FRANSE REVOLUTIE TOETS Verlichting 2267histoforum.net/toetsmateriaaltijdvakken/Franse...
Embed Size (px)
Transcript of FRANSE REVOLUTIE TOETS Verlichting 2267histoforum.net/toetsmateriaaltijdvakken/Franse...

FRANSE REVOLUTIE Oorzaken
Verlichting
TOETS
2267
BRON I
Arthur Young was een Engelse schrijver over landbouw en economie. In 1787 maakte hij voor het eerst een reis
door Frankrijk; het verslag daarvan verscheen onder de naam 'Travels in France'. Hieronder staan twee
fragmenten uit dit verslag. De Hurons vormen een Indianenstam in Noord-Amerika.
"Naar Combourg: Het land maakt een woeste indruk; het boerenbedrijf is niet veel verder ontwikkeld, althans in
vakbekwaamheid, dan onder de Hurons (…) De mensen zijn bijna net zo wild als hun land en hun stad
Combourg is een van de meest hardvochtige, smerige plaatsen die men kan tegenkomen; huizen van
opgedroogde modder, geen ramen en een wegdek met zoveel scheuren dat het alle voorbijgangers hindert (…)
Naar Guingamp: trieste omgeving vol met omheinde stukjes land. Châteaulandren gepasseerd en in Basse-
Bretagne aangekomen: in één oogopslag herkent men een ander volk. Men ontmoet een slag mensen die geen
ander antwoord op je vragen hebben dan: 'Ik weet niet wat u zegt' of: 'Ik begrijp er niets van'. Guingamp
binnengekomen door poorten, torens, fortificaties die van de oudste militaire bouwkunst schijnen te zijn: alles
getuigt van vroeger en is in volmaakte staat van onderhoud. De woningen van de armen zijn lang niet zo goed:
het zijn miserabele hutten van gedroogde modder, zonder ramen van glas, bijna zonder licht; maar er zijn
schoorstenen van klei. Ik was daar tijdens mijn middagdutje in Belle-Isle toen de herbergier naar het hoofdeinde
van het bed kwam en aan het gordijn trok waardoor een regen van spinnen op mij neerkwam, om mij te zeggen
dat ik een voortreffelijke Engelse merrie had en dat een heer deze van mij wilde kopen."
BRON II
Deze grafiek geeft in 1789 voor de
drie standen in Frankrijk aan welk
percentage van de totale bevolking
zij uitmaken, welk percentage van de
grond zij bezitten en welk percentage
van hun inkomen zij aan belasting
moeten betalen.

BRON III
In Frankrijk gepubliceerde tekening van Marie Antoinette.
1 Je kunt de bronnen I, II en III gebruiken om de oorzaken van de Franse Revolutie te illustreren. Leg
van elk van de bronnen apart uit bij welke oorzaak van de Franse Revolutie deze het beste past.
2 Leg uit waarom het Verlichtingsdenken in Frankrijk aan het uitbreken van de Franse Revolutie heeft
bijgedragen.
3 Beredeneer welke van de bronnen I, II en III het beste past bij de Verlichtingskritiek op de
samenleving van het Ancien Régime.
Marie Antoinette, Aartshertogin van Oostenrijk, Koningin van Frankrijk, in hofjurk, bezet met parels, slingers en kwasten, met een violetkleurige koninklijke mantel, versierd met goudkleurige lelies, met een kapsel bezet met parels, bloemen, veren en diamanten spelden.

FRANSE REVOLUTIE Ancièn Régime
Oorzaken revolutie
Grondbezit
Standenmaatschappij
TOETS
384
BRON I
De Engelsman Arthur Young over het Franse platteland, 1787.
"Het grootste gedeelte van dat braak liggende land behoorde aan de prins de Soubise, die er geen stukje van wenste
te verkopen. En zo komt het dan dat ge, wanneer ge een grand seigneur tegen het lijf loopt, ook al bezit hij
miljoenen, er zeker van kunt zijn, dat zijn grondbezit volmaakt verwaarloosd is. De uitgestrektste landgoederen
behoren aan de hertog van Bouillon en deze prins toe; de enige tekenen van hun grootheid, die ik tot nu toe ontdekt
heb, waren verwaarlozing (...) woestenij, varens, heide (...) O, als ik het in Frankrijk maar een dag voor het zeggen
had, dan zou ik die grote heren (...)"
BRON II
Statistische gegevens over de bevolking van Frankrijk en de verdeling van het grondbezit, 1789.
bevolking
percentage van het
grondbezit
aantal %
geestelijkheid 150.000 1 10
adel 400.000 2 25
derde stand: bourgeoisie 2.000.000 8 25
derde stand: boeren 20.000.000 83 30
derde stand: arbeiders 2.000.000 8 0
1 Young bespreekt in zijn boek (I) de manier waarop veel Franse edelen hun grondbezit beheerden. Wat
constateert hij over dat beheer? Verwijs in je antwoord naar de tekst van bron I.
2 Waardoor waren de edelen in staat hun grondbezit te exploiteren op de manier die Young beschrijft?
Twee oorzaken noemen.
3 Aan de gegevens in bron II zal Young zeker een argument ontleend hebben om zich kwaad te maken over
de manier waarop de edelen hun grondbezit beheerden. Welk argument is dat? Leg je antwoord uit.
4 Uit de gegevens in bron II blijkt dat veel stedelijke burgers grondbezit hadden. Geef twee motieven voor
de bourgeoisie om naar grondbezit te streven.
5 De bourgeoisie wenste afschaffing van het absolutisme. Beschrijf welke veranderingen de stedelijke
burgers in de regering van Frankrijk doorgevoerd wilden zien.
6 Geef met behulp van gegevens uit bron II een verklaring waarom de bourgeoisie de macht op een andere
wijze wenste te verdelen.

FRANSE REVOLUTIE Oorzaken
Rol van de adel
Lodewijk XVI
TOETS
457
BRON I
De graaf de Ségur over de houding van
jonge edellieden aan het hof te Versailles,
kort voor 1789.
"Uiterlijk betoonden wij aan de
overblijfselen van een verouderd systeem
alle eerbied. Terwijl het gebouw, van
buiten gezien, nog ongeschonden was,
beseften wij niet, dat het van binnen reeds
op zijn grondvesten stond te wankelen. Wij
maakten ons vrolijk over de ernstige
verontrusting van het oude Hof en de
clerus, die luidkeels hun afkeuring van de
vernieuwingsgeest te kennen gaven. Wij
applaudisseerden bij elk republikeins
toneel in onze schouwburgen en juichten
de wijsgerige redevoeringen van onze
academici en de vrijpostige geschriften van
onze literatoren toe. Welke taal de Vrijheid
ook spreken mocht, zij nam ons voor zich
in door haar moed, zoals de Gelijkheid het
door haar voegzaamheid deed. Het is
hoogst vermakelijk ergens voor te buigen,
zolang men er zeker van is, dat men uit
zich zelf kan opstaan, wanneer men dat
wil. En zo, zonder ook maar één blik in de
toekomst te slaan, genoten wij tegelijker-
tijd van de voordelen onzer aristocratie en
van de geneugten ener plebejische
filosofie."
BRON II
Negentiende-eeuwse Engelse spotprent.
1 Welke houding namen veel jonge edellieden volgens de graaf de Ségur (I) kort voor de Revolutie aan
tegenover het absolute koningschap? Verwijs in je antwoord naar de tekst.
2 De Ségur (I) laat merken dat hij achteraf het gedrag van de jonge edellieden niet erg verstandig vond. Leg
uit waarom niet; betrek vooral de zinsnede "zonder ook maar één blik in de toekomst te slaan" in je
antwoord.
3 De Engelse spotprent (II) presenteert heel duidelijk een visie op het absolute koningschap. Welke is die
visie? Leg je antwoord uit met behulp van de prent.
4 Geef 2 argumenten, ontleend aan de regering van Lodewijk XVI, om de visie van de spotprent (II) te
ondersteunen.
5 Maak met 2 voorbeelden duidelijk dat De Ségur (I) toekomstige veranderingen signaleerde, die -
vergeleken met het Ancien Régime - revolutionair genoemd konden worden. Leg je antwoord uit.

FRANSE REVOLUTIE Oorzaken
Standenmaatschappij
Boeren
Adel
TOETS
1967
BRON I
Charles Loyseau (1564-1627) was een
rechtsgeleerde met hoge functies in de
rechtspraak in het toenmalige Frankrijk.
Hij schreef in 1610 'Traité des ordres et
simples dignités'; dit boek werd tot 1789
in Frankrijk gebruikt om de
standenmaatschappij van een wettige
basis te voorzien. Hieronder staan
fragmenten uit dit boek. Met de
'soevereine Heren' bedoelde Loyseau de
hoogste machthebbers in een land, in
Frankrijk dus de koning.
"Wij zouden niet samen kunnen leven in
een positie van gelijkheid; daar vloeit
noodzakelijkerwijs uit voort dat
sommigen bevelen en dat de anderen
gehoorzamen. De soevereine Heren
bevelen over al degenen die in hun Staten
leven, richten hun bevelen tot de hogen,
de hogen tot degenen die in het midden
staan, deze tot de lageren, de lageren tot
het volk. En het volk dat aan al dezen
gehoorzaamt is ook weer gescheiden in
verschillende ordes of rangen. Sommigen
zijn in het bijzonder toegewijd aan de
dienst aan God; de anderen aan het
behouden van de Staat door middel van
de wapens, de overigen om deze te
voeden en te onderhouden door de
vreedzame uitoefening van hun taak. Dit
zijn de drie standen of Staten-Generaal.
Maar elk van deze standen is weer verder
onderverdeeld, naar het voorbeeld van de
hemelse rangorde (…)
De rangen of ondergeschikte klassen van
de geestelijkheid zijn tamelijk bekend.
Die van de geestelijkheid zijn de heilige
ordes van priester, bisschop en kardinaal
en de verschillende monnikenordes. Die
van de adel zijn de lage adel, de hoge
adel en de Vorsten. Ten slotte zijn er in
de derde stand, die de meest omvangrijke
is, verschillende klassen: te weten de
geletterden, de bankiers, de handelaren,
de boeren en de arbeiders."
BRON II
Schilderij van Jean-Honoré Fragonnard uit 1775, getiteld 'Visite à
la nourrice'. Het doek stelt een adellijk echtpaar voor op bezoek bij
de voedster van hun kind.

BRON III
Voor de streek Vassy in Normandië is onderzoek gedaan naar het aandeel van
de adel in de aan- en verkoop van grond tussen 1760 en 1789. Het aandeel
van de adel is vergeleken met het aandeel van andere beroepsgroepen in de
handel in grond. Daglonerszijn mensen die geen vast werk hebben. Met vrije
beroepen worden artsen, advocaten, leraren etc. bedoeld, zij behoorden tot de
burgerij.
1 Voor Loyseau (I) was de gelaagdheid van de samenleving gebaseerd op twee uitgangspunten. Ontleen
aan zijn woorden welke twee dat waren.
2 Welk in de achttiende eeuw veel belangrijker uitgangspunt voor de indeling in de drie standen noemde
Loyseau (I) niet in zijn boek (maar onderschreef hij waarschijnlijk wel)?
3 Voor Loyseau (I) was een strikte scheiding tussen de standen wat betreft hun maatschappelijke taken
zeer belangrijk. Beredeneer met behulp van bron III of die strikte scheiding er in de achttiende eeuw
ook nog was (althans in de streek Vassy).
4 Vergelijk de gegevens over de boeren in Vassy in de twee grafieken (III) met elkaar. Welke conclusie
kun je daar met betrekking tot de positie van deze boeren uit trekken? Leg je antwoord uit.
5 De kritiek van de Verlichtingsdenkers richtte zich in Frankrijk voor een belangrijk deel op de positie en
het gedrag van de edelen. Noem twee punten van kritiek die zij aan het schilderij van Fragonnard (II)
zouden kunnen ontlenen.

FRANSE REVOLUTIE Oorzaken
Ancièn Régime
Standenmaatschappij
TOETS
460
BRON I
Fragment uit De Tocqueville's boek 'L'ancien
regime et la revolution',1856.
"Die regering van het 'ancien regime' die,
zoals ik al heb gezegd, zo zachtmoedig was
en soms zo schroomvallig, die zo hechtte aan
goede vormen, die zich niet haastte en zo
zorgvuldig de wellevendheid in acht nam
wanneer zij te maken had met mensen die
hoger dan het gewone volk waren geplaatst,
is soms ruw en altijd voortvarend, wanneer
zij optreedt tegen de lagere standen, in het
bijzonder tegen de boeren. Tussen de stukken
die mij onder ogen zijn gekomen ken ik er
geen waaruit de arrestatie van een burger
bleek op last van een intendant; maar boeren
worden onophoudelijk in hechtenis genomen,
in verband met de herendiensten, met de
dienstplicht, wegens bedelarij, wegens
ordeverstoring en in duizend andere omstan-
digheden. Voor de anderen onafhankelijke
rechtbanken, langdurige beraadslagingen, de
garantie van openbaarheid; voor de boeren de
provoost die onmiddellijk vonnis wijst en
zonder beroep."
BRON II
Enkele uit een serie anonieme achttiende-eeuwse tekeningen.
'Van de tolhekken, 'Van de jachtmeesters,
verlos ons Heer' verlos ons Heer '
1 Leg in je eigen woorden uit welk hoofdbezwaar De Tocqueville (I) tegen de Franse regering had.
2 Beoordeel of de stedelijke bourgeoisie het eens zal zijn geweest met de voorstelling van zaken door De
Tocqueville (I). Verduidelijk je antwoord met een tweetal voorbeelden.
3 De Tocqueville (I) brengt ook de functie van intendant ter sprake. Leg uit dat de intendant in zijn verhaal
een andere rol is gaan spelen dan hij in de tijd van Lodewijk XIV, toen het ambt was ingesteld, speelde.
4 In de Franse samenleving van de achttiende eeuw kun je vijf groepen onderscheiden: geestelijkheid, adel,
stedelijke bourgeoisie, boeren en stedelijke werklieden. Ga nu van beide tekeningen (II) afzonderlijk na
welke van deze groepen het met deze eens geweest zullen zijn. Leg steeds je antwoord uit.

FRANSE REVOLUTIE Oorzaken
De Tocqueville
Ancièn Régime
Adel
Bourgeoisie
TOETS
389
BRON
Fragment uit een artikel van Alexis de Tocqueville, 'Etat social et politique de la France avant et depuis 1789'
(1836).
"Overal waar mensen zijn, in welke maatschappij zij ook leven en los van de wetten die zij voor zichzelf hebben
gemaakt, is er een bepaalde hoeveelheid werkelijke of immateriële goederen die door hun aard slechts eigendom
kunnen zijn van een klein aantal. Bovenaan plaats ik geboorte, rijkdom en kennis; men kan zich geen
maatschappelijke orde voorstellen, welke dan ook, waarin alle burgers van adel, intelligent en rijk zouden zijn. De
goederen waarvan ik spreek verschillen onderling sterk van elkaar, maar ze hebben een eigenschap gemeen: ze
kunnen slechts een klein aantal mensen ten deel vallen en ze geven om die reden aan allen die ze bezitten een
bijzondere smaak en exclusieve ideeën; deze goederen vormen dus als zodanig aristocratische elementen die,
gescheiden ofwel bijeengebracht in dezelfde handen, worden gevonden bij alle volken en in elk tijdperk van de
geschiedenis. Wanneer allen die deze bijzondere voordelen deelachtig zijn geworden zich gezamenlijk voor de
regering inzetten, bestaat er een sterke en duurzame aristocratie.
In de achttiende eeuw bezat de Franse adel slechts enkele van deze natuurlijke aristocratische elementen;
verscheidene er van waren buiten zijn kring gebleven.
Door zich verre te houden van de rijke en ontwikkelde burgerij meenden de edelen het voorbeeld hunner vaderen
trouw te blijven. Zij zagen niet in dat zij, door te handelen als het voorgeslacht, zich verwijderden van het doel dat
vorige generaties hadden bereikt. Weliswaar was in de Middeleeuwen de geboorte de voornaamste bron geweest
van alle maatschappelijke voorrechten, maar in de Middeleeuwen was de edelman tevens de rijke, en hij kon de
priester ontbieden, die de intellectueel was; de hele samenleving hing af van die twee mannen en men wist niet
beter of dat hoorde zo.
Maar in de achttiende eeuw waren vele rijken niet van adel en vele edelen niet meer rijk; hetzelfde kon men zeggen
ten aanzien van het intellect. De derde stand vormde dus als het ware een van de natuurlijke bestanddelen van de
aristocratie, los van het hoofdlichaam, en de aristocratie kon niet nalaten de derde stand te verzwakken, ja trachtte
hem zelfs te vernietigen door hem de oorlog te verklaren."
1 Volgens De Tocqueville kent elke samenleving aristocratische elementen. Welke mensen behoorden
volgens De Tocqueville tot deze aristocratie? Toon je antwoord aan met een citaat uit de tekst.
2 Wanneer zou volgens De Tocqueville de aristocratische regeringsvorm de meeste kans van slagen
hebben? Gebruik de tekst voor je antwoord.
3 Volgens De Tocqueville isoleerde de adel zich in het achttiende-eeuwse Frankrijk volkomen van de
burgerij. Maak duidelijk dat hij gelijk heeft door van deze afscheiding een voorbeeld te geven op het
terrein van het landsbestuur én een voorbeeld op het terrein van de rechtspraak.
4 In welke tijd vormde de adel volgens De Tocqueville het enige aristocratische element in de samenleving?
Leg je antwoord uit.

5 Volgens De Tocqueville ging in de achttiende eeuw de burgerij ook een natuurlijk bestanddeel van de
aristocratie vormen. Leg nu uit dat de opkomst van de burgerij vooral een gevolg was van economische
veranderingen in Frankrijk.
6 De Tocqueville suggereert in zijn artikel dat de revolutie in Frankrijk voorkomen had kunnen worden.
Wat had daar volgens hem voor moeten gebeuren?
7 De ontwikkelingen in een ander Europees land vormden voor De Tocqueville het bewijs voor zijn stelling
dat de revolutie in Frankrijk voorkomen had kunnen worden. Welk land zou dat zijn? Leg je antwoord uit.

FRANSE REVOLUTIE Ancièn Régime
Absolute monarchie
Stedelijke bourgeoisie
Rousseau
TOETS
386
BRON
Rousseau over het absolutisme, 1762.
"Een essentieel en niet te vermijden gebrek dat de monarchale staatsvorm altijd beneden de republikeinse zal
plaatsen, is dat in deze laatste de stem van het volk nooit anderen tot de eerste plaatsen verheft dan verlichte en
bekwame mensen, die hun functie eervol vervullen. Terwijl zij die in de monarchieën slagen, meestal alleen maar
warhoofdjes, deugnietjes, konkelaartjes zijn, voor wie hun kleine talenten (...) alleen maar dienen om aan het
publiek hun onbekwaamheid te bewijzen (...) Het volk vergist zich in die keuze veel minder dan de vorst, en een
mens van ware verdienste is bijna zo zeldzaam in het ministerie als een dwaas aan het hoofd van een republikeins
bewind."
1 Met welk argument wijst Rousseau de (absolute) monarchie af? Verwijs in je antwoord naar de tekst.
2 Ga na of de regering van Lodewijk XVI voor Rousseau het bewijs van zijn stelling kon vormen. Leg je
antwoord uit door voorbeelden te geven.
3 Het absolutisme als politiek systeem werd vooral door de stedelijke bourgeoisie verworpen. In welk
opzicht onderschreef de bourgeoisie het oordeel van Rousseau en in welk opzicht juist niet? Twee
antwoorden dus.
4 Volgens Rousseau probeerden de Franse koningen nog absoluut te regeren. Noem twee omstandigheden
die al voor 1789 ernstig afbreuk deden aan de machtspositie van de Franse koning (i.c. Lodewijk XVI).
Leg je antwoord uit.

FRANSE REVOLUTIE Oorzaken
Staatsfinanciën
Economische situatie
TOETS
459
BRON I
De Engelsman Arthur Young over een
tafelgesprek met een aantal Franse
burgers, 1787.
"Het hele gezelschap meende dat de
revolutie elk ogenblik kon uitbreken.
Alles wees erop, de staatsfinanciën
vertoonden zo'n tekort dat geen enkele
minister er nog een oplossing voor kon
bedenken. Op de troon een vorst die
wel van goede wil was, maar die niet
over de kracht beschikte om goede
besluiten te nemen. Een hof dat met
zijn weelderig leven aan de algemene
armoede bijdroeg, een onrust onder de
mensen die allemaal op iets nieuws
schenen te wachten, zonder eigenlijk
te weten wat dat zou kunnen zijn."
BRON II
Grafiek over de graanprijzen onder Lodewijk XVI, 1774-1789.
BRON III
Indexcijfers van lonen en prijzen in Frankrijk in de 18de eeuw.
1730 1780 1789
lonen 100 117 122
nijverheidsproducten 100 145 165
voedsel 100 184 225
1 Young (I) meldt dat de staatsfinanciën een groot tekort vertoonden. Noem daarvoor twee oorzaken.
2 Waarom was voor Lodewijk XVI de meest voor de hand liggende oplossing voor zijn financiële
problemen eigenlijk onaanvaardbaar?
3 In welk opzicht ondersteunt bron III het beeld dat Young in bron I geeft? Leg je antwoord uit.
4 Young (I) sprak reeds in 1787 van de naderende revolutie. Leg aan de hand van de tekst (I) uit dat Young
waarschijnlijk eerder een revolte dan een revolutie verwachtte. Laat de betekenis van beide begrippen in
je antwoord goed naar voren komen.
5 In welk opzicht ondersteunt bron II de verwachting "dat de revolutie elk ogenblik kon uitbreken" (I)? Leg
je antwoord uit.

FRANSE REVOLUTIE Oorzaken
Standenmaatschappij
Boeren/bourgeoisie
Cahiers de doléances
TOETS
463
BRON I
Grafiek van de tarweprijzen in Frankrijk, 1680-1789.
BRON II
Fragmenten uit het 'cahier de doléances' van de derde
stand van Dourdan, gelegen in de provincie Orléans,
29 maart 1789.
"De derde stand van de stad, het baljuwschap en het
graafschap van Dourdan, doordrongen van
dankbaarheid vanwege de vaderlijke liefde van de
Koning die zich verwaardigt zijn vroegere rechten en
zijn vroegere ordonnantie te herstellen, vergeet op dit
moment zijn ongeluk en onmacht teneinde slechts te
luisteren naar zijn eerste gevoelens en zijn eerste
plicht, namelijk alles op te offeren voor de glorie van
het vaderland en de dienst aan Zijne Majesteit. Hij
smeekt hem de grieven, klachten en eisen te
aanvaarden die hij aan de voet van de troon vermag
neer te leggen, en daarin slechts de uitdrukking te zien
van zijn ijver en het eerbetoon van zijn gehoorzaam-
heid. Hij wenst: (...)
2. dat alle drie standen, reeds verenigd door plicht en
een gemeenschappelijk verlangen om gelijkelijk bij te
dragen aan de noden van de staat, ook gemeen-
schappelijk overleg plegen met het oog op deze
noden;
3. dat geen burger zijn vrijheid verliest tenzij in
overeenstemming met de wet; dat dientengevolge
niemand wordt gearresteerd krachtens speciale
bevelen of dat, als dringende omstandigheden
dergelijke bevelen noodzakelijk maken, de gevangene
overgedragen zal worden aan de officiële rechtbanken
binnen ten hoogste acht-en-veertig uur (...)
5. dat het bezit van alle burgers onschendbaar is en dat
van niemand gevergd kan worden dat op te offeren
voor het algemeen belang, tenzij met de verzekering
van schadeloosstelling, gebaseerd op het oordeel van
taxateurs, die vrij gekozen zijn."
1 Waardoor heerste er onder de Franse boeren
in de achttiende eeuw grote ontevredenheid?
Tenminste twee oorzaken noemen.
2 Beoordeel of de grafiek (I) in zijn
algemeenheid het feit van de toenemende
ontevredenheid onder de Franse boeren
ondersteunt. Leg je antwoord uit.
3 De 'cahiers de doléances' werden in het
voorjaar van 1789 opgesteld, toen Lodewijk
XVI de Staten-Generaal bijeen had geroepen
en de afgevaardigden verzocht lijsten met
klachten mee te nemen naar Versailles. Bron
II is één van de vele honderden van deze
'cahiers'. Ga nu na of uit de inleiding van dit
'cahier' een revolutionaire stemming spreekt.
Leg je antwoord uit; laat daarin duidelijk
blijken dat je het begrip 'revolutie' begrepen
hebt.
4 Waarom zou inwilliging van punt 2 van het
'cahier' van Dourdan (II) verstrekkende
gevolgen gehad hebben? Leg je antwoord uit.
5 Welke groep uit de derde stand van Dourdan
heeft - gelet op bovenstaande punten (II) -
veel invloed gehad op de samenstelling van
het 'cahier'. Leg je antwoord uit.

FRANSE REVOLUTIE Oorzaken
Standenmaatschappij
Verlichting
TOETS
1040
BRON
Gegevens over de drie standen in Frankrijk in het jaar 1789.
1 Maak duidelijk dat je uit de gegevens in de bron twee oorzaken van het uitbreken van de Franse
Revolutie in 1789 kunt halen. Licht beide antwoorden toe door een verwijzing naar de bron.
2 In de bron is de bevolking van Frankrijk ingedeeld in standen. Leg uit waarom vanuit het
Verlichtingsdenken kritiek op deze indeling ontstond.

FRANSE REVOLUTIE Oorzaken
De Tocqueville
Lodewijk XVI
TOETS
390
BRON
Alexis de Tocqueville in zijn boek 'L'ancien regime et la revolution', 1856.
"Men komt niet altijd tot revolutie omdat de zaken van kwaad tot erger gaan. Het komt vaker voor dat een volk
zonder klagen en alsof het het niet heeft gemerkt de drukkendste wetten verdraagt, en ze met geweld van zich
afschudt zodra hun last minder wordt. Het regime dat door een revolutie wordt vernietigd is bijna altijd beter dan
hetgeen daaraan voorafging, en de ervaring leert dat het gevaarlijkste ogenblik voor een slechte regering
gewoonlijk aanbreekt wanneer ze zich begint te hervormen. Slechts een groot genie kan een vorst redden die het
waagt zijn onderdanen verlichting te geven na een lange periode van onderdrukking. Het kwaad dat men geduldig
heeft gedragen als iets onvermijdelijks schijnt ondraaglijk te worden zodra men de mogelijkheid vermoedt zich er
aan te onttrekken. Elk misbruik dat wordt weggenomen schijnt duidelijker aan het licht te brengen wat er nog over
is en jaagt de hartstochten hoger op: het kwaad is weliswaar verminderd, maar de gevoeligheid ervoor is
toegenomen. Het feodalisme heeft op het hoogtepunt van zijn macht bij de Fransen niet zoveel haat gewekt als op
het ogenblik dat het ging verdwijnen. De geringste daden van willekeur van Lodewijk XVI schenen moeilijker te
verdragen dan het algehele despotisme van Lodewijk XIV."
1 De Tocqueville bespreekt de omstandigheden die tot een revolutie kunnen leiden. Leg nu in je eigen
woorden uit wanneer volgens De Tocqueville een absoluut regime door een revolutie wordt bedreigd.
2 Welk antwoord zou De Tocqueville gegeven hebben op de vraag of de Franse Revolutie te vermijden was
door een aantal hervormingen? Leg je antwoord uit.
3 De Tocqueville suggereert dat het bewind van Lodewijk XVI minder onderdrukkend was dan dat van zijn
voorgangers. Ga na of je inderdaad kunt stellen dat het feodalisme ten tijde van Lodewijk XVI over zijn
hoogtepunt heen was. Leg je antwoord uit.
4 Maak (met concrete voorbeelden) duidelijk dat Lodewijk XVI wel "daden van willekeur" beging, maar
dat er geen sprake was van een "algehele despotie". Je antwoord moet dus uit twee elementen bestaan.

