden. De gemeente kan de premievoor bijstandsgerechtigden inhouden op de uitkering en direct betalen aan de verzekeraar.

De collectieve verzekering heeft veel voordelen voor de gemeente en minima:• Het beroep op bijzondere bijstand neemt af.• Hierdoor nemen ook de uitvoeringskosten af (de uitvoeringskosten zijn in veel

gemeenten hoger dan de kosten van de verstrekkingen).30

• Het niet-gebruik van noodzakelijke voorzieningen wordt teruggedrongen (mini-ma zijn slechter verzekerd voor ziektekosten dan andere Nederlanders).

Gemeenten kunnen een bijdrageleveren aan het tegengaan vanonverzekerdheid door middel vande collectieve ziektekostenverzeke-ring. Ook verplicht budgetbeheer31

(voor bepaalde groepen bijstands-gerechtigden) is een manier omervoor te zorgen dat de ziektekos-tenpremie op tijd wordt betaald.

WMO

Gemeenten zijn verantwoordelijkvoor de invulling en uitvoering vande Wet MaatschappelijkeOndersteuning (WMO). Individuelevoorzieningen kunnen een grotekostenpost zijn voor minima. Denkbijvoorbeeld aan de kosten vanthuiszorg, mantelzorg, aangepast

vervoer of woningaanpassing. Zeker voor grootgebruikers als ouderen, chronisch ziekenen gehandicapten. De keuzes die gemeenten maken bij de invulling en uitvoering vande WMO heeft dus veel invloed op de positie van minima.

Bij het ter perse gaan van deze publicatie is er nog onzekerheid over de beleidsruimtedie gemeente krijgen bij het bepalen van de hoogte van de eigen bijdrage voor onder-steuning, en de mogelijkheden voor (gedeeltelijke) kwijtschelding daarvan. Het is zinvolhet beleid hieromtrent af te stemmen op de draagkrachtberekening die wordt gehan-teerd in het armoedebeleid.

Collectieve ziektekostenverzekering in Arnhem

Bijstandsgerechtigden en andere Arnhemmers meteen minimuminkomen worden via de gemeenteaanvullend verzekerd tegen ziektekosten, zoals voorde tandarts. De gemeente Arnhem heeft met eenzorgverzekeraar een overeenkomst getekend dievoor 12.000 huishoudens geldt. Het gaat om uit-keringsgerechtigden en Arnhemmers met eenminimuminkomen, zoals de groep met een zoge-noemde Arnhem Card. De gemeente betaalt deverzekering. Door de aanvullende verzekering vande gemeente maken minima meer gebruik van dezorg die ze nodig hebben. Op dit moment is eenkwart van de minima onvoldoende aanvullendverzekerd. Ze hoeven niet meer bij de gemeenteaan te kloppen en doen rechtstreeks zaken met deverzekeraar. Het gebruik van noodzakelijke zorg stijgthierdoor met vijftien procent.Bron: Gemeente Arnhem.

Page 15: gemeentelijk armoedebeleid - VNG · 7.6 Armoede Effect Rapportage (burgerinitiatief Almelo) 60 7.7 Projectleider armoedebeleid 61 7.8 Meten is weten 61 7.9 Intervisiedagen gemeentelijk

29

Gemeentelijk armoedebeleid

28

wel erg groot zijn, wil een aan-vraag voor de aanvrager de moeitewaard zijn. Meer hierover in para-graaf 7.2.

Posters en brochures armoedebeleid

De posters en brochures kunnenbeschikbaar worden gesteld bij deeigen balie van de gemeente of dievan maatschappelijke organisaties enopenbare voorzieningen. Brochureshuis-aan-huis verspreiden helpt ook,met daarin bijvoorbeeld een aan-vraagformulier.

Media

Informatie over inkomensondersteu-ning kan in huis-aan-huisbladen oflokale dagbladen worden gepubli-ceerd. De gemeente kan ook gebruik-maken van een lokale televisiezender,de kabelkrant of migrantentelevisie.

Informatietelefoon

Een aantal gemeenten heeft een gra-tis telefoonnummer voor het indie-nen van aanvragen voor verschillendesoorten gemeentelijke bijdragen. In

deze gemeenten krijgen cliënten van de sociale dienst een consulent van de sociale dienstaan de lijn. Overige bellers worden door de receptie doorverwezen naar een consulent of eenandere gemeentelijke afdeling. Het feit dat deze bellers niet spreken met ‘de sociale dienst’werkt vermoedelijk drempelverlagend.

Vertaling

Een schriftelijk middel voor een allochtone doelgroep leidt vaak tot de discussie of deNederlandse tekst al dan niet (volledig) moet worden vertaald. Aandachtspunten hierbij:• De communicatie tussen sociale dienst en (potentiële) klant verloopt grotendeels in het

Nederlands.Vertaling van een folder heeft pas zin wanneer ook formulieren wordenvertaald, antwoorden in de eigen taal kunnen worden ingevuld, etc.

• Meestal worden meerdere talen gesproken, zodat vertaling onwerkbaar en te kostbaarwordt.

Minima laten miljoenen bij fiscus liggen

Misschien wel een miljoen Nederlandse gezinnenen alleenstaanden weten niet dat ze geld terugkunnen krijgen van de belasting voor gemaakteziektekosten. Dat meldt De Telegraaf. Het gaat omkosten die gemaakt worden vanwege ziekte, eenhandicap of ouderdom. Het betreft dan bijvoor-beeld de eigen bijdrage voor de thuiszorg, een ver-pleeghuis of een gezinsvervangend tehuis enziekenfondspremies. Maar ook voor hulpmiddelenals een hoorapparaat, medicijnen en voorzieningenvoor maaltijden kan geld worden teruggevraagd.Het gaat al gauw om een paar honderd euro perjaar. De regeling is al in 2003 ingegaan, maarweinig mensen zijn daarvan op de hoogte. Hetministerie van Volksgezondheid heeft nu een web-site geopend om het terugvragen van ziektekostenmassaal aan te moedigen: www.aangifteloont.nl.De FNV heeft ook een website met dat doel:www.fnv.nl/geldterug.

Internet in Zoetermeer

Zoetermeer gebruikt internet om cliënten gerichteinformatie te verstrekken over inkomensonder-steunende maatregelen en schuldhulpverlening.Vooral op het terrein van schuldhulpverlening wor-den de mogelijkheden van het internet benut omzelfredzame cliënten te ondersteunen met digitalehandleidingen, formulieren en standaardbrieven.

32| Het gebruik van gemeentelijke inkomensafhankelijke regelingen door werkenden en niet-werkenden, SGBO 2001.

• Handreiking voor de verlening van bijzondere bijstand aan chronisch zieken, gehandi-capten en ouderen, Ministerie van SZW 2004.

• Informatie over collectieve ziektekostenverzekering: www.bsenf.nl.

3.5 Preventie en tegengaan niet-gebruik

Een belangrijke vraag voor gemeenten is hoe zij het gebruik van voorzieningen in hetkader van het armoedebeleid kunnen optimaliseren. Niet zelden maakt minder dan25% van de doelgroep gebruik van de regelingen waar zij recht op heeft. Hiervoor zijnverschillende oorzaken aan te wijzen, zoals:32

• Onbekendheid van de regelingen bij de doelgroep.• Door de doelgroep ervaren ingewikkeldheid van de aanvragen.• Gêne bij de doelgroep om een aanvraag in te dienen bij de sociale dienst.• De informatie bereikt de doelgroep niet.• Taalproblemen.

Oplossingen zijn onder andere te vinden in het versimpelen van regelingen, het vergro-ten van de bekendheid, bestandskoppeling en het ondersteunen van cliënten bij hetindienen van een aanvraag. Bij deze maatregelen ligt het voor de hand dat de gemeenteinformatie aanvraagt en samenwerking zoekt met lokale maatschappelijke organisaties.In dit deel passeren een aantal manieren de revue om het niet-gebruik van voorzienin-gen tegen te gaan.

Eenvoudige procedures

Het gebruik van voorzieningenwordt natuurlijk sterk beïnvloeddoor de manier waarop de voorzie-ning is vormgegeven. Als de aan-vrager veel gegevens moet invullenen lang moet wachten tot de aan-vraag verwerkt is, en als de regelingbovendien een stigmatiserendewerking heeft, moeten de baten

Beleidskeuzes • Legt de gemeente de nadruk op de eigen verantwoordelijkheid van minima om uit te

zoeken waarvoor zij inkomensondersteuning kunnen krijgen, of dient de gemeenteminima actief te benaderen?

Hulp bij belastingteruggave:

Formulierenbrigade Groesbeek

De gemeente Groesbeek kent een zogenaamde‘Formulierenbrigade’. De brigade biedt burgers hulpbij het invullen van het aanvraagformulier van deBelastingdienst voor de zorgtoeslag respectievelijkde huurtoeslag. De geboden hulp is gratis. Debrigade bestaat uit vertegenwoordigers van wel-zijnsorganisaties en cliëntenraad.

Page 16: gemeentelijk armoedebeleid - VNG · 7.6 Armoede Effect Rapportage (burgerinitiatief Almelo) 60 7.7 Projectleider armoedebeleid 61 7.8 Meten is weten 61 7.9 Intervisiedagen gemeentelijk

31

Gemeentelijk armoedebeleid

30

33| Voor de kwijtschelding van gemeentelijke belastingen is een aparte regeling getroffen in artikel 255Gemeentewet. In deze bepaling staat dat op de kwijtschelding artikel 26 van de Invorderingswet1990 van toepassing is. Volgens artikel 26 Invorderingswet 1990 zijn de regels van kwijtscheldinggeregeld in de Uitvoeringsregeling Invorderingswet 1990.

Spreekuren/voorlichtingsbijeen-

komsten

Naast de spreekuren bij de eigenbalie (soms alleen op afspraak) ver-zorgen veel gemeenten incidenteelof structureel spreekuren of voor-lichtingsbijeenkomsten. De locatiesdie daarvoor worden gekozen zijnmeestal bejaardenhuizen, maarook kerken, moskeeën, werkplek-ken van Vluchtelingenwerk enbuurthuizen. Een locatie bij desociale dienst is voor sommigenstigmatiserend. Een aantalgemeenten heeft een consulent indienst die zich bezighoudt met hetactief benaderen van de doelgroepen op verschillende plaatsen in degemeente spreekuren verzorgt.

Huisbezoek

Huisbezoek is een relatief kostbaar,maar effectief middel om het niet-gebruik tegen te gaan. Zie ook deverschillende kaders.

3.6 Kwijtschelding gemeentelijke belastingen

De gemeente kan minima kwijtschelding verlenen voor gemeentelijke heffingen enbelastingen, zoals afvalstoffenheffing, rioolheffing en hondenbelasting.33 Gemeentenkunnen zelf bepalen welke gemeentelijke belastingen onder het kwijtscheldingbeleidvallen. In vrijwel alle gemeenten is het mogelijk om kwijtschelding aan te vragen vooréén of meer gemeentelijke belastingen.

Huisbezoeken in Oss

In de gemeente Oss worden door medewerkers vande gemeente regelmatig huisbezoeken gehouden.Er wordt naar alle inwoners van een achterstands-wijk een brief gestuurd. Daarin wordt aangegevendat gemeenteambtenaren huisbezoeken afleggen.Met de huisbezoeken komen specifieke problemenaan het licht en kunnen mensen worden ge-informeerd over de ondersteuningsmogelijkhedenvanuit de gemeente.

Hengelo’s Informatieteam sociale

voorzieningen (HinT)

Om het niet-gebruik van sociale voorzieningentegen te gaan heeft de gemeente Hengelo hetHengelo’s Informatieteam sociale voorzieningen(HinT) opgericht. Het team bestaat uit medewer-kers met gesubsidieerde banen. Het team verzorgtop diverse plaatsen in de stad spreekuren en ver-richt daarnaast huisbezoeken. De taken betreffenvoorlichting over de regelingen op het gebied vansociale zekerheid, het uitzoeken van eenvoudigekwesties, verwijzing en bemiddeling naar instantiesen eenvoudig administratief werk. De HinT-mede-werkers gebruiken bij de huisbezoeken een laptopwaarmee bij de cliënt thuis via een speciaalontwikkeld computerprogramma een aanvraag kanworden voorbereid.

Beleidskeuzes • Moeten minima lokale belastingen betalen (welke wel/niet)?• Zo ja, onder welke inkomensgrens (tussen 90-100% van de bijstandsnorm) mag

volledige kwijtschelding plaatsvinden?

• Het analfabetisme en de onbekendheid met de ‘papierwinkel’ zijn onder een deelvan de allochtonen zo groot, dat ook een tekst in de eigen taal niet wordt gelezen.

• De meeste Marokkanen in Nederland spreken diverse varianten van het Berber,een taal die niet in geschreven vorm bestaat. Om die reden kunnen Marokkanenvaak beter Nederlands lezen dan Arabisch.

Bestandskoppeling

Gemeenten hebben voldoende gegevens over bijstandsgerechtigden om vast te kun-nen stellen of zij recht hebben op voorzieningen zoals kwijtschelding en categorialeinkomensondersteuning. Door de gegevens van de sociale dienst te koppelen aan ande-re gegevensbestanden kunnen ook minima zonder bijstandsuitkering actief wordenbenaderd. De volgende bestanden kunnen worden gebruikt en eventueel wordengekoppeld om minima gericht te kunnen benaderen:• Bestand WWB.• Bestand van toegekende aanvragen van vorig jaar of vorige jaren.• Bestand (kwijtschelding) gemeentelijke belastingen.• Bestand personen met ‘kale AOW’ van de rijksbelastingdienst.• Bestanden WAO/WW (UWV).• Bestanden van oud-klanten.

Reguliere gesprekken met bijstandsgerechtigden

Bij de behandeling van de aanvraag en bij hercontroles voor bijstandsgerechtigden is hetzinvol om bijzondere bijstand stan-daard ter sprake te laten komen.Overige regelingen komen bij voor-keur ook aan de orde, zoals huur-toeslag of andere regelingen dieonder een andere afdeling vallen.Exitgesprekken (bij uitstroom uit debijstand) kunnen worden gebruiktom te benadrukken dat men na uit-stroom uit de bijstand nog steedsgebruik kan maken van (een deelvan de) regelingen. Zo wordt voor-komen dat men nog sterker dannodig te maken krijgt met dearmoedeval.

Via bestandskoppeling op zoek naar

rechthebbenden

Veel Amsterdammers met een minimuminkomenzijn niet op de hoogte van de voorzieningen waar-voor ze in aanmerking komen. Om deze mensen teachterhalen en ze te informeren over de regelingen,heeft de gemeente Amsterdam een systeemopgezet waarbij de bestanden van de DienstWonen, Dienst Belastingen, Bureau Stadspas,Amsterdam Beheer, Dienst Maatwerk en de SocialeDienst Amsterdam met elkaar worden vergelekenen vervolgens naast die van het RegisterAmsterdam worden gelegd. Door middel van dezebestandskoppeling is het mogelijk te bekijkenwelke Amsterdammers mogelijk wél voor deregelingen in aanmerking komen, maar geen aan-vraag hebben ingediend. Deze mensen kunnen ver-volgens worden aangeschreven met een (vereen-voudigd) aanvraagformulier.Bron: www.omarm.amsterdam.nl.

