Fier op de hoeve van hier Grotere hoeves kregen voornamelijk een … · 2018-07-30 · Fier op de...

4
Fier op de hoeve van hier De historische hoeves van Zuid-Hageland Gaan we op zoek naar de identiteit van een streek, belanden we onmiskenbaar bij de hoeve. Haar uitzicht is onlosmakelijk verbonden met de omgeving. De boer bouwde zijn hoeve veelal met materialen uit de regio. Ook in de publieke opinie leeft de opvatting dat hoeves in sterke mate een streekidentiteit bepalen. Vele bewoners vinden het behoud en de geschiedenis van de hoeve belangrijk. Toch ziet historisch onderzoek de hoeves vaak over het hoofd. Bovendien vraagt het moderne landbouwbedrijf ingrijpende aanpassingen aan de historische hoeve. Ten slotte neemt jaarlijks het aantal actieve landbouwers af, waardoor de historische hoeve des te meer verloren dreigt te gaan. Daarom willen de Intergemeentelijke Onroerend Erfgoeddienst (IOED) Zuid-Hageland, Regionaal Landschap Zuid-Hageland (RLZH) en Centrum Agrarische Geschiedenis (CAG) dit erfgoed in de kijker zetten via het project Fier op de hoeve van hier. De vierkanthoeve in een vruchtbare streek Zuid-Hageland kent rijkere zandleem- en leemgronden. De vruchtbaarheid van de bodem bepaalde niet alleen de gekozen teelten en landbouwopbrengsten, maar ook de vorm en omvang van de hoevegebouwen. Tot na de Tweede Wereldoorlog, zolang kunstmatige meststoffen niet massaal doorbraken, zouden hoeves in deze streek tot het zogenaamde ‘gesloten type’ behoren: de vierkanthoeve. (Zie figuur 1) Figuur 1 De klassieke indeling van België in ‘boerderijstreken’, op basis van Vic Goedseels en Luc Vanhaute. Zuid-Hageland behoort tot de ‘Gesloten, meerledige bouworde’. Grotere hoeves kregen voornamelijk een gesloten opbouw rond een koer. Deze vorm had vele voordelen: de geslotenheid zorgde voor een goed toezicht over de boerderij. Verder kon de boer zijn hoeve volledig voor de buitenwereld beschermen door simpelweg de poort te sluiten. Zo was de hoeve veilig in woelige tijden. (Zie figuur 2) Bovendien bespaarde hij bouwmaterialen door de gemeenschappelijke bouwelementen. Hij beperkte zijn loopafstand van het ene naar het andere hoevedeel en kon ten slotte pronken met een prachtige hoeve. Aanzien en prestige speelde dus ook mee in het kiezen voor de gesloten vorm. Figuur 2 Wanneer hoeve Boswinning uit 1728 in Helen-Bos haar poort sluit is haar koer veilig afgesloten voor de buitenwereld. De kans zat er daarentegen in dat een uitslaande brand een gesloten hoeve volledig in vlammen liet opgaan. Vooral het traditionele vakwerk was kwetsbaar. Ook het timmerwerk van het skelet was uitermate brandbaar. Verder was stro tot in de negentiende eeuw het meest gangbare materiaal voor het dak. Zo brandde op 15 september 1765 het Hof ten Rode in Budingen af. Naast de stallen, gingen de schuur, brouwerij en duiventil van dit twaalfde-eeuwse “ontginningscentrum” van de Abdij van Park uit Heverlee in vlammen op. In het laatste pachtcontract van de toenmalige pachteres, stond dat ze moest “beletten dat haar dienstboden, werklieden of andere personen smoorden in stallingen, schuur of andere plaatsen onderhevig aan brand”. Toch kon dit nadeel niet tegen de vele voordelen van de gesloten hoeve opwegen. Het schuurgebouw en het poorthuis: juweeltjes van de vierkanthoeve Naarmate de graaninkomsten stegen, werden de schuren groter. De typische Brabantse schuur is een langschuur, met de dorsvloer in de lengterichting. De ingangspoorten zitten in de dwarse wanden van de schuur. (Zie figuur 4) Door de grote afmetingen kon de boer zeer vlot binnenrijden met volgeladen oogstwagens en kon hij zowel winter- als zomergraan in één schuur opslaan. Op de lange dorsvloer kon hij verschillende oogstwagens,

Transcript of Fier op de hoeve van hier Grotere hoeves kregen voornamelijk een … · 2018-07-30 · Fier op de...