FRANSE REVOLUTIE Oorzaken
Cahiers de doléances
Staatsuitgaven
Belastingstelsel
Revolutionaire stemming
TOETS
1964
BRON I
In het voorjaar van 1789 werden in geheel Frankrijk zogenaamde 'cahiers de doléances' opgesteld; deze werden
meegegeven aan de afgevaardigden naar de Staten-Generaal, die op 5 mei zouden bijeenkomen. Hieronder volgt
een gedeelte uit het 'cahier' van Aigurande, een plaats in het midden van Frankrijk. De 'livre' was de gangbare
munt in Frankrijk.
"De inwoners van de plaats Aigurande verzoeken de opheffing van de 'corvée'. Zij krijgen de som van
dertienhonderd 'livres' aan belastingen opgelegd voor de wegen, waarvan zij dertig mijl verwijderd wonen, terwijl
alle wegen die uitkomen op hun woonplaats in een afschuwelijke staat verkeren en onbegaanbaar zijn, niets voor
ons noodzakelijker is dan wegen te hebben die ten minste geschikt zijn om enkele voertuigen te laten passeren,
niets voordeliger is voor de handel die als enige de inwoners in hun onderhoud laat voorzien (…)
Dat alle tegenwoordig bestaande belastingen, zoals de inkomstenbelasting, het hoofdgeld, de twintigste penning,
de herendiensten en andere verplichtingen worden omgezet in één enkele en enige belasting, onder een nieuwe
benaming, die gelijkelijk tussen de Geestelijkheid, de Adel en de Derde Stand zal worden verdeeld, in verhouding
tot hun eigendom en tot hun werkelijke bezittingen aan grond en geld."
BRON II
In 1788 bedroegen de Franse staatsuitgaven in totaal 619 miljoen livres. Deze grafiek geeft de
verdeling van deze uitgaven weer.
Uitgaven
Leger
Hof van de koning
Openbare werken
Bestuur, onderwijs
Schuld: rente en aflossing

1 Beredeneer zo nauwkeurig mogelijk (stand, bestaansmiddel) wie het 'cahier de doléances' van
Aigurande (I) opgesteld hebben.
2 Je zou het belastingstelsel als één van de oorzaken van de Franse Revolutie kunnen beschouwen.
Ontleen aan elk van beide bronnen (I, II) een argument voor de stelling dat het bestaande
belastingstelsel dringend veranderd moest worden.
3 Geef een argument voor de stelling dat uit hun 'cahier de doléances' (I) blijkt dat de inwoners van
Aigurande beïnvloed waren door het Verlichtingsdenken.
4 Beredeneer op basis van hun 'cahier de doléances' (I) of de inwoners van Aigurande in het voorjaar
van 1789 naar een revolutie streefden.

FRANSE REVOLUTIE Oorzaken
Derde stand
Mercantilisme
TOETS
458
BRON I
Fragment uit het pamflet 'Wat is de derde
stand?', 1789.
"Wij hebben ons drie vragen te stellen:
1. Wat is de derde stand? Alles.
2. Wat heeft de derde stand tot nu toe
betekend op politiek gebied? Niets.
3. Wat wil de derde stand? Iets worden.
De derde stand is de hele natie. Wat is er
nodig, opdat een natie blijft bestaan en kan
bloeien? Ondernemingen en openbare
ambten. Alle particuliere ondernemingen
kunnen in vier groepen onderverdeeld
worden: veldarbeid, huisarbeid, industrie
en handel, wetenschappen en kunsten. Wie
oefent al deze beroepen uit? De derde
stand. Maar de eervolle ambten worden
alleen door de bevoorrechte standen bezet."
BRON II
Houtsnede uit de achttiende eeuw ('De vier standen').
'DE 4 WAARHEDEN DESER TEGENWOORDIG EEUWE'
de pastoor ik bid voor u
de soldaat ik vegt voor u
den boer of dat gij bidt, of dat gij vegt of dat gij regt, ik
ben der boer diede eyren legt
den advocaat ik regt voor u
1 In het pamflet (I) wordt de toestand van de derde stand in 1789 (dus voor de Revolutie) besproken.
Welk argument gebruikt de schrijver van het pamflet voor de stelling dat de derde stand "alles" is?
Verwijs in je antwoord naar de tekst.
2 Waarom is de derde stand dan toch tot dan (1789) toe "niets" geweest? Ontleen je antwoord aan de tekst
van het pamflet (I).
3 De derde stand had op het terrein van "industrie en handel" (I) grote klachten. Leg uit dat deze klachten
zich tegen het mercantilisme richtten.
4 Beoordeel of de klachten tegen het mercantilisme bij de hele derde stand leefden. Leg je antwoord uit.
5 De maker van de houtsnede (II) zet uitspraken van een pastoor, een soldaat, een boer en een advocaat
naast elkaar. Wat wil hij daarmee zeggen?
6 Beoordeel of deze houtsnede (II) beschrijvend, analyserend of commentariërend van karakter is. Leg je
antwoord uit.
7 Stelling: de bronnen I en II verstaan niet hetzelfde onder het begrip 'derde stand'. Ga na of deze stelling
juist of onjuist is. Leg je antwoord uit.

FRANSE REVOLUTIE Ancièn Régime
Oorzaken revolutie
Verlichtingsideeën
TOETS
382
BRON I
Fragment uit een protestbrief van de 'Cour des aides', een hof van beroep in belastingzaken, opgesteld door de
edelman Chrétien-Guillaume de Lamoignon de Malesherbes, 6 mei 1775.
"Frankrijk, en misschien wel heel Europa, gaat gebukt onder de druk van de belastingen; de rivaliteit tussen de
staten heeft hen er toe gebracht met elkaar te wedijveren in het uitgeven van enorme bedragen, hetgeen belastingen
noodzakelijk heeft gemaakt; en deze belastingen zijn verdubbeld als gevolg van een enorme staatsschuld,
aangegaan gedurende andere regeringen. Uwe Majesteit moet zich daarom rekenschap geven dat waar uw
voorvaderen met roem overladen waren, de huidige generaties nog steeds voor die roem moeten betalen. Zij
veroverden harten met hun vrijgevigheid en zij deden Europa versteld staan door hun luister; maar die luister en
vrijgevigheid zorgden voor belastingen en schulden die vandaag nog bestaan (...)
Bij Uw troonsbestijging verkondigde geheel Frankrijk met zijn toejuichingen zijn liefde voor het regerende
koningshuis. Streng plichtsbesef evenwel, Sire, verplicht ons U te vertellen dat die blijdschap gedeeltelijk ook toe
te schrijven was aan het oordeel, dat van Uwe Majesteit vanaf Uw vroegste kinderjaren was gevormd, en aan de
hoop dat een verstandig beleid spoedig de door de staat opgelegde lasten zou doen verminderen."
BRON II
De militaire commandant markies de Bouillé in zijn 'Mémoires' over de situatie in Frankrijk aan de vooravond van
de Revolutie.
"Niemand kon een andere oplossing bedenken dan het zoeken naar nieuwe geldbronnen, daar de oude uitgeput
waren. Calonne, minister van financiën, had een stoutmoedig en verreikend plan bedacht. Dit was aan de koning
voorgelegd, die er zijn goedkeuring aan hechtte en beloofde de uitvoering ervan met het volle gewicht van zijn
gezag te ondersteunen.
Zonder dat zowel de basis van de Franse monarchie werd bedreigd als het gezag van de soeverein werd aangetast,
veranderde dit plan het gehele vroegere belastingstelsel en viel het al zijn gebreken in de wortel aan. De ergste van
deze waren: het willekeurige systeem van pacht-toewijzing, de drukkende kosten van de inning en het misbruik
van voorrechten door het rijkste gedeelte van de belastingbetalers. Dit misbruik strekte zich niet alleen uit tot de
groten en invloedrijken van het koninkrijk, maar tot de eerste standen van de staat, dat wil zeggen de geestelijkheid
en de adel, tot de provincies en tot de steden, met het gevolg dat het volledige gewicht van de staatsuitgaven werd
gedragen door het meest talrijke, maar minst rijke gedeelte van de natie, dat door de last werd verpletterd."
1 Malesherbes (I) en Bouillé (II) wezen beiden de oorzaken van de rampzalige toestand van de Franse
staatsfinanciën aan. Ga na of zij dezelfde oorzaken zagen. Leg je antwoord uit met verwijzingen naar
beide bronnen.
2 De brief van de 'Cour des aides' (I) is geschreven vlak na de troonsbestijging door Lodewijk XVI (1774),
Bouillé beschreef in zijn 'Mémoires' de situatie in de jaren voor 1789. Toon nu aan dat je deze dateringen
ook aan de bronnen zelf kunt ontlenen.

3 In beide bronnen (I, II) wordt informatie gegeven over de persoon van koning Lodewijk XVI. Tot welk
beeld van Lodewijk XVI leiden de beschrijvingen van Malesherbes en Bouillé?
4 Toets het beeld van Lodewijk XVI, dat je aan bovenstaande bronnen hebt ontleend, aan de kennis die je
uit je leerboek over hem hebt verworven. Leg je antwoord uit.
5 Ga van Malesherbes (I) en Bouillé (II) afzonderlijk na of zij blijk geven van het hebben van Verlichte
ideeën en/of een revolutionaire gezindheid ten toon spreiden. Leg steeds je antwoord uitmet verwijzingen
naar het bronnenmateriaal.

FRANSE REVOLUTIE Oorzaken
Ancièn Régime
TOETS
387
BRON I
Een tijdgenoot over de Franse geestelijkheid in de 18de eeuw.
"In het diocees Clermont moesten de pastoors, die maar een heel karig loon ontvingen, wel zo'n 120 pond aan
belasting betalen. De bisschoppen behoefden maar heel weinig te betalen en werden bij wijze van Nieuw-
jaarsgeschenk helemaal vrijgesteld van het betalen van belasting. De pastoor had weinig hoop hogerop te komen
want je kon alleen bisschop worden als je van adel was. De pastoor voelde zich net als die sergeant uit het leger die
alle hoop om officier te worden, verloren had."
BRON II
Een klacht van een Franse maarschalk.
"De luitenant en de kapitein hebben er geen begrip van hoe zij hun compagnieën moeten commanderen en
kolonels, brigade-commandanten en luitenant-generaals zijn al even onbekwaam in de bevelvoering over hun
regimenten, brigades en divisies (...) Individueel zijn al onze officieren even moedig als de officieren van onze
vijanden, terwijl zij over meer talent en intelligentie beschikken. Maar op een zeer essentieel punt schieten zij
tekort. Er zijn er maar weinigen onder hen, die niet op eigen houtje een plan de campagne maken en op hun
generaals alleen maar kritiek uitoefenen. En bijna allen beschouwen zij de rang, die zij bekleden, eigenlijk beneden
hun waardigheid."
BRON III
Fragment uit een brief van de minister van financiën, Calonne, aan Lodewijk XVI, 1787.
"Hoe kunnen we een eind maken aan de grote schuld van ons land, Sire? Dit kan alleen door een eind te maken aan
de misbruiken. Deze misbruiken bestaan hierin dat alleen de werkende klasse de lasten draagt. De
geprivilegieerden genieten van hun voorrechten. Zo ontstaat er grote ongelijkheid in ons land."
1 Leg uit dat bron I op een aantal punten het verschil tussen de hoge en de lage geestelijkheid duidelijk
maakt.
2 Waarom zal de geestelijkheid als zodanig geen eenheid vormen als in 1789 de revolutie uitbreekt?
3 Leg uit over welke misstand de maarschalk in bron II klaagt.
4 Hoe kon het soort misstanden (als waarover in bron II geklaagd wordt) in het Frankrijk van Lodewijk XV
en Lodewijk XVI ontstaan, met andere woorden hoe kwamen deze mensen in het leger terecht?
5 Waardoor was de grote Franse staatsschuld (III) ontstaan?
6 Ga na of Calonne (III) de bronnen I en II een ondersteuning voor zijn brief aan Lodewijk XVI gevonden
zal hebben? Leg je antwoord uit.
7 Volgens Calonne (III) zou Lodewijk XVI radicale hervormingen moeten doorvoeren om de Franse
staatsschuld te delgen. Waarom was het voor Lodewijk XVI ondanks zijn absolute macht nauwelijks
mogelijk om deze hervormingen inderdaad door te voeren?

FRANSE REVOLUTIE Oorzaken
Ancièn Régime
De Tocqueville
TOETS
385
BRON I
Fragment uit een artikel van Alexis de Tocqueville, 'Etat social et politique de la France avant et depuis 1789'
(1836).
"Wie een waarheidsgetrouw beeld van de adellijke klasse zou hebben willen geven, zou derhalve zijn toevlucht
moeten nemen tot talrijke onderscheidingen; hij zou verschil moeten maken tussen de edelman met een militaire en
die met een administratieve carrière, tussen de adellijke hoveling en de provinciale edelman, tussen de oude en de
nieuwe adel; hij zou, kortom, in deze kleine maatschappij bijna evenveel schakeringen en klassen vinden als in de
grote, waarvan de adel slechts een deel was. Maar men kon wèl in de boezem van dit grote lichaam een zekere
gelijksoortige geest zien heersen; in zijn geheel gehoorzaamde het aan bepaalde vaste regels, het bestuurde zichzelf
volgens bepaalde onveranderlijke gebruiken, en het koesterde bepaalde gedachten die al zijn leden deelden."
BRON II
De Tocqueville in zijn boek 'L'ancien régime et la revolution', 1856.
"Wat ik in dit verband van het meeste belang acht is de constatering dat toen in geheel Europa dezelfde feodale
rechten, volstrekt dezelfde, werden gevonden en dat ze in de meeste streken van het continent zwaarder waren. Ik
beperk mij tot de herendienst. In Frankrijk was deze zeldzaam en licht, in Duitsland was hij algemeen en drukkend
(...) Waardoor hebben dan diezelfde feodale rechten in het hart van het volk van Frankrijk zo'n felle haat gewekt,
dat deze haat haar object heeft overleefd en aldus onuitroeibaar schijnt? De oorzaak van dit verschijnsel is
enerzijds dat de Franse boer grondbezitter was geworden en anderzijds volledig was ontsnapt aan de heerschappij
van zijn heer. Er zijn ongetwijfeld nog verscheidene andere oorzaken, maar ik meen dat deze de belangrijkste zijn."
1 Leg met behulp van de woorden van De Tocqueville (I) uit waarom je in de achttiende eeuw eigenlijk niet
van de adel kunt spreken.
2 In welk opzicht kun je wel degelijk van de adel spreken? Twee dingen noemen.
3 Volgens De Tocqueville (II) is ook de Franse boer grondbezitter geworden. Geef twee argumenten voor
de stelling dat je desondanks op het punt van het grondbezit de Franse boeren niet aan de adel gelijk kunt
stellen.
4 In bron II probeert De Tocqueville te verklaren waarom juist in Frankrijk zoveel verzet tegen de feodale
rechten bestond. Leg nu in je eigen woorden uit hoe de Tocqueville dit verklaart, met andere woorden
geef een toelichting op de oorzaak die hij noemt.
5 Leg uit waardoor juist in Frankrijk (en niet in andere landen) in de achttiende eeuw een revolutie moest
uitbreken.
6 Beoordeel of het door De Tocqueville geschetste beeld van de toestand van de Franse boeren (II) past bij
de verklaring waarom juist in Frankrijk een revolutie uitbrak. Leg je antwoord uit.

FRANSE REVOLUTIE Oorzaken
Tarweprijzen
Parijse arbeiders
Tijdstip revolutie
TOETS
462
BRON I
Gemiddelde prijs van een hectoliter tarwe in
Frankrijk, 1730-1790.
BRON II
Prijs van 100 kilogram tarwe in Parijs, 1770-1790.
BRON III
Uitgaven voor brood in relatie tot het inkomen van Parijse arbeiders, 1788-1789.
gemiddeld dagloon in
sous
uitgaven voor brood als percentage van het inkomen
augustus 1788 febr.-juli 1789
broodprijs: 9 sous broodprijs: 14,5 sous
arbeider in fabriek voor
behangselpapier
15 60 97
bouwvakker 18 50 80
steenhouwersknecht 24 37 60
handwerksgezel,
slotenmaker,
timmerman etc.
30
30
48
beeldhouwer,
goudsmid
60 15 24

1 Welke conclusie kun je uit grafiek I trekken met betrekking tot de ontwikkeling van de tarweprijzen in
Frankrijk in de achttiende eeuw?
2 Beoordeel of de tarweprijzen in Parijs, zoals die uit grafiek II blijken, dezelfde ontwikkeling laten zien als
in geheel Frankrijk (I). Leg je antwoord uit.
3 Toets aan de hand van bron III de stelling dat onder de arbeiders in Parijs in 1788-1789 grote verschillen
bestonden. Leg je antwoord uit.
4 Toets aan de hand van bron III de stelling dat de revolutionaire stemming onder de arbeiders in Parijs in
1789 erg afhankelijk was van het beroep dat zij uitoefenden. Leg je antwoord uit.
5 Waarom kunnen bovenstaande bronnen (I t/m III) een bijdrage leveren aan het antwoord op de vraag
waarom de Franse Revolutie pas op het eind van de achttiende eeuw uitbrak?

FRANSE REVOLUTIE Ancièn Régime
Vrijheid en gelijkheid
TOETS
388
BRON
Alexis de Tocqueville in zijn boek 'L'ancien régime et la révolution', 1856.
"Wie zich tijdens het lezen van dit boek goed rekenschap heeft gegeven van de toestanden in Frankrijk tijdens de
achttiende eeuw, heeft kunnen zien hoe in de boezem van die natie twee hartstochten ontstonden en zich
ontwikkelden, die niet gelijktijdig waren en niet altijd op hetzelfde doel waren gericht.
De ene, de diepste en het eerst ontstaan, is de felle en onuitroeibare haat jegens de ongelijkheid. Deze haat is
ontstaan uit en heeft zich gevoed door het zien van die ongelijkheid zelf. Zij dreef reeds sinds lang de Fransen met
voortdurende en onweerstaanbare kracht tot het verlangen alles dat nog van de instellingen van de Middeleeuwen
restte met wortel en tak uit te roeien en op het aldus leeggeruimde terrein een nieuwe maatschappij te bouwen waar
de mensen en hun omstandigheden zo gelijk zouden zijn als de menselijkheid eiste.
De andere hartstocht, jonger en minder diep geworteld, dreef hen tot het verlangen niet alleen als gelijken te leven,
maar ook vrij."
1 Leg uit waarom de roep om 'gelijkheid' en 'vrijheid' zich wel tegen het 'ancien régime' moest richten. Geef
van beide een concreet voorbeeld.
2 Het begrip 'vrijheid' werd door de verschillende groeperingen in Frankrijk verschillend uitgelegd, bij
voorbeeld op economisch gebied. Leg uit wat de stedelijke burgerij onder vrijheid op economisch gebied
verstond.
3 Leg uit wat de boeren met vrijheid op economisch gebied bedoelden.
4 Waarom kun je stellen dat het begrip 'gelijkheid' voor de bourgeoisie op de eerste plaats een politieke
doelstelling was, voor de boeren en handwerkslieden evenwel een sociaal-economische doelstelling?

FRANSE REVOLUTIE Oorzaken
Derde Stand
TOETS
1797
BRON
Verdeling van de bevolking van Frankrijk, van het grondbezit en van de plicht om belasting te betalen over
geestelijkheid, adel en derde stand in de periode voor de Franse Revolutie.
1 Leg uit dat je met bovenstaande grafiek twee oorzaken van de Franse Revolutie kunt uitleggen.
2 In de bron wordt de Derde Stand als één geheel genomen. Maak duidelijk dat dit een goed begrip van de
Franse Revolutie in de weg staat door:
a eerst aan te geven uit welke drie groepen de Derde Stand bestond en
b van elk van deze groepen aan te geven wat hun belangrijkste verwachting met betrekking tot de
Revolutie was.

FRANSE REVOLUTIE Verlichting
Lodewijk XVI
Betrouwbaarheid bron
TOETS
1721
BRON
In juni 1791 deden Lodewijk XVI en zijn vrouw Marie-Antoinette een mislukte poging om uit Frankrijk te
vluchten. Na zijn gedwongen terugkeer in Parijs verschenen verschillende spotprenten, waaronder onderstaande.
'Oh! Het vervloekte beest ergert mij dat ik er woedend van word. Hij
is zo vet, zo onverkoopbaar, dat ik terugkeer van de markt, niet
wetende wat ik met hem moet doen.'
1 Leg uit dat het uitbreken van revoluties op het einde van de achttiende eeuw verklaard kan worden
vanuit de verspreiding van de Verlichtingsideeën.
2 De spotprent gaat over de verhouding tussen koning Lodewijk XVI en zijn onderdanen. Leg aan de hand
van een beeld- en een tekstelement uit de bron uit dat je de afgebeelde verhouding revolutionair kunt
noemen.
3 Waarom is de spotprent niet betrouwbaar voor een onderzoek naar de macht van Lodewijk XVI in het
jaar 1791, maar wel betrouwbaar voor een onderzoek naar de stemming onder het Franse volk? Twee
antwoorden dus.

FRANSE REVOLUTIE Ancièn Régime
Montesquieu
Kritiek absolutisme
TOETS
383
BRON
Fragment uit de 'Lettres Persanes', anoniem in Parijs verschenen (1721).
"Brief 37. Usbek aan Ibben, te Smyrna.
De koning van Frankrijk is oud. We hebben in onze geschiedenis geen enkel voorbeeld van een monarch die zo
lang geregeerd heeft. Men zegt dat hij in een zeer hoge graad de gave bezit, zich te doen gehoorzamen: hij regeert
zijn familie, zijn hof en zijn staat met hetzelfde talent. Men heeft hem vaak horen zeggen dat van alle regeringen
ter wereld, die van de Turken of die van onze doorluchtige sultan hem het best zou bevallen, zoveel heeft hij op
met de oosterse politiek. Ik heb zijn karakter bestudeerd, en er tegenstellingen in gevonden die ik onmogelijk kan
oplossen. Bijvoorbeeld: hij heeft een minister die slechts achttien jaar en een maitresse die tachtig is; hij houdt van
zijn godsdienst, en hij kan diegenen niet uitstaan die zeggen dat die godsdienst streng in acht genomen moet
worden; hoewel hij het rumoer der steden ontvlucht en niet zeer spraakzaam is, ziet men hem er van de morgen tot
de avond slechts mee bezig, van zich te doen spreken; hij houdt van trofeeën en zegepralen, maar hij vreest
evenzeer, een goede generaal aan het hoofd van zijn troepen te zien, als hij reden zou hebben, hem aan het hoofd
van een vijandelijk leger te vrezen.
Parijs, de 7e der maan van Maharram, 1713"
1 De anonieme schrijver bleek Montesquieu te zijn. Leg uit waarom hij zijn kritiek op de toestanden in
Frankrijk in de vorm van deze 'Perzische brieven' gaf.
2 Leg met behulp van twee verschillende voorbeelden uit de tekst uit dat Montesquieu kritiek op het
absolutisme had.
3 Montesquieu beweerde dat de Franse koning de regering van de Turken bewondert. Leg uit dat
Montesquieu met deze bewering felle kritiek op de Franse koning uitoefende.

FRANSE REVOLUTIE Oorzaken
Standenmaatschappij
Positie landbouw/boeren
TOETS
461
BRON I
De Franse arts en econoom Quesnay (1694-1774) bepleit hervormingen in de landbouw.
"Dat de vorst en de natie nooit uit het oog verliezen dat de grond de enige bron van rijkdom is en dat de landbouw
deze vermeerdert. Want de aangroei van de rijkdommen verzekert ook die van de bevolking; de inwoners en de
rijkdom doen de landbouw bloeien, breiden de handel uit, wakkeren de nijverheid aan. Van deze rijke bron hangt
het succes af van heel 's lands bestuur.
Dat de eigendom van onroerende en roerende goederen gewaarborgd zij aan hen die er de wettige eigenaars van
zijn; want veiligheid van de eigendom is de ware grondslag van de economische orde in de maatschappij (...)
Dat de kinderen van de rijke landbouwers zich vestigen op het platteland om er de landbouwersstand voort te
zetten; want indien sommige moeilijkheden hen er toe aanzetten het platteland te verlaten en zich in de steden te
gaan vestigen, dan dragen zij de rijkdom van hun voorvaderen, die in de landbouw werd aangewend, met zich
mede (...)
Dat de gronden voor de graancultuur zoveel mogelijk verenigd worden in grote boerderijen, geëxploiteerd door
rijke landbouwers; want er zijn minder onkosten voor het onderhoud en het herstel der gebouwen, en in verhouding
veel minder uitgaven en veel meer netto-opbrengst in de grote landbouwondernemingen dan in de kleine (...)
Dat men de volledige handelsvrijheid behoude."
BRON II
Verdeling van de grond (a) en van de bevolking (b) over de verschillende standen in Frankrijk in 1789.
1 Welke plaats moest de landbouw volgens Quesnay (I) in de Franse economie innemen? Gebruik in je
antwoord een citaat uit de tekst.
2 Geef een argument voor en een argument tegen de stelling dat in 1789 de landbouw in Frankrijk
inderdaad de door Quesnay gewenste plaats innam.
3 Quesnay (I) verwachtte de verbetering van de landbouw van een bepaalde groep. Geef precies aan welke
groep dat was. Ontleen aan bron I twee argumenten voor je antwoord.

