F. Harmsen van Beek

27
F. Harmsen van Beek Stoeten ritseldingen schrijversprentenboek F. Harmsen van Beek Stoeten ritseldingen 9 789023 490197 In 2012 werd het verzamelde literaire werk van F. Harmsen van Beek uitgegeven onder de titel In goed en kwaad. Die uitgave vraagt om een aanvulling: een boek waarin haar beeldende werk de aandacht krijgt die het verdient. Frederike (‘Fritzi’) Harmsen van Beek was de dochter van twee bekende illustratoren, Eelco Harmsen van Beek en Freddie Langeler. Het werk van haar vader zette zij na zijn dood nog een tijdje voort. Zo maakte zij de laatste twee Flipje van Tiel-beeldverhalen. Ze publiceerde tekeningen in het Algemeen Handelsblad en Vrij Nederland en illustreerde werk van Remco Campert en Gerrit Komrij. Harmsen van Beek was uniek in het maken van opmerkelijke kunstobjecten zoals beschilderde eieren, lappendekens, ingenieuze knipsels, geïllustreerde brieven en minutieus uitgevoerde voorstellingen in walnoten. Zij zag het bijzondere in het alledaagse en trachtte van het leven een kunstwerk te maken. In dit Schrijversprentenboek komen alle beeldende talenten van deze veelzijdige, eigenzinnige kunstenares samen, aan de hand van bijzondere documenten, foto’s en archiefmateriaal. F. Harmsen van Beek (1927–2009) was tekenaar, dichter en schrijver. Ze publiceerde in Tirade voordat ze in 1965 debuteerde met de bundel Geachte Muizenpoot en achttien andere gedichten. Voor haar poëzie ontving ze in 1975 de Lucy B. en C.W. van der Hoogtprijs en in 1994 de A. Roland Holst-penning. Dit Schrijversprentenboek is samengesteld en van een inleiding voorzien door Maaike Meijer, neerlandica en honorair hoogleraar genderstudies aan de Universiteit van Maastricht, en Joost Kircz, emeritus lector elektronisch uitgeven aan de Hogeschool van Amsterdam. www.debezigebij.nl

Transcript of F. Harmsen van Beek

Page 1: F. Harmsen van Beek

F. Harmsen van BeekStoeten ritseldingen schrijversprentenboek

F. Harm

sen van Beek Stoeten ritseldingen

9 789023 490197

In 2012 werd het verzamelde literaire werk van F. Harmsen van Beek uitgegeven onder de titel In goed en kwaad. Die uitgave vraagt om een aanvulling: een boek waarin haar beeldende werk de aandacht krijgt die het verdient. Frederike (‘Fritzi’) Harmsen van Beek was de dochter van twee bekende illustratoren, Eelco Harmsen van Beek en Freddie Langeler. Het werk van haar vader zette zij na zijn dood nog een tijdje voort. Zo maakte zij de laatste twee Flipje van Tiel-beeldverhalen. Ze publiceerde tekeningen in het Algemeen Handelsblad en Vrij Nederland en illustreerde werk van Remco Campert en Gerrit Komrij.Harmsen van Beek was uniek in het maken van opmerkelijke kunstobjecten zoals beschilderde eieren, lappendekens, ingenieuze knipsels, geïllustreerde brieven en minutieus uitgevoerde voorstellingen in walnoten. Zij zag het bijzondere in het alledaagse en trachtte van het leven een kunstwerk te maken. In dit Schrijversprentenboek komen alle beeldende talenten van deze veelzijdige, eigenzinnige kunstenares samen, aan de hand van bijzondere documenten, foto’s en archiefmateriaal.

F. Harmsen van Beek (1927–2009) was tekenaar, dichter en schrijver. Ze publiceerde in Tirade voordat ze in 1965 debuteerde met de bundel Geachte Muizenpoot en achttien andere gedichten. Voor haar poëzie ontving ze in 1975 de Lucy B. en C.W. van der Hoogtprijs en in 1994 de A. Roland Holst-penning. Dit Schrijversprentenboek is samengesteld en van een inleiding voorzien door Maaike Meijer, neerlandica en honorair hoogleraar genderstudies aan de Universiteit van Maastricht, en Joost Kircz, emeritus lector elektronisch uitgeven aan de Hogeschool van Amsterdam. www.debezigebij.nl

Page 2: F. Harmsen van Beek

s to

eten

ri t s e l d i n g e n

Page 3: F. Harmsen van Beek

sc hri jversprentenboek 59

2015

De Bezige Bij, Amsterdam /Antwerpen

Letterkundig Museum, Den Haag

Joost Kircz en Maaike Meijer

Stoeten

F. Harmsen van Beek

ritseldingen

Page 4: F. Harmsen van Beek

5

Inhoud

Inleiding … … … … … … … … Maaike Meijer en Joost Kircz

Hoofdstuk 1 Poëzie als korset

F. Harmsen van Beek

als multikunstenaar … … … … … Maaike Meijer

Hoofdstuk 2 Onderweg

Een leven in documenten,

illustraties en foto’s … … … … … Joost Kircz en Maaike Meijer

Hoofdstuk 3 Spelenderwijs F. Harmsen van Beek

als professioneel tekenares … … … Joost Kircz, Maaike Meijer

en Saskia de Bodt

Noten … … … … … … … …

Dankwoord … … … … … …

Bronnen … … … … … … …

Verantwoording van de afbeeldingen

7

11

33

99

135

141

142

142

Page 5: F. Harmsen van Beek

s t o e t e n r i t s e l d i n g e n1 0 0 s p e l e n d e r w i j s 1 0 1

SpelenderwijsF. Harmsen van Beek als professioneel tekenares

Joost Kircz, Maaike Mei jer en Saskia de Bodt *

De ouders van F. Harmsen van Beek waren gevierde professionele illustratoren. Bekend werden hun kin-

derboeken, strips, prentenboeken en kalenders, maar ze maak-ten ook naam als reclametekenaars. De totale productie loopt in de tienduizenden tekeningen. Hun werk en werkwijze wa-ren de kleine Fritzi van jongs af aan vertrouwd. Ze leerde het vak in de dagelijkse praktijk kennen en werd ook gestimuleerd om te tekenen. De boekenkasten aan de Torenlaan waren rijk gevuld met allerhande geïllustreerde boeken, zowel werk van de ouders als van talloze anderen. De ouderlijke liefde kwam kortom via het medium van het tekenen. Harmsen van Beek bleef levenslang dol op kinderboeken.

Een chronologische gang door het eigen tekenwerk van F. Harmsen van Beek moet dan ook beginnen bij het werk van haar ouders. Opmerkelijk is hierbij dat de ouders een heel herkenbaar oeuvre opbouwen, terwijl het werk van Harmsen van Beek wel lijkt te bestaan uit steeds weer an-dere unieke stijlen.

Eelco Harmsen van Beek en Freddie Langeler werkten meestal in opdracht. Duizenden tekeningen, vaak ook geza-menlijk gemaakt, waren voor opdrachtgevers als De Klok Zeep, de Provinciale Geldersche Electriciteits-Maatschappij (pgem), de anwb, de A.V.R.O. Radiobode, verschillende verzekeringsmaatschappijen, Van Houten Chocolade75 , te veel om op te noemen.

Naast het reclamewerk lagen de kinderboekillustraties en kinderstrips hun het meest aan het hart. In hoofdstuk 2 gingen we al in op ‘Tiels Flipje ’, het project van Eelco. De ‘Flipje ’-bijfiguren, zoals Jasper Aap, Bertje Big, Flapoor Olifant en Juffrouw Schaap, en types als Harlekijntje staan in menig geheugen gegrift.

