Fotografen van de straat Rijksmuseum Photography

28
Een gestippeld portret door Jan Toorop Van der Helst-schilderij wordt gerestaureerd Hella Haasse en de 18de eeuw €2,- • Jaargang 32 sept - okt 2006 Nr. 5

description

Fotografen van de straat Rijksmuseum Photography

Transcript of Fotografen van de straat Rijksmuseum Photography

Een gestippeld portret door Jan TooropVan der Helst-schilderij

wordt gerestaureerd

Hella Haasse en de 18de eeuw

€ 2 , - • J a a rg a n g 3 2 • s e p t - o k t 2 0 0 6 • N r. 5

Nr.5 | 20062

ActueelCOLOFON

De Rijksmuseum Kunstkrant is een uitgave van de afdeling Educatie &

Publieksinformatie van het Rijksmuseum Amsterdam.

Eindredactie: Paulien RetèlFoto’s: afdeling Fotografie

Rijksmuseum, tenzij anders vermeld. Vormgeving: Volta, Utrecht

Lithografie en druk: Uitgeverij Waanders, Zwolle

ABONNEMENTEN

Abonnement: €10 per jaar (6 nummers). Tien of meer

abonnementen op één afleveradres: €7,55 per abonnement per jaar.

Abonnementenadministratie: Waanders Uitgevers,

Antwoordnummer 32, 8000 VB Zwolle. T: 038-4673400F: 038-4673401

E: [email protected]

RIJKSMUSEUM AMSTERDAM

Bezoekadres en openingstijden:

Philipsvleugel: Jan Luijkenstraat 1, Amsterdam.

Iedere dag van 9.00 tot 18.00 uur, vrijdag van 9.00 tot 22.00 uur,

1 januari gesloten.

Bibliotheek en Rijksprentenkabinet: Frans van Mierisstraat 92,

Amsterdam. Dinsdag t/m zaterdag van

10.00 tot 17.00 uur.

Postadres: Postbus 74888, 1070 DN Amsterdam.

T: 020-6747000F: 020-6747001

E: [email protected]: www.rijksmuseum.nl

AFBEELDING OMSLAG

Jan Toorop, portret van M. J. de Lange, 1900

Veel fashionistas op preview Fashion DNAVoorafgaand aan de officiële opening van de tentoon-stelling Fashion DNA vond op 31 juli een preview plaats, ter ere van de afsluiting van de Fashion Week Amsterdam. Er werden heel wat fashionable BN’ers gespot in De Nieuwe Kerk, zoals Mart Visser, Frans Molenaar, Marlies Dekkers, Bracha van Doesburg, Otazu, Ans Markus, Irene van der Laar en de zanger Gordon. De tentoonstelling Fashion DNA; het Rijksmuseum in De Nieuwe Kerk is nog tot en met 22 oktober te zien.

Trompenburg Het Rijksmuseum is met de Rijksgebouwen-dienst overeengekomen dat het met ingang van september 2006 Huis de Trompenburg, een bijzonder monument in ’s-Graveland vlak bij het Gooi, zal mogen gebruiken. Huis de Trompenburg kwam rond 1678 gereed en was het buitenhuis van onder meer naam-gever en bouwheer admiraal Cornelis Tromp. Sinds 1938 is het monument in beheer bij de Rijksgebouwendienst. Vanwege het bijzondere monumentale karakter kan Huis de Trompenburg gedurende het jaar maar een beperkte periode worden gebruikt. Het Rijksmuseum zal er onder meer publieke openstellingen, kleine ontvangsten en lezin-gen organiseren. Op 9 september 2006 kunt u in het kader van de Open Monumentendag Huis de Trompenburg bezoeken. Meer informatie en aanmelden op www.rijksgebouwendienst.nl.

Fly Me To The MoonTijdens de verbouwing van het Rijksmuseum geeft een aantal heden-daagse kunstenaars hun visie op het museum en zijn collectie. Een van deze projecten is vanaf vrijdag 6 oktober te zien: het bijzondere Fly Me To The Moon van het Rotterdamse kunstenaarsduo Liesbeth Bik en Jos van der Pol. Centraal in dit project staat een maansteen, het oudste object in de collectie van het Rijksmuseum. Deze steen, meegenomen door de eerste bemande maanvlucht, staat symbool voor het exploreren van het onbekende, het koloniseren van verre gebieden en het meebrengen van schatten en kennis daar vandaan. De maansteen is bovendien het uitgangspunt voor een zoektocht naar de functie van Het Nieuwe Rijksmuseum. In een van de torens van het hoofdgebouw van het Rijksmuseum dat nu wordt gereno-veerd, wordt de maansteen in een vitrine gepresenteerd. Bezoekers kunnen onder begeleiding in kleine groepjes het gebouw binnengaan en de steen bezichtigen. Meer informatie over aanmelding en locatie op www.rijksmuseum.nl.

Maansteen, meegebracht door de bemanning

van de Apollo 11

Hoogte 2 cm, diepte 5,5 cm

Huis de Trompenburg in ’s-Graveland

Foto: Arie de Leeuw

De zanger en presentator Gordon tijdens de

preview van Fashion DNA

Foto: Jørgen Koopmanschap

KunstKrant

3

Inhoud

4DE GROTE REMBRANDTIn zijn nieuwe boek gaat kunsthistoricus Gary Schwartz op

zoek naar de aanknopingspunten tussen Rembrandt en de

maatschappij waarin hij leefde.

6DE ‘SCHUTTERSMAALTIJD’ WORDT GERESTAUREERDOp zondag 25 juni beschadigde een museumbezoeker een

van de topstukken van het Rijksmuseum met brandende

aanstekervloeistof. Manja Zeldenrust en Laurent Sozzani

vertellen over het restauratieproces.

8HELLA HAASSE EN DE 18DE EEUWOp 16 augustus nam Hella S. Haasse het eerste exemplaar

in ontvangst van de uitgave Nederlandse kunst

1700-1800. Mevrouw Haasse sprak bij die gelegenheid over

haar fascinatie voor de 18de eeuw.

10FOTOGRAFEN VAN DE STRAATVanaf 8 september presenteert het Rijksmuseum 20ste-

eeuwse foto’s in het Van Gogh Museum. Deze tentoonstel-

ling heeft straatfotografie als thema.

16 UITGELIJNDVanaf de 16de eeuw komen deze langwerpige kussens regel-

matig voor op schilderijen, maar is het nu een naaikussen,

een bruidskoffertje of een juwelenkistje?

18AANWINSTSinds kort bezit het Rijksmuseum een uitzonderlijk schil-

derij, geschilderd door Jan Toorop in 1900.

20INDIASE SITSEN IN MINIATUURNiet alle textiel in de twee poppenhuizen van het Rijks-

museum komt uit Europa: veel stoffen zijn sitsen uit India.

24HIGH TEA IN DE TUINVrienden vieren de 400ste verjaardag van Rembrandt.

KunstKrant

3

De man over wie Sidney schreef, kan – als burgemeester van de rijkste stad van de

wereld van toen – een van de machtigste mensen op aarde genoemd worden. Toch is zijn naam veel minder bekend dan die van Jan Six, over wie geen enkele Engelse gezant ooit aan het thuisfront rapporteerde. Veel afbeeldingen van Rembrandts portretten van Jan Six hebben als bijschrift ‘Burgemeester Six’, maar Rembrandt heeft Six nooit in die hoedanigheid gekend. De man is pas in 1691 voor één keer burgemeester geworden, 22 jaar na Rembrandts dood. Toen hij Six de eerste maal portretteerde had deze nog niet eens zijn eerste stap op de bestuurlijke ladder gezet. Dat gebeurde pas in 1656, toen Six Commissaris van Huwelijkse Zaken werd. De ver-gelijking van Gillis Valckenier met Jan Six is een treffend bewijs voor de effectiviteit van de kunst als instrument ter verkrijging van eeuwige roem. Niemand kent vandaag nog de ooit zo almachtige burgemeester Valckenier, terwijl burgemeester Six wereldberoemd is.

Vriendschap als bindmiddelEerder heb ik het netwerk van opdrachtgevers, kopers en andere bewonderaars van Rembrandts kunst in kaart gebracht, waardoor duidelijk werd in wat voor maatschappelijk systeem hij leefde. Veel van deze mensen bleken een band met elkaar te hebben. Het leidende principe was het stelsel van patronage. Vandaag de dag is dat synoniem met vriendjespolitiek en het old boys’ network, maar in de 17de eeuw heette dit gewoon

Gary Schwartz over zijn nieuwste boek

De grote Rembrandt In een brief van 10 augustus 1679 schreef Sir Henry Sidney, de Engelse ambassa-

deur in Nederland, vol ontzag en met een zekere afgunst het volgende over de

macht van burgemeester Gillis Valckenier van Amsterdam: ‘Ik verzeker u dat de

Grote Turk niet zoveel absolute heerschappij en macht heeft als hij [Valckenier]

in Amsterdam bezit. Wat hij zegt wordt altijd zonder enige tegenspraak gedaan;

hij zet af en stelt aan wie hij wil; int gelden zoveel hem goeddunkt, doet precies

wat hij wil, en toch wandelt hij over straat als een gewone winkelier.’