Page 17: gemeentelijk armoedebeleid - VNG · 7.6 Armoede Effect Rapportage (burgerinitiatief Almelo) 60 7.7 Projectleider armoedebeleid 61 7.8 Meten is weten 61 7.9 Intervisiedagen gemeentelijk

33

Gemeentelijk armoedebeleid

32

34| Schulden: een (on)dragelijke last? Problematische schulden bij huishoudens tot 150% van het netto-sociaalminimum in 2003, IVA Tilburg, juni 2004.

35| Staatssecretaris Rutte van Sociale Zaken en Werkgelegenheid in een brief aan de Tweede Kamer,d.d. 22 november 2002.

3.7 Schuldhulpverlening

Tussen de 44.000 tot 93.000 huishoudens in Nederland verkeren in een problemati-sche schuldsituatie.34 Gemeenten nemen door middel van ‘integrale schuldhulpverle-ning’ het voortouw in de bestrijding van deze problematiek. Bij integrale schuldhulpver-lening gaat het niet alleen om het wegnemen van het financiële probleem, maar ookom de oorzaken daarvan op te sporen.

Kostenbesparing

Gemeenten hebben naast een maatschappelijke en sociale verantwoordelijkheid ookeen financieel belang bij schuldhulpverlening. Goede schuldhulpverlening levert name-lijk ook besparingen op, doordat:• Reïntegratie naar werk veel soepeler verloopt, waardoor het beroep op reïntegra-

tie- en bijstandsmiddelen afneemt.• Het aantal huisuitzettingen afneemt (waardoor er minder kosten zijn van opslag

van goederen, de feitelijke uitzetting, oninbare leenbijstand en kosten van maat-schappelijke opvang).

• Het welzijn en de gezondheid van burgers verbetert. Mensen met problematischeschulden kunnen geconfronteerd worden met gezondheidsproblemen zoalsstress, slapeloosheid of depressie. De kosten die worden gemaakt door de GGD,instellingen voor geestelijke gezondheidszorg, het maatschappelijk werk en ande-re instanties worden uiteindelijk voor een groot deel betaald door gemeenten.

• Er minder faillissementen zijn van kleine ondernemers, waardoor er minder verliesis van kennis, investeringen, werkgelegenheid en kapitaal.

Beleidsruimte voor gemeente

Gemeenten nemen vanuit hun zorgplicht voor hun burgers het initiatief bij het organi-seren van de integrale schuldhulpverlening. De gemeentelijke instanties, belast met deuitvoering van schuldhulpverlening, kunnen zelf hun regelgeving op dit terrein vaststel-len. Het Rijk vervult hierbij een faciliterende rol.35 In de WWB is wel het een en anderbepaald met betrekking tot een aantal specifieke onderdelen van schuldhulpverlening,zoals verstrekking van bijstand in natura en verplicht budgetbeheer. In deFaillissementswet is bepaald dat gemeenten verantwoordelijk zijn voor het afgeven van

Beleidskeuzes • Voert de gemeente preventief en/of curatief beleid voor mensen met (dreigende)

schulden?• In hoeverre wil de gemeente de eigen verantwoordelijkheid van burgers voor het

doen van verantwoorde uitgaven, uit handen nemen (met budgetbeheer)?

Om na te gaan of iemand in aanmerking komt voor kwijtschelding, moet eerst wordennagegaan of iemand vermogen heeft (bijvoorbeeld een auto of overwaarde op eenhypotheek). Is vermogen boven een bepaalde grens aanwezig, dan kan geen kwijtschel-ding worden verleend. Is er geen vermogen aanwezig, dan moet de betalingscapaciteitworden vastgesteld. Is die ontoereikend, dan kan kwijtschelding worden verleend. Omde betalingscapaciteit te bepalen, wordt eerst het netto besteedbare inkomen bere-kend: dit is het netto-inkomen na aftrek van een aantal vaste lasten. Van het netto-inkomen worden vervolgens de kosten van bestaan (ook wel kwijtscheldingsnorm)afgetrokken. De gemeente kan de norm vaststellen tussen 90% en 100% van de bij-standsnorm. Als de vastgestelde betalingscapaciteit positief is, dan moet (zo nodig)80% hiervan voor de belastingbetaling worden aangewend. De rest kan worden kwijt-gescholden.

Op de website van het Centrum voor Onderzoek naar de Economie van lagereOverheden (www.coelo.nl) is weergegeven hoe de gemeentelijke belastingen in eengemeente zich verhouden tot die in andere gemeenten. Ook worden de kwijtschel-dingsnormen van gemeenten gepresenteerd.

Geen bijzondere bijstand voor gemeentelijke belastingen

Kwijtschelding geldt als voorliggende voorziening voor bijzondere bijstand. Op grondvan artikel 15 van de WWB is het daarom niet mogelijk om bijzondere bijstand te verle-nen voor de betaling van gemeentelijke belastingen.

De gemeente kan afspraken maken met het waterschap om de toets voor kwijtschel-ding van gemeentelijke- en waterschapsbelastingen gezamenlijk of door één van departijen uit te laten voeren. De betalingscapaciteit van een huishouden hoeft dan maaréén keer te worden berekend.

Meer informatie• www.vng.nl (Beleidsvelden/Belastingen/Beleidsonderwerpen/Invordering/Kwijtschelding). De VNG publiceert op haar website ook de kwijtscheldingsbedragenper bijstandsnorm.

Page 18: gemeentelijk armoedebeleid - VNG · 7.6 Armoede Effect Rapportage (burgerinitiatief Almelo) 60 7.7 Projectleider armoedebeleid 61 7.8 Meten is weten 61 7.9 Intervisiedagen gemeentelijk

35

Gemeentelijk armoedebeleid

34

38| De gemeente kan zelf bepalen welke norm hierbij wordt gehanteerd. Veel gemeenten hanterenechter de norm van de Nederlandse vereniging voor Volkskrediet (NVVK). Eén van de voordelen isdat deze norm aansluit op de normen van de WSNP.

zing van mensen met huurachterstanden. Als er desondanks toch schulden ontstaan,kan de gemeente een meldpunt inrichten waar tijdens een aanmeldgesprek en intakewordt geïnventariseerd wat de problemen zijn. Als de problemen ‘niet-problematisch’38

zijn, kan de klant een adviesgesprek worden aangeboden.

Bij budgetbeheer worden de inkomsten van de klant op een rekening gezet die wordtbeheerd door de gemeente of uitvoerende instantie. Belangrijke lasten zoals huur, gas,water en licht kunnen automatisch worden betaald. De klant ontvangt week- ofmaandgeld.Bij budgetbegeleiding wordt de klant geleerd hoe hij verantwoord met zijn geld kanomgaan en hoe hij zijn administratie op orde kan brengen.

Een belangrijk onderdeel van schuldhulpverlening is schuldregeling: de inzet hiervan isdat een schuldregeling wordt getroffen met alle schuldeisers, waarbij de cliënt drie jaarlang maximaal (naar draagkracht) aflost, waarna een eventuele restschuld wordt kwijt-gescholden als de cliënt alle afspraken is nagekomen. Indien het niet lukt via een min-nelijke weg tot een akkoord met de schuldeisers te komen, wordt de cliënt aangemeldvoor de WSNP. Overigens kan de gemeente ook tijdens het WSNP-traject diensten blij-ven aanbieden zoals budgetbeheer, budgetbegeleiding en psychosociale hulpverlening.Het WSNP-traject voorziet namelijk niet in deze vormen van schuldhulpverlening.

Bij de meeste schuldenaren spelen naast financiële problemen ook psychosociale pro-blemen, zoals verslaving, psychische problemen en echtscheiding een rol. Een casema-nager kan de schuldhulpverlening afstemmen op de psychosociale hulpverlening, diemeestal door gespecialiseerde hulpverleners wordt verricht. De casemanager kan ookalle onderdelen binnen de schuldhulpverlening op elkaar afstemmen. Dit is vooralbelangrijk wanneer de onderdelen worden uitgevoerd door verschillende medewerkersof organisaties. Om te voorkomen dat mensen die schuldenvrij uitstromen, na verloopvan tijd terugvallen in hun oude gedrag en weer schulden gaan maken, kan het nuttigzijn om een vinger aan de pols te houden en nazorg aan te bieden.

Bijzondere bijstand en leenbijstand

Inkomensondersteuning in het kader van armoedebeleid kan in bepaalde situaties eenmanier zijn om schulden te voorkomen. De gemeente mag alleen bijzondere bijstandverlenen voor een gedeeltelijke of volledige aflossing van een schuldenlast als datgebeurt in de vorm van een borgtocht of geldlening. Met borgtocht kan bereikt wordendat de transactie kan plaatsvinden door een kredietbank of andere kredietinstelling. Ditheeft nadrukkelijk voorrang. Als dit geen uitkomst biedt en er dringende redenenbestaan, kan een geldlening worden verstrekt als het inkomen van de schuldenaarlager is dan de bijstandsnorm.

36| De formele naam van deze verklaring is: verklaring ex. art. 285 Fw. Een modelverklaring is te vindenop de website van Bureau Wsnp: www.wsnp.rvr.org.37| Handreiking Integrale Schuldhulpverlening; handreiking voor gemeenten en uitvoerende instanties,

uitgave StimulanSZ/Landelijk Platform Integrale Schuldhulpverlening, september 2004.

de ‘WSNP-verklaring’.36 Op basis van deze verklaring bepaalt de rechter of een schulde-naar in aanmerking komt voor een wettelijke schuldsanering via de Wet SchuldsaneringNatuurlijke Personen (WSNP). Schuldenaren laten in de verklaring zien wat is gedaan omtot een aflossingsregeling te komen. Naast wettelijke beleidskaders bestaan er ookdiverse modellen en gedragscodes waaraan gemeenten zich kunnen committeren.

Basispakket

Gemeenten kunnen ervoor kiezen het basispakket integrale schuldhulpverlening in tevoeren. Het basispakket bestaat uit een aantal diensten. In de Handreiking IntegraleSchuldhulpverlening37 wordt beschreven hoe het basispakket kan worden gepositio-neerd in de gemeente of regio, en hoe de verschillende onderdelen op elkaar kunnenworden afgestemd. Samenwerkingspartners zijn vaak kredietbanken en instellingenvoor maatschappelijk werk.

Toelichting op onderdelen van het basispakket

De gemeente kan diverse preventieve maatregelen nemen om te voorkomen dat men-sen in de schulden geraken. Voorbeelden zijn: goede inkomensondersteuning, voorlich-ting geven, maken van afspraken met woningcorporaties over vroegtijdige doorverwij-

Page 19: gemeentelijk armoedebeleid - VNG · 7.6 Armoede Effect Rapportage (burgerinitiatief Almelo) 60 7.7 Projectleider armoedebeleid 61 7.8 Meten is weten 61 7.9 Intervisiedagen gemeentelijk

37

Gemeentelijk armoedebeleid

36

41| Uitkering op basis van de Algemene nabestaandenwet.42| In artikel 36 lid 6 worden de van toepassing zijnde artikelen genoemd.

Personen met een inkomen in verband met arbeid, komen niet in aanmerking voor delangdurigheidstoeslag. Een uitzondering hierop vormen personen van 23 jaar en oudermet een arbeidsongeschiktheidspercentage van 80 - 100% voor wie is afgezien van eenarbeidsdeskundig onderzoek. Zij kunnen onder voorwaarden in aanmerking komenvoor een langdurigheidstoeslag. Ook mensen met een volledige Anw-uitkering 41 komenin aanmerking voor de langdurigheidstoeslag.

Het is van belang om te weten dat de langdurigheidstoeslag noch valt onder het begripalgemene bijstand, noch onder het begrip bijzondere bijstand. De langdurigheidstoe-slag bestaat afzonderlijk naast de algemene bijstand en de bijzondere bijstand. Nietalle artikelen van de WWB zijn dan ook van toepassing op de langdurigheidstoeslag.42

De langdurigheidstoeslag is een fiscaal onbelaste uitkering ineens zonder een specifie-ke bestemming. De langdurigheidstoeslag wordt gefinancierd uit het budget voor hetinkomensdeel WWB.

Vermogens- en inkomenstoets

Om te beoordelen of een aanvrager recht heeft op de toeslag, moeten zijn inkomen envermogen worden bekeken. De inkomens- en vermogensgrenzen waarbinnen de aan-vrager recht heeft op een toeslag liggen vast; de gemeente heeft geen vrijheid om hiereigen beleid op te voeren. De manier waarop het inkomen en vermogen wordengetoetst, behoort wel tot de beleidsvrijheid van de gemeente.

Meer informatie• Gemeenteloket SZW, www.gemeenteloket.szw.nl.

3.9 Beperken woonlasten en aanpak achterstandswijken

Woonlasten slokken een groot deel van het budget van minima op. Armoede concen-treert zich bovendien vaak in bepaalde wijken. In deze wijken bestaat een cumulatievan problemen. In deze paragraaf wordt een aantal maatregelen besproken die degemeente kan nemen om minima in staat te stellen in een prettige en gezonde woningen woonomgeving te leven.

Beleidskeuzes • Hoe moet de gemeente omgaan met de concentratie van armoede in bepaalde

wijken?

39| Langdurigheidstoeslag is geregeld in artikel 36 WWB. Bij de beoordeling of iemand recht heeft opde toeslag wordt naast het inkomen ook gekeken naar vermogen en of iemand naar vermogenheeft geprobeerd in eigen inkomen te voorzien. In bijlage 5 vindt u de wettekst.

40| Voor gegevensuitwisseling met UWV en VSB bestaat een standaardprocedure en –gegevensset. Ziewww.gemeenteloket.szw.nl en Verzamelbrief SZW, juni 2004, nr. Intercom 2004/40896. De ge-meente mailt het sofi-nummer en de naam en het geboortedatum van de cliënt naar het UWV ofde SVB. Het UWV of de SVB sturen de gemeente dan de standaardgegevensset van de cliënt perpost terug.

Meer informatie• Handreiking Integrale Schuldhulpverlening, StimulanSZ/Platform Integrale

Schuldhulpverlening, september 2004.• Dossier schuldhulpverlening, www.vng.nl.• Zie ook paragraaf 5.6 over schuldhulpverlening en reïntegratie.

3.8 Langdurigheidstoeslag

Gemeenten moeten een langdurigheidstoeslag van enkele honderden euro's per jaarverstrekken aan bijstandsgerechtigden tussen de 23 en 65 jaar die langer dan vijf jaarleven van een uitkering op bijstandsniveau.39 De langdurigheidstoeslag is bedoeld voormensen die geen perspectief hebben op betaald werk en dus ook geen uitzicht hebbenop verhoging van hun inkomen door werk. Het gemiddelde bedrag van deze toeslag iszo'n e 360. Gemeenten zijn verplicht de langdurigheidstoeslag te verstrekken; gemeen-ten hebben wel de mogelijkheid om een aantal voorwaarden zelf in te vullen. In dezeparagraaf wordt daarop verder ingegaan.