Voor Freddie Langeler lag het zwaartepunt bij lieftallige

illustraties bij sprookjes en dierenverhalen. Haar plaatjes, ansichtkaarten met aangeklede konijntjes, beertjes, muisjes en andere dieren waren overal in huis. Rie Cramer – een populair illustrator van kinderboeken – was na de oorlog verderop in de straat komen wonen en raakte bevriend met de ouders. Fritzi en haar broer Heintje noemden haar ‘tante Rie ’. Cramer, die twaalf jaar ouder was dan Freddie Lange-ler, was toen al over haar artistieke hoogtepunt heen.76 Zij had zich vooral in de jaren tien en twintig onderscheiden met op Arthur Rackham en andere Engelse illustratoren geïnspireerde esthetische prentenboeken in subtiele kleuren.

In de crisistijd zou het werk van Cramer onder invloed van de art deco en de Nieuwe Zakelijkheid steeds strakker worden, met grotere kleurvlakken, de kleuren feller, kortom commerciëler. Hoewel Freddies werk veel overeenkomsten vertoont met het vroege werk van Cramer en andere il-lustratoren, zijn er ook verschillen. In het interbellum sloot Freddie Langeler veel meer aan op de nieuwe moderne stijlen. De populaire prentenboeken van Alfred Listal, die Freddie in de jaren twintig moderniseerde, zoals Van de Wortelkindertjes, Hoe de Sterrekindertjes uit spelen gaan en Het Dwergjesfeest, laten al zeer gestileerde, eenvoudige vlak-ken zien, al zijn de kleuren daarin nog zeer gedekt.

De kabouters dragen pakjes in effen kleuren en hun punt-mutsen zijn niet meer dan rose driehoekjes. Kenmerkend voor het werk van Langeler zijn de standaard snoetjes, in een paar lijnen: wipneusjes, rode blosjes op de wangen en het dikke, korte haar in een pony met hier en daar een uitstekende krul. Een prentje van Freddie Langeler is altijd herkenbaar, is het niet aan de karakteristieke kopjes dan wel aan de ‘frisheid’, de simpele, decoratieve weergave. Die kenmerken blijven, ook als ze in haar ‘achttiende-eeuwse stijl’ werkt.

* Met dank aan Peter van Straaten voor een nuttige discussie over het werk.Harmsen van Beek, eind jaren zestig

Page 6: F. Harmsen van Beek

s t o e t e n r i t s e l d i n g e n1 0 2 s p e l e n d e r w i j s 1 0 3

Uit Van de Wortelkindertjes (1926), illustratie Freddie Langeler Uit Hoe de Sterrekindertjes uit spelen gaan (1930), illustratie Freddie Langeler

Vanaf de late jaren dertig zal het werk van Freddie meer stripachtig worden en aanzienlijk feller van kleur, net als dat van Eelco.

Wie de tekeningen van Freddie Langeler en Eelco Harmsen van Beek naast elkaar legt, ziet stijlverschillen. Zeker in de zwart-witillustraties is duidelijk dat hun lijnvoering verschilt: zie hiernaast een tekening van Fred-die (links) en van Eelco (rechts). Eelco’s werk is iets vlotter, wat puntiger, minder lievig ook. Beide tekeningen zijn voor de A.V.R.O. Radiobode gemaakt: toegankelijk werk onder tijdsdruk. De latere Freddie Langeler is de-coratiever, directer, heeft minder lijnen nodig dan Eelco, die meer details geeft.

De ouders tekenden niet alleen apart maar ook samen. Als er een opdracht af moest, schoven ze het papier aan elkaar door. Het lijden van de jonge Werther door Freddie Langeler Het lijden van de jonge Werther door Eelco Harmsen van Beek

Page 7: F. Harmsen van Beek

s t o e t e n r i t s e l d i n g e n1 0 4 s p e l e n d e r w i j s 1 0 5

zelf tekenen

Dat de kinderen zelf daadwerkelijk al jong tekenden, blijkt uit het jeugdwerkje dat Fritzi toen ze nog geen tien jaar oud was maakte (zie de tekening voor oma in hoofdstuk 1).

Van Heintje zijn geen kindertekeningen bewaard. Hoe-wel hij een groot talent had, ontwikkelde hij dat niet. Op volwassen leeftijd heeft hij een poosje bij de tekenaar Peter van Straaten gewerkt, maar dat was geen succes.77

Over de tekenlessen op de middelbare school is niets be-kend. Op een gegeven moment ging Frederike door de oor-logsomstandigheden helemaal niet meer naar school. Meteen na de oorlog, in het cursusjaar 1945–1946, studeerde zij in Amsterdam aan de opleiding voor tekenleraren. Ze zat daar in de klas bij Jaap Ploos van Amstel, die later een succesvol kunstenaar werd. Jaap bleef er vijf jaar en haalde alle mid-delbare aktes. Hij herinnert zich dat Fritzi na een jaar alweer vertrokken was. Volgens Jaap tekende ze toen al heel goed, heel onafhankelijk. Ze had absoluut geen ambitie om het streng academisch aan te pakken, ook niet bij de reguliere genres als stilleven en kop. Ze onderscheidde zich duidelijk van de grote hoop, vond hij. Ze was een geestige, spirituele meid, die origineel uit de hoek kon komen. De opleiding, die in de volksmond nog steeds de ‘normaalschool’ heette, was net na de oorlog niet erg vooruitstrevend. ‘Oerouder-wets’ noemt Ploos van Amstel haar. De kwaliteit van de

Algemeen Handelsblad, 20 november 1948

leraren was zeer wisselend. De studenten moesten vaak dagenlang gipsornamenten natekenen. Begin 1946 fuseerde de opleiding met de Kunstnijverheidsschool waarvan de veel vooruitstrevender ontwerper Mart Stam directeur was. 78 Frederike maakte dat nog maar kort mee. Ze stapte voor het volgende studiejaar over naar de Rijksacademie van beel-dende kunsten, waar G.V.A. (Gé) Röling aan het hoofd van de tekenafdeling stond. Toch werd ook deze opleiding geen succes. Ze liep er na een jaar opstandig weg omdat ze Röling ‘een sof schilder’ vond en Röling het niet waardeerde dat ze commercieel werk deed. 79 Enkele van haar verdienstelijke academie-oefeningen bleven bewaard, zoals anatomische tekeningen en vazen met glimlichtjes.

Het eerste eigen professionele tekenwerk van Harmsen van Beek, los van het helpen van haar vader met bijvoor-beeld inkleuren, was de kinderfeuilleton De wereldreis van Sander de slak. Hiervan verschenen vanaf 23 oktober 1948 vierentwintig weken lang elke zaterdag twee afleveringen in het Algemeen Handelsblad. De tekst was van de kinderboe-kenschrijver Erik Uyldert, een neef van de bekende astrolo-ge en natuurgenezeres Mellie Uyldert. Frederike verwierf de opdracht omdat haar vader hem niet kon of wilde aannemen. Hij had het al druk genoeg.

Treintje in Dropdorp, 1949

Op deze opdracht volgde vanaf 9 april 1949 een tweede kinderfeuilleton: Het treintje van 14.30, opnieuw met tekst van Uyldert en nu met een frequentie van één tekening per week. Deze strip liep drieënvijftig weken.

De tekeningen leunen, zeker als er kinderen op voorko-men, zoals in Het treintje, wat lijnvoering betreft tegen de stijl van haar moeder aan. Maar de slakkenfiguurtjes tonen

al die wat absurdistische, speelse fantasie die Harmsen van Beeks latere tekenwerk karakteriseert.

Door de naoorlogse papierschaarste duurde het jaren voordat kranten zich kinderrubrieken en ruimte voor te-kenwerk konden veroorloven. Wel had het Algemeen Han-delsblad al snel elke dag drie plaatjes met tekst van ‘Olle Kapoen’ en één plaatje met tekst van ‘Bruintje Beer’.

