Folder Wft Consumptief Krediet 2010

25
Bronnenboek Ex@mentraining Wft Consumptief krediet

description

Folder Wft Consumptief Krediet 2010

Transcript of Folder Wft Consumptief Krediet 2010

Page 1: Folder Wft Consumptief Krediet 2010

BronnenboekEx@mentraining

Wft Consumptief krediet

Page 2: Folder Wft Consumptief Krediet 2010

2

ColofonUitgever: Welten OpleidingenAuteur: Welten OpleidingenEindredactie: Welten OpleidingenVormgeving: Verhagen Grafische Media BV, VeldhovenIllustraties: Verhagen Grafische Media BV, Veldhoven Drukwerk: Verhagen Grafische Media BV, Veldhoven

Ex@mentraining Wft Consumptief KredietVersie: W45MOD5_V7

Copyright © 2010 Welten Opleidingen Postbus 1047 5512 ZG Vessem Telefoon: 0497- 594800 Fax: 0497 - 594999 E-mail: [email protected] Internet: www.welten.eu

Samenstellers en Welten Opleidingen zijn zich volledig bewust van hun taak een zo betrouwbaar mogelijke uitgave te verzorgen. Niettemin kunnen zij geen aansprakelijkheid aanvaarden voor onjuist-heden die eventueel in deze uitgave voorkomen.

Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, microfilm, fotokopie of op welke andere wijze ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.No part of this book may be reproduced in any form, by print, photoprint, microfilm or any othermeans, without written permission from the publisher.

Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb. 575, dient men de daarvoor wettelijk verschul-digde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (Postbus 3060, 2130 KB) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.

De uitgever heeft ernaar gestreefd de auteursrechten te regelen volgens de wettelijke bepalingen. Degenen die desondanks menen zekere rechten te kunnen doen gelden, kunnen zich alsnog tot de uitgever wenden.

Page 3: Folder Wft Consumptief Krediet 2010

3

Inhoud

Voorwoord 6

Algemene studieaanwijzingen 7

Deel 1 Inleiding consumptief krediet 11

Inleiding 11

Hoofdstuk 1

Introductie consumptief krediet 11

1.1 Ontwikkelingen consumptief krediet 111.2 Wat is krediet? 121.3 Wat is consumptief krediet? 12

Hoofdstuk 2

Behoeftebepaling 13

Inleiding 132.1 Klantprofiel 132.2 Kredietbehoefte 132.3 Toekomstige situatie 142.4 Alternatieve oplossingen 15

Hoofdstuk 3

De aanbieders 17

Inleiding 173.1 Aangeboden kredietsoorten 173.2 De aanbieders 17

Hoofdstuk 4

Distributiekanalen 23

Inleiding 234.1 Bankkantoren 234.2 Direct writing 234.3 Tussenpersonen 23

Deel 2 Wet- en regelgeving 29

Inleiding 29

Hoofdstuk 1

De overeenkomst 30

Inleiding 301.1 De overeenkomst 301.2 Totstandkoming overeenkomst 301.3 Beëindiging van de overeenkomst 321.4 Niet nakomen van de overeenkomst 321.5 Colportagewet 32

Hoofdstuk 2

Personen- en familierecht 34

Inleiding 342.1 Huwelijk 342.2 Echtscheiding 352.3 Geregistreerd partnerschap 362.4 Gewijzigd naamrecht 372.5 Samenwonen 37

Hoofdstuk 3

De Wet bescherming

persoonsgegevens (WBP) 39

Inleiding 393.1 Voor wie geldt de WBP? 393.2 Welke rechten en plichten schept

de WBP? 39

Hoofdstuk 4

De Wet ter voorkoming van witwassen en

financieren van terrorisme (Wwft) 40

Inleiding 404.1 Zakelijk én particulier 404.2 Wat te doen bij twijfel? 404.3 Procedure 40

Hoofdstuk 5

De Wet op het financieel toezicht (Wft) 41

Inleiding 415.1 Doelstelling Wft 415.2 Reikwijdte Wft 46

Hoofdstuk 6

Consumer Credit Directive 49

Inleiding 496.1 Definitiewijzigingen Bgfo 496.2 Adverteren 506.3 Precontractuele informatie 516.4 Voorschriften precontractuele

informatie 526.5 Contractuele informatie 55

Hoofdstuk 7

Wet op het consumentenkrediet 58

Inleiding 587.1 Doelstelling Wck 587.2 Regels van de Wck 587.3 De kredietovereenkomst 587.4 Zekerheden 597.5 Reikwijdte Wck 59

Hoofdstuk 8

Gedragscode VFN / NVB 60

8.1 Inleiding 608.2 VFN 608.3 NVB 608.4 Netto inkomen 618.5 Basisnorm 618.6 Leennorm NVB 628.7 Leennorm VFN 638.8 Informatie basisnorm en leennorm 658.9 Overschrijding CHF-norm 658.10 Van gedragscode uitgezonderde

kredieten 66

Page 4: Folder Wft Consumptief Krediet 2010

4

Hoofdstuk 9

Bureau Krediet Registratie 67

Inleiding 679.1 Wat doet het BKR? 679.2 Waarom centrale kredietregistratie? 679.3 Centraal Krediet Informatiesysteem 679.4 Overzicht van de bij het BKR aan-

gesloten bedrijven en instellingen 679.5 Kredieten of kredietfaciliteiten die

geregistreerd worden bij het BKR 689.6 Kredieten of kredietfaciliteiten die niet

geregistreerd worden bij het BKR 689.7 De BKR-toetsing: positieve/negatieve

registratie 699.8 De BKR-toetsing: geregistreerde

gegevens 699.9 BKR en privacy 709.10 Wat gebeurt er bij een achterstand? 709.11 BKR en fraudebestrijding 719.12 Rechten en plichten 729.13 Schoning van het Centraal Krediet

Informatiesysteem (CKI) 739.14 Speciale diensten BKR 739.15 Uitbreiding schuldenregistraties LIS 73

Hoofdstuk 10

Toezicht 75

Inleiding 7510.1 Autoriteit Financiële Markten 7510.2 Taken van de AFM 75

Hoofdstuk 11

Wet Inkomstenbelasting 2001 79

Inleiding 7911.1 Fiscaal partnerschap 7911.2 Het boxenstelsel 7911.3 Persoonsgebonden aftrek 8211.4 Fiscale voordelen 83

Deel 3 Consumptief krediet 91

Inleiding 91

Hoofdstuk 1

Begrippen vooraf 92

Inleiding 921.1 Kredietsom 921.2 Betalingstermijn 921.3 Termijnbedrag 921.4 Kredietvergoeding 931.5 Uitstaand saldo 951.6 Contractbedrag 95

Hoofdstuk 2

Aflopend krediet 96

Inleiding 962.1 Productkenmerken 962.2 Het termijnbedrag 962.3 De looptijd 992.4 Vervroegd aflossen 992.5 Soorten aflopend krediet 103

2.6 Aflopend krediet in relatie tot de behoefte 104

Hoofdstuk 3

Doorlopend krediet 105

Inleiding 1053.1 Productkenmerken 1053.2 Termijnbedrag 1073.3 De theoretische looptijd 1083.4 Opnamerestrictienorm 1083.5 Soorten doorlopend krediet 1093.6 Doorlopend krediet in relatie tot

behoefte 110

Hoofdstuk 4

Spaarkrediet 111

Inleiding 1114.1 Productkenmerken 1114.2 Soorten spaarkredieten 1124.3 Spaarkrediet in relatie tot behoefte 112

Hoofdstuk 5

Rekeningcourantkrediet 113

Inleiding 1135.1 Productkenmerken 1135.2 Soorten rekening-courantkrediet 1135.3 Rekening-courantkrediet in relatie

tot behoefte 115

Hoofdstuk 6

Cardkrediet 116

Inleiding 1166.1 Wat is een creditcard? 1166.2 Hoe werkt een creditcard? 1176.3 Is betaling met creditcard veilig? 1176.4 Soorten krediet op een creditcard 1196.5 Soorten creditcards 1196.6 Voor- en nadelen creditcard 1216.7 Cardkrediet in relatie tot de behoefte 123

Hoofdstuk 7

Vaste lening 124

Inleiding 1247.1.1 Hypothecaire lening 1247.1.2 Hypotheekvormen 1257.1.3 Vormeisen 1267.1.4 De rangorde bij meerdere

hypotheken 1267.1.5 Aflossingsvormen 1277.1.6 Drie pijlers van financieren 1277.2 Lening op basis van levens -

verzekeringen 130

Hoofdstuk 8

Kredietbescherming 132

Inleiding 1328.1 Doel kredietbescherming 1328.2 Kosten kredietbescherming 1328.3 Wat is verzekerd? 132

Page 5: Folder Wft Consumptief Krediet 2010

5

Hoofdstuk 9

Levensverzekering 133

Inleiding 1339.1 Definitie en indeling 1339.2 Waarom een levensverzekering? 1339.3 Vormen van levensverzekeringen 133

Deel 4 Aanvraag en inventarisatie 137

Hoofdstuk 1

De aanvraag 137

Inleiding 1371.1 Doel van de aanvraag 1371.2 Het aanvraagformulier 1371.3 Informatie omtrent de aanvraag 138