Geen perspectief op werk

‘Geen perspectief op werk’ betekent dat de aanvrager geen werk mag hebben gehad inde afgelopen vijf jaar. Wel moet de aanvrager zich in de afgelopen vijf jaar zoveelmogelijk hebben ingespannen om betaald werk te krijgen. De gemeente kan zelf bepa-len hoe zij dit wil toetsen. Dit kan bijvoorbeeld aan de hand van de onderzoeken diezijn verricht in het kader van de doelmatigheid van de uitkering. Daarnaast kan het welof niet verlagen van de uitkering (in verband met het niet zoeken of accepteren vanwerk) een leidraad zijn voor de beoordeling van het recht op de toeslag. Verificatie vande termijn kan door middel van raadpleging van het SUWI-net, het geautomatiseerdeuitkeringssysteem, het Inlichtingenbureau of een verklaring van het UWV of SVB.40 Bijonderbrekingen van de periode van vijf jaar (bijvoorbeeld wegens verblijf in het buiten-land, detentie, of studieperiode) bepaalt de gemeente of er dan aan de voorwaardenvan de langdurigheidstoeslag is voldaan. Dit kan in de vorm van een beleidsregel. Het isniet vereist dat er vijf jaar WWB-recht is geweest.

Beleidskeuzes

• Wanneer heeft iemand voldoende getracht om algemeen geaccepteerde arbeid teverwerven?

Page 20: gemeentelijk armoedebeleid - VNG · 7.6 Armoede Effect Rapportage (burgerinitiatief Almelo) 60 7.7 Projectleider armoedebeleid 61 7.8 Meten is weten 61 7.9 Intervisiedagen gemeentelijk

39

Gemeentelijk armoedebeleid

38

44| Het Plan van aanpak Maatschappelijke Opvang, Rijk – vier grote steden concept jan. 2006, bevatmodelprotocollen ter preventie van huisuitzettingen als gevolg van huurschuld of overlast.

Mensen met een laag inkomen wonen veelal in huurwoningen. Een gemeente kan inde plannen voor volkshuisvesting vastleggen dat er voldoende sociale huurwoningenbeschikbaar zijn. Een goede spreiding van sociale huurwoningbouw geeft een evenredi-ge verdeling van inkomensgroepen over een gemeente. De leefomgeving heeft groteinvloed op de kwaliteit van leven. De aanwezigheid van voorzieningen (een buurthuis,een dienstencentrum, winkels, een dokter) is daarbij van belang. Zeker voor mensen diegeen geld hebben voor een auto of dagelijkse ritjes met de bus. Een gemeente kan inde gaten houden dat alle noodzakelijke voorzieningen op buurtniveau aanwezig zijn.

Woningbouwverenigingen opere-ren de laatste jaren steeds zelf-standiger en nemen in een aantalgemeenten ook steeds meer socia-le taken op zich. Zij hebben in dedagelijkse praktijk te maken metde concentratie van armoede inbepaalde wijken en huurders metbetalingsachterstanden. De ge-meente kan met woningbouw-verenigingen afspraken maken

over gezamenlijke financiering van buurtgebonden projecten. Ook kunnen afsprakenworden gemaakt over vroegtijdige melding van betalingsachterstanden. 44 Soms zijnwoningbouwverenigingen ook bereid om mee te betalen aan de uitvoering van inko-mensbeheer of andere vormen van schuldhulpverlening voor huurders met betalings-problemen. De woningbouwvereniging is immers gebaat bij goed betalende huurders.De schuldhulpverlener neemt bovendien een deel van inkomens- of budgetbeheer over.

Collectieve betalingsregeling

Het is mogelijk dat de sociale dienst in overleg met vertegenwoordigers van cliëntentot een regeling komt met bijvoorbeeld energiebedrijven om voorschotten en afreke-ningen voor gas, elektriciteit en water in te houden op de uitkering. Als tegenprestatiekunnen de energiebedrijven dan een behoorlijke korting geven, die per maand of perjaar bij de afrekening ten goede komt aan de cliënten.

Meer informatie• Sloop en opbouw van de wijk; herstructurering als sociale interventie, NIZW 2001.• Heel de Buurt gebundeld; een staalkaart van vier jaar buurtgericht investeren, NIZW

2003.

Aanpak achterstandwijken in grote steden

De grote steden hebben diverse mogelijkheden omde situatie in wijken en buurten te verbeteren. Opverzoek van de gemeenteraad van de betrokkenstad kan de minister van VROM gebieden aanwijzenwaar extra eisen worden gesteld aan woning-zoekenden. Steden kunnen dan in deze specifiekegebieden de woningmarkt reguleren en aldus detoestroom van kansarmen tijdelijk beperken.Bron: Ministerie van Justitie.

43| Besluit krediethypotheek, art. 4 en 5.

Woonlastenfonds

Gemeenten hebben de bevoegdheid om, al dan niet met toepassing van normbedra-gen, individuele bijzondere bijstand te verlenen voor woonkosten. Bijzondere bijstandkan alleen worden verstrekt als er sprake is van uit bijzondere omstandigheden voort-vloeiende noodzakelijke kosten. De gemeente kan in beleidsregels vastleggen welkeomstandigheden als ‘bijzonder’ worden beschouwd. Lees meer hierover in paragraaf 3.2.Woonlastenfondsen waarbij forfaitaire vergoedingen worden verstrekt en het huursub-sidiebeleid - dat als voorliggende voorziening geldt - doorkruist wordt, kunnen onderde WWB niet in stand blijven.

Krediethypotheek

De krediethypotheek maakt het mogelijk voor minima om in een eigen huis te blijvenwonen. Onder de WWB kan de bijstand aan huiseigenaren worden verstrekt in de vormvan een geldlening, zonder dat hier de woning als onderpand moet fungeren (onder de

Abw was dat wel het geval). Degemeente heeft de vrijheid om naareigen oordeel zekerheden als pandof hypotheek te bedingen. Er is geenverplichting tot rentebetaling, en deaflossingsperiode is tien jaar.43 Alsna tien jaar de lening niet helemaalis afgelost, gaat wel een rentever-plichting in en wordt het restantvan de lening afgerekend bij ver-koop of vererving van de woning.

Toeslagen- en verlagingenbeleid

Via het toeslagen- en verlagingenbeleid heeft de gemeente binnen de kaders van deWWB de beleidsvrijheid om de uitkering te verlagen of (met maximaal 20% van hetwettelijk minimumloon) te verhogen. Bij de beoordeling of een verhoging of verlagingop zijn plaats is, wordt onder meer gekeken naar de woonsituatie. Meer hierover leest uin paragraaf 3.10.

Beleid voor dak- en thuislozen

In paragraaf 4.7 leest u meer over gemeentelijk beleid voor dak- en thuislozen.

Sociale huurwoningen en aanpak achterstandswijken

De gemeente heeft de prijs, kwaliteit en beschikbaarheid van betaalbare woningendeels in de hand en kan met het huisvestingsbeleid invloed uitoefenen op het welzijnen het inkomen van minima.

Startersleningen voor huurders in Eindhovense

wijkvernieuwingsgebieden

Huurders die in Eindhoven in wijkvernieuwings-gebieden wonen, krijgen de gelegenheid in hunvernieuwde buurt een woning te kopen. Degemeente Eindhoven heeft hiervoor in samen-werking met de Stichting StimuleringsfondsVolkshuisvesting Nederlandse Gemeenten (SVn) deStarterslening ontwikkeld. Deze lening wordt doorde gemeente verstrekt, in samenwerking met deEindhovense woningcorporaties en het SVn.

Page 21: gemeentelijk armoedebeleid - VNG · 7.6 Armoede Effect Rapportage (burgerinitiatief Almelo) 60 7.7 Projectleider armoedebeleid 61 7.8 Meten is weten 61 7.9 Intervisiedagen gemeentelijk

41

Gemeentelijk armoedebeleid

40

45| www.gemeenteloket.szw.nl/kernkaart.46| De in de kernkaart gehanteerde definitie van laag inkomen is anders dan de definitie die wordt

gehanteerd in de Armoedemonitor van het SCP.

4 Doelgroepen

4.1 InleidingVoor bepaalde doelgroepen kan het zinvol zijn om aparte maatregelen te nemen. Vooreen aantal doelgroepen bestaan specifieke doeluitkeringen en wet- en regelgeving. Indit hoofdstuk komen de meest genoemde doelgroepen aan bod. In de volgende para-graaf wordt eerst de vraag beantwoord hoe de gemeente de omvang en samenstellingvan de doelgroep kan bepalen.

4.2 Het bepalen van de omvang en samenstelling van de doelgroep in de gemeenteHet is belangrijk om goed zicht te hebben op de omvang en samenstelling van de doel-groep in de gemeente. Op basis daarvan kan immers worden geraamd wat het gebruiken de kosten zijn van minimaregelingen.

Resultaten uit het verleden

De meeste gemeenten schatten het gebruik van regelingen op basis van het gebruikvan die regelingen in het verleden. Behaalde resultaten uit het verleden zijn een redelij-ke garantie voor de toekomst, mits rekening wordt gehouden met beleidswijzigingendie van invloed zijn op het gebruik, zoals een intensivering van de voorlichting overinkomensondersteunende maatregelen. Ook moet rekening worden gehouden meteconomische omstandigheden: als de economie in een dip zit, resulteert dat onderandere in een stijging van het aantal bijstandsgerechtigden. Dit is een indicatie dat ookde armoede toeneemt.De methode heeft ook zijn beperkingen: het geeft alleen zicht op het deel van de doel-groep dat gebruikmaakt van de regelingen. Het niet-gebruik blijft onderbelicht.

Kernkaart Werk en Bijstand

De Kernkaart Werk en Bijstand 45 van het ministerie van SZW geeft informatie over o.a.het aantal huishoudens met een laag inkomen46 per gemeente.

CBS-gegevens

Aan de hand van landelijke verhoudingsgetallen van het Centraal Bureau voor deStatistiek (CBS) kan voor de gemeente een raming worden gemaakt van de omvang en

Beleidskeuzes • Zijn er doelgroepen of problemen waarvoor de gemeente extra voorzieningen moet

treffen?

3.10 Toeslagen op de algemene bijstand

In de bijstandswet wordt de hoogte van de basisnorm geregeld, maar via het toesla-gen- en verlagingenbeleid heeft de gemeente enige beleidsvrijheid om de uitkering teverlagen of (met maximaal 20% van het wettelijk minimumloon) te verhogen.

Bij de beoordeling of een verhoging of verlaging op zijn plaats is, dient de woonsituatiete worden bekeken en of de algemene kosten van bestaan al dan niet kunnen wordengedeeld met een ander. De kaders voor toeslagen en verlagingen zijn geregeld in artike-len 25 tot en met 29 van de WWB.

Belangrijke keuzes zijn:• Wordt het eventuele inkomen van inwonende kinderen meegeteld bij het vast-

stellen van de bijstand van de ouder? • Ontvangen mensen die op kamers wonen een toeslag? • Ontvangen mensen die dakloos zijn een toeslag? Daklozen hebben vaak meer

woonkosten dan gedacht. De kosten van een slaaphuis bedragen ongeveer d 160per maand.

• Ontvangen schoolverlaters een verlaging? De studiefinanciering is aanmerkelijklager dan de bijstandsnorm.

• Ontvangen gehuwden die hun woonkosten kunnen delen met een ander een ver-laging?

• Ontvangen alleenstaanden van 21 of 22 jaar een toeslag? Voor personen jongerdan 23 jaar gelden leeftijdsgerelateerde minimumjeugdlonen. Om een armoede-val te voorkomen, is het zinvol om de bijstandsnorm af te stemmen op de ver-diencapaciteit van jongeren.

De gemeenteraad dient een verordening vast te stellen waarin het toeslagen- en verla-gingenbeleid wordt vastgelegd.

Beleidskeuzes

• Bij welke categorieën bijstandsgerechtigden moet de bijstandsuitkering worden ver-hoogd of verlaagd?

Page 22: gemeentelijk armoedebeleid - VNG · 7.6 Armoede Effect Rapportage (burgerinitiatief Almelo) 60 7.7 Projectleider armoedebeleid 61 7.8 Meten is weten 61 7.9 Intervisiedagen gemeentelijk

43

Gemeentelijk armoedebeleid

42

48| Het is de bedoeling dat de gegevensuitwisseling in de toekomst via het Inlichtingenbureau zallopen.

aspect ‘sociale participatie’ blijvengepensioneerden wat achter, ditgeldt het meest voor de 75-plus-sers. Bij de groep die voor de pensi-oengerechtigde leeftijd staat is deproblematiek groter: de 55-64 jari-gen hebben vaker een laag inko-men en ervaren meer sociale uit-sluiting dan 65-plussers.

Gemeenten kunnen diverse maat-regelen nemen om armoede onder ouderen tegen te gaan.

Categoriaal beleid

Gemeenten mogen voor 65-plussers categoriaal beleid ontwikkelen. Achtergrond hier-van is dat voor deze groep geen armoedeval speelt. Deze groep komt ook niet in aan-merking voor de langdurigheidstoeslag. Ook voor categoriaal beleid geldt dat er geensprake mag zijn van ongerichte inkomenssuppletie: de gemeente moet bij de verstrek-king dus wel aangeven waarvoor het geld bedoeld is. De gemeente moet wel aanneme-lijk maken dat de kosten noodzakelijk zijn en zich daadwerkelijk voordoen. De gemeen-te hoeft niet te controleren of het geld ook daadwerkelijk aan de bedoelde kostenwordt uitgegeven. Het verstrekken aan 65-plussers van een jaarlijkse eenmalige uitke-ring is in strijd met dit uitgangspunt.

Informatie Sociale Verzekeringbank

De Sociale Verzekeringsbank (SVB) levert op verzoek van gemeenten gegevens vanmensen met een gekort AOW-pensioen en een nabestaandenuitkering Anw.48 Dezeinformatie is nuttig bij het tegengaan van niet-gebruik van sociale voorzieningen. Degemeente kan met de gegevens deze mensen aanschrijven en attenderen op inko-

mensondersteunende maat-regelen.

Maaltijdvoorziening

Veel gemeenten verstrekken aanouderen een bijdrage voor maaltij-den en verzorgen ook de leveringvan de maaltijden. Gemeentenbesteden de levering meestal uit.

Zomerzegels in Maastricht

Jaarlijks zijn in Maastricht de zogenaamde‘Zomerzegels’ te koop. Van elke Zomerzegel diewordt gekocht, gaat 0,19 euro naar het FondsOuderenhulp. Dit fonds financiert jaarlijks vele pro-jecten voor ouderen gericht op het tegengaan vaneenzaamheid, verbetering van ouderenzorg, be-strijding van de verborgen armoede en het ver-groten van de veiligheid voor ouderen.Bron: Gemeente Maastricht.

Warme maaltijd in Arnhem

Voor ouderen en gehandicapten in Arnhem bestaatde warme maaltijdvoorziening, uitgevoerd door deSt. Welzijn Ouderen Arnhem (SWOA). Arnhemmersdie jonger zijn dan 55 jaar hebben een indicatienodig om voor deze voorziening in aanmerking tekomen. Mensen boven de 70 jaar kunnen altijdmaaltijden door de SWOA laten bezorgen. Het tariefin 2005 bedraagt e 5,65 per maaltijd. Wie in hetbezit is van een Arnhem Card (kortingspas) betaaltechter het gereduceerde tarief van e 2,15.

47| Bron: Armoedemonitor 2005.

samenstelling van de doelgroep van het gemeentelijke armoedebeleid. Het CBS heeftonder meer de volgende landelijke verhoudingsgetallen:• Bijstandsgerechtigden ÷ huishoudens met een laag inkomen.• Huishoudens met een laag inkomen ÷ vrouwen met een laag inkomen.• Huishoudens met een laag inkomen ÷ alleenstaanden met een laag inkomen.• Huishoudens met een laag inkomen ÷ 65-plussers met een laag inkomen.• Huishoudens met inkomen tot 105% van de bijstandsnorm ÷ huishoudens met laag

inkomen.• Huishoudens met kinderen ÷ huishoudens met een laag inkomen met kinderen.• Huishoudens met een laag inkomen ÷ huishoudens met een laag inkomen uit arbeid.

