Futur proche

12

Transcript of Futur proche

Page 1: Futur proche
Page 2: Futur proche

Futur proche

Als je wilt zeggen dat je iets binnen korte tijd gaat doen, gebruik je de futur proche. Vertaald betekent dat: de nabije toekomende tijd.

Page 3: Futur proche

Futur proche

Als je wilt zeggen dat je iets binnen korte tijd gaat doen, gebruik je de futur proche. Vertaald betekent dat: de nabije toekomende tijd.

Deze bestaat uit 2 werkwoordenEen vorm van het werkwoord aller met een heel werkwoord erachter.

Page 4: Futur proche

Futur proche

Als je wilt zeggen dat je iets binnen korte tijd gaat doen, gebruik je de futur proche. Vertaald betekent dat: de nabije toekomende tijd.

Deze bestaat uit 2 werkwoordenEen vorm van het werkwoord aller met een heel werkwoord erachter.

Je vais demander la carte

Page 5: Futur proche

Futur proche

Als je wilt zeggen dat je iets binnen korte tijd gaat doen, gebruik je de futur proche. Vertaald betekent dat: de nabije toekomende tijd.

Deze bestaat uit 2 werkwoordenEen vorm van het werkwoord aller met een heel werkwoord erachter.

Je vais demander la carte Tu vas regarder la télé

Page 6: Futur proche

Futur proche

Als je wilt zeggen dat je iets binnen korte tijd gaat doen, gebruik je de futur proche. Vertaald betekent dat: de nabije toekomende tijd.

Deze bestaat uit 2 werkwoordenEen vorm van het werkwoord aller met een heel werkwoord erachter.

Je vais demander la carte Tu vas regarder la téléIl, elle, on va écouter la radio

Page 7: Futur proche

Futur proche

Als je wilt zeggen dat je iets binnen korte tijd gaat doen, gebruik je de futur proche. Vertaald betekent dat: de nabije toekomende tijd.

Deze bestaat uit 2 werkwoordenEen vorm van het werkwoord aller met een heel werkwoord erachter.

Je vais demander la carte Tu vas regarder la télé Il, elle, on va écouter la radioNous allons lire un livre

Page 8: Futur proche

Futur proche

Als je wilt zeggen dat je iets binnen korte tijd gaat doen, gebruik je de futur proche. Vertaald betekent dat: de nabije toekomende tijd.

Deze bestaat uit 2 werkwoordenEen vorm van het werkwoord aller met een heel werkwoord erachter.

Je vais demander la carte Tu vas regarder la téléIl, elle, on va écouter la radioNous allons lire un livreVous allez acheter un cadeau

Page 9: Futur proche

Futur proche

Als je wilt zeggen dat je iets binnen korte tijd gaat doen, gebruik je de futur proche. Vertaald betekent dat: de nabije toekomende tijd.

Deze bestaat uit 2 werkwoordenEen vorm van het werkwoord aller met een heel werkwoord erachter.

Je vais demander la carte Tu vas regarder la télé Il, elle, on va écouter la radio Nous allons lire un livre Vous allez acheter un cadeau Ils,elles vont jouer au foot

Page 10: Futur proche

Futur proche

Als je wilt zeggen dat je iets binnen korte tijd gaat doen, gebruik je de futur proche. Vertaald betekent dat: de nabije toekomende tijd.

Deze bestaat uit 2 werkwoordenEen vorm van het werkwoord aller met een heel werkwoord erachter.

Je vais demander la carte ( ik ga de kaart vragen )Tu vas regarder la télé ( jij gaat tv kijken )Il, elle, on va écouter la radio ( hij, zij, men gaat naar de radio luisteren )Nous allons lire un livre ( wij gaan een boek lezen )Vous allez acheter un cadeau ( jullie gaan een cadeau kopen )Ils,elles vont jouer au foot ( zij gaan voetballen )

Page 11: Futur proche

Futur proche

Als je wilt zeggen dat je iets binnen korte tijd gaat doen, gebruik je de futur proche. Vertaald betekent dat: de nabije toekomende tijd.

Deze bestaat uit 2 werkwoordenEen vorm van het werkwoord aller met een heel werkwoord erachter.

Je vais demander la carte ( ik ga de kaart vragen )Tu vas regarder la télé ( jij gaat tv kijken )Il, elle, on va écouter la radio ( hij, zij, men gaat naar de radio luisteren )Nous allons lire un livre ( wij gaan een boek lezen )Vous allez acheter un cadeau ( jullie gaan een cadeau kopen )Ils,elles vont jouer au foot ( zij gaan voetballen )

Page 12: Futur proche