Nr.5 | 20064

Rembrandt van Rijn,Jan Six, 1647

Ets, droge naald en gravure,

244 x 191 mm

Jan Six, een rijke

Amsterdamse lakenverver,

dichter en mecenas, die later

burgemeester werd, was een

vriend en opdrachtgever van

Rembrandt. Dit geëtste portret

van Jan Six was het eerste

waarin Rembrandt alle drie de

etstechnieken toepaste: pure

ets, droge naald en burijn. Na

die tijd week hij steeds verder

af van de pure etskunst.

Rembrandt van RijnZelfportret als apostel

Paulus, 1661

Olieverf op doek, 91 x 77 cm

Op zijn 55ste jaar schilderde

Rembrandt zichzelf met de

attributen van de apostel

Paulus. Paulus’ brieven werden

veel gelezen door de christe-

nen van Rembrandts tijd, voor-

al door de mennonieten waar-

mee hij zich mogelijk verbon-

den voelde.

‘vriendschap’. Omdat er in die tijd weinig proce-dures bestonden voor het verwerven van ambten, was patronage de meest gebruikelijke wijze om banen, geld en macht te verdelen. Openbare aan-bestedingen – met inbegrip van opdrachten voor kunstwerken – vielen onder die noemer, en zelfs ook veel privéopdrachten. Een burgemeester als Joan Huydecoper creëerde een onontwarbare klu-wen van banden met schilders, graveurs, beeld-houwers, dichters, toneelschrijvers, cartografen en uitgevers om zijn politieke, diplomatieke, ambte-lijke, financiële en familiebelangen te behartigen. Met deze inspanningen verwierf hij zich de naam van een groot beschermer van de kunsten, een mecenas.Deze kijk op de verhoudingen tussen de makers en kopers van kunst is heel anders dan het gebruikelijke beeld van de schilder als een kleine neringdoende, die zijn waren aanbiedt aan een anonieme markt. Het is ongelofelijk boeiend dat ook een kunstenaar als Rembrandt deel uitmaakte van dit systeem. Aan de ene kant was het harder en zakelijker dan je zou verwachten, maar aan de andere kant ook veel persoonlijker. Door aan de hand van Rembrandts contacten de kunstenaar in zijn omgeving te plaatsen ontstond een beeld van Rembrandts plaats in de maatschappij, en hoe dit zijn keuzes als kunstenaar beïnvloedde.

Mens onder de mensenMaar als Rembrandt een carrièregerichte profes-sional was, die soms handig maar meestal minder handig inspeelde op de aanwezige mogelijkheden, waar blijft dan ‘Rembrandt het Genie’? Volgens mij zijn dit geen eigenschappen die elkaar uitslui-ten. Rembrandt kon tegelijkertijd een genie zijn in artistieke zin én een typische beoefenaar van zijn vak. In De grote Rembrandt geef ik dan ook

een breder beeld, waarin niet alleen de zakelijke kanten van Rembrandts carrière centraal staan.Een veel boeiender contrast is de tegenstelling tussen Rembrandt als Einzelgänger en als mens onder de mensen. In De grote Rembrandt ga ik daarom in op de betekenis die de wereld, de mens en God voor Rembrandt hadden. De ont-wikkeling van Rembrandts kunst vond immers niet alleen plaats in zijn atelier, maar voor een belangrijk deel in zijn interactie met andere men-sen en andere waardenstelsels. Rembrandt blijkt dus een socialere Rembrandt te zijn dan vaak wordt aangenomen, al heeft dat sociale ook asoci-ale kanten.Als Rembrandt louter een creatuur van het atelier en de kunsthandel was geweest, zou hij niet tot zulke hoogten hebben kunnen klimmen in zijn kunstscheppingen, en was de fascinatie die hij bij het nageslacht heeft niet zo blijvend. Wanneer mensen Rembrandt bewonderen, gaat het natuur-lijk om de kwaliteit van zijn penseelwerk of om wat hij met de etsnaald vermocht. Maar meestal gaat het over meer: over Rembrandts beeld van de mens, en in tal van Rembrandtbijbels en boe-ken over zijn religieuze kunst ook over Rembrandts beeld van God. De godsdienst was nu eenmaal onnoemelijk veel belangrijker in Rembrandts wereld dan de kunst. In zijn zelfportretten toont Rembrandt zichzelf vrijwel altijd in eenzaamheid. Dit bracht kunsthis-torici ertoe te schrijven over Rembrandt als een hoogst individueel persoon die vooral bezig was met zijn eigen innerlijk leven en gedachten. Ik ben echter op zoek gegaan naar de aanknopings-punten tussen Rembrandt en de anderen, tussen hem en de maatschappij waarin hij leefde. Al had Rembrandt misschien de neiging zich in zijn ate-lier en in zijn eigen gedachten op te sluiten, het was hem niet gegeven om zo te leven en te wer-ken. Zijn tijdgenoot John Donne zei het zo: ‘No man is an island, entire of itself.’

Gary Schwartz

In De grote Rembrandt brengt Gary Schwartz de belangrijkste hedendaagse kennis over Rembrandt bijeen, terwijl hij aan de hand van tal van onderwerpen ook interessante, nieuwe dingen over de kunstenaar vertelt. Het boek telt 384 pagina’s en 650 afbeeldin-gen en is uitgegeven door Waanders Uitgevers. Prijs: € 69,95.

KunstKrant

5

Op zondag 25 juni 2006

beschadigde een museum-

bezoeker het schilderij ‘De

schuttersmaaltijd ter viering

van de Vrede van Munster’

(1648) van Bartholomeus van

der Helst met brandende aan-

stekervloeistof. Om de schade

te onderzoeken en te herstel-

len is het meer dan twee bij

vijf meter grote schilderij over-

gebracht naar het restauratie-

atelier van het Rijksmuseum.

De restauratie wordt uitge-

voerd door Manja Zeldenrust

en Laurent Sozzani. Op deze

pagina’s vertellen zij over het

restauratieproces.

Bartholomeus van der HelstDe schuttersmaaltijd ter vie-

ring van de Vrede van

Munster, 1648

Olieverf op doek, 232 x 547 cm

Het door de aanslag

beschadigde schilderij, een van

de topstukken van het Rijks-

museum zal eind september na

restauratie terugkeren in de

Philipsvleugel.

Als eerste stap in het reinigingsproces werden de

roetresten, afkomstig van het verbrande vernis, ver-

wijderd. Hoewel deze stap zich concentreerde op de

beschadigde plek, is ter voorbereiding op het vernis-

sen het hele schilderij gereinigd om ook ander vuil

en aanslag van het oppervlak te verwijderen.

De tweede stap is het regenereren (opnieuw

transparant maken) van de vernislaag, die

wit uitgeslagen is door de combinatie van

de vloeistof die de dader gebruikte, de hitte

van het vuur en het door de zaalwacht ge-

bruikte bluswater. Deze schoonmaaktest

laat zien hoe het wit uitgeslagen vernis

weer transparant wordt door het gebruik

van een eenvoudig oplosmiddel.

Actueel

De ‘Schuttersmaaltijd’ wordt gerestaureerd

Manja Zeldenrust en Laurent

Sozzani, restauratoren van het

Rijksmuseum, onderzoeken

het beschadigde schilderij.

Nr.5 | 20066

KunstKrant

7

Deze schoonmaaktest laat de resultaten van

stap 2 (links) en 3 zien, waarbij het vernis

hersteld is.

De rechterhelft, die er lichter uitziet, toont

het oppervlak na uitvoering van stap 3. Daar-

bij zijn de bovenste lagen van het zwartgebla-

kerde vernis verwijderd. Dit deel is nu veel

lichter en zichtbaar schoner dan het linkerge-

deelte, maar heeft nog steeds een laag ver-

geeld vernis. Volledige verwijdering van het

vergeelde vernis zou resulteren in de helder-

der kleur die te zien is in de dunne strook in

het midden, maar dat wordt niet tijdens deze

behandeling gedaan. Volledige vernisafname

is alleen mogelijk als het hele schilderij ge-

restaureerd zou worden. De doelstelling nu is

om het schilderij weer op zaal te kunnen han-

gen in de staat waarin het zich voor de aanval

bevond. Om dit te bereiken worden de be-

schadigde stukken slechts ten dele behan-

deld, zodat ze in evenwicht zijn met de

niet-beschadigde gedeelten.

De witte strepen zijn het ge-

volg van de vloeistof die

langs het schilderij naar be-

neden is gelopen en gedu-

rende een seconde in brand

stond. Op deze witte plek-

ken was de vloeistof zo dun

en brandde zo kort, dat er

gelukkig weinig schade aan

het vernis ontstond en geen

enkele schade aan het

schilderij zelf.

Hier is een aantal verhoogde

stippen witte verf in de mouw

te zien. De verhoging/vervor-

ming van de verf is veroor-

zaakt door de hitte. Dit witte

stipje impasto is door een mi-

croscoop 25 maal vergroot

gefotografeerd en heeft een

doorsnede van slechts 3 mm.

Het zit vol kleine door de hitte

veroorzaakte blaasjes. Geluk-

kig zijn maar weinig stippen

impasto zo erg beschadigd.

Rond het stipje zit verbrand

vernis, dat eruitziet als geka-

rameliseerde suiker.

Een klein gedeelte van 15 x 20 cm was ern-

stiger beschadigd dan de rest. Het kan zijn

dat het schilderij hier langer in brand heeft

gestaan en de hitte intenser was. Het ge-

volg: kleine blaasjes in de verf.

De Intieme Eeuw

Daar kwam bij dat de heersende mode in kunst (en politiek) Frans was, niet ‘Hollands’. Dat maakte de cultuur van de 18de eeuw in ogen van latere beschouwers minder authentiek.