Page 1: Fier op de hoeve van hier Grotere hoeves kregen voornamelijk een … · 2018-07-30 · Fier op de hoeve van hier De historische hoeves van Zuid-Hageland Gaan we op zoek naar de identiteit

Fier op de hoeve van hier

De historische hoeves van Zuid-Hageland

Gaan we op zoek naar de identiteit van een streek,

belanden we onmiskenbaar bij de hoeve. Haar

uitzicht is onlosmakelijk verbonden met de

omgeving. De boer bouwde zijn hoeve veelal met

materialen uit de regio. Ook in de publieke opinie

leeft de opvatting dat hoeves in sterke mate een

streekidentiteit bepalen. Vele bewoners vinden het

behoud en de geschiedenis van de hoeve belangrijk.

Toch ziet historisch onderzoek de hoeves vaak over

het hoofd. Bovendien vraagt het moderne

landbouwbedrijf ingrijpende aanpassingen aan de

historische hoeve. Ten slotte neemt jaarlijks het

aantal actieve landbouwers af, waardoor de

historische hoeve des te meer verloren dreigt te

gaan. Daarom willen de Intergemeentelijke

Onroerend Erfgoeddienst (IOED) Zuid-Hageland,

Regionaal Landschap Zuid-Hageland (RLZH) en

Centrum Agrarische Geschiedenis (CAG) dit

erfgoed in de kijker zetten via het project Fier op de

hoeve van hier.

De vierkanthoeve in een vruchtbare streek

Zuid-Hageland kent rijkere zandleem- en

leemgronden. De vruchtbaarheid van de bodem

bepaalde niet alleen de gekozen teelten en

landbouwopbrengsten, maar ook de vorm en

omvang van de hoevegebouwen. Tot na de Tweede

Wereldoorlog, zolang kunstmatige meststoffen niet

massaal doorbraken, zouden hoeves in deze streek

tot het zogenaamde ‘gesloten type’ behoren: de

vierkanthoeve. (Zie figuur 1)

Figuur 1 De klassieke indeling van België in ‘boerderijstreken’, op basis van Vic Goedseels en Luc Vanhaute. Zuid-Hageland behoort tot de ‘Gesloten, meerledige bouworde’.

Grotere hoeves kregen voornamelijk een gesloten

opbouw rond een koer. Deze vorm had vele

voordelen: de geslotenheid zorgde voor een goed

toezicht over de boerderij. Verder kon de boer zijn

hoeve volledig voor de buitenwereld beschermen

door simpelweg de poort te sluiten. Zo was de

hoeve veilig in woelige tijden. (Zie figuur 2)

Bovendien bespaarde hij bouwmaterialen door de

gemeenschappelijke bouwelementen. Hij beperkte

zijn loopafstand van het ene naar het andere

hoevedeel en kon ten slotte pronken met een

prachtige hoeve. Aanzien en prestige speelde dus

ook mee in het kiezen voor de gesloten vorm.

Figuur 2 Wanneer hoeve Boswinning uit 1728 in Helen-Bos haar poort sluit is haar koer veilig afgesloten voor de buitenwereld.

De kans zat er daarentegen in dat een uitslaande

brand een gesloten hoeve volledig in vlammen liet

opgaan. Vooral het traditionele vakwerk was

kwetsbaar. Ook het timmerwerk van het skelet was

uitermate brandbaar. Verder was stro tot in de

negentiende eeuw het meest gangbare materiaal

voor het dak. Zo brandde op 15 september 1765 het

Hof ten Rode in Budingen af. Naast de stallen,

gingen de schuur, brouwerij en duiventil van dit

twaalfde-eeuwse “ontginningscentrum” van de

Abdij van Park uit Heverlee in vlammen op. In het

laatste pachtcontract van de toenmalige pachteres,

stond dat ze moest “beletten dat haar dienstboden,

werklieden of andere personen smoorden in

stallingen, schuur of andere plaatsen onderhevig

aan brand”. Toch kon dit nadeel niet tegen de vele

voordelen van de gesloten hoeve opwegen.

Het schuurgebouw en het poorthuis: juweeltjes van de vierkanthoeve

Naarmate de graaninkomsten stegen, werden de

schuren groter. De typische Brabantse schuur is een

langschuur, met de dorsvloer in de lengterichting.

