Film en Video Technologie

download Film en Video Technologie

of 26

Transcript of Film en Video Technologie

Film en video technologie : prcinema

De vier essentile aspecten van film zijn: y weergave van beweeing y het temporele y het narratieve y fotografisch-optische.

Veel invloed andere kunsten op film. Podiumkunsten hebben aantal dramatische & vormelemten aangebracht. Opera is voorloop film bij uitstek. Het is kunstvorm die vele kunstvormen bevat. Wagner is sleutel figuur. Gebruik van special effectes, bruitages om impact op kijker te verhogen.

De 7 kunsten y y y y y y y y y y Kunstvormen Beeldende kunst Theater Muziek Dans Architectuur Literatuur Film (7de kunst) Strip Mengkunst/cross over

3-dimensionele reproductieafgietsels Afdruknemen = Eerste extra repoductie van werkelijkheid.

Visuele reproductiebeweging Grotschilderingen = momentopnamen van bv. opspringen dieren, proberen grafische weergave van beweging te maken. tijd Muurschilderingen = Vaak aspectivistische weergave, 3e dimensie ontbreekt. Aandacht voor dimensie tijd. Doet denken aan beelden van een film. narratief Wandtapijt = Soort van film, wordt als stripverhaal in scenes in beeld gebracht.

Optische reproductieCamera obscura Camera Obscura = kamer met wand waar gaatje in was, gaatje diende als lens, bij de kleine openingen onstaat er lichtbreking wat doet fungeren als lens. => wordt ook bij microscoop toegepast. bestaat uit metalen plaatje met klein gaatje erin. Als men door gaatje kijkt ziet men het bekeken voorwerp vergroot. => bewijs van dit fenomeem is dat bij objectieven met zeer klein diafragma volledig gediafragmeerd gebruikt wordt, diffractie optreedt Diffractie vindt plaats op boorden van lamellen van diafragma zelf. => Gevolg men krijgt contrastloos en/of enigzins onscherp beeld.

en

Camera obscura oorspronkelijk zeer eenvoudig: een kamer, met een wandje met een gaatje dat eventueel verbeterd werd door een convexe lens in de opening, zodat kwaliteit afbeelding beter werd. y Hoe groter de opening van het gaatje, hoe helderder het beeld, maar hoe onscherper. y Hoe kleiner het gaatje, hoe donkerder het beeld, maar wel hoe scherper. Dit Illustreert al zeer goed het fenomeen dieptescherpte. Om camera obscura te verkleinen en verplaatsbaar te maken werd achterkant voorzien van matglazen achterwand. Zo kon men beeld zien zonder zichzelf in de camera obscura te bevinden. Is identiek aan principe technische camera, waarbij je zwarte doek achteraan over matglas houdt, om beeld te beoordelen. Het beeld staat wel ondersteboven. schaduwprojectie Schaduwprojectie = eerste vorm van reproduceerbare optische beeldvormen. Met betere camera obscura bestond tekensysteem om silhouetten van mensen te

teken. Bepaalde kaars achter personages, zodat schauw personages op glasplaat/muur werd geprojecteerd. Dan een blad papier bevestigen zodat je profiel van model kon tekenen. Is n van de eerste optische toepassingen van beeldreproductie.

Fotografische reproductienipce y y y y Nipce uitvinder fotografie. 1793 eerste experimenten met processen om via optische weg beelden te verkrijgen. Was gericht op ontwikkelen van procede om mbv. Camera een etsplaat te kunnen maken. 1822 eerste foto geproduceert, dankzij stof (Syrisch asfalt), was oplosbaar in terpetijn maar na lange belichting niet meer. 1826 eerste foto ontstaan. Belichtings tijd was acht uur.

y y Fotografische komt erop neer de werkelijkheid op beeldende wijze objectief te reproduceren zonder interpretatie van een mens. (geen schilderij of ets) y Meeste bekende eerste foto = Uitzicht uit werkkamer in le gras. y Echter eerdere foto gevonden uit 1825, was fotografische reproductie van een ets. (heliografie) Niepce noemde zijn proces Heliografie. Door lange belichtingstijd konden alleen stilstaande voorwerpen gefotografeerd worden.

Niepce uitvindingen zijn o.a. y irisdiafragma y methode om fotos houdbaar te maken, eerste die camera van balg voorzag om scherpstellen makkelijker te maken. Maakten met opticien Chevalier & Louis Jacques Mand Dageurre nog meer vebeteringen.

BewegingsanalyseJoseph Plateau y Ondekte fenomeen van gezichtstraagheid/lichtnawerking => Fysisch verschijnsel waarbij beeld nog gedurende korte tijd op netvlies van oog blijft hangen. y Phenakistiscoop = toestel waarme serie opeenvolgende tekeningen in beweging kon brengen. Bedacht door plateau in 1831, legde basis voor cinematograaf & filmindustrie.

FilmspaceFilmruimte

Filmruimte = denkbeelding, persoonlijke imaginaire wereld v.d. kijker waarbinnen de kijker een film plaatst en beleeft. Zal voor iedereen uniek zijn. Cineast moet proberen deze wereld bij kijkers zo gelijk mogelijk te ervaren en ingebeeld te laten worden. Het Is normaal/aangewezen dat elementen binnen deze ruimte kloppen, aanvaardbaar of tenminste geloofwaardig zijn. Als dit niet het geval is kan het het inlevingsvermogen van de kijker schaden.

De arena Arena = (fictieve)wereld, bepaald door tijd en ruimte waarbinnen een film of scene zich afspeeld dat de Ingredinten bevat om een verhaal te vertellen. Is term die vaak gebruikt wordt bij scenarioschrijven. => visuele aspect vd. Arena is werkgebied vd. Beeldenmaker. Moet samenhangen en kloppend zijn. Totaliteit vd. Mise-en-scene, alles wat voor de camera verschijnt en de manier waarop dit gebeurt, bepalen spirit van je beelden. Je wilt geen beeldarmoede krijgen.