Een sprankelende tijdDe veronachtzaming van de 18de eeuw is op zijn minst overdreven. Dat vinden niet alleen de schrijvers van Nederlandse Kunst 1700-1800; ook voor Hella Haasse, grande dame van de Neder-landse literatuur, is de 18de eeuw een sprankelen-de tijd. Haasse kent de periode van zeer nabij door de research voor haar historische romans, zoals Mevrouw Bentinck of Onverenigbaarheid van karakter of Schaduwbeeld of Het geheim van Appeltern.

Nederlandse kunst 1700-1800 is het derde deel van een

serie rijk geïllustreerde boeken over de collectie van het

Rijksmuseum. Het is ook een nieuwe poging om de wereld

duidelijk te maken dat de 18de eeuw op zijn minst zo

interessant is als alle andere.

De 18de eeuw wordt nogal eens gezien als het brave neefje van de 17de. Vergeleken met de

eeuw van Rembrandt en De Ruijter lijkt de 18de maar sloom, ‘sloom als de trekschuit’, zoals hoofddirecteur Ronald de Leeuw bij de presenta-tie van het boek zei. Dat is niet helemaal onterecht. De 18de eeuw kende in Nederland veel minder dynamiek dan de 17de. De dominante positie op het wereldto-neel verdween als sneeuw voor de zon. Er was lange tijd geen stadhouderlijk hof, er werd niet groots gebouwd, zoals paleis Het Loo of het Stadhuis (nu Paleis op de Dam) van Amsterdam. De kunst manifesteerde zich vooral op intieme schaal, in het interieur, de tuin of de garderobe.

George van der MijnMr. Pieter Cornelis

Hasselaer met zijn gezin,

1763

Olieverf op doek,

249 x 288 cm

Ter gelegenheid van zijn twee-

de huwelijk liet Hasselaer dit

groepsportet maken, om zijn

eerste gezin (in Amsterdam)

aan zijn nieuwe (in Batavia)

voor te stellen. Zijn overleden

eerste echtgenote is rechts op

een schilderij afgebeeld.

Collectie

Nr.5 | 20068

Mevrouw Haasse kreeg in het Rijksmuseum het eerste exemplaar van het boek aangeboden. Ze was er zeer over te spreken: ‘De 18de eeuw wordt altijd gezien als een tijd van decadentie, van slap-te in de bevolking, maar als je ziet wat er gemaakt is, in die tijd, is het een eeuw geweest van – zelfs voor onze begrippen – onvoorstelbare luxe en een enorm vakmanschap. Ik vind het boek daarom zo prachtig, omdat het eigenlijk een hele geestesgeschiedenis is, een mentaliteitsge-schiedenis van die eeuw. Het heeft in mij veel doen opleven van wat je gewoonlijk in je gedach-ten en in je verbeelding verzamelt, door het lezen van die brieven, en door het intens bezig zijn met archiefwerk betreffende die tijd. Als je de beelden naast elkaar legt zie je hoe in de mensen een bepaalde ontwikkeling plaatsvindt, naar een soort besef van “in een bepaalde maatschappij leven”. Je ziet de groeiende belangstelling van de mensen voor elkaar, de nieuwsgierigheid die ook de aan-leiding is geweest voor het ontstaan van de moderne roman. Dat komt tot uitdrukking in die kunstwerken: die geven aan waar mensen zich voor interesseerden, wat hun hoog zat, wat ze graag wilden.’

Het leven zelf werd een kunstwerkReinier Baarsen, senior conservator meubelen, sluit zich daar onmiddellijk bij aan: ‘In de 18de eeuw staat kunst veel meer in het teken van de analyse van “het zelf”. Het is een tijd van brievenschrijven, van conversatie, van omgangsvormen, van fraaie positionering. In de 18de eeuw is de relatie tussen “kunst” en “leven” veel hechter dan in de 17de. 17de-eeuwse kunst-voorwerpen zijn vaak groot van omvang – enor-me kasten, zware stoelen, grote schilderijen – en gericht op het tonen van de status van de eige-naar. Schuttersstukken zeggen wel iets over de status van de geportretteerden, maar het leven zelf wordt door die kunst niet aangeraakt.’De waarde van de 18de-eeuwse kunst zit ’m dus in de samenhang, de ‘som der delen’. De artistie-ke ambities van de 18de eeuw worden vooral gerealiseerd in het interieur, een ‘geïntegreerd ensemble’ van meubels, stoffen, schilderingen, betimmeringen, gordijnen, beeldhouwwerk, ser-viezen en gebruiksvoorwerpen. Baarsen: ‘Het leven zelf werd een kunstwerk. In de kunst van de 18de eeuw kun je veel dichter bij het leven van de mensen zelf komen. Een zilve-ren broodmandje, een stoel – daardoor krijg je gevoel voor het leven zelf, het verkeren met elkaar. Neem bijvoorbeeld Diederik Baron van

Leyden, die in zijn huis aan het Rapenburg door Jan Xavery de grootste schoorsteen van Nederland laat maken. Of Jan Gildemeester, die zich door Adriaan de Lelie laat afbeelden als de spil van een groep kunstliefhebbers in zijn eigen huis, een elegant interieur vol schilderijen. Of Wilhelmina van Pruisen, de gemalin van Willem V, die met meubelmaker Matthijs Horrix een directe band had, zoals met een moderne interior decorator.’

De 18de eeuw in het RijksmuseumHet is frappant dat op het ogenblik in de vaste opstelling van het Rijksmuseum de 18de-eeuwse collectie niet te zien is. De schilderijen en het Meissen-porselein zijn uitgeleend aan het Rijksmuseum aan de Grens in Enschede. Het is wachten op de heropening van het museum in Amsterdam. Baarsen: ‘In Het Nieuwe Rijksmuseum zal de 18de eeuw ook geïntegreerd worden getoond. Er is eigenlijk geen eeuw waar-voor dat beter werkt. De 18de eeuw krijgt een eigen vleugel op de hoofdverdieping, en zal daar de concurrentie aan moeten gaan met de ‘Nachtwacht’ en ander zwaar geschut. Ik ben ervan overtuigd dat ze dat met glans aankan!’

Koen Kleijn, kunsthistoricus en redacteur cultuur van weekblad

De Groene Amsterdammer

Nederlandse kunst 1700-1800 is te koop in de Rijksmuseum-winkel en de reguliere boekhandel. Met de kaart in het hart van deze Kunstkrant kunt u deze uitgave met korting aanschaffen. U betaalt dan niet € 49,95 maar € 44,95. Deze actieprijs geldt van 1 september tot en met 31 oktober 2006.

Op 16 augustus jl. ontving

Hella Haasse uit handen

van Ronald de Leeuw het

eerste exemplaar van het

boek over de 18de eeuw.

Foto: ANP Foto/ Rick

Nederstigt

KunstKrant

9

Fotografen van de straatGeorge Hendrik Breitner (1857-1923)Oudezijds Achterburgwal,

Amsterdam, 1894-1898

Ontwikkelgelatinezilverdruk

Tentoonstell ing

Vanaf 8 september presenteert het

Rijksmuseum 20ste-eeuwse foto’s

uit eigen collectie – vanwege de

verbouwing van het Rijksmuseum in

het Van Gogh Museum. Deze tentoon-

stelling, getiteld De Straat, heeft

straatfoto grafie als thema.

Nr.5 | 200610

fotografen steeds vaker de vindplaats van leven-dig beeld en menselijk drama. De eerste aanzet-ten zijn te vinden in de late 19de eeuw. Tot de bekendste en belangrijkste hiervan behoort een serie foto’s die John Thomson in 1876-1877 in Londen maakte van mensen die op straat hun brood verdienden. Het Rijksmuseum bezit een aantal delen van de uitgave Street Life in London waarin die foto’s, met de hand ingeplakt, werden gepubliceerd. In elke aflevering beschrijft de jour-nalist Adolphe Smith bovendien de drie afgebeel-de beroepen of straattypen, zoals de drager van reclameborden, de schoorsteenveger, de affiche-plakker en de straatfotograaf. Met Street Life in London staat Thomson aan het begin van een lange documentaire traditie om het dagelijkse leven van mensen in de stad in beeld te brengen.

Hoe keken fotografen naar het leven en de mensen op straat, en hoe veranderde in de

loop van de 20ste eeuw deze visie, die in de late 19de eeuw ontstond? Die vraag wordt beant-woord met een vijftigtal foto’s van de vroegste straatfotografen John Thomson en Thomas Annan tot moderne meesters als André Kertész, Henri Cartier-Bresson, Diane Arbus en William Klein. Daarnaast is een aantal klassieke fotoboeken te zien zoals Street Life in London (1876-1877) van John Thomson, Paris de Nuit (1933) van Brassaï en Sweet Life (1966) van Ed van der Elsken. Het is de eerste keer dat het Rijksmuseum in een thematische tentoonstelling ook een overzicht geeft van de 20ste-eeuwse fotografie in zijn col-lectie. Tot voor kort legde het museum zich voor-al toe op het verzamelen van foto’s uit de 19de eeuw, toen de fotografie werd uitgevonden. In Het Nieuwe Rijksmuseum zal straks echter ook de 20ste eeuw een belangrijke plek krijgen, en daar-om besteedt het museum bij het verzamelen van fotografie nu ook aan die eeuw aandacht.

