Ganzejacht - Jachtexamen

25
kleinste Europese gans en met haar prachtige vedertooi valt ze natuurlijk onmiddellijk op. Ze is hoofdzakelijk zwart, maar keel en borst zijn kastanjebruin, afgelijnd door een onregelmatige witte zoom. Verder ontdekken we een verticale witte streep voor de vleu- gelboeg en een brede witte flank streep. Ze vliegen zelden in linie. De roep is een zeer schril “kik- wik” en is te horen in het Zwin. Het is een wintergast. Ganzen observeren en vooral hun roep leren onderscheiden is een van de meest spannende waarne mingen in de natuur, want het zijn op de grauwe gans na allemaal wintergasten. Ze vallen duidelijk op door hun grootte en in de vlucht stralen ze een indruk van kracht uit, vooral als ze tegen stormweer optornen. Als ze zich van hoog uit de lucht in of op een foerageerge- bied laten invallen, kan je hun wentelingen om de draagkracht van de lucht uit te schakelen, zeer goed volgen en bewonderen. Vanaf half oktober kunnen we de grauwe ganzen verwachten. Ze laten hoog in het luchtruim hun gehak horen. Als je weet dat die in een non-stop vlucht tot aan de Camargue in Zuid-Frankrijk dur ven doorvliegen, dan word je er toch even stil van. Bij de jacht op ganzen moeten we zorgvuldig rekening houden met de populatiedichtheid en de jacht- druk. Hun overlevingskansen zijn afhankelijk van de broedgebieden en die zijn beperkt. Hetzelfde geldt voor de grootte van de win terkwartieren en die kunnen zeer vlug verstoord worden. De resul taten van het broedseizoen zijn sterk afhankelijk van de toestand waarin de vogels in hun broedterri- toria aankomen. Het aantal gan zen ligt schijnbaar zeer hoog, als ze zich in hun winterfoerageerge- bieden verzamelen. Als we hun aantallen over de oppervlakte van Europa verdelen, blijken het eer der zeldzame vogels te zijn. Wat betekent een populatie van 25.000 roodhalsganzen voor ge heel de wereld? De roodhalsgan zen hebben we wel beschermd, maar de bejaagbare soorten leven in gebieden die de mens makkelijk kan verstoren. Het gaat daarbij niet enkel om ganzen van de jagers maar ook van de niet-jagers en die maken het grootste aantal uit. Laten we over onze ganzen waken als een goede huisvader over zijn kinderen. Tussen onze tamme ganzen be landt soms een knobbelgans. Die luidruchtige nogal zware gans, die vrij moeilijk kan vliegen, is uit Oost-Azië afkomstig en werd daar uit de Anser cygnoides gedomesti ceerd (er werden dus maar twee ganzesoorten gedomesticeerd). Die oorspronkelijke zwanegans (cygnoides) is niet zo mooi gepro portioneerd, mist de knobbel en is veel kleiner dan de gedomesti ceerde vorm. Ganzejacht Omdat ganzejacht een loerjacht is, is het in feite wel de gemakkelijk ste vorm van jagen. Het is bijna onbegonnen werk om ganzen te proberen te benaderen. Een en kele keer zitten ze dicht genoeg achter een dijk of ligt er een diepe sloot dicht genoeg om op de foera- gerende en springende ganzen een schot te kunnen lossen. Meestal gaan we eerst na waar een ganzen val plaatsheeft en dan kunnen we volgens de windrichting de ganzen opwachten als ze ’s morgens naar dat foerageergebied komen gevlo gen. Het gebruik van een levende lok- stal is wel imponerend, maar leidt makkelijk tot excessen. Als die vorm te veel zou worden toege past, zouden de populaties wel eens sterk kunnen dalen. Vele ja gers kunnen zich tegenwoordig ge makkelijk verplaatsen. Ook een dagje vakantie zal een jager-werk nemer wel altijd kunnen nemen om op ganzejacht te gaan. Som- mige jagers durven ook vanuit de wagen ganzen beschieten. Is dat weidelijk? Nu en dan een gans schieten door gebruik te maken van de plaatse lijke omstandigheden en van de windrichting is de mooiste vorm van jagen, vooral als we daarbij over een goede soortenkennis be schikken. Veel jagers kennen ook na een jachtcursus nog niet het ver schil tussen de soorten ganzen. Wat dan als er bijvoorbeeld maar één soort mag bejaagd worden? De zwanen Naast pelikanen en sommige trap pen behoren zwanen tot de zwaar ste vliegende vogels. Zowel hun uitzicht als hun gedrag is konink lijk: ze hebben een fiere en onge naakbare uitdrukking, en hun ge drag getuigt van een koele afstan- digheid. Ze laten zich ook nauwe lijks door andere wezens impone ren en zelfs tegenover vijanden ge dragen zij zich alsof ze er niet bang Klasse: vogels Orde: anseriformes (gansvormigen) Familie: anatidae (Foto hiernaast: de knobbelzwaan in dreighouding) voor zijn: wat geblaas, gesis en ge knor, dat volstaat. Bij een aanval van een predator kunnen ze hun vleugels zo gebruiken dat de slag zeer hard aankomt. Er zijn zeven soorten zwanen: de zwarte zwaan in Australië, de zwarthalszwaan en de Coscorobazwaan in Zuid-Ame rika, de trompetzwaan in Noord- Amerika en in Eurazië de knob belzwaan, de kleine zwaan en de wilde zwaan die we alledrie tij dens de winter in ons land kunnen bewonderen. Geen enkele zwaan werd gedo mesticeerd. We zien ook zwanen op vijvers van parken en op grote waters in Europa. Net als een zwaar verkeersvlieg tuig hebben zwanen een lange aan looptijd nodig om zich in de lucht te verheffen; ze vliegen dus eerst 164

Transcript of Ganzejacht - Jachtexamen

Page 1: Ganzejacht - Jachtexamen

kleinste Europese gans en met haar prachtige vedertooi valt ze natuurlijk onmiddellijk op. Ze is hoofdzakelijk zwart, maar keel en borst zijn kastanjebruin, afgelijnd door een onregelmatige witte zoom. Verder ontdekken we een verticale witte streep voor de vleu- gelboeg en een brede witte flank streep. Ze vliegen zelden in linie. De roep is een zeer schril “kik- wik” en is te horen in het Zwin. Het is een wintergast.

Ganzen observeren en vooral hun roep leren onderscheiden is een van de meest spannende waarne mingen in de natuur, want het zijn op de grauwe gans na allemaal wintergast en. Ze vallen duidelijk op door hun grootte en in de vlucht stralen ze een indruk van kracht uit, vooral als ze tegen stormweer optornen. Als ze zich van hoog uit de lucht in of op een foerageerge- bied laten invallen, kan je hun wentelingen om de draagkracht van de lucht uit te schakelen, zeer goed volgen en bewonderen. Vanaf half oktober kunnen we de grauwe ganzen verwachten. Ze laten hoog in het luchtruim hun gehak horen. Als je weet dat die in een non-stop vlucht tot aan de Camargue in Zuid-Frankrijk dur ven doorvliegen, dan word je er toch even stil van.

Bij de jacht op ganzen moeten we zorgvuldig rekening houden met de populatiedichtheid en de jacht- druk. Hun overlevingskansen zijn afhankelijk van de broedgebieden

en die zijn beperkt. Hetzelfde geldt voor de grootte van de win terkwartieren en die kunnen zeer vlug verstoord worden. De resul taten van het broedseizoen zijn sterk afhankelijk van de toestand waarin de vogels in hun broedterri- toria aankomen. Het aantal gan zen ligt schijnbaar zeer hoog, als ze zich in hun winterfoerageerge- bieden verzamelen. Als we hun aantallen over de oppervlakte van Europa verdelen, blijken het eer der zeldzame vogels te zijn.

Wat betekent een populatie van 25.000 roodhalsganzen voor ge heel de wereld? De roodhalsgan zen hebben we wel beschermd, maar de bejaagbare soorten leven in gebieden die de mens makkelijk kan verstoren. Het gaat daarbij niet enkel om ganzen van de jagers maar ook van de niet-jagers en die maken het grootste aantal uit.

Laten we over onze ganzen waken als een goede huisvader over zijn kinderen.

Tussen onze tamme ganzen be landt soms een knobbelgans. Die luidruchtige nogal zware gans, die vrij moeilijk kan vliegen, is uit Oost-Azië afkomstig en werd daar uit de Anser cygnoides gedomesti ceerd (er werden dus maar twee ganzesoorten gedomesticeerd). Die oorspronkelijke zwanegans (cygnoides) is niet zo mooi gepro portioneerd, mist de knobbel en is veel kleiner dan de gedomesti ceerde vorm.