Hoofdstuk 2

Inventarisatie 139

Inleiding 1392.1 Doel van de inventarisatie 1392.2 Persoonlijke gegevens 1392.3 Financiële gegevens 1402.4 Bestedingsdoel 1422.5 Zekerheden 1422.6 Betalingsmoraal 1452.7 Creditscore 145

Deel 5 Advies 149

Inleiding 149

Hoofdstuk 1

Natte voeten 150

1.1 Behoeftebepaling 1501.2 Kredietvorm 1501.3 Fiscaal 1511.4 Juridisch 1511.5 Cross-selling 151

Hoofdstuk 2

De hondenuitlaatservice 152

2.1 Behoeftebepaling 1522.2 Kredietvorm 1522.3 Fiscaal 1532.4 Juridisch 1542.5 Cross-selling 154

Hoofdstuk 3

De tent 155

3.1 Behoeftebepaling 1553.2 Kredietvorm 1553.3 Fiscaal 1563.4 Juridisch 1563.5 Cross-selling 156

Hoofdstuk 4

Ronalds avontuur 158

4.1 Behoeftebepaling 1584.2 Kredietvorm 1584.3 Fiscaal 159

4.4 Juridisch 1594.5 Cross-selling 159

Hoofdstuk 5

Babs en Bob 160

5.1 Behoeftebepaling 1605.2 Kredietvorm 1605.3 Fiscaal 1605.4 Juridisch 1615.5 Cross-selling 161

Deel 6 Afhandeling en beheer 165

Inleiding 165

Hoofdstuk 1

Afhandeling kredietaanvraag 166

Inleiding 1661.1 De kredietovereenkomst 1661.2 Overeenkomstnummer en invoer in

administratie 1671.3 Aanmelding krediet bij BKR 1671.4 Termijnbetalingen 1681.5 Wijze van uitbetalen 1681.6 Dossiervorming 169

Hoofdstuk 2

Kredietbeheer 170

Inleiding 1702.1 Informatie aan de klant over de

lening 1702.2 Aanpassing van het krediet 1702.3 Bewaking van het betaalgedrag 1702.4 Bijzonder beheer 171

Hoofdstuk 3

Schuldhulpverlening 174

Inleiding 1743.1 Vrijwillige schuldhulp – minnelijk

akkoord 1743.2 Wet schuldsanering natuurlijke

personen (Wsnp) 176

Deel 7 Begrippenlijst 121

Deel 8 Bijlagen 187

Deel 9 Toetstermen Consumptief Krediet 2010 203

Page 6: Folder Wft Consumptief Krediet 2010

6

Voorwoord

Voor je ligt de module Consumptief krediet in het kader van de Wet op het financieel toezicht (Wft). De Wft is een nieuwe wet die bepaalde regels stelt waaraan financiële dienstverleners zich vanaf de inwerkingtreding moeten houden.

De Wft is opgesteld door het ministerie van Financiën en stelt eisen aan financiële dienstver-leners op het gebied van integriteit, deskundig-heid, financiële zekerheid, transparantie en zorg-plicht.

Financiële producten, zoals verzekeringen, kre-dieten, beleggingsproducten en betaalmiddelen, vervullen een belangrijke rol in het leven van mensen. Zo is een betaalrekening steeds meer een voorwaarde om volwaardig deel te kunnen nemen aan het maatschappelijke verkeer, stellen beleggingsproducten mensen in staat zich finan-cieel voor te bereiden op grote uitgaven of een periode met beperkte inkomsten (stoppen met werken) en maakt krediet het mogelijk om nu uitgaven te doen terwijl men pas op termijn over de middelen beschikt.

Aan de aanschaf van financiële producten zijn meestal risico’s verbonden. Risico’s die voor de consument moeilijker te beoordelen zijn dan voor de financiële dienstverlener. De financiële dienstverlener kan een belangrijke rol spelen om de consument bewust te maken van deze risi-co’s. Het verschil in kennis is gedeeltelijk het bestaansrecht van financiële dienstverleners, maar mag er niet toe leiden dat de financiële dienstverlener de verantwoordelijkheid van de consument geheel overneemt. Iedere consu-ment is uiteindelijk zelf verantwoordelijk voor de keuzes die hij maakt.

De Wft is bedoeld om de verantwoordelijkheden van de financiële dienstverleners, en daarmee ook die van de consument, te markeren en toe-zicht daarop mogelijk te maken. De Wft is daar-bij gebaseerd op de gedachte dat het voor de bescherming die een consument wordt gebo-den, niet moet uitmaken via welk distributieka-naal hij een product aanschaft of in welke finan-ciële sector het betreffende product zijn oor-sprong heeft. Om deze uitgangspunten in de praktijk te brengen zijn niet alleen bemiddelaars maar ook aanbieders (bijvoorbeeld banken en verzekeraars) en adviseurs (voor zover de advi-sering uitmondt in de aanbeveling van een spe-cifiek financieel product) onder de reikwijdte van de wet gebracht.

Als adviseur heb je vrijwel dagelijks te maken met allerlei aspecten van consumptief krediet. Aan de ene kant word je geacht commercieel te denken, aan de andere kant moet je aandacht hebben voor de risico’s die er voor de klant aan de financiële producten kleven. Je dient op de hoogte te zijn van alle belangrijke zaken, waar-mee je te maken krijgt bij de advisering en ver-strekking van een consumptief krediet.

Deze module is geschreven om je voor te berei-den op het examen Consumptief krediet in het kader van de Wft. Als je voor dit examen slaagt, dan mag je in opdracht van elke financiële instel-ling consumptieve kredieten verstrekken. Naast deze module is er ook een werkboek opgesteld, waarmee je jouw kennis kunt testen met betrek-king tot de bestudeerde stof.

Doelstellingen

Deze module is bedoeld voor iedereen die in zijn functie te maken heeft met het geven van advies op het gebied van consumptief krediet en heeft tot doel je de basiskennis op dit gebied eigen te maken. Daarbij is het belangrijk dat aan de ver-eisten van de Wft wordt voldaan.

De Wft eist voor het onderdeel Consumptief kre-diet een diploma. Daarnaast wordt er in de Wet van je verwacht dat je je doorlopend blijft scho-len. Dit noemen we permanente educatie.

De Wft-eindtermen geven aan wat een beroeps-beoefenaar of functiehouder moet:- weten (kennis)- kunnen (de vaardigheid van het toepassen van

kennis)- doen (houding/attitude waaruit de dingen wor-

den gedaan).

De hiervoor geformuleerde eindtermen zijn geor-dend naar inventarisatie en analyse, advies en bemiddeling en beheer en mutatie. Dit zijn de drie stappen van het adviesproces.

Opgemerkt moet worden dat competenties moeilijker te toetsen zijn dan cognitieve kennis. Desondanks hebben we geprobeerd de kwaliteit van de benodigde competenties door middel van toetsing te meten. Inzicht en competentiege-richtheid zullen een belangrijk onderdeel van de opleidingsmodule vormen.

Page 7: Folder Wft Consumptief Krediet 2010

7

Voorkennis

Er is geen specifieke voorkennis vereist. Wel wordt uitgegaan van de aanwezigheid van com-petenties die aansluiten bij een mbo/hbo werk- en denkniveau.

Opzet van de module

De Ex@mentraining Wft Consumptief krediet is een opleidingstraject dat bestaat uit een bron-nenboek én een examentraining via het internet. De examentraining dient ter ondersteuning van de studie uit het bronnenboek. In de Ex@mentraining staan oefenvragen die je ter voorbereiding op het Wft-examen kunt maken. Na het maken van deze vragen ontvang je feedback per vraag. De Ex@mentraining Wft Consumptief krediet staat op het internet onder het volgende adres: http://academy.welten.eu. In de brief, verstuurd bij dit bronnenboek, vind je de inlogcodes van de Ex@mentraining. Via jouw e-mailadres heb je ook de inlogcodes ontvangen.

Je kunt de Ex@mentraining gebruiken om de stof te gaan beheersen, maar ook om te toetsen of jouw kennis voldoende is, zodat je het Wft-examen met goed gevolg kunt afleggen.

Algemene studieaanwijzingen

Zoek een contactpersoon bij je werkgever.Bijvoorbeeld een ervaren collega, aan wie je vragen kunt stellen over lastige zaken die je tijdens het studeren tegenkomt.

Probeer met medecursisten contact te onder-houden. Je kunt lastige zaken met elkaar doornemen.

Je zult ongeveer zestig uur studietijd kwijt zijn aan deze module. Streef naar een maximale studieduur van twee uur achtereen.

Maak voor jezelf een samenvatting per hoofd-stuk.Neem iedere keer de samenvatting, en gebruik de samenvatting ook bij het herhalen van de stof.

Ten slotte wensen wij je veel plezier en succestoe bij het bestuderen van deze module.

Page 8: Folder Wft Consumptief Krediet 2010
Page 9: Folder Wft Consumptief Krediet 2010

Deel 1Inleiding consumptief krediet

9

Page 10: Folder Wft Consumptief Krediet 2010
Page 11: Folder Wft Consumptief Krediet 2010

Inle

idin

g c

on

su

mp

tie

f kre

die

t

11

Deel 1

Inleiding

consumptief

krediet

Inleiding

Iedereen heeft het wel eens meegemaakt: “Heb je een paar euro voor me? Je krijgt het geld zo snel mogelijk weer terug.” Dit is een vorm van lenen. Door de eeuwen heen hebben mensen altijd geleend om tekorten in hun budget aan te vullen.