Levendige beeldenVoor de tentoonstelling in het Van Gogh Museum is doelbewust voor het thema ‘De Straat’ gekozen, omdat hiermee het verschil met de voorafgaande 19de eeuw goed in beeld gebracht kan worden. Om die reden is ook een aantal 19de-eeuwse foto’s in de tentoonstelling opgenomen. Vóór 1900 werden het leven van alledag en belangrijke gebeurtenissen op straat nauwelijks vastgelegd. Lange belichtingstijden en onhandig zware, grote, bijna onhandelbare camera’s waren daar een belangrijke oorzaak van. Het maken van een foto vergde tijd en moeite. Wat bewoog, werd niet geregistreerd en het snelle vastleggen van kort-stondige gebeurtenissen was er niet bij. Steden waren in werkelijkheid dan ook niet de oases van rust die ze op 19de-eeuwse foto’s lijken te zijn. Het nieuws lag wel op straat, maar het werd nau-welijks gefotografeerd. Een klassieke serie foto’s is die van sloppen en stegen van Thomas Annan, die de achterbuurten van Glasgow vastlegde voor ze zouden verdwijnen. Overtuigend bracht hij in beeld hoe benauwd en donker de stegen (en dus de woningen) waren. Tegelijkertijd hebben de foto’s ook een zekere schoonheid en stemmig-heid, met name door de verdeling in donkere en lichte partijen. Af en toe fotografeerde Annan ook de bewoners. Hij vond zijn evenknie in Charles Marville die in dezelfde periode in Parijs een ver-gelijkbare serie vervaardigde.In de loop van de 20ste eeuw werd de straat voor

Thomas Annan (1829-1887)Slop in Glasgow (Close,

No. 31 Saltmarket), 1868

Kooldruk, gedrukt in 1877

Harry Callahan (1912-1999)Wabash Street, Chicago,

1958

Ontwikkelgelatinezilverdruk

Aankoop 2005 met steun van

het Paul Huf Fonds

KunstKrant

11

een dynamische, bijna filmische blik, en koos ongebruikelijke invalshoeken. Eigenlijk deed hij hetzelfde als andere amateurs uit zijn tijd die ook gefascineerd waren – niet door een strak gecom-poneerd zakelijk beeld, maar simpelweg door wat ze op straat vonden. Breitner liet zijn foto’s maar aan weinigen zien, maar hij introduceerde een nieuwe manier van kijken die in de 20ste-eeuwse fotografie steeds meer in zwang zou raken. In die zin kun je Breitner bijna de ontdekker van het genre

BetraptStraatfotografie kreeg aan het eind van de 19de eeuw in Nederland een belangrijke impuls door de schilder-fotograaf George Hendrik Breitner. Hij zwierf met zijn camera door Amsterdam en fotografeerde wat zich bij toeval aan hem voor-deed. Breitner was een van de eersten bij wie de straat tot leven kwam. Op zijn foto’s wordt zelden geposeerd: hij heeft zijn figuren vaak betrapt. Op een van de foto’s in de tentoonstelling is dat mooi te zien aan een jongen of man die staat te plassen en zich daarbij ongetwijfeld onbespied waant. Het was ongebruikelijk dat een fotograaf zo onop-vallend en snel werkte dat niemand het doorhad. Mensen waren – het is nu moeilijk voorstelbaar – niet gewend om gefotografeerd te worden als ze op straat liepen. Wie zich wilde laten portretteren ging immers naar het atelier van een fotograaf. De camera’s waren in het algemeen zo groot en het werken ermee was zo omslachtig, dat het eer-der een gebeurtenis was als een fotograaf zijn camera op straat opstelde. Op veel 19de-eeuwse foto’s is dan ook te zien hoe een menigte van nieuwsgierigen zich in beeld opstelt en naar de camera staart. Breitner was een van de eersten die met een klei-ne camera de straat opging. Hij werkte bovendien vaak haastig. Dat is goed te zien aan de techni-sche en compositorische slordigheden van veel van zijn foto’s: de horizon loopt nogal eens scheef en er lopen geregeld mensen dwars door het beeld. Breitners foto’s zijn vaak drukbevolkt met mensen, en hij sneed het beeld willekeurig af, waardoor de indruk ontstond van beweging en dynamiek. Hij benaderde zijn onderwerpen met

Emmy Andriesse (1914-1953)Modereportage in Brussel,

1946

Ontwikkelgelatinezilverdruk

William Klein (1928)Dansgezelschap op straat,

Tokyo, 1961

Aankoop 2005 met steun van

de BankGiro Loterij, het Paul

Huf Fonds en het Johan

Huizinga Fonds

Nr.5 | 200612

noemen: de straat werd steeds vaker de plaats waar belangrijke of typerende gebeurtenissen werden gefotografeerd en de reuring van de straat werd een onderwerp op zich.

Dicht op het levenHoe gingen na Breitner andere fotografen met een filmische benadering te werk, en in welke opzichten deden zij het anders? De Straat toont een doorgaande lijn in het steeds sterker ‘inzoo-men’ op de mens. Terwijl John Thomson en Thomas Annan nog op (gepaste) afstand bleven, begaven latere fotografen zich steeds meer tussen hun publiek. Hun foto’s geven je als kijker soms het gevoel dat je dicht op het leven van toen staat. Op een van de foto’s in de tentoonstelling is dui-delijk hoe ver dat kan gaan. De Amerikaanse fotograaf William Klein fotografeerde in 1961 in Tokyo een dansgezelschap dat de straat was opge-gaan. Klein had de gewoonte om mensen en hun reactie op de camera van dichtbij vast te leggen. Van stilletjes over straat lopen was bij hem geen sprake: er is meestal interactie met het onder-werp. Op de foto van het dansgezelschap is goed te zien dat de acteur op de voorgrond als het ware naar de lens toegetrokken wordt. Zonder de aanwezigheid van de fotograaf zou het beeld er waarschijnlijk anders hebben uitgezien.

In 2005 heeft het Rijksmuseum met steun van de BankGiro Loterij, het Paul Huf Fonds en het Johan Huizinga Fonds de fotoverzameling van het echtpaar Willem Diepraam en Shamanee Kempadoo verworven. Met ruim 500 foto’s is deze aankoop een belangrijke impuls voor het bijeen-brengen van een goede collectie internationale fotografie uit de 20ste eeuw. Wanneer straks Het Nieuwe Rijksmuseum opengaat, zal in de opstelling over de 20ste eeuw in wisselende presentaties fotografie een behoorlijk aandeel hebben. Voor deze toekomstige presentatie is De Straat een eerste vingeroefening.

De tentoonstelling De Straat is van 8 september tot en met 3 december te zien in het Van Gogh Museum.

De straatIn de tentoonstelling De Straat is zo nu en dan de confrontatie gezocht, bijvoorbeeld tussen Annans chocoladebruine kooldrukken en de bijna geheel zwarte foto van Harry Callahan uit 1958, een klei-ne honderd jaar later, van een vrouw onder het spoorviaduct boven Wabash Street in Chicago. Daardoor wordt duidelijk dat de fotograaf in de loop van de 20ste eeuw steeds dichter op de huid van de mens kroop en, gewild of ongewild, groot en klein menselijk drama in beeld bracht. Zo is de straat als de belangrijkste vindplaats van menselijk verkeer een eigen genre en een vast thema in de moderne fotografie geworden.

Mattie Boom & Hans Rooseboom,

conservatoren fotografie

Wouter Cool Jr. (1877-1947)Straatgezicht in Chicago,

1936

Ontwikkelgelatinezilverdruk

KunstKrant

13

Het korporaalschap van kapitein Frans Banning Cocq en luitenant Willem van Ruytenburch, bekend als de ‘Nachtwacht’, is het beroemdste schilderij van Rembrandt van Rijn en hét icoon van het Rijksmuseum. Nu dit jaar de 400ste geboortedag van deze schilder gevierd wordt, maakt dit topstuk ‘overuren’, om met de woorden van de hoofddirecteur van het Rijksmuseum Ronald de Leeuw te spreken. Niet alleen breekt het aantal bezoekers van het museum in dit Rembrandt 400-jaar tot nu toe alle records, ook staat de ‘Nachtwacht’ centraal in diverse projec-ten. Zo maakte de Britse cineast Peter Greenaway het schilderij tot het middelpunt van zijn multi-mediale schouwspel Nightwatching, waarvoor ook nog een speelfilm en een theaterstuk op stapel staan. En in de ‘magalogue’ Fashion DNA, het glossy magazine bij de gelijknamige tentoonstel-ling in De Nieuwe Kerk, vormt Rembrandts schuttersstuk zelfs de achtergrond van een modereportrage vol haute couture en een glimp van lingerie.

Ook buiten het Rijksmuseum blijft de ‘Nachtwacht’ velen inspireren. Zo maakte foto-graaf Michaël Ferron een collage van verschillen-de verschijningsvormen van de ‘Nachtwacht’ die in dit Rembrandtjaar te zien zijn. Van een versie in schoolbordkrijt tot een haring happende luite-nant, en van de bronzen beelden op het Rembrandtplein tot het meisje in gobelin.

Ook op de website van het Rijksmuseum is deze collage te zien: www.rijksmuseum.nl/nacht-wacht-collage. Daar kunt u zelfs de verschillende figuren van het schilderij tevoorschijn toveren, zodat u zelf uw eigen ‘Nachtwacht’ kunt creëren. En we nodigen u natuurlijk van harte uit om Rembrandts meesterwerk in het echt te komen bekijken in de Philipsvleugel van het Rijksmuseum. Want wat was de laatste keer dat u de ‘Nachtwacht’ in het echt hebt gezien?