GanzejachtOmdat ganzejacht een loerjacht is, is het in feite wel de gemakkelijk ste vorm van jagen. Het is bijna onbegonnen werk om ganzen te proberen te benaderen. Een en kele keer zitten ze dicht genoeg achter een dijk of ligt er een diepe sloot dicht genoeg om op de foera- gerende en springende ganzen een schot te kunnen lossen. Meestal gaan we eerst na waar een ganzen val plaatsheeft en dan kunnen we volgens de windrichting de ganzen opwachten als ze ’s morgens naar dat foerageergebied komen gevlo gen.Het gebruik van een levende lok- stal is wel imponerend, maar leidt makkelijk tot excessen. Als die vorm te veel zou worden toege past, zouden de populaties wel eens sterk kunnen dalen. Vele ja gers kunnen zich tegenwoordig ge makkelijk verplaatsen. Ook een dagje vakantie zal een jager-werk nemer wel altijd kunnen nemen om op ganzejacht te gaan. Som- mige jagers durven ook vanuit de wagen ganzen beschieten. Is dat weidelijk?Nu en dan een gans schieten door gebruik te maken van de plaatse lijke omstandigheden en van de windrichting is de mooiste vorm van jagen, vooral als we daarbij over een goede soortenkennis be schikken. Veel jagers kennen ook na een jachtcursus nog niet het ver schil tussen de soorten ganzen. Wat dan als er bijvoorbeeld maar één soort mag bejaagd worden?

De zwanenNaast pelikanen en sommige trap pen behoren zwanen tot de zwaar ste vliegende vogels. Zowel hun uitzicht als hun gedrag is konink lijk: ze hebben een fiere en onge naakbare uitdrukking, en hun ge drag getuigt van een koele afstan- digheid. Ze laten zich ook nauwe lijks door andere wezens impone ren en zelfs tegenover vijanden ge dragen zij zich alsof ze er niet bang

Klasse: vogelsOrde: anseriformes (gansvormigen) Familie: anatidae

(Foto hiernaast: de knobbelzwaan in dreighouding)

voor zijn: wat geblaas, gesis en ge knor, dat volstaat. Bij een aanval van een predator kunnen ze hun vleugels zo gebruiken dat de slag zeer hard aankomt. Er zijn zeven soorten zwanen: de zwarte zwaan in Australië, de zwarthalszwaan en de Coscorobazwaan in Zuid-Ame rika, de trompetzwaan in Noord- Amerika en in Eurazië de knob belzwaan, de kleine zwaan en

de wilde zwaan die we alledrie tij dens de winter in ons land kunnen bewonderen.Geen enkele zwaan werd gedo mesticeerd. We zien ook zwanen op vijvers van parken en op grote waters in Europa.Net als een zwaar verkeersvlieg tuig hebben zwanen een lange aan looptijd nodig om zich in de lucht te verheffen; ze vliegen dus eerst

164

Page 2: Ganzejacht - Jachtexamen
Page 3: Ganzejacht - Jachtexamen

lopend of watertrappend op. Zwa nen zijn vooral planteneters, maar ze hebben een zekere hoeveelheid voedsel van dierlijke oorsprong nodig om zich te kunnen voort planten. Zowel de gent als de zwaan vertonen dezelfde veder tooi.Wel zijn er kleine verschillen: de lichaamsbouw van de gent is iets groter en het gedrag van de zwaan is veel minder agressief.

De Coscorobazwaan, een onoma topee, valt wat uit de boot: ze houdt het midden tussen zwaan en gans en haar verhoudingen maken er geen machtige of sierlijke vogel van.

De knobbelzwaanSoort: cygnus olor Knobbelzwaan, cygne muet, Höckerschwan, mute swan

Oorspronkelijk lag het leefgebied van de knobbelzwaan iets ten oos ten van Moskou. Vrij vroeg be volkte ze Polen, Duitsland en En geland. Om haar pracht werd de knobbelzwaan gevangen en in zo gezegde tamme staat gebracht. Er bestaat zelfs een Pools type waar het zwart door een mulatte kleur is vervangen. Als de vogels niet geleewiekt worden, verlaten ze bij de eerste de beste gelegenheid hun gevangenschap en gaan ze op trek naar vrije leefgebieden: dan is er van een domesticatieproces geen sprake.

De sneeuwwitte vogel heeft op een oranjerode snavel een zwarte knobbel, die bij de gent groter is dan bij de zwaan. Beide hebben zwarte poten. De licht gebogen onderarmslagpennen geven de vogel een gebochelde houding, als hij wil imponeren en veroorzaken ook de zingende vleugelslag in de vlucht. De zwaan is stom: ze kan enkel blazen, sissen en knorren. De S-vormig gebogen hals is het typerend kenmerk vanop een grote afstand.

Bij strenge vorst komen vogels uit het verdere noorden of oosten. Op de vele grote plassen in Nederland worden knobbelzwanen zo alge meen dat ze voor de landbouw schadelijk worden: ze eten er het jonge gras of vallen in op de win tergranen, met hun grote platvoe ten vertrappelen ze veel en de uit werpselen verpesten het voedsel voor de runderen.

De wilde zwaanSoort: cygnus cygnus Wilde zwaan, cygne sau vage, Singschwan, whooper swan

De wilde zwaan is even groot als de knobbelzwaan, tenzij die door het vele voeder in gevangenschap overvet is geworden. De hals, die volledig rechtop wordt gehouden, is vanuit de verte een distinctief kenmerk. De wilde zwaan laat een trompetachtige roep horen. Van heel ver of als wilde zwanen vlie gen, kan je ze aan die roep herken nen.Aan de basis van de zwarte snavel valt een citroengele vlek op die aan het neusgat voorbij naar de snavel- top toe op een duidelijke punt ein- digt.

Kleine zwaan Wilde zwaan Knobbelzwaan

166

Page 4: Ganzejacht - Jachtexamen

Het is geen zeldzame wintergast, maar toch moet het in het Hoge Noorden vriezen, voordat hij onze streken komt aanvliegen en dan nog meestal in kleine aantallen.

De kleine zwaanSoort: cygnus columbianus bewickii Kleine zwaan, cygne de Bewick, Zwergschwan, Bewick’s swan

Bewick heeft de kleine zwaan voor het eerst volledig beschreven. Zij is de kleinste van de drie (Duits: dwergzwaan), maar niet zoveel kleiner dan de twee andere soort genoten. Van ver is het moeilijk uit te maken of het een wilde zwaan of een kleine zwaan is. We zien wel dat de hals niet zo rechtop wordt gehouden en ook de roep klinkt iets minder trompetachtig. Van dichterbij merken we de zwarte snavel op met een onregel matige afgeronde okergele vlek. Die vlek is de identiteitskaart van de vogel, want geen twee vlekken gelijken op elkaar.

Als het wintert, komen de vogels betrekkelijk vroeg naar onze stre ken en ze bezoeken jaar op jaar dezelfde plaatsen waar ze rustig konden foerageren. Vanaf 1963 vliegen ze naar Watervliet waar we ieder jaar in de akkers een groep van 122 zwanen op bezoek krijgen.

De zeeduikers en de fuutachtigen, zeekoeten en alken

Zeeduikers, fuutachtigen, zeekoe ten en alken hebben een scherpe, zijdelingse afgeplatte snavel en zwemvliezen, behalve de fuutach tigen die gelobde tenen hebben. Slechts een drietal futen broeden in onze streken. De drie andere groepen zijn echte wintergasten en kunnen van tijd tot tijd bij ons op

dagen. Het bruiloftskleed ver schijnt na de winter en vertoont geen dimorfisme bij de geslachten.

De zeeduikersKlasse: vogels Orde: colymbiformes Familie: gaviidae

De vier zeeduikers behoren tot de mooiste watervogels van de we reld : hun veren zijn zo klein en dicht bij elkaar ingeplant dat het lijkt of ze een vacht dragen. De tekening is ook uiterst gracieus, als ze hun bruiloftskleed hebben aan

167

Page 5: Ganzejacht - Jachtexamen

getrokken. Ze broeden in het Hoge Noorden. Streng weer drijft ze naar onze streken en zelfs tot in het binnenland om er in open kreken en op stromende kanalen het laatste voedsel te zoeken. Meestal verblijven ze aan de kust of in de grote riviermondingen: zeeduikers zijn viseters.Ze liggen diep in het water en in de vlucht, die meestal hoog is, zien we hun enigszins gebochelde hou ding door de wat naar beneden ge houden kop en afhangende poten.

We beschrijven hier enkel het on derscheid tijdens de winter, als ze soms toch tot onze streken afzak ken.

De ijsduikerSoort: gavia immer IJsduiker, plongeon imbrin, Eistaucher, great northern diver

De ijsduiker is de donkerste en grootste van de drie zeeduikers, die onze streken bezoeken.

