Folder ‘auteursrecht en onderwijs’

2
Auteursrecht en digitaal leermateriaal Open contentlicenties Open contentlicenties maken het mogelijk om eenvoudig toestemming te verlenen voor het hergebruik van werken onder bepaalde voorwaarden. Een groot voordeel van het toekennen van open contentlicenties in het onderwijs is, dat er een groter aanbod ontstaat van werken waardoor digitale leermaterialen kunnen worden gebruikt én ontwikkeld, zonder dat er toestemming of een vergoeding geregeld hoeft te worden. Creative Commons is een voorbeeld van een open contentlicentie en de meest succesvolle toepassing van een dergelijk licentiemodel tot nu toe. Een veelgebruikte type Creative Commonslicentie, er zijn in totaal zes, is ‘Naamsvermelding’, ook wel bekend als ‘CC-BY’. Werk dat met dit type licentie beschikbaar wordt gesteld, mag worden hergebruikt en gewijzigd zonder toestemming van de auteursrechthebbende. De voorwaarde is wel dat de naam van de auteursrechthebbende wordt vermeld. Voor de docent (in loondienst) betekent dit dat hij het werk moet voorzien van de naam van zijn werkgever. Uit de jurispudentie wordt volgens het IViR-rapport niet duidelijkheid of de zgn. persoonlijkheidsrechten 1 ook aan de werkgever toebehoren, daarom zou zekerheidshalve naast de naam van de onderwijsinstelling ook de naam van de docent vermeld moeten worden. De toegekende licenties zijn onherroepelijk en gelden voor zowel analoge als digitale werken. Nico van Egmond is docent op het Stedelijk Lyceum in Enschede. Ook Nico is LMA-projectleider bij de OVC. “Op onze school wordt (nog) niet structureel gebruik gemaakt van digitaal lesmateriaal. Wel is er een zogenaamde laptopklas die voor circa 80% gebruik maakt van digitaal leermateriaal. Digitaal leermateriaal biedt meer mogelijkheden voor de eigen inbreng van docenten, is er betere afstemming op de wensen en mogelijkheden van de leerlingen, meer uitdagende leeractiviteiten, betere mogelijkheden voor zelfstandig werken en leren en op den duur ook kostenbesparing.” Nico geeft aan: “Bij de ontwikkeling van digitaal leermateriaal loop je wel op tegen copyright problemen, continuïteit van gevonden links e.d. We proberen zo veel mogelijk gebruik te maken van Open Source of vrije rechten. Waar dat onduidelijk is wordt alleen gelinkt naar de bron. Voor al het materiaal dat wordt gearrangeerd of ontwikkeld voor de OVC geldt de Creative Commons 3.0 afspraak. Voor materiaal dat door andere docenten zelf wordt gemaakt zijn nog geen heldere afspraken gemaakt.” Toch ziet Nico de toekomst van digitaal leermateriaal positief in “Hoewel het gebruik nog steeds afhankelijk is van de inzet en inzichten van individuele docenten, is een duidelijke groei in gebruik zichtbaar. Het is dan ook niet de vraag of, maar wanneer het gebruik van digitaal leermateriaal het normale foliomateriaal zal overvleugelen.” Kennisnet. Leren vernieuwen. kennisnet.nl Links digitaalleermateriaal.kennisnet.nl/auteursrechten www.auteursrechtenonderwijs.nl www.vo-content.nl www.wikiwijs.nl www.deovc.nl www.digilessenvo.nl www.ivir.nl www.creativecommons.nl search.creativecommons.org www.cedar.nl www.stichting-pro.nl Deze uitgave is onderdeel van het programma ‘Stimuleren Gebruik Digitaal Leermateriaal’. Doel van dit programma is het stimuleren van het gebruik van digitaal leermateriaal in het primair en voortgezet onderwijs en in het middelbaar beroepsonderwijs voor een periode van drie jaar. In de stuurgroep zitten vertegenwoordigers van de PO-Raad, de VO-raad, de MBO Raad, SBL, SLO, de GEU (Groep Educatieve Uitgeverijen), Platform VVVO en de wetenschap. Kennisnet faciliteert de uitvoering van het programma. 1 De persoonlijkheidsrechten omvatten onder andere het bezwaar kunnen maken tegen de publicatie van je werk zonder (juiste) naamsvermelding.