Page 8: F. Harmsen van Beek

s t o e t e n r i t s e l d i n g e n1 0 6 s p e l e n d e r w i j s 1 0 7

Algemeen Handelsblad, 27 november 1948

Op 27 november 1948 tekende Harmsen van Beek – voor een paar extra pagina’s in het Algemeen Handelsblad die gewijd waren aan het thema Sinterklaas Goed Heilig Man – een grote plaat die met een steunkleur werd afgedrukt. Ze haakt hier aan op een stijl die illustratoren als Wim Bijmoer als hun handelsmerk zouden gaan voeren: ‘snelle ’ tekenin-gen met veel grappige figuurtjes die op een bijna uitbundige manier hun karakter tonen.

Tijdens haar verblijf in Grenoble (van augustus 1949 tot in 1953, zie hoofdstuk 2) bleef Harmsen van Beek werken voor de serie Het treintje van 14.30, al worden de tekeningen steeds slordiger. De lol raakte er misschien af, of ze had het te druk met haar werk als schoonmaakster en keukenhulp. Toch probeert ze in Frankrijk haar opleiding voort te zet-ten en aan de slag te komen als illustrator. Vermoedelijk al bij haar aankomst in Grenoble wil ze naar de École des Arts Décoratifs. Daarvan getuigt deze brief, rond 1950, waarin ze ‘belet’ vraagt bij een invloedrijke figuur in de kunstwereld. Zij introduceert zich met een fraai gedetailleerde tekening van een opgedirkte muis die een buiging maakt.

Monsieur,Je me permets de vous demander si vous voulez bien avoir

l’aimabilité de me reçevoir un instant. Je suis Hollandaise et m[on père] m’a envoyé continuer mes études des Beaux Arts en France, mais parçe que les changes entre la France et la Hol-lande ne sont pas libres, il ne peut pas m’envoyer d’argent sans une permission spéciale du ministère de l’Education. Je suis obligée de partir en Hollande le plus vite possible pour que mon père arrange cette affaire avant Noël.

Monsieur Bonnot le directeur de l’Ecole des Arts Décoratifs m’a fait une lettre qui montre que je peux entrer comme élève en Janvier si je ne suis plus occupé de travailler pour gagner ma vie. Après avoir vu un petit livre que j’ai illustrée moi-même, je vous prierais Monsieur, de bien vouloir à faire une lettre disant que vous vous interessez à mon travail ceçi évidemment sans le moindre engagement de votre part. Je ne sais pas très bien com-ment finir une lettre pareille qui vous demande autant de choses importantes, ma connaissance de Français n’est pas suffisante pour que je puisse donner expression au plaisir que çela me ferait: si vous vouliez me recevoir un petit moment.

Croyez Monsieur à ma […] consideration. Frédérica ten Harmsen van der Beek Villa Chanaron, Chemin de la Basoche, La Tronche

Page 9: F. Harmsen van Beek

s t o e t e n r i t s e l d i n g e n1 0 8 s p e l e n d e r w i j s 1 0 9

Harmsen van Beek vraagt in deze brief een Franse kunst-kenner of cultuurambtenaar haar te willen ontvangen, zodat zij hem een door haar geïllustreerd boekje kan laten zien. Ze vraagt of hij dan ook een aanbevelingsbrief zou willen schrijven om haar toelating aan de École des Arts Décoratifs te ondersteunen. Ze wil er in januari beginnen als ze niet meer hoeft te werken voor de kost. Dat werken is nodig – zo lijkt ze uit te leggen – omdat haar vader haar geen geld

kan sturen vanwege de beperkingen in het geldverkeer tus-sen Nederland en Frankrijk.

Een in Frankrijk getekende collectie muizen vormde waarschijnlijk het ‘petit livre ’ waarmee ze zich bij de Mon-sieur die haar een aanbeveling kon geven wilde presenteren. Het is niet bekend of deze ontmoeting heeft plaatsgevonden en wie deze persoon was.

Page 10: F. Harmsen van Beek

s t o e t e n r i t s e l d i n g e n1 1 0 s p e l e n d e r w i j s 1 1 1

Op een apart vel staat:

La consommation de l’amour, disait la vieille petite dame sou-riane à ses jeunes nièces: ‘Voilà que mon coeur vieilli, devenu plus vide qu’un nid d’hirondelle au jour de l’an.’

Het consumeren van de liefde, zei de kleine oude muizen-dame tegen haar nichtjes: ‘Kijk mijn oude hart, leger gewor-den dan een zwaluwnest op nieuwjaarsdag.’

Deze schattige Franse muizen staan in een lange traditie van muizenillustraties. Ze zijn aanzienlijk preciezer dan die van de succesvolle Nans van Leeuwen (1900–1995) en de muizen van Willy Schermelé (1904–1995).80 Ze verraden vakwerk, zijn verfijnd en humorvol.

Page 11: F. Harmsen van Beek

s t o e t e n r i t s e l d i n g e n1 1 2 s p e l e n d e r w i j s 1 1 3

flip je

Eelco Harmsen van Beek stierf plotseling in 1953, waardoor F. Harmsen van Beek en haar broer de eerste kandidaten waren om door te werken aan ‘Flipje ’ en andere commerciële opdrachten. Dat met name de dochter het zou overnemen was een logische stap, omdat haar vader haar al meermaals had gevraagd om terug te komen uit Frankrijk om met hem samen te gaan werken. De ‘Flipje ’-serie 47 wordt door F. Harmsen van Beek afgemaakt, maar enig ver-schil is toch zichtbaar. De strips worden puntiger.

‘Flipje ’-serie 46, Op reis naar Kabouterland, 1952 (Eelco Harmsen van Beek)

‘Flipje ’-serie 47, Kabouterland (filmstrook 2), 1953 (F. Harmsen van Beek). Er is al een verschil te zien met de tekeningen uit serie 46.

Originele tekening voor ‘Flipje ’-serie 47, Kabouterland, 1953 (F. Harmsen van Beek)

Page 12: F. Harmsen van Beek

s t o e t e n r i t s e l d i n g e n1 1 4 s p e l e n d e r w i j s 1 1 5

De relatie met De Betuwe wordt aanvankelijk beëindigd omdat Harmsen van Beek zelfstandig door wil gaan zonder aanspraken van haar broer op de helft van de royalty’s van haar werk. Daarom duurt het enkele jaren voordat de relatie met zowel De Betuwe als met Drukkerij De IJsel weer zoda-nig is dat Frederike ‘Flipje ’ weer kan oppakken. Begin 1957 bezorgt zij de door haar getekende volledige serie 48. Die zal nooit verschijnen vanwege een meningsverschil over het erin voorkomende sprookjesbos, dat De Betuwe niet vol-doende christelijk acht. Frederike is niet bereid water bij de wijn te doen. Deze serie wordt nu, anno 2015, voor het eerst uitgegeven, in boekvorm. 81

Plaatjes uit ‘Flipje ’-serie 48, Flipje in Kabouterland iii (1957): afgekeurd vanwege het ‘onchristelijke ’ toverbos.

Ook de overname van de strip ‘Pietje Pluk en Kootje Kwak’ in het blad De Schakel van de Provinciale Geldersche Electriciteits-Maatschappij (pgem) loopt niet soepel. Er gaan enkele jaren overheen voordat Frederike in 1957–1958 weer een aantal strips maakt. Vanaf 1936 had Freddie Langeler deze getekend; na haar overlijden nam Eelco Harmsen van Beek het over en daarna dus hun dochter. De oplage van het blad De Schakel, dat de huisvrouw ertoe moest verleiden van kolen op elektrisch koken over te gaan, groeide van 110.000 in 1938 tot 178.000 exemplaren in 1955.82 Hiernaast zien we van iedere tekenaar een strook.

‘De avonturen van Pietje Pluk en Kootje Kwak’ door Freddie Langeler, 1938

‘De avonturen van Pietje Pluk en Kootje Kwak’ door Eelco Harmsen van Beek, 1950

‘De avonturen van Pietje Pluk en Kootje Kwak’ door Fritzi Harmsen van Beek, 1954

Page 13: F. Harmsen van Beek

s t o e t e n r i t s e l d i n g e n1 1 6 s p e l e n d e r w i j s 1 1 7

Uit het archief blijkt dat Harmsen van Beek nog pogingen heeft gedaan om ook voor Zwitsal een kinderstrip te maken. Die ging helaas niet door.