De roodkeelduikerSoort: gavia stellata Roodkeelduiker, plongeon catmarin, Nordseetaucher, red-throated diver

In de jaren veertig en vijftig zagen we de roodkeelduiker regelmatig aan de kust, in de riviermondingen en op kreken niet ver van de zee. Nu zijn we maar al te blij als we er één per seizoen zien. In zijn bruiloftskleed in de zomer is het een prachtige vogel. Tijdens de winter is hij minder mooi en is de opgewipte snavel een duidelijk kenmerk.

De parelduikerSoort: gavia arctica Parelduiker, plongeon lumme, Polarttaucher, black-throated diver

De parelduiker heeft het mooiste bruiloftskleed. Tijdens de winter maanden is hij veel zeldzamer dan de roodkeel. Zijn geparelde rug en de niet opgewipte snavel onder

scheiden hem van de roodkeel. Als we hem op een binnenwater zien, is hij meestal een olieslachtoffer. De olie zal het op de vogels halen: geen zeevogels meer op de Noord zee!

De fuutachtigenKlasse: vogelsOrde: podicipediformes(fuutachtigen)Familie: podicipedidae

Het is een totaal andere groep vo gels hoewel ze op zeeduikers lijken door hun diep in het water liggend lichaam en scherpe snavel. Ze heb ben echter gelobde tenen om toch voldoende zwemvermogen te be reiken.Als zoetwatervogels zoeken ze tij dens de winter ook het zeewater aan de kust en in de riviermondin gen op om voldoende vis te vin den.

Enkel boven een groot water gaan ze op de vleugels want hun al te korte staart maakt het wenden moeilijk en zo zijn ze een gemak kelijke prooi voor roofvogels. Ze trekken dan ook uitsluitend ’s nachts, als ze over land moeten vliegen. Drie soorten broeden in de Lage Landen bij de zee: de fuut, de geoorde fuut en het dodaarsje.

De fuutSoort: podiceps cristatus Fuut, grèbe huppé, Hau- bentaucher, great crested grebe

We zien meer en meer futen en ze geraken zo gewend aan de water- recreatie dat ze een boot als broed plaats durven kiezen, hoewel ze gewoonlijk een drijvend nest tus sen de oevervegetatie maken. Waarschijnlijk is het verbod van bejaging wel een oorzaak geweest van hun toename.De vogel met de kuif en de kraag kan je onmogelijk met een andere futesoort of met een duiker ver warren. Wel is die kraag zeer rudi mentair tijdens het eerste levens jaar en tijdens de wintertijd voor dat het baltskleed wordt aange trokken. Fuutachtigen broeden meer dan eens in een seizoen: door de intensieve zorg voor de jongen, waarvoor zij al het voedsel moeten vangen, zou een groot nest niet mogelijk zijn. Het aantal nakome lingen per broedsel blijft dan ook gering en wordt dus met een tweede legsel aangevuld.De kuikens zijn gestreept en als ze nog klein zijn verblijven ze meestal op de rug en tussen de vleugels van de oudervogels die niet aan land gaan.

168

Page 6: Ganzejacht - Jachtexamen

De geoorde fuutSoort: podiceps nigricollis Geoorde fuut, grèbe à cou noir, Schwarzhalstaucher, black-necked grebe

Te veel waterrecreatie doet geen goed aan die vogel die zich graag tussen het riet verbergt om er op kleine visjes en waterinsekten te vissen. We moeten dus op noor- dergasten wachten om hem te kun nen observeren. Hij is duidelijk kleiner dan de gewone fuut en hij draagt een fijn spits snaveltje. In zijn prachtkleed is hij zeer mooi.

De dodaarsSoort: tachybaptus ruficollis Dodaars, grèbe castagneux, Zwergtaucher, little grebe

Foto links: kop van de fuutOnder links: de parelduiker in brui loftskleedHierboven: de dodaars, de kleinste fuut achtige

In oudere boeken wordt de do daars podiceps ruficollis genoemd. Hij is de kleinste fuutachtige en hij is amper zo groot als een water hoentje maar bolrond. Tijdens de winter is het een grijs vogeltje met een witte keel dat in wakken naar de laatste waterdiertjes zoekt om bij het toevriezen ’s nachts een nog open water op te zoeken of verder naar het zuiden te trekken. Tijdens de zomer vallen de kastanjebruine wangen en keel op (Frans: grèbe castagneux), en we horen dan vrij regelmatig zijn roep die hinnikend trilt en op een “bi, bi, bi, bi” lijkt. De donsjes zijn gestreept.

De kuifduikerSoort: podiceps auritus Kuifduiker, grèbe esclavon, Ohrentaucher, slavion grebe

De naam doet aan een zeeduiker denken maar het is een fuutach tige. Een klein aantal bezoekt onze streken. Hij is kleiner dan de fuut en draagt een donkere snavel, witte keel en borst. In zijn broed gebied bezit hij goudgele veren die als een korte waaier of kuif vanaf ieder oog naar de nek uitstralen en dat op een ondertoon van de don kere kastanjebruine hals en flan ken. Een prachtige vogel als hij zijn bruiloftskleed draagt.

De roodhalsfuutSoort: podicups griseigena Roodhalsfuut, grèbe jou- gris, Rothalstaucher, red necked grebe

We kunnen de roodhalsfuut als wintergast ook slechts in zijn win terkleed observeren en dan gelij ken alle fuutachtigen nogal op el kaar. Een duidelijk kenmerk is de gele snavelbasis. Hij is zo groot als de fuut of misschien enkele gram men zwaarder. Tijdens de broed tijd is hij zoals al zijn soortgenoten een zeer mooie vogel en dan draagt hij een donkere kruin, witte wangen en een roodbruine hals. Niet verwarren met de roodkeel- duiker.

De zeekoeien en alkenZeekoeien en alken zijn vogels van de hoge zee die op rotsen in de zee rusten en broeden en vandaar in zee gaan foerageren. Je kan van geluk spreken als je één van die vogels aan de kustlijn ontmoet, wel zie je ze op zee tijdens een bootreis. Toch drijven de olie- slachtoffers naar het vasteland en zijn dan aan de vloedlijn op te mer ken, meestal halfdood of dood. Storm jaagt ook wel eens een vogel tot over de duinen tot in de zeepol- ders. Zeekoeien hebben allemaal een scherpe snavel die bij de alken hoog zijdelings is afgeplat. Daarbij

is hun kop zwaarder gebouwd. De vogels zijn in de territoriale waters echter beschermd, omdat de jacht daar wordt verboden.

De waadvogelsKlasse: vogels Orde: charadriformes

Globaal gezien nemen waadvogels vooral voedsel van dierlijke oor sprong op en dat voedsel is dan ook aan hun grootte aangepast.

De plevierenKlasse: vogels Orde: laro-limicolae Familie: charadriidae

Plevieren zijn gekenmerkt door een gedrongen lichaamsbouw en vooral door een snavel die korter is dan de zijkant van de kop. Ze jagen op het oog en de snavel is een pluksnavel; hij wordt als een pincet gebruikt.

De kievitSoort: vanellus vanellus Kievit, vanneau, Kiebitz, lapwing

Kieviten kunnen we alle dagen zien vliegen of op weiden en ber men zien foerageren. Hun vlucht is zeer typisch; de Engelsen heb ben de vogel raak “lapwing” of voddevleugel genoemd. Door de zeer brede en afgeronde vleugels lijkt hun vleugelslag op een bewe gende vod, een uniek verschijnsel; plevieren hebben immers alle scherpe vleugels, een zeer snelle vleugelslag en uiteraard een zeer snelle vlucht.

Onze kievit munt daardoor uit als een echte luchtacrobaat. We kun nen zijn capaciteiten het best tij dens de broedtijd bewonderen: hoog in de lucht klinkt zijn gejubel en in een onvoorstelbare wente lende vlucht suist hij naar zijn ge zellin op de grond.De kievit is een sieraad voor onze gecultiveerde streek waar hij enkel en alleen op weidse akkers en wei den zijn biotoop vindt. De vogel met de lange kuif en het grote don kere oog is schijnbaar een slechte

169

Page 7: Ganzejacht - Jachtexamen
Page 8: Ganzejacht - Jachtexamen

vlieger, maar toch weet hij zich op een fractie van een seconde over een vleugel te werpen zodat hij makkelijk aan het schot en ook aan een duikende roofvogel kan ont snappen.De naam kievit is een onomatopee of klanknabootsing van zijn roep, die klinkt als een schel en nasaal “kiè-wi”.Als weerprofeet is hij een unicum omdat hij dagelijks kan geobser veerd worden. Sommigen zeggen dat hij het koudefront volgt. Hij kan ons ook helpen bij de weers voorspelling, omdat hij kan aan voelen dat een zeer koud front in aantocht is. De late winter van 1956 begon op de nacht van 1 op 2 februari. Het vroor ineens min zeventien graden Celsius zodat de grond ’s morgens reeds hard be vroren lag. Het was de nacht van zondag op maandag en de zaterdag tevoren waren alle kieviten uit het land vertrokken. Terugkerende kieviten zijn een teken dat de dooi invalt. Ze trekken immers niet zo ver, naar Engeland of tot aan de Loire.