Het oog Periferisch & Acuut zicht We zien maar zeer beperkte hoek scherp. => acuut zicht Dit Is een hoek van enkele graden, komt overeen met beeld van een lens van 1000 mm in kleinbeeld. Door onze oogbewegingen te concenteren naar bepaalde zone van ons algemeen beeldveld , kunnen we bepaalde objecten scherp waarnemen. Hoe geconcentreeder, hoe beter we het object zien. Naast scherpte zicht ook periferisch zicht. Periferisch zicht = bijna 180 graden breed & hoog. Zeer breed veld, maar betrekkelijk wazig. Wordt hoofdzakelijk in onderbewustzijn waargenomen. Scherp zicht wordt altijd bewust en gewild waargenomen! mensen kijken meest naar, gelaatsuitdrukking, beweging ogen en evt. Beweging handen. periferisch zicht is constant long shot Acuut zicht is constant medium tot medium long shot.

Onderwerpgrootte/Beeldgrootte wordt bepaald door o.a. 1. Afstand camera tot onderwerp 2. Brandpuntsafstand (focaal) van opnamme-objectief 3. Aspectratio/beelverhouding van filmformaat/sensor

4. Hoe panoramischer aspectratio, hoe tele een teleobjectief wordt en hoe breder breedhoekobjectief wordt. y y y y y Hoe closer voorwerp of personages hoe groter impact. Hoe minder close of kleiner in beeld gebracht, hoe minder de impact. Hoe closer hoe belangrijker personages worden. Hoe breder hoe belangrijker decors/omgeving wordt. Hoe closer de opname, hoe meer dramtische inhoud er in beeld aanwezig is. Het psychologische Krijgt bovenhand op materiele.

OpnamedimensiesFilmonderdelen Fotogram = n beeldje van filmstrook Videogram = videofilm Beeldje = n beeldje van filmstrook of video-opname Shot/opname = ononderbroken beeldregistratie door n camera Films = bestaat uit verschillende shots. Een beeld = dubbelzinnig, kan shot, cadrage of een beeldje zijn. Elke shot = take. Safety = tweede maal de opname te hebben voor het geval iets met negatief/digitale file zou gebruiken. y Retakes = deze opeenvolgende shots. Als set-up verandert, camera verzet, of lens wordt gewisseld is dit een nieuw shot, GEEN RETAKE! y Cut = deel van shot y Cut in shot = close shot dat vanuit hetzelfde standpunt gefilmd is van daarvoor breder gefilmde shot. y Pick up = retake van een gedeelte van een shot. y Cut-away shot = opname van evenement dat zich ergens anders afspeelt, meestal close-up. => kan gebruikt worden om continuteitsprobleem op te lossen. => of om over reactie te gaan. y Reactieshot = shot zonder dialoog, meestal close-up van speler die met gelaatsuitdrukking reageert. y Luistershot = beeld van luisterend personages y Packshot = shot in reclamespot, waar product in originele verpakking te zien is. y Insert = full screen close-up van een voorwerp (bv. Foto of brief) y Sequens = aantal shots die geheel vormen binnen eenheid van decor, tijd, gedachte of handeling y Scene = omschrijving van bepaalde handeling op bepaald tijdstip op bepaalde locatie. y y y y y y y y

Camerainstelling3 parameters y y Beeldgrootte Camerahoek

y

Camerahoogte

Nul-referentiepunt om die positie van de camera-instelling op te meten is : =>het midden van het beeldopname element (sensor) of filmvlak. Filmvlak wordt aangeduid met cirkel met vertikale streep erdoor. Bij eenvoudige objectieven bv. 50 mm of camera obscura valt het nodaalpunt & filmvlak samen. Bij ingewikkelderde objectieven zoals zoomobjectieven &groothoeken valt nodaalpunt zelden samen met film of sensorvlak. Het nodaal punt Bevindt zich net achter de frontlens of ergens in het midden van objectief. Optisch gezien worden de gravures of afstandmarkeringen op een objectief berekend vanaf nodaal punt, zijn de gravures berekenen vanaf het film-sensorvlak. => Dit werkt makkelijker voor 1ste camera-assistent en script. Special effects & 3D matching moet nulreferentiepunt nog preciezer bepaald worden en neemt men het echt nodaal punt als referentie. Dit is de plaats in objectief/optisch systeem waar het beeld gevormd wordt en dan via optische verlenging op het opnameelement of filmvlake geprojecteerd wordt. Camerastandpunt => bepaald door camerahoek & camerahoogte Camerahoek => uitgedrukt in graden, uren, links of recht van denkbeelde loodrechte kijkrichting van het personage (of voorwerp) Camerahoogte => gemeten vanaf de grond tot halverwege het filmvlak. Camera-afstand => afstand tussen ogen gefilmde personage tot aan het filmvlak. Bij voorwerp, afstand van vlak dat ons interesseert en het filmvlak.

Shot tegenshotparameters Shot-tegenshotopnames =opeenvolgende opnames van twee personages, voorwerpen of situaties die tegenover elkaar staan. Camera-afstand, camerahoogte,camerahoek, kijkrichting, focaal en filtratie moeten gelijk zijn, als men in montage deze beelden mooi wilt snijden. de script noteerd deze parameters, de cadreur/cameraman onthoudt blik van acteur.

Als de camera zich verplaatst kan men spreken van een nieuw standpunt, nieuwe camerainstelling of nieuwe set-up. Soms gaat met tricheren of afwijken van bepaalde logica om het beeld te laten kloppen. Optimale instelling van deze parameters heeft als doel de visuele dynamiek zijn. De dramatiek en inhoud van welbepaalde opname ondersteunt. Juist invullen van parameters zal bijdragen tot meer duidelijk voor de kijker. Shot-tegenshot gebruikt voor dialogen, conflicten, tegengestelden, gevechten, gedachtenwisselingen & blikuitwisselingen te verfilmen. Men vetrekt altijd op voet van gelijkheid. Twee shots moeten evenwaardig zijn qua vorm, tegenspelers even zwaar wegen. Soms afwijken evenwicht om dramatisch contrast te maken. Tricheren = bij identieke parameters toch afwijkingen hebben en deze door aftewijken weer gelijk te laten zien. gelijkheidsparameters Camera-afstand Camerahoogte/relatief met acteur Camerahoek Focaal Diafragma Hoofdruimte Kijkrichting Filtratie Bij vrouw wordt vaak filtratie gediffuseerd om schoonheid te sublimeren. Contrastratio kan het beste getemperd worden om de wisselende licht en schaduwkant bij het cutten niet storend te maken.

beeldgroottesAmerikaanse nomenclatuur is meeste interessante en universele voor beeldgroottes. De benamingen ELS Extreme long shot Totaalopname LS Long shot Half totaal opname MLS Medium long shot Normaal opname MS Medium shot Middelgroot opname M2S Medium two shot MCU Medium CU Nabij Opname H&S CU Head & Shoulders CU - +-Borst Shot