Door deze verhoudingen toe te passen op cijfers die per gemeente beschikbaar zijn, kanworden geschat wat de omvang en samenstelling van de doelgroep is in de gemeente.Uiteraard kunnen de verhoudingen binnen gemeenten anders liggen; de uitkomstenvan de berekeningen geven dus slechts een ruw beeld van de werkelijkheid.

Door in de berekeningen zoveel mogelijk ‘harde’ cijfers te gebruiken die per gemeentebeschikbaar zijn, kunnen de berekeningen worden verfijnd. Cijfers per gemeente kun-nen worden gehaald uit bijvoorbeeld de eigen gemeentelijke administratie of gegevensvan onderzoeksafdelingen binnen de gemeente. Het CBS heeft naast landelijke cijfersook een aantal cijfers die betrekking hebben op individuele gemeenten. Deze cijfers zijnte vinden op www.cbs.nl.

Minima Effect Rapportage

Met de Minima Effect Rapportage (MER) van het Nibud kan uw gemeente in kaartbrengen welke groepen minima het meest kwetsbaar zijn en wat hun inkomsten enuitgaven zijn. De methode geeft echter geen inzicht in de omvang van de doelgroepen.Zie ook paragraaf 7.5.

4.3 OuderenHet aandeel 65-plussers met een laag inkomen is de laatste tien jaar sterk gedaald.47 In1995 was het percentage lage inkomens in deze groep nog hoger dan bij de 18-64 jarigen(21% tegenover 14%), maar in 2003 was dit andersom (7% tegenover 11%). 65-plussersmet een minimuminkomen ontvangen 64% van het doorsnee (het mediane) inkomen;dat is beduidend meer dan bij de groep jonger dan 65 jaar (53%). Dit komt onder anderedoor een aantal belastingmaatregelen (de ouderenaftrek en de aanvullende ouderenaf-trek). Een laag inkomen is onder 65-plussers echter wel vaker langdurig dan bij jongeren.Mensen ouder dan 65 jaar zijn in veel opzichten ook minder sociaal uitgesloten dan jon-geren. 65-plussers komen gemiddeld gunstiger uit op de aspecten ‘materiële achter-stand’, ‘toegang tot instanties’ en ‘een veilige en goede woonomgeving’. Alleen bij het

Page 23: gemeentelijk armoedebeleid - VNG · 7.6 Armoede Effect Rapportage (burgerinitiatief Almelo) 60 7.7 Projectleider armoedebeleid 61 7.8 Meten is weten 61 7.9 Intervisiedagen gemeentelijk

45

Gemeentelijk armoedebeleid

44

Lokaal preventief jeugdbeleid

In het kader van de Wet op de jeugdzorg, die op 1 januari 2005 in werking is getreden,hebben de gemeenten de taak om problemen in opvoed- en opgroeisituaties zo moge-lijk te voorkomen (preventief jeugdbeleid), of wanneer dit niet lukt zo snel mogelijk tezorgen voor lichte vormen van hulp.

Binnen het preventief jeugdbeleid zijn gemeenten verantwoordelijk voor het beleggenvan vijf functies, te weten: informatie en advies, signalering, toeleiding naar voorzienin-gen, licht pedagogische hulp en zorgcoördinatie. Deze functies kunnen ingevuld wor-den door verschillende uitvoerende maatschappelijke organisaties. De gemeente dient

als regisseur samen met de organi-saties te zorgen voor een sluitendnetwerk met een adequaat aanbodaan voorzieningen en activiteiten.Bij zwaardere problematiek wor-den jeugdigen doorverwezen naarBureau Jeugdzorg (aangestuurd engefinancierd door de provincie).Om een sluitende keten van onder-steuning en geïndiceerde zorgvoor jeugdigen te bevorderen, ishet belangrijk dat gemeenten enprovincie hun aanbod op elkaarafstemmen.

Om armoede onder kinderen enjongeren tegen te gaan en hetmeedoen aan de samenleving tebevorderen, kunnen gemeentendiverse maatregelen nemen. DeDenktank armoedebestrijdingheeft op een aantal thema’s ookvoor gemeenten voorstellengedaan. Gemeenten kunnen bij-voorbeeld een Jongerenloket ofJongereninformatiepunt (JIP)inrichten en bewerkstellingen datbasisscholen een kennisnet instel-len. Om meedoen mogelijk temaken, kunnen gemeenten finan-

Gratis peuteren in Dordrecht

De gemeente Dordrecht heeft een overeenkomstmet de (gesubsidieerde) peuterspeelzalen om deeigen bijdragen van ouders met een geringinkomen rechtstreeks bij de sociale dienst in rekening te brengen.

Lespakketten

Het Nibud heeft voor de basisschool de Geldkoffergemaakt. De koffer bevat een basismodule overomgaan met geld met kasboekjes die ingaan op hethuishoudboekje en zakgeld. Verder zijn er drieverdiepingsmodules en een leuk spel. Het Nibudheeft ook een lespakket Omgaan met Geld voor hetVMBO.

Jeugdsportfonds

Het jeugdsportfonds is een landelijke stichting dielokale initiatieven ondersteunt in een soort fran-chise formule. Doel is zoveel mogelijk kinderen demogelijkheid tot sporten te bieden wanneer geldde belemmerende factor is. Hulpverleners enandere intermediairen kunnen via een standaard-formulier aan het jeugdsportfonds een bijdrage vra-gen voor de jongere waarmee zij contact hebben.Gemeenten kunnen het fonds (financieel) onder-steunen. Info op www.jeugdsportfonds.nl.

49| Armoedemonitor 2005, SCP.50| Doen en Meedoen; aanbevelingen van de Denktank Armoedebestrijding om de participatie van

kinderen en jongeren uit arme gezinnen te vergroten, Sociale Alliantie 2004.

Leeftijdsdiscriminatie

Attentiepunt bij het formuleren van categoriaal beleid is het aspect van leeftijdsdiscri-minatie. Als voor het categoriale beleid voor de 65-plusser geen objectieve grondbestaat, kunnen burgers onder de 65 jaar zich hierop beroepen en een overeenkomstigetoepassing afdwingen. Dit risico is niet zo groot als het gaat om beleid gericht op deverborgen meerkosten die verband houden met het ouder worden (energie, telefoon,belangenvereniging e.d.). Het risico wordt groot als het gaat om voortzetting vanbeleid waarvoor in het verleden (vóór de WWB) geen leeftijdgrens werd gesteld, bij-voorbeeld een gemeentelijke witgoedregeling. De gemeente dient de regeling vast teleggen in een beleidsregel of verordening.

4.4 JeugdRuim 430.000 kinderen en jongeren ( jonger dan 18 jaar) wonen in een huishouden meteen laag inkomen.49 Dat is ongeveer één op de acht kinderen en jongeren. Financiëlearmoede kan voor deze jeugdigen een belemmering vormen om te participeren in desamenleving. Dit is merkbaar op school en in de vrije tijdsbesteding. Doordat er nietdeelgenomen kan worden aan schoolreisjes en sportactiviteiten is de kans op gepestworden, groter. De schoolcarrière staat onder druk en daarmee ook de kansen op eenstartkwalificatie en de toekomstige mogelijkheden op de arbeidsmarkt.

Daarnaast kunnen de sociaal-emoti-onele ontwikkeling en de gezondheidnegatief beïnvloed worden, waar-door er in de huidige en toekomstigerelationele sfeer problemen kunnenontstaan. Dit geldt ook voor de matevan zelfredzaamheid en het uitgroei-en tot volwassenheid in de psycholo-gische zin van het woord. Armoedezorgt voor achterstand en de kansvan ‘overerving’ naar de volgendegeneratie is groot.50

Kortingspas voor jongeren

Amsterdam kent de jongerenkaart XXXS. Alle50.000 jonge Amsterdammers tussen de 12 en 18jaar hebben deze kaart met de post ontvangen.Hiermee krijgen ze korting op onder andere het lid-maatschap van sportscholen en -verenigingen enbioscopen, boeken, festivals, musea, theater,muziek, kleding, computers en internet.Bron: Gemeente Amsterdam.

Bijdrageregeling schoolkosten voortgezet

onderwijs Boxmeer

Er is een bijdrage mogelijk aan ouders met kinderenin de leeftijd van 12 tot 18 jaar die voortgezet onder-wijs volgen (in welke vorm dan ook). De bijdrage isonder andere voor de volgende indirecteschoolkosten: ouderbijdrage, schoolreisje,schoolkamp, excursies, schooltas, schrijfmiddelen,fiets en leermiddelen. De tegemoetkomingbedraagt per kalenderjaar maximaal e 115,00 perkind.

Page 24: gemeentelijk armoedebeleid - VNG · 7.6 Armoede Effect Rapportage (burgerinitiatief Almelo) 60 7.7 Projectleider armoedebeleid 61 7.8 Meten is weten 61 7.9 Intervisiedagen gemeentelijk

47

Gemeentelijk armoedebeleid

46

51| Bron: Armoedemonitor 2005, SCP/CBS, november 2005.52| Op grond van art. 10 A van de Welzijnswet.

4.6 AllochtonenHet armoederisico is het hoogst bij sommige van de nieuwe groepen allochtonen: vande Somalische, Afghaanse en Irakese huishoudens had 52 à 58% een laag inkomen.51

Mensen uit voormalig Joegoslavië, Iraniërs en Chinezen komen lager uit (27 à 38%). Datligt dicht bij de grote minderheidsgroepen: van de Marokkaanse huishoudens had 33%een laag inkomen, iets meer dan de Antilliaanse (28%) en Turkse (29%) huishoudens. DeSurinamers doen het iets beter (23%). Het cijfer is bij de ‘oude’ groepen 3 à 4 maal zohoog als bij de autochtone bevolking; bij sommige van de nieuwe groepen loopt dit optot het zevenvoudige. Vooral onder uitkeringsgerechtigde en oudere allochtonenkomen veel lage inkomens voor (respectievelijk 63% en 38%). Door de verslechterendearbeidsmarkt loopt de armoede bij de niet-westerse allochtonen vanaf 2002 weer op.Nieuwe immigranten van niet-westerse oorsprong hebben relatief vaak een laag inko-men. Hun inkomenspositie verbetert naarmate zij langer in Nederland zijn. Het vindenvan werk speelt daarbij een belangrijke rol. De startpositie van recente immigranten isin de periode 1997-2001 verbeterd. Dit hangt samen met het afnemende aandeel asiel-migranten en gezinsherenigers.

Het is niet mogelijk om voor deze doelgroepen categoriaal beleid te maken. Wel is hetmogelijk om in het kader van preventie en voorlichting extra aandacht te schenken aandeze doelgroepen. De gemeente kan afspraken maken over preventie en voorlichtingmet maatschappelijke organisaties en belangengroepen die zich specifiek richten opallochtonen, zoals Vluchtelingenwerk, moskeeën, islamitische verenigingen, asielzoe-kerscentra en ROC’s. In paragraaf 3.5 zijn andere voorbeelden opgenomen om via pre-ventie en voorlichting het niet-gebruik van voorzieningen onder allochtonen tegen tegaan. In die paragraaf wordt ook de vraag beantwoord of vertaling van informatie inandere talen zinvol is.

Meer informatie•Gekleurde armoede; armoede en bestedingspatronen onder etnische minderheden,FORUM 1998.

• Hart voor de wijk; de 5 W's van multiculturele wijkontwikkeling, FORUM 2001.• Websites FORUM (Instituut voor Multiculturele ontwikkeling, www.forum.nl) en KIEM

(Kennisnet Integratiebeleid en Etnische Minderheden, www.integratie.net).• Projectenbank PaVEM (Participatie van vrouwen uit etnische minderheidsgroepen),

www.pavem.nl.

4.7 Dak- en thuislozen43 gemeenten ontvangen van het Rijk een specifieke uitkering ten behoeve van activi-teiten op het terrein van maatschappelijk opvang en verslavingsbeleid.52 Deze gemeen-ten worden wel ‘centrumgemeenten’ voor maatschappelijke opvang en verslavingsbe-

cieel bijdragen in de individueleschoolkosten. Ook kunnen zij verenigingen extra subsidie gevenvoor sportdeelname van kinderendie dat eigenlijk niet kunnen beta-len.

Meer informatie• Het dossier Jeugd en Gezinnen op

www.armoedebeleid.nl bevatpraktijkvoorbeelden, onderzoeks-rapporten, handreikingen, etc.

• Het Nibud geeft op de jongeren-site www.nibudjong.nl allerleiinformatie, tips en trucs overomgaan en uitkomen met geld.

• Alle regelingen voor jongeren uitgezinnen met weinig geld:www.grijpjekansen.nl.

• Om jongeren meer informatie tegeven over rechten en plichten inverband met werken, is de sitewww.jongerenloket.szw.nl opge-zet.

4.5 Chronisch zieken engehandicaptenGemeenten hebben de mogelijk-heid om voor chronisch zieken engehandicapten categoriaal beleidte ontwikkelen. Door het ministe-rie van SZW is hierover de hand-reiking voor de verlening van bij-zondere bijstand aan chronischzieken, gehandicapten en ouderenopgesteld.

Lees voor meer informatie over voorzieningen voor deze doelgroep in paragraaf 3.4 overhet beperken van zorg- en ziektekosten en het verkleinen van sociaal-economischegezondheidsverschillen.

Preventie en hulp voor jongeren en gezinnen

met financiële problemen in Enschede

De Stadsbank Oost-Nederland heeft een specialeafdeling ‘Jongeren en Schulden’. Deze richt zich opjongeren in de leeftijd van 18 tot en met 23 jaar diezich in een problematische schuldensituatie bevin-den en daar zelf niet uit komen. De jongerencon-sulenten begeleiden de jongeren zeer intensief enbieden tevens een zogenaamde financiële opvoed-ing om te voorkomen dat ze opnieuw in eenschuldensituatie zullen komen. Ook biedt deStadsbank budgetcursussen.

Personal Computer in Oss

Deze regeling is bestemd voor kinderen die voort-gezet onderwijs volgen. De vergoeding voor de aan-schaf van een computer bedraagt d 708 en kan éénkeer per vijf jaar worden aangevraagd. Verwachtwordt dat cliënten de computer binnen vier wekenna ontvangst van de vergoeding aanschaffen en opverzoek de nota tonen.

Den Haag: Startpakket voor minima

De gemeente Den Haag geeft ouders een start-pakket van d 500 als hun kinderen naar het voort-gezet onderwijs gaan. Op dat moment krijgen oud-ers te maken met extra kosten voor de aanschafvan bijvoorbeeld (verplichte) sportkleding, fiets,computer of bureau. De schoolkosten die vergoedworden, moeten daadwerkelijk gemaakt zijn en deaanvrager moet dit kunnen aantonen. Naast hetstartpakket kunnen ouders een vergoeding ontvan-gen voor reguliere schoolkosten (schoolreisjes enboekengeld) tot maximaal d 250 per jaar.

