Filosofie Examen Deel 1 en Deel 2 en Deel 3(Deel)(1)[1]

87
Deel 1 Over wereldbeelden - de mens tracht zich altijd een plaats toe te kennen in het universum en het vreemde en bedreigende te neutraliseren. - De term wereldbeeld wijst naar de bestaanshorizon waarbinnen we geboren zijn. ==>hoe veranderen wereld beelden? Dmv geleidelijke ontwikkeling als reactie op problemen die zich aandienen, meestal gebeurt dit geleidelijk maar soms ook erg bruusk(dan noemt men het revoluties,avant-garde of baanbrekend werk). De filosofie concentreert zich voornamelijk op deze baanbrekende veranderingen. 1)de antieke bestaanshorizon (6 de eeuw VC – 5 de eeuw VC) - er gebeuren veel maatschappelijke veranderingen. - De rede(ratio) wordt ontdekt (Men breekt met de traditionele opvattingen die door de mythe werden beheerst). - Men schakelde over van een orale verspreiding v/h cultuurgoed naar een schriftelijke. - Voor de 6 de eeuw was het universum volledig sacraal. 1.1 Van mythos naar logos Hoe begon de verandering? - Men kwam in contact met vreemde volkeren(cultuurschok), door een uitbreiding v/h cultuurgebied en een zucht naar vernieuwing kwam er uiteindelijk een nieuwe levensbeschouwing tot stand. - De wereld werd langzaam maar zeker gedesacraliseerd(de goden werden losgemaakt v/d wereld en verhuisden naar de

Transcript of Filosofie Examen Deel 1 en Deel 2 en Deel 3(Deel)(1)[1]

Page 1: Filosofie Examen Deel 1 en Deel 2 en Deel 3(Deel)(1)[1]

Deel 1

Over wereldbeelden

- de mens tracht zich altijd een plaats toe te kennen in het universum en het vreemde en bedreigende te neutraliseren.

- De term wereldbeeld wijst naar de bestaanshorizon waarbinnen we geboren zijn.

==>hoe veranderen wereld beelden?

Dmv geleidelijke ontwikkeling als reactie op problemen die zich aandienen, meestal gebeurt dit geleidelijk maar soms ook erg bruusk(dan noemt men het revoluties,avant-garde of baanbrekend werk).

De filosofie concentreert zich voornamelijk op deze baanbrekende veranderingen.

1)de antieke bestaanshorizon(6de eeuw VC – 5de eeuw VC)

- er gebeuren veel maatschappelijke veranderingen.- De rede(ratio) wordt ontdekt (Men breekt met de traditionele opvattingen die door de

mythe werden beheerst).- Men schakelde over van een orale verspreiding v/h cultuurgoed naar een schriftelijke.- Voor de 6de eeuw was het universum volledig sacraal.

1.1Van mythos naar logos

Hoe begon de verandering?

- Men kwam in contact met vreemde volkeren(cultuurschok), door een uitbreiding v/h cultuurgebied en een zucht naar vernieuwing kwam er uiteindelijk een nieuwe levensbeschouwing tot stand.

- De wereld werd langzaam maar zeker gedesacraliseerd(de goden werden losgemaakt v/d wereld en verhuisden naar de olympos(verhalen worden geordend, contradicties vermeden en de genealogie vastgelegd,mytho-logie).

==>de wereldverklaring wordt niet meer gezocht in de alomvertegenwoordige kracht, maar in de universaliteit van de rede(het begin van de filosofie).

Page 2: Filosofie Examen Deel 1 en Deel 2 en Deel 3(Deel)(1)[1]

Wat is rationaliteit?

- In de wijsbegeerte heeft het een technische betekenis, het gaat over een methodische aanpak die universeel geldig, objectief overzichtelijk en systematisch geordend moet zijn.

Universeel geldig; niet slecht voor één ding maar voor alle dingen die onder dezelfde noemer gebracht kunnen wordenObjectief overzichtelijk; dat iedereen de aangereikte verklaring correct kan verstaan.

Systematisch geordend; dat er samenhang gezocht wordt en dat de dingen onverzoenbaar moeten zijn.

Waarom is de technische kennis onderhevig aan verandering?

- hangt af van hoe men naar de wereld kijkt.(vb; onze huidige zienswijze en de daarop gebaseerde verklaringsmethode is een technisch wetenschappelijke en een kwantitatieve invulling van rationaliteit.

1.2de natuurfilosofen: de onttovering van de wereld.

- Er kwam een grotere behoefte aan kennis en kunde, deze werd opgevuld door de sofisten die de maatschappij op allerlei vlakken ten dienste stonden.

- Één van hun belangrijkste taken was de natuurverklaring en de kosmologie(want natuur onttoverd).

Wat waren hun belangrijkste bevindingen?

- dat de orde die in de natuur te vinden is op een rationele manier kan worden uitgelegd, de kosmos(sierraad, pronkstuk) is met andere woorden zelf een rationeel geordende logos.

- De natuur wordt beheerst door immanente krachten die zelf onderdeel uitmaken v/d natuur(geen externe of bovennatuurlijke kracht).

- Hun verklaringsmodel was materialistisch(ze gingen uit van een oerbeginsel, thales, anaximenes).

- Ze geven als eerste uiting aan de gedachte dat er een parallel is tussen de manier waarop wij de wereld begrijpen en de manier waarop de wereld geordend is(structuren denken parallel met structuren van de realiteit).

1.3 het relativisme van de sofisten .

- door het veranderde wereldbeeld werden de traditionele samenlevingsverbanden op losse schroeven gezet.

- In dit klimaat verschenen de sofisten(rondtrekkende leraars tegen betaling).- Het woord, de logos wordt een machtsmiddel.

==> er ontstaat een kloof tussen kennis en waarheid(tegenreactie van Plato en Socrates)

Page 3: Filosofie Examen Deel 1 en Deel 2 en Deel 3(Deel)(1)[1]

Protagoras;

“de mens is de maat van alle dingen,van de dingen die zijn,dat ze zijn,van de dingen die niet zijn, dat ze niet zijn”

(de dingen zijn zoals ze mij toeschijnen, wat voor de ene warm is, is voor de andere koud, er is geen maatstaf om dingen te beoordelen tenzij de individuele mens zelf.

1.4Socrates(469-399 VC)

“ deugd is gelijk aan inzicht “

( als we weten wat rechtvaardig is gaan we automatisch ook rechtvaardig handelen)

- de logos wordt niet langer het machtsmiddel maar de plaats waar inzicht, waarheid en deugd tot stand komen.

- Socrates brengt steeds vanuit een standpunt van onwetendheid zijn gesprekspartners ertoe hun eigen kunde en kennis te formuleren.

Monoloog sofisten><dialoog Socrates

1.5De latere Oudheid.

Het hellenisme en het Romeinse rijk(schaalvergroting)

- Door de veroveringen van Alexander de Grote wordt de Griekse cultuur uitgedragen.- Al snel worden deze gebieden door het Romeinse Rijk veroverd.

de onderdanen van deze immense rijken beschouwen zich voortaan als wereldburgers.

(kosmopolitisme; de hele kosmos is hun polis)

Het individualisme breekt door; voor de concrete uitwerking van waarden en normen waren de burgers enkel op zichzelf aangewezen.

Page 4: Filosofie Examen Deel 1 en Deel 2 en Deel 3(Deel)(1)[1]

2.Het middeleeuwse perspectief(5de-15de eeuw)

- Germaanse volksverhuizingen lopen laatste delen Romeinse Rijk onder de voet.- Economie van grondbezit mondt uit in feodaliteit.

Het christendom

De enige overblijver van het RR was de Kerk, waarvan de structuur overeind bleef.

2.1 De vroege Middeleeuwen.Augustinus(354-430)

Kracht van de rede om gelukzaligheid te bereiken(heidenen) VS uiteindelijke verlossing door de vrij geschonken goddelijke genade(Augustinus)

De wil en de rede

- god heeft de dingen gewild zoals ze zijn; dat betekent dat hij ze eerst gedacht en gepland heeft, de modellen(exemplaria) zijn dus voor alle eeuwigheid in de goddelijke geest aanwezig.

- Één schepsel steekt boven de andere uit(de mens dus), omdat god gewild heeft dat deze over vrijheid beschikt en op die manier “beeld van god is”.

- De vrijheid ligt in de redelijkheid en de wil(vermogens die alle andere schepsels missen).

De Christelijke opdracht luidt om in alle beslissingen van die wil die keuze te maken die het best aansluit bij Gods plan.

De verlichting van het verstand

- kennis kan alleen door de modellen van de geschapen dingen te achterhalen.- De mens kan echter niet in de goddelijke geest doordringen om deze te denken zoals

god ze denkt.- Toch kan de mens eeuwige waarheden kennen (stoffelijke, tijdloze,…)

Het is het goddelijke licht dat ons verstand in staat stelt de waarheid te zien( we kunnen deze eeuwige waarheden pas kennen als ons verstand verlicht wordt).

Philosophia Christiana

- de interpretatie van de wereld in het licht van een onomkeerbaar proces(geschiedenis), gericht op een einddoel en begonnen bij de scheppingsdaad van god.

- Antropocentrisme; mens wordt centraal gesteld in de schepping.

Page 5: Filosofie Examen Deel 1 en Deel 2 en Deel 3(Deel)(1)[1]

Denken als complement van het geloof

- het kleinste detail van het leven is onderworpen aan een heilsplan.- De filosofie wordt gezien als een geloofsovertuiging die op zoek is naar rationele

verantwoording.

Het denken wordt dus gezien als complement van het geloof, en voltrekt zich binnen het religieuze kader.

Her-sacralisering van de natuur

- Men ziet een perfecte harmonie tussen de openbaring in het boek en in de geschapen natuur, de natuur openbaart Gods macht en goedheid.

Door het geloof in een persoonlijke en scheppende god wordt de wereld dus terug gesacraliseerd.

Het middeleeuwse geestesleven

- er blijft een zekere continuïteit, echter was alle rechtstreekse kennis van de antieke filosofie afgesloten.

- Het grootste deel van de kerkelijke filosofie was dus aangesloten in aansluiting bij de Platoonse filosofie(waarvan nog enkele bronnen bewaard waren gebleven).

- Men ging dus door gebrek aan materiele kennis koortsachtig op zoek naar informatie.

De auteurs van de geschriften die gevonden werden de auctoritates(gezaghebbende auteurs die verder stonden dan de Middeleeuwers, later kwam veel kritiek op deze periode omdat een gezagsargument wel weten maar geen inzicht verschafte).

2.2 de volle Middeleeuwen.herontdekking van Aristoteles.

- In de 13de eeuw komt de middeleeuwse cultuur tot haar hoogtepunt.- Door de uitbreiding van de Islam tot in Zuid-Europa kwamen de Arabische

vertalingen van de Griekse wijsbegeerte via een enorme omweg in het Westen terecht, al snel ging men op zoek naar het origineel dat men terug vond in de bibliotheken van het ORR.

- Het Aristotelische denken verspreidde zich al snel over heel Europa dankzij de nieuw gestichte universiteiten.

==>Wat hield deze middeleeuwse Aristotelische natuurfilosofie in?

- Ze legde meer de nadruk op de hoedanigheid van de dingen dan op de kwantiteit( in tegenstelling met de huidige wetenschap dus nt-mathematisch en niet experimenteel).

Page 6: Filosofie Examen Deel 1 en Deel 2 en Deel 3(Deel)(1)[1]

- Men richtte zich op de studie van de beweging en op de zogenaamde 4 oorzaken(doel, vorm, materie en maker).

- Kosmos begrenst en bolvormig, alle planeten bewegen zich rond de aarde in een ECB- Ze plaatsen de hel binnen de aarde en voegen een laatste hemelsfeer toe(het

empyreum), een onbeweeglijke sfeer waar de zielen van de uitverkorenen zich bevinden, god bevindt zich buiten de kosmos.

- Alle ondermaanse dingen bestaan uit 4 elementen en vier basis kwaliteiten.(alle veranderingen worden verklaard als een verandering in de constellatie van de elementen en de kwaliteiten).

- De lichtheid of zwaarte wordt verklaard aan de hand van “de natuurlijke plaats”.

Aristotelische conflictstof

- Het grootste probleem dat zich stelde was de vaststelling dat men zonder enige referentie aan de waarheid van het Christelijke geloof een volledig wijsgerig systeem kan oprichten.

Er waren pogingen tot verzoeningen(Thomas van aquino) maar soms werd het gewoon verboden (Parijs), uiteindelijk leidde dit tot scheiding van geloof en rede, van theologie en filosofie.

Page 7: Filosofie Examen Deel 1 en Deel 2 en Deel 3(Deel)(1)[1]

3.de crisis van de Moderniteit(15de-16de eeuw)

- intrede van een nieuwe tijdsgeest(de tijd sinds de oudheid werd als verloren beschouwd).

- Nieuwe uitvindingen; boekdrukkunst, kompas,…(horizon sterk verruimt).- Geldeconomie deed zijn intrede, basis voor vorstelijk absolutisme werd gelegd.

3.1 godsdienstoorlogen.

- 30-jarige oorlog( kwam door religieuze verdeeldheid==>ideologisch conflict).- Men ging dus op zoek naar en neutrale,waardevrije consensus met name de

wetenschap.

Hoe zorgde de reformatie voor een onttovering van de wereld?

De afwijzing van bemiddeling zorgde voor een persoonlijke relatie tussen de gelovige en god, hierdoor wordt de transcendentie van het goddelijke extreem bevestigd.

De reformatie zorgt voor een desacralisering van de wereld en voor een subjectvering van de mens.

3.2 de nieuwe wetenschap.

- bestanddelen zijn de mathematische methode en de aandacht voor observatie en experiment.

- Men ging ze toepassen op vb de astronomie met als resultaat de Copernicaanse revolutie(einde geocentrisme==> heliocentrisme).

- Scheidingslijn tussen ondermaanse en bovenmaanse verdween.- De wereld werd nog enkel via wiskundige principes geordend.- Het menselijke lichaam wordt een object naast alle andere en kan dus ook worden

onderzocht.- Alleen god tart nog de wetten van de wetenschap.

Francis Bacon(1561-1626)

- Men moet de natuur aan het woord laten en observeren, pas dan wordt het mogelijk om de wetten van de natuur ten eigen bate aan te wenden.

Kennis is macht.

- de nieuwe wetenschappelijke methode rust op drie pijlers 1)observatie2)hypothese3)verifiëren van die hypothese.

De wetenschap zoekt dus consistentie in de natuur, een consistentie die objectief vaststelbaar is en universeel en noodzakelijk geldig(vb; de natuurwetten).De nieuwe wetenschap bekijkt de wereld door de wiskunde.

Page 8: Filosofie Examen Deel 1 en Deel 2 en Deel 3(Deel)(1)[1]

==>wat is nu nog de taak van de filosofie?

De beperking van de nieuwe methode is dat zij de metavragen niet kan beantwoorden, deze behouden echter hun geldigheid, hier kan de filosofie aan bod komen.

Conclusie; de natuur wordt een vijand die moet worden overwonnen, de logos wordt techno-logos.

3.3 de opmars van het subject.

- Subject wordt de ware bron van kennis, op die manier wordt het echter ook vereenzaamd(staat tegenover een wereld die voor hem een probleem geworden is).