HCU Head CU Cu van het hoofd ECU Extreme CU Extreme CU Choker Choker CU Choker CU Cu Close up Groot Opname 2S Two Shot Two Shot OS Over Shoulder Over shoulder Extreme Long shot = Beeld van grote ruimte op grote afstand. => camera wordt zelden bewogen, zeer kleine details in beeld Long Shot = Beschrijft ruimte waarin de actie zich afspeelt. => gebruikt om al de elementen te tonen die betrokken zijn bij bepaalde sequens. Medium Long Shots & Medium Shot = Gebruikt om personages tegenover elkaar te plaatsen. Close up = mogelijk om deel iets/iemand te tonen. => meer impact dan bij fotografie, door lengte en wanneer. Getrokken camerastandpunt = getrokken shot, dichter bij n van de 2 personages of te filmen voorwerp staat. Frontaal shot = neutraal, weinig volume, weinig diepte/plat. Voordeel : Ontbreken van relif, zien er jonger uitzien. Profiel camerastandpunt = zijkant van personages Weinig mensen zijn mooi in profiel. camerastandpunt = meest plastische shot, geeft meeste illusie van 3D. Geeft volume en prsence. Hoofdruimte = zichtbare ruimte tussen bovenste rand van het kader en de bovenkant van het hoofd van het personage. Heeft picturale & psychologische rol. Weinig/geen hoofdruimte zorgt voor bekrompen gevoel. => hoofdruimte = psychologische denkruimte. Hoofdruimte begint bij pruiken boven de pruik. Dieren, gebouwen en voorwerpen hebben ook hoofdruimte. Hoe ruimer het shot hoe meer hoofdruimte nodig zijn. Hoofdruimte & Gulden snede = ogen op 1/3 van hoogte van kader plaatsen. Profcamera = underscan TV-scherm = scan (beetje afgesneden en uitvergroot) Kleine LCD-monitoren = scan Er is ook kin ruimte! Kijkruimte = zichtbare ruimte tussen de ogen van personage en n van de randen van het beeld. Picturale rol & psychologische rol Te weinig kijkruimte => onnatuurlijk gevoel. Als bijna tegen scherm geplakt is, geeft indruk dat hij in een richting kijkt waar feitelijk niets te zien is. Bewegingsruimte = ruimte die voor persoon of voertuig te zien is in de richting dat die zich bewegen. Camerahoogte

Ooghoogte = objectiefhoogte = neutraal Kikvorsperspectief =ooghoogte > Objectiefhoogte = imponerend/dominerend Vogelperspectief = oooghoogte < Objectiefhoogte = minimaliseren/ gedomineerd Schuineplaatse kadrages/dutch angles = > psychologisch onevenwicht, wel voldoende decraderen anders lijkt het fout.

Camera bewegingen Pano= horizontale beweging Tilt = Kantelende beweging Schuine pana = diagonale beweging Haakse beweging = pano onmiddegevold door tilt. Rol = rolbeweging rond zijn optische as. Travel = nadert of verwijdert van onderwerp (niet dmv. Zomen!) Laterale travelling = camera komt voorbij of rijdt met onderwerp mee. Diagonale travelling = Camera kruist verplaatsingsas van onderwerp. Schaarbeweging = laterale travelling tegenoversteld met bewegingsrichting. Lift-up/down = opwaartse/neerwaartse beweging. Zip pan = vast shot in een snelle pan (zodat deze onscherp is) Zoomen = optische travelen . retrozoomen = Inzoomen & uitrijden of Uitzomen & inrijden. Kader verandert niet maar perspectief verandert wel. Focus & zoom zijn logaritmisch. Travellen = Lineair Shit swing tilt = door objectief onafhankelijk van camera te bewegen, krijgt men perspectief bewegingen.

SensitometrieSensimotrie = vormen van een beeld met licht op chemische of elektronische wijze. Fotograferen met licht = De inval van lichtdeeltjes te registreren die de werkelijkheid ontmoet hebben en ons kome berichten hoe die eruit ziet. Twee gebruikte methodes hiervoor. Fotochemische methode = Fotonen veroorzaken een zwarting op lichtgevoelige korrels. Dit Prille beeld. = Latente beeld

Fotonen hebben in de zilverkorrels kiemen doen ontstaan die via scheikundige procds gaan resulteren in zwarting die een beeld gaan vormen. y y Fotonen raken zilverhalogenide-atomen in de lichtgevoelige korrels. Elk foton dat een zilverhalogenide-atoom raakt doet dit verandern in een metallisch zilveratoom. Het beeld bestaat dan uit een mozaek van een zilvergalogenide en metallisch zilver, afgewisseld naargelang het belichtingspatroon. => Latente beeld ontsstaat. Om latente beeld letterlijk te ontwikkelen zal de ontwikkelaar Elke zilverkorrel, die 4 of meer atomen bevat die in metallisch zilver is veranderd door een fotoninslag, ontwikkelen tot een volledige metallische zilverkorrel. De korrels die 3 of minder naar metallisch zilver omgezette atomen hebben zullen geen zwarting vertonen.

y

Foto elektrsich/Elektronische methode = omzetten van licht in elektriciteit via een tussenmedium. Omzetting van fotonen in elektronen of ladingen. Die ladingsstromen (of beeldinformatiestromen) worden via electonische kanalen geordend, verplaatst geregistreed en versterkt. y y y y Fotonen maken elektronen vrij in de pixel Hoeveelheid vrijgemaakt elektronen zijn lineair evenredig met de lichthoeveelheid. Elektronen worden in de pixel vastgehouden door capaciteitswerking. De capaciteitslading wordt uit de pixel verplaatst.

In twee gevallen ontstaat er een beeld. De 1ste door zwarting. De 2de door accumulatie van elektronen. De belichting = verhouding tussenlichthoeveelheid & resulterende beeldinformatie.

densitometrielicht wordt densiteit Densiteit = Hiermee drukken we de zwarting uit, ladingen in millivolt of IRE. Densitometrie = de quantitatieve meting van de optische dichtheid van lichtgevoelige materialen. Optische densiteit = het gevolg van de opaciteit (donkerheid) veroorzaakt door de ontstane zilverkorrels na belichtingen en ontwikkelen in een bepaalde zone. Opaciteit wordt gemeten door densitometer. Densitometer= toestel waarbij een kleine lichtbron gecombineerd is met een lichtmeter. Hiermee kan gemeten worden hoeveel licht er van de lichtbron door het te meten materiaal tegengehouden wordt. Om belichtingsmechanisme te begrijpen moet er naar de belichtingscurve gekeken worden. Belichtingscurve is ontwikkeld door Hurter & Driffield in 1890. Deze wordt de H&D curve genoemd of de D log E curve. Vaak afgekort tot Log E curve. Curve toont: De hoeveelheid belichting E (exposure) op horizontale as tegenover de verticale as D (density).