In dit deel van deze module laten we je kennis-maken met de ontwikkelingen in de tijd op het gebied van lenen en worden de begrippen ‘kre-diet’ en ‘consumptief krediet’ besproken. Daarna bespreken we de behoeftebepaling en komen de aanbieders van consumptief krediet en de distributiekanalen aan bod.

Hoofdstuk 1Introductie consumptief

krediet

1.1 Ontwikkelingen consumptief krediet

De ontstaansgeschiedenis van lenen gaat vele eeuwen terug in de tijd. Al vanaf de 13e eeuw ont-stonden er banken in Lombardije (in het noorden van Italië) en het waren de Lombarden die destijds de geldhandel naar Nederland gebracht hebben.

Ruim een eeuw geleden brachten mensen op maandag hun zondagse pak als onderpand voor een lening naar de bank om het vervolgens op zaterdag, na ontvangst van het weekloon, weer op te halen. Op zondag zaten ze vervolgens weer strak in het pak in de kerk. Op het lenen van geld heeft lange tijd een taboe gerust. Lenen werd vroeger geassocieerd met niet met geld om kunnen gaan.

Hebt gy noch geld, noch goed: gaa deze deur voorby.

Hebt gy ‘t laatste, en mist gy ‘t eerste, kom by my.

Geef pand, ik geef u geld. waarom zoude ik u borgen?

Of is ‘t u niet genoeg dat gy van ‘t mijnen teert?

Maart eyst gy u pand terug, zo dient ge in tyds te zorgen,

Dat my myn hoofdsom, met de rente wedrekeert.

Zo help ik u en my, en toon, aan de onderzoekers

Van myn geheymen, ‘t graf des eervergeeten woekers.

Citaat van www.sbl.nl.

In de loop der tijd is het lenen van geld steeds meer ingeburgerd en wordt er steeds meer geleend. Na het eind van de Tweede Wereldoorlog en in de decennia daarna werd Nederland beïnvloed door de leengewoonten uit de Verenigde Staten. Daar was lenen al geruime tijd onderdeel van de ‘lifestyle’, die met name gevoed werd door het verlangen om consump-tieve behoeften direct te bevredigen in plaats van er jarenlang voor te sparen.

Tegenwoordig lenen consumenten voor diverse doeleinden en is lenen een algemeen geaccep-teerd begrip geworden. De redenen waarom consumenten geld lenen, lopen uiteen van de aanschaf van een caravan of auto tot en met het tijdelijk opvangen van grote uitgaven.

Page 12: Folder Wft Consumptief Krediet 2010

Inle

idin

g c

on

su

mp

tie

f kre

die

t

12

Tot voor kort werd er steeds meer geleend. Vanaf 2000-2001 is er echter een omslag in het jaarlijkse groeipercentage van consumptief kre-diet te zien. In 2001 is het uitstaande kredietbe-drag nog maar met 4,1% gegroeid, terwijl het jaarlijkse groeipercentage in de periode 1997- 2000 9,4% bedroeg. De verslechterde economi-sche situatie (dat wordt wel een ‘conjuncturele omstandigheid’ genoemd) en de onzekerheid over de eigen financiële toekomst hebben de consument voorzichtiger gemaakt met geld. Ook is sinds 2001 de omvang van het jaarlijks ver-strekte kredietbedrag nauwelijks veranderd en niet meer op het niveau van 2000 (10,7 miljard euro) uitgekomen.Deze trend zet zich, ondanks de kredietcrisis, nog steeds door. In 2009 is voor 9,7 miljard aan nieuwe consumptieve leningen afgesloten. In vergelijking met 2008 is dat 1,2 miljard minder. Dat meldt het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). Niet eerder deze eeuw werd zo weinig geld geleend voor consumptieve uit-gaven. Vooral bij postorderbedrijven liep de belangstelling voor leningen terug.Uit de statistieken van het CBS blijkt dat vooral persoonlijke leningen minder in trek zijn. Het uit-staande bedrag daalde met 28,6%. Bij doorlo-pende kredieten bleef de daling beperkt tot 13,3%. Volgens het CBS daalde de belangstel-ling voor een lening bij een postorderbedrijf met 30,3% het sterkst. Daarna volgen de financie-ringsmaatschappijen.Niet alleen werd er vorig jaar minder geleend. Ook werd er voor 700 miljoen minder afgelost. Daardoor blijft het uitstaande bedrag aan consumptieve leningen vrijwel onveranderd op

27 miljard. Tweederde van dit bedrag heeft betrekking op persoonlijke leningen en door-lopende kredieten. Rood staan op de betaal-rekening was goed voor een bedrag van ruim

9 miljard.

1.2 Wat is krediet?

Een krediet is uitstel van betaling van een geld-som of goed tegen betaling van kredietvergoe-ding. De instantie die het krediet verstrekt, wordt de kredietgever genoemd. De persoon die het krediet ontvangt, is de kredietnemer. De krediet-gever verstrekt het krediet aan de kredietnemer en ontvangt als tegenprestatie een kredietver-goeding.

Voordat de geldsom of het goed aan de krediet-nemer wordt verstrekt, maken de kredietgever en -nemer diverse afspraken en leggen deze afspraken vast in een overeenkomst. Dit betreft afspraken over de hoogte van het te verstrekken krediet, de te betalen kredietvergoeding en het tijdstip (of de tijdstippen) waarop de kredietne-mer het geleende bedrag dient terug te betalen.

1.3 Wat is consumptief krediet?

Het lenen van geld door particulieren voor een consumptief doel wordt een consumptief kre-

diet genoemd. Het woord consumptief is een afgeleide van het woord ‘consumeren’. Hiermee wordt bedoeld dat het goed dat met het geleen-de geld wordt aangeschaft, uitsluitend dient voor het gebruiksplezier van de kredietnemer. Als kredieten aan bedrijven worden verstrekt, noemen we dit zakelijke kredieten. In dit boek beperken wij ons tot consumptieve kredieten.

Page 13: Folder Wft Consumptief Krediet 2010

Inle

idin

g c

on

su

mp

tie

f kre

die

t

13

Hoofdstuk 2Behoeftebepaling

Inleiding

In dit hoofdstuk gaan we in op de diverse rede-nen van mensen om een consumptief krediet af te sluiten. De beweegredenen hiertoe zijn zeer divers en hangen samen met een behoefte die op dat moment is ontstaan en de persoonlijke situatie waarin de consument zich bevindt.

Achtereenvolgens bespreken we in dit hoofdstuk de verschillende kredietbehoeften, de (toekom-stige) persoonlijke situatie en eventuele alterna-tieve oplossingen voor de kredietbehoefte.Als eerste gaan we in op de reden waarom een goede behoeftebepaling zo belangrijk is.

2.1 Klantprofiel

Het adviseren, bemiddelen en verstrekken van een consumptief krediet is aan regels gebonden. Deze regels staan in de Wet op het financieel toezicht (Wft). Omdat de Wft bedoeld is om de consument te beschermen, zijn er regels gemaakt die bepalen dat een advies moet zijn gebaseerd op een klantprofiel.

Een adviseur moet na zijn adviesgesprek een klantprofiel kunnen opstellen waaruit blijkt:

aanzien van het financiële product

Daarbij moet de adviseur zo veel mogelijk rekening houden met het klantprofiel bij zijn advisering aan de klant. Hij zal duidelijk moeten maken op basis waarvan hij een bepaald product aan de klant adviseert. Het is dus zaak om, naast de bovengenoemde punten, ook goed de algehele persoonlijke situatie van de klant in beeld te hebben.

Het is niet verplicht om voor elke bestaande klant een klantprofiel op te stellen. Deze verplichting geldt alleen voor nieuwe klanten, voor bestaande klanten die nieuwe complexe financiële producten willen aanschaffen, of voor bestaande klanten die reeds afgesloten producten willen wijzigen.

Wat zijn complexe financiële producten?

productsoorten, zoals beleggen, sparen, ver-zekeren of lenen.

-soorten is afhankelijk van marktontwikkelingen.

-verzekeringen met een recht op winstdeling aangewezen als complexe producten.

Een klantprofiel hoeft dus niet voor alle financië-le producten te worden opgemaakt. Voor het openen van een betaalrekening met een klein rekening-courantkrediet is dit niet nodig. Voor de volgende financiële producten moet verplicht een klantprofiel worden opgesteld, of het nu om nieuwe of bestaande klanten gaat:

-miet meer dan 1.000,- bedraagt

pensioenen (met uitzondering van overlijdens-risicoverzekeringen)

in teakhout

-ten, bijvoorbeeld een spaarrekening met een gekoppelde verzekering of een goederenkre-diet met een gekoppelde verzekering.

De basis van deze wettelijke verplichting is dat het niet mogelijk is om het juiste product te advi-seren als je niet weet wat de behoefte en de per-soonlijke situatie van de klant is. Iedere klant is anders, iedere behoefte is anders dus zal voor iedere klant afzonderlijk moeten worden geke-ken welke consumptieve financiering het beste bij deze klant past. Dit doe je op basis van de persoonlijke (financiële) situatie van de klant en de klantbehoefte.