De verlichting

- Dat het subject de bron van kennis is, is niet zomaar een gunst maar een opdracht die hij plichtsgetrouw moet vervullen.

- Hij moet zichzelf ontvoogden van alle bevoogdende instanties en zelf mondig worden(Pas door zelf te denken komt het subject tot autonomie).

- Deze tijdsperiode wordt ook gekenmerkt door een optimistisch geloof in vooruitgang.

Page 9: Filosofie Examen Deel 1 en Deel 2 en Deel 3(Deel)(1)[1]

4. Het einde van de moderniteit?(19de-20ste eeuw)

4.1 Revolutie.

- Een periode met een aantal diepgaande omwentelingen(politieke en industriële revoluties) met in het bijzonder voor de positie van het subject.

- Ook een periode van zware economische crisissen(veranderd pas op het einde van de 20ste eeuw).

- Ook een periode van vooruitgang van de wetenschap(kennisexplosie).

4.2 het positivisme.

- Elke vorm van weten slechts geldig las ze verworven is door de methode van de positieve wetenschap.

August Compte; beschouwde geschiedenis van het denken als een geleidelijke ontwikkeling.1) het theologische of fictieve stadium(mythen, bovennatuurlijke krachten).2) het metafysische of abstracte stadium(dat van de filosofie dus,

abstracte begrippen hebben de gepersonifieerde begrippen vervangen).

3) Het wetenschappelijke of positieve stadium(hier is de mens volwassen geworden).

- In deze periode beginnen verschillende menswetenschappen zich ook van de stam van de filosofie los te maken(economie, sociologie,…),deze worden ook positief.

De filosofie wordt een overkoepelende wetenschap en zal de verworvenheden moeten integreren.

Het vooruitgangsgeloof ter discussie

Door de 2 wereld oorlogen wordt er beseft dat de wetenschappelijk-technische rationaliteit niet noodzakelijkerwijs tot de best mogelijke samenleving leidt.Ook op andere gebieden vinden er grote verschuivingen plaats, het europacentrisme brokkelt af en de gekoloniseerde volkeren worden zelfstandig(in de plaats ontstaat er een multiculturele samenleving).

Page 10: Filosofie Examen Deel 1 en Deel 2 en Deel 3(Deel)(1)[1]

4.3 de onttroning van het subject.

- De meesters van het wantrouwen; 1)Darwin; evolutietheorie 2)Marx; de mens ontleend zijn essentie aan de plaats die hij in het economische productieproces inneemt. 3)Nietsche;cultuur is slechts een vernislaagje dat de ware aard van de mens(de machtswil) wenst te neutraliseren. 4)Freud; het subject is een samenbundeling van factoren die grotendeels onbewust blijven.

- Ook door de menswetenschappen wordt de positie van het subject ondergraven.

De mens wordt ipv het subject van de wetenschap eerder het object ervan(gevolg; vervreemding van zichzelf en ten opzichte van de wereld).

Het post-modernisme

- de postmoderne wereld is gefragmenteerd(we leven in een wereld waar we de meeste mensen niet kennen…)

- We vormen groepjes gelijkgezinden en ontlenen onze identiteit aan een gezamenlijke houding, kledij, taalgebruik, …

- Ten opzichte van anderen respecteren we hun vrijheid zolang zij de onze respecteren (negatieve vrijheid)

4.4 Is dit het einde?

Volgens Fukuyama zijn we aan het einde van de geschiedenis gekomen, de waarden en normen zijn immers verworven, de maatschappij heeft zijn definitieve vorm aan genomen(liberale staat) en de redelijkheid is definitief doorbroken.

Het enige wat nog gedaan kan worden is een veralgemening van de rationaliteit.

Page 11: Filosofie Examen Deel 1 en Deel 2 en Deel 3(Deel)(1)[1]

Deel 2

“geef mij een vast punt”Over denken en zijn

1.Probleemstelling

1.1 denken en zijn

Verwondering en contingentie

Verwondering; getroffen worden door het er-zijn of het zo-zijn van de dingen, vanuit het besef dat de dingen ook anders hadden kunnen zijn. Het feitelijke wordt geplaatst tegen een horizon van het mogelijke, en van daaruit verder geproblematiseerd.

Nood aan orde

De mens heeft nood aan orde, samenhang en structuur

Vb autisten, mensen met geheugenverlies(beiden slagen er niet in om de vele dingen die op hen afkomen te ordenen en te structureren).

Contingentie en orde

De verwondering kan alleen maar een vertrekpunt zijn, verwondering laat het anders mogelijke als contingent verschijnen maar brengt ook de reflectie op gang om die contingentie terug in de ordening te integreren.(het verwonderen kan zich slechts voordoen als er al een gegeven ordening is, daarop gaat ze verder en zo komt er weer een ordening enz…).

De filosofische verwondering geradicaliseerd

Hier wordt niet langer het feitelijke en het mogelijke tegen elkaar uitgespeeld maar gevraagd naar de mogelijkheid van het feitelijke. Er wordt met de mogelijkheid gespeeld dat het feitelijk niet is wat het lijkt, zo wordt alles in feite het voorwerp van verwondering.(==> hoe weten we iets?Zijn waarnemingen accuraat?...)

Denken en zijn

Uiteindelijk behoren alle waarnemingen tot mijn innerlijke wereld en is het de vraag of er werkelijk iets aan beantwoord in de wereld buiten mij.(is er een malin genie, zit onze geest opgesloten…)

Op zoek naar een vast punt: het metafysische

Men gaat op zoek naar wat er “achter” de fysische werkelijkheid ligt, datgene wat aan de basis ligt van het denken en het zijn.(de elementaire bestanddelen).

Page 12: Filosofie Examen Deel 1 en Deel 2 en Deel 3(Deel)(1)[1]

1.2 verschillende antwoorden op de vraag

Theoretische modellen:

Pessimisten:

Scepticisme: over de verhouding tussen denken en zijn kan niets met zekerheid gezegd worden, mss is er zelfs niet eens een realiteit en is alles mss wel een illusie.

Relativisme: Onze voorstellingen van de realiteit zegt weinig over die realiteit zelf maar alles over de positie en het perspectief van de waarnemer(alles is toe te schrijven aan wie de ervaring beoordeeld).

Vb; iemand vind koffie te warm, iemand anders te koud.

Kritiek; door te stellen dat alles een illusie is neemt de scepticus de mogelijkheid van een echte werkelijkheid zeer ernstig.

Optimisten:

Realisme: Er bestaat een werkelijkheid die in zichzelf geordend is, en dat het denken bij machte is die samenhang te achterhalen. Het denken maakt deel uit van de realiteit en is daardoor geschikt om de orde van de werkelijkheid buiten zichzelf te kennen(geen gemakkelijke taak want alles is veranderlijk, men moet achter de werkelijkheid kijken).

Idealisme: De werkelijkheid ontleent haar bestaan aan het feit dat ze een denkinhoud is(iets is maar als het zich als idee presenteert).De gekende werkelijkheid verschijnt op die manier als een gestalte van het denken.

Page 13: Filosofie Examen Deel 1 en Deel 2 en Deel 3(Deel)(1)[1]

1.3 Historische perspectieven

Oudheid en Middeleeuwen

De ware werkelijkheid wordt gezocht in stabiele, universele en kenbare principes. De wereld zoals wij die kennen vormt dus een probleem want hij is onderworpen aan wording en verandering(“het worden”) en lijkt dus niet te beantwoorden aan het begrip van de ware werkelijkheid(het “zijn”).Denken en werkelijkheid zijn aan elkaar verwant maar gecorrumpeerd door de veranderlijkheid van de zintuiglijke wereld.De waarheid ligt dus buiten de mens.

het wordt de levensopdracht van de mens om de goddelijke, ideële wereld te kennen.

Moderne tijd

De positie van het denkende subject wordt extreem benadrukt, het bestaan van de dingen in de wereld buiten het subject wordt afgeleid van de manier waarop die binnen het subject verschijnen. Om de ware dingen te zien moet men ze bekijken “onder het aspect van de eeuwigheid”.

idealisme in opgang

Hedendaagse tijd

Het onwereldse, want tijdruimtelijk niet-gesitueerde subject wordt ontmaskerd als een illusie.Het menselijke bestaan is onvermijdelijk tijdig,eindig en gesitueerd.Het denken maakt deel uit van de werkelijkheid en wordt er ook door bepaald. De band tussen object en subject wordt dus terug herbevestigd.

decentrering van het subject

Page 14: Filosofie Examen Deel 1 en Deel 2 en Deel 3(Deel)(1)[1]

Heraclitus(universeel mobilisme)

Waar is de ware werkelijkheid volgens Heraclitus te vinden?

- volgens Heraclitus is de ware werkelijkheid te vinden in de chaotische wirwar van fenomenen, hieruit leidt hij af ==>”alles vloeit, niets is blijvend”.

Wat bedoelt Heraclitus met deze stelling?

-De wereld is volgens hem onderhevig aan een permanente flux(onmogelijk 2-maal dezelfde stroom af te varen…)-Het is precies door de permanente flux dat de wereld kan bestaan.

Wat zorgt er volgens Heraclitus voor harmonie in de kosmos?

- De spanning tussen de tegengestelden(vb; boog of lier kunnen enkel bestaan door de eenheid die wordt gevormd door de voortdurende spanning van het kader en de snaar).- negativiteit, twist, oorlog, ziekte zijn dus allemaal wezenlijke bestanddelen van de kosmos

Page 15: Filosofie Examen Deel 1 en Deel 2 en Deel 3(Deel)(1)[1]

Parmenides(universeel immobilisme)

op welke stelling baseert Parmenides zich?

-Het zijnde is,het niet zijnde is niet.

Betrouwd hij de zintuigen?

-neen,hij vertrouwt enkel op het coherente,verstandige betoog van de logos.(bedrieglijke zintuigen)

hoe verklaart hij dan het bestaan van de werkelijkheid(van het zijn)?

-Hij kiest resoluut de weg van het zijn.-uitgaande van de stelling “het zijnde is,het niet zijnde is niet” komt hij tot verschillende conclusies.

1) ”het zijnde is”

-impliceert op de eerste plaats dat het zijnde niet kan ontstaan(waaruit zou het immers kunnen ontstaan?,als het ergens uit zou moeten voorkomen betekent dat er iets het zijnde zou moeten voorafgaan,waardoor het zijnde is opnieuw word bevestigd)-Het zijnde kan ook niet vergaan,omdat het zijnde onmogelijk zichzelf kan opheffen omdat het dan in een bepaald opzicht niet zou zijn.-Er is dus geen beweging,onstaan of vergaan mogelijk.===>het zijnde is dus eeuwig en onveranderlijk.

2)”het zijnde is niet deelbaar”

- iets is of het is niet,het zijnde vormt een ongedifferentieerd continuüm

3)”Het zijnde is onbeweeglijk en begrensd”

- als er namelijk buiten het zijnde niets is,moet het zijnde absoluut afgescheiden zijn van wat niets is

4)”het zijnde is volmaakt”

-Het is immers niet het resultaat van een wordingsproces,het heeft ook niet meer de mogelijkheid om verder te gaan(dus ook verklaring van waarom het begrensd is).

5)”het zijnde is bolvormig”

-aangezien het volmaakt en begrensd is,moet het overal en in alle richtingen identiek zijn.

Page 16: Filosofie Examen Deel 1 en Deel 2 en Deel 3(Deel)(1)[1]

Plato(realist)

Welke persoon had een grote invloed op Plato’s leven?

- Socrates, zijn leermeester.

Vanuit welk ethisch probleem vertrekt plato’s denken?

- Een groot deel van zijn theorie vertrekt uit de vraag naar morele opvoeding die hij dan inpast in de globale werkelijkheid.

Wat is Plato zijn kritiek op de moraliteit?

- Hij ziet in dat de moraliteit gebaseerd is op opinies of meningen(in het beste geval juiste),het grote gevaar schuilt er echter in dat zonder echte kennis deze opinies of meningen(zelfs ware meningen) gemakkelijk gemanipuleerd kunnen worden en zo omgebogen te worden te een verkeerde opinie.

Wat is dan ware kennis volgens Plato?

- Ten eerste valt ware kennis niet te zien, maar in te zien.

- De ware werkelijkheid is begrippelijk en dus ergens anders te vinden dan in de puur zintuiglijke(we zullen dus op een andere manier kennis moeten verwerven).

- De kennis is algemeen,universeel en ze gaat over eenheidstermen(begrippen) die in verschillende concrete situaties worden erkend(ze vereist dus stabiliteit en objectiviteit,richt zich dus tegen de relativisten).

Waaraan ligt dan de instabiliteit van de waarneming?

- Het ligt aan de instabiliteit van de waarneembare dingen zelf, ook mijn eigen veranderlijkheid is een element van de veranderlijkheid van de zintuiglijke wereld.- De waarneembare dingen missen dus de stabiliteit die onmisbaar is voor kennis,in het beste geval leidt het tot ware meningen.

Over wat gaat ware kennis(episteme) dan?

- Ware kennis gaat over eenheidstermen(begrippen) die in verschillende concrete situaties worden erkend(“het mooie op zichzelf”,”de mensheid op zichzelf”).

- Deze begrippen noemt Plato “vormen” of “ideeën”. - Kennis richt zich op wat abstract, universeel, stabiel en enkelvoudig is, terwijl de

mening zich richt op het concrete, het singuliere, het veranderlijke en het veelvuldige.

Waar bevinden deze ideeën of vormen zich?

- Aangezien de concrete realiteit vergankelijk en veranderlijk is kunnen deze objecten van kennis zich niet in de concrete realiteit bevinden maar moeten ze zich ergens los van de werkelijkheid bevinden.

Page 17: Filosofie Examen Deel 1 en Deel 2 en Deel 3(Deel)(1)[1]

- ze moeten zich dus ook los van mijn denken of fantasie bevinden(omdat ze objectief en universeel zijn)

===> volgens Plato bevinden ze zich dus in een afzonderlijke ideeënwereld.

( wereld van het worden(slechts meningen) VS wereld van het zijn(kennis) )(deze ideeënwereld is geen ruimtelijke splitsing, etherisch bestaan)

Wat is de relatie tussen de zintuiglijke wereld en de ideeën?

- Plato noemt deze relatie “de participatie”.- De zintuiglijke dingen zijn afbeeldingen of afschaduwingen van de ideeën, waarmee

onmiddellijk is aangegeven dat hun werkelijkheidswaarde ook kleiner is dan die van het model.

- De ideeën hebben dus ook een rol als ordeningsprincipes(elk concreet ding is immers maar wat het is omdat het deelheeft aan een overkoepelend idee).

Wat bedoelt Plato met “gemeenschap” van de ideeën?

- Ideeën bestaan nooit onafhankelijk van elkaar(de idee rechtvaardigheid is ook deel van goedheid enz ).

- Er is dus een onderlinge verwevenheid van ideeën.

Wat bedoelt Plato met het “goede”?

- Ze is het volmaakte doel waarnaar elke concrete verschijningsvorm naar streeft.- Elk idee(verklaart door gemeenschap) draagt dus automatisch het goede in zich.- Het goede is verheven boven alle andere ideeën,en zelfs boven het zijn. - Het zijn is in se goed.

Wat bedoelt Plato met de stelling dat kennis van ideeën a priori is?