De goudplevierSoort: charadrius apricarius Goudplevier, pluvier doré, Goldregenpfeifer, golden

plover

De bovendelen van de goudplevier zijn goudgeel gespikkeld. Pfeifer betekent fluiter: zijn roep en vooral gezang zijn een hoog gefluit en zijn tijdens de baltsvlucht niet uit de lucht. Na een poosje kunnen we makkelijk zijn roep “tlùie” na bootsen en tijdens mistig weer, als er eentje de groep is kwijtgeraakt, kunnen we dan de vogel tot bijna een meter boven het hoofd aan fluiten.

Foto hiernaast: de kievit

Als ze rond mei nog bij ons aanwe zig zijn, kunnen we hun brui loftskleed bewonderen: zwartekinstreek, keel, borst en flank af gezoomd met een witte zoom en daarboven de goudgele gespik kelde kruin, nek en rug. Tijdens de winter zijn ze veel minder mooi. Een enkel paartje heeft in ons land gebroed.

De zilverplevierSoort: charadrius squata- rola Zilverplevier, pluvier ar genté, Kiebitzregenpfeifer, grey plover

De zilverplevier is een heel klein beetje groter dan de goudplevier en in plaats van goud is hij zilver gespikkeld. We kunnen hem on middellijk van die broer onder scheiden. Zijn leefgewoonte is wel anders: hij woont liever aan het water, vooral langs wadden, slik ken, de branding en buitendijks grasland hoewel hij soms dieper in het binnenland loopt te waden. De goudplevier vinden we meer in het binnenland op zeer korte weiden en in juli, als de eerste doortrek kers arriveren, zelfs op ajuinvel- den.De zilverplevier roept bijna zoals de goudplevier maar iets meer langgerekt.

De bontbek-, kleine en strandplevierSoort: charadrius hiaticula-dubius-alexandrinus

Het onderscheid tussen deze drie is miniem, ook voor gevorderde veldornithologen. Het zijn kleine levendige plevieren die meestal op

Klasse: vogels Orde: limicolae Familie: scolopacidae

Ruiters zijn gekenmerkt door een relatief slank lichaam op hoge poten en de snavel is duidelijk lan ger dan de zijkant van de kop. Ze foerageren overal waar de bodem zacht is en ook in ondiep water. Hun snavel werkt als een tastor- gaan. Ze worden ruiters genoemd wegens de lange poten en doen aan een ruiter hoog op zijn paard den ken. De Fransen zeggen “cheva liers”.Er zijn nogal wat soorten waarvan er slechts enkele bij ons broeden. Ook is het niet altijd duidelijk of het een ruiter of een andere steltlo per is: de natuur kent geen duide lijk afgelijnde systematiek.

opgespoten terreinen en langs onze zandige kusten te zien zijn, waar ze alle drie broeden maar niet algemeen. Een vogelboek toont de kleine verschillen tussen die drie vogeltjes die amper de grootte van een zanglijster halen, al zijn ze

De ruiters

171

Page 9: Ganzejacht - Jachtexamen

De tureluurSoort: tringa totanus Tureluur, chevalier gam bette, Rotschenkel, red shank

Omdat het een opvallende vogel is die vrij regelmatig te zien is en ook in Nederland en België broedt, kan iedereen hem herken nen. Hij roept zijn eigen naam; zijn roodachtige snavel en poten sprin gen dadelijk in het oog. De duide lijke witte vleugelstreep valt op van zodra hij opvliegt.

Hij nestelt in graspollen langs kleine waters of killen. Hij verlaat de streek als de winter nadert, hoe wel er soms bij zacht winterweer nog vogels te zien zijn.

Zijn broertje de zwarte ruiter (tringa erythropus) broedt niet in ons land en is een doortrekker: we kunnen hem zowel in zijn lichtgrijs gespikkeld winterkleed als in zijn zomerkleed, dat bijna zo zwart is als dat van de merel, bewonderen.

Foto hiernaast: tureluur rustend op één poot

De groenpootruiterSoort: tringa nebularia Groenpootruiter, chevalier à pattes vertes, Griinschen- kel, greenshank

De groenpootruiter wordt hier be schreven omdat vooral zijn helder klinkende roep “tju, tju, tju” zo opvalt en er nogal dikwijls ge vraagd wordt welke vogel zo’n ge luid maakt. Hij is een vrij alge mene doortrekker. Hij staat als een ruiter op al heel hoge poten die grijsgroen zijn en in de vlucht duidelijk voorbij de staart uitste ken. Het is een grijze vogel.

De kemphaanSoort: philomachus pugnax Kemphaan, chevalier com battant, Kampflaufer, ruff

In Nederland kunnen we die prachtige steltloper nog op zijn broedgebieden bewonderen, waar de haantjes met de brede kragen hun schijngevechten ten beste geven. Een dubbel dimorfisme maakt hennetjes heel verschillend van kemphanen: de kleur en de lichaamsbouw. De haantjes zijn veel groter dan de veel bescheide ner hennetjes. Geen enkel haantje

% *, *

M f

172

Page 10: Ganzejacht - Jachtexamen

Grafische voorstelling van al onze voornaamste kleine en middelgrote steltlopers, voorgesteld volgens grootte

1. Wulp(numerius arquata)

2. Witgatje(tringa ochropus)

3. Kleine steltloper(calidris minuta)

4. Rosse franjepoot (phalaropus fulicarius)

5. Bontbekplevier (charadrius hiaticula)

6. Oeverloper (actitis hypoleucos)

7. Bonte strandloper (calidris alpina)

8. Houtsnip (scolopax rusticola)

9. Kemphaan (c?) (philomachus pugnax)

10. Grutto (limosa limosa)

11. Watersnip (gallinago gallinago)

12. Scholekster(haematopus astralegus)

13. Tureluur(tringa totanus)

14. Groenpootruiter (tringa nebularia)

15. Kluut (recurviostra avosetta)

16. Kievit (vanellus vanellus)

17. (Kanoetstrandloper calidus canutus)

18. Goudplevier (pluvialis apricaria)

trekt rond half april een gelijk ge kleurde of getinte kraag en oor- pluimen aan; dan wordt de tint op de poten veel bleker, vuilgeel wordt licht oranje.Tijdens het winterkleed zijn beide vogels grijs gevlekt.De beschrijving van de overige rui ters is alleen nuttig voor specialis ten; ze zijn weinig opvallend. Toch moeten jagers wel rekening hou den met het witgatje, de bosruiter en het oeverlopertje, drie vogels die dikwijls van de modderbanken van een uitdrogende sloot opvlie gen. Als watersnippen bejaagd mogen worden, houden jagers deze ruiters in hun enthousiasme wel eens voor watersnippen. Het

witgatje is nooit te verwarren want zoals zijn naam het zegt, toont het altijd zijn zeer duidelijke witte stuit, zelfs als het zit. Deze drie vogels wippen met kop en staart als ze aan het foerageren zijn.

De grotere stelt lopersGruttoSoort: limosa limosa Grutto, barge à queue noire, Uferschnepfe, black-tailed godwit

De grutto is een fiere vogel, hoog op de poten en met een betrekke lijk lange rechte snavel. Ooit was hij de broedvogel in vochtige duin pannen. Maar waar liggen er nu nog rustige duinen? Hij is wel nog broedvogel in vochtige heidege bieden en grasland dat niet afgege ten of gemaaid wordt. In zo’n gras land lopen geen kieviten: die heb-

* ben er te korte poten voor en jagen bovendien op het oog.Tijdens de baltstijd horen we zijn melodieuze zang “gr-wie-to” en ook regelmatig zijn herhaald “rieta-rieta-rieta”. Hij wordt ook de koning of koningin van onze Kempen genoemd. Zijn staart is opvallend: wit met zwarte eind-

Page 11: Ganzejacht - Jachtexamen

band. De rosse grutto is een door trekker en is duidelijk te herken nen aan zijn gestreepte staart.

De wulpSoort: numenius arquata Wulp, courlis cendré, Gros ser Brachvogel, curlew

De wulp is een vogel waar je niet naast kunt kijken: het is de groot ste Europese steltloper, groter dan een kraai van lichaam en met een zeer lange naar beneden gebogen snavel. Het vederkleed is gevlekt en geelachtig bruin. Zijn melo dieuze roep “koerlie” is vloeiend en trillend. Hij broedt waar de grutto broedt.Tijdens de trek foer ageert hij zowel aan zee als op grasland. Hij overwintert bij zacht winterweer. Zijn broertje of zusje de regenwulp is veel kleiner en is te herkennen aan de overlangs gestreepte kruin en vooral aan zijn roep, als hij doortrekt. Dan is een helder “bi, bi, bi, bi, bi, bi, bi” al van ver te horen.Als we tijdens de wintertijd ergens in het zuiden, zoals op de Canari- sche Eilanden, langs een strand wandelen dan zien we meestal de regenwulp foerageren.