Dient de klant het ingevulde klantprofiel vervol-gens te ondertekenen? De Wft kent deze verplichting niet. De adviseur kan er zelf voor kiezen om tijdens het adviesge-sprek aan de klant te vragen het klantprofiel te ondertekenen en de financiële overeenkomst zo op te maken dat het klantprofiel erin verwerkt is en de klant er zo alsnog voor tekent. Let wel op dat indien er een geschil zich voordoet, deze ondertekening geen juridische meerwaarde heeft.

2.2 Kredietbehoefte

Er zijn diverse antwoorden mogelijk op de vraag waarom mensen lenen. Waar de ene persoon leent om een duurzaam consumptiegoed, zoals een auto, aan te schaffen, heeft de andere per-soon juist behoefte aan tijdelijk wat meer arm-slag voor lopende betalingen. De behoeften om te lenen zijn dus divers.

Page 14: Folder Wft Consumptief Krediet 2010

Inle

idin

g c

on

su

mp

tie

f kre

die

t

14

We onderscheiden twee soortenkredietbehoeften, namelijk:- leenbehoefte- betaalbehoefte.

Leenbehoefte

Aan de behoefte om geld te lenen ligt meestal een tekort in het budget ten grondslag. Waarschijnlijk herinner je je vast wel een situatie waarin je iets moois zag wat je eigenlijk wel had willen hebben, maar waarvoor je simpelweg het geld niet had. De behoefte om te lenen is in zo’n situatie nadrukkelijk aanwezig. We spreken hier van een leenbehoefte.In dergelijke situaties wordt het geleende geld veelal besteed aan een grote aankoop. Meestal betreft de aankoop een duurzaam consumptie-goed, zoals een auto, computerapparatuur of een nieuwe wasmachine. Bij de financiering van dergelijke goederen is het belangrijk dat de (te verwachten) levensduur van het consumptie-goed redelijk overeenkomt met de looptijd van het consumptief krediet.

Betaalbehoefte

Ook de behoefte aan extra financiële armslag voor lopende betalingen wordt veroorzaakt door een tekort in het budget. Het tekort kan ontstaan door-dat er in een bepaalde maand diverse rekeningen tegelijk betaald moeten worden. Denk hierbij bij-voorbeeld aan jaarbetalingen voor verzekeringen, abonnementen, energiekosten et cetera. Ook kan het voorkomen dat er kleine huishoude-lijke apparaten vervangen moeten worden of dat de privésituatie extra kosten voor vervoer vergt. Kortom, in al deze situaties zal er behoefte zijn aan tijdelijk extra financiële ruimte om fluctuaties in het inkomsten- en uitgavenpatroon op te kun-nen vangen. We spreken in dit geval van een betaalbehoefte.

De scheidslijn tussen leen- en betaalbehoefte is moeilijk te trekken. Wat voor de één een uitgave voor een duurzaam consumptiegoed is, ziet de ander als extra financiële ruimte.

2.3 Toekomstige situatie

Voordat je de klant over een bepaald product gaat adviseren, is het zeer belangrijk dat je infor-matie inwint over de toekomstige persoonlijke situatie van de klant. Op dit moment kan een bepaalde kredietvorm uitstekend aansluiten op de behoefte en persoonlijke situatie van de klant, maar is dat over enkele jaren nog steeds het geval?

Veranderingen in de gezinssituatie

Iedereen maakt van geboorte tot en met overlij-den diverse levensfasen mee. Tijdens deze levensloop bevindt een persoon zich in verschil-lende gezinssituaties. Meestal woon je in de beginfase bij je ouders en ga je daarna samen-wonen of op jezelf wonen.

Daarna komen er misschien kinderen en na ver-loop van tijd gaan de kinderen het huis uit en blijf je alleen of met zijn tweeën over. Dit is een standaard levensloop en afwijkingen hierop zijn mogelijk. Denk hierbij bijvoorbeeld aan echt-scheiding of het vroeg overlijden van de partner.De bovenstaande levensfasen brengen met zich mee dat de samenstelling van het gezin in de loop der tijd verandert. Elke fase brengt andere wensen en behoeften met zich mee en dit heeft zijn uitwerking op het inkomsten- en uitgavenpa-troon.

Veranderingen in werksituatie

Ook in ons werkzame leven maken we diverse fasen door. We gaan naar school en daarna mis-schien studeren. We krijgen onze eerste baan en maken vervolgens carrière of kiezen er voor om de verzorging van kinderen op ons te nemen.Het spreekt voor zich dat de werksituatie in grote mate ons welvaartsniveau en de bijbehorende behoeften bepaalt. De wensen en behoeften zijn bij een promotie immers anders dan wanneer iemand te horen krijgt dat zijn contract niet wordt verlengd. Tweeverdieners zonder kinderen houden er een andere levensstandaard op na dan een gezin met kinderen, waarvan alleen de man of de vrouw werkt.

Page 15: Folder Wft Consumptief Krediet 2010

Inle

idin

g c

on

su

mp

tie

f kre

die

t

15

Daarnaast is de werksituatie in de meeste geval-len bepalend voor het sociale milieu waarin de consument zich bevindt. Dit milieu is mede bepalend voor de wensen en behoeften. Denk hierbij aan een gezin waarvan de man een hoge positie heeft verworven en waarbij het normaal is om op zaterdag een balletje golf te slaan. Lidmaatschap van een golfclub brengt hogere kosten met zich mee dan een jaarabonnement op het zwembad.

Overige toekomstige situaties

Naast de bovengenoemde fasen in gezins- en werksituatie zijn er nog tal van situaties te bedenken waarin de persoonlijke situatie van een consument kan wijzigen. Ook kan een con-sument binnen een bepaalde levensfase meer-dere wensen en behoeften hebben die kort op elkaar volgen.

Daarom is het belangrijk dat tijdens een advies-gesprek de gehele (toekomstige) situatie van de consument in kaart wordt gebracht, zodat meer-dere wensen ineens vervuld kunnen worden. Bijvoorbeeld:1. Een consument sluit een krediet af voor de

aanschaf van een pc en is van plan om over twee maanden een nieuwe auto te kopen.

2. Een consument sluit een krediet af voor de aanschaf van een boot en heeft tegelijkertijd het plan om over een maand op zoek te gaan naar een leuk koophuis.

2.4 Alternatieve oplossingen

Behalve het inventariseren van de persoonlijke situatie en de behoeften van de consument is het jouw taak als adviseur om de consument te wijzen op de mogelijkheid om andere middelen aan te wenden voor de realisatie van zijn of haar wens(en).

Allereerst kan de consument de mogelijkheid bekijken om meer inkomsten te verwerven. Dit kan door meer te gaan werken, door na te gaan of hij of zij wel genoeg gebruikmaakt van door de overheid verstrekte subsidies of door een actief beleggingsbeleid. Ook kan het zinvol zijn effecten te verkopen of vrijgevallen spaar(loon)tegoeden op te nemen.

Als alternatief voor het afsluiten van een con-sumptief krediet kan een consument ook zijn spaargeld opnemen om te voorzien in de behoefte aan een bepaald consumptiegoed.

Daarnaast bestaat de mogelijkheid dat een con-sument geld achter de hand heeft en dit heeft ondergebracht bij een andere financiële instel-ling. De consument kan zijn bestedingsdoel rea-liseren met dit spaargeld en wellicht kun je die consument een aantrekkelijk aanbod doen om (het restant van) dit spaargeld bij jouw financiële instelling onder te brengen. Dit brengt voor de consument veel gemak met zich mee. Zo heeft hij één aanspreekpunt voor al zijn financiële zaken.

Page 16: Folder Wft Consumptief Krediet 2010

Inle

idin

g c

on

su

mp

tie

f kre

die

t

16

Er zijn ook mensen die voldoende spaargeld hebben, maar toch een lening af willen sluiten om maar niet aan het spaargeld te hoeven komen. Zij zien dat spaargeld als ‘appeltje voor de dorst’. Dat zij aan kredietvergoeding meer kwijt zijn dan het spaargeld aan rente oplevert, vinden zij geen doorslaggevend argument.

De laatste alternatieve oplossing die we hier noemen, is leasing. Leasing is een financierings-vorm die gebruikt wordt voor bedrijfsmiddelen en onroerend goed als consumptiegoed. Denk hierbij aan auto’s, maar ook audio- en videoap-paratuur. We kennen twee soorten leasing: 1. Financial lease: de kredietverstrekker is alleen

de juridische eigenaar. Het volledig econo-misch eigendom is in handen van de lessee. Denk hierbij eens aan het genot, het onder-houd en de verzekering. De kredietverstrekker (lessor) heeft wel het risico van waardevermin-dering van het object als gevolgen van nala-tigheid van de lessee.

2. Operationele lease: het risico van waardever-mindering door nalatigheid van de lessee wordt voorkomen omdat de kredietverstrekker (lessor) een deel van het economische eigen-dom behoudt. De lessee krijgt naast het genot nu ook het risico van het goed te dragen.