Page 25: gemeentelijk armoedebeleid - VNG · 7.6 Armoede Effect Rapportage (burgerinitiatief Almelo) 60 7.7 Projectleider armoedebeleid 61 7.8 Meten is weten 61 7.9 Intervisiedagen gemeentelijk

49

Gemeentelijk armoedebeleid

48

56| Bron: Armoedemonitor 2005, SCP/CBS, november 2005.

meewerkt dat de gemeente in zijn naam noodzakelijke betalingen uit de toegekendebijstand verricht (verplicht budgetbeheer). Ook kan de gemeente bijstand in natura ver-strekken.

Woontoeslag

Gemeenten hebben de vrijheid om voor dak- en thuislozen de bijstandsnorm te verho-gen met maximaal 20% van het wettelijk minimumloon. Bij de afweging moet wordengekeken naar de woonsituatie. Daarbij is onder meer van belang of de betrokkene kos-ten kan delen met een ander. De woonkosten van dak- en thuislozen zijn hoger danvaak gedacht wordt. De kosten van een slaaphuis bedragen ongeveer d 160 per maand.Lees meer over toeslagen in paragraaf 3.10.

Meer informatie• In paragraaf 3.9 leest u meer over het beperken van woonlasten.• Plan van aanpak maatschappelijk opvang, Rijk/Vier grote steden, 7 februari 2006.• Schuld onder dak: schuldhulpverlening en budgetbeheer voor dak- en thuislozen.

Leger des Heils/NVVK 2003.• THUIS-BASIS voor kwetsbare burgers: de gemeente; Een handreiking voor de ontwik-

keling van integraal beleid voor wonen, welzijn en zorg, VNG project IGLO+ 2004.

4.8 Werkenden in loondienst en zelfstandigenOnder de huishoudens met een laag inkomen is het aandeel huishoudens met inko-men uit arbeid de afgelopen jaren gestegen. Van de huishoudens met een laag inko-men heeft 3,5% loon als voornaamste inkomensbron. 15,5% van de huishoudens meteen laag inkomen is zelfstandig ondernemer. 56

Niet-gebruik

Mensen met een laag inkomen uitarbeid zijn vaak niet op de hoogtevan het feit dat ook zij recht heb-ben op inkomensondersteuning.Gemeenten kunnen voor dezegroep extra maatregelen nemenom niet-gebruik tegen te gaan (zieparagraaf 3.5).

Gedeeltelijk arbeidsongeschikten

De recent ingevoerde Wet werk eninkomen naar arbeidsvermogen

(WIA) leidt waarschijnlijk tot een groter beroep op bijstand door arbeidsongeschikten

Gevolgen WIA

Voor mensen die minder dan 35% arbeids-ongeschikt zijn, moeten afspraken worden gemaakttussen werkgever en werknemer. Deze afsprakenmoeten onder andere gericht zijn op het aan deslag houden van deze personen, zo nodig na aan-passing van arbeidsuren en arbeidsloon. Is hetonmogelijk om de arbeidsongeschikte medewerkerte herplaatsen of de aanstelling aan te passen(UWV toetst dit), dan mag de medewerker ontsla-gen worden. De medewerker komt dan wegenswerkloosheid in aanmerking voor een WW-uitke-ring of bijstand.Bron: VNG.

53| Als bedoeld in art. 1 van de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens.54| Schuld onder dak. Schuldhulpverlening en budgetbeheer voor dak- en thuislozen. NVVK en Legers des

Heils, september 2003.55| Plan van aanpak maatschappelijk opvang, Rijk/Vier grote steden, 7 februari 2006.

leid genoemd. Maatschappelijke opvang houdt in: tijdelijk bieden van onderdak, bege-leiding, informatie en advies aan personen die, door een of meerdere problemen, al danniet gedwongen de thuissituatie hebben verlaten en niet in staat zijn zich op eigenkracht te handhaven in de samenleving. De 43 centrumgemeenten zijn op grond vanhet Bijstandsbesluit adreslozen tevens aangewezen voor de verlening van bijstand aanbelanghebbenden zonder adres.53

35 van de centrumgemeenten voor maatschappelijke opvang en verslavingsbeleid ont-vangen bovendien een specifieke uitkering voor vrouwenopvang. Onder vrouwenop-vang wordt verstaan: het tijdelijk bieden van onderdak en begeleiding aan vrouwendie, al dan niet gedwongen, de thuissituatie hebben verlaten in verband met proble-men van relationele aard of geweld.

Dak- en thuislozen met schulden

Voor daklozen met schulden is door de Nederlandse Vereniging voor Volkskrediet(NVVK) en het Leger des Heils de methodiek ‘Schuld onder dak’ ontwikkeld. 54 Dankzij demethodiek worden aanvragen tot budgetbeheer en schuldregeling voor cliënten vanhet Leger des Heils vaker gehonoreerd door de kredietbanken. Verder is de toegang tot(zelfstandige) huisvesting en daarmee uitstroom uit de opvang verbeterd doordat bud-getbeheer door de kredietbank na uitstroom uit de opvangvoorziening kan wordenvoortgezet en corporaties daardoor eerder bereid zijn gebleken een woning aan te bie-den.

Begin 2006 hebben het kabinet en de G4 het Plan van aanpak maatschappelijkeopvang gepresenteerd. 55 Doel van dat plan is de leefomstandigheden van daklozen teverbeteren. Het plan bevat 13 instrumenten die gebruikt kunnen worden om dat te rea-liseren. Een daarvan is het instrument Modelaanpak schuldhulpverlening en schuld-

sanering.

Verplicht budgetbeheer en bijstand

in natura

Als er redenen zijn om aan tenemen dat de bijstandsgerechtig-de zonder hulp niet in staat is toteen verantwoorde besteding vanzijn bestaansmiddelen, kan degemeente op basis van artikel 57van de WWB aan de bijstandsuit-kering de verplichting verbindendat de bijstandsgerechtigde eraan

Geld voor gemeenten om verloedering te

bestrijden

Gemeenten krijgen zestig miljoen euro om verloe-dering en overlast tegen te gaan. Het geld isbedoeld om zorg te bieden aan bijvoorbeeld dak- enthuislozen en verslaafden. Met de zestig miljoeneuro uit de AWBZ willen het kabinet, GGZ-Neder-land en de gemeenten bereiken dat meer mensendie nu nog zorg mijden, wel zorg gaan krijgen.Tegelijk moeten mensen niet langer dan noodzake-lijk in de maatschappelijke opvang verblijven.Verder willen de partijen overlast beperken doordak- en thuislozen die overlast geven, eerder tehelpen. Ministerie van VWS, 23-12-2005.

Page 26: gemeentelijk armoedebeleid - VNG · 7.6 Armoede Effect Rapportage (burgerinitiatief Almelo) 60 7.7 Projectleider armoedebeleid 61 7.8 Meten is weten 61 7.9 Intervisiedagen gemeentelijk

51

Gemeentelijk armoedebeleid

50

• Armoede onder zelfstandige Ondernemers, Research Report H200409, EIM, december2004.

• In hoofdstuk 5 wordt ingegaan op de relatie tussen armoedebeleid en reïntegratie.

4.9 Tot slotHet is niet mogelijk om bepaalde groepen burgers op basis van hun inkomstenbron uitte sluiten van bijzondere bijstandverstrekking of gemeentelijke inkomensondersteu-ning. Zo is het bijvoorbeeld niet mogelijk om een inkomensvoorziening te treffen waaruitsluitend bijstandsgerechtigden recht op hebben. Andere burgers met hetzelfde inko-mensniveau (inclusief vermogen en eventuele andere voorwaarden) dienen ook voor debijdrage in aanmerking te komen.

(zie kader). Doordat zij bijstand ontvangen zijn zij, beter dan voorheen, in beeld bij degemeente. De gemeente kan binnen het armoedebeleid voorzieningen treffen voordeze doelgroep. Denk bijvoorbeeld aan het beperken van ziektekosten en afstemmingmet WMO-beleid. Zie verder paragraaf 3.4.

Bijstandsverlening aan zelfstandigen

De regels die op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) gelden voor het verlenenvan bijstand en bedrijfskapitaal aan zelfstandigen, zijn opgenomen in het Besluit bij-standverlening zelfstandigen 2004 (Bbz). Deze regels hebben ook betrekking op zelf-standigen die een bedrijfsstart voorbereiden, de zogenaamde pre-starters.Bijstandsverlening aan zelfstandigen is een activeringsinstrument en beoogt instroomin de bijstand te voorkomen en uitstroom uit de bijstand te bevorderen. Voor zelfstan-digen die hun bedrijf niet kunnen voortzetten zonder financiële ondersteuning van deoverheid bestaat de mogelijkheid tot verstrekking van bijstand voor levensonderhoudof bedrijfskapitaal. Afhankelijk van het vermogen is de verstrekte bijstand een gift ofeen lening.

Zelfstandigen met problematische schulden

Kleine zelfstandigen kunnen, net als andere burgers, gebruikmaken van de minnelijkeschuldhulpverlening (zie paragraaf 3.7). De eigenaar van een eenmanszaak en de ven-noot uit een vennootschap onder firma, zijn persoonlijk aansprakelijk voor de schuldenuit de onderneming. Ook de bestuurder van een besloten vennootschap kan persoonlijkaansprakelijk zijn vanuit verleende privé-borgstellingen. Dit kan schrijnende situatiesmet zich meebrengen voor de ondernemer en zijn eventuele gezin, welke niet in ver-houding staan tot het aanvaarde risico.De schuldhulpverlening is in veel gemeenten en regio’s echter nog onvoldoende inge-richt voor de specifieke problematiek van zelfstandige ondernemers. Deze doelgroepheeft vaak een groot aantal schuldeisers, relatief hoge schulden en ingewikkelde con-tracten met schuldeisers, onderaannemers en medewerkers in loondienst.Schuldhulpverlening voor deze doelgroep is daarom een specialisme. Bovendien is hetbelangrijk een koppeling te leggen met de uitvoering van de Bbz waarbij gekekenwordt naar de levensvatbaarheid van het bedrijf en de mogelijkheid om een (door)startte maken en een lening te verschaffen. Om een optimale schaal te bereiken, is het raad-zaam om de ondersteuning van zelfstandigen met financiële problemen gezamenlijkmet andere gemeenten en/of gespecialiseerde organisaties uit te voeren.

Meer informatie• Gemeenteloket SZW/Inkomen/Bbz.• Ondernemen loont; vijf praktijkvoorbeelden bij gemeenten. Ministerie van SZW, sep-

tember 2005.

Page 27: gemeentelijk armoedebeleid - VNG · 7.6 Armoede Effect Rapportage (burgerinitiatief Almelo) 60 7.7 Projectleider armoedebeleid 61 7.8 Meten is weten 61 7.9 Intervisiedagen gemeentelijk

53

Gemeentelijk armoedebeleid

52

armoedevaleffect hangt niet alleen af van de lokale regels en de hoogte van de lokalelasten, maar ook van de individuele omstandigheden. Andere oorzaken voor de armoe-deval zijn een lage verdiencapaciteit of belasting- en premiedruk.

Manieren waarop gemeenten wer-ken lonend maken c.q. de armoe-deval verzachten, zijn:• Tegengaan scheefwonen (zie

kader).• Het hanteren van ‘glijdende scha-

len’ bij het bepalen van de beta-lingscapaciteit: het recht op inko-mensafhankelijke bijdragen wordtgeleidelijk in plaats van abruptafgebouwd als het inkomen stijgt.

• Vergoeden van werkgerelateerdekosten.

• Verstrekken uitstroompremie.• Door voorzieningen (bijv. zwem-

bad of theater) te subsidiëren inplaats van personen, treedt geenarmoedeval op, terwijl toch hetgebruik van voorzieningen gesti-muleerd wordt (let wel: niet-mini-ma hebben hetzelfde voordeel).

• Verhogen inkomensgrenzen. Dearmoedeval op een hoger inko-mensniveau is minder ‘pijnlijk’.Uiteraard zullen hierdoor ookmeer mensen in aanmerkingkomen voor de betreffende rege-ling en neemt de prikkel om meerte gaan werken af.

• Verbeteren van de motivatie omte werken (niet-financiële maat-regel).

Uiteraard brengen deze maatregelen extra kosten met zich mee. Bij inkomensafhanke-lijke regelingen zal per definitie altijd een armoedeval blijven optreden.

Tegengaan scheefwonen

Met het woningtoewijzingsbeleid wordt in degemeente Zoetermeer geprobeerd te bevorderendat nieuwe huurders een woning kunnen betrekkendie past bij hun inkomen. Zo blijft de huursubsidiebeperkt, en dus de armoedeval. Om zittende huur-ders te stimuleren goedkoper te gaan wonen, kun-nen ze gebruik maken van een verhuiskostensubsi-die.Bron: SGBO/COELO 2001.

Tegengaan armoedeval: voorbeelden van

gemeenten

De gemeente Zeewolde vergoedt vervoerskostenaan alleenstaande buitenshuis werkende ouders.De hoogte van de bijdrage is gerelateerd aan deverhouding tussen de hoogte van de reiskosten enhet besteedbare inkomen. In de gemeente DenHelder bestaat de mogelijkheid dat reiskosten wor-den vergoed indien men reiskosten maakt in ver-band met werkaanvaarding. De gemeenteAchtkarspelen stelt dat een meer individuele aan-pak is geboden om een oplossing te vinden voor hetvraagstuk van de armoedeval. In de gemeenteRotterdam heeft men geprobeerd bepaalde doel-groepen samen te stellen waarvoor de armoedevalgeen probleem vormt. Het gaat hier om groepenmet een onoverbrugbare afstand tot de arbeids-markt zoals blijvers in de bijstand (drie jaar oflanger uitkeringsafhankelijk) met kinderen, gehand-icapten, bijstandontvangers met problematischeschulden en ouderen (50- en 65-plussers).Bron: SGBO/COELO 2001.

57| Samenhang van de langdurigheidstoeslag, stimuleringspremie, vrijlating en bijzondere bijstand,pagina 19.

5 Armoedebeleid en reïntegratie

5.1 InleidingBetaald werk is een goede manier om uit armoede en sociaal isolement te geraken. Eengoed armoedebeleid kan bijdragen aan reïntegratie, denk bijvoorbeeld aan schuldhulp-verlening, vrijlating van inkomsten uit arbeid, sociale activering en onkostenvergoedin-gen voor werkgerelateerde uitgaven.Inkomensondersteunende maatregelen kunnen leiden tot de situatie waarbij iemanddie gaat werken of meer gaat verdienen, er per saldo niet of nauwelijks op vooruit gaatbijvoorbeeld vanwege het feit dat hij geen recht meer heeft op inkomensafhankelijkebijdragen. Dit wordt de armoedeval genoemd. Er zijn manieren om de armoedeval teverzachten, zodat werken wel loont. In dit hoofdstuk wordt ingegaan op deze en ande-re relaties tussen armoedebeleid en reïntegratie.

5.2 MaatwerkDe verzamelbrief van maart 2005 van het ministerie van SZW bevat informatie over desamenhang van de langdurigheidstoeslag, stimuleringspremie, vrijlating en bijzonderebijstand.57 Een juiste toepassing van dit met elkaar samenhangend instrumentariumstelt de gemeente in staat om zowel recht te doen aan de uitstroomfunctie als aan deinkomensondersteuningsfunctie van de WWB. Het is aan de gemeente om maatwerkte leveren en dus in het individuele geval de juiste instrumentkeuze te maken.