De scholeksterSoort: haematopus ostrale-gusScholekster, huîtrier pie, Austernfischer, oystercatcher

De scholekster komt voor aan de kust op wakken, slikken, schor ren, spuigaten en aan golfbrekers. De laatste decennia vertoont hij meer en meer de neiging naar het binnenland te trekken om er te broeden, vooral als in de buurt kil len en kreken met waadplaatsen aanwezig zijn. Hij broedt zelfs op suikerbietenvelden. Hij trektmeestal weg tijdens de winter.Uit de verschillende internationale naamgevingen kan je zijn levens wijze opmaken: hij leeft vanschelpdieren maar ook van kleine schaaldieren en eventueel van ach tergebleven wormen, slakken en kleine visjes in ondiepe plassen.

Zijn “pie-pie”- of upik, pik, pik”- geroep is kenmerkend (zie Franse benaming).De scholekster is een opvallende vogel: zwarte kop, hals en rug boven een witte borst en buik die hij zowel tijdens de winter als de zomer draagt. Zijn lange rode sna vel en rode poten maken hem nog mooier.

De kluutSoort: recurvirostra avo- cetta Kluut, avocette, Sabel- schnaber, avocet

Wie de kluut ooit gezien heeft, kan hem nooit meer vergeten: een enig lieve vogel met een nogal fladde rende vleugelslag; een gepaste zwarte belijning, die nooit te zwaar lijkt, is een mooi contrast met het overheersende wit. Vooral zijn omhoog gebogen fijne zwarte sna vel is uniek. De vogel is een zomer gast die broedt langs killen en kleine kreekjes en op schorren en wadden. In het ondiepe water zoekt hij met maaibewegingen van de snavel juist boven de bodem naar wat eetbaars: alle kleine wor men, visjes, schaaldieren, slakjes e.a. Hij heeft zwemvliezen.

Links: vliegende scholekster Rechts: de rosse grutto Hieronder: de kluut

Reigerachtigen, ooievaars en de kraanvogelKlasse: vogels Orde: gressores Families: ardeidae, ciconii- dae, gruidae

Dit zijn vogels op betrekkelijk lange poten, die altijd met een in getrokken hals vliegen. Ze hebben een langzame vleugelslag en een spiesvormige grote snavel. Het zijn carnivoren, ze eten dus alleen dierlijk voedsel.

174

Page 12: Ganzejacht - Jachtexamen
Page 13: Ganzejacht - Jachtexamen

De blauwe reigerSoort: ardea cinerea Blauwe reiger, héron cen dré, Fischreiher, heronDe blauwe reiger is een blauw grijze grote vogel. Met een trage vleugelslag vliegt hij naar zijn foe- rageergebied of naar zijn broedko- lonie met voer voor zijn jongen, die ergens in het nest in een hoge boom zitten te wachten. Als een soldaat op wacht zien we hem rus tig stilstaan, maar met een alles- ziend oog loert hij intussen op iets eetbaars. Hij loopt voorzichtig door het water tot ineens zijn hals uitschiet en hij tussen de snavel of erop een vis gespiesd heeft. Tijdens zeer guur winterweer wordt hun aantal flink gedeci meerd want ze trekken niet alle maal weg, misschien door een ge brek aan trekneiging of door een een vorm van aantasting van hun biotoop. Veel moerassige gebie den zijn ontwaterd, landerijen zijn gedraineerd en al het water moet zo vlug mogelijk naar zee. Vroeger waren er veel meer beekjes die veel langer nog tijdens vriesweer kabbelden. Toen vonden de rei gers altijd nog iets eetbaars. Nu niet meer.

STELTLOPERS SCHOLEKSTER TURELUUR WITGATJE WULP

lengte (cm) 43 28 23 53-58

snavel lang, recht, oranje-rood lang, roodachtig met zwarte punt

tamelijk lang zeer lang, omlaag gebo gen

poten vleeskleurig oranjezwart groenachtig lang

kop zwart bruin gestreept oogring en wenkbrauw- streep

geelachtig, bruin

hals zomer : zwart winter : witte keelband

bruin gestreept grijsachtig bruin geelachtig bruin, gestippeld en gevlekt

borst zwart bruin gestreept grijsachtig bruin geelachtig bruin ve derkleed,gespikkeld en gevlekt

bovenzijde zwart bruin gestreept, in vlucht : witte rug, witte achterrand van vleugels

in vlucht bijna zwarte bovendelen

geelachtig bruin ve derkleed, gespikkeld en gevlekt

onderzijde wit wit, dicht gestreept en gevlekt

witte onderdelen, in vlucht bijna zwarte on- dervleugels

vuilwit

flank brede witte vleugel- streep

stuit wit, zwart en witte staart die in vlucht zichtbaar is

staart : zwart en wit ge-bandeerdin vlucht : wit

helder witstaarteinde zwart ge- bandeerd

in vlucht : wit

In regel vliegen vogels met uitge stoken hals, maar reigerachtigen vliegen altijd met ingetrokken hals. Ook de pelikaan is een uit zondering; wegens zijn lange en zware snavel legt hij de kop in de nek.

De kraanvogelSoort: megalornis grus Kraanvogel, grue cendrée, Kranich, crane

De kraanvogel is geen reiger en geen ooievaar. Hij vliegt dus met gestrekte hals, meestal in V-for- matie. Hij broedt niet in ons land

maar is wel een doortrekker die van tijd tot tijd, rond oktober, hier komt foerageren om dan verder naar het zuiden te trekken.De kraanvogel is een zeer grote grijze vogel met afhangende arm- pennen en zwarte staart.

De lepelaarSoort: platalea leucorodia Lepelaar, spatule blanche, Löffler, spoonbill

Er zijn nog een paar broedkolonies lepelaars in Nederland en daar door komen ze tijdens de trek ook over België. In 1988 waren er tij-

o

Formatie vliegende Kraanvogels

Foto hiernaast: de blauwe reiger

176

Page 14: Ganzejacht - Jachtexamen
Page 15: Ganzejacht - Jachtexamen

dens de herfsttrek op één dag in het Zwin welgeteld zevenendertig. Ze vertonen de kalme vlucht van een reiger maar met uitgestrekte hals. Het is een volledig sneeuw witte vogel, behalve de donkere snavel en poten. Met halvemaan vormige maaibewegingen zoekt hij met die spatelvormige gevoelige snavel naar kleine waterdieren die hij tussen die lepels klemt.

De ooievaarSoort: ciconia ciconia Ooievaar, cigogne blanche, weisser Storch, white stork

Niet-reigerachtigen vliegen alle maal met uitgestoken hals. We kunnen dat zeer duidelijk zien als

een ooievaar hoog in de lucht over ons land vliegt, ofwel in het Zwin waar hij door wijlen Graaf Lippens werd geïntroduceerd.

Tijdens het baltsritueel horen we hem veelvuldig klepperen. Hij bezit geen stembanden en moet dus met zijn grote rode snavel klepperen.De ooievaar foerageert op een ge heel andere wijze dan een reiger: al wandelend speurt hij naar al wat eetbaar en dierlijk is. Zijn lichaam is wit behalve de zwarte grote slag pennen en de poten, die zijn hel derrood.

Zijn broer, de zwarte ooievaar, is bijna volledig zwart behalve op de buik en de flanken. Hij is een zeer zeldzame gast. Beide soorten trek ken naar het zuiden.

De zeldzame purperreiger broedt niet in België maar wel in enkele kleine kolonies in Nederland en trekt hier door in het vroege na jaar. Hij is fijner gebouwd en nog veel schuwer dan de blauwe reiger.

We ontmoeten hem enkel in dichte oevervegetatie. Onmiddellijk valt zijn bruin-purpergetinte kleur op.

De kwak, de roerdomp en het wouwaapje zijn min of meer zeld zaam en broeden bij ons.

De ralreiger, de koereiger en de kleine- en grote zilverreigerkomen nog zelden voor.

De ooievaar maakt een landing.Rechts: de sierlijke hals van de purperrei ger

Page 16: Ganzejacht - Jachtexamen

De strandlopersKlasse: vogels Orde: charadriformes Familie: scolopacidaeStrandlopers zijn allemaal betrek kelijk kleine vogels met een ge drongen lichaam en op vrij korte pootjes. Hun snaveltje is iets lan ger dan de lengte van de kop zijde lings bekeken. Ze kunnen onver wachts zeer snel beginnen rennen, een eigenschap die we in hun bena ming terugvinden.De bonte strandloper en de ka- noetstrandloper zijn niet erg zeld zaam en vallen ook het meest op. Ze broeden niet in ons land en het zijn dus doortrekkers die we aan de kust of op schorren en slikken moeten zoeken.