- Kennis is a priori: vb; wiskunde, waar de meeste begrippen en stellingen het resultaat zijn van zuiver inzicht.(cirkel 2pi…)

- Kennis is het resultaat van een autonome operatie van het denken.- De waarneming kan wel informatie bieden die het kenproces op gang zet, maar ze is

niet noodzakelijk.

Hoe komt men dan wel tot wederherinnering?

- dmv wederherinnering(anamnese)- Voor de geboorte was onze ziel aanwezig in de ideeënwereld en had ze dus de perfecte

kennis, bij de incarnatie is deze kennis verloren gegaan(ze leiden een sluimerend bestaan in onze ziel.

- Men moet ze dus gewoon terug activeren.

Page 18: Filosofie Examen Deel 1 en Deel 2 en Deel 3(Deel)(1)[1]

Hoe kunnen we deze kennis dus weder herinneren?

- Aan de hand van de dialectiek(Socrates).- Dialectiek is volgens Plato de hoogste vorm van wetenschap

===>aangezien men na de dood terug de perfecte kennis omhelsd stelt Plato dat het doel van de filosofie is “te leren sterven”.( we moeten ons oefenen in het loslaten van de werkelijkheid, aangezien de werkelijkheid gevaarlijk is)

Waarom noemt men dit alles geen idealisme?

- de denkinhoud ligt niet in ons denken maar erbuiten- aparte sfeer - de ideeën zijn reële dingen

Welke kritieken worden er op zijn methode(dialectiek) geuit?

- Aristoteles ertegen, hij vindt het holle discussies waaruit geen waarheid kan voorkomen

- Kant; het enige waar de dialectiek toe leidt is een impasse tussen 2 tegengestelde opvattingen die niet oplosbaar is, omdat er geen kennis mogelijk is over het onderwerp in kwestie.

- Hegel;discussie tussen tegengestelden waar het resultaat niet niets is maar iets volkomen nieuw.,de tegengestelden worden niet vernietigd maar opgeheven, ook bij Hegel legt het de structuur van de werkelijkheid bloot.

Wat vind Plato van het schrift?(Derrida)

- Volgens Plato is het schrift enkel een uitwendig geheugensteuntje en geen “authentiek” weten.

- Aangezien iets leren kennen neerkomt op het verder doordringen in een inzicht dat men al in zich had kan het schrift daarbij geen wezenlijke rol spelen.(want het schrift is uitwendig terwijl kennis zich in de inwendigheid afspeelt).

- Het schrift bevindt zich dus op een ruime afstand van de waarheid aangezien het een afbeelding van een afbeelding is(spreken==>schrift).

Page 19: Filosofie Examen Deel 1 en Deel 2 en Deel 3(Deel)(1)[1]

Aristoteles(empirist)

Wie was Aristoteles?

- De belangrijkste leerling van Plato- Empirist- Enorm bekend voor zijn werken over de biologie

Wat is het verschil tussen Aristoteles zijn empirische methode en die van de moderne wetenschap?

- Ten eerste was zijn methode niet experimenteel; hij trok conclusies en veralgemeningen uit minutieuze observaties, zonder de omstandigheden te manipuleren zoals de moderne wetenschap doet.

- Hij wees een puur kwantitatieve methode uitdrukkelijk af(dus geen wiskunde), de reden dat hij dit deed was dat hij de wiskunde als een ver-enging van de werkelijkheid zag.

- Zijn model is exclusief gebaseerd op de vorm, doelgerichtheid en de functie van de dingen.

Wat is de functie van de categorieën?

- Hij ontwikkelde eens systeem waarin men alle kenmerken kon klasseren(hoe zwaar is het?, welke kwaliteiten heeft het?)

- Dit classificatiesysteem waren dus de categorieën. - Zijn systeem bestond uit 10 categorieën; - 9 eigenschappen(kwaliteit, plaats,

kwantiteit, tijd) en 1 substantie- De mens gebruikt deze categorieën in zijn denken en om zich uit te spreken over de

werkelijkheid.- De categorieën zijn niet enkel een manier van hoe de mens zich uitdrukt over de

werkelijkheid maar ook de structuur van de werkelijkheid zelf.

Wat is dan de drager van die 9 eigenschappen?

- De drager van de eigenschappen noemt hij de substantie, deze substantie is de enige categorie die op zichzelf kan bestaan en die ook blijvend identiek is met zichzelf.

- Men heeft dus de substantie waaraan de accidenten (eigenschappen, min of meer toevallige eigenschappen) zich verbinden.

Wat zijn dan die substanties, die vaste elementen in de wereld?

- Het zijn de tastbare, zintuiglijke dingen (elk concreet aanwijsbaar object, nooit een algemeenheid.

- Dus alle individuele wezens als deze mens,deze steen,etc…

Wat maakt dan de tastbare, zintuiglijke dingen tot wat ze zijn?

- Hij antwoord hierop door een onderscheid te maken tussen stof en vorm(vandaar hylemorfisme)

- Elk concreet ding ontstaat doordat een bepaalde vorm wordt opgelegd aan de materie

Page 20: Filosofie Examen Deel 1 en Deel 2 en Deel 3(Deel)(1)[1]

materie; moet worden gezien als een limietbegrip(als het in zuivere vorm is), is in zichzelf volledig onbepaald maar kan wel bepaaldheid worden opgelegd.

Vorm; is volledig ontheven aan alle materialiteit en wordt beschouwd als het “wezen”(geeft aan wat het inhoud een mens,paard,planeet te zijn) van de dingen.Het wezen is dus de substantie ontdaan van alle materie.(De vorm is dus te vergelijken met het Platoonse idee namelijk het universele, enkelvoudige begrip waaraan de particuliere dingen deelhebben, het verschil is echter dat het wezen niet op zich kan bestaan: nodeloze verdubbeling van de realiteit).

Wat is dan kennis en hoe kan men er toe komen?

- Kennis gaat niet over substanties(want individueel), niet over materie(want onbepaald) maar over de VORM.

- Men moet dus de wezensvorm abstraheren, namelijk de-materialiseren en desindividualiseren.

- Het wezen kan worden gevat in een definitie, waarin de specifieke kenmerken van de soort worden geaccumuleerd.(een dier is een levend wezen begiftigd met streefvermogen en waarneming).

Door wat wordt deze wezensvorm bepaald?

- De wezensvorm wordt bepaald door de functie die een ding te vervullen heeft(vb; een mes zal minstens een scherpe rand moeten hebben om zijn specifieke functie te vervullen)

- De vorm is dus doelgericht.

===> men noemt dit de teleologie.

( pas met Darwin is deze hele theorie overboord gegooid, dat de natuur doelgericht is werd ontkracht door survival of the fittest)

Wat bedoelt Aristoteles met de ziel?

- elke soort heeft haar eigen volmaaktheid,die met de vorm is meegegeven,bij levende wezens noemen we die vorm “de ziel”, de ziel is dus de vorm van het lichaam waardoor het levende wezen tot een bepaalde soort behoord.

- Er zijn echter gradaties ==>puur vegetatief(bij planten) ==>vegetatief en sensitief(bij dieren ==>vegetatief, sensitief en rationeel(bij de mens)- Het doel van het levende wezen is dus met de vorm meegegeven (voor de mens is dat dan bijvoorbeeld een volmaakte mens zijn…)- de doelgerichtheid is dus gegeven als streefdoel waarnaar de substantie kan

evolueren

Page 21: Filosofie Examen Deel 1 en Deel 2 en Deel 3(Deel)(1)[1]

Hoe is dan verandering in de realiteit mogelijk?

- Om de verandering te verklaren roept hij 2 nieuwe begrippen in actie en potentie.- Elke bestaande constellatie kan overgaan in een andere doordat elke act in zich de

mogelijkheid (potentie) draagt om die bepaalde modificatie te ondergaan- De potentie neemt af naarmate er meer vorm geactualiseerd word(vb kunstenaar

beeld brok marmer).- Hoe minder vorm hoe meer potentie, hoe meer vorm hoe minder potentie.

====> entelechie; elke actuele toestand draagt al vorm in zich, is dus al in zekere mate de realisering van een doel.

(de potentie wordt dus opgebruikt, of geactualiseerd in een bepaalde richting naarmate het doel wordt gerealiseerd)

Hoe ziet de god van Aristoteles eruit?

- god is het hoogste in de realiteit- puur vorm, geen materie- pure act(hoogste act = realisering hoogste vermogen)- god is een zuivere denkact (hoogste vermogen = denken), god is dus het zichzelf

denkende denken.- God is het doel dat alles naar zich toetrekt- Hij is de eerste onbewogen beweger(de eerste die in beweging zet zonder zelf in

beweging gezet te zijn).- God is geen schepper(want dan zou er potentie in zijn bestaan doordringen)

===> alles in de wereld verlangt naar de zuiverheid van pure act,maar kan die nooit bereiken.

Page 22: Filosofie Examen Deel 1 en Deel 2 en Deel 3(Deel)(1)[1]

Thomas van Aquino( gematigd realist)

Wat ziet Thomas als zijn taak en hoe gaat hij het aanpakken?

- Thomas gaat proberen de aristotelische en de platoonse-christelijke leer te verzoenen.- Hij gaat proberen puur op grond van de rede de noodzaak aan te tonen van elementen

waarop het geloof zal verder bouwen.- Hij weet ook wel dat de christelijke geloofsleer geen wetenschap is en dus niet

rationeel te bewijzen is maar de rede kan ze ook niet ontkrachten.

Wat zijn Thomas zijn ideeën over de “kennis”?

- geen kennis mogelijk zonder waarneming.(niets kan in het intellect aanwezig zijn zonder eerst in de zintuigen aanwezig te zijn).

- De mens is op zichzelf tot kennis van de natuur instaat(verwerpt illuminatieleer van Augustinus).

Hoe komen we dan tot de universalia?

- Volgens Thomas beschikt de mens over een “natuurlijk licht” waarmee het zichzelf verlicht.(dus nog voor er zintuiglijke informatie binnenkomt, heeft het verstand al de denkprincipes die de basis vormen van elke denkact).

- Thomas noemt deze denkprincipes de “eerste intelligibele dingen”(het ene, het ware, het goede…)

Wat beschouwt Aristoteles als het voorwerp van kennis?

- Volgens hem is het voorwerp van kennis de vorm, die uit de eenheid van stof en vorm wordt geabstraheerd.

- Hierbij neemt hij het aristotelische hylemorfisme over(elk ding is een substantie, een constellatie van stof en vorm, een actuele toestand die de potentie in zich draagt om tot een andere actuele toestand over te gaan).

Waar past Thomas de universalia in?

- Thomas combineert het Platoonse en het Aristotelische model.- Volgens hem bestaan de universele begrippen op 3 manieren ==>in Gods geest als exemplaria(soort van platoonse ideeën) ==>in de dingen(als vorm, gecombineerd met materie) ==>in het verstand(als geabstraheerde universele vorm)

Page 23: Filosofie Examen Deel 1 en Deel 2 en Deel 3(Deel)(1)[1]

Hoe verklaart Thomas het bestaan van god?

- Hij gebruikt hiervoor het verschil tussen existentie en essentie.- De “essentie” is het wezen(de aristotelische vorm) en de “existentie” is het reële

(actuele) bestaan van de dingen.- Het is door Gods scheppingsdaad dat er actueel bestaan wordt toegevoegd aan de

essentie(de essentie gaat de existentie vooraf), god denkt dus de essentie en voegt er actueel bestaan aan toe.

Hoe verklaart Thomas het bestaan van engelen, ziel….?

- Volgens hem kan de vorm ook alleen bestaan(spreekt Aristoteles tegen)- Bij sommige dingen word de zijnsact dus gekoppeld aan de pure vorm zonder stof.- Vb engelen, de ziel…. ===> noemt men “forma subsistens”.- Bij alle lagere wezens is de substantie altijd samengesteld uit vorm en stof en zijnsact.

Wat is god?

- God is enkelvoudig en volmaakt(er ontbreekt niks aan en kan niets aan worden toegevoegd)

- God is het zijn zelf dat op zichzelf bestaat(essentie=existentie, hij is dus ook puur act en het einddoel van alle geschapen werkelijkheid).

- Hij is ook een scheppende god.- De eindige dingen participeren zo elk op hun niveau aan het oneindige, volmaakte

bestaan van God.

Wat is de menselijke ziel?

- De ziel is nauw verbonden met het lichaam.- Het denken is het element waarmee de ziel het lichaam overstijgt en kan doordringen

in de intelligibele wereld, dit wijst er dus op dat de ziel onafhankelijk kan opereren.(ik kan dingen denken die ik niet voor ogen heb of die abstract zijn).

- Ze is de vorm die tegelijk de substantie is en heeft dus ook een eigen essentie en existentie.(los van het lichaam, dus niet biologisch verbonden zoals bij Aristoteles).

- Elke ziel word afzonderlijk door god geschapen.

Page 24: Filosofie Examen Deel 1 en Deel 2 en Deel 3(Deel)(1)[1]

Willem van Ockhham(nominalisme)

Waarom reageert Willem Van Ockham tegen het realisme?

- het is onmogelijk door te dringen in Gods scheppingskracht, god is een wezen dat in alle vrijheid beslissingen kan nemen die voor ons altijd ondoorgrondelijk zijn.

- Het is dus ook niet gegarandeerd dat de manier waarop wij de dingen kennen overeenkomt met de manier waarop de dingen in werkelijkheid zijn.

- De strikte parallel (die men vroeger altijd aannam) tussen de dingen zoals wij ze zien en de manier waarop ze bestaan is dus doorbroken.

Wat doet het nominalisme?

- Het doorbreekt het parallellisme tussen taal, denken en werkelijkheid.

Waarom kan men volgens het nominalisme niet al te diep in de werkelijkheid doordringen?

- Willem wijst erop dat er een enorme kloof zit tussen de almacht van de wil van god en de beperktheid van de menselijke kennis ons niet in staat stelt om diep in de werkelijkheid door te dringen.

Zijn de zintuigen betrouwbaar?

- Men kan enkel voortgaan op de informatie die de zintuigen ons geven.- In de zintuiglijke ervaring zijn enkel particuliere dingen gegeven.

====>In de werkelijkheid zijn er enkel concrete dingen, in de geest (taal en denken)slechts namen(nomina).

Wat bedoelt hij met dat er enkel particuliere dingen bestaan?

- Enkelvoud is volgens hem de enige bestaanswijze- Enkel in onze geest(denken en taal) bestaan er naast singuliere ook universele termen en

begrippen.(algemeenheid is bijgevolg een wijze van betekenen en een wijze van denken maar geen bestaanwijze).

==>Wat zijn soorten dan?

- Het zijn particuliere dingen, die nu eenmaal op elkaar gelijken.

Wat bedoelt men met “het scheermes van Ockham”?

- Door te stellen dat de universele begrippen enkel constructies zijn van ons denken en ons spreken, ontkracht Ockham de gedachte dat elke talige uitdrukking aan de werkelijkheid moet beantwoorden===>men mag dus niet meer dingen in de werkelijkheid aannemen dan strikt noodzakelijk.(bijgevolg word door de nadruk op de macht van god, onbereikbaar voor het weten, niet te pijlen in wetenschappelijke termen god enorm transcendent en word de wereld gedesacraliseerd).