5.3 Werken lonend maken, tegengaan armoedevalDe armoedeval duidt op de situatie waarbij iemand die (meer) gaat werken er per saldoniet of nauwelijks op vooruit gaat, onder andere vanwege het feit dat hij - als gevolgvan de inkomensstijging - geen recht meer heeft op inkomensafhankelijke bijdragen.Inkomensafhankelijke regelingen zijn bijvoorbeeld gemeentelijke regelingen zoals debijzondere bijstand, kortingspassen, collectieve ziektekostenverzekeringen en (kwijt-schelding van) gemeentelijke belastingen.

De armoedeval treedt ook op bij landelijke regelingen zoals de huur-, zorg- en kinder-toeslagen en tegemoetkoming studiekosten. Hoe sterk elke regeling bijdraagt aan het

Beleidskeuzes • Waar ligt de grens tussen inkomensondersteuning door de gemeente en de verant-

woordelijkheid van de burger om in zijn eigen inkomen te voorzien?

Page 28: gemeentelijk armoedebeleid - VNG · 7.6 Armoede Effect Rapportage (burgerinitiatief Almelo) 60 7.7 Projectleider armoedebeleid 61 7.8 Meten is weten 61 7.9 Intervisiedagen gemeentelijk

55

Gemeentelijk armoedebeleid

54

5.6 Schuldhulpverlening alsonderdeel van het reïntegratietra-jectHet hebben van problematischeschulden is vaak een grote drempelom actief naar werk te zoeken.Mensen kunnen vaak pas aan reïn-tegratie denken als er geen schuld-eisers meer aan de deur staan en deinkomsten en uitgaven weer watbeter op elkaar zijn afgestemd, bij-voorbeeld door middel van budget-beheer of budgetbegeleiding. Hetreïntegratietraject kan vaak pasgestart worden als aan deze voor-waarden is voldaan. Vervolgens kanhet reïntegratietraject parallel lopenaan de schuldhulpverlening. Goedeafstemming is hierbij noodzakelijk.

Het verdient aanbeveling om bij deinkoop van reïntegratietrajectenafspraken te maken met reïntegra-tiebedrijven over de afstemmingtussen reïntegratietraject enschuldhulpverlening.

Financiering uit het Werkdeel

Schuldhulpverlening kan wordengefinancierd uit het Werkdeel vanhet bijstandsbudget van degemeente. Daarbij gelden enkelevoorwaarden. Meer hierover leest uin paragraaf 3.7.

5.7 Werkervaring opdoen inprojecten voor minimaVerscheidene gemeenten laten bij-standsgerechtigden werkervaringopdoen in projecten waar minima

Duurzame-Uitleen-Service in Rotterdam

De sociale dienst van Rotterdam subsidieert deDuurzame-Uitleen-Service (DUS), een initiatief vande Werkgroep Allochtone Vrouwen tegen Verarmingen uitgevoerd door de Stichting VrijwilligerswerkRotterdam. Via deze uitleenservice kunnen mensenmet een laag inkomen spullen lenen die (te) duurzijn in de aanschaf en/of hooguit een paar keer perjaar nodig zijn. Voorbeelden van artikelen zijnnaaimachines, tapijtreinigers, aanhangers, gereed-schap en seizoensgebonden artikelen zoals kam-peerspullen en barbecues. Deze spullen kan menlenen via een aantal LETS-Ruilwinkels, verspreidover Rotterdam.Bron: www.dus-rotterdam.nl.

Dubbele winst

In navolging van Rotterdam hebben ook Enschedeen Hengelo het voornemen om een supermarkt teopenen die alleen toegankelijk is voor mensen meteen minimum aan inkomsten. Tegen een beduidendlagere prijs moeten zij in die winkels hun dagelijkseboodschappen kunnen halen. De minimawinkel iseen initiatief van de gemeenten Enschede enHengelo, de GGD en werkontwikkelingsorganisatieSurplus. Volgens de initiatiefnemers snijdt het mesbij dit nieuwe project aan twee kanten. Naast desupermarktfunctie voor mensen rond de armoede-grens, is de winkel ook geschikt voor het scheppenvan werkervaringsplaatsen. Bijvoorbeeld voorscholieren die graag in de detailhandel willenwerken: daarvoor kun je een school als het ROCbenaderen. Maar je zou ook langdurig werklozenkunnen opleiden voor een baan in het winkel-wezen. Daarnaast is het de bedoeling dat er eendistributiecentrum komt dat beide winkels vangoederen voorziet. Zo creëer je ook werk. Goederendie verkocht worden in de minimawinkel voldoenkwalitatief aan alle eisen. Het gaat om goederendie om wat voor reden dan ook zijn afgekeurd voorde gewone supermarkt.Bron: Haarlems Dagblad, d.d. 03-12-2005.

Meer informatie• Notitie Overzicht armoedeval, Ministerie van SZW, oktober 2005.• Armoedeval: is ontsnappen mogelijk? SGBO/COELO 2000.

5.4 Vrijlating inkomsten uit arbeidGemeenten kunnen gedurende ten hoogste zes maanden 25% van de inkomsten uitarbeid, met een maximum van e 172 per maand, vrijlaten in de middelentoets, mits ditbijdraagt aan arbeidsinschakeling. Er zijn mensen die vanwege lichamelijke of geestelij-ke handicaps ofwel vanwege sociale verplichtingen niet in staat zijn voltijds arbeid teverrichten. De gemeente kan er met vrijlating van de inkomsten gedurende ten hoog-ste zes maanden voor zorgen dat deeltijdinzet loont. Echter, de vrijlating van arbeidsin-komsten kan de doorstroom naar grotere deeltijdbanen dan wel volledige bijstandson-afhankelijkheid belemmeren. In bepaalde situaties kan het daarom zinvol zijn om extrainkomsten beperkt of tijdelijk vrij te laten, of uitstroom te stimuleren met een premie.Het is aan de gemeente om hierin de juiste balans te vinden.

5.5 Sociale activering en onkostenvergoeding vrijwilligerswerkSociale activering en vrijwilligerswerk kunnen manieren zijn om te voorkómen datminima en andere burgers maatschappelijk en sociaal (verder) uitgesloten raken.Vrijwilligerswerk kan bovendien een eerste stap zijn richting betaald werk.

De gemeente of organisaties die met vrijwilligers werken, kunnen een vergoedinggeven voor de kosten die te maken hebben met vrijwilligerswerk. Het kan een vergoe-ding zijn van de werkelijk gemaakte en aangetoonde kosten. Het kan ook een vastbedrag zijn, de zogenaamde forfaitaire vergoeding, voor kosten die niet aangetoondhoeven te worden. Het maximale bedrag voor een forfaitaire onkostenvergoeding is per1 januari 2006 maximaal e 95 per maand (max. e 764 per jaar). Is het vrijwilligerswerknoodzakelijk voor de arbeidsinschakeling dan geldt een maximumbedrag van e 150 permaand (maximaal e 1500 per jaar). Gemeenten of organisaties zijn niet verplicht eenonkostenvergoeding te betalen. Ze mogen zelf beslissen of zij een onkostenvergoedinggeven. Ook mogen zij beslissen hoe hoog die vergoeding is. Gemeenten kunnen zelf deonkostenvergoeding betalen, maar kunnen ook de vrijwilligersorganisatie financieel instaat stellen de onkostenvergoeding te betalen.

Meer informatie• www.vng.nl > dossier sociale activering.

Page 29: gemeentelijk armoedebeleid - VNG · 7.6 Armoede Effect Rapportage (burgerinitiatief Almelo) 60 7.7 Projectleider armoedebeleid 61 7.8 Meten is weten 61 7.9 Intervisiedagen gemeentelijk

57

Gemeentelijk armoedebeleid

56

58| www.gemeenteloket.szw.nl/kernkaart.

6 Kosten en financiering

6.1 InleidingIn dit hoofdstuk wordt ingegaan op het begroten van de kosten van armoedebeleid ende wijze van financiering.

6.2 KostenBijzondere bijstand is een open eindregeling. Aanvragen voor bijzondere bijstand die-nen individueel te worden getoetst. Een aanvraag mag niet worden afgewezen opgrond van het feit dat het budget ontoereikend is. Hiermee dient rekening gehouden teworden bij de vaststelling van het bijstandsbeleid en het benodigde budget (is het bud-get bepalend voor het beleid of zijn er zonodig aanvullende middelen beschikbaar bin-nen de gemeentelijke begroting?).

Voor het maken van een reële begroting is inzicht nodig in de omvang en samenstel-ling van de doelgroep. In paragraaf 4.2. is hierop uitgebreid ingegaan. De KernkaartWerk en Bijstand58 van het ministerie van SZW geeft inzicht geeft in hoeveel degemeente uitgeeft aan individuele bijzondere bijstand en de langdurigheidstoeslag. Inhet overzicht worden de uitgaven voor bijzondere bijstand tevens afgezet tegen hetaantal huishouden met een laag inkomen.

6.3 FinancieringHet armoedebeleid wordt betaald uit het gemeentefonds. Voor specifieke onderdelenvan armoedebeleid zijn er nog andere financieringsbronnen.

Schuldhulpverlening

Schuldhulpverlening kan (deels) uit het Werkdeel van het bijstandsbudget worden gefi-nancierd. Hierbij geldt als voorwaarde dat schuldhulpverlening wordt ingezet alsonderdeel van een reïntegratietraject. Bovendien moeten de kosten die gemaakt wor-den voor schuldhulpverlening, herleidbaar zijn naar een individueel traject.

Beleidskeuzes

• Welk (meerjaren)budget wordt beschikbaar gesteld voor armoedebeleid?

en andere burgers profijt van hebben. Het mes snijdt dan aan twee kanten. Zo zijn erbijvoorbeeld gemeenten die initiatieven voor het oprichten van een supermarkt voorminima ondersteunen. Naast de supermarktfunctie voor mensen rond de armoede-grens, is de winkel ook geschikt voor het scheppen van werkervaringsplaatsen.

Daarnaast zijn er gemeenten die vrijwilligers of mensen in een reïntegratietrajectinzetten om andere burgers te helpen bij het invullen van formulieren, zoals formulie-ren voor de aanvraag van bijzondere bijstand, belastingteruggaaf of huursubsidie.

Page 30: gemeentelijk armoedebeleid - VNG · 7.6 Armoede Effect Rapportage (burgerinitiatief Almelo) 60 7.7 Projectleider armoedebeleid 61 7.8 Meten is weten 61 7.9 Intervisiedagen gemeentelijk

59

Gemeentelijk armoedebeleid

58

7 Uitvoeringsaspecten en instrumenten7.1 InleidingIn dit hoofdstuk kijken we naar de uitvoering en instrumenten om het armoedebeleidefficiënter en effectiever te maken.

7.2 Vereenvoudigde aanvraagprocedureGemeenten proberen door vereenvoudiging van aanvraagprocedures en interne logis-tieke processen de uitvoeringskosten laag te houden en de drempel voor aanvragendoor cliënten zo laag mogelijk te maken.

Verstrekkingenboek met aanvraagformulier

Een voorbeeld hiervan is het verstrekkingenboek. In een verstrekkingenboek is een lijstopgenomen met allerlei kostensoorten waarvoor bijzondere bijstand aangevraagd kan

worden. Op het bijgevoegde aan-vraagformulier kunnen cliëntenaankruisen waarvoor zij bijstandaanvragen.

Rekening direct naar de sociale

dienst

De gemeente kan ervoor kiezen omafspraken te maken met leveran-ciers over de levering van goederenwaarvoor vaak bijzondere bijstandwordt aangevraagd (bijvoorbeeldwitgoed of vloerbedekking). In eenaantal gemeenten kunnen cliëntende goederen afhalen zonder derekening te betalen; de rekeninggaat direct naar de sociale dienst.

Eén loket

De veelheid en diversiteit aangemeentelijke en niet-gemeentelij-ke regelingen komt de doelmatig-heid en het bereik van hetgemeentelijk armoedebeleid nietten goede:

Gemeente Houten 'ontbureaucratiseert'

Wie recht heeft op bijzondere bijstand, moet daarsnel en zonder rompslomp gebruik van kunnenmaken. Vanuit die gedachte ontwikkelde degemeente Houten een ultrakorte aanvraagproce-dure voor de meest voorkomende categorieën vandeze inkomensvoorziening. Binnen tien minutenhebben aanvragers geld voor een kunstgebit-reparatie, de peuterspeelzaal of schoolspullen voorde kinderen.De aanvrager kruist op een formulier aan wat er isaangeschaft en wat het heeft gekost. Bonnetjeserbij, handtekening eronder en klaar. Binnen tienminuten heeft de aanvrager een beschikking enwordt het geld overgemaakt. De enige beperking isdat deze procedure alleen kan worden gevolgd alshet gaat om aanvragers die bij de gemeente bekend zijn. Dat zijn alle bijstandscliënten en verderiedereen die minder dan een jaar geleden bijzon-dere bijstand heeft aangevraagd.Van alle categorieën die op het formulier staanheeft het college, gesteund door de gemeenteraad,vastgesteld dat het noodzakelijke kosten zijn. Deaanvrager hoeft die noodzaak dus ook niet meeraan te tonen. En omdat het gaat om mensen diebekend zijn bij de sociale dienst, kan ook een toetsop inkomen en vermogen achterwege blijven.

Langdurigheidstoeslag

De langdurigheidstoeslag wordt gefinancierd uit het Inkomensdeel van het bijstands-budget.

Overige financieringsbronnen kunnen zijn:• Het overschot op het inkomensdeel.• Middelen voor achterstandsgroepen c.q. scholing. Gemeenten kunnen middelen

beschikbaar stellen voor speciale (achterstands)groepen, die er veelal op zijngericht deze groepen volwaardig lid van de samenleving te maken ( jongeren,allochtonen, inburgeraars). In sommige gevallen wordt dit door de landelijke over-heid gefinancierd via (stimulerings)regelingen. In dit kader is het mogelijk metname preventieve activiteiten, zoals het geven van budgetcursussen, uit dezemiddelen te bekostigen.

• Cofinanciering vanuit aanpalende beleidsterreinen (WMO, gezondheidsbeleid,huisvestingsbeleid, jeugdbeleid, etc.).

• Private middelen. Diverse fondsen financieren projecten in het kader van armoe-debeleid. Gemeenten kunnen samenwerkingsafspraken maken over gezamenlijkefinanciering van uitvoerende organisaties (zie paragraaf 2.7). Soms zijn ook markt-partijen bereid te investeren in onderdelen van armoedebeleid, zoals schuldhulp-verlening. Een woningcorporatie of energiebedrijf is erbij gebaat dat vroegtijdigaandacht wordt geschonken aan klanten met betalingsachterstanden om dureincassoprocedures of ontruimingen/afsluitingen te voorkomen.