STELTLOPERS KIEVIT GOUDPLEVIER-ZILVERPLEYIER

GRUTTO KLUUT

lengte (cm) 31 28 41 43

snavel kort, recht kort, recht lang, recht lang, slank, omhoog gebogen, zwart

poten donkerrood blauwgrijs lang, uitstekend tijdens vlucht

lang, loodblauw

kop lange puntige kuif zomer : gedeeltelijk zwart gezicht met gele zoomwinter : wit grote ogen

zomer : kastanjebruin winter : muiskleurig

zwarte kruin en achter- nek

hals zwart zomer : zwart winter : wit

zomer : kastanjebruin winter : grijs

wit

borst brede zwarte band zomer : zwart winter : wit

zomer : kastanjebruin winter : grijs

wit

bovenzijde zwartgroen donker, goud(zil- ver)kleurig gespikkeld

brede witte vleugel streep

zwart en wit

onderzijde witbrede, zeer afgeronde vleugels

van scherp met zwart begrensd wit van kin tot buik, tot minder be grensde en minder uit gebreide zwarte vlek ken

zomer : wit met don kere dwarsstrepen winter : lichtgrijs

wit

flank zomer : wit met don kere dwarsstrepen winter : muiskleurig

2 zwarte vleugellijnen 2 zwarte handpennen

stuit wit met brede, zwarte eindbandkastanjebruine onder- staartdekveren

witte staart met zwarte eindband

zilverplevier: opvallend zwarte oksels, lichte vleugelstreep, witach- tige stuit en staart, grijze bovendelen

179

Page 17: Ganzejacht - Jachtexamen

Verder is er nog het oeverlopertje dat ook best bij de strandlopers wordt gerangschikt.

De snippenKlasse: vogels Orde: charadriformes Familie: scolopacidae

Snippen zijn vogels die niet op lange poten lopen, nogal een ge drongen uitzicht vertonen en vooral een naar verhouding zeer lange snavel bezitten. In sommige landen zijn het nog altijd een zeer begeerde jachtvogels zowel om hun snelle vlucht als om hun fijn wildbraad. Alle vier zijn het bruin- getinte vogels.

De watersnipSoort: capella gallinago Watersnip, bécassine des marais, Bekassine, snipe

Bij onraad houdt de watersnip zich roerloos stil om op tijd met een zeer snelle sprong en een zigzag gende vlucht op hoogte te komen.

Ondertussen hoort men zijn ras pende roep “retsj” die zeer ken schetsend voor de soort, is want bokje en poelsnip doen dat niet.

Het moeilijkste schot!

De bruine vogel met bleke isa- belkleurige overlangse strepen op de kop, de hals en de zwarte rug, maar dwarsliggend op de staart, maken dat de vogel zich goed kan camoufleren, vooral tussen de oude stengels waar riet werd ge maaid. Enkel van op een flinke af stand en met de kijker zijn ze goed te observeren. Soms zitten ze met enkele tientallen bij elkaar.

Ze broeden in ons land en trekken weg als de winter nadert: de trek begint al in september. Tijdens guur winterweer zien we de nako- mers in stromende slootjes naar

het laatste voedsel zoeken. Eer tijds was het een vrij algemeen ver spreide vogel, maar door het verla gen van het grondwaterpeil zijn vele weiden te droog geworden, daarom vliegen de meeste door naar Engeland en Frankrijk of zelfs naar Portugal.

Het bokjeSoort: lymnocryptes minu tus Bokje, bécassine sourde, Zwergschnepfe, jack snipe

Het bokje is kleiner dan de water snip en heeft de eigenschap zeer laat op te vliegen als het verstoord wordt, bijna van onder de laars en daarom wordt het door de Fransen “sourde = doof” genoemd en ook Vlamingen noemden het altijd dove snip. Het bokje komt in veel kleiner aantal voor dan de water snip.

WATERHOEN MEERKOET WATERRAL WATERSNIP BOKJE POELSNIP

lengte (cm) 33 38 28 26 19 28

snavel rood met gele puntrode bles

witwitte bles

lang, rood lang, donker bruin

korter dan wa tersnip

korter dan wa tersnip met zwaardere basis

poten groengeel met rode hielband, zeer lange tenen

groen, gelobd rozebruin, roest bruin

kort kort kort

kop zwart, gaat op en neer tijdens zwemmen en lopen

gitzwart, glan zend

gezicht en keel zijn leigrijs

overlangse lichte strepen, bleke middenkruin- streep

donkere mid- denkruinstreep

overlangse lichte strepen, bleke middenkruin- streep

hals zwart leizwart leigrijs

borst bruinzwart leizwart leigrijs

bovenzijde bruinzwart leizwart donkerbruin met zwart gestreept

zwart en rossig, sterk isabelkleu- rig gestreept

lichte rugstrepen contrasterend met donker pur peren glans

donkerder dan watersnip

onderzijde bruinzwart leizwart blauwgrijs meer dwarsge- streept dan wa tersnip

flank brede onregel matige witte flankstreep

leizwart zwart en wit ge- bandeerd

geen bandering op flank

stuit witte onder- staartdekveren met zwarte mid- denstreep schokt tijdens het zwemmen en het lopen

leizwart vuilwitte onder- staartdekveren

een weinig wit op buitenpennen 14 staartveren

waaiervormige staart met 2 lange binnenve ren

meer wit op bui tenste staartpen- nen dan de wa tersnip16 staartveren

180

Page 18: Ganzejacht - Jachtexamen

KNOBBEL ZWAAN

WILDEZWAAN

KLEINEZWAAN

AALSCHOL VER

VISDIEFJE ZWARTESTERN

lengte (cm) 152 152 122 90 36 24

snavel oranjerood met zwarte knobbel

zwart met ci troengele basis; geel loopt tot in punt voorbij de neusopening

zwart, kleinere afgeronde gele basis tot voor neusopening

geelachtig, zwaar, met haak aan uiteinde

oranjerood met zwarte punt

zwart

poten kort, zwart, naar achteren ge plaatst

zwart zwart zwartachtig vuurrood roodbruin

kop witzwart rond oog

platter en langer dan knobbel zwaan, wit

wit, zwarte mid- denstreep van snavel kan door lopen tot op voorhoofd

witte kin zwarte kruin zwartwinter : wit voorhoofd, witte nek

hals sierlijk gebogen met naar bene den gerichte snavel, wit

stijf rechtop, wit korter en dikker dan wilde zwaan, wit

zwart wit zwart

borst wit wit wit zwart wit zwart

bovenzijde opgerichte vleu gels tijdens zwemmen bij agressie : over rug gebalde vleugels

wit wit zwart, donker bruin

bleekgrijs leigrijs

onderzijde wit wit wit glanzend blauw zwart

wit, in vlucht zijn de binnenste 4 handpennen semitransparant (lichte plek)

zwart, leigrijze vleugels winter : witte onderdelen

flank wit wit wit witte dijvlek in broedtijd

stuit wit, op punt uit lopend en naar omhoog staand

wit wit lange wigvor mige staart

grijs, lange bui tenste staartpen- nen

witte onderstaart

De poelsnipSoort: capella media Poelsnip, bécassine double, Doppelschnepfe, great snipe

De poelsnip is een zeldzame vogel die een enkel keertje wordt opge jaagd tijdens wandelingen langs moeras, natte laagten en vochtige weiden. Hij is duidelijk groter dan de watersnip en het bokje. Met de eerste zou verwarring nog moge lijk zijn. Vooral tussen jonge wa tersnippen en poelsnippen is ver gissing mogelijk omdat de eerste soms hun roep niet laten horen. De poelsnip bezit zestien veren in de staart, de watersnip slechts veertien. Het is een doortrekker.

De houtsnipSoort: scolopax rusticola Houtsnip, bécasse des bois, Waldschnepfe, woodcock

De houtsnip heeft vele epitheta: de dame met de grote ogen, dé trofee voor de jager, het delicaat ste wildbraad, de onzichtbare, de vogel met de geheimzinnige le venswijze en vooral de vogel met een vlucht die aan die van een vle- dermuis doet denken.Haar schutkleur is onovertrefbaar, maar ze weet ook gebruik te maken van iedere tint op de grond. Tussen afgevallen bladeren zijn enkel en alleen haar ogen te zien. Haar onzichtbare levenswijze in

181

Page 19: Ganzejacht - Jachtexamen

het bos tussen allerlei vegetatie maakt dat haar aanwezigheid altijd onderschat wordt: er zijn er meer dan wordt gedacht, want er is nogal wat bos in Oost-Europa. Ze broeden bij ons maar de meeste zijn doortrekkers, vooral als in het Hoge Noorden, zoals Finland, de vorst inzet, komen ze naar onze streken. Sommige proberen zelfs te overwinteren maar temperatu ren lager dan min vijftien graden Celsius zijn voor hen dodelijk. Ze hebben de grootte van een patrijs maar zijn roestbruin met meestal dwarse isabelkleurige strepen ook op de kop.Volgens de jachtwetgeving behoort de houtsnip tot het klein wild en niet tot het waterwild hoewel alle steltlo pers automatisch bij het waterwild worden gerangschikt. Maar daarom zijn ze nog geen bejaag- baar wild!