description

Folder ‘auteursrecht en onderwijs’

Transcript of Folder ‘auteursrecht en onderwijs’

Page 1: Folder ‘auteursrecht en onderwijs’

Auteursrecht en digitaal leermateriaal

Open contentlicentiesOpen contentlicenties maken het mogelijk om eenvoudig toestemming te verlenen voor het hergebruik van werken onder bepaalde voorwaarden.

Een groot voordeel van het toekennen van open contentlicenties in het onderwijs is, dat er een groter aanbod ontstaat van werken waardoor digitale leermaterialen kunnen worden gebruikt én ontwikkeld, zonder dat er toestemming of een vergoeding geregeld hoeft te worden.

Creative Commons is een voorbeeld van een open contentlicentie en de meest succesvolle toepassing van een dergelijk licentiemodel tot nu toe.

Een veelgebruikte type Creative Commonslicentie, er zijn in totaal zes, is ‘Naamsvermelding’, ook wel bekend als ‘CC-BY’. Werk dat met dit type licentie beschikbaar wordt gesteld, mag worden hergebruikt en gewijzigd zonder toestemming van de auteursrechthebbende. De voorwaarde is wel dat de naam van de auteursrechthebbende wordt vermeld. Voor de docent (in loondienst) betekent dit dat hij het werk moet voorzien van de naam van zijn werkgever. Uit de jurispudentie wordt volgens het IViR-rapport niet duidelijkheid of de zgn. persoonlijkheidsrechten1 ook aan de werkgever toebehoren, daarom zou zekerheidshalve naast de naam van de onderwijsinstelling ook de naam van de docent vermeld moeten worden. De toegekende licenties zijn onherroepelijk en gelden voor zowel analoge als digitale werken.

Nico van Egmond is docent op het Stedelijk Lyceum in Enschede. Ook Nico is LMA-projectleider bij de OVC. “Op onze school wordt (nog) niet structureel gebruik gemaakt van digitaal lesmateriaal. Wel is er een zogenaamde laptopklas die voor circa 80% gebruik maakt van digitaal leermateriaal. Digitaal leermateriaal biedt meer mogelijkheden voor de eigen inbreng van docenten, is er betere afstemming op de wensen en mogelijkheden van de leerlingen, meer uitdagende leeractiviteiten, betere mogelijkheden voor zelfstandig werken en leren en op den duur ook kostenbesparing.”

Nico geeft aan: “Bij de ontwikkeling van digitaal leermateriaal loop je wel op tegen copyright problemen, continuïteit van gevonden links e.d. We proberen zo veel mogelijk gebruik te maken van Open Source of vrije rechten. Waar dat onduidelijk is wordt alleen gelinkt naar de bron. Voor al het materiaal dat wordt gearrangeerd of ontwikkeld voor de OVC geldt de Creative Commons 3.0 afspraak. Voor materiaal dat door andere docenten zelf wordt gemaakt zijn nog geen heldere afspraken gemaakt.”

Toch ziet Nico de toekomst van digitaal leermateriaal positief in “Hoewel het gebruik nog steeds afhankelijk is van de inzet en inzichten van individuele docenten, is een duidelijke groei in gebruik zichtbaar. Het is dan ook niet de vraag of, maar wanneer het gebruik van digitaal leermateriaal het normale foliomateriaal zal overvleugelen.”