Page 25: Filosofie Examen Deel 1 en Deel 2 en Deel 3(Deel)(1)[1]

René Descartes(rationalist,mediaat realisme)

Wat is volgens Descartes het probleem met de filosofie?

- Descartes zegt dat de filosofie de foute methode gebruikt, en dat ze door middel van de wiskunde tot veel betere resultaten zou komen.

- De wiskunde kent 2 methoden om tot waarheid te komen, namelijk de synthese(samenstelling) en de analyse(ontbinding).

- Descartes heeft echter een voorkeur voor de analyse(want het volgt de weg van de ontdekking van de 1ste zekerheden).

===>de filosofie zal een nieuwe methode moeten ontwikkelen.- De mathematisch-wetenschappelijke rationaliteit wordt als de enige methode gezien

om de waarheid te achterhalen.- Alle kennis moet gesystematiseerd worden volgens dezelfde methode

Hoe komen we nu in de filosofie tot die eerste onbetwijfelbare zekerheid?

- De weg naar het onbetwijfelbare loopt volgens Descartes dus via de twijfel.- Alles moet dus in vraag gesteld worden als methode om door te stoten tot het

onbetwijfelbare.- De twijfel is universeel (twijfel is er aan gezagsargumenten maar ook aan de

zintuigen…,want door de hypothese van malin genie kan ook alles wat in het denken terechtkomt vervormd,gestoord zijn. )

Hoe komt Descartes dan tot die eerste zekerheid?

- 1)Door middel van de twijfel stelt hij; als ik twijfel kan ik van in feite alles stellen dat het onbetrouwbaar is buiten het feit dat ik aan het twijfelen ben.

- Wanneer ik twijfel herbevestig ik de twijfel feitelijk.- 2)Het is dus zeker dat er een activiteit is.- 3)Voor een activiteit is een drager nodig.(ikzelf dus)

===>Ik denk dus ik ben (cogito ergo sum) (hier van uit gaande hebben we dus iets waarop we onze kennis kunnen funderen)

Wat kan men uit deze eerste zekerheid concluderen?

- Men kan dankzij het zijn dus affirmeren dat ik werkelijk ben, bovendien is de bevestiging van het “zijn” van alle andere dingen afhankelijk van mijn zelfgeaffirmeerde bestaan.

- Er is dus geen andere toegangsweg tot de wereld dan via mijn eigen bewustzijn.

Page 26: Filosofie Examen Deel 1 en Deel 2 en Deel 3(Deel)(1)[1]

Wat is dan de keerzijde van het op zo’n radicale manier centraal stellen van het subject?

- de wereld van het object wordt nu de buitenwereld, er is dus een volledige scheiding tussen de innerlijke wereld van het denken en de uitwendige wereld die van een andere orde is(namelijk de zogenaamde “uitgebreidheid”).

- Denken en uitgebreidheid staan als onherleidbare polen tov elkaar. - De buitenwereld zal slechts in een 2de –beweging kunnen worden afgeleid uit het

“binnen” van de denkwereld.===>het subject raakt dus onvermijdelijk geïsoleerd; het wordt een cogito fermé(een gesloten bewustzijn).

Wat is het probleem met Descartes zijn theorie?

- Hij heeft enkel als vast punt de subjectzijde(wat dat ook moge zijn) gevonden van een particuliere(en mss niet permanente) denkact.

- Het is toch ook niet gegarandeerd dat mijn ik puur intellectueel moet zijn.

====>hierop zegt Descartes; men moet het “denken” in de ruimste zin opvatten(het gaat om alle activiteiten van het bewustzijn), toch geeft het denken voorrang op andere bewustzijnsactiviteiten zoals emoties en andere zintuiglijke voorstellingen.(andere bewustzijnactiviteiten verwijzen namelijk naar iets buiten mij en zijn bovendien niet noodzakelijk voor mijn wezen,ik kan mij zonder emoties en zintuiglijke voorstellingen ook een helder en welonderscheiden idee vormen van mijzelf).

Wat is het lichaam dan?

- Het lichaam wordt op zich als een onderdeel van de wereld gezien, dat zich op een mysterieuze manier met de denkende substantie verbonden heeft.

Kan het subject uiteindelijk tot meer zekerheid komen dan enkel de bevestiging van zijn eigen bestaan?(en hoe?)

- Descartes gelooft van wel, indien de wiskundige methode consequent wordt toegepast, waardoor we tot afgeleide zekerheden kunnen komen.

Waarom is het cogito onbetwijfelbaar zeker?

- omdat het een helder(logisch evident) en welonderscheiden idee is (dat het helemaal op zichzelf wordt gekend, los van al het andere).

- Deze eigenschappen zijn een norm voor alle zekerheid.- Elk helder en welonderscheiden idee is dus ook waar.

Page 27: Filosofie Examen Deel 1 en Deel 2 en Deel 3(Deel)(1)[1]

Dient er zich buiten het cogito nog iets aan dat helder en welonderscheiden is?

- Hij gaat er naar op zoek gaan,hij stelt dat deze andere ideeën ingeboren moeten zijn,en dat ze van nature verwijzen naar iets buiten het cogito,hun definitie zelf impliceert dus het bestaan van iets buiten mij.

- In de weg naar de zekerheid over de buitenwereld moet hij eerst de malin genie zien uit te schakelen en dit doet hij door te veronderstellen dat er een instantie buiten mij is die de juistheid van het denken garandeert.

Wat is volgens Descartes de 2de zekerheid?

- Het bestaan van god- In ons cogito treffen we een idee aan dat van dien aard is dat ze namelijk niet als idee

kan verschijnen als ze niet aan iets anders beantwoord, het idee dat hij hier bedoelt is het idee van het “oneindige”(waar ook de volmaaktheid tot behoord).

- Het eerste bewijs is dat “ik” het idee van het oneindige niet uit mijzelf kan gehaald hebben, want ik ben zelf eindig, vermits een oorzaak altijd even groot als het gevolg moet zijn, kan ik niet de oorzaak van het idee zijn, maar moet het door iets groter buiten mij moeten zijn voortgebracht.

- Het 2de bewijs is dat de tremen waarin ik god denk mij dwingen het bestaan van god te aanvaarden.

Hoe garandeert het bestaan van god de structurele juistheid van mijn kennis?

- het begrip van volmaakte oneindigheid impliceert ook dat het goed en waarachtig is, god zal dus niet toestaan dat ik constant wordt bedrogen en garandeert dus de structurele juistheid van mijn kennis.

Hoe word de twijfel in onze zintuigen ontkracht?

- Men voelt pijn, honger, dorst en men neemt dingen waar(sommige illusies), aangezien god van nature waarheidsgetrouw en goed is is hij het niet die deze heeft veroorzaakt, dit impliceert het bestaan van een 3de zekerheid.

====> het bestaan van de buitenwereld is bewezen.

Hoe kan men het systeem van Descartes noemen?

- Mediaat realisme; het reële bestaan van de dingen buiten mij kan maar via een omweg worden bevestigd, tussen denken en zijn is er dus bemiddeling nodig van de zintuiglijke voorstellingen;,waaraan dan iets buiten mij beantwoord.

Wat zijn dus de 3 pijlers van de brug?

- dat de wereld bestaat is een conclusie die ik kan trekken op grond van zintuiglijke voorstellingen die door de buitenwereld worden veroorzaakt, dat de wereld is zoals hij in die voorstellingen verschijnt wordt mij gegarandeerd door het bestaan van god, de causaliteit, de zintuiglijke voorstellingen en god zijn de 3 pijlers van de brug die het denken met de buitenwereld verbindt.

Page 28: Filosofie Examen Deel 1 en Deel 2 en Deel 3(Deel)(1)[1]

Wat bedoelt Descartes met de mathematische structuur van de wereld?

- voor de zintuiglijke voorstellingen zolas kwaliteiten is de kennis niet gegarandeerd, vermits die niet aan de voorwaarden van de uitgebreidheid voldoet.(het kan dus zijn dat ik mij constant vergis)

- enkel via de kwantitatieve eigenschappen kunnen we zekere kennis verkrijgen over de wereld.

====>in de wereld die tot de uitgebreidheid beantwoord kan ik de mathematische en natuurkundige begrippen en wetten toepassen waardoor ik er in slaag de bedrieglijkheid van de zintuigen te overwinnen.

Page 29: Filosofie Examen Deel 1 en Deel 2 en Deel 3(Deel)(1)[1]

John Locke(empirist)

Hoe kan men aan kennis komen?

- alle kennis gaat volgens Locke uit van de waarneming.(de empiristen ontkennen het bestaan van denkinhouden of ideeën die aan de waarneming zouden voorafgaan).

- Onze blad is als een leeg papier waarop geleidelijk de tekst wordt aangebracht door waarnemingen.

- De samengestelde ideeën in onze geest ontstaan doordat we verbanden leggen tussen de enkelvoudige ideeën, die tot stand komen door uitwendige of inwendige waarnemingen.

Wat nemen we waar?

- Wat we waarnemen zijn de hoedanigheden van de uitwendige dingen, namelijk hun kwantitatieve eigenschappen(primary qualities zoals grootte, aantal, vorm…) en ook hun kwaliteiten(secundary qualities zoals kleur,smaak,geur…).

===>de kwaliteiten zijn particulier in elke specifieke waarneming en verschillen naargelang de waarnemer

- We nemen dus in feite nooit de dingen zelf waar maar we combineren de indrukken tot “complex ideas”(vb; appel,groen ,zoet,….)

Wat is de drager van deze secundary en primary qualities?

- Hij ontkent niet dat er een drager is, maar die ontsnapt echter aan onze waarneming en kunnen we nooit kennen, maar we moeten hun bestaan aannemen.

Page 30: Filosofie Examen Deel 1 en Deel 2 en Deel 3(Deel)(1)[1]

HUME

Page 31: Filosofie Examen Deel 1 en Deel 2 en Deel 3(Deel)(1)[1]

Kant(kritisch idealist)

Kan ik uitspraken doen over de werkelijkheid die universeel en noodzakelijk waar zijn zonder dat ze empirisch geverifieerd moeten worden?-Hij gebruikt voor het verklaren hiervan een classificatie van uitspraken - synthetisch a priori - analytisch a priori - synthetisch a prioriZijn synthetisch a priori uitspraken mogelijk?

-Ze zijn mogelijk ,ze affirmeren iets nieuws en maken aanspraak op universele geldigheid,zonder dat ze empirisch geverifieerd moeten worden.

Hoe kunnen we nu de geldigheid van deze uitspraken funderen?

- Kant vindt dat de empiristen en de rationalisten op het verkeerde spoor zitten,ze miskennen de actieve rol die het subject speelt in het structureren van zintuiglijke prikkels tot objecten.(hij wil ook hier een Copernicaanse revolutie doorvoeren)

Hoe vinden we een vast standpunt van waaruit we het scepticisme kunnen overstijgen?

-Kant gaat dit realiseren in drie stappen

1) Er moet een subject zijn voor wie een sceptisch standpunt een standpunt is, anders is een standpunt onmogelijk.

2) De sceptische twijfel gaat uit van een tegenstelling tussen objectieve en subjectieve ervaringsoordelen(dit onderscheid is de voorwaarde om te kunnen twijfelen).

3) Het subject van punt 1 is dus zelf objectief, het is dus universeel geldig en overstijgt alle particulariteit.

====> om deze laatste stap te voltrekken zal het subject dus zichzelf moeten onderzoeken, het gaat zichzelf dus van een afstand objectief beschouwen.Dit noemt men het transcendentale standpunt

Wat is er dan nodig om kennis te verwerven?

- Kant legt dit uit dmv de transcendentale esthetiek(de waarneming wordt geanalyseerd)In het eerste moment bereikt een chaotische hoeveelheid prikkels de zintuigen, die deze instroom passief ondergaan(de gewaarwording).Nu is het echter de taak van het subject om in de chaos ordening te scheppen, het subject stelt zich dus actief op als waarnemer en structureert de prikkels.Het subject legt TIJD en RUIMTE op waardoor de veelheid van prikkels geordend worden tot 1 waarneming.( tijd en ruimte zijn dus ingeboren principes)

Besluit; de waarneming zoals die hier word beschreven getuigd dus van het reële bestaan van iets buiten mij.(we nemen dingen waar voorzover ze zich aandienen). Wat gebeurt er precies als we kennis verwerven?

- In de 2de fase wordt er een bewerking op de waarneming uitgevoerd( de transcendentale analytiek),het waarnemingsvermogen is volgens Kant uitgerust met een uitgekiend

Page 32: Filosofie Examen Deel 1 en Deel 2 en Deel 3(Deel)(1)[1]

instrumentarium dat het verstand toelaat om de verschillende kenmerken van het object te analyseren.Het resultaat van deze operatie is dan het kenobject.===>Welke zijn nu deze a-priori vormen van het verstand?

Het zijn de zogenaamde categorieën,12 in het totaal en onderverdeelt in groepen.De groepen zijn 1) kwaliteit 2) kwantiteit 3) relatie(substantie -accident, oorzaak -gevolg, wisselwerking) 4) modaliteit Wat is kennis nu?

- Kennis bestaat in het categoriseren van de kenmerken van de waargenomen objecten.- Dat iets als een substantie wordt beschouwd is dus het resultaat van onze

verstandsactiviteit(want wij zijn het die substantie aan de objecten opleggen).

Besluit;- het verstand is dus,evenals de waarneming,actief en passief tegelijk:passief in de zin

dat het zijn inhoud aangereikt krijgt en actief omdat het zelf formeel ingrijpt in de waarnemingsstof en ze ordent tot een kenobject.

- Er is geen kennis mogelijk zonder waarnemingsstof- Er is een “ik” die al deze gegevens ordent, een vorm van zelfbewustzijn die bij elke

ervaring aanwezig is.(Ich denkeverschil met Descartes zijn cogito is dat er aan “ich denke” geen heldere kennis beantwoord)

is er nu nog iets anders aan het werk?

- Er is volgens Kant inderdaad nog iets anders aan het werk. Anders zouden we weer volledig tenonder gaan in de chaos van de vele kenobjecten die zich zouden verdringen zonder dat ik ook maar enige samenhang zou ontdekken.===>indien we eenheid willen brengen in de veelheid van kenobjecten verlaten we het domein van de kennis en komen we terecht in een werkelijkheid waarover niets met zekerheid kan over worden gezegd.Kant noemt dit de transcendentale dialectiek

Wat is dan de hogere eenheid waartoe we de werkelijkheid willen herleiden?

- Kant noemt deze de 3 ”transcendentale ideeën” ( ik,wereld en god),die we nooit kennen maar die wel een rol spelen in ons denken (ze werken in feite als een soort aantrekkingspolen of magneten die automatisch elk een aantal kenobjecten tot eenheid structureren).

====> over de thema’s van de metafysica kon er volgens hem nooit zekere kennis bereikt worden,hij is voor deze zaken aanhanger van het theoretisch agnosticisme.Wie deze grens toch overschrijd komt terecht in een illusie of transcendentale schijn.

Page 33: Filosofie Examen Deel 1 en Deel 2 en Deel 3(Deel)(1)[1]

Georg Wilhelm Hegel(absoluut idealisme)

Welk feit in de geschiedenis heeft een enorme indruk op Hegel gemaakt?

- De Franse revolutie.(doorbraak van een idee van vrijheid die in de geschiedenis aan het werk is )

Wat wil Hegel bereiken in zijn filosofie?

