Gedichtenbundel, Vita aqua
-
Upload
tom-van-lieshout -
Category
Documents
-
view
214 -
download
0
description
Transcript of Gedichtenbundel, Vita aqua
Jace van de Ven
Vita Aqua
Vita aquaBakenWatermonsterOphaalbrugBrasemPhantasmeStuifzwamReunieBinnenvarenDies aquae
Opduikend uit het waterSchudt hij zijn natte snuitEen nieuw gezicht ontstaat erUit druppels, bot en huid
Die er niet was bestaat weerHij wrijft zijn ogen uitHij ruikt, hij hoort en maakt erZijn eigen stemgeluid
Vanaf het strand springt hijHoog in een golf en lachtOm de geslaagde landing
En tegenstrooms dwingt hijHet water terug met kracht:Hij zwemt dwars door de branding
De eerste zonnestralenBeschenen een fantoomDe visser met zijn dobberAls baken in de stroom
Dat was toen heel de oeverNog vol met eenden stondEn onder water zwom erDe snoek van honderd pond
Maar hatweejo bleek waterO darm der industrieWaar alleen boten kwaken
De zon schijnt maar voor wieDe visser met zijn bakenVerzon een alibi
Hij is in water en mijn bootScheert rakelings zijn duister levenHij grijpt mij maar ternauwernoodRuk ik me los en wend mijn steven
Kompas en kaart slaan overboordIk vlucht gehaast naar om het evenWaar hij gezien wordt noch gehoordWaar godweetwat mij rust kan geven
Ik vind die in het lamplicht maarRiskeer niet te gaan slapen daarHij zich verstopt in alle hoeken
Dus peins ik wakend jaar na jaarWat kwam hij in het water zoekenAls hemeldier volgens de boeken?
De brug spert traag haar tandeloze muilEen rijnaak komt behoedzaam ingevarenEen meeuw zeilt weg met trage vlieggebarenEn spiedt naar lekkers tussen kadevuil
De bruggeman knikt groetend naar de bootEn schrijft haar naam op voor de goede ordeHij laat de brug weer langzaam wegdek wordenEn stelt de scheepvaartlichten in op rood
Quo vadis stond er op de boeg als klachtAan alle bruggemannen die hem groetenDe schipper weet best wat hij zal ontmoetenHij vaart om grint van Tilburg naar Maasbracht
Een brasem aan de lijn van doodsangst roodEn voor het leefnet ook net iets te groot
Hij ligt nu op de kade en verroert geen vinEen kapmeeuw duikt, vliegt verder zonder zin
Wat vliegen vliegen zoemend om hem heenDe zon verdroogt zijn schubben een voor een
Een jongen met een hengel in zijn handenBukt en vist maden uit zijn ingewanden
Waarom regent het op zee wanneerWolken stijgen om het land te drenkenWater mitrailleert zich vooraleerAchter strand en duin zich uit te schenken
Zie die oorlogsdans om het bestaanEn hoe het aan land komt om te vechtenOm het vuur te doven, ons te slaanEn om berg na berg langzaam te slechten
En na eeuwen springt het tij zo hoogDat de zeeënchaos komt gestegenNieuw begin of eind met regenboogAls corona rond een bol van regen
Maar er wacht wellicht een Noah in zijn bootOp zijn duif met twijg of is die duif al dood?
Nu het zomeravondweerlichtDagjesmensen huiswaarts drijftEn alom de stilte neerligtRust hij maar zijn onrust blijft.
Onrust die door hoge dradenNaar de horizonten zoemtRadars loerend op de kadeSchreeuwen hun silentium
Eens zal hier de stuifzwam blinkenOogverblindend blitst zijn lichtStralend zal hij hem verminkenDie daar aan het water ligt
Nu nog schikt die zijn kledijWant het bliksemt al dichtbij
Dit is het water dat buiten mij wastZwemmend heb ik me er schoon in gewassenSchaatsend heb ik er mijn naam ingekrastDit zijn de zee en het ijs op de plassen
Zo smaakt het water dat binnen mij wastZout als aluinsteen en zoet als melasseKlein universum met als enig houvastBloed rond te jagen en tranen te brassen
Eens zal het een in het ander verdrinkenZo vanzelfsprekend als kenterend tijWat zal het goed zijn om mee weg te zinken
Dan zal ik weten wat nu ruist in mijWater dat ik dronk en dat mij komt drinkenTotdat het fluistert: herenigd is hij
‘s Avonds binnenvaren, zoeken op de tastWaar is kustlicht, waar een richtinggevend bakenWie geen loods wil zal die aan de grond gerakenHeeft de havenmeester plaats voor nog een gast
Waarom dooft het zoeklicht aan de voorste mastWaarom weet het anker zich niet vast te hakenOnnut roer waaronder bak- en stuurboord krakenHoe vindt het een dukdalf, waar klampt het zich vast
Man-te-roer die goede raad met voeten treedtDaar vergaat jouw schip met man en muis of ligt erToch een loodsboot voor je klaar wat niemand weet
Daar voorbij de laatste stad daar zwijgt de dichterWant wat wil hij dichten als zijn reis compleetWordt. Het is dan zwarte nacht of blijvend lichter
Een dagje aan het waterWat is het helemaal?Wat inhoudsloos gesnaterVan eendenvolk that's all
Elk droomgezicht vergaat erAl deinend, maar finaalJe zuipt jezelf een katerNog voor het avondmaal
Wat kan je anders danBraaf op de golfslag drijvenJe kroost een kaartje schrijven
Wat werd er van die manDie door de branding heenzwomEn die maar steeds niet weerkomt?
Gedichten van Jace van de VenGezet uit HelveticaOmslagontwerp en typografie Tom van LieshoutOplage 1 exemplaar