Page 17: Folder Wft Consumptief Krediet 2010

Inle

idin

g c

on

su

mp

tie

f kre

die

t

17

Hoofdstuk 3De aanbieders

Inleiding

Een lening, verstrekt door een financiële instel-ling, wordt een krediet genoemd. Een krediet voor particulieren heet een consumptief krediet en een krediet voor bedrijven heet een zakelijk krediet. In deze module besteden we uitsluitend aandacht aan het consumptief krediet.In de volgende paragrafen bespreken we de soorten aangeboden consumptief krediet en wordt duidelijk welke instellingen deze kredieten aanbieden.

3.1 Aangeboden kredietsoorten

Een consumptief krediet kan door een kredietge-ver worden aangeboden in de vorm van een geld- of goederenkrediet.

Geldkrediet

Een geldkrediet is een consumptief krediet dat contant maar meestal giraal aan de kredietnemer ter beschikking wordt gesteld. De kredietnemer kan vrij over de ontvangen gelden beschikken. Een geldkrediet komt voor in de vorm van een aflopend, doorlopend of rekening-courantkrediet.

Goederenkrediet

Bij een goederenkrediet kan er sprake zijn van een 2 of 3-partijencontract. Er is sprake van een 2-partijencontract als de leverancier van het consumptiegoed zelf als kredietgever optreedt of als de kredietgever eerst zelf het consumptie-goed aanschaft en dit vervolgens doorverkoopt aan de kredietnemer. Er is sprake van een 3-partijencontract als behalve de kredietgever en kredietnemer, ook de leverancier erbij betrok-ken is. In dit geval betaalt de kredietgever de waarde van het door de kredietnemer aange-schafte consumptiegoed direct aan de leveran-cier en betaalt de kredietnemer dit bedrag in ter-mijnen terug aan de kredietgever. In dit laatste geval loopt de leverancier van het consumptie-goed geen enkel risico.

VoorbeeldJe koopt een bankstel bij de Bijenkorf en je hebt een vaste klantenkaart van de Bijenkorf. Met deze kaart kun je het bedrag van het bankstel in termijnen betalen. Doordat de Bijenkorf ook de verstrekker van het krediet is, is hier sprake van een 2-partijencontract. Er zijn immers maar twee partijen in het spel: jij als krediet-nemer en de Bijenkorf als leverancier en kredietgever.

VoorbeeldJe koopt een computer bij Scheer & Foppen. Scheer & Foppen doet zaken met financieringsmaatschappij Laser Nederland B.V. Als jij de computer op afbetaling koopt, is hier sprake van een driepartijencontract. Jij bent de kredietnemer, Scheer & Foppen de leverancier en Laser Nederland B.V. de kredietverstrekker die het geld van de computer overmaakt aan Scheer & Foppen en in termijnen het bedrag plus kredietvergoeding van jou krijgt.

3.2 De aanbieders

Tweede bankenrichtlijn

Met de oprichting van de Europese Unie (EU) is er een vrije markt ontstaan voor goederen en diensten binnen de lidstaten van de EU. Ook voor financiële instellingen, zoals banken en ver-zekeraars, geldt een vrije markt. Dit is geregeld in de Tweede Bankenrichtlijn. Deze richtlijn is op 1 januari 1993 ingegaan en verplicht de lidstaten van de EU om toe te staan dat de financiële instellingen uit de ene lidstaat zijn producten en diensten mag aanbieden in een andere lidstaat. Zo mag de Engelse kredietaanbieder Bank of Scotland door de Tweede Bankenrichtlijn in Nederland (hypothecaire) kredieten aanbieden.

Een belangrijk vereiste is wel dat de financiële instelling een vergunning heeft voor het verko-pen van financiële producten en diensten, en onder toezicht staat van de toezichthouder van een lid van de EU. Als dit het geval is, dan mag die financiële instelling in ieder ander lid van de EU haar producten en diensten aanbieden.

Met de inwerkingtreding van de Wft is de Tweede Bankenrichtlijn opgenomen in de wetge-ving betreffende toezicht op de financiële markt van Nederland. In de Wft is voor financiële instel-lingen uit andere lidstaten de mogelijkheid opge-nomen om bij De Nederlandsche Bank toestem-ming te vragen om een bankbedrijf, verzekeraar of andere financiële dienstverlener in Nederland te exploiteren. De toestemming wordt gegeven als via de toezichthouder van de lidstaat waar het hoofdkantoor van de financiële dienstverle-ner gevestigd is, wordt aangetoond dat aan alle vergunningen wordt voldaan.

Hiermee wordt voorkomen dat een financiële instelling uit een andere lidstaat op grond van de Tweede Bankenrichtlijn gewoon haar producten en diensten in Nederland kan aanbieden, zonder zich te hoeven houden aan de regels van de Wft. Voor 1 januari 2007 kon een buitenlandse financiële instelling in Nederland de regels van de Wck (Wet op het consumentenkrediet, hier-over meer in Deel 2) ontduiken door gebruik te

Page 18: Folder Wft Consumptief Krediet 2010

Inle

idin

g c

on

su

mp

tie

f kre

die

t

18

maken van de Tweede Bankenrichtlijn en een ander rechtsstelsel van toepassing te laten zijn op de kredietovereenkomsten. Dit is nu niet meer mogelijk.

Op de markt van consumptief krediet zijn vijf soorten aanbieders actief:- banken- creditcardmaatschappijen- financieringsmaatschappijen- postorderbedrijven - gemeentelijke kredietbanken.

Vanaf het jaar 2000 heeft er een verschuiving plaatsgevonden in marktaandelen van banken en creditcardorganisaties enerzijds en financie-ringsmaatschappijen anderzijds. Bij financie-ringsmaatschappijen nam de kredietverstrekking in 2000 relatief sterk toe, maar in 2002 lag hun kredietverlening weer op het niveau van 1998 en in de jaren daarna daalde het aandeel verder. De banken en creditcardorganisaties hebben hun marktaandeel echter sinds 1998 juist zien groeien. Terwijl de kredietverlening bij de andere marktpartijen na 2000 daalde, steeg het aandeel van banken en creditcardorganisaties. De toena-me in de kredietverstrekking bij deze groep kan gedeeltelijk worden verklaard door het groeien-de marktaandeel van het creditcardkrediet. Daarnaast groeide het door banken verstrekte doorlopend krediet, dat bij financieringsmaat-schappijen is afgenomen. De marktaandelen van postorderbedrijven en gemeentelijke kredietban-ken zijn ten opzichte van andere jaren ongewij-zigd en klein.

Per eind 2009 zag de verdeling van de markt van verstrekt consumptief krediet er als volgt uit:

Banken en creditcardorganisaties 63,6%

Financieringsmaatschappijen 32,3%

Postorderbedrijven 3,2%

Gemeentelijke kredietbanken 0,4%

Bron: Centraal Bureau voor de Statistiek.

Banken

In de eerste helft van de vorige eeuw was de dienstverlening van banken vooral gericht op het nationale en internationale bedrijfsleven. Slechts enkele spaarbanken richtten zich des-tijds op dienstverlening aan particulieren.Na de Tweede Wereldoorlog veranderde deze marktverdeling echter snel. Door de komst van voorbehoedsmiddelen werd het partners moge-lijk gemaakt om het krijgen van kinderen uit te stellen. De welvaart nam toe en vrouwen werden gestimuleerd om te gaan werken. Dit leverde

veel gezinnen een tweede inkomen op en de aanschaf van dure consumptiegoederen kwam binnen het bereik van een steeds groter worden-de groep. De particulier werd voor banken steeds interessanter.

Toen in de jaren zestig de werkgevers hun loon-administratie automatiseerden en afstapten van de wekelijkse salarisbetaling via het loonzakje, werden particulieren gedwongen een salarisre-kening te openen. Banken deden veel moeite om deze nieuwe interessante klantengroep bin-nen te halen. Het aanhouden van een salarisre-kening werd aantrekkelijk gemaakt door de mogelijkheden van deze salarisrekening uit te breiden. Banken beconcurreerden elkaar onder andere met het vergoeden van rente, het aanbie-den van spaarrekeningen en uiteindelijk werd ook de kredietfaciliteit voor particulieren geïntro-duceerd.

Tegenwoordig voeren de grote banken in Nederland allemaal een uitgebreid assortiment waarin de verschillen onderling minimaal zijn. Daarnaast zijn er kleine spelers op de markt, die zich op een bepaald segment richten. Denk hier-bij aan zakenbanken, effectenbanken en banken die zich uitsluitend richten op de vermogende particulier.

De Nederlandse Vereniging van Banken

De Nederlandse Vereniging van Banken (NVB) is in 1989 opgericht om het gemeenschappelijk belang van banken te behartigen.Vrijwel alle in Nederland actieve banken, inclu-sief vestigingen van buitenlandse banken, zijn lid van de NVB. De NVB streeft naar een sterk, gezond en internationaal concurrerend bankwe-zen in Nederland. Zij behartigt de gemeenschap-pelijke belangen van de banksector, streeft naar effectieve marktwerking en houdt rekening met de belangen van haar gesprekpartners.