De ingangspoorten zitten in de dwarse wanden van

de schuur. (Zie figuur 4) Door de grote afmetingen

kon de boer zeer vlot binnenrijden met volgeladen

oogstwagens en kon hij zowel winter- als

zomergraan in één schuur opslaan. Op de lange

dorsvloer kon hij verschillende oogstwagens,

Page 2: Fier op de hoeve van hier Grotere hoeves kregen voornamelijk een … · 2018-07-30 · Fier op de hoeve van hier De historische hoeves van Zuid-Hageland Gaan we op zoek naar de identiteit

desnoods nog niet afgeladen, achter elkaar

plaatsen. Zo kon hij bij een plots opstekend onweer

belangrijke tijd winnen om de oogst veilig te stellen.

Ten slotte konden er verschillende ploegen dorsers

tegelijkertijd werken, zonder dat dit de andere

activiteiten op de boerderij hinderde. (Zie figuur 3)

Figuur 3 Dorsen is het scheiden van de graankorrels van de aren.

Nadat het graan in schoven was gedroogd op het veld werd het

opgestapeld in mijten ofwel in de schuur. Tot na de Eerste

Wereldoorlog was het manueel dorsen winterwerk dat

plaatsvond in een overdekte plaats en op de dorsvloer. Wanneer

het buiten vroor losten de graankorrels veel gemakkelijker uit

hun aren. Juist door ons wisselvallige klimaat was de schuur de

aangewezen plaats, ook al omdat de ongedorste schoven vaak in

diezelfde schuur waren gestapeld.

Tegelijkertijd hebben vele hoeves dwarsschuren.

Deze schuur heeft een dwarse dorsvloer en

inrijpoort in het midden van de langgevel. De

winkels (de tasruimten voor het bergen van de

schoven, die aan elke kant van de dorsvloer

voorkomen) werden echter snel te diep om een

groter wordende oogst efficiënt te bergen. Daarom

kregen de grootste van deze dwarsschuren

verschillende, parallelle dorsvloeren met meerdere

toegangspoorten langs elkaar in de dwarsgevel. (Zie

figuur 4)

Figuur 4 Het grondplan van een langschuur en een van een dwarsschuur met twee dorsvloeren.

De meeste hoeves waren echter van kleiner

formaat. Het is dan ook de dwarsschuur met slechts

één dorsvloer die we het vaakst bij de kleine tot

middelgrote vierkanthoeves in Zuid-Hageland

terugvinden, vaak pal tegenover de monumentale

inrijpoort. (Zie figuur 5)

Figuur 5 Hoeve Boswinning heeft een gigantische grote dwarsschuur met slechts één dorsvloer.

De toegangspoort van de vierkanthoeve kon een

heus torengebouw zijn met als toppunt van aanzien

een duiventil. Het houden van duiven was lange tijd

een privilege. (Zie figuur 6)

Figuur 6 De eeuwenoude Scholierenhoeve in het centrum van Zoutleeuw verloor, op de westvleugel en haar poortgebouw na, haar gebouwen uit de kloostertijd tijdens een grote brand in 1724. De eerste verdieping van het poortgebouw was een duiventil. In de muur zijn hokjes gemetst. De grijsblauwe kasseistenen vloer bood weerstand tegen duivenmest.

De overige gebouwen van de vierkanthoeve

getuigden ook van enig prestige. Waar bij kleine

boerderijtjes het leefgedeelte vaak slechts uit één

ruimte bestond met daarin een bedstede, was het

woonhuis van de vierkanthoeve een waar

boerenburgerhuis. (Zie figuur 7) Het had meestal

een half ingezonken kelder als opslagplaats, een

aparte keuken en woonruimte, aparte slaapkamers

en tot slot een schoonkamer met de mooiste

meubels, die enkel op speciale momenten of voor

het ontvangen gasten gebruikt werd.

Page 3: Fier op de hoeve van hier Grotere hoeves kregen voornamelijk een … · 2018-07-30 · Fier op de hoeve van hier De historische hoeves van Zuid-Hageland Gaan we op zoek naar de identiteit

Figuur 7 Hoeve Luyten in het centrum van Zoutleeuw werd bij een erfdeling in 1865 in twee delen gesplitst. Het bewaarde, oorspronkelijke woonhuis getuigt van een statige Louis-XV-stijl, typisch voor de 18e eeuw.