Ook in de periode Jagtlust (na 1954, zie hoofdstuk 2) probeert ze commercieel werk te vinden. In Naarden Nieuws (januari 1956) vinden we deze tekening, die wij afdrukken samen met een kladversie.

Een (ongedateerde) poging om weer een kinderverhaal te maken zien we hiernaast.

Naarden Nieuws, januari 1956Schets voor een illustratie bij ‘Eucalyptusboom en -olie voor Koala’s, Medica-menten en Reukwerken’ in Naarden Nieuws

Page 14: F. Harmsen van Beek

s t o e t e n r i t s e l d i n g e n1 1 8 s p e l e n d e r w i j s 1 1 9

Grandville-illustratie bij ‘Takkebossen in het Stedelijk Museum’, Vrij Nederland, 17 maart 1962. Later opgeno-men in In goed en kwaad

De olifantspoten op een spinnenweb zijn een allusie op een Frans kinderliedje:

Un éléphant qui se balançaitSur une toile toile toileToile d’araignéeIl trouvait ça tellement amusantQu’il alla chercher un deuxième éléphant

Deux éléphants qui se balançaient(enzovoort, tot in het oneindige)

Illustratie bij ‘Vreemde excuses’, Vrij Nederland, 19 november 1960. Later opgenomen in de bundel Neerbraak

Illustratie bij ‘Lachen om de witte beer’, Vrij Nederland, 22 oktober 1960. Later opgenomen in Neerbraak

illustraties voor kranten

Begin jaren zestig begint Harmsen van Beek voor Vrij Nederland essays te schrijven die zij illustreert. Zij schrijft veel kunstrecensies, maar ook stukken over mode en paar-den. Alle essays zijn opgenomen in In goed en kwaad. Zij gebruikt daarbij ook foto’s en illustraties van anderen, zoals van Charles Addams en de hier afgedrukte tekening van J.J. Grandville (Jean Ignace Isidore Gérard).

Rechts: ‘Zalig kerstfeest’, Vrij Nederland, 28 december 1963

Page 15: F. Harmsen van Beek

s t o e t e n r i t s e l d i n g e n1 2 0 s p e l e n d e r w i j s

Voor Vrij Nederland leverde Harmsen van Beek ook pagi-nagrote seizoenstekeningen. Hier is te zien hoe weinig zij zich aantrok van de scheiding tussen zogeheten hoge en lage cultuur. De seizoenstekening is een genre dat alle juffen op lagere scholen in die tijd nog beheersten. Op gezette tijden in onze (de auteurs dezes) jeugd verscheen er op het school-bord een bordvullende ‘wintertekening’, ‘lentetekening’, ‘zomertekening’, ‘herfsttekening’ of ‘Sinterklaastekening’, die daar een hele poos te bewonderen bleef. Het verschil is dat Harmsen van Beek haar tekeningen ook vaak vergezeld deed gaan van tekst die in visuele patronen werd opgeschre-ven om de woorden te bevrijden van hun rol als neutrale informatiedrager. Een tekening met zoveel tekst is heden ten

1. Een kus ontsnapte aan een mond Op Kerstdag in de morgenstond en zweefde een tijdje of wat voor gek – want zonder doel – door het vertrek.

2. Toen leek hem dat op ’t vensterglas een niet onaardig zitje was. Hij zàt nog niet of een oud wijf wou hem met een natte doek te lijf.

3. Amper ontsnapt aan dit gevaar Scharrelt hij langs de vloer alwaar een lelijk monster van een kat hem bijna bij zijn lurven had.

4. Verzenuwd en een beetje lam belandt hij op een boterham van ’n lieflijk maar vraatzuchtig kind dat hem per ongeluk háást verslindt.

5. Maar het tochtje van een ademzucht jaagt hem nog tijdig op de vlucht en stuwt hem wild de kamer rond tot in een boompje dat daar stond.

Daar zaten al een herinnering, een glimlach en een ander ding van minder vriendelijk allooi, maar even goed ook prachtig mooi.

Tussen de takjes, droog en knus “Hier ga ik wonen”, dacht die kus en drukte zich innig en voorgoed volmondig vast, zo rood als bloed.

6. Men vraagt zich af waar ’t nu aan lag dat daarna hem geen mens meer zàg. Stilaan verblekend doofde hij uit – zonder het geringst geluid – en

nèt als was hij nooit geweest werd boompje opgetuigd voor feest- maar kus, onzichtbaar in de top vrolijkte daar enorm van op.

Want wie wat er wèl is nièt ziet Deert daarmee zo’n onzichtbare niet, mits die er maar van uit blijft gaan dat je ongezien bèst kan bestaan:

Bevend in het zachte licht peinsde die kus zonder gezicht: “ ik ben vast een erge lieve zoen dat ze zo veel moeite voor me doen.

Iets liefs, daar wàs ik toch eigenlijk voor, gaat helemáál dus niet teloor als het tot geen Schepsel doordringt. O! God weet wat ons nog meer omringt.

Gemaakt door F. Harmsen van Beek Op een moment dat niemand keek

de verdoolde kus

dage zeldzaam. Mensen zijn niet langer bereid zoveel hand-schrift te volgen en te ontcijferen. Maar toen ze verschenen, werden deze krantenpagina’s gespeld. Deze barokke laby-rinten van tekst en beeld zijn uniek, speels, intrigerend.

Als kerstpagina maakte Harmsen van Beek op 25 de-cember 1965 ‘De verdoolde kus’, die behalve een geslaagde tekening ook een treffend en humoristisch gedicht is. Dit is de enige rijmprent die later ook als affiche is uitgegeven. De kus in rood werd met de hand op de affiches gestempeld, zodat ieder affiche anders was.84 In de tekening zitten remi-niscenties aan zeventiende-eeuwse kalligrafie, maar ze roept ook associaties op met het werk van de Nederlandse teke-naar Jean Dulieu, bekend van Paulus de Boskabouter.

De paaspagina van 21 april 1962 is later omgewerkt naar het boekje Gewone Piet & andere Piet.83

Page 16: F. Harmsen van Beek

s t o e t e n r i t s e l d i n g e n1 2 2 s p e l e n d e r w i j s 1 2 3

peter vos en meer muizen

Midden jaren zestig tekent Harmsen van Beek weer veel muizen, maar nu zijn het pentekeningen die de lievigheid van de Franse muizen hebben afgelegd. Ze worden in 1965 geplaatst in het jaarverslag van het Prins Bernhardfonds waarvan haar ‘oom’ Hein Siedenburg directeur was. 85 In 1961 had ook Peter Vos een jaarverslag geïllustreerd.

Deze nieuwe muizen zijn vrijwel ‘naakt’, maar hebben wel menselijke attributen en gedragen zich als mensen. De muizen zien wij later ook in andere publicaties terug, zoals in het in 1976 door het Nationaal Rheuma Fonds uitgegeven boekje Lekkere hapjes (of muizenbeetjes?).

Het in 1981 verschenen boekje Het kroost van Aagt Mor-sebel, geschreven door Gerrit Komrij, is ook verlucht met deze dansende, harpspelende en met sjerpen omhangen muizen.86

Deze latere muizen zijn losser en beweeglijker en lij-ken beïnvloed door de tekenstijl van Peter Vos, met wie Harmsen van Beek in 1962–1963 op Jagtlust samenwoonde. Volgens Peter van Straaten zijn hier de ‘Vos’-kenmerken duidelijk.87

De beïnvloeding is ongetwijfeld wederzijds geweest, al was het maar dat beide tekenaars elkaars fantasie stimuleer-den. Beiden hielden van kalligrafie, van handgeschreven tekst bij tekeningen.