Page 31: gemeentelijk armoedebeleid - VNG · 7.6 Armoede Effect Rapportage (burgerinitiatief Almelo) 60 7.7 Projectleider armoedebeleid 61 7.8 Meten is weten 61 7.9 Intervisiedagen gemeentelijk

61

Gemeentelijk armoedebeleid

60

7.4 Bijzondere BijstandzoekerGemeenten kunnen voor uiteenlopende zaken bijzondere bijstand verstrekken. Maarwelke vergoeding is redelijk? De gemeente kan (een deel van) de werkelijk gemaaktekosten vergoeden, maar de gemeente kan ook voor elk soort verstrekking een vastmaximaal bedrag bepalen. In het laatste geval is het nuttig om te weten welke vergoe-ding redelijk is. Deze vraag wordt beantwoord met de Bijzondere Bijstandzoeker.Gemeenten kunnen met dit digitale raadpleegsysteem aan consulenten productpak-ketten tonen inclusief de daarbij behorende prijzen, gebaseerd op prijsinformatie vanonder meer het Nibud. Ook cliënten kunnen het systeem raadplegen om te verifiëren ofzij aanspraak kunnen maken op bijzondere bijstand voor de aanschaf van bepaaldegoederen.

Meer informatie• www.stimulansz.nl.

7.5 Minima Effect Rapportage (Nibud)Werkt het minimabeleid in de gemeente? Leveren de maatregelen rond armoedebeleidiets op? Wat zijn de effecten van het beleid op de bestedingsruimte van inwoners meteen laag inkomen? Het Nationaal Instituut voor Budgetvoorlichting (Nibud) kan dezeeffecten inzichtelijk maken door een Minima Effect Rapportage (MER) van de gemeenteuit te voeren. Het effect van landelijke en lokale regelingen en tarieven voor verschillen-de, door de gemeente gekozen huishoudtypen wordt in deze rapportage in kaartgebracht. Hiermee kan het gemeentelijk minimabeleid worden ontwikkeld of bijge-steld.

7.6 Armoede Effect Rapportage (burgerinitiatief Almelo)In Almelo worden alle beleidsplannen die mogelijk een relatie hebben met kosten voorburgers, getoetst op de gevolgen van het plan voor mensen met lage inkomens.Hiervoor is in Almelo de Armoede Effect Rapportage (AER) ontwikkeld. Het is een hulp-middel om te komen tot integraal lokaal armoedebeleid. De gemeenteraad dient voor-afgaand aan alle wezenlijke beleidsbeslissingen na te gaan wat de gevolgen van hetbesluit zijn voor het vrij besteedbare inkomen, voor het welbevinden en voor het toe-komstperspectief van mensen met een minimum inkomen. Het instrument is ontwik-keld op initiatief van de Kliëntenraad Almelo en is opgenomen in de reguliere proces-sen binnen de gemeente. De administratieve lasten voor ambtenaren zijn geminimali-seerd.

Meer informatie• Kliëntenraad Almelo, www.klientenparticipatie.nl of [email protected].

59| De Armoedebeleidsmeter is ontwikkeld in 2003. Een aantal kwantitatieve indicatoren in het instru-ment zijn dus gedateerd. In kwalitatief opzicht is het instrument echter nog steeds actueel enbruikbaar.

• Zij verminderen het zicht op de totale armoedeproblematiek en verhogen de kansop tegengestelde effecten.

• Voor burgers is het onduidelijk waar zij recht op hebben.• De cumulatie van inkomensafhankelijke regelingen versterkt bovendien de span-

ning tussen inkomensondersteuning en activeringsbeleid.• De versnippering bemoeilijkt ook het vaststellen van de totale effectiviteit van

het beleid.• Bijstelling van het beleid wordt bemoeilijkt doordat niet één, maar talrijke rege-

lingen onder de loep moeten worden genomen en in diverse uitvoeringsorganisa-ties moeten worden doorgevoerd.

Om dit te voorkomen kunnen gemeenten ervoor kiezen om de diverse regelingenzoveel mogelijk te integreren in één beleid en de uitvoering van dit beleid op te dragenaan één uitvoeringsorgaan of frontoffice (zie kader Polismodel Tilburg).

7.3 ArmoedebeleidsmeterDe Armoedebeleidsmeter is een instrument waarmee de kwaliteit van het gemeente-lijk armoedebeleid gemeten én verbeterd kan worden.59 Het instrument geeft na invul-

ling van de elektronische vra-genlijst een beeld van de kwali-teit van het beleidsproces en vande kwaliteit van de inhoud enuitvoering van het beleid.Hierdoor is eenvoudig te zien opwelke onderdelen verbeteringgewenst of noodzakelijk is. Hetinstrument geeft bovendien eenadvies op maat waar degemeente direct mee aan deslag kan. Ten slotte is er ook eentoolkit aan het instrument toe-gevoegd waarin informatie tevinden is over allerlei onderwer-pen, instrumenten en methodie-ken die van belang zijn voor eensterk gemeentelijk armoedebe-leid.

Meer informatie • www.stimulansz.nl.

Polismodel Tilburg

Gemeenten zouden de diverse regelingen in hetkader van het armoedebeleid (en aanpalende ter-reinen) zoveel mogelijk moeten integreren in éénbeleid, zo redeneert de gemeente Tilburg. Daarbijkunnen ze de uitvoering van dit beleid opdragenaan één uitvoeringsorgaan of frontoffice, waarbijeen heldere doelstelling en een verantwoordings-systeem van het beleid voorop staan. Het Tilburgse‘polismodel’ is hiervan een voorbeeld. Hierbij krijgtiedere uitkeringsgerechtigde een eigen 'case-manager' toegewezen, die met de uitkerings-gerechtigde harde afspraken maakt over de tebehalen doelen met betrekking tot inkomen, werken zorg. Deze afspraken worden vervolgens in eenpolis vastgelegd. Door de individuele aanpak ont-staat volgens de gemeente een vertrouwensbandtussen casemanager en uitkeringsgerechtigde. Decasemanager gaat zoveel mogelijk op huisbezoek.De casemanager signaleert op deze manier armoedeen kan de uitkeringsgerechtigde informeren overvoorzieningen en helpen bij het aanvragen daarvan.Meer informatie: www.tilburg.nl/soza.

Page 32: gemeentelijk armoedebeleid - VNG · 7.6 Armoede Effect Rapportage (burgerinitiatief Almelo) 60 7.7 Projectleider armoedebeleid 61 7.8 Meten is weten 61 7.9 Intervisiedagen gemeentelijk

63

Gemeentelijk armoedebeleid

62

7.7 Projectleider armoedebeleidDoor een projectleider of coördinator jeugd en armoede in de gemeente aan te wijzen,is er een verantwoordelijke voor het beleid. Zo wordt het beleidsterrein in de gemeen-telijke organisatiestructuur verankerd en wordt voorkomen dat projecten niet slagenomdat er geen eindverantwoordelijke of initiator in de gemeente aanwezig is.Amsterdam heeft zo’n projectleider. Voor kleinere gemeenten is het aanstellen van eenprojectleider of coördinator dikwijls financieel of organisatorisch niet haalbaar. Doorsamen te werken in regionaal of provinciaal verband wordt dit wellicht wel haalbaar.Bovendien kunnen bij samenwerking voorzieningen en initiatieven onderling wordenuitgewisseld of opgezet.

7.8 Meten is wetenOm te zorgen dat maatregelen succesvol zijn is het belangrijk meetbaar beleid te defi-niëren. Zo kunnen heel concrete doelstellingen worden geformuleerd en wordt hetresultaat zichtbaar gemaakt. Een hulpmiddel hierbij is de WIZ-navigator. Met dit instru-ment kunnen gemeenteraad en (op een gedetailleerder niveau) B&W en uitvoeringsor-ganisatie de gewenste meetbare doelstellingen selecteren. Per doelstelling is in de WIZ-navigator aangegeven welke prestatie-indicatoren daarbij kunnen worden geformu-leerd en welke informatie moet worden verzameld om te meten of de doelstellingenzijn behaald. Een voordeel van het instrument is dat het aansluit op informatie die degemeente ook al moet leveren aan bijvoorbeeld het ministerie van SZW en het CBS endat het aansluit op de meeste gemeentelijke automatiseringssystemen. Zie bijlage 4voor meer informatie.

Er zijn veel gemeenten die werken met een lokale armoedemonitor, analoog aan delandelijke armoedemonitor van het Sociaal Cultureel Planbureau.

7.9 Intervisiedagen gemeentelijk armoedebeleidSGBO organiseert enkele malen per jaar een intervisiedag gemeentelijk armoedebeleid.Tijdens de dagen, die interactief en kleinschalig van opzet zijn, horen beleidsmedewer-kers van elkaar en van deskundigen hoe zij het armoedebeleid kunnen professionalise-ren. Nieuwe mogelijkheden op het gebied van armoedebestrijding en bevordering vanmaatschappelijke participatie worden gepresenteerd en met elkaar besproken. Deonderwerpen voor de intervisiedagen worden in samenspraak met gemeentenbepaald. Beoogd wordt zo actueel mogelijke onderwerpen handvatten en tools aan deorde te stellen, waar de beleidsmedewerker direct mee aan de slag kan in de eigenlokale beleidspraktijk.

Meer informatie• www.armoedebeleid.nl of www.sgbo.nl.

Page 33: gemeentelijk armoedebeleid - VNG · 7.6 Armoede Effect Rapportage (burgerinitiatief Almelo) 60 7.7 Projectleider armoedebeleid 61 7.8 Meten is weten 61 7.9 Intervisiedagen gemeentelijk

65

Gemeentelijk armoedebeleid

64

Organisatie Wat doen zij? Contact

CG-raad (Chronisch Belangenbehartiger voor chronisch www.cg-raad.nl.zieken en Gehandi- zieken en gehandicapten.captenraad)

Cliëntenbond in de Landelijke belangenbehartigings- www.clientenbond.nl.geestelijke gezond- organisatie met lokale afdelingen.heidszorg

CliP (Stichting CliP is een landelijke organisatie die Postbus 133, 3500 ACCliëntenperspectief) groepen en organisaties ondersteunt Utrecht, tel: (0321) 339 063,

om vanuit cliëntenperspectief vorm [email protected],en inhoud te geven aan lokaal sociaal www.stichtingclip.nl.beleid.

CNV (Christelijk Het CNV heeft als taak de belangen van Postbus 2457, 3500 GL Nationaal Verbond) mensen te behartigen op het gebied Utrecht, tel: 0900 268 4636,

van werk en inkomen. [email protected], www.cnv.nl.

COELO (Centrum voor Onafhankelijk onderzoeksinstituut www.coelo.nl.Onderzoek naar de gericht op lagere overheden. De atlasEconomie van de van lokale lasten geeft per gemeenteLagere Overheden) de hoogte en aard van de lasten aan.

Divosa De directies van de sociale diensten in Postbus 407, 3500 AK Nederland hebben zich verenigd in Utrecht, tel: (030) 233 2337.Divosa. Divosa werkt aan beleid, pro- E-mail: [email protected],ducten en diensten waarmee sociale www.divosa.nl.diensten hun werk beter kunnen doen.

Dossiers Armoede, De Vereniging van Nederlandse www.vng.nl/werk en inko-Schuldhulpverlening Gemeenten (VNG) heeft op haar men.en Nieuw zorgstelsel website diverse dossiers met infor-

matie over armoedebeleid en aanpa-lende terreinen.

Bijlage 1 Adressen en websites

Organisatie Wat doen zij? Contact

Aedes Aedes, vereniging van woningcorpora- Postbus 611, 1200 APties, staat voor de collectieve belangen- Hilversum,behartiging van de woningcorporaties tel: (035) 626 8200,en werkt samen met de leden aan de www.aedes.nl.

verdere professionalisering van de bedrijfstak.

ANBO De ANBO stelt zich ten doel op te Koningin Wilhelminalaan 3,(Algemene komen voor rechten en belangen 3527 LA Utrecht,Nederlandse van de leden. En hun materiële, sociale tel: (030) 233 0060,Ouderenbond en culturele positie te verbeteren. [email protected],

De ANBO wil de zelfstandigheid en het www.anbo.nl.zelfbeschikkingsrecht van seniorenbevorderen.

Armoedebeleid.nl Wet- en regelgeving, handreikingen, www.armoedebeleid.nl.praktijkvoorbeelden, etc. De informatie Zie ook: SGBO.is vooral bedoeld voor gemeenten, enmeer in het bijzonder voor beleids-medewerkers. Maar ook voor anderen kan de informatie waardevol zijn.

Benchmark De benchmark is een hulpmiddel Postbus 85932, 2508 CPSchuldhulpverlening voor gemeenten en instellingen om Den Haag,

de eigen prestaties te verbeteren tel: (070) 373 8992.door die te vergelijken met de pres- E-mail:taties van anderen. [email protected],

www.shvbenchmark.nl.(Samenwerkingsverband SGBO/StimulanSZ)

CBS (Centraal Het CBS heeft tot taak het verzamelen, Infoservice, Postbus 4481,Bureau voor de bewerken en publiceren van statistie- 6401 CZ, Heerlen,Statistiek) ken ten behoeve van praktijk, beleid en tel: (0900) 0227

wetenschap. of (0900-0CBS) (d 0,50 p/min.), www.cbs.nl.

Page 34: gemeentelijk armoedebeleid - VNG · 7.6 Armoede Effect Rapportage (burgerinitiatief Almelo) 60 7.7 Projectleider armoedebeleid 61 7.8 Meten is weten 61 7.9 Intervisiedagen gemeentelijk

67

Gemeentelijk armoedebeleid

66

Organisatie Wat doen zij? Contact

Landelijke Cliënten- De Landelijke Cliëntenraad vertegen- www.landelijkecliënten-raad woordigt een brede achterban. raad.nl.

Leger des Heils Het Leger des Heils biedt maatschap- www.legerdesheils.com.pelijke opvang, gezondheidszorg,jeugdhulpverlening, jeugdbescherming,reclassering, sociale activering en verslavingszorg.

MO-Groep De Maatschappelijk Ondernemers Postbus 3332,(Maatschappelijk Groep is de ondernemersorganisatie 3502 GH Utrecht,Ondernemers Groep) voor Welzijn & Maatschappelijke tel: (030) 2983434.

Dienstverlening, Jeugdzorg en E-mail: [email protected],Kinderopvang. www.mogroep.nl.

Netwerk gezonde Informatie over gemeentelijk gezond- www.vogz.nl.gemeenten heidsbeleid.

Nibud (Nederlands Het Nibud informeert en adviseert over Postbus 19250,Instituut voor geldzaken van consumenten. 3501 DG Utrecht,Budgetvoorlichting) tel: (030) 239 1350,

www.nibud.nl.

NIGZ-Steunpunt Informatie over bijeenkomsten, metho- www.slag.nu.Aanpak Lokale dieken en literatuur met betrekking totGezondheidsver- aanpak (sociaal-economische) gezond-schillen heidsverschillen.

NVVK (Nederlandse De NVVK behartigt de belangen van Postbus 12610,Vereniging voor haar leden op het terrein van krediet- 2500 DK Den Haag,Volkskrediet) verlening aan particulieren, schuld- tel: (070) 384 7250,

hulpverlening en budgetbeheer en www.volkskrediet.nl.treedt op als intermediair tussen de gemeentelijke kredietbanken en de overheden en andere private instel-lingen.

Page 35: gemeentelijk armoedebeleid - VNG · 7.6 Armoede Effect Rapportage (burgerinitiatief Almelo) 60 7.7 Projectleider armoedebeleid 61 7.8 Meten is weten 61 7.9 Intervisiedagen gemeentelijk

69

Gemeentelijk armoedebeleid

68

Organisatie Wat doen zij? Contact

VNG (Vereniging van Belangenbehartiging, dienstverlening Nassaulaan 12,Nederlandse en platformfunctie voor alle gemeen- 2514 JS Den Haag,Gemeenten) ten. Daarnaast voert de VNG (vaak tel: (070) 373 8393,

samen met departementen of www.vng.nl.maatschappelijke organisaties) Zie ook: Dossiers projecten uit die een gemeentelijk Armoede,belang dienen. Schuldhulpverlening en

Nieuw zorgstelsel.