- De vrijheidsdrang uit zich in alles, en Hegel gaat proberen dit “alles” te denken, niet alleen de deelaspecten en aparte disciplines maar de vrijheidsdrang die de gehele werkelijkheid kenmerkt, los van enig particulier aspect.

- Hij wil dus alle tegenstellingen en partiele gezichtspunten overstijgen en de verloren gegane eenheid herstellen.

Hoe komt het dat de eenheid verloren is?

- Hegel denkt dat dit te wijten is aan het eenzijdig overheersen van het verstand(het verstand heeft tot zeer grote verwezenlijkingen geleid maar is er nooit in geslaagd de opposities die het zelf heeft ingesteld te overwinnen).

- Het verstand is verstard en houdt vast aan de onderscheiden die het zelf heeft ingesteld, het zal er dus nooit in slagende concreetheid van de realiteit te erkennen.

===>het verstand zit vastgekluisterd aan kunstmatige abstracties en tegenstellingen, terwijl de realiteit altijd een concrete eenheid is.

Wat zijn de knelpunten tussen Kant en Hegel?

- Hegel is akkoord met de stelling van Kant dat alle inzichtelijkheid van de wereld bepaald wordt door de structuur die het subject zelf oplegt aan het object, deze stelling is echter niet ver genoeg doorgedreven.

- Hegel wil de tegenstelling die Kant aanvaard tussen het denken en de werkelijkheid opheffen.(de 2 tegengestelden komen namelijk op hetzelfde neer, men moet er een synthese van maken).

Is er iets onkenbaar?

- Neen, in tegenstelling tot Kant(ding an sich onkenbaar) denkt Hegel dat in principe alles kenbaar is want hoe kunnen we van iets veronderstellen dat het onkenbaar is, zonder op zijn minst te veronderstellen dat het bestaat(absolute onkenbaarheid zou aan elk concept moeten ontsnappen, we zouden zelf niet eens mogen beseffen dat het bestaat).

- Zelfs dingen als het “oneindige”, het “absolute” zijn concepten en dus kenbaar.

Waar bestaat het “ding an sich” dan?

- In het denken zelf, het denken is niet formeel zoals Kant stelde, maar brengt ook zijn eigen inhouden voort.

Page 34: Filosofie Examen Deel 1 en Deel 2 en Deel 3(Deel)(1)[1]

Wat is de basis van Hegels denken?

- Het “bestaan” betekent niets anders dan de mogelijkheid om door de rede te worden gedacht, de mogelijkheid om een denkinhoud(idee) te zijn.

Wat bedoelt Hegel met deze stelling?

- Het aspect van samenhang en orde in de wereld is enkel te denken en het is het denken dat samenhang en structuur de wereld in brengt.

- Elk object dat zich toont krijgt dus zijn plaats toegewezen binnen het denkkader,pas dan wordt het werkelijk(het is dan letterlijk aan het werk,en vervult een functie binnen het gedachten kader).

- Het is dus dankzij de samenhang die het denken geeft dat de dingen op elkaar worden betrokken en daardoor werkelijk kunnen zijn.

Wat is er dan nog buiten het denken?

- In feite niets, een ding is dus maar een ding als het wordt opgenomen in de globale samenhang waarbinnen het kan zijn wat het is.

Wat is het besluit dat men hieruit kan trekken?

- Aangezien niets werkelijk is zonder dat het in het denken aanwezig is en zonder dat het binnen het denken een plaats krijgt in de globale samenhang kan men daaruit dus besluiten dat “denken en zijn één zijn”.

====>de ware werkelijkheid is dus geestelijk(ideëel), dit noemt men absoluut idealisme.

Wat zijn de verschillen met Plato en Aristoteles?

- Het redelijke is werkelijk, en het werkelijke is redelijk.- Anders dan Plato, die evenals Hegel het inzichtelijke als ware werkelijkheid

beschouwt, wil Hegel precies het concrete denken.(hij wil “deze hond”,”deze tafel” enz verklaren en erkent dat hun ware aard, in al zijn particulariteit te vinden is in het denken).

- Net zoals Aristoteles erkent hij dus de particulariteit van de substanties met het onderscheid dat Hegel de eenheid van de dingen wil begrijpen en tegelijk de samenhang met andere dingen.(die samenhang is allen door de rede gegeven).

Met welke methode kan men dan het concrete denken?

- de dialectische methode

Waarom is Hegel op zoek naar een nieuwe methode?

- Het scheidende verstand stelt steeds opposities in,zoals tussen object en subject,tussen a priori en a posteriori,….Deze opposities moeten worden overstegen, om de eenheid en het samengaan van de tegengestelden te begrijpen.

Page 35: Filosofie Examen Deel 1 en Deel 2 en Deel 3(Deel)(1)[1]

- De concrete realiteit is bovendien voortdurend in beweging(het verstandsdenken legt de beweging stil en analyseert de bestandsdelen van de bevroren situatie).De verandering wordt dus herleid tot een verschil tussen de onderzochte constellaties, maar in feite is de beweging continu en niet opdeelbaar in een opeenvolging van elementen.

====>Wil het denken recht doen aan de continue beweging van de werkelijkheid, dan zal het die beweging zelf mee moeten voltrekken.

Wat is nu Hegel zijn invulling van de dialectische methode?

- elk concept draagt zijn tegendeel in zich, wat vandaag wordt geaccepteerd kan morgen discutabel zijn en omgekeerd, de op het eerste gezicht duidelijk afgelijnde begrippen liggen dus niet vast maar bewegen en gaan in elkaar over, deze beweging tussen tegengestelden is precies constitutief voor het concrete.

- Er is een ontstaan en een vergaan, in feite dus “ een worden”, hierin zijn “zijn” en “niets” samen aanwezig, zonder elkaar te vernietigen, we zijn dus opgeklommen tot een stadium waar de oppositie tussen de 2 begrippen is opgeheven.

====>Het resultaat van het samengaan van these en antithese is geen sceptische onwetendheid, maar een synthese geworden, het denken kan verder en is zelfs verrijkt(de tegenstelling is dus opgeheven en op een hoger niveau gebracht.

Conclusie; de ultieme waarheid ligt dus niet in één begrip gegeven, maar ligt precies in het proces zelf.(“das wahre ist das ganze”).

Hoe past Hegel de geschiedenis in zijn denken in?

- de opeenvolging van de begrippen is niet het resultaat van mijn subjectieve willekeur maar een denkproces dat zich vanzelf voltrekt(het ene begrip roept het andere op).

- Het gaat dus niet over mijn particuliere gedachten maar over een rationaliteit die voor alle individuen op gelijke manier geldt ===> het wezen van de dingen is dus ongetwijfeld historisch.

- Hij beschouwt dus de wereldgeschiedenis als een evolutie waarin het denken(de geest) zichzelf ontdekt.

Hoe is de geest ontstaan?

- Het is de 3de fase in een ontwikkelingsproces 1) De eerste fase bestaat in het denken op zich(het zuivere idee),het is in feite het rationele als zodanig(de bestanddelen van het denken,het abstracte begrippenapparaat). 2)In de 2de fase veruitwendigt het idee zich in de vorm van de natuur, de begrippen verschijnen in de uitwendige wereld, als structuurprincipes.(op deze manier raken ze van elkaar vervreemd, de natuur kent namelijk geen zelfbewustzijn en doorziet zichzelf niet).==> een rationaliteit die niet weet

Page 36: Filosofie Examen Deel 1 en Deel 2 en Deel 3(Deel)(1)[1]

dat ze rationeel is 3)In de 3de fase voltrekt de geest het proces van de terugkeer van het rationele uit de vervreemding naar zichzelf,het zuivere idee is verwerkelijkt en het weet dat van zichzelf.

Hoe wordt de geest verder ontwikkeld?

- Ook dit gebeurt in drie fasen===> 1)In de eerste fase(subjectieve geest) brengt de natuur wezens voort die reflexiviteit bezitten, bewustzijn en inwendigheid, in deze fase staat de Geest in een wereld die niet door hem zelf is voortgebracht.(vreemde omgeving).2)In de 2de fase is de subjectieve Geest een zelfbewustzijn in een vreemde wereld, hij zal zich willen affirmeren in de uitwendigheid(cultuur voortbrengen, familie,…)===> deze veruitwendiging noemt Hegel de objectieve Geest.3)In de 3de fase komt de Geest volledig tot zichzelf(via een weg van tragische mislukkingen zoals oorlog…),dit eindpunt noemt men de absolute Geest.

Wat houdt die absolute Geest in?

- De Geest bereikt zijn ware wezen doordat hij begrijpt dat hijzelf alles is en hij ziet dat het proces dat werd doorlopen zijn eigen ontwikkelingsproces is geweest.

- Hij is de enige werkelijkheid,er is niets buiten de Geest.- Hij bestaat in drie vormen namelijk de kunst(waar hij gebonden is aan materiele,

zintuiglijke uitdrukkingsvormen),de religie(waar de geest gevat is in gevoelens en symbolen,maar nog niet expliciet begrepen is) en in de filosofie( de definitieve fase waar de redelijkheid zichzelf inhoudelijk expliciteert,de Geest begrijpt zichzelf dus).

Page 37: Filosofie Examen Deel 1 en Deel 2 en Deel 3(Deel)(1)[1]

De eindigheidsfilosofie(19 de -20 ste eeuw).

Friedrich Nietsche

Waarom zet Nietsche zich af tegen de vorige filosofen?

- Ze maken van de werkelijkheid begrippenmummies, ze schilderen het concrete af als leugenachtig en onbetrouwbaar, en beschouwen het abstracte als de enige waarheid.

- De zwakke mensen hebben een zogezegd “hinter-welter” nodig, een wereld achter de concrete werkelijkheid.

- Nietsche wilt er op wijzen dat de metafysica het leven ontkend, de zwakke mens zoekt houvast, en probeert zo een illusie van macht te creëren.

- De universele termen die we onvermijdelijk gebruiken zijn geen neutrale weergave van de werkelijkheid maar een manier om onze wil aan anderen op te leggen.

Bestaat er een universele waarheid?

- Er is geen waarheid, enkel interpretaties, afhankelijk van de machtswil die in elk individu ingeboren zit.

- De wil om de waarheid te achterhalen is de vermomde machtswil van de zwakke mens.

Wat vind Nietsche van de rationaliteit?

- Rationaliteit is volgens hem decadentie, de rationaliteit neutraliseert terwijl de werkelijkheid niets anders is dan strijd, chaos, wording, eeuwig ontstaan en vergaan.

- Hij vindt dat de filosofen zich voordien bezig gehouden hebben met wat hij noemt zwak nihilisme(het neutraliseren of vernietigen van wat echt telt,het lichaam ,de wil ,de chaos,het worden zijn allemaal verdrongen geweest).

Wat zijn volgens hem de 2 beslissende factoren die voor deze neerval gezorgd hebben?

- Het platonisme(Dionysus VS Apollo, Dionysus staat voor de roes, de extase, terwijl de god Apollo staat voor de maat, de orde en de verstarring, de 2 krachten hielden elkaar in evenwicht maar door het Platonisme werd Dionysus, de authentieke levensdrift geneutraliseerd) en de Joods-christelijke traditie(verheerlijking lijden, onderdanigheid, die eveneens een ontkenning inhoud van de authentieke drang om te overheersen).

Hoe kunnen we het authentieke in ere herstellen?

Page 38: Filosofie Examen Deel 1 en Deel 2 en Deel 3(Deel)(1)[1]

- We moeten het waardepatroon radicaal omkeren(Apollo moet vervangen worden door Dionysus, de slavenmoraal door herenmoraal), indien dit gebeurd is blijft er maar één ding over; de machtswil (de mens gaat dus terug kracht, grootheid en levensdrift kunnen nastreven===>dit noemt Nietsche sterk nihilisme, het aantonen dat de waarden van de traditie niets waard zijn).

Hoe schakelen we de traditie(de cultuur) uit?

- de enige manier om dat te doen is met geweld(we moeten vermoorden wat tot knechting geleid heeft).

- “god is dood, en wij hebben hem gedood”, god wordt dus het eerste slachtoffer.- In plaats van god moeten wij nu zelf goden worden (uebermenschen).

Wat zijn deze “Ubermenschen” nu juist?

- ze bevinden zich voorbij het onderscheid van goed en kwaad omdat deze bij de slavenmoraal horen.

- de uebermensch moet zelf zijn weg gaan, zijn tragisch lot opnemen.- De gevolgen van zijn handelen dragen.

=====> het tragische heeft zelden een “happy end”

Waar wil Nietsche nu naar toe?

- Hij wil dat we ons leven op een authentieke manier beleven, en ons tragisch lot opnemen.(het enige wat we overhebben is het concrete leven met zijn vitale krachten en zijn tragische lotgevallen).

- Hij wil dat de filosofie een nieuwe weg inslaat en zich richt op de concrete leefwereld, op het doen eerder dan het denken….

Page 39: Filosofie Examen Deel 1 en Deel 2 en Deel 3(Deel)(1)[1]

Edmund Husserl(fenomenologie)

Wat is Husserl zijn probleem met de Europese wetenschappen?

- dat de wetenschap op zoek is naar objectiviteit is geen probleem(zelfs zeer efficiënt, communicatie etc), het probleem is echter dat ze te objectivistisch is, we vergeten namelijk dat ze slechts een methode is om de wereld te objectiveren.

- De fout is dus dat we er vanuit gaan dat de wetenschap ons de werkelijkheid toont zoals ze is.(we gaan ervan uit dat de werkelijkheid mathematisch is)

- Er ontstaat dus een kloof tussen de objectieve werkelijkheid en de dagelijkse leefwereld(we nemen geluiden waar maar geen frequenties van prikkels).

- We beschouwen de dingen die we in onze leefwereld waarnemen dus subjectivistisch.

====>Hij bekritiseerd dus het feit dat de wetenschap de plaats van de werkelijkheid heeft ingenomen(de constructie heeft de leefwereld gesubstitueerd).

Wat is dus het feitelijke probleem?

- Het directe contact met de leefwereld is verloren gegaan(ik ben het die ziet, ik ben het die gegevens combineert en selecteer in combinatie met mijn omgeving).

Hoe moeten we dan de werkelijkheid achterhalen?

- We moeten dus de leefwereld bestuderen, maar met een andere methode dan de positieve wetenschap.

- We moeten dus een wetenschappelijke methode vinden die nog strenger is dan de positieve wetenschap.

- Hij noemt deze methode het transcendentaal onderzoek(verschil met Kant is dat Hegel niet de mogelijkheidsvoorwaarden van objectieve kennis maar de mogelijkheidsvoorwaarden van de leefwereld wil blootleggen).

Hoe gaat Husserl nu te werk?

- We moeten de wereld bezien met een onbevangen,natuurlijke blik(we moeten de vanzelfsprekendheden ontmaskeren).

- Hij noemt deze wereld de “common sense” wereld(de wereld van muziek, van de frisse lucht…).

- De 2de stap bestaat eruit ons te onttrekken aan alles wat ons contact met de dingen kleurt(onze interesses, overtuigingen…),we gaan ons dus concentreren op de zuivere ervaring van dingen.

- We hebben de wereld dus volkomen ontdaan van vooronderstellingen.