Hoe dan ook gaat Harmsen van Beek hier meer in de richting van de vrije kunst, de vrije expressie. Haar teke-ningen krijgen soms iets surrealistisch; haar stijl is wat dit betreft te vergelijken met een geheel op zichzelf staand pren-tenboekje van de ceramiste Eetie van Rees, De nachtman-netjes.88

Page 17: F. Harmsen van Beek

s t o e t e n r i t s e l d i n g e n1 2 4 s p e l e n d e r w i j s 1 2 5

Illustratie bij fabel no. 24, ‘Op een warme zomeravond’

Illustratie bij fabel no. 18, ‘Een pauw en een varken’, 1968

Enige jaren later illustreert Harmsen van Beek een serie verhalen van Remco Campert, die eerst in het weekblad Elsevier wordt afgedrukt en daarna verschijnt als boekje: Fabeltjes vertellen, onder hun beider naam.89

Illustratie bij fabel no. 9, ‘Er was eens een koffiekat’

Page 18: F. Harmsen van Beek

s t o e t e n r i t s e l d i n g e n1 2 6 s p e l e n d e r w i j s 1 2 7

Het getekende werk uit de jaren zestig en zeventig is heel divers, het toont vele verschillende stijlen. Harmsen van Beek is als tekenaar een echt kind van haar tijd: de wilde ja-ren zestig, toen alles mocht en kon, ook op artistiek gebied. Je ziet Japanse invloeden, ‘hoewel je dat al gauw krijgt met riet’, zoals Peter van Straaten opmerkte.90

Illustratie bij fabel no. 3, ‘Er was eens een kameleon’

Illustratie bij fabel no. 21, ‘Toen de winter voor de deur stond’ Illustratie bij fabel no. 5, ‘Er was eens een mug’

Page 19: F. Harmsen van Beek

s t o e t e n r i t s e l d i n g e n1 2 8 s p e l e n d e r w i j s 1 2 9

Soms werkt ze juist heel zwaar en barok, zoals meerdere Vrij Nederland-pagina’s en de omslagen van eigen werk laten zien. De letters gaan schuil achter een labyrint van lijnen. De lezer moet moeite doen ze daaruit wakker te lezen.

De verhalenbundel Wat knaagt? kende illustraties terwijl in de bundel Neerbraak alle illustraties bij de oorspronkelijke publicatie van de verhalen – helaas – zijn weggelaten.

Omslag Wat knaagt? Verhalen (1968)

Illustratie bij ‘Het taxivarken’ uit Wat knaagt?, 1968

Omslag Geachte Muizenpoot en achttien andere gedichten (1965)

Tekeningen bij verhalen in het Algemeen Handelsblad die later ongeïllustreerd werden gebundeld in Neerbraak (1969): resp. bij ‘De slaaf van mijn kennis’ en ‘Binnenhuisje ’

Page 20: F. Harmsen van Beek

1 3 0 1 3 1

literair

Net als haar vriend Peter Vos tekende Harmsen van Beek heel ‘literair’. Veel van haar tekeningen zijn verhalend (zoals die in de Neerbraak-versies in het Algemeen Handelsblad). In de jaren zestig nam ze letterlijk teksten op in het beeld of vorm-den handgeschreven zinnen samen een beeld. Voor de Tajiri-tentoonstelling in het Stedelijk Museum van Amsterdam in 1967 tekende ze de dubbele middenpagina van de catalogus.

Harmsen van Beek nam hier het werk van Tajiri, die abstracte ruimtelijke vor-men van staal bouwde, als model. Maar haar tekening heeft toch ook figuratieve elementen. Je ziet een soort voorwereldlijk vaartuig of voertuig, met een propeller en twee vrouwenborsten als bij het boeg-beeld van een schip. Het gevaarte doet denken aan een vreemde vis of vogel, een wonderlijke mens-machine, een zeilschip, een mythologisch wezen. Duidelijk aan-sluitend op het werk van Shinkichi Tajiri zelf. De tekst ervan behoort zelf weer tot het lijnenspel en blijkt na ontcijfering een beschrijving te zijn van Tajiri als kunste-naar, een soort associatieve open brief, die ze afsluit met ‘Dan denk ik des te beter kijk maar liever’.

Gedeeltes van de tekst:[wimpel in top:] Shinkichi Tajiri[tweede wimpel:] Shinkichi Tajiri is geboren in Los Angeles en heeft daar gestudeerd. Als jongetje wilde hij electrotechnisch ingenieur worden.[eerste ballon, buitenom beginnend:] De ballonnnen zijn de stuurkracht van zijn overtuigingen. [binnenin bovenzijde] ge-weld, erotiek, snelheid, geweld, erotiek. [onderzijde:] geweld snelheid erotiek geweld snelheid erotiek. [derde ballon binnenin]: De ballonnen van de vooropgestelde meningen zijn als de ont-werper van een idee en de uitvoerder daarvan zowel als de zeilen waarop een schip vaart. Maar om vaart te krijgen is nog meer nodig. Tekening in de catalogus Tajiri-beelden 1960–1967, Stedelijk Museum Amsterdam, april 1967

Page 21: F. Harmsen van Beek

s t o e t e n r i t s e l d i n g e n1 3 2 s p e l e n d e r w i j s 1 3 3

Een gunstige wind die ondervangen kan worden door de propel-ler.[touwen, van buiten naar binnen:] Natuurlijk zal iemand van zijn intelligentie en doorzettingsvermogen een electrotechnisch ingenieur kunnen worden als de oorlog maar niet bestond. Maar die bestaat en Tajiri monsterde aan als vrijwilliger en leert die duizendenéén dingen die in oorlog en vrede van een man een man maken. Zoiets komt te pas…hier is het strakke koord van de zelfbeheersing[mast:] mast van je vaartuig een niet te onderschatten sterk streng dingEn dit is een touw dat concentratie voorstelt, een sterk touw[de tros eronder:] Dit is het plezier [propeller:] Violence violence violencels dit de vuurmond van een schietkanon dan waarop richt het zich? Men vraagt zich afof het nietwaar is dat iedere vorm van genialiteit niet de verdoemenis betekent naar luchtlagen waarin men zijns gelij-ken amper miskentte ontmoeten. Die eenzaamheid is het einde en trouwens het begin van waaraf andere mensen hun bekken beter kunnen houden. In deze wereld het enige is bewonderenswaardigheid en bewondering […][rechterborst:] Er is een aanknopingspunt Zie zelf maar. [linkerborst:] een otter is als een borstbeeld het behoeft een sterk schip maar dan kan zo’n beeld ook te water. Beste Shinkichi: de verbeeldingswereld van een man is een ontoegankelijk ding. Kanonnen, onder elkaar, kunnen niet véél meer dan salvo’s uitwisselen, maar, iedereen die zijn hersens gebruikt, in de oor-log, in de liefde, in kortom de ruimtevaart, wéét dat dáár waar de vuurmonden staan opgesteld, de vijand, in de vorm van een zachte, vleesetende, af te schieten vijandelijke bloem, niet ver te zoeken is. Kunst g.v.d. is niet veel anders. Haar genialiteit -lieve meneer- is een gegeven en ik overzie niet of er nog enig mikpunt is in die kale hoogten waarnaartoe je potentie zich richt. P.S. Ik lach me (ja mè) gek bij de gedachte dat waarschijnlijk niemand ooit lezen zal wat er staat (so what)Het staartje is van mij, bij wijze van …natuurIedereen te moe is om alles ooit te lezenDan denk ik des te beter kijk maar liever Fritzi Harmsen van Beek

besluit

Harmsen van Beek ging tot het einde van haar leven door met het maken van knipsels, van kleine objets d’art en uit-bundig versierde briefjes die ze haar dierbaren gaf. Charlot-te Mutsaers herkende met vele anderen haar originaliteit. De verwantschappen met andere kunstenaars zijn altijd partieel. Zo tekende de genoemde Eetie van Rees vergelijkbare surre-alistische dieren, met name insecten. Ook Nelly Bodenheim maakte, soms samen met haar vriendinnen uit de kringen van de Amsterdamse Joffers, al eerder ietwat absurde, zeer geestige prentenboeken die alle braafheid tartten. Ze zijn niet commercieel. Je ziet eraan af dat ze voor een heel be-paalde doelgroep zijn getekend, namelijk voor geestverwan-ten. In die sfeer ontstond bijvoorbeeld in de jaren zestig ook Arabella de hemelkat van Atie Siegenbeek van Heukelom, dat onlangs weer is herontdekt en herdrukt.91