Eén van de zaken die de NVB regelt, is een gedragscode voor consumptieve financieringen. De NVB-gedragscode is te vinden in Bijlage 3 van dit boek. Inhoudelijk gaan we in Deel 2: Wet en regelgeving uitgebreider in op deze gedrags-code.

Creditcardmaatschappijen

Creditcards worden uitgegeven door creditcard-organisaties in samenwerking met banken (bij-voorbeeld de ABN AMRO Credit card en de Rabocard) of met andere bedrijven (bijvoorbeeld de ANWB creditcard). Voorbeelden van credit-

cardmaatschappijen zijn: Mastercard, Visa, American Express en Diners Club.

Page 19: Folder Wft Consumptief Krediet 2010

Inle

idin

g c

on

su

mp

tie

f kre

die

t

19

Creditcard

Een creditcard kan wereldwijd gebruikt worden voor betalingen in bijvoorbeeld winkels en res-taurants. Ook is het mogelijk om met een credit-card een vliegticket te betalen of een auto te huren. Steeds vaker dient een creditcard als betaalmiddel voor aankopen via internet. Daarnaast biedt een creditcard, voorzien van pincode, de mogelijkheid om contante opnames te doen bij geldautomaten van banken die bij het netwerk van de creditcardmaatschappij zijn aangesloten.

Een creditcard biedt de consument een vorm van uitgestelde betaling. Betalingen of contante opnames worden niet direct in rekening gebracht, maar worden veelal geïncasseerd aan het begin van de maand volgend op de maand van de uitgave. Over het debetsaldo betaalt de consument geen rente. Deze kosten worden vol-ledig gedragen door de creditcardmaatschappij en zijn verwerkt in het bedrag dat de consument jaarlijks voor het gebruik van de card betaalt. Daarnaast ontvangt de creditcardmaatschappij per transactie een bedrag van de card-accepte-rende leverancier.

Enkele creditcardmaatschappijen bieden hun cliënten de mogelijkheid van gespreid betalen aan. In dit geval wordt er altijd een kredietover-eenkomst opgemaakt. In deze overeenkomst staan onder andere afspraken over de termijnbe-talingen en rentevergoeding.

Vaste klantenkaart

Een vaste klantenkaart is een soort creditcard die door winkelketens, warenhuizen of financie-ringsdochters van banken wordt uitgegeven in samenwerking met een creditcardmaatschappij. Met deze vaste klantenkaart kunnen uitsluitend artikelen uit het assortiment van de betreffende winkelketen worden aangeschaft. In de meeste gevallen kan het bestede bedrag gespreid wor-den betaald, mits hiervoor een kredietovereen-komst is opgemaakt.

Met een vaste klantenkaart kun je geen contante opnames doen, alleen goederenkrediet opne-men. Het uitgeven van een vaste klantenkaart is aantrekkelijk voor winkelketens omdat een der-gelijke vaste klantenkaart het aankopen van artikelen stimuleert en daardoor de omzet ver-hoogt. De winkelier loopt geen risico. Hij krijgt namelijk direct bij aankoop door de kaarthouder (de consument) de waarde van het aangekochte artikel van de creditcardmaatschappij op zijn rekening bijgeschreven. Het factureren van de maande lijkse bestedingen aan de consument

wordt uitgevoerd door de creditcardmaatschap-pij, evenals de administratie rondom de (termijn)betalingen.

Financieringsmaatschappijen

Financieringsmaatschappijen zijn commerciële instellingen die zich hebben gespecialiseerd in kredietverstrekking aan particulieren en kleine zakelijke klanten.

Ontstaansgeschiedenis

Zoals we in hoofdstuk één hebben gelezen, is de gewoonte om te lenen na het eind van de Tweede Wereldoorlog overgewaaid uit de Verenigde Staten. Het zal niemand dan ook ver-bazen dat de oorsprong van de financierings-maatschappijen ook in de Verenigde Staten ligt. Omstreeks 1850 vond Singer de naaimachine uit. In eerste instantie vond de afname van naai-machines alleen door professionele ondernemin-gen plaats, maar naar verloop van tijd werd de particuliere markt ook aantrekkelijk voor Singer. Singer bedacht een systeem van kopen op afbe-taling waardoor de aanschaf van een naaimachi-ne voor een breder publiek bereikbaar werd. Bij aanschaf deed de particulier een geringe aanbe-taling en betaalde het restant in maandelijkse termijnen af.

Na de invoering van dit afbetalingssysteem zag Singer de omzet enorm toenemen en dit zette andere fabrikanten van duurzame consumptie-goederen aan om eenzelfde betalingssysteem in te voeren. Zo ook fabrikanten in Europa. Het kopen op afbetaling won steeds meer aan popu-lariteit. Het mes sneed aan twee kanten: op de eerste plaats kwamen steeds meer duurzame consumptiegoederen binnen het bereik van een groot publiek en aan de andere kant zagen de producenten hun afzet enorm toenemen. De medaille had echter een keerzijde. De vraag naar goederen op afbetaling nam een veel gro-tere omvang aan dan verwacht en het duurde veel te lang voordat de producenten hun inkom-sten voor het geleverde goed ontvingen.

Page 20: Folder Wft Consumptief Krediet 2010

Inle

idin

g c

on

su

mp

tie

f kre

die

t

20

Tegelijkertijd liepen hun kosten ter vervaardiging van de productie alsmaar door. Er was immers veel vraag naar hun producten, dus de machi-nes moesten blijven draaien, de inkoop van grondstoffen moest doorgaan en de salarisbe-talingen aan de werknemers gingen door.De oplossing voor deze problemen werd gevon-den in de oprichting van onafhankelijke financie-ringsmaatschappijen. Bij aankoop van een duur-zaam consumptiegoed keerden zij direct het aankoopbedrag uit aan de producent en droe-gen zij zorg voor de administratieve verwerking en het innen van de maandbetalingen. Er was hier dus sprake van het in de eerste paragraaf van dit hoofdstuk besproken goederenkrediet.

Financieringsmaatschappijen in Nederland

Ook in Nederland is het kopen op afbetaling in de loop der jaren geïntroduceerd. In 1923 werd de eerste onafhankelijke financieringsmaat-schappij van Nederland opgericht: de Industriële Disconto Maatschappij (IDM). Deze financie-ringsmaatschappij bestaat nog steeds. In de loop der jaren werden er meer financierings-maatschappijen in Nederland opgericht, die zich vooral toelegden op de verstrekking van goede-renkredieten aan bedrijven. Vanaf 1935, maar voornamelijk in de jaren na de Tweede Wereldoorlog, breidde de afzet van goederen-kredieten zich uit naar de particuliere markt. Door de toename van de welvaart in de jaren zestig ontstond er tevens behoefte aan geldkre-diet op de particuliere markt. Doordat de banken in die tijd, door hun strijd om de consument, hun assortiment uitbreidden met onder andere geld-kredieten konden de financieringsmaatschappij-en niet achterblijven.

Tegenwoordig zijn de meeste financieringsmaat-schappijen onderdeel van banken of verzeke-ringsmaatschappijen. Andere zijn dochteronder-nemingen van producenten of leveranciers van duurzame consumptiegoederen, zoals autofabri-kanten, warenhuizen en postorderbedrijven. Daarnaast bieden financieringsmaatschappijen geldkredieten aan via intermediairs of krediet-bemiddelaars. Advertenties van dergelijke aan-bieders staan vaak in weekbladen of televisie-gidsen. Zij bieden consumptieve kredieten onder

hun eigen naam aan en hebben van een finan-cieringsmaatschappij een volmacht gekregen om zelfstandig te mogen beslissen over krediet-aanvragen. De financieringsmaatschappij blijft echter verantwoordelijk voor het risico.

Participaties (deelneming) in een financie-

ringsmaatschappij

Een financieringsmaatschappij heeft voor het verstrekken van kredieten kapitaal nodig. Hiervoor worden diverse bronnen gebruikt. Eén daarvan is het uitgeven van participaties, beleg-gers kunnen hiermee investeren in een financie-ringsmaatschappij. Door het investeren in partici-paties kan een belegger ook invloed uitoefenen op bepaalde onderdelen van het beleid van de financieringsmaatschappij. Investeerders die een groot aantal participaties bezitten, kunnen grote invloed uitoefenen. De Nederlandsche Bank (DNB) houdt nauwlettend in de gaten wie deze grote investeerders zijn om te voorkomen dat financieringsmaatschappijen ’in verkeerde han-den vallen’. Men zou een financieringsmaat-schappij namelijk kunnen inzetten voor het wit-wassen van geld.

Om die reden moet iedereen (zowel natuurlijke personen als rechtspersonen) die participaties van een financieringsmaatschappij bezit, dit mel-den bij DNB zodra men meer dan 20, 33, 50 of 95% van de participaties in bezit heeft.

Daarnaast moet de financieringsmaatschappij ieder jaar in juli bekend maken wat de identiteit is van de natuurlijke- en rechtspersonen die een gekwalificeerde deelneming in de financierings-maatschappij hebben. Er is sprake van een gekwalificeerde deelneming als men meer dan 10% van de participaties in bezit heeft. Als de gekwalificeerde deelneming verder stijgt naar 20, 33, 50 of 95%, dan dient de financierings-maatschappij dit direct te melden. Hetzelfde geldt voor de situatie waarin er sprake is van een volledige overname of fusie.