De vele verschijningsvormen van de

Michaël FerronDe Nachtwacht in 2006

Fotocollage

14Nr.5 | 2006

‘Nachtwacht’

KunstKrant

15

Dit is een vrij nauwkeurige navolging van een

gravure van Delaune waarop de Dialectiek tus-

sen twee walmende vazen en twee putti is af-

gebeeld. Zij draagt een Hermesstaf (Hermes is

boodschapper van de goden) en een sleutel-

bos. Hieronder zitten een riviergod en -godin.

De Dialectiek is een van de vrije kunsten: een

reeks wetenschappen die onontbeerlijk werden

geacht voor het praktische leven van een ont-

wikkeld mens.

U itgeli jnd

Kussen: naaikussen, bruidskoffertje of

juwelenkistje, ca. 1580-1620Hout en bedrukt leer, 22 x 37,5 x 11,5 cm

Te zien in de tentoonstelling Fashion DNA,

tot en met 22 oktober 2006 in De Nieuwe Kerk

Vanaf de 16de eeuw komen deze langwerpige kussens regel-

matig voor op schilderijen: vrijwel altijd gesloten, op schoot

liggend, en met strengen naai- of borduurgaren, linnengoed

of kantwerk erop vastgespeld of er overheen gelegd. De

meeste zijn bekleed met groen fluweel en voorzien van eikels

met kwastjes op de hoeken. Sommige hebben een slot, ande-

re weer niet. Op het eerste gezicht is het duidelijk waarvoor

ze bedoeld zijn, of toch niet…? Een naaikussen met een

slot? Een eenvoudige, effen buitenkant, maar een rijk inte-

rieur met vakjes en een spiegeltje? De Leidse Hester de la

Faille gebruikte haar ‘groen fluwelen naey kussentgen mit

gouden passement geboort’ rond 1600 om haar ‘3 coralen

paternosterkens’ in te bewaren.

Mogelijk werden dit soort kussens – eventueel gevuld met

sieraden – cadeau gedaan aan de bruid als onderdeel van

haar bruidsschat. Dit zou het aanbrengen van een slotje

zeker rechtvaardigen. Daarnaast kunnen kussens zonder

slot oorspronkelijk ook daartoe hebben gediend, maar wer-

den ze daarna als naaikussen in gebruik genomen. De func-

tie van het spiegeltje lijkt dan echter overbodig.

Deze kussens werden in de 17de eeuw vaak geassocieerd

met de deugdzaamheid van de vrouw en komen als zodanig

voor op prenten en schilderijen.

Aan de hoeveelheid geschilderde voorbeelden te oordelen,

zouden er veel kussens moeten zijn geweest. In inventaris-

sen komen ze echter sporadisch voor en tegenwoordig kun-

nen de bewaard gebleven kussens op de vingers van twee

handen worden geteld. Opvallend is wel, dat deze kussens

allemaal vrijwel dezelfde afmetingen en afwerking van

het binnenwerk hebben.

Bianca du Mortier, conservator kostuum

Nr.5 | 200616

KunstKrant

17

Het houten binnenwerk – bekleed met een

rode stof – bestaat uit twee losse helften, die

ingebed liggen in ongesponnen vlas en met

grote steken door het hout aan het fluweel

van de buitenkant zijn bevestigd. Het ‘schar-

nier’ in het midden bestaat uit grote rijgste-

ken tussen het hout en door het vlas.

Deze voorstelling is gebaseerd op een

gravure van de Franse tekenaar, graveur

en goudsmid Etienne Delaune. Apollo zit

op zijn wagen die getrokken wordt door vier

paarden. Belangrijkste verschil met het

voorbeeld is de toevoeging van een

gekroonde tweekoppige adelaar en de

letters ‘PG’. De betekenis hiervan is niet

bekend.

Vergelijkbare, elkaar toegewende Romeinse

keizers komen – in combinatie met twee in

elkaar verstrengelde handen – voor op een

17de-eeuws zilveren ‘knottekistje’ in de

verzameling van het Rijksmuseum. Ook zijn

deze gebruikt op een binnenwerk van een

kussen dat in Berlijn bewaard wordt. De be-

tekenis van de slakken is niet duidelijk.

De voorstellingen op het bedrukte leer

worden omlijst door randen die met onder

andere de bindersrol, het rolstempel en

andere samengestelde handstempels zijn

gemaakt. Waarschijnlijk het werk van een

boekbinder.

De deksels sluiten met een klein, draaiend

messing plaatje met een pluizig groen

zijden kwastje. Ze hangen aan gekrulde

messing scharnieren.

De eikels hebben een houten kern die

omwonden is met zijdedraad, en eindigen

in vlechten met een pluizige kwast.

De uitvoering van het stempelwerk is niet

heel verfijnd, en de gekozen slingerende

bloemenranken en vruchten zijn nogal

plomp. Een herkomst uit Frankrijk of Zuid-

Duitsland – waar Delaunes werk veel werd

nagevolgd – lijkt hierdoor onwaarschijnlijk.

Het stempelwerk vertoont nauwe verwant-

schap met een aantal Friese boekbanden

uit het einde van de 16de en begin 17de

eeuw, nu in de Koninklijke Bibliotheek in

Den Haag.

Bij het zachte schijnsel van een petroleumlamp zit Marie Jeanette de Lange (1865-1923) te

lezen in een kamer vol kleur: de bloemen, het behang en het patroon op het tafelkleedje vloeien in elkaar over tot één decoratief geheel. Zij lijkt zich niet bewust van die kleurenwerveling en evenmin van de blik van de schilder of de beschouwer, maar is in stille aandacht verdiept in haar boek. Haar roze japon past in het zachte kleurengamma, maar is in tegenstelling tot de dingen om haar heen eenvoudig en zonder orna-menten.

Sinds kort bezit het Rijksmuseum een uitzonderlijk

schilderij: een portret van Marie Jeanette de Lange,

geschilderd door Jan Toorop (1858-1928). Het neemt

zowel in het oeuvre van Toorop als in de collectie van

het museum een bijzondere plaats in. Dit is namelijk

een van de slechts twee geschilderde werken van Toorop

waarin hij een portret uitvoerde in pointillistische

techniek.

Aanwinst

Marie Jeanette de Lange geschilderd door Jan Toorop

Een gestippeld portret

Jan TooropPortret van M.J. de Lange,

1900

Olieverf op doek 67 x 74 cm

Deze aankoop was mogelijk

dankzij de steun van de

Vereniging Rembrandt, de

BankGiro Loterij en het

Rijksmuseumfonds

Nr.5 | 200618

ReformkledingMarie Jeanette is dan ook gekleed in een reform-jurk, een waarschijnlijk zelf ontworpen, eenvoudi-ge jurk die gedragen werd zonder korset. Het was heel revolutionair voor een vrouw uit 1900 om zich zo te laten afbeelden en openlijk te laten zien dat zij niet wilde voldoen aan het heersende schoonheidsideaal dat een met een korset inge-snoerd figuur voorschreef. Maar Marie Jeanette wist wel beter. Zij was voorzitter van de Vereeniging voor Verbetering van Vrouwenkleeding, die ten strijde trok tegen dit verstikkende en vervor-mende kledingstuk. Meer dan welk vrouwelijk accessoire ook stond het korset symbool voor de onderdrukking van de vrouw. Het verhinderde haar zich vrij te bewegen en kostte haar veel energie. Jeanette de Lange was sinds 1884 getrouwd met Jan Bouman, een ambtenaar op het Ministerie van Financiën in Den Haag. Kinderloos gebleven en niet tevreden met het rustige leventje van een dame uit de hogere kringen, was zij op zoek naar een zinnige levensbestemming. Eerst had ze schil-deraspiraties, maar die duurden niet lang. Wel ontmoette ze zo kunstenaars als vader en zoon Israëls, Jacob Maris en Philippe Zilcken, die haar een tijdje schilderles gaf. Mogelijk leerde ze zo Jan Toorop kennen, maar misschien ook ontmoet-ten beiden elkaar op de Tentoonstelling van Vrouwenarbeid in 1898 in Den Haag. Toorop had er het affiche en de omslag van de catalogus voor ontworpen, en Jeanette zat in een van de voorbe-reidende comités. Toorop deelde haar aandacht voor reformkleding. ‘U moet mij maar lid maken voor die vereeniging van dress Reforming. Ik ben bezig een zeer hygi-enisch-aesthetische heeren-zomerjas te maken, die gedragen moet worden op een fietspantalon en wandelcostuum’, schreef hij haar. Al vanaf 1898 was er ook sprake van een portret, maar pas in 1900 kwam het ervan. Jeanette beschreef de poseersessies in haar dagboek: ‘En nu na de derde pose staat kop, hals en hand al op het doek in volle gelijkenis en in oprechte menschelijke blankheid. Hij stippelt het portret, diviseeren heet het, in olieverf op glad blank doek.’