Waar Harmsen van Beek echt uniek in was zijn de idio-syncratische combinaties van tekst en beeld. Haar tekenwerk is vaak prachtig. Er zit echter geen echte ontwikkeling in haar werk, ze probeerde van alles, kon eigenlijk alles wat ze wilde, maar ging nergens lang in door. Ook in kwantitatieve zin is het oeuvre, dat wil zeggen het overgebleven illustratie-werk, niet groot. Veel originele bladen zijn bovendien ver-loren gegaan doordat ze werden weggegeven of beschadigd raakten door de omstandigheden waarin ze in Blaricum

en later Garnwerd werden bewaard – in tochtige, vochtige huizen. Harmsen van Beek weigerde haar hele leven om enig echt ‘beroep’ uit te oefenen. Een van de redenen om niet door te gaan met ‘Flipje ’ was dat dit het einde van haar vrijheid zou hebben betekend. Aan ‘Noddy’ wilde zij hele-maal niet beginnen. Daar waren alle figuren auteursrechte-lijk al geheel door Enid Blyton dichtgetimmerd. Opdrachten werden alleen aangenomen als ze door geldnood gedreven echt niet meer anders kon. Alleen in de vrije ruimte van het plezier, zonder verplichtingen, in het onbegrensde kon Harmsen van Beek blijkbaar werken. Je kunt haar niet echt een illustratrice noemen, daarvoor was ze niet zakelijk en opdrachtgever-gericht genoeg en is het oeuvre te klein en te divers. Haar talent is onmiskenbaar groot, evenals de onaf-hankelijkheid van bestaande modes en stijlen, vooral in haar latere leven toen ze was begonnen met schrijven. Niet op de academies waar ze een blauwe maandag zat, maar in de vrije sfeer kon ze werken. Met name van haar ouders heeft ze veel geleerd.

Ook in haar verbondenheid met de tekenaar Peter Vos ontwikkelde zij zich. Spelenderwijs, zo moest het gaan bij Harmsen van Beek. Dat gold in ieder geval voor haar teken-werk.

De tekening past in de reeks ‘ vlinderbrieven’, ‘slakkenbrie-ven’ en ‘tuinbrieven’ die Harmsen van Beek haar hele leven voor haar vrienden maakte. Ook hier volgde de tekst de contouren van de voorstelling. Deze kunstzinnige tekenin-gen waren relatiegeschenken, net als de beschilderde noten, de beschilderde sigaretten, de knipsels en andere miniaturen (vergelijk hoofdstuk 1).

Harmsen van Beek op het balkon van Jagtlust, midden jaren zestig

Page 22: F. Harmsen van Beek

s t o e t e n r i t s e l d i n g e n1 3 4 1 3 5n o t e n

1 F. ten Harmsen van der Beek, Geachte Muizenpoot en achttien andere gedichten, De Bezige Bij, 1965. Opgenomen in: F. Harmsen van Beek, In goed en kwaad. Verzameld werk, De Bezige Bij, 2012, p. 12 e.v.

2 Annie van den Oever gaat een heel andere kant op met dit gedicht. Zij leverde een fascinerende 45 pagina’s tellende in-terpretatie van de ‘Twee raadselrijmen’ waarin zij de ‘ik’ leest als het gedicht dat vraagt – als in een raadselrijm – ‘wat ben ik?’ De raadselrijmen zijn volgens Van den Oever ‘een pleidooi voor het handhaven van een zekere mate van raadselach-tigheid van de poëzie […] een pleidooi voor dubbelzinnigheid en onbestendigheid van betekenis’. Zie: A. van den Oever,

«Fritzi» en het groteske. Amsterdam, De Bezige Bij, 2003, pp. 135–180. In kortere vorm verscheen die interpretatie eerder: A.M.A. van den Oever, ‘De dubbelzinnigheid van F. Harmsen van Beek, in: F.A.H. Berndsen, H. van Dijk en G.J. de Vries (redactie), Poëtica-onderzoek in de praktijk, Passage, 1993, pp. 79–99.

3 F. Harmsen van Beek, In goed en kwaad, Verzameld werk, De Bezige Bij, 2012, p. 28. Oorspr.: Tirade, jg.5, nr. 57, 1961.

4 Maurits Guépin, met medewerking van Suzanne Dohle-Rohde als interviewer, Fritzi Harmsen van Beek. Video-interview, reeks Schrijvers in Beeld, Letterkundig Museum, ’s-Gravenhage, 1990.

5 Annie van den Oever constateert in haar «Fritzi» en het groteske: ‘Er zullen maar weinig schrijvers zijn die zijn vergeleken met Lucebert én met Annie M.G. Schmidt, met Reve én met Louise Labé, met Lautréamont én met Vroman, en daarenboven met Carlo Collodi en Jean Dulieu […]’ (Van den Oever 2003, pp. 12–13). Deze onplaatsbaarheid was het uitgangspunt voor Van den Oevers interessante poging om Harmsen van Beek in verband te brengen met de literaire traditie van het groteske, waarin haar verhalend proza (terecht) veel aandacht krijgt. Harmsen van Beek wordt door Van den Oever wel uitsluitend behandeld als dichter/schrijver, niet als multikunstenaar met ook een beeldend en ‘levenskunstig’ oeuvre. Dit isoleren van het schrijverschap van het geheel kan mijns inziens een vollediger begrip van Harmsen van Beek in de weg staan.

6 Saskia de Bodt. De Verbeelders, Nederlandse boekillustratie in de twintigste eeuw, Vantilt, 2014.

7 Dit vers, over een levenslang verzwegen liefde voor een vrouw, verscheen in 1833 in de dichtbundel Mes heures perdues van Félix Arvers. Het werd een van de populairste sonnetten van de negentiende eeuw, hoewel de dichter vrijwel onbe-kend bleef. Over de identiteit van de aanbeden vrouw is veel gespeculeerd: een van die speculaties luidde dat zij de vrouw van Victor Hugo zou zijn geweest.

8 Toen Fritsje overleed, was Frederike erg aangedaan, aldus zoon Joost Kircz, zij zocht haar ook op in het verzorgings-tehuis. Met Joost, de jeugdige bijlesleraar van Gilles, kreeg Frederike op haar achtendertigste – hij was zeventien – een kortstondige verhouding, die overging in een levenslange vriendschap.

9 Eddy Posthuma de Boer, Jagtlust, Thomas Rap, 1992.

10 Ook deze kunstenares werkte ambachtelijk en verbond materialen met een vrouwelijke connotatie zoals edelmetaal (ze maakte avant-gardistische sieraden) en textiel met meer ‘mannelijke ’ artistieke materialen zoals ijzer en staal. Uiteindelijk bouwde ze enorme sculpturen van bont en stof, fantastische, Niki de Saint Phalle-achtige vrouwelijke en plantaardige vormen, zogeheten ‘hortisculpturen’. Zie: Giotta en Ryu Tajiri (redactie), Ferdi, Hortisculpture, tasha bv, 2008.