4 Welke conclusie kun je uit bron II trekken met betrekking tot de verdeling van het grondbezit in
Frankrijk in 1789? Leg je antwoord uit.
5 Beoordeel aan de hand van bron I of Quesnay het met de verdeling van het grondbezit in Frankrijk eens
geweest zal zijn.
6 Quesnay (I) stelt dat boeren zich door "sommige moeilijkheden" genoodzaakt kunnen zien het
platteland te verlaten. Noem een drietal van die moeilijkheden.
7 Ga na of de stelling juist is dat er in Frankrijk veel verdergaande veranderingen nodig waren dan
Quesnay (I) voorstelde om deze "moeilijkheden" te overwinnen. Leg je antwoord uit.
8 In bron IIb wordt geen onderscheid gemaakt tussen boeren en stedelijke burgerij. Geef een formeel
argument om in de achttiende eeuw geen onderscheid tussen deze groepen te maken.
9 Waarom was het ook in werkelijkheid (dus los van het formele argument) moeilijk om dit onderscheid
tussen boeren en stedelijke burgerij te maken? Gebruik de tekst van bron I voor je antwoord.

FRANSE REVOLUTIE Oorzaken
Cahiers de doléances
Standenmaatschappij
Lodewijk XVI
TOETS
2261
BRON I
Fragmenten uit het 'cahier de doléances' van de bevolking van Uchau, een plaats in het zuiden van Frankrijk in
de provincie Languedoc (14 maart 1789). Het kadaster is een instelling waar het bezit van alle onroerend goed
(grond, gebouwen) geregistreerd wordt.
"Zijne Majesteit moet heel nederig gesmeekt worden om de opheffing te bevelen van alle privileges die horen bij
alle landerijen die bekend staan als adellijk bezit, wat ook de hoedanigheid van hun eigenaren mag zijn; en dat
alle soorten belastingen, koninklijke, provinciale, kerkelijke en plaatselijke, gedragen moeten worden door alle
landerijen zonder daartussen onderscheid te maken, volgens het kadastrale tarief (…)
Om aan de provincie Languedoc een nieuwe constitutie en een nieuw bestuur te verlenen, bestaande uit vrij
gekozen afgevaardigden van de drie standen, opdat deze werkelijk representatief is voor de genoemde drie
standen van deze provincie, en dat de Derde Stand hetzelfde aantal vertegenwoordigers zal hebben als de
verenigde twee andere standen van de Geestelijkheid en van de Adel; en dat men er niet zal beraadslagen per
stand, maar per hoofd (…)
De opheffing te bepalen van alle uitvoerrechten op de wijnen van Languedoc, in aanmerking genomen dat deze
wijnen, die de belangrijkste bron van inkomsten vormen van dit deel van de provincie, gekocht worden door
Genuezen en andere buitenlanders, die van deze bepaling profiteren om ze tegen een veel lagere prijs te kopen."
BRON II
Met de hand ingekleurde ets, die in 1789 in Frankrijk verscheen. Het opschrift luidt: 'Deze keer
staat het recht aan de sterkste kant'. De vrouwelijke figuur helemaal rechts stelt het recht voor.

1 Het is de vraag of al in het voorjaar van 1789, toen overal in Frankrijk 'cahiers de doléances' werden
opgesteld, in het land een revolutionaire stemming heerste. Ga op deze vraag in door
- eerst een omschrijving te geven van het begrip 'revolutie' ;
- daarna te beredeneren welk onderdeel van het 'cahier de doléances' van Uchau (I) getuigt van
een revolutionaire stemming en
- ten slotte te beredeneren welk aspect van dit 'cahier de doléances' zeker niet getuigt van een
revolutionaire stemming.
2 Bepaal aan de hand van een beschrijving van de ets (II) of deze afbeelding op de instemming of de
afkeuring van de inwoners van Uchau kon rekenen. Leg je antwoord uit met een verwijzing naar bron I.

FRANSE REVOLUTIE Oorzaken
Ancièn Régime
Cahiers de doléances
TOETS
391
BRON I
Fragment uit een boek van de Engelse landbouw-deskundige Arthur Young, 'Travels During the Years 1787, 1788
and 1789'.
"De 'corvées', of het onderhoud van de wegen, vormden jaarlijks de ondergang van vele honderden boeren; meer
dan 300 vervielen tot bedelarij bij het vlak maken van één dal in Lotharingen: al deze onderdrukking treft slechts
de derde stand, daar de adel en de geestelijkheid in gelijke mate zijn vrijgesteld van belastingen, militaire
verplichtingen en 'corvées'. Het wetboek van het financiële strafrecht doet je huiveren door de verschrikkelijke
straffen die in geen verhouding staan tot het misdrijf (...)
1. Zoutsmokkelaars, bewapend en met vijf man een organisatie vormend: in de Provence een boete van 500 'livres'
en negen jaar naar de galeien, in de rest van het koninkrijk de doodstraf.
2. Smokkelaars, bewapend maar met minder dan vijf man, een boete van 300 'livres' en drie jaar galeien. Bij de
tweede keer dit misdrijf, doodstraf."
BRON II
Fragment uit het 'cahier de doléances' van St.-Quintin-en-Cayra, gericht tot Lodewijk XVI, 1789.
"Wij kunnen ons niet verhelen, Sire, dat het de adel is die het grootste deel van de staatsopbrengsten opmaakt. Uit
deze stand van onderdanen, bij wie men zonder enige twijfel een ingeboren verdienste veronderstelt, worden
inderdaad de dienaren van de kroon, de gouverneurs, de commandanten, de intendanten gerecruteerd, kortom, allen
die de eervolle en tevens lucratieve posten bezetten. Een edelman die goed kan dansen, paardrijden en een degen
hanteren, acht zichzelf voor alles geschikt en matigt zich bovendien aan dat zijn goed en zijn persoon niets aan de
Staat verschuldigd zijn; als hij alleen maar hongerig is naar roem, laat hij dan Uwe Majesteit en het vaderland voor
niets dienen en niet meer met een verachtelijke blik toezien hoe de meedogenloze belastinginner onze hutten
opspoort en het brood aan de verzwakte handen van onze kinderen ontrukt ten einde een rijkdom te vergaren die er
alleen toe dient om zijn teugelloze zucht naar luxe te bevredigen; laat hij niet meer, in een vergulde wagen gezeten
met de prachtige trekpaarden, de ongelukkige overhoop rijden die bezig is voor hem een grote weg aan te leggen;
laat hij niet meer, voorafgegaan door een meute honden, op jacht naar een konijn, onze oogsten en onze
wijngaarden verwoesten."
BRON III
Een gerechtshof ('cour des aides') tekent protest aan bij Lodewijk XV, 1770.
"Op deze door Uwe Majesteit getekende bevelen zijn vaak duistere namen ingevuld die Uwe Majesteit nog nooit
gehoord kan hebben. Zij staan ter beschikking van Uw ministers en naar het lijkt, gelet op het grote aantal dat is
uitgegeven, eveneens van hun ambtenaren. Ze worden toevertrouwd aan overheidsdienaren in zowel de hoofdstad
als de provincies, die er gebruik van maken in overeenstemming met de suggesties van hun plaatsvervangers en
andere ondergeschikten. Zonder twijfel vinden zij hun weg naar vele andere handen, aangezien we zo juist gezien
hebben hoe gemakkelijk ze toegekend worden aan een eenvoudige belastingpachter of zelfs, zoals we er gerust aan
toe mogen voegen, aan diens vertegenwoordigers."

1 Maak aan de hand van bron I duidelijk welke kritiek Arthur Young had op het functioneren van de
standenmaatschappij en de rechtspraak. Twee antwoorden dus.
2 In het voorjaar van 1789 leidde een oproep van Lodewijk XVI tot een lawine van meer dan 60.000
zogenaamde 'cahiers de doléances', waarin plaatselijke en regionale standenvergaderingen hun grieven
kenbaar maakten. Dat van St.-Quintin-en-Cayra (II) was er één van. Beoordeel welke bevolkingsgroep dit
'cahier' (II) heeft opgesteld. Ontleen aan de tekst van de bron twee argumenten voor je antwoord.
3 Op welk punt stemde de kritiek in bron II niet overeen met de werkelijke situatie in Frankrijk? Leg je
antwoord uit.
4 Waartegen tekende de 'cour des aides' (III) bij Lodewijk XV protest aan? Leg je antwoord uit.
5 Als je bron III gebruikt om te beoordelen in welke mate Lodewijk XV zijn absolute macht waarmaakte,
welke conclusie kun je dan trekken? Leg je antwoord uit.
6 Alle drie bovenstaande bronnen (I, II, III) bevatten kritiek op het 'Ancien Régime', de Franse samenleving
zoals die onder Lodewijk XV en Lodewijk XVI functioneerde. Ga nu per bron na welke punten van
kritiek door de bourgeoisie gedeeld werden. Leg steeds je antwoord uit.

FRANSE REVOLUTIE Cahiers de doléances
Staatsfinanciën 1788
Standenmaatschappij
Staten-Generaal 1789
TOETS
2128
BRON I
Fragment uit het 'cahier de doléances' van de
derde stand van Le Burgaud, een dorp van
ongeveer 700 inwoners in het zuiden van
Frankrijk. De 'livre' was de Franse munteenheid
tot 1795.
"Wij zeggen dat de eerste stand van het Koninkrijk
op het eerste gezicht buitengewone rijkdommen
laat zien, die bijna altijd gebruikt worden om
pracht en praal te laten zien; deze kunnen gebruikt
worden om tegelijk de schuld van de staat af te
betalen en voor hun fatsoenlijke onderhoud. Om
dit doel te bereiken moet de gehele hoge
geestelijkheid beperkt worden tot een derde van
hun inkomsten (…) en de gehele lage
geestelijkheid (…) tot een jaargeld van 1500
'livres'."
BRON II
Fragment uit het 'cahier de doléances' van de
derde stand van de plaats Draguignan in het
zuidoosten van Frankrijk. Brovès en Ramaluette
zijn dorpjes in de buurt van Draguignan.
"Hier heeft de arme niet het recht om in zijn hut
een vuur te maken om zich te beschermen tegen de
inwerking van de kou, als hij dit niet tegen een
hoge prijs van zijn heer koopt, wat ten koste gaat
van het levensonderhoud van hemzelf en van zijn
gezin. Dit onmenselijke recht bestaat in Brovès
onder de naam van het recht op haardgeld. Daar
heeft de boer zelfs niet het recht om zijn beesten te
voeren met het gras dat op zijn veld groeit; als hij
het aanraakt, wordt hij aangeklaagd, gestraft met
een boete die hem ruïneert; en de uitoefening van
het meest wettelijke van zijn rechten op zijn bezit
is ondergeschikt aan de willekeur van de heer, die
zich aanmatigt een alomvattend recht te hebben op
alle weilanden van het gebied. Dit barbaarse recht
bestaat in Ramaluette onder de naam van recht op
exclusieve beweiding, en in veel andere plaatsen."
BRON III
Inkomsten en uitgaven van de Franse staat in 1788.
Directe belastingen worden rechtstreeks door de staat
geheven, indirecte belastingen via de aankoop van
producten door de mensen.
INKOMSTEN503 miljoen livres
Directe belastingen Indirecte belastingen
Loterijen Diversen
UITGAVEN619 miljoen livres
Leger Koninklijk hof
Openbare werken Bestuur, onderwijs
Staatsschuld

1 Leg met concrete voorbeelden uit de bronnen I en II uit dat de spanningen in het Frankrijk van
Lodewijk XVI onder meer te maken hadden met de standenmaatschappij.
2 Beredeneer of uit de 'cahiers de doléances' van Le Burgaud (I) en Draguignan (II) valt op te maken
dat er in Frankrijk een revolutie dreigde.
3 Leg met gegevens uit bron III uit waarom begin 1789 in Frankrijk een staatsbankroet dreigde.
4 Om het dreigende bankroet van de Franse staat af te wenden riep Lodewijk XVI de Staten-Generaal
bijeen. Geef op dit besluit een toelichting door
- eerst uit te leggen waarom het besluit van Lodewijk XVI vanuit het oogpunt van zijn
absolute macht opmerkelijk was;
- daarna aan te geven hoe volgens Lodewijk XVI het bankroet van de staat voorkomen
moest worden;
- vervolgens uit te leggen welk politieke motief Lodewijk XVI had om de door hem
gewenste maatregelen door de Staten-Generaal te laten goedkeuren en
- ten slotte te beredeneren of je op basis van de opgestelde 'cahiers de doléances' (I, II) kunt
concluderen dat Lodewijk XVI in het land kon rekenen op steun voor zijn plan om de
financiële positie van Frankrijk te herstellen.

FRANSE REVOLUTIE Oorzaken
Ontevredenheid boeren
TOETS
456
BRON I
Fragmenten uit het 'cahier de
doléances' van het dorp Ménou-
ville, gelegen in de omgeving
van Parijs, 1789.
"Wij smeken Zijne Majesteit
medelijden te hebben met ons
boerenland vanwege de hagel
die we hebben gehad.
Ook hebben we een groot
gedeelte aan braak land, dat met
jeneverbesstruiken is
overwoekerd, en dit veroorzaakt
veel last vanwege de konijnen
die zeer talrijk zijn; het is dit
dat het ons onmogelijk maakt
de gelden te betalen die we
Zijne Majesteit verschuldigd
zijn (...)
We hebben slechts een paar
goede akkers, ver weg van het
dorp gelegen, de rest is
armzalig land met veel wild en
dit veroorzaakt erg kleine
oogsten.
We hebben maar een klein stuk
weidegrond, dat slechts zurig
smakend hooi voortbrengt, de
beesten weigeren het te vreten,
daarom kunnen we geen vee
fokken."
BRON II
Overzicht van de prijs van een 'setier' (0,4 liter) tarwe in Parijs, uitgedrukt
in 'livres tournois', 1680-1790.
BRON III
Overzicht van de verhouding tussen het loon van een landarbeider en de
prijs van tarwe in Bas-Provence (Zuid-Frankrijk), 1726-1789 (1726=100):
1 Uit alle delen van Frankrijk kwamen in 1789 lijsten met grieven ('cahiers de doléances') zoals die van de
boeren van Ménouville (I). Welke grieven hadden de Franse boeren, gelet op bron I?
2 Beoordeel aan de hand van bron I of de boeren van Ménouville onder de invloed waren geraakt van de
ideeën van de Verlichtingsdenkers. Leg je antwoord uit.
3 Welke algemene conclusie kun je uit bron II trekken met betrekking tot de ontwikkeling van de
tarweprijzen na 1725?
4 Welke klacht uit het 'cahier' van Ménouville (I) wordt bevestigd door de gegevens in bron II? Leg je
antwoord uit.
5 Waarom kan bron III ons duidelijk maken dat er onder de landarbeiders in Zuid-Frankrijk in de jaren voor
1789 grote ontevredenheid bestond?

FRANSE REVOLUTIE Cahiers de doléances
Standenmaatschappij
Absoluut koningschap
Verlichting
TOETS
2268
BRON I
Fragmenten uit het 'cahier de doléances' dat door de inwoners van de Derde Stand van Cerilly, een plaats in het
midden van Frankrijk, opgesteld op 8 maart 1789..
"De bewoners van het land ontvangen zoals alle andere trouwe onderdanen van een weldoende Koning met de
meest levendige erkenning de al zo lang verlangde en al bijna niet meer verhoopte gunst die hen oproept om met
eerbied hun rechtvaardige klachten neer te leggen aan de voet van de troon.
(…) De huidige toestand van de financiën schijnt nieuwe belastingen te vereisen: de Koning vraagt er om; toch
schijnt de meerderheid van de klassen van de derde stand, die zuchten onder het verpletterende gewicht van de
bestaande, niet in staat te zijn er nog meer te verdragen. Zij bezitten maar net wat ze absoluut nodig hebben, het
brood van de verbittering, vrucht van hun zweet en hun bloed: en deze klassen zijn de talrijkste, de nuttigste, de
zwaarst belaste en zouden het niettemin verdienen om het meest gespaard te worden. Deze klassen kunnen niets
meer afstaan, terwijl de twee eerste standen en de hoogste klassen van de derde stand, die het rijkste zijn,
gemakkelijk een nieuwe belasting zouden kunnen aanbieden zonder daar last van te ondervinden en daarmee een
beetje van hun pracht en luxe verminderend (…) Men zou ook nog een grote bron van inkomsten vinden door de
belastingen te vereenvoudigen, ze te laten innen op een spaarzame manier (…)
Men zou het als een grote verlichting ervaren als de geestelijkheid, zoals het hoort, bij zou dragen aan de lasten
van de Staat en op dezelfde manier als iedere andere burger (…) Men ziet bisschoppen en abten die het zich
veroorloven om hun bisdommen en kloosters te verlaten om in de hoofdstad te gaan wonen om er in luxe en
weldaad te leven, onbeschaamd de inkomsten te verkwisten die de vroomheid van de oude gelovigen hen heeft
toevertrouwd voor een betere besteding. Men is verontwaardigd hen voor wereldse verkwisting de inkomsten van
de kerk te zien gebruiken die oorspronkelijk bestemd zijn voor het onderhoud van de geestelijken die deze
gebruiken voor reparaties van het kerkgebouw en voor de ondersteuning van de armen (…)
Het wetboek van strafrecht behoort ook hervormd te worden. Men heeft het altijd als strijdig met de
menselijkheid gezien om iemand gevangen te zetten, hem te ondervragen, hem lange tijd in de boeien te slaan
zonder dat hij weet van welk misdrijf men hem beschuldigt, en hem, nadat hij tegelijk met getuigen verhoord is,
zonder advocaat te laten."
BRON II
Deze gravure van de drie standen werd in 1789 in
Frankrijk gepubliceerd.

1 Leg uit dat de inwoners van Cerilly zich in hun 'cahier de doléances' (I) meer tegen de
standenmaatschappij dan tegen het absolute koningschap richtten.
2 Beredeneer of je de eisen van de inwoners van Cerilly in hun 'cahier de doléances' (I) met betrekking tot
de adel en de geestelijkheid revolutionair kunt noemen.
3 Voor de inwoners van Cerilly was het onderscheid tussen de drie standen niet meer zo vanzelfsprekend
als vroeger. Welke aanwijzing kun je daarvoor in hun 'cahier de doléances' (I) vinden?
4 Door welke eis in het 'cahier de doléances' (I) lieten de inwoners van Cerilly zien dat zij door de ideeën
van de Verlichting beïnvloed waren? Leg je antwoord uit.
5 Stel dat de inwoners van Cerilly een illustratie in hun 'cahier de doléances' (I) wilden opnemen om hun
standpunten te verduidelijken. Beredeneer of de gravure (II) daarvoor geschikt zou zijn.

FRANSE REVOLUTIE Standenmaatschappij
Oorzaken revolutie
La Grande Peur
TOETS
1397
BRON
Vlak voor het uitbreken van de Franse Revolutie werd deze spotprent in Frankrijk verspreid. De titel luidt: 'Ça
n'durra pas toujour'.
1 Je kunt deze prent gebruiken om een betoog over de oorzaken van de Franse Revolutie te illustreren. Maak
dat duidelijk.
2 Met welke symboliek heeft de tekenaar de naderende revolutie aangegeven?
3 Welke revolutionaire gebeurtenis in 1789 kun je het best verbinden met deze spotprent? Leg je antwoord
uit.

FRANSE REVOLUTIE Oorzaken
Jacobinisme
TOETS
220
BRON I
Statistische gegevens over de drie standen in Frankrijk in 1789.
BRON II
Jacques Roux, een voormalige
priester die in een radicale
revolutionair was veranderd en
als de woordvoerder optrad van
een groep revolutionairen onder
de naam 'Les Enragés' (de
razenden), sprak op 25 juni 1793
de Conventie toe. Met de term
'sans-culottes' werden de arme
leden van de derde stand
aangeduid, omdat zij gewoonlijk
lange broeken ('pantalons')
droegen in plaats van de
kniebroeken ('culottes'), die toen
in de mode waren.
"Vrijheid is slechts een vergeefse
hersenschim wanneer de ene
klasse van mensen een andere
straffeloos kan uithongeren.
Gelijkheid is slechts een vergeefse
hersenschim wanneer de rijke
door het monopolie kan beslissen
over leven of dood van zijn
naaste. De Republiek is slechts
een vergeefse hersenschim
wanneer de contra-revolutie van
dag tot dag gestalte krijgt in de
prijzen van de levensmiddelen,
waar driekwart van de burgers
niet aan kan komen zonder tranen
te schreien.
Toch is het alleen met het een halt
toeroepen aan de roverij van de
groothandelaar, wat men wel moet
onderscheiden van de gewone
handel; is het alleen met het
binnen het bereik van de sans-
culottes brengen van de
levensmiddelen, dat u hen aan de
Revolutie kunt binden en dat u
hen rond de constitutionele wetten
kunt verenigen."
BRON III
In 1819 maakte de Engelse tekenaar George Cruikshank
onderstaande prent met de titel 'The Radical's Arms'. Op de vlaggen
bovenaan de tekening staat van links naar rechts: 'NO GOD, NO
RELIGION, NO KING, NO CONSTITUTION'.

1 Ontleen aan de gegevens in bron I twee omstandigheden die het uitbreken van de Franse Revolutie
(mede) kunnen verklaren. Leg je antwoord uit.
2 Welke conclusie kun je uit de woorden van Jacques Roux (II) trekken, als je deze verbindt met de
gegevens in bron I? Leg je antwoord uit.
3 Leg uit dat Roux zichzelf in groot gevaar bracht door de rede (bron II), die hij in 1793 in de Conventie
uitsprak.
4 Net als Roux heeft ook Cruikshank (III) felle kritiek op het verloop van de Franse Revolutie. Bepaal
aan de hand van de tekening of de kritiek van Cruikshank dezelfde politiek-ideologische achtergrond
heeft als die van Roux. Leg je antwoord uit.

FRANSE REVOLUTIE Cahiers de doléances
Revolutionaire stemming
TOETS
1112
BRON
In het voorjaar van 1789 werden overal in Frankrijk zogenaamde 'cahiers de doléances’ opgesteld, waarin de
bevolking haar grieven onder woorden bracht. Hieronder staat een fragment uit het 'cahier' van de inwoners van
Montjoye-Vaufrey in de Elzas. Een 'tiende' is een belasting van tien procent, bijvoorbeeld van de oogst. Als op
een stuk grond het recht van de 'dode hand' ('mainmorte') rustte, betekende dit dat de boer/eigenaar deze grond
niet mocht verkopen. Eén 'livre' (pond) was twintig 'sols' (stuivers) waard.
"Verklaring betreffende de onrechtvaardige, drukkende en vernederende heffingen en andere ongehoorde lasten
die de ondertekenaars, inwoners van de heerlijkheid Montjoye-Vaufrey, moeten verduren van de kant van de
graaf van Montjoye-Vaufrey. De heerlijkheid Montjoye-Vaufrey is klein, met bijna ontoegankelijke bergen, voor
het grootste deel bedekt met bossen van beuke- en dennenbomen. De bodem is van nature onvruchtbaar en brengt
niets anders voort dan bramen- en doornstruiken (…)
Corvées. Het zou vanzelfsprekend zijn dat de eigenaren van deze grond van de opbrengst daarvan zelf in vrede
zouden mogen genieten, verplicht als zij zijn om zich te onderwerpen aan zo’n schandelijke tiende en aan de
afschuwelijke toepassing van het dode-handrecht. Maar verre van dat. Daar bovenop eist deze heer vijf dagen
arbeid van hen, en als hij hen verplicht deze dienst te verrichten door bij hem zelf te werken, bepaalt hij het werk
wanneer het hem goed uitkomt. Het komt regelmatig voor dat degenen die aan de 'corvée' onderworpen zijn niet
in staat zijn om hun taak in één dag te voltooien, waarop zij verplicht worden hun werk de volgende dag voort te
zetten, ook al wordt er maar één dag werk geteld. Als hij geen echte arbeid van hen eist, wordt iemand die twee
ossen heeft gedwongen hem zes 'livres' te betalen (…)
Sommige mensen hebben er de voorkeur aan gegeven deze extra belasting te verdragen in plaats van te gaan
werken, maar de werker zonder lastdieren doet de 'corvée' met zijn eigen handen. Of, wanneer hij zijn werk wenst
om te zetten in geld, hij wordt gedwongen drie 'livres' en vijftien 'sols' te betalen, waar hij voorheen slechts 33
'sols' heeft betaald. Arme bedelaars zijn geen uitzondering. Je ziet ze van deur tot deur gaan, vragend om brood
om voor de heer te gaan werken, omdat hij onlangs alle voedsel weigerde aan hen die opgeroepen waren hun
'corvée' te verrichten."
1 Lodewijk XVI vroeg de Fransen 'cahiers de doléances' op te stellen, toen hij de Staten-Generaal
bijeengeroepen had. Leg uit dat dit verzoek op de korte termijn zijn positie versterkte, maar op de langere
termijn daarvoor een bedreiging kon vormen.
2 Stel je voor dat je een onderzoek doet naar de vraag in hoeverre in Frankrijk voor 1789 een
revolutionaire stemming heerste. Welke informatie levert de bron dan op voor je onderzoek? Leg je
antwoord uit.

FRANSE REVOLUTIE Revolutionaire ideeën
TOETS
172
BRON
Gelijk met zijn oproep vertegenwoordigers voor de Staten-Generaal te kiezen, vroeg Lodewijk XVI om
zogenaamde 'cahiers de doléances', lijsten met klachten over de manier waarop Frankrijk bestuurd werd.
Hieronder volgen fragmenten uit een heel bijzondere, van een anonieme vrouw uit het Pays de Caux in
Normandië: 'Cahiers des doléances et reclamations des femmes, par madame B*** B***', 1789.
"De dageraad breekt aan, de schaduwen verdwijnen; de morgenster schijnt helder, de lucht klaart op… haar
schittering is een gelukkig voorteken (…)
Wat is er nog meer nodig om aan te tonen dat wij een recht hebben om te klagen over het onderwijs dat ons is
gegeven, over de vooroordelen die ons tot slaaf maken, en over het onrecht waardoor we bij onze geboorte
(tenminste in bepaalde provincies) beroofd van de goederen die de natuur en de gelijkheid ons zouden moeten
garanderen.
Men zegt dat de Negers spoedig bevrijd zullen worden. De mensen, die bijna net zozeer als zij tot slaaf gemaakt
zijn, zullen van hun rechten gaan genieten. Wij danken deze weldaden aan het denken dat de natie heeft verlicht.
Zou het mogelijk kunnen zijn dat de filosofie met betrekking tot onze situatie sprakeloos is, of liever dat
mannen, doof voor haar stem en ongevoelig voor haar licht, zouden volharden ons tot slachtoffers van hun trots
en onrecht te maken? (…)
Maar welke middelen kan men gebruiken om een evenwicht tot stand te brengen tussen twee geslachten,
gevormd uit dezelfde klei, dezelfde gevoelens voor elkaar ervarend die de hand van de Schepper heeft gemaakt,
die dezelfde God aanbidden en die dezelfde vorst gehoorzamen? En waarom is het zo dat de wet niet gelijk is
voor beiden? Waarom heeft het ene geslacht alles en het andere niets?"
1 De schrijfster van de bron liet met haar ideeën blijken dat ze voor die tijd een revolutionaire overtuiging
had. Toon dat aan door
- eerst (zonder de bron) uit te leggen wat we onder een revolutie verstaan en
- vervolgens met twee voorbeelden uit de bron aan te tonen dat madame B*** B***
revolutionaire gedachten koesterde.