===> we maken dus een reductie van de wereld, deze reductie wordt fenomenologisch genoemd.(we beperken ons dus tot dat wat zich toont, verschijnt).

Wat blijft er over na deze reductie?

Page 40: Filosofie Examen Deel 1 en Deel 2 en Deel 3(Deel)(1)[1]

- de elementairste bouwsteen van de werkelijkheid, namelijk de openheid van het subject op de wereld

- er zijn geen fenomenen zonder dat er een bewustzijn is waaraan deze fenomenen zich vertonen, en er is geen bewustzijn dat niet openstaat voor het verschijnen van de fenomenen.(de openheid van bewustzijn noemt Husserl de intentionaliteit).

- De eerste zekerheid die we vinden is dus niet het denkende subject maar de intentionele gerichtheid van het bewustzijn op de wereld.(dus altijd een bewustzijn van iets).

- Het bewustzijn heeft wel een ideële denkwereld maar dat is niet de primaire act van het bewustzijn.(eerst is er onmiddellijke betrokkenheid op de leefwereld daarna pas wordt de ideële wereld geconstrueerd).

Is Husserl een idealist?

- Zijn standpunt neigt naar het idealisme met het fundamentele verschil dat Husserl niet akkoord gaat met de stelling dat de werkelijkheid ligt in het bestaan op de wijze van het subject, maar wel dat een fenomeen slechts een fenomeen kan zijn dankzij de openheid van het subject.

- Het idealisme kent inhoud toe aan het subject, terwijl Husserl spreekt over de structuur die een subject tot een subject maakt.

Wat is dan de eerste zekerheid?

- De relatie tussen fenomeen en bewustzijn.

Hoe bekijken we de wereld?

- de ervaring is natuurlijk afhankelijk van de manier waarop ik naar de dingen kijk, er zullen dus vele werelden zijn(wereld van de jurist, de visser,…).

- Het bewustzijn is niet slechts een gerichtheid op iets maar ook een bepaalde gerichtheid.

- Waarnemen is echter nooit gewoon iets registeren volgens Husserl want er speelt altijd een soort van kader mee dat wij aan het waargenomene opleggen, namelijk de “instelling”.(het is een soort van bril waardoor wij de dingen zien, voor de dorstige is het water, voor de wetenschapper H2O, voor de visser het ruime sop…).

Is dit echter ver genoeg?

- Neen, elke betekenis die deze wereld heeft is de betekenis die wij mensen er aan geven, en dat geldt voor de gehele leefwereld, wijzelf verzamelen ervaringen en brengen ze bij elkaar, waarmee we de dingen construeren.

Hoe gebeurt deze constructie?

Page 41: Filosofie Examen Deel 1 en Deel 2 en Deel 3(Deel)(1)[1]

- Op de 1ste plaats is er directe ervaring, alles wat we waarnemen is slechts een aspect dat ik ervaar vanuit een bepaald standpunt.

- Een ding is dan een eenheid die wij construeren door deze aspecten bij elkaar te brengen en te synthetiseren.

- Men heeft als 2de capaciteit ook de retentie(het opslaan),we houden als het ware ervaringen uit verleden en heden vast,waardoor we niet als een ongeschreven blad alle ervaringsgegevens opnieuw moeten opdoen.

- Ten 3de is er dan ook nog de protentie, namelijk dat we automatisch verwachtingen koesteren met betrekking tot ervaringen die zullen volgen.(in de ervaring is alles namelijk nooit tegelijk gegeven, wanneer we een doos zien staan zien we niet alle vlakken, toch postuleren we vanzelf de achterkant…dus op grond van vorige ervaringen vullen we de gegevens van huidige ervaringen aan en verwachten dat de ervaring deze bevestigd).

===>door deze drie stappen construeer ik de dingen voor mij.

- Er is echter nog een 4de stap, namelijk de communicatie, waardoor ik ervaringen kan samen leggen met die van anderen om een gemeenschappelijk ding te construeren oa om onze leefwereld te construeren(Dit noemt men intersubjectieve synthese)

Bestaan dingen op zich(ding an sich)?

- er bestaan geen dingen op zich,de dingen op zich zijn ideëel,wat ik uiteindelijk bereik zijn geen dingen op zich maar een object dat ik heb geconstrueerd door het combineren van ervaringen.

- Als men zou spreke over dingen op zich zou die dingen op zich onvermijdelijk moeten bestaan uit een synthese van ervaringen door mij gemaakt en zou dus niet meer op zichzelf kunnen bestaan.

Page 42: Filosofie Examen Deel 1 en Deel 2 en Deel 3(Deel)(1)[1]

Martin Heidegger(existentionele fenomenologie)

Wat bedoelt men met existentiële fenomenologie?

- Men gaat de methode van de fenomenologie combineren met de aandacht voor de concrete existentie.

Wat is de basis van de existentiële fenomenologie?

- Mens-zijn is existeren, de mens bestaat nooit zonder verwikkeld te zijn in de wereld.- Men heeft een grote aandacht voor de eindigheid van het bestaan.- Een interesse inde alledaagsheid die het concrete leven kenmerkt.- De relatie tussen mens en wereld wordt op de 1ste plaats ingesteld door het lichaam.

(het lichaam is altijd doordrongen van mijn subjectiviteit, het lichaam is dus de plaats waar ik mij de wereld toeeigen).

Wat is Heidegger zijn visie hierop?

- Het bewustzijn is altijd intentioneel betrokken op de wereld, het zijn van de mens ligt nooit eens en voorgoed vast.

- De mens is in staat om vrij om te gaan met zijn mogelijkheden.(de mens is zijn mogelijkheden).

- Het “zijn” van de mens ligt er in dat hij vooruitgrijpt naar een te realiseren wezen dat verder ligt dan wat al gerealiseerd is(de mens zijn bestaan wordt dus gekenmerkt door het kunnen-zijn).

Hoe vat Heidegger deze gedachte van “mens-zijn” samen?

- De term die hij hiervoor gebruikt is “da-sein”( het “er-zijn”).- Hiermee bedoelt hij het specifieke type van zijn dat de mens kenmerkt in zijn

alledaagsheid.- Het Da-sein is aanwezig in de wereld en beseft dat het niet samenvalt met de gegeven

feitelijkheid.,het beseffen is dus niet op de 1ste plaat een cognitief weten maar eerder een alledaags beleven.(hier neemt hij afstand van Husserl).

- Het meest oorspronkelijke zijn van de mens is dus niet dat van een denkend bewustzijn maar dat van een concreet aanwezig zijn.

====>Volgens Heidegger is het denkende subject dus slechts een afgeleide van een veel oorspronkelijker in-de-wereld-zijn, lang voordat het zich gaat bezig houden met de wereld als object van het denken is het Da-sein al in de wereld geworteld(hierdoor gaat hij dus een nieuwe terminologie moeten ontwerpen).

Wat is volgens Heidegger het wezenskenmerk van de mens?

Page 43: Filosofie Examen Deel 1 en Deel 2 en Deel 3(Deel)(1)[1]

- Het in-de-wereld-zijn van het Da-sein is dus in eerste plaats een bij de dingen zijn, hij uit dit wezenskenmerk van de mens met de term “zorg”.( “zorg” in de meest fundamentele betekenis blijkt dus te gaan om het koesteren, een bezig zijn met dingen en personen, waarbij we het nodige doen of voorzien om het object van onze zorg zo gaaf mogelijk te bewaren).

- “zorg” is de basis van het zijn van de mens, in alles wat we doen of laten gaan we automatisch zorgend om met ons eigen bestaan.

Hoe gaan we met de dingen om?

- Onze alledaagse omgang met de dingen houdt op de 1ste plaats geen drang naar kennis in maar het gaat om het handelen, het bezig zijn en het gebruiken van dingen.

- De alledaagse wereld is dus een wereld van dingen die ergens toe dienen.(en dat dienen staat meer bepaald ten dienste van het Da-sein).

- De tuigen staan altijd in een groter geheel, namelijk een tuigencomplex(vb; kamer, atelier…),met de tuigen is dus altijd een omgeving gegeven waarbinnen ze hun functie kunnen vervullen.(de kamer is dus een functioneel geheel van gebruiksvoorwerpen die allemaal naar elkaar verwijzen,vb een boom dient om hout te produceren,hout dient om tafels te produceren,etc…).

- De dingen verwijzen buiten zichzelf naar grotere betekenisgehelen, ze roepen elkaar bestaan op en maken het mogelijk, uiteindelijk is er altijd ergens een punt dat niet meer ten dienste van iets anders staat en dat enkel nog naar zichzelf verwijst, dit noemt men dus het Da-sein.(datgene wat de dingen doet bestaan in functie van zijn eigen bestaan==>ze staan het Da-sein ter hande).

In wat is het bewustzijn primair geïnteresseerd?

- Niet zoals Husserl zei de constructie van de tafel maar de betekenis en het nut die de tafel voor mij heeft.

- Toch leidt dit meestal een sluimerend bestaan(we denken echter niet altijd aan de betekenis van die tafel…).

===>de dingen staan ons ter hand,we staan er dus niet bij stil, enkel wanneer het tekort schiet vestigen we er onze aandacht op.(vb een mes dat niet meer snijdt,de dingen zijn dan niet meer ter hande, maar voor hande,de dingen zijn dus enkel nog gegeven, losgemaakt uit hun perspectief van hun bruikbaarheid).

Wanneer kunnen we een wetenschappelijke analyse van de dingen maken?

- Wanneer de dingen voor hande zien, wordt het mogelijk ze in abstracto te zien en dus kunnen we ze ook objectiveren.

- We maken het voorwerp dus los uit het geheel van tuigen die ter hande zijn(we zeggen niet meer “hij is mij te zwaar” maar “hij weegt 1500 gram”).

Page 44: Filosofie Examen Deel 1 en Deel 2 en Deel 3(Deel)(1)[1]

- We onttrekken het voorwerp aan de concrete wereld en halen hem in een andere(contextloze, tijdloze) wereld binnen.

dus pas als er iets mis gaat zien we expliciet hoe de dingen ons ter hand staan.

Hoe bekijkt Heidegger onze relatie met andere mensen?

- De mens leeft nooit alleen, maar altijd in een wereld waar ook andere mensen gegeven zijn, mensen delen dus een gemeenschappelijke wereld waarop zij samen openstaan(ik ontdek hem of haar als iemand die op dezelfde manier openstaat naar de wereld).

- Het Mit-Da-sein uit zich altijd in een bekommernis(niet altijd positief,alle mogelijke vormen van onderling gedrag,iemand negeren,haten,bekampen).

in alles wat ik doe bekommer ik mij om een ander.

Van wie ben ik concreet afhankelijk?

- van niemand concreet,toch bepalen de anderen mijn leven(op tijd de trein halen,mijn werk naar behoren doen…),Heidegger noemt deze anderen “men”.

Het men beheerst mijn leven, in mijn alledaagse bezorgdheid ontsnap ik nooit aan deze dictatuur van onpersoonlijke macht.

Wat zijn volgens Heidegger de structurele elementen van de openheid van de mens naar de wereld?

- Heidegger noemt deze structuur elementen existentialen, het zijn 3 elementen die alle drie even oorspronkelijk zijn, en die altijd tegelijk gegeven zijn.(deze 3 vinden dus eenheid in de “zorg”)

1)affectiviteit; we benaderen de wereld vanuit een affectiviteit die ons gedrag, onze houding bepaald(we kunnen ongerust, depressief, angstig… zijn,waardoor automatisch onze bezigheden worden gekleurd).Er is dus geen in-de-wereld-zijn dat stemmingloos is, en

alle andere interesses(ken-act, esthetisch oordeel) volgen in de zog van de stemming. 2)Verstaan; het verstaan is niet op te vatten in de zin van theoretische kennis maar het verstaan is alledaags, in ons bezig zijn met de wereld verstaan wij expliciet onze omgeving en onze mogelijkheden erin, zonder er bij stil te staan weten we dus welke mogelijkheden deze ons biedt.Het verstaan is dus een verstaan van de act zelf. 3)rede; affectiviteit en bestaan worden beide tegelijk, en even oorspronkelijk bepaald door de rede,met de rede bedoelt Heidegger de grondmogelijkheid van het Da-sein,waardoor het in staat is tot ordenen,afbakenen en structureren.Dit vermogen wordt geconcretiseerd in de taal.

Hoe definieert Heidegger de “zorg”?(ivb met tijd)

- Hij doet dit aan de hand van 3 kenmerken; -1) Mijn bestaan in de wereld is een

Page 45: Filosofie Examen Deel 1 en Deel 2 en Deel 3(Deel)(1)[1]

gegeven waaraan ik niet ontsnap. -2) Mijn “kunnen-zijn” stijgt altijd uit boven de al gerealiseerde mogelijkheden.

-3) Ik ga om met de dingen in de wereld.

Wat bedoelt Heidegger met de stelling dat het menselijke bestaan tijdsgebonden is?

- Het belang van de tijd is meer doorslaggevend dan dat van de ruimte(men kan verhuizen en dus de ruimtelijke bepaling overstijgen of neutraliseren), ik kan echter nooit mijn tijdsgebondenheid uitschakelen.

Dit uit zich op 3 vlakken;

- 1)de datum van mijn geboorte perkt op een beslissende en definitieve manier mijn mogelijkheden in.

- 2)Dasein is wezenlijk tijdsgebonden, mijn mogelijkheden worden door de tijd bepaald maar ook omdat er tijd nodig is om mijn mogelijkheden te ontplooien(leven vraagt tijd).

- 3)Da-sein is per definitie eindig, in alles wat we doen hebben we een besef van de dood die ons te wachten staat.

==>de 3 elementen die in de definitie van de “zorg” voorkomen(verleden, toekomst, heden) corresponderen met de drie typische elementen van de tijdelijkheid.

Wat bedoelt Heidegger met het 1ste kenmerk van de “zorg”(het reeds in de wereld zijn)?

- De mens ervaart zijn bestaan als gegeven, en moet dus onvermijdelijk dit particuliere bestaan dat hem is toegemeten op zich nemen,in feite is ons bestaan een effect van de weg van de minste weerstand, we eigenen ons het leven toe zoals het ons gegeven is en maken het zo draaglijk.

- Dit noemt Heidegger facticiteit of geworpenheid.(we worden hier en nu in het bestaan geworpen, er is ons niks gevraagd, we hebben niet de gelegenheid gehad om te kiezen).

Wat bedoelt Heidegger met het 2de kenmerk van de “zorg”?(op zichzelf vooruit zijn)

- de mens is nooit volledig bepaald, elke gegeven situatie laat een toekomst open die de mens zelf kan ontplooien, de mens kan en moet zijn mogelijkheden zelf verwezenlijken(ik moet echter wel zelf mijn mogelijkheden ontwerpen, niemand zal dat in mijn plaats doen).

- Dit noemt Heidegger de “Jemeinigkeit”, een authenticiteit die mijn authenticiteit is en waartoe ik als enkeling wordt opgeroepen louter door het feit dat ik existeer

Wat bedoelt Heidegger met het 3de kenmerk van de zorg?(het omgaan met dingen in de wereld)

- Het is niet zo dat elke daad van de mens volledig beantwoord aan de opgave om zijn mogelijkheden te realiseren,zeer vaak is echter wat we doen een niet persoonlijk ontwerp maar veeleer een van het “men”.