E is in een logarithmische eenheden. D laat de densiteitsveranderingen tonen. Densitometrie = basis van de sensitometrie of gevoeligheidsleer. Hierbij onderzoekt emn hoeveel licht er op de lichtgevoelige drager moet terechtkomen om de vereiste beelddensiteit te bekomen na ontwikkeling. Ook bij elektronisch beeld, waarbij kijkt hoeveel licht er op een sensor moet terechtkomen om het gewenste elektronische beeld (signaal) te bekomen. We willen de werkelijkheid zo getrouw mogelijk reproduceren. Het lijkt dan ook logisch dar we densiteit van een negatief dezelfde verhouding zouden veranderen als verschillende lichtniveaus die in de te filmen scene aanwezig zijn. We zouden dan een lineaire manier hebben met een helling van 45 graden. Dit is echter bij geen enkele film het geval. De curve die de resulterende beelddensiteit weergeeft t.o.v. de belichting geeft op zijn horizontale as niet de belichting weer maar het logaritme van de belichting. De stijging van de luminantieniveaus versus de resulterende densiteit is zo groot het onmogelijk is deze zonder logaritmischer manier op papier te krijgen. Bij een moderne film met een technische belichtingsspeelruimte van 11 stops heb jee een school van 11 stops nodig om de onderste en bovenste grenzen te kunnen bepalen. Dit zou zorgen voor een verticale as van 11 centimenter en een horizontale as van 20,48 meter! Bij densitometrische metingen wordt gebruik gemaakt van millimeterpapier. Densitometer = toestel waarmee je densiteit van een fotografisch materiaal kan meten. Het werkt zoals een lichtmeter. Bovenaan heb je een lichtmeetcel, onderaan in het cirkeltje een lichtbron. Je ijkt eerst je densitometer op 100% luminantie en dan meet je hoeveel lciht er tegengehouden wordt door het fotografisch materiaal, zo kan je de densiteit meten. Voor kleurmetingen heb je een meetkop met een rood,groen en blauw filter.

De ideale filmBij een moderne fitm met een technische belichtingsspeetruimte van 11 stops heb je een schaal van 1 1 stops nodig om de onderste en bovenste grenzen te kunnen bepalen met als gevotg: Een verticate as in stops uitgedrukt die 11 "centimeter" hoog is maar een horizontate as van 20,48 "meter"! Je bekomt 1 "stop" per verdubbeting van de betichting. Dus is elke stop = licht X 2.

1stop 2stops 3stops 4stops

1x2=2 2x2=4 4x2=8 8x2=16

5stops 16x2=32 6stops 32x2=64 7stops 64x2=128 8stops 128x2=256 9stops 265x2=512 10stops 512x2=1024 11stops 1024x2=2048 => 2048cm of 20,48m

Bij densitometrische metingen gebruikt men mi[limeterpapier om de curve's te tek- enen, waarbij de centimeter en mi[imeter werkbare en zichtbare eenheden zijn, vandaar dat een reductie van de betichtingsschaal zich opdrong.

De Curve heeft 3 basisonderdelen. y y y Teen, rechte stuk de schouder. Gamma heeft zijn eigenheid door de hoek die er is tussen de rechte lijn van de curve en de horizontale basislijn van de belichtingscurve. Dit houdt dus geen rekening met de teen en de schouder van de curve. Het middelste gedeelte, is bijna recht en vertegenwoordigt 80% van het beeld. De Teen is weergave van de bijna zwarte tot zwarte partijen van het beeld, en de schouder het bijna witte tot witte partijen van het beeld. De bocht in de curve aan de schouder en de teen zijn de zones waar detail begint en verdwijnt. Hellingsgraad van de curve wordt een zeer duidelijke aanwijzing van het contrast van het gevoelig materiaal. Hoe steiler de curve hoe contrastrijker de film. Hoe meer liggend de curve, hoe zachter het contrast. Bij contrastrijke film groot verschil in densiteit als gevolg van een kleine verandering van belichting. Bij contrastarme film, weinig densiteitsverschil bij grotere veranderingen in belichting.

De gammaGamma = eenheid die uitdrukt in welke mate de relatie tussen belichting & densiteit zich verhoudt en evolueert. De helling van de curve = de gamma. De gamma is ook de maat die het contrast uitdrukt. Contast = trapsgewijze onderverdeling tussen de donkere en heldere partijen van het beeld of tussentinten. Ene uiteinde = Zwart, andere wit. Gamma/gemiddelde gradient, hiermee drukken we het contrast van fotografisch materiaal uit. Gamma krijgt grieke letter Y. Gamma = rekenkundig de tangens van de hoek, bij hoek van 45 graden is gamma 1. (en verhouding belichting t.o.v. densiteit 1:1)

De log E asLog E (horizontale) as is geen louter abstracte schaal van belichtingseenheden. Log E as = weergave van verschillende luminanties van een scene. Elke scene heeft andere luminantieverhoudingen. Horizontale as = het palet van luminanties van een beeld. (van de donkerste tot helderste beelden) De Incrementen van Log E as zijn stops, elke stap vertegenwoordigd een dubbele hoeveelheid licht.

LuminantieperceptieLuminantieperceptie = logarithmisch. Dit heeft verregaande gevolgen voor belichting bij film&video. De menselijke helderheidsperceptie is logarithmisch. Elk increment van een gelijkverdeelde grijswig is bij reflectiemeting duidelijk logaritmisch verdeelt. Deze wigvoorstelling is essentieel in het proces van belichting en beeldreproductie. Waarden van wigvoorstelling zijn relatief. Vooral de verhouding (ratio) tussen de donkere en lichte partijen zijn van belang. Deze info zetten uit op de Log E as. We noemen dit de belichtingsspeelruimte van de film. Elke stap op de Log E as is 1 stop, wat telkens de dubbele hoeveelheid licht is tov. De vorige.

logaritmelogaritme = vereenvoudige manier om grote waardeveranderingen binnen getallensysteem uittedrukken. Meeste gebruikte system is log basis 10. Het

logaritme van een getal is een exponent van 10. Zo kunnen we grote bereiksveranderng weergeven met kleine getallen.