PointillismeMet diviseren verwees Jeanette naar de weten-schappelijke kleurtheorie die door de Franse kun-stenaars Georges Seurat en Paul Signac in de jaren tachtig van de 19de eeuw voor het eerst was toegepast, het divisionisme. Daarbij werd een kleur ontleed in de tinten waaruit hij is samenge-

steld. Die tinten werden vervolgens naast elkaar op het doek gestippeld (pointillé), zodat ze van een afstand voor het oog samenvloeien. Dit opti-sche effect werd als een ‘objectieve’ waarneming hoog gewaardeerd. Toorop paste het pointillisme op zijn manier toe, niet zozeer wetenschappelijk maar eerder associatief en vooral zeer decoratief. Hij plaatste de stippen soms ver uit elkaar waar-door ook met het blote oog op sommige plaatsen de ondertekening is te zien, bijvoorbeeld de omtreklijnen van Jeanettes rechterwang en van haar linkerarm en -hand. Tijdens het schilderen riep hij vol vervoering uit: ‘Dit is het, dit is het eenige, dit is de weg dien we allen op moeten om ware pure kunst te geven. De natuur, zoo getrouw mogelijk de natuur volgen, zoo voorzichtig en getrouw mogelijk.’ Toch paste hij de techniek maar in één ander geschilderd portret toe, in ‘De prentliefhebber, portret van Aegidius Timmerman’ (Museum Kröller-Müller), ook uit 1900. Dat maakt het ‘Portret van Marie Jeanette de Lange’ dus heel bijzonder. Het schilderij is al die tijd in bezit van de familie gebleven en is in uitstekende, vrijwel ongerepte conditie.

Toorop in het RijksmuseumToorop onderhield veel contact met andere kun-stenaars, en was goed op de hoogte van de inter-nationale avant-garde. In zijn oeuvre is die veel-zijdigheid goed te zien. Het Rijksmuseum bezit een mooie collectie van zijn tekeningen en gra-fiek, die het hele gamma van sociaal geëngageer-de, symbolistische en pointillistische stijlen laat zien. Vooral zijn portretkunst, waar hij een grote hoogte in bereikte, is goed vertegenwoordigd. Dat geldt echter niet voor de schilderijen. Naast het monumentale ‘Zee te Katwijk’ uit 1887 zijn er slechts twee kleinere schilderijen in de collectie aanwezig: ‘Vrouwen aan Zee’ (ca. 1891) en ‘De Schelpenvisser’ (1904). Nu is daar, met steun van de Vereniging Rembrandt, de BankGiroloterij en het Rijksmuseumfonds, een belangrijk schilderij bijgekomen. Toorop de pointillist en Toorop de portrettist zijn in het ‘Portret van Marie Jeanette de Lange’ op fenomenale wijze verenigd. Het schilderij is tot half oktober te zien in de Philipsvleugel van het Rijksmuseum.

Jenny Reynaerts, conservator 19de- en 20ste-eeuwse schilderijen

Het ‘Portret van Marie Jeanette de Lange’ is tot half oktober te zien in de aanwinstenzaal in de Philipsvleugel van het Rijksmuseum.

KunstKrant

19

De directie van de Verenigde Oostindische Compagnie begon pas in de jaren zestig van

de 17de eeuw met het importeren van Indiase katoenen stoffen. Men was tamelijk laat op het idee gekomen, terwijl het al bij de oprichting van de VOC in 1602 bekend was dat de Compagnie grote winsten kon behalen met het verschepen van Indiase textiel naar diverse regio’s in Zuidoost-Azië. Sterker nog, men wist dat de import van specerijen uit de Indonesische archi-pel onmogelijk was zonder betaling in de vorm van die stoffen. Deze zogeheten sitsen waren in een soort batiktechniek gedecoreerde stoffen – niet alleen mooi maar ook was- en kleurecht. Maar dat er thuis, in Nederland, een markt zou kunnen zijn voor dergelijke effen en geschilderde katoen uit India? Het duurde ruim zestig jaar voordat de Heren Zeventien zich dat realiseerden. De eerste vermelding van kamers in Nederland waarvan de wanden waren behangen met sitsen dateert van 1683. Het gaat om drie kamers in het Huis te Dieren, niet ver van Arnhem, dat de stad-houder als jachthuis gebruikte. Kort daarop lezen we van sitsen wandbespanning in de huizen van twee zakenlieden in Amsterdam, in respectievelijk 1685 en 1692. En zo zien we ook Indiase sitsen in het poppenhuis van Petronella Dunois, die de inrichting van haar poppenhuis omstreeks 1676 voltooide, en in dat van Petronella Oortman uit ca. 1686-1710, beide in het Rijksmuseum te zien.

De twee 17de-eeuwse poppenhuizen behoren tot de populairste objec-

ten van het Rijksmuseum. De inhoud van deze kasten – want grote

kasten zijn het, met al hun poppenkamers – geeft een fascinerend

overzicht in miniatuur van de interieurs en gebruiksartikelen van rijke

Amsterdammers aan het einde van de 17de eeuw. Zilver, glaswerk, rie-

ten manden, biervaten, muizenvallen, je kunt het zo gek niet bedenken

of het zit erin. Ook veel stoffen natuurlijk, in de vorm van kleding,

wandbehangsels, stoelbekledingen en beddengoed. Niet alle textiel in

de twee poppenhuizen komt uit Europa.

Collectie

Indiase sitsen in

Het poppenhuis van

Petronella Dunois

Amsterdam, ca. 1676

Eikenhout, belijmd met noten-

hout, 200 x 149 x 56 cm

Nr.5 | 200620

Dat komt ten eerste door de unieke schildertech-niek, waarbij met behulp van beitsen de katoen werd voorbewerkt om de daarna in te schilderen rode kleur te laten hechten op de stof. We zien bovendien de cultuur doorschemeren die de schil-der in zijn genen had en waarmee hij was omringd: ornamenten op tempelwanden, in palei-zen en huizen en op de sari van zijn vrouw. In de kraamkamer is het vrij simpele dessin van de gol-vende bloemtak verlevendigd doordat de richting van de bloemen beurtelings wisselt. Bovendien voorzag de schilder de bloembladeren van dunne lijntjes in donkerrood waarmee hij het dessin drie dimensies gaf, wat verder wordt versterkt door de witte ranken, kleine bloemen en groene blaadjes. Niemand zal dit dessin voor Europees houden.

Veranderende smaakIn de kinderkamer van Petronella Dunois’ pop-penhuis zijn drie sitsen te vinden, alledrie met donkere fondkleuren: het jakje van het kinder-meisje, een kinderjakje in de naaimand en de sprei op het hemelbed. Maar die donkere kleuren waardeerde men in Nederland al snel niet meer. In de zogeheten ‘eisen van retour’ – lijsten die in Amsterdam jaarlijks werden opgesteld met daarin de goederen die de VOC in Nederland wenste te

miniatuur

De kraamkamer in het

poppenhuis van Petronella

Dunois

De wanden van de kraamka-

mer in Petronella Dunois’ pop-

penhuis zijn behangen met

sits. De bedgordijnen en de

sprei zijn van dezelfde stof.

Onmiskenbaar IndiaasDe VOC was uitstekend op de hoogte van de dessins die aftrek vonden in diverse gebieden in het Verre Oosten. Gevlamde patronen waren gewenst in Thailand, versierde stippen op Sumatra, boeddhistische voorstellingen op Ceylon, en ga zo maar door. Maar ook ‘puur’ Indiaas ornament was geliefd, zo blijkt uit oude vondsten in Indonesië. Het is interessant te volgen hoe in de loop van zeventig jaar het idee bij de VOC opkwam ook voor Nederland marktgerichte dessins te laten fabriceren. Dat kunnen we aan de hand van de dessins op sitsen in de twee Amsterdamse pop-penhuizen en van die in twee poppenhuizen uit de jaren veertig van de 18de eeuw in respectieve-lijk het Gemeentemuseum in Den Haag en het Frans Hals Museum in Haarlem.De wanden van de kraamkamer in Petronella Dunois’ poppenhuis zijn behangen met sits met een dessin op een rood fond, met golvende tak-ken waaraan grote rode bloemen hangen. De bedgordijnen en de sprei zijn van dezelfde stof. Nu is de golvende bloemtak niet per se een Indiaas textieldessin. Het is een dessin van alle tijden, bekend uit vele culturen. We kennen het uit de Griekse Oudheid, we zien het op Europese kunstwerken sinds de vroege Middeleeuwen, op Hindoe-Javaanse beeldhouwwerken en op twintig eeuwen oud Chinees lakwerk. En toch. Het des-sin van de sits in de kraamkamer van Petronella Dunois’ poppenhuis is onmiskenbaar ‘Indiaas’.

De kinderkamer in het

poppenhuis van Petronella

Dunois

In de kinderkamer van het

poppenhuis zijn drie sitsen te

vinden: het jakje van het kin-

dermeisje, een kinderjakje in

de naaimand en de sprei op

het hemelbed.