Kennisnet. Leren vernieuwen.kennisnet.nl

Linksdigitaalleermateriaal.kennisnet.nl/auteursrechtenwww.auteursrechtenonderwijs.nl

www.vo-content.nlwww.wikiwijs.nlwww.deovc.nlwww.digilessenvo.nl

www.ivir.nlwww.creativecommons.nlsearch.creativecommons.org

www.cedar.nl www.stichting-pro.nl

Deze uitgave is onderdeel van het programma ‘Stimuleren Gebruik Digitaal Leermateriaal’. Doel van dit programma

is het stimuleren van het gebruik van digitaal leermateriaal in het primair en voortgezet onderwijs en in het

middelbaar beroepsonderwijs voor een periode van drie jaar. In de stuurgroep zitten vertegenwoordigers van

de PO-Raad, de VO-raad, de MBO Raad, SBL, SLO, de GEU (Groep Educatieve Uitgeverijen), Platform VVVO en de

wetenschap. Kennisnet faciliteert de uitvoering van het programma.

1 De persoonlijkheidsrechten omvatten onder andere het bezwaar kunnen maken tegen de

publicatie van je werk zonder (juiste) naamsvermelding.

Page 2: Folder ‘auteursrecht en onderwijs’

De mogelijkheden voor het gebruiken, arrangeren en ontwikkelen van digitale leermaterialen nemen toe. Onlangs is de website www.vo-content.nl gelanceerd, het initiatief van het innovatie-platform VO (IP-VO). Ook het platform Wikiwijs, dat in december van dit jaar gelanceerd zal worden, is hiervan een voorbeeld. De verwachting van Stichting leerplanontwikkeling (Leermiddelenmonitor, 2008) is dat het aanbod van (zelfgemaakte) digitale leermaterialen tot 2013 zal verdubbelen. De remixcultuur, waarbij dankzij internet gebruik kan worden gemaakt van andermans creaties, had reeds zijn intrede gemaakt in onderwijsland, maar neemt door de huidige ontwikkeling nieuwe dimensies aan.

Het is evident dat auteursrechtelijke aspecten hierin een nog grotere rol gaan spelen. In het advies van de Onderwijsraad aan de Tweede Kamer van september 2008, werd dit reeds genoemd. In dit kader heeft de stuurgroep van het programma Stimuleren Gebruik Digitale Leermaterialen met daarin onder andere de educatieve uitgeverijen en onderwijsraden vertegenwoordigd, een verkennend onderzoek laten uitvoeren door het Instituut voor informatierecht (IViR). Hierin zijn de belangrijkste vraagstukken met betrekking tot de ontwikkeling van (open) leermiddelen gedefinieerd.

Op basis hiervan is informatie samengesteld voor het management en docenten. Zij doen er namelijk verstandig aan om hun rechten en plichten ten aanzien van auteursrechtelijke kwesties te kennen.

Ontwikkelen en arrangerenUit het rapport van het IViR kan men opmaken dat het auteursrecht op de werken die de docent maakt als werknemer (in loondienst) in het kader van zijn taakomschrijving toekomt aan de werkgever, tenzij anders wordt overeengekomen. Dit kan ook gelden voor werken die niet onder werktijd, maar bijvoorbeeld als lesvoorbereiding, worden gemaakt. In de cao’s voor het basis-, voorgezet- en middelbaar beroepsonderwijs zijn bepalingen hierover opgenomen.

De werkgever verantwoordelijkDe praktijk leert dat docenten hier niet altijd rekening mee houden. Zo worden door docenten zelfontwikkelde digitale leermaterialen soms onrechtmatig gepubliceerd, omdat juridisch gezien deze werken alleen met toestemming van de werkgever als auteursrechthebbende verveelvoudigd en openbaargemaakt mogen worden.