SluierBij densiteitscurve begint nooit op 0. Dit is aangezien de emulsiedrager nooit 100% perfect transparant kan zijn. er onstaat een sluier door de druk, hitte en gamma stralen. Dit wordt ook wel base level fog genoemd. Bij elektronische beeldsensoren is dit gelijkaardig aan dark current noise. Een soort basisruis in je signaal. Daarbij heb je ook nog camera & lensflare. De sluier kan gezien worden als parasitair densiteit dat je niet wenst.

Parasitair lichtBij het bekijken & projecteren van beelden krijg je hetzelfde fenomeen als sluier maar dan omgekeerd. Je kunt nooit geen echt zwart bekomen. Het simultaan contrast fenomeen van het menselijk oog zorgt voor illusie dat echt zwart ziet. Bij observatie & projectie rekening houden met lensflare van projector. Zo heb je flare van : de ruit van projectiecabine, lichtweerkaatsing van het plafond in de projectiezaal, het licht van de noodverlichting, de flare veroorzaakt door water en stofdeeltjes in de lucht, de bril die je evt. op je neus hebt staan en de lichtdispersie in het vocht van je oogbal.

gevoeligheidGevoeligheid van film wordt uitgedrukt in ISO. Vroeger ASA (evenwaardig) of DIN (andere school). ISO is een veel praktische en eenduidige grootheid die al jaren gebruikt wordt, daarom wordt dB niet gebruikt. ISO bij kleurnegatief is zo goed als de absolute waarde. Bij zwart wit is de ISO waarde relatief naargelang de ontwikkeltijd. Bij zwart wit cinematografie dus altijd een gevoeligheidstest maken om de gevoeligheid van je emulsie te bepalen!

contrastContrast = drukt verschil in lichtreflectie of densiteit uit tussen bepaalde zones van een beeld of onderwerp. Dus het verschil tussen donkere & lichte partijen. Contrast = het aanwezige helderheidsverschil tussen de helderste en donkerste zone.

Contrastratio of contrast-verhoudingBij contrast ratio of contrast verhouding, wordt het stops-principe toegepast. Elke increment is het dubbele dan het vorige, Het contrastratio wordt uitgedrukt in een verhouding van:op, bv 2:1. Contrastratio wordt hoofdzakelijk gebruikt bij metingen in de echte wereld. Contrastbereik = Vanaf een beeld is opgenomen. Contrastratio = verhouding in stops tussen helderste & donkerste zone

Het contrastbereikContrastbereik geeft het helderheidsbereik weer en de mogelijke gradaties tussen wit en zwart uitgedrukt in stops. Contrastrijke film noemt men vaak hard. Het heeft weinig tussentinten en een steile curve. Hoog coontrast films vooral gebruik bij grafische toepassingen, filmtitel en in klanknegatief/klankpositief. Dit gevoelig materiaal heeft geen grijstinten of tussenstappen. Het ziet er lithografisch uit, het bestaat uit zwart en wit of bij film zwart en transparant. Contrastarme film is zacht. Veel tussentinten en een meer liggende curve. Op de curve van laagcontrast film kan je zien dat de densiteit maar een halve eenheid toeneemt per volle eenheid van helderheidssteiging. Bij hoogcontrast film, meer contrast in reproductue dan in de werkelijkheid. Bij laagcontrast film, minder contrast in reproductie dan in de werkelijkheid. Contrastbereik = hoeveel stops verschil er geregistreed of weergegeven worden. contrast is sterk afhankelijk van het weergave medium. Bij TV & DVD Zwart t/m +5 stops (32:1) Bij film&digitale projectie Zwart t/m 7 stops (128:1) Filmnegatief Zwart t/m 11 stops (2048 : 1)

Inertie

Zowel bij onderste als bovenste grens van curve verandert de respons van emulsie. In onderste gedeelte reageert de film pas vanaf bepaald punt. De film reageert niet op eerste lichteenheden, er zijn pas fotochemische verandering in film tot op een bepaald punt die inertie wordt overschreden. Dit is zo bij filmpellicule als bij elektronische beeldsensoren. In de teen wordt de densiteit als het waren gecompresseerd.

Densiteit saturatieBij de bovenkant, de schouder gelijkaardig fenomeen. Film raakt als het ware overbelast en reageert steeds minder en minder bij elke lichttoename. Uiteindelijk registreet de film geen veranderingen meer. Alle zilverkristallen zijn geactiveerd en de densiteit op zijn maximum. D-max is bereikt.

conclusieMen kan stellen dat schaduwen als ook hooglichten samengeperst worden. Dit is n van de kenmerken eigen aan film in tegenstelling tot elektronische beeldregistratie. Een soort compressie waarbij zeer gecontrasteerde scenes binnen het opnamebreik van de pellicule worden geregistreerd.

De juiste belichtingJuiste belichting = technisch gezien de belichting waarbij de contrastratio van de scene optimaal wordt gereproduceerd binnen het contrastbereik van het opnamemedium. Bij overbelichting speel je informatie kwijt in de hooglichten, bij onderbelichting in je donkere partijen. Belichting = de contrastratio van de scene aanpassen om die binnen de curve van de film te doen passen.

Twee basisstappen bij belichting zijn: y y De ideale gemiddelde belichting bepalen: diafragma, shutter NDs. Hooglichten en donkere partijen controleren: fill-light, licht afvlaggen, grads.

twee complementaire stappen bij belichting zijn: y Etalloneren/digitaal corrigeren: color, baselight. y Retoucheren/bijpainten: color, baselight photoshop.

detailDetail =men wil hiermee aangeven of men nog enige structuur kan herkennen in hooglichten, schaduwen of huidstint. Men gebruik het als paramter en om aan te geven als min in de schaduwen nog structuur herkend en of men in de hooglichten eveneens structuur kan herkennen. De grens waar je nog net detail ziet, wordt beschouwd als de grens van het technische registratievermogen van je medium waar je mee opneemt. Deze range heet ook wel: dynamiek, latitude of belichtingsspeelruimte. Bij keylighttest gebruikt men wit met detail & zwart met detail als de grenzen van het registratieberik van het medium te testen. Men gebruikt wit&zwart waar detail aanwezig is. bv. Witte &zwarte flanel of wit piepschuim en zwartpiepschuim. De bedoeling is, is dat er nog vezels/piepschuim te zien is.