De abdij- en kasteelhoeves

De grootste der vierkanthoeves behoorden, samen

met vele gronden, aan abdijen en de adel of

burgerij. Deze hoeves stonden ofwel op het erf van

de abdij, kasteel of herenhuis, ofwel apart, als

plaatselijke “voorpost”, uitgebaat door een

hofmeier in het eerste geval en een pachter in het

tweede. De gigantische tiendenschuren getuigen

van de tienden (letterlijk één tiende van de oogst)

die de plaatselijke bevolking aan deze

machthebbers moest af staan in ruil voor hun

bescherming.

Figuur 8 Een ansichtkaart van het Vinnehof (jaren 1910). Hertog Jan I schenkt in 1278 de inkomsten van de turfwinning in deze streek aan zijn zoon. Wanneer de Abdij van Park (Leuven) de ontginning overneemt, bouwt ze ook een hoeve. De turfwinning vormt het kunstmatige ‘Vinnemeer’. In Budingen bezat de Abdij het Hof Ten Rhode. Na de Franse Revolutie worden haar goederen aangeslagen en openbare verkocht. In 1859 laat Theodorus de Pitteurs-Hiegaerts verbouwen tot een waar Vinne‘hof’ met imposante woonhuis. In 1974 wordt het domein een provinciaal natuurreservaat. Waarop de provincie Vlaams-Brabant in 1999 het meer op een natuurlijke wijze terug gedeeltelijk laat vollopen.

Bouwen met het landschap

De boer bouwde zijn hoeve met bouwmaterialen

uit de directe omgeving. Dit was het meest

praktisch en goedkoopst. Hoewel de kleine

langgevelhoeves lange tijd uit het broze vakwerk,

met hout uit de bossen, leem uit de plaatselijke

gronden en stro van de velden, zal bestaan, kregen

uiteindelijk alle hoeves, groot en klein, dezelfde

bloedrode baksteen. Deze kleur was te danken aan

klei en leem uit de lokale bodems die rijk aan

ijzeroxide waren. Ook natuurstenen kwamen van

de dichtstbijzijnde groeven, omdat dit wederom

makkelijk en goedkoper was. Zo hebben

voornamelijk de rijkere hoeves in Zuid-Hageland

plinten, hoekkettingen, speklagen en venster- en

deuromlijstingen in Gobertangesteen en Tiens

Kwarsiet.

De kloof tussen arm en rijk

Hoewel het Zuid-Hageland inderdaad prachtige

vierkanthoeves telt, mag de kloof tussen arm en

rijk, die tot na de wereldoorlogen haar stempel

drukte, zeker niet onderschat worden. Zo tonen

landbouwtellingen aan dat het overgrote deel van

de boerenbevolking tot midden twintigste eeuw

slechts een klein landbouwbedrijfje uitbaatte.

Ondanks de rijke gronden, was hun situatie

vergelijkbaar met die van boeren in de armere

Kempen: het waren simpele boerengezinnen,

wroetend met eenvoudig gereedschap, met slechts

enkele dieren, zelden paarden, en een geringe

oogst. Bijgevolg stonden in Zuid-Hageland naast de

grote vierkanthoeves van welgestelde eigenaars,

nog veel meer kleine langgevelhoevetjes, waar

boeren samen met hun vee onder één dak

woonden.

Vergeten erfgoed: de langgevelhoeve

Bij de langgevelhoeve lagen de verschillende

hoevedelen op één rij: een kleine leefruimte – de

stallen – een opbergruimte – soms een schuurtje.

Vaak stond apart op het erf een bakhuisje met

bakoven, zodat een uitslaande brand de rest van de

hoeve niet direct kon aantasten. Wanneer in het

begin van de twintigste eeuw de welvaart toenam,

werden er steeds meer tweelagige langgevelhoeves

gebouwd. Hun grondplan verschilt niet van dat van

een éénlagige, maar ze hebben een volwaardige

verdieping, meestal boven het woonhuis. Ook hun

schuur kon groter zijn. (Zie figuur 9)