Vereniging van Financieringsondernemingen in

Nederland

De belangrijkste financieringsmaatschappijen zijn lid van de Vereniging van Financierings-ondernemingen in Nederland (VFN). De VFN werd in 1928 opgericht en heeft onder meer tot doel een verantwoorde kredietverlening te bevorderen. Daarnaast vertegenwoordigt de VFN financieringsondernemingen in het overleg met de overheid, de toezichthouder en met belangenorganisaties. In Deel 2 van deze mo dule gaan we in op de taken van de toezicht-houder. Om verantwoorde kredietverlening te

Page 21: Folder Wft Consumptief Krediet 2010

Inle

idin

g c

on

su

mp

tie

f kre

die

t

21

bevorderen heeft de VFN een gedragscode ont-wikkeld: de VFN-Gedragscode.Deze Gedragscode is tegenwoordig gezamenlijk opgesteld met de NVB, zodat de gedragscodes inhoudelijk vrijwel overeenkomen. In Bijlage 3 vind je de NVB-gedragscode. In Deel 2 gaan we dieper in op de inhoud van deze beide gedrags-codes en de normen die daarbij horen.

Naast deze gedragscode heeft de VFN een Commissie van Toezicht ingesteld voor klachten over VFN-leden.

Levensverzekeringsmaatschappijen

Een levensverzekeringsmaatschappij kan ook optreden als aanbieder van krediet. De krediet-vormen die door deze aanbieders in de markt worden gebracht, zijn over het algemeen vor-men waar een levensverzekering aan is gekop-peld. Denk hierbij aan een spaarkrediet of een spaarhypotheek.

Levensverzekeringsmaatschappijen beleggen de premies die zij ontvangen in kortlopende en langlopende leningen om hiermee op een rela-tief zekere wijze geld te reserveren voor toekom-stige uitkeringen. Uiteraard kan dit voor maar een gedeelte van de reserves. Er moet altijd een gedeelte van de reserves beschikbaar blijven voor uitkeringen of de afkoop van lopende levensverzekeringen.

Postorderbedrijven

Postorderbedrijven bieden hun producten aan via internet en via catalogi. Zij hebben geen eigen winkels. Bekende postorderbedrijven zijn Neckermann, Otto en Wehkamp. Om hun omzet te vergroten, bieden postorderbedrijven de con-sument de mogelijkheid om de bestelde artike-len op afbetaling aan te schaffen, eventueel met de mogelijkheid om gespreid te betalen. Voor het aanbieden van dit goederenkrediet maken postorderbedrijven gebruik van eigen financie-ringsdochters.

Een catalogus van Wehkamp.

Pandjeshuizen

Pandjeshuizen zijn oorspronkelijk in Italië ont-staan in de twaalfde eeuw. Vanuit Italië zijn ze naar Nederland gekomen.In Italië kwamen ze vooral voor in Lombardije. De Italiaanse naam was dan ook ‘Lombard’. Hieruit is de Nederlandse naam ‘lommerd’ ont-staan.

Pandjeshuizen zijn plaatsen waar je waardevolle, roerende goederen kunt belenen. Het waardevolle goed wordt als pand afgegeven waarvoor in ruil een geldbedrag wordt betaald. De geldnemer kan dan binnen een van tevoren afgesproken periode het geleende plus rente terugbetalen om het goed weer terug te krijgen. Als na die afgesproken tijd plus een termijn van zes maanden het goed niet wordt afgehaald, worden de goederen verkocht. Omdat er onder de pandjesbazen ook veel woekeraars zaten, is in 1910 de ‘Pandhuiswet’ ingevoerd. Hierin staan regels opgesteld voor de pandhuizen. Een van de belangrijkste zaken is een maximum rentevergoeding.Voor de invoering van de ‘Pandhuiswet’ werden al vele mogelijkheden gezocht om de woeke-raars geen kans te geven. Soms werd de handel van het pandhuis verboden of moesten de pand-jesbazen de goederen kosteloos teruggeven. Een langdurige oplossing was de oprichting van de gemeentelijke bank van lening.

Page 22: Folder Wft Consumptief Krediet 2010

Inle

idin

g c

on

su

mp

tie

f kre

die

t

22

Pandbewijs

Het pandhuis is vooral bedoeld voor mensen die direct geld nodig hebben, en dit binnen een korte periode (vaak drie tot zes maanden) weer terug kunnen betalen. Het gaat vaak om kleine bedragen. Als iemand direct geld nodig heeft, is het afsluiten van een lening bij een bank vaak te omslachtig. Bovendien wordt een lening bij een pandhuis niet geregistreerd bij het BKR.

Je krijgt een lening bij een pandhuis door een roerend goed (vaak sieraden, edelmetalen of edelstenen) te ‘belenen’. Je verpandt het goed aan een pandhuis. Er is hier sprake van een vuistpand, de beleende goederen worden door het pandhuis in beslag genomen en bewaard. Hiervoor krijg je geld en een pandbewijs. Het pandbewijs is een onderhandse akte waarin staat wat je hebt beleend, hoeveel geld je daar-voor hebt gekregen en wanneer je dat, inclusief de rente, terugbetaald moet hebben. Met het pandbewijs krijg je de beleende goederen terug. Het pandbewijs is een bewijs ’aan toonder’. Dit houdt in dat iedereen die het pandbewijs kan laten zien als eigenaar van de goederen wordt gezien, ongeacht of dit dezelfde persoon is die de beleende goederen heeft ingeleverd.

Als je niet binnen de afgesproken termijn kan terugbetalen, kun je de termijn nog verlengen. Betaal je dan nog steeds niet, dan wordt het ver-pande roerende goed door het pandhuis ver-kocht. Als het meer opbrengt dan de hoogte van de lening was, wordt de extra opbrengst aan je uitbetaald.Overigens zal de Pandhuiswet in de loop van 2010 aangescherpt worden, zodat de wet meer aansluiting heeft op andere wetten, zoals de Wft. Vooral vanwege het feit dat de bedragen in de Pandhuiswet sinds 1910 niet zijn aangepast, val-len beleningen boven de 11,34 (25 gulden) niet onder de wet. Hieraan komt dus naar alle waarschijnlijkheid in de loop van 2010 een eind.

Gemeentelijke kredietbanken

Bank van lening

De eerste instantie die zich in Nederland met kredietverlening bezighield, was de Bank van Lening in Amsterdam. Deze bank werd in 1614 opgericht door de gemeente Amsterdam. In die tijd was het zeer gebruikelijk dat mensen een bezit (een pand) afgaven in ruil voor geld. Tegen de tijd dat men weer genoeg geld had verdiend, kon het pand weer worden opgehaald. Er waren destijds veel pandjesbazen die woekerrentes vroegen. Om deze pandjesbazen in te dammen is de Bank van Lening opgericht.

Uiteindelijk sneden de woekeraars zichzelf ech-ter in de vingers. Door de enorme rentes die de mensen over de geleende bedragen moesten betalen, nam de behoefte aan krediet zonder onderpand toe. Daarnaast werden de woeke-raars door de invoering van de Geldschieterswet in 1932 uitgebannen. Deze wet stelde een maxi-mum aan de te heffen rente, waardoor de woe-keraars steeds minder geneigd waren grote risi-co’s te aanvaarden. Enkele gemeenten richtten instellingen voor volkskrediet op. Hier konden mensen kleine bedragen tegen een lage rente lenen.

Tegenwoordig hebben de meeste gemeenten in Nederland hun sociale kredietverlening onderge-bracht in Gemeentelijke Kredietbanken (GKB’s). Zij verstrekken kredieten aan mensen die elders om diverse redenen geen krediet kunnen krij-gen. Dit betreft ouderen, mensen met een laag inkomen, met een ernstige ziekte of met een schuldverleden.Daarnaast verstrekken steeds meer GKB’s kre-dieten onder normale voorwaarden en staan zij mensen bij in een schuldhulpverleningsproces. In dit laatste geval kan een GKB als schuldbe-middelaar optreden of een saneringskrediet ver-strekken. In geval van een saneringskrediet wor-den alle schuldeisers (gedeeltelijk) afbetaald door de GKB. De kredietnemer lost vervolgens de schuld bij de GKB af door deze in termijnen terug te betalen.

DUO - IB-groep

Uit hoofde van de Wet op de studiefinanciering (WSF 2000) kunnen ingezetenen van Nederland die studeren aan een erkende onderwijsinstelling een tegemoetkoming in de studiekosten krijgen.De uitvoerder hiervan heette voorheen de Informatie Beheer Groep (IB-Groep). Sinds de fusie met Centrale Financiën Instellingen (Cfi) heten ze samen DUO (Dienst Uitvoering Onderwijs). Studenten tussen achttien en dertig jaar krijgen maandelijks een bedrag uitgekeerd, de presta-tiebeurs. Deze prestatiebeurs vormt een rente-dragende lening. Als de student snel genoeg de studie afrondt, wordt de lening kwijtgescholden.

Als de prestatiebeurs te weinig is om de studie van te betalen, kan de student ook om een aan-vullende lening vragen. Deze lening wordt niet kwijtgescholden, maar moet altijd worden terug-betaald.