Referentie tintenBij al deze technische aspecten van belichting heeft men geprobeerd de werkelijkheid te herleiden naar eens oort gemiddelde waarden of representatieve materialen. Gebaseerd op wat we als mens visueel gentresseerd zijn. Deze visuele parameters zijn meest interessant TECHNISCH: WIT, HUIDSTINT , 18% GRIJS, ZWART ROOD ,GROEN ,BAUW GEEL ,MAGENTA, CYAAN

(de grijskaart eens bekijken of googlen)

witWit = Barium Sulfaat, BaSO4 Optische witmakers = scheikundige stoffen met fluorescerende eigenschappen die het voor het oog onzichtbare UV licht omzetten in zichtbaar licht. Dit zorgt ervoor dat wit er witter of lichter uitziet, zelfs als het colorimetrisch grijzig of misschien gelig is. Dit is de reden waarom witte kledij onder een blacklight in een discotheek fluorescerend is. (of je tanden) Voor meetapperatuur & een kritische witbalans is enkel BaSO4 enige echte wit om optimaal resultaat te hebben. Bij wittekant grijskaart en witbalanskaarten wordt dus verf op basis van BaSO4 gebruikt. Alle pigmenten,verven materialen en onze huid lijden onder licht. baSO4 wordt als onderlaag in het klassieke zwart-wit barriet fotopapier gebruikt.

huidstintgemiddelde blanke huid heeft qua reflectie 1 stop meer dan een grijskaart van 18%. Volgende aspecten bepalen typische visuele aspect van de huid: y y y y y y y De kleur De schakeringen De structuur De transparantie De glans Beharing Infraroodstraling.

Menselijke huid straalt ook infrarood uit wat film en video soms wel waarnemen maar het menselijke oog niet. Vandaar dat er geen testkaarten gedrukt kan worden die de huid perfect weergeven.

Bij testkaarten & cameratuning & pelliculbouw wordt rekening gehouden met mensrassen (wordt beperkt tot 3 soorten) en de (3) haartypes. Haartypes: Blond Bruin/Zwart Roodharig Rassen: Blank afrikaans aziatisch

Ansell AdamsAnsel Adams heeft zonesysteem uitgevonden Zonesysteem = streeft naar optimale weergave van de werkelijkheid. Wordt gebruikt gemaakt van 11 stappen genoteerd in romeinse cijfers: Zone 0= zwart, zone V = middelgrijs, Zone X = Wit.

Elke stap verhoud zich tot de ander met een verschil van 1 stop. elk getal van 0 10 is een EV equivalent (exposure value). Een exposure value = een combinatie van diafragma en belichtingstijd die dezelfde beelddensiteit tot gevolg heeft. Bv. EV 5 kan dus correcte belichting geven voor een bepaalde ISO, aan 1/50 sec met een diafragma 5,6 zoals 1/100 bij diafragma 4.

11 zones volgens adams 0 = pure black I = Near black, II = textured black III = Average dark IV = Average dark foliage V = Middle gray VI = Average caucasian skin, VII = Very light skin, VIII = Lightest tone with texture: IX = Slight tone without texture, X = Pure white 11 stappen systeem is een goede basis om luminanties in kaart te brengen. Alhoewel een doorsnee buitenscene makkelijk 15 stappen kan bevatten. In praktijk reflecteren materialen onder eenzelfde lichtbron een veel beperktere aantal lichtniveaus. De equivalenten van de zones versus reflectue is de volgende: De reflectie neemt af met de vierkantswortel van 2 = 1,4 (perstop) Bijgevolg is 100/1,4 = 70 (70,7) dus afgerond 70%. Zone Zone Zone Zone 0 = 3% reflectie (3,13) I = 4,5% reflectie (4,43) II = 6% reflectie (6,25) III = 9% reflectie (8,84)

Zone Zone Zone Zone Zone Zone Zone

IV = 12,5% reflectie (12,51) V = 18% reflectie (17,69) VI = 25% reflectie (25,01) VII = 35% reflectie (35,37) VIII= 50% reflectie (50,01) IX = 70% reflectie (70,72) X = 100% reflectie (100,00)

Reflectie = gereflecteerd licht/invallende licht

Transmisse = doorgelaten licht/invallende licht (doorlating)

Opaciteit = 1/ Transmissie (bij een transparant medium = dia, negatief, filter) Opaciteit = 1 Reflectie ( bij een reflecterend medium = foto, print) 1/0,5 = 2

Densiteit = Log van opaciteit Log 2 = 0,3

reflectie = (18/100) Opaciteit = 1/0,18 Densiteit = Log 5,556

= 0,18 = 5,556 = 0,745

= afgerond 0,75

Zone 0 = 3% reflectie (3,13) = Densiteit van 1,5 Zone I = 4,5% reflectie (4,43) = Densiteit van 1,35 Zone II = 6% reflectie (6,25) = Densiteit van 1,2 Zone III = 9% reflectie (8,84) = Densiteit van 1,05 Zone IV = 12,5% reflectie (12,51) = Densiteit van 0,90 Zone V = 18% reflectie (17,69) = Densiteit van 0,75 (0,18 dan 1/X dan lag) Zone VI = 25% reflectie (25,01) = Densiteit van 0,60 Zone VII = 35% reflectie (35,37) = Densiteit van 0,45 Zone VIII= 50% reflectie (50,01) = Densiteit van 0,30 Zone IX = 70% reflectie (70,72) = Densiteit van 0,15 Zone X = 100% reflectie (100,00) = Densiteit van 0,0