Linda le Grand is werkzaam bij het Mondriaan College in Oss. Daarnaast is zij projectleider LMA (leermateriaalarrangeur) bij de Onderwijsvernieuwingscoöperatie (OVC). “Wij hebben via ons lidmaatschap van de OVC binnen de school de beschikking over een tool voor het ontwikkelen/arrangeren van digitaal materiaal. Daarnaast maken docenten (nog) gebruik van bijvoorbeeld Word om ‘digitaal’ leermateriaal te maken. Het is eenvoudig om digitaal leermateriaal te delen. Het gebruik van digitaal materiaal is nog niet erg ver verbreid binnen de school, maar de docenten die al wel gebruik maken van dit type materiaal staan zeer positief tegenover delen. Een stap verder dan delen is re-arrangeren. Dat is in bepaalde gevallen ook mogelijk. Nog niet veel docenten gebruiken deze mogelijkheid, maar in het algemeen wordt hier positief op gereageerd: het geeft docenten het gevoel het materiaal ‘naar de eigen hand’ te kunnen zetten.” Op de vraag hoe zij de toekomst van digitaal leermateriaal ziet, reageert Linda “Gezien de ontwikkelingen binnen de maatschappij en het bedrijfsleven verwacht ik dat de groei van digitaal leermateriaal en het gebruik ervan zal doorzetten. Scholen zullen hierin mee gaan en het zal gaan betekenen dat uiteindelijk iedere leerling in de klas de beschikking heeft over een computer ofwel een (eigen) laptop heeft. Ik ga er ook van uit dat het materiaal de komende jaren ‘rijker’ zal worden en meer mogelijkheden zal krijgen, met name rond differentiatie en leerling volgsystemen. Inbedding in elo’s zal steeds beter worden.

Waar het digitaal materiaal vandaan zal komen is ook een interessante vraag. Zowel de commerciële uitgeverijen als allerlei andere partijen (waaronder de OVC) biedt materiaal aan. Een enorme uitdaging is het samenstellen van een zinvol lesprogramma vanuit alle snippers en snippertjes die her en der te vinden zijn. Ontwikkelingen zoals VO-content en Wikiwijs juich ik dan ook van harte toe omdat het docenten helpt om het gewenste leermateriaal te zoeken en te vinden.”

De docent (in loondienst) moet dus toestemming vragen voor de publicatie aan zijn werkgever. Over het algemeen zal een werkgever enthousiast zijn over dergelijke initiatieven van docenten en hier geen formele zaak van willen maken. Dit wordt anders wanneer derden (bijvoorbeeld uitgeverijen) bij de onderwijsinstelling claims gaan neerleggen voor het onrechtmatig gebruik van hun werk in het digitale leermateriaal.

Ook in het kader van de online communities waarbij samengewerkt wordt aan de ontwikkeling van digitale leermaterialen, zoals bijvoorbeeld DigilessenVO, doet de werkgever er verstandig aan om hierover goede afspraken te maken met in eerste instantie hun werknemers, de docenten. Freelancers en stagiairs zijn niet in loondienst. Met hen moeten afzonderlijke contractuele afspraken worden gemaakt, anders behouden zij zelf de auteursrechten op hun werk, zo stelt het IViR-rapport.

Verder stelt het rapport dat leerlingen, in tegenstelling tot de docenten, beschouwd dienen te worden als auteursrechthebbende van hun eigen werk. Zij zijn niet in loondienst en zullen dus als maker van hun werk toestemming moeten geven voor het verveelvoudigen en openbaar maken van hun werk. Onder verveelvoudigen wordt ook verstaan het verspreiden van werken via bijvoorbeeld de beeldbank van de school. Als de leerling minderjarig is, moet toestemming via de ouders/verzorgers worden geregeld.

De onderwijsexceptieOnder bepaalde voorwaarden mogen, binnen de onderwijsinstelling, gedeelten van werken van derden zonder toestemming worden gebruikt ter toelichting bij het onderwijs. Dit is de zogenoemde onderwijsexceptie. Zo kan een gedeelte van een rechtmatig openbaar gemaakt werk, worden gebruikt in bijvoorbeeld een reader. Het werk moet dan wel een bronvermelding krijgen én aan de rechthebbende moet een ‘billijke vergoeding’ worden betaald. De ‘billijke vergoedingen’ voor bijvoorbeeld het overnemen van korte-gedeelten van werken van uitgeverijen wordt geregeld door stichting PRO. Het rapport van het IViR stelt dat de onderwijsexceptie onvoldoende ruimte biedt om nieuw leermateriaal te arrangeren of te ontwikkelen met behulp van (afgeleide) werken zonder de toestemming van derden.