Page 46: Filosofie Examen Deel 1 en Deel 2 en Deel 3(Deel)(1)[1]

- De authentieke beleving kan dus in het gedrang komen, doordat de mens in dit geval beheerst wordt door de dingen en door het oordeel van anderen.

Het bestaan draagt dus altijd de mogelijkheid in zich om te vervallen en om dus inauthentiek te worden.(we kunnen dit verval echter tegenhouden)

======> de basisstructuur van de zorg bestaat dan in “het zichzelf moeten overstijgen,terwijl men reeds in de wereld is en zich in de dingen verloren heeft”.

Wat is het gevolg van deze drang om ontwerp te moeten zijn, om een authentiek bestaan te moeten leiden?

- Het gevolg is dat er een angst gaat ontstaan door de drang om authentiek te zijn.(angst niet gelijk aan vrees, angst is onbestemd terwijl vrees oa vrees voor spinnen is).

- Angst is dus met andere woorden de angst voor niets, voor de mogelijkheid dat mijn bestaan op niets gebaseerd is, of dat wat ik ook doe of laat, het er eigenlijk niets toe doet.

===>we streven er dus naar om een verschil te maken, angst is op deze manier dus één van de drijvende motoren van ons bestaan.

Waar past Heidegger de dood in zijn systeem in?

- De dood manifesteert zich niet als grens, niet als eindpunt, maar als een soort horizon, die het geheel van ons leven afbakent en aldus het leven mogelijk maakt.(iets kan namelijk pas bestaan als het een afgebakend systeem vormt.(een leven zonder einde zou enkel tot onverschilligheid leiden).

Wat bedoelt Heidegger met de on-gedachte?

- ????????????

Wat is het gevolg van de invloed van de tijd op de verhouding tussen denken en zijn?

- Het Da-sein is het enige zijnde dat het zijn verstaat, het Da-sein is dus de plaats waar het zijn zelf tot uiting komt.

- Het zijn verhuld en onthult zichzelf, waarheid is dus het “onthullen” van het zijn.- Binnen een bepaalde tijdcontext is er geen zijn buiten datgene dat zich in het Da-sein

openbaart.- Het zijns-verstaan van het Da-sein is echter niet eeuwig identiek.- Zijn en Tijd betekent dat er geen toegangsweg is tot het zijn dan via de eigen

tijdsdimensie.(tegenwoordig wordt de mens in zijn zijnsverstaan volledig beheerst door de techniek.

- Toch kunnen we nooit de toegangsweg tot het zijn bereiken, het zal ons altijd ontsnappen omdat het nooit tot een bepaalde tijdscontext beperkt is.(dit noemt hij het uitstel of differentie).

==>de techniek en de technocratie zijn de ultieme voltooiing van het metafysische denken.

Structuralisme

Page 47: Filosofie Examen Deel 1 en Deel 2 en Deel 3(Deel)(1)[1]

Wat is het structuralisme?

- Het ontstond in de taalwetenschap.- Men maakt een essentieel onderscheid tussen de betekenaar(het woord of het teken

zelf) en het betekende(de betekenis), de relatie tussen deze 2 is arbitrair(er is geen één of één relatie tussen een bepaalde betekenaar en een bepaalde betekenis).

- Het is de taal zelf die de betekenis en de context bepaalt, en de taal legt haar wetten op aan haar gebruikers.(binnen de taal krijgen de tekens dan hun betekenis, de betekenis van een taalteken wordt gegenereerd door het verschil, de differentie met de andere taaltekens).

====> alles ontleent zijn identiteit dus aan zijn plaats die het inneemt in de globale structuur(het is ook de talige context als zodanig waaraan de tekens hun betekenis ontlenen, en waaraan de belevingswereld van de mens kan worden afgemeten).

Jacques Derrida(de-structuralisme)

Page 48: Filosofie Examen Deel 1 en Deel 2 en Deel 3(Deel)(1)[1]

Waarop is Derrida zijn hele theorie gegrondvest?

- Op het feit dat onze omgang met de werkelijkheid volledig bepaald wordt door de structuur van de taal.

Waarom heeft Derrida kritiek op de vroegere ideeën over de taal?

- Hij gaat dus niet akkoord met de traditionele opvatting die er vanuit ging dat we ook zonder woorden rechtstreekse toegang hebben tot de dingen, tot onze diepste gedachten en tot de waarheid, volgens Derrida is dit hele aanwezigheidsdenken naïef(taak is niet enkel een instrument om te communiceren, om gedachten mee te delen).

====> alles wat we denken heeft immers een talige vorm, we kunnen woorden dus niet beschouwen als vervangers voor de dingen zelf(door woorden “glippen” de dingen weg,maar we hebben niets anders dan woorden).

Hoe gaat Derrida nu de gedachte “door woorden glippen dingen weg” proberen uit te leggen?

- Hij gaat dit proberen te doen aan de hand van het schrift.(omdat in het schrift duidelijk maakt hoe de taal werkt)

Hoe dacht men voordien over het schrift?

- Ofwel beschouwde men het als puur instrumenteel ofwel als een gevaarlijk ding dat de authenticiteit van het spreken bedreigde, dat het geheugen ondermijnde of dat ongelijkheid in het leven riep.

===>Men zag het dus als een zwakke afschaduwing van het gesproken woord.

Wat geeft Derrida als commentaar op Plato zijn visie over het schrift?

- Hij vindt Plato zijn houding dubbelzinnig(Wat betekent het als de auteur over het schrift zegt dat het niet meer is als een weeskind?,En wat als de tekst waarin het weergegeven is zelf een fictieve dialoog is?)

- Ook Socrates wordt neergehaald met zijn uitspraak “ het gesproken woord schrijft de ideeën in de ziel”(spreekt zichzelf in feite tegen).

===> Plato en anderen willen dus de rol van het schrift minimaliseren,maar ze komen niet los van de nauwe band die hen aan het schrift bind(zo tonen ze het belang dat ze aan het schrift hechten).

Wat is nu Derrida zijn visie op het schrift?

Page 49: Filosofie Examen Deel 1 en Deel 2 en Deel 3(Deel)(1)[1]

- het schrift is inderdaad noodzakelijk een veruitwendiging van iets wat we willen meedelen, er gaat dus onvermijdelijk iets van de inwendigheid verloren, het schrift is dus nooit volledig transparant.

- Hij beweert ook echter dat dit model van uitwendigheid en inwendigheid ook geldt voor alle menselijke activiteit, er is dus een verregaande parallel tussen het schrift en mens-zijn als zodanig(de mens is immers nooit volledig bij zichzelf aanwezig, zelfs om zijn diepste binnenste bloot te leggen is hij gebonden aan woorden, tekens…).

- De tekens en woorden leggen zelf hun wetten op aan het denken.

Wat is het gevolg van deze veruitwendiging van de tekens?

- het schept in grote mate afstand, iedereen gebruikt woorden die een algemene betekenis hebben en die door alle taalgebruikers worden erkend, de tekens en woorden zijn dus geen instrument maar leggen zelf hun wetten op aan het denken.

- Men gebruikt dus altijd andermans woorden, ik kan de woorden kiezen die ik wil gebruiken maar niet hun betekenis(de betekenis wordt bepaald door iets buiten mij).

===> net als het geschreven woord wordt ons bestaan dus gekenmerkt door heteronomie(plicht om te gehoorzamen aan wetten waar ik geen inspraak in heb).

Waaraan ontlenen woorden hun betekenis als ze dan niet aan de gebruiker zijn ontleend?

- Ze krijgen hun betekenis van het taalsysteem waarvan ze deel uitmaken(ze ontlenen hun betekenis niet aan een ding maar aan een netwerk van verwijzingen naar andere tekens en woorden).

- Het systeem van de taal is dus een netwerk van tekens die met elkaar in relatie staan, die over elkaar heen schuiven of nieuwe plaatsen toegewezen krijgen, waarbij echter steeds sporen overblijven van vroegere constellaties.

- Dit betekent dat eens een woord geschreven is het een eigen leven gaat leiden, dit fenomeen noemt Derrida “la dissémination”(de eindeloze voortgang van betekenissen die aan een woord worden toegekend, ondanks en zelfs ongeacht de oorspronkelijke intentie van de schrijver).

Wat gebeurt er als men deze gedachte van “netwerk van verwijzingen…” grondig doordenkt?

- Het netwerk van verwijzingen wordt eindeloos ingewikkeld,woorden en tekens stellen de dingen niet meer aanwezig maar houden de afwezigheid in stand,er is dus een eeuwig “uitstel”(een voortdurend doorwijzen van het ene naar het andere dat altijd een direct contact met de dingen in de weg staat),dit uitstel noemt Derrida “la différance”.

Wat bedoelt hij nu exact met “la différance”?

Page 50: Filosofie Examen Deel 1 en Deel 2 en Deel 3(Deel)(1)[1]

- “la différance” is datgene wat actief het uitstel voortbrengt(daarom heeft het een werkwoordelijke betekenis) en zit in de taal ingebakken.

- We zijn dus aangewezen op het gebruik van woorden, en tegelijk glippen de dingen ons voorbij doordat we woorden gebruiken.(vb; soja, betekenisconglomeraat ligt nooit vast, is een bepaalde voedingsstof, doet ons denken aan een geur, familielid die dat niet graag at….)

- Een ander probleem is dat het betekenisconglomeraat grotendeels individueel bepaald wordt.(iedereen heeft ander idee van wat er bedoeld wordt).

Waarom wijst hij een “vast punt” af?

- De oude metafysische termen zoals god, de geest, substantie,… wijst Derrida af en worden ontmaskerd als constructies van de taal, tekens die door hun plaats in het systeem ,door sedimentatie en herbezetting een betekenis gekregen hebben.

- Derrida stelt tegen deze traditionele opvatting(eeuwige waarheden…) “il n’y a pas de hors-texte” , alles wat de mens doet is tekstueel en er is dus nooit één vaste waarheid want de waarheid is iets wat aan een bepaalde constellatie tekens wordt toegekend(als vb kan men het internet beschouwen,voortdurend uitbreidend netwerk,men kan eindeloos blijven doorklikken,zonder ooit een teken te bereiken dat buiten de reeks kan gaan staan om andere tekens te gaan bepalen).

Wat bedoelt Derrida met zijn uitspraak “het einde van het boek en het begin van het schrift”?

- het model waaruit wij de wereld beschouwen heeft niet langer het model van een boek(statisch, op zichzelf staand), maar eerder het model van de schriftuur(de tekst als een open geheel van betekenis, waarin voortdurend nieuwe perspectieven zich aandienen).

- Het boek wil altijd de tekst in perken,de tekst daarentegen is nooit af. Er is altijd wel iets dat niet in het boek staat(altijd dus wel een “hors-livre”).

- Een voorbeeld van zo’n textuur is Derrida’s werk GLAS.(kolommen onderbroken, commentaar op de commentaar, naast elkaar plaatsen van 2 compleet heterogene teksten,…)===> hij wil laten zien dat er geen eerste en geen laatste woord is.

Wat kunnen we dan nog doen?

- Volgens Derrida is er een diepgaand onderzoek nodig van de constructies die zijn gemaakt, we moeten de constellaties uiteenhalen (deconstrueren).We laten dus de constructie bestaan maar stellen de evidenties in de vraag, zo destabiliseren we door te achterhalen welke betekenisconglomeraten er meespelen in wat wordt gezegd.

- De beste plaats om deze deconstructie door te voeren is de marge van de tekst(hier bevindt zich alles wat ongedacht is, vergeten of verdrongen).

- Ze moet echter altijd opnieuw hernomen worden.- Het is geen systeem of theorie maar een strategie tot destabiliseren.

Hoe gestructureerd Derrida de tijd?

Page 51: Filosofie Examen Deel 1 en Deel 2 en Deel 3(Deel)(1)[1]

- Het werkelijke is het heden, het aanwezige, terwijl toekomst en verleden neerkomen op vormen van afwezigheid of niet-zijn====>Derrida gaat verder denken en ziet dat dit alles niet klopt.(want wat is nu eigenlijk “nu”?...)

- “Nu” ==> het moment is er nooit, er is geen zuiver en enkelvoudig punt dat als “nu” aanwijsbaar is. Nog voor dat het aanwezig is geweest is het terug afwezig.

- “Verleden”; het verleden si een voortdurend vergeten en een vergeten van het vergeten. Er blijven echter wel sporen achter, maar oneindig veel sporen worden ook definitief uitgewist.

- “Toekomst”; de toekomst bestaat precies uit wat nog moet komen, een toekomst blijft ontsnappen aan de toekomst van nu(een soort van eeuwig uitstel, een eeuwige differentie).

Wat is het gevolg van Derrida zijn visie op de toekomst?

- Men stoot uiteindelijk op het ondeconstrueerbare(het à-venir),het systeem wilt het vatten maar kan het niet,het is iets wat nooit aanwezig is maar toch altijd aan de horizon een rol speelt(vb;het recht kan gedeconstrueerd worden terwijl gerechtigheid dat niet is ,want heeft een betekenis die niet te controleren is,ze blijft dus in de toekomst).

DEEL 3; EN NU KLARE TAAL

Page 52: Filosofie Examen Deel 1 en Deel 2 en Deel 3(Deel)(1)[1]

Over de wetenschappelijkheid van de wetenschap.

193-199 210-211 223-224 ontbreken

Page 53: Filosofie Examen Deel 1 en Deel 2 en Deel 3(Deel)(1)[1]

Wittgenstein 1; de wetenschappelijkheid van de logische taal.

Wat is zijn bedoeling?

- hij wil de grenzen van het zegbare aanduiden(om de filosofische problemen op te lossen), om zo onzin te kunnen vermijden.

Waaraan moet een uitspraak voldoen om waar te zijn?

- 1) ze moet betekenis hebben(begrijpelijk zijn binnen de conventies van de taal)- 2)ze moet naar iets verwijzen(ze moet refereren naar een ding of een constellatie van

dingen).

==>waarheid is dan de overeenkomst van de uitspraak met de stand van zaken in de werkelijkheid.

Vb; “de huidige koning van Frankrijk is kaal” De grammaticale correctheid en de betekenisstructuur wekken de indruk dat er informatie wordt meegedeeld, terwijl dat niet zo is. Ze zijn dus onwaar.

Wat is het probleem met de uitspraak van Wittgenstein die zegt dat alleen empirische uitspraken betekenisvol kunnen zijn?

- fictieve uitspraken en daarmee ook het hele filosofische corpus wordt als niet zinvol bestempeld.

Hoe lost hij dit op?

Hij brengt een verschil aan; de uitspraken die de structuur van het spreken weergeven hebben niet hetzelfde statuut als pure fictie. Hun strikte koppeling aan de structuur van de werkelijkheid zorgt dat ze toch nog iets expliciteren over mogelijke standen van zaken in de werkelijkheid.(onzin moet men wel vermijden; uitspraken die in feite onmogelijk zijn)

Wat wordt de taak van de filosofie?

- de filosofie moet dienen tot verheldering van de uitspraken over de werkelijkheid(zonder zelf uitspraken te doen over de werkelijkheid).

Zijn onzinnige uitspraken dan volkomen nutteloos?

- neen, ze blijven belangrijk want ze tonen de werkelijkheid op een unieke manier, een manier die niet mogelijk is in strikt beschrijvende(empirisch verifieerbare) taal.