Het beddenspreitje in de

kinderkamer van het pop-

penhuis van Petronella

Dunois

KunstKrant

21

importeren – lezen we aan het einde van de 17de eeuw kritiek op de donkere fondkleuren. Men wilde vooral sitsen met dessins op een wit fond. Aan die wens is tegemoet gekomen in het pop-penhuis van Petronella Oortman: het patroon in blauw en rood van het sitsen beddenspreitje over de wieg in de kraamkamer steekt vrolijk af tegen het witte fond. Het patroon zelf – een soort net-werk van elkaar kruisende lijnen en bloemtakken met op de kruispunten veelpuntige bloemen en stervormen – stamt daarentegen eerder uit de islamitische wereld dan uit Europa. We kennen dergelijke patronen van 17de-eeuwse Perzische en

Het beddenspreitje in de

kinderkamer in het pop-

penhuis van Petronella

Oortman

Het sitsen beddenspreitje

in de wieg in de kraamka-

mer in het poppenhuis van

Petronella Oortman

Noord-Indiase vloertapijten. Het andere sitsen spreitje in het poppenhuis van Petronella Oortman ligt op het paviljoenbed in de kinderka-mer. Het dessin bestaat uit witte, blauw-rode en gele strepen die zijn gevuld met losse bloemtakjes en golvende bloemrankjes. In India waren derge-lijke versierde streeppatronen in de 17de eeuw buitengewoon populair. Ze werden uitgevoerd in verschillende materialen, zoals zijde en pashima-wol, waarbij het patroon meestal werd ingewe-ven, soms geborduurd. Het dessin van het spreitje is in feite een geschilderde imitatie daarvan, waarbij de schilder het voordeel had van zijn penseel, waarmee hij gebogen lijnen veel beter kon weergeven dan een wever. Met de schaal van de patronen op de twee spreitjes is iets bijzonders aan de hand: deze is opvallend klein. Zou de echtgenoot van Petronella Oortman, die textiel-handelaar in Amsterdam was, zijn contacten heb-ben gebruikt om een paar sitsen met patronen in miniatuur te bestellen om zijn vrouw te verras-sen?

Europese invloedenHet poppenhuis dat Sara Rothé omstreeks 1743 liet maken (Gemeentemuseum Den Haag) en een tweede, nog rijker poppenhuis dat zij kort daarna inrichtte (Frans Hals Museum Haarlem), herber-gen (ook weer in de kinder- en kraamkamer) sit-sen met heel kleine patroontjes. Maar hier heeft Europa toegeslagen. De witte sitsen spreitjes dra-

De kinderkamer in het

poppenhuis van Petronella

Oortman

Amsterdam,

ca. 1686-1705

Op het paviljoenbed ligt een

sitsen spreitje.

Nr.5 | 200622

Verder lezen over de poppenhuizen van het Rijksmuseum:

Jet Pijzel-Dommisse, Het Hollandse pronkpop-penhuis. Interieur en huishouden in de 17de en 18de eeuw, Amsterdam/Zwolle, 2000. Gebonden, 448 pagina’s, ca. 500 afbeeldingen. Prijs: € 59,95

De 17de-eeuwse poppenhuizen van het Rijksmuseum, Amsterdam, 1998. Paperback, 48 pagina’s. Prijs: € 9,95

Hovelingen bij de troonsbe-

stijging van Mogol-keizer

Shah Jahan

Indiase miniatuurschildering

door Bichitr, ca. 1650

Koninklijke Verzamelingen,

Groot-Brittannië

Vergelijk de gestreepte stoffen

met het gestreepte spreitje uit

het poppenhuis van Petronella

Oortman.

Een gordijnkap afkomstig

van kasteel Twickel bij

Delden, ca. 1735-40

Europese dessins ontleend

aan zijdeweefsels uit Lyon wer-

den soms virtuoos omgezet

op Indiase sitsen.

De kraamkamer in het pop-

penhuis van Sarah Rothé

Amsterdam, ca. 1745

Frans Hals Museum, Haarlem

Het witte sitsen spreitje draagt

een meegeschilderde – dus

niet aangezette – rand, zoals

we die ook zien bij ‘echte’ bed-

denspreien van sits in die tijd.

gen een patroon van lieve, nogal onbepaalde bloemetjes. Het exemplaar in Haarlem draagt een meegeschilderde – dus niet aangezette – rand, zoals we die ook zien bij ‘echte’ beddenspreien van sits in die tijd. Ook hier weer een bestelling via kennissen van een uitvoering in miniatuur, speciaal voor de twee poppenhuizen? De schilder-techniek is nog Indiaas, maar het dessin is een ‘voor elk wat wils-dessin’. Nu is het niet zo dat we de sitsen in de laatste twee poppenhuizen als graadmeter kunnen gebruiken voor de ‘teloor-gang’ van de Indiase vormentaal. Sitsen met der-gelijke eenvoudige dessins, maar dan met grote bloemen, zijn op grote schaal in Nederland geïm-porteerd, getuige bewaard gebleven vrouwen- en kinderkleding en beddenspreien. Maar ook meer verfijnde patronen deden opgeld in Nederland. Deze zijn geïnspireerd op die van Europese stof-fen. Dessins ontleend aan zijdeweefsels uit Lyon zijn soms virtuoos omgezet op Indiase sitsen. India kijkt daarbij soms even om de hoek, in een detail, zoals in de arcering van bloembladeren, waar de schilder ‘het even niet heeft kunnen laten’.

Ebeltje Hartkamp, conservator textiel

KunstKrant

23

Rembrandts 400ste geboortedag is

15 juli ook door het Rijksmuseum

groots gevierd. ’s Morgens schoven

meer dan 2.000 mensen aan voor het

gratis Rembrandtontbijt in de tuinen

van het Rijks. En ’s middags vormde

een High Tea voor alle Vrienden van

het Rijksmuseum het verzamelpunt van

waaruit ze een rondleiding langs De

Meesterwerken in de Philipsvleugel

konden volgen. Ook kinderen waren

deze middag meer dan welkom.

Vrienden vieren Rembrandts verjaardag

High Tea in de tuin

Vrienden van het Rijksmuseum

De High Tea voor alle

Vrienden in de tuin van het

Rijksmuseum.

Foto: Arie de Leeuw

De Vriendenorganisatie van het Rijksmuseum is in het leven geroepen om iedereen de

gelegenheid te geven een bijdrage te leveren aan het behoud van het Nederlandse cultureel erf-goed. De Vrienden bieden financiële ondersteu-ning. Maar zij hebben door mee te doen aan allerlei activiteiten ook de mogelijkheid zich te verdiepen in de collectie van het museum. Zo gingen 75 Vrienden en 50 kinderen in op de uit-nodiging voor de viering van Rembrandts ver-jaardag met een High Tea, gevolgd door een rondleiding.

High TeaSommige Vrienden maakten er een heel dagje Rijksmuseum van. Zij begonnen de dag met een ontbijt van haring en wittebrood. Rembrandts favoriete maaltje, misschien nog een overblijfsel

Nr.5 | 200624

De Sesamstraat Audiotour

was gratis, en voerde

langs ‘het piratenschip’.

Foto: Arie de Leeuw

uit zijn Leidse tijd. En ’s middags werden zij aan de poort van de tuin van het Rijksmuseum voor een High Tea verwelkomd door prinses Marilène, die de Vriendenorganisatie heeft opgezet. Lange tafels met lekkernijen in de zonovergoten tuin, een speciale espressowagen, en ballonnen en slin-gers vormden de feestelijke entourage. De Vriendenorganisatie had deze middag ook voor de kinderen speciale activiteiten geregeld. Zij konden zich tegoed doen aan de popcornkar, ter-wijl de ouderen een rondleiding kregen door de schitterende tuin, oorspronkelijk nog ontworpen door Pierre Cuypers, de architect van het Rijksmuseum. En natuurlijk was er een clown aanwezig die de kleintjes van ballonnen en vrolijk geschminkte gezichtjes voorzag.

KinderenDe jeugd vormt een speciale doelgroep voor het Rijksmuseum. Niet alleen hebben jongeren tot en met 18 jaar gratis toegang, er is voor verschillen-de leeftijdscategorieën ook genoeg te beleven. De kleinsten krijgen tijdens hun ontdekkingstocht door de Gouden Eeuw in de Philipsvleugel met de Sesamstraat Audiotour uitleg van Tommy of Pino. De iets oudere kinderen kunnen met Joost de Suppoost of een van de vele andere speurtoch-ten op onderzoek gaan langs De Meesterwerken. En de speciale kindergids Ik zie ik zie wat Rembrandt ziet… leidt kinderen vanaf negen jaar aan de hand van de jonge Rembrandt door het museum. Vanaf 10 september zijn er dit Rembrandt-jaar bovendien iedere zondagochtend speciale fami-lierondleidingen, waarin Rembrandt en zijn tijd centraal staan.

Leerzaam en toch leukDe kinderen leverden het bewijs dat kunst en geschiedenis ook op jonge leeftijd al leuk kunnen zijn. In kleine groepjes bezochten zij met rondlei-ders de hoogtepunten van het museum. Oogstte het scheepsmodel van de William Rex vooral luid-keels bewondering (‘Dat is vast een piratenschip!’), bij het beeld van Falconet was iedereen, door Cupido zelf daartoe aangespoord, als bij toverslag muisstil. Hoogtepunt was uiteraard het ijsvermaak op het schilderij van Hendrick Avercamp. Op dit zoekplaatje ontdekten de kinderen al snel een zoe-nend paartje in een hooiberg. En tot grote hilari-teit ook een plassende man, en de blote billen die uit het kakhuisje steken.

VriendenVrienden van het Rijksmuseum genieten tal van privileges. Gratis bezoek bijvoorbeeld aan het Rijksmuseum via de fast lane toegang, zodat in de rij staan tot het verleden behoort. Vrijkaarten voor verschillende exposities, zoals de tentoonstelling Fashion DNA, die tot 22 oktober in De Nieuwe Kerk is te zien. En er worden diverse activiteiten georganiseerd. Zo kunnen woensdagavond 20 sep-tember alle Vrienden in De Nieuwe Kerk een feestelijk drankje drinken en een presentatie bij-wonen van Bianca du Mortier, die het concept van Fashion DNA bedacht. Zij geeft uitleg bij deze intrigerende tentoonstelling, die aan de hand van de kostuumcollectie van het Rijksmuseum paral-lellen trekt tussen vroeger en nu op het gebied van lichaam, identiteit en imago.