FRANSE REVOLUTIE Fasering
Cahiers de doléances
Terreur
Betrouwbaarheid bronnen
TOETS
266
BRON I
Gelijk met het bijeenroepen van de Staten-Generaal begin 1789 verzocht Lodewijk XVI de gekozen afgevaardigden
'cahiers de doléances' (lijsten met grieven) uit hun regio mee te nemen. Hieronder staat een fragment van zo'n
'cahier' uit Juvaincourt, een dorp in het noordoosten van Frankrijk.
"Wij vragen dat de weelderige levenswijze van de adel beteugeld wordt. Een keukenvuur is noodzakelijk, maar het
zou kleiner kunnen zijn. Meneer en Mevrouw zouden een schoorsteen kunnen delen en hetzelfde geldt voor de
kinderen in huis. De bedienden zouden twee schoorstenen kunnen hebben: een voor de mannen; een andere voor
de vrouwen. Op deze manier zou een heleboel brandhout bespaard kunnen worden. De mensen zouden het voor
minder kunnen kopen, want het kost een hoop, wellicht evenveel als het brood."
BRON II
Tussen 1790 en 1801 verbleef de Engelsman John Gideon Millingen als opgroeiende jongen in Parijs. Zijn
ervaringen legde hij vast in 'Recollections of Republican France, from 1790–1801', waaruit hieronder een
fragment volgt.
"Nooit kan ik de treurige aanblik vergeten van deze begrafenisstoeten naar de plaats van executie. De stoet werd
geopend door een detachement gendarmes te paard – de karren volgden; het waren dezelfde karren als die in Parijs
gebruikt werden voor het vervoer van brood; dwars over waren vier planken gelegd om op te zitten, en op elke
plank zaten twee, en soms drie slachtoffers; hun handen waren achter hun ruggen vastgebonden, en het
voortdurende schokken van de kar leidde er toe dat ze hun hoofden op en neer knikten, tot groot vermaak van de
toeschouwers. Voorop de kar stond Samson, de beul, of een van zijn zonen of assistenten; gendarmes te voet
marcheerden langszij; daarop volgde een huurkoets, waarin zich de 'Rapporteur' en zijn klerk bevonden, wiens taak
het was als getuige van de terechtstelling op te treden en daarna terug te keren naar Fouquier-Tinville, de
'Accusateur Public', om rapport uit te brengen van de uitvoering van wat zij de wet noemden."
1 Je kunt stellen dat de oproep van Lodewijk XVI om 'cahiers de doléances' op te stellen enerzijds diens
populariteit vergrootte, anderzijds de revolutie dichterbij bracht. Licht beide elementen van de stelling toe.
2 Beoordeel of je de eisen van de inwoners van Juvaincourt (I) revolutionair kunt noemen. Leg je antwoord
uit.
3 In welke fase van de Franse Revolutie moet je het verslag van John Millingen (II) plaatsen?
4 Geef een argument voor en een argument tegen de stelling dat het verslag van Millingen (II) een
betrouwbare bron voor deze fase van de Franse Revolutie is.

FRANSE REVOLUTIE Lodewijk XVI voor en na 1789
Vlucht 1791
TOETS
2127
BRON I
Tussen 1785 en 1787 werd deze gravure met de
titel 'Menselijkheid en liefdadigheid van de
Koning' in Frankrijk uitgegeven.
BRON II
In 1791 verscheen in Frankrijk deze
spotprent met als onderschrift: 'De
varkensfamilie teruggebracht in de stal'.
De figuur linksvoor op de wagen stelt
Lodewijk XVI voor.
1 Leg uit welk beeld van Lodewijk XVI bron I aan het publiek wilde overdragen. Gebruik twee elementen
uit de bron om je antwoord te ondersteunen.
2 Waarom is het beeld van Lodewijk XVI in bron I begrijpelijk als je kijkt naar de jaren waarin deze
gravure verschenen is?
3 Leg aan de hand van een beschrijving van bron II uit naar aanleiding van welke gebeurtenis deze prent
gemaakt is.
4 Beredeneer of de tekenaar van bron II een voor- of een tegenstander van de Franse Revolutie was.

FRANSE REVOLUTIE Staten-Generaal 1789
Cahiers de doléances
Standenmaatschappij
Absolutisme
TOETS
2130
BRON
Enkele fragmenten uit het 'cahier de doléances' van de inwoners van de plaats Scaër, gelegen in Bretagne (in het
westen van Frankrijk). De vetgedrukte zinsdelen staan ook zo in de originele bron. Het huren van grond (van een
heer) noemen we pachten.
"1. Wij vragen dat de belastingen (…), van welke soort zij ook zijn, dat het onderhoud van de grote wegen,
wagens van soldaten, hun onderdak, inkwartiering en, in het algemeen, alle lasten (…) in gelijke mate zullen
worden gedragen door de drie standen van de geestelijkheid, de adel en de Derde Stand, in verhouding naar het
bezit van ieder individu, zonder acht te slaan op privileges en vrijstellingen, dat om dit te bereiken er enkel en
alleen maar één rol zal zijn voor de drie standen (…)
5. Wij vragen dat de jaargelden en de gunsten alleen verleend zullen worden voor een echte verdienste en aan
hen die het vaderland goed hebben gediend (…)
7. Wij vragen dat iedere wet, die van de leden van de Derde Stand het recht afpakt om de voorrechten te
verwerven die tot nu toe zijn gereserveerd voor en uitsluitend toebedeeld zijn aan de hoge geestelijkheid, en om
burgerlijke en militaire ambten te bekleden, zal worden afgeschaft, evenals iedere wet die, op grond van geboorte,
onderscheid maakt in de straffen voor misdrijven van gelijke aard (…)
11. Wij vragen dat de landbouw en de handel zullen worden bevorderd en dat het lot van de mensen op het
platteland wordt verbeterd; daarom vragen de genoemde mensen van het platteland om niet langer gekweld te
worden door herendiensten en om de vrijheid te hebben niet langer verplicht gebruik te maken van de molens,
zowel die van de heren als die van de koning, en dat de pachten niet meer opgezegd kunnen worden."
1 Waarom riep Lodewijk XVI de Staten-Generaal op 5 mei 1789 bijeen?
2 Welk motief kan Lodewijk XVI gehad hebben om aan de afgevaardigden naar de Staten-Generaal te
vragen om 'cahiers de doléances' mee te nemen. Uit je antwoord moet ook blijken dat je weet wat een
'cahier de doléances' is.
3 Beredeneer met twee argumenten die je uit de bron haalt, of de inwoners van Scaër vooral tegen het
absolutisme of juist tegen de standenmaatschappij waren.
4 Als je het 'cahier de doléances' van de inwoners van Scaër goed leest, kun je tot de conclusie komen dat
zij eisen stelden op economisch, op politiek en op juridisch gebied. Neem uit de bron voor elk van deze
drie een passende eis over.

FRANSE REVOLUTIE Cahiers de doléances
La Grande Peur
La nuit de 4/5 août
TOETS
1968
BRON I
In het voorjaar van 1789 werden overal in Frankrijk
zogenaamde 'cahiers de doléances' opgesteld, die aan
de afgevaardigden naar de opening van de Staten-
Generaal op 6 mei werden meegegeven. Hieronder
staat een gedeelte uit het 'cahier' van de boeren uit
Chapelle Craonnaise, een plaats in het westen van
Frankrijk.
"Geen enkele belasting kan worden ingevoerd zonder
de instemming van de vergadering van de Staten-
Generaal. De Staten-Generaal dienen iedere vijf jaar
bijeen te komen. Afschaffing van alle privileges van
de edelen, geestelijken en hooggeplaatste personen.
Afschaffing van de belasting op zout, de
grondbelastingen, hoofdelijke belastingen, de
inkomstenbelasting van vijf procent (…) De
bevoegdheden van de edelen op het gebied van
justitie en politie moeten afgeschaft worden (…)
Bestuurlijke, militaire en kerkelijke ambten moeten
op zo'n manier bekleed worden dat de adel niet langer
voorrang heeft."
BRON II
Kaart van 'La Grande Peur' in de tweede helft van
juli 1789
BRON III
Markies Charles-Élie de Ferrières was in 1789
namens de adel lid van de Staten-Generaal. In 1798
schreef hij zijn 'Mémoires pour servir à l'histoire de
l'Assemblée constituante et de la révolution de 1789'.
Over de bijeenkomst van de Nationale Vergadering in
de nacht van 4 augustus 1789 schreef hij het
volgende.
"De zitting van dinsdagavond 4 augustus is de
gedenkwaardigste zitting die ooit gehouden is. De
hertogen van Aiguillon en Châtelet stelden voor dat
de adel en de geestelijkheid het opgeven van hun
privileges uitspreken. De algemene opstand, de
provincies voor een deel verwoest, meer dan 150
kastelen afgebrand, de documenten met de adellijke
rechten met woede opgespoord en in brand gestoken,
de onmogelijkheid om zich te verzetten tegen de
woeste stroom van de Revolutie, dat alles schreef ons
het gedrag voor dat wij moesten tonen. Er was daar
slechts één algemene opwelling. De geestelijkheid en
de adel verhieven zich en namen alle voorgestelde
moties aan. Het zou nutteloos geweest zijn, gevaarlijk
zelfs om zich te verzetten tegen het algemene
verlangen van de natie."
1 Als je het verband tussen de bronnen I en III
wilt laten zien, heb je bron II nodig. Leg dat uit.
Zorg er voor dat je in je uitleg verwijst naar elk
van de drie bronnen.
2 Geef een argument voor en een argument tegen
de stelling dat de opvattingen van de boeren in
Chapelle Craonnaise (I) revolutionair waren.
3 Beredeneer aan de hand van bron III of De
Ferrières een voor- of een tegenstander van de
revolutie was.

FRANSE REVOLUTIE Oorzaken
Adel/Derde Stand
Terreur
TOETS
1928
BRON I
De Franse edelman Louis-Alexandre de Launay, comte d'Antraigues schreef in 1788 een beroemd pamflet:
'Mémoire sur les Etats Généraux'. Vooral onderstaande zinnen trokken de aandacht.
"De Derde Stand vormt het Volk en het Volk is de basis van de Staat; het is in feite de Staat zelf; de andere
standen zijn niet meer dan politieke groepen, terwijl door de onveranderlijke natuurwetten het Volk alles is. Alles
zou daar ondergeschikt aan moeten zijn (…) Alle nationale macht berust bij het Volk en alle staten bestaan voor
het Volk."
BRON II
In 1790 verscheen in Frankrijk deze cartoon, het onderschrift luidt: 'De adel en de geestelijkheid door Charon op
hun landgoederen rondgeleid'. Charon was in de Griekse mythologie de veerman, die de gestorvenen per boot
naar de onderwereld bracht, die voor veel Grieken gelijk stond aan de hel.
1 Leg uit dat kritiek op de adel een van de oorzaken van de Franse Revolutie vormde.
2 Leg uit dat de inhoud van bron I voor de achttiende eeuw enerzijds revolutionair is, maar vanwege de
schrijver, D'Antraigues, anderzijds ook heel opmerkelijk. Twee antwoorden dus.
3 De tekening (II) is al in 1790 gemaakt, maar je zou eerder verwachten in 1793. Leg deze veronderstelling
uit met behulp van een beschrijving van de bron.

FRANSE REVOLUTIE Fasering
Kerk en staat
Drie standen
TOETS
72
BRON I
Tekening, in de tijd van
de Franse Revolutie
verschenen, onder de
titel 'Decret de
l'Assemblée National qui
supprime les Ordres
Religieux et Religieuses'.
Supprimer betekent :
opheffen. Rechtsboven
staat: "Dat deze dag
gelukkig is mijn zusters,
ja de zoete namen van
moeder en echtgenote
zijn heel wat te verkiezen
boven die van non, hij
geeft u alle rechten van
de natuur net als aan
ons."
BRON II
Tekening, verschenen in de tijd van de Franse
Revolutie, onder de titel 'Le Joyeux Accord'. Op het
bovenste deel is te lezen: "Wel Heren, laten we
drinken op de gezondheid van onze goede Koning en
van het Vaderland, laten we het eens zijn en wel ten
minste voor het leven. En dat de deugd onze gids is en
dat we samen de ware genoegens van het leven zullen
smaken." Op het onderste deel: "Men moet drie
dingen doen. De eerste is trouw aan de Natie en aan
de Koning te zijn. De 2de is zijn naaste meer lief te
hebben dan het geld. En de 3de is anderen niet aan te
doen hetgeen men zelf niet aangedaan zou willen
worden." Op het paaltje staat een verwijzing naar een
oud kinderspelletje, waarbij de spelers al tellend om
de beurt een hand op die van een ander leggen; wie
'negen' telt, grijpt een vrije hand, zeggende: 'je tiens
mon pied de boeuf.'
1 Stel voor beide tekeningen (I en II) afzonderlijk vast
- op welke fase van de Franse Revolutie de
afbeelding betrekking heeft;
- hoe de tekenaar tegenover de revolutionaire
veranderingen staat.
Leg elk antwoord uit met behulp van een
beschrijving van de tekening.

FRANSE REVOLUTIE Cahiers de doléances
Grondwet
Rol van de Kerk
TOETS
400
BRON
Overzicht van de voornaamste eisen uit de 187 'cahiers de doléances' afkomstig uit de Provence.
aantal cahiers
absoluut percentage
164 87,7 klachten gericht tegen de heerlijke rechten
163 87,1 gelijkheid in de belastingheffing
150 80,2 hervorming van de rechtspraak
145 77,5 afschaffing of betere regeling van de tienden (belasting)
139 74,3 herziening van de grondwet van de Provence
130 69,5 economische vrijheid (afschaffing van tollen en bepaalde privileges)
126 67,3 grondrechten (persoonlijke vrijheid, pers- en gewetensvrijheid)
121 64,7 alle beroepen open voor iedereen
120 64,1 afschaffing of betere regeling van de zoutbelasting
116 62,0 allerlei eisen op politiek gebied
92 49,1 reorganisatie van de Kerk
80 42,7 bevoegdheden voor de gemeentes
78 41,7 instemmingsrecht voor de Staten-Generaal inzake belastingen
78 41,7 overige eisen op economisch gebied
1 Lodewijk XVI heeft zelf de Fransen verzocht 'cahiers de doléances' op te stellen. Geef een argument voor
en een argument tegen de stelling dat uit bovenstaand overzicht blijkt dat de grieven van de bevolking van
de Provence zich tegen de positie van de Koning richtten.
2 In welk opzicht voerde Lodewijk XVI een riskante politiek met zijn verzoek 'cahiers de doléances' op te
stellen?
3 In 1791 voltooide de Nationale Vergadering de nieuwe grondwet. Geef precies aan in hoeverre in deze
nieuwe grondwet aan de drie belangrijkste klachten uit de Provence tegemoet was gekomen.
4 In bijna de helft van de 'cahiers' uit de Provence werd gevraagd om een reorganisatie van de Kerk. Leg uit
dat de reorganisatie van de Kerk tijdens de jaren 1789 en 1790 er vooral op gericht was de Kerk van haar
macht te beroven. Twee argumenten noemen.
5 Waarom kun je zeggen dat de gematigde revolutionairen zich vooral tegen de Kerk, en de radicale
revolutionairen zich vooral tegen het geloof keerden?

FRANSE REVOLUTIE Datering bronnen
Staten-Generaal
La Grande Peur
TOETS
404
BRON I
Fragmenten uit een brief.
"Heer, om u niet ongerust te maken heb ik u tot nu toe niet deelgenoot gemaakt van de angsten die mij al zo lange
tijd benauwen; maar thans zou het naar mijn mening onverstandig zijn om u nog langer in onwetendheid te laten.
Overal wordt geroofd en geplunderd. Het volk geeft de edelen van het koninkrijk de schuld dat het graan zo duur
is, en is woedend op hen.
Een beroep op het gezonde verstand doen heeft geen enkele zin: dit losgeslagen volk is voor alles doof, behalve
voor zijn woede, en door onze gehele provincie bevinden de boeren zich in een zodanige opstandige toestand, dat
zij in staat zijn tot iedere misdaad: in deze parochie zelf praten zij er, vanuit de overtuiging dat de koningsgezinde
baron de Breteuil en zijn gezin op hun kasteel zijn, openlijk over dit in brand te steken."
BRON II
Fragment uit een geschrift.
"Resoluties moeten in de Staten-Generaal worden aangenomen en uitgevaardigd door de drie standen gezamenlijk
en de stemmen dienen per hoofd en niet per stand geteld te worden.
Dat op het gebied van de belastingen en leningen het gezag van de soeverein niet kan worden uitgeoefend, behalve
met de algehele instemming van de in vergadering bijeengekomen natie, en met de hulp van haar beraadslagingen
en haar advies in zaken van wetgeving.
Alvorens de nationale schuld te erkennen of enigerlei belasting op te leggen moeten de afgevaardigden zorg dragen
dat tot het permanente regeringssysteem van het koninkrijk de regelmatige bijeenroeping van de Staten-Generaal
op vastgestelde tijden wordt verordend.
Zij moeten om de afschaffing vragen van elke vorm van indirecte belasting, onder welke formulering ook
ingevoerd, en eisen dat er binnen het koninkrijk geen enkele nieuwe wordt ingesteld."
1 Bepaal zo nauwkeurig mogelijk de datering van respectievelijk de bronnen I en II. Geef voor beide
antwoorden een uitleg.
2 In beide bronnen (I, II) is sprake van ontevredenheid. In hoeverre kan het verschil tussen beide bronnen
wat betreft het motief voor en de mate van de ontevredenheid verklaard worden uit de identiteit van de
ontevredenen? Begin je antwoord met te bepalen wie in elk van beide bronnen laat/laten merken
ontevreden te zijn.
3 Leg uit dat de gebeurtenissen tussen beide bronnen ook een verklaring voor dit verschil (vraag 2) kunnen
vormen.

FRANSE REVOLUTIE Rol geestelijkheid
TOETS
484
BRON I
Twee artikelen uit een decreet van de Nationale Vergadering, 2 november 1789.
"Art. 1: De kerkelijke goederen moeten in hun geheel ter beschikking van de natie staan. Er geldt wel de beperking
dat onder toezicht en op aanwijzingen van de provincies op gepaste wijze gezorgd wordt voor de kosten van de
godsdienst, het onderhoud van de priesters en de armenzorg.
Art. 2: Bij de bepalingen die het onderhoud van de priesters betreffen moet voor iedere pastoorsplaats tenminste
1200 francs per jaar begroot worden, niet inbegrepen de daarbij behorende woning en tuinen."
BRON II
Spotprent uit 1790, met als titel: 'De vaderlandslievende ontvetter'.
1 Welke twee argumenten hadden de Nationale Vergadering er toe gebracht bovenstaand decreet (I) uit te
vaardigen?
2 Welk negatief gevolg heeft dit decreet (I) gehad voor het verloop van de revolutie? Leg je antwoord uit.
3 Welk oordeel gaf de tekenaar van de spotprent (II) over het decreet van de Nationale Vergadering (I)?
Leg je antwoord uit door de prent te beschrijven.

FRANSE REVOLUTIE Gematigde fase
Datering bronnen
Identificatie bronnen
TOETS
396
BRON I
Bepaling uit de 'Constitution civile', juni 1790.
"(...) zich niet tot de paus mag wenden om bevestiging van zijn benoeming te vragen, doch hem er schriftelijk
mededeling van zal doen als aan het Zichtbare Hoofd van de Algemene Kerk, ten getuige van de eenheid van
geloof en belijden, die hij daarmee onderhoudt en handhaaft."
BRON II
Fragment uit het pamflet 'Qu'est-ce que le tiers état?'.
"Wanneer de standen afzonderlijk stemmen, zullen vijf miljoen burgers niet in staat zijn enigerlei besluit in het
algemeen belang te nemen, omdat dit een paar honderdduizend bevoorrechte personen mishaagt. De wil van een
enkel individu kan dus aan die van honderd anderen een veto opleggen en hun besluit ongedaan maken."
BRON III
Fragment uit een manifest.
"(...) een eind aan de anarchie in Frankrijk te maken; de aanvallen af te slaan die op troon en altaar werden gericht;
het wettige gezag te herstellen; de koning de persoonlijke vrijheid en veiligheid te hergeven waarvan hij beroofd
werd en hem weer in staat te stellen het gezag uit te oefenen, waartoe hij gerechtigd en verplicht is."
1 Ga aan de hand van de tekst van bron I na waar de 'Constitution civile' over gaat. Leg je antwoord uit.
2 In welke zin heeft de 'Constitution civile' (I) een negatieve betekenis gehad voor de voortgang van de
Franse Revolutie?
3 Dateer zo nauwkeurig mogelijk bron II. Leg je antwoord uit.
4 De schrijver van het pamflet (II), de abt Siéyès, maakt duidelijk welke verandering hij tot stand gebracht
wil zien. In welk opzicht heeft hij zijn zin niet gekregen en in welk opzicht wel?
5 Bepaal van bron III zo nauwkeurig mogelijk wie de schrijver van dit manifest is en wanneer dit manifest
uitgevaardigd is. Leg in beide gevallen je antwoord uit.

FRANSE REVOLUTIE Nationale Vergadering
Grondwet
Eed op de Kaatsbaan
TOETS
402
BRON I
Verklaring van de Nationale Vergadering, 17 juni 1789.
"De vergadering stelt (...) vast dat deze vergadering van nu af aan is samengesteld uit rechtstreeks afgevaardigde
vertegenwoordigers van tenminste 96 procent van de natie. Een zo groot aantal afgevaardigden kan nauwelijks
werkeloos blijven toezien, alleen omdat de afgevaardigden van enkele groepen of burgerklassen ontbreken (...) De
vergadering verklaart derhalve dat met het gemeenschappelijke werk van de nationale reorganisatie onverwijld
door de aanwezige afgevaardigden begonnen kan en moet worden en dat dezen zich daaraan zonder onderbreking
en belemmering moeten wijden. De aanduiding Nationale Vergadering is de enige, die bij de huidige stand van
zaken aan de vergadering toekomt (...) De vergadering zal nooit de hoop opgeven alle nu nog afwezige
afgevaardigden in haar kring opgenomen te zien."
BRON II
Mirabeau over de uitgangspunten van de grondwet, in een nota gericht aan het koninklijke hof, 14 oktober 1790.
"Erfelijke koninklijke waardigheid in de dynastie van de Bourbons. Periodiek verkozen en permanente wetgevende
lichamen, wier bevoegdheden slechts reiken tot de opstelling van wetten. Eenheid van en zeer grote vrijheid voor
de opperste uitvoerende macht in alles wat betrekking heeft op het bestuur van het koninkrijk, de uitvoering van de
wetten, de leiding van de overheid (...) Kosteloze rechtspraak. Vrijheid voor de pers. Ministeriële
verantwoordelijkheid (...) Geen politiek onderscheid tussen de standen, geen privileges, belastingvrijstellingen (...)
Dat is wat ik onder de uitgangspunten van de grondwet versta. Zij beperken de koninklijke macht slechts om haar
sterker te maken. Zij passen volstrekt bij de monarchale regeringsvorm."
1 Met bovenstaande verklaring (I) poogde de Nationale Vergadering zich in de plaats van de Staten-
Generaal te stellen. Leg uit dat de term 'Nationale Vergadering' ten opzichte van 'Staten-Generaal' meer
inhield dan alleen een naamsverandering.
2 Met welk argument wordt in bron I de instelling van de Nationale Vergadering verdedigd? Geef je
antwoord in eigen woorden.
3 In haar verklaring sprak de Nationale Vergadering (I) de hoop uit dat de nog afwezige afgevaardigden
spoedig tot de vergadering zouden toetreden. Geef precies aan wie met de 'afwezige afgevaardigden'
bedoeld werden?
4 Welke rol heeft Lodewijk XVI in dit verband (de 'afwezige afgevaardigden') gespeeld?
5 Mirabeau gaf in zijn nota (II) zijn opvattingen weer over de grondwet, die door de Nationale Vergadering
zou moeten worden opgesteld. Beoordeel of Mirabeau (II) dezelfde taak voor de volksvertegenwoordiging
zag weggelegd als de Nationale Vergadering in haar verklaring (I). Vergelijk daartoe de twee bronnen met
elkaar.
6 In hoeverre kun je de opvattingen van Mirabeau (II) in de definitieve grondwet van 1791 terugvinden?

FRANSE REVOLUTIE La Grande Peur
Einde standenmaatschappij
TOETS
1443
BRON
Spotprent, verschenen in 1789.
1 Beredeneer naar aanleiding van welke gebeurtenis deze spotprent is gemaakt. Leg je antwoord uit.
2 Ontleen aan de prent hoe de tekenaar tegenover de revolutionaire veranderingen in 1789 stond. Leg je
antwoord uit.

FRANSE REVOLUTIE Lodewijk XVI naar Parijs
Bronvergelijking
TOETS
401
BRON I
Lodewijk XVI wordt naar Parijs gehaald, in de beschrijving van Michelet.
"Men moet vertrekken, Versailles verlaten... Adieu, oude monarchie! Honderd afgevaardigden omringen de
Koning, een heel leger, een heel volk. Hij verwijdert zich van het paleis van Lodewijk XIV om er nooit meer terug
te keren (...) Mannen, vrouwen gaan, al naar gelang hun mogelijkheden, te voet, te paard, in een rijtuig, in karretjes
die men aantreft, op de affuiten van kanonnen. Men komt tot grote vreugde een transport meel tegen, goede zaak
voor de uitgehongerde stad. Sommige vrouwen dragen op pieken grote ronde broden, anderen populierentakken,
door het oktoberweer al vergeeld. Zij waren heel vrolijk, vriendelijk op hun manier, op enkele spottende
opmerkingen aan het adres van de Koningin na. 'Wij nemen', schreeuwden zij, 'de bakker, de vrouw van de bakker
en de kleine bakkersjongen mee (...).' Dat alles, vrolijk, triest, gewelddadig, opgetogen en somber tegelijk."
BRON II
Lodewijk XVI wordt naar Parijs gehaald, in de beschrijving van Chateaubriand.
"Eerst verschenen de kanonnen, waarop hellevegen, dievegges, meisjes van plezier, er schrijlings bovenop zittend,
de meest obscene voorstellen deden en de meest vunzige gebaren maakten. Vervolgens kwamen, te midden van
een horde van alle leeftijden en geslachten, te voet de leden van de lijfwacht (...) Daarna kwam de afvaardiging van
de Nationale Vergadering; de rijtuigen van de Koning daarachter; deze rolden voort, nauwelijks zichtbaar door een
haag van pieken en bajonetten (...) Als banier hielden Zwitserse hellebaardiers de hoofden van twee lijfwachten
omhoog, gekruld en gepoederd door een pruikenmaker uit Sèvres."
1 De door Michelet (I) en Chateaubriand (II) beschreven gebeurtenis wordt wel de 'revolutie van oktober'
genoemd. In welke zin kun je deze gebeurtenis revolutionair noemen? Verwijs voor je antwoord naar
beide bronnen.
2 Leg uit dat deze gebeurtenis in oktober 1789 niet op zichzelf stond, maar in wezen de uitkomst vormde
van een ontwikkeling die al vanaf 5 mei 1789 aan de gang was.
3 De beschrijvingen van Michelet (I) en Chateaubriand (II) verschillen fundamenteel van elkaar. Noteer dat
verschil in je eigen woorden en geef er een uitleg bij.