Noten

Page 23: F. Harmsen van Beek

s t o e t e n r i t s e l d i n g e n1 3 6 1 3 7n o t e n

11 Zie ook Kunstschrift, ‘Getekende brieven van Nederlandse kunstenaars’, 53ste jg., nr.4, 2009.

12 Rutger Pontzen, ‘Geestige man, leuke tijd’ (over Wim T. Schippers’ ‘feitenkunst’), de Volkskrant, 30 juli 2014.

13 Agenda 1987, 11 maart, archief Harmsen van Beek, depot van Letterkundig Museum.

14 Agenda 1990. 19 september, archief Harmsen van Beek, depot Letterkundig Museum.

15 Het wordt mijn taak als biograaf daar meer over te zeggen. Bij al haar hang naar het versieren van het dagelijks leven kon Harmsen van Beek het niveau van gewoon opruimen en schoonhouden niet goed aan. Dat lijkt tegenstrijdig, maar is het misschien niet. Ze had weerstand tegen de praktische kant van het leven, en kon noodzakelijke brieven of telefoontjes eindeloos uitstellen, tot haar schade. Het werd een hardnekkig probleem. Jagtlust werd al ontsierd door kattenpislucht, hondendrollen die te lang bleven liggen, de vaat die niet werd gedaan. In Garnwerd werd dat niet veel beter. De verkla-ringen hiervoor zijn complex (en speculatief ) en gaan het bestek van dit essay te buiten.

16 Rozsika Parker, The Subversive Stitch: Embroidery and the Making of the Feminine, I.B.Tauris & Co. Ltd., 2010 (1984).

17 Joke Verhave & Jan Peter Verhave, Geknipt! Geschiedenis van de papierknipkunst in Nederland, Walburgpers, 2008.

18 ‘Grandma’s surprise ’. Uit: Vrij Nederland, 3 december 1960. In goed en kwaad, pp. 397–400, en ‘Nog een wonder dat ze haar niet hebben opgezet’, De Tijd, 30 april 1982, niet opgenomen in In goed en kwaad.

19 F. Harmsen van Beek, ‘Het is krankzinnig mooi. James Ensor was en is nog steeds in z’n eentje ’, in: Vrij Nederland, 3 september 1960, In goed en kwaad, pp. 382–386.

20 In: Henri Michaux,Verschijningen, samenstelling Laurens Vancrevel, Meulenhoff 1972, pp. 13–42.

21 Gesprek Joost Kircz en Maaike Meijer met neef Hendrik ten Harmsen van der Beek op 3–4 november 2014.

22 De administratie van Burgerzaken Blaricum geeft hier geen uitsluitsel over. De adressen zijn onder meer te halen uit de plaatselijke krant De Bel, waarin geregeld advertenties staan voor huishoudelijke hulp; zie: bel.courant.nu.

23 Voor een beschrijving van dit huis zie: Gé van der Pol (m.m.v. Gerbe van der Woude), Blaricum, haar landhuizen en villa’s, haar atelierwoningen en hutten, haar bijzondere bewoners. Van der Pol, 2009, pp. 52–53. Van der Pol stelt abusievelijk dat de familie hier al vanaf 1926 woonde.

24 Gesprek Joost Kircz met Harmsen van Beek op 28 december 1999.

25 Zie noot 4.

26 Jop Euwijk, Eppo Doeve: ter herinnering 1907–1981, Reed Business Media Reeks, Elsevier: speciale editie, 2013.

27 Laarder Courant De Bel, 26 februari 1936.

28 Volgens de omrekeningsmodule voor koopkracht van het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis, www.iisg.nl/hpw/calculate2.php, is de aanneemsom van ƒ 12.998,– in 2013-koopkracht € 127.890,47.

29 De Bel, 25 juni 1943.

30 Gesprek Joost Kircz met Jaap Harten op 15 maart 2015.

31 Gesprek Joost Kircz met Jaap Harten op 15 mei 2013.

32 Zie noot 31.

33 Gesprek Joost Kircz met Jaap Ploos van Amstel op 18 maart 2011.

34 Voor de geschiedenis en de verschillende naamgevingen van deze school: http://bit.ly/1JRpqZm.

35 Gesprek Joost Kircz met Harmsen van Beek op 11 januari 1999.

36 Zie voor dit enige bezoek aan Amsterdam: circus-collection.blogspot.nl/2012/10/cirque-national-suisse-knie-hiver-1946.html, en www.circusmuseum.nl.

37 Gesprek Joost Kircz met Harmsen van Beek op 21 december 1998.

38 De Bel, 24 februari 1948.

39 Voor historische informatie over ‘Noddy’ en Enid Blyton zie: enidblytonsociety.co.uk. Nog steeds is ‘Noddy’ commer-cieel een hit; zie: www.noddy.co.uk/uk.

40 Zie noot 37.

41 Heimerick Marie, Joseph Tromp, René W. Chr. Dessing, Kasteel Groeneveld; buitenplaats voor stad en land. Kasteel Groeneveld, Baarn, Thoth, Bussum 2012.

Voor Risoto zie o.m.: Nieuwsblad van het Noorden, op 23 oktober 1933 een artikel over weeshuizen, op 21 maart 1936 ‘Ditjes en datjes (voor de vrouw)’. Op 17 november 1938 over angst en obsessies van kinderen in haar tehuis en op 28 april 1948 ‘Wij betrekken ons kasteel’.

42 Zie noot 35.

43 Zie noot 37.

44 Zie noot 37.

45 Zie voor een koopkrachtberekening: Institut national de la statistique et des études économiques, www.insee.fr/fr/service/reviser/calcul-pouvoir-achat.asp.

46 Doopcertificaat Eric de Mareschal.

47 Zie noot 37.

48 Gesprek Joost Kircz met Harmsen van Beek op 19 april 1999.

49 Zie noot 48.

50 Zie noot 48.

Page 24: F. Harmsen van Beek

s t o e t e n r i t s e l d i n g e n1 3 8 1 3 9n o t e n

51 Paul de Vries, proefschrift: Measuring and explaining house price developments, Delft University Press, 2010. Voor een mooie grafische weergave van de ontwikkeling van de huizenprijzen zie: woningmarktcijfers.staanhier.nl/400jr.html.

52 Verkoopakte kadaster. Bols archief in Stadsarchief Amsterdam: toegangsnummer 1386. Volgens de omrekentabel op de website van het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis van prof. dr. Jan Luiten van Zanden, heeft dit bedrag een koopkracht in 2013 van € 188.028. Zie: www.iisg.nl/hpw/calculate.php.

53 Opgave successiebelasting, archief belastingdienst erfbelasting.

54 Zie noot 37.

55 Zie noot 4.

56 Tv-interview met H.A. Gomperts, De Letteren, vpro-televisie, 6 december, 1981. Beeld & Geluid document, id 102498.

57 Gesprek Joost Kircz met Harmsen van Beek op 4 januari 1999.

58 F. Harmsen van Beek, in: Alexandra van Steen en Joost Kircz (redactie), Flipje in Kabouterland. Het vergeten verhaal, De Bezige Bij, 2015.

59 Gesprek Joost Kircz met Arend en Sonja Nijenhuis op 23 juli 2012.

60 Secretariaatsarchief, toekenning van reisbeurzen voor de jaren 1954–1957. Nationaal Archief, Archiefinventaris 2. 14.69, dossier 2700.

61 Zie noot 1.

62 Zie: August Hans den Boef en Joost Kircz: F. Harmsen van Beek en de fritziana.De ontvangst van het literaire werk van F.M. ten Harmsen van der Beek, een casestudy. Uitgeverij kleine Uil, 2015.

63 Telefoongesprek Joost Kircz met Gerard Stigter op 27 januari 2015.

64 Zie noot 56.

65 Kerstnummer Grafisch Nederland, thema Versieren, 1969, p. 30.

66 ‘In memoriam toverfee ’, Algemeen Handelsblad, 15 februari 1969. In goed en kwaad, p. 137.