CineopticsMenselijkoogHoornvlies (Cornea) = waarvan bolronde oppervlak het voornaamste lichtbrekende element van het oog is, projecteert samen met de ooglens waarvan de verstelbare brekende functie voor de scherpstelling wordt gebruikt, een scherp, gespiegeld, ondersteboven staand beeld op het nietvlies. Lichtsterkte net zoals camera geregeld door een diafragma. Regenboogvlies/iris = diafragma van oog. =Kringspiertjes trekken dit afhankelijk van de lichtsterkte meer of minder dicht. Op netvlies bevinden zich lichtgevoelige zenuwcellen , die een signaal naar de hersenen afgeven dat afhankelijk is van de hoeveelheid licht op de plaats van de cel op het netvlies. (retina) Alle prikkels samen worden door oogzenuw naar hersnen getransporteerd, die er een beeld van maakt. Aantal cellen per oppervlakte-eenheid is niet overal op ons netvlies gelijk. In het midden bevinden zich per vierkante mm meer cellen dan aan de rand van ons netvlies. De plaats waar de concentratie cellen grootst is, heet de gele vlek. Waar oogzenuw zit, is geen plaats voor staafjes en kegeltjes. Die plaats heet de macula (blinde vlek). 2 soorten zintuigcellen. Staafjes = geven zwart-wit beeld, zijn gevoelig voor alle kleuren licht. Kegeltjes = Kleurselectief, drie soort kegeltjes, voor rood, groen en blauw. Ultraviolet kan ook door kegeltjes worden waargenomen, maar de ooglens laat deze niet door, waardoor het netvlies beschermd is tegen deze schadelijke straling. De combi van drie kleuren stelt ons instaat kleuren te onderscheiden. De curven van kleurgevoeligheid lopen niet steil maar langzaam. Hierdoor nemen wij een kleur tussen rood & groen waar met zowel cellen die gevoelig zijn voor rood licht als de cellen die gevoelig zijn voor groen licht. Deze combi zorgt in de hersenen dat het ziet dat een kleur is tussen rood & groen. (bv. Oranje of geel) Niet alle dieren in de wereld nemen dezelfde kleuren waar. Sommige kunnen infraroodlicht zien, andere ontbreekt cellen voor een bepaalde kleur. Sommige met 4 kegeltjes, andere twee. Sommige slangen kunnen infraroodstraling waarnemen maar de organen die ze hiervoor gebruiken worden geen ogen genoemd.

Pinhole cameraPinhole camera = camera zonder lens. IPV lens, klein gaatje (pinhole). Pinhole = draagbare camera obscura. Pinhole camera kan gemaakt worden van schoenedoos met in de deksel een gaatje van een soekt en in de doos een stuk zwart-wit fotopapier geplaatst. Betere versies van hout of rolfilm of 4X5 inch vlakfilmhouder. Het gaatje is dan in een rond metalen plaatje gemaakt dat vooraan je camera is bevestigd. = Pancake. In metaal kan er een kleiner & ronder gaatje gemaakt worden dan in hout of karton. Scherpte hang af van de grootte van gaatje en afstand tussen gaatje en de film. Focaal = de afstand tussen het gaatje en het filmvlak. Beeld is overal even (on)scherp, scherptediepte is oneindig en er hoeft niet scherp gesteld te worden. Nadeel pinhole camera = door klein gaatje maar weinig licht, dus lange belichtingstijd. Tegenwoordig zijn goedkope minivideocameras en spionagecameras. Het gaatje valt veel minder op dan een lens. Lichtverlies is tegenwoordig ook geen probleem meer omdat videosensoren enorm gevoelig zijn geworden.

objectiefBasisonderdelen objectief met vaste focaal zijn: Buitencilinder (carosserie) Binnencilinder (optisch blok) Diafragma vatting Vaste lens = objectief met vast brandpuntsafstand Scherpstellingsmechanisme = de cilinder waarde lenzen in zitten kan je in en uit de buitenste cilinder schuiven om scherp te stellen. Scherptemechanisme De scherpte : op objectief heeft men een streepje die de referentie is van de scherpte Schaal wordt aangeduid in meter of voet. Veel objectieven door amerikanen/engelse in feet of inches. Meeste moderne lenzen in voet & meter. Brandpuntsafstand/focaal = in millimeter uitgedrukt. Diafragme = in stops. In fotografie gebruikt men f-stops. Objectieven bestaan uit lenzengroepen die ook uit lenzen bestaan.

ZoomlensZoomlens/variabele brandpuntafstand bevat scherpstellingsmechanisme,diafragma en zoomfunctie. Groothoekbeeld wordt dicht achter frontlens gevormd, als men zoomt gaat men een uitvergroting maken binnen dit groothoekbeeld. Bij zoomen bewegen lenselementen of lenzengroepen onafhankelijk van elkaar. Zo kunnen het beeld in/uitzoomen. Dit is al een meer ingewikkeld objectief. Zoomen=optisch travelling Verschil filmobjectief/fotoobjectief = Bij filmobjectief wordt er als er scherpgesteld wordt weinig gezoomt. Vaste lens kan men optisch zeer goed corrigeren. Vaste lenzen zijn doorgaans scherper en contrastrijker dan zoomlenzen. Filmobjectief zijn duurder dan fotoobjectieven door: Hogere graad optische correctie, (beelden worden groter uitvergroot) Moeten aan strengere normen voldoen. Meestal groter bereik in diafragma (doordat formaat kleiner is) Degelijker qua behuizing/carrosserie. Omdat : veel scherpstellingsveranderingen, wordt soms met grote kracht aan de ringen van de objectieven getrokken. (om scherpte, diafragma of brandpuntsafstand te veranderen) In fotografie lichtmeting vaak door lens. (bijgevolg deze fout bij belichting wordt opgeheven) De openingen van objectieven van filmlenzen moeten exact hetzelfde zijn, anders is de film niet constant belicht. Bij fotografie worden: Minder verschillende objectieven gebruikt. Als men wisselt, zal men zelden vastellen dat ene objectief fotometrisch iets donkerder of herder is dan het andere kleurcorrectie ervan niet perfect is. Bij fotografie vaak ingebouwde lichtmeters die de mogelijk verschillende lichtdoorlaatbaarheid van de objectieven automatisch compenseren. bij fiilm worden deze fouten sneller opgemerkt doordat men, opeenvolgende shot en sequensen schiet en het projecteerd op een groot scherm. T-stops =De diafragma schaalindeling wordt aangepast aangezien de geometrische opening/f-stop wordt gecorrigeerd door de objectieven te meten op lichtdoorvoer. T staat voor transmission (oftwel fotometrisch opening) T-stop is 1/3 donker (vaak) dan een geometrische stop (f stop)