Meeuwen en sternenDe meeuwenKlasse: vogels Orde: charadr ifor mes Familie: laridae

Meeuwen en sternen zijn zeevo gels die meestal wit zijn. De meeste meeuwen zijn echte zeevo gels. Sternen gelijken op meeuwen maar bezitten bijna altijd een ge vorkte staart en de meeste soorten zijn ook wit.Er zijn veertien soorten meeuwen en elf soorten sternen. Enkel de de soorten die vrij algemeen voor komen, halen we aan en beschrij ven we summier.

De kokmeeuwSoort: larus ridibundus Kokmeeuw, mouette rieuse, Lachmöwe, black-headed gull

Vijftig jaar geleden was de kok meeuw nog een zeevogel, nu vliegt hij overal waar iets te eten valt: over akkers, in het dorp en in de stad, tot zeer ver in het binnen land. Zelfs op meren is hij al een dagelijkse gast. Het voedselaan

bod zou daarvan de oorzaak zijn. We gaven haar de naam “kok meeuw” omdat ze de schepen volgt om de overboord gegooide etensresten op te pikken. Ze is im mers een alleseter en een zeer slechte visser, die vooral op aas foerageert of op weinig beweeg lijke dieren zoals regenwormen en slakken als de boer aan het ploe gen is.Als in augustus de mieren zwer men, dan zie je de meeuwen naast de spreeuwen die vliegende mie ren in de lucht achtervolgen. In de steden komen ze op de venster banken om brood en vleesresten schooien. Gooi ergens een hoopje voedselresten en het is verbluffend hoe vlug een groep meeuwen eerst een tijdje rond dat hoopje vliegt totdat één de eerste aanval durft doen. Er zijn zoveel kokmeeuwen dat we ze de ratten van de lucht kunnen noemen en waarlijk, ze laten voor andere vogels bijna niets meer over.Ze is een beweeglijke en luidruch tige meeuw met een algemeen wit uitzicht met bleekgrijze vleugels en donkergrauwe vleugeltoppen, vuilrode snavel en poten. Het brui

loftskleed, aangetrokken in de lente, bestaat uit een chocola dekleurige kap met witte oogring.Tijdens de winter verdwijnt die chocoladekleurige kap en een vuil bruine onregelmatige vlek op de kop en achter het oor blijven dan nog een herinnering ervan. Meeu wen komen slechts in hun derde levensjaar op kleur en zo zijn er nogal wat verschillen bij dezelfde vogels. Zo hebben tweejaarse meeuwen een brede zwarte eind- band aan de staart terwijl de oude een volledig witte staart dragen.Een meeuw die zowel tijdens het broedseizoen als tijdens het win terkleed met de kokmeeuw ver ward kan worden, is de zwartkop- meeuw, waarvan de kop duidelijk zwart is en ook een gedeelte van de hals en nek. Enkele paren broe den in het Zwin. Het zijn nieuwko mers. Meeuwen leggen meestal drie eieren.

Kokmeeuwen in groep boven de schorren van het Zwin

182

Page 20: Ganzejacht - Jachtexamen

MEEU WEN

KOKMEEUW ZWARTKOP-MEEUW

ZILVERMEEUW STORMMEEUW MANTELMEEUW

lengte (cm) 38 39 56 41 74

snavel scharlaken helderrood, zwaar der dan kokmeeuw, afhangende punt

zware gele snavel met bloedvlek aan de ondersnavel

groengeel, fijner dan de zilvermeeuw

zwaar, geel

poten scharlaken helderrood vleeskleurig blauwgeel vleeskleurig

kop zomer : chocolade bruinwinter : komma-vor- mige vlek achter oog

zomer : gitzwart tot op nek met opval lende gebroken witte oogring winter : als kok meeuw

wit wit, ronder dan bij zilvermeeuw

zwaar, wit

hals vuilwit vuilwit wit wit wit

borst vuilwit vuilwit wit wit wit

bovenzijde vuilwit, bijna grijs witte vleugelboeg

vuilwit, bijna grijs witte vleugelboeg

zilvergrijs zwart met witte vleugelpunten

lichtgrijs zwart met witte vleugelpunten

zwart

onderzijde donkergrauwe hand- pennen

witte handpennen zonder zwarte punt

wit wit witzwarte streep op on- dervleugel

Page 21: Ganzejacht - Jachtexamen

De zilvermeeuwSoort: larus argentatus Zilvermeeuw, Goéland ar genté, Silbermöwe, herring gull

De zilvermeeuw is een flinke, grote, witte vogel met grijze vleu gels (argenté of silber), gele sna vel, een bloedvlek aan de onder snavel en vleeskleurige poten. De toppen van de vleugels zijn zwart wit. Ook is er veel verschil met jonge vogels, die bleekbruin ge vlekt zijn en een donkere snavel hebben. Haar roep is een luid gut turaal “klieuauw” dat we ook op radio en t.v. te horen krijgen, als het geluid van de zee moet nage bootst worden. Er komen ook te veel zilvermeeuwen en ze zijn schadelijk voor vele grondbroe ders op schorren en wadden.Een vogel van hetzelfde postuur maar met leikleurige bovenvleu gels is de kleine mantelmeeuw. De mantelmeeuw is veel groter en de leikleurige vleugels zijn bijna zwart. Het zijn vogels die we meestal tijdens de wintermaanden aan de kust en zelfs tot op vuilnis belten te zien krijgen. De kleine mantelmeeuw komt vrij veel voor.

De stormmeeuwSoort: larus canus Stormmeeuw, goéland cen dré, Sturmmöwe, common gull

De stormmeeuw is groter dan de kokmeeuw maar kleiner dan de zilvermeeuw. Als kokmeeuwen op de vlucht gaan, dan zien we meestal ook enkele stormmeeu- wen, want die dragen dezelfde zwart-witte vleugelpunten. Lopen ze op het land, dan vallen de groengele snavel aan de volledig witte en ronde kop en de groengele poten op.De stormmeeuw is nogal zwijg zaam maar haar schelle roep is ver te horen. Het is een doortrekker hoewel ze in het Zwin en ook in de duinen van de Nederlandse kust als zeldzame broeder voorkomt. Tijdens de wintermaanden zitten er tussen de foeragerende meeu wen altijd enkele stormmeeuwen, vooral op stortplaatsen.

Grafische voorstelling van onze voornaamste meeuwen1. Mantelmeeuw 2. Zilvermeeuw 3. Kokmeeuw

Foto onder: stormmeeuw bij haar nest met kuikens

188

Page 22: Ganzejacht - Jachtexamen

Boven: de zilvermeeuwRechts: Het visdiefje slaat een visje.

De dwergmeeuwSoort: larus minutus Dwergmeeuw, mouette pyg mée, Zwergmöwe, little gull

Van de meeuwen die op de kok meeuwen lijken, is de dwerg meeuw de kleinste. We kunnen haar door haar zwarte kap onder scheiden. Ze broedt in Nederland. Een klein aantal dwergmeeuwen trekt door. Rond het IJsselmeer zien we ze zelfs tijdens de zomer vrij veel rondvliegen.

De drieteenmeeuwSoort: rissa tridactyla Drieteenmeeuw, mouette tridactyle, Dreizehenmöwe, kittiwake

De drieteenmeeuw trekt vrij regel matig langs onze kusten; ze spoelt hier soms ook als stookolieslacht- offer aan. Haar vleugeltoppen zijn als in inkt gedoopt en ze bezit slechts drie tenen.

Haar roep is een luid ukitti-week” en de Engelsen noemen ze dan ook kittiwake. Meestal zien we deze meeuw op t.v. als kolonies van zeevogels op rotsachtige eilanden worden getoond.

De sternenKlasse: vogels Orde: char adr if or mes Familie: sternidae

Het visdiefjeSoort: sterna hirudo Visdiefje, sterne pierre- garin, Flusseeschwalbe, common tem

Dit fijn gestroomlijnde vogeltje heeft scherpe vleugels en een lange gevorkte staart, een zwarte kruin, een oranjerode snavel met een zwarte punt en rode korte pootjes. Er is niet zoveel verschil tussen zomer- en winterkleed.We ontmoeten de vogel aan de kust, achter vissersschepen aan vliegend , stootduikend-foerage- rend boven zoetwaters en broe dend op schorren of duingebieden.