FRANSE REVOLUTIE Marie Antoinette
Verloop revolutie
TOETS
2131
BRON I
Spotprent op Marie Antoinette. Het onderschrift luidt:
"De Oostenrijkse struisvogel. Ik slik met gemak goud en
zilver door, maar de grondwet krijg ik niet door mijn
keel". In haar mond heeft de struisvogel een papier met
het woord 'constitution'.
BRON II
Scène uit het leven van Marie Antoinette. De
prent is in Engeland gemaakt.

BRON III
Afbeelding van Marie Antoinette uit 'cahier de
coutume française'. Het onderschrift luidt: "Marie
Antoinette van Oostenrijk, Koningin van Frankrijk en
Navarra in hofkostuum en koninklijke mantel".
BRON IV
Engelse spotprent op (onder anderen) Marie
Antoinette. Het onderschrift luidt: "Franse
Democraten die de Koninklijke Weglopers
verrassen".
1 De bronnen I t/m IV gaan over het leven van Marie Antoinette als koningin van Frankrijk. Zet de vier
bronnen in de juiste volgorde van tijd. Leg bij elke bron uit waarom je deze op een bepaalde plek in
het rijtje gezet hebt.
2 Tekenaars kunnen door hun werk duidelijk maken hoe ze over een persoon of een gebeurtenis denken.
Beredeneer bij elk van de vier bronnen I, II, III en IV of de tekenaar positief of negatief over Marie
Antoinette dacht.

FRANSE REVOLUTIE Eed op de Kaatsbaan
Nationale Vergadering
Persvrijheid
TOETS
1965
BRON I
Tot de afgevaardigden in de Nationale
Vergadering behoorde een boer uit de omgeving
van Rennes (Bas-Bretagne), Michel Gérard. Door
zijn optreden en zijn woorden werd hij het
symbool voor de goedgezinde Franse boer en
kreeg hij de bijnaam 'Père Gérard'. In 1792
verscheen een boekje met de titel 'Almanach du
Père Gérard', waarin 'Père Gérard' over
verschillende onderwerpen uit de nieuwe
grondwet gesprekken voert met andere boeren. Uit
dit boekje komt deze afbeelding.
BRON II
Gedeelte van een kalender uit 1791, dat een stalletje voor de verkoop van kranten voorstelt. Veel Fransen
hadden zo'n 'almanach mural' aan de muur hangen, met een uitsparing (rechtsboven is daarvan een gedeelte te
zien), waarin de eigenlijke kalender geplaatst kon worden.

1 Met de 'Eed op de Kaatsbaan' verklaarden de leden van de Derde Stand in de Staten-Generaal zich
op 20 juni 1789 tot 'Nationale Vergadering'. Leg uit dat deze verandering het einde van het
absolutisme in Frankrijk betekende.
2 Beredeneer of de afbeelding van 'Père Gérard' (I) goed de rol weergeeft die de afgevaardigden in de
Nationale Vergadering behoorden te spelen.
3 Je kunt de scène die op de 'almanach mural' (II) is aangebracht direct verbinden met de wetgeving
door de Nationale Vergadering in de jaren 1789-1791. Leg dat uit.
4 Beredeneer of degenen die zich deze 'almanach mural' (II) hadden aangeschaft voor- dan wel
tegenstanders van de Franse Revolutie waren.

FRANSE REVOLUTIE La Grande Peur
Nacht 4/5 augustus 1789
Standplaatsgebondenheid
TOETS
406
BRON I
De toenmalige burgemeester van Parijs, Jean-Sylvain Bailly, in zijn
'Mémoires' over de nacht van 4 op 5 augustus 1789.
"Vicomte de Noailles diende het voorstel bij deze gelegenheid in. Hij
verklaarde dat op hetzelfde moment dat de vergadering gelijkheid op het
punt van de belastingen afkondigde, zij ook zou moeten bepalen dat
herendiensten en persoonlijke dienstplicht afgeschaft zouden moeten zijn
zonder schadevergoeding, en dat feodale rechten zouden kunnen worden
afgekocht als dat gewenst werd door degenen, die er aan waren
onderworpen.
De heer Cotin stelde de afschaffing van de adellijke rechtbanken voor; de
bisschop van Chartres voegde daar de afschaffing van jachtrechten aan toe,
en de erkenning van het recht dat iedere landeigenaar zou moeten hebben
om wild op zijn eigen land te doden. Priesters stelden voor wat zij maar
aan vergoedingen voor hun diensten ontvingen op te geven. Dit zijn
misschien wel niet de grootste offers geweest, maar zij hadden het effect
dat zij tot grotere aanzetten (...)
Wij kunnen dit ogenblik zien als de dageraad van een nieuwe revolutie,
toen alle lasten die op de mensen drukten werden afgeschaft en Frankrijk
waarlijk opnieuw geboren werd.
Het feodale regime, dat het volk eeuwenlang onderdrukt had, was met één
slag en in één tel omvergeworpen. De Nationale Vergadering bereikte in
enkele uren meer voor de mensen dan de meest verstandige en verlichte
naties gedurende vele eeuwen."
BRON II
De markies Charles-Elie de Ferrières, afgevaardigde van de adel van
Poitou in de Staten-Generaal, over de nacht van 4 op 5 augustus 1789.
"De afgevaardigden stonden, allen door elkaar, midden in het vertrek,
allemaal opgewonden en door elkaar pratend. De leden van de vroegere
Derde Stand probeerden, met geveinsd enthousiasme en donderend applaus
bij ieder nieuw offer, hun opwinding in stand te houden. De vergadering
leek net een stel dronkelui in een winkel vol breekbaar huisraad, alles wat
binnen hun handbereik kwam naar hartelust brekend en wegsmijtend.
Lally-Tolendal, een afzijdige getuige van al deze uitspattingen,
overhandigde een briefje aan Le Chapelier, de voorzitter, met de inhoud:
'Ze zijn gek geworden, sluit de bijeenkomst'.
Onmiddellijk schreeuwde een menigte stemmen dat aangezien individuen
hun rechten en privileges hadden opgegeven, de rechtvaardigheid vereiste
dat provincies en steden hetzelfde offer brachten wat betreft de privileges
en rechten, die drukten op het grootste deel van het koninkrijk en die de
belastingdruk afschuwelijk onevenwichtig maakten. Meer dan liefde voor
het algemeen belang leek een gevoel van haat, een blinde wraakzucht de
drijfveer te zijn.
Met verbijstering zag men dat het oude Franse staatsbestel, met veel lawaai
verbrokkelend onder de verdubbelde slagen van deze troep wilde mannen,
al spoedig nergens anders meer uit bestond dan uit een vormeloze hoop
ruïnes en brokstukken!"
1 De gebeurtenissen in de
Nationale Vergadering in de
nacht van 4 op 5 augustus 1789
hadden een duidelijke
aanleiding. Noteer welke dat
was.
2 Ga van beide bronnen (I, II)
afzonderlijk na of daarin naar
deze aanleiding voor de
gebeurtenissen in de Nationale
Vergadering verwezen wordt.
Leg steeds je antwoord uit.
3 Bailly (I) sprak in zijn verslag
van een "nieuwe revolutie".
Waarom kun je de gebeur-
tenissen in die bewuste nacht
van 4 op 5 augustus 1789
inderdaad revolutionair noe-
men?
4 Leg met twee voorbeelden uit
dat je ook al eerder dan 4/5
augustus 1789 van revolutio-
naire gebeurtenissen kunt
spreken.
5 Bailly (I) en De Ferrières (II)
lieten beiden duidelijk hun
mening over de gebeurtenissen
in de nacht van 4 op 5 augustus
1789 blijken. Leg uit dat beiden
in hun oordeel van stand-
plaatsgebondenheid blijk gaven.
6 Beoordeel of Bailly (I) en De
Ferrières (II) zich destijds al de
revolutionaire betekenis van de
gebeurtenissen van 4/5 augustus
1789 realiseerden.

FRANSE REVOLUTIE Afschaffing feodale rechten
Gematigden vs. radicalen
TOETS
15
BRON I
Op 4 augustus 1789 nam de Nationale Vergadering van
Frankrijk een aantal decreten aan, vooral onder de invloed
van de toenemende onrust onder de boeren in de weken
daarvoor (La Grande Peur). Hieronder staan enkele
artikelen uit deze decreten.
"1. De Nationale Vergadering schaft het feodale stelsel in
zijn geheel af. Zij verklaart dat van de feodale en belastbare
rechten en diensten die zonder compensatie afgeschaft zijn,
die betrekking hebben op werkelijke en persoonlijke
opvolgingsrechten en persoonlijke dienstbaarheid (…) Alle
andere worden afkoopbaar verklaard, en de prijs en de
manier waarop ze teruggekocht kunnen worden zullen door
de Nationale Vergadering worden vastgesteld. De rechten
die door dit decreet niet opgeheven zullen worden, zullen
geïnd blijven worden tot ze geheel afbetaald zijn.
3. Het exclusieve recht om te jagen wordt ook afgeschaft.
Iedere landeigenaar heeft het recht elke soort prooi te
vernietigen of door iemand te laten vernietigen, maar alleen
op het land waar hij eigenaar van is. Alle bestuurlijke
districten, ook de koninklijke, die de functie van
particuliere jachtgebieden, onder welke benaming dan ook,
hebben, zijn ook afgeschaft. Voor het behoud van de
persoonlijke genoegens zal gezorgd worden – voor zover
bezittingen en vrijheid gerespecteerd worden.
4. Alle rechtbanken van de adellijke heren zijn zonder
compensatie afgeschaft. Niettemin zullen de
functionarissen van deze rechtbanken met hun taken
doorgaan tot de Nationale Vergadering een besluit heeft
genomen over een nieuw gerechtelijk stelsel."
BRON II
De radicale journalist Jacques-René Hébert deed in
1794 in het blad 'Père Duchesne' een oproep aan de
aanhangers van de revolutie (door hem ook als
patriotten of sans-culottes aangeduid) in Parijs om
op te treden tegen de vijanden van de revolutie.
"Hier staan we op de rand van de afgrond en we
gedragen ons als dronkelappen. Wij trappen in
iedere val die ze voor ons opzetten (…) in plaats
van als broeders een eenheid te vormen, pikken we
van elkaar de ogen uit (…) We zijn oliedom, we
kijken niet met goed vertrouwen naar de Republiek
en proberen die niet te redden (…)
De Engelsen hebben op de kusten van wat eertijds
Bretagne genoemd werd alle weerspannige priesters
uitgebraakt, alle émigrés, alle schurken die het land
van de vrijheid waren ontvlucht en hun toevlucht in
Londen hadden gezocht (…) Vroegere bisschoppen
zoeken hun heil in God, waar ze nog maar een paar
jaar geleden niet in geloofden (…) Liederlijke
monniken (…) rennen in de Vendée van dorp naar
dorp (…) bewapend met dolken en kruisbeelden
(…)
Idioten bewapend met pieken, bijlen en messen
rukken op het horen van de stem van hun priesters
als dollemannen op; magistraten van het volk
worden onder de voet gelopen; van patriotten wordt
de keel afgesneden en hun kinderen worden
afgeslacht op de borst van hun moeders; hun
dochters worden verkracht; hun steden en dorpen in
de as gelegd en hun land met bloed overstroomd
(…)
De dappere sans-culottes van het departement
Hérault hebben, omdat ze de Republiek willen
redden, een eed afgelegd om tegen de rebellen op te
rukken door alle burgers onder de wapenen te
roepen en de rijken de kosten van deze veldtocht te
laten betalen (…)"
1 Je kunt de decreten van de Nationale Vergadering van
4 augustus 1789 kenmerkend noemen voor de
gematigde fase van de Franse Revolutie. Toon dat aan
a door eerst met twee concrete voorbeelden uit
bron I duidelijk te maken dat hier sprake was van
een revolutionaire verandering en
b vervolgens aan de hand van twee concrete
voorbeelden uit bron II uit te leggen dat het om
een gematigde verandering ging.
2 Toon met twee voorbeelden uit bron II aan dat je
Hébert een aanhanger van de radicale revolutie kunt
noemen. Leg in beide gevallen je antwoord uit.

FRANSE REVOLUTIE Gematigde revolutie
Opheffing heerlijke rechten
Terreur
TOETS
394
BRON
Fragment uit een rede van Barnave tot de Nationale Vergadering, 15 juli 1791.
"De zaak is deze: willen wij de revolutie beëindigen, of willen we haar opnieuw beginnen? Gij hebt de mensen
voor de wet gelijk gemaakt, gij hebt de burgerlijke en de politieke vrijheid bezegeld, gij hebt aan de Staat alles
teruggegeven wat aan de soevereiniteit van het volk ontnomen was. Een stap verder zou betreurenswaardig zijn,
een stap verder op de weg van de vrijheid zou de vernietiging van het koningschap betekenen, een stap verder op
de weg van de gelijkheid zou de vernietiging van de eigendom betekenen. En elke verlenging van de revolutie is
heden ten dage noodlottig (...) Gij weet allen, dat de nacht van de 4e augustus aan de revolutie meer aanhangers
bezorgd heeft dan alle principes der filosofie en der rede, waarop gij uw wetten baseert. Als degenen, die nu nog
verder zouden willen gaan, weer een nacht van de 4e augustus organiseren, wat zouden zij dan anders kunnen
voorstellen dan wetten tegen de eigendom? Als men van de constitutie (die de eigendom onaantastbaar noemt)
afwijkt, waar zal dan het punt zijn, waar men halt houdt, en waar zullen in het bijzonder uw opvolgers halt houden?
De Constitutie garandeert de onschendbaarheid van de koning. Ongetwijfeld heeft hij een misstap begaan. Maar de
Franse natie weet meer lief te hebben dan te haten."
1 Barnave behoorde in 1791 duidelijk tot de gematigde revolutionairen. Toon dit met 3 verschillende
voorbeelden uit zijn rede aan.
2 Welke gebeurtenis bedoelde Barnave met "de nacht van de 4e augustus"? Geef daarbij ook aan hoe het
destijds tot deze gebeurtenis gekomen was.
3 Leg in je eigen woorden uit wat Barnave bedoelde toen hij stelde dat deze nacht van de 4e augustus "aan
de revolutie meer aanhangers bezorgd heeft dan alle principes der filosofie en der rede, waarop gij uw
wetten baseert". Begin je antwoord met aan te geven wèlke Fransen door de gebeurtenis in die nacht
aanhangers van de revolutie waren geworden, werk daarna de rest van de opdracht uit.
4 Barnave stelde dat Lodewijk XVI een misstap had begaan. Welke gebeurtenis was in de ogen van
Barnave een misstap van de koning geweest? Geef ook een uitleg van de handelwijze van de Lodewijk
XVI.
5 Barnave werd in 1793 geguillotineerd, als 'vijand van de revolutie'. Wat zal hem - gelet op bovenstaande
rede - ten laste gelegd zijn?

FRANSE REVOLUTIE Datering van bronnen
Identificatie van bronnen
Rol van de godsdienst
Nationale Vergadering
TOETS
408
BRON I
Detail van een waaier ter ere van het Fête de l'Être Suprême. De
persoon rechts verbrandt het atheïsme en het fanatisme en onthult de
Waarheid.
BRON II
Een verklaring.
"De Nationale Vergadering,
overwegende, aangezien zij bijeen-
geroepen is om de Constitutie van het
koninkrijk vast te stellen, het herstel
van de openbare orde te bewerk-
stelligen en de ware uitgangspunten
van de monarchie te handhaven, dat
niets kan verhinderen dat zij haar
beraadslagingen voortzet op welke
plaats zij ook gedwongen wordt zich
te vestigen en dat dan ook overal daar,
waar haar leden bijeen zijn, de
Nationale Vergadering is,
besluit dat alle leden van deze
Nationale Vergadering ogenblikkelijk
plechtig zullen zweren nooit uiteen te
gaan en overal bijeen te komen waar
de omstandigheden dat vereisen, opdat
de Constitutie van het koninkrijk
worde opgesteld en gebaseerd op
hechte fundamenten; en dat als deze
eed is gezworen, alle leden, en ieder
van hen afzonderlijk, dit onwrikbare
besluit met hun handtekening zullen
bevestigen."
1 Dateer zo nauwkeurig mogelijk de waaier (I). Leg je
antwoord uit.
2 Identificeer en dateer zo nauwkeurig mogelijk de
verklaring (II). Leg je antwoord uit.
3 De Nationale Vergadering (II) stelt dat zij "bijeenge-
roepen" is. Leg uit dat je daarover van mening kunt
verschillen. Twee antwoorden dus.
4 De Nationale Vergadering stelt dat zij bijeengeroepen is
om "de ware uitgangspunten van de monarchie te
handhaven" (II). Leg nu aan de hand van de in 1791
aangenomen grondwet uit welke visie de Nationale
Vergadering op het koningschap had, m.a.w. welke rol
de koning in het Franse staatsbestel toebedeeld kreeg.

FRANSE REVOLUTIE Gematigde fase
Lodewijk XVI naar Parijs
Radicale fase
Omverhalen standbeelden
Standplaatsgebondenheid
TOETS
1605
BRON I
Tijdens de Franse Revolutie verscheen in Frankrijk deze spotprent. De titel luidt: 'Journée mémorable de
Versailles, le lundi 5 Octobre 1789'. Daaronder staat, in vertaling, de volgende tekst: "Onze moderne amazones,
trots op hun overwinningen, keerden te paard op de kanonnen terug, met verscheidene heren van de Nationale
Garde, met populierentakken in hun hand onder het geluid van herhaalde kreten 'Vive la Nation, Vive le Roi'".

1 Leg uit (zonder de gegeven jaartallen in je antwoord te betrekken) dat bron I het karakter van de
gematigde fase van de Franse Revolutie goed weergeeft en dat bron II hetzelfde doet voor de
radicale fase.
2 De beide bronnen (I en II) zijn enerzijds duidelijk standplaatsgebonden, maar kunnen aan de
andere kant heel goed gebruikt worden voor een onderzoek naar de achtergronden van de Franse
Revolutie. Leg beide onderdelen van deze bewering uit.
BRON II
Tijdens de Franse Revolutie verscheen in Frankrijk deze spotprent. De titel luidt: 'Place Vendôme' (een plein in
Parijs). Het onderschrift luidt: 'Le plus Grand, des Despotes, Renversé par la Liberté'.

FRANSE REVOLUTIE
Radicale revolutie
Jacobijnen
Terreur
TOETS
1966
BRON I
Op 10 maart 1793 werd in Frankrijk een wet van kracht, waarbij een revolutionair tribunaal ingesteld werd.
Hier volgen enkele bepalingen uit deze wet.
"IV Het revolutionaire tribunaal is ingesteld om de vijanden van het volk te straffen.
V De vijanden van het volk zijn diegenen die er naar streven de publieke vrijheid te vernietigen, hetzij met
geweld, hetzij met list.
VI Als vijanden van het volk zijn bekend degenen die zullen hebben opgehitst tot het herstel van het koningschap
of geprobeerd zullen hebben om de Nationale Conventie en de revolutionaire en republikeinse regering waarvan
zij het middelpunt vormt, te vernederen of op te heffen; degenen die de Republiek hebben verraden als
commandanten van plaatsen en legers of in elke andere militaire functie, in verstandhouding hebben gestaan met
de vijanden van de Republiek, bezig geweest zijn om de bevoorrading van of de dienstverlening aan de legers te
laten mislukken (…) degenen die het Volk of de vertegenwoordigers van het Volk zullen hebben bedrogen om
hen er toe te brengen stappen te ondernemen tegen de vrijheid; degenen die zullen hebben geprobeerd tot
moedeloosheid aan te zetten om de zaak van de tegen de Republiek verbonden tirannen te begunstigen; zij die
valse berichten zullen hebben verspreid om het Volk te verdelen of in beroering te brengen."
BRON II
Overzicht van de vonnissen, uitgesproken door door het 'Tribunal Révolutionaire de Paris', tussen april 1793 en
juli 1794.
Vrijspraak Gevangenisstraf Deportatie Doodstraf TOTAAL
April 1793 16 0 0 9 25
Mei 1793 23 0 2 9 34
Juni 1793 33 0 3 15 51
Juli 1793 47 3 1 14 65
Augustus 1793 36 1 1 5 43
September 1793 42 6 6 22 76
Oktober 1793 17 12 1 18 48
November 1793 91 6 2 67 166
December 1793 101 5 0 61 167
Januari 1794 106 8 12 68 194
Februari 1794 79 1 5 116 201
Maart 1794 59 3 0 155 217
April 1794 45 8 3 65 121
Mei 1794 155 12 0 354 521
Juni 1794 164 0 0 509 673
Juli 1794 292 0 0 1138 1430
TOTAAL 1306 65 36 2625 4032

BRON III
In het najaar van 1794, vlak na de dood van Robespierre, is
deze anonieme gravure gemaakt, getiteld 'Le Peuple
Français, où le régime de Robespierre'. De vier dansers
staan vermeld op het bord dat tussen de bomen hangt:
vrijheid, gelijkheid, broederschap, de dood.
1 Uit de tekst van de wet die het
revolutionaire tribunaal instelde blijkt
duidelijk dat deze is opgesteld door de
radicale Jacobijnen. Toon deze
bewering aan met twee voorbeelden uit
bron I.
2 De wet van 10 maart 1793 (I)
betekende de instelling van de Terreur.
Ontleen aan bron I de rechtvaardiging
daarvoor. Neem in je antwoord een zin
uit de bron over om je antwoord te
ondersteunen.
3 Beredeneer of de gegevens in bron II de
volgende beweringen met betrekking
tot de Terreur ondersteunen:
- tijdens de periode van de Terreur
vond een proces van radicalisering
plaats;
- tijdens de periode van de Terreur
heerste in Frankrijk volslagen
rechteloosheid.
4 Beredeneer dat de tekenaar van de
gravure (III) zijn visie op de
heerschappij van Robespierre met de
gegevens in bron II kon ondersteunen.
Het gedicht onderaan de prent beschrijft de gevoelens van
heel veel Fransen: "Tijdens de radicale revolutie begreep ik
niet meer wat er gebeurde, ze probeerden mij allemaal te
vangen; maar nu Robespierre dood is, heb ik wel het lef om
op hem/de revolutie te pissen".

FRANSE REVOLUTIE Fases van de revolutie
Datering van bronnen
Identificatie van bronnen
TOETS
483
BRON I
Cartoon, getiteld 'De Jacobijnse zuiveringssoep'.
BRON II
Cartoon, getiteld 'De huidige tijd eist dat iedereen de grote last draagt'. 'Dette
nationale' betekent: nationale schuld, de 'impôt territorial' was een grondbe-
lasting.
1 Dateer elk van beide cartoons zo
nauwkeurig mogelijk. Leg steeds
je antwoord uit door de prent te
beschrijven.
2 Ga van beide cartoons na of de
tekenaar een voor of een
tegenstander van de Franse
Revolutie was. Leg steeds je
antwoord uit.

FRANSE REVOLUTIE Verloop revolutie
Edmund Burke
TOETS
398
BRON I
De Engelsman Edmund Burke in zijn 'Reflections on the Revolution in France, 1790.
"Onder een bewind als het uwe hangt alles van het leger af (...) Geplaatst tegenover zo'n zwak en voortdurend
wisselend gezag, zullen de officieren een tijdlang aan partijzucht en opstandigheid ten offer vallen, totdat de een of
andere populaire generaal, die het verstaat zijn soldaten voor zich in te nemen en die weet wat bevelen is, aller
ogen op zich zal vestigen. Dan zal het leger hem gehoorzamen, omdat hij het is. Een andere mogelijkheid om
militaire gehoorzaamheid af te dwingen zal er onder die omstandigheden ook niet zijn. Maar op hetzelfde ogenblik
zal de man die het bevel over het leger in handen krijgt uw meester zijn; de meester (...) van uw koning, van uw
vergadering, de meester van het gehele gemenebest."
BRON II
Fragment uit een proclamatie van Napoleon, 26 april 1796.
"Soldaten! In twee weken tijds hebt gij zes overwinningen behaald; gij hebt 15.000 gevangenen gemaakt; gij hebt
meer dan 10.000 man gedood of gewond. Van alles beroofd, hebt gij alles vermocht. Gij hebt veldslagen gewonnen
zonder één kanon; gij zijt rivieren overgetrokken zonder één brug; gij hebt geforceerde marsen zonder schoeisel
gemaakt en gekampeerd zonder een druppel cognac en vaak zelfs zonder brood. Alleen de falanxen der Republiek,
alleen de soldaten der Vrijheid konden zoveel doorstaan als gij."
1 Burke (I) deed in 1790 voorspellingen over het verdere verloop van de Franse Revolutie. Leg uit wat
Burke in feite in 1790 reeds voorzien heeft.
2 In welk opzicht vormt bron II een ondersteuning van de voorspelling/waarschuwing van Burke (I)? Leg je
antwoord uit.
3 Uiteraard kon Burke in 1790 niet exact voorzien wat er in de jaren daarna zou gaan gebeuren. Toon dat
met twee voorbeelden uit bron I aan: laat dus zien dat bepaalde zaken anders gelopen zijn dan Burke in
1790 voorzag.

FRANSE REVOLUTIE Terreur
Publieke opinie
TOETS
2132
BRON I
In het begin van de maand april 1794 schreef een inwoner van Parijs, genaamd Ruault, een brief aan zijn broer,
waarin hij de ontwikkeling van de revolutie besprak. Hieronder volgt een fragment uit deze brief. Met 'patriotten'
bedoelt Ruault aanhangers van de revolutie, een 'tribunaal' is een rechtbank. '10 Germinal' is de revolutionaire
naam voor 30 maart.
"De gewelddadigheid onder de patriotten is heftiger dan ooit. Het 'Comité voor Algemeen Welzijn' heeft zojuist
ongeveer 20 van de meest bekende revolutionairen terecht laten stellen, onder wie Clootz, Hébert en Ronsin, de
commandant van het revolutionaire leger. De ongelukkige Clootz, zijn hoofd buigend naar het guillotine-mes, riep
uit: 'Vaarwel menselijkheid!' Danton is zojuist gearresteerd, in de nacht van 10 Germinal. Dit gebeurde omdat
Danton en Desmoulins een eind wilden maken aan het werken met de guillotine, nu moeten ze deze dus zelf
ondergaan. Hun goede bedoelingen zullen tegelijk met hun levens uitgedoofd worden. Morgen zullen ze
gedwongen worden voor het bloedtribunaal te verschijnen die ze zelf hebben helpen opzetten. Het is de tegenslag
voor Danton dat hij onder goede patriotten weer enige waardering had gekregen (…) sinds zijn minder strenge
gevoelens bekend werden, nadat hij met Camille Desmoulins was gaan samenwerken in de krant 'Le Vieux
Cordelier' in een poging om de bloedbaden van het Revolutionaire Tribunaal te stoppen. Deze twee mannen,
leiders van een partij die maar al te berucht is geworden, hebben enige sporen van menselijkheid behouden en
hoopten dat een eerzame terugkeer naar goede principes er toe zou leiden dat hun dwaasheden, en zelfs hun
wreedheden, vergeten zouden worden. De populariteit van Danton wekte de ergernis op van Robespierre, die
tegenwoordig de Koning van de Revolutie is (…)."
BRON II
In 1793 werd in Frankrijk dit
etensbord van aardewerk
geproduceerd. Louis Capet is de
burgerlijke naam van Lodewijk
XVI.