- Ze releveren iets wat nooit verifieerbaar is, maar wat toch van groot belang is in onze omgang met de werkelijkheid.

==>deze indirecte toegangsweg tot de realiteit noemt hij “het mystieke”

Page 54: Filosofie Examen Deel 1 en Deel 2 en Deel 3(Deel)(1)[1]

Wat is het gevolg?

- de taal van de empirie is niet bruikbaar voor zingeving, wanneer men het onuitsprekelijke probeert te expliciteren, bekomt men enkel gebabbel of gezwets.(de boodschap gaat verloren op het moment dat men ze uitspreekt)

Wittgenstein 2; de werkelijkheidswaarde van de gewone “taal”.

Wat is het grote verschil met zijn vroegere denkbeelden?

- de opvatting “betekenis is verwijzing en waarheid is de overeenkomst van de uitspraak met de stand van zaken in de werkelijkheid” wordt ontmaskerd.

==>er is geen één op één relatie van een naam met een ding, of van een uitspraak met de stand van zaken. Uitspraken hebben niet zomaar één betekenis maar worden verschillend begrepen naargelang de context waarin de sprekers ze gebruiken. (alles hangt af van de “context” of het “taalspel”)

Wat wordt er bedoeld met “meaning is use”?

- de betekenis ligt nooit voorgoed vast in een abstracte definitie, ze komt telkens weer tot stand wanneer de sprekers de woorden gebruiken en zijn afhankelijk van de manier waarop ze ze gebruiken.

Wat bedoelt hij met taal als gebruiksvoorwerp?

- Taal is pas betekenisvol als ze in haar context wordt begrepen, in het gebruik is alles toegelaten zolang het maar door anderen wordt begrepen.

- Men heeft allerlei grammaticale en lexicale instrumenten ter beschikking allemaal ten dienste van het gebruik dat ik er van maak.

- Het gebruik kan lukken of mislukken(is nooit vanuit een extern, abstract standpunt bepaald).

Wat bedoelt Wittgenstein met “levensvormen”?

1)de verschillende taalspelen zijn ingebed in specifieke gebruikscontexten(wetenschap heeft haar eigen taal, religie, etc).2)Deze gebruikscontexten worden beheerst door gemeenschappelijke elementen die in de communicatie worden verondersteld(typische gedragingen, gebruiken).

het geheel van deze gemeenschappelijke elementen noemt men een “levensvorm” (ons leven is niet tot 1 levensvorm beperkt, de levensvorm waarin we leven zorgt voor ons wereldbeeld, onze kijk op de werkelijkheid).

Is er dan nog waarheid te vinden in het spreken?

Page 55: Filosofie Examen Deel 1 en Deel 2 en Deel 3(Deel)(1)[1]

- ja, maar binnen een bepaalde levensvorm.(waarheid bestaat maar “de waarheid bestaat niet)

- geen enkele levensvorm mag zijn waarheid verabsoluteren(zelfs niet de wetenschap)

Wiener Kreis; het neopositivisme

Hoe radicaliseert Wiener Kreis Wittgensteins ideeën?In 3 opzichten doet hij dit;

1) Wat niet als zinvol taalgebruik kan worden geverifieerd heeft geen enkel nut2) Alle waarden moeten op hun feitelijkheid worden getoetst, spreken over waarden moet

kunnen gebeuren aan de hand van zinvol taalgebruik(indien dit niet lukt, moet de waarde in kwestie worden afgewezen als pure onzin en kan ze beter verdwijnen).

3) Het “zinvolle” spreken wordt anders gedefinieerd.

Wat verstaat Wiener Kreis onder zinvol taalgebruik?

1) Logische en mathematische uitspraken; zij geven geen inhoudelijke informatie over de feiten maar zijn wel zinvol omdat ze de structuur van ons spreken(en dus de structuur van de werkelijkheid) blootleggen.

2) Uitspraken die kunnen worden geverifieerd aan de hand van het verificatiebeginsel.De uitspraak moet niet noodzakelijk empirisch worden geverifieerd, hij moet gewoon kunnen geverifieerd worden.(De mogelijkheid om te verifiëren).

Wat verstaat Kreis onder het verificatiebeginsel?

- Het is het principe waarmee wetenschappelijke en dus zinvolle uitspraken van de niet wetenschappelijke en niet zinvolle uitspraken worden afgescheiden.

- Hiermee wil hij reageren tegen valse mythes en ideologieën.

Wat zijn de problemen met de verificatie?

- de problemen komen voor bij de universele en negatieve uitspraken(waarop de wetenschap dus steunt)

1) Universele uitspraken; zijn het einddoel van elk wetenschappelijk spreken, een uitspraak van het type “alle … zijn …” is onmogelijk te verifiëren(je moet ze in feite allemaal hebben gezien om een uitspraak te doen).

2) Negatieve uitspraken; “het regent niet”, dit is onmogelijk te verifiëren en in feite enkel de afwezigheid van een bepaald empirisch feit (dus niet verifieerbaar en dus niet betekenisvol).

Wat is Kreis zijn alternatief voor de verificatiemethode?

- “de confirmeerbaarheidseis”; de waarheidswaarde van een uitspraak hangt af van een voldoende aan empirisch bewijsmateriaal(voldoende flamingo’s gezien te hebben om algemene conclusies te kunnen trekken).

Wat zijn de problemen met deze confirmeerbaarheidseis?

- Alles wat de te confirmeren stelling niet tegenspreekt, bevestigd ze.

Page 56: Filosofie Examen Deel 1 en Deel 2 en Deel 3(Deel)(1)[1]

- Elke wetenschappelijke uitspraak wordt in feite een voorlopige conclusie, in afwachting van verdere confirmatie. De wetenschap moet dus haar waarheidsclaim opgeven en kan zich alleen nog maar beroepen op waarschijnlijkheid.

Vb; mijn pen is zwart ,alle flamingo’s zijn roze==>confirmatie van laatste is tevens confirmatie van eerste want wordt niet tegengesproken

Karl Popper en het falsificatiebeginsel

Wat is zijn alternatief voor het verificatiebeginsel?

- het falsificatiebeginsel; een uitspraak is wetenschappelijk zolang ze aangeeft hoe ze empirisch weerlegbaar zou kunnen zijn.

- Zolang die weerlegging niet gevonden is blijft de algemene uitspraak geldig.

Wat is het gevolg van dit falsificatiebeginsel?

- Zolang er geen tegenvoorbeelden van falsifieerbare uitspraken gevonden worden is een uitspraak waar.

- De waarheid is dus voorlopig, Popper spreekt daarom liever van “gecorrobeerde” (versterkende)uitspraken dan van “ware”.

- Uitspraken die niet aan het criterium van wetenschappelijkheid voldoen kun evenwel zinvol zijn maar ze kunnen geen aanspraak maken op cognitiviteit (ken-gehalte).

Hoe moet de wetenschap dan werken?

- de eerste stap moet er in bestaan een kader op te stellen waarbinnen de observaties zullen gebeuren,men moet dus eerste een hypothese opstellen die nadien aan de hand van ervaringsgegevens wordt getoetst(de wetenschap moet dus hypothetisch-inductief werken).Een hypothese wordt dus gecorrobeerd door de feiten en wordt zo een wet(blijft falsifieerbaar).

- Eens het kader gevonden is, worden nieuwe waarnemingen altijd gededuceerd binnen de grenzen die het kader stelt(tot het kader zelf wordt gefalsifieerd).

er bestaat volgens Popper echter wel een ultieme feitelijkheid waarop de kennis teruggaat.(het komt door gebrekkige procedures dat we deze niet vinden)

Page 57: Filosofie Examen Deel 1 en Deel 2 en Deel 3(Deel)(1)[1]

Thomas Kuhn; de discontinuïteit van wetenschappelijke paradigma’s

Wat is volgens Kuhn de wetenschap?

- Volgens hem is het niet zozeer een weergave van empirische feiten maar eerder de explicitering van een paradigma. Hiermee bedoelt hij een reeks van grondovertuigingen waarover de leden van een bepaalde wetenschappelijke gemeenschap het eens zijn.(het gaat om dingen die zijevident vinden)

- Het paradigma functioneert als het kader waarbinnen de wetenschap wordt beoefend.

Waaruit bestaat nu juist zo’n paradigma?

- Een paradigma bestaat uit typevoorbeelden, metafysische overtuigingen en waarden.- De aanwezigheid van een paradigma wijst op een zekere maturiteit van de

discipline(de menswetenschappen zitten nog in hun pre-paradigmische periode).

Wat is nu de taak van de wetenschap binnen zo’n paradigma?

- Binnen het paradigma wordt “normale” wetenschap beoefend, men zal de leemten, vaagheden en ondubbelzinnigheden proberen op te lossen die in het paradigma nog open zijn gebleven.

- De wetenschapper pluist dus deel problemen uit(“puzzle solving”) en probeert de verwachtingen op te lossen die door het paradigma worden gewekt.

Wat gebeurt er als er een crisis opkomt in het paradigma?

- soms duiken er problemen en anomalieën op en zorgen in sommige gevallen voor een crisis, het oude model blijkt niet houdbaar en er start een strijd tussen de concurrerende alternatieven.

==> de overwinnaar treedt als nieuw paradigma naar voren, er heeft een wetenschappelijke revolutie plaatsgevonden.(vb de Copernicaanse revolutie,wat vroeger als “begrijpen “ werd aanzien wordt nu gedegradeerd tot bijgeloof)

Bestaat er nu een overkoepelende waarheid?

- neen, wat als “waar” of als een “feit” wordt gezien hangt af van het heersende paradigma.

==>wat Kuhn in vraag stelt is de geldigheid van de structuren van het verstand(Kant), hij herneemt Kant maar met “variabele categorieën”.Hij sluit zich aan bij de stelling dat wetenschap een constructie is maar dat ook de structuren waarbinnen de wetenschap wordt beoefend variabel zijn. De structuren van het transcendentale subject worden hiermee gehistoriseerd en de laatste vluchtheuvel voor universele objectieve kennis verdwijnt.

Page 58: Filosofie Examen Deel 1 en Deel 2 en Deel 3(Deel)(1)[1]

Wilhelm Dilthey;de hermeneutische methode

Waarop is zijn theorie gebaseerd?

- Op het onderscheid tussen “verklaren” en “verstaan”.- De positieve wetenschappen “verklaren” de dingen, ze zoeken een wetmatig en

meetbaar verband tussen fysische dingen(het gaat om een begrijpen dat uitwendig blijft zowel aan het verschijnsel als aan de onderzoeker).

- Producten van de geest kunnen echter alleen van binnenuit begrepen worden(verstehen), dat “verstehen” houdt zich bezig met belevingen voor zover die een zinvolle en onherleidbare samenhang vormen(dat “verstehen” is geen lukraak gissen maar een discipline”).

Wat is nu de hermeneutiek?

- een methode van interpreteren.(verklaren,uitleggen,vertolken)

Hoe kwam het dat de hermeneutiek zo aan belang won?

1) Het zelfbewustzijn van De moderne tijd met zijn gerichtheid op het eigen ik.2) De eindigheid van het denken dat Kant beklemtoond en de nadruk op het

subjectgebonden zijn van alle kennen.3) Het groeiende historische bewustzijn vanaf de romantiek, waardoor de hermeneutiek

ook een historische component krijgt.

door deze ontwikkelingen wordt de hermeneutiek toepasbaar op alle teksten(voordien bijbel…).De teksten worden tegen een historische achtergrond begrepen.

Hoe past Dilthley dit in zijn theorie?

- Voor hem is alles tekst(ook woordloze gebeurtenissen en handelingen), alles waaruit de mens zich heeft veruitwendigd of verwerkelijkt(het geheel van zijn wereld) kan en moet dus worden geïnterpreteerd.

Wat bedoelt hij met de hermeneutische cirkel?

- Het geheel van een tekst, een leven of een tijdperk kan enkel worden begrepen vanuit de delen, terwijl elk deel kan worden begrepen vanuit het geheel m.a.w. een interpretatie(vb een archeologische vondst) gebeurt altijd vanuit een interpretatie-samenhang(de kennis die al bestond over die periode).

- Die interpretatie-samenhang kan enkel worden opgebouwd door geleidelijke kennismaking met de elementen die ertoe behoren.

==> de tekst moet vanuit de tekst zelf worden begrepen.

Page 59: Filosofie Examen Deel 1 en Deel 2 en Deel 3(Deel)(1)[1]

Hans-Georg Gadamer; hermeneutiek

Wat is Gadamer zijn visie op de hermeneutiek?

- de hermeneutiek kan nooit onafhankelijk worden geacht van het interpreterende subject.

- Ons begrijpen wordt altijd gedragen door een interpretatiesamenhang, deze interpretatiesamenhang is niet alleen een begrenzing maar ook een mogelijkheidsvoorwaarde voor elk begrijpen. Want elk begrijpen gaat immers uit van een vraag die oprijst in de context van een vooraf-verstaan.

- Elk begrijpen gaat uit van sleutels die worden aangereikt door dit vooraf-verstaan(die mede vanuit onze leefwereld vorm krijgt).

Wat is het gevolg van deze hernieuwde visie op de hermeneutiek?

- De betekenis van een tekst is dus nooit meer definitief,eens alle historische achtergronden zijn blootgelegd is de tekst definitief begrepen maar altijd historisch en verschuivend.

- Het begrijpen kan dus nooit losgemaakt worden van de traditie,de overlevering waar in de tekst steeds op een nieuwe wijze verschijnt.

==>dit is onvermijdelijk want; 1) de begrippen zijn voortdurend in ontwikkeling. 2)de problematiek evolueert voortdurend. 3)het belang van het principe van de toepassing(de betekenis van een tekst wordt mee bepaald door de toepassingen van die tekst doorheen de tijd, de manier waarop zo’n tekst gewerkt heeft maakt dus deel uit van de tekst zelf). Vb; een boek dat de naam heeft een meesterwerk te zijn zal anders gelezen worden dan een stationsroman

Wat is nu de echte volle betekenis van een tekst?

- De echte volle betekenis van een tekst is echter niet de oorspronkelijke betekenis, maar wel de tot leven gebrachte oorspronkelijke betekenis.

- De bedoeling is niet dat we zomaar een tekst reduceren tot onze bestaanhorizon maar te komen tot een horizonversmelting. Alle verstaan van teksten gebeurt idd door ze uit te drukken binnen onze horizon, maar het is de tekst die moet worden uitgedrukt in onze interpretatie.

het gaat dus niet om een “onderwerpen” van de tekst aan onze horizon, maar om een vertolking van de tekst(zoals een toneelspeler zijn rol tot leven brengt).

Page 60: Filosofie Examen Deel 1 en Deel 2 en Deel 3(Deel)(1)[1]

Historisering van kant

- de hermeneutiek van Gadamer is in feite het verdisconteren van de filosofie van Kant(met de nadruk op het subject) en van het groeiende historisch bewustzijn, binnen de hermeneutische situatie.

- De methode van de empirische wetenschap en die van de hermeneutische zijn toch niet zo radicaal verschillend. Structuurelementen van de positiefwetenschappelijke methode(Popper,…) zijn weer te vinden binnen de structuur van de hermeneutiek, net zoals er hermeneutische momenten te onderkennen zijn in de manier waarop de positieve wetenschappen werken.