Als de winter nadert, vliegt hij naar het zuiden.Soms kan de Noordse stern voor verwarring zorgen omdat hij sterk op het visdiefje lijkt, maar zijn sna vel is helemaal rood. Een derde broer is de DougalPs stern, maar die is slanker dan de twee vorige en vooral de vleugels zijn langer en komen ver voorbij de staart als de vogel zit. Het visdiefje komt zelden voor.

189

Page 23: Ganzejacht - Jachtexamen

De dwergsternSoort: sterna albifrons Dwergstern, sterne naine, Zwergseeschwalbe, little tern

De dwergstern broedde enkele jaren geleden nog in het Zwin en hij broedt nu nog in Nederland. Het is een typische stern, maar wel een kleine. Hij heeft hele korte, gele pootjes, een gele snavel en een wit voorhoofd. Zoals alle ster nen vliegt hij bij het naderen van de herfst naar het zuiden. In Vlaanderen komt hij alleen voor als doortrekker.

De grote sternSoort: sterna sandvieensis Grote stern, sterne caugek, Brandseeschwalbe, sand wich tern

De grote stern komt in Nederland in de Griend, “De Beer” in een grote kolonie en verder als broed- vogel langs de kust voor. In België zien we hem alleen als doortrek ker. Hij heeft lange vleugels, een korte staart en een lange, slanke zwarte snavel met gele punt. De glanzende zwarte kruin draagt ver lengde vederen aan het achter hoofd die bij opwinding gedeelte lijk opgericht worden.

De lachstern gelijkt er een beetje op, maar die bezit geen gele sna- velpunt en ook niet die achter- hoofdveren. De reuzenstem is zo groot als een zilvermeeuw, maar veel slanker gebouwd. Door zijn grote scherpe en rode snavel kan je hem onmogelijk met een meeuw verwarren. Het is een zeer zeld zame dwaalgast.

De zwarte sternSoort: chlidonias niger Zwarte stern, guifette épu- vantail, Trauerseeschwalbe, black tem

De wetenschappelijke naam chli donias toont aan dat het om een totaal andere groep van sternen gaat. We zien dat vooral tijdens de

trek, als ze ofwel naar het zuiden vliegen, ofwel naar hun broed plaatsen in Europa terugkeren. Drie soorten kunnen ons land aan vliegen: de zwarte stern, de wit- wangstern en de witvleugelstern. De laatste twee soorten zijn hier zeer zeldzaam. De zwarte stern is een volledig zwarte vogel met witte onderstaartveren. Zijn win terkleed is veel bleker. Hij vliegt nogal schokkend boven het water waar hij naar kleine waterdiertjes hapt of ze van het wateroppervlak pikt.

De bleshoenders en rallenKlasse: vogels Orde: gruiformes Familie: rallidae

Bleshoenders en rallen zijn vogels die gekenmerkt zijn door het bezit van een min of meer duidelijke vergrote washuid aan de basis van de snavel en aan het voorhoofd. Ze hebben meestal de neiging om

190

Page 24: Ganzejacht - Jachtexamen

op en nabij het water te leven of in vochtige streken te vertoeven. Ze bezitten geen zwemvliezen maar meestal lange tenen om op waterplanten te kunnen wandelen. De meeste hebben een verborgen levenswijze en er is zelfs één verte genwoordiger die niet meer kan vliegen, de Takahe van Nieuw- Zeeland. Er is geen dimorfisme bij de geslachten.

Het waterhoentjeSoort: gallinula chloropus Waterhoentje, poule d ’eau, Teichhuhn, moorhen

Het waterhoentje heeft een duide lijke schuitvorm, vliegt wegens de voeten zonder zwemvliezen water trappend op en zwemt onder water. Het kan flink lopen, vliegen en klimmen! Het is zeer verstandig en weet van alle omstandigheden handig gebruik te maken om te overleven. Als slechte vlieger ver plaatst het zich enkel ’s nachts om niet door roofvogels geslagen te worden. Daarom vliegt het niet vlug op en wordt het door de jacht hond dikwijls tussen de vegetatie opgestoten of gepakt.De jongen van het voorgaande nest helpen de kuikentjes van het volgende nest, dus hun jongere broertjes of zusjes, voederen want moeder zit misschien al op een derde nest te broeden. Water hoentjes vallen aan heel wat pre datoren ten prooi en enkel hun grote vruchtbaarheid helpt de soort in stand te houden. Ook strenge winters zijn dikwijls nefast voor vele vogels: wegens hun slechte vliegbekwaamheid ver trekken ze soms te laat en worden ze door het strenge winterweer verrast. Het zomerkleed is wel iets intensiever gekleurd en ook de snavel en de bles zijn roder.

De meerkoetSoort: fulica atra Meerkoet, foulque ma- croule, Blasshuhn, coot

De meerkoet heeft meer water nodig heeft dan het waterhoentje omdat hij volledig het silhouet van een duikeend bezit en er ook naar leeft. Al duikend zoekt hij meestal

zijn voedsel. Hij verblijft dus liever op open water zolang er voldoende voedsel te vinden is. Uit noodzaak gaat hij soms aan land foerageren. De rallidae hebben geen zwem vliezen, maar de meerkoet heeft een ander hulpmiddel om te dui ken: gelobde tenen, waardoor hij zeer goed en tamelijk diep kan dui ken. Tot op twee à drie meter durft hij de “boilie”, visaas voor de kar- pervisserij, te zoeken.Het is een leizwarte vogel, zijn kop en zijn hals zijn iets donkerder en hij heeft een grote witte bles die hoger dan het oog loopt. De meer koet is een algemene broedvogel met hetzelfde foerageergedrag als de waterhoen. De kuikentjes heb ben een roestrode, bijna naakte kop, terwijl die van de waterhoen volledig zwart zijn.De meerkoet broedt tot een stuk in augustus. Tijdens de winter zijn ze ook slachtoffer van de koude en de meeste meerkoeten die we dan aantreffen komen uit het noorden. De meerkoet verdraagt geen an dere broedvogels in zijn nabijheid zoals eendedonsjes e.a.

Het porseleinhoentje, het klein waterhoen, het kleinste water hoen, de kwartelkoning en de wa-terral zijn vogels die in een dichte

oevervegetatie of moerassige om geving voorkomen. Alleen bij zeer ernstige verstoring komen we zo’n vogel tegen. Met veel geduld en heel voorzichtig kan je ze een mo ment observeren. Vooral de wa- terral, die zeer dikwijls zijn luide roep “kip, kip, kip” heeft laten horen, zien we dan op een moeras sige open plek te voorschijn komen. Zijn nogal lange vuilrode snavel en gevlekt donkerbruin kleed, dat zoals dat van de meeste van zijn soortgenoten fijn uitgete kend is, springen ons in het oog.

De aalscholverKlasse: vogels Orde: pelecaniformes Familie: phalacrocoracidae Soort: phalacrocorax carbo Aalscholver, grand cormo ran, Kormoran, cormorant

De aalscholver heeft vier tenen met zwemvliezen ertussen. De aal scholver is een slanke vogel, don ker en met bruine vleugels. De snavel is sterk met scherpe randen en een zeer scherpe haak aan de snavelpunt, die makkelijk door de

191

Page 25: Ganzejacht - Jachtexamen

huid van een mens dringt als de vogel een uitval doet.Zijn vlucht is rechtlijnig en meestal in linie. De staart is betrekkelijk lang, wat hem duidelijk van bijna alle anserif ormes onderscheidt. De vogel bezit slechte stuitklieren en geen waterdicht pak. Hij is ver plicht zich in de wind of de zon te drogen na enkele duiken. Het is een viseter, vooral paling is zijn geliefde prooi. Hij broedde in Bel gië (Meetkerke) maar nu broedt hij alleen nog in Nederland waar de kolonies te groot worden en veel schade aan de viskwekerijen berokkenen.

Foto rechterpag.: de kwak en haar sta rende blik ^ De aalscholver

De aalscholver heeft een kleinere broer de kuifaalscholver, die meer een zeevogel is en op rotseilanden broedt zoals aan de ingang van het Kanaal. Daardoor is hij soms een bezoeker langs onze kust.

De jan-van-gentKlasse: vogels Orde: pelecaniformes Familie: sulidae Soort: sula bassana Jan-van-gent, fou de bas- san, Basstölpel, gannet

De jan-van-gent is een grote slanke witte vogel maar zijn tien grote slagpennen zijn zwart. De snavel is meer dolkvormig en grijs. Storm drijft sommige vogels soms tot in het binnenland en dan zijn ze moe, maar nog altijd sterk ge noeg om een uitval te doen. Door de korte poten en de zeer lange vleugels kunnen ze moeilijk op vliegen en zijn ze makkelijk te van gen.

192

^ Jan-van-gent met jong