BRON III
In 1793 maakte de Britse tekenaar James Gilray deze cartoon van de
onthoofding van Lodewijk XVI. De vertaling van het onderschrift luidt: "Het
bloed van de vermoorde, schreeuwend om wraak". In de tekst bovenaan wordt
de guillotine een "instrument van Franse verfijning in het plegen van moord"
genoemd; de tekening is volgens Gilray vooral bedoeld voor degenen die het
goed voorhebben met "Koning en Constitutie van Groot-Brittannië".
1 Leg uit dat uit zijn brief (I) blijkt dat Ruault
- de Terreur beschreef;
- ook zichzelf met het schrijven van deze brief in groot gevaar bracht en
- van mening was dat de revolutie inmiddels te ver was gegaan.
2 Welke conclusie kun je trekken uit het gegeven dat in 1793 borden als in bron II in Frankrijk op
grote schaal geproduceerd en verkocht werden?
3 Beredeneer aan de hand van zijn cartoon (III) of Gilray in 1793 een voor- of een tegenstander van de
Franse Revolutie was. Toon je antwoord aan met twee argumenten die je aan de bron moet ontlenen.

FRANSE REVOLUTIE Datering bronnen
Representativiteit
Rol van de adel
Veroordeling Lodewijk XVI
TOETS
410
BRON I
De vicomte de Noailles tot de
Nationale Vergadering.
"Het platteland heeft het raadzaam
geacht uit zelfverdediging de
wapenen op te nemen en zich
door niets daarvan af te laten
houden. Dientengevolge ziet het
koninkrijk zich op het ogenblik
voor de keus gesteld tussen de
maatschappelijke ondergang
enerzijds en anderzijds een nieuw
bewind, dat het bewonderde
voorbeeld van Europa zou kunnen
zijn. Hoe moet deze regering tot
stand komen? Door rust en orde
(...) Om tot die noodzakelijke rust
en orde te geraken, stel ik voor:
1 dat alle burgers van het
koninkrijk naar hun inkomen
belasting zullen betalen;
2 dat alle openbare uitgaven
voortaan door allen gelijkelijk
worden gedragen."
BRON II
In 1793 verscheen in Engeland onderstaande spotprent met als titel:
'HELL BROKE LOOSE or THE MURDER OF LOUIS'. De schepsels in
de lucht roepen de revolutionaire strijdkreet 'ca ira' en 'vive la nation'.
1 Dateer bron I zo nauwkeurig mogelijk. Leg je antwoord uit.
2 De Noailles was een edelman. Beoordeel aan de hand van zijn woorden (I) of deze representatief waren voor
de overtuiging van de meeste Franse edelen. Leg je antwoord uit.
3 Waarom kun je de voorstellen van De Noailles (I) revolutionair noemen?
4 In 1789 nam de Nationale Vergadering de 'Verklaring van de Rechten van de Mens en de Burger' aan.
Ontleen aan zijn woorden (I) een argument voor de stelling dat De Noailles voorgestemd zal hebben.
5 Beoordeel of de tekenaar van de spotprent (II) een voor- of een tegenstander van de Franse Revolutie was.
Leg je antwoord uit met twee beeld- én twee tekstelementen uit de bron..

FRANSE REVOLUTIE Datering bronnen
Identificatie bronnen
Verlichtingsdenken
Terreur
TOETS
403
BRON I
Fragment uit een redevoering.
"Zes maanden lang en eigenlijk al vanaf het begin van de revolutie heb ik nagedacht over de stellingen die ik hier
ga verdedigen. En een slimme toverkunst van onze tegenstanders zal mij er zeker niet van afbrengen. Op grond van
redeneringen en van de feiten ben ik tot de overtuiging gekomen dat een volk dat na tien eeuwen van slavernij de
vrijheid heeft veroverd, de oorlog nodig heeft. De oorlog is nodig om de vrijheid te consolideren, om haar te
zuiveren van de ondeugden van het despotisme, om uit haar boezem de mannen die haar zouden willen
corrumperen, te laten verdwijnen."
BRON II
Fragment uit een verklaring.
"Wij willen in ons land de zelfzucht vervangen door de moraal, de uiterlijke eer door de rechtschapenheid, de
gewoonten door de beginselen, het fatsoen door de plicht, de dwingelandij van de mode door het rijk van de rede,
de verachting van het ongeluk door de verachting van de ondeugd, de onbeschoftheid door de fierheid, de ijdelheid
door de zielengrootheid, de liefde voor het geld door het streven naar roem, de intriges door de verdiensten, het
vertoon van geest door het genie, het ijdele gedoe door de waarheid, de verveling van de wellust door de bekoring
van het geluk, de kleinheid van de groten door de grootsheid van de gewone man, een beminnelijk, lichtzinnig en
ellendig volk door een grootmoedig, machtig en gelukkig volk, kortom: alle misdaden en belachelijke elementen
van de monarchie door alle wonderen van de Republiek."
1 Dateer en identificeer de bronnen I en II zo nauwkeurig mogelijk. Leg steeds je antwoord met een
verwijzing naar de betreffende bron uit.
2 Leg met twee argumenten uit dat het betoog in bron II aantoont dat in de Franse Revolutie geprobeerd
werd het Verlichtingsdenken in praktijk te brengen.
3 Waarom kon de toepassing van juist het soort denkbeelden, als in bron II verkondigd, tot de Terreur
leiden?

FRANSE REVOLUTIE Datering bronnen
Identificatie bronnen
Cahiers de doléances
Veroordeling Lodewijk XVI
TOETS
399
BRON I
Een geschrift.
"Vertegenwoordigers van het volk!
Hoe lang zult gij toestaan dat royalisme, eerzucht, egoïsme, hebzucht en
fanatisme overal dood en verderf zaaien? Weg met de hamsteraars, die woeker-
winsten maken! Doet iets aan de eigendomsrechten. Maak haast, want de
wereld kijkt naar U. Het nageslacht zal uw namen voor eeuwig vervloeken als
gij niet snel iets bedenkt om Frankrijk weer welvaart en rust te geven. Daarom
verzoeken wij de Conventie het volgende te verordenen:
1. dat voormalige edellieden, magistraten en priesters geen enkele functie in
het leger, het bestuur of de rechtspraak meer mogen uitoefenen;
2. dat de belangrijkste levensmiddelen vaste prijzen krijgen;
3. dat lonen en prijzen bij de wet geregeld worden en op een zodanig peil
gebracht worden, dat men niet alleen kan overleven, maar ook van het
leven genieten;
4. dat alle boeren, die door tegenslag of ongeval geen oogst kunnen
binnenhalen, uit de openbare schatkist schadeloos gesteld zullen worden;
5. dat de voornaamste levensmiddelen voor elke burger van de republiek
hetzelfde gaan kosten;
6. dat er een grens wordt gesteld aan de hoeveelheid geld die een burger mag
bezitten;
7. dat niemand méér land mag pachten dan nodig is voor een (nader vast te
stellen) aantal ploegen;
8. dat niemand meer dan één winkel of werkplaats mag bezitten."
BRON II
Inleidende woorden van een geschrift.
"Een goede koning is pas echt gelukkig door het geluk van zijn onderdanen.
Lodewijk XVI, doordrongen van deze waarheid, omringt zich met de natie,
roept haar bijeen om haar te raadplegen over wat het meest bijdraagt tot haar
geluk en verzekert zich voor altijd van de liefde van zijn onderdanen. Laten we
hem dankbaar zijn voor het verbreken van de boeien van de natie; dat men hem
de naam Vader van het Volk toekenne!"
BRON III
Fragment uit een redevoering.
"Lodewijk heeft op twintigjarige leeftijd de troon bestegen; bijna twintig jaar
lang heeft hij op de troon een voorbeeld gegeven van goed zedelijk gedrag: aan
geen enkele zwakheid of lage hartstocht heeft hij zich schuldig gemaakt.
Steeds heeft hij zich een oprecht vriend van het volk getoond. Het volk vroeg
om hervormingen; hij heeft die bewerkstelligd; het volk vroeg om vrijheid; hij
heeft die gegeven. Het is in de naam van datzelfde volk... Burgers, hier zwijg
ik. Ik houd halt voor de Historie. Bedenkt, dat zij uw uitspraak zal beoordelen
en dat dit oordeel van de Historie er één zal zijn van eeuwen en eeuwen."
1 Geef zo nauwkeurig
mogelijk aan wanneer bron I
ontstaan is. Leg je antwoord
uit.
2 Geef zo nauwkeurig
mogelijk aan wie dit
geschrift (I) opgesteld
hebben. Leg je antwoord uit.
3 De woorden van bron II
vormen de inleiding van een
'cahier de doléances',
namelijk van het district
Vannes in Bretagne. Ontleen
aan deze inleiding een
argument dat het hier
inderdaad om zo'n 'cahier de
doléances' gaat.
4 Ontleen aan de inleiding
twee argumenten (los van
het gegeven dat het een
'cahier de doléances' betreft)
voor de datering van bron II.
5 Bij welke gelegenheid is de
redevoering (III) gehouden?
Leg je antwoord uit.
6 Leg uit waarom de man, die
de redevoering (III)
uitsprak, zich hiermee aan
grote gevaren blootstelde.

FRANSE REVOLUTIE Revolutionaire oorlogen
Groot-Brittannië
TOETS
272
BRON
In 1798 verscheen in Engeland deze spotprent. Rechtsonder op de prent staat door elkaar een aantal letters, die
FRANCE aanduiden. De vlag op de schepen rechtsonder moet die van Frankrijk voorstellen. De drietand verwijst
naar Neptunus, de (Romeinse) god die over de zeeën heerst.
1 Gillray maakte zijn prent tegen de achtergrond van de oorlogen die het revolutionaire Frankrijk tegen
een aantal andere Europese staten voerde. Leg uit dat je de motieven van de Fransen om deze oorlogen
te voeren moet verklaren vanuit de revolutionaire ideeën die in Frankrijk heersten.
2 Leg met drie verschillende beeldelementen uit de bron uit welke mening de tekenaar met zijn prent
naar voren wil brengen.

FRANSE REVOLUTIE Radicale fase
Jacobijnen
Terreur
TOETS
161
BRON I
Een vertegenwoordiger van het revolutionaire bewind in het departement Cher, Jacques Léonard Laplanche (een
voormalige Benedictijner monnik), gaf in 1794 een verantwoording van zijn bestuursmaatregelen. Hier volgen er
enkele.
"Ik heb over de godsdienst gesproken en al haar poespas; ik heb mij uitgesproken tegen de slechte priesters, ik heb
fanatisme en bijgeloof vernietigd en op mijn bevel zijn alle kapellen, alle kruisen, alle heilige kribbes en houten en
stenen heiligen op de straathoeken omgehaald; alles is vernietigd.
Ik heb een parochie onderdrukt, de kerk in de ban gedaan (…) De klokken zijn naar beneden gekomen, slechts zal
blijven om te waarschuwen voor branden en gevaar (…)
Ik heb de rijken belast ten bate van de Revolutie; het totaal van deze belasting bedraagt 249.000 livres (…)
Ik heb graan laten verdelen onder die arme zielen die niets hadden.
Ik heb orders gegeven dat ik de namen moest hebben van alle behoeftigen, die een recht hadden om geholpen te
worden; ik zal de ouders, vrouwen en kinderen begunstigen van de mannen die de natie verdedigen."
BRON II
Gegevens over het aantal executies met de guillotine door de revolutionaire tribunalen, 1793-1794.
Parijs Heel Frankrijk
Aantal Percentage Aantal Percentage
Edelen 533 19,4 1156 8,2
Geestelijken 240 8,7 920 6,5
Burgers 1443 52,6 3452 24,6
Arbeiders 478 17,4 4389 31,2
Boeren 3961 28,1
Onbekend 53 1,9 200 1,4
Totaal 2747 14078
1 Ontleen aan bron I drie argumenten voor de stelling dat Laplanche door zijn maatregelen liet zien een
aanhanger van de Jacobijnen te zijn.
2 De radicale revolutie van 1793-1794 was volgens de Jacobijnse leiders niet mogelijk zonder de Terreur in
te stellen. Leg uit welke redenering de Jacobijnen hiervoor gebruikten.
3 Bron II geeft een overzicht van de slachtoffers van de Terreur, uitgesplitst naar de verschillende
bevolkingsgroepen. Welke conclusie moet je trekken als je deze 'resultaten' van de Terreur vergelijkt met
de woorden van Laplanche (I) en de rechtvaardiging van de Terreur door de Jacobijnse leiders? Leg je
antwoord uit.

FRANSE REVOLUTIE Radicale fase
Terreur
TOETS
397
BRON
Fragmenten uit een rede van Robespierre tot de Nationale Conventie, 3 december 1792.
"Burgers! De vergadering is afgedwaald van de kwestie waar het eigenlijk om gaat. Het gaat er hier niet om een
proces te voeren. Louis is geen beklaagde, en gij zijt geen rechters. Gij zijt slechts staatslieden en
vertegenwoordigers van de natie, en ge kunt niet anders zijn. Ge hebt geen vonnis op te stellen vóór of tegen die
man, maar ge moet een maatregel nemen tot het algemeen welzijn. Ge hebt in het belang van ons volk een daad
van vooruitziend beleid te verrichten (...) Eens was Louis koning, maar nu hebben we een Republiek. Met deze
paar woorden is de zaak beslist die U bezighoudt. Louis is door zijn misdaden onttroond, hij verried het Franse
volk, hij riep, om dat volk te kunnen pijnigen, de legers van de tirannen, zijn collega's te hulp. De overwinning en
het volk hebben beslist dat hij-alleen een verrader is. Hij kan dus niet veroordeeld worden, hij ís al veroordeeld."
1 Ontleen aan deze rede van Robespierre twee argumenten om te laten zien dat hij tot de Jacobijnen
behoorde. Verwijs in je antwoord steeds naar de tekst.
2 Na de veroordeling en terechtstelling van Lodewijk begon de periode van de Terreur. Met welke
argumentatie verdedigde Robespierre de Terreur?
3 Toon aan dat je in bovenstaande woorden van Robespierre deze argumentatie al enigszins kunt herkennen.

FRANSE REVOLUTIE Radicale fase
Jacobijnen
Terreur
Revolutionaire oorlog
TOETS
412
BRON
Toespraak van Saint-Just, lid van het 'Comité de Salut Public', ter gelegenheid van de indiening bij de Nationale
Conventie van de 'Décrets de Ventôse', 26 februari 1794.
"De kracht der gebeurtenissen kan ons tot resultaten brengen die we ons nooit hadden voorgesteld. De rijkdom is in
de handen van veel van de vijanden van de Revolutie; de noodzaak dwingt de werkende mensen van deze vijanden
afhankelijk te zijn. Denkt u dat de staat kan overleven als de verhoudingen tussen burgers uiteindelijk afhankelijk
zijn van diegenen die vijandig staan tegenover zijn regeringsvorm? Wie slechts een halve revolutie tot stand
brengt, graaft alleen maar zijn eigen graf.
Vergieten de mensen hun bloed aan de grenzen, draagt iedere familie rouwkleren voor zijn zonen, teneinde de
omstandigheden aangenaam voor tirannen te maken? U moet het principe erkennen dat in ons land niemand enige
rechten heeft die niet meegeholpen heeft hem vrij te maken.
Weg met de bedelarij, een schande voor een vrije staat; het bezit van patriotten is heilig, dat van samenzweerders is
beschikbaar voor de behoeftigen. De behoeftigen zijn de machtigen der aarde, zij hebben het recht als meesters te
spreken tot regeringen die hen verwaarlozen.
De manier om de Revolutie sterk te maken is deze voordelig voor haar aanhangers te maken en verderfelijk voor
haar tegenstanders.
Laten we Europa leren dat u niet wilt dat er op Franse bodem ook maar één ongelukkige man of één onderdrukker
verkeert; laat dit voorbeeld navolging vinden over de gehele wereld; en laat dit de liefde voor de deugden en voor
geluk aanmoedigen. Geluk is een nieuw idee in Europa!
Ik stel het volgende decreet voor: alle gemeentes in de Republiek moeten een lijst opstellen van de arme patriotten
die zij tellen. Wanneer het 'Comité de Salut Public' deze lijsten heeft ontvangen, zal zij berichten over de manier
om al deze ongelukkige mensen schadeloos te stellen uit het bezit van de vijanden van de Revolutie!"
1 Saint-Just was een van de meest radicale Jacobijnen en bondgenoot van Robespierre. Leg nu uit dat je zijn
Jacobijnse achtergrond kunt ontlenen aan zowel de inhoud van de 'Décrets de Ventôse' als aan zijn
opvattingen over de voortgang van de revolutie. Verwijs in beide antwoorden steeds naar de tekst van de
bron.
2 Saint-Just was een hartstochtelijk verdediger van de Terreur. Leg uit dat je zijn argumentatie aan
bovenstaande toespraak kunt ontlenen.
3 Sinds 1792 was Frankrijk in oorlog met Pruisen en Oostenrijk. Leg uit dat de rechtvaardiging, die Saint-
Just in bovenstaande toespraak voor deze oorlog gaf, kenmerkend voor het Jacobijnse denken was.
4 Noem nog een ander motief dat in 1792 een rol bij het besluit tot de oorlogsverklaring heeft gespeeld.

FRANSE REVOLUTIE Datering bronnen
Rol van de godsdienst
Radicale fase
TOETS
407
BRON I
Prent van het feest ter ere van het Opperwezen (l’Être Suprême.
BRON II
Een decreet.
"Van dit ogenblik af aan, totdat de vijand van de bodem der Republiek zal zijn verdwenen, worden alle
Fransen duurzaam tot de dienst voor het leger opgeroepen. Jonge mannen zullen ten strijde trekken, getrouwde
mannen zullen wapenen smeden en voor het transport der voorraden zorg dragen; vrouwen zullen tenten en
uniformen maken en in de hospitalen dienst doen; kinderen zullen van oud linnen verbandstof maken; oude
mannen zullen naar de openbare pleinen gedragen worden om de soldaten moed in te spreken, de haat jegens
de koningen te prikkelen en de Republiek tot eenheid aan te sporen."
1 Geef aan in welke fase van de Franse Revolutie de prent (I) gemaakt werd. Leg je antwoord uit.
2 Dateer het decreet (II) zo nauwkeurig mogelijk. Verklaar je antwoord.
3 Geef duidelijk aan van welke politieke groepering in het decreet (II) de ideeën terug te vinden zijn.
Leg je antwoord uit.

FRANSE REVOLUTIE Montagnards
Terreur
TOETS
415
BRON I
Decreet van de Nationale Conventie van 10 maart 1793.
"De Nationale Conventie geeft het volgende decreet uit:
In Parijs zal een speciaal tribunaal ingesteld worden dat zich bezig houdt met alle contra-revolutionaire activiteiten
en met alle aanvallen op de vrijheid, gelijkheid, eenheid en ondeelbaarheid van de Republiek.
Het speciale tribunaal zal eveneens verantwoordelijk zijn voor alle zaken die betrekking hebben op de interne en
externe veiligheid van de staat en voor iedere vorm van samenzwering, die er op gericht is de monarchie te herstel-
len of een andere vorm van gezag op te richten, die vijandig tegenover de vrijheid, de gelijkheid en de
soevereiniteit van de natie staat, ongeacht of zij die aangeklaagd worden burgerlijke of militaire functionarissen
dan wel gewone burgers zijn.
Het tribunaal zal bestaan uit een jury en vijf rechters. Het zal hun taak zijn leiding te geven aan de processen en de
wet toe te passen, wanneer de jury over de zaak tot een besluit is gekomen."
BRON II
De radicale ('Montagnard'-)afgevaardigde Marc-Antoine Baudot in zijn memoires over de toestand in het voorjaar
van 1793.
"De Girondijnen wilden de revolutie tot staan brengen met de bourgeoisie aan de macht, maar op dat moment was
dat zowel onmogelijk als onverstandig. Er was openlijk oorlog aan de grenzen en er dreigde burgeroorlog; de
buitenlandse troepen konden alleen teruggedreven worden door de massa's, die derhalve wakker geschud moesten
worden om de Republiek te ondersteunen. Alleen de 'Montagne' verstond waarlijk deze roeping, die er in de eerste
plaats op gericht was een buitenlandse invasie te voorkomen, en zij maakte gebruik van het enige middel dat in
zo'n onderneming tot succes kan leiden. Zij voelde zich gedwongen door de omstandigheden en had de moed dit te
verkondigen: de Girondijnen hetzij erkenden het feit niet, hetzij wensten niet de consequenties te ondergaan. 'Zij
zijn advocaten, uitstekende sprekers en bedreven in de rechtspleging' zei Danton, 'maar zij hebben nooit iets groters
opgepakt dan een pen of een aanwijsstok.'
De Girondijnen waren tribunen zonder de steun van het volk. Zij waren stom genoeg om op het moment dat alle
massa's opgezweept waren, te verklaren dat zij een oorlog op leven en dood voerden tegen de 'Montagne', die de
belangen van deze zelfde massa's begreep en verwoordde."
1 Het decreet van 10 maart 1793 (I) opende de weg naar de Terreur. Waarom waren de omstandigheden in
het voorjaar van 1793 voor de radicalen aanleiding dit decreet uit te vaardigen?
2 Leg uit dat je in feite al in dit decreet de Jacobijnse rechtvaardiging van de Terreur kunt lezen. Verwijs in
je antwoord naar de tekst van bron I.
3 Baudot (II) stelde dat alleen de radicalen ('La Montagne') de massa's er toe konden brengen de revolutie te
ondersteunen. Noem 2 maatregelen uit het jaar 1793 waaruit dit blijkt.
4 Welke consequentie had het decreet van 10 maart 1793 (I) voor de Girondijnen, als je afgaat op de
beschrijving van Baudot (II)? Leg je antwoord uit.

FRANSE REVOLUTIE Export van de revolutie
TOETS
742
BRON
Op 12 januari 1793 werd in Engeland onderstaande cartoon gepubliceerd. De titel luidt: 'Sans-Culottes, feeding
Europe with the Bread of Liberty'. Met 'sans-culottes' worden aanhangers van de radicale Jacobijnen bedoeld. In
de prent zijn respectievelijk Holland, Savoy, John Bull, Prussia & Germany en Italy afgebeeld.
1 Leg uit hoe de aanhangers van de Franse Revolutie vanuit hun revolutionaire overtuiging de oorlog met
andere landen rechtvaardigen. Laat daarbij zien dat de tekenaar van de bron deze overtuiging in zijn
prent verwerkt heeft.
2 Maak duidelijk dat volgens de tekenaar van de bron de Franse revolutionairen in werkelijkheid andere,
namelijk politieke, religieuze en economische motieven hadden om andere landen aan te vallen. Noem
bij elk motief steeds duidelijk het gebruikte beeldelement.

FRANSE REVOLUTIE Radicale revolutie
Jacobijnen
TOETS
392
BRON
Fragment uit een rede van Robespierre, februari 1794.
"Wat is het doel waarnaar wij streven? Het vredige genot van vrijheid en gelijkheid: het heersen van die eeuwige
gerechtigheid, waarvan de wetten in de harten der mensen gegrift staan, zelfs in het hart van de slaaf, die de wetten
niet kent, en van de tiran, die ze miskent.
Wij begeren een orde (...) waarbij ons land de welvaart van ieder persoonlijk waarborgt en elk individu niet zonder
trots de voorspoed en de glorie van ons land deelt; de zielen van allen voortdurend door de edelste republikeinse
gevoelens rijpen; de kunsten de sierlijke ornamenten vormen van de vrijheid, die op haar beurt die kunsten
veredelt; de handel de bron der algemene welvaart is en niet slechts de monsterlijke weelde van slechts enkele
geslachten uitmaakt."
1 Leg uit dat Robespierre in deze rede (zie bron) de overtuiging van de radicale Jacobijnen onder woorden
bracht. Verwijs in je antwoord naar de tekst.
2 De Jacobijnse regering ('Comité de Salut Public') heeft tal van maatregelen afgekondigd. Noem één zo'n
maatregel op economisch gebied en ga na of deze in overeenstemming was met de woorden van
Robespierre (zie bron). Leg je antwoord uit.
3 Noem één maatregel van het Jacobijnse bewind op militair gebied en ga na of deze in overeenstemming
was met de woorden van Robespierre (zie bron). Leg je antwoord uit.

FRANSE REVOLUTIE Export revolutionaire idealen
Magna Carta – Bill of Rights
Conservatisme
TOETS
22
BRON
Spotprent van de Engelse tekenaar James Gillray uit 1796, waarmee hij de gevolgen van een Franse invasie
duidelijk wil maken, onder de titel 'The Promis'd Horrors of the French Invasion'. De 'White's Club' (links) was
een conservatief gezelschap, de 'Brookes' Club' (rechts) had een radicaal karakter; daar wordt de 'Magna Carta'
in brand gestoken. Rechtsonder op straat ligt een bundel wetten, waaronder de 'Bill of Rights', met daaraan het
etiket 'Waste Paper'.
1 Welk motief ontleenden de aanhangers van de Franse Revolutie aan hun revolutionaire ideeën om een
invasie in Engeland uit te voeren? Laat met twee voorbeelden zien dat je dit motief in de prent van
Gillray terug kunt vinden.
2 Om zijn opvatting over de Franse Revolutie te ondersteunen gebruikt Gillray in zijn tekening onder
meer de 'Magna Carta' en de 'Bill of Rights'. Leg uit welke reden Gillray daarvoor gehad kan hebben
door
a eerst met twee verwijzingen naar bron 6 uit te leggen hoe Gillray blijkbaar over de Franse
Revolutie dacht;
b vervolgens een korte omschrijving te geven van de 'Magna Carta' en de 'Bill of Rights' en
c ten slotte duidelijk te maken waarom Gillray de 'Magna Carta' en de 'Bill of Rights' voor zijn
argumentatie gebruikte.
3 Welke politieke stroming uit de negentiende eeuw zal zich zeker in de prent van Gillray herkend
hebben? Leg je antwoord uit.