67 Gesprek Joost Kircz met Thérèse Cornips op 10 september 2014.

68 Gesprek Joost Kircz met Harmsen van Beek op 18 januari 1999.

69 Ajax-voorzitter Jaap van Praag in De Telegraaf, woensdag 10 september 1969, p. 23.

70 Voor een volledige lijst van de publicaties, zie: In goed en kwaad (noot 1), pp. 499–508.

71 Harry Tupan in: Wout Muller, Lust voor het oog, Drents Museum en Waanders Uitgevers, 2009, p. 69.

72 36 Gezichten, portretten van en door F. Harmsen van Beek, Trudy Kramer, Clary Mastenbroek, Wout Muller, Matthijs Röling, Ger Siks. Met een inleiding van C.O. Jellema, Art Press Groningen, 1985. Volgens het colofon is het boek ge-drukt in een oplage van meer dan duizend exemplaren. De haiku’s zijn niet opgenomen in In goed en kwaad.

73 Annie Vriezen, Texture, catalogus, 1986.

74 F. Harmsen van Beek aan De Avonden, 24 mei 1990.

75 Peter van Dam, Opkomst en ondergang van een wereldmerk. Cacao- en chocoladefabriek C.J. van Houten & Zn., [Z]OO producties en Lecturis, 2012.

76 Jacqueline Burgers, Rie Cramer, leven en werk, Erven Thomas Rap, 1974, p. 108. Saskia de Bodt en Jeroen Kapelle, Prentenboeken, ideologie en illustratie 1890–1950, Ludion, 2003.

77 Gesprek Saskia de Bodt, Joost Kircz en Maaike Meijer met Peter van Straaten op 24 september 2014.

78 Zie noot 33.

79 Zie noot 35.

80 Zie: Saskia de Bodt, De verbeelders, p. 110 voor Schermelé en p. 153 voor Van Leeuwen.

81 Zie noot 58.

82 Geschiedenis van de Provinciale Geldersche Electriciteits-Maatschappij 1940–1955. Geschreven ter gelegenheid van het veertig-jarige bestaan van de onderneming, verschenen te Arnhem in het jaar 1955, pp. 241–243.

83 F. Harmsen van Beek, Gewone Piet & Andere Piet, Thomas Rap, 1970. In goed en kwaad, pp. 168–226.

84 Mededeling Jaco Groot, 30 september 2014. F. Harmsen van Beek. De verdoolde kus, affiche van rijmprent in Vrij Neder-land, 24 december 1965, Thomas Rap, 1967.

85 Hein Siedenburg was voor de Tweede Wereldoorlog een vriend van haar moeder, Freddie exposeerde in de kunsthandel Frans Buffa & Zonen van zijn vader Joop Siedenburg, op de Kalverstraat 39 in Amsterdam. Na de dood van beide ouders heeft Hein Siedenburg zich lang ingezet voor het welzijn van Harmsen van Beek.

86 Gerrit Komrij en Fritzi ten Harmsen van der Beek, Het kroost van Aagt Morsebel, Thomas Rap, 1981.

87 Zie noot 77.

88 Eetie van Rees, De nachtmannetjes, W. van Hoeve, 1946.

89 Remco Campert/F. ten Harmsen van der Beek, Fabeltjes vertellen, Thomas Rap, 1968. De fabeltjes verschenen vanaf december 1957 tot februari 1960 onregelmatig in Elseviers Weekblad.

90 Zie noot 77.

91 Atie Siegenbeek van Heukelom, Arabella de hemelkat, Kris Kras Uitgeversmaatschappij, 1966; Edities Siegenbeek van Heukelom, 2001.

Page 25: F. Harmsen van Beek

s t o e t e n r i t s e l d i n g e n1 4 0 1 4 1d a n k w o o r d

dankwoord

Wij bedanken Geertje Zwaan, naast Joost Kircz mede-erf-genaam van Harmsen van Beek, voor de medewerking aan dit boek. Dank aan Peter van Straaten, die het tekenwerk van Harmsen van Beek met ons bekeek, aan Saskia de Bodt, die hetzelfde deed en die als illustratiekundige meeschreef aan hoofdstuk 3. Dank aan de vele familieleden, vrienden en bekenden van Harmsen van Beek die informatie gaven en materiaal ter beschikking stelden. Dank aan de assistenten Dymph van der Laan en Veronie Koopmans, die meewerk-ten in het archief, en Jasper Bendermacher voor archiefon-derzoek naar illustraties. Dank ook aan het Letterkundig

Museum in Den Haag – in de personen van directeur Aad Meinderts, hoofdconservator Salma Chen en medewerker Christie Hak, die het erfgoed van Harmsen van Beek bewa-ren en ons genereus van dienst waren met werkruimte en aanspraak. Ten slotte speciale dank aan Piet Schreuders, die niet alleen dit boek prachtig vormgaf, maar ook actief hielp bij het vinden van illustraties.

Verder gaat onze grote dank uit naar de volgende perso-nen die ons enthousiast hebben bijgestaan bij het schrijven en samenstellen van dit boek:

Thérèse Cornips John DohleHendrik ten Harmsen van der BeekJaap HartenTette HemmingaJudith HerzbergW. Hoendervoogt Suzanne HogendijkMarcelle Hooglandt

Arie JansenMeindert Marijs en Cees NijghRich MartensJan MeijerCharlotte MutsaersSonja en Arend NijenhuisFrans PannekoekTita PannekoekOdile Peters

Jaap Ploos van AmstelEddy Posthuma de BoerSuzanne RohdeMatthijs RölingAlexandra van SteenGiotta en Ryu TajiriErven M. VasalisSaida Vos-Lokhorst

Page 26: F. Harmsen van Beek

s t o e t e n r i t s e l d i n g e n1 4 2

verantwoording van de afbeeldingen

Buro 7s: p. 88 (in tuin), 96 (met kind)John Dohle: p. 87 (portret), 88 (in bed), 96 (portret)Uitgeverij De Harmonie: p. 120, 125J. Meijer: p. 74, 78Charlotte Mutsaers: p. 13, 94F. Pannekoek: p. 68T. Pannekoek: p. 21P. Poletti: p. 20Eddy Posthuma de Boer: p. 85, 100M. Röling: p. 90, 91G. en R. Tajiri: p. 6, 10, 30, 84, 133Erven M. Vasalis, p. 21Saida Vos-Lokhorst: p. 22, 24, 26, 27, 69, 74, 79

De muizenillustraties, verspreid door het boek, zijn o.m. verschenen in het Jaarverslag 1965 van het Prins Bernhard Fonds.

bronnen

In dit werk hebben wij gebruikgemaakt van de volgende archieven: Thérèse Cornips, John Dohle en Suzanne Rohde, F. Harmsen van Beek (beheerd door het Letterkundig Museum), Hendrik ten Harmsen van der Beek, Tette Hemminga, Marcelle Hooglandt, Arie Jansen, Joost Kircz, Charlotte Mutsaers, Odile Peters, Eddy Posthuma de Boer, M. Vasalis (in het Letterkundig Museum), Saida Vos-Lokhorst, Geertje Zwaan, Nationaal Archief, De Gooi- en Eemlander, De Groene Amsterdammer, Vrij Nederland, De Bel, NRC Handelsblad, KB-Delpher, Gemeente Blaricum, Stadsarchief Amsterdam, Belastingdienst.

Page 27: F. Harmsen van Beek

Deze uitgave kwam mede tot stand dankzij een financiële bijdrage van Hero Benelux.

Het binnenwerk is gedrukt op 130 grams Lessebo Design White van Igepa.

Copyright tekst © 2015 Joost Kircz, Maaike Meijer en Saskia de BodtCopyright afbeeldingen © 2015 Erven F. Harmsen van Beek, tenzij anders vermeld in de verantwoordingAfbeelding voorzijde omslag Geïllustreerde brief van F. Harmsen van Beek aan haar vader, 1 september 1950Foto achterzijde omslag Buro 7s

Omslagontwerp en grafische verzorging Piet Schreuders Lithografie dps, Amsterdam Druk Pantheon Drukkers, VelsenBindwerk Stronkhorst, Groningen

isbn 978 90 234 9019 7nur 320

www.debezigebij.nlwww.letterkundigmuseum.nl