diafragma

Diafragma (mechanische iris) = ronde/veelhoekige opening in de lichtbaan van objectief die een bepaalde hoeveelheid licht door kan laten of tegenhouden. Midden van diafragma valt samen met optische as van de binnenvallende lichtbundel in het objectief. Robert Hooke paste als eerste een diafragma toe in zijn microscoop. Bepaalde lensfouten nemen af bij een kleiner diafragma, maar kleiner diafragma zorgt wel dat er bepaalde brekings en buigingverschijnselen weer toenemen. Meeste objectieven functioneren het best bij 2 a 3 stops onder maximale opening. (middenscherpte is optimaal) Te veel gesloten diafragma gaat als lens functioneren door extra breking te veroorzaken, wat zorgt voor contrast & scherpteverlies. Bij volle lensopening kan er randonscherpte en vignettering optreden. Als de lensopening verkleint wordt, zal de scherptediepte wel toenemen. Maar het scherpte in scherpstelvlak niet, tot zelfs minder worden. De grootte en vorm van diafragma bepaaly de bokeh van objectief. Diafragma bestaat uit Aantal metalen plaatjes (lamellen) Die samen een cirkelvormige opening vormen. (hoe meer lamellen hoe cirkelvormiger) Deze variabele opening doseert de lichtinval door de lens naar het filmvlak. De lamellen schuiven over elkaar om een min of meer cirkelvormige opening te vormen. Meestal is die opening 3,6 of 8 hoekig. De grootte van de opening (f opening) kunnen we veranderen en is gestandaardiseerd. Het wordt weergegeven door getallen: F-getal De veelhoeken die we zien als een punt op een foto sterk overbelicht wordt is een gevolg van interne reflecties op de inwendige randen van het diafragma. Door het aantal punten van de ster te tellen kun je zien uit hoeveel lamellen het diafragma gemaakt is. Dit is een optische fout, waaraan we gewent zijn geraakt. Tegenwoordig willen een zo rond mogelijk diafragmaopeningen. Daarvoor heb je een nauwkeurig mechaniek nodig en een diafragmaconstructie met veel bladen. Bij rond diafragma krijg je geen veelhoekige onscherpe highlights in de onscherpe delen van het beeld. Moderne lenzen hebben een zo goed als rond diafragma, terwijl sommige oude zelfs 3hoekige diafragma openingen hadden. De prestaties worden beter naarmate het diafragma meer rond is en zwart van kleur is. Zwarte bladen zorgen voor minder interne reflectie. Dit zorgt ook voor een meer gecontrasteerd objectief. De diafragmaopening heeft ook invloed op de dieptescherpte. De grootste diafragmaopening bij film is 1. daarna (0,7)-1-1,4-2-2,8-4-5,6-8-11-1622-32-45 etc. Filmlezen gaan zelden meer dicht dan 32. Als men onderverdeling tussen 2 diafragmagetallen gebruikt spreekt men in halbve diafragmas of in derdes. bv. +1/3 , + 2/3 en diafragmas +1/2 stop, -1/2 stop. Kleinere onderverdelingen noemt in vakjargon: Scholleke, Palleke of Un poil.

Het F-getalF-getal = gelijk aan brandpuntsafstand (f) : grootste diameter van diafragma (D). Praktisch gezien kan je bij normale objectievenbouw gewoon de fysische lengte van het objectief nemen.

F-getal = f/D f = focaal D= Diameter van de volopen opening Klein F-getal = Lens maximale opening. Elke stap groter is een kleinere diafragmaopening. Maximale opening hangt af van type lens. Vaste lenzen zijn makkelijker te maken dan zoomlenzen. Maximale opening van zoomlenzen is vaak kleiner dan vaste lenzen. Stappen tussen deze waarden wordt stops genoemt. Iedere stop is factor 2 groter in de oppervlakte van de opening van de lens, en dus helft/dubbele van de doorgelaten hoeveelheid licht. Om oppervlakte van cirkel te halveren, moet men de diameter met factor 1.4 verkleinen. Wordt aangegeven met breukgetallen 1/1, 1/1.4, , 1/2.8 etc. Hiervan wordt vaak enkel de noemer genoteerd. Men zegt dan bv. Dat het tussen, f2, f/2.8, f/4, f/5.6, f/8, f/11, f/16, f/22 en f/32 een stop is. Diaframareeks van fototoestel is vaak tussen f/2 en f/32. Laagste getal wordt lichtsterkte van objectief genoemd. Diafragma met als kleinste waarde f/1.4 heeft dubbele lichtsterkte dan eentje waarbij laagste f/2 is. Constructie van lichtsterkte objectieven vraagt niet alleen meer materiaal, maar is ook ingewikkelder om lensfouten te beperken. Lichsterke objectieven zijn over algemeen duurder dan minder lichtssterke objectieven.

De T-stopt-stop = f-stop rekeninghoudend met lichttransmissie van objectief of optisch systeem. T staat voor transmission en wordt gemerkt met een sterretje (vaak in oranje fluoverf) Dit wordt ookwel de fotometrische opening genoemd. Dit getal houdt rekening met

het lichtverlies dat in het objectief voorkomt door: Structuur objectief, absorpties, reflecties en diffusies van het glas. Meestal is verschil tussen 1/3 stop tussen f-stop en t-stop. Hoe langer het objectief, hoe ingewikkelder de lenzenbouw, hoe groter het verschil zal zijn. In fotografie gebruiken alleen Hasselblad & contax deze notatie. Op filmobjecieven is Tstopaanduiding standaard op moderne filmobjectieven. F-stop voor dieptescherpteberekeningen, de zgn geometrische opening. (F= focal ratio) T-stop voor lichtdosering: de fotometrische opening of transmissiestop. (T= Transmission)

focaalFocaal/brandpuntsafstand = afstand tussen brandpunt en optisch centrum van de lens (in millimeter). Sommige objectieven zijn samengesteld uit groepen lenzen die niet noodzakelijk symmetrisch zijn. Dit zorgt ervoor dat het lastig is het optisch centrum te bepalen. In alle objectieven 1 plaats waar lichtstralen zich kruisen, hier wordt dan vaak ook diafragma geplaatst om intredend licht te doseren. Dit kan men beschouwen als centrum van betreffend optisch systeem. Brandpuntsafstand/focaal = afstand tussen diafragma & brandpunt. Brandpunt = punt (vlak) waar lichtstralen buiten beeld convergeren en beeld kunnen vormen. Focus/scherpstelling = objectief bewegen tussen gefilmde onderwerp en het opnamevlak. Zodanig dat men het gewenste onderwerp scherp projecteerd op dit opnamevlak.