FRANSE REVOLUTIE Radicale fase
Jacobijnen
Terreur
TOETS
2269
BRON I
Jacques-Nicolas Billaud-Varenne, lid van de revolutionaire regering van Frankrijk, schreef op 18 november 1793
in een rapport onder meer het volgende.
"Als de tirannen werden voorafgegaan door de terreur, trof deze terreur slechts het volk. In een republiek die nog
maar pas begint, wanneer de voortgang van de revolutie de wetgever dwingt de terreur op de agenda te zetten, dan
is dat om de natie wraak te laten nemen op zijn vijanden; en het schavot, dat kort geleden nog het lot was van de
ongelukkige en de zwakke, is eindelijk geworden wat het behoort te zijn: het graf van de verraders, van de
samenzweerders, van de eerzuchtigen en van de koningen."
BRON II
Grafiek van de slachtoffers van de
Terreur in Parijs tussen maart
1793 en oktober 1794.

1 Leg uit wat we verstaan onder de Terreur.
2 Billaud-Varenne sprak in zijn rapport (I) namens de gehele radicaal-revolutionaire regering. Hoe praatte
deze regering volgens Billaud-Varenne de Terreur goed?
3 Beredeneer of je uit bron II kunt afleiden dat de revolutie in de periode dat de Jacobijnen aan de macht
waren steeds radicaler werd.
4 Ontleen aan bron II twee argumenten voor de stelling dat gevangenneming in de radicale fase van de
Franse Revolutie niet meteen betekende dat je onder de guillotine terechtgesteld werd.

FRANSE REVOLUTIE Radicale revolutie
Terreur
TOETS
362
BRON I
Robespierre over de revolutie en haar idealen, 1794.
"Het is tijd om duidelijk het doel van de revolutie te omschrijven en de
bestemming die we willen bereiken (…) Wat is het doel waarnaar wij streven?
Het vreedzame genot van vrijheid en gelijkheid (…)
Wij wensen een orde waarin alle lage en wrede hartstochten geketend zijn, alle
edelmoedige en welwillende hartstochten door de wetten opgewekt (…) waarin
verschillen alleen uit de gelijkheid zelf geboren worden; waarin de burger
gehoorzaam is aan de bestuurder, de bestuurder aan het volk en het volk aan de
gerechtigheid; waarin de staat het welzijn van ieder individu verzekert (…) en
handel de bron van publieke welvaart is en niet slechts de monsterlijke
overvloed van een paar families (…)
Wat voor soort regering kan deze wonderen tot stand brengen? Alleen een
democratische of republikeinse regering: deze twee woorden hebben dezelfde
betekenis, ook al worden ze in de dagelijkse taal misbruikt (…) Democratie is
niet een toestand waarin het volk, in voortdurende vergadering bijeen, zelf alle
publieke aangelegenheden regelt (…) Democratie is een toestand waarin het
soevereine volk, geleid door wetten die het zelf opgesteld heeft, alles zelf doet
wat het goed kan doen, en door middel van afgevaardigden alles wat het niet
zelf kan."
BRON II
Twee bepalingen uit de wet op de drukpers, maart 1793.
"1. Een ieder die veroordeeld is voor het schrijven of drukken van boeken of
geschriften, die aanzetten tot de ontbinding van de volksvertegenwoordiging,
de herinvoering van de monarchie of iedere ander regime dat een aanval vormt
op de soevereiniteit van het volk, zal worden (…) gestraft met de dood.
2.De verkopers, verspreiders en venters van deze boeken en geschriften zullen
veroordeeld worden tot een gevangenisstraf van maximaal drie maanden, als
zij verklaren wie de schrijvers, drukkers of andere personen zijn van wie zij
deze verkregen hebben; als zij weigeren (…) twee jaar gevangenisstraf."
BRON III
Twee bepalingen uit de wet op de verdachten, september 1793:
"1. Onmiddellijk na de publicatie van dit besluit dienen alle verdachte personen
die zich op het grondgebied van de republiek bevinden en die nog steeds in
vrijheid zijn, onder arrest geplaatst worden.
2. Tot verdachte personen worden gerekend: (a) zij die zich door hun gedrag,
hun relaties, hun opmerkingen of hun geschriften laten zien dat zij
voorstanders van de tirannie (…) en vijanden van de vrijheid zijn; (b) zij die
niet in staat zijn (…) aan te tonen dat zij op een eerlijke manier aan hun
bestaansmiddelen gekomen zijn (…); (d) overheidsfunctionarissen die door de
Nationale Conventie in hun functies geschorst of daaruit ontslagen zijn (…);
(e) diegenen van de voormalige edelen (…) die niet voortdurend hun steun aan
de revolutie hebben laten blijken; (f) zij die uit Frankrijk geëmigreerd zijn."
1 Maak met twee voorbeelden
uit bron I duidelijk dat
Robespierre een voorstander
was van de radicale revolutie.
2 Beredeneer dat de wet op de
drukpers (II) op het eerste
gezicht in strijd lijkt met de
woorden van Robespierre (I),
maar bij een andere
interpretatie van die woorden
wel degelijk verdedigd kan
worden. Twee antwoorden dus.
3 De wet op de verdachten (III)
richtte zich zowel tegen de
voorstanders van het Ancien
Regime als tegen de gematigde
voorstanders van de revolutie.
Toon dat vanuit de bron aan
met telkens één voorbeeld.
4 De Jacobijnen onder leiding
van Robespierre oefenden in
de jaren 1793-1794 in
Frankrijk de Terreur uit. Leg
uit dat zowel de woorden van
Robespierre (I) als de wet op
de verdachten (III) deze
Terreur ondersteunden. Twee
antwoorden dus.

FRANSE
FRANSE REVOLUTIE Jacobijnen
Terreur
TOETS
409
BRON I
Saint-Just tot de leden van een
revolutionair tribunaal, 10
oktober 1793:
"U heeft tot taak niet alleen de
verraders te straffen, maar ook
de onverschilligen; u heeft tot
taak iedereen te straffen die in
de Republiek passief blijft en
niets voor haar doet. Want sinds
het Franse volk zijn wil heeft
duidelijk gemaakt, staat
iedereen die zich daartegen
verzet, buiten het soevereine
volk; iedereen die buiten het
soevereine volk staat, is
vijand."
BRON II
Gouache van Etienne Béricourt. De titel luidt: ' Le transport des cadavres de
la cour du louvre'.
1 Je kunt de woorden van Saint-Just (I) typerend voor de Jacobijnse denkbeelden noemen. Toon dit aan
door uit te leggen hoe Saint-Just de macht van de Jacobijnen én het revolutionaire tribunaal rechtvaar-
digde. Twee antwoorden dus.
2 Beoordeel aan de hand van zijn schilderstuk (II) of Béricourt een voor- of een tegenstander van het
Jacobijnse bewind was. Leg je antwoord uit.

FRANSE REVOLUTIE Vrijheid
Frankrijk - Engeland
TOETS
395
BRON
Cartoon van James Gillray, 1792. De titel luidt: 'FRENCH LIBERTY. BRITISH SLAVERY'
'God dank! Gezegend zij de vrijheid.
Leve de Nationale Vergadering. Geen
belastingen en slavernij meer. Iedereen
vrij burger. We zwemmen in de melk en
honing.'
'Oh deze vervloekte regering. Zij
zullen ons ruïneren met hun
vervloekte belastingen. Zij
brengen ons tot slavernij en de
hongerdood.'
1 In de ogen van de Franse revolutionairen heerste er in Frankrijk 'vrijheid' en in veel andere landen
(waaronder Engeland) 'slavernij'. Leg uit op grond waarvan zij tot deze opvatting kwamen.
2 Beoordeel of Gillray een voor- of een tegenstander van de Franse Revolutie was. Verklaar je
antwoord door Gillray's prent te beschrijven.

FRANSE REVOLUTIE Rol van vrouwen
Radicale revolutie
TOETS
363
BRON I
Olympe de Gouges (1748-1793), pseudoniem van een onwettige slagersdochter die in Parijs bekend is vanwege
haar schoonheid en als schrijfster van komedies, publiceerde in 1791 de 'Verklaring van de Rechten van de
Vrouw'.
"Man, bent u in staat rechtvaardig te zijn? Het is een vrouw, die deze vraag stelt; u zult haar op z’n minst van dat
recht niet beroven. Vertel mij, wat geeft u de soevereine macht om mijn geslacht te onderdrukken?
1 De vrouw is vrij geboren en leeft in rechten gelijk aan de man (…)
4 Vrijheid en gerechtigheid bestaan daaruit dat alles wat anderen toebehoort, hersteld wordt; welnu, de enige
grenzen aan de uitoefening van de natuurlijke rechten van vrouwen bestaan uit de voortdurende mannelijke
tirannie; deze grenzen moeten door de wetten van de natuur en de redelijkheid aangepast worden (…)
10 Niemand behoort zich bezorgd te hoeven maken vanwege zijn fundamentele overtuiging-en; de vrouw heeft het
recht het schavot te beklimmen; op dezelfde manier behoort ze het recht te hebben het spreekgestoelte te
beklimmen."
BRON II
Het door de Jacobijnen beheerste 'Comité du Salut Public' over de rechten van vrouwen, 1793.
"Behoren vrouwen politieke rechten uit te oefenen en zich te mengen in regeringszaken? Regeren betekent het
besturen van de maatschappij door wetten; de voorbereiding daarvan vereist uitgebreide kennis, onbegrensde
aandacht en toewijding, een onwrikbare standvastigheid en zelfverloochening (…) Zijn vrouwen hiertoe in staat en
beschikken zij over de eigenschappen die hiervoor nodig zijn? In het algemeen kunnen we zeggen: nee (…)
Clubs van vrouwen lijken gevaarlijk. Als we in ogenschouw nemen dat de politieke opvoeding van mannen nog
maar net begonnen is (…) en dat we bij het woord vrijheid nog steeds stotteren, is het dan met betrekking tot
vrouwen, wier morele opvoeding bijna niets voorstelt, niet nog veel redelijker te stellen dat zij minder verlicht zijn
als het om beginselen gaat?"
1 De Verklaring die Olympe de Gouges opstelde (I), was duidelijk geïnspireerd door de 'Verklaring van de
Rechten van de Mens en de Burger', die in 1789 door de Nationale Vergadering was vastgesteld. Leg uit
dat deze verklaring een van de manieren was, waarop in de eerste jaren van de revolutie inhoud werd
gegeven aan de begrippen 'vrijheid' en 'gelijkheid'. Twee antwoorden dus.
2 Wat is blijkbaar voor De Gouges aanleiding geweest om haar Verklaring van de Rechten van de Vrouw (I)
te publiceren?
3 Wat was het voornaamste argument voor het 'Comité du Salut Public' om politieke rechten voor vrouwen
af te wijzen? Verwijs naar bron II voor je antwoord.
4 Welk oordeel kun je vellen over de argumentatie van het 'Comité du Salut Public', als je bron II vergelijkt
met de woorden van Olympe de Gouges (I)?
5 In het 'Comité du Salut Public' hadden de Jacobijnen onder leiding van Robespierre de macht in handen.
In welk opzicht zijn hun in bron II verwoorde opvattingen merkwaardig?
6 Olympe de Gouges stierf in 1793. Welke doodsoorzaak laat zich uit de bronnen I en II afleiden?

FRANSE REVOLUTIE Radicale fase
Verlichtingsdenkbeelden
Revolutionaire oorlog
Standplaatsgebondenheid
TOETS
405
BRON
Louis Prudhomme in het hoofdartikel, waarmee hij de verschijning van zijn weekblad 'Les Révolutions de Paris'
stopzette, begin 1794.
"Mijn land is vrij, nu de Fransen vrijheid, gelijkheid en ondeelbaarheid gezworen hebben.
Mijn land is vrij, nu het hoofd is gevallen van de laatste tiran over de Fransen.
Mijn land is vrij, nu we een waarlijk republikeinse grondwet hebben, die het waard is als model te dienen voor alle
volkeren die niet langer slaven willen zijn.
Mijn land is vrij, nu de Fransen alle despoten doen sidderen.
Mijn land is vrij, nu de Fransen in staat zijn alle andere volkeren de vrijheid te bezorgen.
Mijn land is vrij, nu geen enkele van de misbruiken van het 'ancien régime' nog langer bestaat. Geen feodalisme
meer, geen koningschap meer en spoedig ook geen bijgeloof meer (...)
De Revolutie is voorbij. Het volk ligt niet langer op zijn knieën, het is opgestaan en heeft de 'groten' tot hun ware
gestalte teruggebracht (...)
De Revolutie is voorbij, als de patriotten weten hoe in tijden van schaarste geduldig te zijn.
De Revolutie is voorbij, als de deugdzame armen niet langer afhankelijk zijn van de barmhartigheid van de
zelfzuchtige rijken.
De Revolutie is voorbij, als de Fransen waarlijk de schoonheden van de republikeinse regering ter harte nemen."
1 Prudhomme was een van de meest uitgesproken aanhangers van de Franse Revolutie. Ontleen nu aan de
tekst van bovenstaand hoofdartikel drie verschillende punten waaruit blijkt dat hij beïnvloed was door het
Verlichtingsdenken.
2 In 1792 besloot Frankrijk Pruisen en Oostenrijk de oorlog te verklaren. Spoedig daarna kwamen de
Jacobijnen onder leiding van Robespierre aan het bewind. Beoordeel of Prudhomme het met de motieven
om oorlog te gaan voeren eens geweest zal zijn. Haal om je antwoord te ondersteunen twee argumenten
uit bovenstaande bron.
3 Leg met behulp van zijn woorden uit of Prudhomme een voor- of een tegenstander was van de
binnenlandse politiek van Robespierre. Leg je antwoord uit.
4 Begin 1794 staakte Prudhomme de verschijning van zijn weekblad. Leg in je eigen woorden precies uit
waarom Prudhomme tot dit besluit was gekomen.
5 Uit de argumentatie van Prudhomme om met zijn blad te stoppen blijkt zijn visie op de Franse Revolutie.
Toon nu aan dat deze visie een goed voorbeeld is van het begrip standplaatsgebondenheid.

FRANSE REVOLUTIE Oorlog met Pruisen/Oostenrijk
Girondijnen – Jacobijnen
Feit of hypothese
TOETS
414
BRON
Brief die de afgevaardigde Gaultier de Biauzat bij gelegenheid van zijn aftreden aan zijn kiesdistrict schreef, 11
oktober 1791.
"De bedoelingen van de verschillende Europese mogendheden zijn op dit moment versluierd in onzekerheid: er is
vastgesteld, zoals u weet, dat verscheidene vorsten een bondgenootschap hebben gesloten om de voormalige
Franse aristocratie op te stoken en te ondersteunen tegen onze revolutie. Zij moeten hetzij alle gevolgen van de
Franse Revolutie uit de weg ruimen, hetzij onder ogen zien dat deze epidemie zich tot in hun eigen landen
verspreid. De belangen van alle despoten en hun adel worden door onze revolutie bedreigd: in politiek opzicht valt
te verwachten dat ze allen samen zullen komen om deze te vernietigen.
'Er zal dus oorlog komen?', zult u zeggen. Dat denk ik; en hoewel dit inderdaad iets vreselijks zou zijn, ben ik zo
vrij te verklaren dat ik deze zou toejuichen, om de volgende reden: de Voorzienigheid, die steeds over onze natie
waakt, weet heel goed dat dit kwaadaardige gebroed, de aristocraten, in Frankrijk altijd zouden zijn als slecht zaad
groeiend op goede grond."
1 Waarom stuurden volgens De Biauzat de Europese vorsten op oorlog met Frankrijk aan. Formuleer je
antwoord in eigen woorden.
2 In hoeverre kwam deze oorlog De Biauzat goed uit? Leg je antwoord uit.
3 In de loop van 1791 werd het steeds duidelijker dat de revolutionairen in de volksvertegenwoordiging
('Législative') in verschillende groeperingen uiteenvielen. Welke waren de twee belangrijkste groepen?
Geef van beide een korte karakteristiek.
4 Beoordeel aan de hand van bovenstaande bron tot welke groep in de 'Législative' De Biauzat behoorde.
Leg je antwoord uit en maak daarbij duidelijk of je je antwoord als feit of als hypothese beschouwt.

FRANSE REVOLUTIE Terreur
Britse visie op Franse Revolutie
Datering bron
TOETS
1769
BRON
De Engelse kunstenaar Isaac Cruikshank heeft veel spotprenten op de Franse Revolutie gemaakt. De
onderstaande, getiteld 'French Happiness, English Misery' verscheen in januari 1793. Op het linker gedeelte is
rechtsboven een kruisbeeld te zien met een strop en een grote dolk. Op de achtergrond houdt een revolutionair een
piek met daarop een hoofd omhoog. Onderaan probeert een kat een muis te vangen.
1 Toon met drie aanwijzingen uit de prent aan dat je kunt beredeneren dat deze in 1793 is verschenen.
2 Hoe zal – als je het karakter van de Franse Revolutie in 1793 in ogenschouw neemt – de Britse regering
over de verschijning van deze prent gedacht hebben? Leg je antwoord uit.

FRANSE REVOLUTIE Jacobijnen
Terreur
Contra-Revolutie
TOETS
1785
BRON
De extreem radicale journalist Jacques-René Hébert gaf tijdens de Franse Revolutie het blad 'Le Père Duchesne'
uit. In onderstaand stuk uit 1794 spoorde hij de 'sans-culottes', de voorvechters van de radicale revolutie,
afkomstig uit de arbeiderswijken van Parijs, aan om zich te weer te stellen tegen de contra-revolutionairen, die een
steeds grotere bedreiging vormden. De 'Montagnards' waren de meest radicale Jacobijnen; Parijs was door het
Jacobijnse bewind in 'sections' ingedeeld.
"Met bedekte gezichten zijn bankiers en kooplieden, die linten dragen die in hun broeken genaaid zijn, met
geparfumeerde en gekrulde pruiken, de revolutionaire 'sections' binnen gestroomd, en (…) de vergaderingen van
de 'sections' zijn werkelijk chaotisch geworden. Men hoort nu alleen maar gepraat over moord en plundering, van
het splijten van de kelen van de Montagnards, de Jacobijnen, de Burgemeester van Parijs, de openbare aanklager
en van het platbranden van al de arbeidersbuurten; dit zijn de intriges van dit zootje smeerlappen.
Bendes van zulke rijkelui (…) hebben zich verzameld in de tuinen van het Luxembourg, bewapend met dolken en
pistolen, klaar om een burgeroorlog te beginnen. Patriotten zijn beledigd, mishandeld door dit vervloekte gespuis,
dat vervolgens in alle vergaderingen van de 'sections' is gekomen om de narigheid te vergroten (…) Deze schurken
hebben zelfs de euvele moed gehad om het functioneren tegen te werken van de presidenten en secretarissen van
verscheidene revolutionaire comités."
BRON II
Deze grafiek geeft een overzicht van de executies
gedurende de periode van de Terreur.
boeren
middenklasse
adel
geestelijkheid
arbeiders
onbekend
1 Hébert was een groot pleitbezorger van de
Terreur (maar belandde uiteindelijk ook zelf
onder de guillotine). Leg uit
a met welk argument de Jacobijnen de
Terreur rechtvaardigden en
b dat je iets van deze rechtvaardiging in de
woorden van Hébert (II) terug kunt vinden.
2 In zowel de woorden van Hébert (I) als in de
grafiek (II) komt een beeld naar voren van de
tegenstanders van de revolutie (meer bepaald
van de tegenstanders van de Jacobijnse
machthebbers). Hoe moet je de woorden van
Hébert interpreteren als je deze vergelijkt met
de gegevens in de grafiek? Leg je antwoord
uit.

FRANSE REVOLUTIE Terreur
Dictatuur Robespierre
TOETS
393
BRON I
Robespierre over de Terreur.
"Om de democratie te kunnen vestigen
en consolideren, om een vreedzaam
constitutioneel bewind mogelijk te
maken, moeten wij eerst de
vrijheidsoorlog tegen de tirannie tot
een goed einde brengen (...) Wij
moeten de binnenlandse en
buitenlandse vijanden der republiek
vernietigen, willen wij niet zelf ten
onder gaan (...) Is in tijd van vrede de
deugd de voornaamste steunpilaar van
een democratisch bewind, dan moet
datzelfde bewind in tijden van
revolutie op deugd èn terreur berusten
(...) Terreur is niets anders dan recht,
snel, streng en onbuigzaam recht; ook
in de terreur komt de deugd tot uiting
(...) Men heeft wel eens gezegd, dat de
terreur de steunpilaar der despotie is
(...) De revolutie is de despotie van de
vrijheid tegen de tirannie."
BRON II
Engelse spotprent. De titel luidt: 'De triomf van Franse roem. Het
toppunt van vrijheid'. Op de vlag staat: 'Vive l'Egalité'.
1 Robespierre (I) probeerde de combinatie van een democratische regeringsvorm en een meedogenloze
terreur te verdedigen. Vat in je eigen woorden de redenering van Robespierre samen.
2 Leg uit waarom de redenering van Robespierre (I) wel moest uitlopen op de dictatuur van één man.
3 Geef twee argumenten voor de stelling dat de spotprent (II) zich tegen de Jacobijnen richtte. Verwijs in
je antwoord naar de prent.

FRANSE REVOLUTIE Cahiers de doléances
Staten-Generaal
Gematigde fase
TOETS
413
BRON I
Fragment uit de memoires van de beroemde sterrenkundige Jean-Sylvain
Bailly (1736-1793), over de verkiezingen voor de Staten-Generaal.
"Toen ik mij midden in de districtsvergadering bevond, had ik het gevoel dat
ik nieuwe lucht inademde: het was een wonder iets te betekenen in het
politieke systeem en dat louter omdat je een staatsburger bent, of eerder een
lid van de bourgeoisie van Parijs, want op dat moment waren we nog leden
van de derde stand, geen staatsburgers. De mannen die jarenlang in de clubs
bijeen waren gekomen, bespraken daar gewoonlijk publieke
aangelegenheden, maar alleen als gespreksonderwerpen; zij hadden geen
rechten, geen invloed op welke manier dan ook.
Hier hadden wij het recht om te kiezen, hadden we tenminste, net zoals in de
Staten-Generaal uit vroeger tijden, het recht om eisen te stellen en lijsten met
klachten te maken. Hier hadden we een zekere invloed - op afstand uiteraard,
maar voor de eerste keer in meer dan anderhalve eeuw verkregen; en dit
voorrecht is verworven door een verlichte generatie, die de waarde daarvan
onderkent en in staat zou zijn om de voordelen daarvan uit te breiden.
Deze vergadering, zo'n miniem klein deel van de natie, was zich niettemin
bewust van de rechten en de kracht van de gehele natie; zij besefte dat deze
rechten en deze kracht haar een soort gezag verschafte, een die zou kunnen
zetelen in de wil van de individuen die voorbestemd zijn de algemene wil te
vormen."
BRON II
Uit het 'cahier de doléances' van de adel uit de provincie Roussillon, 1789.
"Afgevaardigden naar de Staten-Generaal zijn slechts afgezanten, tussenper-
sonen van de macht, instrumenten van de openbare wil. Leden van de adel
van Roussillon zullen, terwijl ze samenwerken voor het algemeen welzijn
van het koninkrijk en van alle standen, zich er altijd rekenschap van geven
wat zij voor verplichtingen jegens hun provincie en jegens hun stand in het
bijzonder hebben.
Er moet in de Staten-Generaal per stand gestemd worden en niet per hoofd.
Afgevaardigden moeten eisen dat de Staten-Generaal regelmatig bijeen
komen, uiterlijk steeds na vijf jaar.
De afgevaardigden moeten zich bezighouden met de algemene toestand van
het koninkrijk. Het moet het voornaamste doel van hun besprekingen zijn
deze toestand op een nauwkeurige en onveranderlijke wijze te omschrijven
en te regelen. Daarom moeten de afgevaardigden verzoeken dat verklaard
wordt:
- dat Frankrijk een koninkrijk is, erfelijk in de mannelijke lijn, op grond
van eerstgeboorterecht met uitsluiting van dochters, geregeerd door de
koning volgens de wetten;
- dat aan de vorst alleen alle uitvoerende macht ongedeeld toebehoort
voor de handhaving van de openbare orde en de verdediging van de
staat;
- dat geen decreet als wet beschouwd wordt tenzij deze is voorgesteld of
toegestaan door de koning, overeengekomen en gevraagd door de natie,
bijeengekomen in de Staten-Generaal."
1 Beide bronnen (I, II) hebben
betrekking op de periode maart-
april 1789, toen overal in
Frankrijk afgevaardigden voor de
Staten-Generaal gekozen en
'cahiers de doléances' opgesteld
werden. Bestudeer nu beide
bronnen om antwoord te kunnen
geven op de vraag wat de belang-
rijkste overeenkomst en wat het
belangrijkste verschil tussen
beide is wat betreft de benade-
ring van de Staten-Generaal. Leg
steeds je antwoord uit.
2 Wat is een 'cahier de doléances'?
Gebruik bron II om je antwoord
te verduidelijken.
3 In welk opzicht was Lodewijks
verzoek om deze 'cahiers' op te
stellen riskant? Beoordeel daarbij
of bron II een goed voorbeeld
van dit risico is. Leg je antwoord
uit.
4 De periode 1789-1791 wordt
beschouwd als de gematigde fase
van de Franse Revolutie. Laat nu
aan de hand van een drietal
punten uit zijn 'cahier' (II) zien
dat de ontwikkeling in deze
periode een geheel andere kant
opging dan de adel van Roussil-
lon zich gewenst had. Verklaar
steeds je antwoord.

FRANSE REVOLUTIE Verklaring van Verona
Lodewijk XVIII
Reactionaire fase
Verlichtingsdenken
TOETS
416
BRON
Fragment uit de 'Verklaring van Verona', uitgegeven door de graaf van de Provence, die door de dood van
kroonprins Lodewijk XVII de titel Lodewijk XVIII had gekregen, 24 juni 1795.
"Door u van een koning te beroven, wiens hele regering in gevangenschap is verlopen, maar wiens jeugd zelf al
voldoende argumenten bood om te geloven dat hij een waardige opvolger zou blijken van de beste der koningen,
hebben de ondoorgrondelijke raadsbesluiten van de Voorzienigheid, op hetzelfde moment dat zij op ons de kroon
hebben overgedragen, ons de noodzaak opgelegd om deze uit handen van een opstand te trekken, en de plicht ons
land te redden, dat door een rampzalige revolutie tot de rand van de ondergang is gebracht.
Goddeloosheid en opstandigheid zijn de oorzaak geweest van al de kwellingen die u ondergaat: om te voorkomen
dat ze nog groter worden moet u hun bron laten opdrogen. U moet terugkeren tot die heilige religie, die de
zegeningen van de Hemel op Frankrijk deed neerdalen. Wij wensen haar altaren te herstellen; door rechtvaardig
optreden voor te schrijven aan soevereinen, en trouw aan onderdanen, handhaaft zij de goede orde, verzekert zij de
triomf van de wetten en leidt zij tot het geluk van koninkrijken.
U moet de regering herstellen die, veertien eeuwen lang, de glorie van Frankrijk en het genot van haar inwoners
vormde; die ons land tot de bloeiendste onder de staten en uzelf tot de gelukkigste onder de volkeren maakte."
1 Leg met twee voorbeelden uit bovenstaande verklaring van Lodewijk XVIII uit dat hij het 'ancien régime'
in Frankrijk wilde herstellen zodra hij in zijn koninklijke macht hersteld zou zijn.
2 Waarom kun je, aan de hand van bovenstaande 'Verklaring van Verona', stellen dat Lodewijk XVIII een
duidelijke tegenstander van het Verlichtingsdenken was als je kijkt naar zowel zijn opvattingen over het
koningschap; als naar zijn visie op het verschijnsel revolutie in de geschiedenis? Twee antwoorden dus.