Page 23: Folder Wft Consumptief Krediet 2010

Inle

idin

g c

on

su

mp

tie

f kre

die

t

23

Hoofdstuk 4Distributiekanalen

Inleiding

Kredietverstrekkers zetten hun kredieten uit via diverse distributiekanalen. Naast de eigen kanto-ren van banken of financieringsmaatschappijen kan een particulier een consumptief krediet afsluiten via onder andere direct writing en tus-senpersonen. In de volgende subparagrafen worden de distributiekanalen besproken.

4.1 Bankkantoren

Banken hebben als voordeel dat zij een uitge-breid kantorennetwerk hebben om consumptie-ve kredieten aan te bieden. Dit geldt ook voor de Gemeentelijke Kredietbanken. Consumenten kunnen diverse redenen hebben om een consumptief krediet via een bank af te sluiten. Bijvoorbeeld omdat ze persoonlijk contact wensen, een bank meerdere financiële producten aanbiedt en een bank vertrouwen uitstraalt. Daarentegen zijn de rentetarieven bij banken niet de laagste in de markt. Dit heeft vooral te maken met het (dure) kantorennetwerk dat zij voor hun dienstverlening moeten aanhouden.

4.2 Direct writing

Voor het afsluiten van een lening gaat de consu-ment vaak de deur niet meer uit. Consumenten kiezen er steeds vaker voor een lening schriftelijk,

telefonisch of via internet af te sluiten. Deze afzet-kanalen worden gezamenlijk direct writing

genoemd.

Aanbieders van geldkrediet, de direct writers, benaderen consumenten met hun productaan-bod door middel van mailings, advertenties en brochures. Zij richten zich vooral op consumen-ten die buiten kantooruren een krediet willen afsluiten en gemak erg belangrijk vinden.

Direct writers bieden eenvoudige standaard financiële producten aan tegen het laagste tarief in de markt. Doordat zij geen kantorennetwerk hebben en de kredietaanvraag per post wordt afgehandeld, maken zij minder kosten. Hierdoor kan een lager rentetarief worden berekend. Daarnaast hoeft er geen provisie aan bemidde-laars betaald te worden.

4.3 Tussenpersonen

Veel financieringsmaatschappijen werken met gespecialiseerde kredietbemiddelaars. Een kre-

dietbemiddelaar is een tussenpersoon wiens werkzaamheden erop gericht zijn om overeen-komsten inzake financiële producten tussen con-sumenten en aanbieders tot stand te brengen, of wiens werkzaamheden, wanneer het overeen-komsten ten aanzien van verzekeringen of kre-dieten betreft, bestaan uit het assisteren bij het beheer en de uitvoering van dergelijke overeen-komsten. Deze kredietbemiddelaars komen voor in de vorm van kredietintermediairs, assurantie-tussenpersonen of leveranciers van duurzame consumptiegoederen. Zij bieden geld- of goede-renkredieten aan.

Page 24: Folder Wft Consumptief Krediet 2010

Inle

idin

g c

on

su

mp

tie

f kre

die

t

24

Kredietintermediairs

Er bestaan kredietintermediairs van geldkrediet in allerlei soorten en maten voor wie kredietver-strekking de core business is. De ene intermediair brengt alleen klanten aan bij financieringsmaat-schappijen en banken, terwijl een andere (grote) intermediair zelf kredieten verstrekt. Deze laatste heeft de mogelijkheid zelf kredieten te verstrek-ken doordat hij van een financieringsmaatschap-pij een volmacht heeft gekregen. Deze volmacht houdt in dat de intermediairs binnen bepaalde grenzen mogen beslissen over kredietaanvragen voor rekening en risico van de financierings-maatschappij die de volmacht heeft verleend.

Veel intermediairs bemiddelen voor meerdere financieringsmaatschappijen. Dit resulteert in een gevarieerd aanbod voor de consument. Maar lenen via een intermediair is niet voordelig. De intermediair ontvangt namelijk provisie van de financieringsmaatschappij, die verwerkt wordt in het kredietvergoedingspercentage dat de con-sument betaalt. Kredietintermediairs maken gebruik van diverse media om in contact te komen met potentiële afnemers. Zij adverteren vaak in dag- en week-bladen en in televisiegidsen. Ook het internet en e-mail zijn veelgebruikte media om met krediet-vragers in contact te komen.

De Nederlandse Vereniging van

Financieringsadviseurs

In 1976 is de Nederlandse Vereniging van Financieringsadviseurs (NVF) opgericht. Deze vereniging komt op voor de belangen van haar leden, de onafhankelijke financieringsadviseurs, ofwel de kredietintermediairs. De NVF onderhandelt voor haar leden met de financieringsmaatschappijen over provisieafspra-ken en over verbetering van hun tarieven en voorwaarden. Ook is de NVF nauw betrokken bij de controle op de naleving van de bijzondere gedragsregels van de Stichting Reclame Code ter voorkoming van misleidende reclame-uitin-gen. Daarnaast zit de NVF namens alle krediet-bemiddelaars (intermediairs) in de adviescom-missie van de Wet op het financieel toezicht (Wft). Deze wet bespreken we in Deel 2 van deze module.

Assurantietussenpersonen

Ook assurantietussenpersonen verkopen geld-kredieten en werken min of meer hetzelfde als de kredietintermediairs. Het verschil met de kre-dietintermediair is dat assurantietussenpersonen de kredieten als nevenactiviteit verstrekken. Zij verkopen namelijk een breed assortiment aan financiële producten, waarvan het geldkrediet er één is.

Het voordeel ten opzichte van kredietintermedi-airs is dat assurantietussenpersonen vaak bij de mensen thuis komen, ook buiten kantooruren. Hiermee spelen zij in op de steeds sterker opko-mende behoefte aan gemak. Tevens bouwen assurantieadviseurs in de loop der tijd een ver-trouwensband op met hun relaties, wat een gun-stige uitwerking kan hebben op de verkoop van geldkredieten. Maar assurantiekantoren vragen een vrij hoog rentepercentage op de verstrekte kredieten.

Leveranciers

Leveranciers van duurzame consumptiegoederen vervullen ook vaak de functie van tussenpersoon voor de verstrekking van goederenkredieten. Autoleveranciers zijn vaak verbonden aan een financieringsdochter, die de financiering voor de aangekochte auto verstrekt. Het aanbieden van een goederenkrediet door de autoleverancier heeft voor de consument gemak als (enig) voordeel. Een mooie, nieuwe auto uitzoeken en er dezelfde dag nog in wegrijden zonder een cent op zak, dat wil toch iedereen? Het krediet-vergoedingspercentage is doorgaans echter vrij hoog en ligt vlak bij of op het wettelijk toegesta-ne maximum. Dit komt door de provisie die de autoleverancier ontvangt en in deze krediet- vergoeding is verwerkt. Voor de autoleverancier

Page 25: Folder Wft Consumptief Krediet 2010

Inle

idin

g c

on

su

mp

tie

f kre

die

t

25

heeft de kredietbemiddeling afzetbevordering tot doel. De financieringsdochter draagt het risico en zorgt voor het innen van de maandbetalingen bij de consument.

Ook winkelketens, warenhuizen en postorder-bedrijven verstrekken goederenkredieten in samenwerking met financieringsdochters. In witgoedzaken bestaat bijvoorbeeld vaak de mogelijkheid om het aankoopbedrag in één keer of in termijnen te voldoen. Als je ervoor kiest het aankoopbedrag in termijnen te voldoen, is er sprake van een goederenkrediet. Dergelijke ondernemingen bieden vaak ook de mogelijk-heid van een doorlopend goederenkrediet aan in de vorm van een vasteklantenkaart.

Soorten bemiddelaars

De verbonden bemiddelaar: werkt uitsluitend voor één of een vaste groep aanbieders. Hij wordt door de aanbieder aangemeld bij de AFM en heeft zelf geen eigen vergunning nodig. AFM staat voor Autoriteit Financiële Markten. In hoofdstuk 10 van dit deel gaan we nader in op de rol van de AFM. De aanbieder verklaart de verantwoordelijkheid voor het advies van de verbonden bemiddelaar op zich te nemen. Verder mag de verbonden bemid-delaar geen premies innen. Bij de totstand-koming van een overeenkomst moet de ver-bonden bemiddelaar zijn hoedanigheid en ook de betrokken financiële instelling aan de consument vemelden. De gebonden bemiddelaar: werkt voor bepaalde aanbieders en heeft voor één of meerdere producten een productieverplich-ting. Een gebonden bemiddelaar dient vóór totstandkoming van een overeenkomst aan de consument te vermelden dat er productie-afspraken bestaan. De objectieve bemiddelaar: adviseert op grond van objectieve analyse van een aantal op de markt verkrijgbare producten. Hij bemiddelt dus onafhankelijk en onpartijdig. De selectieve bemiddelaar maakt vooraf aan zijn cliënten bekend dat hij het met een bepaald aantal aanbieders samenwerkt. De bemiddelaar is slechts verplicht zijn aan-bieders te betrekken in het advies.

De verkoper / execution only verkoopt en levert het product dat de consument hem vraagt zonder advies uit te brengen. Vooraf moet vastgelegd zijn dat de consument dit weet en instemt met het feit dat hij geen advies krijgt.