Hoewel de kleine langgevelhoeves in grote

getalen aanwezig waren, is het niet eenvoudig om

er onderzoek naar te doen. Enerzijds zijn ze meestal

verdwenen. Omdat hun materialen van mindere

kwaliteit waren, hebben ze de tand des tijds vaak

niet overleefd. Bovendien zijn ze door hun geringe

omvang sinds de jaren 1960 hun landbouwfunctie

verloren en bijgevolg afgebroken of danig

Page 4: Fier op de hoeve van hier Grotere hoeves kregen voornamelijk een … · 2018-07-30 · Fier op de hoeve van hier De historische hoeves van Zuid-Hageland Gaan we op zoek naar de identiteit

verbouwd. Anderzijds worden ze in de literatuur

genegeerd. Ook als onroerend erfgoed worden ze

vaak niet herkend. Informatie over de

langgevelhoeve moet dus op een andere manier

gevonden worden: via een zoektocht op het zicht

door de straten en op basis van getuigenissen.

Figuur 9 Het volledige straatbeeld van de Asbroekstraat in Zoutleeuw wordt bepaald door de aaneensluiting van tweelagige langgestrekte hoeves.

Claudia Houben, Leuven, 2018.

Literatuur en bronnen

Billiau W. en Staquet T., Inventarisatie van het agrarisch bouwkundig patrimonium te Zoutleeuw, deel II, tekst, eindwerk onder Prof. Dr. Ir. V. GOEDSEELS, Katholieke Universiteit Leuven, Faculteit Landbouwwetenschappen, 1992 – 1993.

‘Gesloten hoeve’, op: https://inventaris.onroerenderfgoed.be/erfgoedobjecten/200023, januari 2018.

Goedseels V. en Vanhaute L., Hoeven op land gebouwd, een verhaal van boerderijen, landschappen en mensen, Leuven, 1983.

Jacquemyn R., Een greep uit de landelijke bouwkunst uit het Hageland, Brussel, 1975.

Kempeneers P., ‘Zoutleeuw. Een toponymisch-geschiedkundige studie’, in Nomina Geographica Flandrica. Studiën en monografieën uitgegeven door het Instituut voor Naamkunde te Leuven, Leuven, 2003.

LEUVEN, Universiteitsbibliotheek, Ministre de l’Agriculture et des Travaux Publics, Statistique de la Belgique – Agriculture – Recensement général de 1895, Partie documentaire, Tome III, Brussel, 1899.

Segers Y. en Van Molle L., Leven van het land. Boeren in België. 1750 – 2000, Leuven, 2004.

Trefois C., Landelijke architectuur, Sint-Niklaas, 1978.

Vliebergh E. en Ulens R., Het Hageland. Zijne plattelandsche bevolking in de XIXe eeuw, Brussel, 1921.

Wauters A, La Belgique ancienne et moderne : géographie et histoire des communes belges. Arrondissement de Louvain. Canton de Léau, Brussel, 1887.

Weyns, J., Vlaamse hoeven. Vorm en sfeer, Lier, 1967.

Afbeeldingen

1 ‘Algemene indeling van België op basis van

plattegrondvormen van hoeven’, in: V. Goedseels en L. Vanhaute, Hoeven op land gebouwd, 12 – 13.

2 Staquet, Inventarisatie van het agrarisch bouwkundig patrimonium te Zoutleeuw, 112. 3 ‘Dorsen (manueel, graan)’, op:

https://hetvirtueleland.be/items/show/48248, juni 2018.

5 ‘Hoeve Boswinning’ op: https://fietsknooppunten.blogspot.com/2010/09/bietenroute.html, april 2018.

6 ‘Poortgebouw van de Scholierenhoeve’, op:

https://inventaris.onroerenderfgoed.be/erfgoedobjecten/200994, januari 2018. 7 T. Vereenooghe, ‘Bogaerdenstraat 2-4, Zoutleeuw’, op: https://www.flickr.com/photos/erfgoed/7907376308/in/album-72157600189641729/, december 2017. 8 Nels – Thills, ‘Zoutleeuw (Léau) Het pachthof van het

Ven’, [1907-1913], op: http://www.erfgoedbanknoorderkempen.be/erfgoed/1459-zoutleeuw-lau-het-pachthof-van-het-ven, november 2017.

9 ‘Asbroekstraat, Google Streetview’, op:

https://www.google.be/maps/@50.8070199,5.1088397,3a,75y,83.15h,94.48t/data=!3m6!1e1!3m4!1sEBLpw9GGlWTpr3KIOW84wg!2e0!7i13312!8i6656, Maart 2018.