FRANSE REVOLUTIE Datering van bronnen
Identificatie van bronnen
Reactionaire fase
Rol van de Kerk
TOETS
411
BRON I
Fragment uit een boek.
"Een snelle blik op de Constitutie van Jaar III is voldoende om aan te tonen dat de basis van elk deel daarvan de
handhaving van rijkdom en armoede is.
In de eerste plaats, om alle eisen het zwijgen op te leggen en voor altijd iedere opening naar vernieuwingen af te
sluiten, die de gewone mensen zouden kunnen begunstigen, zijn de politieke rechten van dezen afgeschaft of inge-
perkt. De mensen hebben geen aandeel in het maken van de wetten en geen macht om deze af te keuren; de
grondwet bindt hen en hun afstammelingen voor altijd, omdat het hen verboden is haar te wijzigen.
Voorzeker verklaart zij het volk soeverein, maar iedere discussie door het volk wordt als opruiend beschouwd; na
verwarde uiteenzettingen over gelijke rechten berooft de constitutie niettemin de grote massa van burgers van hun
burgerrechten; en alleen de rijken hebben het recht benoemingen te doen voor de belangrijke openbare ambten."
BRON II
Fragment uit een brief.
"Onze geliefde zoon, wij twijfelen niet aan uw toewijding jegens de apostolische Rooms-Katholieke Kerk, jegens
het hart van eenheid, de Heilige Stoel, jegens onszelf en jegens het geloof van uw roemrijke voorouders; maar wij
vrezen dat door schoonschijnende en bedrieglijke argumenten uw liefde voor uw volk op een dwaalspoor geleid
zou kunnen worden en dat van de vurige wens van Uwe Majesteit om orde en vrede in het koninkrijk hersteld te
zien misbruik gemaakt zou kunnen worden. Wij moeten u zeggen, met vastberadenheid en al onze vaderlijke
liefde, dat als u uw goedkeuring verleent aan de besluiten betreffende de geestelijkheid, u het koninkrijk zult
onderdompelen in kerkscheuringen en wellicht in een bloedige godsdienstoorlog."
1 Dateer beide bronnen (I, II) zo nauwkeurig mogelijk. Leg steeds je antwoord uit.
2 Identificeer beide bronnen (I, II) zo nauwkeurig mogelijk. Leg steeds je antwoord uit.

FRANSE REVOLUTIE Oorzaken
Lodewijk XVI
Gematigde fase
Radicale fase
TOETS
1584
BRON
Spotprent op de Franse koning Lodewijk XVI en het leven aan zijn hof.
1 Leg uit dat je deze spotprent heel goed kunt gebruiken als illustratie bij de oorzaken van de Franse
Revolutie. Neem in je antwoord twee verschillende verwijzingen naar de bron op.
2 De Franse Revolutie kende eerst (vanaf 1789) een gematigde, daarna (vanaf 1792) een radicale fase.
Beredeneer nu aan de hand van bovenstaande bron::
a eerst met welke politiek de voorstanders van de gematigde revolutie reageerden op de kritiek van
de tekenaar op de rol van de koning en
b daarna met welke maatregelen de radicale revolutionairen reageerden op de kritiek van de
tekenaar op de rol van de koning.

FRANSE REVOLUTIE Cahier de doléances
Absolutisme
Burgerschap
Gematigd t.o. radicaal
Rijke burgers t.o. boeren
TOETS
1679
BRON
Enkele artikelen uit het 'Cahier de doléances' van de derde stand van het district Evreux (maart 1789). Dit
document was opgesteld voor de afgevaardigde van de derde stand van Evreux voor de vergadering van de
Staten-Generaal, waartoe koning Lodewijk XVI opgeroepen had. Een 'lettre de cachet' was een schriftelijk bevel
van de koning om iemand gevangen te zetten.
"VERLANGENS VAN DE DERDE STAND
- Dat het aantal van zijn afgevaardigden gelijk is aan het gezamenlijke aantal van de twee andere standen.
- Dat voorafgaand aan enige beraadslaging er een fundamenteel handvest overeengekomen moet zijn dat
Frankrijk verzekert van een goede en solide grondwet, en waardoor erkend en vastgelegd zal zijn dat de
wetgevende macht noodzakelijk berust op de gemeenschappelijke instemming van het in vergadering
bijeengekomen volk en het gezag van de koning.
- Dat er, onder welk voorwendsel dan ook, geen inbreuk gemaakt zal worden op de individuele vrijheid van
de burgers, hetzij door 'lettres de cachet' (…), hetzij door andere daden op grond van willekeur.
- Dat de persvrijheid toegestaan wordt, waarbij elk manuscript door de auteur ondertekend moet zijn.
- Dat de niet-katholieken zonder onderscheid alle burgerrechten genieten.
- Dat wordt erkend en vastgelegd als een grondwettelijk uitgangspunt dat alle belastingen moeten en zullen
worden ondersteund door de drie standen zonder onderscheid.
- Dat de belastingen op zout (…) onherroepelijk blijven opgeheven en tenietgedaan.
- Dat de heerlijke rechten op de molen, oven, wijnpers (…) worden afgeschaft."
1 Maak met twee verlangens uit dit 'cahier de doléances' duidelijk dat de derde stand van Evreux een einde
wilde maken aan de absolute macht van de koning.
2 Leg in dit verband uit waarom deze bron nadrukkelijk spreekt van burgers ('citoyens').
3 Aanvankelijk heeft de Franse Revolutie een gematigd karakter, vanaf 1792 vindt een duidelijke
radicalisering plaats. Welk karakter hebben in dit opzicht de verlangens van de derde stand van Evreux?
Toon je antwoord aan met twee aan de bron ontleende argumenten.
4 De derde stand bestond uit allen, die niet tot de geestelijkheid en de adel behoorden; dat betekende dat
zowel rijke burgers ('bourgeois'), als arbeiders en boeren hun verlangens in een 'cahier de doléances'
kenbaar konden maken. Toon nu aan dat in dit 'cahier de doléances' van Evreux zowel verlangens van de
rijke burgers als van de boeren voorkomen.

FRANSE REVOLUTIE Verhouding staat-individu
Mensenrechten
Positie van joden
Vrijheid van godsdienst
TOETS
1731
BRON
Na de aanvaarding van de Verklaring van de Rechten van de Mens en de Burger door de Nationale Vergadering op
26 augustus 1789 brak in Frankrijk een debat los over de vraag of bepaalde bevolkingsgroepen ook bepaalde
rechten hadden, bijvoorbeeld vrouwen of slaven. Op 23 december van datzelfde jaar hield graaf Stanislas de
Clermont-Tonnerre een rede over dit onderwerp.
"Ieder geloof heeft slechts één test te ondergaan in relatie tot de gemeenschap: het heeft zich slechts te onderwerpen
aan één onderzoek, dat van zijn goede zeden. Het is op dit punt dat de tegenstanders van de joden mij aanvallen.
Dit volk, zeggen zij, past niet in de gemeenschap. Zij zijn verplicht geld uit te lenen tegen woekerrentes; zij kunnen
niet met ons verbonden worden door een huwelijk of door sociale omgang; ons voedsel is voor hen verboden; onze
tafels zijn verboden; onze legers zullen nooit joden hebben voor de verdediging van het vaderland. De ergste van
deze verwijten is onrechtvaardig; de andere zijn slechts schone schijn. Woeker wordt in hun wetten niet verplicht
gesteld; leningen tegen rente zijn onder henzelf verboden en toegestaan bij vreemden (…)
Maar, zeggen ze tegen mij, de joden hebben hun eigen rechters en wetten. Ik antwoord dat dat uw tekortkoming is
en dat u dat niet moet toestaan. Wij moeten alles weigeren aan de joden als volk en alles toestaan aan joden als
individuen. Wij moeten de erkenning van hun rechters intrekken; zij horen slechts onze rechters te hebben. Wij
moeten de wettelijke bescherming van de handhaving van de zogenaamde wetten van hun jiddische organisatie
weigeren; het moet hen niet toegestaan worden om in de staat hetzij een politiek lichaam hetzij een aparte groep te
vormen. Zij moeten op individuele basis burgers zijn. Maar, zullen sommigen tegen mij zeggen, zij willen geen
burgers zijn. Goed dan! Als zij geen burgers willen zijn, laat hen dat dan zeggen, en dan zouden wij hen moeten
verbannen. Het is onverkwikkelijk om in de staat een verband van niet-burgers te hebben, en een natie binnen de
natie (…) Kortom, mijne heren, de veronderstelde status van iedere man, woonachtig in een land, is een burger te
zijn."
1 Waarom waren de opvattingen van Clermont-Tonnerre over het burgerschap revolutionair, zowel in het
perspectief van het Ancien Regime als vanuit zijn eigen persoon? Let er op dat je eerst de opvatting van
Clermont-Tonnerre over het burgerschap samenvat.
2 De Franse revolutionairen kwamen met betrekking tot hun eis van individuele vrijheid en gelijkheid voor
een onoplosbaar dilemma te staan waar het de vrijheid van godsdienst betreft. Maak duidelijk dat je dat
dilemma in de woorden van Clermont-Tonnerre terug kunt vinden.

FRANSE REVOLUTIE Gematigde fase
Ancien Regime
Terreur
Beeldvorming in buitenland
TOETS
1879
BRON
Gedeelte uit de brief (17 januari 1793) van de Engelse schrijfster Anna Seward aan haar landgenote Helen
Williams, die in die tijd in Parijs leefde. Williams had aanvankelijk sympathie voor de Franse Revolutie, maar
werd later in 1793 gearresteerd omdat haar opvattingen verschilden van die van de Jacobijnse machthebbers.
"Ah! Mijn lieve Miss Williams, het spijt mij echt dat uw gezondheid zo slecht is en voor de onvermijdelijke
aandoening van uw zachtaardige geest. Ik betreur het vaak dat u ons nog steeds (…) gelukkige land verliet naar
de gebieden van anarchie, oproer en moord.
Zie wat het betekent om de keten van ondergeschiktheid te vernietigen, die de verschillende rangen van de
nationale samenleving bindt tot één gemeenschappelijke staatsvorm; die trapsgewijze verbinding, die als enige
kracht en uitvoering aan de wetten kan geven, omvang en verspreiding aan de handel en wederzijdse liefde en
wederzijdse afhankelijkheid kan scheppen te midden van de verschillende rangen van mensen. Zij legt die
heilzame en noodzakelijke teugels op de halsstarrige en ongerichte hartstochten van het lage volk (…); en zonder
welke, zoals het onbesuisde experiment in Frankrijk laat zien, alles meedogenloze strijd is, die de geest met
ontzetting vervult en de zelfbeheersing van de wetgeving aan het wankelen brengt.
Oh! Dat Frankrijk de wijsheid had bezeten te weten waar je moet stoppen en de deugd om een tirannieke wraak te
minachten! - dat zij, oprijzende uit de duisternis van onderdrukking en de laagheid van slaafsheid, zich niet had
gestort op het nog ergere uiterste van het in het wilde weg gelijkmaken! – dat ze niet misleid was geworden door
die schijnbaar oprechte, die schadelijke drogredenaar, wiens absurde en onmogelijke stelsel van gelijkheid
probeert in ieder hart de noodlottige vlam van zelfzuchtige eerzucht aan te steken. Onder de misbruikte naam van
vrijheid levert zij de gehele mensheid uit aan de heerschappij van hun eigen kwaadaardige verlangens; tirannen,
onder wier geseling en onrecht het totaal van publieke ellende veel groter is dan zelfs in die gevallen monarchie,
die, door erfelijke claims, niet door de ondeugden van de koning, verdorven en despotisch was, in een omvang
die om onverschrokken verzet vroeg."
1 Van Helen Williams (aan wie bovenstaande brief gericht was) is bekend dat zij in januari 1793 nog
positief gestemd was over het feit dat Frankrijk inmiddels een republiek was geworden. Leg nu met
behulp van de bron uit dat Anna Seward net als Helen Williams de gematigde fase van de Franse
Revolutie steunde, maar dat hun opvattingen met betrekking tot de Jacobijnen begin 1793 verschilden.
2 Beredeneer of de brief van Anna Seward een betrouwbare bron is voor een onderzoek naar het beeld van
de Franse Revolutie in het buitenland.

FRANSE REVOLUTIE Radicale revolutie
Jacobijnen
Politieke clubs
Terreur
TOETS
1969
BRON I
In het najaar van 1790 publiceerde het dagblad 'Révolutions
de Paris' een artikel over de vraag wie in de gelegenheid
zouden moeten zijn naar de politieke clubs te gaan, waar
allerlei zaken die verband hielden met de revolutie besproken
werden. Jacques staat model voor de arbeider die de hele dag
hard moet werken om zijn gezin te onderhouden. Radicale
revolutionairen noemden zichzelf ook wel 'patriotten'. De
opmerking over '14 juli' slaat op de bestorming van de
Bastille op 14 juli 1789.
"De kleine kraam van Jacques staat bijna recht tegenover het
gebouw van de Jacobijnen in de Rue St.-Honoré. Hij heeft de
massa mensen opgemerkt die daar tegen de schemering
aankomen. Hij vroeg wat iedereen daar aan het doen was in
dat huis en steeds op dat tijdstip, drie of vier keer in de week.
Dit werd hem verteld:
Drie of vier keer in de week staan twaalf- tot vijftienhonderd
mensen er op bij elkaar te komen in de bibliotheek van het
voormalige klooster. Over verstandige uitgangspunten
spreken en denken (…) zij daar vier of vijf uur lang, zij
nemen zich in acht voor onechte patriotten (…) kortom, zij
laten zien de vrijheid waard te zijn die we hebben gewonnen.
Jacques, die zowel levenslust als een goed verstand heeft, zei
toen tegen zichzelf: 'Hoe gelukkig zijn zij daarbinnen, om in
staat te zijn drie of vier van hun dag vrij te maken om zichzelf
te verbeteren! Wat heb ik gedaan dat ik veroordeeld moet zijn
tot werk dat mij al mijn tijd kost? Ik voel dat ik, net als ieder
ander, niet een betere patriot zou kunnen worden (want ik ben
net zo'n goede patriot als ieder ander), maar wel een meer
verlichte, een minder gemakkelijk misleide. Helaas! Ik kan
daar niet aan denken. Mijn eerste plicht geldt mijn kinderen.
De zorg voor hen is de ketting die mij aan deze muur
vastbindt. Ik moet mijn talenten verspillen aan een eentonige
en ondankbare taak. Mijn hele leven zal dus voorbijgaan in de
schaduw van onwetendheid, terwijl ik elke dag het licht van
onderwijs voor mijn ogen langs zie gaan zonder ooit op mij te
schijnen. Als ik hoor van de gebeurtenissen die mijn land in
beroering brengen wordt ik opgewonden en hartstochtelijk. In
beslag genomen door geruchten en overdreven verhalen kies
ik partij voor de ene of de andere persoon, omdat ik noch de
tijd noch de hulp heb, die nodig is om mijn ideeën te
verbeteren en mijn vaderlandsliefde in goede banen te leiden.
Ik moet degenen die mij vertegenwoordigen blind volgen en
daarom kunnen zij hun zin doordrijven bij hun kiezers, van
wie driekwart niet beter opgeleid is dan ik. Hoe wreed is het
om niet in staat te zijn vruchtbaar de zegen van de vrijheid te
genieten zonder daar voordeel van te hebben. Die vrijheid,
waarin ik op 14 juli geen kleine rol speelde!'"
BRON II
De Engelse tekenaar James Gillray tekende
deze prent in februari 1797. De Franse
revolutionairen richtten vaak een
vrijheidsboom op als teken dat de revolutie
geslaagd was. Het onderschrift luidt: 'De
vrijheidsboom moet onmiddellijk geplant
worden! – dit is het `iets wat gedaan moet
worden` en dat nog snel ook! om het land te
behoeden voor vernietiging’. Op de muts staat
'libertas' (vrijheid). Op het papier linksonder
staat: 'Lezingen over de val van de Republiek'.
1 De schrijver van het artikel in 'Révolutions
de Paris' (I), waarschijnlijk een aanhanger
van de Jacobijnen, wilde duidelijk de rol
van de Parijse arbeiders in de voortgang
van de revolutie veranderen. Leg in je
eigen woorden uit welke verandering hij
wenste.
2 Om zijn opvatting kracht bij te zetten
verwees de schrijver van het artikel (I)
naar de rol, die 'Jacques' op 14 juli 1789
heeft gespeeld. Leg uit waarom hij die
verwijzing maakte.
3 James Gillray wilde met zijn prent (II) zijn
mening geven over het bewind van de
Jacobijnen in 1793 en 1794. Maak door
een beschrijving van de prent duidelijk
welke mening Gillray had.

FRANSE REVOLUTIE Export van de revolutie
Voor- of tegenstander revolutie
TOETS
2058
BRON
In 1792 verjoegen Franse troepen koning Victor-Emmanuel III van het koninkrijk Savoie (tussen Frankrijk en
Italië) gelegen en voegden het gebied bij Frankrijk. Van deze gebeurtenis werd onderstaande spotprent
gemaakt. In de Franse Alpen komen 'marmottes' zeer veel in het wild voor, ze worden min of meer als een
nationaal/regionaal symbool beschouwd.
1 Leg uit hoe het revolutionaire Frankrijk kon verantwoorden dat het vanaf 1792 andere landen (zoals
Savoie) aanviel om daar revolutionaire veranderingen door te voeren.
2 Beredeneer of de (anonieme) tekenaar van de bron een voor- of een tegenstander van de Franse
Revolutie was. Gebruik in je antwoord drie verschillende elementen uit de prent én het onderschrift.

FRANSE REVOLUTIE Gematigde vs. radicale revolutie
Lodewijk XVI
Volkssoevereiniteit
TOETS
2322
BRON I
In 1790 verscheen in Parijs een pamflet met de titel 'La passion et la mort de
Louis XVI, roi des juifs et des chrétiens'. In dit pamflet stond deze afbeelding,
waarvan het onderschrift luidt: 'Zij zullen hem samen met twee rovers kruisigen'.

BRON II
Tijdens zijn proces in het Franse parlement (de Conventie) had de afgezette Lodewijk XVI eind december 1792
zich onder meer verdedigd met het argument dat hij in de periode 1789-1791 had geprobeerd strikt binnen de
grenzen van de grondwet te regeren. De dag daarna (27 december) sprak de radicale revolutionair Saint-Just de
volgende woorden tot de Conventie.
"Vandaag wordt het lot van de Republiek beslist. Zij is gedoemd als de tiran ongestraft wegkomt. De vijanden
van het algemeen welzijn zullen weer tevoorschijn komen, bijeenkomen en hopen. De machten van de tirannie
zullen hun scherven weer bijeengaren zoals een reptiel zijn afgebroken staart hernieuwt. Alle kwaadaardige
mensen zijn voor de Koning. Wie hier dan kan zich bij hem aansluiten? Vals medelijden ligt op de lippen van
sommigen, boosheid op de lippen van anderen. Alles is er op gericht om ons hetzij te bederven hetzij vreselijk
bang te maken. Weest standvastig in uw strengheid en weest ervan verzekerd dat te zijner tijd de dankbaarheid
van het Volk zal komen. Weest meer afgestemd op de ware belangen van het Volk dan op de nietszeggende
bezorgdheden en het nietszeggende geschreeuw waarmee de intriganten proberen in te spelen op het ontzag dat u
hebt voor de rechten van het Volk, juist om deze rechten te vernietigen en het Volk te bedriegen. U riep om
oorlog tegen alle tirannen van de wereld, en u zou eerbied hebben voor uw eigen! Worden bloedige wetten alleen
toegepast tegen de onderdrukten en gaat de onderdrukker gespaard worden?"
1 Beredeneer dat je de afbeelding uit het pamflet (I)
- niet kunt gebruiken om de ideeën van de gematigde revolutionairen weer te geven,
- maar wel kunt gebruiken om aan te tonen dat in die tijd (1790) in Frankrijk politieke spanningen
bestonden.
2 Zowel de (onbekende) tekenaar van de afbeelding in het pamflet (I) als Saint-Just (II) probeerden hun
mening te legitimeren. Leg eerst uit waarop beiden een beroep deden ter legitimatie van hun mening en
maak vervolgens duidelijk dat zij daarmee een radicale interpretatie van de Verlichtingsideeën
aanhingen.

FRANSE REVOLUTIE Proces Lodewijk XIV
Terreur
Robespierre
TOETS
2129
BRON I
Robespierre hield op 3 december 1792 een toespraak in het Franse parlement ('Convention nationale') over de
vraag of er een proces tegen Lodewijk XVI gevoerd moest worden. Hieronder staat een fragment uit deze rede.
"Lodewijk was koning, en de republiek is gesticht; de beroemde kwestie die u bezighoudt is beslist door deze
woorden. Lodewijk is afgezet vanwege zijn misdaden; Lodewijk klaagde het Franse volk als opstandig aan; hij
heeft, om het te tuchtigen, een beroep gedaan op de wapens van tirannen, zijn collega's; de overwinning en het
volk hebben besloten dat hij als enige opstandig was. Lodewijk kan dus niet worden berecht, hij is al veroordeeld;
hij is veroordeeld, of de Republiek krijgt geen kwijtschelding van zonden. Voorstellen om een proces tegen
Lodewijk XVI te voeren, op welke manier dat dan ook zou kunnen, betekent terugvallen naar het koninklijke en
grondwettelijke despotisme; het is een contrarevolutionair idee, want het betekent dat de revolutie zelf onderwerp
van kritiek wordt. Inderdaad, wanneer Lodewijk nog een proces kan krijgen, kan Lodewijk ook vergeving van zijn
zonden krijgen; hij kan onschuldig zijn; wat zeg ik! Hij wordt verondersteld onschuldig te zijn totdat er een vonnis
over hem is uitgesproken. Maar als Lodewijk onschuldig verondersteld kan worden, wat komt er dan van de
revolutie terecht? Is zij niet opnieuw onzeker en twijfelachtig? Als Lodewijk onschuldig is, dan worden alle
verdedigers van de Vrijheid lasteraars en de opstandelingen zijn dan de vrienden van de waarheid en de
verdedigers van de onderdrukte onschuld; alle manifesten van de buitenlandse vorsten zijn dan alleen nog maar
wettige protesten tegen een heerszuchtige partij; zelfs de gevangenschap die Lodewijk tot nu toe heeft ondergaan
is dan een onrechtvaardige kwelling; de revolutionaire gardes, het volk van Parijs, alle patriotten van Frankrijk
zijn dan schuldig en de grote, fundamentele rechtszaak, tussen het misdrijf en de deugd, tussen de vrijheid en de
tirannie is dan ten slotte beslist in het voordeel van het misdrijf en de tirannie."
1 Lodewijk XVI was in de loop van 1792 afgezet
en gevangen genomen. Noem twee argumenten
waarmee Robespierre in zijn toespraak (I) zijn
stelling verdedigde dat een rechtszaak tegen
Lodewijk niet nodig was.
2 Beredeneer aan de hand van zijn toespraak (I) dat
Robespierre in feite de komende Terreur al
aankondigde.
3 Welke twee hoofdpunten van kritiek kun je
onderscheiden in de cartoon (II)? Geef bij beide
punten aan hoe de tekenaar deze kritiek heeft
uitgebeeld.
BRON II
Deze cartoon is in 1793 of 1794 in Engeland gemaakt.
De titel luidt: 'A Republican Beau. A Picture of Paris
for 1794'. Het woord 'beau' wordt als zelfstandig
naamwoord in het Engels meestal gebruikt met het oog
op vrouwen en betekent 'schoonheid, mooie vrouw'.
Links staat: 'This is our God'.

FRANSE REVOLUTIE Radicale fase
Levée en masse
Coalitie-oorlogen
TOETS
2194
BRON I
Op 23 augustus 1793 gaf het 'Comité du Salut
Public' een decreet uit, waarin de 'levée en masse'
opgedragen werd. Hieronder volgen fragmenten
uit dit decreet.
"Jongemannen moeten vechten, jongemannen
worden opgeroepen om te veroveren. Gehuwde
mannen moeten wapens smeden, militaire bagage
en wapens vervoeren en voedselvoorraden
aanleggen. Vrouwen, die ten langen leste de plaats
in de revolutie innemen die hen toekomt en hun
ware bestemming volgen, moeten hun
onbetekenende taken vergeten: hun teergevoelige
handen moeten bezig zijn met het maken van
kleren voor soldaten; zij moeten tenten maken en
zij moeten hun zachtaardige zorgzaamheid
uitbreiden naar de schuilplaatsen waar de
verdeddigers van het Vaderland de hulp moeten
ontvangen die vereist is voor hun wonden.
Kinderen moeten van oude kleren pluksel maken.
Het is voor hen dat wij vechten: kinderen, die
wezens die voorbestemd zijn om alle vruchten van
de revolutie te plukken, moeten hun zuivere
handen naar de hemel verheffen. En oude mensen,
die net als in vroeger dagen hun opdrachten
vervullen, zullen naar de openbare pleinen van de
steden geleid worden, waar zij de moed van jonge
krijgers moeten doen ontvlammen en de doctrines
moeten prediken van de haat jegens koningen en
de eenheid van de Republiek."
BRON II
In 1794 publiceerde de Engelse tekenaar George
Cruikshank deze spotprent. Het woord 'belle' betekent:
schoonheid, mooie vrouw.
1 Het decreet waarmee tot de 'levée en massa' (I) werd opgeroepen, kan op verschillende manieren
geïnterpreteerd worden. Maak dat duidelijk door
- eerst met een tweetal aan bron I ontleende voorbeelden aan te tonen dat dit decreet een goede
illustratie is van de radicale fase van de Franse Revolutie;
- vervolgens uit te leggen dat dit decreet een uitvloeisel was van de internationale
verwikkelingen, waarin de Franse Revolutie in 1793 terechtgekomen was en
- ten slotte te beredeneren waarom dit decreet niet zozeer revolutionaire als wel nationale
gevoelens wakker schudde.
2 Geef twee argumenten voor de stelling dat de tekening van George Cruikshank (II) goed gebruikt kan
worden om de buitenlandse reactie op de 'levée en masse' (I) duidelijk te maken.