Woonbond De Nederlandse Woonbond is een www.woonbond.nl.landelijke huurdersorganisatie.

X-S2, Kennisnetwerk X-S2 is de portal naar een kennisnet- Postbus 105,Sociaal Beleid werk voor sociaal beleid. Een netwerk 3500 AC Utrecht,

dat ontstaat uit het samenspel van tel: (030) 233 0033.vraag en aanbod en zich uitbreidt door E-mail: [email protected],maatschappelijke ontwikkelingen, www.x-s2.nl.actualiteit van praktijk en beleid. Er isook een dossier Armoedebestrijding.

Organisatie Wat doen zij? Contact

SCP (Sociaal en Het SCP publiceert onderzoeksrap- www.scp.nl enCultureel Plan porten en cijfers over de maatschappij. www.armoedemonitor.nl.bureau) Jaarlijks verschijnt de Armoedemonitor.

Hierin wordt een overzicht gegevenvan de omvang, oorzaken en gevolgenvan armoede.

SGBO Onderzoeks- en Adviesbureau van de Postbus 30435,Vereniging van Nederlandse Gemeen- 2500 GK Den Haag,ten. Ondersteunt gemeenten met tel: (070) 373 8400,onderzoek, advies en implementatie. www.sgbo.nl.

Zie ook www.armoedebeleid.nl.

Sociaal Raadslieden Deze organisatie helpt mensen onder Adres landelijke organisatie:andere bij het invullen van formulieren Adviescollege Sociaal en het aanvragen van inkomensver- Raadsliedenwerk (LVSR) p/aruimende maatregelen. Maatschappelijk

Ondernemers Groep.Postbus 3332,3502 GH Utrecht,tel: (030) 298 3419.E-mail: [email protected],www.sociaalraadslieden.nl.

StimulanSZ StimulanSZ is een onafhankelijke stich- Nassaulaan 2A,ting die gemeenten ondersteunt bij 2514 JS Den Haag,het ontwikkelen en uitvoeren van een tel: (070) 346 93 00,goed lokaal beleid voor de sociale ze- e-mail: [email protected],kerheid. www.stimulansz.nl.

Zie ook: Handboek StimulanSZ.

Page 36: gemeentelijk armoedebeleid - VNG · 7.6 Armoede Effect Rapportage (burgerinitiatief Almelo) 60 7.7 Projectleider armoedebeleid 61 7.8 Meten is weten 61 7.9 Intervisiedagen gemeentelijk

71

Gemeentelijk armoedebeleid

70

Bijlage 3 Geraadpleegde deskundigen

Dienst Sociale Zaken en Werkgelegenheid Dhr. S. van der PloegNoardwest FryslânDivosa Dhr. J. TimmermannGemeente Alkmaar Mevr. A. de RuyterGemeente Amstelveen Mevr. M. SchoutenGemeente Apeldoorn Dhr. E. LohuizenGemeente Delft Dhr. M. NoordermeerGemeente Den Haag Mevr. B. HuismanGemeente Dordrecht Dhr. P. van der MeijdenGemeente Zwolle Dhr. H. BolSGBO Dhr. R. van GriensvenStimulanSZ Dhr. W. Eiselin, Dhr. M. SchutVereniging van Nederlandse Gemeenten Mevr. J. van Vugt

Bijlage 2 PublicatiesEen overzicht van publicaties met een algemeen en inleidend karakter.

• Armoedemonitor 2005, Cok Vrooman (SCP), Henk-Jan Dirven (CBS), Arjan Soede(SCP) en Rens Trimp (CBS) (red.). Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau,november 2005, ISBN 90 377 0206 6. De publicatie is verkrijgbaar bij de boekhan-del of te bestellen bij het SCP via e-mail: [email protected]. De Armoedemonitor isook te downloaden via www.scp.nl of www.armoedemonitor.nl.

• Handreiking Integrale Schuldhulpverlening, StimulanSZ/Platform IntegraleSchuldhulpverlening, september 2004.

• Met creativiteit en politieke wil, Sociale Alliantie & Landelijke Cliëntenraad, 2003.• Handreiking voor de verlening van bijzondere bijstand aan chronisch zieken,

gehandicapten en ouderen, Ministerie van SZW, 2003.• Machiavelli en de minima; Over inspraak, invloed en ideeën; Werkgroep Arme Kant

van Nederland/EVA, 2005.• Nationaal actieplan ter bestrijding van armoede en sociale uitsluiting 2003,

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Den Haag 27 juni 2003.• Greep op werk, inkomen en zorg; een wegwijzer voor gemeenteraadsleden en uit-

voering, uitgave StimulanSZ, september 2005,• Sociale uitsluiting in Nederland, SCP, 2004.• Doen en Meedoen; aanbevelingen van de Denktank Armoedebestrijding om de par-

ticipatie van kinderen en jongeren uit arme gezinnen te vergroten, Sociale Alliantie2004.

Page 37: gemeentelijk armoedebeleid - VNG · 7.6 Armoede Effect Rapportage (burgerinitiatief Almelo) 60 7.7 Projectleider armoedebeleid 61 7.8 Meten is weten 61 7.9 Intervisiedagen gemeentelijk

73

Gemeentelijk armoedebeleid

72

Niveau 2 armoedebestrijding

Bereik onder huishoudens met een inkomen tot x% van het minimum inkomen

Aantal huishoudens dat een beroep doet op bijzondere bijstand als % van de doelgroep

Uitgaven bijzondere bijstand

Aantal huishoudens met een toegekende aanvragen bijzondere bijstand

Aantal huishoudens dat langdurigheidstoeslag ontvangt

Aantal huishoudens dat beroep doet op minimaregelingen

Totale schuld deelnemers in schuldregelingen

Omvang budget bijzondere bijstandUitgaven bijzondere bijstand als % van het budget

Aantal huishoudens dat beroep doet op minimaregelingen als % van de doelgroep

Uitgaven voorlichting voor preventie van onbeheersbare schulden als % van het beschikbare budget

Uitgaven minimaregelingen ten opzichte van budget

Gemiddelde hoogte schuld van personen in schuldregeling

Aantal personen in budgetbeheer Aantal personen in budgetbeheer

Uitgaven voorlichting preventie

Omvang budget voorlichting preventie

Uitgaven langdurigheidstoeslag

Omvang budget minimaregelingen

Uitgaven minimaregelingen

Omvang doelgroep langdurigheidstoeslag

Uitgaven langdurigheidstoeslag

Aantal huishoudens dat langdurigheidstoeslag ontvangt als % van de doelgroep

Bereik onder huishoudens met een inkomen tot x% van het minimum inkomen

Beperken gevallen met onbeheersbare schulden

Onderwerp Werkdoel Indicator Benodigde informatie

Bijzondere Bijstand

Langdurigheidstoeslag Zo hoog mogelijk bereik

Minimaregelingen

Preventie

Bijlage 4 Prestatie-indicatoren

WIZ-Navigator

De WIZ-navigator is een instrument om de informatievoorziening te verbeteren.Specifiek voor de beleidsterreinen werk, inkomen en zorg. Raadsleden kunnen metbehulp van de indicatoren in het model nagaan in hoeverre de geformeerde WIZ-doel-stellingen zijn gehaald. Maar tegelijk vormt de navigator een leidraad voor college enuitvoerend (ambtelijk) management waar het gaat om het verzamelen en aanleverenvan informatie aan de raad. In onderstaande figuren ziet u een selectie van prestatie-indicatoren op verschillende niveaus. Meer informatie: www.stimulansz.nl.

Zie ook: Greep op werk, inkomen en zorg; een wegwijzer voor gemeenteraadsleden en uit-voering, uitgave StimulanSZ, september 2005.

Niveau 1 armoedebestrijding

Beleidsdoel Onderwerp Werkdoel Indicatie Benodigde informatie

Het verbeteren van de financiële en maatschappelijke positie van inwoners met een laag inkomen

Herstellen of bevorderen van de financiële zelfstandigheid van inwoners

Ondersteuning minimuminkomens

Beperking schuldenproblematiek

Aantal afgeronde intakes schuldhulpverlening

Aantal geslaagde schuldregelingen als % van het aantal schuldregelin-gen

Aantal doorverwijzingen WSNP als % van het aantal aanvragen voor een schuldregeling

Aantal afgeronde intakes schuldhulpverlening

Aantal schuldregelingen

Aantal geslaagde schuldregelingen

Aantal doorverwijzingen WSNPAantal aanvragen voor een schuldregeling

Schuldhulpverlening

Bereik onder huishoudens met een inkomen tot x% van het minimum inkomen

Beperking verantwoordelijkheid gemeente bij schuldenproblematiek

Aantal huishoudens dat beroep doet op minimaregelingen als % van het aantal huishoudens met een inkomen tot x% van het minimumloon

Aantal huishoudens dat beroep doet op minimaregelingen

Aantal huishoudens met inkomen tot x% van het minimumloon

Page 38: gemeentelijk armoedebeleid - VNG · 7.6 Armoede Effect Rapportage (burgerinitiatief Almelo) 60 7.7 Projectleider armoedebeleid 61 7.8 Meten is weten 61 7.9 Intervisiedagen gemeentelijk

75

Gemeentelijk armoedebeleid

74

maanden niet voor een langdurigheidstoeslag in aanmerking is gekomen.2. Bij de vaststelling van het inkomen, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, wordt

een eerder verstrekte langdurigheidstoeslag buiten beschouwing gelaten.3. De langdurigheidstoeslag wordt verleend met ingang van de datum waarop een

periode als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, is bereikt.4. In afwijking van het eerste lid verleent het college op aanvraag een langdurig-

heidstoeslag aan een persoon van 23 jaar of ouder:die recht heeft op een arbeidsongeschiktheidsuitkering op grond van de Wet opde arbeidsongeschiktheidsverzekering, de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekeringzelfstandigen of de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten,berekend naar een arbeidsongeschiktheid van tenminste 80 procent dan welrecht heeft op een arbeidsongeschiktheidsuitkering op grond van hoofdstuk 6 vande Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen.;

a. voor wie bij de laatste arbeidsongeschiktheidsbeoordeling is afgezien vanhet arbeidsdeskundig onderzoek, en;

b. die voldoet aan het eerste lid, onderdelen a, b, voorzover het inkomsten uitarbeid betreft, c, en d.

5. De langdurigheidstoeslag bedraagt voor gehuwden d 473,00, voor een alleen-staande ouder d 425,00 en voor een alleenstaande d 331,00 per jaar.

De artikelen 8 , eerste lid, onderdeel b, 13, eerste lid, onderdeel a, en derde lid, 18, tweedeen derde lid, 40, 46, eerste, derde, vierde en vijfde lid, 54, paragraaf 6.4 en 6.5, alsmedeartikel 63 zijn van overeenkomstige toepassing.

Bijlage 5 Artikelen 35 en 36 WWB

Artikel 35. Bijzondere bijstand 1. Onverminderd paragraaf 2.2, heeft de alleenstaande of het gezin recht op bijzon-

dere bijstand voorzover de alleenstaande of het gezin niet beschikt over de mid-delen om te voorzien in de uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende nood-zakelijke kosten van het bestaan en deze kosten naar het oordeel van het collegeniet kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm, de langdurigheidstoeslag, hetvermogen en het inkomen voorzover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm,waarbij artikel 31, tweede lid, en artikel 34, tweede lid, niet van toepassing zijn.Het college bepaalt het begin en de duur van de periode waarover het vermogenen het inkomen in aanmerking wordt genomen.

2. Het college kan bijzondere bijstand weigeren, indien de in het eerste lid bedoeldekosten binnen twaalf maanden een bedrag van e 114,00 niet te boven gaan.

3. In afwijking van het eerste lid kan bijzondere bijstand ook aan een persoon van65 jaar of ouder, behorend tot een bepaalde categorie, worden verleend, zonder datwordt nagegaan of ten aanzien van die persoon de hierna bedoelde kosten ookdaadwerkelijk noodzakelijk zijn of gemaakt zijn, indien ten aanzien van de catego-rie waartoe hij behoort aannemelijk is dat die zich in bijzondere omstandighedenbevindt die leiden tot bepaalde noodzakelijke kosten van bestaan waarin de alge-mene bijstand niet voorziet en die de aanwezige draagkracht te boven gaan.

4. Voorzover de gemeente krachtens de Wet op de loonbelasting 1964 inhoudings-plichtige is, wordt de bijzondere bijstand verhoogd met de loonbelasting en pre-mies volksverzekeringen, alsmede met de vergoeding, bedoeld in artikel 46 van deZorgverzekeringswet.

Artikel 36. Langdurigheidstoeslag 1. Het college verleent op aanvraag een langdurigheidstoeslag aan een persoon van

23 jaar of ouder doch jonger dan 65 jaar die:a. gedurende een ononderbroken periode van 60 maanden een inkomen

heeft dat niet hoger is dan de bijstandsnorm en geen in aanmerking tenemen vermogen als bedoeld in artikel 34 heeft;

b. gedurende de in onderdeel a bedoelde periode geen inkomsten uit of inverband met arbeid heeft ontvangen;

c. gedurende de in onderdeel a bedoelde periode naar het oordeel van hetcollege voldoende heeft getracht algemeen geaccepteerde arbeid te ver-krijgen en aanvaarden, en;

d. na een periode als bedoeld in onderdeel a, binnen een periode van twaalf

Page 39: gemeentelijk armoedebeleid - VNG · 7.6 Armoede Effect Rapportage (burgerinitiatief Almelo) 60 7.7 Projectleider armoedebeleid 61 7.8 Meten is weten 61 7.9 Intervisiedagen gemeentelijk

Gemeentelijk armoedebeleid

76

Colofon

UitgaveSGBOPostbus 304352500 GK Den Haag T (070) 373 83 57F (070) 363 93 [email protected]

AuteursRené van Griensven (SGBO)Martijn Schut (StimulanSZ)

Vormgeving en lay-outRobert Jan van Noort (Pankra Studio)

OmslagillustratieLen Munnik (Len Munnik Illustrator BV)

ISBN-10: 90-771-9528-9ISBN-13: 978-90-77195-28-4

© SGBO/StimulanSZ

StimulanSZ en SGBO zijn verantwoordelijk voor de inhoud van de publicatie en de daar-in opgenomen voorbeelden van gemeentelijk beleid. Het Ministerie van Sociale Zakenen Werkgelegenheid (SZW en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) onder-steunen dit initiatief.

Aan de totstandkoming van deze publicatie is de grootst mogelijke zorg besteed. HetMinisterie van SZW, de VNG, StimulanSZ en SGBO kunnen echter niet aansprakelijkworden gesteld voor eventuele onjuistheden, noch kunnen aan de inhoud rechten wor-den ontleend.

Stichting StimulanSZPostbus 859322508 CP Den HaagT (070) 346 93 00F (070) 361 73 [email protected]

Page 40: gemeentelijk armoedebeleid - VNG · 7.6 Armoede Effect Rapportage (burgerinitiatief Almelo) 60 7.7 Projectleider armoedebeleid 61 7.8 Meten is weten 61 7.9 Intervisiedagen gemeentelijk