Toon Vugts

Tijdens de rondleiding was

er natuurlijk aandacht voor

‘het meisje van

Verspronck’, het symbool

van de Vrienden van het

Rijksmuseum.

Foto: Arie de Leeuw

KunstKrant

25

Het Nieuwe Rijksmuseum

Pri jsvraagIn deze quiz voor lezers van de Kunstkrant

tonen we een detail van een voorwerp en u

mag zeggen uit welk werk het afkomstig is.

Onder de juiste inzenders worden drie boeken

verloot, dit keer is dat het Rijksmuseum-dossier

De dreigende liefde. Een beeld van Falconet.

Uw oplossing moet voor 1 oktober in ons bezit

zijn.

U kunt uw oplossing per

briefkaart sturen naar de afdeling

Educatie & Publieks informatie van

het Rijksmuseum,

Postbus 74888, 1070 DN

Amsterdam, of mailen naar

[email protected]. Wij

wensen u veel succes!

WELK OBJECT IS DIT?

De oplossing van de vorige keer:

Jan Steen, ‘Een burgemeester van Delft en zijn dochter’, 1655. De winnaars,

Mevr. A. den Hollander uit Wijdewormer, Mevr. A.J.M. van Tooren-Gieben uit

Amstelveen en Dhr. J. Berghuis uit Groningen, hebben het Rijksmuseum-

dossier Rembrandt en de kunst van het tekenen inmiddels ontvangen.

‘Ik kan gelukkig zeggen dat het allemaal super-voorspoedig verloopt, maar we heb-ben ook een heel bijzonder team mensen’. Aan het woord is Anne van Grevenstein, directeur van het Restauratie Atelier Limburg en, samen met haar team van 15 mensen, verantwoordelijk voor de glansrij-ke terugkeer van een deel van decoraties in het Rijksmuseum. Decoraties die eind 19de, begin 20ste eeuw overal in het museum waren te vinden maar die in de

Cuypers-decoraties keren terug

loop van die laatste eeuw onder de witkwast verdwenen omdat de smaak veranderde. Bij de huidige grote renovatie en restaura-tie is ervoor gekozen een deel van het decoratieschema van architect Cuypers weer terug te laten keren. In de westelijke trapportalen is het rijke kleurenschema intussen weer te zien, aan de oostelijke trapportalen wordt op dit moment hard gewerkt. Nachtwachtzaal en Eregalerij lig-gen nog in de planning en, last but not

least, de Voorhal van het Rijksmuseum. De enorm hoge Voorhal wordt weer geheel zoals Cuypers deze ruimte had bedoeld en zal het publiek zeker overdon-deren wanneer het Rijks eind 2009 zijn deuren weer voor publiek opent.

Hard Hat TourWilt u een kijkje nemen in het hoofdge-bouw? Dat kan tijdens een Hard Hat Tour! Onder begeleiding, met speciale schoe-nen, een vest aan en een bouwhelm op, wordt u door ontmantelde ruimtes geleid en krijgt u de Cuypers-decoraties te zien. Kaarten zijn online verkrijgbaar via www.rijksmuseum.nl. Indien u niet over internet beschikt, kunt u de kaarten ook aanschaf-fen in het Infocentrum van Het Nieuwe Rijksmuseum, Jan Luijkenstraat 1 (open dinsdag t/m zondag 11.00 - 16.00 uur). U wordt vriendelijk verzocht de kaarten contant te betalen, pinnen is in het Infocentrum niet mogelijk. De tour kost € 15,-per persoon; maximaal 10 kaarten per persoon.

Nr.5 | 200626

KunstKrant

27KunstKrant

27

N ieuwe publicatiesHet Rijksmuseum publiceert en verkoopt een gevarieerd aan-bod van boeken, catalogi en tijdschriften over zijn collecties en over de tentoonstellingen die in het museum te zien zijn. Op deze pagina’s berichten wij u over de nieuwe uitgaven.

Deze zijn te koop in de Rijksmuseumwinkel, de reguliere boekhandel en via tel. 020-6747352 of via onze webwinkel op: www.rijksmuseum.nl/webwinkel. Prijzen en data onder voorbehoud.

De Oranjes. De kleurrijke historie van ons koningshuis

Han van Bree en Piet Lekkerkerk

In dit zeer toegankelijk geschreven en prachtig geïllustreerde boek wordt de geschiedenis van ons koningshuis beschreven en verbeeld aan de hand van de vele kunst- en historische objecten in de collectie van het Rijksmuseum.Het verhaal begint met de eerste Oranjes en Nassaus die in de 16de en eerste helft van de 17de eeuw een leidende rol spelen op het slagveld en zich mengen in het politieke en religieuze leven. Al rond 1615 wordt Willem van Oranje gecanoniseerd als eerste nationale figuur en begint de mythevorming rond de Vader des Vaderlands en de Oranjes. De feitelijke en symbolische macht van de Oranjes, als stadhouders en later als koningen in een parlementaire democratie, wisselt door de eeuwen heen sterk. Deze machtspendule vormt een rode draad door dit boek. De 20ste eeuw is de eeuw van de koninginnen, en met hun zichtbaarheid en aanwezigheid groeit de symbolische macht van de Oranjes. Aan het begin van de 21ste eeuw is hun populariteit nog steeds ongekend hoog.

Uitgegeven door Rijksmuseum Amsterdam en Nieuw

Amsterdam Uitgevers, verschijnt eind oktober

Paperback, 64 pagina’s, 17 x 24 cm

56 afbeeldingen waarvan 46 in kleur

Prijs: € 14,95

ISBN 90 8689 000 8 (Nederlandse editie)

ISBN 90 8689 017 2 (Engelse editie)

Nederlandse kunst 1700-1800

Reinier Baarsen, Robert-Jan te Rijdt en Frits Scholten e.a.

Dit boek geeft een uniek beeld van de Nederlandse kunst van de 18de eeuw aan de hand van de verzamelingen van het Rijksmuseum. De kunst-productie uit deze periode wordt gepresenteerd met kunstwerken van bekende en minder bekende kunstenaars als Cornelis Troost, Nicolaas Verkolje, Willem van Mieris, Jan Baptist Xavery, Jacob van Strij en vele anderen. Daarnaast is er aandacht voor de bloei van de kunstnijverheid in de vorm van meubelen, zilver, beeldhouwkunst en faience en porselein uit de fabrieken in Delft en Weesp. Een aantal inleidingen besteedt aan-dacht aan de achtergrond van de verzamelingen, de historische context en aparte onderdelen zoals beeldhouwkunst en kostuum.Lezers van de Kunstkrant kunnen met de kortingsbon in het hart van deze Kunstkrant deze uitgave met € 5,- korting aanschaffen.

Uitgegeven door Waanders Uitgevers en het

Rijksmuseum Amsterdam

Gebonden, ca. 360 pagina’s, 24,5 x 29 cm

Ca. 130 afbeeldingen in kleur, 50 in zw/w

Prijs: € 49,95

ISBN 90 400 9017 3 (Nederlandse editie)

ISBN 90 400 9018 1 (Engelse editie)

Rijksmuseum-agenda

De Rijksmuseum-agenda 2007 heeft de liefde als thema. Een keuze van werken uit de collectie, van de middeleeuwen tot en met de 20ste eeuw, getuigt van een van de populairste onderwerpen in de beeldende kunst.

De agenda heeft een

afbeelding per week

en is viertalig (Neder-

lands, Engels, Frans

en Duits).

Prijs: € 14,95

N ieuw in de RijksmuseumwinkelRembrandt-schrijfgerei

Dit schitterende schrijfgerei is exclusief vervaardigd voor het Rijksmuseum Amsterdam. De kleuren van de inkt komen overeen met de kleuren die Rembrandt voor zijn schilderijen gebruikte: oker/goud, rood, omber.

Set van pen, inkt en papierrol: € 19,95

Set van penseel, pen en 4 kleuren inkt: € 32,95

Veer en inkt (zie foto): € 33,95

Vergrootglas: € 27,95

KunstKrant

27

Oktober papiermaand

Verwacht

Toon uw prent of tekening aan onze papierexperts!

Is uw tekening misschien een echte Rembrandt? En is uw

prent wel een prent of toch een gewone reproductie? Wat is

eigenlijk inktvraat en wat is de beste manier om een kunst-

werk van papier in te lijsten?

Antwoorden op deze vragen krijgt u op de vrijdagavonden in

de maand oktober, wanneer conservatoren en restauratoren

van het Rijksprentenkabinet voor u klaar staan. Zij geven

verhalen op zaal en presentaties over hun vak, maar laten

ook hun licht schijnen over door u meegebrachte papieren

kunstwerken. Heeft u een vraag die u altijd al wilde stellen?

Kom dan in oktober naar het Rijksmuseum en maak gebruik

van de expertise van onze specialisten!

Voor deze ‘spreekuren’ moet u zich van tevoren aanmelden. Dit kan bij voorkeur via www.rijksmuseum.nl/avonduren of anders via tel. 020 674 71 11 (dagelijks tussen 9.00-13.00 uur).

Aanleiding voor de papiermaand zijn de twee tentoonstellingen met alle tekenin-gen van Rembrandt in het Rijksmuseum – De verteller en De waarnemer – die beide in oktober te zien zijn.

NB Medewerkers van het Rijksmuseum mogen geen werken taxeren!